No. 75 PRIJS 20 CENT HET VERNIETIGEND OORDEEL VAN H ENRIËTTE ROLAND HOLST OVER SOVJET-RUSLAND EN „BEDROGEN VERWACHTINGEN T.A.V. SOVJET-RUSLAND" DOOR SCHOUWER UITGAVE „GELOOF EN VRIJHEID" Ie PIJNACKE RSTRAAT 102-106 - ROTTERDAM HET VERNIETIGEND OORDEEL VAN HENRIÈTTE ROLAND HOLST OVER SOVJET-RUSLAND In het tijdschrift „Bevrijding", maandblad gewijd aan de vernieuwing van het Socialisme, schrijft de socialistische (vroeger: communistische) mevrouw Roland Holst over: „SovjetRusland: „Licht en Schaduw". Over de godsdienst best rij ding schrijft ze niet, en haar beschouwingen over de „lichtzijden" van Sovjet-Rusland zouden we niet gaarne tot de onze maken. Over de verhouding van „man en vrouw" denken wij nu eenmaal anders dan mevrouw Roland Holst Toch achten wij haar artikel van genoegzame waarde, om brokstukken uit het Januari-no. hier te laten volgen. Rusland — 200 zegt ze — heeft geboft — politiek gesproken. Het heeft zich door het jaar 1933 heen geslagen. Echter — zoo gaat ze voort, en hier keert ze zich tegen Herriot — echter, niet zonder hongersnood. (Wij onderstrepen enkele zinnen): „Niet zonder hongersnood, al zeide Herriot een paar maanden geleden in Vichy: „Honger heb ik niet gezien. Ik bezocht de meest afgelegen dorpen en ik kan zeggen, dat zoo ik in 1922 honger zag, ik hem in 1933 niet waarnam". Daar tegenover stelt een tamelijk objektief en zeer voorzichtig beoordeelaar vast: „Ernstige waarnemers weten, dat zeer zeker dit jaar in Rusland geen hongersnood heerschte, die zich over het geheele land en de steden uitstrekte, maar dat juist graanbouwgebieden als de Oekrajine, de Noord-Kaukazus en het Wolgagebied een zéér zware hongertijd doorgemaakt hebben en de gevolgen natuurlijk bq lange na niet overwonnen zijn, om van het verlies aan menschenlevens te zwijgen! Dus niet zonder hongersnood, waarvan alarmeerende berichten feitelijk pas tot groote kringen in West-Europa doordrongen, toen de nieuwe oogst al binnen was, en hulpbetoon voor het oogenblik niet urgent Althans niet zóó urgent, als in dit voorjaar. Immers in SovjetRusland zijn er nu altoos velen die honger lijden. Niet enkel verbannen revolutionairen of „geontkoelakizeerde" boeren, of doopsgezinden, die hun geloof niet willen opgeven, maar tallooze anderen, gewone burgers, waarover straks. Men is er dus doorgekomen, zonder de hulp van het buitenland Men wilde pf kon die niet inroepen, reeds omdat de hongersnood niet geheel en al „natuurlijk" was, niet b.v. het gevolg van een formidabele droogte in de graan verbouwende streken, zooals in '21. Men — de regeering — wilde èn de weerspannige klochosboeren èn de mokkende vrije boeren „een lesje geven". De N.R.C. heeft daarover een paar merkwaardige artikelen van een Amerikaanschen persdienst gepubliceerd. Men nam beide kategoriën zooveel graan af, dat ze er met het restantje niet konden komen. Men kweekte honger. Maar men had niet zoo gemakkelijk honger kunnen kweeken, zoo de oogst niet slecht was geweest, even slecht als die van '31." Uitvoerig bespreekt ze dan de lichtzijden. Er komt kentering in de zienswijze t.o.z. van de verhouding der sexen enz. Nogmaals: die lichtzijde zien wij niet, het mag waar zijn, dat de theorie van „het glas water" niet meer wordt gehuldigd zooals in de dagen van het oorlogscommunisme, (Lenin *) verwierp deze theorie tegenover Clara Zetkin, voornamelijk om het sociale gevaar, verbonden aan de toepassing 1) Zie: Fannina W. Halle: „De Vrouw in Sowjet-Rusland"; Arnhem 1933, blz. 134 v. Lenin zegt: „Gewichtiger dan alle andere dingen is echter de sociale kant." van dergelijke sexueele theorieën) de opvatting van gezin en huwelijk, zooals die uit de wetgeving duidelijk spreekt, is de onze niet. Nu stelt H. Roland Holst de vraag: „hoe staat het met de volkswelvaart?" Gaarne geven we haar hier weer het woord: „Uit de overstelpende massa materiaal wil ik enkele getuigenissen aanhalen: De werkelijke verhoudingen. „Een ongeschoolde arbeider, een kapster, verdienen per maand 40 roebel. Machine-arbeiders krijgen minstens 80, gemiddeld 120 roebel. Slechts de toppen der arbeidersklasse (b.v. machinebankwerkers) verdienen 250 roebel. Alle arbeid is stukwerk. De arbeider, die in de coöperatieve winkels zoo goed als niets krijgt, heeft absoluut geen geld voor de vrije markt noodig en is daarom gedwongen zooveel mogelijk te presteeren. Daarbij stoot hij echter op de grootste moeilijkheden. Hulpwerktuigen ontbreken geheel: schroevedraaiers, schroefsleutels, oliekannen, enz. Op zoek naar deze voorwerpen rent hij in de werkplaats rond, vindt gewoonlijk niets en gaat, nadat hij veel tijd verloren heeft aan den arbeid, zoo goed en zoo kwaad-als het gaat, d.w.z. zonder het allernoodzakelijkste, alleen met de vingers. Soms moet aan een boormachine een stuk verwisseld worden, doch de arbeider heeft niets anders. Hij vindt op den grond een stuk ijzer en maakt daaruit het noodige onderdeel. Ook hebben wij bijna geen boormachines, die ronde gaten of in het algemeen gaten naar maat kunnen maken. Vandaar het afval en de minderwaardige kwaliteit. Als het stuk af is, moet de arbeider naar de controle. Hij heeft zich afgebeuld en bloed gezweet, doch uit gebrek aan gereedschap en uit haast (wegens den met het. zoeken verloren tijd) slechts afval voortgebracht. Afval wordt echter niet betaald. Wat blijft hem anders over dan de fouten te verbergen? Voor de controle staat steeds een lange rij; daar wordt lang en hardnekkig afgedongen en gestreden; dat uren- lang duurt en dat een niet gering deel van den arbeidstijd verslindt. Het toenemen van het afval gaf den bureaukraten aanleiding tot invoering van een systeem van straffen. Materiaalverlies werd van het loon afgetrokken. In plaats van den arbeider met gereedschap te helpen, drukt de bureaukraat met straffen op hem, waardoor hij hem in nog grootere moeilijkheden brengt Dikwijls krijgt de arbeider door het straf systeem 7, 15, 30 roebel voor twee weken. Welke stemming bij een dergelijken arbeider heerscht, behoeft men niet te melden. Den geheelen dag spreken de arbeiders over het slechte eten of over gebrek aan eten. De gedachten over de voeding houden hen geheel bevangen. De uitdeelingen leveren zeer weinig: in den zomer gaven zij in de beste I/Ioskousche bedrijven — om van de provincie maar niet te spreken — 400 gr. boter per maand, soms 400 gr. suiker (of zoetigheden). En op de vrije markt koopt men voor een arbeidersloon niet veel. Waren er in 1930 niet genoeg waren voor het loon, thans is dikwijls (uitgezonderd hij tevensmiddelen) het omgekeerde het geval. Kleeding, zij het dan ook slechte, is thans aanwezig;. Zoo ontstaat een relatieve overproduktie, die men met kampagnes voor betere waren of zooals b.v. bij meubelen door de invoering van het afbetalingssysteem tracht tegen te gaan. In de fabriekskeuken krijgt de arbeider eenmaal per dag middageten. Zelfs in de grootste en belangrijkste bedrijven. In de andere fabrieken krijgt hij dikwijls in plaats van middageten een stuk brood met een appel of een gedroogde visch. Doch ook daar, waar middageten is, is het slecht en geheel zonder vet Uit de eetzaal komen de arbeiders hongerig of onvoldoende gevoed terug. Als er groepsgewijze gegeten wordt vraagt de tweede groep, voor zij de eetzaal binnengaat „wat of er is". En als het eten erg slecht is, gaat dikwijls meer dan de helft der arbeiders in het geheel niet in de Stolowaja, doch geeft er de voorkeur aan hongerig te blijven en het geld te behouden, om ergens iets op de vrije markt te koopen. Daarbij komt nog een geweldige ongelijkheid. bi de eetzaal der bestuursambtenaren is het eten goed, iederen dag vleesch; doch daar wordt de arbeider niet toegelaten. Het trekken, teneinde betere arbeids- en levensvoorwaarden te zoeken, wordt door de verscherpte bepalingen (het inhouden van broodkaarten, pas-systeem, enz.) belemmerd. Toch is het grootste deel der arbeiders nooit langer dan 6 maanden in een fabriek. Het zoekt en vindt voorwendsels en trucs om verplaatst te worden. De poging tot konijnenteelt in groote stijl door het bedrijf is gelikwideerd. De dieren kwamen duurder dan de zilvervossen. Zij werden in geweldige hoeveelheden geïmporteerd, doch bij gebrek aan verzorging is het grootste deel spoedig gekrepeerd. De geheele wereld lacht om deze poging. De vreeselijke toestand der levensmiddelen wordt ons duidelijk als men het lot van den aardappel volgt Dat is een jacht zonder einde. Is tenslotte een deel van den oogst verzekerd, dan komen de verliezen bij het transport en het opslaan: men werkt zoo slecht, dat een groot deel bedorven wordt en begint te rotten. Bij de noodzakelijk wordende verplaatsing en sorteering wordt ook niet voorzichtiger gehandeld Schaarschte is het gevolg. Dit jaar was er b.v. vóór den nieuwen oogst twee maanden lang geen aardappel te krijgen. Sedert eenige maanden heerscht er een petroleumcrisis (in Rusland gebruikt men om te koken voornamelijk petroleum). Voor één, twee liters staan de menschen bij duizenden in de rij. De prijs is vergeleken bij 1931 meer dan vier en een half maal zoo hoog geworden 10 17 kopeken). De broodprijs is sedert den nieuwen oogst verdubbeld Voor de postkantoren kan men lange rijen menschen zien staan allen met hetzelfde kleine pakje in de hand. Zij zenden uit Moskou, waar men nog brood kan krijgen, een pond naar hun verwanten in de provinciën. Men vervaardigt voor dit doel bijzondere kartonnen doosjes. Ook de overige prijzen stijgen. De loonen zijn echter verminderd, de grootste loonen tot de helft, de overige met 10 tot 30 pet. Dat wordt verklaard als een maatregel ter stabiliseering van den roebel. De woningverhoudingen zijn zeer slecht. De huren zijn hoog: een fabriekswoning van 13 M3. kost 34 tot 36 roebel per maand. Heeft de arbeider een woning veroverd, d.w.z. een kamer, dan worden alle beschikbare hoeken en gaten door bloedverwanten betrokken of gehuurd. Voor een hoek van een kamer wordt 80 tot 120 roebel per maand betaald. Ofschoon de woningellende absoluut niet verminderd is, wordt toch het bouwtempo sterk geremd. De bureaukratie woont, zoo niet luxueus, dan toch veel beter en moderner dan de arbeiders; de revolutionnairen onder hen deelen echter dikwijls vrijwillig het lot der arbeiders. Het partij- en het maatschappelijk leven in het algemeen is afgestorven. Alles zwijgt. Na het verslag op de vergadering heerscht er de stilte van het graf. De herhaalde uitnoodigingen van den voorzitter hebben geen resultaat. Dan geeft hjj als strijd tegen het „afgesproken zwijgen" een vooraf aangewezen spreker het woord. Daarmee is de zaak dan ook gewoonlijk af. Voor vergaderingen van alle fabrieken tezamen loopen alle arbeiders weg, en wel ofschoon het fabriekscomité mededeelt, dat de vergadering niet meer dan tien minuten zal duren, van 5 uur tot 5 uur 10. Deze bijzonderheden zijn ontleend aan een brief aan „de Arbeid"; geschreven in September te Moskou, — dus nadat de nieuwe oogst binnen was en dat in de hoofdstad, waar de voeding nog het beste heet te zijn! Aan het slot van dezen brief, vinden wij nog de volgende bijzonderheden: Vele, vele duizenden bedelaars loopen, ook in Moskou, rond, liggen in de goten, versperren de wandelwegen, bedelen op de straat en aan de deuren om brood Hadden de bedelaars in '31 nog weinig succes, thans ontmoeten zij medeleven en krijgen ruime aalmoezen. Het betreft hier onteigende boeren, „koelakken", die niet in de coöperatieve bedrijven wilden gaan en zich snel een voorsprong op deze verschaften. Om bij de kolchosboeren geen njjd op te wekken en de kolchozen te behouden, heeft men deze op zich zelf staande boeren kort en goed onteigend als „koelakken" en weggejaagd. In de partij wordt deze kwestie met de volgende argumenten gerechtvaardigd: in een oorlog komen millioenen van menschen om het leven, de Sowjetunie bevindt zich ook in een oorlog. En aüs müQioenen doodbloeden zal met de overigen het socialisme worden opgebouwd. Tengevolge der „ont-koelakMseeringskampagne" groeit het aantal Besprisorni weer sterk. Opgepakt, worden zij voor het zwaarste werk gebruikt (b.v. in de kolenmijnen gestopt) en slecht behandeld In lange treinen van wel 50 wagons, brengt men ze weg. Dikwijls zijn er flinke boerenjongens onder, die, omdat hun ouders onteigend werden, van de scholen werden verjaagd. Een niet minder verschrikkelijk beeld van de huidige levensomstandigheden geven de volgende brokstukken uit brieven ontleend aan „de Syndicalist" van 9 Dec. ....Uw 5 dollar in goede orde ontvangen. Eindelijk zijn mijn droomen gerealiseerd. Die droomen waren: eens genoeg te. kunnen eten.. Voor die 5 dollar heb ik verschillende dingen kunnen koopen in „Torgsin" (winkel waar de staat producten verkoopt uitsluitend tegen vreemde deviezen. — Noot v. d. Red). Voor eenigen tijd heb ik wat om mijn honger mee te stillen.... Ik heb u niet dadelijk geantwoord om een zeer nietige reden: gebrek aan petroleum Petroleum is een luxe-artikel geworden. Het is moeilrjk te bemachtigen. Eindelijk, vandaag heb ik twee liter gekregen daar waar ik werk. Leve het licht. Met de A.'s gaat het slecht. Beiden zijn werk- loos (sinds Maart hebben ze slechts 5 weken ten hoogste gewerkt), en ze hebben geen enkele hoop weer werk te zullen vinden. Trouwens de situatie is zoo, dat zelfs wanneer men geregeld werkt, men buitengewone capaciteiten moet hebben en een bovennatuurlijk verstand om rond te komen. Wat onze werkloozen betreft, hun toestand is werkelijk hopeloos. En de meeste van onze kameraden zijn werkloos en bijna allen, sterven van honger. Nog eens, hartelijk dank voor uw hulp. Behalve meel hebben we in Torgsin ook een beetje suiker gekocht (wij hadden sinds een jaar geen suiker gehad). Op het oogenblik zitten wij thee met suiker te drinken en denken aan u allen, onze goede kameraden en vrienden. L." „Mijn vriend en ik blijven allebei werkloos. Er zou wel werk voor ons zijn, maar wanneer men hoort, dat wij politieke bannelingen zijn, weigert men ons werk onder 't een of ander voorwendsel Wij hebben bijna alle instellingen en fabrieken van de stad afgeloopen: resultaat nihil. En wat betreft het veranderen van woonplaats, dat is ons verboden. Beste vrienden, je moet maar wat toegevend zijn, ons tegenwoordige leven wordt geheel beheers cht door materieele zorgen en berekeningen. Ergert u er dus niet over, "dat onze brieven er ook door beheerscht worden. Gij weet bijvoorbeeld dat we een kind hebben. Het moet toch gevoed worden! En we hebben hier noch suiker, noch kindervo