„the Davidsbündler" gelezen en een paar biografieën van Byron en een aantal verzen en geschriften van hem. Hij is een fraai type van den gemalen Virtuoos, maar niet dichter. Merkwaardig is het verbleeken van zijn glorie. ii Juni, Om half negen van huis, per fiets naar H. daar aan t hotel Carry opgewacht. Met C. naar Baarn gewandeld, daar koffie gedronken. Toen alleen doorgewandeld naar Amersfoort daar bij Holst gegeten. Na het eten bracht hij me een eind den berg op, ik ging door in den schemer naar Eikenhout en logeerde daar. Er waren frl. Storm en Holte tot Echten. Den volgenden morgen met Tonny naar t kamp. Bij 't alleen Wonende mannetje op de hei geweest. Om n uur over de hei en de Lage Vuursche naar huis gewandeld. 13 Juni. Met Clara gewandeld naar Drafna, waar het dochtertje van den koetsier zwaar ziek ligt. 's Middags getennisd. Herman is nog al ingenomen met het artikel en ik vind het ook vrij goed. Weinig aan de Broeders gewerkt. 20 Juni. Maandag een prettig bezoek van Thijm. Hem uit de Broeders voorgelezen. Gisteravond de Engelsche vertaling van de KI. Johannes. Daardoor voor teerst een indruk van genialiteit van mezelf gekregen, omdat ik er nu zoo geheel als een vreemde op zie, terwijl ik toch mezelf goed ken. Het is zoo merkwaardig werk. Want ik ben de Kleine Johannes met. Het is maar een klein stuk van mij. En toch is het met een verblindende realiteit geschreven. Alsof de hoofdpersoon echt en de verteller fictie is. Maar de verteller is echt, de hoofdpersoon is fictie. Daarom is het zoo merkwaardig. En ik kan ook heel wat anders vertellen, wat er niets op lijkt. En toch zou men denken, dat ik alleen zóó vertellen kon, omdat het zoo volkomen egaal is. Ik moest denken aan Defoe, die op eenmaal Robinson gaat vertellen midden in zijn politiek. En ik was pas drieëntwintig. Ik voel dit geheel filosofisch, zonder streeling van zelfgevoel of ij delheid. Daarvoor is het te lang geleden. Ik begrijp alleen nu beter — wat ik nooit recht begreep — waarom dat juist zoo'n succes had. En ook waarom men mijn later werk niet zoo wou accepteeren: ze hielden mij voor de KI. Johannes, en mijn ander werk voor aanstellerij. 23 Juni. Eer gistermorgen om 7J met Clara uitgewandeld. Op de Kruishoorn ontbeten. Over de Vuursche naar Tonny gewandeld. Daar geluncht met Frl. Storm en Juffr. Besier. Toen naar Amersfoort. Bij de Holsten gegeten. Er was 't Hooft, de twee Zusters Sabine en Marie en 4 kleine kinderen. Een deftig, gezellig, sympathiek, echt Hollandsch gezin, 's Avonds naar Lokhorst gewandeld, thee gedronken op den hooiberg. Prachtig weer, 8 uur geloopen. Vrijdagmorgen wat door het zonnige Amersfoort, waar alles een idylle leek van een vroohjk, zomersch, bedrijvig vreedzaam stadje. Om 10 uur over den Isselt naar Soest gewandeld, prachtige weg. Bij Looy en Titia geweest. Blij dat ik ze opgezocht heb. Hij is zoo gevoelig en wij weten nu beiden dat wij geen kwaad hoeven te denken van elkaar. Bij Thijm koffiegedronken. Over de gloeiende hei naar huis. Daar gebaad en limonade. Zaterdagmorgen gehooid in den tuin. Proeven gecorrigeerd. In mijn oude artikeltjes is een niet altijd even smaakvolle toon, maar de beteekenis is zuiver en goed genoeg. i Juli. 's Morgens bij de cricket-match met Herman en Roel. s Avonds met een olie wagentje naar de Roskam, daar thee gedronken aan 't haverveld. Teruggeloopen, de weg stoffig, in de prachtige dennebosschen op zij, met kamperfoelie in bloei. Met spoor naar huis. - 3 J«& s Morgens heerlijk zitten praten in een bosschage op de akkers. Nu alles in volmaakte harmonie. Om twee uur naar huis. Daar vond ik Thijm. Die kwam nog eens vragen om mijn stuk voor zijn nieuwe tijdschrift. Maar ik heb weer geweigerd omdat ik er buiten wil blijven en uit alle onzuiverheid. Wij praatten over de anarchie en de ontreddering van ons literaire wereldje. Al die malle jongens, die deftig over den toestand schrijven. Be voel onbeschrijfelijk helder en gelukkig. Prachtig, warm weer. Beter gewerkt. In 't prieeltje. Het is erg zomersch en de tuin vol bloemen, s Avonds een boek over Burne Jon es gezien. Wat een groot man. 8 Juli. Cricket-match in Hilversum. Daar waren Jet v.d. Schalk, Wies, Roel en Herman. Bx speelde mee, maar was ongelukkig. Het was er vroolijk. E. en ik maakten nog een prettig avondwandeltje naar de Hoorneboeg en Hoogt van 't Kruis. Te voet naar huis. ii Juli. Hevige regens, 's middags onweer, later harde wind. Soms zonneschijn door zware regens heen, prachtig effect. Met Paultje tusschen de buien door van Hilversum geloopen, geschuild aan 't melkhuis en in een schuur op de Kamphoeve, wel drie kwartier. Ik zat proeven te corrigeeren. Paultje speelde in de schuur, 's Middags aan den tweeden bundel studies geploeterd. 3 Augustus. Onstuimig weer. Gisteren thuis gekomen uit Haarlem. Ik heb in 't eerst op Eikenhout een goeden tijd gehad, zoo goed als mijn leven het toelaat. Ik vond de menschen daar hef en makkelijk. Mijn werk ging uitstekend. Het weer was zacht en mijn spelonk een ideaal oord voor mij. Dagen lang had ik in 't geheel geen gedeprimeerde momenten. In Haarlem was het zeer beroerd. Hier in Bussum, vond ik mijn Bussumstemmingen, zonder dégout terug en voelde ook iets actiever. Proeven gecorrigeerd. Lust om den heelen dag thuis te zitten werken, niemand te spreken. Niets gehoord en niets geschreven. Vrijdagavond guur weer. Gelezen in een oud boekje over Rusland. Gisteren het dagboek van Lady Willoughby. Bs ben op 't ergst neerslachtig. De dag is een last, die ik dulden moet. Ik werk niets en dat verhes midden in mijn élan is een groote ramp, een groot verdriet. 4 Augustus. In Amsterdam geweest. Dat eigenaardige, ellendige, ouderwetsche gevoel van met een heel gewoon voorkomen een diep gewond en neerslachtig binnenste te hebben, fit weet dan feitelijk niet ongelukkiger te zijn dan vroeger regel bij mij was, maar ik heb beter gekend als regel, de laatste tijden, vooral 't vorig jaar. Het innerlijke licht, dat nu weer verdonkerd is. Het onnatuurlijk voelen onder een last, een juk, dat ik al gemist heb. Dan weet ik pas hoe miserabel mijn oude leven was, en hoeveel beter 't kan. In de handelingen der Apostelen gelezen, in 't leven van Franciscus van Assisi. Vanavond in Lucretius, omdat ik toch niet werken kan, Chys ontmoet. Visite bij Timmerman. 5 Augustus. 's Morgens de boeken van Mad. Guyon gekregen. Die aan E. verzonden met een brief. Twee deelen gehouden en door de studie daarin Wel beter geworden. Het zit vol belangrijke steunsels en diepe begrippen. Het heeft mij lang laten denken over de „mortificatie" van haar zinnen, waarover ze spreekt. Dit is een hoofdpunt. Zij wil alle afkeer dooden en onderdrukken. Maar ik vond in haar biografie nog een bedenkelijke smarüust en te veel aandacht aan pijnen gegeven. Haar kwellingen zijn haar gewichtiger dan haar kinderen. Maar haar discours zijn vol verwonderlijke inzichten. Het „neant" waaruit wij opgaan zullen in God „quia respexit humihtatem ancillae suae." Dat is prachtig en ook de diepe beteekenis van de bijbelwoorden, die ze gevonden heeft. Dit is echte theosofie, de gods wijsheid. 's Avonds las ik het leven van Francesco d'Assisi. Een uitstekend boekje. 6 Augustus. Naar Amsterdam. In den trein over Guyon en mijn werk gedacht, met meer licht en een dankbaar gevoel van terugkeerend heil na lange duisternis. Het echte verklarte wijsheidsgeluk, dat niet bestaat in prettige sensaties of tevreden levensgevoel, maar in dankbaarheid van weten, hefde. De hefde (charity) handelt niet ongeschiktelijk, zij zoekt zichzelven niet, zij wordt niet verbitterd, zij denkt geen kwaad. Dit vond ik in Paulus. Iq mijn werk zag ik de rouwstoet, die uit Jahweh's hemel gaat. Het néant, de stem van Maria. En de vox Dei aan het eind, over de zeeën. In Amsterdam veel oude herinneringen op de kliniek. Gedacht over het boek van den Dood. Hierin moet dieper behandeld worden: de levensmoeheid, de zelfkwelling, en als opgang het streven naar wereldheiligheid. De tertiarier van Francesco. De wereldheihgen. Heilig in het leven, niet er buiten. Dit onderwerp ook in mijn verzen, misschien nog in een essay. 8 Augustus. Ik las een boekje van Flammarion, waarin hij toont dat men met groote onderwerpen kan omgaan en toch een laf en kinderachtig auteur blijven. Jules Verne is beter. Ook gelezen: „Une journée parlementaire" van Barrès. 9 Augustus. Hoe kan het, iemand zoo fijn en tegelijk zoo fel. Zoo uiterst week en tegelijk zoo vinnig en koppig hard. Zoo geweldig liefhebbend en tegelijk opzettelijk zeeën leed uitstortend over wie ze 't meest liefheeft, omdat hij maar niet is zooals ze zich verbeeldt dat hij zou moeten zijn. Er is geen tweede zooals zij, in contrast van adel; teederheid, verhevenheid, overgevoeligheid, felheid — of het zou Kloos moeten zijn. Dat wil Zeggen in exceptiönaliteit. Niet dat zij op elkaar gelijken, niets. Maar zulke uitzonderingen. Zulk pijnspreidend schoon. 10 Augustus. Zaterdag!! Regen, soms zonnig, stil, herfstdag. De helft van dé Amsterdamsche taak achter den rug. Alleen voel ik een vriendelijk herkennen van de kleine pretjes, die ik vroeger bedacht om het in A. dragelijk te maken. Ik zoek zoo fel het goede in alles. Maar het is alles bitter door de leeh'jkheid, die ik nu pas goed zie. En dan door de donkere vervreemding waarin ik nu leef. Maar ik moet uit die depressie uit, en doorwerken. Maar het is hard. Sterrekunde houdt mijn avonden bezig, 't Eenige wat mij nu nog genoeg boeit. In de kliniek lees ik Humboldt. Ook 's avonds wat latijn. Er wordt nog altijd veel over mij geschreven. Het gaat zooals ik verwacht heb. Op het aanvallen volgt wat reactie. En door hun heftigheid en pretentie van „afmaken" is hun mislukken nog duidelijker. Ze waren zóó, dat ze óf moesten vernietigen, óf meer goed dan kwaad doen. Hoe later de reactie komt, hoe beter. Ik wil volstrekt geen „triomf", maar alleen een Zeker vertrouwen, dat alleen vrije Uiting mogelijk maakt. En voor mijzelf was die vijandschap een goede harding. Ik verlangde volstrekt niet meer naar verdediging of rehabilitatie. Ik voelde intrinsieke sterkte genoeg. Onder de eerste pijn was dat niet altijd zoo. Ik kwam Jan Veth tegen. Het emoveerde mij in het geheel niet. Ik verlang ook niet naar vrienden of vriendensteun. Ik heb een beetje spijt gehad, dat er niemand in de wereld was met wien ik over den dood van Walter Pater praten kon. Als ik mijn hartstochten maar meester was, en niet zoo leed onder de vervreemding, dat ik ten minste doorwerken kon. 12 Augustus. Kom, wees een man, heb ik vanmiddag tegen mezelf gezegd en het toen ook gevoeld, 's Morgens was ik braaf achter mijn werk gaan zitten, maar het baatte niet. En toen er om half twaalf mets met de post kwam ging op mijn bed liggen, 's Middags wat gelezen in een reisverhaal van twee Amerikaansche studenten, die dwars door Azië gefietst zijn, van Constantinopel naar Peking. Ja, ik moest nog heel wat mannelijker worden. Vaster, constanter, opgewekter, doortastender, meer austère. 22 Augustus. Ik heb een brief van Kloos gehad, met verzoek om medewerking, onderteekend: steeds tt. Toen ik thuis kwam, vond ik er Derkinderen. Om uit het lijden van eenzaamheid te zijn, heb ik hem van mijn groote verzen voorgelezen. Ik was bang voor aiïleen zijn. Hij logeerde en ik bracht hem naar Laren den volgenden dag. 23 Augustus. 's Morgens mooi, stil, eerst zonnig. Om 12 uur begon de regen, al heviger, goot een zware regen den ganschen dag de vliegende wolken uit. 's Morgens met Derkinderen naar Laren gewandeld, atelier gezien. Hij is goed, maar hij is me toch te Roomsen. Hij is een fraai type en een allerbeminnelijkst man en een groot artist. Maar hij is als verschijning bij onzen tijd ten achter. Er zijn dingen van de hoogste orde, waar hij geen begrip van hebben kan. In dit opzicht staat hij achter bij Gorter en bij Thijm. Gelezen in Fioretti van St. Franciscus. Dit is alles onmatigheid, stuitende onmatigheid. i September. Deze week mooi weer geweest, prachtige tint, gulden zon, absoluut stil en juist goede temperatuur, 's Avond dampig. Chap's bezoek was aangenaam. Veel over ernstige dingen gepraat en veel gelijk inzicht gevonden. Woensdag naar Baarn gewandeld en bij Thijm koffiegedronken. 's Avonds las ik hem (Chap) voor. Het klonk alles veel droger tegenover hem en hij was ook niet eenigen tijd stil na 't eind, zooals anderen. Hij begon dadelijk over de vraagstukken ervan. Maar het was hem zóó'n ernst, dat het mij genoegen deed. Donderdag kwam Toorop. Het bleek dat ik hem een beetje gekwetst had, door de Rodeurs. Dat is toen in orde gekomen. Ik mag hem graag, maar voel eenig rasverschil in zijn karakter. Vanmorgen is het doodstil, maar nevelig. Hans voor het eerst met zijn taschje naar school. Ik lees Darwin en Mad. Guyon. Zaterdag en Zondag was hier T. Het is jammer, maar hij irriteert mij een beetje. Hij is erg bescheiden, maar hij is wat burgerlijk, en nu kan ik van hem niet die schuchtere vrijmoedigheden en gemeenzaamheden velen, die hij denkt te kunnen toonen. Alleen met een gestadige punctueele discretie (etiquette) zooals ik die trouwens zelf in acht neem, als ik bij vreemden logeer — zou ik hem kunnen velen. Het is weer gebrek aan reciprociteit. Hij doet hier zooals alleen Gorter of Thijm zouden kunnen doen. Gister kwamen de Gorters terug. Het had mij niet vooraf verheugd, niets. Ik voelde koel en deed koel, maar eigenaardig, zonder dat mijn toon warmer werd, werd de verhouding rustig en gewoon, en vond ik het weer prettig, dat hij er was. Ik heb vanmorgen met hem gezwommen. Er was iets teers en zachts in sajn stem en wezen, zooals hij over het September-weer en de bloemen sprak. 5 September. Het is nogal koel en er is weinig wind. 's Morgens is het helder en mooi weer. Dan komen er langzaam buien uit het Westen. Tegen een klaar blauwe lucht. Soms valt er dan wat regen en hagel. Gister at ik bij Van Renterghem met Bornheid en zijn vrouw. Bi sliep vannacht slecht. Bx ontmoette Versluys. Hij wilde mij en Gorter vragen de N. Gids te beheeren. Gorter secretaris. En nu wij dat niet doen houdt de N. Gids op. 10 September. Zaterdag achtste tot en met twaalfde acte voorgelezen aan Clara en Anna Fles. Ik had slechts brieven gekregen en was niet best. 's Morgens mft Clara en Paul naar Naarden gewandeld Zondag naar Baarn gefietst. Bij Thijm met Mr. en Mevrouw Bolland koffiegedronken. Hij is een merkwaardig type, en Karei en ik amuseerden ons zeer, hadden soms moeite ons goed te houden. Een bijna zuidelijke levendigheid en gebarenrijkdom, maar een erg Duitsche geest. Een klein beetje banaal en boersch, maar niet hinderlijk, door zijn naïeve en goedhartige uitvallen, waarom de hoorder en hijzelf lacht zonder dat iemand zich kan ergeren. En solide van weten, ongewoon van kennis, stevige welbespraaktheid en begrip. Maar weer veel te ondichterlijk en te grof voor de hoogste soort filosofie. Karei was zeer hartelijk, wat mij goed deed. Bij Herman merk je nooit dat hij je werkelijk noodig heeft. Hij heeft alles voor je over, maar het lijkt wel of hij best buiten je kan. Dat is tegengesteld aan mijn aard, die meer van aansluiten, vriendschapsbetoon en effusie houdt. Daarom voel ik wel eens pijnlijk door hem. Vandaag manoeuvers, beleg van Naarden, met de jongetjes er heen. Wat gestuit in mijn werk door veel bijbellectuur. Ik was bang te ver beneden het groot poëtische der mythen te zijn gebleven. Het mag namelijk nooit zijn een soort andere lezing van eerwaardige dingen. Alleen een nieuwe voorstelling, die er zich bij aansluit, en er alleen mag zijn als ze sterk en diep is. Bij herlezing vanmorgen werd ik echter weer gerust gesteld. XIHe acte begonnen. 13 September. Sinds Maandag belegering van Naarden. Clara heeft er dolle schik in en wij zijn nog iederen nacht naar Naarden gewandeld en overdag soms, twee, drie maal heen en weer. Gister bijna den heelen dag op het oefeningsterrein gezworven en de aanval op het fortje en de Karnemelksloot bijgewoond. Ik ben blij als Clara zooiets prettig vindt en ergens Zoo in is. Ik had er soms heelemaal geen zin in, maar ben zoo blij als Clara dat vroolijke en sociabele heeft en pretjes verzint en zich aansluit, dat ik met lust den heelen dag en nacht meekuierde. 's Nachts om ia uur zaten we in Naarden in 't logement met Herman en Cnoop Koopmans. Iets aantrekkelijks vond ik in den velddienst der soldaten, die dag en nacht tusschen akkers en weilanden en boschjes op de loer moeten liggen. Het woord „veldwacht" doet hem dat al. Sammy kwam gister en bracht een lief briefje. Vannacht om 5 uur kanonnade. 15 September. Goed, stil weer, koel, maar ik kon toch niet buiten zitten. Donderdagmiddag met Clara om 3 uur naar Van Heel gereden, vroeg gegeten en verder den heelen dag en nacht om en in Naarden tot 6 uur toe. Eerst naar Valkeveen toen naar Jan Tabak daar vonden we Herman, Wies, Cnoop Koopmans en Holst. Om 8 uur kwam de eerste aanval, 't Mooiste was 't op de wallen, alles doodstil, maneschijn op de grachten,hchtjes langs de buitenwerken en van tijd tot tijd de geweldige schoten vlak naast ons met lange echo, volgend op de zachte commando's van een klein, ernstig, zachtzinnig officiertje. En het vermoeden van die sluipende belegeraar, wiens bewegingen door patrouilles werden gevolgd. Soms een aanval op het tegenoverliggend fort, vuurpijlen en geweervuur, soms fakkels en lichten in de gracht. Prachtig waren die groote kanonschoten in de groote nachtstilte. Nog lang hield ik den indruk van het „vuur 1" roepen en van het slaande, het hard inslaande, barstend, geweldige schot. Om zes uur naar buiten, stil, 't grauwe werd bleekgroen, bleeke morgen. Het troepje lacherig, slap, slaperig, Clara soms heel komiek. Herman en Wies zijn om 8 uur weer opgestaan voor het slottooneel. Ik sliep tot tien. 17 September. Gistermorgen gecricket. Dat deed mij physiek veel goed. Vrij goed gewerkt aan de XHIe acte. Zeer verdiept in Maspéro. Dat is zeker, na die beschaving zijn wij maar een beginnend, verward, onzuiver, ontaard en leehjk troepje, hoe talrijk en machtig ook. Als leerling is Egypte voor ons meer dan Griekenland. Griekenland is het begin van onze misère. Egypte is ons zuiver, eerwaardig en massief exempel, door kracht van duur ver onze meerdere. Er is een schoone en gelukkige wereld denkbaar, geheel bevolkt zooals Egypte was in zijn bloeitijd. Van geen andere beschaving kan dat gezegd worden. Het lijkt mij alsof ons ras niet verder gaan kan, dan geheel worden zooals nu enkelen der besten zijn. En tot die besten reken ik de zuiverste Kaukasischen, een der wijze, beschaafde, Engelschen of Hóllanders bij voorbeeld. En dat kan een mooie wereld zijn, maar of er gemaakt zal worden wat Egypte maakte, betwijfel ik nog. De Chineezen worden ondanks de oudheid hunner cultuur er niet beter op. Hun evolutie is óver 't hoogste punt. Zoo moet het, na de fusie aller rassen, als allen gehjkvormig zijn geworden, eveneens gaan. 18 September. Vannacht angstige droom „Ik heb een vriend vermoord". Vanmorgen gewerkt. XIHe acte af. Wandeling met Herman en Wies en de jongetjes naar Boeschoten. Bx lees Maspéro, Mad. Guyon en Lucretius. 22 September. Gister door een telegram naar Amsterdam ge- roepen. Heel lang mijn voorgevoelens loopen nagaan. Ze waren negatief en dat kwam uit. Het geval was delicaat en pijnlijk, maar 't minst voor mij. Alleen weer een maning, ernstig. 25 September. Vrij goede dagen, ik zwem om de twee dagen. Groote zonnebloemen voor 't huis. Het kwaad dat ik van anderen hoor, spijt me en kwelt me. Ik zou nu haast zeggen, dat op 't punt van sensualiteit geen man te vertrouwen is en ik zou nu haast geen huwelijk weten waarvan ik zeker kan zijn dat het ongeschonden is. Ik lees mijn dagboek over en vind een aaneenschakeling van tobberij en verdriet. En dan is mij wel verweten dat ik een te luchtig leven leid. Er is iets vreeselijks in dat weten, dat somberheid hoewel met in mijn aard, van alle kanten op. mij loert. Clara was het al veel meer dan ik. Ik moet de blijmoedigheid houden onder al die zwaarte, want als ze van mij met komt, komt ze met. En gretig zou elke uiting van moedeloosheid en wanhoop van mij worden aangegrepen en beaamd en versterkt Verleden jaar 1893, dat was nog het beste, toen waren er wel moeilijkheden maar er waren ook lange, lichte tijden en ik had veel rust naar lichaam en ziel. Maar deze zomer laat me bij 't weggaan al even dorstig als toen ze begon. 28 September. 's Morgens gesprek met Herman. Het verlangen naar voldoening is een van de gevaarlijkste dingen. In duizend kleinigheden wil het „eigen" voldoening. In het vertellen aan anderen — zelfs het opschrijven in een dagboek is een voldoening, die 3—150 ao October. Woensdag waren de Broeders af. Vandaag heb ik het boek bij den drukker gebracht. Bevoelde me de vorige dagen nu en dan zeer gedeprimeerd. Vandaag soezig, inert, ik zit waar ik neerval. Moe van geest. Bij het schrijven van den regel: „O zee, o zee, dat ik U tóch mocht vinden I" ben ik gaan schreien en in geen uren daarna bedaard. Het waren niet zoozeer tranen van zelfvernedering, als van honger, zielshonger naar die zee, die mij soms nog zoo ver lijkt, 24 October. Vanmorgen voel ik mij een beetje hersteld. Be heb het anders fljnk te kwaad gehad. Zondag bezoek bij Thijm. iDat was nog al prettig, 's Middags eigenaardig gesprek over de realiteit van onze Godsvoorstelling. Hij stelde de mogelijkheid voor dat door het denken van zooveel menschen in die voorstelling ook een dergelijke verstelling Zou reëel geworden zijn. Be vroeg of hij meende dat door 't denken van millioenen 2X2 = 5 zou kunnen worden. Neen, zei hij, maar dat is een ander soort realiteit. Toen zei ik dat de voorstelling niets anders zou Wezen dan een spook, want dat een beperkte personificatie van een oneindig wezen altijd even onreëel moest zijn als 2X2=5« Het komt er bij hem op neer, dat hij niet de overtuiging heeft van een vaste standaard van waarheid. Gister kwam een „van nu en straks". Dat bracht in mij dezelfde ontstemming teweeg als vroeger de N.G. Een niet onaardig stuk van een zekere Hegenscheid, maar juist geheel in die eigenaardige opvatting van den toestand, die ik weet, dat op 't moment heerscht. Kloos groot, Tïdeman onwaardig satelliet, de N. Gids geschiedenis een heilzame reactie op toenemend bederf, waarvan ik de voornaamste vertegenwoordiger was. Het is heel curieus. Ik ben de eerste en de eenige geweest, die mij verzette tegen de excessen Van naturalisme, rationalisme en individualisme. Het gevolg was de woede van Kloos, die mij aanviel, tegelijk mijn ideeën overnemend. Het eind is een merkbare overwinning van mijn denkbeelden en tegelijk de indruk, dat die overwinning op mij bevochten is. Men zou zeggen, dat het er op toegelegd was mij zelfverloochening te leeren. En dan in dat werkje Van Jolles weer een schijnschittering van bijzonderheid. 28 October, Bx corrigeer proeven van de Broeders. Het stuk bevalt mij wel in druk. Het is niet mislukt, Zooals ik Torribio Vond. Bx heb een voorgevoel van meer succès dan bij mijn ander werk, maar dat valt meestal tegen. Ik kreeg de verzamelde opstellen van Thijm. Ze hebben waarde als virtuositeit, niet als meeningen, en ik keur het af zonder commentaar oude opinies uit te geven in een tijd als men wijzer is geworden en niet meer meent wat er staat, hoe krachtig en vaardig ze ook zijn uitgedrukt. 2 November. Bx ben zeer ongelijk en heb buien van groote onrust. Bx voel mij soms bijna ziek. Opkomende verontwaardigingen over oude kwesties. Een hulpeloos gejaagd, ontevreden gevoel, soms hoofdpijn. Moe, slecht slapen. Clara zegt dat het is, omdat dit werk af is. 's Morgens is het soms in eens weg. Ik heb bezwaar tegen die voordrachten. Spijt over mijn geringe eruditie. 7 November. Bx ben aldoor nog aan 't ploeteren en scharrelen met drukproeven en de uitgaaf en voorleesomslag van de Broeders. Bx wilde dat het uit was, het maakt mij ontstemd en distract. Vandaag met Holst gepraat over mij en mijn rol in de N.G. geschiedenis. Dom van me. Want het beduidt voldoening zoeken. En het maakt van Holst zoo een gewichtig persoon voor me, wat hij niet is. Hij kent mij niet zoo bizonder goed en ik heb er niets aan. Maar ik heb er ook weer niet lang over willen zeuren. Het is goed zoo. Uit. 20 November. Voor acht dagen de lezingen, beroerde dagen geweest, maar die een verfrissching hebben achtergelaten. Er heeft zich een actieve opgewektheid bij mij ontwikkeld, doordat ik deze zaak getrotseerd heb. Herman's oordeel was met gunstig en ik droeg dat licht en was blij omdat ik 't zoo droeg. Mijn eigen oordeel staat vast. In miskenning ben ik door Viator gehard en ik vind 't eenvoudig goed, dat ik 't gedaan heb. Bx zie de zwakheden even goed als Herman, maar vind dat 't goede er in het een deugdelijk recht van bestaan geeft. Vandaag weer aan de Verzen gewerkt. Gedacht over het drama. Bx voel de toon, het directe, simpele, zuivere dramatische. Het enkele spel van handeling en gedachten. Ook nog over een comedie gedacht. Het type Tideman, — en de kookschool. Met koren en dansen. Ook gedacht over de kwestie „belangrijkheid in Wetenschap". Men vindt en heeft gevonden de eene soort kennis belangrijker dan de ander. Waarom? En welke dan? En is men daarin consequent? 33 November. Gisteravond in Sidney zitten lezen van Margaret Deland. Ik vond er iets treffends in dat in zulk een middelmatig romannetje groote en gewichtige waarheden zeer duidelijk staan uitgedrukt. Dit heeft wel eens een ontmoedigenden invloed op mij gehad. Zoolang ik dan vond dat mijn werk niet veel beduidde, .omdat het alles al in zulke dames-tijdverdrijf-boekjes te lezen staat. Maar daarin is veel hefde tot zelf en gehechtheid aan het eigene. Nu voel ik heel anders. Ik ben rechtuit bh), dat die groote gedachten blijkbaar overal opgroeien, zoodat ze zelfs daarin uitkomen. Bx heb niet zoo'n geringschatting meer voor zulke boekjes, het bijwerk is klein, maar de groote gedachte is er niet minder om, die kan niet worden worden aangetast. En ze is wel degehjk op bescheiden wijze gevoeld, duidelijk gevoeld. In een hoofdstuk van dien morgen stond zijn effecten bedoeld, Zooals ik zelf ook vaak zoek — in de Kleine Johannes bijvoorbeeld. 25 November. Het is een vreemde geschiedenis. Bx was gister zoo gelukkig onder het lezen, dat ik overtuigd was goed te doen. Het kwam alles tot zijn recht en het was wat ik bedoeld had. Bx kan het dus. Nu is het vreemde dat ik in dit streven alleen sta. E. bejammert het en van de overige vrienden ondervind ik niets. De morgens zijn nog niet goed. Momenten van depressie en niet productief. Het is weer verbazend moeielijk goede van kwade sentimenten te onderscheiden. Na mijn slagen van gister, vind ik Herman's doen des te onhartelijker, en ik ressenteer de koele houding van zoovelen, die het zou passen anders te doen. Hierin is natuurlijk kwaad, eigenliefde. Maar het volhouden van wat ik goed vind is natuurlijk goed. Het kwaad van deze lezingen is dit: het maakt mijn avonden druk door afleiding en verwent mij daarmee, en dan schijnt het mij gevoeliger te maken, zooals alle openbaar optreden altijd doet. Als ik nu daarvoor kon oppassen. 29 November Maandag was Herman jarig, maar we bleven stil thuis, tot Wies ons halen kwam. Diepenbrock was er en de conversatie was interessant. Ik lees von Hartmann en denk over een artikel over wijsbegeerte. Dit soort werk (van v. H.) is zoo onbevredigend. Al dergelijke boeken konden we best missen. Xenophon's herinneringen en Herodotus (Ercto) gelezen. 9 December. De lezingen zijn voorbij. Zij hebben mij verkwikt. Ik vind het goed het gedaan te hebben en ben er door verfrischt. Het doen was nu en dan waarlijk plezier. De Sint Nicolaasavond was vroohjk met de Gorters. Vreemd dat ik telkens iets kouds voelde als ik aan Herman dacht en dat toch onze verhouding, als we samen zijn, heel hartelijk was en zijn doen vriendelijk en vroohjk. Donderdag wandelde ik naar Baarn en dejeuneerde bij Thijm. Het was aangenaam. erger, en dan te denken, dat ik nooit er aan ontkom. Dat komt telkens en telkens bij allerlei aanleiding. Het is geen wanhoop, zooals vroeger, maar veel erger pijn dan vroeger. Vandaag wat verkouden. Nog twee maanden en 't voorjaar gaat beginnen. Vandaag bezoek van Herman. Zijn schoonvader is gestorven. Hij zag frisch en opgewekt en keek mij zoo fondly aan, dat ik er over dacht wat daar de reden van kon zijn. 13 Januari. Ik las vanavond dit dagboek over. Eerst wat een half jaar oud is beoordeel ik vast. Daar zie ik bij voorbeeld de malle gezegden pas in, die me nog altijd ontsnappen. Dus als hier iets mals staat zie ik dat pas over een half jaar. Drie dagen in huis gezeten met zware neusverkoudheid, buitengewoon hevig. Ik begon down, toen Paultje ziek was. Ik werd langzamerhand opgeruimder, met iets van jong, iets papaachtigs, lust tot grappen maken en geestig schrijven. Ik werkte niet, maar las George Meredith Egoist. Elan voor een stuk in een Engelsen tijdschrift over Engeland en Holland. The Egoist een wonderlijk werk. Er zit stof voor een klassieke, goede comedie in, een als Tartuffe, maar nu is 't door onmacht een monstruositeit. 20 Januari. Ik begrijp mijn toestand niet goed. Het gaat me de laatste dagen verduiveld slecht. Ik werk weinig, studeer niet, vind mijn leven haast niet om uit te houden. Ik voel als gedemoraliseerd, indolent. Maar drie malen ben ik plotseling gaan schreien. Bij 't lezen van de bergrede van de „Cler- kes Tale" van Chancer (Walter en Grisildis) en van den 23Sten psalm. Dat lijkt niet op demoralisatie. Wat is het dan? Komt het weer terechtf God, maar er is altijd weer wat. Ik ben nog altijd geheel reuk- en smaakloos, dat schijnt te deprimeeren. Misschien is het geheel physiek, gepaard met den doodschen winter, al die kleine verdrietelijkheden, de tobbende patiënten, de miskenning en grove bejegeningen nog nu en dan, de geldzorg, het wicht der oude gedachten. God helpe me, — het is zwaar en een lang en donker vooruitzicht. Char/cer is heerlijk. Dierbaarder lectuur dan ik in langen tijd had. Verder heb ik verzen van Meredith. Ik schrijf aan dat Engelsche stuk. Maar dat is onzeker werk, en te opzettelijk. Maar ik moet een begin maken om er in te komen. De Xle zang is af. Lourdes begonnen, maar dat degouteerde me en dat vond ik niet noodig en legde het weg. 37 Januari. Mama heeft me geld beloofd en ik ga paardrijden. Ik was al in de Manege. Reukeloosheid hetzelfde, dat deprimeert zeer. Ik kan geen vérzen schrijven. Gestadig een eigenaardige reukverbeelding. Iets als zeepsop of petroleumwalm. 7 Februari. Zondag met de Gorters van hier naar Abkoude gereden, tot Weesp terug. Gister een tocht naar Weesp, Muiden, Ouderkerk en Abkou. Ik leef veel physiek en voel me physiek flink, wakker, — door 't vroege opstaan, 't paardrijden, 't schaatsenrijden. Weinig gewerkt. Wat aan den XHden zang. En nog aan 't Engelsche artikel. Ik werk wiskunde, wat mij zeer interesseert. ii Februari. Nog altijd zeer koud tusschen io° en 20° Fahrenheit. Gister prachtig weer, doodstil. Heldere, warme zon en toch harde vorst midden op den dag. Op de wandeling naar Hilversum in stille zonneschijn bevroor mijn knevel. Vandaag grijs en meer wind. Vrijdag en Zaterdag slecht gestemd, prikkelbaar. Vanmorgen door zeer excitant rijden op een wild paard weer flinker en vaster geworden. Het is een nobele bezigheid, het neemt het bangelijke en onmannelijke weg. Ik ben niet vrij van nervositeit vóór en na. Maar als ik er op zit en het paard doet kwaadaardig, dan voel ik plotseling de energie en een heerlijk gevoel van wil en zelfbeheersching, zonder eenige vrees. 23 Februari. Vandaag ben ik weer minder goed, zoo traag. Ik werk een beetje wiskunde en wat latijn, maar 't gaat niet, omdat ik zoo traag ben. Ook aan den XIIden Zang gewerkt. Maar ik bleef traag en onhelder, hoewel 't niet slecht ging. 3 Maart. Slechte dagen. Nachten met angst en nare droomen. Pijnlijk gevoel in 't hart. Daardoor buien van angst en onrust. Onzeker of 't wat hypochondrie is of ernst. Overdag meestal weer kalm en gewoon. Voel niet ziek. Vanavond eerst weer zeer onrustig, nu weer gewoon en goed (Waarschijnlijk omdat het gevoel zich wat verplaatste en bekend werd. Ik denk influenza. Het voelt nu als het begin van diepe verkoudheid). Misschien is het sterven Zelf lang niet zoo erg als deze angsten zouden doen denken. Het doodgaan maakt me met bang, maar 's nachts lijkt onduldbaar wat er aan vooraf moet gaan, als angoisse. Chancer's leven gelezen, tweemaand. tijdschrift met stuk van Karei. Hij is een kok, die sommige dingen niet ruikt en soms scheutjes levertraan door de mayonnaise doet. Dat Couperus hem met een ding trof is een gelukkig toeval. Hij is een vreemd instrument, soms toevallig tot heerlijk geluid aan te raken. Verzen van Albert. Je mag niet aan God en aan Dood denken. Hij kon ook zeggen: „Je mag niet geboren worden en sterven." g Maart. Het gevoel in mijn hart wordt niet beter. Het is soms weg, maar komt geregeld terug, meestal tegen den middag. Ik heb gister nog paard gereden en heb daar geen hinder van, dan voel ik 't niet. Ook loopen hindert niet. Ik ben er nu heel rustig onder, hoewel ik 't niet voor hypochondrie, maar voor een hartaandoening houd. Ik zal vooreerst mij onthouden van sport, koffie, thee, enz. en zien hoe 't gaat. Ik ben recht verheugd over mijn kalmte. Het schijnt maar de eerste schrik te zijn, waar ik doorheen moet. Zoo is 't altijd met mij. Diep-in ben ik niet bang. Maar ik ben impressionabel. Vandaag den Xllden zang, den laatsten van het eerste boek afgemaakt. Ik heb 't toch nog verder gebracht, meer gedaan en een hooger moreel punt bereikt dan ik voor tien jaar gedacht had, misschien heb ik nog tijd het te acheveeren en te bevestigen. En al heb ik dat niet, dan is 't bereikte toch de moeite van mijn leven waard, en niet om niet al mijn getob. 't Is niet, dat ik meen zoo gauw te zullen sterven. Daarvoor is 't niet erg genoeg. Ik zal mijn jonge- tjes nog wel groot zien. Maar het onbezorgde lichaamsleven, de sport, de groote wandelingen en al die pret kon wel eens uit zijn en 't lange prospekt van veel arbeid en productie en de serene ouderdom. Maar dat hoeft ook allés niet. Lees Spinoza's Staatk.-theolog.Vertoog. Vertaal verzen van Ovidius. 24 Maart. Ik ben nu 14 dagen thuis gebleven en ik heb een week te bed gelegen. Het was influenza, pleuritis, maar de rol, die 't hart erbij speelde, is niet geheel duidelijk, ik ben nu wel beter en slaap ook beter, maar de weeë hartkloppingen blijven. Maar het is veel meer een nerveus hypochonder gevoel. Ik voel slap, beverig, nerveus. En alles doet mij veel denken aan wat ik mijn 15de en 16de jaar had. Het lijkt op een neurose, maar er is toch ook een kleine afwijking, volgens Doorenbos het gevolg van mijn koude baden. C. en de kinderen zijn ook ziek. Het is nu niet vroohjk hier. Als ik even weer wat normaal voel, dan begint het weer. 28 Maart. Gister Paultje weer erg ziek, zoodat ik zeer neerslachtig was. Ikzelf ook weer minder goed. Vandaag is hij wat beter, hoest nog erg. Ik vloei dan van teederheid voor hem over en als ik bij hem ben, zorg ik ook goed voor hem. Maar als ik 't eemgszins laten kan, ga ik niet bij hem onwillekeurig, — omdat het mij zoo aandoet hem ziek te zien. Ik zie er tegen op. Ik geef liever aanwijzingen aan anderen, bijvoorbeeld om de temperatuur op te nemen, dan dat ik 't zelf doe. Vanavond waren de Gorter's hier. Met hem altijd hetzelfde. Als ik hem eenige dagen niet zie, betrap ik mezelf op mijmeringen, waarin ik me over hem beklaag, dat hij niet dat warme, expansieve heeft, dat ik in een zoo goed vriend zou willen. Dat als hij mij b.v. op komt zoeken het altijd is of lijkt om een of andere reden, niet enkel uit plezier van mijn bijzijn. Wel uit een vriendschappelijke reden om mij gezelschap te houden, maarniet uit eigen behoefte. En als hij dan komt en ik zie hem aan, dan is dat alles weg, en ik schaam me over mijn gedachten. Zeker zal ik mij wel wachten ooit zoo iets te laten merken. Ik heb mij al verscheiden keeren heel Zorgvuldig ingehouden als hij schijnbaar onhartelijk was, en. wat heb ik daar voldoening van. Hij is mij zonder twijfel veel nader gekomen dan vroeger Ik wandelde vandaag wat in den zonneschijn en het bekwam mij goed. 30 Maart. Vandaag wat geloopen, maar ik kan nog niet veel loopen, merk ik. Paultje gaat beter. Merkwaardige gesprekken met Herman. Het bewoog mijn gemoed zeer, zoodat ik er den heelen dag aan denken moest. Ik voelde het drukke verzet in mij tegen hem. Het overtuigende betoogen alsof ik nu gevonden had een bres in de vesting. Dat er een vesting is, iets dat ik altijd als vesting had gevoeld, dat werd daardoor in eens duidelijk. Ik vond hem in een misverstand, in een dogmatische klem, die hem zelf ook minder gelukkig maakte, dan hij zijn kon, hoewel hij niet ongelukkig is, omdat hij 't met wezen wil. Maar vandaag spraken wij verder uit en nu komt een zeker droevig gevoel, dat ik mij voor een gewichtig deel in hem vergist heb. Ik leefde in de 'illusie, dat bij hem gevoeligheden maar over- schaduwd werden door hoogere gevoeligheden — maar nu vrees ik wel, dat hij ze eenvoudig mist. Dit is het eenvoudigste inzicht, maar dat ik niet graag aannam. Maar er is geen vastheid, geen eenheid, geen samenhang in die opmerkingen van hem, die de gevoeligheid zouden bewijzen. Het is als het ontdekken van kleurblindheid. 3 April. Vreemd, als Herman er is voel ik toch altijd een beetje anders, als wanneer hij er niet is. Zijn presentie verzacht me en charmeert me altijd wat. Ik denk altijd minder goed over hem als hij er niet is. 13 April. Tweede Paaschdag. Nog altijd koud, nog geen groen te zien. Alles dor en kaal. Een gemoedsbewogen tijd. Eerst misère, moeiten, tochten 's avonds naar Amsterdam, om Hijmans. Een zoele dag en avond. Den volgenden morgen heerlijk wandeltje en koffie op de Kruishoorn. Verleden Zaterdag met van Heel naar Breda. Koud, schraal. De Kneipgasten in hun badhuis, de abnormale violetgeur in mijn neus. 's Avonds heerlijke ontvangst op den Kruishoorn. Gistermorgen weer een wolk. Vandaag tocht naar Loosdrecht met de heele bende. Toen klaarde alles langzaan op en 't lijkt me of ik nu maar te zeggen heb: Denk aan 15 April '95. Het is mijn negende trouwdag. Mijn verzen kwamen en ik gaf het boekje. Bi voel vreemd, ik kan dezen tijd met beschrijven. Er is wel iets zeer ellendigs achter den rug, maar het moet toch nog beter worden. 4—150 19 April. Frisch, nevelig weer, met nu en dan zon en zomersche wolkjes. Nachtegalen gehoord. Gistermorgen in vochtig weer naar het vijvertje van Six gewandeld, vergeefs en weer terug. Moe. 's Middags gelezen, 's Avonds weer naar H. voor Hijmans. Heel goede conversatie met E. in de veranda. Per spoor terug. Vanmorgen met Sammy in een rijtuigje naar H. Met Sammy geschaakt in het prieel. Aan tafel Carry en Jaap Cremers. Een vroolijke tafel. Ik zelf voel zoo vreemd. Ik kan 't niet beschrijven. Het is alsof ik niet leef, of op de grens van een diepe melancholie loop. Maar toch niet wat het vroeger was. Ik ga rechtop en ben gelaten. Wat gaat er met mij gebeuren! Ik voel soms of ik afgedaan heb. Niets meer te verwachten, mijn gezondheid aangetast, mijn reuk weg, mijn haar uitvallend, — en dan vind ik dat alles toch niet belangrijk genoeg om te tobben. Sinds eergister heb ik dat beroerde gevoel weer in 't hart en dat brengt altijd depressie, slecht slapen, onmacht tot werk. Het is vreeselijk moeilijk dan hoog en zuiver te voelen. Ja, wij zijn allen maar goed zoolang wij gezond zijn. Dat is de erfzonde. Kan iemand verwachten met den ouderdom steeds beter te worden ? Neen, dat lijkt vreemd en dat idee van gestadig voortgaande zielsverbetering, als iets dat steeds gepolijst wordt, terwijl het lijf vervalt, is dat houdbaar f Denk aan het volstrekte. Dat is nu en altoos. Dat wordt niet opgebouwd. Ik ben, waar ik eens geweest ben. Ik kan dement en idioot worden, ook ziek naar den geest, maar mijn volstrekte blijft. Ik moet ook dat aandurven. Ik moet willen bloeien en verwelken. Maar het streven is altijd door mijn goedheid, en dit weten is onvergankelijk. ai April. Sinds Woensdag voelde ik mij zoo onwel. Nu langzaam beterend. Uiterlijk niet veel aan me te merken. Maar loom, weeë gevoel entjes in 't hart, slecht slapen, gedeprimeerd. (Lecky, History of European morals). Vandaag met C. en de jongens in het paniertje naar H. Gister dotterbloemen geplukt. Vanavond over den Phaedrus gelezen en over nieuw werk gedacht. Hetzelfde zware, onrustige gevoel als voor de Broeders. Nu verzwaard door het slechte physieke gevoel. Gedacht over 't tweede boek van t gouden lied, als een reeks van afwisselend vragende en antwoordende zangen, van leerling en meester. En dan ook over Lioba. Het is zulk een lijden, te willen denken over iets, dat men alleen in oogenblikken van extatische verheldering denken kan. En niets anders te willen of te hebben, en te voelen dat die oogenblikken kort en onwillekeurig zijn, buiten onze macht. 27 April. Het is deze week groen geworden. Maandag, Dinsdag en Woensdag op den Kruishoorn geweest. Een heerlijken morgen in 't ravijntje met nachtegalen. Be heb nog wel abnormale gevoelens, maar de hypochondrie is weg. Be schrijf over 't vegetarisme. Be rijd op een mooie fiets van Veltman. 29 April Zondag naar Haarlem. Fiets voor C. gekocht. Alleen gewandeld naar 't Naaldeveld, aan 't slootje in de primula-velden gezeten, overvloed, overvloed van primula's. De straatwegen vol Zondagsploerten, buitengewoon sterk gevoel van afkeer en verhitte - ring om dat leelijke volk. De duinen waren stil en mooi. 's Avonds bij M. v. Klaten gelogeerd. Vanmorgen paard gereden in 't Vondelpark, dat was prettig. Ik kwam daardoor verheugd thuis. Gesprek met Diepenbrock in den trein. Ik lees Loti: le Désert. 3 Mei. Vandaag naar Amsterdam, twee uur paard gereden, Kalfje om. Gisteravond gesprek met Herman over zijn Spinoza-vertaling. Ik vind die een failure, Chap kan 't veel beter. Hij moest liever verzen maken. Ik geloof, dat hij 't land had en 't gaat me aan 't hart. Niet dat mijn oordeel voor hem zooveel beteekent, maar ik ken zoo goed dat op eens voor 't voltooide werk staan met het plotselinge inzicht: ze zullen het slecht vinden, het is misschien slecht, zeker het is slecht. Alleen door enkele aanwijzingen van stellige fouten — door het bemerken van het geheel andere gezichtspunt van een ander. Maar hij is ook zoo erg eigengereid, waarom heeft hij er nooit anderen bijgehaald, eer hij drukken ging? 5 Mei. Ik kan veel beter tegen verdriet dan een paar maanden geleden. Ik voel niet lustig of vroohjk, maar rustig en sterk. Ik zou graag een ruw buitenleven blijven leiden, tot mijn dood. Men kan dat volhouden door ziekte heen en dan is ziekte en dood niets. In huis, in kamers en bij kachels, dan is ziekte en dood erg, al te erg van luguberte. Maar invaliditeit, waar men zich niet om vertroetelt, dat men half buiten uitvecht, dat is geen groote misère. Lichtgroene berkjes. Ik teeken de Magnolia. Ik ben traag, inactief. Ik schrijf een voorrede voor Kingsford. Langzaam. Maar het is goed. Ik lees sprookjes van Kernbach, die mij sterk aandeden. En curieus, ik vind steeds motieven, die aan mijn eigen motieven herinneren. Tallooze kleine toevalligheden, die zouden doen denken of we dezelfde, droomen hadden gehad. De dood in den spoortrein, de zoekende knaap, de vijver met riet, het bootje, de wonderbloem in 't bosch, die lieve God in de hel, die de verdoemden bevrijdt, — ik vond het eenvoudiger en aardiger dan ik, wel kleiner en zwakker en weifelender, maar makkelijk, speelsch, eenvoudig. 12 Mei. Buitengewoon prachtig weer. De vorige nachten koud, tusschen 40 en 500. Vanavond konden we buiten zitten. Vrijdag getennisd. Gister, Zaterdag, paard gereden in 't drukke Vondelpark. Een lastig paard en erg warm en moe. Nacht niet best. Vandaag feest van Hans, de Verwey's met twee kinderen, Mama van Vloten. Gerlof Fr. Titsingh, Edda Schlencker en Jan van Heel en Diedof. Met twee rijtuigen naar Valkeveen. Diedof en ik met de fietsen. De appelboompjes bloeiden, we zaten op 't gras en de Gorters kwamen. Allen amuseerden zich best, geloof ik. Nagepraat met Diedof, ik vind hem een benünnelijken jongen. 17 Méi. Dinsdagavond zag ik de padden uitkruipen en hoorde het regengeroep van koekoek en houtduif. Toen kwam een regennevel uit het Westen, 's nachts onweer. Ik las over Hrosvita. Vannacht gedachten over het drama. Het tragische van den toestand als de man dood is, en twee edele menschen worstelen met den haat, die, den man wrekend, in haar komt tegen den minnaar en die hij duldend dragen moet. En het platte inzicht dat de wereld er van heeft. 20 Mei. Gister, na een slechte morgen, op eenmaal het drama Lioba begonnen en ook het tweede boek van de Terzinen. Ook het schema van Waker Rolland meer uitgewerkt. 26 Mei. Dinsdag brieven en verzen van Kloos ontvangen. Ik heb den 11 den Mei op zijn kamer in de Weteringstraat met hem zitten praten. Ik vond hem geestelijk zeer achteruitgegaan. Ik houd hem zeker voor verloren, dit kan niet meer terecht komen, vrees ik. Hij was hartelijk en vriendelijk. Ik had met hem te doen en vond het navrant. Zaterdag gereden met Steeple-chase op het spring-terrein. Schittering van zon in het lange weilandengras, druk, opwindend met de vijf nerveuze paarden, en het roepen en de galop. Ik was er heelemaal in, zoodat het heerlijk was. 's Avonds rustig en vredig thee gedronken op de Kruishoorn. Een zachte avond. 30 Mei. Ik leef zeer stil. De warmte vind ik prettig en de zon. Ik heb een zonnezeil voor mijn kamer. Ik werk aan het eerste tafereel van Lioba C. las er in en vond het mooi, dat vertelde ze mij ongevraagd op een avondwandeling. Ik ben evenwel in het geheel niet bizonder opgewekt gestemd. Ik werk wel, maar nog zeer stroef en ongelijk. Nog geen opgewektheid tot orde en activiteit in kleinere zaken. En ik heb aldoor dat gevoel in 't hart. Het belemmert mij in niets, maar het herinnert mij. Het maakt mij meer down als het werk niet vlot, omdat ik met die onbepaalde levenstijd meer voor mij voel. Ik las Marcefia en Ships that pass in the Night. En Chasles over Dante en Gutenberg. En Cherbuhez over Tasso in de revue. En Eginhard. 10 Juni. Ik heb zeer zware dagen van innerlijke zorg. Ontevreden op mezelf en niets nog vlot in het werk. Veel indolent. Veel futiele lectuur om mijn rüstelooze, gespannen geest af te leiden. En toch inactief, juist door spamüng. Als het werk verder is, zal het mij beter gaan; Nu heb ik maar één satisfactie, dat ik 't totaal opsluit en niet laat merken. Ik zie niemand. Ik voel dat ik eigenlijk geen vrienden heb. 16 Juni. Dinsdag bij Fles gegeten. Orgelconcert, 's Nachts er gelogeerd. Ziek geweest, misselijk en diarrhoe. Den volgenden dag miserabel, vooral door de reukwalging, de wereld stonk en alles wat rook, 't fijnste deed me walgen, reseda en theerozen. Bij van Dijk op Drafna bijna flauw gevallen, maar me goed gehouden. Toen goed geslapen en den volgenden dag veel opgeknapt. Donderdag naar H. gewandeld en een mooi wandeltje door de akkers, 's Morgens aan de voorrede voor 't Vegetarianisme gewerkt. Mij willen oefenen in 't werken in onlekkerheid. Het lukte nog al. Vrijdag aan de voorrede geschreven. lh 't Nieuwe Testament gelezen, wat mij goeddeed. Zaterdag naar Amsterdam. Thijm ontmoet. Met Thijm en Toorop gedejeuneerd. Expositie van Mesdag en die van Witsen gezien. Ik heb gelezen in Sherlock Holmes en in Oliver W. Holmes. 20 Juni. Slechte dag. Ledigheid. Na Zondag wel een paar goede dagen. Maar het werk is nog steeds onzeker. Physiek voel ik mij merkbaar beter. Wel veel droomen, maar de hartgevoelentjes veel minder, bijna weg. Uit Marcella een paar dingen onthouden. Vooreerst hoe alleen moreele verandering, en niet wetten geven tot een heilstaat voeren kan. En dan 't tragische van dien redenaar, die zijn intiemste gedachten zeggen gaat en uitgelachen wordt. Vandaag gedacht over het slecht zijn en hefoffer, dat te willen dragen, als er nog wat goeds uit voort mag komen. En daarbij het gevaar dat dit een redeneering uit zwakheid zijn zou, de schijn van onverschilligheid. Deze gedachte wil ik zeggen in het boek. 24 Juni. Vrijdag heb ik aan Lioba gewerkt. Het scheen mij toen, dat ik over het doode punt heen was. Vandaag nog te veel verdriet om te werken. Gister was ik in Haarlem met Clara en de kinderen. Wandeling in de duinen. Hans de groote duinroos gewezen. Toen pas kwamen er tranen, toen ik zei: „Daaronder is het sleuteltje begraven, Hans" en hij zoo ernstig keek. 's Avonds muziek in 't nieuwe Brongebouw. 27 Juni. Bx probeer te werken. De voorrede voor de ware voeding afgemaakt. In Lecky belangrijke dingen gevonden. Dingen, die ik juist gezegd had in de voorrede. Maar ook nog een scherpen wenk om toch niet te veel te letten op het nut dat mijn leven sticht, en daardoor een soort compromis met mijn gebreken te sluiten. Zoo is 't niet. Er moet, zonder bijgedachte aan eenig nut, zonder hoop op meer, ja, met de kans er minder nuttig door te worden en het effect van ons leven te verzwakken, toch wel meer rechtstreeks en krachtig tegen het kwaad gevochten worden. De werking naar buiten doet er niet toe. Paralyse van werkkracht doet er niet toe. Allereerst om het kwaad denken en daar tegen gaan. Ik geloof, dat ik daarvan te veel ben afgeweken, te veel utilist, te weinig idealist geweest ben. Vandaag even aan het tweede boek gewerkt. Lioba bevalt mij wel, maar ik ben nog verwikkeld in de accessoires. Ik wilde liefst mijn oorspronkelijk plan volgen. Maar dat is een verdraaing van de historie. Dat is Karei de Groote en het lijkt er niets op. Als ik nu namen en plaatsen veranderde was ik vrij. Maar ik merk, dat dat zóó maar niet gaat, dat het zich eenmaal zóó in mij vastgezet heeft. 6 Juli. Wandeling van Heüoo naar Egmond, koel, zonnig weer. Diepe indruk van zee en duinen. 8 Juli. Tocht naar Loosdrecht, prachtig weer, Met een bootje op de plassen geroeid. 13 Juli. Naar Londen vertrokken. Stormweer, hevig slingerend schip. Gereisd met student Philips. 16 Juli. Naar Tunbridge, Mrs. Irving gesproken, 's Avonds thuis gebleven. Onaangenaame impressies van Hydepark bij avond. 17 JulL Een morgen in National Gallery, heerlijk. Patiënten behandeld bij Tuckey. 's Avonds de Indian Exhibition, gegeten onder de Punkah's. Precies Bombay of Calcutta. 20 Juli. Bezoek aan Mr. Bunting, editor Contemporary Lincoln's Inn. Lunch met Gray en Raffelowich. 's Middags naar Cambridge. Gegeten bij Meijers met Richet en zijn zoon. 's Middags bezoek bij George Darwin, Mrs. Darwin liet de bloemen zien, Gevenni Darwin met kersen. 22 Juli. Goed weer. Richet weg, gefotografeerd door Mrs. Meijers. Gespeeld met de kinderen, wandeling door Cambridge. Reis naar Grantham; Peterborough Cathedral gezien. Rit naar Denton. Prachtige indruk van 't land. Sir William en Lady Welby alleen in groote diningroom. 's Nachts geroep en geklop. 23 Juli. Met Sir W. naar Lincoln. De Cathedral gezien, den toren beklommen, 's Middags in de tent op het grasveld gesproken over 't smartverlangen, de onmatigheid der oude heiligen. Gespeeld met Dick en Doro. Miss Hollins kwam. Ze speelde. Beethoven sonate. 24 Juli. 's Morgens geschreven in de Conservatory. Bezoek aan den bijenkweeker. Te laat aan lunch, 's Middags kleine wandeling. Veel over kinderen en opvoeding gesproken. Mijn bezwaren uitgelegd over Lady W/s artikel. 25 Juli. 's Middags rijtoer naar Belvoir Castle. Veel muziek. Eenzame wandeling door bosch met digitalis. 26 Juli. 's Morgens stallen gezien. Om elf uur met Miss H. naar Grantham gereden, 's Avonds allen bij Tuckey gegeten. 27 Juli. Heineman bezocht. Mrs. Taylor behandeld. Visite aan Mr. en Mrs. Welby, bij Mrs. Cust en tea bij Mr. en Mrs. Blake Wiryman. 's Avonds comedie. Strange adventures of miss Brown. 28 Juli. 's Morgens op de boot. Regenachtig weer, veel op de brug. , ,. 29 Juli. 's Morgens IJmuiden. Goed weer. Castricum. Heerlijke dag in Egmond met de droomgeiten. Gelogeerd bij den lichtwachter in 't dorp. 7 Augustus. Zeer veel regen geweest, nu wat opgeklaard. Bx zal trachten de afgeloopen vijf weken, die zeer belangrijk waren, te memoreeren. 19 Augustus. Het is prachtig weer nu al een week lang. Clara is in Egmond met Paultje. Er is geen somberheid en geen desolatie meer. Maar ik kan 't niet zeggen, er is met recht geen geur meer voor me aan de dingen. Ik ben dankbaar en tevreden, maar bereid ieder moment te sterven. Ik werk op 't moment niet, maar dat zal wel weer komen. De praktijk is weer drukker en ook voorspoedig. Ik las een vers van Ati vanmorgen, een oud vers aan mij: Und ich will dich lieben bis an mein Ende I 4^ Mein letztes Wort will ich dir senden. 7 September. Het weer tot vanmorgen warm en droog. Gister gehooid. Vanmorgen onweer met zoelen regen, die nog aanhoudt. Ik was zeer loom gisteravond en sliep zwaar. Gister een rijtoer over Laren, Blaricum en Huizen. Roza hier. Vandaag Carry. ii September. Zondag naar Haarlem. Gewandeld door de duinen met Papa. Het gevoel gekregen, als ik nu hier wonen ging, zou het niet saai meer zijn. Prachtig de duinen. De avond slecht. Mijn mesje verloren en weer gevonden. 30 September. Maidenhead. Het is een schitterende morgen. Het is nu ai vier dagen onafgebroken mooi weer. Soms wat dampig 's morgens. Vrijdag was het hier 83° in de schaduw, 's nachts 59. De zee bij den overtocht was spiegelglad. Het is hier mooi, weelderig, wereldsch en melancholiek. De melancholie schuilt in het valsche, holle, onbevredigende van dit wat oogenschijnhjk een Paradijs is. Ik heb het beter in mijn eenzaam, onvormelijk Bussum. En ik voel mij toch hier volkomen op mijn gemak en niet misplaatst of verlegen. Ik zwem, rijd, vaar, speel golf en biljart. Heerlijk het golf spelen op het groote veld en het prachtige bosch er naast. Nu schijnt de zon op het groene graskleed, met de matten stoelen, op de steenen brug en op de hooge populieren. De zwanen glijden voorbij, hun kop komt even boven den grasrand. Bx ben te zeer bezig al deze indrukken te verwerken en met mijn patiënt hier. Ik geloof, dat ik den toestand meester kan worden, maar het staat bedenkelijk. Bx ben niet vroohjk. Maar in 't geheel niet ongelukkig. Het lichtje brandt. i October. De melancholie en het heimwee nemen toe. Bx zie het geval van Quita treuriger in. Bx houd haar voor verloren. Bx wilde gister maar terstond vertrekken, ik blijf uit meelij met haar. Bx ben van alle anglomanie genezen. Passions, good manners, energy and no hearts. 6 October. Regenachtig stil weer. Het mooie weer is gedaan. Er branden kolenvuurtjes. Bx ben twee dagen in Cambridge geweest. En werd daar zeer aangenaam getroffen door het deftig huiselijke, dat vertrouwen geeft, en het solide weelderige dat met zuinigheid gepaard gaat en het ernstige in gesprekken en bedoelingen. Miss Tennant zoo echt deftig met haar zachte stem en bescheiden mameren. Lang gesprek met Mrs. Meijers over Mrs. Gust. 's Middags diner in Londen, nacht bij Tuckey. Den volgenden dag weer hier. Ik vind het hier nu zoo ongenoegelijk niet meer. Mijn geest is rustiger en ik zie alles gewoner en eenvoudiger. 7 October. Gister met Quita naar Windsor gereden. Het kasteel gezien en in de prachtige St. Georges Chapel de Authf gehoord. Terugrit door den schemer. Borney Common de Eton boys. 'sAvonds Mrs. Grant behandeld, Ik ben hier nu gewoner en rustiger. 8 October. Gister gereden door de Quarry Woods naar Marlow. Daar chocola gedronken in een aardige inn aan de Thames. Een mooie rit. 's Avonds weer Mrs. Grant behandeld. Er waren andere dames, waarvan één het öp de zenuwen kreeg, toen ik binnenkwam. 9 October. Slecht, guur weer. Een stil, eentonig leven nu hier. Maar niet meer die spanning. Én Q. doet haar best. Ik lees brieven uit Egypte van Lady Duff Gordon en vind dat een voortreffelijk boekje, om de nobele ruime blik op het Arabische karakter, en het goede hart. Ook is het fraai geschreven. n October. Weer thuis. Slechts koud en guur weer. Blij dat ik weer thuis ben. De overtocht makkelijk en goed, maar ik voelde me met gezond. Vannacht heerlijk geslapen en nu beter. Ik vind hier alles netjes en gezellig en prettig. Alleen beklemmende herinne- ringen aan het ziek zijn van verleden jaar. Ik ben blij dat ik bier ben. 18 October* Stille dagen thuis. Het werk vlot nog niet en ik weet niet, hoe het zal moeten gaan. Ik voel me maar Zelden disposé. En dan studeert C. of komen er patiënten. Ik ben ook slap en blijf in romans zitten lezen, als ik eens begin. Pride en Prejudice van Jane Austen gelezen. Gister stuurde Lady Linday mij baar verzen. Sommige wel goed. 29 October* Vandaag rustig thuis geweest bij naar weer. Prettig aan Lioba gewerkt. Het zal nu wel gaan. Gelezen over Marengo en den zeeslag aan de Jalve. Paultje weer thuis met hoest. 1 November* Carry is er. Ik heb een wandeltje gedaan met haar naar Ankeveen, maan en zon tegenover elkaar aan de kim, roodgloeiend en koperbleek. C. is Woensdag vertrokken. Ik heb in Hilversum koffiegedronken en met E. naar de Vuursche gewandeld. Pauwertje hier. 's Avonds in Trilby gelezen. Slap. Gistermorgen naar Baarn, de toch naar Duquesne. Ik ben door die Baarnsche tocht en door Trilby, stom genoeg, weer uit mijn werk. Trilby is een stom boek, dat mij irriteerde, juist omdat het blijkbaar een groot talent is. Sommige teekeningen zijn voortreffelijk. Maar 't is een onwaardig misproduct van een oud man van genie. De brieven van Prikker, die deden mij goed, dat is charmant schrijfwerk. Daarnaast wordt alles geaffecteerd en aanstellerig. Zelfs Thijm leek er wat opgeblazen naast. Ik vond hem door mij geïnfluenceerd. ,,'t Inwendig leven", de „schijn" en de „juweelen", alles op één bladzij. Denk eens aan een stuk van Veth, naast Prikker, dat wordt misselijk. Maar voor een tijdschrift of dagblad had Prikker ook zoo niet kunnen schrijven. 5 November. Een heel stil leven. Momenten van zware druk en lammenadigheid, dat alles goor en saai lijkt. Maar ik heb toch gister gewerkt, 's avonds laat en ik zal er nu inkomen, den heelen dag. 8 November. Jk schiet nu wel iets op, maar ik kan niet beschrijven hoe ongelukkig ik tusschendoor voel. En het is zoo raar, ik moet zoo schrijven en vond het zoo goed en toch voelt het alles bespottelijk. Ik ben in jaren niet zoo ellendig geweest lijkt het soms. Ik lees Schleiermacher en Lorenzo di Medici, il Magnifico van A. v. Neumont. En the Earthly Paradise. Zaterdagavond thuiskomend was ik zeer moedeloos over mijn werk omdat C. het gelezen had en niets zei. Ik had het eerste tafreel af. 12 November. Vanavond dacht ik te kunnen werken. Er kwam ook een duidelijke vorm voor het volgende werk: het boek van den Dood. Maar toen ik aan Lioba begon was het alles weer mis. 16 November. In Amsterdam geweest, voor 't eerst sinds lang, niet onaangenaam. Ikzelf zeer week en klein en J. A. van Eeden, 1851, Grootvader van Dr. Frederik van Eeden zacht. Weinig idee van mezelf, geen moed in mijn werk. Expositie Karsen gezien. Hij is alles geworden wat hij worden kon. Een compleet, zelfstandig artiest. Een der grooten van onzen tijd. Verzen van Boeken, mooi, heel mooi. Het was druk. 21 November. Compleet helder weer, maar vrij sterke, koude Oostenwind. Gister eveneens. Eergister ben ik aan het tweede boek van S. & W. begonnen. Dat deed I mij zoo goed, dat ik voelde alsof het nu beter ging worden, en ik had toen op alles beteren blik, ook op 't andere werk. Ik ben toen ook aan 't derde I tafreel van Lioba gaan werken. Vandaag kon ik v echter weer niets, hoewel er geen bizondere reden is. Mijn hart hindert me, moreel, niet physiek. Het deprimeert me. Ik vind dat ik het laatste half I jaar achteruitgegaan ben. Toen ik gister het oude geluid van mijn verzen weer terug kreeg, bemerkte I ik dat het lang weg was geweest en dat ik om goed te werken anders moet zijn. Bx heb 's morgens hout gehakt, maar ik weet niet of het wel goed is. Ik lees Thomas a Kempis. 22 November. Gisteravond ben ik naar Hilversum gewandeld* Ik had het zeer te kwaad en voelde Gods hand I zwaar op me. Ik voelde zoo in de engte gedreven, dat ik iets moest doen. Toen besloot ik, als het mij na rijp beraad goed en uitvoerbaar blijkt, mijn : boeken niet meer tijdens mijn leven uit te geven. Niet minder hard te werken, maar alles klaar te maken voor na mijn dood, zoodat het niet meer 5—150 mogelijk wordt voor me, eenige persoonlijke satisfactie er van te hebben. En dit is maar een deel van de groote reformatie die nog verder in mij moet gebeuren. Totum et maximum impedimentum est, quia non sumus a passionibus et concupiscentiis hberi, nee perfectam Sanctorum viam conamur ingredi. Waarom verwezenlijk ik niet, wat ik huisheiligheid noemde? Niet alleen heb ik er de krachten voor, maar ik word er toe gedreven, met harde slagen. Ik heb een ellendig leven, als ik 't niet doe. En als: dit zoo is, moet ik er dankbaar om zijn. Het is iets anders als wat Thomas a Kempis bedoelde. Ik zal noch de jongen, noch de vrouwen, noch het maatschappelijk leven ondoopen. Maar daarin zijn wat ik zijn kan, ten uiterste. De groote zwarigheid is het geld verdiénen. Er is geen wijze van geld verdienen, die ik waardig en goed vind. Noch van boeken, noch van zieken. En dat ik zooveel noodig heb is verschrikkelijk. Dat, mijn huis en gezin, bindt me tot kwaad als een slaaf. Voor mijzelven, mijn lichaam wil ik niets begeeren dan wat mij rein, zoo gezond mogelijk en zoo aangenaam mogelijk voor anderen houdt. Niets om uit te blinken, of bewonderd of geëerd, of gezien te worden. Ik meen, dat moed, wijsheid en vroomheid alle melancholie, hoezeer ook van physieken aard, zoo niet wegneemt, dan toch machteloos maakt. Denk hoe fijn en subtiel dat is, en hoe dicht bij de grenzen van physiek en spiritueel. „Principiis obsta". Vreemd, maar niet zonder beteekenis, dat ik nu pas gewaar word, dat deze spreuk is, wat ik zoolang voor inventie van mezelve gehouden heb. 27 November. Zondag was ik bij Thym en praatte veel met hem. Ik ben niet meer zoo hoog als Zaterdag, maar toch beter dan te voren. Maandag in Amsterdam en Haarlem de mooie wit en zwart expositie gezien. Een brief aan Jan Veth geschreven, en antwoord gekregen. In eens gezien hoezeer ik verdwaald was in Lioba, hoe het had moeten worden. Ik ben nu nagenoeg van voren af begonnen. i December. Lioba. is nu op beteren weg. Ik weet niet, of ik dat plan zal volhouden van niet uitgeven, maar het heeft zijn werking gedaan. Ik voel alsof ik het niet doen Zal en het is de bedoeling. Het feit zelf is natuurlijk overschillig, het kwam op mijn zielstoestand aan. Is die het te boven, dan hindert het niet meer. Vandaag naar Valkeveen gewandeld. Van mijn hart merk ik nog al weinig de laatste dagen. Ik heb Jan Veth ontmoet en een hand gegeven. Hierin heb ik zeker goed gedaan. Maar hoe vreeselijk ben ik nog in staat te dwalen in allerlei dingen. Het komt mij met spijt en ergernis te binnen. Hoe zou dit werk bijvoorbeeld ontaard zijn als ik niet die ellendige dagen dat receuil en die verheffing gehad had. 8 December. Vrijdag vooral brieven geschreven. Geen werk. Ik word meestal 's nachts wakker en kom dan terstond aan een kwaad van mijn vroeger leven te denken, vanzelf of door een droom. Soms overwin ik het en slaap weer in, soms voel ik het berouw niet en blijf wakker, dan is de dag slecht. Eergister was het een droom over Jeanne Fontayne. Bij Karei was het aangenaam. Verwey was aan de koffie, het gaf geen moeite. Ik hoorde de treurige lotgevallen van Kloos. Bij de terugreis aan 't station een courant opnemend, zag ik zijn stuk over „Schijn en Wezen" geciteerd. Hoe komt alles wonderlijk samen. Arme man. Vannacht veel wakker gelegen. Maar van morgen, Zondag, goed gewerkt aan de beide werken. In Physica Lecky, Lorenzo en Thomas a Kempis gelezen. ii December. Kloos kon ik pas vanmorgen spreken. Ik was twee uur bij hem, hij wou me met weg laten gaan. Het is vreeselijk. Hij gaf me dat lugubere vers. Mijn werk gaat goed, hoewel langzaam. Langzaam rijpt onder dit werk door het idee voor het groote, die tragedie die na den roman komt Walter Rolland. Vooral door den indruk der krankzinnigheid, de vreeselijkste geesel. — en de tragische grootheid die te dragen. Niet zonde — trots is 't motief. Trots verbrijzeld. 17 December. Eerste zang van het tweede boek af. Maar ik ben niet tevreden. Zaterdag met Carry naar Toonkunst geweest. Ik ben niet tevreden met mezelf. 19 December. Gister mooi, helder weer, vandaag grijs, koud. De dag precies als Maandag. Geen werk, leegte, tijd verdoen. Gister naar Utrecht en Arnhem. Bij Kloos veel gepraat. Bi 't sanatorium gegeten. Niets aangenaam. Vandaag over plannen voor een stichting gedacht, als ik koning was, of zes miilioen had. 24 December. Zondag in Laren bij Derkinderen koffie gedronken. Aan den tweeden zang gewerkt en Lioba, eerste tafreel. Gister bij Kloos, veel met hem gepraat. Vandaag brief aan Meijers, niet gewerkt. 30 December. Vandaag Karei en Cateau onverwachts, ade zang van S & W. goed. Lioba eerste bedrijf bijna af. 4 Januari 1896. Het jaar begon met den sterken indruk van van Looy's stuk. Dat vervulde mij zeer. Het is verwonderlijk zoo sterk indrukken mij tegenwoordig aandoen. Niet velen, maar enkelen dan bok geweldig. Ik vond het stuk niet bizonder mooi, ook mets onaangenaam; Maar het taalwerk trof mij zoo. Het was geen prettigen en geen pijnlijken indruk. Maar druk vervullend. En nu sinds gisteren is het het gevecht bij Krügersdorp. Ik kan er niet afkomen, het zit mij tot de keel. Ik zie het voor me, gestadig. Het veld, de heuvels, het struikgewas. De lange colonne van Engelschen 700 ruiters en hun kanonnen. Een breede vallei, een heuvelachtige stelling in' t midden en dan rondom, aan alle kanten de afwachtende boeren langs de heuvelhellingen. Het losknetteren aan alle kanten rookwolkjes overal, harder, harder, aldoor méér, een vervaarlijk geratel alle kogels recht aanfluiten naar het midden. Het nijdige commandeeren en vloeken der Engelschen, die in 't rond moeten schieten zonder hun doel te zien en zelf aldoor getroffen worden. Het gevoel dat ze terug moeten, dat ze toch aldoor geraakt worden — en dat voor hen, de brutale, trotsche, wraakzuchtige, dappere, geharde kerels. Ze moeten terug, er vallen er al meer en de boeren schieten geregeld door. En achter hen sluiten de boerencorpsen, die hen langs lieten trekken, zich op, en als ze terug willen knettert 't ook daar overal rookwolkjes aan alle kanten. En dan moeten ze wel zich overgeven — en ik zie hen de geweren neersmijten en zeggen „damni" met dat nijdig gerekte, dat ik van ze ken, door de tanden heen. En ze kwamen om Majuba te wreken. Och! Och! En ik moet mij nu bedwingen om geen hoonende briefjes te schrijven aan al mijn vrienden en kennissen onder dat trotsche volk, dat mij zoo lang geërgerd heeft door hun aanmatiging en hun verdraaien van de waarheid, als het met hun trots beter uitkomt. Ik ben er moe van, en ik heb mijn hoofd tot niets anders kunnen gebruiken. Als ik even den tijd heb, ga ik lekker denken over het geval. 10 Januari. Ik heb vandaag en gister aan een stuk geschreven, een manifest aan de Hollanders. Maar ik heb niet meer het plezier in zulke dingen, dat ik vroeger zou gehad hebben. Ik krijg een soort verlangen naar mijn verzen dan. Er wordt in Holland veel beter geschreven dan 20 jaar geleden. Hout zagen en hakken doe ik met plezier. Ik grijp nog gretig naar de kranten. De Engelschen doen nu als een betrapte zakkenroller die gaat vloeken tegen de omstanders, die hem uitlachen. Het is heel min. Ik heb niet meer dat op en neer gaan van December, die afwisseling van onmacht en verheffing. Ik ben kalmer, maar toch niet goed. Ik wacht weer nieuwe beproeving. Ik ben nu volstrekt niet somber. 13 Januari. Het is wel merkwaardig, dat toen ik schreef, dat ik beproeving wachtte,' ik daar geen andere reden voor had dan mijn zielstoestand. Ik was heel gewoon, zelfs opgewekt, ook mijn werk vlotte. Maar de diepe roering, de verheffing van December was weg. En ik voelde, dat er groot leed moest komen, wilde dit veranderen. En zoo is 't gebeurd. Vandaag bezocht ik Holst en Jet op Schoonoord. Och kind, dacht ik toen ik haar zag en aan haar boek dacht, was het zoo gemakkelijk maar. 17 Januari. Gisteren bij 't trouwen van Holst en Jet geweest. Meegedaan aan 't dejeuner. Er waren Gorter en zijn vrouw, Verwey en Kitty, Jan Veth en Anna, Toorop, Haverman, 't Hooft, André Jolles, Prof. van der Hoeven, Trou Titsingh en familie van Holst en van der Schalk. Wij wandelden terug, 's Avonds liep ik naar van Heel, heen en terug. Vandaag waren de Verwey's af ten toe hier. Niets gewerkt. 19 Januari. Ik ben physiek wel, beter dan in lange maanden. Moreel ben ik niet goed, met hooggestemd. Maar wel productief gestemd. Ik heb echter met veel gewerkt. Ik ben aan 't tweede tafreel van Lioba. Bx vond het eerste mooi. Vanavond las ik weer iets over Lorenzo, waarin een fraaier blik op hem, ook met portretten van hem en Guiliano, door Botticelli. Ook van Guiliano's liefste Simonette, die zoo mooi was, dat ze in een open doodkist begraven werd, opdat men haar nog zien kon. Dat gaf mij allerlei gedachten. De Italiaansche vijftiende eeuw raakt mij al dieper en dieper. „Das Ende des i5ten Jahrhunderts war auch ein fin de siècle wobei das unsrige nur ein sehr spiessburgerliches Gesicht hat" schreef Isolde Kurz. Gister las ik over' de Anachoreten en het Ascetisme, wat in veel dingen mij beter inzicht gaf. St. Simeon Stylites. Deze komt in „Trots verbrijzeld". Misschien weet ik iets van Lorenzo te maken. Ik zou veel op hem geleken hebben, als het lot mij in zijn plaats gezet had. Maar het is de vraag of mijn loomheid en traagheid geheel van mijn uitwendig lot afhangt, of die alleen veroorzaakt wordt door de vale, leege afwezigheid van rijk en gewichtig leven om mij heen, waarin ik invloed zou kunnen hebben. Een deel moet ook inborst 'zijn, het meegaande, timide. En het niet timide deel is te grof en te hard in 't practische leven. Maar een zeer gunstig lot is machtig over 't karakter. 23 Januari. Ik heb met Meijers en Lady Welby gecorrespondeerd over Transvaal. Ik had het recht aan mijn zij en ik had er schik in. Ik kon hen in alle punten weerleggen en het ging vriendelijk en hoffelijk. Meijers was zeer hoffelijk. Het is aangenaam over gewichtige, met provinciale zaken met succes te correspondeer en. Het voelt minder achteraf. Gister een avontuur met joden in den trein. Mijn verbazing en woede, toen twee plotseling in mijn gezicht heetten te liegen, wat zij zoo juist hadden bijgewoond. Mijn gevoel: „dus dat kan men doen en er iets kranigs in vinden." En mijn dwaze uiting toen ik precies mijn lust om den man om zijn ooren te slaan bedwong, maar niet kon nalaten hem zijn hoed over 't hoofd te wippen. Gek was dat. En ik vond het geval niets beroerd, omdat ik heel secuur voelde recht gegaan te zijn. Mal figuur kon mij niets schelen, last en zenuwachtigheid of wat ook evenmin, als ik maar zeker ben zoo goed ik kon mijn plicht gedaan te hebben. Ik kan er zonder displezier aan denken. Vanmorgen bij Kloos. Hij begon zeer beroerd, maar het gesprek wekte hem op. Ik heb hem voorgelezen, en hij zei „die dat schrijft, zal mij met in den steek laten". Dus zijn emotie draaide toch weer om zijn eigen heen. Hij sprak over Viator, en hij zei precies wat ik tegen van Deyssel zei: Hij geloofde 't niet, want hij zag mij als den schrijver van de KI. Johannes. Hij zag me voor zooiets als dit niet aan. i Februari. Vandaag is ons Priempje gestorven. Het is zoo wonderlijk stil in huis. ik zal van den dood van weinig menschen zooveel hartzeer hebben, als van mijn klein, arm, vuil en vroohjk aapje. Ik ben aan geen dier zoo gehecht geweest en zal het ook wel niet meer worden. Honden zijn misschien charmanter of mooier, — maar in dit beestje was de sterkste uitdrukking van het dieren-karakter", 't simpel begrip, dat zacht houdt onze oogen over hun bitterst kwaad." Hij heeft wat baldadigheid uitgehaald en mij veel last gegeven. En ik ben nooit boos op hem geworden, hij heeft mij nooit geïrriteerd,-ik heb hem nooit gezien, zonder een zacht, meewarig, verteederd gevoel. Om zijn simpelheid, zijn levens- lust en tevredenheid in zijn armen, lagen staat, Arm, klein vuüikje. Arm, klein vuilikje. Alleen bij dit diertje voelde ik oprecht, wat een heilige ook bij menschen zou voelen: zuiver medelijden voor hun kwaad. Hij was wreed tegen kleine beestjes en gulzig en grenzeloos vies. En toen voelde ik alleen: arm klein mannetje, arm vuilikje. En heel diep tot tranen toe voel ik dat. En zijn goede eigenschappen: zijn vroolijkheid, zijn gezelligheid, zijn aanhankelijkheid, zijn grappige maniertjes en zijn onschuldig, sentimenteel wezen, eer bang dan brutaal en vol menschelijke dingen, dat roerde mij altijd buitengewoon. Hij was een persoon in huis, een karakter, dat wij heten deelnemen in alles. Wij zullen hem meer missen, dan we nu nog denken. Nog geen zes jaar was hij hier. Hij werd oud en de laatste maanden erg zwak. De grauwe winter deed het hem. En ik voel, alsof mijn verdriet om hem goed is. Alsof ik dat met moet tegengaan. Het is alsof het mij aan hem bindt. Hij heeft al die jaren van de goede Clara de teederste zorgen gehad, en van mij veel vriendelijkheid, en nooit anders als hefde. En ik voel, alsof dat, en Clara en mijn verdriet nu iets voor dat arme, apenzieltje beteekent, iets dat hem helpt en goed doet. Dit uit te werken zou al gauw bespottelijk worden. Maar zoo waarachtig als ik weet dat geest meer is dan materie, zoo waarachtig weet ik iets schoons en onvergankelijks in deze gevoelens voor dat kleine, vuile aapje. Hij was ons vriendje en wij hielden van elkander en ik schrei niet om niet, en ik schaam mij niet. Ik herinner mij met zoo'n stillen dag. 3 Februari Nu is het zonnig en mooi. Ons mannetje zou nu genoten hebben, maar hij leit in z'n witte lakentje, in zijn kistje met hooi, koud in den grond. Gister morgen zat ik aan 't ontbijt naar C. te kijken. We zeiden niets, maar ik wist dat ze bezig was geweest. Ze had hem stil in een kistje gelegd in een wit doekje, en toen ik buiten kwam zag ik dat ze al een kuil gegraven had. Ze doet dat alles zoo stil voor zich zelve, zoo volmaakt oprecht. En samen hebben wij hem toen begraven zonder een woord te spreken en wij schaamden ons niet te huilen. En van morgen zagen wij de zon, en wij begrepen beiden wat we dachten. Ik zie hem den heelen dag. De zwarte plakhandjes waar een vingerlidje was afgevroren en de scherpe roest-bruine oogjes, die je altijd volgden. En het vogeltjes-geluid als C. hem riep. En het uitbundige springen en buitelen op een warmen zomerdag, als hij pret had en ik naar hem zat te kijken onder mijn werk. En het bedrijvige kloppen en poetsen en gooien met steenen, den heelen dag lang. Dat dit leventje stil is en heelemaal weg, en niets er van over dan een koud, arm cadavertje, dat is niet minder diep en indrukwekkend dan de dood van een groot man. Ik tuur er op, in mijn geest, ik tuur er op, tot het mij duizelt, tot ik rü van het diepe vergezicht, de afgrond van mysterie. Arm, klein kereltje, klemde hij zich niet aan mij, of hij niet wist wat hij doen zou van gehechtheid, als ik bij hem kwam, als hij mij weer zag nadat ik weg was geweest. Bx kon hem met van mij loskrijgen, en hij het al zijn lekkers vallen en hij likte mijn schoenen. Arm kereltje, hij was ook maar alleen, in een hok, in een vreemd, koud land. 4 Februari Ik blijf thuis, zaag alleen wat als de zon schijnt. Werk niet. Mijn politieke belangstelling van den laatsten tijd en mijn correspondenties daarover deden mij bedenken hoe weinig ik eigenlijk een kamergeleerde ben. Ik zou mij zoo thuis voelen in een activiteit van dien aard, als er werkelijk groote belangen in gemoeid waren. Ik zou zeer stellig een man van de daad geweest zijn in een ander land op een anderen tijd. Mijn activiteit voelt opgesloten en verstikt. Al mijn studie, al mijn artistieke bezigheid krijgt iets dufs voor me na eenigen tijd, en zou als ik in een rijke, actieve sfeer leefde, beter slagen. Ik zou gezant of consul kunnen zijn, en evenveel schrijven en beter misschien, 's Morgens in studie en poëzie en 's avonds in de maatschappij, dat lijkt mij na mijn leven. Op Eikenhorst leek dat er iets op. Ik schrijf dit opzettelijk om na te gaan hoe het zich verdraagt met mijn verlangen naar afzondering en stille studie, nu en dan. Dit kan zijn óf een geheel omslaan van gevoelens, óf het nog niet gevonden hebben van den rechten aard en de rechte maat der activiteit die mij past. Noch de Amsterdams che werkkring, noch het Engelsche leven leek mij houdbaar op den duur, en dan verlangde ik naar mijn werk. Maar ik heb in mijn leven altijd behoefte gehad aan oprichten, organiseeren, besturen of leiden van practische dingen. Als student heb ik mij voor allerlei zaken gespannen en aan alles deelgenomen. Alleen leek mij mets belangrijk genoeg om er al mijn krachten aan te geven. Maar als er eens zooiets kwam! Nu moet ik naast deze gezindheid bij gelegenheid de volkomen satisfactie stellen, die ik in zuiver spiritueele activiteit heb, om te zien of dit er onder is, of er naast kan blijven. ii Februari Ik was Donderdag in Haarlem. Zaterdag bij Kloos, een bezoek zonder veel vrucht. Zaterdagmiddag bij E. gegeten. Zondag in Baarn bij Thym geweest, weer in H. gegeten. Vandaag kwam Thora Prikker hier eten. Het was alles goed. Bx ben „Brieven aan Transvaal" begonnen. Gister las ik Lioba i zeer goed voor, zoodat E. en ik zelf zeer geroerd waren. Nu werk ik met nieuwen lust. Bx kan niet helpen gekrenkt te voelen door Herman's gedrag, die hier eenvoudig niet aan huis komt. Al weken niet. Ik ben driemalen bij hem geweest, het laatst. En hij bij Veth en Thym. Hij doet altijd alsof er niets is, maar het is onhartelijk en stug. Bx wilde dat hij er niet meer woonde. Bx houd nog in, maar het grieft me. 16 Februari Steeds zacht weer. Woensdag den iaden hoorde ik een merel en 's morgens de vlasvinken. Vandaag mooi weer, zonnig en stil. Bx heb op 't mos gelegen in het Spanderswoud. Tegen vijf uur een kille nevel. Weer echt lam, de laatste twee dagen. Een dag ging het werk heel goed. Maar toen was 't op eens weer uit. Een weinig aan de Transvaalsche brieven geschreven. Maar meestal lui en loom. Gister E. misgeloopen, twee uur aan 't station zitten kijken. Het gretig krantenlezen begint me tegen te staan. 19 Februari Prachtige voorjaarsdagen. Een nacht vroor het nog hard. maar 't wordt eiken dag warmer — vandaag was het warm in de zon, 's avonds 45°. Gister veel zon. Ik rook ook de viooltjes en de hyacinthen. Ik schreef een Engelsch sonnet voor Lady Welby. Er waren Anna Fles. Matje. Fine R. en aan de koffie de Hymansen. Gelegen aan den weirand Consuelo lezend. 20 Februari Paultje ziek. Ik zelf in een wonderlijken toestand. Naar H. gewandeld en met E. naar de Hoogt van 't Kruis. Weer thuis gegeten en 's avonds Consuelo, en in de oude dagboeken gelezen. Moe door het loome weer, en gedeprimeerd door Paultje. Ik schrik al als ik van de volgende maand Februari hoor. Wat is dat altijd een zware maand geweest. Ik schreef gister nog al wat aan 't 12de tafreel. 24 Februari O veranderlijk helder en zonnig, maar met een harde, koude Noordooster. Gister avond schreef ik een langen brief aan Herman en was daarna verlicht en verheugd. Voelend geheel zeker goed gedaan te hebben. Ik verwacht er niets van, evenals bij 't briefje van Jan, en daarom weet ik dat het goed is. Nu kan ik geen berouw hebben. Ik heb geen satisfactie voorzien en beoogd, maar een natuurlijke impuls gevolgd. Advienne que pourra. Gister alleen gewandeld in Spanderswoud. Tot aan H. veel Zondagspoenen gezien. Consuelo uit. Sana een echt vrouwengenie. Ik verwar haar onwillekeurig met Bettina. Schitteringen van genialiteit, diepe wijsheid en onbegrijpe- lijk fijne intuïtie, en een totaal gemis aan evenmaat, eenheid, controle of conceptie. Het rammelt en verzint maar door, verliest zich in smakelooze moralisaties en bespiegelingen en praatjes, spreekt zichzelf tegen, merkt de eigen incoherentie niet, weet zich niet te matigen en te beheers chen. Er is iets innig vrouwelijk zwaks in dit gestadig laten uitblinken, al is het in zeer fraaie momenten, van de deugden van haar heldin, een voortdurend zich bedrinken aan moreel gevoel. En tegelijk een grof uitglijden, moreele fouten maken, die ze zelf niet bemerkt in de drukte en den ijver van haar welsprekendheid. Bij voorbeeld het laten vangen en braden van vogeltjes door Consuelo (hoewel G. Sand in haar Vid het eten van vogels vooral iets onbegrijpelijks en onnatuurlijks noemt) en dat als een aardig trekje van hun vagebonden-leven. En het heele laatste boek, min door moreele ongerijmdheden en oppervlakkigheden, waarin Consuelo een treurig figuur maakt en Porpora's treurige figuur maar heel povertjes wordt gered. Het leven in Venetië, de huishouding op Riesenburg, de voetreis met Haydn en vooral de kanunnik met de bevalling van Corilla, dat zijn glanspunten, meesterhjke stukken. Bx werk nog aan de tweede acte. Het gaat zoo wonderlijk. Bx maak het maar zoowat door, nauwelijks wetend of ik wonderen of onzin maak en nu en dan op eens, vind ik het heerlijk wat ik gemaakt heb. Het rechte besef van wat ik doe moet nog komen. i Maart Het is hier nog al eentoniger. Het antwoord van Herman deed me goed, en ik schreef verheugd terug. Maar oude dingen komen na eenige dagen toch weer op. Als ik bij voorbeeld hoor dat hij wel bij Thym geweest is en vandaag van Looy en Titia krijgt. Al wat op verwaarloozing of vermijden van mij lijkt door bekenden, doet even pijn van jaloezie. Dat is onvermijdelijk schijnt het. En te erger naar mate ik saaier en neerslachtiger ben. Ik wist daar voor tien jaar niet van. Ik had altijd behoefte aan veel hartelijkheid, maar nooit dat susceptibele. Dat heeft de lompheid mij gemaakt, de bittere ervaringen. Ik heb de tweede acte van Lioba af. Het lijkt mij alles zeer goed soms. Mijn weg, mijn eigen terrein. Maar het werk verheugt mij niet zeer, ik voel gestadig belemmeringen. 5 Maart Gister, Woensdag bij Veth geweest, die hun kindje Annekeetje verloren hadden. Ik heb alleen bij het doode kindje gezeten. Het was zoo stil en zoo vreemd dat het met ademde. Ik wou begrijpen, net als bij Priem. Bij Jan en Anna zat ik rustig. Anna was zoo groot en eenvoudig. Over het drinken voor 't kindje dat met weg wou bhjven. En zij had het mij willen toonen voor de ramen zei ze. Thym was even bij mij, gister. 9 Maart Gister in Jacob Boehme gelezen. Dat maakte mij veel beter en wakker, den ganschen dag. Met meer lust gewerkt en over de volgende „Studies" gedacht. Het stuk filosofie vooraf. Dan over verzen. Dan over mijn boeken. Vandaag gewerkt in 13de tooneel van Lioba. Bx weet niet hoeveel er nog* komen, ook de verwikkeling niet. Dat komt alles van zelf, als de menschen eenmaal spreken. 2i Maart Ik heb een week lang niet aan Lioba geschreven, maar aan het anti-rationalistisch betoog voor mijn studies. Daarvan heb ik nu vier hoofdstukken. Die zijn een voorbereiding voor de toeUchting van mijn boeken. Ik vond veel moois in Boehme. Een morgen werd ik uit een droom wakker, waarin ik mij bizonder gdukkig voelde. Ik zei in dien droom nu weet ik zeker niet te droomen, want zooiets helders en precies kan men niet droomen — en toen dat vreemde gevoel, toch weer wakker te worden en toch gedroomd te hebben. Zouden wij ook zoo wakker worden uit dit leven, dat ons nu zoo stellig geen droom lijkt? Bx voel in allerlei zaken een groote gerustheid, en minder wantrouwen en getob omtrent kleine handelingen. Er is iets kleins in voortdurend te denken: doe ik zoo wel precies goed? Was dat niet eigenlijk verkeerd gedaan? Ik weet wel dat het alles veel beter kon, maar ik ga rustig door, omdat ik mijn best doe. Bx heb veel moeite met mijn geld uit te komen, omdat er zoo weinig patiënten waren dezen winter. Bx krijg nu pas goed inzicht in het Romeinsch rijk van barbaarschheid en ongerechtigheid. Wat een verandering in de laatste 500 jaar! Wij mogen wel erg tevreden wezen en niet te haastig verder willen. De vooruitgang is zoo wonderlijk snel 8eweest- 24 Maart Zomer, zomer 700 in de schaduw, 's Nachts 25 a 500. Doodstil 's morgens en 's avonds. Heerlijke zon, alle heesters komen uit. Bx zag al een kastanje met blaadjes. De viooltjes bloeien bijna. De primula's zijn uit. 6-150 81 m i April Het zomertje is lang voorbij, het duurde zoowat een week. Nu is 't koud en guur. N.W.wind. Eergisteren hoorde ik muziek bij Hymans in Amsterdam. Het was zeer wisselend in mij. maar ik heb sterke voornemens voor mijn nieuw jaar. Bij de muziek dacht ik dit: de elatie van zulk een oogenblik bestaat niet zoozeer in de feitelijke sensaties, als wel in het zien van mogelijkheden, het vrij voor zich uit zien van een eindeloos perspectief, van vertrouwen dat nooit weggenomen kan worden. Bx schrijf aan mijn Betoog en het doet mij goed. Ook Lioba zal daarna weer gaan. Bx heb veel vertrouwen en voel mij nogal wel. De ouders zijn naar Algiers. Den tweeden nacht van hun reis droomde ik veel van sporen, vreemde gezichten en taal, een trein die 87 minuten te laat was, enz. 14 April Vorige week een paar zoele dagen, zoodat wij in Groeneveld buiten konden zitten. Het is een keerpunt. Toen ik aan 't Betoog schreef en nu nog, was de slaap iets zeer bizonders voor me. Iets'waarin ik met wijding ging, als een nadering tot het onbekende. Het lichtje bleef in den slaap, al sliep ik vast. Een nacht sliep ik den ganschen nacht rustig en diep door en voelde toch dat gedurende een half uur ongeveer, God mij had los gelaten. Heel duidelijk en heel stellig. Geen droom, een weten als een beproeving in den slaap. Bx schreef nu weer aan Lioba. Bx zie nu het werk beter aan. Vandaag treffend bezoek bij Kloos. Voor acht dagen de jonge Labberton bij mij gehad, waarvan ik veel verwacht, als hij gezond blijft. Het wordt druk in Bussum, van Deventer is er ook. 16 April Nog kil weer, maar beterend, stiller. Zilveren wolken. Vanavond regen. Vandaag een stuk begonnen over Landbouw en Staatszorg. Aan lioba gewerkt, 's Avonds Grieksch gelezen, maar 't ging slecht. 2 Mei Koud, schril weer met N. wind. Het is en blijft vredig in me. April scheen me bizonder lief, omdat ik dagelijks in 't celletje kwam en het lieve welkom hoorde. Maar het is nu toch nog goed, hoewel niet zóó veilig als toen. Donderdag spoorde ik met C. naar Vlissingen. Die vreemde nacht in het hotel Goes, waar ik het een tijd allerellendigst vond, benauwd en misère. Maar zie in de herinnering is het nu toch alles goed en niet zonder bekoring. De zee, 't stadje, de vroege tocht naar de boot, de vroolijke rit met het zonnekind en de pret van het thuiskomen. En hoe hef ze allen met me deden. Wat bloeiden de kerseboomen in Zeeland. Het was niet sneeuw, maar doorschijnend grijs-wit. De begrafenis van Gine was in het geheel niet luguber. Ik vind mets eigenlijk luguber meer. Ik heb tegen Kloos' komst opgezien, en er slecht van gedroomd. Nu is 't weer mogehjk, dat hij niet komt. En ik voel, dat ik kalm, rustig, recht ga. Bx heb niet veel gewerkt de laatste dagen. 9 Mei Sinds gister is Kloos hier. Ik ben er zeer bezwaard onder geweest, maar nu gaat het weer. Hij zelf is zeer goed en geschikt, luistert naar allen raad en behalve een zwakheid van zijn geheugen is zijn geest en zijn gedrag normaal. Maar ik was er onrustig over en bezwaard en sliep slecht. God geve mij sterkte. Het is maar net wat ik houden kan. Het doet hem merkbaar goed. 16 Mei Sinds een paar dagen weer koud , vandaag grijs en grimmig, en dor, in weken geen regen. Het gaat goed met Kloos. Hij wordt veel beter en is nagenoeg normaal. Maar nu voorzie ik juist de moeilijkheden, omdat ik prikkelbaar zou kunnen worden. 23 Mei Koning is hier geweest, met Kleine Johannesteekeningen, ik had er plezier in. Ook bezocht ons de jonge Stokvis, een ambitieus kereltje, indruk niet zeer gunstig. Gister de heer Thoden van Velzen, lang filosofisch gesprek, maar hij is een beetje toqué. Ik hoorde gauw dat de vaas een barstje had. Interessant uiterlijk. 30 Mei Vandaag Allard Pierson begraven. Het was een waardige ceremonie, zonder wanklank, of misstand. Er waren treffende momenten, de menschen spraken eenvoudig en gemeend. De oude grijze Gildemeester met het kleinzoontje Allard Pierson. Thuis was het nog stichtelijker. In de boekenkamer, groot met de zorgvuldig verzorgde boeken rondom. De zwartgekleede heeren met meestal interessante gezichten kwamen daarin deftig en fijn uit, zwart en wit tegen den boeken-achtergrond. Mevrouw Pierson met I haar zachte, goedige gezicht in een fauteuil de ' dochters er achter. Beurtelings spraken ze tegen haar, heel ernstig en eenvoudig. Een heer met fijn, gedistingueerd gezicht vertelde haar eenvoudig en goed hoe het op het kerkhof geweest was. En ieder die binnen sprak kuste de weduwe. Het was plechtig, intiem, natuurlijk en waardig. Ik vormde onderwijl een rijke gedachte, die mij oploste hoe toch eigenlijk schoonheid en goedheid samenhangen. Schoonheid is 't Recht der uiterlijke dingen. 3 Juni Het gaat mij met slecht, maar ik heb nog veel te strijden, de oude Adam is nog niet dood. Ik werk nu met lust en ik vind Lioba zeer goed. Ik overdacht al mijn werk en vond het nog al veel ' wat ik gedaan had. Maar hoeveel meer had ik kunnen doen met meer overleg en orde, zonder meer kracht of talent. Als ik altijd nauwgezet had gestudeerd en al mijn tijd had zuinighjk gebruikt. Ik heb over mijn hart gelezen. Ik kan het, als alles meeloopt, nog vele jaren uithouden. Misschien 15, misschien 30. Komt er een ernstige ziekte bij dan sterf ik eerder. Anders begint tusschen 50 en 60 of wat ik hoop komt er een apoplexie of embohe. Al had ik maar 10 jaar dan kan ik nog veel doen. Maar ik moet innerlijk nog meer bereiken. Bi ben nog niet bereid. Kloos maakt het goed. Hij verveelt me met zijn gerijmel en er is maar weinig moois of stichtelijks in zijn omgang, maar het gaat goed, ik ben rustig en gemakkelijk ofschoon gereserveerd. Bi lees Keats, Vondel, Socialisme. Zondag Broekhuysen hier geweest, ook een jongen, die wat belooft. Nauwgezet, verstandig. 8 Juni Gestadig mooi zomerweer. Niet zeer warm, maar juist goed. Vrijdag de Messias gehoord in de kerk te Haarlem. Het was een heerlijke avond. De ondergaande zon door de hooge gewelven, later de stralende koperen kronen in de groote ruimte en de zuivere muziek. Het groot aanzien der eenvoudige dingen der natuur als in het recitatief „die weideten ihren Herden in der Nacht". En die edele Aria's „er ward verschmaht" en „Wie lieblich ist der Boten Schritt" en „o du, die Wonne verkündet in Zion". Wat een glanspunt van zuiverheid en innigheid en verheffing in het verwarde leven. Alleen de Concertachtige, niet in gewijde stemming zich toonende menigte was hinderlijk. Het dagboek van dien jongen Broekhuysen met de platte en triviale wereld waarvan het sprak ontstemde me eenigen tijd. Gister hoorde ik de negende symfonie, verder een veel te lang concert met allerlei moois en Ieelijks. Bx onderscheidde nu zeer scherp in de negende en ik geloof te verstaan. Het is niet alles mooi, het is ongelijkmatig. Er zijn ontzaglijke verheffingen in, maar ook matheden en onzuiverheden. Het is rijker, veelzijdiger, maar niet zoo gelijkmatig diep eenvoudig, niet zoo wijs als het werk van Handel, en Bach. Toen veel over Wagner gedacht, dat is de ontaardende, zooals het Katholicisme de ontaarding is van het Christendom. Het is het vervallen in het uiterlijke, den schijn. Machtig, als expressie van dezen tijd, maar zwak tegenover de eeuwen en het klassieke. 's Avonds mij geërgerd over het domme stuk van Diepenbrock, waarin deze ontaarding onbeschaamd voor den dag komt. Het onrecht verdedigd om een schoonen schijn. Ik had moeite mij dat uit het hoofd te zetten. Een rustig gesprek met Herman op de bank voor zijn huis maakte mij beter. Maar werken ging evenwel niet. x6 Juni Veel warmer, tusschen 75 en 850. Droog met heeten wind. Ik word zeer geplaagd door voortdurend geprikkel in mijn neus, als een verkoudheid waardoor ik steeds niezen en snuiten moet. Het belemmert mij in mijn werk en bederft mijn geheelen dag. Waarschijnlijk hooikoorts of hooiprikkel. Ik ben zeer vervuld van Irmenlo van van Oordt, dat bij mij voor een paar dagen stuurde. Veth zei mij, dat hij tegen mij schreef. Ik heb geen spijt over mijn stuk, al is het wellicht wat minder voorzichtig gesteld dan ik het mijn Studies doe. 20 Juni 's Avonds van Oordt. Er is een mystiek verband tusschen zijn werk en het mijne, 's Nachts werd die zin tegen mij gezegd: „goud bestipt, als een omheuveld meer" en dat was mij iets zeer bizonders. Ook de naam Winfried. Met Lioba is het nog stilstaand. Er mankeert nog iets aan mijn innerlijken vrede. Maar ik doe toch goed. 30 Juni Een zware tijd, vooral omdat E. mij zoo hard valt om dat stuk, en de aanvallen er tegen rechtvaardig vindt. Ik heb nog een stuk geschreven. Ik tob er niet bepaald over, maar er is toch iets griezeligs in dezen tijd. Dat blijkt dan uit zoo'n droom als vannacht, waarin ik koelbloedig een moord beraamde en er cynische grappen over zei en toen begon te schreien en langzaam aan mijn slechtheid te voelen. Dat is een heel akelig soort droomen als boos opzet. Vandaag tot niet veel in staat. Zondag was van Oordt hier, dat was aangenaam om zijn bescheidenheid en eenvoud. Vandaag Anna Fles. Zondag met Rika en Jet getènnisd, en ik vond haar erg hef. O wat verlang ik naar de zee en naar eenzaam zomerleven, zooals vroeger. 9 Jali Ik heb in Lasson's Eckhart gelezen en nu over de Noormannen. Hoe wonderlijk weer dat ik Harold en Hemming in Holland het wonen, van niets wetend en dat bevestigd vind. Er is iets in me wat me doet voelen, dit is in orde, zonder uitwendige informatie. Dat er geen Lioba in Eike is geweest weet ik wel, en dat het heel andere menschen waren; maar het rijk tusschen Schalthem en Rostringen, Scheld en Wezer, en Harold en Hemming, dat voelde ik als iets, waar wat van aan was, en ik wist er toch niets van. Ook dat rijden van Harold langs de Maas, om Lioba te halen, en Eyke, het klooster, het heeft toch ook iets in zich, meer dan ik mij bewust ben. Deze week zijn wij in Muiderberg geweest en in den avond teruggewandeld met de jongetjes. Gister heb ik met Koning door de duinen van Vogelzang naar Haarlem gewandeld, snikheet, maar lekker gezwommen in de koude waterleiding. 16 Juli Nog hoogzomer. Het was heet en droog de laatste dagen. Alles dor. het gras verschroeid, en de hoornen hier en daar met gele bladeren. Toen kwam gister een heerlijk onweer en vandaag regende het den geheelen dag, maar bleef even warm. Nu is het heerlijk vochtig en geurig. Ik werk in Meiboom, Noorsche Mythologie en in Bolhuis, Noormannen in Nederland en in de Edda. Ik ben aan 't vierde tafreel. Dit is een beteren zomer voor me dan die van verleden jaar. Wat heb ik die verspild en wat heeft het lang geduurd eer ik weer op streek was met mijn werk. Kloos is goed en ik wen zeer aan hem. 18 Juli Ik werk aan de vierde acte. Ik hoor heel weinig uit H. Labberton is hier. Ik was in Amsterdam en naar omstandigheden, rustig van gemoed. 25 Juli 1896 Nog steeds prachtig, warm en droog. Ik slaap met wijd open deuren. De maan schijnt. Kleine schaap wolkjes. Alles even dor. Ik heb nog al veel patiënten. Woensdag was van Oort hier. Bauer kwam uit Constantinopel terug en vertelde. Met mijn werk is het deze week weer stilstand, maar ik voel met haastig er mee. 31 Juli M. Schadd is hier met Sammy. Ik heb het soms zeer te kwaad. Gister avond gebeden en het heeft geholpen. Dat geeft moed. Vandaag met Labberton naar H. geloopen. F. en Carry even gesproken. Ik voel soms als een man op een afbrokkelende ijsschots midden in zee. Ik werk een beetje aan 't vierde tafreel. 8 Augustus Deze week veel koeler, soms guur. De lucht ziet dan juist als op koude voorjaarsdagen, met harde grijze Noordelijke wolken. Dat weer hebben wij gestadig dit jaar. Af en toe motregens deze week. Vandaag prachtig weer s morgens, 's nachts om 3 uur (in Egmond) hevige regen. Nu weer, in Bussum, zoele regen. Een paar heerlijke dagen in Egmond, bij de frissche, blauwe zee.Ik was er zeer gelukkig, ondanta eenige uren van groote angoisse gisteravond. Maar het is alles buitengewoon goed geweest, en nu ben ik dankbaar voor mijn zomertje van één dag. Rijtuigje naar Alkmaar, het museum en de lunch met ons allen. Droevig zoo gauw weer terug. Maar ik ben geheel gesterkt en getroost. Lucht en duinen en zee, alles schitterend. Slot en Abdy in mijn fantasie. 16 Augustus De laatste week mooi en warm, maar meer regenachtig. Vandaag echt slecht weer. Weer twee mooie dagen aan zee. Vrijdag in Egmond gekomen. Aan den wegkant Jagen ze. Gistermorgen reed b. mee op de omnibus den weg naar Alkmaar. Het was alles zeer gelukkig. Toen naar Zandvoort, Hans en Paul gezien. Hier moest ik wat .schade inhalen met patiënten. Kloos gelukkig goed gebleven. Hij is vervuld van zijn bekroning. Ik had het mij vooruit voorgesteld dat het zoo zou zijn en ik ben blij dat het zoo gegaan is. Het is het beste en helpt mij zeer door den goeden invloed op Kloos. 6 September Ik ben een dag niet wel geweest en ik heb het veel te druk, waardoor ik niet werk. Ik heb veel te doen, maar at zonder geld. Ik heb een nieuwe fiets gekocht, omdat ik daar niet buiten kon. Eergisteren droomde ik gelukkig. Ik was in een kerk en zag een goudlicht kerkraam, waardoor ik zóó in den hemel vliegen kon, ten aanschouwe van de menschen, hen achterlatend. Maar ik deed het niet, om de menschen. Ik lijd nog veel door het besef der antipathieën tegen mij. Het onrecht en het misverstand en de kleinheid der menschen. 12 September Het is mooi herfstweer. Het is zoo mooi deze maand, het moest langer September zijn. De Ipomea bloeit langs ons raam met veel blauwe kelken. Wij wandelden deze week naar de Limiet bosschen langs het water, waar de hooge zuringplanten staan en de bramen. Een hevig onweer kwam, waarvoor we moesten schuilen in een boerderij. Gister met C. naar Utrecht bij tante Hamaker. In de bloemisterij op een bank gezeten in de herfstzon. Het is of het den heelen dag morgen is, zoo frisch en helder. Ik was zeer rustig en tevreden gister, innig. Wij wandelden naar het kamp van Laren. 13 September Het was zacht weer, maar het regende veel vanmorgen, na 12 uur werd het droog en ik wandelde met Labberton naar Hilversum. Het spreken met hem is mij aangenaam, want hij is goed en bevattelijk. Een juffrouw die ik behandel was door mijn vorige behandeling zeer onplezierig geworden en 9i vroeg: „Had u ook verdriett" Dat had ze gevoeld. Het was Vrijdag geweest toen ik 'n droevig gesprek had gehad. C. heeft Kloos gister scherp de waarheid gezegd over zijn leelijke verzen, want hij doet soms zoo alsof hij zichzelf niets te verwijten heeft. Toen trok hij zich dat sterk aan en is er nu nog stil van. Dat is een goed teeken. 14 September Ik was melancholiek en moe. Ik heb in Eckhart gelezen en daarin veel sympathieks gevonden. Er was weer brand in Bussum. Vanavond was Labberton er voor 't laatst. Ik heb hem goeden raad gegeven. Bx voel moreel wel iets beter den laatsten tijd, met meer elatie en strengheid, maar wat ben ik toch nog veraf van het doel. 19 September Gister naar de gewijde muziek in Haarlem. Een dag die mij heugen zal, wel de vreeselijkste van 't jaar. Bx heb wanhopig om uitkomst gebeden in de kerk. Maar ik kan het blijkbaar nog niet goed, het mij openstellen voor God. En toch bleef het niet zonder uitwerking, want van het eerste deel der muziek voelde ik niets, ik was dood er voor, geheel gevoelloos. En toen na mijn gebed kwam het gevoel terug en ik werd diep geroerd en ik heb aanhoudend zitten schreien. Bx dacht dat het gewonnen was. Maar na weinig uren was alles weer verloren, en ik dacht maar: was ik maar thuis en lag ik in bed en sliep. En ik wist toch ook heel goed, dat mijn gebed niet innig genoeg geweest was. Maar hoe kan men willen, als men niet kan f Dan is alleen de tijd en het onwankelbare ver- trouwen onze troost. Mijn vertrouwen verzwakt niet, al zie ik nergens uitkomst. De wil houdt stand, al kan ze niets uitrichten. Ik ben vandaag maar weinig beter. Alleen de afschuw waarmee ik aan gisteren terugdenk geeft mij wat hoop. Dat kan beteekenen dat ook 't voelen anders zal worden, niet enkel 't weten. 20 September Het weer was koud en regenachtig en de dag begon zeer somber, koud en ellendig, 's Middags wandelde ik met C. en de jongens naar 't Bosch van Bredius en Craylo, waar de windhoos van verleden week een groote verwoesting had aangericht in 't bosch, vele boomen omgeworpen en gebroken. Ik heb niets gewerkt. 24 September Het weer deze week zeer stormachtig en onstuimig. Be heb slechte dagen gehad en niet gewerkt. Gister avond was ik in H. en had een heerlijken avond en heb wat geschreid, wat mij zeer verlichtte. Er zijn veel patiënten. 4 October Het weer is twee of drie dagen prachtig geweest, gister weer slecht, vandaag zoel, winderig, 's avonds regen. Vrijdag feest bij de ouders in Haarlem. Ik voelde 's morgens gelukkig, hoewel ik niet betrouwbaar voelde, niet inwendig diep, maar meer uitwendig, door gezond voelen en mooi weer. 's Avonds was het ook weer slechter. Zaterdag een slechten dag, het werk wil nog steeds niet. Slaperig, mijn lectuur irriteeerde mij (Noorsche Myth, van Meiboom). Toen nam ik het leven van Wordsworth door Meijers en dat deed mij veel goed. Maakte mij sereen. ii October Bx ben weer aan het werk, aan de verzen 2de zang 11 en aan Lioba, vierde bedrijf. Vandaag wedrennen, met C. en de jongens er even geweest. Donderdag met E. en C. in Amsterdam, in Arti en Artis geweest, een prettige middag. 18 October Ik heb deze week geregeld gewerkt. Begin wat op te schieten. Een dag aten de Gorters hier, vandaag Bauer en zijn zuster. Pauwertje is op de Kruishoorn. Ik ga er eiken dag heen. E. had hoofdpijn vandaag. Gister bezoek van van 't Hoog, de dichter, geen ongunstigen indruk, maar bitter weinig zelfcritiek. Een patiënt uit Chicago, van ijslandsche afkomst, Mrs. Hoek. Ik ben redelijk wel, niet schitterend, maar betrekkelijk kalm en welgestemd. Bi las een boekje van Alb. Thym over Vondel, en dacht over 't katholicisme. 23 October Gister den ganschen dag in mijn oude brieven gelezen. Een serie van wonderlijke aandoeningen, eerst verontwaardiging over 1879, over het gedrag van Ati en over mijn snel vergeten of liever roekeloos toegeven aan nieuwe affectie. Die eerste tijd vond ik mooi. De. verbazing over mijn totaal gemis aan zelfgevoel, aan begrip van mijn eigenlijk werk aan literaire, of artistieke aspiratie. En eindelijk het voelen van het nieuwe hardere zelf, de actieve, vaardige mensen, ruimer, wijzer, moediger, minder teer, minder zuiver, maar ook minder week en klein. Dat in 1882. Onder het lezen even diep geroerd, ziende de afgrond waar ik langs geloopen ben. „Onze Vader" zei ik met veel tranen. De afgrond van cynisme in 1880. Als Ati mij genomen had was ik braver en liever geworden, maar er was nooit veel bizonders van mij gegroeid denk ik. Misschien een rustig professor, een stille reactionnair, obscuur en beschroomd tegen de N. Gids-revolutie. C. heeft mij in 't vuur gebracht. O bitter, bitter ben ik in 't vuur geweest. Wat veracht ik mijzelven soms, die van toen. Nu begin ik van voren aan, en het is al zoo laat. Deze weken weer erger hartgevoelentjes, soms slecht slapen en congestie of zooiets, raar gevoel in de ooren en 't hoofd. Laat is 't al. Bijtijds f Ik schreef den tweeden zang van 11 Schijn en Wezen bijna af, en met veel voldoening aan Lioba IV. Dat is nieuw, zoover ben ik nooit geweest. Lockhorst was hier, de stille, bleeke jongen, stil als 't graf. Ik mag hem al beter lijden. 28 October Zaterdag-Maandag in Haarlem, Zondag in Rotterdam bij de Isaachsens en 't Poortje. Geen onaardige dag. Raar dat succes na dertien jaar, nu 't mij met veel meer schelen kan. Toch wel gestreelde ijdelheid, dat mij toch altijd gelukte, wat ik zonder veel moeite deed. En ze speelden nog slecht, er kon veel meer uit gehaald. Uit mijn werk gehaald door dat reizen, dat doe ik nu vooreerst niet weer. 31 October Gister was E. hier, maar kon niet blijven om de hoofdpijn. Mislukte wandeling. Mrs. Bayley at hier. echt Amerikaansch type van lager soort. Ze speelde negerdansjes en C. en Frouke en ik dansten er bij. Vandaag was ik met haar in Amsterdam. 2 November Twee dagen doodsinister regenweer. Down ben ik. Goed en lang slapen, maar absoluut zonder glans van binnen, zoodat het mij kregel maakte. Ik loop dan mijn kamer op en neer, ik weet alles best, maar ik voel mets en ik prevel onzin in mijzelf. Pauwertje is hier, en Ada is vandaag gekomen. Ik wandelde naar van Heel. De boomen al kaal, alleen de beuken goudgeel. Van Alphen de Veer at bij ons. Wij praatten over strategie en taktiek. Ik lees het leven van Velasquez door W. Armstrong (Hoe hij het geld voor een portret van den Paus zelf wou ontvangen, niet door een Kardinaal „omdat zijn meester Philips IV hem ook altijd eigenhandig betaalde"; lakeien-trots). 14 November Een paar dagen begon het ijs in mijn hoofd te kruien, en was ik zeer vervuld met Lioba, en ook productief in andere plannen. De dagen gaan dan snel om, zonder dat ik van' t dagelijksche leven merk. Maar ik sliep slecht met sombere droomen (zie droomboek). Ik voelde ook met gezond, gonzen in de ooren en hartgevoelentjes. Gister in Haarlem geweest. Toen is een zeker onbehagen van mij weggegaan en sliep ik vannacht voor 't eerst sinds weken lekker, 't gonzen is weg. Irmenlo is uitgekomen, ontevreden over mijn voorrede, 't Boek mooi, Ook Drogin van van Schendel met plezier gelezen. Aan 't vijfde tafreel van Lioba begonnen. 17 November Veel drukte. Zondag met C. en de kinderen bij Karei Thym. Met Karei een comedie ontworpen voor de prijsvraag. Ik Was daar vlug in en productief. Den volgenden dag slag over de gansche linie, 's Morgens aan Schijn en Wezen gewerkt. Tweede zang af en derde begonnen. Daarna aan Lioba gewerkt aan de vorige bedrijven en het vijfde begonnen. Toen 's avonds de comedie begonnen en met lust er aan gewerkt. Moeite om in te slapen, zoo werkte het hoofd. Van morgen vrij rustig, één regel aan de verzen, 's Middags naar Utrecht, bij Jossie koffie gedronken, maar de tocht beviel mij niet. Thuis vond ik van Schendel, daarmee den ganschen avond gepraat. 23 November Ik ben hypochonder. Ik heb gevoelentjes in mijn been, waar ik van 't voorjaar door een hond gebeten ben. Ik denk dat het April geweest is. Nu komt meestal 's avonds de angst. Heb ik geslapen, dan is 't beter. Vandaag in Amsterdam. Een aandoenlijke brief van Valerie. Vanavond een brief van E. Ook droevig maar lief en zacht. Werk niet best. 28 November Dezen nacht sliep ik negen uur en voelde me van morgen gezond en gelukkig. In Amsterdam geweest, met Bauer gereisd, schilderijen van Estall gezien, een Engelsche Hollander, een kruising van Corot-Maris-Mauve. Schapen en weiden en hoornen. Maneschijn en mist en groen loover. Bij Valerie koffiegedronken. 1 December Gister toen die akelige brief kwam, heb ik nog 7—150 doorgewerkt, zonder dat het onmiddellijk effect kwam. Maar dat kwam vanmorgen. Ik was doodsomber en tot niets geschikt. Aldoor die harde, heftige vijandige woorden vóór me. Het is toch wel een vreemd soort liefde, die bij 't minste gekrenkt is en terstond vreemd, koel, bitter, hatend en vijandig voelt. Want geen vijand van me ziet mijn zwakheden met een harder oog of heeft minder vergeving voor mijn gebreken, is eerder geneigd tot ongunstigen uideg, en gaat heftiger nog meer verkleinen waar ik mijzelf te verkleinen begin. Ik ga maar stil mijn weg. Het is nu genoeg. Ik las in a Child's History of England door Dickens. En daarmee nam ik Shakespeare's Koningsdrama's weer op. Gister las ik King John. Vandaag Richard II. Nu eerst zie ik dit werk helder aan. Eigenaardig is het element van ironie dat in zijn hoogste pathos bhjft. Dat vindt men noch bij Milton, noch bij Shelley. s^i ,. 7 December Het is somber en doodsch. Mijn werk ligt stil. Zaterdag Sinterklaasavond met de Gorters. Herman was vroohjk en heel hartelijk tegen me. 16 December 't Begint te vriezen. Niets, niets gehoord. Ik bemerk, dat ik antwoord verwacht had. De teleurstelling, de spanning, de vreemde toestand van mijn bestaan is onbeschrijfelijk. Vannacht een zoete droom. Ik zocht haar op allerlei wegen, heimelijk. Ik vraag naar den weg, bedektelijk. Bx rende van een bloemrijken heuvel af. Eindelijk was ze er. Bx heb vandaag veel aan Lioba gewerkt. 20 December Ik wandelde weer mijn schemerwandeling door de bosschen van Bantam. Droevig en somber. De vorige dagen was ik arbeidzaam geweest en had aan Lioba gewerkt, en mijn stuk over Rijkshoeven overgelezen en naar de Gids gestuurd. Bi las over voorwereldlijke dieren in Amerika. Dan voel ik meer de kleinheid van onze bekommeringen als ik aan zulke immense tijdruimten en aan al die wonderlijke diergeslachten denk, opgeleefd en uitgestorven. Maar ik ben vol droevige gedachten. Ik zag gister Ati met haar joviale hartelijkheid, haar warme blik, en ik kon bitterheid niet onderdrukken, alsof al mijn leed door haar begonnen was. 22 December Dikke sneeuw, stil, zacht weer. Alles wit en mollig, stü en zacht. Vanmorgen wat zon. Het is mooi buiten onder de besneeuwde boomen, zoo is 't in lang niet geweest. Even somber. Paultje de mazelen. Es natuurlijk bezorgd en nerveus bij al mijn droefheid, Gister tot twee uur aan Lioba geschreven. V af en VI begonnen. 28 December Wat een tijd! — Verlatenheid en somberheid, onrust, hypochondrie, zielsmoeheid. En tegelijk veel schrijven en diep in Lioba. Vrijdag at Kloos hier en Zaterdag de ouders. Kloos was goed en aangenaam en ik beloofde hem een stuk van S & W. voor Maart. Nooit ben ik in een toestand als deze geweest. Tegelijk zoo ellendig toch zoo werkzaam. Ik slaap soms maar een paar uur 's nachts. Sta laat op, afgemat overdag als ik niet werk. Dikwijls duurt het minuten eer een vraag tot me doordringt. Oudejaarsavond Stil en verlaten. Hansje nu ziek. Gister Thym, vandaag Kloos. Bij Thym een repetitie gezien van al mijn zwakheden als er een aanval op mij kwam. Hij is daaronder al even erg, zoo niet erger dan ik, nu hij ook eens aangevallen is. Goede brief van Labberton. Ik werk aan VII van Lobia, meestal 's nachts. Wandeling op de hei, waarbij ik geheel en al leefde in het drama, en de gebeurtenissen zag, niet boomen of hei. En het snijdende gemis gaat door alles heen even erg. Arm kind, arm kind, ik bid voor je. Lioba is de kristallisatie van ons beider leven. Gezuiverd, gestyliseerd, gecondenseerd, tot een sterk, schoon geheel. 5 Januari 1897 Ik verwacht een gewichtig jaar. Lichte vorst, alles prachtig, ruig gevroren. De lucht grijs. Sierhjke witte berkjes. Gisteravond schreef ik Lioba af. Ik geloof dat het zeer goed is en ook goed gevonden zal worden. Het leeft, het is klaar, harmonisch, welbeheerscht. Sterk leven, door intellect volkomen beheerscht. Hier en daar in 't begin wat mat en onzeker. Ik begin nog nooit in dezelfde kracht waarmee ik eindig. Nu weer die lezingen, dat bezwaart me. Ik ben moe, maar nog werklustig. Ik heb veel transcendente gevoelens, hoewel niet de groote, vrome verheffing van somtijds. Daarin produceer ik niet. 14 Januari Labberton is hier geweest eenige dagen. Wij houden allen van hem. Eergisteren reed ik schaatsen met Carry en verstuikte mijn pols. Mama brak haar arm door de gladheid. De wegen waren allen onder een korst ijs. Men reed schaatsen op den straatweg van Zeist naar Amersfoort. Ik zag vandaag de zee bevroren bij Valkeveen. Ik corrigeerde proeven voor de Gids. Ik kreeg vandaag de eerste proeven van Lioba en was er tevreden over. Ik gaf verder uit S & W voor de N. Gids van Februari. Ik schrijf aan de lezing voor Teyler „Over Hallucinaties." 22 Januari Koud. Er ligt sneeuw en het vriest, maar niet hard. Vandaag zon. Mijn pols nog niet geheel beter, in verband. De winter-misère is niet erg. Ik denk omdat ik 't nu altijd warm heb, door betere kachel en warmer kleeding. Ik voel nog al physiek gezond, hoewel diep-verlaten tot van avond. Ik corrigeer Lioba en het is goed. Ik schrijf aan de lezing voor Teyler. Eergister was ik in Zalt-Bommel. Altijd melancholiek, zoo'n wintertocht naar een doodsch stadje. Ik wou dat de lezingen al over waren. Ik lees the Heavenly Twins en Virgihus. Ada was hier een paar dagen. Mama stuurde mij den kleermaker om een overjas voor mij te maken. 24 Januari Veel sneeuw. Lichte vorst. Vandaag schaatsengereden op de Noord, Ik heb bloemen gestuurd en een „Balmoral". Ik ben een boel gelukkiger na dien brief. 't Is vreemd, soms vond ik mijn toestand bij uitstek onduidelijk, wonderlijk. Nu niet. Nu niet, het is nu duidelijk in me. Maar beschrijven gaat niet. Het is niet het vrome genade-gevoel, de com- punctie-, maar het is wel groote vastheid, en er is iets moeilijks weg. Juist — juist dat is het. Ik sta lager, maar vaster en kan zoo beter stijgen. Ik was te hoog gestegen voor mijn kracht. Toen heb ik me vernederd tot mijn ware zelf. God zij me genadig. O, wonderlijk zooals nu het volgend boek in me bezig is te rijpen. Ik denk er niet aan, want ik doe allerlei ander werk en ben druk den heelen dag, maar soms zie ik of denk ik iets dat mij aandoet als hoorend in mijn nieuw boek. Zooals de plaat van Manon Lescaut. En de gedachte aan den grooten onverbiddelijken God, die is tegelijk hefde en natuurwet, en nooit slaapt noch sluimert. Ik weet nu wel zeker, dat het proza wordt, een roman. Lotgevallen, veel bonte avonturen. Ik heb behoefte te reizen en bewegelijk te zijn. De winter is bizonder dragelijk, als kou en winter. 31 Januari Nog veel sneeuw. Vandaag voor 't eerst sinds lang heldere zon. Vannacht strenge vorst. Een vredige, rustige middag in H. geweest, Dinsdag. Het was goed, maar zij herstelt zich toch niet van 't leed en de vervreemding. Donderdag in Delft gelezen. Het was beter dan anders. Ik vond mezelf met zoo min als anders denk ik. Werk en Brood en Schijn en Wezen voorgelezen. Prettig gelogeerd bij Frans Waller. Den volgenden dag bij Labberton. Dat was ook goed om de triomf op schijnbare saaiheid. Er was leven in me en ik bracht het waar ik kwam. Gister prettig met Carry gewandeld en 's avonds bij de Gorters theegedronken. Vandaag was 't mis. Geen brief, spirits low. Ik slaap rustiger. De spanning van Lioba is neer. Nu zie ik alles twijfelend en er komen sombere wolken. Nu moet ik eerst weer geheel zonder uiterlijke ambities zijn. Die waren opgewoeld door Lioba en dergelijke vooruitzichten. Nu moet dat dies tot klaarheid bezinken. ii Februari Een van de mooie dagen in Februari. Heel lang was het sneeuw, toen modder, af en toe wat vorst. Steeds baggeren, nooit zon. Nu is de sneeuw eindelijk bijna weg. En vandaag warme zon en stille wolken, wazig. Ik ben twee malen bij E. geweest. De eerste maal was het een lieve dag, de tweede maal mislukte. Dat was Zaterdag 6, toen ging ik eerst naar Baarn. Zondag aten we bij van Heel. Maandag Aagot en juffrouw Suermond bier, met van Oordt en ik las Lioba IV en V voor. Dinsdag naar Hoorn, een miserabelen dag bij den verboemelden luitenant von Romer. 's Avonds muziek van Mengelberg en corvée bij de Flessen. Ik had er niets aan. Gister lezing op Teyler in Haarlem over hallucinaties. Stampvol. Papa druk, kinderlijk ingenomen. Mama erg goed voor me Natuurlijk drukte over het Gidsstuk. Hoewel ik aanvallen nooit aangenaam vind, amuseert en interesseert mij dit meer dan anders. Ik krijg plezier in 't gevoel, telkens als ik zie hoe weinig de tegenargumenten der deskundigen om 't lijf hebben. Ik ga alles zorgvuldig ontleden en weerleggen. Ik schreef Tak een brief. — Ik heb niet licht-honger, maar deugd-honger. Ik voel mij in-slecht en zwak. Ik wil mij met voor beter houden dan ik ben en nu is 't niet veel. Ik wil goed zijn natuurlijk van zelve, maar ik kan het niet. Ik ben slaaf van hartstochten of driften en ik voel niet altijd de lust goed te zijn, ik heb dus niet de wijsheid die deugdzaam maakt. Ik heb ze als abstractie, niet als gevoel. Ik onderscheid dit alles beter in me, maar toch lijkt het of-ik achteruitga. In de afgeloopen week leek het of er iets in me werkte wat de Roomschen genade noemen. Ik ben dan gestadig met die gedachten vervuld. Steeds in afwachting of ik nu beter zal gaan voelen, steeds oplettend: „doe je nu wel zooals den wijzen, rechtvaardigen past." Maar op t kritieke oogenblik voel ik alles weer verwaaien. Feitelijk is er een drift in me die de wijsheid overheerscht, want mijn meeningen veranderen al naar ze zwak of sterk is. Dat is natuurlijk absurd. O! O! O! Wat zal hier helpen? 21 Februari Vrijdag ging ik naar Groningen, logeerde bij Heymans. Een kinderloos paar in een groot, weelderig huis. Hij 'n alleraangenaamst intelligent man. Er aten bij hem Prof. van Dijk en Prof. Symonds. De lezing was goed, hoewel ik niet op dreef was. Groningen was nevelig en vuil, maar toch veel prettiger dan de vorige maal. 's Morgens met Anna van Prooyen boodschappen gedaan. Toen bij Daan ua Nunspeet gegeten. Een lief kindje, en een aardig huis. Zijn zaak zal helaas wel niet slagen. Ik bens druk bezig in de Rijkshoeven, zoodat ik er mij nauwelijks van los kan maken. Moreel voel ik mij slecht. Niet melancholiek. Actief, maar zonder diepe wijding. 23 Februari Mooi, zacht weer, veel spreeuwen, tiftjafs. Ik ben door een hef bezoek in H. Goddank veel beter* Vanavond een brief die mij zeer goed aandeed. Ik ben diep geroerd, O mocht het nu zoo blijven. Mijn werk geeft mij nu veel voldoening en afleiding, meer nog dan hooger werk. Er is nu ook geen jacht of onrust, en er zijn geen stemmingen in of machtelooze buien. Ik voel mij nu ook gezond. De courantendrukte over mij is wel hinderlijk, maar ik draag het veel beter dan vroeger. Vandaag bemerkte ik lange stukken over mij in een krant zonder eenige emotie, Zelfs zonder nieuwsgierigheid. Dat is een ongewoon en goed teeken. Ik voel mij nu vrij zeker, dat ik een belangrijke vondst gedaan heb op sociaal gebied. En nog weer was E. mijn goede engel, als zoo dikwijls al. O mocht ik het nu uithouden en overwinnen. 3 Maart Zwaar stormweer. Zaterdag lezing in Rotterdam bij de Isaachsen. Lioba maakte wel indruk. Ik las twee en een half uur aaneen. Sliep niet, kamertje aan de Maas, sneeuwklokjes, 's Nachts lichtjes. Morgenzon. De goede luidjes zoo hef en zorgzaam, zoo vereerd met mijn bezoek. Toen in Haarlem, daar was het vervelend, 's avonds Textor. Gewerkt aan het tweede stuk over Rijkshoeven. Een vinnige aanval van v.d. Goes. Het deed mij met meer zooveel hinder als 't vroeger zou gedaan hebben. Ik vind den aanvaller terstond geringer, zie gauwer zijn zwakheden en ben minder onder den suggestieven invloed. En dit is weer een mislukten aanval, zooals er al zooveel geweest zijn. Die komen te vroeg. Ze zouden vernietigend moeten zijn, of ze doen mij meer goed dan schade. 9 Maart Vrijdag kwam mevrouw Hymans Jeanne brengen, die ziek uit Leipzig terugkwam na een ongelukkig liefdesgeval. Ze is nu nog hier met een verpleegster in een ernstigen toestand van exaltatie. Het is een moeilijk geval, dat mij veel werk "geeft. Ik schrijf 's morgens aan mijn stuk over Rijkshoeven. Ik voel gezond, actief. Ik bemerk hoe activiteit onmiddellijk depressie wegneemt, zoodra men maatregelen doet gaat depressie weg. Maar soms belet depressie activiteit, dat is 't moeilijke. Gister in Amsterdam geconfereerd met de ongeruste Hymans-familie. Geldzorgen heb ik nu niet meer. Ik ga overhouden. De heesters knoppen, en er zijn veel vogels. De winter is snel om. Ik ben niet verkouden geweest. 15 Maart Veel gebeurd de laatste dagen. De toestand van Jeanne is erger en erger geworden, totdat ik Vrijdagnacht een akeligen nacht doorbracht. Twee pleegzusters, die bang en ongeschikt waren, Jeanne onhandelbaar en ik een miserabel gevoel van machteloosheid en displezier. Ik weet dat ik mij bizonder ongelukkig voelde om half twee, met de gedachte dat het dien heelen nacht zoo duren moest, en pas zoo vroeg was. Het waren een paar van de onaangenaamste uren, die ik in den laatsten tijd doorleefde. Wat het was kan ik niet zeggen. Ik was in hooge mate ongelukkig en dacht: was ik er maar doorl Eindelijk riepik Clara, liet een rijtuig komen en zuster Tepe en toen reden we met Jeanne naar Amsterdam. Die rit was mets in vergelijking met den nacht. Ik kreeg toen ook mijn kalmte en zelfvertrouwen weer, die waren 's nachts geschokt. Die schok gaf mij een leering. Ook het bestudeeren van den waanzin was diep leerzaam. Tot welk een klein bestek beperkt is dat wat onvergankelijk aan ons is! Dat is de wijsheid die in me geworden is de laatste dagen. En dat zat er zoo diep in, dat ik eer gisterenmorgen in den Haag wakker wordend en niet wetende waar ik was, onmiddellijk datzelfde besef kreeg: wat is ons onvergankelijke nog gering en onbeteekenend. Dit voelde ik nog vóór ik mij bezon waar ik was. Want ik was alles vergeten, een oogenblik, ik wist ook niet waar ik zou moeten wakker worden. Zaterdag was ik op het feest van Pulchri, waar de koningin kwam. Ik wist dat ik wel begeerde aan haar voorgesteld te worden, maar ik bleef uit de buurt. Tot vier uur bleef ik. Ik vond mezelf een beetje mal daar. Maar ik vond het toch goed, want ik was er heelemaal geen hoofdpersoon en ik vind mij ook niet te goed voor zooiets. Wat mij er zou gehinderd hebben was trots, maar ik was niet trotsch. Den volgenden morgen bij Lohnis, een zeer coulant en vruchtbaar gesprek over de hoeven. Het beviel mij. 24 Maart Zondag was de familie Cobden-Sanderson bier, man en vrouw en Stella en Richard, de kinderen. Met hem een fietstocht gemaakt naar Laren. Bij E. theegedronken, toen bij Jet Holst. Eergister in Haarlem waar we lunchten met den heelen troep bij mijn ouders. Vorige week veel in H. geweest. E. is veel gelijkmoediger en gestadiger lief met me. Ik ga vanavond naar Brussel. Ik voel moe van ziel. Mijn tweede Gidsartikel af en verzonden. 28 Maart Woensdagavond met de Sandersons naar Brussel .gereisd. Aankomst in den avond met twee rijtuigen en hij op de fiets er naast. Ehe Rechts en vrouw wachtten ons op in 't pension. Saai. deftig pension met hooge kamers. Donderdagmorgen wandeling met de kinderen in 't bosch, anemonen geplukt en gestoeid. Bezoek bij Mad. de Brouckère en haar mooie dochter Jeanne. Lunch in het pension met de vier insipide Engelsche dames, 's Middags voordracht van Verhaeren over Verlaine en de libre Estéthique. Leelijke schilderijen. Oude schilderijen alleen gaan zien. 's Avonds conférence van Ehe Reclus over oorsprong van priesterschap, doodenvereering, demonengeloof, fetisch-dienst. Erg anti-clericaal en onpoëtisch sentimenteel. Er waren maar 12 menschen. Vrijdagmorgen de coöperatie la Maison du peuple gezien met Vinck. De bakkerijen en het nieuwe gebouw. Bij Mr. en Madame Hennebicq gedejeuneerd, erg overvloedig. Daarna weer naar de oude schilderijen met Reclus. Toen het Maison de 1'Art, nog erger décadence en leelijkheid. Diner in de Taverne du Grebbe, Place Royale, met Vermeylen, Vinck, Hegenscheid, Baltus, Lafontaine (socialistisch député) en andere musici, architecten, schilders en socialisten. Zaterdag om negen uur vertrokken, weggebracht door Dickie en zijn vader. Erge vriendjes geworden met de Sandersons. Vers in haar album over 1'avenir. Op de reis Manon Lescaut gelezen. Jk vond het mooi. Het heeft groote momenten van eenvoudige tragiek. Ik wou dat ik het gemaakt had. Het is zoo goed als 't beste van Balzac, en eenvoudiger, sterker van motief en beweging. Het doet denken aan Defoe, maar 't sujet is poëtischer en dieper. Aan dit reisje heb ik veel gehad. Maar ik ben nog niet beter. Een bange droom, symboliek van mijn toestand. Twee zwarte klauwen die mijn voeten vasthielden en in mij het sentiment van Verlaine: Vous connaissez tout cela, fout cela! 6 April Zaterdag op mijn verjaardag waren er Anna Fles, de meisjes Hymans en Gerlof aan 't eten. 's Middags wandelde ik in Hilversum naar 't vijvertje op de hei, maar het was mis, een droevige tocht. Zondag aten mijn kindertjes hier met Ger en Bauer met zijn zuster, 's Middags wandeling naar Wolfsbergen. De meisjes waren zoo lief en gezellig. De salon zag mooi, met de witte bloemen onder 't licht. Gister in Amsterdam. Verder stille dagen, met poging tot receuil. Ik las in de Bhagavad Gitta. In Tristram Shandy. In Virgilius. Bs dacht vandaag hoe vreemd het is, dat de rationalisten den meest irrationeelen eerbied het laatst of eigenlijk nooit hebben opgegeven, namelijk den eerbied voor afgestorvenen. Van rationeel standpunt is er niets onnoodiger dan een doode te ontzien. Toch herinner ik mij met dat iemand zich om die reden tegen het algemeene respect heeft verzet. Nooit heeft, zoover ik weet, een rationalist brutaalweg durven volhouden dat men iemands nagedachtenis met behoefde te respecteeren. Toch klinkt het hoogst irrationeel dat men een doode meer zou moeten eeren dan een levende. 10 April Gister uiterst droevig. Op de hei gezeten en naar de schapen gekeken en de zomerwolken. De leeuwerik zong en ik moest huilen. Tennis gespeeld. Ik werk nu weer aan 't wijsgeerig stuk. Het is soms of mijn gedachten te diep gaan voor een zwak mensen. Ik zie de oneindigheid rondom mij heen en ik voel mij zoo machteloos in mijn beperkt bestaan. Ik voel mij zoo slecht en gering, en de waarheid zoo ver en zoo grondeloos. Mijn leven Zoo kort en zoo broos. Het gonst in mijn ooren en ik ben traag en lui. Herman ziet er slecht uit, mager en hectisch. Ik vrees voor hem. Bhagavad Gitta, Virgüius. Lecky's Rationalism. 18 April, ie Paaschdag. Drie dagen storm en regen en kou. Het groen begint uit te komen. Ik meen een nachtegaal gezien te hebben. Ik ben zeer vreemd te moede. Ik heb geen lust tot arbeid, geen opgewektheid, zelfs niet tot studie. Bi zit veel te staren en onnoemhjk veel gaat in mij om. Ik ben down en zielsmoe. Een abnormaal zelfgevoel, laag, zoodat ik mij aldoor schaam voor mijzelven en al mijn zwakheden pijnlijk op mij drukken. Een groote begeerte naar wijding en heiliging. Maar niettemin een onoverwinnelijke slechte neiging in mijn gedachten. Ik ga 's avonds niet slapen eer ik een lang receuil gezocht heb, en dat doet goed. Het is geen bepaald bidden, maar een poging tot diepen inkeer. Vrijdag de Johannes Passion. Het was laving, waarvan ik niet genoeg krijgen kon. Bi dacht: al duurde dit dagen achtereen, ik zou niet moe worden. En mijn tranen drupten op den vloer. Al dit bovenstaande is echter geen melancholie I BH of moedeloosheid. Integendeel, ik voel dit als beter dan de actieve opgewektheid van kort geleden. Ik ben beter. Die neiging naar wijding ontbrak mij toen en het voelen van zwakten. Ik wil mijn kwaad voelen, als ik het niet voel ben ik ondanks opgewektheid onbevredigd. Lioba is uit. Vandaag was ik even bij Karei. 24 April Vandaag gewandeld met Hymans en Thyssen» Ik had mij er op verheugd en het was ook net zoo prettig. Het rustgevende van die gezonde kinderlijke belangstelling en dat oude jeugdgevoel van toen ik wandelde en alleen om bloemen en vogels dacht. Wij dwaalden door de hmietbosschen, langs zee, Valkeveen en Flevo, we zagen de boomklever en hoorden den winterkoning zingen. Eergister was Karei hier en wij spraken 's avonds een poosje zeer aangenaam. Gister kwam Labberton hier logeeren. Sammy is ook een paar dagen geweest. Ik ben overigens hetzelfde, traag, droomerig, inert, droevig. Lees Kant, Analytik des Erhabenen. 25 April De eerste voorjaarsdag. Stil, zachte wolken uit het Z.O., heerlijke zon. Wandeling met Clara en de kinderen, Suze Bauer, Labberton, Sammy naar Nederhorst den Berg, de Vink aan 't Gein en Weesp, van 10 tot 5$. Het begon groen te worden, de leeuwerikken zongen, ik hoorde nachtegaal en koekoek en onderscheidde fitis en tjiftjaf. We speelden met de kinderen in een bootje op 't Gein. 's Avonds voelde ik mij physiek veel beter en sliep ook bizonder goed. 28 April Maandag met Labberton naar Amsterdam, Arti gezien, 's Avonds at hij op de Kruishoorn. Bracht een aandoenlijk briefje mee. Ik las in Thomas. Gistermorgen met Herman de schuit uit 's-Graveland gehaald. Gezeild en geroeid. Om vier uur naar Laren gewandeld. Daar thee gedronken, om acht uur gegeten, toen Bauer. Ik denk veel over mijn broos leven, nog vijftien jaar is al heel mooi gerekend. Dan kan ik veel tot beslissing zien komen. Want de eerste jaren van 1900 zullen gewichtig zijn. Maar wat zal ik innerlijk nog bereiken? En het valt zoo moeielijk te gelooven dat men afgesneden kan worden en het toch niet verder gebracht te hebben dan ik nu. Daar is iets in wat 'er niet bij mij in wil. Toch gebeurt 't natuurlijk telkens. Ik werk aan de „Redekunstige Grondslag". Maar niet vlug. 4 Mei Het is tamelijk koud, tusschen 500 en 6o°. Wel zonnig nu en dan. Maar toch maakt het me ongeschikt. Wind W.Z.W. Bx kan niet tot geregeld werken komen. Ik fiets maar en wandel. Er is ook schoonmaak. Gister was ik veel op de Kruishoorn en was er gelukkig. Nu ben ik vandaag veel beter. Zondag tennis met een heele troep, Holsten, Bauer, Veth,. Gorters enz. Bij Miente Stoop gegeten met Chap. Gister de nieuwe paarden van Stoop mee afgereden. Het groen is mooi. Lees een romannetje van A. Hope, nog al vermakelijk. 8 Mei Eergister fietstocht met Carry en Herman naar Barneveld en Batelaar. De landkolonie gezien. Natgeregend en weer opgedroogd. Anna Nairac gesproken (van den Boogaart). Het was vroohjk, de wegen licht en groen, mooie kleine hoeven, met witte gevel en rieten dak. Bloeiende vruchtboomen wierpen hun schaduw op de witte voorgeveltjes. 14 Met Na een tweede onweer is het nog kouder geworden; eiken morgen 450 of lager. Den geheelen dag regen of hagelbuien. Vandaag is het eindelijk stil, maar nog koel. Ik heb niets gewerkt, het was te koud. Ik ben voortdurend in beweging geweest. Van en naar Hilversum geloopen en gefietst. Woensdag verjaardag van Hans, de Grootjes, Jacqueline Bienfait, de Bauers, Sammy, Oom Ger. 's Middags wandeling om Bredius, in regenbuien en kou. F. is weer beter, maar nog wat verkouden. Ik vind niet naar dat veel buitenzijn en dat veel bewegen door regen. Ik voel hongerig en nogal flink, de kou deprimeert met erg deze maal. Ik lees Hiob, vertaling van Hitzig. Hoe prachtig. Boekjes van den Amerikaan Burrough. 20 Mei Het is nu echt Pinksterweer, zonnig droog, N.O. wind met heirook, stoffig. Hardgroen loof en roodachtig zonlicht. Gewaai, overdag warm en 's avonds koud. 's Morgens 8 uur 620. De temperatuur is Zaterdag al wat gestegen. Zondag was het vrij lekker met harden wind. Gewandeld met Thysse en Heimans, met Clara, door de Ankeveensche plassen, de Gog en de Dam- 8—150 merkade. Boschrietzanger gehoord, rietzanger, rietgors gezien. Leucoien en waterklaver gevonden. Ik was in wollen trui en fietspak. Volgende dagen veel in Hilversum geweest om Manette. Veel gefietst en geloopen. Gister had ik het te koud en nu heb ik hartpijn. Maar ik ben niet hypochonder. Ik voel eer opgewekt. Mijn Gidsstuk heb ik voltooid en ik was er mee in mijn schik. Vandaag heb ik aan de Red. Gr. geschreven, die is bijna af. Morgen ga ik voor E. naar Aken. 21 Mei Prachtig Mei-weer, nog koel. Spoorreis door Limburg, mooi en heerlijk. In Aken met de familie Fercken gegeten. Tocht met Karei en Cateau naar de Lousberg. Depressie. Heftig maar kort. 's Avonds in de Kurgarten, muziek, familie Kirckman, fraulein Eichman., Officieren, trompetten, gesprek met Karei in de vestibule. Zaterdag veel koeler. Bezoek aan den Frankenberg. Toen aan den Dom. Dit was het glanspunt van den tocht. Ik ben gegaan als een bedevaart naar 't graf van Karei den Grooten. De kerkschatten en reliquieën gezien. Vreemd dat weinig je schoonheid en romantiek onder dien berg van moderne banaliteit en poenigheid. Lange reis terug, maar me niet verveeld. Toch met een droevig eindgevoel. E. en Carry aan het station. 23 Mei De pijn in mijn borst was kou, het fietsen 'éx het dunne fietspak in den kouden wind. Ik transpireerde wat 's nachts en toen was het weg. Be voel nog al veerkrachtig en sterk. Haast nooit moe.' Toch verlaten de hartgevoelentjes mij niet, of liever het m.m. Ik ben bhj dat ik aan Keizer Kareis graf geweest ben. 28 Mei Gister een prachtige dag. Met Thysse en Heimans van negen tot drie in het Naardermeer, met Hans en Clara. Bij de lepelaars geweeest, hun jongen op 't nest gefotografeerd, nesten van sterntjes, kokmeeuwen, roode reiger, meerkoeten gevonden. Gewandeld naar Muiderberg en Muiden, langs den dijk. Het weer was stil en warm, nu en dan regendropjes. Een heerlijk wazig zonlicht, 't Slot Muiden van den Noordkant in de vochtige weien. De witte orchidee. De klauterpartij op en onder het hek. Fietstocht terug. 30 Mei Voor 't eerst gebaad. In de gloeiende zon getennisd. Er waren de Holsten, Gorters, Sluiters, C. 't Gooft, Wally Moes, Jan Veth. 's Avonds met C, Jo en de jongens naar den hoek van 's-Graveland gewandeld. Langs de vaart. Het was prachtig. De kinderen in 't hooge gras. Irissen geplukt, stil warm weer, de'donkergroene hoornen van Swaenenburgh tegen den staalblauwen Oosterhemel. Bij 't terug gaan de nachtzwaluw hooren ratelen en hem gezien, vleugelklappend om mijn hoofd. 2 Juni Ik begin weer dezelfde hooicatarrh te krijgen als verleden jaar. Uiterst lastig. Vandaag in Amsterdam. Ik ben zeer ontevreden met mezelf. Van werken of studeeren komt met, er is te veel rommel. Warmte, niezen, lusteloosheid. Tennisspelen. De zomer is mooi, en niet anders dan hij moest wezen. Maar met mij staat het slecht. 3 Juni Vanmorgen vreemd, heerlijk weer. Eerst heel grijs en doodstil, broeiend, met rommelend onweer in 't Noorden. Toen om tien uur geweldige regen zonder onweer, tropisch. Alles begint nu snel te bloeien. De roode papavers, de rozen, de digitalis, de escholtzia. 5 Jam' Om n uur naar Putten met Clara en de jongens. Tasschen vol boterhammen en sinaasappelen. Bij Putten in het bosch gegeten, toen gewandeld naar Drie en toen door het Speulderbosch naar Houtdorp, vandaar op de vlakte van Uddel, balt aan 't Uddelermeer. Vandaar naar Elspeet, waar van Oordt ons vond, gelogeerd bij Mouw. Droevige nacht. Ik huilde zoo hard in mijn droom, dat ik dacht dat men het hooren zou. 'sMorgens diep verslagen. Heimwee naar huis. Maar op die verslagenheid entte zich een natuurgevoel, zoo sterk als ik 't nimmer gehad heb, zelfs als jongen niet. Ik verliefde in de bosschen, in het Woud, en in de eenzaamheid en wildernis. Bi zag een huttenkolonie in het Vierhoutensch bosch en ik heb nu nog maar een ideaal, mijn leven door te brengen in zoo'n hut, in dat bosch. Dien middag aten wij bij de van Oordts te Nunspeet met Frank en Stanny. Maar het hunkeren om weer op marsch te zijn in de wildernis. En de spijt toen het uit was, en de villaatjes weer kwamen en de ellendige Pinkstermenschen. De jongens hepen wakker mee. Maandag lieten we ze bij Frank en liepen met ons drieën. Clara, van Oordt en ik langs de Hirdensche beek door 't Leuvenumsche bosch tot Ermelo. We werden vaak nat en droogden weer op. Ik ben niet moe geweest, geen moment. Ik heb geen enkel ziekelijk gevoel gehad. Ik voelde mij volmaakt gezond en sterk, en hoe langer hoe beter. Ik was dun gekleed, maar practisch en kreeg Steeds natte voeten en natte kleeren, zonder dat het mij hinderde. Thuis verbleekte het als een droom, maar laat diepe sporen achter. Ik vond droevige brieven. ii Juni Ik doe niets. Er komen nog al weer veel patiënten en dat neemt mijn tijd weg. Een vrouwtje met kanker in de borst, door haar dokter niet ontdekt. Ik heb bloemen naar H. gestuurd en ik voel mijzelf meestal een onwaardige en miserabele beroerling. 13 Juni Gisteravond bij de oudelui in Haarlem, 's Avonds van de spoor komend naar huis loopend langs den achterweg hoorde ik op eens de muziek van mijn nieuwe boek. Toen wist ik: zóó moet het zijn, niets als 't geluid, het timbre, het accent van' t proza. Dit houd ik nu vast en het versterkt me. 14 Juni O, de onzekerheid! — Begreep ik maar. Het is verward en duister. Ik ben ziek van ziel. En toch voel ik de schuld en de verantwoording. Voelde ik nog maar dieper, voelde ik het nog maar heviger. Ja, eenigszins dankbaar ben ik, als ik het zoo inten- sief voel als hedenavond. Bij al de angoisse dié het geeft* O mijn God, leer het mij dan toch, leer mij dan toch. Leer mij hard, spaar mij met, maak mij wijzer. Bi ben zoo machteloos en zoo verslagen en zoo onwaardig. 18 Juni Vandaag mijn neus aanmerkelijk beter, zoodat ik ook beter slaap. Ik corrigeer drukproeven van mijn tweede Gidsstuk en van den herdruk van den ten bundel studies. C. kwam en was hef voor me. Het deed me zoo pijnlijk en droevig aan. Ik heb geen woorden. De dood heeft zijn prikkels nog. 28 Juni Het was de vorige week zeer warm. Donderdag vooral, zonnig en heet. Vrijdag bij koeler weer, bedekte lucht en N.O. wind reed ik met de fiets over Uithoorn en Leimuiden naar Noordwijk. Het was een mooie tocht. Het landschap scheen nog mooier dan de vorige maal en het ging vlugger en minder vermoeiend. En ach de weemoed, net zien komen van Noordwijk's landschap en weten er is daar nu niets meer dan doode herinneringen. Ik dronk melk in Uithoorn en reed de Amstel langs en de Drecht. Ik sprak Albert en Paul Addens en juffrouw Meyners. Zaterdag een zeebad, fietstocht naar Haarlem, 's Middags thuis. Donderdag, op den heetsten dag, wandelden wij naar Laren om de St. Jansprocessie te zien, met de Bauers. Het was een leelijk en treurig gezicht. Zondag was ik op villa Aersum en praatte met mevrouw de Waard en dronk er koffie met haar en haar dochtertje. Er was iets aardigs in het huisje met de ouderwetsche meubeltjes, lage kamers, rozen op tafel. Een echt ouderwetsch zomerhuisje. 's Middags aten Herman en Wies en Rik en Jet bij ons. Het had geregend, een kort onweer en het was toch zeer geurig* en vochtig zoel. Wij zaten tot half elf op 't grasveld. Bespraken de verkiezingen met de overwinning der socialisten, 's Middags was de tennis match geweest. Vandaag bij Jeanne Hymans in Ermelo. Een diepe indruk van dat herstel. Dat zalig gevoel weer helderheid en vastheid te zien, waar die droevige verwarring geweest was. Het was heerlijk en aandoenlijk. Het was ongewoon vochtig-warm, tropisch weer. Soms wat regen, doodstil 75°. Daarna weer beter gevoeld hoe mijn nieuw boek zal zijn. Wel proza en verhalend. Maar toch in dramatischen bouw, met groote, breede hjnen. De eenvoudige klassieke bewegingen van een vrouwenleven, tot het uiterste beproefd door zwaarmoedigheid, zonder sensualiteit, waanzin, en toch met den triomf van den Dood over den Dood. Alles breed en typisch. Geen uitzonderingsvormen, maar het algemeen typische. De waanzin na een bevalling. 30 Juni Karei kwam gisteren den heelen dag. Het was zeer warm en wij praatten in den koelen salon, 's Avonds reden we met een rijtuigje naar Bergen Vaart, en schuilden daar in 't prieeltje voor 't onweer. De vijf meisjes, zeer vriendelijk, staken al de kaarsen op. Vanmorgen in' Amsterdam. Dat eigenaardige vochtig-warm-koele weer, dat zoo heerlijk voelt. Zooals 't in Parijs was in '98, en in Harlingen op een morgen in '85. Morgen reis ik naar Noorwegen, Ik verwacht niet veeL Ik voel mij de laatste dagen echter veel serener. 5 Juli Helleland in Noorwegen, Op mijn kamer in Gladsheim. Het is koud weer, N.Wind tusschen 54° en 580. Wolken maar geen regen. Donderdag vertrok ik naar Haarlem. Daar bezocht ik tante Annet op haar sterfbed. Ach, het arme leventje. Ik voelde er thuis en weet dat mijn bezoek goed deed. Zij is nu misschien al dood. 's Middags at ik bij Croll, met Vr. Ritsingh. De Crolls en van 't Hof en zijn vrouw deden ons uitgeleide. Mist bij uitvaren, tot Scheveningen op dek, de zee kalm. Nacht redelijk. Den volgenden morgen geen eedust, den halven dag gedommeld in mijn kooi, hooge zee maar 's middags mooi weer. 's Avonds gauw wat melk en beschuit gegeten en dat er in gehouden. Zaterdagnacht hevig slingeren, maar gevoel van beterschap, 's Morgens weer minder guur, slecht weer. Toch ontbeten en bij 't diner goed gegeten en dat goed verdragen, 's Avonds kwam iedereen bij. Komieke Franschman, die stukken uit Wagner zong, Mr. Ronjat. Hij sprak Hollandsen, Noorsch, Duitsch, Spaansch, Italiaansch, en Engelsen, alles met zeer goed accent. Aankomst in Stavanger, stortregen. Schemerdonker, alles glimmend, dommelig en armoedig, 't Was 11 uur, maar precies een vroegen morgen.' Wandeling door de stad met mevrouw van Tanger en haar zoon. Dom en park gezien, in 't Hotel gezeten. Een dikke, jonge Noor, die twee flesschen champagne dronk. Ik sliep goed in Stavanger, maar was moreel- n slecht. Dat werd 's morgens beter in het rustige, zonnige Zondagsstadje. Lekker weer. Spoorrit naar Ekersund. Een geweldig bar en woest landschap. Naakte grijze rotsen. De zee spatte het witte schuim hoog op. Walborg met twee kariolen aan den trein. Rit naar Helleland. Lange weg door een bar maanlandschap. Na 't eten hier met Thorwald en Walborg gewandeld, 't Weer koud en winderig. Prachtig is 't hier. 's Avonds nog een eindje de bergen opgewandeld, tusschen de berken, de varens en de gagel. De witte duiven'wandelden door het lichte, zonnige huisje, 's Avonds gepraat en muziek gehoord. Vanmorgen, na een goeden nacht, alleen de bergen in. Het water ruischte om mij, en de bonte kraaien krasten. Ontbeten, geteekend en hout gehakt. De eenige zorg hier is, dat ik zoo ver van mijn kinderen ben. Maandag de tweede dag (5 Juli) aan mijn verzen geschreven, dadelijk en zeer gelukkig gevoeld. Gegeten melkpap, aardappelen, sla en snijboonen, biet en pannekoeken. Na 't eten wandeling met Thorwald en W. in Vindal, de overkant, over de rivier, zijn bosch. Viburnum, lijsterbes, elzen en berken, 3 soorten boschbessen. De kranten gelezen en om dat verre leven wat gelachen. In Bjornson gelezen. En na 't avondeten was het heel goed. Toen las Th* voor uit Hiob, het hebreeuwsch en uit het Hooglied;] Deze twee troffen mij diep. De bergwerker, die schatten vindt, maar de wijsheid wie vindt haar? en het doodenrijk zegt: wij hoorden van haar een gerucht* En Sjoelamita, een der vrouwen van Salomo, die haren vriend den herder betreurt. Ook las hij Genesis voor in 't Hebreeuwsch. Het was een mooie avond. 6 Juli Goed geslapen, maar steeds het gevoel van bergen te klimmen en met steenen neer te rollen. Eerst hout gehakt. Toen wandeling met Th. langs het meer Brynningsvan, en alleen in de grootste eenzaamheid, 's Middags was ik koud en moe en kon met werken. Ik ging daarom maar slapen. Daarna in Prometheus gebonden van Aeschylos gelezen. Na de koffie gingen wij, Walborg en ik, Thorwald tegemoet. Wij Hepen tot Tengesdal en vonden hein bij het vrouwtje, dat haar man verloren had. Zij huilde met haar hoofddoek over de oogen. Wij moesten brood eten en melk drinken uit één groote bak. Vroolijke wandeling terug, 's Avonds speelde en zong Walborg „over de hoie Tjaelde" en „Jeg lagde mig saa sidlig" — „Ingen har jee elsked. 7 Juli Even slecht weer. Memorabele tocht naar Ekersund met de twee paardjes boodschappen gedaan, hengel en trui gekocht. Met de heer van Heel en Aagot terug. Walborg en ik op de hotskar. Noodweer. Aagots parapluie sloeg om, wij werden allen door en door nat, ondanks de regenjassen. Het was zeer opwekkend en vroohjk. Zalm gegeten. Des middags brieven geschreven en gewerkt aan de Grondslag van Verstandhouding, 's Avonds gezellig bij elkaar gezeten in den salon bij 'n berkevuurtje. Aan de koffie bezoek van de drie boereri 8 Juli 's Morgens forellen gevischt met Thorwald in de boot. Maar drie gevangen. Steeds regen en kou. Ik loop in trui, punjo, korte broek, kappen en vetleeren schoenen, en heb geen last van kou. Na t eten correspondentie voor 't Handelsblad geschreven, na de koffie hout gehakt. Toen met ons allen een wandeling, Thorwald tegemoet. Het weer was wat opgeklaard, het was stil, de maan scheen boven Glitner. Breed stroomde de volle rivier tusschen de rotsen, op het meer honderden kringen van forellen. De steile Trudvang in de verte. Tot elf uur waren we buiten. Temp. 48°. 9 Mi Gestadige regen, minder wind. Z.W. Voor 't ontbijt twee forellen gevangen. Toen hout gehakt en verzen geschreven. Voor 't eten een wandeling met Papa van H. en Walborg. Na de koffie naar Ekersund, ik mennen, Thorwald achterop, de van Heelen in een calèche uit Ekersund. Wij brachten ze naar den trein, deden boodschappen, haalden brieven, en reden langzaam en vroolijk terug. Weer 't zelfde, maar weinig regen. Na het eten lang gepraat met Walborg en zij speelde lieve stukjes van Röntgen en een eigen fantasie. Ik sliep goed. 10 Juli Ik was zoo rein en sereen geweest in mijn gedachten den laatsten tijd, maar toch voel ik mij innerlijk lang niet beter. Aan S. en W. III gewerkt. Aan 't eten (rijstebrij zooals altijd Zaterdags, daarbij hoort haring toe) Ole Bugeland, de schoolmeester, die Thorwald kwam troosten over 't misnoegen dat zijn preek had opgewekt, over de eenheid van alle religies. Tegen mij zei hij: „blij U gezien te hebben" de er saa snilt at sehe Udlander", die zijn hier niet veel. Na de koffie wandeling met Walborg over de brug naar Aarestad. Een „kaffe og Spise" gezien, 's Avonds goede gesprekken met Thorwald over geheel-onthouding en „das Böse meiden". Wat is das Böse? Ik denk voor mij: in mijn leven ben ik in andere dingen zóó zeer ten achter, dat die makkelijke braafheid van geen wijn drinken en niet rooken of vleesch eten eigenlijk niets beteekent. Dat past niet bij de rest. ii Juli Vanmorgen voor het eerst een geheel blauwe hemel. Nog koude N. wind maar lekker warm tegen de bergen. Op de steeneval geklauterd, Prometheus gelezen. Walborg speelde en zong de liederen uit Lioba toen ik thuiskwam, door haar gemaakt. Het ontroerde mij, ze wist met, dat ik luisterde en ik sloop schreiend weg. Thorwald ging naar Orsdal. Na 't eten maakten Walborg en ik een groote wandeling en bestegen den hoogsten berg van de omgeving, door haar Himminsbjurgi gedoopt. Een geweldig uitzicht, diep blauwe meren, de zee in de verte. Een onbegaanbaar voetpad terug door het muir (turf) waarin je wegzakte en over steile steenen en rotsen. We kwamen aan een afgelegen erf Omdal, vroegen den weg, en de heele familie begeleidde ons klapper, klapper óp klompen over de steenen. Ze waren allervriendelijkst, plukten boschbessen voor ons en lachten erg. Eling Swensen heette hij. We kwamen door 't bosch van Vingolf terug, 's Avonds met Walborg gepraat. Thorwald sliep in Orsdal. Nacht slecht, afschuwelijke droomen, mijn demon die mij belaagde. Kitty en de klauw uit de rots. 's Middags goed gewerkt. Ook nóg hout gehakt. 12 Juli Prachtig weer. Na het ontbijt reden we weg, Walborg en ik met Glad voor de kariool, provisie mee. Eerst naar Bjirkrem, toen verder langs een heerlijk boschwegje naar 't groote Orsdalsvan. Toen 2\ uur geroeid met een lensmans en de oude Jacob, tusschen de hooge rotsen over 't meer, wind mee. In Orsdal weer een half uur loopen naar de school. Thorwald gevonden bij de oude Johannes, die twee dochters verloren had, door den bliksem gedood, 14 dagen geleden. Daar gegeten, vier soorten melk en kaas, week flabrood en melk uit een tobbetje. Naar de school de rivier over, naar het logies van Thorwald, weer gegeten dikke melk met koeken. En niemand wou iets van ons aannemen. Lang gesprek met de pedante schoolmeester uit Bjirkrem. Weer terug geroeid bij de avond stilte (eerst nog het zieke kind bezocht. Jacob klauterde tegen den rotswand om een saxif raga cotyleoon te plukken. Ook hij wou geen geld aannemen. De dag was zoo gezellig geweest, zei hij. Toen nog Linnaea gevonden, en bij heldere nacht in maneschijn om 11 uur naar huis gereden, hard met het frissche paardje, ik gemend. Th en W. achterop. 13 Juli Beter geslapen, kalm gedroomd. Moe van 't roeien en wandelen. Gezwommen in het meer. Vandaag warm, 700. Hooi-oogst, ieder in de weer. Haverpap (net chocola) en dikke melk. Ik voel moe. Correspondentie tot het eten. Toen geslapen onder de rots. Na 't eten gehooid van 4 tot 8, heerlijk. Daarna avond-eten» en toen met Thorwald de boot door de rivier gesleept naar 't meer. Forellen gevischt, maar niets gevangen. Heerlijk op 't water. 14 Juli 's Morgens altijd loom, maar goed geslapen. Eerst meditatie uit het beekje bij de groene steenen. Toen brieven aan Hdbld. en Thijssen. Toen allen gebaad, eerst ik, toen Th. en W. Na 't eten geschreven tot de koffie, toen weer vlijtig gehooid tot 8. Na 't avondeten prachtige roeitocht op 't meer. Daarna nog muziek van Walborg. Even prachtig weer. 15 Juli De post met veel couranten en brieven. Twee heerlijke brieven er bij. 's Morgens correspondentie en couranten. Het regent, maar is zoel en drukkend. Na 't eten en koffie met Walborg naar Elias gereden, een teringlijder in 't laatste stadium, hem jam gebracht. De kariool omgegooid, maar geen ongelukken. Calla gevonden. Na 't avondeten wandelingetje met T. en W. naar den husmand Peer. Ik voelde niet heel lekker. En iets heimwee, door die brieven. 16 Juli Heel warm. Ik ben 's morgens akelig loom en moe, als om geen voet te verzetten. Prometheus gelezen bij de beek. Dat maakte diepen indruk. Langzaam aan opgeknapt. Verzen geschreven. Gebaad. Na 't eten bij Steenen Tafel gezeten met Prometheus. Gehooid, gehakt. Na 't avondeten (met den Kjob- mand Olestad uit Egersund) op 't meer geroeid. Heel vroolijk en genoegelijk. Walborg in 't water gevallen. Narthecium gevonden. 17 JuU Even warm, maar veel beter geslapen en van morgen minder loom. De dag overigens hetzelfde, veel gehooid, 's Avonds een bergwandeling. Rupebeer gevonden en gegeten. 18 Juli 's Nachts het koud gehad en gevoeld of de ramen beslagen waren. Pijn in den schouder en hooineus. Den heelen dag afwisseling van loom en onplezierig en dan weer zeer vrij en gelukkig voelen. Naar de kerk geweest, 2\ uur duurde het en ik was er rustig en het hinderde mij niet. Ik vond Thorwald hef en sympathiek in zijn bedrijf als dominee. Na 't eten kwam een gebrekkige man en die werd hier onthaald, gevoerd door de meid, en hij mocht binnen zitten en de kinderen kwamen en hij kreeg een boek mee, en reed in de kariool naar huis. Hij was zes uur komen kruipen, wel 15 K.M. ver. Hij was erg dankbaar. Ik was aangedaan. Thorwald deed het zoo eenvoudig en natuurlijk, zonder zelf aangedaan te zijn. 's Avonds gepraat over Thorwald's preek. Tegen het raisonneeren en dogmatiseeren, dat hier algemeen is. 19 Juli Weer zeer warm. 2 brieven van C. en drukproeven. Maar ik bhjf me onlekker voelen in deze warmte hier. Soms wil ik maar naar huis. Maar ik voel, dat ik alles veel gelijkmoediger draag, en dragen zou wat kwam. Phüoktetes gelezen van Soptweler. De Red. Gr. gecorrigeerd en verzen geschreven. Toen zwaar hout gehakt, 's avonds mooie wandeling, boschbessen gezocht. Daarna over de Red. Gr. gepraat. 20 Juli Het heeft geregend en is frisscher. Ik voel me van morgen veel vlugger en ben zeer tevreden. Ik ben besloten Vrijdag van hier te gaan. Ik zou het hier best uithouden, hoe lang ook. Maar ik verlang ook naar huis, het is nu net prettig geweest en ik ben opgeschoten met mijn werk. Nu vind ik alles thuis weer goed, en ik krijg nog een zomertje toe. Aan tafel gezegd, dat ik wegging. Dat vonden ze zoo naar. Gehooid, geharkt, wandeling. Gepraat over Red. Gr. De teringlijder is dood. Hij dacht aan Jezus en de O.V. 21 Juli Goed geslapen, maar gedroomd, dat ik krankzinnig was. In alle details en finesses. Een brief II aan 't Hdlbl. geschreven. Gehooid. Electra gelézen op den steen, 's Avonds op het grasveld gezeten. Heerlijk weer. 22 Juli Van nacht zachten regen. Ik droomde van hagel en sneeuw. Ik kneedde de koele sneeuw met mijn handen, in de Vlietlaan. Verkwikt wakker, maar altijd gonzen in 't hoofd. 23 Juli Bij goed weer 's morgens 9 uur naar Ekersund .vertrokken. Valletje erg spijtig. Reis naar Stavanger. Stavanger vervelend, geloop om cadeautjes, moe. 24 Juli Vroeg op, lekker stil weer. Ingrid opgewacht. Noyon. De toeristen, fils Bicker, s' Jacob. Leebrecht, Lambolte, Marcotte, dr. Klein en nog eenige dames en poenen. Eerst stilte en mooi weer, toen mist, spelletjes en schaken met den Rus Batiouchkof, nog al vroolijke stemming. Toen 's nachts mist, stoomfluit, gekleed geslapen. 25 Juli Gelezen Oedipus op Kolonos, Hippolyt, meer beweging, maar de zeeziekte goed beheerscht. Monologen en vroolijkheid op dek. 26 Juli Goed geslapen. Mooi inkomen van de haven, wegrijden in Rotterdam met de Noorsche vlag. Heerlijke reis naar Hilversum. Heerlijke ontvangst. Dinsdag in Hilversum en Bussum, Woensdag in Noordwijk. 30 Juli Dennekamp te Bussum. Nu ben ik wel in de gelukkigste tijd van mijn leven. Nu vind ik dan toch een zegen en een genade, zooals ik die niet had durven hopen, en meer dan ik verdien. Ik logeer nu al sinds Maandag op...., met het groote valies. Gister Kea's verjaardag gevierd op Valkeveen. Nu gekomen op mijn „kantoor" om te werken, maar mijn domicilie ginds. Het is alles zoo heerlijk en goed en ik voel zoo rustig, zoo dankbaar en vredig, zoo gezond en hoopvol. Nu heeft zich „alles ten goede gewend", en niets kan dit meer te niet doen, wanneer ik goed en sterk blijf. Wordt mij dan toch alles nog vergeven t Het is te veel, 9—150 meer dan ik verdien. Mijn weg ligt geëffend voor me, en de dood heeft zijn prikkel verloren. O, ik voel die dankbaarheid jegens God, dat onbeschrijfelijke, dat Hij niet hard is, voor wie Hem blijft zoeken. Ik ben vooral ook tevreden over het werk Redek. Grondslag. Dat is een machtige steun. Ik las Euripides, en zag met belangstelling zijn verschil met Aeschylus en Sophocles. Hoe hij moderner is en geestiger, en levendiger maar ook minder grootsch, minder verheven en waardig. Minder groot en een voudig. Zijn Achilles is goed geteekend, maar een parodie. Zijn Agamemnon en Menelaus geen geweldige figuren meer. Ver staat zijn werk al beneden Prometheus Vinctus. Wat heeft Noorwegen mij goed gedaan. Ik voel nu niet, alsof ik nieuwe beproeving noodig heb en verwachten moet. 3 Augustus Bussum. Nu ben ik, na een week verademing en groot geluk, weer in het oude juk. Sinds gister is net alles stuk voor stuk teruggekomen. Een stuk van Jolles in de Kroniek, naast mijn huis wordt een villa gebouwd, patiënten, enzoovoort. Het is alles even naar, maar het doet niets te niet van de vorige week. Ik draag gemakkelijker en geduldiger. Het is, alsof ik nu eerst weer recht thuis ben, nu begint het oude leven weer. Maar ik heb de zachtheid van genade gevoeld en vergeet niet. Er is niets verloren. 6 Augustus Voel mij geducht beroerd. Dat echte, eigenaardige van tot niets te komen, dat leege dagen maakt. 's Morgens werk ik wat, maar met de rest van den dag is het mis. Prikkelbaar, poenen om 't huis, geldgetob, geen activiteit die verlicht. Ik voel behoefte aan het geregelde physieke en intellectueele werk, zooals het was. Ik kom tot mets, alles staat mij tegen. 8 Augustus Gisteren kwam het tot een toppunt. Ik was in Amsterdam, op de bibliotheek ging hét nog al. In Linnaeus gelezen. Het was er stil en rustig. Maar de avond was bar, zelfs een krantje was me te veel. Ik zat maar te suffen. Toen heb ik negen uur aan één stuk geslapen en van morgen was ik veel beter. ii Augustus Jk ben wel veel beter, nu en dan zeer goed. Ik kan mij op eenmaal, onverwachts, blij en rustig voelen, ondanks alles. Gister gesprek met Herman over 't gidsstuk, en brief aan hem. Gisteren en eergisteren op de.... geweest. Met Carrie gefietst. Het heeft mij goed gedaan. Evenwel wordt ik nog zwaar belaagd. Als ik nu maar voelen kon zooals ik wenschte te voelen. Het is een formidabele strijd. Over mijn arbeid ben ik redelijk tevreden. Er' komen veel patiënten. 16 Augustus Vrijdag is E. den heelen dag op Dennekamp geweest. Gister ben ik met baar naar Rotterdam gegaan om Mary te halen, met Willy. Eerst bezoek bij Marie van Leersum in het groote huis van Ruijs op de West er ka. Uitzicht van 't balcon over de Maas met de lichtjes. Regen. Souper. Gelogeerd in Leijgraaff. Om half vijf op, gewandeld langs de Maas. Ontbeten. Aankomst van de Olaf Kyrre. Wij zaten op de Vienna, de Harwichboot. Mary's boot gezien. Spoorrit naar Hilversum. Van middag patiënten. Ik ben nog even stil en tot niets in staat. Het m.m. gonst in mijn oor. Moge de goede God mij nu helpen. 20 Augustus Ik heb het plan gemaakt voor een nieuw huis. Maar een fantasietje. Ik kan 't ook zonder. Anna van Prooyen is hier. Ik was niet heel lief. Ik lees anecdoten van Grieksche wijzen. Werk overigens niet. 23 Augustus De sombere toon is nog verzwaard. Maar ik ben niet zoo ongelukkig. Het is in 't geheel niet zoo naar als vroeger. Ik ben alleen stil en ernstig. In mijn hoofd de mineur-wijze „Ingen har jey elsked over hende". Vandaag is E. naar Wiedenfeisen vertrokken. Gisteravond was ik er, stil en wel. Zondag in Haarlem met de Engelschen. Zelfde stemming. Maar ik ben niet onrustig. Ik dacht gisteren, verder dan nu zal ik het wel niet brengen, en zoo zal 't wel goed zijn, het overige laat ik aan God over. Bij 't inslapen denk ik: ja de dood is toch vreeselijk, want hoe naar is 't al niet, dat bedrog der droomen, hoe treurig is het al niet dat men droomt en meent wakker te zijn, hoe veel heerlijker is dan niet het vaste, klare bewustzijn van ontwaken. Wij willen vast, klaar bewustzijn. De droomstemmingen zijn zoet, maar voor mij, den rijpen man is het klare, harde dagleven zoeter, omdat het vaster en helderder begrip is. Bc hjd onder het droom bedrog. Labberton is bier. y> Augustus Vrijdag met Labberton, Mary en de jongens naar Zwaluwberg gewandeld, van Bussum heen en terug. De kermis, de mooie avond op de hei, gejoel achter ons. Bezoek van drie wandelaars, Lokhorst, de Stuwe en Mauve. Vandaag tocht naar Muiderberg met de Bauers, Lab, Matje en Willy. Herhaling van verleden jaar, mooie regenbui, lekkere zon, geroeid. Be was stil, nu en dan rustig. Be heb meestal nog iets jachterigs, zucht naar prikkel of verstrooiing, uitkijken naar de post en couranten, niet tot rustige studie komen, geen werk. Maar het is geen verdriet, geen slechte tijd. 4 September Labberton gaat vandaag weg. Gister was Kloos hier. Be voer niets uit. Lees Marx. 5 September Gisteravond in het noodweer naar villa Aersum gewandeld, daar theegedronken en met Mevr. de W. gepraat. Be voelde nu vrij met haar, omdat er geen gevaar meer was. Wat ik voorzag, was gekomen. Vanmiddag met C. gewandeld, heen en terug door den regen. De dag overigens totaal verloren, 's Morgens koud en ongesdukt, 's avonds slaap, lh de Century gelezen over Colonel Shaud en den beeldhouwer Caudens. Be vond daarin mooie dingen. Over Nero's inscriptie op het Parthenon. Verder in Job gelezen. In de N. Gids proza van Boeken. 14 September Be werd 's morgens driftig door het treuzelen van Paul, hij verzuimde school en ik sloot hem in de logeerkamer op. Daardoor zelf zeer neerslachtig. Van der Goes is met vrouw en kinderen bij Gorter'S huis. De schrijf een nieuw stuk over Irmenlo. Ik lees Marx. Zijn voornaamste ontdekkingen had ik ook al zelf gemaakt, natuurlijk onder invloed van opgevangen meeningen. Ik ben minder goed dan 3 weken geleden, maar hopelijk herstelt het zich. Was ik maar weer aan goed werk. 22 September Ik voel maar weinig gezond, erg gonzen in 't hoofd. Zaterdag op.... geweest, maar er was iets van het oude en de kwestie „aan wie het nu ligt". Maandag was Van Suchtelen bij mij, een jong poèetje uit Haarlem, 's Avonds was ik op Aersum bij Landry en Mathilde. Het geval interesseerde mij bij uitstek. Nachtwandeling naar Van Heel, en om een uur pas thuis. Zaterdag was ik bij Karei Thijm. Ik arrangeer de Studies. Overigens niets. 27 September Zeer stil en somber gestemd. Na een heven middag in H. kwam Zaterdagavond een kleine moeilijkheid, en daarover nu brieven van het voor mij naarste soort. Nu voel ik mij dan zoo eenzaam. Gefietst met C. Den geheelen avond wee hartgevoel. Bezoek van Landry. Voor anderen ben ik dezelfde, rustige, opgeruimde man. 5 October Een ernstige week, want het weeë hartgevoel duurde tot Zaterdag. Maar na 't bezoek aan Haarlem is het weg en het gonzen ook. Bt heb mij zeer ernstig op sterven voorbereid, en het gelukte wel. Ik was kalm en zou kalm gebleven zijn, al was het gevoel niet weggegaan. Ik had mooie gedachten en ook goede invallen over biologische zaken, sympathie en symplastie. Ik schrijf het stuk over artiest en socialist. Gisteren een goede werkdag. Nu is Hans ziek en dat maakt mij beroerd. Ik lees Marx en 's avonds Hajji Baba. ia October Ik ben zedelijk goed. Zaterdag wandeling met Thijssen en met hem op .... Daar gegeten. Er waren een paar dagen moeilijkheden, maar het is vrediger opgelost dan vroeger. Zondag wandeling met de jongens en de honden naar 't vijvertje van Six. Maandagmorgen even op .... Vanmiddag echt October wandeltje door de laantjes bij 't fortje aan de Karnemelksloot, met echt, rustig Octobergevoel. Be schrijf aan het stuk A. en S. Ada is er en Jeanne. Ik logeer bij Wies, omdat Herman naar Londen is. Ik sliep er goed. 17 October Vrijdag een heele dag met E en C. in Amsterdam. Goed voor haar gekocht, hoed en manteltje. Schilderijen bij Wisseling. Diner bij Kras. Het was een mooie dag. Zaterdag met C. naar Hilversum gefietst, 's Avonds op Aersum. Van morgen groote wandeling met Ada, C. en de jongens, over CrayJo, de Sijsjesberg, langs 't strand naar Valkeveen. Om 3 uur koffie gedronken, dat voelde prettig. 20 October Het is het mooiste seizoen. Het landschap is onvergelijkelijk mooi. Gouden zon, hel geel, oranje, bruin loof, schitterend blauwe lucht. Alles weelderig, vochtig, zoel. Drukke werkzaam- heid in den tuin, heesters geplant, paden aangelegd, een kolenhok bij de keuken, een vijvertje gegraven. 25 October Gisteren groote tocht naar de Vuursche en de Zwaluwberg, met Jeanne, Ada, alle kruishoorners, Dora Heijmans en Landry, samen 11 menschen. Het was heel mooi, we zaten in 't bosch en aan 't vijvertje bij de Vuursche. Vandaag gefietst naar Hilversum, Zeist, van Zeist naar Utrecht en naar Hilv. en Bussum terug. Twee consulten, twee op .... Ada vandaag weg. E. had hoofdpijn. Be voel mij physiek lekker na den tocht. Vannacht weer in 't eigen bed. 27 October Gisteren in Haarlem,.Papa's verjaardag. Op.... gelogeerd. E. was gisteren hier met Mathilde de Waard. 31 October Het weer blijft onvergelijkelijk mooi. 's Nachts vorst en wat nevel. Overdag volkomen klaar, zonnig en stil. Gisteren wandeling met E. naar de Hollandsche Rading. Gezeten aan 't vaartje bij de ondergaande zon, en het rood-gouden loof, 's avonds op Studies gelukkig af. Doeff maakt een register, en sprak met me over den tijd als 4e dimensie. Het arme heilsoldaatje, juffr. Tydeman (tante Albertien) is gestorven. Vervult mij met doodsgedachten. Van avond Kloos zijn administratie overgedragen. Gewandeld met E. en de meisjes op Spanderswoud. 5 November Gisteren muziek gehoord bij Troyke in Haarlem. Veel op .... geweest. Vandaag Herman's verzen met slechte voorrede. Hem een brief geschreven. Boeken's Dante-vertaling. 16 November Veel drukte en zorgen. Lansdorp geschiedenis, lastig. Een paar moeilijkheden met E, maar dit is spoedig vereffend in een mooien dag (Zondag). Wandeling naar het vijvertje in de Hei (Walden). Bezoek van Lokhorst, Mauve en Van Meurs. Rachel Aletrino heeft zich vergiftigd. Gister bezoek bij Sam. Hij schreide, hand in hand met mij. Ze lag in veel boemen. Be knielde bij haar en bad. Vandaag was ik met Henriëtte in Cecilia en hoorde Stratus' Tod und Verklarung", wat mij diep aangreep, 's Avonds was hier mijn moeder, Kloos en Van Oordt. 4 December Het gaat sinds een week weer slecht met ..... Mijn voorlaatste bezoek was Woensdag 23, toen was ik er 's middags en at E. bij ons, nare avond met v.d.H. Toen kwam ik er nog eens Zaterdag, maar dat hep slecht. Lezingen in Leiden en Utrecht. Bij De Waard gelogeerd met C. Slapeloosheid. Nu weer beter. Heel even begin van werk, maar overigens ledig. De studies uitgekomen, brieven van Bolland, v. d. Goes e. a. Vandaag Labberton gekomen. 20 December .... is goed geweest, toen weer slecht geworden. Zaterdag Israël in Egypte gehoord met Henriëtte. Labberton werkt in den turn bij Dop. Slapen gaat de laatste nachten iets beter. Ik was vanmorgen slecht. Lectuur van Eckhart deed mij goed. En nu begint mijn nieuw boek al vaster en vaster vorm m mijn hoofd aan te nemen, zonder dat ik er aan doen kan. Jeanne Fontayne. Het wordt, geloof ik, zeer ongewoon. Het zal toch vereenigen al wat ik oorspronkelijk bedoelde, in zeldzamen vorm. Ik tracht God een rustig hart te geven. En mij met te verschrikken, zoolang ik den wil tot het goede in mij vind. 31 December Het heeft een paar dagen gevroren. Ik heb drie maal schaatsen gereden met Carry en C., bij mooi wmterweer, op club en Meent. Nu is 't zeer zacht. Vandaag mooi. Een wandeling met E. door landjes en bosch. Ik was gejaagd tot 't jaar om zou zijn. u *0ni* Een bizonder evenement is niet gebeurd. Maar ik begin in de laatste, allerlaatste dagen weer vredig en rustig te worden. Ik voel merkbare vooruitgang inwendig, in dit jaar. Helaas, nog bittere momenten en zwarte vlekken. Maar toch met vaste hoop en dieper vertrouwen. Ik ben mijn nieuw boek begonnen. Maar ik voel vrij. Echter nog maar zelden boven Dood en tijd uit. Toch be.er, beter. God zij mij genadig. Ik zal niet aflaten. 6 Januari 1898. Ik durf nauwelijks te beginnen. Ik heb zóó veel te zeggen. De gejaagdheid, waarmee ik het jaar verwachtte, is voorbij, en het evenement dat ik vermoedde te zullen komen is voorbij. De heb gevoeld wat hevige en levensgevaarlijke hchaamspijn is. Het verzet van alle kchaamsinstincten tegen het leven-bedreigende onheil. Het er, als een kleine dwalende vonk, boven uitzweven der innerlijke gedachte. Niet vreezend, maar ook met wetend. Rustig, maar blind en onzeker. Als een nauwer wordende tunnel, en in 't geheel geen lichtschemer vooruit. Beg rijpen, dat ik eens nóg verder zal moeten, en geen spoor ontdekken van de verwachte verklaring. Daarbij geen wanhoop, geen loslaten of ontmoedigen. Maar een diep besef van achterlijkheid en geringheid. Troost in de gedachte: ik behoef ook niet zooveel beter te zijn, zooveel verder dan al die anderen. Er sterven er dagelijks met minder uitzicht, minder begrip, minder verwachting, minder verheffing. Bhj dat ik geen moment waarlijk vreesde, en ook wel niet zou gevreesd hebben al zag ik den dood gewis. Maar bedroefd, dat ik toch nog maar zoo klein ben en zoo kort zie in het eeuwige. Gevolg: een dieper begrip van de veel grootere resignatie die noodig is. En een verhevener inzicht in de hefde van wie mij verpleegde. Denk, al heb ik mijn best goed gedaan en ben ik niet ontevreden op mezelf, het was toch maar een kleine proef. Want er zijn, zooals ik weet, heel wat heviger en langer lijdingen mogehjk. Hoewel ik zoo suf was, dat ik weinig merkte van mijn omgeving, behalve een hef gezicht bij mij, verliet mijn innerlijk denken mij nooit. En ik weet heel nauwkeurig hoe ik dacht: hoe zal God dit voor mijn goed bedoelen? Het is hard en wreed, maar toch liefderijk. En het zou mij veel, veel harder kunnen worden en bleef toch liefderijk. Nu ik er door ben, voel ik natuurlijk wel, hoe heilzaam en instructief het was voor mijn ziel. Maar al was ik er in gebleven, dan was het evenzeer zoo geweest. 7 Januari Nu is 't eigenaardige verloop der volgende dagen duidelijk. Gisteren weerzien van B. 's Avonds concert van Palestrina in de Kerk te Utrecht. Gevoeld hoe ernstig ik was, en gedaald, door de onrust van B. Niet genoten van de plechtigheid der muziek. Bedroefd met de alleenzijnde behoefte. Lichaam goed, zenuwen kalm. Vandaag, dwaasselijk mij aan een verhaal verslaafd. Het verhaal was frisch en gaf mij een idee. Het plan naar Cambridge te gaan. Maar het sleepte mij te ver. Toen dieper daling. Drift, onaangenaamheid en vernedering, 's Avonds Beethoven. En begrepen hoe alles mijn eigen schuld was. Hoe er heiliging, heiliging, heiliging van mij verlangd wordt. Reinheid, en rust, en plechtigheid over alle daden en wijding over alle uren van den dag. Arm, vergeetachtig wicht, dat ik ben. Heb ik er dan voor gezorgd t En verwonder ik me nu nog, dat ik niet meer licht zag, in het doodsgevaar? En kan ik er niet beter voor zorgen, uur aan uur met gestadig bedenken? Ken ik dan de rechte wegen niet, en de duizend wegen tot afdwaling? Zoolang ik niet beter zorg, blijft alles een hol weten, en wordt nooit warm levend voelen. Laat ik dan nu beter oppassen en doen, waartoe ik zoo duidelijk gedreven wordt. En God helpe mij — Zooals ik tot nu toe wel genadiglijk geholpen ben. Ja, voor 't eerst besef ik dit. 12 Januari Grijs weer. Niet erg koud. Eentonig bedekte lucht Ik heb nu geen zorgen. Ik ben niet zoo bang meer voor mijn hart, of voor mijn gezondheid. Ik heb geen geldzorgen. De winter draag ik vrij goed, beter dan vroeger. Maar er is, na de verheffing van 't begin, een zekere daling gekomen. Het zal niet beter gaan eer ik beter aan 't werk ben. En ik kan nog niet werken, omdat het meer tot rijpheid moet komen. 15 Januari Hetzelfde kille, stille, grauwe weer, zonder beweging of verandering. Een doodsche, grijze klok over de wereld, donker. Ik ben iets beter. Niet meer wijding, maar meer levensduur. Rustig hart. Geen werk. Vandaag Amsterdam, en kleine wandeling met E. op H. v. 't K. Ik lees Tiele, Thoreau, nu en dan Horatius en Thomas. 19 Januari Gisteren tocht naar Haag en Scheveningen. In de tram naar S. en aan zee was het mooi licht, zonnig. Diner bij v.d. Pijl, een opzettelijk toegeven aan luxe met zelf-observatie. Tegen den avond dingen die den mooien dag verzwakten. Vandaag leed daarover. Droever en wel iets wijzer. Het hart minder rustig nu. Ik moet beter mijn best doen. Dit is zeker, dat heiliging nu, in deze wereld, een zware taak is. Maar ook, dat de menschehjke wereld door wijsheid en goedheid zoodanig kan en zal gemaakt worden, dat heiliging een voor elk bereikbaar ding is. 21 Januari Gister en vandaag sonnetten geschreven. Rustiger. Ik krijg nu tevens klaarder blik op mijn arbeid. Van de zes plannen, die ik in 1893 had, heb ik er vier uitgevoerd. Broeders, S. en W., Lioba en G. v. Verst. Het vijfde is in wording. Het blijft vrijwel bij de oorspronkelijke conceptie. Be denk, dat ik zal trachten zeer eenvoudig te verhalen, en zoo concreet mogelijk, alles door feiten, niet door beschouwingen. Niet te zeer vreezen het kleine en gewone. Alles gericht om het groote hoofdmotief voelbaar te maken. Met de tegenstellingen er in van banale gedachte-sferen, waardoor de realiteit van het hoogere scherper uitkomt. Het moet schrikwekkend duidelijk en duizelingwekkend ruim zijn. Als nieuw plan ontstaat de verwachting van het 3e boek van Schijn en Wezen, niet langer als zuivere meditatie, maar allegorische descriptie. Het 6e plan, Trots Verbrijzeld, blijft stationnair. 24 Januari Zeer zacht weer, de boomen knoppen, er zijn viooltjes uit op sommige buitenplaatsen, de crocussen komen op. Be maak verzen die mij zeer goed voorkomen, Ze komen geheel van zelf, zou ik zeggen. Ik voel Ze wel eenigen tijd vooruit, soms 's avonds te voren en schrijf ze zonder veel bedenken op. Er komen er soms één, soms geen, soms drie per dag. Be lees Thoreau. Er heerscht een sterke Thoreaustemming. We spreken over kolonies, die wij zullen stichten, en ik zoek gestadig naar geschikte oorden voor een hut of huisje. Eergister wandelden wij met Labberton en de meisjes, C. en Van Meurs. Toen at ik bij Dérkinderen. Die is zenuwziek en gaat naar de nonnen. i Februari Bloeiende viooltjes gevonden in Hilversum. Bi ga iederen dag daarheen. Bc zal nu zien mijn hut hier in de buurt gebouwd te krijgen. Willem Bauer begreep me terstond. Een blokhuis met stroo gedekt. Ik wil daar gaandeweg, met voorzichtige aansluiting aan het gewone leven beproeven, hoever ik met vereenvoudiging en verfraaiing gaan kan. Ik wil daar weinig hebben, maar alles zuiver, noodig en fraai. a Februari Een dag van diepe emotie door de lectuur van het Jongetje van Borel. Bc las het aan de koffietafel en moest weggaan om mijn tranen te verbergen. Ik las het eerste deel uit. Toen behandelde ik nog een paar patiënten. Maar toen begon ik zoo hevig te schreien, als ik mij met herinner in lange jaren gedaan te hebben. Bc wist niet wat het was. Bc riep maar „ellendeling, ellendeling" en dat was ik, dat was, omdat ik zoo oud en slecht en bedorven voelde. En ik riep ook „schei toch uit, schei toch uit" en dat was, omdat ik in mezelf formuleerde hoe ik mijn toestand beschrijven zou, en daarvoor was ik onmachtig. Bc wou niet over mijn emotie praten. En de woorden kwamen toch, door de gewoonte. Bc vond goed dat ik zoo schreien kon, en De kon het toch niet uithouden van duldelooze, bitterzoete emotie. En vreemd was dit: dat het natuurlijk mijn eigen ervaringen van vroeger waren, waardoor ik zoo aangedaan was, en toch dacht ik volstrekt niet om mijn eigen jeugd. Het was juist dat meisje waarom ik dacht, dat toch niets lijkt op die een, die ik gekend heb. Eerst van avond, vele uren later, verbond ik er mij en Ati mee. Toen dacht ik: O ja, dat was óók mooi. Nu verlaten mij den heelen dag niet de beelden van die lectuur. Het is niet zoo bizonder goed als literatuur, maar het is ook geen literatuur en daar ben ik dankbaar voor. Ik kan er niet over spreken. Ik dacht ook: dat is wat Thomas Compunctio noemt, dit schreien. Het was berouw en diepe zelfvernedering. Hoe ellendig dat ik den overigen dag niet alleen kon zijn. 6 Februari Ik wandelde naar Hilversum. Vandaag den heelen dag natte sneeuw en wind. Mijn bezoeken bij Derkinderen in de R. Z. zijn prettig. 8 Februari Ik heb het nu zeer moeilijk. Ik voelde van nacht mismoedig en verdrietig. Het was een slechte avond geweest op Thuis las ik in een krant uittreksels uit de kritiek van Herman en het bedroefde en ergerde mij. Van nacht lag ik lang wakker en kon het niet kwijt raken. En de speciale moeilijkheid voor mij is te onderscheiden wat is gekrenkte eigenliefde en verkeerde eerzucht en wat is rechtmatig leed om zijn ongevoeligheid en wanbegrip. Ik heb al zoo lang zooveel verdriet door hem gehad Hij noemt mij niet maar ik zie hoe hij mij ziet, ik weet dat hij mij niet begrijpt, niet voelt, ik vind dat hij alles op een schromelijke wijze verwart en dooreenhaalt. En dan te denken aan zijn stugge eigenwijsheid, zijn afzonderen, zijn nooit om mij of mijn opinie verlegen zijn. ii Februari Ik heb Herman geschreven, een nog al bittere en harde brief. Ik kreeg een kort-af antwoord, dat de toestand klaar maakt. Ik geloof dat het maar goed is. Het is geen plezierige tijd voor mij, maar ik zal trachten er flink en rustig onder te blijven. 13 Februari De tijd is gekenmerkt door het geschil met Herman, en de plannen met Labberton over mijn levenswijziging. Gisteren was ik samen met E. in Amsterdam. Het ging alles prettig en naar wensch. Maar ze voelde niet, dat het zoo was als anders. Ik was te geabsorbeerd. Ik heb weer te verduwen dat er een zekere algemeene beweging ontstaat, in mijn geest, zonder dat mijn naam er bij genoemd wordt, terwijl integendeel anderen als de aanstichters gelden. Dit moest ik natuurlijk zeer goed vinden, en dat doe ik ook dikwijls. Soms met, als ik met goed gestemd ben. Ook hindert mij, dat het zoo verward gaat, terwijl ik het zoo veel duidelijker gezegd heb. Toch voel ik me ook nog zelf steeds veranderen, vaster worden in sommige inzichten. Vast besloten ben'ik nu tot inkrimpen van mijn levensstandaard. Mijn huis verkoopen, zoodra de hut gebouwd is. En veld-arbeid voor eigen onderhoud, zoover als het mogelijk blijkt. Vandaag Walt Whitman gelezen. Die was 37 jaar toen hij begon. 15 Februari Het Zola proces is in vollen gang, het vervult mij met zoo als Jameson's raid, maar ik heb er toch veel belang in. 10—150 Walt Whitman krijgt een heel ander aanzien voor me. Ik moet gestadig denken aan zijn vriendschap. Het is diudelijk, dat hij het kent, dat wat niet uit te spreken is. De vertrouwelijkheid. En hij houd het vast, hij laat het niet los, grof en bestemd maakt hij het, maar duidelijk en herkenbaar. De begrijp nu, hirtfoot, mijn bitterheid tegen Herman beter. The sick, sick dread of unreturned love. 17 Februari De ben nu kalm. Ik kan uren stilzitten met genoegen. Ik had een lang gesprek met Herman vandaag. Hij is even hartelijk en veel minder secuur en hautain in spreken dan in schrijven. Wij wandelden door Spanderswoud» Gisteren waren hier veel menschen met Paul's verjaardag 24 Februari De ben gestadig vervuld van mijn plannen. Het is een belangrijke, levendige tijd. Ik ben zeer gepreoccupeerd, maar innerlijk veel tevredener. De zie nu alles eiken dag duidelijker en ik heb er plezier in om onbevreesd te zullen doortasten. De heb een bundeltje verzen klaar gemaakt. De had er pleizier in, maar er zijn ook weer bezwaren. Brief van Sammy. De kalme geestdrift van Jo doet mij aangenaam aan. Ook Van Oordt is zeer goed. Ze houden mij veerkrachtig en frisch. Onlangs nachtwandeling met Jo van Hilversum, toen de meteoor het bosch verlichtte. 2 Maart De plannen groeien goed, maar het heeft verwijdering met E. gegeven. Zij heeft niet het inzicht en den moed mee te doen, en alles te wagen voor een idee. Hoewel de waag niet groot zou zijn. En toch voelt ze daarover spijtig, en ze ziet haar bezwaren als werkelijk onoverkomelijke hinderingen, hoewel een doortastend mensch ze niet tellen maar overwinnen zou. En dan geeft alles pijn en vervreemding, omdat ik natuurlijk niet wil teruggaan. In 't complot zijn nu Jo, Van Oordt, Van Meurs en Steenhoff. Ook heb ik Willem van Riet als knecht gehuurd. Het is geloof ik een goed gesorteerd gezelschap, om hun vermogens en hun karakter. Allen frisch, eenvoudig, vrij van geest, bescheiden, sober en arbeidzaam. Daarbij allen wijs en talentvol, met verschillende technische handigheid. De grootste ellende vind ik het gescharrel om grond te koopen van die beroerde kooplui, die ik verbazend onsympathiek vind. Wat zal ik bhj zijn, als de koop eenmaal gesloten is. Nu ik deze medewerkers heb ben ik volstrekt niet bang. Het is volstrekt geen hachelijk ondernemen. Mijn leven is nu veel gevaarlijker, met groote uitgaven, groote schuld en geen hulp. Ik zal het volkomen succes noemen als over vijf jaren de zestien personen (mannen, vrouwen en kinderen), die nu in 't geval betrokken zijn, kunnen leven van de 6000, die ik nu alleen verteer. En dat is geen buitensporige verwachting. 6 Maart Vandaag een gewichtige dag, omdat ik mijn moeder ga vragen tot hoever ik gaan kan met het geld. Gister in Amsterdam, koffie gedronken in Americain. De minister van financiën, Sprenger van Eijck, zat dik en welvoldaan tegenover ons. Hij moest eens weten wat we verhandelden. Gezien Mincelijn van Molkenboer in Arti. 't Vergulden van de windvaan eer het huis er is. Gesproken Van Looij en Diepenbrock. Vandaag komen ze allen hier, Jo, Meurs, Steen en Oordt en Bauer. Bc droomde van de Welby's. Bc sliep bijzonder aangenaam en werd wakker vol levendige inzichten en plannen. 8 Maart Dit is de onaangenaamste tijd van dezen winter. Tot nog toe was alles dragelijk. Er was geen winter misère. Maar dit is luguber. Eergister, Zondag, concert in Amsterdam. Bij 't hooren van Mozart diepe aandoening en een groote gedachte. Namelijk deze: het is ons lijden dat Gods wezen geen vastheid voor ons heeft. Wij kunnen er niet bij zien, niet bij hooren of voelen, wij kunnen er niet bij denken. In alle onze gedachten aan Hem stuiten wij op het onvermogen van onze zinnen. Maar ons verlangen is juist naar een leven, waarin wij beter middelen hebben om hem te verstaan dan juist deze vijf. Dat is ons heimwee. Deze gedachte is niets nieuws en gaf toch mij rust. Want het geeft mij resignatie om niet te verlangen naar een meer directe, tastbare openbaring van God. Dat kan niet. Maar ons heimwee bewijst de mogelijkheid van andere phasen onzer ziel, waarin wij meer middelen hebben dan nu. ii Maart Gister in Utrecht en in Haarlem geweest. Eerst bij Fles met Doffie Zimmerman gepraat, toen bij De Waard koffie gedronken en mét Tiek gepraat. Tot zoover was ik goed, maar in Haarlem werd het ellendig. Akelige nacht. Op 't moment zie ik alles slecht in. Ik heb geen werklust. 15 Maart Gister getennisd. De toestand is even treurig. Ik slaap goed, maar voel mij gedeprimeerd en niet lekker. Van morgen kwam Mary. Ik heb Richard Jefferies gelezen, the Story of my Heart. Heel interessant en ruim. Ik mis iets er in. Devotie en majesteit. Thoreau is minder intensief, minder bepaald. Maar breeder, wijzer, universeeler. 21 Maart Er is verbetering gekomen. Ik ben er Zaterdag en Zondag geweest. Het was hoog tijd. Nog ben ik de schok van die weken nauw te boven. Ik was diep geschokt en het zoo schoon beginnende jaar dreigde treurig te verloopen. Ik slaap nu goed en voel mij vrijwel. Ik werk nog niet. De toestand is nog ongedecideerd, omdat ik den grond nog niet heb. Willem van Riet is gekomen en helpt ijverig. Ik heb de spreuken voor de Nieuwe Beurs verzameld, maar door den zachten, edelen invloed van Derkinderen heb ik ze niet gepubliceerd. ' Hij vond het jammer om de bruikbare, die er onder waren. Ik lees a dream of John BalL Mooi. 25 Maart Gister-avond het plan voor den roman opgeschreven. C. was naar Mincelijn. Ons nichtje Mea logeerde hier. Een klein, zacht meisje, met schuchter stemmetje en knip-oogjes. Nog altijd lamme onzekerheid over de nieuwe plannen. Waar zal ik belanden? Van morgen nog al werklustig. Herder's brieven gelezen, en over biologische vraagstukken gelezen en gedacht. Maar ik snak naar echte handenarbeid. 29 Maart Welk een gewichtige tijd. Nadat ik 't vorige geschreven had, de brief van Van Oordt over Tindal. Zaterdag in Amsterdam. V.O. opgezocht. Zondag met Labberton naar 't terrein gewandeld. Maandag eindelijk een lieve middag op Wat een rust is dat. Van morgen met C. en Bauer naar 't terrein. Mijn hoofd is heel vol met alles. Zondag a.s. mijn verjaardag, en beslissing met Tindal. Gister onder 't wandelen naar H. de gewichtige gedachte der productie-eenheid, voor de maatschappij, wat de cel is voor 't organisme. Van morgen dit in hoofdtrekken opgeschreven. 2 April De laatste morgen van mijn nieuwe jaar. Het is mooi weer, met koele noordelijke wind. Gister had ik een kort moment van depressie, geen somberheid, maar alles leek wat saaier. Toch leef ik zeer krachtig, intensief. Bc heb zeer goeden moed. Maar de spanning vóór de decisie is vermoeiend, hoewel niet onaangenaam. E. is hef voor me, C. is half gewonnen. Mijn medewerkers zijn zoo, dat ik vol vertrouwen in ze heb. Bc bezag het terrein met Adriaan en Steenhoff. Als Tindal nu maar woord houdt. Een steenen huis bleek onmogelijk. Dan maar een houten. Bc geloof, dat ik Gods wil volg. Ik kan, dunkt me, met beter doen. Moge dit groote elan mij kracht geven, nu zuiverder en oprechter dan ooit te voren in de wereld te staan. 4 April Een bewogen dag gister. Drukke koffietafel, Van Oordt, Henri en Coos, mama en papa, Carry, Sammy. Onderwijl patiënten. Gefietst naar Dop, toen naar Tindal. Het oorspronkelijke mooiste plan vervallen. Een gevoel als op een examen: „nu zak ik". Toen op 't laatst nog weer een kans op de eilanden. Ik zou vandaag bericht krijgen. Toen was het een uurtje hef en gezellig, met v. O., Labberton en Carry. Om n uur gehaald bij een jonge kraamvrouw, van 30 jaar, die krankzinnig geworden was. Tot één uur daar gebleven. Dezen dag vreemd, stil, zacht praten. Niet bang of nerveus. Rustig, maar toch in spanning. En er is nog geen bericht. 7 April Dinsdag telegrafeerde ik naar Tindal en kreeg antwoord, dat er niets van komen kon. Ik was even teleurgesteld, maar gauw hersteld. Gister was ik twee malen in Hilversum. Wij deden een mooie maanwandeling en ik bleef laat. Vandaag bezoek van Aagot, Lokhorst enz. Ik ben de terreinen bij de bleekerijtjes nog eens op gaan nemen. Ook bij Dop. Ik sliep heerlijk van nacht. Het is een levendige tijd. 12 April Zaterdag naar Haarlem. Dat deed me weer veel kwaad. Eergister Gerlof en Bauer en E. hier gegeten. Vrijdag een mooie zonnige wandeling op de hoogte van 't Kruis. Het horlogetje verloren en gevonden. Gisteren tocht met ons zestienen naar Groeneveld. Ik at op .... en wandelde door den zoelen nacht terug. Gezang der blijde wolken. Van nacht lang en diep geslapen. Maar ik sta nog onder booze invloeden. 16 April Eergister bezoek van Kloos, die erg vriendelijk was. Ik heb de spreuken voor de Beurs toch gezonden. Bx wou het doen eer Verweij zijn stuk publiceert, om daarvan vrij te blijven. Vandaag met de jongens naar Amsterdam. Kermis op 't Amstelveld, zonnig, poffertjes gegeten. Toen 't Rijksmuseum gezien. Bx ben niet slecht, maar wel gevoelig-sensueel. Toch soms weer sterk en hoog. Bx ben zoo gestadig met mijn zwakheden bezig, dat ik mij soms verbaas, hoe in mijn leven toch het betere ik altijd de baas gebleven is, zich nooit gewonnen gaf en in alle uitingen zich toch wist te doen gelden. 24 April Gestadig vervuld van het leven na den dood, en het droomleven. Eergister dien zeldzamen droom gehad, waarin ik E. zocht, zooals ik mij voorgenomen had te doen, en waarin ik haar vond. Dat gaf een groot geluk. Dit alles is mij gewichtiger dan het dagleven. Vandaag heb ik den grond gekocht. En ook aan Doffie Z. geschreven of ze Cruijsbergen kon koopen. Bx heb een stuk over de beurs in de kroniek. Mijn enkele verzen zijn gereed. Kloos zei, dat hij ze mooi vond (aan v. Meurs) hij schreef een kroniek, waarin ik geprezen word. Volgens Van Meurs om Verweij en Gorter te hinderen (?). Herman is mij weer nader. Hij zei van middag, dat hij ook wel bij ons wou komen spitten. Naar Engeland geweest en weer terug. Ik schrijf dit op Vrijdag 13 Mei. Twee dagen na wat ik 't laatste opschreef, fietste ik naar Driebergen, sloot een verbond met Bertha Z., ging terug en kocht 's middags Cruysbergen voor haar. Dat was Dinsdag. Tegelijk afscheid van E. die naar Lugano vertrok. 39 April Vertrek naar Londen, kalme reis. 30 April Aankomst te Keed bij de Tuckey's. Wandeling naar Richmond, door Kew-gardens terug. 1 Mei Tuckey bezocht in Londen. Tweemalen in de tuinen gewandeld. Orchideeën-kas en de varens en cactussen en rhododendronvallei. Mr. Fletcher gesproken en Mr. Mars land. 3 Mei Naar Ramsgate. Zonnig, vermoeide reis. Met Mr. Meijers schoot het met op, maar ik had belangrijke gesprekker! met hem. 4 Mei Met Truus in de stad geluncht, Tuckey en Hodgson bezocht. Met Hodgson over Pipers gepraat. In Hampstead gegeten, 's Avonds naar Julius Caesar. 5 Mei Bezoek bij Stanton Coit. Om 2 naar Denton. Ontvangst warm en aangenaam. 6 Mei 's Morgens wandeling door de bosschen en het park, zon en vogels, 's Middags rit naar Belvoir, tea bij Lady Catherine. 7 Mei Heerlijk weer, 's morgens voor 't huis gezeten op 't gras, veel gepraat. Rit naar de bosschen om Belvoir. Wandeling met Miss Welby. 's Morgens Dodo als May queen. 8 Mei i Naar de kerk. 's Middags de boerderij bezocht, regen. Wandeling naar het water met miss Welby, C. en Dick. 9 Mei 's Morgens met C. naar de bijen. Bc schreef het vers op aan Lady K. Laatste gesprek met Lady W. terug naar Londen. Bezoek aan de kamers en 't Laboratorium van Miss Welby. Met Truus gegeten bij Cobden Sanderson te Hammersmith. Aangenaam gepraat. io Mei 's Morgens wandeling op Hampstead Heath. Naar dé City, Guildhill gezien, de Court of Justice. Mrs. Welby opgezocht aan 't Ministerie van Oorlog. Zitting van 't parlement bijgewoond. Bezoek en tea bij Mrs. Cust. Gegeten in Hampstead. 's Avonds naar Harwich. Ruwe overtocht. Miss Marland mee. Nu ben ik twee dagen thuis. Bc zie veel patiënten. Met Cruijsbergen zal alles in orde komen. Het werk op Walden begint Maandag. E. in Wiesbaden. Eiken dag van plan er heen te gaan. Daardoor onrustig. Gister Hans' verjaardag, mama hier en oom Ger. Ik ben dankbaar voor mijn reis en voor alles. Ik voel reden voor dankbaarheid. Het gevoel „zelfvoldoening" zet zich om in „dankbaarheid'" ook als het mijn eigen daden betreft. En ik krijg dat gevoel van sterkte: wat kan ik vreezen, als ik toch niets verlang dan Gods wil doen? Dan is er geen teleurstelling mogelijk. Want dat kan altijd, en gelukt altijd. De uilwerking is van geen beteekenis daarbij. 20 Mei Maandagavond naar Keulen gespoord. In den trein the Wonderful Visit gelezen. Gelogeerd in het Frankische hof. Dinsdagmorgen het Walraf museum gezien. Om 2 uur de harmonika-trein, diner in 't F. H. Gereon, Maria in Kapitol en Dom gezien. Woensdag patiënten behandeld, 's avonds naar Baarn. Gister een saaie dag, wedrennen, 's Avonds lang gesprek met E. Het is een benauwde tijd nu. Mijn doen lijkt mal en roekeloos in de oogen van bijna elkeen, ook E. en Labberton zijn vol bezwaren. Aan C. heb ik niets/aan D. daarentegen alles. Het gesprek met E. was pijnlijk en toch leerzaam. Het is, of iedereen zegt: „Wat heb je gedaan! Wat ga je beginnen en bovendien zei E. nog: „Wat ben je zwak in kleinigheden, wie verlangt er nu naar thee!" 24 Mei Van Oordt was er en alle kolonisten. We waren op Walden. Gister even heerlijk warm. Ik hakte hout op Walden, twee uur lang, en dat was vei- kwikkend. Het bleef lang prettig in mijn herinnering. Ik bracht een vogelnestje thuis. Zondagmorgen een heerlijk -bezoek aan .... waar alle bezwaren werden weggevaagd. Maar gister en vandaag kwam de wolk over haar. De brieven werden gespannener en bedroefder. En van avond helaas een ouderwetsche droevige avond. 27 Mei De vervreemding is er nog. Ik voel eenzaam. Maar o, ik ben niet ongelukkig. Wel heb ik zorgen. Ik moet mijn ideeën verwerkelijken, niet alleen in een antipathieke wereld, maar met zieke en zwakke helpers. Bauer is ziek, Labberton is ziek en zwak, allen zijn nerveus, ziek, zwaarmoedig of weifelend. Maar ik doe wat ik kan, omdat ik 't met laten kan, en verlang niets te bereiken. Bc verlang alleen te doen wat ik kan. 30 Mei Gister maakten wij een mooien, langen roeitocht naar de Loosdrechtsche plassen. In de boot van Sluiter. Willy en ik roeiden. We aten op een grazig landje midden in 't water, tusschen de hooge bloemen. Wat een bloemenland, zonnige vlakte met water en bloemen. Maar 't was merkwaardig, dat de dag geen van die lange uren had, waarin je maar naar 't end kijkt, hoewel ik zeker wel zes uren geroeid heb. Bc werd niet warm en niet moe. Vandaag was ik zeer neerslachtig. Bc was met Van Meurs op Walden en begon te tobben over Broekman en de wedrennen. Wandeling naar Laren minder prettig dan gister, maar toch geslaagd. Veel kouder. Pinkstermenuten. Keelpijn. Ik lees „the Shepherds Calendar van Spencer". 7 Juni Walden is nu bewoond. De keet is klaar. Jo en Bauer huizen er. Men kletst er gruwelijk over, naar 't schijnt. Dat kon niet anders. 19 Juni Bc hjd schrikkelijk aan mijn neus, het bederft alle zomergevoel. Wandeling, gerust onder de droeve beuken, waar ik snikte op den grond. Gister hard gewerkt op Walden, geharkt en gekruid, den heelen dag. Daar voel ik mij nog 't best. Vandaag bitter droevig, ziek van hooikoorts, verlaten en verloren. 23 Juni 't Is alles nog al tamelijk beroerd. Bc voel me geen moment goed door mijn neus en slaap slecht. In 't bosch voel ik mij goed, maar de drukte er over en de nieuwsgierigheid zijn erg. Correspondentie met Oppenheimer. a Juli Bij Karei gegeten, dat was goed. Bij E. aangereden, 's avonds 9 uur. Dat was een prettig bezoek. Derkinderen nog gezien aan zijn huis. Labberton gaat weg. Verdriet om hem, zijn onbetrouwbaarheid. 4 Juli Gister de gewichtige droom die mijn gansche leven vervulde. Vandaag met E. naar den notaris voor de overdracht. Dat was niet onvermakelijk. Toen volgde een gesprek, dat mij naar aandeed. Het is altijd hetzelfde soort moeilijkheid met gevoelsmens chen. Men wil onmiddellijk begrip en verstandhouding, en heeft geen geduld. Altijd denk ik dan: hoe moet dat gaan. En toch voel ik niet bezwaard, want ik kon niet anders doen. Bc heb niet anders kunnen doen. Sammy is op Walden. Bc lees Spencer. 8 Juli Gister een bizonder kwade dag. Chaos inwendig. Derkinderen kwam eten. Bc ben graag met hem. Brieven van E. Bc voel me weer een ellendeling. Vandaag paardgereden met C. Eckhart gelezen en nu iets béter. 14 Juli Sinds Maandag verbetering. In «H. geweest en tot rust gekomen. E. kwam op Walden Dinsdag. Een lange rit te paard over de Baarnsche hei. Gister in Amsterdam en Haarlem, dat was beroerd. 19 Juli Zaterdag een heerlijke rit te paard over Blaricum. Saar de Zwart gesproken. Maandag kwamen E. en Carry wonen in de hutten op Walden. Het is daar nu hef en heerlijk. Alles gaat tot nog toe geheel naar wensch. Bc ben nu geheel rustig. Ik werk in 't bosch rond mijn hutje en er is een mooie, gezellige sfeer. Het is er alles zoo mooi, en het leven daar zoo goed. Ik heb nog niet de elatie van verleden jaar na Noorwegen. Ik ben stiller en gedrukter, maar toch heel dankbaar. Bc lees Fors Clavigera. 5 Augustus la de hut op Walden. Ik word gestadig beter. Het beantwoordt alles hier aan mijn bedoelingen. Bc leef hier rustig en eenvoudig en voel mij dagelijks gezonder en vrediger. Geen slechtheid meer in me. Afstand van al die kleine prikkels. Alleen goede lectuur, geregeld werk. Ik schrijf nu aan mijn roman Van de Koele Meren des Doods. En dan de vierde zang van S. en W. En een verzoekschrift aan de Koningin, dat ze geheelonthoudster moet worden. Min of meer ironisch. De familie in Noordwijk. Ik zie alleen patiënten. Van nacht een heldere droom, maar met zéér helder. 7 Augustus 't Werk gaat goed. Maar er is een storing gekomen in mijn welbevinden en ik weet niet waardoor. De nacht was onrustig. Ik heb pijn in mijn rug en gonzen in de ooren. Ik weet niet, of 't is door een slechten brief van E. of door zwemmen of door wat anders. Ik had dit in Noorwegen ook. Ook begint mijn demon weer 't hoofd op te steken. 10 Augustus Een paar moreel stormige dagen achter den rug. Ook buiten was 't heel slecht weer. Drie dagen stortregens, wind en kou. Vandaag is 't beter. En ik ben weer op Walden en herstel. Zondag ging ik naar Haarlem, 's avonds naar de kermis, sliep in Haarlem zeer slecht. Met Paul naar Noordwijk, een saaie dag, door den regen, 's Avonds zeer week en melancholiek. Naar Piet Gijs geloopen. Den volgenden morgen M. in de hut gekomen. Bezoek van Jan Woensel Kooij en Edzad Koning. Ik werd kalmer en opgewekter. Shep nu goed en ben blij hier te zijn. Maar het is toch alles moeilijk, zooveel uitwendige en inwendige vijanden. En de ergste vijand, de eeltige, waar ik wat om geef en waarvan ik 't verdiend heb en die ik niet ontvluchten kan: F.v.E. 14 Augustus Ik schrijf in mijn hut, Zondagmorgen. Het is stil en warm. De weken van retraite zijn vol zwaarheid. Ik werk goed, maar heb groote moeite met allerlei storingen. Een nare wandeling. Gister at ik op Flevorama. 18 Augustus Hoe wonderlijk gaan de dingen dit jaar. Bauer Zei: ik laat maar begaan, 't loopt alles, zooals 't moet wezen. Zoo is 't ook. Maar daarbij gaat mijn ingrijpen ook als van zelf, en mijn blunders. Het afschrijven van Laan, die kwaad was om een zin van mij. Daardoor zou het wonen van de Hoogstratens hier ook vervallen. Toen heb ik beleefd excuus verzocht. Bc ben nog in mijn hut, maar nu ik thuis eet, is 't niet het rechte meer. Vandaag het woedende antwoord van E.'s broer. En den brief van E., die „alles van mij moede was". En dat alles had een versterkenden invloed op me. Maar prettig is 't niet. 22 Augustus Gister in Haarlem. Eergister in Amsterdam. De tijd is vol kleine moeilijkheden en onaangenaamheden. Een prettige zomer was heel anders. Bc ontmoette V.B. in Amsterdam en wandelde met haar. In Haarlem was het naar als altijd, want mijn vader wordt senieler, praatziek, onbeheerscht, een treurig gezelschap. Moeder, al houdt ze haar gebreken, is beter dan ik haar ooit gekend heb. Een wandeling naar Bentveld, maar ook, hoe anders als vroeger, 's Avonds een neef Ten Bosch, die versjes opzei van zijn zusje. Schooiers, die mij uitjouwden om mijn baard. Holst, die mij met aansprak aan 't station. 23 Augustus Ruskin is voor mij, wat zijn enkele vriendinnen voor hem waren: a great comfort. 1 September ld ben in een tijd van bittere moeilijkheid. Een indruk van algemeene vijandschap, zooals nooit te voren. Afstand van Cruijsbergen. Gestadige, zware zelfstrijd en ook onzekerheid, of ik mij meer uit het leven moest terugtrekken en nog consequenter leven. Ik hoorde eergister 't gezang in de Bavo te Haarlem. At bij C. op Aelbersberg. Bc krijg veel bezoek, dat mij vermoeit en verveelt. Ik vergeet de afspraken. Bc heb Mr. Dillen hier gehad en zijn zoon Harold. Naar aanlriding van hem schrijf ik nu een stuk voor de Contemporary. Bc had ook Menno Huizinga en Hol. Het lezen van Ruskin, doet mij steeds goed, geeft kracht en troost. 10 September Vrijdag 3 September ging ik met de jongens wandelen, eerst naar Woudenberg, bij oom Henri gelogeerd. Toen naar Rhenen over Amerongen, het was warm en de jongens werden moe. Op de stoomtram naar Mariendaal, bij Wurfbain aangekomen. Een lieve week daar doorgebracht. Wij gingen eiken dag rijden. Bc zat in 't mooie valieitje, sliep er, en las Coleridge en maakte mijn sonnet 11—150 op Ruskin. Sliep met Hans in Mimi's ruime kamer. De liefde en hartelijkheid deed mij zoo goed. We zagen de Doorwerth en Rozendaal. Een prettige wandeling met C. door 't grijze bosch. Eergister met de stoomboot naar Vreeswijk, warm en stil op de rivier. Toen over Jutfaas naar Utrecht. Een naar gedeelte van den tocht in Utrecht tot Maarsen. Toen op de boot in 't donker naar Vreeland daar gelogeerd. Gisteren morgen ontbijt aan de Vecht, aan 't water gezeten, de eenden gevoerd. Wandeling naar Bussum. Hier met veel pijnlijks. De jongens waren hef en worden mij erg dierbaar, nu ze opgroeien. Gisteravond even bij Gorter, waar Troelstra" was en zijn vrouw. Van nacht in de hut, gebaad van morgen. 14 September Gister met Ada mijn stuk voor de Contemporary gecorrigeerd en gecopieerd. Een mooie wandeling langs de Koedijk. Eergister wandelde ik naar K. en vond Sammy naar Zürich vertrokken. Het was een mooie avond. Om 12 uur in de hut terug. Bc word rustiger. Van morgen Van Oordt, het werk vlot niet goed vandaag. 19 September Zaterdag naar de Rembrand ts geweest. Het was een gelukkig uur. Maar het was zooals vroeger met Shakespeare, „nu ja, dit is fatsoenlijke omgang dit is niet meer dan 't behoort te zijn, gewoon, zuiver, natuurlijk. Hier ben ik thuis en wel." Ook een gevoel, hoe weinig ik van schilderkunst afwist. En eindelijk een geweldige aansporing tot werkzaamheid. Niet te angstvallig. 22 September Gister gaf ik Hans les in mijn hut, en ik hoop dit vol te houden. BijbeUezing en schrift-leer. Bc vond het heerlijk en het beviel hem ook, geloof ik. Dat ik dit nu doen zal en Volhouden, geeft mij groote voldoening. Bc voel me weer minder wel de laatste dagen. Oorbrommen en congestieus. Ook eigenaardig druk droomen en wakker zijn in den nacht. Bc las de brieven van Mendelssohn en vond er veel aangename, verstandige en nobele dingen in. De verhouding met zijn vader was mooi. Mocht ik dit voor mijn jongens kunnen zijn. Dan ben ik zoo bang, niet lang te leven. Als mijn hart het nog maar een jaar of vijftien uithoudt. Het is al drie jaar geleden dat ik er voor begon te vreezen. Ja tien jaar kan ik hun nog veel goeds leeren. 24 September Gister brief van Anna Fles om me te vertellen, hoe „weerzinwekkend" ze mijn gedrag vindt. Een bezoek van Rensburg met zijn geestenfotografieën. Slecht geslapen. 27 September Jn Amsterdam Zaterdag zeer rustig en vredig geworden. Zondagmorgen met Hans uit den grooten Bijbel gelezen. Nog brieven van E. Maar ikzelf ben sedert rustig en opgewekt gebleven. Mijn roman gaat goed. 't Derde hoofdstuk. Bc studeer pre-natal suggestion. 1 October Mijn opgewektheid heeft een stoornis gekregen, doordien het in H. volstrekt niet ging. Gister was ik 't weer te boven. Ik sliep niet best van nacht. Droomen te levendig en vroeg wakker. Ik ben aan mijn nutslezing begonnen. 3 October Gister in Haarlem. Dat stoorde wel iets, maar Hans was mee en we zagen 't kunst-museum met hem. Dus was 't redelijk. Ik dronk toch nog wijn. Van nacht drukke droomen zonder verheffing. 10 October Mengeling van mooi en leelijk. Maar 't evenwicht toch danig gestoord. Paardrijden prachtig, door de duinbosschen 'achter Velzen. Haarlem beroerd. Thuis gekomen, mijn stuk voor de Contemporary geweigerd. Irritatie over iets van Jet Holst. Woensdag kwam E. in mijn hut, en 's middags ging ik naar IJsselstein om 't mishandelde kind. Mooi herfstland. Ik was geroerd en deed 't graag. Nu ben ik al in mijn landbouw bezig. Het land wordt bemest voor rogge, 's Morgens ga ik overleggen met de Blank. 17 October Het gaat goed. Alles vereffent zich. In mijn hut is het prettig en sereen. De stoornissen verwolkend. Be schreef aan mijn boek, aan de rede in Rotterdam. Be ga ook 2 reden in Amsterdam houden. Donderdag en Zaterdag heb ik 't land geploegd met Langelaar, den boer. Dat was heerlijk. Zaterdag een brief van Sam Aletrino over de koperen bruiloft. Ik bezocht hem. Gister bezoek van Karei en van de Hoogstratens met Bets Cremer in mijn hut. Ook voel ik al meer rust over Gorter. 24 October Gister bezoek van Heijenbrock, den propagandist. Ik vond hem niet helder en niet bescheiden en hij maakte mij moe, maar de indruk was toch niet naar. Vannacht shep ik thuis, maar werk nu weer in mijn hut. Dt schrijf aan Hoofdst. VI. en aan de nutslezing. 27 October Gister was ik op mijn vader's verjaardag in Haarlem. Ik wandelde voor 't eten in den Octoberhout en werd sterk aangedaan. Het was er prachtig, zoel en stil, het rook naar noten, en overal goud en geel, en ik zocht, hoe 't was geweest in mijn jeugd en hoe 't gegroeid was. Het was uiterst weemoedig, tpaar de zachte, zoete weemoed. Mooi en diep. Jammer, dat Haarlem mij zoo demoraliseert en dat het er zoo leelijk wordt. Jk dacht veel aan Ati en aan C., vooral aan '80—'85. 4 November Woensdag ging ik met E. naar Amsterdam. Ik zag de etsen van Rembrandt en maakte kennis met Aletrino's aanstaande vrouw. Rembrandt's etsen deden mij zeer sterk aan. Ik haalde E. van de boot, ze was naar Edam geweest. Wij aten op den Heiligeweg. Het werk vlot niet. Gister las ik weer het gewauwel van Herman in den nieuwen tijd en dat verdriet me. Het is zoo zacht en rustig en zoo dom. Het beteekent niets en het is erg slecht schrijfwerk. Kloos schrijft verzen op bestelling. Een treurig gezicht, die afgetakelde vrinden. En dan al de verwarring die het sticht. Het maakt me verdrietig. ii November Vanmorgen was mijn hut voor 't eerst witberijpt. Het gaat alles nog al goed. Maandag op de paardenmarkt in Utrecht. Een eigenaardige dag. Half vervelend, zeer vervullend, en per slot niet onbevredigend. Maar ik was zoo vol van dat koopen van het paard, dat ik den heelen nacht wakker lag. Ik schreef mijn nutsrede af. Ik zag E. tweemalen. Ik leg wat overhoop met Dop, maar dat laat zich alles nog al gunstig aanzien. Wat zal ik blij zijn, als die menschen hier vandaan gaan. Heerlijk is het spitten tusschen 't eikenhakhout met de vochtige bruine blaren op den grond, het witte zand, de notengeur, en de heldere zon. 14 November Een diepe inzinking geweest. En ik was zoo goed op weg. Een paar ellendige dagen en nachten. Vrijdag naar den Haag en in Haarlem gelogeerd. Het ongenoegen met Dop nam grooter afmetingen aan en beroofde mij Zaterdag zelfs van mijn nachtrust. Mijn Rotterdamsche rede is af, nu de andere nog. Ik ben zoo blij als ik voel in een of ander opzicht' beter te zijn dan vroeger. Het verschil is heel eigenaardig. Ik onderscheid het booze beter, ik voel er ook minder aantrekking toe, maar ook minder afkeer van. Ik durf veel meer, ik ben minder bang, en ik voel dat, als ik kwaad wou doen, dat ik 't erger en koelbloediger zou doen dan vroeger. Want al is de neiging er toe zwakker, de weerstand tegen die neiging is ook zwakker. Daarentegen is de voldoening ook veel geringer, maar het blijvend berouw, het gevoel van gedaald te zijn, is veel duidelijker en langduriger. De geheele toonaard van mijn leven is veranderd en hooger, mooier geworden en niets vind ik verdrietiger dan in oude toonaard terug te komen. Maar het physiek-moreele leven, de neigingen, passies, die kan ik op een bepaald oogenblik minder beheerschen, zooals ik ook drift of 'humeur moeilijker beheersch, hoewel ik doorgaans opgewekter ben dan vroeger. Het nieuwe en belangrijke hierin vind ik, dat men beter wordend, nog grooter afkeer voelt van kwaad. Afkeer is een half-physiek gevoel, dat afstompt door ouderdom en gewoonte. Maar men wordt wijzer en vermijdt uit inzicht. De groote kunst is het gevoel van afkeer frisch en levendig te houcen. Dit alles heb ik nooit door anderen begrepen gevonden. 30 November Ik heb 14 dagen niet in mijn hut geslapen om aan de lezing te werken. Die is nu bijna af. De herrie met Dop is bijna over. Ik ben een dag naar Arnhem geweest, voor een patiënt. Gister reed ik met Bauer op een open kar naar E. Mama en papa waren heden elk een dag hier. Mama koopt het huis van Broekman. 3 December Voor 't eerst weer in mijn hut geslapen. Dt wandelde in den nacht door het noodweer er heen van Hilversum. Maar het gaat mij met goed. Gister heb ik ge voelens gehad van moedeloosheid, waarover ik mij schaamde. Wat helpt het alles, men kan diep ernstig meenen vroom en goed te zijn en toch zich totaal vergissen en zeer laag en onedel zijn. Hierbij denk ik niet aan eenvoudigen en nederigen, maar aan mensehen als George Sand. En dan die zonderlinge onzekerheid, wat er van ons nablijft Want dit is zeker, in dit leven kom ik er niet. Daar, waar ik voel te willen wezen. En wat er te wachten staat, moet zich toch aansluiten aan dit, aan ons droomwezen. En djjt zeker f dat epn levend mensch. yerdexJsae komen, maar een dood niet. Leven is beter dan dood. Dus even onvolmaakt en vaag als ik nog zal zijn bij mijn dood, blijf ik ook daarna. Voor hoe lang? Wie geeft mij dan een nieuw lijf en leven? (Na dit geschreven te hebben las ik psalm 69 en begon te schreien). Ik zocht dit vers: „Wat gewin is er in mijn bloei, in mijn nederdalen tot de groeve? Zal U het stof loven? Zal het Uwe waarheid verkondigen? Dit is als: „Gedenk dan, kind, eer gij te sterven vraagt, „dat dooden God geen eere kunnen geven". 7 December Ik ben wel onverwacht begenadigd geworden. Van Zaterdag op Zondag in de hut slapend kwamen de eerste Drievoud-zangen in mijn hoofd. Eerst een enkele regel — die nog niet gebruikt is. Toen de structuur der verzen, toen verscheiden dubbel-rijmen, die reeds gebruikt zijn. Zondag maakte ik er zeven. Wij vierden Sint Niklaas met de kinderen. Maandag maakte ik er één, een heel mooi. Gister maakte 3c er vijf en las alles 'savonds bij de Waard voor. Maandag gingen wij met ons allen naar Utrecht, het was er levendig en vroohjk. Ik at op de Kruishoorn. Ik ben wel zeer begenadigd. Meer dan ik verdien. Ik ben nu niet ongerust meer. Ik moet nog een paar avonden weg, naar Rotterdam en Amsterdam, en verheug mij dan weer op mijn terugkeer in de hut. 12 December Gelukkig terug in de hut. Rotterdam en Amsterdam zooveel succes als ik verwachten kon. Amsterdam schaadde mij door te veel succes. Dat nam mijn rust weg en nu moet ik hier eerst weer verdeemoedigen om goed te worden. Gister at Van Oordt en zijn moeder bij ons. En Landry. Ik heb 17 verzen bij Kloos gebracht. Na de lezingen heb ik er geen meer gemaakt, maar ik voel, dat er nog meer zullen komen. 14 December Een dag bij Karei doorgebracht. Op weg er heen bij E. een prettige indruk. Bij Karei had ik niet dat prettige van vroeger, omdat ik nu zooveel beters ken. Ik. dacht aan mijn hut, mijn landwerk, en toen vond ik zijn bestaan zoo griezelig duf en ongezond. Maar wij spraken toch zeer aangenaam. Ik logeerde er. Gister at ik op Kruishoorn. Van morgen heerlijk gespit. Als dit bedrijf nu, zooals het natuurlijk worden moet, was zonder zorg, van zelf marcheerend door regel en orde en zich gemakkelijk zelf dekkend, dan is er geen voortreffelijker leven op aarde denkbaar. Het zou mij in alles voldoen, en geen uur van den dag zonder vrede of glans laten. 19 December Slecht gegaan, slecht. Ik ben droevig achteruit. Toonkunst geweest, bij Henriëtte gegeten. Bc had geen plezier «in de muziek. Met de verzen is het slecht gegaan. Ik voel mezelf ook al heel onwaardig. Ik spit maar en wou, dat ze me hier met rust heten. Ik lees Lao-tse en Maspéro. 21 December Nog niet veel beter. Van morgen moe bij 't spitten. Ik slaap goed. Gisteravond Van Suchtelen gehad. Ik krijg steeds nog brieven over die lezingen. En ook onhebbelijke aanvallen. 28 December Er is veel verbeterd de laatste week. Toole was bij mij aan 't eten op Dennekamp, om 1 uur. De Kerstdagen waren we in Haarlem, dat was nog al taai. Afschuwelijk, die steedsche Zondagsmenschen en die saaie Zondagstad. Er is rondom Haarlem ook haast niets meer ongeschonden. Bc verlangde erg naar huis. Ik schreef een brief aan den heer Poelhekke, den Katholiek, die een studie over me schreef. Ik word nog wel gehinderd door dit en dat, maar het gaat vrij goed. Vannacht shep ik heerlijk in de hut. 30 December Het werk vlot niet erg. Sir Welby is dood. 7 Januari 1899. Ik was in Arnhem. Ik keer terug in mijn hutvrede. Ik ben zeer gelukkig geweest. Ik maakte nog 12 verzen en gaf die aan de N.G. Het is nu alles zoo goed als het kan. 16 Januari Er is nog weer een moeilijkheid gerezen, omdat B. niet begreep, dat ik door bleef spitten toen ze op Walden kwam. Maar eergister was ik er zeer vredig. Ik ben weer voortgegaan aan den roman. De uiterlijke stoornissen zijn weer overwonnen. Ik bekommer mij niet meer. Het is beroerd weer door den gestadigen regen. Dit geeft de kleine moeilijkheden buiten, die niet zwaar zijn te dragen. Mijn hut begint te lekken, evenals die van Bauer. Nu moeten er herstellingen aan gedaan worden. Dat alles zal den zomer des te zoeter maken. Gister was Gerlof hier. 19 Januari Ik shep weer niet lekker, en had pijn aan mijn rechter pols, die ik vroeger verstuikt heb. Van morgen ziet alles voor 't eerst er weer wat heuchelijker uit. Het huis begint te vorderen, en we werken met ons allen nog al prettig. Jan de Waardt, Jan de Graaf, Willem, Langelaar en ik aan 't boomen kappen en versjouwen. 30 Januari Ik was weer een dag of tien uit logeer en thuis. Druk met mijn boeken inpakken en brieven verbranden. Zondag tocht te paard naar Uithoorn, 4$ uur te paard gezeten. De Ipenburg's gezien. Het gaat alles vrij goéd. Bc kom veel op de R.K.Z.V waar ik 4 patiënten heb. De tocht Zondag was mooi, stil, met prachtige wolken en het Oud-Hollandsche Amstel-land. 's Avonds met Matches gepraat, hij vertelde van zijn ondernemingen. Hij is een gentlemen en het is mij aangenaam, dat wij ons zoo wel verhouden, terwijl we zooveel verschillen. Dat is goed voor beiden. 1 Februari Sneeuw. De eerste sneeuw op Walden. Bc shep van nacht weer in de hut maar had het nog al koud. 6 Februari Gister veel sneeuw, 's Avonds dooi. Van morgen echter strenge vorst met Oostenwind en helder weer. Ik sliep in de hut, heerlijk en had het goed warm. Ik leg 's avonds het vuur klaar en steek dat om 7 uur aan. Ik lees Salzmann. Een enkele overweging: dat aphasie en woord-blindheid ontstaat door een vernietiging van een deel der hersenen, dus dat bij geheele vernietiging taal en taalbegrip eveneens te loor moeten gaan, vervolgt mij dagen. 10 Februari De verhuizing begint. Ik werk met Jan aan den weg, om de oprij met puin hard te maken. Ik ben van plan een derde toespraak voor arbeiders te houden en die als brochure uit te geven. 19 Februari De verhuizing is afgeloopen. Het is vrij glad gegaan. De laatste dagen op Dennekamp waren melancholiek. Nog lang bleef ik er thuis vc elen zoolang er warmte en eten was. Eindelijk werd het als een afgeknaagd skelet, en ik griezelde er van. Het nieuwe huis is mooi en gezellig. Een paar moeilijkheden en prikkelbaarheden, ook met de jongens. O ik heb zoo'n verdriet om elke ruwheid, scherpte of heftigheid, waartoe ik me laat verleiden. O, mocht ik toch nimmer ruw zijn, of scherp. Wie groote kracht voelt is zacht. Alle ruwheid of scherpte is zwakheid. Ik vreesde eerst, dat de hut-vrede zou aangetast worden, maar 't is hier even eenzaam en vredig. Ik zou in 't huis niet aarden, het is te mooi. Maar ik vind het prettig er te mogen komen. Maar men maakt het zich erg lastig, om gemak. Nu ga ik weer in 't veld werken en aan mijn boek schrijven, hoop ik. 22 Februari Gister at Bauer bij ons en C. was, zooals in oude tijden» vroohjk. In haar witte kostuum. Bc shep van nacht zeer slecht. Bc kon niet in slaap komen. Het was al de tweede nacht zoo. Ik voelde niet ongelukkig of onrustig én mijn gedachten waren opgewekt. Maar ik werd er toch naar en verdrietig van. Bc heb in 't bosch gewerkt om mijn hut en het is zeer stil hier. 23 Februari Bc shep van 10 tot 7 uur aan één stuk en stond toen dadelijk verkwikt op. Eerst de jongens in hun bad geholpen, toen naar Cruijsbergen. Na 't ontbijt hout opgebonden in bossen bij de hut. Meezen en kuifleeuwerikjes rondom. Bc ben nu veel beter. 27 Februari Het was van morgen zoo koud, dat we ons allemaal niet prettig voelden. Hans huilde en voelde zich erg ongelukkig. Het was koud in 't nieuwe huis. Bc heb boomen gehakt aan den overkant. Gistermorgen las ik met Hans de Bergrede. Paul is door Marius geteekend in zijn harlekijnspakje. En vandaag ging hij er mee naar school. Bc slaap goed en sta nog altijd om zeven uur op. 2 Maart Eergister las ik Lioba in Zutphen. Bc vond het naar om er heen te gaan. De lezing zelf was een succes en ik dacht dat het alles mee-viel. Bij van den Bergh van Eijsinga gelogeerd. Maar ziet, de gevolgen bleven niet uit. Van morgen was ik geheel uit mijn evenwicht. Een N. Gids aflevering deprimeerde me en tot nu toe (5 uur) was ik ontevreden en verdrietig. Bc denk, dat het de ijdelheidsprikkeling was, die zich nu wreekt. De hut redt mij nu weer. Ik moet dan maar geruimen tijd hier stil zijn en zoowat werken in 't bosch. Bc ben blij, dat Ipenburg een man is, die geloof ik, deugt voor wat ik bedoel. Bc geloof, dat dit een gelukkige tref geweest is. Ik ben voorbereid op allerlei teleurstelling. Maar 't lijkt me, of ik in het vinden van menschen geluk heb. Maar 't is waar, dat ik de goeden uit velen zoek en vasthou. En toch ben ik zeer wantrouwend in mezelf, wat de eerste indruk betreft. 9 Maart Hans is een paar dagen ziek geweest, waardoor ik mij erg ongelukkig voelde. Maar hij is beter en ik heb mij weer hersteld. Bc schrijf nu aan de rede voor werklui. Bc deed dat eerst op de Lelie, maar nu weer in de hut. Van Oordt is gister gekomen met een groote verhuisboel. xi Maart Bc sliep veel en zwaar van nacht. Mijn lezing was Donderdag af. Het is wel zoo als Maeterlinck zei, het geluk is een gestadig tevreden zijn onder duizend kleine onaangenaamheden. Bovendien echter heb ik toch ook wel dat intensief vredige en gelukkige. Nu, terwijl ik dit schrijf, voel ik zeer rustig en dankbaar. i6 Maart , Eergister de avond in de Geelvinck. Het was een vredige dag. Dinsdag voelde ik mij heel zacht worden en dat was erg gelukkig. Ik was toen ook besloten nooit aan eenige bittere gevoelens toe te geven. Dat deed mij sterk en rustig voelen. Na de lezing werd ik aangevallen en bespot en het was een mij nog onbekende gewaarwording van vrede en kalmte. Ik denk de voldoening, dat het mij niet kwetste. Misschien ook het zien, dat het geen succes had. Maar ik geloof,- als het succes had gehad, dat ik er even rustig onder zou geweest zijn. Lastig was, dat ik de volgende dagen niet kwijt kan raken de juiste antwoorden, die ik had kunnen geven, en die ik, onvoorbereid, niet gegeven heb. 18 Maart Gister een heerlijke dag van zwaar veldwerk. Mijn akkertje bemest, beploegd, bezaaid, beëgd en besleept. Alles achter elkaar. De witte en Zwarte kwikstaartjes in de bruine voor achter den ploeg aan. 21 Maart Het veldwerk staat stil om de sneeuw. Ik heb weer hout gehakt. Ik schreef een „naschrift aan de lezing". Ik shep goed en ben tevreden. Zondag kwam Herman tot een vriendschappelijk bezoek. 22 Maart Gister heen en weer naar Hilversum geloopen, daar gegeten. De schrijf aan Hoofdstuk VII van den roman. 23 Maart Het gaat niet best, hoewel ik er met onder zit. Maar het werk vlot niet en buiten valt niet veel te doen, zoodat ik een ledig, onvoldaan gevoel heb. Ik liep gister naar Flevo, met Tüly Suermond terug. Hans is 's morgens huilerig en verdrietig. 28 Maart Ik heb gister en vandaag geploegd. Ik voel mij wel goed, maar niet erg opgewekt. Ik ben zeer bezwaard geweest een paar dagen, en vond geen steun bij E, en dit alles maakte mij neerslachtig. Het leed komt uit mezelven. De omstandigheden zijn allen gunstig, behalve wat uit ons zelf komt. Een paar observaties: Na mijn voordracht betrapte ik er mezelven wel een dag of drie achtereen op, dat ik aan 't debatteeren was en de dingen ze die ik had moeten zeggen. En wel altijd op tf zeilde tijdstip, namelijk kort na 't opstaan, onder t wasschen. Nu is 't over. 29 Maart Ik lees Guyon en zoek te begrijpen, hoe men van iemand troost moet verwachten dan van Eén. 3 April Een paar dagen van diepe, innerlijke stormen. Ik ben Vrijdag naar 't concert in de Luth. Kerk geweest te Amsterdam, Marcus-passion van Perosi. Toen in Haarlem gegeten. Ik voelde wel verheffing, maar ik word ach zoo alleen gelaten. Ik heb veel goedheid ondervonden, ik heb veel goede, hartelijke menschen gekend en nog om mij heen. Ik heb er voortreffelijken tot mijn liefste gezellen. ,, ... . En al het kwaad, wat ik deed in mijn leven weegt met den dag zwaarder naarmate ik beter Gods wil leer kennen. En de straf is nooit evenredig de misdaad, schijnt het ons. Ik sta alleen, onverstaan, ongesteund in mijn eigen zwakheden. Wie mij trouw zijn begrijpen mij niet. en haar aan wie ik mij gaf, is te wankel van hart, te vol eigenheid en kwetsbaarheid, te zwak van gemoed, om mij te leeren begrijpen. En ik voel alles als mijn schuld. Een mensen moet zich éénmaal met een ander verbinden, en die verbinding volkomen trachten te maken. En als hij zich vergist blijkt te hebben moet hij niet terugtrekken en een nieuwe verbinding beginnen. Het is slecht het begonnen werk te verstoren, al is het in blindheid begonnen. Want heiliging is te eer te samen bereikt dan alleen. Ik ben ook in Arnhem geweest en had daar een dag van het oude hoofsche wereld-leven. Het converseeren over nietigheden, de wellevende toon met de hefde en zachte vrede daarin, en het vooze daaronder. Het was goed het nog eens duidelijk te ondervinden, in zijn aangenaamheid en sereniteit en in zijn onhoudbaarheid. Ik had viooltjes in mijn knoopsgat, en die zoete lucht was ondragelijk weemoedig. Er was iets in van oude herinnering, dat onduldbaar weezoet was. Ik kon niet te binnen brengen wat. Ik was blij weer op Walden te zijn en heb voor het slapen gaan in bed lang gebeden en geschreid. g April Gister hoorde ik de Mattheus Passion. Ik voelde heel rustig maar diep droevig. Het versje was mij te binnen gekomen: ia—150 Mijn eerste liefde die is de beste So laat ze bliven dijn eerste ende leste du kanst wel vinden veel roem en de eer dijner jonckheit minne die vindst du niet weer. 14 April Maandag ging ik naar .... en de vrede kwam terug. Dinsdag ging ik er eten en voor 't laatst logeeren. E. wandelde 's morgens met me naar Walden. Het was een mooie dag ondanks slecht weer. Er zijn aardappelen gepoot, en de boogaard is omgespit. Het werken gaat goed en is plezierig. Ook de organisatie zal wel slagen. Maar we zijn nog niet van Dop af. Bezoeken van Van den Broek, die ook koloniseeren wil, en de Veer eveneens. 17 April Na dien zegenrijken Dinsdag is alles in mij verstild en verzacht. Maar ik had zooveel geleden, dat ik nog niet zoo opgewekt geworden ben als vóór den slechten tijd. Ik denk nu wel, dat dit het ergste geweest is, en dat bet nooit zóó erg terug zal komen. Bc ben verkouden. Gister fietstocht met C. en Adriaan, bij E. geweest. Gestadig komen er brieven van aspirant-kolonisten. 24 April Van morgen morgen veel vogels om mijn hut, roodstaartjes en grasmusschen en meezen. De Maerle is bewoond en de Engelschen zijn er ook. Het gaat alles goed, tot nog toe. Ieder is nog druk in de eigen verhuizing. Het komen in een rijtuig met H. was prettig. Ook de volgende dag. Maar zij is zoo geobserbeerd in haar drukte en kleine ongeriefehjkheden. En zij kan niet best verdragen dat ik lichter over ongeriefehjkheden en kleine tegenspoeden denk. Ik voel heel zacht en geduldig voor haar, gelukkig niet prikkelbaar. Ik beklaag 't zoo, dat zij nooit geleerjd heeft kleinigheden te dragen, en vooral dat zij niet wil weten dat een zwakte en een verwendheid van haar is. Wat is de comfort en verfijning een gevaarlijk ding, zie nu hoe het iemand tot kruis wordt en rust en vroomheid en aandacht en liefderijkheid alles onmogelijk maakt. Zij is zoo goed en edelwülend en ze werd liefdeloos en klein onder den druk van klein ongerief. ik lees ,,What would Jesus do?" en het vervult mij gestadig. Het helpt mij, al is het geen groot soort boek. Zie nu dat er maar één soort tendens in kunst duldbaar is. Maar Jesus was ook een mensen, als hij iets was. Deed hij niet, uit puren wrevel, een vijgenboom verdorren? 3 Mei Cruijsbergen is nu door de Ipenburgs bewoond. Het is druk, maar Opgewekt. Gister was 't een vroolijke dag. Ieder was zoo bedrijvig en er heerschte een zoo vroolijke stemming. De Engelschen gingen pannekoeken eten bij Van Oordt. C. kookt zelf, en het schijnt of de bedrijvigheid den zwaarmoed overal verjaagd. Ik ben zelf niet johg maar toch innerlijk zeer gelukkig en dankbaar gesteld. Alles gaat goed en ik kan het aan, — het moeilijkste is geduld, om niet alles in ééns te willen. 9 Mei De eerste zomerdag. Ik merkte het al, toen ik uit mijn hut keek. Zachte zonneschijn, vochtig en geurig en warm. Druk gezang van vogels, nachtegalen op Cruijsbergen. M. is naar Bonn geweest, twee dagen. Ik haalde en bracht haar naar en van den trein met den wagen en de vos. Willem van Riet kwam met Jannetje. Alleen Mary Suermondt mankeert nog. Bericht van papa's val. 15 Mei Uiterst groeizaam en alles staat frisch en wonder mooi. De rogge is al hoog en vol aren. De erwten staan groen, de vroege aardappelen komen uit. De haver begint goed. Donderdag Hemelvaartsdag en wedrennen. Kloos en zijn meisje waren er. Op Cs kamer. Hans' verjaardag was vrij goed; Mijn moeder was er en ik reed boodschappen met het wagentje, met E. en juffrouw Ipenburg. Bc ben overvallen door twee reporters, van 't Handelsblad (Elout) en van de New York World. We wandelden op Bantam en dat is een groote aanwinst, zulk een prachtig park vlak bij ons. Gister was een dag vol droevigheid. Mijn kruis was zwaar. Het sloeg mij neer voor alles. Ik was bezorgd om geld, om Ipenburg, om Broekman, het zag er alles even naar uit. Een wandeling met ons allen mislukte en alleen Mary Suermond, C. en ik kwamen in gietregen op Flevorama. Maar het is alleen door 't leed om E, dat ik alles nu zoo zwaar draag. Een slecht stuk van Karei over Borel. Als een oud scherm- of dansmeester uit het ancien regime, die voor zijn gedemodeerde kunst opkomt. ig Mei Hard gewerkt deze week, niet geschreven. Maar het zware werk is nu bijna achter den rug tot 't najaar. Het gaat weer beter en ik ben niet bezorgd. Het eten bij de Engelschen gaat goed. Gister bezoek van Van Suchtelen, vandaag van der Wissel.. 21 Mei Het waren drukke pinksterdagen met guur weer. Bezoek van Eijsinga met Albers, van de Tengbergens en Van Warmelo, van Berlage en van Anton Derkinderen. 26 Mei Gister begon een regentijd, zoo hevig, dat er buiten niet gewerkt kon worden. Noordenwind, kou en den ganschen dag regen. Vandaag iets droger, maar tegen 4 uur weer regen. Bc heb weer verzen gemaakt. Gister verkleedpartij in Van Oordt's hut, Adriaan en Bauer in gewaden uit de 13e eeuw. Op Walden geen bezwaar. 1 Juni Van morgen gezwommen met Van Oordt. Gisteravond bezoek van Van Bolhuis. Dinsdag at ik op de Kaap, vroohjk en gezellig, met de vijf jongelui. T .angelaar is naar een bruiloft. Gister naar de markt in Hilversum. Het gaat alles goed. Bi heb geen klagen. 5 Juni Het gaat goed. Soms tob ik nog een weinig over geld, over Dop of Broekman, over Iep of Jan, maar dat is alles onbeduidend. 181 In de kolonie bedrijvigheid en opgewektheid. De Mauve's rijn gekomen. Rudolf om hier te blijven, Anton gister even. Aardige jongens. Ik hak het aardappelveld. Corrigeer den aen druk van Lioba. 7 Juni Gister den ganschen dag in den akker gewerkt. Ook aan den roman geschreven en gecorrespondeerd. Vandaag kom ik eerst recht op orde. 9 Juni Sommige dagen kan ik den ganschen dag in actie rijn, en steeds geschikt tot schrijfwerk. Andere dagen ben ik tot weinig in staat. Dat moest met. Ik moet altijd even moedig en rustig voelen. Dat komt ook wel, hoe minder vreesachtig ik ben. Het is juist de vrees, die ongelukkig maakt. 12 Juni Mijn hooikatarrh gister begonnen. Vandaag al vrij erg. Gister op de vos naar Hilversum gereden, door de Zondagsmenschen op den 's Gravelandscheweg. De werd blijkbaar heel mal gevonden. De trok 't me even aan. De heb Meister Eckhart gekregen. 13 Juni De was Zaterdag bij de Dekkers in Laren, en werd zeer getroffen door Betsie Dekkers, die nu krankzinnig is. De vroeg haar: „kan je nog bidden V' dat ontroerde haar merkbaar. Toen zei ik: „ik zal 't voor je doen". 182 16 Juni Mijn hooitkatarrh is veel beter, het is maar één dag hevig geweest (12). Op Walden gaat alles goed. 17 Juni Ik schreef gister een, naar ik meen, goeden brief aan E. Hier is geen bezwaar. Van nacht koeien om mijn hut. Ik in mijn nachthemd op bloote voeten de deur uit om ze weg te drijven. 22 Juni Veel zorg, maar ik word meer gehard. Ik bedacht gisteren dat ik E. zou vragen Cruijsbergen van haar te koopen tegen een schuldbekentenis. Eergister bezoek van Jan Woensel Kooij. Die heeft alle omstandigheden mee, van hem kan ik veel verwachten. Gister bezoek aan Haarlem. 2 Juli Sinds gisteren eindelijk de zware regens met W. wind, jammer, omdat 't hooi nog niet binnen is Overigens nuttig. Weer een zware.tijd achter den rug, door de zorgen over Cruijsbergen; 4 dagen achtereen naar Amsterdam. Nu eindelijk door E's hulp de toestand tot een beslissing. Dat zal mij echter op zware ontbering zetten vooreerst. Ik vind dat, bij overweging goed. Ik had een heven avond in Amsterdam. Vandaag is Labberton weer hier, mijn neus is wat beter, en ik voel mij weer rustiger worden. Vooral de verzoening met E's broer vond ik prettig. En nu dit zeer verbindende met E. Het is alles goed, zeer goed. 6 Juli Het herstelt zich volkomen in me. Ik ben niet bevreesd of bezorgd meer. Buitenaf schijn ik wel Zeer gehaat en gewantrouwd te worden. 10 Juli Gister wedrennen. Mijn moeder is hier. Van morgen wandeling op de Meent vóór 't ontbijt. Hoog zomer. Er is sprake van, dat Iepenburg weggaat. Bc ben nu met bezorgd meer, behalve even over E's gezondheid. Bc lees Eckhart. 13 Juli Gister hard gewerkt op de Eng op Langelaar's akker. Als mijn neus niet gehinderd had. was alles heerlijk. Het gaat nu alles tamelijk vlot op Walden, kalm en van zelf. 16 Juli. In Noordwijk. Steeds prachtig weer. Gister in Haarlem. Bc lette op, hoe ik tegenover Walden voel. Bc wil er naar gaan verlangen, 's Middags voelde ik al de warme genegenheid tegenover alles daar achtergelaten. Bc wou ze allen groeten als mijn kindertjes, maar er is nog over dat waas, wat altijd over thuis ligt als men op reis gaat. Dan lijkt thuis saai. Maar toch voel ik al, hoe het mij dierbaar is, juist dóór al de zorg en verdrietelij kneden daar gehad. 21 Juli.. (Noordwijk). Gister was ik met Hans in Leiden, zag het Egyptisch museum, het Indisch en Japansch en de opgezette dieren. Wonderbaar is het, hoe dan Egypte levend is in mijn hoofd, door het saaie, doodsche, kleinsteedsche stadje. Bc leef het leven van voor veertig eeuwen te midden van dit kleine bestaan. Het is reëeler dan ik zeggen Iran, Het lijkt op wat veel anderen gezegd hebben. Maar ik voel het als iets ongewoons. Anderen voelden het wetenschappelijk, maar ik voel het artistieker. Ik voel hun kunst, een veel directer middel van verstandhouding. En het contrast is ook geweldig. Ik was goed aan 't schrijven, maar ik begin al vrij hevig naar huis te verlangen. 24 Juli. Ik schrijf voor 't duinkamertje onder de veranda. Ik baad eiken dag met Hans. De zee was frisch en woelig. Warme avonden met zoele, zilte damp aan 't strand gehad. Innerlijk niet rustig. Ik ben nu lang genoeg weg geweest. Ik zou zeggen, dat doe ik nu niet weer. Ik voel mij ook met de menschen hier niet thuis. Ik vind hun leven te gemakkelijk en te oppervlakkig. Ik zie de slechte gevolgen van hun levenswijze nu te duidelijk. Maar het weer en de zomertijd is mooi. Des te meer spijt het me dat alleen te genieten. Ik lees „le Rouge et le Noir" van Stendhal. Ik denk er bij aan Karei Thijm. 27 Juli. Gister groote wandeling met Hans naar Rijnsburg, 't Spinozahuisje, Voorhout, ruïne Teijlingen, Drechsberg en Piet Gijs, van 9 tot 5. Het was rustig en prettig, 's Avonds met Verweij zitten praten over Herman. 30 Juli. Bc ben weer thuis, schrijf in mijn hut en voel mij diep weemoedig. 3i Juli. Ik moet erkennen, dat ik geducht landerig was sinds mijn terugkomst. Zwaartillend, neerslachtig. Bezwaard over geld, geen lust in gezelschap. En op Noordwijk was ik in 't laatst zoo vroohjk. Bc meende in 't vooruitzicht van naar huis terug te keer en. Terugziende naar Noordwijk vind ik het een mooie, serene tijd, met verlangen en al. En physiek had ik het er zoo goed, te goed zelfs. Daarom zeker deze reactie. Nu, na eenige uren hard werk op 't veld, ben ik veel opgewekter en beter. i Augustus. Nu is 't alles weer beter, ik ben weer gewend. Het blijkt, dat zulk een toeleg, om des te meer plezier te hebben hier, door er eens uit te gaan, op verkeerde gronden was gebaseerd. Daarvoor had ik langer weg moeten blijven of in een minder prettig en sereen verblijf moeten zijn. Ook het bijzijn van Hans was zoo geschikt mij vrede te geven. Omdat ik mij hier altijd verwijt te weinig met mijn kinderen bezig te zijn. 9 Augustus. Gister den heelen dag geploegd. Moe en vuil geworden. Ik schrijf aan Hoofdstuk IX en stuur het vers op. Ruskin naar de N.G. en de 7.drievoudzangen naar T.T. 11 Augustus. Gister at ik op de Maerle. Gesprekken met Mauve. Het aanwezig zijn van anderen hinderde me daar. Lokhorst logeerde er. Toen heb ik mij 's avonds in mijn hut alleen boos gemaakt om een teleurstelling, en ik had een slechten nacht. Alles heel kinder- achtig van me. Vanmorgen ging ik bij Bauer ontbijten in plaats van op de Maerle. Het einde was, dat ik besloot dezen tijd in de hut door te brengen en er ook te eten. Ik kreeg een brief van Lady Welby en schreef een langen, geestigen brief terug. Dat was 't voornaamste, wat ik deed vandaag. Ik leef van honig, melk en brood. 15 Augustus Zondag een ernstige dag. Bc voelde 's ochtends zeer rustig en gelukkig en mooi. Ik las veel in Eekhart, 's Middags ging ik naar Haarlem. Bc las the Tempest. Bi Haarlem, in de buitensocieteit, onder de muziek, waren mijn gedachten levendig en genotrijk en productief. Door de ontroering van dén dag was ik in hooge stemming en de muziek, hoewel grof, deed mij verbazend aan. Bc maakte mijn roman af, geheel, in schets. En onderwijl voelde ik het plan voor „de Kooplui" rijpen. Dat gaat geleidelijk, en onder alles door. 's Avonds bedierf het wat, de nacht was slecht. Nu ben ik weer in mijn hut. 16 Augustus. Bc heb mijn ringetje terug en behoud het nog. Het is een ernstige .tijd, maar ik ben kalm en niet verward. Op Walden gaat het vrij goed. Alleen op Cruijsbergen is het nog een rommel door al die kinderen en de armoede. Dat zal wel bijkomen, maar De Veer en de Iepenburgs moeten weg. Het spijt mij van de Iepen, maar het kan niet anders. Gisteravond las ik S. en W. en de 3 zangen voor in mijn hut, voor E, Ada, Clara, Mauve, v. Suchtelen, Kunst en Coenen. 22 Augustus. Zondag naar Haarlem. Slecht. Bc zag Borel bij B. Veth. Vulgaire luxe, Thora Prikker met een moo dasje. Gister C. terug. In Haarlem ging een lucht» ballon op. Hans leert er zwemmen. 24 Augustus. • Eiken morgen dik bewolkt met zwaren dauw, geen wind, maar ook geen regen, 's Avonds wordt de lucht helder. Mooie maannachten. Borel was hier en ik vond het een heerhjk bezoek. Overigens was ik deze dagen niet goed, gister vooral tot werk ongeschikt en neerslachtig. De slaap 's nachts was ook met drukker droomen, maar tegen dezen morgen voelde ik de rust, en nu ben ik weer zeer goed. Op den boonenakker gewerkt. 29 Augustus Eindelijk is de droge tijd voorbij. Het heeft verbazend lang geduurd. Gistermorgen om 7 uur begon de regen, eerst heel weinig, om 10 uur hard. 's Avonds weer mooi helder. Van nacht onweer en harde regen. Nu heerhjk, Z. W. wind, frisch, zonnig met zomerwolken. Bx ben nu goed. Er zijn geen bezwaren haast. Het ringetje is terug. Ik schrijf aan S. en W. en denk over stukken. 30 Augustus. Droef, droef, droef. Het is, of ik een afgrond voor me zie, waarin ik niet springen durf, terwijl ik toch weet, dat ik God daar alleen vinden zal. En die wereld vol logen en valsch begrip. 31 Augustus. Gisteravond is dat gevoel van me afgenomen. Nu nog voel ik moe en is mijn stemming zwak, d.w. Z. ik moet weer denken om mijn vijanden en de domheden, die ze over me en tegen me zeiden. Het weer is heerhjk. Frisch met blanke wolken. 5 September Ik ben niet opgewekt. Vrijdag Hans gehaald uit Haarlem. 4 Verzen gemaakt. Toen was ik goed. Maar nu heb ik weer dat bezwaarde gevoel over alles, dat ik hoe langer hoe duidelijker ga onderscheiden als zwak en abnormaal, tegenover het ruime, gelukkige en veerkrachtige, dat normaal is. Gister met Herman gepraat over Hans. Bc ga ook bezwaard, dat ik niet genoeg voor mijn k'nderen doe. Daarmee ben ik al zoo lang in de weer. 15 September. Ik ben nog al opgewekt, maar schrijf weinig tot mijn spijt. Een angstig gevoel van den snel voortgaanden tijd. Ik schrijf nu al een jaar aan mijn boek, en ben nog niet eens recht op gang. Transvaal-oorlog dreigende. Bc ben vroeg op en werk veel buiten. 18 September. Eergister met Langelaar naar Amsterdam. Ik vond het prettig. Gister wedrennen, 's Middags op M.'s kamer met Ada, had ik voor 't eerst na langen tijd weer dat eigenaardige rustige, heerlijke gevoel van het bestaan een lust en een zegen te vinden. De depressie was weg. Ik voelde normaal en merkte dat het lang anders was geweest. 21 September. Misverstanden rijn wel vreeselijke dingen. Elkaar het leven ondragelijk maken, met de beste bedoelingen en om mets. 25 September* Gister was ik met M. en de kinderen bij Karei Thijm. Ik was zeer loom. Bezoek bij jtiffr. van Eijck. Van nacht shep ik 10 uur aan een stuk. 1 October* Deze week beter gewerkt. Bx schrijf 's avonds al aan mijn boek. Conferentie gehad met Tan Veth, Verweij en Albert. Ik kwam 8 dagen met op de Maerle. Nu weer wel. 5 October* Ik schrijf dit 's avonds in de hut. Ik ben op 't oogenblik in depressie en kan niet vlot komen. De dag was ook zoo verdrietig door den regen en ik kon niet arbeiden. Bx schreef een brief over Transvaal in de Anglo Dutchman. Ik slaap veel en goed. Geldzorgen (dat is een teeken van lagen karakterstand). Een boel brieven en schrijfwerk, dat niet opschiet, Ada is terug. Bx lees Bernstein en Maspéro. 11 October. Bx ben een beetje verkouden, maar over 't algemeen zeer tevreden. Uitnoodiging van Meijers. Plan om naar Engeland te gaan. Heerhjk aardappelen gerooid op Langelaar 's veld met de heele bende. Vandaag breekt de oorlog uit. 18 October. Briefwisseling met Meijers over den oorlog. Bx ben zeer vervuld van dien oorlog, beurtelings moedeloos en hoopvol. Gister was ik in Haarlem en at met E. bij de oudelui. Vrijdag en Zaterdag werkte ik twee lange dagen op 't land in de Eng. Ik voel mij gezond en rustig. Zondag was Van Deijssel hier. Voor acht dagen had ik een bezoek van Verweij, die een lange conversatie met me had over algemeene onderwerpen. 20 October* Als 't niet om de brieven en de patiënten was, dan zou ik mijn leven zoo goed noemen als ik 't bereiken kan. 23 October. De oorlog vervult me zoozeer, dat het me even pijnlijk spant als de ergste persoonlijke dingen. Nu en dan voel ik het weggaan, als de vrees voor een of andere ziekte, en dan word ik kalm, zooals 't behoort. Maar de berichten eiken morgen verontrusten me dan weer hevig en pijnlijk. Ze waren van morgen zeer slecht, en ik verloor er mijn ganschen morgen door. Gisteren wandelden wij met ons allen in Spanderswoud en verdwaalden in den nevel. 25 October. Ik maak het slechf. Ik sliep slecht van nacht. De oorlog vervult mij te sterk, waardoor ik overdag ongeschikt ben. Van morgen een onaangenamen brief van Borel. Een mislukte wandeling naar den Eng, ondanks den prachtigen morgen. Ik ben beroerd. _ . a8 October.' Eergister in Haarlem bij Papa's TOsten verjaardag. Ik sliep slecht door den oorlog. Ik heb geen macht mijn gedachten er af te houden. Het werkt slecht op me, ik ben prikkelbaar en verstrooid en ongeschikt tot werk. Wat het van me is, begrijp ik niet recht. Er komt veel bij mijn oude militaire neigingen, waardoor ik zoo graag met soldaten speelde en veldslagen las.- Ik lees nog 't liefst veldslagen en levens van generaals. En nu alles vergewichtigd door de gerechte zaak, mij na aan 't hart, en door het feit, dat een groote natie geboren wordt, onder onze oogen. : 2 November. Gister schreef ik een vers op de Afrikaanders, tijdens 't gevecht bij Lady Smith. 6 November. Ik ben. vanmorgen buitengewoon somber. Zaterdag was ook een zeer sombere dag, toen ik laat uit Amsterdam kwam om al de bezoeken, die ik te doen had. Ik dronk koffie bij Thérèse Schwartze en-at in een café op 't Damrak. Gistermiddag werd ik wat beter door een fietstocht met Sammy. Van morgen alles somber. De oorlog, Broekman, vooral mijn eigen slechte toestand. Ik lees een roman van Scott. 8 November. Pauvres êtres humains! zei Richet in rijn stukje over de Engelsche verblmding. Dat is wel mijn gevoel heden. Ik heb me weer driftig gemaakt op mijn kinderen. Gisteravond was ik vrij goed. Maar van morgen is 't droevig. 15 November. Gister bemerkte ik voor 't eerst in langen tijd, dat ik vreugdevol gestemd was en de dingen hoopvol zag en gelukkig vond. Bc was op Caeciha concert Kolonisten op „Walden" omstreeks 1900 en at met Marie Muijsken en C. bij Kras. Maar er volgde een slechte nacht met weinig slaap en vanmorgen was 't weer mis. Ik lees ieder en avond in Eckhart. 17 November. De lezingen bezwaren me, ik heb er nog niets voor gedaan, en stel aldoor uit. 20 November. Het gaat redelijk. Ik ben aan een rede over den oorlog begonnen. 25 November. Ik ben in den Haag geweest en sinds veel verbeterd. Het pension Corsica op den Van Stolkweg. Het sanatorium. Het vegetarisch restaurant. Borel. Alles had de bekoring, die ook Rotterdam had, toen wij Mary gingen afhalen. Maar heel anders. Ik was rustig en gelukkig. Wonderlijk de griezelig leehjke omgeving, die vol bekoring was en waarin ik zoo gelukkig voelde. De oorlogsspanning houdt wel aan, maar ik kan er beter tegen. Op Walden boomen gerooid. 14 December. Nu ben ik weer thuis na een prettige en leerrijke Engelsche reis. Ik was zeer bh) weer thuis te zijn en had niet de depressie van na Noordwijk. 16 December. De moeilijkheden houden aan. Over Walden geen bezwaar. Ik houd lezingen in Groningen, Haarlem, Deventer, Amsterdam. De oorlog is op 't keerpunt Bulier verslagen. Over Paul was ik bezwaard. Hij heeft buien van psychische slapheid en onmacht. 13—150 18 December. Lristeren een sombere dag. Ik kwam uit Deventer terug en hoorde den zelfmoord van Van der Vijgh. De gansche dag was daardoor droef gekleurd. Zelfmoord heeft voor mij iets bizonder afschuw-wekkends, veel sterker dan vroeger, 's Avonds las ik in Amsterdam. Ik tobde ook weer wat over geldzorgen voor Walden. Vannacht shep ik goed en van morgen was ik beter, zooals ik verwacht had. Het dooit. Ik reed gister schaatsen op de grachten van Naarden. 19 December. Gisteravond kwam Giraldo mij roepen, omdat Dirk zijn kamer had afgesloten en geen antwoord gaf. Ik ging er heen, nog niet geloovend aan de waarheid. Maar toen ik hem riep voor zijn deur, toen zei de stilte mij wat gebeurd was. Velen van ons hadden het voorvoeld, Mauve en E. De somberheid van gister is er door verdubbeld. Een donkere schaduw over Walden. En natuurlijk het zelfverwijt. Had ik voor den een meer zorg gedragen dan was de tweede ook gered. Et shep wel van nacht, mijn hoofd was rustig. Maar ik had te kanpen met wat booze demonen schenen. Vijandelijke, spotachtige wezens. Ik vreesde ze niet. Lc had in Eckhart gelezen en mij weer trachten te verheffen. Als ik nu maar niets doe, wat ik weet dat niet goed is, al voel ik het niet. God helpe mij. Het is mooi, stil, vriezend weer. Hans huilde om Dirk en wou niet eten. Ik nam hem op schoot, het roerde mij zeer. Ada ook erg bedroefd. ai December. Ik kan de somberheid nog niet van mij af krijgen. Van nacht lag ik sombere uren wakker. Gister bezoek van den burgemeester en gemeentedokter en veldwachter, om naar de /.andere patiënten" te informeeren. Ik ben zeer ernstig gestemd en zeer vervuld van mijn zwakheden. Minder nog naar aanleiding van Dirk. dan de overige. Als ik minder zelfstrijd had. kon ik ook meer voor anderen zijn. 22 December. Gisteravond een lang gesprek met E. in mijn hut. Nacht goed. Vandaag de lugubere spooksels weg, ik voel mij weer veerkrachtig. Oudejaar 1899. Volhard tot aan het einde. Einde der eeuw. Het is een mooie, heldere, zachte dag. Ik voel meer dan ooit mijn zwakheden. Mijn sensualiteit, mijn gebrek aan ijver, mijn slapheid en laksheid, mijn gemakzucht. Ik heb een moeilijk jaar gehad met veel tekortkomingen. Ik ben nog midden in de moeilijkheden, vooral met mezelven. Maar ik zal toch niet verzwakken of moedeloos worden. God helpe mij. 2 Januari 1900. Ik kwam van morgen met den eersten trein uit Amsterdam. Ik had, uit Haarlem komend, den laatst en trein gemist en shep in 't Victoria hotel. Bij dageraad, om half acht, kwam ik aan mijn hut. Dat was mooi. Het oude jaar was slecht geëindigd en het nieuwe is slecht begonnen. Ik voel mij oud worden, door de machteloosheid van goede voornemens. Dat is vreeselijk. Nu moet beleid het gemis aan kracht vergoeden. Bi overzie mijn leven en de gruwelijke fouten er van. Lustbegeer, zwakheid, zelfbedrog. 3 Januari. Waar ik nu rust bij vind is het voornemen om zooveel mogelijk thuis te blijven en te schrijven. 6 Januari. Ik werk nu wel. Schrijf de lezing over Transvaal om voor Tweern. T. Ik heb ook aan Hedwig gewerkt. En buiten boomen gerooid. Maar ik blijf slap. Neiging om aan 't ontbijt en twee-uur te blijven hangen. Ik zie niemand dan M. en de kinderen en ben voor hen nog niet eens wat ik zijn moest. Hoewel niet prikkelbaar, niet gespannen. 14 Januari. Ik voel dag aan dag mijn tekortkomingen dieper. Ik bid God, dat dit zoo moge blijven. Dit alleen geeft rust. Mocht er nu geen stoornis komen. Ik moet zoo weinig menschen zien. Ik shep een paar nachten op de Lelie. Ik schrijf een rede over Theosofie. Ik ga nu maar stil zoo mijn weg. 21 Januari. Slecht, bitter slecht. Mooi, stil weer. Gister Coenen-avond. Met C. en de Aletrino's gesoupeerd. Vannacht haast niet geslapen en een plotselinge catarrh. Vandaag beroerd en koortsig. 24 Januari. Nog niet beter. Slechte nachten. Gloeierig met onrust, hoesten en stukken muziek van Zaterdag en strategische gedachten over den oorlog. Ik wou, dat ik Amsterdam nooit gezien had. Ik ben nu weer in mijn hut; Ik was twee nachten in de logeerkamer op De Lelie. Ik verlangde naar de hut om de frissche atmosfeer en het bed. Ik las Wreckage van Crackanthope. 28 Januari. Een zeer goede nacht met verkwikkenden slaap. Vrijdag ging ik naar Den Haag en Delft. Lunch bij Van der Pijl met Borel en Bunting. Bezoeken bij Kunst en Knottenbelt, at met de studenten in Delft. Lezing en gezellig praten bij Waller. Frans verandert niet en is me nog steeds even aangenaam. Koffie in Leiden bij Ger. Thuis de onaangename brief van Van der Woude. Dat heb ik weer stom gedaan. Wat heb ik een verdriet door dien jongen gehad, en ik meende toch een goed werk te doen. Maar ik deed dit goede werk niet met genoeg aandacht. Men moet alles met aandacht doen. Gisteravond een bespreking op de krans over Walden. 1 Februari. Eergister lezing in Rotterdam, gister in Haarlem gelogeerd. Ik was aldoor droevig, maar voelde op den goeden weg. Vandaag ben ik veel opgewekter, maar voel van den goeden weg af. Ik moet mijn fouten sterker voelen. 2 Februari. Bc was gister opgewekt en actief. Vanmorgen zonk ik weer wat m door geldzorg. Ook ben ik bezorgd om de jongens, er zijn klachten over hun leeren. Ik lees het leven van Cromwell. Bc heb nu zekerheid, dat mijn heldere droomen transcendent zijn, door het woord Elsie, dat in Engeland verstaan is. Gister gesprek met Mary Suermond. 3 Februari. Het gaat redelijk. Maar te lang geslapen. 8.10 pas opgestaan. Dat moet veranderen. 6 Februari. Opstaan wat vroeger» nog niet vóór 7.30. Stuk voor Tw. T. af. Goed, Nu ga ik weer aan Hedwig. Ik durf niet schrijven, want er zit iets nu vast in mijn hoofd, dat ik moeilijk neer kan schrijven. Ik word beter, en ik wil beter, maar 't gaat langzaam. QoWalden is 't bedrijyieen goed. Ik hakte in mijn knie en hechtte de wond zelf en alleen, zoodat ik 't heele geval prettig vond. 10 Februari. B. vroeg mij te schrijven en ik zei, dat ik haar Zelfverloochening apprecieerde. Ze antwoordde, dat ik dat woord niet zooveel noemen moest maar het liever toonen. Ik noemde het om haar plezier te doen, en zou 't niet gedaan hebben als ze er niet om gevraagd had. Nu zal ik dan toonen en niet noemen. 11 Februari. Gisteravond een gymnastiekuitvoering van de jongens. Ik vond het prettig en voelde even iets heel moois, iets onbeschrijfelijks, door het zien van de jonge mannen en jongens, die hun kracht en zelfbeheersching toonden in een feestelijke zaal. Het was half herinnering aan mijn eigen ervaring van dergelijke feesten, die ik nu besef heerhjk gevonden te hebben, half anticipatie van iets veel grooters en mooiers. Er was geen weemoed in, omdat ik oud ben en mijn gymnastiek-tijd voorbij is. Ik voel daarin niet oud en zou ouderdom best verdragen. Maar spijtig is, dat de wereld niet zoo is, dat deze feesten mooi zijn en ik er ook nog aan mee zou kunnen doen, en ieder. De wereld leeft apart, bij stukjes en brokjes. 13 Februari, Gister gesprek met B.in de hut. Toen sprak ik uït, wat Se 6 Februari bedoelde, dat vast was in mijn hoofd. Als ik verantwoording moest doen van mijn zelfverloochening, dan zou wel dat vooraan komen, dat ik mijn leven lang de menschen plezier heb willen doen en aangenaam heb willen zijn, dat ik die mij 't liefst waren, zonder terughouding heb willen geven wat ik 't best had, en alles willen opofferen om hen wat gelukkiger te maken en dat steeds het eind is, dat ik moet hooren, hoe ik ze hinder en pijn en verdriet doe. 's Avonds kwam Kuijlman mij spreken, maar ik kon niet spreken. En ik voelde dezelfde stille depressie van Januari, waarbij ik mij op den goeden weg wist, gelaten, rustig, diep bedroefd maar hoopvol. Ik dacht ook, hoe mijn leven zou zijn, als '89 niet gekomen was. Minder rijk, maar ook zeker minder zwaar en somber. In '86 was ik dof en lusteloos, maar na '89 kwam de roodgloeiende somberheid. 26 Februari. Op Cruijsbergen tal van vogels. Gister reed ik met de fiets naar Karei Thijm. Het was aangenaam. De vorige dagen had ik wat hard gespit en voelde onlekker. Er kwamen ook veel kleine onaangenaamheden. Laan die geen antwoord geeft. Het proces om de begrafenis van Dirk. Adriaan van Oord, die ik voor 't eerst in zijn leelijkste uiting zag. Van nacht sliep ik heerhjk. Maar ik ben van den goeden weg weer af. De slechte berichten uit Z. Afrika maken ook de stemming niet beter. 28 Februari. Gisteravond met M. en de kinderen naar Van Heel wandelend, hoorde ik het bericht van de overgave van Cronjé. Ik at bij Van Heel. Dat was aangenaam, ondanks de zware schaduw van het slechte bericht. Vanmorgen ziet alles er nog al ongunstig uit. Geld en Walden en het leven zoo kort, en de dwalingen en het onrecht. 10 Maart. Eergisteravond naar Amsterdam getelegrafeerd. In Victoria geslapen. Op Walden gaat alles nu beter naar mijn zin, sinds De Haan er is. Ik ben redelijk goed, maar weifelend. Niet vast op den goeden weg. Ik werk aan mijn boek. Gesprek met Van Suchtelen, over zijn merkwaardige zelfbeschouwing. 15 Maart. Eergister ging ik op Borel's uitnoodiging naar Den Haag en logeerde bij Wurfbain. Ik woonde de Csecilia mtvcering bij (Oberon, ie Symph. van Brahms). En dien dag was ik bizonder innerlijk gesterkt, vooral onder de muziek. Het was, alsof üc Gods stem duidelijk ik mij voelde. Toen wist ik, dat ik volharden moest en hoe. E. was weer minder goed geweest, minder wel en ook minder vertrouwend en verstandig. Ze denkt dan, dat ik hard of scherp ben, maar ik ben zooals ik niet anders zijn kan of mag. Zóó alleen help ik haar. Maar zelf moet ik veel, veel beter worden. Ik houd er niet van alles telkens opnieuw uit te leggen. Dat is niet goed en onnoodig. Nu is ze al weer op den goeden weg. Met mezelf staat het nog maar zeer bedenkelijk, zeer zwakjes. Dinsdag dacht ik ook zeer glorieus over mijn werk. Het boek vordert dan goed, in mijn hoofd. Ik heb maar één wensen, lang ongestoord hier gelaten te worden. Uit goedheid, om anderen plezier te doen, ga ik nu en dan naar de steden, en soms heb ik er ook voldoening van. Ook is het goed omgang er mede aan te houden. Maar als üc mijn zin deed, kwam ik hier in maanden niet vandaan. Het moet voelen als op 14 Jan. Walden gaat goed. Neemt vasten vorm aan. Ik zag het Mauritshuis. Het gezicht op Delft van Van der Meer, en David en Saul. Woensdagmiddag de chineesche beeldjes. 18 Maart. Eergister naar Toonkunst met mama. Requiem van Mozart en Ein fester Burg van Bach. Geen goede avond. Vandaag reed ik met C. en De Haan naar de Blaricummers, maakte kennis met Kijlstra en zijn vrouw en bezocht ook de Dekkers. Op Walden hield ik Zaterdag een rede over Walden's toekomst. Mijn kinderen kosten mij bezorgde oogenblikken. Overigens ben ik rustiger. La het ontbreken van wat mij zoo boven .alles hef was, voel ik als een soort streng offer dat mijn ziel rust geeft. Dat is zeker wat mij hard doet schijnen, maar ik voel heel zacht. Bc ga stil maar vast mijn weg. Huët had een goede opmerking in een van zijn schetsen over de zeer gewone maar weinig opgemerkte straf der zonde, verzwakking van het wilsvermogen. Dit is goed uitgedrukt. Niet de wil verzwakt, ook niet het vermogen tot willen, zooals men ver- 1 keerdelijk zegt, maar het mtwerking-vermogen van ■dep. wil. Het schip gaat niet meer naar 't stuur luisteren. In die schetsen van Huët veel goeds. Een goed man met groote bekwaamheid. Maar hij durft niet. Hij durft niet ernstig zijn, en niet een groot geheel maken. Hij zet niet door. 23 Maart. Het is niet goed met me. Maar ik voel opgewekt en gezond en werkkrachtig. Maar de richting is niet goed. Ik denk over de Internationale bond voor kolonies. Daarvoor wil ik naar Engeland. 29 Maart. Ik ben slecht. Gister was ik bij mijn vader. Het is droevig te zien, hoe hij oud word. Dat is het naderend eind. Ik zag het en voelde zelf zoo dicht bij hetzelfde. Ik ben in het zenith van. mijn leven •en wat nu komen gaat is daling, ten minste lichamelijk. Ik voelde den indruk sterk en nog baatte het niet. Het stuur is uit 't schip. Ik heb het grootste beleid noodig om recht te gaan. 28 Maart. Gister lag ik een dag te bed. Een plotselinge koorts. Wonderlijk zijn die onbeschrijfelijke gewaarwordingen en gedachten in zulk een dag. Het is krankzinnigheid. En men kan het niet formuleeren. Het tergt van onbeschrijfehjkheid. De vind dat dan droevig om het onbetrouwbare van onze gewaarwordingen. Ook is zoo'n dag zwaar om door te komen. En toch is 't maar een kleinigheid. Nu ben ik moe en lam. Maar het heeft wel een goeden invloed op me gehad. 2g Maart. Ik ben lichamelijk hersteld en moreel ook veel beter dan voor mijn ongesteldheid. Als iemand ondervond, dat ziekte een zuivering kan zijn, dan ben ik het. Het luistert oruniddelüjk en precies. Ik ben niet glorieus gestemd, integendeel, ik kan nog niet aan mijn boek schrijven en vind het weer en alles nog al naargeestig. Maar ik ben weer op den goeden weg en naar ik voel, nu vaster dan ooit. 2 April. Zaterdag ging ik weer spitten, stond te praten in den kouden wind en gisteren was ik weer ziek. Nu is 't weer beter. Gister bezoek van Van den Bergh van Eijsinga en van Jan Kooij. Vandaag van Sayons. 5 April. Ik ben vredig, hoewel hchamelijk nog niet geheel lekker. Ik rook niet meer. Eigenaardig is het telkens opkomen van het voornemen dan en: „O neen, dat is uit." Het herinnert mij. De schrijf na mijn ongesteldheid nog niet aan mijn boek. Maar ik ben nog niets afgeweken. De heb 't plan voor een boek over Walden: ,,de blijde wereld". De wijze, waarop de werkers zich grond, rijkdom en vrijheid kunnen veroveren. Eerst de moreele overwegingen, dan de economische theorie (de arbtids-overmaat en de voortbrengings- en verbruikscoöperatie, die de onafhankelijkheid geeft die overmaat tijdelijk te gebruiken), ^dan de esthetische en hygiënische kant, handwerk* en hoofdwerk, dan Walden zelf, 't ontstaan, 't verloop, de huishoudelijke regeling, de psychologische ervaringen, dan de toekomst en de werking van het verbond (Marxisme en Kolonisatie, modelkolonie. Loon voor hand- en hoofdwerk). 8 April. Bc sliep van Vrijdag op Zaterdag in Haarlem. Ik was nog niet geheel wel. Nu ben ik weer geheel flink en hersteld. Vandaag begin ik aan 't werk aan Hedwig. Hoofdstuk XII. Ik lees in Stevenson's brieven. Ik voel mij van morgen als gelouterd, na al dat onwel zijn en de geestelijke storingen. n April. Nog altijd niet geheel wel. Bij 't minste zware werk word ik dadehjk weer den volgenden dag onplezierig. 15 April, ie Paaschdag. Ik ben zoo diep ernstig en gebogen. Ik kan niet zeggen droevig, maar gebogen. Ik verlang niet veel voor mezelf. Ik werp aldoor weg, als ballast. Bc voel behoefte mijn boek af te schrijven, ik ben aan hoofdst. XII, en ga sneller dan te voren, 't Weer is steeds even somber, en ik voel alsof ik er niet meer om geef. 19 April. Eerste voorjaarsdag. Bc schrijf aan mijn boek en lees Stevenson. Bc kan ook weer buiten werken, gister 6 uur gespit. De Kroosjes bloeien. 23 April. Den heelen dag geroeid naar de plassen en Loosdrecht. Het gaat goed. 3 Mei. Dit is een zeer onaangenaam oogenblik. Zooeven een scène met B. Hoe moeilijk is het in zulke omstandigheden precies het rechte te doen. Het voelt voor mezelf ontzettend vernederend en wel, omdat ik mezelf er zwak in voel, niet omdat een ander me vernedert. Maar ik voel, hoe het mogelijk zou zijn, zoo volkomen goed te doen, dat men er rustig vandaan ging. Maar ik ging zeer onaangenaam beroerd weg. Was ik nu minder eischend voor me zelf dan zou ik heel kabn zeggen, dat ik heel behoorlijk en goed gedaan heb, dat dit soort inferieure heden precies zulk een behandeling verdienen. Bovendien is de tijd vol pijnlijke en moeilijke emoties, en toch ook gewichtig in goeden zin. Bc las mijn boek vóór en daaruit volgden gesprekken met E. Van morgen sprak ze zeer mooi en goed. Verder wordt er meer notitie genomen van mijn Walden-ideeën en is er een reorganisatie van de Land-nationalisatie Bond op til. 7 Mei. Een prachtige lentedag. Het is alles mooier dan ik dacht. Maar de oude wondersternmingen zijn er niet. Ik was van avond weer driftig op mijn jongens en deed ruw. En nu voel ik ziek-ongelukkig. Het is om wanhopig te worden. Hoe moet ik het bezweren. Ik shep misschien wat weinig, en ik ben te zeer vervuld van mijn plannen, en te zeer geërgerd door kleine ergernissen, en nu nog driftig ook, en dan de oorlog. Ik was bij 't melken in de wei. Dat was mooi, bij de drie koeien. 10 Mei. Het gaat mij redelijk. Bc kan niet meer zoo veel schrijven als een paar weken geleden. Bc las het leven van Owen, autobiografie, die ik onleesbaar vond. Vandaag schetsen van Augusta de Wit. Goed werk. ze verstaat het vak, zooals de Engelschen dat verstaan. Ze heeft veel van de Engelschen geleerd. 13 Mei. Gisteravond de vergadering in Amsterdam. Dit is mijn eerste poging tot openbare actie. Feitelijk is die niet geslaagd en ook niet bemoedigend. Ik heb wel mijn voornaamste voorstellen doen aannemen, maar ik kon de scheuring niet voorkomen. Had ik zelf de leiding gehad der vergadering, dan was 't niet gebeurd. En niet bemoedigend is, de weinige goede krachten te zien, waarmee gewerkt moet worden. Dertig menschen en nauwelijks vijf goede voor een bestuur. Er was in dit niets wat veelbelovend scheen. En de vraag is, of ik activiteit genoeg heb het verder te brengen. Misschien werkt het geval indirect iets uit. Mijn bedoeling heb ik duidelijk genoeg uitgesproken. 19 Mei. Be ben nu vrij goed, na een slechte week. Oorlogsberichten zeer ongunstig. Be lees Freiland. Be begin aan hoofdstuk XV van mijn boek, en breng Dinsdag de eerste IX naar den drukker. Be heb weinig geld en mijn vader gaat erg achteruit. Anders geen bezwaren. Of ik iets van dien bond terecht breng, weet ik niet, maar het doet er niet toe. Met Kijlstra werken wij toch samen. 22 Mei. Gisteravond Wagner-uitvoering, Meistersinger. Be moet lachen als ik denk, hoe weids ch dat klinkt — „Wagner-uitvoering" en hoe gek het is. De eerbied zit er zoo voor dien man in. Men durft zichzelf nauwelijks bekennen dat het wankunst is. En toch is het. niets dan een gewone Opera, met al de leelijkheid van dat leelijke genre, met al den wansmaak, waartoe een Duitscher in staat is. Het is stuitender in dit geval, omdat de muziek hier en daar verre staat boven de Opera-sfeer. Dat geeft een gevoel van ontheiliging en ergernis over de fratsen-makerij. Wat muziek uitdrukt, is door geen woorden of gebeurtenisjes te vertolken of te verduidelijken. Maar zeldzaam gaan de twee aandoeningen, van muziek en van woorden of gebeurtenisjes, harmonisch samen. Wagner heeft ze gedrochtelijk samengekoppeld met geweldige herseninspanning, met dooding en ontwijding van het heiligste gevoel. Hij heeft zijn groot talent misbruikt voor zijn onmogelijke theorieën. Van het echte schoone Duitsche lied is niets meer te herkennen. Een klein liedje van Schubert staat hooger. Ik moest steeds denken aan de zoo gezochte opera's van voor 100 jaar, waar de helden kwamen, beladen met pluimen, en die niemand nu meer kent. Elke periode heeft zijn eigen wankunst in onze eeuwen. Het echte zuivere vlamt er telkens hoog doorheen om onmiddellijk te ontaarden. Zoo Bach en Beethoven. Beethoven is al ontaarden Denk Bach, die eert opera schreef. En Wagner probeert dat misselijke genre weer te herstellen, met zijn kartonnen draken en bier-helden. En de menschen vinden hier hun zin. Het lijkt op mooie muziek, en het is toch prettig leelijk, zooals bij hun eigen leelijkheid past, net als Rossini leelijk was. En het lijkt heusch op iets moois, iets klassieks. Dit is dus het ware, je kunst. Daar gaan we nu allemaal heen en trekken onze mooiste kapitalistenpakjes aan, rokken en lage japonnen. Als er ooit van burgerlijke kunst gesproken mag worden, in dubbelen zin! London, 26 Mei. Gewoon betrokken Londonweer. Gister om io| uur pas in 't hotel aangekomen, lang gelegen met de boot op de rivier. Om 11 uur al naar Hendon naar Lady Welby. Daar geluncht. Om 4 uur terug. Tuckey bezocht. In 't hotel gegeten. Meijers gevonden in Albemarle Club. Daarna naar Westminster Palace Hotel, waar de Synthetic club vergaderde. Over ,,'t gebed" gediscussieerd met Arthur Balfour. Hij scheen me een zeer gewoon verstand, met veel aplomb. Een antipathiek persoon. De overigen waren ook niet zeer indrukwekkend. Ik sprak over Eckhart. Mijers was hef. Ik zocht de Van Heels op in Hotel Metropole. Deze indruk belangrijk vopr me, om mijn boek. Het toppunt der oude beschaving. London, 27 Mei. Ik wil niet aan een bizonder bestuur van mijn lotgevallen gelooven, maar ik zou niet kunnen bedenken, hoe een vader zorgvoller en liefdevoller en geduldiger mijn bizonder lot zou besturen — en tevens juist zoo streng als behoeft. Ik heb beklemd gevoeld bij 't gaan hierheen en somber, niet wetend, wat het beduidde. Nu is 't als weet ik het en ik voel rustiger. Gister gegeten op the Fosters. 29 Mei. In Hendon. Zondagavond bij Truus, belangrijk gesprek met Fischer. Veel Hollanders gister met de Van Heels in de Zoo, erg gezellig, 's Middags seance met Meijers in Hampstead. 's Avonds naar Hendon. Vanmorgen bard gewerkt met Greentrees en Lady Welby. Nu op mijn kamer. i Juni. Woensdag gewandeld naar Hampstead en gegeten bij Podmore met Yeatejfs, den Ierschen Poëet. Hij zei merkwaardige dingen (divination a result of the coUective mind and memory of the rade — intellectual understanding and emotional understanding). Verder Prof. Muyrhead en zijn vrouw. En nog anderen. Mrs. Podmore zeer mooi en zacht. Teruggewandeld. 10 Juni. Eigenaardig is nu het naar huis verlangen. Bx ben anders zoo rustig geworden en als ik gevangen of ziek was zou ik heel geduldig zijn. Maar het is omdat ik het zelf zoo beslist heb, dat ik het ondragelijk vind. Bx moest thuis zijn en voor Walden en mijn kinderen zorgen. Hoe houd ik het nog twee dagen uit! Als ik nu maar werken kon. 14 Juni. Gelukkig weer thuis. Walden is prachtig. Onmiddellijk voelen van den druk der verantwoording. Twee pijnlijke gevoelens: wedrennen en geld. Maar dat is niets, als ik maar rustig voortga. Ik kan daar best tegen. In vergelijking met vroeger jaren is alles vooruitgegaan. 17 Juni. Bx shep van morgen tot kwart voor 9. Gister 14—150 overdag wel tweemalen geslapen. Ik heb behoefte aan natuur en eenzaamheid. Ik voel moe. Maar ik ben toch dankbaar en als ik mij inwendig vraag: „is alles goed!" dan antwoordt het „dies is zeer goed." Vandaag zou ik naar Naarden en Blaricum gaan, maar ik keerde halfweg om en bleef in mijn hut. Gister levendige Walden-krans. Er komt meer leven in allen. 19 Juni. Bittere spijt gehad van mijn verzuim om niet naar Naarden en Blaricum te gaan. Ik voelde daardoor zeer vernederd en beschaamd. Het feest in Blaricum was zoo mooi. Gister gesprek in 't Laarder bosch met Kijlstra, Spoor, Luitjes en Enzlin. Dat beurde me weer op. Verdriet om het wantrouwen van Van Oordt. 22 Juni. Gister gehooid bij Loosdrecht. Vannacht op Cruysbergen geslapen. 2 Juli. Bc ben nu 10 dagen op Cruysbergen, 6 uur op. Dan het koude bad en graanmalen. Ik ben hier tevreden en zou hier willen blijven. Het werkt goed op de anderen en op mij. Maar ik moest nog een van mijn jongens bij mij hebben. Bc slaap goed op het harde bed en verlang naar mijn brood en melk. 9 Juli. Bc ben weer in mijn hut. Bc vond thuis weer al dat smakelijke in den overvloed, na de zuinigheid op Cruysbergen en verbaasde mij, met welk recht en tot welk nut dat zoo anders was hier en daar. 16 Juli. In Noordwijk met Hans. Ik vond het verleden jaar zoo prettig, nu zoek ik alles hetzelfde te maken. Maar natuurlijk lijkt het nu niet zoo prettig, en ik denk dan: is mijn Walden leven al zooveel aangenamer geworden! Ik mis hier het landwerk en de frissche groene boomen en het eenvoudige leven. Maar vroeger troffen mij ook, evenals nu, de verkeerdheden van dit bestaan. Uk heb Vrijdag hoofdst. XIII-XV voorgelezen en vond het zeer goed. Gister sprak ik Stephan Georgeen Toorop. 21 Juli. De weg was mooi van Piet Gijs naar hier, van morgen om zeven uur. Hoe vreemd, dat ik het leven zooveel meer geniet en tegehjk mijn onwaardigheid zooveel sterker voel. Gister zeilden we met Toorop. Wat een licht en een zon en een zomerwarmte. 26 Juli. Ik heb hoofdst. XIX bijna af en lees la Chartreuse de Parme. Het gaat mij goed. Ik krijg het gevoel, dat ik al haast te lang hier ben en weer op Walden hoor. 1 Augustus. We gaan terstond weg. De 17 dagen hebben aan de verwachting volkomen beantwoord. Het was heerhjk in alle opzichten. La Chartreuse de Parme bijna uit. Drie hoofdstukken geschreven, XVIII, XIX en XX. Gister Sammy en Zus aan 't strand. O heerlijke tijd voor die twee, en heerhjk gezicht voor den oudere, die weet, wat het beteekent. Nu weer met goeden moed naar Walden. 2 Augustus. Ik vond het prettig hier en geen gevoel van depressie, zooals verleden jaar, totdat.... er een slecht bericht, kwam. De verkoop van de landen hierachter. Nu voel ik het weer. En nu hjkt Noordwijk weer heerhjk in vergelijk. Dat is nu duidelijk niets als de druk van een strijd en een verantwoording, die onaangenaam is om te dragen. Maar het zegt volstrekt niet, dat het beter voor me is, die niet te dragen. 8 Augustus. Het leven is zoo vreemd. Het komt niet uit, zeg ik soms. Het sluit niet. Ik voel mij soms gelukkig, waar ik vind, dat het niet kan. Misschien heb ik den rechten kijk niet op de dingen. 18 Augustus. Sinds Maandag weer eenzaam leven, door moeilijkheden over mijn boek. Toen ben ik van Dinsdag tot Vrijdag weggegaan, in Haarlem gelogeerd en Woensdag den geheelen dag in Noordwijk, gezeild met Paultje en Zus Croll. Gister een vreemde dag. 's Morgens gebaad in 't weiland. Vers „het zeegeruisen" gemaakt. Morgen ga ik naar Parijs met Sammy. Het is warm. Zondagavond 19 Augustus. Prettige reis met Hollandsche burgerlijke, maar goedige reisgenooten, joodjes en winkeliers, 's Avonds ontmoeting met Meijers en de Thompsons. Diner in 't hotel, eerste avond op de tentoonstelling. Maandag, 20 Augustus. Opening van 't congres, lunch met Meijers en Sammy bij Duval op de expositie, 's Avonds receptie bij Richet. 's Middags Congres. Gegeten bij 't Zweedscne pavilhoen. Dinsdagmorgen 10 aar. Seance met Sammy en Mrs. Th. 's Middags 't congres bijgewoond. Diner in Parijs, Palais Royal. Op 't congres lichtbeelden, en het muzikale kind. Woensdagmorgen 10 uur. Op 't congres, over suggestie en hypnose. Lunch met Stead en MUe De Pratz in de Cercle Republicain. 's Middags mijn voordracht en kennismaking met Chatterji. Gegeten in Duval op de Boulevard, 's Avonds Cyrano. Half twee thuis. Donderdag 23 Augustus, 's Morgens naar Bois de Vincennes. Locomotieven, ballon en motoren gezien. Toen Notre Dame, Morgue, ondergrond spoorweg, bateau mouche. Gegeten in 't pavilhon bleu. Soiree bij Prins Bonaparte. Ontmoeting met Geddes, Cremer, enz. Vrijdag 24 Augustus, 's Morgens congres, debat met Carus, père Pacheur, Chatterji. Dejeuner in 't hotel samen met Chatterji. 's Middags congres Prins Tarkhanof over kikvorschen. Telegram van E. Gegeten in het Spaansche restaurant, 's Avonds Gare du Nord. Zaterdag 25 Augustus. 's Morgens seance met E. en Richet. Geluncht in 't hotel met Richet en de Thompsons. 's Middags congres-sluiting. Chatterji op tea bij Slater. Gegeten bij Duval. 's Avonds in de Salles de fêtes, en bij de fontaines Cammeuses. Zondag 26 Augustus. Morgen seance met Sammy. Geluncht bij Richet. 's Middags geschreven in het hotel. Tour door het Bois de Boulogne. 's Avonds gegeten bij Vefour en langs de Boulevards gewandeld. Maandag 27 Augustus. Chineesch dorp. Lunch in den rooden toren, rustig gezeten bij de fonteinen. Gegeten bij la Terik. Spaansch concert en dans. Dinsdag 28 Augustus, 's Morgens naar de Notre Dame, het Louvre, inkoopen in Magasin du Louvre. Gegeten in restaurant Sainte Marie. Thee in 't hotel. Om 6 uur naar Brussel. Gelogeerd in hotel de 1'Espérance. Woensdag 29 Augustus. S*. Gudule, Maison du Peuple gezien, gegeten op de Boulevard, om half twee weg, om 7 uur in Bussum. 30 Augustus. Het lijkt mij, of ik lang weg was, na een rijk, aandoeningsvol verblijf. Het is wonderlijk toegegaan. Maar ik had nooit gedacht zooveel emotie daar te vinden, en zulke stemmingen met weemoedig herinneren. Als ik aan 't Congresgebouw denk, krijg ik een gevoel van heimwee. Het werd hoe langer hoe mooier, totdat E. kwam. En zij bedierf het niet, maar ikzelf door mijn zwakheid. En toch, nu, in 't herinneren, zie ik de laatste dagen ook prachtig terug. De Hindoe vormt er een eigenaardig hoofdmoment in. Alles komt terug op hem. En ik weet niet of ik dat mystiek zal uitleggen of niet. Het laat tweeërlei uitlegging toe. Ik kan zeggen: er is mij gelegenheid gegeven- tot een beslissende stijging. De droom van 20-21 kondigde het aan, toen gaf de ontmoeting met Chatterji de gelegenheid. Maar daarna is door mijn wereldschheid de stijging gebroken. Maar dan is 't toch nog raadselachtig, want de laatste dagen hadden dezelfde pracht van Rotterdam, toen ik met E. Mary afhaalde van de boot. En dat lag aan E. 3 September. De reactie, die onvermijdelijk was, is meer physiek dan moreel. Ik heb veel slaap en kan elk oogenblik slapen. In het begin gelukte het me actief te blijven, brieven te beantwoorden, enz. Vandaag ben ik te suf om aan mijn boek te schrijven. Maar ik ben niet neerslachtig. De herinnering aan Parijs is niet zoo sereen mooi als aan Noordwijk. Maar de aandoeningen waren er heftiger en levendiger. Ik weet soms met, hoe ik er aan denken moet. Ook om de onzekerheid, of ik mij met bedrogen heb. 5 September. Ik zelf kom langzaam over de reactie heen en zal van morgen weer kunnen werken. Maar een taaie slaap 's morgens. Somber ben ik niet geweest, maar ellendig slaperig, vooral 's morgens. Zoo was ik vroeger altijd, weet ik nu. En zoo is Paul zeker ook. Hans heeft wat koorts, net als in Haarlem. Lieve Hans. 9 September. Ik ben nu weer geheel op dreef. Ik schreef hoofdstuk XXI. Maar ik ben in uiterst moeilijke positie, omdat E. en C. tegen het werk zijn en de publicatie. En ik vind toch, dat ik recht heb en goed doe. Mary gaat niet naar Noorwegen of naar Engeland, maar blijft op Cruysbergen werken. Vandaag wandeling door 't stille Spaanderswoud naar Six. Ik heb gezwommen met de jongens. 17 September. Gister gezwommen. Gister een drukke dag. Karei Thym op bezoek. Verder Elink Schuurman, Anna den Tex, enz. Mijn'saffier was weg. Doch werd weer gevonden. Ik vind, dat ik genadig behandeld word. 24 September. Gister wedrennen. Een eigenaardige droefheid komt nu al een dag of drie, in den nacht. Als een voorgevoel, en toch is er geen angst of onrust bij. Eergister reed ik naar Soesterberg om d'Ablaing te spreken. Toen had ik het ook. Ik ging naar Thym. 1 October. Ik voelde den laatsten tijd niet zoo lekker als daarvoor. Wat gonzen in het hoofd en onprettig slapen. Bx hoop dan maar, dat het hypochondrie is, maar vrees, dat het door mijn hart is. Eergister ging ik naar den Haag en at met Sayons, Treub, Pekelharing en Knuttel. Later met Sayons en Borel. Het was geen goede avond. Ik sliep in Haarlem. En ziel den volgenden morgen voelde ik me geheel prettig en opgewekt. En nu ben ik zeer vol van Walden en de goede vooruitzichten, die ik ér in zie. 7 October. Een eigenaardige soberheid, weer anders dan een week geleden, was nu gister over me. Een gevoel: ..Laat me nu stil mijn plicht maar doen, maar verg mets meer van me. Mijn gemoed is stram en moe geworden. Ik verwacht niets meer van de wereld voor mezelf, maar mijn kracht is ongebroken en ik zal rustig volhouden". En toch weet ik wel, dat er nog iets van de oude vroolijkheid en uitbundigheid en veerkracht in me zit. Werd ik met rust gelaten en niet door zwaarmoedigen gedrukt, dan werd ik wel weer sereen en luchtig en blijmoedig en met wat overmaat van veerkracht. Maar zoo zwaar belast als ik ben met het steunen en voortslepen van zware, zwaarmoedige geesten kan men met meer van me vergen dan een strak en streng plicht-doen. En nu is 't moeilijkst, dat het die zwaarmoedige Zelf is, die dit niet begrijpt. Terwijl ik haar last meedraag, vraagt ze me waarom ik niet wat luchtiger en leniger ben, waarom ik zooveel stugger en minder spraakzaam ben dan vroeger. Alsof ze niet weet, wat me moe gemaakt heeft en zwijgzaam. 9 October. Gisteravond deed ik een relaas bij Jansen over 't geval Bertha Zimmerman. Ze vroegen dat, omdat ze er zooveel kwaad van hadden gehoord. Ik ben minder somber en werk geregeld. ia October. Gister een fietstocht met mijn moeder naar de bijen van Kelting te Santpoort. Het was mooi en prettig en vruchtbaar. Ik bracht een fiets mee thuis. Mijn vader erg achteruitgaand. Een beetje bekommerd over mijn boek. of 't wel bij tijds af zal komen. 14 October. Carry naar Parijs. Hard gewerkt, hoofdstuk XXVI bijna op één dag. 27 October. Ik schreef gister aan hoofdstuk XXIX. Zeer vervuld er van. Gister naar Haarlem om papa's verjaardag. 2 November. Eergister 31 October schreef ik mijn boek af. Gisteren bracht ik het bij den drukker. Er zijn misschien hier en daar wat matte gedeelten, maar het schijnt mij met mislukt. Vreemd is de onzekerheid over de uitwerking er van. Het komt mij voor een grooter uitwerking te moeten hebben dan één van mijn vorige boeken. Een min of meer universeele, internationale uitwerking lijkt mij zelfs niet onwaarschijnlijk. Omdat het zeker beter is dan vele wijd-verspreide boeken, en dingen raakt, die overal in gisting zijn. Maar ik kan mij daarin Zeker verwonderlijk bedriegen, het is zoo moeilijk daarin te voorspellen. Ik meende 't zelfde van Johannes Viator, terwijl dat niet dan erg langzaam wijder bekend schijnt te worden. Maar de „Koele Meren" zijn zonder twijfel veel meer geschikt, en komen ook onder gunstiger auspiciën. De vertaler en uitgever zijn al vooruit gevonden, als ze het aandurven. Met de kleine Johannes ging het eerst omgekeerd, | ik verwachtte er niets van. Later, toen het vertaald F werd, verwachtte ik er meer van. Ik ken het buitenlands ch publiek niet zoo goed. Ik bedoel niet, dat ik dit zoo zeer verlang, die I buitenlandsche vermaardheid, ik voorzie er inI tegendeel veel last van. Maar ik kan niet helpen I het als een mogelijke werking te voorzien. Ik was gister niet opgewekt en gehinderd door de oude zorgjes. Plagerijen van Broekman, enz. I indiscretie van Journalisten, enz. Dan drukt Wal\ den mij. Maar het is niet erg. 3 November Hoe meer ik denk over de mogelijkheid van een groot succes van mijn boek, hoe meer ik bang word of ik er al ver .genoeg voor ben, het te dragen zonder schade. Als ik ook maar een schijn van echte teleurstelling zou voelen, als het geheel en al mislukte, dan zou ik niet rijp zijn. Ik bedoel daarbij niet de teleur\ stelling door de geldkwestie. Die zou kunnen komen en het zou niets beteekenen. Maar als ik blijvend ontmoedigd of neerslachtig werd, omdat het boek niet werd vertaald en niet méér werd gelezen dan mijn vorige boeken. Nu ik 't opschrijf, merk ik, hoe dwaas het klinkt. Over zooiets „ontmoedigd" of „neerslachtig" te worden! Misschien een uur of wat, net als over de tegenval, dat we geen grond om Walden kunnen krijgen. 5 November. Ik ben nu buitengewoon neerslachtig. Ik kan 't mij zoo erg niet herinneren. Bx lees mijn mooie tijden over en het heeft maar weinig kracht. Ik begrijp dit niet, dat is 't. De aanleiding is, dat de spanning van mijn boek voorbij is, en dat kleingeestige menschen mij plagen. Maar de redenen zijn dieper. Ik begrijp het niet. Ik ben niet, waar ik zijn wil. Het weer is stil en vrij koud, motregen. 7 November Gister mijn jaarlijksche bedevaart naar den Haarlemmerhout in herfst. Ik zat op het bankje onder den lindeboom, tusschen de vallende en liggende gele bladeren, het was zoel en stil, en ik schreide. Papa lag te bed, hij is achteruitgaand, en gaat langzamerhand dood. Hij reciteerde, toen ik van mijn wandeling vertelde: de la dépouUle de nos bois 1'automne avait jonchée la terre. Ik verlang weer naar dien lindeboom. Ik schreide om al de troebelen van mijn leven, om mijn dwaasheden en zwakheden. 10 November. Hier zit ik, „met mijn domheid en mijn kwaad". Mijn oude vriend Van Heel stierf eergisteren avond. Gisteren morgen knielde ik bij zijn doodsbed en schreide bitterlijk. Vanmorgen gesprek met E in mijn hut. Men vindt wat bizonders aan me, om een vereeniging van een paar ongewone eigenschappen en voor 't overige ben ik toch zoo onwaard die eigenschappen te dragen. 11 November. Er is ietwat meer evenwicht in me. ig November. Mevr. Schippereijn bad hevige droomen, mij betreffende. Alles wijst op 't zelfde. Als ik nu maar dieper en dieper tot inkeer kom. De wandeling naar Baarn met Hans was prettig. Bx verwacht steun van mijn kinderen als ze ouder worden. Maar ik moet ook zonder eenigen steun van menschen voort kunnen. 30 November. Gisteravond lezing op Walden, repetitie voor vanavond in Amsterdam. Een groote, diepe somberheid. Aldoor voelen de slechtheid van mijn leven, 's Morgens al vroeg voel ik de tranen in mijn oogen komen, om mijn ongelukkige, verwarde, zoo vroeg al in de war gestuurde leven. Daarbij ben ik echter volstrekt niet pathologisch neerslachtig, of ongeschikt tot actie. Ik ga stillekens mijn gewonen gang. Bx verwacht niets, niets, niets. Ik wil alle verwachting opgeven. Bx wil alleen goedmaken, 21 November. De lezing was evenals verleden jaar. Aanvallen van sociaal-democraten, nu weer anderen. Het deed mij mets, het was er zeer vol. Ik ben tevreden het gedaan te hebben. Het is goed, nu ik weer hier ben. Alles als gisteren. Bx ben aan 't spitten. 22 November Van nacht een heldere droom. Met wat ik een waarschuwing acht. Ik zie nu duidelijk overal waarschuwing. Vooral met Schippereijn, Merkwaardig, dat haar onrust precies gehjk ophield met de mijne, sinds ik mijn gedrag veranderd heb. De droom hield verband met Parijs. Dat Parijs groote mystieke beteekenis had, is voor mij zeker. Maar ik begrijp die nog niet. 4 December Naar Winschoten en Groningen geweest om te lezen. Van die lezingen voel ik meer voldoening dan vroeger. Ik ben wel een paar dagen wat opgewekter geweest, maar dat beteekende geen goed. Nu ben ik weer gelijkmatig droevig, zooals ik verdien te zijn. Maar niet neerslachtig. En werkzaam. Ik werk buiten, schrijf brieven, statuten, lees Kollewijn: Vad. geschiedenis, Quack: Socialisten, Plato: Wetten, en Stijn Streuvels. ii December Twee heele dagen geploegd. Het gaat mij niet slecht, streng, rustig. Maar vandaag te opgewekt, dat beteekent geen goeds. Bezoek van Juffr. Cordes. Af en toe gesprekken bij Jansen. 13 December Gisteravond gelezen in Blaricum. De Koe was er en Van Rees, De Clercq, Heijenbrock, enz. Br logeerde er en de herinnering is aangenaam. Bc ben bhj te bemerken, dat het er goed zal gaan en standhouden. Vanmorgen fietste ik door den modder terug. 28 December. Bc heb gelezen in Rotterdam en weer debat met sociaal-democraten. Gelogeerd bij Klink Schuurman Ook gelezen in Nijmegen en gelogeerd bij Jo Termaat. Volgende dag fietstocht naar Kleef over Groesbeek, Cranenburg en Dombruggen, terug door 't Reichswald over Grunewald en Mook. Mooi, maar modderig. Prachtig weer. Deze week veel op reis, naar Amsterdam en Haarlem. Gister met M. en de kinderen. Er zat een domme recensie van mijn boek in mijn hoofd (van Van Nouhuijs) en ik weifelde, of ik er op antwoorden zou. Natuurlijk is de regel het niet te doen, maar ik weifelde, of dat ook gemakzucht of trots was. Het was verbazend bot en dom van den man en ik vreesde zijn invloed op weifelaars. Het het me geen rust. Ik zal 't wel niet doen, maar ik ben onzeker, of het geen indolentie is. In elk geval dan een paar algemeene opmerkingen voor een tweeden druk. Overigens gaat het mij redelijk. Ik ben nog niet vrij. Maar ik ga niet achteruit. 5 Januari 1901. Gister een lieve dag. Tusschen half vijf en half zes wandelde ik op de Meent met Mevr. Janssen. Paul en de kinderen reden schaatsen. De maan kwam op over de bevroren plassen. Het was mooi. Van Nierop at bij ons. Ik kreeg een telegram van Dillon en corrigeerde de proef van Walden's statuten. Het boek zal vertaald worden. Er zit voorspoed in de lucht, ondanks mijn zwakheden, en ondanks kleine moeilijkheden. Bi ben te opgewekt en zal dat zeker bezuren* Maar ik ben zeer dankbaar. 8 Januari Ik heb nu wel zekerheid, dat Schippereijn op bovenzinnelijke wijze kennis krijgt van mijn doen en laten. Zij reageert onmiddellijk en droomt van het witte paard of het zwarte paard. 24 Januari. Eergister bij oom Henri in Woudenberg. Ik voel vrij goed, maar veel slaperig. Victoria dood. Nu en dan nog wat bezorgd over geldzaken en Walden. Maar toch weinig. Meijers dood; Bc moet veel, veel over den dood denken. Bc lees Kropotkine en Quack. 27 Januari. Mijn vader een gevaarlijke benauwdheid gehad. Ik was gister bij hem. Een arm, oud man. Bc ben niet zeer actief en heb veel te doen. Bc kan nog niet door de bezigheden heenkomen. Brieven, statuten, artikelen, verzen. 1 Februari. Dinsdag ging ik naar Delft. At met Sammy en zijn vriendjes en las „de Broeders", op een wijze, die mij beter leek dan alle vorigen. Ik logeerde bij Frans Waüer. Den volgenden dag in Haarlem de oüdelui opgezocht, papa weer op 't pavilloen. 's Middags lange reis naar Nieuwediep. Bij De Koe ontvangen, 's Avonds lezing. Bc was weer in conditie. Geen debat. Toen den volgenden dag naar Texel. Prachtige tafereelen van 't sneeuw bedekte stadje, gulden zonlicht, purper-donkere boomrijen langs lange kaden, oorlogsschepen, zeilende visschers, en de grauw-groene zee. Texel een vreemd land in prachtig kleed door sneeuw en zon. 't Doodstille hoofddorp, de heuvel met 't boschje en de walletjes door 't land, het kustdorp met den dijk, en de groene halfhouten huisjes er achter. Om 9 uur thuis. 2 Februari Een merkwaardige ongeluksdag. Het was, of alles wel berekend samenliep. Moeilijkheden op de krans met de vrouwen en van Riet, Financieel overzicht van verleden jaar, dat niet meeviel, Anonyme brief met vuile taal. Hatelijk bericht over een verongelukte kolonie, Domme kritiek van Priem in de Telegraaf over mijn boek, Mieb Gerhard bij Jansen longontsteking, voor één dag dunkt het mij genoeg. Ik zelf vreesde eindelijk influenza te krijgen. Ik sliep slecht met verstopte neus en pijn in de borst, akelige droomen. Maar ik stond Zondag toch weer op en schudde het af. Het is terechtgekomen en nu (Maandag) ben ik het redelijk te boven. 4 Februari. C. naai Noordwijk. Ik ben gezond gebleven en daar zeer dankbaar voor. Gister vergadering van gem. grondbezit in Amsterdam. Deze maal scheen net mij geslaagd. 8 Februari. Eigenaardige spanning op Walden. Wij zijn allen nog zoo kleingeestig en slaaf van onze instincten. De nieuwelingen worden even wreed behandeld als bij kippen of bijen. 13 Februari. Gister naar Amsterdam. Vandaag B. en M. van Walden vertrokken, M. komt waarschijnlijk niet terug. Ik voorzie een droevig leven voor haar, met den vagen man. Ikzelf kom met voort met mijn werk. Ik maak 't nog niet best, maar ben goedsmoeds. Bc lees Quo Vadis, niet bizonder. 15—150 22 Februari. Ik ben nu weer vrij goed, maar met gevaarlijke neigingen. B. en M. zijn naar Italië. Ik vind het rustig en kan nu met C. beter voor Walden werken. Bc heb mijn stuk voor 't twee-maandelijksch Tijdschrift af, het lijkt mij goed in elkaar te zitten. Bc heb Quo Vadis uit, een grof effect-boek. En dat maakt nu zulk een opgang. Slecht vooruitzicht. 4 Maart. Een fietstocht met Sammy naar de Bilt. Drie vorige dagen het vers aan Beethoven en Bach geschreven, ontstaan door de Bohemers (op. 127) en zingen van Sara M. Bc ben zeer ernstig, maar niet sterk. 6 Maart Koninginnefeesten in Amsterdam. Een slechte dag. Weifelend, besluiteloos, een wenig gedeprimeerd, sensueel. Bc wou, dat 't voorbij was. Bc voel aan handen en voeten gebonden en ik weet, dat ik voort moet. 9 Maart Hier begint een nieuwe periode in mijn leven. Gister was ik in Amsterdam bij de Koninginnefeesten. Bc zag de tableau's van Marius. At bij Hijmans. Ik was wonderbaar gelukkig. Bc wil God met meer vreugde dienen. 10 Maart Van morgen vroeg om 6 uur liep ik bij stil, kil weer door 't bosch. Ik was onuitsprekelijk licht en gelukkig. Alles lachte in mij, de roodborstjes zongen. Ik vrees nu niet meer en zal den strijd vreugde- voller ten einde strijden. Ik moet geheel durven zijn wat ik ben. Dat heeft mij vroeger mee geholpen. Ik- ben in behouden haven. iz Maart Avond in de hut. Het is koel weer met N. wind. Ik doe al het geforceerde, kunstmatige, onoprechte weg uit mijn wezen. Dit is mijn zedelijkheid, wat men ook onzedelijk moge noemen. Mijn ongeschreven wet. Ik maakte twee verzen: „School der Minne" en „7 Maart". Toen ik van nacht insliep, was het als een samenstroomen van optochten en geweldige stoeten met triomf en klaroenen. Toen ik wakker werd, zag ik de waarheid der anarchie voor oogen. Alles was gunstig en vol vreugde. Ik schreef een brief aan W. en voel den last van onoprechtheid afgewenteld. Het is droef, maar beter zoo. En Dood en Demon zijn overwonnen. Zij is de Rust, zij is de Vrede. 15 Maart Na 6 nachten slechte slaap dezen nacht diep en rustig en verkwikkend. De mooie verzen zijn nu tijdelijk stil, maar ik zie helder en rustig en ben krachtig en sereen. Ik zorg nauwlettend op den vasteren bodem van diepe oprechtheid te blijven. Geen voorwendsel, geen ontduiken van het lastige of pijnlijke, alles recht in de oogen zien en rechtuit durven uitspreken. Er heerscht gisting op Walden, natuurlijk. Hedenavond komt B. thuis. Ik houd vast aan mijn oprechtheid. Bc zie Sara's karakter nu in ander licht. Er is een rustige zekerheid in, die mij helpt, dezelfde die ik voelde te behoeven en vaag verwachtte in Hans. 18 Maart Het evenwicht nog beter hersteld. Ik ben frisch, helder, sereen en krachtig. Nooit in mijn leven voelde ik deze blijde kalmte, deze vredige kracht, deze getemperde, welbewuste, welbeheerschte verrukking. Ik heb mijzelven volkomen in bedwang. Ik kan doen, wat ik wil. En door zoo zware leerjaren geschoold, zal ik wel volhouden. Sara's karakter heeft datzelfde, een rustige zelfstandigheid, die door sommige voor zelfzucht wordt gehouden, maar die 't tegendeel is van eigenliefde. Ik heb dat nooit zoo in haar bemerkt. Nu komt het verbazend duidelijk uit. Zij is sterk, ondanks haar zwak lichaam. Ik heb verdriet om de arme E, maar ik kan niet voelen slecht gedaan te hebben. Wel vroeger, maar nu niet. Ik sidder soms, als ik terugdenk aan die zwoele, sombere jaren vol weekheid, bitterheid, onbewuste en bewuste oprechtheid, sensualiteit en zwaarmoedigheid. Als ik nu denk aan dit sobere en heldere, dit kalme geluk in eenvoud, zonder sensueele verfijningen, zonder weelde, maar vreugdevol, licht en blij, vol moed en liefde en vroom vertrouwen. Ons niet beter willen voordoen dan wij zijn, ons best doend en rekenend op Gods erbarmen. Verwonderlijk verreind is mijn leven, met onverdiende genade. En ik ben nog in volle kracht van mijn leven, vol ideeën en werklust, mijn levensloop is, in al zijn uiterlijke gewoonheid, zeer merkwaardig en schijnt nu nog tot groote dingen te kunnen leiden. Ik ben nog niet gewend aan dat gevoel van allen tijd te hebben, ik hoef niet angstig het heldere moment te gebruiken, de verrukking is constant geworden. Liederen vullen mijn dag. nun muss sich alles, alles wenden gieb dich zufrieden. Het is zcx> heerlijk, dat gezang. 22 Maart Het is geen wonder, dat ik nu en dan angstig oplet of de inzinking niet komt, of ik werkelijk blijvend getriomfeerd heb. Gister morgen, toen ik begreep, dat de H.'s niet meer op Walden zouden komen, was het een zware proef. Maar ik ben bestand gebleken. Ik ben een natuurlijker mensch geworden, en een oprechter- mensch. Ik vind dit mooi en hef en goed, God helpe me, ik kan niet anders. Het is aandoenlijk en verrukkelijk lief. Het verkwikt me en houdt me gestadig veerkrachtig en vreugdevol. Ik wensen er niets mooiers van te maken, dan 't is. Evenmin kan ik er mij voor schamen. Ik voel niet anders. Ik ben nu eenmaal zoo. Is het slecht of ongevoelig van me, wel, dan ben ik maar niet beter. Ik zie niet, dat ik iemand kwaad doe. E. en ik hebben elkander jaren lang gemarteld, ik heb me ingespannen en geforceerd tot het uiterste. Nu word ik weer natuurlijk en oprecht. En ik doe angstvallig mijn plicht tegenover M. en mijn kinderen, met liefde en lust doe ik die. Eergisteren was ik in Amsterdam. De vorige dag Cecilia (concert van Bach, symfonie van Schumann). Geslapen in Haarlem. Treurig bij die twee stervenden. 24 Maart Van morgen voelde ik wat neerslachtig. Om het vertrek van de...., om een krans van gisteravond, waarbij ik op mijn fouten gewezen werd, terecht. Maar ik stond toch met zingen op. 25 Maart De dag was goed. Een wandeltje door Spanderswoud. Lezen in Darmestetes, „les Prophètes d'Israel". Een mooi boek. 's Avonds in de hal de Engelsche vertaling van mijn boek corrigeeren. Toen muziek en zang en gesprek bij Sara. Het werd half twaalf. Dat is telaat „Vroeger beginnen" zei Sara. Keesje en zijn aapje, — een sprookje. Van morgen ben ik opgewekt, ondanks het sléchte weer. Hebe selbst die Hindernisse Neige dich herab Cypresse dass ich deinen Wipfel küsse un das Leben dran vergesse. Ik voel, dat ik nu ook beter voor mijn Waldenaars kan zijn. 27 Maart Hard gevroren twee nachten en dikke sneeuw, even als 't vorig jaar op deze datums. Maar o, wat een verschil, als ik deze dagen van 't vorig jaar herlees. Ik ben nu waar ik toen nooit gedacht had te zullen komen. 1 April Het is alles duidelijk en goed. Met groote klaarheid word ik gewezen op wat er nog leehjks en zwaks in mij is. Alle depressie is onmiddellijk daartoe terug te brengen. Het droeve gevolg der zonde : verzwakking van het wilsvermogen, blijft natuurlijk bestaan, en ik moet in mij leven daarop blijven rekenen. Ik doe nog herhaaldelijk, wat ik niet wil. Maar het gaat goed en ik voel mij gezegend. Merkwaardig juist nu een stukje in de Kroniek, waarin over mij gezegd wordt, wat ik zelf al zoo lang heb gevoeld, waarin ik mij zoolang miskend voelde. Nu is. er een, die 't zeggen, durft. Vandaag ga ik naar Amsterdam en Haarlem. Nu zie ik alles onder de oogen, als een herborene. 4 April Gister jarig. Janssen kwam 's avonds in mijn hut, Mijn lamp brandde nog. Ik praat steeds prettiger met de Janssens. Zij vertrouwt mij, dat doet goed. Het roert mij soms, dat de kinderen zoo lief tegen mij zijn, nu ik weet, dat zoovelen zich tegen mij keeren. 9 April Ik kreeg een paar brieven van E., die mij goed deden en schreef een zacht briefje terug. Zondag was ik in Noordwijk. Ik had wijn gedronken en bevond, dat ik dat nu niet meer doen moet, hoe weinig ook. Papa was nu geheel demens, moeder was overspannen en zenuwachtig. Ik zorgde voor verpleging en het Hans er achter. Ik ben wat bezwaard door het idee, dat wij het eenmaal te ver zullen laten komen, en hoe dat ons leven verzwaren zou. Ik zie er geen kwaad in, maar het zou groote moeite geven. Mein Freund ist mein, ich bin sein, Mein Haupt darf auf seiner Linke ruh'n. ii April Het is wonderbaar. E. had mij om een gesprek gevraagd en ik had 's morgens viooltjes voor haar geplukt met Sara. Het gesprek was zeer roerend, op haar kamer om 7 uur. Ik had diep gevoel voor haar, tranen kreeg ik niet, maar ik voelde diepe genegenheid en bewondering. Zij was de oude, maar mooi en zacht en deemoedig en edelmoedig. Een heerlijke figuur. Dat deed mij wonderbaar goed en ik vond het aangenaam daar. De Janssens waren bij ons en ik ging Sara halen om te spreken. Clara had het niet gedaan. Sara wilde niet, wat ik met goed van haar vond. Toen ging ik direct weer naar huis. Had nog een gesprek met Anna Janssen. Het merkwaardige is, dat ik mij zoo bizonder opgewekt en helder voelde. Ook dat E. steeds van het witte paard gedroomd had en zei, dat dit was de voorbode van onheil volgens Ibsen. Ik weet, dat ik haar nooit de droomen over het witte paard van Schippereijn vertelde. 14 April Een dag vol diepe aandoening, ik ben moe er van. E. vertelde alles aan de Janssens en ik moest tegenover hen uitspreken. Het zijn goede menschen en het maakte hen zeer bedroefd. De zelf ben er door aangegrepen. Ik voel niet somber, wèl weemoedig, niet onzeker, wèl op 't ergste bereid. Men ziet alles als dreigend onheil voor Walden en mij. De bhjf overtuigd, dat er goeds uit komen moet. De zal rustig mijn best bhjven doen, en mijn zaak in Gods handen stellen. De schrijf aan de Engelsche rede.- 17 April Bij nog koud weer ben ik naar Engeland vertrokken. Het merkbare bestuur van mijn lotgevallen, dat steeds duidelijker wordt, kwam altijd bizonder uit in mijn Engelsche reizen. Zoo was 't al op dien tocht naar Lincoln en Peterborough, toen ik Meyers en Lady Welby ontmoette. En nu deze maal was het opvallender dan ooit. Vooreerst de wijze, waarop Borel meeging. Ik schreef hem twee malen af. In Haarlem kreeg ik telefoonbericht omtrent de boot, waardoor mijn reisplan veranderde. M. had nog in twijfel gestaan, of ze 't sturen zou. Door die verandering telegrafeerde ik naar Borel, en hij kwam de bode tegen, toen hij juist uitgegaan was. Ik dacht: hij haalt het toch niet, maar een stem van binnen zei: hij komt. En eerst later begreep ik, wat de bedoeling was: de invloed van mijn rede op zijn weifelend geloof, 's Middags at ik bij Elink Schuurman, wat mij ook op 't laatst inviel als voor Walden wellicht goed. Het aankomen in Londen was somber. Borel ziek en ontevreden over zijn hotel. Nog koud. 's Morgens brieven geschreven in de Sesame Club. Borel verhuist naar Coburg Hotel 's Middags met Borel wat van Londen gezien, thee in Bondstreet. 's Avonds naar Cobden Sanderson, een prettige, interessante avond. Vrijdagmorgen naar de National Galery. Het mooie oud-duitsche schilderij. Lunch met Borel in de Club met Tuckey. 's Middags lezing in Westminster Town Hall, zeer aangenaam. Hoewel ik wat gauw blijk gesproken te hebben, 's Avonds diner in Ermine Hotel met twaalf psychologen. O. Lodge, Colonel Neilson, Colonel Taylor, Piddington, Podmore, Schiller, e.a. Zaterdag 20 April Dr. Bonus (Anna Kingsford's broer) aan 't ontbijt. Zaterdagmorgen met Borel naar Kensington. Porcelein, enz. gezien. Toen lunch in Kew bij de Marslands. Wandeling in Kew-Gardens met Beatrice en Reggie. Thee bij Beatrice. Daarna diner met Borel in Holborn restaurant. Een lang. goed gesprek met hem. Vroeg naar bed. Het weer was prachtig geworden. Eiken morgen drukte Londen me hevig en. ik dacht: hoe houd ik het uit. Vooral met het warme lente-weer. Ik verlangde zeer naar Walden, en we besloten Zondag-avond maar te vertrekken. Maar ik weifelde, denkend aan Ada's zuster, die telegrafeerde niet voor Dinsdag te kunnen gaan. Borel zei: is dat nu een reden om twee dagen te wachten. En ze zei ook: don't wait. Maar Zondag morgen, in bed liggend en me zeer vervelend, dacht ik, als mijn leven bestuurd wordt, dan moeten de leiders mij nu een raad geven, want het is mij absoluut gelijk. Bc verlang naar huis, maar is het goed te blijven, dan blijf ik. Toen kwam het inwendig bericht: blijf! En ik bleef zonder te weten waarom, tot dat ik het allerduidelijkst begreep. Bc had de sterkste reden om te blijven, want het belangrijkste van mijn reis kwam nog en juist precies op één volgend, op Maandag en Dinsdag. Zondagmiddag werd het duidelijk. Zondag ging ik naar Sayons in Toynbee Hall, White Chapel. Ik zag met hem de buurt, minder interessant dan de vorige maal. Borel kwam lunchen en wij amuseerden ons nog al met Sayons. Toynbee Hall interesseerde Borel zeer, maar het is een gewoon kapitalistisch hotel, midden in een arme buurt. We hoorden hoe de joden Whitechapel hebben ingenomen en geheel veranderd. We gingen in de electrische trein, vijf verdiepingen onder den grond, de 2p. tube. Toen sprak ik af met Sayons om morgen naar Kettering te gaan, alles was daarvoor al klaar. Hij liet me een boek zien van Lloyd, waarin het be- schreven stond. Dat was het ééne gewichtige, waarom ik blijven moest, 's Middags dronk ik thee bij Mrs. Stannard en sprak drie uren met haar over Spiritisme. Ze gaf me het krankzinnnige boek: les Dieux des Anarchistes, 's Avonds brieven schrijven in de club. Borel vertrekt. 22 April Om 9 uur met Sayons naar Kettering. Tot 4 uur daar rondgekeken met Ballard. Alles uiterst interessant. De ontwikkeling der toekomst maatschappij. 's Middags de brief van Stead, die twee dagen te laat kwam, en toch juist bij tijds. 's Middags diner in de club van Tuckey met Bailey, Saunders en Grooch. 's Avonds lezing over Schopenhauer van B.S., waar ik ook nog een woord sprak. 23 April Eerst naar Vivian, die een zeer gunstigen indruk maakte, en die een man van beteekenis schijnt. Daarna naar Stead. Hij sprak met me over een medium, dat hij gevonden had, en dat misschien zou komen, als hij wilde, dat ze kwam. Er werd geklopt en „there's the very person". Toen sprak ik met Mrs. Maturin, een mij zeer sympathiek persoon. En dit is het tweede gewichtige, dat mij wachtte. Wij gingen naar haar huis, en wij hadden een korte seance, zeer merkwaardig. Br las onderweg al wat Gordon, haar zoontje, geschreven had. Het deed mij diep aan. Om 7 uur at ik, vond om half negen C. en had een lang gesprek met haar op de boot over Ada. Ook daarom was het uitstekend, dat ik bleef. Heerhjk was het thuiskomen en het weerzien. Van C. had ik één lieve brief, van Sara twee brieven gehad. C. was heel vriendelijk en Walden zag bloeiend, mooi en voorspoedig. Berichten over de Hoogstratens en Ada waren onpleizierig. Tegen het zien van de Janssens zag ik op. Ik had ze een langen brief geschreven. Maar toen ik ze opzocht, viel het me niet mee. Nu heb ik er weinig zin in. Ik ben nu (Donderdag 25 April) rustig en tevreden, dankbaar voor 't belangrijke, vertrouwend op de toekomst, actief en opgewekt. Ik vond een brief van E. die mij onaangenaam aandeed, en een. van Labberton, die ik ook niet mooi vond. Verder zal ik veel geld noodig hebben dit jaar. Bx corrigeer de vertaling van mijn boek. Het is heel iets anders geworden, maar het zal toch wel gelezen worden. Ik heb deze maal in Engeland noch wijn, noch vleesch geproefd, hetgeen mij veel beter bekwam. 30 April Heerlijke lentedagen. Ik wandelde vanavond met Saar op den 's Gravelandscheweg en luisterde naar de vogels, toen nog op Bantam. Het was echt lente. De bijen zijn druk bezig, de kuikentjes zijn uitgekomen. Walden is mooi en arbeidzaam. Bx ben rustig en tevreden, als ik maar vroeger slapen ga. Bx moet eerst uitslapen, om te kunnen werken en helder te droomen. 4 Mei Gister een prachtige lentedag. Alles bloeit en geurt, 's Avonds lichte maan, ik wandelde door 't laantje en over 't weiland, plukte dotter-bloemen en pinksterbloemen. Bezoek van Marcellus Emants, over spiritisme gesproken. Bx ben goed en dankbaar. Maar het is toch niet alles, zooals 't hoort en ik heb ook de laatste dagen 'veel sombere gedachten gehad, 7 Mei Zaterdag werd ik getelefoneerd, dat papa stervende was. In de tram vroeg ik me af: zal ik hem nog levend zien. En ik verstond: neen. Doch ik zag de gordijnen nog open en dacht me vergist te hebben. Maar hij was al een half uur voor mijn komst gestorven. Ik bleef in Haarlem en wandelde in den Hout, en dacht aan mijn vader, zijn Haarlemsch leven, het oude Haarlem, onze wandelingen, het pavilloen. Het was diep, diep weemoedig. Bij zijn hjk knielde ik en schreide, maar niet zoo hevig als bij van Heel. Ik bad om voorlichting en ik verstond niet anders, dan dat ik zóó op den goeden weg was. Bij van Heel was het berouw geweest en inkeer. Hier was het belofte van standvastigheid. Zondag kwam ik in Bussum terug. Nu ben ik weemoedig. Br voel het leven nietig, te nietig zelfs. Ik voel niet genoeg het geluk en de schoonheid. Als ik de vorige dagen overlees, moet ik wel glimlachen en vind mezelf een weinig kinderlijk, maar niettemin blijft alles toch hetzelfde in me. Ik heb geen andere weg, dan dien ik ga. Bx zou tot alle zelfverloochening bereid zijn. Maar ik erken, dat het om mijn zwakheid en kleinheid is — die nu eenmaal niet anders is» en die ik niet loochenen kan of ontkennen wil —dat ik dezen weg gegaan ben. Ik zal moedig op mij nemen te dragen, wat mijn aard meebrengt, en ik zal niet ophouden naar verbetering te streven. ii Mei Woensdag hebben wij mijn vader begraven. Het 237 was aandoenlijk en mooi, mooier dan ik -dacht. De wei was groen, de lijsters zongen op 't kerkhof. Ik moest veel schreien, vooral, als ik de krans zag met de hem zoo dierbare wilde bloemen. De toespraken waren kort en eenvoudig. Ik was zeer geroerd. 's Middags wandelde ik met M. en de kinderen door de duinen. Ik hoorde de nachtegaal, met hen. Het was mooi en aangenaam. Elswoud, Kraantjelek, de Kolk. Hier op Walden voel ik mij nu droevig en beklemd. Voor 't eerst bekroop mij gisteravond de moedeloosheid. Zonder boos opzet werkt de familie X. met alle macht tegen. De Van Steenis-familie, die zooveel voor ons deed, wil weg. En dat raakt het wezen van de zaak, als ik de goeden niet houden kan. Hans had koorts en keelpijn. Dat witte paard, dat mij zoo griezelig van twee kanten wordt voorgehouden als onheils-bode, door personen, die niets van elkaar afweten. God help me. 15 Mei Gister was ik veel beter. Een rit te paard met Vogels ang gaf me weer veerkracht. De oude zware somberheden werken nog na. Ik reed naar Valkeveen, Huizen, door het Kamp waar ze schijf schoten, in galop. 18 Mei Gister een dag met onaangenaamheden. Ada en Van Geest zijn nachtmerries voor me. Wat heb ik ze gedaan f Dat ik altijd die vijandschappen te weeg moet brengen. Ik ben stijf van den rit van Dinsdag. Ik zing „Rosen bracht ich Nachts am dunklen Hage". Ik lees Kraus Dabte en de Upanishads, die ik van. Borel kreeg, in een andere vertaling. 29 Mei Voor 8 dagen maakte ik nog een groote rit te paard met Vogelsang over Baarn en Soest en de Vuursche en zag Karei Thijm. De drie Pinksterdagen (Zaterdag, Zondag, Maandag) wandelde ik met M. en de jongetjes door de Veluwe. Van Putten over Uddel en Apeldoorn naar Deventer, van Deventer naar Diepenveen en Voorst, Brummen gelogeerd, van Brummen over Woeste Hoeve en Hoenderlo naar Barneveld. Het was prachtig weer. De jongens waren hef en flink, M. had ook veel plezier. En ik zelf dronk in de nostalgie van het wilde en zorgelooze leven. Een diep innerlijk mnflirt ontstond in, ™«> Het huid bij Voorst was zoo mooi en rustig, de mei was rijk en groen. Wij waren zoo tevreden "met ons vieren. Ik, verlangde niet terug, ik schrok van. Walden. Alles was prettig, ook het verblijf in Deventer. Het was als op de begrafenis-dag van mijn vader, maar sterker en mooier. Het logies in de hotels was zoo heerhjk. Bc kan niet anders dan herhalen: wij waren zoo tevreden met ons vieren. En dat is juist de onbeschrijfelijke droefheid. Ik ben nu terug, en M. vond het hier weer goed. Maar ik ben onuitsprekehjk weemoedig. Walden drukt, want het zit vol zorgen over geld, laster en vijandschappen. Maar het weemoedigste is het onbereikbare wat ik verlang, het innerlijk conflict. Bc wil het zuivere, huiselijke leven, zooals op onzen tocht. Heb ik mij goed uitgedrukt? Bc spreek eerlijk, ik weet het. Bc lees dit dagboek over en ik voel, dat het oprecht is. Dat doet goed. Maar wie zou mij begrijpen? 30 Mei Ik ben nog onuitsprekelijk weemoedig. De samenhang en bedoeling begrijp ik niet. Ik lees mijn dagboek over en tracht licht te zien in die vreemde opvolging van vreugden en weemoed. Ik voel dat ze met toevallig is, maar den samenhang begrijp ik niet. Ik zag mijn moeder zitten in onze serre. De tranen kwamen in mijn oogen. Ik zal op mijn post blijven, maar het voelt zwaar. God, hoe zal er een oplossing komen f - 3 Juni Alles bloeit en groeit. Maneschijn en vogels. Gisternacht de hei-leeuwerik gehoord, op de wandeling in 't overbosch van Bantam. Het was er prachtig. Uk ben rustiger en opgewekter. Ik heb veel met Sara gepraat. Zij is, als ik, begeerig naar de „Choses divines". Ik wil oprecht met haar blijven door alles heen. Vandaag en gister Labberton. Naar Blaricum geweest met hem en Biene en Bertha Huber. Het was nu nog al rustig en vreedzaam alles, 's Avonds bij de Janssens gezeten, bij den prachtigen zonsondergang. Ik voer echter niéts uit, 7 Juni Uk zwem eiken dag. Eergister begon de hooicatarrh, erg, gister en vandaag wat beter. Ik las zooeven oude dagboeken over. Het is zoo ongeveer hetzelfde als nu. Alleen voel ik, dat mijn maatschappelijk werk meer vastheid aan mijn leven geeft en meer waarde. Als ik zeg: ik voer niets uit, dan is dat minder juist dan vroeger, toen ik veel meer lanterfantte en romans las. Ik heb nu altijd veel meer belangrijk werk te doen. Maar de kunst-productie is wat stilstaand de laatste maanden, 12 Juni Zondag was ik in Haarlem, 's avonds muziek. Toen dacht ik goed over mijn werk. Ik moet 't volgende gereedmaken, 1. Een bundel verzen (Passie-looze Lelie) 2. Vierde bundel studies. 3. Blijde Wereld. 4. Schijn en Wezen II. 5. de Kooplui. Groote comedie. als zesde plan, meister Eckhart. Als zevende Trots verbrijzeld, drama of roman. Mijn gedachten gingen Zondag vooral over de Kooplui. Het begin is Triltral, de wilde natuur, zijn leven met bosch en rotsen en vogels, feeën en faunen. Pan. Daarin komen de kooplui, gummi en rubber, de orchideeënjagers, de goudzoekers. Die brengen Triltral in de maatschappij. Het eind is de nieuwe maatschappij, uitgedrukt in het Feest, het groote geluksfeest aller menschen, de nieuwe schoonheid, schooner dan de wilde natuur. (Ik begreep Zondag dat, wat ik op dé Parijsche tentoonstelling gevoeld heb, de bleeke voorschemer was daarvan). Tusschen beide phasen allerlei overgangen, vreesehjk en luguber, de fabriek, de beurs, het gekkenhuis, de armenbuurt, de klem-burgerlijke stadskringen, het kapitalistisch leven. Dit alles als hellekringen en Purgatorium. 16—150 Triltral heeft zijn Engel, die hem leidt. En zijn hooge beschermers. Triltral is hcht en fijn, lenig en veerkrachtig," alles gevoelend, door niets verslagen. Het geheel volkomen vrij, as you please. Verzen, proza, jamben, knuttelverzen, hoog en plat, komisch en serieus, alles dooreen. Maar één vaste dramatische gang en spanning. Ik reken tien jaren te behoeven voor deze plannen. Deo Volente. 14 Juni Vandaag voel ik weer veel neerslachtiger. Gister brieven van E. en C. 's Avonds zingen met Janssens en Sara en Anna Fles. Onder 't zingen genoot ik. En ik shep heerhjk. Borel was hier een paar dagen. Mijn oom Henri ernstig ziek. 19 Juni Het gaat mij recht goed. Ik ben dankbaar en rustig, als ik nu maar goed aan 't werk was. De tijd is gekenmerkt door de verzen van Giza, waarvan ik zeer vervuld ben. Een brief van Jo Labberton, die mij plezier deed. Ik kan nu alles weer goed aan. Bx ben nu op hetzelfde evenwicht gekomen van Maart, dat zooals te verwachten was door beproevingen geschokt moest worden. Het heeft zich hersteld, en ik ben wijzer en sterker — of liever wat minder dom en zwak. Van morgen las ik Giza's verzen aan E. voor. 26 Juni Gister in Woudenberg bij oom Henri, hem gezegd, dat hij sterven ging. In den trein werd mij gezegd, dat ik iets zou vinden, waar ik met op verdacht was. Ik vond een rekening van ƒ7.80.— van den timmerman van vier jaren geleden. Ook een brief van Borel over Giza. 's Nachts tobde ik wat over geld. 7 Mi Gister bezocht ik oom Henri voor 't laatst. Wij namen afscheid, om 7 uur stierf hij. Bc fietste heen en terug. Het scheen mij onbevredigend, dat wij zoo gauw moeten sterven, omdat ik 't leven zoo mooi vind* Bc voel niet het goede, het physiologische van den dood. Ik sprak laatst met Henriëtte, die vond 't leven maar zoo-zoo, en dus den dood altijd welkom. Dat is ook met goed en gezond. Voor acht dagen nog een lange rit te paard met Vogelzang. Naar Loosdrecht, de Vuursche, enz. Borel is mij nu ook afgevallen. Ach ja, wie kan hartstochtelijke en weeke menschen betrouwen ? 35 Juli Ik zit in mijn hut. Ik kwam gister van de reis thuis. Maandag 15, 's morgens 11 uur, reisden we naar Nijmegen, bezochten 't Valkhof, dronken er koffie, gingen om 3 uur op de boot. 's Avonds om 6 uur kwamen we in Emmerik, wandelden naar 's Heerenberg, aten daar brood, kwamen om n uur weer op de boot. Warm mooi weer. 's Nachts lagen we 5 uren stil, door de mist. Dinsdag 16, een heete dag op de boot. Ik schreef verzen en brieven (Hei-leeuwerik en Rijnvaart). We kwamen voorbij Dusseldorf, aten aan boord, de jongens vroolijk. Ik was tevreden en gelukkig, had maar kleine hinderingen. Daarna in 't geheel geen. Om 9 uur in Keulen, gesoupeerd in restaurant Fischer, gelogeerd in hotel Ernst, ieder met een jongen, ik met Hans. Woensdag 17, om 7.15 naar Königswinter. Paultje humeurig, wou de bergen niet zien. Afgestapt in Dusseldorfer Hof, daar leefde hij op. Gewandeld naar Heisterbaeh, daar gegeten. Terug over den Petersberg, dié vol en druk was, de jongens hadden plezier in de kruizen langs den weg. 's Avonds met de tandradbaan naar de Drachenfels. Dit maakte diepen indruk op de jongens. Hollandsche plattelandsfamilie vroeg, of we met ons schip in den Rijn lagen, 's Avonds met de kehners van het café teruggewandeld. Nog limonade gedronken aan den Rijn. Hevig gejoel en rumoer. Heet weer. Donderdag 18. Langs den Drachenfels door Nachtigallenthal en het Rhöndorferdal naar den Löwenburg geloopen. Daar onder de Laube Himbeersaft gedronken. Toen op den Oelberg, daar gegeten. Hollandsch paar vroeg aan M.: „Was haben Sie zu trinken V' M. zei: „Ich habe nichts zu trinken, ich trinke selbst". Teruggewandeld, 's Avonds met de boot naar Unkel. In 't Erholungshaus bij Schultz gelogeerd. Warm weer. Vrijdag 19. 's Morgens in dén Rijn gebaad met de jongens. Toen overgezet in een bootje over den Apolhnaris berg, langs Remagen, naar Neuenahr gewandeld, hoogvlakte met boschjes. Onderweg de Landskrone gezien. In Neuenahr even limonade gedronken en geld gewisseld. Toen naar Ahrweiler, daar in de Stern gegeten. Toen doorgewandeld naar Altenahr, onderweg in de Lochmühle koffie met Kirschkuchen gegeten. Afgestapt in hotel Winkler, nog steeds warm. Onderweg de Jaffenburg gezien. Zaterdag 20 Juli. 's Morgens met ons allen naar de ruïne Are, , en naar de Lochmühle, waar we een Wellenbad namen. Voetpad langs de Ahr terug. Onderweg begon de lucht te betrekken, 's middags hevig onweer en regen, 's Avonds M., Paul en ik naar de Kreuzberg gewandeld. Hans in bed om een natte broek. Zondag 21 Juli. Lucht opgeklaard, heerhjk, vochtig frisch weer. Na lang aarzelen besloten naar Laach te wandelen. Om 7 uur uitgewandeld over Kesseling, Staffeln, Heckenbach, de Hohnerberg, Hannebach, Engeln naar Maria Laach. Onderweg koek gegeten en water gedronken. 2 Fietsers hepen op 't laatst mee. Weinig schaduw. Om 5 uur in Laach, 's avonds op het meer gevaren. Berenleiders en veel volk. Heerhjk weer. In 't hotel Maria Laach gelogeerd. Vies en rommelig. Maandag 22 Juli. 's Morgens regenachtig, maar de regen zette niet door. Gewandeld over Wassenach naar Tönnistein, toen nog naar Burgbrohl, toen weer terug in Tönnistein gegeten. Daarna door 't Brohlthal over Schweppenburg naar den Rijn. Daar in Brohl weer op de boot naar Unkel. 's Avonds nog alleen met M. in het lieve dal bij de Stux. Zacht, bewolkt weer. Dinsdag 23 Juli. 's Morgens met de jongens naar het watervalletje. Toen om 11 uur op de boot naar Keulen. Daar gegeten, de Dom en de Maria im Capitol gezien, om 7 uur op de boot. Mijn eenigste depressie, omdat ik geen brieven vond. Later toch nog een. Goed weer, bewolkt, maar stil en warm. Woensdag 24 Juli. Om 10 uur in Nijmegen. Om 1 uur thuis. Alles goed en prettig. Geen reactie. Op Walden was wel eenige verslapping en spanning. Maar onmiddellijk met stelligheid en goed vertrouwen te verhelpen. 30 Juli Ik zit op een zeer warmen zomeravond met de lamp voor de veranda. M. heeft nog 39,5 van avond. Hans had gister 39,3, vanavond 38,6. Uit Haarlem gelukkig bericht, dat Paul gezond is gebleven. Sinds gisteravond, toen ik de hooge temperaturen opnam, leef ik in groote zorg. Gelukkig is hun algemeene toestand vrij goed, de pols niet zeer snel, beiden voelden zich vandaag beter, hoewel alleen Hans minder koorts had. Toch is het een bange tijd en ben ik ongeschikt tot iets. Ik ga niet weg van huis, en zit liefst bij de zieken platen te kijken. Jannetje helpt me, E. en Carry waren hier, en ik vond hun hulp heerhjk. Aapjelief kwam voor mij thee zetten en ik begreep, dat het alles droevig voor haar was. Zij schreide. Want natuurlijk komen nu al de oude banden zoo sterk te voor. Ik kreeg veel bezoek, Van Lebeak en Mevr. Baars, van de Cobden Sandersons en anderen. 1 Augustus Vandaag verademing. Een heerlijke, heldere droom. Beide patiënten wat beter. Sara lag gister ook te bed, van spanning en zenuwachtigheid. Het is zulk een conflict van affecties, en toch in mijzelven is geen conflict. Ik heb ze allen hef, niet op gelijke wijze, maar allen zeer veel en niet minder dan te voren. 4 Augustus Gister en eergister zeer gedeprimeerd. De zieken herstellen zoo langzaam. Vandaag gaat het beter. Hans is lief en geduldig, altijd opgeruimd en vriendelijk. M. is nerveus en klagend. 8 Augustus Langzaam worden de twee zieken wat beter. Hans is 't meest vooruitgegaan. Ik moet nu toch wel gelooven, dat het typhoid geweest is, zij het in lichten graad. De temperatuur van Hans is nu 's morgens normaal, 's avonds nog 38. Van Clara 's morgens 37,5, 's avonds 38,5. Waar hebben ze de besmetting opgedaan? Thuis of op reis? Wie zal 't zeggen? - Gister was ik in Haarlem bij Paultje. Dat was een prettige dag en hij was zoo hef. We waren in Teijler en op de Kermis. Hij sprak van zijn droomen. Ik verlangde weer tusschen mijn zieken te zijn. Soms heb ik wel bitter verlangen naar Noordwijk, en spijt, dat de zomer omgaat zonder die heerlijke twee weken. Maar Hans is tevreden en geduldig en ik zal 't ook zijn. M. is nog erg ziek en tobberig, ik heb meelij met haar en doe mijn best. Vandaag heb ik niemand in huis, Klaasje ziek, jannetje op reis, alleen Sara komt mij helpen. E. geeft het weer op. 14 Augustus Het is een vreemde tijd voor me. De zieken zijn beterend. Ik schrijf verzen en heb veel heldere droomen. Geestelijk leef ik dus goed. Maar er zijn toch moeilijke conflicten. 25 Augustus M. en de kinderen van huis. Ik schrijf dit in Haarlem. De vorige week met Dülon opgetrokken. Met hem bij Krüger geweest. De oude man maakte een aandoenlijken indruk. Het was anders een goede week. Het sterk geestelijk leven was minder, geen heldere droomen, maar sterk zomerleven. Een gansche dag geroeid in de vijvers en vaarten van 's Graveland. Met Sara en Dillon bij Buwalda gegeten. Toen een wandeling met goed gesprek bij sterrenlicht. De Transvalers stelden ons geduld op de proef. Vandaag afscheid voor een week, ik ga naar Noordwijk. Sara hielp mijn koffers pakken. Zij was zeer hef. Ik was van morgen onmachtig en indolent, en zij nam dat kunstig van mij weg. 29 Augustus, Noordwijk Ik was Zondag in Haarlem en ging Maandag naar Noordwijk. Ik vind het hier steeds prettig. Gister met Paul naar Leiden. Ik weet niet wie mij hever is, Paul of Hans, ze zijn mij beiden zóó dierbaar. Ik lees „Byzance" en „die Anfange unserer Rehgion". Gister op de boot het N. Testament. 31 Augustus Vanmorgen een prettige wandeling met C, Dobbe om (Puikenduin). Ik las in de verzen van Verwey en zit 's avonds met hem te praten. Ia de verzen vond ik veel moois. Had hij van den aanvang een vaste godsdienstige (supra-natureele) overtuiging gehad, dan was zijn werk zeer groot geworden. Nu is het nog vol onzekerheden, smakeloosheden, ethische zwakten. 5 September La mijn hut. Bx ben innerlijk niet goed. Bx zie vóór me, wat ik zou kunnen zijn en doen en de zwakheden belemmeren me. De heldere droom van 14 Aug. bleek echt te zijn, dus dat is een groot ding, maar nu ben ik daar weer af. 14 September Ik ben over.'t algemeen goed. Actief en opgewekt. Gister, even, een korte drepressie. Maar ik behoud mijn activiteit. De depressie kwam door den kwaden naam, dien ik schijn te hebben, hoewel ik nooit iemand kwaad heb willen doen. Ik ben veel belasterd, onverdiend, en naar de zwakten, die ik heb. behoeven de menschen mij op die wijze met te straffen. Maar ik ben toch zeer tevreden. 23 September 'sAvonds naar den boom gewandeld. Ik ga vooruit, maar steeds nog uitglijdend. Maar ik ben in 't geheel niet moe. Duitsch vers op Oldach gemaakt. Verleden Zondag bond voor gemeenschappelijk grondbezit. Dat begint een beter aanzien te krijgen. 2 October Ik ben tevreden en goed. Maar ik had me nog te druk gemaakt, daardoor geen serene nachten en geen heldere droomen. Dan slaap ik wel physiek goed, maar de droomen zijn niet mooi, gevecht tegen demonen, soms wakker worden met onbehagelijk gevoel, enz. Op Walden ben ik bizonder tevreden, er komt voortgang in. Meijer gaat weg,, dat was een angstige dag, Zondag, maar nu voel ik, dat het goed is. Alle hanghoof derigheid en zwaargeestigheid gaat er nu uit. Alleen mevrouw Janssen begon gisteravond op haar beurt. Maar daar" zal ik mij wel 't minst aan storen. De verzen zijn nu bijna gereed, telkens komt er nog eentje bij. Ik corrigeer Diedof's boek. 9 October Ik maakte een vers „de Planeet" en een op M. En op „de Onterfden". Van nacht sliep ik weer diep en verkwikkend, en had een heldere droom. Niet zeer verheven, maar echt helder. E. nam eergister afscheid. Ik lees Wernle en Dante en ben over 't algemeen Zeer tevreden. 12 October Ik ben wat minder actief en opgewekt, tob weer over geld en draag bezwaren moeilijker. Ik heb nog niet opgeschreven, dat Davis weigert de „Koele Meren" uit te geven. Hoewel ik er vooraf veel aan had moeten denken, beteekende de teleurstelling niet veel voor me. Het spijt me om 't geld voor Walden. 14 October Ik sliep minder goed van nacht en was nu van morgen belemmerd en wat gedeprimeerd. Nu door 't overlezen van 1900 wordt het beter. Ik ben toch enorm vooruitgegaan, meer dan ik dorst hopen. Gister vergadering bij De Clercq met de Koe, de Boer en Cohen. Nu begint het naar iets te lijken. In Haarlem had ik twee lieve heldere droomen. 19 October was het de prachtigste Octoberdag. Ik reed door Spanderswoud en zag de herfstzon op de gulden boomen „de gouden October". Het was doodstil. Gister, Zondag, even schoon weer. 's Nachts regent het wat. Er was vergadering in de open lucht op Cruysbergen. Een weinig vervelend, maar geslaagd. Een mooi wandeltje in Spanderswoud na. Doodstil, dampig. Heden, 21 October, motregen, maar nog niet koud. Geluncht bij Giza. Steeds het gebabbel over mij. Maar het raakt mij met meer. Amsterdam vond ik ellendig. Ik word gezond en voel nu duidelijk de kleine vlagen van weder-in-storting. Ik kan dan voorzichtig zijn. 30 October Zondag een tocht naar de Lage Vuursche met M. en de jongens, per fiets. Het was prachtig weer, en heerhjk in 't roodbruine bosch. Nu is 't wat koeler. Het gaat mij, o zoo goed. Met Walden, met mijzelven. Vandaag ga ik naar Haarlem. Ik hoop gauw weer aan 't schrijven te gaan. 3 November Ik ben nóg niet aan 't schrijven. Anders geen klagen. Ik was in den Aerdenhout, en ach, het deed mij zoo sterk aan. Mijn oude, lieve land. Veel bedorven door wegen, huizen en puntdraad. Maar mij toch dierbaar. Op Walden wordt nu eindelijk geregeld en goed gewerkt. De nieuwen (de Veije en Beijen) zijn goed. Alleen Van Walen moet nog weg. 8 November Zondag begonnen aan Schijn en Wezen II. VI. Maandag bij heerlijk weer gefietst naar Baarn. Karei niet thuis, toen naar Barneveld, daar gelogeerd bij v. d. Bogert-Nairac. Den volgenden morgen door naar Lunteren, de 3e kolonie gevonden en het sympathiek gezin Hessink. Veel gepraat, De Kat bezocht, 's middags naar van Ginkel in Veenendaal, van daar direct over Woudenberg en Amersfoort naar Baarn terug. Met Karei gepraat. Ik kwam in 't donker en zeer hongerig aan. Den volgenden morgen in den mist naar huis. Tevreden, dat Lunteren een gezonde kiem was met een practisch man aan 't hoofd. Vanavond lezing in Amsterdam. Plan een cursus te houden. Ik lees Erd-segen van Rosegger en Fields, Factories and Workshops van Kropotkin. 10 November De lezing was geslaagd. Bx at met mijn moeder bij Giza. Ik las De Broeders voor 't eerst goed. Er waren misschien 600 menschen. 14 November Gister bracht ik Bauer naar Aerdenhout. Ik wandelde met B. op 't Naaldeveld en zag ook Carry's huisje. Het was een prettige dag, maar heden voel ik wat verward en onzeker. Bx kan ook niet gelooven, dat ik er al zou zijn. Daar, waar ik in dit leven komen kan. Er zal wel nog meer innerlijk hjden moeten komen. Maar ik ben heel niet moe. Bx schrijf aan S. en W. IL Het 3e wou ik noemen: De twaalf Schoonheden. 16 November De verwarring schijnt weer tot oplossing te komen. Een droeve dag gister, maar er licht verheldering. Nog niet het diepe, rechte. 31 November Vanmorgen voel ik nog belemmerd door verwarring. Het is overal hef en mooi, maar er is een verlamming door onzuiverheid. Ik zie geen doortocht, evenmin als Eudoxia. Maar ik wil durven, en zal geen leed ontwijken als het dwaasheid uit mij stampen kan. 23 November Dinsdagmorgen was ik geschrokken door het zien van de kleur van mijn urine. Onmiddelhjk de indruk: dat is iets ernstigs. En toch vier dagen gewoon voortgeleefd, denkende, dat het onschuldig zou zijn. Ik voelde me wel en opgewekt. Gisteravond, hoewel het verschijnsel al veel minder was, begon ik opeens te begrijpen wat het was en las er over. Daardoor een onrustige nacht. Bc vond het zoo jammer, juist nu ik 't leven zoo waardeer, en mijn sterkte en gezondheid zoo geniet en zoo noodig heb. Gister bracht ik Sara in Amsterdam. Ik voelde de plannen mooi in mijn hoofd. Het 3e boek van S. en W. een sprookjesachtig verhaal vol reëel leven. En nu dit memento mori. Ik heb de troost wel van een schemerend begrip van 't toekomstig leven, hoe het schoon is en pijnloos. Maar ik dorst nog zoo naar het heldere, heerlijke leven, waarvan ik nu eerst recht het geluk besef. Ik ben nog in 't geheel niet moe. Ik zal mijn lieve hjf en zinnen zoo missen. 26 November Zaterdag sprak ik met Beijerman, naar mij schijnt een bizonder bekwaam, jong medicus. Zondag bracht hij me bericht, dat er wel bloed in de urine was, maar overigens niets abnormaals, zoodat het een betrekkelijk ongevaarlijke nierbloeding is geweest. Hij onderzocht mijn hart en yond dat gezond. Ik was bhj, want ik ben wel in 't geheel niet bang te sterven, maar ik zou graag lang leven. En ik had altijd gedacht vroeg te zullen sterven om mijn hart. Ik moet me nu alleen wat rustig houden. Dat valt me moeilijk, maar het bhjft noodig, want toen ik van morgen hout gehakt had, kreeg ik, pijn, die niet bedaarde, eer ik warm op bed ging liggen. Ik werk aan mijn Manifest, aan mijn cursus en aan Schijn en Wezen. Ik lees Notdhoff: American Communism. Kraus Dante, en Noorweegsche brieven van Valborg. 30 November Ik ben sinds Dinsdag twee dagen in mijn hut gebleven. Woensdagen Donderdag. Warm gestookt en niet bewogen. Daarmee hield pijn en bloeden weer op. Nu ben ik wel en opgewekt. Ik heb aan mijn eerste cursusrede gewerkt. Gister kwam Sara weer thuis tut Amsterdam. Madge logeert bij haar. Vandaag ben ik weer buiten, maar ik voel, dat ik erg voorzichtig moet zijn. Ik ben anders zoo tevreden en gelukkig mogelijk. Dankbaar voor deze ernstige waarschuwing, dankbaar voor de kans, mij geboden om oud te worden. Lees Guido Gezelle. Dat is mijn vriend. 14 December Ik heb drie dagen op de Merel gelogeerd. Het was er prettig en vredig. Ik werkte aan mijn lezing. De lezing was een succes. Het gaat mij nu vrij goed. Het is echter wel een tamelijk sombere wintertijd. Het mooie gevoel en de mooie droomen zijn nog weg. In de Kolonisatie komt meer en meer beweging en Walden gaat goed. Mijn laatste boek zal bij Fisher Unwin uitkomen. Ik ben gezond en tamelijk tevreden. Tamelijk. Ik weet, dat het beter kan. 20 December Ik geloof, dat influenza-gif mij nu en dan momenten van depressie bezorgt. Het verschil is zeer merkbaar. Deze week lees ik 4 malen, in Hilversum, Haarlem, Amsterdam en Rotterdam. Dezen nacht droomde ik voor 't eerst weer een weinig mooier» 24 December Ik was verleden week in Haarlem en Rotterdam. JJe tweede cursusavond maakte nog meer indruk dan de eerste. Ook in Rotterdam las ik beter dan ooit Logeerde bij Elink Schuurman. Alles om mij heen gaat goed —maar met mijn eigen gemoedsleven ben ik met in 't reine. Er staat mij blijkbaar iets te doen, wat ik nog niet weet. Als ik 't wist. waarachtig ik deed het onnuddellijk, hoe moeilijk pok. Maar ik denk, ik zal het door verdriet moeten leeren. 29 December De vorige week verkoudheid. Op Kerstdag dronk ik met Toosje en Sara in haar huis koffie en at met de jongens en M. bij Giza. 's Avonds logeerde ik met M. bij mijn moeder, en wandelde den volgenden dag met haar naar Aerdenbout. JJaar gewandeld, 's Avonds weer in Haarlem, een beroerde nacht door verkoudheid. Den volgenden dag bij Hijmans, met Sara thuis r gegeten, C. kwam om half twaalf. Ik las een Duitsch romannetje. Ik heb ook Empfache Teleologie gelezen van Paul Nicolaus Cossman. EINDE VAN HET DERDE DEEL. MIJN DAGBOEK GEDRUKT BIJ DB N.V. VAN MUNSTER'S DRUKKERIJEN - AMSTERDAM Portret van Dr. Frederik van Eeden Geschilderd door Jacques van Looy 15 DEC.1931 FREDERIK VAN EEDEN MIJN DAGBOEK DERDE DEEL N.V. VAN MUNSTER'S UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ - AMSTERDAM m mi 4 Januari 1894. Reis naar Harlingen, alle treinen te laat door de kou en den wind. Den heelen dag gespoord. Leeuwarden afschuwelijk. Een ouderwetsch boekje gelezen van Christine Muller, en een van Zola. E. wachtte mij op aan 't koude station. De trein was twee uur te laat. Heerlijk thuiskomen bij haar. C. was bij haar geweest en had haar door gesprek voldaan. 5 Januari. Tot 13 uur bij E. gepraat, met meer resultaat, dan anders wel. Zeer serieus en mooi, gelukkige morgen. Thuis was Herman aan de koffie (op mijn studeerkamer). Alles bevroren bij ons aan huis, behalve de serreplanten. 's Avonds ons contract geschreven. 8 Januari. 's Morgens weer wat gewerkt. De derde acte nu ook in vers. 's Middags met C. en Herman op de grachten van Naarden schaatsen gereden, 's Avonds met C. geschaakt. 10 Januari. Dooiweder. Ik had Sam en de meisjes een schaatsentocht beloofd, maar het dooide te erg. Toen ben ik tegen een uur naar U. gegaan en heb met ze gewandeld. Ik heb er gegeten en ben tot half elf gebleven. Het was heel heerlijk. 's Morgens nog aan de Broeders gewerkt. Bij't naar huis sporen vorderde het plan zeer. Wij spraken over mensen-zijn en artist-zijn. De grootste artisten zijn vaak slechte menschen. Maar nu moeten wij liever een goed mensen willen zijn, dan een groot artist. Ook er over gedacht, waarom na den dood altijd de goede kwaliteiten herdacht worden. 15 Januari. Regenachtig, vochtig weer. Ik slaap heel slecht tegenwoordig, met hypochondere gedachten. Ook begin van zomerheimwee. Brieven geschreven, niet veel gewerkt, 's Middags gewandeld met Herman en Rebecca. 17 Januari. Een groot deel van de 8ste zang van de Terzinen gémaakt. 19 Januari. Verzen gewerkt. Gezwommen. Brief van Albert over zijn aanval. 20 Januari. 's Morgens met Thijm gereisd. Bezoek bij Aletrino. Op de bibliotheek geschiedenis van Peter den Groeten gelezen. In Haarlem gegeten, 's Avonds het stuk van Albert gevonden. 21 Januari. Ik wandel nu iederen middag naar van Heel, ga ook met rijtuigje en wandel terug. Beroerde dag omdat ik door het stuk van Albert mijn gedachten niet beheerschen kan. 22 Januari. Karei Thijm aan 't eten, prettig met hem gepraat. Hem een brief laten lezen, die ik aan Albert geschreven had, «onder plan op verzenden. Hij vond die wrevelig en niets-zeggend. 23 Januari. Ik werk aan de verzen en vertaal mijn stuk over Vitalisme in 't Engelsen. Nare, moeielijke dagen. 34 Januari, Zonnig, gevroren, koude wind. Wandeling naar Valkeveen, waarbij ik Paultje droeg naar huis, laat in den kouden wind. Thuis was Holst, die bij ons at. _ ' . 31 Januari. 's Middags kwam Thijm bij mij praten, zijn zoontje was bij Vincentje van Gogh, die jarig was. We praatten over literatuur, hij wil een tijdschrift oprichten. Ik legde hem uit hoe ik dacht over individualisme. Net vertrokken. Vijfde acte begonnen. I Februari. Met de Gorters naar Hilversum gewandeld. E's huis gekeken. Toen alleen door gewandeld naar Baarn, gegeten. Karei las me stukken voor. 's Avonds per spoor terug, stortregen. 5 Februari. Zeec treurige brief vanmorgen, die mij nu heelemaal afmaakte. De vorigen had ik, waarschijnlijk door de spanning van mijn werk, beter verdragen. Er kwamen ook telkens zachtere tusschen. Maar deze was vreeselijk en de dag bijgevolg ook. Ik was stil, moe, ongeschikt tot werk. II Februari. Slechte nacht, wel lang geslapen, maar vreemde en melancholieke droomen. Ik lag in 't gras naar Joachim te luisteren, die buiten liep te spelen. Het was lente, maar ik zag alles donker, de seringen bloeiden, maar ik rook ze niet. Ik had er niets aan. Ik bracht drie kastanjes aan een dame „compliment van Dr. v. E." en ik huilde omdat het al vier uur was en ik dacht pas twaalf. 12 Februari. 's Nachts geweldige storm, de pannen woeien van 't dak, niet kunnen slapen. Overdag helder, maar nog harden wind. Om drie uur naar Utrecht. Haar tegengekomen in de Potterstraat met B. Cremers. Bij Fles gegeten, daar kwam Jesse Sheppard en speelde en zong in 't donker. Ook de Noltheniussen en Jeannette Favange. 's Avonds nog even naar E. gehold. 13 Februari. Mij voorgenomen zoo weinig mogelijk notitie van dingen te nemen, die mij zouden kunnen kwetsen. Moderne litteratuur, enz. Wat in Chaps scheikunde gelezen. Niet veel gewerkt. 14 Februari. Weer aan de verzen gewerkt. In Arnold vertaling van de Mahabharata gelezen. Om 12 uur zeer gelukkig, 's Avonds 'een slechte brief, die mij alles weer ontnam. 15 Februari' Prachtig, stil, zonnig weer. Een van Februari's zomerdagen. Naar Flevo gewandeld. Aan den LX den zang gewerkt. Mijn wijsgeerig boek, dat ik voor een jaar begon, weer overgelezen. De inleiding is goed. Het geheel moeielijk, goed voor later. 's Morgens de paarse crocusjes geteekend. Beginnende voorjaars-gevoelens. Maar. toch nog een zekere depressie. Slaap slecht en mijn werk kost meer inspanning. 22 Februari* Xde zang begonnen. Daarna weer aan de Broeders gaan werken. Plan voor een nieuwe reeks studies, met een nieuw artikel over Critiek. 's Avonds vertaal ik de voordracht in 't Engelsen. Ook lees ik de „Mantra-litteratuur" van Ludwig. Ludwig lijkt mij een geweldig geleerde, en zoo merkwaardig om zijn zuiver instinct voor het mooi van wat hij vertaalt en zijn diepzinnig begrijpen van den tekst. Ik voel dit intuïtief van hem, want ik kan 't niet beoordeelen. Nog geteekend. 24 Februari. 's Morgens nevel en wind, dooi, 's middags zonnig en warmer, gezwommen. Naar Amsterdam geweest bij Aletrino. Daar Jelgersma ontmoet. In Haarlem bij Mama alleen gegeten, niet prettig. Benauwend praten over mij. Ik eet liever alleen met Gine, die over Prins Maurits praat. Bij van VI. ook niet heel rustig. Mama was woedend op Verwey en 't geval zat mij ook weer erg in 't hoofd. Ger is goedig. Maar ik heb die schuw voor het harde en booze in de menschen, het meedoogenlooze, dat ik zoo overal voel om mij heen. Niemand haast is er vrij van. Wat een verdriet doen ze mij aan, die niemand ooit kwaad wilde. En ze hebben er satisfactie en plezier in. 25 Februari* Om 11 uur kwam Verwey met Thijm, ze dronken hier koffie. Ik was eerst wat gedwongen, later heel rustig. Ik vermeed alle literaire gesprekken en deed mijn best tot heuschheid. Om 2 uur gingen ze naar Gorter. Ik heb niet prettig geslapen, voel me moe met rugpijn en hinderlijke gedachten. Ik hoop op morgen. Niet kunnen werken. 28 Februari. Om 12 uur met E. naar Hilversum. Daar maar korten tijd. Regen en geen pret. 's Middags kwam ze bij ons en at in Bussum. Ik was zeer moe en stil en dat begreep ze weer niet en voelde kwetsing en onvriendelijkheid ondanks mijn waarschuwing. Ik las nog uit de Broeders voor, heel goed vond ik. Maar 't maakte niets geen indruk. 1 Maart. Weirug uitgevoerd. Neerslachtig, dof. C. naar U. vertrokken. De dronk thee bij de Gorters, praatte wat, zacht, heel hoog, liggend op de canapé. 3 Maart. Met C. en de kinderen naar Amsterdam. Op de bibliotheek het leven van Bollingbroke en Defoe gelezen, en wat Lucretius. Artikel over Deïsme in Ene. Britt. Uiterst down. Niet ziekelijk, maar alles weemoedig. Het voorjaar en de mooie dagen van vroeger. Worstelen tegen deze zwaarte, die haar wezen over mijn leven gooit. Dit is niet zooals 't hoorde, ze moest het mij lichter maken, niet zwaarder. Nu vooral. Het zware hebben we al genoeg gehad. Ik heb bloemen gestuurd, 't eenige wat ik doen kon. 4 Maart. Aan de Broeders gewerkt en mijn vertaling afgemaakt, 's Morgens in den tuin gewerkt, nog al prettig, maar erg moe. Om half elf briefkaartje, dat mij wat beter maakte. Ik was al beter. 6 Maart. Vannacht storm, vandaag buiig. Redelijk goed. Voorbereiding voor 't artikel over critiek. Aan de Broeders gewerkt. Jammer, dat 't goede, rustige, veerkrachtige in me nog zoo onstabiel is. En alleen daarmee toch is mijn weg duidelijk en secuur. Nu voel ik heel precies hoe ik doen moet en gedachten over mijn feeUjke vrienden hinderen mij nu niet meer. Ik voel dan genoegzaam op mijzelf en zonder behoefte aan hun goede meening. 8 Maart. De Vide acte bijna af. Lees Sterrekunde en de Toe's Plague. Tuinwerk. 10 Maart. Naar Haarlem. Faust van Schumann gehoord. Eerst landerig, maar bij 't middendeel toch veel genoten. „Das sind Baume, das sind Felsen" daarin vond ik een harmonie van muzikale en poëtische dictie, zooals ik ze in niets anders ken. Die geheele scène is volmaakt, een teedere en diepzinnige verhevenheid, met mets te vergelijken. Het begin en het slot staat daar ver van af, schijnt me. Al het wonderbaarlijke van deze Faust ligt tusschen „Waldung sie schwanckt heran" tot „wenn er dich ahnet folgt er nach." 17 Maart. Prettige zon. De blaadjes komen overal en er zingen hier veel meer vogels om 't huis. In Amsterdam over Plague gelezen in Ene. Britt. 's Avonds hard gewerkt en toch wat moedeloos. Ik denk door een Engelsche kritiek (over Thompson). 20 Maart. 's Morgens goed gewerkt aan de Broeders. Nu wel goed over alle weifelingen heen. Het is goed en zuiver werk van edele makelij. Ik voelde dit natuurlijk altijd wel, maar het kon een schijn zijn, een soort afschijn van werkelijk edel werk van anderen. Maar het is eenvoudig en oprecht, niet van buiten op, maar van binnen uit. 23 Maart. Ik zat voor 't open venster in astronomie te lezen, want het werk ging niet. Toen kwam E. op eens binnen. Het was een blije verrassing. Maar het verkeerde. Wij praatten eerst goed en rustig, toen werd ze door 't lezen in dit dagboek gegriefd. Ik moest naar Van Heel en voelde onderweg zwaar wat komen zou. En op een wandeling na 't eten werd zij al erger en vervreemdde heelemaal. De avond was heel treurig. 25 Maart, ie Paaschdag. Nu ben ik dof, behoef eenzaamheid en afzondering van alles. Het zijn de zwaarste moreele beproevingen, waaraan ik kon blootgesteld zijn. 2e Paaschdag. Prachtig weer, gezwommen. Aan mijn verzen gewerkt. Niemand gezien, met de kinderen wat gewandeld naar 't vijvertje en den boom bij Bantam, 's avonds gelezen. Een heel eenzaam van de wereld afgezonderd gevoel. Zooals in mijn vroegste jeugd. Het is of ik weer terugkeer tot dat eenzelvige, contemplatieve leven van mijn' kindsheid. Dit is maar een schijn, omdat zij mij zoo telkens verlaat. 28 Maart. 't Zelfde prachtige weer. Er zijn viooltjes, primula's, madeliefjes, dotterbloemen. Ik kreeg een tele- gram om 's avonds aan de sterrewacht te komen. Ik ben daar heengegaan. Ik heb E. eerst even bezocht, «ij ging naar Zeist. Toen ben ik van 8 tot n op de sterrewacht geweest en veel gezien en geleerd. Jupiter, Saturnus, nevelvlekken en dubbelsterren. i April. Even mooi, warm weer, gezwommen. Veel vruchtboomen bloeien al, de hagen zien groen, 's Morgens een lange, goede brief. Wat aan mijn verzen geschreven, weinig. 5 April. W.R. geen beoogd effect gehad. Ze kan zich 't geval niet indenken, ziet mij er te veel in. Ik wilde juist dat de hinderlijke ik eens niet gezien werd. Heel beroerd over 't werk. Prikkelbaar, 's Avonds psychotherapie. ii April. Weer droog en zonnig, 's avonds de bekende regenlucht, zwarte wolkjes op nevelig, grauw verschiet. Maar de wind bleef den heelen nacht N.O. en het bleef droog. In 't prieeltje zitten werken, zóó zóó. s Middags met de jongetjes een wandeltje. 's Avonds haar heerlijke brief. „Nun muss sich alles, alles wenden." Lentegevoel. iz April. Nu pas goed gewerkt. Xe zang af en aan de 8ste acte begonnen. Voel mij rustig en goed. De moet echter geen kranten lezen. Ik lees Marcus Aurelius. Terwijl ik haar briefje overlees, denk ik aan den geest, die alle dingen doet. Het weten van een nobele gezindheid in haar, mij door dat beschreven papiertje overgebracht, heeft mijn gedachten verhelderd, mijn lichaam ontspannen, mij veerkrachtig en welgemoed gemaakt. Ik heb honger gekregen, ik heb gelukkig gewerkt. 18 April Zonnig, prachtig weer. Alles is geurig. De seringen bloeien. De kruisbessen hebben al vruchtjes zoo groot als erwten. De kamperfoelie bloeit. 19 April. 's Middags naar Baarn gewandeld over Laren, bij Thijm gegeten, 's Avonds goede conversatie, uitgaande waar we de vorige maal bleven steken. Van den roman van Couperus, die Karei slecht vond, terwijl hij Extase goed vond. Ik zei dat Majesteit zoo in den smaak viel, omdat er meer ethische vastheid in was. Ik vind het boek ook onbeduidend, maar begrijp de instinctieve goedkeuring van het pubhek. Ik zei, dat een ethische vastheid weerstand (dus eigenlijk wijsheid) te bemerken moest zijn in het maaksel van elk kunstwerk. Karei vermoedde, dat misschien zijn oude antipathie tegen ethische strekking hem dit boek zoo deed minachten. Nu, ethische strekking, als ze didactiek wordt, is natuurlijk tegen alle kunst. Maar ethische wijsheid in den kunstenaar is onmisbaar. Toen wilde Karei mij er toe brengen, dat dan ook contemplatie anti-ethisch was. Als ik het zoogenaamd dandyisme in de kunst anti-ethisch noemde. Ik gaf dit niet toe en betoogde, dat het contemplatieve van Thomas a Kempis, van de stoïcijnen, van Mad. Guyon, vooral van Marcus AureUus, was vol menschenliefde en gemeenschapszin, alleen te idealistisch en zeer ethisch. Terwijl het dandyisme van Barrès en Couperus, de booze neigingen hun gang het gaan em spiritueel hoog er op neer te zien, wat zeer anti-ethisch en ook dwaas was. Terwijl de oude stoïcijnen en Nietzsche die geen medelijden duldden, eveneens anti-ethisch waren. Terwijl de Christelijke contemplatieven — waar bij M. Aurelius ook hoort — alle begeerten wilden verreinen en alle andere menschen daarin verlangden te doen deelen, hetgeen misschien wat voorbarig, maar zeer ethisch is. Toen nog gesprekken over het onhoudbare van een blijvende scheiding tusschen esoterisme en exoterisme, in onzen tijd. Wij spraken zeer geanimeerd en prettig. En in een droom ging het bij mij voort, dat wij in een groote extase kwamen. Nacht verder onrustig maar niet onaangenaam. Voorjaarsch. Portretten van van Bever en en Overbeck op mijn kamertje. 25 April. Herman verzen voorgelezen. Hij was prettig en hartelijk, maar had een manier van spreken die mij eenigszins onbevredigend en pijnlijk was. Waarin het precies zat, is niet klaar, maar het kwetste mijn zelfgevoel. Bij vorige lezingen was het anders. Nu ken ik van me zelf een abnormale susceptibiliteit in dergelijke dingen, die kort duurt. Maar hij is dikwijls zoo onduidelijk en half gereserveerd in zijn uitingen. Het komt hierop neer, dat ik pijn voelde en verslagen was en slecht sliep. De schijn was dat hij niet genoeg geëmotioneerd en respectueus sprak, zooals andere malen. En nu kan het zijn, dat ik dit door abnormale gevoeligheid maar dacht, en dat hij eenvoudig een beetje tactloos sprak. Erg uitweiden over ander mooi, het allermooiste waar wij gewone menschen niet bij kunnen, maar dat dan ook maar een paar heel enkelen bereikt hebben, Homerus. Dat is nu niet krenkend, maar na een lezing komt het toch niet prettig, vooral door den nadruk op den geheel anderen aard van het mooie. Te hooren dat er anderen boven ons staan dat is wel te dragen, — maar dat het beste wat gemaakt is van anderen aard is, dat is nooit heel verkwikkend. Als hij mij zachtjes attent had willen maken, dat ik op den verkeerden weg was, dan had hij 't niet anders kunnen doen. Toch betwijfel ik of dit zijn bedoeling was. 27 April. Versluys kwam om elf uur en bleef tot twee. Nog nooit zoo makkelijk met hem opgeschoten. Ik geloof hem nu te kennen. Hij is een lobbes, werkelijk goedhartig en goedwillig, en ik maak me niet meer bezorgd dat hij 't me lastig maken zal. Aan 't eten kwam Verwey. Die had de insolentie — beter kan ik 't niet noemen — mijn medewerking te vragen voor zijn plannen met de N. Gids. Ik had moeite niet driftig te worden — en om dit te voorkomen antwoordde ik niet en sprak over andere dingen. Clara gaf door haar kalme en eenvoudige natuurlijkheid de beste houding aan alles. Het onderwerp werd doodgezwegen, we dineerden opgewekt en wandelden in den tuin. Verwey was wel eenigszins verlegen, maar wist het toch een wending te geven alsof hij ons aan 't schrikken had gemaakt en nu uit consideratie voor ons zweeg. Een mensen met fijn gevoel had zich dood geschaamd over zijn mal figuur. Toen ging hij naar Gorter.Ik was een uur lang beroerd door zijn bezoek en had spijt over al de krasse woorden, die ik niet gezegd had. Nu ben ik weer in orde en tevreden, dat ik gezwegen heb. Ik ga aan mijn stuk werken. Zooeven kwam Herman en het bleek dat hij Volstrekt niets corrigeerends had bedoeld en evenzeer als altijd met mijn werk ingenomen was Toen zei hij nog dat hij het best geschikt was voor zijn eigen werk wanneer hij helder de enorme afstand zag tusschen de grootsten en hemzelf, en dat vind ik prachtig. En ik had hem wel willen omhelzen. i Mei. 's Avonds Jeanne Hijmans, die hef en veel zong en speelde. „Ich liebe dich, so wie du mich." Herman vertelde dat Verwey's plannen mislukt waren. 3 Mei. Hemelvaartsdag, 's Morgens na 't ontbijt met Herman overlegd, hoe ik 't best van de heele zaak af zou - komen. Versluys een brief geschreven, waarin ik mijn eigendomsrecht aan de anderen afstond. Toen kwam een alleronaangenaamste brief van Van der Goes, toonend hoe dom het van mij was tegenover hem mijn bitterheid te doen blijken. Het gif is diep doorgedrongen. Overal heeft het de voorstelling van mijn karakter vergiftigd. Toen naar H. gewandeld, daar een brief aan Van der Goes geschreven, die geloof ik, nog al goed is. Als 't nu maar uit is. 5 Mei. 's Avonds een brief van Van der Goes, veel 2—150 Vriendelijker, 't Was goed dus dat ik hem zoo schreef. 6 Mei. 's Morgens met Herman naar Hilversum gefietst, daar van 10—12 gecricket met de nieuwe club, waar ik lid van ben. Aardig eerst, dat Verlegen staan van mij, en mij misplaatst voelen, ik met al mijn serieuze zware gedachten en mijn worry bij die balspelende jongens. En toen kreeg ik er pret in en voelde hoe gezond het was voor een beladen hoofd, want ik werd een jongen tusschen de rest. 11 Mei. Een mooie dag zooals ik in lang niet had. 's Morgens naar H. gefietst. Naar 't Hoogt van 't Kruis gewandeld. Het jachthuisje in berken en brem met het uitzicht over de akkers. Daar toen koffie gedronken. Het was vochtig en stil. Ik was ook thuis nog zeer gelukkig en lag in den tuin op 't gras in de zon en las Shakespeare's sonnetten en keek naar de meezen die hun jongen voedden, 's Avonds werkte ik goed en had mooie gedachten. 12 Mei. Vroeg naar Amsterdam. Bij van R. en Rappel. Op de bibliotheek over Empedocles en Epicurus gelezen. En Plato'sPhaedo en Politeia meegenomen. 15 Mei. Om 4 uur Karei Thijm. 's Avonds zitten praten op t mosveld en naar nachtegalen geluisterd. 16 Mei. 's Morgens veel met Karei gepraat over den rang van letterkundige en poëet in onze maatschappij. Hij voelde alsof er iets verdiend was in de minachting waarmee niet intellectueele aristocraten op schrijvers neerzien. Ik zei dat dit een oud vooroordeel was tegen den imitatieven kunstenaar, den acteur. De prins leefde het poëem, de dichter bezong het en was dus ondergeschikt. Maar als de dichter de wijze wordt houdt dit op. Ook zei ik dat een vorst altijd edele kwaliteiten kreeg door invloed van situatie, door het hanteeren van groote dingen. Als hij tenminste niet stomp geboren was. En dat het rationeele grond was voor respect. 's Middags mijn stuk terug van de Forthnightly. 's Avonds op 't gazon theegedronken. Toen lang gewerkt. Maar nog niet goed van hoofd. 21 Mei. Guur koud, N. wind en regen, 's Avonds haardje gebrand in den salon. De oude vervreemdingsmisère herhaalt zich. De kwellingen van mijn' démon zijn geheel weg. Mijn binnenste sereen. Ik heb ook aan de Broeders gewerkt. Slecht geslapen. Verzen over Johannes Viator gelezen die ik eerlijk en nog al goed vond. 29 Mei. Vannacht droomde ik van Kloos. Dat hij mijn vriendschap zoeken kwam. Gistermorgen een wandeling naar Naarden met C. en Paul, omdat ik thuis toch te koud was en niet kon werken. Het was mooi, maar mocht me niet baten. Ik bleef somber. Ik lees Plato's Republiek. 4 Juni. Ik heb aan de Broeders gewerkt en ben nu aan de tiende arte. Ik heb een boek over Schumann soms met anders dan een noodelooze en gevaarlijke zwakheid is. 29 September. 's Morgens heeft Herman lang met mij zitten praten. Over het lijden. Over de verzen van Jet v. d. S. Bij 't lezen van die verzen had ik hetzelfde gevoel als E. Mijn indruk was: Kind, zoo gemakkelijk gaat het niet. Wie zoo wil spreken moet veel meer uitstaan. Gehard zijn in leed, smaad, miskenning, in strijd tegen eigen kwaad. Moet zich bijna hebben weggegooid, zijn heiligste aan het vee gegeven en er nog levend zijn afgekomen. Trempé in zielsmisère en nog niet verongelukt. Dan kan men zoo spreken. Maar zij, nog zoo frisch en jong en zuiver! Ds werk aan de XVde acte. Ik heb een boekje van Tolstoi gelezen. Merkwaardig daarin een zelfobservatie, dat hij Verteedering voelde bij dingen die bij slecht, bespottelijk vindt. Het heet ,,1'Esprit Chrétien et Patriotisme" over de Fransen Russische leesten. 5 October. Eergister per telegram naar Amsterdam geroepen. In Haarlem de storm moeten bezweren. Ondervonden wat kracht een zuivere en geheel belangelooze positie geeit. ^ Solness gelezen. Wat een malloterig ding. 12 October. De Broeders zijn nagenoeg af. Ik werk nu de eerste acte over en ben er zeer in. Het verslag van onze kliniek is uitgekomen. Vandaag kwam een brief van Kloos, waarin hij vergeving vroeg en teekende „met sympathie en hartelijke bewondering." De weldaad hiervan is dat hij mij verlost van het wantrouwen in mijn eigen sentimenten. Het voelt nu niet meer of ik mezelf maar wat wijs maak, als ik denk hem goed gezind te zijn. Ik heb voorzien en Thijm gezegd dat dit komen zou. Vandaag ook het stuk van Borel. Dit doet geen kwaad. Hij mag overdrijven als de jongen die hij nog is, maar hij doorziet mijn plicht en herinnert mij er scherp aan, bindt mij er vaster aan. Ik voel mij maar treurig afsteken bij wat hij van mij maakt. En toch kan men eigenlijk niemand overschatten, want iets in ons reikt hooger dan alle schatting. Ik stond vandaag aan de Meent, bij 't hek van Maria 's heuvel en zag over de landen in den schemer. Het was half vijf, doodstil, egaal grauw, mysterieus schemervol. Het zwarte karrenspoor wegloopend naar het land. Ik heb er gebeden zooals maar weinig keeren in mijn leven. Zooals 't laatst op den Inselsberg, en vroeger aan zee. „Laat mij toch recht blijven voelen en sluit de doolwegen, de blinde paden af. Laat mij het toch nooit vergeten, nooit vergeten wat het is Wat Het Is. Ik zocht toen mijn hoofd leeg te maken van alle woorden en gedachten, die toch zoo lang en ontoereikend zijn. 17 December. Ik ben redelijk goed, het sombere weer in aanmerking genomen en de onvermijdelijke saaiheid der dagen. Maar ik merk dit met groote voldoening, dat ik de schemering in de dennebosschen tegen vier uur, als de duiven opvliegen uit de boomen, alleen mooi en niet somber vindt. Het is heerlijk er in te loopen. De oude melancholie is er uit. Maar 's morgens is er nog iets dufs en saais in het hangen op mijn kamer zonder aan 't werk te kunnen komen, en met de behoefte aan warmte. Maar ik kom er ondanks behoefte aan afleiding toch zonder afleiding. Met wat somberheid en pijn, maar ik kom er, ik doe mijn werk en dan ben ik daarmee tevreden. Met hoe minder afleiding men toe kan, hoe beter, het is maar een hulp, niet het noodige. Een hulp om opgewekt en veerkrachtig te blijven. Maar dikwijls als wijn, meer prikkelend dan versterkend. Ik werk aan mijn Terzinen, aan den Xlen zang. Eergister iets van de conceptie gevoeld van het nieuwe drama, Lioba. Wat ik er van had, moet heel anders worden. Lioba de non, die voor Karei den Groote vluchtte. De aanhef bedacht en ik las kort daarop gezegden van Maeterlinck (tegen Huët) die juist harmonieerden met mijn ideeën. Ik lees een roman van W. Black „The three feathers" Lauda Sion (Christelijk latijnsche verzen) en het Symposion. Een zonnig boek, dat. 19 December. Gister den heelen dag in H. geweest. Een heerlijke, lieve dag. 's Avonds met C. en E. naar 't concert. Op 't Concert voelde ik in eens: „O, als het zóó was dan werd het natuurlijk goed en zooals ik bedoel." Dit sloeg op 't nieuwe werk. En van dat zóó heb ik maar de vaagste voorstelling. Geen woord, geen visie, alleen maar zóó. Bx herkende in de Béatitudes dingen, die ik gebruikt heb in de Broeders. Overgangen en senti- mentstegenstellingen. In de muziek, de text is ignobel en slecht. Maar ik was totaal vergeten, dat ik het daarvan had. En toch zei ik tegen Textor, toen ik ze voor het eerst hoorde: dat treft precies. Het heeft zoo moeten zijn, dat ik ze juist nu hoorde. Je zult later merken waarom. Ondanks zeer ongunstige condities, ondanks slecht weer, stomme brieven (van Chap) en nietgewerkt-hebben voel ik cheerful. Maar ik bemerk, dat ik den kring van hartelijkheid om me met moet uitbreiden. Ik ben daar door hervinding van oude connecties weer wat toe gekomen. Maar zoo'n briefje van Chap leert omzichtigheid. Een paar maar, een of twee beproefden, de rest hoffelijkheid en reserve. 30 December. Allergemeenst weer: Wind met sneeuw, onweer, hagel, regen. Miserabele dagen, zonder werkzaamheid, ik verveel me letterlijk, vind mijn leven dull, en ben in low spirits. Lees over Karei den Groote. Eginhard's Vita Caroli Magni. Anstey's Fallen Idol gelezen. Amusant. 5 Januari 1895. Vorst en sneeuw. Vanmorgen met Hans schaatsen gereden. Ik werk aan den Xlen zang. Goed, met voldoening, maar ik heb veel leed. Na het Concert is het weer achteruitgegaan. Gister een ellendige morgen omdat Paultje een beetje ziek was. Het was niets, ik wist het, maar ik kon het niet weerstaan. Ik was totaal verslagen, angstig en energieloos. Slechte nacht er door. Het is zoo'n pijn, dat ik het zou willen ontloopen, hoe dan ook. Dit wordt