No. 36 Prils as ct Geweld en Terreur in Sowjet-Rusland ültg.: GELOOF EN VRIJHEID", ie PUnackerstr. 102-106, R'dam en Arbeid" beloven. Had men in het Dongebied den boeren niet beloofd „aan Siberië een subtropisch klimaat te verschaffen, de zoutwoestijnen met hoog zoutgehalte in bloeiende tuinen te herscheppen, de boeren al naar hun wensch regen of zonneschijn ie bezorgen"? 2) Daarom is tweeërlei werkwijze in deze moeilijke dagen noodig. Eenerzijds vanuit de diepte der Christelijke beginselen de lijnen voor het maatschappelijk leven te trekken en in naam van den Christus recht en gerechtigheid te eischen, dus niet conservatief (Hoedemaker heeft gelijk, wanneer hij zegt: „het conservatisme kan wel tegenhouden maar niet genezen") maar vooruitstrevend, de ontwikkeling op sociaal terrein ziend', mede te werken aan het tot stand komen van nieuwe maatschappelijke vormen. Maar anderzijds en met niet minder kracht, duidelijk en scherp aan het licht brengen, waartoe het Bolsjewistisch regiem moet leiden, wanneer het met „Blut und Eisen" zijn verderfelijke beginselen in practijk brengt. *** Daarom lijkt het mij niet kwaad de aandacht te vragen voor een tweetal nieuwe boeken die over deze kwestie handelen, n.1. W. WAntonow: Das Sowjetparadies en J. Stemberg: Gewalt und Terror in der Revolution. *) Zijn deze schrijvers betrouwbaar? Men weet, dat is de eerste vraag, die men U stelt. Immers de communistische gegevens zijn altijd betrouwbaar (men denke maar aan het boek van Pieck 4) dus ') Dr. Boris Raptschinsky: „De geschiedenis van de Russische Revolutie". 1930; blz. 203. ') Als boek verscheen in 1931 te Berlin; S.'s bij de Rowolt-Verlag eveneens in 1931. Een goed' werk is ook het in het Ned. vertaalde: S. P. Melgoenov: „De Roode Terreur in Rusland". Zutphen 1928. *) Voor de recensie van de soc. Stokvis verwijs ik naar één van mijn „Sikkels". H É Welnu men luistere. W. W. Antonow was vroeger Tscheka-commissaris, stond dus in dienst van de bolsjewiki, heeft achter de coulissen gekeken en weet ons- uit zijn rijke ervaringen een massa gegevens te verschaffen. Met J. Stemberg is het evenzoo. Deze was Volkscommissaris van Justitie, een der medewerkers van Lenin, zat met hem aan tafel en heeft in zijn vorig boek: „Als ich Volkskommissar war" ons uitvoerig over zijn arbeid en strijd ingelicht. Ontegenzeggelijk twee personen, die op de hoogte zijn en — wat Steinberg betreft —- onvervalscht socialist. Welnu het eerst geef ik het woord aan Antonow. I. Dsiershinski era zijn arbeid. Felix Edmundowitsch Dsierschinski was de naam van den verschrikkelijken mensch onder wiens regiem Rusland in de dagen van het oorlogs-communisme in een massa-kerkhof veranderde. Een fanaticus, die er zelfs nie< voor terug schrikken zou, zijn eigen vader en moeder een kogel door het hoofd te jagen, indien zij — hoe dan ook — zich tegen de dictatuur van de partij zouden verzetten. Herhaaldelijk — in zoowel als buiten dienst — heb ik met hem gesproken. Maar nu nog krijg ïk een „Unheimlich" gevoel, wanneer ik denk aan zijn doordringenden blik en zijn gruwelijkheid. Daar deze mensch een buitengewone rol gespeeld heeft in de handhaving der bolsjewistische dictatuur en zijn naam voor het nageslacht onvergetelijk zal zijn, lijkt het me goed wat meer over zijn persoonlijkheid te zeggen. D. was de zoon van een Poolschen grondbezitter. Van middelbare lengte met een blonde baard, doordringende oogen en vooruitstekende kaken was hij een verschijning, zooals er bij honderden zijn in Moscou; naar 't uiterlijk gezien een typische doorsnee-mensch en in 't geheel geen groote uit de revolutie. Wie kan de ziel van dezen verschrikkelijken mensch doorgronden, die uiterlijk een onvermoeid arbeider was en toch met een zielerust die an- deren tot in het diepste schokt, rond 2 millioen menschen laat slachten. Een man die in zijn hart een ongebonden fanaticus was, die door de volkomen uitroeiing van het burgerdom meende zijn volk geluk en welvaart te geven. Een man, die voor geen millioenen roebels te koop was en die tegen beambten, die zich aan de revolutionnaire wetten vergrepen, nog gruwelijker optrad dan tegen burgerlijke. In 1920 hield ik na een bezoek in het Zuiden, waar ik de vreeselijkste en onmenschelijkste bloedbaden had te controleeren, een rede voor D. Ik schilderde hem treurige tooneeltjes bij welke, nu ik er aan denk, mi) weer het water over den rug loopt. Hij zat onbeweeglijk voor me en keek naar de zoldering, zoo dat ik dacht, dat hij maar half luisterde. Zoo nu en dan maakte hij eenige aanteekeningen. Verder schenen de bestialiteiten van zijn ondergeschikten hem niet te ontroeren. D. liet me zonder te interrumpeeren, uitspreken. Geen enkel woord zei hij me. Lat ;r hoorde ik dat geen enkele der schuldigen was gestraft. Geheel anders handelde hij bij tekortkomingen, diefstal of nalatigheid in den dienst. Dan klonk het na een kort oogenblik van beraad: doodschieten. Of het een veteraan was in den strijd voor het bolsjewisme of nog maar een jong broekje, was hem volmaakt onverschillig. In de jaren van het oorlogs-communisme zijn heel wat Tschekisten, zelfs beulen op bevel van D. ter dood gebracht. Toen ik mijn rede geëindigd had en heen wilde gaan, beval hij mij te blijven. Ik verwachtte nu een verdediging te hooren van al die gruweldaden .... en het was zoo. Langzaam, correct, pedant als een schoolmeester begon hij zijn inzichten over massaterreur uiteen te zetten. In het begin was het de ambtenaar D., die sprak; naderhand, toen hij het punt der Wereldrevolutie naderde, was het de wilde, hartstochtelijke mensch. De bourgeoisie heeft zich niet vrijwillig van de uit- buiting en overheersching van het proletariaat willen afwenden, daarom moet ze worden vernietigd. „Wij hebben den strijd" — zoo ging hij voort — „niet gezocht". Had de bourgeoisie zich onderworpen aan den wil van het proletariaat, dan zou dit niet zijn voorgevallen. Nu zij den kamp wenschen, zullen ze hem hebben ook. Ik twijfel niet aan de eind-overwinning van het proletariaat, evenmin als aan die van de Wereldrevolutie. Overigens — voegde D. er ironisch lachend aan toe — heeft Uw Christus dezelfde leer der gelijkheid gepredikt als wij." *** Naast dezen man moeten nog zijn trouwste medewerkers genoemd worden: Peters, Lazis, Eiduck, Menshinski en Jagoda, uitgesproken beulennaturen. In het bijzonder Peters en Lazis twee Letten — hebben zich berucht gemaakt. Op hun rekening komen een goede 100.000 moorden. Ook Trotzki mag hier „met eere" genoemd worden. Oefende D. zijn bloedig ambacht uit in het land; Trotzki rekende niet minder bloedig af met de bourgeoisie aan het front. En de derde in dezen bond was de Hongaarsche communist Bela Kun, die op bevel van T. de eens zoo bloeiende en vredige Krim-streek in een puinhoop en een kerkhof deed veranderen. II. De moord op Urizki en de aanval op Lenin. 17 Augustus 1918 werd te Petrograd door de oud-student en socialist Kannegiesser de leider der Petrogradsche Tscheka Urizki gedood. 28 Augustus van datzelfde jaar pleegde de socialiste D. Kaplan een aanslag op Lenin. Natuurlijk sta dit voorop: dergelijke aanslagen zijn nimmer goed te keuren. Vraag mij niet of ik ze psychologisch verklaren kan. Want dat kan ik zeer zeker. Maar analyseering van een geval en verklaring — na een uiteenrafeling van alle motieven — mogen veel doen verhelderen en begrijpen; dat neemt niet weg, dat een on- voorwaardelijk non tali auxilio, niet met zoodanige hulp, hier past. Hoe reageerden de machthebbers van de Sowjet op deze beide aanvallen? Luister thans naar Sternberg, die uitvoerig verhaalt — en men proeft direct met kennis van zaken — wat er zich in die dagen heeft afgespeeld. De pers sprak duidelijke taal: „Duizenden vijanden zullen voor den dood van onzen dapperen strijder boeten, schreef de „Roode Krant" van Petrograd. „Genoeg met de sentimentaliteit. De vijanden zijn onbarmhartig. Laat ons het ook zijn. De bourgeoisie moet een bloedig lesje geleerd worden, zoodat haar de lust vergaat. Op voor de terreur tegen de levenden. Kameraden, Matrozen, Arbeiders, Soldaten, verwoest en vernietigt de resten der Wit-gardisten en der Bourgeoisie. Dood aan de bourgeoisie — dat moet het parool worden." „Arbeiders," — zoo schreef toen de Prawda — „nu is het oogenblik gekomen, dat óf gij moet de bourgeoisie vernietigen; óf zij zal het U doen. Weest bereid tot een nieuwen, onbarmhartigen massa-aanval tegen de vijanden der Revolutie. De steden moeten van het burgerlijk vuil gereinigd worden. De H.H. burgers moeten evenals vroeger de H.H. officieren onder controle worden gesteld. De, voor de revolutie gevaarlijken moeten worden uitgeroeid. Van nu aan zal de hymne der arbeiders zijn: een hymne van haat en wraak, vreeselyker dan die men in Duitschland tegen Engeland zingt. Geen vrees, geen onvastheid — maar haat en wraak. De tegen-revolutie — die dolle hond moet gedood worden, een voor allemaal en beslissend." Wat de zeelui in 1917 hadden besloten — en waar toen Maxim Gorki met kracht tegen op was gekomen — n.1.: „Voor ieder hoofd der onzen dat rolt — honderd hoofden der bourgeoisie", was nu angstige werkelijkheid geworden. De „wiskunde van den waanzin,' zooals Gorki het noemde, had gezegevierd. Op de hitsende krantenartikelen volgden spoedig de besluiten der regeering. Den 2den September reeds werd de volgende Resolutie aangenomen: Het Centrale Uitvoerende Comité spreekt een waarschuwing uit aan het adres van alle knechten der Russische en geallieerde bourgeoisie; het laat hen weten, dat voor iederen aanval op de leiders der Sowjet-regeering en de dragers der revolutionnaire ideeën gepleegd, alle contrarevolutionnairen verantwoordelijk worden gesteld. De arbeiders en boeren zullen de Witte Terreur van de vijanden van het arbeiders- en boerengeweld beantwoorden met een roode massa-terreur tegen de bourgeoisie en haar agenten." 5) De Volkscommissaris van Binnenlandsche Zaken, Petrowski, had 't volgende bevel aan de gezamenlijke Sowjets doen toekomen (3 September): „Aan de slapheid en de weekheid moet nu een einde komen. De plaatselijke Sowjets moeten alle, hun bekende Sociaal-revolutionnairen doen gevangen nemen. Uit de kringen der bourgeoisie en officieren moet een behoorlijk aantal als gijselaars worden genomen. Bij de geringste poging tot tegenstand of bij de minste beweging in de kringen der Wit-gardisten moet tot onverbiddelijke massa-terechtstellingen worden overgegaan." ") Deze besluiten vonden hun neerslag in het artikel van Radek, dat bij millioenen ex. werd verspreid. Een enkele zin reeds is voldoende om den geest van de leiders te doen kennen: „De roode terreur staat nu op het program. Ze is door de witte noodzakelijk geworden .... De terechtstelling van enkele personen uit de bourgeoisie die niet direct hebben meegedaan aan de Wit-gardistische beweging heeft slechts tot doel als afschrikkingsmiddel dienst te doen 5) Mededeelingen van het Al-Russisch Uitvoerende Comité, Nr. 198; 1918. 6) Idem Nr. 190, 1918. in den strijd tegen de aanvallen op de leiden. Het is begrijpelijk dat voor iedere Sowjetleider, die door de hand van een der Contrarevolutie zou vallen, deze laatste het met duizenden hoofden moet betalen." 7) Ik laat nu volgen de eentonige, bloedige lijst der ONSCHULDIGEN, DIE ALS GIJZELAARS WERDEN AFGESLACHT IN VERBAND MET DE AANVALLEN OP LENIN ENURIZKI. Nishny Nowgorod: 46 pers. Petrograd: 512 „ Archangelsk: 9 „ Kimry: 12 „ Witebsk: 2 „ Ssebesch: 17 „ Poschechonje: 31 „ Smolensk: 34 „ Pskow: 31 „ 8) Moscou: 2000 „ Kroonstad: 641 „ Jaroslaw: 1902 „ Wie met de Tcheka (ik volg hier weer Antonow) nauwere verbindingen had, weet, dat deze ambtelijke mededeelingen slechts een klein deel van het totaal aantal terechtgestelden aangeeft. Een getal van 20.000 voor de wraaktocht der Bolsjewiki is zeker niet te hoog geschat. Afschuwelijk waren de terechtstellingen vooral in Kroonstad. Hier werden voortdurend 3 of 4 slachtoffers, na gefolterd te zijn met IJzerdraad aan elkaar gebonden en in zee geworpen. De beulen waren dieren geworden. Een menschenleven had niet de minste waarde meer. Elk oogenblik liep men gevaar — zoo men niet reeds was gevangen genomen — te worden gehaald De, als gijselaars in de gevangenis vertoevende vroegere Ministers van Binnenland- ') „De Roode Terreur", Med. Nr. 192. *) „Weekblad van de Buitengewone Commissie" Nr. 3, 5, 6. sche Zaken, Chwostow en Maklakow werden na voorafgaande mishandeling doodgeschoten. Meerdere officieren werden beestachtig afgemaakt, honderden geestelijken, vooraanstaande bevelhebbers uit den Wereldoorlog, de generaals Russki, Von Rennenkampf en RadkoDmitriew werden vermoord. Van iemand, dié in dienst was bij de UkrainscUe Tscheka, hoorde ik op welke vreeselijke wijze gen. Von Rennenkampf was gedood. Gen. Russki werd na gefolterd te zijn, zoodat hij uit tal van wonden bloedde, weggevoerd om te worden onthoofd. Daar de beul ongeoefend was, werd pas bij den derden slag 't hoofd van den romp gescheiden. In de uitroeiing van hun vijanden overtroffen deze dieren in menschengestalte zelfs de Inquisitie. Officieren, grondbezitters en geestelijken waren in de allereerste plaats hun slachtoffers. Bisschop Andronik werd levend begraven; talrijke hooge geestelijken op palen gespiesd, tot hun de ingewanden uit het lijf kwamen. Ze stierven onder de verschrikkelijkste pijnen. Officieren dreef men, eer ze de genadekogel kregen, met voorliefde lange spijkers door de schouderstukken in de schouders. Nagels uittrekken, oogen uitsteken, met lak begieten, ooren afsnijden waren wel de geliefkoosde foltermiddelen. Ik zou het zelf niet gelooven, wanneer ik niet zeker was van hetgeen ik hier mededeelde. Nog loopen mij de rillingen over het lijf, wanneer ik er aan denk; nog lig ik menigèn nacht wakker bij de gedachte aan deze verschrikkelijke tooneelen. III. Persoonlijke Terreur? Voortdurend kan men verkeerde opvattingen vernemen t.a.v. de terreur. Men meent dan — en men noemt namen van adellijke families, geestelijken, enz. — dat hier van een persoonlijke terreur sprake is. Dit is tot in den grond verkeerd. Vooraanstaande persoonlijkheden zijn niet vermoord, omdat ze vroeger een hooge positie bekleed hebben, doch omdat ze behooren tot de burgerlijke klasse. De massa-terreur maakt geen verschil tusschen een jong luitenantje en een ouden grijzen generaal. Een enkel voorbeeld. Het werd me eenige dagen later verteld door een hoog Sowjet-ambtenaar. Bij Lenin kwam een enthousiast fanaticus, die hem voorsloeg door het Witte Front te sluipen en generaal Denikin te vermoorden, Lenin dankte voor de geestdrift, doch zei, dat de bolsjewistische partij geen belang heeft bij een enkelen moord, doch alleen bij een gesloten, goed-georganiseerde actie tegen de burgerlijke klasse. De persoon van Denikin liet de proletarische klasse vrij koud. De massa-beul Lazis schreef in „Roode Terreur" van 1 November 1918: „Wij voeren geen strijd tegen een enkelen persoon, wy vernietigen de bourgeoisie als klasse. Bij het vooronderzoek is het van geen beteekenis, of de betrokkene met woorden of daden tegen de Raden heeft gehandeld. De eerste vraag die men hem moet voorleggen is: Tot welke klasse behoort gij? Welke opleiding hebt gij genoten? Welke positie hebt gij bekleed? Het antwoord op die vragen is beslissend voor het lot van den aangeklaagde. „Dit was echter koren op den molen van die organen der Tscheka, die ver van het centrum af, hun werk hadden te doen. Hoe verder van Petrograd, hoe doller. Het lot der menschen werd gelegd in handen van analphabeten en dronkaards. Zij richtten bloedbaden aan, waar zelfs Moscou voor terugdeinsde. Zoo zeidë mij een lid van van het Al-Russisch Centraal Uitvoerend Comité: „Wat ver van het centrum is geschied, is een zinloos moorden, wat veelal door het proletariaat zelf werd becritiseerd. Een wat zindelijker jas of hemd is reeds voldoende om naar de andere wereld' te worden gestuurd. Een schoone of goed-verzorgde hand is een onvoorwaardelijk bewijs van burgerlijk denken, dus van contra-revolutionnair zijn. Er zijn commissarissen, die naar de handen zien, aleer ze een vonnis vellen." Hel lust me niet, om alle gruweldaden, die mij bekend zijn hier mede te deelen. Een enkele is voldoende, In de provincies gedroegen de verantwoordelijke chefs der Tschéka zich precies naar eigen goeddunken. De Moscouer beul Maga zag kans met ± 13.000 persoonlijk voltrokken terechtstellingen het record te slaan. Hij stierf later — zooals meerderen van hen — in 't krankzinnigengesticht. Met afschuw denk ik aan den neger Johnson, den massamoordenaar te Odessa en zijn vrouwelijke collega Grebennikowa, die onder den naam „Dora' bekend stond. Ik leerde ze beiden persoonlijk kennen. Een hooggeplaatst ambtenaar van de plaatselijke Tscheka schatte het aantal slachtoffers dat Johnson zelf had afgemaakt op ongeveer 5000, dat van Dora op 1200. In tegenstelling met den Moscouer Maga, die het kort maakte met zijn slachtoffers, martelden Johnson en Dora eerst door scalpeeren, afsnijden van ledematen, afrukken van nagels, enz. Dora hield zich met voorkeur bezig met adelijke officieren, terwijl Johnson specialiteit was in het aftrekken der huid. Deze marteling was zoo verschrikkelijk, dat zijn helpers zich eerst bedronken. In Charkow leerde ik een anderen beul kennen, n.1. den plaatselijken chef der Tscheka, Sajenko. Persoonlijk — iets wat voor hem niet noodig was — voltrok hij de vonnissen. Hij was meestal dronken, ook als ik met hem sprak. Reeds op tien pas afstands rook men de alcohol. Het aantal slachtoffers schat ik op ± 11.000. Op „bloeddorstige" dagen nam hij uit de gevangenis een 20 a 30-tal menschen — sommige waren tot korte straffen veroordeeld, anderen waren nog in proces — liet ze op de binnenplaats in een cirkel om zich heen loopen en schoot ze zonder een spier van zijn gelaat te vertrekken, één voor één neer. Maar het beestachtigste was het wel in Kiew. Daar kon zelfs Johnson niet tegen op. Deze T f t» orr T T Vóórdat de accijns VERHOOGD JtxArVO 1 v4* wordt, bestelt zuivere wijnen bij MAISON CAZALET 6 Quai de Palndate, Bordeati. Bestellingen worden ook aangenomen bij: STEMERDING 6 Co. Rechter Rottekade 43, R'dam Volledige catalogus ter beschikking. RECLAME AANBIEDING: 27 flesschen fijne Bordeaux Wijnen voor ƒ 23.50, gesorteerd als volgt: 8 flesschen roode wijn Medoc 1926. 8 „ Saint Emilion 1926. 3 „ witte „ Cérons 1926. 3 " „ „ Ste. Croix. du Mont 1926. 3 „ m Barsac. 2 „ ,. Sauternes. 27 flesschen. ORGELS Bender, 7 registers . f 85.Hamllton, 11 registers f120.Vand.Tak&Co,12reg.fl40.- Malcoln, 12 registers f150.- Contant of in termijnen Vakkundige garantie MEININGER's Piano- en Orgelhandel N.ï. Erasmusstraat 64 TELEFOON 41691 ANNO 1894 TER MARSCH & Co. FIJNE VLEESCHWAREN VARKENSVLEESCH THANS GEVESTIGD ALLEEN VIERAMBACHTSTRAAT 2c TELEFOON 34341 - ROTTERDAM GEWELD EN TERREUR IN SOWJETRUSLAND. „PAR. 8. Geweer in de hand, arbeider en arme. Leer goed schieten. , h' jMf Wees bereid om de aanvallen dei rijke boeren en Wit-gardisten in den rug gedaan, af te slaan. Tegen de muur met alle agitators tegen de Spwjet. Tien kogels voor ieder, die zijn hand tegen haar opheft. PAR. 10. De bourgeoisie is een nietrustende, lastige vijand. Haar heerschappij zal eerst eindigen, wanneer de laatste kapitalist, grootgrondbezitter, priester en officier dood is." („Catechismus van den klassebewusten Proletariër": Prawda 4 Aug. 1918, no. 163.) De economische crisis, die landen en volken teistert,, maakt het bolsjewistisch vraagstuk tot één der meest-belangrijke problemen. Zonder een beweging te willen terugvoeren tot een gevolg van economische en maatschappelijke verhoudingen — dat zou Marxistisch zijn — moet toch erkend worden, dat de communistische beweging den wind mee heeft. Duizenden arbeiders, die er niet aan gedacht zouden hebben zich door het „Rood Front" te laten beinvloeden, zijn door de voortdurende crisis met al haar ellende, zoodanig hun evenwicht kwijt, missen zoo absoluut een nuchtere kijk op den gang der dingen, dat ze in hun wanhoop een prooi worden van hen, die „Brood ') J. Steinberg: „Gewalt und Terror in der Revolution", Berlin 1931; S. 51-52. Tscheka werd de „Chineesche" genoemd. ") Een kogel in het achterhoofd was de meestonschuldige straf die men zich kon bedenken. Het levend braden was geen zeldzaamheid, scalpeeren had men overgenomen van Johnson; in de kelders waar het gekerm maandenlang niet ophield, werden de geraffineerdste folteringen uitgedacht. In de z.g. „ijskamers' werden de martelaren 's nachts uitgekleed, aan palen gebonden en zoolang met ijskoud water overgoten, dat ze tot „ijs-pilaren" geworden waren. Anderen werden met hongerige ratten in 'n donkere kelder samengebracht; hun naakte lichamen werden eerst met spek ingewreven. Een strijd die uren duurde en de lichamen tot niet-herkenning toe toetakelde. Kruisiging is hierbij slechts kinderspel. In Archangelsk regeerde Kedrow, die naar schatting ± 15.000 menschen ombracht — het liefste persoonlijk; lachend met een sigaret ia de mond zat hij in een stoel en zag het aan. Men zal mij niet willen gelooven — maar vraag het den Russen die deze periode hebben meegemaakt of in dienst van de Tscheka zijn geweest. Het ergste van alles was: MOSCOU WIST AL DEZE DINGEN; DSIERSHINSKI WIST AL DEZE DINGEN, ZONDER DAT WERD INGEGREPEN; ALES WERD GEDULD. IV. Vrouwelijke Tschekisten. De meest bekende was Grigorjewa uit Petrograd. Gekleed in mannenkleeren, een revolver in de tasch en een zweep in de hand, ging deze sadistische vrouw in de gevangenis. Op officieren en adelijken had ze het gemunt. Met het dikke eind van haar rijzweep sloeg ze de ") Melgoenov deelt mede, dat de Tscheka ook werd genoemd: „de dood aan iederen mensch". De beginletters van de Al-russische Tscheka waren W.Tsj.K. Dit waren ook de beginletters van de woorden: de dood aan iederen mensch. (blz. 38). oogen van haar slachtoffers uit. Het bed van Procrustus in de z.g. „kurkenkamer" was eveneens een harer middelen. Dat daarbij vele „bekentenissen" loskwamen spreekt welhaast vanzelf. In groote angst en in de hoop zoo uit de handen van deze vrouw te komen, noemde men namen van personen, die soms niets, hoegenaamd niets op hun geweten hadden tegen de Bolsjewisten. De beruchte Nesterenko hield zich op met de vrouwen van den beteren stand. Jong noch oud ontzag zij. De Tschekiste Ljnba van Bakoe kende het roosteren: de persoon werd aan een paal vastgebonden en op een metalen plaat gezet, die langzaam werd verhit. Ik waag 't niet, na al deze beschrijvingen, nog meer te laten volgen. Het dossier van Antonow is anders nog niet uitgeput. Rebekka Maisel b.v. die haar slachtoffers op palen spietste in het vrije veld; het aftrekken van „handschoenen" — zooals de vakterm luidde — d.i. het aftrekken van de huid van de hand; de geestelijken hun eigen graf laten graven en hen dan met geweerkolven er in te slaan; het afrukken van de hoofdhuid; het kruisigen en bovenal de „schijn-terechtstellingen". Een groep veroordeelden werd gebracht in een gang en daar met de rug naar de beulen geplaatst. Dan werden enkele van hen doodgeschoten — en de rest weer naar de cel gebracht. Zoo ging het drie, vier keer achter elkaar. Of ik denk . maar waarom nog meer afgrijselijks te verhalen. En dan te weten dat dit alles is ontleend aan de officieele documenten. En dat dit geschiedde met medeweten van de leiders. V. Gijzelaars. Wat zou vreeselijker zijn? Het boven geschetste of het gijzelaar-zijn? De gevonniste heeft enkele uren pijn, enkele dagen misschien; de gijzelaar maanden en maanden. Elk verdacht geluid kan voor hem het teeken zijn van zijn dood. Wie kan beschrijven wat een mensch geestelijk lijdt onder deze omstandigheden? Een hoog geplaatst Tschekist zei me dat dit de vreeselijkste straf was, erger dan scalpeeren. Ook dit was weer van Dsiershinski. Toen hij het plan voorlegde aan Lenin, juichte deze het van harte toe en noemde het geniaal. Wie mocht twijfelen, leze maar deze woorden uit het eerste nr. van het „weekbericht der Tscheka". „Uit de bourgeoisie zijn een groot aantal personen als gijzelaars gevangen te nemen." Bij de geringste anti-bolsjewistische beweging kan men de gijzelaars bij massa dooden. De Uitvoerende Comité's moeten een bijzondere werkkracht aan den dag leggen." Nu was niemand meer vrij; een bepaalde daad was niet noodig, het feit dat men tot die klasse behoorde, was voldoende. Het moet wel vreeselijk zijn toegegaan, dat een anarchist als Kropotkine in een Open Brief aan Lenin zegt: „Het systeem der gijzelaars beteekent, dat een mensch niet voor straf in de gevangenis zit, doch om met zijn gevangenschap den tegenstander af te schrikken. Het is hetzelfde, dat men een veroordeelde dagelijks naar de plaats van de terechtstelling brengt, hem dan weer naar de cel terugvoert en zegt: nu nog niet, nog even wachten." Lenin heeft op dezen Open Brief nimmer geantwoord en het gijzelaars-systeem bleef rustig bestaan. VI. Niet alleen tegen de „burgerlijken". Men meene nu niet, dat de massa-terreur alleen tegen de bourgeoisie wordt uitgeoefend. In Maart 1919 kwam het in Astrachan tot een staking. De arbeiders verlangden verhooging van hun hongerloonen. Een groote protestvergadering werd met machinegeweren uit elkaar geschoten; net aantal dooden werd geschat op 900. Eenige dagen later ontstond opnieuw een stakers-beweging. De „waardige" metgezel van Dsiershinski, Trotzki likwideerde deze staking met een telegram, waarin hij aandrong op een krachtdadig optreden tegen de arbeiders. Natuurlijk werd de staking tot een tegenrevolutie (men ziet, dat is niet van den laatsten tijd) geproclameerd. Hiervan was geen sprake. In overweldigende massa stond de arbeidersbevolking achter de regeering. De eischen van de arbeiders waren zuiver van maatschappelijken aard; een verlangen dat in een proletarische staat heel begrijpelijk was. Toen enkele dagen later de beweging vernieuwd de kop opstak, werd — onder het masker een contra-revolutie te bestrijden — een formeele jacht op de arbeiders gehouden. Bij honderden werden de meest-actieve arbeiders gevangen genomen, op Wolga-schepen weggevoerd en evenals de officieren van Kroonstad in een zak gestopt of aan elkaar gebonden in de Wolga verdronken. Naar voorzichtige schatting werden er zoodoende een 800 om het leven gebracht. Tesamen met de doodgeschotenen beliep het een 2000 man. En Astrachan staat helaas niet alleen. In de dagen van het - oorlogsch communisme werden te Odessa, Sewatopol, Tula, Brjansk en Petrograd duizenden arbeiders vermoord. Met de boeren werd op dezelfde wijze gehandeld. Het systeem der gijzelaars werd hier even vlijtig toegepast als bij de bourgeoisie. Uit het Bevel van het Al-Russisch Uitvoerend Comité van 11 Juli 1921 het volgende: „Personen die hun naam niet willen noemen, kunnen op die plaats en zonder proces worden doodgeschoten. Boeren bij wie men geweren vermoedt, kunnen tot gijzelaars worden gemaakt. Wanneer de wapens niet worden ingeleverd, kunnen de gijzelaars worden gedood. Families die „bandieten" (— opstandige boeren) onderdak verleenen kunnen worden weggeleid. De oudste leden van zoo'n familie kunnen op die plaats en zonder proces worden doodgeschoten. Bij de vlucht van een „bandiet" kan het huis van zijn verwanten verbrand worden. Dit bevel moet met alle onverbiddelijkheid worden uitgevoerd." VII. De Terreur en de Jeugd. Het laatste restje zedelijkheid werd door deze geraffineerde middelen verspeeld. Vooral de jeugd moest het hier ontgelden. Deze werd uitgespeeld tegen de oudere generatie. Vrijheid en zelfbestemmingsrecht werd het parool. Gehoorzaamheid tegenover de ouders was een kapitalistische, burgerlijke neiging en moest totaal worden afgezworen. De oude generatie sidderde voor de jongere. Ik sprak ouders die mij verklaarden dat ze tegenover hun kinderen machteloos stonden. Een vader die het zedelooze leven van zijn dochter niet meer kon aanzien, vergiftigde haar, daar hij voortdurend in angst leefde te worden verbannen of gedood, wanneer hij haar verwijten maakte. Talrijke vaders en moeders zijn op aanbrengen van hun kinderen gevangen genomen of gedood. Tragisch is het verhaal van een familie die ik zeer goed kende. De twee ontaarde zoons, voortdurend dronken, hadden hun vader aangeklaagd daar hij hen, toen vermanen niet meer hielp, had gekastijd. Misschien was alles nog goed afgeloopen, wanneer in de partij-club niet een ontploffing had plaats gehad, die waarschijnlijk door anarchisten was voorbereid. Nog nimmer heb ik Dsiershinski zoo bloeddorstig gezien. Zonder blikken of te blozen gaf hij woordelijk het volgende bevel: „wij laten niet met ons spelen. Hier kan alleen een afschrikwekkend voorbeeld helpen. Laat 300 menschen uit de gevangenis doodschieten! Inplaats van 300 werden er in dien nacht 587 afgemaakt. DEZE MENSCHEN HADDEN MET DE ONTPLOFFING NIET HET GERINGSTE UIT TE STAAN. Doch zoo zal men vragen: kan deze zaak ook niet eenigszins worden bezien? We erkennen direct de terreur i s vreeselijk, onmenschelijk zelfs, maar vergeet niet, dat de Witte Terreur toch ook niet zoo lief geweest zal zijn en de Tsaristische regeering kunt ge zoo maar niet buiten beschouwing laten. En dan .... speelt dat alles zich niet af in de jaren van het oorlogscommunisme? Is dat niet reeds meer dan 10 jaar geleden? We willen deze beide opmerkingen, die nog al eens gemaakt worden even onder de loupe nemen. VUL De vroegere Terreur. Ook Steinberg behandelt deze vraag in zijn boek. En terecht wijst hij er op (S. 174—176), dat deze methoden door hen die de wereld willen opbouwen, zeker niet mogen worden gbruikt. Met schoone leuzen is men de revolutie begonnen. Vrijheid, geluk en welvaart zouden thans heerschen op aard'. Om den naam van Lenin zijn volksliederen geweven, als b.v. het Transkaukasische: „Hij, Lenin, wist de kwade machten in het stof te werpen. Van dien tijd is een nieuw gebod op aarde gesteld. En nu leven de volkeren in vrede en broederschap. En het bloed vloeit niet gelijk booze stroomen. l0) Onder die vanen is men den strijd begonnen en als eerste voorwaarde geldt dat de leiders der revolutie niet zullen zien naar de methoden, die hun z.g. vijanden hebben toegepast, maar vanuit hun beginsel klaar en helder zullen aantoonen, dat in dien weg alleen ware menschelijkheid te verkrijgen zal zijn. Daarom is de tweede vraag van buitengewone beteekenis. Bovendien overtreft de Sowjet-terreur verre en verre elke andere. ,0) In „Nieuw Rusland", orgaan v. h. genootschap Ned-Nieuw-Rusland; Jan./Feb. 1930, blz. 22. IX. Is de Terreur geëindigd? Goed — zegt Reyndorp in zijn recensie van Steinberg's boek u) — goed, aangenomen ,,dat een volk, hetwelk zich door de revolutie wil ontworstelen aan een eeuwenlange ellende en slavernij, voor een oogenblik in gewelddadige botsing moet komen met zijn onderdrukkers," dan zal in de toekomst „de revolutionnaire strijd en vooral die der revolutionnaire socialisten..,, toch al meer menschelijker vormen moeten aannemen." Volkomen juist — gezien van het standpunt van R. Hiervan is echter niet het minste te bespeuren. Toen het oorlogs-communisme werd gelikwideerd (1921) hielden de moorden niet op. Integendeel. Een blik in het boek van Woitinski; „Blut-Justiz" (1922) doet wel andere dingen zien. Steinberg heeft als Nachwort gegeven — het eerste gedeelte werd reeds geschreven in 19201923: „Hat sich der bolschewistische Terror gemildert?" (S. 327—339). Daaruit een en ander. ") Men weet, dat op de periode van het oorlogs-communisme de z.g. Nep volgde. Zou deze verandering misschien ook wijziging beteekenen in de behandeling der andersdenkenden? Men moest toch wel naïef zijn om dat te denken, In 1922 — en ik geef het woord aan S. — werd een ontwerp Strafwetboek' in studie genomen. Lenin schreef toen aan den commissaris van Justitie Kursky: „De rechtspraak zal de Terreur niet afschaffen, maar haar grondvesten en tot wet maken (legalisieren). Ik stel de volgende tekst voor: Propaganda of agitatie of hulp of deelname ") In „Bevrijding", maandblad gewijd aan de vernieuwing v. h. soa; Sept. 1931. ) Helaas geeft S. geen mededeelingen over de terreur op de godsdienstigen uitgeoefend; doch wat hij mededeelt is voldoende om een indruk te krijgen, hoe het hen zal zijn vergaan. aan een organisatie, die dat deel der wereldbourgeoisie, dat niet het communistisch eigendomsrecht erkent, hulp verschaft, en steunt om het comm. systeem te doen vallen, hetzij door interventie, bloccade, spionnage of financiering van de pers en dergelijke middelen, zal worden gestraft met de zwaarste straf (= ter dood brengen); bij verzachtende omstandigheden zal de straf worden verminderd tot verbanning naar het buitenland." Dit werd art. 37 van het Strafwetboek, DE TERREUR WAS IN DE RECHTSPRAAK TOT WET GEMAAKT. De gevangenissen en verbanningsoorden werden weer overvol. De verschrikkelijkste plaats werden de Ssolowjetzki-eilanden in de Noordelijke IJszee. Op 19 December 1923 had er een bloedbad plaats onder de 300 daar vertoevende socialisten; zes werden er gedood, twee gewond; een onderzoek werd nimmer ingesteld. De opstand te Georgië werd in bloed gesmoord. Niet alleen vielen duizenden in den strijd, doch tal van gijzelaars — DIE VOOR DEN OPSTAND GEVANGEN GENOMEN WAREN — werden gedood'. Toen men den communistischen leider Kachiani vroeg hoeveel er gedood waren, kan hij het onmogelijk zeggen, „doch het waren er niet weinige." „Wij hebben ze bij honderden vermoord. Men moet zeggen dat de Menschewiki zich als lafhartigen hebben gedragen. De opstand was naar democratische beginselen georganiseerd en hoewel wij honderden van hen neerschoten, hebben ze het niet gewaagd er een van ons neer te leggen." ") In 1927 werd te Warschau de Sowjet-boodschapper Wojkow vermoord. Als slachtoffers voor dezen moord vielen DUIZENDEN BURGERLIJKE AMBTENAREN, DIE NIMMER OP EEN OF ANDERE WIJZE MET DEN MOORDAANSLAG IETS TE MAKEN HADDEN GE- ") „Rabotschaja Prawda" 11 September 1924. HAD.... DAAR ZE VOOR DEN AANVAL REEDS WAREN GEVANGEN GEZET. In 1928 valt de breuk met de Nep-periode en keert de Sowjet weer tot de dagen van het oorlogs-communisme terug. In 1929 werd het parool van de „koelakken-likwideering" gegeven, (hetzelfde jaar van de verbitterde geloofsvervolgingen; men ziet hoe die samenvallen. S.). De landerijen van de koelakken werden onteigend en de „vrij gekomen arbeiders" naar het Noorden en Oosten gezonden — midden in den winter — om dwangarbeid te verrichten. Protesteerden zij, dan werden ze eenvoudig gevangen gezet of gedood. Het begrip „koelak" stond zelfs niet vast. Hoe heeft dit „koelakken-likwideeren" plaats gevonden? Uit de officieele stukken een enkele greep. In Wossnessenks (gouv. Archangelsk) werden in den nacht de huizen onderzocht. In het gouvernement Nowgorod werden duizenden families verbannen. In het gouv. Kurs werden 17 leeraars „gelikwideerd"; een leerares eveneens omdat ze met een predikant gehuwd was .... terwijl later bleek dat haar man reeds 25 jaar dood was. In het dorp Esaulowka werden zelfs arbeiders gevangen nomen, daar de dorpsraad aldus redeneerde: een arbeider die 100 roebel verdient en onderverhuurder heeft, is een koelak, In den nacht van 16 October 1929 mobiliseerde men een dertig arme boeren, sloot het dorp Molosino van alle zijden in en hing zwarte doeken met het opschrift. „Boycot in het dorp Molosino, Verboden in- en uit te gaan." Eenige dagen lang was het dorp, zelfs het ziekenhuis — onbereikbaar. Huiszoekingen werden verricht, en het vermogen geconfisqueerd. Een maand lang heeft de „staf" daar gewerkt, d.w.z. moesten worden voorgebracht en worden verplicht graan te leenen. Wie hieraan niet voldeed, werd gevangen genomen en in een kouden kelder gezet. De vrouwen werden de bezittingen teruggegeven onder voorwaarde lat ze geslachtsgemeenschap zouden toestaan, '*) '*) „Sowjet-Justitie" Nr. 10, 11, 22; 1930. • Geen wonder dat door z.g. vrijwillige toetreding het collectivisatieproces ") een succes werd. Maar wie de volgende cijfers beschouwt en zich even indenkt wel een terreur hier zal zijn toegepast, voelt iets van de ellende die over de boeren-bevolking gegaan is: Begin 1930 waren gecollectiviseerd: Noord-Kaukasus: 71,5 %, Centraal gebied der Zwarte Aarde 65,8 %, Beneden «Wolga 61,5 %, Oeral-gebied 58,9 % van alle boerenbedrijven. Welk een haat en vijandschap moet deze terreur gekweekt hebben in de harten der boeren en ook der arbeiders. Voor het werk der „likwideering" werden in Januari 1930 25.000 arbeiders uit de steden gemobiliseerd. Wat een menschenkrachten zijn er verloren gegaan. Preciese gegevens staan niet ter beschikking. Doch van een departement dat van de NoordKaukasus weten we iets. Het staatsbestuur van de N. K. deelt mee: „Door de rechtsorganen zijn 3404 koelakken veroordeeld niet medegerekend hen, die binnen het raam der algemeene koelakken-likwideering zijn verbannen. Van dezen hebben 62 % gevangenisstraf van een jaar of meer gekregen! 66 % zijn daarbij nog naar Siberië verbannen of uit net land verjaagd." ") Duizenden zijn neergeschoten, tienduizenden zoo niet meer uit hun huizen en dorpen verjaagd en aan honger en koude overgegeven en verbannen naar de plaatsen van den dwangarbeid, honderdduizenden families zijn geruïneerd. Doch niet alleen de arbeiders en boeren hebben te lijden onder den druk der communistische terreur; uit de laatste jaren weet men ook, dat de hoogere ambtenaren als sabot- 16) De „Illustrierte Rote Post" no. 2, Jan. 1932, Beilage 2, deelt mede, dat thans gemiddeld 60 % is gecollectiviseerd; van 1928— 1931 toegenomen van 400.000 tot 12.500.000 bedrijven! '*) „Sowjet-Justitie", Nr. 20; Juli 1930. teurs worden veroordeeld en terechtgesteld. Zelfs bereikt de Sowjetregeering nog niet de hoogte, die de andere toonen, door op bepaalde gedenkdagen gevangenen los te laten. De Octoberfeesten zijn weer gevierd, doch nog zuchten duizenden onder het juk, dat naar aller eerlijke overtuiging oneindig zwaarder is dan dat van het Tsjaristische regime. * * De terreur heeft zich in de Sowjet-Unie geenszins gematigd; integendeel ze is in Rusland PRINCIPIEELER, SYSTEMATISCHER EN VEELVULDIGER VOORTGEZET. Niemand minder dan Stalin heeft het principe — los dus van de practijk van hen, die mogelijk het beginsel verkeerd toepassen — vastgesteld in zijn groote rede op den loden Partijdag. Daar beziet Stalin in een principieel betoog de gedachten der Trotzkische richting. Wat beteekent deze richting voor de politieke ontwikkeling?" Het beteekent vrijheid voor politieke groepeeringen in de partij; vrijheid van politieke partijen in het landj dus de burgelijke democratie." 17J Deze gedachte — zegt Stalin — moet worden vernietigd. X. Een maanwoord van Rosa Luxembourg. Deze revolutionnaire vrouw heeft in haar strijd met Trotzki en Lenin over de terreur de volgende goede woorden gezegd: „Zonder algemeen kiesrecht, drukpers- en vergaderingsvrijheid sterft het leven, wordt het tot een schijnleven, waarin de bureaucratie het eenige actieve element blijft. Aan deze wet ontkomt niemand Wordt de vrijheid onderdrukt, dan moet een verwildering van het publieke leven het gevolg zijn De heerschappij van den angst demoraliseert." ls) _ Beiden, èn Antonow èn Steinberg ergeren zich aan de houding aangenomen door burgerlijk-radicalen. Men loopt warm voor het 5- ") Politischer Bericht des Zentralkomitees a. d. Parteitag. 1930, S. 112 v. ls) Rosa Luxembourg: Die Russische Revolution, Berlin 1922, S. 113—117. Jaren-plan, zonder zich over het leed van 150 millioen menschen te bekommeren. Men slikt desnoods de terreur, zal ze zelfs ontkennen, als het moet. En Antonow roept uit: „Als democraat schaam ik mij over mijn geestverwanten in West-Europa, die wel het regiemMussolini, Wolemaras, en Pilsoudski aanvallen, maar de afslachting van het weerlooze Russische volk stilzwijgend dulden. "*) Wat Koutsky in 1922 schreef: „Een regiem als het bolschewistische is rijp om te vallen. Men kan nog niet zeggen, wanneer en op welke wijze het breken zal, maar één ding staat vast: het zal in schande en smaad ineenstorten. ,0), acht ik volkomen juist. Laat het Christendom er voor zorgen, dat het steeds de vaan van vrijheid en gerechtigheid hoog houdt in den naam van God, die alleen ware vrijheid en gerechtigheid schenkt. 21) SCHOUWER. ,9) Een typisch staaltje vond ik in het „Volksblad" van 30 December 1931. De P. E. N.-club de ver. van leterkundigen had een beroep gedaan op alle regeeringen om te bedenken, dat niets zoo sterk den haat van de wereld tegen een land provoceert als de wetenschap, dat de politieke en kerkelijke gevangenen er worden mishandeld. Wat doet de Redactie van het soc-dem. blad? Het plaatst drie kopjes: mishandeling van gevangenen; de P.E.N.-club doet een beroep op menschlievendheid der regeeringen. Doch bovenaan met groote vette letter: Briefje aan Mussolini. Mij dunkt: het blad had zeker niet in de eerste plaats Mussolini als zondebok moeten nemen. Misschien heeft de redactie wel eens gehoord van Stalin? 20) „Kommunistische Blut-Justiz", Berlin 1922; S. 12. 21) Het bovenstaande is bewerkt voornamelijk aan de hand van Antonow en Steinberg. Toch zijn verschillende andere schrijvers geraadpleegd, zooals uit de noten blijkt. Speciaal de blz. 35—50 van A. en 50—60; 174—180; 327—339 van S. boden materiaal. VLUGSCHRIFTEN, over de Russische Geloofsvervolgingen en het Communisme, uitgegeven door de Chr. Mannenvereeniging „Gij zijt allen Broeders", le Pijnackerstraat 102-106, Rotterdam. (Gebouw „Geloof en Vrijheid") No TITEL . Prii« — Dr. F. J. Krop, Radiotoespraak over de geloofsvervolgingen . . ƒ 0.05 — Arbeiderstoestanden in het Sovjet-Paradijs . . . ■ • • • ■ ■' "-JJ? — Laatste overdenkingen v. e. door de Gepeoe ter dood veroorde.lde „ 0.05 _ Wat ik in Rusland gezien heb in 1929-1930 0.10 12 Teleurgesteld terug uit Sovjet-Rusland 14 De vernieuwde actie der Godloozen . . . . . . . ; . • • " 15 De Russische gelooisvervolgingen en de plicht der Christenheid „ 0.10 17 Een en ander over de handelstaktiek van Sov)et-Rusland en wat daarmee samenhangt ,, 0.15 18 Hoe ze andersdenkenden den dood injagen ■ ■ 2'Ï2 19 Het bestaan van Communistisch gevaar in de kolomen ,<_' • " „„ï 20 Dr. O. Schabert, Godsdienstvervolging of Godsdienstvernietiging7 „ 0.05 25 ProL Dr. L Djin, Het gezin in gevaar ,.■ ■ " 006 26 ProL Dr. Auhagen, De waarheid omtrent den godsdienstigen toestand in Sovjet-Rusland ,, 0.10 27 De Russische Kerk en de Sovjet-Regeering '■ 28 P. Jankowski—Junowe, Russ. kerken in Sovjet-Rusl. en daarbuiten „ 0.15 29 ProL Dr. Korenchewsky, Eendracht maakt macht 0.05 30 Dr. F. J. Krop, De Paaschcampagne der Godloozen en wat zij ons te zeggen heelt ,, 0.14 31 Tschegolev (naar) Het anti-godsd. werk onder de kinderen in Rusl. „ 0.08 32 N. A. Klépinine, De godsdienst en de nieuwe comm. cultuur „ 0.12 33 Annie Wieck, Een beeld uit Sowjet-RusUnd . , 0.08 34 De gruwelen der Concentratie-kampen van de Sowjet Unie . . „ U.U3 35 ProL Dr. Iwan Iljio, Hoort de Signalen! ,0.08 36 O. Hausdorf, De Joden en het Bolsjewisme . . . • • • • >• v-"8 37 Berichten over den toestand der Orthodox-Russische kerk buiten Rusland enz. ,, 0.08 38 Rev. E. A. Wabfc, Voornaamste stellingen van de Sowjetsche propaganda tegen de Protestbeweging en de weerlegging ervan . . „ 0.08 39 Het getuigenis van een Zwitser uit Rusland • • ■ " "J 40 Eischen der godsdienstig gezinde Russische arbeiders . . . „0.08 41 ProL Dr. H. R. Nielauhr, Heeft de godsd. in Rusland een toekomst? „ 0.08 42 G. Plmenoii, Het dekreet van het Pan-Russisch Centraal uitv. Comité en van den Raad van Volkscommissarissen tot regeling van godsdienstige vereenigingen ,, 0.08 43 Werkloosheid en werklust in Sowjet-Republiek 0.08 44 Dr. O. Schabert, Beulsdiensten door West-Europeanen aan Sowjet-Rusland verleend, tegen de West-Europeesche beschaving „ 0.05 45 Er wordt weer over de Verwaarloosde Kinderen gesproken . „ 0.05 46 Brief uit Finland • ■•„■,•;•••" S„Ü 47 Fotografisch bewijsmateriaal betreffende Sowjet-Rusland . . . „ 0.03 48 Waarheden en leugens verbreid door een nieuw soort propa- ganda ten gunste van Sowj et-Rusland ,, 0.12 49 Het „Proletarisch Kaartspel" van de Bolsjewiki 0.05 50 Dr. O. Schabert (Uit de maandberichten van) 0.08 51 Vrouwenleven in den Sovjetstaat ...... . . . • . • „ 0.08 52 Sem. dir. Lic. th. Priegel, Het bolsjewisme als wereldbeschouwing ,, 0.15 BROCHURES over de Russische Geloofsvervolgingen en het Communisme, uitgegeven door de Chr. Mannenvereeniging „Gij zijt allen Broeders", le Pijnackerstraat 102-106, Rotterdam. (Gebouw „Geloof en Vrijheid") No TITEL jgjl Priji — Dr. F. J. Krop, Ons beginsel en Ons Streven ƒ 0.25 — J. N. Vo:rhoeve, Boischewisnie en Christendom 0.30 — Vijanden Gods en bewerkers der Wereldrevolutie . . '. 0.15 — Th. Aubert, De groote Protestmeeting in Albert-Hall te Londen „ 0.15 — ProL A. V. Kartachov, Rede op de meeting van 5 Maart 1930 . . „ 0.15 — Dr. G. Lodygensky, De huidige geloofsvervolging in Rusland . ,, 0.30 — Dr. L. H. Grondijs, De vervolging v.h. Christendom door de Sovjets ,, 0.20 — J. Douillet, De werkelijke toestand in Sovjet-Rusland ...-.„ 0.30 — Dr. F. J. Krop, Een en ander over het Communisme . . '. . ,,0 50 — Dr. O. Schabert, Slachtoffers van het Bolsjewisme 0.65 — Ir. Max Henkart, Sovjetbeloften en werkelijkheid 0.25 — Rob. de Traz, Verontwaardiging over de laksheid der Christenheid ,, 0.15 11 De heerschappij der Communisten van 1917—1930 0 35 12 Dr. Karl Nötzel, Oorsprong, wezen en beteekenis van het bolsjewisme ,, 0.20 13 R. von Koschütski, Herinneringen aan Rusland 0.25 14 ProL N, von Arseniew, Godsdienst in Sovjet-Rusland . . . „ 0.15 15 Dr. J. R. Callenbach en Anderen, Toespraken over ie Russ. Geloofsvervolgingen ,, 0.50 16 C. Shevitsch, De gevolgen van de buitenlandsche protestbeweging op den godsdienstigen toestand in Rusland „ 0.15 17 M. MischailoH, De Russ. Orth. Kerk onder het Sovjet Regime „ 0.35 18 Dr. W. Kiinhaupt, Het Bolschewisme — zijn ideeën, bedoelingen en ondergang ,, 0.20 19 De godsdienstvervolgingen in Rusland (uit het Russ. blad ,,Dni" ,, 0.20 20 Wat is het Bolschewisme en hoe ziet het er in Rusland uit? „ 0.15 21 Tina Schmidt, Mijn reis in Rusland 0.15 22 Dr. G. Lodygensky, Rusland in 1930 ....... , 0.40 23 Borit Eliacheff, De Sowjet Dumping 0.15 24 Dr. F, J. Krop, Het Bolsjewisme in de praktijk en wat wij uit die wereldactie kunnen leeren ,, 0.20 25 Dr. O. Schabert, De Baltische arbeid voor Rusland 0.25 26 Dr. F. J. Krop, Pinksterevangelie en Bolsjewisme 0.20 27 Frédéric Eccard, De dwangarbeid in Sovjet-Rusland , 0.20 28 Dr. F. J. Krop, De treurige toestand der arbeiders in Sowjet- Rusland en de Kerken ,, 0.20 29 G.Z.AJB.-Bestuurslid, De Russ. arbeider onder communistische heerschappij „ 0.20 30 De Internationale samenkomst der Kerken te Genève, 10 Sept. 1931 en de roeping van den Volkenbond inzake de Russ geloofsvervolgingen' „ 0.15 31 Dr. F. J. Krop, De gunstige berichten van reizigers, die de Sowjet-republiek hebben bezocht en de werkelijkheid „ 0.15 32 Dr. F. 3. Krop, Nog eens: De gunstige berichten van reizigers, die de Sowjet-republiek hebben bezocht en de werkelijkheid „ 0.20 33 Ds. J. de Saussure e.a., Intern. Kerkelijke samenkomst te Genève, om de aandacht v. d. Volkenbond op de godsdienstvervolgingen in Sowjet-Rusland te vestigen ,, 0.40 34 Dr. F. J. Krop, De Kerstcampagne en de geloofsvervolgingen . ,, 0.20 35 Dr. F, J. Krop, Dwangarbeid, terreur. Een adres aan de Ontwa¬ peningsconferentie ,, 0.20 36 Geweld en Terreur in Sowjet-Rusland i . . ,, 0.25