No. 83 PRIJS 35 CENT MARTELAARGESCHIEDENISSEN UIT RUSLAND DOOR Dr. O. S C H A B E R T UITGAVE „GELOOF EN VRIJHEID" 1e PIJNACKERSTRAAT 102-106 - ROTTERDAM BROCHURES over de Russische Geloofsvervolgingen en het Communisme, uitgegeven door de Chr. Mannenvereen. ..Gij zijt allen broeders". Ie Pijnackerstraat 102-106, Rotterdam. Bestellingen bij Stemerding & Co. No. TITEL. Prijs — Dr. F. J. Krop, Ons beginsel en ons streven. ƒ tl.25 — Th. Aubert, De groote Protestmeeting in Albeit-Hall, te Londen ........ „ 0.1S — Piot A. v. Kartachov, Rede' op dè meeting van 5 Maart 1930 „ 0.15 — Dr. G. Lodygensky, De huidige geloofsvervolging in Rusland 0.30 — Dr. L. H. Grondijs, De vervolging van het Christendom door de Sovjets .. ,, 0.20 — J. DoniUet, De werkelijke toestand in Sovjet-Rusland ............... „ 0.30 — Dr. F. J. Krop, Een en ander over het Communisme i „ 0.50 — Dr. O. Schabert, Slachtoffers van het Bolsjewisme V , 0.65 — Ir. Max Henkart, Sovjetbeloften en werkelijkheid ...... 0.25 — Rob. de Traz, Verontwaardiging over de laksheid der Christenheid v „ 0.15 11 De heerschappij der Communisten van 1917—1930 i „ 0.35 12 Dr. Karl Nötzel, Oorsprong, wezen en beteekenis van het bolsjewisme .. „ 0.20 13 R. Ton Koschfitski, Herinneringen aan Rusland ,, 0.25 14 Pröt N. von Arseniew, Godsdienst in Sovjet-Rusland .... . ,0.15 15 Dr. J. R. Callenbach en anderen, .Toespraken over de Russ. Geloofs vervolg. „ 0.50 16 C. Shevitsch, De gevolgen van de buitenlandsche protestbeweging op den godsdienstigen toestand in Rusland '.„., , .. 0.15 17 M. Mischailoff, De Russ. Orth. Kerk onder het Sovjet-Regime 0.35 18 Dr. W. Künhaupt, Het Bolschewisme — zijn ideeën, bedoelingen en ondergang ....„..„„„... .; .0.20 19 De godsdienstvervolgingen in Rusland (uit het Russische blad ,,Dni") .. ,, 0.20 20 Wat is het Bolschewisme en hoe ziet het er in Rusland uit? „ 0.15 21 Tina Schmidt, Mijn reis in Rusland , ,.0.15 22 Dr. G. Lodygensky, Rusland in 1930 „0.40 23 Boris Eliacheii, De Sowjet Dumping ,,0.15 24 Dr. F. J. Krop, Het Bolsjewisme in de praktijk en wat wij uit die wereldactie kunnen leeren 0.20 25 Dr. O. Schabert, De Baltische arbeid voor Rusland , 0.25 26 Dr. F. J. Krop, Pinksterevangelie en Bolsjewisme 0.20 27 Frédéric Eccard, De dwangarbeid in Sovjet-Rusland 0.20 28 Dr. F. J. Krop, De treurige toestand der arbeiders in Sowjet-Rusland en de Kerken 0.20 29 G.Z.A.B.-Béstuurslid, De Russ. arbeider onder communistische heerschappij .......... — « < 0.20 30 De intern. Samenkomst der Kerken te Genève, 10 Sept. 1931, en de roeping van den Volkenbond inzake de Russ. geloofsvervolgingen ƒ0.15 31 Dr. F, J. Krop, De gunstige berichten van reizigers, die de Sowjet-repu- bliek hebben bezocht, en de werkelijkheid ,, 0.15 32 Dr. F. J, Krop, Nog eens; De gunstige berichten van reizigers, die de Sowjet-republiek hebben bezocht, en de werkelijkheid 0.20 33 Ds. J. de Saussure e.a., Intern. Kerkelijke samenkomst te Genève, om de aandacht van den Volkenbond op de godsdienstvervolgingen in Sowjet-Rusland te vestigen .* ,. 0.40 34 Dr. F. J. Krop, De Kerstcampagne en de geloofsvervolgingen ........ ,, 0.20 35 Dr. F. J. Krop, Dwangarbeid, terreur. Een adres aan de Ontwapeningsconferentie -. ■ "•: ',» 0.20 36 Geweld en Terreur in Sowjet-Rusland .. 0.25 37 Staat men in Rusland aan felle vervolging bloot, alleen om het feit, dat men geloovig la? 0.20 38 Mijn ervaringen in de Russische gevangenissen en hoe ik uit de klauwen der G.P.Oe ontkwam " "Hi 39 Gawroesja Boerja, Onder het juk der Sovjets -. 0.25 40 Dr. F. J. Krop, Mijn reis naar de Russische grens, of wat ik zag van het werk van Dr. O. Schabert e.a .......1 0.30 41 Dr. F. J. Krop, De Lappo-Beweging ,0.15 42 Een Handleiding over Gewapenden Opstand 0.25 43 Dr. F. J. Krop, De Lappo-Beweging 1932 .. 0.20 44 Th. Aubert, Het Leven der Arbeiders in Sowjet-Rusland „ 0.30 45 Pierre Maury, Gedachten over het Communisme ,. 0.25 46 Dr. F. J. Krop, Wat het bolsjewisme feitelijk is en bedoelt 0.20 47 Het leven en lijden van de vrouw in Sowjet-Rusland ,.0.39 48 Dr. F. J. Krop, Plicht en Roeping der Christenen ten opzichte van de vervolgden in Sowjet-Rusland ... „ 0.20 49 Grepen uit Finland's verleden (met een inleidend woord van Dr. Krop) „ 0.20 50 Dr. Raymond Devrient, De sociale consequentie van het Bolsjewistische 51 d/."a. Ehrt en Dr. x Schweickert, De bolsjeviseering van Duitschland „ 0.35 52 Dr. F. J. Krop, De beteekenis van Finland in den huidigen cultuurstrijd „ 0.35 53 Dr. F. J. Krop, Waarom maakt gij U toch zoo druk over Rurland? ...... ..0.30 54 Dr. F. J. Krop, Ons parool in den strijd tegen het bolsjewisme: Godtdienst. Gezin, Gezag 0 2? MARTELAARGESCHIEDENISSEN UIT RUSLAND DOOR Dr. O. SCHABERT „GELOOF EN V R IJ HEID' 1e PIJNACKERSTRAAT 102-106 - ROTTERDAM Op de onderste plank: plm. 12.000 brieven c.s.) kon helpen. Op de bovenste plank: plm. van noodlijdende Christenen in Rusland, die de 12.000 brieven van zelfde leeddragers, die men „Baltische Rusland-arbeid" (Dr. O. Schabert niet heeft kunnen helpen, omdat de kas leeg is. Zie pag. 31 MARTELAAR-GESCHIEDENISSEN UIT RUSLAND Het hier volgende materiaal dank ik aan de vriendelijke bemiddeling van Prof. N. v. Arsenjew te Königsberg, die mij ook het alleen-recht der Duitsche bewerking van het Russisch origineel verschafte. D- O. Sch. Steeds en altijd weer hoort men in het Westen de bewering, dat er in Rusland geen Christen-vervolgingen zijn. Onlangs stond zelfs in een Hollandsen blad de beeltenis van een Russischen priester en zijn gef acsimüeerd getuigenis, dat allen in Rusland in vrijheid hun geloof belijden kunnen. Tegenover dit getuigenis staat echter de werkelijkheid, dat de Sovjet-Rus in het geheel niet ontkent, dat nrj een Christen-vervolger is. Hoe zou het ook anders kunnen zijn? Wanneer Lenin verklaart, dat het reeds 'n gemeenheid is, van God te spreken; wanneer men op den 17en Partijdag 34 den eisch stelt: „Men moet er voor zorgen, dat in geen enkel dorp meer een kerk of priester gevonden wordt"; wanneer Stalin in zijn tweede Vijfjarenplan bepaald verlangt: „iedere godsdienst moet geliquideerd worden , dan is t een bespottelijkheid, altijd-door de bewering naar voren te brengen: er is geen Christenvervolging in Rusland. Hoe liquideert men dan de kerk, zonder dat hare leden lijden? Bij nadere beschouwing blijken al die getuigenissen tegen de Christen-vervolging evenzeer een vervalsching te zijn als de bedoelde brief in die Hollandsche courant, die in de taal van een onbeschaafde is geschreven, terwijl het portret van den schrijver dat van een geleerde schijnt. Maar, zegt daar iemand, heeft niet de Metropoliet Sergius tegenover buitenlandsche journalisten betuigd, dat de Kerk in U.S.S.R. niet wordt vervolgd? Ja, dat heeft hij gedaan. Dit is echter op te - vatten als de vertwijfelde poging van een man, die hoopt (daar hulp van buiten niet is te verwachten), door zulk een verklaring de afgemartelde geestelijkheid voor verdere vervolgingen te vrijwaren. Het is hem niet gelukt. „Wie zonder zonde is, werpe den eersten steen op hem". Zeker, er zijn geestelijken, die niet de kracht van den tegenstand bezitten en met een toegeschroeide consciëntie als Sovjet-beambte of als agent der G.P.U. eindigen. Maar ook zelfs onder de eenvoudigste geestelijken is de overwinnende kracht van het Geloof tot uiting gekomen. Hoewel ze over weinig ontwikkeling beschikken, zijn ze toch over weinig getrouw geweest en hebben ze deze trouw tot op het uiterste betoond. Ja, helden des geloofs treden ons hier tegemoet. Hiervan getuigt het hier volgende materiaal. Het is afkomstig van een man, die in de jaren 1930—1933 in Rusland heeft geleefd en uit eigen ervaring hierover schrijft. Hij heeft mij dit materiaal verstrekt, opdat ik, hieruit puttend, de gansche Christenheid tot de erkentenis zal helpen brengen, hoe goddeloos het gindsche regiment is. En ook, opdat langzamerhand verdwijnen mogen typen als een zeker geestelijke (ik wil niet de kerk noemen, tot welke deze man behoort), die, hoorend van de vervolging der Russische Christenen, deze domme vraag stelde: „Waarom worden ze dan vervolgd? Wat hebben ze dan gedaan en waarom kunnen ze zich dan niet voor de Rechtbank verdedigen?" Hij heeft geen idee van al de beproevin- gen der Russische broeders over de zoo dichtbij liggende grens. Men belijdt met de Christenheid iederen Zondag: „Ik geloof ééne heilige Christelijke Kerk", terwijl men zich over de leden van deze ééne Kerk niet bekommert, en zich met de bekende vraag verontschuldigt: „Zal ik de hoeder van mijn Russische broeders zijn?" Mogen de volgende mededeelingen, waarvan het origineel in het Russisch geschreven werd, de Christenheid de oogen openen voor het lijden, dat de Russische Christenen ondergaan. Want ze lijden „voor ons" (Col. 1:24). Liquidatie van den Godsdienst, zoo luidt een Programpunt in het Tweede Vijfjarenplan van Stalin. Het gaat hierbij natuurlijk tegen iederen gddsdienst. Tegenover de Mohammedanen is men naar verhouding verdraagzaam, want men is bevreesd voor hun fanatisme. De Synagoge heeft onder de vele Joodsche Commissarissen machtige voorsprekers (Kaganowitsch, Litwinow-Wallach, enz.). Zoo is dan de gansche vernietigings-zucht tegen het Christendom gericht en tegen de verschillende Christelijke Kerkgroepen, in het bijzonder tegen de Grieksch-Orthodoxe Kerk, waar deze de sterkste godsdienstige groep is in Rusland, die indertijd haar stempel op heel het volk zette. Vrij in Rusland is alleen slechts het persoonlijk geloof. Gelijk bij alle Christen-vervolgingen is de hoofd-vijandschap tegen de Dienaren der Kerk gericht. Zij zijn de leiders der Gemeente; daarom moeten zij voor alles worden „geliquideerd". Hun lijden is echter ook om een andere oorzaak het zwaarst. In Gods Oog staat weliswaar het lijden van een eenvoudig lid der Gemeente misschien hooger dan dat van een Bisschop, maar de' laatste lijdt behalve om zijn geloof ook om der wille van zijn ambt Daardoor komt het, dat de Gemeente het lijden van haar ambtsdragers hooger schat en er acht op slaat, hoe ze moeten lijden en geleden hebben, terwijl wij van het lijden der Gemeenteleden zelden bericht ontvangen. Er zijn in Rusland bijvoorbeeld eenvoudige „Kruisdragers", boeren, die in heiligen eenvoud naar het Woord der Schrift het Kruis óp zich nemen en daarom een kruis op een zichtbare plaats dragen. Zij hebben dit kruis niet afgelegd, in weerwil van alle bevelen. Ja, ze zijn daarvoor in den dood gegaan. Maar wij weten niet, hoe zij geleden hebben, hoe ze gestorven zijn, ofschoon dit alles heerlijk is geweest. Wanneer evenwel de Metropoliet Benjamin van Petersburg zijn leven eindigt met het woord van Chrysostomus: „Geloofd zij God voor alles", is dit bewaard gebleven. En we weten niet alleen, dat hij om der wille van zijn geloof en zijn ambt is gestorven, maar ook hoe hij gestorven is. Daarom zal men het kunnen begrijpen, dat er in de volgende mededeelingen bijna steeds over het lijden der Dienaren der Kerk sprake is. Het zijn voorbeelden uit de ongetelde schare dergenen, die om hun ambt en hun geloof in den dood zijn gegaan. Zou men het lijden van allen, die in Rusland om de zaak van het geloof den doodsweg betreden hebben, willen beschrijven — „de wereld zou de boeken, die te schrijven zouden zijn, niet kunnen bevatten" (Joh. 21 : 25). Want zóó groot is het getal der martelaren. Zoo komen wij tot de beschrijving der Martelaars-geschiedenissen van Dienaren der Orthodoxe Russische Kerk. Wie een priester is in Rusland, is een man zonder rechten. Officieel heet het: hij is van zijn stemrecht vervallen. Dit beteekent voor hem en de zijnen het allerbitterste. De van rechten beroofde heeft geen recht op de broodkaart, waardoor alleen toch het mogelijk is, brood en andere eetwaren tegen bereikbare prijzen te bekomen. Hij moet daarom hongeren en is op aalmoezen aangewezen. De van rechten beroofde heeft met zijn familie geen aanspraak op medische hulp. Particuliere ziekenhuizen zijn er niet, en de staats-zieken-inrichtingen hemen den van rechten beroofde niet op. De van rechten beroofde kan zijn kinderen niet naar de school zenden. In Rusland zijn slechts staatsscholen en deze zijn voor de kinderen van den van rechten beroofde gesloten. De van rechten beroofde heeft geen recht op arbeid in de openbare bedrijven, en particuliere ondernemingen zijn er in de TJ.S.S.R. niet. De van rechten beroofde heeft geen recht op een woning: de huizen behooren alle aan de communistische gemeenschap en voor den van rechten beroofde is hierin geen plaats. De geestelijken en hun familie leven ergens in een verstolen hoek bij kennissen of moeten in een gang hun kampement opslaan. Maar ook zelfs die „hoek" is moeilijk te vinden. Men ontvlucht de geestelijken, gelijk men het een melaatsche doet, want men is bevreesd voor de G.P.U., welke ieder, die omgang met een geestelijke heeft, verdacht maakt. Op straat kan de geestelijke ongestraft beleedigd, ja, mishandeld worden. In het station te Riga komt een trein uit Moskou aan. Onder de passagiers bevindt zich ook een familie, aan wie het gelukt is, uit Rusland te ontkomen. Een 11-jarige jongen is er bij. Wat valt hem het eerst op? Een Russische priester, die rustig tusschen de menigte staat, en onderzoekende blikken op de reizigers werpt. „Mama, .mama," roept hij, „zie, een priester. Waarom slaat hem niemand?" Hij komt zoo juist uit een land, waar de geestelijke zonder rechten is; ieder kan hem slaan; straffen daarvoor worden niet uitgedeeld. Zelfs in de kerk, tijdens de godsdienstoefening, is hij zonder rechten: ieder mag hem ongestraft beleedigen. Wie door de dorpen in de TJ.S.S.R. reist, waar de boeren gedwongen worden, in die Citadellen der Godloosheid, de Kolchosie (collectieve huishoudens) in te treden, ziet overal hetzelfde beeld. Wanneer er werkelijk nog kerkgebouwen gevonden worden, zijn de deuren kapot, de vensters ingeslagen, het Kruis omver geworpen, terwijl het inwendige de sporen vertoont van menschelijke laagheid en vuilheid. In de steden ziet het er niet beter uit, Moskou en Petersburg uitgezonderd. (Men moet den vreemdeling toch immers kunnen aantoonen, dat men de kerken cnaangeroerd gelaten heeft). Ken ooggetuige bericht: „Wij woonden vier jaar in een groote stad met 200.000 inwoners. Toen wij er ons vestigden, waren er ongeveer 14 kerkgebouwen en 40 geestelijken in deze stad. Toen wij vertrokken, was er nog een kerk overgebleven, op het kerkhof, waar drie oude priesters hun ambt vervulden. De kerken zijn alle op bevel der Sovjet-regeering verwoest. En de priesters? Ze sterven langzamerhand weg in de gevangenissen en in de verbanning. In het verre Oosten, of in Turkestan, vindt men noch priesters, noch kerken." De methode, die hierbij wordt gevolgd, is deze: allereerst wordt de geestelijkheid verwijderd en dan wordt de verweesde kerk „geliquideerd". Hoe dat gebeurt, moge het volgend voorbeeld aantoonen: Iedere kerk wordt door 'n kerkeraad bestuurd. Deze wordt door den clerus en een paar leeken gevormd, die dan voor de instandhouding van het kerkgebouw, voor de verlichting, enz., te zorgen hebben. De G.P.U. zoekt uit deze kerkeraadsleden den meest onontwikkelde, die lezen noch schrijven kan, uit, om verhoord te worden. Dit verhoor heeft ongeveer den volgenden loop: „Wie bestuurt de kerk?" „De kerkeraad." „Wie behoort daartoe?" „De priester, de voorzitter en de vertegenwoordigers, die door de Gemeente gekozen 2ijn." „Er is dus in de kerk een organisatie, die door eenige menschen gevormd wordt?" „Ja, ze moet voor de kerk zorgen." „Dank u. Onderteeken, wat u gezegd hebt." En de niets kwaads vermoedende zet zijn handteekening, waarmee een lid van den kerkeraad heeft bevestigd, dat er in de kerk een organisatie aanwezig is, en daar iedere organisatie — behalve de staats-communistische — als contra-revolutionnair geldt, worden de kerkeraadsleden, voor allen echter de clerus, in hechtenis genomen. Als het noodig is, worden ook de „wereldsche" leden gearresteerd. Thans is het aan de G.P.U., welke boete gekozen zal worden: verbanning voor den tijd van drie jaar of de dood door den kogel. Wanneer in de kerk geen godsdienst-oefeningen meer gehouden worden, wordt ze „als kerk" gesloten en tot een bioscoop-theater of volkshuis omgebouwd. Een andere truc van de G.P.U.: In het jaar 1930 verdwenen de kleine zilveren munten geheel uit het geldverkeer. Het verzamelen daarvan werd speculatie genoemd en verboden. Behalve bij de „kapitalisten" werden ook in de kerken onderzoekingen ondernomen. Terstond na de godsdienstoefening, vóór nog de kerkeraadsleden in staat waren geweest, de opbrengst der collecte bij een bankinstelling in te wisselen, verschenen beambten Van de G.P.U., die dan een „verzameling van klein geld" constateerden. Priester, diaken, voorzitter, enz., werden daarop gevangen genomen, want zij hadden met klein geld „gespeculeerd". Ook hierop stond de straf van verbanning of dood. Op de markt te Kaluga zit een oude priester, Vader S., dié bloemen verkoopt, om een bete broods te verdienen. Hij heeft kleine bloemruikers tusschen zijn uitgedroogde vingers en ziet om zich heen, of niet een kooper te vinden is. Rondom hem speculanten van allerlei aard, die den nood van hun naaste voor hun handel uitbuiten, en dieven, die het gestolene verder aan den man brengen. Plotseling verschijnt er een soldaat. „Heb je een Handelspatent?" „Neen," antwoordt de van rechten beroofde geestelijke, „maar deze bloemen heb ik ver van de stad aan den kant van het veld geplukt." „O, jij hondenzoon, ik zal je leeren, zonder patent te handelen." De soldaat geeft den ouden man een stomp tegen de borst en rukt hem de bloemen uit de hand, zoodat ze in het straatvuil vallen. De oude hoed van den geestelijke valt van zijn hoofd, wanneer hij zich omlaag bukt naar zijn bloemen En dan wordt hij naar de soldatenkazerne gebracht en vanwege zijn speculatie door de GP.U. naar de Petchora verbannen. *) Daar, naar de meening van de G.P.U., het ambt van den geestelijke als een handwerk moet worden opgevat, en wel als een schadelijk handwerk, wordt hiervan de hoogste belasting geheven. Daar de geestelijke deze belasting natuurlijk niet kan betalen en de verarmde gemeente ze in de meeste gevallen niet kan opbrengen, wordt ook in dit opzicht niet lang geaarzeld. Gevangenneming en verbanning volgen wegens het niet betalen der belasting, want zoo iets is verzet tegen de voorschriften van het Sovjet-bestuur. Waar niets te beschuldigen valt, worden eenvoudig geheel willekeurige aanklachten uitgebracht, die alle ten doel hebben, den priester „contra-revolutionnaire werkzaamheden" ten laste te leggen. Priester X. woonde in de stad A. Hij had een slaapgelegenheid in een gang bij 'een kennis gevonden. Op dezen gang kwam ook de deur uit van een kamer, die door een communist werd bewoond. Het leven van den priester speelde zich dientengevolge als voor de oogen van den communist af. Men nam den priester gevangen en de communist werd bij de G.P.TJ. ontboden. Hij moest helpen, dé contra-revolutionnaire werkzaamheid van den priester te ontmaskeren. Hield hij er nog eenigermate een geweten op na, of was hij geheel onnoozel — in ieder geval, op het verlangen van den rechter van instructie, mededeelingen te doen omtrent de contra-revolutionnaire werkzaamheid van den priester, gaf hij trouwhartig ten antwoord, *) Naast de beschuldiging van „contra-revolutionnaire werkzaamheid" wordt vooral heel graag „speculatie" als de misdaad der geestelijkheid genoemd, om hen, als bondgenooten van de kapitalisten te brandmerken. niets daarvan bemerkt te hebben, daar de geestelijke nimmer met één woord over politiek had gesproken. „Domoor," zei de rechter van instructie, „begrijp je dan niet, dat wij die priesterlijke werkzaamheden toch op de eene of andere manier moeten vernietigen?" De communist ontving ten slotte een berisping en werd vermaand, in de toekomst meer opmerkzaam te zijn. De priester moest echter in verbanning gaan. Waar men niet langs deze omwegen gaat, kiest men eenvoudig folteringen, om datgene te bereiken, wat noodzakelijk is. Zoo worden b.v. de vingers tusschen de deur geklemd. Of men laat de gevangenen hongeren, waarna men hun sterk gezouten haringen voorzet, die ze dan in hun grooten honger verslinden. Maar daarna wordt hun dan een dronk water ontzegd. Enz., enz. De Russische geestelijken beschouwen al dit lijden als hun door den Heere - God opgelegd, gelijk ook de Heilige Schrift aan de geloovigen dat lijden heeft voorspeld. Dit sterkt hen tot zulk een buitengewone standvastigheid, dat zij geloofshelden worden, getuigen voor de Waarheid, martelaren in den waren zin van het woord. De Bisschoppen gaan in dezen vooraan. Aartsbisschop Darion van Moskou was een groot man, een deftig man. Hij bezat een omvangrijke kennis, en was in de hoogste mate begaafd. „Licht der Kerk" noemde men hem in zijn beste jaren. Zijn invloed was meer dan gewoon — daarom moest hij uit den weg worden geruimd. In 1922 begon zijn lijdensweg. Hij werd voor den tijd van drie jaar door de G.P.U. naar Archangelsk verbannen. Na verloop van dezen tijd keerde lüj naar Moskou terug, werd opnieuw gearresteerd en weer voor drie jaar verbannen, thans naar Solowki in de Witte Zee. Nadat ook, deze verbanningstijd ten einde was, kwam hij weer in zijn kerspel terug om zijn ambt op te nemen. Weer nam men hem vast, en hij werd naar den „Jaroslaw'schen Isolator" gebracht, die extra met het doel gebouwd was, om de meest onhandelbare geesten tot rede te brengen en tot een bekentenis te dwingen. Na lange gevangenschap, die hem evenwel niet had kunnen breken, kwam zekeren dag een hooge G.P.U.-beambte in zijn cel, een Let, die zich den naam van de zeer voorname Russische familie Tutschkow had toegeëigend. Hij beloofde Ilarion volle vrijheid op voorwaarde, dat hij zou verklaren, een Godlooze te zijn, of zich voor het minst bij de zoogenaamde „Levende Kerk" zou voegen, welke kerk niets anders is dan een kerkelijk filiaal van de G.P.U. i) Harion verhief zich in zijn gansche lengte. Bevend van toorn zei hij: „Hoewel ik een Dienaar der Kerk ben, ben ik toch ook een Rus en kan toornig worden." Daarop greep hij den Judas bij de kraag en wierp hem de deur van zijn „Isolator" uit. Het gevolg was, dat Ilarion naar een noordelijk concentratiekamp gebracht werd, welks bewoners meewerken moesten aan het graven van het Kanaal, waardoor een verbinding tusschen de Oostzee en de Witte Zee zou tot stand gebracht worden. Ilarion werd tot opzichter van een grooten troep uitgemergelde gevangenen aangesteld, die in opdracht hadden, een bosch te rooien. Wanneer dit „gezelschap" niet aan de vereischte hoeveelheid kwam, werd Ilarion daarvoor verantwoordelijk gesteld. Men werkte van 3 uur 's morgens tot 9 uur 's avonds, maar de geëischte hoeveelheid werd niet bereikt, daar de lichaamsverzwakking der arbei- *) Tijdens een drukbezochte bijéénkomst van theologen — in 1923 — was een beroemd Duitsch kerkhistoricus vol geestdrift voor de „Levende Kerk" (de man meende het Russisch machtig te zijn). De versteende Russische Kerk zou op deze wijze onze Hervorming nader komen. Sancta simplicitas. Mijn tegenspraak werd niet geloofd. Op ongemeene wijze weten de SovjetRussen het Westen te bedriegen. denden steeds meer toenam ten gevolge van de zeer spaarzame porties voedsel. Tegelijk ook werden de arbeidsvoorwaarden steeds zwaarder. Niet zelden moest men tot op het middel in de sneeuw of in den moerassigen bodem werken. Werd de taak niet volbracht, dan ontving de aartsbisschop een extra-straf. Men verkleinde zijn portie, die tot op dat oogenblik uit 500 gr. brood, 10 gram suiker en een klein bord grutten had bestaan voor een tijdduur van 24 uur. Vervolgens liet men hem den ganschen nacht onder de scherpste bewaking blootsvoets in de sneeuw staan, totdat zijn voeten bevroren waren. Men bracht hem in het ziekenhuis, waar hij door typhus werd aangetast. Ongebogen en ongebroken stierf hij in 1932. De G.P.U. heeft 10 jaar lang aan de vernietiging van dit waardevol menschenleven gewerkt Andere getuigen in Bisschopsgewaad. Toen het lijden van Aartsbisschop Antonius van Archangelsk voorbij was *) werd in zijn plaats X. benoemd. Toen deze zich daarop naar de plaats van zijn bestemming begaf, vond hij er geen onderdak. Alle huizen in een stad, ook de particuliere woningen, zijn „gecommuniseerd". Geen enkele stedelijke woning mag een geestelijke onderdak verleenen, en particuliere personen hebben angst voor de G.P.U., wanneer zij een Bisschop bij zich toelaten. Zoo overnachtte de Bisschop dan in een kerk, tot hij ten laatste bij een oude vrouw een toevlucht vond. De G.P.U. ontbood hein. „Wij hebben gehoord, dat u het ambt van een Bisschop hebt aangenomen — weet u, waarmee u te rekenen heeft?" „Ik weet het," luidde het antwoord. „En u besluit, om te blijven? Denk aan het lot van uw voorganger."*) 2) Over het lijden en sterven van Aartsbisschop Antonius werd breedvoerig verteld in R. EV. P. Nr. 3, 1934. 3) Men liet Aartsbisschop Antonius in den letterlijken zin van het woord levend verrotten. De Bisschop antwoordde: „Niemand van u lij de als een doodslager, of dief, of kwaaddoener, of als een die zich met eens anders doen bemoeit; maar indien iemand lijdt als een Christen, die schame zich niet, maar verheerlijke God in dezen deele (1 Petr. 4:15, 16). Hij werd verbannen Bisschop N. uit E. treedt hem waardig ter zijde. Onvergetelijk blijft zijn laatste godsdienstoefening vóór zijn verbanning. De kerk was overvol. In het bijzonder waren veel Ukrainers tegenwoordig, die men aan hun witte halfpelsen kan herkennen en die van uit het Zuiden naar het Noorden verbannen waren. De Bisschop las het Schriftgedeelte (II Cor. 4:8—11): „ als die in alles verdrukt worden doch niet benauwd; twijfelmoedig doch niet mismoedig, vervolgd doch niet daarin verlaten, nedergeworpen doch niet verdorven, altijd de dooding des Heeren Jezus in het lichaam omdragende, opdat ook het leven van Jezus in ons lichaam zoude geopenbaard worden." De gemeente snikte. „Waarom weent ge?" vraagt de Bisschop. „Weet ge dan niet, dat het Evangelie zegt: „zalig zijt gij, wanneer u de menschen smaden en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken om mijnentwil (Matth. 5:11)". Het was de laatste prediking van den getrouwen getuige. Toen sloeg ook luj den lijdensweg in naar het Petschora-gebied. Bisschop J. Een geestelijke, die door den Patriarch van Moskou tot bisschop eener stad wordt benoemd, kan dikwijls zijn ambt niet aanvaarden, omdat Hij was met wormen overdekt. Verscheidene gevangenen bracht men in zijn cel, hun den Bisschop toonend, dat beeld van jammer en ellende, om hen zoo tot bekentenissen, te dwingen." Zoo zullen wij jullie ook laten verrotten, wanneer je niet bekent," was de telkens herhaalde bedreiging, die de GP.TJ.-rechter tot de gevangenen richtte. hij steeds en altijd weer verbannen wordt. J. heeft dit lot reeds 13 jaar lang gedragen. Onze berichtgever trof hem aan in een Russische gevangenis, waar hij den dwangarbeid verrichtte, waartoe hij veroordeeld was. Zijn oude grijze moeder volgde hem overal. Zij was met hem in het ijskoude Petschora-gebied en in het zengend heete Turkestan; ja, zoo worden de Dienaren van Christus door de Sovjetregeering heen en weer geworpen. Toen hem weer eens gezegd werd, dat hg naar een nieuwe verbanningsplaats gebracht zou worden, dankte hij zijn rechter daarvoor, terwijl hij zei: „Het beste middel, om Gods Woord te verbreiden, is, de geestelijkheid in de verst gelegen uithoeken van Rusland te zenden." Hij zelf verhaalde het volgende van zijn lijdens-ervaringen: Begin 1932 was hij in de stad W. aangekomen. Bij een diaken vond hij een onderkomen, (deze diaken was als door een wonder vrij gebleven). Op zekeren dag verschenen de agenten van de G.P.U. met het bevel, den diaken gevangen te nemen. Tijdens de huiszoeking vonden zij ook den Bisschop. „Wat is dat voor een exemplaar?" vroeg de agent. „Bisschop J." „Ah, Bisschop," zei de man, „kleed je aan en kom met ons mee." „Maar u hebt toch geen bevel om mij gevangen te nemen!" „Wij zullen wel tijd hebben, dit bevel klaar te maken," luidde het antwoord. Daar hij zonder bevelschrift was gearresteerd, werd besloten, den Bisschop naar de kazerne te zenden, waar men hem in een cel stopte, waarheen ook de meest rumoerige dronkaards uit de stad werden gebracht, om hun roes uit te slapen. Niet een nacht bleef hij hier, gelijk de dronkenlappen, maar 3 dagen en 3 nachten. Toen in den 3en nacht een van deze dronkaards gewaar werd, dat de Bisschop hier reeds 3 dagen was vast gehouden, .meende hij: „Jij moet je wel echt zat gezopen hebben, dat je na drie dagen nog niet nuchter bent." Na deze 3 dagen werd hij in een gevangenis gebracht, waar hij 9 maanden verbleef, zonder verhoord te worden. Bij zijn aankomst had men bij de lichamelijke onderzoeking zijn borstkruis en het Evangelie niet gevonden. Maar eens, in de algemeene waschzaal, vergat hij, dit kruis af te doen. De opzichter bemerkte het kruis, en rukte er aan; doch de ketting bleef heel. Met een schop wierp hij den Bisschop daarop tegen den grond, zette de knie op zijn borst, rukte de ketting los en wierp toen ketting met kruis tezamen in de W. C. De Lijdensweek brak aan. Het gelukte den Bisschop met behulp van onzen berichtgever, uit een stuk karton een kruis te snijden. In den nacht van Donderdag op Goeden Vrijdag bevestigde de Bisschop toen dat kruis boven zijn bed en las hij de Lijdens-geschiedenis. Een groote hoop gevangenen drong zich om hem heen. Het waren allen zoogenaamde Korendieven, mannen, die van den oogst van hun land brood voor hun onderhoud hadden terug gehouden. 'Ze staan (met gebogen hoofden en luisteren vol aandacht naar de voorlezing van den Bisschop en onderbreken deze met het antwoord uit de Liturgie: „Eere zij Uw Lijden, o Heere. Eere zij Uw Lankmoedigheid, o Heere, eere." In de cel, waar meer dan 70 personen zijn opgesloten, verstomt langzamerhand ieder geluid, zoodat het Evangelie-Woord door allen verstaan worden kan. Die woorden van het Lijden des Heeren oefenen kracht uit. Een zware misdadiger, die ze hoort, stort naar het venster en verbergt zijn gezicht tegen de tralies. Tranen rollen over zijn wangen. In dit oogenblik denkt hij niet aan de vrijheid-daarbuiten, waar hij opnieuw met breekijzer en valsche sleutel zal kunnen arbeiden —- zijn ziel zoekt het Eeuwige Vaderland, dat hij verloren heeft en thans in den geest hervindt. De Paaschnacht brak aan. Duisternis heerschte er in de cel. De Bisschop begon met de PaaschLiturgie uit te spreken: „Laat ons doorgloeid zijn over de overwinning der Opstanding. Omarmt elkander, broeders; vergeeft hen, die u haten, om der wille van de Opstanding." Daarop volgt de jubelkreet: „Christus is opgestaan." „Hij is waarlijk opgestaan," antwoorden de hoorders. Daar, plotseling, een rinkelen der sleutels. De celdeur wordt opengeworpen. Met zijn revolver in de hand stormt dè opzichter naar binnen. „Uit elkander, gespuis." Het Evangelie wordt den Bisschop ontrukt; hij zelf wordt in de gevangenis geworpen. Dan wordt hij met 3 jaar verbanning naar Siberië gestraft, waarheen hij • etappengewijs vertrok. Hij zegende het volk, dat hem op de straat tegenkwam. Achter den stoet van gevangenen sleepte zich als altijd de oude, vermoeide moeder voort Bisschop D (Voluit kan deze naam niet geschreven worden, daar het onbekend is, of hij nog leeft). Hij had reeds onderscheidene verbanningsstraffen achter den rug, had o.a. 4 jaar in het Soloweskische gevangenenkamp doorgebracht, waar hij bijna den ganschen tijd in de strafbarak Nr. 2 had vertoefd, omdat hij geweigerd had, met prediken op te houden. Hij, die het volgende mededeelt, trof hem in een gevangenis aan in het Noorden van Rusland. De tering sloopte hem, maar in dat zwakke lichaam was nog een machtige geestkracht aanwezig. Onverhoord bevond hij zich in een cel, die voor 32 personen was berekend, maar waar 120 man zich opeen drongen. Zijn slaapplaats was onder een slaapbank. Hij bekwam de opdracht, den vloer van de cel te reinigen, waartoe hij het benoodigde water in een closetvat halen moest. 300 gram brood en een bord soep, uit vischgraten bereid, vormden het dagelij ksch rantsoen. „Het is wel niet smakelijk, maar het is weinig," zei hij schertsend, toen men hem de eerste maal zijn rantsoen aangaf. Eindelijk werd hij vanwege zijn contra- revolutionnaire werkzaamheid tot 5 jaar verbanning in het S.-sche gevangenenkamp veroordeeld. Toen hem dit vonnis werd medegedeeld, zei hij: „Ze hebben zich verrekend; ik zal vóór het einde van mijn straftijd vandaar wegkomen." „Hoe kunt u dat weten?" vroeg de rechter ironisch. „Dan zal ik, wanneer God mij Genade geeft, sterven." De lange tocht neemt een aanvang. In zijn vermagerd gezicht schitteren twee brandende oogen. De wonderlijke gestalte is met een vuil en gescheurd priestergewaad bekleed. Op den rug draagt hij in een klein bundeltje al zijn eigendommetjes. „Omnia mea mecum porto — ik heb al het mijne bij mij," zegt hij tot zijn makkers in het lijden. En zoo, langs den weg der martelaren, gaat hij heen naar het Vaderland, waar de dood niet zal zijn, noch leed, noch droefenis, noch smart. De morgenglans der eeuwigheid straalt van zijn gelaat.... De Monnik T. Eens een kranig Garde-officier, zeer beschaafd en ontwikkeld, beheerscht meer dan één taal. Godsdienst was in zijn leven slechts bijzaak geweest. De vervolgingen onder de Bolschewisten beginnen. Hij hoort van de standvastigheid der vervolgden. Opnieuw wordt het woord bewezen: het bloed der martelaren is het zaad der kerk. De officier neemt het besluit, monnik te worden. Iemand, die tegelijk met hem den zwaren Etappen-weg van het station P. aan den Kótlasser spoorweg ging, vertelt het volgende: Het is de Lijdensweek. Een troep van ongeveer 100 ongelukkigen, waaronder vele vrouwen, reeds eenige dagen lang hongerend en zonder warm voedsel, zinkt tot aan de knieën weg in de sneeuw. Bijna allen zijn uitgeput door de lange gevangenschap, die achter hun rug ligt. Hun beenen gehoorzamen hun niet meer; eenigen vallen van vermoeidheid langs den weg neer. De G.P.U.-soldaten, die den troep begeleiden, slaan de gevallenen met hun geweerkolven. De monnik T. berispt de soldaten om deze ruwheid. Daar slaan zij hem eveneens. Hij laat zich evenwel niet bang maken. Zelf vleesch en beenen slechts, buigt hij zich neer tot de gevallenen, richt hen op en helpt hen. Zijn oogen stralen. „Bedenkt slechts," zegt hij, „te mógen lijden in deze Gedenkdagen van Christi Lijden. Welk een geluk is ons beschoren." De menschen slaan een kruis; niemand schreit er meer; men heeft nieuwe kracht op den lijdensweg verkregen door een blik te slaan op den Oversten Leidsman des Geloofs Zij. die ten doode gewijd zijn. Over de straten van een klein stadje, dat op den weg ligt naar het verschrikkelijke Petschora-gebied. hangt een grauwe schemering. Daar komt van uit de gevangenis een stoet van een 200 personen ongeveer, onder sterke bewaking van G.P.U.-soldaten, die allen in warme pelzen zijn gehuld. De stoet bestond bijna geheel uit geestelijken; de meesten van hen droegen alleen maar een lichte zomerkleeding. Oogenschijnlijk kwamen ze uit de Zuidelijke gouvernementen. Ze hadden hun hoofden, gelijk vrouwen dit plegen te dóen, vanwege de koude met allerlei doeken omwonden; daaronder uit kwamen verwarde baarden en grijze haarlokken te voorschijn. Aan de voeten droegen ze schoenen van boomschors, die met lappen waren omwikkeld. Hun kleine eigendommetjes hadden ze in kleine zakken gestoken, die op hun rug bengelden. Nauwelijks zijn ze van de gevangenis een 1000 schreden verwijderd, wanneer reeds hier en daar een gestalte begint te wankelen. En deze menschen hebben nog een weg van 1000 K.M. voor zich. De barre ijsvelden wachten hen; de toendra, de woestenij. De Noordenwind waait met een kracht, dat zelfs sterke menschen omver geworpen kunnen worden. Zelfs geen vogels laten zich in dezen tijd in deze omgeving zien. Hoevelen zullen er het doel van den tocht bereiken" j Hij, die dezen stoet voorbij trekken zag, herkende onder deze verschoppelingen ook twee oude priesters, die reeds voor de tweede maal in de verbanning mosten gaan. In een schrijven, dat een van deze beiden verzond, is o.m. het volgende omtrent hun bitter lijden medegedeeld: Nauwelijks de helft van de bannelingen kwam tot aan de Petschora; de anderen kwamen gedurende den tocht van uitputting om. Van een gedeelte der ongelukkigen waren de voeten bevroren: zij moesten dientengevolge achter blijven en werden zoo een prooi van de wolven of van de ontzettende koude. De twee priesters waren zoo gelukkig, levend aan te komen: Ze schreven: „Wij hebben een hut voor ons getimmerd. Hier in de omgeving wonen geen menschen. Af en toe komen er Samojeden op hun rendieren bij ons, doch ze kunnen slechts zeer in het geheim met ons spreken, daar het hun verboden is, met de verbannenen omgang te hebben. Wij voeden ons met visschen. Brood ontbreekt, doch dit kan ons moeilijk worden toegezonden, omdat de postbode slechts eens in de drie maanden , hier komt. Wij hebben onze hut groot en ruim gebouwd en nog enkele makkers tot ons genomen. Zoo waren we met ons zevenen, doch twee zijn er aan scheurbuik gestorven. Het is bitter koud; wij bevinden ons ten Noorden van den Poolcirkel. Wanneer wij wakker worden, zit de baard dikwijls vol rijp. We geven evenwel den moed niet op; we danken God, dat wij hier in rust mogen leven. Antieren moeten zwaren grondarbeid verrichten, naar Nafta graven, enz. Zij hebben geen afzonderlijke woning, maar leven in barakken en onder scherpe bewaking; rust kénnen ze niet. Wij evenwel kunnen zelfs het Heilig Evangelie met elkander lezen. Bidt voor ons, zondaren. Van een wederzien zal wel nauwelijks sprake zijn. Een Samojeed beloofde, dit schrijven bij gelegenheid te zullen doorzenden. Wij weten niet, of het in uw handen zal komen." Nu, de Samojeed heeft zijn woord trouw ge- houden. Dat wij óók zoo trouw mogen zijn en hun wensch vervullen: voor hen bidden Priester Seraphim. Paschen in het dorpje L. Toen ter tijd was hier de kerk nog niet verwoest en Vader Seraphim vervulde hier zijn ambt. De boeren verlangen vol blijdschap naar de godsdienstoefening op het Paaschfeest, die hen verkwikken zal en troosten. Maar daar wordt Vader. Seraphim des Zaterdags vóór Paschen door den dorpsagent van de GJP.U. opgeroepen, die het volgende van hem verlangt: „TJ moet een verklaring onderteekenen, dat u morgen geen godsdienstoefening zult houden." ..Dat kan niét; die verklaring kan ik niet onderteekenen. Het is morgen een groote feestdag." „Nu, dan moet het maar zonder onderteekening gebeuren," zegt de agent kort. De gemeente stroomt in den Paaschnacht naar de kerk. Ze is toegegrendeld. Men wacht op den priester. Hij komt niet. De takken der berken, die rondom de kerk staan, bewegen heen en weer in den voorjaarswind. Sterren twinkelen aan den donkeren nachthemel. Rondom het kerkgebouw staan daar de menschen met ontbloote hoofden te wachten. Daar komt plotseling de vrouw van den priester tot hen en opgewonden vertelt zij: „Men heeft Vader Seraphim in de G.P.U. geroepen en hij komt niet terug." Allen begrijpen wat er gebeurd is. Ze keeren hun gezichten in de richting van het Allerheiligste daar binnen in de kerk en bidden. Daarna zegt één van hen luid de woorden van den Paasch-kanon. eindigend met het „Christus is opgestaan". En dan gaat de gemeente stil uiteen. Waar Vader Seraphim gebleven is, weet niemand. Smacht hij in Solowki, in het Witte Zeegebied, of aan de Petschora aan gene zijde van den Poolcirkel, of moet hij kanalen graven, om de dorre en gloeiende zandwoestijnen van Turkestan te bewateren, werkt hij in de kreupel- bosschen van het Siberische Taigawoud? Misschien heeft men hem ook wel dood weggeworpen in de moerassen, zooals men het met doode honden doet. Vader Seraphim leeft evenwel voort in de herinnering van zijn biechtkinderen, de man in zijn afgedragen priesterkleed en met zijn schoeisel van boombast. Hij had geen landbezit, geen huis, geen brood; alleen. maar een arme familie. En toch heeft nooit iemand een opstandig woord uit den mond van dezen prediker van Christus gehoord. Wie zoo sterft, sterft heerlijk. De oude priester W. was een ontwikkeld man. Hij bestudeerde de oude Grieken en zocht in hun werken naar sporen omtrent een voorvoelen van Christus' Komst. Toen in 1918 de revolutie uitbrak, verliet hij de' stad met haar woelingen voor een afgelegen dorp, om geheel voor zijn studiën te kunnen leven. De jaren vergingen. Wonderlijk genoeg bleef hij buiten den gezichtskring van de G.P.U. Daar werd het parool uitgegeven, den godsdienst „geheel en al" te liquideeren. Ook bij den ouden kluizenaar werden huiszoekingen verricht. Men vond allerlei klassieke citaten bij hem, welke citaten geschreven waren op de rugzijde van een manifest, dat de Engelsche generaal P. tot het Russische volk gericht had, toen de Engelsche regeering in 1918/'19 in het Noorden van Rusland troepen had doen ontschepen. In dit manifest wendde de generaal zich tot het Russische volk met de verklaring, dat hij uit liefde voor Rusland tot hen gekomen was, om hen van het Bolschewistisch juk te bevrijden. Het manifest was op uitstekend papier gedrukt en daar papier in Rusland een groote zeldzaamheid is en goed papier bijna niet is te verkrijgen, had Vader W. dit materiaal gebruikt, om zijn uittreksels daarop te schrijven. Vader W. werd gevangen genomen en beschuldigd van het verspreiden van contrarevolutionnaire oproepen, ofschoon deze oproep reeds 15 jaar oud was. Hij werd veroordeeld tot den dood door den kogel. Twee weken lang moest hij op de voltrekking van het vonnis wachten. Met onbewogen rust haalde hij het woord van een zijner Ouden aan: „De dood is slechts voor hen, die blijven leven, verschrikkelijk; niet echter voor de stervenden zelf". Op een nacht verschijnt in zijn cel de opzichter. Luid roept hij den naam van den priester W. uit „Hier," antwoordt hij kalm. De opzichter roept vervolgens een misdadiger bij zijn'naam en zegt: „Kleedt jullie aan, en neemt jullie eigendommen mee." Ieder weet, wat dit te beteekenen heeft. De misdadiger begint luid te schreien „Waar moeten wij dan heen midden in den nacht?" vraagt hij snikkend. „Naar een schip," zegt de gevangenbewaarder spottend. „Maar 't is toch Januari en alles is dichtgevroren" „Ons schip heeft vier wielen," lacht de opzichter cynisch. De celdeur gaat voor enkele oogenblikken weer dicht De celbewoners hebben de zwarte auto hooren voorkomen, waarin de gevangenen, die dood geschoten worden, worden weggebracht. Ieder weet dus, wat er gebeuren gaat. Vader W. staat op, zinkt dan op zijn knieën en bidt stil voor zich heen, het gezicht naar het Oosten gewend. De misdadiger weet niets anders te doen dan een bekend lied-der-boosdoeners aan te heffen, dat sluit met de woorden: „Men zal mij begraven, en niemand zal weten, waar mijn graf is." Vader W. evenwel omarmt en zegent zijn celgenooten, die achter. blijven. Zijn laatste bezittingen verdeelt hij onder hen. „Ik heb ze niet meer noodig." Dan gaat hij, wanneer de deur weer geopend wordt, naar buiten in den gang en zegent zijn makkers nogmaals met het teeken des kruises. De boosdoener wordt met veel moeite uit de cel verwijderd. De celdeur wordt dicht geslagen. In den gevangenistuin dreunt de motor. Slechts heel flauw hoort men het geluid van twee salvo's. „Men heeft hen niet eens weg gebracht," zegt een der gevangenen onverschillig. „Men heeft hen op de binnenplaats doodgeschoten." Hoe weet een Christen in vrede te sterven Priesterfamilies. Het was de 13de Februari 1933. Voor het regeeringsgebouw in het dorp A. had zich een groote lange rij van menschen opgesteld, allen bannelingen, die zich hier, gelijk reeds zoo vaak, opnieuw moesten laten registreeren. In den socialistischen staat hebben de hooge commissarissen met het gemeene volk slechts door een klein vensterloket omgang. De een na den ander wordt snel en op ruwe wijze geholpen. Spoedig is het de beurt van een vrouw. Een doek, naar boerenaard gevlochten, heeft ze om haar hoofd. Ze is armelijk gekleed, heeft evenwel nog filten laarzen, die daar in het Noorden niet ieder zijn eigendom noemen kan. In haar hand draagt zij behoedzaam een klein bundeltje. Naast haar staat een knaap van ongeveer 9 jaar. Wanneer haar beurt gekomen is, vraagt de commissaris door het venster: „Wat moet jij?" Daarop de vrouw met bevende stem: „Ik zoek mijn man. Een week geleden is hij gevangen genomen. Men zegt mij, dat hij zich in het gevangenkamp bevindt. Ik heb dit onderzocht: hij is daar niet. Wees zoo goed — misschien is hij wel in uw gevangenis — ziet u het, als 'tu belieft, in uw boeken na." „Hoe heet hij?" vraagt de commissaris. „U-ki," antwoordt de vrouw. De commissaris doorbladert de voor hem liggende papieren. „Zoo iemand is hier niet. Verder. Wie volgt?" De vrouw roert zich niet. Haar handen hebben zich aan de vensterbank vastgeklemd. Ze smeekt, nog één keer het Register door te willen zien. „Is niet hier, heb ik gezegd," luidt het antwoord. Dan mengt de helper van den commissaris zich in het gesprek en zegt: „Zie toch nog eens in .die andere papieren." Opnieuw worden de papieren doorgezien. Een lange rij namen. „U-ki?" vraagt de commissaris. „Voornaam?" „Alexander." „Priester Alexander U-ki is gisteren dood geschoten Verder De volgende!" De vrouw wordt verder geschoven. Moe en mat laat zij haar armen zinken. Het bundeltje valt op den grond: twee eieren en een stukske brood vallen er uit. Aan den doek is een papiertje bevestigd: over te geven aan Alexander U-ki. Werktuigelijk buigt de vrouw zich ter aarde en raapt den inhoud van haar bundelke weer bijeen. Daarop neemt ze den jongen bij de hand en gaat langzaam heen. Ze weet, wat haar wacht. De vrouw van een dood geschoten priester — wie wil het gevaar loopen, haar te herbergen?. Wat zal uit haar jongen worden, die thans zonder vader, zonder school, in honger en kommer opwassen moet? „Vadertje Alexander heeft men dood geschoten — moge hij in den Hemel zijn En wat zullen wij doen, Wanja?" wendt ze zich tot haar zoon. De mede-banneling, die het bovenstaande heeft verteld, trad op haar toe. „Waar woont u?" vraagt hij. En de priester-weduwe antwoordt: „De soldaten hebben ons van morgen uit onze woning verdreven en het weinige, dat we hadden, op straat gezet." Verloochenen. Voor de geestelijken in Rusland is sterven de eenige mogelijkheid, om aan de opeenvolging der verschillende kwellingen te ontkomen. Arrestatie, gevangenis, verbanningskamp zijn alle slechts schalmen van den éénen keten — de dood is de laatste schalm. Wat wonder, dat hij zulk een toestand niet allen blijven belijden. De priester T....tsch is niet de eenige. Hij had een stervende het Avondmaal toegediend, wat bij de wet is verboden. Hij bekwam daarvoor drie jaren concentratiekamp in Siberië en moest zijn lieve vrouw en kleine kind in het vaderland achter laten. Toen de straftijd voorbij was en hij weer naar huis terug keeren zou, werd hij opnieuw gevangen genomen en voor den tijd van vijf jaar naar het koude Perm gezonden. Zijn moed bezweek: hij was nog zoo jong; hij verlangde zoo naar zijn dierbaren in het Zuiden. Toen legde hij in het openbaar zijn priesterambt neer, in de hoop, daardoor voor altijd de vrijheid te zullen verwerven. In het eerst werd hem nu arbeid gegeven. Die arbeid bestond hierin, dat hij de binnenplaats van een fabriek in Perm van vuil reinigen moest. Eens op een dag brak er op het fabrieksterrein brand uit. Een barak brandde af, een barak, waarin arbeiders hadden gewoond. Door een bepaalde onachtzaamheid was de brand uitgebroken. Een man zonder rechten werkte er in de fabriek. Het was zeker, dat hij dien brand had aangestoken. Men arresteerde hem, onderwierp hem aan een pijnlijk verhoor en dwong hem eindelijk, na 7 maanden, te bekennen, schuldig te zijn aan de niet voltooide misdaad der brandstichting. Hij had geen kracht tot tegenstand meer in zich. Zoo, murw geworden, bekende lüj zijn misdaad, ofschoon hij wist, dat de straf des doods thans zeker zijn deel zou zijn. In zijn cel zei hij: „Ik heb uit vrees het priesterambt neergelegd. Ik heb het heilige ambt van een Dienaar Gods om uiterlijk gewin neergelegd. Nu moet ik voor mijn zonde boeten." Toen men hem twee dagen later wegvoerde, om dood geschoten te worden, bad hij zijn mede-gevangenen om vergiffenis voor zijn diepen val, en zegende hen. Zijn eenigste wensch was, dat iemand, als hij in de vrijheid terugkeeren zou, zijn vrouw zou opzoeken. Opdat de wacht het niet bemerken zou, had hij haar adres onder zijn slaapbank opgeschreven. Aan haar moest zijn laatste groet worden gebracht. Zich onttrekken. Altijd weer leest men in de bladen, die van de Sovjet-regeering uitgaan — andere zijn er in Rusland niet — aankondigingen van ongeveer den volgenden inhoud: JrTk onttrek mij van mijn vader, den dienaar van den openbaren eeredienst, en breek met hem, omdat hij het volk door den godsdienst verleugent. Ik leid voortaan een zelfstandig bestaan en wil voor het ware socialisme kampen." Met zulke verloocheningen van vader of echtgenoot, die een priester is, kunnen zich de familieleden een beter lot verschaffen Welke droevige geschiedenissen zijn hiervan dikwijls het gevolg. Het volgende wordt hiervan verteld: „Terwijl wij in Moskou in dienst van de Sovjet waren, gelukte het ons, een jongen aan een betrekking te helpen, daar het niet bekend was, dat hij de zoon van een verbannen priester was. Deze priester hield zich onledig met boekbinden, om daarmee het noodzakelijk levensonderhoud te verdienen Zekeren dag bezorgde een man een boek bij hem, dat ingebonden worden moest Hij nam de opdracht aan, zonder zich om dat boek zelf te bekommeren In den daarop volgenden nacht evenwel verscheen de GJ.TJ. bij hem, om huiszoeking te doen. Het boek, „De Wijzen van Sion", werd bij hem gevonden. Wijl het tegen de Joden gericht is, stond dit boek op den geheimen index der GP.U. Een agent van de GP.TJ. was het, die dien morgen het boekwerk bij hem gebracht had. Er was nu genoegzame grond voorhanden, om den priester gevangen te nemen en te verbannen. Hij werd verbannen, en de familie bleef achter en leed armoede. Aan deze familie werd alzoo een groote dienst bewezen, toen de jongen bij ons werk vond. Een maand was hij in dienst geweest, toen een verklikker de zaak op het spoor kwam. Groote opwinding! De zoon van een verbannen priester in een Sovjet-ambt! Een groote bijeenkomst der beambten werd bij elkander geroepen. _ De voorzitter van den beroepsraad presideerde. „Wie heeft het gewaagd, een vijand var het proletariaat vooruit te helpen?" De vijand van het proletariaat staat sidderend in het midden der vergadering. Hij moet allerlei smaadredenen over den geliefden vader hooren en stom blijven. Men komt eindelijk tot een besluit: óf een openlijke verloochening óf ontslag. Er wordt gestemd. Niemand waagt het een „Neen" te doen hooren. De voorzitter vraagt: „Verloochen je je vader?" Sascha buigt het hoofd, wordt bleek en rood. Het laatste bericht over vader luidt, dat hij stervende is. Maar moeder en de zusters zijn zonder brood. Hij aarzelt. „Onttrek je je?" vraagt de voorzitter. „Ik onttrek mij," fluisterde de jongen, nauwelijks hoorbaar. De slaven gaan uiteen. Zij vermijden het, elkander in de oogen te zien. De vertegenwoordigers van het proletariaat aan de voorzitterstafel wisselen triomfeerende blikken met elkander. Een week later kwam het doodsbericht van den priester in de verbanning. Wij ontmoetten Sascha. Hij durfde ons niet meer in de oogen zien ." „Men moet ze toch op de eene of andere wijze vernietigen," zei de rechter van instructie. De tijd is kort, want de liquidatie van den godsdienst behoort, gelijk bekend is, tot de hoofdpunten van Stalins Vijfjarenplan; en het jaar 1937 is daarvoor de uiterste tijdgrens. De opdracht zal naar buiten uit worden uitgevoerd — daarvoor is de 15-jarige Bolschewistische practijk borg. En er zijn niet zoo heel veel echte, ware priesters meer, want de leden der „Levende Kerk" en haar geloovigen "kan men daartoe niet rekenen. Wat de Evangelische predikanten betreft, zijn er nog slechts een 40-tal. De tijd is kort! 'Zal de Christenheid wakker worden? Zal zij hen, die het lot der volkeren te besturen hebben, in het geweten grijpen, zoodat ze zich schamen, om de vriendschap van zulken te werven, die het openlijk als hun hoofdwerk erkennen: de vernietiging van iederen godsdienst, voor alles echter de vernietiging van het Christendom? Zullen de Kerken van West-Europa niet wakker worden? Het is toch slechts een korte tijd tot 1937! Wee, wanneer de Kerken van het Westen mee-schuldig worden aan den ondergang van de Martelaarskerk in Rusland. Moge dat Bloed een krachtig zaad blijken. VOOR HEN DIE IETS WILLEN DOEN VOOR DE VERVOLGDEN OM DES GELOOFSWILLE. Dr. O. Schabert eindigt zijn laatste geschrift over den Baltischen Ruslandarbeid (hulpverleening aan de arme slachtoffers van het bolsjewisme in Rusland) aldus: „Op de oude kerkhoven in Letgallen vindt men graven van Russen, die in oude tijden den dood vonden in den strijd tegen de Duitsche Orden. Op deze graven is in de Slavonische kerktaal gebeiteld: „Slaven van Jezus Christus, den Overwinnaar." Wij zullen de overwinning op het bolsjewisme niet behalen door eigen kracht of door het pleister van menschelijke beschaving, maar alleen door het Woord van „Jezus Christus, den Overwinnaar," voor Wien tenslotte alle knie zich buigen zal; en door de uit het geloof geboren liefde, die alleen in staat is te sterken, wat dreigt te sterven. Zoo bewijzen wij, dat ons geloof de wereld overwint." In datzelfde geschrift beantwoordt hij enkele vragen, die ook bij den lezer wellicht zijn opgekomen: A. Hoe is het mogelijk, dat de gaven, naar Rusland ge~ zonden, haar bestemming bereiken? De Russische post is met die van andere landen verbonden. Niet gaarne zou zij op zichzelf willen staan, daar zij dan het krachtigste middel voor haar propaganda zou moeten derven. Maar daar staat tegenover, dat zij dan ook de zendingen voor eigen land bestemd, correct moet bezorgen. Blijft zij op dat gebied in gebreke, dan kan met kracht worden gereclameerd door het land van afzending. B. In welke volgorde wordt hulp verleend? Eerst worden die personen geholpen, die het leven der Kerk van Christus helpen dragen: predikanten, kosters, organisten, leden van die Comité's, die hun naam geven voor de gemeenten, en die allen, alleen door het feit, dat zij openlijk uitkomen voor hun geloof, in de onmogelijkheid verkeeren om een broodkaart te krijgen, ja feitelijk in elk opzicht buiten de Wet zijn gesteld, niet met den trein mogen reizen, hun kinderen niet naar de verschillende inrichtingen van onderwijs kunnen sturen, enz. enz. De hulpverleening is interconfessioneel en geschiedt zonder eenig onderscheid van ras of kleur. Alles wat om des geloofswille wordt vervolgd kan bij den Baltischen Rusland-Arbeid aankloppen, al gaan de „huisgenooten" des geloofs natuurlijk voor. Ook aan de bannelingen en gevangenen wordt gedacht, terwijl gezinnen met kleine kinderen de voorkeur hebben boven andere. C „Hoe verdeelt de Baltische Arbeid voor Rusland haar gelden?" a. Voor hulpverleening in Rusland zelf 830 o; b. voor evangelisatiearbeid onder de Russen langs de grens, weeshuis, enz., 8 %; c salarissen, bureaukosten, enz., 9 °/o. De gelden uit Holland komende worden voor nagenoeg 100 °/o aan Rusland zelf besteed. Om het den Nederlander, die vaak geen weg weet tusschen al de hulp-comité's, die hier gevestigd zijn, gemakkelijk te maken, heeft de Centraal Bond voor Inwendige Zending het initiatief genomen eener broederlijke samenwerking tusschen Licht im Osten en Baltische Rusland-arbeid op de volgende voorwaarden: Alles blijft precies zooals het tot op heden was, en de beide Comité's werken rustig naast elkander voort. Maar de gelden, door verschillende kanalen toevloeiende, worden gecentraliseerd door den Bond, die voor de verdeeling zorg draagt Een landelijk Comité, onder voorzitterschap van Minister Slotemaker de Bruine, zorgt voor den goeden gang van zaken en bevordert het gezamenlijk optreden naar buiten In dat Comité hebben zitting 3 leden van Licht im Osten en 3 leden van het Schahert-Comité. Het zijn: Mevrouw E. Barth-van Marle, Ds. H. Janssen, veldprediker in algemeenen dienst en de heer G. Streithorst, eenerzij ds; anderzijds, Prof. Dr. W. F. Grosheide, Dr. W. G. Harrenstein en Jhr. M. C. T. van Lennep. Een Commissie van Toezicht en Advies, eveneens door den Bond in het leven geroepen, zorgt voor een juiste verdeeling der gelden en verstrekt inlichtingen over de wijze waarop die gelden worden besteed. Die Commissie is samengesteld als volgt: Mr. G. P. Haspels, burgemeester van N. A. en penningmeester van den Centraal Bond, Mr. B. de Gaay Fortman, rechter te Amsterdam en lid van het bestuur van den C. B. alsook de heer D. G. J. Baron van Heemstra, lid van de firma Gleichman en van Heemstra te Amsterdam. Voor doorzending der gelden, die geregeld in „Geloof en Vrijheid" worden verantwoord, zorgt gaarne, evenals voorheen: Dr. F. J. KROP, 19 Willebrordusplein, Rotterdam. Giro 70603. VERVOLG BROCHURELIJST No. , titel Prijs 55 Proi. A. Lecerf, Het recht van weerstand in de H. Schrift en meer bepaald in het Evangelie ... i... „0.15 56 Godsdienst, Gezin, Gezag „ 0.48 57 Dr. F. J. Krop, „Het communisme is het Koninkrijk Gods" „ 0.20 Wat te denken van deze stelling? 58 Dr. J. R. Callenbach en Dr. F. J. Krop. Enkele opmerkingen naar aanleiding van de Jodenvervolgingen in Duitschland 0.2S 59 Dr. F. J. Krop. Karl Marx, de apostel van den haat 0.25 60 Hcnri Glass, Beschouwingen over de moderne Bolsjewistische Revoluties „ 0.21 61 Dr. F. J. Krop, Het Marxisme als economisch en sociaal systeem „ 0.20 62 Dr. F. J. Krop, Is one in Russia exposed to severe persecution merely on the ground that one is a believer? 0.15 64 Dr. F. .1. Krnn. Het manisme in Sow et-Rusland toetfenast .. 0.20 03 ut. r, j. n.rop, weine toestanaen net vuiiarenpian in oowtei-nus- land schiep 0.20 66 Aan den vooravond van de Hitleriaansche overwinning.' De dreigende bolsjewistische revolutie V... „ 0.30 67 Dr. Ad. Ehrt, Broeders in nood „ 0.20 68 Dr. G. Lodygensky, Getuigenissen inzake den toestand in Sovjet-Rusland ,, 0.25 69 J. E. L., Allerlei ,.waarheid" over Sovjet-Rusland inzonderheid over den hongersnood \. i „0.20 70 Dr. F. J. Krop, Insinuaties ter linkerzijde inzake de inzamelingen voor de verhongerde Russen '. ,', 0.15 71 J. Ei Lasterie, In honger en naaktheid ....... „ 0.20 72 Hoe de heer Harry Lang Rusland zag najaar 1933 „ 0.20 73 Dr. O. Schabert, De Baltische Ruslandarbeid ,.. „ 0.15 74 Oskar Bruhns, Hoe hét in Rusland tot hongersnood kwam . 0.20 75 Schouwer, Het vernietigend oordeel van Henriëtte Roland Holst over Sowjet-Rusland. Bedrogen verwachtigen t.a.v. Sowjet-Rusland „ 0.25 76 Herriot in Rusland „' 0.2» 77 J. Donillet! Eduard Herriot in het Wonderland of Rusland in vijl dagen „ 0.35 78 Dr. F. J. Krop: De wereldactie der god-loozen en de kerk 0.15 79 Stelselmatige ondermijning van het gezag in Nederland ..' 0.50 80 X. Y. Z., Wat ik in Rusland ondervond en hoe ik ontsnapte „"0.35 VLUGSCHRIFTEN No. Titel pw 26 Prof. Dr. Auhagen, De waarheid omtrent den godsdienstlgen toestand ln Sovjet-Rusland ...........r ƒ0.10 27 De Russische Kerk en de Sovjet-Regeering 0.06 28 P. Jankowski-Junosze, Russische kerken ln Sovjet-Rusland en daarbuiten „0.19 29 Prof. Dr. Korenchewsky, Eendracht maakt macht „ 0.08 30 Dr. F. J. Krop, De Faaschcampagne der Godloozen en wat zy ons te zeggen heeft ,0.13 31 Tschegolev (naar), Het antl-godsdlenstlge werk onder de kinderen in Rusland 0.08 32 N. A. Kléplnlne, De godsdienst en de nieuwe comm. cultuur „ 0.12 33 Annle Wleck, Een beeld uit Sowjet-Rusland „0.08 34 De gruwelen der concentratiekampen van de Sowjet-Unie ,, 0.05 35 Prof. Dr. Iwan Iljin, Hoort de signalenI 0.08 36 O. Hausdorf, De Joden en het Bolsjewisme 0.08 37 Berichten over den toestand der Orthodox-Russische kerk bulten Rusland, enz „0.08 38 Rev. E. A. YValsh, Voornaamste stellingen v. de Sowjetsche propaganda tegen de Protestbeweging en de weerlegging ervan 0.08 39 Het getuigenis van een Zwitser uit Rusland , 0.OB 40 Elschen der godsdienstig gezinde Russische arbeiders „ 0.08 41 Prof. Dr. H. R. Nielauhr, Heeft de godsdienst ln Rusland «en toekomst? 0.08 42 G. Plmenoff, Het dekreet van het Fan-Russisch Centraal ultv. Comité en van den Raad van Volkscommissarissen tot regeling van godsdienstige vereeniglngen „ 0.08 43 Werkloosheid en werklust in Sowjet-Republiek „ 0.08 44 Dr. O. Schabert, Beulsdlensten door West-Europeanen aan Sowjet-Rusland verleend, tegen de West-Europ. beschaving „ 0.05 45 Er wordt weer over de verwaarloosde kinderen gesproken .. „ 0.05 46 Brief uit Finland .......... „0.05 47 Fotografisch bewijsmateriaal betreffende Sowjet-Rusland .. „ 0.05 48 Waarheden en leugens, verbreid door een nieuw soort propaganda ten gunste van Sowjet-Rusland „ 0.12 49 Het „Proletarisch Kaartspel' van de Bolsjewlkl „ 0.05 VERVOLG VLÜGSCHRIFTENLIJST No. TITEL- Prijs 30 uit de maandberichten van Dr. O. Schabert ... ƒ0.u8 51 Vrouwenleven in den Sowjetstaat „ 0.08 52 Het Bolsjewisme als Wereldbeschouwing, door Seminar Dir. • LlerTh Priegel te Breslsu .,0.15 53 De strijd tegen den godsdienst 0.08 54 Propaganda der Godloozen onder de Jeugd v».....-..- „0.05 55 Iets uit het A.B.C. van het. Communisme, door P. Gaxotte .. 0.12 56 Godsdienstvervolgingen ln de Sowjet-Republlek. Uit de Maandberichten van Dr. O. Schabert .,0.12 57 3. Jacoby. Hoe Sowjet-Rusland geregeerd wordt 0.08 58 Kreten uit de diepte .- - 0.08 59 Beknopte geschiedenis van het Bolsjewisme .............. „0.08 60 Prof. A. Lecerf. Calvinisme en kapitalisme .... „ 0.12 61 Tegen gezin en haardstede .. „0.05 62 Dr. O. Schabert, Het sterven van Bisschop Platon enz. .... „0.08 63 Dr. O. Schabert, School en Kunst ln Sowjet-Rusland 0.08 64 Dr. O: Schabert, Hoe het Communisme de Jeugd vergiftigt „ 0.05 65 Dr. O. Schabert, Verblinde Geloovigen „ 0.08 66 Dr. O. Schabert, Op weg naar de Oude School- ■ ... „ 0.08 67 Hoe staat de Sowjet-regeering officieel tegenover het geloof „ 0.05 68 Dr. F. J. Krop, Wat doet de Baltische Ruslandarbeid voor de vervolgden om des geloofswillë „ 0.05 69 Dr. O. Schabert, Godsdienst ln het leger der godloozen .... „ 0.05 70 Toelichting bij de tabel: . Organisaties voor den anti-godsdienstigen strijd in Sowjet-Rusland , 0.05 71 Dr. O, Schabert, Strijd tegen den godsdienst en tegen de luilakken „ 0.08 72 Communistische jeugd en godsdienst ' ...V ... „0.08 73 Het bolsjewisme in Nederland en de toepassing van het geweld .. 0.08 74 Drie revoluties. De vijftiende jaardag van het bolsjewisme , „0.65 75 Hoe opstanden in de: Koloniën door het Sowjet-bewind en de Komintern georganiseerd worden 0.12 76 Dankbetuiging van Dr, O. Schabert .... -. „ 0.08 77 M. Rigassi, Het dreigend Communisme 0.05 . 78' -Dr. O, Schabert, Brieven uit Sowjet-Rusland 0.08 - 79 Twee brieven over den hongersnood in Rusland: één van Dr. O. Schaberten één rechtstreeks uit Rusland. 0.10 80 Honger in Rusland. Steeds meer bewijzen 0.15 81 De GP.Oe.-Slavenhandelaar : „0.05 82 Een getuigenis. Hongersnood en kannibalisme heerschen ook in Siberië „0.05 83 Correspondentie met President Roosevelt .... ~ „ 0.10 84 Het lijden om Christus' wit en de Roomsch-Katholieke Kerk .. „ 0.05 85 Komen de pakketten wel aan? .. .„ 0.05 86 Aan het adres van den heer Ed. Herriot „ 0.08 87 Het nationalisme in de Oekraïne „ 0.08 88 A.;~R~. LIndt, Communistische activiteit in Jeruzalem -V.. „0.05 89 De cultureele arbeid der G.P.Oe. „0.05 90 . Het schrikbewind in Rusland na de revolutie 0.05 91 J, T., Hoe Moskou-Reizigers worden ontgoocheld .............. ,, 0.05 92 Serge de Chessin, Het communistische Rusland zal altijd honger hebben , 0.08 93 Veras, de heer Herriot en de bolsjewisten •>... , 0.03 94 Dr. O. Schabert, De strijd tegen den godsdienst 0.15 J. E. L., Woestijnen in het bolsjewistisch' paradijs 95 Ellende in Rusland — De wereld in gevaar „ 0.05 .96 J. E. L.:: «oeveel predikanten zijn er nog in Rusland? „ 0.05 97 Dr. F. j; Krop'. „Kameraad" van Os stelt een „objectief" onderzoek in te Moskou. ■ „0.08 98 Dr, O. Schabert: Hoe Aarts-bisschop Antonius van Archangel leed en stierf. Een beeld uit de Kerk onder het Kruis.. ; , 0.08 99 De stem der stommen 1.:. ~ 0.08 100 Ontzettende noodkreten uit de Sowjethel '.'..>•. .. Q-08 101 iDé toestand der Armeniërs die naar Sowjet-Rusland getrokken zijn „ 0.08 102 De Volkenbond en de Sowjet-Unie (om zich een opinie te helpen vormen) ' , „ 0.08 103 Prol. A. Markofi, Communisten en Ontwapening „0.10 104 Tot vervelens toe „KAMERAAD" van Os en zijn brief uit Rusland „ 0.08 105 Ir. V. V. Tchernavin, Werkmethoden en gevangenissen 0.08 106 Dr. G. L., Indrukken van een Zwitsersch ingenieur over Rusland in t begin van dén zomer van 1934 „ 0.05 ,107 Th. Aubert, Hoe de Sowjet-macht de verbintenissen beschouwt, die door Litvinoff geteekend werden . „0.05 108 De kwestie van de opneming der Sowjets in den Volkenbond .'én de" publieke opinie in Zwitserland ... „0.08 109 J. Mi v. Blommestein, Paria^s in Sowjet-Rusland 0.08