GELAKTE HERSENS FORD'S LEVEN FORD'S AUTO'S M. REVIS GELAKTE HERSENS FORD'S LEVEN - FORD'S AUTO'S DE GEMEENSCHAP - UTRECHT INHOUD I MODEL T 9 II JAARTALLEN 55 III MOTORPANNE 90 IV RECORDCIJFERS 99 V LICHT 132 VI OVERSCHAKELING 140 I. MODEL T. In de twee decennia na den Fransch-Duitschen oorlog volgen uitvindingen elkander snel op. Uit een apparaat komt plotseling een menschelijke stem, moeizaam klinken de woorden tusschen zacht krakend ruischen door, droevig en betooverend als een ruïne, een levenloos harnas van geluid. Dat is Edison's eerste gramofoon. Sinds '78 neemt ook het ratelen der schrijfmachines een aanvang, het verdrijft zoowel sierlijke handschriftletters als de gedachten van den klerk in een rustige kamer; als hij opzag door het groote raam, wiegde een bloeiende boomtak tegen de blauwe lucht zacht heen en weer. De twintiger jaren der vorige eeuw zagen de wegen in Engeland vernielén door plompe, paardlooze wagens, gedreven door stoom. Zij lieten bij hun verdwijnen twee dingen na, verontrusting bij de romantici en een probleem voor geleerden: is economische ontwikkeling een gevolg der uitvindingen of is het omgekeerd? Na 1880 worden schrijvers van droomerige verzen, gepensioeneerde kolonels, die een wandeling maken, en oude dames herhaaldelijk opgeschrikt door het knallend kabaal van een eigenaardig rij- tuigje. Het is een zitbank op wielen, het stinkt en is het resultaat van veel experimenten: Lenoir's benzinemotor van '63, die van Markus, tien jaar later. Maar de belangrijkste vinding is die van Dr. N. A. Otto. Met deze machine bouwt Benz zijn eersten automobiel en Daimler een motorfiets. Later gebruikt Michelin voor het eerst rubberbanden. Deze dingen zijn eenerzijds prachtig, anderzijds onverdraaglijk. Na zijn bezeten droom ontwaakte Edison in een doode wereld. Er is dan ook tweeërlei: de sprekende gramofoon, en een vrouwestem, ver weg, die zingt, de foto van een beminde en haar aanwezigheid. Wie door het vernuft de dingen wil laten spreken, zal ze ontluisteren. Zinvol echter is het zwijgend begrijpen. De wereld is vol, door Dante's negenden kring in het heelal, den kristallijnen hemel, gaan nu de knallen van den explosiemotor, op zijn louteringsberg, in het aardsch paradijs, wordt de stilte door klepperende schrijfmachines verstoord. Maar is de steen van Gothische kathedralen minder hard dan het chassis van een automobiel? De zachte glimlach der Mona Lisa, die geen glimlach is, maar een peinzen; is dat een schilderij van Leonardo? Leonardo echter wilde ook een vliegtuig construeeren, men kan hem min of meer noemen den geestelijken stamvader der Amerikaansche technici. De machine van den Duitschen geleerde Otto wordt gedreven met lichtgas, heeft één grooten cylinder, een zwaar vliegwiel en is een viertakt motor. Het Engelsche tijdschrift World of Science plaatst er een artikel over, duizenden kilometers verder, aan de andere zijde van een wereldoceaan, diep het land in, wordt het artikel gelezen door een leerjongen van de Drydock Engine Works. Drukpersen, letterkolommen, een rijzend en dalend schip, sterrennachten en storm boven de loome, geweldige wiegeling der zee, vingers van een jongenshand, die bladeren omslaan, aandachtig lezende oogen ... aan het einde van dezen causalen keten zullen veertig jaar later uitgestrekte fabriekscomplexen verrijzen, hoog, glinsterend en kantig. Deze jongen heet Henry Ford. Hij is den 30sten Juli van het jaar 1863 geboren, op een boerderij in de buurt van Dearborn in Michigan. Zijn vader is niet rijk. In het jongenshoofd komen eigenaardige gedachten op: er wordt naar de weinige opbrengst gerekend te hard gewerkt. Op het land klimmen menschen tientallen jaren een trap op en af om in emmers water te halen. Waarom legt niemand een pijpleiding aan? Er is alleen handenarbeid en veel onnoodige vermoeienis. Hij begrijpt het land niet, roode zonsondergangen en de eentonige regen. De zon is alleen maar een brandende bron van energie, de regen is het ding, dat zijn vader den lust beneemt om meer dan éénmaal per week naar de stad te gaan. Hij leeft in een andere wereld, die hij zich uitrekent met stukken koper en ijzer, klein gereedschap en een werkbankje. Iedereen heeft in zijn jeugd dingen van geen belang meegemaakt, die schokkender waren dan ik weet niet wat. Wat kindertranen om een doode vogel voor den een zijn, is de vreugde van een ander, die een locomobiel ontmoet. De kleine Ford klimt uit den wagen, waarmede hij op weg is naar de stad en gaat met den machinist praten als een groot mensch. Het is kolossaal! Dit voertuig rijdt zonder paarden. Dat is zijn grootste deugd. Minachtend zal Ford veel later zeggen: „Paarden en koeien zijn uit den tijd, het paard is een onhandige hooimachine van 1 P.K." Zij, die de fluweelen oogen van een raspaard in dithyrambische bewoordingen vergelijken met die van een schoone vrouw, hadden hier wat kunnen leeren. Ford laat zich alles uitleggen, de machinist wijst hem trots hoe de ketting wordt afgenomen, voor men de drijfriem legt. Het vliegwiel maakt 200 omwentelingen per minuut. Achter de machine is een wagen met steenkolen en water, een rijdend reservoir. De machine is boven den ketel, één man, op een platform achter den ketel staande, kan het vuur onderhouden, stoomtoevoer regelen en het apparaat sturen. Ford tracht, als hij weer thuis is gekomen, de locomobiel in het klein na te maken. Na een paar jaren lukt hem dat ook. Hij krijgt een horloge als hij twaalf jaar is, uit de stad komt hij altijd terug met zakken vol schroeven, moerplaatjes en onderdeelen. Kapotte horloges diept hij op en tracht die te herstellen. Een jaar later kan hij er zelf een maken, dat niet achter raakt. Op zijn vijftiende jaar kan hij elke klok repareeren. Op een gegeven oogenblik heeft hij 300 horloges bij zich. Zijn berekening wijst hem uit, dat hij een bruibaar horloge kan maken voor 37 Amerikaansche centen. Voorwaarde is dan echter een dagelijksche productie van 2000 stuks. De verkoopprijs kan 50 cent bedragen. Hij maakt zelfs het curiosum van de buurt: een horloge, dat zoowel spoortijd, als plaatselijke tijd aanwijst. Tegen den zin van zijn vader komt Ford als leerjongen bij de Drydock Engine Works. Daar behaalt hij zijn diploma van machinist. Na 3 jaar gaat hij over bij de Westinghouse Co. als deskundige voor het monteeren van verplaatsbare locomobielen. Hij is nog steeds de ontmoeting uit zijn jongenstijd niet vergeten, al wordt hij nu 20 jaar. Horloges wekken thans zijn belangstelling niet meer. Een andere vraag houdt hem voortdurend sterker bezig: hoe maak ik een bruikbare rijdende machine voor de gewone wegen? Hij is als volgt op deze gedachte gekomen. Bij de Westinghouse monteert hij locomo- bielen, door de boeren gebruikt om zware vrachten te trekken. Anderen haken er een dorschmachine achter, als zij die hebben, en stoomen van de eene boerderij naar de andere. Maar Ford heeft er niet veel mee op. Is hij dan veranderd? Misschien is het ook wel jammer als er een olieluchtje hangt over de akkers, en een luidruchtige locomobiel zonder eenigen eerbied de korenaren onderhanden neemt. Voor den boer, die met zijn aarde vergroeid is, stinkt een machine toch op een andere manier dan zijn varkenshok. Maar Ford is er ten volle van overtuigd, dal paarden door hun verzorging en voedsel de kosten nooit opbrengen. De wereld bestaat slechts uit twee deelen, de eene helft brengt zijn kosten op, de andere helft niet. Behalve de paarden behooren ook locomobielen van "82 tot deze tweede helft, zij wegen duizenden kilo's, leveren in verhouding daartoe te weinig kracht en zijn te duur. Op de boerderij van zijn vader heeft Ford zich een werkplaats gebouwd, daar is hij in zijn vrije uren altijd. Buiten strekt zich de aarde uit, het is avond geworden, nu is het nacht. Wat is een nacht? De eerste regels van een dichtenden jongen: ontwaken na korte sluimering, vage kamers van maanlicht, geluidlooze blanke praling van licht. Er komt iets in voor van innige, stille verrukking, drijvende geuren van rozen, uit tuinen be- neden stijgende als offeranden van reuk. Ruischende donkere parken langs de rivier, kleine lichtjes en donkere stegen, breede straten met veel menschen en rossig licht van lantarens en bioscopen, en met flitsende en wentelende kleuren en letters aan gevels en hoog op de daken. De opgepoetste snollen in helle kamertjes langs een oude gracht, de hooge, donkere sterrenlucht boven den koepel van een gebouw op het verlaten plein, een dwalende agent en de vrede in het hart van een eenzame wandelaar. Nachten zijn stille uren van zachte lampenschijn over vergeelde bladeren, de ademlooze verbazing van het doorschrijden van nooit betreden gebied. Van over de weilanden rijst een nieuwe morgen, de naderende dag is een wereld van zilveren damp boven de donkere kluiten der akkers, van glinsterende droppels aan het gras, en roode zonnepijlen door de bleeke lucht; als de nevels verijlen ligt de gansche wijde aarde onder de rozige ochtendwolken en de goudgloeiende hemel; er zijn zulke morgens na een enkelen nacht, dan zijn alle dingen nieuw geworden. Nachten zijn ook de proeven van Ford, voorbereidingen tot een eersten dageraad. Maar deze dageraad heeft niets te maken met de rennende rossen van Phaëton's zonnewagen, zij is zelfs de vijand van aardsche paarden, lusschen de werktuigen, het door de lamp beschenen scherpe gezicht van een jongen man en het materiaal vaart een onzichtbaar, zonderling voorwerp rond: een stoomwagentje als trekkracht voor een ploeg. En plotseling ziet Ford in plaats van een akker een gewone weg, er is geen ploeg meer, alleen het stoomwagentje is overgebleven, het rijdt triomfantelijk alleen verder. Spieren van vleesch zijn opeens tot staal verhard, het bloed is eerst geworden tot een kleurloos vocht, water, en later verdampt het geheel tot stoom. Ford maakt een klein stoomwagentje. Hij rijdt er mee rond. Maar het is gevaarlijk. De ketel staat onder hoogen druk, omdat anders de wagen te groot en te zwaar worden zou. Ford loopt zoodoende kans in de lucht te vliegen. Twee jaar lang blijft hij zoeken naar een ketel van klein gewicht met voldoende weerstandsvermogen. Eindelijk bevindt hij, dat voor groote bedrijven bij sleepwerk zeer groote machines wel dienst kunnen bewijzen. Hij zoekt evenwel iets anders. Ten eerste kunnen alleen rijke boeren de groote machines betalen, ten tweede zijn de gewone wegen er niet geschikt voor. Een artikel over de gas-machine van Otto komt weer in zijn herinnering op. Uit vakbladen blijft hij zich op de hoogte houden. Intusschen heeft hij zijn betrekking bij de Westinghouse opgezegd. Stoom is geen beweegkracht voor lichte voertuigen, hij leert bij de maatschappij dus niets nieuws meer. Zijn vader krijgt een ongeluk, zijn broer wordt ziek. Hij gaat naar de boerderij terug krijgt een stuk bosch van 40 acre aangeboden onder beding, dat hij het vak van machinist zal laten varen. Onder zekere voorwaarden stemt hij toe. Nu breken tien lange jaren van arbeid en experimenten aan. Ford bouwt een molen en een locomobiel, om van de boomen op zijn land planken te maken. Maar onder het zagen ziet hij voortdurend op het land een groote stad, stalen fabrieken, steen, glanzend metaal. Het vizioen maakt hem niet beangst, integendeel, eerst wanneer de akkers zullen geplaveid zijn tot wegen en de boomen rechtgestreken tot booglampen zullen de menschen weer tijd krijgen voor bloemen, velden en vogels. Is er wel iets zoo noodeloos als boerenarbeid? Op het land levert het werk hoogstens 5 pet. nuttig effect. Ford ziet de door midden gezaagde stammen. Htf voelt met zijn vingers over het hout, en knikt tevreden. Het hout is nu glad, zoo glad als een metalen plaat. Toch is het jammer, dat hout voor sommige doeleinden de eenige bruikbare stof is, het bevat immers nog water, en water is dood gewicht. Dat is de grief van zijn leven: de dingen hebben veel dood gewicht. Jaren later zal hij nog klagen, dat het hout van één aKo 10 a 15 kilo- gram water bevat, en dat hij dit niet wég kan krijgen. Ford trouwt met de dochter van een boer uit de buurt, Clara J. Bryant. Hij is dan 25 jaar oud. Van zijn gezaagde planken bouwt hij een huis van 9 meter in 't vierkant, anderhalve verdieping hoog. Hij blijft planken zagen. Het is hem niet mogelijk met een bosch iets anders te doen dan het in stukken zagen. De aarde draagt immers te veel dood gewicht. Eerst de glazige starre fabrieken zullen haar levend maken. Ford zit te rekenen: zonnelicht, een matelooze blauwe lucht, roode rotsen, donkere, schemerachtige bosschen. Maar het totaal kan hij niet vinden. Dan is het net of er andere getallen komen inplaats van die welke hij vóór zich heeft. De heele optelling deugt niet meer. Ford begint opnieuw: rozen, die openbloeien, velden met korenbloemblauw, roestbruine stammen, groene weiden. Weg alles. Een eenzame vogel vloog schuw op van de lage boomtakken. Ford gaat naar buiten. De avond valt, rond zijn hoofd waait de wind, in het halfomgehakte bosch ruischen de boomen. Welk een verspilling! Zooveel beweegkracht, die nutteloos in de ruimte verwaait. De zon gaat onder. Maar wat hebben we met haar warmte gedaan? Ford gaat de werkplaats in, die hij tegen zijn houten huis heeft aangebouwd, jaren lang heeft hij hier proeven genomen met gasmachines. Hij heeft de Otto-machine nagemaakt, hij heeft alles gelezen wat hij over dit onderwerp maar te pakken kon krijgen. Hij heeft allerlei cylinders geprobeerd, uit buizen gemaakt. Maar een bruikbare wagen kreeg hij niet, het vliegwiel werd steeds te zwaar. Ford steekt licht aan. Stangen, werkbanken, buizen, de werkplaats van een modern alchemist. De steen der wijzen echter heet hier verwijdering van dood gewicht. Een schaduw glijdt met de bewegingen van een mensch op de wanden mee. Zij is spookachtig en grotesk, zij drijft met Fords pogingen nu reeds den spot, zij krijgt een te groot hoofd, en korte armpjes, zij wringt zich in bochten en hoeken, tusschen en over de werktuigen door, als een clown, en zegt„vermetel mensch! meen je het geluk je te kunnen voorrekenen als een machine' Tij met je doode gewicht! Als je dat weghaalt, hou je juist heelemaal niets meer over. Maar ford hoort het niet, hij mompelt: „Niet één cyünder, maar twee. Twee cylinders!" Hij loopt heen en weer, de schaduw loopt met bekchd^k11 ^ ^ Het iS onzeffbaar In 1890 maakt Ford voor het eerst een tweecyhnder motor. De twee cylinders staan tegenover elkaar, men kan met een veel lichter vliegwiel volstaan, als de eene zuiger duwt, helpt zij vanzelf de andere terugtrekken. Dit is de motor voor een vervoermiddel op den weg! Voor een rijwiel? Maar dan worden motor en reservoir veel te zwaar. Ford houdt het thans op de boerderij niet meer uit. Hij is zeven-en-twintig jaar. Het bosch op zijn land is nu geheel weg, wat bindt hem thans nog! Bij de Edison Electric Light & Power in Detroit kan hij een baantje krijgen voor $ 45 per maand. Dat is bovendien meer, dan hij op zijn farm kon verdienen. De familie is er tegen, en in Dearborn gaat men Ford om zijn eeuwigdurend geknutsel met de machines een zonderling vinden. De eerste maanden in Detroit werkt Ford in de nachtploeg, die een electrische lichtleiding door de stad aanlegt. Als hij bij de dagploeg komt, besteedt hij weer alle vrije tijd aan zijn kefhebberij. Alle gereedschappen uit zijn oude werkplaats te Dearborn vinden een onderdak in de nieuwe: een steenen schuur aan de achterzijde van het huis in Detroit. Bij de inrichting helpt zijn vrouw hem soms door een lantaren op te houden. Hij voelt zich steeds naderkomen tot zijn doel, bij de maatschappij, waar hij werkt, doet hij de onontbeerlijke kennis van electriciteit op. Des Zaterdagmiddags bestudeert hij het overspringen van vonken, 's nachts zien de buren door de reten van het schuurtje licht. Daar doolt Ford in zijn eigen wereld verloren rond, en zoekt naar het middel, dat de stroom op de juiste wijze zal onderbreken, en weder opwekken. Zoo gaan maanden voorbij, welhaast weder jaren. De levenbrengende vonk, mystiek als de genade van den Middeleeuwer! Tusschen twee wolken slaat een blauwe bliksem over, regen, een donderslag • • • • • Eem raargebouwde wagen rolt door een nachtelijke straat, een rijtuig op vier fietswielen met rubberbanden, een zitbank en kap, boven de achteras een complex van cylinders, riemschijf en ketting, elliptische wagenveeren, onder de zitplaats een bak met een dun afvoerbuis je: het reservoir. Dat is Ford in zijn auto, hij rijdt blokken ver, in een stroomenden regen, opgewonden loopt zijn vrouw naast hem voort — heeft zij niet steeds in haar man geloofd? — in de machine slaan blauwe vonken over, het regent, knallen als donderslagen het jS ^\vooriaar 1893. in deze weken ple£eP <)e boboHnks in Dearnborn te komen. De bobolink is een Amerikaansche trekvogel, een soort van wielewaal. De eerste Ford kan 4 paardekracht ontwik-.t?' i r de zitPIaats is ^n hendel, achteruit beteekent 16 kilometer vaart, vooruit 35, loodrecht omhoog: machine vrij. Het reservoir bevat 14 liter benzine, een mensch heeft maar 5 liter bloed. Dat is dus al een heele verbetering. De locale bladen maken melding van het geval, de paarden schrikken en de menschen loopen te hoop als Ford ergens met zijn automobiel stilhoudt. Oolijke kwanten probeeren met den wagen weg te rijden, als zij hem ergens onbeheerd aantreffen, de politie bemoeit zich er mede en Ford moet een speciaal rijbewijs hebben. De uitvinder gaat intusschen niet op zijn lauweren rusten. Hij blijft op verbeteringen zinnen. Zijn vrouw gaat voor een poos naar de boerderij in Dearborn terug, hij moet zelf zijn huishouden doen. In dezen tijd stapt hij dikwijls 's avonds laat nog in den wagen en rijdt dan naar zijn vriend Jim, die er een koffiehuis op na houdt. Een tweede decennium van beteekenis is in zijn leven aangebroken, dat van zijn dertigste tot zijn veertigste jaar. Het valt samen met een belangrijk tijdvak in de geheele automobielindustrie en dit houdt weer verband met het toenemend verkeer. Een oude gravure, huisjes op een lagen oever, aanlegsteigers, een rimpelende rivier en daarop schepen met hoogen achtersteven, twee masten, ra's, zeilen, wimpels, buikige houten romp en boegspriet: Manhattaneiland in 1702. In 1930 verdwijnen lange treinen dreunend onder stationsoverkappingen. Veerbooten dwars over een stroom. Tramgebel, geruchten van menigten. In een avondstraat stroomt het theater leeg. Rijen revuemeisjes dansen voorbij. Jazzmuziek. En terwijl het veelvou- dig rumoer aanzwelt tot een bijna beangsti- ena cnaotiscn gedreun, blijit eenige oogenlikken lansr liet ffranrlin™» trp^inhi nn At* O O 0^"^^"*- "V. blinkende wolkenkrabberstad van NewYork, met de voortklotsende grijze Hudson op den voorgrond. Nu is het stil. De nuchtere stem van een leeraar zegt: „Het toenemend verkeer verbond de landen steeds nauwer aan elkaar. De bevolking steeg, in de Vereenigde Staten bijvoorbeeld van 3 millioen in 1789 tot ver over de 100 millioen in 1932. De steden groeiden, niet alleen naar de oppervlakte gerekend, maar ook in de hoogte, twee- of driehonderd meter hoog. Transcontinentale spoorwegen werden gebouwd. Maar het vervoer in de steden zelf voldeed niet. Omnibussen en trams dienden het hoofdverkeer. Men had echter voor individueele doeleinden behoefte aan een kleineren wagen, die sneller moest zijn dan het vroegere paard met rijtuig. Ook hadden uitgestrekte gebieden buiten de steden behoefte aan nieuwe vervoermiddelen." De negentiende eeuw besteedt haar laatste tien jaren aan de voorziening in deze behoefte. Zij nam van haar voorgangster de romantiek over, Goethe en de Napoleontische legers, Beethovens pianosonates en het faillissement van de groote Fransche revolutie. Op haar beurt zal zij de 20ste eeuw iets nalaten. Zoo rijdt Ford naar het jaar 1900 toe. Hij legt met zijn auto in 1895 en 1896 ongeveer 1500 K.M. af. Hij verkoopt zijn wagen voor 200 dollar. Hij bouwt een nieuwen automobiel, die lichter is dan de vorige. In Macy's magazijnen te New-York stelt men den auto van Benz ten toon. Natuurlijk gaat Ford kijken, maar het valt hem tegen, die machine is te zwaar. Ford bouwt een derden auto. Bij de Edison Electric klimt hij op tot hoofdmecanicien met een salaris van $ 125 per maand. Maar Ford is niet de eenige constructeur. Het gerucht neemt toe naarmate de nieuwe eeuw nadert. Zij zal met nieuwe namen kunnen beginnen: Haynes, Olds-Reo, Locomobile, Packard, Peerless. Dat beteekent nu nog niet veel. Maar over twintig jaar zal een schooljongen weten, wat Packard of Olds Reo beduidt: gekristalliseerde droom van verwende vrouwen en sportlui; vernikkelde en gelakte hersens, een carrosserie, die veert als rubber en als de tred van een modieuze maintenee. Deze merken schitteren als het nikkel waarop ze bevestigd zijn, wanneer de zon er op schijnt, zij schitteren aan den ingang van de nieuwe eeuw als de ster van Bethlehem bij het begin der Christelijke jaartelling, en zij kennen ook hun geloovigen. Ford is er één van. Zijn directeur heeft minder met de nieuwe wagens op. Hü zegt: „Electriciteit, dat wordt later iets. Benzine niet!" Ford twijfelt er niet aan, dat de electriciteit een groote toekomst heeft, maar hij kan haar niet gebruiken. Een dradennet boven alle wegen is te duur. De maatschappij biedt hem de betrekking van hoofdcontroleur aan, op voorwaarde, dat hij zijn tijd aan andere dingen dan de benzinemotor zal besteden. Ford weigert, en neemt in Augustus 1899 zijn ontslag. De directeur der Edison Electric Light and Power Company gelooft niet aan de auto. Hij gelooft aan de electriciteit. Er zullen monsterachtige maatschappijen ontstaan, met honderden milkoenen dollars kapitaal. In de steden verkoopen de banken kleine papiert jes, aandeelen. Ritselend papier, rinkelende dollars. Steenige bergwanden, boomen op de glooiing langs een verstilde rivier. Een stuwdam wordt aangelegd, bruisend water uit dikke buizen, witte schuimende vloeden, dynamo's, vierkante gebouwen, lichtmasten en millioenen brutobedrijfswinst. En er zal steeds meer licht komen. De nachten der steden worden herschapen in dagen, de macht der duisternis zal gebroken zijn. Het licht komt langs draden in een seconde dagreizen ver. Op de 22ste verdieping van een wolkenkrabber sta je door een knop in contact met een centrale aan den oever van een idyllisch meertje, de schoorsteenen steken tusschen de boomen omhoog als de torens van kerken voorheen. De dynamo's glanzen mystiek als de gouden borduursels van een altaarkleed, de lichtbollen stralen even rustig als de brandende kaarsen voor heiligenbeelden. In de centrales, waar waterkracht nog de stoom niet vervangen heeft, hangt een wierook van zware olielucht. Lijkt die bel niet op het gerinkel van een schel bij den kerkdienst? Het orgel dreunt met klanken als zware rollende golven, dat zijn de golven beneden aan den kunstmatigen dam, waarachter het meerniveau hoog is opgestuwd. Op eenigen afstand hoor je het als een verre branding, je denkt aan züverklankige muziek. Zelfs het koor behoef je niet te missen, dat zingt in het geluid van de raderen: licht, licht, licht! Maar ook Ford heeft zijn geloof. De auto is nog een luxe. Zij wordt voor een groot deel op bestelling gemaakt, zij is duur, evenals in Europa en kost tusschen de 6000 en 12000 dollar. Verstandige menschen bewijzen, dat een auto nooit iets anders kan worden dan een stuk speelgoed voor luierende rijkaards. Dit zijn dezelfde menschen, die indertijd bewezen, dat er nooit vliegmachines konden komen, omdat zij zwaarder waren dan de lucht. Ford denkt er anders over. Hij weet, wat Amerika is, een jong land, dat veel harder groeit dan het oude Europa, een stad stapelt zichzelf op elkaar, hoe ver is de eene farm in de landbouwgebieden verwijderd van de andere! Een auto moet niet een ding voor de rijken zijn. Het is een noodig en nuttig gebruiksvoorwerp voor den gewonen man. Ford is nu 36 jaar. Hij heeft zich een levensbeschouwing gevormd. Dit zijn de gedachten van Ford: „Transport overwint sectengeest, het brengt de menschheid tot elkaar. In eenzame dorpen, ver van het verkeer, leven nog millioenen in moerassen van domheid en bijgeloof. De auto schept algemeen toenadering, vernietigt de splijtzwam, die de menschen verdeelt en vijandschap verwekt. Dit is het schoonste doel van de auto: een geest van kasteverschil te doorbreken." Ford ziet de wereld, zij wentelt op hem toe en wentelt weer weg. Ford glimlacht als iemand met een geheim plan. Hij beweegt langzaam zijn hand, de globe draait langzaam verder. Ruischend en klotsend water, deinende golven, een zee op een zonnigen dag. In de verte rijst op een hooge kust van witte rotsen, daarboven zijn wolken. Een oceaanstoomer vaart langzaam voorbij tegen een vagen achtergrond van pakhuizen, elevatoren en rook. Een wiegelende watervlakte, waarboven het mist, onmerkbaar gaan de golven over in een stad van wolkenkrabbers en hooge rechtkantige gebouwen. New-York, van boven gezien, diep beneden zich ziet Ford de stad, die voorbijghidt. Hij glimlacht nog steeds, in de verte fluit een trein. Nu is het avond, signalen branden, onder een viaduct rijden wagons in snelle opeenvolging voorbij. De globe draait verder. Een lage spoordijk, van den beganen grond af gezien. Ochtendschemer, het rhythmisch getik van spoortreinwielen over rails, dat aanzwelt tot een zacht gedreun. Een verlicht stationnetje vliegt voorbij, perron, reclameborden, deuren van wachtkamers, drentelende reizigers, bagage, een kruier, uniform. Duisternis, een eenzame lantaren tusschen steenhoopen, donkere huizenrijen schuiven aan en weg, stuk stationsemplacement, rook, sintels en wagons. Glinsteren van water beneden, oppinkelen en plots weer dooven van licht jes tusschen de spijlen eener spoorbrug door, het bassend geluid van een scheepshoorn vermengd met afnemend treingedreun, en dit loopt weer uit op een klotsend geruisch van overstortende golven. Langzaam draait nog de globe. Het voorschip van een mailboot, gezien vanaf de brug, de puntige boeg rijst en daalt, wit schuim hoog over de raiHng, water over het glinsterend natte dek. Een grauwe lucht, en zoover je kunt zien, rollende golven. En plotseling staat Ford op, hij glimlacht niet meer, zijn gezicht is scherp en hard. Hij zegt: „Mijne heeren, het is onze bedoeling aan de markt te brengen een automobiel, speciaal geconstrueerd voor het dagelijksch gebruik, in zaken, in beroepsuitoefening en voor genoegen Achter hem ontspringt een breede vlakte uit een gigantische stapeling van Amerikaansche bouwwerken, over die vlakte stroomt een vloed van krioelende, voortschuivende, stoppende en elkander voorbijrijdende automobielen aan. Ford besluit: „Dit moeten onze grondbeginselen zijn: goed materiaal, eenvoud, afwerking van den motor zoo goed als maar kan, automatische smering, gemakkelijke transmissie, degelijke afwerking!" Nu glimlacht hij weer, dit is niet de glimlach van de gebenedijde Moeder der Middeleeuwsche schilderijen, die niets ziet dan onzichtbare dingen. Er is veel gewoel en gewemel bij den ingang der twintigste eeuw: een auto door een straat in een stad van China, lage huizen, rechtstandige uithangborden met Chineesche letters. Voorbijrijdende auto's in een subtropische palmenallée. Een auto op een landweg langs hoogopgegroeid suikerriet. Een auto langs een bloeienden boomgaard in Holland. Een auto, die voorthobbelt over een primitieve weg in een tropisch bosch met hanen en ondoordringbare struiken. Een auto, die opklimt tegen een steile helling, tusschen de kale rotsen door. Peinzend herhaalt Ford: „Gemakkelijke smering." Mystiek voegt hij er nog aan toe: „Ik kan het leven niet zien als stilstand, het is een reis, alles vloeit, het leven vloeit." Ford is intusschen tot hoofdingenieur van de Detroit Automobile Company benoemd. Dit is een nieuwe onderneming, opgericht door een paar menschen met geld, die zien, dat er aan de automobiel kan verdiend worden. Men bouwt volgens het model van Ford's eersten wagen. De automobielondernemingen rijzen trouwens als paddestoelen uit den grond. Vele bestaan maar enkele maanden en leveren niet meer dan één of twee wagens af. In de crisis van 1907 zullen er dozijnen op de flesch gaan, in 1910 failleert er elke week één. De speculanten schuimen nu dit terrein af, zooals twee eeuwen geleden de boekaniers de Caraïbische zee. Ford bouwt voor zijn maatschappij een twintigtal automobielen. Maar hij heeft met haar wijze van werken geen vrede. In Maart 1902 neemt hij zijn ontslag. Wat hindert hem dan zoo? Het publiek is kinderachtig. Het wil weten welke auto 't snelste rijdt. Jaren geleden reeds heeft de eerste openbare wedren plaats gehad te Chicago, onder auspiciën van een dagblad. Zes wagens dongen mede, twee bereikten het eindpunt, de winnaar was een Amerikaansche auto, gebouwd door Charles Duryea. Sindsdien vraagt het pubhek: welke rijdt het hardst? Alexander Winton, van Cleveland, ontwerper van een gelijknamige auto, is houder van het snelheidsrecord voor Amerika. Ford heeft een hekel aan het racen. Een auto is voor hem niet een stuk speelgoed. Maar hij heeft reclame noodig, nu hij bij de Detroit Automobile vandaan is. Hij monteert een gedrongen motor op een leeg chassis en rijdt met Alexander Winton om 't hardst. Hij zegeviert. Ford is vol grootsche plannen. Hij werkt aan de constructie van een 4-cylinder motor in een loods van één verdieping, die hij gehuurd heeft. Het wordt tijd. De automobiel begint goedkooper te worden. De Oldsfabriek produceert in 1900 al een wagen die voor 650 dollar wordt verkocht. Het geheim ligt hier evenals bij horloges en naaimachines in de wijze van productie. De onderdeden moeten niet meer stuk voor stuk worden gemaakt, maar machinaal en masse. Dit ziet Ford duidelijk, hij heeft ook een goeden kijk op de technische intuïtie van zijn landslieden, zij zullen eerder dan Europeanen hun wagen zelf willen besturen en kunnen een chauffeur missen. En Ford ziet weder het geweldige land, van de watervlakten der groote meren tot de petroleumtorens van Texas en Oklahoma, de gele sinaasappels van Californië, steenkool der Alleghanies, de palmen aan de blauwe en witte kust van Florida, eindelooze graanvelden m het Noorden, witte katoen uit Louisiana en glinsterend staal van Pittsburg. Hij ziet ook de pelsjagers langs de Arkansas en de huifkarren der voortrekkers, tornado's en torenhuizen, een Indiaan, die voortstuift op een grauwen schimmel, een knal, die weergalmt tegen den bergwand, paard zonder ruiter. Doodgeschoten? Neen, de explosie in de cylinders van Fords nieuwste product, de Arrow! Ford heeft zijn viercylinder-motor geconstrueerd. Nu bouwt hij twee echte racewagens in samenwerking met Tom Cooper. De een heet 999, de ander Arrow. Zij zijn elk uitgerust met een motor van 80 paardekracht, iets ongehoords in deze dagen. Het geluid van de cylinders is oorverdoovend. De wagens hebben maar één zitplaats. Ford zelf durft er niet mee te rijden, Tom Cooper evenmin. Zij zoeken iemand op, die wel durft, een wielrenner uit Salt-Lake City, Barney Oldfield. Na een week, waarin hij chauffeeren leert, klimt Oldfield in de 999 en zegt lachend: „Misschien is mijn laatste uur geslagen, maar hoe dan ook, ze zullen zeggen, dat ik reed als de bliksem, toen ik over den berm sloeg." Met een kilometer voorsprong wint Oldtield de race. Ford is tevreden. Hij vindt het racen onzinnig. Het publiek evenwel meet de waarde van een automobiel af naar zijn snelheid. En voor het publiek buigt Ford ootmoedig het hoofd. De mensch heeft zich een nieuwen afgod gevormd en zegt daartegen: Uw wil geschiede! Deze afgod is het pubuek, het naamlooze, alomtegenwoordige, onzichtbare publiek. Het publiek krijgt wat het vraagt, het is tyranniek als vergoddelijkte Romeinsche keizers en wispelturig als een kind, het is een ijzingwekkend Molochbeeld en een speelsche vrouw. Ford brengt het zijn offers. Hij zegt daarbij plechtig: „Gedachten zijn van onschatbare waarde, toch blijven zij gedachten, het gaat er echter om ze in bruikbare producten om te zetten." Hij voegt daaraan eerbiedig toe: „Energie en machines, geld en grondstoffen zijn alleen nuttig in zooverre zij slechts middelen zijn. Ik beschouw mijn eigen fabrikaten niet alleen als machines, ik beschouw ze als dienst." Nu ligt Ford zeer diep voor zijn afgod geknield. Zijn woorden zijn eentonig geworden als het spreken van een priester. Hij gaat voort: „De bedoeling, die bij de Detroit Automobile Company voorzat, was alleen op bestelling te fabriceeren en voor eiken wagen een zoo hoog mogelijken prijs te behalen. Dat is afschuwelijk. Het geld moet komen als resultaat van den dienst en niet omgekeerd. O, allerhoogste majesteit, doel van mijn leven, benzinemotor van mijn bestaan: de automobielhandel werkt momenteel niet op eerlijke basis. Geld alleen is heelemaal niets waard. Dat men in zulk een dwaling kan vallen! Knielend voor u, in den wierook van mijn woorden, leg ik voor u deze gelofte af: dat ik mij nooit aan een onderneming zal verbinden, die eenigerlei financieringssysteem laat voorgaan boven den dienst, en dat in mijn fabrieken nooit eenig bankier ook maar iet» zal te zeggen hebben." Het bidvertrek verandert nu weer in de steenen werkplaats aan de Park-place no. 81 te Detroit. Maar Ford is thans even vol met geloofsmoed als een tank met benzine. De apostel van de kleine gemeente der Fordeigenaren spreekt aldus: „Mijn geloof is in den smeltkroes der levenservaringen niet verloren gegaan. Het is er mee als met de vele staalsoorten in onze fabriek: speciaal bereid, beproefd en volkomen getoetst aan de hoogste eischen. Gij kunt u oefenen in dit geloof. Zijn grondbeginselen zijn: geen vrees voor de toekomst, geen eerbied voor het verleden. Dienst is ons eenig geloof, onze eenige hoop, onze eeuwige lief de, waar deze drie vereenigd zijn, is ook s eld! Dit heeft Ford niet zoo gezegd. Hij heeft het alleen maar gedacht. Ford is een zwijgzaam mensch, hij wordt het best begrepen door mecaniciens en technici. Deze menschen praten over het algemeen niet veel. Evenals Ford denken zij in teekeningen. Ford denkt door zijn daden. Een week na de race met de Arrow wordt de Ford Motor Company opgericht, in het jaar 1903. Het geplaatst kapitaal beloopt 100.000 dollar, waarvan Ford zelf er 25.000 heelt. Op deze 100.000 dollar is echter maar 28.000 gestort. Van deze kleine onderneming is V ord vice-president, technisch ontwerper en hoofdingenieur tegelijk. Hij is nu veertig jaar, eindelijk heeft hij bereikt, waarmede nij direct had willen beginnen Met behulp van den S ER VIC E legt Ford een nieuwen religieusen band. Een fabrikant begint volgens hem pas met zijn klant in relatie te treden als de koop gesloten is. Zoodra de auto later gebreken vertoont, acht ford het zijn plicht deze — tegen betaling — te herstellen. Deze godsvrucht heeft het voordeel, dat zij rendeert. In de poort der twintigste eeuw staande, ziet f ord een stad voor zich oprijzen, vierkante blokken van grijs beton en stalen binten de machines glimmen als spiegels onder het electrische licht, de locomotieven zien er uit ot ze zoo uit de werkplaats zijn afgeleverd, straatvegers in witte pakken houden de cementen wegen vrij van vuil en de vloer van net groote laboratorium is geboend en Gepoetst. 6 P? oorspronkelijke werkplaats van de fabriek blijkt spoedig te klein. Men huurt een timmerfabriek op de Mack-Avenue en bremrt daar de productie onder. Evenals andere ondernemers plaatst Ford bestellingen buiten zijn eigen fabriek voor de onderdeden JUe machine-industrie levert den motor voor ^50 dollar de wielen worden apart gekocht voor 26 dollar per stuk, de carrosserie voor contractueel, wai m verschil- l^ïMende middelen voor loonen, verzekering en huur. Ameri. Hierin echter ligt ^g^deïtandaaidi, kaansche productie ^Xdeel daar waar satie. Vervaardig ^£7%Tooimogelijke het 't voordeehgst ™£*£J^teJi^ Amerika d^rtrokke^ Zoo * $5 nandels_ een zekere Kn^^^Company. Zijn reiziger bij de Batooore se VOOrtdurend gedachten houden zich e^nrscneermessen ^^t^ZoSeT&emet telkens gemaakt kunnen w> + r>at zou een de Gillette oaieiy . ppwiptwee jaar 1fdt nog maar 51 sc*^m ^ steeds op echter vol, en hij wint. Ai> j hetzelfde aambeeld hame^ kan j schen alles wijsp.m^eZ^eSen danmet lukkiger zijn met G^ette^s ouderwetsche scheermessen, in komt het er slechts op aan de kwantiteit menschehjk geluk te vermeerderen. Ook in het zakenleven. Met Angelsaksische blijmoedigheid kan een zekere overeenstemming worden geconstateerd tusschen goddelijke voorzienigheid en aardsche winzucht. Evenals Ford erkent mister Gillette de diepe waarheden der evangeliën en ziet het leven slechts als dienst der menschheid. De uitkomst zal later bewijzen, dat hij niet op het verkeerde paard heeft gewed: in 1906 wordt 130.000 dollar dividend uitgekeerd, in 1927 maakte de maatschappij een winst van 14.580.902 dollar. Het geheim is de fabricage van standaardproducten, veiligheidsscheerapparaten, mesjes, operatiemessen, bureaumessen. De scheerapparaten zelf zijn slechts lokmiddelen, ze dienen alleen om de aankoop der mesjes te bevorderen. In de Vereenigde Staten verkoopen 250.000 winkels Gillette-producten, de maatschappij heeft daarbuiten nogmaals 250.000 winkels, zelfs tot in de uithoeken der aarde reikt haar afzetorganisatie. De verkoop wordt gestimuleerd, doordat andere fabrikanten reclame noodig hebben, de Palmolive bijvoorbeeld kocht 7 millioen apparaten om die aan de koopers van haar zeep cadeau te doen. Een begeerde grondstof voor scheermesjes vormen de pantserplaten van oude oorlogsschepen, voor een deel zijn deze afkomstig van de uitgeleverde Duitsche vloot, die in 1919 in de baai van Scapa-Flow werd tot zinken gebracht. Welk een verheven evolutie! Uit oorlogstuig tenslotte een der menschheid nuttig gebruiksvoorwerp! Ook de behaalde winst is alleszins bevredigend. In 1917 vier dollarcent per mesje, 1920 3 dollarcent, 1924 2,4 dollarcent, 1926 2,6 dollarcent. Door de toovermacht der standaardisatie beginnen staalplaten uit het Roergebied, waarmede kapotgeschoten slagschepen werden hersteld eerst na een roemloozen dood hun zegetocht over de wereld. Dit is niet de wederopstanding uit ouderwetsche verzen, waarin gesproken wordt van een kerkhof, en slapen bij Gods dooden, en van engelen, de dageraad van een eeuwigen morgen. Neen. Het gekraak van bankbiljetten slaat menschen in zijn onverbrekefijken ban. Zouden pantserplaten dan daardoor niet tot nieuw leven gewekt kunnen worden? En het staal van de nieuwe mesjes glanst verblindender dan het witte licht waarin de engelen uit de bijbelsche verhalen op aarde nederdalen. Ontleden en splitsen, en daarna weer samenvoegen. Daarop komt het aan. Pas dat toe op rubber, ijzer en lak en je hebt een automobiel; pas het toe op een pantser plaat, en je hebt scheermesjes. Dit is de moderne herrijzenis uit de dooden, die met behulp van de fabrieken der Gillette Safety Razor in Boston en Montreal duizenden malen naar willekeur kan worden herhaald. De ouderwetsche verzen praten van sluimering, slaap gerust, goede nacht, onvergetelijke glimlach en overzijde van het graf. Maar dat zijn woorden. De techniek, gelijk de Joodsche profeten, die van de dooden opwekten, beveelt: „Ik zeg u, sta op!" En in de fabrieken staan ze na het schaften op en zeggen: vooruit maar weer. In de 500.000 winkels over de geheele wereld waar Gillettemesjes worden verkocht, staan ze op en vragen beleefd aan den klant: wat is er van uw dienst? Op de beurzen in New-York, Londen en Boston staan ze op en schreeuwen: „Aandeelen Gillette, zooveel mij, zooveel mij, zooveel mij!" En de glanzende machines zijn de middelaren geworden tusschen hemel en aarde. De mesjes, waarvan er in 1927 verkocht werden 614 millioen 800 duizend zijn talrijker dan de crucifix, in de kerken der oude en nieuwe wereld samen en beter dan deze het symbool van een realiteit in het tijdelijke der dingen. Ook Ford betoont zich van standaardiseering een groot voorstander. De carrosseriefabrieken werken voor vele automobielproducenten gelijk, en kunnen dus meer afleveren dan één van deze alleen voor zichzelf noodig zou hebben. Hun machines brengen dus eerder het geld op, hoe meer er gemaakt wordt, hoe voordeeliger. In dezen tijd produceert de Cadillac Motor Company dan ook reeds 30 tot 40 auto's per dag. Het tweede probleem is kracht te paren aan lichtheid. Wat onstoffelijk is, beweegt zich los van de aarde, die altijd alleen de zware dingen tot zich trekt. Tot de aarde behooren daarom zoowel de plompe ossenwagen als de stoomwals, en vele dingen uit een menschenleven. IJzersterk en toch onwaarneembaar ijl is echter de ziel, de wetenschap boven dit alles te zijn en het toch duidelijk te zien. Wordt dit door Ford bedoeld? Hij zegt: „De kracht der dingen ligt niet in het gewicht, dat ze aan de aarde bindt. Als iemand mij aanraadt een onderdeel te vergrooten, om een gewenschte verbetering te bereiken, dan ga ik juist probeeren welk onderdeel ik kan verkleinen of elimineeren!" Blijkbaar meent Ford toch wat anders. Hij wenscht zich een gefabriceerde ziel. Bij het geluid van zijn motor kan hij niet hooren wat achter den horizon van een menschenhart naderkomt. Daar liggen oorden, die het memand gegeven is te bereiken, ook niet per automobiel; hier is aUeen mogelijk het onbeweegliike wijd openstaande verwachten. Dan wordt het licht, maar bij dit licht zijn noch de schijnwerpers voor aan den radiateur, noch de stroomverkoop van het groote electriciteitsconcern meer noodig. De grenzen, die in den tijd den eenen dag van den ande- ren scheiden, zijn weggevallen en dit leven laat zich niet indeelen in iets van de aarde, hoewel het toch op deze aarde wordt geleefd. In het eerste jaar werkt Ford dag en nacht. Er zijn weldra 40 arbeiders. De vraag is groot. In dezen tijd krijgen de fabrikanten van het publiek nog voorschotten op de auto, die zij leveren zullen. Bij de afleveringspapieren van het- product wordt meteen de zichtwissel gevoegd: contante betaling. Met dit geld worden dan de leveranciers der onderdeden na 30 of 60 dagen betaald. Beroep op de kapitaalmarkt is nog niet noodig. Het succes is buitengewoon. Er worden dividenden van 100 pet. betaald en toch wordt er nog zooveel uit de winst achtergehouden dat het kapitaal zienderoogen stijgt, binnen enkele jaren groeit het van 100.000 tot 2 millioen dollar. In de constructie der automobielen en in de prijspolitiek zit echter nog geen vaste lijn. In het eerste jaar wordt model A gebouwd, waarvan 1708 stuks worden verkocht, tegen gemiddeld 900 dollar. Dit model heeft nog twee cylinders, en de beweging wordt op de wielen overgebracht met een ketting. Ford's auto's krijgen al spoedig den naam van betrouwbaar te zijn. Zoo gaat bijvoorbeeld model A nummero x ij heel lang mee. In 1904 wordt deze wagen gekocht door een ingezetene van Detroit, die hem een paar jaren gebruikt en hem in 1908 verkoopt, om zich een nieuw model aan te schaffen. Model A nummero x ij wordt daarna vier keer gekocht en weer verkocht, om in 1911 te belanden bij een zekeren Collins, die hem jarenlang voor het ruwste werk op het land gebruikt. In 1916 valt Model A nummero x ij in handen van een opkooper, die nummero x ij uit elkaar haalt. De carrosserie komt terecht bij een oudroesthandelaar. Het onderstel wordt gekocht door een boer, er wordt een disselboom aan bevestigd, nu is het weer een wagen geworden, men spant er paarden voor. De motor slijt zijn ouden dag op een farm in Texas, hij drijft, in een kleine donkere schuur staande, een dynamo en wekt zoo electrischen stroom op voor het licht. Bij dit licht kan men lijzige muziek op een harmonium spelen, en het gezin van den boer voelt zich bij dit droevig en onuitstaanbaar geluid ten zeerste gesticht. Twintig jaar later zullen er honderden oude Fords worden verkocht, met verroeste carrosserie, platte banden, gescheurde zittingen. Er zal eens een doodgraver komen van een klein dorp, hij zal in de stad voor tweehonderd dollar een tweedehandsch Ford koopen, een onooglijk ding: onbestemde kleur, nikkel dof als lood, versleten kap; bij het aandraaien van den motor vliegt een stofwolk op. De doodgraver zal grinnikend om zijn Ford naar huis rijden. Den volgenden dag moet hij op het kerkhof zijn, er is een meisje gestorven. En terwijl hij de aarde vanuit de diepte met zijn schop op den rand gooit, valt hem ineens iets in, en hij moet er om lachen en kan een oogenblik niet verder werken. Na de begrafenis zal hij het aan den onderwijzer, zijn vriend, vertellen, het zal ongeveer aldus luiden: „Er was eens een doodgraver, die voor zichzelf zijn graf dolf. Maar terwijl hij dat van de andere menschen zoo nauw maakte, dat de kist er precies in paste, groef hij voor zichzelf een kuil, die veel grooter was dan noodig alleen voor één mensch. Een vriend kwam voorbij. Het viel hem op, dat de doodgraver een zoo groot graf dolf. Hij bleef staan en vroeg hem naar de reden daarvan. Toen ging de doodgraver overeind staan in zijn kuil, die veel te groot was voor één mensch, en zeide: Ik ben de eigenaar van een Fordautomobiel. Bij mijn leven is er geen kuil groot genoeg geweest of ik kwam met behulp van mijn Ford weer op den weg. Misschien haalt hij me ook uit dezen kuil als we er allebei in gaan liggen. Maar daarvoor moet ik hem grooter maken dan anders." Dit is een van de goede Ford-moppen. Zij zijn een uitstekende reclame. Het gescheurde leer van de zittingen der tweedehandsch Fords grijnst, de doodskoppen grijzen. Knarsende wielen, knarsende kerkhofhekken. Dorre boomen, dorre geraamten. De holle oogen der ontvleeschde schedels zien je aan als de twee lantarens van de auto. Wind door de kale boomen en door de stijlen, die de autokap dragen, door het netwerk der takken en het kapotte linnen zie je de lucht, bleeke, vreemde nachtwolken die voor de sterren schuiven. Uit zijstraten springt telkens een automobiel naar voren, zoo schijnen de grauwe grafzerken en de wenkende witte kruisen met uitgebreide armen uit het woekerend klimop den voorbijganger na te springen. In den loop van het tweede jaar maakt de Ford Motor Company drie modellen. Er is ook een nieuw model B bij. Het is de eerste 4-cylinder voor gebruik op den weg. Er wordt duchtig reclame voor gemaakt. Met een verbeterde Arrow neemt Ford zelf een week vóór de automobieltentoonstelling deel aan een snelheidswedstrijd. Het is midden in den winter, de race heeft plaats over een ijsbaan, die aangelegd is op het bevroren oppervlak van een meer. Ford rijdt wat mj rijden kan, hij houdt zijn hart vast, want elk oogenblik kan de Arrow door de barsten in het ijs omslaan. Hij legt een mijl af in 39,2 seconden, waarmede het wereldrecord met 7 seconden verbeterd wordt. Maar de afzet neemt af. Men verkoopt minder wagens dan vorig jaar. Wel wordt de oude timmerwerkplaats te klein. Uit het bedrijfskapitaal wordt de bouw van een nieu- we fabriek van 3 verdiepingen betaald. De maatschappij begint enkele onderdeelen zelf te maken. In het jaar van 1905 op 1906 worden een 4-cylinderauto van 2000 dollar en een toerautomobiel van 1000 dollar gemaakt. Over dit jaar daalt echter de afzet wederom. Ford wordt onrustig. Het gaat zoo niet langer. De aandeelhouders zeggen, dat het komt, omdat er niet genoeg nieuwe modellen gemaakt worden. Ford is van andere opvatting. Men houdt zich zijns inziens juist te weinig bij één bepaald model. Een automobiel is geen vrouwen japon en geen hoed. Hij behoeft er niet elk jaar anders uit te zien. Dat is geen dienst. Dat is geldverdienerij, men speculeert er dan op, dat de koopers elk jaar een nieuwe automobiel zullen nemen. Dat is verloochening van een geloof. Eén model! Eén model, en anders niet! Maak er daarvan honderden, duizenden, tienduizenden, millioenen! Eenzijdigheid is kracht, niemand heeft ooit gehoord, dat de veelzijdigen iets ten einde voerden. Zijn de andere aandeelhouders het daarmede niet eens? Ford koopt in 1906 zooveel aandeelen op, dat hij 51 procent van het kapitaal bezit. Dit percentage stijgt weldra tot 58. Nu is hij de baas. Zoekend en tastend gaat Ford verder zijn weg. Hij moet het ééne model vinden, het model, dat goedkoop, sterk, duurzaam en licht genoeg is om de productie op zeer groote schaal waard te maken. In het jaar van 1906 op 1907 worden drie soorten kleine automobielen verkocht, varieerend in prijs tusschen 600 en 750 dollar en hiervan werden er plotseling meer dan 8400 afgezet. In het volgend jaar komt er een week, een enkele week, waarin 311 wagens worden gemaakt, op een dag in Juni daaraanvolgend verkoopt Ford honderd auto's. Een oogenblik komt de beurscrisis van 1907 tusschenbeide. De grafieken der statistische bureaux registreeren een scherp dalende curve, de fijne naald, die de trillingen in de aardkorst der financieele wereld moet weergeven, schokt en springt bedenkelijk. Dien 24sten October kan niemand in New-York geld leenen. Het geld is bevroren, het lijkt of de benzine in de motoren is gestold. Er groeien lange files van depositohouders voor de deuren van allerlei banken. De koersen dalen, dwarrelende sneeuw, het wordt winter, er zijn dit jaar nog 1.285.349 immigranten gekomen, het volgend jaar vermindert dit getal plotseling tot 782.870. De waarde van den invoer krijgt een schok, een zacht zinkend schip, sneeuw ln de havens, wit. Ijzer, koper, steenkool, alles neemt af. Volkswijk, morsige straten, vuile kinderen, een schreeuwende vrouw. Een luchtballon, die daalt. Als hij de aarde aanraakt, zakt hij ineen, lek. Zoo zakt de staalproductie in van 23 tot 14 millioen long ton. Scheeve arbeidershuizen, vernield stratenplaveisel, kolen en gruis op een groot emplacement van rails. Zwarte massieve brokken fabrieken, hooge smalle schoorsteenen tegen de gloeiende zomeravondlucht. Of een vale winterdag, de machines dreunen niet, en met den mist mengen zich nu geen rookwolken, uitgebraakt door de schoorsteenen. Zwarte modder, een vermolmde telegraafpaal zakt om, telegraafdraden trillen nerveus, een stem door de telefoon trilt nerveus, de curves der publicaties trillen nerveus. Eén enkele trein komt langzaam, zeer langzaam onder de groote stationskap vandaan. Witte onberoerde sneeuw, onberoerd als maagdelijkheid en als het witte maanlicht. Geruchtlooze nacht in de f abrieksstraten, maanlicht op vensterruiten, nu lijken het doode, blinde oogen. Ford verliest niet zooveel. Hij verkoopt in 1908 nog ruim zesduizend auto's. Hij heeft geld in overvloed. Er wordt direct aan de afnemers verkocht a contant. Ford leent nooit geld, hij heeft geen schulden, alle uitbreidingen worden zoo uit de kas betaald. Dit is fabelachtig: dat geld groeit, het geld groeit als het gras. Een pak bankpapier van bepaalde afmetingen: het vermindert in omvang, de loonen worden betaald, de machines, de onderdeden. Maar als de laatste banknoot verdwenen is, staat er ineens een nieuw pak papier, en dat is veel grooter dan 't vorige, drie of vier maal zoo veel. Wonderlijk loopen de paden door het ingewikkelde behoeftenleven der menschen. Het zijn immers de menschen, die zóó en zóóveel dollars willen neerleggen ter voldoening aan hun begeerte naar een Ford. Misschien groeien gras en geld toch beide uit de kracht der natuur. Misschien is tusschen beide de overeenkomst toch grooter dan dat er ook wel groen bankpapier circuleert. Ford stelt wederverkoopers aan. Deze tusschenschakels worden voorzichtig aangebracht. Zij vormen op zichzelf al een klein complex, zij bestaan uit een man met zakenbegrip, die een salaris krijgt dat hij voor eigen rekening niet zou kunnen verdienen, een ruime verkoopzaal, een magazijn vol onderdeelen, kundige arbeiders, duidelijke boekhouding, gladgeschoren wangen, gezeemde ramen en een duidelijk reclamebiljet. Dit geheele apparaat werkt automatisch volgens een algemeene instructie: „Elke verkooper heeft een rayon. Hij noteert alle namen van menschen in dit rayon, die een Ford zouden kunnen koopen. Hij moet in persoonlijke relatie met deze personen treden. Hij moet hun ook werkelijk een Ford verkoöpen." Ford heeft echter nog steeds zijn doel niet bereikt. Hij blijft zoeken naar het eene model, waarvan er millioenen en millioenen gemaakt moeten worden. Een doel heeft zoowel een einde als een begin. Het einde bereikt een mensch nooit, maar Ford is zelfs nog niet aan het begin van zijn eigenlijke doel gekomen. Tot nu toe was alles slechts voorbereiding, zoowel het feit, dat hij de meerderheid der aandeelen van de maatschappij opkocht als alle modellen, die in ?on? 7?\j£e* van exPerimenteeren van 1903 tot 1908 zijn gemaakt. Maar eindelijk zal dan het juiste model worden gevonden. Ford weet al eenige jaren tevoren, hoe het er uit zal zien, maar hij kent nog het metaal niet, dat er voldoende licht en sterk tegelijk voor is. Op een dag woont hij een race bij te Palm Beach. Een Fransche automobiel verongelukt. Uit de overblijfselen raapt Ford een stuk op. Het is licht. In de fabriek wordt het onderzocht, het blijkt een f ransche staalsoort, vermengd met vanadium Weer verloopen jaren van proeven. Een kleme staalfabriek is genegen alleen voor ford een hoogoven te bouwen, waarin vanadium en staal worden versmolten. Elk onderdeel van de auto vereischt zijn eisen staalsoort zonder vanadium, weinig vanadium, veel vanadium. Nu is alles berekend. Nu komt het groote jaar 1909. Nu komt aan de markt een automobiel, zoo licht en zoo sterk dat de aarde het gewicht niet meer voelt deze aarde, die oud is geworden onder den drukkenden last van Egyptische pyra- miden, bergketenen en menschelijke overleveringen. Het kenmerk van dezen automobiel is zijn eenvoud. Hij heeft maar vier constructioneele stukken: motor, vooras, chassis, achteras; hij is gemakkelijk te besturen en hij is goedkoop. Hij is leelijk, maar zelfs deze eigenschap wordt hier een deugd, de Ford is zelf zijn beste reclame. Een naam heeft hij niet, hij heeft een letter: model T. Met dit model T komt Ford in het seizoen 1908/1909 aan de markt. Er worden 10607 wagens van verkocht. Nu staat Ford's besluit vast. Hij staakt de productie der modellen R en S, die eerst nog werden aangehouden naast model T. Op een morgen in 1909 verklaart hij plotseling: „Wij bouwen voortaan slechts een model, het chassis wordt voor alle wagens hetzelfde." Hij koopt 24 hectare grond in Highland Park, buiten de stad. Daar zal een tweede fabriek komen, de grootste fabriek van de wereld. De concurrenten zijn met dit plan in hun nopjes. Ford zal door zulke extravaganties binnen een half jaar zeker failliet zijn. Deze vreugde verkeert in onthutsmg als het blijkt, dat Ford in 1910 achttienduizend auto s verkocht heeft. Dit is boeiend, om heel lang naar te kijken, als naar de zee, of de bedrijvigheid der mieren. Daar zit iemand aan een tafel, zichtbare teekeningen voor zich op papier, on- zichtbare teekeningen voor zich in zijn verbeelding. Alleen zijn handen bewegen, geld gaat tusschen ztfn vingers door. Hij noteert een jaar: 1908, aantal arbeiders 2000, auto's verkocht: 6000. En vlak daarop een ander 191?' aa?tal arbeiders verdubbeld, 1??•> enT de verkochte auto's? Ook verdubbeld f JN een, driemaal, viermaal, vijfmaal, meer dan vijfmaal zoo groot: 35.0001 En de* ontvangsten stijgen beangstigend, millioenen 89 millioen in 1913 tegen nog geen 9 millioen in 1908. En de prijs per auto daalde van 950 tot 550 dollar! Daar zit iemand aan een tafel, en hij doet niets, hij denkt alleen, en dit denken wordt dollars, dit onzichtbare denken wordt tot stapels van dollars op marmeren toonbanken, achter de vergulde spijlen van een kassiersloket; uit de stilte van een kamer ontstaat een onophoudelijk ritselen yan bankpapier, zoo vanzelf magisch als de memnonszuil die zingen gaat m den morgen, uit de stilte van een kamer ontstaat een eentonig gesnor van motoren, raadselachtig alsof je wordt toegesproken door iemand, terwijl je toch alleen bent. Maar Ford heeft zijn vijanden. Hij is niet de eenige, die consequent de standaardiseering heeft toegepast. De beroemde constructeur Ulds heeft de Reo Motor Car Company ongericht, nadat hij reeds als leider der Oldsmotor een reputatie verkregen had. In 1909 bedroeg de productie al 5000 wagens. Maar de ontwikkeling dezer maatschappij blijft ver achter bij die van Ford, in 1913 orengt zij het nog maar tot 7 duizend auto's. En ook de andere concurrent, de Packardfabriek vormt geen ernstige bedreiging. Gevaarlijk voor Ford is de strijd om het Selden-patent. In 1879 vraagt ingenieur G. B. Selden patent aan op een „veilige, eenvoudige en goedkoope weglocomotief van gering gewicnt, gemakkelijk te besturen en sterk genoeg om tegen een niet al te steile helling op te rijden". Zestien jaar later wordt hem dit patent verleend. Het beschrijft een motor, die veel lijkt op die van Otto. Selden verkoopt zijn patent aan een maatschappij, die er de Wintonfabriek een proces mee aandoet. De rechter stelt deze fabriek in het ongelijk. Als dit bekend is koopen 9 fabrieken gezamenlijk de rechten tot uitoefening van het patent, zij richten een vereeniging op. Ford behoort daar niet bij. Het is dan ook de bedoeling hem onschadelijk te maken. In 1903 wordt hij aangeklaagd, een der negen verbondenen eischt, dat hij öf de productie staken zal of toetreedt tot de vereeniging. Ford weigert. Het komt tot een proces. Er is een klein, bijna onneembaar kasteel bezet, waar twee rivieren samenkomen, en de spiedende blik van achter de torenvensters ziet mijlen ver al het glinsteren der vijandelijke wapenen bij den boschrand. achter de weiden, daar waar de heuvelrijen uit de aarde gaan golven, hooger, steeds hooger en ▼erder, zij zwaaien tenslotte geweldig op, de wolken in. Zoo ver en zoo ruim ziet men over de wereld vanaf dit kasteel. Zoo machtig zijn de negen verbondenen met hun klein vierkant stuk papier, even machtig als de ridder op het kleine vierkante stuk erond In1*909«4e[* rechter Hough Ford in het ongelijk. De brug dreunt ratelend neer, vlagvaandelen, zegepraal, feestelijke uit» focnt, bloemen dwarrelen voor kampvechters neer, kranten worden verkoopers ontrukt Z , j£J, «t? ford koopt, wordt gij vervolgd s Nachts. Door de stilte klotst de rivier, door de stilte klotst het water van het groote meer, waaraan de stad Detroit is gelegen. legenaanval. Gedempt klinken stemmen m den boschrand, een matte flikkering van metaal, vormelooze beweging in de duisternis. Vier pagina's advertenties in aUe bladen van het land! „Wij antwoorden: duldt geen intimidaties. Wij helpen U. Ons kapitaal van 6 millioen staat achter U. Voor eiken kooper stellen wij een aandeel der maatschappij beschikbaar. Wii willen w'n- wtWÏ4 ^Uf? wmnen. WIJ WILLEN WINNEN. Hakken. Ren. Wif houden vol, houdt vol HOUDT VOL! Doffe dreunen van steenklompen op gehelmde kopnen, krakend versplinteren ladders, vuur, pijlen, katapult, stormrammen, vloeden van schilden en speren dringen aan, stijgen de ladders op, zakken terug, stijgen weer, zakken nogmaals, stijgen, de eersten over den muur rook, zwavel, pek, een zwaardsteek dwars door een strot, gulpend bloed In f911 kent het Hof van Beroep aan het Selden-patent recht van bestaan toe, doch beslist tevens dat het betrekking heeft op een ander type dan dat waarop Ford zijn motor baseert. Nu is het verbond der negen krachteloos gemaakt. Op den avondwind waait een dunne rook weg van tusschen geblakerde muren, een gescheurde toren steekt tegen den lichten hemel af. Alleen het water in de rivier plast tegen de oevers als voorheen, en de bergen golven onder den stervenden dag evenals voorheen den komenden nacht in. Zal Ford nu in vrede door kunnen werken f De jaren van vóór den oorlog glijden in omgekeerde volgorde voorbij. Zij komen aan onder zachte muziek van den walskoning Strauss, zij zijn vol en rijk* vol met het geschitter van officierssabels en gouden munten, rijk als een zomerdag, waarop niemand nog weet, dat een vernielend onweder op komst is. Zoo is 1910 verschenen en weggegleden. Nu komt 1909. Maar wat daar gebeurt, kan zelfs Ford niet overzien. u JAARTALLEN. 1930. Het zonlicht valt in de stad, diepe smalle gangen van straten, slagschaduwen tegen de rechte wanden der wolkenkrabbers, rijen van zwarte, donkere, rechthoekige gaatjes, 10, 20, 30 boven elkaar, dat zijn de ramen. Kantige hoeken, loodrecht omhoog, platformen van daken, en daarop rijzen andermaal wanden vol rijen vierkanten, helle blinkende wanden, daaroverheen zijn de geknakte schaduwen van torenhuizen geslagen, daarachter rijzen de blokken steeds op. Vlakken komen samen in stompen hoek, slaan horizontaal om tot zolderingen, schuiven bijeen tot een vierkanten toren, rijzen honderden meters verder, zwart in de schaduw weer op en eindigen in de felle witte top van een bankgebouw, dat boven alles uitrijst als de brug van een slagschip boven de stalen forteressen der dekken, 's Nachts schijnt een stapeling van kubussen van binnen te branden, de straten lijken brandende witgloeiende goten. Een rond plein te New York. Automobielen. Menschen. Versteend op een hooge smalle zuil staart Columbus voor zich uit. Achter hem is het groote Central Park, boomen, gras. Maar recht voor hem rijst uit den grond op een kolossaal gebouw, op een onderstel van zware zuilen ijlen lijnen loodrecht omhoog, klemmen de rijen der ramen tusschen zich vast, steenen gelederen boven elkaar de lucht in, breken af tot een platform, springen naar achter en stijgen verder, springen nogmaals terug, rijzen door tot waar een vierkante diadeem de opgetorende stapeüne bekroont. En roerloos staart de steenen Columbus naar de vlakke wanden, die verrijzen als een rotsige landkaap loodrecht uit zee, voor de tweede maal ziet hij een nieuwe wereld. Want dit gebouw is slechts een hoofdkantoor. Van hieruit loopen draden die den aardbol omspannen. Boven de witte electrische nachten der Amerikaansche steden staan de donkere vierkante zijvleugels der groote fabrieken, in Detroit hebben zij door het iloodhght een rand van licht onder de daklijsten, het is ot de hoogste verdiepingen in een anderen dampkring steken, waar de duisternis plotseling niet meer is. Buiten de steden zijn zware, ver uitgestrekte bosschen, het hout daaruit is hard, geschikt voor de onderdeden- van auto's. Dit alles behoort tot het wereldrijk, dat zijn middelpunt heeft aan het Columbusplein te New York, fabrieken voor vensterglas en carrosserieën, oliepompen, chassisveeren. Koelkasten, speedometers. bchokbrekers en tandwielen, schijnwerpers, nskasten, kogellagers, radiatoren. Stuurraderen, claxons en onderdeden van rubber. Garages en uitgestrekte, spiegelende toon- zalen, beleefde sales-managers, tienduizenden arbeiders, vkegtuigmotoren, radio-apparaten, verzekeringspolissen voor de afnemers, maatschappijen voor woonhuizenbouw. En als het nacht is over Amerika, nacht van Florida tot aan de groote meren, nacht van de donkere ketens van het Rotsgebergte tot aan de Delaware, nacht van lexas tot Michigan, dan glanst het zonlicht over de golven bij Ceylon. üe booten der parelvisschers wiegelen daar op het water groene varens^wuiven op een zachten wind! £«n onmetelijk schiereiland ligt in zee, de Uost-lndievaarders noemden het de kusten van Coromandel en Malabar. Voor den man aan het Columbusplein, dat is dwars door den aardbol heen, zijn zij het afzetgebied vror een afzonderlijke verkoopmaatschappij. v£l e """daya» achter de bergvlakte van libet fa een oud, uitgestrekt ruk. Een rivier stroomt breed en traag door de laagvlakte geel water langs een drijvende vlottenstad, fioangho, boomen van groene lak vermiljoenroode daken, porceleinen torens! Jang-tse-Kiang, de klokken tinkelen ijl door de morgenlucht, revolutie, mitrailleurvuur, roovende plunderbenden, in de paleistuinen is zon en stilte, het land van de zachte glanzende zijde en de leer van het tao, dat is aller dingen moeder, waaruit alles vloeit en waartoe ook alles wederkeert, wie het tao kent heeft geen verlangen en wenschen meer, hij is stil geworden. Het hoofdkantoor heeft dit alles in een korte formuleering samengedrongen: Verkoopmaatschappij voor China. De I ndische Oceaan ruischt eentonig tegen de hooge rotsen aan Java's Zuidkust, waar de touwladders zwiepen boven den bruisenden afgrond en de kleine menschengedaanten de eetbare vogelnesten plukken, de Indische Oceaan klotst verder naar Australië toe, zij draagt de schepen over aan de golven van den Pacific, wiegelend nadert de rookende boot de silhouetten van de NieuwZeelandsche bergen. De besneeuwde top van een heilige berg, de Foejijama, Japan, al deze landen zijn schatplichtig geworden. Zuid-Afrika: de woeste Kalahari en de herinnering aan Majuba, steden in Europa, de breede öcheldehavens, besneeuwde wintervlakten in Polen, de Eiffeltoren en het parfum van Parijsche vrouwen, de Towerbrug te Ixmden in den mist, zij staat open, uit den nevel komt donker de boeg van een schip op. Breed vloeit de Amazone, BraziHaansche nachten, koffieplantages en aan den horizon de bergketenen van de Cordil- Zoo groot is het nieuwe wereldrijk, dat Columbus ontdekte in 1930. Dit rijk heeft zijn keizerlijken gebieder. Hij staat aan de railing van zijn jacht, wit zomerpak, kleurige das, gestreept overhemd. Hij is blootshoofds, de wind waait om hem heen, deze wind die ook zijn eigendommen omwaait, deze wind, waarvan hij weet werwaarts hij komt, van de kusten der continenten, het groene eiland C^eylon, de vuurtorens op de eenzame rotskapen boven bruisende golven, deze wind stoeit en. speelt om de steenkolos aan het Columbusplein, hij stoeit en speelt met de wrakstukken van een verganen schoener, hij speelt met de vogels over verlaten zeeën en met de dunne haren van den man in bet witte zomerpak aan de verschansing. Het gezicht is streng, er zitten scherpe lijnen in van den neus naar den mond, en rimpels tusschen de oogen. De man in het witte zomerpak staat achter de verschansing, daarop liggen zijn gevouwen handen. Waarschijnlijk staat hij te rusten, zonder gedachten, maar het lijkt of hij bidt. Achter de zee zijn de torenhuizen van New York. Daarin zitten honderden menschen, die cijfers optellen, het lijken rijmlooze verzen van getallen. Wie is de man op het jacht? Hoe heet zijn wereldconcern? Is dat de Ford Motor Company in het jaar 1930? Op deze vragen komt als eenig antwoord een ander beeld. 1929. Terug in New York. Op straat, aan den voet van een wolkenkrabber schreeuwen de krantenjongens het nieuws uit. Ver boven de nauwe straat, 23 verdiepingen hooger, is een stille kamer — onder ons zakt de straat weg, ramenrij na ramenrij zakt weg, het rumoer dempt tot een dof geruisch — door het raam zou je van buiten kunnen zien fluweelen kleeden, gemakkelijke stoelen en indrukwekkende bureaux. Daar binnen stoort geen gerucht van buiten meer deze rust. Alleen Klinkt een eentonig getik, het komt van ergens achter deze kamer, dat is het apparaat waarop de beurskoersen automatisch worden vermeld. Door dit tikken wordt de angst gemeten van den bediende, die te veel op het spel heeft gezet, toen hij meegokte, zoo meet een klok de onophoudelijke tuimeling der seconden. Aan een tafel zit een man te werken, zelfs zonder dat hij staat, kun je zien dat hij kort van stuk is. Maar hij is breedgeschouderd. Zijn schedel is kaal daar waar net voorhoofd eindigt, dit lijkt daardoor hooger dan het in werkelijkheid is. Deze man draagt een bijnaam: maker van millionnairs. In werkelijkheid heet hij John Jacob Raskob. Hij heeft het vorig jaar de verkiezingscampagne der democraten geleid, als Alfred E. Smith president was geworden, zou Raskob nu minister van financiën der Unie zijn. Fortuinen heeft hij vergaard door koop en verkoop van aandeelenpakketten van tallooze maatschappijen. Hij heeft er mee gehandeld als de regeeringen met de provincies van een groot rijk. Zijn vingers speelden achteloos met het lint om een bundel papieren, hij speelde toen met staalfabrieken en hoogovens en den bonten rommel van een warenhuis. Hij speelde toen met het licht, als hij met zijn vingers een marsch trommelde op het vloeiblad van zijn lessenaar sprongen overal uit de aarde de lichtpunten op, gingen reclames draaien en dooven, vlogen de letters langs steenwanden loodrecht omhoog, spatten kunstmatige sterren uiteen, raderen van geluidloos licht wentelden dolzinnig voort en weer terug. Hij is één van de tien of twaalf groote beleggers die accumuleeren, koopen, verkoopen en die door het kunstige samenstel van persverklaringen, telefoons, onzichtbare gedachten en papieren cheques een bescheiden stenograafsalaris van 5 dollar per week wist doen aanzwellen tot een vermogen van 100 millioen. Hij is daardoor niet verwaand geworden. „Ik geloof aan een voorzienigheid die ons leidt" zegt hij bescheiden, „ik geloof er in elk geval aan wat mij zelf betreft." Hij rookt nooit. In ziin kamer hangt een olieschilderij van zijn kinderen, daaronder de afzonderlijke gefotografeerde portretten. Als hij notities maakt op vergaderingen stenografeert hij nog altijd, zooals vroeger,' toen hij arm was. Bij gebrek aan papier gebruikt hij zelfs zijn gestijfselde manchetten, riy gaat elke week-end naar huis, naar zijn vrouw en zün elf kinderen in de prachtige woning te Wilmington aan de Delaware. In den zomer zoekt het gezin de landelijke rust op een buiten ergens in Maryland, daar houdt mevrouw Raskob een renstal en oefent zij toezicht uit op het kweeken van vlas Zoo is het leven van John J. Raskob. Het is zeer stil in de kamer. Alleen de beurskoersen tikken, zij tikken de vreugde van een makelaar, die door de groote hall van Wallstreet rent, zij tikken de woedende opstandigheid van kolenwerkers 300 meter onder den grond, zij tikken de tranen af van de kleine Jane — waarom kan zij nu ook die nieuwe hoed niet krijgen, omdat Jack 50 dollar verloren heeft? — zij tikken de zenuwachtige bewegingen van den grootspeculant, die zijn sigaar stukbijt, zij tikken het doffe revolverschot en de knal van een kurk van de champagneflesch. John Raskob houdt op met werken, riij staart nadenkend voor zich uit. Hij denkt misschien aan William. William was zijn tweede zoon, nu is hij dood, in den zomer vorig jaar bij een auto-ongeval. Maar neen. Raskob telefoneert. „Koop f zegt hij. „Koop Koop "Hij noemt een naam, een gewone hardklinkende Amerikaansche naam. Daarna legt hij den hoorn neer, en ziet op zijn horloge. Ach ja. Vandaag komt zijn vrouw met twee kinderen in de stad om te winkelen. Het is zijn gewoonte om dan vrijaf te nemen en mee te gaan. Beneden, 23 verdiepingen lager gollt het geluid van de straat plotseling over hem heen, als hij de poort uitgaat. Hij heeft twee auto's. Maar meestal gebruikt hij ze met. hij wandelt liever. Zoo ook nu. Langzaam gaat Raskob langs het trottoir. Koop. Koop. Koop, heeft hij gezegd. Wat moest gekocht worden? Er staat iemand aan de railing van een jacht, wit zomerpak, kleurige das, gestreept overhemd, de handen gevouwen op de verschansing. Hij is blootshoofds, de wind waait om hem heen. Naast hem is een ander. Dat is Raskob. Raskob schertst. „Waarde president," zegt hij, en trommelt met de vingers op de houten verschansing, „Ik heb vandaag een post van honderd General Motors gekocht, en als ik Ulieden op het Columbusplein een tip geven mag: betracht het zelfvertrouwen van dien meneer op zijn zuil voor U, toen hij nog leefde, en koop voorloopig alleen stukken van Uw eigen onderneming." Een wereldrijk is de General Motors, een rijk, waarin de zon nooit ondergaat, een wereldrijk voor den afzet van automobielen. Raskob heeft twee automobielen. Maar meestal gebruikt hij ze niet. Ook is verleden zomer een zoon van hem om het leven gekomen, dat was bij een automobielongeluk. 1929 (veroolfi). Door de spijlen van het nzeren hek kan de wandelaar tusschen de boomen door de lichten van het paleis zien. Hij weet, dat daarbinnen een man woont, die het volk zich verkozen heeft tot een symbool yoor jaren van welvaart, stijgende beurskoersen en toenemende productie. Hij is de derde van het drietal Harding-Coolidge- Hoover. Amerika is op den goeden weg, het wordt steeds rijker en in zijn vreugde neeft het op de pyramide van brandkasten zijn eigen vleeschgeworden denkbeeld van vooruitgang geplaatst. Dat is Herbert Hoover, de prediker der welvaartspoütiek, die het einde der slechte jaren nog niet ziet: President Hoover heeft dikke wangen. Deze nacht in April wordt rustig, rustig als de gedachte van den wandelaar, rustig als de voortkabbelende Potomac, rustig als de zelfverzekerdheid van Amerika. Maar nu wordt opeens de stilte, de voorjaarsstilte tusschen de uitbottende boomen, boven de grasvelden achter het ijzeren hek, een stilte nog stiller geworden door de onbeweeglijke lichten van het paleis, in twee stukken gezaagd door een auto, die den grooten tuin is binnengereden, den gravelweg opkomt en pas stilhoudt voor de pilaren aan den ingang van het Witte Huis zelf. En nog voor de schildwachten van achter de boomen geheel zijn genaderd, heeft de chauffeur het portier opengegooid en is een kleine man met grijze naren uitgestapt en de trappen opgeloopen. — Ik zou graag den president willen spreken. De butler weet niet, wat hij met den onverwachten bezoeker, die zoo laat nog binnengekomen is, moet aanvangen. Hij roept een secretaris. De secretaris fronst het voorhoofd. — Mag ik vragen, waarom U zich niet overdag tot de bureaux hebt gewend? De kleine, grijze man glimlacht. — I'm sorry. Wat ik te zeggen heb, moet geheim blijven. Daarom kon ik niet overdag komen. Niemand weet, dat ik hier ben, zelfs mijn eigen chauffeur heeft me niet naar 't station gereden. Dat daar buiten is ook maar een taxi. De secretaris aarzelt. President Hoover dineert op 't oogenblik. De secretaris vraagt nog eens; — Maar het doel van Uw komst, kunt U — I'm sorry, glimlacht de kleine grijze man. Zélfs den secretaris van den president kan ik het niet zeggen .... Nieuw beeld. Dat is Hoovers studeerkamer op de eerste verdieping. Daar zit de kleine grijze man. Wat hij zegt is niet te verstaan. Hij is beweeglijk, maar hij praat op onderdrukten toon, hij praat kalm, en hij glimlacht. Tegenover hem zit de president der Vereenigde Staten. De president luistert. Hij zegt niets, hij ziet zijn bezoeker aan en luistert. Alleen zijn gedachten werken, maar zijn gezicht verraadt daarvan niets. Onbeweeglijk en breed zit hij te luisteren naar de kleine grijsharige man. Derde beeld. Drie weken later. Een mailboot laat de lichten van New York achter zich. Het wordt nacht. Het duurt niet lang of een kleine bries gaat waaien, een lichte deining spoelt nu langs de grauwe scheepswanden. In een salon zitten drie menschen aan een tafeltje. Mistress Salebroker is in avond- toilet, en verklaart dol naar Parijs te verlangen. Zij is mager, en gepoederd, en draagt een pruik. Haar oogen dwalen telkens onbestemd door de ruimte. Naast haar zit de heer Frank C. Burton, witglanzend plastron, smoking, niet oud, kaalhoofdig. Hij is nog nooit in Europa geweest, hijlioopt in de United States terug te komen met een schilderij van Rembrandt en volledig uitgewerkte plannen voor de nieuwe schroevenfabriek bij Keulen. En tegen dengene, die naast hem zit, zegt hij: — En Uw plannen, mister Durant, wat zyn Uw plannen? Mister Durant is klein, hij heeft grijze haren, hij is beweeglijk en glimlacht. — Och, ik maak een vacantietrip naar Europa voor acht weken. Durant heet hij dus. Vierde beeld. Einde October. Onzichtbare woorden ijlen langs de telegraafdraden, telegraafdraden onder den grond, in bundels liggende langs de fundamenten der wolkenkrabbers, telegraafdraden van de groote meren naar New York, van de graangebieden naar New York, van Kentucky naar NewYork, van de oevers der Mississippi naar New York, telegraafdraden langs de voortrazende expresstreinen. Maar od het Unt ontstaan, op welke machines, door welke handen bediend ook, onveranderlijk dezelfde woorden: Verkoop. Verkoop. Verkoop. De beurs in Wallstreet is vol geraas. De koersen dalen niet meer, ze springen, met 5 en 10 punten gelijk. Verkoop 10, 100, 1000 stuks, Iwmtig duizend, brult een stem. Niemand denkt meer. De stembanden brengen heescbe klanken voort, ook de koersticker kan den vloed niet verwerken, niemand weet meer wat de koersen zijn. bchreeuw, schreeuw! Bezweete gezichten. Ün buiten voor de zuilen verdringt zich een geweldige menigte, sprekers op de trappen, agenten die het verkeer niet kunnen gaande houden. De klokken der Trinity Church gaan luiden, maar het geraas is beneden tusschen de steenwanden zoo hevig dat niemand ze hoort. Nu zegt de kleine Durant met de grijze haren, gewezen kruideniersklerk, arbeider, apothekersbediende, verzekeringsagent sigarenverkooper, wagonfabrikant, automobielbouwer, tegenwoordig speculant, tegen zichzelf: — Ik heb het voorspeld. Hij zat tegenover mij, onbeweeglijk en breed zat hij tegenover me, en luisterde. Gewaarschuwd heb ik hem nog' 1928' Den 24sten van de maand Maart maakt John J. Raskob een reis naar Europa. tiet zijn bewogen dagen. De speculanten springen al opgewonden uit bed en loopen met het chequeboek in de hand na een overhaast ontbijt bij de makelaars binnen. Het schip vaart af. Raskob blijft aan de railing staan, de opgestapelde blokken van NewYork schuiven naar achteren. Maar vanaf de kade blijft zijn gelaat zichtbaar, daarachter spoelen de golven, zij spoelen er voor, breede waterbanen van golven en opeens verstijft de beweging, weg is het gezicht, maar de waterbanen zijn rechte strepen geworden, nu komen zij duidelijker op, wazig zwart, scherper, nog scherper, dat zijn letters, rijen regels, en daar staat: Interview met John J. Raskob. John Raskob zegt: General Motors is nu 187 waard, dat zal wel 225 worden Den volgenden dag noteert het fonds 191K. Maandag daarop stijgt het tot 194, tot 199, zelfs tot 200. Er worden 500.000 aandeelen General Motors omgezet. En voor het jaar om is, bedraagt de koers al 224. Maar intusschen.... Als de zomer voorbij is, publiceeren de kranten wederom een verklaring van John J. Raskob: — Sinds ik voorzitter der Democratische Partij ben, heb ik geen aandeelen meer gekocht. En ik zou niemand aanraden zulks nog te doen. De koersen zijn veel te hoog in verhouding tot wat in het bedrijfsleven wordt verdiend. Thans luistert uiemand. Hooger en hooger stijgen de koersen. Heeter en neeter worden de vuren en de wand van den stoomketel is zoo dun. John Jacob Raskob haalt de schouders op. Het gaat hem overigens niet aan. H ij weet, wat hij doet. Zijn fortuin is hem gebracht door de automobielen der General Motors. Misschien zal hij later weer aandeelen koopen. Maar voorloopig niet. Eerst moet de lucht weer zuiver zijn. Blauwige donderkoppen, een helle gloed van het vuur, de metalen wanden trillen, loeiende vlammen.... Heeft de kleine Durant niet gezegd, dat zij de controle over de markt hebben verloren? Gelaten ziet John J. Raskob het naderend gevaar. 1920. William C. Durant is rijk in 1905 straatarm in 1910, rijk in 1915. Nu is hii voorzitter van het uitvoerend comité der General Motors Corporation, hij leidt een concern, dat over de geheele wereld zijn vertakkingen heeft. Durant, grijsharig — hij is al negen-en-vijftig — zit in zijn kamer. *Hj is alleen. Zooeven is de vergadering van den raad van commissarissen geëindigd. De beslissingen, die daar genomen zijn, hebben Lhirant met zorg vervuld. Men heeft een expansieplan overgelegd, dat belachelijk was. riet liep over de jaren 1920 tot 1928 er waren cijfers in opgenomen, volgens welke bet kapitaal der maatschappij zou gestegen zijn tot één milliard, volgens welke op de gewone aandeelen 142 procent zou verdiend Jnnn jnïiVolgens weIke de koers °R de beurs J 000 dollar per aandeel zou zijn! Daartegen heeft Durant zich met hand en tand verzet Hij heeft gewezen op de schijnwelvaart der twee eerste na-oorlogsche jaren, hij heeft ronduit gezegd, dat het geld liquide moest blijven omdat ze het binnenkort wel eens noodig konden hebben. Het was vergeefs. Het wordt zomer. De zomer stelt Durant in het geüjk. Er gaat een ziekte de wereld over. Je weet nooit direct hoe zij ontstaat, maarje merkt het aan de eerste verschijnselen. Op de beurzen heerscht een eigenaardige sfeer. Het is er warm als voor een donderbui, een makelaar veegt zich met zyn zakdoek den dikken nek af. De koersen trillen aarzelend, als de bladeren in een lauwe lucht, waardoorheen de eerste zachte wind veegt. Je hoort een onbestemd geluid. Je draait je om: niets. Het blijft hoorbaar. Je kijkt snel een anderen kant op: nog niets. Maar het blijft om je heen, onder de laaghangende boomtakken, onder de hooge en toch drukkende zoldering van de beurszaak Zoo begint het altijd. f* ' , Totdat de depressie plotseling openbaar wordt als een pest-epidemie in de Middeleeuwen. Uit de hooge schoorsteenen woUct de rook steeds trager en dunner. Een labriekspoort, die dichtgaat. Een drom menschen verdringt zich voor de bronzen zware deuren van een bank, zij lezen een wit plakkaat, dat op den muur naast de dichte deuren bevestigd is: Wij zien ons genoodzaakt onze loketten te sluiten Geen reden tot ongerustheid.... Bezorgd zien de automobielhandelaars hun verkoopen gestadig terugloopen. Dit heeft Durant voorzien. Nu heeft de General Motors geld noodig, en nu is het belegd in nieuwe fabrieken! In het water gegooid! Er moeten aandeelen uitgegeven worden, om aan geld te komen. De koers op de beurs is 38M. Een groep Engelsch-Canadeesche banken is dus wel geneigd om $ 36 millioen nieuwe stock tegen slechts 20 over tC ^"lÜ11* Voorlo°Pig is de maatschappij gered. Maar er dreigen nieuwe gevaren. De beurskoers gaat zakken, langzaam maar onophoudelijk. Dat zijn de houders der aandeelen, die geld noodig hebben, en daarom verkoopen, gewone menschen, employé's, tramconducteurs, gepensioenneerde officieTen °/,bankiers die groote posten liquideeren. Durant zit in zijn kamer. Hij kan ze niet zien, hij weet ook niet, wie het zijn. Hij zit in zijn kamer binnen zijn vier wanden, maar hij voelt, dat het schip zinkt. Het schip is ergens lek, diep beneden is het lek gestooten. Onafwendbaar ziet Durant op een peilglas, steeds stijgt het niveau, steeds daalt de koers. Durant staat op. Welaan dan. Duizenden hebben vertrouwen in hem gesteld, duizenden hebben om hem aandeelen General Motors gekocht, duizenden zullen nu ook zien, wat hij waard is. Dit is niet de eerste maal, dat Durant om zijn leven vecht. Lek is het schip, het water stijgt in de donkere ruimen, het kolkt zachtjes van ergens uit een gat in den stalen bodem, het vloeit over de balen en opgestapelde pakken, het glinstert in het licht van die eene armzalige electrische lamp als de oogen van een roofdier, het grijpt hooger én hooger op naar de wanden.... Durant zet de pompen aan. Dat doet hij aldus: Hij telefoneert en koopt. Waar aandeelen General Motors worden aangeboden, koopt hij. Hij koopt voor eigen rekening. Eens koopt hij 150.000 aandeelen tegelijk, en feeft fabrieken als onderpand. Maar de oers blijft dalen: 36, 34, 3VA, 32. Durant organiseert een steunsyndicaat. Tegen de leden daarvan zegt Durant: — Ik stel mijn persoonlijk fortuin borg voor alle verliezen. De koers daalt steeds, 3124, 31^, 30. Een nieuw syndicaat! Aldoor daalt de koers: 29lA, 29, 28H, 28. Hooger en hooger komt het water in de ruimen, het schip ligt zwaar in zee; het worstelt om boven te blijven, het rekt zich boven de golven, maar het zakt dieper en dieper. Er is meer geld noodig, millioenen! Durant geeft nieuwe aandeelen uit aan bankiers, voor 28 millioen, tegen onvoordeelige voorwaarden. Hij moet wel. Hij moet geld hebben. Na heftigen tegenstand, na felle brieven geeft hij verbitterd toe. Het gaat nu om zijn leven. Zwaar, zeer zwaar worstelt het groote schip nu met de golven, zal het ooit een haven bereiken? Dan komt een ongeluksdag eind Juli. De oppervlakte der beurskoersen wordt heftig bewogen door een verkooppost van niet minder dan 100.000 aandeelen General Motors. De koers zakt schokkend ineen tot 20M. Durant prevelt: — Ik geloof in de General Motors. Dat is waanzinnig, dat kan niet goed zijn, dat moet iets tijdelijks zijn. Doorzetten! En ook die 100.000 aandeelen koopt hij. Hij koopt nog meer, aldoor meer. De pompen zwelgen het water op, bruisend vloeit het terug in zee. De koers daalt tot 12. Durant koopt, glimlachend blijft Durant koopen. Maar het water! Onophoudelijk stijgt het de ruimen in, ruim na ruim, het nadert de vuren, het zal de machines omspoelen, zacht en zonder gerucht, en buiten vallen de golven aldoor aan, zwaar helt het schip nu in zee, een wanhopig mensch, die verdrinken raat. Durant kan niet meer. Hij was 90 millioen dollar rijk, vóór hij den strijd begon. Hij heeft er aandeelen General Motors voor gekocht. Maar de waarde daarvan is in de zomermaanden van de depressie weggesmolten. Hij heeft nog maar 2 millioen dollar over. Het is herfst geworden, het is al winter. In de kantoren der General Motors zijn de lichten op, het is al laat in den middag. In één van de zalen wordt een conferentie gehouden. Daar zit John J. Raskob, voorzitter van de financieele commissie, breedgeschouderd, zijn schedel begint boven het voorhoofd kaal te worden. Daar zit ook Durant, klein, grijsharig, beweeglijk, daar zitten de vele bestuursleden der maatschappij, de commissarissen, de directie. Het wordt avond. Durant slaat met de vuist op de lessenaar, de oogen zijn fel onder het lamplicht, de kamer is vol spanning. Onafgebroken gaan de discussies voort. Discreet trekt zich hier en daar iemand terug, het diner wacht, of het theater, een verplichting, die ongelukkigerwijze ditmaal niet kan verwaarloosd worden. Maar over enkele uren zijn zij in avondtoilet weer terug. De zaal is vol grijze rook van de Corona's, kellners serveeren koffie. Over New York koepelt zich nu de winternacht, een hemel van koude lucht en koude, glanzende lichten. In een zaal vol van sigarenrook, vermoeide gezichten en lange zinnen van woorden wordt langzaam maar zeker een beslissing gevormd over Durant's lot. Te zes uur in den morgen eindigen de besprekingen. Als het buiten begint te schemeren, tusschen de gigantische vormen der beweginglooze gebouwen, komt een groep goedgekleede heeren uit een gebouw, gelegen aan den Broadway en de 57ste straat. Sommigen zijn in avondtoilet. Het is koud. Op den hoek is een restaurant. Daar gaan zij binnen. Op datzelfde oogenblik schuift een diepliggend, groot schip tusschen de twee einden der pieren door. Nog staan de ruimen vol water, maar het lek is gedicht. In de schemering van den winterdag komen de havenlichten op, vertrouwelijker dan de zachte Iampensclöjn van een warme kamer. In het schip is een kleine ruimte. Daar heeft dagen lang een kleine grijsharige man gezeten. Maar hij is er niet meer. Op datzelfde oogenblik gaat Durant door de donkere straat — alleen hoog tusschen de toppen der torenhuizen wordt het wat lichter — en hij weet, dat de leiding van een wereldconcern hem afgenomen is. Gekraakt hebben ze hem! Hij had geen geld meer. De Morgans zullen de maatschappij helpen reconstrueeren, zij hebben hem zijn aandeelen voor $ 40 millioen afgekocht. Nu heeft hij weer geld, de General Motors is hij echter voor goed kwijt. Maar zijn onvermoeibaar brein zint al weer op nieuwe plannen. Hij zal een groot speculant worden, hij zal in 1925 al weer 25 millioen dollar bijeengetooverd hebben, hij zal een nieuwe fabriek oprichten, en er zullen eerst 2 maanden in het nieuwe jaar zijn verloopen als een nieuw Amerikaansch merk aan de markt komt, de Durant Motors. 1916. Wij gaan de jaren terug, en telkens weer is daar de gedaante van den kleinen man Durant. Het jaar is bijna om. Durant zit in een ruime, goedverlichte kamer aan een bureau. Hij vertelt, levendig, beweeglijk, glimlachend. Hij zegt: — Ik zal U eerst de voorgeschiedenis vertellen. In 1910 hebben de bankiers mij uit de General Motors gedrongen. Stel U voor! De General Motors! Die ik had opgericht, toen iedereen zijn hoofd schudde, en die ik gemaakt heb! Maar ik liet het er niet bij zitten. Ik kon $ 100.000 vrijmaken. Daarmede stichtte ik een andere automobielfabriek. Dat was de Chevrolet. Wij begonnen heel klein, en moesten concurreeren met menschen veel sterker dan wij waren. Maar het ging. Weet U hoeveel winst we na enkele jaren al maakten? Eén millioen driehonderd duizend dollar over de twee jaren per einde Augustus 1915. Toen zag ik ineens mijn kans schoon. Ik had twee troeven in mijn hand. In de eerste plaats deed ik het publiek 't volgende aanbod: iedereen, die mij één aandeel General Motors inlevert, geef ik vijf aandeelen terug van mijn Chevrolet. Dat ging schitterend. Ik kreeg weer groote posten General Motors in handen. De rest kocht ik bij op de beurs, krankzinnig veel geld kostte dat. De menschen kregen er natuurlijk de lucht van, en de koers liep binnen een jaar op van 82 tot 558. En toen? Durant glimlacht. — Wat toen gebeurde, was allermerkwaardigst, dat was zóó merkwaardig Een paar jaren te voren had ik kennis gemaakt met een zekere John Jacob Raskob. In 1902 nog een arme drommel Hij schreef toen een vriend, of die geen baantje voor hem wist. Ja, dat was er, schreef die terug, hier in JLorain, bij de eigenaar van het stedelijk trambedrijf, hij heet Pierre du Pont, die heeft een stenograaf noodig. Met du Pont is hij toen meegegaan, du Pont werd rijk, en ook Raskob is geen stommeling. Ik maakte kennis met hem in 1913. Ik zei: de automobiel, dat wordt wat! Hij luisterde naar me. Hij haalde du Pont over om samen 3000 aandeelen General Motors te koopen. Zoo werd het 1915, en de commissarisvergadering «ran October kwam al in zicht. Daar moest ik mijn grooten slag slaan. Én wat bleek toen? flater heb ik het gehoord. Daar bleek dit: dat ik 80.000 aandeelen had, en dat de bankiers er ook 80.000 hadden. En de rest? Die had Raskob. Hij had niets! Wat zijn 3.000 shares! Maar hij zat op de wip! Op een dag in September kwam Storrow, één van de commissarissen en een van mijn tegenstanders, heel in het geheim naar Raskob toe en zei: U en du Pont hebben de macht over de General Motors in handen. Raskob zette natuurlijk zulke oogen op! Het werd hem uitgelegd hoe het zat. Nu, Raskob is geen stommeling. Hij praatte er met du Pont over: niets aan de bankiers verkoopen, spraken zij af. Toen kwam 15 October de vergadering. Ik zat aan den eenen kant van de tafel, de bankiers allemaal aan den overkant, en Raskob met du Pont samen aan het eind. Het ging er heet toe. Na uren heen en weer praten namen we een bemiddelingsvoorstel van Raskob aan. Die zei: U meneer Durant krijgt zeven commissarissen, de bankiers krijgen er ook zeven en wij tweeën, du Pont en ik krijgen er drie. Zoo kwamen die twee toen in de General Motors, du Pont als voorzitter nog wel. Het zal ze geen windeieren leggen, lntusschen had ik pas half mijn zin. Ik vocht door. Om met de Chevrolet de aandeelen General Motors te kunnen krijgen, had ik eerst in September 1915 het kapitaal van de Chevrolet moeten verhoogen van $ 100.000 tot $ 20 millioen, en daarna nog eens van $ 20 mühoen tot $ 100 millioen, anders had ik geen aandeelen genoeg gehad om ze tegen General Motors in te ruilen. Zoodoende kreeg ik nog meer aandeelen behalve de 80.000 die ik al had. De bankiers deden terug, wat ze konden. Ze riepen een vergadering van aandeelhouders op om het beheer veranderd te krijgen en in Maart nog eens. Ze werden wanhopig, want het lukte ze niet, ik was ze al boven t hoofd gegroeid. De Chevrolet had al voor 85 millioen aandeelen General Motors, en nü, een paar maanden geleden, kon ik een vergadering van commissarissen laten bijeenroepen, want van de 825.589 uitstaande aandeelen General Motors kon ik er toen over 450.000 beschikken. En nu ben ik er de baas weer. i Aldus vertelt eind 1916 Durant. Hij vertelt het alsof het niet iets bijzonders was. Daar staat een fabriek, en aldoor groeien daaraan muren, nieuwe vlakken vol ramen, en telkens stappen de wanden hoekig en plotse- 5jVerderL ziiwaar4s- Fen leeg terrein, modder en boomen, maar uit het raam van een wolkenkrabber, honderd meter boven . De spreker antwoordt, heftig gesticuleerend: „Dat geld gebruikt hij in het belang der menschheid." Daverend applaus. Soirees. Chique recepties. Avondtoilet, ötrijkjes en speeches. Er wordt gedronken op de Vereenigde Staten der Wereld. Er zijn gedecolleteerde dames. Juweelen. Heeren in rok. Lakschoenen. Men causeert vroobjk en beminnelijk. De tafels zijn rijk gedecoreerd met vlaggen en bloemen. ,,Fruites du Lac fce8na?»,.,chaP011 de Breda, glacé Henry ford. laarten, buffetten, deftige kellners palmen, keurige jongemannen, die beminnelijke Haagsche meisjes complimenten maken De heer reverend Charles Ked heft een vol glas met champagne op en verklaart op overtuigden toon te gelooven aan de goedheid van het menschelijk hart. En naast nem| fluistert iemand tot zijn tafeldame: — Madam, de idealen der humaniteit, Ü begrijpt toch, vrede op aarde Het Roergebied. Spoorwegrails. Kleine locomotieven. Bakken van goederenwagons. Hoogovens. Kranen. Loopbruggen. IJzeren stelsels als het geraamte van een wolkenkrabber in aanbouw. Buikige reservoirs, buizen die lijken op dikke stalen darmen. Gieterijen, rookerige schemering, verblindend witvloeiend metaal. De productiecapaciteit voor ijzer en staal in Duitschland was vóór den oorlog dubbel zoo groot als de Engelsche, vier maal de Fransche, grondstoffen zijn er in overvloed, erts uit het Zuidwesten, en spierkracht overal. Dingen van dagelijksch gebruik worden in Duitschland niet meer gemaakt. Misschien zijn ze ook alleen van naam veranderd. Eerst heetten ze meubelen, tapijten, boeken, kleeden, kristallen glazen en smeedwerk, lnans noemt men dat pantserplaten, kogels, geweerloopen, granaten en bombardeervbegtuigen.... Mister Day fluistert: „Madam, dat mag niet!" Hij proeft uit zijn wijnglas 1 „Vrede op aarde, madam, het mag niet De oorlogstechniek maakt alles uit de meest heterogene dingen, persen, walswerken, ketels, menschen, geweldige afvoergoten, zand, viaducten, idealen, kanalen en mijlenlange kademuren. Veel komt bij de fabricage van pantserplaten te pas. Mijnschachten, steenkool, erts, vuur, de Duitsche Kultur, ondervoede lichamen van meisjes met dunne lange beenen. Krijgsgevangen Russen, die cokes naar de liften schuiven en dus ook het verlangen naar eindelooze steppen. Bruggen van beton, gedachten die verwijlen bij een rottend lijk ergens op het slagveld van \ laanderen, blinkende, glazen daken, de legendarische Rijn, muziek van Wagner, dikke ronde reservoirs, dikke woorden van vaderlandsliefde, dikke opgeblazen kinderbuiken van honger. Een platgeschoten matrozenhchaam tegen het pantser, roode en grauwe strepen druppelen op het dek .... Hulpeloos en fluisterend herhaalt mister Day: „Madam, vrede op aarde, en broederschap. Dat mag toch niet? jan. komt ^ J**1 later dit bericht: „binds het afbreken der betrekkingen tusschen Amerika en Duitschland heeft de heer rienry bord besloten zijn fabrieken in dienst van zijn land te stellen voor het vervaardigen van munitie. Om deze reden heeft hij ïesloten zijn vredesorganisatie te ontbinden. Ue bureaux in de vijf neutrale Europeesche landen zullen gesloten worden. Uit New York verneemt de Daily Chronicle bovendien dat ford m geval van oorlog bereid is dagelijks duizenden kleine duikbooten te bouwen elk van 20 voet lang en door één man bestuurbaar. Nu is mister Day er niet meer. De lange weelderige dinertafel is een queue menschen geworden, een lange rij zorgelijke gezichten. Wachtenden voor een gefailleerde bank? Meuntrekkende werklooze arbeiders? Bezoekers voor t ziekenhuis? Een lachend jongensgezicht ging in een starren doodskop over. Gymnasten in 't stadion, met witte sportkleeding en uitge- strekte armen in een soldatenkerkhof met kruisen. Dorre, doode boomen zijn half onder vulkanische modder bedolven, grijze ravijnen, kale wanden, doode, dorre ledematen van menschen steken krampachtig omhoog uit grijze onbeweeglijke golvingen. Traag is het neuriën in de stinkende steeg, droevig en zinneloos, du-rei, du-rei, du-rei. Een oorlogsverminkte in de portiek, zittend zonder beenen, bedelbakje voor zich, stompzinnig en blind. Het neuriën blijft om hem heen, het is voor altijd nacht geworden, du-rei, du-rio, du rei, durio. Nacht is het ook boven de golven van bcapaFlow. Onder water rusten de scheepsrompen, rechtstandig gezonken of ter zijde gekanteld. Dit zijn de staalplaten uit het Roergebied. Later zal mister Gillette pas komen. Nog zwerven de bergingsschepen niet over het zeevlak. Een kind zingt een eentonige wijs, wat denkt het daarbij? Menschengedachten gaan over een nachtelijke zee, zwervende zonder zin. De namen van Scapa-Flow, Moltke, Seydlitz, Hindenburg, Kaiser Wilhelm. Troepen stormvogels scheren over de spattende zee, droevige voorboden van den orkaan. Een groot zeilschip vaart uit, wit in den rooden en blauwen morgen, in den Atlantischen Oceaan ligt Tristan d'Acunha, een eenzame Een groot zeilschip vaart uit, de westenwind waait. IV RECORDCIJFERS. In 1916 richt Ford zijn eigen school op. Zij is toegankelijk voor jongens tusschen 12 en 18 jaar. De leerling ontvangt een toelage van 400 dollar per jaar. Deze toelage wordt grooter, naarmate zijn cijfers voor vhjt stijgen. De school heeft een eigen labnek, die fabriek is voor den leerling wat op andere scholen de leerboekjes en onderwijzers zijn. Het diploma is reeds aan honderden jongens uitgereikt als de school een paar jaar bestaat. Velen van hen hebben een werkkring gevonden in de Fordfabrieken Concrete opgaven in de werkplaatsen zijn de lessen m wiskunde. Aardrijkskunde is de kennis van de exportafdeelingen en haar afzet m alle werelddeelen. Het onderwijs omvat verder Engelsche taal, werktuigkundig teekenen, chemie, sport. Er is ook een school voor machinebouw, daar komen mannen van /tusschen de achttien en dertig jaar. Ten derde de school, waar buitenlanders worden verwerkt tot agenten in Azië, Afrika, Australië en Europa, het is een cursus van twee jaar, daar komen Chineezen, Hindoes, Mexicanen, Italianen, Cechen Perzen. Een morsige straat in de Chineezenwijk van een Aziatische stad, de golvende rivier bij Praag, daarachter rijst op de koepel van de Sint Pieter, dat wordt een tempel van Brahma, geurende rozentuinen, de cactushaag bij een haciënda. Zijn dat herinneringen, of droomen? Of ingrediënten benoodigd voor het fabriceeren van een Ford-automobiel ? Over enkele jaren zal Ford zijn plannen ontvouwen voor een nieuwe school. Journalisten zullen schrijven van een school der toekomst. Jongens van 12 tot 17 jaar. Geen talen, geen kunstgeschiedenis, geen literatuur, geen historisch onderwijs. Leerplannen of boeken zijn er niet. Sport is niet noodig meer; bij het werk bewegen de leerlingen zich voldoende. Het voedsel bestaat uit rauwe groenten, vleesch, melk. Koffie, thee, alcohol, tabak en zout zijn verboden. Vrouwen worden nooit toegelaten. Het plan is in deze school gestandaardiseerde menschen te vormen. De nachten dalen en vervluchtigen weer over het onmetelijke land, over de kusten der groote meren, tusschen Chicago en NewYork liggen de stedencomplexen, wriemeling van lijnen en stippen or> de kaart. In OostMichigan hoopen machinefabrieken en straten, spoorwegen, arbeiders, steenkool en erts zich langs den waterkant op, scheepswerven, roet en goedkoooe vrachten per boot. Buffalo, Cleveland, Toledo, Detroit: mechanische muziek van eentonig golvengeklots en sissende zuigers, metaalwerken, zonlicht getemperd door boombladeren en wolkende rook, kloppende hartkamers van koper en daaruit ijlen de stalen slagaderen der spoorwegen naar alle richtingen. Hier is de gunstigste vestigingsplaats voor een nieuwe industrie, hier worden de twee voorwaarden vervuld die elk automobielfabrikant vraagtmogelijkheid voor transport, overal heen en voldoende beschikbare arbeidskracht Hier gaat zich een bedrijfstak ontwikkelen, die in 1923 voor een waarde van meer dan 3 milharden dollar aan producten zal leveren dat is meer dan alle staalfabrieken opbrengen meer dan de petroleum, meer dan welke andere branche ook. In den avond schijnen de lichten van Detroit m en om deze stad staan de meeste automobielfabrieken. Waarom Detroit'' transport en arbeid waren ook elders voorbanden. Maar het vragen naar hoe en waarom wordt hier niet beantwoord. Zelfs in de leillooze keten van berekening eener machinefabriek zit een laatste schakel: niet verder. Het stedenlicht schijnt in de duisternis maar het dient de oogen der menschen, slechts zoover het komt, en rondom de zichtbare ruimte waarin de tandraderen van de logica m elkander grijpen, is het zwart. Niemand kan zeggen, waarom Buick, Cadillac Ford, Olds en Packard begonnen zijn m lJetroit. Voor zulke compromitteerende gevallen van onmacht heeft de hoogmoed echter het woord toeval bij de hand. In dezen tijd van snellen groei verkrijgt Ford de volledige zeggenschap over het bedrijf. Nog steeds zijn 42 % van de aandeelen in andere handen. Zoo beschikken de gebroeders Dodge sinds de oprichting der maatschappij reeds over $ 10 millioen. Zij hebben een fabriek en bouwen voor Ford volgens overeenkomst de motoren. Deze vriendelijke samenwerking houdt op in 1914. De gebroeders Dodge verklaren van plan te zijn een goedkoopen automobiel aan de markt te brengen, waardoor zij met Ford gaan concurreeren. Zij richten voor de productie een aparte maatschappij op. Zij staan er gunstig voor. Zij kunnen prof iteeren van de ervaring door Ford bij den afzet van goedkoope automobielen opgedaan, zij behoeven zijn onderneming slechts te copieeren. Ook de Dodge produceert slechts één model. Maar doordat zij haar prijzen niet gedurig verlaagt zooals de Ford Motor Company, is er van eigenlijke concurrentie toch geen sprake. De productie van Ford stijgt met schokken: 1914 264.000 auto's, 1921 reeds meer dan 1 millioen. Ford s illusies worden werkelijkheid. En de prijs daalt voortdurend. Dat is Ford's sterkste wapen: zijn prijspolitiek. Maar nu doen de gebroeders Dodge hem een proces aan. Zij maken gebruik van den groeienden tegenstand der andere aandeelhouders tegen Ford's steeds kolossaler wordende plannen, en dienen een in verontwaardigde termen gestelde aanklacht in: monopolistische tendenzen, willekeurige inhoudingen van divi- dend, overmatig oppotten van middelen en een expansieplan dat de maatschappij niet zal kunnen dragen. Maar ook op deze manier is Ford niet klein te krijgen. Het opperst gerechtshof in Michigan doet Februari 1919 uitspraak: van te groote expansie en monopolistisch streven is geen sprake. Wel wordt Ford veroordeeld, zijn medeaandeelhouders 20 millioen extra dividend uit te keeren. Maar nu maakt hij er een einde aan. Van nu af aan zal niemand hem meer bij de leiding der maatschappij kunnen dwarsboomen. Het oorspronkelijke part van de gebroeders Dodge van $ 10.000 koopt Ford terug voor $ 25 millioen, ook de andere ontevreden aandeelhouders zijn tegen de verlokking van zulk een prijsverschil niet bestand. Voor ruim 75 millioen is Ford eigenaar geworden van de wapens waarmede hij bestreden werd. Zoo duizelingwekkend groeit het geld. Als in een sprookje veranderen proppenschieters in angstwekkende kanonnen, een kindersabeltje van papier verstaalt tot een doodelijk gevaar. Fven snel en onverwacht werden de fabrieken voor automobielen twee jaar geleden de oorsprong van dood en verderf. Hoog in de lucht ronkten vliegtuigmotoren, een zware bom sloeg krakend op het dorpsplein uiteen. Aarde, bloed, vleeschstompen. Uit stalen platen werd de romp gestampt voor een nieuw type onderzeebootjagers. De fabrieken van Ford maakten plotseling vrachtauto's voor de slagvelden, caissons, stalen helmen, luisterapparaten, pantserplaten en staal voor lichaamsbekleeding. Daarna komen de twee jaren van schijnwelvaart na den oorlog, en de instorting van 1920. Hiertegen is zelfs Ford niet bestand. Hij verlaagt in September zijn prijzen met 23 %• öit middel heeft altijd geholpen ziekten in de conjunctuur te genezen. Maar nu faalt het, de verkoop neemt gestadig af. October, November, winterweer, duister wordende dagen, en naarmate het licht schaarscher wordt, neemt ook het geraas in de fabrieken af. De grondstoffen zijn alle verbruikt, er zijn geen nieuwe bijgekocht. En in December 1920 begint in alle fabrieken een groote stilte. Ford heeft de productie stopgezet. Nu loeren plotseling de bankiers van achter hun monumentale bureaux in New York naar het Westen. Geruchten duiken op: — waar ze vandaan komen, is nooit vast te stellen — Ford heeft geen geld meer, Ford zal moeten leenen. De stilte in den winter van '20 op '21 is vol dreiging. Ford heeft in kas 20 millioen en hij moet binnenkort beialen aan inkomstenbelasting 18 millioen, aan employé's 7 millioen, restant schulden voor den aankoop der minderheidsaandeelen 33 millioen, totaal 58 millioen. Waar moeten de ontbrekende 38 millioen vandaan komen? De bankiers kijken onverschillig en hopen, dat zij deze som mogen voorschieteneen pracht onderpand, die fabrieken van ford, onbezwaard, geen cent hypotheek, en voor 38 millioen dollar is hij dubbel en dwars goed. Maar Ford spot: — De banken? Als ze niet oppassen lijken ze met hun bevroren credieten meer op üsiabrieken. Daarna zegt hij tegen zichzelf: Laat eens JJe.n',We hebben zelf 20 millioen. Hij bladert in zijn papieren. — De vertegenwoordigers zijn contractueel verplicht de hun in 1920 geleverde wagens contant te voldoen. Daar zullen we op staan. JJat zal ons 24 millioen opbrengen Ford bladert door. De moeilijkheden voor de verkoopers, wier afzet daalt en die Ford toch direct moeten betalen, spelen geen rol. r_jerr^e i Er h 268 weken geëxperimenteerd. De algemeene kosten per auto hebben we nu kunnen drukken van 146 dollar tot 93 dollar, en de tijd met een derde verkort Zoodra we weer gaan produceeren beteekent dat een extra bate van 28 millioen. Uit een heterogene mengeling van hout en erts m Michigan, smeltovens in Detroit stampmachines, en steenkool in Virginia ontstond vroeger een auto in 22 dagen, dat zal nu in 14 dagen mogelijk zijn. Er bestaat «een fmmte m als Ford gaat rekenen, hii schuift landstreken naar eikaar toe als bij een legkaart, de aarde wordt opklapbaar als een motorkap en daaronder werkt de ge- ruischlooze machine, die benzine en lucht door explosie verwerkt tot geld. Tenslotte noteert Ford nog 3 posten: Incasso van agenten in 't buitenland 3 millioen, verkoop van bijproducten 3,7 millioen, verkoop van effecten 7,9 millioen, dat wil zeggen, op 1 Maart hebben we in contanten ter beschikking meer dan 87 millioen en we nebben maar 58 millioen noodig. Nu dreunen ver weg de fabrieken weer, de schepen der groote meren leggen aan, de grijpers zwaaien met bakken vol erts, in de bosschen zwaaien de boomen weer om, er zijn vele vertegenwoordigers bankroet gegaan, er zijn er ook vele staande gebleven, maar de productie is nu hervat en elke dag ziet bijna drieduizend flonkerende nieuwe Fordwagens. De millioenen stroomen weerj aan, snel en mechanisch als de bewegingen in de glijgoten der fabrieken, als de rijdende treinen, als de kranen en het vloeiende staal. Aan de Rouge liggen fabrieken van Ford, de Rouge moet worden verbeterd. Maar daar loopt een spoorlijn, die concessies heeft, welke Ford de uitvoering zijner plannen beletten. Dat is de Detroit Toledo and Ironton Railway. Zij is 548 kilometer lang, heeft zijlijnen en gebruikrecht op rails van andere maatschappijen. Zij loopt dwars door den staat Ohio naar Ironton, van het kriemeer naar de steenkoolvelden in West-Virginia, en zij kruist negen groote trunklijnen. Maar zij is slecht beheerd. Vervelooze gebouwen. slecht materiaal, tekort aan machines in de werkplaatsen en te veel arbeiders, ford koopt in 1921 dezen spoorweg. Als hij haar m bezit heelt kan hij de Rouge verbeteren en bovendien heeft hij nu een eigen verbmding met zijn mijnen in West-Virginia en een eigen transportweg voor zijn producten. De employés worden verminderd van 2700 tot 1650 man. Minimumloon 6 dollar, 8 uren werk, nieuwe dwarsliggers nieuwe rails. Nu rijden de treinen snel en op tijd de stations binnen, alle gebouwen zijn opgeschilderd, op de emplacementen mag met gerookt worden, elke locomotief wordt na elke reis schoongemaakt. Weer duiken geruchten op. Zij hebben het nu met over een dreigend faillissement van ford. Dat zou ook onzinnig zijn. De fabrieken zijn volop van werk voorzien. De productie m het jaar 1923 is al meer dan 2 millioen automobielen. Volgens de nieuwe geruchten zou Ford in 1924 president der Vereenigde Staten worden. Eerst lachen de menschen. De geruchten f?^Se? *ïan' .¥* lachen noudt op. Ford zelf bbjft kalm. Hij zegt alleen dingen, die de onzekerheid grooter maken. „Wat denkt U wel! Mij verkiesbaar stellen voor president? Uenkt U met dat ik aan mijn eigen zaken genoeg heb? Een andere maal zegt hü: Ik president? Ziet U dien stoel daar? Ik zou met de moeite nemen er heen te loopen al kon ik koning van Engeland worden." Uit de beste bron verklaren enkele bladen te vernemen, dat Ford geen candidatuur begeert. Daarop verklaart Ford's zoon, dat zijn vader wel geneigd zou zijn een candidatuur te overwegen, zoo hem die aangeboden werd. Mevrouw Ford vertelt aan een reporter: „Als Henry president wordt, ga ik niet mee naar Washington." Ford zegt: „lk heb het veel te druk om mij met politiek te bemoeien." Hij rijdt weg in zijn auto en verklaart den volgenden dag: „Nooit heb ik beweerd geen president te willen worden. De kranten schrijven er druk over: «absoluut ongeschikt, gebrek aan menschehjk gevoel, ontwikkeling noch innerlijke beschaving, koppig, grillig en onbesuisd.' De beurslui schudden het hoofd: „Doordrijver! Hij bederft met zijn hooge Iconen de arbeiders." Verwoed verklaart een afgevaardigde uit het Zuiden echter: „Wij zijn beu yan de politici als Harding, van intellectueelen als Wilson. Ford is de zoon uit het volk voor het volk, hij zal ons beschermen tegen de uitzuigers van Wallstreet." Begin 1923 trekken 7000 van Fords reizigers door de V. S. om leden te winnen voor de president Ford-club, onder de leus: We Want Henry! Programma: „afschaffing gouden standaard, ruilmiddel gebaseerd op de eenheid van energie." Wat dit is, weet niemand. Ook heeft Ford geen kans door een der partijen candidaat te worden ge- steld. De verkoop zijner automobielen neemt echter sprongsgewijs toe. Interview 31 Juli 1923: „Met stelligheid ontken ik een candidatuur voor het presidentschap der Vereenigde Staten te begeeren." En op een ander onderwerp overgaande voegt Ford er bij, dat hij tegen de vakvereenigingen is, omdat zij de arbeiders lui maken, en vóór het drankverbod. Ijverig noteert een verslaggever in het bijzonder deze woorden: — Ik voel me niet oud. Een mensch oordeelt pas zuiver als hij de vijftig achter den rug heeft Een 60-jarige is, mits lichamelijk en geestelijk gezond, het best in staat bruikbaren arbeid te verrichten." Ford is nu wereldberoemd. Iedereen weet hoe hij er uitziet: fijne rimpels in een gebruind gezicht, clean-shaven, zilverig haar korte neus met breeden wortel, geen smalschedel. Hij kan niets zeggen, of het komt in de krant steeds staart zijn portret van tusschen de kolomlijnen den lezer aan Omgeven door een drom reporters neemt Ford zijn tentoonstelling in Madison Square Oarden m oogenschouw. Men vraagt hem- — Say how does it feel to be a multimillionnairf De automobielkoning antwoordt geërgerd: „Ga naar school terug om te leeren hoe men met menschen omgaat!" Iien minuten later vraagt iemand: — Is u mnltimillionnairr Woedend zegt Ford: — Ik weet het niet. But it is none of your damned business." . De reporter druipt af. Een vriend troost hem: It does not matter! Hij handelt steeds onder impulsen, enthousiast of verontwaardigd, hij zegt altijd dingen, die je met letterlijk nemen moet. Aandachtig leest Johnson, gj<*nte^andelaar, X-street Nr. Y te New York dat Ford aangeboden heeft alle oorlogsvloten op te koopen, zoodra de volkeren zouden gaan Ford* heeft al tweemaal de industrieele wereld in opschudding gebracht. In 1914 verhoogde hij het minimumdagloon in zijn tabriek tot 5 dollar. In 1926 voert hij de 40urige werkweek van 5 dagen in, zonder overuren. De arbeiders krijgen 6 dagen voor 5 dagen betaald en zijn Zaterdags en Zondags vrij. In 1929 worden de minimumloonen verhoogd tot 7 dollar per dag. Sociale hervormers prijzen geestdriftig Ford's ruime menschelijkheid: een groot, idealistisch man. Ongelukkigerwijze laat Ford zich op een goeden dag in de kaart kijken, als hij verklaart: „Bovendien bestaat er een zeer nauw verband tusschen altruïsme en gezond zakenleven." Ford begint een campagne tegen de Joden. In zijn tijdschrift de Dearborn Independant verschijnen artikelen, waarin gewaagd wordt van een verwording in literatuur en moraal, een vergroving van het openbare leyen en een gebrek aan degelijkheid in het zakenleven, die toegeschreven worden aan de toenemende beteekenis van het internationale Joodsche bankkapitaal. Hiertegenover poneert Ford, dat de geest der Vereenigde Staten christelijk is in den wijdsten zin, dat daardoor moraal en vrijheid vereen^d T^fï -i heSJe Stemming der Unie is, christelijk te bhjven. Ford laat het tot een proces komen. In Maart 1927 eischt advocaat öapiro te Chicago van hem als gevolg van zijn actie een schadevergoeding van $ 1 millioen. De jury bestaat uit 6 mannen en 6 vrouwen. Joden noch leden der Ku KIux Klan maken er deel van uit. Men spreekt rord vrij. r Op een Zondagavond in Maart 1927 verlaat ford zijn laboratorium om per auto naar zijn huis m Dearborn terug te gaan. Op den weg rijdt een groote toerauto hem achterop. Een smalle brug moet gepasseerd worden. Op die plek haalt de groote auto Ford in, en dringt hem van den weg. De auto tuimelt over de borstwering, 15 voet diep, en botst tegen een boom Ford zelf blijft bewusteloos liggen, komt bn en strompelt met moeite naar huis. ilij heeft twee diepe hoofdwonden en liidt veel p,jn. Hij wordt naar het ziekenhuis gebracht er is een kleine operatie noodig. Dadelijk doen geruchten over een aanslag de ronde. Maar het of ficieele onderzoek wijst uit, dat m den toerauto twee menschen zaten de bestuurder had zijn arm om een meisje geslagen, het kon ook zijn, dat hij dronken w^s Waarvan is Ford het slachtoiler geworden: van een misdadig plan, van de liefde, of van de alcohol? Hoe het ook zij, kort daarop herroept Ford uit zichzelf in een verklaring al wat hij ooit tegen de Joden mocht hebben gezegd. r i , T Overigens betoont Ford zich een voorvechter van „gezonde cultuur". In Londensche bladen heeft Anna Pavlova verklaard de jazz afgrijselijk te vinden, zij adviseerde den mfnsWn zich aan de ouoerwetschc.dansen te houden. Zij heeft in Ford een warm medestander gevonden. Bovendien 1S in Ford een genegenheid voor oude herbergen ontstaan, lie moeilijk te rijmen is met zijn gebrek aan eerbied voor alle verleden, maar die bij bewonderaars van historische cultuur een uitrekenden indruk maakt: „een geniaal, veelzeg mensch; deze fabrikant waardeert tenminste ook geestelijken rijkdom. In de Wayside Inn, te South ^ury in Massachussets hebben George Washington en Lafayette onderdak gevonden. Ford koopt haar met het omringende land aan. De oude haardsteden worden in hun vroegeren vorm hersteld, de oude viperen in den oorspronkelijken staat teruggebracht. Over het geheele land wordt gezocht naar mide herberg verdwenen voorwerpen. Een koffer wordt fn Kansas gevonden De oude BnU anno 1710 wordt weer in het oud foudraal geplaatst. Verschillende bladzijden waren zeer gehavend, zij zijn vervangen door nieuwe, precies eender bedrukt, de oude worden in een kistje bewaard. Ook de omgeving wordt in stijl gebracht, op het land bij de herberg wordt een korenmolen hersteld, twee oude zaagmolens bouwt men er weder op, in de stallen staan koetsen en tuigen uit ouden tijd. „Ik heb groote bewondering voor de mannen, die het land hebben gegrondvest," verklaart Ford, „en ik vind, dat wij meer van hen moeten te weten komen. Het jonge geslacht weet een heeleboel over automobielen en vliegtuigen en radio en bioscoop, maar van de oude pioniers en hun moeilijken arbeid begrijpt het niet veel." Een nauwkeurig toeziend bezoeker van den Wayside Inn zullen echter eenige dingen opvallen. Het waterrad van den korenmolen werd door tegenstroomend water gedreven, en maalde alleen veevoeder. Het nieuwe rad echter heeft 't water boven zich en kan nu tarwe en rogge ook malen. De oude herberg had als verlichting kaarsen en muurlichters. Om brandgevaar te voorkomen heeft de nieuwe electrische lampjes in den vorm van de oude vetkaarsen. Ook bij de andere herberg, die bij Detroit, de Botsford Inn moet de historische wijding voor den bezoeker geruggesteund worden door eenige verbetering aan de mankementen der traditie. Voor het gezicht verborgen is er een keuken ingericht met electrische fornuizen anno 1925. Zoo kan zich iemand wanen in een blokhut, een vooruitgeschoven post der beschaving in de wildernissen van Michigan aan het begin der vorige eeuw. Achter den muur evenwel kan een hors d'oeuvre worden bereid. Ford bewondert de oude dansen. In net groote fabriekslaboratorium bij Dearborn is een balzaal. Uit Boedapest is een clavecimbel gekomen, gelukkigerwijze bleek in de fabrieken een Hongaar te werken, die het bespelen kon. Dertig jaar geleden werd m de Botslord Inn elke week gedanst. Ford rust met, voor hij de leden van het orkest, dat daar speelde weer bij elkaar heeft. Nu organiseert hij dansavonden en danslessen. Het gaat er vormelijk toe. De dames komen met alleen de zaal binnen. Niemand loopt over den dansvloer. De muziek is melodieus en ouderwetsch, galop, wals, polka, menuet, lanciers, quadrille. . * Over de donkere wegen van Amerika razen auto's, treinen daveren over de viaducten boven de straatkloven van Chicago, zonnebundels langs den wolkenkrabber daar waar de ijzeren tunnel boven het asfalt van den rijweg een bocht maakt en tusschen twee hemelhooge wanden boort naar een emplacement van rails, dat zich openspreidt. In een klein hoekje van de stalen fabriekscomplexen is echter een opening, een gat, en daardoorheen zie je vijftig jaar terug, het maatschappelijk leven van 1880, slechte pompeuze architectuur, valsche kolommetjes, valsche glimlachjes, heeren met snorren en hooge hoeden, ingesnoerde vrouwemiddels en een spiegellijst met krullend verguldsel. In de balzaal is vreugde. Ford zegt tegen een gast: „Ik verafschuw de jazz. Het is een overblijfsel uit den oorlogstijd." Er zijn verscheidene lieden van over de zeventig aanwezig. Een lid van het orkest is 85. Hij kan dansen en vioolspelen tegelijk. Den 26sten Mei 1927 heeft een gebeurtenis van eenigszins plechtigen aard plaats. Op dezen dag verschijnt Ford in de Highlandfabriek, waar de 15 millioenste automobiel juist klaar is gekomen. In Dearborn heeft Ford in een van zijn gebouwen een museum ingericht van allerlei soorten voertuigen en gereedschappen, meubelen en muziekinstrumenten. Daarbij is geen historische volledigheid beoogd. Wat door zijn vormen oorspronkelijke denkbeelden van een handwerksman verried, had de voorkeur. In dit museum staan de wagens, waarmede de voortrekkers naar het verre westen togen door de eindelooze prairiën, over de breede stroomen, langs de afgronden der canyons en over de hellingen van de Rocky Mountains, wagens, die door de Indianen beschoten zijn en die verhit werden door kamp- vuren naast de wielen. In dit museum staat ook de allereerste automobiel die Ford zeil vervaardigde, de vier-en-twintig sindsdien verloopen jaren lijken langer dan de eeuw, die er ligt tusschen nu en den tijd van de Deze* allereerste automobiel wordt te voorschijn gehaald. Men brengt hem naar het fabrieksterrein. Daar staat ook nummero 15 millioen. De motor van nummero 1 wordt op gang gebracht, hij hamert er plotseling luidruchtig op los, hij overstemt het trillend gesnor van den motor van nummero 15 millioen. Op dit oogenblik voelt nummero 1 zich weer de eenige. Het is Ford zelf, die achter het stuurrad plaats neemt. Een horensignaal in den donkeren nacht, en een oud cavaUeriepaard rukt plotseling luisterend den kop omhoog. Trompetten over de heide, trompetten onder het zonne- Door honderden toegejuicht, rijdt Ford met nummero 1 weg. , Achter hem komt nummero 15 milhoen, bestuurd door zijn zoon. Nu komen de laatste jaren. Ford is sinds eenigen tijd zijn voorsprong bij anderen kwirt Er zijn nu meerdere goedkoope merken aan de markt, en deze wagens zien er comfortabeler uit dan de Ford die nog altijd het model van 1909 heeft. De Chevrolet groeit zienderoogen, en er worden steeds meer Dodge-wagens en Essex' verkocht. En Ford, die in 1923 nog ruim 2 millioen automobielen verkocht, ziet zijn productie in 1926 dalen tot 1 millioen 4 honderd duizend. Nog in 1925 wordt met dag- en nachtploegen gewerkt om alle bestellingen uit te voeren. Daarna wordt de achteruitgang merkbaar. Kleine veranderingen aan chassis en carrosserie brengen de gewenschte verbetering niet. Verlaging van de productiekosten helpt ook niet meer, het is het uiterlijk van de Fordauto, dat nu zijn verkoop in den weg staat. Er moet personeel ontslagen worden. IniMei 1927 staan alle machines stil. Er plachten dagelijks 5000 bezoekers te komen om de Fordfabrieken te zien, zij zullen dezen zomer een ander genoegen moeten zoeken. Ford heeft besloten zijn fabrieken te verbouwen voor de fabricage van een geheel ander model. De andere producenten wachten af. In de cijfertabellen van de Fordproductie staan op de snijpunten van de horizontale lijn 1927 en de verticalen die loodrecht dalen uit de kolomhoofden Juni, Juli, Augustus, September kleine streepjes, vol beteekenis. Deze streepjes zijn als het tikken van een klok in een leege kamer, en als teekens uit een telegrafeerschrift: geen nieuws, geen nieuws, geen nieuws. Voor de concurrenten zijn het slagboomen, waarachter zij nieuwe modellen en prijsveranderingen zoolang terughouden, tot Ford weer aan de markt is. Voor Ford beteekenen zij: geen vacantie voor zichzelf, noch voor zijn zoon en de ingenieurs, laboratoriumwerk in overalls van 's morgens tot 's avonds laat, strikte geheimhouding, opgelegd aan allen, die met het nieuwe model te maken hebben, zomerweer, duizenden dollars per dag onkosten aan afgekeurde proefwagens, en traaggaande maanden van uitstel. Maar in December kunnen eindelijk de nieuwe modellen tentoongesteld worden. En de bestellingen hoopen zich plotseling bij de verkoopers op. In alle opzichten is de nieuwe Ford een verrassing, zij is goedkoop en sierlijk. Tien millioen menschen hebben de eerste twee dagen de nieuwe Ford gezien. Onbewegelijk staat de glanzende auto op het platform, tusschen palmen of achter groote spiegelruiten, de electrische lampen of het daglicht schijnen over de zwartglimmende kap, over het harde glas van de lantaarns, de gezichten van menschen staan zonderling vertrokken, uitgerekt of versmald gespiegeld in het nikkel van den radiateur. En in de cijfertabel staat op het snijpunt van de horizontale lijn 1927 en de verticale der maand plotseling een getal: elfhonderd. Een slagboom gaat langzaam omhoog, en ontelbare auto's rijden nu op den toeschouwer aan. Eind 1927 zijn er reeds 80 duizend arbeiders aan het werk. Zwellende cijfers, zwellende wentelende rook boven staalfabrieken, de koersen van automobielaandeelen rijzen als gistend meel. Elke maand loopt de productie op: Januari, 7 duizend, Februari, Maart, lentewinden, een boom breidt zijn breeden bladerkroon uit, Juni 64 duizend, Augustus, October maandelijks al weer meer dan honderdduizend auto s. Een merkwaardig feit doet zich voor. Zoo snel wordt de productie na den stilstand van 1927 opgedreven, dat Ford's eigen fabrieken niet aan zijn vraag kunnen voldoen. Zijn oude cyclus van bedrijven fabriceerde model T, deze kringloop is door de nieuwe Ford verstoord. Er worden weer onderdeelen besteld bij andere fabrikanten, zooals het twintig jaren geleden algemeen was. De Detroit Toledo & Ironton Spoorweg wordt van de hand gedaan. Het arbeiderstal stijgt echter steeds, ruim 100.000 in Juni 1928. De productie is dan 2000 auto's per dag en in 1929 wint Ford zijn aandeel in de Amerikaansche automobielproductie geheel terug. En toch is er nu iets veranderd. Ford is door concurrenten omringd, vroeger liet hij ze altijd ver achter zich. De buitengewoon hooge winsten der eerste iaren komen niet terug, over 1931 wordt zelfs een verlies van millioenen geleden. En aldoor blijft de wedloop der afzetcijfers niet anderen, een race van lijf aan lijf. In 1929 staat Ford als nummero 1 op de lijst der automobielproducenten. Vlak achter hem komt de General Motors. In 1930 vergroot Ford zijn voorsprong, hij produceert 300.000 meer'dan zijn grootsten concurrent. Maar weer een jaar Tater is Ford teruggezakt, zijn afzet daalt met de helft, en die van de General Motors verandert weinig. Zoo strijden zij om den voorrang. Klepperende paardenhoeven, klepperende machines. Cross-country. Begroeide heuvelen op, en langs de golvende lijn, die den afzet in beeld brengt naar de diepte en weer omhoog. De boomen suizen voorbij. Telegraafpalen slaan om en op de tabellen, die den uitslag van de race melden, verdwijnen cijfers en springen andere te voorschijn. Langs den weg vallen huizen in, het puin van lïnancieele instortingen bemoeilijkt het snelle rijden, donker is het soms door den rook van brandende gebouwen. Het is niet heelemaal meer zooals vroeger. Ford heeft in zijn eigen landbouwbedrijven vele machines en tractoren weer doen vervangen door menschelijke arbeidskracht. Ford is nu bijna 70 jaar. Het hart van de zakenwereld klopt onregelmatig, er doen zich ouderdomskwalen voor. Ford maakt in 1931 een nieuw model aan, de V 8. De Iconen worden verlaagd tot $ 6 per dag, het oude niveau van vóór December 1929. Er zijn barsten gekomen in het volmaakte idool van den gemechaniseerden landbouw, het eene, alleenzaligmakende model en het steeds hooger wordende standaardloon. De weg is moeilijk, moe is de wereld. . Zelfs de gehate financiers zijn nader kunnen komen. Nog kent de maatschappij maar één eigenaar, de familie Ford. Maar het kapitaal der dochterbedrijven in vele landen kon slechts worden verkregen door publieke emissies. Den 31sten Maart 1932 verklaart Ford: „Ik ben bereid mijn geheele fortuin op het spel te zetten voor mijn overtuiging dat terugkeer van betere tijden onmiddellijk is te wachten." De woorden lijken een hoorbaar geworden grimas. Zij wekken een echo, het hoongelach van beursmakelaars en gedupeerde kleine spaarders. De Belgische Fordmaatschappij, de Duitsche, de Engelsche, de Deensche, de Nederlandsche, de rransche maatschappij houden de winst in, en passeeren *t dividend. Men mompelt, dat ford dit geld in Detroit zelf te hard noodig heeft om het uit te kunnen keeren. Er komen vergaderingen, waarop critisch gestemde aandeelhouders het woord voeren. Ford wil zich niet mee laten sleepen. Hij wil blijven staan. Hij betaalt in 1931 millioenen u1 j jan Iconen voor arbeiders, die eigenlijk hadden moeten worden ontslagen. Hij wil zich niet aan de omstandigheden gewonnen geven; hij wil het fiasco van zijn denkbeelden niet zien, en hij blijft herhalen wat hij vroeger steeds zei: „Hooge loonen, dat is veel koopkracht en geen depressie." Hij laat de uitgaven ten behoeve van zijn vakscholen, zijn museum, de ziekenhuizen, het Edisonmstituut m vollen omvang doorgaan. Er zijn groote hoeveelheden onderdeelen gefabri- ceerd voor opslag, die door de nieuwe modellen aan waarde hebben ingeboet. Nog wil Ford het niet zien. Hij heeft vroeger alleen maar een groot rad in beweging gezet, en toen gedacht, dat hijzelf hét raderwerk was. De winst stroomde binnen, jaren achter elkaar. Het rad draaide door, de bedrijven brachten vanzelf hun winst op. De fabrieken zijn Ford voorgegaan, zij hebben winst op- Êeleverd, en hem bevolen die winst weer te eleggen, zoo groeide een wereldconcern. Nu brengt de fabriek geen winst meer op, en de verwarring is groot, doordat de bevelende stem niet meer wordt gehoord. Ford heeft boeken geschreven. Het zijn er twee. Ze zijn vele malen vertaald. Het eerste boek schrijft Ford in 1922. Het heet My Life and Work. Ford heeft het automobielpak en de reispet plotseling verwisseld voor de geleerdentoog en de zwarte baret. Hij orakelt: „Scepticisme is de regulator der beschaving." Ford gispt de hervormers in welke gedaante ook maar: „Dat is het soort menschen, dat een hemd aan stukken scheurt, omdat een van de knoop jes niet in het gat kan." Ford kijkt daarbij in het bijzonder misnoegd naar Rusland. „Deze staatsvorm trachtte de natuur te negeeren, zegt hij verwijtend. Zijn vinger gaat waarschuwend omhoog. „In Amerika is een duister element aan het werk, dat zich tracht in te dringen tusschen de menschen die met hun handen werken en de mannen die denken en overleggen voor de mannen, die met hun handen werken." Dat zijn de Russen. „Tegen dien invloed moeten wij ons verweren. Wij moeten niet toestaan, dat de hater eener gelukkige menschheid tweespalt brengt in ons volk.' Een oogenblik later klinkt het overtuigd: „De regeering van een volk is dienaresse en kan nooit anders zijn dan dienaresse." Soms kijkt de schalk in Ford even om den hoek: „Het is mij vaak voorgekomen dat de z.g. reformkleeding — hetgeen gewoonlijk zeggen wil leelijke kleeding — het sterkst wordt voorgestaan door vrouwen die niet aan overmaat van schoonheid lijden en die haar zusters ook gaarne voor dat euvel zouden behoeden." Onmiddellijk echter trekt Ford zijn correcte colbertjas weer in de plooi en zegt met een zakelijk gezicht: „Dat was de inleiding. Pagina 5 tot en met 30. Nu komt hoofdstuk I, getiteld Het Begin. Op den 31sten Mei 1921 leverde de Forel Motor Companv haar vijfmillioensten automobiel af." Hij vangt aan zijn levensgeschiedenis te vertellen. Maar een der hoofdstukken besluit hij met de smeekbede: „Laat elke Amerikaan zich hoeden voor verwijfdheid. Een Amerikaan behoort een instinctieven afkeer te hebben van gevoelszoetelijkheid." Vermoedelijk voor de niet-Amerikanen, die sentimenteel mogen zijn, schrijft Ford: „In 1916 werden mii informaties verstrekt, waaruit ik meende te mogen opmaken, dat sommige mogendheden den vrede wenschten en een ernstige demonstratie voor den vrede zouden welkom heeten. In de hoop, dat diï waar was, gaf ik feld voor het vredesschip." ord vervolgt: „Wij hechten weinig waarde aan statistieken en theorieën der economen betreffende opeenvolgende perioden van depressie en welvaart. De productie der Fordfabrieken heeft geen goede of slechte tijdsomstandigheden weerspiegeld." Dit klinkt even verbluffend als zijn sombere voorspelling: „De moderne stad zal binnenkort ophouden te bestaan." Nu vouwt Ford vroom de handen en dicteert zijn medewerker: „Een groote onderneming is werkelijk te enorm van afmetingen om „menschelijk" te kunnen zijn, er is als het ware iets heiligs in een groote onderneming, die brood geeft aan honderden en duizenden gezinnen." En Ford besluit zijn boek met een bijbeltekst: „het geloof is het wezen der dingen waarop wij hopen, de zekerheid der dingen, die niet gezien worden." Voor hem ontïoopen het steeds verbeterde model T en verheerlijkte aartsvaders in den hemel elkaar dan ook niet veel. In zijn tweede boek, dat enkele jaren later verschijnt, wendt Ford zich nog eens tot Rusland. Pathetisch roept hij uit: „Wat kreeg het volk daar toen het zich meester maakte van de regeering? Niets! Het duizendjarig rijk verscheen niet, instede daarvan ontstond wanorde en het weinige goede dat nog in het oude regiem had gezeten ging nu verloren." Een zwijgend antwoord komt, de regels van een krantenbericht, begin 1932: „De automobielfabriek te Nishjni-Nowgorod is geopend." ö Witte sneeuw op het Roode Plein te Moskou en onder de bedekte grijze lucht het mausoleum van Lenin, opstapeling van platte blokken rood en zwart graniet. Voor den bezoeker zichtbaar ligt onderin een gebalsemd lijk. Maar nog denken de doode hersens door m den electrischen stroom die langs de draden gaat, zij zijn het middelpunt van een organisch stelsel van reuzige waterkrachtinstallaties en mijlenlange geleidingen, lüectriciteit: de zenuwen van een nieuw lichaam, het bloed voor de aderen door nieuw vleesch. Daaromheen staan de getallen gegroepeerd verdiepingen en kubussen van getallen, licht en glanzend aluminium, open, naakt en ijzerhard. De lampen glanzen in stalen, gepolijste kamers, ijzergieterijen verrijzen uit kale vlakten, spuitende oliebronnen, het land bouwt zichzelf op. Zwavel en kamfer uit Italië, zinkstof van Polen, pompen, centrifuges, filters, compressoren] een wanordelijke stroom van ontelbare onderdeden wordt ingevoerd. Expeditie's van geologen, koper en ijzererts in de toen- ■ dra's, woestijn van Turkestan, ijzige koude en subtropische warmte, zandvlakten van Midden-Azië, het zoeken naar caoutchouc in zonnebloemen, planten in de kale Oertekwoestijn, laboratoria van glas en licht. Ertsmijnen in den Oeral, stof, droogte, rijen van communistenblouses, de uniform van het roode leger, invoer van balen wol, de beelden komen aan als in een koortsdroom, fabrieken worden opgebouwd, rooken, schuiven op lange treinen hun producten weg. Steden springen uit den grond, straten groeien uit de aarde, sanatoria, ontspanningshuizen, gras, boomen, broodbakkerijen en woonhuizen, gasfabrieken, scheepshellingen, locomotieven, cement, rijen tractoren als rijen soldaten, spoorbrug over de Wolga. De grijze Oka stroomt langs een stad, die er vervallen uitziet. Eindelooze rijen kramen staan leeg en verwaarloosd. De jaarmarkt van Nishjni-Nowgorod was wereldbekend onder het tsarisme, haar plaats is nu ingenomen door de automobielfabrieken, verder weg langs de rivier, bij de pijnbosschen. Daar is een nieuwe stad in aanbouw, huizenblokken, de ramen zijn nog leege gaten van rechthoeken. In den winter van 1928 heeft de Opperste Economische Raad het plan opgesteld. In Mei, twee jaren later teekenden Russische vertegenwoordigers, die naar Dearborn bij Detroit waren gekomen een contract met Ford voor levering van patenten, technische hulp en onderdeden. In Fords fabrieken leeren 100 Russische technici. Als de fabriek klaar is, zal zij de eerste twee jaren alleen nog maar automobielen monteeren van onderdeden, die Ford uit Amerika stuurt. nLSVRtS 1room,en 7an een Russisch Detroit. Deze fabriek zal 40.000 automobielen per jaar moeten maken. Als de andere fabrieken, in Moskou en Stalingrad op volle kracht werken kan Rusland in 1933 200 000 automobielen per jaar fabriceeren. In 1938 moet dat gestegen zijn tot 8 millioen. Zoo dacht ook Ford als jong fabrikant. Millioenen automobielen heeft hij gemaakt Daarna schreef hij eens: — Rusland negeert de natuur! Nu wil ook Rusland automobielen fabriceeren, millioenen en millioenen. — Rusland negeert de natuur. Maar toen Ford dit schreef was er ook nog geen sprake van een contract voor een waarde, overeenkomende met een bedrag van 6 millioen pond. g Den 6den April 1928 komt Ford met de Majestic te Southampton aan voor een bezoek aan znn fabrieken te Manchester en Engeland. Natuurlijk wordt hij onmiddellijk door reporters ondervraagd. Men heeft gehoord dat er ,n Amerika zooveel werkloozen zijn. Misschien geeft Ford daar inlichtingen over De potlooden schrijven het antwoord: „Het kan best zijn, dat er 5 millioen werk- loozen bij ons zijn, maar dan zijn dat lieden, die niet werken willen." Of er in Amerika een economische crisis op komst is? „Eigenaardig," antwoordt Ford, „dat wij over zulke dingen in Amerika zelf nooit iets hooren!" , Twee jaren later is Ford weer m Europa. Hij maakt een rondreis van twee maanden. Begin October bevindt hij zich te Keulen. De Rijn spoelt breed en grijs onder de Hohenzollernbrücke door, onbewegelijk blijven de ruiterstandbeelden op het bruggehoof d steigeren, in den Dom dreunt de orgelmuziek. De affiches der Opera vermelden Wagner en Verdi. Zon op den Barbarossaplatz, trams* autobussen, Schupo's. Receptie in het raadhuis. Burgemeester Adenauer begroet Ford met een rede. waarin hij de hoop uitspreekt, dat Ford's optimisme tot uiting komende in den bouw van een nieuwe fabriek, gerechtvaardigd mag blijken. Namens Ford antwoordt de heer Alberts, oud-minister, commissaris der Duitsche Ford-Maatschappü. Over politiek wü hij zich niet uitlaten. De beste methode is internationale samenwerking op nationalen grondslag. Den volgenden dag passeert Ford om 11 uur het grenskantoor Rothenbach, gemeente Vlodrop. Hij is nu in Nederland. Voorstelling aan de Limburgsche Ford-vertegenwoordigers. Via Roermond en Weert naar Emd- hoven s Middags bezoek aan de Philipsfabrieken. Deze entourage van fabriekscomplexen, glas, staal en cement, vierkant en recht moet hem zeer vertrouwelijk voorkomen. Hij vertoeft tien minuten in een van fL :geZ?STningen aan de Kastanjelaan. W ?i gT 1 st°?mP°rt vaart over het breede Hollandsch Diep en in de machinekamer bewondert een Amerikaansch automobielj?**6 constructie. Des avonds stapt Ford met ziml gezelschap in 4 auto's I*™ he} ?0tT ^eimar in Rotterdam. £amer met uitzicht op de grijze Maas. Rijen ^ngsteUenden beneden op' straat, politfe- „ll^^ ^"1^™' Den eigenden dag ^..^engt een bezoek aan dl ÏSp J ° u HrJ-gaat aan boMd van Kota Agoeng, daalt af m het machineruim, informeert naai-details van de motoren. Hn beZ ^ de droogdokken. Het weer klaart op. Boottocht op de rivier op uitnoodiging van burgemeester Droogleever Fortuyn Over het vele water in Nederland zet Ford groote oogen op. „Gooi het dicht en maak er autowegen van," zegt hij. Zijn hoorders ghmlachen discreet. Ford is een grooTman Maar hn heeft zijn gebreken. Nu vergeef bijvoorbeeld m zijn impulsiviteit w£r, dat te wate?^ duurder is dan het vervoer Als echter den 17den October de Europa met ton'!? W boo+r dna de haven van Southampton verlaten te hebben in volle zee komt en een continent achter den horizon is weggezakt, doen in een klein, laag land langs de Noordzee wüde geruchten de ronde, rord zou in Rotterdam komen voor de eerste steenlegging van zijn nieuwe fabriek aan het Marconiplein. Maar van een eerste steenlegging is niet gerept! Nog erger: de aanbouw van de fabriek wordt practisch stopgezet. Er zijn bladen, die op hoogen toon opheldering verlangen. Anderhalf jaar later steekt een geraamte van vuurroode menie boven de boomen en enkele daken van boerderijen in het polderland bij de Hembrug aan t Nwrdzeekanaal uit Op een fundeering van beton te midden van water, zandophooging en opgespoten land verrijst onder den grauwen hemel van Holland een stelsel van ijzeren spanten en dwarsbalken. De nieuwe fabriek komt bij FOTdkoopt'zoowel land, dat op traditievolle wijze aan de baren is ontwoekerd als een spoorweg, die onbevredigend rendeert. Hij vervangt bij zijn fabricageproces dikwijls het eene deel door het andere. Ford houdt van reizen. Met vrienden trok hij er vroeger in automobielen op uit. 's Nachts sliepen zij in tenten. Deze tochten duurden soms dagenlang. Ford s vrienden waren onder meerderen Edison en Firestone, electriciteit en rnbber Driekwart van aUe over de geheele wereld verwerkte rubber komt voor rekening van Amerika, de rubber Het was in die jaren der vele tochten dat een menw denkbeeld voor Ford vasten vorm aSenJ Z,Jn ^ rubber gaan Pro" V LICHT. (Het tweede tusschenspel.) De dunne kaft van het boekje is hemelsblauw van kleur. Bovenaan staat met letters van donkerder blauw over de volle breedte van het blad: MIDDLE WEST UTILITIES COMPANY, en onderaan VERSLAG over het belastingjaar, geëindigd 31 December 1930. Dat is^het openingsakkoord, het „er was eens" van elk oud sprookje. Als je het blad hebt omgeslagen, zie je het nog eens staan, nadrukkelijk als een extra-wegwijzer in een landstreek met veel automobüistenverkeer: Jaarhjksch verslag van de Middle West Utilities Company over het belasting jaar geëindigd 31 December 1930. Niemand weet dan nog, dat de maatschappij over twee jaar gefailleerd zal De volgende bladzijden geven den indruk, dat je met het tooneel te maken zult krijgen. Raad van commissarissen: Walter die, Eduard zoo, Louis zus. Uitvoerend comité: John X en John Y, enzoovoort. „Officers": een heel lange rij, en achter deze namen staat overal de functie, Samuel Insull, chairman, Martin Insull, president, Gilchrist, Graham, Sharp, Hamilton, Authen- rieth, Burritt en Eaton, allemaal vice-president, Knight, secretary, Puckman, auditor en dat zijn ze nog niet eens allemaal. Het lijkt op de rolverdeefing van een drama: Julius Caesar, acteur X, Brutus, Cassius, Casca, samenzweerders.... De naam Insull zie je meermalen staan een aanwijzing, wie hier de hoofdrol en welke familie de eerste viool speelt. Vervolgens is afgedrukt de oproep aan aandeelhouders tot het bezoeken der algemeene vergadering. Dat is geen opèningsakkoord meer, dat is reeds de breedstroomende ouverture m de donkere zaal. Welke muziek? Het bedwelmende voorspel van Tristan? Van bet troosteloos ongestild verlangen, klagend rmschen van een onmetehjken langzaam aanzwellenden golvenden watervloed, hymnen m een nacht, waarin aan den horizon oüeTblnleir ^ °P ^ Integendeel. Deze ouverture luidt: de iaarhjkscne algemeene vergadering van aandeelhouders in de Middle West Utilities Company zal gehouden worden op 31 Maart 1931 IV 4ta^TOi^.rwfadiaPWi» 100 West lenth Street, Wilmington, Delaware. In deze vergadering zal aan de orde komen verkiezing yan een raad van commissarissen, zal het verslag der directie uitgebracht en bewïïd! Y0rdfn en zal verder besproken 7eb ht D°g F tafd moCnt ™rden Je wordt direct bij het begin al voor een kolossaal feit geplaatst: een lange staat van getallen en dol] arteekens. Die Amerikaansche miUionnairs zijn goede regisseurs, ze laten je niet in het onzekere waarom het gaat, ze wijzen je onmiddellijk de kern en zeggen: dit is de genesis van onze moeite en ons geluk, dit is het wachtwoord voor de ingewijden in ons mysterie, dit is de formule, waarmede je het probleem van één jaar arbeid door de Middle West Utilities tot oplossing brengt. Er staan cijfers, en een post „intrest on serial gold notes". De koude klank van deze woorden doet je denken aan een metalen stem, aan de onbewogenheid van een diplomatengezicht of aan het doodenmasker van een naamlooze zelf moordenares. Er zijn raadselen achter de starre gladheid van sommige woorden en gelaatstrekken. „De afzet van electriciteit over 1930 is met meer dan 18 % gestegen...." „De oogsten in Georgia, New England en Florida waren beter dan normaal...." „De bediende territoria zijn door hun weinig stedelijk karakter minder door de depressie beïnvloed dan de Vereenigde Staten in haar geheel...." „Nieuwe dochtermaatschappijen opgericht „Deelgenomen in andere maatschappijen „Waterkrachtsinstallaties gebouwd...." „Geleverd werd aan 4741 gemeenten " „Verzekermgsfonds. Reserveering. Aantal aandeelhouders 85.076. Accountantsverklaring van goedbevinding." En plotseling de raadselachtige glans weer achter den doorzichtigen ijswand: „INTREST ON SERIAL GOLD NOTES." De verklaring van den groei van 't bedrijf der Middle West Utilities is niet moeilijk. De maatschappij kwam tegemoet aan een behoefte van dezen tijd, de groote behoefte aan electriciteit. Hier zul je vinden waarom er licht schijnt in sommige woorden en wat verborgen is achter voor altijd gesloten oogen. Zooals vliegtuigen ijlen door de lucht, gaan de gedachten naar het verleden. Tijdperken glijden voorbij als zeeën en landen, berkehbosschen en Napoleontische armeekorpsen, begroeide bergruggen en de witte Akropolis, en aan den horizon zoowel het Vrijheidsbeeld aan den ingang der New Yorksche haven als de Kolossus van Rhodus, de drempelwachters van Nieuwe wereld en Oudheid. De wereld verandert steeds door, en toch verandert er weinig. Zijde en rabarber uit China, suiker, katoen, parels en edelgesteendieseWor. Buiten golft een donkere zee Het is nacht Daar fonkelt het vaste licht van Kaap Henrv aan bakboord flikkert met korte " sSnpoozen Kaap Charles op. Dit is een der transatlantische schepen ^^ord^^ het vallen van de duisternis heelt het ae haven van Norfolk verlaten, in de ruimen liggen de onderdeelen gestouwd, motoren chassisveeren, spatborden. Onder een grauwe lucht nadert een vrachthooiïde pieren van Hoek van Holland: een rordsehip dat de onderdeelen voor de montagefabriek te Rotterdam aanvoert. Golven storten over, ruischen stuk, vervloeien tegen de rots van Gibraltar. Montagefabriek Barcelona. Spaansche vrouwen, mantilla, processie ^Fabrieken in Montevideo en BuenosAires. Het water van de Sont bij Kopenhagen en de grijze, breede Schelde. Scheepstijding: Vhssingen gepasseerd op weg naar Antwerpen Rauwe bergketenen, een zwevende kondor. En de schroeven der Fordschepen woelen het water op van de Oostzee bij Mockholm, de golven van de Adriatische Zee spoelen tusschen hun stalen wanden en de kade van Triest door, zij komen naar Hamburg en Havana, Bordeaux, Yokohama, naar Vancouver aan de Stille Zuidzee en naar Australië; de lichten van Sydaey komen op in het duister van den nacht £asdi dam van een huizenblok lang, een bruisende waterval, 10 meter hoog. Sluizen terzijde, om de scheepvaart niet te belemmeren Een groote zaal. Geëmailleerd metaal, nikkel, vloer van roode tegels met zwarten rand, muren van blanke baksteen, licht door hooffê ruiten. Een pantser van glas en staal, dat de centrale installatie omgeeft voor den electrischen stroom: dat is het complex aan de Mississippi bij St. Paul. En bij veie fabrieken ruischt het water over een dam in de rivier. Waar het mogeüjk is, liggen de fabrieken aan water. Door de kanalen naar groote meren en de oceaan ligt dan voor hen de wereld open. Weldadige winden van Florida, de golven van de Atlantic als het stormt, hoog, grimmig en dreigend, de haven van Houston, kunstmatige watervallen in kleine rivieren, bosschen en mijnen, de lichtbundels van een vuurtoren en een kolentrein, dat zijn de zichtbare deelen van den band zonder einde in de grootste automobielfabriek der aarde. Ford koestert reeds jaren lang een gedachte: verandering van den landbouw m industrie. Daarvoor heeft hij een kleine fabriek te Northville gebouwd, waar de Rouge nog maar een beek is. Deze fabriek maakt de kleppen voor de motoren. Een tweede fabriek ligt bij Flat Rock, iets dichter bij Detroit. Hier zullen de arbeiders hun eigen grond hebben, ver van de groote steden. Zij hebben hun eigen automobiel, als zij niet in de fabriek zijn, werken zij op het land bij hun boerderij. Hier moet Fords gedachte werkelijkheid worden van een land, dat geen steden meer kent, omdat de geheele aarde één stad is geworden, waarvan de bewoners aan den loopenden band evengoed kunnen werken als aan een greppelrand Een kring van kleinere fabrieken ligt om het geweldige complex der smelterijen en hoogovens heen. Flatrock en Ypsilanü, 500.000 koplampen productie per maand. Waterford, waar de meetinstrumenten vandaan komen. Phoenix bij een stuw in de Rouge: lamellen voor generatoren. Dan Plymouth — steeds stroomt het water door, breeder wordt de rivier — en aan een zijtak Nankin, waar in een tot fabriek verbouwde korenmolen zeer kleine onderdeelen gemaakt worden, de productie van één dag kan op een fiets worden vervoerd. Dan stroomt de Rouge door Ford's farm. Zoo noemt Ford het landgoed, waar hij woont. In een betonnen gebouw staan koeien, die machinaal worden gevoed, gewasschen en gemolken. Er zijn niet minder dan 500 vogelvoederhuizen. Des winters hangen er mandjes van vlechtdraad met voer in de bosschen. Hier is ook een vijver, die dan electrisch verwarmd wordt. Ford heeft fazanten en kwartels kunstmatig doen uitbroeden, en ze in een kunstmoeder groot gebracht. Hij weet ook, dat musschen een onbeweeglijk nest willen hebben, en het winterkoninkje een nest, dat wiegen kan op den wind. Het landgoed meet duizenden hectaren, er is een golfbaan, en een groot bosch voor jacht en vischsport. Fords woning zelf is een eenvoudig gebouw van grijs graniet. Er hoort een autogarage bij, en woningen van bedienden. In zijn particulier laboratorium m een vleugel van het huis gelegen, brengt lord vele uren zoek. Ten behoeve van zijn zoon, zijn vriend Edison en diens vrienden werd een prachtig zwembassin van wit marmer aangelegd. Er zijn verder cricketvelden en een biljartkamer. In zijn rusturen luistert Ford wel eens naar een orgel, dat zoo is geïnstalleerd dat hij het door pypen in elke kamer van het huis kan hooren. De pijpen kunnen naar verkiezing geopend en weder gesloten worden. Machteloos is het sterke, onverzettelijke bosch tegen de machines. Maar het was de mensch, die de machine maakte. Buiten de ramen in elke stad zie je de auto s voorbij rijden. Dikwijls is het een FoTd. In het vroegere rubberland Brazibe rijden 60.000 Fords. De drijfkracht bij de hulplieren van een nieuwe sluis voor zeeschepen is een Fordsonmotor, de reddingbarkas van een prachtig mailschip is met een Fordmotor A uitgerust. De automobielen rijden langs ondergesneeuwde valleien en witte kerkjes in Tirol, een zweefbaan is tusschen twee toppen van ijs in gespannen, schuinsrecht den hemel in. Glinsterend staat de nieuwste Ford in etalages. Er zijn vele verbeteringen bij aangebracht. De vooras is zwaarder geworden. Men heeft de wielen veranderd. De tank voor de benzine is achter op het chassis aangebracht. Het dashboard is fraaier gemaakt, het stuur eleganter. De nieuwe l ord verheugt zich in zeer veel belangstelling. Boven de wereldstad, diep in den mist, dreunt het driemotorig geheel metalen Fordvliegtuig. Grauwheid, duisternis en rook zijn beneden. Waar de Ford vliegt, is zon, een heelal van wit licht. Blinkende luchtschepen snijden door wolkenlanden heen, over een grijze, geweldige zee, over spitsrijzende rotsen en aan den horizon zakt een gloeiende zonnebal door een rosse nevelbank. Stoffige heete wind waait op om een convooi automobielen snel rijdend over het witte zand van een woestijn. Een mensch strijdt met het leven, dat is zijn oerwoud en zijn onvruchtbare woestenij. Er komt nooit vrede. In de fabrieken snijden de hjnen elkander, nergens vallen er twee samen. Dan kan het voorkomen, dat iemand zijn hand streelend legt op het nikkel van een radiateur en dat zijn oogen gevestigd zijn op het kruis van twee glinsterende, stalen balken. 1