No. 56 PRIJS 40 CENTS GODSDIENST GEZIN GEZAG DOOR Dr. F. J. KROP, A. B. N. DAVIDS, Ds. T. J. HAGEN, Mgr. H. T. J. VAN VLIJMEN, N. A. SCHUMAN, J. Th. FURSTNER, Ds. A. G. H. VAN HOOGENHUYZE. Uitgave „GELOOF EN VRIJHEID" Ie Pijnackerstraat 102-106 — Rotterdam N.V. DRUKKERIJ STEMEROING «. CO. - ROTTERDAM " TELEFOON 44110 INHOUDSOPGAVE 1 Dr. F. J. Krop, „Godsdienst, Gezin, Gezag" 2. A. B. N. Davids, Onderbouw 3 Ds. T. J. Hagen, Om de elf provinciën 4. Mgr. H„ T. J. van Vlijmen, „Vreest n iet, I k ben uw schild" 5. N. A. Schuman, Volk en Weermacht 6. J. Th. Furstner, Weerbaarheid 7. A. G. H. van Hoogenhuyze, Het gezin in het midden 8. Dr. F. J. Krop, De geschiedenis van ons Nationaal Verbond 9. In den strijd tegen het Bolsje¬ wisme onderlinge polemiek vermijden 10. Dr. F. J. Krop, Correspondentie: G.G.G, en G.Z.A.B. Z2^ / GODSDIENST GEZIN GEZAG DOOR Dr. F. J. KROP, A. B. N. DAVIDS, Ds. T. J. HAGEN, Mgr. H. T. J. VAN VLIJMEN, N. A. SCHUMAN, J. Th. FURSTNER, Ds. A. G. H. VAN HOOGENHUYZE. Uitgave „GELOOF EN VRIJHEID" Ie Pijnackerstraat 102-106 - Rotterdam WOORD VOORAF. In deze brochure vindt men de toespraken gehouden op de samenkomst in de groote zaal van den Dierentuin, te 's-Gravenhage, den 22sten Maart 1933, aangevuld met artikelen van Kolonel Furstner en Ds. A. G. H. van Hoogenhuyze, bestuursleden van het Nationaal Verbond G.G.G. Wat daarop volgt, dient vooial om doel en streven van dat Verbond in een helder licht te stellen. Moge menig misverstand daardoor uit den weg worden geruimd en veler hart gewonnen, niet zoozeer voor een „organisatie", maar voor het eerlijk streven van hen, die willen opkomen voor deze grondzuilen onzer maatschappij: godsdienst, gezin en gezag. F. J. K. t „GODSDIENST, GEZIN, GEZAG" door Dr. F. J. Krop, Ned. Herv. Pred. te R'dam. Een schrijver van groot talent, ook door de bolsjewieken gaarne aangehaald, ik bedoel Maurice Hindus, wijst er telkens met nadruk op, m zijn verschillende geschriften, dat vanuit Moskou sinds de October-Revolutie een aanval wordt gedaan op het geloof, met name op het Christendom, zooals nog nimmer in de historie werd aanschouwd en waarvan het lot der wereld in de eerstkomende tijden volkomen afhangt. ■•■ Wie zich daar geen rekenschap van geeft, begrijpt niets van het huidige wereldgebeuren en zou het best z'n houding kunnen redden door een voorzichtig stilzwijgen. Het Bolsjewisme toch is niet alleen een politiek systeem, niet alleen een economisch stelsel, het is in, den diepsten grond een levens- en wereldbeschouwing, die absoluut vijandig staat tegenover de onze, en den dood heeft gezworen van eiken godsdienstvorm, van de grondbeginselen onzer moraal, ja, van onze gansche cultuur. Wij moeten den godsdienst bestrijden, zegt Lenin. „Theoretisch en practisch zijn godsdienst en communisme onvereenigbaar", beweren Boekharine en Preobrajensky. Waaraan Yaroslawsky nog ter verduidelijking toevoegt: „Wij bestrijden niet alleen godsdienstige vooroordeelen, maar elke religie". En de Pravda aarzelt niet te verklaren, dat desnoods de bajonetten de overwinning van het absolute atheïsme moeten bevorderen en de verwezenlijking van het bolsjewistisch ideaal zuilen verhaasten. Dat is een uitdaging, die geen geloovige, geen vrijheidlievende natuur onbewogen kan laten. Evenmin is dat het geval met de moreele consequenties van het systeem. Ja, wat is eigenlijk de moraal van den Bolsjewiek? Zijn doel is de triomf van het proletariaat, niet door toenadering der verschillende standen én klassen, noch door geleidelijke evolutie der maatschappij, maar door meedoogenlooze overheersching of uitroeiing van al wat bourgeoisie of aristocratie mocht heeten. En aangezien dat doel slechts in den weg eener bloedige wereldrevolutie bereikt kan worden, noemt hij goed wat die revolutie verhaast en slecht wat haar tegenhoudt. Zou er in een Bolsjewistische samenleving dan nog plaats zijn voor het gezin naar onze opvatting? Immers neen! De vrouw moet worden gesocialiseerd. Zij is eenvoudig een middel tot instandhouding van het ras. „Das ewig weibliche" als verheffende macht, behoort tot de sentimenteele begrippen der burgerlijke maatschappij: het moet in de vrouw worden gedood, en de theorie van het „glas water" mag ik wei algemeen bekend achten. Het huwelijk is een tijdelijke overeenkomst, die even gemakkelijk kan worden ontbonden als aangegaan. Kinderen zijn het eigendom van den Staat. De ouders, die eenig recht op hen zouden willen laten gelden, behooren de grondbeginselen van het communisme nog eens goed te bestudeeren. Wat deert het of Prof. Iljin al uitroept: „Zulk een chaos op het gebied van het geslachtsleven kan slechts de zedelijke, geestelijke en staatkundige ineenstorting van een volk tengevolge hebben? "Die ineenstorting wordt juist begeerd, als het beste middel om tot het doel te geraken; en zou men zich dan door vooroordeelen van een wegstervende wereld laten weerhouden? Wat het gezag betreft, dat bestaat voor den geestverwant van Lenin niet. Ten minste niet in den zin, dien wij er aan hechten. Verbeeldt U: een gezag dat zou wortelen in God en door de consciëntie van het volk zou worden aanvaard en bekrachtigd! Kan het dwazer? Het vrije proletariaat regeert. Maar aangezien niet allen kunnen bevelen, doen enkelen dat uit naam van de gemeenschap, en met een geheime staatspolitie als de G.P.OE., die voor niets terugdeinst en aan niemand rekenschap is verschuldigd. Leve de vrijheid van het proletariaat! Dat wil zeggen, de „vrijheid" om zich aan het Schrikbewind, dat in zijn naam heerscht, te onderwerpen. De „vrijheid" om de beginselen van het Marxisme te propageeren, met terzijdestelling van eigen meening. De „vrijheid" om alle maatregelen van de „Heeren" te prijzen en zich er aan te onderwerpen zonder murmureeren, ook al zou men er zelf het slachtoffer van zijn. De „vrijheid" om uit zijn ziel te verwijderen alle overblijfselen van barmhartigheid en medelijden met naar Siberië verbannen koelakken of vermoorde geloovigen Men verwachte van mij geen citaten, noch uitvoerige documentatie in deze korte toespraak; maar van geen enkel der zake kundig, eerlijk man, vrees ik eenige tegenspraak. Wat staat ons nu te doen als geloovigen, als voorstanders der Christelijke moraal, als ver- dedigers van een gezag, dat alleen orde en rust kan waarborgen? Den handschoen ons toegeworpen royaal oprapen en over de geheele wereld een strijdkreet „God wil het" doen weerklinken, alle weidenkenden een geestelijk „te wapen" toeroepen. Voor de religieus-moreele zijde van het probleem hebben, natuurlijk, de Kerken, of, wilt ge, de kerkmenschen, de positief-geloovigen, de leiding der apologetisch-polemische beweging, waarvan niemand de dringende noodzakelijkheid* kan betwisten. Grieksch-Orthodoxen, Protestanten, Roomsch-Kathoheken en Joden (om Boeddhisten en Mohammedanen hier buiten te laten) worden allen gelijkelijk bedreigd in hun geestelijk bestaan, in hun heiligste, diepste overtuiging, en allen dienen bedacht te zijn op krachtig tegenweer en hardnekkig verzet. Het ideaal lijkt mij hier een welbewust „getrennt marschieren, vereint schlagen". Legt men alleen den nadruk op het laatste, dan krijgt men een eenheidsfront met zuiver negatieve leuzen, of met een positief program zóó mager, dat de groote menigte er niet voor in het vuur gaat. Daarom dient ook het eerste het „getrennt marschieren" krachtig te worden onderstreept. De vier genoemde godsdiensten b.v. hebben alle hun eigen mentaliteit, hun eigen gedachtensfeer. Zij staan wel voor dezelfde moeilijkheden en problemen, doch zij voelen ze, ieder voor zich, anders aan, geven verschillende oplossingen, hebben andere strrjdmethoden, enz. Laat iedere groep, ook op dit terrein, haar eigen beginsel uitleven; haar aanhangers in eigen taal voorlichten, haar „protest" (waarbij men op de positieve beteekenis van het woord gelieve te letten), organiseeren; de beweging zal er door aan diepte winnen. En waar die Kerken of religieuze stroomingen over de geheele wereld zijn verspreid, daar dienen zij zich internationaal te verstaan in deze worsteling met een revolutionnair-atheïstisch eenheidsfront, dat krachtens zijn wezen en bedoelen, een sterk geprononceerd internationaal karakter draagt. Doch ook nationaal dient het tegenoffensief georganiseerd te zijn. En ook weer: naar de religieuze mentaliteit, geestelijke gesteldheid of kerkelijke sfeer, waarin men zich beweegt. De loochening der werkelijke verhoudingen heeft geen zin. Eerlijkheid bovenal. De Protestant spreekt anders over godsdienst, gezin en gezag dan de Roomsch-Katholiek, en de Jood zal zijn gevoelens in deze ook op zijn eigen wijze weergeven. Laat er gerust drieërlei brandpunt van antibolsjewistische actie zijn in ons Vaderland (en waarom niet meer?) als er maar krachtig en methodisch wordt gewerkt; als er maar meer wordt gelet op de diepte dan op de breedte, en als op dit terrein alle onderlinge polemiek maar zorgvuldig wordt vermeden. Bij deze nationale organisaties zal niet alleen het religieus-moreele naar voren komen, de nationale zaak zal ook moeten worden bepleit. En op dat terrein kunnen en moeten alle goede Vaderlanders elkander vinden. Protestanten, RoomsehKatholieken, Joden, voorzoover zij echte Nederlanders zijn, zullen meer dan eens de handen ineen moeten slaan om gezamenlijk op te trekken tegen hun gemeenschappehjken vijand. Ziedaar het goed recht van ons Nationaal Verbond „Godsdienst, Gezin, Gezag". Daarin vloeien saam, zonder zich in elkander op te lossen, de verschillende stroomingen die de waarde van het geloof erkennen, het gezinsleven willen beschermen en het wettig gezag als vrije burgers steunen in deze moeilijke tijden. Geen oppervlakkig wegredeneeren van verschilpunten die er zijn, maar een welbewust erkennen van hetgeen ons vereenigt bij al wat ons scheidt. En hebben wij niet in ons land een voorrecht dat men elders misschien mist? Hebben wij niet in het Huis van Oranje als het symbool van al onze vrijheden? Spreekt de historie van dat roemruchtig geslacht niet van strijd en leed om des geloofswille, tot bescherming van huis en haard, en tot bevestiging van het gezag, desnoods in den weg van een heiligen opstand tegen uitheemsche tyrannie? Daarom scharen wij ons allen om den Troon onzer geëerbiedigde Vorstin, die de traditie van een Willem de Zwijger en een Stadhouder Willem Hl voortzet, en zal men ons steeds bereid vinden om voor ons „heilig ideaal" goed en bloed ten offer te brengen. Zeker, wij geven ons rekenschap van de groote verplichtingen, die deze houding ons oplegt. Meer dan ooit zijn wij geroepen onszelf te herzien, opdat onze godsdienst zoo zuiver mogelijk zij, onze verdediging van het gezinsleven steeds rekening houde met de heilige rechten van vrouw en kind, onze steun aan het gezag zijn vrijheid van openhartige critiek benoude. Ik ga nog verder, en ik beweer dat wij eer^ lijk de fouten van onze huidige samenleving moeten erkennen en bereid moeten worden bevonden alle verbeteringen te aanvaarden, die in den weg eener rustige evolutie mogelijk zijn. Nimmer krijge men den indruk dat wij contrarevolutionnair zijn in plaats van anti-revolutionnair; reactionnair in plaats van vooruitstrevend zooals het geloovigen betaamt en kampioenen van recht en broederschap in het maatschappelijk verkeer. Maar evenmin zij onze houding dubbelzinnig inzake het woelen en werken der Hlde Internationale, logische consequentie van het marxisme en waarnaar de linkerzijde der nde Internationale ten onzent steeds meer overhelt, die juichen zou als onze maatschappij in bloed en tranen ten onder ging, als ons nationaal bestaan door het een of ander roode leger werd vertrapt en als daar, in een afzienbare toekomst, op „Neerlands dierb'ren grond" geen spake meer was van vrije ontplooiing van het godsdienstig leven, van een gezinsleven dat alleen karakters vormt en waaraan de heiligste herinneringen onzer jeugd verbonden zijn, van een gezag dat rust in God en steunt op ontzag en hartelijke waardeering. Andere nationale organisaties, waarmede wij broederlijk willen samenwerken, mogen meer politiek of economisch georiënteerd zijn, wij willen dienst doen als trait d'union tusschen alle Vaderlanders die opkomen voor „Godsdienst, Gezin, Gezag", hoe dan ook geformu- leerd of nader toegelicht, en wij doen het met deze woorden van Groen van Prinsterer in het hart: 't Geheim van allen zegen (Oranje en Neerland hoor 't) Is in Gods vrees gelegen, Zijn dienst, Zijn gunst, Zijn Woord. 2. ONDERBOUW door A. B. N. Davids, Opperrabbijn te Rotterdam. Ge hebt het herhaaldelijk reeds gehoord: het Bolsjewisme voert mededoogenloozen strijd tegen godsdienst, gezin en gezag. Wij voelen ons daarom door dit groeiend en naderend bolsjewisme in onze heiligste goederen bedreigd. En wij willen ons teweer stellen. Wij zouden zelfs het communisme willen verbieden. Haar organisaties ontbinden. De onderaardsche gangen, die vanuit Moskou hierheen gegraven zijn, ontdekken en dichtwerpen. Stel, dit gelukte ons inderdaad. Zouden wij dan gerust kunnen zijn? Ware ons volk dan gered? Is er dan geen crisis? En nu niet in materieelen zin, maar is er dan geen geestelijke crisis? Is die dan door het communisme veroorzaakt? Neen, met Lloyd George moeten wij zeggendoor het uitroeien van het communisme zullen wij de wereld niet genezen. Want de communisten waren niet de oorzaak der crisis, maar haar gevolg! Maar thans een andere vraag. Het bolsjewisme strijdt als op leven en dood tegen den godsdienst. Het stuurt doelbewust op ontbinding van het gezin aan. Het ondergraaft elk gezag tenzij dat van Moskou. Waarom eigenlijk? ' „De kapitalistische Maatschappij deugt niet." Goed. Geen van ons is er onverdeeld bewonderaar van. „Men wil een andere verdeeling van goederen." Goed. Maar waarom moet de godsdienst vernietigd worden? Waarom moet het gezin uit elkander gerukt? Waarom mag geen gezag erkend worden? Dat zijn immers geestehjke goederen, die (evenals alle geestelijke goederen) naar de theorie van het communisme toch van oeconomische verhoudingen afhankelijk, ja, daardoor eerst in het leven geroepen zijn! Stel, een burger voert de taak, die „het plan" van hem verlangt, stipt en nauwgezet uit; hij denkt er met aan, om op eenige wijze sabotage te plegen; integendeel, hij beschouwt het als zijn phcht, aan een betere Maatschappij mede te arbeiden. Wat kan er dan tegen zijn, dat hij daarnaast aan God gelooft? Want niet alleen tegen de kerkelijke organisaties van Joden, Christenen en Mohammedanen strijdt de Sovjet, maar ook tegen het geloof zelve. En hoe geraffineerd is de goddeloozenpropaganda en hoe grof haar bespotting der godsdiensten! Waarom dit alles? In het Wilhelmus laat de dichter van ons volkslied den grondlegger onzer onafhankelijkheid God bezingen als zijn Schild en zijn Betrouwen. Hiermede vertolkt hij ook onze gevoelens en zoo erkennen wij Willem van Oranje ook hierin als onzen Vader des Vaderlands. Het Geloof is de rots, waarop wij ons veilig weten en voor vijanden ongenaakbaar. Dit is het juist wat het bolsjewisme niet verdraagt: dat wij door den godsdienst in ons diepste wezen ongenaakbaar en onoverwinnelijk zijn. Dat wij door het Geloof sterk zijn en geen mensch vreezen. ' Daarom moet ook het gezin ontbonden worden: omdat ons huis, gehjk de Engelschman het zoo typisch zegt, ons kasteel, onze burcht is, omdat wij daar steeds onze kracht vernieuwen, als het leven daarbuiten ons dreigt ten onder te krijgen. Vrij van alle banden, waardoor hij in evenwicht gehouden wordt, wil het Bolsjewisme den mensch; geestelijk ontworteld en daardoor als de ziellooze machine gemakkelijk naar de hand te zetten. Weet ge voor de theorieën, die de Sovjets thans ook hier trachten te doen ingang vinden, beter benaming dan die welke het communisme aan den godsdienst heeft gegeven? Opium voor het volk. Dat is niet het godsgeloof, maar het bolsjewisme. Godsdienst, gezin en gezag zijn de grondpijlers ook van Nederlands geestelijk leven. Ook van ons bestaan zijn zij de ankers, waardoor wij niet tot speelbal der omstandigheden, zijn en niet stuurloos heen en weer geworpen worden door al wat op ons aanstormt. Wanneer het communisme ook hier tegen deze onze goederen gaat stormloopen, na eerst — liefst ongezien — onze stellingen te hebben ondermijnd, dan geschiedt het, omdat wij, als wij deze verloren hebben, krachteloos zijn en al. wat onze voorvaderen hebben opgebouwd en ons nagelaten, dan gemakkelijk prooi wordt voor de optrekkende machten. Niet alleen grondpijlers van ons persoonlijk leven zijn godsdienst, gezin en gezag, maar ook van het volksleven. Uit krachtige, evenwichtige individuen ontstaat een geestelijk sterk volk. En godsdienst, gezin en gezag binden samen tot sterke gemeenschap. Wordt dit in ons Nederland algemeen erkend? Antwoord zelve. Eerst moest op de Zeven Provinciën muiterij uitbreken, alvorens men den ernst der gezagscrisis inzag; eerst moest het zoover komen, dat personen, geroepen om het gezag te doen eerbiedigen, daartegen opstonden! Als ge het leven om U heen kent, zij het ook slechts door de literatuur, het tooneel en de film, dan weet ge hoe ver het reeds gekomen is met de ontbinding van het gezin. Ge weet, in hoe breede kringen de heiligheid van het huwelijk en de eenheid der familie tot een bespotting is geworden. En waar gezin en gezag zóó zeer als grondslagen van het volksleven miskend en verwaarloosd blijken, zou godsdienst daar wel fundament van het nationaal bestaan kunnen zijn? Daarom mogen wij er dankbaar voor zijn, wanneer het naderend en groeiend bolsjewistische gevaar ons tijdig tot de erkenning van deze drie waardijen bracht. Het is echter niet voldoende, wanneer wij ons in onverholen verontwaardiging uiten over de snoode aanvallen, die op onze heiligste goederen worden gericht. Het is niet voldoende, wanneer wij onze trouw aan het erfdeel der Vaderen in luid enthousiasme betuigen. Maar wij moeten onze vereenigde krachten ook met der daad wijden aan de versteviging van de grondslagen van ons volksleven. En al is de golf van bolsjewisme wellicht ook in haar vaart gestuit door den dam, die thans aan onze Oostgrenzen daartegen opgeworpen schijnt, toch blijft de noodzaak om aan dezen onderbouw volle aandacht te schenken even sterk dringen: eerstens is het mogelijk, ja zelfs waarschijnlijk, dat Moskou ondergronds nog zijn wegen zoekt! En dan werken ook in dezen dam, die ons beschermen moet, elementen, die ook onze vrijheid en ons volksbestaan ernstig bedreigen. Wij moeten de fundamenten van ons nationaal leven versterken! Opdat het öök weerstand kan bieden aan het gevaar, dreigend van een nationalisme, dat bruut geweld verheerlijkt en goddelooze haat predikt; dat pacifisme als ideaal voor zwakkelingen-zonder-ruggegraat kwalificeert en dat om een frisschen, vroolijken oorlog roept! Hoe zal deze opbouwende arbeid verricht kunnen worden! De verschillende politieke partijen hebben hun handen vol, om door middel van parlementairen arbeid (of daar zonder) ons land uit de oeconomische crisis op te heffen en van den afgrond terug te houden. Daarom moet naast de politieke partijen door allen, die niet onmiddellijk actief bij dezen pplitieken arbeid betrokken zijn, alle aandacht en kracht besteed worden aan de versterking der grondslagen van ons volksleven. Hierin kunnen en moeten zich alle goede vaderlanders samenvinden. Zonder onderscheid van geloof en partij. Het is niet genoeg, de aanvallen-van-buiten op godsdienst, gezin en gezag met wetten en maatregelen af te slaan. Maar deze voorwaarden van een normaal volksbestaan moeten in hun enorme beteekenis erkend en dienovereenkomstig uitgebouwd worden. Het is dubbele eisch des tijds, niet slechts op den bovenbouw der natie te letten, doch ook op den onderbouw! Versterken wij de grondslagen onzer samenleving: den waren godsdienst, die liefde en gerechtigheid vordert; het gezonde gezin, dat de hechtste bouwstof der natie biedt; het ideale gezag, niet gelijk het gesymboliseerd wordt door de vuist, die anderen wil neerslaan, maar gelijk het gepersonifieerd is in de hoogé figuur onzer Koningin! Dan bieden wij tevens geestelijken steun aan de talloos-velen, die in onze dagen aan wanhoop ten prooi dreigen te worden. Dan leggen wij ook kracht in de ontelbare jongeren, die in onze verwarde en verwarrende maatschappij hun plaats zoeken. Van vele zijden wordt om de wedergeboorte van ons volk geroepen. Slaat daartoe de handen met ons Verbond Godsdienst, Gezin en Gezag ineen. Wat uw politieke overtuiging ook zij! De gevaren groeien. Van links en van rechts. Maar de belagers van onze onafhankelijkheid mogen ons Nederland niet hebben. Zij zu 11 e n het niet hebben. 3. OM DE ELF PROVINCIËN door Ds. T. J. Hagen, Geref. Predikant te Delft. Voorzitter van G. G. G. Het zou van oppervlakkige staatkunde getuigen, wanneer we bleven praten over hetgeen met de zeven Provinciën gebeurd is, en hoogstens daaruit zouden afleiden, dat het gezag moet worden hersteld en de marine gezuiverd. Dat zou dezelfde domheid zijn als wanneer een medicus bij een patiënt, die een abces heeft, alleen dat abces ging behandelen, en niet z'n zorg ging wijden aan den geheelen lichaamstoestand. De droeve gebeurtenis in Indië is niet üen ziekteverschijnsel van plaatselijken aard; ook niet alleen van de Weermacht; maar ze wijst op een lichaam, dat geheel ziek is, op den zorgvollen toestand van heel ons volksleven. Het gaat niet om de zeven, maar om de elf Provinciën met de Overzeesche Gewesten. Dat enkele muiters de zeven Provinciën hebben geroofd; en dat zij dit konden doen zonder tegenstand, op leven en dood, van onze officieren en onderofficieren; en dat een deel van het Nederlandsche volk en zelfs kamerleden en dragers van het gezag dat hebben durven goedpraten, is erg. Maar veel erger is, dat onze elf Provinciën en Indië al jarenlang ons ontstolen worden door revolutiorinairen en propagandisten van wat goddeloos en wat laag is; door menschen, die het roer van het schip willen vermeesteren om dat schip te sturen naar Moscou of een andere onheilshaven; door menschen, die óók óns toeroepen: laat ons met rust, hindert ons niet; laat ons met rust, totdat de Hollandsche vlag niet meer waait, en de Hollandsche leeuw niet meer brult, en Oranje onttroond is. En het allerergste is, dat duizenden Nederlanders, terwijl het Schip van Staat geroofd wordt, hun spelletje blijven spelen of hun speciale heilige huisjes blijven beschermen, in plaats van als één eenig man dat schip met zijn kostelijke lading te verdedigen. Ja, dat wij allen er aan hebben meegewerkt, door de uitvinding van de evenredige vertegenwoordiging en door de groote vrees om onversaagde kloeke Hollanders te zijn, dat het roer van ons schip al meer in de macht is gekomen van mannen, die de geheele lading over boord willen gooien, om die in te ruilen voor de waardelooze beloften van een heilstaat en de waardelooze goederen van Moscou. We moeten ons goed realiseeren, dat ons geheele volk schuldig staat. Niet één groep, maar alle groepen. Niet één partij, maar alle partijen. Niet sommige onderdanen, maar Regeering en onderdanen samen. Ons requisitoir mag waarlijk niet gaan tegen één of twee partijen, maar tegen het geheele Nederlandsche volk. De eene partij moge in wat langzamer tempo meegegaan zijn dan de andere: een enkeling moge al zijn waarschuwenden vinger hebben opgestoken, maar nergens was er inzicht en kracht genoeg om een „halt" toe te roepen aan ons volk. Wij allen hebben er aan meegedaan om op verantwoordelijke plaatsen menschen te zetten, die geen verantwoordelijkheid kennen ten opzichte van den Staat. Wij allen hebben ons laten beheerschen door machtige impulsen, die aan ons volksleven een verkeerde richting gaven. Wij allen hebben aan afbrekers en ondermijners van het gezag gelijke rechten gegeven als aan bouwers. Is het niet dikwijls gebeurd, dat aan de nationale Vereen. Pro Rege, wanneer ze vroeg om goede lectuur te mogen verspreiden in het leger en op de vloot, geantwoord werd: dat kunnen we niet toestaan, want dan zouden we het ook moeten toestaan aan vereenigingen, die revolutionnaire geschriften willen verspreiden. Gelijke monniken, gelijke kappen. Ja, gelqke monniken! Het was de dwaasheid ten top gevoerd. En ik zou vele voorbeelden van even dwaze strekking daaraan kunnen toevoegen. Wij allen hebben eraan meegedaan om door vele en groote subsidies, tot 100°/o van de kosten toe, in ons volk te dooden het particulier intiatief, het Staatsabsolutisme te doen groeien, en de budgetten van land en gemeente op te voeren. Ja zelfs hebben we subsidies gegeven aan vereenigingen, die onder schoonen schijn van kunst en jeugdwerk het volk revolutionnair maken, het gezin ontwrichten, de religie bespotten. We hebben zelf de afbrekers van wat heilig en goed is, gekweekt! Wij allen hebben zedeloosheid en goddeloosheid toegelaten, misschien onder protest, maar toch toegelaten. Wij zelf hebben de erfenis van onze vaderen, die met bloed is gekocht, te veel als een promemoriepost op de nationale balans laten zetten, in plaats van al het andere desnoods promemorie te boeken, en als hoofdposten te noemen Godsdienst, Gezin en Gezag. De religieuze en cultureele waarden van ons volk zijn ook door óns niet als een heilig kleinood verdedigd; we hebben ze laten rooven en vernielen. In niet geringe mate door onderwijs, dat we betaalden, door ambtenaren, die we salarieerden, en door vereenigingen aan welke we subsidie gaven. Maar ook door eigen versplintering, door lauwheid en lakschheid, door de groote dingen te vergeten voor particuliere en groepsbelangen. Het past niemand alleen anderen te beschuldigen, waar we ook ons zélf moeten aanklagen. Het zou dom zijn om aan anderen een halt toe te roepen en zelf door te loopen op het hellend vlak. Niet alleen de muiters van de zeven Prov. zijn de schuldigen! Wij zouden dat al veel eerder hebben moeten zien. Ook dat is onze fout. We zijn pas wakker geworden nu het al bijna te laat is; nu inderdaad ons volk aan den rand van den afgrond staat; nu alleen door buitengewoon krachtige middelen nog terugkeer mogelijk zal zijn. We hebben ons veel te lang laten bedwelmen; we waren ingedut. Oorzaak daarvan is, dat de machten en geesten, die ons volk in verkeerde banen geleid hebben, dat voetje voor voetje hebben gedaan. Druppel na druppel is het gif ingedrongen. En daardoor waren we ongemerkt dicht bij den natioucien dood gekomen. We meenden nog springlevend en krachtig te zijn, toen de ondergang reeds zeer nabij was. Gode zij dank zijn tenslotte nog de oogen open gegaan. De gapende afgrond wordt met schrik en ontzetting gezien. Een huivering gaat door het Nederlandsche volk. En de gifbeker, waaruit we met langzame teugjes dronken, is nog wel niet stukgeslagen, maar we drinken er niet meer uit. De nood waarin we zijn, wordt ons duidelijk. En de nood leert weer bidden. En de nood brengt weer mannen en vrouwen bijeen, die ver van elkaar stonden. En de nood brengt er ons toe om op zij te zetten wat verdeelt en van elkaar verwijderd is, en om alle ware vaderlanders samen te binden en te vereenigen voor het waarachtig welzijn van ons oude Nederland. Er is een nationale beweging aan het groeien, die steun vindt bij duizenden en duizenden van allerlei rang en stand. Het verzet tegen den roof van het heiligste wordt met den dag sterker en doelbewuster. En wat vooral zeer hoopvol is, onze jonge menschen staan weer overeind; met staal in het oog en met vastheid in de ziel. Het gebroken geweertje verdwijnt van de revers, en ze zingen uit volle borst: De handen van Nederland af! Het wordt diep. gevoeld, dat het maar weinig scheelt of de roovers hebben de elf Provinciën buit gemaakt. Dat we nog een laatste kans hebben om ons volk godsdienstig, zedelijk en materieel te redden. Dat we over de geheele linie terug moeten naar de zuivere beginselen en fundamenten van ons volksleven. Het gaat om Godsdienst, Gezin en Gezag. De andere sprekers zullen hierop wel bizonder de aandacht vestigen. Ik moge de algemeene lijnen aangeven, die voor een gezonde nationale beweging noodig zijn, en tevens wijzen op de gevaren, die haar zouden kunnen doen stranden. Een nationale beweging mag in de eerste plaats nooit worden een strijd voor het nationalisme. Zelfzucht van den enkeling is zonde, maar ook zelfzucht van de natie. De kamp voor ons patrimonium, voor het erfdeel der vaderen, mag nooit ontaarden in een afgoderij met eigen volksaard en een aantasten van de rechten van andere naties en volken. Het verafgoden van het eigen ras en de haat tegen andere rassen is een gruwel. Het buitenland geeft ons hierin een ernstige waarschuwing. Met name moet er op gewezen worden, dat de jodenvervolging een ziekelijke en antinationale uitwas is van de nationale beweging. En althans in Nederland moeten de Joden er ten volle op kunnen vertrouwen, dat aan hun historische rechten en vrijheden nooit of te nimmer zal worden getornd. Niet alleen omdat dit eisch is van een rechtgeaarde nationale be- weging en het onmenschehjk en wreed is de Joden te vervolgen, maar niet minder omdat de Joden altijd hebben behoord tot de beste en loyaalste burgers van Nederland. Het Nat. Verbond G.G.G. is daar zóó van overtuigd, dat het aan opperrabijn Davids, als vertegenwoordiger van het Joodsche volk, een plaats in z'n bestuur heeft aangeboden, en ook dezen avond hem gaarne voor U ziét optreden. De Joden ontvangen als bij handslag onze belofte, dat ze ten volle in onze nationale beweging deelen. Een tweede gevaar voor onze beweging is, dat de banieren, van G.G.G. misbruikt zouden worden voor politieke doeleinden óf voor conservatieve reacties. Op de politiek kom ik straks nog terug. En wat het tweede punt betreft, wij willen nóch den naam van conservatief dragen, nóch dat met ons program inderdaad zijn. Het mag zelfs den schijn niet hebben, dat de nationale beweging er zou zijn om de brandkast te beschermen, om den kapitalisten ter wille te zijn en om den werkman weer terug te dringen naar de onderste lagen van de maatschappij en hem weer te berooven van z'n rechten. Een gezonde en bloeiende arbeidersstand met een eigen plaats en eigen rechten, is evenzeer een nationaal belang als een bloeiende handel en industrie en bedrijf. Het moet ons inderdaad te doen zijn om het welzijn en het belang van heel het volk. Daarom moet een echte nationale beweging een beweging zijn van offers willen brengen. Offers van alle partijen, van iederen stand, van ieder individu. De klassenstrijd, zoowel van boven als van beneden, is uit den booze, en brengt ons verder in het verderf. • Samen moeten we als Hollanders aan den geestelijken en stoffehjken opbouw van Nederland meewerken. Daarom, en dit is een derde gevaar, moeten we ook niet de wapenen wetten tegen onze roode burgers. Wel zullen we onverzwakt pal staan tegen alles wat G.G.G. ondermijnt; tegen alle invloeden van verderfelijke stelsels; tegen alle verraderlijk heulen met het buitenland; we zullen onverzwakt verdedigen de heilige eh duur gekochte erfenis van onze vaderen maar we zullen niet vergeten, dat velen van onze medeburgers zich in de revolutionnaire strikken hebben laten vangen, zonder daarom zelf nog principieel de revolutie te begeeren of zelfs ook maar den Godsdienst, het Gezin en het Gezag te willen aanranden. We zullen het niet vergeten, dat velen van hen in hun eigen gezinsleven voorbeelden zijn en mèt ons verfoeien alle liederlijkheid en demoraliseering. Dat velen van hen in hun persoonlijk leven den Godsdienst niet willen buitensluiten en evenmin zouden willen dat de religieuze en cultureele goederen van het voorgeslacht geroofd worden. Dat velen van hen mèt ons orde en tucht liefhebben. We zullen het niet vergeten, dat zeer zeker de revolutie — en dan dit woord in den breeden zin genomen — en de ontwrichting van ons volksleven ook met geweld worden gekeerd; met onverzettelijk gezag; en dat dit vooral in onze dagen noodzakelijk is; maar dat allereerst toch tegen de revolutie het Evangelie moet worden gesteld. Eén communist bekeeren is beter dan er duizend verdrijven. We moeten daarom met onze nationale beweging inwerken op heel ons volk. Aan ons volk duidelijk maken, dat de weg van Moscou hun gèèn zegen brengt; dat de klassestrijd een vloek is en ons allen verteert, dat voor iederen Nederlander gezag en orde een weldaad zijn. We moeten de bazuin aan den mond zetten om heel ons volk wakker te schudden en hun te zeggen, dat de peilers van ons volksleven worden vermolmd, en dat, wanneer dit slooperswerk doorgaat, heel Nederland in den afgrond stort, rijk en arm, patroon en werkman, vorst en onderdaan. Onze strijd gaat daarom niet burger tegen burger, maar om al onze burgers te behouden en hun aller waarachtig welzijn te zoeken. En alleen de onwillige, die door wil gaan met het ondermijnen en afbreken en slopen, die tegen het belang van het gansche volk wil blijven zondigen, moet worden tegengegaan en belemmerd in zijn misdadig werk. Nederland biedt meer dan eenig ander land der wereld een goede woonplaats voor alle goedgezinde burgers, van wat rang of stand ook. En eindelijk nog een vierde gevaar vcor onze beweging. We noemen als de fundamenten van ons volksbestaan G.G.G. Maar dan moeten die ook in trouw en oprecht als fundamenten worden aanvaard. Het is niet denkbeeldig, dat velen de drie G's als een bijwagen willen gebruiken achter hun nationalistische locomotief; dat men uit utiliteitsoogpunt aan dien bijwagen zelfs een goede plaats inruimt; dat men voor het volk die dingen nuttig en noodig acht; zonder inderdaad te gelooven dat ze de fundamenten van ons volk zijn. En natuurlijk, zullen we dezulken niet van ons verwijderen. We willen zelfs hen in zekeren zin als onze bondgenooten begroeten; maar we willen onze mooie nationale beweging daardoor niet laten vertroebelen. Het moet dan worden gescheiden optrekken; ieder met een eigen uitgangspunt en principe; om dan zoo mogelijk samen de overwinning te behalen. Wij zien den Godsdienst niet als een bij-' zaak, of hoogstens als een utiliteitskwestie, maar als voornaamste peiler van ons volksleven Wij zien het zoo, dat een volk, dat God verlaat, moet zinken en te gronde gaan. Wij zien het zoo, dat God als de allerhoogste Majesteit recht heeft op het Nederlandsche volk en op het Nederlandsche land. Dat we allen moeten oproepen om Hem te dienen en te vreezen. Daarom dulden we het niet, dat in de pers en op meetings die God gehoond wordt, en dat men Zijn Woord en Wet als verouderd wil uitbannen om de menschelijke rede en het menschelijk vernuft er voor in de plaats te stellen. We richten maar niet een banier op voor een verwaterde religie, voor een menschelijk gevoelen, maar voor God Zelf. Daarom zingen we na den eed van Willem, den Vader des Vaderlands: 'k Heb met den Heer der Heeren een vast verbond gemaakt. Ook voor het gezin eischen we de eereplaats op in ons volk. Wie het gezinsleven verbrokkelt en verscheurt, brengt het volk om hals. Wie het vrije huwehjk en al dat moois importeert, vernietigt de mooiste gave, die God ons heeft gelaten op deze toch al zoo verdorven aarde Man en vrouw en kind ieder zijn eigen plaats. En de 'moeder bij haar eigen kind. Het gezin is een heilige tempel Gods, waar alle schendende handen van moeten aflbijven. En dan het Gezag. Het opkomen hiervoor mag niet zijn een wellust om wat revolutionnaire menschen te straffen of een begeerte om onze medemenschen eens te onderdrukken. Daar komt men toe, indien het gezag niet afgeleid wordt van de eenige ware bron, dat is God. Alleen het beginsel, dat God de bron is van alle gezag; dat vorsten en overheden regeeren bij Zijn gratie; alleen dat beginsel waarborgt tegelijk de vrijheden en rechten van den onderdaan, en de ware orde en tucht. Wij willen geen revolutie maar evenmin willekeur en tyrannie. Zóó heffen we de banier op van G.G.G. Met tweeërlei bedoeling. In de eerste plaats om ons volk te overtuigen en terug te roepen tot de vastigheid, die daarin alleen gelegen is; om het te zeggen dat het hoog tijd is om terug te keeren. Maar ook om onze overheden en leidslieden daarbij te bepalen, en hen te bezweren, dat ze met vaste hand ons volk moeten leiden in dien eenigen weg om gelukkig te worden. Dat er met voorbijzien van hetgeen verdeelt, een samenbinding moet komen tusschen allen, die ons volk liefhebben. En niet minder om op te wekken tot krachtige handen en koene daden. Om onvervaard in te grijpen, zooals een goede operateur doet, en ons kranke volk tot genezing te brengen. Onze beweging wil niet zijn een politieke partij. Maar dat wil niet zeggen, dat we niet aan principieele staatkunde doen. Onze beweging acht noodig een meer krachtig bewind en zal daarop aandringen. We verheugen ons er in, dat dit al meer wordt ingezien, en dat eigenlijk heel ons volk daarnaar verlangt. Moge God het zoover leiden, opdat ons mooie land niet ten onder ga en ons Nederlandsche volk niet een belaching worde. Al te lang hebben we ons laten verleiden door het zoet gefluit van den vogelaar. Al te lang hebben we ons volk laten blinddoeken en het overgegeven tot een spel van misleiding. De booze machten zullen ons land uit haar beknelling loslaten. De mannen, die ons land willen verraden aan Moscou zullen niet langer hun goddeloos bedrijf mogen uitoefenen. Maar ook de partijen, die nu eens lief voor den dag komen en dan weer revolutionnair, we zullen ze niet langer de kans geven om te leiden en te regeeren. Met al hun schoone woorden, Met al hun stout geschreeuw, Zij zullen het niet hebben, De goden dezer eeuw. Tenzij het woord des Zwijgers Moedwillig werd verzaakt: 'k Heb met den Heer der Heeren Een vast verbond gemaakt. 4. „VREEST NIET, BK BEN UW SCHILD" door Mgr. H. T. J. van Vlijmen, Bisschop van Haarlem, (O. B. Clerezie). Het is mij een aangename taak in deze vergadering als vertegenwoordiger der O. K. Kerk getuigenis te mogen afleggen van datgene wat ons aller harten vervult: „Godsdienst, Gezin, Gezag". De profeten van het oude Israël hebben de volkeren, die hun geliefd volk van Israël aanvielen en teisterden, steeds beschouwd als werktuigen in Gods hand. Deze vijanden stonden, naar hun heilige overtuiging, in den dienst van God, ofschoon zij dat zelf niet wisten en zelfs dien God smaadden en hoonden in hun onwetendheid. Hij gebruikte hen om zijn bedoelingen ten uitvoer te leggen. Hij werpt hen weg, zoodra zij hun dienst gedaan hebben, en wanneer de hoogmoed over hen komt en zij zich zelf beschouwen als de volmaakten en onvergankelijken, dan slingert de geweldige hand Gods hen van zich af en verplettert hen onder zijn voet. De oorlog is den profeten iets wreedaardigs en onmenschelijks, gelijk hij het voor ons is, maar in het licht van hun geloof is hij dikwijls het middel, waardoor God zijn volk en de overige menschheid straft en kastijdt. Moet men er zich over verwonderen, dat in deze tijden velen in dit licht des. geloofs het Bolsjewisme zien? — Het is onchristelijk, het wil van God en godsdienst niets weten en strijdt er tegen op leven en dood: maar het moet toch het werk Gods verrichten aan hen, die den christennaam dragen, hetzij om hen te straffen voor hun ontrouw aan God en hun onchristelijkheid, hetzij om de oprechte christenen te bebeproeven, te louteren en te zuiveren. — Wat aan de kerk niet altijd gelukt, is dan de taak der godloozen. God is dezelfde; gisteren, heden en in eeuwigheid! Ook heden werkt God en is en blijft de Heerscher over menschen en dingen gelijk in de vervlogen eeuwen. Wie zou Hem willen verhinderen partijen en menschen voor zijn doeleinden te gebruiken en middelen en wegen te kiezen, die ons vrees aanjagen, en die wij slechts tegenstrevend willen bewandelen? Wanneer wij terugzien in de geschiedenis der menschheid, ontmoeten wij gebeurtenissen, die den tijdgenooten even verschrikkelijk voorkwamen als den tegenwoordig levenden; persoonlijkheden, die toen verheerlijkt of verafschuwd werden, gelijk wij er heden verheerlijken of verafschuwen. Over veel wat toen gewrocht is, verheugen wij ons thans; en wij erkennen het in ons oordeel, dat zij door God gezonden of gebruikt werden. Wat kan ons deze beschouwing der dingen leeren? Welke les kunnen wij, die den naam van christen dragen en die daarop menigmaal prat gaan, daaruit ter harte nemen? Wij spreken gaarne en veel van de boodschap der vrijheid van het evangelie en terecht, maar laten wij dan ook niet vergeten de boodschap van de wet van het evangelie en meer denken aan het gezag dat daarin bevelen geeft, die opgevolgd moeten worden. Godsdienst is een schoon woord, maar er ligt in gehoorzaam dienen; er ligt in offers brengen, eigen wil en eigen vrijheid en eigen meeningen onderdrukken als dat in het belang der goede zaak noodig is. Vrijheid is een goede en heerlijke zaak, de apostel Paulus roemt er in, maar vrijheid is geen losbandigheid. De ware vrijheid is gebonden door het geweten en door de wet van God, die, naar Paulus' woord, een tuchtmeester is naar Christus. Uit God is alle gezag, godsdienstig en burgerlijk. Wat zal dus de beste verdediging zijn van kerk en maatschappij tegen de duistere machten, die alles in den chaos willen doen ten onder gaan? Zelf ons buigen voor het gezag dat uit God is; eigen gerechtigheid overwinnen; doen de werken des Vaders, gehjk de Heere Jezus ons geleerd heeft door woord en voorbeeld; offers brengen waar zij van ons gevorderd worden; liefde betrachten tegenover onze medemenschen; met één woord, leven naar 't evangelie, dat ons gegeven is; geen naamchristenen zijn, maar christenen met de daad. Dat is een zware en moeilijke taak, gelijk negentien eeuwen van christendom bewezen hebben; doch alleen te volbrengen in de hulp van Boven; in de kracht van Dengene, die gesproken heeft: „Mijne genade is u genoeg, want mijne kracht „wordt in de zwakheid volbracht." Als deze kracht ons geschonden wordt, dan mogen alle helsche machten tegen de christenheid losbarsten, wij zullen niet versagen, want onze God staat vóór ons, die spreekt: Gij moogt achter Mij staan. „Vreest niet, Ik ben uw schild." 5. VOLK EN WEERMACHT . door N. A. Schuman, Algemeen secr. van „Pro-Rege" te Amsterdam. Wanneer we ons in deze dagen bezinnen over de diepere oorzaken van het droeve drama, dat zich in de verre wateren van den Indischen Oceaan afspeelde, dan komen we, bij ernstige zelfinkeer, tot de slotsom, dat ons geheele volk hierin schuldig staat. Immers, zelfs al staan we op het standpunt, dat tot handhaving van onze nationale zelfstandigheid een behoorlijke weermacht te land en ter zee moet worden in stand gehouden; en al wijzen we éénzijdige, nationale ontwapening met beslistheid af, toch hebben we, lauw en laks, toegelaten, dat door allerlei ondermijnende actie die weermacht bewerkt werd. Ons volk, als geheel, heeft zijn weermacht losgelaten en door een lijdelijke houding overgegeven aan de in de hel uitgebroede geesten van ongeloof en revolutie. Ons volk en de autoriteiten hebben het toegelaten, dat in het garnizoen Assen de ,,Poteinkin''-film draaide, waarin wild de opstand jaagt. En terwijl op het witte doek de rebellie werd gepredikt, zaten in de orkestruimte muzikanten van de Divisie-stafmuziek uit Assen de revolutiefilm te accompagneeren. We hebben misschien heel even een pijnlijke gewaarwording gekregen, toen we vernamen, dat communistische zakboekjes, in omslag geheel gelijk aan de officieele, onder de dienst-' plichtigen waren verspreid. Daarin werd den soldaat voorgehouden, dat hij bij het brengen van eerbewijzen moest denken „aan het uur, waarop de sterren van de kragen zullen worden verwijderd en de epauletten van de schouders der officieren worden gerukt". We hebben wellicht het hoofd geschud, toen we lazen, dat door allerlei schennende schotschriften, als: „De Kazerne", „Op de bon", „De rotzooi", en dergelijke, de dienstplichtigen werden opgezweept en het Koningschap van Haar, die regeert bij de gratie Gods, werd door het slijk gesleurd. We hebben er ons bij neergelegd, toen aan een vereeniging als „Pro Rege", die het overheidsgezag ten volle wil schragen, wijl ze dat ziet als afgedaald van God, en die het moreel van den soldaat wil sterken en stevigen, toen aan de Nationale Vereeniging „Pro-Rege" werd geweigerd verder Christelijke lectuur mede te geven aan boord van uitvarende oorlogsschepen, omdat, ja omdat het anders ook moeilijk geweigerd kon worden aan socialist en communist. We hebben dat alles toegelaten en geduld ter wille van de neutraliteit en in naam der zoo hooggeroemde vrijheid. Ons volk heeft zijn weermacht losgelaten en het gevolg is, dat we ons thans moeten afvragen of de weermacht ons volk niet heeft losgelaten. Gelukkig buigt de volksgeest zich om. Zooals het uitbottend geboomte daarbuiten verkondigt, dat de lente nabij is, zoo zijn er in ons volksleven ritselingen merkbaar, die een nationaal reveil voorspellen. Alom breekt de meening zich baan, dat altaar, huis en kroon, dat godsdienst, gezin en gezag toch niet zoo veilig staan als we in onze goedmoedige rust wel waanden. En daarom tast het volk weer naar zijn weermacht, die geroepen kan worden de heiligste volksgoederen te verdedigen en te beschermen. Die weermacht is ten slotte niets anders dan een deel, het gewapende deel, van ons volk. En het volk, de natie, wordt niet bepaald door éénheid van taal, godsdienst, afkomst of ras, maar het is de geordende groep, die in het sterk bewustzijn leeft van bijeen te behooren, omdat ze hetzelfde heeft doorgemaakt en gezamenlijke doeleinden nastreeft. Het volk, dat is de groep individuen, die gezamenlijke, diep in het geestesleven ingeprente historische herinneringen heeft, die vreugde en droefheid, groote daden en groote ellende, gemeenschappelijk heeft doorgemaakt. Nu is er helaas een gedeelte van de Staatsonderdanen, dat niet in dat bewustzijn leeft, eh van die gezamenlijke herinneringen niet wil weten. Het is dat gedeelte, kort geleden is er in een onzer dagbladen nog eens den nadruk op gelegd, het is dat gedeelte, dat de Kroon, voor de natie het symbool van eenheid, negeert of beleedigt; dat het volkslied, ons oude Wilhelmus, inruilt tegen de Internationale; dat het oranjeblanje-bleu vervangt door de roode vaan, soms nog met sikkel en hamer versierd; dat 31 Augustus naar 1 Mei verplaatst en de herdenking van Willem den Zwijger vervangt door die van Karl Marx. Daarom rijst de vraag: Stellen degenen, die strak en stijf er eigen symbolen, liederen, feestdagen en helden op na houden zich feitelijk niet zeiven buiten de natie? En ons ontwaakte volk, verlangt dat zij, die zichzelven buiten de natie plaatsen, in geen geval in het bij uitstek nationale instituut der weermacht geduld worden. Daarom verlangt ons volk een rigoureuze zuivering bij hoog en laag van alle destructieve elementen. Een zuivering, die zich niet alleen zal moeten en kunnen uitstrekken tot het beroepspersoneel onzer weermacht, maar die ook zal moeten worden toegepast onder de duizenden jaarlijks opkomende dienstplichtigen. Ook daar is een scherpe selectie de noodzakelijke consequentie. Jonge mannen, wien geleerd is liever „op de sterren" te schieten dan het wapen te richten tegen eigen klasse, en die- er op uit zijn om de weermacht zoo veel mogelijk te ondermijnen, behooren in het gezagsorgaan niet thuis. Natuurlijk zal het daarbij noodig zijn, door het invoeren van anderen verplichten dienst voor dezulken en eventueel van een weerbelasting, te waken tegen het parasiteeren op de bereidheid der nationaal gezinden. Maar er is meer te doen. Er is dezer dagen betoogd, dat het contact tusschen officieren, onder-officieren en minderen innerlijk moet worden versterkt. En nu moge ik U wijzen op een vereeniging als „Pro-Rege", waar officiëren, onderofficieren en soldaten in één organisatie zijn bijeengebracht met het doel de Christelijke levensbeschouwing en de liefde voor ons vorstenhuis in de weermacht in te dragen. Dat daar een Christenmeerdere naast een gewoon soldaat zit, ondermijnt het gezag van dien meerdere volstrekt niet. Evenmin toch als een vader, die deelt in het spel van zijn jongens, daarmee zijn vaderlijk gezag inboet. Juist het samenleven en samenwerken van meerdere en mindere, het samengrijpen naar hetzelfde ideaal, het samen bidden tot denzelfden God vormt een mystieke band, die een zegen verspreidt over de weermacht. Dat dan aan zulke organisaties, die niet allereerst streven naar stoffelijk belang, een breed en vrij arbeidsveld in de weermacht geschonken worde. Onze weermacht is het gewapende deel van ons volk en onze militairen zijn de volkskinderen in uniform. Daarom moeten volk en weermacht nauw met elkaar verbonden blijven. Ons' volk moet geleerd worden dat het geen schande of zelfs maar schade is, wanneer zijn zonen de uniformen aantrekken. Niet berustend moeten onze jongemannen de kazerne en het schip betreden, maar met blijdschap, omdat ze een hooge taak voor het geheele volk gaan vervullen. En het vrijwillig dienstnemen moet niet worden afgeraden en tegengegaan, maar aangemoedigd en bevorderd. De kennis omtrent onze weermacht moet onder ons volk worden verdiept en verwijd. Hoeveel burgers kennen thans een oorlogsschip van binnen of weten iets af over de samenstelling van ons Veldleger? En weer wijs ik U op de Vereeniging „ProRege" die door haar burgerafdeelingen in stad en dorp den geestelijken arbeid in het leger steunt en den band tussschen volk en weermacht tracht te versterken door in dezen opvoedend werkzaam te zijn. Wanneer ons volk meer en meer dergelijke organisaties, en voorts inrichtingen als de militaire tehuizen gaat steunen en schragen, dan kunnen we verkrijgen een kerngezonde weermacht als onderdeel van een herleefd volk. Dan behoeven we defaitistische verlokkingen en revolutionair geraas niet te duchten, omdat: „Met al hun schoone woorden, Met al hun stout geschreeuw, Ze ons toch niet zullen hebben De goden dezer eeuw." 6. WEERBAARHEID door J. Th. Furstner, Kapitein ter zee, Directeur Hoogere Marine Krijgsschool te 's-Gravenhage. Hoe ongelooflijk het klinken moge voor hen, die niet blind wenschen te zijn voor hetgeen in het buitenland plaats grijpt, de propaganda voor eenzijdige ontwapening gaat in ons land nog steeds voort. Eenige weken geleden móchten wij wederom „genieten" van een radio-rede van den vrij zinnig-democratischen professor van Embden, wiens betoog hierop neerkwam, dat Nederland in militair opzicht niets presteert, nooit iets gepresteerd heeft en ook nooit iets zal presteeren weshalve het aan de weerbaarheid besteede geld weggegooid zou zijn. Het is ontstellend te bemerken hoe de lessen der geschiedenis van de laatste twintig jaren aan dezen volksvoorlichter zijn voorbijgegaan. De publicatie der dagboeken, herinneringen en documenten van leidende figuren uit den wereldoorlog heeft toch juist zoo duidelijk bewezen hoe groot de invloed geweest is welke de Nederlandsche weermacht van 1914 op den loop der gebeurtenissen heeft gehad. Voor de jongeren onder onze lezers zij in herinnering gebracht, dat het alles beheer-. schende moment, waarop beslist werd of Nederland al dan niet in den afschuwelijken oorlog zou worden meegesleept, het oogenblik was, waarop de Duitsche troepen bij hun inval in België de Nederlandsche grens in ZuidLimburg passeerden. Hadden de Duitschers Nederlandsch grondgebied betreden dan ware. het pleit beslist geweest: bij het toelaten der schending onzer neutraliteit waren wij in oorlog geweest met Frankrijk, Engeland en de daarmee verbonden mogendheden, bij niettoelaten dier schending uiteraard in oorlog met Duitsehland. Wij weten, dat de oorlog door Duitsehland gevoerd is nauwkeurig volgens een algemeen veldtochtsplan, dat door den generaal Graf Schlieffen was uitgedacht, toen in 1894 voor het Keizerrijk een tweefronten-oorlog waarschijnlijk werd door het samengaan van Frankrijk met Rusland. Van dit plan, dat dus jaren geleden is opgemaakt en waaraan tientallen stafofficieren al hun Duitsche „Gründlichkeit" en werkkracht gaven, is wat de hoofdlijnen betreft niet meer afgeweken. Er kon in begin Augustus 1914 niet meer van afgeweken worden en toen Keizer Wilhelm II aan den Generaal von Moltke, den stafchef, vroeg om de uitvoering in verband met Engelands houding te wijzigen, kreeg hij ten antwoord, dat bij een opmarsen van 1.5 mülioen man het veranderen van één rad in het groote raderwerk den chaos ten gevolge zou hebben. Het is goed dit even vast te leggen, n.1. dat zulk een oorlogsplan, eenmaal tot in onderdeelen uitgewerkt, niet aan den vooravond van een oorlog kan worden veranderd. Dat plan Schlieffen bevatte den opmarsen van den rechtervleugel van het Duitsche leger over Roermond dus — de schending der Nederlandsche neutraliteit. Maar — het oorspronkelijke plan Schlieffen is gewijzigd geworden, lang vóór 1914, door den opvolger van Schlieffen, den Generaal von Moltke. Die wijziging, die wel overwogen verandering in het oorlogsplan, zij is voor ons land van zoo overweldigend belang, dat wij haar nog iets nader zullen beschouwen. Het oorspronkelijke plan ging uit van de veronderstelling, dat de opmarsch door Nederlandsch Limburg niet zou worden vertraagd door het Nederlandsche leger. Inderdaad, vóór 1905 was het leger in Nederland uitsluitend ingesteld op de verdediging der Nieuwe Hollandsche Waterlinie. Het plan was, zoodra Nederland in oorlog kwam, de buitenprovinciën te ontruimen, de lage landen bij Utrecht tot aan de Lek onder water te laten loopen en de verdediging te voeren in de forten van de Waterlinie. Het was dus van Nederlandsche zijde precies zoo gedacht, als de Duitsche Generale Staf het uitdrukte, toen zij neerschreef, dat de Hollanders zich zouden „verkriechen hinter den Utrechter Liniën". Toen Nederland dus naar buiten den indruk maakte van bij een eventueel conflict zich zuiver passief te zullen gedragen door zijn troepen in ieder geval achter de Hollandsche Waterlinie terug te trekken, gold in Duitsehland het plan Schlieffen, dat een opmarsch der Duitsche troepen over Roermond insloot, als de hoogste wijsheid. Toen evenwel in de periode 1905—1907 door een reorganisatie van het Nederlandsche leger een apart veldleger van 4 divisiën was gevormd met eigen commandovoering, staf, etc, toen dus aan het buitenland duidelijk werd gemaakt, dat de „Vesting Holland" alleen beschouwd werd als een centraal reduit, een operatiebasis, waarop het veldleger bij mislukkende operaties in de buitenprovincies zou kunnen terugtrekken om zich te réorganiseeren voor nieuw actief optreden, toen werd het plan Schlieffen zoodanig veranderd, dat de Nederlandsche neutraliteit werd ontzien. De man die het het beste weten kan, de generaal von Moltke zegt in zijn, na zijn dood gepubliceerde „Erinnerungen": „Zoover stemde mijn opvatting overeen met „die van graaf Schlieffen. In de uitvoering van „het plan was er onderscheid. De, door mijn „voorganger uitgewerkte, opmarsch was zoodanig vastgesteld, dat de rechtervleugel van „het Duitsche leger over Roermond zou mar„cheeren, dus niet alleen Belgisch doch ook „Nederlandsch grondgebied doortrekken moest. „Graaf Schlieffen meende, dat Holland zich „zou beperken tot een schriftelijk protest maar „overigens de schending van zijn gebied rustig „zou laten geschieden. Ik heb tegen die opvatting de ernstigste bedenkingen gehad, ik gedoofde niet, dat Holland zich bij een gebieds„schending rustig zou neerleggen, integendeel „ik zag aankomen, dat aan den rechtervleugel „van het Duitsche leger zooveel krachten „onttrokken zouden moeten worden om de dan „vijandelijke Hollanders in bedwang te houden, „dat daardoor de aanvalskracht van die troepen „tegen Frankrijk ernstig geschaad zou worden." Is er sterker bewijs denkbaar voor de stelling, dat het onze weermacht geweest is, die in 1914 ons gered heeft van meegesleurd te worden iri den oorlogsbrand? Er is wel gezegd door menschen, die zich niet konden voorstellen, dat een klein leger als het onze, in den oorlog tusschen millioenenlegers zulk een belangrijken invloed geoefend heeft, dat het andere redenen waren, die Duitsehland onze neutraliteit heeft doen eerbiedigen. Men dacht aan economische oorzaken, aan den voedseltoevoer uit Holland naar Duitsehland. Niets is minder waar! In 1914 dacht niemand van de leidende Duitsche staatslieden aan een oorlog van 4J4 jaar. De veldtocht zou zes weken duren; toen dat onjuist bleek, sprak de Duitsche Generale Staf van 3 maanden, eindelijk heette het één winter- veldtocht. Dat was niet te verwonderen. De meest eminente economisten hadden uitgemaakt, dat een oorlog zoo overweldigend veel kostte, dat hij niet langer dan een paar weken kon duren. Neen, niemand in Duitsehland dacht, dat de eitjes en de kaas uit Nederland nog eens een belangrijke rol zouden kunnen spelen in de voeding van het Duitsche volk, niemand heeft in de eerste dagen van Augustus 1914 er aan gedacht, dat Duitsehland zou worden uitgehongerd. Het waren zuiver militaire strategische overwegingen, die de Duitsche legerleiding nauwkeurig de grenzen van Nederland deed ontzien, ook al had dit voor haar het nadeel van tijdverlies, omdat honderdduizenden soldaten moesten passeeren door den nauwen doorgang tusschen Visé en de Ardennen. Het is tijd, dat het Nederlandsche volk zich duidelijk bewust wordt van de preventieve werking, die onze weermacht in 1914 heeft uitgeoefend omdat sedert de laatste politieke veranderingen in onzen grooten nabuurstaat de veronderstelling zeker gewettigd is, dat wederom koel berekende machtsverhoudingen den doorslag zullen geven bij de politiek ten onzen opzichte der leiders van het nieuwe, militair georganiseerde, Duitsche rijk. Bij het verzamelen van gegevens omtrent de kracht, die het Nederlandsche Volk bij aanranding zijner rechten zal ontwikkelen, zal de vreemde inlichtingsdienst niet alleen rapporteeren over de meerdere of mindere bruikbaarheid van ons militaire, in vredestijd georganiseerde, machtsinstrument maar zeker ook over de mate van bereidheid van de Nederlandsche volksgemeenschap om tot het uiterste haar nationale vrije volksbestaan te verdedigen. Er is, Gode zij dank, een kentering waar te nemen in de mentaliteit van ons Volk. De oogen gaan hier en daar open, zelfs bij de S.D.A.P., waarvan -één der leiders kort geleden zeide, dat, als er Hitler-benden over onze grenzen zouden komen, het Nederlandsche leger moest worden gemobiliseerd. Duidelijker kon niet worden gedemonstreerd, dat onze eenzijdige ontwapenaars — voor door hen noodzakelijk geachte gevallen — toch ook van onze weermacht gebruik willen maken. Hoe hol, hoe afschuwelijk hol klinkt de leuze van eenzijdige ontwapening in dezen tijd! De practische uitvoering van het, op ethische gronden theoretisch wellicht te verdedigen, ideaal zou ons Volk kunnen dwingen op een weg, dien het uit eigen vrijen wil nooit zou gaan. Wij willen op buitenlandsch- als op binnenlandsch politiek terrein onze eigen vrijheid van handelen bewaren, vredelievend doch zelfstandig willen wij onzen weg gaan. Daarvoor is de instandhouding eener voor ons nationale doel bruikbare weermacht onafwijsbaar noodzakelijk. 7. HET GEZIN IN HET MIDDEN door Ds. A. G. H. van Hoogenhuyze, Herv. Predikant te Amsterdam. In de trits die den naam van ons Verbond uitmaakt staat het Gezin in het midden. De godsdienst is voor het Gezin de saambinbindende kracht. En een godsdienstig Gezin is een steun voor het Gezag. Dat het gezin dus niet 'worde uit elkaar gerukt en dat het gezinsleven niet worde ondergraven is dringende eisch. De Staat is opgebouwd uit gezinnen. Gaat het de gezinnen goed, wordt in het gezin God gediend, volgens de Wet van God geleefd, met Gods ordinantiën gerekend, dan gaat het den Staat goed. En omgekeerd wordt in de gezinnen niet meer met God gerekend, wordt in het gezin Gods Wet met voeten getreden, dan kan het den Staat niet goed gaan. In de historie der volkeren, niet het minst in on2e historie, zijn de bewijzen zoowel van het een als het ander alom te vinden. Het is dus alleszins te rechtvaardigen, dat er op een godsvruchtig, krachtig gezinsleven wordt aangedrongen. Daarom is dan ook in den naam van ons Verbond het Gezin opgenomen. Onze tijd is een tijd waarin het gist en kraakt in alle landen der wereld. Er waait een wind door de wereld heen die omverwerpen wil wat eeuwen lang de zuilen der samenleving heeft uitgemaakt. Revolutie is het tooverwoord dat de groote massa bekoort. Of dat nu onder den naam van bolsjewisme, of communisme, of sociaal-democratie zich aankondigt, doet er niet toe. De grondslag van al die bewegingen is de revolutionaire gedachte. En een gevolg van die revolutionaire gedachte is mede de ontwrichting van het gezin. Op ontstellende wijze laat Rusland ons dat zien. Daar is het wel het meest doorgevoerd. Maar ook in de andere landen der wereld ziet men, al is het in mindere mate, dezelfde verschijnselen, als voorloopers van wat komen zal als de geest uit Moscou over de wereld zou vaardig worden. Deze wereld schudt op haar fundamenten, het heiligste wordt omlaag gehaald. De vorst der duisternis stapt met groote stappen door deze arme wereld heen om zijn vernietigend en ontwrichtend werk te doen. En de menschen zien dat niet. Steeds meerderen jagen de utopie van een gelukstaat na, een gelukstaat zonder God en zonder meester, een totale ommekeer van al het bestaande, een nieuwe wereldorde die moet worden gevestigd op de puinhoopen van de oude, die bezig is ineen te storten, nu men de pijlers en fondamenten daarvan gaat ondermijnen. Als men God loslaat wankelt heel de maat- schappij, dan stort gansch het gebouw van cultuur en beschaving ineen, dan is het ook met het gezin gedaan. Rusland laat ons zien hoe practisch in den bolsjewistischen Staat het gezin is opgelost. Vrije liefde heeft de plaats ingenomen van een geordend gezinsleven. De vrouw behoort aan de gemeenschap. En de kinderen worden opgevoed door den Staat. Alles is op sexueel gebied geoorloofd, tot bloedschande en de meest afschuwelijke dingen toe. Waar men aan den eenen kant tot bevordering van de bolsjewistische cultuur den godsdienst afschaft, omdat men gevoelt dat die hun theorieën tegenhoudt, daar aan den anderen kant wordt de vrije uitleving van de sexueele bevrediging gepropageerd, omdat men aldus speculeerende op de laagste hartstochten van den mensch, het volk aan zich verbindt. De groote vergadering van de Komintern heeft 16 Nov. 1924 geproclameerd: „De revolutie is machteloos zoolang het begrip gezin en de familiebanden blijven bestaan". Het bolsjewisme is dus vast besloten het gezin te vernietigen „dat bijzonder levendige overblijfsel van het vervloekte oude regime". Er bestaat geen huwelijk meer, maar enkel zoogenaamde „hondenbruiloften". Vandaag wordt gehuwd, vandaag ook kan men zich laten scheiden. Het recht van de vrouw op haar eigen lichaam is volgens de publieke opinie even onbestreden als het recht van den man op de bevrediging van zijn geslachtsdrift. In vele steden zijn commissariaten der vrije liefde gevormd. En de bolsjewistische regeering verschaft mandaten volgens welke de ontvangers gerechtigd zijn meisjes naar eigen keus te socialiseeren. Iedere communist acht dat de vrouw die hij begeert zich aan hem moet onderwerpen en zoo niet dan geeft jij een bewijs van een bourgeoisgeest, wat voor haar funest kan zijn. Dat is de moraal van de meerderheid der communistische jeugd. Ziehier de zegeningen van het régime dat Rusland ook de andere landen der wereld wil opleggen. Wij hebben daartegen front te maken. Wij willen beschermen het gezin, als een van de grondzuilen van het geluk en den welvaart van den Staat. Wij willen beschermen het gezin als een van de twee dingen ons uit 't Paradijs meegegeven, naast den Sabbath ook het gezin. Daarom voeren wij ook het Gezin in onzen naam: Godsdienst, Gezin en Gezag. God beware ons land en volk ervoor, dat de godsdienst zou worden afgeschaft, dat het gezin zou worden ontrafeld, dat het gezag zou worden ondermijnd. Ons volk moet blijven het godsdienstig, huiselijk, oranjelievend volk, dat het eeuwen lang geweest is. Wij willen hier niet invoeren de Russische theorieën. Daaraan wil ook meehelpen: „Het Nationaal Verbond voor Godsdienst, Gezin en Gezag". 8. DE GESCHIEDENIS VAN ONS NATIONAAL VERBOND door Dr. F. J. Krop. In den loop van de maand September 1932 werd mij telefonisch verzocht, als spreker op te treden in een vergadering belegd door een groep vaderlandslievende Jongeren, met het duidelijk uitgesproken doel ons volk tegen het groote gevaar van het communisme te waarschuwen. Dc stemde toe onder voorwaarde, dat mij mondeling een en ander nader zou worden toegelicht, en dat men rekening zou willen houden met enkele wenken, die ik meende te moeten geven. De mondelinge toelichting volgde. Geen enkele politieke bijbedoeling was te vreezen. Het nationaal belang alleen werd beoogd. Men had drie sprekers gevraagd met het wezen van het bolsjewisme en de bedoelingen van Moskou — naar men vertrouwde — goed op de hoogte; drie vertegenwoordigers van de grootste religieuze groepen in Nederland, met geprononceerd type, ten einde de samenwerking op nationaal terrein, bij alle verschil van meening, des te beter te doen uitkomen. Er zat wel een enkele fascist in het Comité van voorbereiding, maar niet als zoodanig; men had alleen gerekend met de maatschappelijke en godsdienstige gezindheid: voor verrassingen behoefde niemand bevreesd te zijn. Toch kwam de eerste verrassing onmiddellijk na de samenkomst in Odeon. De Nieuwe Rotterdamsche Courant n.1. meldde dat „de fascist, de heer C. J. van Knotsenburg, een korte propagandistische rede had gehouden". Ging men dan toch den verkeerden weg op, en was ik er toch „ingeloopen", zooals mij telefonisch, waarschuwend, was voorgehouden door bekende en onbekende vrienden? Besloten werd een vergadering te beleggen met al de leden van „Antico", in tegenwoordigheid van de drie sprekers (Pater B. de Greeve zag liever een ander R.K. geestelijke in zijn plaats uitgenoodigd), aangevuld door den Opperrabbijn van Rotterdam en den heer J. Th. Furstner. Een krachtige beweging van Jongeren, die iets wilden doen voor land en volk mocht niet in het zand verloopen, nóch op onwettige zijpaden komen, zooals — nog maar kort geleden — de Finsche Lappo-beweging. Daarom was mijn voorstel, dat een Commissie van Advies, waarin vertegenwoordigers van alle gezindten zouden zitting nemen, zich zou constitueeren in overleg met „Antico", om, zonder zich ooit op te dringen of het werk zelf in handen te nemen, gerégeld leiding te geven en van advies te dienen. Het bleek echter dat „Antico" zelf niet homogeen was. Sommige leden wilden precies hetzelfde als de sprekers van 22 September, n.1. versterking van het nationaal bewustzijn, anderen hadden zich het verloop anders voorgesteld en waren inderdaad van plan geweest de beweging voor hun eigen, niet altijd duidelijk geformuleerde, politieke doeleinden te gebruiken. De splitsing moest komen en kwam. Zonder m détails te treden zij hier eenvoudig medegedeeld; le dat het denkbeeld van een geestelijke Commissie van Advies werd prijsgegeven en dat men, bij meerderheid van stemmen, de voorkeur gaf aan de vorming van een Nationaal Verbond opkomende voor Godsdienst, Gezin en Gezag; 2e dat men het onderscheid tusschen „Ouderen" en „Jongeren" wilde laten wegvallen; 3e dat het Verbond als de voortzetting van de „Antico-beweging" zou worden beschouwd, na overleg met, en volkomen instemming van, alle Antico-leden, zelfs van hen, die liever den weg van het politiek fascisme op wilden en zich daarom hadden teruggetrokken. Dat alles werd aan het publiek in het volgende communiqué van 5 December 1932 bekend gemaakt: Van verschillende zijden komt tot ons het verzoek, om de verhouding van „Antico" tot het Nationaal Verbond G.G.G. nader uiteen te zetten. Het zij ons derhalve vergund het volgende onder de aandacht van het publiek te brengen: Onder de leuze „Antico" is in de maand September een beweging van Jongeren ont- staan, die zich met kracht verzetten wil tegen bolsjewistische invloeden in Nederland. Bij nader overleg bleek het echter raadzaam om de beweging niet tot de „Jongeren" te beperken, doch er een zoodanig karakter aan te geven, dat inderdaad van een nationale actie sprake zou kunnen zijn. Bovendien werd de naam „Antico" over het geheel te negatief geacht en gaf men de voorkeur aan een meer positieve leuze, waarbij tevens de mogelijkheid van een afdwalen op onwettige paden zou worden buitengesloten. Zoo verdween „Antico" en loste zich op in het Nationaal Verbond „Godsdienst, Gezin, Gezag", waarvan de beginselverklaring hier volgt: Het Verbond heeft als zinspreuk: „Voor God, Nederland en Oranje". Het wil met kracht bestrijden elke revolutionnaire woeling in Nederland en overzeesche gewesten, en inzonderheid de actie van de IHde Internationale geleid door de Communistische partij. Het Verbond ontkent elk bestaansrecht van een partij, die slechts omwenteling beoogt en op bevelen uit 't buitenland handelt. Zijn doel is: Negatief: Verzet tegen stroomingen, welke het geloof ondermijnen, het gezin ontwrichten, 't wettig gezag aantasten en onze duurgekochte vrijheden bedreigen. Positief: Handhaving van onze dierbaarste goederen, als een heilig pand door onze vaderen aan ons toevertrouwd: het geloof in God, een vrij en zelfstandig Nederland, onder regeering van ons dierbaar Vorstenhuis. Het Verbond vermijdt zorgvuldig alles, wat zou kunnen sturen in een richting, die als het verlaten van den wettigen weg moet worden beschouwd. Het Verbond beoogt geen partij-vorming, doch uitsluitend samenwerking van alle gezindten in een Nationaal Verbond tegen den vijand, welke ons land en volk bedreigt. Dat met die laatste woorden ernst wordt gemaakt, bewijst de samenstelling van het Algemeen Bestuur, waarin zitting hebben: 2 Hervormden, 2 Gereformeerden, 2 Vrijzinnigen, 2? Roomsch-Katholieken en 1 Israëliet. Het bestuur van G.G.G. wordt gevormd door de volgende heeren: Ds. T. J. Hagen, Geref. Pred. te Delft, eerste voorzitter; kap.luitenant ter zee J. Th. Furstner, tweede voorzitter; Dr. F. J. Krop, Ned. Herv. Pred. te Rotterdam, eerste secretaris; M. A. Cageling, tweede secretaris; P. C. Versloot, voorzitter van de financiëele commissie; Opperrabbijn A. B. N. Davids; Dr. A. de Graaf; P. Ravenswaay. Bij deze namen dient nog die van rector Mol te worden genoemd, daar geheel ons bestuur er op stond ook een R.K geestelijke in ons midden te hebben; maar deze heer moest voorloopig op den achtergrond blijven, daar hij eerst toestemming van het Episcopaat moest hebben om met ons te kunnen samenwerken. Hier veroorloof ik mij een uitweiding. Men spreekt voortdurend van Roomsche gevoeligheden. Maar kent men die van ons Protestantsche volk dan niet? Onmiddellijk na de samenkomst in Odeon was mij van verschillende zijden (de bladen zal ik maar niet noemen, dat is bijzaak) deze vraag ter beantwoording gegeven: „Hoe kunnen rasechte Protestanten toch met Rome samenwerken?" In het openbaar heb ik op die vraag nog niet gereageerd. Maar nu acht ik het oogenblik daartoe gekomen. Er was geen sprake van eenige samenwerking met Rome in kerkelijken of politieken zin, 'nóch op 22 September, nóch later. Er was steeds sprake van een nationale beweging. En aangezien een derde van ons volk Roomsch-Katholiek is, spreekt het van zelf, dat de Roomschen gekend moesten worden, en hun plaats moesten hebben, in een réveil, dat een algemeen karakter wilde dragen. Gelukkig luisteren duizenden nog in alle kringen naar het advies van hun geestelijke leiders; daarom was steeds het streven alle voorkomende vraagstukken te laten bestudeeren door de voormannen op religieus gebied, opdat eerlijke samenwerking, zonder eenige bijbedoeling van kerkelijk-confessioneelen aard, tusschen alle ware Nederlanders mogelijk mocht zijn. Had ik het niet duidelijk uitgesproken op die eerste vergadering, met instemming van alle aanwezigen, dat ik — Hugenoot van top tot teen — in het belang van ons Vaderland, gaarne de hand reik aan den R.K. geestelijke, aan den rabbijn, ja, aan de vertegenwoordigers van welke godsdienstige gezindte dan ook, mits dezen eveneens met mij, het goede wilden zoeken voor land en volk? Had ik niet in 1930 dezelfde gedragslijn gevolgd, bij de groote protestbeweging legen de Russische 'geloofsvervolgingen? Stonden toen niet op hetzelfde podium Protestant en Jood, Roomsch- en Oud-Katholiek, Grieksch-Orthodox en Liberaal? En waarlijk geen slappe figuren! Allen mannen met een vaste overtuiging die, desnoods den eenen dag elkander „in het aangezicht wederstaan", als de omstandigheden het meebrengen, maar morgen elkander ook loyaal de hand reiken en samen opkomen voor gemeenschappelijke belangen. In aanmerking genomen ons eerlijk en royaal bedoelen, was het natuurlijk een teleurstelling, toen het Episcopaat, na lang wachten, den vertegenwoordiger der R.K. geestelijkheid te kennen gaf, dat intieme samenwerking met andersdenkenden de Kerkelijke Overheid niet gewenscht Voorkwam, daar men zich liever afzonderlijk organiseerde, ook in deze. Do. 31 Januari schreef ons bestuur nog aan den Aartsbisschop van. Utrecht om wijziging van dit besluit, daar „de tijdsomstandigheden o.i. samenwerking vereischten van alle groepen der Ned. bevolking, die orde en vrede wenschen in het openbare leven en een rustige evolutie op maatschappelijk gebied"; maar de Aartsbisschop verwees ons do. 6 Februari naar den Bisschop van Haarlem," die deze aangelegenheid namens het Episcopaat had behandeld." Daartoe was echter voorloopig nog geen aanleiding, en gaven wij alleen te kennen dat het ons aangenaam zou zijn ■ t.z.t. te vernemen hoede Roomsche Kerk haar actie tegen het bolsjewisme wenschte te organiseeren, om met elkander op dit gebied voeling te kunnen houden, ten einde den gemeenschappelijken vijand van eiken godsdienst, elk gezinsleven dien naam waard en elk wettig gezag krachtig te kunnen bestrijden, met vermijding van al wat op dit terrein naar onderlinge polemiek zou zwemen. Verliest nu een Vereeniging haar nationaal karakter omdat een bepaalde groep niet officieel mee mag doen vanwege de Kerkelijke Overheid? Houdt het Nationaal Jongeren-Verbond op nationaal te zijn, omdat eenzelfde beslissing van denzelfden Bisschop zijn R.K leden trof? Verbod, waarmede een groot deel der Roomsche geestelijkheid het niet eens is? ') Is een streven dat het nationaal bewustzijn wil verlevendigen, en de geestelijke grondslagen der natie n.1. godsdienst, gezin en gezag wil versterken, minder nationaal, wanneer bijv. de Oud-Katholieken zouden gaan zeggen: „Met de mannen der Roomsche Kerk doen wij niet mee;" of de Joden: „Met zooveel Christenen *) Nog een voorbeeld. De „Nationale Bond tegen de Revolutie" telt onder de meer dan twintig leden van zijn bestuur geen enkelen Jood en geen enkelen Oud-Katholiek. Wie zou het nu in zijn hoofd krijgen, om die reden alleen, bezwaar te maken tegen het praedicaat „nationaal"? kunnen wij niet samenwerken;" of de ras-echte Protestanten: „In zulk een allegaartje krijgt men ons niet?" De vraag stellen is haar beantwoorden. En zonder hier te willen treden in de polemiek, die elders zal worden uitgevochten, verwerpen wij als laster het verwijt dat wij „sectarisch" in plaats van „nationaal" zijn zouden. Als eerlijke mannen, die zeggen wat zij bedoelen, en zich houden aan hun woord, hebben wij gemeenschappelijk de volgende statuten vastgesteld: De Stichting Het Nationaal Verbond „Godsdienst, Gezin, Gezag" tot bestrijding van revolutionnaire invloeden in Nederland en Overz. Gewesten is opgericht 26 October 1932 door de volgende heeren: (volgen de namen, die men weet, waarbij men in het oog dient te houden, dat de beide Roomsche leden afvielen sinds het besluit van het Episcopaat, terwijl als nieuwe leden toetraden: Mgr. H. T. J. van Vlijmen, bisschop der Oud-Katholieke Kerk, Ds. A. G. H. van Hoogenhuyze, Ned. Herv. Pred.; Kolonel Boeree, Commandant der Burgerwacht te Amsterdam). Beginsel en doel. Het Verbond heeft tct zinspreuk „Voor God, Nederland en Oranje." Het Verbond wil krachtige handhaving van de goederen, ons als heilig pand door onze vaderen toevertrouwd: Geloof in God, een vrij en zelfstandig Nederland en trouw aan het Huis van Oranje. Het wil bewaring van het gezinsleven als noodzakelijk onderpand voor een gezond volksleven. Het wil krachtig verzet tegen stroomingen, die het geloof ondermijnen, het gezag aantasten en onze duurgekochte vrijheden in gevaar brengen. Het wil met alle wettige middelen, maar onverzwakt, bestrijding van elke revolutionnaire beweging in Nederland en Overz. Gewesten, in zonderheid van de actie der Communistische Partij, die slechts op bevelen van het buitenland handelt. Het Verbond beoogt geen partijvorming, doch uitsluitend samenwerking van alle gezindten in één Nationaal Verbond tegen de machten die ons land en volk bedreigen. Dat zegt genoeg. Wie de overige artikelen wenscht te kennen, kan de volledige statuten aanvragen. Maar de richting waarin men stuurt wordt door het eerste artikel duidelijk genoeg aangegeven. En waar het bestuur tot op heden trouw was aan de gestelde beginselen, daar hoopt het in de toekomst ook aan trouw te bhjven in het belang van godsdienst, gezin en gezag. «•O^OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO 9. IN DEN STRIJD TEGEN HET BOLSJEWISME ONDERLINGE POLEMIEK VERMIJDEN • Telkens weer wordt op die noodzakelijkheid gewezen in dit nummer. Op dat gebied heeft het bestuur van G.G.G. een hooge roeping te vervullen. In dat verband meenen wij het volgende ingezonden stuk van De Rotterdammer (A.R.) te moeten overnemen: Geachte Redactie, Veroorloof mij naar aanleiding van de groote „Antico"-vergadering, die gehouden werd op Donderdag 22 September j.1. te Rotterdam, en waar de heeren Ds. Hagen, Dr. Krop en Pater Borromaeus de Greeve optraden, een enkele opmerking. I k heb gewacht daarmede, om te zien of deze beweging ter bestrijding van het communisme zou behooren tot het bekende „vuurwerk" of dat deze actie zich zou uitbreiden en van plaatselijk tot landelijk zou worden. Dit laatste is geschied. En nu lijkt het me noodzakelijk, om misverstand, ja zelfs moeilijkheden te voorkomen, als het kan, een enkele opmerking, waarschuwing kan men het ook noemen, te maken. Op deze Odeon-vergadering werd gecolporteerd van Roomsch-Katholieke zijde met de brochure: „Het Bolsjewisme dreigt" van Friedrich Muckermann S.J. Met belangstelling nam ik hiervan kennis. Onder veel goeds vond ik toch een enkele minder-prettige passage. En op dit laatste wil ik wijzen. In de „Inleiding" van den vertaler komt het navolgende voor: „Want wil men een eerlijke . beschouwing hebben tegenover 't dreigend gevaar, dan moet men diep teruggrijpen in de geschiedenis. Het protestantisme heeft aan den mensch zijn Godsvertrouwen ontnomen, het rationalisme heeft God zelf weggerukt uit breede lagen van het volk. Cultuur werd een zuiver menschelijk probleem, maar de gulden vrijheid zou slavernij worden voor het volk in de koude maar daarom ook zoo harde negentiende eeuw." Voeg — zoo zegt de schr. — hier nog bij de factor van het economisch-liberalisme en ge hebt psychologisch het ontstaan van het Bolsjewisme begrepen. En op blz. 6 (vorig citaat is te vinden op blz. 4): „Een plicht van vertrouwen en durf die alle krachten tusschen hemel en aarde oproept om den draad weer op te nemen van een vroegere beschaving en voort te bouwen aan wat er is overgebleven van een cultuur, die begint op Calvarië en eindigt in den Hemel, trots de afbraak van een Luther en Calvijn, van een Rousseau en Voltaire, van een Marx en Engels, van een Lenin en Stalin, trots de afbraak vooral van hen, die als een tweede Judas de hoogste menschelijkheid verkoopen voor wat geld". M. de R., het ging mij niet zoozeer om die citaten; ze zijn bekend. Ik wil ze evenmin weerleggen; dat is al vaker gebeurd. Mij ging het hierom: is het niet beter dergelijke dingen onder elkander als bestrijders van het communisme achterwege te laten? Wat denken onze Roomsch-Katholieke medewerkers van Antico hiermede te bereiken. Zeer zeker niet, dat een betere verstandhouding zal komen of blijven bestaan. Gaat men deze brochures verkoopen in vergaderingen, waar Protestanten in groote getale bijeen zijn, dan maakt men deze kopschuw voor een op bepaalde oogenblikken noodzakelijke samenspreking. Laten de organisaties, die brochures verkoopen, en de sprekers, die optreden op vergaderingen als Antico, er toch zorg voor dragen, dat verschilpunten niet naar voren worden gebracht in den maatschappelijken strijd tegen het bolsjewisme. U dankend voor de plaatsing. Hoogachtend, EEN ANTICO-BEZOEKER. Rotterdam, November 1932. Waarbij de redactie van De Rotterdammer, waarvan de bezadigdheid algemeen bekend is, het volgende aanteekent: Met dezen inzender, welke overigens waarlijk geen beginseldebat schuwt, wanneer het erom gaat den reformatorischen arbeid van de groote Hervormers te verdedigen, zijn wij het in dezen geheel eens.. Wij hopen, dat herhaling voorkomen kan worden. o 10. CORRESPONDENTIE: G.Z.A.B. en G.G.G. Ik ontving van een onzer trouwe leden het volgend schrijven: Schijn of Wezen. „Ziehier, hooggeachte eere-voorzitter, het opschrift van mijn bezwaren tegen een aansluiting van onze vereeniging G.Z.A.B. bij de beweging G.G.G. of een z.g. Eenheidsfront tegen Marxisme. Hedenmorgen had ik het voorrecht onder het gehoor te zijn van Ds. X., welke tot thema had „De Koning der Joden". Onder deze predicatie werd mij duidelijk, wat mijn, en ook onze bezwaren (groep Vreewijk) zijn tegen een dergelijke aansluiting. G.G.G. heeft tot doel een barricade op te werpen tegen ongeloof en revolutie, en deze barricade moet verdedigd worden, (aldus Uw uitspraak Dr. Krop op ons laatste jaarfeest) „met gebed en droog kruit!" 't Is mij nog steeds een raadsel wat het gebed voor uitwerking heeft bij een vat droog kruit. Daarvoor zie ik maar één mogelijkheid voor een explosie: vuur! Zou ons geloof behoefte hebben aan levensvernietiging? Is de kneveling van 't Marxisme met zijn uitspattingen in staat het Godsrijk uit te breiden? Komt het Godsrijk -door kracht en geweld? Is deze wereld het tehuis der Christenen? Hebben zij die het Kruis aanvaarden als daad Gods hier rechten? Is deze beweging, G.G.G., niet in volstrekten strijd met onze taak, het zout der aarde te zijn? Dat zout, dat alles doortrekt, en zelf geen gedaante behoudt? Nu weet ik wel, wij, Kristgeloovigen, vragen niet om verdrukking, maar is onze Heer niet „De Koning der Joden" en dan Joden in ruimen zin, der verstrooiden, der verachten, der geslagenen, tot nu toe aller voetwisch, zooals Paulus constateerde? Heeft dé geschiedenis van het volk van Israël ons niet geleerd, dat de rijkste perioden van Godsopenbaring verschenen in de vreemdelingschap, Egypte, Babel, en niet onder David en Salomo? En toch, Dr. Krop, ons verstand zegt wel, Davids tijd en Salomo's heerlijkheid zijn verre te verkiezen boven slavenjuk en ellende, maar dieper ingeleefd, dieper doorworsteld moeten wij erkennen, Gods wegen zijn niet onze wegen. Gaarne zouden wij behouden, datgeene wat wij bezitten, zooals vrijheid van gelooven, onze kerken, scholen, stichtingen van liefdadigheid, maar deze pracht bezittingen zijn o, zoo gevaarlijk gebleken voor een levende Godsopenbaring. Het tastbare, materiëele heiligdom is tot middelpunt verheven en dat gaat gij nu verdedigen met tastbare wapenen. Ik geloof, en met mij velen van ons bestuur, dat de vereeniging G.Z.A.B. sterft aan geestelijke bloedarmoede. Groot en sterk aan den buitenkant, maar van binnen geen gehalte. Deze lijdensweken roepen elk onzer individueel op tot inkeer; laat het ook zijn voor onze vereeniging de tijd voor gebed en overgave, en allèen in dit teeken zullen wjj overwinnen. Dan niet de sterke vuist of het kanon, maar geloof dat in liefde werkzaam is. Dat is geen geloof van „met een boekske in het hoekske"; ook zoeken wij (groep Vreewijk) niet alleen het kerkje, zooals een lid van het hoofdbestuur op de vorige bestuursvergadering onzen afgevaardigde toevoegde, maar verbreeding van levensterrein. Dat geloof geeft ons een groote taak in deze zichzelf verterende wereld, de taak van behouden en verzoenen, het Kruis op te nemen, hetwelk God ons oplegt en geen barricade bouwen van wereldsmateriaal om dat kruis te vernietigen. J. B. Dit schrijven berust op een misverstand, ja, zelfs meer dan één. Ie Vooreerst doel en weaen van het Natio- naai Verbond G.G.G. Dat doel is volstrekt niet politiek. Maar alleen het versterken der drie grondzuilen onzer maatschappij; 2e G.G.G en G.Z.A.B. Daar is geen sprake nóch van fusie, nóch van aansluiting. In bepaalde gevallen kunnen wij elkander de hand reiken, maar beide blijven afzonderlijk werken, naar eigen karakter en doel; 3e dat enkele toespraken voor G.G.G. gehouden in één extra-nummer van ons orgaan worden opgenomen, bewijst niets daartegen. Wij verleenen steeds zoo ruim mogelijk gastvrijheid aan allen die iets tot ons te zeggen hebben; 4e het woord van Cromwell, „Bidt, maar houdt Uw kruit droog" is door br. B. al heel slecht begrepen. Het heeft met „militairisme" of „anti-militairisme", recht van zelfverdediging of weerloosheid, niets te maken. In die vraagstukken hebben de leden van G.Z.A.B. elkander steeds vrij gelaten, rustig van gedachten gewisseld, en dat moet zoo blijven; 5e bedoeld woord beteekent alleen dit: bidt, en laat Uw gebed krachtig zijn, maar waakt en werkt tevtens. Het was een waarschuwing tegen die lijdelijkheid, die men wel eens in vrome kringen kan aantreffen, en waartegen Augustinus reeds waarschuwde, toen hij zeide: „Bid en geloof alsof alles van God alleen afhing, doch werk alsof alles afhing alleen van Uw willen en kunnen." Ik hoop dat onze waarde broeder nu tevreden is. Overigens ben ik volkomen bereid in de groep Vreewijk zelf deze dingen nog eens nader te komen uiteenzetten. F. J. KROP. STICHTING NATIONAAL VERBOND „GODSDIENST, GEZIN, GEZAG". Verbond tot bestrijding van revolutionnaire invloeden in Nederland en Overz. Gewesten. STATUTEN. De Stichting Het Nationaal Verbond „Godsdienst, Gezin, Gezag" tot bestrijding van revolutionnaire invloeden in Nederland en Overz. Gewesten is opgericht 26 October 1932 door de volgende heeren: (volgen de namen). De zetel van het Verbond is gevestigd te Rotterdam. De volgende Statuten zijn aangenomen. Artikel 1. Beginsel en doel. Het Verbond heeft tot zinspreuk,, Voor God, Nederland en Oranje". Het Verbond wil krachtige handhaving van de goederen, ons als heilig pand door onze vaderen toevertrouwd: Geloof in God, een vrij en zelfstandig Nederland en trouw aan het Huis van Oranje. Het wil bewaring van het gezinsleven als noodzakelijk onderpand voor een gezond Volksleven. Het wil krachtig verzet tegen stroomingen, die het geloof ondermijnen, het gezag aantasten en onze duur gekochte vrijheden in gevaar brengen. Het wil met alle wettige middelen, maar onverzwakt, bestrijding van elke revolutionnaire beweging in Nederland en Overz. Gewesten, inzonderheid van de actie der Communistische Partij, die slechts op bevelen van het buitenland handelt. Het Verbond beoogt geen partij vorming, doch uitsluitend samenwerking van alle gezindten in één Nationaal Verbond tegen de machten die ons land en volk bedreigen. Artikel 2. Middelen. Het Verbond tracht het in Art. 1 gestelde doel te bereiken door: a. het uitschrijven van Volksvergaderingen; b. het verspreiden van lectuur; c. alle andere wettige middelen welke tot dat doel kunnen leiden. Artikel 3. Samenstelling. Het Nationaal Verbond is samengesteld uit een Centraal Bestuur en plaatselijke, gewestelijke en provinciale comité's, die Art. 1 zijner Statuten onderschrijven. Artikel 4. Centraal Bestuur. Het Centraal Bestuur wordt gekozen op de algemeene vergadering waarop ieder comité 1 stem uitbrengt. De verkiezing geschiedt uit dubbeltallen door het Centraal Bestuur voorgesteld. Voor de eerste maal treden de oprichters als Centraal Bestuur op. De aftreding wordt bij Huishoudelijk Reglement geregeld. Artikel 5. Dagelijksch Bestuur. Het Centraal Bestuur benoemt uit zijn midden een Dagelijksch Bestuur van tenminste vijf leden, dat voor de eerste maal bestaat uit de oprichters. Het Dagelijksch Bestuur heeft de, leiding van het Verbond. De taak van het Centraal Bestuur is controle over het Dagelijksch Bestuur en controle over de plaatselijke, gewestelijke en provinciale comité's. Inzonderheid beslist het over de wijze waarop de propaganda gevoerd wordt, over de lectuur die verspreid wordt en de lijst van sprekers die namens het Verbond optreden. Artikel 6. Plaatselijke, Gewestelijke en Provinciale Comité's. * "Plaatselijke, gewestelijke en provinciale comité's kunnen worden gevormd onder leiding van het Centraal Bestuur door mannen van beteekenis op verschillend terrein, die persoonlijk Art. 1 dezer Statuten onderschrijven. Alle 'nationaal gezinde richtingen moeten zooveel mogelijk in elk comité vertegenwoordigd zijn. Artikel 7. Vertegenwoordiging. De voorzitter, secretaris en penningmeester vertegenwoordigen het Verbond in en buiten rechten. Artikel 8. Financiën. De inkomsten van het Nationaal Verbond bestaan uit giften-in-eens, vrijwillige periodieke bijdragen, legaten, opbrengsten van lectuurverspreiding, batige saldi van vergaderingen. Plaatselijke Comité's plegen overleg met het Centraal Bestuur over de geldmiddelen, die voor de actie noodig zijn. Artikel 9. Verband met andere organisaties. Aan afgevaardigden van bevriende organisaties, die op hetzelfde terrein arbeiden, kunnen plaatsen in het Centraal Bestuur worden aangeboden. Artikel 10. Jaarvergadering. Eens per jaar wordt een Jaarvergadering van het Verbond gehouden, waarop door het Centraal Bestuur jaarverslag wordt uitgebracht. Ieder Comité brengt een stem uit. De leden van het Centraal Bestuur hebben ieder een stem. Artikel 11. Ontbinding. Tot ontbinding van het Nationaal Verbond kan worden besloten op een expres daarvoor saamgeroepen vergadering van de Comité's, met twee-derde der uitgebrachte stemmen. Na zulk een besluit beslist het Centraal Bestuur op een expres daarvoor saamgeroepen vergadering, met minstens twee-derde der uitgebrachte stemmen, over de baten van het Verbond. Het bestuur is thans (Mei 1933) samengesteld als volgt: Ds. T. J. Hagen, Geref. pred. te Delft, 1ste voorzitter; Kolonel J. Th. Furstner, Directeur Hoogere Marine Krijgsschool, 2de voorzitter; Dr. F. J. Krop, Ned. Herv. pred. te Rotterdam, lste secretaris; Drs. M. A. Cageling, 2de secretaris; Mgr. H. T. J. van Vlijmen, - bisschop van Haarlem (O.-B. Clerezie), lste penningmeester; Dr. A. de Graaff, 2de penningmeester; Kolonel H. A. R. Boeree, Commandant der Burgerwacht te Amsterdam; A. B. N. Davids, Opperrabbijn te Rotterdam; Ds. A. G. H. van Hoogenhuys, Ned. Herv. pred. te Amsterdam; P. Ravenswaaij. In het woord vooraf werd er op gewezen, dat niet de organisatie maar het geestelijke doel, hoofdzaak is en moet blijven; dat neemt echter niet weg dat gaarne begunstigers worden aanvaard. Men geve zich op Postbus 30 te Rotterdam, of storte ónmiddellijk z'n bijdrage op het gironummer van den lsten penningm. No. 202330. O BROCHURES over de Russische Geloofsvervolgingen en het Communisme, uitgegeven door de Chr. Mannenvereen. „Gij zijt allen Broeders", le Pijnackerstraat 102-106, Rotterdam. (Gebouw „Geloof en Vrijheid"). No. TITEL. Prijs — Dr. F. J. Krop, Ons beginsel en ons streven ƒ 0.25 — J. N. Voorhoeve, Bolschewisme en Christendom 0.30 — Vijanden Gods en bewerkers der Wereldrevolutie 0.15 — Th. Aubert, De groote Protestmeeting in Albert-Hall, te Londen 0.15 — Prof. A. V. Kartachov, Rede op de meeting van 5 Maart 1930 0.15 — Dr. G. Lodygensky, De huidige geloofsvervolging in Rusland 0.30 — Dr. L. H. Grondijs, De vervolging van het Christendom door de Sovjets .. ,, 0.20 — J. Douillet, De werkelijke toestand in Sovjet-Rusland 0.30 — Dr. F. J. Krop, Een en ander over het Communisme 0.50 — Dr. O. Schabert, Slachtoffers van het Bolsjewisme 0.65 — Ir. Max Henkart, Sovjetbeloften en werkelijkheid 0.25 — Rob. de Traz, Verontwaardiging over de laksheid der Christenheid 0.15 11 De heerschappij der Communisten van 1917—1930 0.35 12 Dr. Karl Nötzel, Oorsprong, wezen en beteekenis van het bolsjewisme .. „ 0.20 13 R. von Koschiitski, Herinneringen aan Rusland 0.25 14 Prof. N. von Arseniew, Godsdienst in Sovjet-Rusland 0.15 15 Dr. J. R. Callenbach en anderen, Toespraken over de Russ. Geloofsvervolg. „ 0.50 16 C. Shevitsch, De gevolgen van de buitenlandsche protestbeweging op den godsdienstigen toestand in Rusland , 0.15 17 M. Mischailoif, De Russ. Orth. Kerk onder het Sovjet-Regime 0.35 18 Dr. W. Künhaupt, Het Bolschewisme — zijn ideeën, bedoelingen en ondergang 0.20 19 De godsdienstvervolgingen in Rusland (uit het Russische blad „Dni") .. ., 0.20 20 Wat is het Bolschewisme en hoe ziet het er in Rusland uit? 0.15 21 Tina Schmidt, Mijn reis in Rusland 0.15 22 Dr. G. Lodygensky, Rusland in 1930 0.40 23 Boris Eliacheif, De Sowjet Dumping 0.15 24 Dr. F. J. Krop, Het Bolsjewisme in de praktijk en wat wij uit die wereldactie kunnen leeren 0.20 25 Dr. O. Schabert, De Baltische arbeid voor Rusland 0.25 26 Dr. F. J. Krop, Pinksterevangelie en Bolsjewisme 0.20 27 Frédéric Eccard, De dwangarbeid in Sovjet-Rusland , 0;20 28 Dr. F. J. Krop, De treurige toestand der arbeiders in Sowjet-Rusland en de Kerken „ 0.20 29 G.Z.A.B.-Bestuurslid, De Russ. arbeider onder communistische heerschappij „ 0.29 No. TITEL Prijs 30 De intern. Samenkomst der Kerken te Genève, 10 Sept. 1931, en de roeping van den Volkenbond inzake de Russ. gelocfsvervolgingen ƒ 0.15 31 Dr. F. J. Krop, De gunstige berichten van reizigers, die de Sowjet-repu- bliek hebben bezocht, en de werkelijkheid 0.15 32 Dr. F. J. Krop, Nog eens: De gunstige berichten van reizigers, die de Sowjet-republiek hebben bezocht, en de werkelijkheid 0.20 33 Ds. J. de Saussure e.a., Intern. Kerkelijke samenkomst te Genève, om de aandacht van den Volkenbond op de godsdienstvervolgingen in Sowjet-Rusland te vestigen 0.4O 34 Dr. F. J. Krop, De Kerstcampagne en de geloofsvervolgingen 0.20 35 Dr. F. J. Krop, Dwangarbeid, terreur. Een adres aan de Ontwapeningsconferentie 0.2O 36 Geweld en Terreur in Sowjet-Rusland 0.25 37 Staat men in Rusland aan felle vervolging bloot, alleen om het feit, dat men geloovig is? 0.20 38 Mijn ervaringen in de Russische gevangenissen en hoe ik uit de klauwen der G.P.Oe ontkwam 0.25 39 Gawroesja Boerja, Onder het juk der Sovjets 0.25 40 Dr. F. J. Krop, Mijn reis naar de Russische grens, of wat ik zag van het werk van Dr. O. Schabert e.a „ 0.30 41 Dr. F. J. Krop, De Lappo-Beweging ,, 0.15 42 Een Handleiding over Gewapenden Opstand 0.25 43 Dr. F. J. Krop, De Lappo-Beweging 1932 0.20 44 Th. Aubert, Het Leven der Arbeiders in Sowjet-Rusland 0.30 45 Pierre Maury, Gedachten over het Communisme 0.25 46 Dr. F. J. Krop, Wat het bolsjewisme feitelijk is en bedoelt ,, 0.2» 47 Het leven en lijden van de vrouw in Sowjet-Rusland 0.3O 48 Dr. F. J. Krop, Plicht en Roeping der Christenen ten opzichte van de vervolgden in Sowjet-Rusland 0.2O 49 Grepen uit Finland's verleden (met een inleidend woord van Dr. Krop) ,, 0.2O 50 Dr. Raymond Devrient, De sociale consequentie van het Bolsjewistische regime 0.40 51 Dr. A. Ehrt en Dr. i. Schweickert, De bolsjeviseering van Duitsehland ,, 0.35 VLUGSCHRIFTEN. over de Russische Geloofsvervolgingen en het Communisme, uitgegeven door de Chr. Mannenvereen. „Gij zijt allen Broeders", le Pijnackerstraat 102-106, Botterdam. (Gebouw „Gelóóf en Vrijheid".) No. TITEL. Prijs — Dr. F. J. Krop, Radiotoespraak over de geloofsvervolgingen ƒ 0.05 — Arbelderstoestanden ln het Sovjet-Paradijs 0.05 — Laatste overdenkingen van een door de Gepeoe ter dood veroordeelde 0.05 — Wat lk ln Rusland gezien heb in 1929—1930 0.10 12 Teleurgesteld terug uit Sovjet-Rusland 0.05 14 De vernieuwde actie der Godloozen „ 0.05 15 De Russ. geloofsvervolgingen en de plicht der Christenheld ,, 0.10 17 Een en ander over de handelstaktiek van Sovjet-Rusland en wat daarmee samenhangt 0.15 18 Hoe ze andersdenkenden den dood injagen 0.10 19 Het bestaan van Communistisch gevaar in de koloniën .... „ 0.03 20 Dr. O. Schabert, Godsdienstvervolging of Godsdienstvernietiging? 0.05 25 Prof. Dr. L. Iljin, Het gezin ln gevaar , 0.03 26 Prof. Dr. Auhagen, De waarheid omtrent den godsdienstlgen toestand in Sovjet-Rusland „0.10 27 De Russische Kerk en de Sovjet-Regeering 0.06 28 P. Jankowski-Jünosze, Russische kerken in Sovjet-Rusland en daarbuiten 0.15 29 Prof. Dr. Korenchewsky, Eendracht maakt macht „ 0.08 30 Dr. F. J. Krop, De Paaschcampagne der Godloozen en wat zy ons te zeggen heeft .- „ 0.12 31 Tschegolev (naar), Het anti-godsdienstige werk onder de kinderen in Rusland 0.08 32 N. A. Klépinine, De godsdienst en de nieuwe comm. cultuur „0.12 33 Annie Wieck, Een beeld uit Sowjet-Rusland , 0.08 34 De gruwelen der concentratiekampen van de Sowjet-Unie „ 0.05 35 Prof. Dr. Iwan Iljin, Hoort de signalen! 0.08 36 O. Hausdorf, De Joden en het Bolsjewisme „ 0.08 37 Berichten over den toestand der Orthodox-Russische kerk bulten Rusland, enz 0.08 38 Rev. E. A. Walsh, Voornaamste stellingen v. de Sowjetsche propaganda tegen de Protestbeweging en de weerlegging ervan < 0.08 39 Het getuigenis van een Zwitser uit Rusland 0.08 40 Eischen der godsdienstig gezinde Russische arbeiders , 0.08 41 Prof. Dr. H. R. Nielauhr, Heeft de godsdienst ln Rusland een toekomst? 0.08 No. TITEL Prijs 42 G. Pimenoff, Het dekreet van het Pan-Busslsch Centraal uitv. Comité en van den Raad van Volkscommissarissen tot regeling van godsdienstige vereenigingen ƒ 0.08 43 Werkloosheid en werklust ln Sowjet-Republlek 0.08 44 Dr. O. Schabert, Beulsdiensten door West-Europeanen aan Sowjet-Rusland verleend, tegen de West-Europ. beschaving „ 0.05 .45 Er wordt weer over de verwaarloosde kinderen gesproken .. „ 0.05 46 Brief uit Finland „ 0.05 47 Fotografisch bewijsmateriaal betreffende Sowjet-Rusland .. „ 0.05 48 Waarheden en leugens, verbreid door een nieuw soort propaganda ten gunste van Sowjet-Rusland 0.12 49 Het „Proletarisch Kaartspel' van de Bolsjewlki 0.05 50 Uit de maandberichten van Dr. O. Schabert 0.68 51 Vrouwenleven in den Sowjetstaat 0.08 52 Het Bolsjewisme als Wereldbeschouwing, door Seminar Dlr. Lic. Th. Priegel te Breslau 0.15 53 De strijd tegen den godsdienst 0.08 54 Propaganda der Godloozen onder de jeugd , 0.05 55 Iets uit het A.B.C. van het Communisme, door P. Gaxotte „ 0.12 56 Godsdienstvervolgingen in de Sowjet-Republiek. Uit de Maandberichten van Dr. O. Schabert 0.12 57 J. Jacoby. Hoe Sowjet-Rusland geregeerd wordt 0.08 58 Kreten uit de diepte 0.08 59 Beknopte geschiedenis van het Bolsjewisme 0.08 60 Prof. A. Lecerf. Calvinisme en kapitalisme 0.12 61 Tegen gezin en haardstede 0.05 62 Dr. O. Schabert, Het sterven van Bisschop Platon enz 0.08 63 Dr. O. Schabert, School en Kunst in Sowjet-Rusland 0.08 64 Dr. O. Schabert, Hoe het Communisme de jeugd vergiftigt ,, 0.05 65 Dr. O. Schabert, Verblinde Geloovigen 0.08 66 Dr. O. Schabert, Op weg naar de Oude School 0.08 67 Hoe staat de Sowjet-regeerlng officieel tegenover het geloof ,, 0.05 68 Dr. F. J. Krop, Wat doet de Baltische Ruslandarbeld voor de vervolgden om des geloofswllle 0.05 69 Dr. O. Schabert, Godsdienst in het leger der godloozen ,, 0.05 70 Toelichting bij de tabel: „Organisaties voor den anti-godsdienstigen strijd in Sowjet-Rusland , 0.05 71 Dr. O. Schabert, Strijd tegen den godsdienst en tegen de luilakken „ 0.08 72 Communistische jeugd en godsdienst 0.08 73 Het bolsjewisme in Nederland en de toepassing van het geweld „ 0.08 74 Drie revoluties. De vijftiende jaardag van het bolsjewisme „0.05 N'est besoin d'espérer pour entreprendre ni de réussir pour persévérer. Willem de Zwijger.