trad een tolk, van een vreemdeling vergezeld, het bureau binnen. De vreemdeling was een Engelschman, oud en mager met een grooten bril op den neus. De tolk richtte zich tot Sergievsky om hem te verklaren dat de Engelschman de toelating vroeg enkele gevangenissen van Moscou te bezoeken. Hij was naar Sergievsky gezonden door de vrouw Kamenev (thans ambassadrice te Rome). Het volgende gesprek ontspon zich alsdan: Sergievsky: Zoo, is hij daar? Ik werd vanmorgen over hem opgebeld. Zeg hem even te wachten. A propos, verstaat hij Russisch? Spreekt hij onze taal? De tolk: Neen, Het is een onschadelijke sul. Hij verstaat geen stom woord Russisch, Allicht vergetend dat wij daar waren, deed alsdan commissaris Sergievsky zijn adjunct komen, kameraad Zaytev, en zich tot hem richtend vroeg hij of hij „Sokolniki" (een der gevangenissen te Moskou) van het telefoongesprek met Kamenev had verwittigd. Daarop had Zaytzev bevestigd geantwoord, zoodat Sergievsky hem verzocht even telefonisch bij de Sokolniki aan te vragen of men aldaar op bezoeken was voorbereid en te waarschuwen dat men een uur later een bezoek zou mogen verwachten. Na dit bevel te hebben gegeven, ontbood hij den adjunct-overste van den dienst der gevangenissen, die vlak in de buurt was ondergebracht. Hij beval hem den Engelschman te vergezellen en gaf hem dezen laatsten wenk: Een oog in het zeil houden! Opgepast dat hij geen blunders begaat. Ik zag hoe den Engelschman een toegangskaart werd overhandigd. Hij dankte, nam afscheid en verdween met den tolk en den adjunct-overste van den gevangenisdienst, Sergievsky (die niets minder was dan onderStaatssecretaris bij het minister van Binnenlandsche Zakenl vergetend dat hij niet alleen was, riep uit: „Wat zijn die buitenlanders toch naïef!" (pp. 14—16). Inderdaad, toen de heer Sergievsky dat uitriep, was hij geheel in de lijn der werkelijkheid. dat wij nu eens een kleine handelsinrichting verlangden te zien. „In orde, werd ons geantwoord. „In drie auto's opgepakt reden wij door de stad. Als wij toevallig voorbij een bakkerij kwamen, stootte ik den gids aan, zeggend: „Kameraad, laat ons even deze bakkerij zien." Doch ik kreeg voor antwoord: „Niet deze, doch die daar tegenover." Ofschoon de stad Toela drie coöperatieve bakkerijen bezat, werd ons alleen de grootste getoond. Ik leg daar nadruk op om te bewijzen dat men ons niet al de bedrijven liet bezichtigen die wij verlangden te zien, doch enkel diegenen die men ons wel wilde toonen. „Daar er ook een spekslager onder ons was, zoo stelden wij er prijs op een spekslagerij te zien. Maar op ons verzoek werd niet ingegaan onder voorwendsel dat de spekslagerijen in ombouw waren, met het oog op haar herinrichting, „In het stroomgebied van de Donetz, te Makéewka, hebben wij een coöperatieve vennootschap bezocht. Ons werd gezegd dat zij bakkerijen, spekslagerijen en winkels bezat. Wij drukten den wensch uit een inrichting van elk dezer branches te bezoeken. Op het bureau werd ons verklaard, dat het spekslagersbedrijf niet dan na vijftien uur kon worden bezocht, omdat de arbeid dan pas aanving. Wij begrepen dat het maar een voorwendsel was, omdat wij, volgens het programma, op dit uur moesten dineeren, „Wij vroegen alsdan de spekslagerij buiten de arbeidsuren te mogen bezoeken om niet de arbeiders, doch de inrichting zelve te zien. Wij werden afgescheept met de verklaring dat het bedrijf werd heropgebouwd. Vol moed deden wij opmerken dat dit geen beletsel was, omdat het interessant ware datgene wat onder het vroeger regiem bestond te vergelijken met wat de Sowjetregeering voornemens was in te voeren. „In antwoord daarop werden wij naar de abattoirs gevoerd. Na ze te hebben bezichtigd, verklaarden wij geen abattoirs te willen zien doch wel een spekslagerij. Op dat oogenblik zeide een lid van den Bond der Russische vakvereenigingen tot ons: „Kameraden, ik moet u ten slotte bekennen dat, ofschoon wij uitstekende worst produceeren, wij niet in staat zijn u te laten zien hoe dat geschiedt." Dat laatste woord is teekenend voor geheel het Sowjet-régime. Men produceert z.g. uitstekende worst; maar men wenscht niet te laten zien hoe het resultaat wordt bereikt. Kan men het dan een buitenlander kwalijk nemen dat ijh eenigszins sceptisch staat tegenover de samenstelling van het Sowjet-product? Bovenstaande regelen waren geschreven, toen mijn aandacht werd gevestigd op de critiek die de heer Polak, ook een S.D.A.P.'er, op Prof. Vermeylen's Rusland-beschouwing geeft in het weekblad van den diamantbewerkersbond. Genoemde heer schrijft: „Wat deze of gene, die eenige willekeurige plekjes van het reusachtige Rusland vluchtig heeft bezocht, zonder een woord van de taal des lands te kennen en gewoonlijk door officiëele gidsen werd rondgeleid, te vertellen heeft, boezemt mij niet het geringste belang in, acht ik vrijwel waardeloos, hij moge vriend of vijand van het communisme wezen. Evenveel of weinig waarde hecht ik aan de mededeelingen van de Russische autoriteiten als aan die van de vluchtelingen. Nu zou men een uitzondering kunnen maken voor Panaït Istrati, een Roemeensch schrijver en overtuigd communist, die Rusland, het land zijner droomen, bezocht, er ontnuchterd vandaan kwam na een verbijlf van vele maanden en zijne teleurstelling uitte in het bekende boek waaruit Pam een en ander heeft aangehaald." Tl 1 1 Dit waardeeringsoordeel eert den heer folak en bewijst ons dat nog niet allen ter linkerzijde hun gezond verstand kwijt zijn. Maar als hij vooral Panait Istrati vertrouwt, omdat deze de bolsjewistische levens- en wereldbeschouwing is toegedaan, dan zal hij het ons niet kwalijk nemen dat wij vooral waarde hechten aan de noodkreten en met feiten gestaafde beweringen van onze arme geplaagde geloofsgenooten. En trouwens, ik geloof niet, dat een onpartijdig vrijheidlievend mensch kan twijfelen aan het schrikbewind dat in Sowjet-Rusland heerscht en waarvan vooral de niet-Marxisten de beklagenswaardige slachtoffers zijn. Terwijl ook dubbel en dwars bewezen is, dat zoowel het intellect als het proletariaat, waarvoor de revolutie z.g. heeft plaats gehad, er allertreurigst aan toe zijn. Wat heeft men er dan toch aan om reclame te maken voor Moskou, terwijl men weet dat zulks tevens beteekent reclame voor een universeele revolutie, waarvan de ellende en de gruwelen niet zijn te overzien? Kan het kleine bezadigde stukje van den heer Polak den indruk wegnemen van die grootscheepsche reclame, die verschillende S.D.dagbladen voor de oppervlakkige beschouwingen van hun Belgischen partijgenoot hebben gemaakt? Ik zou daarom mijn vriendelijke correspondenten, die mij om materiaal vroegen tegen deze ongehoorde en dwaze reclame voor Moskou, willen toeroepen: „Laat U niet van de wijs brengen door dergelijke gunstige berichten over Sowjet-Rusland, hetzij in brochurevorm, hetzij in den vorm van courantenartikelen. Denk rustig en kalm na, en stel de betrouwbare feiten tegenover een actie die eenvoudig wil werken in de richting eener algemeene wetenschappelijke en politieke omwenteling. Ik blijf steeds ter beschikking van hen, die een onpartijdig onderzoek willen instellen, ben ook weder bereid deze radiotoespraak met hetgeen nog volgt op aanvrage gratis toe te zenden, en stel gaarne meerdere exemplaren beschikbaar voor hen, die op werkplaats of atelier een bijzonder zwaren strijd hebben tegen de aanvallende beweging van de Communisten en hun hulptroepen, hoofdzakelijk gerecruteerd uit de kringen der S.D.A..P, al gaat m.i. geen enkele partij in deze vrijuit. Wij, die geen revolutie willen, maar rustige evolutie; wij, die orde en rust wenschen voor onszelf, voor ons gezien, voor onze maatschappij, wij kunnen de bewerkers der wereld- revolutie niet rustig hun gang laten gaan; en bovenal willen wij, geloovigen, niet lijdelijk toezien hoe men een militant atheïsme aan ons geslacht, en vooral aan de komende geslachten, wil opdringen. Tegenover hen die de leuze aanheffen: „noch God, noch Meester", waarmede onmiddellijk samenhangt deze andere: „Noch Kerk, noch . moraal", staan wij gewapend en geharnast naar het beeld van den Apostel Paulus in Efeze 6 en wij zeggen met onzen grooten Da Costa: Zij zullen het niet hebben, ons oude Nederland! Het bleef bij alle ellenden Gods en der Vaadren pand! Zij zullen het niet hebben, de goden van den tijd! Niet om hun erf te wezen, heeft God het ons bevrijd! Of zijn het andre tijden, die God voor ons bewaart? Een donkrer lotsbedeeling, waarvoor wij zijn gespaard? Gij zult ons toch niet hebben, gij goden van den tijd! Wij blijven ook bij 't zinken der vaadren God gewijd! Met al hun schoone woorden, met al hun stout geschreeuw, zij zullen ons niet hebben, de goden dezer Eeuw! Tenzij het woord des Zwijgers moedwillig werd verzaakt: 'k Heb met den Heere der Heeren een vast verbond gemaakt. RUSLAND-PAKKET Wie oog heeft voor het communistisch gevaar, moet zich dit pakket aanschaffen: Ir. Max Henkarl! Sowjetbeloften en werkelijkheid ƒ 6.25 De heerschappij der Communisten 1917—1930 ' " n ,„ Dr Karl NStzel; Oorsprong, wezen en beteekenis van het bolsiewisme „ 0.20 R.' vob Koschutski: Herinneringen aan Rusland . -25 Prof. N. von Arseniew: Godsdienst in Sow)et-Rusland ...... 0.15 Dr J R. Callenbach en anderen: Toespraken over de Russische geloofsvervolgingen „ 0.50 C. Shevitsch: De gevolgen van de buitenlandsche protestbeweging op den godsdienstigen toestand in Rusland ,, 0.15 M. Mischailoffs De Russ Orth. Kerk onder het Sowjet régime . . „ 0.35 Dr W. Künhaupt! Het Bolsjewisme — zijn ideeën, bedoelingen en ondergang „ 0.20 De godsdienstvervolgingen in Rusland (u. h. Russ. blad ,,Dni") . . „0.20 Wat is het Bolsjewisme en hoe ziet het er in Rusland uit? 0.15 Tina Schmidt: Mijn reis in Rusland •■»» Dr. G. Lodygensky; Rusland in 1930 »•« Boris Eliacheii: De Sowjet Dumping . . . . . ......... Dr. F. J. Krop: Het Bolsjewisme in de praktijk en wat wij uit die wereldactie kunnen leeren ,, 0.20 Prol. Dr. Auhagen: De waarheid omtrent den godsdienstigen toestand in Sowjet-Rusland „ 0.1U De Russische Kerk en de Sowjet-Regeering ... . . . . • ..»•<•« P. Jankowski-Junosze: Russische Kerken in Sow)et-Rusland ernaar- buiten 0.15 Proi. Dr. Korenchewsky: Eendracht maakt macht ........ n O-08 Dr. F. J. Krop; De Paaschcampagne der Godloozen en wat zn ons te zeggen heelt u.iz Tschegolev (naar): Hei anti-godsdienstig werk onder de^ kR^eren ^ 0 ^ N. A. Klepinine: De godsdienst en de nieuwe communistische cultuur „ 0.12 Annie Wieck: Een beeld uit Sowjet-Rusland De oruwelen der Concentratie-kampen van de Sow)et-Unie Prol. Dr. Iwan Ujini Hoort de signalen - »••» Dr. Hausdorfi: De Joden en het Bolsjewisme . . . • . ■ ■ ■ .. u-m Berichten over den toestand der Orthodox-Russische Kerk buiten Rusland enz. U.u» Voornaamste stellingen van de Sowjetsche propaganda tegen de Protest- beweging en de weerlegging er van „ 0.08 Het getuigenis van een Zwitser uit Rusland . 0.08 Eischen der godsdienstig gezinde Russische arbeiders . . . ■ ■ • .. «•«» Prol. Dr. H. R- Nielauhri Heeft de godsdienst in Rusland een toekomst? „ 0.08 Totaal ƒ 5.05 Wie ƒ 2 50 das nog minder dan 50pCt. van de waarde, stort op het gironummer 123776'van den heer H. N. den Outer, conciërge van „Geloof en Vrt]hVia" lste Pijnackerstraat 102-106 ontvangt al het bovenstaande franco thuis. VLUGSCHRIFTEN over de Russische Geloofsvervolgingen en het Communisme, uitgegeven door de Chr. Mannenvereeniging „Gij zijt allen Broeders", le Pijnackerstraat 102-106, Rotterdam. (Gebouw „Geloof en Vrijheid") Dr. F. J. Krop, Radiotoespraak over de geloofsvervolgingen . . . „ 0.05 Arbeiderstoestanden in het Sovjet-Paradijs , ,, 0.05 De laatste overdenkingen van een door de Gepeoe ter dood veroordeelde „ 0.05 Wat ik in Rusland gezien heb in 1929—1930 0.10 Teleurgesteld terug uit Sovjet-Rusland (no. 12) 0.05 De vernieuwde actie der Godlcozen {no. 14) „ 0.05 De Russische geloofsvervolgingen en de plicht der Christenheid (no. 15) „ 0.10 Een en ander over de handelstaktiek van Sovjet-Rusland en wat daarmee samenhangt (no. 17) „ 0.15 Hoe ze andersdenkenden den dood injagen (no. 18) 0.10 Het bestaan van Communistisch gevaar in de koloniën (no. 19) . . 0.03 Dr. O. Schabert, Godsdienstvervolging of Godsdienstvernietiging? (no. 20) ,, 0.05 Prof. Dr. L Iljin Het gezin in gevaar (no. 25) 0.06 Proi. Dr. Auhagen, De waarheid omtrent den godsdienstigen toestand in Sovjet-Rusland (no. 26) ,, 0.10 De Russische Kerk en de Sovjet-Regeering (no. 27) 0.06 P. Jankowski—Junosze, Russische kerken in Sovjet-Rusland en daarbuiten (no. 28) „ 0.15 Prof. Dr. Korenchewsky, Eendracht maakt macht (29) 0.08 Dr. F. J. Krop, De Paaschcampagne der Godloozen en wat zij ons te zeggen heeft (30) „ 0 12 Tschegolev (naar) Het anti-godsdienstig werk onder de kinderen in Rusland (31) „ 0.08 N. A. Klépinine, De godsdienst en de nieuwe communistische cultuur (32) „ 0.12 Annie Wieck, Een beeld uit Sowjet-Rusland (no. 33) 0.08 De gruwelen der Concentratie-kampen van de Sowjet Unie (no. 34) „ 0.05 Proi. Dr. Iwan Iljin, Hoort de Signalen, (no. 35) 0.08 D. Hausdorfi, De Joden en het Bolsjewisme (no. 36) „ 0.08 Berichten over den toestand der Orthodox-Russische kerk buiten Rusland enz. (no. 37) „ 0.08 Rev. E. A. Walsh, Voornaamste stellingen van de Sowjetsche propaganda tegen de Protestbeweging en de weerlegging ervan (no. 38) ,, 0.08 Het getuigenis van een Zwitser uit Rusland (no. 39) , 0.08 Eischen der godsdienstig gezinde Russische arbeiders (no. 40) . . „ 0.08 Proi. Dr. H. R. Nielauhr, Heeft de godsdienst in Rusland een toekomst? (no. 41) „ 0.08 No. 31. PRIJS 15 CENT De gunstige berichten van reizigers die de Sowjetrepubliek hebben bezecht en de werkelijkheid. VIII8 Radiotoespraak van Dr. F. J. Krop Uitgave: „GELOOF EN VRIJHEID" le Pijnackerstraat 102-106, Rotterdam Abonneert U op het „ALGEMEEN WEEKBLAD" Hoofdredacteur: Prof. Dr. H. Th. OBBINK Secretariaat van Redactie: Mr. Dr. P. H. W. G. v. d. HELM en Prof. Dr. M. VAN RHIJN. Onder Mede-Redactie van Mr. Dr. J. Baak — Prof. Dr. A. M. Brouwer — Prof. R. Casimir — Jhr. Mr. G. W. van der Does - Gerh. v. Dijk — Mr. Dr. P. M. Franken-van den Driel — Mr. Roel Houwink — Ir. Daan Jansen — Prof. Dr. Ph. Kohnltamm — Prof. Dr. G. v. d. Leeuw — J. Petri — Mr. Dr. A. A. v. Rhijn — Herman Rutters — Prof. Mr. Paul Scholten — Prof. Dr. A. J. de Sopper — Dr. J. van der Spek — Dr. J. A. Vor den Hake — Prof. Dr. H. Wagenvoort — Prof. Dr. J. de Zwaan. Iedere Jaargang omvat 3 a 4 speciaal verzorgde en geïllustreerde nummers op fraai papier gedruKt. Ieder nieuw abonné ontvangt de bundel overdenkingen „Verlossing" door Prof. Dr. H. Th. Obbink. Bovendien (zoolang de voorraad niet is uitgeput) enkele verschenen nummers. Abonnementsprijs f 6.20 p. jaar bij vooruitbetaling p. postgiro 115219 of f 1.75 per Kwartaal. Men abonneert zich minstens voor een jaar.. Uitgave N.V. „BERGOPWAARTS", Directeur H. J. PARIS Luxe Auto-Verbuur Inrichting M. G. BUSKOP Westerstraat 13 TELEFOON 42186 Noordplein 14 TELEFOON 41426 ROTTERDAM DAG-en NACHTDIENST Leden der vereeniging genieten reductie. MEININGER Plano's, Orgels Erasmusstraat 64 Ruime sorteering Prijzenswaardige Fabrikaten» Prijzen billijk. TER MARSCH & Co. Witte de Withstraat 70 - Rotterdam EERSTE KLASSE FIJNE VLEESCHWAREN Onze Vleeschconserven in blik en soepen zijn bij Uwen gewonen leverancier te bestellen. Vraagt dit merk. TER MARSCH & Co. Onze erwtensoep in blik verkrijgbaar over de geheele wereld De gunstige berichten van reizigers die de Sowjet=Repu= blieK hebben bezocht en de werkelijkheid. VHIste Radiotoespraak van Dr. F. ]. Krop. Het onderwerp voor dezen avond is mij als het ware door de omstandigheden opgedrongen. Van verschillende zijden is de vraag tot mij gekomen: Wat te denken over de gunstige berichten van menschen, die een z.g. studiereis naar Rusland hebben gemaakt. Het verlangen is uitgesproken dat ik deze radiotoespraak daaraan zou wijden. Het is mij niet alleen aangenaam aan dit verlangen te voldoen, maar ik acht het zelfs mijn plicht en mijn roeping om niet eens, maar meermalen dit onderwerp aan de orde te stellen, want de publieke opinie wordt door een handig manoeuvreeren van de bewerkers der wereldrevolutie ten eenenmale op een dwaalspoor gebracht. Om te beginnen enkele opmerkingen, die ik ter ernstige overweging aan alle verstandige menschen aanbied. Vooreerst: kunnen enkele gunstige berichten van reizigers die de Sowjet-toestan denz.g. hebben bestudeerd gedurende 8 dagen, een maand, drie maanden, o£ zelfs meer, de ontzettende berichten, die van alle kanten ons toestroomen, ongedaan maken; berichten van een uitgehongerde en tot slavernij gebrachte volksmassa, berichten van duizenden en tienduizenden om des geloofs wille vervolgde stumperds? Men leze de brieven van „Licht im Osten", van Dr. Schabert's Evan. Pressedienst, van de zoo ge- plaagde Mennonieten en van zooveel anderen, die boekdeelen spreken; waaraan ik nog wil toevoegen dat ik persoonlijk honderden brieven heb gezien van absoluut betrouwbare zijde uit Rusland afkomstig, doch niet voor openbaarmaking geschikt, en die den lezer met ontzetting en afgrijzen vervullen. Vervolgens is het wel opmerkelijk dat de Sowj et-Regeering het onpartijdig onderzoek zoo ontzettend moeilijk maakt. Als de toestand in het vroegere Tsarenrijk zoo schitterend is, waarom dan niet iedereen toegelaten; de vreemdelingen die als tegenstanders van het régime kunnen worden aangemerkt, niet eerlijk en oprecht uitgenoodigd en volkomen vrijheid gegeven tot het publiceeren van hun onderzoek? Men informeere eens aan welke formaliteiten de bezoekers der Sowjet-Republiek zich moeten onderwerpen, welke eischen men hun stelt, welke beloften zij moeten afleggen! Ik sprak dezer dagen met een vooraanstaand Engelschman, die meermalen in officiëele betrekking Rusland heeft bezocht. Hij verklaarde mij, dat hem steeds de schriftelijke belofte was afgeperst om nooit of te nimmer iets te publiceeren van hetgeen hij op zijn reizen mocht ontdekken of te weten mocht komen. Dank zij die belofte ondervond mijn vriend geen moeilijkheden op zijn tochten; werd hij zelfs overal met groote vriendelijkheid ontvangen, een vriendelijkheid die, zooals hij mij verklaarde, weieens te ver ging, daar men hem — gelijk met het avondeten — ook de keuze gaf tusschen allerlei vertegenwoordigsters van het schoone geslacht daar ter plaatse; maar als eerlijk man kon hij er niet aan denken om in het openbaar te gewagen van hetgeen hij zag en ondervond. Mijn derde opmerking reikt nog verder en voor haar vraag ik al Uw aandacht. Die reizigers, die, bewust of onbewust, reclame maken voor het Sowjet-régime, hebben één week, een paar weken, of, zooals Prof. Vermeylen, vijf heele weken, aan deze belangrijke studie kunnen wijden. Nu vraag ik in gemoede; wie durft over eenig land een oordeel uitspreken na zulk een kortstondig verblijf? Wie moet niet vreezen zich onsterfelijk belachelijk te maken, wanneer hij zich zulk een oordeel aanmatigt, als hij, gelijk genoemde hoogleeraar zelf bekent, geen woord van de volkstaal verstaat? Neem Nederland. Zou een vreemdeling iets van onze zeden en gewoonten, iets van onze staatkundige en godsdienstige verhoudingen begrijpen, ik zeg niet na een verblijf van drie, maar na zes maanden en zelfs meer? Een zeer intelligent Franschman, die met mij geregeld zijn indrukken bespreekt, verklaarde mij eenigen tijd geleden, dat hij na een verblijf van 4 jaar, en nadat hij zich de taal eenigszins had eigen gemaakt, ons land en ons volkskarakter ging begrijpen. Persoonlijk geloof ik te kunnen verklaren dat ik Frankrijk evengoed ken als mijn eigen land; maar voortdurend erger ik mij aan de groote fouten, begaan door Nederlanders, die, na enkele maanden of zelfs een paar jaren in Parijs te hebben vertoefd, zich verbeelden Frankrijk te kénnen en te kunnen beoordeeien. Hetzelfde zou men kunnen zeggen, mutatis mutandis, van Engeland, Duitschland, Zwitserland, enz. En nu spreek ik van landen waar iedereen zich vrij kan bewegen, waar alle deuren openstaan, waarvan de talen, in beschaafde kringen althans ten onzent, voldoende bekend zijn. Hoe moet nu het oordeel luiden over menschen die het onmettelijke Russische rijk, veel en veel grooter dan de rest van Europa tezamen, meenen te kunnen beoordeeien na een plezierreisje van enkele dagen of een z.g. studiereis van enkele weken? De Franschman zegt; het belachelijke heeft een doodende werking; en in die enkele woorden kan worden samengevat wat een verstandig mensch van zulk een dwaasheid denkt. Kan men begrijpen dat ware kenners van de huidige Russische toestanden eenvoudig spreken van een grenzenlooze naïveteit, die ongemerkt bij den neus wordt genomen of ■— en dat is veel erger — van opzettelijke propaganda voor het communisme en de wereldrevolutie, die zich met een schijn van wetenschappelijkheid weet te dekken? Ik noemde Prof. A. Vermeylen, hoogleeraar aan de Universiteit te Gent; een Belg dus, wiens naam in den allerlaatsten tijd voortdurend wordt genoemd in verband met zijn campagne ten gunste der Sowjet-Republiek, ook al heeft hij menigvuldige bedenkingen en bezwaren. Op den inhoud zijner artikelen ga ik hier niet verder in. Wellicht kom ik daar later op terug. Hedenavond wil ik alleen naar voren brengen wat de hoogleeraar beweert in verband met de vrijheid zijner bewegingen en de besliste onafhankelijkheid van zijn onderzoek. En dan stel ik tegenover dezen Belg, die vijf weken, zegge: 35 dagen, in Rusland vertoefde en geen woord Russisch verstaat, een anderen Belg, die het Russisch als zijn moedertaal beschouwt, van de verschillende dialecten uitnemend op de hoogte is en ongeveer 35 jaar in Rusland woonde, zoowel onder het Tsaristisch als onder het bolsjewistisch régime. Ik noem den heer J. Douillet, schrijver van „Moscou sans voiles". (Ik citeer naar de Hollandschc uitgave Móskou ontmaskerd, verschenen bij J. Lebègue et Cie., Nieuwstraat 36, Brussel. Hier en daar zal men moeten bedenken dat de taal in de Zuidelijke Nederlanden werd verzorgd; en waar het boek tamelijk lastig in onzen boekhandel is te verkrijgen, daar wil ik wel voor de toezending zorgen. Men wende zich rechtstreeks tot mij. F. J. K.). Op overtuigende wijze toont de schrijver, wiens gezag door niemand kan worden betwist, zijn lezers aan, dat in SowjetRusland alles voor de vreemdelingen is klaargemaakt en dat geen enkele reiziger de volle werkelijkheid te aanschouwen krijgt. Zoo verhaalt hij van een bezoek aan een der gevangenissen te Moscou, het volgende: „Op zekeren dag, in den herfst 1924, was ik met twee mijner collega's naar het Commissariaat voor Binnenlandsche Zaken gegaan. Wij waren gezeten in een hoek van het bureau van het hoofd van het Centraal Bestuur der Russische federatieve Sowjetrepubliek, kameraad Sergievsky, in afwachting van een inlichting die een typiste voor ons aan het tikken was in een naburig vertrek. Op dat oogenblik . Naïef, meer dan naïef, zijn de vreemdelingen, die het onwaardige spel dat met hen gespeeld wordt, niet doorzien. Naïef, meer dan naïef, de dwazen die zich verbeelden dat inboorlingen in vrijheid hun meening kunnen uitspreken tegenover bezoekers. Een typeerend staaltje van het schrikbewind dat daar heerscht in het land der God-loozen en waarvoor de heer Douillet volkomen instaat, vinde hier zijn plaats. De leden eener Engelsche arbeidersdelegatie zaten eens in een der restauratiewagens van den trein, die hen door het land der belofte heenvoerde. Geen enkele gewone reiziger had toegang tot hen tijdens den maaltijd. Waren de gasten echter klaar met hun diner, dan werden enkele zeldzame reizigers in de gelegenheid gesteld zich ook te laten bedienen. Een dezer gelukkigen, bij het plaats nemen, zag dat er een pet bij de tafel was blijven liegen en wilde juist daarop de aandacht van het personeel vestigen, toen opeens een Engelsche gedelegeerde de restauratiezaal binnentrad. Hij vroeg zijn hoofddeksel aan een kellner, die hem met open mond aanstaarde, daar hij geen Engelsch verstond. De eerste reiziger, die deze taal wel sprak, stond op en overhandigde de pet aan zijn eigenaar. Hij zei daarbij een paar woorden in het Engelsch om hem te verklaren dat hij de pet bij zijn tafel had gevonden. De gedelegeerde dankte hem en, gelukkig iemand aan te treffen die eveneens Èngelsch sprak, wou hij een gesprek met hem aangaan. Op dat oogenblik kwam in allerijl, op zoek naar den gedelegeerde, een der gidsen-tolken binnen, een man met een zeer geaccentueerd Semitisch type. Hij trad op den gedelegeerde toe, zei hem een paar woorden en nam hem mee. De reizigers aan tafel hadden hun soep nog niet binnen, of daar kwamen in uniform van gendarmen, de agenten van de T.G.P.O.E. (de spoorwegtsjeka) binnen en namen, onder de ontstelde blikken van de overige reizigers, den man gevangen die de pet van den Engelschman had gevonden. Bij het volgende station moest deze ongelukkige den trein verlaten onder de hoede van een paar tsjekisten. Wat hem overkwam? Wat zijn lot was? Als ooggetuige van dit tooneel, meende ik het nooit te zullen vernemen. Doch de wereld is zoo klein en het lot zoo wispelturig! Veel later werd ikzelf gearresteerd en door de Gepeoe opgesloten in de gevangenis van Botyrki, te Moskou, waar ik de verdere toedracht van dit schijnbaar onbeduidend voorval vernam: De man werd beschuldigd (krachtens paragraaf 66 van het Strafwetboek der Sovjets) van spionnage ten voordeele van een vreemden Staat. Het mocht een mirakel heeten dat hij niet onmiddellijk werd gefusilleerd en alleen veroordeeld werd tot drie jaar opsluiting in een concentratiekamp op het eiland Solovetzky (bii Archangel). Ziedaar dus een man die gestraft werd omdat hij toevallig beleefd was tegenover een vreemdeling. Ziedaar dus de kastijding van een man die veroordeeld werd wegens „misdaad van wellevendheid" tegenover een buitenlander...." (pp. 21—23.) ■ De heer Douillet vermenigvuldigt aldus zijn droeve anekdoten, die beslist overeenstemmen met de ervaringen van duizenden absoluut betrouwbare Rusland-kenners; doch als ik daarop wilde ingaan, dan zou ik niet van tijd tot tijd een half uurtje voor de microphoon moeten spreken, maar wel dagelijks een paar uur. Persoonlijk heb ik, zoowel te Riga als te Berlijn en elders, met Russen gesproken die pas over de grens waren gekomen en altijd weer trof mij hun vreesachtigheid, hun angst die hen voortdurend achterom deed zien. Het was alsof zij zich nog omringd waanden van spionnen, die al hun gangen moesten bespieden, al hun woorden opvangen en overbrengen. Van vrijheid in welken vorm dan ook, is in het land der bolsjewistische revolutie geen sprake. En wanneer het een of andere reisgezelschap groot ophef maakt, in West-Europa of in Amerika, van de „vriendelijkheid" waarmede zij werden ontvangen, van de „openhartigheid" waarmede hun alles werd getoond, dan haalt men de schouders op en dan zegt men met bovengenoemden heer Sergievsky: „Wat zijn die buitenlanders toch naïef!" Gelukkig komt men langzamerhand tot bezinning, zelfs in dis kringen waar men vroeger Sowjet-Rusland als een heilstaat verheerlijkte. Zoo kwam er een arbeidersdelegatie uit Scandinavië naar Moskou om Rusland te bezoeken volgens een door haar zelf opgemaakt reisplan. De Sowjets stelden aan deze delegatie hun eigen reisprogramma voor en liet haar beschikken over een heele ploeg sovjetsche gidsen. De Scandinavische delegatie ging op dit aanbod niet in. „Alsdan, zoo verklaart de heer Douillet, ontzegde de Sowjet-Regeering aan deze federatie het verblijf in de U.R.S.S. en dwong zij haar binnen acht en veertig uren het grondgebied te verlaten. Een lid van de tweede Duitsche arbeidersdelegatie, afgevaardigde van de vakvereeniging, de bakker Ostmayer, deelt voorts het volgende mede omtrent zijn bevindingen inDer Socialistische Bote, Nr. 2/3 (144/145) van 5 Febr. 1927: „Wanneer onze delegatie in een of ander centrum toekwam, werd zij onthaald door de hoofden der vakvereenigingen, die haar een lijst voorlegden van de verschillende bedrijven die zij verlof kreeg te bezoeken. Daaruit mocht zij een keus doen. „In de stad Toela aangekomen, begon men met de Samovarfabriek te bezichtigen. Daarna kwam een looierij aan de beurt; om te besluiten zou men een arbeidersdorp bezoeken. Doch de tijd schoot te kort en wij moesten van dit laatste bezoek afzien. Wij stelden evenwel voor een kleine bakkerij te bezoeken, wat ons ten hoogste een tiental minuten zou in beslag nemen. Uitdrukkelijk verklaarden wij aan onzen Russischen gids dat wij er genoeg van hadden groote bedrijven in oogenschouw te nemen en