ROND KERSTMIS LITURGIE FOLKLORE DOOR L. VERWILST, O. P. iDIJ KEIZERSBERG LEUVEN ABDIJ STEENBRUGGE BRUGGE FEDERATIE VAN LIT. VER. IN NEDERLAND. MARIENBURG, 'S BOSCH G. G. G.j K° 366 ROND KERSTMIS LITURGIE-FOLKLORE CÜM PERMISSü SUPERIOSUM Mechliniae, die 23 octobris 1931 NIHIL OBSTAT IMPRIMATUR J. Nadlaerts, cm. lib. eens. F. Tessens, vic. gen. ROND KERSTMIS LITURGIE FOLKLORE DOOR L. VERWILST, O. P. ABDIJ KEIZERSBERG LEUVEN ABDIJ STEENBRUGGE BRUGGE FEDERATIE VAN LIT. VER. IN NEDERLAND. MARIENBURG, 'S BOSCH G. G. G., N° 366 INHOUD Inleiding ■ 5 De Advent in het algemeen 8 Sint Nicolaas 12 Maria's Onbevlekte Ontvangenis 17 Sint Thomas-Dag 20 Gulden Mis 21 Bén uit de vele Adventsgebruiken 23 De O-Antifonen 26 •«•Van Kerstkribbe en Kerstboom 29 De Vigilie van Kerstmis 35 «* Het Ontstaan van het Kerstfeest 38 Kerstvreugde 47 De drie HH. Missen op Kerstmis 49 De Getijden van Kerstmis 56 Onze Kerstliederen 59 De Naviering van Kerstmis 64 Oudejaarsavond en Nieuwjaarsdag 69 Slot 72 INLEIDING P^uiSTERNis, koude, nevel en mist hangen 's winters over het landschap onzer Noordehjke landen en beklemmen het hart van den bewoner dier streken. Bloemen, vruchten en bladeren heeft de wilde najaarsstorm afgeknakt, weggerukt en de kale boomen steken hun grillige takken in de aschgrauwe lucht. Sneeuwjacht en snerpende noordenwind belagen onze gezondheid en jagen ons uit Gods vrije natuur naar het warme woonvertrek. Arm, droevig, bitter is de winter. Wij kunnen begrijpen, dat onze Germaansche voorouders in het voorjaar rondliepen en, door het uitstooten van allerlei schrikwekkende geluiden alsmede het verwekken van helsch lawaai, de booze wintergeesten trachtten te verjagen, wier grimmige luimen hun zooveel schade en leed hadden berokkend. Evenals onze heidensche voorouders moeten wij, Christenen, telken jare eenige maanden het zware juk van den Winterkoning torsen. Nochtans dient gezegd, dat wij gedurende de maand December door zulk een overvloed van godsdienstige en huiselijke ontroeringen en opwekkingen verkwikt worden, dat wij daarom vele norschheden van den winter voor Hef nemen. Wellicht zal het den lezer welkom wezen over de Kerkeliflce en huiselijke gebruiken, waaraan December zoo rijk is, iets naders te vernemen. ROND KERSTMIS De pool, waarom in December alles wentelt, is het heerlijke Kerstfeest, dat zooveel genade en zaligheid, vrede en poëzie brengt in het donkere winterseizoen. Ontelbare Liturgische bijzonderheden, de eene al fijner en dieper van zin dan de andere, sieren niet alleen dezen grooten vierdag, doch gaan hem ook vooraf en volgen hem. Die vele treffende gebruiken hebben niet alleen den godsdienst tot onderlaag : meerdere staan ook met de folklore in verband en zijn in den grond niets anders dan gedoopte, gekerstende, door de Kerk omgevormde heidensche natuur feesten. Tot beter begrip van het volgende weiden wij even uit over de gebruiken der oude wereld bij het begin onzer jaartelling. Vooreerst iets over onze Germaansche voorouders. De oude Germanen kenden geen feestdagen maar wel feesttijden, in hunne taal «hoogtijden» genaamd, eene benaming later door het Christenvolk overgenomen. Het Germaansche jaar bracht in het laatst van December en het begin van Januari een groot winter-hoogtijd. Midwinterfeest, Joelfeest, tijdperk der twaalf nachten, zijn verschillende namen, die dezelfde vierdagen beduiden. Het Joelfeest gold ontegenzeglijk bij de oude Germanen als het grootste feest, Aller gedachten richtten zich alsdan op c de Wilde Jacht». De alvader van menschen en goden, Wodan, reed in die dagen op zijn schimmel, Sleipnir, met zijn gemalin Frigga in razende vaart door het luchtruim. Op hunne sneeuwwitte rossen kwamen zij aangerend en hun komst ter eere had bij onze voorouders het Joelfeest plaats, dat door offermalen en uitdeeling van geschenken zich kenmerkte. In de natuurvergoding was Wodan het licht (de zon), hij reed over de akkers en wekte de vruchtbaarheid der slapende velden. Dit hoogtij was het heiligste van het gansche jaar. Heel INLEIDING de geestenwereld brak los : lotsvoorspelling, droomverklaring en tooverij vierden triomf. De schimmen der afgestorvenen waarden rond, en elkeen trachtte zich voor hun boozen invloed te beschermen. Ook de Hellenistische wereld, meer zuidelijk gelegen, vierde tegen het einde van December een eigenaardig feest: Solstitium of Winterzonnekeering werd het geheeten. Met schrik had men in de laatste maanden waargenomen, dat de Zon fel bestookt werd door de booze geesten der duisternis, die langzaam — maar onverbiddelijk zeker — het licht terugdrongen, den klaren dag verkortten en den somberen nacht verlengden. Doch als einde December de kortste dag voorbij was, de zon niet meer week, doch zich verjongde en met jeugdige kracht weer optrok, dan vierde men het feest der Winter-zonnekeering. Met uitbundigen jubel begroette de Hellenistische wereld de nieuwe geboorte der Zon. Hierover weiden wij naderhand verder uit. Met veel tact en wijze gematigdheid — gewis ook onder eene bijzondere leiding van den H. Geest — roeide de Kerk uit, wat in de bovenbeschreven feesten verderfelijk en verfoeienswaardig mocht heeten. Doch tevens was zij er op bedacht geen onnoodige wonden te slaan of nuttelooze conflicten op te roepen. Daarom liet zij, wat voor verandering en omvorming geschikt was, bestaan en gaf het oude heidensche feest een nieuwen, christelijken inhoud. Op die wijze bewaarde zij heel wat poëzie, schuilend in de natuurfeesten en oude volksgebruiken. Tevens won zij de harten der heidenen, « want, zegt Ozanam, meer dan aan den bodem houden de menschen vast aan de oude feesten, die voor een wijle hen aan het harde eentonige leven onttrekken »*, r. Dr J. Schrijnen, Nederlandsche Volkskunde, blz. iooj v. J. Kleyntjes S. J. en Knippenberg, Van Goden en Helden, blz. 221 j v. V. d. Bergh en v. Eysinga, Noorsche mythen, passim. DE ADVENT IN HET ALGEMEEN Aan het feest van Kerstmis gaat een voorbereidingstijd vooraf, gewoonlijk «Advent«genoemd.Deze Latijnsche benaming «Adventus» is afgeleid van het werkwoord « advenire », hetwelk « aankomen » of « naderen » beduidt. Het Latijnsche taaleigen vormt vaak een zelfstandig naamwoord, door achter den stam van het supinum de uitgangen turn of sum te veranderen in tus, sus of xhj. Het aldus gevormde substantief duidt dan de handeling van het werkwoord in het bestaan — als feit — aan. Adventus beteekent derhalve: «het aankomen, het aanrukken, dat aan den gang is. » Men spreekt van de adventus der legers en bedoelt daarmee, dat de legers vertrokken zijn van hun garnizoensplaatsen, onderweg zijn en naderen. In dien zin moeten wij het woord «Advent» in het Kerkelijk jaar begrijpen : de Messias is op komst en nadert. De « Advent» is zeer oud, de eerste sporen ervan vinden wij terug in de IV* eeuw. Het eerste document, dat er melding van maakt, dateert uk het jaar 380, waarin het concilie van Saragossa plaats had. De aldaar gebruikte uitdrukkingen doen een praktijk veronderstellen, reeds stevig in de Christelijke gemeente ingeworteld. Daarna worden de getuigenissen voor het bestaan van den Advent talrijker. In de VTe eeuw valt zijn uitbouw in definitieve formuleering der teksten *. 1. I. v. Hoütryve, O. S. B., L'Avent in Questiom Uturgiques et Paroissiales, 1929, blz. 283. DE ADVENT IN HET ALGEMEEN Er bestaat een opvallend groot verschil tusschen de geestesgesteltenis van de Oostersche en de Westersche Kerken in den voorbereidingstijd op Kerstmis. In het •Oosten bemerken wij een zich terug verplaatsen in den tijd vóór Christus, een intens meeleven met de profeten. We treffen aldaar aan de Oudvaders- en de Boodschap-Zondagen. De gezangen der getijden zijn vol geschiedkundige bijzonderheden. Een geheel ander ethos vinden wij in het Avondland, in Rome. Daar overheescht de idee. «Het komen der Verlossing», empirisch opgevat, staat overal voorop. De Parousia-gedachte — het Oosten volkomen vreemd — treedt reeds op de eersten Advents-Zondag én in Evangelie én in de Antifonen sterk naar voren. Geschiedkundige zinspelingen blijven achterwege. Een enkele maal wordt van Bethlehem of Jerusalem gerept, doch iets dergelijks is een uitzondering Even scheert de Liturgie met haar vleugel langs het gebied der geschiedenis om onmiddellijk weer op te stijgen in de regionen der metaphysiek. Het Westen beleeft het Oude Testament in de weken vóór Kerstmis enkel onder een gezichtspunt van transcendentaal heimwee naar Verlossing, van algemeene doch ook persoonlijke verlossing. Rome maakt geen gewag van geschiedkundige personen, plaatsen of gebeurtenissen, waar dat heimwee tot uiting komt. In deze geestesgesteltenis zijn gebeden, zooals wij die bijv. in de Grieksche Liturgie aantreffen, ver te zoeken. «Spelonk (van Bethlehem) bereid u voor. Tot u nadert het schaap (Maria) in haar schoot dragend den Christus. Kribbe, neem Hem op, die door zijn woord ons, aardschgezinden, van onze ijdelheid verlost» 2. Dit Stichera van den Byzantijnschen Ritus, gelijk men er vele dergelijke aantreft, is in het Westen, dat in den Advent de idee zoozeer op den voorgrond schuift, eenvoudig ondenkbaar. 1. Bijv. Dom. II Adv. i?. VI, en Dom. III Adv. 19. II. 2. Maximilian. princ. saxon., Praelect. de Rit. Oriënt. I, blz. 156. ROND KERSTMIS De Advents-officies heeten terecht het meest Westersche materiaal en eigen goed van het Avondland. Zij zijn van een indrukwekkende schoonheid. Zij gelden als de kostbaarste schat der Latijnsche Liturgie. De in grooten stijl geschreven Vasten-Officies vormen niet zulk een gesloten eenheid, staan niet vóór ons in zulk een ongerepte zuiverheid, als waarop die van den Advent mogen bogen. Waarlijk, een wonder meesterstuk van telkens boeiende, nooit vervagende schoonheid. Voor de Kerk is de Advent een tijd van boete en gebed : evenwel werd de versterving verzacht en veel milder ons opgelegd dan in de Vasten. De onthouding heeft de Kerk in den Advent beduidend getemperd. Het blijde Alleluia blijft ook ruischen door onze kerken. De Advent ademt een geheel anderen geest dan de voorbereiding tot Paschen. Over den duur van den Advent, zoowel in het Oosten als in het Westen, ware een lange verhandeling te schrijven. Wij moeten ons hier evenwel beperken. Oudtijds in Gallig slechts eene week omvattend, groeide de voorbereidingstijd tot Kerstmis langzaam overal uit En niet alleen in het verre Oosten doch ook in West-Europa ontwikkelt zich het streven Kerstmis (Epiphanie) mettertijd te gaan versieren en te gaan omranken evenals Paschen. Ook aan het winterfeest moest derhalve eene Quadragesima voorafgaan, gelijk dit met het lentefeest het geval was. Vandaar, dat men vooral in Gallië Kerstmis door zes Zondagen liet inleiden. De aanvang van deze voorbereiding lag dan bij het feest van Sint Martinus op n November, welke datum op het begin van den toenmaligen Advent werkte, gelijk dit thans het geval is met Sint Andries op 30 November voor den huidigen Advent. In de oude Gallikaansche Kerk, wier invloed zóó ver strekkend was in Christelijk Europa, zette de Advent X. Revue Bénédictine, XXXIII (1921), blz. 46-52. DE ADVENT IN HET ALGEMEEN veelal ook op Sint Martinus in. De H. Perpetuus, bisschop van Tours in de Ve eeuw, schreef reeds voor, dat van n November tot Kerstmis driemaal per week gevast moest wordenDe benaming «Sint Martinus-vasten »lag derhalve voor de hand. Vandaar dat die feestdag in sommige streken nog het karakter van een Vastenavond bewaard heeft. Men denke slechts aan het slachten en opdisschen der Maartensganzen. Sinds menschenheugenis heeft Rome enkel vier weken aan den Advent gewijd. Is dit het primaire gebruik? Of is wellicht de Advent, rond het feest van Sint Andries aanvangend, eene voorbereiding op Epiphanie? In dat geval treffen wij in Rome ook een Quadragesima van zes Zondagen aan. In de veronderstelling dat dit het geval is en vermoedend, dat in die tijden Epiphanie, bij uitstek als Doopfeest van Christus gevierd werd, zooals sinds eeuwen en eeuwen dit in het Oosten gebruikelijk is, kunnen wij beter de drie Evangelies van Sint Johannes den Dooper op de drie laatste Zondagen vóór Kerstmis begrijpen2. Deze immers zijn niet op de Bethlehemsche geboorte wél op het Jordaanwonder ingesteld. Zou deze veronderstelling waarheid bevatten, dan moesten wij aannemen, dat de Evangelies der twee Zondagen vóór Epiphanie oudtijds ook een gebeurtenis uit Sint Jans prediking behelsd hebben. Zal deze vraag ooit opgelost worden? Dat het getal vier, bij het vaststellen der weken vóór Kerstmis, met opzet zou gekozen zijn om zinnebeeldig de vierduizend jaren vóór Christus komst op aarde, voor te stellen, is fantasie der Middeleeuwsche symbolisten. Niets in het Missale of Brevier rechtvaardigt deze zoo vaak 1. Dr J. Schijnen, Nederlandsche Volkskunde, blz. 103. 2. In het vervolg zullen wij zien, dat Rome, alvorens het Kerstfeest te vieren, op Epiphanie nimmer den Doop van Christus, wel diens komst herdacht. De Evangelies moeten dan elders ontstaan zijn. rond kerstmis voorgedragen bewering. Daarentegen strijdt een dergelijke opvatting met Rome's opvatting, die, zooals wij boven aantoonden, nog in zuiver Hellenistische gedachtentrant in den Advent de idee, niet de geschiedenis naar voren schuift. Voor ons zieleheil is de Advent een kostbare tijd. Terecht vermaant Thomas a Kempis zijn leerling zich tot de hoogdagen met ernst en edelmoedigheid voor te bereiden1. Immers volgens Gods bestel wacht ons op elk groot feest een kostelijke genade, waardoor wij den Heiland, in het mysterie van den dag optredend, gelijkvormig kunnen worden. Hoe beter de voorbereiding, hoe minder aardsch vocht, des te spoediger en feller slaat de genadevlam door het droge hout van het offer. Sint Ntcolaas. Het eerste feest, dat in den Advent ons hef en dierbaar is boven andere, heet « Sinterklaas ». Goed gevierd past dit feest uitstekend in het kader van den Advent. Drie dingen zuiveren bovenmate het hart van den mensen : gebed, boete en aalmoes. Geheel de Ad ven ts -liturgie maant ons tot bidden en versterven; het feest van Sint Nicolaas spoort ons vóór alles aan tot weldoen. Vreugde brengt dit feest in het hart der kleinen, menig misverstand werkt het tusschen volwassenen weg, op de strakke gezichten der minder-bedeelden toovert het een blijden glimlach. Daar deze groote heilige meer dan andere al eeuwen lang de volksgunst geniet, heeft de grove en weinig kritische fantasie der breede schare de feiten van zijn leven hopeloos door elkander gehaspeld en er allerlei verzinsels doorheen gevlochten. Dientengevolge staat er weinig in zijn levensbeschrijving onomstooteüjk vast. I. Imit., Lib. I, cap. 19, v. 27. SINT NICOLAAS Sint Nicolaas heeft in Klein-Azië geleefd in den tijd van Constantijn den Grooten en diens zoon Constantius. Hij bekleedde in Myra, de hoofdstad van Lycië in Klein-Azië, de bisschoppelijke waardigheid \ In den strengen zin van het woord schijnt hem de eeretitel van « Belijder » toe te komen, wijl hij voor zijn geloof werd gemarteld, evenwel niet daarbij bezweek. Alle levensbeschrijvers van den heilige stemmen hierin overeen, dat hij een man van buitengewone liefdadigheid moet geweest zijn. Om strijd roemen zij de menigte der op zijne voorspraak gebeurde wonderen. Daarom behoeven wij evenwel nog geen geloof te schenken aan den H. Petrus Damianus, volgens wiens bewering het aantal dier wonderen het getal der zandkorrels aan het zeestrand, der vlokken sneeuw en myriaden sterren overtreft. Ikonografisch stelt men den heilige voor met een aan zijn voeten geplaatst kuipje, waaruit drie kinderhoofdjes, als drie vogelenkopjes uit een nest opduiken. Volgens het Brevier moet de goede Sint eenmaal een groote som gelds ter hand gesteld hebben aan een afgedwaalden vader, die, niet bemiddeld genoeg om zijn drie dochters een bruidschat te schenken, besloten was ze aan de schande prijs te geven. Deze heldhaftige liefdedaad heeft het volk verbasterd en het verhaal omgetooverd in een grof vertelsel, volgens hetwelk een logementhouder tijdens een hongersnood drie zijners dochters had geslacht en in een kuip had bewaard, om zich zelf en zijn gasten mettertijd daarmee te voeden. De heilige zou de snoode daad ontdekt hebben, en door zijn zegen over het ijselijk kuipje uit te spreken de aan stukken gehakte lijkjes weer ten leven hebben opgewekt. Wat hiervan zij, zeker is, dat de voorstelling van de drie kinderen in het kuipje in onze landen den heilige niet weinig gepopulariseerd heeft en tot patroon der kinderen bevorderd. De hooge bisschop met sneeuwwitten baard brengt bij I. Deze plaats ligt ten Noord-Oosten van het eiland Rhodes. ROND KERSTMIS een bezoek aan de kinderkamer steeds zijn zwarten knecht, in Duitschland Ruprecht, ten onzent Pieterman genaamd, mede. Deze Moor schijnt niet anders te wezen dan een bespotting van den heidenschen god Wodan, die vroeger in de fantasie der Germanen in December op aarde nederdaalde, waarbij een uitdeeling van geschenken plaats greep. Gelijk Wodan bij zijn komst de godin Frigga medevoerde, zoo verschijnt in sommige streken Sint Nicolaas vergezeld van de H. Barbara of Sint Lucia, wier feestdagen in de omgeving van 6 December vallen. Het rijden van Sinterklaas door de lucht op een wit paard stamt eveneens uit Germaansche folklore. De goden en helden reden door het luchtruim op witte rossen, de heksen op bezemstelen. Volgens het volksgeloof moet Sinterklaas telkenjare uit Spanje met zijn rijke geschenken komen aanzeilen. Dit schijnt verband te houden met een opzienbarend, wonderdadig feit, door de levensbeschrijving van Sinterklaas ons medegedeeld. In de bisschopsstad Myra heerschte weleer een groote hongersnood. In dat nijpende gebrek nam het zwaarbeproefde volk zijn toevlucht tot de wondermacht van den H. Nicolaas. En niet te vergeefs. God openbaarde den bisschop, dat er in eene SicUiaansche haven eenige graanschepen zeilree lagen met de bestemming voor Spanje. De heilige verscheen in den slaap den eigenaar der schepen en spoorde hem aan met zijn kostbare vracht niet naar bet Westen, doch naar het Oosten te stevenen. De Spaansche lading werd in Klein-Azië ontscheept en spoedig onder de hongerigen verdeeld. Aldus had de later als surprisenbrenger zoo gevierde heilige met zijn op Spaansche schepen geladen geschenken het leven zijner kudde onverwachts gered. Boven leidden wij de verklaring van het Spaansche raadsel in met de woorden: c Dit schijnt verband te houden ». SINT NICOLAAS Wellicht is echter de oplossing veel eenvoudiger en staat «Spanje» enkel als concrete naam van een ver land van licht en vruchtbaarheid z. De geschenken, door Sinterklaas gebracht, dalen volgens het volksgeloof neer door den schoorsteen. In den ouden tijd gold de schoorsteen als de verbindingskoker tusschen de geestenwereld en dit ondermaansche. Onder den schoorsteen plaatst men op Sinterklaas-avond een klomp, gevuld met hooi, voor het paard van den hoogen bisschop bestemd. Dit gebruik schijnt een onschuldig overblijfsel te wezen van een voormalig hooioffer aanSleipnir, het paard van Wodan, gebracht. De oudnoorsche Edda • Sleipnis verdr » spreekt ook van « Sleipnir's spijs », wanneer zij dit offer vermeldt *. In verschillende sagen worden schoenen en laarzen door Wodan met goud gevuld. Al deze verhalen maken het waarschijnlijk, dat het oude volksgebruik van «het klompzetten » onder den schoorsteen, op Sinterklaas, wortelt in de folklore van het heidensche Midwinterfeest. Op den vierdag van den geüefden bisschop, smeekt de H. Kerk, dat wij door zijn machtige voorspraak van de vlammen der hel mogen bevrijd blijven. Deze eigenaardige bede vindt hare verklaring in het feit, dat Sint Nicolaas eenmaal een door het vuur verbrand kind ten leven opwekte en ook bij andere gelegenheden van zijn macht over de vlammen blijk gaf. Daaraan dankt de volksdevotie haar ontstaan om den heilige bij brand-ongevallen aan te roepen en bij hem bescherming tegen het vuur der hel te zoeken. Met wijs beleid en menschkundige omzichtigheid trachtte de Kerk het oude Wodansfeest in deze Noordelijke streken door dat van Sint Nicolaas te verdringen. Wonderwel is haar dat gelukt. Slechts den inhoud van het oude feest heeft zij gewijzigd, doch alle het volk dierbare gebruiken ontzien. 1. D* j. Schijnen, o. c, blz. 121. 2. it. blz. 123. ROND KERSTMIS Een laatste vraag dringt zich hier als van zelf aan ons op. Hoe kwam de Kerk op de gedachte de godsvrucht tot een heilige uit het verre Oosten hier over te planten en welke natuurlijke hulpmiddelen stonden haar daarbij ten dienste? Van de oudste tijden af genoot in het Byzantijnsche rijk de H. Nicolaas eene buitengewone vereering. Het van Constantinopel afhankelijke Rusland koos hem tot patroon van het onmetelijke rijk. Keizer Otto II (973-983) was van moeders zijde uit Grieksch bloed gesproten. Zijn Byzantijnsche gevoelens verrieden zich o. a. ook door het stichten eener abdij te Burtscheid (nabij het vorstelijke Aken), die behalve aan Sint Jan ook den H. Nicolaas werd toegewijd. Daarenboven werd de monnik Gregorius, uit een Zuid ItaliaanschGrieksch klooster afkomstig, als abt over de nieuwe stichting aangesteld. Keizer en abt waren beide vereerders van Sint Nicolaas. Weldra prijkte in de abbatiale kerk eene rijkingelegde mozaïek-afbeelding van den heilige en er ontwikkelde zich te Burtscheid en in het nabije Aken, het middelpunt der Duitsche beschaving, eene levendige godsvrucht ter eere van Sinterklaas, die de heilige van het Duitsche hof werd. Twee machtige stuwkrachten dreven die vereering gedurig voorwaarts. Dat was vooreerst Otto's gemalin, evenals zijne moeder ook een Grieksche prinses, en vervolgens wijst de geschiedenis als zoodanig ook de Orde der invloedrijke Benedictijnen aan, die uit hun abdij Burtscheid, door middel van hun vele kloosters, deze devotie over het geheele Noorden verspreidden. Op dusdanige wijze is de groote bisschop Nicolaas, een man van vreemden landaard, langzamerhand in onze gewesten een geliefde volksheilige geworden, wiens populariteit door geen andere geëvenaard wordt. Immers niet alleen bij de Katholieken, doch eveneens bij andersdenkenden is hij gaarne gezien en staat hij hoog in achting. Wie Nicolaas van Myra volgens den geest der Kerk wil mama's onbevlekte ontvangenis eeren, zal zich beijveren het voorbeeld van den goeden Sint na te volgen en zijn feestdag niet zonder weldoen te laten voorbijgaan. Op deze manier werkt hij tevens in den geest van den Advent, geheel ingesteld op bidden, versterven en weldoen. Mama's Onbevlekte Ontvangenis. Enkele dagen na het drukke Sint Nicolaasfeest viert de H. Kerk het stille, zilverblanke hoogtij van Maria's Onbevlekte Ontvangenis. Als algemeen Kerkelijke vierdag prijkt het eerst sedert 1854 op den kalender. Wel bevindt zich het beeld der Onbevlekte op vele altaren en vaandels, in kapellen en Lourdes-grotten, doch de devotie tot «de smettelooze lelie onder de doornen » heeft in het volksleven, in de gewoonten en gebruiken onzer burgerij geen sporen achtergelaten. Het feest is te laat ontstaan. Het Liturgisch officie van dezen feestdag heeft geen gelukkige geschiedenis : zijn ontstaan is een aanhoudend sukkelen. Na de dogma-verklaring der Onbevlekte Ontvangenis in 1854 door Pius IX, verscheen in 1855 het door Pater Passaglia S. J. opgestelde officie. Niemand ter wereld kwam met meer recht die eer toe dan dezen geleerden Jezuiet, bij uitstek de kampioen der Onbevlekte Moeder genaamd. Toen hij in 1863 echter van de Kerk afviel — in wier schoot hij gelukkig vóór zijn dood terugkeerde — werd zijn officie uit het brevier verwijderd en vervangen door een nieuw, bewerkt naar een ontwerp van Gavantus (t 1638) *. In menig opzicht mag het minder gelukkig heeten 0. a. wat de lessen der Metten betreft. Die van de IIe Nocturne, vermeld als een werk van den H. Hieronymus, zijn in werkelijkheid van Ambrosius Autpertus, abt van het Sint 1. Dr K. Kastner, Praktischer Brevier-kommentar, II, blz. 13 v. Rond Kerstmis _ ROND KERSTMIS Vincentius-klooster bij Benevento (t 778)- No8 minder gelukkig is voorzeker de keuze eener gezwollen homiletische verklaring van de III6 Nocturne. Reeds lang mompelen de geleerden, dat zij niet het werk is van den H. Germanus van Constantinopel (f 733)» doch van den feUen Roro?" bestrijder patriarch Germanus, die te Nicea resideerde (1222-1240). Het pleit is evenwel nog niet beslist. Ondanks deze vlekken bevat het officie veel stichtends en en schoons : een aandachtige lezing ervan zal zijn uitwerking op ons devotie-leven niet missen. Voor dit laatste is in den Adventstijd dit groote Maria-feest bijzonder geëigend. De Advent is bij uitstek een tijd van zuivering. Daarom danken wij de H. Kerk, dat zij in deze dagen ons Haar ten voorbeeld stelt, die van het eerste oogenblik naars levens smetteloos stond voor het aldoordringend oog des grooten Konings en al haar dagen die sneeuwwitte reinheid der ziel bewaarde. In den Advent herinneren wij ons den donkeren zondennacht, vóór Jesus' komst over de aarde uitgespreid. En reeds in het begin van dien heiligen voorbereidingstijd wijst ons de Kerk op die zilveren ster, twinkelend in de droeve donkerte. Want 'n blijde lichtstraal was de allerreinste komst van Maria op aarde. Aldus is 8 December voor ons een ware dag van devotie, welks feestmotief den ingetogen Christen tot stille overweging, krachtdadige gewetenszuivering en vurige Marialiefde opwekt. De eeredag der Moeder brengt ons chronologisch en zedelijk dichter bij den geboortedag des Heeren. *** Met graagte grijpen wij de gelegenheid, die Maria ter sprake brengt, aan, om nog even over de godsvrucht der Moeder Gods in den Advent uit te weiden. Hoe dichter bij Kerstmis, des te inniger het verlangen naar den Messias. mama's onbevlekte ontvangenis Onze voorouders verbeidden zijne komst niet enkel in den geest vereenigd met de Patriarchen en de Profeten, doch vooral met de H. Maagd, die in de laatste dagen van haar zwangerschap met onuitsprekelijke verzuchtingen naar 't Goddelijk Kind uitzag. Dankbaar weet de H. Kerk dien drang der Moedermaagd naar redding van het fel-bedrukte menschelijke geslacht te waardeeren. Fijngevoelig mag het heeten, dat de Liturgie in dezen voorbereidingstijd tot de geboorte van het Goddelijk Kind de jonge Moeder zoo teeder gedenkt. De Advent is eigenlijk de Liturgische Maria-maand. Meer dan de Meimaand heeft hij recht op dien eeretitel. De Liturgie herdenkt de jonge Moeder dagelijks in de Mis van het Tijdeigen door de oratie « Deus qui de beata ». In de Mis-gebeden en het Officie vlecht zij, met liefdevolle zorg en eerbiedig-blijde, voortdurend herinneringen aan Maria als blozende rozen in een groenen krans. Gedurig ontmoeten wij in de officieele, Kerkelijke gebeden wonderschoone, geestdriftige zinspelingen op Maria, vertolkt in allerlei Antifonen en Responsoriën. Voor de «jonge Maagd in verwachting » dichtte de H. Kerk de heerlijke Rorate-Mis. Dagelijks klinkt na het Breviergebed de statige eind-Antifoon «Alma Redemptoris » van duizenden priesterlippen. Gaarne wordt deze Antifoon ook door de geloovigen in het Lof gezongen. Op vele plaatsen hoort men onder deze avondoefening op eigen melodieën « De Engel des Heeren » zingen, die dan, in vereeniging met het aandoenlijke « Rorate coeli desuper» ons — hoe ook verstrooid — terstond weer in de ware, innige Advents-stemming terugbrengt. Later komen wij op dit onderwerp nog terug. In de verschillende landen der Christenheid heeft men van oudsher den eerbied voor den hoogheiligen Advent in tal van half- en met-Liturgische gebruiken vastgelegd. In Spanje aanschouwen de vreemdelingen met verwondering telken jare allerlei naïeve Maria-huldigingen van het volk. In Rome dalen in de laatste dagen vóór Kerstmis de Pifferari rond kerstmis (geitenherders) uit de Apennijnen af om op doedelzak en fluit hun pastorale liederen vóór de Madonna-beelden te komen spelen. In Duitschland, België en ook sommige streken van ons land ziet men op de vooravonden kinderen, vaak als herders verkleed, langs de huizen trekken om kerstliederen voor te dragen en op die wijze « de Moedermaagd in verwachting » te eeren. Sint Thomas-Dag. Nog een merkwaardige datum in den Advent is de feestdag van den apostel Thomas, bijgenaamd « de Ongeloovige ». Hij is het eenige heilige-feest, door het algemeene Romeinsche kalendarium in de voorbereidingsweek van Kerstmis voorgeschreven. Dat roode feest tusschen de paarse feriedagen valt telken jare op. Deze dag, 21 December, is de kortste van het geheele jaar. Van oudsher is hij als de groote lotsdag gestempeld. Boven wezen wij erop, hoe volgens oud-Germaansch bijgeloof het einde van December een geheimzinnige tijd was, waarop men in donkere uren de komst en het werken der schimmen verwachtte. Die geesten ontdekken hun raadplegers de toekomst. Boven donkere gaten in de velden luistert men in Tyrol naar het nauwelijks hoorbaar gefluister, dat eruit opstijgt en de toekomst ontsluiert. Ofwel men legt het oor tegen den bakoven, want in den Thomas-nacht kan men daarin hooren bidden of spreken, fluiten en zingen. En dat alles heeft zijn geheimzinnige beteekenis \ In België, Spanje en Italië bestaat hier en daar het gebruik, dat men den laatkomers de deur voor den neus dichtsluit en hen niet binnenlaat, alvorens zij een tractatie beloofd hebben. 1. H. Mang, Unsere Weihnacht in Tirol, blz. 36. gulden mis Daar deze dag de kortste van het geheele jaar is, vindt men het schande op Sint-Thomas lang te slapen. Dit gebruik houdt wellicht ook verband met het feit, dat de apostel Thomas twee maal te laat kwam : op den dag van 's Heeren Verrijzenis, toen Hij aan zijn leerlingen verscheen, en bij den dood van Onze Lieve Vrouw. Het geloof had voor Thomas in den aanvang zijn eigenaardige moeilijkheid. Niet terstond gaf hij zich op de eerste aankondiging gewonnen, lang stribbelde hij tegen. Niet zonder reden draagt hij den bijnaam van « de Ongeloovige ». Doch hoe hartelijk, hoe vurig en sympathiek uitte zich zijn geloof, wanneer het eenmaal zijn geest en hart veroverd had In den Advent is deze apostel ons een lichtend voorbeeld en een machtige voorspraak om ondanks alle armoede, hulpeloosheid en vernietiging straks toch voor 't Kind van Bethlehem's stal neer te knielen en met Thomas blijde te jubelen : « Mijn Heer en mijn God ». Gulden Mis. Op Quatertemper-Woensdag van den Advent heeft zich in Noord- en Zuid-Nederland eene bijzonder krachtige volksdevotie ontwikkeld, ten onzent «Gulden Mis» genaamd, die als een luisterrijke hulde geldt voor « de Moedermaagd in verwachting ». Hare benaming « gulden » is eensluidend met « voortreffehjke ». Als zoodanig komt het woord « gulden » herhaaldelijk in onze taal voor. Men denke slechts aan de geijkte uitdrukkingen : gulden raad, gulden middenweg en tutti quanti. Waaraan heeft die populaire volksdevotie haar ontstaan te danken? In de dagen vóór Kerstmis herdenkt de Oostersche Kerk — die van Spanje en Milaan in vroegere eeuwen eveneens het geheim van Maria's Boodschap. De Latijnsche Kerk ROND KERSTMIS legde het feest van Annuntiatie uitsluitend op 25 Maart vast. Het valt niet te ontkennen, dat het aldaar haast altijd storend op de Vasten-Liturgie en de stemming der geloovigen inwerkt. De nuchtere zin van het christenvolk wreekte zich op die onlogische dateering. Immers redelijkerwijze mocht men een Maria-Boodschap-feest in den Advent — niet in den Vastentijd — verwachten. Nu laat de Liturgie op Quatertemper-Woensdag van den Advent Maria's-Boodschap als Evangelie voorlezen. Dat was oudtijds voor het volk een aanleiding om zijn onderdrukte godsvrucht te voldoen. Geheel het Evangelie-verhaal der Annuntiatie werd in de kerken als een mysteriespel aan het volk vertoond. Jong en oud, arm en rijk wilde het verloop dier heuglijke gebeurtenis aanschouwen. Guido Gezelle beschrijft deze plechtigheid, zooals zij nog tot het einde der XVHI8 eeuw in de Sint Jacobskerk te Brugge gevierd werd. Aan beide kanten van het priesterkoor richtte men twee kleine tenten of kapelletjes op, met kleurige gordijnen versierd. Daarin bevonden zich twee personen, als Maria en Gabriël gekleed. Vóór het Evangeüe werden de gordijnen weggeschoven. Dan bestijgt de diaken het doxaal om het Evangelie voor te dragen. Evenals dit bij de Passie in de Goede Week gebeurt, treedt bij enkel als « verteller » op; de woorden, door Maria en den Engel gesproken, zingen de personen, die deze twee heiligen voorstellen. Wanneer Gabriël zingt: « De H. Geest zal over U komen », staat hij op en wijst naar 'n duif, die met kaarslicht versierd uit de gewelven tot bij Maria nederdaalt *. Men begrijpt, welk een indruk dit mysteriespel op het volk maakte. Van alle kanten stroomde men in drommen naar de Gulden Mis. De groote toeloop zou den vreemdeling doen vermoeden, dat het hier een feestdag van den eersten I. Liturgisch Parochieblad I (1919), blz. 334 v. één uit de vele advents-gebruiken rang gold. Om de kinderlijke hulde aan Maria nog meer tot uiting te brengen, werd vóór deze plechtige Hoogmis het gewone formulier van den dag achterwege gelaten en dat der Rorate-Mis overgenomen, een tekst veel meer met de H. Maagd in verband gebracht. Wel in de harten, doch niet in het Missale — gelijk een oppervlakkige wetenschap later fabelde — was deze Mis met gulden letteren geschreven. Eén uit de vele Advents-gebruiken. In zijn vrome overwegingen over het Kerstfeest ried Thomas a Kempis zijn tijdgenooten aan: « Doorloop alle gebeurtenissen van den ouden tijd, welke van Christus voorspellen... zie ook op de verdiensten der Allerzaligste Maagd Maria»x. Eeuwen tevoren hadden reeds godvruchtige schrijvers en predikanten dienzelfden raad aan het christenvolk gegeven en dit had zich beijverd hem op te volgen. Alle gebeurtenissen vóór Jesus' komst in Bethlehem overwoog het tot in de kleinste bijzonderheden, beitelde ze in steen uit in de weidsche kathedralen, en bootste ze in mysteriespelen en volksgebruiken nauwkeurig na. In de dagen vóór Kerstmis treffen wij bij het vroomste volk der Tyroler Alpen een gebruik aan, dat een geheel fijn en teer beleven der heilige geheimen verraadt. Het is de zoogenaamde « Herbergandacht», een devotie als een kostbaar erfstuk der diep-geloovige voorvaders nog heden ten dage in eere gehouden. Het doel dezer aandoenlijke godsvrucht beoogt den Heiland met zijn Ouders eerherstel te geven voor de barsche afwijzingen en norsche weigeringen der Bethlemieten, die de heilige Familie afwezen en haar I. V. n. Ploeg, Godvruchtige Overwegingen en Gebeden van den Eerbiedwaardigen Thomas van Kempen, blz, 43. ROND KERSTMIS onderdak weigerden. Groepen van negen families sluiten zich aan elkander om deze naïeve godsvrucht te beoefenen. Op den eersten dag ontvangt het eerste gezin een geschilderde voorstelling der heilige Familie, liefst voorgesteld zooals zij in Bethlehem eertijds een onderkomen zocht. Deze schilderij krijgt een eereplaats in de huiskamer. Jong en oud verricht daarvoor een toepasselijke godsdienstige oefening. Het heiligdom verhuist den volgenden dag naar een ander gezin, waar het prijkend op het huisaltaar eenzelfde hulde ontvangt. Zóó maakt het een rondgang gedurende negen dagen. Ook is men wel eens gewoon een arme te spijzigen op den dag, waarop de geliefde schilderij in de woning is opgenomen. Waarlijk, hier bekruipt ons de lust met geestdrift het woord van den Zaligmaker te herhalen: « Zulk een geloof heb De in Israël niet gevonden ». O, liefdevol Christenhart, dat zulke oefeningen in het leven roept om na eeuwen en eeuwen den Heiland met zijn heilige Ouders nog te troosten voor een lang geleden versmading ! Wij kunnen den aandrang niet weerstaan om één enkel der liederen ten beste te geven, bij die gelegenheid gezongen. O was Freud ! Ich seh von rem Bethlehem, die Dqvidsstadt. Josef, wo wolln wir einkehrn? Ich befiehl mich deinem Rat. — O Maria, ich will sechen, Weü ich da viel Freunde hab, Ein' vertrauten anzusprechen, Da gibt's leicht a Herbig ab. — Liebster Freund, wir sind ankommen, Von der Reis' ganz mud und mart, Hab su dir mein Zuflucht g'nommen, Weü es kalt und ziemlich spat. Sei herzinniglich gebeten, Gib uns Herbig und Quaftier, Mem Gemahlin hat's vonnöten, Sie verschmacht vor Kalte schier. ÉÉN UIT DE VELE ADVENTS-GEBRUIKEN — War ganz recht und wollt euch gern, Doch verzeiht für diesesmal, Ich kann nicht dein Bitt erhörn, Es steht nicht in meiner Wahl. Ich hab toost mein Haus voll Leute, Fast unmöglich unterbracht, Plaget mich nicht lange heute, Lebet wohl und gute Nacht! — So müssen wir anderswo sehen, Wie wir können unterkomm', Doch wo wird es jetzt geschehen, Weil uns der nicht aufgenomm'. Auf den hab ich mich verlassen, Dies er ist mein nachster Freund, O Maria, wer kann fassen, Wie wir heut verlassen sein I — Wollst, mein Josef, nicht verzagen, Weil uns Gott leicht helfen kann. — Ja, Maria, ich will's wagen, Klopfen bei dem Zweiten an. — Ach, ich bitt dich urn Erbarmen, Lass uns in die Herbig ein, Wir sind zwei verlassne Armen, Wollen leicht zufrieden sein. Ach, er hat mich zwar gehöret, Doch er gibt mir kein Gehör, Hat die Tür still zugespörret, Als wenn alles schlafen war. O Maria, meine Tranen Legen dir das Zeugnis ab, Dass mich bis in Tod will schamen, Weil ich solche Freunde hab. Ach, wie soll ich dies verschmerzen, Dieser Schimf trifft Gottes Sohn, Doch ich klopf mit solchem Herzen Noch mit heissen Tranen an. — Ach, ich bitt um Gottes willen, Liebster Hauswirt, lass uns ein, Du kannst unser Elend stillen, Wir wolln ewig dankbar sein. rond kerstmis — Was habt ihr zu mir zu kommen Bei so spa ter Abendzeit I Weil euch niemand aufgenommen, Seid ihr gwiss recht schlimme Leut. Ich lass mich im Schlaf nicht irren, Ich trau keinem solchen Mann ; Ihr mögt alle zwei erfrieren, Mier liegt wenig, nichts daran. — Jetzt erbarmet euch, ihr Steine ! Doch ich will geduldig sein, Nur Maria ich beweine Samt dem armen Jesulein. O w&r David noch bei Leben, Mit was Freud würd er uns heunt In sei 'm Haus a Herbig geben, Weil wir gar verlassen sein. Doch ein Haus nur offenstehet, So fast gar zusammenfallt, Wo jetzt nur das Vieh drinngehet, Es ist jetzt ein armer Stall. — Liebster Josef, lass dich trosten, Da wollen wir zufrieden sein, Gort gefallt dies Ort am besten, Lass dich in sein' Willen ein. 1 De O-Antifonen. De naaste voorbereidingstijd tot Kerstmis begint op 17 December. Vanaf dezen datum treft men in het Romeinsch brevier eigen Antifonen voor de Laudes aan, en voor het Magnificat der Vespers zijn de zeven groote O-Antifonen bestemd. Opvallend mag het heeten, dat Rome de voorbereidingsweek niet telt vanaf Kerstmis, gelijk dit gebeurde door de bepalingen van het beroemde Concilie van Toledo in 633, doch vanaf de Vigilie van Kerstmis, zooals zulks in Spanje reeds door het Concilie van Zaragossa in 380 was vastgelegd. I. Liederbuch N* 2 der Barbara Kiener-Springes, Lied N* II. DE 0-ANTD70NEN Geen meer geëigende en in den geest der Kerk passende voorbereiding tot Kerstmis dan het vrome bidden der reeks feriale Mis-formulieren en officies door de Liturgie in de week vóór 's Heeren Geboorte-feest ons geboden. Fijn gestileerd en diepzinnig als ze zijn, moeten ons vooral de Antifonen der Laudes boeien. Hier valt weer op, wat wij boven reeds bespraken, hoe de idee overheerscht in de Latijnsche Advents-Liturgie. Steeds gaan hare gedachten uit naar «het komen » van den Heiland. In welk geschiedkundig verband deze komst opgenomen ligt, laat de Kerk van Rome buiten beschouwing. Zij spreekt in den geest van den grooten Paulus, in wiens brieven herhaaldelijk het sterven, de begrafenis, het verrijzen van Christus vermeld wordt, doch die voor de geschiedkundige bijzonderheden geen oog schijnt te hebben. De Laudes en Vespers, de twee oudste en gewichtigste gebedsuren van de primitieve Kathedraal, zijn in den Advent opvallend rijk versierd. Behalve op de dichterlijke Laudes-Antifonen moeten wij hier nog wijzen op eene geheel eenige ontwikkeling van het Magnificat der Vespers. Op 17 December beginnen in de Vespers de zoogenaamde O-Antifonen. Het zijn zeven aandoenlijk-lyrische gezangen, bestemd om bij het hoofdmoment der Vespers, het Magnificat, voorgedragen te worden. Daarin trilt als het ware al het smachtend verlangen der Oudvaders naar den Messias. Geen wonder, dat de Middeleeuwen deze heerlijke liederen zoo hoog waardeeren. Volgens de kernachtige uitdrukking dier dagen moest men ze niet zingen maar uitjubelen. Driemaal werden zij in het koor plechtig aangeheven; vóór het Magnificat, vóór het Gloria Patri en na het Sicut erat. Muziek en orgelspel alsmede klokkengebeier begeleidden de voordracht der geliefde Antifonen. Het zingen dezer liederen speelde ieder jaar een heerüjke rol in het koor en ROND KERSTMIS voerde zoowel geestelijkheid als volk op tot een hooggestemde Advents-devotie. De O-Antifonen zijn allermerkwaardigste liederen. Haar karakter is zóó Oostersch, als men zich maar denken kan. Het verschilt geheel van den aard der Westersche Latijnsche gezangen. Gemakkelijk laten zij zich vertalen in het Grieksch en in die taal zijn zij eigenlijk eerst in haar element. Ondanks deze verwantschap treft men — verwonderlijk genoeg — niets in de Grieksche of andere Oostersche Liturgie aan, wat aan deze gezangen herinnert of daarmee parallel gaat. In hun uiterlijke structuur valt nog iets anders op, dat hoewel niet uitsluitend toch geheel bijzonder eigen is aan het Oosten. Wij bedoelen de acrostische. Terugwaarts gelezen vormen de beginletters der Antifonen de spreuk: «Ero cras — Morgen zal ik bij U zijn». In welk land, wanneer en door wien de O-Antifonen gedicht zijn, heeft nog niemand kunnen ophelderen. Men vermoedt, dat Spanje haar geboorteland is. Zekerheid bestaat dienaangaande allerminst. Iets meer heeft men kunnen achterhalen over de familie, waartoe deze liederen behooren. Zij zijn Christelijke gezangen, die — wat den bouw betreft — zeer nauw verwant zijn met Hellenistische Adventsliederen. Bij de heidensche Theophanieën spelen de roepliederen of uitnoodigingsgebeden een voorname rol. De opbouw dezer hymnen beantwoordt volkomen aan den vorm onzer O-Antifonen. In den heidenschen mysterie-cultus zette hetAdventslied, gericht tot de godheid, die ging verschijnen, in met den den uitroep «O !» Aan dien uitroep voegde men eeretitels en vleinamen der godheid toe. Tenslotte volgde de tot haar gerichte uitnoodiging niet te talmen doch zich waarneembaar te vertoonen. « Kom, verschijn, nader », zoo luidde de stereotiepe roep. Terstond kan men al deze elementen in de structuur der O-Antifonen terugvinden. Men oordeele zelf: c O Emma- van kerstkribbe en kerstboom nuel, onze Koning en Wetgever, verwachting der volkeren en hun Redder, kom om ons te redden, Heer, onze God.» (23 Dec.) Hellenistische parallellen vindt men in «Theophaniën, Altgriechische Götteradvente» van Ludwig Weniger in Archiv für Religionswissenschaft, 22. B.,Heft 3-4, S. 17 ff. Met deze vergelijking voor oogen moeten wij aannemen, dat de O-Antifonen, wat haar opbouw betreft, ontleend zijn aan de Grieksche literatuur en derhalve zóó oud moeten zijn, dat zij stammen uit een tijd, waarin — minstens onder de geleerden — dergelijke poëzie nog opgang maakte. Het is inderdaad te betreuren, dat de heerlijke O-Antifonen zoo weinig gekend en bemind zijn door het hedendaagsche geslacht. Zij verdienen die vergetelheid allerminst. Met recht beweerd Dom Guéranger « dat zij al het merg der Advents-liturgie bevatten». Mogen minstens de vrienden der Liturgie in onze dagen haar de eereplaats inruimen, waarop zij recht hebben. Van Kerstkribbe en Kerstboom. Langzamerhand komen de Kerststallen voor den dag. Het geheele jaar door hebben de kribbe-beeldjes, voorzichtig in doozen verpakt, op den zolder geslapen en gedroomd. Doch zachtkensaan nadert hunne verrijzenis. De stal wordt ontdaan van een dikke laag stof. De beeldjes, met sponzen heel eerbiedig afgenomen, glimmen weer als nieuw. De een zoekt mos voor den kalen vloer in de arme hut, een ander stroo voor de kribbe, een derde verzorgt de lichten. Welk een stichting en poëzie schuilt er in die kleurige imitatie van Bethlehem's stal. Hoe dankbaar zijn wij den H. Franciscus van Assisië, op wiens aandrang in 1223 in de grot van Grecio onder grooten toeloop van volk zulk een nagemaakte stal werd opgericht. Van hem ging wel niet ROND KERSTMIS deze heerlijke gedachte uit, doch hij heeft den grooten stoot gegeven. Hoofdzakelijk aan zijn invloed en dien zijner volgelingen, de Minderbroeders, hebben wij het te danken, dat thans in elke kerk, in elk christelijk huisgezin het Kerststalletje prijkt. Van de lieflijke Kerstkribbe weet de kunstgeschiedenis, vooral de Duitsche, heel wat te verhalen. Van den Bethlehemstal ging een verheven inspiratie uit, die schilder en beeldhouwer bezielde, en tot het scheppen van kleine kunstgewrochten noopte. Onze voorouders konden in den Kersttijd hun hart niet genoeg ophalen aan die populaire voorstellingen. Na de Fransche revolutie drong de spotzieke hooghartigheid der Philosophen overal door en spaarde ook de Kerstkribbe niet. Zij dreigde onherroepeüjk onder te gaan. De Duitsche romantiek uit het midden der vorige eeuw echter heeft het slapende Doornroosje ten leven opgewekt en weer overal in kerk en familie-kring binnengevoerd. De geestdrift voor de geminachte kribbe ontwaakte. Het Münchener National Museum verzamelde de schoonste exemplaren, uit vorige eeuwen nog bewaard, en stelde deze ten toon als leerrijke voorbeelden. Tijdschriften verschenen, uitsluitend aan dit onderwerp gewijd. De beweging wekte alom geestdrift voor de lieflijke Kerstkribbe. Sindsdien heeft deze godsvrucht diepe wortelen geschoten en breidt zij zich gaandeweg uit. Uit honderden kleine trekken kan men keren, hoe het christenvolk zich weer aan de kribbe ging hechten. Men verhaalt o. a., dat de schilder Frans Seelos uit Zwil in Tyrol bij het uitbreken van een hevigen brand zijn vrouw toeriep: « Vrouw, red jij de kinderen, ik zorg voor de kribbe»1. Het opbouwen en bevolken van een Kerstkribbe kan volgens twee opvattingen geschieden. I. H. Mang, Unsere Weihnacht in Tirol, blz. 100. VAN KERSTKRIBBE EN KERSTBOOM Vooreerst kan men de gezonde volksfantasie volgen. In dat geval viere men den vrijen teugel aan eigen verbeelding. Behalve de H. Familie mag men herders en koningen, engelen en profeten, drijvers en knechten, kameelen en olifanten, os en ezel, schapen en geiten, kluizenaars en roovers in en rondom den stal opstellen. De eenige remmen, die op onze verbeelding en scheppingsdrang moeten werken, zijn deze beide : Men mag met met de H. Schrift in botsing komen, noch door bizarre bijzonderheden de verhevenheid van het hoogheilig geheim afbreuk doen. Dergelijke kribben passen vooral in de huiskamers. Zij dienen tot stichting en onderrichting, zetten het familieleven in die dagen een zekere wijding bij en zijn het geëigend middelpunt voor zangers en biddenden. Er is niets tegen dergelijke kribben ook in de kerk te bouwen. Vooral tot de kleine luiden en de kinderen der armen, die thuis geen kribbe rijk zijn, zullen zij spreken. Men bedenke evenwel, dat in de kerk een zekere schifting der figuren meer dan elders aan te bevelen is. Ook houde men steeds voor oogen, dat niet alleen de Zusters en kinderen der bewaarschool doch ook de geestelijk-rijperen aan de kribbe der kerk hunne vreugde moeten beleven en een kakelbonte wansmaak deze laatsten niet mag ergeren. Bij het bouwen eener kribbe kan men zich ook door de richtlijnen der Liturgie laten leiden. De bekende Duitsche professor Romano Guardini heeft in zijn werk «Vom Geiste der Liturgie » ons Kerkelijk gebed genoemd «die gebetete Wahrheit». Bij onze buren werd dit een gevleugeld woord. Wie dit voor oogen houdt, zal bij het bouwen eener kribbe alle leugen en schijnschoon vermijden: papieren rotsen en wat dies meer, zij kunnen bij hem geen genade vinden. Van de Liturgie heet het in de oudheid «lex credendi, lex orandi». Dientengevolge zal het dogma, het wezenlijke, altijd vooropgaan : het bijkomstige blijft gewoonlijk achter- ROND KERSTMIS wege. Men werkt in dien geest, wanneer men in een kribbe enkel die groote figuren plaatst, welke onmiddellijk met het dogma, het wondervolle geheim der Menschwording in betrekking staan. Men zal trachten op het gelaat en in de houding dier personen een groote bovennatuurlijke kracht en een in-God-verslonden vroomheid uit te drukken. «Men moet bidden te midden der schoonheid », heeft Pius X van het Liturgisch gebed gezegd. De schoonheid der kribbe zal er een wezen van grooten stijl. De armoede van den Bethlehemschen stal worde slechts aangeduid, niet natuurgetrouw nagebootst. De gebaren der personen dienen edel, gematigd, eenvoudig te wezen. De Liturgie is bij uitstek de godsvrucht der Kerk, van de groote door Christus gestichte gemeente. Daarom eischt zij overal gemeenschapskunst m. a. w. voorstellingen, die onder het bereik van het volk vallen. Individueele uitingen van moderne kunstenaars —■ voor het volk een gesloten boek — wijst de Liturgie van de hand. Volgens onze bescheiden meening hooren Kerstkribben, in den geest der Liturgie opgevat en uitgevoerd, vooral in onze kerken thuis. De kerk is bij uitstek het bedehuis en een echte kribbe moet niet ons zoozeer verbazen of verrassen — ook mag zij ons niet verstrooien en afleiden — doch moet den biddende geloovige helpen om zijn gedachten beter op het verhevenste geheim der Menschwording te concentreeren en zijn liefde ervoor op te wekken. *** Met de kribbe is tegenwoordig de Kerstboom nauw verbonden en deze verbinding wordt met 't jaar inniger. Een schilderachtigen aanblik levert een Duitsche — en tegenwoordig ook menige Hollandsche — marktplaats in de dagen vóór Kerstmis. Wel heeft de sneeuw straat en huizen onder een witte wade verborgen, doch in het midden VAN KERSTKRIBBE EN KERSTBOOM van de markt brengen bergen van gevelde groene dennen een aangename en weldadige afwisseling aan. Welk een gedaanteverwisseling moet evenwel die donkere spar nog ondergaan, eer hij als Kerstboom de huiskamer gaat sieren. Slechts na een grondige bewerking, als hij beladen is met tallooze lichtjes, vergulde vruchten en kleurige snuisterijen, mag hij de eereplaats in het familievertrek innemen. Eerst dan is hij een waardig geschenk van 't Kerstkind aan de opgetogen kleinen. Otto Schwertgeburth heeft eertijds op een groot doek Luther geschilderd temidden der zijnen, geschaard rondom den Kerstboom. Dit tafereel verbreidde waarschijnlijk de legende, dat de Kerstboom zijn ontstaan aan den vader der Hervorming te danken heeft. Met de meeste beslistheid komt de geschiedenis hiertegen op. Zóó eenvoudig is de zaak niet. Misschien wortelt dit gebruik in de gewoonten onzer Germaansche voorouders, die bij gebrek aan kennis der geopenbaarde waarheden, met hart en ziel aan de vereering der natuur gehecht waren. De poëzie, de weelde der natuur misten zij het meest in de donkere maand December. Als alom in het rond alles doodsch en dor was, stond daar voor hunne oogen de altijd groene denneboom als een profetie van aanstaande herleving. Dien spar, getooid in het groen, de kleur der hope, sierden zij met lichten en geschenken, symbolen van leven en vruchtbaarheid. Dat 's winters de met lichten versierde heilige boomen een voorwerp van vereering voor onze Germaansche voorouders uitmaakten, wordt gestaafd door de Admonitio generalis van Karei den Groote, ten jare 807 uitgegeven, waarin hij dezen cultus verbiedt. Nu ware het gebruik 's winters denneboomen te versieren hoogst waarschijnlijk uitgestorven, indien niet in de Middeleeuwen het Christendom door toevallige omstandigheden dat Rond Kerstmis 3 ROND KERSTMIS gebruik nieuw leven had doen toevloeien. In dien tijd voerde men op het koor of in het voorhof der domkerk en andere bedehuizen gaarne de zoogenaamde Paradijs-spelen op. De actie ervan bewoog en concentreerde zich rondom een met appelen behangen boom, voorstellend den levensboom van 't Paradijs, waarvan Genesis 2, 9 verhaalt. Ons op zinnebeelden zoo belust Middeleeuwsch voorgeslacht bracht den Paradijs-boom in verbinding met den Kruisboom, waaraan de levensvrucht Jesus hing. Venantius Fortunatus heeft in de Vespers-hymne van den Passie-tijd deze vergelijking dichterlijk uitgewerkt, waar hij spreekt van « den volschoonen, glanzenden Kruisboom, in wiens takken de losprijs der wereld hing». Deze Kruisboom genoot in de Paradijs-spelen juist om de in hem neergelegde verheven beteekenis een hooge vereering. Lichten droeg hij oorspronkelijk niet, doch gaarne omringde men hem met kaarsjes. Aldus ontstond geheel spontaan in de Katholieke kerken het gebruik lichtfooomen te plaatsen. Voor het volk waren dat Paradijs-boomen, Kruisboomen, Christus-boomen. Nu begrijpt men, hoe gemakkelijk men op de gedachte kwam dien levensboom juist in de Kerstdagen in de woningen op te richten, wijl van oudsher zich de gewoonte ingeburgerd had tegen het einde van December sparren met lichten en vruchten te sieren. Op die wijze staat dan toch de Kerstboom met het aloud Germaansch gebruik in verbinding. Men ziet evenwel dat dit verband veel losser is dan moderne folkloristen, voor wie alle Christelijke feesten en gebruiken noodzakelijk een heidenschen ondergrond moeten hebben, het willen doen voorkomen. Goed beschouwd bepaalt de Germaansche zede enkel den tijd der oprichting van den Kerstboom. De zaak zeifis in haar wezen christelijk. Van huis uit is de Kerstboom een Bijbelsch zinnebeeld. Voor het overige valt er in dezen niet veel met aplomb db vigilie van kerstmis en zwaarwichtigheid te beweren. Immers, wat de geschiedenis van den Kerstboom aangaat, zijn wij poovertjes ingelicht. De eerste oorkonde desbetreffende is de kronijk van Schlechstadt uit het jaar 1600, daarna volgt die van Strasburg uit 1605. Nadien worden de berichten veelvuldiger. Dergelijke armzalige documentatie maant tot bescheidenheid in het beweren1. *** Kerstkribbe en Kerstboom passen te zamen, vullen — wanneer men ze beide goed beschouwt — elkander aan. Wie het heilige Kerstfeest alleen bij een Kerstboom viert, verzeilt in atheïstisch vaarwater; wijl — zij het dan ook niet geschiedkundig juist — in de opvatting van den modernen mensch het oprichten van een Kerstboom enkel geldt als de herleving van een oud Germaansch, poëtisch gebruik. Daarom naast de Kribbe de Kerstboom. De Kribbe stelt de ontroerende gebeurtenis in Bethlehem voor : de Kerstboom is het beeld van den Christus, die ons het ware licht en de vruchten des eeuwigen levens komt brengen, die ons de aanstaande verrijzenis aankondigt. De Vigilie van Kerstmis. De Vigilie van Kerstmis is een door de Kerk verordende vastendag. Door boete reinigt de ware Christen zijn hart, opdat het bij de komst van Jesus niet al te veel gelijke op den vunzen Bethlehemschen stal. Allengs dringt in het Kerkeüjk Officie de vreugde van Kerstmis door. Na de metten, nog gezongen in het koor volgens den halfdubbel ritus, vangen de Laudes aan volgens den dubbelen ritus. Met bijzonderen luister is op dezen Vigiliedag de lezing I. Lexicon für Theologie und Kircke, ad vocem « Christbaum ». ROND KERSTMIS van het Martelaarsboek in de Pretiosa omgeven. Het is een diepaangrijpende plechtigheid, die heden ten dage nog slechts in kapittels en kloosters van oude orden in zwang is. Deze zegendragende ceremonie boeit steeds elk hart, kloppend voor oude Liturgische heerlijkheid. Na de feestelijke Laudes begeeft de voorzanger zich in het midden van het koor, waar het martyrologium vóór hem openligt. Gelijk zulks telken morgen geschiedt, zal hij de aanwezigen het feest van den volgenden dag bekend maken. Langzaam* en plechtig kondigt hij onder doodsche stilte, volgens de verschillende berekeningen, het jaartal aan, waarin de volheid der tijden was aangebroken. «In het jaar vijfduizend honderd negen en negentig na de schepping der wereld, toen God in den beginne hemel en aarde schiep; in het jaar twee duizend negen honderd zéven en vijftig na den zondvloed ; twee duizend en vijftien jaren na de geboorte van Abraham; in het jaar vijftien honderd en tien na Mozes en den uittocht van het volk van Israël uit Egypte ; in het duizend en twee en dertigste jaar na David's zalving tot koning; in de vijf en zestigste week van Daniëls voorspelling ; in de honderd vier en negentigste Olympiade ; in het zeven honderd twee en vijftigste jaar na de stichting van de stad Rome; in het twee en veertigste jaar der keizerlijke regeering van Octavianus Augustus, terwijl de geheele wereld in vrede was ; in het zesde tijdvak der wereld, wordt Jesus Christus geboren ; die van eeuwigheid God en de Zoon des eeuwigen Vaders was, om de wereld door Zijn allergoedertierenste komst te heiligen, nadat Hij van den H. Geest ontvangen was en negen maanden na zijne ontvangenis verloopen waren, te Bethlehem van Juda uit de Maagd Maria als Mensch geboren. De Geboorte van onzen Heer Jesus Christus naar het vleesch ». Bij de laatste zinsnede werpen alle aanwezigen zich ter aarde neder of maken zij eene andere diepe eerbetuiging. « De eerste maal», zegt P. Monsabré, « dat ik deze ontzag- DB VIGILIE VAN KERSTMIS wekkende aankondiging hoorde, werd ik er koud van en, na mij op den grond neergeworpen te hebben, om het Goddelijk Kind te aanbidden, stond ik op, de oogen badend in tranen. Ik was onder den indruk van een taal, eenig in de wereld » *. In stemmige muziek, oudtijds door schalmeien begeleid en op herderswijzen getoonzet, zingt het koor de gebruikelijke gebeden daarna ten einde. In de Misgebeden van den Vooravond van Kerstmis worden wij tot driemaal toe mtdrukkelijk eraan herinnerd, dat morgen, morgen de groote dag zal aanbreken van het onwaardeerbare geluk. « Alle vleesch zal het heil van onzen God aanschouwen» zoo jubelt de Communie-zang. Zulk een vreugdekreet is wel in staat in ons de vereischte stemming voor dit feest op te wekken. Heeft daags vóór Kerstmis 's avonds de Angelusklok geklept, dan eindigt in Zuidelijke landen de vasten. In de huiskamer wordt het licht ontstoken en de geheele familie verzamelt zich rondom een welvoorziene tafel eertijds. jejunium gaudiosum (vroolijk vasten) genaamd. Deze rijke dïsch gold vooreerst als een inleiding tot het hoogfeest, diende echter tevens als een door de natuur afgedwongen versterking om de vermoeienissen van den Kerstnacht beter te kunnen dragen. Niet overal en altijd is rond Kerstmis het klimaat mild. Vaak moeten in den Kerstnacht, behalve het ontberen van slaap en rust, de kerkgangers ook nog den snerpend-kouden wind en de wilde sneeuwjacht trotseeren, lange tochten naar de afgelegen kerk ondernemen en dat alles zonder verkwikking van spijs of drank om het nuchter zijn vóór de H. Communie niet te breken. i. Exposition du Dogme. Carême 1880, 2" éd., blz. 8-9. rond kerstmis Het Ontstaan van het Kerstfeest. Waar van een groot man de sterfdag gevierd wordt, daar doemt naderhand allicht de gedachte op ook zijn geboortedag luister bij te zetten; De Kerkgeschiedenis leert ons, dat reeds vroegtijdig de Christenen het heengaan van Jesus herdachten. Haast vanzelf moest bij hen het streven zich b aanbreken eveneens zijne komst te vieren. Ware dit niet spontaan bij hen opgekomen, de handelwijze der omringende heidenen had onze broeders voorzeker op die gedachte gebracht. Immers in het begin onzer jaartelling trof men overal in het Romeinsche rijk mvsterie-cultussen aan, die het komen, het verschijnen, het openbaar worden hunner godheden met groot feestvertoon jaarlijks plachten te vieren. De Christenen begonnen in te zien, dat zij — de eenigste Godsdienst met een ware en echte Theophanie —bij de heidenen niet mochten achterstaan. Tevens begrepen zij, dat zij in het vieren van hun Theophanie een machtig wapen bezaten om aan de heidensche dwaasheden der godenverschijningen den genadeslag toe te brengen. De oudste vermelding van het feest eener Christus' komst vinden wij bij Qemens van Alexandrië (ongeveer 217) *. Hij spreekt evenwel niet van «een geboortefeest» van Jesus doch van «eene komst,eene openbaring»,met andere woorden van « eene Epiphanie ». Ook bericht hij deze bijzonderheid niet van de orthodoxe Christenen, doch van een ChristelijkGnostieke sekte, de Egyptische Basflidianen. Het concrete geschiedkundige feit, door deze ketters herdacht, was de Doop van Christus in den Jordaan. Dat zij juist deze gebeurtenis eene Epiphanie of Godsverschijning noemden, hangt samen met hunne leer. Immers volgens de opvatting t. Migne, P. G., Vm, c. 888. HET ONTSTAAN VAN HET KERSTFEEST van den ketter Basilides (geboren rond het jaar 100) daalde eerst bij den Jordaan-doop de Godheid over den mensen van Christus neer. Vanaf dien merkwaardigen dag was derhalve Jesus de God-mensch : op dien dag verscheen de Godheid in ons midden *. Waarom men deze Epiphanie bij voorkeur op 6 Januari vierde, leert ons eveneens de H. Clemens. Algemeen heerschte bij de Basilidianen de meening, dat juist op dien dag het Jordaan-wonder had plaats gegrepen. Aldus luidde, zoo beweerden zij, hunne traditie2. Wij vermoeden evenwel, dat er nog andere factoren in het spel waren, waarvan Epiphanius, bisschop van Sahunis op Cyprus, weet te verhalen 3. Volgens eene oude doch valsche Egyptische berekening viel op 6 Jan. het wintersolstitium en vierde men op dien dag in Egypte de geboorte van Osins, den zonnegod van het Nijlland. Op 6 Jan herdacht Alexandrië het geboortefeest van Aion, dien Alexander de Groote als schutsgod zijner zee-beheerschende metropolis had aangesteld. Tegelijkertijd viel op dien dag een groot Nijl- of waterfeest 4. Wij mogen gerust veronderstellen, dat de Basilidianen ernaar streefden den ouden heidenschen inhoud der feestviering op 6 Jan. te verdringen en in hun geest om te zetten. Tegenover de Epiphanie van Egypte's goden stelden zij die van Christus : tegenover den Nijl den Jordaan. Deze geheime bedoeling zal hun eene sterker drijfveer geweest zijn dan die voorgewende, hun dierbare traditie, waarvan de geschiedenis niets vermeldt. De orthodoxe Egyptische Christenen schijnen aanvankelijk 2 mYg ' S Jozef Mohr hangt, die indertijd als kapelaan te Oberndorf den tekst opstelde. Aandachtig schijnt hij te luisteren naar de in de lucht ruischende engelen-muziek. Achter den dichter staat de componist van « Stille Nacht» Frans Gruber, in die dagen onderwijzer in het naburige Arnsdorf en plaatsvervangend organist in Oberndorf. In de Nachtmis van het jaar 1818 werd dit beroemd lied in de kerk van Oberndorf voor het eerst gezongen met luitbegeleiding van Gruber, dewijl het orgel onbruikbaar was. De kerk, waarin het voor het eerst weerklonk, werd door herhaalde overstroomingen verwoest. Nu prijkt het monument tegen de Sint Nicolaas-kerk van genoemde plaats |. Gelukkig bewaart Nederland nog tal van oorspronkelijk in onze taal opgestelde Kerstliederen. Wat ons voorgeslacht op Kerstmis overwogen en beleefd heeft, vinden wij terug in dezen rijken schat van volksliederen. Deze oude gezangen boeien en bekoren nog steeds het Christenvolk onzer dagen. Dit is niet enkel hieraan toe te schrijven, dat men ze als een kostbare erfenis der vaderen beschouwt, doch veel meer dewijl haar naïef karakter ieder onzer bekoort. Altijd heeft deze laatste eigenschap eene aantrekkingskracht op het menschdom uitgeoefend. Onze tijd, waarin de naïveteit ten eenenmaal te loor ging, schijnt er evenwel een bepaald zwak voor bewaard te hebben. Het meest populaire onzer hedendaagsche Kerstliederen is voorzeker het bekende « De Herdertjes lagen bij nachte ». Ziehier wat in « Oude en Nieuwe Kerstliederen » bewerkt door Jos. Alberdingk Thijm en Lamb. Joann. Alb. Thijm (Amsterdam 1852) op blz. 304 over de herkomst ervan vermeld staat: «Dit schoone lied wordt met Kerstmis door de arme kinderen te Utrecht langs de straten gezongen I. Katholieke Illustratie, Kerstnummer 1930, blz. 55. ONZE KERSTLIEDEREN en is voor een gedeelte, met de wijze in haar geheel, opgeteekend door eene godvruchtige en smaakrijke kunstenaresse, aan wie ook onze Katholieke Dichtkunst menig schoon stukje verplicht is ». Wie die dame was, konden wij niet achterhalen. Aan haar danken wij nog een ander lied » Maria heeft het boek der profecijen beschouwd », op dezelfde wijze opgeteekend en eveneens in bovengenoemden bundel verschenen. « De Herdertjes...» is zeer zeker een oud Middeleeuwsch lied, zooals uit de beteekenis van verschillende woorden blijkt bijv. 1 vernamen » in de tweede stroof en « bevalen » in de derde. De laatste regel vindt men in moderne afdrukken gewoonlijk verknoeid, omdat men daarmee geen raad weet. Jammer genoeg is dit weinige alles, wat over « De Herdertjes... » bekend is. Intusschen mogen wij blij zijn dat wij — na zooveel jaren — deze twee oude Katholieke Kerstliederen overgeleverd hebben gekregen. Vervolgens verheugen wij ons erover, dat deze Kerstliederen dus op dezelfde wijze gebleven en overgeleverd zijn, als vroeger in de Middeleeuwen gebeurde, van mond tot mond en met wijziging der woorden, die door het zingend volk werden aangebracht. Toch bleven en blijven enkele uitdrukkingen de oude herkomst verraden. *** Onder het zingen der oude Kerst-leisen ontwikkelde zich in de Middeleeuwen een zeer eigenaardig gebruik. Wij bedoelen « het Kindeke wiegen ». Op bepaalde uren gedurende de feestdagen plaatste men eene wieg met het kind Jesus op het altaar, en het volk kwam dan onder het zingen van wiegeliederen den kleinen Heiland schommelen. Iedereen begrijpt, dat oorspronkelijk dit gebruik met de beste bedoelingen is ingevoerd, en wie den naïeven geest der Middeleeuwen kent, zal toegeven, dat deze moederlijke rond kerstmis zorg, aan het nagebootste Jesus-Kind bewezen, menigeen stichtte en in Goddelijke Liefde deed ontvlammen. Doch anderzijds kan niet ontkend worden, dat er hier maar één schrede noodig was om in 't gebied van het lachwekkende te geraken. Vandaar, dat wij later grove misbruiken bij deze Kerst-ceremonie aantreffen. Rond 1560 heeft de toenmalige koster van den dom van Brixen al zijn werkzaamheden opgeschreven in een boek, dat later tot handleiding voor zijn opvolgers moest dienen en buiten zijn bedoeling ook groote geschiedkundige waarde kreeg. De onderhavige plechtigheid beschrijft hij aldus: « De koster draagt wieg met Kind naar het Sint Stephanusaltaar. Twee der domschoheren mogen aldaar de wieg schommelen, terwijl de anderen met den schoolmeester vierstemmig In dulci jubilo zingen ». Na afloop daarvan keerden allen naar de domschool terug en hieven daarbij het lied Puer natus est aan. Te voren echter üet de koster den kleinen Jesus door de leerlingen kussen. Doch deze laatste geeft zijn opvolgers den raad «roede of stok mee te nemen, want de jongens gedragen zich daarbij zeer onhebbelijk». Men ziet, toentertijde midden in de Reformatie-dagen was dit oorspronkelijk teere gebruik tamelijk in verval geraakt. De priesters bemoeiden er zich niet mee en de koster moest met de domschoheren de wegstervende ceremonie zoo goed en zoo kwaad als het ging, nog in stand houden De Naviering van Kerstmis. Herinneren wij ons uit het boven besprokene, vooreerst dat er van oudsher een altijd-door-werkend streven ontstaan is Kerstmis, onder Liturgisch oogpunt, op dezelfde wijze te behandelen als Paschen: vervolgens dat Kerstmis en i. H. Mang, Unsere Weihnacht in Tirol, blz. ioi. DE NAVIERING VAN KERSTMIS Epiphanie eigenlijk doubletten zijn, in den grond der zaak hetzelfde geheim herdenkend. Nu is het zeer opvallend, dat het eerste feest der doubletten, Kerstmis — in de definitieve regeling der Liturgie — evenals Paschen een voorbereidingstijd aannam, namelijk den Advent; terwijl de tweede doublette, Epiphanie, van 't Paaschfèest de naviering nabootste in het octaaf van Driekoningen. Aldus kregen beide iets van Paschen. Wat octaaf van Kerstmis in het brevier genoemd wordt, kan men niet vergelijken noch met het Paasch- noch met het Epiphanie-octaaf. Onmiddellijk sluiten aan Kerstmis eene rij Heiligen-feesten aan. Er bestaat niet eens een eigen Mis-formulier en Brevier-gebed, betrekking hebbende op 's Heeren geboorte voor den tweeden Kerstdag. De tweede Paasch- en Pinksterdag zijn nog vol van het mysterie op den eersten gevierd ; niet zóó evenwel de tweede Kerstdag. ♦*» Wij spraken zooeven van een rij Heiligen-feesten op den voet het Kerstfeest volgend. Deze vierdagen van de « Comités Christi — de Gezellen van Christus » zijn zeer oud. De geschiedenis van het ontstaan dezer Heiligen-feesten behoort tot de meest ingewikkelde. Alleen hierover ware een eigen verhandeling van tamelijk groote uitgebreidheid te schrijven. De Middeleeuwsche symboliek en Theologie geven allerlei soort redenen ten beste om de logische volgorde in de opeenvolging dier feesten te bepleiten. Niets daarvan is steekhoudend. Deze rij feesten is van overlange tijden af ontstaan en gegroeid uit allerhande lokale, toevallige omstandigheden. Ziedaar de nuchtere geschiedkundige waarheid geplaatst tegenover de poëtische fantasie der Middeleeuwen. Op den dag na Kerstmis vierde men in 't Oosten waar- Rond Kerstmis 5 ROND KERSTMIS schijnlijk onder den invloed van het Concilie van Ephese « de herinnering der Moeder Gods ». Dit is wel het oudste Mariafeest!. Thans herdenkt de Romeinsche Kerk op dezen dag den eersten Christeüjken bloedgetuige, den H. Stephanus. Oudtijds genoot hij de gunst van het geloovige volk, dat hem ijverig vereerde. De velen, wier doop- of familienaam met« Steven » en « Stevens » verwant is, zijn nog altijd de levende getuigen der vroegere populariteit van dien heilige. Op tallooze plaatsen prijkte weleer Stephanus' beeld. De christelijke kunst stelde hem voor gehuld in 't karmozijn-roode diakengewaad, de Liturgische dalmatiek. Doorgaans droeg hij den palm in de hand of eenige steenen, welke attributen ons zijne overwinning in den glorieuzen marteldood, zijne steeniging, herinneren. Sint Stephanus' feest heet op de oude kalenders « Groote Paardendag». Deze heilige wordt door het volk als de patroon der paarden vereerd. Oudtijds offerden op zijn feestdagen landslieden zoo veel kaarsen in de kerk als zij dergelijke dieren bezaten. Waaraan dit beschermheerschap over de edele rossen toe te schrijven? Alwie in de oplossing van dit raadsel belang stelt, verwijzen wij naar het bekende werk van Dr J. Schrijnen, Nederlandsche Volkskunde, blz. 134. De meesten onzer, levend te midden der jachtende auto's en onder ronkende vliegmachines, boezemt het paard, een dier, dat tot «de verdwijnende soort» behoort, weinig belangstelling meer in. *** 1. Tevoren schijnt men in het Oosten « eene herinnering ter eere der H. Maria » gehouden te hebben op Zondag vóór Kerstmis. Verg. Bekos d'Orient, 26" année, N° 130, blz. 129 vv. DE NAVIERING VAN KERSTMIS Op den derden Kerstdag treffen wij het feest van Sint Jan den Evangelist aan op den kalender. Hoe schoon past het hoogtij van den apostel der liefde bij het aantrekkelijke Kerstfeest. Beide zijn zoo nauw aan elkander verwant. De gevoelens, ons op het hoogtij van Christus bezielend, benaderen zoo dicht die, welke in ons op den feestdag van Christus' uitverkoren vriend opkomen. In verschillende landen zegent de H. Kerk op Sint Jan wijn, welke 's middags aan tafel gedronken wordt. Vaak wijden de priesters in refters van seminaries en kloosters dezen vóór het middagmaal. Na het tafelgebed doen zij de rondte, ieder gast een glas wijn inschenkend, terwijl zij de oude spreuk herhalen : « Drink Sint Johannes-minne ». Volgens de taalkundigen komt het woord « minne » van den IndoGermaanschen wortel « men », die « gedenken » beteekent, waarvan o. a. ook ons « minne » d. w. z. «liefde » is afgeleid. De oude spreuk zou dan beteekenen « drink ter gedachtenis van Sint Jan » '. Gedurende de dagen van het oude Germaansche Joelfeest, vallend in de tweede helft van December en de eerste dagen van Januari, brachten onze heidensche voorouders offers aan de schimmen der dooden. Men dronk de minne d. w. z. de gedachtenis der overledenen. Het kon niet anders, of dit het volk zoo dierbare gebruik moest in gekerstenden vorm blijven voortbestaan. De Kerk leerde hare kinderen de minne van Sint Jan drinken en aan deze voorvaderlijke gewoonte danken wij de wijnzegening op 27 Dec. * Waarlijk! het was fijn aangevoeld van de Kerk om in de omgeving van het Kerstfeest, waarop aller oogen zich op het Kind Jezus vestigen, de gedachtenis te vieren van 1. A. Franz, Die Kirchlichen Benediktionen int Mittelalter, I. B.. blz. 287. ROND KERSTMIS de onschuldige knaapjes, die terwille van den pasgeboren Messias hun jong leven verloren. Die kleine martelaren, in den volksmond «de Onnoozele Kinderen» genoemd, wekken nog telkenjare ons medelijden op en vervullen ons met de diepste verachting voor den koninklijken beul, die hardvochtig zoo veel en zoo jong bloed vergoot. Het spreekt van zelf, dat hunne gedachtenis populair moest worden. Het volksgevoel zou geen gevoel van het volk geweest zijn, wanneer het dien dag niet op allerlei niet-Liturgische wijzen had meegeleefd. Daar de Oude Kerk niet goed weg wist met het martelaarschap dezer kleinen, bij wie van « getuigen voor Christus » of « aannemen van den dood terwille van Christelijk geloof of zeden » geen sprake kon zijn : daar ook de sterfdag dezer martelaren niet hun geboortedag was voor den hemel, dewijl hunne zielen het nog altijd gesloten paradijs niet mochten binnengaan, doch voorloopig in het voorgeborchte moesten vertoeven; draagt hunne gedachtenis-Mis eenigszins een rouwkarakter. Immers het blijde Gloria en de fonkelende roode paramenten blijven achterwege. De Kerk draagt het paarse kleed gedurende de heilige diensten. Het vreemde en opzienbarende geval, dat kleine kinderen de eer der altaren worden waardig gekeurd, eene eer, slechts voor enkele uitverkorenen onder de volwassenen weggelegd, bracht het voorgeslacht op de gedachte minstens voor één dag den kinderen in den faniilie-kring zekere huishoudelijke rechten toe te kennen. Vandaar de gewoonte, thans nog op vele plaatsen in zwang om de jeugd, op het feest der Onnoozele Kinderen, een beetje baas te laten spelen. In vroegere dagen drong dit gebruik zelfs in de kerken door. Op « alre onnoselre Kijnderdach» kozen de koorknapen een kinderbisschop. Deze nam in het koor de eereplaats in, zette de gezangen in en bootste verschillende bisschoppelijke functies na. In de tweede Vespers, wanneer de kannuniken in het Magnificat zongen: « Hij heeft mach- oudejaarsavond en nieuwjaarsdag tigen van hun troon gestooten» legde de kinderbisschop staf en waardigheid neer en trok de kinderschoenen weer aan. Men begrijpt, dat dit alles gemakkelijk tot oneerbiedigheid aanleiding gaf, vandaar dat de Kerkelijke Overheid later dit gebruik voor goed afschafte. Oudejaarsavond en Nieuwjaarsdag. Langzamerhand spoedt het burgerlijk jaar ten einde en als laatste feest herdenken wij op 31 December den glorieuzen Paus Silvester. Op waardige wijze besluit deze groote figuur den jaarkring. Ofschoon thans minder onder het volk bekend, acht hem de Kerk toch zeer hoog. Dit blijkt uit het feit, dat zij om zijn nagedachtenis te huldigen «de orde van Sint Silvester » instelde, eene ridderorde, die de vroegere van «de Gouden Spoor» moest vervangen. Deze welverdiende eer viel den opperherder te beurt uit dankbare genegenheid voor het krachtige beleid, waarmee hij onder Constantijn den Grooten het schip van Petrus heeft bestuurd en voor zijn vaderlijke zorg, die van den keizer — na de eeuwen der vervolging — kostbare en onmisbare voorrechten voor de Kerk wist te verwerven. Een eigenaardig volksgebruik teekent op sommige plaatsen den 3ien December. De langslaper, die op Sint-Silvester, den laatsten dag van het jaar, nog te laat komt, wordt in gezelschap met groote vreugde ontvangen en moet voor zijn traagheid boeten door de aanwezigen te tracteeren. Op dezen dag heft de H. Kerk op vele plaatsen 's avonds een plechtig Te Deum aan om den Gever van alle goed te bedanken voor de weldaden, door ons zoo ruimschoots uit zijne Vaderhanden in de vervlogen dagen ontvangen. Wie dien avond-dienst bijwoont, doet goed; wie daaraan echter toevoegt het opdragen der H. Mis doet beter, wijl dit ROND KERSTMIS Sacrificie terecht als eene volledige dankbetuiging van oneindige waarde mag gelden. In de steden gaat het in de café's en herbergen op Sint Silvester-avond vaak luidruchtig toe; aldaar verzamelen zich de stamgasten om «van het oude in het nieuwe te vieren ». Te middernacht, wanneer de kerkklok twaalf uur slaat en het nieuwe jaar inzet, knallen de donderbussen en rinkelen de glazen. In de havens toeteren al de stoombooten minuten lang en maken een oorverdoovend lawaai. In Duitschland worden vanaf de kerktorens nieuwjaarsliederen geblazen. Aldus zet de wereldling het nieuwe jaar in. Meer ernstige menschen danken bij de wisseling der tijden den Algoede voor vreugde en leed in het oude jaar ontvangen, zetten biddend het nieuwe jaar in en leggen zich dan in Gods naam ter ruste om bij het morgen-krieken een nieuwen jaarkring te beginnen. De eigenlijke Nieu wj aars dag had nooit een rechtstreekschen weerslag op het Liturgische leven der Kerk. De reden ligt voor de hand : de Kerk immers vangt het nieuwe jaar aan op den eersten Zondag van den Advent. Alle eeuwen door heeft zij daaraan vastgehouden. De eerste Januari wordt Kerkelijk geheiligd door een drievoudige feestviering. Dit drievoudig motief sluit zich zeer eng bij het geheim van Kerstmis aan. Voor den geloovigen Katholiek is de eerste Januari de octaafdag van Kerstmis. Het geboortefeest van Jezus wordt op dezen dag officieel gesloten. Een ander motief, samengeweven met het voornaamste mysterie van i Januari, is eene plechtige gedachtenis van 's Heeren Moeder. Dit fiat vergeet de doorsnee-Katholiek zoo licht. Toch zou er aan heel de Kerstviering iets ontbreken, bij aldien men verzuimde de Moedermaagd bijzonder te herdenken in dien tijd, waarin zij de grootste moederweelde der wonderbaarste geheimen te midden der diepste armoede heeft gekend. Den grootsten OUDEJAARSAVOND EN NIEUWJAARSDAG nadruk dienen wij op dit tweede feestmotief te leggen. De derde en laatste herdenking, aan de Kerkelijke viering van 1 Januari toegevoegd, is die van 's Heeren Besnijdenis. Acht dagen na zijne geboorte onderwierp zich de Zaligmaker aan deze bloedige ceremonie, ontving het merkteeken des verbonds tusschen Jahve en zijn volk Israël, droeg vanaf dien dag wettelijk den naam Jesus, gelijk Gabriël het vroeger had aangekondigd. Nieuwjaarsdag stond van oudsher bij alle volkeren hoog in eere. Reizigers verhalen ons, met welk een uitbundigheid Chineezen en Japaneezen den Nieuwjaarsdag vieren. Ook de Romeinen en Germanen vierden op den eersten dag des jaars feest. Ten tijde der Franken gebeurde dit op zulk een losbandige wijze, dat de Kerk streng tegen de grove misbruiken moest optreden, ja niet aarzelde de zwaarste straffen uit te spreken over hen, die « op de wijze der heidenen» den eersten Januari vierden. Het gebruik elkander gelukwenschen aan te bieden op Nieuwjaarsdag, alsdan zijn opwachting te maken bij overheden en bezoeken af te leggen bij kennissen, werkte natuurlijk het aanbieden van geschenken en tractaties in de hand. De tijd heeft hier zijn invloed doen gelden en menig Nieuwjaarsgebruik is langzamerhand uitgestorven. Algemeen bestaat nog de gewoonte op den eersten Januari naaste lamüie een hart van suiker toe te zenden, als zinnebeeld van de goede wenschen door ons hart voor onze dierbaren gevormd. SLOT Onze nuchtere tijdgeest staat zoo hopeloos ver van de poëzie onzer heerlijke Roomsche volksgebruiken verwijderd en is danig vervreemd van de majestueuze schoonheid onzer heilige Liturgie. De voorafgaande beschouwingen over « Advents- en Kerstgebruiken » mogen die verwijdering en vervreemding eenigermate tegengaan. Te veel schoons is in het Kerkelijke en burgerlijk leven in de laatste tijden neergemokerd: veel stichting met ruwe hand en onverschillig gebaar opgeruimd. Wij, die nog iets voelen voor het heilige goed, dat onzen vaderen tot levenstroost en levens verblijding strekte, moeten de Liturgie van het Kerkelijk jaar, alsmede den neerslag ervan in het burgerlijke en huishoudelijke leven, naar best vermogen hooghouden, daarvoor opkomen en strijden. Op deze wijze werken wij krachtig mede tot vervulling van den engelenwensch, weleer uitgejubeld langs Bethlehems velden: < Eere aan God in den hooge. En vrede op aarde Onder de menschen van goeden wil». (Luc 2, 14.) Druk. Desclée De Brouwer en Co Brugge (België). — 60S6