GESCHRIFTEN 1568 VERANTWOORDING^ VERKLARINGHE ENDE WAERSCHO WINGHE MITSGADERS EENE HERTGRONDIGHE BEGHEERTE DES EDELEN, EANCMOEDIGHEN ENDE HOOGHGEBOREN PRINCEN VAN ORAENGIEN NAAK DE EERSTE DRUKKEN VAN 1568 OPNIEUW UITGEGEVEN EN INGELEID DOOR DRa. M. G. SCHENK, MET EEN VOORWOORD VAN PROF. DR. A. A. VAN SCHELVEN EN PORTRET VAN DEN PRINS NAAR DE GRAVURE VAN HENDRICK GOLTZIUS WERELDBIBLIOTHEEK - AMSTERDAM-SLOTËRDIJK 1933 DRUKKERIJ EN BINDERIJ VAN DE WERELDBD3LIOTHEEK PRINS WILLEM VAN ORANJE OP 48-JARIGEN LEEFTIJD. (Gravure van Hendrik Goltzius in het Rijksprentenkabinet te Amsterdam). TEN GELEIDE Het jaar 1568 kenmerkt zich in het leven van Willem van Oranje door een bijzondere aantrekkelijkheid. Aan het aarzelende „temporiseeren", dat den strijd voor ons onafhankelijk bestaan tot toen — vooral in 1566 — zoo geremd en ontluisterd had, was een eind gekomen. En de ontgoocheling dat er zóó'n prijs voor onze vrijheid betaald zou moeten worden en dat de strijd daarvoor zóó veel teleurstellingen opleveren zou: die bittere ontgoocheling van 1569 en 1570 liet zich nog wachten. De hoop der jeugd hing nog om de beweging. Daarom is goed te begrijpen dat — nu de 400-jarige gedachtenis van 's Prinsen geboorte tot allerlei publicaties aanleiding geeft — ook de behoefte is opgekomen aan zijn optreden in dat jaar 1568 aandacht te schenken. Evenals gemakkelijk te verklaren is dat, rebus sic stantibus, niet zoozeer de feiten, die in dit jaar zijn voorgevallen, naar het daglicht drongen, als wel de door hem en op zijn last op schrift gestelde stukken. Die feiten zijn, im grossen und ganzen genomen, van algemeene bekendheid: van de bedoelde publicaties kan dit echter niet worden gezegd. En ook: een veel rechtstreekscher getuigenis van hetgeen iemand wil vormt toch immers hetgeen hij ter bereiking van zijn doel schrijft, dan hetgeen hij — meestal door allerlei omstandigheden in de uitvoering van zijn plannen sterk geremd — aan daden te zien geeft. Aan die stukken van 1568 ware, dunkt mij, een belangwekkende kleine monographie, althans stellig een interessant tijdschrift-artikel te wijden. Ook zelfs wanneer men daarbij het Wilhelmus — mee tot het genre behoorend — omdat het mogelijk eerst een paar jaar later ontstaan is, uit zou willen schakelen: de stof hiervoor zou waarlijk niet ontbreken. De geschiedenis van het ontstaan van elk der in aanmerking komende proclamaties en pamfletten, het overzicht van de drukken en de vertalingen van ieder ervan, de kwestie van hun verspreiding en de vraag wie er de auteurs van geweest kunnen zijn: ziedaar al dadelijk een paar hoofdstukken, die iedere vakman in zoo'n studie zeker gretig zou opslaan. „Iedere vakman"! Maar daarom vindt de lezer er in dit boekje dan ook juist geen enkel van. Want juffrouw Schenk had niet de bedoeling hier een hapje voor de professionals klaar te maken. Een veel algemeeneren kring verlangde zij met haar werk van dienst te zijn. En die algemeenere kring moest dan bovendien niet iets over de stukken in kwestie in de eerste plaats te lezen krijgen, hij moest tot die stukken zelf worden gebracht. Zoo moesten deze dan ook de hoofdzaak blijven, en was genoeg, dat de bewerkster eenige algemeen-toelichtende bladzijden gaf om tot die lezing uit te lokken. Almee om dat populaire en practische doel van dit geschrift moet men hier ook niet het geheel der van den Prins uitgegane publicaties met betrekking tot 1568 zoeken. Er zijn er — groot en klein samengenomen — heel wat; maar slechts een paar der voornaamste treft men hier aan. Zooals zij ook niet alle van geheel hetzelfde genre zijn als gevolg van het feit, dat een al te strikte keur ten deze niet noodzakelijk was. De Justificatie, de Verantwoordinghe, het geschrift waarin de Prins zich tegen 's Konings Daghement, diens indaging, verdedigt, draagt immers een heel ander karakter dan de pamfletten, waarmee hij het Nederlandsche volk tot activiteit in gebed en handeling aanspoort, zooals in de overige die hier worden geboden. Niettemin vormt de verzameling terdege een eenheid. Want al de stukken eruit staan in verband met het werk van Oranje en toonen hem in zijn toewijding aan de zaak der Nederlanden, die zoo dikwijls zijn gestalte voor ons verrijst altijd weer voorbeeldig, dat is: een voorbeeld, blijkt! Haarlem, 15 Februari 1933. VAN SCHELVEN INLEIDING Philips II kreeg van zijn Vader een zwaarbelaste erfenis; allereerst het failliet van zijn streven op Kerkelijk gebied, dat het duidelijkst was gebleken in Duitschland bij den godsdienstvrede van Augsburg met zijn overigens ook niet juiste beginsel: de vorst bepale den godsdienst zijner onderdanen. Ook Kareis wereldlijke politiek had in Duitschland volkomen schipbreuk geleden; hij die het Keizerlijk gezag onafhankelijk had willen maken van alle vorsten en vorstjes, had niet eens kunnen bereiken, dat zijn zoon ernstig in aanmerking kwam als candidaat; feitelijk is er geen oogenblik sprake van geweest, dat Philips Keizer zou worden. Daarbij laat hij zijn zoon na een oorlog met Frankrijk, die de laatste jaren sleepend is zonder dat één der beide partijen iets beslissends verricht. De vredesonderhandelingen, waarvan sprake is in 1554 loopen al evenmin vlot als de oorlog; met heel veel moeite gelukt het in 1556 een wapenstilstand te sluiten, die echter al voor de teekening gedoemd is papier te blijven, omdat de Paus en de Fransche Koning zich verbonden hebben de Habsburgers uit Italië te verdrijven. Zeer spoedig breken de vijandelijkheden dan ook weer uit en hoewel de strijd alleen om de Italiaansche belangen gaat, waardoor de Nederlandsche Staten allerminst gewillig zijn gelden te geven, valt toch de beslissing in het Noorden: Egmont verslaat de Franschen bij St. Quentin en Grevelingen en nu moet de Fransche Koning wel vrede sluiten. Bovendien verlangt Philips geen voortzetting van den oorlog tegen den allerchristelijksten Koning. Een van de voornaamste bepalingen van dezen vrede is dan ook wel, dat de vorsten beloven gezamenlijk de ketterij te zullen bestrijden. Inwendig is de toestand in de Nederlanden in deze laatste jaren van den oorlog er niet op verbeterd en verbetert ook nu niet, ondanks de groote vreugde over den vrede. Er is te veel gevraagd van de Staten en te veel heeft Philips hun moeten toegeven, dan dat zij nu ineens weer op de tweede plaats willen staan. Op de laatste vergadering voor zijn vertrek dwingen de Staten hem de belofte af, dat de Spaansche vendels het land zullen verlaten. Tegenover den hoogen adel staat de Koning weifelend en ook zij beginnen aanstonds den vreemdeling te wantrouwen; hij neemt hen slechts in den Raad van State om door hun nationale namen zijn a-nationale daden te dekken; hij benoemt hen tot Vliesridders, maar de jonge Ridders stellen op het eerste kapittel reeds een aantal leden voor, die den Koning niet aangenaam zijn. Philips geeft Oranje en Egmont bedevrijheid voor hun goederen in Holland en tracht hen daardoor te binden. De Grooten hebben al in 1556 met de Staten den oorlog met Frankrijk afgekeurd; in 1559 eischen de Staten opdracht van de regeering aan de inheemsche Heeren. Deze wisselwerking belooft niet veel goeds voor de toekomst, maar de Koning verstaat de teekenen niet. Zoo verlaat Philips een land, waar de kiemen tot verzet groeien. Tot op dit oogenblik had Prins Willem van Oranje een rol gespeeld als één der anderen; hij bedreef politiek, omdat hij dit nu eenmaal aan zijn rang verplicht was. Nu krijgt zijn werken een doel. In zijn Apologie verhaalt hij, hoe de Koning van Frankrijk hem nauwkeurig op de hoogte heeft gebracht (tijdens zijn gijzelaarschap na het sluiten van den vrede) van de plannen voor uitroeiing der ketterij en van dat uur weet de Prins wat zijn taak zal zijn. De eerstvolgende jaren worden beheerscht door den strijd tegen Granvelle, in wien men de belichaming van het anti-Nederlandsche bewind ziet. Twee machten werken hierbij samen: de Grooten wenschen de macht niet in handen van een vreemdeling, die niet tot hun kring hoort en daarnaast wil een veel breedere groep de nieuwe kerkelijke regeling verre houden. De strijd wordt verscherpt door persoonlijke factoren: Granvelle heeft minachting voor die edelen, die daar in Brussel zwermen, hij voorvoelt hun ondergang, hij ziet hun azen op eigen voordeel en minacht hun protsige, overdadige leefwijze. Maar ook hij zelf is niet vrij van eigenbaat; als er een rijke abdij vrij komt, stelt hij zich aan het hoofd. De adel daartegenover verstaat zijn geloofsijver niet; de Erasmiaansche geest, bij velen ongetwijfeld voortkomend uit onverschilligheid, is sterk doorgedrongen in deze landen; de Prins zal het in een rede in den Raad van State op Oudejaar 1564 zeggen, maar vele anderen deelden zijn opvattingen: „En ofschoon zelf gehecht aan het Katholieke geloof, kan ik toch niet velen, dat vorsten over de zielen hunner onderdanen willen heerschen en hun de vrijheid van geloof en godsdienst willen ontnemen."*) Veel persoonlijke grieven werken dus mede, den strijd zoo scherp te maken, maar de grond is toch de gedachte, dat de Nederlanden een inheemsch bestuur willen en geen import, daarnaast die, dat de Koning moet beseffen, dat de Nederlanden gelegen tusschen landen, waar godsdienstvrijheid heerscht en zelf een handelstand zijnde, het fanatisme van Spanje niet kunnen verdragen. Zoolang de strijd zuiver politiek blijft, vinden de Grooten geen steun buiten den eigen kring; pas als de bisdomskwestie er bij komt, bereiken ze iets. Reeds onder Karei V was er herhaaldelijk sprake geweest van hervorming der kerkelijke indeeling; hij, die van zijn landen in het staatkundige een zelfstandige kreits van het Duitsche rijk maakte, wilde niet, dat zij kerkelijk ressorteeren onder vreemde aartsbisschoppen vaji Keulen en Rhleims. In het land zelf zullen drie aartsbisdommen komen: Mechelen, Utrecht en voor het Waalsche deel Kameryk; ook het aantal bisdommen wordt belangrijk uitgebreid. Philips zal deze regeling nu eindelijk doorvoeren, maar stuit aan alle kanten op verzet. De hooge adel verzet zich om twee redenen: 1. werd hun zoons door de eisch, dat de bisschoppen den doctorstitel moesten hebben de weg naar deze waardigheid afgesneden en 2. zouden de bisschoppen in de Staten des Lands zetelen en daar den invloed van den gehaten Granvelle versterken. De kloostergeestelijkheid zelf verzet zich, omdat er wordt bepaald, dat verschillende abdijen zullen worden geïncorporeerd ten einde den bisschoppen inkomsten te verschaffen; de prelaten zien hierin een achteruitzetting. En tenslotte zien allen er een versterking van de Inquisitie in, want elke bisschop krijgt twee speciale adjuncten hiervoor. De Prins moet in dit alles wel een bevestiging vinden van wat de Koning van Frankrijk hem heeft verhaald en scherper wordt zijn optreden. Nu zelfs deze belangrijke kwestie buiten hen om is behandeld, waardoor te meer blijkt, dat de Nederlandsche Grooten alleen in den Raad van State zetelen, opdat Philips de menigte zand in de oogen kan strooien, besluiten Oranje en Egmont zich rechtstreeks tot den Koning te wenden om hun grieven kenbaar te maken. Philips antwoordt, dat Hoorne, die nog steeds in Spanje is, zijn antwoord zal meebrengen en uit het feit, dat Oranje en Egmont den Raad niet verlaten, kan men opmaken, dat er eenige belofte is gedaan. Desondanks beveelt Philips troepen naar Frankrijk te zenden om de Katholieken na het bloedbad van Vassy te steunen, maar nu weten de Grooten de Landvoogdes te dwingen de Vliesridders, de Stadhouders en den Raad van State bijeen te roepen; deze vergadering weigert de troepen te laten gaan. Bij deze gelegenheid is een begin gemaakt met georganiseerde samenwerking tegen Granvelle en kort daarna vormt de hooge adel een bepaalde Ligue tegen den Kardinaal en zendt Montigny met een nauwkeurige, door allen geteekende instructie naar Spanje om den Koning persoonlijk hun wenschen over te brengen. Het antwoord van den Koning komt begin Juni, hoewel het er reeds eind Maart had kunnen zijn; hij betuigt zijn vertrouwen in de goede gezindheid der Edelen en deelt mede, dat hij naar de Nederlanden zal komen om zelf de zaak te onderzoeken, want het is niet zijn gewoonte dienaren zonder grondig onderzoek te ontslaan. De Ligue is niet tevreden met dit antwoord en deelt mede, dat de leden geen vergadering van den Raad van State zullen bijwonen zoolang de Kardinaal blijft. Maar Philips is niet bereid Granvelle en zijn systeem op te geven; Alva raadt hem verdeeldheid te zaaien, omdat het nog te vroeg is de hoofden eraf te slaan; Egmont zal wel te winnen zijn, Oranje alleen zal het verzet niet kunnen volhouden. Maar als de Stadhouders resoluut weigeren naar Brussel te komen, tenzij Granvelle verdwijnt, offert de Koning hem, maar niet zijn systeem op. Maart 1564 verlaat de gehate Kerkvorst het land, zoogenaamd voor familiebezoek, maar aanstonds bevroedt men, dat hij wel niet zal terugkeeren. Nu komt het er op aan zelf te regeeren; de eenige, die weet, wat hij wil, is Oranje. Drie punten staan op zijn programma: bijeenroeping van de Sta ten-Genera al; vergrooting van de macht van den Raad van State, die het hoogste regeeringscollege moet worden en verzachting van de placcaten. Van een doorvoeren van de nieuwe kerkelijke regeling is nauwelijks meer sprake; enkele steden als Antwerpen, waarvoor reeds een bisschop was aangewezen, koopen de verplichting hem te ontvangen af. De door den Prins gestelde punten gaan lijnrecht in tegen den wil van den Koning; met een Staten-generaal zal hij nooit zijn absoluut regiem kunnen invoeren; een machtige Raad van State zal hem eveneens beknotten en te verwachten, dat hij, die ziet dat hij de eenige is onder de vorsten van Europa, die bereid zal zijn alles te offeren voor de handhaving der eenig ware leer, placcaten zal verzachten, is onzinnig, zooals de Prins ook zelf weldra inziet. Toch doet de Raad van State, wat hij kan en als de toestand steeds somberder wordt, besluit men Egmont af te vaardigen naar Spanje om nog eens den Koning te wijzen op het onhoudbare van het systeem. Zijn zending levert practisch geen succes op, de hoveling laat zich verblinden door prachtige ontvangsten en beloften des Konings en moet na zijn terugkeer van den Prins de harde waarheid hooren, dat hij eigenbelang heeft gesteld boven landsbelang. Dit deed Oranje zeker niet, al is zijn houding in deze jaren ook zeer tweeslachtig; aan den eenen kant een volkomen gekeerd zijn tegen des Konings systeem, aan den anderen kant bewijzen en brieven van trouw. Maar ook Philips schrijft den Prins allerminzaamste brieven, waarvan het toch wel zeker is, dat zij niet zijn gemeend; de man die met welgevallen het woord van Alva: de koppen er af, hoorde, huichelt als hij steeds herhaalt te bouwen op de trouw van zijn goeden dienaar. Ondanks alle streven gaat het steeds stroever in de Nederlanden; eind 1565 komen brieven van den Koning, waarin hij de volledige toepassing van de besluitselen van het Concilie van Trente en de handhaving van de placcaten in alle gestrengheid eischt. Zelfs Viglius gaat dit te ver en hij raadt aan den Koning nog eenmaal te verzoeken matiging te betrachten, maar Oranje, begrijpend, dat alle uitstel de zaak slechts ernstiger maakt, vraagt onmiddellijke afkondiging; er is geen middenweg meer; het land heeft dan ook het recht te weten, waar het aan toe is. Na deze vergadering moet de Prins gezegd hebben: Wij zullen weldra het begin van een zwaarschoon treurspel zien. Aan de Duitsche vorsten schrijft hij: So ist aber for etzlige dage ein courrir von ire Mat. komme mitt brife an die Hertzoginne durch welge ire Mat. gar ernstlich bevelt, das man nitt allain die sich in andere leren so begeben, sol verbrennen, sonder auch die sich widderufiab bekeren, sol koppen lasen; weiges ich warlich im hertzen hab gefült, dan bei mir nit finden kan, das cristlich noch thunlich ist, es sei dan das man alle disse Niderlandt in ein gefar wil stellen. ) Na deze zitting blijft de Prins weg uit den Raad. In den loop van 1565 hebben er al meerdere samenkomsten plaats gehad, waaruit blijkt, dat Oranje rekening houdt met een mogelijke verandering in de wijze van handelen. Verscheidene pogingen zijn aangewend om de verschillende Protestantsche groepen te vereenigen en nog tot 1568 zal de Prins deze pogingen voortzetten. Paschen 1565 vinden we de Grooten in Groenendael; zomer 1565 brengen verschillende Edelen door in Spa en daar moeten de eerste onderhandelingen hebben plaats gevonden voor het Eedverbond. In November is bijna de geheele adel samen te Brussel voor het kapittel van het Gulden Vlies» de bruiloft van den Prins van Parma en die van den graaf van Montigny; ook deze gelegenheid zal niet ongebruikt voorbij zijn gegaan. Formeel wordt het Compromis gesloten in December; hoofd ervan worden al spoedig Lodewijk van Nassau en Hendrik van Brederode. De Prins neemt vooralsnog een afwachtende houding aan; hij wil loyaal blijven en staat door zijn ambt als stadhouder voor een moeilijke keuze. Geeft hij zijn ambten op, dan vervallen alle mogelijkheden om langs regelmatigen weg de nationale zaak te verdedigen; en toch verwerpt hij een andere weg niet. Aan Margareta schreef hij al begin 1565 over de moeilijkheden en eindigde met een loyaliteitsbetuiging, maar maakte daarbij de restrictie: tenzij de zaken van het land anders gingen, dan voor de welvaart noodig is. Al neigt hij tot het aanbieden van het Smeekschrift, toch verwerpt hij sterk de methoden van de Hames, die samen met Brederode een aanval op Antwerpen beraamt, omdat naar zijn meening een sterker middel noodig is dan een smeekschrift om de zeer zieke Nedrlanden te genezen. Zelfs weet de Prins te bewerken, dat de Edelen ongewapend naar Margareta zullen gaan. 5 April vereenigt een groot deel der onderteekenaars zich in Brussel; een groot aantal van hen is het er slechts om te doen in troebel water te visschen; Bakhuizen beschouwt deze aanbieding als het laatste levensteeken van een ten doode gedoemde groep, waaruit alleen de krachtigste elementen in een nieuwen tijd een rol zullen spelen. Als Margareta van haar schrik is hersteld, denkt ze een verzachting der placcaten uit, die op papier eenige beteekenis heeft, maar iets wezenlijks is er niet bereikt. Toch heeft het volk groote verwachtingen en het wordt moediger; niet langer belijdt men alleen binnenshuis zijn geloof; men komt er openlijk voor uit; duizenden trekken naar de preken, die nu onder gewapende bescherming in het open veld worden gehouden en waartegen de regeering slechts zeer weinig vermag te doen. De inquisiteurs moeten heimelijk de vonnissen voltrekken, omdat zij anders niet zeker zijn van hun leven; in sommige steden waagt men zelfs dit niet eens. De Prins staat in deze weken aan de zijde der regeering, hij heeft de kracht der volksbeweging onderschat. Alleen op het punt van den godsdienst deelt hij de gevoelens der Landvoogdes niet; dit is een zaak van het hart en den wil der menschen, niet van eenig uitwendige macht. Als de Hertogin hem opdraagt in Antwerpen de rust te gaan herstellen, aanvaardt hij dit alleen onder voorwaarde, dat hij niet alle prediking zal verbieden. Intusschen gaat de adel en het volk verder, omdat zij de machteloosheid der regeering zien; op een vergadering der Edelen te St. Truyen, waar het Compromis der Kooplieden, een Calvinistische organisatie geldelijken steun toezegt, besluit men niet langer de afschaffing der placcaten als doel te stellen, maar te werken voor volkomen godsdienstvrijheid, die men van Philips hoopt te kunnen koopen voor drie millioen goudguldens. Te Antwerpen is het werkelijk rustig, als de Prins wordt teruggeroepen naar Brussel; en dan slaat den dag na zijn vertrek de Beeldenstorm, die woedt door het Vlaamsche land over naar de Scheldestad. De omstandigheden dwingen Margaretha tot een belangrijke toegeving; 25 Augustus teekent zij het Accoord, waarbij vrije prediking wordt toegestaan op die plaatsen, waar zij tot dien datum plaats vond. 26 Augustus keert Oranje terug te Antwerpen, verbitterd dat Philips het zoover heeft laten komen; was vroeger een beperkte vrijheid toegestaan dan had men nu niet alles genomen. Hoe weinig deze razernij zijn goedkeuring heeft, blijkt wel uit zijn Apologie: Wij houden, dat niemandt en is onder ulieden, dien niet genoegh bekent en sij, dat wy aen sulcke wyse ende manniere van doen noyt gheen behaghen en hebben ghehadt. Toch weet hij nog zeer snel de orde te herstellen en reeds op 2 September wordt er wéér gepreekt in de Kathedraal. Maar Oranje zelf weet, dat Philips dezen gang van zaken nooit zal goedkeuren en de Engelsche koopman dien hij hierover spreekt, voegt er aan toe: hetgeen mij deed denken, dat de zaak nog lang niet geëindigd was, maar wel tot grooten rampspoed zou voeren, vooral als de Koning van Spanje de overhand zou krijgen.8) De Landvoogdes toont haar wantrouwen in de dienaren des Konings door van hen allen te verlangen een nieuwen eed van trouw; zelfs Egmont, die trouwer Katholiek dan iemand zou mogen verwachten de bevelen des Konings uitvoert, geniet niet langer haar gunst. Nog eens wendt de Prins pogingen aan Egmont aan zijn zijde te krijgen; maar deze blijft de goedgeloovende loyale krijgsman, die niets begrijpt van wat er in het volk gaat leven en die zijn eed gestand zal doen. Zonder Egmont waagt de Prins geen openlijken strijd — wel laat hij oogluikend de werving van troepen door de nog standhoudende Edelen toe. Niet zeer overtuigend is zijn ontkenning inde Ver antwoordinghe: waarschijnlijk zal men geen soldaten hebben ingeschreven, zoolang 's Prinsen vertegenwoordiger aanwezig was, maar zal men hebben gewacht, tot hij zich had omgewend. In het najaar gaat Oranje naar zijn stadhouderschappen Holland en Utrecht en stelt daar orde op zijn zaken; op het eind van het jaar vinden we hem weer in Antwerpen, waar de toestand steeds meer gespannen wordt. Margareta dringt aan op antwoord op haar eisch van een nieuwen eed, waarvoor zij nu zelfs de bewoording aangeeft: Ik verklaar bij eede, dat ik gereed ben den Koning te dienen en zijn orders uit te voeren ten opzichte van alle personen zonder eenige beperking of restrictie. Oranje antwoordt haar nog denzelfden dag: Daar ge verlangt, dat ik een nieuwen eed afleg overeenkomstig den voorgeschreven vorm, moet ik Uwe Hoogheid berichten, dat ik, hoewel met hart en ziel gehecht aan den dienst van Z. M., zooals uit mijn geheele leven is gebleken, toch groot bezwaar heb daarin toe te stemmen. Indien ik nog eens getrouwheid zweer, kon het schijnen, alsof ik mijn vroegere beloften heb verwaarloosd.4) — Hij eindigt weer met ontslagaanvrage. In dezelfde dagen komt een gezantschap der Edelen onder Esquibecq bij hem en vraagt welke zijde hij zal kiezen: de Prins zal hen steunen. Maar vóór zijn vertrek wachten de Prins nog de smartelijkste dagen van deze jaren. Brederode heeft in de stad troepen laten werven; Oranje heeft als stadhouder hun de stad ontzegd, zij trachten vasten voet te krijgen in het Zeeuwsche, als ze daar niet worden ingelaten, keeren zij terug voor Antwerpen. Egmont ziet met zijn veldheersblik het gevaarvolle van dezen toestand voor de regeering; als er niet spoedig wordt ingegrepen, zullen de opstandigen, wier getal steeds aangroeit, zich met geweld meester maken van Antwerpen en door het beheerschen van de Schelde en de beide Vlaanderens de regeering kunnen dwingen. Op zijn aanraden zendt Margareta dan ook regeeringstroepen, die het kleine legertje onder Toulouse, Marnix' broer, geheel uitmoorden. De Antwerpenaren willen dit niet werkloos aanzien; zij willen hun geloofsgenooten te hulp komen, maar de Prins, die het wanhopige van dit verzet ziet, houdt de poorten gesloten, hoewel de kreten der Geuzen hem als een aanklacht in de ooren moeten hebben toegeklonken. Drie dagen lang vecht hij tegen de menigte, dan is nog eens de rust weergekeerd. Maar hij be- grijpt, dat bij ondanks dezen strijd tegen zichzelf geen goed meer kan doen in de oogen der regeering en hij deelt Margaretha mede, dat hij het land zal verlaten. Aan Willem van Hessen schrijft hij: Hoewel dit (het herstel van de rust te Antwerpen) met de grootste inspanning en het grootste gevaar voor mijn leven is verricht, kunnen wij toch zeker zijn, dat onze dienst weinig dank zal oogsten. God echter en alle eerlijke lieden zullen onze daden erkennen.8) Nog een laatste bespreking heeft Oranje met Egmont, maar deze kan alleen rebellie in de volksbeweging zien, van den nieuwen geest, die daaronder naar leven tracht, begrijpt hij niets; de Prins voelt wel, dat er kracht schuilt in dit nieuwe, maar alleen daarop betrouwend, den strijd te wagen, daarvan schrikt hij terug. Bij deze gelegenheid zouden volgens Hooft de oude vrienden elkaar hebben gegroet met de woorden: Vaarwel Prins zonder land; Vaarwel graaf zonder hoofd. 11 April verlaat de Prins aan het hoofd van een langen stoet Nederlanders, die liever alles verlaten dan Alva afwachten, Antwerpen; over Breda gaat hij terug naar het oude stamslot. Geen gewoon vluchteling is de Prins; hij, die door het bezit van Oranje, als souvereih kan optreden, knoopt betrekkingen aan met de Duitsche vorsten, wat hem gemakkelijker valt, nu hij zich openlijk heeft bekeerd tot het Lutheranisme. Het gelukt den Prins hen te bewegen een gezantschap te zenden naar Margareta, maar zij, die juist alle verzet heeft gebroken (Oranje is vertrokken, Hoorne leeft buiten alle staatszaken op zijn kasteel te Weert, Egmont is plus royaliste que le roi), hoort er nauwelijks naar. Al ras blijkt, dat Oranje op tijd is heengegaan; 22 Augustus rijdt Alva Brussel binnen, zeer kort daarop worden Egmont en Hoorne gevangen; 24 Januari 1567 wordt de dagvaarding tegen den Prins en vele anderen, die aan Willem van Oranje 2 Alva's greep ontsnapt zijn, uitgevaardigd. Om zich alvast van het mogelijke te verzekeren, neemt Alva Philips Willem, den oudsten zoon van Oranje, dwars tegen alle privileges van de Universiteit in, in Leuven gevangen. Nu is het oogenblik van openlijk verzet daar en Oranje geeft Lodewijk werfbrieven, gedreven zooals hij zegt door de „groote affectie die wy sijn draeghende tot den Coninck van Spaengien" en nadat hem om hulp was gevraagd door de inwoners van de Nederlanden, „so wel van wegen het Evangelium als de Roomsche Kercke". Het is in de nu volgende maanden, dat de Prins de hier herdrukte geschriften de wereld in zendt. Allereerst zijn „Verantwoordinghe" (Kon. Bibl. pamfl. 160, verz. Knuttel) waarin hij, beginnend te erkennen, dat ieder, die zoo gruwelijke misdaad heeft bedreven als onrust in het land te brengen, moet worden gestraft, de vraag stelt, wie belang had bij het invoeren van „nieuwicheden". Uitvoerig betoogt hij dan, dat niet hij, wiens voorouders steeds zulke getrouwe dienaren van den vorst en zulke goede heeren in hun bezittingen waren geweest, maar Granvelle kon verhopen, dat verandering winst was en dat dus de Kardinaal de schuldige is. Allerlei beschuldiging tegen hem ingebracht, weerlegt hij tot het minutieuse toe. Nooit is gebleken, dat de Prins naar de macht greep, alle kansen, hoeveel hij er ook heeft gehad heeft hij laten voorbijgaan; steeds heeft hij juist gepoogd van alle bewind ontlast te worden, wat iemand, die naar heerschappij streeft, toch zeker niet zal doen. Hoe vaak heeft hij den Kardinaal er niet op gewezen, dat niet door straffe placcaten de Nederlanders tot gehoorzaamheid zouden worden gebracht, maar dat veeleer met welwillendheid moest worden te werk gegaan. Uitvoerig spreekt hij over het Eedverbond; hij is er niet vèranwoordelijk voor, maar er was geen enkele reden zich er tegen te keeren. Het is immers van oudsher gewoonte geweest, dat de Nederlanders hun wenschen aan vorsten die naar hun meening dwaalden, kenbaar maakten en het is een dwaas, die hiernaar niet wil hooren. Een Prince kan „hem abuseren" en een onderdaan mag hem dit onder het oog brengen.Reeds in dit jaar keert hij zich dus tegen het absolute vorstengezag, geeft hij de opvatting weer, die eens zal voeren tot het afzweren van een Koning. Na dit betoog zal niemand meer aarzelen den waren rustverstoorder aan te wijzen en den Prins, erkennend de groote verdiensten van zijn voorouders en hem voor het land, in zijn eer te herstellen. Dit geschrift geeft hij als verdediging van verleden daden voor allen, die kennis hebben genomen van de beschuldiging, daarnaast richt hij aan Alva en den procureurgeneraal een schrijven waarin hij zich formeel rechtvaardigt over zijn niet gehoor geven aan de dagvaarding. Om drie redenen is hij niet verplicht te verschijnen 1. is de termijn genoemd in de dagvaarding veel te kort; 2. heeft de procureur-generaal geen recht hem, die op Rijksgrondgebied verblijft en een vorst des Rijks is, te dagvaarden en 3. is hij als Vliesridder alleen verplicht te verschijnen voor een rechtbank van zijn medebroeders. Indien hij op regelmatige wijze wordt gedagvaard, zal hij niet nalaten zich te verantwoorden. Maar op het oogenblik zelf, dat hij dit schrijven de wereld in zendt, staat Lodewijk al met zijn leger in Groningen en bewijst hiermede, dat de Prins niet op antwoord wacht. In zijn „Verclaringhe" (Kon. Bibl. pamfl. 164, verz. Knuttel) zet hij de redenen uiteen, waarom hij hiertoe is genoodzaakt en verplicht volgens zijn eens afgelegden eed. Niet meer als onderdaan van den Koning treedt hij nu naar voren, maar als souverein vorst, alle titels vermeldend in zijn groet, zich richtend tot „allen den ghenigen van wat State, digniteyt ende Wesen die zijn". Granvelle en Alva hebben alle privilegiën en rechten verkracht en een tyrannie in de Nederlanden ingevoerd, waartegen ieder, die den Koning getrouw wil blijven, zich moet verzetten. Nog eens verdedigt hij zich tegen de beschuldiging, dat bij zou hebben gestreefd naar usurpatie van de macht; dat Alva nog niet is uitgewoed, dat blijkt immers wel duidelijk uit de gruwzame moord op Egmont en Hoorne en niet alleen de Grooten moeten het ontgelden, ook „alle goethertige lieden, edel ende onedel" zullen onder zijn slagen vallen. Daarom alleen hebben de Prins en zijn vrienden zich te weer gesteld; hun eenig doel is Gods eer te bevorderen en te herstellen de oude welvaart des lands en den eerbied voor den Koning en ten laatste te herkrijgen '8 Prinsen bezittingen. Hij eindigt met het uitspreken van de hoop, dat ieder, die het billijke van dit verweer ziet, hem zal bijstaan en zoo een „Christelijck, loflick werc" zal verrichten. Ondanks dit betoog, aarzelen de Nederlanders nog en 1 September, voor hij met zijn hoofdmacht langs de Maas Brabant zal binnentrekken, zendt de Prins, wederom als souverein nog een krachtige „Waerschouwinghe" (Kon. Bibl. pamfl. 168a, verz. Knuttel) nu speciaal aan de „ingheseten ende ondersaten van den Nederlanden" onder de leus: Pro lege, rege et grege (voor de wet, den Koning en het volk). Allen, zelfs de Turken zullen verzet tegen deze tyrannie van Alva billijken, maar allereerst de Nederlanders moeten beseffen, dat zij, die door hun eed verplicht zijn dezen dwang af te werpen en de rechten en vrijheden te handhaven, den Prins met geld en mannen moeten steunen; zij moeten weten, dat zij het zichzelve wijten, als zij geheel van hun privileges worden beroofd en als slaven van de Spanjaarden zullen leven. Maar nog is Alva's macht te groot en nog waagt men het niet den Prins te hulp te komen; hij is over de Maas getrokken, maar ziet, dat hij met zijn slecht betaalden benden het zal moeten afleggen tegen Alva's veteranen. Nu rest hem nog één ding: „hertgrondigh te begheren" (Univers. Bibl. Gent-pamfl. 190, verz. Meulman), dat alle Nederlanders hem met gebed uit een rein harte (want alleen dan zal God de bede verhooren) steunen. Daartoe wekt Ds. Zaraphya, een der veldpredikers en later hoogleeraar te Leiden, hen op, met vele voorbeelden bewijzend hoe God de rechtvaardigen, die op Hem, meer dan op eigen kracht vertrouwen, bijstaat. Vier zware jaren zullen dit gebed inniger maken, voor God het verhoort en de Geuzendichter niet vergeefs zingt: Ras, Seventhien Provinciën, Stelt U nu op den voet, Treckt de comste des Princen Vriendelick tegemoet. M. G. SCHENK l) Groen van Prima te ren Archives de la maiaon d' Orange-Nassau, serie I, (11. I, bi». 340. *) Groen: dl. I, Mi. 440. 3) Burgon: Life of Sir T. Gresham, dl. II, bil. 160. *) Groen: dl. III, blz. 46. s) Groen: dl. III, blz. 50. f DE VERANTWOORDINGE DES PRINCEN VAN ORAENGIEN teghen de valsche logenen, daer mede sijn Wedersprekers hem soecken t* onrechte te beschuldighen. Het begrijp der stucken, daer in ghevuecht, ende de Tafel der Hooftstucken, daer vcrhaelt, zijn ghestelt op d' ander zijde. Psalm 37 De Godloose leyt den Gherechtigen lagen, ende soeckt middel om hem te dooden, maer de He ere en sal hem in synen banden niet laten, noch hem voor boos verdoemen, al wort hy sulcx gheoordeelt. Gheprint in April, Anno 1568. Corte tafel van den Principaelsten Puncten, gehandelt in der teghenwoordigher ontschult des Princen van Orangien. De oorsaken die ghemeynlijck in onraste stellen de ghemeyne raste 29 De lanckduerighe oorloghe in den Nederlanden 29 De groote beden der staten van den selven landen 30 De groote goede toebetrouwinge des Conincx ende syner ondersaten 30, 31, 45, 52 De bewysinge dat de Prince gheen onderwint ghesocht en heeft 32, 33, 34, 35, 37, 39, 62, 79 De redenen waerom hy niet en behoorde ambitieus te wesen 32, 37, 79 Dat de soete maticheyt beter dient ghebruyet dan de strafheyt .... 33 Dat de Prince langhe vervolcht heeft om van allen onderwint ontslaghen te zijn 34, 35, 49 De ambitie des Bisschops van Atrecht, naderhant ghenaemt de Cardinael van Granvelle 36 De practijcken ende voortstellen desselfs in den Rijcke, ende elders 36, 79, 80 De handelinghen van den selven teghen Gonzaga ende Reynart .... 36 De redenen waerom hy sochte den Prince in den Raet te doen blijven 37 De bekentenisse van de Regente na het vertreck van den Cardinael 37, 38 De neersticheyt des Princen, om de authoriteyt der selver te bewaren 38 De ghesochte vermeerderinge van den Raet van Staten 38, 39 Den grooten treek der ondersaten tot haer ghewoonlicke vrijheyt 39, 40 Den raet van den Cardinael, om het landt, met uutlantsche macht, tegen den eedt te regeren 40 onderwint = bewind. De vermeerderinge der Religiën in Nederlant, niet tegenstaende de grousame vervolginghen 40. 41, 47, 48 De verbitteringe des volcx teghen de Inquisitie, Placcaten ende ezecutien 40, 41, 42, 43, 45, 46, 48, 49 De afdoeninghe der Inquisitien, gheschiedt by den Keyser, Anno 1550 41 De wederroepinge van den Placcate der Inquisitien, verleent by den Coninck, Anno 1555 42 De vermetelheyt des Cardinaels na het vertreck van den Coninck 42, 43, 48, 49, 51 De ghehaette nieuwicheyt van den Bisdommen 44, 48, 50, 52 De ghesochte inneminge van den Abdyen ende Prebenden 44 De overdringhinghe van der ghehaetter Inquisitien 44, 54, 55, 56 De grousame vervolghinghe der Placcaten, teghen die van der Religiën 45, 52, 53 De seyndinghen ende verthooningen daer tegen, van slants weghen aen den Coninck, te meer stonden, ghedaen 46, 47, 50, 52 De oppositie teghen het inleyden der nieuwer Bisschoppen 45, 46, 48, 49 De afcoopinge van de incorporatie der Abdyen 47, 50 Des Cardinaels practijcke tegen de vrijheyt van die van Antwerpen 50 De beloften by den Coninck te meer stonden, aen verscheyden, in Spaengien gedaen 50, 55 De uuterlicke meyninghe des Conincx, teghen alle hope, ghecomen uut Spaengien, int jaer 1565 53, 54 De Inquisitie, Placcaten, vervolginge, ende Bisdommen, de oorsaken der nagevolchder onrusten 44, 45, 52, 53, 54, 55, 56, 59 De Prince van den verbonde der Edelen niet geweten te hebben 55, 56, 57, 60, 61 Religiën = Tot 1568 gebruikt de Prins dit woord voor het Katholicisme, in dit geschrift voor het eerit voor het Protestantisme, afdoeninghe = buiten werking stellen, overdringhinge = het met geweld invoeren, uuterlicke = uiteindelijke. Dat het leven in vrijheyt der conscientien, de ghemeyne raste niet en belet 57, 58 De ontschult van den versoecke ghedaen by den verplichten edelen 55, 56, 57, 58, 59 De vergaderinghe der Staten dickwils int lant gheploghen te wesen 59 De ghelegentheyt der saken, ten tijde van de versochte schorssinghe der Placcaten ende Inquisitie 60 Den vrijdom der Inquisitie verclaert voor die van Brabant 60 De versekeringhe van s' Conincx weghen den gheconfedereerden ghegheven 60, 61 De goede betrouwinghe die de Coninck heeft gheschreven, te hebben van den Prince, lange na de Requeste 62 D' onghelijck den Prince ende synen goeden ghedaen, sonder hem te roepen oft te hooren 63 De goede middelen die hy hadde om de steden ende stercten in sijn handen te nemen, hadde hy ghewilt 63 De oorsaken waerom eenighe groote Heeren van den lande, hen by den anderen gevonden hebben 64, 65 De secrete brieven des Ambassadeurs van Vrancrijck aen de Regente, teghen de groote 65 D' onschult des Princen op elck punct der valscher beschuldinghen, begrepen in de dachvaerdinghe .. 55, 62, 63, 64, 66, 68, 69, 74 De redenen van der fortificatie van Vianen 66, 67 De gifte van dry stucken gheschuts, ghedaen den Heere van Brederode 69 De ontschult, merende het lichten van den crijchsvolcke binnen Antwerpen 68, 72 De ghetrouwicheyt by den Prince bethoont in alle de plaetsen van synen gouvernementen 63, 64, 73, 74 onghelijck = onrecht. De verantwoordinghe desselfs, ruerende de garnisoenen van Zeelant 69, 70, 71, 72, 73 De nederlaghe des volcx van oorloge, gecomen by Antwerpen 72 De verdraghinghe des oproers, toeghecomen binnen de selve stadt 72, 73 De volvoeringhe van des Princen laste aldaer 74, 75, 76, 77 De approbatie van den verdraghe by hem aldaer ghemaeckt 74 De ghemeyn raste by hem ghestelt in Hollant, Zeelant ende Utrecht 75, 78 De redenen van de conservatie van Antwerpen, ende van de Preke ende oeffeninghe aldaer toeghelaten 75, 76 D' onschult merende den penninghen aldaer gelicht 78 Dat de nieuwicheden by den Cardinael voortgestelt door sijn ambitie, desen onraet hebben ghemaect 79 De declinatoire ghesonden by den Prince tegen de dachvaerdinghe, die van gheender weerden en can wesen 80, 82 De diensten by den Prince ende syne voorsaten ghedaen .... 60, 80, 89 De beneminghe der vryheden ende Previlegien van den lande 66, 80, 94, 95 Den wensch des Princen dat de waerheyt mach te voorschijn comen 80, 81 De brieven van dagemente uutghegeven tegen den Prince 82 De declinatoire ende deductie van nulliteyt daerop by den Prince ghesonden aen den Procureur generael, ende Hertoghe van Alve 89, 97 verdraghinghe = verwijdering, onraet = rampzaligheid. declinatoire = verklaring, dat men de bevoegdheid van den rechter niet erkent. T' verantwoorden des Princen van Orangen teghen sijn beschuldighers. Die vervaren zijn in saken ende handelinghen van Staten, Landen ende Steden zijn weynich beladen om te onderkennen de ghene die door eergiericheyt ende hope van eyghen bate soecken te verwerren de ghemeyn ruste ende eenicheyt: maer houden voor vaste ende sekere teeckenen van sodanigen voornemen alle nieuwicheden ende onghewoonlicke manieren van doene, die voorgestelt worden by lieden van machte ende die int gheloove ende hoocheyt zijn. Daerom om te bewijsen wie daer gheweest zijn de Hoofden ende oorsake van de onrusten, toeghecomen in den Nederlanden, behoeft men alleenlick te aenmercken, wie de ghene gheweest zijn, die door eenich profijt of bate, dat sy daer uut verwachteden, hadden oorsake om in den selven landen nieuwicheden te verhopen: ende oock de eerste geweest zijn om die aen te vanghen ende int werck te stellen. Om dwelck claerlijck te vertoonen, schijnt wel van noode te wesen, dat men openbare den staet ende gheleghentheyt der selver Nederlanden, sulck als die was voor het toecomen van den selven onrusten ende na de oorlogen, die so wel de Keyser Kaerle hoochloeflijcker ghedachtenisse, als de Coninck van Spaengien, Heeren der selver landen ende Overheeren der Vassalen der selver hebben ghevoert by na thien jaren na den anderen tegen den Coninck van Vranckrijck; daer af de ghestaltenisse sulcx was, dat hoewel gheduerende der selver oorloghen, het volck ghecomen was in wat afkeers door de Inquisitie ende Placcaten, die men in verscheyden Provinciën aldaer onderhielde, int stuc van der Religie ende gheloove (die daghelicx toenam door de verbreydinghe der selver Religie ende wreetheyt der voorschreven gheboden" so straf ende ongenadich wesende, dattet te verwonderen is, hoe men de selve so lange met sulcker lijdt- zijn beladen = kost bet moeite, eergiericheyt m eerzucht, gheloove — vertrouwen. a. Blijct by den Placcaten nntgegeven in den Jaren 1521, 26, 29, 31, 40, 44, 46, 50, 56 ende andere. saemheyt in een soo vrijen lant heeft connen lijden ende verdragen) so hier na verthoont sal worden. Nochtans bevant men opentlijck, dat de ondersaten der selver landen, waren andersins ghewillich, niet alleene om te bewijsen alle behoorbijcke onderdanicheyt, maer ooc om lijf ende goet te avontueren ten dienste van sijnder Majesteyt. Want den 'Edeldom hadde hem in den selven oorloghen wel ghequeten met overgroote vromicheyt ende ghewillicheyt ende de Staten der selver landen hadden vrijmoedelick ende willichlijck gheholpen ende ghegheven totten oncosten van den oorloghen uutnemende groote sommen van penningen, ja wel totter somme toe van veertich milioenen gouts met sulcker goetherticheyt, dat men noyt en speurde eenich teecken van afkeer; in der vuegen, dat men sekerlijck conde gheoordeelen, dat de selve Landen so grooten ghenegentheyt tot sijnder Majesteyt droeghen, dat sy niet ter werelt en souden sparen om den dienst ende grootheyt van sijnder Majesteyt te voorderen; sulcx dat de selve sijn Majesteyt haèr seer wel versekert mochte houden teghen alle gewelt van buyten. Na dien dan het natuerlijck is, dat alle groote diensten ende weldaden betrouwen voortbrenghen, so en constet niet anders wesen, dan dat de selve landen (ende int besunder den Edeldom) hen latende voorstaen dat door haer perijckel, bloet ende vromicheyt sijn Majesteyt hadde vercreghen soo heerlijcke victorien ende door hen ghemeyne bystant, hulpe ende geven was gecomen tot so eerlijcken eynde van soo langer ende lastigher oorloghen, moesten hebben een volcomen toebetrouwen dat sijn Majesteyt der selver heurer overgroote diensten ende getrouwicheden soude ghedachtich wesen, alst te passé soude comen, waer door men oock de selve landen waerschijnlijc const verBekeren van alle onrusten ende oploopen van binnen. vromicheyt = moed. vrijmoedeliek = mild. hem = eieh by alle wederk. w.w. Want de ondersaet die niet dan alle goet van sijnen Prince en verwacht, volherdt met meerdere gewillicheyt in de onderdanicheyt desselfs, in der voegen, dat als men oversach den staet der voorschreven landen, die floreerden door den toeloop van alderhande manieren van Coopmanschap ende handel met des dien aencleeft (hoewel die wat waren ghedruct door de voorleden oorloghe; oock belast ende benaut van beden, Imposten ende schattinghen, opgestelt ter saken van den voorschreven gr-ooten sommen van den penningen die men hadde moeten lichten om de oncosten der selver te vervallen) so en const men anders niet verwachten dan dat de selve landen zijnde versekert van haren vyanden van buyten ende so vereenicht met haren Prince van binnen, onderhouden wordende met gheboden ende Placcaten, bequame na den tijt, in corten Jaren niet alleenlick en souden verlicht, ontlast ende bevrijt worden van alle schulden, maer oock comen te gheraken opt hoochste van allen tijtlijcken voorspoet. In der voeghen, dat syne Majesteyt wesende gevreest ende ontsien van den uutlanders ende daer neffens gheacht ende bemindt van synen ondersaten, vermochte hemselven te houden voor den grootsten ende gheluckichsten Coninck ende Prince van synen tijde, soo dat men moet belijden dat de ghene die sulcken voorspoet ende gheluck hebben belet ende soo grooten eenicheyt ghescheurt, mitsgaders sulcken goetherticheyt afgekeert, so grootelick tot achterdeel van syne Majesteyt ende van den Landen hebben misdaen, dat sy wel hebben verdient ten exempele van anderen gestraft te worden. Ende hopen dat alle de ghene die bemercken sullen de uuterste cattyvicheden, ellenden ende slavernijen, daer de selve Landen teghenwoordelick inne gebrocht zijn in stede van so grooten waerschijnlijcken voorspoet, sullen met ons wesen van gehjcker meyninghe ende geven het selve oordeel. Terrallen = betalen. ' ■ bequame = passend, cattyvicbeden = rampspoed. b. Bhjct by den brieven van den XIX Januarij, ende de voortroepinge, gedaen den XXIIII der selver Maent, beyde int eynde ghevoecht. Ende Wy WILLEM VAN NASSAU, Prince van Orangien, by den Procureur generael (volghende syne opene Brieven van Daghemente b) ghehouden voor de oorsake van deser veranderinge en willen niet weygeren van de selve straffe te lijden soo verre het uutgheven desselfs warachtich is; welcke Procureur om by te brenghen eenighe redene ende oorsake die ons daar tóe soude moghen gheport hebben (soo het niet gheloofbaer en soude gheweest hebben, dat wy sulcx sonder oorsake souden hebben bestaen) is voorhoudende onse eergiericheyt ende onghereghelde begheerte van bewindt ende regiment te hebben, waer uut dat volcht, dat het eynde ende de oorsake van alle onse handelinghe, wercken ende voornemen soude gheweest hebben, hoocheyt onderwint ende onbehoorhcke grootheyt. . , Maer om den selven Procureur te benemen dit fondament daer hy syne beschuldinghe op wil bouwen, schijnt ghenoech te wesen voor den ghenen die van onsen persoone kennisse hebben, dat wy verhalen onse aengheboren gheneghentheyt, gheensins toeghedaen dierghelijcken passien ende begheerlijckheden ende voor allen anderen de menichte der goeden daer mede God door sijn genade ons hadde voorsien, de welcke wel regerende ende gade slaende wy eer conden verhopen grootheyt ende hoocheyt dan door eenich ander bewint: want elckerlijck moet bekennen dat wy ons houdende op onse huysen ende gade slaende onse saken veel beter middel hadden van ghelt ende rijckdommen te vergaderen ende daer door te onderhouden ende vermeerderen onsen staet ende grootheyt, dan met groot goet te Hove verteerende, te verhopen sulcken hoocheyt door het aennemen van bewinde, daer af wy noyt eemch profijt verwacht en hebben, soo het ghenoech kennehjck is allen den ghenen die van onsen saken ende handelinghen eenige condtschap hebben. Het en heeft oock gheen schijn- onghereghelde = bniteniporige. gheneghentheyt = geneigdfceii. sel ter werelt, dat men ons wil oplegghen van ons te willen misgrijpen op de hoocheyt van syne Majesteyt ende sijner landen, na dien de selve Landen tot sijnder Majesteyt so waren ghenegen ghelijck geseyt is. Te meer dat wy altijt verclaert hebben, dat syne Majesteyt meer behoorde sijn ondersaten in der selver ghenegentheyt ende goetwillicheyt te houden door versoetinghe der Placcaten dan door hardicheyt ende voortstellinge van nieuwicheden de selve afkeer te doen crijgen; het welcke het eenighe middel ende punct is, daer door men soude mogen voorslaen dat wy ghesocht souden moghen hebben om te comen totter voorschreven Overheyt ende regiment. Nochtans moet men bekennen dat goetherticheyt ende goetwillicheyt middelen zijn daer door een Prince sijn hoocheyt ende sijn landen can onderhouden, so dat men belijden moet dat door dit selve ons verclaren ende goetduncken wy quamen te bevestigen de hoocheyt van syne Majesteyt ende gheensins die na ons te trecken. Ende al waert dat eenighen anderen bet gheraden ghedocht hadde, dat de selve bewaert werde met strafficheyt, daer en soude niet anders uut connen ghevolghen dan dat wy van contrarie opinie moghen geweest zijn aengaende de middelen van den onderhoudinghe van sijnre Ma. hoocheydt, maer geensins in het punct van der selver onderhoudinge ende bevestinghe. Nu bewijst de ondervindinghe, dat men die met strafficheyt niet en const bewaren, als men de Landen wilde laten in haer oude ghewoonlijcke voorspoet, daer inne wy wénschen deselve te blijven nochtans onder de ghehoorsaemheyt van syne Majesteyt; het welcke naest den dienst Gods de eenighe oorsake gheweest is, daerom wy de wreetheyt der voorschreven Inquisitie ende Placcaten niet en hebben connen goet ghevinden. Daer af oock alle onse andere handelingen verre verscheyden, ja contrarie, van alle eergiericheyt ende grootheyt goede ghetuyghenisse connen gheven; want wy oock Willem Tin Oranje 3 1 e. Blijckt by den ] commissien daer af gegeven ende beae- ^ ghelt die weder ghe- 1558. j ( ] ( ( ] ( ] d. Blijct by brieven aen den Conink gesonden den XXIII Julij Anno 1561. e voren hadden opgheseyt de staten ons gegunt van te vesen Raet van Staten ende insgelijcx hooft van den financiën c; de welcke nochtans so seer wel dienden om te vinnen de herten der lieden ende het aenhanghen van dien Staten (Ja van selfs ons in handen waren ghenoech stellende de Overheyt ende bewindt Van alle saken, nadien wy ghewilt) ende metten welcken sommighe andere ïen so wel tot haren profijte weten te behelpen. Maer wy lancken God, dat onse meyninghe so verre van sulcken voornemen is verscheyden geweest, dat wy d' een ende 1' ander der voorschreven Staten hebben weder gestelt in [landen van sijnder Majesteyt, na dien wy daar inne niet ïn consten soo goede diensten ghedoen, als wy wel hadden begeert door de beletten der selver andere. Niet te min na lien sijn Majesteyt om het selve ons verdraghen ende weder seynden van onsen commissien niet en liet ons iicwils in den raetslaghen te roepen, soo hebben wy ons ^hequeten na onse vermogen om te raden tghene ons dochte bequaem te wesen voor den dienst van sijnder Majesteyt ende welvaren van den Lande ende was ons eenen grooten hertsweer, dat wy sagen, datter twee oft dry de goede meyninghe van sijnder Majesteyt so wisten te verdrayen. Even wel na dien sijn Majesteit (ghemerckt bebbende al dien tijt geduerende de oprechticheyt onser bandelinghe ende de ghewillicheyt ons diensts) wesende in Zeelandt om te varen na Spaengien, ons anderwerf grootelijck voorhielt te willen weder aenveerden den staet van raet van Staten, hebben wij daer inne ons onderdanich ghetoont, na dien wy eerst hadden seer ghesocht des verdrach te hebben: Maar als wy daer na aenmerckten, dat de saken weder op d' oude ghinghen ende anders dan sijn Majesteyt ons hadde hope ghegheven, soo hebben wy omtrent twee jaren daer na d wederom versocht ontslagen te wesen; ende siende, dat men in alle manieren het Landt wilde brenghen in slavernije (dwelck eenighe heeten vol- opsegghen = afstand doen van. comen gehoorsaemheyt) gelijc hier na verhaelt sal worden ende om niet veroorsaeckt te wesen op tselve punct (dwelck gantschelijc scheen te comen ten achterdeel van sijnder Majesteyt ende van den lande) ons te thoonen van anderen ghevoelen, hebben wy oock versocht om ontslagen te worden van onsen Gouvernementen om ons gheheelijck te mogen vertrecken ende tot onsen eyghen saken te mogen verstaene, insghelijck oock om niet begrepen te connen worden van den quade, dat waerschijnlick geschapen was daer uut te mogen volgen. Tot welcken eynde wy daer op verscheyden versuecken hebben gedaen, so wel aen sijn Majesteyte als aen de Regente; ja oock nog meer dan eens na het overgheven der requeste van den verplichten Edelen, daer op onse wedersprekers nu so seer roepen.f Voorwaer hadde men van onse ambitie eenich quaet vermoeden oft achterdencken ghehadt, is wel te dencken, dat sijne Ma. ons niet en soude gheweyghert hebben de voorschreven versochte onslaginghe; ten minsten en soude hy ons niet soo dickwils uuterlijck belast ende ernstelijck versocht hebben in den selven Staten te blyven, g wesende na recht al openbaer, dat men alle bewint ende regiment behoort te nemen den genen, dier ambitie men vreest in der vueghen, dat sijn Majesteyt, ons houdende in de voorschreven Staten ende diensten, coemt daer mede te betuyghen (gantschelijck contrarie van tgene de Procureur generael nu coemt by te brengen) dat noch voor noch na sijnre Majesteyt vertreck wy eenichsins suspeckt waren van door grootheyt oft ambitie te willen misgrijpen oft usurperen op de hoocheyt ende autoriteyt van sijnder Majesteyt oft sijn Landen, na dien daer mede opentlijck bewesen wordt dat wy gheen dinghen soo seer en sochten als ontslaghen te wesen van allen onderwint ende autoriteyt. So wie oock wil gadeslaen, hoe na des Coninx vertreck e. Blijct by brieven aen den Coninck ge- sonden den XI Meerte, Anno 1562 ende den XIX Julij 1563. f. Blijct by brieven 8 Coninc, den XX April ende XXVII Mey, Anno 1566. g. Bljjekt bj des conincx brieven gheschreven den 29 September 1561; den 6 Junjj 1563 ende den 31 Julij 1566. begripen = berispen, uuterlijck = uitermate. DE HANDELINGEN DES CARDINAELS. alle de saken bleven in handen des CARDINAELS VAN GRANVELLE, ende hoe grootelijck die Cardinael van syne grootheyt jalours was, ja hoe ghewoon de selve was van te sluyten ende te bannen uut allen bewinde ende regiment de ghene, die hem eenichsins dochten te moghen eenichsins beletten het onderhoudt ende vermeerderinghe van der selver sijnder grootheyt (daer af tot genoechsame exempelen mach dienen, dat hy ten tijde van Keyser Caerle hoochloflijcker memorien, syner Keyserlijcke Majesteyt wijsmaeckte, dat hy in den saken van den Rijcke niet en soude bewint gheven eenigen Heeren van qualiteyt oft die sijn authoriteyt souden mogen verdonckeren oft verminderen; ende namelijc ooc Don Fernando Gonzaga, Gouverneur van Milanen ende den Raetsheer Renard; hebbende de voorschreven Don Fernando duerende des selfs Cardinaels regiment aengaende den saken van Italien bedwongen geweest te verlaten sijn voorschreven Gouvernement ende tot sijnder. doot toe te vervolgen seker proces criminel, dat teghen hem voorghestelt was door middel van den voorschreven Cardinael, die daer mede sochte te winnen d' affectie van de Spaengiaerden, die alle de andere heerlijcheden van sijnder Majesteyt in Italien onder hen bewint hadden; ende de voorschreven Raetsheere benoodicht geweest te verlaten huys, hof, wijf, kinderen ende Staten in den Nederlanden ende hem te vinden in Spaengien, aldaer hy waerschijnlijck gheschapen is te moeten sijn leven eynden als een ghebannen oft versonden persoon), die en sal niet bevinden, dattet eenigen schijn der waerheyt soude connen hebben, dat men ons soude gehouden hebben in den voorschreven Staten, hadden wy ons vervoordert om door bewint na ons te trecken de hoocheyt des Conincks (dwelck wy niet en consten ghedoen sonder de grootheyt des selfs Cardinaels te verminderen); maer ter contrarien dat men oock ons (volghende het exempel van den twee voorghenoemde) soude bedwongen hebben de voorschre- benoodichen = noodzaken. ven Staten te verlaten, eer wy tselve souden hebben versocht oft tenminsten ons niet en soude geweygert hebben t' verlof óm daer af te scheyden t' onsen eersten versoeck ende noch min ter tweeder ende derder onser beden. Maer de voorschreven Cardinael, kennende onse ingheborenheyt te wesen verre verscheyden van alle ambitie ende dat wy metter daet bewesen, dat wy gheen bewint met allen en sochten ende vele min eenich groot ende extra-ordinaris regiment, daer door wy ons souden mogen vervoordert hebben van op sijn hoocheyt te usurperen, heeft wel willen practiseren ten eynde wy in den voorschreven Staten souden worden ghehouden om het volck te bedriegen, dwelck hy wel gevoelde, dat hem haettede met allen seer ende op dat door middel van ons ende andere sijn handelinghen beter gevonden ende genomen souden worden, dan die in der waerheyt waren: ten exemple van Dyonisius, Tyrant van Sicilien, de welcke in synen Raedt behielt de ghene daer het volck goet gevoelen af hadde, niet (soo hy seyde) om nae hen goetduncken te doene, maer aileenlijck om dat men meynen soude, dat hy daer na dede. Daer en boven, als nu na den vertreck des voorschreven Cardinaels de bequaemheyt daer was om onse ambitie te ontdecken, hadde daer eenighe in ons gheweest, so en heeft men nochtans noeyt gesien, dat wy ons (oock niet int minste) eenichsins hebben vervoordert boven d' ander; maer is aen de Hertoginne van Parme Gouvernante gelaten de hoocheyt, die haer toebehoorde, die de voorschreven Cardinael na hem ghetrocken hadde ghehadt, midts dien hy hem hadde beholpen so wel met haer als metten anderen van den Raede aileenlijck tot een decksel ende schaduwe in der vuegen, dat de selve Gouvernante naderhandt opentlick verclaerde ende bekende, dat sy in weynich maenden na sijn vertreck meer hadde versfaen hem vervoorderen = zich verstouten, ontdecken = laten blijken, behelpen = gebruik maken. van des Landts saken dan binnen alle den tijt, dat den Cardinael by haer geweest hadde. Als oock daer na de selve Gouvernante ten tijde van den lesten troublen verlaten wilde de stadt van Bruessel ende vertrecken te Berghen (latende alles gaen soet wilde) ende daer door oorsake ende bequaemheyt gheven den ghenen, die begheerte hadden moghen hebben om op haer authoriteyt te usurperen, soo hebben wy met andere met grooter vlijticheyt aenghehouden, gebeden ende versocht, dat sy haer selven sulcken onghelijck niet en soude willen aendoen, noch ook sijnder Majesteit sulcken cleynachtinghe ende ondienst, dwelck ymmer wel bethoont, dat onse ghedachten ende wercken ganschelijck contrarie ende verscheyden hebben geweest van der ambitie, daer af men ons nu t' onrechte coemt beschuldigen; want voorwaer hadden wy eenichsins in den sin ghehadt van na ons selven alle de authoriteyt te trecken, ons en hadde geen meerder bequaemheyt noch beter middel daer toe moghen toevallen dan te sien, dat de voorschreven Regente haer voorschreven voornemen hadde volbrocht. Maer want onse meyninghe heel anders was, soo hebben wy tselve na ons vermogen belet, so voorseyt is. Na dien ooc sijnder Majesteyt verthoont is geweest, dat tot synen dienste voorderlijck was, dat den Raedt van Staten soude worden vermeerdert van Heeren ende geleerden ende oock dien in eenige stucken macht worden gegeven op dat alle tweedrachticheyt ende ongheregeltheyt bet verhuet, op allerhande saken bet versien ende de ordonnantiën ende besluytingen desselfs met meerdere eerbiedinghe ende ontsach onderhouden ende achtervolcht souden worden ende met-eenen ooc elcken bet benomen de occasie om alleen alle het regiment na hem te trecken oft sijn eygen bate te soecken tot schade van tgemeyne, ende wy van de Regente versocht werden eenighe te noe- , ,p soet — 100 het* want = omdat. men die men tot dien State soude mogen voorderen en hebben wy tselve niet willen doen, op dat men gheen vermoeden en soude nemen, dat wy daer inne begeerden te stellen eenige van onser handt oft daer wy verstandt mede hadden, maer hebben al tselve ghestelt ter goeder beliefte van sijnder Majesteyt, sonder dat wy oyt bethoont hebben ergens inne ons selven te soecken. Daer uut dan volcht, dat men niet aileenlijck t' onghelijcke maer oock buyten allen schijn der waerheyt ons coemt beschuldigen als oft wij door ambitie ende begheerte van regeringe ende onderwint hadden willen usurperen opte authoriteyt van sijn Majesteyt ende tot dien eynde int verweert stellen de ghemeyne ruste ende welvaert vanden Lande, dien wy byna so vele schuldich zijn als onsen eyghen Vaderlande, sonder noch aenschou te nemen op ons eygen schade ende verlies, daer wy waerschijnlijck in souden hebben moeten vallen door de voorschreven troublen overmidts den goeden die wy in den selven Landen hadden, so ons eyghen schade ende bate van de gemeyne des Lants niet en const ghescheyden wesen. Want daer alle eerghierige ende ambitieuse uuter natoeren altijt soecken om alleen te regeeren ende alle andere daer uut te sluyten, daer hebben wy ter contrarien niet alleen voorgehouden dat den Raet behoorde vermeerdert te worden ende de authoriteyt gedeylt in vele, maer oock geoffert ende bereet geweest van daer uut te scheyden ende anderen plaetse te maken; des de Regente ende die van den Raede ghetuyghenisse souden moghen gheven. Mits allen den welcken moet men elders vaster ende waerschijnlijcker oorsaken der voorschreven onrusten soecken ende om tselve wel te doene, aenmercken, dat de voorschreven Nederlanden uutnemende groote sorge waren dragende voor de bewaringe ende onderhout van overmidts = vanwege, offeren = aanbieden* Miti den welcken m Daarom. DE VOORTSTELLINGHEN VAN DEN CARDINAEL. den vrijheden ende liberteyten, die sy hadden uut cracht so wel van contraeten gemaect met haren Princen als van Privilegiën vercreghen van outs, soo van den selven als van den Keysers; ende waren bevreest, dat men hen daer af sochte te berooven door het inbrenghen der Vreemdelingen ende sonderlinghe der Spaengiaerden, uut dien dat de voorschreven Cardinael hadde gheseyt, dat de Coninck de selve Landen niet en conste wel ghehouden sonder aldaer macht van Spaengiaerden te hebben ende door den Paus hem te doen ontslaen van den eedt, dien hy int aenveerden der selver Landen hadde ghedaen ende voort die op een nieuw inne te nemen om voort die gantschelijck te regeren na synen wille, te niete doende alle de voorschreven contrackten ende Privilegiën, daer by ooc verclaert hebbende, dat men daer toe niet en soude connen gheraken sonder vier oft vijve van den principaelsten Hoofden te corten. Waer door men te meer achterdenckens hadde ende meer vyandt was allen nieuwicheden; daer by ghevuecht dat men duerende de voorschreven leste orloge hadde genoech versuet ende gheschorst de uuterste strafficheyt van der Inquisitie ende Placcaten; ja oock boven dien door het innebrenghen des Crijchsvolck van Duytschlandt (daer men hem mede behelpen moeste) ghenoech toegelaten de vrijheyt der prekinghen, die onder hen openbaerlijck ghedaen werden, soo wel in den steden als in den legher ende onder de andere secretelijck in menighe plaetse; daer by gevuecht, dat in allen den omliggenden Landen aireede was aenveerdt andere leere dan de Roomsche, waer door de sake van der Religiën allenskens ende binnen den tijt van soo vele Jaren in dien Landen die so vol volcx ende van allen canten so seer ghehandelt waren, so seere was vermenichvuldicht, dat men eyndelick eenen afkeer ende walgige aldaer hadde van den name der voorschreven Inquisitien ende insghelijcks der Placcaten (door de welcke een ontallijcke menichte der ingheseten, jae over de sonderlinghe = vooral. 50 M. persoonen deerlijck waren gheexecuteert ende ter doodt ghebrocht geweest) ende ooc van alle andere dierghelijcke bedwanck, daer door men benoodicht werde te verlaten Landt ende goet, vrienden ende magen ende voort sijn leven buyten in jammerlijcker ellenden te éynden, aileenlijck om dat men niet én hadde willen verlaten de gheboden Godts ende volgen de instellinghen der menschen, so men tselve dagelijcks meer ende meer vèrstonde ende ghewaer werde. Dwelck maecte onder het volck niet aileenlijck eenén afkeer, maer oock uut vele redenen so grooten verbittertheyt tegen de voorschreven Inquisitie ende Placcaten, dat in vele plaetsen de Officiers de selve niet meer en dorsten te wercke stellen noch executeren dan by nachte ende al heymelic ende dat noch niet sonder vreese ende sorghe Van onruste ende oploop, de weïcke ooc goede getuygenisse sullen connen geven oft sy niet menich reyse met grooten gelucke levendich zijn connen ontcomen den handen van den ghemeynen volcke, ontstelt geworden zijnde door het deerlijck aenschouwen van soo wreeden doodinghen. Waer üut dat alle de ghene, die verstandt ende experientie van saken hadden, oordeelden ende vóorsaghen, dat tselve poinckt alleene soude oorsake wesen van beroerten, so verre daer op in tijts niet wijsselijck versien en werde; dwelck ende meer andere inconvenentien vreesende, aireede in héren tijt de Coninghinne Marie, Regente der selver Landen heeft haer in den Jare 1550 ghevonden in persoone binnen Ausburch by hoochloflijcker memorien Kéyser Caerle om te doen versoeten ende veranderen de Placcaten doen gemaeckt h ende van der voorschreven Inquisitien vrij te laten de stadt van Antwerpen met d' Landt van Brabant ende andere Landen die der selver niet onderworpen en waren gheweest, het welck zy oock neffens sijn Keyserlijcke Majesteyt vercreech. 1 Maer dien niet teghenstaende soo en hielen de Cardinael met synen DE GROUSAME VERVOLGINGHE. DE CONINGINNE REYST NA DUYTSCHLANT OM DEK INQUISITIE WILLE. h. Blijckt by den Placcate Van April Int Jaer 1550. i. Blijckt by den Placcate van September, int Jaer 1550. k. Blijct by de Brieven van Placcate, int Jaer 1555 nat gegeven; ende by den Brieven van wederbieden terstont daer na verleent. aenhanghers ende den Inquisiteurs niet op van hen vervolgingen ende listighe pracktijcken dies het volck seer mordde. Jae, wisten seer wel te wercke te legghen een groote behendicheyt in den Jaer 1555 ende alsdoen opten name van sijn Majesteyt (int beghinsel sijns rijcx) te doen uut seynden brieven van Placcate, op dat den Inquisiteurs alom alle bystandt ghedaen soude worden. k Ende hoe wel de selve Placcaten terstondt daer na werden herroepen, als sijn Majesteyt was bewesen tgene der Inquisitien aengaende te voren hem toegedragen hadde, nochtans maecte dat een groote verbittertheyt onder tvolc, dwelc daer uut verstont haer meyninge. Midts den welcken sy ten vertreck van den Coninck sonderlinge acht namen, wie totten generalen gouvernemente van den Lande soude gestelt worden, te meer dat de generale Staten ten selven tijde met grooter swaricheyt van sijnder Majesteyt hadden connen vercrijgen, dat de Spaensche knechten ende soldaten uuten Lande souden vertrecken door middel van den welcken de voorschreven Cardinael hadde verhoept hem selven te verstercken. Maer de voorschreven Cardinael (alsdoen Bisschop van Atrecht) tselve loosselijck voorsiende, hoe wel hy voor hem hadde ghenomen metterdaet alle tregiment alleen te hebben, nochtans maeckte so vele, dat den tijtel ende naem van Regente werdt ghegheven der Hertoginne van Parma (de welcke alsdoen gheen experientie met allen en hadde van den saken oft genegentheden der Nederlanden, mits sy haer altijt hadde gehouden in Italien, opdat daer door sy ghenoech bedwonghen soude wesen haer te ghedraghen aen tgene hy haer wijsmaken soude ende te verstaen gheven) ende (om sijn handelinghen beter te doen vinden) dat sijn Majesteyt voor sijn vertreck stelde eenen Raedt van Staten, daertoe werden gecosen eenighe van de principaelste behendicheyt = handigheid, swaricheyt sat inspanning. Heeren van der Ordre des gulden Vlies ende ooc (onder d' ander) wy, niettegenstaende onsen weygheren, soo voor verhaelt is, want mits dien hy gewaer was worden, dat hy werdt ghehouden voor een vyandt van alle vrijheden, voordeelen ende Privilegiën, die sijn voornemen mochten beletten ende voor het Hooft, oorsake ende voorderer der Inquisitien ende executien der Placcaten, so wiste hy seer wel dat de ingeseten des Lants nymmermeer en souden gheleden hebben sijn regiment, maer eer van der eerster uren hen daer tegen hebben gestelt. Als nu de ruste ende stillicheyt des Lants alleen stont op dit schijnsel, schaduwe ende decksel, dat de saken werden gehandelt by authoriteyt van de voorschreven Gouvernante ende advijs van den Rade van Staten, soo werdt seer corts daer na dese huycke ende momaensicht wechghenomen ende ontdect door de ambitie ende onvoorsichticheyt desselfs Cardinaels, mits dien dat terstont na het vertreck van syne Majesteyt hy bestont te handelen int bysonder alle saken van importancien alleene oft met eenighen alleen, die van syne hant gestelt waren, sonder die behoorlijcken te verthoonen der selver Gouvernante oft te ontdecken in den Raet van Staten, segghende wel opentlick totten gedeputeerden van den Landen ende Steden, dat men synen toeganck moeste nemen tot hem ende nerghens el om haest te gheraken tot eenen goeden eynde van haren saken ende nochtans even wel sustinerende, dat alle die van den Raet van Staten behoorden ghelijckelijck te verantwoorden van de inconvenienten, soo verre daer eenighe toequamen; dwelck sommigen van den selven Rade seer onredelijcken dochte ende vreemt in viel, die des oock haer verthooninghe by brieven aen syne Majesteyt ghedaen hebben, soo hy hen oock hadde belast in sulcken ghevalle te doene. Ende want hy daerentusschen van Bisschop hem dede schijnsel bestaen = schijn. = beginnen. 1. Blijct by den Bullen van den Pausen Paulns 4 ende Pius 4. DE NIEUWICHEYT DER BISDOMMEN. INCORPORATIE DER ABDYEN. EET INBRENGEN DER INQUISITIE. maken Cardinael ende den President Viglius (een van synen principaelsten) Priester, daer mede toevallende den roep van den nieuwen Bisdommen ende innenemen der Abdyen ende Prebenden 1 mitsgaders de besluytingen des Conciliums van Trenten (al saken gesloten by sijne Majesteyt voor sijn vertréck by Rade van den voorschreven tween ende sommige dry oft vier andere, die alle sochten te versaden haer eyghen eergiericheyt ende gheltghiericheyt) is het volck seer verbaest ende verbittert daer in gheworden, also dat onder den Inghesetenen gheenen staet noch lidt en was, dwelck hem daer by niet en ghevoelde beschadicht ende vercort. Want de Heeren ende Edelen lieten hen duncken, dat dese authoriteyt van den Cardinael ende nieuwe inbrenginge der Bisschoppen (die alle van hem waren hanghende) tendeerde tot haer verdruckinge ende om het bewint ende regiment van den Lande te stellen in handen van den Gheestelicken ende om also (in der waerheyt) het selve te ontnemen syner Majesteyt (der welcker de selve gheestelijcke segghen niet schuldich te wesen noch te moghen draghen eenige ghehoorsaemheyt) ende allen anderen. Van gelijcken lieten haer voorstaen de Abten, Prelaten, Conventen ende Collegien, dat de voorschreven Bisschoppen henselven wilden met haren vederen ende pluymen vercieren ende rijckmaken, insghelijcx door het innemen van den Abdyen ende Prelaturen hen berooven van alle electie ende hope van te geraken totten gewoonlijcken dignitêyten. Het vold oock nam tselve te wesen eenen warachtigen wech ende middel om alle vrijheden, voordeelen ende Privilegiën te niete te doen, de Inquisitie inne te brengen, de oude straffe der Plabcaten te vernieuwen ende hen der slavernije van den gheestelijcken te onderworpen. Het welcke zijn gheweest de warachtige oorsaken, gront ende oorspronck van den misvertrouwen, onraet, onruste ende qua den daerna ge- beschadichen = benadeelen. hem laten voorstaen = meenen. volcht (als men int werck heeft willen brenghen het ghene dese fijne Raetslieden syner Majesteyt hadden wijsghemaect, die oock dieshalven behoorden gestraft te worden), de welcke men nochtans als nu gheerne soude schudden van des Cardinaels halse om Ons daermede te belasten, hoe wel sonder eenighe verwe oft schijnsel. Ende hoewel by vele hystorien wort bevonden dat dickwils door veel mindere oorsaken toeghecomen zijn vele veranderinghen, onrusten ende oproeren, soo ist nochtans ghebeurt, dat dese selve oorsaken onder een volck so genegen ende toegedaen synen Heere ende Prince, alnoch niet en volbrochten haer ghewoonlicke ende ghemeynlijcke werckinghen ende operatien, uut dien dat men verhoepte dat de Staten van den Lande (aengename wesende door de diensten ende ghetrouwicheden, ghethoont in den voorgaenden oorlogen) sulcken meyninghe ende voornemen van syne Majesteyt souden moghen omkeeren ende dat de Coninck voeghende sijn raetslaghen na den tijt ende volgende hare Contracten ende Privilegiën eer soude beletten ende verlaten, ter bede van synen so goeden ende getrouwen Ondersaten, alle nieuwicheden ende int bysonder den voortganc van den Bisdommen, Inquisitie ende strafficheyt der Placcaten, dan ten appetijte ende ingheven van eenen vreemdelinck ende eenighen onbekenden lieden op stellen so ongehoorde nieuwicheden teghen de ghelegentneyt des tijts, tegen de Privilegiën van den Lande, tegen sijn geloften ende in effecte tegen de natuere selver, gemerct de onrusten in den selven tijde opgheresen in Vranckrijck uut oorspronck van ordonnancien ende Placcaten genoech ten selven eynde loopende, hoewel noehtans Vrankrijck niet en is so seer ghehanteert, noch van allen canten besloten ende becinghelt van Landen volgende andere Religie dan de Roomsche als zijn de voorschreven Nederlanden. Te meer oock, dat aireede uutlandige Eertsbisschoppen ende Bisschoppen van den Rijcke haer begonden van de hanteeren = bezoeken. m. In Augusto 1562. DE HEERE VAN MONTIGNY IN SPAENGIEN. voorschreven nieuwicheden te heclagen uut dien dat sy door de oprichtinghe der nieuwer Bisdommen werden vereert in hare Jurisdictie ende Bisdommen, bysonder oock dat syne Ma. gheen ander voordeel daer bij en conde ghenieten dan dat hy sijn Overheyt stelde in handen der geenre, dier professie opentlijck uutwees hem niet te willen bekennen. Om dese ende meer andere redenen, die elck hemselven voornam na het begrijp sijns verstants ende bysonder door de hope, die so wel de Landen int generael als elck int particulier hadden in der goetheyt des Coninx, uut dien dat sy soo wel by syne Majesteyt als syne voorsaten altijt hadden gehandelt gheweest met recht ende redelijcheyt ende na uutwijsen der Rechten van den Lande; mitsgaders oock, dat sy ghewoonlijck waren by dachten ende requesten te verthoonen het ghene daer sy haer in beswaert vonden, so hebben sy wederom denselven voet wel willen volghen ende syne Majesteyt waerschouwen van den voorschreven nieuwicheden ende te kennen gheven het quaet datter waerschijnlijck gheschapen was uut te volgen, so verre corts daer in niet versien en werde. Midts den welcken van wegen der Regente ende der Heeren wesende in den Rade van Staten (dewelcke de Cardinael altijt sustineerde, soo voorschreven is, dat ghelijckelijck met hem behoorden belast te worden van allen inconvenienten dier mochten ghebeuren) aen den Coninck te poste ende in haesten is gesonden m de Baenderheere van Montigny, Ridder van der Orden met last ende instructie van te verthoonen den Staet ende benautheyt van den Lande, mitsgaders den generalen afkeer, die men hadde teghen de voorschreven nieuwicheden; het welck dede schorssen alle voordere ende particuliere dachten ende verthooninge van den Edelen wesende van den Staten van den Lande, midts dien sy verhoepten, dat door het ghene dat syne Majesteyt opte selve verthooninge soude hem voornemen = sich voorstellen. ordonneren, voldoeninghe soude worden gegeven oft ymmers ten minsten verlichtinge ruerende den puncten, daerinne sy haer vonden vercort ende beswaert; te meer ghemerckt, dat om te beletten de incorporatie der Prelaturen ende Abdyen alsdoen vacerende in Brabant, de Prelaten ende andere staten desselfs Lants hadden aireede te voren " gesonden hare ghedeputeerde in Spaengien; ghelijck oock hadden gedaen die van Antwerpen 0 om te verhueden de Inquisitie ende inbrenginge van haren nieuwen Bisschop; het welcke ooc de Landen voor eenen tijt bewaerde ende ophiel van alle onruste ende beroerte op hope, dat de selve gedeputeerde souden vercrijgen eenighe goede remedie ende sulcken antwoorde als de gelegentheyt der saken wel vereyschte, hoewel nochtans daerentusschen het feyt van der Religiën aen allen oorden seer vermeerderde. In der voeghen dat men op sommige plaetsen de prekingen bestonde te houden niet alleene secretelijck (het welcke men noyt met gheenderleye vervolghinge en hadde connen beletten), maer oock int openbare ende namenthjck oock te Valenchijn, te Doornicke ende in sommige andere plaetsen, daer toe oock oorsake gaf (oft ymmer de selve seer vermeerderde) de vrijheydt der Religie toegelaten in Vranckrijck bysonder. Want sy hen lieten duncken niet mm nef fens haren Coninck ende Prince verdient te hebben dan de Franchoysen; na de exempelen van den welcken wordende ghehandelt in velen anderen saken, dochte hen oock dat sy mede wel verdient hadden om te vercrijghen de vrijheydt haerder consciencien. Ende sach men wel opentlijck dat het voortaen niet moghehjck en was meer te onderhouden de oude ordinancien ende Placcaten int feyt van der Religiën in den selven Landen, soo becinghelt wesende van andere, die alle volchden andere leere (soo voorschreven is) ende die hen moesten onderhouden door den loop van der coopmanschappe, hanteringhe ende conversatie der naghebueren. Te meer dat men by experiencie bevonde, dat, hoe wel men door de voorschreven Placcaten n. Ia Februario 1562 O. In Mey, Anno 1562. DE PREDICATIEN ENDE VERGADE. RINGHEN. hadde gesocht de voorschreven Religie uut te roeyen ende te vernielen, de selve nochtans oock in der grousaemster vervolginge was toegenomen ende verbreyt ende dattet alsoo heel onmogelijck is, dat men met wreetheyt soude de consciëntie connen fortseren oft de Religie bedwingen; ymmers niet voorder de menschen connen brenghen dan tot eenighe gheveynstheyt. Desen al niet tegenstaende soo vervoorderde hem altijt de voorschreven Cardinael om de voorschreven Bisschoppen in te brenghen ende in possessie te stellen, hebbende voor hem selven gepractiseert het Eerdtsbisdom van Mechelen (uut crachte van den welcken sijn voornemen was te blijven Metropolitaen ende Primaet ende in te slocken de Abdije van Affligem, wesende der rijckste van Brabant, boven die van sinte Amands, die hy aireede gheclaut hadde) ende de Landen uutgedeylt onder persoonen so weynich daer toe bequaem zijnde, dat men openbaerhjck den spot daer mede hielt. Ende hoe wel de inleydinge der voorschreven Bisschoppen in sommige steden geschiedde sonder uutwendighen teghenstoot, nochtans sach men seer wel, hoe ongheerne tselve werdt geleden. Jae eenighe opponeerden hen daer teghen opentlijck genoech als namentlijck die van Antwerpen, Groeninghen, Leeuwaerden, Deventer ende Remunde. Oock wast goet te verstane, waer de saken henen wilden, na dien de Cardinael (die daer domineerde over alle de Raden, jae boven de Regente selver ende over sulcx hadde aireede volcomen macht ende authoriteyt) werdt daer mede ghemaeckt Thooft van allen den Bisschoppen, de welcke oock andersins door hen onbequaemheyt ende cleyn vervaringhen nootelijck van hem souden moeten hangen, waer door hy quam te usurperen meer aut^ori' teyts dan oyt Prince in den selven Landen hadde gehadt ende om de selve te onderhouden, stereken ende vermeer- zoeken = beproeven. Remunde = Roermond. deren by straffe middelen, so voorderde hy het feyt van der Inquisitien ende d' executie der Placcaten. Ende om elck na hem te trecken, hadde hy middel om tot synen versoecke te doen gheven, uutdeylen ende confereren alle de Officien, Beneficiën ende Ghiften van den Coninck ende van de Regente, sonder noch den middel, die hy daer en boven daer toe hadde, so van sijns selfs wegen als door de voorschreven Bisschoppen. Door alle dwelck hy hem selve hadden gheopent de rechte bane om te crijghen, houden ende bevestigen authoriteyt over den Coninck ende sijn Landen. Daer en boven ten eynde hy altijt sekerlijck ghewaerschout soude wesen van alle tgene dat alom gebeurde ende om te onderhouden de Coninghen ende nagheseten Princen hadde hy op sijn handt ende van sijnder zijden bijna alle de Ambassadeurs, Agenten ende gedeputeerde van sijnder Majesteyt ende onder andere synen eyghen broedere, de welcke de saken van Vranckrijck in sulcken State bracht dat de Coninginne om de ruste ende welvaert desselfs rijcks ernstelijck versocht aen sijn Majesteyt den selven van daer te willen nemen. Wie nu wil ooge nemen op des voorschreven is, sal lichtelijck connen gheoordeelen wie de ghene was die pretendeerde opte authoriteyt van den Coninck, weder wy, die gheene van dien middelen en hadden ende seer ongheerne eenighe nieuwicheden saghen; ja meer dan eens ons hadden verdragen van den Raet van Staten ende hooft van der Financien, ende anders niet en sochten dan wederom ontslagen te worden van den Raet van Staten ende insghelijcx daer na van onsen gouvernementen; oft de voorschreven Cardinael, de welcke door nieuwicheden ende door so onghehoorde middelen metter daet verclaerde sulcken authoriteyt te hebben ende sochte daer door hem in der selver te houden ende bevestighen, jae die grooter te maken dan oyt Prince in dien Landen ghehadt hadde. onderhouden — contact honden. Willem van Oranje 4 DE ABDYEN AF. GECOCHT. DE OOGHLUYKIN GE VERCREGEN VOOR ANTWERPEN. ARMENTEROS GE SONDEN IN SPAENGIEN. p. Int Jaer 1564. HET VERTRECK VAN DEN CARDI NAEL. Voorwaer wy hopen dat de ghene, die sullen insien ende oordeelen de saken voor verhaelt sonder passie oft affectie sullen wel soo vremdt vinden dat men ons deshalven soeckt te beschuldighen, als oft men den voorschreven Cardinael des wilde ontschuldighen. Nae dien nu de ghedeputeerde der Prelaten by middel van gelde ende rentgevinghe hadden vercreghen, dat men niet voort en voer metten innemen der Abdijen; ende die van Antwerpen verworven, dat men hen metter Inquisitie niet en soude quellen ende met hen door den vinger sien, ruerende het innebrenghen van hunnen nieuwen Bisschop; ende dat de Heere van Montigny weder ghecomen was sonder resolutie, de welcke genoechsame mochte wesen om te verhueden de andere inconvenienten, datter oock voordane cleyne hope was van goede ordre daer in te stellen, besonder mits dien door middel van der voorschreven rentgevinge gevoordert werden het feyt der voorschreven Bisschoppen (d' inleyden van den welcken niet anders en was dan de rechte Inquisitie) ende dat men boven dien den voorschreven van Antwerpen sochte by omwegen te benemen het geniet der voorschreven oochluyckinghe, de selve willende brengen ende stellen in der handt van den Cardinael ende onder het Eerdtsbisdom van Mechelen, soo bevandt de Regente in haren Rade gerequireert, dat sy anderwerf sijnder Majesteyt dede verthoonen den staet van allen saken ende onder andere ooc van Valenchijn ende Dornick, daer het onmoghelijck scheen het volck langer te houden van der oeffeninge der Religiën sonder geduerighe wachte ende garnisoen. Tot welcken fijne haer hoocheyt afveerdichde na Spaengien haren Raetsheere Armenteros p ende alsdoen wert eyndelijck by sijn Majesteyt ghesloten dat de Cardinael apparent autheur van allen den afkeeren ende verbitteringen soude vertrecken uuten Landen, dwelck het volck weder wat stilde ende hope gaf, dat de saken tot beteren state souden comen ende was in effecte oorsake, dat de Landen weder werden suspens gehouden ende niet voort en voeren tot meerder onruste. Maer na dien des Cardinaels creatueren voort door wilden metten selven nieuwicheden ende in synen afwesen de saken handelden in der selver manieren als hy ghedaen hadde, soo quamen oock wel haest wederom de voorschreven onrusten, daer tegen niet moghehjck en was te voorsien door den misverstanden wesende tusschen den dry principale Raden, te weten tusschen dien van Staten, Secreten ende Financien, de welcke alle dry genoech waren onderworpen den voorschreven Cardinael ende den synen; maer soo dat sy onder malcanderen niet en consten geraken tot goeder correspondencien waer inne wel te mercken staet de openbare quade handelinghe ende onbehoorhjck voortstel des Cardinaels, de welcke, om te beletten, dat de andere van den Raet van Staten sijnder Majesteyt niet en souden connen ghedoen de goede diensten die sy begheerden, hadde den selven gantschenjck benomen allen toeganck ende onderwint der Financien ende Justitien (daer nochtans alle ordinontien van Politien ende andere ghemaeckt werden) wel wetende, dat het niet moghehjck en was sonder den staet ende gelegentheyt van dien te kennen wel te delibereren ende resolveren op vele saken van importancien; om dat hy daer door ooc te meer soude onderhouden ende bevestighen sijn grootheyt. Ende des ™nVLmin Soeckt ons ende andere te beschuldighen DE CRIMINE LESAE MAJESTATIS, om dat wy tot dienst van sijnder Majesteyt wenschten, dat de secreten van den Financien souden te kennen worden ghegeven in den Raet van Staten als nootelijck om aldaer hem wel te quijten in synen dienste; hoe wel nochtans hij ende naest hem den President Viglius hebben de Overheyt gehadt over alle dry de voorschreven Raden, al oft van rechts wegen hem ende den synen alle hoocheyt ende authoriteyt toebehoorde ende dat ter contrarien voor den anderen een groot quaet feyt ende misdaet waer te versoecken, dat een deel nootelijck = noodzakelijk. ~ IET VOORTSTEL. «EN DES CARDINAELS ENDE VAN DEN PRESIDENT VIGLIUS. q. Blijct by den voorschreven Bullen van den Paus ende Cardinalen. r. Int beghin des Jaers 1565. DE REYSE DES HEEREN VAN EGMONT NA SPAENGIEN. van der selver autoriteyt werde medeghedeylt niet aen ons, die presenteerden uuten Raet te scheyden, maer eenen gheheelen ende oversten Raet, dwelck is de oprechticheyt die men nu tegenwoordelijck gebruyckt in den Nederlanden om te onderhouden (soo sy uutgheven) des Conincx hoocheyt. Wesende dan de saken sulcx gedeylt, dattet onmoghelijck was dien van den Raet van Staten (die men nochtans, soo geseyt is, wilde belasten van alle tquaet datter soude moghen gerijsen) by faute van authoriteyt ende verstande metten anderen op alles ordre ende remedie te stellen ende daer door den dienst van sijnder Majesteyt te voorderen; insghelijcx het volc merckende dat de nieuwe Bisschoppen mits haer onbequaemheyt, leven ende ongeschiktheyt (so groote dat oock de Regente was benoodicht gheweest hen te ontbieden ende te begrijpen) niet en dienden om eenich goet in den Landen te doene; boven dien hem claerlijck ontdeckende door de verwaentheden, dreygementen ende manieren van doene, die sy lieden met die van haren gevolge bewesen, dattet te Roomen was ghesloten: q dat elck Bisschop soude hebben negen Prebenden , toegeeygent tot onderstant der Inquisitien, ja de twee daer af voor twee Inquisiteurs oft Kettermeesters ende dat sy alsoo nerghens toe en dienden dan om te voorderen ende verstercken de voorschreven Inquisitie. Om dan door middel van syne Majesteyt te moghen voorcomen den onrusten die door tgene des voorschreven is, waerschijnlijck waren te bevreesen, wert in den Rade goet ghevonden, dat aen der selver soude worden ghesonden. r De Prince van Gavre, Grave van Egmont, de welcke tot sijnder wedercoemste groote hope ende goet betrouwen gaf, dat de saken wel gebetert ende gheadresseert souden worden aengaende de versuetinghe der Placcaten ende by faute van = uit gebrek aan. verstand — het sich verstaan, ongeschiktheyt = ongebondenheid, onderstant = steun. achterblijven der Inquisitie. Van welcken twee saken men opentlijck sach ende bevonde by experiencie ende metter daet (so by den exemple van Vranckryck ghelijck voor yerhaelt is, als andersins) dat ghelegen was ende gantschelijck hinck de onruste oh stillicheyt des volcks, den welcken oock daerom (ende niet onser ghepretendeerder ambjtie) behoort toegeschreven te worden al tghene, dat daer na ghevolcht is. Tot welcken eynde oock hebben vergadert gheweest ' dry Bisschoppen, dry Theologiennen, dry Rechtsgheleerde ende dry Canonisten, de welcke oock hen advijs hebben gegeven opte voorschreven versuetinghe, maer het selve hen goetduncken ghesonden wesende aen den Coninck, hoe wel het noch seer rigoreux was, nochtans soo en heeft sijn Majesteyt door ingeven van den Cardinael voorschreven ende andere tot omtrent sijn ooren wesende totten selven noch totten voorgaenden verthooninghen gheen acht met allen ghenomen; Maer heeft int eynde van den Jare 1565 expresselijck ghewilt ende bevolen, dat men sonder voorder swaricheyt soude voort varen tot inleydinghe der voorschreven nieuwer Bisschoppen, die noch niet in haer possessie en waren gestelt, eensamentlijck tot vercondinghe der besluytingen des Conciliums van Trenten; insgelijcx den Inquisiteurs ende Kettermeesters gunnen ende geven de macht ende authoriteyt die hen na den geestelijcken ende wereltlijcken Rechten toebehoorde ende daer en boven procederen tot executie van den Placcaten metter daet in aller strafficheyt ende na het inhoudt van den selven. Waer af ter stont aen allen den steden werden ghesonden Copyen ende Extracten, 1 inhoudende des voorschreven is ende hen belast ende bevolen hen te voeghen nae den wille ende bevel van syne Majesteyt; het welcke is gheweest de tweede ende Principaeltste oorsake van de veranderinghen, onrusten ende inconvenienten sedert ghe- >. In den lomer Anno 1565. DE RESOLUTIE DES CONINCX, ANNO 1565. t. Blijct by d'extract van des Conincx brieven alom gesonden by brieven Tin der Regente, den 18 Decemb. 1565. rigoreuse = nadrukkelijk, eensamentlijck =s tegelijkertijd. HET BEVEL VAN DER REGENTE. u. Blijct by den dachten ende vertbooninghen te Hove overghegheven. WOORDEN GHENOMEN ÜUTEN DAGEMENTE. DWERCK DER INQUISITIE. HET WERCK DER INQUISITIE. volcht; hebbende voor haren oorspronck so de ambitie van den voorschreven Cardinael (ende geensins de onse) als het misvertrouwen by den selven Cardinael onder het volck gestroyt door de voorschreven nieuwicheden, ghelijck opentlijck ghenoech is blijckendé by het gene dat voor verhaelt is ende wort sterckelijck bevesticht door de dachten der steden van Brabandt ende leden van Vlaenderen ende anderen n daer na gevolcht, eensamentlijck door het verbont, corts daer na aenghegaen door eenighen Heeren ende Edelen teghen de Inquisitie ende rigueur der Placcaten. Soo dat gheen verwe met allen en heeft, dat de Procureur generael hem vervoordert te segghen, dat wy souden hebben gheweest de oorsaken van dien verbonde, door dien wy eenighen souden wijsghemaect hebben, dat de meyninghe van sijnder Majesteyt was in den Landen te brenghen de Inquisitie van Spaengien; als of de qualiteyt ende maniere van Inquisitien de lieden meer soude doen beroeren dan het werck ende volvoeren der selver; het welcke te segghen so vele te slechter is dat men weet, dat het niet en is de qualiteyt van der doodt, die het volck doet veranderen ende verschricken, maer de eygen vreese der selver doot; bysonder oock in dit propoost, daer door het toevoeghen des woorts VAN SPAENGIEN, noch qualiteyt, noch maniere van doot en wort verandert, maer alleen het generael woordt van der Inquisitie ghetrocken op die van Spaengien, het welcke gheen ghenoechsame redene en is om eenige veranderinghe oft beroerte te maken. Des niet te min om naerder daer op te antwoorden segghen wy, dat het in der macht van ons noch van anderen niet en was den volcke wijs te maken, dat de Coninc de Inquisitie van Spaengien int Landt wilde brenghen, mits dat te voren gheen vermaen en hadde gheweest van sulcker Inquisitien ende dat daer na by sijnder Majesteyt brieven rigueur = gestrengheid, propoost = voorstel. (in der manieren voorschreven verbreyt) opentlijck was verclaert, hoedanighe Inquisitie men wilde inbrengen, waer door terstont conste den mondt gestopt worden den ghenen, die door middel des woorts VAN SPAENGIEN, souden hebben ghesocht tvolck te beroeren oft verwecken. Na dien dan de Inquisitie, verclaert ende ghespecificeert in de voorschreven brieven van sijnder Majesteyt, is gheweest oorsake van de ghevochde onruste, soo volcht dan dat men der selver ende niet anderen saken moet wijten alle tghene des daer na ghevolcht is (mits dat alsdoen alle voorder hope van remedie failleerde) ende dat alsoo gheensins warachtich en is, dat door diergelijcke onse wijs-' maecken oft ingheven vele ondersaten souden wesen gerebelleert oft hen hebben ghethoont teghen sijn Majesteyt ende dat wy eerst souden hebben verleyt, ghecorrumpeert ende opgheruyt een goet ghetal der Edelen in der vueghen dat sy gemaeckt souden hebben verbonden, conspiratien ende coniuratien ende daer by ghesworen hen te beschermen ende sterck te maken teghen sijn Majesteyt ende sijn ordinancien van allen tijden onderhouden ende achtervolcht, wesende de vergaderinge daer af ghemaeckt in onsen huysen soo wel tot Breda als tot Bruessel ende dat wy alsoo souden hebben gheweest Thooft, oorspronck, voordereer, gunstighe ende ontfanger van den wederspannighen, rebellen, gheconiureerden, Machinateurs ende verwerders van de ghemeyne ruste ende welvaert. Want daer en blijckt niet van eenige rebellie oft oproericheyt, die tegen sijn Majesteyt soude wesen voortsgekeert ende van de welcke wy ghehouden souden zijn te verantwoorden. Oock en is het voorschreven verbont niet gemaect ter oorsaken van ons, maer uut redenen van de swaricheden, ghesproten uuter voorschreven Inquisitie ende Placcaten ende om dat men quam teghen den beloeften ghedaen in den Jaren 1550, 55, 62, 65 ende andere, ghelijck boven is verhaelt. Sulcx dat den selven ende der DE GHEDREYCHDE INQUISITIE, OORSPRONC DER VERANDERINGEN. VOORDEN IN DEN DAGHEMENTE BEGREPEN. gunstighe = begunstiger. x. Blijct by delen weer Bijden gheson. den, int begbin van den Jaer 1566. DE CONFEDERATIE DER EDELEN. ambitie van den Cardinael (als voorschreven is) moet gheweten ende toegeschreven worden de onruste ende perturbatie van de ghemeyne welvaert ende eenichyt ende niet sulcken slechten persuasien ende propoesten als van de Inquisitie van Spaengien ende diergelijcke, welcke allegatie wel so plomp is, als het segghen van den ghenen, die alle dese verbitteringhe meynde te remediëren mits verkeerende, dat tgene des de Coninck wilde instellen niet en was de Inquisitie, maer alleen een Visitatie, als oft men meer acht name opte woorden dan opte daet. ende als oft men meer beruert soude worden door dese woorden, DE INQUISITIE oft VAN SPAENGIEN dan door de strafficheyt ende wreetheyt die men hadde ghesien ende vreesde door het volvoeren ende executeren der Placcaten. Segghen daerom, dat door de voorschreven dachten ende verbintenissen, mitsgaders alle tghene des daer na gevolcht is, hem aileenlijck heeft ghethoont het effeckt van tghene dat wy te voren in den vollen Raet van Staten hadden voorseyt aen Me-vrouwe de Regente, dat wy sorchden datter uut volgen souden: te weten, dat de voorschreven resolutie van sijnder Majesteyt wel eenighe groote beruerte soude mogen maken, te meer ghemerckt de hope, die vele hadden genomen door het wedercomen ende verclaren des voorschreven Graven van Egmont. Ja dat meer is, als wy daer na tselve in substantien harer hoocheyt hadden geschreven, x so heeft sy ons by haer antwoorde bekent, dat sy opentlijck ghewaer werde, dat de selve sijnder Majesteyt resolutie was de oorsake van allen den onrusten; der welcker daerom oock moet toegheschreven worden de voorschreven confederatie, die ooc andersins is geschiet sonder onsen weten oft advoy. Ja, so wy van der selver werden gewaerschouwet sekeren corten tijt (als van 14 daghen oft eenicheyt = eendracht, allegatie = opwerping. in eubstantien = in hoofdzaak, advoy = goedkeuring. daer omtrent) te voren eer de verplichte Edele hen te Hove vonden, soo hebben wy opentlijck ende rondt uut verclaert, dat die ons niet aen en stondt, noch ons en dochte te wesen den waerachtighen voet om de ghemeyne ruste ende stillicheyt te onderhouden. Wel is waer, dat wy de selve niet en hebben gehouden voor eenige rebellie oft conspiratie uut dien, dat de gheconfedereerde vastelijc bleven op het poinct, dat hen meyninghe gheensins en was yet te doene oft aen te vangen tegen de hoocheyt van den Coninck oft welvaren sijnder Landen 7 (de welcke na onsen duncken niet onderscheydelijck en zijn) ende dat de ghemeyne opinie, bevesticht door de experientie ghedroech, dat uut de voorschreven Inquisitie ende wreetheyt der Placcaten gheen deucht en const comen; boven dien, dat wy door de exemplen te voren ghesien in Duytschlandt, Vranckrijck, Engelant ende Schotlandt waren bedwonghen te bekennen, dat sijnder Majesteyt resolutie desen aengaende ghenomen niet en conste voortbrenghen dan groote bederffenisse, verstroyinghe ende achterdeel van den Landen sonder noch te voorderen sijnder Majesteyt intencie, daer men ter contrarien claerlijck sach, dat de Landen ghenietende den vrijdom der Religiën, ymmer ten minsten der conscientien, ende in den welcken sulcken Inquisitie ende wreetheyt der Placcaten gheen plaetse en hadden, hen onderhielden in goeden vrede ende eenicheyt; dwelck opentlyck bewijst, dattet verre een ander dingen is te leven sonder Inquisitie in vrijheyt der conscientien dan te leven in alle ongeschicktheyt ende sonder wet oft regel (soo het eenige valschelijck ende t' onrechte gheerne souden noemen), dwelck de Vorsten van Duytschlant ende andere die voor de ruste ende welvaren van haren Landen soo grooten sorghe draghen als sijn Majesteyt, geensins en souden willen toe- y. Blijct by den expressen text van den geteeckenden compromisse des ver- verplichte gedragen : achterdeel i = verbonden. = inhouden. I = nadeel. I. Blijct by dc requeste van den Edelen, metter antwoorde. HET VERSUECK DER EDELEN. laten, besonder soo verre te besorghen waer, dat daer uut eenighe ongehoorsaamheyt soude volghen. In welcke onse opinie wy des te meer werden gesterckt uut dien, dat de voorschreven geconfedereerde hen geensins en thoonden hardtneckich ofte om met ghewelt uuterlijck te willen vercrijghen hen begeerte, maer baden' alleen dat sijn Majesteyt (die sy seyden gheabuseert te zijne door eenige die onder den name ende decksel van der Religiën sochten te versaden hen eyghen grootsheyt ende giericheyt) soude willen verstaen hen clachte ende versueck ende daerop hooren het advijs van synen Staten ende presenteerden hen te vueghen ende draghen na tghene dat alsdan opt stuck vander Religiën by sijn Majesteyt (behoorlijck wesende gheinformeert) soude worden gheordineert. In der vueghen, dat soo verre daer inne rebellie oft coniuratie was, tselve moeste wesen uut dien, dat de geconfedereerde versochten, dat men op hen verthooningen^ soude willen letten oft dat sy vérsochten, dat de voorschreven Staten souden worden gehoort oft dat generalijc ende sonder onderscheyt alle confederatien voor sulcx zijn te achten ende houden. Welcken aengaende wy bekennen dat wy geen van dryen en connen goet vinden, want na ons begrijp soo can hem een. Prince abuseren ende is daerom gefondeert, dat een Vassael, ondersaet oft wie beswaert is hem des verthooninge mach doen; Jae de Keysers ende Coninghen worden ghepresen, die hem van private persoonen hebben laten berispen uut dien sy hen lieten duncken, dat sy niet genoech en luysterden na hen dachten ende versoecken; ghelijck de ghene, die verdroech, dat men in volder straten tot hem seyde: En wilt ghy na onse dachten niet hooren soo en wilt oock niet regneren: ende d'ander de welcke, hoe wel dat hy was Coninck ende Overheer nochtans leet, dat een weduwe van hem appelleerde, om dat hy (soo sy seyde) haerder saken geen acht en nam. Te meer na dien men ghewoon is gheweest in den Neder- abuseren = bedriegen. landen hem te ghedraghen in saken van grooten ghewichte ende daer de eere ende welvaert soo van tghemeyn als particulier aen was hangende aen den Staten, de welcke te dien fyne van allen ouden tijden volgende hen Privilegiën, ja oock noch by hoochloflijcker memorien Keyser Caerle te meer stonden om diergelicke ende mindere ghelegentheden (oock int feyt van der Religiën) vergadert hebben geweest (de welcke oock by hennen advijse in den Jaer van 31 heeft gemaect de ordinantiën ende Placcaet alsdoen ghecondicht, soo by den text ende verclaren van den selven claerlijck blijckt) so en docht ons niet verboden te wesen, dat men versochte tghene men bevandt in ghelijcken saken ghedaen ende gheploghen te wesen. Oock heeft men bevonden vele goede ende heylighe verbonden ende confederatien, ghelijck was die van den Macchabeen ende andere, ghedaen (ende die men noch soude moghen doen) ter eeren Gods tot dienste van den Prince ende welvaren des Lants. In der vuegen dat men uuten voorschreven puncten na onsen duncken gheen wederspannicheyt oft rebellie en can oordeelen oft infereren. Want aengaende tghene dat de gheconfedereerde hadden geloeft ende ghesworen malcanderen daer en tusschen by te stane ende te beschudden ende te helpen teghen de voorschreven Inquisitie ende Placcaten; gemerct men door sulcken middelen als boven verhaelt zijn de voorschreven beloefte lichtelijck conste doen cesseren ende dat zy by haer requeste ghenoech presenteerden daer af te scheyden, so verre bleke dat de selve teghen sijnder Majesteyt dienst soude wesen ende onderdanich te wesen den ghenen, dat by advijse van den voorschreven Staten soude worden gheordineert; soo docht ons vreemdt te wesen dat na dien jagers ende andere die hen onderwinden van onredelijcke beesten te temmen, arbeyden, om den selven hen fellicheyt ende wiltheyt te benemen, eer met spijse, neersticheyt ende hem ghedraghen aen == zich beroepen op. infereren = afleiden. a. Blijct bj de voorgehouden concept jan eenen nieuwen Placcate. b. Blijct by dor appoatillen gegeven den 24. Meerte 1566, na ghemeyn schrijven dwelc men schrijft 1565, nae de maniere van Brabant. gewoonte dan met geesselen ende strafficheyt; de Coninck (door de quade inghevinghen des Cardinaels ende sijnder aenhanghers) soude teghen soo goeden ghetrouwen ondersaten eer te wercke stellen rigeur ende strafficheyt dan eenighe soeticheyt ende goedertierenheyt om de selve te houden in hen ghewoonlijcke goetherticheyt, schorssende (ten minsten voor een weynich tijts) d'executie der voorschreven Inquisitie ende Placcaten. Te meer dat elcken dochte dat men de selve executie niet en conste voorderen noch in dien tijde continueren sonder merckelicke schade, achterdeel ende vercortinge van sijnder Majesteyt ende sijnder Landen, besonder oock aenghemerct, dat door de voorgaende orlogen men aireede (soo voorseyt is) hadde in effeckte het voorschreven rigeur eensdeels gheschorst ende ghematicht, sulcx dat de strafficheyt was wat achterbleven ende dat de veranderinghen sedert aen allen canten toegecomen gheensins en schenen toe te laten, dat die weder vernieuwt oft hernomen werde. Dwelck oock schene der Regente gevoelen te wesen, de welcke oock voor de coemste der voorschreven Edelen verclaerde aireede gepeyst te hebben opte versuetinghe der voorschreven Placcaten; * ja hadde aireede uuten name van sijnder Majesteyt verclaert die van Brabant vrij ende onbelast van der voorschreven Inquisitien.b Boven dien soo en gheliet sy haer noyt noch van den beginsel noch daer na (ymmers niet tot onsen vertreck toe) van de selve confederatie oft requeste dien volgende overghegheven te houden voor eenige rebellie. Dwelck wy wel hebben willen verthoonen, niet om de verantwoordinghe des voorschreven verbonts op ons te willen nemen, ghemerckt tselve (soo gheseyt is) ons niet aen en gaet, maer aileenlijck om te bewijs en dat wy gheen redene en hadden om alleene de voorschreven verplichte te houden voor rebelle ende hen voor sulcken te verbieden de ghewoonlijcke hanteringe ende eensdeels = gedeeltelijk. hem ghelaten van = laten blijken, dat noot b: volgens de Brabantsche telling begon bet jaar met Paschen. verkeeringhe in onsen huysen, in den welcken wy wel versekert zijn dat by onsen weten gheen vergaderinghe gebeurt en zy tegen de hoocheyt, eere oft dienst van sijn Majesteyt. Mits den welcken ende dat de Regente by bevele van den Coninck ende advijse van allen den Raden haer vuechde totten voorschreven geconfedereerden; ja soo verre, dat sy by brieven geteeckent van haerder handt ende beseghelt met haren seghel,e hen beloef de, dat hen ter saken van den voorschreven verbonde ende wes daeraa ghevolcht was, niet gheweten en soude worden, soo en hadden wy gheen oorsake om hen anders te handelen oft te estimeren. Ende te seggen, dattet de Regente soude ghedaen hebben tot eenen anderen eynde ende alleen om hen te paeyen ende te wercke te stellen teghen de ghene die hen hadden verloopen int afworpen der beelden, dat en doet gheensins teghens onse intencie. Want hoe wel daer uut soude mogen volghen, dat ons verstant so verre niet en hebbe gestreckt, nochtans so comen wy te vallen van eender opinien metten Coninck ende Regente opt punct van de selve te onderhouden in conversatie ende hanteringhe; midts den welcken verstaen moet worden, dat wij daer mede hebben ghevordert ende gheensins belet oft verachtert den dienst van syne Majesteyt oft ymmer8 ten minsten, dat wy souden hebben geabuseert geweest door de voorschreven verclaringhe van sijnder Majesteyt ende harer hoocheyt, dwelck genoechsame is om ons te verontschuldigen van der voorschreven gepretendeerder ontfanginge ende voorderinghe; ghemerckt de selve gheconfedereerde gheensins en zijn, noch gheweest en hebben, rebelle oft ten minsten en hebben voor sulcke niet ghehouden gheweest noch by de Regente noch by den volcke, te meer dat een ghemeyne dwalinghe, hem verloopen = mek te buiten gaan. in conversatie end* hanteringhe = in handel en wandel, verachteren = benadeelen. c. Blijct by da blieven van versekerheyt, de data 25 Augu. 1566. d. Blijct by des Conincx brieven, de data 1. Augusti 1566. e. Blijckt by brieven gesonden aen den Coninck, den XIIII Junij, Anno 1566. WOORDEN DES DAGHEMENTS. sonderlinghe als daer toe oorsake gegeven is by den Coninck oft Prince, macht heeft van recht ende wet. Tot versterckenisse van den welcken so heeft sijn Majesteyt aen ons geschreven by sijn eyghen handt in de maendt van Augusto d ende alsoo na dien het voorschreven verbont ende presentatie der requesten tot sijnder kennisse ghecomen was, dat hy seer goet contentement hadde van onsen diensten, noch ons gheenen ondanck en wiste van tgene, daer ghepasseert was, ende dat wy ons het contrarie niet en souden laten wijsmaken, ja dat hy hem gantschelijck op ons betroude, noch eenich gheloove en gaf van dat eenige quaetwillige ons blameerden, die hy seyde quaden dienst te doene met meer dergelijcke woorden. Oock overleggende dese sake, so men behoort, en hadde sijne Majesteyt uut redenen voorschreven gheen oorsake om anders daer af te oordeelen; gemerct dat oock langhe voor het voorschreven verbondt wy ghenoech verclaert hadden, dat onse goetduncken ghedroech, dat men de Inquisitie ende herdicheyt der Placcaten niet en soude weder int werck connen brenghen sonder veranderinge ende inconvenienten. Ja oock vervolghens, versocht 8 om ontslaghen te wesen van onsen Staten ende Gouvernementen, want nu sijn Majesteyt daer door ghenoech was geadverteert, dat wy dergelijcke verbont voor geen rebellie en souden houden ende ons even wel dede blijven in den voorschreven onsen Staten ende Gouvernementen, soo liet hy ons ghenoech toe (ymmer in effecte) dat wy vermochten te blijven in de voorschreven opinie ende des daer af dependeert. Waerom het oock geen schijnsel met allen en heeft, dat men ons soeckt te noemen Thooft, autheur, faulteur, promoteur ende ontfangher der rebelle; ghemerct nymmermeer blijcken en sal, dat wy oyt eenige voor sulcke hebben ontfangen, gevordert, geholpen oft gelast. Oock en sal niet blijcken dat wy oyt eenige der voorschreven ver- plichte ofte andere hebben genomen in ons eygen beschuddinge ende sauvegarde, hoewel men ooc soect ons des te beschuldigen, waer uut men wel verstaen can, hoe fraeyen recht men teghenwoordelijck in den Nederlanden ghebruyct, als men om oorsaken so notoorlijck onghefondeert ende min dan warachtich, niet alleen en heeft opgheteeckent ende aengeslaghen onse goeden, maer oock die verbeurt ghemaect; ja eensdeels wech ghevoert, beghinnende also van der executien teghen alle ordre van rechte; waer door oock men wel opentlijck bewijst, dat men van gheender meyninge en is ooghe oft regard te nemen tot eenigen ontschuldingen oft verantwoordingen, maer wel van onder het decksel ende naem van Justicien te wercke te leggen alle manieren van ghewelde ende metter daet te administreren: PRO SUMMA IURE, SUMMAM INIURIAM. Op welcken voet men ons oock beschuldicht, dat eenighe geconfedereerde haer souden in diveersche plaetsen te velde ende in wapenen gestelt hebben sonder dat men aenmerct, dat wy ongehouden zijn van te verantwoorden het feyt van andere ende dat men ons niet en can belasten, dat eenighe der selver gheconfedereerde namaels souden moghen rebel gheworden zijn, na dien sy sulcx niet en waren noch voor sulcx en worden gehouden ten tijde sy in onsen huysen verkeerden oft hanteerden. Te meer dat alle het gene desen aengaende ghebuert is, is geschiet niet aileenlijck sonder ons advoy, maer oock tot onsen overgrooten leedtwesen ende verre van ons, so wy alsdoen waren in Hollandt, alwaer wy hadden behooren volck te maken ende niet elders, hadden wij met macht willen usurperen op de authoriteyt van den Coninck, ghemerckt de steden ende sterckten aldaer stonden tot onsen ghebiede. Maer want wy gheen ander ghepeys en hadden dan om te volgen ons Commissie ende den expressen last van der beschuddinge .= bescherming. ————— , —— notoorlijck = algemeen bekend, belasten ast beschuldigen. Regente ende het selve landt mitsgaders de landen van Zeelant ende Utrecht (alle onder onse gouvernemente wesende) te stillen ende in syner Majesteyt ghehoorsaemheyt te houden, so hebben wy onse uuterste neersticheyt ghedaen om den selven last wel ende getrouwelijck te volvoeren; waer af de Presidenten, Raden, Staten, Officiers ende wethouders van de steden derselver Landen ons goede ghetuyghenisse sullen connen gheven ende oock of wy hen oyt ander propoost hebben gehouden dan om hen te stereken totter ghehoorsaemheyt, getrouwicheyt ende dienst van sijnder Majesteyt, gelijck wy oock ghedaen hebben alle andere, daer wy eenich bewint oft gesach gehadt hebben. Het welcke oock wel claerlijck blijct uut dien dat, niet tegenstaende allen den beroerten, wy metter gracien Gods hebben soo vele ghedaen datter gheen stadt, stercte noch plaetse van onsen gouvernemente en is gedestrueert, geplondert, noch bedorven, insgelijcx oock niet afgeweken van de behoorlijcke onderdanicheyt des Conincx noch der Regente. Uut geüjcken hoecke wort ooc voortgebrocht het ghene dat verhaelt staet in den Dagemente des Graven van Hoochstraten (die t' onrechte beschuldicht wort van hem te hebben ghevoecht tot onsen ambitieusen voornemen) van dat wy souden tot Hoochstraten gehouden hebben verscheyden suspecte communicatien ende practijeken ende dat wy oock te Denremonde met hem ende den Graven van Egmont ende Hoorne souden gesloten hebben van ons te wapenen tegen den Coninck ende te beletten syner Majesteyt coemste met machte in den Nederlanden, want wy gedragen ons totten Heeren, die tot Hoochstraten geweest zijn als wy daer waren, of daer vermaen was anders dan goede chiere te maken ende malcanderen te besoecken ende te feesteren sommige uutlandtsche Heeren als vrienden ende geallieerde onder malcanderen; ende en sal nemmermeer blijcken, datter yet zy geslóten des men achterdencken soude moghen hebben of yet gepractiseert tot ondienste van syne Majesteyt. Oock en sal men niet bevinden, dat wy oyt te Denremonde oft elders hebben gehandelt van te beletten de coemste van syne Majesteyt, het ware met machte oft andersins. Ja, hoewel wy gewaerschout waren dat men neffens syne Majesteyt onbehoorlijcken verkeerde alle onse daden, om te doen afkeeren de goede genegentheyt, die syne Majesteyt tot onswaert droech, ende boven dien, dat tot onsen handen was gecomen het dobbel van sommige brieven die Don Francisco d'Alana, syner Majesteyt Ambassadeur in Vranckrijck, hadde gheschreven aen de Regente; ' inhoudende, dat de dry daer beteeckent (de welcke waren de voorschreven Graven van Egmont ende Hoorne ende wy) souden in tijden ende wijlen na onse verdiensten ghecastijdt worden ende dat men tot dien tijde toe ons alle goede ghelaet moeste toonen ende in effecte dat wy den wijt hadden van alle het gene int lant toegecomen was (het welcke was de principale redene, waerom wy te Denremonde by den anderen quamen); nochtans so wy onser onschult so gantschelick betrouden, soo en werdt aldaer anders niet ghesloten dan dat men de selve brieven soude thoonen der Regente ende haer plat uut vragen, wat daer af was. Wel is waer, dat daer oock ghehandelt waren eenighe andere saken de welcke int particulier aenghinghen sommigen die daer waren ende haren handelingen, welcken aengaende wy wel dencken, dat de voorschreven Heeren (nu ter tijt ghevangen) sullen ghenoechsame verclaringe gedaen hebben, mits den welcken ende want die impertinent zijn; ende dat te vermoeden is, dat men desen aengaende hem yoor ghepaeyt houdt; ymmer so vele het ons aengaet na dien van den selven vergaderingen niet met allen en wordt vermaent in den openen brieven van onsen beteeckenen = aanduiden. den wijt hebben = beschuldigd worden. Willem van Oranje S f. Blijct hy twee syne brieven, ghesonden in Augusto, 1566. DE TSAMENSPREK1NGHE TOT DENREMONDE. WOORDEN DES DAGHEMENTS. DE STERCKINGHE VAN VYANEN. daghemente, soo en willen wy des oock gheen breeder vermaen maken. Daer by aileenlijck voegende, dat de gene, die voorsien hadde de fortsen ende ghewelden, die men als nu int Nederlandt voortstelt ende sijn neersticheyt hadde ghedaen om die te beletten volgende den Contracten des Hertoochdoms van Brabant ende synen eedt ende verbintenisse niet en soude by avontuere geblameert connen worden van eenige rebellie; ende om tselve te doene soude men lichtelick meer middels hebben gevonden dan onse wedersprekers hen laten duncken, en hadde het goet betrouwen, dat wy hadden in der goedertierenheyt des Conincx ende dat hy ten appetijte van eenen Cardinael niet en soude willen bederven, vernielen ende ruineren een lant soo toeghedaen tot synen diensten ende by consequente hemselven mede, ons dierghelijcken gepeysen niet benomen. Hier mede comende totten anderen puncten van onsen daghemente, namelick totten genen, die luydt; dat wy souden gheholpen ende gheraden hebben den Heere van Brederode, thooft (soo men pretendeert) van den rebellen voorschreven, om te stereken sijn stadt van Vyanen teghen syne Majesteyt, bekennen wy wel, dat also wy sekere Jaren voor dese veranderinghe gecomen waren binnen Vyanen, de voorschreven Heere ons verclaert heeft, dat by den Testamente ende uutersten wille van synen overleden Heere ende Vader hem was belast ende bevolen te continueren de begonste fortificatie van syne voorschreven stadt ende huys ende oock ons versocht te willen gheven ons advijs der selver sterekinge aengaende, het welcke wy gedaen hebben. Daer uut volgen mach, dat wy den voorschreven Heere hebben advijs ghegheven om te executeren den uutersten wille van synen vader, maer gheensins dat wy souden geholpen ende gheraden hebben bi aventuere = bij geval, en = niet (regel 11). den hoof de van de rebellen van te stereken sijn stadt teghen den Coninck. Midts den welcken ende want advijs gheven op de sterekinghe van eenigher plaetsen niet en is CRIMEN LAESAE MAJESTATIS, siet men claerlijck, dat door dese beschuldinghen niet anders ghesocht en wort dan om de waerheyt met calumnien te verkeeren ende de onschuldige te verdrucken; te meer oock, want in den Nederlanden van allen tijden toegelaten is geweest allen Heeren ende Edelen, hebbende de macht ende bequaemheyt van hen plaetsen te stereken ende fortificeren, ghelijck men daer oock vele vindt niet alleen opte frontieren, maer oock middel int herte van den Lande, die van outs ende oock onlancks, uut crachte der voorschreven vrijheyt, ghesterekt zijn gheweest, was oock de selve bevestinghe soo vele te meer gheorlooft den voorschreven Heere van Brederode, mits dat hy de voorschreven stadt van Vianen hielt ende besat in alle Overheyt. Ende hoe wel sijn ouders op dat punct van overlanghe hadden geweest in processe, nochtans was hy dien niet tegenstaende gebleven in de possessie ende saisine van der voorschreven Overheyt. Als men oock ons voorschreven advijs nauwer wil insien, so sal men bevinden de groote onghefondeertheyt ende onredelijckheyt van dat men daer op wil fonderen een sulcken misdaet van gequetster Majesteyt; ghemerekt het niet en is ghegheven opt principael punct; te weten, oft men de bevestinge maken soude oft niet, waer in de voorschreven Heere van Brederode gheen swarichheyt oft twijffel en maecte, maer aileenlijck opte maniere ende forme van der selver vestingen. Dwelck niet en conste ghevolcht worden, d' ander punct en moeste te voren ghesloten ende gearresteert zijn; welcken aengaende alleen de Heere van Brederode soude hebben te verantwoorden. Oock en doet teghen ons niet, dat de selve fortificatie calumnie = valsche aanklacht, saisine = bezit. DIT ZIJN 'WOORDEN UUTEN DAGEMENTE. g. Blijct by de brieven gedateert den 12. Julij 1566. HET INSCHRIJVEN DER KNECHTEN BINNEN ANTWERPEN. GHESCHUT GESCHONCKEN DEN HEERE VAN BREDERODE. mach eerst na desen veranderingen te wercke gheleyt zijn, want mits dien het advijs te voren was ghegheven, soo moet men opten tijt van doen regard nemen. Aengaende dat men seyt, dat wy souden gheleden hebben, dat de voorschreven Heere van Brederode soude binnen Antwerpen knechten ingheschreven hebben ten aensien ende weiweten van elckerlijck teghen de expresse ordinantie, alsdoen nieuwelijck ghemaeckt ende ghepubliceert; ende die tschepe bestelt na sijn voorschreven stadt van Vianen met alderhande munitie van oorloghe, dient voor antwoorde, dat, hoewel wy binnen der voorschreven stadt van Antwerpen aileenlijck waren gecomen om de selve te houden in eendrachticheyt ende gehoorsaemheyt van sijnder Majesteyt, gelijck blijcken mach by de brieven van der Regente met ons ghesonden aen de regeerderen der voorschreven stadt, 15 insghelijcx oock by der bekentenisse des fiscaels begrepen in den voorschreven dagemente, nochtans, als wy verstaen hadden van den voorschreven inschrijven der knechten, so hebben wy tselve den Magistraet van der stadt aengeseyt ende oock aen den Marckgrave, wesende principael Officier aldaer, den welcken toestonde tot sulcken ende dierghelijcken saken te versiene, ja hem bevolen (volgende den laste, die haer hoocheyt ons by haer brieven had ghesonden) te vanghen ende aen te tasten de ghene, die sulcx deden; maer alsoo de selve Marckgrave daer op van ons was gescheyden ende oock ten huyse, dat wy hem hadden gheseyt hadde ghevonden aen tafel de gene, die men seyde de voorschreven knechten aen te nemen; soo heeft hy hem neffens d' ander ter tafelen ghestelt, ons daerna comende verclaren, dat hy niet bevonden en hadde, dat men volck daer inschreef, waer door de selve bequaemheyt creghen om heymelijck te vertrecken. Het is oock wel waer, dat langen tijt voor deze alteratien eenen toestaan = iemands taak sijn. versien tot = toezicht houden op. wy gheschoncken hebben den voorschreven Heere van Brederode dry stucken gheschuts, welcke wy daerna hebben ten aensien van alle der werelt doen ghieten binnen sijnder Majesteyt stadt van Utrecht ende daer na den voorschreven Heere gesonden; maer langen tijt eer de voorschreven aenneminghe gheschiede ende ter wijlen de voorschreven Heere noch was in den dienst van sijnder Majesteyt ende hielt van der selver een Bende van ordonantie; in der vuegen dattet wel soo slecht is ons te willen beschuldighen van den voorschreven schenck ende present van den geschutte, als oft men wilde belasten de ghene, die den voorschreven Heere van Brederode hebben ghevoordert totter voorschreven Benden. Te meer boe, dat de voorschreven Heere van Brederode gheen redene en hadde om hem te stereken teghen sijn Majesteyt, na dien hy van der Regente (des last hebbende van den Coninck so gheseyt is) was versekert, dat hem niet en soude worden geweten van alle tgene tot dien tijt toe ghepasseert was, noch ooc wy oorsake om hem te weygeren de voldoeninghe van onser gheloeften ende ghiften te voren hem gheschoncken, die hy wiste ghereet te wesen ende voor hem ghemaeckt te zyne soo na by Vyanen als Utrecht is. Comende voort opt punct des voorschreven dagements, inhoudende dat wy eenighen plaetsen ende steden van sijnder Majesteyt souden verboden hebben garnisoen inne te nemen ende onder andere in Zeelandt, alwaer wy souden hebben gesonden volck expres om d' Landt inne te nemen ende alsoo sijnder Majesteyt passaige ter Zee te beletten; eerst aengaende het punct van den garnisoene en meynen wy niet oyt propooste gehouden te hebben, die oorsake soude hebben moghen geven om deze accusatie te versieren. Is oock wel te dencken, dat soo verre onse teghenpartije des ghenoechsamen thoon hadde, sy niet WOORDEN BEGREPEN IN DEN DA. GEMENTE. propoost - bedoeling, thoon =s bewijB. AENGAENDE ZEELANT. Van dit al blijct by ende weder ghesonden in den Meerte 1567. laten en soude van den tijt ende plaetse te verclaren, ghemerct alle betichters na recht tot sulcker specificatiën zijn ghehouden ende verbonden; niet te min soo onder andere is ghenoemt Zeelandt, willen wy wel bekennen, dat wy kennende ende te meer stonden in den Raet verthoont hebbende d' importancie van dien Lande ende ghewaerschout wesende, dat men trackteerde van eenighe entreprinse teghen den selven, aldaer hebben ghesonden den Heere van Bocxtel, op dat men aldaer niet en ontfinghe volck van oorlogen sonder ons bevel (ghelijck het de maniere is in den provinciën van den selven Nederlanden, dat men niet en doet sonder ordinantie van den Gouverneur van dien). Insghelijcx dat wy hebbende ghewaerschout geweest van den Capiteyn van Zeeborch (wesende een sterckte in den Eylande van Walcheren, een deel van Zeelant, dwelck geheel onder ons gouvernement was), dat tweehondert ghesellen daer waren ghecomen van wegen der Regente om int Casteel te comen ende dat hy die niet en const ontfanghen, soo uut dien hy vreesde eenige muyterije van synen volcke, mits dien sy niet betaalt en waren ende daerom (soo te beduchten ware) niet en souden lijden dat andere stercker dan sy zijnde daer binnen souden comen, als oock om het ghebreck van victaillie ende cleyne ruympte van der plaetsen, hem daer op hebben ontboden, dat wy sijn redenen goet vonden ende dat hy de voorschreven knechten niet en behoorde inne te nemen sonder naerderen last van de Regente oft van Ons als Gouverneur, welcke Regente door den voorschreven Capiteyn oock ghewaerschout zijnde van der voorschreven swaricheden, haer ghenoech conformerende metter selver opinien, hem heeft doen bestellen betalinghe voor sijn soldaten ende gheordineert dat hy van den anderen tweehondert maer en soude ontfanghen de vijftich, de welcke tracteren = onderhandelen, victaillie = leeftocht, ontbieden = laten weten. oock daer binnen ghecomen zijn, soo wy den selven Capiteyn by ons brieven oock bevalen. Daer en boven wy verstaen hebbende, dat der Regente was qualijck overghedragen, dat wy door den voorschreven Heere van Bocxtel hadden belast over het heel Eylant gheen garnisoen inne te nemen, al werdet oock van haer ghesonden, hebben des by brieven aen haer ons onschult wel willen doen al en soude ooc alsdoen sulcke onse bevel niet onghefondeert gheweest zijn, mits dien wy waren Tantwerpen ende de Regente tot Bruessel, de welcke oock in sulcken saken onsen gouvernementen aengaende niet gewoon en was yet te doene sonder ons des eerst te waerschouwen; mits den welcken wy ons versekert hielden, dat sy na den selven Eylande gheen volck seynden en soude sonder ons de waerschouwinghe te doene, na dien dat die conste geschieden sonder eenich belet oft verachteringhe. Daer ter contrarien onder het decksel van den voorschreven garnisoene men soude mogen ingecregen hebben de voorschreven fortresse (gelijck men meer dan eens aen andere heeft weten gebueren), van der welcker men ons daer na soude hebben doen verantwoorden met bet ghefondeerden redenen dan men ons nu beschuldicht; sulcks dat om de selve sterckte ende Landt gheheelijck te versekeren wy goede redene hadden om te ordineren den voorschreven Capiteyn ende anderen gheen garnisoen inne te nemen, besonder oock na dien de selve sterckte genoechsaem was voorsien ende dat het gebreck van victaillie door het meerderen van den garnisoen oock soude ghemeerdert hebben. Mits den welcken ende dat de andere steden ende plaetsen van den selven Landen altijt hebben ghepresenteert van lijf ende goet ten dienste van sijnder Majesteyt te employeren ende daer neffens verclaert gheen garnisoen van doen te hebben (tot dien fijne oock ghedeputeerde aen de Regente ghesonden hebbende) so en heeft gheen apparencie met allen, dat wy daer mede het voorschreven DE BERUERTEN VAN ANTWERPEN IN DEN MEERTE 1567. Landt soude hebben innemen willen ende alsoo des Conincx passaige ter Zee benemen; te meer dat men metter daet de contrarie ghesien ende bevonden heeft. Want also voor den selven Eylande hen verthoonden seker schepen gheladen met knechten (die wy by openbare uutroepingen hadden doen vertrecken uuter stadt van Antwerpen om de ruste der selver stadt bet te versekeren), so hebben de Inghesetene hen daer tegens ter weere ghestelt ende het uutcomen uuten schepen hen belet; in der vueghen, dat de selve knechten by gebreke van victaillie, wapenen ende andere dinghen, wederom gecomen zijnde de riviere opwaert ende Landt genomen hebbende by Antwerpen (hoe wel sy den roep hadden laten gaen, dat sy ghinghen ter hulpen van den Heere van Brederode), zijn aldaer daer na ter neder gheleyt, dwelck binnen der stadt van Antwerpen voorschreven een seer groote beruerte ende oploop ghemaect heeft. In den welcken de Heere van Hoochstraten ende wy te meer stonden waren in groot dangier van onsen lijve (den Officieren ende wethouders hen niet dorrende daer en tusschen bloot geven, de welcke ooc groote oorsake totter selver onrusten hadden ghegeven mits sy hadden ghesocht te breken de accordaten aldaer gemaeckt), uut dien sy hen lieten duncken, dat wy beletten het secours dat eenige van binnen dien knechten buyten wilden gaen doen ende insgelijcx verhueden de ongheregheltheden, die de quaetwillige sochten voort te stellen; hebbende oock int eynde metter hulpen Gods al tselve ghestilt sonder eenighe bloetstortinghe: dwelck ymmer wel verre anders is dan dat wy het voorschreven volck souden ghesonden hebben om Zeelandt in te nemen, soo oock alle onse daden contrarie gheweest zijn. Want hadden wy sulcx in den sin ghehadt, soo en souden wy den voorschreven Capiteyn ende dien van den Eylande gheensins belast hebben, dat sy gheen oorloochsvolck en souden aenveerden, maer wel ter contrarien, dat zy de selve toelaten ende ontfanghen souden. Ja dat meer is, wy hadden dien van Antwerpen oock gepresenteert in persoone uut te trecken metten Vendelen knechten die daer binnen waren ende de voorschreven knechten buyten by een liggende, te gaen slane, dwelck niet geraden en werde bevonden van vreese van beruerte van binnen; de welcke haer oock terstont na den afworpen der selver knechten gheopenbaert heeft, soo voor verhaelt is. Na dien oock de coemste van. sijnder Majesteyt niet en werde verwacht lancx de Zee, so en heeftet geenen schijn dat wy door d' innemen van Zeelandt wilden uutsluyten ende beletten de passaige der selver, dwelck wy oock andersins niet en souden connen doen hebben (na dien de steden ende sterckten al waren ter gehoorsaemheden van der Majesteyt) door het seynden van volck sonder hooft oft Capiteyn van autoriteyt, die oock geen expres bevel van ons en hadden; ja die wy, by onse voorschreven ordinantiën, hadden bevolen niet in te laten noch te ontfanghen. Maer als wy dat hadden willen doen, so hadden wy selver in persoone ons int voorschreven Eylant behooren te vinden, vastelijck wetende, dat men ons als Gouverneur alom openinge ghedaen ende alle ghehoorsaemheyt gethoont soude hebben, soo men ghewoonlijck was van doene, dwelck men oock soude ghedaen hebben aen onsen persoon in allen den anderen steden ende sterckten van onsen gouvernementen. Dwelck wel een beter ende sekerder middel daer toe soude geweest hebben dan van daer te seynden een deel geraept volcx sonder conduycte, sonder ordre ende sonder wapen (die wy ten minsten daer af in sulcken ghevalle souden hebben doen versien; hebbende so grooten bequaemheyt om tselve te doene by middel van de voorschreven stadt van Antwerpen als eenen yegelijcken kennelijck is), die oock daer na by na sonder were ende resistencie ombrocht zijn ende den welcken niemant eenige hervarin- afworpen = verslaan. bequaemheyt = gunstige gelegenheid. DE BESCHULDINGE ROERENDE ANTWERPEN. b. Blijckt by haer verclaren, ghedaen den 4. Septembris 1566. ghe van der oorloghen hebbende en soude hebben derren betrouwen in eenich exploict van importancien ende vele min Wy die verre andere ende sekerder middelen hadden om ons te doen versekeren van den voorschreven Eylande, hadden wy ghewilt; des wy niet en deden. Soo dat wy seer verwondert zijn, dat lieden van Rade ende van gheleertheden comen by te brenghen dierghelijcke allegatien van den welcken sy niet alleen niet en hebben oft nymmermeer crijgen en sullen eenich blijcken, maer die oock in hen selven gheen waerschijnlijcke apparencie ter werelt en hebben. Comende dan opt punct van den voorschreven dagemente begrijpende dat wy, ghesonden wesende binnen Antwerpen om de troublen ende oproerige ghemeynte te stillen, aldaer souden hebben toeghelaten ende geaccordeert het volle exercicie van allen seckten sonder onderscheyt; soo staet eerst te aenmereken, dat wy opentlijck in den vollen raet van Staten hebben verclaert, al eer wy den voorschreven last wilden aenveerden, dat in onser macht niet en was, noch oock t' onswaert en wilden nemen van aldaer te willen doen achterblijven de Predicatien, die van doen al bevesticht ende vergheselschapt waren van de exercitie der Religiën (als nootelijcke volghinghe der Preke); insghelijcx dat wy onsen last sulcken als wy aenveerdt hadden, hebben volbrocht ende volvoert met onuutsprekelicke moeyte, arbeyt, sorge ende neersticheyt ende by advijse van die van der wet, leden van der Stadt ende Nacien der Cooplieden, die allegader bekenden h dat door onse middelen ende ordinancien sy hielden de ruste van der Stadt versekert, ons seer bedanckende van den goeden debvoir daerin ghedaen. Het welcke oock in effecte quam te bevestigen, advoyeren ende bekennen de voorschreven Gouvernante, hebbende in onsen afwesen ende ter wijlen wy onledich waren om begrijpende = behelzende, achterblijven = achterwege blijven. te stillen de landen van Hollant, Zeelant ende Utrecht, gecommitteert tot bewaringhe van der ruste der voorschreven stadt van Antwerpen den Grave van Hoochstraten, hem bevelende ende expresselijck ordinerende 1 te volgen den voet, dien wy aldaer hadden ghehouden, dwelck men nu soeckt om te keeren ende te blameren; ja oock teghen allen schijn der waerheyt nu te veranderen in een misdaet van gequetster Ma. tgene alsdoen en opentlick is geapprobeert ende goet gevonden geweest. /Want wy en hebben binnen Antwerpen noyt eenige Religie geaccordeert, maer aileenlijck toegelaten ende gedoocht de gene, die voor onser coemste hadden openbaerlijck begonst te preken, volgende ons verclaren voor verhaelt, ja hoe wel dat de Regente genoech verclaerde, dat sy alle de Religie niet accorderende metter Roomscher hielt in gelijcken graet ende namelick oock de Wederdoopers (tegen de welcke wy begeerden een openbare verbot te doene, haddet haer hoocheyt goet gevonden); nochtans hebben wy belet alle die na onser coemsten hen wilden opworpen om eenige preken van nieuws aen te vanghen. Oock en zijn de Predicatien, die buyten der voorschreven stadt gedaen werden by ons niet toeghelaten noch ontfangen binnen den besluyte der selver, maer ter wijlen wy absent ende te Hove geroepen waren (sonder te hebben connen vercrijgen, dat daer en tusschen een ander in ons plaetse soude gestelt geweest zijn om totter ruste van der voorschreven stadt toesicht te nemen oft dat wy gestelt hadden eenen Stadthouder, (hoe wel wy dat beyde expresselijck hadden versocht), soo hebben hen daer en tusschen eenige vervoordert van aldaer aen allen canten aen te grijpen, af te worpen ende te breken de statuen ende beelden ende daer en boven de ghene, die te voren buyten dé stadt predickten inne te nemen eenighe Kercken binnen der selver; ja, oock eenighe by authoriteyt van den Magistraet. Ende hoe wel de selve daer na als het verdrach i. Blijckt by brieven van den 4., 5 ende 8 Octobria, 1566. blameren = laken. k. Blijct by den accorde ghemaeckt den 23. Augusti 1566. 1. By ben verclaren, gbedaen den 24. Augusti 1566. m. Blijct by de brieven gesonden in Septemb. 1566. was gemaect tusschen de Regente (geauthoriseert by den Coninck) ende de geconfedereerde k eyndelijck te vreden waren van den selven Kercken te scheyden ende (volgende den selven accorde) hen Predicatien voort te houden buyten der stadt op hen oude ghewoonlijcke plaetsen, soo heeft nochtans de Ma gist raet der selver Stadt door verscheyden redenen bequamer ende bet geraden vonden1 hen daer toe plaetsen te gunnen ende conserteren binnen der Stadt. Na dien dan partijen daer in eens waren, soo en vermochten wy om te voldoene onsen laste niet min ghedoen dan hen verdrach te volghen. Want na dien wy aldaer waren ghesonden om die stadt te bewaren in eenicheyt ende in der ghehoorsaemheyt van den Coninck, so verheyschte onsen last, dat wy ons souden conformeren met tgene dat wy sagen, dat partijen aireede in ruste ende eenicheyt hadde gestelt; te meer ghemerckt den ghewichtighen oorsaken, de welcke die van der Stadt gheport hadden om tghene des voorschreven is te accorderen, waer af wy alsdoen hebben geadverteert, so wel sijn Majesteyt als haer hoocheyt, m mitsgaders hoe dattet onmoghelijck was de stadt in de selve eenicheyt te onderhouden sonder met ende nef f ens den voorschreven Predicatien oock in de oeffeninghe oft exercitie van der selver Religiën, uut dien, dat mits der grooter menichte der gheenre, die de selve Predicatien volchden, de selve oeffeningen t' allen uren van noode waren, welcke exercitie men oock alom ghedoochde. Jae, hadde te voren binnen den Kercken van Antwerpen openbaerlijck geoeffent gheweest, waer door oock den Magistraet aldaer gheoorsaeckt was van goet ende noodich te vinden het gedoogen niet alleen van den voorschreven exercitie, maer ooc van het bouwen haerder Kercken oft tempels. Te meer oock om dat den winter naeckte ende dat daer door andersins weder te besorghen was eenighe tweede invasie ende inneminghe van den anderen Kercken; dwelck den Magistraet dede niet alleen besorghen = vreezen. toelaten, maer oock wenschen de voorderinge van dien Kercken; ende want wy saghen, dat de andere des gheenen minderen sin en hadden, en vonden wy gheensins geraden, dat wy souden hebben belet tghene ons mochte versekeren het volvueren van onsen laste. Dwelck ooc dient voor antwoorde aengaende den Consistorien, gemerckt dat de selve Consistorien daer gheweest waren voor ons coemste, ja oock al eer de Predicatien aldaer int openbaer ghedaen werden (ghelijck die van der Religiën van allen tijden alomme hen Consistorien ghehadt hebben). Oock en consten wy niet gemercken, dat tot harer oorsaken (hoe wel die by ons niet en waren geadvoyeert) eenige apparencie was te besorghen van onruste. Wel is waer, dat wy om te beletten tsamenloopinge der gemeynten t' allen uren ende toevallen hebben goetgevonden ende gheapprobeert, datter eenighe souden wesen ghedeputeert om in den name van allen den anderen te handelen; soo wy gheen ander middel en vonden om onsen last te volvueren ende de ruste ende eenicheyt van der stadt te bewaren ende te bevestighen, mitsgaders teghen alle onruste ende bloetstortinghe te versien. Wy en connen oock niet begrijpen de sorgelijcheden ende inconvenienten, die men wil segghen ghevolcht te zijne door het oprechten der Kercken; ghemerckt dat een Kercke gheen meerder quaet en can wercken dan een ander huys oft plaetse; ende na dien wy daer waren ghesonden om de ruste ende eenicheyt der voorschreven Stadt te bewaren, so stonde ons meer toe om alle inconvenienten te voorcomen, dat wy uuten weghe namen alle oorsaken ende ghenegentheden om daer toe te comen, dan dat wy met het beletten van het maken eender Kercken oft door andere particulier middel partijen meer verbittert ende ghetercht souden hebben ende daer mede oorsake gegeven tot andere wegen van onruste ende troublen, die wy namaels niet en souden hebben connen stillen noch remediëren sonder te •orgelijcheid sst kommer. ———__ comen teghen onsen last ende alle dingen in desordre te stellen. Dwelck oock eensdeels dient voor antwoorde opt leste punct van den voorschreven Dagemente, inhoudende: dat wy souden ghedoocht hebben, dat men aldaer ghedaen hadde lichtinghen ende vergaderingen van gelde ende penninghen, die namaels souden bekeert zijn totter soudijen ende onthoudt van volck van oorlogen, want wy en wisten van gheen sulcke lichtinghe oft vergaderinghe van penninghen niet te spreken, dan aileenlijck van den ghenen, die men van voor onser coemste dede tot oorboren van den armen ende onderhout der Predicanten ende naderhandt ooc totten bouw van den voorschreven Kercken. Ende sal nymmermeer bevonden worden, datter eenige collectatie zy gedaen tot onsen profijte oft bestaet in lichtingen oft onthoudingen van volcke van onsen wegen gemaeckt, ende ten respecte van den welcken wy eenighe oorzaken souden moghen ghehadt hebben van te ghedooghen de voorschreven vergaderinghe van gelde. Na dien oock wy hebben geweygert ghehadt ende niet willen aenveerden de somme van vijfenvijftich duysent gulden, die ons in ghereeden penninghen by den Staten van Hollant werden ghepresenteert voor de goede diensten den Coninck en den selven Lande gheduerende dien troublen gedaen, so wy alomme hadden ter neder geleyt de beroerten desself s Landst dunckt Ons, dat wy daer mede ghenoech hebben bewesen, dat onse meyninge niet en was van sulcken collectatien ende vergaderinghen van gelde te ghedoogen. Oock is het onmoghelijck, dat men lichtingen van gelde soude beletten in coopsteden, soo Antwerpen is, in den welcken byna anders niet omme en gaet dan opbeuren van gelde tot verscheyden eynden. lichtinghe = heffing, vergadering = inzameling, bekeeren = aanwenden, onthoudt = levensonderhoud, tot oorboren = ten behoeve. By tghene des voorschreven is, hopen wy wel claerlijck bewesen te hebben, dat onse quade ende ongeregelde affectie ende begheerlijckheyt om na ons te trecken de authoriteyt van den Coninck, so alle onse wercken, daden ende handelinghen soo verre daer af ghescheyden, jae dier contrarie gheweest sijn, niet en is gheweest den oorspronck noch oorsake van eeniger veranderinghe, uuter welcker wy oock geen voordeel en consten verhopen, insghelijcx, dat wy gheen occasie en hebben ghegeven tot eenigen nieuwicheden, die het volck mochten verbitteren ende berueren. Maer dat ter contrarie de voorschreven CARDINAEL VAN GRANVELLE, overmidts der onghewoonlijcker authoriteyt, die hy tot hem nam boven alle Raden, ja ooc boven de Regente, ende door de hope, die hy hadde van de selve syne authoriteyt te onderhouden, bevestighen ende vermeerderen metten instellen der Bisschoppen, versterckinghe der Inquisitie ende vernieuwinge der Placcaten, wort openthjck bevonden gheweest te zijne den oorspronck ende oorsake van den selven nieuwicheden ende van den misvertrouwen, daer na by hem ghemaect tusschen den Coninck ende synen ondersaten om sijne eyghen grootheyt ende giericheyt te versaden, welcke passien hem eertijden so hebben vervuert, dat hy tweedrachticheden ende diffidencien heeft ghestroyt tusschen vele groote Potentaten; ja oock tusschen hoochloflijcker memorien den Keysers Caerle ende synen broeder Ferdinand ende desselfs Sonen. Mits den welcken wy niet en twijffelen, maer vastelijck meynen, dat alle de ghene, die kennisse, wetentheyt ende experiencie van saken hebben, minder swaricheyt sullen maken van ons onschuldich te verclaren ende te absolveren van den teghenspoeden ende inconvenienten in den Nederlanden toeghecomen ende dat van den schoonen grooten voorspoet der selver is verandert ende ghebrocht in de overmidts = ten gevolge van. giericheyt ae hebzucht. HET SLOT. n. Blijct by de redenen van nulliteyl declinatoire, geson den aen den Procureur-generael ende Hertoge van Alba den derden Marti. 1568. uuterste slavernije, armoede ende catijvicheyt; dan daer af te beschudigen den voorschreven Cardinael; den -welcken men soeckt wederom te stellen in sijn authoriteyt metter verdruckinghe ende bederffenisse van den Lande om hem te vergelden niet van synen dienste (der welcker, al hadde hy vele ende seer groote gedaen, nochtans souden hy ende de syne hen selven des meer dan ghenoech gheloont ende versien hebben, na hen treckende al datter viel sonder yet ter vrijer belief ten van sijnder Majesteyt te laten), maer van den quaden ende inconvenienten boven verhaelt ende daermede anderen oorsaken te gheven om van ghelijcken te doene. Daer ter contrarien men is verghetende alle onse groote diensten tot onser overgrooter schade ende achterdeel ghedaen, eensamentlijck die van onsen voorsaten, ja oock van den ghenen, die ghestorven zijn in den dienst ende voor den voeten van der Keyserlijcker Majesteyt; ende boven dien ons uut valschen, versierden ende onghefondeerden redenen, oorsaken ende voortstellen ende by manieren van procederen, allen wetten, rechten ende costuymen contrarierende (soo hier voor ende by sekeren anderen onsen gheschrifte " is bewesen gheweest), beroovende niet alleen van onsen goeden, maer oock van onser eeren ende van onsen Sone, dwelck beyde dingen zijn, die ons weerder zijn dan ons eygen leven ende dat altemale ten achterdeele ende in preiudicie niet alleene van Ons, maer oock van syne Conincklijcke Majesteyt totten contracten, verbintenissen, geloeften ende Eeden van der welcker men geen achte met allen en in nemende, dwelck zijn so ongehoorde, odieuse ende onrechtveerdighe saken, dat het niet moghelijck wesen en can, sy en sullen ende moeten (tsynen tijde) noch oorsaken van vele quaets ende inconvenienten voortbrenghen, de welcke wy Godt bidden, dat sijn Majesteyt verlicht metten Goddelijcken lichte ende claerheyt mach versierd = verionnen. costuyme = verordening, in preiudicie = ten nadeele. in tijts verhueden ende voorcomen ende in der waerheyt verstaen de handelinge ende daden van synen goeden ende getrouwen dienaers ende ondersaten, de welcke als nu t' onrechte beloghen, vervolcht ende ghestraft worden; op dat de gantsche werelt mach mercken, dat het ghene des tot noch toe voortghestelt ende gheschiet is, niet en procedeert uuter ingheborenheyt van sijnder Majesteyt, maer door den quaden valschen rapporten, aenbrenghen ende inghevinghen van den ghenen, die tot noch toe hem de waerheyt hebben verdraeyt ende versweghen. Willem van Oranje 6 Het daghement ghegheven teghen den Heere Prince van Orangen. Philips, by der gratiën Gods, Coninck van Castille, van Leon, van Arragon, van Navarre etc. Den eersten van onsen Deurwaerder of Sergant van wapenen hier op versocht, Saluyt: Van wegen onsen lieven ende getrouwen Procureur generael is ons verthoont gheweest, hoe dat Heer Willem van Nassou, Prince van Orangien, van wijlen hoochloflijcker memorien Keyser Caerle den vijfsten, onsen Heere ende Vader (dien God genadich zy) ende van ons van den tijde af van onsen aencomen tot onsen Landen van hertwaertsovere, hadde ontfangen vele eeren ende gunsten, als ghecoren gheweest te hébben voor medebroeder van onser ordre, ghenoemt ende gestelt raet van onsen Rade van Staten ende voort meer versien van vele ende schoone staten, gouvernementen ende officien, te weten van den gouvernementen van Bourgoengien, Hollant, Zelandt ende Utrecht, insghelijcx van een Bende ordinaris van onsen ordinancien boven meer andere groote gunsten, daer uut hy mocht mercken het groot betrouwen ende estimacie die wy altijt van hem gehadt hadden, waerom hy oock te meer onghelijcx soude ghehadt hebben van hem te voeghen anders dan eenen getrouwen Vassael toebehoorde; Nochtans de selve Prince cleyne achtinghe genomen hebbende op sijn eere ende den eeden van hulde ende ghetrouwicheyt, die hy hadde gedaen aen Ons als synen Overheere ende ter saken van der Ordre ende van synen voorschreven staten ende diensten, hem soude gestelt hebben thooft, autheur, vorderer, gunstige ende ontfanger van den wederspannigen, rebellen gheconiureerde, opreurighe, muytmakers ende verweerders van der ghemeynder rusten ende welvaert; landen van herwaertsovere: gewone uitdrukking van Spanjaarden voor: de Nederlanden. ghecoren = gekozen. ordre = orde van het Gulden Vlies. Want also terstont na ons vertreck uut onsen landen van herwaertsover na onsen Rijcke van Spaengien het voornemen van hem ende sommigen anderen gheweest was, in handen te nemen ende te usurperen het geheel hewint ende regiment van onsen voorschreven landen van herwaertsover; soo hadde hy tot dien eynde daer na te wercke geleyt ende voortgestelt vele heymelicke ende schadelijcke practijcken, tot hem selven so verre vergeten te hebben als van te nemen resolutie om de wapenen te aenveerden tegen ons ende ons te sliiyten uuten voorschreven landen, dwelck hy niet en soude ghelaten hebben te doene, dan by faute van den middel niet ghehadt te hebben; Doende onder de handt alle officien neffens onse goede ondersaten om haer af te keeren van de affectie ende trouwe, die sy altijt gethoont hebben ons ende onsen voorsaten, ja ooc (dat wel booser ende afgrijselijcker is) onder den mantel ende pretext van der Religiën ende by valscher persuasien, dat onse meyninghe was (dwelck sy noyt geweest en is) van de Inquisitie van Spaengien in den selven onsen landen te brenghen; So dat door sijn verleydinghe ende diergelijcke impressien vele van den selven onsen ondersaten haer souden hebben geroert ende tegen ons gerebelleert; Sonderlinghe oock, dat de voorschreven Prince soude eerst hebben verleydt, ghecorrumpeert ende verweckt eenen grooten deel va» den Edeldom, sulcx dat sy hadden ghemaect verbonden, conspiratien ende coniuratien ende daer by ghesworen van malcanderen te beschudden ende sterck te maken tegen ons ende onse ordinancie, die van allen tijden in den selven onsen landen onderhouden ende achtervolcht waren geweest, wesende de vergaderingen tot dien eynde gemaect in sijn eygen huysen, so wel te Breda als in dese onse stadt van Bruessel; officie = moeite. Ja dat hy oock daer na de voorschreven rebelle hadde ontfangen in sijn beschut ende sauvegarde met belofte van alle bystandt, de welcke oock hen hadden ghestelt in wapenen teghen ons in verscheyden plaetsen te velde; Dat oock de voorschreven Prince hadde gheraden ende bygestaen den Heere van Brederode, hooft van de rebellen voorschreven om te stereken de stadt van Vyanen tegen ons, hem hebbende gedoocht het inschrijven van volck van wapenen in onser stadt van Antwerpen, ten wel weten ende aensien van eenen yegelijcken (contrarie den claren ordonnancien alsdoen nieuwelijck ghemaeckt ende ghepubliceert) ende het schepen der selver na de voorschreven stadt van Vyanen met alderhande munitie van oorloghe; versiende oock den selven van Brederoede van sommighe stucken gheschuts; Daer toe gevoecht dat de voorschreven Prince hadde verboden sommigen van onsen steden ende plaetsen van geen garnisoen te ontfangen van onsent weghen ende onder andere in onsen lande van Zeelant, aldaer hy hadde gesonden volck expres om dat inne te nemen ende daer door ons uut te sluyten ende te beletten onse passaige ter zee; Ende dat de voorschreven Prince ghesonden zijnde in onse voorschreven stadt van Antwerpen om te stillen de troublen ende opruericheden des volex, soude in der selver stadt uut sijn eyghen autoriteyt ende buyten synen last toegelaten ende gheaccordeert hebben de geheele oeffeninghe van allen secten sonder onderscheydt ende den Sectarisen gecons ent eert het bouwen van vele kercken. ende Consistorien, die ooc metter daet zijn gemaeet, waer uut ghevolcht zijn de inconvenienten ende dangieren, die elck weet; Ghedooghende oock, dat men dede lichtinghen, vergaderingen ende Collecten van Penninghen, die daer na souden gheemployeert zijn tot betalinghe van den onthoudinghen ende soudyen der voorschreven lieden van oorloghen; Doende voort meer andere acten, die onse voorschreven Procureur in tijden ende wijlen breedere sal verclaren ende doen blijcken, ist noot; alle gader tenderende tot synen voorschreven voornemen ende om door dien middel te usurperen op onse voorschreven landen ende na hem te nemen de autoriteyt, die ons alleen toebehoort, het welcke notoorlijc ware CRIMEN LESAE MAJESTATIS, niet verdrachtbaer onder dissimilatie, maer verdienende straffe ende exemplare iusticie, so hy seyde, versoeckende, dat onse beliefte zy hem te gunnen provisie criminelle in sulcken saken dienende teghen den voorschreven Prince van Orangen met clause van autorisatien; WAEROM SO IST, dat wy dese saken overghemerckt U BEVELEN ende committeren by desen, dat ghy ten versoecke van onsen voorschreven Raet ende Procureur generael, verthoonder ende met alsulcken hulpe ende bystant, als ghy sult vinden behoorende, VANGT ENDE GRYPT BY DEN HALSE den voorschreven Prince van Orangen, waer dat ghy den selven in den voorschreven onsen landen van herwaertsovere sult connen vinden, ENDE DEN SELVEN VOERT ENDE GELEYDT onder vaste ende sekere bewaernisse in der ghevanckenissen van onsen Hove, in onser voorschreven stadt van Bruessel om te recht te staen voor onsen seel lieven ende seer getrouwen Neve ende Ridder van onser Ordre, voor ons Gouverneur ende Capitaine generael van onsen voorschreven landen van herwaertsovere, den Hertoghe van Alba, Marquis van Cozia etc, daer toe by ons specialick ghecommitteert; ENDE TE ONTFANGEN straffe ende correctie van den voorschreven syne feyten, delicten ende conspiracien na gheleghentheyt der selver ende gelijck na recht ende redene in sulcken sake sal bevonden worden behoorende. verdrachbaer = in overeenstemming met. exemplare m voorbeeldige. provisie criminelle = strafrechtelijke voorziening, clause = bepaling. Ende so verre ghy den selven niet en CONDT VANGHEN noch aentasten, DAECHT ende roept hem by edicte ende openbare voortroepinge op de pene van den eeuwigen ban ende verbeurte van goede TE COMPAREREN in persoone binnen dry vijftien dagen, naestcomende van den welcken ghy Hem sult assigneren; d' eerste vijfthien dagen voor den eersten dach; d' andere vijftien dagen voor den tweedén dach; ende de derde vijfthien daghen voor den lesten ende peremptoiren dach van rechte, sonder anderen te verwachten; VOOR ONSEN VOORSCHREVEN NEVE, den Hertoge van Alba in onser voorschreven stadt van Bruessel ofte in alsulcke andere plaetse, als hy als dan in den voorschreven onsen landen van herwaertsovere wesen zal OM TE antwoorden op alsulcke eynden ende conclusien, als de voorschreven onse Procureur generael teghen hem sal willen nemen ende kiesen, mits den voorseyden f eyten ende anderen, die hy ten daghe dienende tot synen laste sal willen proponeren ende by brenghen ende voort te procederen ende sien ordonneren, soo behooren sal, Hem waerschouwende, dat so verre hy niet en coemt ten eersten, tweeden noch derden ende lesten vijfthien daghen MEN IN SIJNDER ABSENCIEN SAL PROCEDEREN, gelijck in sulcken saken sal behooren ende ten selve dage behoorlijck certificerende onsen voorschreven Neve, den Hertoge van Alba, tghene ghy gedaen sult hebben, DEN WELCKEN WY BEVELEN ende mits den redenen voorschreven specialijck committeren, dat hy partijen, die gehoort, DOE ENDE ADMINISTRERE goet cort recht ende Iusticie, soo in gelijcken saken behoort ENDE DAT HY, in ghevalle van defaute ende contumacie des voorschreven Princen van Orangen, VOORTSVARE totter verclaringhe pene — straffe. assigneren = dagvaarden. peremptoir = onherroepelijk uiterste. mitB = wegens. defaute — niet verschijnen. contumacie = verstek. van den voorschreven ban ende declaratie van der voorschreven confiscatien ende andersins soo hy na recht ende redene, in sulcken saken sal vinden behoorende. ENDE VAN TSELVE TE DOENE, geven wy U volle macht, authoriteyt ende sonderlinghe bevel; ORDINERENDE ende bevelende allen onsen Iusticiers, Officiers ende Ondersaten, dat sy u, tselve doende, ernstelijck verstaen ende obedieren ende u gheven Raedt, hulpe, bystant ende gevanckenisse, eest, noot, ende sy des van u versocht worden: WANT ONS ALSO BELIEFT. Ende want de voorschreven Prince van Orangen (soo wy verstaen) hem heeft vertrocken ende gheabsenteert uut onsen voorschreven Landen, SO WILLEN WY in dien ghevalle; dat het voorschreven Daghement ende exploit, dwelck by u ghedaen sal worden by edicte ende openbare uutroepinge opte ballien van onsen voorschreven Hove in dese voorschreven stadt van Bruessel, plackende opte poorten van den selven Hove Copie van desen teghenwoordighen, mitsgaders van uwen exploicte ende doende de insinuatie ter lester woonsteden des voorschreven Prince van Orangen in desen onsen Landen ende oock plackende gelijcke Copien opte Kerckdeuren ende portalen van der principaelster Kercken aldaer, OP DAT HY DES GHEEN IGNORANCIE EN CAN PRETENDEREN, zy van sulcker cracht, macht ende weerden als oft het ghedaen waer aen den persoon van den voorschreven Prince van Orangen. Ende voor sulcx hebben wy het voorschreven Dagement ende exploict geautoriseert ende autoriseren by dese tegenwoordighe. Ende want andere zijn gecommitteert om te procederen totter opteeckeninge der goeden des voorschreven van Orangen, so en sult ghy u des niet moeyen. Ghegeven in onser voorschreven stadt van Bruessel den insinuatie = ambtelijke aanzegging. 19. dach van Januario int Jaer ons Heeren duysent, vijfhondert sevenentsestich van onsen Rijcken te weten van Spaengien, Sicilien etc. het derthienste, ende van Naples etc. het vijfthienste. Onder stondt gheschreven: aldus By den Coninck Ende gheteeckent: Mesdach ende beseghelt met rooden wasse op enckelen steerte. op enckelen steerte = met het zegel aan één lint hangend. D' antwoorde des Princen van Orangen, opte brieven van Dagemente van den Procureur generael. Myn Heere de Procureur; lek heb ontfangen de Copie van den Daghemente, dwelck ghy tot mynen laste by openbare uutroepinge hebt doen executeren ende vercondigen. Ende ter herten nemende de beschuldingen daer inne ghestelt, ghelijck een Heere van mijnder qualiteyt behoort te doene; en begheere ick gheen sake soo seere (ghelijck ick oock metterdaet noch hope te doen blijcken) als van my daer teghen wettelijck ende soo dat behoort te stellen ende te verantwoorden ende en ben oock van gheender meyningen van in de herten der onwetende eenich achterdencken te laten, van dat ick mijn eere ende der verbintenisse, die ick den Coninck schuldich ben niet ghenoech en soude ghedaen hebben oft dat ick my soude qualick gequeten hebben in den Staten, lasten ende diensten, daer af sijnder Majesteyt eertijden belieft heeft my te voorsien oft in andere saken. Ende verhope wel te bewijsen met goeden redenen ende verclaeringen van mijnder ontschult ende verantwoordinghe, dat myne goede, lanckduerighe ende getrouwe diensten, oncosten ende schaden, daer in ick ter oorsaken van den selven diensten gecomen ben, verre zijn te boven gaende mijn verbintenissen ende de gunsten my ghedaen. Mits denwelcken ic goede redene ende oorsake hebbe om gheen mindere begheerte te hebben, dat men in dese calculatie trede dan de ghene, die door afrekeninghe ende sluytinge van rekenschappen verhoept ende verwacht syne saken te voorderen ende raddresseren. Maer alsoo tghene, dat wy meest begheeren ende voor ons nemen dickwils is het leste, dat men te wereke can ghestellen, willende behoortijck ende by ordre so et beraemt voortvaren, gelijck oock daerom de Medecijn oft Cirurgijn niet en soekt de wonde (hoe groot oft sorghelijcke dat die zy) te ghenesen ende toeheelen, hy en hebbe eerst den grondt ende humueren der selver daer toe bequaem ghemaect; noch oock de bouw-meester en bestaet het werck te maken hy en hebbe tselve eerst wel ghefondeert; soo ben ick van gelijcken door de qualiteyt van uwen voorschreven Dagemente benoodicht ende bedwonghen van de verclaringhe ende bewijsinghe van der voorschreven myne ontschult alnoch uut te stellen ter tijt toe, dat uwe voorschreven beschuldinghen sullen wesen ghedaen voor competente, bequame ende niet suspecte Rechters, daer men sal mogen verhopen, dat behoorlijck regard zal worden ghenomen opt ghene men sal connen allegeren ende oock geprocedeert worden tot absolutie oft condemnatie na den heysch ende gelegentheyt der saken, waer en tusschen ick my selven sal moeten vertroosten mette exempelen (daer de Historiën vol af zijn) van den ghenen, die, om met perijckel van haren lijve ende verlies van hennen goeden te hebben bewaert ende vermeerdert de Staten, Landen ende incomingen van haren Coninghen, Princen ende Heeren, hebben geweest niet alleen schandelijck voortgheroepen ende geblameert, maer oock (crijgende in stede van loon ende bekentenisse, lichamelijcke ende openbare straffe) ghedoot, gheexecuteert, gebannen ende verjaecht ende hebben moeten sien, dat de verdiensten van henne goede diensten sijn toegeworpen geweest den ghenen, dier alderminst hadden verdient. Het welck ick min vremdt vindende ben in desen onsen tijden, na dien men nu oock den alder onnooselsten can lichtelijck niet alleene suspect, maer oock odieux ende abominabel maken, mits doende aileenlijck soo vele door eenige toegemaeckte persoonen, dat hy worde gheacht ende ghehouden voor een Ketter, want tselve punct gewonnen humeur = (toestand van de) lichaamsvochten, heysch = eisch. bekentenisse = erkenning, onnoosel = onschuldig, toemaken = opstoken. sijnde, sal hy bevinden niet alleene, dat alle syne diensten, weldaden ende verdiensten zijn vergeten, maer oock dat alle goede presumptien ende gevoelen hem benomen wesende hy is blijvende suspect ende in vreese van beschuldicht te worden van rebellien, oproer ende muyterije. Ja int generael van alle den speciën van misdaden ende delicten, die men mach begrijpen onder den tijtel ende name van gequetster Majesteyt. Ende dat meer is, mits dien dat alle accusatien van der ghepretendeerde Ketterije soo grootelijck in den haet sijn in dese teghenwoordige tijden, so eest by na van noode om de selve te straffen, sonder daer mede eenighe verbitteringhe oft afkeer te maken in den herten van den ghenen, die men in dienste begheert te houden, dat men tselve bedecke metten mantel der misdaden ende delicten van gequetster Majesteyt van den welcken nochtans sulcke beschuldichde te vergeefs arbeyt hem te verantwoorden ende ontschuldighen voor den ghenen, dien hy voelt hem suspect te houden van der selver Katterije. Want na dien de selve misdaden niet en sijn de oprechte oorsake, noch redene, waerom dat hy vervolcht, aenghetast, ghevangen ende beschuldicht wordt, so en can hy niet verhopen eenighe absolutie oft ontslaginghe, al dede hy oock opentlijck blijcken van sijnder onschult; maer moet lijden, dat onder het decksel ende pretext der voorschreven delicten hy worde gecondemneert oft soo verre sijn onschult te seer claer is, dat hy door vertrecken ende uutstellinghen van procederen, verwachte een eeuwige ende deerlijcke ghevanckenisse. Het welck alleen genoechsaem soude moghen wesen om my gheexcuseert te houden, dat ick niet en comparere voor den Hertoghe van Alven, Gouverneur ende Capiteyne generael van den Nederlanden; en dede oock, dat men met vele redenen bevindt dat uwe voorschreven, verworven Dagement is na recht nul ende sulck dat ick gheensins ghehouden en ben den selven ghehoorich te wesen. vertrecken = verschuiven. Want bovendien dat de Doorweerder geen wete, sommatie oft insinuatie van synen exploict gedaen en heeft aen mynen persoon, daer ick my nochtans (na voorgaende wete der Hertoginne van Parma, als doen Regente daer af gedaen) my maer en heb vertrocken in desen mynen Graefschap van Nassou, om eenighe myne sonderlinge affairen, ghelijck ick oock aen sijnre Majesteyt van langhe te voren hadde verclaert van meyninghe te wesen van doene ende niet om te verloopen oft te latiteren, so u mandement houdt, soo zijn noch de Termijnen, Dilayen ende Intervallen so cort, dat het onmogelijck soude wesen, dat men daer en tusschen soude wesen gewaerschout van der uutroepinge, ghedaen te Bruessel ende hem connen vinden in der selver stadt ende vele min in andere noch voorder ghelegen, daer den Hertoghe van Alve binnen middelen tijde soude moghen reysen, want midts dien, dat elcken termijn ende dilaye sijn cracht ende effect heeft, so ist notoir, dat men regard moet nemen op elcken van den selven ende niet op de dry der selver dilayen tsamen gevoecht ende by een ghehoopt. Ende te willen prefigeren ende stellen termijnen van vijfthien daghen in sulcker distancien als is van hier tot Bruessel, en is anders niet dan te proponeren geboden, mandementen ende daghementen, den welcken onmoghelijck waer te voldoene. Ende ophoopende de voorschreven dilayen ende dier dry voor een nemende, so wort bevonden dat men in saken van so grooten ghewichte ende tegen persoonen van der qualiteyt als ick ben, pretendeert te procederen by een eenich daghement teghen alle ordre van rechte; ghemerckt men in gheilijcke saken na recht noch sommiertijck ghenoech proce. deert, oock onderhoudende de ghewoonlijcke maniere, de welcke houdt, dat men na dry verscheyden daghementen verworven ten minste na het Interval van thien daghen na elck, eyndelick eerst come ten peremptoire ende dat verloopen = ontvluchten, latiteren = zich verbergen. sommierlijck = zonder dat 't volledig bewijs wordt geleverd. daer neffens de Rechter hem volcomelijck hebbende gheinformeert van der stadt oft plaetse, daer de absente, die men wilt doen daghen hem houdt, ordinere de dilaeyen na advenant van de distancie der selver, dwelck niet wesende gedaen by uwen voorschreven dagemente, moet nootelijck volghen, dat het is nul ende van geender weerden, welcke nulliteyt wordt begrepen in alle acten van rechte onbehoorlijck ende by incompentente ghedaen. Ende so vele te meer in desen, mits dat uwe ghepretendeerde daghement geen plaetse noch macht en can grijpen of hebben, als ghedaen ende voortghestelt tegen eenen, die hem houdt buyten den Landen ende iurisdictie van den Coninc, binnen den palen van den Rijcke, ja is een lidt ende staet van den selven Rijcke, aen het welcke men na recht behoort te versoecken renvoy van den ghenen, die daer zijn vertrocken, sonder dat men de selve mach uutroepen met dagementen, ghedaen buyten den voorschreven Rijcke door gepretendeerde publicatie ende voortroepinghe, dwelck eertijden so grootelijck is geweest gheweghen, dat meest uuter selver redenen voor nul ende van gheender weerden is verclaert het vonnisse gegeven by Keyser Henrick tegen Robrecht, den Coninck van Secilien; daer by gevoecht, dat de selve Keyser was vergeselschapt van een machtige heyrcracht, de welcke suspect was den voorschreven Coninck Robrecht, gelijck teghenwoordelijck den voorschreven Hertoghe van Alven oock versien is van een armeye van Spaengiaerden, de welcke tonswaert zijn dragende sulcken herte als elcken kennelijck is. Het welcke ymmer wel behoort genoech te zijn om te bewijsen de nulliteyt van u voorschreven daghement ende impetratie; te meer dat de voorschreven Hertoge in mijn respect is notoorlijck meer Rechter incompetent dan was de voorschreven Keyser ten aenschou van den voorschreven Coninc van Secilien; ghemerct dat de Ridders van der Rijcke = het Keizerrijk. -—' impetratie = eisch. in mijn respect = mijns inziens. Ordre volgende de Rechten, Statuten ende Contracten van der selver ordre niet en moghen ghedaecht worden ter causen van quade, leelijcke ende boose stucken, die sy souden moghen bedrijven dan alleen voor den Deken oft Hooft ende haren medebroederen; ja dat meer is, men en mach niet procederen tot aentastinghe, bewaernisse oft vanghenisse van dein selven Ridders, sonder dat het selve eerst zy ghesloten ende gedecreteert ten minsten by advijse van sesse hen medebroeders, in welcken ghevalle sy behooren terstont gestelt te worden in der bewaernisse van den Collegie ende vriendelijck geselschap van der voorschreven Ordre ende niet gehandelt met sulcken rigueur, als men voortstelt teghen onse Neven ende medebroeders, die aireede ghevanghen zijn. Het welcke ook versterckt de voorschreven nulliteyt van uwer impetracien ende sonderlinghe oock van de rigoureuse clausule van vangenisse, daer in gestelt, want also de mensche natuerlijck genegen is tot sijns selfs bewaernisse, so en hevet gheenen schijn oft apparencie, dat men ons wilt doen compareren tusschen lieden ende voor Rechters heel suspect, ja oock in gevanckenissen straffer ende rigoureuser zijnde dan wy zijn ghehouden oft verbonden ende na recht behoorlijck is, na het welcke het ghevanckenisse aileenlijck is dienende om hem te versekeren van den persoon des ghevanghen ende niet om hem te benemen alle conversatie, communicatie raedt ende advies, sonder de welcke niet moghehjck en is, dat eenighe sake van importancien soude connen wel ende behoorlijck beleydt ende verantwoort worden, dwelck men nochtans (soo wy verstaen) metter daet heeft ghebruyckt ende noch doet aengaende onsen voorschreven Neven ende medebroederen: De welcke wy oock sien ghevoert te zijne buyten den Landen van Branandt, niet teghenstaende de expresse contrarie voorwaerden, rechten ende contracten volgende ende onder den welcken dat selve landt maer en is ghehou- den ende verbonden ter onderdanicheyt van syne Majesteyt. Bovendien dat oock het selve is gebeurt in den persoon van onsen Sone, de Grave van Bueren sonder eenich regard ghenomen te hebben aen sijn groote jonckheyt ende notoire onnooselheyt, het welcke ons dient voor een waerschouwinghe, dat de voorschreven Hertoge van Alven gheenen wille oft meyninge en heeft van hem te voeghen na eenighe contracten, verbintenissen, rechten, wetten of costuymen ende dat also ons onmoghelijck soude wesen van den selven eenighe absolutie te vercrijgen, al deden wy oock volcomelijck blijcken van onser onschult door dierghelijcke allegatien. Midts den welcken ende dat so wel na recht als uut crachte van de conventien ende verdraghe, ghemaeckt by der blijder incoemste, begrijpende de voorwaerden ende voordeden onder ende midts den welcken het voorschreven Hertoochdom van Brabant alleenlijc onderdanicheyt schuldich is, zijn Wij die ons wooninghe ghehouden hebben in den voorschreven Hertoochdomme, ghefoondeert te verhouden ende schorssen alle ghehoorsaemheyt, die wy den Coninck schuldich zijn totter tijt toe, dat syne Majesteyt beter gheinf ormeert wesende, sal hebben ghebetert ende gherepareert het ghene, dat tegens ende in preiudicie der voorschreven blijder incoemste is ghedaen ende voortghestelt gheweest. Waerom wy u wel hebben willen adverteren ende by desen oock verclaren, dat midts den redenen voor verhaelt wy uwe voorschreven daghement ende citatie houden voor nul ende van gheender weerden; van der selver nulliteyt wel expresselijck protesterende, oock in respecte van alle het gene, dat uut crachte ende volghende den selven ghedaen ende verclaert sal worden. Te meer gemerct de notoire incompetencie van den voorschreven Hertoghe van Alven aen den welcken de commissie van deser saken in der qualiteyt van Gouverneur ende Capiteyn verhouden = opschorten. generael van den Nederlanden gheadresseert is, willendé dat in synen respecte ende voor so vele het van noode zy, dese tegenwoordige ons diene van onschult ende by ordre oock van weygheringhe, want wy metter daet ende by experiencie bevinden, dat wy midts den redenen voorschreven niet en souden connen verhopen van hem te obtineren het recht, dat onse sake mach meriteren. Offererende ons te representeren voor de Keyserlijcke Majesteyt, de Cuervorsten, Vorsten, Staten ende andere van den Rijcke oft voor andere bequame ende niet suspecte Rechters ende die waerschijnlijck sonder partialiteyt oft affectie souden kennisse nemen ende wijsen na de ghelegentheyt der saken; anderwerf protesterende van der nulliteyt van al tghene dat by den voorschreven Hertoghe van Alven, rechtere (soo voorschreven is) incompetent, suspect ende gherecuseerde oft by de ghene, die voor oft in plaetse van hem mochten worden oft wesen ghecommitteert, sal moghen ten achterdeel ende in preiudicie van ons ghedaen, geseyt, gheordonneert ghewesen ende ghedecreteert worden. Ende want dese teghenwoordighe aileenlijck dient om u de voorschreven verclaringhen, presentacien ende protestacien te insinueren, op dat by u ende andere daer op worde ghenomen sulcken consideratie, ghelijck dat behoort; bidde ick Godt, dat hy u mijn Heere de Procureur hebbe in sijn salighe hoede. Ghegheven te Dillenborch den derden Meerte 1568, ondergeteeckent: Guillaume de Nassou Ende op den rugghe stondt gheschreven: Aen mynen Heere den Procureur generael. Antwoorde des Princen van Orangen aen den Hertoghe van Alven op sijn Daghement. Myne Heere, Na dien mijn handelingen ende actiën connen ghenoech betuyghen, dat ick sedert mijn jonckheyt niet so seer ghesocht en hebbe als my te employeren in den dienst van hoochloflijcker memorien den Keyser ende daer na van den Coninck, mijn Meesters; soo hadde ick verhoept dat sijn Majesteyt, die ick hadde gewaerschout (soo ick oock ghedaen hadde de Hertoginne van Parme, alsdoen Regente) , dat ick in desen mynen Graef schap van Nassou was gecomen om sekere myne nootelijcke saken, regard nemende op mijn ghetrouwicheyt ende begheerte niet ondergelaten en soude hebben van my soo vele gunsten te bewijsen, als van my te gebieden, waer inne ick hem dienst soude hebben moghen doen (dwelck ick altijt hadde by myne voorschreven brieven van advertencien ghepresenteert) oft ymmer ten minsten dat ick van u soude hebben verstaen, dat de meyninge ende intencie van sijn voorseyde. Ma. ware gheweest, dat ick myne saken alhier soude verlaten ende terstondt aldaer wederkeeren. gelijck ghy allen den anderen Heeren Staten ende Steden sijnder Majesteyt intentie geadverteert hebt. Ende ter wijle ick altijt verwachtende ben gheweest met grooter ghenegentheyt de bevelen van sijnder voorschreven Majesteyt, ben ick ghewaerschout worden, dat men hem heeft vervoordert van tegen my te procederen by aentastinge van mynen Heerlijcheden, Landen ende goeden ende dat noch arghere is by uutroepinghe onder den name van den Procureur generael, wesende vol van valsche ende onverdrachlijcke calumnien. Ende daerna noch by apprenhensie van mynen Sone, dien ick ghelaten hadde te Loven, om namaels te beter dienst te moghen doen den Coninck ende den Lande, waer af ick seer verwondert gheweest ende heeft my wel vremdt Willem van Oranje 7 ghedocht, dat men in sulcker vueghen heeft gheprocedeert teghen een van mijnder qualiteyt, vergetende soo haest de groote sonderlinghe diensten, soo wel by mynen voorsaten als by my ghedaen ende int besonder oock gheduerende desen lesten troublen. Mits den welcken ende want ick redenen ende goede ghenoechsame iustificatien hebbe om te fonderen ende te bewijsen mijn ontschult ende het onghelijck, dat men my desen aengaende doende is, de welcke ick verhoude tot synen tyde ende plaetse; soo hebbe ick teghenwooYdelijck wel willen in haesten antwoorden den voorschreven Procureur generael ende voor d' expiratie van den gheprecipiteerden termijne my gheprefigeert hem verclaren ende bewijsen de nulliteyt ende andere redenen, die ick hebbe tegen sijn Dagement. Op dat men niet en dencke dat ick my schuldich kenne oft dat ick niet en meyne mijn recht te vervolghen, soo ick tselve met redene sal vinden gef ondeert. Waer af ick oock aen u (mijn Heere) de insinuatie hebbe willen doen, u hiermede overseyndende het dobbel van den brieven, dien ick den voorschreven Procureur heb gheschreven, op dat, by ignorancie, tegen my oft het myne niet voordere en worde gheattempteert oft gheprocedeert, dan men namaels met rechte en sal connen sustineren totten welcken ick noch eens hope mijn verhael te hebben. Ende want dese nergens anders tot en dient, soo bid ick God, dat hy u (mijn Heere) in ghesontheyt verleene, dat u salich is; ende my dat mijn Prince mach eens na der waerheyt verstaen de oprechticheyt van mynen handelingen ende actiën. Uut Dillenborch desen derden Martij 1568 Onder stondt geschreven U medebroeder Guillaume de Nassou. Ende opten rugge: Aen mynen Heere, mijn Heere den Hertoghe van Alven. Verklaringhc ende Uutschrift des Duerluchtighsten, Hoochgeborenen Vorsten ende Heeren, Heer Willem, Prince van Oranien eet. ende zijner Exellentien nootsakelicken Defensie teghen den Duca de Alba ende zijne grouwelicke tyrannie. Psalm XCm Sy vergaderen hemlieden teghen tleven der Gherechten ende veroordeelen dat onschuldighe bloet. Maer die HEERE sal mijn Toevlucht zijn ende mij n Godt, die stereke mijnder hope. Die sal hemlieden haer schalckhey t verghelden ende sal se duer haer eyghen boosheydt vernielen; Jae vernielen sal se die HEERE onser Godt. GHEDRUCKT INT TAER ONS HEEREN M.D.LXVIII. v PB. 94 vs. 21-23 sch.lckheyt - boosheyt ALLEN DEN GHENIGEN VAN WAT STATE, DIGNIteyt ende Wesen die zijn, die desen onsen openen Brief ende Uutschrift voorcoemt, Gheven wy Willem, van Gods Ghenaden Prince van Oraengien, Grave van Nassaw, Catsenelleboghen, Vianen, Dietz, Bueren ende Leerdam, Vrijheere tot Breda etc, beneven onse Recommendatie naer den heesch eenes yeghelicken Staets, behoorlicken dienst, met vriendelicken ende gonstigen wille hier met te kennen, dat: Hoewel onsers bedencken sonderlinghe niet van nooden is int breede te verhalen, wat oorsake ons ende onsere medeghenooten beweecht heeft, al evenwel niet uut lust, maer veel meer uut onvermijdelicken ende bedwongen oorsaken voor te nemen die Defensie ende teghenweere tegen den Duca de Alba, zijnen aenhangeren ende bloetdorstighen hoop ontamelicke ende te veel grouwelicke ongehoorde handelinghe tot nu toe gebruyckt in den Nederlanden; niet twijfelende, dat een yeghelicker liefhebber des Rechts ende Eeren, dien onsen vredelicken gemoet ende affectie bekent is ende ooc daer beneven, wat wy in den voorledenen Nederlantschen oproer ende tumult met lijf, goet ende bloet tot profijte der Coninglicker M. uut Hispanien, onsen aller genadichsten Heere so getrauwelicken ende neerstich gesocht, gedaen ende gehandelt hebben; wat men oock hier en tegen met confiscatie ende enthaldinge onser lants, lieden, have ende goedingen, oock met smadelicke Proclamation ende veel ongehoorden Iniucijs tegehen ons weynigher dan met Recht met ghewelt gheoeft ende voorghenomen heeft, sullen ons genoechsaem ontschuldighen ende gheexcuseert houden, sonder eenich breeder bericht, in onser teghenwoórdigher, nootsakelicker, redelicker, Christelicker, toeghelatene ende onverden ghenigen = Deze tekst is sterk Duitsch gekleurd; doek een zuiverder Nederlandsche uitgave is niet bekend. bedwongen = noodgedwongen. * outamelyck = ongepast, enthaldinge = onthouding. mijdelicke Defension ende nootweere, die wy voorghenomen hebben ende met Gods hulpe hopen te vervolgen; voornemelick God den almachtighen ter eeren ende tot ver-* breydinge sijnes heyligen ende alleen salichmakenden woorts ende oock der Coninglicker M. ende zijnen landen ende ondersaten der Roomscher Keyserlicker Majesteyt,, onseren allerghenadichsten Heere, zijnen allerlief sten Sone ende andere successueren, die aen die voorschrevene landen toecommende gherechticheyt pretenderen; ende tot afstellinghe ende vernietinghe der ongehoorder schrickelijcker ende meer dan Barbarischen dolheyt ende Fureur des Duca de Alba ende zijnes aenhangs, die sy eenen tijt herwaerts in den Nederlanden teghen die aerme, onbeschuldighe Christenen gebruyckt hebben; Soo heeft ons nochtans raetsaem ende nootsakelick ghedocht in desen openen Uutgeschriffte te verclaren, tot meerdere ende grondelicker onser onschult ooc te vermijden alle Suspicien der Rebellion (die wy doch die dagen onsers levens gehaet ende ghevloden hebben) die onvermijdelicke oorsaken, daer duer wy ende onsere medegenoten Heeren ende vrienden tot deser onvermijdelicker Defension nootwendich ghedwonghen ende beweecht zijn gheworden. Ende int eerste wy meynen, dat eenen yegelicken openbaer ende onverborgen is, in wat manier duer sonderlicke practijke des Cardinaels van Granvella ende andere ghoet ende bloetdorstighe lieden, die onder den pretext ende tschijn der beroemter Catholischer Religion niet die eere onsers eenighen Salichmakers des Heeren Christi ende die Coninclicke Majesteyt zijner landen ende onderdanen welvaert en soecken, maer haer eyghen profijt ende weerlicke pomperie met ondergane ende verdervinghe van anderen, onschuldigen lieden; daer uut ten lesten voortghecomen pretendeeren = begeeren. weerlicht ai wereldlijk, pomperie = praal. is, dat die hoochbeswaerlicke Inquisition ende onchristelicke executions Mandaten, niet teghenstaende dat wy ende andere onse Mitordens broederen, die selve uut onderdanighe, ghetrouwe meininghe seer ontraden hebben, besorgende den grooten jammer ende ellent, die alreedts daer uut ghesproten was ende noch breeder volghen mochte ende daer voren seer onderdanichlick ende vriendelick ghebeden, nochtans is die selve in die Nederlanden voorledener tijt ingebracht, introduceert ende aengerecht geweest. Daeruut gevolcht is, dat onder den schijn sulcker Inquisition in sommige jaren herwaerts die Inquisitores, Hipocrijten ende beroemte geestelicker teghen die aerme onschuldighe Christenen, die begeeren te leven nae die reyne leere des Evangeliums schrickelick ende ellendichlick daer teghens gheprocedeert ende ghehandelt hebben met confiscatie harer have ende goeden, met marterizeren, pijnighen, branden, verdrencken, hangen, van een ander trecken, verghiften, heimelick richten, met verjaghen in allendicheyt ende met veel ander desghelijcke schrickelicke tormenten. Welcke tyrannye ende vervolginghe noch ter tijt niet alleen int alderminste versoet ofte ghemindert en werdt, maer sichtent die ongheluckighe aencoemste des Duca de Alba in den Nederlanden van daghe te daghe vermeerdert, soo dat alsulcke onmenschelicke, onchristelicke ende onghehoorde executions, marterye ende lijden teghen die aerme lieden voorgenomen werden, dat met rechte niet alleen die Christenen, maer oock die Turcken ende Heydenen een metlijden met henlieden behooren te hebben. Ick swijge wat voor onsprekelicke schande, laster ende oneerlijcheyt van des Duca de Alba Krijchslieden, die hy onder hem heeft, daghelijcks ghedaen werden, die eenen yeghelicken eerlicken Man niet weinigher dan die doot selfst aen dat — de zin is anacoluuth. beroemt = berucht, sichtent - sedert. den zijnen te siene ende te hooren, beswaerlick ende becommerlick zijn moeten. Ende naedenmael sulcke onchristelijke ende onmenschelicke handelinge van den Duca de Alba, zijnen aenhanck ende bloetdorstigen hoop gehandelt ende voorghenomen werden tegen zijne Co. Majesteyt ende den staten des Nederlants opgerechten, statelicken, geseghelden contract, obligation, beloften ende verbindinghe; ja oock tegen zijne Majesteyt selfs Jurament ende Eedt, so is daer duer genoechsaem te verstaen gegeven, dat die van Alba niet alleen misbruyct dat bevel, dwelc hy van zijne Majesteyt ontfanghen heeft, ten achterdeele ende verdervinghe zijnder Majesteyt, sijnen getrouwen landen ende lieden ende principalicken duer dese grouwelicke Tyrannye; maer oock dat hy sulcx uut hem selven duer zijne goet ende bloetdorsticheyt voorgenomen ende gedaen heeft. Dwelck voorwaer tegen zijne M. meyninge ende willen is, als befaemt zijnde voor eenen goeden ende milden Coninck, wiens herte, sin ende gedancken sonder twijfel noyt sulckes gedacht noch gemeynt heeft, veel te min, dat men alsoo plat teghen zijne Majesteyts Jurament handelen soude. Soo dat teghen sulcke onchristelicke ende onmenschelicke handelinge, sichtent dat den vrijen Toeganck tot zijne Majesteyt door venijnige practijcke der vianden benomen is, nu voort aen gheen ander middel noch wech en is die selve te wederstaen dan duer die gheoorloefde defension ende tegenwere by allen Rechten toegelaten. Want hoe wel dat hier te voren die Hertoginne van Parma, datmaal sijne Majesteyts Gouvernante in die Nederlanden, die Predication des Goddelicken woorts (op dat het nakende perijckel ende ongeluck in die Nederlanden verhindert mochten worden) toegelaten ende geacordeert hadde met troost, dat teghen die ghenige, die de Prekinghe ghehoort hadden oft hooren souden niet quaets ofte be- •tatelicke = bestendige. Teel te min = Teel minder. I swaerlicx ghetracteert oft voorghenomen soude werden; dat welck wy oock na tbevel der voorschreven Hertoginne alomme so verde ons Gouvernement streckt, hebben doen publiceren ende uutcondigen ende daer en boven hebben ons verbonden ende verobligiert, dat men den onderdanen dat selve soude vastelick ende onverbrekelick halden. Ende niet teghenstaende deses heeft die voorschreven Duca de Alba met sijnen aenhanck eerstlick veel goethertighe, getrouwe Vasallen ende Onderdanen sijnder Majesteyt ghedwonghen te vertrecken ende een groot getal alleen om dier oorsaken wille, dat sy sulcke prekinghe ghehoort hadden ende om dat sy henlieden geaf f ectioneert ende begeerlick toonden, desghenigen wat sy bevonden met Gods woort accorderende. Hebben desselvighen ghelijcken oock, naer uutghegane pretense van gheender weerden ende tegenrechtlicke daghinge sonder te observeren den gewoonlicken ende rechtlicken voortganck, ter confiscatie ende neminghe van haer lieder have ende goeden gheprocedeert, die selvighe oock de facto, doch onder den schijn des rechtes, also metter daet ghenomen. Daer en boven hebben sy oock onuutsprekelicke veel goede, aensienlicke ende statelijcke lieden om der Religiën wille met Stranghen, Vier ende Sweert ende anders met schrickelicke tormenten seer barmlicken, onschuldichlicken, ja bloetdorstiger ende meer dan Tyrannische wijse opentlick ende heymelick doen rechten; sommige in harde gevanckenissen sterven ende verderven laten, sommige oock so seer doen pijnigen, torqueren ende marteren, dat sy nae veel onghehoorde langhe duerende pijn gheleden hebbende, haer leven sonder oorsake ende schuit hebben moeten endighen; ghelijck sy oock noch daghelijcx ende sonder ophouden sulcke ende diergelijcke schrickelicke ende Tyrannische Executiones tot endelicken onderganck ende verderven des gheheelen landes ende principalicken begeerlick = begeerig. desselvighen ghelijcken = desgelijks. Stranghe ses touw. tot uutroeyinghe der armer bedruckter Christenen, welck ghetal seer groot is in die quartieren, te doen voorgenomen hebben. Ende ten dien effecte hebben sy in corter voorledener tijt allen Steden duer die gantsche Nederlanden een groot ghetal van die ghenighe, die sy om des Gheloofs wille suspect hielden uut haren huysen ende van haren bedde op eenen nacht te ghelijcke doen halen ende gevangen wech doen voeren; alles tegen die Privilegiën, Wetten, Contracten, Verbontenissen ende Vrijheden, die zijne Majesteyt selfs (als boven gheseyt is) met henlieden ingegaen, opgericht ende bewillicht, geloeft ende ghesworen heeft. Ghehjckerwijs sy dan ooc tot grooten prejuditien, verminderingen ende achterdeel der voorseyde Privilegiën, Contracten ende Vrijheden voortvaren ende met ghewelt procederen (als boven geseyt is) metter confiscation der goedingen, doende haer welbehaghen ende ghevallen met den gevangenen; de selve oock moetwillichlijck trackterende ende daerenboven applicerende ende henselven toeeyghenen sulcke verjaechde, verstorvene, teghens Recht ende gewoonheyt gecondemneerde ende veroordeelde goedingen. Waer duer sy dan die voorghenoemde landen (de welcke sy gheheel goetwillich in bewijsinghe harer onderdaniger ghehoorsaemheyt jeghen die Conincklijke Majesteyt als haren ordentlicken Landsheeren) sonder eenich wederstant op- ende aengenomen hebben in die uuterste dienstbaerheyt ende daer en boven in onsprekelicken jammer, noot ende ellende gebracht hebben ende sonder twijf el noch verder brenghen sullen, ten sy, dat haerlieder goet- ende loetdorstich voornemen verhindert ende gebroken werdt; niet achtende die onderdanige groote trauwe, die dese Nederlanden sijne Conincklijcke Majesteyt ende moetwillichlijck = naar luim. verjaechde = analogievorm naar verstorven; goederen van verjaagden en overledenen. •7 = leea zijn (regel 23). ordentllek = wettig. sijnen lieven Heer vader wijlent Keyser Carel hoochloflicker memorien int goedich ende onverdrietich uutleggen van so veel statelicke ende notabele contributien, die daer beloop en tot een deel van veel Millioenen Gulden ende een ontellicke somme ghelts ende sonderlinge tot den letsten ende nieuwelicxsten krijghen ende oorlogen so seer goetwüiich uutgheleyt ende gegeven hebben in die veertich Millioenen Guldenen. Boven dien so hebben sy noch cortelick gheboden te geven in die dertich mael hondert duysent guldenen, alleen dat henlieden mocht vergunt werden die Predicatie des Godlicken woorts ende Exercitium Religionis na de Schriften ende meyninge der Propheten ende Apostelen. Hoewel oock zijne Coninklicke Majesteyt hier te voren, duer soliciteren ende goeden berichte der Hoochghenaemter Gouvernante allen den Heeren ende Edeldom te samen toegheseyt ende beloeft heeft ende dat duer de Supplication ofte Requeste by hemlieden overghegheven aen de Gouvernante voorsz. om die Inquisition ende Executions Mandaten af te stellen, dat sy hemlieden daer voor niet besorgen noch be vrees en souden,, so is nochtans daer entegen openbaer ende claer, dat nu onder die grouwelicke Domination des Duca de Alba tegen de uutdruckelicke belofte zijner Majesteyt, ja ooc tot spot ende verachtinge der selver beloften sommighe notabele personen, die hemlieden geheel verlaten hadden op die vertroostinge zijner Majesteyt ende der gewesener Gouvernante, in die ghevanghenisse geworpen ende, die selve ghevangenen, oock tgoet van den verloopenen persoonen sonder eenich onderscheyt der Religie met ghewelt teghen alle Rechten, gewoonheden, Ordeninghen ende Statuten gheconfisquiert; so dattet schijnt, dat men ten lesten'niemant verschoonen sal, hy sy van wat Religie hy will, als sy slechts yet te verliesen hebben. Ende al ist, dat wy voor onsen persoon den tijt onsers soliciteren = aanhouden. bevolen Regiments, ja oock den tijt onsers verstandighen ouderdoms ter Werelt niet hoogers en hebben geacht dan dat dagelicx geplant ende verhoocht mochte worden zijne Majesteyts Authoriteyt, Ghewelt, Macht ende Vermoghen; ende dat zijne M. Landen ende Lieden in vrede ende ruste toenemen ende gedijen mochten; daerbeneven dat alle sorgelicke schade ende perijckel so veel menschelick ende meughelick ware van zijne M. Landen ende Onderdanen afgekeert ende beschermt mochten werden; als wy ooc datselve eenen langen tijt metter daet bewesen hebben, al ons goet ende haven daer voor te pande stellende (doch sonder roemen gesproken) ende niet te weynigers ons lijf ende leven in groot perijckel ende dangier daer voor gestelt hebben; soo heeft men doch desen niet teghenstaende ons soo wel als anderen onschuldighen Persoonen hooch ende nederen Staets op een partijsche ende van gheender weerden Citation ende gheheel smadelicke Proclamation onder den schijn, als oft wy naer der Coninclicker Majesteyts in Spaengien Superioriteyt ofte Hoocheyt souden gestaen ende Crimen Rebellionis begaen hebben, sonder eenige voorgaende genoechsame onpartijsche, rechtelicke bekentenisse alle onse landen ende lieden, have ende goedingen met gewelt geconfisquiert ende ingenomen, de welcke ons noch op den dach van heden met verboden ghewelt teghen alle natuerlicke, gheestelicke ende weerlicke Rechten onthouden zijn. Ende is ooc wel te verwonderen met wat onbeschaemde vermetenheyt onse Teghenpartije dorven proponeren, als hadden wy naer Coninclicke Majesteyt Hoocheyt ende Superioriteit gestaen ende ons tot een Heere der Nederlanden te maken souden verstaen hebben. So doch contrarie sonder eenighe vordere ontschuldinge hier uut claerlicken te mercken is, die wijle wy (om alle suspicie te benemen) vrijwillich geresigneert ende overgegeven hebben ons bevolen Regiment in Hollant, bevelen = opdragen, toevertrouwen, ghewelt = souvereiniteit. vermoghen = macht. Seelant ende Uutrecht, oock die principaelsten Steden ende Vastingen der plaetsen die wy in onsen handen hadden, goetwüiich verlaten; ende wy zijn niet heymelic, maer opentlick in die Duytsche landen getrocken, op dat wy aller beschuldinge ende suspicie ontledicht zijn mochten. Het welcke wy voorwaer niet en souden ghedaen hebben, hadde ons gemoet, meeninge oft voornemen tot Rebellie (als ons onse misjonstige tot verschooninghe van haerlieder Tyrannich ghewelt met onwaerheyt beschuldighen) gheneicht gheweest. Ende daeromme moghen wy niet alleene wel lijden, maer wy bidden oock (voor een breeder verclaringhe der waerheyt) dat die principaelste Capiteynen, Officieren, ende Bevelhebbers der Steden, Vastingen ende Sloten, die ons in tijden van onsen Gouvernemente bevolen zijn geweest dat sy met diligentie ondervraecht ende verhoort werden oft sy ooc van ons oyt int aldercleynste versocht zijn gheweest, dat sy ons eenighe Steden, Vastingen ofte Sloten tot ons selfs particulier profijt ende voordeel ruymen, overleveren ofte toeeyghenen souden. Gelijck wy niet alleene van desen puncten, maer van den geheelen Nederlantsche saken in onse Excusation schrift, die wy nieuwelicken in drucke hebben laten uutgaen breeder bericht ende aenwijsinghe gheven. Dat wy nu dan voor onse menichfuldighe, onderdanighe, trouwe ende nuttelicken dienst, die wy syne Majesteyt onghespaert lijf ende levens, goets ende bloets (sonder beroemen geseyt) ghedaen hebben ende noch in toecomender tijt voorder van herten gheneycht zijn te doene met sulcke lettelicke, smadelicke beschuldinge (daer door ons voor Godt ende der "Werelt onrecht gheschiet) ende oock, dat wy met so subtile ende ontrouwe practijcken van onsen misgunstighen aenghegrepen werden, is ons voorwaer (als een yeghelick eerlick ende onpartijger by hemselven lichtelick bedencken can) seer bekommerlick ende seer smertelick om hooren. lettelick — hinderlijk. Van welcke voorseyde ende veel andere meer ontallicke Tyrannische ende noytgehoorde ghewelts handelinghe onse teghenpartije met haerlieder aenhanck noch niet versaet en zijn; maer sy hebben over sommighe weken tot noch meerder verclaringhe ende genoechsamer bewijs van haren Onchristelicken, Vyantlicken ende Onmenschelicken voornemen onsen Heven Sone, den Grave van Bueren, niet aensiende syne Jonckheyt ende bekensame openbare onschult, van Leuven wechgenomen, (daer wy hem ghestelt hadden om te studeren, opdat hy syne Majesteyt in toecomender tijdt so veel te nutter ende beter dienen mochte) in meyninge hem naer haren moetwille naer Spaengien te senden, dwelc ooc geschiet is. Boven dien heeft de voorseyde Hertoge van Alba tot noch meerder bewijs synes Tyrannischen ende Bloetdorstigen gemoets in corter tijt voorleden omtrent sestich van den Edeldom ende andere notable rijcke Borgers ende Cooplieden te Bruessel ende noch een ontellicke memchte uut anderen Steden haerlieder have ende goedingen geconfisquiert ende inghenomen ende Bloetdorstiger ende Moordischer wijse sonder eenige redelicke oorsake doen dooden ende rechten, waer door hy pretendiert den geheelen Edeldom ende Adler uut te royen ende vernielen. So en is hy doch hier aen niet versadicht worden, maer heeft die twee Heeren ende Oordens Ridderen, wijlent den Graef van Egmont ende den Grave van Hoorne, saliger gedachtenisse, niet teghenstaende dat sy hier te voren wijlent Keyser Caerlen hoochloflicker ghedachtemsse in soo veel Tochten ende nu oock syne Coninckhcke Majesteyt van Spaengien selve in so veel jaren herwaerts met swaren costen ende perickel des lijfs naer haerheder uuterste vermoghen (als dat selve openbaer ende een yeder bekent is) trouwelick ende wel ghedient hebben, onverhoorter sake ende sonder eenich voorgaende gewoonhck versaet = verzadigd, bekensaem -- erkend. Proces, so wel tegen die natuerlicke ende Goddelicke als oock tegen die ghemeene beschrevene Rechten, Rijcx, Afscheyden, Ordonnantiën ende Statuten den vijfsten der naest voorledener Maent Junij in gelijcke maniere, Tyrannich ende bloetdorstigher wijse met den Sweerde doen rechten ende tot noch meerder versmaetheyt ende spot niet alleen voor die gherichte Heeren, maer oock voor haer Statelicke, notable vrienden naer die excutie haer Hoofden op staken ofte gafflen sommighe uren lanck tot Spectacle eenes yegelicken heeft doen oprechten. Daertoe so haest sulcke schrickelicke Executie geschiet was, zijn wederom omtrent twee hondert personen ghevanghen ghenomen gheweest. Welcke onuutsprekelicke ende by allen volcken te voren noyt gehoorde Tyrannie, vervolginge ende dolheyt des voorsz. vervolgers des Duca de Alba sulc een vreese by eenen yegelicken veroorsaect heeft, dat in corter tijt herwaerts een groot getal lieden so wel van eender als van der ander Religion (uut vreesen, dat sulcke Tyrannie tegen yder eenen sonder eenich onderscheyt der Religiën voorgenomen wert) uut den lande hebben moeten wijeken. Ende heeft hem die voorsz. Duca de Alba opentlicken vermeten, dat hy niet alleene ons, maer oock alle die ghenige, die zijn Tyrannie (door Gods hulpe) ontvliet, binnen tRijcke ende voorts alomme soecken sal ende nae zijn uuterste vermoghen heymelick ende opentlick oock tot op haerlieder Bedde toe vervolghen wil, ghelijck als ons daghelicx daer van menichfuldighe waerschouwinghen voorcomen. Dewijle nu uut deses alles genoechsaem te verstaen is, waer toe des Duca de Alba ende synes goet- ende bloetdorstighen meyninge, intencie ende voornemen streckt: te wetene om niet alleen ons ende andere onsere met Heeren ende Staten, maer ooc alle goethertige lieden, edel ende on- afscheyt = beslissing, besluit, versmaetheyt =3 hoon. edel sonder eenich onderscheyt om onser alle tijtelic goet, dat God ons verleent heeft, ende oock om onse eere, lijf ende leven ende daer toe noch verder door eyndelicke uutroeyinge, verdruckinge ende vernielinge der rechter leeren des Evangeliums ende door inplantinge harer Papistischer Religion, Afgoderie ende Grouwel tot verlies onser sielen ende des eeuwighen goets (dwelck toch boven allen tijtelicken te achten is) te brenghen, meynen ende voorghenomen hebben. Ende naar dien wy kleine hope verwachtende zijn, dat zijne Conincklike Majesteyt volgende syne aengeborene natuerlicke ende befaemde sachtmoedicheydt noch ter tijt eenich regard daer op nemen sal, aenghemerckt dat onse teghenpartie haer niet gheschaemt en hebben deur haerlieder listiger practijcke zijner Majesteyt te bewegen tegen synen eygenen eenigen Sone, den Prince van Spaengien, om den selven in ghevanckelicke bewaringhe te houden, daerom wy ende andere bedruckte veel min yet goets van hem verwachten, aengesien dat ons aller onderdanich schrijven ende Claechbrieven syne Conincklicke Majesteyt niet trouwelick overghegeven werden noch ooc ons eenige sekere audiencie geaccordeert wert. Volgende desen so zijn wy ende daerbeneven onse metverwante Heeren ende Vrienden beweecht worden van wegen ons selfs ende oock tot hoochnootlicken beschermen ende onderhoudinge der Nederlanden ende sonderlinghe oock der Roomscher Keyserlicker Majesteyt, onseren allergenadichsten Heere, synes Keyserlicken Majest. allerliefsten sone, ende dies hebbende Interest ende toecomende Recht ende ten laetsten tot profijt ende welvaert des geheelen Rijcx, ooc door clagelick versoeck van veel syner Majesteyts gehoorsame onderdanen in den name Gods, voor de handt te nemen dese onse Defensie ende ghedwongene tegenweere teghen den Duca de Alba ende synes aenhancx onmatich ende onchristelick beginnen ende rasen; ende dat uut een Christelick metlijden ende compasie, als wesende den eenigen ende uutersten middel, na dien dat alle ander gheproefde manieren met soeticheyt ende goetheyt te vergheefs zijn gheweest, hoe wel wy (want moghelick gheweest hadde) daer af liever hadden ontledicht gheweest als sulcx uut onser meer dan te veel langher patiëntie een yeder onpartijger sonder breeder onser berecht wel mercken can. In welcker Defensie van onsent weghen (als wy dat selve met Godt begheeren te betuyghen) niet anders ghepretendeert noch ghesocht en werdt, dan dat die eere Gods ghevordert sy, zijn Goddelick woort gheplantet ende vermeerdert, synes Coninklicken Majesteyts Lant ende Onderdanen in vorighen staet ghebracht werden ende dat syne Majesteyt rechte Successoren goede, schuldige ghehoorsaemheyt bewesen werde; die onsprekelicke Tyrannie ende vervolginghe van die van Alba ende synen aenhanck gheweert zijnde, die voorseyde Landen van den vreemden Krijchsluyden ontledicht zijnde tot haerlieder vorighe Vrijheden, Privilegiën, Contracten, Ordonnancien ende Statuten, die syne Majesteyt selve bevesticht, beloeft ende ghesworen heeft, wederomme comen moghen; ende dat die arme, verjaechde, vervolchde, ghevanghene Christenen wederom in hare vrijheyt ende tot haerlieder wijf ende kinderen, desghelijcken tot hare goedinghen, die hunlieden met ghewelt ontnomen zijn, weder inghestelt moghen werden. Oock ten laetsten, opdat onser Eeren ende desselven ghelijcken onseren Persoon (na den welcken als boven gheseyt is, dach ende nacht tot int Bedde toe naghetracht werdt), ooc onse have ende goedinghen behoorlicken versekert ende gherestitueert moghen werden. Ende so wy dit obtineren ende over sulcx behoorlicke asseurancie ende versekertheyt vercrijgen, so presenteren wy ons hier met expresselick ende verclaren dat wy niet alleene dese onse Defensie afstellen ende weeren, maer oock in effecte yeder eenen te kennen gheven, dat onse intentie ende meyninghe noyt anders gheweest en is dan dat Willem ru Oranje 8 Gods eere gevoordert ende syne Majesteyt syner Landen ende Onderdanen welvaert, profijt ende ghedijen gheplant, ghemeerdert ende in dagelicken opheffen mochte onderhouden werden. Volghende dien, betrouwen ende hopen wy vastelick ende ontwijffelick, dat alle eerliefhebbende persoonen, soo wel van hooghen als nederen state ende die in henüeden een recht Duytsch herte ende gebloet hebben ende daerdoor eere ende deucht lief hebben ende ter contrarien alle onchristelicke, tyrannighe ende bloetdorstighe metter herten haten ende vyandt zijn, ende principalick, die henlieden met ons tot onser warachtiger Christelicker Religie metten monde ende metter herten begheven, dat sy henlieden om niemandts wille sullen beweghen laten ende principalicken merckende dat groot perijckel, dangier ende noodt, daerin dat gheheele'Rijcke ( wanneer sulck sorghelick quaedt door Gods ghenade ende tijdtlicken middel niet verhindert waer) door die listighe, valsche ende subtijle practijcken onser Teghenpartije lichtelick ende sekerlick comen soude; ende wy hopen, dat sy sulcke groote menichfuldighe ende onuutsprekelicke tyrannie behertighen sullen, de welcke noyt in gheene Landen der gheheelder Christenheyt meer ghehoort en is gheweest; ende dat sy henlieden oóc niet alleen en sullen laten persuaderen tot defensie ende voorderinghe eener soo ónchristeHcker handelinghe, noch oock tot verdruckinghe onserer Christelicker Religiën ,noch tot die uuterste vervolghinge aen lijf, leven, eere ende goedt eener so grooter menichte goethertige onschuldighe Heden ende dorstende na de waerheyt. Maer sullen veel meer dese onse teghenwoordighe Defensie bekennen ende houden voor anders niet dan Christelick, redelick ende toeghelaten als voorghenomen zijnde uut hoochwichtighe, gedwongene ende onvermijdeHcke oorsaken ende ons hierinne als eenen aengheboren Standt Duytsch = etymologisch hetzelfde als Dietsch; dus Nederlandsen, hem begheven = zich keeren. ende Lidtmaet des Heyligen Rijcx uut Christelicker medelijden ende compassie, die men naer natuerlicker ende schuldiger plicht met rechte met den armen, bedroefden ende vervolchden Christenen behoort te hebben, veel eer alle meughelicke voorderinghe, raedt ende bystandt doen ende bewijsen ende met ons daer naer te staen ende dencken, dat men sulck eenen grouwelicken, schrickelicken ende ongehoorden voornemen, rasen ende dullen eerst met behoorlicken ernst verstoore ende weere, de arme, bedroefde, vervolchde ende overweldichde Christenen van nu voort beschutte, bescherme ende defendere ende niet meer ghelijck toch noch toe ghescbiedt is ende noch geschiedt teghen Godt, eere, recht ende reden bedrucke, besware,' vervolghde, martelizere, ja met vyer ende sweerdt ende andere schrickelicke middelen, alleene voor de bekentenisse der warer Christelicker Religion richte ende doode. Dat doende bewijst een yeghelick Godt den almachtigen een Christlick, loflick ende welghevallen aengenaem werck, dwelck tot verbreydinghe des Goddelicken woordts ende tot trooste, welvaert ende profijt van veel arme, vervolchde, bedroefde, aenghevochtene ende ghevanghene Christenen, ja oock den omliggenden Standen ende tgheheele Rijcke der Duydtscher Nation tot plantinghe eender goeder langduerender vrede ghedijen sal. Sulcx willen ende sullen wy oock die andere onser Defension metverbondene Heeren ende Vrienden teghen eenen yegelicken naer eysch zijns staets, naer onse uuterste ende willichste vermoghen dienstlick, vriendelick ende met allen vlijt verdienen ende de tijdt onses levens gheheel willich, bereydt ende gheneycht bevonden worden. De Almachtighe barmhertighe Godt wil desen handel, welcker zijn eyghen sake is naer syner Goddelicker almachticheyt tot gheluckighen Christelicken ende redelicken eynde ende uutganc dirigeren ende leyden ende den goeden Coninc openbaren ende te kennen geven (als wy niet en twijfelen tot zijnder tijdt wel gheschien zal) die ontrouwe dangereuse practijcken, daer met die archlistighe Autheurs omgaen door haer voorschreven onchristlicke vervolginghe ende tyrannie; ende ter contrarien hoe onderdanich, trouwelick ende goedt wy altijdts teghen syne Majesteyt ghesint zijn geweest ende noch zijn. Ghegheven den 20. Julij/Anno 1568. WAERSCHOWINGHE des PRINCEN VAN ORAENGIEN aen de ingheseten ende ondersaten van den Nederlanden. Proverb. X, Het verwachten der gherechtiger sal blij schap worden, maer die hope der Godlooser sal verloren zijn. Den wech des Heeren is des vromen moet, maer die quaetdoenders zijn bloode. Die gherechtighe en wort nemmermeer omgestooten, maer die Godloose en sullen niet in den lande blijven. PRO LEGE, REGE ET GREGE. M.D.LXVIIL Spr. 10 vs. 28-30. ALLEN ende eenen yeghelicken, Staten, Bisschoppen, Abten, Prelaten, Raeden, Heeren, Edelen, Drossaten, Meyeren, Schouteten, Borchmeesteren, Schepenen, Rentmeesteren ende Regeerderen van den Landen, Steden, Casteelen, Dorpen ende Cloosteren, insgelijcx den Gemeinschappen, Edelluyden, Coopluyden, Borgeren, Ingesetenen ende Besitteren van den goeden, huysen ende plaetsen buyten den goeden Steden ende allen anderen personen van wat state, qualiteit oft conditie die zijn van den Provinciën der Nederlanden ende elcken van u besundere, voor soo vele het u mach aengaen ende dien dese teghenwordige getoont sullen worden, wenschen wy Willem, by der gratiën Gods Prince van Oraengien, Grave van Nassaw, Catzenelleboghen, Vianden, Dietz, Bueren, Leerdam U, Baenreheer van Breda, Diest etc. Borchgrave van Antwerpen ende Besanchon etc. eensamentlick de andere onse Heeren vrienden ende medehulpers in dese tegewordighe onse nootelicke ende rechtveerdige nootweere ende defensie tegen de geweiden, verdruckingen, bloetstortingen ende ongehoorde tirannien by den Hertoge van Alba met zijnen aenhanghers in den selven Nederlanden voortgestelt, uut gantser herten vrydom, ruste ende versekertheit ende aenbieden u lieden ende elcken van u nae zijnen staet ende qualiteit onsen dienst, vrientschap, hulpe ende bystant metter hulpen Gods ende nae alle onse macht. Ende hoewel het niet noodich en schijnt, dat men alhier ende besundere aen u heden eenich lange verhael doe van den afgrijselijcken vervolgingen, vangen, doodingen, vileinicheden, beroovingen ende verjagingen, die hen niet en hebben vermijt noch alnoch en vermijden dagelijcx aen te rechten de voorsz. onse ende uwe vianden, jae de gemeine vianden ende verdruckers, soo wel van der eeren Gods ende zijnen heiligen salichmakenden woorde als van allen drossate au drost. meyer = rentmeester, opziener. Noch drost, noch meier bekleeden een goed omschreven ambt. vermijt = vermeden. den rechten, vrijheden, previlegien ende voorspoet des armen ellendigen vaderlants, dwelck corts te voren in sulcken fleur ende overvloedicheit geluckich was. Te meer, dat niemant daer beter af en soude weten te spreken dan ghylieden selve, die onder hen deerlicke slavernie deselve gevuelt, lijdt, siet, hoort ende vreest. Nochtans op dat ghy des te bet u eigen welvaren ende saken soudet begrijpen, hebben wy derselver int corte wel willen hier mede doen gedencken ende die ter memorien weder brengen hoewel wy desen aengaende aireede ons genoechsaem hebben ghequeten, so wel by onse verantwordinge uutgegeven tegen de valsche loegenen ons naegegeven, als by onse verclaringe, uutgegaen op diese nootelicke defensie; wel denckende ende verhopende, dat de boecxkens daer af geprint t' uwer handen ende kennissen ghecomen sullen zijn. In den iersten dan, so houden wy u indachtich ende is . elcken kenlick, dat de voorsz. Nederlanden van allen tijden zijn onderhouden ende geregeert geweest by hueren Princen ende overheeren met alder soeticheit, recht ende redene ende niet anders dan uutwijsen van henne vrijheden, rechten, costuymen, herbrengen ende previlegien, aldaer altijts onderhouden ende by den inwoonderen des Lants (als sonderlinge liefhebbers ende voorstanders van hender vrijheit ende vianden van alle gewelt ende verdruckinge) eertijden van Keyseren, Coningen, Hertogen, Graven ende Heeren verworven ende vercregen, het onderhout ende volvueren van den welcken so wel de Princen selve als ooc de ondersaten des Lants van allen tijden hebben moeten aen weerzijden by formelen contracte bevestigen ende ooc by solemnelen eede besweren, in der vuegen, dat ooc de ingesetene, mits hen onderhouden wordende, die selve alleenlick tot gehoorsaemheit verbonden zijn; het onder- printen — drukken. kenlic = bekend. herbrengen = oude voorrechten. mits hen onderhouden wordende = op voorwaarde, dat de rechten werden gehandhaafd. hout ooc van den welcken het lieve Vaderlant hadde gebrocht ende gehouden in sulcke macht, rijckdom ende voorspoet, als men ghesien heeft. Insghelijcx en can men ooc niet geloochenen als heel claer ende seker wesende, dat van den beginsel af, dat de Landen van Spaengien zijn duer huwelick gecomen onder eenen Heere metten selven Nederlanden, eenige groote van Spaengien van over vijftich jaren altijt hebben uutgeweest om in eeniger manierèn in hen handen te gecrijgen het regiment ende dominatie over sulcken overvloedigen Lant om daer te gouverneren ende tiranniseren nae hennen appetijte ende ghelijck sy elders doende zijn. Ende hoewel de vrijheden ende previlegien des voorsz. Nederlandts tselve hen altijt belet hebben gehat, nochtans en hebben sy noyt afgelaten om t' allen tijden alle oorsaken gade te slaen ende by te brengen om de goedertieren Princen so vele wijs te maken, dat sy eens daer toe mochten geraken. Het en is ooc niet dan te seer elckerlicken kenlick, hoe dat de Cardinael van Granvelle met zijnen aenhangeren (misbruickende het geloove ende betrouwen der goeder Princen ende insgelijcx soeckende alleene het gantse regiment ende geweldige dominatie in de selve Landen om daer duer te versaden hen ambitie, giericheit ende andere passien) voortgestelt hebben so vele verbonden, practijcken ende vremdicheden om onder het dexel van een heiligen schijn ende name der Religie, eensamentlick van der hoocheit ende dienst des Conincx, te brengen ende te stellen, so wel de conscientien als persoonen ende goeden van allen den ingesetenen in de uuterste slavernie, jae om hen te berooven van allen hen vrijheden, rechten ende previlegien; allet in der waerheyt tot grooten ondienste van God, van den Coninck ende van den lande. Tot welcken einde zijn voortgestelt ende byghebrocht so vele vremde nieuwicheden, wreede vervolgingen, bloedige Placcaten, onverdrachelicke Inquisitie, overdringinge der Bisschoppen, inneminghe der Abdijen, vercondinge des Conciliën, straffe executien der Christenen ende meer andere ongehoorde vonden teghen de vrijheit des Lants ende wille des volcx. Niet tegenstaende dat wy ende meer andere onse Heeren ende medebroederen (niet anders gesocht hebbende, noch alnoch soeckende dan den waerachtigen ende geduerigen dienst van God, van den Coninck ende van den Lande, metter vrijheit ende voorspoet van den ondersaten ende ingeseten) te meer stonden de contrarie hebben verclaert, verthoont ende gheraden ende altijt gepresen sueticheit boven strafficheit ende het onderhout der beloeften bequamer ende bet gefondeert vonden dan het breken ende tegencomen des eedts, uut oorsake van den welcken de voorsz. Cardinael met zijnen aenhanck ende die in Spangien met hem verstant hadden teghen ons ende onse voorsz. medebroeders, niet alleene eenen grooten haet ende nijt zonder redene voorghenomen hebben, maer ooc met valsche ende onbehoorlijcke practicken ende aenbrengingen de waerheit so weten te verduisteren ende verdraeyen, dat den goedertieren Coninck qualick van alle saken onderricht wesende, heeft gemeint, dat onse getrouwe raden, daden ende diensten oorspronck namen uut eergiericheit ende zijne goede getrouwe ondersaten geacht voor oproerige, wederspannige ende rebelle (hoe wel d' een ende d' andere onwarachtich was), waer duer sy soo vele ghemaect hebben, dat sy hebben vercregen toelatinge oft orlof om nae hen goetduncken daerinne te versien, dwelck was het ghene sy so lange gesocht hadden. Ende al hadden de voorsz. Inquisitien, executien, mandaten, vervolgingen, nieuwicheden ende voortstellen des voorsz. Cardinaels ende der zijnre (usurperende op de hoocheit niet alleen van de Gouvernante, maer ooc van den Coninck) het lant te voren seer beschadicht ende vercort ende een overgroote menichte der ingeseten overvallen, verjaecht, berooft ende gedoot, eensamentlick de oude vont = bedenksel. gewoonlicke vrijheit seere gecroct en verhindert, nochtans heeft men gesien ende siet al noch (helaes met grooten hertsweer) hedensdaechs; ende is te beduchten, dat men naemaels noch meer sien zal, indien het God niet en versiet (so wy betrouwen, dat hy doen sal ende wy ons daer toe zijn vuegende na allen onsen uutersten vermogen) hoe grootelick ende deerlick alle de voorsz. nieuwicheden, voortstellen, verdruckingen, inquisitien, vervolgingen, doodingen, vangingen, executien ende tirannien gemeerdert ende vermenichvuldicht zijn. Jae alle menschelijcheit te boven gaen, sichtent dat de voorsz. Hertoge (onder den naem ende hem deckende mette auctoriteit van den Coninck) in den selven Landen met zijn Spaens crijchsvolck is gecomen; insgelijcx, hoe dat die selve Landen uuter hoochster voorspoet zijn gevallen in der diepster ellendicheit ende in wat onverdrachelicker slavernien zijn gecomen de goede ondersaeten, die te voren goede vrijheit hadden, jae, hoe^deerlick aldaer liggen verdruckt ende vernielt metter Religiën ende woorde Gods ooc de previlegien ende rechten des Lants. Ende want al tselve so notoir is, soo dunct ons genoech wesen, dat wy dat in sulcker generaliteit zijn verhalende, want wilde men hier verderen ende specificeren so vele jammerlicke, afgrijselicke ende onmenschelicke verdruckingen, verjagingen, aentastingen, moordingen, geweiden, schoffieringen, confiscatien, voortroepingen, bannissementen ende andere ontallicke ovelasten gedaen binnen zijnen tijden tegen soo goede getrouwe ondersaten, het ware om nemmermeer gedaen te hebben. Ja voor een exemple sal ghenoech wesen in plaetse van duysent, dat de selve Hertoge (volgende so wel de costuyme der Tyrannen als het voornemen des voorsz. Cardinaels, die daer naer hadde gehaect ende zijne M. gaerne daer toe gebracht al eer die nae Spaengien ginck, so hy des doen hope ghecregen hadde, so verre hy de Spaengarden hadde kroken = knakken. int Lant connen behouden) ter stont t' sijnder aencoemste heeft van meininge gheweest het lant te berooven van allen den meesten Heeren ende voorstaenders desselfs Landts, die hen altijt getrouwelijck hadden gequeten in den dienste des Conincx ende des vaderlants. Ende want eenige voorsiende sulcken tempeest metter hulpen Gods waren in tijts vertrocken ende ontcomen, so heeft hy soo bedriechehjck als elck wel weet aen de andere de handt geslagen ende gevangen genomen twee van den principaelsten Heeren, te weten zijne ende onse medebroederen de Graven van Egmont ende Hoorne, mitsgaders, verscheiden andere Heeren, Edelmans, vervaren lieden ende andere persoonen van qualiteite alles sonder eenige voorgaende informatie oft behoorlicke kennisse, de welcke hy ooc daer nae soo tirannelick ende moordelick als men gesien heeft, buyten alle ordre van rechte heeft doen dooden ende ombrengen. Daerentusschen en heeft hy ooc gheen mindere tirannie gebruickt tegen die eere ende goeden der vertrockene, na dien hi hen lichamen in zijn gewalt niet crijghen en conste, hebbende de selve so schandelick ende onrechtveerdelick voortgeroepen, gelastert, gebannen ende alle tgheene geconfisquiert, ghelijckt elcken kennelick is ende dit al onder tdecsel van versierde loegenen, gelijck de uutgegeven Justificatien wel bewijsen. Nu can elck wel bevroeden, dat alle dese wreetheden, bloetvergietingen, onmenscheUcheden ende tirannien so seer contrarie allen Godlicken, natuerlicken ende gescreven rechten, jae oock tegen alle de vrijheden, eeden, contracten ende previlegien des Lants voortgestelt ende bedreven worden, dat alle de menschen van der werelt ende niet alleen int particulier alle ende elckerlijcke de Staten, Raden, Steden, Casteelen, Dorpen, Plaetsen ende Inwoonderen van den selven Nederlanden, maer ooc int generael alle Princen, Heeren, Landen, Steden ende Personen van buyten tslants, jae mede de Toreken, Heydenen en de verre ghesetene des hen behoorden aen te trecken ende mede- lijden te hebben, insghehjck behulpich te wesen om so grousamen tirannie te wederstaen. Maer boven al so behoorden aldereerst wel te ontwecken alle de ghene van den selven Nederlanden ende te gedencken heur gewoonlicke vrijheit ende voorspoet, mitsgaders genoech te doene der verbintenisse ende geloefte, die sy tot hueren Vaderlande hebben, insgelijcx goede achte te slaen opten eedt, dien sy gedaen hebben voor het onderhoudt van slants previlegien ende met lijve ende goede nae allen hen vermogen hen wel te quijten ende t' arbeiden om dese overdaden te weeren ende met contrarie gewelt ende macht hen selven weder te stellen in hen oude gewoonlicke vrijheit, aengemerct alle wegen van verthooninghen ende bidden sijn benomen ende anders gheene middelen en resteren, naedien dese gemein vianden, die Co. M. wel hebben so verre weten te verblenden als tot sijnen eenighen sone, des Lants toecomende Heere, ghevangen te stellen. Om waerinne van onser sijden niet te failleren, maer onser eeren, eede, state ende verbintenisse genoech te doene ende nae onsen uutersten vermoghen ons wel te quiten ende te emploieren ter eeren Gods ende tot vorderinghe zijns Godlijcx woorts, oock tot vermeerderinghe der hoocheit, auctoriteit ende name zijns Con. M. eensamelijck om weder in state te stellen de vrijheden, previlegien ende voorspoeden der Nederlanden, insghelijcx om te restitueren ende hen lant ende goet weder te doen hebben den verjaechden, gebannen ende beroofden, mitsgaders om te verlossen de gevanghen, gequelde ende verdruckte ende daerneffens om te vertroosten ende versekeren de verongelijckte, gedreichde, bevreesde ende generalijck alle de ingeseten des Lants ende eintelick tot onderhout ende bewaringhe van den staet, goeden ende vordeelen van eenen yegelijcken in zijn qualiteit, hoocheit ende vryheit. Soo hebben niet alleene wy ende andere Heeren onse vrienden ende magen des Nederlants alle het onse daerom gewaecht, maer oock hulpe ende bystant versocht ende verworven van verscheiden andere onse heeren, vrienden ende geallierde ende zijn allegader van meininge te emploieren ende daer toe te stellen lijff ende goet ende alle tgene des wy in den weerelt hebben om soo heylighen, rechtverdighen, goeden ende nootelijcken voornemen, aenslach ende nootweere tot eenen goeden einde te brenghen tot waerachtighen dienst van God, van den Coninck ende van den Lande om te handthouden de goede ondersaten in hen vrijheit ende in de behoorlicke ghehoorsaemheyt van zijne M. Insghelijcx om daer uut te verdrijven de voorsz. grousame tyrannen, bloetstorters ende vremdt Orlochsvolck, dwelck volbrocht ende vasteHjck versekert wesende, sullen wy de aengenomen wapenen aflaten, so ende gelijck wy in onse voorsz. voorgaende declaratie breedere verclaert hebben. Verhoopende oock ende ons vasteHjck betrawende, dat ghyHeden ende elck van ulieden van sijnder sijden ooc sal gedachtich wesen, hoe hij schuldich is de sake te voorderen ende na sijn uuterste macht hem sal stellen om hem daer in wel te quijten met lijve ende met goede ende met al dat hi can, soo zijn eigen vaderlant ende de verbintenisse, die hy aen den selven heeft, hem daertoe vermaent; dwelck doende, soo versekeren wy u, dat ghy aen ons ende alle de onse sult vinden alle moegehjck behulp ende bystant. Insgelijcx dat wy u na onsen vermoegen sullen voorstaen ende beschudden van allen verdruckingen, etingen, roovingen, brantschattingen ende overrompelen, die tvölck van Orlogen gemeinlick aenrecht, waerinne wy hopen so goeden ordre metter genade Gods te stellen, dat op als versien sal wesen, want nadien wy alle dit selve doen om de landen ende ondersaten te helpen ende verlossen, waer ons seer leet, dat de selve daer mede verdruct ende overlast werden. Maer soo ghi wel weet, dattet niet mogelijck en is, dat etinf = kostgeld, inkwartiering. men tvolck van Orlogen in goet bedwanck ende ordene houde oft wel emploiere, so dat behoort, sy en zijn wel betaelt ende dattet de redene oock wel uutheischt, dat ghylieder ende elck van u voor u eigen welvaert ende verlossinghe behulpich u thoont ende mede contribueert ende helpt vervallen de groote costen, daer toe behoevende, die wy alleene niet en connen verleesten, soo ghy wel cont bevroeden; Soo versuecken ende begeeren wy ernstelijc aen u ende elck van u, dat ghi elck na zijn macht ende staet, u daer toe schickt, uutreict ende contribueert, op dat by ghebreke van dien, so goeden were niet onder wegen oft onvolbracht en blijve (des wy hopen dat niet en sal) ende u lieden namaels niet en come te berouwen van uwer onachtsaemheit, cleinherticheit ende luttel behulpsaemheit tot uwer verlangder vrijheit. Tot welcken einde sult ghylieden elck nae sijnen staet moegen seinden uwe ghedeputeerde neffens ons oft de ghene, die wy t' allen plaetsen daer wy wesen sullen, daer toe sullen committeren, metten welcken ghy sult moghen verdragen ende sluyten van der sommen, die elckerlick sal by tijden mogen ende behooren te bestellen ende besorghen. Daer neffens oock ulieden met desen opentlicken geschrifte willende gewaerschout hebben, dat soo verre by gebreke van tgene des voorsz. is, ghilieden niet geholpen oft voorgestaen en wort ende ulieder daer over eenich gewelt, plonderinghe, uuteringe of andere ongeluc wedervaert, dat tselve sal toecomen by uwer ende niet by onser schuit; soo wy anders niet en soecken dan u te beschudden, beschermen, ende verlossen, mits den welcken wy ons dien aengaende by desen van nu af wel hebben willen verontschuldingen ende entslaenvoor God, voor den vaderlande, voor u selfs ende voor de gantsche werelt, op dat redene = gezond verstand, uutheischen ss eischen. uuteringe — verdrijving? ghi namals niet en segt oft u en beclaecht, dat ghy in tijts niet en zijt ghewaerschouwet, noch om u eigen welvaren te voren onderricht. Ende verhopende, dat ghi dien aengaende sulcken sorghe sult draghen als u selven noodich is, bidden wy God, dat wy corts ulieden moghen sien weder ghestelt in uwen ouden vrijdom ende voorspoet. i Gegheven in onsen Veltlegher den eersten Septembris 1568. Ondergheteeckent GUILLAM DE NASSAU. Pro Lege, Rege et Grage. Een hertgrondighc SiMwttooc^iioten pfinte v3 ®ïatn$vtn/mitf$abet9 atte fpne£^ift2fii(ke/eoefi>/v;orne J6otttg$enooteft/vpatV te menfcfjtn 6et$eett/? 2 wat foftbtrie oft quafttept ff jim/ bie 9m ©eere hef Qe66en efl rfen/enbe om Brminnehbe $tjnbe ttiefttaert van onfen GfyenabiQen/ boot^eèóten Co» ttinck pljilip* van iopaengten Jjlebetlanben / tnitfyabtv» cockdat Bepfer-lijche jftijfhe : XDefahe fanbenn» foetfcttt* fiebecuen enbeljeef te rutneccen/rytbertffj|ijn vaaBefdjeto min^e/eenen ghenaemt jDucabe ittéa; iJnteieiteijerte ttocb. wrSojufen lujt efn'dntDt(p?ekeli|cke 6foetbo;tfH ggp fijt ons Coninra / Doot u rrarijt firT* Int mp onfe upanbe n üerflaén/ enbe in uturn nat roe willen ispneber treben bic ben teghen ons 09 fctten /mant ictt en wil mp nter verlaten op mgn boge ofte f meert /maer gijp <öoö jijt onfe toenet* ftcgt eüfierrte/ een gulpein groote nooben / batu om enuieefeniopons niet oft al fttjoonebe aer« fcemoiete/enbebie^evgen temibbenfn ber^ec afelen/iae wanneer al fctioon bico'eeraefbe/enbc op eenenfioopnieie/ foo mil ica mtto l&cere opu verlaten/mant inbev noot geb icno aensyeroepett «nöegöp fjtbi mp nergooir. ptmet at/en bat goet te/Sdioub*. DE EDELE, LANCKMOEDIGHE, HOOCHGEBOOREN Prince van Oraingen, met alle syne vrome Christelijcke bontghenooten, de welcke niet soeckende en zijn anders dan Gods name groot te maken ende de welvaert van onsen edelen hoochgeboren Conincx Philips van Spaengiens landen, sampt dat Keyserlijcke Rijcke, oock Oostlant, Enghelant, Schotlant, Yerlandt, Vrancrijck ende Italien, zijn wenschende alle menschen, die den Heere lief hebben ende vreesen, een vroom mans herte ende ghemoet om met Christo Jesu den levendighen Gods sone te leven ende te sterven. Mitsgaders, lieve ende beminde Leser, vele menschen kennelijck is door tlesen ofte hooren segghen van dat cleyn Boecxken, twelck den lanckmoedighen, edelen, hoochgebooren Prince van Orangien onlancx leden in den drucke heeft uut laten gaen, waer in verclaert was, tot wat intentie de Edele, Hoochgebooren Prince voornoemt tsweert met alle zijn vrome Bontghenooten aengrijpende was; soo en ist nu niet noodich van tselve te vermanen, maer alleenelick van de bede ende begheerte, die de Edele, lanckmoedighe, hoochgebooren, vrome Prince van Orangien is begherende, mitsgaders oock alle zijn vrome Christelicke Bontghenoten ende dat alleen door het ingheven van den heylighen Gheest Gods op alle menschen is hy begeerende, tsi in Duytschlant, Oostlant, Enghelant, Vranckrijck, maer in sonderheyt in dese onse Conincx Philips Nederlanden, op dat dat boos tyrannich voornemen sonder vele bloetstortinghe belet mach worden, ende ooc, op dat de verstroyde Christenen in haers Vaderlant comen mogen ende dat tot Gods eere de landen weder in haer eerste vrijheyt ghestelt moghen werden; het welcke niet gheschieden en can dan door de crachte Gods alleene, want in God de Bijbelplaatsen: 2 Tess. 5 is 1 Thess. 5 : 21. Vaak is niet met zekerheid uit te maken, welke plaats Zaraphya bedeelt en stemt de inbond van zijn woorden alleen overeen met dien vsn het door hem opgegeven hoofdstuk. Zoo op de keersijde van het titelblad, waar hij een vrije bewerking geeft van ps. 44 en 68. In enkele gevallen stemt de opgegeven plaats niet overeen en is niet uit te maken, welke hij wel bedoelt. Oostlant — een niet nauwkeurig omschreven gebied aan de oostgrens — vaak speciaal NoordDuitschland en de Oostzeekust. Esa. 63 (Jes. 53 : 9). Malth. 6 (Joh. 15 : 16). Act. 4 (Filip. 2 : 10). 4 Reg. 1 (2 Kon. 1). k. Bef. 14 (Exod. 17 : 11). Matt. 8 (Gal. 6 i 77). victorie gheleghen is ende hy en gheeft se nyemanden, dan dien hy wilt, al ist dat wy ons selven nu Gods volck beroemen te wesen, so worden wy daghelijcx nochtans dickwils gelevert in ons yiants handen ende dat aileenlijck door negligentie, door dat wy meenen met menichte van volcke ende peerden victorie te verwerven ende den Heere en bidden wy gansch niet om victorie, van wien alleene de victorie comen moet. Dit is menichwerve int herte ghecomen van den lanckmoedigen, Edelen, vroemen, hoochgebooren Prince van Orangien door d' inspiratie van den heylighen Gheest Gods. Soo hevet hem ende allen zijnen vromen Christen Bontghenoten goet ghedocht met een cleyn boecxken alle menschen te vermanen om te bidden den levendighen God dach ende nacht sonder ophouden voor hem, op dat hij victorie nach verwerven ende sonder vele bloetstortinghe zynen vyant ter neder legghen. Oorsake ghenomen om voor hem te bidden uut de woorden Christi Jesu den levenden Gods Sone (in wiens mont noyt bedroch ghevonden en is), namelijck uut dese woorden: Al wat ghy mynen Hemelschen Vader bidt in mijnen naeme, dat sult ghy vercrijghen. Mijn broeders in den Heere, de Prince en begheert niet, dat wy Godt sullen bidden in synen name, maer in den name Christi Jesu, waer vooren alle knijen moeten buyghen, die in Hemel ende_on_ der Aerden zijn. Oock met een oprecht geloove ende suyvere consciëntie; anders en sullen wy niet vercrijgen. Helias heeft den Heere ghebeden ende sulcx als hy van den Heere was begerende, heeft hy vercregen; Moyses heeft God aenghebeden met opgheheven handen ende soo lange hy sulcx doende was, heeft hy van God victorie vercreghen; maer so haest hy zijn handen liet dalen, heeft hy teghenspoet ghehadt. Daer omme eer wy den Heere bidden, wy moeten wel toesien, dat wy den Heere niet en temteren, noch bespotten ende om ons eyghen vermaledi- levendich = levend. dinghe bidden, soo der op de weerelt hondert duysent menschen sdaechs zijn doende. Mijn lieve Broeders, nu den tijt na by is van vele bloetstortinghen te gheschieden ende dat sulcx niet belet can worden dan van God, ende van God aldermeest te vercrijghen is met bidden, so vermaent ende bidt door de liefde Christi Jesu alle menschen_de_Lancmoedighe, Edele, Vrome, Hoochgheboren Prince van Orangien met alle zijn vrome Bontghenooten tot bidden ende dat door de liefde Christi, Jesu, op dat den Edelen, lancmoedighen Prince van Orangien niet zijn Bontghenoten mogen de overhant crijghen tot Gods eere ende slants welvaert. Nu dan, wie ghylieden zijt, Edele oft onedele, rijck ofte arm, eer dat ghy u lieden tot bidden voecht, sco reynicht dijn herte, consciëntie ende ghemoet ende worpt van u lieden wech alle uwe booscheden ende bedriegerije. Petrus d' Apostel Jesu Christi, en seyt niet dese ofte die boosheyt, maer hy seyt alle boosheyt ende bedriegerije. Wat salt u lieden doch baten in den Joncxsten dach, dat ghylieden u afsondert van ander menschen? Gansch niet, so lange ghy alderhande boosheyt doende zijt, als haetich, nijdich, achterclappich, hoveerdich, gierich, jae steelt daghelijcks dijns naestens name ende fame door haet ende nijdt met u achtercïap. U waer beter, dat ghy de waerheyt niet en kende, soo langhe ghy sulcx doende zijt; want de reyne leere Christi wordt door u lieden boos leven ghelastert. Hoe soude God behaghen hebben in dijn ghebeden, soo langhe ghylieden sulcx doet? Het is verre van daer, ghy bedriecht u lieden selven. Want daer om heeft God verworpen alle het doen der godloosen, haer prediken, propheteren ende wonder doen; jae, haer vasten ende bidden, door dat sy valsch ende onreyn van herten waren. Alsoo zijt ghy ooc haetnijdighe menschen. Wie reyn is, diens wercken zijn reyn. Is dijn ooghe een schalck, so is dijn gansch werck verdorven. Wat i 1. Petr. 2 0 Petr. 2:1). 1. Cor. 6. Hebre. 6. Jou. 1 (1 Joh. 1). Jaco. 5 (Jac. 5! 16?). Eu 58. Jon. 14. Psalm 50 (Ps. 50 : 16 vlg.). Math. 7 (Matth. 7 : 21—23). Math. 16 (Math. 6 :28). 1. Cor. 6. Hebre. 6. haetnijdich ~ afgunBtig schalck = boosdoener. Eccle. 14 (Spr. 14). Esa. 29. Rom. 12 (Rom. 12 : 20). Rom. S (Rom. 5 : 10). Rom. 10. Gene. 4 (Gen. 4 : 4, S). ' 2. Reg. 15 (1 Sam. 15). Gene. 17 (Gen. 17 : 17 en Gen. 18 : 13). Lnc. 16 (Luc. 18 : 9—14). 1. Petr. 3 (2 Petr. 3). Joan. 8 (Joh. 9 : 31 of Joh. 8 : 47). Nume. 10. can van eenen onreynen reyns ghecomen? Wat can van eenen slinckaert rechts ghedaen worden? Ende van eenen luegenachtigen mont warachtichs geseyt worden? Godt en siet niet alleene op dat werck, maer oock op den werck meester; want soo de meester is, soo is dat werck. De hijpocrijten bidden oock wel, maer het is met de lippen, maer niet metter herten, het welcke hen ooc verweten worde. Daeromme, mijn lieve broeders in den Heere, hebt lief uwen vyant uuten gront dijns herten, soo Christus ons, wy die zijne vyanden waren, lief gehadt heeft; anders is voorwaer dijn ghebet voor God gantsch walghelijck. Want een mensche moet eerst met Godt inghehjft ende eens zijn door den gheloove, eer God eenich werck van hem behaecht. God siet op Abels offerhande, maer op Caims niet; God heeft behaghen in Davids offerande van Davids weghen ende Saul offert even wel, maer de Heere en kent niet zijnen offer, noch en is hem oock niet aengename; ja wort om zijns offers weghen een Afgodistisch geheeten ende van zijn rijcke ghestooten. Het lachen wort Abraham voor goet ghehouden, maer Sara verweten. Twee heeft er in den tempel ghebeden; d' een is van God verhoort ende d' ander niet. Daeromme, mijn lieve Broeders in den Heere, willet doch afleggen dijne boosheyt, op dat ghy een suyver onbevlekt herte moecht hebben om God te bidden in den suyveren name Christi Jesu voor den lanckmoedighen, edelen hoochgheboren Prince van Orangien met alle zijn Bontghenoten; want gelijck den name van den eenigen Sone Gods, Christo Jesu suyver ende onbevlect is, alsoo moet ons herte ende consciëntie suyver, reyn ende onbevlect zijn, sal ons ghebedt van God verhoort worden; want God en verhoort den sondaer niet, hoewel dat hy dickwils bidt, t' is Gode eenen spot. Chore hadde effen eenen rock ende roockvat als Aaron ende by aventuere van beter metael ghemaect, maer ten is dies niet te meer God aenghenam, effen — juist. maer den duyvel. Dat de Toveraers in Egypte Moysi naer deden, dat en was God niet aengenaem. Also oft een Godloose den Heyligen yet nae doet, bidt ofte spreect, alsoo daer vele metten openbaer sondaer segghen, Heere, weest my sondaer ghenadich soo en geldet doch voor God niet; want God spreeckt tot hem: Wat heet ghy my Heere? Niet een yeghelijck, die sulcx spreect, en sal int rijcke Gods gaen, maer die den wille doen van mynen Vader, die in den Hemel is. Ten zijn al gheen Israeliten, die Israels name draghen, maer die Israels wercken doen. Heylighe lieden doen heylige wercken. Maer een boos, quaet mensche en can niet doen, dat Gode behaecht. Leest de ghelijckenisse van den goeden ende quaden boom: Den boom moet goet zijn voor de vruchten, also moet oock een mensche goet sijn, soude hi goede wercken doen ende sijn ghebet God behaghen. De offerhande, die God selve geboden hadde, en heeft hi niet willen van der godloosen handen nemen; de twee mijten der weduwe acht Christus voor alle rijckdommen, die in de kiste geleyt waren. Herodes begheert Christum te siene, maer valschelijck; Herodes heeft tgoet in den mont, als alle Pharizeen, maer is een schalck int herte ende daeromme en is hy van God niet verhoort. Twee bidden in den Tempel gelijck, maer ontfangen ongelijcken loon. Somma, der herten meeninge ende geloove oft ongeloove geeft het werck den name, want God oordeelt naer dat therte reyn ende suyver is. Daerom, mijn lieve ende beminde Broeders, laet ons afstant doen van alle onse boosheyt ende wandelen onstraffelijck; alsoo oyt Gods uutvercooren ghedaen hebben, soo sullen wy van God _in allen onsen gebeden verhoort werden, want God de Heere is na by, die hem in den gheest ende in der waerheyt aenbidden. Heeft de boosen rentmeestere de arme weduwe verhoort door langhe bidden, die so quaet ende boos was, Esa. 8. I Matth. 7 (Matth. 7 : 21). Ephe. 5. Para. 26 (Luc. 6 : 43, 44?) Lnc. 22 (Luc: 21 : 1—4). Mart. 19 (Matth. 6?). = lj3 penning. — honger dan. dat hi mensche noch God ontsach, veel te meer sullen wy van God verhoort werden, so verre wy God met een suyver reyn herte biddende sijn. Dus laet ons niet ophouden van bidden, God sal alle dingen ten beste schicken. Ende wy sullen door ons ghebet victorie vercrijgen, so oyt alle Coningen ende Princen vercreghen hebben, als sy van haer boosheyt afghestaen ende geweken sijn. Ghedenct op de victorie, die den Moordenare vercreghen heeft door bidden in sijn laetste ure. Wy en derven niet twijfelen, laet ons den heere bidden, wy sullen vercrijghen, dat wy van God'begheerende sijn. Want voorwaer so den Duc de Alba d' overhant behout, vijftich duysent menschen sullent moeten metten lijve betalen, ja die nu aldermeest zijn vrienden meenen te sine, sullen aldereerst aenstaen. Heeft de spaensche Inquisitie dorven dooden den edelen, hoochgeboren Kaerle, ons genadichs Conincx Philippus eenigen eyghenen sone met noch veel Edelen daer toe, daer den Coninck selfs in de landen wesende, veel min sal den Duc Dalba met sinen verherden tyrannigen bloetraet mentie ofte werck maken van vijftich ofte tsestich duysent menschen te dooden in dese Nederlanden. Het is warachtich, dat den Duc Dalba met sinen tyrannighen bloetraet besloten heeft (ende dat ter tijt als Arenburch gheschoten was) te dooden alle den ghenen, die tjaer sesendetsestich eenighe audivie in Wetten gehadt hebben oft in eenigen dienst gheweest hebben van Justitien als Schouters, Baeliuwen, Marcgraven, Ammans ende so voort, om dat sy niet belet hebben de nieuwe predicatie (so sy die noemen, maer valschelijck) en beeldebreken, twelc sy wel belet hadden, soo hem wel den Duc Dalba met sijnen raet laet duncken, hoe wel het in vele ontsien — Treezen. oyt sa steeds, derven = behoeven, aenstaen = aen de beurt zijn. Amman sa schout (het wordt in verschillende streken voor verschillende ambten gebruikt), hadden aas zonden moeten hebben (voorlaatste regel). plaetsen niet moghelijck en heeft geweest te beletten by den Officieren der selver stadt ofte plaetse, want het wel een plaghe om der sonden is gheweest, sulcx als onder het beelden af smijten gheschiet is, nochtans is niemant so wijs, die gronderen can, wat in God verborgen is ende door sulcx uutrechten sal. Tis warachtich waer, so den lancmoedigen, Edelen, vromen ende Hoochgheboren Prince van Oraingie met sijn Christelijcke Bontghenooten gheen apparentie gemaect hadden om den Duc Dalba te comen besoecken ende sinen tyrannigen bloetraet, so soudt aireede een onuutsprekelicke bloetstortinge binnen desen Nederlanden geschiet sijn geweest, ja sulck een bloetstortinge, dat Manasses noch Antiochus noyt sulcx gedaen hebben; in sonderheyt aldermeest in die excellente rijck ende coopstadt van Antwerpen ende dat wel eensdeels door den raet van den Grave van Meghen door haet ende nijt om dat hem ontseyt was knechten in de stadt van Antwerpen te brengen, so vele heeft hi dies gemaect, dat alle den genen, die doen ter tijt in den breeden Raet saten ende niet consenteerden knechten in te nemen, zijn soo vele als ghecondemneerde ter doot ende hen goet verbuert. So verre den voornoemden Duc d' overhandt behoudt, den Marcgrave van Antwerpen en sal niet vry gaen, maer wesen een van die alder eersten, midtsgaders oock mijn Heer Hendrick van Berchem, den welcken oyt een goet Catholijcx man is gheweest ende dat hy Heer Mathijs Tienwinckel geboren van Diest in sinte Joris Kercke om te predicken heeft gheleyt, dat heeft hy om beters willen ghedaen, maer dat en sal hem gantsch niet baten, hoe wel Duc Dalba ende sinen bloetraet sijn beste vrienden schijnen te wesen, ja al heeft hi te vriende dien heylighen, weerdjghen man Granvella, twort al niet, want Duc Dalba met al sijn Spaensche Papen maken dit stuck soo swaer, midts dat eenen Luterschen Predicant was, alsser eenich stuck van rebelheyt en seditie binnen de Nederlanden gheschiet is. Wint heeft God Israël doen ontleenen do Egyptenaren hare cleenodien ende doen onthouden, op dat zijne cracht sonde bekent worden ende Pharao ghestraft. Soo heeft hy nu ooc een hoop boosdaders stelen ende roven toeghelaten, op dat hy den Duck uut zijn lant crijgen ende aen zijnen volck zijn cracht te betoenen. seditie sa oproer. Ende alle die op de Meyrbrugghe ghestaen hebben, tsy Donderdaechs, vrydaechs oft saterdaechs, sullen al metten sweerde gedoot worden. Dien raet is oock besloten, niet aensiende, datter veel menschen op de Meyrbrugge gheweest hebben, die anders niet en meenden dan soo sy daer niet en gingen, souden voor onghehoorsame des Conincx ghehouden werden, want den trommel sloech sdonderdaechs ontrent ten noene op de Meyrbrugge ende tsaterdaechs smorghens vroech van strate te strate ende daer wert uutgheroepen ende gepubliceert, dat allen den ghenen, tsy wie sy waren, arme oft rijcke, die den Coninck van Spaengien goet ende getrouwe wilden sijn, midtsgaders oock die stadt ende die dat rechte woort Gods beminnende waren, die souden comen op de meyrbrugge van stonden aen by den vromen Prince van Oraengien, Gouverneur ende Borchgrave der selver stadt doen wesende. Door die oorsake, so isser menich rijcke ende arm mensche ghegaen, die daer noyt sdonderdaechs noch svrydaechs gheweest hadden ende dese selve redenen sijn den Duc Dalba oft sijnen raet menichmael vermaent gheweest van de goede, vrome Heeren van Antwerpen; maer in sijnTüèrte verborgen, hy achtet al voor dreck, want sijn ende sijns raets sin ende meeninge en is anders niet, dan alle menschen te dooden oft te verjaghen, die hen maer slechtelijck ter predicatie ghevoecht hebben, tsy waer het sy binnen dese Nederlanden, niet achtende, dat ma Dame de Gouvernante sulcx toegelaten heeft. Die haer kinderen hebben doen Doopen in de kettersche kercke (so sy die noemen) ofte te Nachtmale gheweest hebben, die en sullen gheensins ghenade moghen verwerven, maer moeten levende ghebrant worden; dats den duechdelicken raet van sinen biechtvader. Ende dese tyrannie sal hy eyndelijcke doen, uut oorsake datter gheen menschen oft luttel in dese seventhien Nederlanden blijven sullen, soo verre sy het wech- Meyrbrugge te Antwerpen: het volgende Blaat op de gebeurtenissen van voorjaar 1567. slechtelijck = simpel. reysen connen becomen ende dan sal Duc Dalba de heerschappie hebben over dese Nederlanden ende sal in alle steden de Wetten ende Justitien setten van sinen volcke naer hem goet duncken sal, ja so verre salt comen met dese Nederlanden (so den Duc voorschreven de overhandt behoudt), dat sy niet meer sullen genaemt sijn als t' graefschap van Vlaenderen, t' Hertoochdom van Brabant, Hollant, Zeëlant ende so voort, maer sullen genaemt sijn des Ducx de Alba bekeerde, ghewonnen nieuwe Christen landen. Waer op ick een yeghelijck gheve te bedencken, wat vrome Christenen, dat de Spaengiaerts sijn ende hoe dat sy levende sijn naer Godts gheboden. ( Christus secht: Ghy en sult gheen Overspel doen, jae die een Vrouwe aensiet om haer te begeeren, die heeft overspel in sijn herte met haer ghedaen. Die woort is gantsch onder die Spaensche Christenen voor sotheyt gheacht, want die den meesten Hoereerder, Vrouwecrachter, dief en moorder is, die is den vroomsten onder haer ghenaemt ende gerekent. Hoe menighe Jonghe dochter hebben sy in desen Nederlanden schandich vercracht ende ghevioleert, jae, menich mans vrouwe hebben sy in dese landen ghebruyct door cracht, foortse ende in des mans presentie. Hebben sy niet in Vrieslant twee hondert jonge dochters deyrlijck vermoordt, om dat sy haren wille niet en wilden doen? Dit is gheschiet by Heyligerlee; ende by Wijnschoten hebben sy wel driehondert dertich vrouwen en kinderen vermoort, om dat die Spaengiaerts op die plaetse gheslagen waren als Arenburch gheslagen was. Hoe Christelijck hebben sy by Maestricht geleeft! Haer buggerie ware een schande om te schrijven, die sy daer met beesten bedreven hebben ende al comen dese schandelijcke daden de heylige spaensche papen oft den Duc ofte andere Capiteynen te hooren, daer en wort gheen straffe over ghedaen. Oock segt Christus, dat een Crijsman sal te vreden wesen met sijn soldie, maer die Spaengiaerts en weten daer niet af te » buggerie = ontucht. Exod. 20 (Matth. 6 : 27, 28). Joan. 4 (Luc. 3 :14). spreken, maer nemen niet dan sy vinden, so het in Vrieslant ende in de Kempen aen die arme lieden beesten wel gebleken is. Sulcke vrome Christenen sullen van nu voort onse Nederlanden bewoonen, soo hy, Duck voornoemt de overhandt behoudt. Justicia, die Dienersse Godts en sal in dese landen niet meer ghebruyct werden, maer cracht, fortse ende ghewelt. Dbeghinsel heeft men aireede binnen Ghendt gesien, want die by der Justicien verwesen hebben gheweest te hanghen, die hebben die spaengiaerts ghenomen uut der Justicien handen ende hebben se levende gaen branden. Men roept ende secht altijts, dat tvolck van de schrift de overheyt niet gehoorsaem sijn; och Overheyt, Overheyt, sijn dese den Coninck gehoorsaem, die sijn Justicie niet en houden, maer doen aireede Justicie nae haren sin? Christus heeft die overheyt gehoorsaem gheweest; den edelen hoochgeboren Keyser Karei den vijfsten saligher memorie en hadde noyt sulcx dorven oft willen doen. Ick sie het comen; so hy voornoemt de overhandt behoudt: ons Edel sweert van Justicie sal in Spaengien ghevoert wesen ende haer schandelijcke moorderije sal hier in de landen ghebruyct werden. Oock meent den Duc voornoemt dat edel Vlies (twelck voor Christus tijden so menich jaer ghewonnen is gheweest) in Spaengien te stellgen ende zijn cruys Heeren in de plaetse te stellen; ooc is sijn meeninghe alle de groote beneficiën, die dese geestelycheyt toebehooren als Abdien, Prelaetschappen, Canonisien, Bisschopdommen ende meer ander hen te nemen ende sijn spaensche Papen daer in te stellen, jae niet selfs van alle cloosters sal hy nemen het goet, dat sy meer hebben dan sy verteeren connen, dat goet is hem gheschoncken van den Paus; oock sal hy grootelijcx nemen te quellen die vrome cooplieden, namelijck de Portegijsers, want hy sal ondersoeck sijn doende van den besneden ende soo wie men besneden vint, ende niet en betoonen can, dat hy ge- gebruycken = 1° gemeenschap hebben met. 2° gebruiken, verwijsen = veroordeelen. doopt is, sal verbueren sijn goet ende verbannen werden uut dese landen oft ten sy dat hy hem laet Doopen. Desen raede heeft hem oock gegeven den Grave van Meghen, om dat de Portegijsers onpartijch zijn ende nergens mede hen en moeyen, nochtans en salt int laetste den Grave van Megen niet baten, noch Mansvelt noch gheen Heeren van der Oorden, want hy Duc sal se al om den hals brenghen oft doen brenghen, hy mach se nu beloven, wat hy wil, sy sullen varen ghelijck vele etlicke edelen ghevaren zijn, die met Arenburch nae Vranckrijck trocken; hy gaf ze pardoen van dat sy misdaen hadden, maer als sy uut Frankrijk quamen, de belofte was uut; sy moesten tlant ruymen oft hy soude se alle hebben doen dooden. Sijn drooghe Jonckers hebben hen nu corts laten ontvallen, soo sy d' overhandt behouden, dat sy de seven natiën van Bruessel, midtsgaders noch vele Heeren dooden sullen, om dat sy nu niet willen consenteren dese ghifte ende die Catholijcsche Cooplieden, die hier sullen blyven resideren, daer sullen de Spaengiaerden daghelijcx seer veel goeden afcoopen ende drie ofte viermael seel wel betalen, maer ten laetsten alst vier ofte vyf duysent pont wesen sal, dan en sullen sy den coopman niet te wille wenschen ende wilt den coopman hem voort recht ontbieden, so sullen sy hem van Ketterie beschuldigen ende daer door wort den coopman blijde, dat hy swijghen sal; also sal den blijvenden coopman sijn goet eerlijck ghestolen werden. Ende in de ghemeene ambachts huysen, sal hy zijn Crijchslieden leggen, als nu in d' een stadt als nu in d' andere ende die sullen eten ende drincken, slapen ende waken ende dan gheen geit geven ende de huysman sal blijde toe wesen, want so sy daer tegen soude willen seggen, so souden sy hem voor een Ketter betichtighen ende sy souden ghelooft zijn by haerlieder woort, waer door den armen hüysman lijf ende goet verliesen ende sijn arme drooghe joncker» = of nar of kale jonku. natie — gilde (speciaal de Brnaselache worden aoo genoemd). te wille as Tolgena zijn wil* kinderen bedelaers gemaect soude worden. Door sulcke oorsake is den Prince van Oraingen beweecht met compassie, midtsgaders oock alle sine vrome bondtgenooten ende vermanen ons daerom tot bidden, namelijck den levenden God. Mijn lieve Broeders, den Edelen, lieven Prince van Oraingen en is dit niet doende om sijns persoons wille alleene, maer door de liefde Christi Jesu meest om zijns naestens wille, die nu so deerlijck in alle plaetsen onnooselijck ghedoot ende verjaecht worden, wiens bitterlijck schreven ende claghen tot sijn ooren daghelijcx is comende. Soo dese XVII Nederlanden bedorven werden, so is gantsch Duytschlant, Oostlant, Inghelant, Vrancrijck, Schotlant, Yerlant, Italien, jae gantsch Europa bedorven: daerom sijn wy, ondersaten des Conincx, schuldich van God ende onses eedts weghen, die wy den Coninck van Spaengien gedaen hebben in de blijde Incoemste ende oock in ons Burgherschap, den Vromen, Edelen Prince van Oraingen bystandt te doene, niet alleene dach ende nacht met onsen gebede, maer oock met ons lijf, leven, goet ende bloet, want soo wy sulcx niet en doen, so sullent ons kinderen ende kintskinderen beclaghen ende eeuwich int servituyt moeten blijven, jae in meerder servituyt dan oft sy van den Turcken ghevanghen waren. Metter waerheyt en soudt ick niet dorven segghen oft wy van onse negligentie voor God gheen rekenschap en sullen moeten gheven; want so wy gedaen hadden, als wy van Gods ende des Conincx van Spaengien, ons gherechtich Landtsheere schuldich sijn te doene, tot welvaert van sinen Landen, ghelijck wy belooft hebben, dus veel bloets soude aireede niet ghestort hebben gheweest. Daeromme een yegelijck doe, so hy voor God verantwoorden wille. Wy weten naectelicken wel, dat den Edelen, lancmoedigen, vromen, hoochgheboren Prince van Orainge met alle sijn Edelen, Vromen, Christelicken bondtghenooten den Crijch aenveerden tot bescherminge ende welvaert van den Edelen, hoochgeboren Philippus, Coninck van Spaengien, ons rechten Landtsheers der Nederlanden ende ooc tot grootmakinge des naems Gods. Dus dan, wie hy sy, rijck oft arm, vrouwe oft man, hy is schuldich den Heere te bidden dach ende nacht sonder ophouden, op dat desen grooten twist sonder veel bloetstortinghe ghepayseert mach werden; want den Prince van Oraingen en is gheensins ghesint geweest om bloet te storten, hadde hy dat connen beletten met eenighen middele, het hadde belet ghweeest. Maer hoe menigén brief dat hy gheschreven heeft aen den Coninck, gheen brieven en sijn tot sijnder handen gecomen, want de Spaensche Inquisitie heeft se al achtergehouden, jae den Keyser midtsgaders den Vorst Augustus hebben selve gheschreven aen den Coninck van Spaengien, maer sy en cregen geen antwoorde al schreven sy duysent jaer. Het bleec binnen Antwerpen wel, dat die Prince van Orainge gheen behagen en heeft aen bloet te storten, maer dat hy gesint was als Moyses ghesint was, den welcken voor sijn vyanden dagelijcx badt, so oock den Prince van Oraingen dagelijcx doende is, hy en gaet niet eenen avont slapen, hy en bidt God in den name Jesu Christi voor Duc Dalba sinen vyant, op dat hem God verlichten wille met sinen heylighen Gheest, so hy Paulo ghedaen heeft, die de kercke Christi Jesu vervolgende was. Lieve ende beminde broeders in den Heere, naer dien dat wy wel weten den doot ende uutganck der gheenre, die Gods woorden niet en hebben willen na volghen; daeromme sijn wy veroorsaect, soo verre wy den rechten aert, sin ende gheest Christi Jesu hebben voor onse vyanden God te bidden, dat hi haer herte, sin ende consciëntie verlichten wille met dat licht zijnder waerheyt, op dat sy haer dwalinghe moghen sien ende bekennen ende so afstandt doen ende salich wesen. So wy sulcx sijn doende naer de begeerte van den Edele Prince van Orainge, sonder twijfel de Heere sal ons gebet verhooren ende ons Psalm 147 (Pa. 147 : 10, 11). (Gen. 34 i 26). Jud. 9 (Richt. 9 : 53). Jnd. 13 (Apocriefe boek van Judith 13 : 1—10). 1 Reg. 38 (1 Sam. 31 : 4). 3. Reg. 3 (1 Kon. 2 : 29—34). 3. Reg. 22 (1 Kon. 22 : 31—38). 4. Reg. 3 (2 Kon. 8). 1. Reg. 17 (1 Sam. 17). geven sulcx als wy van hem begheeren. Al ist dat den Duc Dalba zijn hope sedt op de menichte sijnder peerden ende chrijsvolck, sijn hope sal ydel ghevonden zijn, want God en heeft gheen welbehaghen in de stercte des peerdts, noch aen des mans beenen, maer sijn wel behagen is over den genen, die hem vreesen ende in hem hopen alleene. So hem den voornoemden Duc niet en bekeert, hy leeft die Gods straffe over hem sal sien comen. Want Godt heeft oyt ghestraft den ghenen, die sijn woort ongehoorsaem ende wederstaen hebben; ende ter contrarien heeft oyt bewaert ende beschermt, die naer sijn woort gheleeft hebben. Hoe grouwelijck heeft God Sichem een soon Enia ghedoot met alle sijn borghers, om dat sy Dinam hadden geschent. Amelech, den tyrant wordt hy niet van een wijf met een stuck van eenen molensteen doot gheworpen? Daer betaelt hem God dat quaet, dat hy aen zijn tseventich Broeders begaen hadde. Holofernes den Tyant wort van Judith schandelicken ghedoot. Doen Saul langhen tijt teghen God ende sijn woort streedt ende de lanckmoedighe God langhe door de vingeren sach ofte hy wilde afstaen ende hem bekeeren, ghelijck hy nu met den Duc doende is; in somma, alst niet helpen en wilde, heeft hy hem selven doorsteken. Joab, hoewel hy een stranghe Crijchsman ende Hooftman was ende vele groote daden ghedaen hadde, moeste nochtans door het bevel Salomonis sterven, om dat hij twee Vrouwen mannen verradelijck ghedoot hadde. Ten staet Duc Dalba op gheen twee noch op drie hondert. Acham vergaet op die selve plaetse, daer Naboth ghesteent was, daer lecten de honden zijn bloet oppe; so hem de Heere te voren seyde, dat het gheschien soude. Benedab den Tyrant wert van zijn eygen sone Azahel vermoort; Jesabel, dat tyrannich wijf wort door tbevel Jehu ter vensteren uutgheworpen op die strate ende met peerden vertrapt, also haer de Heere te voren liet seggen. Den godloosen Goliad wort van David met een schandelicke oneer- Jijcke doot verworcht; alsoo alle godloose stoutheyt een kints eynde neemt, so oock haest met den Duc een eynde nemen sal door Gods cracht. Atalia, de bloetdorstighe Coninghinne, naer dat si alle des Conincx stamme ende saet uutgeroeyt hadde op dat sy alleene regeeren soude, is uut dbevel des Priesters Jojada jammerlijck vermoort geweest. Sennacherib, den Coninck van Syrië wort om veel Gods lasteringe ende onghehoorsaemheyt van Juda in de vlucht gheslaghen ende thuys in den Tempel van sijn eyghen sone gedoot. Sedechias, den Coninck van Juda, een booswicht voor God ende die weerelt, een pijnigher Jeremie, wort ghevangen ende door tbevel des Conincx van Babilonien worden sijn eyghen kinderen voor zijn aengesichte gedoot ende beyde sijn oogen werden uutgesteken ende so wort hy in Babilonien gevoert. Jae, den man Gods, om dat hy maer water en dronck ende broot adt teghen het woort des Heeren, wort van eenen Leeu verslonden. Om dat Achan maer verberghende was van den Jerichoschen goede, wert ter doot ghesteenicht met al zijn familie. Aldus heeft oyt God den tyrannen gestraft, die geen afstandt van haer boos, tyrannich leven ghedaen hebben. Ende ter contrarie heeft God oyt de sine bewaert, beschermt ende victorie ghegheven, die op hem vertrout ende verlaten hebben. Wy lesen als Amazias, den Coninck Juda met driehondert mael duysent weyrachtige mannen van twintich jaren oudt ende daer over in Juda vandt ende hem grouwelde noch; ende oock uut Israël hondert duysent strijdtbaer mannen op sinen cost soldie gaf, so quem tot hem een man Gods, seggende: 0, Coninck, geensins en sult ghy dat heyr Israël met u uutleyden, want God en is niet met Israël, noch met alle kinderen Ephraim, want ghy meent, dat de victorie staet in de stercte ende menichte des volcx. Ghy sult victorioseloos ende verleghen voor uwe vyanden stoutheyt = vermetelheyt. wert = werd hij (regel 19). weyrachtige = weerbare. Willem van Oranje 10 4. Heg. 11 (2 Kon. 11 11)1 4. Reg. 19 (2 Kon. 19 : 37). 4. Reg. 17 (2 Kon. 25 :6, 7). 3. Reg. 13 (1 Kon. 13 :11—24) Jos. 7. 2. Para. 25 (2 Kron. 25). 1 I i 4 < t I Jud. 7 . (Richt. 7). • I I M i 1. Reg. U (1 Sam. 14 ! 1—H). 4. Reg. 19 (2 Kon. 19 : 35—37). Para. 20 (2 Kron. 20 11—25). ilijven, want het staet alleene in Gods macht u te helpen ;nde u vyanden te verslane. Amazias volget wordt van den nan Gods ende gaf Israël de soldie op teghen de Idumeos »nde versloech op eenen dach thien duysent der sonen Jeyr ende thien duysent nam hy daer gevangen op eenen iteylen steen ende wierp se af, dat sy alle verpletten, jredeon meynde ten strijde te gaen met menichte van rolcke, het en heeft den Heere niet behaecht. Dies is hy ;hegaen met driehondert mannen teghen die Madianiten, lie int vlacke voor hem laghen met grooter menichte als iprinchanen sonder eenich sweertslach alleene met blasen, tiuylen ende crijsch hanteringe te maken, daer door sijn sy verschrict ende vluchtich gheweest,' soo dat sy malcanderen in haer eyghen sweerden vermoort hebben. Hoe wonderlijck gheeft God Jonathe, den sone Sauls ende sinen wapendrager stoutheyt, herte ende gemoet, dat sy alleene de Philistijnen aenvallen ende in eenen acker lengde weechs tweehondert mannen verslaen ende maken daer en boven eenen oproer in der Philistijnen legher, so datter eenen allarm ende vlucht in haer quam tot dat Israël den gheweldighen hoop daer toe quam, die se al versloech. Hoe wonderlijck leyt God ter neder hondert ende vijf entachtentich duysent Assyriers in het heyr Sinnecherib, door sinen Engele ende maect ooc, dat den Coninck selve van zijn eygen kinderen ghedoot wordt. Josaphat slaat door die cracht Gods eenen grooten hoop der kinderen Amon alleene metten ghebede ende lofsanck. Ja, dattet God so wonderlijck voechde, dat de kinderen Moab ende de kinderen Seir selve aen malcanderen vielen ende versloeghent tot eenen toe, alsoo dat Juda niet en dorste doen dan buyt ende roof vergaderen, dwelck sy in drie gheheele dagen niet en conden vergaderen. Hier uut dese sententie blijct naectelijck, dat die victorie wordt = het woord (regel 2). opgeven = overhandigen, toekomen = ontmoeten, die — dat (Iarael). niet ghelegen en is in menichte van Peerden oft van volcke, want het ghelt den Heere even ghelijck met weynich ofte met velen te helpen. Soo God selve spreect door den Propheet Ozee, segghende tot sijn volck: Ick wil u helpen, maer niet door boghe, sweert, crijch, ruyters ofte peerden, maer alleene om mijns naems wille. Alle menschen hulpe is ydel sonder God. Vana salus hommum; maer wijs sijn sy die op God betrouwen; so nu ende altijt doende heeft gheweest den Edelen, Hoochgheboren Prince van Oraingen. Van wiens lancmoedicheyt, saechtmoedicheyt, bermherticheyt ende medelijden veel te schrijven ware, want t' is wonder om uutspreken wat compassie hy heeft ghehadt op die arme verstroyde ende verjaechde menschen, als hij se siende was in die duytsche landen, menige tranen des herten heeft hy daer over gheweent, als hy overpeynsde het onghelijck, dat men hen doende was, gelijc men hem oock doende is met noch ontallijcke Edelen, maer voor het beste, dat hi hem troost in den Heere ende dunct, dat den knecht niet beter en is dan sinen Heere; oock dat oyt alle Christelijcke Princen, Vorsten ende Heeren groot aenstoot ghehadt hebben van die Goddeloose Princen ende Heeren deser weerelt, op dat God sijns volcx gheloove beproeven soude, gelijc men dat gout in den viere beproeft; alsoo heeft God, die Heere oock Isaac, Jacob, Moyses ende Abraham beproeft met lijden ende tribulatien; want Gods aert ende liefde is te straffen, die hy lief heeft. Daeromme spreect de Heere door den Prophete: Ick wil u reynighen, maer niet om silver ende gout, maer ick wil u mijn uutvercoren maken in den oven der ellendt. Salich is den man, die versoeckinghe verdraecht, want nae dat hy beproeft is, sal hy die croone des levens ontfangen. Daeromme versochte God Abraham, om dat hy sijn gheloove beproeven soude, soo hy oock nu den Prince met veel duysent menschen doende is. Moyses seyt tot sijn volck, als hy die vier- Vana salus hominum = (Pa. 60 : 13): menschen hulpe is niet orbaerlick. (16e eeuwsche vertaling; Zaraphya zelf heeft ws. de Vulgaat gebruikt, want alleen de tekst op het titelblad stemt overeen met de vertaling volgens de Emdcnsche Bijbel). 1. Reg. 18 (Richt. 7?). Ozee. 1 (Hos. 1 :7). David 18 (Ps. 118). Apoe. 3 (Openb. 3 : 19). Jsa. 48 (Jea. 48 :10). Jae. 1 (Jae. 1 112). Gene. 22 (Gen. 22 11—14). Exod. 20 (Exod. 20 : 20). Math. 4 (Matth. 4 : 1—11). Eccle. 2 (Spr. 27 : 21 of Spr. j 17 : 3). Paal. 66 (Pa. 66 : 10). ' Joan. 16 (J.e. 1 s 2). Petr. 4 (1 Petr. 4 : 12). Heb. 13 (Hebr. 12 i 5—8). Job. 5 (Job. 5 t 18). vlamme, donder ende heyrhoren des Berchs Sinay hoorden: En vreest u niet, ghy cleyn van gheloove, want God is comen op dat hy u beproeve met sijnder verschrikkinghe. Also beproeft hy ooc nu zijn volc door tyrannie ende wreetheyt. Daer omme ghedoocht God beyde over Job ende Tobiam den gheessel der blintheyt, ons nacomelinghen tot een exempel. Op dese wijse ende maniere werdt oock Christus versocht. Also dat gout door dat vier of den tichel, alsoo worden die uutvercoren menschen geprobeert in den oven der tribulatien ende ootmoedicheyt. Den Coninck David roept: Heere, ghy hebt ons gheprobeert ende met vier ondervonden. Lieve broeders, acht doch voor enckel blijschap, als ghy in alderley aenvechtinge valt ende weet, dat u beproefde gheloove verduldicheyt werct ende tribulatie baert ghedult ende gedult proeve ende proeve hope ende hope laet niemant tot schande comen. Och, lieve broeders, en wilt toch gheensins vlieden van den Heere in de hitte uws lijdens dat om u te versoecken van God wert opgheleyt. Want ghy moet verootmoedicht werden door menigerley lijden, op dat u geloove reynder dan gout bevonden worde. En wilt doch des Heeren castijdinge niet verachten, want salich is de mensche, die van den Heere ghecastijdt is. Daerom en laet de roede ende dat schelden des Heeren niet te vergeefs achten, want hy wont ende heelt, hy slaet ende geneest. Oock is onse sonde een oorsake aller cruycen ende tribulatien beyde om die voorleden te boeten ende af te nemen ende die toecomende te verhoeden. Leest Moyses ende alle propheten ghy en vint nergens geen plage ofte straffe, die se niet te voren verdient hadden. God en is ons geen vyant, maer uut groote noot ende liefde straft hij ons om die sonden van ons te stieren ende te weeren ende van onsen boosen loop te trecken, want die roede is tot huyshou^ingë also noodich als broot, also wy dage- tichel = tegel, probeeren = beproeven. lijcx bevinden. Het is God leet ,dat ons eenen vinger sweert, ja dat wy hardt treden, wanneer het niet den noot onser verkeerder natuere en eyste ende wesen moeste. Overlegt alle cruycen der heyligen ende onheyligen, so vindt ghy de sonde een oorsake te sijn om de selve sonden te weyren, op dat de sonde gedoot sijnde niet weder op en come in den godloosen. Leest Jeremiam ende alle Propheten doorgaens, so vint ghy altijts een aengehechte oorsake alle straffe ende tribulatie. Ende dat nu God so menich vroom Christen, edel ende onedel, rijck ende arm, man ende vrouwe, met tribulatien quelt, die doch voor hem uut ghenaden reyn ende sonder smerten zijn, geschiet ter des er meeninge, uut genaden, om dat God haer voor het sondighen wil behoeden; men moet een ghebruyneert, ghepalleert schoon blinckende yser ooc gebruycken, maer niet omdat het reyn sijn soude, want het is reyn ende schoone, maer om dattet niet roesten en soude, so gebruyct men het selve. Also vaecht ende besnijt oock God de vruchtbaer rancken, op dat sy meer ende meer vruchten voort bringen soude ende met wilde houten bladeren niet en souden overwassen ende also ontyich veriuys oft wijndruyven voor goeden wijn draghen. God wentelt se altijt, op dat sy niet aencleven ende op der aerden mostich worden, want sonder allen aenhanck behooren sy reyn in dat rijcke Gods. Dus, mijn lieve broeders, en laet ons dese onse tribulatie niet verachten, want onse tribulatie die tijthjck is, maeckt een eeuwighe ende boven mate groote, diepe heerlijcheyt. Indien niet en sien op dat sienlijck is, maer dat onsienlijck is, oock drijft ons lijden ende tribulatie tot God ende leert ons bidden; soo den Prophete segt: Heere, in haerder noot hebben sy u gesocht ende als ghy se castijt, so roepen sy u ernstelijc aen, wanneer 't hen qualijck gaet, so segghen sy: Coemt, laet ons tot den Heere gaen, want hy heeft ons ver- bruyneren en palleeren = polijsten, omdat = opdat (regel 16). veriuys = sap van onrijpe druiven, mostich — schimmelig. Jere. 2, 3, 4, 6. 2. Cor. 4 (2 Cor. 4 : 17). Jee. 26 (Jet. 26 :16). Ose. 6 (Ho.. 6 11). Nam. 26 (Num. 16 : 2, 3). Nek, 9. Jod. 1 (f). Exod. 20. Joan. 10 (Joh. 10 : 1—5). Joan. 15 (Joh. 15 : 14). Apo. 3 (Openb. 3 : 15, 16). schuert, hy sal ons oock heelen; hy heeft ons geslagen, hy sal ons binden. Siet, hoe over al den noot David leert bidden, also dat den meestendeel sijnder Psalmen niet anders en sijn, dan een uutgedruckt suyver ghebet, also oock 2 Reg. 24 staet: Siet Israël, hoe dat sy altijdt benaut sijnde door tribulatie, Moysen, Josua, Samuel ende meer anderen aenvielen om voor haer te bidden. Daerom spreect oock den Prophete in die stemme des volcx tot Godt: In der tijt der noot riepen sy tot u ende ghij heb se van den hemel verhoort ende uut die menichte uwer genade u haerder ontfermt ende haer victorie ghegeven. Lieve broeders in den Heere, een dinck wordt seer beclaecht in vele landen van de vrome Christenen, tsy edelen ofte onedelen, die den Heere na volghen, dat is, datter nu so menich mensche is in onse nederlanden bevonden, die eertijts vrome Christenen waren, ymmers so sy hen ghelieten ende hielpen, maer nu het cruyce gecomen is, dwelck ons noodiger is dan eten oft drincken, ja dan silver oft gout, sy souden hen nu schamen Christum te kennen; hen lieder spreecwoort is nu God lief te hebben en synen naesten te doene als hen selven, is my ghenoech ende met dese woorden gheven sy te kennen haer eyghen boosheyt. Ende schuyven haer eyghen schanden uut; want sy bekennen daer mede, dat sy boosdaders ende guychelaers sijn. Can yemant metter waerheyt segghen, dat hy Godt lief heeft, die daghelijcx is doende, dat God verbiet? T' is verre van daer. Christus schaepkens kennen sijn stemme ende sy volghen *ïem na, t' sijn Tühristus vrienden, die doende zijn, dat hy ghebiet ende niet dat hy verbiet; gelijck nu duysent guychelaers doende sijn, dat sy over twee jaer voor quaet ende wercken der verdoemenisse hielden, dat willen sy nu voor goet sustineren door dat sij dagelijcx sulcx syn doende door vreese vant cruyce. Ten rechten is van sulcke guychelaers gesproken, dat se God uut synen mont spouwen sal, midts dat sy noch heet noch cout sijn, aenvallen = komen tot. maer lau. Voorwaer, voorwaer, nae de leere Christi Jesu hoerjaghers, moordenaers sullen voor de sulcke int rijcke Gods gaen, Wel te rechte heeft Christus nu veel liefhebbers sijn tshemels rijcx, maer weynich nadraghers sijns cruys; hy heeft er vele, die sijns troost begeeren, maer weynich, die sijnder tribulatien begeeren; hy heeft er vele, die sijnder spijs ende disch begheeren, maer weynich, die sijnder afbreken ende vasten begeeren; vele willen wel met Christo vrolijck sijn, maer weynich willen met hem lijden; veel volghen Christum na tot breken des broots, maer weynich sijn der, die he mna volghen tot het drincken des kelcx sijnder martvrisatie. Veel eeren syn wonderen ende teeckenen, maer weynich volghen nae den smaedt ende lasteringhe des cruycen; veel hebben Christum lief, alsoo langhe hen gheen teghenspoet en ghemoet. Veel loven ende spreken van hem wel, te wijle sy troost, voorspoet ende gheluck van hem ontfanghen, maer verbercht hem Christus een weynich tijts van hem, so vallen sy aent clagen ende toogen groote onbestandicheyt. Maer die Christum om Christum ende niet om synen troost lief hebben, die spréken van hem wel ende loven hem uuten gront haers herte in al haer droevenisse ende benautheyt, effen als in de alder grootste ende hoochsten troost haers herten, ja oft hem God nemmermeer troosten en wilde, maer haer altijdts toe sonde druck, lijden, tribulatie, verlies van goet, ja van wijf ende kinderen, so loven ende dancken sy God altijt. So vele vermach die louter liefde Christi Jesu. Och lieve broeders, oft ghy die rechte liefde Christi Jesu hadde, so ghy u laet duncken ghy en sout door oft om cruyce Christi Christum niet versaken ende sijn weghen laten te wandelen; want int cruyce Christi ist al gelegen, dat ons noodich is ter salicheyt. Dat teecken des cruycen sal in den hemel sijn, waer me de heere comen sal om te oordeelen. Dan sullen alle dienaers des cruycen, die hen des ghecruysten in den leven gelijcformich gemaect hebben, met groote sekerheyt ende betrouwen Christo den rechter toe treden. Waerom vreest ghy dan u, (o, arme mensche, o cleyne van geloove,) dat cruyce Christi, door welcke men in dat rijcke Gods coemt? Int cruyce is salicheydt, int cruyce is dat leven, int cruyce de bescherminghe voor de vyanden. Int cruyce is de inghietinghe van die opperste soeticheyt. Int cruyce is die sterckte der victorien gheleghen, int cruyce is die blijschap des gheests, int cruyce is die hoochste duecht, jae het cruyce Christi is soo vruchtbaer, dat het den mensche God so geheel gelijc make, so dat God, eer hy de sine 6onder cruys liete, hy soude eer cruyce ende lijden van niet scheppen. Jae, hy soude liever maken, dat alle onvernuftighe creatueren tegen haer op stonden ende haer sloeghen, maer wy sijn in desen raet Gods onwetende ende en willen daerom als de Joden den raet cort niet af lijden. Also David spreect: Concilium Domini no sustinuerunt. Ratio, quia non intellexerunt. Och, hoe is onse natuere so geheel verdorven: dat ons tot God leyt ende tot alle duecht, dat haten wy. Gheen sake en beweecht ons meer tot bidden dan t' cruyce ende om van God eenige saken te verwerven en is ons niet nutter van noode dan bidden. Dese kennisse hebbende door den heyligen geest Gods den edele, vrome, hoochgheboren Prince van Orainge, midst alle sijn vrome, edele bondtgenooten, bidden ende begeeren uuten gront haers herten, dat alle menschen voor hen willen bidden met een vast gheloove ende ghemoet sonder ophouden, op dat hen dien crachtipen, almachtigen God wil beschermen voor verraderije, oock verleenen geluck, voorspoet ende victorie tegen sinen vyant, dien hy noyt met eenighe soeticheyt heeft connen te vrede gestellen. Ick hope ende en twijfel daer niet aen, so wy afstandt doen van alle onse boosheyt ende den heere met een reyn, suyver herte biddende sijn, de goede, rechtveerdige, getrouwe God sal de edele, vrome Prince van Oraingen victo- Concilium Domini non sustinuerunt: Ratio, quia non intellexerunt: Zij hebben den raad des Heeren niet gehouden: De reedslag, omdat zij hem niet verstonden. rie geven. Ja, hy sal (hoop ick door die cracht Gods) den Duc Dalba sulck een hertgrondighe verschrikkinghe ende vrees doen hebben, dat hy tot die oprechte kennisse sal comen door die cracht Gods, so menigen, verherden, wreeden tyrant ende Gods lasteraer door benautheyt ghecomen is, so men can lesen van Manasses, Achas, Nabuchodonoser, Antiochus, hoe gr ouwelij eken tyrannen sy waren; door benautheyt zijn sy tot den heere bekeert ende hebben ooc genade by den Heere bevonden. Daerom is ooc in sonderheyt aldermeest des Princen begeeren, dat wy bidden souden, dat hem Duc D'alba mochte bekeeren en salich wesen; want het noch niet te late en is, want een mensche geleeft hebbende hondert jaren in boosheydt ende afstant doende van de selve boosheyt en leven in gerechticheyt, maer een maent, ja maer eenen dach, die voorleden boosheyt en sal de gerechticheyt niet verhinderen. Want God is soo ghenegen door sijn bermhertige natuere tot bermherticheydt, dat al waer de gantsche werelt een hoop drooghe werck ofte vlas in een gewrongen ende tmiddel van den hoop laghe gans vol vier, noch en soude dat so haest niet ontsteken sijn, als Godt met bermherticheyt ontsteken is op alle menschen, tsy rijck ofte arm, die afstant doen van haer boos leven. Warachtich ende claerlijck eyst te mereken uut dese vriendelijcke begeerte van bidden, in sonderheyt, dat hy voor sijn vyant wil hebben gebeden, dat hy den geest Christi heeft. Ende ghesint is, so Christus gesint is; want Christus en begeert den doot der sondaren niet, maer dat hy hem bekeere ende leve. Also is oock de meeninge ende intentie van den edelen, lanckmoedigen, hoochgeboren Prince van Oraengien met alle sijn bontgenooten; op dat hem den Duc voornoemt bekeere ende leve. Wy mogen wel dencken, dat den Duc voorschreven niet beter en weet, so Paulus niet beters en wiste, als hy de Kercke Jesu Christi vervolghende was; ja al sulcx een vervolginge en is nu niet binnen geheel Europa, want die maer en beleet, Ezec. 33 (Ezech. 33, passim). Cypri. super Matt. 1. Ezec. 33 (Ezech. 33, passim). Jee. 5 (Jae. 1 : 17). dat Christus den levende Gods sone was, die nam hy gevangen, nochtans heeft hy Van gode genade vercregen. So doet oock den schaker, die noyt binnen sijn leven duecht ghedaen hadde. Tis goet te vermoeden, dat den Hertoge met veel Spaengiaerts niet beter en weten, want dat den Hertoge beter wiste, hy en soude met sulcke beuselinghe niet omme gaen, als met stinckende beenderen over hem te dragen, die hy religieus heylichdom noemt, maer dese groote beuselaers verdooven hem dus. Gelijc sy hem deden te verstane, dat hy geen victorie hebben soude voor hy alle de Lutheranen gedoot hadde, op welcke logenachtige woorden hy alle de edelen tot Bruessel dede dooden, ja niet self die twee heeren van der Oorden, namelijc den Grave van Egmont ende van Horne, maer aengaende de politische saken weet hijt wel beter dan hy doende is, maer den eergierigen duyvel heeft hem ghevangen by der kele, waeraf hy niet verlost can sijn dan door God, want alle goede gaven ende perfecte gaven sijn comende van boven nederdalende als van den vader der lichten. Ende midts dat God alles in allen is, die alleene geven can die kennisse der waerheyt, laet ons na des Princen begheerte God bidden, op dat den Duc voornoemt verlicht mach wesen sijn sonden bekennen, so Manasses, Sacheus ende den moorder gedaen hebben, de welcken alle te samen van God genade vercregen, dwelck hem ooc God jonne door synen eenigen sone Jesum Christum. Dan welcken sy prijs, cracht, glorie ende gewelt van eeuwicheyt. Amen. CONCLUSIE: Voor het slot, mijn Üeve ende beminde Broeders in den Heere, alle die dit cleyn Boecxken sullen lesen oft hooren lesen, U sy hertgrondich gheboden, dat ghy ter herten neemt die bede, die U de Edele Prince van Oraingen met zijn bondtgenooten, biddende is, namelijck, dat ghy U schater = moordenaar (TOOral gezegd T»n die tan *t krnie). lieden al te samen wilt voeghen om voor hem te bidden, op dat hem God wil bewaren ende beschermen voor verraderije en wil victorie verleenen sonder veel bloetstortinge ende ooc voor sijn vyanden, op dat se God bekeere ende salich werden. Maer eer ghy den Heere bidt, wilt U tot bidden bereyden nae het uutwijsen van dit cleyn Boecxken; anders soudt ghy bidden ende niet verhoort werden ende dat souden menich mensche beclaghen ende met den halse moeten betalen, want voorwaer de tyrannie en is so groot niet gheschreven in dit boecxken, duysentmael meer sal hy tyrannie doen, crijght hy d' overhant, maer daer voor en dorven wy niet vreesen noch sorgen, want sy sullen met Moyses victorie verwerven, al die voor haer vyanden biddende zijn. Ende so den Hertoghe niet bekeeren wil, soo sal hem God met sulcken straffen doot straffen, als hy noyt tyran gedaen heeft, daer en is gheen twijfel aen. Laet ons den Heere bidden met een reyn, suyver herte; eer twee Jaren sullen dese landen prospereren meer dan sy binnen twintich Jaren ghedaen hebben ende dat alleene door de cracht Gods, met welcke cracht hy ons wilt by staen uut genaden alle den tijt ons levens. Amen. Ghemaect by my Adrianum Zaraphya, dienaer des Goddelijcken woorts by den edelen Prince van Oraingen, Datum 1568, den 21. Septemb. INHOUD TEN GELEIDE 5 INLEIDING 7 VERANTWOORDINGE 23 «/ Corte Tafel 25 T' Verantwoorden 29 Daghement teghen den Prince 82 'f'**" d' Antwoorde des Princen opte brieyen van Dagemente 89 Antwoorde des Princen aan den Hertoghe van Alven 97 VERKL ARINGHE 99 * * ) , WAERSCHOWINGHE 117 ' HERTGRONDIGHE BEGHEERTE 129 7 ' 5Y