MIJN DAGBOEK GEDRUKT BIJ: N.V. VAN MUNSTER's DRUKKERIJEN - AMSTERDAM 20 DEC. 1934 FREDERIK VAN EEDEN MIJN DAGBOEK ACHTSTE DEEL N.V. VAN MUNSTER'S UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ - AMSTERDAM 1914 Nieuwjaarsmorgen Stil, matig vriezend weer. Emerentia — de tragedie der onzeekerheid. Dat is nu mijn eerste arbeid voor dit jaar. Voorts moet ik de zesde bundel Studies gereed maken. Een of twee zangen voor Schijn en Weezen schrijven. Dan komt Sirius III. Tenzij eerst nog een van de twee drama's „Het skelet" en „Irene's ballingschap". Een tocht naar Oostenrijk in Januari, verder geen digtbij Eggende plannen. Ik ben vertrouwend en tevreeden. Van morgen kwam Upward. Ik verwachtte een geestige, gedistingueerde Engelschman en er kwam een Duitsch professor, zonder tanden, die naar tabak rook en een wollen vest droeg. De eerste indruk viel niet mee. Maar daarmee blijft hij de geniale schrijver toch. Dinsdag 6 Januari Guur, nat, somber weer. Natte sneeuw. Ik bracht vier dagen door met Allen Upward. Hij is verzwakt en verbitterd, maar hij denkt groot en vrij. Soms is hij wreed en grof — soms ook zacht en goedhartig. Vooral met kinderen. Zijn denkbeeld van een exterritoriaal tehuis voor de Koninklijken is hetgeen mij het meest origineel en opmerkenswaard toescheen. Wij zouden dan een eigen volk vormen, met eigen wetten. Wij aten bij Jacob de Haan. Upward gaf zijn voorneemen te kennen rooken en wijndrinken af te schaffen. Ik zei dat ik ook nog niet toe was aan mijn „last move". Hij heeft het manuscript van zijn beste werk „Immortality" vernield uit bitterheid. „Als ik het niet had gedaan, had ik mijzelven vernield. Ik voelde geen uitweg tusschen zelfmoord of het manuscript vernielen." Hij heeft een zeer militante, zelfs bloeddorstige en wreede neiging in zich. Hij beroemde er zich op twee negers in Afrika weegens roofmoord te hebben doen ophangen. Hij is gaan vechten teegen Turkije in den Grieksch-turkschen oorlog van 1897. Hij sprak van Palestina verooveren, door 1000 vrijwilligers, — wat de Zionisten hadden kunnen doen. Hij wilde een oase bezetten en verdeedigen met Maxim-kanonnen. Woensdag 7 Januari Ik zie heeden alles niet sub specie aeternitatis. Vrijdag 9 Januari Ik was zeer gedeprimeerd toen ik in Amsterdam moest spreeken. Ik bad toen ik in het wachtkamertje alleen zat. Be wist wel dat het goed zou gaan, maar ik was diep-neerslachtig en innerlijk onrustig. Het ging toen juist bizonder goed, ik sprak met groote kracht, en het sloeg in. Er waren 550 men- schen, de zaal was vol, en ik moest de voordracht herhalen. Bij Upward voelde ik mij relatief jong, veerkrachtig, frisch, energiek. Maar er koomen nu en dan waarschuwingen, mijn oogen zijn nog niet beeter, soms voel ik de congestie weer sterk in mijn hoofd. In Deventer, Brielle — en in België en Oostenrijk heb ik wel zin. Daar zie ik niet teegen op. Maandag 12 Januari Vorst. Ik bad om heldere droomen. Maar de sfeer der droomen blijft luguuber. Dat is zoo droevig, dan is de schoone toekomst, waar ik eens van sprak, verhuld. Ik sprak in Deventer en logeerde bij dominee B. Een hef gezin met twee aardige meisjes en een Transvaalsch meisje. Ik schreef het memorandum voor de Order of Genius. Zou er eens uit al die pogingen niet iets groeien! De jonge N. was bij me. Wel goed en welgezind, maar ik vrees te week en te zwak voor wat hij wil. Woensdag 14 Januari Vorst met harde O. wind. Gisteren schaatsen gereeden. Het Ik-Nu is het „This" van de Upanishads „Eshja". Bx las Saddhana uit. Het is nog stamelen, maar het diepste wat ik ken. Gent, Zondag 18 Januari Zeer koud. Eergisteren in Briel, bij den kalk- fabrikant W. Een groot oud kleinstadshuis, huisselijker dan bier. En een paar menschen waar men zich beeter thuis voelt, lieve, echt Hollandsche menschen. Fijner, inniger, gevoeliger. Hier in België zijn ze zeer geestdriftig, ik word behandeld als een grootheid, men applaudiseert al als ik binnenkom en zoo voort Maar ik ontmoet niemand met wien ik bevriend zou kunnen worden, en toch heb ik daartoe veel neiging, te veel zelfs. De Noord-Nederlanders en Scandinaviërs hier steeken af bij de Belgen, door hun dieper en fijner geesteslèeven. Bi sprak Max Rooses in het museum Plantijn, en Pol de Mont in het schilderijen museum. Het Plantijnhuis is mooi en smaakvol — waar is die goede smaak gebleeven? Het deed me denken aan het mooie Goethe-huis in Franfurt. Goethe in Weimar woonde zoo mooi niet. Daar was de oude pracht al weg. . En hier is het droevig — dit leelijke woonhuis, te midden van die schoone oude gebouwen. Bi zag telkens teegen het spreeken op. Toch ging het goed, vooral in Antwerpen. Des avonds nog lang met den katholieken Speleers gepraat. Be voelde dankbaarheid, dat ik niet zooveel vernuft noodig heb als hij om mijn leevenshouding te verdeedigen. Vrijdag 23 Januari Strenge vorst, mooi weer. Eergisteren een mooi ijstochtje naar Nederhorst-den-berg. De reis naar Weenen een paar dagen uitgesteld. De reede in Amsterdam een groot succes. Zelfs de pers was vriendelijk. Weenen, Hotel Dvngl, Freitag 30 Januari Eindelijk, eindelijk ben ik weer uit den neevel, uit de schaduw, en voel als vroeger in mijn besten tijd. Volkoomen gezond, rustig, krachtig — innerlijk vrij en tevreeden. Tot nog toe was er steeds een achtergrond van zorg en weemoed. Maar ik ben veel gevorderd bij vroeger. Ik spreek beeter en bereik meer. Ik vorm ook hier een kleine gemeente. Ella is gekoomen — Maja is ze door Heller herdoopt — ze en is mij hef en nuttig. Helpt me in het voorbereiden van mijn voordrachten. Ik voel me weer geheel in de ruime waereld, uit alle provinciale benaauwdheid. En dat wordt van mij verlangd, dat is duidelijk. Dat zegt mij de druk en de angstige weemoed. Nu voel ik weer de verligting en de rust, nu ik actief ben in mijn hoogste werksaamheid. Gister voordracht bij Heller in zijn kleine zaal. Dankbaar gehoor, daarna souper met een sympathiek gezelschap. Professor Freud was er, de Gombrichs, Wassermann de romanschrijver, een oude sociaal-democraat, een kuriositeit, verder Walter von Molo en zijn vrouw, Emmy Heim een vriendin van Ella, die ook met Heller bevriend is — een prettig, vroolijk, geestdriftig gezelschap. Ik voelde recht gelukkig. Weenen, Zaterdag 31 Januari Gisteren ging ik met Ella naar Emmy Heim, en onderweg daar was alle schaduw voor 't eerst sints langen tijd volkoomen weg. Ik voelde ligtgeroerd, de tranen kwamen spoedig — want nu wist ik eerst hoe lang en diep üc er onder gezeeten had, hoe veel ik geleeden had. Alles was nog zoo teeder en gevoelig. Maar het was heerlijk. Emmy Heim zong voor ons. Het merkwaardigste voor me was, dat ze eenigen tijd na mijn binnenkoomen, als gedachteloos die paar maten van Chopin speelde, die mij reeds maanden door mijn hoofd klinken, en die ik niet kwijt kan raken. Hoe kwam ze er toe, uit al die duizenden maten muziek juist die enkele te kiezen? Het roerde me zoo heevig dat ik haar verzoeken moest op te houden. Ze zong Mahler, Bach, Brahms en Wolff en ik vond haar stem inniger en sympathieker dan die van C. Ze lijkt wat op haar en is ook Joodsch. Ook de stem lijkt er op. Bi hoop haar in Holland te krijgen, om Manier te doen verstaan. 's Avonds at ik in 't hotel Regina, met de Jones en met Freud. 2 Februari Zaterdagmorgen bezoek gehad van de la F. en juffr. P. hij een Hollandsch journalist, zij zangeres. Bij de „Jugend Kultur" geweest, waar de jonge menschen zich zelfstandig trachten te ontwikkelen, zonder de „Verwachsene" zooals zij hen noemen. Er was veel geestdrift en ik sprak hen toe, waarschuuwend en opwekkend. 's Avonds bij de Gombrichs, waar we heerlijke muziek hoorden, en waar Frau Maya groot succes had. . Gisteren, Zondag, zagen we net kunsthistorische museum, met Emmy Heim en een jongen dichter Reinhard. Daarna aten we bij Freud. Een allerliefst gezin, beschaafd en fijn, een zuivere, voorname sfeer. Wij zagen zijn prachtige collectie anti- kiteiten, en zijn boeken. Men kan Freud niet waardeeren als men hem niet persoonlijk bij zijn familie gezien heeft. Hij is een eedel type, een goed mensen. Des avonds waren we met Heller en Gombrichs in 't theater, zagen „Androcles en de Leeuw" van Shaw. Er was een prachtige figuur in, uitsteekend vertoond — de Androcles zelf. Het goedhartige, bescheidene kleermakertje. Dat is een creatie. Maar ergerlijk was de half komieke, half pathetische behandeling van groote, ernstige dingen als de Christenvervolgingen. Jammerlijk. Het is een vroohjke, heerlijke tijd. Steeds strenge vorst, maar ik slaap goed en ben geheel gezond. Weenen, Dinsdag 3 Februari Gistermorgen, na den arbeid, ging ik naar Grinzing en at bij Wassermann, den schrijver van „Kaspar Hauser". Er was een vrij groot gezelschap o.a. Grethe Wiesenthal de danseres met haar man, den schilder Lang, verder nog eenige heeren en dames en drie kinderen. Ook Emmy Heim. Bijna alles Joden, en een algemeen schelden op Oostenrijk en de Oostenrijksche instellingen. De oude monarchie, kampend om haar bestaan. Emmy zong. Daarna ging ik naar Walter von Molo, die ook in Grinzing woont, in een mooie kleine villa. Een zuivere Duitscher uit het Noorden, ditmaal geen Jood, een leevendig hartelijk man, met luide stem en groote vitaliteit. Ingenieur geweest, nu romanschrijver — geen literator, maar een mensen. Een lieve vrouw, waarmee men terstond vertrouwd en gemakkelijk voelt. Wij wandelden in het sneeuwlandschap, alles dik ruig bevrooren, Weenen beneeden in den neevel, waardoor flaauw het gerucht en de lichtjes drongen. Een wolfshond en twee aardige kinderen, tweelingen. Ella was er ook en er was zulk een sympathieke, warme sfeer. De avond vloog om. 4 Februari Laatste dag in Weenen. Gisteren met Emmy Heim gegeeten in het Italiaansche restaurant. Daarna naar Schönbrunn. In Tivoli koffie gedronken onder veel vroolijkheid. Emmy is zoo geestig en leevendig. De voordracht 's avonds in de loge slaagde zeer. Stampvol. Heller hield een geestdriftige tafelreede op mij aan 't souper. Het was goed gemeend maar niet prettig. Het Weener publiek is demonstratief, roept bravo en klapt gaauw — ook onder het spreeken. Maar eenigszins onrustig waren ze — niet zoo ademloos als in Antwerpen b.v. — en dan waren ze op eenmaal weer dol geamuseerd door een miserabele komiek, een oude grappenmaker. Homburg, Vrijdag 6 Februari Woensdagavond de laatste voordracht. Ik was smoor verkouden door de neevel en de kou en de bedompte hotel-sfeer en café-sfeer. Ella en ik aten nog bij de Gombrichs, die allerliefst voor ons waren. Dr. Gombrich stuurde Ella een groote doos met bonbons en veel bloemen. Ik vreesde schor te zijn, maar het liep goed af. Ik sprak voor de Freie Schule. Dx werd weederom zeer in de hoogte gestooken. Het was vol en een zeer dankbaar publiek. Frau Gombrich hepen de tranen oover de wangen. Na afloop hadden wij in het hotel een afscheidsmaal, met de Gombrichs, Heller en Emmy Heim. Gisteren morgen om 6 uur op, om half acht afgereisd. De dag was spoedig om, 's avonds om 10 uur hier. Vandaag eindelijk weer zon gezien en frissche lucht genooten. Een prachtige wandeling gemaakt door bosch en oover de heuvels. Nu ben ik alleen in huis. Ella en Paul moesten naar een souper. Ik ben dankbaar voor de rijke week. Ik ben blij dat ik den moed vond om mij niet te laten weerhouden en op mijn leiding te vertrouwen. Zeeker: Ella is Maja. Maar ook Gods Maja. Walden, in de hut, Donderdag 12 Februari Een moment van diepe vreede. Buiten is het zoel en alles herinnert mij aan verleeden jaar, aan Paul's ontwaken. Be ben uitgerust van de reis en sliep eenige nachten heerlijk. Ik ben volkoomen voldaan oover mijn tocht naar Weenen. Ditmaal voel ik iets buitengewoons, iets blijvends, iets van werkelijke beteekenis te hebben gesticht. Van Weenen begint voor mij de victorie. Amerika was schuim daarbij vergeleeken. Ik gevoel mij innerlijk vrijer en ruimer en digter bij God dan ooit. Be ben wèl den goeden weg gegaan deeze maal. Be was verheugd weer thuis te zijn, alles was in orde, er waren nagenoeg geen bezwaren. De geldzorgen, hoewel niet weg, zijn dragelijk. Ik denk steeds aan de Jugendbund. Dat zou het wonder zijn dat mij tot de laatste verheffing kon brengen. Voor zulk een zaak kampen tot mijn dood, dat zou een waardig einde zijn. Be corrigeer de proeven van Sirius, Hollandsen en Duitsch. Het boek bevalt me — vooral in 't Duitsch. Zondag 15 Februari Zoele storm, Dagen vol zoete droefheid. Tot schrijven kom ik niet. De ritmen in mijn hoofd zijn Duitsch — en als ik ze opschrijf doe ik verdriet. Ik ga zelf in raadsels, maar ik volg het licht dat mij het sterkste vóórlicht. Daarbij voel ik niets verlooren. Noch de verheerlijking van voor een jaar, noch de bevrijding van voor 12 jaar. Ik lees Von Molo's Schiller, met bewondering en voldoening. Eindelijk een die mij erkent — en toch zelf iemand is van groote kracht. Ik begon de „Gardener" te vertalen. Maandag 16 Februari Paul's verjaardag. Ik schreef gisteren aan Von Molo, en aan Ermers. Met zulke strijdkameraden kan ik een waardig leevenseind bereiken. Upton, Von Molo, Rolland, Gutkind. Woensdag 18 Februari Heeden weer leezing in Amsterdam. Ik voel beeter en opgewekter dan de eerste maal. Ik schrijf „Schijn en Weezen" III, 3e zang en dat doet me goed. Als dat af is zal ik aan het drama toe zijn. Ik moet nog oover Freud schrijven en oover Hollandsen Proza. Ook de brochure „De Republiek der Nederlanden" wil ik dit jaar schrijven en ik denk oover een „Oproep aan de jeugd." Sirius is goed. Ik heb nu moed voor het 3e deel. Donderdag 19 Februari Er is toch een groote blijheid in me. Hoewel ik gisteren, vóór de voordracht, zeer somber was — en ook niet zoo voldaan bij 't spreeken. Ik krijg lange brieven van een zeeker literator Heyting, die mij al mijn jeugdzonden voorhoudt. Ik ben verwend door mijn buitenlandsche vrienden. Die plaatsen alles, vergeeven alles — terwille van het positief goede dat ik hun breng. Maar ik wil niet meer dan recht is. Vrijdag 20 Februari De eerste voogelgeluiden van 't voorjaar. Veel geldzorgen nog steeds — altijd gemorrel met geld. De centralisatie van het al in deeze mijn persoon is zoo essentieel onbegrijpelijk, — dat ik het bijna zou voelen als een fout in de volmaakte waereldorde. Ik kan mij een waereld denken, schijnt het mij, waarin die onbegrijpelijkheid niet bestaat. Ik voel nog innerlijke onrust. — Geldzorg veroorzaakt dat dikwijls, 't Eevenwigt is labiel. Zaterdag 21 Februari Paul's goede Vrijdag. Maandag 23 Februari Zoel, stormachtig. Het moet toch wel een goede beteekenis hebben dat Paul mij nu weer verschee - nen is, en zoo duidelijk. Ook de twee heldere droomen in Weenen. Ik schreef een langen brief aan Molo. Ik werk aan „Schijn en Weezen" III en vertaal „The Gardener." Zaterdag 28 Februari Neevel, stilte, kou. In Noordwijk waren mijn ramen bevrooren. De zee stil en onzichtbaar onder den neevel. Ik kreeg een brief van Tagore. En de jeugdbeweeging begint in Holland op mijn aanspooren. Zondag 1 Maart Gister avond muziek gehoord. Het a capella koor van Averkamp. Het was mooi op een paar dingen na. Vandaag ben ik in allerslechtste conditie. Ik zou voor de groene jeugd schrijven — maar kwam er niet toe. Alles stokt en ik zie alles van mezelven leelijk. Een brief van Lee oover het Upward-project, typisch Lee. Hij is alleen vervuld van zijn succes. Upton is: „not good-natured enough to suit him." Hoe scherp staan toch twee schrijvers in een land teegenoover elkaar. • Maar Upton is toch verreweg de eedelmoedigste en de geniaalste van de twee. Lee is de typische „Wit", de letterkundige. Upton is een volkoomen mensen. Woensdag 4 Maart Reegen, kil. Het staat vast dat er ander bewustzijn is dan het mijne. Het solipsisme dat zoo drukt als onontkoombaar, moet dus schijn zijn, een droomtoestand. Droomtoestanden hebben ditzelfde eigenaardige dat ze onontwarbaar, onoplosbaar zijn door hun onvolkoomenheid. Alleen het ontwaken brengt de oplossing. Maar in den droom gelooft men ook niet aan ontwaken, men zegt: „Ik ben wakker" en begrijpt toch dat er iets ontbreekt, men weet niet wat. Dinsdag 10 Maart Het heeft veel gereegend. Nu N. W. wind, wolkig, koel. Ik schrijf een oopen brief „aan de vrije jeugd." Ik lees Molo's Schülerroman. Het is nu zoo duidelijk dat kunst niet anders is dan toenadering tot de groote, volmaakte waereldharmonie. In kunst verheugt ons hetgeen anders droevig en leelijk is. De grootste kunst is die welke het meest tragische omvat. Zoo begrijpen we, dat alles, ook het ergste en leelijkste, als harmonie kan gevoeld worden. De „Muziek der sterren" krijgt dan een reèele beteekenis. En het denkbeeld dat het eigenlijke weezen aller dingen spel en dans is, wordt minder vreemd. Schoonheid, vreugde, spel, dans, muziek, ritme — alles expressies voor werkelijkheid. Maar alles gevoel, en gevoel dat onbeschrijfelijk is — en oneindige tijd samenvat in Na. Dit na het concert van Schaf er. Hoe kan één brein zooveel muziek zoo vast in zich opneemen. Het is een oneindigheid van nootjes, die alle naauwkeurig moeten herinnerd worden. Het ritme ontleent zijn schoonheid aan de herinnering van ander ritme, — soms juist aan herhaling. Het terugkeeren van een thema is schooner dan het eerste inzetten er van. En ook is er een vóórvoelen bij van wat koomen gaat. Dat is dus samenvatten van verleeden en toekomst, in nu. Dit is het gebeuren dat steeds toeneemt, zooals het in onze menschelijke ontwikkeling steeds toegenoomen is. 3—155 Donderdag 12 Maart Afschuwelijk weer, koud, regen en sneeuw. Innerlijk is het ook droevig. Ieder doet altijd wat hij voor het beste houdt. Ik zou teegen geen verloochening opzien als ik menschelijke zeekerheid had dat het goed en nuttig was. Maar iets moois te verloochenen omdat het mooi en aangenaam is, dat heeft geen zin. De waereld is reedehjk en wij kunnen niet absurd handelen. Alleen voor het beetere en mooiere zal ik het goede opgeeven. En het kan geen reeden zijn anders te handelen, omdat iemand ons handelen als smartelijk onder- vindt. En toch kan men door die pijn verscheurd worden — dat is de droevigheid van vandaag. Het wordt waarlijk tijd dat de menschen met meer om geld denken. Wat een verhes aan tijd en energie! Nikolassee, bij Gutkind, 20 Maart Mooi, frisch weer! Ik heb weer de opgewektheid, die mij hier altijd bezielt. Het is zonnig en vol leeven. Ik ging Vrijdag naar Deventer en sprak s avonds oover Materialisme. In den trein ontmoette ik Lorentz, wij reisden samen en hadden lange gesprekken. Oover Freud en zijn werk, oover het bestaan na den dood. Lorentz dacht er aan zooals hij dacht aan een flaauwte, die hij gehad had. Zoo moest doodgaan zijn. Ik zei dat hij zich met de flaauwte kon herinneren — als mets — maar alleen het voor en na. Lorentz sprak ook in Deventer en Groningen en we reisden Zaterdag weer samen. Ik sprak voor een zeer volle zaal in Groningen, waar 100 menschen terug gestuurd werden, en werd zeer gehuldigd. Men stond op toen ik door de zaal ging. Ik reisde oover Lehr en Oldenburg, Bremen en Hannover naar Berlijn. Daar waren Ella en haar man aan den trein. Maandag ging ik naar de comedie en zag Pygmalion, een aardig stuk van Shaw. Dinsdag at Ella bij de Gutkinds en het schoot goed op. Ik ben blij weer in deezen kring te zijn. We zullen nu toch wel iets uitrichten. We vormen het plan voor een bijeenkomst in October. Sirius II is verscheenen. Woensdag sprak ik met den uitgeever Baron, in' t Café des Westens. Hij wil het theater in Berlijn hervormen. We zagen een echte „Kientopp". Prachtig lokaal — zeer inferieure voorstelling. Gisteren in 't Kajser Friedrich-museum, in 't aquarium, en in 't concert in de GedachtenisKir che. 's Avonds hoorden wij een rede van Dr. Rudolf Steiner. Een stampvolle zaal met uitgeleezen pubhek. De reedenaar een joodsch-jezuïet van uiterlijk — een ergerlijke rhetor, een volkoomen leege, holle reede. Impressie hoogst ongunstig. Erhabener Quatsch. Wat hunkeren de menschen naar leiding en hoe laten ze zich imponeeren, het scheen me ongeloofelijk, dat men hier de humbug niet zou zien. Zaterdag 21 Maart Gisteren geluncht met Walther Rathenau en Freiherr von Marshall, dien ik ook in Coblenz ontmoet had. Bi sprak twee uuren met Rathenau. 's Avonds bezoek van Dr. Max Scheler en zijn vrouw. Het plan begint meer en meer vorm te krijgen. Heeden, Zaterdag weer geluncht met Rathenau in de KaiserHche Automobil Club. Gek, dat iets goeds uit die omgeeving zal koomen. Er waren ook de Gutkinds, Freiherr von Marshall en Rang uit Coblenz. Het was een diep en geanimeerd gesprek, dat drie uuren duurde. Intusschen nam het plan al vaster vormen aan. Ik zag de zaak voor mij, toen ik rustte op de sofa, in de Victoriastrasse, het ouderlijk huis der Gutkinds. 's Avonds bij Buber gesoupeerd, met de Gutkinds. De vrouw is sympathiek en interessant, toch heeft de atmosfeer er iets drukkends, omdat ze zoo ego-centrisch zijn en geen belangstelling toonen in anderen. Maandag 23 Maart Goéd voorjaarsweer. Gisteren met de Gutkinds en den Landrat Freiherr von Marshall von Bieberstein naar Grunau geweest in de „Gartenstadt" van Adolf Otto. Het was een leerijke dag die spoedig omvloog. Er was ook een Herr und Frau Federn, een donkere Oostenrijker, uitgeever in Parijs met een eigenaardig mooie vrouw, die beeldhouwster is. Wij zagen de „Gartenstadt", het werk van den dapperen Ottchen, die jaren lang gevochten heeft teegen landspeculanten en ooverheeden om zijn beginsel, de grond aan de bewooners, door te zetten. Het geheel maakte een prettigen indruk. De leuke, bleeke, scherpzinnige Otto en zijn zachte, lieve, bescheiden en verstandige vrouw. Von Marshall, de Landrat, zette zijn denkbeelden uiteen van spaardwang voor de jeugd, om daaruit de wooningkosten te bestrijden. Een aardige dis- cussie, waarbij ook de Oostenrijker uitneemend meesprak, en de drie vrouwen attent toehoorden — van tijd tot tijd de kinderen helpend. 's Avonds in 't concert in de Philharmonie. Van morgen heevig oorsuizen. Ik zie nu wel vooruit dat ik zoo niet doof, dan toch hardhoorend word, eeven als mijn vader en Lady Welby. Tot nu toe hoor ik nog scherp, maar ik weet hoe die dingen gaan. Ze zijn therapeutisch onbereikbaar. Van morgen stelde ik het plan op. Dinsdag 24 Maart Onrustig, — verlang naar huis — voel of alles onafgedaan ligt — heb te veel te doen. Gister zag alles zoo hoopvol en prachtig. De nacht was minder goed. We spraken gisteren met Rang, een prachtig mensen, die ons zeer te stade komt. Woensdag 25 Maart Interessante dagen, een soort krachtproef. Rathenau tracht zich feitelijk van mij meester te maken. Gister praatte hij twee uuren teegen Gutkind en mij — op 't laatst waagde hij brutale aanvallen betreffende Rang. Een kletsende provinciaal, Zooals hij zei, waarbij hij echter zichzelf geheel blootgaf. Later, in de Victoriastrasse, gesprek met Rang. Deeze voegde een merkwaardige randbemerking aan ons plan toe. We praatten tot io£ uur. Ik sliep des nachts heerlijk en voel van morgen veel beeter. Ik voel het als een zaak van autokratie, ik mag mij niet onderschikken. Ik moet handhaven. Zaterdag 28 Maart Heerlijk weer. Ik ben blij en tevreeden te huis. Het gaat alles goed. Walden is nu ordelijk en bevreedigend. In Berlijn liep de zaak zóó: wij spraken Woensdag met Scheler. Gutkind bleef zijn antagonie teegen Rathenau volhouden, maar ik herzag mijn indruk en bleef er bij hem aan te houden. Scheler sprak zeer gematigd en welwillend oover hem. Bx sprak toen Rathenau nog weer een uur alleen en werd in mijn voorneemen gesterkt. Bx moet alleen mijn eigen positie vast en solide maken, dan is er geen gevaar. Er moeten feitelijk twee kernen zijn, een ideëele en een practische. En ik alleen blijf het verband tusschen die beide. Wij aten bij Erwin, Gutkinds broeder, en hadden 's avonds nog een zeer interessante conversatie met twee Japanners. Vooral Oesami is een beminnelijk, leevendig, schrander type. Wat hij zeide oover de geestelijke leer van Ju Jitsu toont dat wij in Europa nog niets van die zaak begrijpen. Bx sliep zes uur en in den nachttrein en was gisteren zeer wel en opgewekt. 's Avonds naar het concert met moeder, die bizonder goed en opgewekt is. Het was zoo heerlijk weer thuis te zijn bij mijn vrouw. Bx bracht haar Bach's Notenbüchlein, dat ze heerlijk vond. Zondag 29 Maart Bx droomde van Japan, en terwijl ik de haardracht der Japanners bekeek, dacht ik er aan, hoe de eeuwenlange gewoonte van afscheeren geen invloed op den groei had gehad. (Dit teegenoover Freuds beweeren, dat men eigenlijk niet denkt in den droom). Ik ben nu zeer gelukkig en tevreeden op Walden. Het weer is zoo mooi, de prettigste tijd van 't jaar. Er bloeyen zooveel viooltjes, de narcissen en crocussen koomen uit. Daarbij is er nu eindelijk verligting van zorgen. Alles is nu goed onderhouden en ziet er netjes uit. Mijn moeder voelt zich bizonder wel en gezond, en was eergisteren met me op 't concert. De kindertjes en mijn vrouw zijn mij zoo dierbaar. Van morgen zaten we in den zonneschijn voor moeders huisje. In huis veel bloemen, bioeyende kers, ribes .en wilgenkatjes. Donderdag 2 April Heerlijk zoomerweer. De bloesemboomen bloeien prachtig. Sleedoorn, perzikken, kroosjes, prunis pizardi, ribes. Veel viooltjes en narcissen. Gisteren avond concert, Toonkunst, met moeder. Adolf Mendelssohn en Max Bruch. Zondag, 5 April. Winderig, koeler. Bx schreef gisteren het artikel oover Freud af. Het scheen mij goed. Nu nog de vrije jeugd, en dan ga ik mijn tooneelspel schrijven. Bx was Woensdag op een vergadering van de vrije jeugdbond in Amsterdam. Een jeugdig sociaal-democraat toonde zich als afschrikwekkend voorbeeld van partijgeest. De christelijke jongeling was veel ruimer en verdraagsamer. Vrijdag ben ik 54 geworden. Jaap de Haan was bij ons, en mevrouw J. met naar dochters aan de koffie. Er waren veel bloemen en het was alles rustig en genoegelijk. Heeden, Maandag 6 April, begint de depressie. Neuskatarrh, storm, onmacht tot werken, enz. Maandag 13 April Heerlijk zoomerweer. Tweede Paaschdag, wij zitten buiten. Ik ging Woensdag avond naar Brussel en logeerde bij advocaat Rutgers. Den volgenden dag zag ik de stad, het museum met de oude schilderijen, 's middags bezocht ik juffrouw V., een oude kennis van de Rijndam, waarmee ik naar Amerika ging. Ze ging met mij een Tango-thé zien, en we deeden een rijtoer in de stad. 's Avonds sprak ik oover Tagore, maar ik was niet tevreeden. Het was een te chic en te mondain publiek. Bx heb liever een volle zaal met allerlei. Bx werd onthaald en met champagne befuifd, maar ik ken dat slag heeren, met een boel pretzucht, weinig uitzicht en een klein beetje in een hoekje gedrukt idealisme. „Toch verheffend weer eens mooie taal te hooren" enz. Er waren oude schoolkameraads van me, nu dik en populair. De gezant was er, een beetje een geemelijke aristocraat. Verder de Hollandsche club — een echte! Sommigen spraken oover Indië en Egypte en dat interesseerde me. Er waren ook goeden bij. Zaterdag sprak ik voor G.G.B. in Amsterdam. Dat beviel me beeter. Het plantje groeit waarlijk op. Wij Hollanders houden vol. Gisteren verheugde mij een brief van Molo en Gutkind. Het zal toch slagen, onze Blut-Bund. Het is een heerlijk gevoel. Imago is een boek vol bittere ironie. Een boek zonder genade en toch liefdevol. De leiders van de Jugend-Bund zijn gearresteerd en de Bond verbooden in Weenen. Maar in Amsterdam marcheert de zaak, teegen het drijven der S.D.A.P. in. Zaterdag 18 April Zonnig, O. wind, droog en koel. Eergisterenavond gingen wij 's avonds langs Bantam wandelen en hoorden de nachtegaal. Nog nooit hoorde ik hem zoo vroeg. Gisteren waren we in Zeist om de oude tante R. op te zoeken. Het was een aardige tocht, als altijd met mijn vrouw, zoo genoegelijk. En door 't voorjaar werd het kleinste tuintje een paradijs. Wij spraken af één dag in de week te vasten. Maar dan ook streng, en den gewonnen tijd, anders aan het maal besteed, nu voor beeter te gebruiken, voor den tuin, voor muziek of voor lectuur. ■ Bx kreeg een brief van Rang. Bx las Lodge's reede voor de British Ass. oover Continuïteit, en schreef hem een brief er oover. Zondag 19 April 't Zelfde weer. Bx voer niets uit en ben toch tevreeden en rustig. Waarschijnlijk omdat de zaak in Berlijn vordert. De voorzichtige Buber doet mee. Ik boemel veel door den tuin en zie de bloesemboomen, de geitjes, varkentjes en konijntjes. Maandag, 20 April. Eerste vastendag. Een heerlijke lentedag. Gisteren bezoek van Borel en Mariatti. De laatste bracht een prospectus van Ivrea mee, de meest geschikte plaats voor ons plan, naar zijn meening. Borel was vervuld van Chineesche filosofie. Woensdag 22 April Zoomerweer. 670 in de schaduw. Gister was Dirk Schafer bij ons en wij praatten veel oover muziek. Hij beweert dat hij mijn antipathie teegen Wagner kan ooverwinnen (b.v. door de Siegfried-idylle). Hij komt Vrijdag bij ons logeeren. Zondag 26 April De lucht is zeer koel, maar het is stil en zonnig. Van nacht werd het veulen Suze gebooren. De twee moedervarkens loopen met twaalf bigjes in de wei. Alle werksaamheeden vlotten goed en Walden is ordelijk en bedrijvig. Dat verheugt me. Bc lees Svante Arrhenius, „das Werden der Weiten" en het vervult mij met ontzag, of liever ontzetting. Juist de gedachte dat dit alles nog door mij, door mij moet verwerkelijkt worden. Die billioenen jaren en die geweldige gebeurtenissen. En hij vhegt met zijn gedachten en bereekeningen van het allerkleinste tot het allergrootste. Bc vertaal Sadhana, en schreef mijn oopen brief aan de vrije jeugd af. Nu heb ik een rustig opgewekt gevoel en hoop in vrijheid aan het drama te kunnen werken. Bij Buber vond ik — in zijn mooi boekje Daniël— de twee gedachten van mijzelven: de Richting en de Zeekerheid. Maar Buber vindt — terecht — het hoogste in de onzeekerheid, het gevaar. Maar de richting zelf is — toch weer een zeekerheid. Het drama zal zijn oover de zeekerheid. Dinsdag 28 April Het is vandaag mijn tweede vastendag. Op den eersten kreeg ik hoofdpijn en was ik zeer neerslachtig. Toen at ik toch een broodje om 5 uur. Vandaag voel ik geen hoofdpijn, maar ik ben wel zeer neerslachtig. Bevreesd — voor al wat mij wacht, met het minst voor de onsterfelijke toekomst. En toch terwijl ik het opschrijf verdwijnt de vrees. Maar dit is zeeker dat alle rust en vreugde, om tot hooger te koomen, weer moet 00 ver slaan tot angst en onrust. Gisteren hoorde ik dat de bakkerij nog steeds verhes opleevert en vandaag springt voor de tweede maal de machine kapot. Deeze dingen zijn genoeg om mijn neerslachtigheid compleet te maken. Ik moet gaan denken dat die bakkerij moet opgegeeven worden. Van avond vergadering. Ik heb nog geen woord van mijn drama opgeschreeven, maar ik studeer in Chr. Huyghens, in Arrhenius en vertaal Sadhana. O, o, de machteloosheid, als een op het rad gebonden, die de beul ziet naderen. Vastgebonden, vast. Ik ga vaak naar het kerkhof en denk aan Paul. Van nacht droomde ik van hem, hij was terug — maar moest weer weg. Woensdag 29 April Gisteren begon ik aan mijn drama. Het drama der Onzeekerheid. Na de vastendag van gister ben ik in goede conditie. Gisteren zeer somber. Vooral het bemerken van de groote intéllectueele macht en kennis van anderen drukt mij dan. Deeze maal was het Chrisdaan Huyghens, de mathematicus, astronoom, die zulk vlot latijn, fransch en Hollandsen schrijft. Wat een kop! Dan heb ik moeite met mijzelven tevreeden te zijn, en den troost te vinden dat het niet enkel in de geleerdheid zit. Ik had, met wat meer inspanning, ook latijn en mathesis grondig kunnen leeren — maar dan waren mijn diepe gevoelens niet zoo ontwikkeld, denk ik. Ten koste van intellectueele vastheid heb ik mijn gemoed doen groeien. Zondag 3 Mei Voorige dagen droog, winderig, koud en zonnig. Vandaag windveer en, teekenen van verandering. De Mei zet groen en zonnig in. Alle boomen zijn al in blad, de seringen bloeyen en de brem. Gister in het mooie Haarlemmer-Houtpark. Ook in het Hals museum met Valérie. Ik kan van mijn Drama geen juist beeld maken van de 17e eeuw. Dat is ook mijn bedoeling niet. Ik geef een ideale 17e eeuw — zooals Claudel een ideale moyen-age — om mijn hoofdgedachte te kunnen uitbeelden. Ik heb mij niet aan het historische te houden. Dat raakt mij niet, en kan ik ook niet, omdat mijn belangstelling in andere richting gaat. Ik lees nu boeken oover Oud-Holland, maar ze interesseeren mij met genoeg. Ik vind maar nu en dan iets bruikbaars. Maar ik wil doorwerken. Het moet. Het leeven buiten den tijd — na het hjfsafsterven — moet altijd nog den schijn hebben van in den tijd te zijn, omdat wij ons nog niet verder ontwikkeld hebben. Alleen zullen we wonderlijke ondervindingen hebben, verbijster end-teruggaan of schijnbaar voortvliegen van tijd en herinnering. Eevenals we sensueele aandoeningen zullen hebben, zonder zintuigen. We moeten in het eeuwige, tijdelooze langsaam groeien, zooals we in dit leeven langsaam gegroeid zijn. En het begrip „langsaam groeien" sluit weer tijd in. Het moet alles droomachtig zijn. Soms zie en voel ik het juichend heerlijk. Soms beklemt het me met grooten angst. Maar mijn kosmos kan niet vergaan, en het is alles veel grooter wonder dan het grootste wat ik wenschte, als klein kind. Dinsdag 5 Mei Reegen W. wind. Ik kreeg het boek „Letters from a living dead man" van Elsa Barker. Het kwam als een antwoord op mijn laatste notitie in dit boek. Als dit niet echt is, dan is 't een wonder, een geniale fictie. Maar het moet wel echt zijn. Dit is niet te bedenken, juist omdat het iedereen zoo onwaarschijnlijk zal voorkoomen. En toch stemt het precies met mijn ervaringen oovereen. En ik vind zelfs de gedachte oover „the moment" het Ik-Nu, die ik voor mijn speciaal eigendom hield. Donderdag 7 Mei Reegen. Door het boek van Elsa Barker was ik gisteren diep gelukkig. Br werk langsaam en gereegeld aan mijn drama. Ik ben rustig en vertrouw op mijn Leider. Br vertaal ook Tagore, en in Berlijn gaan de preparatieven voor de conferentie voort. Er zijn bizonder veel nachtegalen dit jaar. Gister avond kwam een stoornis. Maar ik ooverwon die spoedig. Er is nog geen heldere droom geweest. Als altijd is 't voorjaar niet rijk aan heldere droomen. Br zou gaarne Mr. X. oproepen. Vrijdag 8 Mei Stormachtig. Gisteren bericht van Bjerre dat de Zweeden meedoen. Ze zullen de villa huuren en de gasten bekostigen. Nu zal het dan toch doorgaan. Ik was er zeer mee vervuld en het hield mij zelfs uit den slaap. Mevrouw B., de voordraagster, at bij ons, en ook Dirk Schafer. 's Avonds gingen we naar haar voordracht. De inleiding was niet bizonder, maar ze sprak goed en heeft „orenda". Er is vuur en leeven in haar. Alleen het transcendente ontbreekt, maar daarom is ze juist een goede schakel. Ze las Adama van Scheltema o.a. zeer goed. Het onaangename van hem nam ze niet weg, maar ze deed hem toch recht, door haar geloof in hem. Dinsdag 12 Mei Koud en nat. Gisteren een wandeling met Dirk Schafer, naar Ankeveen. Hij is ons een lieve gast, zoo goed en eenvoudig. Hij speelde heerlijk. De Ernste Variationen van Mendelssohn. En van morgen het Adagio van Beethoven, waarbij ik zat te schreien. Ik ben gelukkig en tevreeden, ondanks de kou. Bi las Schafer uit de Broeders voor. Het gezelschap van Royaards speelt nu een stukje van mij, „De student thuis" en het kreeg een goede pers. Dat wil zeggen dat er kentering is, en dat nu Royaards wel moed zal vinden voor mijn latere stukken. Bi dacht oover het astraal-lijf als datgeene wat de organisatie van ons stoffelijk lijf bewaart. Het astraal-lijf is ook stoffelijk, maar in oneindige verfijning, misschien vierdimensionaal. Het is hetgeen de suggestieve geneezing moogelijk maakt. Het vervult ons geheele lichaam, is een dubbel van ons lichaam, en houdt alles bijeen. Het is ideoplastisch, brengt de macht der ideeën oover op het stoffelijk lijf in alle lichaamsdeelen. Het gehoorzaamt dus de suggestie in alle uitersten, tot in vingers en haren en nagels toe. Door het astraal-lijf, niet langs de zenuwbanen, bespeuren we of een drank of voedsel goed voor ons is. Als we moe zijn, smaakt thee of wijn onmiddellijk beeter, nog vóór we slikken, dus eer er van eenige chemische werking op maag of voedingssappen sprake kan zijn. Dat doet het astraallijf. Het astraal-lijf voelt de aanweezigheid van water, en beweegt de wichelroede. Het astraal-lijf geeft het gevoel van algemeen welbevinden, van moeheid en rustbehoefte. Bij neurose geeft het door het onrustgevoel de stoornis in onze functies te kennen. Is het astraal-lijf zwak en slecht werkend, dan ontstaan alle ziekten, de weerstand teegen ziekten verzwakt dan. Vooral de kanker houd ik voor een gevolg van de slechte werking van het astraal-lijf. Dan heeft het geen voldoende macht oover alle cellen, en dan zijn er cellen, die geprikkeld door innerlijke aandrift (libido sexualis) of uiterlijke wrijving, tot opstand koomen en anarchistisch zichzelf propageeren en voortwoekeren. Eevenals psychisch de libido zichzelf versterkt, uit het verband breekt en ontbindend werkt, als de zelf beheer sching verzwakt. Kanker is een plaatselijk anarchisme der cellen. Het eenige middel om kanker te ontkoomen zou zijn: geestelijke training en oefening, waardoor de tucht in het organisme behouden blijft. Dus b.v. vastendagen, oefeningen in weerstand teegen kou, teegen ontbeering, teegen teleurstelling. De kanker komt weinig voor bij Oost Aziaten. Veel bij de voorspoedige Westersche volken, die geen geestelijke tucht kennen. Ze komt bij vrouwen meer voor dan bij mannen in de sexueele tijd, later weer meer bij mannen in maag en leever. Dus blijkbaar onder invloed der natuurdriften, voortplantings- en voedingsdrift. Recidief wordt bevorderd door neerslachtigheid. Zondag 17 Mei Zonnig, N. wind. Gisteren begon ik te begrijpen dat ik groot gevaar liep weeder in geldzorgen te geraken. Hierdoor werd ik bitter gedeprimeerd en ik kon ook niet voort met mijn drama. Ik zag alles droevig en mijzelven een nul. De weemoed is dan uiterst intensief, dor en schraal. Het ergste is dat dan ook de toekomst zonder glorie schijnt. Maandag 18 Mei Mooi zonnig zoomerweer. Ik las Chitra van Tagore. En toen begreep ik hoe ik zelf verlang drama's te schrijven. Wat ik nu schrijf is nog maar een oovergang. Dinsdag 19 Mei Gisteren een ellendige dag. Alles zie ik dan graauw en leelijk. Ik weet beeter, maar ik voel louter misère. En het groote raadsel is dan dreigend, schrikwekkend. Dan voelt men zich een machteloos* werktuig in de handen van wreede despooten. Dat is alles dom, ik weet het: „Der Weise ist glüddich, sonst ist er nicht wei se" schreef mij een Duitscher (Krommes uit München). Ik wist dat ik door te vasten mijn depressie zou doen toeneemen. Maar ik deed het toch en zal het Jacob Israël de Haan weer doen. Eens moet ik toch immers voor goed vasten — en daar moet ik toch ook teegen kunnen. Elke stijging vereischt een daling. Vrijdag 22 Mei Mijn werk vlot. Het is zoomer. Zaterdag 23 Mei Warm, onweer. Hjalmar stuurde een check, met de lakonieke, eenvoudige toevoeging: „You know, if you want more, you have only to write." Maandag 25 Mei Koud. N. wind. Ik dacht gisteren oover het veroorzaken van gallen, tumoren, door wespensteek. In ditraadselachtigste van alle biologische verschijnselen moet ook het astraal-lijf zijn invloed hebben. Het pulair romannetje: „The scarlet Pimpernel", juist omdat het aangeeft wat nog bij de meenigte succes heeft. Het is handig, maar erg kinderachtig. En toch kon zooiets mooi zijn en hetzelfde succes hebben. Woensdag 28 October Mistig, later zonnig. De nacht had gunstige droomen. Ik was in Stockholm. Gisteravond was ik bij Janssen en zijn vrouw en had een lang gesprek. Het eerste gesprek met Duitschers, of Duitsch-gezinden sints den oorlog. Maar hun Duitsche aard en gezindheid was zeer door Hollandschen invloed getemperd. Ze voelen zich ook Hollanders. Maar ze begrijpen het Duitsche enthousiasme beeter. Naar hun voorstelling is het Duitsche volk niet blind-hoogmoedig of oovermoedig, maar zeer bezorgd en de voornaamste gedachte is: „Als we maar een eervolle vreede krijgen." En hoe hebben ze juist alles gedaan om géén eervolle vreede te krijgen! Janssen ziet in het Duitsche mihtairisme een agave die bloeit om daarna te verwelken. Het gesprek was aangenaam, ik voelde den beiden genegen. Donderdag 29 October Reegen. Nu ziet het er naar uit of we op een keerpunt zijn. De woedende aanval op Duinkerken en Galais is mislukt, een groote neederlaag der Duitschers in Polen, de opperbevelhebber ziek. Om Joffre begint zich dat aureool te verbreiden, dat de menschen in zulk een tijd zoo noodig willen zien. Een andere groote figuur zien we nog niet. Als een merkwaardige complicatie: oproer in Zuid-Afrika. Zoo krijgt Engeland toch de straf voor zijn vergrijp. Hetzelfde wacht Duitschland voor België. Br heb bedacht dat het verschijnsel der „perf idie" dat Engeland zoo sterk heeft getoond, en dat nu ook in Duitschland voorkomt, een natuurlijk gevolg is van het Imperialisme. Men wil de eigen individualiteit op anderen ooverbrengen, maar dat wil men door instinct, door aandrift, maar men weet dat niet en beweert het teegendeel. Omdat ieder het een slechte eigenschap vindt, als hij het van anderen ondervindt. Dus zegt hij ook: „lk wil enkel recht en reede." Omdat hij van anderen alleen recht en reede verdraagt, maar geen agressie. Intusschen blijft bij agressief en komt zoodoende tot leugen, bedrog, huichelarij en inconsequentie. Ik bedacht ook dat ieder individu imperialistisch is en dat niet wil erkennen. Persoonlijk ben ik daar, geloof ik, een voorbeeld van. Ik ben van nature met een zeeker imperialisme begaafd, maar wil dat beslist niet. Als ik dan mezelven niet zeer goed waarnam en bedwong, kwam mijn imperialisme aan 't licht en scheen te strijden met mijn eigen woorden en bedoeling. Dan werd ik ook perfide en huichelachtig genoemd, — terwijl ik in vollen ernst eerlijk wilde zijn. Zaterdag 31 October Guur en grirrunig. Ik ben tamelijk rustig en tevreeden, zoover dat in deezen tijd moogelijk is. Ik ben voldaan oover mijn stuk. Het heeft de kenmerken van goede inspiratie. Het is gaaf en wat ik noodig had stroomde mij vanzelve toe. Ik behoefde niet te zoeken of te tobben. En het is goed gebouwd, van zelf, van uit innerlijke noodzaak. Morgen ga ik het Royaards voorleezen. Gister en eergister las ik het thuis. Giza was er ook en brengt herrie en leeven in huis. De kinderen zijn dol op haar en hebben pret. Ik moet nu weer leezingen houden, waar ik teegen op zie. Vooral om het werk. En ik moet het redactiewerk voor de Groene voorbereiden. Ik wil dat gebruiken voor een internationale beweeging. Wij moeten hier in Holland het cosmopolitische leeven gaande houden. Wij zijn er voor aangeweezen. Donderdag 5 November Zondag las ik de Heks voor, bij Royaards. Zij waren onder den indruk en ik las goed. Maar het laatste bedrijf beviel hem niet en ik voelde wat hij meende. Werkelijk heb ik daar den oovergang tot wat ik eigenhjk dramatisch wil doen, in later werk, te snel gezocht. Poëtisch is het 't beste van het stuk, maar in begrijpelijken zin dramatisch is het dat niet. Het is te agressief, te imperialistisch, terwijl de eerste twee bedrijven objectief-rechtvaardig zijn. Nu ben ik aan 't omwerken en dat gelukte mij terstond. Ik voel het goede werken, bevreedigend. Eergisteren was ik in Den Haag met v. N. en bezocht minister L. in 't ministerie. Een groot, stil, voornaam, stijlvol huis. En daarin de groote, steevige, rustige en voorname persoonlijkheid van L., die zijn geweldige verantwoording met een kalme veerkracht draagt, die werkelijk imponeert. Dinsdag 10 November Guur. In een paar dagen tijd werkte ik het derde bedrijf om. Ik vind nu zelf ook dat het beeter geworden is. Curieus dat bij mij zulk een creatie altijd vizueel moet beginnen. Br liep twee dagen rond zonder te weeten hoe ik de gezochte verandering moest aanbrengen — totdat ik de figuur zag van den grooten beedelaar of rattenvanger, met de hooge muts en de lange graauw-groene mantel. Toen was alles terstond in leeven en gang. En nog moet ik steeds aan die Rembrandttieke figuur denken. Een en twee is Hals, drie is Rembrandt. Ik werk half als schilder, half als poëet. Het gemartel van den oorlog houdt nog steeds aan. Maar de wolk komt al zwaarder oover Duitschland. Br bemerk hoe Gutkind en Geldmachers meer „kleinlaut" worden. Turkije is geen vriend om mee te pralen. Het verhes van Tsing-tau is gevoelig en 't succes ter zee weegt er niet teegen op. Nu hangt veel van den Balkan af. Als daar de volken zich teegen Turkije en Oostenrijk keeren, dan moet Italië wel meedoen. Dan is Oostenrijks uur geslagen en staat Duitschland alleen. En dan zal de geldelijke last zelfs voor dat sterke, rijke land te zwaar worden. Ik zag Vrijdag een stuk van Shaw: Fanny's f irst play. Het voldeed wel, het is brutaal en geestig. Maar het is duidelijk dat de Hollanders er in missen wat zij toch behoeven. En dat is juist wat ik hun in de Heks zal aanbieden. Ik verlang er naar het stuk gemonteerd te zien. Zou het ditmaal beeter gaan dan met Circe, waarvan ik ook goede verwachting had? Men wil ernst zien, waarin men gelooven kan. Dat mislukte in Circe. Van Rolland ondervind ik warme toenadering. Dat is mijn grootste aanwinst in deezen oorlog. Ik heb nu de handen vrij en ga hard werken. Patria cara, carior libertas, veritas carissirna. Donderdag 12 November Wild, guur weer. Gister bracht ik Royaards de omgewerkte derde acte. Ik verwonderde me oover de leevendige geest en de fut van deezen man, ondanks zijn gestadige, zware inspanning. Hij heeft Orenda, Bedwingkracht. Ik at bij Jaap de Haan, die Hebreeuwsch sprak met een Poolsch-russischen Jood, vluchteling uit België. tt Daarna redactie-vergadering van „de Groene" bij Van Hamel. Eerst schaamde ik mij een beetje, — want het was heel wat anders dan de Forte-kring. Dit waren zakenlui, journalisten, professoren — ik zat vrijwel onder de filistijnen. Maar ik voelde geen onrust, inteegendeel. Ik voelde goed te doen. Het was een sterke groep, energieke menschen zonder kleingeestigheid. Ik wil van 't blad ook een tribrune maken voor 't buitenland. En voor de vrije jeugd. Vrijdag 13 November Guur, storm. Gisteren telegrafeerde Royaards me: „Derde bedrijf uitmuntend, gelukgewenscht met gelukkig slagen." Ik heb tot nog toe steeds te hoog of te laag gemikt. Te laag voor eigen voldoening (Student thuis) te hoog voor 't pubhek (Broeders, Lioba, IJsbrand). Torribio is wel goed, maar ik wil toch óók anders. Minnestral was een poogen in het rechte midden te treffen. Ook Circe. Maar beide heten zich afleiden van hetgeen ik mooi vind, eeven goed als 't pubhek. En zulk een gemeenschappelijk mooi bestaat voor ons pubhek en mij. Dat geloof heb ik behouden. Nu zal „de Heks" daarvan de proef Op de som zijn. En dan zal men later stukken als de Idealisten en Kenterend Getij ook wel aanvaarden. Terwijl mijn nieuwe werk niet meer behoeft te transigeeren. Als de Heks slaagt dan is mijn weg Zuiver aangeweezen. Zondag 15 November Nu is het winter geworden, op eenmaal, op zijn onaangenaamst. Natte sneeuw en koude storm. Hoe kort geleeden schijnen de zoomerdagen, toen ik zwom in de bloementuin en fietste langs Vecht en Angstel. Br schrijf aan Schijn en Weezen. En ik prepareer de redactie-arbeid aan de Groene. Het meest bezwaard ben ik door de leezingen. Het is me als heb ik er geen stof genoeg voor. Dat is schijnbaar, dat weet ik uit ervaring. Maar het is een beklemmend gevoel. En toch moet ik het doen. Het is onafwijsbare phcht. In den oorlog geen groote gebeurtenissen in de laatste week. Hoe lang kan die gespannen toestand duuren! Nu lijkt het weer of alles nog zeer lang duuren zal. Maar Duitschland is al geweldig geknauwd. Tsing-tau verlooren, de Emden gezonken, de Russen op komst, geen voortgang in België. Mariatti verwacht een groote plotselinge actie van zee-vloot en luchtvloot. Iets van dien aard moet'gebeuren. Ik was Vrijdag bij den Midzoomernachtsdroom van Royaards. Een vrij goede voorstelling. Ik lees „La crépuscule des Dieux" van een jongen Franschman, Elemir Bourges. Maandag 16 November Koude storm. Snel vlieden de dagen, men zoekt de warmte in huis en is blij als 't avond is. Als ik hoor spreeken van „Chaos van opinies" dan voel ik gerust. Bij mij is 't geen chaos. Inteegendeel. Ik weet precies wat ik wil, en mijn meeningen zijn eenvoudig en klaar. Mijn beklemming komt door 't gevoel dat het alles al zoo bekend en eenvoudig is. Er wordt zooveel verstandigs gezegd in ons land teegenwoordig. Br voel mij als 't ware belemmerd in 't spreeken door de oovermaat van voor de hand liggende argumenten. Donderdag 19 November Vroeg invallende winter. Sneeuw en vorst. Bizonder naargeestig weer. Het is me alsof het lugubere er van sterker op mij inwerkt dan vroeger. De lieve, kleine V., Cs blond dochtertje, plotseling gestorven. Een engelachtig kind, dat eens zoo bedroefd was, toen ze te laat aan de zondagsschool kwam en de kinderen hoorde zingen: „En ze zullen God zien" want ze vreesde dat zij God nu niet zien zou omdat ze te laat was. Een fijn, diep- * denkend kindje, met haar mooie gezichtje en lichtblonde, zijige haren. Ik hoop dat Paul haar vinden en helpen zal. Ik was met Borel in Amsterdam. Plannen beramend voor de Groene. Br was ook met Giza in Bloemendaal bij V. die in haar huis woont. Rijke, goedhartige Joden. De zoon met literaire aspiraties. Ook was er een blonde jongen uit Den Haag, student aan de Vrije Universiteit. Maar een, die niet aan de toekomst van het Christendom gelooft. Morgen de eerste voordracht van 't jaar. Vrijdag 20 November Strenge vorst en veel sneeuw. Gister liep ik oover de besneeuwde hei naar Blaricum heen en terug en ik zag het doode kindje en de arme moeder. Het dreigt een strenge Winter te worden, nu reeds zoo koud. Zou dat den oorlog bespoedigen? Maandag 23 November Steeds vorst. Br sprak Vrijdag in Purmerend voor een vol zaaltje en het ging goed. Morgen in Den Haag, waarvoor de zaal reeds uitverkocht is. Gisteren bezoek van Simon B. Stokvis die kwam solhdteeren voor medewerking aan de Groene. Ik heb nu een druk, werksaam leeven. Dat helpt in deezen wintertijd. Ik at Vrijdag bij Rooyaards en zag de repetitie voor de Gijsbrecht. De Heks gaat reeds deeze week in studie. Ella noemt het stuk een „Voltreffer" en Norlind spreekt ook van een „machtigen indruk". Dr ben benieuwd of ik dat redactiewerk er goed afbreng. Zou ik nu „wijs" genoeg er voor zijn» Zondag 29 November Het was een week van opgewekt leeven, waarin ik het «eer druk had en mij eeven gezond, energiek en veerkrachtig voelde als op een tournee in Amerika. Dat kwam door het tooneelstuk, door de leezingen in Den Haag en in Enschedé en door het werk voor de Groene-redactie, waar wij plotseling moeten invallen. Een diepe indruk kreeg ik ook van mijn bezoek aan de Belgische soldaten in Amersfoort, aan Joors en zijn verloofde. Ik praatte ook een heelen middag met K. en ontmoette zijn mooie, jongere zuster. Gisteren zakte mijn stemming, na de leezing van mijn stuk voor de acteurs. Ik begreep hoever we nog van elkaar stonden, Amsterdammers en ik. Het stuk goed te bezetten is reeds ontzachhjk moeilijk en ik heb nu alle üluzies omtrent een groot succes van me weg gedaan. Mij interesseeren geldzaken niet en de Amsterdammers interesseeren zielszaken niet. In Amersfoort, toen ik de Belgische kaerels zag voorbij gaan, die allen in het vuur geweest zijn, toen voelde ik oover hen een waardigheid — die het Hollandsche leeger mist en mag benijden. Heel Amersfoort was uit zijn burgerlijke kleinsteedschheid opgeheeven. Ik zag de ontmoetingen tusschen moeders en zoonen, vrouwen en mannen, zusters en broers — tranen en omarmingen. Magda deed mij verhalen van haar vlucht uit Antwerpen, terwijl haar geliefde met het leeger oover de Schelde trok, hoe ze een etmaal aan de kade stond met haar moeder en niet wegkon, omdat er geen plaats was op de booten. Nu en dan omgegeworpen door de luchtdruk van de houwitsers. Zij was mij sympathiek, de roodblonde Vlaamsche met Duitsch en Amerikaansch bloed. Gister was ik nog vol geest en zelfvertrouwen. Vandaag voel ik weer mijn ontoereikend vermoogen, mijn te ver weg staan van mijn medemenschen, mijn gemis aan detail-kennis, omtrent hetgeen mij niet interesseert. Zou ik als redacteur deugen? Maandag 30 November Grijs, storm. Een goed stuk van von Molo hief me weer wat op — omdat het de internationale rubriek kan oopenen. Maar ooverigens gaat het weer als van ouds. Slecht, geldzorg, geen verwachting van mijn drama, geen uitzicht in den oorlog. Yperen verwoest. Dinsdag 1 December Eeven somber. Alles ziet «r laag en leelijk uit. Vrijdag 4 December Het is nog niet beeter en nu spant het weer erg met geld. Daarbij nare berichten, hinderlijk. De Wet gevangen, oproer in 't Belgenkamp. Zaterdag 5 December Gister avond bij Royaards gepraat en weer meer moed gekreegen voor mijn stuk. Ze hadden hem ook oover het Paleis van Circe gesprooken. Zondag 13 December Reegen. Gister kreeg ik een zeer heevige bui van depressie. Dan ziet alles er zoo volkoomen hoopeloos uit. Ik heb 7 December in Amsterdam gesproken voor de S.L. Ik at bij Jaap met een paar jongelui. Dinsdag zag ik het thuis voor dakloozen, rondgeleid door Jonker. 9 December sprak ik in Rotterdam en was de gast van V.v.V., de jonge fransche Nederlander, vrijwel decadent, Jood, Zionist, groot-stedeling, maar niet zonder talent en mij welgezind. Dr sprak goed in Rotterdam, voor de vereeniging voor 't belang der Vrouw. Ik zag K. des middags en hoorde zijn Sonate. Hij heeft melodie. Ik las Arnold van Gennep, Algérie. De Heks uitgesteld tot Januari. Geldnood. Buber en Landauer willen den Kring bijeenroepen. Bjerre wil koomen. Dinsdag 15 December Gisteravond Schaferavond, die Brahms speelde. Met toeneemende beezigheid ook toename van het wegraken van papieren, brieven of manuscripten. De aandacht is meer inwendig gekeerd en vergeet duizend kleine details van het actieve leeven. Soms is het spookachtig. Maar altijd zeer lastig en onaangenaam. Woensdag 16 December Reegen. Gister met Giza bij Versluys en 's avonds redactie-vergadering. Die bevallen mij goed, die vergaderingen. Er is samenwerking en geest, en activiteit. Vrijdag 18 December Guur, grijs weer. Zeer laag gestemd, weer last van mijn oogen. Ik schrijf nu weer in de hut — maar vind niet genoeg in mijzelven. Ik zoek dan inkeering en vind wel een zeekere rust, maar alles ziet somber — en de schoonheid van mijn leeven is zoek en schijnt een hersenschim geweest. Ik troost mij dan door het hier neer te schrijven. Daardoor is de voorstelling hier te ongunstig — omdat ik de blije momenten niet neer schrijf. Dr hoor niets van mijn drama. Royaards schijnt ziek. De Serviërs versloegen de Oostenrijkers en namen Belgrado. De Duitschers versloegen de Russen weer en Berlijn vlagde. De Duitsche vloot hield Engeland wakker, door een kustbombardement. Een domme taktiek teegenover de Engelschen. Ik kreeg een brief van Spitteler, met zijn portret. En een zendbrief van Rang. Deeze laatste is wel de meest-beteekenende gebeurtenis van deeze dagen, omdat hij toont dat de Kring ongebrooken blijft. Ook Gutkind en Rolland schreeven. Ik heb Rolland's vriendschap, een groot bezit. Gutkind is nog steeds dezelfde Engelschen-hater en Mandschoe-knecht. Zaterdag 19 December Wat zonneschijn. Gisteren schreef ik een gedichtje op het Kerstkind. Het deed mij aan en ik moest schreien toen ik 't aan mijn vrouw voorlas. Maandag 21 December Graauw en somber. Het staat vast, er kan maar één waereld zijn.... en die waereld is de mijne. Tagore Ook al nam ik aan dat er veele waerelden zijn, veele kosmoi, dan behooren die toch weer tot éénzelfde — en dat is weer mijn waereld. Dit is het allerdiepste wat ik zeggen kan. Het kan niet anders — en toch is het weer absurd. Het Heelal is volmaakt — deeze uitdrukking is al pleonastisch. Alles wat is ben ik, moet ik zijn, er is niets anders als ik. Er is nooit iets anders geweest en kan nooit iets anders zijn. Dinsdag 22 December Guur en nat. In den oorlog is een toestand van meer en meer vastloopen. Verdeediging oover en weer. Nergens beslissing. Dit alles is voordeel voor Engeland. Er is sterke gisting in Italië, teegen Oostenrijk. Ook Hongarije en Polen zijn beezig. Maandag 28 December Het vroor een paar dagen, op Kerstmis. Toen was het weer stil en zonnig, 's nachts koud. Nu is het weer zoel, storm en reegen. Het beste van de laatste dagen was weer een brief van Rolland. Dr ben reedelijk goed, maar niet hoog gestemd. Ik voer niet veel uit. Kleine artikelen voor de Groene en correspondentie. Met Kerstmis was hier Jaap de Haan en Henriette Roll. Dr lees een boek van Daguerches: Lekilomètre83. De oorlogvoerenden koomen steeds meer vast te zitten. „Als herten, wier gewei vasthaakte in den kamp." De patriotische stemming in Frankrijk neemt toe. Ook Engeland gaat het meenen. 7—155 Zou het niet zaak zijn, nu reeds een samengaan der Neutralen te bepleiten. Als zij eensgezind zijn en hun kruit drooghouden, kunnen ze dan niet op 't eind, teegen dat de strijders verzwakken, een beslissende stem krijgen f Kunnen ze niet eischen: zelfstandigheid der kleinere staten, vermindering der staande leegers, oopenbaarheid der diplomatie t Woensdag 30 December Gister woedde een heevige storm. Maar wat die voor schade deed is miniem bij de schade die de menschen elkaar doen. Het gaat mij niet best. De demonen schijnen bij X. machtiger dan ik. Ik heb zijn vertrouwen verlooren. Alleen mijn droomen zijn niet slecht. Maar toch ook niet schoon en verheeven. Ik voel mij in droeve hechtenis. Donderdag 31 Dec., Oudjaar Gisteren bleef ik zeer somber. Ik moest spreeken voor de Chineezen in Amsterdam en ik dacht daardoor, zooals altijd, weer opgewekt te worden. Maar ondanks een goede, krachtige reede en een dankbaar gehoor, bleef ik eeven somber. Ik zou kunnen zeggen: „Mijn meester toonde zich niet, ondanks dat hij door mij sprak. Ik was diep droevig. Maar van morgen werd ik verligt wakker. En nu voel ik ook weer veel hoopvoller en krachtiger. Ik droomde bijna helder. Einde van het bloedjaar 1914. Het volgende laat zich nog niet beeter aanzien. Er zullen geweldige evenementen plaatsvinden. Want geen volk is voorbereid op een neederlaag en toch zal een volk aan 't kortste eind moeten trekken. De natuurlijke splitsing zou zijn: Oostenrijk, Rusland en Duitschland teegenoover de rest van de waereld. En dat zou beteekenen een vreesselijke kamp — en binnenlandsche revoluties in die drie landen. Voor mij was het het jaar van den Forte-kring en Juni het glanspunt. Toen was het accacia-tijd. Daarna kwam de waereldbrand. Maar ik voel dat de kring gespaard blijft. Sirius II verscheen en werd beeter ontvangen dan ik verwachtte. Ook in Duitschland. Ik schreef de Heks van Haarlem, de vierde zang van Schijn en Weezen III en wat artikelen en een paar verzen. Verder brieven aan den Kring. Ook de brochure „Voor de vrije jeugd". De bundel Studies verscheen niet, door den oorlogstijd. Opgevoerd werd alleen: De student thuis. Maar de Heks is in studie en gaat oover 14 dagen. Ik ben op alles voorbereid, ook op échec Dr won de vriendschap van Romain Rolland. Ik deed een reis naar Weenen en sprak daar drie of vier malen en sloot vriendschap met Von Molo, Heller, de Gombrichs, Emmy Heim, Wassermann, ontmoette Grete Wiesental. Ih Juni was ik in Berhjn en hernieuwde de kennis met den voortreffehjken Marshall von Biberstein, die nu helaas gesneuveld is. Behalve in Weenen hield ik voordrachten in Antwerpen, Gent en Brussel, lh Amsterdam sprak ik minstens vier malen. Voor Kunst aan 't volk (tweemaal). Voor de Vrouwen. Voor de studenten en voor de Chineezen. Verder in Brielle, Purmerend, Deventer, Rotterdam, Den Haag, Groningen. Nieuwjaarsdag 1915 Na een zeer somberen dag kwam gisteren morgen onverwacht de verligting. Zonder naspeurlijke reeden. Ik voelde in mij weer het ritme, de groote schoonheidsdans van het Al. Ik begreep beeter, ik vertrouwde mijnen meester. Ik vreesde niet zoozeer het schaduw-bestaan na het sterven. Ik voelde de vastheid van mijn ik — ook als ik alles zou loslaten. Ik was bereid tot alle ontbeering. Nu zie ik ook niet meer op teegen die vier voordrachten. Ik zal ze maken: eenvoudig en oprecht, principieel. Eerst de wijsgeerige vastheeden, het intellect en het gevoel, de oriënteering en het Ik-Nu. De aesthesis, het bewonderen als weezen en doel in zichzelf. De dans des leevens, die wij verrichten en bewonderen teevens. Het afneemen der handeling en het toeneemen der aanschouwing. Het veranderen van het tijdsbesef. De onsterfelijkheid en het lijden. Het lijden onontbeerlijk voor de vreugd. Maar de Schoonheids-vreugd het allerwerkelijkste, het duurzaamste en het sterkste. Dit alles in het licht der oorlogsvlam. Dan de praktijk des leevens — in de tweede reede — en de gerechtigheid. De vrijheid, het goed zijn, het eerlijk, rechtvaardig en hefdevol zijn. De sociale veranderingen. Het imperialisme en het socialisme. Dan de derde reede—wat er in en na den oorlog gebeuren zal. De vierde — wat er onmiddellijk gebeuren kan. Hollands taak en roeping. Voor dit jaar heb ik als opgave: Sirius, Schijn en Weezen, het oopenluchtspel — het geloof — Arria. Of „Het Skelet". De zesde bundel studies. Maar alles afhankelijk van de groote waereldgebeurtenissen. Sirius kan niet voltooid worden eer de oorlog tot een besliste wending gekoomen is. Een snelle duurzame vreede is niet denkbaar. Maar zeer waarschijnlijk is een gedeeltelijke vreede, gevolgd door innerlijke beroeringen in Oostenrijk, Rusland en Duitschland. Ik voel nu zeer productief. Er koomen misschien nieuwe verzen. Mijn werk aan de courant is goed — en ik zal ook de Kring bijeenhouden. Als ik maar zoo kon blijven voelen als nu, dan vrees ik ook de geldmoeyelijkheeden niet. Ik denk wel dat het een uiterst gewichtig jaar wordt, want al komt er geen volkoomen oplossing, toch zal zeeker de toestand zich klaarder afteekenen en een duidelijk keerpunt toonen. Kerstmis en Oudjaar waren rustig en kalm, in kleinen kring. Moeder, mijn schoonzusje, O., mijn dochtertje. Het eerste wat van morgen kwam, was een vriendelijk telegram van Royaards. Een goed omen. Vrijdag 8 Januari Steeds zacht weer. Van morgen bericht dat het stuk wordt uitgesteld tot Februari. Verdrietig I — ik moet mij voorbereid houden op alle decepties. In de Groene heb ik een korten strijd gevoerd, waarbij ik voet bij stuk hield en dan ook het gewenschte verkreeg. De werksaamheid daar blijft me voldoen. Van Hugo Heller een sympathieke brief. Hij wil ook een internationale uitgave gereed maken. Met Spitteler, Shaw en mij. Ooverigens uit Duitschland niet veel goeds. Van avond voordracht in Alkmaar. Maandag n Januari Als ik mijzelven soms onverwacht in een spiegel zie, moet ik lang en verwonderd denken: „Hoe kom ik in dien kaerel? Hij is me niet eens sympathiek. Ik moet zelfs altijd een zeekeren teegenzin ooverwinnen om hem te bezien. Het kost moeite." Ik ben meestal zeer somber en het leeven valt mij zwaar. Af en toe fonkelen kleine lichtjes van fijn, ontZachlijk fijn en frisch geluk. Maar terstond komt de neevel weer. Ik zie geweldig teegen den dag op 's morgens. Ben ik in actie dan gaat het weer. Maar ik word met alle macht weer tot heiliging gedwongen. Het „ik-gevoel" verlaat mij nooit meer. Eeuwig herhaalt het: Er kan geen ander ik zijn dan dit ik. Dit ik, mijn ego, is volstrekt uniek, het is alles, de heele waereld. Het is natuurlijk onvergankelijk, want „alles" kan toch niet vergaan, en „alles" is volmaakt. En dan denk ik weer: Er moeten toch andere bewuste ego's zijn, die eevenzoo voelen als ik. En dan weer: „Neen! alleen ik kan zoo voelen als ik. En waarom dan juist deeze onsympathieke kaerel?" Was ik nu maar geheel onbeduidend, dan zou het raadsel minder tergen al bleef het eeven raadselig. Maar die onsympathieke kaerel is toch zooiets als een grootheid, maar in 't geheel met de Grootheid die zou oovereenkoomen met dit ik-besef. Zaterdag 16 Januari Toen ik eergisteren zeer somber was, door allerlei kleine reedenen, kwam er plotseling een gedachte in mij op, die mij tot nu toe vervult. Ik dacht dat de laatste groote wending in mijn leeven, my last move, daarin zal bestaan dat ik, als mijn gezin mij met meer strikt noodig heeft mijn intrek neem in het tehuis voor dakloozen, de stichting van Jonker. Ik heb daar dan de strenge discipline, die een oud man behoeft en teevens de geleegenheid tot hoogste liefde-werksaamheid. Als dat met de oovergang is tot beeter leeven, wat dan? Ik zou mijzelven niet noodeloos kwellen. Ook mijn vrijheid houden tot uitgaan en mijn eigen hoekje, met schriftuur en boek. Maar afstand doen van geld en goed, aan mijn verwanten, strikt soober leeven, eeven als de verpleegden en trachten goed te doen aan allen die er koomen. Er was troost in die gedachte. Ik zag ook schoone landschapppen in den droom. Door deeze gedachten gaan ook de angsten weg — want die loopen altijd oover geld en goed, en ziekte en dood, natuurlijk. Ik lees Uppie's Sylvia. Het is niet goed. Ik corrigeer de Heks. Ik zie op teegen mijn voordrachten in Amsterdam, ik ben er nog niet mee klaar. Maandag 18 Januari Door het werken aan de eerste voordracht ben ik beeter geworden. Niet meer zoo somber. Ook is er meer sereeniteit in de lucht. Dr lees Willem Mertens door Van Oudshoorn. Dit is nu wel kunst — wat Uppie niet was. Het is diep en vaardig. Het is zuiver op eigen boodem gegroeid. Speciaal Hollandsche kunst. Voortzetting van Viator, de Koele Meeren, Frank Rozelaar, een Zwerver verliefd en Heieen. Ik wil er oover schrijven, als oover de echt oorspronkelijk Hollandsche schrijfkunst, — van gelijke beteekenis als onze schilderkunst. Het is een waan dat er zoo iets is als „het Verleeden". Er is geen Verheden. Er is alleen nu, de eerste persoon presens. Maar in dat nu zijn bekende dingen — herinneringen — en onbekende, die nieuw schijnen. Zondag 24 Januari Ik heb het zeer druk. Bijna ooverstelpend. Ik heb moeite mijn psychische rust te bewaren. Toch wil ik dat. Donderdag de zoozeer gevreesde leezing in Amsterdam, die zeer goed verliep. Vrijdag die in Edam. In beide plaatsen gelukte het mij de menschen zoozeer in stemming te krijgen dat het was als een gebed. Zooals ik dat in Bosten voelde en op de kringvergadering. Het was een klein kerkje in Edam, waar ik sprak en 't waren veel eenvoudige menschen. Br stond den volgenden morgen nog met donker op en zag het stadje in de morgenscheemer, en met de tram het Noord-Hollandsche waterland. Het was mooi en eigenaardig. Broek, Buiksloot, Nieuwendam. Toen de eerste repetitie van de Heks, waarbij ik bijna meelij voelde met de heftige, energieke Royaards, die zijn krachten uitput om zijn idee van het stuk door te zetten, met zeer middelmatige speelers. Tusschendoor weer geldzorgen. Steeds wil men mij weer plukken. Dan denk ik maar aan het tehuis voor Dakloozen, mijn ultimum refugium. Dinsdag, 26 Januari. Stil, zacht, grijs weer. Gister weer een repetitie, waarbij ik eigenlijk een ooverwinning behaalde. Royaards erkende de kracht van het derde bedrijf en daarvoor voelde hij de ziel van 't stuk en nu wil hij ook Cousaert speelen, zooals ik altijd bedoelde. Ik schreef ook met voldoening aan mijn tweede voordracht. Deeze dingen gaven mij rust. Alleen de geldkwestie, het nutteloos uitgeeven van wat ik met moeite win, dat bezwaart me. Woensdag, 3 Februari. 7jttx druk bezette dagen. Ik hield de tweede cursus-avond in Amsterdam en denk er oover ze alle vier deugdelijk te herschrijven en dan uit te geeven: „In 't Licht van de Oorlogsvlam". (Studies, zesde reeks). Ik sprak den a6en in Den Haag en weer gelukte mij de eenheid te krijgen. L. was onder mijn gehoor. Ik logeerde bij Borel en lunchte bij L. Toen ik hem sterkte wenschte in zijn zware taak zei hij: „U helpt me ook daarbij." Zondag las ik de Heks voor in 't huis van L., ten aanhoore van bijna de heele Nederlandsche regeering. Br las goed en vond het aangenaam. Mevr. L. is een lieve gastvrouw en ik voelde mij er thuis. De gastvrouw zong de hedjes van Estella en Berg-op-Zoom. Bt had gehoord dat C. een zoo buitengewoon man was. Maar die indruk kreeg ik niet. Ik vind alleen L. als mensch buitengewoon. Ik voel warm en vriendschappelijk jeegens hem, bijna zooals jeegens Hjalmar. Die twee moet ik samenbrengen. Gisteren weer repetitie. Ook redactie-vergadering. Curieus is dat de voorige maal, de eenige maal dat ik er niet bij was, de platen beide zeer laf waren. Nu zijn ze weer beeter, hoewel ik ze toch niet bedenk. Het is mijn kritiek, mijn smaak, die er invloed op heeft, zonder dat dit in 't oog valt. Vrijdag 5 Februari Heerlijk voorjaarsweer. Gister plukte ik het eerste viooltje. Ik sprak voor 't Nut in Amsterdam. At alleen bij Kras. In Berlijn in 1906, had ik een verfijnd genoegen in het eeten alleen in een voornaam restaurant. Dat genoegen is langsamerhand verdweenen. Uit sleur bestel ik nu nog het gewoone eeten, maar ik zou liever iets zeer eenvoudigs hebben. In Berlijn voelde ik ook een vreugde door het actief worden op een wijder gebied. Daar hoorde een zeekere weelde bij. Nu is dat anders. Mijn grootste vreugden zijn de momenten dat ik eenheid breng bij mijn toehoorders. En ik verlang naar de emoties van den Kring. Ik kreeg een mooye brief van Von Molo. Maandag 8 Februari Zonnig weer. Zaterdag droeg ik bij R. de Heks voor. Het maakte veel indruk. Vrijdag sprak ik in Haarlem. Een juffrouw kreeg weer een toeval zooals mij dat herhaaldelijk gebeurd is, onder de voordracht. Ik zou zoo gaarne iets maken dat geheel voor voordracht geschikt is. De twee best geschikte verzen zijn: „Toen ons kindje glimlachte" en „Stem van génerzijds". Die maken altijd indruk en ik doe het goed. Maar ik zou iets kunnen maken dat een heelen avond vult en toch geen tooneelspel is. Iets als „Rosalind and Helen" of „Locksley Hall". Ik weet nu hoe het zou kunnen — ik zou Ellen kunnen neemen. Ik kreeg een merkwaardig stuk van Bjerre. Daarin komt precies hetzelfde denkbeeld dat mij allang vervult, nJL het Geld als de eenige macht tot reorganisatie der menschheid. Ik symboliseer het door het hart en het bloed. Het geld is het bloed der menschheid — de bloedhchaampjes hebben zelfs den vorm van geld — en er ontbreekt nog een hart dat het voortstuwt. Dat denkbeeld wil ik ook in Sirius verwerken. Sirius, nadat zijn vader hem de positieve natuurkennis heeft bezorgd, oriëntatie, keert terug door de oorlogvoerende volken — en leert geld hanteeren. Als hij dat kan vormt hij den Bond van het heilige Hart. Het Hart dat de bloedsomloop —geld omloop — der menschheid reegeit. Ik voel inderdaad zeer productief. Ik voel dat ik ook weer verzen maken kan. Als de Heks slaagt, dan zal ik ook nog wel sterker tooneelstukken maken. Tegelijk duidelijk, concreet, vol handeling en vol idee. Zeer apert en zeer diep. Voor mijn laatste voordracht in 't Nut ben ik nu wel gereed. Dan ga ik ze eerst omwerken tot een boekje: „Bij 't licht van de Oorlogsvlam". Dinsdag 9 Februari Zonnig, winderig. Gister sprak ik in Haarlem, voor de „Middaghoogte". Ik reekende op een klein publiek, met veel cultuur, maar ik vond een groote zaal, stampvol met bijna duizend menschen uit allerlei stand. Dat bracht mij wel niet van mijn stuk, maar het maakte toch dat ik niet zoo vast en zoo rustig sprak als anders. Ik had momenten dat ik de gedachte-draad verloor — maar ook weer momenten van veel grooter toenadering, zoodat ik het eenheidsexperiment, het gebed in Christus, veel moediger waagde dan ooit. Het slaagde, maar ïk voelde toch alsof ik mezelf te zeer had gegeeven, alsof ik er nu een zeekere vaste gewoonte van maakte. Ik sprak met dominee Hartog, den bekenden reedenaar, die zeer bescheiden en hartelijk was — ik vond hem eerlijk, zonder dominees- of yolksreedenaars-allures. Maar hij spreekt altijd in filosofisch jargon. Ik voelde alsof ik moet terugkoomen. Zondag 14 Februari Reegen. Het gaat mij vrij goed, ik heb de vier Nutsleezingen er goed afgebracht. Een zeer groot succes was het. fit voel mijn positie krachtiger worden. De Heks weer uitgesteld, maar ik ben er nu zeer rustig onder. Ik zag „Grompie", een zeer knappe creatie van Royaards. Maar hij misbruikt zijn krachten. Zijn stem is gebrooken en hij is moe. Het is een slecht stuk en het pubhek deed onnoozel. Voor 't eerst vandaag weer een volkoomen rust- dag. Nu ga ik het boekje oover de oorlog schrijven: „In 't licht van de oorlogsvlam". En ook een artikel voor „La revue des nations". Dat eerst. Er verschijnen verbazend veel brochures. Men moet geduld hebben om in dat rumoer gehoord te worden. De bakkerij wordt eindelijk geliquideerd. Maar ik heb wat contant geld en maak mij dus geen zorgen. De oorlog blijft dreigend. „Als herten, wier gewei vasthaakte in den kamp". Ik kreeg een uitnoodiging om met eenige anderen in Amerika voordrachten oover den oorlog te houden. Het is eervol en ik nam het aan. De schading van huis zal mij veel leed kosten en de lange reis is niet aanlokkelijk, vooral nu niet. Maar toch heb ik niet geaarzeld en ik hoop nu maar dat God mij zielsrust en geduld zal geeven. Maandag 15 Februari Altijd maar reegen. Rustig, rustig ben ik. Zondag 28 Februari Eindelijk weer een morgen van recueil, een aandachts morgen in de hut. Gisteravond kwam de gezeegende neerslachtigheid. De opvoering van de Heks is achter de rug en ik kan tevreeden zijn. Het is beeter geslaagd dan eenig vroeger stuk. Ik voel nog de weerstand van een koud en dom pubhek, zelfzuchtig e» frivool. Maar ze gaan toch mee en welligt zal het stuk zich handhaven. De generale repetitie was een marteling. Ik kon niet rustig blijven. Het doen van Royaards maakte mij enorm ongeduldig. Zijn krachtsverspilling, zijn verkeerde methode en mijn onvermoogen om iets in het midden te brengen. De première was een feestelijke avond. Dat mijn oud moedertje er bij kon zijn was heerlijk. Zij genoot en was gelukkig, 's Avonds waren we bij Van Hamel —er waren ook Borel, Couperus, Giza, Jaap de Haan. Het derde bedrijf was een succes en werd toch door Royaards zeer slecht gespeeld. Aldoor rekken, rekken en valsche gebaren. Maar ik blijf hem trouw en verdeedig hem teegen de aanvallen en hoop gaandeweg invloed op hem te krijgen. Gister at ik bij hem en wij praatten vertrouwelijk. Hij vond mijn voorreeden slecht en ik verdeedigde ze niet. Toch heb ik volstrekt geen spijt van die voorreeden. Ik moest ze zeggen, naar mijn aard. Br wilde ze niet onderdrukken. Den dag na de première kreeg ik het denkbeeld voor een nieuw stuk. Br schreef het op, maar het kladje is zoekgeraakt. Misschien ten goede. Ik wilde een modern stuk geeven, uit deezen oorlogstijd, waarin het nationaal-gevoel bedroogen uitkomt. Een jonge man, in een Hollandsch gezin opgevoed, die zich voor een Duitscher houdt en dus Duitsch voelt, gesteund door een Duitsche geliefde, die dus ook spionneert en heimelijk teegen Holland ageert. En die dan tot de ontdekking komt dat hij van zuiver Engelsch bloed is — een Engelsche vader en moeder heeft. Daarin figuuren als Gutkind, als Rang, als de Hollandsche pacifist Van Mierop en de Duitsche goede jongeling als Gorssemann, ook Arie Rezelman, de halve gare profeet. Het stuk zou in Noordwijk kunnen speelen, op een villa aan zee. Het mooye land en de zee en het kerkhofje. Maar gisteren kwam de depressie. Waarschijnlijk omdat de toeloop naar de Heks nog niet zeer groot is. Nu moet ik eerst weer geheel mij verdiepen in mijzelven. Vrij van alle ambitie. Ik sprak eergisteren in Aalsmeer, in een klein cafeetje. En ik heb er een lieve herinnering aan. Het waterland, alles water en modder — en de groote bloemkweekerijen, alles bloeyende seringen in serres. Wat een eigenaardige herinnering. En de oovertuiging dat ik ook daar goed deed, de menschen rust gaf en troost. Zooals men mij ook schreef uit Deventer. Ik werd in Aalsmeer ontvangen door den pastoor en den dorninee. De pastoor der Oud-Katholieken en de mennisten-dominee. Ik logeerde op de kamers van een zeekeren R., die bij een kruidenier inwoont, 's Avonds zat ik in het kruideniers-gezin. De man was jarig en we aten tulband. Wonderlijk was het contrast tusschen den salon van den kruidenier, vol wansmaak en het vertrek van R., waarin ik logeerde en waar alles van fijnen smaak getuigde. Foto's van Maris, van Del Sarto, mooie Japansche houtsneeën, aardige meubeltjes. Ik voer met de stoomboot terug, met veel bloemen voor thuis. De scènes van De Heks zijn fraai. Alles een oogenlust. Dat is het werk van het sympathieke echtpaar Lensvelt-Brongers. In Den Haag was ik er niet bij en daar stuurde L. een krans. De Amerikaansche tocht blijft dreigen. De oorlog blijft op 't doode punt. De Russen worden verslagen maar het baat niet veel. Jaap de Haan was bij de première zenuwachtiger dan ik. Hij toonde al zijn goedheid en liefde. Couperus, dien ik voor 't eerst van mijn leeven ontmoette, trok mij eerst niet aan, door zijn precieuse verwijfdheid. Maar ik bespeurde spoedig het kind in hem, zijn kinderlijke, teedere manier. En dat bond mij terstond aan hem. Ik zal hém bezoeken in Den Haag. Maandag i Maart Eindelijk weer in de heilige maand. Er ligt sneeuw en modder, het is guur. Ik was zoo tevreeden in mijn gezin. Het is zoo hef en dierbaar. En bloemen en zon in huis. Het is een gelukkig geheel. En toch moet ik bereid zijn alles te verlaten — zonder daarom het moment minder te genieten. Het was ook een genoegelijke avond, van de première. Ook het logies in American en het ontbijtje. Maandag 8 Maart Zeer guur. N.-wind. Deeze week een feestavond in Haarlem bij de opvoering van de Heks. Den volgenden morgen in Amsterdam, gezwommen in de zweminrichting Heiligeweg. Ik kan nu wel voldaan zijn. Er zijn nog wel vijandelijke stemmen, zuur-zoet kleineerend zooveel ze kunnen — maar die schaden nu mijn invloed niet meer. Ik kreeg een briefkaart van Spitteler, dat mijn lof hem meer waard is dan een ridderorde. In den trein, reizend naar Amsterdam, met Royaards en zijn vrouw, Van H. en C, voer Royaards heftig uit teegen B. zoodat ik me voor Royaards schaamde. Het is een moeyehjke verhouding met zulk een prikkelbaar mensch. Toch zal ik hem trachten vast te houden. Hij doet veel voor onze kunst. Vrijdag sprak ik in Heerde, en logeerde bij de familie van Riemsdijk. Den volgenden dag dronk ik koffie bij Henriette en haar moeder en praatte oover den ouden Haarlemschen tijd. Van Riemsdijk is een aardige heereboer, die liedjeszanger worden wil, in Veluwsch dialect. Br woonde een voordracht bij van Borel, oover den oorlog in het Oosten. Hij heeft een leuke wijze van spreeken en zegt veel deegelijks, waardoor hij altijd boeit. K. speelde mij zijn nieuwe trio voor, dat ik zeer mooi vond. Nu ik een beetje minder geldzorg heb, word ik bijna gierig — uit vrees er weer in terug te vallen. Donderdag n Maart Eergister sprak ik in Meppel, in een kerk, mijn reede afgewisseld door muziek voor orgel en cel. Het beviel mij zoo zeer goed. Er waren veel menschen van allerlei richting. Ik logeerde bij een dominee, B. Het stadje is niet groot of interessant, maar een bloeyend plaatsje, door handel in turf en graan. In deezen oorlog wordt er veel geld verdiend. Gister morgen was ik gelukkig en voelde het voorjaar vreugdig in me. Ik droomde ook goed. Maar des avonds kwam de schaduw weer. Dinsdag 16 Maart Zacht, stil, grijs weer. Br sprak gisteren voor de 8—155 Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Een vohe feestavond in Bellevue, juist zooals ik verwachtte. De leiding in handen van jodinnen, die goed hun woord kunnen doen. Magda Peeters was er en Henriette Roll. Ik vond het vreemd te bemerken hoe ik een zeekere populariteit bij die Amsterdamsche meenigte verkrijg. Men applaudisseert als ik mij vertoon en men reageert op al wat ik zeg. Ik vind daarin iets penibels, iets raars. Ik zou ze willen beduiden hoe ik heelemaal de persoon niet ben voor zooiets, zoowel door bescheidenheid als door trots. Het past mij niet — ik ben niet geschikt voor een populaire figuur. Daarvoor ben ik eigenlijk niet oppervlakkig en niet eerzuchtig genoeg. Zooiets is goed voor Roosevelt of Keizer Wilhelm — niet voor mij. Zondag 2i Maart Donderdag was ik bij mevrouw W., en daar heeft ze mij de hand geleezen, de kaart gelegd en me van haar spiritistische ervaring met S. verteld. Ik voelde eerst weerzin om er heen te gaan. Maar ik werd er zeer rustig en had er geen spijt van. Ze verzeekerde dat ik „ontzettend rijk" zou worden en zeer oud. Ik zei dat ik hoopte dat de rijkdom geestehjk bedoeld was, want dat ik in geldrijkdom niet veel goeds zag. Maar ze bedoelde wel geld. En hoewel ze dit alles belangeloos deed, had ze tpch wel een Italiaansche vereering voor geld. Ze beweert ook dat ik zuidelijk bloed heb. Het bleek nu dat de dwaze brieven die ik van haar kreeg, automatisch geschreeven zijn. Vrijdag 26 Maart Buyig, koel, gister een warme dag. Ik was drie dagen in Ede en reed er paard met W. Ik was weer onrustig toen ik er heen ging en het nam weer eenigen tijd eer ik mij vrij en moedig voelde. Ik moet er nog langer blijven tot ik geheel gewend ben. Ik was moediger en rustiger teegenoover de kans om met de vliegmachine op te stijgen. Maar de aviateur wilde mij nog niet meeneemen, omdat zijn toestel nog niet voldoende beproefd was. Wij reeden door de woeste hei, met de recruten, oover duintjes en door meertjes heen en door bosch. In een meer ging een van de paarden rollen, met zijn berijder, tot groot vermaak van de heele colonne. J. speelde 's avonds, de variaties van Mendelssohn en Bach en Rameau. W. gaf mij een boek „Du Mariage" van Leon Blum. Daarin werd deeze stelling met veel talent verdeedigd, dat man noch vrouw moet trouwen eer de echte verliefdheidsroes geheel is uitgevierd. En ieder moest tot dit laatste de vrijheid hebben. Ik vind dat op 't oogenblik de toestand zoo onzuiver en zoo abnormaal is, dat zulke beschouwingen ernstige aandacht verdienen. Br zie ook in 't huuwehjk van alle jonge, onervaren menschen een gevaarlijk spel, eigenlijk een roekeloos beginnen. Maandag 29 Maart Koud, helder, zonnig. Het is een ongunstige morgen, vooral omdat H. mij meedeelde dat de voorstelling van gisteravond slecht bezocht was. Dat wil dus zeggen, dat de élite die het stuk waardeert te klein is om de massa mee te krijgen. Dat bewijst niets teegen het stuk en ook niet teegen het succes op den duur, oover een jaar of tien. Maar het stelt de kentering weer uit. En ik moet weer „terug gaan" eer ik vorderen kan. Ik schreef brieven aan Gutkind en Geldmacher om ze te prepareeren op een verbreeken der postverbinding. De Duitsche regeering tergt en dreigt ons en er is een heevige spanning in het land. Zij schijnen tot elke dwaasheid in staat. Ik nam eergister afscheid van Valborg bij M. aan huis. Ik vond er zelfs de vrouwen krijgszuchtig en vol verontwaardiging. Het aantasten van onze vloot ergert en grieft ons nog, als van oudsher. Woensdag 31 Maart Steeds koud en zonnig. Ik begreep dat de Amsterdammers het stuk met willen zien, omdat ze er niet in gevleid worden, maar in hun zwak geraakt. Juist de hoogere rangen, de handelskringen, koomen niet. En toch wordt er hun zwak in verdeedigd, als ze maar konden verstaan. . Ik was gisteren op het atelier van juffrouw Beyerman, de beeldhouwster, en zag er het merkwaardige werk van Van Ost, den teekenaar uit Mechelen. Welk een meemgte talenten koomen er op in België, door deezen schok. Meesterlijk zijn zijn teekeningen en karikatuuren. Twee uuren heeft Van Ost met ons zitten ,grazen". Een kostelijk type. Hij doet denken aan een figuur uit de Fransche kunstenaarswaereld ten tijde van Gavarni, van Hugo en Balzac, Daumier en Delacroix. Hij wou weer naar het front terug. Hij sprak ook oover het futurisme en gaf in een paar teekeningen op zeer duidelijke wijze aan hoe men er toe komt. Men wil een hyper-expressie geeven, het ontoereikende van een stilstaand beeld aanvullen, door verdubbeling en herhaling. Maar hij verzwakte zijn betoog door telkens te moeten zeggen, bij 't zien van zijn eigen teekeningen : „Hoe was 't ook weer? 't Is te lang geleên! 't Is te lang geleên!" Hij was 't dus vergeeten, bewijs van intellectueel werk, dat explicatie behoeft. Dat mag niet bij een verwerkelijkt ding, dat moet onmiddellijk werken. Zaterdag 3 April Een voorjaarsdag. Er is wel een vroolijke stemming in huis en er zijn bloemen en er is leeven. H. is er, het is een actieve leevensperiode, ik ben voorloopig uit de ergste geldzorgen, er gebeurt veel in de waereld en we hebben grootsche plannen. Het denkbeeld een Hoogeschool voor vrije wijsheid te stichten in Amersfoort is onlangs door Borel en mij besprooken. Be was droevig van morgen, ondanks feestdag en bloemen. Vooral hinderde mij een brief van B., waarin hij schreef een langen brief van Gutkind te hebben met de opdracht „den rasenden v. E." te kalmeeren. Dat grieft mij zeer en is om duivelsch te worden, van iemand die in reuzenrazernij bevangen ligt. Donderdag 8 April Buyig weer, maar toch voorjaar. Ik lees het beestenboek van Long (School of the woods) en kom weer in mijn contemplatief leeven, met wat gepruts in den tuin, houthakken, bloemen plukken, veel slapen, weemoed en gereegelde productie. Br schrijf het Licht van de Oorlogsvlam eerst af. De Heks is blijkbaar van 't repertoire af en bij Royaards is een zeer prikkelbare stemming — zeeker door zijn moeyehjkheeden. Maar ik ben er gelaten onder. En ik denk er zal een nieuw tooneelstuk koomen, in onzen tijd. Ik voel sterke neiging dezelfde dictie in moderne menschen te brengen. Ik ga ook weer aan Schijn en Weezen, en zal een paar Duitsche en Engelsche artikelen schrijven. Chuzska schreef me dat hij wel vreesde, ik zou „Deutschland grollen". Maar toch bleef ik voor hem de Meester, de Leider. Als ik in een halfdonkere kamer kom, zie ik soms iets, lichtglanzen, kleuren, een omtrek, waarvan ik niet terstond begrijp wat ze beteekenen, welk voorwerp ze zijn. Dan verwondert mij dat, het geeft mij een zeekere geruststelling dat de waereld toch niet vizionair is, want het is zeeker dat die onsamenhangende indrukken toch ten slotte een of ander voorwerp beduiden. Ik neem dan dat onbegreepene lang en aandachtig waar en de gewaarwording is zeer subtiel. Vrijdag 9 April Storm en reegen. Gister avond een seance met een medium gehad, die mij echt en serieus voorkwam. Het medium was een bediende in een manufacturenzaak, vrij onontwikkeld en van eenvoudige Amsterdamsche familie. Het was bij mevrouw X. aan huis, niemand er bij behalve mevrouw X. en ik. Zij had een gebed opgeschreeven dat ik niet ridicuul vond, om te verzoeken dat alleen S. zich mocht manifesteeren. Het medium ging na een tien minuten in trance, met kleine schokjes en een gevoel van spelde prikken oover het geheele lichaam. Toen kwamen eerst andere, vreemde geesten, een met een uitheemsche naam en een monnik (Triar). Die weezen we met kracht terug. Toen kwam S. en hij drukte me hartelijk de hand. De indruk was eeven sterk en oovertuigend als indertijd bij Mrs. Thomson. De blijdschap dat ik hem verstond. Hij beduidde me met veel moeite dat hij me een middel zou meededen teegen een ziekte van het „cerebellum". Het duurde lang eer ik hem begreep, tot hij bij mij wees waar het cerebellum zat. De ziekte kwam voord voor in oorlogstijden en niet enkel bij soldaten. De symptomen waren koude rillingen, verhoogde temperatuur, hart-uitzetting, moeheid. Het geneesmiddel moest zijn poeder van Ramboetan en sap van de Doerian. Toen ik dit laatste woord niet gaauw verstond, wees hij de vorm aan van de vrucht en zei: „Punten", zoodat ik begreep dat hij de Doerian bedoelde. Het middel moest onderhuids worden ingespooten, in den arm. Het was ook goed teegen slaapziekte. Toen ik hem vroeg iemand te noemen die we beiden kenden, zei hij: R. En dit is ook de eenige die ik er oover zou kunnen spreeken. De dosis en verhouding van het middel kon hij nog niet zeggen. Hij sprak oover de groote moeite die het kost, tans door de ruuwe stof die de aarde omgeeft, te dringen. Er zijn veel booze demonen in de weer. Hij beloofde mevrouw X. te blijven hdpen in haar rechtskwesties. En hij beloofde mij, d in mijn droomen een denkbeeld te geeven van het lichaam- looze leeven. Hij zou mij bijstaan, zei hij, zoodra ik „ontwaakte", opdat ik helder bewustzijn zou hebben en daar terstond van zou kunnen profiteeren. „God zeegen je" zei hij. In het geheel was geen enkel woord dat reeden gaf tot argwaan of twijfel. Het medium kwam gemakkelijk weer bij en voelde zich verfrischt en gezond. Zijn hoest, die hem voor de trance erg kwelde, was terstond opgehouden. Vandaag kreeg ik een langen brief van Royaards. Goed gemeend, hoewel bijna geheel onjuist. De Heks wordt niet meer gespeeld vóór 't volgende seizoen, met andere bezetting. Ik verdroeg de teleurstelling vrij gemakkelijk. Donderdag 15 April Het is heerlijk voorjaarsweer en ik ben zeer stil en down. Ik moet vanavond spreeken in Zutphen en ik heb keelpijn. Ik was deeze week in Nieuwendam en kocht een bootje en had er berouw van. Toen ik in Amsterdam langs de zonnige, bedrijvige kade hep, dacht ik: „Als ik hiernamaals maar zóó helder kan observeeren, wat zal ik dan gelukkig zijn," Maar des middags was dit bhje gevoel al weer weg. Nu ben ik zeer stil en zeer down. Zondag 18 April Heerlijk lenteweer. Steeds koel maar stil en zonnig. Ik ben nog steeds zeer vreugdeloos. Ik moet nog in eenzaamheid tot mezelven koomen. Gister dotterbloemen geplukt, op een wandeling met Zusje O. Woensdag 21 April Zondagmiddag maakten we de voorjaarswandeling naar 't Polderhuis, plukten veel dotterbloemen. Het was koel maar zonnig, opwekkend. Maandag sprak ik in Bussum voor de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Vooraf was ik diep neerslachtig. Maar de reede ging goed en ik werd beeter. Mijn moeder was er en die was roerend dankbaar dat ze me gehoord had. Haar geheugen werkt slecht, ze verwart de tijden en de plaatsen, maar in emotie en gevoel, als 't mij betreft, is ze bizonder fijn en sterk. Haar poogingen om aan de conversatie mee te doen zijn soms zeer ontoereikend. Men zou willen, dat ze er maar royaal van af zag. Maar ze gevoelt alles toch zeer intensief en is nog vol leevensvreugde, hoewel geheel verzadigd. Ik zie het goede element de ooverhand krijgen bij haar. Ze gelooft, waar ze vroeger nooit ernstig beschouwde en sceptisch was. Ze is verdiept en vatbaar voor hooger. Meer en meer zie ik duidelijk den strijd, als een kamp van booze machten teegen het Lichte en Goede. Duisternis teegenoover Licht. De poel teegenoover den Heemel. De arme N.V. is het slachtoffer geworden. En ik had hem juist uitgezocht om mij te helpen in den strijd teegen de duisteren die K. bestooken. En nu hebben ze hem ten onder gebracht. Ik vermoedde er niets van. Ik had zelf een moment van geweldige depressie, Maandag. Maar nu is het weer beeter. K. is nog in 't vreesselijk conflikt. Maar hij hoort de schoone muziek en voelt de verlossing koomen. Ik schreef oover Da Costa en zal ook oover Van den Bergh van Eysinga schrijven. Ik schrijf nu iets voor de Friedenswarte. Vrijdag 23 April Gisteravond weer een séance. S. kwam onmiddellijk. Hij sprak pompeus, wat rhetorisch en zalvend, maar niettemin was er inhoud in alles wat hij zeide. Het klopte alles, het was geen onzin, en ook geen hol gepraat a la Steiner. „We hebben zooveel namen gedragen," zei hij, „wat doet die eene naam er toe". Hij spreekt dan wel van: „Voorwaar, zeg ik U" en „den groffelijken lijf (bedoeldend „het grofstoffehjke lijf"). Maar dat is niet zoo vreemd als men bedenkt dat hij de hersens gebruikt van een ongeletterd man. Daarbij gaf hij zeer passende antwoorden op al wat ik vroeg en toonde -zich zeer goed op de hoogte van pathologische kwesties. De wijze waarop hij de gevoelsfijnheid in de huid onderzocht was precies die van S. — met den kop en de punt van een speld (naald). Hij gaf nu ook de dosis op en de verhoudingen van het middel teegen vlektyphus en slaapziekte. Ramboetan en Doerian. Het wit-schuimende sap door persen verkreegen en het zeer fijn gewreeven poeder van Ramboetan, met water gemengd in de verhouding van 6 gram op 150 water. Men kan het ook zonder inspuiting aanwenden, als wrijfmiddel op rug en achterhoofd. Dan stijgt de temperatuur tot 40 of 40.2, er komt transpiratie en de bloedlichaampjes ondergaan verandering, de parasieten koomen door de huid naar buiten, ook met de defecatie. Ze worden door den mond ingeademd. Toen ik vroeg of ik het R. mocht zeggen, knikte hij en zei: „Die zal dadelijk zeggen: „dat heeft hij van een hadji." En zoo is het ook." Eerst na zijn oovergang had hij het gehoord. Hij beloofde ook andere, goede geesten tot ons te laten spreeken. Hij zelf zou de leiding neemen aan géne zijde en wij aan onze zijde. Ik had den voorigen avond in Tiel gesprooken en des morgens het kleine stadje aan de groote rivier bekeeken. Gelogeerd bij de familie D., die ik ook in Almelo als gastheer had. Ik had goed gesprooken. Ik at met Hans en Jotie bij American. Maar het was toch een slechte sfeer waarin ik verkeerde. Ook nog na de séance, helaas. Ooveral slechte invloeden. In huis waren er moeyelijkheeden met personeel Ik zelf voelde niet rein en niet sereen. Ik moet daarteegen toch ernstig strijden. K. schijnt ook weer in een geweldigen strijd gewikkeld. Hij is in de diepste somberheid, antwoordt naauwelijks, elke uiting is een kreet van lijden, telefoneerde H. mij. Ik had een artikel van Lodge geleezen, waarin hij zegt weetenschappelijke zeekerheid te hebben van de echtheid der communicaties van zijn afgestorven vrienden. Maandag 26 April Het is heerlijk lenteweer en het gaat mij beeter. De waereld moet goed en volmaakt zijn en kan niet buiten mij. Ik was bij K. en vond hem beeter dan ik verwachtte. Hij was al te gaauw gaan leeven alsof hij hersteld was. Toen zakte hij weeder in. L. schreef een brochure, waarin weer hetzelfde bedriegelijke is als in zijn Ameide-verzen. Een groote knapheid en een klein, zwak karakter. 3 Mei, Scheveningen Koel, noordelijk weer. Ik ben hier met mijn vrouw bij B. Zeekant, uitzicht op zee. Vrijdag 30 April gingen we hierheen. Donderdag haalde ik mijn bootje van Nieuwen dam, met Hans en Zuster O. Wij zeilden oover het IJ, het Merwede-kanaal in, bij prachtig weer. Toen een kort oponthoud in Weesp, en daarna weer gezeild, de Vecht op, de Loodijk, tot Walden toe. Het was ideaal weer, zonnig en frisch, en ik vond het een heerlijke dag, zooals men die alleen in Holland hebben kan. Het lekkere water en de bloemenrijke landen, het keurige sloepje Hugo, dat zoo makkelijk te hanteeren is. Ik was nu toch blij, het gekocht te hebben. Zaterdag was ik bij K. Ik blijf hoop behouden, hoewel zijn toestand zeer aandoenlijk is. Des avonds zag ik den anderen lijder. De violist H., sints een jaar halfzijdig verlamd en sprakeloos. De arme moeder zag uit op mijn komst als op die van een Messias, zeide ze. Haar dankbaarheid was grenzeloos. De verlamde was al dien tijd verpleegd in een sanatorium bij een ongevoeligen doctor, die weinig aan hem deed, hem vrijwel verwaarloosde. Een antipathiek, grof, hebzuchtig persoon. Dinsdag 4 Mei N.wind. Br zie Borel hier iederen dag. Gister lunchte ik met mijn vrouw bij L., waarmee wij iedere maal meer bevriend worden. Hij is zulk een zeldzaam type, kinderlijk en toch zeer mannelijk en wilskrachtig, verfijnd en gedistingueerd en toch zeer forsch, een reus. Diplomaat en toch zeer oprecht. Artistiek en dichterlijk voelend. De zee heeft de kleuren van een visch, blauw, groen, bruin en zilver. T. speelt Tosti beneeden me. Gister wandelden we in 't lichtgroene bosch. Onderwijl gaat het stomme gemoord maar door. Nu met chloorgassen! Eergisteren een lang gesprek met Sosro Kartono, den broer van Raden Kartini. Een sympathiek, zeer ontwikkeld Javaan. Hij was volstrekt niet geslooten of terughoudend. Dat is een praatje van den ongenaakbaren Oosterling. Het komt er maar op aan werkelijk vertrouwbaar voor hen te zijn. Zooals Borel zegt: hun intuïtie is zeer fijn en zegt hun terstond, wien ze niet vertrouwen kunnen. Woensdag 5 Mei Heerlijk zoel Meiweer. Stil aan zee. Ik wandelde op de pier van morgen. Nu wordt alles weer duidelijker. De leidingen en wijzingen. Dat is de hoofdzaak, dat ik de wenken van mijn Leider voel. Gistermorgen was ik uiterst neerslachtig. Wel geduldig en ook niet in 't oog vallend somber. Maar leeg, dof, naar. Alles zag er vaal uit. Het leek alsof ik niet meer zou kunnen zijn als vroeger, werksaam en actief. De morgen ging snel om in nutteloos gepeins. Toen kwam, teegen den middag, de kentering. Ik lunchte alleen, toen was het er nog. Daarop wandelde ik naar Den Haag, door de mooye, lichtgroen bebladerde Oude Scheveningsche Weg. En ik hoorde Miss Adams spreeken in een Haagsche kring, bij R. Daar was ook Anna Lindthagen en ik maakte kennis met mevrouw S., mevrouw A., vrienden van L. en den oud-rninister T. Ik sprak ook met Jane Adams, haar reede was goed. En ik voelde onderwijl de booze invloeden wijken. Toen ging ik den armen H. verlossen uit de handen van den doctor. Het ging alles nu vlot en om 5 uur was hij goed en wel bij juffrouw B. aan huis. De moeder in een extase van dankbaarheid, 's Avonds kwam J. en onderzocht hem. En nu eindelijk, deezen nacht, kwam voor 't eerst, sints den oorlog de gezeegende droomsfeer terug. Br zag weer het magische zonlicht, de schaduw van mijn voet op 't zand. Duinlandschappen, zeer diep onder mij, waarin ik kon needer zweeven. Dat kan nu toch wel niet anders zijn dan een wenk. Dr hoorde ook dat K. zich beeter voelde. Dr schreef voor Fried een artikel: Der Weise und der Krieg. Zaterdag 8 Mei N.wind, zonnig, koel, maar mooi goed lenteweer. De peeren zijn bijna uitgebloeid, appels beginnen. Weer begon de droomsfeer iets beeter te worden. Maar ooverdag zijn er nog veel slechte invloeden. Uit Den Haag koomende, was de séance bij X. niet gunstig. S. spreekend door het medium, klaagde dat hij „ontzettend leed" blijkbaar door herinnering aan iets dat in Juli 1888 gebeurd was. Ook sprak hij van een boek waarin een los vel lag, door hem beschreeven. Maar hij kon den titel er „niet door krijgen". Hoewel ik in Den Haag zooveel goeds had gedaan en zooveel vereering en dankbaarheid vond bij de goede mevrouw H. en haar zoon — zoo voelde ik toch de lage sternming alom. Dt sprak met Jane Adams, met Mrs. Andrews en met Frans van Cauwelaert. Juist dcgeenen die ik moest hebben. Borel zag ik veel en een avond was hij met zijn vrouw bij mevrouw B. Daar was ook Sosro Kartono, de bescheiden Javaan, met zijn schrander gezicht. En ik voelde deezen meer „mijn" natie, mijn „volk" dan het zoodje Europeeërs dat in Scheveningen boemelt. Gisteren roeiden we in mijn nieuwe boot. En de oude moeder roeide ook. Het was aardig en vrpolijk, met de kinderen, aan 't Polderhuis. Vanmorgen bericht dat de Lusitanië getorpedeerd is. Zal er nu nog geen algemeene actie koomen? Hebben de booze machten nu gansch vrij spel! Borel was neerslachtig, Jaap de Haan is diep ongelukkig, schreef hij. Ook T. is droef. La de séances begin ik beeter terstond de onechte van de echte meededeelingen te onderscheiden. Als het medium begint zalvend te praten en vlot, dan komt er niet veel echts. De echte dingen koomen met moeite, afgebrooken en bevatten feiten. Bij het zalvende en vloeyende spreeken mengt zich blijkbaar de persoon van het medium zelf, of woorden en associaties van zijn hersenen, bekende banen. De vrije-jeugdbeweeging neemt toe, in België zelfs. Br kreeg ook mooye verzen van een jong dichter. Perk-inspiratie. Dinsdag n Mei Het verdriet van Jaap de Haan berust daarop, dat hij weer orthodox joodsch wil worden. Hij voelt er zich toe gedreeven. Hij voelt wroeging en spijt, dat hij ooit van de joodsche wet is afgeweeken. Ik tracht deeze neigingen, die mij dweepzucht schijnen, teegen te gaan. Ik krijg aandoenlijke brieven van H. en zijn moeder, oovervloeyend van dankbaarheid en liefde. Donderdag, 13 Mei, Hemelvaartsdag. Vandaag koud en reegen. Gister sliep Borel in mijn hut. Het koor van voogels des morgens verrukte hem. Zondag 16 Mei Koel, bewolkt. Br ben vervuld van het boek „J'accuse". Dit is eindelijk de vervaarlijke aanklacht, het vreesselijke requisitoir, dat wat koomen moest. Dit is het keerpunt in den oorlog. Dit geeft hoop, het is een lichtstraal. Alleen een Duitscher kon het zoo doen. Van andere zijde zou het niet die beteekenis hebben. En het beteekent: revolutie. Het is geen zakenman die het schreef, zooals ik eerst dacht. Het is een rechtsgeleerde, vermoedelijk een jood. Nu is Duitschland gered. De wending is gekoomen. Er moet nog zwaar geleeden worden, maar de uitkomst is nu zeeker. Woensdag 19 Mei Koel, bewolkt. Maandag ging ik naar Harlingen, oover Enkhuizen. Op de boot reisde ik met Margareet Meyboom en Schaper, het S.D.-kamerlid. We praatten oover coöperatie. Br sprak in Harlingen, maar niet naar mijn zin. Ik was er uit. Een paar malen verloor ik den draad en ik zei ook wel eens holle dingen, zooals 't mij vroeger wel oover kwam, toen ik begon. Ik logeerde bij den industrieel T. Vader, moeder en volwassen dochter. Met de laatste wandelde ik den volgenden morgen langs de zee. Het was stormachtig — het vlakke land lag zoo deemoedig en toch zoo vasthoudend teegenoover de zee. De grillige toorenspitsjes van die kleine Noord-Nederlandsche steeden zijn zoo kenmerkend. Een uiting van leevenslust in harde, guure omgeeving. Ik zag de zoutziederij — een primitief bedrijfje. En de plateelfabriek van Van Hulst, waar een artiest ontbreekt. Ik zou geneigd zijn dat strafbaar te stellen. Zulk een fabriek zonder kunstenaar. Op zee was het ruuw en men was zeeziek. Ik was 't niet en ik geef er ook niets om. Maar toch werkt ruuw weer op zee veel meer op mijn onrust dan vroeger. Het maakt me nerveus. 's Avonds ging ik met Orobio de Castro naar de tweede Mahler-symphonie. Weer vond ik het grootsch, evenals de achtste. Ik werd getroffen en meegesleept. Niet bij het eerste gedeelte. Maar van af het tweede. Maar vreesselijk hinderde mij weer de zaal, de menschen, het geloop met potten en pannen in 't orkest, het handklappen, enz. Vrijdag 2i" Mei Warm, de eerste zoomerdag. Gisteren en eergisteren was Borel hier met vrouw en kind. Gisteravond een veel belangrijker séance bij X. Br wist vooruit dat het beeter zou gaan. Vooreerst leerde ik dit, dat S. feitelijk niets weet van de conditie van zijn zoon. Hij lijdt nu nog 9—155 onder die gebeurtenis, maar weet niet hoe het nu gaat. Toen ik zei, dat hij, naar mijn weeten, in goeden doen en in aanzien was, toen zei S. verheugd: „Dus hij is niet in de beslootenis?" Meenend dus dat hij in de gevangenis was en het woord niet willende uitspreeken. Verder werden als vrienden genoemd v. L. en P. d. K. Ook omtrent hen wilde S. blijkbaar ingelicht worden. In zijn sfeer kwamen er tot nu toe géén die hem konden inlichten. Toen kwamen de Oosterlingen en er werd geheel in den vorm gesalaamd. De naam Tjoba werd genoemd en Angora. Tijdsbepaling gelukte niet. Ik kreeg dank en erkenning voor hetgeen ik gedaan had. Blijkbaar werd mijn werk oover Tagore bedoeld. Toen kwam een Arabier Abderrachman. Hij sprak geen Engelsen zooals de voorigen, maar iemand fungeerde voor hem als tolk, een zeekere Hoolboom. Hij verstond Arabisch, Hoogmaleisch, Oud-Javaansch. De reede van Hoolboom was merkwaardig. Ze waren expresselijk gezonden. Bt werd beschouwd als hun bondsbroeder. Vooral trof mij de uitdrulddng, dat hun harten „poeti" waren. Be meende mij te herinneren dat poeti = wit beteekende. Het medium sprak ook Maleisch, waarvan ik alleen het woord „kapalla" (hoofd) verstond. Hij wees ook naar zijn hoofd. Treffend was de meededeeling, dat de duizenden die nu uitkwamen — de gesneuvelde soldaten — niet begreepen dat ze gestorven waren en nog wilden doorvechten. . Donderdag 27 Mei Gisteren de warmste dag tot nu toe. Maar heeden weer guur en koud. De Pinxterdagen waren droog, zonnig, winderig. Van Hamel en Orobio de Castro waren bij me. En 's middags Elly Ney en Wüly. Ik had hen den voorigen Zaterdag in Blaricum bezocht en hun het gedicht „An meine Freunde in Ost und West" gegeeven. Dat was mij den voorigen dag in 't hoofd gekoomen. Het is wel goed dat het in 't Duitsch kwam. Het waren mooye zoele lentedagen. Alles prachtig in bloei, appelboomen, meidoorn, biem, wistaria, veronica. Gisteren ging ik met m'n vrouw in de boot, in de weilanden en zwom. Het was heerlijk, zoomersch en zonnig. Het weiland vol booterbloemen en orchideetjes. In Fried's tijdschrift heb ik een stuk „Der Weise und der Krieg". Zaterdag 29 Mei Koel, betrokken weer. Sints gister middag diep bedroefd. Ik was ook 's morgens driftig geworden en vond dat akelig. Toen werd ik 's middags hoopeloos neerslachtig, tot niets in staat. Hoewel ik des nachts in heldere sfeer was geweest. Het is heeden nog niet beeter. Mijn geld vliegt weer weg. H. ergert me door zijn willekeurig doen, zijn bedisselen en wegblijven. En afschuuwelijk is het moedwillig liegen van Bethmann-Hollweg in den Rijksdag. Ongeloofelijk. Na „J'accuse" is het maar al te duidelijk. Wat een inferieur mensch is dat. Op mijn gedicht heeft nog geen Duitscher geantwoord. Ook Gutkind heeft niet geantwoord op mijn hartelijk en dringend schrijven. Alleen de brief van Spitteler was opbeurend. Zondag 30 Mei Koud cn guur. Ik schrijf artikelen, maar ik verlang naar dieper werk. De tijd vliegt zoo snel. J. is hier en woont in de hut. Ik ben nog met tot rust, kan niet werken. Ik wil dramatisch werken, maar er komt mets. Ik heb geen rust genoeg. Ik wil een modern tooneelspel geeven. Dat eerst. Dan weer een groot drama. Maar hoe zal ik de noodige rust er voor krijgen? Mijn droomen worden wel beeter, maar ik verval ook weer in groote somberheid. Een brief van Rang. De accacia-tijd komt nu weer. Ik laat niete los. Het oorlogsdagboek van Fried isuitsteekend.Een der eedelen is hij. _ , Ik lees Vorstengunst van Adèle Opzoomer. Borel zei, dat er een prachtig drama van te maken zou zijn. Vrijdag 4 Juni Heerhjk zoomerweer. De framboozen bloeyen, de bijen vliegen druk. Gister avond weer séance bij X. Er waren merkwaardige dingen. S. gaf zijn identiteitswoord. Ook drong hij aan op het beproeven van zijn rniddel en hij verzeekerde, dat er in zijn waereld beslooten was mij te helpen en te leeren-mijn krachten geneezend aan te wenden. Daarvoor moest ik dan eerst een patiënt op de séance brengen. Hij sprak ook veel van de schoonheid van het licht m zun waereld en de hchtblaauwe lichtgestalten om ons heen. _~ —. . Toen kwam L. en sprak oover Rome en Dordt, oover het plan van Oostenrijk om den Paus als waereldlijk vorst te herstellen. Binnen weinige dagen, zei hij, zal er een nieuwe bijeenkomst plaatsgrijpen in Rome en dan zal de Paus kleur moeten bekennen. Het medium werd gewaarschuwd dat hij niet rooken mocht. Omdat rooken de werking van de geesten verlamt. Ik vroeg of dat ook op mij toepasselijk was en kreeg ten antwoord, dat ik zelf het beste wist wat al of niet goed voor mij was. Van Mevrouw X., die altijd aankomt met haar erfenis, met de romantische bizonderheden uit haar geslacht, hoorde ik toen iets van de bokkenrijders, die in Limburg hun hoofd hadden in Dr. Kerkhofs, een gezien en schatrijk man. Verscheidene duizenden roovers, door een geacht en gezien man georganiseerd en geleid. Wat een prachtig geval voor een nieuw tooneelspel. Zoodoende krijgt „Het Skelet" plotseling leeven en kleur. Dr. Kerkhofs is de rijke, geleerde man — die ik in Lord Rodolf e.a. zocht — die het skelet op zijn kamer heeft. De zoon van dien Kerkhofs was verliefd op een tante van mevrouw X. Die tante had tien broers, die dreigden den pretendent dood te ranselen, omdat de reputatie van zijn vader algemeen hem als hoofd der rooverbenden noemde. Het stuk speelt in 't laatst van de 18e eeuw. In Limburg. Kerkhofs is de slimme, sterke, vrije atheïst, die lacht om alle moraal. Zijn zoon is een weeke, goedhartige, fijne, decadente filosoof, braaf en zwak, occult-mystisch. Het skelet speelt een rol — is afkomstig van een vermoorde. Kerkhofs lacht om de vrees van zijn vrouw en zoon — maar ziet op een avond het skelet — onder een doek — naderbij komen. Als het waar is dat ik sterke, geneezende kracht krijg, dan is dat het mooiste wat ik wenschen kon. Er werd gezegd dat ik mij ervoor moest gereed maken, door meditatie in afzondering en door vertrouwen. Zaterdag 12 Juni Goed, warm weer. Deeze week was ik weer een dag in 't veld, elf uuren te paard, hitte en dorst, een mooye dag toch. De groote akkers met blanke rogge. De paar dj es onder de groote schaduwboomen. Ik was vooraf wat gedeprimeerd, maar het klaarde in mij op. Ik genoot het rennen en springen. Ik bracht ook rust in een tamelijk gespannen gezin. Ik las het boek van den spion Graves. Een openbaring van de perfidie en gemeenheid der regeeringen. Het is een warme zoomer. Mijn neus kwelt mij nu en dan sterk. Maar ik ben toch gerust, vooral door steeds sterker vertrouwen in de onmiddelhjke toekomst en mijn geleiders. Ik werk op 't zolderkamertje. Ik lees het aardige boek: Van een dood bankiertje. De goede Hjalmar stuurde weer een check. Ik zie uit naar Revolutie, het eenige wat uitkomst belooft. Maandag 14 Juni Koud, 550, guure N-wind, grijs. Een zeer slechte morgen. Mevrouw X. schreef dat het medium met meer koomen wilde, hij had een theosoof gesprooken, die het hem had afgeraden. En hij was ook misschien gekrenkt, omdat we hem niets mededeelden. Zoodoende voel ik me nu plotseling fel teegengewerkt, juist nu ik iets zeer bizonders verwachtte. Misschien is het alleen te doen geweest mij dat idee voor een nieuw tooneelspel bij te brengen. Dit denk ik soms. Omdat dit nu het eenige rustpunt voor mijn gedachten is. Ik voel dat ik dit schrijven moet. En verder denk ik aan niets met voldoening. De gesprekken met Borel zijn wel goed. Maar hij heeft nog vaak iets jongensachtigs, iets plagerigs. Toch doet het mij goed als hij er is. Woensdag 16 Juni Goed zoomerweer. Ik was met B. bij K. Beiden uiterst fijngevoelige en artistieke menschen. En het schoot absoluut niet op. Er was een sterk antagonisme. K. zei onzin over muziek en B. was gereserveerd. De zaak interesseerde mij — maar het gevolg was dat mijn kijk op K. minder voordeelig werd. Een universeel genie zou B. heel anders begrijpen. De Gutkinds bewonderen hem al te zeer. Maar K. ziet niets van hem. Gister avond bij B. met de Groene redactie. Br voel altijd met een zeekere verbazing dat ik er iets te zeggen heb. Ik voel dat het mij maar aan wat heerschzucht, wat aanmatiging en wat activiteit ontbreekt om er een eerste viool te speelen. Maar dat is in 't geheel mijn bedoeling niet. Maar het is een voor mij ongewoone gewaarwording. Br las de eerste boekjes over Dr. Kerkhofs en de Bokkenrijders. De stof is schitterend. Br wil er iets goeds van maken. De goedige pastoor, jarenlang bevriend met den chirurg, die dan gewoon door hem wordt beroofd. Het eind is de galg. Het laatste tooneel, het doek valt als hem de strop om den hals wordt gelegd. Ik schrijf nu eerst gereegeld het boek oover den oorlog af. Dan voltooi ik het drama. Ik hoop nog in dit jaar. Dan in 1916 — vermoedelijk na 't eind van den oorlog — hervat ik Sirius en Siderius. Donderdag 17 Juni Steeds droog weer, meestal zonnig, frissche noordewind, niet drukkend. Ik zwom gister in de vaart in de weilanden, van uit mijn bootje. In Duitschland is het warm en droog, de oogst bedreigd. Gister zaten we voor moeders huisje, met Giza, die bij ons logeert, Borel die in de hut woont, H. die ook bij ons is, René de Clerc die in Bussum woont, de vlaamsche dorpeling met zijn groote baard, verder T., zuster O., moeder en m'n jongens, een vroolijke kring. Er was ook een meisje uit Indië, half-Javaansch, 17 jaar, joolig en vrijmoedig, met een aardig gezichtje en prachtig, zwart haar. Zij maakte een Semba op de wijze der Javaansche ronggengs, dansend op het grasperk. Dat was zoo gracieus en ook zoo plechtig-mooi dat mij de tranen in de oogen kwamen. Borel is een onuitputtelijke bron van dwaasheeden, Giza brengt ook een groote drukte en leeven, de mooye H. wordt steeds geplaagd, het is een gestadig geschermutsel, veel geest en veel leeven. Vrijdag 18 Juni Roozen en aardbeien. Ik begrijp nu het antagonisme tusschen K. en B. K. zag B. aan voor een theosoof en werd geërgerd door zijn uitdrukking, dat wij zeiven scheppers van zonnestelsels kunnen worden. Dat ergerde hem, omdat hij vroeger zooveel theosofische onzin had gehoord, terwijl hij zelf zulke grootsche dingen had ondervonden en nu absoluut onmachtig was om er over te spreeken. Ik vond zijn ergernis en antipathie onbillijk, maar verklaarbaar. Borel speelde gister. H. zong. Woensdag 23 Juni Steeds droogte en N.-wind. Lemberg werd hernoomen door de Duitschers. Ooverigens weinig voortgang. Gister in Haarlem en Amsterdam. Den Hout mooi en vreedig. Amsterdam druk, leevendig, kleurig, veel toiletten, sensueel leeven. Ik at bij De Haan. Hij stond te bidden toen ik kwam met zijn gebedscalotje op. Hij schrijft nu zijn dissertatie oover Significa, naar het hart van Lady Welby. Br lees oover de Bokkenrijders en Steven Doodrijk. Die laatste is mijn man. Maar ik ben nog zeer laag gestemd. Donderdag 24 Juni Onweer. Het begon gisteravond. Wij wandelden met de kinderen naar de Gooische Boer. Ik ben zoo stil en strak. Ik heb geen gedachte die mij rust geeft! Het Pruissendom zeegeviert en maakt zich dik. Ik ben nog niet vast aan 't werk. Vrijdag 25 Juni Na veel reegen is 't nu warm en zoomersch. Gister was ik bij mevrouw X. en de séance slaagde zeer goed. Het medium was bereid de zittingen voort te zetten. Het was heerlijk door den zoelen zoomernacht terug te wandelen, eerst in de stad, waar alles leevendig was en de menschen buiten zaten en de trottoirs vol, toen buiten in Bussum bij de omfloerste maan. De donkere grachten van Amsterdam waren prachtig. Mijn lage stemming was weg. Zaterdag 26 Juni Gister avond en van morgen was ons eevenwigt weer gestoord. Ik doe mijn best en nu herstelt het zich. Het is met geestelijke inspanning zoo moeylijk gesteld, omdat men niet ziet wat men doet, eevenals bij een slechte schrijfmachine, waarbij men niet ziet wat men schrijft. De waarneemingen zijn zoo subtiel, zoo onduidelijk. Als men zegt: „Vouw de handen" of „Fixeer den blik", dan is dat duidelijk, maar het voorschrift: „Houd onreine gedachten weg" of „Concentreer Uw geest op hooge en goede dingen", dan is dat veel minder waarneembaar. En toch is het reëeler. Br geloof nu stellig dat „magnetiseeren", z.g. passes werksaam is. En toch moet ik me eenigszins zelf ooverwinnen om het niet „mal" te vinden, omdat men de uitwerking niet zien kan. Mariatti zeide dat hij bezoek had gehad van een vriend die verslaggeever was voor de Frankfurter Zeitung. Uit zijn gesprek maakte hij op dat Duitschland nu een zeer kritieken tijd doorstaat en dat er ernstig voor de vreede gewerkt wordt. Zondag 27 Juni Heerlijk, warm zoomerweer. Het gaat beeter. Gister wandelde ik naar de groote kei, die men op de hei bij Hilversum heeft blootgegraven. Zusje O. ging mee. Innerlijk voel ik mij sereener. Ik heb weer hoop op mijn nieuw werk. Zaterdag 3 Juli Warm zoomerweer. Ik heb mezelven weeten oover te halen tot een tocht naar Barneveld per fiets en die is zeer geslaagd en deed mij enorm goed. Ik vertrok Donderdagmorgen 11 uur en kwam om half twee bij de familie O. te Barneveld, die op mij wachtte. Ik zag nog het dorp, de cementen Jan van Schaffelaar en het huis waar ik voor veertig jaar logeerde bij burgemeester Nairac. 's Avonds reeden we naar Oud-Leusden en daar was het prachtig. Br sprak oover het universiteitsplan en het was of de groote machten daar al invloed hadden. De breede allee naar den heuveltop, het uitzicht oover de verre bosschen en heiden. Het leevendige stadje vol soldaten, Belgen en Hollanders, het kamp — alles gaf een indruk van grootsche voorbereiding. Den volgenden dag fietsten we oover NieuwLeusden en Zeist terug. Het kerkje van OudLeusden is verdweenen, alleen de tooren staat nog en de plaats waar de kerk stond is kerkhof gebleeven. Het weer was ideaal, er waren zware reegenbuien gevallen, maar wij bleeven vrij en het was warm, geurig, met stofvrije weegen. Om 11 uur waren we bij 't Huis ter Heyden, om 12 uur op de Lage Vuursche, om half twee thuis. Ik was nu weer geheel in eevenwigt en geduldig. Van morgen ging ik met Borel naar Suze kijken, het veulen. Het is een schitterend zoomerleeven en ik heb geen geldzorg op 't moment. Maar met den oorlog is het treurig, een gestadig martelen, zonder uitkomst zichtbaar. Ik maakte de volgende spreuk voor E.'s hut: De brooze wooning kwam tot stand te midden van den waereldbrand; doch daar het Licht volgt op den nacht, Zoo noemden wij haar „Vreede-wacht". Maandag 5 Juli Warm. Het schijnt me alsof de zoomer nooit zoo compleet en liefelijk was als dit jaar. Nooit droog of dor, ook des nachts warm, gelijkmatig, zonder uitersten. Gisteren was Schoenmaekers hier en hij zette ons — Borel en mij — zijn leer uiteen. Ik werd spoedig geboeid en het verheugde mij. Ik meen te zien dat er iets groots en dieps in schuilt. Van uit geestelijke beginselen, door enkele technische woorden aangeduid, komt hij tot de mathematisch-physische waarheeden. Hij leidt de wetten van Keppler af uit de mystische eigenschappen van ons denken. Hij doet de leevensverschijnselen tegelijk weetenschappelijk en dichterhjk-religieus verstaan. Hij verklaart, uit de eigen ziel, waarom het kristal hoekig, de droppel rond, het ei elhpsoïd is. Toen ik hem hoorde, dacht ik: daar zou vader Goethe plezier in hebben. Hij neemt ook den draad op, die Keppler en Newton hebben laten vallen. Hij is de rechte leeraar voor onze Academie voor hoogere Wijsheid. Woensdag 7 Juli Eergister avond ging ik naar Noordwijk oover Piet Gijs. Aan zee was het stil en luw, ik voelde sterk de bekooring. Br sliep goed, baadde 's morgens vroeg. Het was koel zoomersch. Het strand was leeg en ook de groote hotels. Geen vlaggen, geen Duitschers. Br fietste naar Haarlem, langs den mooien weg, met blaauwe echium gegarneerd. Het is een zacht geluk, met zoekend zinnen op rijm en maat stil door den dag te gaan. Een blonde weg met kleurig garnituur van geel en blaauw gebloemt. Ik hoorde 't orgelconcert in de kerk te Haarlem, zocht mevrouw W. op in Amsterdam, lunchte met V. bij Brinkman, dat vol zat van de heeren van de Provinciale Staten. Ik at met Hans bij De Haan. Toen redactievergadering. Br kreeg een stuk van Borngraber, dat mij zeer sympathiek is. Al weer een zelfstandig Duitscher. Hij schreef dat Paul Wiecke ook den DeutschWahnsinn heeft. Dat verwondert mij niet. Vrijdag 9 Juli Heerlijk, frisch zoomerweer. Gisteravond weer séance. Het was zeer indrukwekkend. Br beloofde den jongen S. te bezoeken. Tot mij sprak mijn beschermgeest, mijn Geleider, en zeide mij toe, dat ik heerkracht zou krijgen. Br blijf daarbij koel en kritisch, maar tóch voel ik de innerlijke steun, hoeveel grond ik ook nog mag hebben voor kritiek — de werking is reëel. Het deed mij veel goed, maar ik voelde mij nog steeds onwaardig. Het verbaasde den Geest dat ik mijn Geleider niet terstond herkende. Ik heet bij hen „onze groote Broeder", bij de „Witte Broeders", zooals zij zich noemen. Toch is het waar dat ik K. zoo goed als geneezen heb. Hij maakte een volksüedje en ik gaf er woorden bij: Geen Engel, rondgezonden naar Waerelds schoonste stee, heeft schooner grond gevonden dan 't lage land aan zee. Ik schrijf nu weer in de hut en het is er frisch en rustig — een reine sfeer. Zaterdag 10 Juli Frisch, lekker zoomerweer. Gisteren gefietst naar Loosdrecht, met Mopje en gezwommen. Weer in de hut, waar ik mijn rust terug vind. Schrijf aan Schijn en Weezen. Gisteren het volkslied van K. gehoord, met mijn woorden. Ik moet nu maken „Het Skelet". Het heeft nog geen vorm, maar ik voel dat het moet. Botha heeft het Duitsche leegertje in Z.-Afrika gevangen. Hier is toch iets bevreedigends in dat het Hollandsche element aan de goede zijde meevecht, met volkoomen succes. En ik voel iets als een keerpunt. Duitschland is nu op het hoogste punt. Het heeft al zijn militaire kracht getoond — en nu.... Maandag 12 Juli Buyig, reegen en wind. Gisteren gezeild met moeder en de kinderen. Ik was weer down en slaperig. Dinsdag 13 Juli Otto Borngraber zond mij zijn „Bergpredigt". Een prachtig stuk werk. Ik wenschte dat ik het geschreeven had. Donderdag 15 Juli Storm. Gisteren waren we in Artis met de kinderen. Het was een prettige dag. Het aardigst vonden we de chimpansee, die met zijn oppasser vrij rondliep. Hij sloeg zijn lange armen om de jongens en wilde met hen wandelen. Er was iets zeer aandoenlijks in als hij bedroefd scheen omdat ze bang voor hem waren. Ze vertrouwden hem echter gaauw. Dr kon uuren naar dit weezen zitten kijken. Het is duidelijk dat hij de mensch als een superieur weezen voelt en vooral kinderen zoekt, omdat die meer op hem lijken. Hij wil zoo graag mensch zijn. En er is goedhartigheid in de wijze waarop hij andere apen nootjes geeft, waarop hij zijn oppasser bekijkt en kust, ernstig en vertrouwelijk. Hij toont berouw en schaamte als hij berispt wordt. Hij verstaat ook veel van wat er gesprooken wordt. En vooral de ernst, de diepe ernst is aandoenlijk, waarmee hij luistert en rondkijkt. „In de wildernis gebooren en hij verstaat plat Amsterdamsen," zei T. Wij aten bij Jaap de Haan met ons allen. Dinsdag fietste ik naar Vijverhof aan de Vecht, waar Van Hamel woont. Een mooi oud park, het huis ruim maar leelijk, neegentiende eeuwsch. Wij vergaderden buiten en aten toen in huis. Er was iets leevendigs en grootscheeps in. Di fietste in den nacht terug. De weg voert tusschen de meeren door. De dijkjes begroeid met witte winde en paarse wikke, het water klotst teegen den weg. Maandag 19 Jtdi Goed weer, frisch. Gisteren kwam ik van den zeiltocht terug. Ik ging Vrijdag aan boord, toen het jacht nog in de haven lag. Ik dwaalde door de Haarlemmerdijkbuurt alsof ik in een vreemde stad was. Bij de Oranjesluizen kwamen de ooverigen met den eigenaar. Wij voeren bij goed weer tot Volendam. Volendam maakte een diepen indruk. Het was een geheel nieuwe sensatie. Door de aanraking met het volk. Met de twee jonge vrouwen, zusters, Hille en Leist (Liesbet) die de vijf heeren ontvingen met een gemak, een savoir vivre en een natuurlijke waardigheid, die mij zeer eigenaardig roerden. Hille was getrouwd en wachtte haar eerste, de man was in 't leeger. Leist was 34, Hille 20 jaar. Leist had een betrekking in Amsterdam en had blijkbaar een ongelukkige rninnarij gehad. Hille was goedhartiger, mooyer, een zware, sterke vrouw, Leist ook forsch, maar schalkscher en schranderder. Leist wil hooger op, kan goed met de pen terecht en wil iets zijn in de waereld. Hille is tevreeden in Volendam. Het mooye van 't geval , was de prettige, volkoomen zuivere verhouding met haar vrienden, de steedsche, rijke jongelui — die ze ontvingen op den voet van volkoomen gelijkheid. Er was geen sprake van flirtation (,&oegea" op zijn Volendamsch). Ook geld speelde absoluut geen rol. En ze waren hun conversatie waard, we zaten er uuren te babbelen en telkens dwaalden we weer in de kleine huisjes, bij den vader, de zusters of bij vrienden. En toch zijn ze voor vreemden, niet vrinden, geheel ongenaakbaar. Jansje V. heeft eenige oovereenkomst, maar die is toch meer ondergeschikt, lager in stand. Leist spreekt het zuiverste Hollandsen, alleen de h's laat ze wel vallen. De vrouwen behouden hun eigen naam als ze getrouwd zijn. Ook onder de mannen waren aardige typen. De oude Baap, die op de grond zat met zijn oolijke gezicht en grijze hoed. En prachtig waren de huisjes en buurtjes, helkleurig, blaauw en groen met de groen-bekroosde slooten en vaarten er tusschen door en de blaauwe ophaalbruggetjes. En overal de aardige kindertjes met hun klompjes en mutsjes. Nu begrijp ik de bewondering der Amerikanen voor dat oord. Het is werkelijk een echt stuk Hollandsen oerleeven. En alles slentert daar en babbelt, neerhurkend aan den dijk of voor de huisjes. Er wordt visch aangebracht en geveild. Er tusschendoor dwalen de vreemden, artiesten en sportslui, door de inboorlingen getolereerd zonder eerbied en ook zonder minachting, een zonderlinge mengeling. In 't Hotel Spaander ooverweegt de steedelijkheid en de decadentie. De hotelhouder en zijn dochters leeven van de bezoekers en houden het met hen. Op de inboorlingen zien zij neer. Maar daar is het alles minderwaardig, geld en flirtation — ver beneeden de gezonde sfeer van de dorpelingen. Ik zou er lang oover kunnen schrijven. Zaterdag morgen zwommen we in de Zuiderzee en zwalkten den ganschen voormiddag in het dorp rond. Het jacht was des nachts doorgezeild naar Hoorn en kwam eerst 's middags terug. Toen zeilden we bij vrij goed weer naar Enkhuizen, waar we 's avonds met reegen aankwamen. Des nachts harde storm. Om zes uur op. Ik dacht dat we niet zouden kunnen varen, maar de schipper durfde het wel aan en toen zeilden we weg in den storm. Ik was vooraf rustig en gelaten. 10—155 Maar toen we in de ruuwe zee waren en den storm, kwam een moment van heevige beklemming. Ik had dit nooit beleefd en was onuitspreekelijk droevig. Ik was innerlijk niet angstig, maar zéér, zéér onrustig, met het gevoel niet meer terug te kunnen, onherroepelijk te worden meegesleept in de wilde omgeeving. Niemand merkte het aan me en na een half uur werd het beeter. Ik zat op het dek en de uuren vlooden vrij snel voorbij. Als jongen zou ik het heerlijk hebben gevonden — nu moest ik de zwakte van mijn zielskracht (zenuwen, zou men zeggen) pijnlijk bespeuren. Bij Uitdam ankerden wij en aten. Een jonge matroos was zeeziek geworden. De zeeën sloegen vaak oover 't dek en we hadden allen oliejassen aan. Het was mooi en imposant. Jammer dat ik de weerstand niet meer heb. En toch zal ik het weer doen, als de geleegenheid komt. Ik moet leeren den dood kalmer in 't gezicht te zien. De wilde natuur mag mij zoo niet meer verschrikken. Om vijf uur was ik thuis, vol onverwerkte impressies en emoties. Ik las in Schoenmaekers „Nieuwe Waereldbeeld". Nu moet ik vanavond in Amsterdam spreeken, wat mij met aanlokt. Maar ik zal het doen. Ik heb mijn zielsrust nog niet terug. De jammerlijke oorlog kwelt mij ook. Nu wil ik eerst weer mijn eevenwigt. Woensdag 21 Juli Zoomerwolken-weer. Frisch. Maandag de rumoerige vergadering met het fiasco der militaire vertooning, en de opposant herrie der socialisten en pacifisten. Mijn voorgevoel kwam precies uit. Maar het was toch weer goed dat ik het gedaan heb. Ik voelde mij volkoomen kalm, er waren geen booze invloeden, ik was innerlijk vrij en rustig. Ik had met de arme menschen te doen. Ik kreeg een groot gevoel van deernis en met dubbele kracht het inzicht, dat hier een jammerlijke katastrofe noodig en bijna onvermijdelijk is. Van Hamel hield zich goed. Hij heeft een politieke toekomst. Hij is flink, moedig, energiek en actief. Ook eerlijk en ambitieus. Ik denk er aan, hoe hij van het jacht af in zee sprong, bijna roekeloos, voordat er zeekerheid was dat wij hem weer konden oppikken. En nu, teegenoover de lawaayende massa, hield hij zich krachtig en kalm. Hij is een man. Door mijn spreeken op die rumoerige avond heb ik weer twee jongelui tot mij getrokken, H. en B. De eerste een schilder, zoon van een kellner en een boerenvrouw, die niet leezen of schrijven kan. Hijzelf een fijn aristocratisch type, van het blaricumsoort. Maar niet week of sentimenteel, wel zonder zelfkritiek — zoodat hij b.v. direct de diepste filosofie te pas brengt en ook op de vergadering wilde spreeken, in den waan indruk te kunnen maken. B. is een felle, hooghartige jongen met vuurige oogen, vol zelfgevoel en zelfs heerschzucht. Hij begon met het woord van Gutkind, oorspronkelijk van Frederik den Grooten: „Alles vóór het volk, niets dóór het volk." Hij geloofde met aan de weerbaarheid van Holland, omdat de opperbevelhebber onbekwaam is. Men moet niet willen verdeedigen, men moet willen ooverwinnen, zei hij. Hij beweerde, onmiddellijk, zelfs aan een portret, te kunnen beoordeelen wat een mensch beteekent. Hij is 21 jaar en heeft zuidelijk bloed, vermoedelijk Fransch. Ik heb nooit een Hollander van zijn jaren gezien met zooveel vuur en élan. De twee jongens interesseerden mij. B. is van een familie die rijk was, doch door speculaties alles verloor. Nu zijn ze dood-arm. Doch hij zag er netjes uit. Zondag 25 Juli Mooi zoomerweer. Na die rumoerige vergadering ben ik meestal somber geweest. Alleen 's avonds was het wel eens wat beeter. Ik ben niet aan een nieuw werk bezig, de tijd gaat razend snel en laat geen ruimte voor illusies. Br slaap veel. Men bood mij aan voor de Telegraaf hoofdartikelen te schrijven. Fl. 50 per artikel. Zoodoende kan ik nog wel Fl. 100 per maand bij verdienen. Br voel wel dat ik meer en meer invloed krijg. Maar ik ken die onreedelijke veelbesprookenheid. Dinsdag 27 Juli Gisteren was ex een conferentie bij mij aan huis van Dr. Schoenmaekers, Reyman, Borel en ik. Wij bespraken het plan tot oprichting eener Hoogeschool voor universeele wijsheid te Amersfoort. Een Universiteit, waarlijk vrij, dat wil zeggen niet onder invloed van een of andere sekte of partij, maar volstrekt universeel, de eenheid zoekend in alle godsdiensten en de natuurweetenschap aanvullend en verdiepend met al die functies van den menschelijken geest, die tot nog toe aan de Westersche universiteiten niet methodisch worden beoefend. Dus ook mystiek en occultisme, filosofie der godsdiensten en der z.g. schoone kunsten. En dit alles in onmiddellijk verband met het praktische leeven. Een school voor leevenswijsheid dus, waaraan alle persoonen die in de maatschappij een min of meer belangrijke rol moeten speelen, uitteraard behoefte hebben. De Hoogeschool zou worden gevestigd te Amersfoort en het gemeentebestuur van die stad heeft zich bereid verklaard, de stichting krachtdadig te steunen en den grond voor het gebouw gratis ter beschikking te stellen. De bespreeking slaagde zeer goed en wij zijn oovertuigd dat wij tot een resultaat zullen koomen. Na afloop was het weer een vroolijk en gezellig theepartijtje voor het huisje van mijn moeder. Giza en O. en een jong dichter en een jong meisje met literaire aspiraties — een aardig gezelschap, waarvan ieder de leevendige attractie voelde. Borel is dan vol dwaasheid en grappen. Zondag lunchte ik bij Schoenmaekers in Blaricum en sprak daarna op de bijeenkomst van G.G.B. Ik zag daar mijn oude vrienden uit de beweeging. Br was zeer somber maar het spreeken deed mij goed. Ik kreeg een mooyen brief van Bjerre en Hjalmar is op komst. Woensdag 4 Augustus Reegenachtig. Hjalmar kwam Donderdagmorgen en ging 's middags met mij naar Amsterdam. Vrijdag fietste ik naar Abcou met Hjalmar, daar namen we een zwembad en lunchten aan 't Meerhuis. Toen langs de Vecht naar Vijverhof, waar we Van Hamel vonden die juist uit Berlijn terug was. Toen voeren we in Van Hamels motorboot de Vecht op en neer van Breukelen tot Vreeland met Van Hamel en zijn vrouw. Het was prachtig en ik was bhj met mijn lang, Zweedsch vriendje. Zaterdag gingen wij naar Volendam oover Marken. En ik bezocht mijn vriendinnen daar. Het slaagde alles heerlijk. Het is verbazend zooals dat plaatsje mij boeit, met het Hollandsche oer-ras, dat er nog in krachtigen bloei verkeert. Marken is te arm en te klein, de menschen zijn ook niet zoo geestig en zoo karaktervol. Maar Volendam is nog sterk en vol eigenwaarde. Oover Edam en Monnikendam terug. Hjalmar was de eenigste buitenlander. Zondag fietsten we naar het slot te Muiden en hadden 's avonds diner in 't Hotel Bredius. Ook hier slaagde alles en de oude moeder genoot. Giza was uitgelaten en praatte oover niets dan oover liefde en zoenen. We reeden in een groote wagen 's avonds terug door het drukke dorp. Nooit zag ik zooveel fietsers als op den zonnigen weg naar Muiden. Vrouwen in 't wit, alles in 't wit. Ik zei teegen Hjalmar: „Als je den Duitschen Keizer ontmoet, zeg hem dat het jammer zou zijn ook dit kleine, mooye, vreedsame landje te verwoesten". Hij zei: „Ik zal het Sven Hedin zeggen." Sven Hedin is een ijdele, belachelijke hooveling. Maandag was er bijeenkomst op Walden oover de nieuwe Universiteit, met Reyman, Schoenmaekers en Borel. 's Middags fietste ik met Reyman en Hjalmar naar Amersfoort en wij zagen den grootschen aanleg op den Berg. Toen aten we in de keurige villa van Reyman. Om 13 uur nam ik afscheid van Hjalmar. Het waren heerlijke dagen met hem, door prachtig weer gezeegend. Gister een drukke dag met allerlei besognes in Aèrdenhout, Haarlem en Amsterdam. Een mooye brief van Landauer kwam van morgen in gelijken geest als die van Borel. De kring blijft en de nieuwe Hoogeschool komt. Br slaap goed, maar ik moet nu eerst een tijd op mijn verhaal koomen. In stilte en eenzaamheid. Donderdag 5 Augustus Ik sliep goed, maar ben heeden verbazend gedeprimeerd. De eigenlijke zielsvreede ondervond ik in langen tijd niet. Wel was ik werksaam en opgeruimd — maar met de diepe innerlijke rust. Vrijdag 6 Augustus Gisteravond séance bij mevrouw X. Ik was daarna wel iets opgewekter en sliep goed. Maar heeden morgen ben ik weer eeven somber. Het zijn de slechte berichten uit Rusland, in 't algemeen de duistere machten en daarbij het moeten spreeken van avond —■ dat alles doet mij innerlijk zeer droevig en onaangenaam voelen. Ik kan aan niets met genoegen of rust denken. Maandag 9 Augustus Zoel, bedekt. Ook die mijlpaal is voorbij gevloogen. Ik sprak Vrijdag avond op een drukke rumoerige vergadering, met Domela Nieuwenhuis en Schermerhorn. De eerste zwak, de tweede een gevaarlijk demagogen-type. Het was goed dat ik sprak. Het was stampvol en ik voelde mijn positie sterk en onaantastbaar, de meerderheid was natuurlijk teegen me, maar ik heb de minderheid steun gegeeven. Ik sliep in 't Victoria-hotel, had een heerlijken nacht en ging den volgenden morgen naar Wijk aan Zee. Daar baadde ik in een prachtige, onstuimige zee, bij zonnig weer. Het was er vol en vroolijk. De inzinking kwam niet, ik was en ben nog veel beeter. Gister avond las ik — voor 't eerst van mijn leeven — Ellen voor. Toosje was er, H., Giza, moeder en T. Het maakte diepen indruk. Ik zelf werd getroffen door de éénheid van het werk, de gedachte die alles samenbindt er in. En welligt draag ik het nog eens voor. Ik heb het zelf nooit zoo goed begreepen. Donderdag 12 Augustus. Gister avond waren we bij de zoeklichten aan de Keverdijk, waar Hans bezig was. Een mooye nacht, ik was met M., Obbes, Marietje en Toosje. Aan alle kanten lichtten de kanonschooten. Om tien uur gingen we terug. Dinsdag was ik met T. in Amsterdam, een van onze prettige tochtjes. Ik kreeg bezoek van een Duitsche, Fraulein Stein, verstandig en vrij van nationalitis. Ik schreef in de Telegraaf en had daarmee succes. Mijn positie wordt vaster. Ik kreeg een brief van den schrijver van J'accuse, met zijn initialen. Ik ben gevoelig en somber. De Duitschers trekken steeds verder in Rusland. Zullen ze vreede krijgen temidden van een gunstige situatie? Ook dan nog beginnen hun moeyelijkheeden pas. Zullen ze ook nog hun andere teegenstanders verslaan? En eerst daarna tot ontnuchtering koomen? Of zal de omkeer van uit Rusland beginnen? Ik schreef oover Eysinga en Oudshoorn. Woensdag 18 Augustus Reegenweer. Gisteren met de auto van Amsterdam naar Nieuwersluys, bij Van Hamel gegeeten, toen naar Walden terug. Dr ben niet bizonder gedeprimeerd en niet bizonder opgewekt. Ik schrijf journalistiek. Aan het tooneelspel doe ik niets, maar ik heb het gevoel alsof ik het toch wel, in korten tijd, zou kunnen schrijven. Ik begin niet aan Sirius eer het drama af is. Vrijdag 20 Augustus Reegen, koud weer. „Ik moet bloemen verkoopen". Dat zei het jongetje, dat met een hondje in zijn arm, een mandje met roode dahlia's naast hem, teegen het gebouw de Bijenkorf lag. T. wees mij zijn gezicht — het is nu al een week of langer geleeden. Het was de meest compleete expressie van vermoeide vertwijfeling die ik ooit zag op een kindergezicht. Wij vroegen wat hem scheelde en hij zei niets als: „Ik moet bloemen verkoopen." Gister toen ik naar Amsterdam ging, was ik somber. De weemoed werd al dieper en zwaarder* Eindelijk voelde ik precies als het jongetje. En ik Zei: „Ik moet bloemen verkoopen." De heb er geen ambitie in en geen genoegen en geen voldoening — maar ik moet, men heeft het mij bevoolen. Zoo voel ik het bevel te leeven en ik zal het doen, als ik kan. Maar ik ben niet gehouden méér te doen dan ik kan. Ik zocht het droeve jongetje, maar hij was er niet meer. Ik voelde nu alle geneigdheid om naar het tehuis voor dakloozen te gaan. Maar ik moet nog zorgen, voor vrouw en kinders, voor moeder, voor Walden, voor de Amersfoortsche school, voor mijn volk, voor de waereld, voor de toekoomende maatschappij. „Ik moet bloemen verkoopen." De seance was goed — de voorige maal was ik niet voldaan, toen leek het mij of er onechte dingen tusschen kwamen. Maar nu was het weer goed. Er werden zeer wijze en goede dingen gezegd. Geen wonder dat het medium nog te veel de uitingen influenceert. Evenals de aphatische patiënt bij iedere pooging tot spreeken hetzelfde woord of hetzelfde zinnetje uitspreekt, zoo brengt natuurlijk elke impuls in de hersenen van het medium vaste cliché's van zinnen en woorden te voorschijn („Voorwaar, ik zeg U", „Zoo gij een blik kondt slaan" enz.) Dat bewijst nog geen onechtheid, al schijnt het zoo. Er werden mij allerlei groote en wonderbare dingen voorspeld. Er zou zich een kring vormen van twaalf, daarin zouden geneezingen plaats vinden en menschen zouden toestroomen van alle windstreeken en ik zou aan het hoofd staan als leider. . Ik vroeg of ik daarvoor moeite moest doen, zeggend dat ik mij er volkoomen ongeschikt voor voelde. Het antwoord was, dat het zich alles van zelf zou wijzen. Goed, dacht ik, dan zal ik bloemen verkoopen. T. merkte op, dat de uitdrukking van mijn gezicht, terwijl ik luisterde naar het medium, eene was van vriendelijke hulpvaardigheid en aandacht, maar volstrekt niet van kritiekloos en geestdriftig vertrouwen. Dat vond ik juist gezien en het is goed zoo. Ik bracht wel hetgeen ik op de séance hoorde in verband met de Amersfoortsche Hoogeschool. Zeeker, als er op die school door mij psychotherapie gedoceerd werd, en er hadden geneezingen plaats, dan zou het er toestroomen uit alle heemelstreeken en het zou onbereekenbare gevolgen hebben. Maar ik glimlach schouderophalend oover zulke vooruitzichten. Ik loochen ze niet, ontken ze niet. Alles is moogelijk. Maar ik voel ook niet de flaauwste, juichende geestdrift of iets van dien aard. Ik voel alleen gelatenheid. Dr zal bloemen verkoopen als het mij bevoolen wordt. Zonder geestdrift, zonder bitterheid. Wat kan men meer van mij vergen? Zou het niet huichelarij of blindheid zijn dit leeven te prijzen, al werden al die idealen verwerkelijkt? Maar het moet dienstig zijn voor een beeter leeven. Dat staat vast, daarom zal ik geduldig en gehoorzaam zijn. Het Al is schoon en volmaakt — maar ik, zooals ik nu ben, kan het niet als zoodanig erkennen. En ik zal er niet om liegen. Ik zal bloemen verkoopen. Woensdag waren we bij Reyman bijeen. Van den Bergh van Eysinga, Blok, Denier van der Gon, Graaf van Randwijk, Borel, Reyman en ik. Mijn blik is wijder, mijn begrip is vaster — maar ook mijn oprechtheid is toegenoomen en daarom zal ik niet zwetsen oover blijdschap en geluk, waar mijn leeven toch maar zoo armzalig is — en toch nog een van de beste leevens van deezen tijd. Arme, droeve menschheid. Zaterdag 21 Augustus Schaamteloos houdt de Duitsche Rijlcskanselier al zijn oude beweeringen vol*en de Rijksdag juicht hem toe. Rathenau noemde hem teegen Van Hamel: „Ein dummes Luder." En dat Dummes Luder prijst nu Nederland en noemt zich beschermer van de kleine staten. Het is duidelijk dat hem veel geleegen is aan de neutraliteit van Nederland. Het is nu vrij zeeker, dat Amerika er niet buiten kan blijven. Duitschland gaat voort met torpedeeren. Van nacht sliep ik veel en diep. Dr droomde van zweeven, veiliger en makkelijker dan anders. Dr was gisteren den ganschen dag zeer neerslachtig en deed weinig of niets. Ik ben nu wel iets sereener. Zondag 22 Augustus Gister zeer nat en koud. Vandaag beeter. Ik ging met Borel naar den schouwburg en zag mevrouw Frenkel in een slecht stuk van Bataille, „het kind der liefde." Het was vol. De sprak den zoon van mevrouw Frenkel. Hij zet bioscoopfilms in elkaar. Woensdag 25 Augustus Prachtig weer. Gisteren lunchte ik met Van Hamel en G., den man, die in Atjeh de marechaussees organiseerde. Het was een merkwaardig gesprek. G. een nerveus en energiek man van 61 jaar, helder en beslist in zijn uiteenzetting — oover dreeven fel in zijn oordeel en zijn antipathieën. Hij ziet er uit als een leeraar, met een brü en kort grijs haar, niet martiaal, maar scherpzinnig en doortastend. Hij had tien jaar lang bijna dagelijks gevochten. Het had hem enorm goed gedaan. Hij vindt de uitwerking op ieder heilzaam. Qns leeger deugt niet, zegt hij, want de hoofdleiding deugt niet. De opperbevelhebber is fatsoenlijk maar onbekwaam. De generaals zijn dom en weeten niets van hun vak. Hij zou kans zien het leeger in eenige maanden te reorganiseeren. Op 't moment is 't een janboel. Vrijdag 27 Augustus Prachtig weer. Dr zag eergisteren Sydow en haar leerlingen dansen. Het was een groot genot. De oopen lucht, de muziek, en de mooye beweegingen, het was prachtig. Het is alsof ik er nooit genoeg van zou krijgen. Ik ben eigenlijk zeer slecht in conditie. Ik schrijf journalistiek en ik kan niet beeter doen. Dr heb weinig initiatief en ben traag. Toch voel ik mij met Zwak. Mijn positie is sterk en ik heb nog veel te zeggen. Maar het gaat traag. Dc heb geduld noodig en verdraagzaamheid, jeegens mijzelven. De Duitschers winnen nog steeds op de Russen en snoeven verbazend. Dr lees Couperus' reisindrukken, met genoegen. Gister avond weer séance. Wij aten bij Joop. Hij is zeer pessimistisch oover den oorlog. 28 Augustus Heerlijk zoomerweer. Nooit waren er zooveel vruchten op Walden. Gister zwom ik in Loosdrecht. De Duitschers willen nu vreede. Maar ik zeg met Joop: „Liever dood dan Duitsch! Geen vreede r. Wijk a/Zee, Vrijdag 3 September Wij zijn op Marezathe, moeder in een pension. Het weer is bewolkt en koel. Dinsdag was ik in Den Haag bij L. Ik lunchte bij hen op hun buiten te Wassenaar en deed een wandeling met hen door de duinbosschen. Wij werden meer bevriend en intiem. Hij sprak oover het inkeeren van den geest tijdens den slaap, in een grooter leeven. Door het gesprek begreep ik sommige dingen beeter. Vooreerst dat de geest uit dat leeven geen herinneringen mee kan brengen, omdat ons bewustzijn daarvoor niet geschikt is. De droomen die herinnerd worden zijn dus per se in dit bestaan, niet uit het Hoogere. De geest vindt — zoo waren L.'s woorden — terugkoomende de hersenen weer, als een gereed liggend instrument. De droomen zijn het gevolg van den schok van dat weervinden en verloopen in zeer korten tijd. De geest is dan gesterkt door het verblijf in hooger waereld — maar brengt geen kennis er van mee terug. Nu ik dit schrijf komt weer de eeuwige vraag: „Waarom ben ik het dan, die al het bestaande constateert en constateeren moet?" Dat blijft eeven raadselig. Voor het Hoogeschool plan was L. natuurlijk zeer sympathiek gestemd. Ik reed van Wassenaar in L.'s rijtuig naar Borel en praatte toen veel met hem. Hij gaf mij Minta Raja, het Javaansche drama. Br voel dan hoe ik mijn drama veel vrijer en fantastischer maken wil, zonder mij aan historie of legende te houden. Maar toch hetzelfde idee. De cynische zelfzucht, de vader, en de zoon als geestelijk idealist. Zondag 5 September Vrij goed zonnig weer. Gisteren begon ik aan het tooneelstuk. 's Avonds kwam een brief van Landauer die mij zeer pijnlijk trof en deprimeerde. Wijk a/Zee, Maandag 6 September Er lag vroeger een glorie oover dit zeedorpje — herinneringen uit mijn gelukkigen tijd, toen wij voor 't eerst hier woonden, toen ik Dante las en „Zelfschouw" schreef — alles vol eigenaardige bekooring, het grazen van de koeien voor ons raam, het leelijke pensionnetje dat wij mooi vonden. Vooral Dante en het Purgatorium — de eerste canzonen als zij Cato ontmoeten. En later ook dit huis, waar ik de Nachtbruid schreef — alles is vol zoete herinnering — maar nu grijnst er melancholie en het is alsof de toover er af gaat en er niets oover blijft als een naargeestig, armzalig zeedorp, bij guur weer. Dat beteekent niet dat er iets is verminderd. Het is een persoonlijke zwakte van mijzelven. Ik begrijp nu pas waartoe de Forte Kreis dienen moest. En hoe het ook mooge gaan, in Sirius zal ik de idee op grootsche wijze uitbeelden. Wijk a/Zee, Woensdag 8 September Het gaat weer beeter, het weer is stil en warm. Ik ben weer thuis hier en heb den moed om een nieuw tooneelspel te schrijven nog niet opgegeeven. Het Skelet. De zee licht des nachts — en ook is het prachtig als de lichtjes rondom opgaan, gezien van het Paaschduin. Donderdag 9 September Zonnig, maar koele wind. Gister middag bij Julia Culp geweest. Zij zong mijn volksliedje. B. was er ook. Zij zijn fel produitsch. Br hield het gesprek echter binnen vreedsame grenzen. Het was zoel weer en ik voelde rustig en vreedig. Beeter dan in langen tijd. Vandaag is het weer te koel. Br corrigeer de proeven van Elsa Barker's Brieven van Génerzijds. Soms doen ze mij ook onbevreedigend aan. Alsof er nog een veel beeter uitkomst moogelijk is. Maandag 13 September Heerlijk warm weer. Een dag met sombere vlekken. Een brief van Buber die de Kreis een „Phantom" noemt. En toch weet ik beeter — ik laat die heerlijkheid niet los. Een man viel hier op de straat van ons huis van zijn fiets — aangereeden door een wildrijdende jongen. Hij krijgt een scheedelbreuk en is op slag dood. Hoe snel is de oovergang soms. Dit kan mij iederen dag ook gebeuren. Br droeg het lijk naar binnen. Ik dacht aan al die gesneuvelden in 't oorlogsveld. Br schreef oover Couperus. Met Het Skelet gaat 't langsaam. Br heb veel te doen, te veel afleiding. Ik baadde gisteren en vandaag van uit een tent die we op het strand opslaan. Julia Culp zong voor ons gisteren, Mahlerliederen. Dinsdag 14 September Bries oover zee, zonnig, niet koud. Nu hief een brief van Gutkind aan Borel mij op. Hoeveel machtiger is toch de liefde dan het Verstand. Rang houdt „glühend fest am Kreis". Buber en Landauer laten los. Woensdag 15 September Van morgen neevelig en reegenachtig maar stil. 's Middags brak de zon door. Ik baadde van uit de tent. Maar ik kon niet in de goede stemming tot werken koomen. Be ben nu nog zeer gedeprimeerd. Donderdag 16 September Het leeven is zoo onzinnig raadselachtig. De somberheid wijkt zeer traag. Ik voel groote behoefte aan strenge eenzaamheid. Misschien dat dan het eevenwicht kwam. Maar ik voel ook weer dat het goed is gezin en maatschappij te dienen. De „Brieven van génerzijds" lees ik met aandacht. En het merkwaardige journalistieke werk van Couperus. Dat is hoogere journalistiek. Vrijdag 17 September Prachtig weer. Maar helaas innerlijk is het niet goed. Gisteren een heerlijke tocht naar Beverwijk, die ik zeer zou genooten hebben als ik goed gestemd was. Het lieflijk duinlandschap waar we rustten. Vandaag weer een brief van Gutkind. Wat baat liefde als er verdwazing is ! Zaterdag 18 September Motreegen. Van morgen iets beeter. Van nacht het denkbeeld: als ik zoo geheel buiten het waereld bewustzijn kan leeven, dan kan ik er ook buiten blijven, ondergaan, vernietigd worden. Dan heeft het mij niet noodig. Hoe kon het er nu anders zijn, terwijl ik er toch niets van gewaar word. 11—155 Het angstige gevoel van de waereld te zijn en toch alleen gelaten, iederen nacht weer in vergeetelheid zinkend. Dit zal wel een demonische gedachte zijn. Ik voel nu vrijer. Gisteren waren hier Van Hamel en De Gastro. We waren bij Juul. Maandag 20 September Gisteren en heeden echt Septemberweer. Koel, stil, zonnig. Ik scheen gisteren nog zeer slecht. Maar toen begon ik aan Schijn en Weezen te schrijven — en daarmee werd ik beeter. De hooge stemming kwam terug. En ik voelde weer alles. Toen zong Juul voor mij — en daarmee bereikte ik een heerlijke hoogte. Ook de zonsondergang sprak weer tot me. Ik voelde ook in staat het drama af te schrijven. Het moet zoo zijn dat ik wakker word. Het ontwaken dat is het eind der raadselen. Zijn de droomen ook niet vol onzinnig en verward bedrog? En toch komt het ontwaken. Ik moet nu zeggen: geduld! tot het ontwaken komt. Vreemd is nu voor mij de vereering en de geneegenheid van vrouwen. De zusjes G kussen mij en zeggen me allerlei liefs. En daarbij voel ik mezelf bedroefd en glimlachend afweerend. Ik vind het wel lief en ben er niet ondankbaar of ongevoelig voor — maar ik begrijp het niet best. Ik ben nu toch oud en veel triester dan vroeger. Woensdag 22 September Steeds zonnig en koel. Gisteren vergadering voor de Amersfoortsche Hoogeschool. 's Middags redactie-vergadering, 's Avonds bij Giza gegeeten met T. Ik was veel opgewekter. Zondagmorgen 26 September Frissche wind uit W. Zonnig, nog zoomersch. Wij hebben steeds mooi weer. Woensdag wandelden wij naar het „monument" door het allerliefste land van struikgewas en kreupelhout. Donderdag baadde ik nog in zee. Vrijdag was ik op Walden en verhuurde de fabrieksgebouwen, 's Avonds at ik met R. en L. bij Juul in 't Amstelhotel. 's Avonds zong zij ons veel voor. Ik logeerde in 't hotel. Het was alles zeer weelderig. Ik genoot wel. maar ik was toch zeer ernstig en niet opgewekt. De brieven van Génerzijds vervullen mij. Soms schijnen ze mij niet echt, maar ze zijn altijd zeer buitengewoon en diep. Ik heb oover Couperus wel wat haastig en wat al te mooi geschreeven. Hij geeft toch ook heel zwakke dingen. De hoofdzaak ontbreekt hem — en hij krijgt een gevaarlijke populariteit. Gutkind schreef nu een zeer goede brief. Ik weet toch dat alles weer bijeen komt. Ik verlang nu zeer naar Italië, naar Spitteler en Rolland. Vooral Spitteler. Zoodra de oorlog voorbij is, moet ik er op uit. Dat thuis blijven maakt beneepen. Maandag 27 September Vrij goed weer. Gister las ik in „Life Science" door Loomis, een echt Amerikaansch theosofisch geschrift, dat toch veel goeds en merkwaardigs bevat. Het is zoo waar dat alle natuurweetenschap neerkomt op het bestaan van vibratie — anders niets. Trilbeweeging — niet stof maar beweeging in slingervorm, met golven. Het kan dus niet anders of onze gedachten beantwoorden aan de vibratiewetten. Dat kon een uitgangspunt zijn voor een nieuwe psychologie. Alle theosofische geschriften hebben het oover „trilling". Woensdag 29 September De omkeer is eindelijk gekoomen, met N. wind en kille reegen. Gisteren was ik onuitspreekelijk weemoedig. Ik. wist geen raad en kon tot niets koomen. Mijn tooneelstuk kon ik niet vervolgen. Het creatiegevoel kwam niet en dan is het niets gedaan. Ik zag er maar van af in plaats van, zooals vroeger, dóór te zetten. Ik ging naar Den Haag en bezocht H., de arme jongen, die smachtend naar mij uitziet. Hij werd juist geopereerd en ik stond weer eens tusschen de witte jassen. Het was niet zoo repulsief als soms wel eens. Maar ik voelde als een afgemarteld dier — dat vriendelijk behandeld wordt. Ik was in een diepte van weedom, waarin het schijnt of er geen daling meer moogelijk is. Zoo verlaten, zoo zonder eenig uitzicht op verligting. Ik dacht al teegen Borel te zullen zeggen: „Het loopt mis met me." Maar zoover kwam het niet. Ik zag Borel niet. Henriette Roll speelde voor me en ik begon te schreien. Dat was mij in lang niet gebeurd. Ze hebben toen K.'s trio gespeeld. Hijzelf hoorde het door de telefoon. Ik vond het een prachtig werk. Zoo goed als van Mozart of Brahms of Schubert. Br was toch verontwaardigd op Juul, die dat liedje niet wou zingen en zich aan Groningsche reporters oover politiek uitlaat. Mijn nacht was goed, hoewel niet veel slaap. Nu ben ik bevrijd. Een brief van Bjerre — de beste dien ik mij wenschen kon. De Kring is géén fantoom. Zondag 3 October Weer in de hut op Walden. Prachtig Octoberweer. Ik ben wat traag en moe. Maar meer getroost. Aan „Het Skelet" werk ik voorloopig niet meer. Maandag 4 October De Duitschers zijn in Rusland vastgeloopen. Nu wordt Bulgarije in den brand gesleept. De omkeer kan nu nog alleen maar koomen door uitputting van Duitschland. Niet eer, waarschijnlijk, dan na den val van Constantinopel. Daar zal nog wel een winter campagne mee gemoeid zijn. Zaterdag 9 October Druilig. Be las in het Doodenboek, de papyrus van Ani — en ik voelde weer de verwantschap, alsof dat alles mij zoo eigen is, het Egyptische leeven. Vooral dat onveranderlijke, dertig eeuwen lang, die vastheid van geloof en van stijl — die zuiverheid, exactheid, preciesheid. Geen beschaving zou ik liever meegeleefd hebben. Daarbij is het teegenwoordige zoo rommelig, vaag, leelijk en verward. Ik droomde weer demonisch, van lijken. Gisteren teekende Van Raemdonck me en ik schrok toen ik zag hoe hij het demonische weergegeeven had. Dat is nu Haverman, Lebeau en Raemdonck, die alleen het demonische in mijn gezicht weergeeven. De eenigen die mij teekenden. Wat beteekent datf En intusschen word ik veel meer gehefd, vereerd en zacht gevonden dan vroeger. En toch had ik vroeger niets demonisch in mijn uiterlijk. Wat een vreemde verschijnsels! De lieve jongens zijn weer thuis. Mooi, gezond, vroolijk. We richten een ander huisje voor mijn moeder in. Zondag 10 October Bedekt, herfstkleuren, de gouden October. Oovervloed van appelen. Er staan boompjes op Walden, zoo volgeladen van roode, groote appelen dat het haast schooner is dan lentebloesem. Ik heb „Het Skelet" niet opgegeeven, het komt misschien nog wel. Maar ik moet een andere laag bereiken, — het stratum deugt niet. Br las in Sirius II en weende. Maandag n October Mooi herfstweer, boompjes vol roode appelen. Ik bracht mijn zoontje voor 't eerst naar school deezen morgen, oover de hei, langs denzelfden weg waarlangs we Pauls lichaam ten grave droegen. Het kwam in mij op, dat ik verbannen ben op deeze aarde — van een vreemde, verre planeet. Mijn leeven is lijden en de uitkomst — al zal die er wel zijn omdat God rechtvaardig is — ligt buiten mijn gezichtskring of verbeeldingsmacht. Ik voel het koomende geluk niet, ik voel enkel weemoed. Maar ik zal „bloemen verkoopen." Ik ben goed gezond, ik heb niet te klagen. De weemoed komt van ondoorgrondelijke verten. Ik corrigeer de proeven van de Brieven. Ze zijn vol meesterlijke gedachten. Als ze niet echt zijn, zijn ze toch geniaal. Mijn weemoed is juist dat ik ze met gelooven kan. Er zijn nu weer dweepers die mij haten en beschimpen omdat ik de weerloosheid niet goedkeur. Dat hangt samen met het niet-begrijpen en beschimpen van het stuk De Idealisten. Men kan een vrij en ruim karakter niet ooverzien en maakt een bekrompen beeld. Als dat dan niet uitkomt met de werkelijkheid, dan schimpt men. Vrijdag 15 October Prachtig weer. Be ben voor niets ongevoelig. Er is geen verdooving van gevoel, eer verfijning en verhoogde intensiviteit. Br heb ook lust in allerlei sensaties, eevenals vroeger. Br geniet het zinneleeven eevenals gewoonlijk. En toch een enorme weemoed achter alles. Gister begreep ik die als „contritio". Ik moet met trachten er uit te koomen, maar inteegendeel er steeds dieper in te gaan. Dan komt een zachte gelatenheid, een volkoomen passiviteit en toegeevendheid. En daaruit wil ik niet. Dan ben ik echter zeer somber en stil. Zaterdag 16 October Gisteren avond droeve spanningen. Br sta dan groote kwellingen uit, als mijn ernst en mijn leed met begreepen wordt. Er koomen dan weer impulsen tot woeste, ruuwe daden. De aanweezigheid van mijn moeder hield mij nog het daarvan terug. Ik vind het mooi 's morgens mijn H. naar school te brengen. De heileeuwerik zingt weer. Het mystieke schelletje, hoog in de lucht. Dinsdag 19 October Ik kreeg een brief van een ouden Engelschen geleerde met verzoek een ingeslooten brief aan een Duitschen boezemvriend te stuuren. Het was mooi en aandoenlijk zooals hij oover die vriendschap schreef. De „meest oprechte, trouwe, ruimhartige vriend," schreef hij. Ik kreeg ook een brief van een Indiër, Ananda Coomaraswamey met een artikel van hem. Dat artikel bracht mij op de gedachte dat wij ons niet behoeven te verwonderen, dat onze maatschappij droevig is en verward, daar wij toch, veele eeuwen lang, uit voorbarig idealisme hebben gepleegd wat de wijste menschen — de Indische wijzen — een hoofdzonde noemen, n.1. kastenvermenging. Hoe duidelijk voel ik het lijden, in mijzelven, van mijn gemengde natuur, half adellijk, half burgerlijk, verfijnd en toch met ruuwheeden, in mij dragend de erfenis van geslachten, die maar trouwden zonder bij elkaar te passen. Dat zijn als lange strooken van erfelijke eigenschappen, die allesbehalve in harmonie zijn en door elkander loopen in verwarring. Sociale reorganisatie is onmoogelijk zonder wijsgeerige opvoeding. Want de oovertuiging, dat wij al of niet zullen voordeeven na sterven beheerscht al óns sociaal handelen. Wie aan reïncarnatie gelooft zal zich geheel anders gedragen als de ongeloovige. Alleen wijsgeerig inzicht maakt ons geduldig, verdraagsaam en liefderijk. Er is geen orde denkbaar zonder een universeele, door allen erkende wijsgeerige oovertuiging. Vrijdag 22 October Gister at ik met Borel bij professor B., den mathematicus. Een sympathiek man met de aardige kinderlijke manieren van een geniaal mensch. Wonderlijk is het, dat zoo vaak mathematische begaafdheid samengaat met vrijheid van oordeel en eedel karakter. Een fijne, schrandere, vergeestelijkte kop, gladgeschoren, met jonge rimpels. Hij is pas 34 jaar. In een wit linnen pak gekleed. In het gesprek gaat bij soms, als in gedachten, op den grond zitten. Hij had in zich reeds het idee van den Forte-kring gevormd. Wij spraken vrij, oopen en onbevangen. Borel was weer vol geest en deed ons veel lachen. Het was een mooye namiddag. Br fietste in den maannacht naar huis. Zaterdag 23 October Gisteren receptie van de Groene. Mijn vrouw had er zich op verheugd en ze was vroolijk en opgewekt. Ze vond het erg aardig. Br sprak met Raemaekers en wij beslooten, met Borel, een protest op te stellen en in 't buitenland te publiceeren, teegen de laauwheid van onze regeering. Dinsdag 26 October Koud, flinke nachtvorst. Br leed van de kou en voelde geestelijk en lichamelijk verkleumd van morgen. Zondag een vergadering voor de Amersfoortsche Hoogeschool. Brouwer presideerde. Hij was soms verregaand naief in zijn plannen. Maar het werd toch goed. Dit is reeds een uitwerking van den Kring. Gisteren at ik bij Raemaekers en wij bespraken het protest. Maar wat mij dieper trof was het ontwerp van Raemaekers voor een serie teekeningen, die de neederlaag van Europa's boozen geest en de triomf van de nieuwe menschheid uitbeeldde. De dwangmacht, de hebzucht en de heerschzucht prachtig getypeerd. De glorie der usurpatoren, der schijnmachten, de strijd daarteegen en de ooverwinning van den nieuwen, jongen reus. Raemaekers had er graag een tekst bij en toen kwam de gedachte in mij op, of dit niet kon zijn het laatste stuk van Schijn en Weezen. Br wist toch altijd dat ik dat moest eindigen met een scheppend tooneel, een aanduiding van het groote werk dat gedaan moet worden. Ook dacht ik aan een groot, simpel drama — mystisch en verheeven eenvoudig. Een mysteriespel. Ik zei, dat het mij een groote eer zou zijn die teekening in woord te brengen. Als ik maar zeeker kon zijn van mijn scheppend vermoogen. Dat zou een waardige climax vormen van de Heks van Haarlem. Vrijdag 29 October Koud en nat. Gisteren was ik bij den dentist en ik voelde mij zwak teegenoover pijn. Ik dacht: „Hoe kan daar ooit in berust worden." Br dacht aan B.'s verzeekering dat er stellig geen absoluute tijd is. Dat men zelfs recht heeft te zeggen, dat Jezus na gekruisigd wordt. Dat alleen kan ons gevoel van recht bevreedigen. Pijn en smart kunnen nooit door opvolgende vreugd vergoed worden. Alleen door gelijktijdige vreugd. Ik dronk bij mijn nichtje J. koffie en sprak toen anderhalf uur met een Duitscher oover den oorlog (Adolf Teutenburg). Ik at toen met mijn vrouw bij Henriette Roll en had 's avonds een séance, waarbij ook de zoon van S. en diens vrouw aanweezig waren. Zondag 7 November Kil en stil. De voordrachten zijn begonnen. Eerst Amsterdam, toen Haarlem, eergisteren Alkmaar. Ik logeerde een nacht bij Giza en een nacht bij R. in Bergen. Ik werd zeer verkouden en dacht: „Misschien is het een wenk om op te houden." Maar mijn stem bleef volkoomen helder. Morgen moet ik in Den Haag spreeken. Een concertbureau wil een tournée met mij maken. Zoo zou ik tot het virtuoozengilde gaan behooren. Maar ik voel dat ik moet doen wat mij geld opbrengt. Br voel het als plicht. Br was ook in Bergen aan Zee. Het was er zeer stil. Maar ook zuiver en ordelijk. Heel anders dan in Wijk a/Zee. Welk een plechtige stilte was er, de leeuwerikjes piepten weer in het helm, zoo verwaaid en ijl. Het treft ze, zoo goed als ik Ellen voordraag. Terwijl ik toch mij niet herinner die verzen ooit te hebben voorgedragen. Ik sprak er nooit oover en las er nooit uit voor. Maar de klank er van zit muurvast in mijn hoofd, hoewel het meer dan vijfentwintig jaar geleeden is dat ik ze schreef. Maandag 8 November Zacht en stil weer. Ik heb de schaduw weer oover me. Ik zal die wel ééns begrijpen. Het is diep, diep, diep — en zeer somber. De nachtdroomen zijn niet slecht. Ze hebben iets moois, hoewel de heldere droomen al sinds langen tijd niet meer voorkoomen. Maar ik heb een gevoel van genoeg te hebben en weer weg te willen. Ik kan het niet leevensmoeheid noemen. Dr ben niet moe en niet verzadigd. Maar hier op aarde.... neen, toch niet. Ik voel alleen: „Ik moet bloemen verkoopen." Dr zal volhouden, maar ik kan niet met vreugde werken. Ik ben ontzettend droevig. Zaterdag 13 November Zeer nat, stormachtig. Maandag sprak ik in Den Haag, de eerste maal door een concertbureau, dus als spreekvirtuoos, in den trant van Juul Culp of Elly Ney. Het was vol en dus een finantieel succes — vooral voor den impressario. Dr wist dat het zoo gaan zou. Den volgenden dag sprak ik in Lisse — at bij de familie K. en ging 's nachts met een auto naar Noordwijk en logeerde op Pension Johanna. Ondanks verkoudheid blijft mijn stem altijd helder. Donderdag at ik met T. bij J. en had 's avonds een séance. Ik vond Mevrouw X. zulk een totaal ongeschikt persoon, dat ik nooit geloof, dat er uit dien kring iets goeds wordt. Dat is onmoogelijk. Het eenige wat mij goed doet is mijn vrouw er bij te hebben. En haar doet het goed. Maar ik kan het toch niet doorzetten. Er kan geen goede sfeer daar ontstaan. Ik las mijn dagboeken oover en vond bijna niets als lijden en verdriet. En toch ben ik gezond en krachtig en voel ik mijn invloed toeneemen. Maar het is toch een jammerlijk bestaan en een droeve waereld. Zoo voel ik het — en toch ben ik het teegendeel van een pessimist. Pessimisme is onzin. Het Al is volmaakt. Woensdag 17 November Ik schrijf in de stationswachtkamer te Zwolle. Ik kom uit Enschede en ga naar Kampen. Maandag sprak ik in Epe en logeerde in 't Hotel Betlem. Het was er zeer nat en somber. Ik zag de „Gemeentewooning" van dominee Prins. Leeszaal, concertzaal, vergaderzaal in een fraai, eenvoudig, goedverwarmd gebouw. Br lunchte bij Atie. Wij wandelden in het dennebosch. Er was iets drukkends en sombers in haar sfeer. Ik had wel neiging oover den ouden tijd te praten. Onze verliefde tijd, mijn eerste liefde. Maar het gebeurde niet. Het eenige wat makkelijk ging was onze humor. Dat maakte de toestand dragelijk. Ze is grappig en leuk. Van daar ging ik naar Enschede. Daar werd ik ontvangen door den koolenhandelaar W., die mij als gast opnam in zijn nette, behagelijke wooning. Hij vertelde met eerlijk genoegen, dat hij in veertien jaar tijds dat mooye huis verdiend had, want hij was met niets begonnen. Bt vond het er niet onaangenaam, beeter dan in 't hotel te Epe. Br zie graag voorspoed, in alle richting. W. is een type, zoo kaal geschooren als een bonze. Groote oor en en mond, druk, vrijzinnig — maar niet protserig. Hij vond de Duitschers in zaken niet „reell", niet betrouwbaar. Van morgen zag ik met hem de katoenspinnerij en weeverij van Van Heek. Een van de firmanten begroette mij. Een zeer bescheiden, zeer eenvoudig jong man, die ik voor een klerkje aanzag. De indruk van de fabriek was weer enorm. Bij het zien van de geweldig groote, wijde zaal, waar 1200 weefgetouwen staan, met het rijke warme boovenhcht, het geraas, en de bedrijvige vrouwen en mannen, ben ik altijd diep getroffen. Ik vraag me weer af: „Wat beteekent dat? Wat zie ik eigenlijk? Hoe sta ik daar tusschen, ik, die naauwelijks de explicatie volgen kan van de toedracht der bewerkingen." Wat al vernuft — en een opgehoopt, geaccumuleerd vernuft! Wat is er al niet noodig geweest aan gedachte, aan energie, aan zwoegen en werken — eer dit ontstond. En ieder alleen is machteloos. Mijn besef kan bijna niets er van bevatten. En toch is het mijn wereld, waarin ik leef, die ik ben. Het is ontstellend en ook droevig stemmend. De activiteit, het lichte, warme lokaal, de prachtige machines, dat alles wekt mij op, doet mij goed. Maar dan komt weer de eigen weemoed, en machteloosheid. Het verstandelijke zal mij begeeven, naarmate ik meer in het moment leef, in 't Ik-nu. Als jongen voelde ik, dat ik alles zou kunnen, wat ik maar aanpakte. Maar nu heb ik- gekoozen en moet al die kennis mij zien ontgaan. Daardoor verzwakt ook mijn oude weetgierigheid. Ik kan het immers toch niet meer bevatten alles? Ik ben niet zeer neerslachtig en de voordrachten gaan goed, als altijd. Maar de oude pret heb ik niet meer in deeze campagnes. Het is plicht. Ik verheug me op het thuiskoomen. Nu schijnt de zon oover Zwolle. Heerenveen 18 November Gister avond in Kampen geleezen. Gelogeerd bij de faniilie K., een houthandelaar. Een flinke, goede man met een hef, jong vrouwtje en twee kleine kinderen. Van Kampen een mooye indruk. De ligging aan de groote rivier, de drie fraaye poorten, het mooye stadhuisje met de oude zaal uit de veertiende eeuw. Door die dingen kwam er ook een glorie oover het stadje. Van oudsher. Nu nog naspeelend in de herinnering. Enschede is moderne welvaart. Kampen heeft nog iets van de oude, pittige en toch huisselijke pracht uit de middeleeuwen. Wij wandelden na de voordracht het stadje heelemaal rond, in den helderen maannacht. Er zijn werkelijk gekke dingen gebeurd, een tooren gebouwd zonder trap er in en een postkantoor zonder brievenbus. Ik kreeg een lieve brief van mijn vrouw, die mij veel goed deed. Ze heeft gelijk — het zuure leeven is schijn en de beetere werkelijkheid wacht. Maar ik worstel nog maar in het zuure leeven. Bolsward, 19 November Goed, zonnig weer. Van nacht logeerde ik bij de faniilie B., een docter met vrouw en drie kinderen. Een groote praktijk, een oud groot huis, twee auto's. Van morgen lrwarn ik achter in den tuin en keek oover de schutting en zag plotseling de weiden voor me, met jong vee, alles groen, vreedig en stil. Toen voelde ik een oogenblik bijna weer gelukkig als in vroeger tijd. Ik bezag het stadje, de twee kerken, het raadhuis. Weinig is er maar oover uit den ouden, mooyen tijd. Geen geeveltje, geen poort, geen brug. Toch is het een oud stadje, met oude rechten als Hanzestad. En er woonden ook kunstenaars, graveurs. De kerken zijn verbazend ontsierd door witkwast en verf en door houten banken. Ik vind het altijd onaangenaam, den morgen na de leezing in de stad te worden opgemerkt. Maar ik kon bemerken dat mijn goede gastvrouw niets liever deed dan met mij door haar stadje wandelen, zoodat haar stadgenooten het goed konden zien, de neuzen plat teegen de ruiten. Ik weet van Vondel en van Generaal Booth, dat ze teegen het eind van hun leeven zeer somber werden. En toch zou men dat juist van deeze beiden niet verwachten. Wat zou het beduiden? Dinsdag 23 November Neevelig, dooi, nat. Ik ben weer thuis en reedehjk tevreeden. Er koomen wel lichtere momenten en lichter uuren. Van nacht voor 't eerst in de heldere sfeer geweest en opgemerkt hoe de gedachten het psychisch lichaam weer naar de aarde terugtrekken. Br sprak Vrijdag avond in Leeuwarden, voor een groot pubhek (700 menschen) en logeerde in de Nieuwe Doelen. 's Morgens weer vroeg weg. Oover zee naar Amsterdam. Bij J. koffie gedronken en Spoor's teekeningen van de Indische poppen gezien. Br heb beloofd op 1 December in Amsterdam Ellen voor te dragen — en daar heb ik nu spijt van. Br zie er teegen op. Jan Musch als Heks in „De Heks van Haarlem" Ik heb toegezegd tien voordrachten te houden teegen ƒ 100.— per avond. Aan den impressario. Ik vind het soms wel aardig — maar soms ook heb ik neiging er den brui van te geeven. Woensdag 24 November Gisteren bij Jaap de Haan gegeeten. Ik had een warm gevoel van vriendschap. Hij is een trouw vriend. De eenigste aan wien ik nooit met ergernis gedacht heb. En nu ben ik weer zoo ontzachlijk verdrietig. Ik waar rond en vind geen troost. Zaterdag 27 November Sneeuw, helder vriezend weer. Een paar dagen rust. Woensdag sprak ik in Amersfoort, oover Oost en West. Ik logeerde bij Reiman. Den volgenden morgen zagen wij het terrein bij Oud-Leusden, voor de zoomer cursus van de academie. We zullen trachten er een voorloopig gebouw te zetten, en huisjes voor de studenten als ze geen tenten hebben. Ik reisde af met Br. Hij is een groot beminnelijk kind, in zijn gesprek vol onverwachte wendingen en diepe geest. Br voel zeer tot hem aangetrokken. Hij is een van de weinige menschen. Hij hoort in den Kring. 's Middags was ik nog in Amsterdam op de drukkerij. Br dronk thee in Den Haag bij mevrouw L. en sprak 's avonds in Diligentia (Vrouwenkiesrecht). Er waren niet zooveel menschen, maar ik vond het toch, juist daarom, een succes. Want ik sprak goed, ondanks antipathieke menschen. Br verwon ze. 13—155 Des avonds stortte Borel mij zijn hart uit. Br begreep hem wel en ik vond het een zeer merkwaardig en niet onheuchelijk geval. Wat gaat er booven een dergelijk geraakt en verslagen zijn? Br sliep zeer goed in het leelijke huis. Ik droomde mooi. Borel en een heerlijk bosch of park. Gisteren, Vrijdag, was ik 's-morgens bij B., toen bij H., lunchte bij L: waar ik deeze maal veel politiek praatte. Met H. en zijn moeder praatte ik rustig en lang. Hij kuste mijn handen. Br sprak oover een gedachte van Mrs. H., dat het kind bij zijn geboorte een moeder vindt, die het lief heeft, koestert en verzorgt en dat dan ook wel zeeker bij het verlaten van dit lijf en de weedergeboorte daarna, wij ook een moeder zullen vinden, die ons verwacht en ons helpen zal. Br schreef aan Schijn en Weezen VI. Be ben nu wat gewend aan den winter en wat energieker. Br sprak, in den trein een oorlogscorrespondent, Samson, een bekend type uit de socialisten-beweeging. Hij was nu aan 't front geweest en liet mij met los, als een prooi om er alles van te vertellen. Een pilopak, schorre stem en de gladheid en brutaliteit van zijn ras. Vroeger als reedenaar bekend, nu met alle succes de bladen van oorlogsnieuws voorziend. Zondagmorgen 28 November Strenge vorst. Het is te koud om het warm te krijgen in de hut. Wel schijnt de zon, maar het vriest 's nachts hard en ik kom met tot arbeid in den morgen. Hoe zal ik ooit tijd en rust vinden om weer een goed, groot werk te voltooyen? Maandag 29 November Iets minder koud. De winter is zeer leelijk deeze maal. Het opstaan 's morgens is misère. Ik breng H. naar school en dat wekt wel wat op. Maar verder kou — geen goed verwarmd vertrek, ook mijn hut kan ik niet warm krijgen. De „Brieven van Génerzijds" gaan er in, naar het mij toeschijnt. Dinsdag 30 November 't Is weer zoel geworden en daardoor is mijn geest ook wat ontdooid. Ik had Ly. bij me, die er zeer ongelukkig aan toe is, zijn stem door een chronische katarrh bedorven en geen geld. Zijn geest was wat beeter. Hij zag in mijn verzen (Schijn en Weezen III) het uiterste van scepticisme. Dat is totaal mis. Ik voel alles leeg en dood en miserabel — maar ik weet beter. Het onzinlijk weeten, het geheugen houdt mij ooverend, verlaat mij nooit. Br weet hoe de waereld mooi en volmaakt is. Ik gevoel mets dan het teegendeel. Donderdag 2 December Zoel weer, 500. De voordracht van Ellen is goed geslaagd. Br at bij F., mijn geweezen patiëntje, die nu zelf een pension houdt voor jonge meisjes. Een aardig prettig thuis, waar ieder zijn werkkring heeft en de meid als gehjke deelneemt in 't gezin. Ik sprak Ellen uit. Ik denk soms dat ik mijn spreektalent beeter had kunnen cultiveeren en methodisch volmaken, zoodat ik alles uit het hoofd zeide, zonder fouten of haperingen. Dan zou ik tot iets bizonders in dat werk zijn gesteegen. Ik voel een groote gemakkelijkheid in het spreeken en alleen het zelf-observeeren en de auto-suggestie belemmeren me nu en dan. Ik spreek nooit geheel uit het hoofd. Maar ik voel hoe ik het meester ben en door studie en oefening het perfekt had kunnen maken. Maar dat hoort weer niet bij mijn weezen. Ik ben geen virtuoos en wil en kan dat nooit zijn. Ik spreek tot de menschen uit liefde, alleen uit liefde. Onzegbaar somber was ik gisteren, het gezicht van elk mensch deed me pijn — ze zijn ook allen Zoo leelijk, zoo grof, zoo poenig. Ik was bij K. en dacht dat ook muziek mij niets baten zou — maar het deed mij toch wel goed. Na de leezing was alles beeter. Dat spreeken is een heilzaam ding. Van morgen dacht ik weer oover „Irene in Ballingschap". Br wil dat nu toch neerschrijven. Het leeft in mijn hoofd — en ik kan toch heusch mijn tijd niet beeter gebruiken. Als ik volhoud en doorzet, komt het er zeeker. Vrijdag 3 December Nabij vorst. Goed weer. Gisteren weer met T. op de séance geweest. Deeze gaf mij nog van alle het meeste vertrouwen. Vooral omdat er gesprooken werd van het „Zoomerland" waar een geliefde ziel dwaalde en daarmee werd Paul bedoeld. Ik zou binnenkort bericht van hem krijgen. Het schijnt mij stellig onmoogelijk dat het medium, een persoon als Ba., deeze woorden zou zeggen omtrent het „Zoomerland" en Paul. Van morgen vertelde mij Zuster Obbes, dat ze van Paul gedroomd had en hem gelukkig had gezien, te midden van bloemen. Het bezoek aan de séance doet ook T. altijd goed. En ik zelf voelde den last veel verligt. Dinsdag 7 December Gisteren vergadering bij Br., voor het Amers- foortsche Instituut. „Vernieuwde waardebepaling der leevenselemen- ten van individu en maatschappij." Zoo luidde zijn grondbeginsel en het kwam oovereen met hetgeen Rathenau zei omtrent „Wer- tung". Wie de waardebepaling wijzigt, wijzigt van zelve den gang der menschheid. Woensdag 8 December Gisteren sprak ik te Schiedam, in een kerk. Vol. Bi sprak niet zeer goed. 's Nachts om 2 uur kwam ik in stroomende reegen weer op Walden. Br at bij den heer M., leer aar aan het doofstommen-instituut te Rotterdam. Hij vertelde mij dat het moeyelijkste van 't onderwijs was het leeren van de taal. De nuancen van de taal leeren ze nooit, omdat ze de intonaties niet hooren. Daardoor krijgen ze nooit volleedig taalgevoel. Een leerlinge zei aan de juffrouw, dat ze gedroomd had, dat ze de juffrouw niet kon verstaan. „Uw mondje was zoo klein, dat ik er niet van kon afleezen. Een jongen, feitelijk doofstom, was toch in staat op de viool een door de piano gegeeven toon te vinden. Ook kon hij enkele woorden en zinnen verstaan, met groote inspanning. Maar hij las veel liever van de lippen. Br schreef een brief aan Schröder, uitdrukkend mijn wensch om in zijn plaats te koomen. Er heerscht groote opwinding oover zijn arrest. Vrijdag 10 December Zoel, nat. 52°. Ik schreef een brief aan Br., oover zijn geschriften. Die vervullen mij zeer. Zijn Delftsche reede is een oorlogsverklaring, een brutaal revolutionaire daad — en ondanks dat maken ze hem professor en academie-lid. Het geschrift is esotherisch — maar niet harmonisch en compleet. Het lijkt op Schopenhauer hier en daar — er zijn onzuivere invloeden in. Het is ook niet oover al echt. Ik had ook, eevenals hij, de neiging te zeggen: „Zoo is 't" als ik eigenlijk hoorde te zeggen: ,,'t Zal wel zoo zijn." Br sprak vaak als een machthebbende, terwijl ik toch niet meer was dan een geloovige. Zoo doet bij ook. Vrijdag 17 December Ik sprak Dinsdag in Brielle en logeerde bij W. Het fijne vrouwtje en de twee bevriende echtparen die elkaar het leeven in het kleine stadje dragelijk maken. De reis er heen werd verkort door de tweede bundel brieven van Elsa Barker en rechter Hatch. Ik was er zeer door vervuld en de schaduw trok nagenoeg geheel weg. Ik sprak ook zeer goed in Brielle. Ik kwam terug met de boot, oover Vlaardingen. Ik vond dat stadje geheel veranderd — ik dacht aan oude tijden, mijn bezoeken aan 't Nieuwland, de verliefde D. H.—die jeugdindrukken zijn nog zeer sterk. Gisteren moeyelijkheeden met Borel en de Groene. Gisteren weer séance bij mevrouw X., het medium B. geeft het op. Het was ook een zeer inferieur instrument. Nu liet ik de dochter van mevrouw X. automatisch schrijven en wij kreegen vrij spoedig contact met S. Hij schreef: „Ik blijf bij U allen." En in Januari zou hij duidelijker kunnen zijn. Het deed mij goed. dat dit gelukt was. 10 December ben ik nog weer in Aalsmeer geweest. Dr logeerde bij den pastoor en zag den volgenden morgen de bloemen en kassen ondanks gestadigen reegen. Met den broer van mijn tandarts. Ik droomde van een ontmoeting met Paul, waarbij ik mijn vuuiige liefde voor hem uitte en hem omhelsde. Ik zag zijn oogen niet, wel zijn hals. Dit kwam oovereen met wat bij X. gezegd werd (van het Zoomerland). Het wegtrekken van de schaduw beduidt zeeker verligting van de demonische druk, zooals ook Hatch verzeekert. Het pleit is in hooger sfeer al beslist. Vrijdag 24 December Twee gewichtige gebeurtenissen, blij en droevig in mijn leeven. Mijn paardje Suze is gisteren plotseling gestorven en de schrijver van de Brieven van Génerzijds heeft door het medium in Amsterdam, juffrouw X., tot mij gesprooken. Het verhes van dat jonge paardje voelen wij allen hier heevig. Het was nu 11 jaar oud, mooi en zoo mak dat het ons allen kende en hinnikend antwoordde als een van de kinderen hem toeriep vanuit de kinderkamer. Het beestje was als een onmisbaar weezen op Walden en ik het juist den stal voor hem in orde maken en geheel opknappen. Zulk een hef mooi dier krijg ik nooit terug. Mijn vrouw barstte in tranen uit toen ze hem zag wegvoeren op een wagen, de vier pooten stijf ge- strekt. Ook de kinderjuffrouw schreide en Dirk de tuinman, die hem verzorgd had. Ik kwam juist uit Amsterdam, waar wij weer een séance bij X. gehad hadden, nu met de dochter als schrijfmedium. Er is nu geen argwaan meer, het meisje is intelligent en betrouwbaar. Er zijn nu drie persoonen, die door haar schrijven; S. „onze vriend" zooals wij zeggen, de man van mevrouw X. en rechter Hatch. De meededeelingen koomen vlot en maken den stelligen indruk echt te zijn. Toen rechter Hatch kwam en mij, op een vraag, verwees naar de passage uit zijn boek (oover de Witte Broeders), waarvan het medium onmoogelijk iets weeten kon, daar er nog maar één exemplaar van dat boek in Holland is en dat in mijn handen — toen was het niet moogelijk te twijfelen. Dat maakte mij zeer verheugd en getroost. Toen kwam thuis de droefenis van het paardje. Curieus was het dat er in het Engelsch spelfouten waren („safed" voor „saved") die de schrijfster zelf beeter wist. Br sprak Dinsdag in Den Haag. Het was niet vol en ik had moeite, maar het ging toch. De impressario zal er nu wel genoeg van hebben. Br logeerde bij G., het nichtje van M., in een mooi huis. Br kende haar uit ouden tijd en we spraken oover Mijnsheererüand. Een dochter van haar lijkt zoo precies op haar tante, dat ik er door getroffen werd. Er loopen toch als het ware erfelijke eenheeden door de geslachten. Bij H. was het droevig. De jongen scheen mij nagenoeg stervende. Hij is nu met zijn moeder bij B. in huis. Maar de twee vrouwen kunnen nu elkander weer niet verdragen. En moeder en zoon snakken naar een eigen huisje. Dit verlangen gaf hem plotseling kracht tot spreeken, hij zei: „My own mother, home!" Het kwam mij voor, alsof hij dat alleen doen kon door de nabijheid van den dood. Nu nam, als het ware, het astraal-lijf de functie oover van de verwoeste hersendeelen en het hem spreeken, zooals de afgestorvene de organen van het medium gebruikt. Ik zeide hem: „You will have your home, my boy!" Maar ik bedoelde het „Home" aan géne zijde. Zaterdag 25 December, ie Kerstdag Het is mooi zacht weer. Maar er is iets zeer sombers en gespannen in deeze Kerstdagen, door het aanhouden van den oorlog, terwijl ieder het funeste einde er van begrijpt, zonder uitkomst op winst of victorie. De ellende komt achteraan. Misschien helpt de moreele verligting, als ieder dankbaar is voor den vreede. Misschien komt er een vlaag van hulpvaardigheid, van berouw en schaamte. Dinsdag 28 December Storm, zoel, 500. Er zijn kleine waarneemingen, gemakkelijk door iedereen te doen, van de aUergewichtigste beteekenis — en die toch nooit zijn opgemerkt met begrip van die beteekenis. Bij voorbeeld het onmiddellijk gevoel van genot als men, vermoeid zijnde, een kop thee drinkt. De snelheid waarmee dat wordt waargenoomen maakt alle physisch-chemische verklaringen onmoogehjk. Men voelt oogenblikkehjk dat het geheele lichaam die verkwikking verlangt en goedkeurt. Een andere merkwaardige waarneeming is dat slechtriekende stoffen van het lichaam, alleen slecht rieken als ze van een ander koomen. Voor het eigen individu zijn die slechte geuren niet onaangenaam. Dat bewijst hoe volkoomen geestelijk onze keuze is. Precies dezelfde geur is aangenaam of onaangenaam, al naar wij weeten, dat ze van onszelven of van anderen komt. Ook dit is physisch geheel onverklaarbaar. De Kerstmis is rustig voorbij gegaan. De twee kinderen liggen met influenza te bed. Wij zijn allen meer of min verkouden. Zondag morgen sprak ik voor de religieuze socialisten, oover het zuivere socialisme. Het was zeer vol en ik had mij weinig voorbereid. Maar ik wist wel dat het goed zou gaan. Ik sprak zeer goed. Eigenaardig is de intuïtieve manier waarop ik weet, dat een reede mjn of meer zal slagen. Ik behoef dat niet te oover den ken. Ik voel het. Ik ben mij gevoelsmatig — in het Ik-Nu — bewust, dat ik het onderwerp voldoende meester ben en ook ongeveer hoe lang ik er oover spreeken kan. Dat komt altijd uit. Donderdag 30 December Gisteravond lag ik op de rustbank te luisteren naar de Liebes-Walzer van Brahms, die Toosje speelde. Ik voelde als in Devachan, leevend in diepe droomherinneringen, zalig en diep. Ik zag een vrouwefiguur dansen, op de walsmuziek, een elegante, wat mondaine, maar schrandere, superieure vrouw. Het was intiem en zalig. Vrijdag 31 December, Oudejaar '15 Gisteravond weer séance, waarbij Hatch be- richten gaf. Toen ik oover mijn raadsels sprak, vooral oover het gevoel het midden der waereld te zijn en toch een arme stumper, — toen zei Hatch met veel nadruk en groote schriftletters: „You are the centre of the world and not a poor mite." Ik weet dan dat hij gehjk heeft en ik weet ook alles wat hij verder zegt. Maar door zijn verzeekering voel ik het ook. Hij zei ook Paul gezien te hebben. Paul was gelukkig en nog in het droomland zijner waerelddagen (Devachan). Heeden nacht bij ons ingebrooken. \ * * * 19x5» Het somberste oorlogsjaar, nog geen uitzicht op vreede. Mijn werksaamheid dit jaar was vooral als journalist en als reedenaar. Aan Sirius kon ik nog niet beginnen. Maar ik voel het leeven in mijn hoofd. De Heks van Haarlem, dat een succes scheen te worden, werd toch een mislukking door gebrek aan goede krachten. Royaards is te zeer Reinhardtsch. Mooye insceneering, goede regie, maar. slecht begrip van het dichtwerk. Een nieuw drama wilde niet ontstaan. Ik beproefde het in Wijk aan Zee, maar bleef steeken. Toch voel ik de lust en de kracht het dóór te zetten. Van „Het skelet" zal ik toch iets maken en ook van „Irene in ballingschap." Het moet nog eenvoudiger en stoutmoedig geestelijk. Als boekwerk had de Heks succes. De deed de „Brieven van Génerzijds" vertalen en ontving het tweede deel. Het eerste deel kwam uit en werd goed ontvangen. Het boek „Bij 't licht van de oorlogsvlam" verscheen en ik bespeurde veel teekenen van belangstelling en bewondering. Het zijn de vier reedevoeringen in Amsterdam, uitgewerkt in artikelen in de Groene. Ik schreef bijna iedere week in de Groene en had veel satisfactie van dat werk. Mijn positie is aanmerkelijk versterkt. De literatoren koomen gaandeweg tot mij oover en mijn vijanden zijn nagenoeg geheel tot zwijgen gebracht. Ik schreef den vijfden zang van Schijn en Weezen en ook dat werd meer gewaardeerd dan vroeger. Br sprak in veel plaatsen: Alkmaar (twee maal), Amsterdam (negen maal, vier voor 't Nut, één voor de Chineezen, één voor de studenten, twee maal voor de vrouwen, één voor de religieuze socialisten), Edam, Den Haag, (vijf malen in Diligentia), Haarlem (twee, spirististen en de Middaghoogte), Aalsmeer (twee maal), Heerde, Meppel, Zutphen, Bussum, Tiel, Enschede, Kampen, Epe, Bols ward, Leeuwarden, Amersfoort, Brielle, Schiedam, Lisse (34 maal in 't geheel). Br publiceerde ook een voorreede voor „J'accuse." Br verwacht dit jaar de Vreede. Maar geen afdoende vreede. Duitschland zal buigen en de anderen zullen dan moeten toegeeven. Maar dan zal Duitschland toch weer beginnen, tot de revolutie komt. 1916 Dinsdag 4 Januari Steeds, zacht oopen weer. Zondag avond speelde Toosje bij M. aan huis en ik luisterde weer en bekeek tegelijk Egyptische platen, de tombe van Yua. Toen ontstond een nieuwe sensatie. Een heerlijk fijn samenstemmen van de muziek (Brahms, Debussy) met het weezen der oude Egyptische beschaving. Iets zooals ik reeds in Johannes Viator beschreef, muziek en de dansende kinderen. En ik behoefde niet mooye dingen te zien. Er waren wel mooye dingen — koppen en meubels en mummies — maar ook de leelijke — de bavianen — wekten de schoone sensatie, in harmonie met de muziek. Dit zijn eigenlijk veel belangrijker dingen dan veldslagen en uitvindingen. H. is gestorven. „Home". Dinsdag n Januari Een rijke week achter den rug. Donderdag 6 Januari sprak ik in Joure. Ik had daar eenige ellendige uuren. Het was er somber, nat, stormachtig en ongezellig. Niemand wachtte mij op. Een saai en suf hotel. Ik was diep en gruuwelijk neerslachtig. Br had geleezen in de „Grondslagen der wiskunde" en ook dat deprimeerde me, omdat ik het niet volgen kon. Br voelde onmachtig om te reizen en van huis te zijn. Het spreeken ging goed, als altijd. Ik zag het dorp, den volgenden dag, en dronk koffie bij den apotheeker R. Het stormde en reegende, -het land lag onder water. Een clroevig, troosteloos land. In Sneek was net beeter. Daar was ik bij een vroolijk gezin, in een groot huis, Dr. B. Een knappe huisvrouw en twee lieve, knappe dochters. Ook de spreekavond was fleurig en druk bezocht. Br reisde den volgenden dag oover land terug. De stormzee schrikte mij af. Zaterdag at ik bij Royaards, met Top Naeff. Het was er heel genoegelijk en wij bespraken de reprise van de Heks en oover andere stukken. Ik kreeg bericht dat Bjerre en Norlind meekwamen met de Fordexpeditie. En ik ging hen begroeten in Den Haag. Des middags hadden wij séance hier bij mij op Walden. Hatch kwam weer en zijn gesprek met mij voldeed me. Ik zie mets anders als echtheid. Oover de Ford-expeditie sprak hij zeer sceptisch. De toestand der waereld vond hij zeer zorgelijk. Het verkwikte en versterkte me. 's Avonds was ik in 't Hotel Wittebrug en vond er Borel. Het was een tamelijk onbeteekenend gezelschap, precies een bal of danspartij. Borel vroeg of ik mijn balboekje al vol had. Die menschen eeten en leeven als rijke lui, in de misère rondom. Ooveral zijn de neutralen in goeden doen. Ze verdienen en maken pret. Gelukkig vond ik eindelijk, Bjerre en Norlind. Norlind omhelsde me onstuimig, midden in de zaal. Bjerre bracht me naar den trein en vertelde dat hij zulke heftige brieven van Landauer had gekreegen. Ook die schijnt zijn eevenwigt te-verhezen. Zondagmorgen was Br. bij me geweest. Ik ben zeer sterk door dien man getroffen en van zijn weezen vervuld. Hij schijnt mij de meest geniale mensch, dien ik tot nog toe vond. Ik heb hem lief en voel ook dat hij mij begrijpt en liefheeft. Hij is voor mij, door zijn genie, als een beschermer. Br kan zijn intellect niet volgen, eevenmin als ik de vaardigheid van Elly Ney of Schafer begrijp. Dat is voor mij iets onbereikbaars. Maar hij erkent het bijkomstige van dat talent en de voornaamheid van het karakter en het gevoel, dat ons bindt. * * * Gisteren hadden wij een vergadering van de Amersfoortsche zaak. Br. presideerde, maar werd door de vergadering gedwongen zijn plaats af te staan aan R. Nu is R. een dwerg bij den reus Br. en deeze yerwisseling was belachehjk. Het kwam daardoor, dat er een meerderheid was van ntiddelmatigheeden. Beste, brave menschen, die ook menschen van beteekenis heeten in ons land. Maar absoluut ongeniaal, onspontaan, zonder begrip van de Kring-idee. Nu kwam de zaak tot klaarheid voor ons, voor Br., Borel en mij. Wij verheten de vergadering en zijn van plan al die anderen los te laten. Wat R. nu doen zal, is onzeeker. De vraag is of hij zien zal, dat hij er met die anderen nooit komt. Ik denk van wel. Uit al die pogingen van machteloosheeden groeit de Kring, als het eenig sterke. Die er bij hooren, vinden elkaar en groeven aaneen. Die niet er bij hooren vallen af, van zelve. Br denk vaak om Rathenau. Br geloof dat die er bij hoort. Het prachtige woord van Norlind geeft den toestand: „Als Rathenau in de Hel komt, mag de duivel wel oppassen." Wij zijn nu met ons vijven, in Holland: Bjerre, Norlind, Br., Borel en ik. Er is nog geen van de anderen, die ik opgeef. Ook Rang niet, noch Daubler, noch Landauer — Buber zal de moeyelijkste zijn. Als op de grens staan: Upton, Hjalmar, Romain Rolland, Rathenau. Zondag 16 Januari Stilte na heevige stormen. Dinsdag at ik met de Groene redactie bij H. Van Hamel deed meededeeling van een bezoek dat hij kreeg van een zeekeren W., een spion voor de Entente, die aan de Groene aanbood foto's van documenten uit het bureau van de Toekomst, door hem gestoolen, waaruit bleek, dat de Toekomst wel deegelijk, ondanks de pertinente ontkenning van professor S., door Duitsch geld is omgekocht. Een staaltje van verraad en knoeierij zonder weerga. Zooiets gebeurt alleen in zeer bewoogen tijden. Woensdag avond hield ik de feestreede voor het afscheid van Christine Poolman. Ik bleef tot half twee, danste met Rika Hopper, werd gezoend door de dames, door Poolman en mevrouw Mann — en dronk wijn. Ik shep in American, zeer kort en was 's morgens in een ligte, lichte stemming, fijn en schoon, zeer gelukkig. Donderdag nam ik deel aan het diner van de Ford-expeditie en hield een reede, die wel indruk maakte na al de banaliteiten die er waren geuit, maar die mij toch niet bevreedigde. Ik maakte echter met goede lui kennis. Met Selters, een vriend van Upton, met de vrouw van Josef Fels, met den rechter Lindsey en diens vrouw. Ik logeerde bij Borel. Het stormde vreesselijk en er zijn veel plaatsen dien nacht ooverstroomd. Den volgenden morgen was ik nog bij de vergadering van de expeditie en merkte op hoe handig en vlug ze konden vergaderen, discussieeren en besluiten. Dat doet democratische opvoeding. Br reisde met Royaards terug en hij kwam los en wij schooien beeter op dan vroeger. Hij wil mij weer aan 't werk hebben. In modernen tijd moet ik schrijven, meent hij. Maar ik blijf toch aan mijn denkbeelden vasthouden — aan „Het Skelet" en de 18e eeuw. Ik was een uurtje thuis en ging toen weer met Zusje O. naar de comedie. Wij zagen „Das Teufelsweib" van Schönherr, voortreffelijk gespeeld door Magda Janssens. Dat is weer eens een kranige actrice. De beste, die ik in langen tijd zag. Het stukje is verwonderlijk knap, omdat vijf bedrijven door drie persoonen worden gedragen, zonder een moment van verveeling. Maar het groote dramatische element ontbreekt. Het is het gegeeven van Macbeth, maar daar volgt de wroeging, die noodwendig is. Hier wordt geen dieper slot gegeeven. De hechtste zuil voor het gebouw ontbreekt. Gisteren, Zaterdag, kwamen de Zweeden. Ze lunchten bij mij en wij gingen toen naar Blaricum. Het was een recht goede middag. Br. is mij zeer hef. Ik voel zijn geniale geest en vermoogen als een noodzakelijke bescherming voor ons dichters. Ik zou graag eiken dag met hem praten. Norlind voelde zich blijkbaar gelukkig. De scheemering in het huis van Br. deed hem goed. Br. zat in zijn wit katoenen pak met den ulster er oover heen. Daarbij sprak hij oover zijn weetenschap, in voortreffehjk Duitsch, met groote welspreekendheid. Bjerre was bedachtzaam en droomerig als altijd, maar toch vol helder vuur en vol kracht. Physiek is hij niet sterk en ook Norlind niet. Het zijn beide Zware mannen, maar zonder veel physieken weerstand. Ik voelde mij sterker, hoewel zooveel ouder. Ik ben zeer wel, na al die drukte, en heb meer lust in het volbrengen van mijn drama dan in langen tijd. 13—155 Maandag 17 Januari Goed zonnig weer en een weinig rust. Ik las in oude dagboeken. Steeds herhaalt zich mijn voortijdige bewondering. Deezen zoomer nog weer met Sch. Ik las ook in een boek van een vrijmetselaar: „Signs and symbols of primordial men." Vrijdag 21 Januari Nog steeds buyig en stormachtig. Een winter van storm en reegen, met zacht weer. Ik heb nu een warme kas met bloeyende seringen. Daar ga ik gaarne heen. Dinsdag kreeg ik bericht van Aletrino's dood. Mijn goede Sam. Ik schreef iets oover hem. Ik heb zoo dikwijls aan zijn dood gedacht, omdat hij er zoo bang voor was. Hij had leehjke zwakheeden — vooral in zijn gedrag teegenoover Jaap de Haan — maar hij had een groote liefde voor mij en hij liet mij de beste herinnering uit mijn studenten tijd. Amsterdam en mijn studentenleeven daar had weinig wat mij nu nog bekoort in herinnering. Alleen de middagen bij „Tante Betje" met Sam. Dinsdag 18 ging ik weer naar Den Haag, met mijn artikel aan de Fordmenschen. Ik Sprak nog met Bjerre en Norlind. Op de vergadering in Hotel De Witte Brug, met de Hollandsche commissie was ik zeer rustig en gelukkig. Ik ga niet voor die zaak naar Stockholm. Gisteren weer séance. Hatch beloofde dat ik een teeken zou krijgen van zijn identiteit vóór de volgende bijeenkomst op Zondag 30 Januari. Er was een stoornis omdat een persoon aanbelde die mee wilde doen, een die vroeger de slechte séances met B. bijwoonde. Toen werd er door allen slechten invloed gevoeld. Hatch zei ook, dat de oorlog niet lang meer zou duuren en dat er groote gebeurtenissen op til waren. Ik voelde weer zeer gesterkt en innerlijk rustig. Ik schreef een republikeinsch artikel voor de Fordlui en publiceer dat in de Groene. Het zal veel teegenstand ontmoeten, maar het is toch goed. Ik voel, dat de vijandschap teegen mij voortduurend wijkt. Het eenige wat ik nu nog wensch is, dat dit drama tot stand komt. Dit is als een dood punt waar ik ooverheen moet. Dan ga ik met groote lust aan Sirius verder. Ik zal tevreeden zijn als ik dit jaar dat drama afkrijg en aan Sirius begonnen ben. Donderdag 27 Januari Druilig. Het oogenblik wordt intensiever, maar ik moet meer moeite doen om mij te herinneren wat er kort geleeden gebeurde. De tijd gaat snel voorbij en de gebeurtenissen zijn daardoor minder distinct. Ik weet dat ik een zeer drukke week achter den rug heb — en toch, nu ik het gebeurde zal noteeren, nu schijnt het niets. Br sprak Zaterdag 22 in Den Haag. Juist zooals ik dacht, met weinig voldoening. Ik droeg een acte uit de Broeders voor. Ik had het thuis gedaan, zeer goed, omdat ik voelde begreepen te worden. Maar hier snapte niemand er iets van, vrees ik. Maandag hadden wij bijeenkomst in Amsterdam. Borel, Br., Bloemers, Van der Gon,.... en ik. Ik ging.... maar wat forsch te hjf en het was goed. De man is de dupe van zijn al te groote ideeën. Hij kan ze niet dragen. Hij voelt zich den uitver- koorene, een werktuig Gods en wordt daardoor fanatiek en stuurt alles in de war. Wij zullen ons nu geheel van hem los maken en zelf doorgaan. Dinsdag ging ik naar Veendam. Ik had er niet veel plezier in en het begon ook niet goed. Maar het viel mee. Ik werd afgehaald door B., den onderwijzer en door M., een fabrikant. Het was des avonds vol en een goed publiek. Het is een van die bloeyende plaatsen in Nederland, zooals Boskoop, Aalsmeer, Lisse en de Twentsche stadjes, waar hard gewerkt en veel verdiend wordt, en men dus allerlei aspiraties krijgt en mee wil doen. Er was op de gezichten een zeekere voldoening door de welvaart, den bloei van de plaats. Comfortabele huizen — hoewel smakeloos — electrisch licht, parkaanleg. De plaats zelf een vaart, eindeloos lang, met lage huizen aan weerszijden. Weinig of geen armoede. Fabrieken van aardappelmeel en stroop en stroopapier. De gezonde welvaart eer de luxe begint. Br reed in de auto van een anderen fabrikant, W., naar Assen. Een mooye tocht 's morgens vroeg. Maandag 31 Januari Kil, om het vriespunt. Gisteren waren de dames X. er en hadden wij een zitting. Het merkwaardigste er van was, dat de drie persoonen zich vereenigden door een cirkel er om heen, ten teeken dat ze beraadslaagden. En dat er toen gezegd werd, dat ik voort moest gaan aan het ontwerp dat ik „na den zoomertijd" was begonnen. De gunstige verwachting in het waereldgebeuren was weer verdweenen. Het uitzicht somber. Ook mij wachten nieuwe zorgen. Mijn kinderen zouden een gelukkiger leeven hebben dan ik. Maar de vic- torie voor mij is zeeker. „Poor dear friend" zei Hatch. Hij zou mij helpen zooveel hij kon. Het teeken (de brief van Mrs. Barker) is niet gekoomen. Ik moet die eerst afwachten, zei Hatch. Br word nu weer aangevallen en bemerk hoe de vijandige geest er nog is. Het ongewoone en voor geleerden irritante in de beschouwingen van Hatch is het toekennen van een persoonlijke willekeur, persoonlijke éigenschappen, hartstochten en impulsen aan niet-menschelijke dingen. Het beschrijven van demonen en geesten als persoonen met wil, gevoel en fantasie. En toch is daar weetenschappelijk niets teegen in te brengen. Ook de natuurwetten zijn willekeur van den Hoogste. Het groote raadsel laat me met los en toont zich telkens weer onder andere aspecten. Hoe een zelf, een individu, opgaat in andere individuen en tot een eenheid versmelt als een droppel in de zee, dat zien we in onze menschelijke ontwikkeling. Wij voelen meer en meer vóór anderen en met anderen. Dat is een klein begin, maar duidelijk. Maar mijn Zelf, mijn ik-gevoel is onmisbaar voor het bestaande. En toch moet ik aanneeemen dat er oneindig veel bestaat zonder dat ,,ik"-gevoel van mijzelf. En het kan niet! Mijn Zelf is onvernietigbaar en voorwaarde van al wat is. Maar als er hooger of ander bewustzijn bestaat — andere menschen — zonder mijn bewustheid, dan is het mijne ook niet noodig, niet onmisbaar. Maar deeze beschouwing en het bestaan der andere ego's heeft toch weer mijn erkenning noodig. Woensdag 2 Februari Gisteren naar Haarlem, de bank, de huurders bezocht. Toen bijeenkomst met Br. bij Bloemers. Op deeze wijze kunnen wij opschieten. Daarna de promotie van Joop de Haan bijgewoond, als paranymf. Het was een aardige plechtig-11 heid. De aula vol, veel bekenden. Men stond op toen de professoren binnentraden. Ik zei teegen T. dat deeze eerbiedsbetooriing een van de weinige echte was. Van Hamel en Br. opponeerden en Joop sprak duidelijk en welbeheerscht. Op de receptie zag ik Verwey en tal van anderen. Ik zag ook de schilderijen van de professoren en vond er veel mooye, van Veth en van Israëls. Daarna redactie-vergadering van de Groene, ook vlug en gemakkelijk. Om 7 uur gedineerd bij Hoek, met ons tienen. Het was er warm en gezellig en vroolijk. H. nam dikwijls een appel mede voor zijn schooljuffrouw. Maar nu was hij bang, dat ze er buikpijn van zou krijgen en hij nam een gulden mee uit een mandje met geld, dat op tafel stond en bracht die voor haar mee, dan zou ze eerder rijk zijn. Br vond dit aardig. Als de guldens eenmaal zoo oovervloedig zijn als de appelen, dan bestaat er geen diefstal meer. Vrijdag 4 Februari Steeds voorjaarsweer. Winderig, zoel. De meezen Zingen, de seringen hebben dikke knoppen, de narcissen staan in knop. Gister in Amsterdam, ik was blij dat mijn hoofdartikel goed was en ook door de anderen goed gevonden werd. Heijermans wil Torribio speelen. Dat verheugt me. Bouwmeester wil mij tot voorzitter in zijn jubüeer-cornmissie hebben. Dat heb ik er nu van dat ik het voor mevrouw Poolman deed, nu wil een ander het ook en dan kan ik aan den gang blijven. X. zit gevangen weegens moord op zijn vrouw. Zij was altijd dicht bij den waanzin en nu voelde ze, dat ze naar het gesticht terug moest. Toen nam ze laudanum en hij hielp haar. Arme man — ik weet wat zulk lijden is en waartoe men komt. Ik dacht aan den gruuwelnacht met Paul, .Maar ook hoe dankbaar ik was dat Paul nog eenige uuren bij ons was gebleeven en dat zijn lijden niet was verkort. Gister bezoek van T. die eerst getrouwd was met een zakenman en toen met een dominee. Beiden worden nu door haar vervloekt en voor egoïsten en ploerten uitgemaakt. De dominee was de ergste. Maar zij wilde hem hebben, hoewel ze wist, dat hij onoprecht was. Alles slaat dus op haar terug, want door hem te kiezen, neemt ze al zijn gemeenheid ook op zich. Maar zij bekent alles eerlijk. En hij staat nog iederen Zondag van liefde te feemeien op den kansel. Wat schijnheiligen en schavuiten zijn er nog! Gisteren brandde ons electrisch licht weer, voor 't eerst sints 16 November 1914. Zaterdag 5 Februari Heerlijk voorjaarsweer. Meezen en lijsters. Ik kom wat tot rust. Maar van werken is nog geen sprake. Zondag 6 Februari Br ben en blijf opgewekt. Ik ben vast voorneemens door te werken aan „Het Skelet". Het komt er niet op aan in welken vorm. Ik had een gelukkige droom en voelde dat als teeken. Het spant nu zeer tusschen Amerika en Duitschland. Komt er een breuk, dan is Duitschlands zaak verlooren. Ik kreeg bezoek van den student B., die gedichten maakt, botanie gaat studeeren en in 't propagandacomité voor de Academie zit. Maandag 7 Februari 's Morgens prachtig weer. 's Middags komt reegen en wind. Nu ben ik tot vastheid gekoomen. Br maak toch het Skelet af, dat eerst. Dan begin ik aan Sirius III, daarna Irene in Ballingschap. Dit alles zal ik doen als een gegeeven taak, die moet. Br las in mijn dagboek van 1910: „Dit zoete, weemoedige gevoel van smartelijk vertrouwen, ondanks alles, dat is het groote dat ik te zeggen heb." Be ben veel verder dan in 1910. Ik heb meer vastheid omtrent het voortbestaan. En ik heb nu drie vrienden in Holland. Br., Joop de Haan en Borel. Een groote veiligheid. Ik ben niet meer zoo eenzaam en verlaten in mijn land. 8 Februari Buyig weer met hagel. Soms ook helder, prachtige wolken. Gisteren reisde ik met Br. naar Amsterdam. Hij zei dat het uiterhjk van Joop hem zoo was teegengevallen. Hij kon met gelooven, dat hij zulk een echt mensch was, als ik denk. Hij zag er in mijn gevoeligheid voor vereering en vond dat ik mij wat verneederd had op die promotie. Ik was daar teegenoover volkoomen gerust en zeeker. Ik zeide, dat ik Joop nog meer echt en innerlijk oprecht vond dan Borel. Terwijl ik beiden toch twintig jaren lang ken, wel vijfentwintig. Ik vertrouw Joop nog meer dan Borel, al doet hij ook soms onbesuisde rare dingen. Bij Joop ben ik altijd volkoomen op mijn gemak. Meer dan bij iemand anders. Maar bij Br. voel ik nu hetzelfde vertrouwen en ik verheug me die twee bij elkaar te brengen. Professor De Boer had de heele dissertatie onweetenschappelijk gevonden. Persoonen als Lady Welby en Clifford Albut achtte hij buiten de weetenschap te staan en niet au sérieux te neemen. Gisteren hoorde ik de leezing van Lindsey, De echte Iersche Amerikaan, humorist en moralist. Woensdag 9 Februari Stil, koel, betrokken. Gister in Amsterdam bij een dame, die een Belgische jongen in huis had, Jozef, die medium bleek te zijn. Een vriend van die dame, voor drie jaar gestorven, gaf berichten door Jozef. Het merkwaardige was, dat de gestorvene blind was geweest sints zijn derde jaar en nu schreef: „Br kan je zien." Er kwamen ook gewoone gezegdetjes, onverwacht, b.v. op een concert, waar hij zei: „Ik heb meegeluisterd." En bijnamen, woordjes, die het medium stellig niet weeten kon. Men zou hier alleen nog teegen kunnen werpen, dat het het onbewuste van die dame was, dat op voor haar geheel onbekende wijze den jongen dingen laat opschrijven, die haar waarschijnlijk voor koomen. Maar de indruk van echtheid was hier weer zeer sterk. Ik zal den jongen bij X. laten koomen. Ik sprak een jongen acteur-dichter, wiens handschrift zoo volkoomen op het zeer karakteristieke handschrift van Borel gehjkt, dat ik het voor een mystificatie hield. Ik meende dat Borel mij werk van hem onder een schuilnaam wilde doen toekoomen, om een onpartijdig oordeel te krijgen. Het bevreemdde me alleen dat hij dan zijn handschrift niet veranderde. Ook de verzen geleeken op het werk van Borel. Nu bleek het wel degelijk een echte naam te zijn, behoorende aan een jongen van 19 jaar, die Borel wel kent en met hem correspondeerde en sprak, maar die nooit de oovereenkomst van het handschrift opmerkte. De jongen geleek ook iets op Borel's oudsten zoon. Plotseling koomen mij soms plaatsen te binnen waaraan ik in veele jaren niet dacht, opdoemende beelden van landschappen die ik herken, met een bizondere stemming er aan vast, maar die ik sints hun gebeuren niet meer in mijn herinnering kreeg. Een weiland bij Goes, waar ik wandelde met Van Deventer in 1887. De Kleverlaan bij Haarlem op een kouden winterdag, waar ik wandelde met mijn Fransche Juf en ronde stukken hars verzamelde uit pijnboomen, die daar aan den weg lagen en een flanellen zakje, waarin ik de hars deed. Dit doemde op, zonder eenige naspeurlijke associatie, zeer leevendig. Ik had er nooit meer aan gedacht. Zoo is dus wel alles in ons geheugen öpgeteekend. Vrijdag 11 Februari Gister avond séance. Br vroeg naar Aletrino en naar Monnier Harper. S. had den eerste gezien en Hatch den laatste. „He rests" werd van den laatste gezegd. En met A. stond het goed. Er kwam een Engelschman, Gordon Gray, die zeer verbitterd was omdat hij in den oorlog wreedheeden had moeten pleegen, dat hij had moeten moorden, teegen zijn gevoel en zijn wil. Hij schreef Hollandsch en „haatte de maatschappij". Het schrift werd zeer wild en onbeheerscht. Een vriend wou mij ook spreeken en zei: „Je suis votre ami" en toen: „Jean". Eerst werd de naam Muralto genoemd. De jonge Belg kreeg advies omtrent zijn ziekte. Eerst uit zeer veel waarneemingen zal een conclusie getrokken kunnen worden. Er is nu nog te weinig verband. Wij weeten niets omtrent onze eigen samenstelling, wij kunnen zelf een psychisch lijf hebben dat voortduurend meedoet en ingrijpt, zonder dat wij het merken. Het kan ook zijn dat alle zoogenaamde „onbewuste" werking van den geest willekeur is van andere weezens. En daarbij weeten wij niets van de conditie der afgestorvenen en van hun waarneemingswijzen. Zaterdag 12 Februari Slecht weer, reegen en sneeuw. Gister morgen zette ik weer het eerste woord aan 't vervolg van „Het Skelet". Br wil nu toch doorgaan. En toen kwam ik, het dagboek van 1910 herleezend, weer aan het plan van de groote comédie „De Hoogheilige Walvisch". En ook dat trok mij aan en leek mij uitvoerbaar. Br zag het heuvellandschap, met een stad aan 't meer in 't verschiet. Op den heirweg ontmoeting van de twee demonen, Waan en Haat (en Zotheid!) En dan wachten ze daar de burgers op en brengen hen tot Bijgeloof en Tweedracht. Schuster stuurde mij 750 Mark, Mijn boeken blijven „gaan" in Duitschland. Maandag 14 Februari Zoel. Gisteren den heelen dag bezoek van Jaap de Haan en Br, Een dag vol leevendig en diepzinnig gesprek. Eerst bij mij aan huis, toen in 't huisje van H., toen bij mijn moeder en eindelijk, na 't eeten bij mij, de wandeling naar de Gooische Boer. Een van de mooiste momenten was voor mij dat Br. zei, dat hij altijd des nachts rustiger shep als hij mij gesprooken had. Dat ik hem den indruk gaf van kalmte en vreede. Dat vond ik zoo wonderlijk, maar ook zoo versterkend en verheugend. Het toont me, dat ik toch voortgang maak, zonder het zelf te weeten. Het droevigst van den dag was, dat ik mij driftig maakte op mijn ongezeggelijke kinderen. Jaap wist ze toen beeter te leiden. Bij H. werd het een twistgesprek. Er waren vrienden, L. en zijn vrouw, en Jaap kon die niet verdragen. Zij verdeedigden de stelling, dat de kunstenaar lijden moet en in de benauwdheid zitten om goed werk te maken. Maar L. deed dit hyperidealistisch met de oover drijving van een oppervlakkig mensch. En Jaap kon niet veelen dit te hooren van iemand, dien hij als een luilak had hooren kenschetsen. Hij beweerde terecht, dat zonder rust en weelde geen kunst denkbaar was, al is het maar de weelde van vrijen tijd om te bidden. Ik vond, den heelen dag door, dat Jaap's figuur de sterkste en diepste was. Jaap laat zich nooit een rad voor oogen draaien. Hij staat steevig. En zelfs zijn volhouden van den Joodschen ritus vind ik eerbiedwaardig. Het is hem een geestesoefening, waar- door hij in eevenwicht blijft. Ik houd veel van hem. Het is een mooye vriendschap. Het ging ook heel goed tusschen Br. en hem. Eerst stonden ze als vreemden teegenoover elkaar, durfden elkaar naauwelijks aankijken. Maar het duurde niet lang. En bij onze avondwandeling was het zeer goed en vriendschappelijk. Ik begrijp nu veel beeter hun beider posities. En ik geloof dat Br. ook nog wel wat van ons, dichters, te leeren heeft. Dinsdag 15 Februari Sneeuw, natte sneeuw. Een droevige dag, omdat ik bij.... een ruuwe, onbeschofte weerstand vond. Hij beleedigde mij door op Jaap de Haan te schimpen. Br kan op die manier geen helper houden. Br ben niet streng genoeg en kan zelf niet genoeg optreeden. Woensdag 16 Februari Storm. Ik lijd zeer. Het bevestigt zich wat Hatch mij voorspelde, dat ik nog weer nieuwe moeyelijkheid zou ondervinden. Gisteren had ik hoofdpijn maar die trok weg aan tafel bij Joop. Ik bezocht K., die vol is van zijn concert — maar teevens de juiste opmerking maakte, dat in een stad, in de zoogenaamde muziekwaereld, de muziek geen zuiveren grond heeft. Ze ontstaat niet uit het leeven, ze wortelt in een waereld, die weer van muziekmaken afhangt, een waereld waarin alles leeft van muziekmaken en denkt aan muziekbelangen, concerten, virtuoozen, recensies, uitvoeringen en zoo voort. Dat treft hem nu — en terecht. Br ging met Joop's vrouw naar een concert van Henriëtte Roll. Ik zag ook het nieuwe gebouw van Van der Mey, voor de Scheepvaartmaatschappijen, dat Mauve zoo mooi vond. Een zonderling gewrocht, met allerlei looden versiersels en uitsteeksels, waarvan de bedoeling onbekend blijft en dat geen harmonischen indruk maakt. Maar sommige vondsten zijn interessant en origineel, zooals b. v. de ruige baksteenbouw. Vrijdag 18 Februari Stil, beeter weer. Woensdag avond sprak ik in Utrecht voor de studenten. T. was er en om haar sprak ik zeer goed. Maar er was niet de sfeer die ik verlang en dus had ik ook de voldoening niet. Ik soupeerde met de studenten, zeer chic en vormelijk waren ze. Gunstige, beschaafde fysionomieën, jongens van goeden huize — maar zonder eenig geestelijk fut of fond. Ik deed stil en correct mee en het mij zeer weinig gelden. Wij logeerden bij mijn goede nicht C. en de mooie stad, des morgens in de zonneschijn, was een genot. Wij zagen nog Cs moeder, die stervende meende te zijn. Ik trachtte haar geestelijk op te houden en tot herleeven te brengen. Ik denk veel oover het vegetariaat en zoek er weer toe te naderen. Vooral sints ik zag hoe de dieren gekweld moeten worden, om aan allerlei eischen van verwende menschen te voldoen. Kalveren, die maanden in 't donker worden geslooten in een naauwe kist, waarin ze zich niet beweegen kunnen, om het vleesch wat witter en malscher te maken en zoo meer. Als ik daarenteegen B. zie met zijn scherpe trekken en uitgeteerd lijf en slappe huid en dikke aderen, dan houd ik mijn hart vast en wilde dat hij maar weer vleesch wou eeten. Zaterdag 19 Februari Koude, guure N. wind. Grijs. Het was gisteren een mooye dag, de beide Br.'s waren hier en de invloed van zijn goedheid en haar fijn gevoel, werkte als een zeegen oover de heele plaats. Ik heb niets anders gedaan dan met hem gepraat tot 's avonds kwart voor neegen. Br las 's middags verzen voor, van Joop en van Verwey. En die van Joop roerden mij diep en bleeven ook niet zonder uitwerking op de Br's. Hij blijft zijn physieken teegenzin voelen teegen Joop, maar toch gaat hij hem waardeeren. Ik voelde voor hem, Br., heel oude, teedere vriendschapsgevoelens. Dit is een groot voorrecht. Maandag 21 Februari Gevrooren. Gister weer séance. Er zijn twee brieven van Mrs. Barker onderweg. De eerste zal mij niets zeggen, maar de tweede wel. Binnen eenige weeken zal er door Duitschland een wapenstilstand worden aangebooden. Wij aten bij N. Met J., moeder en T. Half Maart is de regeeringsvoorraad vet in Duitschland ten einde. Heeden voor drie jaar ging Paul van mij. Dinsdag 22 Februari Ik ging met zusje Obbes naar het kerkhof. Sneeuwklokjes bloeiden er. Het was vreedig, koel weer, eevenals voor drie jaar. Br las berichten door mevrouw X.opgeschreeven. Het is nu zeer duidelijk, dat gemis aan kritiek ook de oorzaak is van onbetrouwbare berichten. Waar een al te goed geloof is, daar wordt er terstond misbruik van gemaakt. Het meeste wat zij opschrijft is nonsens, voedsel geevend aan haar fantasie, haar geldzucht en erotiek. Het eenige wat mij trof waren korte beschrijvingen van een landschap: „Avond neevel zoover het gezicht reikt" en een meer, waarbij menschen knielen in afwachting. Woensdag 23 Februari Sneeuwstorm, koude N. wind. Weer een heldere droom. Maar de afstand van het dagleeven is zoo groot. Veel grooter dan men in de helderheid denkt. Maandag 28 Februari Vrijdag avond las ik in Rotterdam, in de remonstrantsche kerk. Het was vol en ik sprak oover Kabir en zijn verzen, die ik pas van Tagore ontvangen had. Ik at met v. V. en vond na de leezing bij hem thuis logies. Zaterdag kwam ik thuis, de sneeuw lag hoog. Ik was bij K., die mij zijn muziek voorspeelde of hij teegen mij sprak. Ik was ook éven op de Kon. Academie om Br. te spreeken. Gisteren was ik bij Br. die 35 jaar werd. Hij vertelde mij van de voordracht van Lorentz, die nu de samenhang heeft gevonden tusschen de graviteit en de electro-magnetische verschijnselen. Een gebeurtenis zoo gewigtig als de wetten van Keppler. Ik begrijp er wel iets van. De „waereldlijnen" beschreeven door het „ding" dat zijn eigen tijd altijd meeneemt en dus geen snelheid heeft. En de snijding dier lijnen is wat wij waarneemen. Dr praatte tot half zeeven met hem. En telkens dringen mij de tranen naar de oogen, door het gevoel van dankbaarheid voor zijn begrip, voor de ruimte die hij mij geeft. De werd tot de Gooische Boer gebracht door een troepje jonge menschen. 's Avonds in de tram was ik zeer week en gelukkig gestemd, denkend aan mijn nieuwen vriend, dien ik al zoo lang schijn te kennen. Dr ben nu nog week en weemoedig. Dinsdag 29 Februari Een heerlijke voorjaarsdag. De ben nog «eer neerslachtig, gisteren ook. Ik had beloofd naar Ede te gaan, om te rijden en nu zie ik daar teegen op en wenschte het maar niet gedaan te hebben. De zoek dan steeds rust in de uiterste deemoed. Laat alles maar gebeuren, het allerergste. Er is weer een wanhoopige strijd gaande bij Verdun. Zoo nutteloos! — en dat alleen om het „prestige" van een zoogenaamden „Keizer." Donderdag 2 Maart Mooi, helder weer. De ben zeer droevig. De zou morgen naar Ede gaan, maar zie er teegen op. H. ligt te bed. Er zijn geen „dingen", niet an -sich of aan iets anders, er zijn alleen Weezens. Die alleen zijn „weezenlijk." Een physisch punt is een contradictio in tenninis. Het heeft óf uitgebreidheid en dan is het geen punt óf het heeft er geen en dan is het niet physisch. 14—155 Dat, wat de waereldlijnen beschrijft, zijn psychische punten, weezens-eenheeden. De waereld is de snijding van mijn ego met Brahma (Tao, God). Alles wat ik ken is door de snijding van mijn eenheid met de eenheid die de natuurwetten maakt. Met de eenheeden, die mijn meedemenschen heeten en ik is geen snijding. Het raadsel voor mij is hoe zij kunnen zijn zonder mij. Aangezien al wat is, snijding is met mij. Het bestaan van andere weezens, behalve mij en God, is een vermoeden. Hun waereldlijnen snijden ook Gods lijn, maar niet de mijne. Ik leef in den Kosmos der veertien betrekkingen. In dien Kosmos heb ik geen snelheid. Maar wij vermoeden ook het bestaan van andere waerelden en ten opzichte van die heb ik wel snelheid. Wij hebben een denkvermoogen dat booven onze eigen waereld uitgaat. Ja, dat door negatie in het oneindige zijn waereldlijn beschrijft. Wij snijden dus alle andere waerelden. Maandag 6 Maart Onze heilige dag. Het is zeer stil, zeer koel, met klaren zonneschijn. De somberheid kwam gisteren spoedig terug. De kinderen en mijn moeder lagen allen met influenza. T. ook zeer verkouden. Ik shep goed en droomde mooi. Maar van morgen was de schaduw er weer. De leezing in Haarlem gaat niet door, weegens gebrek aan belangstelling. Dat zijn altijd bedenkelijke teekenen. Dan is de nieuwsgierigheid voldaan. Zoo zal het ook wel met Couperus gaan. En ik kan geen enkele batige post op mijn budget missen. Dinsdag 7 Maart Gister eerste conferentie met Br. en Bloemers bij Kras, waar we de principes der academie bespraken. Des avonds het concert van K., dat booven verwachting slaagde. Ik was er met De Haan en zijn vrouw en schoonzuster. Het was een gebeurtenis. K. zat achter een scherm op 't podium en werd aan 't eind voor 't pubhek gesleept. De menschen genooten van de blijde, zonnige muziek, die toch van zoo nobel gehalte is. Alles sloeg in, de liederen niet het minst. Na afloop was er receptie bij K. op de kamer. Hij was zeer gelukkig en opgewekt. Henriëtte Roll doodaf, maar ook gelukkig. Br kan nu wel zeggen, dat ik hem aan de waereld teruggegeeven heb. Bt vertaal Kabir's verzen. Woensdag 22 Maart Zondag was er weer séance, hier aan huis, maar wij werden weer bedot. Er werd ons gezegd, dat vóór het ondergaan der zon een teeken zou koomen en een bewijs van hun teegenwoordigheid. Bt begreep al terstond dat het niet zou koomen en ik was dus niet erg teleurgesteld. Maar toch was er iets ergerlijks in zulk een totaal noodelooze en op niets uitloopende toezegging. Wat beteekent zoo iets? Zijn al die persoonlijklieeden ficties? Zijn het andere dan ze voorgeeven? Zijn het „onderbewustheeden"? Maar wat kan het motief zijn voor zulk een rare wijze van doen? Willekeurig bedrog van het medium is uitge- slooten. Maar wie is het dan, "die ons bedriegt! En wat is er nog echt aan! Maandag ging ik naar Hardenberg. Het was nog warm weer. Ik vond veel moois in het landschap — het wilde bosch, dennen, wit zand — dan de hei-groene rogge-akkers. Het kasteel te Rechteren. Het stadje Hardenberg in de bocht van de volstroomende Overijsselsche Vecht. Ik deed een wandeling met den postdirecteur en at en sliep bij die goede menschen met hun drie aardige kinderen. Dr voelde of ik ze zeegenen kon, in dank voor hun gastvrijheid. Laat ik toch Christus in mij doen spreeken. Den volgenden dag reegen. Dr at bij De Haan, met den dichter Bloem. Het was er druk, koomen en gaan en telefoongeklingeL Vandaag weer barre kou en natte sneeuw. Kort duurde de zoomervreugd. Dr dacht aan een gedicht, dat ik zou willen maken. De muziek ervan heb ik al veele jaren geleeden gehoord: „Zij stond op eenen heuvel en bezag...." Misschien word ik nog eenmaal met meer oovertuiging gezeegend, zoodat ik spreeken kan.... als een machthebbende. Zondag 26. Maart Guure wind, natte sneeuw. Ik ben een paar dagen thuis en schrijf oover Jet Holst. In Duitschland begint de oneenigheid. De scheuring in de Sociaal-democratie. Het tempo der gebeurtenissen zal nu wel sneller worden. Er moet echter zoo veel gebeuren. Maandag 27 Maart Zonnig, buyig. Ik lees het bock van Havell, oover Indian Art. Dr ben weer wat aan 't werk. Vertaalde de prospectus van de Academie in 't Engelsen. , Dinsdag 28 Maart Wat zachter, nog buyig. Br heb rugpijn. Gister avond schaamde ik mij, dat ik zoo rustig en gemakkelijk thuis zat en dacht dat ik naar Stockholm had moeten gaan met de Ford- mens chen. Bt geloof het toch eigenlijk niet. Woensdag 29 Maart Koud en nat. Ik zat gister in den trein met mevrouw ]., de rijke tobster. Ze zag er uit om een cent te geeven, reisde derde klasse. Ze begon met mij oover den oorlog te praten. Ze was hartstochtelijk en zag er diep aangegreepen uit. Ze praatte soms in zich zelf en wierp het hoofd achteroover als in trotsch volhouden. Ze was trotsch, dat ze tot het Duitsche volk behoorde. Dat ik zoo dacht als ik deed, vond ze erger dan alle bloedstorting. Br had diep medelijden met haar. Zulke dupes hebben ze noodig, die van Potsdam. Bi was bij K. en sprak oover muziek en dramatiek. Br at bij Jetje Roll. _ _ ,.„ Vrijdag 31 Maart Heerlijk weer. Bi sprak eergisteren avond in Nijmegen en logeerde bij de familie S. Resten van mooye familie-zaken, oud blaauw en een goede schilderij uit de school van Reynolds of Gainsborough. Een lange zoon en een hef dochtertje van 12 jaar met een Oud-Hollandsch fijn gezichtje. Type Willem de Derde, koning van Engeland, maar schalkscher. Ik sprak goed. Mooi was Nijmegen in den zonneschijn, den volgenden dag. En Rhenen, met de statige tooren, aan de rivier. Gisteren gesprooken met Br. en Bloemers en 's avonds séance. Daar werd het wantrouwen toch weer grootendeels weg genoomen. De zaak is, onmiddellijk uit taal en stijl te herkennen, dat er minderwaardigen aan 't woord zijn. Maandag 3 April Een heerlijke zoomerdag. Het is warm buiten en zonnig. Mijn hart is rustig. Ik kreeg veel bloemen en bewijzen van hartelijkheid. Van Borel en van Giza en van Valborg en Valerie en Mevrouw J. en Jetje Roll. Het was heerlijk in moeders tuintje aan 't water te zitten. Er zijn berichten van oproer in Duitschland. Dat is erg, maar de eenigste weg tot een spoedige en duurzame vreede. Ze oogsten daar nu wat ze gezaaid hebben. Met ooverwinningsberichten houdt men geen volk in bedwang, als het er honger bij moet lijden. Ze hebben anderhalf jaar van ooverwinningen gehoord, nu willen ze ook geen honger lijden. Als Napoleon ooverwon, volgde er oovervloed in 't land. Dinsdag 4 April Nog goed weer. Het was een prettiger verjaarsfeest dan ik mij in langen tijd herinneren kon. Om 12 uur kwamen Br. en zijn vrouw en 's middags wandelden we in de lichte zonneschijn naar 't polderhuis en oover Ankeveen terug. Aan 't eeten kwam J. en daarna Henriëtte Roll en Joop de Haan. Henriëtte speelde Bach, Beethoven. Br vond niets melancholieks in mijn 56 jaar worden. Br vond het raar, die 56, onwaarschijnlijk, onwaar zelfs. Woensdag 5 April Gister kwam er zeevlam. Maar nu is 't weer zonnig en mooi. Gisteren at ik in Amsterdam bij Henriëtte Roll. De tijd vliegt snel en ik krijg nu een zeekere gelatenheid. Br ben in een periode die gelijkt op die na mijn eerste huuwehjk en ook nog vroeger, ik zou zeggen van 1885 tot 189a. Toen verwachtte ik niets meer van mijn werk. Br geloofde niet, dat ik ooit weer verzen zou maken. Dat duurde tot de Ellen-tijd. Toen deed ik doctorswerk en psychologie. Nu doe ik journalistenwerk. Maar ik ben nu rustig en tevreeden, veel meer dan voor eenige weeken. Bt voel dat ik geen haast heb, dat de eeuwigheid in mij is. Dat maakt de „kommer zoet". Mijn macht is toegenoomen, hoewel niet zoozeer als men kon verwachten. Bt ben wel een „man als". Maar 't is toch niet eevenreedig aan mijn kracht. Ik had met dezelfde inspanning veel meer kunnen bereiken, door wat geluk of wat meer beleid. Maar. misschien is het beeter zóó. Br had toch alle gegeevens voor het maken van een paar goede tooneelstukken, eeven goed als die van Hauptmann. Dan had ik volle kracht geoefend. Maar dat is steeds mislukt. Maandag 10 April Frisch, noordelijk zonnig weer. Vrijdag ging ik naar Goes, sprak er en logeerde bij het gezin H., een jong gezin, met een teer meisje van vier jaar. Ik was zeer gedeprimeerd maar sprak goed en verliet het stadje met achterlating van dankbare menschen. Toen ik het jonge vrouwtje verliet had ik meelijden met haar achterblijven in het kleine stadje, alleen met haar dochtertje — den man ziet ze maar eenige minuten per dag om zijn drukke praktijk. Ik voelde mijn taak om ooveral wat leeven en licht te verspreiden in mijn land en het vonkje van leeven aan te blazen. Is dit geen goed werk? Hoe kan ik er dan zoo teegen op zien? En er zoo weinig lust in hebben? Ik was blij toen ik weer terug was oover den Moerdijk. Ik moet veel denken oover de moogelijkheid van te moeten uitwijken als de Duitschers ons land binnentrekken. Ik zou 't best naar Zweden gaan, als 't kon. In Goes herinnering aan mijn tocht daarheen naar Van Renterghem, toen ook Van Deventer er was, hetgeen de wending in mijn praktijk ten gevolge had. Het kleine stadje heeft ook Borel en Van Logchem geherbergd. De kerk heeft veel moois, maar jammer genoeg, geen tooren. Zondagmorgen sprak ik in Odeon. Br was uiterst neerslachtig beroerd, toen ik er heen ging. Maar nu had ik nog meer voldoening- dan de eerste keer. Bt sprak oover de „nieuwe menschheid" en ik bemerkte dat men diep onder den indruk was. Er werd ook muziek gemaakt. Hoe vreemd, dit alles! (Terwijl ik dit schrijf komt het gevoel: „Dit alles heb ik reeds nogmaals doorleefd.") Met mij terug ging P., de jonge poëet, die met ophef als een tweede Dante werd aangekondigd. Een goede eerlijke jongen, die medicijnen studeert. In literaire zaken nog geheel groen. Hij rijmt er maar op los. Maar hij was sympathiek en vatbaar voor raad. 's Middags séance, waar ik de oproep kreeg van Logan, „whom I promised to help." Ik was er door ontsteld. Als de lieve jongen maar gezond en wel is! Ook de meededeeling, dat Holland in oorlog komt, maar dat ik op Walden veilig zal blijven en dat de vreede nog ver weg is. Aan deeze profeties hecht ik niet veel, omdat ze al zoo vaak beschaamd werden. Woensdag 19 April Dr sprak eergisteren in Brielle en logeerde bij W. Het soepele, gracieuze vrouwtje met de onreegelmatige trekken en de spreekende oogen. Br was gevraagd door een juffrouw G. om voor hoogere burgerschoolieren den Kleinen Johannes uit te leggen. Maar daaraan ontsnapte ik. Het was maar een klein pubhek en ik sprak niet zeer goed. Toch vond men het prachtig. Br ben blij dat het de laatste leezing was van 't seizoen. Dr reisde met De Bazel en sprak met hem oover het veel besprooken gebouw voor de Zeevaart, van Van der Mey. Het was volgens hem virtuoziteit zonder diepen grond, gemaal, zonder oovertuiging. (De zou zeggen: Bhakti). Dr reisde terug met den jongen Tourniaire en zocht Royaards op. Er wordt toch steeds gedacht oover opvoering van mijn stukken, 't Zit in de lucht. 's Middags lang met Br. gepraat. Oover „bur- gerlijkheid". Een kwaliteit die hij niet waarneemt. We zaten bij Coerten en dronken thee en aten gebak. Daarna nog weer Groene-vergadering en wat muziek bij Roll. Ook bezocht ik J. en at daar. Ik mag haar graag. Ik had een goeden dag. Er zijn steeds vreedesgeruchten, maar niemand kan zeggen waarom. Vrijdag 21 April Nog koud. Gister avond belangrijke séance. Eerst werd gezegd dat Villa nog leefde en den naam genoemd van wie hem verraden had. Toen kwam de verklaring van mijn droom oover Aletrino, die mij terstond juist voorkwam. Ik had zijn boek oover Napoleon eenzijdig en ooverdreeven genoemd en hem dus feitelijk den bril van den neus genoomen. Ook werd de datum 20 April belangrijk genoemd voor ïvlrs. Barker. Royaards denkt nu weer oover IJsbrand. President Wilson's geduld is eindelijk uitgeput. Hij handelde precies als Lincoln. Mijn vertrouwen in hem was niet misplaatst. Wij hadden vandaag naar Utrecht per auto zullen gaan om de eenige zuster van mijn moeder nog te bezoeken. Maar het is nu te laat. Ze is niet meer bij kennis. Zondag, ie Paaschdag Eindelijk zon en lente. Gisteren at ik bij Royaards en we spraken oover het „leemen Wagentje" en IJsbrand. Het was er zeer aangenaam. Br voel dat mijn zacht geduld zijn heftigheid ooverwint. Zaterdag 29 April. Den Haag De „Heks" is aangenomen in Frankfort. Zou er dan al vreede zijn? Alleen in dat geval kan ik er heen. Maandag 1 Mei Weer op Walden, in vier dagen alles groen geworden en bloesemend. Wij hadden drukke, rijke dagen in Scheveningen. Vrijdag maakte ik een langen autotocht naar Noordwijk, Zaterdag lunchten wij bij L. en gingen met hen naar hun buiten in Wassenaar, waar de nachtegaal zong. Het was strak, zonnig, warm weer. L. was frisch en rustig als altijd en ik kan bij hem vrij uitspreeken. Zaterdag avond een telegram, dat Paul Geldmacher in Holland was. Hij kwam Zondag koffiedrinken en deed mee een autotocht. Het deed mij genoegen, dat de goede, beminnelijke man gekoomen was en door ieder werd gewaardeerd, het was als een verzachting van het Duitsche onheil — hij deed zoo zijn best te laten zien, dat niet alle Duitschers verblind zijn. En er heerschte een blije stemming. Zondagavond sprak ik W. en het was een allermerkwaardigste ontmoeting. Er is geen spoor van pose bij hem, en hij heeft gevoel voor humor. Hij spreekt volkoomen eenvoudig en zegt daarbij de ongeloofelijkste dingen. Toen wij Donderdag zijn werk bekeeken, had hij bezoek van een kleinen demon, een vingerlang, bontkleurig weezentje, met zwarte borsteltjes, dat zeer droevig scheen. „Wat scheelt er an, jochie?" zei W. „Heb je verdriet?" „Ja, omdat jij onze sfeer gaat verlaten. Die smeerige Chinees (Borel) en die oude Hindoe (Van Eeden) trekken je van ons af. We hebben je wel geplaagd, maar dat konden we niet helpen. Br heb me klein gemaakt, om je met te verschrikken, maar er staan er een meenigte achter me." W. vertelde ook, hoe zulk een monster hem telkens bezocht, beedelend om te worden uitgeschilderd, zoodat hij eindelijk maar toegaf en hem portretteerde. En toen ik zei, dat ik te grof bewerktuigd was, om ooverdag die weezens te zien, zei hij, met zijn kalme ernst: „Dus U ziet ook niet die zwarte daar naast U, met zijn roode oogen?" Borel moest soms geweldig lachen om zijn leuke, rake verhaaltrant van de meest onwaarschijnlijke dingen. Hij is 32 jaar, spoorambtenaar, niet zonder waardigheid. Hij is een zeldzaam mensch, ik voelde zeer tot hem aangetrokken. Ik was geheel van hem en zijn werk vervuld. Wie weet welke wonderen hij nog geeft en hij is echt. 's Avonds werd er veel gemusiceerd. Ik was zeer voldaan oover mijn bezoek aan Den Haag. Alleen Couperus zag ik niet. En het weer was heerlijk, glorieus. Vrijdag 5 Mei Warm zoomerweer. Het tempo der dingen gaat snel. 't Is nu de volle Meiweelde. Bloemen, warmte, zoele nachten. , Woensdag fietste ik met Zusje naar Hans. Het was de ouderwetsche heerlijkheid van een fietstocht door mijn land. Br was rustig en gelukkig en voelde de zorgen niet. Ik had de wording van het nieuwe drama in mij en dat gaf rust. Bt breng er nu in de twee motieven, het wankelend ongeloof van den booswicht en de felle liefde, wèlweetend, juist voor den slechtaard — die het meest hefde noodig heeft. Daarbij de brave, altijd vergeevende en het goede verwachtende Samuèl. Als verbinding tusschen hen de goedhartige, vroome en wijze pater. Samuël is de leerling van Rousseau, Steven Kerkhoffs is de heeren-natuur, sterk en schrander, zijn vrouw de pronkhevende, zelfzuchtige, kleine, conventioneele vroome. Vera's moeder niet veel beeter, deeze twee vrouwen felle vijandinnen. Samuël is Gorseman. Geurt de Lamme is een min of meer geheimzinnige figuur, met vermoogens als onze schilder W. Hij bevordert Vera's hefde, als een metafysische noodzaak. Voor Vera gaf Ti. mij de gegeevens. Gister séance, waarbij wij niet verder kwamen. Dr begrijp dat aan géne zijde reekening wordt gehouden met onze zwakheeden. Er is iets teeders en liefdevols in die zorg. Ik drong aan op „vrij uitspreeken" maar ze deeden het niet. En ik vind nu, dat ze gelijk hadden. Ik ben nog niet ver genoeg. Zaterdag 6 Mei Veel koeler, reegenachtig. Gister avond zaten we met de lamp buiten, tot half elf. Bij mijn moeder zaten we aan 't water. Het huisje krijgt nu een serre en wordt een recht lieve woning met den tuin aan 't water. Maar er komt nu depressie. Dat is niet erg. Ik moet nu veel slapen en veel in de hut zitten. Maandag 8 Mei Guur Meiweer. Gisteren was het nog mooi, en ik zat aan 't weiland bij Boekesteyn onder de groote dennen en 's middags op de Meent en praatte met Ti. 's Avonds muziek (Pfingst-cantate, Menuet van Mozart, Blumenstück). In een brief van W. aan Borel staat het verhaal van het kleine duiveltje; daarin heet Borel „de leelijke Chinees" en ik „de vroegere Radjan". Dinsdag 9 Mei Wat zonniger, koek Gisteren wandelde ik met mijn moeder op Bantam, in het mooye park waarop ik een der drievoud-zangen maakte. De zon scheen door het lichte beukengroen nat van reegen. Bt ben zeer rustig en opgewekt. Blij om het voorjaar en den koomenden zoomer. Alleen vliegt alles zeer snel voorbij. Br heb een aardig, trouw hondje, Loki, een Hollandsche herdershond. Br heb in dat beestje nog geen leelijke of onvriendelijke gemoedsbeweeging ontdekt. Gehoorzaam en altijd vroolijk. Woensdag 10 Mei Guur, slecht weer. Br zelf ook minder. Donderdag 11 Mei De duuveltjes zijn aan 't werk. Mijn stukje oover Rein hardt was weer een „gaffe". Br liep er in en bezorgde mij weer onnoodig moeyehjkheeden. Gelukkig, dat de duuveltjes zelf erkennen, dat ze toch niet teegen ons op kunnen. Zaterdag 13 Mei Koel. Gisteren een prachtige dag. Ik fietste met Zusje naar Utrecht. We rustten in het mooye landschap aan de Hollandsche Rading. Toen lunchten we bij L. en gingen bij D. de schilderijen van W. zien. Daar kwam ook Br. en we hadden een kostelijken middag. Br. en ik op den grond, en de schilderwerken door W. zelf toegelicht. Nu kreeg ik het vaste geloof in hem en ik kon de taal leezen, die hij schrijft. Ook Br. was diep getroffen. Br vind dit eeven belangrijk als Vincent van Gogh. Bi meenig opzicht is het meer. Bt verstond onmiddellijk de taal van een aura, die slecht was — en het kwam geheel uit. En dan waren er wonderprachtige landschappen. Onbeschrijfelijk grootsch en teer. En gedachtevormen en situaties in kleur. En hartstochten. We beslooten nu een tentoonstelling te organiseeren. Dat kan een groot evenement worden. W. zei, dat als deeze laatste pooging van hem niet geholpen had, dan had hij alles opgegeeven. Zeer sympathiek was ons ook zijn vriend D. Het is een gebeurtenis, die alles in mij ooverstraalt. Bt zou alles wat ik heb willen wagen, om dit werk te doen waardeeren. Het maakt zoo gelukkig. En dat voelde Zusje ook. Het leeven wordt hoe langer hoe meer wonderbaar. Maandag 15 Mei Reegen. Gisteren was het een merkwaardige dag op Walden. Het was prachtig Meiweer, zonnig en stil, maar niet te heet. Zonder toeleg, als door een geheimzinnige ordening, waren er een meenigte menschen hier bij elkaar. Borel logeert in de hut, O. kwam met zijn auto teegen koffie, Mevrouw X. en haar dochter, het medium, kwamen voor de séance. H. en zijn vrouw kwamen wandelen van 't station. Na de séance kwamen Br., met zijn vrouw en zijn twee dochters en met W. en zij brachten een groote portefeuille met teekeningen en een rol schilderstukken mee. De séance was interessant, vóór Br. en W. kwamen, werd er oover hen geschreeven. En het mooiste moment van den dag was, een meededeeling van iemand die zich Samaritaan noemt, die Hollandsch schrijft door S., en die zeide tijdgenoot van Jezus geweest te zijn. Hij had hem gesprooken tusschen zijn 12de en 30ste jaar, waaroover niets bekend is, en hij zal ons daarvan meer vertellen. Het waren de schoonste herinneringen van zijn aardbestaan. Bt voelde een heerlijke, innerlijke emotie bij die woorden en zal dankbaar zijn als ik aan den historischen Jezus toch gelooven mag. Ik hoor het nu van zoovéél zijden. Na de séance werd het werk van W. bekeeken en het bleek dat de indruk op allen, ook de minder sensitieven, groot genoeg was om een succes te verzeekeren. Het was een gelukkig moment. De dames X. en de H/s gingen met de auto van O. terug. W. alleen bleef bij mij eeten en het was heerlijk, dat hij de harten verooverde door zijn gemis aan pose, zijn naïviteit en zijn talent. T. vond hem zoo goed en hef en met de kinderen speelde hij als een jongen. Zijn intuïtief inzicht en karakter is ongeloofelij k, bijna feilloos, al na eenige minuten kennismaking. Bt voelde zeer bevriend. Nu krijgen wij langzamerhand een zeer sterke groep. Borel, Br., W. en ik. Ik kan er De Haan ook bij reekenen, hoewel die niet zoo dicht bij de anderen staat als bij mij. Vrijdag 19 Mei" Een koele, zonnige meidag, met N.O.-wind. Ik zit in de groote studeerkamer en voel innerlijk rustig, maar mij ontbreekt nog de voortgang in een werk, dat ik goed vind. Borel is hier én des avonds speelt hij in moeders huisje en amuseert ons zeer. Br schreef een artikel cover „Staatsmansgrootheid" en Romain Rolland vertaalde in mooi Fransch proza mijn vers aan vrienden in Oost en West. _,, Zondag 31 Mei Warm zoomerweer. Ik werk nu thuis en gister kwam er wat gang in het drama. Ik ben stil en gelaten, innerlijk rustig. De: schilderijen van W. brengen nog steeds kleine wrijvingen, maar ik blijf stil mijn gang gaan. u n r • . Dinsdag 33 Mei Heerlijk frisch en zonnig. W. poogt telepatisch te helpen en het effect is merkbaar. De waereld vertoont steeds meer wonderen. Hetgeen eigenlijk ook niet zoo wonderhjk is. Maar het is aangrijpend, als de zoolang betwijfelde dingen gebeuren. Ik bespeur ook het toeneemen van mijn invloed. Men luistert nu en neemt serieus, wat men vroeger bespotte en negeerde. Gister kreeg ik bezoek van j de representant van een nieuwe politieke partij, ' di£umijn steun zocht. En gister morgen sloeg ik "The Forum" op en vond het boek van Ferguson „The great News" dat zoo merkwaardig oovereen- 15—155 komt met mijn denkbeelden. Het finantieweezen in gemeenschapshanden. Donderdag 25 Mei Gereegend, zoel, groeizaam. Gister avond piano-avond van Henriëtte Roll hier op Walden. Br. was er met zijn vrouw en twee dochters en Jaap de Haan met zijn vrouw en W., dien ik 's middags in Utrecht had opgezocht. Br had met zijn hoogsten chef gesprooken, om verlof voor hem te krijgen. Het was een mooye, vroolijke avond. Jetje speelde op haar best en was vol grappen. Br begin nu op te schieten met „Het Skelet". Br krijg er plezier in; het wordt een draak, maar ik hoop een mooye draak. Vrijdag 26 Mei Koel. Gisteren belangrijke séance. Wij krijgen nu gereegelde meededeeling van een Samaritaan, die leefde in Jezus' tijd. Hij vertelt zijn leeven, de genootschap van broeders waartoe hij hoorde, zijn woonen in de woestijn, de wijze waarop hij het bericht van Jezus' geboorte hoorde. Ih 't begin koomen er steeds vreemde indringers, die vleien en dreigen, om maar gehoord te worden. Maar wij laten ze niet toe en wachten tot onze vrienden er zijn. Er is niets wat reeden geeft tot wantrouwen. Zaterdag 2j Mei Reegen. De Mei-periode is afgeslooten. Het was een mooye maand, met intensief lentesensatie of liever vóórzoomer. De tocht naar Gorkum, de wandeling naar Aerdenhout, de tocht naar Utrecht de Hollandsche Rading, het groepje boomen bij de akkers en weiden. En de vier dagen in Den Haag, de ontdelddng van W., de tocht naar Noordwijk en Paul Geldmacher. Bij ons aan huis twee bijeenkomsten, de eerste om W., de tweede om Henriëtte Roll. Alles bijeen een rijke Mei. Ook, omdat ik weer aan 't werk kwam. Nu wordt het loover al donker en de bloesems vallen af. „ , Zondag 4 Juni Koel en zonnig. De sombere tijd treedt weer in. Ik ben stil en kan niet anders doen dan dulden en afwachten. Br blijf aan 't werk, zonder veel voldoening en zonder veel vertrouwen er in. Elk moment doorvoel ik diep, maar ik hjd onder mijn vreesselijke onmacht. Het is alles onduidelijk, raadselig, wankel. Bi schrijf aan de eerste acte van „Het Skelet". Maandag 5 Juni Koud en reegenachtig. Gister séance met W., die zeer merkwaardig was. Want alles werd bevestigd en kwam uit. Er was niets wat den indruk gaf van onechtheid. Hij is thuis in een waereld, waarvan wij allen nagenoeg niets weeten of bemerken. Hij had een goeden invloed op ons allen. En hij zeide — eeven als Hatch in zijn brieven — dat er om onzen kring een magische zilveren ring was getrokken, waar geen macht doorheen kon breeken zonder toestemming, al was het Satan zelf. Het medium schreef dingen en maakte figuuren, die W. verklaren kon. Woensdag 7 Juni Zware reegens. Gister was ik met W. in Amsterdam en bereidde de expositie met hem voor in het Stedelijk Museum. We hoorden Bach, Debussy en Beethoven bij J. W. werd door Debussy het meest bekoord. Bach verstaat hij niet. Het ging alles, alsof het beschikt was. De drie , kunstkoopers waren óf niet thuis, óf konden niets doen voor een expositie. Bij het Stedelijk Museum was de directeur ahervriendehjkst en zei dat er juist toevallig een expositie was afgezegd en dat er daardoor wel vijf zalen oopen kwamen. Br at bij Jaap de Haan, die zijn vriend V. verlooren had, gestorven in 't hospitaal in België. Kitchener stierf en Joean-Shi-Kai. Men gaat zeer luchtig oover zulke gevallen denken en spreeken. Er geschiedt zooveel. W. hield met groote beslistheid vol, dat ik nog groot werk doen zal. Het eerste occulte drama. Ook droomde hij, dat iemand hem zeide, dat ik Edgar Poe'sche novellen moest gaan schrijven. Br zei, dat ik nooit novellen schreef en weinig meer verwachtte te zullen doen. Maar hij weersprak me beslist. Ik schreef aan „Het Skelet", waarvoor S. mij Zondag op de séance goeden raad gaf. Het was juist wat hij zei oover de „gevoeligheid" der menschen voor sommige dingen, waarin ik ze bruskeer. Zaterdag 10 Juni Gisteren weer séance met Br. De „Samaritaan" verhaalde van Jezus' geboorte. De plaats was Nazareth en niet in een stal, maar in de wooning der ouders. Wel was de moeder Maria — de schoonste bloem van Nazareth, de bloemenstad — in waarheid Moedermaagd. Na de geboorte bereikte het bericht Herodes en werd naar het kind gezocht, vooral in Bethlehem. Toen had de vlucht naar Egypte plaats. De Wijzen (koningen) uit het Oosten kwamen geschenken brengen voor het genootschap — en booden die geschenken als hulde aan het kind. Bij de vlucht werd echter alles achtergelaten. De schrijver zegt: „Ik weet het van Jezus zelf." Hij sprak ook van de mislukking van Jezus' zending. Misschien door de onbekwaamheid der apostelen, misschien door de gesteldheid van de aarde, die wel niet de ongelukkigste, maar tdfch een zeer ongelukkige ster is. Een nieuwe Christus komt niet. De groote verandering die nog komt is wat het „Laatste Oordeel" genoemd wordt. Die avonden bij X. zijn ons een groote troost. De séances verheugen ons beiden en maken ons steeds verlicht en gelukkiger. Dat is geen illuzie. Vrijdag 16 Juni lk ben weer onder den druk van geldzorg. De reuzebeer van het opknappen van de fabriek. Borel schrijft steeds brieven en ingezonden stukken. Ik antwoord maar niet. Mijn vriend Joop de Haan komt nooit zonder een teeken van hefde en hartelijkheid. Hij heeft geschenken voor de kinderen, bloemen voor mijn vrouw. Nooit heeft Joop mij één onaangenaam moment bezorgd, nooit was er wrijving of spijtige correspondentie, nooit kribbigheid of pedanterie, nooit vermaning of scherpte in zijn brieven. Br ben altijd welkom bij hem en hij is het bij mij. En toch is Joop geen „weeë aanbidder", geen slap of onbeduidend mensch. Zondag 18 Juni Steeds koud, 500, een grijze lucht, als een kille kelder. De kou verkleumt mijn ziel. Ik vorder langsaam. Dr las de eerste akte voor. „Reuze" zei T. Het kost mij moeite den moed en het zelfvertrouwen te bewaren. Het is me of ik nooit meer verzen zal kunnen maken. Dt herlees het leeven van Jezus door Renan, om te kunnen vergelijken met het bericht van den „Samaritaan". Maandag 19 Juni Steeds koud en grijs. Zaterdag 24 Juni Gisteren de eerste warme dag, heeden zoele reegens. Veel roozen en aardbeien. Van morgen schreef ik het tweede bedrijf af. Er is een rustig makende werking in het idee, dat ik nu mijn maatschappelijke plicht doe en het werk verricht waarvoor ik bestemd ben en waarvoor de maatschappij mij ook beloonen wil. Als ik één goed drama per jaar schrijf en het slaagt, dan kan ik hier blijven woonen en mijn gezin onderhouden. Wat ik nu schrijf: Het Skelet, geeft mij volck*mng en zal toch ook wel de menschen boeyen. Het is pakkend en toch niet hol. Hjalmar stuurde mij weer een check met een heven brief. Hij is alleen „sceptisch" omtrent de spiritistische onderwerpen van W. W. schreef een wreeveligen, spijtigen brief. Vermoedelijk opgestookt. Zondag 25 Juni De oplossing van mijn drama kwam gisteren van zelf. De macht en grootheidswaan vermoordt zich zelf — ze wil een kosmos scheppen waarin ze zelf baas is, daardoor gaat ze onder. Ze erkent niet den Oer-kosmos, het eerste beginsel en wil er zelf voor in de plaats treeden. Kerkhoffs voelt zich de krachtmensen, die uit eigen recht oover alles beschikt, die een eigen ethica mag hebben. Maar door het onzienlijke wordt hij er toe geleid zichzelve te verraden. Die noodwendigheid voelde ik terstond bij 't begin van het derde bedrijf. Maandag 26 Juni Ideaal weer. Het gonst weer in mijn ooren. Gisteren muziekfeest bij Henriëtte Roll. Er waren de Br.'s, Jaap de Haan en zijn vrouw, mijn neef Marie van Warmelo, de acteur. Ze speelden variaties van St. Saëns op Beethoven en van Brahms op Haydn. Br vond dit als een mystiek huuwehjk tusschen de twee geesten. Het oerthema is als een grondvorm, monumentaal en als oovergroeid met een nieuwe vegetatie. Een huuwehjk tusschen Fransche en Duitsche geest — waarbij Beethoven door St. Saëns minder werd ooverschaduwd dan Haydn door Brahms. Maar daardoor leek juist de verééning mij inniger. Wij genooten de muziek zeer en het was er vroolijk en feestelijk, vrij en lustig. Er was veel dierbaars bijeen. Donderdag 29 Juni Gister weer guur en nat. Vandaag wat zonniger. Een vervaarlijk slechte dag gisteren. Ik had geen geloof in mijn werk. Er kwamen berichten uit Amerika, die niets bevestigden. Logan heeft mij niet geroepen, Elsa Barker schreef niets bizonders. Een briefkaartje. Bij mijn moeder bemerkte ik, hoe ze ondanks haar helderen geest, alles verwart en niet meer weet, hoeveel kleinkinderen ze heeft. En ikzelf kreeg een bezoek van Margareet Meyboom, die kwam spreeken oover den G.G.B.-tijd en de Pionier. En toen bleek me, hoeveel ik al vergeeten ben. En hoe slecht ik dien tijd geregistreerd heb. Ik kon geen enkel exemplaar van de Pionier meer vinden. Dan bevangt mij zulk een droevig gevoel van onmacht en ik denk: „Mijn kosmos gaat uit als een nachtkaars, een hooger bewustzijn bereik ik niet." Nu ik dit schrijf vind ik het dwaas en onmoogelijk. Maar in de somberheid komt het weer booven als moogelijkheid. Eergisteren was ik in 't Stedelijk Museum met W. De indruk van zijn werk was enorm. Het is niet denkbaar, dat het een mislukking wordt. Het is een evenement van den eersten rang. Vrijdag 30 Juni Weer reegen en kou. Het suist erg in mijn ooren en ik ben gedeprimeerd door het weer, de kou en mijn onmacht. Gisteren weer een goede séance, die ons allen zeer opwekte. Er was zooveel consequentie, zooveel natuurlijke eenvoud in de meededeelingen, ook zooveel liefde, zachtheid en fijngevoel. Wij hoorden hoe Jezus op twaalfjarigen leeftijd — volgens de Joden volwassen — in den tempel te Jeruzalem een van de Witte Broeders vond en met hem een ganschen dag sprak — en dat toen zijn moeder hem vond, zooals ook in Lucas 2 staat en Jezus zei: „Wist ge dan niet, dat ik in het huis mijns Vaders zijn moest?" Zijn uiterlijk werd ook beschreeven, als vol Zachte schoonheid en zachtmoedigheid, met blaauwe oogen en bijna zwart, golvend haar en later een langen, zwarten, golvenden baard. Geen gelijkenis met zijn ouders. Vooral interessant zijn de stoornissen in de berichten. Altijd als er namen koomen en ook als legenden moeten teegengesprooken worden. Dat doen ze niet graag. Ook weigerden ze te zeggen, wie van hen elk onzer begeleidde. Hatch berichtte mij oover Logan, die toch in gevaar moet zijn. Donderdag 6 Juli Nog steeds koel, geen zoomerwarmte. Sints Zaterdag i Juli heb ik niet gewerkt. Bt sprak op de W.-expositie en at daarna met T. en Henriëtte Roll bij Polman. Het was een succes en er was behoorlijk verzet van de officieelen. Therèse Schwartze, mevrouw H. T. en later in de couranten Dake en Maria Viola(?) Het curieuze is, dat ze het geval Vincent schijnen vergeeten te zijn. Gisteren tocht naar Noord wijk, de blaauw-engeel omzoomde weg langs de duinen. Heerlijk. Ik genoot in Noordwijk om den ouden tijd. Wij gaan er 14 dagen heen. Vrijdag 7 Juli Goed, koel zoomerweer. Gisteren weer séance. Verhaal van de ontmoeting van Jezus met onzen berichtgeever, die hoofd was van een groep in tenten woonende Broeders. Onze vriend, de Samaritaan, was zijn meester en zijn leerling. Er kwam een stoornis, waarvan gezegd werd, dat W. ze veroorzaakte en er werd een antwoord gegeeven in mystieke teekens. Steeds meer treft me de rustige consequentie, de eedeie zachtmoedigheid van den berichtgeever. Dinsdag 11 Juli Steeds koek Het is alsof mijn dieper zelfbesef mijn arbeid belemmert. Bt kan niet meer zoo onwillekeurig, zoo onbewust werken — niet meer de poorten van het onbewuste 00pen stellen, ik moet er steeds bij denken, eevenals een reedenaar, die op zichzelf gaat letten en daardoor niet meer spreeken kan. Bt schrijf aan het derde bedrijf en was gisteren zoover, dat ik het geheel in mij ooverzien kon en Zeeker voelde van de voltooying. In den oorlog schijnt de krisis aangebrooken. Het eevenwicht is bijna verbrooken, de balans wankelt en gaat doorslaan. Bt voel in mij de radeloosheid, die de massa bevangen zal, als ze zal weeten bedroogen te zijn — en de sombere koppigheid der verantwoordelijke leiders — nooit, ook in Napoleons tijd niet, was zulk een katastrofe te wachten. Maar de débacle is nog niet begonnen. Het wankelt nog. Vrijdag 14 Juli 's Morgens stortreegen bij 500. Nu wordt het stil en zonnig. O.wind. Ik ben vervuld van de leelijkheeden die Borel mij aandeed. Des avonds was er weer Séance en er kwam de mooye parabel van den knaap, die door een woestijnstorm zijn ouders verlooren had. Waarlijk ik zou niet weeten, wie in staat is zulk een parabel te verzinnen. En er is juist het naieve, eenvoudige in van een 15-jarige. De parabel is nog niet zoo diep en zoo fijn als de latere, en toch is hij volkoomen in acccord met den ganschen Jezus. Maar toch was ik droevig. Misschien om een uitdrukking „het leeven is kort", mij toegevoegd, toen ik vroeg naar mijn bewustzijnstoestand na den dood. Het klonk als een maning, dat ik nog maar kort te leeven heb. Misschien ook niet. Ik weet het wel, maar voel dat ik nog niet gereed ben. Ik ben nog recht droevig. Noordwijk a/zee, Zondag 16 Juli In mijn geliefd zeedorp — maar nu al droevig en weemoedig. In plaats van het ruime, geriefelijke huis te Wijk a/zee of Villa Liesbet, of het aardige huisje in Bergen — nu een pension, met één kamer en dan nog duur. Gisteren brachten we de jongens in Scheveningen. Zij waren hef en vroolijk. Het is grijs en reegenachtig — als ik nu maar werken kan. Maandag 17 Juli Beeter weer, zeer stil, maar nog koel. Het ging gisteren al beeter. Het reegende den heelen dag, maar mijn werk vlotte en ik voelde tevreedener. Ik had een lang gesprek met M. en zijn vrouw, die hier op Sole Mio waren. Dat was leerzaam. Hij vond, dat „de Heks" vermoord was door het declameeren en het valsche pathos van Royaards. Royaards heeft geen humor, zei M. en kan niet ontroeren. Hij raadde aan La Roche den schout Cousaert te laten speelen. Dan zou alles beeter worden. Het is wel een moeyehjk parket voor mij. Ik zie Royaards' gebreeken en hoe mijn stukken er door lijden en toch hang ik van hem af. Het is hier nu toch zeer genoegehjk, zoo rustig alleen met mijn vrouw. Vrijdag ai Juli Steeds beeter weer, warm en zonnig. Gisteren schreef ik het derde bedrijf af. Dat voelde ik als het moeyelijkste punt. Nu is de rest gemakkelijker. Men zal zeggen: „Hier is weinig taalschoonheid". Niets wat met Johannes Viator of Ellen vergeleeken kan worden. En toch weet ik, dat het gewichtiger is en sterker werken zal. Dr geef hier karakters in situaties — zooals ik tot nog toe niet heb kunnen doen. Ik las het T. voor. Het interesseert haar wel en zij hoort het met kinderlijke ontvankelijkheid en geloof. Maar het verheugt haar niet, zooals mijn verzen haar verheugden. Het is haar te ruuw en te grof. Dat pleit echter niet teegen het werk, want ze zou hetzelfde van Shakespeare zeggen. Zondag 33 Juli Stil, bewolkt, N.wind. Gisteren een groote fietstocht van hier naar Velsen en terug. In Velsen geluncht bij de familie M., waar ook Br. was en zijn vrouw en Henriëtte Roll. Er werd op een spinet gespeeld, met de fijne droomerige klank. Rameau, Bach. Het was een prettige zoomertocht, veel bloemen aan den weg en sul, koel weer. Heyermans vroeg mij ook al om een nieuwe „van Eeden". Dit is naar mijn wensch. Maandag 24 Juli Steeds bewolkt en koel. Gisteren hadden wij séance. De dames X. bleeven van 's morgens half tien tot 's avonds half neegen en wij verkreegen met tusschenpoozen veel schrift. Wij kreegen het verhaal van den droom van Jezus en zijn zoeken naar troost bij de broederschap. Het was wel een rijke, blijde dag, maar toch bleef er van nacht veel weemoed. Alles wei ooverdenkend — zooals mij steeds werd aangeraden — vind ik de leer, het optreeden en de figuur van Boeddha toch zuiverder, imposanter, dieper dan van Jezus. In Boeddha is niets „mislukt". En van Jezus wordt steeds gezegd, dat hij zijn doel niet bereikte, dat zijn werk mislukt is. Het is misschien waar, dat Jezus ons persoonlijk nader en dierbaarder is. Br voel die hefde voor hem diep en sterk in me. Maar als hij God was, dan moest hij ook wijs genoeg zijn om te volbrengen wat hij beraamt en niet onderneemen, wat hij niet volbrengen kan. Zulke vreemde teegenstrijdigheeden zijn er in 't Boeddhisme niet. Ook de Heemelsche Vader van Jezus, die hem zeegent en laat gaan, weetend dat het een mislukking zal worden, dat zelfs zeggend, is mij een raadsel en geen troost. Veel meer komt Boeddha's begrip van het Nirvana oovereen met mijn weeten en begrijpen. Als aan T. gezegd werd, dat ze dankbaar moest zijn en zij dat zoo goedig erkende, — toen dacht ik er bij: Waarom dankbaar? Verdient het dank op een vervloekte planeet te worden geplaatst zonder onzen wil? Bt erken wat gaarne, dat ik momenten van geluk heb, maar waar erkend wordt, dat wij hier onder een vloek leeven, door den wil van een alwijs, almachtig vader, daar zie ik geen reeden tot dank, veel meer tot verwijt en vraag om licht. En het wijzen op onzen „vrijen wil" deed mij denken: Wat beteekent een „vrije wil" zonder wijsheid ? Dat is als de vrije wil van een kind, dat met vuur mag speelen. Als het geen onderscheid kent zal het zich natuurlijk branden. En dan verdient het kind geen verwijt, want het wist niet beeter. En ondanks onze verontschuldigingen, dat wij niet beeter wisten, dat wij niet wijzer waren — ondanks dat worden wij gestraft met een vloek en in deeze verdoemde waereld geplaatst. Is dat billijk en begrijpelijk? Dit alles lost het Christendom niet op, het Boeddhisme wek Het Boeddhisme weet niet van vloek en zonde — maar van onweetendheid en blindheid, noodig in de groote harmonie, die booven den tijd uitgaat. Van nacht lag ik bijna den ganschen nacht wakker, deeze dingen ooverdenkend. De gedachte aan Jezus troostte mij niet. Want hij verweet de menschen wat zij heelemaal niet helpen kunnen. Zij waren niet wijzer en de driften en neigingen, die zij volgen, kreegen zij toch ook van den Vader. In Jezus is een met-goddelijke bitterheid, die in Boeddha ontbreekt. Toch heb ik hem hef. Juist omdat hij voor mij zoo werkelijk, zoo menschehjk is. Maar de Indische wijsheid moet aanvullen, wat in 't Christendom raadsel blijft. Dinsdag 35 Juli Altijd hetzelfde, koel en bewolkt. Gisteren bezoek van Henri Asselin van de Figaro. Een gedistingueerde Franschman met een hef gezicht, Normandiër van afkomst. Met een officieele missie om de weetenschappelijke Fransche literatuur in Holland te bevorderen en te onderzoeken. Hij was geestverwant, ook socialist en vriend van Romain Rolland. Donderdag 37 Juli Nu heerlijk zoomerweer. Zonnig, maar steeds N. wind. Morgen komt mijn drama af en het is beeter gegaan dan ik dacht. Ik was er soms zeer bij geroerd. Vandaag was ik met mijn vrouw in Leiden en het was zoo heerlijk als ik dat van zulk een dag maar verlangen kon. Ik was intens gelukkig door het zien van de Boeddhistische beeldjes en teekeningen, zoo fijn, zoo eedel van kleur, zoo innig, zoo vol verheeven beteekenis. Ik zou er graag dagen vertoeven en alles nagaan en onderzoeken. Er is ook zulk een zuivere sfeer. Ik voel dat. Het is de afweezigheid van lagere belangen, van mercantilisme en frivoliteit. Het stille stadje is een wijkplaats voor kunst en weetenschap. Daarna waren wij in den Hortus, de fraaie tuin met de mooye bloemen, zonnig en vreedsaam. Terecht zei T., dat ze nooit beeldhouwkunst mooi kon vinden, omdat die witte, ooglooze marmer-beelden haar zoo hinderden. Maar dit Japansche en Chineesche werk, met de fijne kleuren, dat vond ze wel mooi. Die witte marmerbeelden zijn oorspronkelijk ook altijd beschilderd geweest. Vrijdag 4 Augustus Vrij goed weer, winderig. Weer thuis op Walden. Vrijdag 28 Juli schreef ik mijn drama af. Er was een bizonder geluk voor mij in het laatste bedrijf, waarin ik voor 't eerst welbewust de schoonheid aanbracht van een weefsel van fijne situaties. Daarvoor was het noodig dat ik niet in verzen schreef. Want nu kwam alles aan op de situatie en de taal werd daardoor ook zoo sober en zuiver mogelijk. Werk met situaties en de taal komt vanzelf, dat is de leer voor den dramaschrijver. De fijne, teedere situatie van het laatste bedrijf maakten een diep eenvoudige taal, vol beteekenis moogelijk. Elk woord gewichtig en van zelf welluidend—zonder zoeken naar klank of ritme. Zaterdag gingen wij naar Den Haag en vonden de kinderen gezond en vroolijk, bruinverbrand. Des middags was er diner, veel te weelderig naar mijn zin. Er was ook W. Zondag reeden wij met een auto van Den Haag naar Bussum. Een mooye weg, langs den Rijn, Alphen, Zwammerdam, Woerden, Harmeien. Een prettige tocht. Maandag een artikel geschreeven oover 't Socialisme. K. logeert op Walden en verrukt mij weer door zijn spel. Ik vind het steeds weer een mirakel, hoe die schuchtere, teere jongen zulke zware, gecompliceerde muziek kan schrijven. Voorts is hier een jonge Belg, U., met lang haar en nog al veel inbeelding, schilder, die bij mijn moeder logeert. Hij speelt ook piano en mijn moeder vindt dat prettig. Dinsdag was er verjaarpartij op Jan Tabak. Mijn moeder werd 83 jaar. Êr waren 15 menschen. Gister sprak ik nog Heijermans in Amsterdam en raadde hem IJsbrand te speelen. Hij was zeer vriendschappelijk en maakte eenige excuses oover zijn houding op de meeting in de Geelvinck voor 15 jaar. Zijn houding was eigenaardig. Hij bleef de theater-directeur en de geslaagde drama-schrijver — maar er was iets weifelends, iets tatonneerends als voelde hij zich teegenoover iemand, die hem in zeeker opzicht de meerdere toescheen — en van wien hij nog een koomend succes verwachtte. Succes scheen mij toe hem de hoofdzaak te zijn, al sprak hij juist anders, alsof de kunst hem hoofdzaak is. Dat weet hij als de mooiste houding, maar hij voelt het niet en hij vermoedt, dat ik het wèl voel. Des avonds séance, waarin wij de meededeeling kreegen oover het muziekinstrument, van vioolachtigen aard, door Jezus eigenhandig gemaakt, dat nog bewaard moet zijn onder de nu nog leevende Witte Broeders. De nog leevende leider deezer Broeders heet Ortalus. Maandag 7 Augustus Steeds koel, N. wind en grijs. Gisteren voeren wij in een motorboot naar Amsterdam. Moeder, T., de kinderen en ik. De boot 16—155 hoorde van den heer B., die met vrouw en zoon er een vacantietochtje in gemaakt had en 14 dagen bij Walden lag. Wij sleepten mijn sloep Hugo achter ons aan, waarin de anderen zaten. Zij zeilden terug. Mijn moeder genoot het erg, maar zij verwart dan alles wat plaats en tijd betreft. „Hoe kwamen we bier en hoe koomen we terug?" daarin is ze geheel onzeeker. En toch is ze geheel helder van geest. Woensdag 9 Augustus Warm zoomerweer. Maandag was Br. hier met zijn collega O., Zionist. Wij praten oover de academie en oover Borel. Br. tracht Borers houding te vergoehjken. Gisteren sprak ik met Jaap de Haan en at bij Henriëtte Roll. Ik was sints Zaterdag al uiterst somber. Gisteren was het iets beeter. Ik hoest erg. Vrijdag n Augustus Warm, zonnig. Heeden morgen kwam W. bij me en door een gesprek met hem ben ik weer verligt Ik zeide hem, dat ik voortaan twee dingen zal eischen van hen, die zich tot mijn vrienden willen reekenen: 1. dat zij noodeloos gepraat vermijden, zich beheerschen en acht geeven op wat zij zeggen; ae. dat zij zich ook in sexueele zaken beheerschen. Deeze béide dingen zijn eischen van tucht en waardigheid. Wie daaraan niet voldoet en er al zijn krachten niet voor inspant, schaadt niet alleen zichzelven, maar ook zijn vrienden. In een kring van goeden, koninklijken past hij niet. Vrouwen krijgen macht oover een man, die booven hen staat, door hun sexualiteit. Laat de man die macht toe, dan daalt hij en verliest zijn eigenwaarde. Een man, die toegeeft aan het flirten van een vrouw brengt zijn waardigheid in 'gevaar. Voor de massa schaadt het niet, daar zijn de waarden gelijk. Maar in een kring van goeden moet ook de vrouw goed zijn. En er zijn vrouwen wier eenige kracht in hun sexualiteit schuilt. Die moeten we ontwijken. Wat onschuldig is bij gewoone menschen, is gevaarlijk onder goeden en koninklijken. Onder hen moet de grootste kieschheid en kuischheid reegel zijn. W. voelde dit als ik. Zaterdag 12 Augustus Warm zoomerweer. Ik zwem achter den moestuin bij het schuitenhuis. Ik kreeg gisteren de compleete copy van Het Skelet. Het is wel goed zóó, denk ik. Ik dacht van morgen aan de voortzetting van Sirius. Want als ik de Kring niet in werkelijkheid kan vormen, dan zal ik toch de idee achterlaten als fictie in dat boek. We hebben nu gezien, door Rang, door de Gutkinds, door Borel hoe moeyelijk het is. Hoe zeldzaam de vereeniging is van kracht, genialiteit, zelf beheersching en waardigheid, oprechtheid, eenvoud. Zondag 13 Augustus Heerlijk weer. Ik was van morgen zeer gedeprimeerd en voelde me hoesterig en onbehagelijk. De dames X. kwamen en wij hadden drie zittin- gen, 's middags twee, 's avonds één. We kreegen zeer gewichtige meededeelingen. Vooral deeze, dat een helper op komst is. Een vreemdeling, van Egyptische afkomst, die zich dadelijk zal doen kennen als een die gezonden is. Hij weet ook van Ortalus. Onze vrienden hadden eerst W. op 't oog, maar vonden toen deeze en zijn komst is spoedig aanstaande. Ook ging het verhaal van Jezus voort en we kreegen belangrijke discussies oover aarde, mensch en godheid, oover Boeddha en Jezus en de Witte Broeders. De plaats waar Jezus in de tenten der Broeders woonde heette El-Karnos, hebr. „Rustplaats". In zijn ziekte schreef Jezus rollen en die zijn nog te vinden. Daartoe zal de helper koomen en ik zal dan de leer weer kunnen herstellen en voortzetten. Toen werd mij gevraagd naar mijn innerlijke rust, die ik in den laatsten tijd gezocht had en dat was precies juist. Toen sloeg ook in mij de balans door en ik voelde de ooverwinning en daarmee het wijken van de somberheid. Ik durf nog niet gelooven aan de komst van dien vreemdeling en ik vrees iets als veele teleurstellingen van mevrouw X. Maar toch is er al zóóveel oovertuigends. Het indringen van vreemde, wilde krachten zoodra ik den cirkel breek. En vooral de rustige, waardige, consequente toon der meededeelingen. Het is een prachtige maannacht. Gisteren brandde het lampje op 't grasveld voor 't huis en K. speelde zijn eigen muziek in de donkere huiskamer. Ik geniet van mijn bloementuintje, geurig van reseda, gloeyend van klaproozen, zinnia, coreopsis. violier, koornbloem, ridderspoor, chrysanten, dahlia, anchusa, malva. Dinsdag, 15 Augustus Lekker weer met wind en wolken. Het reegende veel en blijft warm. Gisteren waren we in Artis met de kinderen en het was een dierbare dag, ondanks mijn hoest en wat reegen nu en dan en Broertje, die vandaag ziek is. Wij aten bij De Haan. Het ethnografisch museum trof mij deeze keer het meest. Br had momenten van groote rust. Maar ach! hoe moeyelijk is het goede leeven. Beurtelings is men te ongeloovig en dan weer te goed-geloovig. Roerend was het toen H. sprak van het Kruis, waaraan Jezus hing. Wij waren in de Katholieke kerk in de Obrechtstraat en de intonatie waarmee H. het zeide, zoo eerbiedig-meewarig, roerde mij tot tranen. En toen voelde ik het als wat het is, een vreeselijke vergissing, van weerskanten, een droevig misverstand, dat nog door eeuwen droefheid zal brengen op de waereld. En mij griefde de toon, waarop Jacob de Haan, in zijn Joodsche orthodoxie oover Jezus sprak. El Karnos beteekent niet rustplaats en daarmee komt de twijfel weer. Jacob zei: „Dat (de onbevlekte ontvangenis) moogen wij niet gelooven." Maar kan men nu geloof gebieden of verbieden! Is dat geestesvrijheid? Woensdag 16 Augustus Veel reegen. Nu weer goed weer. Ik was gisteren op de Rosenthal-bibUotheek, maar vond de plaatsnamen niet. Karnos kan ook beteekenen „stralen". Vrijdag 18 Augustus Goed zoomerweer. Ik schrijf in mijn lichte studeerkamer en vertaal Kabir's verzen. De jongens hoor ik speelen in den tuin, beneeden zingt en speelt mijn vrouw, met haar teedere, zwakke maar zuivere stem. Buiten snorren vliegtuigen door de wolken. Bt ben droevig maar berustend. Bt hoest nog veel, het gonst in mijn ooren. Bt ben met ziek, maar voel toch de broosheid van mijn lichaam. Bt weet alleen, dat ik ouder ben en eeuwiger dan aarde en zon en maan en sterren — en dat de Waarheid in mij is. Anders weet ik zeer weinig. In abstracties kan ik niet veel meer denken en ook de herinnering beheersch ik niet meer als vroeger. Maandag 21 Augustus Grijs, guur. Bt voel als een uitgekneepen citroen, waaruit men nog door hard knijpen de laatste droppeltjes halen wil. Bt ben in mijn gansche leeven zoo somber en neerslachtig niet geweest. Gisteren en eergisteren waren we bij de L.'s te gast in Wassenaar. Het was er zoo aangenaam als we maar konden wenschen. Een groot buitenhuis, vroolijk, in witte kleur, binnen en buiten, ruim en geriefelijk. Een heerlijke omgeeving, bij de duinen met een duinvijver voor het huis. Enlieve, zeer hoogstaande menschen. Bt las er Ellen voor en er werden door mevrouw L. Fransche liederen gezongen. L. vertelde veel van Japan en China. Hoe men hem in het theater de plek aanwees, waar een beroemd acteur gewoon was te bidden (zich in accoord te brengen met het absolute) voor hij optrad. En hoe ook een Japansche dame, die les gaf in 't bloemenschikken, vóór elke les een klein gebed sprak aan de natuur. Nu ben ik thuis, het zoomerweer is voorbij. Het is guur en ik ben nog steeds eeven verkouden. Ik ga ook gebukt onder geldzorg. Ik heb nu zooveel verdiend en een betrekkelijk zeer ruim inkoomen en ik heb niet eens bereikt, dat ik zonder geldzorg ben. De uitgaven stijgen altijd nog sneller dan de inkomsten en ik kan het niet teegenhouden. Het is alles mijn schuld, mijn onberadenheid en dat maakt het nog erger. Vrijdag 25 Augustus Zoel, vochtig weer. Jaap de Haan zei gisteren, dat hij zooveel aan mij te danken had. Dat klonk mij zoo vreemd, als men zelf zoo mislukt gevoelt. Op de séance gisteren weinig merkwaardigs. Toch treft mij telkens de omzichtige, liefdevolle wijze waarop onze vragen beantwoord worden. Nooit wreevel, nooit spot, nooit verwijt. Ik hoorde uit Homburg, dat mijn „Skelet" oovereenkomst heeft met „Das Fraulein von Scuderi" en „Der Andere". Ik kan niet denken, dat die oovereenkomst diep gaat. Ik ken die stukken heelemaal niet. Ik bezocht E. en het trof mij, zoo rustig en vreedig mij dat bezoek stemde. Ik had de gedachte, dat al de melancholie, die ik vroeger bestrijden wilde, bij M., bij E., bij Jacob, zich nu op mij wreekt. Maar als ik bij een van die menschen ben, dan voel ik rust. Woensdag 30 Augustus Reegen. Gisteren met Asselin en Br. geluncht in Amsterdam en met Jaap bij Roll gegeeten. Er is een zeer ernstige, droeve sfeer op Walden. Mijn arme vrouw lijdt er zeer onder. Bt ben ernstig en vervuld van de droevige vloek der waereld. Ik vertaalde Kabir en begin nu aan Jalalud-din-Rumi. Ik heb weer 't meeste verdriet van degeenen, voor wie ik goed heb willen zijn. In de „War-letters" staat het zeer juist, dat het gevaar voor ons soms juist komt van onze goede eigenschappen. De neiging om anderen plezier te doen en de afkeer om hen te kwetsen heeft mij het meeste leed bezorgd. Zondag 3 September Heerhjk weer. Geldzorgen drukken nu nog 't zwaarst. Ik tracht vruchteloos tot bezuiniging te koomen. Royaards schreef mij, dat hij het Skelet gaarne wil speelen. Ik weet, dat ik daardoor wat zou kunnen verdienen, maar ik reeken er niet op. Ik zou liever bezuinigen, dan meer verdienen. Vooral vereenvoudigen. Ik heb hier feitelijk een hofhouding met vier gezinnen te onderhouden. Bt heb deeze opmerking gemaakt, dat er zeekere oovereenkomst is tusschen oude menschen en degeenen, die zich manifesteeren als afgestorvenen. Vooreerst vind men bij beiden een teegenzin en moeyelijkheid in het herinneren van namen. Zij onthouden beiden veel gemakkelijker gemoedsaandoeningen, indrukken, stemmingen. Maar namen, plaatsen en ook cijfers vergeeten en verwaarloozen ze. Ook de tijdsverwarringen koomen bij beiden voor. Een andere oovereenkomst is — bij lagere geesten vooral merkbaar — het onbeheerschte der gemoedsbeweegingen. Ook oude menschen zijn gaauw boos, maar ook gaauw weer goed. En ze kunnen hun prikkelbaarheid, hun praatzucht, hun hebzucht, hun lekkerbekkerij niet intoomen. Dit komt oovereen met verschijnselen in den droom, waarin ik mijn drift niet bedwingen kan — en met de wilde ruwheid der lagere geesten. Alles wijst op een desintegratie. Maar daarteegenoover staat de buitengewoone zachtzinnigheid, ruimte van oordeel, gelijkmoedigheid van de hoogere geesten, die zich in onzen kring oopenbaren. Die zijn steeds eeven geduldig, gelijkmoedig, vriendelijk en goeddenkend. Met dat verschijnsel breng ik in verband het zachtzinnig en gelijkmoedig worden met den ouderdom, dat ik bij sommigen van mijn vrienden aantref. E. bijvoorbeeld is veel, veel zachter, geduldiger ruimer geworden. En in sommige opzichten mijn moeder ook. En men weet het van sommige filosofen (Epictetus). Woensdag 6 September Prachtig Septemberweer. Ik was gisteren in Amsterdam, op de redactie en at bij Roll. joop was er. Bt ging door Amsterdam in een gemoedstoestand, die ik noemde: „De dood in 't hart." Het is ellendig, wat ik innerlijk hjden moet — en onder dezelfde omstandigheeden was ik vroeger monter en opgewekt. Zondag 10 September Neevel. Gisteren en eergisteren mooi en warm. Ik was twee dagen in Deventer bij mijn neef W. Het heeft wel verligting gebracht. Ik lees het boekje van Kanzo Oetsjimoera en het roerde mij zeer. Die eenvoudige, naieve Japanner heeft de vastheid bereikt. En toch is hij niet — of bijna niet — dogmatisch of rhetorisch. Ik wist het wel, dat dit volk eedele menschen heeft. En ik kreeg een veel frisscher kijk op het Christendom en de menschheid. Hij heeft recht als hij zegt, dat het Oosten nooit zulke goede menschen heeft gehad als de Christenheid. Het is waar, dat er in Nieuw-Engeland prachtexemplaren van het menschdom woonen. Ik dacht aan Dole. En het geduldig, geestdriftig streeven naar waarheid en Godsliefde van Oetsjimoera is voor mij haast beschamend. Bt ben minder naief dan hij, maar daardoor is hij ook weer sterker in toewijding en zelfverloochening. Het is ook waar, dat Chineezen en Japanners laksch zijn in sexueele reinheid. Bt ga Oetsjimoera schrijven. Had ik hem maar ontmoet! Br heb nog bange uuren gehad in Deventer. Ik voelde, dat ik banger was dan vroeger en ik vond het zoo onlogisch, zoo vreemd, dat wij, ouder wordend, ook vreesachtiger worden voor leeven en voor dood. Terwijl wij toch geleerd hebben, dat vreesselijke dingen niet zoozeer te vreezen zijn, en dat de vrees zelf het ergste en leelijkste is. Maar de dapperste vliegenier wordt ook na eenige jaren van zijn gevaarlijk werk vreesachtig. Hij kan niet meer moedig zijn. Wat beteekent dat? Het stadje was aardig, leevendig en bloeyend. Wij zagen in een helderen maannacht de oude buurtjes en ik dacht aan het midden-eeuwsche ontstaan en leeven van de stad. Thuis kwamen de zorgen weer. Ik ben nu loom en slaperig. Zaterdag 16 September Buyig, guur. In Deventer had ik de laatste mooye zoomerdagen, met eigenaardig diepen indruk. Nu is het herfst en de petroleumkacheltjes branden. Maandag had ik een lang gesprek met Br. Hij was alleen thuis en het was rustig en prettig. Hij zei o.a.: „Misschien zijn we alleen op deeze waereld om onze sexualiteit te ooverwinnen." Gister en eergister heb ik hier gewerkt. De geldzorgen zijn nog zwaar. Ik moet zien een goeden tuinman te krijgen en stukken van Walden te verkoopen of te verhuuren. Bt schrijf oover Br. Soms schijnt het me heel makkelijk nog een laatste wending te maken en geheel te gaan leeven oovereenkomstig mijn geweeten. Maar het is mij met moogelijk het te forceeren. Het moet van zelve koomen. Wu Wei. 't Volgend jaar begin ik aan Sirius III. Ik geloof toch, dat ik trachten moet in dit huis te blijven. Maar zonder eenige luxe. In Frankfort wordt de opvoering van de Heks verbooden, omdat ik de voorreede van „J'accuse" schreef. Donderdag 21 September Koud en grijs. Gisteren zag ik met Hans de electrische Centrale in Amsterdam, waar hij werksaam is. Ik voel diepe bewondering voor zulk een geheel. Hier is een prachtig funktioneerend orgaan geschapen voor honderdduizenden. Te zien, hoe daar alles in elkaar sluit, hoe door vernuftige inrichtingen alles automatisch geschiedt, de kooien worden uitgeladen, opgehoopt, gedistribueerd en onder de keetels verstookt, zonder stookers en hoe dan die ontzaglijke krachten electrisch worden omgezet en uitgezonden oover mijlen, de tramwagens drijven, de huizen verlichten, ooveral licht, kracht en warmte verdeelen — dan voel ik bewondering en stichting — en het groote gebouw met de reuzeturbines, die zoo stil en vlot hun duizenden omwentelingen maken in de minuut, het plechtige licht en de ruime frissche zaal — dat is ook aesthetisch schoon. Een schoonheid, die 'n kunstenaar als Heyenbrock voortduurend boeit, ontroert en inspireert. Waarom zouden wij de wonderbare organisatie van een insectenlijf bewonderen en zulk een geweldige en vernuftige schepping als deeze electrische Centrale niet? Maar we zullen het ondergeschikt maken aan de hoogste schoonheid. Wat nu nog door die kracht gedaan wordt is leelijk en droevig, het leeven in die huisjes van Amsterdam. Maar het heerhjke orgaan is er en kan beeter werk doen. Ik at bij Royaards. Hij zal het Skelet niet speelen. Hij heeft te veel op zijn handen genoomen. Ik zal het aan 't Ned. Tooneel aanbieden. Maar onze verhouding wordt er niet door gestoord. We zijn en blijven goede vrienden. Ondanks een heftige uitval van hem, om zijn pro-Duitsche gevoelens teegen Engeland. Hij wond zich geweldig op, zoodat ik er verleegen onder werd. Ik bleef doodkalm. En het was er toch prettig. 's Avonds ging ik met Hans naar de comedie. Caesar en Cleopatra van Shaw. Het spel van Bouwmeester viel mij mee. Het is toch een kranige oude man. Het stuk amuseerde en boeide. Ik had een gevoel alsof ik, met mijn ernst en mijn pathos, daar niet teegen op zou kunnen. En toch vond ik het stuk niet goed. Het schendt klassiek schoone dingen. De vertooning was schitterend. Dat kunnen ze goed teegenwoordig. Ik ben benieuwd of ze het Skelet willen hebben — en wat het doen zal. Vrijdag 22 September Gisteren een voor mij zeer belangrijke zitting. Mijn geloof is nu voldoende gesterkt om de hulp van mijn vrienden aan géne zijde in te roepen tot sterking in mijn strijd teegen zwaarmoed en dorheid en teegen mijn zwakheeden. Men kan zooiets niet doen als men nog twijfelt. Dan schaamt men zich voor zichzelven en vindt zich belachelijk. Maar er werden zulke verstandige en diepe dingen gezegd en ieder karakter was zoo waar, zoö consequent en ook zoo nobel en goed, dat twijfel niet meer bhjven kon. De twijfel moet hen grieven en toch — te goed geloof wordt bijgeloof. Hoe weinigen nog in de waereld zouden hier durven vertrouwen. Ik bedacht, dat ook die chemische en physische inzichten, b.v. oover emanaties, oover nieuwe elementen, berusten op uiterst fijne, subtiele waarneemingen. Hoe weet men, dat een element als radium bestaat? Uit waarschijnhjkheidsooverweeging, samengaand met zeer subtiele ervaringen. En zoo is het ook in de psychologie — de con- clusie, dat men met een waar, eerlijk en zelfstandig weezen te doen heeft, kan men alleen maken door veel uiterst fijne waarneemingen. Het karakter van de vier vrienden is zuiver te onderscheiden. De ster, die de leiding heeft, de driehoek, die niet veel zegt, maar toch in den kring hoort, de spiegel, Samaritaan die ons het treffende verhaal van Jezus doet en het kruis, rechter Hatch, die het meest luchtig, waereldsch — maar ook diepzinnig en ruim is. En zij beloofden mij te helpen, als ik hun hulp inroep teegen mijn droefgeestigheid. Ik zal hun vragen om onmiddellijk Jezus' hulp te vinden. De ster verweet mij, dat ik nog te veel twijfel laat aan de menschen, waardoor ze ongetroost weer van mij heen gaan. Ik moest ziel en lichaam meer bijeenhouden. Het lichaam nader brengen bij het zielsideaal. En het weeten — het blijmoedig weeten, dat ik helaas niet gestadig voelen kan — oover het gevoel doen heerschen. Zaterdag 23 September Ik heb hun hulp ingeroepen, des morgens — en ik heb inderdaad niet meer die dorheid en zwaarmoed gevoeld. Ik was innerlijk rustig en voelde ook werkkracht en wat meer zelfvertrouwen. Bt weet nu vrij naauwkeurig waarteegen ik te strijden heb en wat ik wil. Als jongen had ik ook die perioden van onverschilligheid en van vasten wil tot goed en rein zijn. Maar nu zijn die golven veel dieper en de vrije tijden daardoor machtiger. Ik zal nu kunnen volhouden, wat de knaap niet kon. Deezen morgen was het nog beeter, want toen ging ik den dienst bijwoonen in de R. K. kerk voor H.B., de vriendin van M., die plotseling gestorven is. Ik ging er heen om neegen uur, voor ik ontbeeten had en wist niet of het slagen zou. Maar het slaagde geheel, zoozeer zelfs, dat ik gelukkige verruimende tranen schreide in het kerkgebouw. Er was niets stoorends en ik bad voor de ziel van de heve gestorvene en ik bad tot mijn vrienden en tot Jezus. En de dag is weer rustig en goed, eeven als gisteren. Ik heb het plan een nieuwen tuinman te laten koomen en ik zag alles meer hoopvol aan. Wel vergat ik niet de min of meer onheilspellende woorden van de voorlaatste zitting, toen gesprooken werd van „lichamelijke behoefte", van „nooden door mensch op mensch gestort", van het niet er onder hjden van mijn werk en van het nu „voorbereid" zijn. Maar er wordt ook steeds gesprooken van den „helper", die spoedig verwacht kan worden en die een mensch is en zich terstond zal laten kennen. Als dat uitkomt, dan is natuurlijk alle twijfel voor goed verdreeven. Vrijdag 29 September Deeze gansche week heerlijk herfstweer. Ik ben werkelijk deeze week veel rustiger en blijmoediger geweest. Ik heb mijn vierde artikel oover Br. geschreeven. Bt corrigeer Kabir's verzen en lees in een oud romantisch Duitsch boekje, uit den Jean Paul tijd, kwasi-Oostersch en zoogezegd uit het Sanskriet vertaald. Maar er staan zeer wijze en goede dingen in. Ik roei ook wel en het is buiten zeer mooi met de verkleurende bladeren. Zondag i October Gisteren begon de weemoed weer, het gelukte me nog die te bestrijden. Maar van morgen was het weer zeer erg. Het is koud grijs weer, er ajn geen gunstige berichten. Ik voelde weer den twijfel en de machteloosheid. En dan valt het ook weer zoo moeyelijk te bidden en te gelooven. Dat is dus een vicieuze cirkel. Bt wil mij graag oopen stellen — de vroomen zeggen immers, dat God moet vullen, wat ik oopen stel, dat Hij nog meer verlangt naar de Vereening dan ik zelf. Maar dan weet ik zeeker niet goed, hoe dat oopenstellen moet gaan, hoe ik het doen moet. Want de twijfel blijft. Zijn die berichten van mijn vrienden waar en betrouwbaar ? Bt heb immers nog geen enkel bewijs van indentiteit. Bt zie alleen een consequente persoonlijkheid met goede eigenschappen. Maar ik weet immers, hoeveel bedrog er moogeUjk is, hoeveel illusie, hoeveel zelf-suggestie. Hoe vaak ben ik zelf dupe geweest van mijn goedgeloovigheid. Dat voorspellen van dien helper, dat juist de troost moest zijn, dat brengt juist den twijfel, omdat het te mooi is om te gelooven. En zie ik niet die goedgeloovigheid bij menschen als Gutkind en zelfs bij Br. als een zwakheid? En dan durf ik den twijfel niet neerschrijven, uit vrees van de waarheid te verdrijven en de vrienden te beleedigen. En ik weet toch, hoe onverbiddelijk de waarheid en de Almacht is. O mijn Vader, onze Vader, kan ik de aanvangswoorden van Uw heilige les niet zeggen met volmaaktheid van begrijpen? En kan ik in zulk een gemoedsstemming anderen toespreeken en troosten? Dagboek fragment 1915 Maandag 9 October Steeds vrij goed, zoel, winderig weer. Ik heb het toch gedaan, anderen toespreeken en troosten. Ik had er geen zin in — maar vooral de tweede maal, in Dordrecht, voelde ik dat ik beeter sprak en ook beeter voordroeg dan ooit. In A. logeerde ik bij Ati, mijn jongensliefde. Het is wel opmerkelijk dat zij, ook nu nog, zoo bemind is door haar kinderen en ieder die haar kent. Ze is niet mooi, maar ze is vol humor en goedheid. Nog nooit heb ik mijn hart teegen haar uitgesprooken, oover die oude liefde. En ik voel het alles nog of het gisteren was. Ik heb heevige bitterheid teegen haar gevoeld en soms noem ik het een misdaad, wat ze mij deed, een onrecht. Ik heb haar geraden, Spittelers Imago te leezen. Dat is een wonderboek, zoo diep en waar. Dat past op haar en het oude geval tusschen ons. Ik sprak de tweede maal in Dordt en logeerde bij den remonstrantschen dominee, een ongehuwd man, jong nog. Wij spraken aan 't ontbijt oover den historischen Jezus. Hij geloofde er niet aan, e evenals Drews en Bolland en ik zelf vroeger. Toen ik er gisteren op de séance oover sprak, kwam de verzuchting van den „Samaritaan": „Moeten ze dat Jezus nu óók nog aandoen!" Daarin lag iets zoo echts en aandoenlijks. Na zooveel leed en miskenning ten slotte nog geheel weggeredeneerd te worden! Wij zijn allen getroffen door het lieve, eedele karakter van den „Samaritaan." Mevrouw X. en haar dochter zijn nog zeer kinderlijke menschen. Misschien is dat juist de bedoeling, om te toonen, dat ook die deel moogen neemen aan de communie, die Jezus bedoelde. 17—155 Voor mij is de opgave nu vrij eenvoudig en duidelijk. Als de helper komt, dan is ook alle twijfel opgeheeven. Komt die niet — dan ben ik nog niet ontmoedigd, maar volg het innerlijk licht, zooals altijd. Br zou zoo graag een dichtwerk maken, dat eeven geschikt was als „Kindjes glimlach'' en een avond vulde. Als ik goed voorbereid ben, dan kan ik ook zeer goed voordragen. Physiek voel ik mij altijd zeer versterkt na een voordracht. Bt was in de comedie van Heyermans, op een matinee, waar ze de „Spaansche Brabander" gaven. Er werd goed gespeeld en het was een goede vertooning. Maar de grofheid van het stuk hinderde me zóó, dat ik weg hep. Hoe veel hooger staat een stuk als Vasantasena! IJsbrand is in studie. Des middags dineetje bij Roll. Zoogenaamd vegetarisch, maar zeer weelderig, met veel lekkers en champagne. Het hinderde me dat Br. daarin zoo toegaf. Dat is een zoo hooge, geestelijke natuur onwaardig. En ik voel alsof ik Henriëtte Roll niet kan verdragen tusschen hem en mij. Ze werkt ongunstig en ik voel mij niet oprecht teegenoover haar. Ze is me nog te sterk. Bt was van plan niet mee te doen aan haar fuif — wel er bij te zijn, maar geen wijn te drinken en vroeg weg te gaan. Maar bij 't zien van haar versierde tafel en haar plezier gaf ik toch weer toe. Mijn nichtje Meta uit Indië, oudste dochter van mijn broer, kwam onverwachts. Een teer, kinderlijk, goedhartig, hulpeloos, zwak Indisch vrouwtje. Vrijdag, 13 October Vandaag het gevoel van een gewigtigen dag. Ik ben rustig. Gisteren repeteerde ik IJsbrand. Het zal wel gaan, maar ik heb er geen bizonder plezier in. Heijermans fatsoeneert het naar zijn ideeën en ik moet weer, als minder theatraal geroutineerd, toegeeven. Ik verheug mij wel op Minnestral. Dat wou ik toch graag gespeeld zien. Den mensch IJbrand vind ik nu minder wijs, minder diep en beminnelijk dan vroeger. Ik zou het nu zoo niet meer schrijven. Dr zag in mijn dagboek van 1908 de groote plannen, die nog leeven in mijn hoofd en neem mij voor nu voortaan reegelrecht aan het beste en grootste te gaan wat ik wil, of ze nu Het Skelet speelen en bezoeken of niet. Eergisteren kwam een brief van Bjerre, waarin hij mij uitnoodigt namens een geheim comitee in Stockholm, naar Parijs met hem te gaan, ter wille van den vreede. Hjalmar wil ook mee. Ik schreef hem heeden, dat ik natuurlijk tot alles bereid was wat tot zulk een einde kon voeren, maar dat ik sterk twijfelde aan de moogelijkheid nu reeds. Ik vond vandaag iemand wel bereid bier Waldens exploitatie te beheeren, beeter dan tot nu toe. Ik las de diepe versjes van Angelus Silesius. Zondag, 15 October Nog storm, guur. Gisteren weer lange zitting. Er kwam terstond een passend antwoord op mijn vraag naar den brief uit Zweden. Wij waren allen onder den indruk van de buitengewoone beminnelijkheid van onzen vriend en broeder, den „Samaritaan". Woensdag 18 October Guur en reegenachtig. Gisteren een dag in Amsterdam. Met Roelvink en Van Riemsdijk oover Het Skelet gepraat. Ik moet „omwerken" en daar heb ik geen plezier in. Ze hebben geen ongelijk, maar het zal mij veel moeite kosten mij weer geheel op dat stuk te concentreeren. Het zat goed in elkander, maar het effekt is twijfelachtig, omdat de groote scène te vroeg is aangebracht. Die moet ik nu verplaatsen en daarmee ontwricht ik mijn eigen bouwsel. En dan al die koomende drukte. De voordrachten, de repetities, de vreedesmissie. God helpe me! Zondag 22 October Hard gevrooren, helder, zonnig. Deeze vlek op mijn dagboek is wel symbolisch. Mijn vulpen scheen het te weeten. *) Tusschen Woensdag en heeden liggen de zwartste dagen van mijn leeven. Een voordracht te Nijmegen, waar ik mij al God-verlaten voelde en waar ik ook niet goed sprak. Het Duitsche meisje, dat ook in huis was genoomen door mevrouw Str. Ze roerde mij door haar vermagerd gezichtje en ingezonken oogen, oogen toch leevendig en aardig, waarmee ze alles vol belangstelling waarnam. Een slachtoffer weer van de vervloekte pruissische bende. De repetitie van IJsbrand ging goed en ik voorvoelde geen kwaad. Maar Zaterdag werd het afzichtelijk duister in mij. Dr werd zoo ellendig en oovergevoehg als ik nog nooit geweest ben. Als dat ooit nog erger wordt, wat dan? Ik heb veele malen *) In het dagboek bevindt zich in de aanteekeningen van 18 Oct. een zeer groote inktvlek. (Noot v. d. uitgever). mijn vrienden gebeeden, ook Jezus, maar het baatte niets. Ik zag eerst nog al wat pubhek koomen, maar toen het leeg bleef, zonk ik geheel en al in. Is dit dan de uitkomst na zooveel jaren kamp, dat Amsterdam nog geen paar honderd menschen heeft, die belangstelling voelen voor zulk werkt De goeye Heijermans trachtte mij op te fleuren, maar ik nam lafhartig de vlucht. Ik kon het laatste bedrijf niet uitzien. Ik zat in de koffiekamer, met mijn handen voor de ooren. Mijn vrouw was goddank bij me en samen gingen we stilletjes naar huis. Van nacht werd ik telkens wakker en dan zag ik het leeven, dat ik weer zou moeten beginnen den volgenden dag, als een afschuuwelijk vooruitzicht. Hard, schrijnend, onverbiddelijk, dor en leeg. Ik ben niet ziek maar zoo somber als een gezond mensch maar zijn kan. Een oogenblik dacht ik, dat ik mijn hjden begreep. Ik vond het stuk IJsbrand niet goed meer. Die man is te hard, te liefdeloos, te gewelddadig. Ik heb er geen hefde genoeg in gebracht. Ik zou het zóó niet meer kunnen schrijven. Minnestral is beeter. En ik had ook al gezegd, dat ik mij nu meer verheugde op de opvoering van MinnestraL Maar ik weet niet of dit wel de oplossing is. Het gaf maar een korte verligting. En de totale afweezigheid van mijn vrienden in mijn geest, deed mij ook weer twijfelen. Waarom sterkten ze mij niet? Ik heb toch mijn best gedaan? Ik heb ze geroepen, ik heb toch gesprooken zoo goed als ik kon. Waarom heten ze mij zoo martelen? En nu schaam ik mij, om mijn lafheid. De acteurs kreegen ovaties en ik hep weg. En dit maakt alles nog erger. Woensdag 35 October Helder weer, maar koud. Het pijnlijkste is nu voorbij, maar de schaduw is niet weg. Ik hoorde Zondag, dat de opvoering een groot succes was en Heijermans schreef vriendelijke brieven. Morgen gaat het in Den Haag. Maandag zou ik met de Amsterdammer-redactie naar Haarlem gaan, om voor een film te poseeren. Ik zocht besluiteloos naar een uitweg, omdat ik er geen lust in had. Ik wilde afseinen, toen wilde ik in Amsterdam ontsnappen, maar de auto stond te wachten. De autorit was prettig — maar in Haarlem zag ik die filmvoorbereiding en de comedie, die we moesten speelen en toen werd het mij te machtig. Dr vond een achterdeur oopen en ontsnapte. Het geeft toch altijd moeyehjkheeden, als zulke verschillende natuur en samenwerken. Van Hamel met zijn activiteit en ambitie weet toch zijn zin door te drijven. Dinsdag week de melancholie wat en maakte plaats voor een zoeter weemoed, meer week en droevig. Zoo kon ik bijna schreien en ik dacht aan de twee groote tranen, die uit Paul's oogen gleeden, toen hij hoorde, dat hij longontsteeking had. Hetgeen hij terecht verstond als zijn vonnis. „Beklaag mij om mijn tranen niet, geheiligd kind, Ge weet, dat in dien vloed mijn hart zijn vreede [vindt." Br kreeg een brief van Logan's moeder, waarin ze schreef, hoe mijn waarschuuwen goed effect had gehad. Ze had nog van drie andere, psychisch gevoeligen eenzelfde waarschuuwing gekreegen. Logan had veel geschreid en teekenen van diepe smart gegeeven. „I must do this thing" had hij steeds geroepen en ook: „Mother, why have you bom me now?" Gisteravond las ik Minnestral. Ik wou het toch graag zien speelen. Nu werk ik Het Skelet om. Ati was Zondag hier. We deeden een groote wandeling. Vrijdag 27 October Guur. Ik sprak eergisteren avond in Delft en at en logeerde bij F., mijn eenigen schoolvriend. Hij is nu een groot man in zijn vak, machtig industrieel. Ik sprak voor een volle zaal en het was iets beeter dan in Nijmegen. Maar ach! het is zoo anders als vroeger. Ik schijn wel meer indruk te maken, maar ik voel veel minder plezier in het werk, ik zie er teegen op, ik heb er weinig voldoening door. Gisteren hoopte ik op de séance, maar T. was te moe om te koomen. Toen was ik natuurlijk nog droeviger. We hebben allen zooveel behoefte aan die zittingen, aan dat verkeer met onze vrienden van génerzijds. Ik kon prettig met F. praten. Hij is een krachtig type en ik vind hem toch ook beminnelijk. Br houd nog van hem, net als vroeger. Zijn vrouw is een echt Hollandsche, lieve verstandige vrouw. Hij heeft goed gekoozen, vrouwen-vijand als hij was. Ik ben droevig en kleinmoedig. F. vertelde mij hoe geweldig we tusschen Duitschland en Engeland in de klem zitten. Leeveren we geen suiker aan Duitschland, dan krijgen we uit Duitschland geen kolen en geen ijzer meer. Leeveren we wel suiker, dan krijgen we uit Engeland geen lood graan meer. En Roemenië, dat nu verpletterd dreigt te worden! Zondag 29 October Zonnig en koud. Met inspanning dwong ik mij gisteren naar Amsterdam te gaan om de acteurs te bedanken, Lobo een krans te geveen. Ik was en bleef zeer droevig en het is nu nog zoo. Het succes was weer groot, maar de schouwburg was zeer slecht bezocht. Ook in Den Haag was het bezoek slecht geweest. Ik was niet erg teleurgesteld, ik verwachtte het. Het schijnt me, dat als ik wat opgebeurd ben, dat ik dan ook kreegel en strijdlustiger word. Dan komt de bitterheid tot uiting, na al wat ik geleeden heb. Gisteren vond ik mijn naam booven aan de hjst van de commissie voor het jubilee van Jan C. de Vos. Ik heb me weer laten bepraten. En toen dacht ik, als ik daar dan toch spreeken moet, dan zal ik ze hun vet geeven. Zóó, dat niemand er oover denken Zal mij weer in een commissie te vragen. Van middag weer séance. O, ik heb geen woorden voor de weemoed van mijn hart. Gister daagde weer het gedicht in mij. Het geluid is van de epische verzen uit Minnestral: „Zij stond op eenen heuvel en bezag het aardsche land, dat bloeyend voor baar lag." Maandag 30 October Storm. Gisteren een lange zitting, waarop wij de teekejning van Jezus kreegen. De groote hjn het door den Vader uitgezonden leeven, de boogjes, de perioden van het menschehjke leeven, dat terugkeert tot den Vader. Zeeven tijdperken. De groote hjn altijd digtbij. Ik werd bedankt voor mijn werk en zeer opbeurend toegesprooken. Ze hebben mij in een nieuw boogje gebracht en dit gaat met smart. Ik was aan 't eind van den dag veel verligt. Maar hoe kon een zoo kinderlijk en kinderachtig persoon als mevrouw X. tot ooverbrengster worden gezocht? Ze zegt telkens de malste dingen en denkt steeds oover geld. Dr las in een brief van haar dochter, dat Tagore in Amerika is en welk een diepen indruk zijn voordrachten maken. Ik hoop, dat hij naar Europa komt. Ik schrijf nu een nieuw — derde — bedrijf van Het Skelet. Dr durf nu beeter, gesteund door mijn vrienden. „Ik ben Uw broeder," zei de „Samaritaan," toen ik hem dankte. En ik was tot tranen geroerd. Mevrouw X. stelde een „gedachtevraag", zonder te spreeken en er kwam onmiddellijk een beslist antwoord. „Samaritaan" zeide: „De mensch houdt vast aan het tijdsbegrip, omdat hij er behoefte aan heeft, wij — in het onaardsche leeven — hebben er geen behoefte aan." Mijn leed en depressie is geen ongunstig teeken. Ik moet nog veel doen, zei „Samaritaan" en mijn broeders zouden niet toelaten, dat het mij te zwaar werd. Donderdag a November Zoel, reegenachtig. Nu is het herfstschoon eerst recht begonnen, de glorie van het gouden loover in het bosch. Gister scheen de zon er op. Dinsdag was de eerste openbare les van Jaap. Het was vol en hij sprak rustig en vast, zelfs wat afgemeeten. Maar zijn reede was diep en rijk. Er waren veel bekenden. Br. vond deeze toespraak veel beeter dan zijn dissertatie. Jacob weet de dingen zoo stellig en naauwkeurig, hij omvat ze door zijn groot geheugen en zijn scherp intellect en hij kent toch, als dichter, de intuïtieve waarheeden. Br. zei, dat hij wel een sterke strooming zal veroorzaken. Br was recht droevig, zooals gewoonlijk — maar het deed mij toch zeer goed. Het luisteren en het bijwoonen van het vroolijke maal bij Jaap aan huis. Bt had gevraagd: geen vleesch en geen alcohol. Maar het was toch een rijk maal en ze waren allen zeer joolig. Gisteren was ik in Haarlem. Vrijdag 3 November Neevelig en koel. Hoest en verkoudheid — en bij alles minder draagkracht, minder veerkracht. MoeyeUjkheeden in de Groene waar Top Naeff een schampere bespreeking van IJsbrand had ingestuurd, die al gedrukt was toen ik aan de drukkerij kwam. Bt sta daar alleen in die Redactie. Ze doen hun best mij te ontzien, maar ze begrijpen me niet en dan koomen er toch botsingen. En ik kan niets missen. Gister avond séance, waarin de zeevenvoudige leevensperioden nader werden aangeduid in volgorde: 1. Zielsinzicht. a. Het naderkoomen tot den Vader. 3. Het voelen van 't verschil tusschen waereld en hiernamaals. 4. Het leeven naar den Vader. 5. Het samenleeven der ziel met het lichaam, door den geest. 6. Het zoeken naar God. 7. Vergeestelijkt leeven. T. voelde nog steeds zeer droevig. Bt kan niet voelen wat ik weet. Het is of ik de ellende» die stellig koomen moet. de verzwakking en vereenzaming niet zal kunnen dragen. En ik zie niet, hoe het vergoed zou kunnen worden. Zoo erg is het. Aan dit bedrog kan ik mij niet ontworstelen. Eergisteren liep hier een jonge vrouw, een vriendin van G. door het bosch te gillen. Men zegt dat ze overspannen is geworden door de ziekte van zijn vrouw. Ze gilde en gebaarde en haar haren hingen los. Zoo is de waereld. Zaterdag 4 November Zoel en stil, 55% zeer donker. Bt hoest veel. Maar ik voel me niet ziek genoeg om in bed te blijven. Ik moet nu maar zorgen, dat ik Dinsdag spreeken kan — en Woensdag. Geestehjk voel ik me nog ellendig — en dit wordt verstrekt door lichaamsmisère en het gevoel dat er geld moet zijn. Bt voel uiterst teeder voor mijn vrouw. Gister had ik nog wat energie. Ik schreef aan het Skelet, aan de toespraak in den Stadsschouwburg en een aantal brieven. Maar het kan mij weinig scheelen. Het Skelet, de omwerking, is weer zoowat blijven steeken. Nu geef ik er niet meer zooveel om. Ik weet niet, of er nog wat van komt. Zondag 5 November Helder weer, niet koud. Nameloos ellendig was ik heeden. Een booze brief van Dr. Plotke, die zoo dapper mijn zaak zou verdeedigen, maar mij nu afvalt, ook omdat ik zijn brief heb gepubliceerd. Een brief van Jaap, heel hartelijk —. maar toch niet mooi, om de vinnige, duivelsche wijze, waarop hij oover Top Naeff schreef. Ik kan het leeven niet meer aan —en mijn strijdbare ideeën blijven toch dezelfde en willen een uitweg. Dan bezorg ik mij moeite en ellende, die mij te zwaar is. Het schijnt zulk een wreedheid mij te dwingen tot een taak, die mij te machtig is, waarvoor ik geen veerkracht en weerstand meer heb. En toch is God niet wreed en Jezus vol liefde. Hoe kunnen ze die ellende willen en hoe vind ik hun helpende hand? Heb ik niet alles beproefd? Vrijdag 10 November Mooi, zonnig herfstweer. De voordracht te Kampen is achter den rug, en ook de toespraak tot Jan C. de Vos in den Stadsschouwburg. Teegen deeze laatste had ik gruuwelijk opgezien en het was een zware lijdensavond. En dat waar alle anderen het blijkbaar mooi en prettig vonden. Ik had een vinnig antwoord aan Top Naeff geschreeven en de heele redactie was verontwaardigd, omdat ik volhield haar artikel met te willen plaatsen. Ik zag haar 's avonds in de comedie, achter tusschen de coulissen. Een mooye vrouw, goedgekleed, met een arrogant lachje. Ik voelde me zoo ver en vreemd van alle menschen. Een sombere eenzame. De toespraak ging wel, hoewel ik er in 't geheel geen voldoening van voelde. Een troostwoord was de verzeekering van De Vos — en van anderen — dat ze blij waren, dat ik dat gezegd had. De Vos hep zelf rond met een plan voor een waarlijk nationaal theater. Ik shep in American. Eenzaam. Ik lunchte alleen en ging toen naar de redactie, die mij wachtte. Ik had het daar moeyelijk en deed niet anders dan zwijgend toehooren. Maar ik kon niet toegeeven. Wel beloofde ik een onderhoud te willen met Top Naeff en C; C. deed mij sympathiek aan, hoewel hij het krachtigst teegen mij opponeerde. Maar zijn code van journalistieke eer was er mee gemoeid en dat zei hij op mij heel sympathieke en mij treffende manier. Vandaag is alles dorre ellende. Ik bedacht, of ik niet door de groote hefde tot mijn vrouw mij uit de droefheid kon heffen. Maar ik kan niet tot zulk een inspanning koomen. Ik voel me innerlijk verlamd, aan mijn stuk kon ik niet werken, aan mijn verzen e evenmin. Wat ik las van mij zeiven van vroeger, leek mij onbeduidend. Ik ben in dit rampzalig oord gezet tot kwijting van mij niet bewuste schulden. Dat voelde ik nog als echt en juist. Bt zie ook niet hoopvol uit naar de zitting van morgen. Het is alles nu ooverdekt met de graauwe schaduw. En toch weet ik het vreugderijke leeven vlak naast mij. Maar het is alsof ik er van ben afgesneeden. Mijn droom was oover het Noorden, oover ijs en sneeuw. Maar niet zoo dor en droef als de dagelijksche ellende. Ik zag, dat Rornain Rolland en Heydenstamm de Nobelprijzen hebben en het interesseerde me bijna niet. Ik wist het wel en ik gun het Romain Rolland graag. Maar als het zoo voortgaat kan ik niets meer doen. Dan moet ik ziek worden. Ik dacht soms al aan een hospitaalbed, als een rustplaats, waar alle verantwoording ophoudt. Maar ik zal strijden, zoolang ik kan, tot ik beslist niet meer kan. Ik zag gisteren de schilderijen op St. Lucas. Een wonderbaar mengelmoes. Maar toch meer leeven en kracht dan vroeger. Veel portretten, maar zeer weinig goede. Twee mooye Heyenbrocks. Zaterdag n November De slaap en de droomen waren vrij goed. Maar toen het waakbesef kwam, griezelde het mij, om den dag, die weer te wachten stond. Het is hier zoo dor en zoo leelijk, wij zijn zoo hulpeloos en zoo stumperig. Dr heb niets om op uit te zien als troost of verkwikking. Dr heb geen zelfvertrouwen meer en daardoor geen lust in mijn werk. De toekomst is duister — ik heb niet genoeg gezorgd — ik word minder productief en kan onder deezen druk heelemaal niets. Van Hamel sprak van mijn „pessimisme". Ik vond dat woord in 't geheel niet juist. Hier in de hut vervolgen mij de harmonica's van de soldaten hierachter. P. moet veel te veel geld hebben om de zaak rendabel te maken en ik weet niet hoe 'k rondkom. Ik ben mijn leeven lang een optimist geweest en ben dat nog. Dat wil zeggen: ik geloof in Gods volmaaktheid en hefde. Ik heb mijn leeven lang getracht mij voor te bereiden op alle leed en teegenspoed — en ik waande mij gewaarborgd teegen dit leed, juist omdat ik mijn hoop nooit stelde op lager vreugde, op succes of uiterlijke voldoening. Maar nu vind ik het een noch het ander. De leevenszorgen drukken eeven zwaar en van binnen uit komt geen licht. Inteegendeel, het wordt steeds droever en somberder. Tagore spreekt in Amerika, teegen het nationalisme. Hij heeft gelijk, maar daar begrijpt men hem niet. Dt heb een flaauwe hoop, dat hij hier komt. Wij Hollanders zouden hem het best van al begrijpen. Ik was van morgen op 't kerkhof en bad en schreide op het graf van mijn jongen. Zondag 12 November Vrij luuw herfstweer. Wij gingen zonder veel hoop naar Amsterdam, doch wij werden beschaamd — want onze heve vrienden hielpen ons merkbaar. T. voelde de uitwerking van hun kracht zeer duidelijk. Zij kreeg ontspanning en verligting. Ook ik-zelf voelde iets van meerder vreede en berusting in mij koomen. Wij kreegen het verhaal van den Oosterschen hoofdman, die Jezus als een „schoon voorwerp" bewonderde. Ik ben vandaag wel beeter. Hoewel die beeterschap nog ver beneeden de blijmoedigheid blijft van oude dagen. Ik kreeg een raadgeeving, die nog tamelijk raadselig klonk. Maandag 13 November Heerlijk zoel, zonnig weer. Ik zou beeter worden, als ik hier rustig ongestoord aan 't werk kon blijven. Maar ik moet voordrachten houden en op redactievergaderingen zijn en mijn stuk vordert daardoor niets. Dat is wel een zware beproeving, dat mijn dramatisch werk zoo zonder effect blijft. Ondanks het succes doet IJsbrand het blijkbaar niet. Ik hoor er niets meer van. En Royaards houdt zijn woord niet — en van Torribio hoor ik niets en de Frankforter opvoering is voorgoed verkeeken. Ik ben reedelijk. Maar ach! nog zoover van de vroegere sereniteit. In den nacht, in de droomen is de zwaarmoed weg of minder sterk. Démonen zie ik nooit meer. Maar vroeger was de dag b lijder dan de dr oomnacht. Nu zie ik teegen den dag op, terwijl de droom hetzelfde is als vroeger. Vrijdag 17 November Vorst, 280. Dr sprak Dinsdagavond in Deventer voor een volle zaal. Het ging vrij goed — ik voelde wel gesteund. Maar er ontbreekt toch nog iets aan. Mijn neef W. zei, ik moest ze zóó toespreeken, dat ze schreiend elkaar in de armen vielen. Maar hoe kan ik zoo spreeken, zoolang ik zelf nog in de schaduw leef? Ik praatte lang na met W. en hij sprak zijn hooge verwachting omtrent mij uit. Ik kon, als ik wilde, de Leider zijn, die de menschheid behoeft. Zoo sprak hij. Hij wist maar één mensch, die een waar drama kon schrijven en dat was ik. Ik luister in zulke gevallen met een geheel effen gezicht en laat spreeken. Ik wacht af, spreek niet mee, noch teegen. Het hangt immers alles af van mijn geleiders. Ik ben bereid, zoodra ik de kracht voel. Maar hoezeer heb ik niet geleerd mijzelven niet te ooverschatten. Als ik moet, als ik mijn taak duidelijk zie — dan zal ik niet weifelen. Ik voel, dat de toespraken, die ik houd, onvolkoomen zijn. Daarom zie ik er ook telkens teegen op. Ik voel ook, dat ik nog kracht in me heb en gelukkig zou zijn, als ik die terecht aanwendde. Maar ik heb de rechte uitweg nog niet gevonden en ik kan niets geforceerd doen. W. zei ook, dat het ongeluk der menschen was hun vrees voor den dood. Hij gelooft, dat de dood de hoogste verrukking kan zijn — en hij verbond dit met de hoogste liefdesextase van de vrouw, die dan ook zegt: „Je meurs." In sexueele zaken is zijn intuïtie niet betrouwbaar. Ook zijn blinde vereering voor Sch. gaat zeeker te ver. Hij waarschuwde mij voor den invloed van Borel en ook van Br. Hij zeide te weeten, dat veele menschen het jammer vonden, dat ik zooveel om Borel gaf. Ook hierop zweeg ik. Den volgenden dag deeden wij een heerlijke rit te paard, met een lange galop, buiten Deventer. Ik kwam verfrischt en gesterkt thuis. Ik vertaalde een reede van Tagore in Japan. Nu moet ik eerst Het Skelet afmaken. Zaterdag 18 November Straffe vrieswind uit het Oosten. Het weer is ellendig. De vrieskoude waait door 't heele huis, dat toch al tochtig is. De tocht naar school met de 18—155 kinderen was bar, oover de hei. Hoe moet dat gaan als het Januari is en de brandstof zoo duur en de inkomsten zooveel minder dan verleeden jaar. Toch ben ik vanmorgen energieker en actiever. Gisteren las ik met aandacht het verslag van de laatste zitting. Het trof mij weer door den zamenhang en het mooye karakter. Ook las ik een artikel van Valborg oover Michel Angelo. Ook dat trof mij zeer en ik bedacht, hoe de Gutkinds altijd zeiden, dat ik op Michel Angelo leek. Ik vond nu kracht, weer aan Het Skelet te schrijven. De aarde is graauw en dor, maar ik voel alsof ik een tunnel graaf, dag in, dag uit en het doorbreeken naar het licht verwachten kan. Ik voel werkehjk meer steun. Zondag 19 November Somber, koud weer. Temperatuur bij 't vriespunt. Barometer 740. Storm bedaard. Br schrijf aan 't Skelet. Gister herlas ik Kleine Johannes II en III. Vrijdag 34 November Koud en winderig. Maandag schreef ik het Skelet af, in de omwerking. Ik was eerst matig tevreeden, later beeter. Dinsdag ging ik naar Zierikzee. Het was een mooye dag en St voelde de morgenvreugd van het op reis gaan in den vroegen morgen. Alles licht en helder en actief. Ook het spreeken in Zierikzee was goed, ik voelde veel steun. De reis was lang maar mooi, door 't heldere weer. Vooral de bootreis op de Zeeuwsche stroomen. Ik logeerde bij den notaris. Goede menschen, groot, kleinsteedsch huis. Volwassen kinderen, die niet thuis waren. Ik maakte ook kennis met den Waterstaats-ingenieur V. Hij was getrouwd met een dochter van mijn intiemsten schoolvriend, mijn eerste vriendschap, H. E. Ik herkende in het heve gezichtje van die dochter haar moeder, de ik 't laatst zag als kind. Ik herinnerde mij een kinderbal, waar zij was en E. was toen al haar vrijertje, maar hij vond goed, dat ik haar een zoen gaf. Het stadje Zierikzee was prachtig, den volgenden morgen. De mooye poorten, de haven, de stadsgezichtjes, het raadhuis. Prachtig. En ik vertrok zeer tevreeden en rustig. Beeter dan in langen tijd. Ik voelde mijn vrienden. Bi Rotterdam had ik een droeve inzinking. Maar ik sprak nog bizonder goed. Ik zag ook, dat IJsbrand er weer gespeeld werd. Br sprak voor jonge menschen oover Kleine Johannes II en III. Ik zal dat meer doen. Ik kwam nog 's nachts om één uur thuis. Gisteren séance in Amsterdam. Br was eerst bij Henriëtte Roll geweest. Br voelde vrij goed, maar van morgen was 't weer minder. Op de séance werd ons gezegd, dat binnen vier maanden onze helper met mij in verband zou koomen. De vrienden waren zoo goed voor ons en spraken zoo mooi. Twee dingen brachten wat stoornis in mijn sereniteit. Ten eerste het hooren, dat mijn vijanden nog eeven fel teegenoover mij staan, zooals bleek uit een leezing oover literatuur door Herman Robbers. Onze vrienden zeiden, dat oover zulke „insinuaties" in den kring niet gesprooken mocht worden. Een weinig droef maakte mij het antwoord van den „Samaritaan" op mijn vraag of ze ook kleuren waarnamen. Ik had verwacht: Oneindig veel nieuwe kleuren. Maar het antwoord was: géén kleuren meer, omdat er geen behoefte aan was. Er was grooter schoonheid. Maar dan het Zoomerland en het blaauwf Ook zeide „Samaritaan", dat de ziel na het scheiden geen lichaam had, van welken aard ook. De ziel heeft geen leeftijd en geen lichaam. Maar het lichaam, waarin Jezus opstond, was een vergeestelijkt lichaam, dat zich op meer plaatsen tegelijk kon manifesteeren. Jezus' stoffelijk lichaam verdween, zooals het ontstaan was, door Gods macht, voor ons geheim. Toch wordt steeds herhaald, dat de brieven van Hatch niet in teegenspraak zijn met de woorden van „Samaritaan." Vandaag naar Schoonhoven. Ik zal bidden om kracht. Zondag 26 November 1916 Reegen en hagelbuyen, maar mooye wolkenluchten. Schoonhoven was ook een goede avond. Het stadje fraai aan de groote rivier de Lek gelegen. Een poortje van 1601. Een kerk, die jammerlijk verminkt en bedorven was. De tooren hing scheef en drukte de geheele kerk op zij. De kerk schandelijk gepleisterd en geschilderd, de ramen, alles eeven leelijk. Het stadhuis was van ouder metselwerk. Witte groote steenen — eevenals het mooye stadhuisje van Gouda, dat ik op de heenreis bekeek. In Zierikzee was de teegenstelling tusschen den ouden bouwstijl en den neegentiende- eeuwschen wel het sterkst, in den tooren en de potsierlijk afzichtelijke kerk er naast, kwasi-grieksch. En dat ge- bouw kostte nog ƒ 150.000. Een monsterachtig gewrocht. In Schoonhoven ook dezelfde ontaarding en gemis aan smaak. De goudsmidskunst bestaat er nog. Misschien is de prachtige miskelk van Jacoba van Beyeren er wel gemaakt. Maar de smaak is totaal verdweenen. De goudsmeeden werken er voor namaak antiek en voor de boeren — die oorlogswinst maken. De arbeidscondities zijn allertreurigst. Ik logeerde bij de familie...., klein gezin, de vrouw erg gedesequilibreerd. Ik deed al mijn best haar rust te geeven. Door mijn sterke oovertuiging, dat alle neurose van uit de ziel — van uit het goddelijke en van daaruit alleen — kan genezen worden. Dit is de nieuwe weg voor de psychiatrie — en daarom gaf ik mijn praktijk op en zocht dieper wijsheid en een vaste leer. Dr sprak bizonder goed en was ook vrij opgewekt. Ik ging naar Utrecht en zag W. en at bij mijn nicht L. Later telefoneerde ik met T. en hoorde dat er een brief van Bjerre gekoomen was, mij uitnoodigend tusschen 7 en 15 December in Londen met hem samen te koomen. Dat bezwaarde mij zeer en ik viel in. Ik at bij Joop en hoorde 's avonds het concert van Henriëtte Roll. Maar ik was en bleef droevig. Br. was er ook. Het zou een schande voor mij zijn als ik de kans om iets voor den vreede te doen liet voorbijgaan. Maar ik voel in 't geheel niet de kracht en den weerstand, om zulk een missie te volbrengen. Ik ben veel te teer. Een tocht langs het front zou ik kunnen doen — maar een storm op zee, een schipbreuk, een gevangenneeming, zelfs een ruw of despotisch optreeden zou ik niet kunnen ver- dragen en doorstaan. Ik moet wel als eisch stellen, dat we met ons drieën zijn — en dat Hjalmar me hier afhaalt. Toen ik wakker werd van morgen, voelde ik het als een donker en bang vooruitzicht. Ik moet heimelijk hoopen, dat ik voor die taak niet deug. Maandag 27 November Mooi weer. Het is nog slecht met mij. Het gaat slecht op 't oorlogsterrein. En ik voel me beklemd. Ook de geldzorgen drukken me. Gisteren bezoek van Frits Hopman, die een biografie van mij wil schrijven. Dinsdag 28 November Neevel, witgevrooren. Ooveral somberheid en ellende. Er zal langzamerhand wel gebrek koomen. En de militaire partij in Duitschland triomfeert door het neerwerpen van Roemenië. Dat is een van de leelijkste fazen uit den oorlog. Het echec van een der kleine landen, na ruim twee jaren oorlog, dat den moed had om in te grijpen aan den kant van de geallieerden. Dat geeft de bruute kracht meer hoogmoed, dan al hun voorige successen. En voorts is de winter erg somber en mijn veerkracht is weer verdweenen. Ik ben kleinmoedig, zie op teegen geldzorgen, teegen voordrachten—schrik van de moogelijkheid, dat ik zou moeten reizen. Ik heb het omgewerkte Skelet opgestuurd. Ik vind toch in elk geval goed, dat het gespeeld wordt. IJsbrand heeft ooveral.... leege zalen, ondanks gunstige bespreekingen en succes. O, mijn vrienden, mijn Vader, mijn liefste Jezus — hoe lang nog? Vrijdag i December Graauw en koud. Ik lijd zeer onder de kou, omdat die alles naargeestig maakt. Het opstaan des morgens in de koude slaapkamer is ellendig en alles is als verkleumd. En toch is 't nog maar een begin. Ik had een sterke ontroering, toen ik bij Ad logeerde. Eindelijk — voor 't eerst in veertig jaren —| sprak ik oover den ouden tijd, de voor mij heiligen ouden tijd van mijn zuivere en sterke jongensliefde. En toen beweerde ze, dat ze eigenlijk nooit begreepen had, dat ik haar tot vrouw wilde. En ook, dat zij toen volstrekt niet zoo godsdienstig was en dus dat geen reeden kon geweest zijn tot scheiding. Een oogenblik nam ik dat ernstig op en toen barstte ik in tranen uit, bij de gedachte, dat het werkelijk alleen daaraan zou geleegen hebben en dat ik duidelijker had kunnen zijn en dan het leed niet zou geleeden hebben. Het was onzin en ik riep ook onder 't schreien:] ,,'t Is te gek! te gek!" Maar ik was geweldig ontroerd. Maar ik wist heel spoedig, dat er niets van aan kon zijn. Ik herinnerde mij alles veel te goed. En ik vond in mijn oude, dierbare dagboekjes ook de teegenspraak. Ik sprak toen nog, dienzelfden avond en niet slecht. Maar 't gebeurt nu al twee malen, dat ze mij geen geld geeven. Ik sprak eergisteren in de Beemster en logeerde bij den dominee M. Lieve menschen. Een groot koud huis. En zeer gemengd, maar zeer aandachtig en dankbaar pubhek. Een nare reis in een koude, langsame tram. Een vee- en kaasdorp in een vette polder. Ik ben innig naargeestig en zie uit naar Zondag, als de vrienden spreeken. Het geld plaagt en verveelt me. Steeds nieuwe eischen en geen einde aan de zorgen te zien. Maandag 4 December Reegen. Donderdag was ik met mijn vrouw in Amsterdam, om wat voor St. Nikolaas te koopen. Vrijdag bleef ik thuis en schreef weer oover Br. Zaterdag lunchte ik bij L. en zette hem het plan van Bjerre uiteen. Hij toonde veel belangstelling en hielp mij direct met introductie bij den Duitschen gezant. Een beminnelijk en ruim Duitscher, met wièn ik een tamelijk lang gesprek voerde. Hij verdeedigde het Duitsche standpunt en ik wilde daar niet op ingaan. De hoofdzaak was, of hij onze vreedespoogingen bevorderen wou. Hij beloofde terstond naar Berhjn te schrijven. En ik schreef aan Hjalmar en Bjerre. Bt kreeg het idee oover Zwitserland te gaan en van daar naar Parijs. Dit denkbeeld gaf mij meer rust. De vraag is nu of het moogelijk is. En of ik niet te teer en te zwak ben, om het uit te voeren. Want ik ken mijn machteloosheid als ik gedeprimeerd of onrustig ben. Als ik menschen vind als den Duitschen gezant, dan kan ik iets doen. Ik ben toch in belangrijke opzichten wijzer dan zij en heb de oovertuiging dat zij nu verstandig zouden doen, vreede te maken. Er is genoeg geleeden en de oovermoed van Duitschland is wel gebrooken, met al zijn ooverwinningen. De volken moeten zichzelf hervormen. - Ik schreef, dat ik zonder Hjalmar niet reizen zou. Bt weet, dat zijn bijzijn mij rustig en opgewekt zal maken en in staat — zoo ooit — avontuuren te trotse eren. Het lijkt mij met onmoogelijk, dat Berlijn mij helpt. De grootste moeite zal Engeland geeven. Gister weer een lange seance. Br vroeg (mentaal) raad omtrent het plan en mij werd geraden, krachtig door te zetten. Er werd ook verhaald van het oproer in Damascus, waar Jezus alleen door zijn verschijning en zijn gewaad rust bracht. Zijn voldoening toen hij in Elkarnos verslag uitbracht en meende, dat het door zijn gewaad kwam. Maar zij wisten beeter. Ook hoe Jezus Rome meer liefhad dan Damascus of Jeruzalem, omdat Rome met huichelde in zijn verdorvenheid. Het verblijf der vroomen in de katakomben werd verklaard door de neiging om God onder de aarde te zoeken, hetgeen een diepe beteekenis heeft. Woensdag 6 December N.O.-Wind. Neevel. Gisteren met de kinderen St. Nikolaas gevierd. Ook moeder en U. Ik ben reedehjk opgewekt. Alleen teegenzin in 't opstaan 's morgens. Br vergaderde met de Groene en het voelde als bevreedigend en voldoend. Bt moet daarin blijven. Br sprak met Joop en hij meende, dat een oovertocht naar Engeland wel spoedig weer moogelijk zou worden. Bt zal echter met den Engelschen gezant niet oover het plan spreeken, maar alleen een pas vragen. Het gaat slecht met de geallieerden. Misschien is dit noodig om tot vreede te komen. Bt kreeg gister de goede gedachte om Walter Page in het geheim te nemen. Hij moet ons plan voorstaan en is zeer invloedrijk. Donderdag 7 December N.-wind. Grijs en sneeuwig. Ik schreef oover Br. en de vrouwen. Een belangrijk punt, waarin ik nu helderder begin te zien. De sexueele kwestie, waarin ik zoo onzeeker stond, krijgt nu vastheid. Ik keer terug tot de idealen van mijn jeugd. Vooral wat „Samaritaan" zei oover die grenstoestand vol gevaar, als de jonge mensch de ziel in zich gaat voelen, dat leerde mij veel. Dan voelt hij God in zich, maar meent dan ook, dat hij vrij is om te doen en laten wat hij wil. Dat is het moment waarop hij gered kan worden of verdoolen kan. Hier komt oude en nieuwe wijsheid treffend samen. Boekarest is genoomen. De Duitsche generaals hebben een goeden tijd. Hoe ver af schijnt nog de verheldering. De Engelschen zijn in onrust. Ze voelen, dat ze er misschien niet koomen. Dan konden ze nu ook wel vreede maken. Het groote werk moet toch na de vreede gedaan worden. In deezen ruuwen geweldtijd is geen hervorming moogelijk. Zaterdag 10 December Vrij goed, koel weer. Zaterdag weer bij L. geluncht. Er waren de Amerikaansche gezant en Gandolphe, die de Fransche expositie leidt. Br sprak over spiritisme en Fransche kunst. Ik hoorde, dat de zoon van Lodge zich aan zijn vader oopenbaarde. De Amerikaansche gezant geeft zijn functie op. Hij had geen lust meer langer zijn tijd te verdoen met kwesties oover lijnzaad en dergelijke artikelen, Zei hij. L. was het met me eens, dat in de eerste weeken geen vreedesstemming van Engeland kan verwacht worden. Dr seinde naar Hjalmar, maar hoorde niets. Gisteravond weer vrij lange en rijke séance. Ik formuleerde het onderscheid tusschen weedergeboorte en reïncarnatie. Onze vriend „Samaritaan" sprak mij lang teegen, maar op eenmaal begreep hij mij en uitte daar oover zijn vreugde. Weedergeboorte komt voor elke ziel maar eens, één geboorte — uitgaan van den Vader — en één weedergeboorte — terugkeer tot den Vader. Al wat daartusschen ligt is minder belangrijk, al waren het veele reïncarnaties. Niemand kan weeten of hij voor de eerste maal in een lichaam leeft. Voor onze vrienden aan géne zijde is het lichaam zoo onbelangrijk. Wij, die de wondere samengesteldheid er van trachten te doorgronden, achten het veel kostbaarder. Maar voor God is het scheppen van een lichaam niets — en het vergaan er van onbelangrijk. Dat bedenken wij niet. Reïncarnatie, een nieuw lichaam vormen, wordt dus erkend als bestaand — maar het is iets geheel anders als de mystieke weedergeboorte. Er was ook voor 't eerst eenig verschil merkbaar onder de spreekenden. S. wilde iets zeggen (dat het ons niet verontrusten moest als ons leeven niet volgens Jezus' leer was) maar „Samaritaan" vond het niet goed. Hij trachtte ons echter dringend te oovertuigen, dat er geen strijd was tusschen hen. Rechter Hatch schreef nu Hollandsen en verklaarde nu de dingen heel anders te zien. Hij was in een andere sfeer gekoomen — bij de vrienden S. en „Samaritaan" — en was daar als de „Schoone Verschijning". Wat hij in zijn eerste boek schreef, zag hij nu geheel anders in. Hij zou dit ook aan Mrs. Barker zeggen. Bt vroeg of het een soort droomleeven was geweest. Maar hij verzeekerde toch, dat de beschreeven feiten zoo waren geschied. Dat dus ook werkelijk de geest van Nietzsche met hem gesprooken had. Ik lees Jan Luyken en voel mij reedelijk sterk. Bt ben gezónd. Ik zal trachten geduldig vol te houden. Mariatti en ik verwachten beiden een crisis binnen een maand of drie, in den oorlog. Als de ' dictatuur van Lloyd George zonder uitwerking blijft. Onze pooging moet dus nog een paar weeken wachten. Woensdag hoop ik den Duitschen gezant weer te spreeken. Vrijdag 15 December Stil weer, vrij goed. Ik heb veel reeden tot dankbaarheid. Maandag vertrok ik naar Goor en op weg naar 't station kwam de postboode me tegemoet met een lang telegram van Hjalmar. Hij hoopt teegen Kersttijd te koomen. Ik begreep nog niet of hij hier zou koomen of mij in Engeland afwachten. Ik seinde gisteren terug, dat ik beslooten was oover Engeland te gaan, dat de bootdienst hersteld was en dat ik hem hier wacht. Bi Goor logeerde ik bij de familie T., een oude fabrikant met twee dochters. Goede Hollandsche vrouwen. De ongehuwde, die haar hooger moederschap is begonnen, door toewijding voor de menschheid. De oude heer zeer oud, met hoest en knokkel- jicht. Maar niet ontevreeden, niet bitter of geemehjk. Een groot huis met teekenen van langdurige, deftige weelde. Een ledikant met groene gordijnen. Men vroeg me, of ik nog iets miste. Ik zei: „Ja, de beddekwast uit Tante Séréna's huis." De leezing was zeer goed. De menschen zaten om tafeltjes, op ieder tafeltje een plantje of bloemstuk. Vrouwelijke zorg. Den volgenden dag zag ik maar weinig van 't stadje. Een oud plaatsje maar zonder oover blij fselen van den ouden tijd. Een fabriek van netten. Een mooi Twentsch landschap. De Regge stroomt er door. Ik ging door naar Den Haag en lunchte bij den Amerikaanschen gezant. Hij was mij nu sympathieker. En we spraken oover het plan. Hij raadde tenstelligste eerst naar Engeland te gaan en den Nederlandschen gezant te raadplegen. Die kon nog meer doen dan Page. Ik praatte met zijn zoon oover Amerika en voelde weer sterk mijn hefde voor dat land. Ik was als in een Amerikaansche sfeer. Als die barre Oceaan er maar niet tusschen lag. Borel is in een slechte, gevaarlijke tijd en ik vraag of ik hem soms te hulp behoorde te koomen. Ik zal 't morgen aan de vrienden vragen. De voordracht oover de Kleine Johannes was druk bezocht. En het was een groot succes deeze maal. De impressario wou direct nieuwe contracten maken, maar ik wees af met het oog op de reis. Ik sprak weer met den Duitschen gezant en ik vond hem nog sympathieker dan de eerste maal, eenvoudig en eerlijk. Ik zei: „Laten we niet praten oover hetgeen ons scheidt, maar alleen oover wat ons vereent." t o Hij beloofde alle tegemoetkooming van zijn regeering. Hij raadde te reizen oover Engeland en Frankrijk naar Zwitserland, daar zou ik verdere hulp vinden om door Duitschland terug te koomen. „IhreDeutschfeindlichkeitist Ihr Atout," zei hij. Ik voelde mij rustig en moedig. De Zeelandbooten varen weeder. Ik wacht nu Hjalmars komst af of tenminste het geld — want ik kan niet op eigen kosten reizen en ik heb ook Hjalmars steun en advies noodig. Onderwijl maak ik al toebereidselen en schrijf brieven naar Londen en Parijs. Ik had bij Ti gelogeerd en toen ik van haar afscheid nam, vroeg ik haar iets te speelen. Ze speelde een stukje van Schumann en het was voor mij een gebed. Ik voelde Jezus in mij en dankte hem en mijn vrienden. Ik zei teegen Ti: „Ik dank je, je hebt voor mij het woord gedaan." Zij begreep daar niets van. Zaterdag 16 December Neevelig. Brief van Hjalmar. Be voelde niet meer zoo moedig. Maar ik ben toch vast beslooten. Br zou mij eeuwig schamen als ik deeze kans niet waagde. Gisteren een zeer drukke dag. Groote betalingen in den tuin. Dirk de tuinman, die zich nu pathetisch beklaagt, nu hij strenger gecontroleerd wordt. Een groote brievenpost. En daarbij dat reisplan. Vandaag de lieve vrienden van génerzijds. Heer, geef mij moed! Zondag 17 December Stil, neevelig. Het ziet er uit of het plan door zal gaan. Ik ga dan maar met één doel, Lloyd George spreeken en hem vragen wat hij er teegen zou hebben een vertrouwd persoon, niet-officieel en in strikt geheim naar Holland te stuuren om met een representant van de Duitsche regeering te spreeken. Voor de rest beoog ik niets, al zal ik graag mijn oude vrienden ontmoeten. Br neem dus ook volstrekt geen papieren mee. Niets als mijn pas. Gisteren een zeer mooye zitting. Aan 't eind was het medium zelf aangedaan en kuste schreyend haar moeder. Eerst het verhaal van den afgunstigen knaap, die Jezus beleedigde, door naar zijn geboorte te vragen. Daarna veel wijze woorden oover de zachtmoedigheid en de trots, die niet mag toelaten, dat de ziel verwond wordt. Toen de ontmoeting na de opstanding. Eindelijk de heemelvaart. Het werd alles zoo eenvoudig gezegd. Van mijn reis werd gezegd, dat ze misschien nog onnoodig zou zijn. Er was een onzeekerheid. Br voel vrij rustig en moedig. Al lijkt het afscheid mij nu nog zeer beklemmend. Maandag 18 December Mist. Hjalmar seinde, dat hij telegrafisch geld gestuurd had. Bt schreef eenige brieven ter voorbereiding en wacht nu verder af. Is mijn tocht ooverboodig, des te beeter. Maar ik tracht mij innerlijk er op voor te bereiden, dat ik gaan moet. Het zal er trouwens in elk geval wel van koomen, omdat Hjalmar toch ook in elk geval gaan wil. Ik kan dan te laat koomen, de conferentie zal dan reeds bepaald zijn. Des te beeter. Bt heb mij dan toch niet te schamen en mijn goeden wil getoond. Bt schreef ook aan Lodge. Dinsdag 19 December Gisteren kwam het geld en toen voelde ik beklemd, dat het nu toch gebeuren moest. Maar het duurde maar kort en toen kwam de moed weerom. En ook mijn vrouw was rustig en moedig. Nu wacht ik op een brief van Hjalmar. De Zweeden zijn niet vlug en praktisch. Ze laten me te veel in 't onzeekere. Woensdag 20 December Graauw en koud. De brief is gekoomen en ik ben beslooten Vrijdag 39 naar Londen te gaan. Ik maakte alle toebereidselen. Pas, foto, kredietbrief, brieven naar Den Haag, Londen en Parijs. Als ik eenmaal in beweeging ben in een bepaalde richting, dan bemerk ik, dat ik nog veel energie en doorzetvermoogen heb. Maar ik moet dan ook de hoogere leiding voelen. God behoede me. Ik ben zoo teer en kan alleen voort als Hij mij steunt. Donderdag 21 December Heeden nacht diep ingezakt. Ik werd om 5 uur wakker en shep niet meer in. Toen was alles weer eeven ellendig als ooit. Ik zag op teegen de reis, ik wantrouwde mijzelven, ik zag geen uitkomst en ik zag van de Alziel alleen zijn geweldige onverbiddelijkheid. Wat heb ik gedaan, dacht ik, om zóó gestraft te worden. Ik poogde alles, ik boog mijn geest zoo diep ik kon, ik bad — maar wat hielp het? Het bleef alles hetzelfde. Ik wilde toch zoo goed en ik heb mij toch niets te verwijten in den laatsten tijd. Ik houd mij zoo strikt moogelijk aan wat ik voel en begrijp als het beste. En dan toch die oover- machtige, onwrikbare beklemming waarteegen ik machteloos ben. En nu moet ik me, met dat teedere, oovergevoelige gemoed in die kolk van oorlogshartstocht begeeven. En dan twijfel ik ook weer aan onze vrienden van génerzijds. Aan de betrouwbaarheid van hun verzeekeringen, aan hun macht om te doen wat ze beloofden. Werden niet eeven stellige beloften gedaan door andere stemmen, die geheel bedriegelijk bleekenf Het spijt me, ik wil het niet, maar het dringt zich aan me op. Hoe kan ik toch anders zijn dan ik ben ? Ik moet mijn ziel kennen — maar die uitdrukking is toch ook maar vaag en onvoldoende. Hoe kan ik dat doen? Broeders, bewijs me dan toch uw aanweezen, door gehoor te geeven aan mijn roepstem Wat kan ik anders doen? Het is zoo hoopeloos graauw en somber. Honderd kleinigheeden verzwaren mijn leed oneevenreedig. Goede berichten wekken mij niet op. De vreeselijke reis dreigt grimmig. Btheb geen initiatief. Mijn hondje is ziek. Mijn arme bloedverwanten uit Bidië beedelen mij om geld, terwijl ze geheel zonder vooruitzichten leeven, zonder een cent. Ons dienstmeisje zegt den dienst op, om een nonsens reeden. Van Suchtelen wordt dieper en ernstiger. Hij eindigde zijn boek „De stille lach" met een mooi gedichtje. Het Nederlandsen Tooneel neemt het Skelet aan. Zou het ooit weer lente en vreede worden? Zou er weer rust koomen in mijn ziel? Vader, Vader! 19-155 Mijn eigen gezicht, op de foto, is mij onuitstaanbaar. Wie er zóó uit ziet, heeft ook nog niet de rust en vreede in zich. En ik wil toch zoo vuurig. Vrijdag 22 December Begin van den winter — maar ook van 't lengen der dagen. Het is niet meer zoo koud. Gisteren was ik wel iets beeter en van nacht was het ook minder erg, maar nu is het toch weer slecht. Gisteren aten we, de vier redacteuren, bij C. Toen zei Brugmans, de historicus: „Nog nooit in de geschiedenis is een vreede geslooten door oopenbare discussies of conferenties. Altijd begon het met geheime onderhandelingen. Stellig heeft Duitschland al deezen of geenen geheime opdracht gegeeven. Zoo alleen kan het tot iets koomen." Hij moest eens weeten, dacht ik, dat hij naast zoo een zit. Men zegt ook, dat Duitschland vreede wil a tout prix. Van morgen telefoneerde N., dat Wilson bemiddeling aanbood. De beurs zakt, hetgeen vreede beteekenen moet — omdat dan de oorlogswinst ophoudt. Is 't geen schande! Intusschen blijft mijn reisplan vast staan. Vandaag oover acht dagen. Gaandeweg, langsaam, maak ik mijn toebereidselen.Ik dacht gister avond: „Bt dacht dikwijls, dat ik wel mijn leeven zou willen geeven als het doel maar groot en waardig was. Nu, kan ik mijn leeven ooit voor een waardiger doel wagen dan het einde te bespoedigen van deezen oorlogsjammert Dat is geen ligtzinnigheid." Als ik maar sterk genoeg ben. Bt zal bij den oovertocht vreeselijk lijden, denk ik, door nerveusheid en ook beklemming. Ik dacht ook gisteren, dat het lijden in den nacht van gisteren ontstond door het inkrimpen, klein worden van den lichtkring in de ziel, waardoor dan de «iel zelve in zijn waarde en grootheid onzichtbaar wordt. Ooverdag, in verkeer met anderen of in meditatie, breidt de lichtkring zich weer uit en wordt de ware «iel weer zichtbaar. Dat is het rechte ontwaken en bij 't sterven van 't hjf moet het nog veel sterker zijn. Daarom is het droomleeven zoo ontoereikend om een denkbeeld van het hiernamaals te geeven. Want in het droomleeven is de kring eng en ongestadig — het waakleeven is dan veel schooner. Ik kreeg Zweedsche vertalingen van mijn boeken. Dat doet me plezier. Morgen naar den Franschen gezant. Hjalmar seinde, dat hij Woensdag vertrok. Physieke pijn vernauwt den lichtkring tot een gloeyend punt. Wij zijn in Gods handen. Zaterdag 33 December Storm en reegen, zoel. Het baat niet, al weet men het. Deeze nacht was niet minder erg dan die van eergisteren. Ik word vroeg wakker en dan lijd ik vreesehjk onder nerveuze beklemming en somberheid. Ik was gister op de consulaten en bij Cook, en ik griezel er nu van. Het is als een verstikkende sfeer van wantrouwen, waar ik in moet. Er zijn zooveel formaliteiten, dat ik zeeker Vrijdag er niet mee gereed kom, omdat ook de Kerstdagen er in vallen. Ik ga nog door, maar flauwtjes. Ik weet niet of ik op 't laatste moment nog zal terugdeinzen. Ik schaam me, maar ik kan mij niet sterker voordoen dan ik ben. Ik wil niet laf zijn, maar het is zulk een geweldig oproer in mijn gemoed, dat ik zelfs iets voelde als verlangen naar ziek zijn of een auto-ongeluk. En vroeger was dat alles zoo anders. Hoe verzwakken wij dan zóó — terwijl ik toch mijn geest steeds heb trachten te oefenen in 't verdragen van leed en droefheid? Maar de ouderdom is onverbiddelijk en neemt den moed weg. Waarom? Het moest juist andersom zijn, zou men denken. Naarmate het lichaam vervalt, moest het ons minder zorg baren en de geest moest machtiger er oover zijn. De waereld lijkt mij zoo onzegbaar luguuber. Alleen mijn vrouw gaf mij wat verzachting. Maandag ie Kerstdag Sneeuw en reegen. Gisteren was de dag helder en stil. Wij zijn den ganschen dag in verkeer geweest met onze vrienden aan géne zijde. Ze hebben mij vermaand en bemoedigd en getroost. Nog altijd leeft de twijfel in mij, gevolg van mijn opvoeding en studie. Het weetenschappelijkkritische dat altijd weifelt en meer bewijs verlangt. En die twijfel moet hen krenken en toch voel ik er in een goede trouw aan de waarheid en niets dan de waarheid. Het wordt mij ook nooit euvel geduid. Veel is er nog dat uiterst raadselig is. Vooral de verhouding van het gebouw der natuurweetenschap en de daarop gegronde mystiek en de kerk — de gemeenschap der geloovigen. Het leeven in die kerk geeft allerlei voordeden en vergemakkelijkt de nadering tot God. Maar toch word ik, die er buiten leef en er nooit intreeden zal, ook getroost en gered. Wij zaten van 's morgens half elf tot 's avonds neegen in den kring met korte pauzen. En nog hadden wij niet genoeg. Mijn beklemming week en ik voel nu veel rustiger en moediger. Ik werd zeer aangemoedigd. Van Jezus werd verteld, hoe hij oover de aardsche hefde sprak en verklaarde, waarom hij geen gezellin in zijn leeven kon hebben. De „vrije en gelukkige weezens" betuigden ons hun hefde en vriendschap en bescherming. Ook werd gesprooken oover de communie en het priesterschap. Mijn vrouw is zeer vervuld door dit geestelijk verkeer. Het is haar onmisbaar. En nu zal het toch eenige weeken moeten staken. Ik zal nu óf Maandag i Jan., óf Woensdag 3 Jan. gaan. De vlagen van pijn en depressie wisselen af met betrekkelijke rust. Eenmaal hoop ik nog in dit leeven tot de vreede te koomen, waarin ik alles geduldig en zorgvuldig zal opschrijven. Tot baat der anderen. Te denken, dat elke beweeging van elk atoom bewust is, gewild en berekend! Welk een afstand dan tusschen onzen geest en dien Geest!! En toch kunnen we tot dien Geest inkeeren. Mijn reis zal een voorbereiding zijn voor Sirius III. In dat derde boek zal hij zijn vader ontmoeten, de gestrafte, verbitterde, in wien alle twijfel en pessimisme is opgehoopt. Dan zal hij door de vechtende volken trekken. En dan Jezus vinden. Hij zal de terechtstelling van zijn vader bij- woonen — en dan ook nog zijn vrees en twijfel ooverwinnen. Hij zal zijn in de loopgraven en bij de krijgsgevangenen. Daarna zal hij de heiligende kerk van Jezus stichten. Hij zal de woekeraars en geldhandelaars bestrijden en beheerschen — en in de bestaande kerken het reinigende vuur brengen van Jezus* hefde. Op die wijze, dat het van binnen uitkomt. Hij sticht dan de kern, onzen Kring en de Kring van Potsdam, met de verschülende leeden, klaar en scherp geschetst. Daarin wordt de groote communistische organisatie gevormd— die de bhjvende vreede onder de volken moogelijk maakt. Mijn vriend Hatch zei, dat ik de glans van mijn eigen ziel misschien niet zou verdragen. Dinsdag, ze Kerstdag Mooi, zacht weer. Van morgen hoorde ik, dat ik Maandag kan gaan. Maar ik moet eerst L. spreeken. Gister avond was het vroohjk bij ons door Toosje en Ti. Zij speelden mijn geliefde Brahmswalsen en ik had er de fantasie bij, dat ik een Engelsch officier was, met Kerstverlof thuis. Bt was rustig en kalm, zonder teegenopzien voor het vertrek. Er werd veel gelachen, maar ik had de ernstige gedachte aan Jezus steeds in mij. Bt herlas in Sirius het gesprek met de zes Wijzen — en wat Christus zei teegen Jezus van Nazareth. Toen ik het schreef bedoelde ik, dat ze niet één zijn. Eén en toch niet één. Nu zou ik dat zoo niet meer schrijven — en misschien breng ik het later weer terecht. Wie ik daar den Christus noemde, is wel dezelfde die „Samaritaan" Jezus noemt. Vrijdag 29 December Hcevige storm en Hugo had 39. Ik had eenige uuren van de grootste beklemming en verslagenheid. Dan is het, alsof ik mij nooit zoo volkoomen ellendig voelde. Ik logeerde twee nachten in Den Haag. Gisteren ging het mij vrij goed en alles vlotte. Ik sprak L. twee malen en hij moedigde mij aan en noemde mijn reis een „eedele daad". Zulk een woord van een man, wiens karakter ik zoo hoog stel is mij schatten waard. Het is als een vastheid in mij. Bx. weet nu zeeker, dat ik goed doe — en zulk een zeekerheid geeft' kracht en troost. Toen was ik bij den Franschen en bij den Engelschen gezant en werd krachtig voortgeholpen. Dt noenmaalde met Asselin, die mij zeer sympathiek bleef. Toen nam ik nog afscheid van mevrouw L. Daarna sprak ik nog met Gandolphe, een veel minder sympathiek type. Ik besloot in Den Haag te bhjven, om den volgenden morgen mijn pas in Rotterdam te laten vizeeren en dan bij den Engelschen gezant te lunchen. 's Avonds hoorde ik het bericht van Mevrouw B/s dood en hoorde telefonisch, dat Hugo nog steeds veel koorts had. Toen zakte ik in en bleef ellendig tot heeden middag toe. Bt moet wel aanneemen, dat men des nachts, in halfslaap of droom verder af is van de ziel. Dat zag ik vroeger wel anders in. Ik sliep zeer weinig. De droomen waren niet onrustig en ik had ook geen nerveuze vizioenen. Maar ik voelde vreeselijk ongelukkig en ook bevreesd en bitter. Eerst nu, teegen den avond, begon ik tot rust te koomen. De storm verschrikte mij nog het meest. Nu voel ik, dat ik mij zal onderwerpen, aan nerveus- heid en angst» aan zeeziekte en beklemming — weetende, dat ik mijn plicht doe, al moest ik er bij ondergaan. Mijn vrouw, zwak als ze is, is sterker, rustiger dan ik, in zulke uuren. Nooit heb ik mijn hefde voor haar zoo sterk gevoeld. Het is heerlijk met haar te praten oover onze vrienden van génerzijds. Ik nam het tweede deel van Schijn en Weezen op en sloeg oopen bij 't volgende: „Heb nu geen vrees, dit leed wordt U gezonden, dat gij 't als wijzing neemt en stil verwint." 't Is waar, dat juist mijn physieke nervositeit, die mij zoo geweldig kwelt, ook meer waarde geeft aan mijn daad. Voor mijn genoegen ga ik zeeker niet. EINDE VAN HET ACHTSTE DEEL.