No. 11 PRIJS 35 CENT DE HEERSCHAPPIJ DER COMMUNISTEN VAN 1917-1930 VERNIELDE 30 MILLIOEN MENSGHENLEVENS EN EEN ONNOEMELIJKE HOEVEELHEID GOEDEREN VAN WAARDE. Uitgave: „GELOOF EN VRIJHEID", le Pijnackerstr. 102-106, Rdam Is het Nieuwe Testament historisch betrouwbaar? Deze vraag, anders gesteld, zou kunnen luiden: Is het Nieuwe Testament geloofwaardig? Geloofwaardig! Het echte geloof kan het historisch onderzoek ons niet geven. Hoogstens kan het er den weg toe banen. Geloof in den diepen zin van levend vertrouwen is een vrucht des H. Geestes, dcch het wordt, zooals onze Catechismus zoo treffend juist opmerkt, gewekt en gesterkt door „het Evangelie" (Zond, 7). En daarom is er zooveel aan gelegen om met de stukken in de hand aan te wijzen, dat het Evangelie ons vertrouwen ten volle verdient. In een boek, getiteld „De historische betrouwbaarheid van het Nieuwe Testament in het licht der twintigste eeuw." heeft Dr. W. LODDER Ned. Herv. Predikant te Bussum de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek naar den oorsprong van het N.T. in voor ieder begrijpelijke taal vastgelegd. Met de Staten-vertaling in de hand tracht de schrijver de vraag te beantwoorden, welke zekerheid wij hebben, dat in de N.T.-ische geschriften werkelijk mannen uit de eerste eeuw na Chr. aan 't woord zijn. Daartoe behandelt hij achtereenvolgens de later ontdekte Handschriften en de. oude vertalingen, de niet-Christelijke getuigenissen omtrent Jezus, de resultaten der opgravingen, den achtergrond der N.T.-ische geschriften, die historisch juist blijkt te zijn, om daardoor de overtuiging te wekken, dat de betrouwbaarheid van het N.T. historisch thans vaster staat dan eeuwen geleden. Ingenaaid f 1.90, Gebonden f 2.60. Verkrijgbaar in den boekhandel en bij de uitgevers H. VEENMAN & ZONEN - Postrek. 12940 - Wageningen. Een wetenschappelijk onderzoek onder het bereik van eiken lezer gebracht. DE HEERSCHAPPIJ DER COMMUNISTEN VAN 1917-1930 VERNIELDE 30 MILLIOEN MENSCHENLEVENS EN EEN ONNOEMELIJKE HOEVEELHEID GOEDEREN VAN WAARDE De heerschappij der Communisten van 1917— 1930 vernielde 30 millioen menschenlevens en een onnoemelijke hoeveelheid goederen van waarde. Door drie rampzalige data wordt de ondergang van het eens zoo bloeiende Russische rijk gekenmerkt. De eerste datum is 1 Augustus 1914, toen de oorlog uitbrak tusschen Rusland en Duitschland. Aan de gevolgen van dezen noodlottigen misgreep lijdt tot op dit oogenblik niet alleen Rusland, maar ook Duitschland nog in groote mate. De tweede datum is 15 Maart 1917 — de afzetting van Czaar Nicolaas II. Verstrikt in het net der hersenschimmen van socialistische ideeën, vergat Rusland zijn geschiedenis van ruim 1000 jaren, totdat het zich ten slotte terugvond in den afgrond van de communistische hel. Er werd gezegd: „Breidt de revolutie uit en laat haar de maatschappij doordringen". Inderdaad heeft ze geen stukje Russischen grond overgelaten, dat niet doorvochtigd is met het bloed en de tranen van het Russische volk. Volgens de opgaven van generaal-majoor A. I. Tscherep—Spiridowitsch (Brochure „Hoe kan men den tweeden wereldoorlog, die reeds voorbereid is, vermijden?" blz. 8) gaf de Voor- loopige regeering aan bijna 120000 misdadigers de vrijheid, die de beste en meest geschikte elementen vormden in dienst van de communistische regeering. De derde datum, 7 November 1917, bezorgde den communisten de overwinning. Deze 7de Nov. bracht als het ware de vervulling van de reeds genoemde datums. Daardoor is de noodlottige cirkel gesloten, waar binnen het ongelukkige Rusland zich bevindt. Tot heden is dit land gedoemd de rol van proefkonijn te vervullen, dat met communistische bacillen wordt ingeënt. Helaas achten de overige staten het communistisch gevaar van te weinig beteekenis. Geheel anders staan tegenover dit vraagstuk degenen, die in eigen persoon alle heerlijkheden van het communistische paradijs hebben leeren kennen. Zij kunnen zich niet genoeg verbazen over de kortzichtigheid van hen, die de communistische kolonnes kalm langs zich heen zien trekken in de straten; want ook in Rusland begon het Communisme met schijnbaar ongevaarlijke droombeelden. Maar wij weten er meer van en wel, dat deze demonstratie geheel en al door het roode Moskou wordt betaald,' dat de zijden rooden vlaggen van daar afkomstig zijn en dat zich tusschen de betoogers stellig agenten van den Sowjet bevinden. Hoe komt het toch, dat zoo velen zich blind houden en de communistische Internationale scheiden van de Sowjet-regeering, terwijl het roode Moskou de eerste als wapen bezigt, om daarmee de wereldrevolutie voor te bereiden? Moskou vormt in zekeren zin het toevluchtsoord, een communistisch Karthago voor hen, die zich in hun land onttrekken aan een rechtvaardige straf: Bela Kun, Radowski, Max Höltz, enz. Of de wereldrevolutie slagen zal of niet, is een zaak op zichzelf, die uitsluitend van ons zelf afhangt. Echter is het een onloochenbaar feit, dat de Sowjet-regeering ontzaglijke sommen aanwendt voor dit doel; zelfs is daarvoor een afzonderlijk fonds gesticht! De optochten van communistische kinderen, die we maar al te vaak in de straten kunnen zien, zijn door Moskou bepleit en bekostigd. De kinderziel is even gemakkelijk te vormen als was ën het gif van het Communisme kan er zonder veel moeite indringen. En nu worden dergelijke manifestaties van 6—10 jarigen toegelaten! Bedenk eens, dat na 10—15 jaar diezelfde kinderen een etterbuil zullen vormen op het lichaam van den Duitschen Staat) De verschrikkingen van Sowjet-Rusland zijn heel gewoon geworden en laten geen indruk meer achter. De berichten over nieuwe fusilleeringen worden vluchtig doorloopen, en onmiddellijk vergeten. En daarbij komt het nauwelijks bij iemand op, dat al deze verschrikkelijkheden misschien ook hem persoonlijk kunnen treffen en dat München en Hongarije, zij het ook voor korten tijd en niet in die mate, toch hetzelfde lot als Rusland moesten ondergaan. Wat heeft nu het Communisme van het begin zijner werking tot op onze dagen aan het Russische volk gebracht? Laat toch iedereen bedenken, dat hetzelfde gebeuren kan met zijn vaderland en hem persoonlijk, wanneer niet bijtijds het communistisch gevaar beseft en bezworen wordt. De revolutie van 1917 bepaalde er zich niet toe Rusland te vernielen, maar veeleer was haar doel op het veroverde gebied de basis te vormen voor de verdere verovering van de Westeuropeesche staten door middel van de wereldrevolutie. Om de juistheid dezer bewering in te zien, werpe men een blik op de globe en dan zal men begrijpen, dat de verovering van het Russische rijk, dat zich uitstrekt van het 'midden van 't Europeesche vasteland tot de oostelijke grenzen van Azië, overeenkomt met de verovering van Europa. Er ontbreekt reeds niet veel meer aan, want het Communisme is al doorgedrongen in China en Indië en bereidt zich thans voor om Europa aan zich te onderwerpen. We zullen nu kort de algemeene resultaten van het Communisme samenvatten in de hoop, dat deze feiten, die uitsluitend aan documenten zijn ontleend, ons de onsterfelijke woorden van Cato, den besten zoon van het oude Rome, opnieuw in de herinnering brengen: „Ceterum censeo, Carthaginem esse delendam!" In den aanvang hunner heerschappij werden door de communisten de gevangenissen meer dan vol gestopt met officieren en vertegenwoordigers der burgerlijke partijen. Nadat in den nacht van 7 op 8 November het Winterpaleis, waar zich de Voorloopige regeering genesteld had, door een troep matrozen en°Roode gardisten bestormd was, viel dit in handen der overwinnaars. Tijdens het overbrengen van de gevangengenomen cadetten naar de Peter-Paulsvesting, werden niet weinig gevangenen door de hen begeleidende wacht zonder eenige oorzaak doodgeschoten. De adjudant van den minister van Oorlog der Voorloopige regeering, Vorst Tumanoff, onderging een gruwelijken dood: hij werd door bajonetten doorstoken en in de Newa geworpen. In de geheele stad geschiedden tallooze arrestaties en huiszoekingen, bij welke gelegenheid niet weinig geld en voorwerpen van waarde den trouwen dienaars van de nieuwe regeering in handen vielen. In November werden door de Sowjetregeering alle brandkasten in de banken in beslag genomen en haar inhoud werd verbeurd verklaard. Dit geschiedde eveneens met het overige privaatbezit: de kasteelen en particuliere villa s werden „gesocialiseerd", meubelen en zilver weggehaald en alle particuliere auto's onteigend. Den 20sten December 1917 werd officiéél de „Al-Russische Buitengewone Commissie" ingesteld, ter bestrijding van de contra-revolutie, welke commissie later den naam krijgt van „Tscheka" en tegenwoordig G.P.Oe. heet. Op 28 en 29 December werden in Sebastopol 40 zee-officieren doodgeschoten. Den 3den Januari 1918 wordt in de afkondigingen der Sowjet-commissarissen gesproken van het' vormen van een bataljon ter bescherming der loopgraafarbeiders, dat zoowel uit .vrouwelijke als mannelijke vertegenwoordigers der bourgeoisie zou moeten bestaan. De Iswestija schrijft in no. 30: „De weerspannigen worden gefusilleerd" en de „contra-revolutionaire agitatoren moeten onmiddellijk doodgeschoten worden". Reeds toen werd de strijd tegen de Kerk aangebonden en werden de geestelijken vervolgd. Om zijn rantsoen te bekomen moet men den ganschen dag voor de winkels van de voedselvoorziening staan. De burgers worden in 5 categorieën verdeeld, waarbij de laatste, tengevolge van haar „burgerlijke en contra-revolutionaire afkomst" niet eens aanspraak mag maEen op brood. De leden der keizerlijke familie en later ook de officieren worden geregistreerd. Voor de laatsten wordt de gelegenheid opengesteld zich te doen opnemen in het Roode leger, dat gevormd wordt. Allen, die zich verzetten, worden gearresteerd en in Augustus 1918 voor het grootste deel doodgeschoten. . In Zuid-Rusland worden in 't midden van Januari ongeveer 200 personen, hoofdzakelijk officieren, in de steden Sebastopol, Jalta en Eupatoria, doodgeschoten of verdronken. In den nacht van 5 op 6 Maart worden op gezag van de Sowjetmacht de officieren en vertegenwoordigers der welgestelde klassen afgemaakt. Alleen in den eersten nacht worden 250 personen gedood, maar de beide volgende nachten duurde het moorden voort. (Kap. He rang J. K. Graf: „Op den „Nowik", blz. 393 en 394). Toen later eenige duikers den zeebodem op deze plaats afzochten, zagen ze een afgrijselijk tooneel: rechtopstaande menschelijke gestalten, die door de branding zacht heen en weer bewogen werden; hun voeten waren bezwaard met steenen. Door den aanblik van dit bewegende kerkhof verloren eenige duikers het verstand. Reeds te dien tijde waren in Odessa enkele honderden officieren en andere inwoners doodgeschoten en verdronken. Volgens de verkla- ring van een ooggetuige, den Engelschen geestelijke, werden 17 van deze personen, tegelijk met generaal Kormikow en den starritmeester Dombrowski in de stookruimte van het linieschip „Sinop" langzaam verbrand. Andere slachtoffers werden in de stooniruimte geworpen en nadat ze door den heeten stoom over het geheele lichaam waren verbrand, weer opgetrokken in de frissche lucht om hun smart te vermeerderen. Communistische benden sleurden vrouwen en meisjes mee. Na allerlei daden van geweld vond men de meesten dezer dood, anderen waren krankzinnig of lagen te sterven. In de meeste gevallen werden de nog levende vrouwen ten laatste door den kogel gedood. („Prisyw" no. 14, 15 Jan. 1920). In Armawir alleen eischte de Roode Terreur in de maanden Januari en Februari 1918, 1342 slachtoffers („Roode Terreur" door Melgunow, blz. 76). Toen in 1918 de communisten gedwongen werden Kiew te ontruimen, fusilleerden ze vooraf meer dan 6000 officieren en 1000 leerlingen der cadettenschool. Dit wordt bevestigd door vorst Schewachoff. („Herinneringen" Ilde deel, blz. 40). Als eerste offer viel op 7 Febr. 1918 de waardige Metropoliet van Kiew Wladimir. De officieren van het heldhaftige Witte leger, die in handen der communisten vielen, werden allerwreedst mishandeld en vermoord; zelfs de gewonden werden niet ontzien. In Juli van dit verschrikkelijk jaar hebben de communisten zich door hun gruweldaden vereeuwigd door het monsterachtigste misdrijf, gepleegd aan de ongelukkige Czarenfamilie. W* zullen ons niet bezighouden met de bizonderheden te herhalen van den moord op den Czaar, zijn gemalin, onmondige kinderen en personeel, daar de geheele wereld deze genoeg kent en ze eenparig veroordeelt. Tengevolge van den gelukten aanslag op den voorzitter van de Buitengewone Commissie te Petrograd, Salomon Uritzki (30 Augustus 1918) en van den mislukten op Lenin, werd de „Roode Terreur" ingesteld. De Petrograder „Roode Krant" schreef over den aanslag op Uritzki den 3lsten Augustus het volgende: „Voor den dood van onzen leider moeten duizenden van onze vijanden aansprakelijk gesteld worden. Wij zullen de bourgeoisie een-bloedige les geven Op! tegen de levenden Dood aan de bourgeoisie! Dat moet onze leus zijn!" Hetzelfde blad schreef op 1 Sept. betreffende den aanslag op Lenin: „Wij zullen onze vijanden bij duizenden vernietigen Voor Lenins vergoten bloed zullen stroomen bloeds van onze vijanden vloeien!" „Lenins verwonding zullen we zoo vergelden, dat de bourgeoisie van afgrijzen zal verstijven" — zoo schreven de „Iswestija." In dezen tijd volgden in Moskou 500 fusilleeringen, waaronder die van 5 Czaristische ministers, die al sedert 1917 gevangen zaten. Dit wordt bevestgd door M. P. Arzybascheff bij gelegenheid van het proces Konradi en Polunin te Lausanne. In het officieel verslag van het „Weekblad der Buitengewone Commissie", No. 5 van 20 October 1918 luidt het: „Volgens beschikking der Petrograder Buitengewone Commissie werden 500 gijzelaars doodgeschoten." „De misdadige aanslag op onzen idealen leidsman Lenin" — aldus meldt de Tscheka van Nischnij-Nowgorod — „noodzaakt ons alle sentimentaliteit op zij te zetten en met vaste hand de dictatuur van het proletariaat door te drijven!" „Er is lang genoeg geredeneerd! Op grond van deze overwegingen zijn 41 personen uit het vijandelijk leger gefusilleerd!" Op dezen dag werden in Nischnij-Nowgorod 700 personen als gijzelaars in hechtenis genomen' Gedurende de periode van 3 maanden der Roode Terreur telt alleen de Tscheka van Odessa 2200 slachtoffers (Awerbuch „De Tscheka van Odessa", Kischinew 1920). De plaatsvervanger van Uritzki, lid der Petrograder Tscheka, Bokij deelt op de Octoberconferentie der Buitengewone Commissie van de Noordelijke Commune mee, dat van 12 Maart 1918 af in Petrograd 800 personen werden terecht gesteld (Russ. Buitengewone Commissie. Nr. 6). Lazis schrijft in de „Roode Terreur" van 1 Nov. 1918: „We vernietigen de bourgeoisie als sociale klasse. Daarom moet gij gedurende de procedure naar geen verzwarend materiaal zoeken, waaruit blijkt, dat de beschuldigde in woord en daad tegen de Sowjetregeering heeft geageerd, maar uw eerste vraag aan hem moet zijn: „Tot welke klasse behoort ge?" In de „Pjatigorsker berichten" van 2 Nov. 1918 Nr. 157 komt een verslag voor van den president der Tscheka daar ter plaatse betreffende den verschrikkelijken moord, volgens bevel van deze Tscheka, op 45 personen, onder wie zich bevonden de voormalige minister van Justitie Dobrowolski., generaal Radko — Dimitrieff, vorst Schachowskoj, vorst Urussow ea anderen. In de „Iswestija" van 8 Febr. 1920 publiceert Lazis de statistiek over het jaar 1918, volgens welke het aantal gefusilleerden 6185 bedraagt! Den 23sten Januari 1919 vaardigde de Sowjetregeering de wet uit van de „scheiding tusschen Kerk en Staat en die der Scholen van de Kerk." „Godsdienst is opium voor het volk", zoo luidde de leus. Van nu af daalde een regen van verboden op de aanhangers der Kerk. Het dragen van kruisen werd belast, evenals het hebben van heiligenbeelden in de huizen. De plundering der kloosters en kerken en de vervolging van de geestelijkheid vormt van nu af de hoofdtaak van de Sowjetregeering. Volgens officiëele opgaven der bisschoppelijke Synode van de Russische Kerk („Kerkelijke berichten" van 1/14—15/28 Juli 1923) werden gedurende het tijdperk van 1918 tot 1920 bijna 28 hooge geestelijken en 1215 priesters gedood, ongerekend nog het aantal monniken en nonnen. In werkelijkheid betrof het hier niet een eenvoudig doodschieten, maar de vreeselijkste marteling en het geraffineerdste sadisme. In het bizonder moet hier genoemd worden de wreede dood van den aartsbisschop van Astrakan, Mitrophan, dien men ervan beschuldigde, dat hij in 1916 schriftelijk tegen de belastering van de Czarina was opgetreden. De aartsbisschop van Tschernigow Wasilij, werd ten doode toe gepijnigd, omdat hij in Maart 1917 aan de Synode voorstelde de afzetting van den Czaar niet te erkennen. Den aartsbisschop van Perm, Andronnik, werden door de bolsjewieken de wangen afgesneden en de oogen uitgestoken, en nadat ze hem lang door de straten hadden rondgeleid, verdronken ze hem in de rivier. In Woronesch werd de aartsbisschop Tichon in de kloosterkerk van den H. Mitrophan opgehangen LPrisyw", Nr. 144) 13 XII. 19). In het district Isumsk sneed men den dorpspriester Lontschinow den neus af en wierp hem daarna in den stroom. In het gouvernement Cherson werd een priester gekruisigd. In een Kaukasisch dorp staken in den Kerstnacht communisten, die de kerk waren binnengedrongen den priester Prigorowski de oogen uit, sneden hem ooren en neus af en verbrijzelden hem vervolgens het hoofd. De priester van het MariaMagdalena-klooster, die tijdens de liturgie het Avondmaal bediende, werd na voorafgaande mishandelingen door een revolverschot gedood, waarbij men hem dwong den mond te openen, terwijl de moordenaars riepen: „Wij geven je het Avondmaal!" In Koersk, Zaryzin, Loegansk, Charkow, Samara en andere steden dwong men de geestelijken en monniken de straten te reinigen, hout en water aan te sleepen, de spoorwegrails in orde te houden, lijken van menschen en dieren op te ruimen, vloeren te schrobben, graven te delven en dergelijke ruwe werkzaamheden te verrichten. Een „pope' te dooden was eenvoudig de plicht van eiken Tschekist. Evenzoo handelde men met monniken en nonnen, die men op een zelfde manier kwelde en daarna doodde. De nonnen uit het Bogoduchow-klooster, die dit met vrijwillig wilden verlaten, duwde men in een graf. Vervolgens werd ook een oude monnik daarin geworpen en onder ïiet geschreeuw, dat er nu een bruiloft zou gevierd worden, overdekte men ze met aarde. De Tschekisten met den commissaris Bakai aan het hoofd drongen het klooster Loebliask (goiiT. Poltawa) binnen en doodden den abt Ambrosius met 17 monniken. Om het leven te redden, hielden de overige 8 gewonde monniken, alsoi ze dood waren. {„Het Zwarte Boek", Parijs 1925 blz. 37—39). Aldus werd reeds in 1919 tegen de kerk en de geestelijken opgetreden en hoe langer hoe meer werden de vervolgingen van de Kerk verscherpt. Een officiëele statistiek stelt vast, dat in het jaar 1920 66 vertegenwoordigers van de hooge geestelijkheid zich in ballingschap of gevangenissen bevonden. Van het leerplan der School werd het godsdienstonderwijs geschrapt en den geestelijken elk aandeel in het onderwijs verboden. De tijden van Julianus den Afvalligen, de Fransche revolutie en de ontzettende gebeurtenissen in Mexico halen niet bij het Roode Colosseum — de Christenvervolgingen in Sowjet-Rusland.... „De communisten hebben de gewoonte aangenomen gijzelaars te nemen," schreef Lokkart den lOden Nov. 1918, „en wat nog erger is, ze strijden tegen hun politieke vijanden zoodanig, dat ze zich wreken op de families van dezen." Zoo werden in Maart 1919 te Petersburg alle verwanten der officieren van het 86e infanterieregiment gefusilleerd. („Het Russische leven." Helsingfors, 11 Maart 1919). Tot den huidigea dag passen de communisten dit beproefde middel toe; tijdens de boerenopstanden werden honderden vrouwen en kinderen van de opstandelingen gearresteerd. In het gouvernement Tambow werd in 1919 door de plaatselijke Tscheka het volgende ter kennis gebracht: „De strengste terreur moet ten opzichte van de familieleden der oproerlingen worden aangewend.... In dergelijke families moeten alle leden van 18 jaar en daarboven in arrest gesteld worden, en wanneer de bandieten, d.w.z. de boeren, hun actie volhouden, dan moeten de verwanten worden doodgeschoten. Hun dorpen worden met buitengewone boetegelden belast en in geval dat deze sommen niet op tijd worden betaald, worden het land en alle ver- dere eigendommen in beslag genomen." („Het revolutionaire Rusland" Nr. 14—15). Volgens mededeelmg werden den 30sten Jan. 1919 in Petrograd uit wraak wegens den aanslag tegen Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg vier grootvorsten doodgeschoten: Paul, Demetnus, George en Nicolaas. In den nacht van den 18den Juli 1918 werden in Alapajewsk alle zich daar bevindende grootvorsten en wel Sergius, Johan, Igor en Constantijn, de zuster van de Czanna, Elisabeth en vorst Paley vermoord. Op 12, 13 en 14 Maart 1919 worden in Astrakan arbeiders afgemaakt. Den 12den Maart worden werklieden, die tegen den honger demonstreerden neergeschoten. Op 15 Maart was nauwelijks één gezin overgebleven, waarvan va?er' zoon of n»an betreurd werd. Volgens ofticiëele opgaven waren in den loop van 2 weken 4000 personen omgekomen. De gevangenissen waren vol met arbeiders. Op een desbetreffende interpellatie bij het Centrum, antwoordde de voorzitter van den revolutie-raad. Irotzky, telegrafisch: „Op de strengste wijze te werk gaan, en daarmee was het lot der arbeiders bezegeld. (Melgunow, blz. 81—«3). Voordat het Witte leger Kiew kon bezetten, had Laxis in het tijdperk van Mei tot 18 Augustus 1918 duizenden doodgeschoten. Volgens een opgave door een verpleegster verstrekt aaa net internationale Roode Kruis te Genève, telde men m Kiew alleen bijna 3000 slachtoffers (Kev. Archief Band VI). „In de eerste dagen na de bezetting van Jekatennaburg, dat 16 Juli 1919 door het Vitte leger was verlaten, werden door de communisten over de 2000 inwoners van beiderlei kunne omgebracht en hun huizen verwoest." Het Nieuwsbureau in Omsk deelt mee- „Naar ons van onverdachte zijde wordt gemeld, hebcommun"ten in het district Simbirsk 1X>3 boeren neergeschoten ter oorzake van hun deelname aan den opstand tegen de SowjeT regeering („Prisyw" Nr. 40, 30. 19). ,,In 1919 hebben de communisten bij de bezetting van Pskow 250 vreedzame inwoners-man- nen vrouwen en kinderen omgebracht" („Pnsyw" Nr. 51, 10 K. 19). „Helsingfors, 13 November. De dochter van professor Nolde, die door de communisten gedood werd, doet mededeehng over een nieuwe gruweldaad der communisten in het roode Petersburg. Bij het bloedbad door hen aangericht, vielen 500 officiersvrouwen, wier echtgenooten waren overgegaan naar het leger van generaal Judenitsch. („Prisyw Nr. 117, 15 XI, 19). In September 1919 werden in verband met de ontdekking van het nationale centrum te Moskou en Petersburg 140 personen en m Kroonstad 150 doodgeschoten. De ..Iswestija van 23 Sept. publiceerde naar aanleiding daarvan de namen van 67 personen. Zooals blijkt uit de bloedige statistiek van Lazis, werden op bevel van de Tscheka in het jaar 1919 3456 fusilleeringen uitgevoerd. Het aantal der ongeregistreerde en „niet geregelde gevallen overtreft de bovengenoemde vele malen. In hoeverre deze opgave klopt, kan hieruit blijken, dat de „Iswestija" in de maanden September, October en November alleen officiéél melding maken van meer dan 13750 fusilleeringen, die gevolg waren van het optreden tegen de Sowjet-regeering. („Prisyw" No. 143, 12. 12 19.). Naar de officiëele opgaven voor 1920 werden van 22 Mei tot 22 Juni 600 personen doodgeschoten; van Juni—Juli 898; van Juli—Augustus 1183; van Augustus—September 1206 („De Roode Terreur" van Melgunow, blz. 93.). Het Schrikbewind echter, dat in de Krim na het vertrek van generaal Wrangels leger heerschte, gaat alle beschrijving te boven. De opperbevelhebber van het Roode leger, Frunse, beloofde nog»vóór de bezetting van de Krim aan alle daar achtergebleven Witten, volstrekte veiligheid. Tegelijkertijd publiceerde de Hongaarsche communist Bela Kun, die handelde overeenkomstig de hem door Trotzki verstrekte bevelen, het volgende: „Partijgenoot Trotzki heeft verklaard, dat hij niet naar de Krim zal vertrekken, als daar nog een enkele Contrarevolutionair in leven is. De Krim is, wat de revolutionaire beweging aangaat, ruim drie jaar ten achter — wij zullen er voor zorgen, dat de achterstand zoo spoedig mogelijk wordt ingehaald en het revolutionaire peil gelijk wordt aan dat van het overige Rusland." De daarop gevolgde gruwelen spotten met iedere beschrijving. Maandenlang duurde het moorden. lederen nacht tot aan den morgen ratelden de machinegeweren! Aldus bericht Melgunow. En de telegrammen, die Trotzki en zijn vertegenwoordigers uit Moskou zonden, luidden: „De oorlog duurt voort, totdat in de Krim geen enkel officier van het Witte leger overblyft." Volgens het verslag van het Roode Kruis, dat dr. Ladychenski te Genève publiceerde, heeft Bela Kun in Simferopol 12000, in Sebastopol 10000, in Feodosia 7500, in Kertsj 6000 en in Jalta 5000 personen neergeschoten. Onder dezen bevonden zich 3 artsen en 17 verpleegsters van het Roode Kruis. In het Sanatorium van Aloepka werden 272 zieken en gewonden doodgeschoten. Bijgevolg bedraagt het totaal van de door Bela Kun doodgeschoten, verdronken, geworgden en doodgestoken personen 120—150 duizend! Daarbij zijn niet gerekend de tallooze slachtoffers uit de Tatarische dorpen, H' jt w,orde a°ê gewag gemaakt van de wreedheid en echt satanische fantasie van Trotzki, waardoor hij kans heeft gezien het Russische volk te martelen. Op blz. 73 van het boek: „De rede van Aubert" lezen we als volgt: „Het decreet van 1918 vond in eenige steden toepassing. Jonge meisjes van 18 jaar en ouder zijn verplicht zich in dienst te stellen van personen die haar door het volkscommissariaat zijn voorgeschreven." In Wladimir waren de 18-jarige meisjes gedwongen, zich tot dit doel te laten inschrijven op een speciaal kantoor. Twee geheel onbe- kende personen verschenen op zekeren dag in de stad, maakten zich van 2 meisjes meester en ontvingen verlof ze met zich mee te voeren. Nooit heeft men die meisjes teruggezien. Generaal Pul schrijft op 11 Jan. 1919 aan het Engelsche ministerie van Oorlog, dat in vele steden commissariaten der vrije liefde gevormd werden en dat eerbare vrouwen, die zich verzetten, in het openbaar met de roede werden bestraft. In Jekaterinodor verschaft de bolsjewistische regeering mandaten, volgens welke de ontvangers gerechtigd zijn, meisjes naar eigen keus te requireeren. Ruim 60 meisjes werden aldus gesocialiseerd; eenigen vonden na haar verkrachting den dood in de rivier. Hier volgt de tekst van zoo'n mandaat (zie „Prisyw" Nr. 126 van 25.11.19): „Toonder dezes, partijgenoot Karasejew, heeft het recht in de stad Jekaterinodar 10 meisjes van 16—20 jaar te socialiseeren en wel volgens zijn eigen keuze. — Hoofdcommissaris Iwaschtschew". Generaal Nocks zendt aan den minister van Oorlog een document, dat op een gevangen rooden commissaris werd gevonden. Het luidt: „Hierbij wordt bevestigd, dat partijgenoot Edionikow gevolmachtigd is, voor zich een jong meisje te nemen. Niemand heeft het recht er zich tegen te verzetten. Hij is voorzien van een onbepaalde volmacht, wat door de onderteekening wordt bevestigd." De advocaat Aubert heeft aan het gerecht te Lausanne een foto van zoo'n oorspronkelijk mandaat overgelegd." „Terwijl de heer Aubert deze feiten aanhaalt, geeft hij nog verdere bizonderheden", aldus verklaart de vertegenwoordiger van den Opper-procuror der H. Synode, vorst N. D. Shewakhow, in zijn „Herinneringen", band II blz. 242. „Het decreet, dat betrekking heeft op de socialiseering van de vrouwen is afkomstig van Trotzki (Bronstein) en de vordering van meisjes, die de heer Aubert vermeldt, werd rechtstreeks door Trotzki gedaan, die toen in Jekaterinodar vertoefde. Een deel der Roode gardisten drong de meisjesscholen binnen, anderen vingen de ongelukkige slachtoffers in het stadspark op en pleegden ter plaatse geweld op 4 leerlingen wier leeftijd 14—18 jaar bedroeg. Ongeveer 30 leerlingen werden naar Trotzki's paleis gevoerd, anderen weer naar het „Althandel-Hotel" tot den chef der bolsjewistische cavalerie-afdeeling Kobsyrew; nog anderen naar het hotel „Bristol" voor de matrozen- Alle meisjes werden verkracht, waarbij een deel van de ongelukkigen door een troep Roode gardisten in onbekende richting werd gebracht. Het lot dezer meisjes kan niet meer worden nagegaan. Nog een ander gedeelte werd eerst gepijnigd en daarna in de rivieren Koeban en Karasoen geworpen. Een der rampzalige slachtoffers, een leerling der 5e klasse, werd gedurende 12 dagen door een gansche troep geweld aangedaan, waarna men ze aan een boom bond, met gloeiende ijzers brandmerkte en ten slotte doodschoot." Deze bizonderheden heeft vorst Shewakhow in Jekaterinodor zelf opgedaan, waar hij den lOden Januari 1920 vertoefde. (Zie verder het Odessaer Nieuwsblad „De Zoon des Vaderlands" 23.10.1919, waarin een breedvoerig verslag gepubliceerd werd van de speciale commissie betreffende de socialiseering der vrouwen in Jekaterinodar en andere steden). Een zelfde socialiseering herhaalde zich in Omsk, nadat het leger van admiraal Koltschak op 16 Nov. 1919 deze stad verliet. Daar werd een z.g. „Instituut van Commissarissen" gesticht, waarin meisjes van 8—12 jaar werden gehuisvest. Nu volgt een proclamatie van Trotzki, die in Augustus 1919 in de gansche officiëele pers der Sowjet-regeering werd opgenomen. „Alles moet aan het Roode leger ten offer worden gebracht! De strengste onderdrukkende maatregelen, de alleronwettigste beslagnamen van het eigendom — alles wordt aan de commissarissen van Oorlog toegestaan. Laten de hulpelooze kinderen sterven! De vrouwen van honger omkomen; dat den boeren het koren voor het volgende jaar ontnomen worde! Tranen en gesteun de dorpen vervullen! Het Roode leger mag in geen enkel opzicht iets ontberen" („Prisyw" Nr. 30, 21.8.19). „Gij komt u beklagen over den honger", zoo sprak in 1919 Trotzki tot een werklieden-deputatie te Petrograd, „dit is nog bij lange na geen honger! Eerst dan zal er echte honger heerschen, als 10 personen om 1 rat zullen vechten!" „De Tscheka", aldus werd op het IXe Radencongres den 24sten Dec. 1921 verklaard, „is het fundament der Sowjet-regeering en onze overwinning op het Witte leger danken we uitsluitend aan de Tscheka, die eiken binnenlandschen opstand onmogelijk maakte/' Op hetzelfde congres klonk het: „Als we de Tscheka vernietigen, dan wil dat zeggen, dat we den tak doorzagen, waarop we zitten". De Sowjetkrant „Prawda" schrijft 18 Oct. 1929 aldus: „De leus van „de gansche macht aan de Sowjets" moet door een andere vervangen worden, nl.: „de gansche macht aan de Tscheka". Dsershinski schrijft in datzelfde blad op 17 Oct. 1922: „Tot heden heeft de Tscheka de revolutie trouw bewaakt. Overal hield ze een waakzaam oog. Het werd noodzakelijk onze buitengewone organisatie een wijziging te doen ondergaan en zoo ontstond de G.P.Oe. Het mechanisme is hetzelfde gebleven, maar werd meer volmaakt." „Het is bewezen, dat het zwaard, waarmee de Tscheka is gewapend, zich in trouwe handen bevond en de letters G.P.Oe. zullen door onze vijanden evenzeer worden gevreesd als de letters Tsche en K.", verklaart Sinowjew. Deze zelfde Sinowjew, voorzitter van dé Noordelijke commune, werd zelfs door zijn kameraden wegens zijn overgroote zinnelijkheid niet anders dan „Grischka de Baviaan" genoemd. Op zijn bevel kozen de agenten der Tscheka de aardigste meisjes van Petrograd uit, namen dezen gevangen en leverden ze uit aan hun meester. In den regel gingen de ongelukkigen in andere handen over en werden ten laatste doodgeschoten, terwijl aan Sinowjew door de Tscheka frissche levende waar (geleverd werd.... En Sinowjew had gelijk; want de gruwelijke terreur is geen oogenblik gestaakt en heerscht in Rusland nog met hetzelfde geweld als van 1918—1922; slechts hierin bestaat onderscheid, dat men er tegenwoordig niet meer over in de dagbladen schrijft. Terechtstellingen en folteringen vinden niet enkel in de kelders der G.P.Oe. plaats, maar ze geschieden ook in 't openbaar en niet slechts 's nachts, maar ook op klaarlichten dag. Hoe langer hoe meer komen er gevallen voor, waarin jmenschen spoorloos verdwijnen, wier lot men vergeefs tracht uit te vorschen. Het blad „Nowoe Wremja", d.i. „De Nieuwe Tijd" van 1 Aug. 1923, Nr. 622, bevat een verslag van den Italiaanschen socialist Alexandri, die, komend uit Sowjet-Rusland, verklaart, dat men groot onrecht begaat, wanneer men op eenigerlei wijze sympathie voor Rusland koestert. Volgens zijn nauwkeurige opgaven hel°°pt jhet 'aantal staatkundig veroordeelden in Rusland 600000, waarvan 60 % arbeiders, 25 % aristocraten en 15 % intellectueelen. Dat er in de gevangenissen gefolterd wordt, is een alledaagsche zaak. De hospitalen voor geestelijk zieken zijn overvol. Onrechtvaardige vonnissen worden met de grootste willekeur geveld. In 1922 werden 22518 personen zonder eenig voorafgaand gerechtelijk onderzoek veroordeeld. Vele duizenden, die enkel onder verdenking stonden, moesten in de verschrikkelijkste concentratie-kampen sterven. Onder de massa's heerscht blgemeene haat tegen de regeering der moordenaars. De Sowjet-regeering is niet anders dan een bende internationale misdadigers en Rusland een reusachtige kerker". De jaren 1921 en 1922 brachten Rusland een honger, zooals nog nooit was voorgekomen. Bovendien werden in 1922 de kerken van haar kostbaarheden beroofd. Deze honger werd tijdens de Sowjets door de volgende maatregelen veroorzaakt. 1. Door de vernietiging van het grootgrondbezit. 2. Door de socialiseering van het land en de ontzaglijk zware belastingen, waardoor de zaaioppervlakte werd gehalveerd. 3. Door den algemeenen diefstal van het koren bij vorderingen, hetgeen groote opstanden tengevolge had en nog heeft. De oproeren werden op de ruwste wijze onderdrukt en zoo kwam het ten slotte tot vernietiging in massa van de hongerende en onbeschermde bevolking. 4. Door een uitvoer van het graan naar het buitenland, die de bevolking tot den hongerdood bracht. Op dezen grond heerscht in Rusland groote verontwaardiging tegen alle staten, die met Rusland handelsverdragen gesloten hebben. In aflevering 3 van het Weekblad der O.M.R. van 28 t&ugustus -worden eenige uittreksels aangehaald uit den brief van een Duitsch Wolga-kolonist, die in de Lokal-Anzeiger is gepubliceerd. „Wij hebben onze laatste honden opgegeten, alle katten en ratten. We voeden ons nu met de lijken der dieren, die het vorige jaar zijn gestorven." Een ooggetuige beschrijft een hartverscheurend tooneel, dat op een Wolga-stoomboot werd afgespeeld: een razende, rondloopende moeder, die de bolsjewieken vervloekte en die zoo pas haar drie kinderen had verdronken. Ze werd ten laatste door de daar aanwezigeTscheka in hechtenis genomen. (Dezelfde afL Nr. 7 van 25-11-21). Het dagblad „De Petrograder Waarheid" van 24 September meldt, dat in Bogoroeslan tengevolge van den honger 613 personen ziek werden, van wie er 355 stierven. In Balamow stierven 4500 kleine kinderen in den loop van 3 dagen. De Kirgiezen tellen 2 millioen hon- gerlijders. De tot vertwijfeling gebrachte moeders dooden haar kinderen en voeden zich met hun lijken." In het district Poegatschew kwam het zóó ver, dat de lijken op het kerkhof werden opgegraven en gegeten. In een dorp gaf de moeder aan haar 3 dochters het lijk van haar oudste dochter, die van honger was gestorven, te eten. In het gouvernement Saratow werden 2 vrouwen gearresteerd, die oude landloopers hadden gedood en hun vleesch hadden gegeten. (Weekblad van de O.M.R. Nr. 23.10.21). Het menscheneten wordt iets heel gewoons. De brief uit Moskou, die opgenomen is in de „Berichten van den Oppersten monarchistischen Raad." Nr. 44 5.7.22 luidt: . „Gisteren waren op den verjaardag van Tanja alle familieleden bijeen. Peters tante vertelde, dat een 16-jarig meisje uit het gezin van onzen kennis Sch. naar het Saratower gouvernement was gestuurd om er producten te brengen. Na 2 weken kwam er een telegram: „Leentje is opgegeten." Walja, de dochter van den adjudant des voorzitters van een Tehuis voor kinderen, vertelde, dat, zooals haar de kinderen mededeelden, die kortgeleden uit Kazan waren aangekomen, de Tataren aldaar op den grooten weg reizigers met de lasso vangen, ze dooden en eten. „Een dokter van forsche gestalte kon het niet langer uithouden en vluchtte uit het Wolga-gebied. „Ik voel," verklaarde hij, „dat men mij wil opeten, men is veel te vriendelijk voor me en tracht me naar zich toe te lokken. Zoo krijg je, mijn beste man, een rijk thema voor psycho-analyse — de gevoelens van iemand, dien men graag zou verorberen". De opgaven uit buitenlandsche bronnen melden dat in de Krim meer dan 60000 menschen van honger gestorven zijn, van wie 60 % kinderen. Hun lijken werden door de hongerenden gegeten. De „Roode Krant", deelt mede. dat 100 kinderen uit „menschenliefde en op hygiënische gronden" doodgescho- ten werden, omdat ze leden aan snotziekte, tengevolge van het gebruik, van vleesch van paarden, die deze ziekte hadden. („Weekblad van de O.M.R. Nr. 44 5.6.22). „Volgens het verslag van slchts één gezondheidspost in de provincie werden enkel van 15 tot 31 Juli 1922 1445 cholera-gevallen, 19 van pest, 7695 van typhus, (vlektyphus), 2358 van buik typhus en 34 van rotzeer geconstateerd." (Hetzelfde tijdschrift Nr. 53 21.8.22). In 1922 vond eindelijk de Sowjet-regeering een lang gewenscht voorwendsel om openlijk tegen de Kerk te kunnen optreden: men zette een agitatie op touw om de bezittingen der Kerk aan te wenden tot steunverleening aan de hongerige bevolking. Patriarch Tichon protesteerde niet; slechts verlangde hij een controle door de geestelijkheid ten opzichte van de gelden, die de verkoop der kerkelijke kostbaarheden opbracht. Dit verzoek werd echter ■iet door de regeering ingewilligd. Nu begonnen processen tegen de geestelijkheid, die onder deze voorwaarden niet van plan waren de kostbaarheden af te staan. Tengevolge van het tot op de spits gedreven wantrouwen jegens de regeering kwamen er bloedige tooneelen voor tusschen de bevolking en de vertegenwoordigers van het gouvernement. Een reeks nieuwe fusilleeringen volgde. In 't bizonder wordt de aandacht gevestigd op het proces tegen den Petrograder metropoliet Benjamin, een groep geestelijken en geloovigen in Petrograd, dat eindigde met het doodvonnis over den metropoliet en nog 10 personen, In den nacht van 12 op 13 Augustus 1922 werd dit voltrokken. In alle plaatsen worden dergelijke processen tegen de geestelijkheid en gewone geloovigen gevoerd, die eindigen met de doodstraf ol langjarige verbanning. Met uitzondering van slechts weinigen kwam weldra de geheele Russische geestelijkheid in de gevangenissen der Sowjets terecht. In den nacht op den 31sten Maart — den Roomschen Goede Vrijdag — werd de prelaat Boetkewitsch in den kelder van de Moskouer Tscheka door een schot in het achterhoofd gedood. Alle verzoekschriften om diens begenadiging hadden bij het Centraal-comité geen gehoor gevonden. Zooals bekend is, geschiedde bij den prelaat Boetkewitsch een huiszoeking, die op bevel van de Alrussische Tscheka in Petersburg werd uitgevoerd. Bij deze huiszoeking werden den prelaat de boeken met aanteekeningen over de notulen der vergaderingen van de R.K. geestelijkheid afgenomen. Daar in 1922 eenige der prelaten, die aan deze zittingen hadden deelgenomen, zich verzet hadden tegen het besluit betreffende de uitlevering van de kerkelijke kostbaarheden, arresteerden de Bolsjewieken in de lente alle deelnemers aan de vergaderingen en deden hun. een proces aan wegens verzet tegen de decreten der Sowjet-regeering, die betrekking hadden op de uitlevering der kerkelijke schatten, en de scheiding van Kerk en Staat. („Prawda", Nr. 55 2.3.23). Van de verwijdering der kostbaarheden uit de kerken geven de volgende 4 tabellen een overzicht. De eerste omvat de periode van het begin der uitvoering van dit decreet tot 10 April. („Overzicht volgens de mededeelingen van het Centraal-comité en het Alrussisch CenitraalUitvoerend Comité"). Gedurende dit tijdperk werden 2264 poed zilver, 67 poed, 21K pond goud, 53000 edelsteenen, 632% poed messing en andere kleinere zilveren voorwerpen verwijderd („Prawda", Nr. 83, 13.4.22). De 2de tabel geeft aan, dat op grond van telegrafische berichten van de plaatselijke financiëele afdeelingen tot 15 Mei uit 48 gouvernementen werden verzameld'. 17 poed, 25 solotnik goud, 9436 poed en 28 pond sol. zilver, 27 poed, 15 pond, 65 sol. ander metaal; 7997 briljanten, 17467 karaat, 1370 parels met een gewicht van 13 pond 32 sol., 18303 edelsteenen, wegende 13 pond 89 sol. en 36 karaat, 50 goudroebels, 5921 roebel en 80 kopeken in zilvermunten en talrijke voorwerpen van waarde en weelde-artikelen. „Prawda" van 19 Mei 1922). De 3de tabel zegt, dat tot 15 Juni uit 50 gouvernementen en autonome gebieden van de R.S.F.S.R. uit kerken, kloosters en bedehuizen bijeengebracht zijn: 21 poed 9 pond 38 sol. goud, 17961 poed 11 pond zilver, 33700 briljanten, 3 poed 15 pond 11 sol. parels, 43711 edelsteenen, 1880 roebel in goudmunt en 12422 roebel in zilver. En ten slotte geelt de 4de tabel de totaalopbrengst van het zilver, dat tot het einde van het jaar uit de kerken geroofd is. Volgens opgave van het Z. K. tot steun der hongerenden bedraagt die hoeveelheid 23997 poed. Door de „Iswestija", Nr. 287, (1726) 19.7.22 wordt dit erkend en als „belachelijk weinig" aangeduid. De veroorzaakte schade laat zich niet inventariseeren. In 10 maanden werd alles geroofd wat in den loop van eeuwen door de hand der liefde tot versiering van de kerk werd verricht. Voorwerpen van de grootste kunstwaarde werden vernield. Tegenwoordig zijn alla heiligenbeelden van hun tooi beroofd. Zelfs is het zilverbeslag van de koperen deksels der lijkkisten van de patriarchen afgerukt. De zijden damasten gewaden liggen op hoopen. Zilveren kandelaars en andere kerkelijke voorwerpen werden gesmolten. Aldus ziet het beeld van het „doode KremL" er uit, zooals de heer Paul Scheffer dit beschrijft in zijn brief van Dec. 1922, gericht aan het Berliner Tageblatt. „Overeenkomstig de officiëele Sowjet-statistiek bedraagt de waarde van de kostbaarheden, die aan de kerk zijn ontvreemd, in Mei 200 millioen goudroebel. Deze som is 1 Juli bijna verdubbeld.. Tot ondersteuning van de hongerende bevolking werd van dit bedrag 1 millioen (I) goudroebel gebruikt." („Weekblad" van de O. M. R„ Nr. 51 van 31.7.22). Toen in 1927 tusschen Stalin en Trotzki ernstige meeningsverschillen ontstonden, ver klaarde de thans geachte leider, dat, toen generaal Denikin en admiraal Koltschak Moskon naderden, Lenin besloten had een speciaal geheim fonds te stichten, dat de communistische leiders zou helpen bij hun vlucht naar het buitenland en waaruit men tevens de noodige middelen kon putten in geval dat de partij een onwettige daad zou verrichten. Volgens zijn eisch moest dit fonds 200 millioen goudroebel bedragen. Opgemerkt moet worden dat dit fonds bijeengebracht werd uit de opbrengst van gesocialiseerde kostbaarheden en geld, aan particuliere personen ontroofd. Trotzki, Sinowjew en Kameneff waren degenen, die 't over de stichting van dit fonds het meest met Lenin eens 'waren. („Wosroschdenije" Nr. 957, 15.1.28). Men kan met grond aannemen, dat geen hunner bij dit werk met leege handen naar huis is gegaan; want volgens mededeeling door enkele dagbladen, beloopt het „privaatkapitaal" van Sinowjew 2 millioen Zwits. francs en de bagage, die Trotzki bij zijn uitzetting naar Wernij meevoerde, telde.... 70 stuks. („ Wosroschdenije". Nr. 986, 13.2.28). Zooals de „Petersburger Waarheid" schrijft, werden in 't begin van 1921 673 kloosters geplunderd en daarbij 827.000 morgen land en 4 milliard roebel buitgemaakt. Bovendien zijn genationaliseerd: 84 bedrijven, 436 fabrieken, 602 veefokkerijen, 1112 huizen, 704 kloostergebouwen, 304 bijenstallen, 277 ziekenhuizen en kinderhuizen. („Weekblad van den Oppersten monarchistischen Raad." Nr. 20, 12.8.21). In 1922 werden de voorwerpen van waarde der Czarenfamilie geregistreerd en geschat. Deze worden thans in de kelderruimten van het Commissariaat van financiën bewaard met uitzondering van een gedeelte, dat door een Engelsen syndicaat werd verkocht en vervolgens in handen kwam van Cristi te Londen. De waarde van het verkochte deel der kostbaarheden bedraagt 2 milloen dollar. De schatten, die in Moskou zijn achtergebleven, vertegenwoordigen een waarde van 250 millioen dollar („Wosroschdenije" Nr. 961, 19.1.28). In de jaren 1922 en 1923 werden voor verscheidene millioenen goudroebel verouderde oorlogsschepen verkocht; verder werden er uitverkoopen gehouden van kunstvoorwerpen uit de Ermitage en andere musea. Onwillekeurig zou men willen vragen( waarvoor al dat geld toch wordt verbruikt. Stellig verdwijnen aanzienlijke sommen in de bodemlooze diepten der zakken van de Commissarissen en uit het vergoten bloed en de tranen van het Russische volk groeien nieuwe milliardairs. Toch resten nog genoeg sommen, die worden aangewend om de wereldrevolutie voor te bereiden. China, Indië, alle oostelijke staten, alle communistische beroeringen in West-Europa — alles wordt uitsluitend door het roode Moskou gesteund en gesubsidiëerd. De terreur en de vervolging van de geestelijkheid, de onuitsprekelijk moeilijke levensvoorwaarden, oefenden ten slotte toch hun rampzaligen invloed uit op een deel der geestelijken. Reeds in 't midden van 1922 ontstond in de Russische Kerk een scheuring. Er vormden zich afdeelingen onder den naam van „De Levende Kerk", „de Afdeeling der kerkelijke Wedergeboorte," „de Afdeeling der Vrije Kerk van den Arbeid" en andere. Deze scheuring is door de bolsjewisten op kunstmatige wijze in de Kerk bewerkstelligd met het doel de Kerk te verwoesten en den godsdienst uit te roeien. De „Levende Kerk" kon evenwel bij het volk geea bijval vinden. In het middelpunt van het godsdienstig leven stond de patriarch Tichon. De standvastigheid van dezen trouwen Belijder van de Orthodoxe Kerk bleef onwrikbaar, trots opsluiting en zware beproevingen, die hij van de zijde der bolsjewisten had te verduren. Ze konden het niet gedaan krijgen, dat de patriarch zelf meewerkte tot de verwoesting van zijn eigen Kerk, terwijl hij de Sowjets erkende en het Russische volk aanspoorde zich aan dezen te onderwerpen. Dit alles was bij den bolsjewisten wel bekend en om een einde te maken aan de eeuwig- durende en vruchtelooze onderhandelingen en niet openlijk van moord beschuldigd te worden, vergiftigden ze in stilte den patriarch in de hoop, dat met de hulp van diens vertegenwoordiger of een der candidaten, dien de patriarch reeds tijdens zijn leven had bevestigd, zij nader bij hun doel zouden komen. Volgens een bericht in het dagblad „De Boerenfederatie" Nr, 2 (een niet officiéél orgaan in Sowjet-Kusland), werd de patriarch door zijn tandarts met een inspuiting vergiftigd. Hij stier) in den nacht op 26 Maart 1925. Dit wordt eveneens bevestigd door vorst Schewachoff in zijn „Herinneringen", Band II, blz. 329—320. Door den strijd tegen de Kerk en religie konden de communisten niet nalaten, het gevoel der meest elementaire zedelijkheid bij het jonge geslacht te verwoesten. Het komt overeen met wat zij in Duitschland trachten te bereiken en waarover we in het begin van ons verslag schreven. Zoo ontstaan „De Komsomol" (Comm. Jeugdverbond) en „Het Verbond der Godloozen". „De Moskouer Waarheid", Nr. 73 van 31 III 22 vermeldt het eerst eenige bizonderheden over de uitvoering van dit plan. „Het verrichten van anti-godsdienstigen arbeid door de jeugd werd op een speciale zitting van anti-religieuse leden der partij bevestigd. De vergadering van de Alrussische Raden juichte dit initiatief hartelijk toe." Het is onnoodig alle streken dezer beide jeugdbonden, die tegen Kerk en Godsdienst gericht zijn, op te sommen. In het jaar 1922 werd begonnen met het sluiten 'der kerken (^Weekblad" van den Oppersten monarchistischen Raad, Nr. 65 v. 13.IX.1922). De Alexanderkapel en de kerk, gewijd aan de heilige vorsten Boris en Gleb, werden afgebroken. Dit was het begin. Tegenwoordig zijn reeds alle kerken haast gesloten en in verschillende musea en clubs veranderd. Pogingen door de geloovigen aangewend om hun kerken te sparen, worden door nieuwe arrestaties en fusilleeringen der verzoekers verijdeld. Het gezin is volkomen uitgeroeid. De afzonderlijke gezinsleden vertrouwen elkaar niet. Waarom? Omdat de communisten het hebben klaargespeeld het gezin met het gif der spionnage te bederven. De spionnage maakt iederen opstand onmogelijk, want de een kan den ander niet vertrouwen. Van elk nieuw lid der G.P.Oe. wordt geëischt, dat hij spionnagedienst zal verrichten. De mensch moet kiezen tusschen zijn gezin en de partij. Overal zijn spionnen aanwezig: in de gevangenis, in de zaken, op straat, zelfs in 't gezin. (De rede van Aubert, blz. 86—87). Ondanks alle geschreeuw en reclame van den communistischen opbouw is dit alles niets anders dan bluf. Het beroemde Vijfjarenplan loopt op niets uit. Daarover jammeren zelfs de bladen van den Sowjet. De producten van de Sowjetbedrijven en fabrieken bereikt niet eens het minimum. Het aantal verduisteringen neemt met den dag toe niettegenstaande de z.g. „zwarte tabellen van de communistische organen." De arbeid der G.P.Oe. duldt geen critiek. Het blad „Wosroschdenije", Nr. 1613 v. 1 XI.29 publiceert het volgende telegram van den Russischen correspondent der „Times': „De priesters Winogradow en Kudrjawzew evenals Maksimow, die er van beschuldigd werden deelgenomen te hebben aan de brandstichting van een of ander Sowjetgebouw in de stad Ostrow, gouv. Pskow, werden ter dood veroordeeld. In een officiéél communistisch verslag wordt gezegd, dat bedoelde personen zelf geen brandstichters waren, maar behoorden tot die klassen, waaruit dezen voortkomen." ,(In den laatlsten tijd", zoo schrijft . het blad „Wosroschdenije" (Nr. 1660, 18.XII.29) wordt steeds vaker naar aanleiding van doodvonnissen een fusilleering gemeld tengevolge van ^onbruikbaarheid". Tot Ideze categorie der „ongeschikten" worden de meest verschillende personen gerekend, b.v. zij, die geen deel mochten nemen aan de Sowjet-onderneming. Naar de meening der G.P.Oe. kunnen zulke personen voor de communistische partij gevaarlijk worden en dus is het doelmatiger dergelijke ongewenschte elementen te vernietigen." Overeenkomstig de door de „Times" publiek gemaakte data gedurende het jaar 1923 . werden van het begin der Revolutie de volgende personen terechtgesteld: 6775 professoren en leeraars, 8800 artsen, 365250 vertegenwoordigers der intellectueele klasse. 1243 geestelijken, 192350 arbeiders en 815000 boeren (W. Wladimirow: „De geesel der Volken", uitgegeven door: Het Verbond voor den Strijd voor Rusland", 1923 blz. 90). „De laatste Berichten". Nr. 160 geven bizonderheden over den ondergang der in Rusland achtergebleven geleerden. In 2% jaar communistische heerschappij werden 40 % van alle professoren en artsen omgebracht. Onder hen, die gefusilleerd zijn, komen de bekendste namen voor uit de wereld der Kunst en Wetenschap, o.a. Armaschewski, Florinski, Wasnezow enz. De beroemde schilder Wasnezow, die den dom van Kiew door zijn kunstwerken opluisterde en de schatkamer der schilderkunst met onwaardeerbare kunststukken verrijkte, moest tijdens het Roode Schrikbewind zijn leven geven. Maar dit feit weerhoudt de communistische zaken in geenen deele reproducties zijner onsterfelijke schilderijen te verkoopen, gelijk dit gedaan wordt door „Kniga" te Berlijn." Evenwel wordt dagelijks de communistische orgie voortgezet. De tallooze fusilleeringen van werklieden, grijsaards, vrouwen en kinderen duren voort. Alleen in Moskou zijn ruim 1000 kerken 'gesloten. In heel Rusland betdraagt dat aantal eenige duizenden. Het bekende oude monument van Russischen bouwstijl, het Simonow-klooster werd in Januari 1930 door dynamiet geheel vernield en den 30sten Juli 1929 wordt de bekende Iberische kapel 's nachts gesloopt. Zelfs het luiden der klokken wordt verboden. De G.P.Oe. overheerscht alles. In Rusland mag niemand gasten ontvangen zonder voorafgaande bekendmaking in het bureau der G.P.Oe. Èr bestaat geen huwelijk meer, maar enkel z.g. „hondenbruiloften": vandaag wordt gehuwd, vandaag ook kan men zich weer laten scheiden. Men behoeft enkel maar een desbetreffende verklaring naar de post te brengen en de plakzegels te betalen. Venerische ziekten zijn op ontzettende wijze verbreid. Volgens de Sowjet-statistiek had het platteland in 1927 60 % zieken, terwijl vóór 1917 dit maar 3 % was Zeer scherp wordt thans de strijd met het platteland gevoerd en wel, wegens het „onteigenen van het overvloedige koren". De „meer welgestelde" boeren worden uitgeroeid, boerenopstanden worden met onverbiddelijke wreedheid onderdrukt. Nu streven de boeren er slechts naar zooveel koren uit te zaaien als ze noodig hebben voor hun eigen gezin. De „Campagne voor levensmiddelen", „Zaadfronten" en „de Werkzaamheid der collectiefbedrijven", waarvoor in de sowjetpers met zooveel ophef reclame wordt gemaakt, zijn weer voor den zooveelsten keer niets anders dan zeepbellen. Het productie-vermogen der fabrieken is zoo gering, dat het niet eens in staat is de eigen 'arbeiders met naturaliën te betalen. Handel van particulieren is verboden en gelijkgesteld met speculatie. Ook hierover beslist de G.P.Oe. Dit is de hedendaagsche toestand van het Russische volk dank zij den „verworven rechten der Revolutie" 1917—1930. Wat den godsdienst aangaat zijn deze als volgt: 1. Ontwijding van de religie, in t bizonder van de Christelijke is geoorloofd en wordt aanbevolen. 2. Maskerade-optochten van anti-godsdienstigen aard worden gehouden. 3. Kerkelijke en algemeen religieuse literatuur is verboden. 4. De kerken worden onteigend en in musea en clubs veranderd. 5. Het luiden van kerkklokken is verboden. 6. De kerken, altaren, avondmaalsbekers en andere kerkelijke voorwerpen aan ontwijding prijsgegeven. 7. Het godsdienstonderwijs is bij doodstraf niet slechts in de scholen, maar ook in particuliere kringen verboden. 8. Heiligenbeelden en boeken met godsdienstigen inhoud worden uit de scholen verwijderd. 9. Onderwijsinrichtingen ter voorbereiding van geestelijken worden gesloten en de gebouwen met al hun bezittingen gesocialiseerd. 10. Alle kerkbezit, dat het geloovige volk aan de kerken heeft geschonken, wordt onteigend. 11. Het kerkenbeheer, economische instellingen evenals die voor volkswelvaart worden gelikwideerd. 12. Relieken worden geschonden en aan musea gegeven. Wat het maatschappelijk leven betreft: 1. Vrijheid, recht en gerechtigheid zijn vernietigd. 2. In het land heerschen een lijfeigenschap, rechteloosheid en schrikbewind, .zooals nog nooit heeft bestaan. 3. Het gezin is verwoest. De spionnage is zelfs in het kleinste gezin aanwezig. Het huwelijk heeft zijn beteekenis verloren en de kinderen gaan te gronde.... 4. Eigendomsrecht bestaat niet meer. 5. Vrijheid der pers, van het woord en zelfs van particuliere vergaderingen bestaat niet. 6. Met geweld wordt den boeren het brood ontnomen en zoo worden ze aan den hongerdood prijsgegeven. 7. Particuliere handel wordt niet toegestaan. 8. _ Het graan wordt de hongerlijdende bevolking ontnomen en in het buitenland verkocht. 9. Geschiedkundige Russische voorwerpen van waarde worden aan het buitenland verkocht. 10. De (industrie is volkomen vernietigd, wat uit talrijke processen duidelijk aan het licht komt; tucht onder de arbeiders ontbreekt; de directie wordt onderdrukt, regelmatig komen de werklieden eenige uren te laat. Ook blijkt het uit het resultaat der productie, dat niet eens 1/5 van het uiterste minimum bereikt. „Laat 90 % van het Russische volk uitsterven, als er maar 10% over zijn. tijdens de wereldrevolutie" — deze woorden van Lenin kenteekenen de fundamenteele taak der Sowjet-regeering. En deze taak zal door het Centraal-comité nog duidelijker aangegeven worden: „Wij moeten metterdaad bewijzen, dat de bourgeoisie dood is. We mogen niet slechts enkele vertegenwoordigers der bourgeoisie dooden, maar moeten de geheele klasse der bourgeoisie uitroeien," i (Vorst Shewachow „Herinneringen". Band II blz. 206—207). Zal coit het uur aanbreken, waarop het misdadig-zorgelooze Europa, wakkergeschud door de verschrikkingen van de Sowjetmacht, eindelijk zal begrijpen, dat men met moordenaars van beroep niet mag samengaan, en het communisme in Rusland slechts loert op het oogenblik, dat het Europa met zijn bloedigen vangarmen kan omknellen? En dat dan de cynische bekentenis van den Engelschen minister Sir Robert Hora niet meer gewijzigd wordt ten opzichte van de noodzakelijkheid der handelsbetrekkingen met de Sowjets: „We weten, dat het Russische goud gestolen goed vertegenwoordigt en druipt van bloed, maar niettemin is het ondanks dit alles goud en we nemen het met genoegen aan...." (Vorstin O. W. Paley „Herinneringen aan Rusland", band I blz. 335)! En wanneer zal de tijd aanbreken, dat onze hoogere kringen in Berlijn, de dragers van de beste namen, ophouden zullen de schitterende bijeenkomsten in 't gezantschapsgebouw van de Sowjets Unter den Linden 7, te bezoeken, die jaarlijks ter viering yan de October-revolutie worden gehouden? Want daardoor wordt het Golgotha geëerd, waarop millioenen kinderen van Rusland den kruisdood vonden ter verheerlijking van de zinlooze communistische hersenschimmen en der komende wereld-revolutie, door de 3de Internationale voorbereid. Dat ze toch allen bedenken, dat iedere bokaal champagne, ieder greintje kaviaar op dezen Sowjet-avond door tranen en bloed van het geheele Russische volk is gekocht en dat ze door hun deelname daaraan er toe bijdragen, dat hun vaderland in een algemeene folterkamer wordt veranderd. „De Komintern heeft voor den verkiezingsstrijd in Duitschland aanzienlijke sommen uitgegeven", zoo schrijven „De laatste Berichten". Nr. 3455 van 7 Sept. 1930, waarin een uittreksel wordt gepubliceerd uit een brief van een Berlijnsch Sowjet-diplomaat. Van 1 Juli tot 15 Augustus 1930 hebben talrijke „Overdrachten" plaats gehad. Eenige daarvan laten we hier volgen. „Het lid van de Z.K.K.P.D. (Duitsch Communistische Partij) genaamd Münzenberg, ontving van Bogatzki (voorzitter van het Sowjet-Roode kruis in Zwitserland) den 4den Juli in Bazel 10000 p. sterl.; de „Deutsche Verlag" kreeg als „leening" van de Wostwag (DuitschRussische maatschappij voor den handel met het Oosten) den 5den Juli 110000 Mark. Het lid van de Z.K.K.P.G., Stecker, ontving van Bebenjki (plaatsvervanger van den handelsvertegenwoordiger) den lOden Juli 150000 Mark. Het lid der Z.K.K.P.G., Neumann, kreeg van de Duitsche afdeeling I.K.K.I. 14 Juli 150000 M. Het lid der Z.K.K.P.D., Blenkle, ontving van de K.I.M. door Hanne Santner den 14den Juli 100000 M. Het lid der Z.K.K. P.D., Remmele, kreeg voor het verkiezingsfonds van de partij uit de kas der handelsvertegenwoordiging door bemiddeling van Swanidse den 20sten Juli 650000 M. Uit de som- men van den Ezportless werd eveneens voor dat fonds den 22sten Juli 245000 M. gegeven. In onbewerkte producten (cellulose) werd 29 Juli voor 65000 dollar uitgegeven. Door bemiddeling van Ernst Tegler vloeiden den 7den Augustus het partijfonds 96000 M. toe. Ulbrich ontving voor Thalmann (Algemeen secretaris der Duitsche communistische Partij) voor diens persoonlijk gebruik 100000 M. en Pieck beurde voor dit fonds den llden Augustus uit handen van Bogowski 120000 M." Wat geschieden zou of zal, wanneer in Duitschland de communisten de overhand verkrijgen, toont Max Höltz duidelijk aan in zijn. verkiezingsrede in het Sportpaleis, den 4den Sept. 1930, waarin hij openlijk verklaart, dat voor Duitschland een G.P.Oe. wordt voorbereid en dreigt met de terreur voor de gansche bourgeoisie. In het Oosten, in Rusland, staan andermaal horden, die de beschaving bedreigen. Ditmaal zijn het geen Aziatische nomadenvolken — het zijn menschen, die handelen uit naam van de „Internationale" en wier fanatisme en ideologie uit het Westen stammen. Het gevaar is des te grooter, daar deze roode barbaren Europa willen overstroomen en spreken in een taal, die voor het proletariaat verstaanbaar is. Wat dan de Europeesche staten te verwachten hebben, bewijst het voorbeeld met Rusland. Volgens een statistiek van einde 1929, die door een geheele reeks buitenlandsche dagbladen openbaar werd gemaakt, stierven in Rusland door den honger van den aanvang der Revolutie en tijdens den burgeroorlog ruim 30 millioen menschenl Dertig millioen menschenlevens werden geofferd voor de bovengenoemde „verworven rechten" van de „groote, heilige en onbloedige" Russische Revolutie en voor eenzelfde verheerlijking van een reeds voorbereide Wereldrevolutie! Onwillekeurig komt de herinnering bij ons op aan het schilderstuk van een beroemd Russisch schilderf W. W. Wereschtschagin: „De apotheose van den Oorlog." Een zonderlinge voorstelling I Een doorzichtig blauwe hemel, zooals hij alleen in het Oosten te zien is. Een zandvlakte van zonnehitte doorgloeid. Op den achtergrond staat een moskee. En op den voorgrond verheft zich een reusachtige pyramide uit menschenschedels samengesteld, waarop sporen van breuken en sabelhouwen zichtbaar zijn. Boven deze pyramide scharen van tallooze kraaien, die zich uitbreiden tot aan den horizon. En onder deze afbeelding staat geschreven: „Gewijd aan de Overwinnaars van alle tijden en volken". Wanneer men deze afgrijselijke schilderij thans beschouwt, dan denkt men onwillekeurig niet aan den oorlog, maar aan de Revolutie. En daaronder zou men graag een ander woord plaatsen: „Gewijd aan de Russische Revolutie en het werk der Derde Internationale in Rusland". Geve God, dat de andere volken niet hetzelfde ondervinden als Rusland en dat geen gelijksoortige pyramide, uit 30 millioen menschenschedels opgebouwd, ook in hun land wordt opgericht! S. O. S.1 Zeldzaam aanbod. Door een vriendelijke beschikking van een onzer medewerkers, zijn wij in staat gesteld, tot een beperkt aantal, het volgende pakket tegen sterk verminderden prijs aan te bieden: Dr. K. Cramer, in samenwerking met Prof. Dr. N. N. Glubokowsky, Prof. Dr. Iwan Iljin, Prof. Dr, N. von Arseniew, Dr. Hans Koch, Fritz Lieb en Dr. Kurt Boehme. CHRISTENDOM EN BOLSCHEWISME ƒ390 (Het noodgeschrei der Russische Christenen) Het boek bevat de volgende hoofdstukken: De Russisch-Orthodoxe Kerk onder de heerschappij der Bolschewisten 1917-1930 - De Evangelische Kerk onder de macht der Sowjets — Het collectief der Godloozen — De ondermijning van het gezinsleven in den Sowjet Staat — Het wezen van het Bolschewisme — Christendom en Bolschewisme Dr. O. Schabert, MARTELAREN VAN ONZEN TIJD met een woord vooraf van Dr. F. J. Krop , '. 2 90 DQrHADUrlafd' IN BOLSCHEWISTISCHE GEVANGENSCHAP met een woord vooraf van Dr. F. J. Krop 1._ Dr. O. Schabert, SLACHTOFFERS van het BOLSCHEWISME „ 0.65 J. N. Voorhoeve, BOLSCHEWISME EN EVANGELIE .... „ 0.30 Verschillende redevoeringen van J. Douillet, Dr. J Lodvgensky, Dr. O. Schabert, Dr. F. J Krop: vlugschriften over - het communisme, enz enz., tot een bedrag van 1.25 Wie nu f 5.75 stort op het gironummer van den heer H N. den Outer, conciërge van „Geloof en Vrijheid", 123776, ontvangt al het bovenstaande franco thuis. hT\e zich °ns **» bestellingen te doen toekomen, daar wij slechts enkelen met deze aanbieding van dienst kunnen zijn. Het bestuur der Chr. Mannenvereeniging ' a]len broeders". gebouw „Geloof en Vrijheid , 1ste Pijnackerstraat 102-106, Rotterdam. Giro 123776, BROCHURES over de Russische Geloofsvervolgingen en het Communisme, uitgegeven door de Chr. Mannenvereeniging „Gij zijt allen. Broeders", le Pijnackerstraat 102—106, Rotterdam. (Gebouw „Geloof en Vrijheid"). Dr. F. J. Krop OnB beginsel en Ons Streven .....ƒ 0.25 J. N. Voorhoeve, Bolsjewisme en Christendom ■ .A. 0.30 Vijanden Gods en bewerkers der Wereldrevolutie .... . ^ . ,, 0.15 Th. Aubert, De groote Protestmeeting in Albert-Hall te Londen . . ,, 0.15 Prol. A. V. Kartachov, Rede op de meeting van 5 Maart 1930 . . „0.15 Dr. G. Lodygensky, De huidige geloofsvervolging in Rusland 0.30 Dr. L. H. Grondys, De vervolging van het Christendom door de Sovjets „ 0.20 J. Douiller, De werkelijke toestand in Sovjet-Rusland ...-..„ 0.3O Dr. F. J. Krop, Een en ander over het Communisme . . . . „0.50 Dr. O. Schabert, Slachtoffers van het Bolsjewisme . /''j^'fïj? *■ ' " °'65 Ir. Mal Henkart, Sovjetbeloften en werkelijkheid . 0.25 Rob. dc Traz, Verontwaardiging over de laksheid » der Christenheid „ 0.15 De heerschappij der Communisten van 1917—1930 (no. 11) 0.35 Dr. Karl Nötzel, Oorsprong, wezen en beteekenis van het bolsjewisme (no. 12) ÏM-, . . ' v^-. „0.20 R. von Kowhütski, Herinneringen aan- Rusland (no. 13) „ 0.25 Prol. N. von Arseniew, Godsdienst in Sovjet-Rusland (no. 14) . . ,, 0.15 Dr. J. R. Callenbach en anderen, Toespraken over de Russ. Geloofsvervolgingen (no. 15) „ 0.5O VLUGSCHRIFTEN: Dr. F. J. Krop, Radiotoespraak over de geloofsvervolgingen . . . ,, 0.05 Arbeiderstoestanden in het Sovjet-Paradijs 0,05 De laatste overdenkingen van een door de Gepeoe ter dood veroordeelde ,, 0.05 Wat ik in Rusland gezien heb in 1929—1930 . . . ■fifc.'iK-'i ■ „ O.lft Teleurgesteld terug uit Sovjet-Rusland (no. 12) . „ 0.05 De vernieuwde actie der Godloozen (no. 14) 0.05 De Russische geloofsvervolgingen en de plicht der Christenheid (no. 15) ,, 0.10 Een en ander over de handelstaktiek van Sovjet-Rusland en wat daarmee samenhangt (no. 17) ,, 0.15 Hoe ze andersdenkenden den dood injagen (no. 18) „ Q.l» Het bestaan van Communistisch gevaar in de koloniën (no. 19) . . ,, 0.03 Dr. O. Schabert, Godsdienstvervolging of Godsdienstvernietiging? (no. 20) ,, 0.05 Prof. Dr. I. Iljin Het gezin in gevaar (no. 25) . . . 0-06 Prof. Dr. Auhagen, De waarheid omtrent den godsdienstigen toestand in Sovjet-Rusland (no. 26) ,, 0.10 De Russische Kerk en de Sovjet-Regeering (no. 27) 0.06. P. Jankowski—Junosza, Russische kerken in Sowjet-Rusland en daarbuiten (no. 28) ,. 0.15