PRIJS 35 CENTS EEN EN ANDER OVER HET COMMUNISME DOOR Dr. F. J. KROP Herv. Pred. te Rotterdam VIJFDE DRUK 20ste—25ste DUIZENDTAL UITGAVE „GELOOF EN VRIJHEID" lste PIJNACKER STRAAT No. 102 — 106 „Alle* wat thans als axioma wordt beschouwd inzake „sociale waarheid", was langen tijd een probleem. Op elk ander gebied van wetenschap of kunst maakt de menschelijke geest sneller vorderingen. Hij is alleen traag in het zoeken naar hetgeen rechtvaardig is De vernieuwing aller dingen moet komen van de vernieuwing der harten." A. VINET. EEN EN ANDER OVER HET COMMUNISME DOOR Dr. F. J. KROP Herv. Pred. te Rotterdam VIJFDE DRUK 20ste—25ste DUIZENDTAL UITGAVE „GELOOF EN VRIJHEID" late PUNACKERSTRAAT No. 102 — 106 VOOR DEN VIJFDEN DRUK. Het is niet doenlijk om afle herdrukken van onze verschillende brochures bij te werken tot op den dag der uitgave. Telkens weer vraagt een andere zijde van het Russische probleem, of wil men: van het bolsjewistische vraagstuk, onze aandacht. Wij volstaan dus met te verwijzen naar de volledige lijst onzer geschriften, die men aan het einde van dit boekje kan vinden. Waarbij alleen deze opmerking dient te worden gemaakt, dat niets in de volgende bladzijden behoeft te worden verzacht: slechts van verscherping der verschillende conclusies zou sprake kunnen zijn. Mei 1935. F. J. K. EEN EN ANDER OVER HET COMMUNISME In de volgende artikelen, eerst verschenen in De Rotter' damsche Kerkbode, heb ik getracht op eenigszins populaire wijze het doel en streven, zoowel als de methode van werken van het huidige Communisme uiteen te zetten, en te waarschuwen tegen de gevaren waaraan het maatschappij, zede en godsdienst blootstelt. Als deze poging tot voorlichting eenig misverstand uit den weg mag ruimen en hier en daar de oogen opent voor hetgeen Prof. Iljin noemt: den afgrond, waarin men ons wil storten, dan zal ik meer dan dankbaar zijn voor het bereikte resultaat. F. J. K. I. DE VERWORDING VAN HET COMMUNISME. Als ideaal beschouwd is Communisme een systeem van menschelijke samenleving, dat door zijn aanhangers beschouwd wordt als een model-maatschappij. Alle productie-middelen aan de gemeenschap; alle productie dóór (namens) en vóór de gemeenschap; alle vruchten aan de gemeenschap, gelijkelijk aan allen. En daardoor geen armoede meer. Gelijke welvaart voor ieder Aldus zou men kortelijks dezen idealistischen droom kunnen karakteriseeren. Een droom! Want menigeen is de meening toegedaan, dat, bij verwezenlijking van dit ideaal, niet gelijke welvaart, maar gelijke nood voor ieder het gevolg zou zijn. Intusschen, de idealist, die van dit Communisme heil voor de menschheid verwacht, moge zich vergissen: hij kan niettemin een edeldenkend en eerbiedwaardig mensch zijn. Maar hun, die idealen najagen, stelt zich de nuchtere werkelijkheid dikwijls storend in den weg! De productie-middelen zijn — voor verreweg het grootste deel — in particuliere handen. Dit is het kenmerk van het veel gehate kapitalisme. Om tot Communisme te komen, moet men ze dus aan die handen onttrekken, d.w.z. naar onze nog gangbare opvattingen ■— men moet ze den particulieren, die ze niet goedwillig afstaan, ontrooven. herhaaldelijk zijn, ook reeds in de vorige eeuw, proeven genomen met de inrichting van kleinere, communistische gemeenschappen, waarbij particulieren vrijwillig van hun bezit (d.w.z. hunne productie-middelen) afstand deden ten behoeve van de gemeenschap. Deze proeven hebben veel teleurstelling veroorzaakt. De Russische Revolutie heeft een proefneming in 't groot gebracht, die — naar ons inzien — eveneens tot teleurstelling gedoemd is, maar, vóórdat haar mislukking vast staat, een groot deel van de wereld verwoesten kan. Elke plotselinge, onnatuurlijke, onmatige en kunstmatige groei ondermijnt de levenskracht en kan den dood veroorzaken. Zulk een groei heeft het Communisme doorgemaakt. Dit systeem voor menschelijke samenleving, waarvan — trots zijn theoretische waarde — de practische toepassing nog onmogelijk was gebleken, werd plotseling ingevoerd in een land, waar vele millioenen menschelijke wezens wonen, die nooit ofte nimmer van Communisme gehooid hadden en voor wie een „klein bezit" — particulier! ~- tot dusverre het ideaal geweest was. En daarmede niet tevreden, wenscht men het, door list en geweld, in te voeren op de geheele wereld, tegen den zin van 99/ioo van de wereldbewoners. Deze kunstmatige, gewelddadige uitbreiding heeft de gezonde levenssappen, die ongetwijfeld in het oer-systeem aanwezig waren (wie zou dit durven ontkennen?), doen uitdrogen en van het Communisme het monsterachtige ding gemaakt, dat wij Bolsjewisme i) noemen en met het idealistische Communisme niets meer te maken heeft. Een humane leer, die tot heil van het algemeen strekken moest (de naam Communisme wijst daarop), is verworden tot de dwangheerschappij van een uiterst kleine minderheid. * • Het ligt niet in ons plan om een uiteenzetting te geven van de leer, die theoretisch naar het „communiseeren", het gemeen-goed-maken van de productiemiddelen en de vrachten van den arbeid streeft. Dat zou ons te ver doen afdwalen. Wij willen schrijven over het Communisme, zooals het zich tegenwoordig in werkelijkheid vertoont over de geheele wereld, d.w.z. over het misvormde Communisme, dat Bolsjewisme heet. Waar het Communisme, blijkens zijn aard en bestemming, voor velen behoort te zijn, daar is het Bolsjewisme voor weinigen. Als onverbrekelijk verbonden aan dat *) Bolsjewisme staat tot Mensjewisme als het meerdere tot het mindere, en wil eenvoudig zijn: het logische, consequent - toegepaste Marxisme. Dat woord is te verkiezen boven de uitdrukking Communisme, die altijd doet denken aan een ideaal. Bolsjewisme geldt namelijk de dictatuur van het proletariaat. Dat dit in de practijk zoo geworden is, ligt in de natuur der dingen. Wie de productie-middelen (het kapitaal) tot gemeen-goed maken wil, moet deze aan de bezitters ontnemen. Voor deze taak zijn uitsluitend diegenen geschikt, die zeiven geen kapitaal bezitten. En dezen vindt men in de eerste plaats onder de proletariërs. Wat men precies onder een proletariër te verstaan heeft, weet eigenlijk niemand. Men zou kunnen zeggen, dat het dezulken zijn, die niets dan hun kinderen bezitten. Dat is tenminste taalkundig zuiver. Er is dan een ongeletterd en ook een geleerd proletariaat, waaronder men hoofdzakelijk schijnt te verstaan menschen, die een geleerde opleiding gehad hebben, maar die voor hun dagelijksch brood met hun hersenen moeten woekeren, gelijk anderen met hun handen en het dan nog niet verder brengen dan het strikt noodzakelijke. Nu heeft het ons altijd willen toeschijnen, dat het nog al gevaarlijk is de dictatuur te willen toevertrouwen aan een klasse van menschen, die zich niet goed afbakenen laat. Dit zou ook feitelijk onmogelijk zijn, wanneer men trachtte de dictatuur van het proletariaat inderdaad in te voeren. Maar in werkelijkheid bestaat in den bolsjewistischen heilstaat alleen de dictatuur van enkele menschen, die zeggen, dat zij het proletariaat vertegenwoordigen. En wee den proletariër, die zich verstout anders te denken dan die enkelen verlangen, dat hij denken zal! Door de theoretisch volstrekt anti-communistische samenkoppeling van de dictatuur van het proletariaat aan wat men thans Communisme blieft te noemen, is het Bolsjewisme het gewelddadige element steik op den voorgrond geplaatst. Dit gaat zelfs zóóver, dat de leer verkondigd wordt: Eerst de bestaande wereldorde vernietigen, dan een nieuwe wereldorde opbouwen! Deze leus heeft vele aanhangers en — merkwaardig genoeg ■— vele aanhangsters gevonden. Er bestaan slechts twee mogelijkheden: óf ze wordt verkondigd door fanatieke zwakhoofden, eerbiedwaardig misschien wat hunne bedoelingen betreft, maar onverantwoordelijk in hun kinderlijke naïveteit; óf zij dient om de bedoelingen te maskeeren van hen, die — bij de „vernietiging" van het bestaande — hun eigen zakken in de eerste plaats gedenken en, met een medelijdend lachje, het leger der zwakhoofden voor den wagen van hun egoïsme spannen. Voor die tweede categorie van menschen schrijven wij niet! Voor de eerste wèl, want deze dienen ziende gemaakt te worden. Blijkbaar stellen dezen zich voor, dat de hier bedoelde vernietiging en het hier bedoelde opbouwen een wel zware, maar toch afzienbare taak is. Zelfs wat de vernietiging betreft (gesteld dat er geen tegenstand geboden werd) zou dat niet meevallen; maar het opbouwen op de puinhoopen van het oude zou eeuwen en eeuwen eischen. En niemand weet, hoe •— door de conflicten in den kring van het men schelijk geslacht — de nieuwe wereld er zou uitzien. Zij kon wel geheel anders uitvallen dan de toekom stdroomers van thans zich dat voorstellen. En vóórdat zij weer vormen aanneemt, zouden eeuwen van- strijd, bloed en lijden moeten verloopen. Vernietiging is het strijdmiddel van den krankzinnige II. BOLSJEWIEKSCHE MENTALITEIT- Toen in Duitschlands benauwde dagen gedurende den wereldoorlog, Lenin en andere Communisten van Zwitserland door Duitschland op Rusland werden losgelaten, was het de bedoeling van de kortzichtige Duitsche Staatslieden van die dagen, daardoor den vijand in moeilijkheden te brengen. Zij zagen niet ver genoeg om te beseffen, dat zij op die wijze den eersten stoot gaven tot een gevaarlijk dringen naar de wereldrevolutie, tot een onverbiddelijken strijd tegen Godsdienst, orde en zedelijkheid. Wij moeten evenwel billijk blijven en erkennen, dat in dien tijd slechts weinigen zich de gevolgen van dien stap klaar voor oogen stelden. Maar aan waarschuwingen ontbrak het toch niet. Plannen als thans de Bolsjewisten in Rusland trachten te verwezenlijken, zijn ouder dan men meestal aanneemt. Een mijner vrienden, die mij steeds waardevolle gegevens verschaft over hetgeen ons heden bezig houdt en ook voor deze artikelen zich niet onbetuigd liet, deelde mij mede, dat hij — nu vijf-en-twintig jaar geleden — in aanraking kwam met een jongen Hongaar, die in zijn politieke opvattingen ultra-rood was, in Zwitserland studeerde en daar veel in aanraking kwam met Russische uitgewekenen. Deze jongeman schetste hem sterkgekleurde toekomstbeelden omtrent den val van het czarisme en den triomf van de revolutie in Rusland. En eens, in zijn vurig enthousiasme, voegde hij daaraan de volgende woorden toe: „Verbeeldt U niet, dat wij tevreden zijn! Wij moeten verder, de wereld in! Ik zou U over plannen kunnen spreken, waarvan li zoudt opkijken. Maar alles moet nog geheim blijven." In het licht van de latere gebeurtenissen is het duidelijk, wat hier bedoeld werd. De wereldrevolutie werd toen reeds voorbereid. En het is de wereldrevolutie, waarnaar het Bolsjewisme thans openlijk streeft. Want reeds Lenin heeft het zeer duidelijk gezegd: „Gelukt het niet binnen korten tijd de niet-Russische landen mee te sleepen in de Bolsjewieksche beweging, dan is deze ook in Rusland verloren." i) Daarom wordt het Bolsjewisme onder den naam van Communisme thans over de geheele wereld en met de verwerpelijkste middelen gepropageerd. Daarom staat de wereld thans voor een periode van crisis en gevaar: voor de tegenwoordige maatschappij geldt het: erop of eronder, en al moge men rotsvast staan in zijn overtuiging, dat het „erop" zal zijn, hoeveel bloed en hoeveel tranen zullen nog moeten vloeien, vóórdat de beslissing gevallen is! Daarom, tenslotte, is het een misdaad tegenover de gemeenschap in deze zaak onverschillig te blijven, gelijk men dat tot voor korten tijd bijna overal, maar in het bijzonder ten onzent, geweest is. In den jongsten tijd komt daarin een verandering. De oogen beginnen open te gaan voor de ware beteekenis van het Bolsjewisme en dat kan ook niet anders, want op den duur kan het zijn ware natuur onmogelijk verbergen. Het komt er maar op aan, dat men deze herkenne, voordat het te laat is. Is het reeds te laat? Deze vraag is door sommige moedeloozen nu en dan gesteld, wanneer zij stonden tegenover de onbeweeglijke onverschilligheid van de groote massa. Wij meenen haar ontkennend te mogen beantwoorden. Het is 1) Het Bolsjewisme is niet pacifistisch, het wil wereldrevolutie en een algemeenen oorlog, die moet voeren tot de zegepraal van het proletariaat. Fülop-Miller: Lenin en Ghandi p. 55, Hindus: Ontredderde wereld, p. 233. zekec niet te laat! Ware dit wel het geval, het ach-en-weegeschreeuw van de communistische pers over het „ophitsen" waaraan men zich van de zijde der „kapitalisten" voortdurend schuldig heet te maken tegenover de arme, onschuldige menschenvrienden, die Bolsjewieken heeten, zou veel minder intensief klinken. Men weet aan de overzijde natuurlijk zeer goed, dat het geheele Bolsjewisme gegrond is op de ophitserij van „het proletariaat" tegen de bestaande orde. Zoodra men zich daartegen verzet, wordt dit verzet echter voorgesteld als snoode ophitserij tegen den Bolsjewistischen Staat! Hetgeen beteekent een (gelukkig niet zeer handig!) omzetten van de feiten, waardoor de waarheid vervalscht wordt. Als kenmerk van den tegënwoordigen strijd, dien Moskou voert om de wereldrevolutie tot een feit te maken, kan men aangeven de verrassende regelmatigheid, waarmede datgene, wat Moskou verlangt en doet, voorgesteld wordt als een reactie op de verlangens en de handelingen van de z.g. kapitalistische landen. Men geeft er zich aldaar terdege rekenschap van, dat de tactiek van den aanvaller om zichzelven als aangevallen voor te stellen, vanouds bij argelooze menschen succes heeft gehad. De naïveteit van den ietwat warhoofdigen idealist is soms grenzenloos. Zij maakt dikwijls den indruk van onbeschaamdheid. Om de zeldzame zekerheid, waarmede als bestaande verkondigd worden dingen, die men gaarne zoo wenschen zou, maar die zuivere producten van de fantasie zijn. Dit hooge idealisme (?) berust op hersenschimmen, en hersenschimmen als realiteit voorgesteld, zijn leugens. Wij willen trachten in onze uiteenzetting de tegenstelling tusschen de fantasieën en de werkelijkheden in het Bolsjewisme in een helder licht te stellen. In het algemeen kan men zeggen, dat er allerlei prachtigs gefantaseerd wordt in den vorm van toekomstplannen, Deze worden dan tezelfdertijd als werkelijkheid en reeds verwezenlijkt voorgesteld. De voorbeelden zijn voor het grijpen. Elk individu heeft in de Sovjet-Republiek voor zich alleen recht op 8 M2 woonruimte, — aldus heeft men zegevierend aan de wereld verkondigd. Maar elk recht is een hersenschim, wanneer het niet verwezenlijkt kan worden, en een recht, dat iemand onthouden wordt, kan erger zijn. dan een onrecht. Wat er van die 8 M2 terecht gekomen is, weet nu wel iedereen. Over de mentaliteit van het Bolsjewisme handelende, valt het eerst en het sterkst in het oogt de gemeenschap tusschen dit stelsel en de leugen. Het begrip van „Waarheid" is — volgens de leer van Lenin — een ouderwetsch begrip, dat in burgerlijke kringen thuis behoort en öp zichzelf een onbeschaamde leugen is. Het onderscheid tusschen waarheid en leugen behoort te vervallen. De menschelijke handelingen behooren beheerscht te worden door een andere tegenstelling, en wel deze: Wèt is geoorloofd? Wèt is ongeoorloofd? En wat is nu geoorloofd? Alles wat in het belang is van het Bolsjewisme en van de dictatuur van het. proletariaat. Alles, met inbegrip van wat wij ouderwetsche menschen, leugen, bedrog, misdaad noemen, i) Zij, die over deze zaak zelden of nooit gehoord hebben, zijn alücht geneigd hier de schouders op te halen. Zij kun- 1) Serge de Chessin: La nuit qui vient de l'Orient p.p. 17; 130—132. Dit werk behoort tot de beste die over Rusland en het Bolsjewisme zijn verschepen. Het put direct uit de bronnen en geeft die geregeld aan. De algemeene strekking is sterk anti-bolsjewistisch. Onder de verdedigers van het Russische regiem, dient, als nen zoo iets niet aannemen; hier moet een misverstand bestaan! In het geheel niet! vriendelijke en naïeve medeburgers! Wij staan hier voor een absolute, niet te ontkennen waarheid, die in duidelijke woorden in de grondbeginselen van het Bolsjewisme is neergelegd en ontwikkeld. Twee dingen volgen daaruit: 1. dat het Bolsjewisme geen politiek stelsel is, zooals elk ander politiek stelsel; maar dat het beschouwd moet worden als een stelsel van corruptie en misdaad, wanneer men althans aan deze woorden den zin blijft hechten, dié daaraan tot dusverre door de menschheid werd gegeven; 2. dat aan verzekeringen of beloften van een Bolsjewiek, van een Bolsjewieksche Vereeniging of van een Bolsjewieksch Staatslichaam nimmer geloof gehecht kan worden. De ernst waarmede in de dagbladen berichten geplaatst worden, waarin de Russische machthebbers dit of dat ontkennen of bevestigen, heeft daarom bepaald iets vermakelijks. Waarde hebben zij zoo goed als niet. Worden zij met bijzondere heftigheid gegeven, dan zij men veeleer geneigd het omgekeerde aan te nemen: in zooverre hebben zij wèl waarde, maar een andere dan men er aan bedoelde te geven. En wanneer de Bolsjewisten in Rusland en de bolsjewiseerende Communisten buiten Rusland zoo luidruchtig te keer gaan tegen de leugens en de bedriegerijen van de „kapitalistische uitbuiters", dan maakt zich van den goeden een der meest bekwame en eerlijkste, M. Hindus te worden genoemd. Waarom bij niet alles kan noch mag zeggen, zet ik elders uiteen. Overigens is hét onmogelijk den weg te vinden in de uitgebreide Rusland-literatuur, als men niet gewaarschuwd is omtrent het karakter, de persoonlijkheid der schrijvers en het doel van hun geschriften. verstaander altijd weer een gevoel van verbazing meester. Op leugen en bedrog toch berust juist de Bolsjewieksche strijd om de macht En de Bolsjewisten doen, alsof ze trotsch daarop zijn. De voormannen hebben het zelf openlijk verklaard. Maar daarmede — en dat is een fout, die zij nooit meer kunnen goedmaken — zichzelf en hun stelsel buiten de gemeenschap der volken geplaatst. Dit lijkt 'n frase.. In werkelijkheid is het de kiem det vernietiging. Het Bolsjewisme, dat zélf vernietigen wil, zal sterven aan zijn isolement. Niet voor niets leeraarde Lenin (zooals wij zagen): „Spoedig ook elders Bolsjewisme, of wij zijn in Rusland verloren." III. COMMUNISME EN HANDEL. Wij spraken in ons laatste artikel over de omstandigheid, dat: het Bolsjewisme — door openlijk leugen en bedrog als geoorloofd te erkennen, mits ten behoeve van zijn eigen belangen •— zich buiten de gemeenschap der volkeren geplaatst heeft. Niet alleen op moreel, maar ook op materiëel gebied. Een voorzichtig koopman b.v. zal zich wachten om relaties aan te knoopen met iemand, die openlijk er voor uitkomt, dat hij geen bezwaar heeft met leugen en bedrog te werken, zoo hij daarin voordeel ziet voor de partij, waartoe hij behoort. En toch zijn er vele kooplieden (met name in Duitschland, Engeland en Amerika), die met den Sowjet-Staat handeldrijven en waren in Rusland invoeren. Hoe is deze tegenstelling te verklaren? Ons dunkt, dat die koopbeden er zóózeer van overtuigd zijn, dat de Sowjetstaat hun artikelen noodig heeft en dat die Staat niet buiten die artikelen kan — dat zij het et rustig op wagen. In dit geval is het in het voordeel van het Bolsjewisme om — althans voorloopig — eerlijk te zijn. ^Vant oneer lijkheid zou hier het gevolg hebben, dat er geen verdere waren werden ingevoerd en dit zou nadeelig zijn voor de zaak van het Bolsjewisme. Wij moeten evenwel nog wat dieper zien, dan wij het hierboven deden. De koopman, die naar Rusland invoert de zaken, die het Russische Gouvernement noodig heeft (daaronder ook krijgsbenoodigdheden!), werkt de verspreiding van het Bolsjewisme in de hemd en dat wel met het doel voor zichzelven geld te vérdienen. Menig menschenvriend, die evenwel (doordat hij niet geheel op de hoogte van de toestanden is) de zaken niet uit het juiste standpunt bekijkt, heeft reeds tegen een dergelijke beschouwing geprotesteerd. „Moet men dan de bevolking in Rusland, die niet dezelfde schuld draagt als de machthebbers, van het noodige verstoken houden? Is het niet plicht, dezen armen menschen te verschaffen, wat zij noodig hebben ?" Aldus redeneeren zij. Die redeneering zou juist zijn, wanneer de zekerheid bestónd, dat, wat in Rusland wordt ingevoerd, ook inderdaad besteed zou worden ten behoeve van de arme bevolking. Maar het omgekeerde is waar! Vooreerst komen krijgsbenoodigdheden, vliegtuigen e.d. die arme bevolking stellig niet ten goede, maar maken deze integendeel haar toestand nóg erger, omdat zij de positie van de machthebbers — de onderdrukkers van het volk — versterken. En ten tweede — voor zooverre het voor de bevolking werkelijk noodige zaken betreft — is het reeds lang bewezen, dat deze uitsluitend ten goede komen aan hen, die met de machthebbers medegaan: het onthouden van alles wat noodig is om te leven, staat juist als straf op het andersdenken dan de machthebbers! Hoe men de zaken ook keert of wendt, de invoer komt ten goede aan het Bolsjewieksche element onder de bevolking. Hield thans elke invoer op, de tegenwoordige machthebbers zouden met hun handen in hét haar zitten. Nog merkwaardiger dan die, welke in verband staan met de kwestie van den invoer, zijn de opmerkingen, welke den uitvoer uit Rusland betreffen. De industrie in dat land is en wordt met geweld tot een Staatsindustrie gemaakt. Wij zullen nu niet stilstaan bij de allerbedenkelijkste, en uit een zedelijk oogpunt allerdroevigste toestanden, welke daaruit Ontstaan zijn, maar alleen constateeren, dat de productie-kosten (niettegenstaande de, bij West-Europa en bij het vroegere Czarenrijk vergeleken, belachelijk lage arbeidsloonen) veel te hoog waren en de hoeveelheid van het geproduceerde veel te gering, zoodat van uitvoer eigenlijk geen sprake kon zijn: le. omdat men alles in hët binnenland dubbel en dwars noodig had; 2e. omdat men, wegens de hooge productieprijzen, niet in het buitenland met de daar geproduceerde artikelen concurreéren kon. Aan deze twee bezwaren moest men wel aandacht schenken. Want de Sowjet-Regeering kan niet zonder uitvoer naar het buitenland: deze toch brengt contanten — den koopprijs voor de geleverde waren! ~ naar Rusland en, wanneer deze niet in voldoende mate binnen komen, stort het geheele regime in elkander. En zie nu, hoe de leer dat alles geoorloofd is, ook het verwerpelijkste, zoo het maar strekt tot sterking van het Bolsjewieksche systeem, zich. gelden doet Op handelsgebied. In het binnenland lijdt de bevolking honger en gebrek. Tóch worden de artikelen, die zij het dringendst noodig heeft, naar het buitenland uitgevoerd. Want het Sowjetsysteem kan zich alleen maar op de been houden, zoo er geld naar Rusland komt Maar hoe nu op de buitenlandsche markten de in Rusland zoo duur gewonnen waren te verkoopen, niettegenstaande de goedkooper^/ prijzen van de buitenlandsche producenten? Het allerprimitiefste middel om dit te doen bestaat hierin, dat men de prijzen eenvoudig, zonder meer, lager stelt dan die op de buitenlandsche markten. Men verliest daarbij, maar men steekt den bedoelden producenten in htm eigen land de loef af en er komt althans geld naar Rusland. Deze concurrentie van geforceerd lage prijzen op buitenlandsche markten noemt men, met een Engelsch woord, „dumping". Intusschen is de verkoop beneden den productie-prijs niet voor altijd vol te houden; iedereen gevoelt, dat het land daardoor meer en meer verarmen zou en dat ook dit het begin van het einde zou zijn. Er rijst dus weer een nieuw vraagstuk: hoe kan men den productie-prijs inderdaad verminderen? Dit vraagstuk lost men thans in de Sowjet-Unie op, op een wijze, die op arbeidsgebied niet meer of minder beteekent dan een terugvallen tot de barbaarsche toestanden, die wij voor goed achter ons waanden. Er is wel eens beweerd, dat er tusschen de materiëele handels-problemen en vraagstukken van zedelijkheid en godsdienst weinig of geen samenhang bestaat. De onjuistheid van deze opvatting wordt duidelijk aangetoond door hetgeen er thans in Rusland geschiedt, met betrekking tot het mogelijk maken van het werpen van goedkoope Russische waren op buitenlandsche markten. Zelfs de Russische machthebbers kunnen de natuurlijke economische wetten niet wijzigen. Zij hebben dus een middel uitgedacht, om de productie-kosten inderdaad goedkoop te meiken. Dit middel is tweeledig: le. De arbeid wordt verricht door dwangarbeiders, dus zonder dat daarvoor betaald wordt. Hier hebben wij het begin van de weder-invoering van slavernij! Want men moet in het oog houden, dat bij de tegenwoordige toestanden in Rusland dergelijke veroordeelingen tot dwangarbeid zéér gemakkelijk afkomen! Daarnevens heeft het werken in de Siberische goudmijnen door veroordeelden een omvang aangenomen als nooit te voren. Over de wreedheden, mishandelingen en erger, waaraan mannen en vrouwen daar bloot staan en die hemeltergend zijn, zwijgen wij in dit verband. Een menschenleven heeft hier geen waarde meer: er is immers voortdurend versche aanvoer van veroordeelden! 2e. De bevolking van de eene streek wordt eenvoudig opgecommandeerd, om haar haardsteden (als ze die heeft!) te verlaten en in een - andere streek te gaan werken en wel dikwijls in een bedrijf, dat haar geheel vreemd - is. Zoo werden onlangs 20.000 boeren eenvoudig vervoerd naar een andere streek, om daar in. de kolenmijnen te werken, waaruit de eigenlijke mijnwerkers weggeloopen waren. Met den wil van den individuëelen mensch wordt hierbij niet de minste rekening gehouden. Het geschiedt immers alles ten behoeve van de (Bolsjewieksche.) Gemeenschap, en wie zich verzet, wordt gestraft. Immers, hij is „contra-revolutionnair"! Het kost moeite, zich in te denken in dergelijke toestanden. En het kost nog meer moeite zich rustig te houden, wanneer men ze prijzen hoort als onvermijdelijk, wil men ooit de wereld tot betere toestanden brengen. Rusland — het blijkt dagelijks meer — is het slachtoffer van een troep idealisten, omgeven en beheerscht door een troep misdadigers. Van dezen zijn de idealisten het gevaarlijkst. Omdat zij blind zijn voor de ellende, die zij aanrichten, en — te goeder trouw zijnde — anderen weten over te halen. Zelfs, helaas, buiten Rusland Want het dient tot niets, dit te ontkennen — hun theorieën worden over de geheele wereld gedeeld door andere verblinde idealisten, die op hun beurt het middelpunt worden van minderwaardige elementen. De geheele beschaafde wereld moef en zal hiertegen front maken. IV. HET COMMUNISME EN DE KINDEREN. De theorieën (en, helaas, niet alleen de theorieën, want deze theorieën worden wel degelijk in practijk gebracht!) van het Communisme op het punt van de opvoeding, ook de geestelijke opvoeding der kinderen, is dermate verschillend van alles wat men tot dusverre voor toelaatbaar en zedelijk hield, dermate in strijd met alles wat 'n normaal mensch als recht en zelfs als natuurlijk beschouwt, dat het simpele constateeren van deze beginselen meestal tot resultaat heeft een ongeloovig gezicht en een ophalen van de schouders bij hem, die naar u luistert. Wij zullen daarom in dit artikel, meer dan in de vorige, de bronnen aanduiden, waaruit geput werd, en constateeren allereerst, dat deze — gelijk men zien zal — alle van communistischen oorsprong zijn. Het is nog niet lang geleden, dat men in ons land een tentoonstelling hield van Russische leermiddelen. Deze werd uitbundig geprezen. De menschen, die haar organiseerden en aldus den schijn wekten van propaganda te maken voor de Russische systemen van opvoeding, hadden niet mogen zwijgen over de keerzijde van de médaille. Zij hebben dit wèl gedaan. Daarom is het goed die keerzijde eens te bekijken. Wij zouden de vraag willen stellen: Wat is er te wachten van de opvoeding der kinderen volgens een moraal, die Lenin aldus omschreef: „zedelijk is alles wat nuttig is voor de communistische partij"? l) Het antwoord op deze vraag ligt in de twee volgende doeleinden, die <— door de hoofden van de Derde Internationale — officieel erkend zijn: le. Van het kind moet een overtuigd Communist gemaakt worden met een nieuwe mentaliteit, die het sociale en moreele systeem van de beschaafde landen haat. 2e. Men moet zich van de kinderen, van hun ijver en geestdrift, bedienen voor politieke doeleinden, hetzij als agitatoren, spionnen of actieve strijders. Wij vestigen er speciaal de aandacht op, dat de kinderen, voor zoover zij bij hun ouders blijven wonen, aangemoedigd worden, de onder 2e. genoemde eervolle werkzaamheden juist uit te oefenen in het ouderlijk huis, d.w.z. fe^en hun ouders. Van den in onze oogen natuurlijken band, die tusschen ouders en kinderen bestaat, wil de Bolsjewiek in het geheel niets weten. Spionnage viert in Rusland zelfs hoogtij in den familiekring, die in andere landen iets heiligs heeft. Immers elk individu en dus elk kind heeft „plichten" jegens den Sovjet-Staat, die strijden tegen wat men elders familiebanden noemt. Laat ons nu eens zien, op welke wijze de beide bovenaangehaalde stellingen in practijk worden gebracht. ') Zie noot pag. 11. Lenin heeft gezegd: „Het Bolsjewisme is geen kostschool voor adellijke jongedames. De kinderen moeten de terecht' stellingen van de vijanden van het proletariaat bijwonen en zich in hun dood verheugen." 1) (N.B. Men houde nierbij in het oog, dat „vijand van het proletariaat" is ieder, die het — zelfs in onbeteekenende onderdeden — niet eens is met de Bolsjewieksche machthebbers.) In den loop van de jaren zullen deze woorden van Lenin een schandzuil blijven, die onwrikbaar staan zal, wanneer zijn mausoleum te Moskou al lang inééngestort zal zijn! In de „Investia" van 20 Juni 1925 komt de volgende verklaring van de Komintern voor: „De Communistische JeugdInternationale schijnt ons het meest volmaakte werktuig ter verspreiding van het Bolsjewisme. De propaganda onder de kinderen is misschien wel de allerbeste, niet omdat die kinderen uit zichzelven zooveel doen kunnen, maar omdat zij hun omgeving kunnen ondersteboven keeren." Men voelt ook hier weer den toeleg om het familie-leven te ondermijnen. Kostbaar is ook deze uitspraak van Zinovieff: „Wij moeten de communistische beweging onder de kinderen niet uit een sentimenteel oogpunt beschouwen. Het feit, dat kinderen, met de wapenen in de hand, aan den strijd deelgenomen hebben, moet ons tot voorbeeld en leering dienen. Deze nieuwe generatie van arbeiders zal de sentimenteele opvattingen van onze tijdgenooten niet meer kennen." 2) Het is, ten slotte, niet ondienstig, er op te wijzen, dat de 1) Meer dan eens heeft Lenin in dien geest gesproken. Men raadplege zijn menigvuldige levensbeschrijvingen. 2) Verscheidene keeren aangehaald door schrijvers over het Bolsjewisme en de Jeugd. behandeling van de kinderen als volwassenen in Rusland meer en meer tot een systeem is verheven. Dat moet, zooals vanzelf spreekt, voor kinderen iets aantrekkelijks hebben. Niets verheugt een kind zoozeer als aangezien en behandeld te worden als een groot mensch. Het gevoelt zich daardoor gevleid en laat zich graag over het paardje tillen. Helaas, 'denkt het niet aan de keerzijde van de médaille. Herhaaldelijk hebben kinderen gediend als gijzelaars voor hun ouders, van wier rechtzinnigheid in de communistische leer men niet zeker was. Herhaaldelijk ook zijn die kleine gijzelaars gefusilleerd. Wij teekenen hierbij aan, hoe merkwaardig het is, dat het Bolsjewisme, dat het heilige van den band der bloedverwantschap ontkent, toch zóózeer van het bestaan daarvan overtuigd is, dat het de ouders dwingt, door hun kinderen te bedreigen. Als tegenhanger van deze arme, kleine gijzelaars (wien het alsgroot-mensch-behandeld-worden het leven kostte), willen wij wijzen op 'n kind, dat zelf onbeperkte macht uitoefende. Daarvan kan men lezen in de „Pravda" van 21 Mei 1927, waarin een lid van de Komintern mededeeling doet omtrent een 13-jarig ventje, dat speciaal belast was met het bestuur over de internationale communistische kinder-organisaties. Dit kereltje beschikte over een absoluut onbeperkte macht en er was geen enkele handeling of misdaad, die hij zich niet veroorloven kon I * * Het spreekt vanzelf, dat niet elk kind door de Komintern voor vol kan worden aangezien en dus tot Bolsjewieksche macht en eerbetoon stijgen kan. De ongeveer acht millioen kinderen, die in Rusland ver- laten en dikwijls tot rooversbenden vereenigd, rondzwerven — ten prooi aan de vreeselijkste moreele en lichamelijke ellende — bewijzen dit met 'n kracht, waartegen geen ontkennen baat. Wat is nu het radifcaal, waaraan zulk een „groote" onder de kleinen voldoen moet? Welke is de maarschalkstaf, dien het kind in zijn ransel moet hebben, om de sprookjes-toekomst van het Bolsjewisme voor zich te zien opengaan? Het antwoord daarop kan men met één woord geven: zoon kind moet volkomen los staan van wat de Bolsjewiek noemt de „burgerlijke moraar. Hieronder verstaat de Bolsjewiek alles wat een nietBolsjewiek zedelijk, moreel, heilig vindt, o.a. waarheidsliefde, oprechtheid, kinderliefde, eerbied voor het leven en den eigendom van anderen, godsdienst. Dit alles is huichelarij, tenzij het Bolsjewisme er door gediend wordt. Immers, alles is moreel, wat het Communisme dient! (Lenin) ! l) Maar is het niet mogelijk, de hand te leggen op eenigé meer gepreciseerde uitingen van communisten omtrent de wijze, waarop zij de plichten, de positie, den arbeid van het kind opvatten ? Niets is gemakkelijker. Want deze eer moet men aan de Bolsjewieksche voormannen geven, dat zij ronduit voor hun beginselen (of wat zij hun „beginselen" noemen) uitkomen. Zij doen dit zelfs met een vrijmoedigheid, die een anderer naam verdienen zou, zoo de onderworpenheid, waarmede een deel van West-Europa hun zweepslagen met kwispelstaarten beantwoordt niet den indruk bij hen gevestigd had, dat zij zich tegenover deze onderling twistende en tallooze *) M. Hindus: Ontredderde wereld, p. 75. La nuU, p.p. Hl— 147. malen door hen uitgetarte Staten, alles veroorloven kunnen, zelfs openhartigheid! Hoort nu naar enkele Bolsjewieksche stellingen: „Liefde voor de ouders is gewoonlijk verderfelijk. Het kind, in de familie opgevoed, is meestal „anti-sociaal". (Lilina, vrouw van Zinovieff, oud-directrice van het openbaar onderwijs te Leningrad.) „Wij moeten stellig het proletariërskind tegen het bourgeois-kind ophitsen." (Bulletin de 1'éducation communiste, avril 1925). „De psychologie van het proletariërskind moet geheel beheerscht worden door den klassenstrijd." (Dezelfde bron.) „Op elke vraag, die het kind ons stelt, moeten wij een antwoord geven, dat den klassenstrijd naar voren brengt." (Idem.) „Elke pionier (d.w.z. strijdbare jonge communist) moet een godlooze worden; maar hij moet weten, waarom hij niet in God gelooft." (Le Drapeau du Pionnier. 20 December 1924). „Wij haten de Christenen. Zij prediken liefde en mededoogen, hetgeen tegen onze grondbeginselen strijdt. Weg met de liefde tot den naaste! Wat wij noodig hebben is: haat!"i) (Loenatcharski, gewezen Commissaris voor Onderwijs in de Sovjet-republiek.) „De familie moet vervangen worden door de Communistische partij, welke de innige liefde van de ouders voor hun kinderen verstikken zal. Die liefde wekt bij de ouders het verlangen de kinderen bij zich te houden en maakt deze tot egoïsten." (Gorkhberg.) 2) *) S. P. Melgoenov: De Roode Terreur in Rusland, p.p. 32 en 219 „Het gekraak der levens en beenderen die ge breekt", groote vreugde, heerlijke muziek! 2) M. Hindus: Het groote offensief, pp. 30—^33. „Wanneer de ouders zeggen: Mijn zoon, of mijn dochter, beteekent dit, dat ze het recht meenen te hebben hun kinderen op te voeden, zooals zij goed vinden. Uit het oogpun* van het Communisme beschouwd, bestaat dit recht niet. Het kind behoort aan de Maatschappij, dus aan de Communistische Partij." (A. B. C. van het Communisme.) Bij deze laatste aanhaling dient aangeteekend te worden, dat — tenzij de kinderen tot ellende, misdaad en ziekte vervallen, doordat zij in benden rondzwerven •— de werkelijk naar communistische methoden opgevoede kinderen, vooral in moreel opzicht, absoluut verdorven worden. Maar (het is waar!), onze burgerlijke z.g. „moraal" is een onding V. COMMUNISME EN ONDERWIJS. Onlangs (wij wezen er reeds op) heeft er in Nederland een tentoonstelling plaats gehad van Russische leermiddelen en een dergelijke nieuwe tentoonstelling wordt thans aangekondigd. -Die tentoonstellingen zijn interessant en men kan er wat van leeren. Toch zijn deze niets anders dan voor het buitenland pasklaar gemaakte propaganda-middelen voor het Communisme van de Sowjet-Republiek. Men kan bijzonder practische leermiddelen uitdenken, maar dit heeft voor het onderwijs niet de minste waarde, zoo dit is ingericht — of eigenlijk niet-ingericht — als in het tegenwoordige Rusland. Op den meer dan vreeselijken toestand, waarin het onderwijs verkeert, maken zij, die dergelijke tentoonstellingen arrangeeren, niemand opmerkzaam. De bezoekers komen zelfs in de stemming: Wat is Rusland op onderwijs-gebied ons land en andere landen vèr vooruit! Wat daarvan waar is, zal blijken uit hetgeen hier volgt. Terwijl een der grieven tegen het Tzarenregime was, dat het 't Openbaar Onderwijs verwaarloosde, heeft het Sowjet-regime, vooral in de dorpen, waar daaraan zoozeer behoefte was, ontelbare scholen gesloten. Dit is geschied bij honderdtallen. Enkele voorbeelden! Krasse, dat erkennen wij. In een der groote dorpen van het Departement Kouban waren twee lycea (één voor jongens, één voor meisjes), .zes openbare scholen L.O. en twee bijzondere scholen. Zij werden goed bezocht. Thans is er één lyceum (gemengd voor jongens en meisjes) en één openbare school L.O. De rest opgeheven! In Kamenskaïa (Don) waren twee Hoogere Burger Scholen, één lyceum, (één industrieschool en verscheidene scholen L.O.) Thans heeft men er... één lyceum en meer niet. Aldus gaat het over de geheele linie. De Bolsjewieken hadden aan het volk gratis onderwijs beloofd. Deze belofte is niet nagekomen. Integendeel: in de scholen, waar onder het oude régime geen schoolgeld verschuldigd was, moet het nu wel betaald worden, d.w.z. men noemt het geen schoolgeld, maar bijdrage in de kosten van onderhoud! Leermiddelen ontving men vroeger gratis; thans moet men ze betalen, omdat de gratis-voorziening een' voudig een paskwil is geworden. Bijvoorbeeld: te Sagouny (Departement Worony) ont» vangt elke leerling één cahier en één potlood ('t laatste moet tevens dienen voor een medeleerling). Deze „voorraad" strekt voor twee jaren! In het middelbaar onderwijs is het schoolgeld meer dan verdubbeld. En wat wordt er nu op deze scholen onderwezen ? Het onderwijs is geheel en al geconcentreerd op de communistische propaganda. Kennis komt eerst in de tweede plaats. Hoofdzaak is het z.g. A. B. C. van het Communisme, een soort van catechismus van deze leer, samengesteld, in hoofdzaak, door den Bolsjewiek Bukkarin. Kent het kind dit A. B. C, dan komt de rest er niet op aan. Kent hij het niet, dan wordt het niet bevorderd, al had het de kennis van een professor! Een enkel voorbeeld .— belachelijk, als 't niet zoo treurig was —, ontleend aan het onderwijs 2e categorie (M.O.). Aan een leerling werd de vraag gesteld: Welk soort baard had Karl Marx en wat voor haar had Lenin? Hij beantwoordde deze vragen verkeerd en bleef zitten. Het antwoord had moeten luiden: Lenin had bijna geen haar en Marx had een grooten baard Aan de Universiteit van den Don werd aan een dame het diploma in de geneeskunde uitgereikt met de volgende woorden: „De Sowjet-Republiek verleent u het diploma van doctor in de geneeskunde, maar vergeet niet, dat het uw plicht is niet alleen het lichaam van uw patiënten te behandelen, maar ook om achter hun politieke denkwijze te komen. Een ziek mensch laat zich dikwijls uitvoerig en openhartig uit tegenover zijn dokter. Deze laatste heeft de plicht, even goed als een lid van de G. P. OE., steeds gereed te staan ter verdediging van de Revolutie. Denk er aan, dat, indien gij onder uw patiënten contra-revolutionnaire meeningen hoort verkondigen en gij daarvan de G. P. OE. niet onmiddellijk in kennis stelt, men u daarvoor verantwoordelijk zal stellen." i) *) Voor dergelijke citaten verwijzen wij naar de studiën van onpartijdige zijde verschenen over het Bolsjewisme en het onderwijs in de U.R.S.S. Dit voorbeeld staat volstrekt niet alleen. Volkomen onwetende menschen, die — volgens de professoren — niet de minste kennis bezitten, krijgen niettemin hun diploma's, omdat men ze hun niet durft weigeren, want zij zijn leden van de G. P. OE. of van een ander invloedrijk college. * * Een bijzonder gebied — reeds op de lagere school — vormt de anti-Godsdienstige propaganda. Ziehier de ondervinding, persoonlijk opgedaan en medegedeeld door den heer Douillet, die 37 jaar in Rusland gewoond heeft. Een kleine, uitgehongerde jongen tusschen den onderWijzer en een Communist, die de les bijwoont. . „Bid je tot God, Jantje?" vraagt de onderwijzer. Kind: „Ja, ik bid tot God." Onderwijzer: „Geeft God je altijd wat je vraagt?" Het kjnd zwijgt. Onderwijzer: „Wil je nu dadelijk eens probeeren, om aan God brood te vragen ? Je hebt toch zeker wel honger?" Kind: „O ja, kameraad! Ik heb ergen honger " Onderwijzer: „Prachtig! Vooruit dan, bid tot God! Misschien zal je Christus je dan brood geven." Het kind knielt en bidt. Onderwijzer: „Wel Jantje, heeft God je al brood gegeven ?" Kind (met tranen in de oogen): „Neen, kameraad! God heeft mij niets gegeven " Onderwijzer: „Je ziet nu, wat jouw goede God beteekent! Je had Hèm niet om brood moeten vragen, maar dien communistischen kameraad daar! Vraag het hèm en hij zal 't je geven." Kind: „Kameraad, krijg ik als 't je blieft brood van je?" Communist: „Daarmee had je moeten beginnen. Als je je direct tot mij gewend had, zou ik je dadelijk brood gegeven hebben. Je vraagt het aan den goeden God. Maar heb je dien ooit gezien?... Neen! Want Hij bestaat niet." *) De Communist geeft het kind een dikken boterham! Dit kleine tooneeltje onthult de werkwijze van de ,,Godloozen" in de school. Die boterham is óók een leermiddel. Maar daarvan wordt op de tentoonstellingen van Russische leermiddelen geen melding gemaakt. • • Ten slotte een kort woord over de inrichting der scholen. Behalve eenige model-scholen, vaak bezocht door „bezoekers", die het land komen „bestudeeren", zijn de lokaliteiten meer dan erg. Zelfs zijn er scholen zonder meubelen, waar de kinderen op den grond zitten en een verstikkende atmosfeer heerscht. We herinneren er hier aan, dat de bewijzen voor dit alles uit de Sowjet-bladen zelf te putten zijn. Het leven van den onderwijzer is één marteling. Hij verdient een hongerloon, waarvan hij niet kan leven. Hij leeft in voortdurenden angst, want hij weet, dat spionnen hem omgeven. Het Commissariaat van Onderwijs heeft het volgende verbod uitgevaardigd: „Het is verboden, literatuur te onderwijzen in strikt aesthetischen zin; het onderwijs moet een marxistische strekking hebben."2) Ziehier het oordeel van het Russische Blad voor Onderwijs (31 Maart 1929): „Langzaam en droevig sleept hij (de onderwijzer) het leven voort, ten prooi aan de voort- 1) J. Douillet: Moskou ontmaskerd, p. 89. a) Revue des Deux-Mondes Jan. '34: Les intetlectuels en U.R.S.S.; Rood Koren, p. 65, Lenin en Ghandi, p. 41. durende vrees, dat hij zijn betrekking verliezen zal en in één aanhoudenden strijd om iets te vinden, dat hem brood oplevert." Het lot der onderwijzeressen is nog véél en véél treuriger, tenzij zij alle gewetensbezwaren op zij zetten en doen wat (buiten haar onderwijsplichten) van haar verlangd wordt Maar zijn zij niet nog ongelukkiger? Het aantal zelfmoorden, vooral onder deze arme vrouwen, is legio. Wij eindigen met de woorden van een bekend Sowjetschrijver: „Het is dringend noodig, dat er maatregelen genomen worden om aan al deze leiders van de jeugd, die stil lijden en door vermoeienis uitgeput zijn, nieuw leven té schenken." Maar...... wij hebben niet de minste hoop, dat dit inderdaad gebeuren zal. • * P.S. Op het laatste oogenblik treft dit bericht onze aandacht: „Uit Moskou wordt d.d. 18 October medegedeeld, dat wegens het weggaan van onderwijzers, die meer en meer betrekkingen in de industrie zoeken, dit jaar 10.000 (tien duizend, excusez du peu!) scholen gesloten moeten blijven, l) VI. HET COMMUNISME EN DE KUNST. In een land, dat onder een zoo afschuwelijk terrorisme zucht als Rusland, spreekt het vanzelf, dat kunsten en wetenschappen zich niet vrijelijk kunnen ontwikkelen. Ook zij moeten het groote doel dienen: het uitlokken van de *) Geschreven in het jaar 1930. wereldrevolutie en de invoering van de dictatuur van het proletariaat, hetwelk in de praktijk beteekent: de invoering van het bloedige schrikbewind van enkele menschen over de geheele wereld. De Sowjets nu doen alle mogelijke moeite om — laat ons met de Kunst beginnen ■— in het buitenland een gunstigen indruk te wekken omtrent de Russische kunstproducten. Op dit gebied is inderdaad eenig succes voor hen weggelegd, omdat op kunstgebied het Russische volk een zeer eigenaardige en veel-bewonderde plaats inneemt. Dit geldt zoowel op het gebied van de beeldende als op dat van andere kunsten. Maar deze kunstzin is niet door het Bolsjewisme in het leven geroepen! Het Bolsjewisme heeft niets anders gedaan dan zich conformeeren aan de vroegere kunstvormen, daarbij strevende een excentriek element daarmede te verbinden, hetgeen dan het nieuwe in de kunst is en in onzen, steeds tot uitersten neigenden tijd, ook elders als zoodanig wordt begroet. En zooals wij zeiden, de kunstwerken van het Russische volk zijn dikwijls bewonderenswaardig, zelfs onder den dwang der Bolsjewieken! In hoeverre bestaat er nu dwang ? In zóóverre, dat de kunstenaar niet meer vrij is, het door hem gewenschte onderwerp voor zijn kunst te kiezen. Bij deze keuze moet hij zich laten leiden door de economische en politieke opvattingen der machthebbers. Want nog eens ■— dezen willen de kunst eenvoudig in dienst stellen van de propagenda van hun beginselen. Een reclame-plaat kan zeer mooi en zeer karakteristiek zijn. De tyrannen in Rusland trachten de geheele kunst te hervormen tot een mooie en artistieke reclame-plaat! Maar daarmede moeten zij, trots alle schoonschijnende beweringen van de bewonderaars van „jong Rusland" en de „jong Russische kunst" op den duur het artistieke leven uit hun land bannen. Want de scheppingsdrang, die den kunstenaar drijft, kan zich op den duur niet binden laten door eenzijdige regelen van menschelijke origine; die drang is van Goddelijken oorsprong! Het spreekt vanzelf, dat de volbloed-Bolsjewiek, die God loochent, om deze woorden lachen zal. En stellig zullen zij hém niet bewegen zijn werk te staken, dat streeft naar vernietiging van het Goddelijke in de kunst. Hij begrijpt echter niet, dat hij daarmede de kunst zelve vernietigen zou als het hem gelukte! Maar juist dat is uitgesloten. De Bolsjewieksche „kunst", hoe origineel en schijnbaar aantrekkelijk zij buiten Rusland ook wordt ten toon gespreid, verliest nooit haar karakter van propaganda. Laat ons-twee voorbeelden geven. De filmkunst staat, technisch gesproken, in Rusland op zeer hoog peil. Een Russische film, als kunstwerk, staat dikwijls vèr boven wat andere landen op dit gebied leveren. Doel is echter niet het kunstgenot, wèl het maken van —• vaak zeer subtiele — propaganda voor het Bolsjewisme. „Die beide zijden van de zaak behoort men gescheiden te houden" zeggen enthousiaste bewonderaars. Maar dat kén juist niet! De met zorg inééngezette en technisch bijna volmaakte Russische film brengt het gif van het Bolsjewisme in de harten en hoofden van de eenvoudige toeschouwers, die als waar aannemen, wat ze op het doek zien. Terwijl dit toch leugen is. Ook hier werkt men met onwaarheden, die immers in het belang van de partij als geoorloofd gelden. Gelijk bij de filmkunst ook bij de tooneelspel-kunst. Wat zegt men bijv. van een in Nederl.-Indië spelend stuk, waarin een rij koelies onder zware lasten zwoegen en door hun opzichters geranseld worden, terwijl op enkele nieters afstand Hollandsche zeeofficieren, in gezelschap van halfontkleede dames, onbewogen toekijken en voor zich dansen laten door nog meer ontkleede danseressen? Deze fraaiigheid werd in de Sowjet-Republiek opgevoerd. Dit durfde men echter nog niet naar buiten exporteeren: zelfs tegenwoordig zijn er in West-Europa nog altijd zekere grenzen aan het vermogen van het publiek om leugens te verzwelgen! Wij moeten hier nog in het bijzonder wijzen op iets, dat de geheele kunstbeweging in Rusland karakteriseert. Het plan heeft bestaan — of het reeds uitgevoerd is weten wij niet, want zulke zaken worden in Rusland met een geheimzinnigen sluier bedekt —, dat geen Russische artiest en geen Russische artistengroep in het buitenland zou mogen reizen, tenzij vergezeld als impressario, door een beambte der Sowjets, die het geldelijk beheer zou moeten voeren. En een vrij hoog percentage van de ontvangsten zou aan dezen ambtenaar moeten worden afgedragen! Het denkbeeld is alweer origineel: drie vliegen in één klap! Ten eerste: propaganda voor het Bolsjewisme; ten tweede: controle op het onvervalscht communistische karakter van de geboden kunst en van de kunstenaars zeiven; ten derde: het spekken van de Sowjet-kas. Wij denken aan al die brave toeschouwers, die niet weten, dat zij door Russische voorstellingen te bezoeken, belasting betalen aan Stalin c.s. Dit heeft inderdaad iets komisch. En — het is niet te ontkennen — de vindingrijkheid van de Russische heeren is onuitputtelijk! • • Nog op een ander gebied geven de Russische machthebbers blijken van hun kunstzin! Wij bedoelen door de wijze, waarop meer en meer kunstschatten uit Rusland naar het buitenland verhuizen. De groote en kostbare kunstschatten, die in de Russische musea verzameld waren, werden indertijd, door de revolutie, het eigendom van den Sowjet-Staat. Vele particuliere verzamelingen werden eenvoudig ingerekend. Rusland is sinds jaar en dag bezig ze naar het buitenland te verkoopen. En de opbrengst komt ten goede aan het troepje tyrannen, dat boeren en arbeiders en intellectueelen uitzuigt, tot slaven maakt en vermoordt, zoogenaamd ter verwezenlijking van hun (hersenschimmige) plannen. De machthebbers hebben geld noodig. Van hun standpunt bekeken en met hun opvattingen omtrent wat geoorloofd en niet geoorloofd is, hebben zij gelijk, wanneer ze de kunstschatten, die in Rusland aanwezig zijn, verkwanselen. Alleen kunnen zij dan moeilijk poseeren als beschermers van de kunst! Maar wat te zeggen van hen, die deze kunstschatten (voornamelijk schilderijen) koopen en op deze wijze medewerken aan het op zij ruimen van de finantiëele moeilijkheden der machthebbers? Vroeger was het stellen van de vraag tevens haar beantwoording. Tegenwoordig is het anders. Men vindt zoo iets niet meer zoo erg. Aan die kunstschatten kleeft althans geen menschenbloed. Nu men — ook in ons land •—1 reeds zóó ver is gekomen, dat men — terwille van commercieele doeleinden — Russisch graan en hout laat invoeren en tegen zeer lage prijzen concurreeren laat met het elders gewonnene, terwijl men weet met welke mensch-onteerende middelen zoowel graan als hout verkregen worden, en dat de levering geschiedt ten koste van de verhongerende en gemartelde bevolking in Rusland zelf, — och, nu vindt men het koopen van kunst-voorwerpen heelemaal niet erg meer. Indien het werkelijk de handel is, die dit verlangt, dan bewijzen onze Nederlandsche koopheden, voor een deel ten minste, dat zij bitter klein geworden zijn en dat zij, in tegenstelling met uitnemende kooplui van alle tijden, uitsluitend naar het tegenwoordige zien en de toekomst negeeren.- Dit echter heeft met Kunst niets te maken. VII. COMMUNISTISCHE PROPAGANDA DOOR DE FILM. Een genootschap, waarover ik mij meer en meer verbaas, is het genootschap Nederland-Nieuw-Rusland. i) Daarin zitten intellectueelen van meerdere of mindere bekendheid, die zich ten doel stellen de banden tusschen het paradijs van het Bolsjewisme en ons goede Nederland steeds nauwer aan te halen. In een periodiek, waaraan ook verscheidene niet-bolsjewieken medewerken, wordt de aandacht van het publiek gevestigd op het mooie en goede, dat het Rusland van Lenin en Stalin ons te zien geeft, al verklaart Mr. J. Huyts, dat het „de bedoeling van het hoofdbestuur en van de redactie is, hoe na en verwant het politiek en economisch leven ook is aan een in het tijdschrift genoemd beschavingsverschijnsel, in de objectieve wijze, waarop het wordt voorgesteld, den waarborg te zoeken dat het verschijnsel inderdaad in zijn cultureele en niet in zijn politiek-economische beteekenis naar voren wordt gebracht." *) Zie: De Weretdactie der God-loozen, p. 29. De stijl is niet zeer duidelijk; maar de bedoeling is ongetwijfeld deze: dat men de caltureele waarde van het Bolsjewisme naar voren wil brengen, zonder de politieke en economische gevolgen daarvan voor zijn rekening te nemen. Alsof zulks mogelijk ware! Het Bolsjewisme dient zichzelf aan als een ondeelbare levens- en wereldbeschouwing, n.1. die van het tot-het-uiterste-toe doorgevoerde Marxisme, en nu komen Nèderlandsche intellectueelen dat alles uiteenrafelen en zeggen: „Wij aanvaarden de grondbeginselen niet; maar enkele daaruit voortvloeiende cultureele verschijnselen begroeten wij als een verblijdend teeken des tijds." Ik ben het met mijzelf nog niet geheel eens, hoe ik zulk een mentaliteit moet beoordeelen, gelijk ik waarlijk ook verlegen ben met een boek als dat van H. C. Pieck: „Zwart en wit uit het roode Rusland". Dat het laatstgenoemde keurig uitgevoerde boek louter propaganda is voor het Communisme, gevoelt ieder die het leest. Dat ook het genootschap Nederland-Nieuw-Rusland het Bolsjewisme in de kaart speelt, is aan geen twijfel onderhevig; maar een psychologisch probleem blijft altijd de vraag of, en in hoeverre, de intellectueelen, die zich leenen voor zulk een revolutionnair drijven, met bewustheid •zich in die gevaarlijke richting voortbewegen. Het liefst blijf ik gelooven, zoolang de bewijzen van het tegendeel niet zijn geleverd, dat wij te doen hebben met een grenzenlooze naïveteit, die alleen bij kamergeleerden en verdwaasde intellectueelen wordt aangetroffen, i) Hetzelfde zou ik willen zeggen van de communistische of revoluttonnaire propaganda door de film. Niet gaarne *) Mijn oordeel zou thans, 1935, niet zoo gunstig zijn over de Pro-Sowjet literatuur, al kan men lang niet alles over één kam scheren. Zie sub 3. zou ik de Film-Liga, waarvan Dr. Menno ter Braak de secretaris is, van een bewust revoluüonnair en anti-nationaal drijven willen beschuldigen. Men zegt dat de kunst verheven staat boven alle politieke verwikkelingen en dat de vraag niet zoozeer is, wat de film voorstelt, dan wel de wijze waarop de voorstelling gegeven wordt. Nu is het zeker waar, dat de filmkunst in Rusland op een hoog peil staat, gelijk trouwens enkele afbeeldingen van de Besbosnik eveneens van zeer veel kunstzin, al zouden wij hier zeggen: duivelschen kunstzin, getuigen. Maar daarom juist is de propaganda door de film, die van Russische zijde zeker wèl bewust is, zooveel te gevaarlijker, en ik sta verbaasd over de oppervlakkigheid der keuringscommissie, die zelfs voor de meest insinueerende voorstellingen haar fiat geeft. Men schijnt niet te weten, dat reeds Lenin de film heeft aangeprezen als een machtig propaganda-middel, zeggende: dat men daar een prachtig werktuig had in den strijd „om de bevrijding van het proletariaat": want als men zich wèl rekenschap gaf van den opzet der geheele Russische film-industrie, dan zou men nooit ofte nimmer haar, direct of indirect, willen steunen of propageeren. Men moet in Moskou toch wel in z'n vuistje lachen, als men ziet de domheid van „kapitalistisch West-Europa". Wat zou er gebeuren, zoo vraagt Mr. Dr. J. van Schevichaven terecht, „wanneer men in Sowjet-Rusland een prachtfilm zou trachten te exploiteeren, waarin de ontzettende toestanden daar te lande naar waarheid werden weergegeven en waarin — het omgekeerde van wat in de Russische films gefantaseerd wordt — werkgevers engelen en werknemers duivelen zouden zijn!" Niemand, die aan het antwoord twijfelt. De G.P.Oe. zou met zoo'n onverlaat wel raad weten en, als hij niet direct werd doodgemarteld, zou men hem toch zeker naar het Duivelseiland verbannen. Daarom ga ik ook weder volmaakt accoord met bovengenoemden schrijver, als hij zegt: „Het Bolsjewisme handelt altijd en overal naar den stelregel, dat wat het zélf vijandigs predikt en doet tegenover niet-Bolsjewieken, volkomen geoorloofd is; maar onmiddellijk ongeoorloofd wordt, zoodra anderen het prediken of doen tegenover het Bolsjewisme. Zelfs zelfverdediging tegenover het Bolsjewisme is een misdaad; maar de aanval door de Bolsjewieken zeiven is heldenwerk. Zoo meten deze wereld-verwoesters alles met twee maten. Door in naam van de kunst te protesteeren tegen het weren van opruiende films maken menschen, die hun mede-menschen zonder vorm van proces doodschieten, omdat deze mede-menschen anders denken dan zijT* zich onsterfelijk belachelijk, — indien men dit woord bij al deze ellende gebruiken mag." Mij dunkt, dat hoe verder men nadenkt over al deze dingen, hoe minder er van naïveteit sprake kan zijn. De „Tribune* toch verklaart openlijk van de Sowjetfilm: „Het zien van deze film is een revolutie-les", terwijl Constandse zijn anti-militairistisch standpunt wel eenigszins verlaat, als hij schrijft in de „Vrije Socialist" van een der Russische producten: „Deze film spreekt. Ze spreekt van de ellende van het volk, van de wreedheid der heerschers, van de noodzaak der rebellie, van het recht op revolutie en daardoor is ze propagandistisch." Hoe iemand, na zulke uitlatingen, nog in naam van de Kunst (zetter, vergeet als-je-blieft de hoofdletter niet!) het voor dergelijke revolutionnaire propaganda kan opnemen, is mij een raadsel. Alleen zij, die aan de dwaze leuze: „De kunst om de kunst" gelooven, kunnen nog in die fout vervallen. Een bewijs, ten slotte, van het groote gevaar, dat mede door de Film-liga wordt bevorderd. Men zal zich herinneren de geruchtmakende film „Tien dagen, die de wereld deden wankelen". Ik heb de voorstelling zelf niet gezien; mijn tijd is niet elastisch genoeg om dergelijke dingen të kunnen volgen, maar een onzer medewerkers van „Gij zijt allen Broeders" is er op een Zondagmorgen op uitgetogen en gaf ons van de voorstelling een nauwkeurig verslag. En inderdaad, het geheel bleek wel een practische revolutie-les. Kwam daar een uniform van den een of anderen „kapitalistischen" Staat op het doek, er werd gefloten; werd het Roode Leger vertoond: daverend applaus. Wanneer zal men inzien, dat er roekeloos wordt gespeeld met vuur? Ouders vreezen voor hun kinderen (en vaak terecht) dwaze liefdesverhaaltjes; maar of men dezelfde aandacht schenkt aan de revolutionnaire propaganda, die kinderzielen vermoordt en alle vastigheden, niet het minst van religieuzen en moreelen aard, voor hen ontwricht, dat staat nog te bezien. En daarom: Caveant consules (men zij op z'n hoede). VIII. COMMUNISME EN MORAAL. Ik zit sinds enkele weken met de vraag, of ik in deze serie een artikel moet schrijven over het Communisme en het huwelijk. Ik voel dat ik daar niet geheel over zwijgen mag; maar aan den anderen kant durf ik beslist niet het aangeduide onderwerp volledig te behandelen; en aangezien men mij meer dan eens verweten heeft, dat ik zoo nu en dan wat al te openhartig en te vrij ben in mijn. Uitlatingen, kan ieder lezer begrijpen, wat dat „niet-durven" beteekent. Om het kort en goed te zeggen, heeft het Communisme elke natuurlijke liefde tusschen man en vrouw uitgeschakeld of tot zulk een peil verlaagd, dat er van liefde geen sprake meer kan zijn, maar dat de uitdrukking: dr'erlijke hartstocht alleen hier past. . „Daar bestaat geen liefde" beweert Slepkof in een boek, op kosten van den Staat uitgegeven en getiteld: „De rijpere jeugd en de zeden"; et zijn alleen physiologische verschijnselen." Tengevolge van die physiologische verschijnselen komen de beide seksen tot elkaar, naar de ingeving van het oogenblik, en kunnen zij weer even gerust, uit elkander gaan, wanneer een der beide partijen, of beide, er genoeg van heeft. Dat gevallen van polygamie, bloedschande en dergelijke bij menigeen zich voordoen in Sowjet-Rusland, ja openlijk worden goedgepraat en verdedigd, dat spreekt van zelf. Kindermoord wordt er in het geheel niet gelaakt; vaak zelfs in bescherming genomen. Doch terwijl ik dit alles neerschrijf, wordt het mij steeds duidelijker, dat ik feiten zou moeten geven en namen noemen; maar dat wordt mij juist door het karakter van deze brochure, die ook in kinderhanden moet kunnen worden gelegd, onmogelijk gemaakt, zoodat ik hier volsta met te verwijzen naar de desbetreffende literatuur, waarvan men enkele titels in de aanteekeningen kan vinden.1) Geen liefde dus tusschen man en vrouw, alleen een lager instinct dat bevrediging zoekt, en op alle mogelijke wijze 1) Voor heel dit gedeelte (glas water-, werkbijtheorie, enz.) leze men Serge de Chessin: La nuit qui vient de VOrient, p.p. 148— 195. M. Hindus: Ontredderde wereld, p.p. 65, 88, 91. die bevrediging roeken mag, mits de proletarische klassenstrijd er niet door worde belemmerd, maar bevorderd. Hetzelfde geldt voor de verhouding tusschen ouders en kinderen, waarop in een vorig artikel reeds met een enkel woord werd gezinspeeld. En wat ik u bidden mag, waarde lezer, zeg of denk toch niet, dat het gevaar slechts in de verte bestaat; het staart ons dreigend aan in onze onmiddellijke omgeving. De schrijver van „Espions rouges" vertelt van een communistische beweging in Frankrijk, onder bescherming van Barbusse, die er op uit is om de Fransche jeugd (en wie durft beweren dat iets soortgelijks in ons land niet zou bestaan?) geheel op te voeden naar Russisch model. Een der geliefkoosde liederen van deze veelbelovende jeugd is het volgende: „Wij zullen de ruiten breken. Wij zullen de deuren met teer besmeuren. Wij blaffen op de groote wegen, vrij van ketting. Wij zullen de meisjes wel krijgen, om van de oude vrouwen niet te spreken. Boem, dat is alles! Wij zullen de burgers een bezoek brengen, en hun de botten breken. Boem dat is alles! De Communistische Partij is onze vader, de vrouwelijke sectie van de Sowjets onze moeder. Boem, dat is alles! " i) Om dat laatste is het ons alleen te doen. Geen liefde tusschen man en vrouw, en geen liefde tusschen ouders en kinderen. Dat is „burgerlijk moraal" en behoort bij de verouderde Christelijke levens- en wereldbeschouwing. De partij is alles, en vandaar dan ook het merkwaardige verschijnsel dat de Sowjet-moraal, die zoo buitengewoon elastisch is waar het geldt het aangaan en ontbinden van huwelijken, als ook het optreden van kinderen tegenover *) La nuH: p.p. 139 en 224. ouders (denk aan het laatste geruchtmakende proces waar een zoon openlijk den dood van z'n vader eischte!) tot het belachelijke toe belemmerend werkt bij sommige verbintenissen, waartegen geen redelijk schepsel iets zou kunnen inbrengen. De „Isvestia" van een paar jaar geleden deelde ons een eigenaardig geval mede, dat typeerend is in deze. Een man van zekeren leeftijd wilde een eerzaam huwelijk aangaan met een veel jongere weduwe uit een naburig dorp. De Sowjetdignitarissen van de plaats zijner inwoning vonden de zaak bedenkelijk en vergaderden om dit „sexueele probleem" op te lossen. Na veel heen- en weergepraat kwam men tot de conclusie, dat het niet mogelijk was voor zulk een verbintenis toestemming te verleenen, want de moujik was rijk en de vrouw arm, terwijl het bovendien geen aanbeveling kon verdienen dat twee menschen uit verschillende gemeenten met elkander in het huwelijk traden. Eenparig werd besloten z'n goedkeuring niet te hechten aan een „dergelijke politiek", terwijl den man te verstaan werd gegeven, dat hij als contra-revolutionnair zou worden beschouwd, indien hij toch met het voorwerp zijner genegenheid in het huwelijk dorst te treden, waarbij hem als verzachting de raad gegeven werd „den aandrang van zijn ouden dag" op andere wijze te bevredigen, l) Men ziet, dat feitelijk alle moraal, tenminste wat wij daaronder verstaan, door het Communisme wordt genegeerd. Alleen de belangen der proletarische klasse komen hier in aanmerking. „De eenige methode, waarlijk in den geest van Marx", zegt Lounatscharsky, „dus de eenig juiste, om de begrippen van pücht en recht nader te omschrijven, brengt met zich *) Ibidem, p. 170. mede, dat wij in de moraal eenvoudig een product van klasse-belangen zien Alles voor onze klasse: de moraal der proletariërs heeft geen anderen grondslag. Goed, is alles wat onzen stand naar de overwinning voert; slecht, alles wat ons de nederlaag zou kunnen bezorgen." i) Zulks geheel in overeenstemming met het woord dat Tcheedaef eens met zijn bloed dorst neerschrijven: „Zedelijk is, wat de revolutie verhaast; onzedelijk, wat haar in den weg staat." 2) En stel uzelf nu niet gerust, waarde vriend die hier bedenkelijk het hoofd schudt, met den waan dat die denkbeelden alleen in Sowjet-Rusland worden verkondigd; men kan ze ook ten onzent hooren verdedigen, al tracht men den vorm eenigszins te verzachten; en het getuigt niet van veel helderziendheid, wanneer men inslaapt met de gedachte: „zoover kan het bij ons niet komen." Overweeg maar eens rustig deze woorden van Dr. Herman Gorter in zijn Historisch materialisme: „De klassenstrijd vermoordt dus ook een goed deel der zedelijkheid, want het zedelijk gebod kan niet gelden tegenover de klasse, die de onze tracht te vernietigen of krachteloos te maken, en ook die klasse kan tegen de onze niet zelfopofferend of trouw gevoelen. Alleen binnen de klasse kan nog van eenig zedelijk gebod sprake zijn, tegenover de andere klasse geldt het hoogste zedelijk gebod evenmin als tegenover den vijand." En leg daarnaast deze uitspraak van Dr. Mr. J. Valkhof: „Het doel heiligt de middelen, wanneer dit doel is de vooruitgang der menschheid, het heil der menschheid als *) Izvestia 15 Jan. 1925, La nuit, p. 130; Fülop-Miller: Lenin en Ghandi, p. 52; M. Hindus: Ontredderde wereld, p. 138. a) La nuit, p. 130. zoodanig. Moreel is wat dit heil bevordert, en alleen van uit dit algemeen doel zijn de middelen moreel." De woorden mogen een beetje voorzichtiger gekozen zijn dan die van de Russische heeren, principieel zie ik geen verschil tusschen het aangehaalde en deze uitlatingen van een Lenin: „Men kan de Communisten niet beoordeelen naar den kleinzieligen maatstaf der burgerlijke moraal Een schurk kan ons van nut zijn, juist omdat hij een schurk is." *) IX. COMMUNISME EN GODSDIENST. Na de onthullingen van de laatste maanden behoeft het waarlijk geen betoog, dat het Communisme vijandig staat tegenover allen godsdienst, dien „opium van het volk". Vandaar de verwoede campagne, die sinds geruimen tijd in het Sowjet-paradijs woedt tegen elk geloof, ja, tegen elke idealistische levens- en wereldbeschouwing. De regeering moge de verklaringen afleggen die zij wil (wat de burgerlijke moraal „leugens" noemt bestaat voor de Sowjetheeren niet), zij dekt volkomen de Derde Communistische Internationale en den Bond van God-loozen. Den 20sten Maart j.1. vergaderde te Moskou de algemeene conferentie van bovengenoemden Bond. Bij die gelegenheid verklaarde kameraad Jaroslavsky dat het de taak der God-loozen is: „Overal waar de godsdienst vasten grond heeft verkregen, dezen te bestrijden"; en hij voegde er aan toe, dat „ieder lid van den Bond verplicht is alle krachten in te spannen om de atheïstische wereldbeschou- 1) Ibidem, p. 132; Vladimir Voitinsky: Les années de victoire et de défaite, t.a.p. p. 17. wing, die den grondslag vormt voor den Sowjet-Staat, te doen zegevieren " l) „Onze strijd tegen den godsdienst", zoo gaat hij verder, „steunt op de wetgeving van den Staat en geen paus of kerkvorst kan ons belemmeren volgens onze inzichten het doel na te streven, dat de Sowjet-Staat zich voor oogen heeft gesteld"; en ten slotte riep hij uit, onder daverend applaus: „De godsdienst moet in ieder geval in Rusland sterven." 2) Dat geeft inderdaad het standpunt van het Communisme t.o.z. van het geloof duidelijk weer. Ik zeg: van het geloof en niet: van dezen of genen vorm van godsdienst. Het heet voortdurend, dat de strijd vooral gaat tegen de voormalige Staatskerk om haar politiek standpunt van vroeger en om haar conservatieve neigingen; maar dat is niet juist. Wel heeft men onmiddellijk na de Revolutie verschillende kleinere groepen van geloovigen begunstigd om al zijn krachten te kunnen wijden aan de bestrijding van de „tzaristische Kerk", maar toen men zich sterk genoeg waande, heeft men het masker royaal afgeworpen en is de strijd tegen God en godsdienst aangebonden over de geheele Unie. En vooral de jeugd wil men in dezen strijd betrekken. Het Augustus-nummer 1929 van „De God-looze" geeft allerlei aanwijzingen voor de roode pioniers in hun strijd tegen het geloof. Daarbij ook de redevoering van den vertegenwoordiger der Regeering op het padvinderscongres, waarvan wij alleen het volgende releveeren: „Elke Godlooze behoeft geen roode padvinder te zijn; maar elke *) Dr. G. Lodygensky: De huidige geloofsvervolgingen in Rusland. 2) Zie: Das Evangelische Deutschland, April 1930 en „Geloof en Vrijheid", October 1930. padvinder moet een God-looze zijn; en niet alleen iemand, die eenvoudig zonder God leeft, doch een onverzoenlijke strijdende God-looze. Deelname aan, en leiding van d« beweging der padvinders in hun strijd tegen het geloof is een onafwijsbare plicht, want de strijd tegen den godsdienst is het meest belangrijke punt van ons politiek program. Het padvinderscongres van de Sovjet-Republiek moet allereerst de ontwikkeling van de anti-religieuze actie onder de kinderen, vooral onder de padvinders, nagaan. Zoodra hij weer thuis is, moet elke afgevaardigde van het congres voor zijn cel het anti-godsdienstige vraagstuk zonder omwegen aan de orde van den dag stellen. Bij het begin van het nieuwe schooljaar moet men in elke streek groote vergaderingen van strijdende God-looze kinderen bijeenroepen. Die vergaderingen moeten de middelen voor den strijd tegen het geloof in huis en op school bestudeeren. Op elke school moeten anti-godsdienstige clubs worden georganiseerd." l) - De citaten hebben wij maar voor het grijpen. Zoo schrijft „De God-looze" elders: „De school moet strijden tegen den godsdienst. Het kind wordt er mede vergiftigd vanaf zijn prilste jeugd Wij zouden dus eigenlijk een strijd op leven en dood moeten voeren tegen het geloof, niet alleen in de scholen, maar ook in het gezin en onder de volwassenen." 2) Zich wendende tot de roode pioniers, zegt weder „De God-looze": „Gij moet groepen van atheïstische kinderen vormen en als gij ouder zult zijn geworden, moet gij u scharen in de gelederen van hen, die God bestrijden. Uw *) Zie: De Wereldactie der God-loozen, p. 10. 2) Vgl. Staat men in Rusland aan felle vervolging bloot, alleen om het feit, dat men geloovig is? pag. 12. gevaarlijkste en meest onverzoenlijke vijand is het geloof." Om de jeugd te bewerken en in zuivere atheïstische banen te leiden, ziet men tegen geen maatregel, hoe kras ook, op en versmaadt men geen middel, hoe unfair de „burgerlijke" moraal dat ook zou noemen. Ik heb in mijn bezit de vertaling van een zeker aantal liederen die men aan de kinderen leert, en die eenvoudig schandelijke parodieën zijn op algemeen bekende liederen van de Grieksch-Orthodoxe Kerk. Sommige zou ik niet eens durven aanhalen; maar één vers vinde hier toch z'n plaats om een denkbeeld te geven van het gif, dat men druppelsgewijze aan de kinderziel toedient: „De heele wereld gaat eindelijk zien, dat de schandvlek dezer wereld is: Jezus. Gelijk een opgaande zon bij den dageraad, is eindelijk de zekerheid tot mij gekomen, dat de schandvlek der wereld is: Jezus. Blijf daarom verre van die scharen, of gij zoudt voor het leven door Uw bijgeloovigheid worden verblind. Eens was ik een geloovige; maar nu heb ik gezien, dat de schandvlek der wereld is: Jezus." Het zou ons te ver voeren, als wij hier uitvoerig gingen handelen over de actie tegen het geloof zooals die, direct of indirect, door het Communisme wordt gevoerd. Onder de vele photographieën, die ik heb laten maken van verschillende bijzonder sprekende nummers van „De Besboshnik" bevindt er zich ook een van het extra-nummer, dat bij gelegenheid van het Kerstfeest, een der laatste jaren, werd verspreid op groote schaal. Naast allerlei caricaturen vindt men verschillende uitspraken als deze: „Weg met de Kerstfeest-overlevering, hinderpaal voor de socialistische cultuur." Verder: „Leve de wetenschappelijk-Marxistische levens- beschouwing, het wapen van onze klasse in den strijd voor het socialisme." En dan weer: „Het sprookje van Christus' geboorte is een middel in de handen der kapitalisten om den arbeider te exploiteeren." Ten slotte: „Strijd tegen den godsdienst is een onmisbare voorwaarde tot maatschappelijke revolutie." Tot in het kleinzielige toe zet men deze actie tegen de Christelijke feestdagen door. Ieder heeft in de maand December kunnen lezen, dat volkscommissaris Jaroslavsky last had gegeven, de campagne tegen den Christelijken godsdienst met groot er kracht dan ooit door te zetten. Honderd hoogleeraren, daartoe aangewezen door de Sowjet-Academie van wetenschappen, moesten op hoog bevel het woord voeren, hetzij op vergaderingen, hetzij door de radio. Die actie tegen „de fabel van Christus' geboorte" moest tot 10 Januari minstens duren en geen winkelier mocht tot op dien datum iets uitstallen dat aan het feest van 's Heeren komst op aarde kon doen denken. Geen kerstboomversierselen, geen kerstspeelgoed, noch daarbij behoorende lekkernijen mochten worden verkocht. Overal zouden speciale atheïstische tentoonstellingen worden georganiseerd o.a. in de vroegere St. IsaMks-cathedraal, thans ingericht als anti-religieus-museum. En straks zal een soortgelijke campagne worden georganiseerd bij gelegenheid van het Paaschfeest. De onverzoenlijke tegenstelling tusschen Communisme en godsdienst komt steeds duidelijker uit en het woord van den staats-procureur Krylenko is ieder Bolsjewiek uit het hart gegrepen: „Ik spuw op den Christelijken godsdienst, gelijk op alle andere godsdiensten: Orthodoxe, Joodsche, Mohammedaansche of welke dan ook." i) Helaas, aan duidelijkheid laat dit niets te wenschen over; en nu mag Moskou-radio uitzenden wat het wil, liegen zooveel het vermag (denk daarbij steeds aan hetgeen wij in ons vorig artikel over Communisme en moraal schreven), het staat onomstootelijk vast dat over de geheele wereld „verzamelen" wordt geblazen in het leger der niet-geloovigen, onder den indruk van het Communisme, teneinde te komen tot een atheïstisch eenheidsfront, waartegenover zich zal vormen ongetwijfeld, en reeds bezig is zich te vormen, het eenheidsfront van alle geloovigen en alle vrijheidlievende naturen. X. HET ONMIDDELLIJKE GEVAAR VAN HET COMMUNISME. Onmiddellijk bedoeld in tweeërlei zin, n.1. zóó: dat het gevaar voor de deur staat èn dat de revolutionnaire actie wordt gevoerd in onze naaste omgeving, ook zonder dat wij er iets van vermoeden. Om met het laatste te beginnen, moet met een enkel woord gewezen worden op de Communistische cellenbouw. Van meer dan één zijde is mij gevraagd, waarom ik mij zoo vreeselijk druk maakt over het Communisme, terwijl ik de S.D.A.P., die toch ook leeft uit het Marxistische beginsel, nagenoeg met rust laat. De reden is zeer eenvoudig: de S.D.A.P. werkt openlijk, in het volle daglicht, zoodat men altijd kan weten waar men met haar aan toe is, wat zij beoogt of in het schild voert, en welke stroomingen in haar midden tot openbaring komen. Zoodoende is het ook voor *) Vgl. Ph. Mechanicus: Van Sikkel en Hamer, p.p. 107—114; M. Hindus: Het groote offensief, p.p. 124 v.v.; üood Koren, p.p. 38, 61, 226, 227. niemand een geheim, dat de beteekenis der S.D.A.P. over het geheel, en vooral ten onzent, wordt overschat. Het is toch een zeer gewoon verschijnsel, dat een partij, die zich innerlijk zwak voelt, met allerlei kunst" en vliegwerk reuze-meetings organiseert en massa-demonstraties op touw zet, omdat zij behoefte gevoelt aan een zeker „overbluffen-der-groote-menigte", dat het publiek moet imponeeren en waarlijk niet getuigt van zelf-bewuste kracht. Maar zoo zeker als men de beteekenis der „millioenpartij" om een bekende uitdrukking te gebruiken, overschat, zoo zeker onderschat men de strekking van het Communistische gevaar. Het Communisme werkt ondergronds, als de mol; tracht de heele structuur onzer Christelijke beschaving te ondergraven; en wij kunnen thans dit zeer merkwaardige schouwspel waarnemen, dat de Russische Regeering, direct of indirect, haar bevelen uitreikt aan geheime revolutionnaire organisaties in de verschillende landen, waarmede zij diplomatieke relatiën onderhoudt of in elk geval handelsbetrekkingen, die zij gaarne overal zou willen vermenigvuldigen. Die revolutionnaire organisaties heeten cellen, en er is geen bedrijf van eenige beteekenis, dat niet zijn eigen club heeft, waarvan de leiders zelfs niet weten welke nummers de leden hebben, en waar een discipline heerscht, die aan het schrikbewind doet denken, l) Wee den man, die verraad pleegt aan de „zaak"; hij is z'n leven niet zeker, en het mag niemand verwonderen, als hij plotseling op geheimzinnige wijze verdwijnt. Zoo'n club of cel heeft in den regel z'n eigen courant, met den naam van het meest gebruikte werktuig of meest voorkomende fabricaat als symbool. 1) Over den oorsprong van de geheime cellenorganisatie, leze men o.a. Salluste: Les origines secrètes du bolchévisme. Verschillende van die blaadjes zijn in mijn bezit, en al is de inhoud meestal onbeduidend, het is gevaarlijke literatuur; want van begin tot eind wordt er gestookt, opgezweept en tot onmiddellijke wraakname tegen bepaalde personen aangespoord. *) Doch niet alleen zijn de verschillende bedrijven met zulke cellen gezegend, ook de Staats-instellingen koesteren dergelijke „slangen" in haar schoot, en op een critiek moment kan zooiets van groote beteekenis worden. Spoor, Post en Telegraaf zijn daar niet van vrijgesteld, evenmin het leger. Op dit laatste vooral mag wel met nadruk worden gewezen, want sinds lang hebben wij geconstateerd, dat de leuze „de wapens neer" bij velen slechts beteekent „de wapens hier"; en terwijl wij allen eerbied hebben voor een eerlijk anti-militairisme, dat royale weerloosheid beteekent, kunnen wij niets dan verachting koesteren voor een dubbelzinnigheid, die de „burgerlijke maatschappij de wapens uit de handen wil slaan uit motieven, ontleend aan de „burgerlijke" moraal en den „burgerlijken" godsdienst, terwijl in het geheim het „roode leger" dat in dienst staat der revolutie, wordt geprezen en gesteund. Vanuit Moskou is onlangs het wachtwoord gegeven: „Laat men den imperialistischen oorlog in een burgeroorlog veranderen"; en als gehoorzame dienaren der Russische grootmeesters, hebben de „vrienden van de Sowjet-linie", die niet zoo heel lang geleden te Brussel vergaderden in algemeene conferentie, een besluit aangenomen, dat nogal van beteekenis geacht moet worden. Vooreerst werden al de genomen maatregelen tegen de contra-revolutionnairen goedgekeurd: gevangenis, verbanning, moord op groote *) Zie Naschrift. schaal. En vervolgens hebben de leden van bovengenoemde Vereeniging zich verbonden om, in verhouding tot hun middelen, bijdragen te zenden naar Moskou tot bevestiging en versterking van de Socialistische Sowjet-Republiek. Ten slotte hebben de aanwezigen de verpüchting op zich genomen, om toezicht te houden op de oorlogs-toebereidselen van de „kapitalistische" landen en al wat zij daaromtrent te weten mochten komen naar Moskou te seinen, terwijl niemand ooit voor zijn eigen land de wapens zal mogen opnemen, maar zich geheel in dienst moet stellen der revolutie tegen z'n eigen Regeering. In verband daarmede moet er op gewezen worden, dat er in de verschillende landen een geheim rood leger zich vormt, ja, reeds gevormd is, terwijl ook de kaders van een nationale G.P.Oe. in landen als Frankrijk, Engeland, enz. klaar zijn. In hoeverre men met een Nederlandsche G.P.Oe. al gevorderd is, kan ik voor 't oogenblik nog niet zeggen. Dat er echter een Nederlandsen rood leger bestaat, dat behoeft voor niemand een geheim te zijn. De leden van dat leger moeten de volgende drievoudige belofte afleggen: „Ik beloof: Nooit te vergeten, dat het wereld-imperialisme den oorlog tegen de Sowjet-Unie voorbereidt. Nooit te vergeten, dat het lot der arbeidersklasse der geheele wereld vast verbonden is met de Sowjet-Unie. Nooit te vergeten, de ervaringen en het lijden der arbeidersklasse in den imperialistischen oorlog. Nooit te vergeten den 4en Augustus 1914 en het verraad der reformisten. Steeds en altijd mijn revolutionnairen plicht tegenover de arbeidersklasse en het socialisme te vervullen. Steeds en altijd in de proletarische massa-organisaties, in vakvereenigingen en in het bedrijf, een pionier van den onverzoenlijken klassenstrijd te zijn. Ik beloof: Aan het front en in het leger van het imperialisme alleen voor de revolutie te werken. Den revolutionnairen strijd voor de vernietiging van de klasse-heerschappij der Hollandsche bourgeoisie te voeren. De Russische im en de revolutie der onderdrukte volken in het Oosten, in het bijzonder de revolutie in Indonesië, met alle middelen te verdedigen. Ik beloof: Steeds en altijd voor de Sowjet-Unie en voor de zegevierende wereldrevolutie te strijden." Heb ik gelijk, ja dan neen, als ik zeg, dat het gevaar in onze onmiddellijke nabijheid dreigt? En ik weet niet waarover ik mij meer moet verbazen: over de brutaliteit van de „Nederlandsche" Communisten, of over de slaperigheid van onze goede burgerij, die heusch in de plaats van een leeuw, wel een slaapmuts als nationaal symbool mocht kiezen. In een stad, die ik niet nader zal noemen, is eenigen tijd geleden bij een Communist een lijstje gevonden van menschen, die er het eerst zouden „aangaan", wanneer de ómwenteling mocht slagen. Op dat lijstje kwam ook voor de naam van den commandant der burgerwacht. Deze kreeg het zóó benauwd, toen hem dat ter oore kwam, dat hij oogenblikkelijk ontslag nam uit zijn eerbare functie en sindsdien een „rustig" leven leidt als vergeten burger. Nog daargelaten het belachelijke van zulk een houding, kan met recht de vraag gesteld worden, of het in geval van nood wel zou helpen. Gelijk ook de vraag gewettigd is, of die bladen en mstellingen, die zich de medewerking van Communisten verzekeren om „gedekt te zijn', als het eens mocht gaan spoken, wel getuigt van een gezonde politiek, om van beginselvastheid en cordaatheid maar niet eens te spreken. Een historisch geval ter verduidelijking mijner gedachte. Daar leefde te Moskou vóór de revolutie een. groothandelaar van den eersten rang, genaamd R. Hij zag het werken en wroeten der geheime genootschappen en, om vrijuit te gaan in geval van nood, steunde hij jaarlijks Lenin c.s. met een aanzienlijk bedrag. De omwenteling kwam. De kapitalistische „beschermheer" toonde niet de minste vrees; had hij niet sinds jaren de revolutionnaire elementen laten mee-eten asm zijn welvoorziene ruif? Doch Lenin oordeelde anders. Hij overwoog, dat diezelfde man, die hem had gesteund tegen de Regeering, ook nu wel de tegen-revolutie zou kunnen steunen tegen de nieuwe gezaghebbers. Men maakte korte metten met den man, die door zijn dubbel spel- zijn eigen graf had gegraven!. In hoeverre nu het gevaar, dat in onze onmiddellijke nabijheid woedt, ook onmiddellijk voor de deur staat, valt natuurlijk niet te zeggen. „De toekomst behoort Gode alleen", roept Victor Hugo Napoleon in een van zijn gedichten toe; maar in dit verband zou ik willen wijzen op de rede, die de heer Douillet kort geleden voor „Gij zijt allen broeders" in de Westerkerk mocht houden, i) Vooral het einde daarvan is merkwaardig. De bekwame schrijver van „Moskou ontmaskerd" trekt een parallel tusschen de overwegingen der ordelievende staatsburgers in Rusland vóór de revolutie en de ordelievende dito in onze landen. En dan eindigt hij met een merkwaardige anecdote, die ook mijn artikel zal besluiten. *) 25 November 1930. ,Een van de rijkste kapitalisten van Rostov, die eenige millioenen roebels bezat (en de roebel is, zooals men weet, ongeveer een halven dollar waard), kapitalist, dien ik zeei goed kende, had voor den anti-Communistischen strijd . luistert goed, 10 roebels gegeven; hij, die millioenen bezat. Toen ik hem destijds zeide: „Schaam je je niet, Dimitri (wij spreken elkaar met jij en jou aan), om zoo weinig te geven, jij, die zooveel bezit? Heb je liever, dat de Bolsjewisten alles komen wegnemen zonder je te vragen het hun te geven?", lachte hij en zeide, dat hij reeds genoeg belasting aan den Staat betaalde en dus zijn deel gaf voor de politie, die, naar hij mij verzekerde, meer dan voldoende zou zijn, om alle pogingen tot een Communistischen opstand te onderdrukken. Eenige dagen later brak deze „onmogelijke" revolutie uit en veegde alles weg; — burgeroorlog...; bloedbaden-..; men was heden hier..., morgen daar..., overmorgen wist men niet waar Wij hebben elkaar uit het oog verloren en slechts drie jaar later, toen ik in Rostov terugkwam, in mijn functie van algemeen gevolmachtigd afgevaardigde van de Nansen-missie voor het geheele Zuid-Oosten heb ik, als een van de eerste kennissen, die ik ontmoette, Dimitri gezien Dimitri, als koetsier op een sproeiwagen van den reinigingsdienst er jammerlijk uitziende in lompen gekleed En weet gij, het was misschien erg slecht van mij, maar als m'n eerste woorden, in plaats van hem goedendag te zeggen, heb ik hem van het trottoir af toegeroepen: „Dimitri herinner je je nog je 10 roebels? Heb je het nu beter?" Eerst keek hij mij verbaasd aan, maar toen, mij plotseling herkennend, riep hij uit: „Wat, Douillet, leef je nog?" Doch zich spoedig herstellende, keek hij naar alle kanten rond, of iemand mijn woorden ook had kunnen hooren, en sprak op gedempten toon: „Stil- wat, in 's hemelsnaam, spreek zachtjes, als je niet wilt, dat men mij aan de Tchéka overlevert." En toen ben ik naar hem toegegaan, om hem de hand te drukken, dien ouden makker ik bemerkte, dat hij huilde Vrienden, zoo eindigt Douillet z'n anecdote, lacht nu niet, als men u van het Communistische gevaar vertelt; lacht niet heden ten dage, als gij morgen niet wilt schreien " • •, XI. HET COMMUNISME DER EERSTE CHRISTENGEMEENTE. (Besluit.) Meer dan eens is er gesproken in deze artikelen over idealisten die door het Communisme worden bekoord; en dat velen daarbij het ideaal der eerste Christengemeente voo oogen staat, kan niet worden Ontkend. Ten onrechte evenwel beroept men zich op Handelingen II vers 42—45, gelijk wij met een enkel woord willen aantoonen. Gemakshalve drukken wij hier bedoelde verzen af: „En zij waren volhardende in de leer der Apostelen, en in de gemeenschap, en in de breking des broods, en in de gebeden. En eene vreeze kwam over alle ziel; en vele wonderen en teekenen geschiedden door de Apostelen. En allen die geloofden, waren bijeen, en hadden alle dingen gemeen; en zij verkochten hunne goederen en have, en verdeelden dezelve aan allen, naar dat elk van noode had." Wie aandachtig leest, ziet dat 't huidige Communisme een absolute tegenstelling vormt met hetgeen ons zoo weldadig aandoet bij de eerste Christengemeente. Wat toch deed men in die dagen? Men verkocht zijn eigendommen geheel of gedeeltelijk en men stelde de opbrengst in handen van de Apostelen, opdat dezen het geld zouden uitdeelen aan de armen naar ieders behoefte. Het was een spontane uiting van broederliefde en gemeenschapszin. Niemand dacht' er echter aan om zijn „goederen en have" ter beschikking van de gemeenschap te stellen, teneinde die voor collectieve rekening te laten exploiteeren. Geen sprake van „socialisatie" van den grond of overdoen der productiemiddelen aan de „Commune"; maar een afstaan van zijn bezittingen aan anderen, wier privaat-bezit aldus werd vermeerderd. Men voelt het verschil. Waarbij de opmerking niet achterwege kan blijven, dat de liefdedaad der geloovigen kort na de uitstorting van den Heiligen Geest uit een economisch oogpunt niet zonder meer kan worden toegejuicht. Het „kapitaal" werd niet productief gemaakt ten bate van allen: men at het eenvoudig op, zoodat het niet lang duurde of de gansche gemeente van Jeruzalem was tot diepe armoede verzonken. Weet men niet hoe Paulus op zijn zendingsreizen overal collecteerde voor de arme broeders te Jeruzalem? Bovendien moet daar een element naar voren worden gebracht, waardoor de tegenstelling tusschen toen en nu nog scherper uitkomt. De eerste Christengemeente leefde in voortdurende verwachting van de wederkomst des Heer en. Vandaar dat men op het on-economisch karakter van veler liefdedaad geen acht sloeg. Wat kwam het er op aan, dat het kapitaal als bron van welvaart werd vernietigd in plaats van productief gemaakt) daar het einde aller dingen toch zoo nabij was? Het geloof in, en de liefde tot Hem, Die Zijn discipelen „geen weezen zou laten", maar „weldra" tot hen zou wederkeeren, beheerschte aller gedachten, hervormde ook de onderlinge verhoudingen en verdrong op den achtergrond al wat met het tegenwoordige leven in verband stond. Precies het tegenovergestelde van hetgeen men bij de huidige Communisten kan waarnemen. Daar is geen sprake van geloof in een God, Die het werelddrama bestuurt, noch van liefde tot de menschen om Zijnentwille. Het hiernamaals laat men gaarne als een onverwerkelijke hersenschim aan anderen over. Men wil z'n hemel op aarde stichten; en mocht daar sprake zijn van „verlossing" of „bevrijding", dan moeten die woorden steeds verstaan worden niet in geestelijken, maar in maatschappelijk-economischen zin. Zoo dicht Mevr. Henriëtte Roland Holst in de „Tribune" van 30 April '21: „Wekt op uwe makkers, die slapen, gaat op met uw recht als een wapen, vereenigt u, eischt waar gij vraagt; laat niet af, hoe men u ontmoedig', Ik zeg u dat spoedig, spoedig, de dag der bevrijding daagt." i) Die „dag der bevrijding" is de dag van het maatschappelijk stuivertje verwisselen, waarbij de laagste volksklasse er op, de bourgeoisie er onder gaat. En nu kan Mevrouw Roland Holst nog wel gerekend worden tot de idealisten, die steeds verder van het werkelijk Moskou zich verwijderen, ja, steeds meer neiging vertoonen om het woord van Van der Goes te onderschrijven: 1) Sindsdien is de begaafde vrouw wel eenigszins van gedachten veranderd. Jammer, dat zij de bron van haar maatschappelijk ideaal niet alleen zoekt in het Evangelie. „Beter het kapitalisme met een beperkte vrijheid, dan het Communisme met een onbeperkten dwang!" Dwang! Daar hebt ge weer een punt, waarop het huidige Communisme met dat van de eerste Christengemeente verschilt. Geen sprake van iets anders dan volkomen vrijwillige offers bij de menschen, die wij in de eerste hoofdstukken van het boek der Handelingen zien optreden. In de bekende geschiedenis van Ananias en Saffira zegt Petrus: „Zoo het (in uw handen) gebleven ware, bleef het niet uwe, en verkocht zijnde, was het niet in uw macht?" Niets derhalve dan een spontaan zich geven in dienst van zijn medegeloovigen en een gehoorzamen aan den innerlijken drang van zijn hart. Willen de voorstanders van den Communistischen heilstaat langs dien weg hun ideaal verwezenlijken? Immers neen! Haat en strijd van klasse tegen klasse, moord en doodslag op groote schaal, het zich naar boven werken van het proletariaat (of liever van een paar despoten in zijn naam optredende) ten koste van alle andere standen; dèt is het wat men openlijk predikt en in het roode vaandel schrijft. Waarlijk, hoe meer men punten van overeenstemming tusschen Stalin c.s. en de „Communisten" van Handel, II gaat zoeken, hoe minder men die vindt. Het blijkt steeds meer te zijn: nacht — dag, haat — liefde, dwang .— vrijheid, materie — geest, hemel — hel. * * Doch het zou niet moeilijk vallen aan de hand van het bovenstaande te doen uitkomen, hoe men de kracht van het duivelsch Communisme kan breken en zijn verderfelijken invloed tegengaan. „Elke dwaling — heeft Chantepie de la Saussaye Sr. eens gezegd — leeft door de gedeeltelijke waarheid, die er in schuilt." Welnu, nooit zou het Communisme tot de wereldmacht zijn geworden, die het ongetwijfeld op dit oogenblik is, indien er vooral in zijn critiek op de bestaande toestanden niet zeer veel werd aangetroffen, dat ons allen tot zelfonderzoek en inkeer noopt. Wat al liefdeloosheid allerwegen; wat al zelfzucht, en vooral: welk een aanbidding van het gouden kalf! En dat de geloovigen niet altijd hun roeping in deze hebben verstaan, hun plicht op maatschappelijk gebied keer op keer hebben verzaakt, kan door niemand worden ontkend. Op dit punt is de Reformatie zeker halverwege blijven staan. Haar beginselen, door Calvijn vooral zoo zuiver daargesteld, hadden veel eerder in het openbare leven tot hun recht moeten gekomen zijn. Wij gevoelen ons beschaamd, en onze zelfcritiek moet ons steeds meer uitdrijven tot een ander en krachtiger optreden in het openbaar; tot een ernstiger onderzoek van de groote problemen, waarvoor wij ons gesteld zien; en bij het licht van het aloude, doch nimmer verouderde, Evangelie, zal de richting, waarin de oplossing moet worden gezocht, zich duidelijk voor onze oogen afteekenen. En dan zal men in Handelingen II wel terdege een richtsnoer vinden voor zijn daden. Rekening houdende met het historische kader; zonder te vervallen in de fouten, die de eerste Christengemeente tot groote armoede brachten, zoodat het oorspronkelijk doel werd voorbij gestreefd zullen wij zeggen dat alleen waar broederliefde, oprechte gemeenschapszin, steunende op, en voortspruitende uit, een vast geloof in denzelfden „Vader, Die in de hemelen is", de menschelijke zelfzucht kunnen breken, rijk en arm, groot en klein tot elkander kunnen brengen en aansporen tot offers, dien Naam waardig. Want zonder offers is het onmogelijk om maatschappelijke ge- rechtigheid te verwezenlijken; en maatschappelijke gerechtigheid, solidariteit, toenaderend elkander-begrijpen" moeten steeds meer het wachtwoord worden van hen, die den strijd aanbinden tegen het God- en menschonteerende Bolsjewisme. Het Communisme van Boven kan alleen het Communisme van Beneden overwinnen. NASCHRIFT Hier volgen enkele titels van die blaadjes, waarop wij op pagina 50 zinspelen: Naam Tan de Bedrijfskrant: Uitgegeven bij: Da Stootbalk Rotterdamache Electrische Tram te R'dam. De Vuurtoren Visscherijbedrijf t* IJmuiden. De Schildklier -— redacteur Dr. Koch De artsen in Amsterdam. De Rubbervreter Rubberfabriek ,,Vredesteir." te Loos¬ duinen. De Roepstem Machinefabriek en Scheepswerf Wilton te Rotterdam. De Reinigingsdienst Personeel Gemeente Reinigingsdienst te Amsterdam. De Roode Havenarbeider Havenarbeiders te Amsterdam. De Stamper Blikfabriek Wond en Bekkers te A'dam. Werkspoor Utrecht Fabriek van Spoorwegmateriaal „Werk¬ spoor" te Utrecht. De Werkloosheid Onder de werkloozen te Rotterdam. J»Ha Metaalfabriek „Jaffa" te Utrecht. De Pelikaan Erdal" Schoenpoetsfabrieken. De Cacaoboon Blookers Chocoladefabriek. De Roode Telegraaf Onder het personeel van het dagblad ,,De Telegraaf" te Amsterdam. De Munitiewerker Artillerie-Inrichtingen aan de Hembrug. De Luidspreker Philip» te Eindhoven. De Kol Jamin" te Amsterdam. De Papiervreter Papierfabriek Van Belderbosch te A'd»m. De Roode Werker Verschillende fabrieken te Leiden. De Snuffelaar De Bussy en Elseviers Grafische Bedr. De Roode Korn Verkade's fabrieken te Zaandam. De Speurhond Jannink's Textielfabriek te Enschedé. De Roode Inlegger Papierfabriek Senefelder te Amsterdam. De Scheepsbouw Scheepsbouwwerf Goedkoop te A'dam. De Houtwurm De Haan's Kistenfabriek te Amsterdam. De Accu Radio-Onderdeelenfabriek te A'dam. Naam van de Bedrijiskrant: Uitgegeven bij: De Roode Mijnlilm — (met gedeelt. Duitschen tekst) De Inktvreter De Roode Bliksem De Nijptang De Roode Gashouder Het Vliegend Wiel Het Bouwbedriji De Torpedo De Roode Luidspreker De Fabrieksbode Het Meubeltje De Enka-bode De Draka-omroep De Rolbank De Roode Cacaoplanter De Staalstad De Postiljon De Beijnnestram Het Gasmasker De Metaalslaaf Hevea-wals De Roode Spil Het Pantser De Cycloon De Por De Roode Tinmolen De Roode Wekker De Krukhaak De Gasthuiskrant De Roode Locomotief De Strooppot De Beenenproleet De Klok Het Roode Getouw De Roode Stokvis De Simplex De Boender De Roode Fabrieksbode De Roode Havencel De Zeepkeet Het Dagboek v. de Troetelkinderen van Jurrema .... Het Roode Weefgetouw .... De Havenproleet Onder de Limburgsche mijnwerkers (er werken ook Duitschers). Papierfabriek Van Leer te Amsterdam. Telegrambestellers van het Telegraafkantoor te Rotterdam. Onder de Rotterdamsche werkloozen. Personeel Gem. Gasbedrijf te A'dam. Onder het Spoorwegpersoneel. Onder Bouwvakarbeiders. Onder ..Feijenoord" te Rotterdam. Ned. Seintoestellenfabriek te Hilversum. Calvé te Delft. Meubelfabriek Scholten & Visser. Enkafabrieken te Ede. Holt. Draad- en Kabelfabriek. Houtbewerkers te Amsterdam. Van Houten te Weesp. Werkspoor. P.T.T. te Amsterdam. Beijnes te Haarlem. Hoogovens, Stikstoffenfabr. te IJmuiden. Reineveld te Delft. Hevea te Oosterbeek. Van Heek te Enschedé. Soldatenkrant. Houtbew. v. d. Lugt en v. d. Bergh. Feijenoord, Piet Smit en Burgerhout. Conrad te Haarlem. Pharmaceut. Fabr. Looiersgracht. Havenarbeiders te Rotterdam. Wilhelminagasthuis te Amsterdam. Werkspoor. Scholten te Groningen, Lijm en Gelatine. Tieleman en Dros. Ter Kuile te Hooge Bothof. Stokvis. Simplex-rijwielen. BÜnden-Werkinrichtingen. Machinefabriek Stork. Amsterdam. Firma Dekker te Wormerveer. Werkl. te Amsterdam. Kon. Weefgoederenfabr. te Hengelo. Havenbedrijfskrant v. Rev. Soc. Partij. Naam van de Bedrijiskrant: De Roode Posthoorn De Koninklijke Hel Braat te Delft. De Soplasigaar Houbaer te Amersfoort. De Roode Naald Kleermakers te Amsterdam. De Dokwerker Ned. Droogdok Mij. te Amsterdam. De Roode Papiervreter Van Gelder te Velsen. De Vergelder Van Gelder te Apeldoorn. De Roode Ratel Arb. Stadsreiniging te Amsterdam. R.V.O.-krant Voor P.T.T. personeel, Amsterdam. Het Roer Binnenschippers Rotterdam. De S.H.V.-slaaf Steenkolen Handels Ver., Rotterdam. De Roode Caros Meubelfabriek Allan, Rotterdam. De Kous op zijn Kop Kousenfabriek Hin, Haarlem. De Touwknots Ver. Touwfabr., Amsterdam. De Stempelaar Stempelburean Spinhuissteeg, A'dam. De Werklooze Afd. C.P.H. Ede-Bennekom. De Textielslaaf Nico te Kuile, Enschedé. De Zeeslaaf R. V. O. Zeelieden. De Kranebalk R. V. O. Scheepvaart en Rijnvaart- personeel. De Paal R. V. O. Werklooxe Havenarbeiders. - De Roode Bouwer Rotterd. Bouwvakarbeiders, Het woord van den Mijnslaaf Staatsmijnen. De Roode Verkor N.V. „Lemafa", Den Haag. De Roode Spoorwagen Ned. Spoorwegen. De Kol Fa. C. Jamtn. Uit de wenken en voorschriften door de Communistische Partij gegeven in verband met al deze uitgaven, blijkt ten duidelijkste, dat het uitsluitend en alleen te doen is om hetgeen men zelf noemt: „agitatie", „deining" en „gespannen atmosfeer" waardoor de wereldrevolutie kern worden verhaast en de oorlog van alten tegen allen kan worden ontketend. BROCHURES over de Russische Geloofsvervolgingen en het Communisme, uitgegeven door de Chr. Mannenvereen. „Gij zijt allen Broeders" le Pijnackerstraat 102-106, Rotterdam. Bestellingen bij Stemerding & Co. No. TITEL. Prijs — Dr. O. Schabert, Slachtoffers van het Bolsjewisme ƒ 0.65 — Ir. Max Henkart, Sovjetbeloften en werkelijkheid ,0.25 — Rob. de Traz, Verontwaardiging over de laksheid der Christenheid 0.15 11 De heerschappij der Communisten van 1917—1930 0.35 12 Dr. Karl Nötzei, Oorsprong, wezen en beteekenis van het bolsjewisme .. „ 0.20 13 R. von Koschütski, Herinneringen aan Rusland 0.25 14 Ploi. N. Ton Arseniew, Godsdienst in Sovjet-Rusland 0.15 15 Dr. J. R. Calienbach en anderen, Toespraken over de Russ. Geloofsvervolg. „ 0.50 16 C. Shevitsch, De gevolgen van de buitenlandsche protestbeweging op den godsdienstigen toestand in Rusland 0.15 17 M. MischailoH, De Russ. Orth. Kerk «ader het Sovjet-Regime 0.35 18 Dr. W. Künhaupt, Het Bolschewisme — zijn ideeën, bedoelingen en ondergang 0.20 19 De godsdienstvervolgingen in Rusland (uit het Russische blad „Dni") .. „0.20 20 Wat is het Bolschewisme en hoe ziet het er in Rusland uit? 0.15 21 Tfna Schmidt, Mijn reis in Rusland ,. 0.15 22 Dr. G. Lodygensky, Rusland in 1930 0.40 23 Boris Eliachelf, De Sowjet Dumping 0.15 24 Dr. F. J. Krop, Het Bolsjewisme in de praktijk en wat wij uit die wereldactie kunnen leeren 0.20 25 Dr. O. Schabert, De Baltische arbeid voor Rusland 0.25 26 Dr. F. J. Krop, Pinksterevangelie en Bolsjewisme 0.20 27 Frédéric Eccard, De dwangarbeid in Sovjet-Rusland 0.20 28 Dr. F. J. Krop, De treurige toestand der arbeiders in Sowjet-Rusland en de Kerken 0.20 29 G.Z.A.B.-Bestuurslid, De Russ. arbeider onder communistische heerschappij 0.20 30 De intern. Samenkomst der Kerken te Genève. 10 Sept. 1931, en de roeping van den Volkenbond inzake de Russ. gelocfsvervolgingen / 0.19 31 Dr. F. J. Krop, De gunstige berichten van reizigers, die de Sowjet-repu- bhek hebben bezocht, en de werkelijkheid 0.15 32 Dr. F. J. Krop, Nog eens: De gunstige berichten van reizigers, die de Sowjet-republiek hebben bezocht, en de werkelijkheid 0.20 33 Da. J. de Saussure e.a., Intern. Kerkelijke samenkomst te Genève, om de aandacht van den Volkenbond op de godsdienstvervolgingen in Sowjet-Rusland te vestigen 0.40 34 Dr. F. J. Krop, De Kerstcampagne en de geloofsvervolgingen 0.20 35 Dr. F. J. Krop, Dwangarbeid, terreur. Een adres aan de Ontwapeningsconferentie 0-20 36 Geweld en Terreur in Sowjet-Rusland 0.25 37 Dr. F. J. Krop, Staat men in Rusland aan felle vervolging bloot, alleen om het feit, dat men geloovig ia? 2e druk .-» ,, 0.20 38 Mijn ervaringen in de Russische gevangenissen en hoe ik uit de klauwen der G.P.Oe ontkwam }.» 39 Gawroesja Boer ja. Onder het juk der Sovjets 0.25 40 Dr. F. J. Krop, Mijn reis naar de Russische grens, of wat ik zag van het werk vaa Dr. O. Schabert e.a 0.36 41 Dr. F. J. Krop, De Lappo-Beweging 0.15 42 Een Handleiding over Gewapenden Opstand .• 0.2S 43 Dr. F. J. Krop, De Lappo-Beweging 1932 V":"V _ï 44 Th. Aubert, Het Leven der Arbeiders in Sowjet-Rusland 0.3» 45 Pierre Maury, Gedachten over het Communisme 0.25 46 Dr. F. J. Krop. Wat het bolsjewisme feitelijk is en bedoelt O.» 47 Het leven en lijden van de vrouw in Sowjet-Rusland .. *•* 48 Dr. F. J. Krop, Plicht en Roeping der Christenen ten opzichte van de vervolgden in Sowjet-Rusland 0.20 49 Grepen uit Finland's verleden (met een inleidend woord van Dr. Krop) „ 0.20 50 Dr. Raymond Devrient, De sociale consequentie van het Bolsjewistische 51 Or^ks EW''»'Dr."j.'ScWrickVrV, De holsjeviseerinü van ÖuitacMand „ 0.35 52 Dr. F. 1. Krop, De beteekenis van Finland in den huidigen cultuurstrijd ., 0.35 53 Dr. F. J. Krop. Waarom maakt gij U toch zoo druk over Rurlend? ...... .. 0JO 54 Dr. F. J. Krop. Ons parool in den strijd tegen het bolsjewisme: Godsdienst Gezin Gezag 0.2© 55 Prol. A. Lecerl, Het recht van weerstand in de H. Schrift en meer benaald in het Evangelie »•« 56 Godsdienst. Gerin, Gezag ....................;; • » 57 Dr. F. J. Krop, ..Het communisme is het Koninkrijk Gods , 0.W . Wat te denken van deze stelling? 58 Dr. J. R. Calienbach en Dr. F. J. Krop. Enkele opmerkingen naar aanleiding van de Jodenvervolgingen in Duitschland 0.28 VERVOLG BROCHURELIJST No. TITEL Prijs 59 Dr. F. J. Krop. Karl Marx, de apostel van den haat 0.25 60 Hcnri Glass, Beschouwingen over de moderne Bolsjewistische Revoluties „ 0.20 61 Dr. F. J. Krop, Het Marxisme als economisch en sociaal systeem „ 0.20 62 Dr. F. J. Krop, Is one in Russia exposed to severe persecution merely on the groi-nd that one is a believer? 0.15 63 De G.P.Oe. of de gruwelen der Russische geheime Staatspolitie 0.20 64 Dr, F. J. Krop, Het marxisme in Sowjet-Rusland toegepast 0.20 65 Dr. F. J. Krop, Welke toestanden het vijfjarenplan in Sowjet-Rusland schiep , 0,20 66 Aan den vooravond van de Hitleriaansche overwinning. De dreigende bolsjewistische revolutie 0.30 67 Dr. Ad. Ehrt, Broeders in nood \ 0.20 68 Dr. G. Lodygensky, Getuigenissen inzake den toestand in Sovjet-Rusïand " 0.25 69 J. E. L., Allerlei „waarheid" over Sovjet-Rusland inzonderheid over den hongersnood 0.20 70 Dr, F. J. Krop, Insinuaties ter linkerzijde inzake de inzamelingen voor de verhongerde Russen (f 0.15 71 J. E. Lasterie, In honger en naaktheid , 0.20 72 Hoe de heer Harry Lang Rusland zag najaar 1933 0.20 73 Dr. O. Schabert, De Ballische Ruslandarbeid 0.15 74 Oskar Bruhos, Hoe het in Rusland tot hongersnood kwam 0.20 75 Schouwer, Het vernietigend oordeel van Henriêtte Roland Holst over Sowjet-Rusland. Bedrogen verwachtigen t.a.v. Sowjet-Rusland „ 0.25 76 Herriot in Rusland 0.20 77 J. Douillet: Eduard Herriot in het Wonderland of Rusland in vijf dagen 0.35 78 Dr. F. J. Krop: De wereldactie der god-loozen en de kerk ,, 0.15 79 Dr. F. J. Krop: Stelselmatige ondermijning van het gezag in Nederland .. „ 0.50 80 X. Y. Z.. Wat ik in Rusland ondervond en hoe ik ontsnapte 0.35 81 G. G. Fast, God kan helpen! 0,15 82 Dr. F. J. Krop, Hoe staat het thans met de geloofsvervolgingen in Rusland. Hoe met de hulpactie? 0.15 83 Dr. O. Schabert, Martelaarsgeschiedenissen uit Rusland ,, 0.25 84 Anthonie Slonismky, Grepen uit een reisbeschrijving 0.25 85 Tatiana Tchernavina, Iets over het land van socialistischen opbouw 0.15 86 Tatiana Tchernavina, Wat ik in Sowjet-Rusland ondervond ,, 0.25 Dr. F. J. Krop: De Wereldactie der God-loozen „ 0.35 VLUGSCHRIFTEN No. TITEL Prij. 30 Dt. F. J. Krop, De Paaschcampagne der Godloozen eni wat «y ons te zeggen beeft 0.13 31 Tschegolev (naar). Het antl-godscUenstlge werk onder de kinderen la Rusland „ 0.08 32 N. A. Klépinine, De godsdienst en de nieuwe comm. cultuur „ 0.12 33 Annie Wleck, Een beeld uit Sowjet-Rusland 0.08 34 De gruwelen oer concentratiekampen van de Sowjet-Unie „ 0.05 35 Prof. Dr. Iwan ILjin, Hoort de signalen I „0.0» 36 O. Hausdorf, De Joden en het Bolsjewisme „0 08 37 Berlcbten over den toestand der Orthodox-Russische kerk bulten Rusland, enz. 0.08 38 Rev. E. A. Walsh, Voornaamste stellingen v. de Sowjetsche propaganda tegen de Protestbeweging en de weerlegging ervan „ 0.08 39 Het getuigenis van een Zwitser uit Rusland , 0.08 40 Elschen der godsdienstig gezinde Russische arbeiders 0.08 41 Prof. Dr. H. R. Nielauhr, Heeft de godsdienst ln Rusland een toekomst? 0.08 43 O. Pimenoff, Het dekreet van het Pan-Russisch Centraal uitv. Comité en van den Raad van Volkscommissarissen tot regeling van godsdienstige vereenlglngen 0.08 43 Werkloosheid en werklust ln Sowjet-Republlek ,0.08 44 Dr. O. Schabert, Beulsdlensten door West-Europeanen aan Sowjet-Rusland verleend, tegen de West-Europ. beschaving „0.05 45 Er wordt weer over de verwaarloosde kinderen gesproken .. .. 0 05 46 Brief uit Finland ■. ...„ "0.05 47 Fotografisch bewijsmateriaal betreffende Sowjet-Rusland'!'. ',',0M 48 Waarheden en leugens, verbreid door een nieuw soort propaganda ten gunste van Sowjet-Rusland ,0.0 49 Het „Proletarisch Kaartspel' van de Bolsjewlkl 0.05 50 Uit de maandberichten van Dr. O. Schabert 0 08 51 Vrouwenleven ln den Sowjetstaat „ 0.00 52 Het Bolsjewisme als Wereldbeschouwing, door Seminar Dlr Idc. Th. Priegel te Breslau 015 53 De strijd tegen den godsdienst „ 0.08 54 Propaganda der Qodloosen onder de jeugd „ 0.05 VERVOLG VLUGSCHRIFT EN LUST No. TITEL Prij,. 55 Iets uit het A.B.C. van het Communisme, door P. Qaxotte ., 0.12 56 Godsdienstvervolgingen ln de SowJet-Republiek. TJit de Maandberichten van Dr. O. Schabert „.» „0.12 57 J. Jacoby. Hoe Sowjet-Rusland geregeerd wordt „0.08 58 Kreten uit de diepte „ 0.08 59 Beknopte geschiedenis van het Bolsjewisme 0.08 60 Prof. A. Lecerf. Calvinisme en kapitalisme 0.12 81 Tegen gezin en haardstede „ 0.05 63 Dr. O. Schabert, Het sterven van Bisschop Platon enz 0.06 63 Dr. O. Schabert, School en Kunst in Sowjet-Rusland .... „ 0.08 64 Dr. O. Schabert, Hoe het Communisme de jeugd vergiftigt „ 0.05 65 Dr. O. Schabert, Verblinde Geloovlgen „ 0.08 66 Dr. O. Schabert, Op weg naar de Oude School , 0.08 67 Hoe staat de Sowjet-regeeiing officieel tegenover het geloof „ 0.05 «8 Dr. F. J. Krop, Wat doet de Baltlsche Ruslandarbeld voor de vervolgden om des geloofswüie „ 0.05 60 Dr. O. Schabert, Godsdienst ln het leger der godloozen 0.05 70 Toelichting bij de tabel: „Organisaties voor den anti-godsdienstigen strijd in Sowjet-Rusland , 0.05 71 Dr. O. Schabert, Strijd tegen den godsdienst en tegen de luilakken „ 0.08 72 Communistische jeugd en godsdienst „648 73 Het bolsjewisme in Nederland en de toepassing van het geweld „0.08 74 Drie revoluties. De vijftiende jaardag van het bolsjewisme 0.05 75 Hoe opstanden in de Koloniën door het Sowjet-bewind en de Komintern georganiseerd worden „6.12 76 Dankbetuiging van Dr. O. Schabert 6.08 77 M. Rigassi, Het dreigend Communisme 0.05 78 Dr. O. Schabert, Brieven uit Sowjet-Rusland 0.06 79 Twee brieven ovet den hongersnood in Rusland: één van Dr. O. Schabert en één rechtstreeks uit Rusland 0.10 80 Honger in Rusland. Steeds meer bewijzen 6.15 81 De G.P.Oe.-Slavenhandelaar 0.05 82 Een getuigenis. Hongersnood en kannibalisme heerschen ook in Siberië 0.05 83 Correspondentie met President Roosevclt „ 0.10 84 Het lijden om Christus' wil en de Roomsch-Katholieke Kerk .. „ 0.05 85 Komen de pakketten wel aan? „ 0.05 86 Aan het adres van den heer Ed. Herriot 0.08 87 Het nationalisme in de Oekraïne „ 0.06 83 A. R. Lindt, Communistische activiteit in Jeruzalem 0.05 89 De cultureele arbeid der G.P.Oe 6.05 90 Het schrikbewind in Rusland na de revolutie 0.05 91 J. T«, Hoe Moskou-Reizigers worden ontgoocheld 0.05 92 Serge de Chessin, Het communistische Rusland zal altijd honger hebben , , 0.08 93 Verax, de heer. Herriot en de bolsjewisten „ 0.05 94 Dr. O. Schabert, De strijd tegen den godsdienst 0.15 J» E. L., Woestijnen in het bolsjewistisch paradijs 95 Ellende in Rusland — De wereld in gevaar 0.05 96 J. E. L.: Hoeveel predikanten zijn er nog in Rusland? 0.05 97 Dr. F. J. Krop: „Kameraad" van Os stelt een „objectief onderzoek in te Moskou 0.08 98 Dr. O. Schabert: Hoe Aarts-bisschop Antonius van Archangel leed en stierf. Een beeld uit de Kerk onder het Kruis 0.08 99 Dr. O. Schabert: De stem der stommen 0.08 100 Ontzettende noodkreten uit de Sowjethel 0.08 101 De toestand der Armeniërs die naar Sowjet-Rusland getrokken zijn „ 0.08 102 De Volkenbond en de Sowjet-Unie (om zich een opinie te helpen vormen) 0.08 103 Prol. A. Markoii, Communisten en Ontwapening 0.10 104 Tot vervelens toe „KAMERAAD" van Os en zijn brief nit Rusland „ 0.08 105 Ir. V. V. Tchernavin, Werkmethoden en gevangenissen 0.08 106 Dr, G. L., Indrukken van een Zwitsersch ingenieur over Rusland in 't begin van den zomer van 1934 „ 0.05 107 Th. Aubert, Hoe de Sowjet-macht de verbintenissen beschouwt, die door Litvinoff geteekend werden 0.05 108 De kwestie van de opneming der Sowjets in den Volkenbond en de publieke opinie in Zwitserland 0.08 16* J. M. v. Blommestein, Paria's in Sowjet-Rusland 0.08 110 H. L. van Oordt, Stelselmatige ondermijning van het gezag in Nederland „ 0.08 111 Communistische partij Holland (C.P.H.) en Marxistische arbeidersschool (M.A.S.) 0.08 112 Een belangrijk adres van de Chr. Mannenvereeniging G.Z.A.B. aan den Minister-President 0.05 INHOUD Blz. De verwording van het Communisme 3 Bolsjewieksche mentaliteit 8 Communisme en Handel .13 Het Communisme en de kinderen 18 Communisme en Onderwijs 24 Het Communisme en de Kunst . . 29 Communistische propaganda door de film 34 Communisme en Moraal 38 Communisme en Godsdienst 43 Het onmiddellijke gevaar van het Communisme ... 48 Het Communisme der eerste Christengemeente ... 55 Naschrift gj Lijst van uitgaven enz 64 ■ VERBETERING: Noot pag. 35: Inplaats van: Zie sub 3, lees: Zie noot pag. 11