No. 88 PRIJS 35 CENT MIJN VERBODEN RADIOTOESPRAAK OVER DE GELOOFSVERVOLGINGEN IN RUSLAND EN DE HULPACTIE EN WAT ER OP VOLGDE DOOR Dr. F. J. KROP UITGAVE „GELOOF EN VRIJHEID" Ie PIJNACKERSTRAAT 102-106 - ROTTERDAM BROCHURES over d« Russische Geloofsvervolgingen en het Communisme, uitgegeven door de || Chr. Mannenvereen. „Gij zijt allen Broeders" le Pijnackerstraat 102-106, Rotterdam. Bestellingen bij Stemerding & Co. No. TITEL. Pr'&M — Dr, O. Schabert, Slachtoffers van het Bolsjewisme ƒ 0.65 ! — Ir. Max Henkart, Sovjetbeloften en werkelijkheid 0.25 * — Rob. de Traz, Verontwaardiging over de laksheid der Christenheid 0.15 11 De heerschappij der Communisten van 1917—1930 0.35|| 12 Dr. Karl Nötzel, Oorsprong, wezen en beteekenis van het bolsjewisme .. ,, 0.20 13 R. Ton Koschütski, Herinneringen aan Rusland 0.25 I 14 Prol. N. Ton Arseniew, Godsdienst in Sovjet-Rusland ,, 0.15 15 Dr. J. R. Callenbach en anderen, Toespraken over de Russ. Geloofsvervolg. „ 0.50 I 16 C. Shevitsch, De gevolgen van de buitenlandsche protestbeweging op den godsdienstigen toestand in Rusland ...... ■■ 17 M. Mischailoff, De Russ. Orth. Kerk onder het Sovjet-Regime 0.35 ■ 18 Dr. W. Kfinhaupt. Het Bolschewisme — zijn ideeën, bedoelingen en ondergang 0.20| 19 De godsdienstvervolgingen in Rusland (uit het Russische blad „Dni") .. „ 0.20 20 Wat is het Bolschewisme en hoe ziet het er in Rusland uit? 0.15 21 Tina Schmidt, Mijn reis in Rusland 0.15 22 Dr. G. Lodygensky, Rusland in 1930 ,. 0.4OS 23 Boris Eliacheii, De Sowjet Dumping 24 Dr. F. J. Krop, Het Bolsjewisme in de praktijk en wat wij uit die wereldactie kunnen leeren ■'■ 0.20^ 25 Dr. O. Schabert, De Baltische arbeid voor Rusland „ 0.2$ïi 26 Dr. F. J. Krop, Pinksterevangelie en Bolsjewisme .. 0.20 27 Frédéric Eccard, De dwangarbeid in Sovjet-Rusland 0.20 * 28 Dr. F. J. Krop, De treurige toestand der arbeiders in Sowjet-Rusland en de Kerken < • 0.20 29 G.Z.A.B.-Bestuurslid, De Russ. arbeider onder communistische heerschappij ., • 0.20 30 De intern. Samenkomst der Kerken te Genève, 10 Sept. 1931, en de roeping van den Volkenbond inzake de Russ. geloofsvervolgingen ƒ 0.1SI 31 Dr. F. J. Krop, De gunstige Berichten van reizigers, die de Sowjet-repu- bliek hebben bezocht, en de werkelijkheid 0.15 32 Dr. F. J. Krop, Nog eens: De gunstige berichten van reizigers, die de m Sowjet-republiek hebben bezocht, en de werkelijkheid „ 0.20 33 Ds. J. de Saussure e.a., Intern. Kerkelijke samenkomst te Genève, om de aandacht van den Volkenbond op de godsdienstvervolgingen in Sowjet-Rusland te vestigen 0.«H 34 Dr. F. J. Krop, De Kerstcampagne en de geloofsvervolgingen „ 0.204, 35 Dr. F, J. Krop, Dwangarbeid, terreur. Een adres aan de Ontwapenings- rnnf<.r..nti» 0.20 36 Geweld en Terreur in Sowjet-Rusland 0.2J; ri «i..< m»n in Rn.Unn aan felle vürvolöinö bloot, alleen om het feit. dat men geloovig «7 „„...__.. " 0,21 38 Mijn ervaringen in de Russische gevangenissen en hoe ik uit de klauwen -tm der G.P.Oe ontkwam i .Of* 39 Gawroesja Boerja, Onder het juk der Sovjets • 0«». 40 Dr. F. J. Krop, Mijn reis naar de Russische grens, of wat ik zag van het werk van Dr. O. Schabert e.a 0.30 41 Dr. F. J. Krop, De Lappo-Beweging 0.m 42 Een Handleiding over Gewapenden Opstand •> 0.25 43 Dr. F. J. Krop, De Lappo-Beweging 1932 0.20 44 Th. Aubert, Het Leven der Arbeiders in Sowjet-Rusland „ 0i3pj 45 Pierre Maury, Gedachten over het Communisme ... 0.25 46 Dr. F. J. Krop, Wat het bolsjewisme feitelijk is en bedoelt 0.20 47 Het leven en lijden van de vrouw in Sowjet-Rusland 0.SBJ is r»r. F. J. Kron. Plicht en Roeping der Christenen ten opzichte van de s«,.,:.i.b„.i.„j .... - 0.2 49 Grepen uit Finland's verleden (met een inleidend woord van Dr. Krop) ,, 0.2 sn Ilr. Kavmnnd Uevrienl. Ue sociale consequentie vau uei uui» bhhhivlb z::-'~'— ........ o. 51 Dr. A. Ehrt en Dr. J. Schweickert, De bolsjeviseering van Duitschland „ 0.: 52 Dr. F. J. Krop, De beteekenis van Finland in den huidigen cultuurstrijd „ 0.. 53 Dr. F. J. Krop, Waarom maakt gij U toch zoo druk over Rurland? 03 54 Dr. F. J. Krop, Ooi parool in den strijd tegen het bolsjewiame: Godsdienst. Gezin, Gezag j.. --. .. 0.! 55 Prol. A. LecerI, Het recht van weerstand in de H. Schrift en meer bepaald in het Evangelie » fl 56 Godsdienst, Gezin, Gezag »• 57 Dr. F. J. Krop, ,,Het communisme is het Koninkrijk üods Os Wat te denken van deze stelling? 58 Dr. J. R. Callenbach en Dr. F. J. Krop. Enkele opmerkingen naar aanleiding van de Jodenvervolgingen in Duitschland „ 0. t»f i Cf \ ■ V I MIJN VERBODEN RADIOTOESPRAAK OVER DE GELOOFSVERVOLGINGEN IN RUSLAND EN DE HULPACTIE EN WAT ER OP VOLGDE DOOR Dr. F. J. KROP UITGAVE „GELOOF EN VRIJHEID" 1e PIJNACKERSTRAAT 102-106 - ROTTERDAM Wie sende ich Torgsin-Warenpakete nach der UdSSR ledern 'ando. In lodo. g.oü.r.n 'sudt Wan. ."top». Sanlen und .omlig. 51.11.n, die solche UndKunbostMnki a Jget.n gWch' bllllgil. Art. dem Efnplanger best. nechUlgendcn »'«*||»,« «WSdb.nrm eieise Der Ernplang.. «hall eUo Waren ta "^Jj- Vod der Zu.Mln»igke!l;1da. llasVuitV Rüekfragen bei Taliawlan von .mndlgen EmpISngoi. eigenhandig- uMo.icrchnple Emp- De. Eeiplênge^eihïll iddann die Waren -haalt haut ernetten mll der Milfe.iung uber den Eln bei Torg.in die wfren-Be.teltung vom^Empian- verscltiedenen Inhalu, deran dlrekte Ucbor- .Ich ar» Wohnorl dei Empiaitgen kclnjoióun Wnrenhaus belindet. SI. j.doeh «Cl ,.„*,„. !»•>>. I...nd?ng 'd^tl.n'dïSpthtt Jh" "ï lonlgen Ver.and pIcM n« ^"n^Stenda". ■and und Zuueltoigt d.> Pak..? fUr 5'« kg N.i»g.*lchl O.SO'llbl, «I. 1/ kg N.lleg.wichi siMd"dP°k*°''8" dl" P,p'V'""°lch°l" a" d.rn .11. ftDM.an Pi.lill.Urt Ih.e ODIiIgk.il uahtMng' da^ alnganMlait B.irïge (P.m.i HOE STAAT HET THANS MET DE GELOOFSVERVOLGINGEN IN RUSLAND? HOE MET DE HULPACTIE? XXVIste (verboden) radiotoespraak van Dr. F. J. Krop. Een onzer landgenooten, die in den laatsten tijd Sowjet-Rusland heeft bezocht, moet kort na zijn terugkeer in het vaderland hebben verklaard, dat „de internationale revolutionnaire actie van Moskou geheel op den achtergrond is geraakt" en dat het „neen (van Nederland) te Genève een ernstige fout zal blijken te zijn, welke zich zal wreken", al doet „de actie tegen kerk en godsdienst ook z ij n gemoed stuitend aan". *) De erkenning dat zulk een actie tegen het geloof, die ijverig aan de overzijde wordt geloochend, er is, getuigt voor de scherpzinnigheid van den hoogleeraar, die ons inzake het Russische probleem wil voorlichten; maar zijn beweren omtrent een minder scherp en principieel optreden der inde Internationale in verband met de beoogde wereldrevolutie, 'doet eenigszins vreemd aan. En wat betreft de „ernstige fout" die te Genève zou zijn begaan, wel, het is onze vaste overtuiging, dat het prestige van Nederland er aanzienlijk door is verhoogd. Duizenden en nogmaals duizenden zijn trotsch op dat „neen". Zeker, het is niet toevallig dat onmiddellijk daarop de Hollandsche kerk te Leningrad werd gesloten, en misschien staan ons nog andere minder aangename verrassingen te wachten. Maar moreel overwicht en aanzien hebben ook Prof. Mr. J. A. van Hamel, volgens de N.E.C., dd. 23.9.'34. nog iets te beteekenen, en het blijft onze meening, dat men op een ander, hooger terrein honderdvoudig kan terugwinnen, wat men op stoffelijk gebied misschien verliest. Op schitterende wijze heeft de heer Motta uiteengezet — en de vertegenwoordiger van Nederland heeft zich, gelijk men weet, volkomen bij zjjn woorden aangesloten —: le. wat het Sowjet-regiem feitelijk is, n.1. de dictatuur van het proletariaat, of liever van enkele personen heerschende in naam van dat proletariaat; 2e. hoe het communisme onze heiligste goederen op religieus en moreel gebied wil vernietigen: 3e. waarom men aan een evolutie van het bolsjewisme in de goede richting geen geloof kan hechten; 4e. dat het de plicht van allen, die zichzelf respecteeren, geacht moet worden, niet alleen uit een oogpunt van belang, maar uit naam van het christelijk geweten te spreken en te handelen.') In het belang van den vrede beweert men de opname der Sowjet-Unie in den Volkenbond te kunnen goedpraten? Och kom, wie gelooft dat waarlijk! Nog niet zoo heel lang geleden liet Moskou openlijk het volgende schrijven: „De vredes-politiek der Sowjet-Unie heeft een diepe revolutionnaire beteekenis. De vrede voor de Sowjet-Unie beteekent de versterking en de groei van de wereldmacht der proletarische revolutie, zij beteekent het scheppen der voorwaarden voor de vestiging van het socialisme, de verhooging van het materieel peil en van de beschaving in het socialistische land". Feitelijk moest de Sowjet-Unie, werden haar wenschen vervuld, een leger hebben, sterker • dan dat van alle andere landen te saam; zij s) Zie het Journal de Genève van 18 Sept 1934 De heer Motta aanvaardt, volkomen terecht, de organieke eenheid van, en het organisch verband tusschen de ITIde Comm. Internationale (Komintern), Polit-Bureau, Comm. Partij Rusland en de Sowjet-Regeering. Zie de studie van Th Aubert: Le Komintern, le gouvernement soviétique et le Parti Communiste de 1U.R.S.S., September 1934. Wo werden Einzahlungen für Torgsin entgegengenommen ISCHECHOSLOWAKFI ^inque Commerciële peut 1'Euiopt du UNGARM Poster Üngtritthf Kommcnielbonk Ungarlscho Allgomolne Cttdlibortk Bonque Góncrala de Bulgfl.ie i beschouwt echter de communisten der geheele wereld als haar recruten en rekent op hen om, als het beslissende oogenblik daar is, het leger van hun eigen land in den rug aan te vallen. „Overal, zoo lezen wij verder in de Troud van 1 Aug. '33, strijden de communistische partijen tegen de chauvinistische propaganda voor het proletarisch internationalisme; zij organiseeren in de verschillende plaatsen waar zij gevestigd zijn, comité's van actie tegen de productie en het transport van oorlogsmateriaal. Overal werken de communistische partijen; zoowel onder de recruten, soldaten en mariniers, als in de kampen van dwangarbeid; zij strijden tegen den imperialistischen oorlog en de interventie tegen de Sowjet-Republiek. Overal ontmaskeren de communistische partijen het imperialistische pacifisme en het fascisme, zij leggen den arbeiders-massa's uit, dat het eenige middel tegen den imperialistischen oorlog is, de omzetting daarvan in een burgerkrijg". Wie na dergelijke verklaringen de SowjetUnie in den Volkenbond opneemt „in het belang van den vrede" doet hetgeen de Fransch- man noemt een „métier de dupe", of wil bedrogen zijn. Nogmaals: wij achten het een eer voor ons land, dat het te Genève getuigenis gaf van hetgeen daar leeft in ons hart, opkomende voor de rechten van den mensch en van den geloovige in Sowjet-Rusland, en dat het woord van den Spreukendichter niet geheel vergeten scheen: „Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde (óók de politieke berekening ten koste van eer en geweten) is een schandvlek der natie". (Spr. 14:34). * Niets is er veranderd in Sowjet-Rusland sinds zijn opname in den Volkenbond: geen enkel punt van zijn revolutionnair programma heeft het laten vallen: de strijd tegen het geloof woedt er nog in al zijn wreedheid en ontzetting. Geen verzachting, wel verscherping van dien strijd staat ons in de naaste toekomst te waditen. Heeft men wel gelet op de vérklaringen van Yaroslavsky, den voorzitter van den Bond der God-loozen? In het begin van dit jaar verklaarde hij het volgende: „Het is moeilijk het aantal God-loozen in ons land te bepalen. Herhaalde malen heb ilr het beproefd, maar verder dan cijfers „bij benadering" kon ik het niet brengen. In elk geval kan men veilig aannemen, dat wij thans de God-loozen bij tientallen millioenen tellen". Waaraan hij toevoegde (en dat is een troost voor de geloovigen): „Weliswaar durven wij niet beweren, dat allen definitief van elke religie verlost zijn." Maar daarom ook besloot hij met een opwekking tot verscherping van den aanval op Kerk en geloof: „De godsdienstige ideologie is bijzonder taai en weet zich op buitengewone wijze naar de omstandigheden te voegen De godsdienstige organisaties zullen niet zonder strijd verdwijnen; zij zullen den kamp niet opgeven zonder hardnekkigen weerstand". (De Anti-Godsdienstige No. 2, 1934). Dié Bond van God-loozen nu, die dergelijke verklaringen de wereld inslingert, wordt door den Staat onderhouden; zijn uitgaven zijn Staatsuitgaven, en groote sommen gelds worden voor zijn propaganda ter beschikking gesteld. En meer dan naïef is hij, die zich verbeeldt, dat de woede van het bolsjewisme zich tegen zekere lagere vormen tvan godsdienst keert, tegen een zeker conservatief, reactionnair Christendom, tegen bijgeloovigheden, enz. Neen, hoe hooger de openbaring van het geloof, hoe feller de vijandschap daartegen. „Wij moeten zóó optreden, zegt de kundige en principieele verdediger van het Communisme, Stapanoff, dat elke slag aan het. adres der traditioneele kerkorganisatie, of aan het adres der geestelijkheid, den godsdienst in het algemeen raakt". Een ander schrijver, niet minder bevoegd, verklaart even ondubbelzinnig: „Alle godsdiensten, alle goden zijn eenzelfde verdoovend gif, dat den geest zoowel als den wil en het geweten versuft: een onverzoenlijke strijd moet met alle worden aangebonden". Waarbij deze woorden van Olechouk zich op waardige wijze aansluiten (in zijn Antwoord aan een geloovige, De God-looze van 29 Juli 1934): „Het is onmogelijk om een scheidslijn te trekken tusschen ware Christenen en „Christenen" tusschen aanhalingsteekens. Alle geloovigen zijn trouwens gelijk. Elke godsdienst, zooals Marx verklaarde, is opium voor het volk. Elke godsdienst is een middel om de arbeiders te exploiteeren en in slaap te wiegen. Daarom zijn wij tegen alle vormen van geloof" Alle machten, waarover de Staat beschikt, alle organisaties, alle Commissariaten (Ministeries) worden tot den strijd gemobiliseerd. Alle hebben tot taak het groote publiek wijs te maken dat geloof beteekent reactie, imperialisme, uitbuiting der menigte, oorlog, domheid; ja, vooral domheid; en het gevleugelde woord van Stalin zal weldra in zijn onmetelijk rijk als een axioma gelden: „Ik ben tegen den godsdienst,, omdat ik vóór de „wetenschap" ben." Alle Commissariaten moeten het geloof bestrijden. Doch vooral, en dat ligt in de lijn, het Commissariaat van Onderwijs. Van vrijheid voor den onderwijzer, geen sprake. Loenatcharsky had reeds gezegd: „Bij ons kan het onderwijs niet anders dan communistisch, d.L anti-godsdienstig zijn." En steeds hebben de autoriteiten in dié richting gesproken, gewerkt, geageerd. Zoo lezen wij in De God-looze van 29 Juni 1934 (dus van den allerlaatsten tijd): „De communistische opvoeding van het kind beteekent natuurlijk ook noodzakelijkerwijs zijn opvoeding in anti-godsdienstige richting". Kort te voren (13—15 Juni '34) was daar te Moskou een congres gehouden, waar afgevaardigden van 28 wetenschappelijke instellingen samenkwamen om vooral twee vragen onder de oogen te zien: le „Welke argumenten brengt de geloovige naar voren om zijn godsdienst te verdedigen" en 2e „Hoe kan men de contra-: revolutionnaire rol van alle godsdiensten en kerken in dienst van het imperialisme ontmaskeren, inzonderheid de contra-revolutionnaire ïM 1 ^a^^^^Ö^^S VfRTKITUNO VU! DIUTSCHLAND DEN HANDEL MrT AÖStXNDERJJ mïfON.5r*^nVof? • •Oo*"' m " ! AUF DEM DEBIET DER UdSSR ' Datum des Pbatstempels Haben Sla in der JJdSaR AngehSrlge caer Bekannte? Dann dachten Sie beètimmt auch eohon darilber naoh, wie Sic Innen itni aohli.fcen könnten. Durch die Ueberreichimg.der beifolgenden Waren-Preieliete gestatten wif Uns, Ilire'Aufraerfceamkeit anf die bequemste HBgllchkeit n. 1 enken, «i Ibrec in dar UdSSR wobnanden ingehbrigen. oder Bekaaiter etst Vlassige Waren rukommen nu lassen* Unsere Waienl aus ftihreh Lsbensmlttel, Tollette--. waren, Bedarfsartlkel uhd Bekietdyngsgegens+snde aller Art in bester Exporttjualitft':. * : Auf der Rtlokaeite den Uflschlages der belllegenden- BroaohUre finueh Bie die Stelliji eufgesablt, die la Deutschland Elnzahlungen fnr TCTgaln-Ueberwiisungéa entgegennehmea. Eine einfache Einzahlirag lef elner dleaer SteïlèSi Bit dér Anga.be dea von Ihnen gemlnscbten Empfangers gen'üg* . damlt diefler in kürzester Zelt zuverj aEisig die Tozgsin-Waren eraalt, weiehe Sie ibra zugedachc haten oder die er ai oh nach uaesgabe dea Uberwleaenen Batrage. auszuwahlen wünacbt. , Torgsln-Ueberwelaungi n alnd einfaoh, bequem, echnell und zuverlïsslg. Sie untt.rllegen seltens der UdSSR keinerlel Beschrankung. Idrgsln-noberwelsungen ln der Hiiba von monatllch m 50— bedürfen m Deutschland .kemèrTël DêvTeengenehraieungr E?nrie"htune!5Utien betalJf!*>r8sl". benut zen Sié aiicn dlese JUr die Mltteilung von lareseen Ihrer Bekannisobaft, .die f(lr TorgBin Interesse bat en könnten, waren wir Ihnen zu besonderèis Dank verbunden. Boohaobtungavoil , Anlagel *. ° r g» ■ ï A rol van godsdienst en kerk in het land der Sowjets". Alleen de vermelding van deze beide punten van het program der „wetenschappelijke" vergadering spreekt boekdeelen. In 1929 (Izvestias, 26 Maart) spoorde Loenatcharsky aan tot verscherpt optreden tegen godsdienstige onderwijzers: „Men moet, zoo sprak hij, een actie op touw zetten tegen het geloovige onderwijzend personeel Geloovige onderwijzers, dat is een dwaze tegenstrijdigheid in de termen zelf: men moet elke gelegenheid benutten om ze door anti-religieuze onderwijzers te vervangen". In 1934 (De God-looze 17 Juni) wordt nog steeds hetzelfde wachtwoord gegeven, zonder eenige hoop op verandering van koers: „De schoolinrichtingen der Sowjets moeten strijdende God-loozen voorbereiden." Bovendien deelt de God-looze van 17 Aug. j.1. mede, dat een groote samenkomst van onderwjjs-krachten den lsten Augustus te Moskou plaats vond, op initiatief van het Commissariaat van onderwijs, den Centralen Raad der God-loozen en de Unie van arbeiders bij het onderwijs. Welke belangrijke vragen waren daar aan de orde van den dag? Het lage peil van het onderwijs in de Sowjet-Unie? De verwaarloosde jeugd? De treurige positie der onderwijzers? Neen, uitsluitend en alleen dit machtige probleem: „Hoe kan men het best de jeugd in militant atheïsme opvoeden!" Sapienti sat. Het Commissariaat van den arbeid laat zich al evenmin onbetuigd. De God-looze van 17 Mei 1934 vestigt de aandacht op een wenk, dien Yaroslavsky aan de arbeiders geeft, en waarin hij zegt, dat het onmogelijk is een nieuw leven en een nieuwe maatschappij in het leven te roepen, zonder vooraf „alle godsdienstige denkbeelden uit den menschelijken geest te hebben gebannen." „Wie vóór het socialisme strijdt, moet tégen den godsdienst strijden", zeggen de leiders op allerlei toon. Maar erger is, dat men de geloovige arbeiders stelselmatig uit de fabriek verwijdert. Dus geen broodkaart en een langzame hongerdood. Leve de strijd voor vrijheid, arbeiden brood! Over de andere Commissariaten (Ministeries) kunnen wij kort zijn. Zij zijn alle geroepen hun actieve medewerking te verleenen bij de „liquidatie" van den godsdienst. Het is een 'onderlinge wedstrijd in geniepige maatregelen, hardheid, zelfs vervolgingswoede. Bijzonder gevreesd is echter het Commissariaat van Binnenlandsche Zaken, waarbij de G.P.Oe (vroegere Tchéka) is ondergebracht. Die vreeselijke instelling, waarvoor iedereen siddert en die geen andere wet kent dan haar eigen willekeur, zou zijn opgeheven? 't Mocht wat' Zij is eenvoudig ondergebracht bij „Binnenlandsche Zaken" en de wreede Tchekist Yagoda, doodsvijand van alle geloovigen, is tot Commissaris (Minister) bij dat departement benoemd. * • Om kort te gaan: De strijd tegen den godsdienst Wordt sterker doorgevoerd dan ooit, en het 2de vijfjarenplan (einde 1937) moet alle overgebleven sporen van Kerk en religie ten «enenmale uitwisschen. Enkele citaten ook weder van den allerlaatsten tijd mogen dit bewijzen: „Gedurende het 2de vijfjarenplan, zegt LÖukatchevsky, moeten wij de anti-godsdienstige propaganda op ruime schaal voortzetten." (Het marxisme-leninisme: militant atheïsme door Loukatchevsky, Moskou 1933—'34, p. 102). Elders zegt dezelfde bolsjewistische Groot-Meester: „Het antigodsdienstige front is een der sectoren van het algemeene proletarische front in den strijd voor het socialisme". (Nieuw antigodsdienstig handboek door Loukatchevsky, Moskou '33, p. 330). Of nog duidelijker: „De Communistische Partij heeft altijd tegen den godsdienst gestreden. De Sowjet-Regeering, die een Regeering van arbeiders is (wie lacht daar? F. J. K), strijdt eveneens tegen het geloof. De Sowjet-school zorgt voor een anti-godsdienstige opvoeding. De pers, de bioscoop, de radio, de letterkunde, de kunst, alles strijdt tegen den godsdienst in den Sowjet-Staat". (Ibidem p. 330). Iets verder: „De strijd tegen het geloof moet buitengemeen versterkt worden gedurende het tweede vijfjarenplan". (Ibidem p. 332). En ten slotte: „Nieuwe kaders van propagandisten en bekwame God-looze agitatoren moeten worden voorbereid." (Ibidem p. 343). Dat is alles volkomen in overeenstemming met den duidelijk uitgesproken wil der leiding te Moskou, gelijk blijkt uit deze regelen: „Er kan geen sprake van zijn, de antireligieuse actie te beëindigen Wij moeten onze rangen versterken, (overeenkomstig de aanwijzingen van kameraad Stalin; wij moeten den Bond van God-loozen in z'n geheel versterken en het antigodsdienstige werk op de hoogte brengen van de eischen die het 2de vijfjarenplan ons stelt". (Het rapport van ons Hoofd en onze taak, artikel van de God-looze, 17 Februari 1934). Ook, ja vooral moeten de vrouwen krachtig medewerken tot bereiking van het doel. (De God-looze, 1934, p. 43). Bovendien wordt alles in het werk gesteld om het 10de jaarfeest van den Bond van .strijdende atheïsten, dat in 1935 gevierd moet worden, tot iets geweldigs te maken. Duidt dat op eenige verzachting van het systeem? Duidt dat op een beschaafder optreden ten gevolge van de opname in den Volkenbond? Duidt dat op een evolutie in de richting van meer vrijheid en meer eerbied voor de geestelijke waarden, die alleen aan het leven zin en inhoud geven? * * Wat nu de bewering betreft, dat er eenige wijziging zou zijn gekomen in de wereldactie der God-loozen, zij is te dwaas om er zelfs een oogenblik bij stil te staan. Het orgaan van de Komintern (Correspondance internationale 25.5.'34; 33.6.'34), gaf juist dezer dagen weer het parool voor de geheele wereld, en stippelde de lijnen der verdere actie uit, doch steeds in dezelfde Godlooze richting. Men mag geen onderscheid maken tusschen Kerk en kerk. Al deze ouderwetsche instellingen zijn gelijk. In een adem moet men Kerk, kapitalisme, militairisme en fascisme noemen. Dat geeft het recht om onder de leuze van ..tegen oorlog en fascisme" of ook nog van „tegen kapitalisme en militairisme" vooral den godsdienst te treffen. Want daar komt het op aan, dat de naam van God zelfs van den aardbodem verdwijne, opdat de „mensch der zonde" (men denke aan het standbeeld voor Judas te Charkov) ongehinderd het rijk van Satan zou kunnen vestigen. En met zulke duistere machten gaat men een accoord aan? Met zulke machten uit den afgrond wil men overleggen z.g. in het belang van den „wereldvrede"? Nogmaals: wij danken God dat Nederland te Genève openlijk „neen" heeft gezegd. • • Over den noodtoestand der geloovigen in Sowjet-Rusland nog een enkel woord. Vooreerst het getuigenis van een Zwitsersch ingenieur, enkele maanden geleden uit Rusland wedergekeerd. Een mijner vrienden ondervroeg hem over de voedselvoorziening in Rusland, het resultaat van den oogst 1933 en de verwachtingen voor 1934—'35. Zijn antwoord luidde: „Volgens gelijkluidende verklaringen was de hongersnood in den zomer van 1933 vreeselijk. In tal van steden, vooral in het plaatsje waar ik in 1934 verblijf hield en dat 40.000 inwoners telt, stierven eiken dag 7 a 8 personen van den honger op straat, zonder eenige hulp. Een wagen voerde ze 's avonds naar het kerkhof. De oogst van 1933 was buitengewoon gunstig door de goede weersgesteldheid, maar de definitieve opbrengst was onvoldoende, door verhezen tijdens de stockage (het in voorraad houden). De winter van 1933—'34 is echter wat zachter geweest dan de voorgaande en toch liet het broodgebrek zich reeds voelen op 't oogenblik, dat ik in Rusland kwam. Kort vóór mijn vertrek heb ik persoonlijk, in de straat waar ik woonde, het lijk van een vrouw gezien, die van honger gestorven was. Iedereen verwacht een zeer slechten oogst in 1934. Ik heb me speciaal bezig gehouden met deze kwestie en ik geloof, dat die voorspelling juist is". Het geheele interview weergeven gaat niet. Maar de slotsom, die zeer pessimistisch klinkt, moge hier nog een plaats vinden: „Ik ben wel niet als Bolsjewiek naar Rusland gegaan, maar vast besloten de dingen objectief te bezien; ik kom terug met deze overtuiging, dat het onmogelijk is, zonder ter plaatse te zijn geweest, zich de droefheid, de ellende, de onderdrukking en de afschuwelijkheid van het leven in Rusland voor te stellen, zooals dit door het Sowjet-regiem veroorzaakt is". En als de toestand algemeen slecht is, dan is hij dat in de eerste plaats voor de geloovigen, vooral de dienaren van den godsdienst, daar die buiten de Wet zijn gesteld en geen broodkaart ontvangen, hetgeen gelijk staat met een veroordeeling tot den hongerdood (de droge guillotine). Daarom, goeddoende niet vertragen, en de noodlijdende broeders en zusters krachtdadig gesteund in hun ellende: „Maar kan dat nog wel, sinds de SowjetRegeering bekend maakte, dat zij de grenzen sloot voor de zendingen van „Brüder in Not"? Dat kan zóó wel, dat alle adressen in Duitschland, die bekend waren bij de directie der Staatswinkels (Torgsin-affaire), een paar weken na afkondiging van het bewuste besluit, een circulaire en een. boekje ontvingen: een circulaire, 1) met de dringende bede om toch vooral z'n kennissen in Sowjet-Rusland te gedenken (op een wijze, die voor de Sowjets nog voordeeliger is dan vroeger); een boekje2) (prijscourant met opgave van de waren), die men voor een bepaald bedrag kan krijgen, en de banken waar men z'n geld kwijt kan. De zendingen moeten echter individueel,zijn en mogen *) Zie pag. 9. 2) Zie p.p. 2, 5 en 13. niet meer uitgaan van een organisatie, die propaganda drijft. Alsof het mogelijk ware geld los te krijgen, zonder te zeggen hoe hoog de nood is gestegen! 3) Een enkele keer gebeurt het, dat menschen die eerst om hulp hadden gesmeekt, later de zending weigerden „omdat er geen nood is", of iets van dien aard. Wie echter weet hoe zulke brieven4) tot stand komen, en welke methoden al te ijverige agenten der G.P.Oe soms toepassen (in dit geval zeker tegen de bedoeling van Moskou), die laat zich daardoor niet van de wijs brengen. ■Voorzichtigheid is zeker geboden, maar men kan er zich van verzekerd houden: de hulpactie gaat rustig door. Mede-Christenen, mede-geloovigen, voorstanders van vrijheid en recht, wat ook uw persoonlijke religieuse overtuiging moge zijn, steunt een wegstervend volk door uw gebed en door uw gave: Uw arbeid zal in onzen Heer Niet ijdel wezen: Hem zij d'eer! 3) Het aantal Torgsin-winkels verandert, d.i. vermeerdert bij den dag. Vroegere gegevens, door mij verstrekt, dienen derhalve te worden gecorrigeerd. Volgens de laatste berichten, door de Sowjets zelf verstrekt, is het aantal thans over de 600. Voor een land als Rusland is dat nog wel niet veel, maar het is toch van beteekenis. 4) Ik heb er enkele van in mjjn bezit; het spreekt echter van zelf, dat openbaarmaking, of zelfs nadere aanduiding — in het belang der stumperds zelf — absoluut uitgesloten is. WAT ER OP HET VERBOD MIJNER RADIO-TOESPRAAK VOLGDE. Zoodra het bericht mij bereikte, dat mijn radio-toespraak verboden was, heb ik onmiddellijk naar den Haag getelefoneerd om de reden. Misschien, zoo vroeg ik, zou de zaak nog in orde kunnen komen met enkele wijzigingen of schrappingen hier en daar? Neen, het bezwaar gold mijn heele toespraak. Op mijn verzoek om dan schriftelijke opgave der bedenkingen te mogen ontvangen, kreeg ik do. 24 October het volgende antwoord (doorslag van het schrijven aan de N.C.R.V.): In verband met een verzoek van Dr. F. J. Krop om de nadere redenen te mogen vernemen, waarom de Commissie bezwaar heeft tegen diens rede: „Hoe staat het thans met de geloofsvervolging in Rusland? Hoe met de hulpactie?" voor 25 dezer, deelt de Commissie U mede, dat deze rede een politieken inslag had en niet voldeed aan het voorschrift van art. 2 lid 2 van het Radioreglement 1930, zooals dit is gewijzigd bij KS. van 22 April 1933 no. 223, volgens welke bepaling politieke uitzendingen slechts mogen inhouden een stellige of toelichtende uiteenzetting van beginselen. Verder kwam de rede in strijd met de bepaling van art. 3ter der Telegraaf- en Telefoonwet 1904, waarin o.m. is bepaald, dat de uitzendingen geen gevaar mogen opleveren voor de veiligheid van den Staat. De wnd. Voorzitter, (w.g.) WERKER. De Secretaris, (w.g.) E. P. WEBER. Tot mijn leedwezen moet ik bekennen, dat ik na deze uiteenzetting der motieven, die tot de bewuste beslissing hadden geleid, nog even wijs was. Ik bleef derhalve op nadere Verklaring aandringen (zie p. 19). Inmiddels schreef ik ook den Minister aan, op de volgende wijze: Rotterdam 23 October '34. Aan Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken te 's-Gravenhage. Excellentie, Overmorgen, Donderdagavond, zou ik voor de Ned. Chr. Radio-Vereeniging een toespraak houden over: Hoe staat het thans met de geloofsvervolgingen in Rusland? Hoe met de hulpactie? Zoo juist heeft men te Hilversum een telegram ontvangen van de Radio-ContröleCommissie dat mijn toespraak niet wordt toegelaten op grond van „wettelijke bepalingen". Het telegram, was onderteekend: Van Boeyen en Weber. Ik heb onmiddellijk genoemde commissie opgebeld en gevraagd: le. op grond van welke wettelijke bepalingen mijn toespraak niet wordt toegelaten; 2e. of het mogelijk zou zijn met de heeren te overleggen teneinde door schrapping van enkele uitdrukkingen die misschien ontoelaatbaar worden geacht, de radiorede alsnog te kunnen laten doorgaan. Het telefonisch antwoord door mij zoo juist ontvangen luidde: dat het bezwaar heel mijn rede gold en dat afschrift van de „wettelijke bepalingen" waarop het besluit berust, mij zal worden toegezonden. Op mijn vraag of er ook ontstemming was over de hulde die ik mijn Regeering bracht in mijn rede, kreeg ik het geruststellende antwoord, dat zulks niet het geval was. Nu neem ik de vrijheid U mijn rede toe te zenden met beleefd doch dringend verzoek die te lezen, of te laten lezen, en mij te zeggen of het in Nederland niet meer geoorloofd is allerwegen bekend te maken dat het bolsjewisme den ondergang van elke kerk en eiken godsdienst beoogt; dat de opname der Sowjets in den Volkenbond daarin geen verandering heeft gebracht blijkens de uitlatingen der Sowjet-organen en dat, terwijl officieel de hongersnood wordt geloochend, men officieus alle moeite doet om geldzendingen voor de verhongerende bevolking uit te lokken. Dat zijn toch de punten waarover het gaat en wanneer het niet meer geoorloofd is dat in Nederland bekend te maken, ook langs den weg van radio-omroep, dan wordt de toestand toch wel heel bedenkelijk. Vertrouwende dat Uwe Excellentie deze zaak grondig zal willen onderzoeken, en niet alleen voor ondergeteekende, maar voor allen die met hem het bolsjewisme een gevaar achten, ook voor ons land, een bevredigende oplossing zal kunnen vinden, heb ik de eer te zijn met verschuldigden eerbied, van Uwe Excellentie de dw. dhr. w.g. F. J. KROP. Mijn verzoek om opheldering aan de verantwoordelijke commissie, luidde als volgt: Rotterdam, 25 October '34. Aan de Radio-Omroep-Contröle-Commissie te 's-Gravenhage. Geachte Heeren, Het afschrift van Uw schrijven aan de Nederlandsche Christelijke Radio Vereeniging heb ik in dank ontvangen. * Tot mijn leedwezen moet ik U bekennen, dat Uw uiteenzetting mij niet recht duidelijk is. Gij zult het mij, derhalve, ten goede houden, dat ik op nadere opheldering bij U aandring. Vooraf een opmerking. Mijn radio-toespraak werd begin October in 5 exemplaren naar Hilversum toegezonden. Eerst drie weken later wordt mij bericht dat mijn rede verboden wordt, twee dagen vóór den vastgestelden datum, zoodat er geen gelegenheid meer is om iets anders te schrijven en behoorlijk te laten keuren. Daardoor worden duizenden luisteraars, die juist in het aangekondigde onderwerp buitengewoon veel belang stellen, gedupeerd. Doch dat raakt slechts de formeele zijde der behandeling. Thans de materiëele kant. Mijn toespraak bestaat uit de volgende onderdeelen: 1. Hulde aan onze Regeering, voor haar houding te Genève; 2. Citaten uit de Sowjet-pers over de bedoeling van Móskou inzake wereld-vrede en wereld-revolutie; 3. Uitspraken van verantwoordelijke personen in het rijk van Stalin over den strijd tegen het geloof; 4. Idem inzake de onveranderde houding van het Communisme tegenover Kerk en Religie, zoowel vóór als na de opname in den Volkenbond; 5. Meedeeling over den nood in Rusland en bekendmaking van hetgeen de SowjetRegeering zelf ter algemeene kennis wenscht te zien gebracht. Eigenlijk is het sub 1 genoemde het eenige dat naar „politiek" zweemt. Maar telefonisch hebt ge mij reeds medegedeeld, dat dit gedeelte van nüjn toespraak geen bezwaar opleverde. Wat dan wel? Mag men niet openlijk zeggen wat de IUde Internationale zelf urbi et orbi verkondigt? Wat zij laat schrijven of zelf publiceert. De eenige vraag die m.i. hier gesteld mag worden is deze, of men in de waardeering der officiëele stukken binnen de grenzen der wellevendheid blijft; daarover heb ik met U willen confereeren, doch Uw antwoord was duidelijk: niet de modus quo der behandeling werd door U gewraakt, doch de behandeling zelf. En die behandeling was m.i. eenvoudig „een stellige en toelichtende uiteenzetting" van de beginselen van Moskou inzake het geloof en de beoogde wereldrevolutie. Wat de „veiligheid van den Staat" betreft, hier tast ik meer dan ooit in het duister rond. Ik meende, dat die veiligheid, gelijk de veiligheid van heel onze samenleving, bedreigd werd door de lilde Internationale. Dat heeft onze Minister van Buitenlandsche Zaken royaal toegegeven, toen Zijne Excellentie zich, té Genève, aansloot bij de schitterende rede van den heer Motta. Voorts ben ik van meening dat die „veiligheid" eischt, dat heel Nederland wete wat men van Communistische zijde met land en volk voorheeft, gedachtig aan het bekende gezegde: „Een gewaarschuwd man is er twee waard". Nu zegt gij echter, dat zulk een waarschuwing een gevaar oplevert voor den Staat. Een vergelijking zij mij hier vergund. Iemand ondergraaft een huis en hoopt daaronder allerlei ontplofbare stoffen op. Hij zegt royaal, dat het hem er om te doen is „den boel in de lucht te doen vliegen". Bevordert men nu de „veiligheid" van dat huis, door te doen alsof of er niets aan de hand was, en brengt men die „veiligheid" in gevaar, door iedereen, vooral de bewoners van het bedreigde pand, toe te roepen: „Weest op Uw hoede"? Zeer aangenaam zal het mij zijn van U de noodige opheldering te mogen ontvangen en blijf inmiddels, Mijne Heeren, . Hoogachtend, Uw dw. dr. w.g. F. J. KROP. Inmiddels had deze zaak in breeden kring de aandacht getrokken, en schreef het Nationaal Verbond „Godsdienst, Gezin, Gezag" den Raad van Ministers aan. Zijn adres volge hier: Excellenties, Het Nationaal Verbond „Godsdienst, Gezin, Gezag" heeft de eer zich andermaal tot Uw Raad te wenden, in aansluiting op het adres, dat het in de maand Augustus j.L : aan de Regeering mocht toezenden, inzake de opname der Sowjet-Unie in den Volkenbond, het parlementair bestaansrecht der Communistische Partij Holland (C.P.H.) en de onbeschaamde propaganda der revo- -" lutionnaire partijen in het vrije Nederland. Het spreekt allereerst zijn groote voldoening er over uit, dat Nederland te Genève aan de zijde van Zwitserland en Portugal mocht staan, in het uitspreken van een krachtig en ondubbelzinnig „Neen". De Regeering vraagt geen dankbetuiging voor Haar kloeke houding; maar het mag Haar toch wel tot groote voldoening strekken door onze. bemiddeling te vernemen, dat Haar moedig protest allerwegen diepen indruk maakte en het prestige van Nederland in de wereld, voor zoover niet absoluut vermaterialiseerd, in niet geringe mate verhoogde. Onze Minister van Buitenlandsche Zaken heeft, met een enkel woord van sobere welsprekendheid, de prachtige rede van den heer Motta, eerste gedelegeerde van Zwitserland in den Volkenbond, voor zijn rekening genomen, en daarmede de houding van Zijn Regeering tegenover Sowjet-Rusland over de geheele wereld bekend gemaakt; een houding, die voor geen tweeërlei uitlegging vatbaar is. Mogen wij, gemakshalve, onder verwijzing naar die Zwitsersche redevoering, die in bijlage hierbij gaat, enkele punten aanstrepen? Onze Regeering heeft door haar instemming met Zwitserland urbi et orbi verklaard: le. dat Zij, evenmin als Zwitserland, de Sowjet-Unie' heeft willen erkennen, omdat het ageeren van Moskou, in samenwerking met verschillende revolutionnaire partijen, die een voortdurende bedreiging zijn voor het bestaan van land en volk, Haar allerminst aanstaat; 2e. dat Zij zich gedragen weet, in haar ^erzet, door de publieke opinie van geheel Nederland, voor zoover niet op een dwaalspoor gebracht door allerlei belangen van zuiver partij-pöhtieken of commerciëelen aard; 3e. dat Zij geen verzoening mogelijk acht tusschen Haar en het Communisme, dat de Sowjet-Unie heeft geschapen, en dat den ondergang beteekent van aÜe 'beginselen die ook Haar heilig zijn, zoowel op godsdienstig, -moreel en sociaal gebied, als op politiek en economisch terrein; 4e. dat Zij de geloofsvervolging in Rusland, en het absoluut ontbreken van gewetensvrijheid niet minder verwerpelijk acht dan de aanvallen op de waardigheid van het gezin, het eigendomsrecht, de vrijheid van den arbeid, enz., zonder welke geen beschaafde samenleving mogelijk is; maar dat zij bovenal daarom Haar verzet tegen onwaardige theorieën en praktijken duidelijk te kennen moet geven, omdat • het Russische Communisme zich allerminst binnen zijn eigen grenzen opsluit, doch openlijk 'een 'algemeene wereldrevolutie beoogt; 5e. dat de eenheid van Sowjet-Regeering, Hlde Internationale en Communistische Partij Rusland voor Haar een onloochenbaar feit is; 6e. dat Zij niet gelooft de zaak van den wereldvrede te bevorderen door de opname der Sowjet-Unie in den Volkenbond met Haar „Ja" te bekrachtigen; 7e. dat de evolutie van het bolsjewisme in Haar nog een besliste onmogelijkheid is (sit ut est, aut non sit), zoodat ook in de toekomst dezelfde praktijken als in het verleden kunnen worden verwacht; 8e. dat het de eer is, vooral der kleine naties, de moreele waarden hoog te houden, aan het ideaal van den Volkenbond trouw te blijven, en dat Zij daarom de Regeering der Sowjet-Unie weigert te erkennen; 9e. dat Zij een waakzaam oog houdt over de verdere ontwikkeling der geschiedenis, zonder de in Sowjet-Rusland verdrukte rassen, nationaliteiten en kerken te vergeten; 10e. dat Zij het bovenal Haar heerlijke en schoone roeping acht de stem van het Christelijk geweten allerwegen te doen hooren. Ziedaar, Excellenties, de getrouwe samenvatting van de rede door den heer Motta uitgesproken, door onzen Minister van Binnenlandsche Zaken tot de Zijne gemaakt, derhalve door de Nederlandsche Regeering voor Haar rekening genomen. Het was daarom geheel in onzen geest, toen onze 1ste secretaris, Dr. F. J. Krop, voor de microfoon de Nederlandsche Regeering hulde wilde brengen voor Haar houding in het werelddrama dat zich afspeelt om ons heen, en met officiëele uitspraken, ontleend aan de Sowjet-bladen, de verschillende punten hierboven aangehaald nader wilde adstrueeren. Wij hebben zijn radio-toespraak, die 25 October j.1. had moeten worden gehouden, en waarvan een exemplaar nog hierbij gaat, nauwkeurig bestudeerd, doch niets daarin kunnen vinden, dat buiten het gestelde program gaat. Het is een geestdriftig stuk, waaruit de trots van den Nederlander en van den geloovige spreekt, dat zijn Regeering, met Zwitserland en Portugal,. te Genève zulk een schitterend getuigenis gaf voor Waarheid, Recht en Vrijheid. Een zuivere, zakelijke uiteenzetting van de politico-religieuze beginselen ,der .Sowjets, die zeker niet scherper is dan de rede van den heer Motta, zooals bij een oppervlakkige vergelijking reeds in het oog springt, f Wat de mededeeling omtrent de mogelijkheden der hulpactie betreft, die moet zelfs in den geest der Sowjet-Regeering zijn, daar deze geldzendingen door bemiddeling der Torgsin-winkels op alle mogelijke wijze begunstigt en bemoedigt. Het gaat hier niet om de termen door Dr. F. J. Krop gebezigd; wij weten dat een voorstel zijnerzijds om met de RadioOmroep-Contróle-Commissie . daarover te confereeren, door deze van de hand is gewezen, aangezien de heele strekking van het stuk h.i. moest worden afgekeurd. En waar de Minister van Binnenlandsche Zaken deze beslissing met zijn ministeriëele verantwoordelijkheid dekt, blijkens een schrijven van Zijne Excellentie d.d. 6 November j.1., waarvan copie hierbij gaat, zou het Bestuur het op hoogen prijs stellen van Uw Raad eenige opheldering te mogen ontvangen, teneinde haar eigen houding bij event. mogelijke conflicten met bovengenoemde Commissie in het vervolg te kunnen bepalen. Wij zouden daarom gaarne willen weten: le. waar de bewuste radio-toespraak verder gaat dan een stellige uiteenzetting of toelichting van de politieke beginselen der Sowjet-Unie; 2e. waarom het ongeoorloofd is in Nederland voor de microfoon te zeggen wat de Vertegenwoordiger van Nederland te Genève tot onze groote blijdschap voor de geheele wereld uitsprak; 3e. waarom het eerste wel, het laatste niet moet worden aangemerkt als „staatsgevaarlijk". De nadere berichten van Uw Raad met belangstelling tegemoetziend, hebben wij de eer te zijn, Excellenties, met verschuldigden eerbied, Uw dienstwillige dienaren Het Bestuur van het Nationaal Verbond „ G. G. G." en in zijn Naam, (w.g.) T. J. HAGEN, le Voorzitter, (w.g.) M. A. CAGELTNG, 2e Secretaris. * * Van den Ministerraad geen antwoord. En van de andere zijde? Om den lezer in staat te stellen zich een oordeel over de „nadere ophelderingen"? te vormen, treffe hij hier achtereenvolgens aan: a. de correspondentie met de verantwoordelijke commissie; b. de correspondentie met den Minister vaa Binnenlandsche Zaken; c. een schrijven aan den Ministerraad. ' Men zal zich herinneren, hoe ik mij do. 25 October tot de Radio - Omroep- ControleCommissie te 's-Gravenhage wendde, met verzoek om een duidelijke opgave van de reden, die tot het bekende verbod had geleid. Daarop werd mij geantwoord, dat men onmogelijk direct met mij kon correspondeeren over deze zaak, maar dat de N.C.RV. zich tot de Verantwoordelijke Commissie kon wenden. Dit geschiedde, en het antwoord luidde als volgt: 's-Gravenhage 7 November 1934. Aan de Nederlandsche Christelijke Radio Vereeniging, p/a. den heer Mr. A. van der Deure te Bennekom. Naar aanleiding van Uw schrijven van 31 October j.1. No. 8261/J. deelt de Conunissie U mede, dat zij geen aanleiding vindt terug . te .komen op haar schrijven van 23 October j.1. no. 2089, omdat dit voldoende alle gron- den inhoudt, waarop de beslissing van de Commissie is gegrond. De Voorzitter, (w.g) VAN BOEYEN. De Secretaris, (w.g.) E. P. WEBER. .Als zulk een houding niet dictatoriaal is, dan weet ik niet wat men daaronder moet verstaan. De Franschen spreken van „talon rouge". Ik ken geen betere uitdrukking voor de heeren in Den Haag, die zich niet eens verwaardigen om een behoorlijke verklaring te geven van hun beslissing, die, zooals zij toch heusch wel zullen bemerkt hebben, in {die kringen zonder eenig onderscheid van richting wordt afgekeurd. Zou Mussolini of Hitier anders hebben kunnen handelen? Ik stel deze vraag in het openbaar aan de heeren van Boeyen, Werker en Weber, en stel gaarne mijn blad beschikbaar voor hun antwoord. Boven de verantwoordelijke Commissie staat de Minister van Binnenlandsche Zaken. Mijn schrijven aan zijn adres do. 23 October (zie pag 18) werd nog gevolgd door een ander epistel, dat hier volgt: 30 October '34. Aan Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken te 's-Gravenhage. Excellentie, Van alle kanten bereiken mij brieven van verbazing en verontwaardiging over de afkeuring mijner radio-toespraak. Men vraagt mij dringend om de redenen, die het besluit der RadioOmroep-Controle-Conunissie zouden kunnen motiveeren. Ik dwaal te dien opzichte nog steeds in het duister rond. De verantwoordelijke Commissie weigert nüj rechtstreeks op mijn vragen te antwoorden. Zij verwijst mij naar het Bestuur der Nederlandsche Christelijke Radio Vereeniging met een schrijven van den volgenden inhoud: „Naar aanleiding van Uw schrijven var 25 dezer deelt de Commissie U mede, dat zij zich omtrent de uitzendingen uitsluitend in verbinding stelt met de omroeporganisaties. Om die reden werd op Uw telefonisch verzoek van 23 dezer een antwoord gezonden aan de N. C. R. V. en spoedshalve aan U een afschrift daarvan rechtstreeks toegezonden. De Commissie meent, dat het niet op haar weg ligt U nog nadere gegevens te verstrekken. Mocht de N. C. R. V. deze gege"vehs aan de Commissie vragen, dan zal zij overwegen of en in hoever zij aanleiding vindt deze te verstrekken". Natuurlijk heb ik den mij aangewezen weg onmiddellijk ingeslagen. Maar, in laatste instantie, is de bewuste Commissie aan Uwe Excellentie verantwoording schuldig, daar zij staat onder het Departement van Binnenlandsche Zaken. Reden waarom ik nogmaals bij Uwe Excellentie aanklop om nadere opheldering, aangezien de zaak thans feitelijk zóó staat, dat de geestelijke leiders van ons volk, die de Regeering o, zoo gaarne zouden willen steunen in deze moeilijke tijden, daarin door onbegrijpelijke maatregelen worden verhinderd. In afwachting van de nadere berichten Uwer Excellentie, heb ik de eer te zijn met de meeste hoogachting van Uwe Excellentie de dienstwillige/ dienaar (w.g.) F. J. KROP. Het antwoord van den Minister luidde als volgt: 's-Gravenhage, 6 November 1934. Aan den Weleerwaarden Zeergeleerden Heer Dr. F. J. Krop, Hervormd Predikant te Rotterdam. Naar aanleiding van Uw bovenvermeld schrijven, deel ik U mede, dat de RadioOmroep-Controle-Commissie terecht bezwaar heeft gemaakt tegen het uitspreken voor de microfoon van de door U overgelegde rede. In deze rede richt U zich in scherpe bewoordingen tegen een andere mogendheid, hetgeen gevaar • voor de veiligheid van den Staat kan opleveren, zoodat op grond van het bepaalde in artikel 3 ter der Telegraaf en Telefoonwet 1904 de rede niet toelaatbaar is. •>?<*?:'($#( Bovendien heeft Uw betoog door de daarin voorkomende critische en agressieve beschouwingen van de geloofsvervolgingen in de Sovjet-Unie, als onderdeel van het revolutionnair programma van de communistische partijen, een politiek karakter, waardoor het niet voldoet aan het bepaalde in artikel 2, onder 2, van het Radio-reglement 1930 volgens hetwelk mededeelingen van politieken aard niet anders mogen inhouden dan een stellige uiteenzetting of toelichting van politieke beginselen. Ik vertrouw, dat het U na kennisneming van het voorafgaande duidelijk zal zijn, dat de Radio-Omroep-Oontröle-Commissie op grond van de wettelijke voorschriften verplicht was het uitspreken van Uw rede voor de microfoon te verbieden. Ik behoef U wel niet te zeggen, welke meening de Regeering koestert ten aanzien van het door de Sovjet-Unie tegenover den godsdienst ingenomen standpunt, doch niettemin is zij van meening, dat de Controlecommissie het uitzenden Uwer rede terecht heeft verboden en dat redevoeringen als de onderwerpelijke, met het oog op de gevolgen, die daaruit kunnen voortvloeien, niet voor verbreiding door middel van den radioomroep in aanmerking kunnen komen. De Minister van Binnenlandsche Zaken, (w.g.) J. A. DE WILDE. Met dat antwoord weinig voldaan, richtte ik mij weer tot Zijne Excellentie in de volgende bewoordingen: "Rotterdam, 24 November '34. Aan den Minister van Binnenlandsche Zaken te 's-Gravenhage. Excellentie, Uw schrijven do. 6 November mocht ik in goede orde ontvangen. Dat het mij absoluut niet bevredigt, zal U geenszins verbazen. Gij dekt de beslissing der Ra lieden, om te bewijzen, dat de geloofsvervolgingen in Rusland niet geëindigd zijn. Tegen een dergelijke rede nu wordt door de commissie bezwaar gemaakt, omdat de rede — en nu komt de motiveering — als politieke rede zich niet tot een „stellige en toelichtende uiteenzetting" van beginselen heeft bepaald en verder omdat — men gelooft zijn oogen niet — de rede gevaar'voor de veiligheid van den Staat oplevert. Mijnheer de Voorzitter! Het is het oude liedje. Deze Nederlandsche Staat is zoo hyperneutraal, zoo hyperobjectief, dat hij doodrustig toelaat dat iemand den Staat ondergraaft en bij de fundamenten ontplof» bare stoffen deponeert En als er dan ten slotte iemand komt, die een alarmsignaal laat hooren, die waarschuwt tegen den ondermijner, dan, wordt de goedgezinde burger in zijn bewegingsvrijheid belet, omdat hij de veiligheid van den Staat in gevaar brengt. Dan moet n.b. de Nederlandsche Wet of het Nederlandsche Koninklijk besluit dienen om den ondermijner bij zijn noodlottigen arbeid te helpen. Ik wil den Minister van Binnenlandsche Zaken ernstig in overweging geven eens eenige avonden te luisteren naar de communistische propaganda, die door den Sowjet-zender in Moskou wordt uitgezonden. Als hij dat eenige dagen heeft gedaan, zal hij zonder eenigen twijfel — zooveel vertrouwen heb ik wel in dezen Minister — met mij overtuigd zijn, dat men in deze wereld niet al te neutraal moet zijn. Volgens de letter van het voorschrift is de beslissing van de Radio-Omroep Controlecommissie natuurlijk te verdedigen, maar — en met die vraag zou ik willen besluiten — zou de Minister, nu gebleken is, dat het voorschrift tot een zoo hoogst eigenaardige interpretatie aanleiding kan geven, niet een wijziging van het befaamde Koninklijk besluit kunnen bevorderen, waardoor het in de toekomst onmogelijk zal worden, dat de ernstige waarschuwingen van een man als Ds. Krop aan het Nederlandsche luisterende publiek worden onthouden". Op één punt zou ondergeteekende Uw Excellentie gaarne willen bijvallen, n.1. wanneer Zij het heeft over de „buitengewoon zware taak" der Radio-Omroep Contröle-Cominissie. Die taak is inderdaad zoo zwaar, dat zij een redevoering 2 a 3 weken moet laten liggen, alvorens er een oog in te kunnen slaan. Zoo iets wijst op overspanning, gelijk ook overspanning m. L alleen kan verklaren, dat niet immer duidelijk wordt onderscheiden wat staatsgevaarlijk is en wat niet. Zou een heilzame rustkuur hier niet geboden zijn? Het blijft mijn heilige overtuiging, Excellentie, dat het Nederlandsche volk, en vooral dat gedeelte, dat volmaakt Regeeringsgetrouw wenscht te zijn, recht heeft op duidelijkheid en klaarheid inzake de verschillende radio-reglementen en een onpartijdige toepassing daarvan in de praktijk, zonder aanzien des persoons. Indien het verbod van mijn radio-toespraak daartoe mag bijdragen, dan zal ik mij gaarne neerleggen bij een besluit, dat ik niet anders dan onrechtvaardig en in strijd met de wettelijke bepalingen moet achten, en in afwachting, heb ik de eer te znn, van Uw Excellentie de dienstwillige dienaar (w.g.) F. J. KROP. Inmiddels hadden nieuwe feiten zich voorgedaan, en waren verschillende stemmen vernomen, die mij noodzaakten mij tot den Ministerraad te wenden met een dringend verzoek om nadere uiteenzetting van het standpunt der Regeering: Rotterdam, 4 December '34. Aan den Raad van Ministers te 's-Gravenhage. Excellenties, Het Bestuur van het Nationaal Verbond „Godsdienst, Gezin, Gezag" heeft zich tot Uw Raad gewend in een schrijven, waarvan copie nogmaals hierbij gaat, en waarin het de eerlijke gevolgtrekking van het „neen" onzei delegatie te Genève, inzake de toelating der Sowjet-Republiek in den Volkenbond, duidelijk deed uitkomen. Onze Minister van Buitenlandsche Zaken, Jhr. Mr. A. C. D. de Graeff heeft toch bij de motiveering van zijn stem, de redevoering van den heer Motta voor zijn rekening genomen, en daarmede verklaard dat Nederland, bij het .bepalen van zijn houding, zich hoofdzakelijk door motieven van religieus-moreelen aard heeft laten leiden. Hoe de achting, die men ons land allerwegen toedraagt, daardoor in niet geringe mate is gestegen, is ieder, die zijn oor te luisteren legt in het buitenland, bekend. Wanneer dan ook in bepaalde kringen pogingen worden aangewend om de zedelijke beteekenis van bedoeld „neen" te kleineeren, legt men dergehjk geschrijf met droefheid naast zich neer. Of wanneer anderen in een zaak van zuiver moreelen aard, waarbij elk verschil van richting, kerk en godsdienstvorm wegvalt, toch de „orthodoxe" tegenover de „moderne" levensen wereldbeschouwing gaan uitspelen, dan is men geneigd eenvoudig de schouders op te halen en.... over te gaan tot de orde van den dag. Pat was dan ook de eerste beweging van ondergeteekende, toen hij in Opbouw (artikel Nederland en de Sowjet-Unie door C. Vermey) de volgende ontboezeming aantrof: „Wij wenschen ons in het kort bestek dezer beschouwing niet te verdiepen in de vraag of het „tegen" der Nederlandsche delegatie te Genève juist was. Voor orthodox Nederland is dit trouwens geen vraag. In SowjetRusland viert het atheïsme hoogtij, dus „Christelijk" Nederland had den plicht tegen te stemmen. Zóó simpel lijkt ons overigens de zaak niet. Terloops mogen wij er op wijzen, dat de houding der Zwitsersche Bondsregeering consequenter is geweest dan die van Nederland. Zwitserland heeft steeds ieder contact met Sowjet-Rusland geweigerd en iri een voortreffelijke rede heeft Motta- het standpunt zijner Regeering uiteengezet. Niet aldus Nederland, dat eerst „op zien komen" heeft gespeeld en toen tot veler verwondering tegenstemde. De houding der Nederlandsche delegatie wettigde den algemeenen indruk te Genève dat zij blanco zou stemmen. Blijkbaar is echter van orthodoxe zijde op den Minister-President uitgeoefenden druk zóó krachtig geweest, dat onze Regeering gezwicht, ter elfder ure instructies aan onze delegatie heeft gegeven om „neen" te zeggen. Voor den Minister van Buitenlandsche Zaken moet dit alles vrij pijnlijk zijn geweest. Hij kwam met zijn mede-gedelegeerden in een scheeve positie en kon ter motiveering van het Nederlandsche „neen" weinig anders doen dan zich refereeren aan de rede van Motta. Dat de Regeering dit zuiverder aanvoelt dan haar „geharnaste schildknapen", blijkt uit de weigering van de Radio-Controle Commissie om een rede te laten uitspreken door één der orthodoxe predikanten die zich geroepen voelde der Regeering lof voor haar manmoedige houding toe te zwaaien." En verder: „Geen huisknecht kan twee heeren dienen, want óf hij zal den één haten en den ander liefhebben, óf hij zal den één aanhangen en den andere verachten. Gij kunt God niet dienen en den Mammon. Nog eens. Wij kiezen in het kort bestek dezer beschouwing geen partij. Maar wel komen wij op tegen de onwaarachtigheid, tegen de schrille, onchristelijke tegenstelling die er bestaat tusschen het „tegen" te Genève uitgesproken, uitgesproken onder drang en begroet met levendige betuigingen van instemming van „Christelijke" zijde en de stilzwijgende goedkeuring van den winstbrengenden handel met een land waarmede men op grond van Christelijke overwegingen geen officieel contact wenscht." Buitengewoon pijnlijk deed mij het uitgesproken vermoeden aan, alsof mijn radiorede, waarin ik hulde bracht aan mijn Regeering, zou zijn geweigerd, omdat die Regeering met haar eigen standpunt verlegen was en voor den moreelen grond van haar houding te Genève in de praktijk niet dorst uitkomen. Maar daarmede zou ik Uw Raad niet vermoeien, Excellenties, wanneer de rede van den Minister van Buitenlandsche Zeiken mij niet, van bepaalde zijde, was toegezonden met de netelige vraag: „Waar blijft ge nu met Uw idealistische beschouwingen?" En, inderdaad, kan die radio-rede aanleiding geven tot misverstand. Volgens het officiëele verslag het Zijne Excellentie Jhr. Mr. A. C. D. de Graeff, zich aldus uit: ,de stem die onze delegatie daar heeft uitgebracht, was niet een uitvloeisel van een beslissing van het Kabinet, welke verband hield met het algemeen Regeeringsbeleid, maar nu de zaak hier opnieuw is ter sprake, gekomen, wil ik mij aan een nadere bespreking niet onttrekken. Ik ga natuurlijk niet in op de vraag in hoeverre de beslissing door het Kabinet genomen is met eenparigheid of meerderheid van stemmen". „Voor de Kamer is het hoofdzaak te weten, dat het hier geldt een beslissing, van het Kabinet en niet van een Minister. De in dergelijke aangelegenheden verantwoordelijke Minister heeft die beslissing uitgevoerd en daarmede ook de verantwoordelijkheid voor die beslissing mede aanvaard." „Niet het feit, dat in Rusland een staatkundig bestel bestaat dat fundamenteel afwijkt van het onze, niet het feit, dat ten aanzien van den godsdienst aldaar een houding wordt aangenomen, die slechts weinigen hier in de Kamer zullen kunnen goedkeuren, heeft op de beslissing van het Kabinet ten aanzien van de hoofdvraag eenigen invloed gehad (ik onderstreep F. J. K.); alleen de twijfel aan de oprechtheid van Rusland en zijn voornemens om de aan de toetreding verbonden verplichtingen na te komen, was hier beslissend en die twijfel was gegrond op de ervaring ten aanzien van de luchthartigheid, waarmede Rusland tot dusver zijn internationale verplichtingen heeft opgevat. Ware het Kabinet over de hoofdvraag wèl tot een positieve conclusie gekomen, het zou niet geaarzeld hebben zich daarnaar te richten, los van elke andere overweging, maar nu het eenmaal niet tot een stellig uitsluitsel heeft kunnen komen, meende het Kabinet, dat het reden had om te vragen, hoe de publieke opinie tegenover de quaestie stond en wat de meerderheid van ons volk dienaangaande van de Regeering verwachtte. Op die vraag was het antwoord niet moeilijk, tal van artikelen in de politieke pers, een stroom van adressen en tal van uitlatingen van personen van gezag wezen uit, dat de publieke opinie van de meerderheid van het volk zich in die mate keerde tegen de toelating van Rusland tot den Volkenbond, dat te verwachten was, dat, indien de Nederlandsche delegatie er vóór stemde, scherpe en heftige verwijten aan het adres van de Regeering zouden worden gericht, verwijten, die omdat zij meestal op gevoelsoverwegingen zijn gegrond, moeilijk voor zakelijke weerlegging vatbaar zouden zijn geweest. En onder die omstandigheden meende de Regeering, daar zij omtrent de hoofdoorzaak niet tot een bepaalde conclusie had kunnen komen, dat het in overeenstemming was met de grondslagen waarop het Kabinet rust, wanneer het zich onthield van een beslissing, welke tot een scherp conflict met de openbare meening aanleiding zou kunnen geven." Zou het waar zijn, vroeg ik mij af, dat het lijden van een gemarteld volk, om des geloof swille gemarteld, mijn Regeering, die op de Christelijke grondslagen van ons volksleven wil voortbouwen, onbewogen laat? Dat dat lijden niet den minsten invloed heeft op haar beslissingen of besprekingen met de Sowjet-autoriteiten? Maar waar blijft dan de ernst van de rede des Heeren Motta, door onze delegatie met liefde aanvaard als de uitdrukking van haaf gevoelens? Ziedaar, Excellenties, de vraag die mij thans met groote zorg vervult. Mocht het Uw Raad mogelijk zijn, in zijn antwoord aan het Bestuur van „Godsdienst, Gezin, Gezag," het standpunt der Regeering duidelijk naar voren te brengen en te doen uitkomen dat geen opportunisme te Genève de hoofdrol speelde, maar het idealisme, waardoor (naar de eigen woorden van Bondsraad Motta) de kleine naties alleen groot kunnen zijn, dan zal het beste deel van Nederland zich van zeer pijnhjke indrukken kunnen losmaken. In afwachting heb ik de eer te zijn van Uw Excellenties de dienstwillige dienaar F. J. KROP. Noch het Nationaal Verbond „G. G. G.", noch ondergeteekende ontving eenig antwoord tot op dezen dag. Doch de pers heeft zulk een bekendheid gegeven aan de protesten in en buiten de Kamers, dat wij, ook al wordt geen letter meer vanuit den Haag aan ons adres verzonden, nu wel weten, dat het eenparig oordeel van het Nederlandsche volk afkeurend luidt over de onverklaarbare handelswijze der Radio-Commissie, die de Minister van Binnenlandsche Zaken niet had mogen dekken om welke redenen dan ook. * * Toch moet worden toegegeven, dat, vergeleken bij de houding der Commissie, die van ?• Excellentie formeel de meest correcte is Daarom nemen wij hier gaarne nog Haar laatste schrijven op, al heeft het niemand bevredigd. SLOTWOORD VAN DEN MINISTER VAN BINNENLANDSCHE ZAKEN INZAKE DE VERBODEN RADIO-REDE. Aan den Weleerw. ZeergeL Heer Dr. F. J. Krop, Hervormd Predikant Wülebrordusplein 19, Rotterdam (Nooid). 1. Van Uwe uitvoerige brieven van 24 November en 1 December jl. nam ik met aandacht kennis. Evenwel heeft de inhoud daarvan geen wijziging kunnen brengen in mijn eenmaal ingenomen standpunt. 2. Het oordeel van de Radio-omroep Controle-Commissie, dat Uwe rede in strijd is met de wettelijke bepalingen, is juist. Zij is op grond van die bepalingen terecht verboden. 3. De redevoeringen, die U in Uw schrijven van 1 December aanhaalt als een bewijs voor de onjuistheid van de te Uwen aanzien genomen beslissing, werden gehouden ingevolge mijn toesteniining op grond van artikel 2 lid 7 van het Radio-Reglement 1930. In Uw geval bestond voor toepassing van deze bepaling^ geen grond. De Minister van Binnenlandsche Zaken, J. A. DE WILDE. Het ware verstandiger geweest indien Zijne Excellentie de verkeerde toepassing, die de Radio-Omroep-Conimjssie van de desbetreffende wettelijke bepalingen maakte, onmiddellijk en zonder restrictie had gedesavoueerd. Want dat Minister de Wilde het in zijn hart met de Commissie eens zou zijn, wil er bij mij niet in. REDE, GEHOUDEN DOOR DEN AFGEVAARDIGDE C. A. LINGBEEK OVER NEDERLAND EN DEN VOLKENBOND. TJe Heer Lingbeek: Mijnheer de Voorzitter! Bij de bespreking van de houding, die de Nederlandsche delegatie heeft aangenomen ten aanzien van de toelating van Rusland tot den Volkenbond, deelt de Minister mede welke overwegingen de Nederlandsche Regeering tot het doen aannemen van die houding hebben geleid. De zaak van Ruslands toetreden was door de Regeering eerst uit het oogpunt van het belang beschouwd. Het voordeel en het nadeel waren tegen elkaar gewogen; dat had echter nog tot geen conclusie kunnen leiden. En toen (zoo deelt ons de Regeering op blz. 35 van dé Memorie van Antwoord op hoofdst. I mede), toen heeft zij, de Regeering n.1., gemeend bij haar beslissing een ruime plaats te moeten laten aan overwegingen, ontleend aan de stemming der openbare meening hier te lande en aan de verwachtingen der groote menigte van het Nederlandsche volk, ten aanzien van de door onze delegatie aan te nemen houding. Die taal, Mijnheer de Voorzitter, maakt op mij den indruk van diplomatiek-duister en weinig principieel. De stemming en de verwachting van het meerendeel der bevolking waren tegen de toelating van de. SovjetRepublieken, zoo zegt de Regeering. De bedoeling van die mededeeling zal wel niet zijn, dat de Regeering zich bij zulke gewichtige zaken alleen door de stemming en de verwachting van het groote publiek heeft laten leiden, zonder dat zij zelf voor die stemming grondige redenen aanwezig achtte en die redenen ook kon billijken. Wat slaat een stemming vaak om en om! Die gisteren riepen: „Hosanna", roepen morgen wellicht „kruist Hem". Een Pilatusgeest laat zich dan door die volksstemming van het oogenblik leiden. Een goede Regeering let op het beginsel, dat daar achter schuilt en beoordeelt of dat het rechte is, en daarnaar richt zij dan haar gedrag. Nu geloof ik, Mijnheer de Voorzitter, dat er bij het groote deel van het Nederlandsche volk, waarvan de Memorie van Antwoord in dit verband gewaagt, niet maar een voorbijgaande stemming, maar een principieel bezwaar was tegen de toelating, waarvan hier sprake is. Men zag in de beginselen, die in Rusland de overhand hebben en die van uit Rusland ons bedreigen, éen groot gevaar voor ons Christendom en' voor onze Christelijke beschaving. Daaruit sproot bij velen hier te lande die afkeer voort tegen Ruslands toelating tot den Volkenbond. Ik wilde wel, dat dit een en ander door de Regeering ook openlijk was erkend; niet alleen in de Memorie van Antwoord aan de Kamer, maar ook in de vergadering van den Volkenbond. „Er zijn dingen, waarin een klein volk groot kan zijn", zoo heeft eenmaal onze laatste Koning, Willem Hl, gezegd Onder zulke dingen behoort (veel meer dan het overwinnen bij een vliegtochtrace!), dat zulk een klein volk durft alleen staan met een groot beginsel. Daarin zou ook iets liggen, dat zelfs aan den tegenstander eerbied zou kunnen afdwingen. In een bloot tegenstemmen door een kleine Mogendheid, als het gaat om de toelating van een zeer groote Mogendheid, zou men iets uitdagends of althans iets van zelfoverschatting kunnen zien. Maar hoe eerbiedwaardig zou het zijn geweest, als Nederland, al was het slechts met één enkel woord, voor het Christelijk beginsel, ook voor het leven der volken, was opgekomen. Ik moge dus mijn leedwezen er over uit- spreken, dat dat niét is geschied. Nog een ding; blijkens het Voorloopig Verslag is er bij den. Minister op aangedrongen het daarheen te willen sturen, dat in den Volkenbond ook aan den Paus een plaats zal worden verleend. In de Memorie van Antwoord heeft de Minister dat afgewezen en zulks gemotiveerd door naar voren te brengen, dat van de zijde van den Pauszelf geen bereidheid is getoond om tot den Volkenbond toe te treden. Eigenlijk heeft de Minister zich daarmee van de zaak min of meer afgemaakt. Dat is echter niet geheel gelukt, want nu heeft Zijn Excellentie de gedachte gewekt, alsof zij in dezen alleen had gerekend en gemeend had alleen te moeten rekenen met de wenschen van den Paus zelf en niet óók met de "wenschen van anderen; speciaal van het Nederlandsche volk. Gaarne zou ik van Zijn Excellentie vernemen, dat zij, als zij te eeniger tijd opnieuw voor zulke vragen mocht worden gesteld, alsdan bij haar overwegingen ook zou rekenen, niet alleen met onze Landshistorie of althans met de wenschen van het Protestantsch gedeelte van ons volk, maar ook met het feit, dat de Volkenbond, door eenzijdig het hoofd van één Kerk te kiezen of toe te laten, daarmede als het ware ten gunste van die ééne Kerk een uitspraak zou doen. Ik wil daarmee echter geenszins zeggen, dat de Volkenbond gerust Kerk en godsdienst, beter gezegd: God en Zijn Woord kan negeeren. Veeleer geloof ik, dat hjj dat veel te veel heeft gedaan, en dat, indien onverhoopt de Volkenbond op een mislukking zal uitloopen, dit de grondoorzaak daarvan zal zijn geweest, dat hij zich niet onvoorwaardelijk en van harte gesteld heeft op den grondslag van het Heilig Evangelie. De prins van onze Nederlandsche dichters, Vondel, heeft in een zijner zangen, waarin hij den val der engelen teekent, een koor der zaligen waarschuwend hun hed laten aanheffen: „Buiten God is 't nergens ► veilig". Mijnheer de Voorzitter! Dat die engelen de waarheid zongen, dat zien wij thans in steeds meer ontstellende mate, door heel Europa heen. Hoe verder men van God afwijkt, hoe onveiliger het wordt in de wereld En dat is iets, dat ook de Kerk van alle eeuwen waarschuwend heeft gepredikt en blijft prediken, aan menschen en aan volken: buiten God is het nergens veilig. Mijnheer de Voorzitter! Ik moge wenschen, dat de Volkenbond die spreuk niet alleen- aan de wanden van zijn vergaderzaal ophing, maar ook bij elke overweging en beslissing mocht houden voor oogen. Buiten God en dus buiten Zijn wil en buiten Znn goedkeuring en buiten Zijn zegen is het, nergens veilig, hoe wijs men ook schijne te hebben beraamd. Mijnheer de Voorzitter! Als de Volkenbond daarnaar te werk gaat, al is dan geen vertegenwoordiger der Kerk in zijn vergaderingen aanwezig, dan is God zelf aanwezig, en dan kan de Volkenbond vruchtbaar en heilrijk werken. En anders, dan zal men het ondervinden: buiten God is het nergens veilig; ook niet m ™ onder de hoede van den Volkenbond. Mijnheer de Voorzitter! Laat Nederland dat getuigenis geven aan den Volkenbond. Maar dan eerst aan zich zelf! REDE VAN DEN ZWITSERSCHEN GEDELEGEERDE MOTTA BETREFFENDE DE TOELATING VAN SOWJET-RUSLAND TOT DEN VOLKENBOND. Het „Journal de Genève" van 18 September 1934, Ochtendblad, geeft het volgende verslag van de rede van den heer Motta, eersten gedelegeerde van Zwitserland in den Volkenbond: Het standpunt, hetwelk de Zwitsersche Bondsraad ingenomen heeft ten opzichte van het verzoek om toelating, gedaan door de Unie der Sovjet-Socialistische Republieken, is algemeen bekend. Door den een becritiseerd, door anderen verdedigd, staande tegenover het gevoelen van de groote meerderheid der andere delegaties, bovenal ook tegenovergesteld aan het uitgesproken doel der hier tegenwoordige drie groote mogendheden, moet de houding van den Zwitserschen Bondsstaat gemotiveerd en toegelicht worden. Ik. wil trachten, zulks te doen in die mate en in die gematigdheid, die alleen aan onze argumenten hunne doeltreffendheid kunnen waarborgen, doch tegelijkertijd zal ik spreken met die algeheele 'openhartigheid, die wij elkander verschuldigd zijn. Hoe Zwitserland tot den Volkenbond toetrad. Zwitserland is de eenige Staat, die tot den Volkenbond is toegetreden door het plebisciet, d.w.z. door den wil van zijn volk en zijn kantons. De strijd om dit allervoornaamste vraagstuk was een der heftigste en aangrij pendste in onze lange geschiedenis. De federale regeering bracht al het gewicht van zijn autoriteit in het geding en werd gevolgd. De stichters van den Volkenbond hadden ons hun vertrouwen betoond door Genève als zetel der nieuwe instelling aan te wijzen en onze publieke opinie was en is nog steeds zeer gevoelig voor deze groote eer. Het feit, dat wij het land zijn, waar de Volkenbond zetelt, heeft, onder andere, het gelukkige gevolg gehad, dat, wellicht meer dan elders, onze publieke opinie hare aandacht op den arbeid en de activiteit van den Bond concentreerde. Sedert den aanvang zijn wij overtuigde voorStanders geweest van een algemeen samengaan. Wij hebben dit door onze daden getoond. Indien ik niet vreesde, tegen den goeden smaak te handelen, zou ik mijzelf aanhalen door er op te wijzen, boe ik, in mijne reden van 20 November 1920 bij de plechtige opening der eerste Zitting, eene directe toespeling op Rusland maakte, toen ik den wensen uitsprak, dat dit land, eenmaal „genezen van zijn roes" en „bevrijd van zijn ellende" bij den Volkenbond de onontbeerlijke hulp voor zijn herstel zou zoeken en vinden. Waarom wij de U.S.S.R. niet erkend hebben. De Zwitsersche Regeering heeft echter, hoewel steeds bezield van de meest vriendschappelijke gevoelens tegenover het Russische volk, nimmer de jure zijn huidige regiem willen erkennen. Zij heeft besloten, te volharden in zijn standpunt van weigering en afwachting. Ons Gezantschap te Petrograd is in 1918 geplunderd, een der aan dit Gezantschap verbonden ambtenaren werd vermoord. Nimmer kregen wij zelfs een schijn van verontschuldiging. Toen, in 1918, een poging tot algemeene staking dreigde ons in de verschrikking van een burgeroorlog te storten, moest een Sovjet-missie, die wij te Bern geduld hadden, manu militari verdreven worden, want zij had aan deze agitatie deelgenomen. Onmiddellijk toen men, dit jaar, in diplomatieke kringen begon te spreken over de mogelijkheid van toelating der Sovjet-Unie in den Volkenbond, heeft de Bondsraad zonder aarzelen het parlement doen weten, dat deze Raad nimmer een gunstig gevolg aan een dergelijk ver- zoek zou geven. Immers, een toestemmende beslissing zou, zoo niet van rechtswege, dan toch in feite, de hervatting der geregelde diplomatieke betrekkingen tengevolge hebben. Daarvan kon geen sprake zijn. Overeenkomstig zijn plicht van elementaire voorzichtigheid, behield de Bondsraad zich daarbij de vrijheid voor, te kunnen kiezen tusschen een categorisch neen en onthouding van stemming — dit laatste naar zijne meening echter een verzacht „neen" beteekenende — totdat een nadere beslissing door de omstandigheden gewenscht zou zijn. Wat in Zwitserland de publieke opinie is. Van het oogenblik af dat de waarsdüjnÜjkheid van het Russische verzoek om toelating grooter werd en naarmate die mogelijkheid groeide, heeft onze publieke opinie zich met Steeds sterker wordende kracht met het gestelde probleem bemoeid. Ik zal U straks verklaren, waarom en hoe de reactie dier opinie is geweest, doch vraag U thans eerst mij toe te staan, nader in te gaan op haren aard Onze publieke opinie is altijd vrij; tevens is zij {spontaan. De vrijheid onzer drukpers is volkomen. De Bondsraad kent geen stelsel van officieuse pers. Er is geen pressie, zelfs zijn er geen aanwijzingen van hoogerhand. Aan den anderen kant bezitten wij een groot aantal vaderlandsche groepen van allerlei aard, waar de burgergeest wordt gekweekt en wakker gehouden. Wij zouden niet de democratie zijn, die wij zijn, indien deze toestand anders was. Op die democratie zijn wij trotsch, zij is een onzer levensvoorwaarden. Zonder democratie, geen Zwitserland. Wanneer derhalve bij een belangrijk vraagstuk de pers en de vaderlandsche groepen zich buiten de partijen en onafhankelijk van de verschillende landsdeelen en talen, zich met overgroote meerderheid in denzelfden zin uiten, dan beteekent zulks, dat wij te doen hebben met een duidelijk uitgesproken nationalen wil. De landsregeering dient daar rekening mede te houden. En zij moet dit te meer doen, wanneer er tusschen hare meening en die der publieke opinie overeenstemming heerscht Dit nu is hier het geval. Wat zijn Sovjetregiem en Sovjetregeering? Wanneer ik mij vasthoud aan de wezenlijke elementen van het vraagstuk der toelating van de U.R.S.S. in den Volkenbond de secundaire verwaarloos, dan doet deze quaestie zich als volgt voor. Vervult een regiem, een regeering, wier staatsleer en staatsprakujk het expansieve en strijdende communisme is, de noodzakelijke voorwaarden om in ons midden toegelaten te worden? Ik zal niet stilstaan bij letterlijke regels van ons Pact. De argumenten die daaruit zouden kunnen geput worden, zijn zeer sterk, doch zij blijven secundair in vergelijking met de hoogere bestaansgronden van het Pact, met zijn primaire doel, met wat het, onuitgesproken, bevat, als zijnde te vanzelfsprekend en derhalve noodzakelijk verondersteld. Het communisme tracht alles te vernietigen, wat ons het meest geheiligd is. Dat communisme is op elk gebied — godsdienstig, zedelijk, politiek, economisch — de meest radicale ontkenning van alle ideeën, die ons wezen uitmaken en waaruit wij leven. De meeste staten verbieden reeds de gewone communistische propaganda; allen beschouwen haar als een staatsmisdrijf zoodra zij tracht, uit de theorie naar de daad over te gaan. Het Sovjet-eommunisme bestrijdt de religieuze en onstoffelijkheidsgedachte onder iederen vorm. Lenin heeft den godsdienst met opium vergeleken. De gewetensvrijheid is niet meer dan schijn. De bedienaren der kerken en hunne families zijn verstoken van levensmiddelenkaarten. De kerken zijn aan hare bestemming onttrokken en worden ruïnes. Er waren in Moskou vijfhonderd kerken en kapellen; er zouden er thans nog veertig bestaan. De Christelijke kerken en de geheele wereld worden gesmeekt om geestelijke en stoffelijke hulp door allen, die daarginds hun geloof in Christus belijden. Verleden jaar heeft een petitie „voor de martelaren" in Zwitserland meer dan twee honderd duizend handteekeningen gekregen. Het communisme vernietigt het. gezin; het dood het particulier initiatief; heft het privaatbezit op; het organiseert den arbeid op een wijze, die moeilijk is te onderscheiden van dwangarbeid. Rusland wordt door den somberen geesel van den hongersnood geteisterd en de meest onpartijdige onderzoekers vragen zich af, of deze hongersnood een zuiver natuurlijk verschijnsel is ofwel het gevolg van een in zijn wortels bedorven economisch en sociaal systeem. Edoch, al deze bijzonderheden van het communisme, hoezeer ik ook tracht, haar objectief voor te stellen, geven nog geen voldoende beeld van het Russische communisme. Men moet daar aan toevoegen een anderen wezenlijken en in het oog vallenden trek, die het uiteindelijk in volle tegenstelling plaatst met een der meest onmisbare en algemeen' erkende beginselen ten opzichte van de verhouding der staten. Het Russische communisme is er op uit, zich overal in te planten. Zijn doel is de Wereldrevolutie. Zijn wezen, zijn bedoelingen, zijn stuwing drijven het naar buitenlandsche propaganda. Zijn levenswet is: uitbreiding tot over de politieke grenzen. Doet het communisme dit niet, dan ontkent het zichzelf; blijft het dit beginsel getrouw, dan wordt het aller vijand, want het bedreigt allen. Het zou niet moeilijk zijn, al deze beweringen te staven met autenthieke teksten uit de officieele bolsjewistische literatuur; ik zal U echter overbodige citaten schenken, het gaat hier om onmiskenbare en onmiskende waarheden. Tegenwerpingen. Ik hoor een tegenwerping: Men zegt, dat men zich moet hoeden de communistische partij te vergelijken met den boljewistischen staat. Deze tegenwerping is er geene. De bolsjewistische staat, de Russische communistische partij en de Derde Internationale, uit die partij geboren, vormen 'een zedelijke eenheid. De bolsjewistische staat is gesticht om het program der communistische partij te verwezenlijken. Lenin vereenigde in zijn persoon de functies van staatshoofd en partijleider. De tegenwoordige secretaris-generaal der partij, zonder in naam staatshoofd te zijn, is er meester. De banden tusschen staat en partij zijn onverbreekbaar. De partij beveelt, de Staat voert uit. • Ik hoor een tweede tegenwerping: zij is belangrijker. Ik zal haar eerst vermelden en dan onderzoeken. De U.R.S.S. beslaat, zoo zegt men, een onmetelijk gebied met 160 millioen zielen. Een staat, eenerzijds naar Azië gericht, anderzijds naar Europa, in zekeren zin twee continenten beheèrschende en het zou gevaarlijk zijn, dien te negeeren en opzettelijk buiten zich te houden. De Volkenbond is niets anders dan een nieuwe vorm van internationale samenwerking; hij is geen zedelijkheidsinstituut, hij is een politieke vereeniging, die voor alles en boven alles tracht, oorlogen te voorkomen en den vrede te bewaren. Wanneer de toelating van Rusland de zaak van den vrede dienen kan, dan behoort men zich daarnaar te schikken, welke vrees, scrupules of tegenzin vele regeeringen ook daarvoor mogen gevoelen. Men mag hopen, dat een geregelde samenwerking van Sovjet-Rusland en de andere Staten in den boezem van den Volkenbond een gunstige evolutie voor allen zal vergemakkelijken, in de eerste plaats voor Rusland zelf. Gij zoudt terecht verwonderd kunnen zijn, dames en heeren, indien ik aan deze zienswijze alle waarde zou ontzeggen. De regeeringen van Frankrijk, Groot-Brittanje en Italië hadden reeds, door de gewone diplomatieke middelen, d.w.z. door hunne vertegenwoordigers te Bern, soortgelijke meeningen ter kennis van den Zwitserschen Bondsraad gebracht. De betref- fende gesprekken tusschen de vertegenwoordigers en mijzelf als chef van het politieke departement, verliepen in een toon van vriendschap en vertrouwen. Nimmer heb ik den indruk van pressie gekregen, ook zelfs niet indirect, en ik stel er prijs op zulks hier te verklaren, om in het algemeen belang iedere mogelijke dubbelzinnigheid weg te nemen. Het is onmogelijk, te gelooven aan de evolutie van het bolsjewisme. Hebben wij echter de zienswijzen der andere regeeringen, in het bijzonder die der drie groote mogendheden aangehoord, wij hebben ons op een ander standpunt moeten plaatsen. Een land als Zwitserland, dat geen rol in de groote politiek spelen kan, noch wil, volgt noodzakelijk zijn eigen opvattingen. Zelfs het meest verheven en wettige opportunisme is ons soms verboden. Wij kunnen met de andere staten slechts wedijveren in het moeilijke betrachten eener zedelijke grootheid. Welnu, wij kunnen niet gelooven in die evolutie van het bolsjewistische regiem, die wij evenwel gaarne met U wenschen. Wij kunnen het principe van een minimum van zedelijke en politieke gelijkvormigheid tusschen de staten niet opofferen aan het beginsel van het samengaan. In onze oogen is de Volkenbond, of moest het althans zijn, een der grootste scheppingen, door den mensch uitgedacht en verwezenlijkt. Toen op 16 Mei 1920 het Zwitsersche volk en zijn kantons, alle moeilijkheden, die uit hunne traditie voortvloeiden, overwinnende, besloot, dat de Zwitsersche Bondsstaat tot den Volkenbond zou toetreden, gaf het spontaan gehoor aan den roep van het ideaal. Heden is het algemeen gevoelen van alle Zwitsers^ die vaderlandslievend en nationaal blijven, dat de Volkenbond zich tot een gewaagde ondernerning laat overhalen. Hij vreest niet, water en vuur te verbinden. Indien Sovjet-Rusland plotseling ophoudt, den Volkenbond te beleedigen, terwijl Lenin dezen had uitgemaakt voor een rooverij-onderneming, dan staat de verklaring van die nieuwe verhouding geschreven in de teekens, die den hemel in het Verre Oosten doorklieven. Wij vertrouwen het niet. Wij kunnen niet medewerken aan de daad, die aan Sovjet-Rusland een prestige verstrekken zal, dat zij nog niet bezat. Wfl zullen waken. Er zal gesproken moeten in naam van het menschelijk geweten. Maar de teerling is geworpen. Alea jacta est. Wij geven de voorkeur aan de rol van hem die waarschuwt. Wij willen hopen, dat de toekomst ons van overdreven wantrouwen zal beschuldigen. Wij rekenen er op, dat alle andere staten ons zullen helpen verhinderen, dat Genève zou veranderd worden in eén haard van ondermijnende propaganda. Wij zullen waken, dat is onze plicht. Voorloopig is het ons voldoende, dat Sovjet-Rusland niet met algemeene stemmen in den Volkenbond is gekomen, niet met een volkomen vergeten van zijn verleden en met een eere-kroon. Wanneer de Sovjet-Unie zal zijn toegelaten, dan zullen de Volkenbondsraad en Volkenbondsvergadering komen te staan voor verschillende vragen, die open blijven. De resoluties der Volkenbondsvergadering betreffende de onafhankelijkheid van Georgië zullen niet ten doode inslapen. Armenië, Oekraïne en nog andere streken zullén mannen met een hart zien voortgaan, zich met hen te bemoeien. Men zal niet moeten zeggen: Die vraagstukken zullen zich niet meer voordoen. De sympathie der beschaafde wereld is met de helden, die hun leven en vrijheid verdedigen. Deze vraagstukken zijn dus niet opgelost door verjaring. En bovenal, wanneer de Sovjet-gedelegeerden te Genève zullen zijn, dan hopen wij zeer, dat hier stemmen zullen opgaan om, in naam van het menschelijk geweten, uitleg aan hun regeering te vragen. Zij zullen die anti-godsdienstige propaganda, die in de annalen der menschheid haar gelijke niet kent, openlijk bekend maken. INHOUD: 1. De (verbóden) radio-toespraak. 3 2. De reden door de verantwoordelijke commissie aangegeven voor het verbod. 17 3. Schrijven aan den Minister om nadere opheldering 23-10-'34. 18 4. Idem aan de Radio-Omroep-ContróleCommissie 25-10-'34. 19 5. Het Nationaal Verbond „G. G. G." schrijft den Minister aan. 22 €. Hoe de R. O. C. C. zich „verantwoordt" tegenover de N. C. R. V. 26 7. Schrijven aan Min. de Wilde 30-10"'34. 27 8. Antwoord van Zijne Excell. 6-ll-'34. 28 9. Schrijven aan Mr. J. de Wilde da 24-ll-'34. 30 10. Idem do. l-12-'34 (de Minister verantwoordt zich; protest in de N. R. C; protest in De Geldersche Post; protest Mr. v. d. Deure; protest Mr. Westerman, enz.). 33 11. Adres aan den Ministerraad. 49 12. Laatste schrijven van den Minister v. BinnenL Zaken. 55 13. Rede van den Heer C. A. Lingbeek over Nederland en den Volkenbond. 56 14. Rede van den Zwitserschen gedelegeerde Motta betreffende de toelating van Sowjet-Rusland tot den Volkenbond. 60 VERVOLG BROCHURELIJST No. TITEL prij, 59 Dr, F. J. Krop. Karl Man, de apostel van den haat „ 0.23 60 Hcnri Glass, Beschouwingen over de moderne Bolsjewistische Revoluties ,', 0.20 61 Dr. F. J. Krop, Het Marxisme als economisch en sociaal systeem ,, 0.20 62 Dr. F. J. Krop, Is one in Russia ezposed to severe persecution merely on the ground that one is a believer? 0.15 63 De G.P.Oe. of de gruwelen der Russische geheime Staatspolitie ... ... " 0.20 64 Dr. F. J. Krop, Het marxisme in Sowjet-Rusland toegepast 0 20 65 Dr. F. J. Krop, Welke toestanden het vijfjarenplan in Sowjet-Rusland schiep -. t 0,20 66 Aan den vooravond van de Hitleriaansche overwinning. De dreigende bolsjewistische revolutie q 33 67 Dr. Ad. Ehrt, Broeders in nood .......'....'..'. " 0.20 68 Dr. G. Lodygensky, Getuigenissen inzake den toestand in SovïeV-Rusland " 0.25 69 J. E. L., Allerlei „waarheid" over Sovjet-Rusland inzonderheid over den hongersnood ' o,20 70 Dr. F. J. Krop, Insinuaties ter linkerzijde inzake de inzamelingen voor de verhongerde Russen 0.15 71 J. E. Lasterie, In honger en naaktheid " 0.20 72 Hoe de heer Harry Lang Rusland zag najaar 1933 .. . 0 20 73 Dr. O. Schabert, De Baltische Ruslandarbeid ',',0.15 74 Oskar Bruhns, Hoe het in Rusland tot hongersnood kwam ,', 0.20 75 Schouwer, Het vernietigend oordeel van Henriétte Roland Holst over Sowjet-Rusland. Bedrogen verwachtigen t.a.v. Sowjet-Rusland 0 25 76 Herriot in Rusland 0 20 77 J. Douillet: Eduard Herriot in het Wonderland of Rusland in vijf dagen "0 35 78 Dr. F. J. Krop: De wereldactie der god-loozen en de kerk............ ,, 0.15 79 Stelselmatige ondermijning van het gezag in Nederland 0.50 80 X. Y. Z„ Wat ik in Rusland ondervond en hoe ik ontsnapte " 0 35 81 G. G. Fast God kan helpenl 0'.15 82 Dr. F. J. Krop, Hoe staat het thans met de geloofsvervolgingen in Rusland. Hoe met de hulpactie? 015 83 Dr. 0._ Schabert, Martelaarsgeschiedenissen uit Rusland .....'...'.'.'.'.'.. " fl!25 84 Anthonie Slonismky, Grepen uit een reisbeschrijving " 0^25 85 Tatiana Tchernavina, Iets over het land van socialistischen opbouw ',' 0 15 86 Tatiana Tchernavina, Wat ik in Sowjet-Rusland ondervond 0^25 VLUGSCHRIFTEN No. TITEL Prij, 30 Dr. F. J. Krop, De Paaschcampagne der Qodloozen en wat zy ons te zeggen heeft 0 ia 31 Tschegolev (naar), Het anti-godsdienstige werk' onder' 'de " kinderen ia Rusland s. 0 08 32 N. A. Kléplnlne, De godsdienst én de nieuwe comm.' 'cul'tuur ',' 0 12 33 Annle Wleck, Een beeld uit Sowjet-Rusland , 0 08 34 De gruwelen der concentratiekampen van de Sowjet-Dnie ,'! 0 05 35 Prof. Dr. Iwan njln, Hoort de signalen I n'oü 36 O. Hausdorf, De Joden en het Bolsjewisme 008 37 Berichten over den toestand der Orthodox-Russische "kerk " bulten Rusland, enz q 08 38 Rev. E. A. Walsh, Voornaamste stellingen v. 'de' Sowj'etsche " propaganda tegen de Protestbeweging en de weerlegging ervan 0 0 08 39 Het getuigenis van een Zwitser uit Rusland .'.'.'.'o'ob ai üs »hen der 8odsdlenstlg gezinde Russische arbeiders ...'.'.'. " 0 08 " - «Kiaiuir, neen ae goascuenst in Busland een toekomst? ,0.08 42 G. Pimenoff. Het dekreet mn het 'p«'tÏ 'Thi«'oV.V>,' "rl^m.i ultv. Comité en van den Raad van Volkscommissarissen tot — regeling van godsdienstige vereenlglngen 0 08 43 Werkloosheid en werklust ln Sowjet-Republlek " O OS 44 ï?r" ,°1 5.cna,,ert• Beulsdlensten door West-Europeanen aan " ' Sowjet-Rusland verleend, tegen de West-Europ. beschaving „ 0 05 46 Brlef°u1t Mnfand61" verwaarlo08de kinderen gesproken . . „ 0.05 47 Fotografisch bewUsmatéViaai' betreffende' SÖwjët-Rusiand'!! " 0 05 48 Waarheden en leugens, verbreid door een nieuw soort Dropaganda ten gunste van Sowjet-Rusland .... n 12 Jx 5£j ..Proletarisch Kaartspel' van de Bolslewlkl "005 50 Uit de maandberichten van Dr. O. Schabert .. " "out 51 Vrouwenleven ln den Sowjetstaat n 08 52 Het Bolsjewisme als Wereldbeschouwing, door 'sèminar' Dlr " Llc. Th. Priegel te Breslau nis 53 De strijd tegen den godsdienst OM 54 Propaganda der Qodloozen onder de Jeugd 0 05 VERVOLG VLUGSCHRIFTENLIJST No. TITEL Prijs 55 Iets uit het A.B.C. van het Communisme, door P. Oazotte „0.12 56 Godsdienstvervolgingen ln de Sowjet-Republlek. Dit de Maandberichten van Dr. O. Schabert 0.12 57 J. Jacoby. Hoe Sowjet-Rusland geregeerd wordt ,0.08 58 Kreten uit de diepte 0.08 59 Beknopte geschiedenis van het Bolsjewisme „ 0.08 60 Prof. A. Lecerf. Calvinisme en kapitalisme , 0.12 61 Tegen gezin en haardstede 0.05 62 Dr. O. Schabert, Het sterven van Bisschop Platon enz , 0.08 63 Dr. O. Schabert, School en Kunst ln Sowjet-Rusland 0.08 64 Dr. O. Schabert, Hoe het Communisme de Jeugd vergiftigt „ 0.05 65 Dr. O. Schabert, Verblinde Oeloovigen „ 0.08 66 Dr. O. Schabert, Op weg naar de Oude School , 0.08 67 Hoe staat de Sowjet-regeerlng officieel tegenover het geloot „ 0.05 68 Dr. F. J. Krop, Wat doet de Baltlsche Buslandarbeld voor de vervolgden om des geloolswllle „ 0.05 69 Dr. O. Schabert, Godsdienst ln het leger der godloozen , 0.05 70 Toelichting bij de tabel: ,,Organisaties voor den anti-godsdienstigen strijd in Sowjet-Rusland 0.05 71 Dr. O. Schabert, Strijd tegen den godsdienst en tegen de luilakken „ 0.08 72 Communistische jeugd en godsdienst 0.08 73 Het bolsjewisme in Nederland en de toepassing van het geweld ,, 0.08 74 Drie revoluties. De vijftiende jaardag van het bolsjewisme 0.05 75 Hoe opstanden in de Koloniën door het Sowjet-bewind en de Komintern georganiseerd worden „ 0.12 76 Dankbetuiging van Dr. O. Schabert 0.08 77 M. Rigassi, Het dreigend Communisme 0.05 78 Dr. O. Schabert, Brieven uit Sowjet-Rusland 0.08 79 Twee brieven ovei den hongersnood in Rusland: één van Dr. O. Schabert en één rechtstreeks uit Rusland 0.10 80 Hongei in Rusland. Steeds meer bewijzen 0.15 81 De G.P.Oe.-Sla venhandelaar ..y 0.05 62 Een getuigenis. Hongersnood en kannibalisme heerschen ook in Siberië 0.05 83 Correspondentie met President Roosevelt „ 0.10 84 Het lijden om Christus' wil en de Roomsch-Katholieke Kerk .. ,, 0.05 85 Komen de pakketten wel aan? 0.05 86 Aan het adres van den heer Ed. Herriot , 0.08 87 Het nationalisme in de Oekraïne „ 0.08 88 A. R. Lindt, Communistische activiteit in Jeruzalem 0.05 89 De cultureele arbeid der G.P.Oe 0.05 90 Het schrikbewind in Rusland na de revolutie 0.05 91 J. T-, Hoe Moskou-Reizigers worden ontgoocheld 0.05 92 Serge de Chessin, Het communistische Rusland zal altijd honger hebben 0.08 93 Veras, de heer Herriot en de bolsjewisten ,, 0.05 94 Dr. O. Schabert, De strijd tegen den godsdienst „ 0.15 J. E. L., Woestijnen in het bolsjewistisch paradijs 95 Ellende in Rusland — De wereld in gevaar 0.05 96 J. E. t.i Hoeveel predikanten zijn er nog in Rusland?.. 0.05 97 Dr. F. J. Krop: „Kameraad" van Os stelt een „objectief" onderzoek in te Moskou 0.08 98 Dr. O. Schabert: Hoe Aarts-bisschop Antonius van Archangel leed en stierf. Een beeld uit de Kerk onder het Kruis , 0.08 99 De stem der stommen 0.08 100 Ontzettende noodkreten uit de Sowjethel „ 0.08 101 De toestand der Armeniërs die naar Sowjet-Rusland getrokken zijn ,, 0.08 102 De Volkenbond en de Sowjet-Unie (om zich een opinie te helpen vormen) 0.08 103 Prof. A. Markoff, Communisten en Ontwapening 0.10 104 Tot vervelens toe „KAMERAAD" van Os en zijn brief uit Rusland „ 0.08 105 Ir. V. V. Tchernavin, Werkmethoden en gevangenissen 0.08 106 Dr. G. L., Indrukken Van een Zwitsersch ingenieur over Rusland in 't begin van den zomer van 1934 ... „ 0.05 107 Th. Aubert, Hoe de Sowjet-macht de verbintenissen beschouwt, die door Litvinoff geteekend werden ,, 0.05 108 De kwestie van de opneming der Sowjets in den Volkenbond en de publieke opinie in Zwitserland * ,, 0.08 109 J.-M. v. Blommestein, Paria's in Sowjet-Rusland ..... 0.08 110 H. L. van Oordt, Stelselmatige ondermijning van het gezag in Nederland ,, 0.08 111 Communistische partij Holland (C.P.H.) en Marxistische arbeidersschool (M.A.S.) 0.08 112 Een belangrijk adres van de Chr. Mannenvereeniging G.Z.A.B. aan den Minister-President .-. , 0.05