No. 87 PRIJS 20 CENT HET LEVEN DER RUSSISCHE INTELLECTUEELEN DOOR TATIANA TCHERNAVINA UITGAVE: „GELOOF EN VRIJHEID" Ie PIJNACKERSTRAAT 102-106 • ROTTERDAM HET DERDE RIJK DOOR EEN ONBESLAGEN BRIL „Das dritte Reich, durch meine Brille", door Dr. Sizza Karaiskakis. Uitgave: Buchund Tiefdruck Gesellschaft m.h.b. Berlin, 1934. Duitschland is in onze dagen troef. Een ieder tracht er met meerder of minder aplomb zijn meening ovei te geven. Het is echter uiterst moeilijk, zooals een correspondent van een onzer groote dagbladen zich onlangs verstoutte te schrijven, een eenigszins objectieven kijk te verwerven op hetgeen in het huidige Duitschland plaats grijpt: Immers de berichtgeving in vele dagbladen buiten Duitschland is doorgaans dermate vooringenomen, tendentieus en fantastisch, dat niet alleen een bepaalde voorstelling, een „monteering" als het ware, van de feiten van den dag wordt gegeven, teneinde het gewenschte „filmische effect op het publiek te verkrijgen, maar ook dat in negen van de tien gevallen die „feiten" eenvoudig geen feiten zijn. Zoo maakte bedoelde correspondent het frappante geval mee dat hij menschen, die volgens betrouwbaar lijkende berichten in de buitenlandsche pers gefusilleerd moesten zijn, eenige dagen daarna zoo gezond als een visch op een avondfeest aantrof. Helaas moet het meerendeel van onze Nederlandsche dagbladen, hun faam van objectiviteit ten spijt, onder de bovenbedoelde soort bladen gerangschikt worden. Zelfs de Christelijke pers kan, een enkele uitzondering daargelaten, niet nalaten het vuil der onware berichtgeving omtrent Duitschland op te rapen en het de nieuw opkomende nationale stroomingen in eigen land in het gezicht te smijten, al was het alleen maar om in eenigerlei vorm zich een plasdankje van de partijleiding waardig te maken. Daarom doet het weldadig aan wanneer men over ons nabuurland, Duitschland, (Zie vervolg pag. 3 omslag) HET LEVEN DER RUSSISCHE INTELLECTUEELEN DOOR TATIANA TCHERNAVINA UITGAVE: „GELOOF EN VRIJHEID* Ie PIJNACKERSTRAAT 102-106 - ROTTERDAM HET LEVEN DER RUSSISCHE INTELLECTUEELEN, door TATIANA TCHERNAVTNA. Het is niet gemakkelijk U een idee te geven van het leven der Russische intellectueelen. Gedurende de 16 jaren van de revolutie zijn de dingen zoo veranderd, dat menschen, die een goede kennis van Rusland hebben, zooals het vroeger was, niet in staat zijn de huidige situatie te begrijpen. Een der eerste en voornaamste kenmerken is: gebrek. Gedurende de laatste 16 jaren heeft niemand in Rusland zijn genoegen kunnen eten „manger è sa faim"," zooals de Franschman zegt, uitgezonderd de leden der regeering, G.P.Oe-agenten, communisten en het leger. Het eerste wat de kinderen leeren verstaan is: behoefte aan brood, in den letterlijken zin van het woord, zwart brood, oudbakken, vaak vervalscht en slecht gebakken. Brood is de basis van het Sovjet-diëet, men kan rekenen dat men het op zijn rantsoenkaart betrekkelijk goedkoop kan krijgen, omdat er geen zekerheid bestaat, dat er andere voedingsmiddelen zullen zijn. Wat betreft de rantsoenkaarten, worden deze eens per maand uitgereikt door het „huis«omité". Gewoonhjk gaat daarbij steeds hetzelfde om, maar opeens hoort men de schorre booze stemmen van de mannen en schelle luide stemmen der vrouwen. Iemand rapporteert uit louter afgunst, dat een oude gepensionneerde vrouw, in de 2e klasse ingedeeld, bij haar sober pensioen eenige hulp ontvangt van haar zoon of dochter, wat beteekent, dat ze in de 3e klasse wordt geschoven, d.w.z. dat ze % pond inplaats van 1 pond brood per dag krijgt. En bedenk even wat een pond brood wil zeggen, als het dienen moet voor ontbijt, middag en avondeten. Onder de kantoorbedienden is eveneens gisting. Staatsambtenaren (d.w.z. alle kantoorbedienden, die in Staatsdienst zijn) behoorem tot de 2e klasse, hoewel bij hooge uitzondering sommigen van de „verantwoordelijken" in de le klasse zijn geplaatst. Er is heel wat gekuip noodig om daaronder begrepen te mogen worden. De le klasse beteekent 2 pond brood per dag inplaats van één. Het is een groot verschil Een pond brood kost in de coöperaties 10 kopeken, ongeveer 10 ets. Ned geld, en in de vrije markt 2 roebels, dat is 10 maal meer en soms nog erger. Uit wat ik vroeger reeds vertelde, zult U misschien opmaken dat de rantsoenen zeer gering zijn, maar ik geef U de grootste aan, dat wil zeggen, dat ik U den toestand voor oogen stelde zooals deze is in Leningrad, Moskou en andere groote centra. In de provincies is de toestand veel slechter. En hoe slechter het is, des temeer wordt het voedingsprobleem overheerschend. Het wordt een obcessie. De prijzen en hoeveelheden die ik aangegeven heb, mogen van tijd tot tqd een weinig verschillen, maar dat beteekent niets. Het voornaamste is, dat zoodra het vijfjarenplan werd ingesteld, het Sovjet Gouvernement terugkeerde tot het systeem van rantsoeneering, zooals dat in de eerste jaren der revolutie bestond, tijdens het zoogenaamde „militaire communisme". Er werd van afgestapt tijdens de „Nep", di gedurende de tijdelijke terugkeer van het kapitalistisch systeem van 1921 tot 1927. Wat goed in het oog gehouden dient te worden, is: dat zoodra het Gouvernement een socialistische staatkunde gaat voeren, voedseltekort accuut wordt. Om de algemeene ontevredenheid te verminderen, of beter nog, deze af te leiden, voerde het Gouvernement in zulke perioden van „socialistische vooruitgang" het systeem in van de bevolking te verdeelen in klassen, waarvaa sommige zich verheugen in merkbare voordeden boven andere voor zoover betreft de voedselvoorziening. Ik ben bang dat de jeugd in de U.S.S.R. gek zou staan te kijken als iemand haar vertelde, dat socialisme in de eerste plaats beteekent: „vraag naar gelijkheid". De praktijk der Sovjets heeft haar heel wat anders geleerd. Ik blijf denken aan de jeugd, omdat zij moet geven de intellectueelen der toekomst. Wjj oudere generatie sterven spoedig uit. Niet velen van ons halen meer dan 50 en er zijn nog slechts weinigen in Rusland die daar boven zijn. Ik werd daar als een oude vrouw beschouwd, en niet voordat ik buitenslands was, ontdekte ik, dat het leven voor mij nog niet geheel voorbij is. Niemand voelt ooit dat mj genoeg gegeten heeft, of nog fit en energiek is. Niemand ontvangt op zijn rantsoenkaart per jaar meer dan 1 paar laarzen, 2 paar sokken of kousen, 2 hemden, 2 paar pantalons, 2 zakdoeken, een stel kleeding, een hoed en een paar overschoenen. Met ontvangen bedoel ik koopen in de cooperatieve winkels, waar de prijzen betrekkelijk laag zijn: b.v. een paar laarzen kost ongeveer 20 roebels, ± 25 gulden. Bedenk dat het doorsnee salaris is: 120—150 roebels per maand. In de Gouvernementswinkels kost alles dubbel zooveel, als er onverhoopt nog iets te koopen valt, — en de vrije markt viermaal. En het zijn slechts gelukkige uitzonderingen, wanneer men alles verkrijgt, wat op de rantsoenkaarten wordt toegestaan. In Leningrad heeft ieder burger recht op 9 M*. vloeroppervlakte en in Moskou op 6 M". Het schoonste wat iemand zich denkt is een eigen kamer te hebben. Man en vrouw hebben slechts recht op één kamer en hunne kinderen onder de~ 13 jaar moeten die met hen deelen. Maar vaak is liet onmogelijk onderdak te kr'jgen voor oudere kinderen en dan hebben zij in dezelfde kamer met hun ouders te snnen. Om te trouwen is het eerste van alles een vrouw te vinden die een kamer voor zichzelf heeft. Het is zeer gemakkelijk om echtscheiding te verkrijgen, maar niet zoo gemakkelijk om te scheiden, want dit is een kwestie van kamer. In sommige gevallen moet een nieuwe vrouw intrekken bij de oude, die niet weet waarheen te gaan. Mijne woning, waar ik met mijn mam en zoon woonde, vóór mijne ontsnapping uit de U.S.S.R., bestaande uit 3 kamers en een keuken, werd door 14 menschen bewoond. Mijn jongen en ik waren het best af, want wij hadden een kamer voor onszelf. In de kamer naast ons woonde een architect, zijn vrouw en schoonmoeder; in de 3e kamer woonden zijn vader en moeder en een volwassen broer en zuster, in de keuken woonde zijn nicht met 2 kleine meisjes en een dienstmeisje, een jonge man sliep in de donkere gang. Wij hadden allen in die ééne keuken te koken. U kunt nagaan wat ons huiselijk leven was. Gelukkig waren de bewoners van de Arke Noach's prettige menschen. Waar een van de jonge meisjes zich prepareerde voor het conservatorium, hield ik er van om 's avonds piano te spelen; maar we hadden slechts twee piano's in de 3 kamers en geen andere instrumenten. Nu en dan trachtte een der jonge mannen te zingen, maar wij sloten hem spoedig op. Ia 't algemeen was het om middernacht rustig en als ik litterair werk had, kon ik het dan doen. Ik werkte rustig tot 6 uur in den morgen. Om 6 uur moesten twee van de bewoners naar hun werk en de andere stonden spoedig daarna op. Het zal U duidelijk zijn, dat men in zulk een omgeving niet tot hoogen ouderdom kan komen en de levensvoorwaarden niet bevorderlijk zijn voor wetenschappelijk werk. In het begin van de revolutie hadden de wetenschappelijke werkers, ingeschreven bij diverse onderwijsinrichtingen als specialisten in hun vak, recht op een eigen kamer, maar voor de overgroote meerderheid van hen, werd dit gereduceerd tot het recht op 18 vierkante voef vloerruimte en in 1930 werd dit nog vermii»derd. Van de meer dan honderd werkers aan de Hermitage hadden slechts 3 recht op een eigen kamer en slechts 7 op 18 M.2 vloeroppervlak. Zeker 90 % van de intellect ueele werken wonen zooals boven beschreven. Slechts 10°/* zijn er beter aan toe. Ingenieurs worden beter betaald dan iemand anders, sommige technische en andere experts en een paar geleerden, zooals Paolov, zijn zeer goed af. Maar de groote massa van onderwijzers, professoren, musici, doctoren, bibliothecarissen, museum-specialisten, schrijvers, voeren een wanhopigen strijd om het bestaan. Zijn de materieele moeilijkheden al slecht genoeg, voor den intellectueel zijn de geestelijke moeilijkheden nog zwaarder te dragen. De grootste moeilijkheid is de politieke orthodoxie. Een der meest vitale vragen in het leven van alle burgers, met de schoolkinderen te beginnen is: Hoe is Uw houding tegenover het SovjetGouvernement? In de eerste jaren der revolutie trachtten de meesten zich er af te maken door te zeggen: „Trouw aan het Sovjet-Gouvernement", maar dat is nu niet genoeg meer. Zoodra het 5 jaarsplan werd ingevoerd ging het Gouvernement van dit standpunt uit: „Wie niet met ons is, is tegen ons". Bloot getrouwheid, geen interesse in de politiek, wordt genoemd: intellectueel „zeer". Het is een weelde die alleen bourgeoisie en kapitalistische landen zich mogen veroorloven. De Socialistische Republiek heeft maar één partij: de bolsjewieks; slechts ééne meening, die uitgedrukt wordt door Centraal Partij Comité en wordt weergegeven door de éénige officieele Pers. Van vrijheid van drukpers of het woord heeft de Russische jeugd geen begrip. Toen wij alreeds in Finland waren en mijn boek vertaald zou worden in 't Engelsen, was mijn jongen zeer bezorgd of Mr. Hamish Hamilton van het Engelsche Gouvernement wet toestemming zou krijgen, het uit te geven. „En als het Gouvernement het niet wil, wat sullen ze Mr. Hamilton dan doen?" vroeg hij. Hij wist iets omtrent de censor. Mijn handleiding voor de museums van Peterhalt en Orienbaum werd vier keer voor wijziging terug- gezonden. Noch de kinderen noch de volwassenen zijn vrij van toezicht door den Staat.. Het Gouvernement wenscht burgers te hebben naar eigen model, zij die, hoewel onopzettelijk hier niet mee overeenkomen, kunnen zeer licht naar Solovsky of „naar de maan" gezonden worden. Ik hoop, dat het U duidelijk zal zijn, wat dit beteekent. Een andere uitdrukking is: „snel ter zijde geschoven worden", of „met een gat in het hoofd", enz. De Russische taal is rijk, en er zijn niet minder dan tien geijkte termen om het origineele doodgeschoten te worden, aan te geven. Om burgers naar eigen idee te vormen, begint het Gouvernement reeds bij schoolkinderen met zijn politieke strijdkreet: „de Marsch van October" wordt gezongen door de kinderen als volgt: „U.S.S.R is onze vader, de Communistische Partij onze moeder, daar, dat is alles. De bourgois willen we onderzoeken, en al hun beenderen breken." Dat wil zeggen, het voornaamste wat ze leeren is: Staat en Partij en de grond van alle actie is de klassenstrijd. Als er in Rusland geen bourgois wordt overgelaten, zijn er nog genoeg in het buitenland. Op school wordt het beginsel van klassenstrijd overal aangenomen. Op 12- of 13-jarigen leeftijd moeten alle kinderen toetreden tot de „pioniers" en een belofte afleggen van trouw aan het SovjetGouvernement, dat zij moeten stellen boven hunne familie, vrienden, betrekkingen en hun persoonlijk leven. Ik wil U iets vertellen van een geval dat ik ken. Maar denk nu niet, dat dergelijke gevallen zich dagelijks voordoen. Het is een verschrikkelijke historie, maar het is een feit en het toont, wat de propaganda door den Staat in kinderhersenen kan teweegbrengen. Het gebeurde in 1930 in een ambtenaarsgezin. Het gezin bestond uit vader, moeder en een zoon, een jongen van 13 jaar, een „pionier". Er was nog een oudere zoon, maar hij was in 1920 tijdens den burgeroorlog verdwenen. De SOCIALISTISCHE OPBOUW IN DE U.R.S.S. VRIJHEID? ARBEID? BROOD 7-DISTRIBUTIE jongen herinnerde zich dezen broer niet, maar hoorde zijn ouders over hem spreken als een „Witte". Eens op een morgen, zeer vroeg, klopte iemand voorzichtig op de deur. Zij openden, verwonderd wie hun bezoeker zou zijn. Het bleek hun oudste zoon te zijn. Hij had 10 jaar verborgen geleefd als werkman en had ten laatste, ellendig en eenzaam, besloten zijn ouders te bezoeken. Zijn vader en moeder waren buiten zichzelf van vreugde; zijn jonge broer kwam hem koeltjes tegemoet en haastte zich naar .school. Een half uur nadat de jongen vertrokken was, kwamen de G.P.Oe-agenten naar de woning met een bevel tot huiszoeking en arrestatie van den vader en den oudsten zoon. Een paar weken later werden beiden gefusilleerd; de moeder in haar wanhoop, verhing zich. De jongen moest naar een inrichting gezonden worden. Een vreeselijk geval Maar aan wie de schuld? Is het de schuld van den jongen, die een plechtige belofte had afgelegd, alle vijanden der Sovjets aan te geven, zelfs al was het zijn eigen familie? Zoo is de atmosfeer waarin de jeugd opgroeit en hoe ouder zij wordt, hoe moeilijker haar leven wordt. Het is onmogehjk de „Veez'es" (dat zijn de Universiteiten en daarmee gelijkgestelde inrichtingen) te bezoeken, zonder vooraf een onderzoek te ondergaan naar sociale afkomst. Kinderen van geestelijken of vroegere „bourgeois" of van specialisten, die gevangen genomen en verbannen zijn, of van hen wier namen aristocratisch klinken, zooals b.v. Tolstoi, hebben niet de minste kans hoogere opleiding te ontvangen, tenzij ze tijdig met hun ouders breken. 'Zq kunnen hen officieel verloochenen, of hunne paspoorten verliezen en nieuwe vragen en tegelijkertijd tot de „komsomol" (vereeniging van de communistische jeugd) toetreden, en ziek bijzonder actief toonen. Wil dat zeggen, dat de Russische jeugd al schaamtegevoel en geweten heeft verloren? of dat zq door nieuwe idealen zijn bezield? Ik geloof niet, dat dit zoo is. 't Is eenvoudig omdat ae worden grootgebracht om de harde levenswerkelijkheid onder de oogen te zien. De harde noodzaak heeft hen geleerd, dat de Staat alleen hun een bestaan kan geven, op voorwaarde van strikte gehoorzaamheid. Het is voldoende om als „verdacht" beschouwd te worden om student-af te raken of zijn betrekking te verliezen, d.w.z. zijn broodkaart Het is geen wijsgeerige beschouwing of men 20t pond of 800 pond per jaar verdient, maar gesteld te worden voor den hongerdood of zijn rechten voor opleiding te verliezen. En het is zeer gemakkelijk om „verdacht" te geraken. Als je in gebreke blijft bij den len Mei-demonstratie je enthousiasme te toonen, of ook je diepe verontwaardiging voor het schokkend gedrag der vreemde bourgeoisie, en de fout is begaan: je wordt als „politiek verdacht" gebrandmerkt. Of je teekent niet voor 100 °/o van je maandsalaris in op een Staatsleening, of ingeval je student bent, voor je maandtoelage, in de vage hoop levend, dat het niet opgemerkt zal worden, dan zit je in de ellende. Of als je op een algemeene vergadering iets zegt, dat niet op en top Marxistisch klinkt, dan is het nog erger. Het Marxisme is een ander gevaar. Hoe vaak heb ik niet de angstige gesprekken aangehoord, over wat in de laatste publicaties van hst Marx- en Engel's Instituut omtrent het Marxisme werd beweerd. Het is niet gemakkelijk er vrede mee te hebben. Eens b.v. werd beschouwd dat Bucharin de eenige man was, die het Marxisme juist begreep Toen Bucharin uit de gratie geraakte en zijn geschriften bijkans verboden werden, werd hï vervangen door Ryazanov. Toen werd deze beschuldigd van mensjewisme en gearresteerd; ik weet niet wie hem opvolgde. Het zwaartepunt is, niet dat je Marx theorieën als zoodanig kent, maar de toepassing dezer theorieën. Het intellectueele peil der studeerenden staat zoo laag, dat zij vaak bij mij aankwamen om te weten wie er eerder geweest was, Spinoza of Marx, of wat het verschil was tusschen rente en bezit; daar beide woorden als vreemde woorden voor hen onbegrijpelijk waren. Zij leerden de Marxistische leerstellingen uit het hoofd, als heilige formules, en stelden op grond hiervan vaak een actie in tegen professoren, die volgens hen niet uitgesproken Marxisten waren. Marxisme als zoodanig is een doorloopend gevaar voor studenten en professoren. Geen enkele tak van wetenschap, kunst of literatuur mag bestaan zonder het Marxisme en de leer van „logisch materialisme". Historie, goneometrie, de wijze van het leeren van vreemde talen, of zelfs het opvoeren van dansen moeten hetzelfde stempel dragen. Niemand die prijs stelt op zijn recht om te doceeren of te studeeren, durft zich openlijk tégen het Marxisme te stellen. Om 17 te toonen hoe ernstig dit is, wil ik U een karakteristiek geval vertellen: Er was aan de Petersburgsche Universiteit een professor in de geografie, Möbus, een jong en begaafd man, geheel opgaande in zijn werk. In 1930 werd hij tot de wolken geprezen omdat hij de geografische wetenschap op Marxistische basis gesteld had. In den herfst van 1931 viel hij m ongenade omdat hij een nieuw inzicht van de officieele uitlegging van het Marxisme niet had opgemerkt. Hij werd neergehaald in de studentenbladen, op algemeene vergaderingen en in groepsvergaderingen van studenten, omdat iedere student vreesde, dat professor Möbus hen een kettersche leer onderwees. In December 1931 kon Möbus het niet langer dragen en thuiskomend van een dergelijke vergadering, schoot hij zich dood. Hij liet een aanteekening achter als volgt: „Het leven heeft geen beteekenis, als men zijn eigen gedachten niet kan ontvouwen." Als men mij vraagt omtrent de geestdrift bij den jongen Sovjet-werker, moet ik altijd aan dezen jongen geograaf denken, slachtoffer van het Marxisme. Hij was werkelijk vol geestdrift, een slecht verschijnsel in Sovjet-Rusland, als dit al te openhartig getoond wordt. Het is moeilijk met enkele woorden uit te leggen hoe wetenschappelijk werk onder zulke omstandigheden mogelijk is. Zonder in beoordeeling over het Marxisme als dusdanig te treden, wil ik alleen zeggen, dat het in zijn dwang een verschrikkelijke belemmering is voor onze jonge geleerden. Voordat hunne gedachten tot rijpheid komen, moeten zij ze in Marxistische omlijsting klemmen. Vrijheid van denken is voor hen hetzelfde als een vluchtige droom van de vrijheid van het woord. Maar dat is nog niet alles. Sinds 1930 toen de mislukking van het 5- jarenplan duidelijk werd, leven alle wetenschappelijke werkers onder de schaduw van een andere bedreiging — van de beschuldiging „sloopers" te zijn — dat is van voorgevende tot heil van het land te werken en in werkelijkheid hun uiterste best te doen het plan te doen mislukken. Ik heb nu geen tijd U aan te toonen, dat het 5 Jaarsplan verantwoordelijk is voor de ontreddering der Russische industrie. Het is in niets anders geslaagd dan de industrieele chaos. De Herculestaak door het S Jaarsplan opgelegd, maakte het onmogelijk werkelijk iets te bereiken in eenige tak van industrie. Het bewijs van de mislukking is wel, dat de Rus alreeds een 2e 5 Jaarsplan heeft, maar de groeistuipen houden aan, d.w.z. dat het land gebukt gaat onder een actueel tekort aan alles. Er zijn geen spijkers, geen papier, geen glas, geen penseelen, geen vezel, geen plaatijzer — er is zelfs tekort aan zand, dat men slechts met een speciale toestemming kan koopen. Terzelfder tijd gaat de vervolging der specialisten voort. Vreemdelingen krijgen er niet dikwijls lucht van, alleen wanneer de bolsjewieks besluiten een openbare rechtzitting te houden, zooals zij het afgeloopen jaar deden met de Engelsche ingenieurs. Russische burgers genieten niet vaak de luxe van een openbare rechtzaak, b.v. in de z.g.n. „Zaak der Industrieelen" verschenen slechts 15 man voor de rechtbank, terwijl er meer dan 2000 gearresteerd werden. De Russen weten maar al te goed, hoe deze rechtzittingen gevoerd worden. Gedurende de behandeling der „Zaak der Industrieelen" was het een algemeene aardigheid om te vragen: „wie speelt voor Ramzui??" di. de hoofdbeschuldigde — precies zooals je zoudt vragen; „Wie speelt voor Shylock?" Het Russische volk weet ook hoe „bekentenissen" van de zoogenaamde schuldigen worden verkregen. le. Den beschuldigde wordt verzekerd, dat teekenen van een bekentenis bloot eene formaliteit is, en zijn vonnis zal verlichten. Hij wordt er aan herinnerd dat het SovjetGouvernement zelf vaak documenten onderteekent, zonder dat hierin waarheid ligt 2e. De beschuldigde wordt tot zulk een staat van moreele en physieke uitputting gebracht, dat het hem niets kan schelen wat hij teekent. 3e. De gearresteerde wordt gedwongen tot teekenen' door de bedreiging dat zijn gezin zat gearresteerd worden. 4e. De beschuldigde wordt door pijniging tot. bekentenis gebracht: door dagen lang in staande houding te moeten blijven door plaatsing in een heete, of koude •el, enz. ik ken een geval, dat iemand „bekende" nadat hem zijn vrouw en dochter getoond waren» beiden in een heete cel snakkend naar adem. liggende op den vloer om aldus het tikje frissche lucht te krijgen dat onder de deur doorkwam. Als men in Rusland leest dat „die en die" bekend heeft, denkt ieder met schrik er aan, hoe de ongelukkige'tot „bekennen" gebracht is. Lees s.v.p. Mr. Muggeridge's boek: Winter in Moskou. Daarin vindt U een werkelijke beschrijving hoe gewone mannen tot „sloopers"' gemaakt worden. En als U voortaan over „sloopers" leest, bedenk dan dat het menschen zijn, gelijk als u en ik. In alle beschaafde landen is de wettige gang van zaken gebaseerd op het principe, dat de justitie den beschuldigde zijn schuld moet aantoonen, in de U.S.S.R. moet de beschuldigde bewijzen, dat hij niet schuldig is, dat hij de misdaad niet heeft kunnen begaan, en er nooit aan gedacht heeft deze te bedrijven. Men wordt niet gevangengezet voor persoonlijke feiten, maar voor algemeene. In 1930 werden allereerst gearresteerd de „sloopers" van de „Voedselvoorziening der werkende klasse". het waren er 48, en zij werden gevolgd door ingenieurs en intellectueelen, dat zijn niet alleen, leden van de Academie voor Wetenschappen, maar ook professoren en hun staf. Toen kwam de beurt aan veeartsen, bacteriologen en doktoren. In de lente van 1932 grepen zij de vertalers aan, ja, vertalers die werkten voor het Staats Uitgeversbureau en die alleen de boeken vertaalden, welke hun waren opgedragen. Maar een van hen vertaalde een vergeten schrijver als Marcel Proust. Er waren perioden dat men voornamelijk menschen op leeftijd, als onderwijzers en geleerden arresteerde, andere keeren was de hoofdaanval gericht op mannen van ongeveer 40, wegens hun energie verdacht — dan weer Werden jongeren gegrepen. Het was als in oorlogstijd. Als eenmaal de arrestaties begonnen, wist niemand wien het zou treffen. Sommigen konden den druk van. „verdacht" zijn niet dragen en pleegden zelfmoord; anderen dronken om te vergeten, weer anderen trachten zichzelf te sussen met te denken: „waarom zouden ze mij eerder arresteeren dan iemand anders". Maar allen leefden, en dit is zonder twijfel nog zoo. in een atmosfeer van „uiterste onzekerheid". Ieder van ons trachtte te denken aan de toekomst. Een Sovjet-burger heeft geen toekomst. Niemand weet hoe hij zijn kinderen groot moet brengen, waar hij zijn ouden dag zal doorbrengen, welke kans hij heeft het werk, dat hem lief is, te houden. Niemand denkt er aan eenig groot werk te schrijven over zijn speciaal vak. Dat kan men gemakkelijk zien uit de publicaties; van de Academie van Wetenschappen. Oudere en jongere leden schrijven armzalige pamfletten, omdat, tenzij ze eens in de twee jaren „een geleerd werk afleveren, ze uitgesloten worden van de groep der Wetenschappelijke Werkers" wat hun eenig practisch voordeel oplevert. Sommigen slepen hun ellendig bestaan lusteloos voort, anderen trachten in hun werk op te gaan. De jongeren lijden meer dan de ouderen om dat de ouderen eene betere opleiding hadden en wil en karakter meer gevormd zijn. Geloof me er zijn geen gelukkige en tevreden menschen in Rusland. Hoe zou dat ook kunnen in een atmosfeer van voortdurend gebrek en politieke terreur. Natuurlijk, men lacht, gaat naar den schouwburg, gaat op in z'n werk of in een spannend boek, als men dat niet deed, kon men net zoo goed zich neerleggen om te sterven. Een groot aantal menschen pleegt zelfmoord, beiden ouderen en jongeren. En nog leeft het land maar voort. Er zijn nog menschen die ondanks alles nog aan hun werk vasthouden en gereed staan om hun land uit al hun kracht te dienen. Aan hen is het te danken dat er in Rusland nog iets gedaan wordt en blijft bestaan. Maar U moet goed begrijpen, dat het niet gedaan wordt door het Gouvernement, maar ondanks dit. Sla geen acht op de snoevende verklaringen der officieele Sovjetpersonen en beschouw de feiten. Na 17 jaren van Sovjetregeering is er een actueel gebrek aan voedsel en alle noodzakelijke artikelen, ofschoon de hulpbronnen van Rusland onbegrensd zijn. Meer dan 2 millioen Russische burgers bevinden zich momenteel in strafkampen, terwijl honderdduizenden in de gevangenis zitten. En het aantal van hen die omkomen, zal niemand ooit weten. Vreemde toeristen kunnen dit alles niet zien, maar als ge U den werkelijken staat van zaken in de U.S.S.R. voor oogen stelt, dan zult U begrijpen, dat niet de Sovjet-regeering, maar het volk Uw sympathie verdient. ook al zou men afwijzend staan ten opzichte van het Duitsche nationaal-socialisme, eens iets anders leest dan openlijke of bedekte venijnigheden. De schrijfster van „Das Dritte Reich, Durch Meine Brille", mevrouw Dr. Sizza Karaiskakis, is een donkeroogige Grieksche, aan wie men uiteraard geen rasvooroordeelen ten gunste van het blonde Germanendom kan toeschrijven. Zij beziet menschen en dingen in het nieuwe Duitschland min of meer critisch en geeft daarom aan haar boek den ondertitel van Balans, „Eine Bilanz der nationalsozialistischen Macht vom 30.1.33 bis 30.6.34." Het is haar schuld niet als deze balans voor Duitschland gunstig uitvalt, maar alleen het resultaat van een „onbeslagen bril". Mevrouw Karaiskakis begint dan met in het voorwoord van haar boek te vermelden van welk punt uit zij de wording van het Duitsche nationaal-socialisme overziet. „Ich habe die Geburtswehen seiner Theorien miterlebt," zoo schrijft zij: Ich erlebte den Zusammenbruch des ersten Versuchs seines Realwerdens im Maschinengewehrfeuer um die Münchener Feldherrnhalle. Ich schreibe nieder, wie ich das Dritte Reich durch meine Brille sehe. Das Bild tut not, denn noch, gerade wieder tobt der Kampf der Missverstehens um dieses Reich. Nach 18 Monaten seines Bestands starrt die auslandische Welt noch immer gierig auf gefalschte Bilder, die ihm von diesem Reich gezeichnet werden." Naast deze „gefalschte Bilder" poogt zij zoo getrouw mogelijk een beeld van de werkelijkheid te geven in een aantal schetsen welke ieder een opschrift dragen correspondeerend op een der aspecten van het nationaal-socialisme waarover men zich in het buitenland warm maakt. Onder de titels: „Masse Mensch", „Siegfried wider Jaakob", „Das Recht auf Arbeit", „Rund um den Suppentopf im Dritten Reich", „Begegnung mit dem Deutschen Gretchen", „Propagierte Rasse", „Stil 1933", „Presse in Uniform", „Umbruch der Kunst", „Hakenkreuz wahin?" en andere, trekken de voornaamste verschijningsvormen en vraagstukken van het nieuwe régime in revue aan ons voorbij. Het is een vlotgeschreven boekje dat mevrouw Ka- raiskakis ons geeft, waarin talent tot uitdrukking komt. Wat ons echter het meest interesseert, is dat hier haat en partijzucht zijn uitgeschakeld en een eerlijk streven naar objectiviteit den lezer de overtuiging schenkt dat hij na lezing dichter bij de waarheid omtrent Duitschland is gekomen. En dit laatste is, vooral in deze oorlogszwangere tijden, van overwegend belang. Immers de mentaliteit van een volk leeren kennen, en de bijzondere vraagstukken waarvoor het zich geplaatst ziet leeren begrijpen, zijn belangrijke schreden naar een verzachting van de internationale tegenstellingen. De zakelijke verschillen, vooral waar het betreft economische belangen, die tusschen verschillende naties bestaan, zijn reeds te scherp dan dat zij nog eens extra met een wolk van misverstanden en verdachtmakingen moeten worden omgeven. Het is niet in de laatste plaats de taak van de pers van een land als Nederland, dat in West-Europa de positie inneemt van onpartijdiger) toeschouwer, om een sfeer te begunstigen waarin toenadering van tegenstanders kan plaats hebben. Dat de Nederlandsche pers met eere deze taak heeft vervuld kan helaas niet gezegd worden (men denke slechts aan het Saargebied), de gunstige uitzonderingen, die vooral te vinden zijn in de provinciale dagbladpers, dan niet te na gesproken. Het is niet mogelijk hier een overzicht te geven van den inhoud van het besproken boek, zonder door de groote algemeenheden schade te doen aan de weergave. Men leze het zelf. We volstaan echter met de opmerking dat de kern van het betoog van de schrijfster is, hetgeen zij aan het slot van haar voorwoord zegt: men mag een kind niet beoordeelen naar de kinderziekten en men mag een licht niet uitblazen, om de schaduw te verdrijven. Na de onsmakelijke bruin- en roodboeken en wat dies meer zij, vormt het boek van mevrouw Karaiskakis, met hetgeen hier te lande indertijd is verschenen van de hand van den heer H. Diemer over het Duitsche nationaal-socialisme, een oase van eerlijkheid en fatsoen in een woestijn van leugen en haat. M. A. CAGELING.