SOCIALISTIESE OPVOEDINGSEN ONDERWIJS- DENKBEELDEN DOOR P. KLINKENBERG SOCIALISTIESE OPVOEDINGSEN ONDERWIJSDENKBEELDEN Jjrzr- SOCIALISTIESE OPVOEDINGSEN ONDERWIJSDENKBEELDEN ACADEMIES PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DE GRAAD VAN DOCTOR IN DE LETTEREN EN WIJSBEGEERTE AAN DE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM, OP GEZAG VAN DE RECTOR MAGNIFICUS L H. HUMANS, HOOGLERAAR IN DE FACULTEIT DER RECHTSGELEERDHEID, IN HET OPENBAAR TE VERDEDIGEN OP WOENSDAG 29 MAART 1933, DES NAMIDDAGS TE 41/, UUR DOOR PI ETER KLINKENBERG GEBOREN TE EDAM 1933 N.V. DE ARBEIDERSPERS - AMSTERDAM Aan het einde mijner academiese studie gekomen, gevoel ik mij gedrongen, aan allen die tot mijn wetenschappelike vorming hebben bijgedragen, openlik mijn hartelike dank te betuigen. Allereerst aan U, hooggeleerde Kohnstamm, hooggeachte Promotor, voor Uw colleges in pedagogiek, welke door de wijsgerige behandeling der problemen niet alleen mijn in* zicht hebben verdiept, maar bovenal voor mijn wereldbe* schouwing van zo grote betekenis zijn geweest Niet minder erkentelik ben ik U voor de hoogst welwillende wijze, waarop Gij mij bij het schrijven van mijn proefschrift hebt gesteund. Ook U, hooggeleerde De Boer, tans in otio cum dignitate, ben ik dank verschuldigd voor Uw inleidend onderwijs in wijsbegeerte en psychologie. Met niet minder dankbaarheid, hooggeleerde Bonger, denk ik terug aan Uw colleges in sociologie, waarop Gij op boeiende wijze de historiese ontwikkeling dezer wetenschap ontvouwdet. U, hooggeleerde Brugmans, betuig ik mijn erkentelikheid voor de bereidwilligheid, waarmee Gij mij, als bezitter van de bevoegdheid tot het geven van middelbaar onderwijs in de Geschiedenis, vrijsteldet van Uw colleges, waardoor het mij mogelik werd gemaakt, de door mijn leraarschap uiter* aard beperkte tijd hoofdzakelik te kunnen besteden aan de voor mij geheel nieuwe hoofdvakken mijner studie. Mogen tenslotte allen, die mij op een of andere wijze behulpzaam zijn geweest bij het verzamelen van het zeer verspreid liggende materiaal, verzekerd zijn van mijn op* rechte dank. Met name voel ik mij in het biezonder verplicht aan Dr. C. A. Steenbergen, aan wiens rijke bibliografiese kennis ik menig waardevolle wenk te danken heb; en aan het Centraal Bureau voor Onderwijsadviezen van de Bond van Ned. Onderwijzers voor de onbekrompen wijze, waar» op het aan mijn wensen inzake aanschaffing van boeken en tijdschriften, welke in geen Nederlandse bibliotheek aan* wezig waren, tegemoet gekomen is. VOORWOORD. n de volgende studie heb ik een onderzoek ingesteld naar ontstaan en ontwikkeling van de pedagogiese ideologieën, JL welke door het socialisme in zijn voornaamste ver» schijningsvormen zijn voortgebracht, en naar de wijze, waarop enkele dezer ideeën reeds in de practijk worden toegepast Ik heb hierbij de beschrijvendsverklarende, immanent» critiese methode gevolgd, Aan deze niet#waardebepalende descriptieve behandeling, ligt de opvatting ten grondslag, dat de grondovertuigingen van een levens» en wereldbe» schouwing, en van de nauw daarmee samenhangende maat» schappijsbeschouwing van supra»logiese aard zijn, en zich dus onttrekken aan elke critiek, die haar uitgangspunt neemt in de vóórsonderstellingen van een ander axiomen* stelsel. Alleen in het laatste hoofdstuk, waar ik heb samen* gevat en conclusies getrokken, liet ik eigen beginselen spreken, waar ik het nodig oordeelde, richtlijnen aan te geven voor pedagogies handelen in socialistiese zin. HOOFDSTUK I. SOCIAAL*DEMOCRATIESE PROGRAMEISEN BETREFFENDE HET ONDERWIJS. HISTORIESE INLEIDING. Al naarmate bij opvoeding en onderwijs het accent gelegd wordt op het kind als wordende individuali* teit of als wordend gemeenschapswezen, spreekt men van individualistiese. beter gezegd „personalistiese", óf van sociale pedagogiek. In de geschiedenis der opvoedkunde wisselen beide richtingen elkander af, in verband met het nu eens overheersen van een meer atomistiese, dan weer van een meer collectivistiese maatschappijsbeschouwing. De personalistiese pedagogiek beschouwt de menselike persoonlikheid als de individuatie, verbiezondering, van het algemene Mens#zijn, als een gesteldheid van dit Algemene, die zich door een irrationaliteit onderscheidt van elke andere. De persoonlikheid is een „Einmaligkeit", in diepste wezen onvervangbaar. Voor de personalistiese pedagogiek geldt onvoorwaardelik het: individuum ineffabile est. De persoonlikheid is doel op zich zelf, en in verband hiermee is het opvoedingsdoel dezer pedagogiek dan ook gericht op de ontwikkeling van alle mogelikheden, die in het kind gegeven zijn, om het in staat te stellen later zijn persoonHke bestemming te kunnen volgen, zijn wezen op de zuiverste wijze te kunnen uit» drukken. De neo*humanistiese pedagogen formuleerden dit aldus: in iedere mens is te wekken de idee van het mensdom in zijn hoogste en rijkste ontplooiing. Epigrammaties is dit Persoonliksheidsideaal door Goethe het schoonst vertolkt in diens Vier Jahreszeiten: „Gleich sei keiner dem andern, doch gleich sie jeder dem Höchsten*Wie das zu machen? Es sei jeder vollendet in sich". Dat in deze absolute zin het opvoedingsobject wordt geabstraheerd van de histories geworden politieke*, economiese* en cultuurgemeenschappen, waarin het leeft en later zal moeten functionneren, is duidelik. Op deze verabsolutering van de Persoonlikheid nu richt zich de critiek van de sociale pedagogiek. Deze gaat uit van het sociaabpsychologies postulaat, dat in de mens het sociale primeert, dat hij krachtens zijn ingeboren sociale instincten in de eerste en voornaamste plaats een sociaal wezen is, en dus de opvoeding tot doel moet hebben: de aanleg tot gemeenschapswezen te ontwik* kelen. Ook cultuurpsychologies beschouwd is de mens vóór alles lid ener gemeenschap: de cultuur, stoffelik en geestelik, is niet denkbaar zonder een samenleving en een wissel* werking tussen de leden der collectiviteit. Hetgeen Paul Natorp, de bekende sociaal*pedagoog, aldus uitdrukt: „Der Mensch wird zum Menschen allein durch menschliche Gémeinschaft Der einzelne Mensch ist eigenthch nur eine Abstraktion, gleich dem Atom des Physikers."1) Door de gemeenschap tot Gemeenschap is dan ook de sociaal*pedagogiese leuze. Acht de pedagoog in de als volks* eenheid gedachte bestaande maatschappij de Gemeenschaps* gedachte verwerkelikt, dan betekent sociale opvoeding: opvoeding tot actief*staatsburgerschap. Vat men echter Gemeenschap niet op als een „Sein", maar als een „Sollen", dan kan de sociale pedagogiek haar doelstelling niet ont* lenen aan de gegeven maatschappelike werkelikhejd, maar moet zij normatief zijn, d.w.z. gericht op de verwerkeliking van nieuwe Gemeenschapswaarden. Bij Natorp, als Mar* burger Neo*Kantiaan, is het de zedelike Idee, die in de mensengemeenschap moet worden gerealiseerd, zal deze in waarheid Gemeenschap zijn. Deze norm is dus van aprioris* tiese aard. Een sociale pedagogiek kan haar normen echter ook afleiden uit een maatschappelik ideaal geboren uit het sociaal*economies inzicht, dat de bestaande maatschappij de toets van een, de algemene stoffelike en geestelike be* hoef ten bevredigende, gemeenschap niet kan doorstaan. Of nu een aprioristies*ethiese norm of een naturalistiese i.c.' sociaal*eudaemonistiese waardemaatstaf wordt aangelegd bij het bepalen van het opvoedingsdoel, in beide gevallen gaat dit uit naar de verwerkeliking van Gemeenschaps* waarden, die onder het kapitalisme naar dit normbesef moeten worden geschonden, daar de kapitalistiese maat* schappij door haar klassentegenstellingen verdeeld is in zich zelf, er dus van Gemeenschap harer leden, in de zin van zedelike en geestelike verbondenheid, geen sprake kan zijn. In tegenstelling tot die sociale pedagogiek, welke naar laatstgenoemde opvatting steunt op de „fictie" ener ware ») P. Natorp. Sozialpadagogik Theorie der Willenserziehung auf der Grundlage der Gémeinschaft. 4e Aufl. Stuttgart 1920. S. 85. volksgemeenschap, wat veel harer maatregelen tot onvrucht* baarheid moet doemen, daar deze geen voedingsbodem hebben in de sociaal-economiese werkelikheid, moet die sociale opvoedkunde, welke uitgaat van het „feit" der klas* senmaatschappij en de klassenstrijd aanvaardt als middel, om te komen tot de klassenloze samenleving, voorwaarde tot waarachtige Gemeenschap, socialistiese opvoedkunde worden genoemd. Waar sociale opvoeding, om met P. Barth I in diens Geschichte der Erziehung1*) te spreken, „voortplan* I ting der bestaande maatschappij" is, bedoelt socialistiese op? voeding bij te dragen tot de revolutionnering der bestaande I samenleving. Daar alle richtingen van het socialisme het* klassenstrijdstandpunt gemeen hebben, kunnen wij als voorloopig resultaat dus deze definitie opstellen: socialistiese opvoeding is opvoeding op de basis der socialistiese maat* schappijbeschouwing, met de daaruit gededuceerde idee van de klassenstrijd als leidend beginsel. Nu dient in de eerste plaats de vraag te worden beant» woord: wanneer is het socialisme zich van de noodzakelik* heid ener eigen socialistiese pedagogiek bewust geworden? Zolang het wetenschappelik socialisme zich hoofdzakelik in de theoretiese sfeer bewoog, dus nog geen machtige arbeidersbeweging in het leven had geroepen, die in de bestuurscolleges van stad en land invloed op de wetgeving kon uitoefenen ten bate van de arbeidersklasse, heeft het zich slechts occasioneel met onderwijs* en opvoedingsvraag* stukken bezig gehouden. Wat de opvoeding betreft, is dit mede te verklaren uit de mechanistiese interpretatie van het Marxisme, i.c. van het histories*materialisme, welke ontstaan en verbreid is door de popularisatie van Marx' maatschappijsbeschouwing, het z.g. „vulgair"*marxisme, dat nu nog te beschouwen is als de geloofsbelijdenis van het bewuste proletariaat. Dit leert, dat de ideologiese bovenbouw mechanisties*causaal uit de sociaal* economiese onderbouw der maatschappij te verklaren is, dus dat de ideologieën in laatste instantie afleidbaar zijn uit de productiesverhoudingen, en door deze in haar ontwikke* ling worden bepaald. Toegepast op de ideologie „opvoeding" betekent dit, dat onder het kapitalisme de opvoeding naar **) Die geschichte der Erziehung in soziologischer und geistesgeschicht* licher Beleuchtung. 4e Aufl. Leipzig, 1920. doel en methode streng gedetermineerd moet zijn door de burgerlik*kapitalistiese productiewijze, dat zij derhalve noodzakelik de strekking moet vertonen, door bewuste over* dracht der burgerlike ideologieën op het jongere geslacht, dienstbaar te zijn aan de instandhouding van de kapitalis» tiese maatschappij. Streng economies*deterministies gedacht, kan het denken, voelen en willen van de mens onder het kapitalisme niet omgevormd worden tot socialisties denken, voelen en willen, daar het bewustzijn de reflex is van het maatschappelik*zijn. Anders gezegd: de opvoeding tot socialisties gemeenschapsmens moet onder het kapitalisme een utopie blijven, doordat deze anticipeert op maatschap* pelike structuurveranderingen, die de sociaal*economiese voorwaarden in zich bergen voor de mogelike verwerkeliking van het socialisme. Ook het probleem van socialisties onder* wijs wordt in de oudere vulgair*marxistiese literatuur niet eens gesteld, laat staan behandeld. Volgens haar beschou* wingswijze toch moet de school onder het kapitalisme een klasse*instrument der heersende bourgeoisie zijn, welke als zodanig nooit te benutten is voor de intellectuele ontwikke* ling van de proletariese jeugd in socialistiese zin. Het weinige, wat er nog vóór het optreden van het revi* sionisme (± 1900), over het onderwijs is geschreven, vindt men niet in de geschriften van de oudere apologeten van Marx, maar in die van de meester zelf. In het Communisties Manifest (1848) van Karl Marx en Friedrich Engels, wordt onder de maatregelen, in de econo* mies verst gevorderde landen toe te passen door het tot politieke macht gekomen proletariaat, genoemd onder n°. 10: „Openbaar en kosteloos onderwijs voor alle kinderen.. . Verbinding van de opvoeding met de stoffetike productie enz.2) Deze gedachte van de „productie*school" duikt weer op, en wordt dan nader gemotiveerd en uitgewerkt, in de door Marx ontworpen resolutie over „de Kinderarbeid", aangenomen door het congres der „Internationale Arbeiders* associatie" („Eerste Internationale"), in 1866 te Genève gehouden. „Wir betrachten die Tendenz der modernen Industrie, Kinder und junge Personen beiderlei Geschlechts zur Mit* wirkung an dem Werke der gesellschaftlichen Produktion *) Het Kommunistisch Manifest, (vertaald door F. v. d. Goes, Amster» dam, 1930) bl. 64. heranzuziehen, als eine fortschrittliche, heilsame und be» rechtigte Tendenz, obgleich die Art und Weise, auf welche diese Tendenz unter der Kapitalherrschaft verwirklicht wird, eine abscheuliche ist. In einem rationellen Zustand der Gesellschaft sollte jedes Kind ohne Unterschied vom 9 Jahre an ein produktiver Arbeiter werden (Op dit ogenblik echter komt het er op aan, de kinderarbeid te beperken. Het recht der kinderen en half «volwassenen moet wettelik worden beschermd) „der aufgeklartste Teil der Arbeiterschaft versteht voll* standig, dasz die Zukunft seiner Klasse und damit die der Menschheit durchaus von der Ausbildung der werdenden Generation abhangt. Er weisz, dasz vor allem anderen die Kinder und jugendlichen Arbeiter vor den erdrückenden Wirkungen des gegenwartigen Systems geschützt werden müssen. Von diesem Standpunkte ausgehend, sagen wir, dasz Eltern und Unternehmern durch die Gesellschaft die Er* laubnis zur Ausnutzung der Arbeit von Kindern oder jungen Personen nur unter der Bedingung gegeben werden darf, dasz jede produktive Arbeit mit Bildung verblinden wird. Unter Bildung verstenen wir drei Dinge: Erstens: geistige Bildung. Zweitens: körperliche Ausbildung Drittens: technische Erziehung, welche die allgemeinen wissenschaft* lichen Grundsatze aller Produktionsprozesse mitteilt und welche gleichzeitig das Kind und die junge Person einweiht in den praktischen Gebrauch und die Handhabung der elementaren Instrumente aller Arbeitszweige. „Die Verbin* dung von bezahlter produktiver Arbeit mit geistiger Bildung, körperlicher Uebrung und technischem Unterricht wird die Arbeiterklasse weit über die höheren und mittleren Klassen heben." 3) Tot deze idee van de verbinding van productieve arbeid (in het machinale grootbedrijf) met onderwijs en gymnastiek was Marx gekomen door de bestudering van de rapporten (van 1865) der Engelse fabrieksinspecteurs, die tevens had* den te waken over de navolging van de bepaling der f abrieks* wet van 1864, welke betrekking had op het verplichte fabrieksonderwijs aan kinderen onder de 14 jaar, die werk* ten in de „gecontroleerde" fabrieken. Marx vertelt van de *) Karl Marx. Die Inauguraladresse der intern. ArbeitertAssociation. Herausgeg. von Karl Kautsky. Stuttgart—Berlin, 1922. S. 43—45. ervaringen dier inspecteurs het volgende: „Die Fabriks* inspektoren entdeckten bald aus den Zeugenverhören der Schuhneister, dasz die Fabrikkinder, obgleich sie nur halb soviel Unterricht genieszen als die regelmaszigen Tages* schüller, ebensoviel und oft mehr lernen".4) Dit schreven de inspecteurs toe aan de grotere ontvankelikheid voor onderwijs, ten gevolge van de frisheid van geest, ont* staan door de afwisseling van hoofdarbeid met handwerk. Waaruit Marx deze perspectiefrijke conclusie trekt: „Aus dem Fabriksystem, wie man im Detail bei Robert Owen4*) er* folgen kann, entsprosz der Keim der Erziehung der Zukunft, welche für alle Kinder über einem gewissen Alter productive Arbeit mit Unterricht und Gymnastik verbinden wird, nicht nur als eine Methode zur Steigerung der gesellschaftlichen Produktion, sondern als die einzige Methode zur Produktion vollseitig entwickelter Menschen."6) Aan de „productie* schooï'*gedachte verbindt Marx deze toekomstverwachting: „Wenn die Fabriksgesetzgebung als erste, dem Kapital not* dürftig abgerungene Konzession nur Elementar*unterricht mit fabrikmasziger Arbeit verbindet, unterliegt es keinem Zweifel, dasz die unvermeidliche Eroberung der politischen Gewalt durch die Arbeiterklasse auch dem technologischen Unterricht theoretisch und praktisch seinen Platz in den Arbeiterschulen erobern wird".*) In het program der nieuwe soc*democratiese eenheidspartij, op het fusie*congres van Lassalleanen en Eisenachers te Gotha (1875) aangenomen, komt een punt voor, waarin afschaffing der kinderarbeid wordt geëist. In zijn critiek op het ontwerp*programma schreef Marx: „Allgemeines Verbot der Kinderarbeit ist unvertraglich mit der Existenz der groszen Industrie und daher leider frommer Wunsch. Durchführung desselben* wenn möglichware reaktionar, da bei strenger Regelung der Arbeitszeit nach den verschiedenen Altertufen und sontigen Vorsichtsmasznahmen zum Schutze der Kinder frühzeitige Verbindung produktiver Arbeit mit Unterricht eines der *) Das Kapital. Krttik der politischen Oekonomie. Von Karl Marx. L Band. S. 424/425. (Herausgegeben von K. Kautsky, Stuttgart, 1914.) **) Robert Owen paste, als sociaal»pedagogies»experimenterend onder» nemer, op de door hem in NewLanark gestichte scholen reeds de ver* binding van fabrieksarbeid met onderwijs en gymnastiek toe. ») ibid., S. 425. •) ibid., S. 429/30. machtigsten Umwandlungsmittel der heutigen Gesellschaft ist."7) Marx heeft blijkens het bovenstaande de theoretiese grondslag gelegd van de „productie*school", zoals deze nu in Sowjet*Rusland bezig is te worden opgebouwd (zie bl. 120 vlg.). De productie*school, als bizondere, socialistiese, vorm der arbeidsschool, met haar kerngedachte: door productieve arbeid tot de veelzijdig*ontwikkelde, scheppend*productiéve mens, wordt echter ook buiten Rusland als pedagogiese eis van het hoogste belang gepropageerd, en wel in de eerste plaats door de „Bund entschiedener Schulreformer", bij monde en geschrifte vooral van diens voorzitter Paul Oestreich. Deze Bond, opgericht in 1919, staat niet op partij*socia* hsties standpunt, maar noemt zijn pedagogiese idealen toch „socialisties", in deze zin, dat hij de opvoeding beschouwd wd zien als een der middelen, om het socialisme te ver* werkeliken, socialisme hier „personalisties" opgevat n 1 als het maatschappelik stelsel, waarin de individu zich naar waarheid zal kunnen ontplooien tot persoonlikheid. Voort* bouwende op de sociaal*pedagogiese denkbeelden van Kousseau, Pestalozzi, Fichte en Goethe, waarin kiemen van de productie* en levensschoolgedachte liggen besloten, en aansluitende bij Marx in deze, stelt de Bond als ideaal: op. voeding door en tot Gemeenschap. Dit echter niet op intel* tectualistiese (inclusief moraliserende) wijze, maar door ge* meenschapsbeleving, met name door werkzaamheid in een gemeenschap. De organisatievorm van deze gemeenschap moet zijn de productie*school, waarin productieve arbeid het pedagogies middel zal zijn voor de vorming van alzijdig* ontwikkelde persoonlikheden. De „radicale schoolhervor* mers zien als uiteindelik doel van de productieschool, 0at deze mgeschakeld wordt in het maatschappelik produc* tie*proces, maar erkennen, dat dit eerst werkelikheid kan worden in een socialistiese maatschappij, waarin geen pro* ductie*om*wmst de opvoeding als maatschappelike functie meer in de weg zal staan. Binnen het raam van de kapitalis* tiese maatschappij is hun voorlopig ideaal: de als „school* tarm geprojecteerde, haar eigen behoeften dekkende school* gemeenschap. Een scholencomplex moet een bedrijf vormen, waarm zoveel kan worden voortgebracht, dat een deel ml DZJLr?eïariSC!ie»Ki?d- "erausg<*- vom Exekutiv.komitee der kommun. Jugendinternat Berlin, 10. Jahrg. 1930. S. 48. der onkosten wordt goedgemaakt, de behoeften der leer» lingen onafhankeliker kunnen worden bevredigd, maar waarin vooral de leerlingen door scheppende, pedagogies* en psychologies'verantwoorde arbeid beter voor het leven worden voorbereid en van een verantwoordelikheidsgevoel tegenover de gemeenschap worden doordrongen. De arbeid moet niet doel op zich zelf zijn, maar middel om de gemeen* schapsinstincten te activeren en te versterken. In tegen* stelling tot de bolsjewistiese arbeidspedagogiek (zie bl. 131 vlg.) streven de „radicale schoolhervormers" naar „eine Ver* bindung von Schule und Wirtschaft unter Aufhebung des „„Primates der Wirtschaft"" und ihrer Gleichsetzung mit der Writschaft".8) Voor Blonsky c.s. gaat het er in de eerste plaats om, de leerlingen in de productieschool geschikt te maken voor een functie in het maatschappelik arbeids* proces; voor Paul Oestreich c.s. om: „die Aufdeckung" und Entfaltung der Persönlichkeit durch den Gemeinschaftsein* flusz; formal bestimmt: „Die Potentialitat des Individuums ist in soziale Aktualitat und Aktivitat zu übersetzen".9) De idee „productieschool" ligt bij de „radicale schoolher* vormers" ethies verankerd in het beginsel der gemeenschaps* vorming; psychologies eist zij de opvoeding van de mens in zijn totaliteit, niet alleen tot „homo economicus". De mens toch is „Selbstwert", een waarde op zich zelf, geen „Mittel* wert". De productieschool zal er zijn „zur Erfassung aller Werte und ihrer Nutzbarmachung für die klassenlose Ge* meinschaft der Menschen, zum Aufbau des Kommunis* mus".10) Het ideaal der productieschool, zoals de „Bund entschiedener Schulreformer" dit nastreeft, is in zijn com* plexiteit aldus het scherpst omschreven" sozial*ethisch erstrebt sie Vergemeinschaftung von Geist* und Hand* arbeit, padagogisch die innige Verknüpfung der Jugend mit den Tatsachen des Lebens, wirtschaftlich die angenaherte Selbsterhaltung des Schulbetriebs, politisch die Menschsein ermöglichende Genossenschaftlichkeit".11) 8) Die neue Erziehung. Monatsschrift für entschiedene Schulreform und freiheitliche Schulpoliiik. Herausgeg. von Paul Oestreich. Bd 8 (Jahrg. 1926): S. 764 en: Paul Oestreich. Schópferische Erziehung, Berl. 1920. S. 23. ») ibid., S. 751. 10) ibid., S. 758. ") ibid., S. 449. Siegfried Kawerau, aanvankelik een der voormannen van de „radicale schoolhervormers", later eigen pedagogiese wegen gaande, heeft over de productie* en levensschool als socialistiese school der Toekomst zijn gedachten ontwikkeld in zijn Soziologische Pödagogik".") Blijkens de opdracht van het boek aan de geniën van Fichte en Marx. ziet Kawerau n?. uctie*school als een synthese van beider concepties. Bij Fichte is de idee der productieschool van een ethiese ideologie uit geconcipieerd: „urn aus einer Zeit der Selbst* sxicht und Furcht, der Sinnlichkeit und des Zwanges in eine Welt des Opfers und der Freihcit, der Selbstsucht und der Selbsttótigkeit zu gelangen".13) Hier is de idee nog slechts sociaal*pedagogies*contructief, niet afgeleid uit het produc* tie*proces zelf, en in de toekomst te verwerkeliken als in* tegrerend deel van de sociaal*economiese structuur der socia* hstiese maatschappij. Zoals wij boven reeds zagen, is dit de pedagogiese verdienste van Marx. Voortbouwend op de synthese van deze sociaal*ethies* en sociologies*gefundeerde onderwijsbeginselen, deduceert Kawerau zijn idee van een „productie* en levensschool" uit het begrip der wordende maatschappij. Hij betoogt, dat het door hem ontworpen plan ener toekomstige socialistiese school in al zijn détails uit het begrip van de zich naar het socialisme ontwikkelende maatschappij is geboren, ja, deze school van haar sociaal* economiese structuur het miniatuurbeeld zal zijn. Hoe stelt Kawerau zich deze socialistiese school der toe* komst voor? Zij zal, gezien de modern*pedagogiese stre* vingen, die alle convergeren in de arbeidsschoolgedachte gebaseerd zijn op het arbeidsprincipe, opgevat in de dubbele wn^einer Methode des gemeinsamen Erarbeitens von Er* gebmssen und dann einer Ausbildung der Hand in prakti* pcher, werteschaffender Betatigung (Werkunterricht)".") Dit arbeidsonderwijs wordt dan echter geen afzonderlik leervak, zoals nu handenarbeid in de meeste gevallen is «Jür iïemT,l :,df Unterri<*t werde in die schaffende produktive Arbeit hineingelegt."») Ook de sociaaI*ethiese £1'TV?? dfZC nauwe verb«»^g van intellectuele* en handarbeid zal zeer groot zijn. „Die unselige Spaltung nach ") Leipzig 1924. w) ibid, S. 115. ") ibid., S. 130. M) ibid, S. 131. Kopf* und Handarbeit kann nur überwunden werden, wenn schon in der Erziehung beide Fahigkeiten bei jedem Ein* zelnen zu ihrem Recht kommen, gepflegt werden und keiner unterschiedlichen Bewertung unterliegen. Deshalb (musz) diese Werktatigkeit.... eingestellt sein auf wirtschaftlich produktive Leistung. Selbstverstandlich darf keine Arbeit getan werden, die padagogisch zu beanstanden ist".1*) Het doel der nieuwe school moet zijn: „eine Erziehung zur Gemeinschaft durch die Gemeinschaft".17) Zij moet in de plaats treden van het gezin, daar de schoolgemeen* schap („Schulgemeinde") tot hogere opvoedings?prestatie in staat is; zonder echter het gezin geheel uit te schakelen. „ man mute der Familie nur das zu, was sie wirklich noch zu vollbringen imstande ist."18) Met deze eis sluit Kawerau aan bij de socioloog Muller* Lyer (wiens denkbeelden hij deelt en wiens terminologie hij in zijn werk toepast), die in een analyse van de ontwikke* ling van het familieleven tot de conclusie kwam, dat het gezin in zijn tegenwoordig stadium juist voor de opvoeding in eigenlike zin, de karaktervorming, niet meer voor zijn taak berekend is. Het ontbreekt de meeste ouders daartoe aan tijd, aan de opvoedingseigenschappen en aan de nodige ont* wikkeling („Kulturhöhe"), terwijl het steeds toenemende tweekinderstelsel (M.*L. sloot zijn onderzoekingen af in 1911) gemeenschaps*opvoeding in het gezin prakties onmoge* lik maakt. Immers: „Nur in Gesellschaft mit anderen Kin* dem lernt der Mensch vertraglich und gesellig werden, nur in der Gesellschaft bildet sich der Intellekt sowohl als der Charakter in der richtigen Weise aus."19) Dat Kawerau's toekomstschool een „levens"*scbool zal zijn, en geen inrichting ter distribuering van boekenkennis, volgt vanzelfsprekend uit haar karakter van „productie*school", van integrerend deel der maatschappelike behoeftenvoor* ziening. Wat de organisatie*vorm der productie*school betreft, verwerpt Kawerau iedere differentiatie naar maat* staven, die niet ontleend zijn aan de geestelikdichamelike aanleg der kinderen zelf. „Einzig von innen her, aus der Notwendigkeit der Entwicklung des Jugendlichen, dürfen ") ibid., S. 131. 17) ibid., S. 131. ") ibid., S. 131. ") M. Lyer: Die Familie. München 1912. S. 285. Gesichtspunkte zur Gruppierung innerhalb der Gemein* schalt gewonnen werden."") Dan ontstaat een organiese opbouw van de school voor het een en ondeelbare volk, niet voor een klasse van het volk. In een klassenmaatschappij heerst een klasse*opvoe* ding: de kinderen der heersende klasse worden opgevoed tot machthebbers in de staat en leiders van het bedrijfsleven die van het proletariaat tot ondergeschikten en onder*' danigen. „Die Volksschule hatte nur ein negatives Ideal: nicht zu klug, nicht zu selbstbewuszt, nicht zu energisch — zur Ausbeutung geeignet. Die höhere Schule hatte ihre posi* taven Ideale: Entfaltung rücksichtslosen Strebertums — als Ausbeuter geeignet. Die Maske war patriotisch und religiös humanistisch und liberal. Da wir auf solche Masken ver^ zichten, da wir die neue Ideologie erst bauen, da wir die Beweghchkeit und das Suchen zur Prinzip haben und also keine Ideologismen und keine Dogmatik fürchten, können wir dieser Emkleidung grundsatzlich entbehren, denn wir bekampfen jederlei Ausbeutung und reiszen jederlei Larven ÏÏTSFr?*? nati°naIer Art solchem Treiben vom Ant* ntz^ ; jJe éne volksschool, omvattende alle soorten van onderwijs, met haar kwalitatieve gelijkstelling van geestelike en hchamelike arbeid, met haar coëducatie en, voorzover wensehk, comstructie, zal een ware levensgemeenschap kun* nen zijn onafhankelik dus van afstamming, godsdienst beroep of inkomen der ouders. En uit deze levensgemeen* schap als voedingsbodem zal opgroeien de nieuwe „schep* pende mens . .Erziehung ist Unterstützung des Jugend* hchen in der Selbstentfaltung des verantwortungsbewuszten entscheidungsbereiten und tatfrohen Menschen im Rahmen der Lebensgemeinschaft."22) Om deze algemene volksschool, deze „eenheidsschool" waarlik organies bestanddeel van het maatschappelik leven te doen zijn, is het noodzakelik, dat zij cultuurmiddelpunt worde van een stadswijk. „Sie beobachte und behüte alle Kinder von der Geburt an bis zur eigenen Lebens*gestaltung der Herangewachsenen, sie sorge auch für die Eltern, soweit es fur die Kinder notwendig ist (Muttersiedlung, Arbeits* vermittlung, Berufsberatung, Elternschule). So allein ent* 2') Soziol. Pëdag., S. 131. " * " M) IWd, S. 132. **) ibid., S. 133. spricht sie der Volksgemeinschart und halt die Kinder von jeder frühzeitigen Sonderung fern, so wird sie die soziale Schule und damit die Tragerin der Menschheitsreligion der Zukunft." ") Immers: „Wahrhaft soziale Gesinnung vertragt keine politische, konfessionelle, Stamm* oder Familien* beengung." 24) De eenheidsschool der toekomst, blijkens het voorgaande als verplichte neutrale staatsschool gedacht, zal ook de levensschool zijn, die zich niet als een „Fremdkörper" in het maatschappelik organisme bevindt, maar haar poorten wijd openzet voor alle typiese levensverschijnselen. Het maat* schappelik leven zal in de school moeten worden gebracht, zolang deze in de kapitalistiese maatschappij nog niet inge* schakeld kan worden in het productieproces. De economiese functies mogen voor de kinderen geen abstractie blijven, maar moeten voor hen realiteiten worden, die hen vervullen met liefde en eerbied voor de arbeid, als de instandhouder van de menselike samenleving. En daarom: „Landwirtschaft, Gartenbau und Viehzucht werden die Kinder anders als bisher mit dem Bodem und den elementaren Grundlagen unseres Daseins verbinden, werden sie tiefer denn heute in unser bestes Volks turn verwurzeln; Handwerk und Kunst* gewerbe werden gepflegt und damit die Voraussetzungen wahrer Kunst und Kunstübung geschaffen; die physika* lischen, chemischen, technischen Elemente der modernen Industrie geben den Kindern die notwendige Einstellung auf die Aufgaben der Volkswirtschaft vom praktisch*tech* nischen und vom weltwirtschaftlichen Standpunkt aus; Geldwesen, Gericht und Verwaltung üben Treue im kleinen, Gerechtigkeit und Sorgfalt." **) Om het school*, land* en tuinbouwbedrijf mogelik en tegelijkertijd rendabel te maken, projecteert Kawerau zijn toekomstscholen te midden van gesocialiseerde ooft* en tuinbouwbedrijven, die in de toekomst als een brede ring om de grote steden zullen moeten worden aangelegd, om deze op de meest economiese manier van het dageliks voedsel te kunnen voorzien. Dan zal de school, behalve aan de dekking van eigen behoeften, ook deel kunnen hebben aan de behoeftenvoorziening der nabijliggende stad. en *) ibid., S. 135. ") ibid., S. 135. *») ibid., S. 135/136. zodoende maatschappelifeproductief werkzaam zijn. In deze productie voor de gemeenschap, door de gemeenschappelike arbeid van saamhorige werkgroepen verricht, ligt de grote sociaal*etbiese en sociaal*pedagogiese waarde van de product He*ievens*eenheidsschool der toekomst, zoals de „radicale schoolhervormers" en Kawerau deze in de geest hebben aanschouwd en propageren. Eensdeels ter wille van de volledigheid, anderdeels om te demonstreren, dat langs zeer verschillende wegen socia* hstiese pedagogen tot de eis van „prodoctie*onderwijs" komen, vermeld ik nog een pleidooi uit het „nieuw*socialis* faes kamp, van die humanisties*ethies gefundeerde nieuwe richting in het socialisme dus, waarbij niet het accent gelegd wordt op het socialisme als economies stelsel, maar op het socialisme als levenshouding, als gemeenschaps* belevmgmü Van deze richting is in Duitschland Fritz KJatt de algemeen*erkende pedagoog. Hij nu heeft in een artiekel, getiteld Das padagogiséhe Problem, zich eveneens uitgesproken voor de verbinding van opvoeding en productie „JJas ware Erziehung, wenn überall sachverstandige und lebenskundige Marnier und Frauen, die pedagogische Be* gabung haben neben ihrem Beruf, und in ihrer Arbeit zugleich noch dafür Sorge tragen dürften, dasz der Nach* wucns m diese Arbeit eingeführt würde." *•) Klatt is er echter van overtuigd, dat de tijd voor de arbeidspedagogiek in deze radicale vorm nog niet gekomen is, doordat het denken onder het kapitalisme eenzijdig economies is gericht. „Selbstverstandlich ist es unrentabel Kinder und Jugendliche in der Arbeit zu erziehen. Es würdë zu viel Material und zu viel Zeit und vor allem zu viel Nachdenken kosten." ") Als pedagogies ideaal blijft hem echter voorzweven „das Bild einer Kindheit und Jugend die frei mitten iin Leben und in Arbeiten der Erwachsenen erzogen und daim erst von Fall zu Fall in gesonderten Gruppen zu strenger theoretischer Belehrung zusammen* geraszt wurde. 28) De eis der productie*school moet een zuiver socialisties* pedagogiese eis genoemd worden, door haar verbinding van «ZLNrUetBilmZ So'ialitma» (ZeiUchrift für g,i,tige und poli. Usche Gestaltung). I Jahrgang. 1930. S. 51 . •O ibid, S. 51/52. *•) ibid, S. 52. school en maatschappij, van onderwijs en opvoeding enerzijds en productief*maatschappelike arbeid anderzijds. „Sehen wir von den nebensachlichen Einzelheiten ab, so ergibt sich als das eigentliche charakteristische Kennzeichen der sozialistischen Erziehung, auch der geistigen und sitt* lichen. Dieses Kennzeichen unterscheidet die sozialistische Erziehung grundsatzlich von der bürgerlichen, die den Begriff dér Arbeit nicht kennt und darum auch nicht aus der Arbeit, sondern aus der Spekulation ihrer Moralbegriffe herleitet." *') Maar deze gedachte is pas ten volle te ver» werkeliken in een socialistiese samenleving, omdat dan eerst de school waarlik een organies deel van het productie* apparaat zal kunnen zijn. Onder het kapitalisme is de idee van de productie*school van zuiver ideële waarde. Het is dan ook niet te verwonderen, dat in de sociaabdemocratiese partijsprogramma's der verschillende landen, waarin de eisen en wensen zijn neergelegd, voorzoover deze onder de bestaande maatschappelike verhoudingen, en bij een bepaalde machtspositie der sociaahdemocratie, realiseerbaar zijn, de eis der productie*school niet voorkomt. DE SOCIAAL*DEMOCRATIESE ONDERWIJS*EISEN. Toen de sociaalsdemocratie in macht begon toe te nemen, en zetels verwierf in parlementen en gemeenteraden, wendde zij de verkregen politieke macht aan, om door pressie* uitoefening op, of mede regeren met de burgerlike klasse uit gunstige situaties zoveel mogelik voordeel voor de arbeiders* klasse te behalen. De sociaalsdemocratie wordt reformisties. d.i. realisties, daar het haar politieke actie van nu af baseert op het onder het kapitalisme bereikbare, niet op het eind* doel, al blijft dit steeds de richting der actie bepalen. Voor het reformisme geldt het woord van Bernstein: dat de beweging alles, het einddoel niets is. Ook de te voeren schoobpolitiek draagt derhalve een reformisties karakter. Ook zij gaat uit van de stelling, dat de school een klasse* instituut is, dus dat de hedendaagse school een „burgerlik* kapitalisties" karakter moet dragen. Zij is er van overtuigd, dat de school als orgaan van het kapitalisme „verfalscht und ") Protokoll über die Verhandlungen des Parteitages der sozialdemokr. Partei Deutschlands, abgehalten zu Mannheim. Vom 23 bis 29 Sept. 1906. Berlin, 1906. S. 341. vergiftet von jeher in unerhörter Vermessenheit die Denk* weise und das Gemüt der Wehrlosen heranwachsenden Generation der arbeitenden Klasse ".»•) Zij weet, dat van de burgerlike staat niet is te verwachten, dat deze, tegen zjjn zelfhandhavings*drang in, de school in dienst zal willen stellen van een antbkapitalistiese opvoeding. Daarom eisen de sociaaldemocraten in de vertegenwoordigende lichamen van de bourgeoisie alleen, dat de kapitalistiese school voor het arbeiderskind zo goed mogelik worde gemaakt, dat het onderwijs in al zijn geledingen toegankelik worde voor de begaafden van het proletariaat, en dat het de plicht en het belang is, ook van de kapitalistiese maat* schappij, de voorwaarden daartoe te helpen scheppen. De oudste documenten, waarin de neerslag gevonden wordt van het in de practijk stelling nemen der sociaal* democratie ten opzichte van het onderwijs, zijn: het pro» gram, aangenomen op het Congres van Gofha (1875), het Erfurter programma (1891), en een resolutie van het inter* nationaal congres te Londen (1896). Uiteraard zullen hierin de eisen nog een meer integraabsocialisties, dan reformisties karakter dragen. Het programma van Gotha eist als grondslagen van de staat: 6°. „Allgemeine und gleiche Volkserziehung durch den Staat. Allgemeine Schulpflicht. Unentgeltlicher Unterricht in allen Bildungsanstalten. Erklarung der Religion zur Privat* sache." M) De verplichte, kosteloze, neutrale staats*eenheids* school wordt hier dus niet alleen tegenover de confessionele, maar ook tegenover de openbare klasse*school met verplicht godsdienstonderwijs gesteld. Het Erfurter programma verlangt ten aanzien van het onderwijs: „Neutraliteit der scholen. Verplicht bezoek der openbare volksscholen. Het onderwijs, de leermiddelen en de verpleging in de volksschool zijn kosteloos, alsmede in de hogere inrichtingen van onderwijs voor die mannelike en vrouwelike leerlingen, die door hun biezondere aanleg tot verdere opleiding geschikt worden geacht."8ï) De partij had dus vastgehouden aan de eis der verplichte neutrale *•) Heinrich Schulz. Sozialdemokratie und Schule. Berlin, 1907. S. 9. ") Die etsten deuttchen SozialistemKongresse. (Herausgeg. von der Frankfurter Volksstimme). Frankfort a. M., M., 1906. S. 116. **) K. Kautsky. Het Erfurter programma in zijn hoofdpunten toegelicht. Amsterdam. 1909. BI. 218. j > r s volksschool, maar er aan toegevoegd: de eis aan de kapita* listiese staat, om de stoffelike voorwaarden te scheppen, die het voor het proletariaat ook mogelijk maken, zijn kinderen naar school te zenden; alsmede gepostuleerd het recht der arbeidende klasse op de „Aufstieg der Begabten" uit haar rijen. Ook de internationale resolutie van Londen inzake onder* wijs en opvoeding stelt de integraabsocialistiese eis van de voor alle volksgenoten, kosteloos toegankelike eenheids* school. Deze resolutie luidt: „That the Congress, whilst fully recognising the value in education of independent experiment, declares that it is an essential duty of the public administration in each country to provide a complete system of education, under Democratie public control, extending from the Kindergarten to the University (including psysical, scientific, artistic and technical [manual work] training), the whole made generally accessible to every citizen by freedom from fees and by public maintenance.'"8) In de negentiger jaren van de vorige eeuw brak zich een critiese richting in het socialisme baan, bekend geworden onder de naam van revisionisme. Deze door Bernstein gefundeerde critiek op de marxistiese maatschappijleer, had ten doel enige economiese theorieën (accumulatie* en crisis* theorie) en de o.a. daarop gebaseerde prognose van de richting der maatschappelike ontwikkeling, aan een revisie te onderwerpen, daar deze door de werkelike ontwikkeling van het kapitalisme zouden zijn achterhaald. In tegenstelling tot het oorspronkelik*Marxisme, dat zich de socialistiese maatschappij dacht als het resultaat van de noodzakelike zelfopheffing van het zich door immanente wetmatigheid, dialecties in zijn tegendeel verkerende kapita* lisme, waarbij de mens als actieve factor stilzwijgend werd voorondersteld, accentueerde het revisionisme de betekenis van de menselike activiteit als medebepalende factor in dit wetmatig maatschappelik ontwikkelingsproces. Zo werd het revisionistiessMarxisme een stimulerende en richtende kracht in de arbeidersbeweging, die de arbeidersklasse aandreef, om door politieke* en vakvereenigings*actie koers ") International Socialist Workers and Trade Union Congress. London 1896. p. 35 (het aangenomen amendement van Keir Hardy, n.1. vervanging van de woorden: „scholarships covering" door „public", op p. 37). te zetten naar de verovering der politieke en economiese macht, om zodoende die productieverhoudingen te kunnen helpen scheppen, welke de voorwaarden zijn voor de vol* ledige verwerkeliking van het socialisme. En in de ver* tegenwoordigende lichamen werd de evolutionnaire theorie van het revisionisme tot richtsnoer voor de reformistiese politiek, waar deze steeds weer gesteld wordt voor het compromis tussen de onverbiddelike eisen der kapitalist tiese werkelikheid en het socialistiese ideaal. Toegepast op het onderwijs betekent dit, dat voortaan de sociaabdemo* cratiese schoolpolitiek ten doel zal hebben de verbetering van de burgerlik*kapitalistiese school naar socialisties inzicht, om zo de arbeidersklasse ook geestelik weerbaarder Je maken voor haar bevrijdingsstrijd; zonder daarbij echter eisen te stellen, die bij de bestaande kapitalistiese verhouw dingen, als zijnde met haar individualistiese tendens in onverzoenlike strijd, absoluut onvervulbaar zijn. De eerste maal, dat een Partijcongres zich grondig met de socialistiese opvoedings* en onderwijsproblemen in revisionistiese geest bezig hield, was in 1906 te Mannheim. Daar heeft Heinrich Schulz, sindsdien de officieuse pedagoog der duitse sociaabdemocratie, een referaat ge* houden over „Socialisme en volksopvoeding", dat met goed* keuring van het congres in 1907 is uitgegeven onder de titel: Sozialdemokratie und Schule.3*) Dit referaat was de brede, principiële toelichting van een aantal congres voorstel* len, waarin de eisen belichaamd waren, die door de duitse sociaabdemocratiese partij ten aanzien van het onderwijs gesteld zouden worden. Het bedoelde tegemoet te komen aan de toenmaals groeiende behoefte aan theoretiese voor* lichting over opvoedings* en onderwijsvragen, waarmee ouders, beroepsopvoeders en politici dageliks in aanraking komen. Ook de aftakeling van de Pruisiese volksschool echter, ten gevolge van de toenmalige heersende reactie, dwong de sociaabdemocratie tot stellingnemen ten opzichte van deze materie. „Die Arbeiter", sprak Schulz, „haben es bisher noch zu vermeiden gesucht, den latenten Konflikt zwischen klassenstaatlicher Volksschule und sozialdemo* kratischem Elterhaus zum offenen Ausbruch gelangen zu ") In 1911 verscheen het referaat, sterk vermeerderd, onder de titel: Die Schuheform der Sozialdemokratie. lassen. Bei dem groszen Respekt der Arbeiter vor dem Wissen haben sie selbst der heutigen unzulanglichen und oft genug arbeiterfeindlichen Volksschule vieles passieren lassen, was sie auf Grund besserer Ueberzeugung lieber bekampft hatten. Nachdem aber die Schulreaktion ihre in Preuszen unbeschrankte Macht zu einer skandalösen Herab* würdigung der Volksschule noch unter ihr bisheriges niedriges Niveau ausgenützt hat, da verdiente die klassenbewuszte Arbeiterschaft fürwahr die ihr wider* fahrene Schmach, wenn sie sie sich widerstandslos gefallen liesze" „Und so wollen wir auf diesem Parteitag denn den Anfang machen zu einer dauernden groszen Aktion im Interesse unserer Jugend, so wollen wir den Kampf mit den Machten des Klassenstaats beginnen um den Besitz unserer Kinder." ») Na het klassekarakter der school in verleden en heden te hebben geschetst, stelde Schulz daar het socialisties schoobideaal tegenover; het ideaal „....der Allgemeinheit und Einheitlichkeit des Schulwesens, einer systematischen Organisierung des ganzen Bildungswesens nach padagogisch* sozialen Rücksichten statt nach dem Geldbeutel des Vaters "86) Hier heeft de idee der eenheidsschool naast een sociaal, ook een organisatories*didacties karakter ver* kregen. In deze zin wordt tans nog het begrip het meest opgevat. Schulz verbond er het sociaabpedagogies principe van de handenarbeid aan, opdat de leerling „door arbeid tot arbeid" zal komen. Hij besluit zijn voordracht met de toelichting dier peda* gogies*didactiese en schoobpolitieke eisen, waarvan de ver* wezenliking niet afhankelik is van het bestaan ener sodalis* tiese maatschappij, maar van de politiek*economiese macht der arbeidersklasse onder het kapitalisme. Deze eisen komen sindsdien voor op de politieke programma's van de voor* naamste sociaabdemocratiese partijen. Voor een deel zijn de desbetreffende programpunten van principieebsocialis* tiese aard, dus afgeleid uit de theoretiese grondslagen van het socialisme zelf, zoals b.v. de eis van het recht der arbei* dersklasse op alle soorten van onderwijs en de nauw daar* mee samenhangende eis der kosteloosheid, eventueel aange* ») Protokoll (Mannh. Parteitag). S. 325. ") ibid., S. 335, vuld met overheidsalimentatie. Een tweede groep van eisen betreft de didactiese verbetering van het onderwys; deze echter zijn niet zuiver socialisties, daar zij ook individueel door vooruitstrevende burgerlike pedagogen worden gesteld, en op de politieke programma's van burgerlik politieke par* tijen voorkomen. Hiertoe behoren: de arbeidsschool (opgevat als „école active"), handenarbeid, toepassing van moderne methodes, verplicht vervolgonderwijs, coëducatie enz. Ten* slotte is er nog een derde groep van schoolpolitieke eisen, die bepaald worden door de histories geworden verhoudin» gen (b.v. die tussen Kerk en Staat) van het land, waarin ze gesteld worden. Daartoe behoren o.a. de problemen: „neu* traliteit", onderwijs als staatsmonopolie, subsidiëring der biezondere school. Op het onderwijsprogramma van de Duitse Soc.*Dem. Partij (S.P.D.), onderdeel van het nieuwe partijprogramma, vastgesteld op het Heidelberger Congres in 1925, komt als eerste eis voor: „Die S.P.D. erstrebt die Auf* hebung des Bildungsmonopols der Bourgeoisie."") Gelijk* luidend is het begin van de „Richtlinien über das Schulwesen" in het nieuwe Duits*Oostenrijkse sociaabdemocratiese pro* gramma van Linz (1926). Daar wordt echter deze eis meer uitgewerkt: „Staatliche Erziehungsanstalten, Studienstipen* dien und Studentenheime, die begabten Kindern aller Volks* klassen den Besuch der Fachschulen, der Oberschulen und der Hochschulen ermöglichen."8S) Ook de Labourpartij spreekt zich in haar nieuwe programma, in 1928 aangenomen door het Congres van Birmingham, uit voor de afschaffing van alle opvoedings* en onderwijsprivileges, waarbij het slechtste goed genoeg is voor het proletariaat, en het beste niet goed genoeg voor de bezittende klasse. Daarom stelt zij, als zijnde „the party of the childhood, because it is the party of die future", **) de eis: „abolish class*distinction in education". Door het burgerlik*monopolisties karakter toch van het middelbaar* en hoger onderwijs gaat er voor de maatschappij ontzaglik veel intellect verloren, zodat men kan spreken van „the grave waste of intelligence and character, s') Das Heidelberger Programm. Grundsatze und Forderungen der Sozialdemokratie. Berlin, 1925. S. 48. ,8) Programm, Agrarprogramm und Organisatton der deutschösterrelchU schen Sozialdemokratie. Wien, 1927. S. 19. ") The Labourparty. Labour and the Nation, revised edition. London, on which the nation wiU depend in the next generation.."40) Daarom is de leuze van Labour: „free secondary Education for AU", o.a. op grond hiervan: „that growing children should be regarded, not as wage*earners, but as the parents and citizens of the future, and that they must no longer be debarred from continuing their education by the economie disabilities of their parents".") Derhalve: middelbaar en hoger onderwijs niet meer „ restricted to those who can pay for it, but developed for the more effective service of the community".42) Immers: „The children of to day are the nation of to*morrow, and no expenditure adds more certainly to national wealth than which is devoted to developing their powers."43) Ook de Franse partij heeft op haar buitengewoon Congres van Parijs (Des. 1927) als eis geformuleerd: „L'enseignement pour tous a tous les degrés". Voor individu en gemeenschap beide, acht zij dit van grote betekenis, uit het oogpunt resp. van versterking van het proletariese eigenwaarde*gevoel en van maatschappelike efficiency. Maar bovendien: „....1'exer* cice de la souveraineté économique demande des hommes autrement éduqués et compétents que celui de la seule souveraineté politique ";**) en: „le suffrage universel implique l'instruction universelle". **) Met de eis van afschaffing van het ontwikkelingsmono* polie der bourgeoisie is onverbrekelik verbonden die van de kosteloosheid van het onderwijs, daar proletariese ouders slechts dan gebruik van onbeperkte onderwijsvrijheid voor hun kinderen kunnen maken, wanneer de studie* en onder* houdskosten geheel of gedeeltelik door de gemeenschap worden gedragen. De omgekeerde stelling is niet waar. De eis van kosteloos onderwijs komt n.1. meermalen voor onaf* hankelik van die der volledige onderwijstoegankelikheid. Op de meeste sociaabdemocratiese partijprogramma's vraagt men: kosteloos onderwijs en gratis leermiddelen, op enkele wordt bovendien de sociale verzorging van het schoolkind als kapitalistiese overheidsplicht beschouwd. De Duitse partij verstaat hieronder, blijkens de toelichting van Schulz op het *») ibid., p. 40. «) ibid., p. 40. «*) ibid., p. 41. **) ibid., p. 40. **) Le program d'action immédiate du parti socialisle (1927): p. 32. Heidelberger programma: het verstrekken van schoolvoedsel, 't doelmatigst in eigen schoolkeükens te bereiden. Het Duitse partijsprogramma wil deze schoolvoeding voor alle leerlingen verplichtend gesteld zien: „Die Teilnahme an diesen Schulspeisungen musz verbindlich für alle Kinder sein, damit ihnen nicht der Charakter von Almosensuppen für arme Leute anhaftet. Es schadet auch den verwöhnten Kindern wohlhabender Eltern nicht, wenn sie an den ein* fachen Schulspeisungen teilnehmen.45) In het Labour*programma spreekt men zonder meer van schoolvoedselverstrekking, in het Franse partijsprogramma van schoolcantines; maar in beide wordt daarnaast ook de mediese behandeling van het schoolkind als integrerend deel van zijn sociale verzorging beschouwd. Het verst in deze gaat de Belgiese Werkliedenpartij. In haar schoolprogramma, goedgekeurd bij referendum van de Partij in 1927 en '29 heet het: „stoffelike hulp desnoods aan de ouders tijdens het verplichte schoolgaan der kinderen.46) (Deze eis is vastge* koppeld aan die van de geleidelike uitbreiding van de leer* plicht tot en met het tiende schooljaar). In de toelichting van de „Commissie ter herziening van het Programma", geeft deze de volgende manieren aan, waarop die hulp aan de ouders kan worden verleend: le. door middel van school* voeding, gezinstoelagen, vergoeding voor verplaatsing, ver* zekeringen, enz.; 2e. door aankoop van gereedschappen en werkkleren voor de kinderen in de techniese scholen; en 3e. door het toekennen van een loon aan de leerjongens, die een voorwerp hebben vervaardigd, dat verkoopbaar of bruikbaar is.47) In ons land bestaat reeds bij het openbaar L.O. gratis voorziening van leermiddelen; en bij het openbaar L.* en M.O. een progressieve schoolgeldheffing. De S.D.A.P. eist ruimere toepassing van deze beide beginselen: „Schoolgeld naar draagkracht, met vrijstelling van on* en minvermogen* den. Instelling van beurzen, ten behoeve van begaafde leer* lingen, wier ouders financiëel onmachtig zijn, de kosten ener geëigende studie te dragen" ,Ten opzichte van de sociale verzorging van het schoolkind luidt het programma **) Heidelb. Progr. S. 50. M) Herziening van het Progr. der Belg. Werkliedenpartij. Verslag van de Kommissie, opgesteld door Léon Troclet. bl. 58. 4T) ibid., bL 58. van eisen: „Lichamelike onderwijszorg door gemeentelike schoolvoeding en kleding, vacantie*kolonies, openlucht* scholen, schoolbaden, schoolartsen, schooltandartsen en schoolverpleegsters".48) De organisatievorm van dit voor allen toegankelik onder* wijs moet zijn de eenheidsschool. Deze denkt men zich als de aaneensluiting van alle takken en soorten van onder* wijs, die als de geledingen van een organisme op natuurlike, d.w.h.z. op psychologies*didacties gefundeerde wijze in elkander overgaan, zodat de meest uiteenlopende gaven en krachten, ten bate van de gemeenschap, tot onbelemmerde ontplooiing en ontwikkeling kunnen komen. „... .eine organisatorische Einheit, die aber innerlich auf das mannig* faltigste gegliedert ist und dadurch allen individuellen Bega* bungen einerseits und allen sozialen Notwendigkeiten an* derseits gerecht werden kann."4") Heinrich Schub? stelt het in zijn meergenoemde „Toelich* ting" zo voor, dat na de nu nog 4*jarige, maar in de naaste toekomst 6*, indien mogelik 8*jarige grondschool, herhaal* delike vertakkingen (bifurcaties) zullen optreden. De verschillende schooltypen divergeren dan niet meer, of lopen niet meer evenwijdig naast elkaar „aber sie sind Organe dexselben Einheit, es führen Brücken und Ueber* gange von der einen Schule zur andern, so dasz sowohl spater durchbrechende besondere Begabungen noch die Möglichkeit zur Erreichung der für sie geeigneten Ausbil* dungsmöglichkeit erhalten, als auch nachlassende Bega* bungen oder spater auftretende Neigungen zu handarbei* tenden Berufen zwanglos den Weg zurückfinden, ohne dasz solch einen Uebergang ein Makel für das betreffende Kind anhaftet. Denn das geistig besonders begabte Kind ist nicht besser, sondern nur anders geartet als das geistig weniger differenzierte Kind. Die menschliche Gemeinschaft braucht für alle Funktionen die einen wie die andern."66) Ook de Belgiese Werkliedenpartij eist, uit het oogpunt van maatschappelike efficiency, dus om verepilling van gees* telik kapitaal tegen te gaan: „Versmelting van al de soorten onderwijs — geestelik en lichamelik, klassiek, technies en *8) Gemeenteprogram (vastgesteld op 18 April 1927 op het Congres te Utrecht) onder no. 9 van het program van eisen. 4«) Heidelb. Progr. S. 52. ") ibid., S. 53. beroepsonderwijs — in één enkele dienst, zodanig dat, door uitlezing en specialisering, de verscheidenheid van de per* soonlike aanleg ten bate van de maatschappelike belangen kan benut worden.51) In de toelichting wordt dit aldus ge* motiveerd: „In de diepe volkslagen zijn er schatten van ver* stand ongebruikt gebleven. Het is het belang van de weten* schap en van de gehele samenleving ze nuttig aan te wenden. Het komt er op aan, de beste elementen te ont* dekken, m staat een grote, intellectuele macht te bereiken, zonder zich om hun sociale positie te bekommeren. Het is de opgang van de keur der arbeiders tot de hoogste weten* «chappelike kennis, het is trouwens het algemeen belang dat het zo zij".") Ook de Franse Partij stelt als toekomst*eis „1'école unique" voor ieder toegankelik, onafhankelik van de welstand zijner verzorgers; maar als eis van het heden, nu reeds verwezen* hkbaar: reorganisatie van het middelbaar onderwijs ih deze geest: „unifié, dans son personnel et ses méthodes, tout en sauvegardant la nécessaire variété des études (classiques scientifiques, techniques), et sans qu'il puisse question, ni d un nivellement par le bas, ni d'une sous*estimation des disciplines classiques".**) Ten slotte spreekt ook de Labour*party zich uit voor de „eenheidsschool, opgevat als een organiese eenheid van het gehele schoolwezen „from Nursery School to University" •*) Deze schoolorganisatie toch verdient de steun van een democratiese natie, daar zij is gebaseerd: „on the rullest recogmtion of the two complementary principles of com* piete social equality and of the necessity of adjusting the types of education offered to wide indiyidual differences ot taste, capacity and character".") Volledige verwerkeliking van het socialisties*pedagogies ideaal der kosteloze eenheidsschool zal onder het kapita* hsme natuurlik nooit te bereiken zijn, daar zij het peda* gogies correlaat is van een klassenloze samenleving. De principieel sociaabdemocratiese schoolhervormingseisen: af* ") Verslag van de CommissioTroclet BL 18 ") ibid., bl. 19. **) Le progr. d'action. p. 33. M) Labour and the Nation. n. 39 ") ibid., p. 39. schaffing van het burgerlik ontwikkelingsmonopolie door kosteloosheid van het onderwijs in de ruimste zin des woords op de organies opgebouwde eenheidsschool, hebben onder de huidige verhoudingen slechts kans op gedeeltelik* verwezenliking, en wel daar, waar de macht der sociaabdemocratie groot genoeg is, om de daartoe nodige verande* ringen in wet of gemeentelike verordeningen door te zetten. Dit is reeds in één land gebleken, en wel in Oostenrijk. Toen daar de sociaaldemocraten bij de revolutie van 1918 de stuwende kracht vormden, was hun invloed in de op» tredende coalitieregering zo groot, dat aan hun partij» genoot Glöckel de leiding van het onderwijsdepartement werd toevertrouwd. In deze functie heeft hij met grote voortvarendheid de „Abbau des Biidungsprivllegs" aange* vat. Daar in 1920 een christelik#sociale regering optrad, en Glöckel dus slechts twee jaar gelegenheid heeft gehad als onderstaatssecretaris van onderwijs zijn plannen ten uit» voer te brengen, heeft hij slechts niéuwe grondslagen kun» nen leggen, waar nog bijkomt, dat na 1920 menige hervor* ming weer is ingetrokken, of reeds geprojecteerde plannen niet zijn uitgevoerd. , Glöckel ging uit van het postulaat, dat iedereen het recht heeft op ontwikkeling en ontplooiing van zijn aangeboren gaven, wat insluit, dat de maatschappij, in haar eigen belang en in dat van het individu, verplicht is alle beletselen van de geestelike groei der persoonlikheid uit de weg te ruimen. Eén der grootste belemmeringen acht Glöckel het financiëel onvermogen van veel proletariese ouders. Daar moest het probleem van de ontmonopolisering van het voortgezet onderwijs dus worden aangepakt, door: „wenigstens einem Teil tüchtiger junger Menschen die Möglichkeit der Weiter» bildung zu geben."66) Voor dit doel werden een zestal vroegere officiers*op!ei* dingsscholen ingericht als internaten, z.g.n. „Bondsopvoe> dingsinstituten", vier voor jongens, twee voor meisjes. De selectie der kinderen geschiedde volgens moderne experi* menteebpsychologiese methoden. Van de 1200 kinderen be* hoorden drie vierden tot de proletariese klasse; en hiervan werden zij geheel op staatskosten opgevoed, wier ouders onvermogend waren. De overige ouders betaalden school* M) Die oesterreichische Schulreform. Von Otto Glöckel. Wien, 1923. S. 19. geld, naar verhouding van hun inkomen. De leerlingen zou* den in deze internaten van hun 10e tot hun 18e jaar ver* blijven, en worden opgeleid zowel voor practiese beroepen als voor de universiteit. „Es ist ein Stück erfreulichen Fort* schrittes, dasz aus den Statten, in denen in der monarchis* tischen Zeit Menschen für den Massenmord herangebildet wurden, nunmehr die „Blüte der Nation" für den Dienst Zum Wohle der Gesamtheit heranreift".") Deze „Bondsopvoedingsinrichtingen" doorstonden de stormen der na 1920 ingetreden reactie. Maar dat is ook vrijwel het enige, wat van Glöckels schoolhervormingen (arbeidsschool, democratiese schoolorganisatie, coïnstructie „selfgovernment", e.a.) ten slotte is overgebleven. Een nieuw arbeidsveld echter opende zich voor hem in de stad Weetten. „In demselben Masze, als das Unterrichtsministe* rium seine vornehmste Pflicht, die begonnene Schulreform systematisch weiterzuführen und zu verankern, vernach* lassigte, übernahm Wien zunachst für sein Gebiet, das aller* dmgs ein Drittel des gesamten Schulwesens der Republik umfaszt, diese Aufgabe."5") Als 2e voorzitter van de stads* schoolraad heeft Glöckel toch nog veel van zijn opvoed* kundige denkbeelden in practijk kunnen brengen, zoveel zelfs, dat door zijn hervormingsarbeid Weenen het Mekka geworden is voor de moderne pedagogen uit alle oorden der wereld. Ook in Weenen is Glöckel begonnen met het scheppen van de materiele voorwaarden, nodig voor de doorvoering van elke ingrijpende schoolhervorming. Daarbij werd hij geleid door de gedachte, dat geestelike arbeid slechts moge* lik is op de grondslag van een lichamelik zich welbevinden. In de eerste plaats is daarom gemeentelike schoolvoeding ingevoerd voor die kinderen, welke volgens het oordeel van onderwijzend personeel, schoolverpleegster en schoolarts daarvoor in aanmerking komen. „Es ist ein stolzes WortDie MUlionenstadt Wien hat kein hungerndes Schulkind". Taglich erhalten fast 20.000 Kindern nahrhafte und aus* reichende Kost. Achtzig Prozent der Schulkinder, die an der hchulerausspeisung teilnehmen, erhalten das Mittagmahl auf Kosten der Gemeinde."") ") ibid., S. 20. " ' •*) ibid., S. 28. ") Otto Glöckel. Drillschule, Lernschule, Arbeitsschule.Wen, 1928. S. 16. 3 Verder worden alle leermiddelen van gemeentewege ver* strekt, wat Weenen jaarliks per kind op 450 shilling te staan komt.80) Ieder kind krijgt dus quantitatief en qualitatief dezelfde boeken, schrijf*, teken* en handwerkbehoeften. „Wenigstens auf diesem Gebiete ist der Unterschied zwischen arm und reich unter den Kindern beseitigt."*1) Dat deze gratis verstrekking van schoolbehoeften door de tegen* standers als een socialistiese maatregel werd gevoeld, blijkt uit een afwüzende motivering van een christelik*sociale afgevaardigde (18 Nov. 1920): „Wir wehren uns gegen die unentgeltliche Versorgung mit Schulrequisiten, weil wir nicht zulassen können, dasz unsere Kinder schon von Jugend auf zum Kommunismus erzogen werden."82) Ook voor het zwakke schoolkind werd veel gedaan. In het jaar 1923 b.v. werden meer dan 20.000 kinderen naar vacan* siekolonies uitgezonden; de gemeente Weenen gaf hiervoor 1.7 miljard kronen uit.68) Kosteloos lager onderwijs, gratis leermiddelen, school* voeding en geneeskundige behandeling van het schoolkind vormen te zamen de grondslag, waarop de eigenlike school* hervorming van Glöckel is opgetrokken. Deze hervorming is in één woord te karakteriseren als „Abbau des Bildungs* privilegs". Vóór Glöckel's optreden was de toestand zo, dat een klein deel der leerlingen, na de 4*jarige „Grundschule" te hebben doorlopen, overging naar de 3*jarige „Burger* schule", de opleidingsschool voor de middelbare school. Het grootste deel der leerlingen zette het onderwijs nog 4 jaar voort op de „bovenbouw" van de „Volksschule". De „Bür* gerschule" werd hoofdzakelik bezocht door kinderen van beter gesitueerde ouders; de volksschool was de proletariese school. De eerste hervorming van Glöckel nu ging in de richting van de eenheidsschool. In het schooljaar 1922/23 werden in de plaats van de 3*jarige „Bürgerschule" als proef 24 eerste klassen ingericht van een verplichte kosteloze 4*jarige „Allgemeine Mittelschule" (dus voor 10—14*jarigen). Het volgend jaar kwamen er weer 24 klassen bij, en zo zou geleidelik de „Bürgerschule" door dit nieuwe schooltype *•) ibid., S. 18. el) Die oesterrechische Schulreform. S. 33. «) ibid., S. 33. «») ibid., S. 33. vervangen worden. Hiermee bereikte men twee voordelende beroepskeuze wordt uitgesteld tot het 14e jaar, en het volksontwikkelingspeil door het verstrekken van vervolg* onderwijs aan het volkskind verhoogd. Hierbij sloot de tweede hervorming aan. In plaats van het „Untergymna* sium" het „Unterrealgymnasium" en de „Unterrealschule" werd bij wijze van proef een uniforme „Untermittelschule" onder de naam van „Deutsche Mittelschule" in het leven geroepen. De resultaten van beide proefnemingen waren verrassend gunstig. „Die Idee konnte sich siegreich durch* setzen. ") De pioniers*arbeid van Glöckel in Weenen, heeft ook stimulerend gewerkt op de rijks*schoolwetgeving. In de Nationale Raad kwamen 2 Aug. 1927 twee schoolwetten tot stand, waarin door de politieke invloed der sociaabdemo* cratiese fractie enige socialistiese onderwijsidealen zijn belichaamd: het „Hauptschulgesetz" en het „Mittelschub gesete', beide dus geldende voor geheel Oostenrijk, inclu* sief Weenen. Op de vierjarige „Grundschule" is (in de plaats van de vroegere „Bürgerschule") een eveneens vierjarige kosteloze „Hauptschule (=de Weense „Allgemeine Mittelschule") gebouwd, waarop eindonderwijs gegeven wordt. Deze heeft 5n cft, "Cirn.e absch"eszende Bildung zu gewahren und ïhre Schuier fur den Eintritt in das praktische Leben oder m Fachschulen vorzubereiten. Ueberdies soll sie fahigen ichulern den Uebertritt in die Mittelschule ermöglichen" M) Hierdoor is het dus de begaafde proletariërskinderen moge* lik gemaakt de middelbare school, na een 8*jarige kosteloze lagere schoolopleiding, binnen te treden. De duurdere weg over de 4*jarige „Untermittelschule" blijft nog gereserveerd voor de kinderen der bourgeoisie. Geheel gebroken is er dus met met het selectie*beginsel: „nicht nach dem geistigen Besitztum der Kinder, sondern nach dem materiellen Be* sitztum der Eltern".8«) Terwille van de aansluiting tussen „Hauptschule en middelbaar onderwijs, wordt er één vreemde taal onderwezen. Als pedagogies novum (hoewel veel gelijkenis vertonende met het „Mannheimer stelsel") is ingevoerd, dat iedere klas der „Hauptschule" gesplitst is in twee afdelingen: afd. I voor de geestelik*actieven, afd. II met ") Drillschule. S. 20. " ' " ' ,5) ibid., S. 21. «•) ibid., S. 21. een gemakkeliker leerplan voor de geestelik*minder*actieven. Overgang in de loop van de cursus van de ene naar de andere afdeling is te allen tijde mogelik. Om de klasse*een* heid te demonstreren, en het ontstaan van meerder* en minderwaardigheidsgevoelens te voorkomen, vieren de beide afdelingen schoolfeesten e.d. te zamen. De leerlingen van afd. I ener klas kunnen op een goed eindrapport zonder examen in de volgende klasse van een 4*jarige Untermitteb schule worden toegelaten. Alleen de overgang van de 4e klasse der Hauptschule naar de 5e klasse van het gym* nasium is niet meer mogelik. Ook voor de leerlingen van afd. II blijft de overgang naar de volgende klas ener Untermittelschule mogelik, maar zij moeten een toelatingsexamen afleggen. Waar vroeger het einddiploma van een 3*jarige „Burger* schule" waardeloos was voor de toelating tot de „Ober* mittelschule", is deze nu voor begaafde leerlingen der L.S. met einddiploma „Hauptschule" toegankelik. De gemeente Weenen heeft daarenboven een groot aantal beurzen voor middelbaar onderwijs ingesteld, die in de eerste plaats de leerlingen van „Hauptschulen" ten goede moeten komen. „Es ist also tatsachlich ein schweres Hindernis des Aufstieges von Proletarierkindern beseitigt." ") De naam „Deutsche Mittelschule" is in de Rijkswet niet overgenomen. De oude namen van de „Untermittelschulen' (z.b.) zijn behouden gebleven, maar op de vreemde talen na, zijn de leerplans onderiing en in wezen ook aan dat der Hauptschule gelijk, om de overgang van het ene naar het andere schooltype te vergemakkeliken. Bij de nieuwe wet op het middelbaar onderwijs is ook voor de „Untermittelschulen" handenarbeid verplicht geworden. „Es wird also in Zukunft keinen Priester, Advokaten, Artzt öder andern Intellektuellen geben, der nicht in seiner Jugend an einer Hobeb oder Drehbank gestanden ist Erst jetzt werden viele erkennen, dasz die sogenannte Handarbeit doch nicht so einfach zu leisten ist, dasz es hier auf Genauigkeit, Gewissenhaftigkeit und Ausdauer ankommt. Aus dieser Erfahrung heraus wird es den Reaktionaren schwer werden, in Zukunft die „Kopfarbeiter" gegen die „Handarbeiter ff) ibid., S. 23. auszuspielen. Die Arbeit ist eine Einheit! Hand* und Kopf* arbeiter sind aufeinander angewiesen, haben die gleichen wirtschaftlichen Ziele und müssen sich daher zusammen* schlieszen um die Interessen aller Arbeitenden gegenüber denen der Drohnen der Gesellschaft wirksam zu ver* treten."68) Naast de bestaande schooltypen zijn nog andere ge* schapen, om begaafde kinderen in de gelegenheid te stellen, zich voor de universitaire studie voor te bereiden. Voor hen, die van plattelands*„Hauptschulen" komen, waar geen vreemde taal wordt geleerd, zijn „brug"*klassen, „Ueber* leitungsklassen" tussen „Hauptschule" en „Obermittel* schule" opgericht, vooral om de talenkennis aan te vullen, die voor de toelating vereist wordt. Ook een nieuw schooltype is de „Aufbauschule". Deze leidt de uitmuntendsbegaafden op voor de universiteit. En ten slotte staan voor hen, die al in de practijk zijn, of hun „leer"*tijd hebben volbracht, of het 17e jaar hebben vob eindigd, nog de„ Arbeitermittelschulen" open, waar in kortere tijd de leerlingen klaargemaakt worden voor het einddiploma der „Obermittelschule". Samenvattend is de ontwikkelingsmogelikheid van het proletariërskind dus op de volgende wijze geregeld: le. vierjarige kosteloze volks* school. 2e. voor biezonder begaafden opname in de „Bundes* erziehungsanstalten" (internaatsopvoeding waarvoor de ouders öf niets óf naar draagkracht betalen); of 3e. vierjarige „Hauptschule" (kosteloos); dan 4e. öf naar de vakschool, of „in de leer" (met voortgezet onderwijs) óf 5e. naar de „Ober* mittelschule" (beurzen!). „Man kann ruhig behaupten, dasz in keinem andern Lande der Aufstieg der Tüchtigen so erleichtert ist, wie in der Republik Oesterreich",69) roept Glöckel geestdriftig uit. Al wordt ook zijn enthousiasme getemperd, als hij bedenkt, dat ook nu nog maar een heel klein deel der proletariese ouders in staat zal zijn, zijn kinderen tot het 18e of zelfs 22e te voeden en behoorlik te kleden, „dasz trotz dieser Möglichkeiten das Proletariër* kind noch auszerordentlich schwere Hemmnisse überwinden musz Erst dann, wenn die Gesellschaft den Wertvollen Nachwuchs so weit unterstützt, dasz wirklich alle Tüchtigen •*) ibid, S. 23. ") ibid., S. 24. jene Ausbildung genieszen können, auf die sie nut Kuck* sicht auf ihre Begabung Anspruch erheben können, ist unser Ziel erreicht".70) Ten slotte. Behalve als een recht wordt de onbelemmerde openstelling van de middelbare school voor het proletariaat ook als een noodzakelikheid beschouwd, een noodzakelikheid, geboden door de sedert de revolutie van 1918 veroverde machtspositie van de Oostenrijkse*sociaal*democratie. Zij zal slechts in staat zijn deze macht te behouden en nog te versterken, als zij te beschikken krijgt over een kader van: „ausgezeichnet vor* gebildete Menschen, die aus dem Proletariat stammen und noch mit tausend Faden mit ihm verblinden sind Immer mehr rückt das organisierte Proletariat von der Kritik zur aufbauenden Arbeit vor, immer dringender wird daher dieses Bedürfnis nach fachlich und allgemein durchge* bildeten Proletariërkinder".71) Keren wij na deze uitweiding over een stukje socialistiese konstruktieve onderwijspolitiek terug naar de sociaal* democratiese onderwijsbeginselen, zoals deze zijn neergelegd in de verschillende partijprogramma's. Een eis, die alleen voorkomt op de socialistiese program* ma's van de Germaanse landen, is die der arbeidsschool. Als men zich echter een duidelike voorstelling tracht te maken van het doel, dat op socialistiese gronden met dit schooltype wordt beoogd, dan laat de te algemene, en daar* door vage, formulering een onbevredigende indruk achter. Het arbeidsschoolprincipe toch kan op drieërlei wijze worden gefundeerd. Handenarbeid op de school kan worden beschouwd als een correctief op de eenzijdige verstands* ontwikkeling der intellectualistiese luisterschool; en zo tevens behoeden voor geestelike opgeblazenheid, daar hij de bewustmaker is van onvolledig of foutief weten en kunnen. In deze zin heeft vooral Robert Seidel de arbeidsschoobgedachte uitgewerkt. Deze sociaabdemo* cratiese professor in de pedagogiek aan de techniese hoge* school te Zürich, heeft zijn leven lang gepleit voor de arbeidsschool, op grond vooral van haar grote sociaal* pedagogiese waarde. Voor Seidel is handenarbeid een n) ibid., S. 24. ") ibid., S. 24/25. onontbeerlike factor in de harmoniese vorming van de opgroeiende jonge mens. „Der Grund* und Eckstein der harmonischen Bildung aber—das ist die padagogische Handarbeit, das ist das Arbeitsprinzip und die Arbeits» methode."72) Al weet hij als socialist, dat „diese harmonische Bildung... héute erst ein Ideal(ist), das noch seiner Verwirklichung in der Zukunft harrt, und das erst verwirklicht worden kann in einer höheren Form der Gesellschaft und des Staates . .",") toch is handenarbeid op school daarom alleen reeds nodig, daar het een democratiserend en socialiserend opvoedingsmiddel bij uitnemendheid is. Het helpt de kloof overbruggen, die steeds nog gaapt tussen de waardering van geestelike en die van lichamelike arbeid; door het gezamen* lik werken aan een taak wordt het gemeenschapsgevoel gewekt of versterkt. „Wir brauchen Menschen, die kraftvoll mitarbeiten an der Demokratisierung der Gesellschaft, an der Fortbildung des Staates zu sozialen und solidaren Gemeinschaft, und an der Veredelung und Verschönerung des Erdendaseins für alle."74) Seidel heeft wel is waar de arbeidsschool niet gedacht in haar radicale vorm van „productieschool", waarin, zoals wij zagen, arbeid als „eco* nomiese functie" tot spil van alle onderwijs wordt gemaakt en de pedagogiese waarde van die arbeid toeneemt met het economies resultaat voor de schoolgemeenschap (Kawerau c.s.), of voor de maatschappij (Blonsky). Maar bij beide vormen van de arbeidsschool staat het sociaabpedagogies doel op de voorgrond. Er is echter ook een type van arbeidsschool, waarbij de arbeid in de eerste plaats als middel dient tot personalisties*pedagogiese waardeverwer* keliking. De handenarbeid die hier als afzonderlik vak in schoolwerkplaatsen wordt beoefend, (zoals dit b.v. door Kerschensteiner in München is ingevoerd), doelt op de nauwkeurige en volledige afwerking van het te maken voorwerp. Het doel is hier niet het object als zodanig, maar de zedelike wilsvorming, van het subject. Het is niet te ontkennen, dat van de verhoogde zedelike activiteit van het individu ook de gemeenschap de vruchten zal plukken, '«) R. Seidel. Das Ziel der Erziehung vom Standpunkt der SoziahPada* goglk*. Zürich, 1915. S. 51. ™) ibid., S. 51. M) ibid., S. 42. zodat ook het sociaabpedagogies element bij dit arbeids* onderwijs niet ontbreekt. „Arbeit setzt das Wollen bis zum Motorischen fort und stellt sich dadurch in den Dienst der Erziehung zur Willensenergie. Damit hangt zusammen, dasz durch die Arbeit gewisse sittliche Dispositionen entwickelt und vervollkommnet werden, so dasz sie sich zu Tugenden ausgestalten. Von diesen sind besonders die sozialen Tugen* den (Gehorsam und Unterordnung, Anstand, Höflichkeit, Gewissenhaftigkeit, Pflichtsinn, Vertraglichkeit, Kollegiali* tat, Opferwüligkeit, Dienstfertigkeit) zu nennen "") Als derde en laatste vorm van arbeidsonderwijs is nog te noemen de richting, waarbij handenarbeid niet is een af* zonderlik vak, maar een leervorm, die bij alle zich daartoe lenende vakken wordt toegepast; waarbij dus metaal, hout, klei en karton de middelen worden om het intellectueel verworvene te objectiveren tot zintuigelik waarneembare vormen. „Seine bildende Wertigkeit wird daran gemessen, wie stark es im arbeitenden Schüler geistige Bewegtheit auszulösen vermag. Die padagogische Zielung geht hinaus auf die Weckung, Entfaltung, und Formung der geistigen, seelischen und leiblichen Krafte im Total der Indivi* dualitat."78) Aan dit arbeidsonderwijs ontbreekt het sociaal* pedagogies karakter ten enen male; het is uitsluitend van aesthetiessdidactiese aard. De omzetting van de receptieve „leer"*school in de actieve arbeidsschool (in Seidelse zin) behoort mede tot de didac* tiese hervormingen van Glöckel. Daarmee is dus voor Weenen altans verwezenlikt, wat in het Oostenrijkse partijprogram geëist wordt: de arbeidsschool als opvoedingsmid* del tot zelfwerkzaamheid en verbinding van hoofd* met handenarbeid, van geestelike met lichamelike ontwikkeling in alle geledingen van het onderwijs.78*) In dezelfde bewoordingen komt deze eis ook voor op het Duitse partijprogramma. In de toelichting wijst Schub: er op, dat de sociaabdemocratiese schoolhervormers niet te* vreden zijn met de z.g.n. „arbeidsschool", een modern*peda« '*) Eduard Burger. Arbeltspadagogik*. Leipzig, 1923. S. 660/61. '•) Otto Seheibner. Zwanzig Jahre Arbeitsschule in Idee und GestaU tung. Leipzig, 193Ó. S. 85. '••) Programm der Soz.*dem. Arbeiterpartei Deutschösterreichs. Wien, 1927. S. 19. gogiese leuze, vaak aangezien voor een specifiek socialist tiese. „Der Sozialismus sieht in der Arbeit die Schöpferin, Erhalterin und Förderin aller Kultur." In der Wechselwir* kung und gegenseitigen Befruchtung von körperlicher und geistiger Arbeit liegt der Schlüssel allen Fortschritts.'7) Daarom moeten de kinderen van jongsaf aan, uitgaande van het kinderspel, met het gebruik van alle elementaire werk* tuigen, vertrouwd worden gemaakt: „fortschreitend darüber hinaus, aber auch zum Verstandnis des Ineinandergreifens der verschiedenen Werkzeuge, zu den Berufen und Berufs* gruppen bis zum gesamten nationalen und weltwirtschaftlichen Produktionsprozesz erzogen werden". Zo komen de leerlingen in .hun schooltijd mogelik reeds tot de keuze van het voor hen geëigende beroep, en verkrijgen ze anderzijds het noodzakelik overzicht over het productieproces in zijn geheel, in zijn afhankelikheid dus van elk beroep afzonder» lik en van elke nog zo onaanzienlike deebarbeid ook, waar» toe het gemechaniseerde grootbedrijf leidt. „Die Arbeit wird dadurch, auf für den Teilarbeiter, wieder innerlich beseelt und vergeistigt .wahrend sie heute für Millionen von Arbeitern zu ermüdenden und verblödenden Qual geworden ist, weil ihnen der Einblick in die innere Verbundenheit und Gesetztmaszigkeit der gesellschaftlich notwendigen Arbeitsvorgange fehlt".78) s Het is duidelik, dat Schulz hier over de Seidelse arbeids* school heenreikt naar een „productieschool", zonder deze echter in te willen schakelen in het maatschappelik pro; ductie»proces, zoals de bolsjewistiese pedagogiek dit begrip opvat en toepast. In het reeds genoemde referaat op het Mannheimer congres spreekt Schulz een in dit opzicht dui* deliker taal, waaruit blijkt, dat hij althans in de toekomstige socialistiese samenleving opvoeding en onderwijs ziet als maatschappelike functies, en de school in het biezonder als orgaan van het sociaabeconomies leven. „Indem sie (de leerlingen, K.) durch ihre Arbeit schon Werte für die Gesellschaft produzieren, werden in ihnen sogar frühzeitig die Gefühle der Selbstachtung und der Unabhangigkeit erwachen, Gefühle, die wir wünschen; denn wir wollen nicht die Jugend zu gehorsamen und willenlosen Subjekten einer ihnen gewaltsam aufgedrangten Heidelb. Progr. S. 53. ™) ibid, S. 53. Autoritat erziehen, sondern schon im Kinde achten wir den Menschen, der das Recht hat, sich im Rahmen der sozialen Gemeinschaft zu seiner vollen und schonen Indi* vidualitat zu entwickeln".™) In deze gedachtengang met zijn accentuering van het proletariese gevoel van eigenwaarde, in tegenstelling tot het subordinatie vooronderstellende gezagsprincipe in de heersende opvoeding, beluisteren wij reeds een anticipatie op de psycho=(Marxistiess)sociologiese denkbeelden van Otto Rühle. (zie bl. 97 vlgg.) Op het gemeenteprogramma van de S.D.A.P. komt de eis der arbeidsschool niet voor. Maar in het Rapport, in 1925 uitgebracht door de onderwijscommissie, ingesteld door de S.D.A.P., aanvaardt men de arbeidsschool in de zin van „école active", hierdoor gekenmerkt, „dat een groter geesten like aktiviteit, een productiever geestelik arbeiden bij de leerling in de plaats treedt van een meer passief in zich opnemen".*6) In verband hiermee spreekt de commissie zich ook uit voor de invoering van handenarbeid. „Deze invoe* ring zal een goede overgang naar een verder stadium in de ontwikkelingsgang der school kunnen vormen".88) Maar dan handenarbeid niet slechts als leervak, maar ook als leer* vorm. „Het waarnemingsvermogen en de scheppingsdrang der leerlingen moeten er door worden versterkt en bevor* derd. Van belang is daarbij ook de werkzaamheid der leer* lingen voor de schoolgemeenschap. Gevolg zou zijn meer liefde voor de arbeid en een grotere gemeenschapszin De gevoelssfeer van de huidige school dient in elk geval in deze richting te worden gewijzigd."80) Daar de overblijvende didactiese eisen niet principieel* socialisties zijn, kunnen wij er mee volstaan ze slechts te noemen. Toepassing van moderne onderwijs*methoden, o.a. in het program der Belgiese Werkliedenpartij omschreven als „veelvuldiger toepassing van de intuïtief «actieve methode"; en als „aanpassing van het didacties materieel aan de voor* uitgang van de opvoedkunde en van de wetenschap";81) en voorts nog: uitbreiding van de leerplicht en verplicht ver* volgonderwijs voor de boven*schoolplichtigen. Ten slotte rest ons nog de vraag te beantwoorden: hoe verhoudt zieh n) Protokoll. S. 343. 80) Rapport van de Onderwijscommissie, ingesteld door de S.D.A.P., Amsterdam, 1925. bl. 28. M) ibid., bl. 54. de sociaabdemocratie in de verschillende landen: le. ten opzichte van het vraagstuk der neutraliteit van het onder* wijs; en 2e. ten opzichte van de verhouding tussen biezondere school en Staat; beide problemen van staatsrechtelike en pedagogiese aard. Als men de soc.*dem. programma's ten aanzien van deze vraagstukken bestudeert, valt het op, dat in rooms*katholieke landen de Houding der sociaabdemocratie tegenover de biezondere school geheel, anders gemotiveerd wordt dan in de landen met gemengde bevolking. Vrees voor de verclericalisering van het onderwijs doet in de eerstgenoemde landen agressiever optreden tegen het vrije, biezonder onderwijs dan in de laatstgenoemde. Ook ten aanzien van de subsidiëring van dit onderwijs zal de houding vaak verschillen, naarmate men het confessionele onderwijs als een meer of minder groot gevaar, of als een staatsrech* telike consequentie beschouwt. Het programma der Belgiese Werkliedenpartij spreekt zich uit voor „behoud van het beginsel der vrijheid van onder* wijs in alle graden, voorzien in de grondwet (art. 17)82), waaruit dus volgt, dat zij noch vóór verplicht confessioneel onderwijs, noch vóór de verplichte neutrale staatsschool is, welke laatste eis vooral in het buitenland wordt gesteld „door de democraten, die van een te strenge Jacobijnse geest doordrongen zijn."88) Maar al erkent de B.W.P. het bestaansrecht der vrije confessionele school, toch geeft zij de voorkeur aan, en wenst zij daarom uitbreiding van ,4e wereldlike kosteloze openbare school, waar een ieders wijs* gerige overtuiging wordt geëerbiedigd".84) In de toelichting heet het: „ de soc. partij (betuigt) zonder voorbehoud haar innige gehechtheid aan het onderwijs door de open* bare machten ingericht"; „er bestaat volstrekte eensgezind* heid om te verklaren, dat de openbare, wereldlike. verdraag* zame school boven de confessionele, sectariese en bepaald antb'socialistiese school staat. Er heerst geen meningsver* schil, waar het gaat om de school van allen te verdedigen tegen de aanvallen van haar tegenstanders."88) Elders wor* den de confessionele scholen gekarakteriseerd als „zoge* naamde vrije scholen, die, in werkelikheid strijdscholen 82) Progr. B.W.P., bl. 53. w) ibid., bl. 57. M) ibid., bl. 60. *») ibid., bl. 60/61. zijn, opgericht om tot werktuig te dienen in de politieke en maatschappelike geschillen."86) De B. W.P. verklaarde zich in 1928 vóór subsidiëring van de vrije school, mits onder doelmatige controle van de over» heid, zowel wat toezicht op de scholen als wat bevoegdheid der leerkrachten betreft: „Natuurlik nemen al deze waar» borgen niet alle bezwaren van de confessionele school weg, doch zij verzachten haar aanslag op de vrijheid van geweten, door de betreurenswaardige actie, die zij op de bevolking uitoefenen, te beperken."87) Bij het in 1928 gehouden referendum over de door het Congres aangenomen resolutie van de Algemeene Raad, be» treffende subsidiëring van de vrije school, werden er 369.117 stemmen vóór, 112.384 stemmen tegen subsidie, en 17.540 blanco stemmen uitgebracht.87*) Deze minderheid is in November 1931 meerderheid geworden: het Congres sprak zich toen uit vóór afschaffing van subsidie aan de confes» sionele scholen. Het Franse Partijprogramma verklaart de socialistiese partij als zodanig neutraal tegenover de verschillende gods* dienstige uitingen. „Mais il est bien obligé de mesurer chaque jour, dans notre pays, la puissance que tous les cléricalismes mettent au service de la réaction et du capitalisme. C'est pourquoi le problème de la laïcité de 1'Ecole, comme de 1'Etat, est en France étroitement lié au problème social: la hitte pour la laïcité, est un aspect de la bataille sociale."8S) Daarom is het de taak van de Partij om de neutrale leken» school te helpen beschermen tegen de concurrentie van het confessioneel onderwijs; door te eisen: gelijkwaardige diploma's voor leken» en geesteliken*onderwijzers; staats» controle op het vrije onderwijs. Als einddoel echter staat de Partij voor ogen: waarlik nationaal onderwijs, derhalve het verdwijnen van de huidige tegenstelling: staatsonder* wijs—vrij onderwijs. „La neutralité serait ainsi assurée a 1'Ecole et par 1'Ecole.89) Deze neutrale nationale school veronderstelt echter een groeiend socialisme: ook onder* wijsmationalisering toch impliceert, evenals de nationalisatie M) ibid., bl. 62. w) ibid., bl. 63. "*) ibid, bl. 61. 88) Le progr. d'action. p. 32. ») ibid, p. 34. der productiemiddelen, de opheffing van de klassenstrijd en de vervanging daarvan door „la souveraineté collective triomphante."8B) Dit genationaliseerde onderwijs denkt de Franse Partij zich op de volgende democratiese wijze georganiseerd. „Un Office National de 1'Education devra être créé, dans lequel seraient représentés, selon la formule tripartite bien connue, a cöté de 1'Etat, les techniciens et les usagers, c*a*d non seulement les parents, mais les grandes associations de toute nature, auxquelles il appartient de traduire les besoins de la collectivité."90) Het Oostenrijkse Partijprogramma eist openbaarheid van het onderwijs in al zijn geledingen, maar beperkt de neutralis teit van het staatsonderwijs, door het stipuleren van opvoeding in „republikeinse en sociale geest", tot zuiver godsdienstige neutraliteit. De Oostenrijkse Partij is dus voorstandster van de verplichte, godsdienstig*neutrale staats* school. Ook de Duitse zusterpartij staat op het standpunt, dat de openbare inrichtingen voor opvoeding, onderwijs en wetenschappelik onderzoek godsdienstig*neutraal moeten zijn. Elke openbaar*rechtelike invloed van Kerk, religieuse gemeenschappen en geestelike verenigingen (Weitan schau* ungsgemeischaften) op deze staatsinstellingen moet worden bestreden. Naast scheiding van Kerk en Staat, ook scheiding van Kerk en School. Godsdienstigmeutrale volks*, ambachts* en hogere scholen. Geen aanwending van openbare middelen voor kerkelike en religieuze doeleinden.M) In de Toelichting fundeert Schulz de eis der godsdienstige neutraliteit op de marxistiese stelling: godsdienst is privaat* zaak: „ nicht mehr wie früher (sollen) Staat und Kirche ein Schutz* und Trutzbündnis auf Gegenseitigkeit zur Unterdrückung unbequemer geistiger und politischer Be* wegungen eingehen und dazu auch noch die Schule misz* brauchen können".92) Maar ook een nationaal motief doet hierbij mee: , da die Pflege bekenntnismasziger An* schauungen die Kinder schon auf der Schulbank aus* einanderreiszen und in Gegensatz zueinanderbringen würde, musz die besondere religiöse oder weltanschauliche Er* M) ibid., p. 34. ") Heidelb. Progr. S. 48. «) ibid., S. 51. ziehung der Kinder dem Elternhause und der Religions* und Weltanschauungsgemeinschaf ten überlassen bleiben." 9S) De S.D.A.P. verklaart zich vóór het grondwettelik be* ginsel van de financiële gelijkstelling van het openbaar en biezonder L.O. Dit is de korte samenvatting van de z.g.n. „Groninger motie", de in 1902 op het Congres te Groningen aangenomen meerderheidsresolutie van het Partijbestuur, luidende: „Het Congres der S.D.A.P. stelt de Staat de eis te zorgen, dat overal algemeen verplicht kosteloos voldoend lager onderwijs worde gegeven, acht hiervoor nodig de verheffing van het peil der lagere school met betaling aller kosten door en onder deskundig toezicht van de Staat, constateert, dat een groot deel der arbeidende klasse in Nederland voor zijn kinderen godsdienstonderwijs eist en acht het ongewenst het daarin tegen te werken, daar de sociaabdemocratie de eenheid der arbeidende klasse tegen gelovige en ongelovige kapitalisten op maatschappelik gebied niet ter wille van de theologiese geschilpunten heeft te verstoren, stelt aan de biezondere school dezelfde materiële eisen als aan de openbare, ook wat betreft de positie der onder* wijzers, wier zelfstandigheid door de Staat moet worden gewaarborgd, evenals de vrijheid van keuze der ouders, en verklaart zich alleen onder gehele voldoening aan deze voor* waarden voor maatregelen, welke de gelijkstelling van de biezondere school met de openbare beogen."9S) Uit de schriftelike gedachtenwisseling vóór en de discus* sies op het Congres treden een drietal motieven naar voren, die tot dit besluit hebben geleid. Het eerste motief is van „weltanschauliche" aard, met name een principiële verwer* ping van dwang op geestelik gebied. Hieruit vloeit voort, dat aan die talloze ouders, die voor hun kinderen confes* sioneel onderwijs wensen, omdat zij krachtens hun wereld* beschouwing „neutraal onderwijs, met hoeveel nauwgezet» heid het ook de krenking van elke religieuze overtuiging vermijdt",94) uit den boze achten. De S.D.A.P. „verwierp daarom de gedachte van de verplichte neutrale staatsschool, M) De Onderwijs'pacificatle. Rapport, uitgebracht door een commissie, ingesteld door het bestuur der S.D.A.P. Amsterdam, 1931. Bl. 26/27. ") ibid., bl. 4. als leidende tot geestelike dwang".84) De twede beweegreden is de consequentie van het eerstgenoemde motief. Als men het recht op geestelike vrijheid, dus i.c. op het stichten van biezondere scholen, erkent, moet men ook de plicht van de overheid erkennen, om de verwezenliking van dit recht in volle omvang mogelik te maken. De S.D.A.P. wilde dan ook de vrijheid van schoolkeuze, als door haar erkend recht der confessionele ouders, „tot een realiteit maken, door voor de biezondere scholen uit de overheidskas de nodige geldmid* delen beschikbaar te stellen, op dezelfde voet als deze voor de openbare scholen beschikbaar gesteld worden".8*) Dan toch slechts bestond de zekerheid, dat de verstandelike ont* wikkeling van het proletariërskind der biezondere school b.v. niet meer afhankelik zou behoeven te zijn van de wissel* vallige opbrengst ener „schoobcollecte". Aan de eis der financiële gelykstelling verbond de Partij in het belang der volksontwikkeling echter de voorwaarde, dat het biezonder onderwijs aan dezelfde eisen van deugdelikheid zou moeten voldoen als het openbaar. De derde overweging was van politieke aard. De school* strijd had vele jaren achtereen een wig gedreven tussen de christelike en de socialisties* en modern*georganiseerde arbeiders, die van klassenstrijdstandpunt uit toch door een gemeenschappelik belang, het klassebelang, zijn verbonden. De beëindiging van de schoolstrijd zou daarom voor het christelik deel der arbeidersklasse betekenen de verlossing uit de ban der ideologies gefundeerde kunstmatige tegen* stelling tot hun socialistiese klassegenoten, en als zodanig een toekomstmogelikheid bieden voor de ontwikkeling der socialistiese arbeidersbeweging. „De S.D.A.P. had zeker niet ter wille van de verbetering van de verhouding tussen haar en de gelovige arbeiders tot de pacificatie op onderwijsgebied mogen medewerken, indien deze zou hebben ingedruist tegen haar principiële opvattingen. Nu haar principiële beschouwing voor haar de gelijkstelling niet slechts aannemelik maar zelfs wenselik deed zijn, kon zij met des te groter animo daarvoor ijveren, omdat zij in het politieke leven daarvan gunstige invloed verwachtte." M) De gelijkstelling van openbaar en biezonder onderwijs is met volle medewerking der Partij in de Grond* ") ibiA, bl. 4 wet van 1917 opgenomen, en in de L.O.*wet van 1920 uit* gewerkt. Het gevolg van de onderwijspacificatie is geweest, dat het biezonder onderwijs ten koste van het openbaar sterk is toegenomen, en het Nederlandse onderwijs door de oprichting met overheidsgeld van talloze secte*schooltjes angstwekkend is versnipperd tot schade van het volksonder* wijs en de schatkist beide; en het verwachte gevolg, dat de christelike arbeiders, gedreven door hun nu ontremde klasse* instinct, in massa's tot de S.D.A.P. zouden toetreden, is uit* gebleven. Toch wensen de principiële voorstanders van de Pacificatie dit beginsel te handhaven, ook uit vrees, dat ver* werping er van door de Partij, een nieuwe, nog feller school* strijd zou ontketenen, de „Coalitie" weer zou doen herleven, en de in hun godsdienstig geweten getroffen gelovige arbei* ders weer sterker zou binden aan de antbsocialistiese ideologieën. .... Reactie tegen de erkenning van het beginsel der gelijk* stelling op het gebied van het lager onderwijs zou zijn een politieke fout zo groot als maar ooit begaan kan worden. ) Aan het boven geciteerde Rapport over de onderwijs* pacificatie is een minderheidsrapport toegevoegd, waarin een pleidooi wordt geleverd voor de verplichte neutrale staatsschool, hetgeen dus insluit de principiële verwerping van het biezonder onderwijs. De minderheid van de com* missie (benevens een minderheid in de „Bond van Nederl. Onderwijzers") fundeert haar pleidooi op het pedagogies beginsel der absolute neutraliteit, waaronder zij verstaat de pedagogies verantwoordbare neutraliteit van het onderwas in politiek en godsdienstig opzicht, te formuleren m de leuze: geef het kind, wat des kinds is. „Groei van het biezonder (clericaal) onderwijs kwantitatiet en kwalitatief, steeds bruter conservatisme en anti*socia* lisme de jeugd inprentend; achteruitgang van het neutraal onderwijs, kwantitatief en kwalitatief naar onze zienswijze. Ziedaar het perspectief van de gelijkstelling voor de sociaal* democratie, die voor haar groei en haar toekomst een jeugd behoeft, die in het algemeen niet vooringenomen moet zun tegen onze beweging. Zeker, de maatschappij speelt een «) ibid., bl. 6. grote rol in de verdere ontwikkeling van onze proletariese jeugd tot bewuste strijders voor onze beweging, maar het zou kortzichtig zijn de suggestieve, clericale opvoeding in de schoolleeftijd, op biezondere scholen onze jeugd aan* gedaan, als onbetekenend te beschouwen."") De confes* sionele school is reactionnair, sanctionneert de kapitalisties* maatschappelike orde op sehriftuurlike gronden. Hoewel tegenstanders van de Pacificatie, wensen de minderheids* commissieleden toch van generlei kerk of godsdienstige secte de propaganda belemmerd te zien. „Doch dat de Staat geld zou moeten uitgeven, dus ook het geld van niet* gelovigen, van sociaabdemocraten, vrijdenkers enz. voor het onderween der kerkelike leerstellingen aan de jeugd, dat is een „beginsel", dat de sociaabdemocratie niet alleen moet arwijzen, maar met volle kracht moet bestrijden. In Holland komt de toestand eenvoudig hierop neer, dat wij de politiek der kerken steunen door voor haar clericale, antbsocialis* tiese propaganda onder de jeugd mee te betalen...." 98) Tenslotte verwerpen de tegenstanders van de Pacificatie het argument, dat de verplichte neutrale staatsschool ge* wetensdrang zou uitoefenen op de confessionele ouders Zij Zrn, h,1,?nn "in ^S'nsel geen andere dwang, dan de leer* plicht , de „„vaccinatie'"' en zoveel andere verplichtingen waaraan de moderne mens zich uit algemeen maatschappen' lik belang heeft te onderwerpen."89) Voor hen is het maatschappelik belang primair, en mag de school als maatschappelike instelling niet worden mis* bruikt voor geestelike (groeps)doeleinden. Vandaar hun extremistaese leuze: „Geen kind en geen cent" voor de biezondere school. In de polemieken, vóór het Groninger Congres, over de schoolkwestie gevoerd, beargumenteerde Van der Goes in de „Kroniek" (23 Maart 1901) het fictieve karakter van deze „gewetensdwang" op andere gronden. „Deze uitspraak berust allereerst hierop, „„dat wij de ouders met beschouwen als volstrekt bevoegd om de op* voeding van de kinderen naar eigen zin te bepalen" "1W) Het onderwijs is dan ook „een correctie door de maat* schappij gegeven aan de fouten van haar eigen gezins* •0 ibid., bl. 28. "*) ibid., bl. 29. H) ibid., bl. 30. 4 leven". 10°) En deze noodzakelikheid „is een grondslag van het recht van de overheid om het onderwijs te geven". 10°) Het ouderrecht vindt zijn begrenzing in het recht der ge* meenschap. Ook Saks mengde zijn stem in het koor der opponenten tegen de Pacificatie, en schreef, eveneens van streng*marxis* ties standpunt uit, in de Maartaflevering 1902 van de Nieuwe Tijd: „wij hebben niet het recht, om de ouders te veroorloven, hun kinderen onderwijs te laten geven, dat wij schadelik achten voor het kind , onze politiek is ethies, voor zoverre zij het recht der kinderen zwaarder doet wegen dan dat der ouders, de toekomstige ouders boven de tegen* woordige stelt".101) De vraag, of een dwangmiddel gebruikt mag worden, is er in laatste instantie een van klassemoraal, wordt beheerst door klassebelang en opportuniteit: „of men het bevorderlik acht aan de ontwikkeling der klasse van wier opkomst en zegepraal men het heil der gehele maat* schappij afhankelik rekent, en of men de overtuiging heeft, genoeg macht te kunnen ontwikkelen om het middel door te voeren en te handhaven."141) Ook R. Kuyper, de marxistiese theoreticus, kent aan het proletaries klassebelang een hogere waarde toe dan aan het formele recht der ouders, vrije scholen te mogen op* richten (hetgeen dus impliceert het onrecht van de Staat, om de ouders te dwingen hun kinderen naar de openbare school te sturen). Daarom weigert hij ook aan te nemen („voor een gelovig sociaabdemocraat moge de zaak anders staan —"), »dat in de morele waardering van de niet*relb gieuze partijgenoten het rechtsbesef, dat hun de dwang op religieuze ouders verbiedt, zwaarder zou wegen dan het rechtsbesef, dat hen de komst der socialistiese gemeenschap doet bevorderen"." (Het Volk, 19 Mrt. 1902.) „Daarom ook acht hij het onmogelik om — zoals de motie van het Partij* bestuur dat doet — een eventuele aksie ten gunste van de vrije school uitsluitend te motiveren op grond van het op zich zelf onrechtvaardige van de dwang op religieuze ouders."10*) Kuyper aanvaardt hier dus naast het door klasse* belang bepaalde recht een algemeen*geldend recht op eigen im) K. Geertsms. De vrijheid van schoolrichting en de S.D.A.P. Arnhem, 1931. BL 35. »») ibid., bl. 45. "*) ibid., bl. 45/46. overtuiging, al kent hij aan het eerste prioriteit toe in ver* band met het samenvallen van klassebelang met toekomstig gemeenschapsbelang: „we (kunnen) het recht niet beter dienen dan door de klassenstrijd te bevorderen".10') Voor Saks was het klassebelang de 'enige wezenlike bepaler van recht en moraal. Hoe verschillend ook gemotiveerd echter, voor Marxisten van alle schakeringen was in 1902 de ver* plichte neutrale staatschool een onverbiddelike eis in het belang van de socialistiese beweging, dus van de verwezen* liking ener hogere maatschappelike orde. in) ibiA, bL 30. HOOFDSTUK II. DE INTERNATIONALE SOCIALISTIESE JEUGD* BEWEGING. Geen klassenstaat kan het tolereren, dat zijn organen worden aangewend tot ondermijning van eigen fundamenten- En zo zal ook de kapitalistiese staat zich krachtens zijn klassebelang verweren tegen elke poging van socialistiese zijde, om de school, door aanvaarding van de specifiek socialistiese onderwijseisen in de wetgeving, dienstbaar te maken aan de „socialisering" van de jeugd. Afgescheiden van het vraagstuk, of de school behalve ontwikkelings*, ook nog opvoedingsinstituut is, moet of mag zijn dit is wel zeker, dat de huidige school, door haar burger* lik*kapitalisties klasse*karakter, geen kweekplaats zou kun* nen zijn voor die deugden, welke het socialisme zijn jongeren, als toekomstige klassenstrijders, wil inprenten: klassesolida* riteit en klasse*discipline. De socialistiese ideologieën kunnen alleen daar onbelem* merd worden bijgebracht en doorleefd, waar de staat geen principiële invloed kan uitoefenen, en het milieu van zuiver proletaries karakter is. Dit is het z.g.n. „derde milieu , in zijn specifieke vorm van socialistiese jeugdbeweging. Aanvankelijk (± 1900) voornamelik collectieve reactie van de sociaalwettelik*onbeschermde arbeidersjeugd op de kapi* talistiese uitbuiting, openbaarde zich de jonge socialistiese jeugdbeweging in de vormen van antbmilitainsme (België), agitatie voor wettelike jeugdbescherming (Oostenrijk), en het meedoen aan de socialisties*politieke actie der oudere klassegenoten (Duitsland, Nederland). Al spoedig kwam zij in de verschillende landen tot het inzicht, dat daarnaast broodnodig was de geestelike ontwikkeling harer leden, omdat zo de weerbaarheid van de arbeidersklasse m haar strijd tegen *t kapitalisme het doeltreffendst werd versterkt. Maar tevens werd het besef geboren, dat internationale samenwerking der landelike jeugdorganisaties, behalve uit een oogpunt van generatie* en klassesolidariteit ook nood* zakelik was, om elkanders theorie en praktij* te kunnen toetsen, en zo te komen tot gemeenschappelike richtlijnen in zake de socialistiese scholing en culturele verheffing van de in de jeugdbeweging georganiseerde jonge proletariërs tot toekomstige klassenstnjders en socialistiese gemeen* schapsmensen. Op initiatief van het „Verband der jugendlichen Arbeiter Deutschlands" werd in 1906 een comité opgericht ter voor» bereiding van een internationale jeugdconferentie. welke het volgend jaar te Stut tg art plaats vond, en waar de vob gende landen door 20 gedelegeerden waren vertegenwoor* digd: België, Duits*Oostenrijk, Hongarije, Bohemen, Zwit* seriand, Italië, Spanje, Groot*Brittannië, Holland, Duitsland, Zweden, Denemarken en Australië. Op dit eerste inter* nationaabsocialistiese Jeugdcongres (24/25 Aug. 1907), onder voorzitterschap van Hendrik de Man, waar het kwam tot stichting van de Socialistiese Arbeiders Jeugd Internatio* nale (S.A.J.I.), werden drie problemen aan de orde gesteld: le. de socialistiese opvoeding der jeugd; 2e. de wettelike bescherming der arbeidende jeugd; en 3e. de strijd tegen het militairisme. In verband met ons onderwerp, zullen wij ons hier alleen bepalen tot het resultaat van de besprekingen over het sub K ^noemde. Aan de opgestelde „Stuttgarter internationale richtlijnen" voor de Socialistiese Arbeiders Jeugd Internatio*] nale (S.A.J.I.) ontlenen wij het volgende: „Innerhalb der auf* wachsenden Generation der Arbeitersklasse ist ein lebhaften Antrieb zur Bildung im soziatistischen Sinne im AufkommenJ Die junge Arbeiter empfinden das Bedürfnis, sich zum] Klassenkampf vorzubereiten durch Erwerbung derjenigen Kenntnisse und durch Starkung derjenigen sittlichen Eigen* schaften, die sie in den Stand setzen, jenen Kampf mitj gröszerer Kraft zu fühfen".1) Uit het geciteerde blfjkt, dat de internationale socialistiese jeugdbeweging moest streven naar de opvoeding harer leden tot bewuste klassenstrijders. Daartoe is bovenal nodig het aanbrengen van kennis, en wel in de eerste plaats van kennis omtrent de maatschappij en haar ontwikkeling: economie, algemene geschiedenis en geschiedenis der arbeidersbeweging in de zin der maxistiese geschiedbeschouwing, staatsinrichting en arbeidswetgeving. Op het tweede plan komen dan de natuurwetenschappen, de sociale hygiëne, inclusief de voorlichting over sexuële pro* blemen eh het alcoholvraagstuk. Behalve een hoger intellectueel peil heeft echter bet pro* ') D. Breitenstein. Die sozialistische Erziehungsbewegun.fi. Freibura im Breisgau, 1930. Anhang. S. 196. letariaat ook behoefte aan een hogere zedelike standaard, om zijn historiese taak waardig te kunnen vervullen. Het aankweken en versterken van die zedelike eigenschappen, waarop een socialistiese gemeenschap zal moeten worden gebouwd: internationaal saamhorigheidsgevoel, democra* tiese gezindheid, zelftucht, zelfbewustzijn, offervaardigheid eh bezonnenheid, alsmede van een op wederzijdse achting en kameraadschap gegrondveste sexuële ethiek, behoort dan ook naast de verstandelike ontwikkeling tot de taak ener socialistiese jeugdbeweging. Gymnastiek en spel, zowel als de ontwikkeling van de aèsthetiese zin van het jonge proletariaat moeten eveneens binnen de kring van werkzaamheden der socialistiese jeugd* organisaties worden getrokken. Socialistiese opvoeding van de arbeidersjeugd mag echter niet uitsluitend receptief zijn, in de vorm van intellectuele ontwikkeling door het woord, maar moet worden aangevuld met actieve deememing aan de poUtiek*economiese strijd van Partij en Vakbeweging „aus der Erwagung heraus, dasz es unmöglich ist, einen bestimmten Punkt anzugeben, wo das erworbene Wissen die jungen Arbeiter erst instand setzt, in den Kampf einzutreten, wahrend umgekehrt der Kampf selbst oft die lehrsamste Methode der Aufklarung ist".") Maar uitdrukkelik wordt er op gewezen, dat deze strijd nooit het voornaamste doel mag zijn, dat bij de soc.*democratische jeugdbeweging de klemtoon moet liggen op het streven naar culturele ontwikkeling. Ook op deze Jeugd*Internationale heeft de Wereldoorlog niet nagelaten zijn ontbindende werking uit te oefenen. In April 1915 werd in Bern een internationale conferentie ge* houden, waar alleen socialistiese jeugd*vertegenwoordigers van de neutrale landen aanwezig waren; de S.A.J.I. was niet vertegenwoordigd. Op dit congres werd scherp stelling ge* nomen tegen de reformistiese tactiek van de socialistiese arbeiderspartijen in de oorlogvoerende landen. De radicale elementen beheersten de vergadering, en de tendens der ge* nomen besluiten was dan ook in flagrante tegenspraak met die der richtlijnen van Stuttgart: „Diese Beschlüsse forderten von den Jugendorganisationeii eine eigene politische Betatb gung ohne Rücksicht und sogar im Gegensatz zu der «) ibid., S. 197. Haltung der sozialistischen Parteien in den Heimatlandern".8) De kiem der ontbinding was uitgezaaid; in April 1915 vob trok zich de scheuring in de S.A.J.I. Als in November 1919 te Berlijn de Communistiese Jeugdinternationale wordt ge* sticht, sluiten zich de achter de Berner besluiten staande jeugdorganisaties hier weldra bij aan. Het principëele ver* schil in methode der Communistiese Jeugdinternationale en die deT sociaabdemocratiese jeugdbeweging bestaat hierin, dat de laatste de jeugdorganisaties in de eerste plaats als het middel beschouwt, om de arbeidersjeugd door intellec* tuele en zedelike verheffing voor te bereiden op haar toe* komstige taak in de socialistiese arbeidersbeweging, terwijl de communistiese jeugdbeweging in de georganiseerde arbeidersjeugd de voorhoede ziet van het strijdende prole* tariaat. Op genoemd congres van Berlijn werd deze gepro* clameerd „tot het actiefste en revolutionnairste deel van het proletariaat, en als haar voornaamste taak werd aanvaard politieke agitatie en politieke actie vóór het communisme en tegen de rechtsstaande socialisten".4) Op 12 en 13 Augustus 1920 had er te Kiel, op initiatief der Deense Jeugdorganisatie, een voorlopige conferentie plaats van afgevaardigden van die jeugdorganisaties, welke zich in beginsel wilden houden aan de richtlijnen van Stuttgart. Aan P. Voogd, gedelegeerde van de Nederland* sche „Arbeiders*Jeugd*Centrale" (A.J.C.) werd opgedragen, de voorbereidende maatregelen te treffen voor het opstellen van een ontwerp*program en ontwerpstatuten van een nieuwe socialistiese jeugdinternationale. In een conferentie te Hamburg (18 en 19 Januarie 1921) werden deze ontwerpen goedgekeurd. Na deze voorbereidende werkzaamheden werd op Pinksteren 1921 te Amsterdam opgericht: de „Arbeiders Jeugd Internationale" (A.J.I.), waarbij zich aansloten: het Verbond der Arbeiders Jeugdverenigingen in Duitsland, de Duitse Jong*Socialisten, de Franse en Belgiese Jonge Garden, en de Hollandse, Deense, Zweedse en Hongaarse socialis* tiese jeugdorganisaties.4*) *) Die Internationale Sozialistitche Jugendbewegung. Berlin, 1924. S. 8. *) p- Voogd. Onze socialistiese jeugdinternationale. Amsterdam, z. j. bl. 8. *•) Het orgaan van deze nieuwe internationale Jeugdorganisatie werd de Arbeiter Jugend Internationale, waarvan het le nummer 1 October 1921 verscheen. Kort vóór de stichting der A.J.I., lm rebr. Mi) was re Weenen tot stand gekomen de „Internationale Arbeids* gemeenschap van socialistiese Jeugdorganisaties", die bij de socialistiese jeugdbeweging het aksent gelegd wilde zien op de politieke scholing, zonder zich echter voor het overige te kunnen verenigen met de beginselen en tactiek der coni* munistiese Jeugdinternationale, daar zij ook het culturele element tot zijn recht wilde laten komen. Op de stichtings* conferentie sprak de vertegenwoordiger uit Tsjecho*Slowa* Irije: „Onze beweging moet een grote proletariese cultuur* beweging zijn. De jeugd moet het socialisme innerlik beleven. De Jeugd moet met gemeenschapszin worden ver* vuld. Wij willen een nieuwe Jeugd, een nieuw geslacht". En ook een andere uiting wees op een nieuwe oriëntering: „Wij moeten de Jeugd socialiseren, socialistiese zedelike normen in hun harten planten".*) De oorspronkelike Internationale van Stuttgart (S.A.J.I.) was nu dus gesplitst in drie „Internationales", waarvan de Weener „Arbeidsgemeenschap" de middenpositie innam.*) In de „Beginselverklaring" van Amsterdam werd het op; voedingskarakter der socialistiese Jeugdbeweging op de voorgrond gesteld. „Alle Mitglieder sind im Geiste der sozialistischen Weltanschauung zur Selbsterziehung anzu* leiten auf eine ihrem Alter, Geschlecht und ihrer psycholo* gischen Beschaffenheit entsprechende Weise. ' Die Erziehung der Mitglieder soll vor allem gerichtet sein auf das Erwecken und Erhalten einer brüderlichen interna* tionalen Gesinnung, auf Abscheu und Kampf gegen Mili* tarismus und Krieg".7) Dat in de doelstelling van de A.J.I. aan de opvoeding tot socialistiese gezindheid de voorrang wordt toegekend boven de onderwijzing in de grondbegin» selen van het socialisme, dat m.a.w. ook in de socialistiese jeugdbeweging, evenals in het socialisme in het algemeen, een wending te constateren valt van intellectualisme naar voluntarisme, is een bewijs, dat ook aan haar de Wereld* «) ibid., bL 33. 6) Tot haar traden toe: le. de groep der soc. Proletariërsjeugd in Duitsland; 2,. de soc. Arbeidersjeugd van Oostenrijk; 3e. Het soc. Jeugd» Verbond voor de Duitse gebieden in Tsjechc-Slowaküe; 4e. de Bond van Jonge Soc. in Frankrijk; 5e. Jeugdorg. van enige Russiese randstaten; 6e. de Amer. Soc. Jeugdorganisatie. ^ Von Weimar bis Bielefeld. Berlin, 1921. S. 75/76. oorlog met zijn „Umwertung" van sociaabeconomiese en geestelike waarden niet is voorbij gegaan. Wat natuurlik niet betekent, dat het ontwikkelingswerk voortaan als quantité négligeable zou worden beschouwd. Integendeel: als voorbereiding tot het actieve en doelbewuste deelnemen aan de maatschappelike bevrijdingstaak van het proletariaat blijft de lichamelike, geestelike en zedelike ontwikkeling der sociaabdemocratiese arbeidersjeugd als een noodzakelikheid beschouwd. Ook nog in een ander opzicht is in dit beginselprogram een koersverandering, altans een aksentverschuiving, te constateren; en wel in de richting van het socialisme als cultuursvernieuwing, als opbouw van een nieuwe, collectieve levensstijl. „Die proletarische Jugendbewegung kann nicht dié Partei, die Gewerkschaft oder die Genossenschaft et» setzen, sondern sie tritt ihnen als Kulturbewegung an die Seite, mit dem Ziel, einen neuen Lebensstil, den des Sozia* lismus, zu begründen. Die Begeisterung und der Idealismus der heranwachsenden Arbeitergeneration sollen auf die ihrer narrende Riesenaufgabe gerichtet werden. Die Lösung dieser Aufgabe erfordert Menschen, die nicht nur intellektuel besser vorgebildet sind als die heutigen, sondern die zugleich in höheren Masze über soziale Gesinnung und Verantwort* lichkeitsgefühl verfügen. Der Sozialismus ist nicht nur ein politischoekonomisches System, das man blosz zu erkennen und zu dem man sich blosz zu bekennen braucht, sondern er ist zugleich ein Kulturideal, das besonders an die kom» menden Generationen hohe, sittliche Anforderungen der Êinheit, Zusammenarbeit und Gerechtigkeit stellt. Erneuerung der Persönlichkeit, Tatsozialismus, das Heran» bilde,n von sozialistisch handelnden Menschen für die Zu* kunftsgesellschaft soll und musz die Parole der proletari* schen Jugendbewegung sein".*) Aan de innerlike beleving van het socialisme, het socia* Iisme als levensbeschouwing, wordt een hogere waarde toe* gekend dan aan de cerebrale aanvaarding van zijn econo* miese leerstellingen. Deze belijdenis van een ondogmaties „cultureel" socialisme*van*de*daad is het essentiëebnieuwe in de naoorlogse internationale sociaabdemocratiese Jeugd* beweging. •) ibid., 76/77. Op 26 Mei 1923 kwam te Hamburg de fusie tot stand tussen de A.J.I. en de „Internationale Arbeidsgemeenschap van socialistiese Jeugdorganisaties", onder de naam van Sozia: listische Jugend Internationale (S.J.I.). De Internationale van Stuttgart was herboren, quantitatief versterkt (33 orga* nisaties met 250.000 leden waren aangesloten), en qualitatief naar doel en methode, verdiept. In het „Program" der S.J.I. wordt het cultureel karakter der sociaabdemocratiese jeugdbeweging nog sterker ge* accentueerd dan in dat der A.J.I. „Besonders in der sozialistischen Jugendbewegung ist dieses kulturelle Streben erdacht. Sie wird sich immer mehr der Notwendigkeit bewuszt, die jungen Proletariër stark zu machen in der Bekampfung der bürgerlichen Kultur mit ihrem kapitalistischen Charakter des unsozialen Individua* lismus, der Konkurrenz und der Sensation. Sie führt die Jugendlichen zu einem neuen Gemeinschaftsleben, das die jungen Menschen ganz zu erfassen sucht. Das Verlangen der sozialistischen Arbeiterjugend nach tiefgehender Umgestaltung auf allen Gebieten richtet sich auch auf die Formen ihres eigenen Lebens."*) Om de burgerlike cultuur ook in zich zelf te leren over* winnen, bindt de socialistiese jeugdbeweging de strijd aan tegen alcohol en nicotine, prikkellectuur en smaak beder» vende film. De verhouding tussen jongens en meisjes wordt door haar op een kameraadschappelike basis geplaatst. Door lichamelike en geestelike Ontwikkeling wil zij de jonge arbeiders voorbereiden voor de verheven, doch zware taak hunner klasse. „Diese kulturelle Arbeit ist ein Teil des Klassenkampfes, der die Menschheit aus den unwürdigen Daseinsbedingungen der kapitalistischen Unordnung zum Sozialismus führen soll." 10) De S.J.I. staat op het standpunt, dat zij een deel van de sociaabdemocratiese arbeidersbeweging is. Nauwe samen* werking met de „Socialistiese ArbeidersJnternationale" (S.A.I.) en het „Internationaal Verbond van Vakverenigin* gen" (I.V.V.) is dan ook voor de vervulling van haar taak onontbeerlik. „Ohne ihre Hilfe entbehrt die Jugendbewegung ihre natürlichen Bundesgenossen, denn das Schicksal der ») Die Int. Soz. Jugendbew. S. 16. le) ibid., S. 16. arbeitenden Jugend ist unlösbar verbunden mit dem Ge* schick der Arbeiterklasse." u) Het orgaan der S.J.I. is de „Internationale Sozialistische Jugendkorrespondenz" onder verantwoordelike redactie van de bondssecretaris Erich Ollenhauer. Als bijlage zijn daarin opgenomen de „Mitteilungen der Sozialistischen Erziehungs*Internationale (Wien XIII, Schloss Schönbrunn). ») ibid., S. 19. HOOFDSTUK IH. DE AUSTRO*MARXISTIESE OPVOEDKUNDE. et Austro* of Jong*Marxisme is de theorie der Oostenrijkse sociaabdemocratie, zoals deze o.a. door JL JLMax Adler en Otto Braun is gegrondvest en wordt uitgebouwd. Het beschouwt het Marxisme als een sociologie, als een causale ontwikkelingsleer der maat* schappij; maar accentueert tevens (verspreid liggende) wijs» gerige elementen van het Oud*Marxisme, in tegenstelling tot het z.g.n. „economies" Marxisme, dat meer de nadruk legt op de maatschappelike structuur en haar dynamiek. Voor het Austro*Marxisme wordt het Marxisme aldus tot een gesloten geestelik en ethies systeem, waarbinnen geen plaats is voor de star»mechanistiese interpretatie van het dogmaties „vulgair"*Marxisme, welke leidt tot een economies fatalisme, waarbij de rol van de mens in het maatschappelik ontwikkelingsproces een louter passieve zou zijn, en de „nieuwe", socialistiese mens eerst geboren zou kunnen worden, als de socialistiese maatschappij reeds bestond. Hier stelt het Austro*Marxisme deze psychologiese interpretatie tegenover: dat de menselike zelfbepaling, de menselike activiteit, wel is waar als maatschappelik*bepaalde psychiese kracht, een factor van betekenis is bij de om* vorming van de kapitalistiese maatschappij in een socia* listiese samenleving, „dasz es der von der gesellschaftlichen Produktion abhangige Mensch, der vergesellschaftete Mensch ist, in dessen so bestimmter Tatigkeit der geschichtliche Prozesz verankert ist."1) De economiese verhoudingen bepalen wel het maatschappelik zijn en «worden, maar altijd slechts door middel van de mensen, in wier hoofden deze verhoudingen worden omgezet in ideologiese drijfveren (motieven en strevingen). De causaabbepaalde, wetmatige ontwikkeling der maatschappij voltrekt zich derhalve door de menselike wil. De economiese verhoudingen zijn niets anders dan menselike verhoudingen en „in aller ökono* mischen Notwendigkeit (sind) stets als nicht zu elimi* nierendes Glied der tatige vergesellschaftete Mensch, also ') Max Adler. Neue Menschen Gedanken fiber sozialistische Er» ziehung. Berlin, 1926. S. 88. natürlich auch seine Zwecke und Wertungen enthalten."*) Marx heeft er reeds op gewezen, dat in het maatschappelik ontwikkelingsproces de mensen „tegelijk toeschouwers en makers hunner geschiedenis zijn".3) De mensen en hun ideeën zijn niet slechts de passieve producten der maat* schappelike verhoudingen en omstandigheden. Integendeel: de maatschappelike omstandigheden worden door de men* sèn veranderd. „Die Materialistische Lehre", schrijft Marx in de 3e stelling van de Thesen über Feuerbach, „von der Verande* rung der Umstande und der Erziehung vergiszt, dasz die Umstande von den Menschen verandert und der Erzieher selbst erzogen werden musz Das Zusammenf allen des Anderns der Umstande und der menschlichen Tatigkeit oder Selbstveranderung kann nur als revolutionare Praxis gefaszt und rationell verstanden werden."4) Hier heeft dus Marx aan de revolutionnair*gerichte activiteit van de ver* maat schap pelikte mens een hoofdrol toegewezen, al wordt deze in laatste instantie bepaald door de economiese struc* tuur van de maatschappij. De histories*economiese maat* schappijbeschouwing „schaltet nicht das Bewusztsein aus, sie verzichtet nicht auf die „„eigenen Strukturlinien und Triebkrafte"" des Geisteslebens, sondern sie wurzelt diese nur in die jeweilige geseUschaitliche Verumstandung ein, inwelcher sie die ökonomische als die letzlich entscheidende! weü die Lebensmöglichkeiten bedingende aufweist"6) De wilsvrijheid van de vermaatschappelikte mens wordt be* perkt door de wetmatigheid van de maatschappelike ont* wikkeling. In het accentueren van deze gebonden maat* schappelike activiteit, die zoal niet volledig, dan toch ge* deeltelike verantwoordelikheid van de soeialisties*strevende mens impliceert, ligt een der principiële verschillen tussen het orthodoxe vulgair* (d.i. eenzijdig oud*) Marxisme en het links*revisionistiese Austro*Marxisme. Een ander verschilpunt betreft de waardeschatting van de ideologiese bovenbouw. Voor het Austro*Marxisme is deze het belangrijkste deel van het gehele maatschappelik ») ibid.. S. 168. ') ibid, S. 168. ,J £latx'En&els Archiv. Herausgeg. von D. Rjazanov. Bd. I: S 227/228. (Fr. Engels. Ludwig Feuerbach. Stuttgart, 1895. S. 60.) •) JVeue menschen. S. 169. gebouw. „Denn im Oberbau pflegt man zu wonnen, und zu Hause zu sein, und nicht im Unterbau."6) Ik wijs er hier voorlopig reeds op, dat deze hogere waardering van het ideële zich ook zal moeten spiegelen in de ideën omtrent opvoeding en onderwijs; dat daarin een ruime plaats zal worden'ingeruimd aan die geestelike vorming, welke niet onmiddellik maatschappelikmuttig is. Een principiëel ver* schil met de communistiese opvoedingstheorie, zoals in hoofdstuk VII nader zal blijken. Na deze uiteenzetting kan nu nader de vraag worden gesteld; wat verstaan Adler c.s. onder Marxisme? „Der marxistische Sozialismus ist also gar nichts anderes als die immer mehr sich mit dem Bewustsein der Notwendigkeit einer solidarischen Umschaffung und mit der Erkenntnis ihrer Bedingungen erfüllende moraÜsche Ideologie jener Klasse, die durch die geseüschaftliche Struk* tur dazu bestimmt ist, diese Umwalzung aus eigenem Lebens* und Entwicklungsinteresse heraus zu vollziehen."7) Uit het voorgaande blijkt, dat het Marxisme, volgens de interpretatie der Weense school, in wezen marxistiesddea* lisme is, dit idealisme niet op te vatten als zwevende huma* nitaire gezindheid, maar als zedelik*geestelik streven, in ontstaan en verwezenliking gebonden aan stoffelike voor* waarden. De pedagogiese consequentie van het Austro* Marxisme, met zijn antbmechanistiese, dynamiese opvatting, volgens welke denkende en willende mensen zelf het socialisme zullen moeten brengen, is, dat daartoe bewuste beïnvloeding van de jeugd in socialistiese zin, d.i. sodalis* tiese opvoeding, een noodzakelike voorwaarde is. Immers om te willen en te kunnen bouwen aan de socialistiese toe* komst, moet de jeugd van haar taak als socialistiese bouwers bewust worden gemaakt. Om de denkbeelden van de Austro*Marxistiese opvoed* kunde in hun wezen te leeren kennen, moeten wij ons wen* den tot de geschriften en artiekelen van Max Adler en Felix Kanitz. De eerstgenoemde heeft zijn gedachten over socialistiese opvoeding ontwikkeld in het boek: Neue Menschen; Felix Kanitz is sinds 1921 redacteur van het Oostenrijkse tijdschrift: Die sozidisüsche Erziehung, dat blijkens de titel theoretiese en practiese voorlichting geeft «) ibid., S. 170. ») ibid., S. 170. aan ouders en jeugdleiders over het probleem, dat ons bezighoudt. Bovendien is van Kanitz' hand verschenen: Kampfer der Zukunft. „Eine systematische Vorstellung der sozialistische Erziehungsgrundsatze." Wij zagen, dat door de Austro^Marxisten aan het Ik een actieve rol in het maatschappelik ontwikkelingsproces wordt toebedeeld in dienst van de immanente economiese drijf* krachten, die het kapitalisties produktiestelsel om zullen doen slaan in een socialistiese produktiewijze. „Die Er* ziehung fallt daher im folgerichtig gedachten Marxismus so wenig als ein durch die ökonomische Entwicklung überflüs* sig gemachter Faktor aus der sozialen Gesetzmaszigkeit heraus, wie die menschliche Tatigkeit überhaupt, d.h. die ethische Zielsetzung und die planmaszige Wirksamkeit" „Sie erhalt nur eine andere Funktion, indem sie aus einer allmachtigen Schöpferin der gesellschaftlichen Entwicklung zu ihrer bewuszten Förderin und Volstreckerin wird." 8) Opvoeding, zo opgevat, is een maatschappelike functie, een schakel in de maatschappelike ontwikkeling naar het socialisme. In plaats van een middel der heersende klasse tot dienstbaarmaking van de bezitloze klasse, moet de opvoe* ding proletaries worden, een klassenstrijdmiddel van het proletariaat tot eigen bevrijding. Deze opvoeding moet „aus der konservierenden Ideologie der alten Welt zum zer* setzenden und revolutionierenden Ferment in dieser und zur auf bauenden Ideologie der umzuschaff enden Welt werden."») Hoofdkriterium van deze proletariese opvoeding is „dasz sie sich zur Volkstreckerin der erkannten gesellschaftlichen Entwicklung macht, daher ein Glied der proletarisch revo* lutionaren Klassenkampfes sein musz".") Een socialistiese opvoeding van de massa is daarom voor de komst van het socialisme even onontbeerlik als een bepaalde ontwikkelings* graad van de productietechniek en de groei van de socialis* tiese partij tot de partij van het gehele proletariaat. Is hiermee van neo«Marxisties standpunt uit de noodzake* likheid van socialistiese opvoeding aangetoond, nu rijst de vraag: wat is haar inhoud? Is zij behalve klassenstrijdmiddel óok nog doel op zich zelf? En zo ja, wordt dit doel op zijn «) ibid, S. 25/26. ') ibid., S. 26. ") ibid, S. 51. beurt ook weer bepaald door de gegeven maatschappelike werkelikheid, of is het gericht op verwerkeliking van waar» den, die boven de tijdelik*geldende maatschappelike idealen uitwijzen? Bij een streng mechanistiese opvatting van het Marxisme, welke dus uitgaat van de onvoorwaardelike en onbeperkte sociaabeconomiese gedetermineerdheid van de menselike geest, kan socialistiese opvoeding niet anders dan negatief z^jn, een tot doel verabsoluteerd middel ter ondermijning van' de kapitalistiese klassenmaatschappij, langs de rationa* listiese weg der verstandsveriichting te bereiken. Waar nu het Austro*Marxisme aan de wil van de ver* maatschappelikte mens een slechts door de maatschappelike ontwikkelingswetten beperkte vrijheid toekent, is zijn opvoe* dingsideaal niet louter negatief, maar kan het tevens een positief, constructief karakter dragen, daar het krachtens zijn uitgangspunt de mogelikheid aanvaardt, om reeds onder het kapitalisme „nieuwe mensen" te vormen, dragers van een socialistiese gezindheid, van de nieuwe ethos, bouwers aan een nieuwe socialistiese cultuur. Socialistiese opvoeding in Austro*Marxistiese zm is daarom ook in énen: „Geistige Loslösung der Kinder aus der alten Welt des Kapitalismus, in der sie geboren wurden und Vorbereitung für eine neue Welt des Kommunismus." > Meer gedetailleerd omschreven: , Ueberwindung der Ideologie des Privateigentums und des Klassenstaates und Einbürgerung in eine neue Rechts* und GeseUschaftsauf* fassung, die nicht mehr auf das Privatmteresse, sondern auf das Solidarinteresse gegründet ist".12) Hier grijpt de Austro*Marxistiese opvoedkunde onbedoeld terug op Kant, die in zijn Padagogik reeds wees op het toekomst*element in elke ware opvoeding; toen hij schreef: „....Kinder sollen nicht dem gegenwartigen, sondern dem zukünftig moghch bessern Zustande des menschlichen Geschleehts» das ist: der Idee der Menschheit, und deren ganzer Bestimmung ange* messen, erzogen werden. Dieses Prinzip ist von groszer Wichtigkeit. Eltern erziehen gemeiniglich ihre Kinder nur so, dasz sie in die gegenwartige Welt, sei sie auch verderbt, ») ibid., S. 65. (Onder communisme verstaat Adler hier niet bolaje* wisme, maar revolutionnair socialisme.) «) ibid., S. 51/52. passen. Sie sollten sie aber besser erziehen, damit ein zukünftiger besserer Zustand dadurch hervorgebracht werde." ") Kant moest van zijn histories*idealisties standpunt uit, de waarde van de opvoeding, als middel tot verwezenliking van de mensheidsidee in een toekomstige betere samenleving, wel verabsoluteren. Het Austro*Marxisme met zijn materia* listiese geschiedenisopvatting ziet echter in de opvoe* ding een betrekkelike waarde: een onderdeel van de proletariese klassenstrijd. Deze op te vatten als de maat* schappelik*causaal bepaalde, politiek*economiese en ideolo* giese vorm van de materiële en geestelike bevrijdingsstrijd der arbeidersklasse, als „das dialektische Mittel des geselb schaftlichen Fortschrittes "") Zo beschouwd is socialistiese opvoeding deebfunctie der „umwalzenden Praxis", en als zodanig „eine Erziehung, welche die Jugend zu bewuszten Vollstreckern geschicht*' licher Notwendigkeit machen wül, die ihr zugleich als Menschheitsideal voranleuchten kann".M) Proletariese klasseopvoeding is in wezen mensheids* opvoeding, daar het socialistiese klasse*ideaal der klassen* loze samenleving de doorbréking beoogt van alle klassen* grenzen, opdat de mogelikheid geschapen worde voor de éne, allenomvattende, solidaire wereldgemeenschap. Maar om dit te verwezenliken, moet reeds bij de jeugd gewekt worden het revolutionnaire klasse*bewustzijn. Dit toch is de enige reële macht van het proletariaat, daar het de revolutionnaire energie kan ontbinden, die de bestaande maatschappij zal helpen omvormen tot een socialistiese Vandaar dat, volgens Adler, ieder manristies*socialisties opvoeder tot taak heeft: „die nachwachsende Jugend wieder zum Trager eines starken klassenbewuszten und revolutio* naren proletarischen Geistes zu machen".M) Het socialisme is door de Wereldoorlog een diep teleur* stellende ervaring rijker geworden. Het heeft gefaald; niet I^:.Kf\,Ueberr Pödae°eik- Herausgegeben vom Prof. Dr. Theod. Voet Dntte Auflage. Langensalza. 1901. § 15. S. 75. M) Der Marxismus als proletarische Lebenslehre.'. Von Prof. Dr Max Adler. Berlin, 1926. S. 55. *•) Neue Menschen. S. 49. ") Die sozial. Erziehung. 11 Jahrg. 1931. S. 109. (Art v. M. Adler Sc*. Erz. die aktuellste Aufgabe.) 5 hierin, dat het nog niet bij machte bleek de oorlog te ver* hinderen, maar dat de gezindheid ontbrak, om de oorlogs* geest te bestrijden, blijkens het feit, dat bij de socialisten der oorlogvoerende landen de nationahsties*burgerlike ideo* logieën sterker waren dan het internationaabsociahsties solidariteitsgevoel. Dit beschamende tekort aan socialisties voelen en denken schreven velen toe aan het reformisme, dat met zijn herhaaldelike offering van het socialisties ideaal aan opportunistiese motieven in de coalitie*politieJc en ni de economiese actie voor direkte stoffelike lotsverbete* rinfi van het proletariaat, dus met zijn voortdurende aan* passing aan, ja inpassing in het kapitalisme, niet m staat^zou zijn een socialistiese ideologie te scheppen: met name de tot offers bereide wil tot de revolutionnaire daad Op gevoelsgronden kwamen ook veel jongeren, m en buiten de jeugd* beweging, tot dezelfde veroordeling van het reformisme, ve^ierpen zij diens onvruchtbaar gebleken rationahstiese geest en ging hun verlangen uit naar een socialisme als fnnerlik^^beleving, als Gemeenschapsbelijdenis uit te dragen n de kapitalistiese wereld. Felix Kanitz, een der leiders van de Oostenrijkse socialistiese opvoedingsbeweging, heeft dit streven der jongeren eens aldus vertolkt: „Heute erken* nen wir, dasz sozialistische Aufbauarbeit geleistet werden musz vón jedem einzelnen unter uns. Heute erkennen wir, dasz die Sozialisierung nur möglich ist, wenn an Stelle der heutigen kapitalistisch*egoistischen Arbeitsmotive, die in Sen meisten Arbeitern leben, die ^ufn%,^XaZe Ts tisch*solidarischen Arbeitsmotive treten ) Daartoe is nodig opvoeding tot socialistiese gezindheid. Socialistrcse opvoeding is echter niet slechts een aangelegenheid voor Weren en de rijpere jeugd. „Denn sozialistische Er* ziehung," schrijft Adler, „bedeutet je Freimachung des Sassenrevolutionaren Geistes in jedem P^te»er"n.f Umschaffung des bloszen Arbeiterbewusztseins, womit der P^roYetarier immer noch Mitglied und Gef angener der burger* lichen GeseUschaft bleibt, in das Aufbaubewuszteein der ïeuen klassenlosen Gesellschaft.»") En een welbegrepen Marxisme zal het kader zijn, waarbinnen zich f ze f ^ldce bevrijdingsstrijd van het proletariaat kan voltrekken. Want m rw» .«» Fr« 1931 S 98 (art Zehn Jahre Soz. Erz.). SidT'lW (Jt M„ Adler, Soz. Erz. die aktuellste Aufgabe). Marxisme is meer dan een louter economiese* en politieke belangenbehartiging der bezitloze klasse. Dit is sléchts de histories bepaalde vorm der socialistiese beweging, waar* binnen de tendenzen voor de proletariese bewustwording aanwezig zijn, welke alle convergeren in „die Schaffung einer neuen geistigen Kraft, die erst imstande sein kann und wird, die Elemente der neuen vollkommeneren Gesellschaft, die sich im Schosze der kapitalistischen bereits bilden, in Frei* heit zu setzen."19) Ook het Jong*Marxisme na de oorlog vertoont sporen van een opschuiving van rationalisme en positivisme naar ethies* voluntarisme. Dit heeft het merkwaardigerwijze gemeen met de jongere antbMarxistiese richtingen in het socialismehet religieus* en humanisties*ethies socialisme. Behalve in psychologiese verdieping, komen deze drie vormen van het socialisme, hoe ze overigens onderling in hun uitgangspunten en waarderingen mogen verschillen, ook nog hierin overeen, dat zij aan het socialist*zijn het collectief «onpersoonlik en werktuigelik karakter wensen te ontnemen, om het te ver* vangen door een persoonlike beleving van en verantwoorde* Iikheid voor het socialisme als levensbeschouwing, die zich zullen openbaren als de wil tot de socialistiese Gemeen* schapsdaad. Daartoe is, schrijft Kanitz: „....in jedem von uns ein Klassenkampf auszufechten; ein Kampf des sozialis* tischen Gemeinschaftswillen in uns selbst gegen die kapita* hstische Einzelbrutalitat, die gleichfalls in uns allen noch lebendig ist. Soll dieser Klassenkampf in der Arbeiterseele siegreich fur den Sozialismus ausgehen, musz Erziehungs* arbeit im Geiste des Sozialismus geleistet werden".20) Niet alleen echter in deze constructieve zin is socialistiese opvoeding nodig, maar ook als correctief op de gezins* opvoedmg, welke ook bij socialisten nog maar al te vaak doortrokken is van een kapitalistiese, d.i. Gemeenschaps* vijandige geest. Als Kanitz, na tien jaar Die soz. Erziehung te hebben geredigeerd, in een „terugblik" zijn arbeid de revue laat passeren en de rekening opmaakt, vloeit hem dit vernietigend oordeel uit de pen over de disharmonie tussen leer en leven der socialistiese arbeiders: , wir haben festgestellt, dasz das AUtagsleben organisierter Ar* ") ibid., S. 108. ") ibid., S. 98. beiter oftmals voll Flachheit und Kulturarmut sei, dasz ihr Familienleben meist die Statte kleinbürgerlicher unsehda* rischer Erziehung ist. Wir haben gesehen, dasz das grosze sozialistische Ideal noch keineswegs den Lebensplan der einzelnen Menschen, die sich Sozialisten nennen, bestimmt. Wir haben gesehen, dasz das Wort „Sozialismus m groszen Versammlungen und machtvollen Demonstrationen oft ge* sprochen und gesungen, aber nicht im Alltagsleben verwirk* licht wird Und auch da haben wir neuerhch erkannt, dasz wir neue Menschen bilden müssen, dasz wir den soziahs* tischen Menschen zu erziehen haben...." „Ohne sozialis* tische Erziehung des einzelnen keine sozialistische UeseU* schaft für alle!"11) ] j J .... ! Deze klacht over de cultuurloosheid en verburgerliking der socialistiese arbeiders, ondanks jarenlange propaganda en politiek*economiese strijd van de sociaabdemocratiese en politiek*economiese strijd, is algemeen, geldt niet alleen voor de door Kanitz bedoelde Oostenrijkse arbeiders. Hendrik de Man heeft in zijn werken De psychologie van het Socialisme en Opbouwend Socialisme over de gees* tesgesteldheid van de Westeuropeese (i.b. duitse) arbeiders een dergelik vernietigend oordeel uitgesproken. Deze aan* klacht is tegelijk echter een testimonium paupertatis voor de partijleiding, die te vaak aan het ogenblikkelik klassebelang dé opvoeding van het proletariaat tot internationaal den* kende, voelende en strevende socialisten heeft opgeofferd. En toch slechts door de wil van „nieuwe mensen zal het socialisme tot werkelikheid kunnen worden. „Neue Men* schenl Das ist dat eigentiiche Ziel einer revolutionaren Erziehung, einer Erziehung, die jene neue Gesellschaft auch in den Seelen der Menschen vorbereitet, die sonst in ihrer Vorbereitung durch den ökonomischen Prozesz blosz eine objektive Möglichkeit bleibt".") Deze „nieuwe mens zal een beginpunt zijn van vernieuwd sociologies denken, van vernieuwd Gemeenschapsvoelen, van vernieuwd revolution* nair willen. . , Gezien de „burgerlike" mentaliteit van de ouderen, is het nóodzakelik de opvoeding tot „nieuwe mensen" te beginnen bij de opgroeiende generatie, en deze tot dit doel zoveel mogelik te onttrekken aan de huiselike invloed, om m een *•) ibid.. S. 99. **) Neue Menschen. S. 68/69. „derde milieu" een opvoedingsgemeenschap te kunnen stichten, waar de opperste socialistiese deugden: klasse«soli« dariteit en kameraadschap beter dan in het ego*centriese gezin zullen kunnen gedijen. Daar zullen de kinderen en jonge mensen door gemeenschapsbewustwording en «bele* ving bevrijd worden van de kapitalistiesindividualistiese gezindheid, zodat zij tenslotte „ diese alte bürgerliche (Klassen)*gesellschaft aus ihrem ganzen Wesen heraus ablehnen, die sie nicht mehr ertragen können und daher auch kein Kompromisz mit ihr schlieszen wollen"/") .Socialistiese opvoeding moet m.a.w. gericht zijn op de breuk met de „burgerlike" geest. Daartoe moet zij een geest kweken, die nog meer lijdt onder de culturele leugens in de kapitalistiese maatschappij, dan onder haar economiese nood. „Das ist dann sozialistische Erziehung: eine Jugend, welche die sozialistische Gedanken* und Gefühlswelt nicht mehr blosz als politische Forderung oder bestenfalls als sittliches Ideal vor Augen hat, sondern die gar nicht anders mehr denken und fühlen kann als sozialistisch".24) De rationalistiese beschouwingswijze van het vulgair* marxisme heeft, zoals wij reeds opmerkten, mede waarschijnlik onder de invloed van de nieuwere psychologie, bij de Austro*Marxistiese pedagogen plaats gemaakt voor een meer voluntaristiese opvatting. Adler toch schrijft: „ man musz den Willen wecken, mit dem Elend, der Unkultur und dem Wahnsinn des kapb talistischen Systems von Grund aus zu brechen, und diesen Willen erkenntnismaszig wie gefühlsmaszig wach erhalten und starken Das ist sozialistische Erziehung — ein Werk nicht nur der gesellschafts*wissenschaftlichen Klarung und Befreiung des Geistes, sondern zugleich auch der Bildung eines starken gesellschaftlichen Willen, der den Widerspruch von Vernunft im Denken und Unvernunft im Leben durch die zielbewuszte Klassentat des Proletariats beseitigt".2*) Adler spreekt zich niet uit over de wijze, waarop deze revolutionnaire wilsvorming kan plaats hebben. In elk geval vermijdt hij echter de fout der rationalistiese* psychologie, om tussen een revolutionnair verlicht verstand *■) ibid., S. 235. ") ibid., S. 81. ») ibiA, S. 110. en een revolutionnaire wil tot de daad een oorzakelik ver* band te construeren. Een tweetal Austro*Marxistiese pedagogen echter heeft zich nader over een methode tot socialis* tiese wibvorming uitgelaten. De eerste daarvan is Kanitz, die in zijn genoemd boek: Kampf er der Zukunft een stelHng heeft geponeerd, luidende: „Die sozialistische Erziehung der Kinder musz entsprechend der seeHchen Struktur junger Menschen mit sozialistischer Gefühlsbildung einsetzen". ) Kanitz fundeert deze stelling op drieërlei wijze. Filosofies gaat hij uit van de grondovertuiging, dat 's mensen wereld* beschouwing in de gevoels„laag" der ziel geworteld is, psychologies van het inzicht, dat weten alleen nog geen wilsdaad veroorzaakt, maar dat aan de activering van de wil een gevoelsmoment ten grondslag ligt. Wat hem tot deze conclusie leidt: „Je starker das sozialis* tische Gefühl in den Menschen verankert ist, je begeister* ter sie sind, urn so kühner, um so trotziger wird ihr Wüle sein".**) Het derde motief is van pedagogiese aard. Waar kinderen veel vatbaarder zijn voor gevoels*argumen* tatie, dan voor beïnvloeding langs zuiver verstandelike weg, is Kanitz van oordeel, dat opvoeding van kinderen aanvan* kelik „gefühlsmaszig orientiert"29) moet zijn. Na de gevoels* vorming, i.c. van het klassegevoel, komt pas de verstandsontwikkeling, „diese Erziehung der Kinder zum soziologischen Denken und damit zum Klassenbewusztsein".80) Toegepast op de opvoeding tot socialistiese, d.i. gemeenschapsmensen, betekent dit dus: ontplooiing van het solidariteitsgevoel, dat in ieder mens sluimert, en indamming van het zo nauw met fiet zelfhandhavingsinstinct verbonden egoïsme. Kanitz is er van overtuigd, dat het in de prille jeugd reeds beslist wordt, of het resultaat van de milieu*beïnvloedmg zal zyn: „ein herrschaftlich oder ein solidarisch, een bürgerlich oder sozialistischer Mensch".*1) De socialistiese opvoeder heeft dan ook geen keus: hij moet zijn opvoedingsdoel richten op het activeren en doen beleven van de gemeenschapverster* kende gevoelens: „Solche Kinder würden schier aus sich «) Këmpfer der Zukunft (Eine systematische Darstellung der soria. listischen Erziehungsgrundsëtze). Wien, 1929. S. 32. «*) ibid., S. 36. ») ibid., S. 37. ») ibid., S. 55. •») ibid., S. 41. selbst, aus ihrer Weltanschauung heraus, mit zwingender Notwendigkeit Kampfer für den Sozialismus werden".") Maar ook als beginsel van zelfopvoeding heeft de affectief* gerichte wilsvorming grote waarde. Daarom: „(Mussen) die erwachsenen Proletariër beginnen jene Prinzipien, die sie in der Gesellschaft verwirklichen wollen, soweit als dies eben möglich ist, in ihrem Privatleben zu verwirklichen".**) Er zijn verschillende gevoelswegen, die leiden tot de revo* lutionnaire wil. Daar is het ressentiment, de compensatie van het maatschappelik minderwaardigheidsgevoel. Maar daar zijn ook de onlustgevoelens, die optreden bij een be* ledigd rechts* of zedelik gevoel, en die de stuwkrachten worden van de wil tot de nieuwe rechts* of zedelike orde scheppende daad. En tenslotte. Enerzijds wordt wel het bewustzijn gedetermineerd door het maatschappelik zijn, anderzijds echter is het bewustzijn middelik ook zelbscheppend en drijft het „als Folge des kritischen und unlustvollen Erkennen s mit heftigen Gefühls* protesten und revolutionaren Willensimpulsen zur Ver* anderung der als ungerecht und unsinnig erkannten Geselb schaftsordnung".*4) De didactiese consequenties uit deze analyse van het revolutionnaire gevoels* en wilsf enomeen, heeft A n d r é a s Schrott getrokken in een artiekel: „Die Erziehungsorga* nisation im Klassenkampf". Daarin betoogt hij, dat het nood* zakelik is, de jeugd crities te maken tegenover het kapita* lisme, door haar voortdurend de disharmonie te doen beseffen tussen het kapitalisties „zijn" en het socialisties „behoren*te=zijn". De socialistiese opvoeder mag daarom niet lijdelik toe* zien, hoe het groeiende bewustzijn geleidelik zich aanpast aan de sociaabeconomiese verhoudingen van het kapitalisme, maar moet alles in het werk stellen, om ziel en geest van de jeugd ontvankelik te maken voor de eisen van socialisties gemeenschapsleven. Het middel daartoe is, om in de plaats vpin de training van de geest ten dienste van het kapitalisme, die van het socialisties denken, voelen en willen te stellen, opdat de socialistiese beweging ook geestelik worde gesocia* liseerd, d.w.z. strijders toegevoerd krijgt „deren Bewusztsein •*) ibiA, S. 46. ") ibiA, S. 43. ") Die soz. Erziehung. 1931. S. 124. von Kindheit an die Struktur des sozialistischen Geistes angenommen hat".86) Humanistiese tegenstanders van marxisties*socialistiese opvoeding gronden hun veroordeling op het axioma, dat op* voeding ten doel moet hebben de vorming van de volledige, harmoniese mens, dat dus een opvoeding tot klassenstrijder, d.w.z. tot partijmens, in haar taak te kort schiet. Bij socialistiese opvoeding, menen zij, heeft een vermen* ging plaats van de hoogste taak der mens*vorming met louter partij*egoïstiese motieven, wat een bewuste vernau* wing van het aan te kweken Mensheidsbewustzijn betekent. Opvoeding moet slechts één norm kennen: de algemene mensheidscultuur. En voor de verwezenliking daarvan is de principiële voorwaarde: neutraliteit, dus eliminering van alle sociaal*politieke en godsdienstige dogma's. Adler verklaart deze humanisties*gefundeerde eis van neutraliteit tot een burgerlike utopie. Opvoeding toch, rede* neert hij, is een maatschappelike funksie, wordt dus mede bepaald door de bestaande maatschappelike verhoudingen, ontleent mede daaraan haar doelstellingen. Een maat* schappij met scherpe klassentegenstellingen op stoffelik en geestelik gebied zal deze dus ook tot uitdrukking moeten brengen in haar onderwijs* en opvoedingsstelsels en organisaties, welke zij dienstbaar zal maken aan de belangen harer heersende klasse: so ist bis zum heutigen Tage die offizielle Erziehungs* und Schultendenz die mehr oder minder bewuszte, mehr oder minder eingestandene Konser* vierung der Macht der herrschenden Klassen".8") Alleen op deze grond reeds is neutraliteit een fiksie. Neutraliteit bij opvoeding en onderwijs is öf „naïef geloof", öf „verkapt, maar zeer positief partij*kiezen vóór bepaalde sociale in* stellingen, of tegen bepaalde sociale hervormingsstre* vingen".87) Volgens Adler eindigt deze hooggeprezen neu* traliteit, deze „gedachteloze sentimentaliteit" dan ook^iri ödestem Relativismus und absolutem Kulturdéfaitismus".88) Elke opvoeding, zo zeiden wij reeds, is orgaan in dienst van het vermaatschappehkte leven, en dus aan de wetten daar* van onderworpen. ») ibid, S. 124. **) Neue Menschen. S. 22. ") ibiA, S. 31. Zou een opvoedingssysteem zich boven de in deze sociale wetmatigheid optredende tegenstellingen willen plaatsen, om daarvoor in de plaats een „algemene mensheidssfeer" te construeren, dan plaatste het zich buiten de werkelikheid, waarin nu eenmaal het opvoedingsobject, het op te voeden kind, gegeven is.M) Kortom die Vorstellung von der notwendigen Neutralitüt aller Erziehung in einer Geselb schaft, in der, wie in der heutigen, der Klassengegensatz zum allgemeinen Bewusztsein gekommen ist und im heb tigsten Klassenkampf, ausgefochten wird (ist) eine völlig weltfremde Anschauung".40) Opvoeding kan, socialisties beschouwd, ook daarom niet neutraal zijn, daar zij niet een formeel beginsel is, met elke willekeurige inhoud te vullen, maar een werkende kracht in de maatschappelike ontwikkeling. Elke opvoeding, welke doel en middelen niet afleidt uit het wezen en de tendenz dier maatschappelike ontwikkeling, oefent een remmende invloed daarop uit. Daarom is socialistiese opvoeding juist de ware opvoeding. Zij toch volgt de lijn der maatschappelike evolutie, is een schakel tussen het kapitalisties heden en de socialistiese toekomst, door zich bewust in dienst te stellen van die klasse, aan wie de historiese taak ten deel is gevallen, het socialisme te verwerkeliken. Socialistiese opvoeding echter is niet alleen een factor in het wordingsproces ener nieuwe maatschappij, maar ook in dat ener nieuwe mensheid. Immers de economiese noodzakelikheid van de komst van het socialisme is tevens ideële noodzakelikheid, daar de richting der maatschappelike ontwikkeling een zodanige is, „in der das soziale Leben zwangslaufig zu immer gröszerer sozialer Solidaritat gelangen musz, die sich ideologisch in zunehmender Vernünftigkeit und Sittlichkeit der Geselb schaftsordnung bestatigt, ein Resultat, dasz allerdings in der bisherigen Form des gesellschaftlichen Lebens nur durch den Kampf der Klassen erreicht wurde und wird."41) Want het is een Marxisties=sociologiese waarheid: „dasz die Übereinstimmung der kausabnotwendigen gesellschaft* lichen Entwicklung mit der ethisch erforderten durch den Klassenkampf bewirkt wird, weil in diesem Kampf *•) ibid., S. 45. w) ibid., S. 45. *•) ibid., S. 13. ibid., S. 47/48. jedesmal die aufstrebende Klasse ihre Forderungen im Sinne gröszerer geseUschaflicher Vernunft und Moral formulieren musz".42) Sociale causaliteit en zedelike finaliteit vallen samen. Vandaar dat de klassenstrijd, sociologies beschouwd, niets minder is dan „der Prozesz der Humanisierung und Kultivierung, ja sogar Moralisierung der Gesellschaft selbst "42) Socialistiese opvoeding is wel de zaak ener klasse, maar dient in haar de zaak der mensheid. Het bur^ gerlik verwijt, dat socialistiese opvoeding partijzaak is, kan de socialistiese pedagogiek zich getroost laten welgevallen, want zij staat sterk in haar overtuiging, dat het de zaak dier partij is, welker belangen identiek zijn met de belangen der mensheid. Daarom heeft de socialistiese opvoeding de grootse taak: „Diese stolze Partei der Zukunft zu bilden, neue Menschen zu gestalten, denen die Fortentwicklung der Moral, des Rechtes, der Kultur zu einer wirklichen Gemeinschaft für alle Parteisache wird, deren Parteiegoismus, ja, Fanatismus die gesellschaftliche Entwicklung ist."43) De marxisties* socialistiese opvoeder heeft dan ook geen keus tussen neutraliteit en mét*neutraliteit. Immers: „Jede Erziehung, die da meint, durch die Anrufung der bloszen allgemeinen Menschheitsideale eine Stellung über den Parteien gefunden zu haben, wird nur zu bald vor das Dilemma gestellt sein, entweder in Kraftlosigkeit und Phrasendunst auszulaufen, oder ihren Zöglingen den entschlossenen Bekennermut zu erzeugen, jene Partei zu nehmen, welche die Menschheits* ideale nicht blosz anschwarmen, sondern auch, soweit es geht, die soziale Wirklichkeit nach ihnen umgestalten will."4') Ook nog op levens*praktiese gronden moet de neutrale gezinsopvoeding voor het socialistiese arbeiderskind worden verworpen. Het is vooral Kanitz, die deze zijde van het neutraliteits*probleem scherp heeft belicht. De bourgeoisie, zo redeneert hij, is niet alleen op politiek*economies gebied de heersende klasse, maar ook in geestelik opzicht oefent zij door de haar ten dienste staande media: pers, film, school en kerk, een overheersende invloed uit in het openbare leven, waaraan vooral de voor indrukken zo ontvankelike jeugd zich niet kan onttrekken. „Geradezu **) ibid., S. 48. *») ibid., S. 55. ") ibid., S. 79. ungehindert durchdringt die bürgerliche Ideologie das Leben unserer Kinder."45) Alleen reeds daarom is het voor het socialisme nood* zakelik, als verweer tegen de burgerlikdcapitalistiese beïn* vloeding der jeugd, een eigen, principiëebsocialis tiese beïnvloeding te stellen. In onze kinderen toch hebben wij, socialisten, te zien „Erben unserer Erfolge, Vollender unserer Arbeit, Kampfer der Zukunft".4*) Wij mogen hen niet zonder meer overlaten aan de invloed der kapitalistiese „Umwelt", daar deze passieve houding zich wreekt aan onze kinderen, in de vorm van verburgerliking van hun voelen en denken. „Wir wollen diese Umgebung nicht unreguliert auf unsere Kinder einwirken lassen! Wir wollen die Kinder dieser Umgebung, dasz heiszt dieser Gesellschaft gegenüber kritisch einstellen. Wir wollen sie in jene Um* gebung bringen, in der die ersten sozialistischen Elemente wachsen und werden, in die Umgebung der proletarischen Bewegung; wir wollen ihnen durch unsere persönliche Lebensführung das Beispiel revolutionarer, proletarischer Kampfer geben; mit einem Worte: Wir wollen unsere Kinder sozialistisch erziehen zu klardenkenden, revo* lutionar fühlenden und mutig wollenden Kampfer für den völkerbefreienden Sozialismus!") Neutraliteit bij de opvoeding in het socialistiese gezin is derhalve ook daarom reeds een waan, omdat de kapitalistiese klassen-maatschappij de socialist-opvoeder dwingt tot een defensieve houding tegenover de macht harer ideologiëen. Al zou van burgerlik*pedagogiese zijde desnoods kunnen worden toegegeven, dat van marxisties*sociologies standpunt uit er alleen maar een socialistiese opvoeding mogelik is, dan nog zou zij het psychologies bezwaar kunnen hanin«de*idee plaats, d.w.z. dat de ervaringen bij voorbaat al betrokken worden op een bepaalde Idee en de pedagoog zo dus nooit objectief, vrij van vooroordelen kan zijn. „So liegt das ganze Erziehungs* werk (Sinngebung und Zielsetzung, Erziehergruppen und< persönlichkeiten und Erziehungsmitteb «und methoden) eingebettet in den Schosz einer jeweiligen padagogischen Idee, die letzten Endes wieder durch die seelische Gesamt* haltung, die Weltanschauung einer Zeit bestimmt wird".37) Dus uit de sociaal-gedetermineerde geldende ideeën ener heersende maatschappijsorde worden de pedagogiese nor* men afgeleid, die aan de opvoeding zin en richting geven. Uit dit sociologies inzicht, reeds door Marx en Engels in **) ibid., S. 4. M) ibid., S. 5. ") ibid., S. 4. ") ibid., S. 4. 8 het Communisties Manifest zo geformuleerd, dat: „de heer* sende begrippen van een tijd „... steeds slechts de ideeën der heersende klassen"38) waren, volgt, dat socialistiese op. voedkunde niet varen kan op het kompas der burgerlik* pedagogiese idealen, daar deze niet gericht zijn op een socia* listiese toekomst. ; Wollen wir im Denken, so auch im Erziehen konsequente Marxisten sein, dann müssen wir auch die Vorstellung einer padagogischen Idee preisgeben und uns restlos zur „„umwal* zenden Praxis"" bekennen. Diese Praxis aber heiszt: Klassenkampf".39) , ... , . Samenvattende, is ons uit het voorgaande gebleken, dat zowel de Austro*Marxistiese, als de psycho*sociologiese op* voedingstheórie van Rühle, gedragen worden door deze twee hoofdgedachten. Ten eerste: dat het socialisme met alleen is een politiek*economies streven naar een nieuw, antbkapitalisties productiestelsel, maar bovenal een alge* meen*cultureel streven, waarvan een nieuwe, anti*kapita* listiese gezindheid de onafwijsbare voorwaarde is. Ten twede: dat een socialistiese opvoeding gericht moet zijn op het aankweken van een antbburgerlike geesteshou* ding, als een der werkzaamste middelen, om „nieuwe men* sen voort te brengen, die het socialisme zullen moeten ver* wezenliken. Op grond dus van een psychologies verdiept Marxisme bepleit Rühle een wijder begrip van, een bredere basis voor de klassenstrijd, door deze niet meer alleen als een louter politiek*economiese. door het proletaries klassebelang be. paalde bevrijdingsstrijd der arbeidersklasse op te vatten, maar ook als de door het ware mensheidsbelang geëiste strijd tegen de kapitalistiese waardemaatstaven. Men vindt deze zelfde grondgedachte betreffende de „herijking" aller kapitalistiese waarden, uitgedrukt door de van antbMarxisties standpunt uitgaande, humanisties*ethies gefundeerde, nieuwe „culturele" richtingen Van het socia* lisme, waarvan Hendrik de Man en Victor Engel* hardt de voornaamste woordvoerders zijn. Ook De Man heeft zich zelf de vraag gesteld, of het ver* werkelikte socialisme voorwaarde is voor het ontstaan van *») Het kommunistisch Manifest (vertaling v. d. Goes). A'dam, 1930. BL 62. ») Heft V. S. 17. de „socialistiese mens", óf dat omgekeerd de socialistiese mens voorwaarde is voor de verwezenliking van het socia* lisme. Zijn antwoord luidt: „ de nieuwe verhoudingen kunnen slechts het werk zijn van nieuwe mensen. Het kapi* talisme en de burgerlike cultuur kunnen slechts overwonnen worden, wanneer wij deze ook — en in de eerste plaats — in ons zelf overwinnen."40) Ook hier dus weer de accen* tuering van de socialistiese geesteshouding, als voorwaarde, óm te kunnen komen tot socialisme als culturele vormgeving. Het gaat om de socialistiese gezindheid als kuituurbeginsel, die geboren moet worden uit het zedelik verzet tegen de kapitalistiese verhoudingen. Het socialisme kan slechts ko* men als het door zedelik*voelende mensen gewild wordt. „Wij kunnen niet op het socialisme wachten, om sodalis* tiese mensen te krijgen. Zonder een kern van socialistiese mensen, die anderen een wegwijzend voorbeeld geven, kan het socialisme zeker niet worden bereikt".41) Elders heeft De Man ook op cultuur*psychologiese grond de prioriteit aangetoond van de „socialisties levende mens" ten opzichte van de politiek*economiese machtsgroei der socialistiese beweging; „de overgang van de kapitalistiese mens in de socialistiese kan niet enkel van een omwenteling van insteb lingen worden verwacht, reeds op deze grond niet, dat deze omwenteling een doelstelling, dus het vooruitgrijpen van de idee van een nieuw rechts* en waardensysteem vooronder* stelt".48) Ook voor De Man, al heeft deze in zijn geschriften niet met evenveel woorden de gevolgtrekking gemaakt, is socia* listiese opvoeding in de zin van: het socialisme vóórdeven, opdat de socialistiese gezindheid bij anderen worde gewekt, een der bronnen, waaruit het wordend socialisme zijn vor* mende krachten zal moeten putten. In verband met deze ethiese rechtsgrond van het socialisme krijgt ook de klassen* strijd voor hem een diepere betekenis. „De klassenstrijd moet niet alleen een machtsstrijd zijn, maar ook een strijd om de verwezenliking van een nieuwe levenshouding vanuit een nieuwe gezindheid".48) De nieuwe, opstandige gezindheid 40) H. de Man. Het socialisme alt kuituurbeweging. Amsterdam, 1928 (vertaling v. Koos Vorrink). Bl. 21. *») ibid., bL 45. *) Opbouwend Socialisme. Arnhem, 1931. BL 96. 4S) het Socialisme als Cultuurbew. BL 21. is niet te verenigen met een aanpassing aan het doen en laten der kapitalistiese wereld, maar betekent, als vrucht ener zedelike veroordeling, een radikale breuk, een ontken* ning van de rechts* en zedelikheidsgrondslagen der bestaan* de maatschappij*orde." De klassenstrijd moet worden „van een belangenstrijd tegen de vijand van buiten tot een gezindheidsstrijd tegen de vijand van binnen, tot een strijd tussen de kapitalistiese en de socialistiese mens in ieder van ons afzonderlik en in de arbeidersbeweging in het algemeen".") En met de psy* chologies*ethiese loutering van het middel, gaat ook ge* paard een verwijding van het socialisties doel zelf, n.1. „van enkel institutionele tot culturele omwenteling, d.w.z. tót omkering der waardenrangorde, waarop ^de innerlike, logiese macht van het kapitalisme berust "**) Ook Victor Engelhardt, een der duitse voormannen van het „socialisme als cultuurbeweging", gaat het in de eerste plaats om de innerlike bereidheid tot het socialisme. Der Glaube an die Vormachtstellung des Geistes, fuhrt 'zur Betonung ethischen Sollens, führt zum Ruf nach dem „„sozialistischen Menschen"". Erst wenn die Seele des Menschen sozialistisch geworden, kann die Ordnung der Gesellschaft folgen".*4) Ook hij legt het zwaartepunt op de overwinning van het individualisme in ons zelf, in zoverre dit een openbarmgs* vorm is van overspannen „geldingsstreven", en bouwt hoop* volle verwachtingen op die socialistiese pioniersarbeid, waar* bij de gemeenschaps*ethos een der stuwende krachten is. „Vorangehen im Geist musz der sozialistische Mensch auf dem Weg zur Einheit einer ganzen Kultur. Das Ganze kom* mender Gemeinschaft wollen, heizt für ihn—sich selbst be* siegen. Vor dem Sieg steht der Kampf, und der Kampf er* fordert Klarheit über Gegner und Ziel. Gegner ist das „„geltenwollende"" Individuum in uns und andern; Ziel: die Kultur der Gemeinschaft".47) En van de taak, die daar voor ieder socialist uit voort* vloeit, moet de opvoeding, van zichzelf en anderen, een «) ibiA, bL 38. u) Opbouwend Socialisme. BL 13. ... m) v. Engelhardt. An der Wende des Zeiialters. Individualistische oder sozialistische Kultur. Berlin, 1925. S. 103. «) ibiA, S. 113. integrerend onderdeel zijn. „Noch haben wir keine Gemein* schaft im kulturellen Sinne, noch herrscht der Individualis* mus. Aber wir stehen am Anfang eines neuer Weges. Der Anfang fordert die padagogische Tat, die Umgestaltung unseres Bildungszieles."48) ") ibiA, S. 146. HOOFDSTUK VII. COMMUNISTIESE OPVOEDINGSBEGINSELEN. aar de communisten zich houden voor de raszuivere Marxisten, baseren zij hun pedagogiek op wat zij I y beschouwen als de streng*orthodox*Marxistiese inter* pretatie van het histories materialisme en de klassenstrijd. Om de communisties*pedagogiese beginselen te leren ken* nen, kunnen wij ons het best wenden tot Edwin Hoernle, die door zijn Grundfragen der proletarischen Erziehung en als redacteur van Das proletarische Kind,i) beschouwd kan worden als de meest gezaghebbende theoreticus der com* munistiese opvoedkunde buiten Rusland. Op grond van zijn Marxistiese maatschappijbeschouwing is ook voor Hoernle de opvoeding een maatschappelike functie; anders gezegd: is opvoeding er door en voor de gemeenschap. Dus van het standpunt van het opvoedingssubject uit behoort opvoeding geen private aangelegenheid van individuële ouders of be« roepsopvoeders te zijn; en wat het opvoedingsobject betreft: „Statt wie bisher isolierte Individuen für das freie Spiel der Krafte zu erziehen, gilt es einen Menschentyp zu schaffen, der sich seiner Stellung innerhalb der menschlichen Gemein* schaft voll bewuszt ist und den Anforderungen, die sich daraus ergeben, restlos genügt."2) Daar de huidige maatschappij een klassenmaatschappij is, zal de openbare opvoeding door middel van de school een functie zijn, uitgeoefend door en ten behoeve van de heer* sende klasse, m.a.w. ook het onderwijs zal dus een klasse* karakter dragen. Immers „ die heutige Erziehung und alle ihre Einrichtungen (sind) nicht eine zufallige Erschei* nung, sondern in der Klassenherrschaft der Bourgeoisie und den kapitalistischen Produktionsverhaltnissen tief verwur* zelt."3) De burgerlike pedagogen aanvaarden krachtens hun kapitalistiese maatschappijbeschouwing niet de praemissen: klassenmaatschappij en soc.*econ. gedetermineerdheid van de geestelike bovenbouw, dus verwerpen volkomen conse* ') Internat. Monattehrift für kommunistische Schulpolitik und Padago* glk. Mitteilungsblatt für Klndergruppenletter, Eltem und Lehrer. Heraus* gegeben vom Exekutivkomitee der Komm. Jugendinternationale. Berlin. 2) Otto Rühle. Grundfragen der Erziehung, Stuttgart, 1912 S. 13. *) Edw. Hoernle. Grundfragen der prol. Erziehung. Berlin, o. J. S. 9. quent ook de conclusie: klasseopvoeding. Er zijn echter sociaaldemocratische pedagogen, die wel van deze prae* missen uitgaan, maar door hun eis der pedagogiese neutrali* teit blijk geven bovenstaande conclusie niet te aksepteren. Immers, door deze eis te stellen, miskennen, altans onder* schatten zij de invloed van de burgerlike klasse*maat* schappij op opvoeding en onderwijs, dus het karakter van de huidige school als instrument der kapitalistiese klasse. De eis der reformisties*sociaabdemocratiese opvoeders van de neutraliteit, op grond van het pedagogies axioma, dat bij opvoeding en onderwijs van het kind moet worden uit* gegaan, wordt door de communistiese pedagogiek als een on*marxistiese inconsequentie fel bestreden. Pistrak, een der leidende bolsjewistiese pedagogen, nam stelling tegen deze pedagogiese neutraliteit op de Paasconferentie van de communistiese „Internationale der ontwikkelingsarbeiders", in 1928 te Leipzig gehouden. In zijn referaat over „Das Ziel der Erziehung" heet het: „Die Parole, dasz man vom Kind und nur vom Kind ausgehen müsse, vertuscht das Wesen der sozialen Gegensatze und tauscht den groszzügigen Klassen* kampf gegen ein kleinliches und aussichtsloses Reformieren ein, gegen eine Besserung der menschlichen Seelen ohne radikalen Umbau der materiellen Basis."4) Op dezelfde conferentie verdedigde Meta Kr aus—Fessel in verband met het thema: „Die materielle Lage des proletarischen Kin* des" de volgende stellingen: „Der kapitalistische Klassen* staat hat nur Kinder zweier Klassen mit zweierlei Wertung." „Die Gesellschaft, die der Kapitalismus in zwei Klassen ge* schieden hat, verfolgt das Ziel, sie zu den klassennotwen* digen Funktionen tauglich zu machen." Ten opzichte van de arbeidende klasse volgt daaruit: „die ausgebeutete Klasse hat, sobald sie zum Klassenbewusztsein und zur Erkenntnis ihrer Klassenlage gekommen ist, das Ziel, ihre Kinder zu der möglichst volkommenen Erfüllung der für ihre Klasse not* wendigen Funktionen (die Befreiung der gesamten Arbeiter* klasse aus der Herrschaft des Kapitalismus) sich entwickeln zu lassen." °) Tot dit doel moet de communistiese opvoed* kunde zich dan ook even fel keren tegen de andere, even* 4) Proletarische Padagogik. Thesen, Berichte und Debatten der Leip* ziger padagogischen Tagung, abgehalten von der Internat, der Bildungs: arbeiter. Ostern, 1928. Leipzig, 1928. S. 95. *) ibid. S. 37. eens de maatschappelike werkelikheid verdoezelende leuze der burgerlike pedagogiek: de opvoeding tot humaniteit, tot „ware menselikheid", tot „Vollendung des Menschen im Menschen".*) Dit geestes»aristocraties humanisties ideaal toch kan nooit verwezenlikt worden in een disharmoniese, op klassebelangentegenstellingen berustende maatschappij, waarvan dageliks de diepste menselike waarden: zelf* respect en gemeenschapsgevoel, door het kapitalisties uit* buitingssysteem worden geschonden. Het zou dan ook van grote naïveteit getuigen, de onverzoenlike tegenstelling tussen de maatschappelike werkelikheid en dit burgerlik*pedagogies ideaal der „humanitas" niet te zien. En waar naïveteit nooit de sterkste kant van een heersende klasse is geweest, moet worden aangenomen, dat hierbij klassesbedoelingen worden verhuld onder de schone schijn van een mensheidsideaal. „Die von ihr sachlich verfolgten Grundziele kann die Bour* geoisie nicht eingestehen; sie ist genötigt, sie zu verheim* lichen und in den Vordergrund den verschwommenen Begriff eines „„menschlichen"" Ideals zu rücken.T) De communistiesspedagogiese conclusie luidt: Onder het kapitalisme kan het kind slechts óf kapitalisties óf proleta* ries worden opgevoed. Laat men nu de opvoeding der prole* tariese jeugd over aan de onopzettelike of bewuste- beïn* vloeding van het kapitalisties milieu: Kerk, school, pers, bioscoop, „straat", dan wordt zij geïnfecteerd door de kapb talistiessburgerlike geest. Met de dogmatiese, op geopen* baarde, dus absolute waarheden gegronde godsdienstige heilsleren als b.v. het Katholicisme en het Calvinisme, heeft het Communisme als dogmatiese maatschappelike heilsleer dus dit gemeen, dat het de invloed van andersdenkenden op zijn jeugd vreest, en het als een eis van zelfbehoud be» schouwt tegen deze onvermijdelike infectie van het milieu, een serum toe te dienen in de vorm van een specifiek com* munistiese opvoeding. Communistiese opvoeding zal onder het kapitalisme meer een negatief dan een positief karakter kunnen dragen, daar naar haar opvatting een zuiver socialistiese (communis» tiese) opvoeding, eerst mogelik is in een socialistiese (com» munistiese) samenleving. Zij is in de eerste plaats anti* o) Rühle. Grundfragen. S. 12. 7) Prol. Padag. S. 8. kapitalisties, een defensief en tegelijk offensief tegen de geestelike en stoffelike knechting van het kapitalisme. Welke zijn nu de middelen, die de communistiese opvoedkunde ten dienste staan? Hoernle somt in een artiekel over Das Kind im Klassenkampf) o.a. de volgende op: 1°. het arbeiderskind te omringen met klassenbewuste pro* letariërs; 2°. het systematies de ogen te openen voor zijn klasseposi* tie, en voor de proletariese opvatting van het leven; 3°. het zelf actief deel te doen nemen aan de bewuste levensuitingen en strijdhandelingen van het proletariaat. Uit dit laatste blijkt het nauwe verband tussen communis* tiese opvoeding en communistiese Partij, want hier wordt gedoeld op het deelnemen der kinderen aan agitaties en demonstraties, aan propaganda in de vorm van colportage, en communistiese cellenbouw in de school. Wat dit laatste betreft, zulk een „cel" heeft o.a. de dagelikse strijd te voeren: „Gegen das bürgerliche Erziehungssystem in der Schule, gegen die reaktionaren Lehrer sowie gegen das Strafsystem, für die Selbstverwaltung der Kinder, für die Verabreichung eines Morgenfrühstücks, für neue Methoden des Unterrichts u.s.w.9) Dit alles acht Hoernle volkomen in overeenstemming met de modérn*pedagogiese eis: geef het kind, wat des kinds is. Immers zo handelt de communistiese opvoeder overeenkom* stig de behoeften van het proletariese kind, zo ontwikkelt mj slechts, wat in kiem aanwezig is; niets dringt hij op. En óp het verwijt van de niet*communistiese pedagogiek, dat de ziel van het kind op deze wijze geweld wordt aangedaan, dat het kind met onbegrepen politiek*economiese fraseologie wordt gefanatiseerd, tot echo wordt gemaakt van de menin* gen der volwassenen, dus dat zijn z.g.n. klasse*bewustheid een waan is, kortom dat heel het communisties opvoedings* streven één grote psychologiese blunder is, antwoordt Hoernle: „Nicht unsere, sondern die sogenannte „neutrale" Erziehung ist eine Vergewaltigung des Arbeiterkindes, das man mit Gewalt aus dem Boden seiner Klasse entwurzeln ») Das prol. Kind. Jahrgang 2. Heft III. S. 7. *) Uit: Resolutlonen der 3 Intern. Konf. der Kinderverbande in Berlin, 1927. (Breitenstein: S. 177). möchte, das man damit untauglich und unglücklich machen würde für das spatere, rauhe Kampfdasein." 10) Om het proletariërskind op te voeden tot een goed lid zijner klasse, tot een bewust klassenstrijder, is, naast theore* tiese voorlichting, in de eerste plaats nodig: „Beteiligung des Kindes an den wirtschaftlichen, politischen und kulturellen Tagesaufgaben seiner Klasse, b.z.w. der revolutionaren Vor* hut dieser Klasse, der kommunistischen Partei." ") Aan deze politiek*economiese activiteit wordt grote sociaabpedago* giese waarde toegekend: het kind voelt zich deel van het strijdende proletariaat, en beleeft het socialisme innerlik. Communistiese opvoeding is extreme klassenstrijdopvoe* ding, integrerend deel van de practiese politiek der communistiese Partij. Het twede kenmerk der communistiese opvoedings* methode is, dat ze de opvoeding vrij wil houden van alle religieuze en metaphysiese invloeden. De proletariese op* voeding moet wetenschappelik zijn, cLw.z. naar haar inhoud positivisties en a*religieus. Positivisties omdat het commu* nisme alleen die wetenschap van waarde acht voor de klas* senstrijd, welke op zintuigelik verworven ervaringsfeiten en niet op een metaphysica is opgebouwd. De kinderen zijn de toekomstige bouwers van de com* munistiese maatschappij. Daarom, zegt Pistrak in het boven* geciteerde referaat, moeten zij veel weten, zich de nieuwste wetenschappelike resultaten eigen maken; „sie müssen lernen, mit welchen Mitteln man am rationellsten bauen und kampf en kann." ") A*religieus (in Sowjet*Rusland zelfs bewust antbreligieus) moet de communistiese opvoeding zijn, omdat voor het com* munisme van de godsdienst geldt, wat Lenin in 1905 daar* over schreef: „Die Religion ist Opium für das Volk. Die Religion ist eine Art geistiger Fusel, in dem die Sklaven des Kapitals ihr Menschenantlitz, ihre Ansprüche auf eine halb* wegs menschwürdige Existenz ersaufen."") Maar weten* 10) ibid., S. 7. ") Rühle. Grundfragen. S. 164. ") Proletarische Padag. S. 112. ") Hoernle. Grundfragen. S. 179 (aanhaling uit Lenin: Ober die Religion Berlin, 1926). Deze uitspraak van Lenin is een paraphrase van Marx' woorden, te vinden in de inleiding van Marx Zur Kritik der Hegelschen Rechtsphllo» schappelike opvoeding moet natuurlik meer dan antisgods» dienstige „Aufklarung" zijn. Dit is slechts haar negatieve kant. „Ihre positive Seite ist die systematische Gewöhnung des jungen Menschen an exaktes, ursachliches und organi» sches Denken." ") Verbinding van Marxistiese theorie met de practiese toe» passing in de economiese en politieke klassenstrijd, dat is het wezen der communistiese opvoeding. „Erziehung ist für uns die Revolution der Köpfe im Dienste der sozialen Revolution."") De bekroning van een communistiese op» voeding moet zijn de communistiese denker, d.i. in de terminologie van Lenin: „der Kampfer des streitbaren Marxismus." 18) sophie (1843): „Das religiöse Elend ist in Einem der Ausdruck des wirk* lichen Elendes und in Einem die Protestation gegen das wirkliche Elend. Die Religion ist der Seufzer der bedrangten Kreatur, das Gemüth einer herzlosen Welt, wie sie der Geist geistloser Zustande ist. Sie ist das Opium des Volkes". (Fr. Mehring. Aus dem llterarischen Nachlass voi. Karl Marx, Friedr. Engels und Ferd. Lassalle.) (I. S. 284/285.) M) Hoernle. Grundfragen. S. 183. M) ibid., S. 183. M) ibid., s. 186. HOOFDSTUK VIII. DE INTERNATIONALE COMMUNISTIESE JEUGDBEWEGING. n 1915 kwamen de revolutionnaire oppositie*groepen uit de intemationad*soeialistiese jeugdbeweging te Bern bij* JL een om te protesteren tegen de Wereldoorlog. Op dit Paascongres van Bern werd besloten tot het uitgeven van Die Jugendinternationale: „die Tribune aller entschiedener Kriegsgegner und wirklichen sozialistischen Revolutionare".1) (In het eerste nummer van September 1915 verschenen artie* kelen van Karl Liebknecht, Hörnle, Rappoport, Rühle e.a.; de volgende jaren werkten aan dit orgaan van alle oppositionele radicale groepen uit de inmiddels uiteenge» vallen eerste Socialistiese Jeugdinternationale ook mee de latere leiders der bolsjewisten: Lenin, Trotzky, Radek en Sinowjew.) Deze radicaabsocialistiese jeugdgroepen vormden, naast de sinds 1907 bestaande sociaabdemocratiese Jeugd*Inter* nationale van Stuttgart, een nieuwe internationale revolu* tionnair*socialistiese jeugdbeweging, zich vooral van de eerstgenoemde onderscheidende door haar heftige agitatie tegen de oorlog. Door de Russiese October*revolutie (7 Nov.) van 1917 verschoof zich het brandpunt naar het Oosten, en nam de Russies*commuttistiese partij, later de „Communistiese of Ille Internationale" (in het voorjaar van 1919 te Moskou gesticht) de leiding van de revolutionnaire proletariese jeugd over: „Ein gröszerer, starkerer Bruder, die Komm. Internationale hatte die Jugendinternationale in der Führung der politisch*revolutionaren Kampfe abgelöst."1) In November 1919 werd te Berlijn door gedelegeerden van communistiese en socialistiese jeugdorganisaties uit 14 landen de „Kommunistische Jugend*internationale (K.J.I.) gesticht. Zij sloot zich aan bij de „Kommunistische Internationale" (K.I.); tussen beide organisaties bestond van het begin af een nauwe strijdgemeenschap. In tegenstelling tot de sociaabdemocratiese jeugdbeweging, die is voortgegaan *) Die Jugend der Revolution. Drei Jahre proletarische Jugendbewe> gung. 1918—'20. (Berlin, O.J.). S. 4. *) ibiA, S. 4. „die Massen der jugendlichen Arbeiter vom politischen Leben, von den revolutioneren Kampten der besten Schich» ten ihrer Klasse fernzuhalten und sie durch eine „„partei» neutrale"" Bildung und haufige Spieb und Tanzabende in politischer Indifferenz zu halten",*) heeft de K.J.I. alles in het werk gesteld .,um den heiligen Herd der proletarischen Revolution, Sowjetruszland, im Kampfe gegen seine zahlreichen machtigen Feinde zu unterstützen und der proletarischen Revolution auch in den heute noch kapita* listischen Landern zum Durchbruch und zum Siege zu verhelfen".3) Naast dit biezondere doel heeft echter de K.J.I. tot algemene taak: „die Massen der jugendlichen Arbeiter in allen Landern in ihrem ureigensten Interesse politisch zu interessieren, zur Teilnahme an den revolutionaren Kampf en ihrer Klasse zu gewinnen und zu begeistern, sie einzureihen in die grosze revolutionare Einheitsfront der Arbeitenden Und Ausgebeuteten des Erdballs".4) De K.J.L staat in dienst van de „ontwikkeling der proletariese revolutie",5) ja zij gaat daarbij aan de spits, want, zo luidt een harer program* punten, „die Arbeiterjugend *(ist) der revolutionarste und aktivste Teil des Proletariates".') Vandaar ook haar werk* zaam deelnemen aan internationale acties (zo b.v. aan de belemmering van aanmaak en transport van munitie voor Polen). In 1920 ging de communistiese jeugdbeweging in verschil» lende landen over tot het organiseren van kindergroepen, naar aanleiding van „die Steigerung der nationabchauvinis» tischen Verhetzung in den bürgerlichen Volksschulen..".7) (Ook de „socialistiese Zondagsscholen" in Glascow, Man* chester en Londen werden gereorganiseerd in communistiese geest). De school onder het kapitalisme is machtsinstrument der bezittende klasse, waardoor het proletariese kind prijs* gegeven is aan de stelselmatige beïnvloeding door zijn klasse vijand. In tijden van revolutie echter wordt de school zelfs bewust ') ibid., S. 9. 4) ibid., S. 9. 8) ibid., S. 12. •) ibid., S. 10. *) ibid., S. 46. en methodies veranderd „in eine Pflanzstatte gegen revolu* tionarer Gesinnung, des Nationalismus, Bolschewistenhasses, in eine Drillanstalt für zukünftige Streikbrecher und Weiszgardisten".8) Meer dan ooit wordt door deze feiten het revolutionnaire proletariaat gedwongen, zelf de op* voeding van zijn kinderen ter hand te nemen, om hen zo tegen deze vergiftigende reaksionnaire invloeden te kunnen beschermen. Daartoe moeten de communistiese jeugdorganb saties kindergroepen (van 10—14 jarigen) vormen. Op het eerste Rijkscongres der „Communistiese jeugd van Duitsland" tot vorming van communistiese kindergroepen werd in stelling 6 het doel daarvan als volgt omschreven: „Die Aufgabe der kommunistischen Kindergruppen ist die Sammlung proletarischer Kinder unter kommunistischer Führung, die Weckung des Klassenbewusztseins im prole* tarischen Kinde, seine Erziehung zur proletarischen Solb daritat und zum Kampf gegen die Ausbeuter. Die gesamte Tatigkeit der KindergrUppen musz gipfeln in der Eingliede* rang des proletarischen Kindes in die Gesamtfront des kampfenden Proletariats. Die kommunistische Kinder* gruppe wird dadurch zur Vorstufe der kommunistische Jugendorganisation." •) De activiteit dezer kindergroepen kan zich op drieërlei terrein openbaren: in het openbare leven, in de school en in het gezin. Op het eerstgenoemde terrein zal deze activiteit zich aan moeten passen aan elke daartoe ge* ëigende situatie „Sie musz stets bestrebt sein, an allen Vorgangen, die sich um die Kinder heram abspielen, regen Anteil zu nehmen Wichtig ist die Veranstaltung von öffentlichen Kinderversammlungen und Kinderdemonstra* tionen, ferner die Teilnahme an geeigneten Veranstaltungen und Demonstrationen der Partei oder Jugend für die Erziehung junger Kampfer sehr wertvoll, dasz sich die Kinder hier als tatiges Glied der kampfenden Klasse fühlen." (Resolutionen und Richtlinien des 6. Reichskon* gresses der komm. Jugend Deutschlands. 1921)10) In de school moeten de communistiese kinderen door middel van „cel"*vorming de strijd aanbinden „gegen die Autoritat der Gewalt, die sich im reaktionaren Lehrer und 8) ibid., S. 47. •) ibid., S. 47. >°) Breitenstein. S. 187. Rektor verkörpert. Sie machen Front gegen die Tyrannei der Schulbureaukratie, sie agitieren für die Bildung von Schülerraten, für Abschaffung der Prügelstrafe und Haus* aufgaben, für freie Wahl der Lehrer und Lehrmethoden durch die Schüler, ferner durch Weigerung der Teilnahme an nationalistischen Feiern oder durch Verweigerung von nationalistischen Lehrmethoden. Bei allen sich entwickeln* den Kampfen ist jedoch streng darauf zu achten, dasz die Konflikte nicht zu weit getrieben werden und die Krafte unserer Kinder übersteigen". u) ^Ook tegenover de vaak kleinburgerlike geest van familie en gezin behoort de jonge communist een agressieve houding aan te nemen. „Bei entstehenden Konflikten im Elternhause müssen unsere Kinder stets bestrebt sein, die Eltern im guten zu gewinnen, durch Diskussionen u.s.w." ") Uit het voorgaande blijkt, dat de communistiese jeugd» beweging de practiese toepassing is van het communisties* pedagogies beginsel: opvoeding in en door de klassenstrijd. Dit principe beheerst ook de stellingen over de communis* tiese kindergroepen, opgesteld door het twede wereldcongres der K.J.I. (1921). Niet alleen de volwassen proletariërs, maar ook de proletariërskinderen moeten, naar de mate hunner kinderlike krachten, onder leiding van de jeugdorganisaties, en in strijdgemeenschap met de communistiese partijen, deel* nemen aan de bevrijdingsstrijd hunner klasse, door een vast* beraden en onvermoeibare strijd aan te binden „gegen den bürgerlichen Klassengeist in Schule und Kirche, gegen alle Formen der moralischen und politischen beeinflüssung des proletarischen Kindes durch die Bourgeoisie."") Het proletariërskind ervaart dageliks aan den lijve het karakter van de klassenmaatschappij, waarin het leeft, en dit schept de psychologiese voorwaarden voor het actief deeb nemen aan de klassenstrijd. „Anknüpfend an die konkreten Erlebnisse der proletarischen Kinder und unter sorgfaltiger Anpassung an die kindliche Fassungskraft soll das prole* tarische Kind in die Welt marxistischen Denkens, Fühlens und Wandelns eingeführt werden. Vor allem ist es not* wendig, den Geist proletarischer internationaler Solidaritat unter den Kindern zu pflegen, sie mit Begeisterung zu ") ibid., S. 187. 1!) ibid., S. 188. ") ibid., S. 182. erfüllen für die Ziele des Kommunismus, ihnen das Ver* standnis zu erleichtern für die revolutionaren Kampf e des Proletariats, sie zur aktiven Werbearbeit unter den breitem proletarischen Kindermassen und zum unerschrockenen Zeugnisablegen für die proletarische Gesinnung zu ermun* tern."14) Door het organiseren van landelike en internatio* nale kinder*congressen en demonstraties, het deelnemen aan betogingen van partij en jeugdbeweging, het bouwen van cellen in de school, voor communistiese propaganda en het voeren van oppositie tegen de clericalistiese, nationalistiese en burgerlik*ethiese tendenzen van het staatsonderwijs, voelen de kinderen zich als actieve leden der strijdende proletariese klasse, en worden de communistiese kinder* groepen „die Pflanzstatte(n).... der neuen proletarischen Arbeits* und Kampfethik, des neuen kommunistischen Ge* meinbewusztseins"."); ") ") ibid., S. 183/184. »«) ibid., S. 184. ") Ter informatie en voorlichting van functionarissen en ter verbrei» ding van de communisties*pedagogiese beginselen, geeft het E.K. sinds 1921 uit: . J y 1°. Das proletarische Kind, een blad voor leiders en vrienden der comm. kindergroepen. , 2°. Der ]unge Genosse, een internationaal tijdschrift voor arbeiders* kinderen. i ... De K.J.I. beschikt over een in het Duits, Frans en Engels verschijnend correspondenticorgaan: Internat. Jugendkorrespondenz, waarin berichten worden opgenomen over stand en werkzaamheid der landelike jeugd» organisaties en over de ontwikkeling en de acties der commun. Jeugd» internationale. HOOFDSTUK IX. DE ONDERWIJSEXPERIMENTEN IN SOWJETsRUSLAND. Toen door de October*revolutie van 1917 de bolsje* wisten zich van de macht hadden meester gemaakt, kwamen zij voor de taak te staan, de communisties* pedagogiese beginselen in de practijk te moeten toepassen Zy waren nu in de gunstige positie de school van de grond af in communistiese geest te kunnen opbouwen, d.w z radi* caal te breken met de school als kapitalisties klasse*instituut, om deze, zolang de dictatuur van het proletariaat zou duren' te vervangen door een school, die de funksie van proletaries klasse*mstrument zou vervullen. Welke beginselen de bolsje* wisten bij deze opbouw hebben geleid, en wat tot nu (eind 1932} het resultaat van hun rusteloze pedagogiese werkzaam* heid is geweest, zal het onderwerp van dit hoofdstuk zijn Waar volgens communisties*pedagogies beginsel de school orgaan moet zijn der maatschappelike ontwikkeling, zal ook het karakter van de sowjet*school een afspiegeling moeten zijn van de sociaabeconomiese verhoudingen, welke zich na de October*revolutie in Rusland achtereenvolgens hebben ontwikkeld. Deze ontwikkeling vertoont tussen 1917 en 1933 drie stadiën: le. de periode van het oorlogscommunisme (1917—'21V 1922-'27de ^ N'E'P' (Nieuwe Econ' Politiek) Van 3e. de periode van het Vijf*jarenplan (van 1928—'32) Volgens bovengenoemd inzicht zal dus ook de bolsjewis* tiese school drieërlei karakter moeten vertonen, zodat te onderscheiden zijn: le. de school tijdens het oorlogscommunisme: Ue. de school van de Nep*periode; 3e. de school tijdens het Vijfjarenplan. De school tijdens het oorlogscommunisme (1917—'21). Deze beginperiode van de bolsjewistiese dictatuur ken* merict zich door radicaabcommunistiese maatregelen ener* Zijds, door opportunistiese halfslachtigheid anderzijds De 9 grootindustrie, het bankwezen, het verkeerswezen en de handel werden gesocialiseerd; de meeste P™**"™*^ kwamen dus in handen der proletariese klasse. De grond echter werd wel onteigend, maar niet aan de gemeenschap gebracht, integendeel, om de boeren voor de Revolutiete winnen, werd deze onder hen verdeeld, zodat zij van niets* bezittenden klein.grondbezitters werden, wat natuurlik ge* paard ging met een ontwaking van het kapitalisties bezvts* fnstinct Rusland was daardoor een hybris geworden; gedeeltelik een communistiese, gedeeltelik een agraries* kapitalistiese staat. De economiese spanningen, die van deze discrepantie het gevolg moesten zijn, openbaarden zich in SnSode in de vorm van: inflatie rantsoenering van levensmiddelen en gedwongen arbeid om t^ttom 1921 te culmineren in een mensenverslmdende hongersnood, welke voor een deel echter ook als een natuurramp is; te beschouwen. Als men bovendien bedenkt, dat het bolsje* wisme in deze critieke jaren ook nog binnenlandse contra* revolutionnaire bewegingen, gesteund door blokkades en interveniërende „witte" legers, had te onderdrukken en te bestrijden, terwijl door de Wereldoorlog het verkeerswezen was ontwricht en aUerwegen gebrek aan productiemiddelen heerste; dan mag aan de bolsjewistiese Peda^en;w?.ie onder leiding van de volkscommissaris van Onderwijs, Loenatsjarski, nog gelegenheid hebben gevonden, zich te midden van deze maatschappelike chaos bezig te houden met de opbouw van een nieuw onderwijsstelsel, een woord van hulde niet worden onthouden. Dat de tastbare resub taten in veel opzichten nog slechts pover waren, moet voor een groot deel toegeschreven worden aan de boven* geschetste uiterst ongunstige omstandigheden. De basis van elke socialistiese (communistiese) maat* ] schappij is de arbeid van allen voor allen; dus de verphch* ting van ieder, om zijn quantum maatschappelik*noodzake* like arbeid bn te dragen. In een communistiese maatschappij I zal dus de taak der school deze moeten zijn: de jonge mens op te leiden en op te voeden tot een volwaardig lid der allen 1 omvattende communistiese arbeidsgemeenschap. Het peda* gogies correlaat van de klassenloze, op de arbeid yan allen gebaseerde maatschappij is derhalve de verplichte, kosteloze arbeids*eenheidsschool. , In navolging van Marx (zie bl. 12 vlgg.) projecteerden de | bolsjewistiese pedagogen deze arbeidsschool, als algemeen* ontwikkelende „polytechniese school", met als doel: ont* plooiing der communistiese persoonlikheid, waaronder is te verstaan: de alzijdig maatschappelik (= technies) ontwik» kelde persoonlikheid, bereid en in staat zijn funksie in het produksieproces te vervullen. Dit wat de jeugd betreft. Om de arbeidscapaciteit der volwassenen op te voeren en hen tevens tot bewuste com* munisten te maken, was nodig een intensieve bestrijding met volledige liquidatie als einddoel, van het analphabetisme, dat m 1918 nog 87% der bevolking besloeg. Dat de nieuwe school een eenheidsschool moest zijn in een maatschappij, waarin de macht aan de proletariese klasse (feitelik aan de communistiese partij) was gekomen door wier bezit van het economies*politiek machtsapparaat de belangentegenstellingen tussen bourgeoisie en proletariaat altans waren opgeheven, is duidelik. Immers het is dan van* zelfsprekend, met het oog op de gelijke rechten der ouders» klassegenoten, en de gelijke bestemming der jeugd dat alle kinderen hun vorming verkrijgen op één zelfde wijze dat voor allen de weg openstaat een zelfde ontwikkelings*' gang te doorlopen tot aan het hoogste punt."1) De eenheidsschool der klassenloze maatschappij is in de ware zm des woords de voor allen, zonder onderscheid, toe* gankelike maatschappij*school, „waar de opvoeding vrij is voor het eerst in de historie werkelik vrij, waar geen klasse* belangen haar beheersen, waar elke begaafdheid, elk kunnen zich ontplooien kan ten bate der ganse mensheid, der ganse maatschappij, waar allen leven en werken voor allen "*) De betekenis van arbeid in de Russiese arbeidsschool was een geheel andere dan die van de handenarbeid der progres. siebburgerlike pedagogiek. Niet dus de didactiese of sociaal* pedagogiese waarde van arbeid, gebonden aan leervak of leervorm stond hier op de voorgrond, maar de maatschap* pelik*product,eve waarde, in de Marxistiese zin van: „eine menschhche Tatigkeit, die gegebene Gegenstande in für die Menschheit nutzliche verwandelt".8) 1920. bl. 243CitfMcW' door A- V- Loenatsjarski. Nieuwe Tijd. 25e jaar. A'lm', ï. j° BLM?* COmmanlsti'ch< Kh0°l- Uitgave v. d. Comm. Partij. ') P. P. Blonsky. Die Arbeitsschule. I. Teil. Berlin. Fichtenau, 1921. S. 9. Naar boljewisties*pedagogies inzicht wordt arbeid op de burgerlike school beschouwd „d'une fa$on abstraite, comme une matière isolée et séparée de sa directive principale, qui est le souci de 1'actualité".4) In de produksie*school is arbeid even goed economiese funksie als in de fabriek en op het land: „Le travaü est un élément composant de la liaison de 1'école avec 1 actuahté.. II ne s'agit pas d'établir une liaison mécanique entre le tra» vaÜ et la science, mais de faire d' eux les deux parties orga* niques de la vie scolaire, c'est»a»dire de la vie sociale des enfants^ voorgaanphilosofiese aard. De eerste noemt bij monde van Burger de productieschool van Blonsky c.s. een „gekun* stelde constructie". „Nur wer die Kindernatur nicht kennt, kann zur Begründung dieser Produktionsschule behaupten, dasz die Kinder selbst nur Freude an wirklich nützlicher Arbeit haben und in der Schule deshalb nur nützlicher Arbeit — „„nützÜch"" vom Standpunkte des Erwachsenen aus! zu leisten sei."24) Is het, vraagt Burger, de taak der school, het kind reeds met het industriële productieproces bekend te maken? Hoe zal de „productieschool" in staat zijn haar culturele taak: overdracht van het beschavingsgoed aan de jongere generatie, te vervullen: „die Aufgaben der allgemeinen Menschenbildung und Menschenerziehung"? ") De bolsjewistiese pedagogiek zal daarop antwoorden: daar voor ons het begrip „cultuur" een andere inhoud heeft dan voor de burgerlike klasse, cultuur in haar toekomstvorm „industriëebcollectivistiese cultuur"27) zal zijn, kan ons opvoedingsdoel alleen daarom al niet gericht zijn op de vorming van de „algemene mens"; wat bovendien een abstractie, een burgerlike fictie is. Bolsjewistiese pedagogiek heeft tot object de concrete, veelzijdig technies ontwikkelde toekomstige arbeider der communistiese maatschappij. Het didacties bezwaar, ontwikkeld tegen de inschakeÜng van de school in het productieproces, betreft de heterogeniteit van u) Ed. Burger. Arbeitspadagogik*. S. 362. ") ibiA, S. 363. ") Blonsky., II. S. 82. beider doeleinden, waaraoor dij samcnKuppcuug, um-u *»» school, noch de productie tot haar recht komt. De pedagoog Aloys Fischer, een der redacteuren van Die Erziehung, oefent cultuurfilosofiese critiek op de productieschool. Zijn critiek betreft voornamelik het econo* mies*georiënteerd, stóffelik arbeidsbegrip en de aan de idee productieschool ten grondslag liggende materiahstiese wereld* en levensbeschouwing. „Solange der Humanitats* gedanke als padagogische Norm seine Geltung nicht ver* loren hat, wird man die ökonomisch*orientierte Erziehung und Arbeitsschule nicht als Fortschritt bewerten können, sondern als Abweg von der ganzen bisherigen Entwick* lungslinie des menschlichen Geisteslebens.",8) Deze critiek is niet immanent, daar zij van geheel andere wereldbeschouwingspraemissen uitgaat; daarom is zij door de bolsjewistiese pedagogiek als zodanig niet te aanvaarden. De school tijdens de periode der „Nieuwe economiese poll* Hek" (1922—1927). De „Nieuwe economiese politiek", door Lenin geïnaugu* reerd, is een terugkeer van het oorlogscommunisme met zijn te sterke centralisering en burocratisering van de staats* industrie tot een volkshuishouding, waarin op opportunis* tiese gronden weer enkele kapitalistiese elementen werden opgenomen. Zo werd, als concessie aan de kleinburgerlike klasse, kleinhandel en tot zekere hoogte vrije prijsvorming toegestaan, en ook het particulier grondbezit erkend. Toen de zo zeker verwachte wereldrevolutie uitbleef, kwam Lenin tot de overtuiging, dat Rusland nog niet onafhankelik van het wereldkapitalisme kon bestaan. Boven* dien was het land zo verarmd, dat de opbouw van de communistiese staat uit eigen middelen niet kon worden volbracht, zodat Rusland daartoe buitenlandse credieten nodig had, die het slechts verkrijgen kon, door als tegen* prestatie concessies te verleenen aan het buitenlandse grootkapitaal. Dit was de economiese situatie van de N.e.p.* periode. Lenin heeft als realisties politicus de noodzakelik* heid van deze concessies aan het kapitalisme ingezien, maar de koerswijziging toch alleen geïntroduceerd als een tijde* «*) Otto Scheibner. Zwanzig Jahre Arbettsschule in Idee und Gestat* tung. Leipzig, 193a S. 90. like verlochening van het ideaal om daardoor des te zeker* der dit ideaal te kunnen bereiken. Zoals hij dit eens uit* drukte: „we are retreating now, but we are doing it in order to have more space for a longer jump forward". *•) Gedurende de N.e.p.*periode trad dus het ideaal van het zuivere communisme op de achtergrond, daar de practijk van het staats*kapitaUsme onder de dictatuur der commu* nistiese partij voorlopig alle krachten opeiste. In verband met deze nieuwe ideologie wijzigt zich nu ook de pedago* giese doelstelling. In plaats van de „sentimenteebnaïeve utopie" der polytechnies gevormde communistiese persoon* likheid, komt de eis ener communistiese beroepsopleiding. De school moet voortaan in dienst staan van de N.e.p. en van de kaderscholing der communistiese partij. Het uitge* sproken politieke karakter der N.e.p.*school blijkt duidelik uit het statuut van 1932 (§ 35): „Die ganze Arbeit in der Schule und die ganze Lebensordnung in ihr, sollen den Zweck verfolgen, in den Schülern das proletarische Klas* senbewusztsein und die proletarischen Klassenmstinkte auszubilden, das Bewusztsein der Solidaritat aller Arbeiten* den im Kampfe mit dem Kapitalismus. Auszerdem sollen die Schuier zur nützlichen produktiven und sozialpolitischen Tatigkeit vorbereitet werden."80) Ook Pistrak, een der meest vooraanstaande bolsjewistiese pedagogen uit deze periode, accentueert de nieuwe klassen* strüd*tendens in opvoeding en onderwijs: „.. .le contenu de 1'enseignement doit servir a armer 1'enfant pour la lutte et la création de 1'ordre nouveau,... les méthodes de travail doivent permettre d'utiliser pratiquement ces armes et ... les buts de 1'enseignement et de 1'éducation consistent en conceptions actives".2si) Gedurende de overgangsperiode moet de school dus instrument zijn der proletariese klasse*dictatuur, „1'arme idéologique de la révolution".S2) Deze openlike en besliste afwijzing van de politieke neutraliteit van het onderwijs was reeds in 1918 op het ") Educaüonal policy In Soviet Russia by Nich. Hans and Seiöius Hessen. London, 1930. P. 215. M) Die Erziehung. 2er Jahrgang. 1927. S. 110 (Serg. Hessen. Die Schule tn Sov. Ruszl.). ") Pistrak. Les probl. fondamentaux etc. p. 24 ") ibid., p. 19. eerste bolsjewistiese onderwijscongres door Lenin uit» sproken. „Notre travail dans le domaine scolaire consiste a renverser la bourgeoisie, et nous déclarons ouvertement que 1'école en dehors de la vie, en dehors de la politique, est un mensonge et une hypocrisie".") De pedagogiese leuze: „ga uit van het kind", is een verdoezeling van de grens tussen de maatschappelike klassen, en leidt derhalve tot verzwak» king van de klassenstrijd. Maar bovendien: waar het bolsje* wisme overtuigd is van de absolute geldigheid zijner wereld*beschouwing, moet het de taak zijner school zijn: j Menschen einer bestimmten materialistischen und revolutioneren Weltanschauung heranzubilden, den Men» schen eine einheitliche und einheitlich gerichtete soziale Ideologie zu verleihen." **) Al kan de school natuurlik niet een grondige en volledige conceptie geven van het wetenschappelik en wijsgerig marxisme, toch kan en moet, volgens Pistrak althans, de middelbare school: „du moins éduquer les élèves dans 1'esprit marxiste, en vue de leur donner le sens marxiste, le „flair" marxiste indispensable pour aborder et étudier tous les phénomènes sociaux". Dit is daarom noodzakelik, omdat het marxisme niet alleen is analyse der sociale betrekkingen, niet alleen een methode, om sociale verschijnselen te ver» klaren, maar vooral „la methode d'action utile pour trans* former 1'ordre existant dans le sens déterminé par 1'ahalyse".M) Het was in dienst van dit voluntaristies ge* interpreteerd Marxisme, van het Leninisme, dat de school werd gesteld tijdens de periode van de „Nieuwe economiese politiek". Aan het leerplan van 1923 voor de lagere school liggen de volgende beginselen ten grondslag: le. de studie van de menselike arbeid in marxistiese zin, d.i. van productief, maatschappelik*onmisbaar werk; 2e. de marxistiese methode der leerstofkeuze en ^groepering; 3e. het deelnemen van de leerlingen aan het sociale leven der omgeving; 4e. de ver» binding van de school met het locale leven; en tenslotte het zelfbestuur der leerlingen (selbgovernment). Een didactiese biezonderheid van dit leerplan is, dat het M) ibid., p. 14. 3i) Prolei. Padag. S. 96. (Schule und Gesellsch. von M. Pistrak.) ") Pistrak. Les ptobl. fondamentaux etc. p. 25. niet naar leervakken, maar naar „complexen" is uitgewerkt, welke bij nadere bestudering veel overeenkomst, altans naar de vorm, blijken te vertonen met de „projects" der Ameri* kaanse pedagogiek (D e w e y e.a.) en de „centres d'intérêt" van Decroly. De wetenschappeHk=pedagogiese afdeling van de staatswetenschapsraad definieert het begrip „com* plex" als volgt: „Unter einem Komplex soll die konkrete Kompliziertheit der Erscheinungen verstanden werden, die der Wirklichkeit selbst entstammen und urn ein zentrales Thema oder Idee gruppiert oder vereinigt sind."") De complexieerstof van elk schooljaar valt uiteen in een drietal complexsthema's, waarvan de stof ontleend is aan de verschijnselen, welke zich voordoen bij de arbeid, in de maatschappij en in de natuur. Daar de productieve mens het middelpunt is van alle levensmanifestaties, is ook „arbeid" de middelste van de z.g. 3 „kolommen" van het complex, aan weerszijden waarvan zich dan de kolommen „maatschappij" en „natuur" aansluiten. De leervakken als didac* tiessbewerkte wetenschap, worden opgeheven, en de leerstof wordt occasioneel, d.i. in verband met de inhoud van het complex^thema, onderwezen. Het criterium bij de keuze der complex*stof is dus niet van didacties*psychologiese, maar van maatschappelike aard. Het gaat er om, het kind in contact te brengen met de empiriese werkelikheid van het bier en het heden. De complexen dienen „a étudier 1'actu* alité", non du point de vue statistique mais du point de vue dynamique".*7) De complexen«methode der bolsjewistiese pedagogiek is dus de didactiese vorm voor de marxistiese pedagogiese doelstelling: „la connaissance des phénomènes actuels dans leurs liaisons et leur dynamique récipro» ques "S8) Hierin, in hun sociologiese inhoud, openbaart zich een principieel verschil met de Amerikaanse „projects" en de „centres d' intérêt": in één woord met de meer kinder«psy* chologiessgeoriënteerde, moderne burgerlike pedagogiek. Want bi pédagogie marxiste est et doit être avant tout une théorie de pédagogie sociale, liée au développement des phénomènes sociaux actuellement donnés et interpretés du !!> £,e E"^ung. 1927. S. 113. (S. Hessen. Die Schule in Sov. Ruszl.) ■*) Pistrak. p. 94. *) ibid, p. 23. point de vue marxiste".") In de leerplans van 192344) werd voor het eerste leerjaar als hoofd*complexthema aange* geven (dus de leerstof omvattende voor de middelste kolom „arbeid"): „het het kind onmiddellik omgevende arbeid» leven der familie op het land of in de stad". Het complex* thema: „de jaargetijden" omvatte de leerstof voor de kolom „natuur"; het complex*thema: „de familie en de school" die voor de kolom „maatschappij". In direct verband behandeld met het grondthema, vormden dus de verschillende ver* schijnselen der natuur in de vier jaargetijden en de maat* schappelike verschijnselen van het nabije milieu der kin* deren de leerstof voor het le leerjaar. Voor de complexsleerstof van het 2e leerjaar was het hoofdthema: het arbeidsleven van het dorp of van het stads* gedeelte, waarin het kind woont Linker*kolom: lucht, water, bodem, de de mensen omringende cultuurplanten en huis* dieren, en hun verzorging. Rechter*kolom: de sociale insteb lingen van dorp of stad. De leerstof voor het 3e leerjaar omvatte: in de midden* kolom: de staathuishouding van het vaderland; in de linker* kolom: „de elementaire waarnemingen uit de physica en de chemie, de natuur van het eigen land, het menseiik lichaam; in de rechterkolom: de sociale instellingen van het gouver* nement of van het land; beelden uit het verleden. Voor het 4e leerjaar was het centrale thema: de staathuis* houding van de R.S.F.S.R. en andere staten. De linkerkolom aardrijkskunde van Rusland en andere landen; rechter* kolom: de staatsinrichting van Rusland en andere staten; beelden uit het verleden der mensheid. Na deze leerstof in 4 jaar te hebben verwerkt, was volgens de bolsjewistiese pedagogen de leerling voldoende voorbe* reid, om als volwassene met marxistiessgeschoolde blik de complexe maatschappelike verschijnselen in hun dialectiese ontwikkeling te kunnen volgen en te verklaren. „Cette étude doit montrer le lien réciproque qui existe entre les aspects différents des choses, éclairer la transfer* mation de certains phénomènes en d'autres, autrement dit 1'étude de 1'actmdité doit se faire par la méthode dialectique. *>) ibid., p. 14. «•) Het volgende is ontleend aan S. Hessen. Dit Schuit In S.R. (Dit Erz. 1927. S. 111 vlgg.) Seule une telle connaissance de 1'actualité est une connais* sance marxiste".41) Het wezensverschil nu tussen het „complexen"*onderwijs der Russiese school en de andere concentratiesmethodes is volgens de bolsjewistiese pedagogen, hierin gelegen, dat geen fictieve arbeid in het belangstellingscentrum der leer* lingen wordt geplaatst, maar de werkelike maatschappelike arbeid, het toekomstig arbeidsveld der communistiese jeugd. Hiertoe wordt niet de arbeid in de school gebracht, maar de school bij de arbeid. Bovendien is bij het complexen*onderwijs de concentratie geen middel tot verhoging van het didacties rendement, dus methodologies beginsel, maar het pedagogies aanzicht der marxistiessdialectiese maatschappijbeschouwing. De grond* gedachte van het „complexen"*onderwijs is echter geheel ontleend aan de Amerikaanse pedagogiek (Dewey e.a.). In verband met zijn empiries karakter is de methode experi* menteel. De door observatie, experiment, excursie enz. verworven kennis wordt gesynthetiseerd, en veraanschou* welikt door statistieken, diagrammen, grafieken en curven. „Un complexe est un édifice systématique, ce qui veut dire qu'après 1'accumulation d'un certain nombre d'observations, après 1 etude d'un certain nombre de faits, on fait une syn* thèse; on crée un tableau complet sur un thème quel* conque".") In het wijder verband der bolsjewisties*pedago* giese beginselen beschouwd, kan dit „quelconque" slechts betrekking hebben op sociologiese kennis. De methode is algemeen; dat, waarop men haar toepast, „weltanschaulich" gedifferentieerd: naar een sociologies criterium bij de bols* jewistiese pedagogiek, een biologies bij Dewey, een pedolo* gies bij Decroly. Ook formeel is de experimentele methode voor de marxistiese arbeider van grote waarde. „Son but important, c'est d' apprendre a poser un problème, faire 1'expérimentaation nécessaire pour atteindre les résultats désirés, ce que 1'on ne peut trouver dans aucun livre".42) De verwerking van het op aanschouwelike wijze gewonnen materiaal kan ook weer volgens verschillende methodes 4») Pistrak. p. 94. ") Aanhaling uit de offic. progr. v. 1923. (L'école émancipée. Revue pédag. hebdomadaire de la Fédér. des Syndicats de FEnseignemeni. löième année. 1925/1926. p. 515.) 10 geschieden. De bolsjewistiese pedagogiek, openstaande voor alle moderne stromingen, heeft daarbij ook de proef geno* men met de Dalton*methode, maar deze tenslotte als te individualisties verworpen. Deze zou met haar individuele „taken" in strijd zijn met de collectivistiese tendens der Rus* siese school, welke gemeenschappelike arbeid en weder* kerige hulp vooronderstelt. „It produced too much indm* dualism by setting up each student to do his own task. We want students to learn group*work. That is what they wijl be called on to practise when they get out into the world. ) Het is niet geheel juist, dat buiten Rusland het Dalton* systeem alleen individualisties wordt toegepast. In het Nuts* rapport over het Daltononderwijs wordt altans vermeld, dat aan de Jewish Girls' School van Miss Kate Rose, te Stepney, de leerlingen groepsgewijs een onderwerp uit de geschiedenis of aardrijkskunde bestudeerden. Toegegeven moet worden, dat dit enkele geval als uitzondering op de regel is te be* schouwen".44) Ook het Montessorbstelsel vond geen genade m de ogen der bolsjewistiese pedagogen. Naar hun mening is het een „broeikasopvoeding", die te individualisties is en te weinig verband houdt met de maatschappelike werkelikheid. De methode, die het meest wordt toegepast is de laboratorium* methode: een „gesocialiseerd" Daltomsysteem, waarbij een opgegeven thema of taak spontaan, groepsgewijs bestudeerd wordt in het daarvoor bestemde werklokaal of laboratorium. (De naam „laboratory*plan" is van H e 1 e n P a r k h u r s t). Bij deze methode is ook de individuele wedijver, als zijnde antisociaal, vervangen door collectieve wedijver, waardoor ook weer het aankweken van een coöperatieve geest wordt bevorderd. Uit het voorgaande blijkt evenwel, dat er van een specifiek bolsjewistiese onderwijsmethode nog geen sprake is. dat deze nog een sterk eclecties karakter draagt. Na enige jaren in de practijk te zijn toegepast, openbaarde zich ontevredenheid met de resultaten van het complexen* onderwijs, die bij monde van Krupskaja, de weduwe van **) Scott Nearing. Education in Soviet Russia. London, 1926. p. 14. ") De toekomst van ons volksonderwijs. 11. Scholen met losser klasse» verband, door L. C. T. Bigot, P. A. Diels en Prof. Dr. Ph. Kohnstamm. Amsterdam, 1924. Bl. 36. Lenin, tot uiting kwam op het achtste communisties con* gres (1926). „In unseren Schulen steht es unglaublich schlecht mit dem Unterricht im Lesen, Schreiben und Rechnen, wie auch mit den elementarsten Kenntnissen in Naturgeschichte, Geo* graphie, Physik und in andern Fachern. Daran kranken sowohl die Grundschulen als auch die höheren Schub typen."45) Een ander ongunstig officieel oordeel (van 1928) luidt: „Die Produktion unserer Schule zeichnet sich nicht durch hohe Qualitat aus. Besonders schlecht ist es urn alles konkrete Wissen und Können bestellt."*•) De critiek con* stateert hier dus een tekort aan techniese vaardigheden en aan positieve kennis. In hoeverre moet dit toegeschreven worden aan didactiese fouten van het „complexen"*onder* wijs? Volgens de bolsjewistiese interpretatie van het Marxisme ia zuivere, autonome wetenschap „burgerlike huichelarij" of „burgerlik vooroordeel". Wetenschap toch is evenals elke ideologie „afbeelding in het bewustzijn" van de productieverhoudingen, „irreële bovenbouw" op de produc* tieverhoudingen, en als zodanig daarvan dus de afhankelike dienaresse. Dat de leervakken, als didacties bewerkte, d.i. voor de school pasklaar gemaakte wetenschap, evenals de wetenschappen zelf, gehoorzamen aan eigen, immanente logica, wordt dan ook door de bolsjewistiese pedagogen ontkend. Vandaar dat de complexen*methode met haar concentrering van de leerstof om het marxistiese begrip arbeid, waaraan de leervakken ondergeschikt worden ge* maakt, de negatie is van de autonomie der leervakken en yan alle wetenschappelike systematiek. En dat moest zich m de eerste plaats wreken in de vorm van een tekort aan techniese lees*, schrijf* en Tekenvaardigheid. Terwijl de occasionele behandeling der „leerstof, zoals dit bij het com* plexenonderwijs geschiedt, door haar impressionisties, on* systematies karakter, tot gevolg moet hebben, dat in de kennisvakken leemten ontstaan. Reeds eerder had Loenats* jarski als correctie aanbevolen, een repetitiecursus te orga* niseren, vooral voor de oudere leerlingen, waar dezen hun onsamenhangende kennis konden toetsen, aanvullen en «) Iwan Iljin. Weltvor dem Abgrund. Politik, Wirtschaft und Kultur 1931 Til? ' NSCh au1hentischen Q™"™- Berlin.SteglitZ, «•) ibid, S. 513. v~ A~nn* Ar nractiik in 1927 tot herziening TttSZ vrglfePC,o"ge»eIk«c onderwijs; „rogra^nmWerden bedoeld «la atabuiseringspogmfc na brt ^rZ-erimente"»» die .kWjj-tojj»« stof der LS meer aangepast «an het bevattingsvermogen van h£ d^rsneeVkind, en werd er tegemoet gekomen aan de V°Vo?rtTmWdelb..r onder»* werd onder de Nieuwe u L„fi«S^ 11026-1928) het complexAeginsel geheel Sevèn to de toglre uissen werd de omvang der leer. Sof beoaald door de eisen van de nienw Ingevoerde to<* "SnSneMTOOr de universiteiten. Met deze uivoering latmgsexamens ™° h , pIoletariese klasse^nvi- ££ wSSl «t£™ arbdders bl) de toelating tot dfU£*!« « voorkeur werd gegevan Ook^a^ f2-2'2V Russiese taal en letterkunde (5*5*4), maatschappij leer"ï SSTvteemde taal (3*3*3); beeldende kunsten «) Rykow op het Ve alrussiese congres, t d. "reader plaatselike ^fl— d°°' een communiatiese leerkracht te onderwijzen. (2*2*2); handenarbeid (3*3*3); lichaamsoefeningen (2*11*1 h); zang en muziek (2* 1**13). In het 2e „concentrum" (8e en 9e leerjaar) werden dezelfde vakken onderwezen, maar S der Uren werd gereserveerd voor speciaal beroepsonderwijs. Ge* schiedenis en klassieke talen kwamen (en komen) op het leerplan ener Russiese middelbare school dus niet voor. Als twede wijziging in de programma's van 1927 moet genoemd worden de tempering van de dogmatiese houding ten opzichte van de politieke opvoeding op de lagere school. De complexsthema's bleven nog aanleiding genoeg geven tot bespreking van sociale verschijnselen en politieke gebeurte* nissen. Bovenal de communistiese feestdagen leenden zich daarvoor; maar „den kleinen Kindern sollen diese Feste mehr gefühlsmaszige Anregungen bieten als theoretischen Arbeitsstoff".49) Deze tendens van de „entpolitisierung" der leerstof houdt een capitulatie in voor het pedagogiese ervaringsfeit, dat ook de kinderlike geest aan eigen wetten gehoorzaamt, welke niet ongestraft kunnen worden geschonden. „Practice has proved, that the transformation of schools into the exclusive means of political struggle and of education into partisan propaganda leads to destruction of both."80) De school tijdens het eerste Vijfjarenplan (1928— 33). Het „Vijfjarenplan van de socialistiese Opbouw" kenmerkt zich door een principieebcommunistiese reactie op de N.E.P. Aan het Vijfjarenplan ligt een tweeledig doel ten grondslag, dat gelijktijdig wordt nagestreefd. Een negatief doel: de liquidatie van de N.E.P. met haar opportunistiese elementen en haar resten van de privaat* kapitalistiese staathuishouding: kleinshandel, klein*industrie en particulier grondbezit (i.c. dat van de gezeten boeren, de koelaks). En een positief doel: de opbouw van een economies*autarkies Rusland door het scheppen van een grootsindustrie (aanvankelik bijna uit* sluitend van productiemiddelen, de z.g. „zware industrie") en het collectiviseren van de landbouw. Dit laatste om voor de levensmiddelenvoorziening der steden niet meer afhan* kelik te zijn van de wisselvallige aanvoer van het platte* land, tengevolge van de sabotage der zich in hun bestaan **) Die Lehrenlnternationale. 6e Jahrg. 1929. S. 26. *°) Hans and Hessen. Education policy in Soviet Sussia. p. 227. bedreigd voelende boeren, en om met de door meer rationele productie verkregen graan*overschotten de in het buiten* land gekochte machines te kunnen betalen. Organies met dit algemene schema van industrialisatie en collectivisatie verbonden, is het „culturele vijfjarenplan", waarin ook de school een belangrijke functie heeft te ver* vullen. De taak van de school onder het nieuwe régiem van het „Stalinisme" of „100 °/ó*communisme" wordt nu weer een geheel andere dan onder de onmiddellik voorafgaande sociaabpolitieke verhoudingen. Voor de doorvoering van het Vijfjarenplan is in de eerste plaats dringende behoefte aan gequalificeerde werkkrachten (ingenieurs, technici, land* bouwkundigen, opzichters en vakkundige arbeiders). Aan de opleiding daarvan moet nü de school worden dienstbaar gemaakt, m.a.w. zij moet worden „geprofessionaliseerd". De 7*jarige stadsscholen worden omgezet in voorbereidende scholen voor technicums en arbeidersjeugdscholen.M) De 7*jarige dorpsscholen worden opleidingsscholen voor be* drijfsleiders en actieve werkers in de collectieve landbouw* bedrijven (colchozen en sowchozen). En in de twede plaats moeten de culturele voorwaarden voor de nieuwe economiese orde worden geschapen, waaronder te verstaan is: de uit* eindelike liquidatie van het analfabetisme en van de .godsdienstige vooroordelen", als zijnde de „machtigste steunpilaren" van de oude orde; de volledige doorvoering ivan de algemene leerplicht en de volkomen „proletarisering" der middelbare en hogescholen door strengere klasse» seleksie, waardoor 90 a 100% van de kinderen der „arbei* dende massa's" daar kunnen worden toegelaten.**) Tot dat doel worden van regeringswege de centrale raad der vakverenigingen, de centrale van de communistiese jeugdbond, en de „politieke administratie van het leger" jaarliks aangeschreven, om bepaalde quanta hunner leden voor te bereiden tot de studie aan hogeschool en technicum. De centrale der communistiese jeugdbond b.v, moet jaarliks 5000 harer leden voorbereiden voor de techniese hogescholen ") Opleidingsscholen voor gequalificeerde arbeiders in industr. groot» en middelbedrijven. .- < 5!) Dit en het volgende ia ontleend aan een artiekel van Hessen. Het 5>jarenplan en de militarisering van hat onderwijs In Die Erziehung, 5er Jahrg., 1930. S. 710 vlg. en middelbaar techniese scholen. Zo zond in September 1929 het Moskouse commissariaat voor volksontwikkeling een rondschrijven, waarin aan de daaronder ressorterende plaatselike autoriteiten bevolen wordt: „50Kommunisten zum Zwecke der Vorbereitung zur wissenschaftlichen Tatigkeit auf dem Gebiete der Padagogik abzukommandieren." M) Ook de methode der „werving" en der „mobilisatie voor het front van de studie*arbeid" wordt toegepast, waardoor mede de „proletariese kern" der studerende jeugd in snel tempo aangroeide: in 1930/'31 bedroeg deze in de technica en hogescholen over de 50% en in verschillende techniese hogescholen reeds meer dan 75%. De toelating tot de universiteit, de bevordering van semester tot semester, alsook de promotie geschiedt door bepaalde commissies, waarin niet de professoren, maar de vertegenwoordigers van verschillende communistiese organisaties de meer* derheid hebben. De studietijd voor de meeste, in practies* wetenschappelike instituten omgezette, hogescholen werd van 4 op 3 jaar gesteld, waar tegenover staat, dat de cursusduur der 9* jarige school met 1 jaar verlengd zou worden.5S*) Na hun promotie zijn deze afgestudeerden ver* plicht drie jaar lang zich ter beschikking te stellen van de centrale en locale economiese organen. Daar de nieuwe koers van Stalin gericht is op de ver* wezenliking van het „zuivere communisme", worden alle consessies aan het kapitalisme en zijn ideologieën, verderf e* lik geacht. En zo is het ook te verklaren, dat de school, als een der organen van het Vijfjarenplan, geen enkele concessie meer doen mag aan de burgerlike pedagogiek, met haar idealen van „algemene ontwikkeling" en „algemene menselik* heid". Integendeel: van nu af moet de school meer zijn een werktuig van de „verscherpte klassenstrijd". „Sowjetruszland will einen ganz neuen, bisher nur ge* ahnten Menschen erziehen. Sowjetruszland hat den Mut zu sagen, dasz es auf keinen Fall das gleiche Erziehungsziel ») ibid., S. 713. "*) Hiervan kwam echter in de practijk niets terecht De 9« jarige school, die aanvankelik werkelik is omgezet in een 10»jarige, werd in verband met de nieuwste leuze: „versmelting van de school met de produc* tie , van haar twee hoogste klassen beroofd, welke in zelfstandige tech* nica of fabneksjeugdscholen werden veranderd (Die Erz. Jan. 1933, S. 256. S. Hessen: Dat Sowjetschulwesen am Ende de» Fünfjahrplanes.) anerkennen kann, dasz die sogenannte „christliche' oder klarer gesagt bürgerliche Gesellschaft sich gestellt hat. Der Arbeiterstaat wül den Kampfer für die Arbeiterideale erziehen, und dieser ist gleichbedeutend mit dem humansten aller humanen Menschen und mit dem Kampf erischten aller Menschen Unser Kind soll in einem reichen, zarten, harten, kritischen, enthusiastischen, geradlinigen, geschmei* digen, hebenden und hassenden Wesen erzogen werden.... Für den formal Denkenden ist das alles barer Unsinn; für den Dialektiker ist das das einzig Mögliche. So kompliziert wie die obige Zielstellung ist nur das Leben selber, und deshalb ist unser grösztes Erziehungsmittel das eigentiich wirkliche ungefarbte Leben. Wir erziehen durch das Leben für das Leben." M) In verband met deze nieuwe politieke oriëntering kunnen wij dan ook een terugkeer konstateren tot de zuiver com* munisties*pedagogiese elementen uit de voorabgegane periodes: le. de „complexen"*programma's, weliswaar zonder de 3 „kolommen", maar waarin lezen, schrijven en rekenen toch niet meer als afzonderlike vakken zijn opgenomen, en de leerstof steeds verband houdt met de jaar* getijden; "*) 2e. de „politisierung" van het onderwijs"**); en 3e. het principe van de polytechniese arbeids*eenheids* school. m) Das Werdende Zeitalter. (Russland—Sonderheft) IX. Jahrg. Okt 1930. Heft 10. S. 481/482. (Art v. Ernst Jucker. Erz. in der Sovjetschuu.) m*\ in de jaren 1929—1931 is de „complexen"«methode toegepast in de vorm der Amerik. ,,projecr«methode, welke beter beantwoordde aan het nieuwe ideaal: de school tot „bedrijfs.onderdeer van de fabriek of de colchoz te maken, daar zij meer concreet ia dan de complexen«methode, doordat zij de leerlingen groepeert om een gemeenschappelik uit_ te; voeren maatschappelikmuttig arbeidsproject", i.c. fabrieks» of landarbeid. {Die Erz., Jan. 1933. S. 257.) _ - . «*••) In de programma's der technica en hogescholen komt als ver. plicht leervak voor alle studerenden voor de z.g.n. „aociaaLpolitieke kern , waarvan het „dialectie» materialisme", het hoofdthema is, en waaromheen Leninisme", „sowjet«economie", „methodologie der exacte wetenschap, pen" e.a. onderwerpen zijn gegroepeerd. Het doel van dit onderwijs is, „een actieve strijder voor de zaak van het communisme' te kweken, die „de Marx.Leninse theorie goed als wapen kan gebruiken . (Die Erz. Jan. 1933. S. 259.) Het Marxisties«politiek«economies karakter van het onder* wijs, in dienst van het Vijfjarenplan, van de „socialistiese Opbouw", blijkt zowel uit het „ontwerp van het volkscom* missariaat voor ontwikkeling, ter vervanging van de wet van 1924, die niet meer geschikt geacht wordt voor heden en toekomst", als uit de complexsthema's van de nieuwe pro* gramma's. Art 1 van het „Ontwerp"58) luidt: De Sowjet* school heeft tot doel het opgroeiende geslacht op te voeden in de geest van het communisme en er actieve deelnemers aan de socialistiese opbouw en de klassenstrijd van het internationale proletariaat van te maken. Art 5. De programma's moeten verzekeren: a. een algemene vorming en maatschappelik*politieke op* voeding, op de grondslag van: 1. de Marxistiese bestu* dering van de menselike arbeid en de daarmee verbonden natuurlike en maatschappelike verschijnselen; 6. het betrekken van de leerlingen in actieve en veelzijdige maatschappelike bezigheid en maatschappelik*nuttige arbeid; c. de voorbereiding tot arbeid, welke beantwoordt aan de noden en behoeften van de volkshuishouding, en over» eenkomt met de arbeidsperspectieven van de jeugd; Art. 7. De hele inrichting van het schoolleven en de schoolarbeid moet het doel nastreven te ontwikkelen: a. een helder begrip van de opgaven van de socialistiese opbouw, het vermogen, zich te oriënteren in de inge* wikkelde omstandigheden om ons heen, in de elkaar weersprekende strijd van socialistiese en kapitalistiese elementen; b. kameraadschap, solidariteit en wederzijdse hulp, niet slechts in de naaste omgeving van bekenden, maar ook in betrekking tot de gehele klasse, tot alle arbeiders, zonder onderscheid van ras of natie. c. collectivisme in arbeid en leven; d. een begrijpende houding tegenover zijn eigen arbeid, het streven zijn productiviteit op te voeren, het tempo van M) Dit en het volgende is ontleend aan Nieuw Rusland, orgaan van het Genootschap Nederland—Nieuw Rusland. Jaarg. I, 1929, bL 29 (art Een nieuwe regeling van de eenheids:arbeidsschool in de Russ. Soc. Feder. SowjjRep. (R.S.F.S.R.)). de arbeid te versterken, de beste resultaten te verkrijgen rn^t het geringste verbruik van krachten een economiese houding tegenover zaak en bezit van de gemeenschap, tTw^ding aan de zaak en geestdrift bij de arbeid, een streven naar zelfcritiek en zelbcontröle; ..... ■ haat jegens ieder overblijfsel van het oude jegens iedere invloed die de socialistiese opbouw ondermijnt door gebruik te maken van zijn moeilikheden en de tegen* stellingen in ons leven (antbeemitisme, l*?*™™** kleine bezit enz.), en het streven actief daartegen te strijden. De taak, de nieuwe mens op te voeden, Jan slechte met succes worden volbracht onder voorwaarde van de on* wikkeling der activiteit en zelfwerkzaamheid van de eugd. dtrot wordt in de school het breedste «^J^K vonden voor de organisaties van zelfbestuur der kinderen In voor de communistiese jeugd* en kmderorgamsaties Ter^illustratie van het bovenstaande volgen hier enkele lJp^^« uit het nieuwe complexen*programma voor de age*^stadsschool.») In het eerste leerjaar tijd 8 jaar) wordt als 4e complex*thema behandeld, de feestdag van de Octoberrevolutie: m^mmm Seve declamatie van verzen, het zingen van revolutionnaire liederen. In de volgende drie jaren komt dit thema telkens weer aan de orde, maar wordt er steeds dieper op nagaan Zo wordt in het /wede leerjaar uitgelegd wat de October* revolutie aan de arbeiders en boeren heeft gebracht land, tiS^nr&bt aan de arbeiders yan alle nationaliteiten^ nisL^^ ' «) Het volgende is ontleend aan de verkorte ^j^^Vm. eenheids-arbeidsschool". opgenomen in Nieuw Rusland. OcfDec. iv*. bL 25 vlgg. dag, slechte bescherming van de gezondheid van de arbeiders*, moeilike arbeidscondities voor vrouwen en kinderen, rechteloosheid der arbeiders, verbod om zich te organiseren. Strijd van de arbeiders met de tsaar en de kapitalisten. Aan wiens zijde de godsdienst en de popen stonden. De rol van Lenin en de bolsjewisten in die strijd. Hoe de arbeiders nu leven en werken (bij een excursie naar een fabriek): 7}—7*urige werkdag, bescherming van de arbeid, vakbonden, fabriekscomité's en hun werk voor de verbetering van de arbeid en het leven der arbeiders. Leden van het fabriekscomité vertellen hoe de arbeiders de fabriek verbeterd hebben. Het is ook in dit leerjaar, dat de elementaire beginselen van de klassenstrijd en van de strijd tegen het clericalisme worden onderwezen bij het complexsthema: „Klassensamen* stelling van de bevolking van onze stad": Vertellen hoe vroeger de fabrikanten rijk werden, hoe de popen enz. de achterlike lagen van de bevolking gebruikten, om zich zelf te ver» rijken. Hoe de Sowjetstaat strijdt tegen de exploitatie van eens anders arbeid.") In het vierde leerjaar komt de historiese ontwikkeling van de Octoberrevolutie aan de orde: De Octoberrevolutie. De macht komt aan de raden van arbeiders, boeren en soldaten. Decreten van de sowjetmacht over de vrede, over de grond, over de annulering van de schulden, over het nationaliseren van fabrieken. Strijd van landeigenaren en kapitalisten tegen de arbeiders, om hun eigendom en de macht terug te krijgen; de voornaamste episoden uit de burgeroorlog. Hoe de buitenlandse kapitalisten onze kapitalisten en landeigenaren geholpen hebben. Hoe de buitenlandse arbeiders de arbei» ders van UdSSR hielpen. De overwinning van het Rode Arbeidersleger over de Witday activity in the centre of study, using remote (in time and space) life as a comparison only for a deepening of the understanding of the surrounding life."48) •») Wochenbericht der Gesellschaft für kulturelle Verbindung der Sowjetunion mit dem Auslande. 1928. 28 I. No. 4. S. 3. •8) The new era. 1928. p. 18. 11 Dezelfde leeftijd is, volgens de bolsjewistiese pedologie, sociaabpsychologies beschouwd ook het meest geschikt voor het inprenten van collectieve arbeidsgewoonten; daar hij wordt gekenmerkt „by natural interests centred on the social instincts and the instinct to investigate".69) Vandaar dan ook de noodzakelikheid „to give to children the emotio* nal experiences which feed the social instinct, to organise the children's selbgovernment according to our idea of soviet selbgovernment." e9) Voor de puberteitsleeftijd geldt een andere didactiek, daar deze leeftijd meer intellectualisties van karakter is, de neiging vertoont, om de achter de verschijnselen zich open» barende wetmatigheid te willen begrijpen. Daarom moet het onderwijs op de middelbare school gericht zijn op „the presentation of the phenomena of life in their development, and to the introduction of the theory of evolution and of history".e9) De zo verworven kennis mag echter nooit doel op zich zelf, nooit object van onvruchtbare bespiegeling zijn, maar moet steeds als materiaal kunnen dienen „for the purpose of the betterment of life and its reorganisation". "*) Zo blijkt ook hier, als bij zoveel in Rusland, het laatste woord te zün aan het Amerikaanse, sociaabutilitaristies geduide, pragma* tisme. •») ibid., p. 18. HOOFDSTUK X. SLOTBESCHOUWINGEN. Conclusies, Aan het einde gekomen van ons onderzoek naar de grondbeginselen van socialistiese opvoedkunde en hun toepassing, rest ons nog de taak, aan het ge* wonnen feitenmateriaal te toetsen onze in de aanvang uit het wezen van het economies socialisme gededuceerde definitie: socialistiese opvoeding is opvoeding op de basis der socialistiese maatschappijbeschouwing, met als normatief beginsel de klassenstrijd. Wij hebben in dit verband dus twee vragen te beantwoorden: 1° Was in de door ons beschreven socialistiese opvoedingssystemen het klassenstrijdsprincipe, als uitvloeisel der socialistiese maatschappijbeschouwing, het centrale, dragende beginsel, en 2° zo ja, welke immanente critiek is er dan eventueel uit te oefenen op het klassen* strijdsbeginsel als pedagogiese norm? De gedachte, aan alle richtingen van het socialisme ge* meen, is die van de gespletenheid der maatschappij in twee door verschillende maatschappelike belangen tegenover elkaar staande klassen, en als consequentie daarvan de aan» vaarding van de klassenstrijd, als een histories*dynamies phenomeen, onverbrekelik aan een klassenmaatschappij verbonden. (Wat natuurlik niet wil zeggen, dat de interpre» tatie en gevoelswaarde van het begrip klassenstrijd voor de revolutionnaire socialist de zelfde zal zijn als voor de refor* mist, dus ook de o.a. daarmee samenhangende tactiekvragen op dezelfde wijze zullen worden gezien en opgelost.) Naar ons bleek, heeft het reformisme krachtens zijn realisties, opportunisties karakter, geen eigen gesloten op» voedingsstelsel voortgebracht. In zake het onderwijs bepaalt het zich hoofdzakelik tot het formuleren van eisen betref» fende verbeteringen in de bestaande onderwijstoestanden in het belang der arbeidersklasse. Principiële opvattingen omtrent socialistiese opvoeding hebben wij bij reformistiese schrijvers niet aangetroffen. De reformistiese opvatting van de klassenstrijd heeft dus ter bepaling van diens even* tuële constitutieve waarde voor een socialisties opvoedings* systeem voor ons geen normatieve betekenis. Wij zullen ons daartoe moeten wenden tot die nchtingen van het. socia* lisme, welke wel een eigen pedagogiek hebben voortgebracht het Austro*Marxisme en het communisme. Bij alle verschil hebben deze beide revolutionnair*socialistiese nchüngen toch dit gemeen: dat zij aan sociaÜstiese opvoeding de taak toekennen, een proletariese ideologie te helpen scheppen, en tot dat doel de jonge mens te vormen tot socialisties» ge< meenschapsmens, tot gemeenschaps*persoonhkheid, hetgeen voor de communistiese opvoeder betekent: persoonlikheid in dienst van, ja, opgaande in de gemeenschap («" ^ accent op gemeenschap); voor de Austro*Marxist echter de zich in en door de gemeenschap ontplooiende, gemeen* schapswaarden scheppende pei^nlikheid (dus tweebeen* heid van gemeenschap en persoonlikheid). ... De Gemeenschapswaarde is op tweeërlei wijze bewust te maken: 1° door „Gemeenschap" te doen beleven m een kring van gelijkgezinden („Kinderfreunde"beweging, socia* listiese en communistiese jeugdbeweging); en i langs intellectuaUstiese weg: door de Gemeenschapswaarde te demonstreren aan haar tegendeel, de individuahstiese levenshouding, aangekweekt door de op het winstmotief gebaseerde kapitalistiese maatschappij, met haar uitgespro* ken klassckarakter: aan de ene zijde een bezittende, politiek*economies heersende en cultuur*monopohserende klasse, en daarvan door een diepe kloof gescheiden een bezitloze, economies afhankelike arbeidersklasse. Om deze afhankelikheid om te kunnen zetten in sociale gelijk* waardigheid, is nodig de onverbiddehke onverzoenhke strijd van het internationaal georganiseerde proletariaat tegen het internationale kapitalisme. Deze klassenstrijd wordt de arbeidersklasse opgedrongen op grond van haar recht op volle menselikheid, en ontvangt zijn stuwende kracht uit de bron van haar in de analyse van het kapitahs* ties productiestelsel wetenschappelik gefundeerd, geloof aan de noodzakelike komst van het socialisme. Dat de leer van de klassenstrijd, als een der centrale waarheden van het marxisties socialisme, logiesmoodzakelik ook centraal be* ginsel, norm, moet zijn van eeh marxisties*socialistiese opvoedkunde, is naar mijn mening evident. Opvoeding tot socialist toch moet marxisties gesproken, identiek zijnmet opvoeding tot klassenstrijder. Hiermee is de eerst gestelde vraag bevestigend beantwoord. De beantwoording van de twede vraag: of het klassen* strijd*beginsel als pedagogiese norm al of niet toereikend is, hangt voor de socialist af van zijn levensbeschouwing in het algemeen, van zijn opvatting over het wezen van de mens, dus zijn anthropologie, in het biezonder. Het communisme heeft de neiging de klassenstrijd te verabsoluteren van positief poÜtiek*economies middel ter bereiking van het socialisme tot destructief doebop*zich»zelf. Communistiese klassenstrijd*opvoeding verkrijgt daardoor een meer antbkapitalisties, dan pro*socialisties karakter. Bovendien moet een star*dogmatiese opvatting van de klassenstrijd bij de opvoeding leiden tot autoritair-dogma* tiese overdracht op de jeugd van eea onfeilbare politieke ideologie. Van niet*communisties standpunt uit gezien, bergt een opvoedings*stelsel, dat gedragen wordt door een domi* nerendmegatief beginsel, grote gevaren in zich. Het kweekt aan bewustzijnsvernauwing lijdende fanatici, en het acti* veert de vitale driften der animale zielssfeer (naar Scheler's terminologie): agressiednstinct, ressentiment, enz., in plaats van deze zoveel mogelik te sublimeren tot gevoelens van hoger orde, behorende tot de sociaabhumanitaire sfeer: saamhorigheid en kameraadschap, ook jegens hen te be* trachten, die niet tot de nauwe kring der „gelovigen" behoren. Het Austro*Marxisme beschouwt de klassenstrijd niet slechts als middel tot politiek*economiese machtsvorming, als een strijd voor materiële lotsverbetering van de arbeider, maar in de eerste plaats als „ ein móralischer Kampf, ein Rechtskampf auf seiten der unterdrückten Klassen, wobei es sich darum handelt, höhere Formen des Lebens zu begründen, weil es davon abhangt, dasz ihre Unterdrückung beseitigt wird."*) De tendens van de klassenstrijd, volgens Austro*Marxistiese interpretatie, is de zedel&*geestelikê verheffing, de humanisering, niet alleen van het proletariaat, maar uiteindelik van de gehele mensheid. Welk humanisties ideaal echter alleen te verwerkeliken is (en dit is een prin* cipieel opvattingsverschil met het neo*humanisme) in een socialistiese. d.i. klassenloze, slechts door de klassenstrijd te" bereiken, samenleving. Bij een zo opgevatte klassen* ') Max Adler. Ober psychologische und ethische „Lauterung" des Marxismus. Berlin. 1928. S. 40. strijdteer verliest de Austro*Marxistiese klassenstrijd* opvoeding het beperkte klasse*karakter, verkrijgt ze nevens het strijdkarakter een wijder, humanisties*ethiese strekking: de vorming van de „nieuwe mens" met de socialistiese gezindheid, de groeiende gemeenschapspersoonlikheid, die reeds onder het kapitalisme als zuurdesem werkzaam kan zijn in dienst van het komende socialisme. Door haar humanistiese inslag aanvaardt de Austro* Marxistiese opvoedkunde naast het beperkte ideaal van de goede klassenstrijder, de idee van de „humanitas": het ware* mens*zijn, welke echter eerst in de socialistiese, d.i. orga* niese gemeenschap, kan worden verwezenlikt. Behalve de communist, kan ook de religieuze socialist, al is het dan op andere gronden, bezwaar maken tegen deze Austro*Marxisties pedagogiese doelstelling. Deze toch zal daarin het ontbreken van elk religieus element constateren. De religieuze socialist fundeert het politiek*economies socia* lisme in zijn religie, beschouwt óf het geloof als een kracht tot maatschappelike vernieuwing in socialistiese geest en tevens tot loutering van het Marxisties socialisme, óf hij ziet „in de verwerkeliking van het socialisme een voorwaar* de tot bloei van het religieuze leven der gehele mensheid, en bovendien in het aankweken van een religieuze geest het middel bij uitnemendheid om de arbeidersklasse voor haar historiese taak psychies bekwaam te maken.*) Waar dus voor de religieuze socialist de godsdienst een integrerend deel van zijn levens* en wereldbeschouwing vormt, kan hij geen vrede hebben met een opvoedingsstelsel, dat van alle godsdienstige vorming gespeend is. Als religieus mens èn socialist zal hij moeten zoeken naar een synthese van religieuze en socialistiese opvoedingselementen. Maar aan de Austro*Marxistiese pedagogiek op godsdienstige gronden haar tekort in deze te verwijten, zou onredelik zijn, daar in dit geval geen maatstaf van immanente critiek wordt aangelegd. Het socialisme toch is, behalve maatschappij* beschouwing, ook een maatschappelike heilsleer, en als zodanig „dies*seitig" georiënteerd, strevend naar de verwer* keliking van naturalistiese, i.c. biologiese, en van sociaal* psychologiese waarden. In diepste zin gaat het bij het socialisme om het grootst«mogelike aardse geluk voor ieder *) Art. 2 van de Statuten van het Rel.*Soc. Verbond. mens (voor zoverre geluk dan afhankelik is van maatschap» pelike omstandigheden; want „geluk" als verworven diepste innerlike vrede zal ook onder het socialisme „genade", of geschenk des Levens blijven) en om herstel van de door het kapitalisme verbroken relatie menssevenmens, welke tot stand zal komen door de verheffing van het atomisties individu tot de vermaatschappelikte „mede"«mens. Als maat* schappelik stelsel, hoe dan ook gefundeerd, heeft het socia* lisme geen metaphysica tot achtergrond. Zowel de bezin* ning op de metaphysiese verhouding mens*God (gedacht als iksGij of iksHet relatie), als de „godsdienstpsychologiese phenomenen „zonde", „schuld", „genade", „verlossing", „heiligheid", alsmede de psychiese functies vertrouwen, be* wondering, aanbidding, gehoorzaamheid, betrokken op een metaphysiese Entiteit (onder welke naam dan ook beleden als de „Oergrond der Dingen"), vallen buiten zijn werke* likheidssfeer. Dat dus de pedagogiese ideologie, als spieges ting van dit aards*gerichte socialisme, areligieus moet zijn, daar bovengenoemde „psychiese realiteiten" in haar gedach* tenssysteem wezensvreemde elementen zouden zijn, ligt in de rede. Nu kan men, dit toegevende, toch nog op psycho* logiese gronden dit a*religieuze karakter der Marxisties* socialistiese opvoeding aanvechten, door zich te beroepen op de „totaliteits"*gedachte der nieuwere structuurpsycho* logie, welke leert, dat de menselike ziel is een zinvolle structuur, waarbij de verkommering van een zielsfunctie, i.c. van de godsdienstige behoefte van het kind, schade doet aan de geestelike totaliteit, aan het wezen der persoonlik* heid. Aannemende dat de structuurpsychologie, als reactie op de mechanistiese associatie«(elementen*)psychologie, als alle reacties, in de toekomst niet te absoluut in haar grond* stellingen zal blijken te zijn geweest, dus niets essentieels zal behoeven prijs te geven; aangenomen tevens, dat de godsdienstige behoefte van het kind reëel is, dan nog blijft in ons geval de vraag open: wat zwaarder zal moeten wegen: de a*religieuze levens* en wereldbeschouwing der ouders, of een psychologiese theorie over het zedelik* geestelik belang van het kind, m.a.w. of in de opvoeding de levens* en wereldbeschouwing der ouders primair is of de wetenschap. Voor hen, die een geprononceerde levens* en wereldbeschouwing aanhangen, is dit geen alternatief: zij zullen aan hun kinderen in het leven mee willen geven, wat hun eigen bestaan de grootste waarde verleent, het tot een zinvol bestaan maakt. De wetenschap zal, ook, ja bovenal in de opvoeding, bij de dogmaties gelovigen (op elk gebied) altijd eerst op het twede plan moeten komen. Zo zal de religieussgelovige mens zich geen opvoeding zon* der godsdienst kunnen denken; maar evenmin zal de orthodox*„gelovige" Marxist, voor wie godsdienst geen zielsbehoefte is, zich op grond van een psychologies inzicht verplicht achten zijn kinderen in een godsdienstige sfeer te doen opgroeien. De nietsdogmatiese Marxisten leiden uit hun maatschappijsbeschouwing niet een verwerpend oordeel over religie af, en kunnen op grond van de uitspraak: „godsdienst is privaatzaak", individueel zich bij hun gezins» opvoeding door godsdienstspsychologiese motieven laten leiden. Maar een Marxistiesssocialisties opvoedingsstelsel als zodanig, gebaseerd op de Marxistiese maatschappij* beschouwing, dus gericht op aardse doeleinden, moet asreli* gieus zijn, ook al zouden daar modern*psychologiese bes zwaren tegen zijn in te brengen. Ten opzichte van de socialistiese gezinsopvoeding heeft alleen Rühle, zoals wij zagen, zich in positieve zin uitgelaten. De AustrosMarxistiese opvoedkunde, alsmede de „Kinder* freunde"sbeweging toonden weinig vertrouwen te bezitten in het proletaries gezin als centrum van socialistiese opvoe* ding, daar kleinburgerliksindividualistiese tendenzen de groei van een socialistiese gezindheid zouden belemmeren: vandaar dat de Oostenrijkse en Duitse socialisties*opvoed* kundige bewegingen alles verwachten van het „derde milieu", de buiten*schoolse en buitensgezinse socialistiese sfeer voor 8—16*jarigen. Rühle daarentegen ziet juist in het gezin het uitgangspunt van de geestelike revolutionnering der arbeidersklasse, mits begonnen wordt met de „opvoe* ding der opvoeders" en de gezinsopvoeding verlost wordt van de ouderlike autoriteitgeest, die op de vraag van het kind naar het motief van een bevel of opdracht, geen ander antwoord heeft dan het stereotype: „daarom, omdat Ik het wil". Op de bodem alleen van een kameraadschappelike, vertrouwensvolle verhouding tussen ouders en kinderen, kan, volgens Rühle, het gemeenschapsgevoel, hoogste doel van alle socialistiese opvoeding, ontbloeien. Naar mijn mening is het van groot belang voor de toekomst van het socialisme, dat de socialistiese ouders zich bezinnen op hun taak van socialistiese opvoeders. Een passieve houding in deze, vooral in lauw*socialistiese kringen, brengt meer en meer, al naarmate de maatschappelike tegenstellingen zich toespitsen, het gevaar met zich, dat door de hun dageliks van buiten opgedrongen kapitalistiese invloeden een burger* like mentaliteit zich van de kinderen meester maakt. Daar» om alleen al, maar natuurlik in de eerste plaats uit innerlike behoefte, moet de socialistiese ouder zijn positief socialisties geloof stellen tegenover de buiten»gezinse destruerende kapitalistiese invloeden. Vóór de puberteitsleeftijd meer door het scheppen van een sfeer, waarin het socialisme naar de mate hunner krachten door de ouders wordt vóór» geleefd, dan door het spréken over het socialisme. Alle gepreek, alle gedogmatiseer is, van door psychologiese ervaring versterkt gematigd*socialisties standpunt uit, ver» keerd; evenzeer als, typologies beschouwd, het niet»eerbiedi» gen van de psychiese structuur dier kinderen, die op indivb duële waarden*verwerkeliking zijn aangelegd. Bij het in» treden der puberteit ontwaakt de belangstelling voor het grote»mensenleven. Dan is het ogenblik gekomen, om op de vele politiek»maatschappelike vragen, die op de jeugd aan» stormen, principiëel socialistiese antwoorden te geven, zon* der echter van de eerlike bedoelingen van politieke tegen» standers een caricatuur te maken of ze door honen te ver* kleinen. Niet de kapitalist, maar het kapitalisme moeten onze kinderen leren haten. In de adolescentie*periode kan het bovenstaande aangevuld worden met opzettelike ge* sprekken over het socialisme en zijn problemen, om de kinderen crities te maken tegenover het kapitalisties stelsel en zijn ideologieën. Maar ook hierbij geldt de humanistiese eis: de kinderen met eerbied te vervullen voor wat de kapitalistiese cultuur aan onvergankelike waarden aan de mensheid heeft geschonken. Dit kan samengaan met de scherpste socialistiese critiek op de sociaabeconomiese onderbouw dier cultuur en de ten nauwste daarmee samen» hangende ideologieën: moraal, recht en staat. Ten opzichte van het problemencomplex van het onder» wijs en de onderwijs»politiek, wordt door de verschillende socialistiese partijen en richtingen, zoals wij zagen, een ver* schillende positie ingenomen, samenhangende met de verschillende histories»gegroeide politieke en culturele toe* standen der arzonderlike landen (b.v. de jarenlange Kultur* kampf" met het clericalisme in Frankrijk; de minder uitgesproken klassenstrijdssituatie in de reformistiese lan* den, enz.), waardoor de opvatting van de betekenis der school vaak een meer a< of anti*clericale, of getemperd* socialistiese, dan een principieel Marxistiese zal zijn. De laatste vonden wij tot in uiterste consequentie toege< past in Sowjet*Rusland. Daar is de school instrument der proletariese dictatuur en orgaan van het economies* en cultureel 5*jarenplan. Het onderwijs is er in zijn dienstbaar* heid aan het „machinisme" bewust eenzijdig economies georiënteerd, en kweekt als zodanig een mensentype, waar» voor het economies motief het dominerend zingevend levensmotief is; kweekt m.a.w. de levenshouding aan van de „economiese mens", die volgens Sprangers typologie „in allen Lebensbeziehungen den Nützlichkeitswert vor» anstellt".3) De school is staats*vakschool, waar alleen die kennis wordt aangebracht, welke middellik of onmiddellik betekenis heeft voor het juiste begrip of de rationalisering van het productieproces, en voor het doeltreffender voeren van de klassenstrijd. Wetenschap om de wetenschap, als het zoeken naar de (of een) Waarheid, louter om de Waar* heid, is een „burgerlik vooroordeel", is individualisties, dus voor de gemeenschap waardeloos. Dit pragmatisties*bolsje* wisties wetenschapsbegrip ontlokt Bertrand Russell, de beroemde Engelse mathematicus*pedagoog*filosoof, die overigens zeer waarderend tegenover „education under com» munism" staat, deze critiese opmerking: „So far as I know, it makes little difference to the issue of the class»struggle whether the distance of a given star is a hundred of a thou» sand lightsyears, but it increases our respect for the human race that men should be able to decide which of these is nearer to the truth. I am not suggesting that communism would put a veto on astronomical research, but I am sug» gesting that its philosophy, if genuinely believed, would atrophy the impulse of scientific curiosity, which leads men to such investigations. The Marxian outlook leads to a wrong emphasis".4) De positivistiese leuze der vorige eeuw: *) Eduard Spranger. Lebensformen. *) Halle, 1924. S. 133. ') Education and the social order. London, 1932. p. 193. „kennis is macht", is in Rusland herleefd; echter niet alleen in de zin van: beheersing der natuurkrachten, maar ook in die van: beheersing der produksiekrachten, om zo de voor* waarde te scheppen voor de socialistiese productiewijze, op haar beurt de economiese grondslag voor de proletariese ge* meenschap. Perspectivies beschouwd is het sowjet*onderwijs dus mede gericht op de vorming van de gemeenschapsmens, levende uit het besef van de stoffelik*geestelike verbonden* heid van alle klasse*genoten eerst, van alle mensen uitein* delik. Zo wordt de Russiese jeugd van heden dan ook niet uitsluitend opgevoed tot de typiese „homo economicus" van Spranger, want deze is niet sociaal aangelegd. De bolsjewis* tiese pedagogiek streeft niet naar de individualistiese econo* miese mens, maar naar de synthese van de sociale en economiese mens, voor wie de verwerkeliking van de nut* tigheidswaarden niet plaats heeft ten eigen voordele, maar ten bate der communistiese gemeenschap. Samenvattende kan van algemeen socialisties*pedagogies standpunt dus de volgende critiek op het bolsjewisties onderwijs worden uitgeoefend: le. Het staat in dienst van het streven, de mens ondergeschikt te maken aan de het gehele leven beheersende, autonoom wordende techniek, hetgeen betekent een verslaving van de mens aan de machine, dus zijn degradatie van veelzijdig geestelik tot eenzijdig „technies" wezen. 2e. Door het eenzijdig aankweken van een „theoretiese" (positivistiese) en „economiese" levenshouding, vindt er, structuurpsychologies beschouwd, een atrophiëring plaats van de overige geestelike funksies (aesthetiese b.v.) en een rationalisering van het gevoelsleven, wat tot vervlakking van het leven moet leiden; 3e. Het ontstaan van bovengenoemde geestelike habitus wordt mee in de hand gewerkt door de pragmatistiese op* vatting van wetenschap, waardoor de leerstof bewust wordt beperkt tot biologies* of sociaabnuttige kennis, zodat te kort gedaan wordt aan de geest van de jonge mens, door hem uit de rijkdom der verschillende culturen veel geest* en ziel* verrijkende wijsheid en schoonheid te onthouden. Ten aanzien van de toepassing van het arbeidsprincipe bij het onderwijs, alsmede van de idee der eenheidsschool in didacties*organisatoriese zin, bestaat er, afgezien van enige graduele verschillen, bij de belangrijkste socialistiese par* tijen van Europa, grote eenstemmigheid. Principiële ver* schillen echter bleken zich te openbaren bij het vraagstuk over de verhouding tussen school en staat, daar hierbij bis* toriese en politieke motieven, als ook een meer of minder consequente Marxistiese opvatting van de staat, zeer sterk het oordeel mede bepalen. Onder het gezichtspunt van bovengenoemde verhouding zijn de volgende „paren" antithetiese schooltypen mogelik: a. de verplichte niet>neutralé (wereldbeschouwings)* staatsschool; öf: h b. de verplichte neutrale staatsschool. c. de niet>neutrale (wereldbeschouwings») openbare school + biezondere school; öf: d. de neutrale openbare school + biezondere school. c'. de biezondere school wèbgesubsidieerd öf niet»gesub* sidieerd; d'. idem. e. openbare school (+ biezondere school); öf: f. uitsluitend biezondere school (al of niet gesubsidieerd). De laatste mogelikheid: die der uitsluitende (al of niet gesubsidiëerde) biezondere school kunnen wij, zolang de ver» schillende grondwetten verplicht openbaar onderwijs uit het oogpunt van staatsbelang voorschrijven (b.v. art. 195 van de Nederlandse Grondwet: „het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der Regering"), als teoreties geval dus buiten beschouwing laten. De vraag wordt nu aan de orde gesteld: welke houding moet de socialist aannemen ten opzichte der boven aange» geven schoolpolitieke alternatieven. In de gemengde, interconfessionele staat, is de verplichte niet*neutrale staatsschool natuurlik geen probleem. Deze toch heeft van absoluut pariteitsstandpunt uit alleen be» staansrecht, waar de bevolking van een land dezelfde gods* dienst (eventueel niet»godsdienst) belijdt, dezelfde moraal huldigt en dezelfde politiek*economiese ideologieën aan* hangt. Denkbaar echter is ook het geval, dat een land een staatskerk bezit, en de staat als beschermer van de staats* godsdienst, de godsdienstige minderheid(heden) belet eigen scholen te stichten, en dus die ouders dwingt hun kinderen te zenden naar de staatsconfessionele school. In Sowjet* Rusland hebben wij leren kennen: de verplichte atheïstiese staatsschool.*) Een andere mogelikheid, die in de Sowjet* Republiek ook reeds werkelikheid geworden is, bestaat hierin, dat de politiek*economiese ideologieën van een dictatuur*uitoefenende partij, dus van een minderheid, tot staatsideologie wordt geproclameerd, en als zodanig door de school op de Jeugd moet worden overgedragen. Zo be* staat tans in Rusland de verplichte (atheïstiese) communis* tiese staatsschool, in Italië de verplichte (katholieke) fascis* tiese staatsschool. In beide gevallen: de verplichte confessionele en de ver* plichte politieke school, wordt aan de ouders het beschik* kingsrecht over hun kinderen, in zake opvoeding gedeeltelik, in zake onderwijs geheel, ontnomen, op grond van het prin* cipe: dat het gewetensbelang van het individu ondergeschikt moet zijn of worden gemaakt aan het belang van de staat en zijn ideologieën. De sociaabdemocraat nu, die als democraat elke dictatuur, ook de overgangsdictatuur van het prole* tariaat, dus de overheersing van een meerderheid door een minderheid, verwerpt, kan op die grond dan ook geen vrede hebben met de dictatoriaal verplichte politiek*(anti*)*gods* dienstige staatsschool. Hij acht het op grond ook van het democraties (relatief) pariteitsbeginsel zelfs een onrecht, wanneer de ouders, tot een sterke minderheid behorende, gedwongen worden hun kinderen te laten onderwijzen, wat zij in strijd achten met hun wereld* en levensbeschouwing. De sociaabdemocraat die er bovendien van overtuigd is, dat ook in de socialistiese maatschappij misschien een „ein* heitliche" maatschappijbeschouwing, in alle geval echter een meervoudigheid van wereld* en levensbeschouwingen zal bestaan, daar er nu eenmaal waarden zijn, die zich niet laten „socialiseren", en de mens meer dan „zoon politicon" is, zou ook dan op grond van zijn democratie geen tegenstander behoeven te zijn van de verplichte socialistiese staatsschool, maar wel van de verplichte socialistiese „gezindheids"* 5) In ons land pleitte Groen v. Prinsterer vóór de L.O.»wet van 1857 voor de verplichte openbare gezindheidsschool. school. Alleen dus in het voorlopig nog denkbeeldige geval, dat een zeer grote meerderheid van een bevolking (b.v. het gehele proletariaat) door eenzelfde socialistiese maatschap* pij», wereld» en levensbeschouwing verbonden zou zijn, zou de democratiese socialist van zijn relatief pariteitsstandpunt uit zich vóór de verplichte socialistiese „weltanschauliche" school kunnen verklaren. In geen geval echter zou hij in een socialistiese maatschappij voorstander kunnen zijn van een verplichte neutrale staatsschool. Als socialist ziet hij de school als maatschappelik orgaan, dus in de kapitalistiese maatschappij als klasse*instrument, in de socialistiese klas* senloze maatschappij als gemeenschapsorgaan, belast met de minimum*taak, de socialistiese maatschappijbeschouwing op de Jeugd over te dragen, welke taak bij het bestaan van één en dezelfde socialistiese wereld* en levensbeschouwing echter zou moeten worden uitgebreid met de overdracht der socialistiese ideologieën. Maar op diezelfde marxistiese gronden moet de socialist zich juist kanten tegen de eis van de verplichte neutrale staatsschool onder het kapitalisme. De voorstanders daar* van funderen deze eis op de rationalistiese idee der pedago* giese absolute neutraliteit, d.i. onderwijs vrij van godsdien* stig*wijsgerige en politiek*economiese dogma's, en op de maatschappelike overweging, dat de biezondere school vaak dienstbaar wordt gemaakt aan kerkelike of politieke partij* belangen. De socialist nu gelooft niet aan de mogelikheid van politiek*economiese neutraliteit van de kapitalistiese school, evenmin als hij die aanvaardt van de socialistiese. De huidige school is klasse*instituut, verplicht op burgerlik* ideologiese gronden de bestaande maatschappij te verdedi* gen en te rechtvaardigen, en dus, al gebeurt het op de openbare school meestal onopzettelik, de deugden te prediken en te verheerliken, die het kapitalisme mee in stand helpen houden. Van de Marxistiese klasse*staatsopvat* ting uitgaande, is de eis van de verplichte neutrale staats* school te transponeren in die der verplichte „neutrale" kapitalistiese klasseschool, hetgeen een contradictio in adjecto is, en daarom door de socialist niet kan worden aanvaard. Zijn liefde toch voor de kapitalistiese staat is niet zo groot, dat hij deze meer macht wil toekennen, dan strikt, d.i. financieebadministratief, noodzakelik is. Voor de sociaabdemocraat is de eis der verplichte neutrale staats* school bovendien nog onaanvaardbaar, daar hij krachtens zijn democratiese gezindheid aan de gemengde staat het recht moet ontzeggen, geestelike dwang uit te oefenen op minderheden, i.c. door ouders, tot die minderheden be* horende, te dwingen hun kinderen naar een school te zen* den, waar het onderwijs, èn wat de keuze der leerkrachten, èn wat de seleksie en interpretatie der leerstof betreft, niet zoveel mogelik is aangepast aan de wereldbeschouwing dier ouders. Als de voorstanders der verplichte neutrale staats* school zich beroepen op het zedelik*geestelik belang van het kind, vergeten zij, dat voor de bepaling van dit belang geen objectief criterium bestaat, daar de kijk op dat belang niet in de eerste plaats bepaald wordt door psychologie en pedologie, maar door de supra*rationele levens* en wereld* beschouwing der ouders. Het is in dit verband even subjec* tief, te spreken van „kindergeestvergiftiging" op de biezondere school als van „zielsverdorring" op de openbare. De eis der verplichte neutrale staatsschool blijkt dus ener* zijds uitvloeisel te zijn van een rationalistiese beschouwings* wijze, anderzijds van een staatsopvatting, waarbij aan de staat een opper*recht wordt toegekend boven het recht op geestelike vrijheid, ook zijner minderheids*burgers. Bij een dergelike „absolutistiese" staatsopvatting wordt als de ideale vrucht der schoolopvoeding beschouwd de „goede (meerder* heids*) staatsburger". Voor de socialist nu kan het toch geen nastrevenswaardig ideaal zijn, tot een „goed burger" van de kapitalistiese klassenstaat te worden opgevoed. Al zal hij zich verplicht achten in niet*revolutionnaire situaties zich als burger loyaal te gedragen, in de geest echter staat hij steeds in antithetiese verhouding tot de kapitalistiese staat. Bovendien ontwikkelt zich in de sociaabdemocratie de tendens, om tegenover de bovengenoemde „centralistiese" staatsopvatting een meer décentralistiese te stellen: door het scheppen van gemeenschapsorganen met verordenende be* voegdheid, ter besturing van bepaalde „schappen", in ons geval dus ouders* en scholengemeenschappen. Vandaar ook, dat op socialistiese gronden de eis der verplichte neutrale staatsschool moet worden verworpen. De communist aan* vaardt principiëel geen neutraliteit, maar zou misschien om opportunistiese redenen bereid zijn de verplichte neutrale staatsschool onder het kapitalisme te aanvaarden, om zo n.1. de biezondere school onmogelik te maken. Voor de niet*communistiese, democratiese socialist volgt uit bovenstaande conclusie, dat hij naast de openbare school aan de biezondere school bestaansrecht toekent. De vraag wordt nu: welk karakter moet van sociaüsties standpunt de openbare school dan dragen, en hoe moet de houding van de socialist zijn tegenover de kwestie van de al*of*niet* subsidiëring van het biezonder onderwijs. Wat het openbaar onderwijs betreft, doet zich het volgende alternatief voor: het openbaar onderwijs is niet neutraal („weltanschaulich") öf het openbaar onderwijs is neutraal. Het eerste geval is denkbaar, in een land, waar een Staatskerk bestaat, en de openbare school de kleur van de staatsgodsdienst heeft, terwijl de biezondere scholen die der overige confessies dragen- (Zo is de Duitse staatsschool b.v. godsdienstig, gesplitst naar de in de staat heersende confessie, al staat het onderwijzers en leerlingen vrij aan het vak godsdienst al of niet deel te nemen). Met deze religieuse openbare school kan de (niet*religieuse) socialist natuurlik geen vrede hebben, daar voor hem de godsdienst een private aangelegenheid is, waar de overheid als zodanig zich niet mee heeft te be» moeien. Voor de socialist zou de kwestie der niet*neutrale openbare school pas acuut worden, wanneer het socialisme de politieke macht had veroverd. Dan zou er van sociaal* democraties standpunt niets tegen zijn, om, met erkenning van het recht der niet*socialistiese minderheid op scholen van eigen richting, de openbare school om te vormen tot socialistiese overheidsschool, mede ten dienste van de over* dracht der socialistiese maatschappijsbeschouwing, eventueel ook der socialistiese ideologieën, op de jeugd. Onder de kapitalistiese machtsverhoudingen echter zal de socialist bij het alternatief niet*neutrale of neutrale openbare school het laatste moeten kiezen. Aan de ontwikkeling van de gronden, waarop deze keuze berust, dient vooraf te gaan een nadere definiëring in socialistiese zin van het veeb omstreden begrip „neutraliteit". Wij merkten reeds eerder op, dat de sociaÜst op grond van de Marxistiese klasse* staatsopvatting de neutraliteit van de huidige openbare school in politiek*maatschappelik opzicht als een fiksie beschouwt. Voor hem is de „neutrale" openbare school een klasse*school. Dit te willen verhelen, moet hij als struis* vogebpolitiek beschouwen. Artiekel 42 van onze L.O.* wet schrijft voor: „de leiding tot alle christelike en maat* schappelike deugden"; de wetgever van 1857 ging hierbij dus uit van de christelike ethiek en van de kapitalisties* maatschappelike deugden. De socialistiese maatschappijbe* schouwing aanvaardt de sociaabeconomiese maatschappij* structuur en haar ideologieën niet als onveranderlike, abso* lute grootheden, maar gaat uit van haar eausaal verband en de wisselwerking tussen de veranderingen in de sociaal* economiese „onderbouw" en die in de ideologiese „boven* bouw". Hier doet zich dus van socialisties standpunt de twede moeilikheid voor bij de keuze der „neutrale" open* bare school, als de betere ten opzichte van de niet*neutrale. Alleen een zeer ruime, soepele interpretatie van bovenge* noemd wetsartiekel kan de socialist over deze laatste moei* likheid heen helpen. Met de „Christelike" deugden zal de socialist accoord kunnen gaan, mits zo geïnterpreteerd, dat als het essentiële van de Christelike ethiek de broederschaps* gedachte wordt beschouwd, welk postulaat het naar Ge* meenschap tenderend socialisme met haar gemeen heeft Met volle aanvaarding der dynamiese maatschappijbeschou* wing en haar relativerend karakter, moet ook de socialist echter erkennen, dat in de wisseling der maatschappelike deugden enkele gemeenschapsdeugden constant blijven, die interconfessioneel en aan alle standen gemeen zijn binnen de kring van een bepaalde gemengde cultuur. „De waarde* schatting van arbeidzaamheid, plichtsbetrachting, eerlikheid, stiptheid, netheid, orde en regelmaat, discipline en onder* werping aan een groter geheel, is altans in het huidige West* Europa, in het algemeen niet afhankelik van de verschillen in levens* en wereldbeschouwing, die de gelovigen onderling en van „ongelovigen" scheiden. Er bestaat voor al die levens* beschouwingen een gelijke bodem van algemene moraal zon* der welke een samenleving en een gemeenschappelik volks* bestaan volstrekt ondenkbaar ware."6) Tegen het aan* kweken van deze niet*specifiek kapitalistiese, maar alge* meen*maatschappelike deugden kan geen socialist bezwaar hebben, al zal hij hierbij een te*kort constateren aan beoefe* nmg van positieve gemeenschapsdeugden: kameraadschap, saamhorigheidsgevoel en coöperatie; wat echter, ook reeds onder het kapitalisme, gedeeltelik kan worden ondervangen •) A. H. Gerhard en Ph. Kohnstamm. De toekomst van ons volks, onderwijs. Amsterdam, 1923. BL 28. 12 door didacties*reorganisatoriese maatregelen, waardoor de school zich b.v. ontwikkelen kan in de richting van de „Oe* meinschaftsschule". De negatieve „neutraliteits «opvatting van de wetgever: „de onderwijzer onthoudt zich van iets te leren, te doen of toe te laten, wat strijdig is met de eerbied, verschuldigd aan de godsdienstige begrippen van anders* denkenden", kan de sociaabdemocraat delen, mits zo ge* ïnterpreteerd, altans in de practijk toegepast, dat ook de politiek*economiese begrippen van andersdenkenden door het wetsartiekel worden beschermd. Hier stuiten wu schijn* baar op een antinomie. Hoe kan n.1. een in wezen klasse* instituut als de openbare school tegelijkertijd „.neutraal zijn in sociaabpolitiek opzicht? Ons antwoord luidt: dit is alleen mogelik als „neutraliteit" opgevat wordt in de enige redehke betekenis, die het ten aanzien van opvoeding en onderwijs hebben kan, te weten: die van objectiviteit. Immers hoe kan opvoeden „neutraal" zijn; als de opvoeder tot het kind komt, brengt hij zich zelf mee, dus ook de reacties van zijn Ik op Leven en Wereld. Zelfs dan als men de taak der openbare school wilde bepalen tot die van louter onderwijs* geven, dan nog is „neutraliteit" onbestaanbaar, zodra men het terrein van de „gezindheids"*leerstof betreedt, waar bij de keuze en interpretatie naast wetenschappelike en didac* tiese criteria, ook nog de bepaalde levens* en wereldbe* schouwing van de leerkracht een rol zal spelen. Dit lijkt mij, naast het subjectieve karakter, ook het zwakke punt te zijn van de pedagogiese absolute neutraliteit, die van het kind uitgaande, het wezenlike van de persoonlikheid van de leerkracht meent te kunnen uitschakelen, om hem zodoende tot onderwijsautomaat te verlagen. Ziet men de taak der school echter ruimer dan alleen het bijbrengen van kennis en vaardigheden, acht men het ook tot haar taak te behoren, dat zij bijdraagt tot de ge* wetens* of tot de karaktervorming, in het algemeen tot de mensvorming der aan haar toevertrouwde Jeugd, dan moet de onderwijzer*opvoeder zich bezinnen op de fundamentele levensproblemen en op wat voor hem het essentiële van het Mens*zijn is. Deze waardeoordelen zullen samenhangen met zijn opvattingen over lot en bestemming van de mens, van zijn anthropologie. En van deze anthropologie nu, die op haar beurt weer verankerd ligt in 's mensen religieuse, wijsgerige of sociologiese grondovertuigingen, kan geen enkele opvoeder zich abstraheren. Dit geldt natuurlik te meer bij het voortgezet onderwijs, waar wereld* en levens* beschouwing rakende problemen, in verband met de meer geestelike rijpheid der leerlingen, aan de orde kunnen wor* den gesteld. Daar is meer nog dan bij het lager onderwijs geboden, de uit onze wereld* en levensbeschouwing voort* vloeiende subjectieve kijk te compenseren door de bewuste wetenschappelike geesteshouding der objectiviteit. Voor de openbare lagere school te onzent betekene van socialisties standpunt objectiviteit in de eerste plaats de consequente toepassing van art. 42, dus het zich onthouden van smalen op de politieke overtuiging van socialistiese (communistiese) ouders; het niet*dwingen van kinderen van socialistiese (communistiese) ouders, deel te nemen aan manifestaties voor het vorstenhuis of „vaderlandse" liederen mee te zingen in de klas. Voor de middelbare en hogeschool betekene objectiviteit: de toepassing van het oude rechtsadagium: „audi et alteram partem", dat dus naast de officiële, dikwels klasse*opvatting der wetenschap, eerlikheidshalve ook die van de tegen* stander aan het woord gelaten wordt, om de wille van de waarheidsbenadering, maar vooral ook van de verdraag* zaamheid jegens afwijkende overtuigingen. Mocht op onweerlegbare wijze blijken, dat de objeCtivi* teit in bovengeschetste zin herhaaldelik bewust werd ge* schonden, in concrete dus door op de L.S. wèl op de kinde* ren dwang in bepaalde, anti*socialistiese richting uit te oefenen; door bij het voortgezet onderwijs bij geschiedenis en staatswetenschappen een caricatuur van het socialisme (communisme) te tekenen, of geen gelegenheid voorbij te laten gaan daarop te smalen, dan zou naar mijn mening het ogenblik gekomen zijn, om als afweermaatregel over te gaan tot de oprichting van socialistiese scholen. Het ogenblik daarvoor is m.i. nog niet gekomen. Uitingen, hier en daar ver* nomen, betreffende antbsocialisties onderwijs van leraren bij het voortgezet onderwijs, zijn vaak oncontroleerbaar of afkomstig uit subjectieve, troebele bron, daar leerlingen vaak oncrities zijn en bepaalde oordelen uit hun verband rukken, en in hun critiek niet zelden hun antipathieën tegen een bepaalde leraar mee verdisconteerd zijn. Alleen schen* ding van het objectiviteitsbeginsel mag m.i. voor de demo* cratiese socialist criterium zijn bij de keuze tussen de neutrale" openbare en socialisties*biezondere school. Als socialist en als democraat is hij er namelik van overtuigd, dat bij het prijsgeven van de objectieve openbare school een groote waarde zou verloren gaan. Met name de in het beginsel der objectiviteit besloten waarde der humaniteit. Voor iedere socialist toch, die de wezenskern, de idee yan het socialisme het bindend „algemeen*mensehke in laatste instantie stelt boven het scheidend accentueren van het anderszijn"; die krachtens zijn ideaal der „humanitas , slechts in een klassenloze samenleving te verwezenhken de verdraagzaamheid jegens personen stelt boven het ketter* jagende fanatisme, dus ook de maatschappelik noodzakehke klassenstrijd als zakelike beginselstrijd, niet als persoonlike belangenstrijd wenst te strijden, voor die socialist zal de objectieve openbare school altijd haar bekoring blijven be* houden. Krachtens haar humanisties grondbeginsel tegengif voor alle bekrompenheid, eenzijdigheid en geestdrijverij, zal ook de sociaabdemocraat de „neutrale" openbare school de voorkeur geven boven de biezondere. Tegenover de andere motieven, die voor deze meerwaar* digheid zouden pleiten, moet de socialist, uithoofde yan zijn maatschappij* en staatsbeschouwing, een critiese houding aannemen. Er zijn voorstanders van de openbare school, die in haar de afspiegeling zien van een historiese lots* en cultuurgemeenschap, met name de Nederlandse volksgemeenschap, welke in de 19e en 20e eeuw „ondanks diepgaande verschillen, een levenseenheid vormt, die ver* sterkt vermag en behoort te worden door een gemeenschap* pelike schoolopvoeding."T) Deze verdedigers van de openbare school zijn bereid, ter wille van de nationale eenheid een eventuële discrepantie tussen gezins* en schoolsfeer voor lief te nemen, mede, daar zij aan de gezinsopvoeding een sterkere, mogelike nadelen corrigerende invloed toekennen. Voor deze nationaabvoelenden is de openbare school het nationaal instituut bij uitnemendheid, waar alle maatschap* pelike en geestelike verschillen, die het Nederlandse volk verdelen, worden opgeheven in de alles overheersende en allen bindende nationale gedachte. Deze fundering is voor l Volksontwikkeling. 13e Jaarg. Aug.*Sept 1932. No_ 11-12^ (geheel gewijd aan de Lagere School, de Gemeenschap eri het Beginsel der ,Wt»liteit")- Bl. 326 (art v. Ph. Kohnstamm. Opl. tot Chr. en Maatscn. Deugden.) de socialist niet zonder meer te aanvaarden. Wel erkent hij een gemeenschapsgevoel, dat zijn wortels heeft in taal* en bloedgemeenschap, en in de natuurlike, instinctmatige liefde voor de gemeenschappelike geboortegrond, vooral in den vreemde en in dagen van spanning (oorlogsdreiging, natuur» rampen) als kerngezonde vaderlandsliefde te ervaren. Maar hij ontkent de sociale en culturele eenheid van het Neder* landse volk, omdat hij deze „volkseenheid" ziet als een fictieve nationale „gemeenschap", als een door tegengestelde maatschappelike klassebelangen polair«gesplitste volkszeen* heid, waarin de polariteits*spanning zich als klassenstrijd openbaart. Voor de socialist is de kapitalistiese maatschappij (naar de terminologie van T ö n n i e s) geen „Wesengemeih* schaft", maar een rationeel „Zweckgebilde", welke alleen door het .socialisme van utilistiese „Gesellschafts"«organisa* tie kan worden omgevormd tot organiese „Gemeinschafts"* structuur. Met volledige erkenning van het kapitalisties klassekarak* ter der openbare school, en het ontbreken tengevolge daar* van van elke specifiek „socialistiese" gemeenschapstendens, aanvaardt de democratiese sooialist haar desalniettemin ter wille van de kostbare waarden van objectiviteit en huma* niteit. Bovendien is hij overtuigd van de grote beteke* nis van een socialistiese gezinsopvoeding en een socialistiese jeugdbeweging, die door haar sfeer corrigerend en aanvub lend kunnen werken, waar het openbaar onderwijs in deze te kort moet schieten. Nu rest ons nog de vraag te beantwoorden, welke houding de sociaabdemocraat aan moet nemen ten aanzien van de al of niet subsidiëring van het biezonder onderwijs. Wij concludeerden reeds, dat voor de democratiese socialist de rechtsgronden van de biezondere school gelegen zijn in het democraties beginsel der geestelike vrijheid en in het (rela* tieve) beschikkingsrecht van de ouders over hun kinderen. Dit sluit dus in, dat ouders het recht hebben, om wat hun als absolute waarheid krachtbron in leven en sterven is, ook aan hun kinderen in het leven mee te geven. Hun wereld* beschouwing moet tevens hun norm van opvoeding zijn. Nu schrijft onze L. 0.*wet alleen een negatieve „neutralis teit" voor: niets te leren, te doen of toe te laten enz. wat in strijd is met hetgeen het gezin voorstaat. Hierdoor kan dus geen conflict tussen school en huis ontstaan, waaraan een rechtsgrond voor het oprichten van biezondere scholen zou zijn te ontlenen. Deze is van een bepaald wereldbeschou* wingsstandpunt uit alleen te construeren uit het feit, dat de openbare school nalaat te leren, wat het gezin onmisbaar acht. Dat echter de erkenning van een mogelik daaruit voortvloeiend conflict zou zijn „de rechtsgrond van de financiële gelijkstelling der biezondere school met de open* bare",*) is naar mijn mening betwistbaar. Uit het formele recht van de ouders op biezondere gezindheidsscholen volgt zelfs niet op stringent logiese gronden, dat deze scholen uit de overheidskas moeten worden gesubsidiëerd. Dat dit ook niet altijd als konsekwentie is erkend, blijkt uit het feit, dat vóór de L.O.*wet»Mackay (1889) de biezondere school geen subsidie ontving. En om iets van recente datum te releveren, wijs ik op het Congresbesluit van October 1931 van de B.W.P., tegen elke subsidiëring van de „vrije" school. Er bestaat dan ook naar mijn mening geen alternatief: subsidie óf geen biezonder onderwijs, al moet toegegeven worden, dat bij de derde mogehkheid: de niet*gesubsidiëerde biezondere school, een euvel ontstaat, dat maatschappelik gesproken zó ernstig is, dat daardoor de keuze tussen web en niet*subsi* diëring voor de sociaabdemocraat tot een dilemma wordt „Het wel toelaten van de biezondere school, maar dat onderwijs het geld onthouden zou een privilegie zijn voor de wèbbezitters, waarmee zich onze democratiese neigingen, ons democraties gevoel, ons democraties één*zijn met de economies*zwakkeren uit de arbeiderswereld nooit ver* draagt."*) Als men dit beaamt, en de sociaabdemocraat moet dit beamen, in de eerste plaats als socialist, daar het socialisme strijdt voor de bevrijding van de gehele arbeidersklasse, volgt daaruit, dat men op sociaabdemocratiese grond zich vóór subsidiëring van het biezonder onderwijs kan verklaren, omdat daardoor de gelegenheid geschapen wordt dit onder» wijs gelijkwaardig aan het openbaar te maken. Maar ziet men in ons land b.v. de practijk van de z.g. „Pacificatie" van 1920: de ernstige financiële gevolgen (om van de sociale *) Volksontw. Aug.-Sept 1932. BL 337 (art v. A. H. Gerhard. De school en de gemeenschap). •) De Paciflkatte van 1920. Uitgave v. d. Bond v. Ned. Onderwijzers. Amsterdam, z. j, bl. 206. (Rede v. Posthumus vóór de verplichte neutrale staatsschool.) gevolgen van het sectarisme niet te spreken); van de ver» splintering van het onderwijs in talloze sectescholen;9*) de ontaarding van het wettelik recht op subsidie in een heb* zuchtig streven naar een zo groot mogelik deel uit de schat* kist, vaak onder de dekmantel van het heilig beginsel; dan rijst bij dit on* ja *an tinna at schappelik bedrijf van verspib ling van belastinggelden en inef ficiency, met toepassing vaak van onloutere middelen, toch de klemmende vraag: wat moet bij de beoordeling van de subsidiëringskwestie zwaar* der wegen: het recht op subsidie of het bedreigde maatschap* pelik belang. De keuze bij dit dilemma is voor de sociaal* democraat wel zeer moeilik, in Nederland nog te meer, daar de S.D.A.P. zich óp opportunistiese gronden heeft uitge* sproken vóór handhaving van de „Groninger motie", omdat zij van de verbreking der Pacificatie de ontketening van een nieuwe schoolstrijd vreest, welke de confessionele arbeiders weer (of nog meer) in een antbthetiese houding tot hun „moderne" klassegenoten zal brengen, wat in het nadeel der socialistiese beweging zou zijn. Wie een principiële keuze in deze wil doen, zal zich daarbij door imponderabiliën moeten laten leiden, daar hij zich op verstandelike gronden, zowel vóór als tegen de subsidiëring kan verklaren. Kiest hij als sociaabdemocraat echter vóór de financiële gelijk* stelling van openbaar en biezonder onderwijs, dan moet hij, ten aanzien van het L.O., met de Bond van Nederlandse Onderwijzers de strijd aanbinden voor herziening der L.O.* wet van 1920, opdat de volgende correctieven op mogelike onzuivere practijken en geldverspilling worden aangebracht: 1. voorgeschreven wordt, dat de ouders, voogden of verzorgers, die hun kinderen naar een biezondere school zenden, lid moeten zijn van de vereniging, welke de school heeft opgericht of zal oprichten; 2. bepaald wordt, dat elke biezonderé school een afzon* derlik schoolbestuur moet hebben, dat uit en door de ouders der op die school gaande kinderen gekozen wordt; 3. waarborgen worden getroffen, waardoor ekonomiese en kerkelike dwang op de ouders wordt tegengegaan; **) In de gemeente Rilland'Bath met 2019 inwoners heeft men 2 open* bare scholen (128 1.1.), 1 R.K. school (24 1.1.), 1 Geref. school (49 1.1.), 1 oudKongresse. Urkunden aus der Jugendzeit der deutschen Sozialdemokratie (1865— 1875). Frankfurt a. M. 1906. Eduard Spranger: Lebensformen*. Halle 1924. G. van Veen: Socialistische Jeugdopvoeding. Paedag. Stu* diën. 1925. Jg. V. De Volksschool. Weekblad der afd. Amsterdam v. d. Bond van Ned. Onderwijzers. 24e jaarg. 1925. (art. reeks over „Social. Pedag." in no. 9, 12 en 13.) F. Zieröff: Richtungen und Problème in der Erziehungs* wissenschaft der Gegenwart. Teil II. Nürnberg 1925. HOOFDSTUK II. Desiderius Breitenstein: Die sozialistische Erziehungsbe* wegung. Ihre geistigen Grundlage und ihr Verhaltnis zum Marxismus. Freiburg im Breisgau, 1930. Victor Engelhardt: Der Mann in der Jugendbewegung. Ber* Un 1924. Fr. W. Förster: Jugendseele, Jugendbewegung, JugendzieL München und Leipzig, 1923. Die Internationale Organisation der sozialistischen Jugend. Leipzig 1907. Handboek voor Jeugdleiders, onder redactie van H. L. F. J. Deelen. Deel 1. Rotterdam, 1927. Die Internationale Sozialistische Jugendbewegung. Werde» gang und Ziele der Soz. Jugenddnternationale und der ihr angeschlossenen Verbënde. Berlin S. W. 68 1924. De Kern, leiderblad der A.J.C. (van 1 Jan. 1923 af.) J. H. F. Kohlbrugge: Practische Sociologie. Dl. IV. De zorg voor de jeugd. Groningen—Den Haag 1927. Karl Kom: Die Arbeiter jugendbewegung. Berlin 1922. Charlotte Lütkens: Die deutsche Jugendbewegung. Ein soziologischer Versuch. Frankfurt a. M. 1925. Opgang. Driemaandeliks Jeugdtijdschrift voor kunst, weten» schap en arbeidersbeweging. (1 Jan. 1922—1 Jan. 1931.) Die Praxis. Mitteilungen für die Organisationsarbeit der sozialistischen Arbeiter jugend. Deutschösterreichs. (van 1922 af.) Unser Reichsjugendtag in Nürnberg. Berlin 1923. Henriette Roland Holst: De socialistische opvoeding der jeugd. Rotterdam 1907. G. Tschitscherin: Aus der Geschichte der JugendAnter* nationale. Skizzen. Berlin 1919. (Internat. Jugend*Biblio* thek, nr. 14.) Het Jonge Volk. Orgaan van de jeugdorganisaties in Neder* land. (1 Febr. 1914—1921.) Het Jonge Volk. Orgaan van de Arbeiders*Jeugd*Centrale. (1921—) P. Voogd: Onze socialistische jeugdinternationale. Schets van haar ontstaan, samenstelling en ontwikkelingsgang. Amsterdam, z.j. Unser Weg. Die Arbeiter jugendbewegung 1923. Berlin 1924. Von Weimar bis Bielefeld. Berlin 1921. De Wiekslag, het blad van de Rode Valken. (1 Jan. 1931—.) De Zaaier. Orgaan van „De Zaaier", Bond van jonge Arbei* der sisters) in Nederland. (Maandbl.) (1 Aug. 1906—1 Okt. 1913.) HOOFDSTUK III. Max Adler: Lehrbuch der Materialistischen Geschichtsauf* fassung (Soziologie des Marxismus). 1 Band. Allgemeine Grundlegung. Berlin W. 30. 1930. Max Adler: Uber psychologische und ethische „Lauterung" des Marxismus. Berlin 1928. (Jungsozialistische Schriften* reihe.) Max Adler: Der Marxismus als proletarische Lebenslehre*. Berlin. W. 30.1926. Max Adler: Neue Menschen*. Gedanken Ober sozialistische Erziehung. Berlin 1926. (Schriftenreihe „Neue Menschen". Herausgeg. von Max Adler.) Die sozialistische Erziehung. Reichsorgan des sozialdemo* kratischen Erziehungs» und Schulvereines ,freie Schule— Kinderfreunde". R. Kuyper: Over economische verhoudingen en ideologieën in de historisch*economische maatschappijbeschouwing van Karl Marx en Friedrich Engels. (Rede ter aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleeraar in de sociologie aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, gehouden op 26 Oct. 1931.) HOOFDSTUK IV. Victor Fadrus: Die Ktnderfreundbewegung in Oestreich und Deutschland. (art. uit: ,£>ie Erziehung", 5e Jahrg. Heft 4. Janner 1930.) Die rote Saat. (Jahres) Bericht des sozialdemokratischen Erziehungs* und Schulvereines ,JFreie Schule—Kinder* freunde". Reichsverein österreich. Anton Tesarek: Ein nachstes Ziel — die Arbeiterkinder* bewegung. (Art. uit „Die Erziehung", Sept. 1931.) HOOFDSTUK V. Cor Bruyn: De Hamburger „Gemeinschaftsschulen". (Art. in „Volksontwikkeling". 5e Jaarg. 1923—'24.) Ernst Engel: Die Gemeinschaftsschulen. (Hamburg und Berlin.) Prag—Leipzig—Wien 1922. Die Erziehung. Monatsschrift für den Zusammenhang von Kultur und Erziehung in Wissenschaft und Leben. 5er Jahrgang 1930, Heft 4 und 5 (Jan. und Febr.). (Die Kinder» freundebewegung in Oestreich und Deutschland von Victor Fadrus.) Sozialistische Erziehung. Herausgegeben von der Reichs* arbeitsgemeinschaft der Kinderfreunde und der Arbeits* gemeinschaft sozialdemokratischer Lehrer und Lehrerin* nen Deutschlands. (1925—) Fritz Karsen: Die neuen Schulen in Deutschland. Langen- salza 1924. Kurt Kerlow—Löwenstein: Sozialistische SchuU und Erzie* hungsfragen. Berlin 1919. Ph. Kohnstamm: Reisindrukken uit Berlijn. (Overdruk uit het tijêschr. Volksontwikkeling, Dec. 1928.) K. Löwenstein: Die Aufgaben der Kinderfreunde. Wien oJ. Kurt Löwenstein: Von der sozial. Erziehungsbewegung in Deutschland. (Art. in „Die Soz. Erz." Jahrg. 193L) K. K. Löwenstein: Das Kind als Trager der werdenden Ge* séllschaft* Wien. oJ. Anna Siemsen: Auf dem Wege zum Sozialismus. Kritik der sozialdemokratischen Programme van Erfurt bis Heidel* berg. (4 Buch der Roten Bücher der ,Jiarxistischen Büchergemeinde". Berlin—Tempelhof 1932.) Anna Siemsen: Beruf und Erziehung. Berlin 1926. (Schriften* reihe „Neue Menschen", herausgegeben von Max Adler.) Anna Siemsen: Erziehung im Gemeinschaftsgeist. Stuttgart 1921. Richard Wagner: Der Klassenkampf um den Menschen. Berlin 1927. (Schriftenreihe „Neue Menschen".) HOOFDSTUK VI. Adolf Busemann: Pëdagogische Milieukunde 1. Hatte ajd. S. 1927. V. Engelhardt: An der Wende des Zeitaliers. Berlin 1925. Hendrik de Man: De psychologie van het socialisme. Arnhem 1927. H. de Man: Het socialisme als kuituurbeweging. A'dam 1928. Hendrik de Man: Opbouwend Socialisme. Arnhem 1931. Otto und Alice Rühle: Am andern Ufer. Blëtter für sozialis* tische Erziehung. 1—V. Dresden und Leipzig, oJ. Otto und Alice Rühle: Erziehungsgemeinschaft: Das prole* tarische Kind. Monatsblëtter für prol. Erziehung. Jahrg. I und II. Otto Rühle: Grundfragen der Erziehung. Stuttgart 1912. Otto Rühle: Die Seele des proletarischen Kindes. Dresden oJ. Erwin Wexberg: Handbuch der Individualpsychologie. Wien—München 1926. Internationale Zeitschrift für Individualpsychologie. Heraus* gegeben von Dr. Alfred Adler Verlag. S. Hirzel, Leipzig. C 1. HOOFDSTUK VII. A. v. Amstel: Socialistische opvoeding en socialistische Zondagsscholen. (Overgedrukt uit ,J)e Nieuwe Tijd" van 1 en 15 Oct. 1919.) Den Haag 1919. J. C. Ceton: De Arbeidsschool als maatschappelijk probleem. Amsterdam z.j. J. C. Ceton: De communistische school. Amsterdam z.j. Edwin Hoernle: Grundfragen der proletarischen Erziehung. Berlin o.J. De Kommunistische Onderwijzer. Maandblad v. d. Komm. Onderwüzersvereeniging. 1—3 j.g. (1919—1922.) Die Lehr er'Internationale. Offizielles Organ der Internatte* nale der Bildungsarbeiter. Paris. A. Loenatscharski: De taak der arbeidersklasse op het ge* bied der cultuur. Amsterdam 1919. Fr. Mehring: Aus dem literar. Nachlasz van K. Marx, Fr. Engels und Ferd. Lassalle. Teil I. Stuttgart 1902. Proletarische Pëdagogik. Thesen, Berichte und Debatten der Leipziger pëdagog. Tagung, abgehalten von der Inter* nationale der Bildungsarbeiter. Ostern 1928. Leipzig 1928. Le phare. Education et documentation socialistes. lière année 1919/1920. Th. ThUssen: Ceton's wonderbare reis. (Art. in „De Bode , org. v. d. Bond v. Ned. Onderw. 34e jaatg.) HOOFDSTUK Vin. Le jeune Camarade. Journal des Enfants ouvriers. Paris, (van 1922 af.) Der junge Genosse. Eine internationale Zeitschrift für Arbeiterkinder. Berlin. (van 1922 af.) Edwin Hoernle: Sozialistische Jugenderziehung und sozial. Jugendbewegung. Berlin. Mai 1919. Die Jugend der Revolution. Drei Jahre proletarische Jugend* bewegung. 1918—'20. Berlin, o.J. Jugendinternationale. Kampforgan der kommunistischen Jugendinternationale. Wien. (Herausgeg. vom Exekutiv* Komitee der kommunistischen Jugendinternationale.) De Jonge Kameraad. Krant voor Arbeiderskinderen. Uit* gave van de comm. kindergroepen (maandblad). Adam z.j. Das proletarische Kind. Intern. Monatsschrift für Kommu* nistische Schulpolitik und Padagogik. Mitteilungsblatt für Kindergruppenleiter, Eltern und Lehrer. Herausgeg. vom Exekutiv komitee der Komm. Jugendintern. Wien VUL (van 1921 af.) HOOFDSTUK IX. L. C. T. Bigot, P. A. Dielsen en Prof. Dr. Ph. Kohnstamm: De toekomst van ons volksonderwijs. II. Scholen met losser klasse*verband. Amsterdam 1924. P. P. Blonsky: Die Arbeits*schule. Teil I und II. Berlin— Fichtenau 1921. J. C. Ceton: School en kind in Sowjet Rusland. Adam 1921. John Dewey: The school and society. 3d. ed. Chicago etc 1900. John. Dewey: School en maatschappij. Vertaald en ingeleid door Tj. de Boer. Groningen enz. 1929. Otto Eberhard: Welterziehungsbewegung. Kr'afte und Gegenkrëfte in der Völkerpadagogik. Berlin 1930. L'école émancipée. Revue hebdomadaire de la Fédération des Syndicats de VEnseignement. lóième année 192511926. The new era. The review of new Education. London. 1928 ( January). Die Erziehung. 5er Jahrg. 1930. Handbuch der Erziehungswissenschaft. Herausgegeben im Auftrag des Deutschen Instituts für wissenschaftliche Padagogik, Münster i. W. V Teil. Band 3 erster Teil. (Die Pad. Gegenw. in den grossen Kulturlëndern.) München 1933. Nicholas Hans and Sergius Hessen: Educational policy in Soviet Russia. London 1930. Serg. Hessen: Die Schule in Soviet Ruszland. (Art. in: „Die Erziehung", 2er Jahrg. 1927.) S. Hessen: Der Fünfjahrplan und die Militarisierung des Unterrichts. (Art. in "Die Erziehung", 5ter Jahrg. 1930.) S. Hessen: Die Entwicklung des Schulwesens in Sowjetrusz* land in den Jahren 1926—1929. (Art. in: ,£>ie Erziehung", 5ter Jahrg. 1930.) S. Hessen: Das Sowjetschulwesen am Ende des Fünfjahr* planes. (Art. in „Die Erziehung", Jan. 1933.) Iwan lljin: Welt vor dem Abgrund. Politik, Wirtschaft und Kultur im kommunistischen Staate. Nach authenttschen Quellen. Berlin—Steglitz 1931. Ernst Jucker: Erziehung in der Sovjetschule. (Aart. in „Das Werdende Zeitalter". (Ruszland*Sonderheft), IX Jahrg. Okt. 1930. Heft. 10. Die Lehrer'Internationale. 6er Jahrg. 1929. A. V. Loenatsjarski: De Arbeidsschool. (De Nieuwe Tijd, 25e jaarg. April 1920.) C. PhÜfppi—Siewertsz van Reesema: Uit en over de werken van Prof. Dr. Ovide Decroly. Groningen enz. 1931. A. Pinkevitch: The basic principles of Soviet Pedagogy. (Art. in „The new era. The review of new Education, Jan. 1928.) Pistrak: Les problèmes fondamentaux de Xecole du travail. Paris, s.d. Bertrand Russell: Education and the social order. London 1932. Rusland. Het officiëele Rapport van de Britsche Vakver* eenigingsdelegatie naar Rusland. Amsterdam 1925. Das neue Russland. Zeitschrift für Kultur, Wirtschaft und Uteratur. Nieuw Rusland. Orgaan van het Genootschap Nederland* Nieuw Rusland. (1929—) OsUEuropa. Zeitschrift für die Gesamtfragen des Euro* pöischen Ostens. Herausgegeben von Otto Hoetzsch. (1925—'26). L. M. A. N. van Schalkwijk: De sociale paedagogiek van John Dewey en haar filosofische grondslag. A'dam 1920. ( diss.) Scott Nearing: Education in Soviet Russia. London 1926. S. Sliosberg: Die Schule im heutigen Sowjetrussland. (P'ada* gogisches Zentralblatt. 1932, 12 Jahrg. Heft 1 und 2.) Volksontwikkeling. Maandblad uitgegeven door het Nuts* instituut voor Volksontwikkeling. 5e faarg. 1923—'24. (Scholen met losser klasseverband (de Dalton*school) door L. C. T. Bigot, P. A. Diels en Ph. Kohnstamm. bl. 193 vlgg.) Wochenbericht der Gesellschaft für kulturelle Verbindung der Sowjetunion mit dem Auslande. HOOFDSTUK X. K. Geertsma: De vrijheid van schoolrichting en de SD.AJ*. Arnhem 1931. A. H. Gerhard: De school en de gemeenschap. (Art. in „Volksontwikkeling", Aug*Sept. 1932.) A. H. Gerhard en Ph. Kohnstamm: De toekomst van ons volksonderwijs. Amsterdam 1923. Ph. Kohnstamm: Opleiding tot christelijke en maatschap* pelijke deugden. (Art. in „Volksontwikkeling', 13e jaarg., Aug.*Sept. 1932.) Statuten van het Religieus*Socialistisch Verbond. REGISTER. A Adler, Alfred 97. Adler, Max 60, 65, 69 vlg., 72 vlg., 76 vlgg. Afritsen, Anton 79. A.J.I. (Arb. Jeugd Intern.) 55, 56, 58. Amsterdam (Beginselverklaring van —) 56 vlg. Amsterdam (Conferentie van —) Anthropologie 165, 178. Appel, Aloys 79. Arbeidsschool 38 vlgg., 42, 110. Arbeidsschool (Polytechniese) 135 vlgg., 158 vlgg. Arbeidsschool (Russiese) 131 vlgg. B Barth, P. 11. Bell, Ada 99. Bern (Intern. Conferentie van—) 54. Birmingham (Congres van —) 27, 28. Blonsky 16, 39, 133 vlgg. Bond (van Nederl. Onderwijzers) 183. Bund (entschiedener Schulrefor* mer) 15 vlgg. Burger 139. c Centre d'intérêt 143. Communisties Manifest 12, 114. Communisme (Oorlogs») 129 vlgg. Complexen («Methode) 144 vlgg. Complexen (programma) 154 vlgg. Cultuurpolitiek (nieuwe —) 148. D Dalton («methode) 146. Decroly 143, 145, 161. Dewey, John 143, 145, 161. E Eenheidsschool 30. Engelhardt, Victor 116 vlg. Engels, Frtedrich 12. Erfurter Programma 23 vlg. F Feuerbach (Thesen über—) 61. Fichte 17. Fischer Alois 140. G Gemeenschapswaarde 164. Gemeinschaftsschule 93 vlgg. Gesamtunterricht 95. Glöckel (Hervormingen van —) 32 vlgg. Goes (Frank van der —) 49. Gotha (fusiecongres van —) 14. Gotha (Programma van —) 23, Groningen (Congres te —) 46. Groninger Motie 46 vlgg., 183. H Hamburg (Conferentie van —) 55. Heidelberg (Program v. —) 27, 29. Henntngsen 93. Hoernle, Edwin 118 vlgg. I Individualpsychologie 98 vlgg. Internationale arbeidsgemeenschap van Soc. Jeugd Organisaties 56, 58. Internationale (IHe of Communis» tiese) 124. K Kant 65. Kanitz, Felix 62, 66 vlgg., 70. 74. 79 vlgg. Kawerau (Siegfried) 17 vlgg., 39. Kerschensteiner 39. K. I. (Komm. Internat.) 124. K.J.I. (Kommunistische Jugend In* tem.) 55, 124, 125, 127. Kiel (Conferentie van —) 55. ,,Kinderfreunde"»beweging (Duitse) 84 vlgg. „Kinderfreunde"»beweging Oostenrijkse) 79 vlgg. KlassenstrrJd»opvoeding 164 vlgg. Klatt (Fritz) 21. Kraus (