896 75 Cent, DE I BEURSZWENDEL EEN WAARSCHUWING EN EEN GRATIS TIP ■ DOOR ■ HL ERCULES Jr* B 54 AMSTERDAMS CHB BROCHURBHANDEL AMSTERDAM ■ a TT3 DE BEURSZWENDEL EEN WAARSCHUWING EN EEN GRATIS TIP DOOR H. ERCULES Jr. AMSTERDAMSCHE BROCHUREHANDEL AMSTERDAM DE BEURSZWENDEL Een waarschuwing en een gratis tip Er is nog nooit iets goeds geweest, of de duivel heeft er iets kwaads van weten te maken. Nergens is hem dit ongetwijfeld zoo in alle opzichten gelukt als bij de Beurs, waar de groote en kleine „weldoeners" om hun slachtoffers heen zwerven als de hyena's op een slagveld. Niemand zal kunnen ontkennen, dat in principe de beurshandel een gewettigd en noodzakeüjk bedrijf is. Het met eerlijken arbeid verdiende geld kan men niet renteloos in zijn kast laten liggen. Voor den bezitter zou dit al heel nadeelig wezen, maar evenzoo voor de maatschappij. Wie een onderneming wil beginnen, wie een fabriek wil oprichten, woeste gronden of gronden in verre gewesten in cultuur wil brengen, hij heeft, binnen de structuur der tegenwoordige samenleving, geld noodig. Voor het verkrijgen van dit geld geeft de Beurs hem gelegenheid. De oprichter zelf en zijn vrienden beginnen met een bescheiden kapitaal de zaak zelf te grondvesten, de geldhandel zorgt er voor, dat de rest van liet kapitaal door het publiek wordt opgenomen. Wanneer ik morgen in de courant lees, dat de een of andere handelaar per advertentie een paar duizend gulden vraagt om zijn zaak uit te breiden, zal ik, wanneer ik toevallig over wat gelden beschik, waarvoor ik geen directe bestemming heb, mij eerst terdege van de zaak, waarvoor het geld gevraagd wordt, op de hoogte stellen. Zelfs een accountant zal er bij te pas moeten komen en ik zal, wanneer ik voldoende zekerheid heb gekregen, allerlei bepalingen maken over medezeggingschap, over terugbetaling eventueel enz. Maar als ik een aandeel aan de Beurs koop, denk ik er niet aan zoo voorzichtig te wezen. Ik ga hoogstens met mijn commissionnair eens praten, deze ziet zijn kaartsysteem eens na, dat alle gegevens bevat, hij vertelt me, dat de maaf-' schappij er goed voorstaat, verleden jaar nog acht procent dividend heeft gegeven, nog weer pas heeft uitgebreid enz. enz. Wie garandeert mij echter, dat alles werkelijk zoo mooi is, als het wel schijnt? Mijn commissionnair weet er ook niet meer van dan de officieele gegevens hem vertellen of wat hij misschien hier of daar heeft opgevangen. Ik geloof die gegevens, ik vertrouw, dat de directeuren, mannen van naam, van standing, niet anders dan de waarheid zullen zeggen, ik vraag niet naar medezeggingschap, ik koop en wacht af. Het met harden arbeid verdiende geld is nu veilig belegd,, ik zal er acht, ja, misschien dit jaar wel negen of tien procent rente van maken en als de koers van het aandeel stijgt, wel, dan kan ik voor de twaalf honderd gulden, welke ik er voor betaald heb, er wellicht veertien of vijftien honderd terug krijgen. De mooie berichten omtrent het goedgaan van de zaak kwamen echter uit den koker van het bestuur, dat ondanks naam en standing toch niet hoog genoeg stond om te willen bekennen, dat de toestand lang zoo rooskleurig niet was, dat er integendeel handig gecamoufleerde of geheel weggewerkte groote verhezen zijn geleden en dat, als er geen wonder gebeurt, de zaak ten doode is opgeschreven. De aandeelen staan nu nog op 120 o/0, doch als algemeen bekend wordt, wat de menschen weten, die aan het roer zitten, zal blijken, dat ze voor 60 0/0 nog te duur zijn. Zij moeten van de] hunne af zien te komen en zij en enkele bevriende „insiders" zorgen er wel voor, dat zij er zonder kleerscheuren uit komen. Is de een of andere courant, die lont ruikt, zoo vrijmoedig eens om inlichtingen aan te kloppen, dan wordt die met een kluitje in het riet gestuurd. Tusschentijdsche inüchtingen worden nooit verstrekt, daar dit gelijk zou staan met den eenen aandeelhouder boven den anderen bevoordeelen. Maar als het jaar om is, komt de aap uit de mouw, het dividend is niet meer dan driei of vier procent ofwel het wordt geheel gepasseerd. Daar gaan mijn lieve duiten. Aan verkoopen denk ik echter nog niet. Alles kan immers weer terecht komen? Ik ga naar de algemeene vergadering van aandeelhouders en zal daar eens eenige vragen stellen met betrekking tot den gang van zaken zoowel in het verleden als in de toekomst. Het goed vertrouwen, dat ik had, heeft mij echter doen vergeten de statuten van de maatschappij eens door te lezen vóór ik tot aankoop overging. Had ik dit gedaan, dan zou ik gezien hebben, dat de aandeelhouders, toen de N.V. werd opgericht, — en die eerste aandeelhouders waren de mannen, die aan het roer zouden komen — alle macht aan zich gehouden hebben en dat de latere aandeelhouder, die zijn goede geld geeft, slechts heeft te prijzen, wat de heeren wijzen. Als ik hoor, dat men de beste bezittingen der maatschappij voor een appel en een ei aan der- den heeft verkocht, omdat men meende, dat dit nuttig en noodig was, (nuttig, voor wie?), dat men een stuk onvruchtbaren heidegrond heeft gekocht en betaald tien maal zoo duur als de beste bouwgrond, (van wie?), dat men zelfs de salarissen der directeuren met vijftig percent heeft verhoogd of hun voor extra bemoeiingen een belangrijk bedrag heeft toegekend, als ik verneem, dat de hypotheekgevers, de een of andere Bank, de hypotheek wenscht afgelost te zien en men ondershands hebben en houden der aandeelhouders heeft verkwanseld, zoodat er nu, in anderen zin, een „leege vennootschap" overblijft, dan heb ik slechts te berusten, want de statuten gaven den heeren daartoe het recht. En ik ga naar huis met de zekerheid, dat ik mijn twaalf honderd gulden of zooveel meer of minder kwijt ben en dat daar niets aan is te doen, want dat juridisch de heeren volkomen gedekt zijn. Ik ben eenvoudig bestolen, maar.... op een keurig nette manier, geheel volgens de regelen der kunst en binnen de perken der wet. De zakkenroller, die mij bij het instappen van den trein van mijn portefeuille wilde bevrijden, is een ezel. Hij wordt voor een paar jaar opgeborgen, omdat men zulke lui niet toestaan kan in de maatschappij te blijven verkeeren. Mijn directie gaat in den Pullman naar Nice. Als een sprekend staaltje van de rechten der aandeelhouders, behalve dan het recht om hun geld te geven, diene dat op de jaarvergadering van de A.K.U. (Juni 1930), voorzitter de heer F. H. Fentener van Vlissingen, door een der aandeelhouders ettelijke vragen werden gesteld, o.a.: Hoeveel bedraagt de volledige kostprijs? — Wat is de post „Agio-winst" op de winst- en verliesrekening? — Wat valt onder de post „andere winstbronnen, interesten enz." ad f 6.477.035 ? — Wordt er met winst gewerkt? — Waarom geen geconsolideerde balans? — Waaruit bestaat de post 8.500.000 gld. vorderingen? — Waarom is er geen lijst van participaties? — Waarom werden de f 16.500.000 van het bankiersconsortium teruggekocht? Men vraagt nu machtiging tot uitgifte van f 18.000.000 pref. aandeelen. — Hoeveel van het kapitaal is werkelijk geplaatst? — Op al deze vragen antwoordde de voorzitter met: „Dat zeg ik niet! Dat mag ik niet zeggen! of: Het is niet in het belang der maatschappij om hierop te antwoorden. Het is voldoende, dat de balans door een accountant is goedgekeurd." Een ander ergerlijk staaltje van het aan de aandeelhouders verhinderen eenig toezicht uit te oefenen, is wel dat van het bestuur der vrijwel op sterven liggende Kodowa. Op de buitengewone aandeelhoudersvergadering in Januari 1930 werd voorgesteld een commissie uit de aandeelhouders te benoemen, doch het bestuur weigerde dit pertinent. Geen pottekijkers I En wat heeft men te denken van het volgende: Op 14 Juni 1929 werden de houders van de 7 0/0 obligaties Hillen's Sigaren- en Tabaksfabriek te Delft opgeroepen ter vergadering, omdat er geen geld was om de 1 Juli vervallende coupon te betalen. De directie stelde op die vergadering voor om de gewone aandeelen terug te brengen tot 5 o/0 van de nominale waarde, dus die indertijd zijn lapje van duizend had neergelegd om een aandeel te koopen, kreeg nu een aandeel terug, dat vijftig gulden waard was. Natuurlijk was de gang van zaken bij Hillen al lang slecht, wat trouwens bekend was. Echter zond de directie in Juni 1927 nog het vol- gende bericht de wereld in: „De directie deelt mede, dat het dezer dagen gelanceerde bericht omtrent inkrimping van haar bedrijf geheel bezijden de waarheid is, dat integendeel de mechanisatie van het bedrijf steeds meer voortgang maakt en de productie en afzet der fabriek op dit oogenblik grooter zijn dan ooit." Het kon niet anders of zoo'n bericht van de directie stemde de beangste gemoederen van aandeelhouders weer wat kalm. Een jaar later, dus in Juli 1928, zakten de aandeelen in tot 20 0/0. Wat deed nu de directie? Zij plaatste een advertentie in de groote dagbladen, waarin zij den aandeelhouders ontraadde op dezen koers te verkoopen. Ook dit hielp en de koers steeg weer tot 35 0/0. Nog een jaar later werd door dezelfde directie voorgesteld den koers op 5 0/0 te brengen. Was deze mogelijkheid niet een jaar tevoren te voorzien, waar de zaken al zoo lang slecht gingen? *** Merkwaardig is de wijze, waarop het bestuur van de Stoomvaartmaatschappij Solleveld, v. d. Meer en van Hattum meende met de belangen van aandeelhouders te mogen omspringen. In dezen tijd van groote malaise in de scheepvaart ging het vanzelf ook bovengenoemde maatschappij niet naar den vleeze. Op 1 Juni moest de hypotheek worden voldaan en de bankier (de Rotterdamsche Bankvereeniging) was, op grond van de liquidatiebalans niet geneigd bij te springen. Het gansche bedrag, dat men aan de hypotheekbank te betalen had, was twee ton, terwijl bij den bankier een schuld was van negen ton. In den loop der jaren had de Robaver" zeer fatsoenlijk aan de zaak verdiend, o.a. toen zij in 1919 nog f 2.000.000 aandeelen emitteerde tegen een koers van.... 325 0/0. De vraag was maar of er bij üquidatie voldoende overwaarde was. Alles hing dus af van de taxatie van het bezit der maatschappij en waar het de Rotterdamsdhe Bankver. zelf was, die taxeerde, is alle commentaar overbodig. De schepen werden getaxeerd op ongeveer 50 0/0 van de balanswaarde en de effecten op ongeveer 60 0/0. Het bestuur van Solleveld meende, inplaats van een faillissement af te wachten, waarmee, naar het beweerde, gedreigd was, beter te doen de schepen maar te verkoopen en voor de getaxeerde prijzen deed zich weldra een kooper op in de Stoomvaartmaatschappij De Nederl. Lloyd. Een zeer voordeelig contract voor houtvervoer, waaraan jaarlijks duizenden verdiend werden, was nog bij den koop inbegrepen. Wanneer nu de verkoopbedragen ontvangen waren en de schulden werden betaald, zou er precies niets overblijven voor de preferente en de gewone aandeelhouders. Alles was verloren, sauf 1'honneur. Volgens de statuten kon men echter niet liquideeren of een besluit daartoe moest worden genomen op een algemeene vergadering van aandeelhouders en dan moest er op die vergadering nog y8 van het aanwezig kapitaal vóór zijn. Dit was nu wel een vervelend ding, maar men hoopte toch over voldoende macht te beschikken om de liquidatie er door te krijgen. Men begon intusschen maar met de schepen vast te verkoopen. Een der aandeelhouders op de 19 Juli gehouden vergadering verklaarde uit zeer bevoegde bron gehoord te hebben, dat de prijs door den Nederlandschen Lloyd betaald, te laag is. De heer Mellema, een bekend taxateur te Amsterdam heeft spr. verklaard, dat de prijs door den Nederlandschen Lloyd betaald, slechts geldt voor schepen, die 21 jaar oud zijn. Hier betrof het echter zeer courante schepen, die slechts 9 jaar oud waren, modern, voorzien van Shelter-dek en gebouwd op een Nederlandsche werf van groote reputatie. Het buitenland koopt bovendien gaarne in Nederland gebouwde schepen voor £ 40.000 a 45.000 per stuk. De prijs door den Nederl. Lloyd betaald is veel en veel te laag. Waarom heeft deze verkoop zoo hals over kop plaats gehad? Spr. heeft den indruk, dat het bestuur iets te verbergen heeft. Eigenlijk is het beste deel der vloot aan een heel goeden bekende ondershands verkocht. Liever had spr. gezien, dat de vennootschap failliet was gegaan en de schepen dan op de wereldmarkt waren verkocht. Had men geprobeerd ze elders te verkoopen, dan zouden niet alleen preferente aandeelhouders er uit zijn gekomen, doch er zou ook voor aandeelhouders wat zijn overgebleven. Een andere opmerking was, dat het bestuur, door den verkoop, feitelijk maar op eigen handje al aan 't liquideeren was gegaan, zonder door de aandeelhouders daartoe te zijn gemachtigd. De houding en het beleid van het bestuur werden van verschillende zijden ten zeerste gegispt, tot ten slotte een der aandeelhouders zei: „Mijnheer de voorzitter, er is een gezegde „vermijdt den schijn des kwaads." Dat is hier niet geschied en ik kan de gedachte niet van mij afzetten, dat er hier iets niet in den haak is. De schepen zijn verkocht aan een commissaris van de bank der bankiers; onze voorzitter is directeur van de bank der bankiers; de heer Ruys, die de heeren zulk een compliment maakt over den mooien prijs, dien ze hebben gemaakt voor de schepen, is ook alweer commissaris van de bank der bankiers. Dat zijn toch toevalligheden die te denken geven. Ik kan u zeggen, dat tientallen leden op de beurs verontwaardigd zijn over de wijze, waarop de hier gemelde transactie is tot stand gekomen." *) Wanneer we nu achteraf hooren, dat de heer Van Hattum, een der directeuren van de ten doode gedoemde maatschappij, in de directie komt van de Stoomvaartmaatschappij Ned. Lloyd, dan mogen we toch wel aannemen, dat hier something rotten is. Ook de reputatie van de Rotterdamsche Bankvereeniging gaat er zoo niet op vooruit.2) i) De Haagsche Post komt nog met een andere juiste opmerking in deze onwelriekende affaire: „Wij willen het echter over een ander punt hebben, nL over het „fonds belangen personeel", dat in de balans per 31 Deo 1929 nog met een bedrag van f47.100 voorkwam, na vroeger jaren lang op f50.000 te hebben gestaan. Niet alken is het personeel per 31 Aug. a.s- ontslagen, hetgeen bezwaarlijk 00B anders kon, nu er helaas niets meer is, maar tevens wordt hun dit; fonds ontnomen. Formeele aanspraken daarop schijnen niet te bestaan, maar wij vinden het een grievend onrecht en een onverantwoordelijke handelwijze van het bestuur, dat het daarvoor niet heeft gezorgd. Voor het vestigen dezer aanspraken van het personeel was het noodig geweest de tegenwaarde van dit fonds aan een onzijdig lichaam (een stichting) over te dragen. In plaats daarvan zijn deze gelden in het bedrijf gebruikt, zelfs zonder dat hierover rente werd vergoed, en zij verdwijnen thans in de algemeene debacle, ofschoon die gelden toch uitsluitend voor het personeel waren bestemd en voor niemand anders." *) Sedert wij dit schreven, is de benoeming van Van Hattum een feit geworden. Het courantenbericht dienaangaande luidt als volgt: „In de op 5 Augustus te Rotterdam gehouden algemeene vergadering van aandeelhouders der Stoomvaart Maatschappij „Nederlandsche Lloyd" werd medegedeeld, dat sedert de laatste vergadering, behalve de reeds vroeger gekochte drie schepen, nog vier stoomschepen van de N.V. Solleveld, Van der Meer & T. H. van Hattum's Stoomvaart Maatschappij zijn aangekocht, makende in totaal 7 stoomschepen. Van de 7 schepen zijn intusschen er 5 overgenomen terwijl de inspectie van de overige twee nog moet plaats hebben. De bedoeling is de overgenomen schepen na behoorlijke reparatie in de vaart te brengen, zoodra de toestand van de vrachtenmarkt zulks eenigszins toelaat. In plaats van den heer W. van der Vorm, die als directeur aftreedt, werd als zoodanig de heer T. H. van Hattum benoemd, terwijl dé heer W. van der Vorm als commissaris werd gekozen." Op de in Juli 1930 plaats gehad hebbende vergadering van Frank Rijsdijk's Industrieele Ondernemingen ging het ook al hoogst verkwikkelijk toe en werden volgens de bladen, rond en openlijk beschuldigingen van diefstal ten nadeele van de aandeelhouders geuit. Maar genoegl Er zouden boekdeelen te vullen zijn met de methoden, welke worden in toepassing, gebracht om den onnoozelen aandeelhouder van zijn centen af te helpen. En de aandeelen, waarover wij het hierboven hadden, zijn nog wel alle van Hotlandschen huize. Hoe moet het er dan wel voor den aandeelhouder uitzien, die bij buitenlandsche maatschappijen belang neemt? Gedachtig aan het „Wat van ver komt, is lekker", zijn er altijd menschen, die, vooral op de Amerikaansche markt, speuren naar maatschappijtjes, die al voor drie kwart ter ziele zijn en daardoor juist in de termen vallen om door de Hollandsche gokkers voor een veel te hoogen prijs gekocht te worden. Men vraagt opname aan in de dagelijksche prijsnoteering en introduceert ze tegen den koers, welken zij dien dag in New-York noteeren, hetzij op de Cgbmarkt of op de officieele Beurs. Wie zal dien koers controleeren? En dan nog, men weet ook in Amerika koersen te maken. We zullen maar geen heel oude koeien uit de sloot halen en ons bepalen tot eenige emissies van den lateren tijd. In 1929 werd meegedeeld, dat vanaf 16 April ter beurze zouden worden verhandeld: gewone aandeelen (zonder nominale waarde) — waarvoor dat „nominale" erbij staat is een raadsel — der Consolidated Automatic Merchandising Corporation (Camco) in certificaten voor tien aandeelen, uit te geven door het Nieuw Amsterdamsen Administratiekantoor N.V. te Amsterdam. De koers zou worden vastgesteld in overeenstemming met de New-Yorksche noteering en zou heden S 71/* per aandeel (Amst. Usance) zijn geweest. Het prospectus vermeldde de werkzaamheden der maatschappij, n.1. het vervaardigen van diverse automaten en liet winstcijfers zien om van te watertanden. „Op grond der vermelde raming der winstcijfers wordt verwacht, zoo staat er, dat de winst in het eerste volledige boekjaar en na betaling van het dividend van § 3.50 op de preferente aandeelen een overschot zal laten van circa § 0.75 per aandeel en van ruim $ 1.50 in het tweede boekjaar, waardoor een uitkeering op deze aandeelen in een niet verwijderde toekomst waarschijnlijk is te achten. 1 Dec. noteerden de aandeelen te New-York nog f 18, terwijl de koers thans circa 8 7 is. De terug-, gang in den koers der aandeelen houdt ten deele verband met een vertraging, die in de productie der machines heeft plaats gevonden, doch die moeilijkheid is men thans te boven." Het blad, dat dit veelbelovende bericht in zijn geheel overnam, voegt er aan toe: „Een Amerikaansch aandeeltje met een goede speculatieve kans, waarvan de introductie op een bijzonder aantrekkelijken koers plaats vindt." De zaak moest warm gehouden worden. Men vindt altijd vogels, die zich door het zoet gefluit van; den vogelaar laten verlokken. Een nieuw berichtje verscheen in de pers: „In de op 19 April gehouden commissarisvergadering der Associated Automatic Machine Corporation te Londen werd een overeenkomst tot samenwerking met de „Camco", waarvan de aandeelen kort geleden ter beurze van Amsterdam werden geïntroduceerd, goedgekeurd." Wie weet uit welke illustre elementen die Londensche Corporation bestond! Als ik morgen met den kruidenier op den hoek en den bakker op den anderen hoek een „Vereeniging tot instandhouding van den gouden standaard" wil oprichten, doet niemand wat daartegen en ik kan overmorgen veilig naar Tokio seinen, dat de Vereeniging enz. zich heeft bereid verklaard financieel belang te nemen in deze of gene Italiaansche onderneming. In het ergste geval nemen wij inderdaad deel en koopen met ons drieën een aandeeltje van honderd lire. Het groote publiek, dat deze mogelijkheden niet bedenkt en te goeder trouw is, meent echter, dat er nu geen kou meer aan de lucht is. Men slaagde er waarlijk in de aandeelen tot 93/8 procent op te werken, doch daarna ging het bergaf in snel tempo. De heeren, die met de mérites van het fonds bekend waren (en wie waren dat ?) en op 9 in de baisse gingen, om daarna te blijven verkoopen, hebben een aardig duitje verdiend en Jan Publiek, die er was ingevlogen, heeft een aardig duitje verloren. In April was de koers nog 93/8 °/o, in Mei was die al gezakt tot 53/8, in Juni tot 47/8, in Juli tot 3 0/0. Het werd nu tijd, dat er weer eens wat gekocht werd. Er was nog voorraad genoeg om zich op hoogere koersen van te ontdoen en dus werd het volgende berichtje weer losgelaten: „De firma Gerritsen & Co. te Amsterdam bericht: „Naar aanleiding van onze telegrafische aanvrage inzake den tegenwoordigen toestand van het bedrijf der C.A.M. Co., ontvingen wij per 24 Juni een telegram van onze New-Yorksche relatie, dat vertaald als volgt luidt: „Overeenkomst onlangs tot stand gekomen tusschen Consolidated Automatic Merchandising Corporation London zal breedere markt veroorzaken. Productie thans op de basis van duizend units x) per maand. Orders in Mei waren in totaal 1229 units. Gedurende laatste vier maanden inrichtingscontracten afgesloten in practisch eiken staat der Vereenigde Staten van Canada. Inrichting onlangs voltooid in winkels der Eaton Company te Toronto en Montreal. Eerste model honderd percent storingsvrij geldwisselmachine bijna voltooid; deze heeft een geweldig afzetgebied. *) Maatschappij bericht vooruitzicht snel groéienden omzet; algemeen bedrijfsleider enthousiast over toekomst. 3) Maatschappij heeft nog*) een uitstekende kaspositie. Liquidatie-middelen bestaande uit call leeningen en tijdleeningen meer dan zeven maal vlottende schulden." Het financieele courantje, dat een zeer animeerende houding tegenover deze prima maatschappij had aangenomen, schreef thans het volgende: „Op onze informatie, naar aanleiding van de jongste koersdaling, gaf men te kennen, dat deze daling was veroorzaakt door de liquidatie van een zeer belangrijke post dezer aandeelen, welke liquidatie echter niets uitstaande had met den gang van za- !) „Unit" klinkt beter dan „exemplaar'' natuurlijk. 2) Afzetgebied is nog geen afzet 3) Van eigen portemonnaie ? *) Nog! Misschien viel er dien dag niets te betalen. Wij zeggen ook wel eens: „Meer dan genoeg, al leef ik geen uur meer,!" Wg wijzen hier op de eigenaardige termen, waarvan de beursmenschen zich bedienen en die er op berekend zijn het publiek bij den neus te nemen. Zoo zal men bijv. kunnen lezen: Als dit of dat gebeurt, zou het mogelijk kunnen zijn dat... enz. enz. ken dezer Mij. Vooral in tijden van geldschaarschte is het in Amerika bijna onmogelijk, niet-officieel genoteerde aandeelen te beleenen, zoodat aankoopen aldaar uitsluitend a contant kunnen geschieden, en verkoop het eenige middel is om aan contanten te komen. Büjft de betere stemming op de Amerikaansche markt echter aanhouden, dan voorzien wij ook voor deze aand. een koersherstel. Op het huidige koersniveau moogt U dus o.i. wel een kansje wagen." Jan Publiek begon de zaak nu toch zelf ook wel een beetje donker in te zien en waar New-York al raar begon te doen, sloeg velen de angst om het hart. De koersen van Camco daalden tot 2% iri Aug., 1% in September, ö/8 % in Oct. Sedert ligt het merkwaardige fonds op ongeveer deze koersen op apegapen. In Juni 1930 liet men het volgende los: „In het tweede jaarverslag der Consolidated Automatic Merchandising Corporation en dochterondernemingen wordt medegedeeld, dat 1929 voor het geheele bedrijf der Mij. teleurstellend is geweest. Met verschillende soorten automaten zijn moeilijkheden ondervonden, vooral doordat misbruik gemaakt kon worden met de 15 en 25 cents-munten. Nieuwe verbeteringen zijn aangebracht en de directie verwacht, dat de onkosten in 1930 belangrijk minder zullen zijn dan in het afgeloopen jaar. Op 1 Januari 1929 bedroeg het bedrijfsdeficit $161.675. In f929 steeg dit tot $821.422, tengevolge van het verlies over 1929 van $ 458.579, vroegere kosten en afschrijvingen ten bedrage van $ 195.269 en bedrijfsdeficits per 31 Dec. 1928 van in 1929 verworven ondernemingen ten bedrage van $ 5.897. Het bedr^sinkomen bedroeg over 1929 $ 3.116.488, waarvan in mindering komen de f 2.656.195 onkosten, zoodat een netto winst, voor afschrijving resteert van $ 460.292. Uit andere hoofde werd ontvangen $ 70.73°, zoodat het bruto inkomen in totaal $ 531.022 bedraagt. Na aftrek van verschillendè lasten, als interest op de obligaties, blijft een netto inkomen over van $ 196.212. Voor waardevennindering der patenten en automaten en afschrijvingen der organisatie-kosten is S 750.811 benoodigd, zoodat een verhes resteert van $ 554.509, waarvan § 458.579 ten laste der Camco komt." Toen de aandeelen hier werden geïntroduceerd, waren ze al lang geen cent meer waard. Het publiek, dat er op rekent, dat men dergelijke nonvaleurs, zooals zoo vaak is vertoond, wel tot fabelachtige hoogte zal weten op te drijven en dat dart natuurlijk meent den insiders te slim af te zuilenzijn en zich met een matig winstje tevreden te zullen stellen, begrijpt niet, dat het altijd aan het kortste eind moet trekken, omdat het niet weet met hoeveel procent winst de anderen tevreden zijn, zoodat zij bijna steeds te laat komen. Nu moet men er niets vreemd van op zien, als vandaag of morgen er opeens weer beweging in het wereldfonds Camco komt en de fraaiste berichten weer de ronde doen. Wacht u er echter voor deze waardelooze prullen te koopen. **♦ Waarom we zooveel woorden verspild hebben aan een waardeloos prul als die Camco is? Omdat weS hier te doen hebben met een typisch staaltje van verlakkerij. Hoeveel kleine kapitalistjes of die het geweest zijn, zitten nog niet vol met allerlei waardelooze vodden, waarvoor ze vroeger hun zuur ver- diende duiten hebben neergelegd! Dat de Justitie zulke dingen dan maar toelaat, begrijp ik niet, zegt ge. De Justitie laat zooveel toe, dat ge niet begrijpt, omdat voor een vervolging bepaalde feiten moeten aanwezig zijn en de heeren zijn handig genoeg om te zorgen, dat er geen termen zijn te vinden om hen ook maar het minste te maken. Alles geschiedt, wij zeiden het reeds, volgens de regelen der kunst. Maar de Vereeniging voor den Effectenhandel, die het dan toch in haar macht heeft dergelijke mooie fondsen al of niet tot de noteering toe te laten?1) Och, lieve, dit soort fondsjes behoort tot het speelgoed van den kleinen man. Die menschen moeten niet speculeeren, zegt men, en als ze het tóch doen, nu, dan moeten zij de gevolgen ook maar ondervinden. Het is vooral met dit soort fondsen, dat de kleine man wordt geruïneerd. De met hard werken verdiende centen, waarvoor hijzelf en zijn gezin heel wat levensgeluk had kunnen koopen, verdwijnen met wiskunstige zekerheid in de zakken van lui, die met een grijnslach hun ondergang aanschouwen en met een lachend gezicht hen den nek omdraaien. Wie herinnert zich niet de nu gefailleerde Guyana Goudplacer, waarvan men de aandeelen, toen het personeel op het placer reeds niet meer kon worden betaald, wist op te drijven tot 43 o/o terwijl men ze vroeger zelfs onder allerlei voorwendsels en voorspiegelingen tot bijna 100 o/0 had opgewerkt? En de Siloengkang, die in 1921 nog op 3/4 o/o stond en in 1925 op „geruchten" tot 127 o/0 steeg, om nu weer tot een goede 300/0 te zijn afgedaald? Het zou een heele lijst worden wanneer we al die gokfondsjës wilden opnoemen, waaraan het i) In het buitenland denkt men er hier en daar anders over en wordt wel degelijk scherp toegezien op de te introduceeren fondsen. publiek zijn geld heeft verspeeld en die voor degenen, die op het vinketouw zaten en het deurtje lieten vallen als er vogels genoeg binnen waren, tot de voordeeligste zwendelarijtjes behoorden, welke zij ooit hadden ondernomen. *** Er zijn echter ook nog verstandige menschen, die den zekeren weg gaan en voor wie aandeelen met hun ups en downs niets zijn. Zij zoeken hun heil in obligaties. Welnu, voor hen heeft Burgers 8è Co's Bank te 's Hage iets goeds.*) Deze firma toch' maakt haar specialiteit van kerkelijke obligaties en adverteert geregeld: Burgers & Co's Bank N.V. Kneuterdijk n, 'sGravenhage Telefoon 17420 (4 lijnen) 8 pCt. R.K. Kerkelijke Leerlingen 96—98 y2 pCt. Prospect! op aanvrage. Wie een prospectus aanvraagt, ontvangt zeker ook een uitnoodiging tot inschrijving op de leening groot 850.000 gld. van Sodalitas Medicorum. De koers van uitgifte was 98 0/0, doch gezien wat sedert den datum van uitgifte (in 1927) aan het licht is gekomen, zijn ze misschien nu wel wat goedkooper te krijgen. De feiten zijn dan deze: De coupon per 1 Juli 1930 werd niet betaald. Er volgde een onderzoek en het bleek, dat de firma Burgers had medegedeeld, dat deze hypothecaire leening werd aangegaan onder goedkeuring van den H. Stoel. De Pauselijke Internuntius had echter 9 Juli 1927 bekend gemaakt, dat deze goedkeuring niet was verleend. De obligatiehouders kregen als waarborg *) Als emittent schijnt deze firma gelukkig nu afgedaan fe hebben. eene hypotheek, o.a. op het beroemde Mattoni Salzbad. Later bleek, dat men hier de huid had verkocht vóór de beer was geschoten, want het Salzbad moest nog worden gekocht en betaald met het geld van de obligatieleening. Ook bleef het nog een open vraag of de Orde Sodalitas Medicorum wel inderdaad was opgericht of dat alleen maar de statuten waren goedgekeurd. Hoe 't zij, in den haak was het met de Orde niet en goed van betalen is zij evenmin, want zelfs de Hongaarsche belastingen bleven achterstallig. Deze zijn nu in Hongarije preferent. De vraag is nu maar, wat er voor de obligatiehouders nog terecht zal komen. Zij schokten de 850.000 gld., doch aan het emitteeren van een leening zijn natuurlijk altijd enkele kleine onkosten verbonden en al zou al wat de Orde had ontvangen nog aanwezig zijn, dan waren deze kosten toch onherroepelijk weg. Daar was in de eerste plaats de provisie voor Burgers Bank, welke 6»/o bedroeg, oftewel 51.000 gld. en voorts de hooge provisie voor de plaatsingskantoren, die in de provincie en elders de obligaties aan den man hadden gebracht. Dan was nog van het bedrag afgetrokken de rente a 8 0/0 voor Lty» jaar. Dit was een vriendelijkheid van de Bank tegenover de obligatiehouders, die nu tenminste 1% jaar van hun rente verzekerd waren. Men mag tenminste niet onderstellen, dat Burgers Bank heeft gedacht: Nu hooren we tenminste niets van 't zaakje voor over 1V2 jaar, daar dit zou doen vermoeden, dat men aan de Bank wel eenigszins op de hoogte was van den waren stand van zaken. Wat er van dit buitenkansje voor de goedgéloovige geldgevers terecht zal komen, dient te worden afgewacht. Aan deze leening alleen verdiende de Bank behalve de genoemde 51.000 gld., nog ongeveer 7000 gld. rente van de afgehouden gelden voor de couponbetaling gedurende 11/2 jaar, terwijl nog ongeveer 78.000 gld. werd afgehouden voor diverse onkosten. Commentaren zijn hier, dunkt ons, niet noodig en wij willen alleen vermelden, dat de advertentie van Burgers Bank in den tekst opgenomen, volkomen gratis is en niet door haar wordt betaald, alsook dat, volgens de laatste dagbladberichten, de justitie de zaak onderzoekt. Het aantal „kleine luyden", dat aan de Beurs nu en dan of vrij geregeld gokt, is onheilspellend groot. Jaarlijks verdwijnt een bedrag van millioenen uit hun zak, om daarheen te vloeien, waar alle geld ten slotte terecht komt: Bij het groot-kapitaal. De man, die dag aan dag ezelt op zijn kantoor of iri zijn winkel, de ambtenaar, de onderwijzer, de geneesheer, zij hebben allen minstens één kennis, die hen wegwijs maakt om binnen korten tijd zooal niet schatrijk, dan toch bescheiden vermogend te worden. In de soos, op een vergadering, bij een réunie hoort hij praten over rubber en koffie, over thee en koper, over de Amerikaansche sporen, die nu op een niveau zijn gekomen, dat ze niet lager kunnen en zoo al meer. A. vertelt, dat hij verleden jaar nog een buitenkansje heeft gehad. Hij had een paar koperaandeelen .gekocht op twaalf en die dingen waren in drie weken tijds opgeloopen tot vier en dertig. Dat hij een paar industrieelen had gekocht op vijftig, die in nog geen week tijds teruggeloopen waren tot zes verzwijgt hij echter, want dat zou een treurig licht werpen op zijn financieel doorzicht. Het „geuren" schijnt den mensch nu eenmaal in het bloed te zitten, waarbij dan nog de zelfsuggestie komt, dat het zoo erg niet is en men het geleden verlies wel binnenkort inhalen zal. * * * Meer nog dan Amsterdam en Rotterdam, omdat in deze steden de reëele handel nog te zeer beslag op de hoofden en de beurzen legt, is den Haag een gokcentrum van den eersten rang en het behoeft dan ook niet te verwonderen, dat hier een groot aantal financieele blaadjes verschijnt, waarvan de leiders, die zich er op beroemen volkomen onafhankelijk te zijn, het speculeerende menschdom van advies dienen. Hoe het met die adviezen gesteld is, moge uit enkele voorbeelden, welke met tientallen andere waren aan te vullen, büjken. Wij hadden het hierboven over de buitengewoon veilige belegging, welke de obligaties Sodalitas Medicorum aan het publiek boden. In het nummer van ii Dec. 1928 van het weekblad „De BeursThermometer" vraagt een der abonné's, wien door diverse geruchten lichtelijk de vrees om het hart geslagen is, aan de redactie wat deze van de soliditeit der bewuste obligaties denkt en wat hij moet gelooven van de geruchten, welke hier en daar opduiken. Wij laten hier woordelijk het antwoord aan het slachtoffer volgen: „Deze obligaties achten wij, niettegenstaande het hooge rendement, een solide geldbelegging. Naar aanleiding van een bericht in de H ongaar sche pers, hetgeen door eenige Nederlandsche bladen is overgenomen, dat het Mattoni-bad, hetwelk in het bezit der Sodalitas Medicorum Oblatorum van de orde van den H. Benedictus is, in financieele moeilijkheden zou verkeeren, heeft U zich dienaangaande waarschijnlijk ongerust gemaakt. Van bevoegde zijde vernemen wij, dat houders van obligaties zich in geen enkel opzicht ongerust Gehoeven te maken omtrent de zekerheid hunner befeggïng. De obligatie-leening is groot f 450.000.— (850.000?), terwijl deze obligaties gedekt zijn door een hypotheek op de bezittingen, welke getaxeerd zijn door de belastingambtenaren op bijna 11/2 millioen gulden. Onder deze bezittingen bevindt zich een complex bouwterrein; zooals destijds in het prospectus werd medegedeeld, bestond het plan, deze terreinen geleidelijk voor een goeden prijs tegen de condities der leening van de hand te doen. Over eenige dezer verkochte perceelen zijn nu onaangenaamheden ontstaan met de koopers. Dit geval is in enkele Hongaarsche bladen nogal opgeblazen. Voor de zakelijke zekerheid der obligatie-houders is echter in 't geheel geen gevaar." Deze geruststellende verklaring komt natuurlijk uit den koker van Burgers Bank. De redacteur van het bedoelde blad is bij den directeur van deze Bankinstelling een sigaartje gaan rooken en heeft terloops gevraagd hoe het zat met die obligaties, want dat een zijner abonné's hem om een verklaring had gevraagd. De Bankdirectie heeft hem toen joviaal op den schouder geklopt en geantwoord: Zet jij maar gerust in je blad, dat... . enz. Maar wij vragen ons af wat men aan dergelijke renseignementen heeft en of het publiek niet gedupeerd wordt, dat op zulke aanwijzingen en aanprijzingen in gaat? En hoe dikwijls komt het dan nog niet voor, dat er volstrekt geen mijnheer X of Y was, die om inlichtingen verzocht, maar de gefingeerde correspondentie moet dienen om het publiek in 't algemeen een rad voor oogen te draaien en wel op instigatie van de betrokken Bank of andere instelling, die er wel wat voor over heeft als dit tegengif wordt rond gediend. *** Een fonds, waarin ontzettend geknoeid is en waarin duizenden guldens zijn verloren, is wel B o e t o n. Zoo ergens, dan zijn insiders hier in de gelegenheid geweest hun slag te slaan ten koste van Jan Publiek. Deze maatschappij, die nog geen cent dividend uitkeerde, maar waarover de meest fantastische geruchten geregeld werden gelanceerd, geruchten over het vinden van petroleum op de terreinen, van het sluiten van overeenkomsten met de Koninklijke, met de Farben, de Standard Oil enz., het ontdekken zelfs van radium, terwijl het bestuur zelfs niet tot publiceering van de maandelijksche productie van asfalt, noch tot die van het verschepingscijfer overging, maar de goegemeente naar hartelust liet fantaseeren, waarbij gezegde gemeente meende te mogen gelooven dat „qui ne dit rien consent" oftewel, die niet tegenspreekt, stemt toe, deze maatschappij dan heeft haar aandeelen een koers zien bereiken van ruim 400 procent, waartegen wel heel schel afsteekt, dat zij in deze zomermaanden, nadat eindelijk eens iets omtrent den waren toestand loskwam een niveau van midden 60 procent voor lief moesten nemen. Verscheidene financieele inlichtingsbureaux, wanneer wij de adviseerende bladen en blaadjes eens zoo noemen zullen, waren van meening, dat op een goeden dag het asfalt dezer maatschappij, die in drie jaar er in geslaagd was de stoutste verwachtingen te wekken op weinig anders dan lucht, dat het asfalt zou blijken slechts louter goud te zijn. We laten hier de meening van een dezer adviseurs volgen. Ook hieruit moge blijken wat men van dit soort adviezen te denken heeft. „Voor Boetons verwachten wij een koersverheffing, in verband met aankoopen door hen, die wellicht beter ingelicht zijn omtrent de innerlijke mérites van dit fonds. „Onze positieve indruk is, dat voor deze maatschappij geweldige perspectieven zijn weggelegd, waaromtrent wij en het publiek nog in het duister tasten, doch wat voor enkele bevoorrechte insiders reeds een axioma is." „Wij vernemen van niet-officieele, doch welingelichte zijde, dat de onderhandelingen met de Ned.Indische regeering ten opzichte van het Laweleterrein tot een resultaat hebben geleid en in principe is besloten tot oprichting van een nieuwe maatschappij, waarin de regeering participeert." Wij moeten hier intusschen er even op wijzen, dat de directie van de Boeton, toen haar in Mei 1929 gevraagd werd wat er van het vinden van radium en van overeenkomsten met de Standard Oil enz. aan was, zoowel het een als het ander ontkende. De waarde van berichten van „welingelichte zijde" blijkt hieruit intusschen meer dan voldoende. *** Gedachtig aan het „noblesse oblige", is het publiek nog veelal van meening, dat menschen met een titel, menschen, van wie men verwachten mocht, dat zij hun stand en beroep, soms ook hun afkomst, geen oneer zullen aandoen, een van huis-uit gewettigd vertrouwen verdienen. Het is daarom dat, wanneer de een ot andere financieele struikroover een plan heeft bedacht om de goegemeente grootscheeps een aderlating toe te dienen, hij op zoek gaat naar wat „klinkende namen", want zonder deze vliegen de onnoozele vogeltjes toch niet maar zoo in het net. De groote man, het financieele genie — want wanneer de zaak gelukt, is de man dit immers? — wordt natuurlijk directeur, de anderen worden commissaris. Hoe het mogelijk is, dat menschen van naam en stand, wanneer zij in hun hart niet even groote ploerten zijn als de struikroover-directeur, zich tot een dergelijk meedoen leenen, zal wel ten eeuwigen dage een psychologisch raadsel blijven. Dat men hier uitsluitend met zwakzinnigen te doen heeft, die op hun beurt de dupe worden van de mooie praatjes der directie in spe, mogen we toch niet aannemen of een mr en dr titel beteekent in 't geheel niets meer. Hoe het zij, de menschen van naam en afkomst, die hun ziel en geweten voor een handvol zilverlingen verkoopen, zijn blijkbaar bij bosjes te vinden, waaruit blijkt, dat de tegenwoordige koers van ziel en geweten vrijwel het nulpunt nadert. Mogelijk ook zijn de heeren met deze artikelen wel in de baisse. Een financieel genie, dat men geen recht heeft laten wedervaren, maar zeer ondankbaar in Har er Majesteits Vioolkist heeft afgezonderd, was de beroemde heer P. J. F. Kloppenburg, ook al domicilieerende in het Koninklijke Den Haag. Jodocus Kloppenburg dan was directeur van de Provinciale Bankvereeniging, welke ten slotte failleerde, doch hij wist het eene gat geregeld met het andere gat te stoppen en was onvermoeid bezig maatschappijen en maatschappijtjes op te richten, die gelegenheid gaven de menschelijke schapen volgens de regelen der kunst te scheren. Zoo waren daar de Effectenen Handelsbank, de Provinciale Bond van Effectenbezitters, het Vereenigd Nederlandsch bezit in Markenwaarden, het Bondseffectenkantoor, om van de diverse syndicaten enz. maar te zwijgen. De commissarissen van Jodocus Kloppenburg waren: mr. H. Blaupot ten Cate te Kootwijk, mr. A. G. A. ridder van Rappard te Tiel, H. A. F. vanTtooy te Nijmegen en H. M. J. Blomjous te Tilburg. De debacle van de maatschappij tot exploitatie van Onroerende Goederen „Beider Belang" en de daarmee gelieerde onderaerning Maatschappij „Walda", tot exploitatie van roerende en onroerende goederen, ligt eveneens nog frisch in het geheugen. Ook deze, eertijds te Utrecht gevestigde maatschappij, voelde zich meer thuis in de vorstelijke residentie en verhuisde indertijd daarheen, waar de grond vruchtbaar schijnt voor operaties en operateurs. Deze heeren waren echter wat al te brutaal geweest en hadden de regelen der kunst wel wat uit het oog verloren, waarvoor ze dan ook gestraft werden met opzending naar de Rijks-safe-imichting te Leeuwarden. We zullen eveneens het zwijgen bewaren over de Veendammer Hypotheek Bank, waarbij tenminste, dank zij de heeren mr. van Gigch en mr. Schuurman, nog een deel der gelden van de arme berooide spaarders in het land bleef. Zwendel, zwendel und kein Ende! Maar zal het ezelachtige pubüek dan nooit wijzer worden en zijn lieve duiten dan toch maar aldoor weer opnieuw toevertrouwen aan de heeren Zwendelaar & Co., die hun hoofdkantoor misschien in Den Haag hebben, maar bijkantoren in alle steden en dorpen van Nederland en daarbuiten? Hoofdzaak is, dat Jan Publiek te gauw vergeet en dan daarbij van de meening uitgaat, dat wat een ander gebeurde hem niet overkomen zal, om even later te ervaren, dat, liep zijn buurman in een sloot, hij in een beek terecht kwam, maar dan is het te laat. We zullen nu weer terugkeeren tot de Effectenbeurs. * * Een zeer merkwaardig fonds is ook dat der Tecolote Copper Mines Corporation waarvan de diverse waarden(?) worden geëmitteerd door het Nieuw Nederlandsen Trustee's Kantoor te Amsterdam, welk kantoor meerdere dergelijke aandeelen enz. in Nederland aan den man zoekt te brengen. Mr. M. A. Ligterink heeft indertijd tegen deze pogingen gewaarschuwd en duidelijk uiteen gezet, waar het heele zaakje op neerkomt. De obligaties dezer schitterende onderneming (schitterend voor de lui, die haar op touw zetten) zijn zelfs geen cent waard, terwijl de gewone aandeelen hier nog een noteering kregen van 6 o/o en de preferente van 18 o/0. Het wordt ten sterkste betwijfeld of er zelfs wel een te exploiteeren mijn bestaat. De Amerikaansche directie heeft er een middagje voor genomen om eens een stukje op te stellen, dat het Nederlandsche publiek wel moest doen watertanden. Ergens anders worden deze aandeelen niet genoteerd en het mooie artikel is dus' speciaal voor Nederlandsch gebruik. De kaasboeren slikken dat wel. Wij laten het fraais hieronder volgen: „De installatie van de flotatie-inrichting is zoo goed als voltooid en wij verwachten binnenkort, het bedrijf te kunnen inzetten op een dagelijksche verwerking van 200 ton erts. De voorloopige resultaten van het nieuwe procédé voor de afscheiding der metalen, die in ons erts aanwezig zijn, wijzen aan, dat ruim 90 o/0 dier metalen in het concentraat wordt opgevangen; een percentage, dat gunstig af- steekt bij de resultaten van andere mijnen, die hetzelfde procédé toepassen. Het ligt voor de hand, dat onze kostprijs hierdoor belangrijk lager wordt. De stijging der koperprijzen belooft ruimer winsten, dan wij ooit hadden gecalculeerd. Bij een koperprijs van 18 ct. p. lb. rekenen wij op een nettowinst, na depreciatie van $ 6 per ton, zijnde bij een verwerking van 200 ton per dag, een winst van $1200 per dag of $360.000 per jaar. Wij hebben geen schulden, zoodat de geheele winst aan de aandeelhouders ten goede komt en wij hopen dan ook weldra het eerste dividend op de preferente aandeelen te kunnen aankondigen. Waarschijnlijk zal de dividendbetaling kwartaalsgewijze (dus 18/4 °/o per kwartaal) geschieden. Een belangrijke ontdekking werd onlangs bij het openleggen van het 5 e niveau gedaan, toen op een verschuiving van de hoofd-ader, een nieuw, tot dusver onbekend ertslichaam, werd aangetroffen. Wij zijn doende met de blootlegging hiervan; het nieuwe erts heeft een analyse van ruim 5 0/0 koper en een hoog zilvergehalte. Zoodra het bedrijf regelmatig loopt, zal de dagelijksche capaciteit door uitbreiding der installaties belangrijk vergroot worden." Het is het „onafhankelijk financieel weekblad voor Nederland" De Beurs, dat ten gelieve van het publiek en opdat dit buitenkansje toch maar niet aan den neus van dat publiek zou voorbijgaan, zich de moeite gaf om naar Amerika te schrijven en rechtstreeks van de directie te hooren hoe het met de zaken nu wel stond. Dat de redactie hier ook aan een „onafhankelijk", zegge onpartijdig adres was, springt direct in het oog en het behoeft dan ook geen verwondering te wekken, dat het advies luidt; „Laatstgenoemde aandeelen met een noteering van beneden 30 0/0 (er schijnt dus plan te hebben bestaan de prullen zoo hoog op te jagen) lijken ons, in verband met het vorengereleveerde, zeer koopwaardig en wij verwachten ze binnenkc-rt een stuk hooger." Ook het prachtfonds „Camco" is door dit blad hoogehjk geprezen en warm aanbevolen. Het is eigenaardig hoe dit soort financieele blaadjes, die er op uit zijn door het ongemotiveerd opdrijven van de koersen of het aanprijzen van fondsen, waaraan elke besteedde stuiver een strop is, elkaar geregeld in de haren zitten. Zoo spreekt „De Beurs" bijv. van „het meest onbetrouwbare specimen onzer financieele pers De Zakenwereld." * In datzelfde blad adverteert geregeld de N.V. Bouw- en Administratie-Maatij „De Lichtstraal", Koningin Emmakade 175, Den Haag. Omtrent deze maatschappij, waarvoor, misschien omdat hij al slechte noten had hooren kraken van het fameuze „Beider Belang", waarbij het belang toch eigenlijk maar aan één kant was, een abonné ietwat huiverig was geworden (of was er in 't geheel geen abonné en de opmerking bestemd pour la galérie"?) en derhalve omtrent den Lichtstraal zijn licht eens op kwam steken, kwam het volgende antwoord voor: Inzake de N.V. Bouw- en Administratie-maatschappij „de Lichtstraal", te 's-Gravenhage, verwijzen wij U naar ons nummer van 9 Augustus j.1., waarin wij U reeds mededeelden, dat genoemde maatschappij sterk vooruitgaat, steeds stipt aan hare verplichtingen voldoet en op zeer sterke wijze groeit. Wij kunnen U dan ook met gerustheid een relatie met deze Maatschappij aanbevelen. Zooals wij verder vernemen zijn er in den loop van dit jaar reeds voor verschillende tienduizenden guldens aan hypotheken uitgezet. Bijkantoren zijn geopend te Breda, Aardenburg, Andel, Heerlen en Heerenveen. Alles wordt met de meeste stiptheid en accuratesse behandeld, zoodat het aantal relaties hand over hand toeneemt. Het „Finantieel Weekblad voor den Fondsenhandel" te Amsterdam, dat tot de weinige serieuze bladen óp dit gebied behoort, welke wij in Nederland rijk zijn, was echter een andere meening toegedaan en gaf aan een zijner abonné's, die er om vroeg, de volgende inlichting: De Bouw- en Administratie-Mpij „De Lichtstraal" is een onderneming, waarmede men beter niet in relatie kan treden. Zij schijnt er haar werk van te maken om premieleeningen van andere mpijen over te nemen in de hoop deze weer geleidelijk op het pubhek af te kunnen schuiven. De heeren bestuurderen van deze verschillende vennootschappen spelen met elkaar onder één hoedje en trachten Jan Pubhek te imponeeren 3oor „rnilüoenen op papier". Zoo vinden wij in nr. 434 van Het Verzekeringsblad voor Nederland en België onder redactie van den hr W. Wiebes Leemans een balans van „De Lichtstraal" opgenomen, die wel het summum is van wat ons in dit opzicht tot nu toe onder de oogen kwam. Êr blijkt nl. uit, dat deze onderneming werkt met een kapitaal van f 10.000, zegge tienduizend gulden, waartegenover o.a. een post „effecten" van bijna f in.500.000, zegge honderdelfeneen half millioen, staat. Door allerlei gegoochel *heeft men deze millioenenbedragen op de balans te voorschijn getooverd. Het papier is nu eenmaal geduldig! Uiteraard heeft een dergelijke balansopstelling geen ander doel dan om den stormloop op de guldens van den kleinen man te vergemakkelijken. Meer zullen wij niet van dit obscure zaakje zeggen. Wilt U uitvoeriger bijzonderheden hebben, dan kimt U die vinden in de nrs 434 en 435 van evengenoemd blad, welke vermoedelijk op aanvrage nog wel te verkrijgen zullen zijn tegen betaling van 40 ct. per nr." Het is wel interessant, dat het bewuste blad „De Beurs" van genoemd „Finantieel Weekblad" getuigt, dat het op 34-jarigen leeftijd „tot de kennis deS onderscheids van goed en kwaad schijnt te zijn gekomen, en heel wat steviger dan voorheen.zijn journalistieke tanden zet in het wilde vleesch van finantieele bedriegerijen." Het heeft dat hier aan den lijve ervaren. *** In het laatst van Sept. 1927 brachten de heeren Gouverne & Co. te Amsterdam een kwart millioen aandeelen aan de markt van het Circus Carré. In het prospectus werd verteld, dat de eerste helft van het boekjaar reeds een winst was gemaakt van 45.000 gld. „Waar van het loopende boekjaar nog zes maanden resteeren (het iste boekjaar liep van 1 Maart 1927—30 April 1928), volgt hieruit, dat de totaal aangenomen netto-winst van f 120.000 veilig getaxeerd is, rekening houdende met den tijd, dat het eigenlijk speelseizoen, ten tijde der uitgifte (ultimo Sept. 1927) nog moest aanvangen. Dit resultaat laat toe, reeds het eerste jaar een zeer behoorlijk dividend uit te keeren, de kosten voor uitbreiding van het kapitaal geheel af te schrijven en een ruime afschrijving op het gebouw te doen plaatsvinden. Het ligt in de bedoeling, onvoorziene omstandigheden voorbehouden, voor te stellen, over het eerste boekjaar een dividend uit te keeren van 9 o/0j vereischende een winst van circa f 60.000, zoodat f 60.000 of 120/0 van het kapitaal overblijven zou voor afschrijvingen en verdere reserveering." Op de aandeelhoudersvergadering, een jaar later, deelde de voorzitter mee, dat er een winst was behaald van ruim 58.000 gld., maar dat men, inplaats van de beloofde 9 o/0 uit te keeren, deze Kever in reserve zou houden. Even later kwam de Telegraaf vertellen, dat de directeur verantwoordelijk zou worden gesteld voor een verlies van 50.000 gld., omdat hij niet gehandeld had volgens de statuten, maar op eigen houtje dingen had gedaan, die verhes op hadden geleverd. Weer een jaar later, dus in Sept. 1929, werd op de algemeene vergadering besloten het winstsaldo van tien mille op nieuwe rekening over te brengen. Op vragen van aandeelhouders, die toch wel eens weten wilden hoe het nu met hun dubbeltjes stond, werd eenvoudig geen antwoord gegeven. Het bovengen. Finantieel Weekblad zegt: „De Expl. Mij Carré is de laatste jaren door een geheimzinnig waas omgeven, inzooverre, dat de weinige aandeelhouders onder het publiek steeds tevergeefs pogingen in het werk hebben gesteld, om iets aan de weet te komen omtrent den financieelen toestand der ondemeniing. Pogingen onzerzijds op verzoek van aandeelhouders daartoe bij het bestuur ondernomen, om cijfers te verkrijgen, zijn eveneens geregeld mislukt. Door een toeval zijn deze echter te langen leste toch in ons bezit gekomen en zij geven een dusdanigen kijk op de Mij., dat de geheimzinnigheid van het bestuur niet geheel onbegrijpelijk lijkt. Uit de beschikbare cijfers blijkt, dat het over het eerste boekjaar behaalde resultaat belangrijk beneden de prospectus-ramingen is gebleven. Dividend werd, zooals bekend, over dit boekjaar niet uitgekeerd. Niettemin wordt de verlies- en winstrekening gedebiteerd met f 7692.50 voor dividend- en tantième-belasting." Het blad „De Beurs" voegt hieraan toe: „Uit de balansen blijkt, dat de bij de emissie als onderhands geplaatst vermelde post aandeelen met f 150.000 weder tot de Mij. zijn teruggekeerd, m.a.w. dat de onderhandsche plaatsing van 1V2 ton een schijn-manoeuvre is geweest, waardoor het mogelijk werd, het gestorte bedrag weder aan de insiders terug te geven. Van tweeën één: óf de Directie, Commissarissen en het emissiehuis zijn voor 100 o/0 onbetrouwbaar, indien zij werkelijk de emissie onder bedriegelijke voorspiegelingen in zee zonden, een conclusie, waartoe de fameuze terugboeking van uitgegeven aandeelen alle aanleiding geeft; óf de vorengenoemde gentlemen zijn evenzeer voor 100 0/0 incompetent, een zaak te drijven, waar de werkelijke resultaten zoo geweldig van de verwachtingen in het prospectus gewekt, afwijken. Wij merken nog op dat twee van de firmanten der firma Gouverne & Co. commissarissen bij Carré zijn, terwijl de D ritte im Bunde een Belg is. Klaarheid zal vermoedelijk in deze zaak wel niet komen. Maar het verdient aanbeveling, zoowel de aandeelen Carré als de firma Gouverne & Co. links te laten liggen." *** Maar keeren we ons van dit soort weldoeners af. Met dergelijke practijken waren boekdeelen te vullen. Wanneer ge vroeger bij avond een excursie wenschte te ondernemen in de buurt van de Londensche Docks, was het een gebiedende eisch voor een geladen revolver te zorgen, daar allerlei ongure individuen zich ieder oogenblik bereid verklaarden u van uw duiten en desnoodig van uw leven af te helpen. Maar een verstandig mensch waagde zich ook met m deze lustwaranden en zocht voor zijn promenades liever plaatsen uit, waar hij zijn revolver thuis kon laten. Waarom zoudt gij niet tot die verstandigen behooren en de financieele Docks vermijden? Zijt ge echter nog niet voldoende overtuigd dat ge zonder .genade het kind van de rekening wordt, welnu, lees dan verder. De eerste vertrouwensman van hem, die zijn duiten veilig wenscht te beleggen, is zijn commissionnair. „Wat zou u mij nu eens aanraden te koopen?" ziedaar de zwaarwichtige vraag. De commissionnair gokt zelf niet, hij verdient genoeg of is althans tevreden als hij zijn provisie int en nu en dan eens een koersvoordeeltje heeft of een voordeelig renteverschil. Hij gokt niet! Jawel! Dat moet u maar gelooven. Er is er misschien wel eens een, die niet speculeert, maar zelfs met den Lichtstraal, om het klassieke lantaarntje maar thuis te laten, zult u ze met vmden. Ik wil echter aannemen, dat uw commissionnair een rechtschapen man is, want die zijn er, heusch, ook onder. Dan zal hij u naar zijn beste weten en overtuiging zeggen: „Koop eens een stukje van dit of van dat" en.... misschien blijkt later wel, dat hij goed gezien heeft. Het kan echter evengoed gebeuren, dat het falikant uitkomt, want hij gaat ook maar af op uiterlijke verschijnselen en dat kunnen wel eens camouflages zijn, om den werkeüjken en minder fraaien toestand te verbergen Ook kan zijn gevoel hem bedriegen, zijn „feeling". Knapheid, inzicht, ze mogen hoogstens hun waarde hebben, wanneer het er om gaat u te adviseeren iets niet te doen, wanneer het gaat om een positief advies, heb ik meer vertrouwen in het domme geluk. De beurshandel heeft evenveel van reëelen handel als een orang-oetang van een professor in de geschiedenis. Op een uur af stands lijkt hij er een beetje op. Wat u moet denken van de adviezen van de tallooze financieele blaadjes, als waarvan we hierboven een paar noemden, zal u wel duidelijk zijn. Het spel is meestal het volgende: Staat een fonds laag, wat kan voorkomen als een gevolg van de z.g. marktsituatie, op welke situatie heel wat gezondigd wordt, of doordat de een of andere speculant a la baisse de noodige stukken heeft verkocht met de bedoeling ze straks tegen de lage koersen terug te koopen, of zijn er tijdelijk minder gunstige berichten omtrent het fonds gelanceerd, is de opbrengst van een mijn wat minder of toont de maandstaat van een spoorwegmaatschappij lager cijfers, dan koopen de heeren op dit verlaagde niveau successievelijk een aantal stukken en beginnen nu in hun blaadjes de mérites van het fonds zoodanig op te hemelen, dat er vanzelf koopers op" komen dagen en, waar, als bij de schapen de een den ander volgt, koopt de buurman ook een stukje. De koers gaat nu naar boven en de mijnheer van het blaadje verkoopt zijn stukjes met een aardig winstje, om het fonds daarna los te laten, zoodat het van zelf weer aftakelt. Misschien begint hij na geruimen tijd het spelletje opnieuw en dan kan, wanneer tenminste de aankoopkoers nog weer bereikt wordt, de kooper-buitenstaander zijn stukje zonder of met een klein verlies weer van de hand doen. Soms krijgt hij die kans echter nooit terug en dan kan hij een strop boeken. Maar zijn stroppen boekt hij meestal niet. Hij vergeet ze maar liever zoo gauw mogelijk en tracht alleen bij de oude nog ettelijke nieuwe te voegen door met frisschen moed weer wat anders te 'koopen. Zijn de adviezen van den eerlijken commissionnair geen onfeilbare geluksboden, hij bedriegt zijn cliënt niet willens en wetens. Liefst laat hij zich een beetje onzeker uit, een beetje Delphi-orakel-achtig, om eens zoo te zeggen. Trouwens als hij werkelijk wist wat de dag van morgen brengen zou, dan deed hij toch zijn zaakje aan kant en zorgde dat hij zelf binnen een paar maanden binnen was. Het is hier, meenen we, wel de plaats om iets te zeggen over de gevaarlijke verhouding tusschen u en uw commissionnair. In de Algemeene Voorwaarden, welke door u zijn geteekend, komt in de eerste plaats voor, dat de door u gekochte stukken onder zijn algemeenen voorraad effecten worden opgenomen, wat beteekent, dat hij er mee handelen kan alsof ze zijn eigendom waren, natuurlijk zonder dat daardoor uw rechten op het batig saldo worden te kort gedaan. Een tweede bepaling is, dat uw effecten door hem zullen mogen worden gebezigd als onderpand voor door hem opgenomen gelden. Het spreekt vanzelf, dat met deze effecten niet die bedoeld worden, welke door u met contant geld betaald zijn en welke u of in uw safe denkt te bergen of bij hem in open bewaargeving achterlaat. D eze clausule geldt echter wel voor de in rekeningcourant of op prolongatie gekochte stukken. De meeste speculanten betalen de gekochte stukken niet vol, doch koopen op prolongatie met een surplus van minstens twintig procent. Het meerendeel zal wel zoo verstandig zijn er voor te zorgen, dat de dekking meer dan 20 o/0 is, omdat hierbij maar weinig behoeft te gebeuren of men komt „onder" te liggen met al de onaangename gevolgen van dien. Dit soort effecten, dat door u op prolongatie werd gekocht, of u er 20 0/0 of 60 o/0 op betaalde, wordt in den algemeenen effectenvoorraad opgenomen en de commissionnair kan er mee handelen alsof ze volkomen zijn eigendom waren. Het eigen kapitaal, dat hij in zijn zaak heeft zitten, behoeft dus waarlijk niet groot te zijn, want er wordt geen stuk voor een cliënt gekocht, als niet minstens 20 °/0 er op wordt gestort. Betaalt u 50 o/0 dan blijft er dus een niet strikt noodige dekking van 30 o/0 over. Wanneer nu de commissionnair het stuk bijv. bij de Kasvereeniging brengt, bestaat de mogelijkheid, dat hij voor de door u teveel gestorte 30 o/0 zelf een ander stuk koopt. Heeft hij een groot aantal cliënten, dan kunt u zelf wel nagaan, dat het voor hem een klein kunstje is met een aanzienlijk bedrag van zijn cliënten te speculeeren. En dat er commissionnairs zijn, die dit doen, daar kunt u zeker van 'zijn. Het spelletje kunnen zij heel lang rekken, zonder dat er naar buiten iets van merkbaar is, doch worden ze te brutaal en wagen ze op een gegeven oogenblik te veel, dan kan, wanneer de speculatie falikant uitvalt, het gevolg van zijn speculeeren wel eens zeer funest zijn voor de cliënten. Heeft hij bij zijn geldschieter geen voldoende dekking meer, dan gaat deze over tot executie en de stukken der cliënten worden kalmweg voor de schulden van den commissionnair verkocht. Is de opbrengst zelfs onvoldoende, dan volgt een faillissement en de cliëntèle deelt mee in het verlies. Van meedeelen in de winst was echter nooit sprake. Mr. I. van Creveld heeft over deze kwestie 'een interessant artikel geschreven in „De Telegraaf" van 3 Aug. 1929. Hij zette er boven Belangrijk risico is verbonden aan het nemen van prolongatie. Wij laten hier dit artikel volgen: „Het kan, naar mij voorkomt, zijn nut hebben in ruimer kring de aandacht te vragen voor een recente beslissing van den Hoogen Raad, waaruit volgt, hoe groot risico degene, die geld opneemt tegen onderpand van effecten (hoevelen doen dit niet?) toch wel loopt. De practijk is aldus, dat de effecten-handelaar, resP- de Bank, zich het recht reserveert, effecten, die hij in prolongatie neemt, wederom in herprolongatie te geven. Daarnevens is de geldende practijk, waarschijnlijk gevolg van de voormelde bevoegdheid tot herprolongatie, dat de geldnemer bij terugbetaling van het door hem opgenomen geld, alleen teruggave van een gelijksoortig effect, doch nimmer van hetzelfde stuk, meer speciaal niet van hetzelfde nummer, mag verlangen. Wanneer alles goed loopt, bestaat hiertegen geenerlei bezwaar. Het effect heeft voor den eigenaar alleen belang als waarde-object, de individualiteit van het stuk interesseert hem niet. Hoe geheel anders, wanneer de zaak eens niet goed loopt! Maar speciaal is bier te denken aan het geval, dat de effecten-handelaar "in déconfiture is geraakt! Dat de cliënt er naast grijpt, indien in dit geval zijn in herprolongatie gegeven stukken, tengevolge van de wanbetaling van den effecten-handelaar, worden geëxecuteerd, behoeft weinig betoog. Men kan zich ook een minder vérstrekkend gevolg denken, gelijk zich inderdaad voordeed in het geval waarin de Hooge Raad laatstelijk tot oordeelen was geroepen. Daar betrof het de Maas- en Waalsche Bank te Nijmegen, die eenige jaren geleden in staat van faillissement is geraakt. Curatoren bevonden, dat een aandeel Soekowono no. 583 aan de Bank in prolongatie was gegeven, zoomede dat de Bank dit aandeel weder bij een der groote Amsterdamsche Banken had herbeleend. Curatoren achtten het in hun belang het niet tot een executie der herbeleende effecten te laten komen, doch het debet-saldo van de gefailleerde instelling aan te zuiveren, waartegenover het bovenbedoelde effect in den boedel terugkeerde. Of curatoren van deze bevoegdheid gebruik maakten omdat het effect inmiddels in waarde gestegen was, blijkt niet; vermoedelijk was dit het geval, doch voor de zaak waar het hier om gaat doet dit ten slotte weinig ter zake. Een feit is het, dat het effect in den boedel terugkeerde, d. w. z. niet Soekowono no. 583, doch Soekowono no. 182. Het laat zich hooren, dat de eigenaar van het effect zich daarop tot de Curatoren wendde met het verzoek hem dit stuk, natuurlijk onder terugbetaling van de daarop door hem ontvangen gelden, te willen overhandigen. Evenmin, aldus ongeveer redeneerde de eigenaar, als ik van U mag verlangen teruggave van hetzelfde nummer dat ik U destijds overhandigde, evenmin gaat het aan, dat gij mij thans teruggave van mijn stuk weigert alleen op grond dat de nummers niet overeenstemmen. Curatoren weigerden niettemin de teruggave van "het stuk, plaatsten zich op het standpunt dat de waardevermeerdering van het stuk aan den boedel van de gefailleerde Bank (die nota bene in deze transactie nooit iets anders dan niet-geïnteresseerd tusschenpersoon was geweest!) ten goede moest komen en dat de oorspronkelijke eigenaar zich voor de waarde van het stuk als crediteur kon laten verifieeren, met de kans t.z.t. een percentsgewijze uitkeering te kunnen verkrijgen. Het Hof te Arnhem stelde den eigenaar in het gelijk in hoofdzaak op grond, dat op het oogenblik, waarop het effect in den boedel van de Maas- en Waalsche Bank terugkeerde, de rechtsverhouding van de Bank (resp. Curatoren) dezelfde was als tevoren, nl. die van pandhoudster ten behoeve van den oorspronkelijken eigenaar. Dit arrest is door den Hoogen Raad gecasseerd. Het is voor den eigenaar slechts een schrale troost, dat niet alleen het Hof te Arnhem, doch ook de Proc. Generaal bij den Hoogen Raad, zoomede de wetenschappelijke critiek van prof. Scholten, die na de beslissing van den Hoogen Raad is losgekomen, aan zijn zijde stonden. De Hooge Raad meende, dat het eigendomsrecht op het oorspronkelijk aandeel no. 583 niet als vanzelf kan overgaan op aandeel no. 182; wel bestond er voor de Maas- en Waalsche Bank een plicht om in plaats van het eene aandeel het andere te leveren en zou, na voldoening van dezen plicht, de cliënt eigenaar van het andere aandeel zijn geworden, doch juist het tusschengekomen faillissement was oorzaak, dat aan deze verplichting geen gevolg meer kon worden gegeven, daar dit zou neerkomen op een bevoordeeling van den eenen crediteur boven den andere. Ten slotte verwerpt de Hooge Raad nadrukkelijk iedere gedachte aan z.g. zaakvervanging, als zoude het aandeel no. 182 automatisch de plaats van het aandeel no. 583 zijn gaan innemen, op grond dat de wet hierover zwijgt. In 't kort samengevat, moet de eindconclusie luiden, dat hier door den hoogsten rechter op grond van zuiver doctrinaire overwegingen een beslissing is gegeven, die uit een oogpunt van billijkheid moeilijk in bescherming kan worden genomen. Dat er zelfs op den doctrinairen gedachtengang van den Hoogen Raad nog heel wat valt af te dingen, leert de belangrijke noot die prof. Scholten onder het arrest in het tijdschrift „De Nederlandsche Jurisprudentie" heeft geplaatst. L'homme propose .... Ie j u ge dispose! Men moge het met 's Rechters oordeel al dan niet eens zijn, men zal er zich bij hebben neer te leggen! Moge het velen tot waarschuwing strekken!" *** Dit gevaar is echter niet het eenige, dat de speculant bij zijn commissionnair loopt. Commissionnairs, die het tot een faillissement brengen, zijn er percentsgewijs niet zoo heel veel, omdat de meesten wel op zullen passen niet al te veel risico te loopen en de constructie van hun bedrijf zoodanig is, dat ze zeer lang drijvende kunnen blijven en de gelegenheid altijd bestaat, dat den een of anderen dag een gelukt speculatietje den toestand weer geheel of gedeeltelijk herstelt. Er zijn echter nog vele andere gevaren, welke den cliënt bedreigen. Met een concreet voorbeeld willen wij er een aanduiden. U heeft in de dagbladen tal van berichten gelezen over de op komst zijnde petroleumrestrictie in Amerika en u denkt: Ik geloof, dat het tijd wordt eens een paar stukjes op te nemen, zooals de term luidt. Gij geeft uw commissionnair op voor u te koopen twee of drie aan- deelen Phillips Oil, die momenteel op 40 o/0 staan. Uw commissionnair voert natuurlijk de order uit. Een dag of wat blijft de koers om en bij uw koers valt aankoop zweven, om daarna geregeld naar beneden te gaan. De toestand van de Amerikaansche markt wordt over het geheel slechter ofwel er is ten op-, zichte van de restrictie een kink in den kabel gekomen. Hoe het ook zij, uw positie verbetert er niet öp. De commissionnair, die hier en daar wat opgevangen heeft en vermoedt, dat de daling nog wel een poosje aanhouden zal, is zoo slim uw aandeelen kalmpjes te verkoopen. Hij gaat dus feitelijk tegenover u in de baisse en elk punt, dat de koers nu blijft zakken, is zijn voor- en uw nadeel. Nadat, laat ons zeggen, de koersen nog een achttal procenten naar beneden zijn gegaan, koopt hij de stukken terug en steekt het zoete winstje in den zak. Wanneer u hem had gevraagd wat verstandiger zijn zou: tijdelijk verkoopen of aanhouden, zou hij misschien hebben gezegd: verkoopen, maar dit is nog niet zoo heel zeker, want dan zou hij zichzelf benadeeld hebben. Nu u echter niets hebt gevraagd, heeft hij gemeend ook niets te moeten zeggen. U volgt uw eigen meening en inzicht, hij volgt de zijne. Ongevraagd u waarschuwen, daar komt niets van in. Nu is dit alles wel volkomen correct en zakelijk, is ei] niets op aan te merken, doch ieder voelt wel, dat bij slot van rekening hier moreel iets niet in orde is. Over moraliteit heeft men in den effectenhandel echter al zeer ruime opvattingen en iemand, die inderdaad consciëntieus is, doet beter een ander beroep te kiezen. Het gebeurt dus meermalen, dat u aan het een of andere fonds een aardigen duit verliest! en dat uw commissionnair aan diezelfde, door u gekochte stukken, een mooien duit verdient. Er zijn maar heel weinig commissionnairs, die zich tegenover hun cliëntèle met een zekere beslistheid uitlaten. Het is altijd: Er valt zoo weinig van te zeggen. — Ze kunnen nog wel verder stijgen. — Wie weet komen ze niet op o- enz. Dit is nu aan den eenen kant wel begrijpelijk, omdat, wanneer de man gezegd had: Ik zou ze verkoopen, en er trad juist een stijging in, de cliënt hem dit kwalijk zou kunnen nemen, maar een feit is, dat im ganzen und groszen de patiënt toch aan zichzelf blijft overgelaten. *♦• Wij hadden het hierboven over het immoreele, dat onafscheidelijk den effectenhandel vergezelt, dat er een integreerend bestanddeel van uitmaakt. Nog een enkel voorbeeld hiervan. U deponeert bij uw commissionnair duizend gulden en verzoekt hem voor u een of ander Amerikaansch aandeel te koopen, dat momenteel op 120 o/0 staat. Daar 1 o/0 = 25 gld., kost het stuk 3000 gld. en, u is dus gedekt voor1 een derde of 331/3 0/0. De koersen gaan echter plotseling met sprongen naar beneden. Uw commissionnair bewaart rustig het stilzwijgen en meent, dat u zelf maar moet weten wat u doen of laten moet, Feitelijk heeft hij groot gelijk, want u speculeert en moet dus zelf weten wat u doet. Een week na! uw aankoop is de koers reeds 10 o/0 lager en de commissionnair, die voorziet, dat die nog wel veel lager zal komen, heeft op 116 0/0 uw stuk reeds verkocht. Als de koers nóg 10 o/0 lager is, krijgt u, ook al is, het stuk niet meer in zijn bezit, een briefje, dat uf moet suppleeren. Het is al heel vriendelijk van hem, dat hij u niet direct heeft aangeschreven, toen de vastgestelde 20 o/0 surplus niet meer voorhanden was. U hebt aldoor gehoopt, dat er nog wel ver- betering zou komen en geen order tot verkoop gegeven, want het geven van die order beteekent accoord gaan met een vrij beteekenend verlies. Vandaag of morgen moet er toch weer verandering komen! U betaalt nog 200 gld., maar over meer? kunt u onmogelijk beschikken. U hebt nu in 't geheel gestort 1200 gld. Het stuk, dat, toen u het kocht 3000 gld. waard was, heeft nu een waarde van 2500 gld. U hebt nu echter weer een dekking van' 700 gld. en er moet heel wat gebeuren wil dat niet voldoende zijn. Maar opnieuw gaat de koers 10 0/0 achteruit, dat is een verlies alweer van 250 gld.; Gij zijt nu nog precies voor 20 0/0 gedekt, maar als* er nu nog 10