No. 81 PRIJS 15 CENT GOD KAN HELPEN! GEVANGENNEMING, VERBANNING EN VLUCHT VAN EEN DUITSCHEN KOLONIST UIT RUSLAND DOOR G. G. F AST UITGAVE „GELOOF EN VRIJHEID" Ie PIJNACKERSTRAAT 102-106 - ROTTERDAM BROCHURES over de Russische Geloofsvervolgingen eu aet Communisme, uitgegeven dooi de Cbr. Mannenvereen. „Gij zijt allen Broeders", le Pijnackerstraal 102-1U6, Rotterdam, bestellingen bi; Meuierding & Co. No. TITEL. Prijs — Dl. F. J. Krop, Ons beginsel en ons streven ƒ 0.25 — J. N. Voorhoeve, bolschewisme en Christendom 0.3U — Vijanden Gods en bewerkers der Wereldrevo.utie , 0.15 — Th. Aubert, Ut groote Prolestnieeting in AlDei I-Hall, te Londen 0.15 — Prol. A. V. Kartacnov, Keue op de meeting vu 5 Maart 1930 ,, 0.15 — Dr. G. Lodygensky, De huidige gelooisvervolging in Rusland .......... „ 0.30 — Dr. L. H. Grondijs, De vervolging van het Christendom door de Sovjets .. „ 0.^0 — J. Douillet, De werkelijke toestand in Sovjet-Rusland . 0.30 — Dr. t. J. Krop, hen eo ander over het Communisme 0.5Ü — Dr. O. Schabert, Slachtoilers van het bolsjewisme 0.65 — Ir. Max lienkart, Sovjetbeioiten en werkelijkheid 0.25 — Rob. de Iraz, Verontwaardiging over de laksheid der Christenheid „ 0.15 11 De heerschappij der Communisten van 191!— 1930 ...i , 0.35 12 Dr Karl ftotzel, Oorsprong, wezen en beteekenis van het bolsjewisme .. ,, 0.20 13 R. von Koschutski, Herinneringen aan Rusland „ 0.25 14 Ploi. N. von Arsemew, Godsdienst in Sovjet-Rusland „ 0.1: 15 Dr. J. R. Callenbach en anderen, toespraken over de Russ. Geloolsvervolg. „ 0.50 16 C. Shevitsch, Ue gevolgen van de buitenlandsche protestbeweging op den godsdienstigen toestand in Rusland ,, 0.15 17 M. Mischailoii, De Russ. Urth. Kerk onder het Sovjet-Regime 0.35 18 Dr. W. Küuhaupt, Het Bolschewisme — zijn ideeën, bedoelingen en ondergang ' „0.20 19 De godsdienstvervolgingen in Rusland (uit het Russische blad „Dni") .. „ 0.20 20 Wat is het bolschewisme en hoe ziet het er in Rusland uit? , 0.15 21 Tin» Schmidt, Mijn reis in Rusland 0.15 22 Dr. G. Lodygensky, Rusland in 1930 0.40 23 Boris Eliacheli, De Sowjet Dumping „ 0.15 24 Dr. F. J. Krop, Het Bolsjewisme m de praktijk en wat wij uit die wereldactie kunnen leeren „ 0.20 25 Dr. O. Schabert, De Baltische arbeid voor Rusland 0.25 26 Dr. F. J. Krop, Pinkslerevangelie en' Bolsjewisme 0.20 27 fredéric Eccard, De dwangarbeid in Sovjet-Rusland , 0.20 28 Dr. t. J. Krop, De treurige toestand der arbeiders in Sowjet-Rusland en de Kerken i 0.20 29 G.Z.A.B.-Bestuursüd, De Russ. arbeider onder communistische heerschappij 0.20 30 De intern. Samenkomst der Kerken te Genève, 10 Sept. 1931, en de roeping van den Volkenbond inzake de Russ. gelocisvervolgingen ƒ 0.15 31 Dr. F. J. Krop, De gunstige berichten van reizigers, die de Sowjet-repu- bhek hebben bezocht, en de werkelijkheid 0.15 32 ' Dr. F. J. Krop, Nog eens: De gunstige berichten van reizigers, die de Sowjct-repubhek hebben bezocht, en de werkelijkheid ,, 0.20 33 Ds. J. de Saussure e.a , Intern. Kerkelijke samenkomst te Geneve. om de aandacht van den Volkenbond op de godsdienstvervolgingen in Sowjet-Rusland te vestigen , 0.40 34 Dr. F. J. Krop, De Kerstcampagne en de geloofsvervolgingen 0.20 35 Dr. F. J. Krop, Dwangarbeid, terreur. Een adres aan de Ontwapeningsconferentie 0.20 36 Geweld en Terreur in Sowjet-Rusland -. 0.25 37 Staat men in Rusland aan lelie vervolging bloot, alleen om het feit, dat men geloovig is? „ 0.20 33 Mijn ervaringen in de Russische gevangenissen en hoe ik uit de klauwen der G.P.Oe ontkwam 0.25 39 Gawroesja Boerja, Onder het juk der Sovjets , 0.25 40 Dr. F. J. Krop, Mijn reis naar de Russische grens, of wat ik zag van het werk van Dr. O Schabert e.a 0.30 41 Dr. F. J. Krop, De Lappo-Beweging 0.15 42 Een Handleiding over Gewapenden Opstand 0.25 43 Dr. F. J. Krop, De Lappo-Beweging 1932 .. 0.20 44 Th. Aubert, Het Leven der Arbeiders in Sowjet-Rusland 0.30 45 Pierre Maury. Gedachten over het Communisme 0.25 46 Dr. F. J. Krop, Wat het bolsjewisme feitelijk is en bedoelt 0.20 47 Het leven en lijden van de vrouw in Sowjet-Rusland 0.30 48 Dr. F. J. Krop, Plicht en Roeping der Christenen ten opzichte van de vervolgden io Sowjet-Rusland 0.20 49 Grepen uit Finland's verleden (met eea inleidend woord van Dr Krop) „ 0.20 50 Dr. Raymond Devrient, De sociale consequentie van het Bolsjewistische regime 0.40 51 Dr. A. Ehrt en Dr. J. Schweickert, De bolsjeviseering van Duitschtand .. 0.35 52 Dr. F. J. Krop. De beteekenis van Finland in den huidigen cultuurstrijd „ 0 35 53 Dr. F. J. Krop, Waarom maakt gij U toch zoo druk over Ru-land? ..: 0.3S GOD KAN HELPEN! Gevangenneming, verbanning en vlucht van een Duitschen kolonist uit Rusland. door G. G. F AST. Het was een schoone warme voorjaarsdag. De sneeuw was bijna overal verdwenen en het teere groen sproot te voorschijn. Mij lag iets als lood in de ledematen, en ik was in een gedrukte stemming, 's Middags stelde mijn vrouw voor, een uitstapje te maken over de beek naar de jonge sparren. Ik stemde toe en wij gingen heen. Aan den rand van het sparreboschje legden wij ons neer in den zonneschijn, om in de vrije natuur een middagslaapje te houden. Ik keerde mij van de eene zijde op de andere en kon niet inslapen. Zachtjes stond ik op. Mijn vrouw was ingesluimerd. Er lag mij iets in het gemoed, een duister voorgevoel, dat ik mij in 't geheel niet verklaren kon. Stil verwijderde ik mij. Toen ik omkeek, zag ik, dat mijn vrouw mij naliep. Ik wachtte tot zij mij ingehaald had, en wij gingen samen terug. De zon neigde zich naar den horizon. Nu zaten wij weer allen in onze kamer, en weer kwam dat vreemde zware voorgevoel Plotseling komt de vrouw van den medebewoner en vraagt om het huisboek. *) Een man wil het zien. Als een donderslag gaat het mij door merg en been: „Het is de G.P.Oe." En ik had gelijk. De man hield bij mij huiszoeking, raapte 1) Een door de politie vereischt boek, waarin de bewoners van een huis worden geregistreerd. al de papieren samen en verklaarde mij, dat ik voor één offwee dagen moest meereizen. Toen ging hij zitten en zeide, dat ik nog alles met de mijnen bespreken moest. Deze weenden en wrongen de handen. De agent der G.P.Oe troostte hen en verzekerde, dat er geen klacht tegen mij aanwezig was en men alleen mijn papieren wilde nazien, dan mocht ik weer terug. Ik zat zwijgend terneer, God schonk mij rust en kracht. Na een kort afscheid vertrok ik om 9 uur. Mijn vrouw volgde mij tot aan de poort. Nog eens draaide de agent der G.P.Oe zich om en verklaarde aan mijn vrouw: „Binnen twee dagen is Uw man weer hier." Hij beweerde dat zoo zeker, dat ook ik iets er van geloofde. Onder hooge dennen en sparren gingen wij naar den uitgang toe. Daar bleef mijn vrouw staan en zag ons na. Spoedig bogen wij den hoek oin, en mijn geliefde verdween voor mijn blikken. Tot Y gingen wij met den trein. Daarna telefoneerde de agent en een zwarte auto haalde ons af. Eerst .ging het naar Y Daar werd mij alles afgenomen, ik werd onderzocht, moest een vragenlijst invullen, en dan moest ik in een groote heete cel. Ik was de vierde. Van tijd tot tijd ging de cel open, en een nieuwe aankomeling werd naai* binnen geschoven. Beteuterd keek hij om zich heen, ging spoedig zitten en broedde over zijn lot. Tot aan den morgen waren wij ongeveer met z'n twaalven. Wij kregen thee en brood. Dan riep men ons twee aan twee naar buiten. Twee bewapende kerels begeleidden ons. Daar stond de „zwarte raaf", een gesloten auto. „Stapt in zonder vragen!" schreeuwde de één ons- toe. Zwijgend kropen wij in de. „zwarte raaf', telkens weer een paar, tot de auto vol was. Toen sloot men de deur. Een soldaat ging voor op de auto "zitten en twee achter. Dan reden wij weg. Vensters had de „zwarte raaf' niet Set was geen verre rit. Wq werden allen in een cel gebracht, en spoedig daarna kregen wij middageten. Des middags fotografeerde men ons, dan moesten, wij ons geheel ontkleeden, en alle kleeren benevens de schoenen onderzocht men nauwkeurig. Niemand van ons durfde een woord zeggen, maar op de gestelde vragen vlug antwoorden. Twee bij twee werden wij ter onderzoeking voorgeleid. De onderzochten bracht men daarna in een andere cel, waar zij tot de reis naar de „Butyrka" bleven. Op den tweeden avond, ongeveer om 10 uur, haalde men mij voor het verhoor af. De weg ging door verscheidene gangen, over een plaats, weer door verscheidene gangen, nu eens rechts, dan weer links, dan een trap op. De achter mij gaande wacht commandeerde steeds slechts kort: „Voorwaarts, rechts, voorwaarts, links, rechtuit trap op, voorwaarts, enz." Eindelijk bevonden wij ons in de onderzoekingszaal. Ik werd door een zeer jongen man verhoord. Ik bad en smeekte innerlijk sidderend tot God om kracht en genade voor dit verhoor. De man noodigde mij vriendelijk uit, om te gaan zitten, en ik nam op een stoel aan de tafel tegenover hem plaats. Het verhoor duurde ongeveer tot 2 uur 's nachts. Ik kan en wil het niet weergeven, maar tot de eerste vragen, die gesteld werden, behoorden de volgende: „Is U een prediker? — Gelooft U aan God? — Vast?" — Daarna zocht hij aan de hand van eenige oningevulde formulieren, die tot een voorstel ter verkrijging van een toestemming om het land te verlaten dienden, te bewijzen, dat ik in den herfst een groepleider en in mijn woning het bureau was geweest. De formulieren had men in ons kwartier gevonden. Verder was het een verzwarende omstandigheid, dat ik onderwijzer was geweest. Op zijn vraag, of ik nog het land wilde verlaten, antwoordde ik met „ja". Daarop schreef hij in het proces-verbaal: „Het land verlaten wil hij thans nog en wil tegen eiken prijs dit afdwingen." Toen ik eindelijk in de cel terug gebracht werd, was het mij, alsof ik met een demon te doen had gehad, zoo hadden verscheidene uitingen mij geschokt, die de jonge man in den loop der verhandelingen had gedaan. Eerst tegen den morgen viel ik in een onrustigen slaap. Na twee dagen werd ik nog eens kort verhoord. Men wilde voornamelijk weten, of ik bij den Duitschen consul was geweest. Ik was er werkelijk niet geweest, en wel uit vrees voor de G.P.Oe, maar waarschijnlijk geloofde men mij niet. Dadelijk daarna bracht ons de „zwarte raaf' in de „Butyrka". Ik bleef daar meer dan een maand. Met een beminden broeder, die ook in mijn cel was, heb ik menig goed uur mogen doorbrengen. Hoe vaak verlangden wij dan naar Gods woord. Bij gebrek daaraan riepen wij de verzen, die wij uit het hoofd kenden, in het geheugen terug en overdachten die dan samen. Nooit zal ik deze gezegende tijden, die meestal in de avondschemering vielen, vergeten. God zorgt voor Zijn kinderen en troost ze in de moeilijkste uren van droefheid, Later kwam er nog een lieve Russische broeder bij. Zijn gevangenneming had de "olgende oorzaak: Het vergaderlokaal was voor hen gesloten geworden, en daarom vergaderden steeds enkele families bij een broeder om Gods Woord te overdenken en elkander te stichten. De G.P.Oe zocht nu zulke kleine samenkomsten, ontbond ze en stuurde de deelnemers in de verbanning. Deze broeder had zijn Bijbel meegenomen, maar men had hem dezen afgenomen. In onze cel was het zeer nauw. Zij was voor 24 man berekend, er waren echter steeds 55—70 in, zoodat velen op den grond in den gang moesten slapen. Natuurlijk was ook ongedierte voorhanden, maar mén kon daartegen strijden, want er waren meest intelligente, zindelijke menschen in onze cel, die vaak hun ondergoed verwisselden. Ook werden alle kleederen in den tijd van mijn verblijf tweemaal ontsmet. Op een avond riep men mij uit de cel en las mij de beschuldiging voor, welke daarin bestond, dat ik propaganda voor landverhuizing had gemaakt. Ik werd daarom van contra-revolutie volgens § 58 punt 10 beschuldigd. Toen ik er op wees, dat ik van den militiechef toestemming gekregen had, om in mijn kwartier te wonen, schreeuwde de man: „Ik spuw op je militie-chef, die zal ik ook bij je in de gevangenis brengen! Je had bij de G.P.Oe om toestemming moeten vragen, die zou je teruggestuurd hebben en de omgeving van Moskou van jullie gezuiverd." Meer dan twee weken vergingen. Daar hoorde ik plotseling op zekeren dag, toen ik een middagslaapje hield, mijn naam roepen. Snel sprong ik op en spoedde rmj naar de deur. Alles drong zich daarheen en 't werd muisstil. De chef van de gevangenis hield een briefje in de hand en las met luide stem: „X door de GP.Oe, krachtens § 58 punt 10 tot vijf jaar concentratiekamp veroordeeld." Dan las hij nog een ander oordeel voor, dat 10 jaar luidde Wij moesten dat vonnis onderteekenen, de deur viel in het slot en wij konden er over nadenken. Den volgenden nacht sliep ik slecht en onrustig. Telkens werd ik wakker, en de gedachte, vijf jaar. van vrouw en kind gescheiden te worden, boorde in mijn hersens. Den volgenden dag echter sterkte ik mij in den Heer en werd geheel rustig, want een stem zeide mij, dat het toch anders zou uitvallen. Enkele dagen later ging ik op een avond weg naar Y Wij waren met 82—83 man in één wagen, die aan een personentrein gekoppeld werd. Het was een stille voorjaarsnacht. Alles wat ik in het laatste jaar beleefd had, Uet ik nog eens aan mijn innerlijk oog voorbijtrekken. Ik zag in den geest weer mijn lieve vrouw onder de hooge naaldboomen in den maneschijn staan en mij nablikken, toen de G.P.Oe mij wegvoerde. Hoe vaak zal zij daar nog later gestaan, gewacht en geweend hebben. Wanneer zullen wij elkander weerzien? Mij voerde de trein thans weg voor vijf jaar. — Maar ik blikte weg van de donkere aarde naar den hemel, van waar de sterren neerzagen, en werd getroost, want zij zeiden mij: Eén is het, die onze wegen leidt, en Hjj leidt ook uw weg. Nadat wij twee nachten en één dag gereden hadden, kwamen wij in Y.... aan. De reis was betrekkelijk goed gegaan, alleen hadden wij gebrek aan water. Reikte men een emmer water dan was het haast-je, rep-je, om ook een beetje machtig te worden. Kort voor Y.... werd onze wagen van den trein losgemaakt en wij stonden nog tot 's middags 3 of 4 uur. Dan werden wij buiten in gelid opgesteld en marcheerden onder sterke bewaking naar het kamp. Eer wij daar aankwamen, werden wij van diegenen onder ons gescheiden, die tot zoogenaamde vrije verbanning veroordeeld waren. Bij het kamp stonden reeds 270 man van een transport. Wij werden weer doorzocht, waarbij men ons alles afnam, ook het geld. Later echter kregen wij het zoogenaamde kampgeld, dat slechts binnen het kamp van de GP.Oe geldig was. Daarna gingen wij naar een barak, waar ons de slaapplaatsen werden aangewezen. Tegen 11 uur des avonds gingen wij eerst slapen. Reeds half vier des morgens wekte men ons. Vlug waschten wij ons, daarna kregen wij gort en theewater. Om 5 uur dreef men ons naar buiten, wij werden in rijen opgesteld en geteld, en nu ging het aan den arbeid. Eenigen moesten op de schepen in de onderste laadruimen arbeiden, anderen laadden op de groote opslagplaats het hout op, weer anderen moesten het tot het schip rijden. Velen moesten ook hout uit den spoorwegwagon laden en opstapelen. Ik moest nu eens bij de eene groep, dan weer bij de andere werken. Gemakkelijk was het nergens, maar het gemakkelijkst hadden het de voerlieden, onder wie ik ook een dag was. Zoo werkten wij tot 11 uur, dan was het middag. Tot men echter allen weer geteld had, was het half 12, en om half 1 moesten wij weer allen in het gelid, werden weer geteld en 's avonds om 10 uur was nog eens hoofdtelling. Men telde ons dus vijfmaal per dag, en dit tellen roofde ons den kostelijken slaaptijd, zoodat ons slechts 4—5 uur om te slapen overbleef. Het middageten bestond uit pap, 's avonds nog eens gort zooals 's morgens. Brood kregen wij per dag 1 kilo, dus voldoende. Zoo arbeidde ik ongeveer een week, dan werd ik naar Y.... verplaatst, waar eenige barakken waren. Hier had ik enkele dagen een Russische geestelijke tot buurman. Deze had een klein Testament, dat hij mij meermalen leende. De honger naar het woord van God was bij mij zoo groot geweest, dat ik weende toen ik het eindelijk weer eens in handen kreeg. Ik heb het woord van den Profeet leeren kennen, waar hij zegt: „Men zal van het eene einde der aarde naar het andere loopen en het woord Gods zoeken en het niet vinden." Ik kwam thans in de nachtgroep, die van 6 uur 's avonds tot 6 uur 's morgens werkte, en was daarom des middags vrij en las in het Testament Een oude Rus vroeg mij, wat ik las, en toen hij het vernam, moest ik hem voorlezen, lezen, want hij zelf kon niet lezen. Ik las hem uit het Evangelie van Johannes voor. „Ach, hoe mooi, ach, hoe goed!" prevelde hij voor zich heen. De moest dus nu des nachts werken. Vaak regende het en wij waren buiten. Geheel doorweekt kwamen wij 's morgens naar huis. De pauze was om 12 uur 's nachts. Vrije dagen kregen wij niet, wij gestraften moesten altijd werken. Eigenlijk zouden wij iederen elfden dag vrij krijgen, maar dit was slechts een ijdele belofte, want ik heb al dien tijd geen vrijen dag gehad. In de slaapplaats waren wij als haringen samengeperst. Luizen, wandluizen en vuil namen de overhand. Ik probeerde tegen het ongedierte te strijden, maar mijn huurlieden, echte Russen, verzuimden dit en waren zoo vol, dat de diertjes buiten op de kleeren rondwandelden. Onder zulke omstandigheden was mijn streven natuurlijk zoo, als wilde ik de zee leegscheppen. Bij den arbeid begeleidden ons altijd opzichters met geweren en onderopzichters zonder geweren. Vele arbeiders, vooral de jongeren, vloekten voortdurend, en de gruwelijkste vloeken verpestten de atmosfeer gedurende den geheelen werktijd. Hoe vaak zuchtte ik daar tot God om verlossing van deze vloekpHatsen. In ons kamp waren ongeveer 10.000 man. Zulke kampen zijn er bij Y vele, ongeveer 20 tot 30, gelijk men mij vertelde, en in ieder van deze kampen ongeveer 10.000 verbannenen. Brieven mochten wij schrijven, doch die werden allen door de G.P.Oe gelezen, en de meesten" verdwenen wel in de papiermand; want slechts nu en dan kreeg iemand een brief, die dan bijna alleen groeten bevatte.. Zooals reeds vermeld, werkten wij bij buitenlandsche schepen. Ik dacht bijna dagelijks aan vluchten en bad God, mij den weg daartoe te openen. Zoo werkte ik, tot op een nacht weer twee schepen aankwamen, waarvan het eene reeds geladen was. Toen wij den anderen avond weer aan den arbeid gingen, bezag ik het; het scheen mij passend te zijn. Ik moest in dezen nacht met vier Russen in een hoek van een groote houtopslagplaats werken. Slechts nu en dan kwam de opzichter. De Russen gebruikten deze vrijheid daartoe, in het in de nabijheid gelegen rookhuisje vaak te rooken. Dan was ik alleen, viel op de knieën en riep tot God, of Hij mij den weg tot vluchten wilde openen, indien het niet tegen Zijn wil was. Eindelijk kwam de pauze. Na het eten vertelde ik mijn buurman, een ouden, eerwaardigen Rus, die als koelak tot tien jaar concentratiekamp was veroordeeld, van mijn voornemen. Ik gaf hem mijn kampgeld, 30 roebel, en stond hem toe, mijn deken, mijn kussens en nog andere zaken voor zich te nemen, wanneer ik den volgenden morgen niet terugkwam. Dan namen wij afscheid. Hij werkte in een andere groep en moest ongeveer een half uur vroeger aan den arbeid. De barak was thans bijna leeg, en slechts een enkele man uit mijn groep was er nog in. Ik lag op mijn legerstede en bad God, of Hij mij den weg om te vluchten wilde wijzen, en Hij verhoorde mij en toonde mij bijna tot in alle bijzonderheden den weg, dien ik dan ook juist zoo gevonden heb. Dan liet ik mijn gedachten terug in mijn dorp zweven. Ik dacht aan vrouw en kind, aan mijn ouders, broers en zusters, aan alle kinderen Gods, die ik kende, en aan de heerlijke gemeenschap met hen, aan alle samenkomsten en bidstonden. — Hoe weinig hebt ge dat alles gewaardeerd, veel te weinig hebt ge de kinderen Gods lief gehad — en het was mij vooral pijnlijk, dat ik de bidstonden zoo weinig had bezocht. „Gij hebt het verdiend, en daarom moet gij dezen weg gaan!" klonk het in mij. Het ging mij als Petrus na de verloochening, ik draaide mijn gezicht in het kussen, en tranen van berouw vloeiden onweerstaanbaar. Daarna werd ik rustiger. Spoedig daarop riep men mij tot den arbeid. Rustig stelde ik mij in de rijen. Bij het schip moesten wij van elkander scheiden, en ik moest dan weer op mijn oude plaats gaan werken. In plaats dit te doen mengde ik mij echter onder de scheepsarbeiders en betrad met hen het schip. Ik snelde aan de andere zijde van het schip, — niemand was daar. Toen ik een deur opende, om in het binnenste van het schip te komen, wordt ook de tegenoverliggende deur geopend, en iemand ziet naar binnen. Vlug sluit ik en snel naar een andere deur, die ik open. Er is niemand te zien. Vlug snel ik de trap af naar beneden en kom in de stookruimte. Zij is leeg. Slechts een petroleumlamp verlicht spaarzaam het ruim. De eene hoek is geheel leeg. Daar val ik op de knieën en dank God voor de redding, want ofschoon ik pas de eerste schreden daartoe had gedaan, was ik toch van het welslagen er van overtuigd. Verder bad ik, dat de eerste man, die het ruim betreden zou, degene zijn mocht, aan wien ik mij mocht toevertrouwen. Spoedig daarna komt iemand de trap af naar beneden. Hij gaat naar het vuur en werpt er kolen op. Dan verlaat hjj' het ruim. Ik neem hem waar uit mijn schuilhoek, hij bemerkt mij echter niet. Spoedig komt hij terug. Eer hij het ruim verlaat, roep ik hem. Hij komt naderbij. Ik zeg hem, wie ik ben, en vraag hem om toestemming, op het schip te vluchten. Hij haalt een zaklantaarn te voorschijn, belicht mij van het hoofd tot de voeten, licht ook in alle hoeken en zegt dan: „Beste man, dat kan ik niet." Dan verlaat hij het ruim. Zijn afwezigheid gebruik ik om te bidden. Spoedig komt hij terug en brengt mij naar een andere plaats. Daar verhoort hij nuj nog eens, gaat dan heen en zegt mij, dat ik moet vrachten. Spoedig verschijnt hij met de verklaring: „Neen, het gaat niet, het kan mij het leven kosten." Op mijn dringend vragen zegt hij ten slotte: „Als je wilt, zoek dan maar een schuilplaats, maar ik kan het niet" Dat was mij genoeg. Ik tastte nu in de duisternis verder en vond een geschikte schuilplaats. Daar bleef ik. Twee dagen heb ik mij in deze natte en koude ruimte opgehouden. Den volgenden avond vond mij de stoker daar en zeide: „Mensch, ben je hier? Dadelijk breng ik je wat te eten en te drinken. Ik zou het al eerder gedaan hebben, maar ik wist niet, waar je was." Toen bracht hij mij heets koffie, wittebrood met boter, kaas en ham. Van dien tijd af bracht hij mij dagelijks driemaal eten. Het was als met Elia aan den beek. Na twee dagen had ik het in deze natte schuilplaats zoo koud, dat ik dacht het niet langer meer te kunnen uithouden, en op mijn verzoek bracht de man mij naar een andere schuilplaats. Daar was het warm, maar de ruimte was zoo smal, dat ik slechts even op mijn zijde kon liggen. Ons schip voer thans ongeveer 20 kilometer verder en lag dan vier dagen stil. Den geheelen tijd zat lag of stond ik daar in mijn donkere schuilplaats. Eindelijk voer het schip af. Wij moesten nu door het contrölestation, waar het geheele schip afgezocht werd. Ik kroop nu in een andere schuilplaats. Daar was het nat en smerig. Ongeveer een uur lag ik daar. Alles aan mij was doornat en van boven druppelde steeds meer water. Mij schijnt het, als moesten wij reeds door de controle heen zijn, en ik probeer er uit te komen. Daar bemerk ik, dat ik den ingang verloren heb en hem niet meer vind. De ruimte is zoo nauw, dat ik slechts op mijn buik glijden kan. Een vreeselijke angst overvalt mij. Toch word ik stil en bid God, of Hij mij den uitgang wil wijzen. Het gelukt ik vind hem. Ik trek mijn kleeren uit en wring het water er uit Dan trek ik ze weer aan en ga tegen een warmen wand staan, waar de kleeren ook gauw drogen. Als zij bijna droog zijn, komt mijn beschermer en roep: „Dadelijk zijn wij bij het contrölestation." Wij waren er dus nog niet door, zooals ik vermoed had. Weer ga ik bij het gat zitten, om naar beneden te kruipen, wanneer het noodig mocht zijn. De geheele bemanning moest op het dek. Dan hoor ik mannen aan boord komen. Het is de GP.Oe. Muisstil zit ik in mijn schuilplaats, om zoo noodig dieper te verdwijnen. Het wordt weer stil. De mannen hebben het schip verlaten, en het schijnt mij, alsof het zich weer in de vaart bevindt. Daar zie ik plotseling licht in den ingang van mijn schuilplaats. Vlug kruip ik naar beneden, kom echter niet ver, want verbazend vlug nadert het licht zich op den ingewikkelden sluipweg. Thans zie ik den man met de lantaarn, nu licht hij mij juist in 't gelaat. Ik sidder aan mijn geheele lichaam en wacht slechts op de woorden: „A nuka, towarischtsch, wyljesaj!" (Nu, kameraad, kom maar te voorschijn). Daar bukt hij zich, ik zie hem in 't gezicht en — Goddank — het is mijn beschermer. „Kom te voorschijn, zij zijn weg, de duivels. Zij hebben echter gezocht, vijfmaal telden ze ons." Met vurige dankgebeden, echter nog aan het geheele lichaam sidderend, kruip ik te voorschijn. Ik moet in het stookruim komen en men geeft mij te eten. Van dien tijd af werkte ik alle dagen in het stookruim, en alleen om te slapen zocht ik mijn schuilplaats op. Na menigerlei hindernissen, voornamelijk van formeelen aard, ben ik door hulp van vrienden gelukkig naar Duitschland gekomen. Groote dingen heeft God aan mij gedaan en mij met machtigen hand uit de verschrikkelijke handen van de G.P.Oe gered. Hem zij eer en dank daarvoor. Ik ben gered — maar nog smachten millioenen in de gevangenissen, concentratiekampen en oerwouden van Noord-Rusland en Siberië. Daaronder zijn ook vele kinderen Gods, tegen wie de G.P.Oe in bijzondere mate woedt. Daarom moeten we niet moede worden, voor onze broeders in Rusland te bidden. Het best zouden de arme menschen geholpen zijn, wanneer Rusland de deur opende en hen er uit liet. Wanneer daartoe ook tegenwoordig geen uitzicht bestaat, zoo willen wij toch niet versagen Immers Farao wilde ook niet, en ten slotte bad hij den kinderen Israëls, om snel weg té trekken. God kan helpen! VERVOLG BROCHURELIJST No. TITEL Prij. 54 Or. F. J. Krop, Ons parool ia den strijd tegen het- bolsjewisme. Gods* dienst. Gezin, Oezag > '. 0.20 55 Prol. A. Leceri, riet recht van weerstand in de H. Schrift en meer bepaald in het Evangelie 0.15 Sb Oodsdienst, Gezin, Gezag T. 0.40 57 Dr. F. J. Krop, „Hel communisme is het Koninkrijk Gods" 0.20 Wat te denken van deze stelling? 58 Dr. J. R. Callenbach en Di. t'. J. Krop. tnkeie opmerkingen naar aanieiaing van de Jodenvervolgingen in Duilschland ,, 0.25 59 Dr. F. J. Krop. Karl Man, de apostel van den haat , 0.2} OU fienrl Glass, Beschouwingen over de moderne Bolsjewistische Revoluties „ 0.20 61 Dl. F. J. Krop. Het Marxisme als economisch en sociaal systeem „ 0.20 62 Dr. F. J. Krop, Is one in Russia exposed to severe persecution merely on the grouud that one is a btliever / 0.15 63 De G.P.Ue. ol de gruwelen der Russische geheime Staatspolitie „ 0.20 64 Dr. F. J. Krop, Het marxisme in Sowjet-Rusland toegepast' 0.20 65 Dr. F. J. Krop, Welke toestanden het vijtjarenplan in Sowjet-Rusland schiep 1 0.20 66 Aan den vooravond van de Hitlenaansche overwinning. De dreigend* bolsjewistische revolutie S 0.30 67 Dr. Ad. Ehrt, Broeders in nood 0.20 68 Dr. G. Lodygensky, Getuigenissen inzake den toestand in Sovjet-Rusland „ 0.25 69 J. E. L., Allerlei „waarheid ' over Sovjet-Rusland inzonderheid over den hongersnood -. 0.20 70 Dr. F. J. Krop, Insinuaties ter linkerzijde inzake de inzamelingen voor de verhongerde Russen 0.15 71 J. E. Lasterie, in honger en naaktheid 0.20 72 Hoe de heer Harry Lang Rusland zag najaar 1933 .....,...„ 0.20 73 Dr. O. Schabert, De Baltische Ruslandarbeid 0.15 74 Oskar Bruhns, Hoe het in Rusland tot hongersnood kwam v 0.20 75 Schouwer, Het vernietigend oordeel van Henriëtte Roland Holst over Sowjet-Rusland. Bedrogen verwachtigen t.a.v. Sowjet-Rusland „ 0.25 76 Herriot in Rusland 0.20 77 J. Douillet: Eduard Herriot in het Wonderland of Rusland in vijf dagen „ 0.35 78 Dr. F. J. Krop: De wereldactie der god-loozen en de kerk , 0.15 VLUGSCHRIFTEN No- TITEL Prije — Dr. F. J. Krop, Radiotoespraak over de geloofsvervolgingen / 0.0S — Arbelderstoestanden ln het Sovjet-Paradijs , 0.03 — Laatste overdenkingen van een door de Oepeoe ter dood veroordeelde „0.05 — Wat lk ln Rusland gezien heb ln 1929—1930 0.10 12 Teleurgesteld terug uit Sovjet-Rusland 0.03 14 De vernieuwde actie der Godloozen 0.03 15 De Russ. geloofsvervolgingen en de plicht der Christenheld „ 0.10 17 Een en ander over de nandelstaktlek van Sovjet-Rusland en wat daarmee samenhangt „ 0.13 18 Hoe ze andersdenkenden den dood Injagen , 0.10 19 Het bestaan van Communistisch gevaar ln de koloniën .... „ 0.03 20 Dr. O. Schabert, Godsdienstvervolging of Godsdienstvernietiging? 0.05 25 Prol. Dr. L. Iljln, Het gezin ln gevaar ., 0.08 26 Prof. Dr. Auhagen, De waarheid omtrent den godsdlenstlgen toestand ln Sovjet-Rusland „ 0.10 27 De Russische Kerk en de SovJet-Regeering 0.06 28 P. Jankowskl-Junosze, Russische kerken ln Sovjet-Rusland en daarbuiten 0.13 29 Prof. Dl. Korenchewslcv, Eendracht maakt macht , 0.08 30 Dc. F. J. Krop, De Paaschcampagne der Godloozen en wat zy ons te zeggen heeft .... ,0.12 31 Xschegolev (naar). Het antl-godsdlenstlge werk onder de kinderen ln Rusland 0.08 32 N. A. Klépinlne, De godsdienst en de nieuwe conus, cultuur ,, 0.12 33 Annle Wleck, Een beeld uit Sowjet-Rusland „ 0.08 34 De gruwelen der concentratiekampen van de Sowjet-Onle „ 0.05 35 Prof. Dr. lwan Iljln, Hoort de signalen I 0.o8 36 . O. Hausdorf, De Joden en het Bolsjewisme 0.08 37 Berichten over den toestand der Orthodox-Russische kerk bulten Rusland, enz. 0.08 38 Rev. E. A. Walsh, Voornaamste stellingen v. de Sowjetsche propaganda tegen de Protestbeweging en de weerlegging ervan /0.U8 39 Het getuigenis van een Zwitser uit Rusland „ 0.08 VERVOLG VLUGSCHRIFTENLUST No. TITEL Prij. 40 Elschen der godsdienstig gezinde Russische arbeiders 0.01 41 frul. JJr. U. R. Nielauhi, Heelt de godsdienst ln Rusland „een toekomst? „0.08 42 U. Pinienuii, Het dekreet van het Fan-Russisch Centraal ultv. Comité en van den Raad van Volkscommissarissen tot regeling van godsdienstige vereenlglngen „0.08 43 Werkloosheid en werklust ln Sowjet-Hepubllek „0.08 44 Dr. O. Schabert, Beuisdiensten door West-Europeanen aan Sowjet-Rusland verleend, tegen de West-Europ. beschaving „ 0.05 45 Er wordt weer over de verwaarloosde kinderen gesproken .. „ 0.05 46 Briel uit Finland „0.05 47 fvotograiisch bewijsmateriaal betreffende Sowjet-Rusland .. „ O.üa 48 Waarheden en leugens, verbreid door een nieuw soort propaganda ten gunste van Sowjet-Rusland „0.12 49 Het „Proletarisch Kaartspel' van de Bolsjewlkl 0.05 50 Uit de maandberichten van Dr. O. Schabert , 0.08 51 Vrouwenleven ln den Sowjetstaat „0.08 52 Het Bolsjewisme ais Wereldbeschouwing, door Seminar Dlr. Uc. Th. Priegel te Breslau li „0.15 53 De strijd tegen den godsdienst , 0.08 54 Propaganda der Godloozen onder de Jeugd 0.05 55 Iets uil het A.B.C. van het Communisme, door P. Qaxotte „ 0.12 56 Godsdienstvervolgingen ln de Sowjet-KepubUek. Dit da Maandberichten van Dr. O. Schabert . „0.12 57 J. Jacoby. Hoe Sowjet-Rusland geregeerd wordt .......... „0.08 58 Kreten uit de diepte 0.08 59 Beknopte geschiedenis van het Bolsjewisme , 0.08 60 Prol. A. Lecerf. Calvinisme en kapitalisme „ 0.12 61 Tegen gezin en haardstede „0.05 62 Dr. O. Schabert, Het sterven van Bisschop Platon enz 0.08 63 Dr. O. Schabert, School en Kunst ln Sowjet-Rusland , 0.u8 64 Dr. D. Schabert, Hoe het Communisme de jeugd vergiftigt „ 0.05 65 Dr. O. Schabert, Verblinde Geloovigen „ 0.08 66 Dr. U. Schabert, Op weg naar de Oude School , 0.08 67 Hoe staat de Sowjet-regeermg officieel tegenover het geloof „ 0.05 68 Dr. F. J. Krop, Wat doet de Baltlsche Ruslandarbeld voor de vervolguen om des geluuiswiile 0.05 69 Dr. O. Schabert, Godsdienst ln het leger der godloozen 0.05 7ü loelichüng bij de tabel. , organisaties voor den anli-godsdienstigen strijd in Sowjet-Rusland 0.05 71 Dr. O. Schabert, Strijd tegen den godsdienst en tegen de luilakken „ 0.38 72 Communistische jeugd en godsdienst 0.08 73 Het bolsjewisme in Nederland en de toepassing van het geweld „ 0.08 74 Drie revoluties. De vijitiende jaardag van het bolsjewisme 0.05 75 Hoe opstanden in de Koloniën door het Sowjet-bewiud en de • Komintern georganiseerd worden 0.12 76 Dankbetuiging van Dr. O Schabert 0.08 77 M. Rigassi, Het dreigend Communisme 0.05 78 Dr. O. Schabert, Brieven uit Sowjet-Rusland 0.08 79 Twee brieven ovei den hongersnood in Rusland: één van Dr. O. Schabert en één rechtstreeks uit Rusland „ 0.10 80 Hongei in Rusland. Steeds meer bewijzen 0.15 81 De G.P.Oe.-Slavenhandelaar .... .0.05 82 Een getuigenis. Hungersnood en kannibalisme heerschen ook in Siberië :. „ 0.05 83 Correspondentie met President Roosevelt „ 0.10 84 Het lijden om Christus, wil en de Koomsch-Katholieke Kerk .. ,, 0.05 85 Komen de pakketten wel aan? „ 0.05 86 Aan het adres van den heer Ed. Herriot „ 0.08 87 Het nationalisme in de Oekraïne , 0.08 88 A. R. Lindt, Communistische activiteit in Jeruzalem , 0.05 89 De cultureele arbeid der G.P.Oe ; „ 0.05 90 Het schrikbewind in Rusland na de revolutie 0.05 91 J. T., Hoe Moskou-Reizigers worden ontgoocheld 0.05 92 Serge de Chessin, Het communistische Rusland zal altijd honger hebben 0.08 93 Verax, de heer Heriiot en de bolsjewisten 0.03 94 Dr. O. Schabert, De strijd tegen den godsdienst , 0.15 J. E. L.. Woestijnen in het bolsjewistisch paradijs 95 Ellende in Rusland - De wereld in gevaar 0.05 96 J. E. L.: Hoeveel predikanten zijn er nog in Rusland?.... , 0.05 97 Dr. F, J. Kropi „Kameraad" van Os stelt een „objectief" onderzoek in te Moskou „ 0.08 98 Dr. O. Schabert: Hce Aarts-bisschop Antonius van Archangel leed en stierf. Een beeld uit de Kerk onder het Kruis 0.0S