REGEERING, REGEER! EN NOGMAALS: REGEERING, REGEER! DOOR Drs. G. VAN DEN BURG OUD-ALGEMEEN SECRETARIS VAN DEN BOND VAN JONG-LIBERALEN AMSTERDAM, SEPTEMBER/DECEMBER 1938 I. De handhaving van het gezag. In den verkiezingsstrijd van 1937 hebben bijna alle partijen, welke ons land rijk is, een regeering geëischt, welke het gezag krachtig zou weten te handhaven. De anti-revolutionaire partij, die den formateur en voorzitter van het huidige rechtsche en parlementaire coalitie-kabinet leverde, ging het strijdperk in met een manifest, dat als eerste punt vermeldt: „krachtige handhaving van het gezag, zoowel hier te lande als in de overzeesche gebieden." Dr. H. Colijn is hiermede, als lijstaanvoerder der anti-revolutionaire partij in alle kieskringen, in zee gegaan. Saevis tranquillus in undis: kalm temidden van grimmige golven. In wezen is deze roep om gezag van een regeering niets dan een overbodigheid. Charivarius zou hier spreken van een pain-de-luxebroodje. Want: een regeering, die het gezag niet handhaaft, is geen regeering. Plicht van elk, dus ook van het tegenwoordige ministerie is, zonder eenigen twijfel: handhaving van het gezag. Het vierde kabinet-Colijn, dat in 1937 voor de Volksvertegenwoordiging verscheen, bezit dezen onafwijsbaren plicht dus evenzeer. De zelfstandigheidspolitiek. Het opkomen voor de onafhankelijkheid van ons vaderland, welke zich uit in het voeren eener zelfstandigheidspolitiek, is tevens taak van iedere regeering. Hier mag niet alleen worden gelet op een bepaald grondgebied. Evenveel aandacht moet gevraagd worden voor al datgene, wat op dit terrein leeft. Gewaakt dient dus te worden voor elke aantasting van het Nederlanderschap door buitenlandsche gedragingen. De openbare orde en de goede zeden in den Nederlandschen zin zijn daarbij evenzeer Nederlandsch bezit als het stuk grond, dat de driekleur dekt. Het positieve Christendom. De regeering-Colijn heeft daarnaast, uit eigen wil, op zich genomen te zullen zorgen voor ,,de beveiliging van de positief Christelijke grondslagen onzer samenleving' . In een schrijven van Dr. Colijn werd gemeld, dat het zich wenscht te kenmerken „door de toepassing van de beginselen van het Christendom op staatkundig en maatschappelijk terrein". De Troonrede, waarin het geheele Kabinet sprak, heeft dit verlangen op 21 September 1937 aldus uitgedrukt: „Temidden van de geestelijke verwarring in de wereld, waaraan ook ons volk niet geheel ontkomt, is steeds dringender de eisch, dat in wetgeving en bestuur vóór alles Gods wet tot opperste richtsnoer worde genomen. In zijn algemeen karakter zal het regeeringsbeleid het kenmerk dragen van de positief Christelijke grondslagen onzer samenleving." De Katholieke Staatspartij, de Christelijk Historische Unie en de Anti-revolutionaire Partij stellen zich gaarne achter deze verklaring en zijn derhalve verantwoordelijk voor de verwerkelijking. Met het woord „positief" wordt, in antwoord op de critiek die hier „dogmatisch leest, naar Dr. Colijn in de Tweede Kamer heeft medegedeeld, niets anders bedoeld „dan een tegenstelling uit te spreken met het begrip „weifelend", met het begrip „vaag". Dit moet beteekenen, dat de regeering m'ef-weifelend en niet-vaag de absolute waarden van het Christendom zal uitdragen en verdedigen. De Heer Hans, die het kabinet juichend in „De Avondpost" ontving, heeft terecht tot deze waarden gerekend: vrede, gerechtigheid, rechtvaardigheid, menschenliefde en zorg voor den naaste. Het loont de moeite na te gaan, hoe de handhaving van het gezag en het positieve Christendom door het ministerie-Colijn, op een bepaald gebied, worden verwerkelijkt. Buiten iedere discussie staat, dat de zoo vurig gewenschte „krachtige handhaving van het gezag" met zich brengt, dat de regeering naleving vordert van de wetten, die door samenwerking van Kroon, Regeering en Volksvertegenwoordiging zijn tot stand gekomen. Het is de taak van het bestuur des lands maatregelen te treffen, die de uitvoering der wetten waarborgen. Een uitgebreid apparaat staat hiertoe te harer beschikking. De vervaardiging van wetten, die niet worden nageleefd, verschaft slechts aan de fabrikanten van papier en inkt genoegen. In het „Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden", Nummer 405, is opgenomen de „Wet van den 19den Juli 1934, houdende nadere voorzieningen ter bescherming van de openbare orde". Artikel 5 van deze wet bepaalt, dat in het Wetboek van Strafrecht een nieuw artikel (137 c) wordt opgenomen, luidende: „Hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk in beleedigenden vorm uitlaat over eene groep van de bevolking of over eene ten deele tot de bevolking behoorende groep van personen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden." Een nieuw artikel 137 d uit dezelfde wet vult het geciteerde aan. In de Memorie van Toelichting op dit wetsontwerp heeft de toenmalige Minister van Justitie, Mr. van Schaik, gezegd: (blz. 7 van Bijvoegsel van N. J. B. 16 December 1933, No. 43.) „De Regeering acht het dan ook een eersten plicht de voor bepaalde bevolkingsgroepen krenkende en kwetsende uitlatingen, welke den laatsten tijd in het openbaar, wellicht deels in verband met niet-begrepen toestanden in den vreemde, voorkomen, in de kiem te smoren. Het zonder aanleiding naar beneden halen van bepaalde groepen van de bevolking is in strijd met de Christelijke naastenliefde. Het is ethisch ten eenenmale verwerpelijk; het gaat in tegen de oudste vaderlandsche tradities; het brengt het saamhoorigheidsgevoel tusschen de deelen van de natie in gevaar. 1 °u°k Ui Anen °°9Punt van positief staatsrecht is dit omlaag halen ontoelaatbaar. Allen die zich op het grondgebied van het Rijk bevinden, hebben aanspraak op bescherming van persoon en goederen. En van de persoonlijkheid maken eer en goede naam een integreerend bestanddeel uit. De uitlatingen vormen trouwens een rechtstreeksche bedreiging van de openbare orde. Het stelselmatig krenken en kwetsen van een deel van de bevolking moet op den duur tot ordeverstoring en relletjes leiden en heeft ook reeds plaatselijk tot verstoring van de orde gevoerd. Het zal na het voorafgaande geen nader betoog behoeven, dat een strafsanctie noodzakelijk is." De Nederlandsche wetgeving stelt dus de opzettelijke beleediging van „de joden , ,,de katholieken , „de liberalen of welke andere groep dan ook, strafbaar. De veroordeeling van het anti-semitisme, om daar bij te blijven, dient tevens van positief Christelijk standpunt te geschieden. De Christelijke naastenliefde en algemeene menschenliefde verzetten zich tegen een aanbidding van het germaansche ras om het joodsche te verachten en te vernederen. Een beleediging van het joodsche ras is tegelijkertijd een beleediging van Christus. Kardinaal Faulhaber plaatst zich, in zijn „Jodendom, Christendom, Germanendom", mede daarom tegenover hen, „die Christus door een valsche geboorte-acte hebben willen redden.... Zoolang.... historische bronnen van grootere waarde zijn dan gissingen, zoolang .kan er niet getwijfeld worden aan het feit: Het eerste hoofdstuk van het eerste Evangelie geeft den stamboom van Jesus onder den titel: „Stamboom van Jesus Christus, Zoon van David, Zoon van Abraham." Ook de brief aan de Romeinen (1, 4) stelt de afstamming van Jesus vast." Minister Mr. C. M. }. F. Goseling kon hier terecht in de Tweede Kamer naar verwijzen, zeggende: „Wat ten slotte betreft het Jodenvraagstuk in het algemeen. De heeren zullen het mij ten goede houden, dat ik volsta met een heel sobere korte verklaring. En zeker de Kamer zal dit willen doen. De Kamer weet, dat dit Kabinet er naar wil streven om te verstevigen en te bevestigen de positiefChristelijke grondslagen in ons volk. Daartoe behoort, naar mijn vaste overtuiging, ook het zich verre houden van iedere discriminatie van de Joden als zoodanig. Ik herinner mij in dezen tijd van het jaar kort vóór het Kerstfeest — en dit mag, ook in deze vergaderzaal, wel eens gezegd worden ■ ■ heel intens, dat Een, tot Wien millioenen menschen in de wereld als tot hun Verlosser opzien, voortgekomen is uit het Joodsche volk en geboren is uit een Joodsche moeder. Indien men omtrent het Jodenvraagstuk iets meer wil weten en wanneer men het per se in het Duitsch zou willen lezen, dan zouden verschillende geachte afgevaardigden beter doen eens te lezen de drie preeken van kardinaal Faulhaber." , (Overgenomen uit de Handelingen van de Tweede Kamer van de StatenGeneraal, 25e vergadering van 14 December 1937, Vel 198 — blz. 769.) Het toestaan van anti-semitisme in welken openbaren en opzettelijken vorm dan ook is derhalve strijdig met een krachtige handhaving van het gezag en een verbreiding van de positief Christelijke gedachten, omdat de wet en de algemeene menschenliefde terzijde worden gesteld. De practijk. Het meer en meer groeien van den jodenhaat door een listige en valsche propaganda, waartegen van overheidswege niet voldoende wordt gedaan, doet de vraag rijzen, of in ons land aan de verwezenlijking van de idealen der gezagshandhaving en der positief Christelijke richting van ons staatkundig beleid niet veel ontbreèkt. Het antisemitisme groeit, doordat de overheid („Dienaresse Gods"), waarschijnlijk onbekend met dit kwaad, niet ingrijpt. Opdat deze onbekendheid verdwijne en de overheid wete, dat zij haar zwaard niet vergeefs voere, volgt hieronder een zeer beperkt résumé van de „rücksichtslose" propaganda, welke tot dusver niet werd verwijderd. Herhaaldelijk verschijnen in tal van organen uitingen, die onmiddellijk en zonder eenige juridische haarkloverij, vallen onder het anti-haatzaai-artikel, dat wij hierboven weergaven. De volgende lectuur gaat daarbij voorop: ,,Het Nationale Dagblad" en „Volk en Vaderland" van de N.S.B.: het particuliere eigendom van den Heer Mussert. Het is overbodig uit deze kranten passages van bepaalde artikelen aan te halen. Elk exemplaar is rijp voor een vervolging. In iedere editie wordt op de grofste wijze tegen de joden gestookt. Deze bladen leggen daarbij wederom getuigenis af van het feit, dat ze niets anders zijn dan uit het Duitsch vertaalde „Völkische Ëeobachters" en „Angriffs". Men kan ze echter rustig door kiosken en venters op hoeken van straten, keer op keer, laten verspreiden. De walgelijke caricaturen van den Heer M. Meuldijk vinden dan tegelijkertijd de noodige oogen. De vele plaatselijke blaadjes (te veel om op te noemen) van de medeplichtigen des Heeren Mussert vullen dit alles aan of overtreffen het. ,,Zwart Front" van den Heer Arnold Meijer, een tweede ,,Man zonder Wien", kan ook, telkens weer, het anti-semitische gift spuien. „De Nederlandsche Nationaal-Socialist", officieel orgaan van de N.S.N.A.P., leider „majoor" Kruyt, mag gerust, naast een weerzinwekkende plaat, afdrukken, dat bepaalde toestanden van onzedelijkheid en volksbedrog slechts kunnen ontstaan, omdat reeds den joodschen invloed gelukt is een volmaakt on-Nederlandsch en onzinnig recht bij ons in te voeren. Dezelfde „majoor" kan een boekje van den Heer E. Goessens van Brabant, „Germaansche Chineezen of Chineesche Nederlanders!!", doen verkoopen, druipend van jodenhaat. Hij kan ook de „Protocollen van de geleerde Oudsten van Zion", waarover we het nog zulen hebben, aan den man brengen. „De Nationeal-Socialist" van den landverrader „Dr." Ernst H. van Rappard, die na de verovering van Oostenrijk door Hitier een vergadering aankondigde met het onderwerp „Oostenrijk vrij! .. . en wij?". Hij kan ook de pamfletjes van den „Fichte-Bund" te Hamburg in het Nederlandsch vertaalde Duitsche propaganda, voorzien van zijn partij-stempel, in de brievenbussen laten wringen. Hij kan ook een papiertje (oranjekleurig nog wel) laten opplakken met de volgende razernij: „De Wurgende Klauw van het internationale joodsche bolschewisme grijpt naar ons volksvermogen grijpt naar onze cultuur grijpt naar onze vrouwen vernietigt onze welvaart vernietigt de goede zeden vernietigt en bederft onze nakomelingschap. De N.S.N.A.P. strijdt daartegen. Meldt U aan bij: Dr. van Rappard, Bosch en Lommerweg 22 II, Amsterdam". Deze ,,ongewenschte vreemdeling" kan rustig, op den Bosch en Lommerweg 22, Amsterdam, W., naar bed gaan. De overheid zal elk gerucht vermijden. „De Controleur" van Dr. v.d. Mijle, Frans van Mierisstraat 97, Amsterdam. Hij zal ook niet aan zijn legerstede worden ontrukt. „De nieuwe gemeenschap" van een aantal katholieken (Mr. Jan Derks, Henk Kuitenbrouwer, Albert Kuyle, Ad. Sassen en Rector van Schaick) mag op zijn wijze anti-semitisme zaaien, ten einde „een internationale ondergang onder Judeo-Marxistische regie" te voorkomen. De anti-semitische teekenaar van „Zwart Front", C. A. M. Thole, mag den omslag ontwerpen en tevens medewerken aan ,,De Waag en de bladen van het „Katholieke Comité van Actie Voor God". Wij zijn overtuigd, dat het Episcopaat hiervan niet volkomen op de hoogte is. Deze actie van een groep katholieken is verder zeer bevreemdend, omdat de Paus zich meermalen heeft uitgesproken tegen de verachting van het joodsche ras. Dit overzichtje kan, naar believen, worden uitgebreid door het noemen van talrijke anti-semitische boeken en bladen. Het is voor ons doel niet noodig. Slechts aan één verschijning willen we nog aandacht schenken. Ze noemt zich „De Misthoorn". „De Misthoorn" is een officeele uitgave van het „Comité tot bestudeering van het Joodsche vraagstuk , dat gedragen wordt door de Heeren J. Nijsse uit Rotterdam en Dr. P. Molenbroek uit den Haag. De eerste fungeert als hoofd der organisatie en propaganda, de laatste als leider van het wetenschappelijke onderzoek. De Heer H. F. Hueck, accountant en lid van het Nederlandsche Instituut v. Accountants, controleert de boeken en de onbescheiden „bescheiden". Het comité heeft op 8 December van het vorige jaar een vergade- ring gehouden, waarvoor een gestencilde uitnoodiging werd verbreid, welke o.a. in den zoogenaamden driehoekwinkel van de N. S, B. in de Wagestraat te Den Haag ter beschikking werd gesteld *). Toch noemt het comité zich een „onpolitieke organisatie". De waarheid gebiedt hem anders te noemen. Meer vergaderingen zijn gehouden. „Het Nationale Dagblad" van 9 Februari 1938 schrijft, dat in een „drukbezochte bijeenkomst te Den Haag" de eerste spreker heeft gezegd: „Temidden van 'het Nederlandsche Volk leeft een ras, dat parasiteert op zijn arbeid en zijn vermogen, met het doel het langzaam naar den ondergang te voeren." Op 3 Februari van dit jaar werd in het „Hof van Berlijn" te Den Haag vergaderd. De Heer Elout heeft terecht opgemerkt, dat geen betere plaats kon worden gekozen. Hij deelt mede, dat „als een staaltje van de middelen, die deze heeren bezigen, hoewel ze beweren, dat ze in hun Jodenbestrijding altijd waardig zullen zijn, diene, dat ter vergadering een foto werd vertoond van biddende Joden in een synagoge, uit een Engelsch tijdschrift. Men zag daarop biddende Joden met opgeheven handen, „maar", zei de spreker, „dat kunnen ze niet lang volhouden, want dan moeten ze weer even krabben". Keurig, niet waar?" Door het ingrijpen van de politie kon een lezing van gelijk gehalte door den Heer Nijsse te Leiden niet doorgaan. Wat geeft echter zoo n enkel verbod? Dr. P. Molenbroek is de schrijver van de brochure „Hitier en zijn bestrijders", welke uitgegeven is, in 1934, te... Berlijn (Verlag DeutscheKultur-Wacht).Het boekje verdedigt denDuitschen leider op slaafsche wijze en elke pagina ervan scheldt, meest via citaten uit „Mein Kampf", op de joden. Dit in het Nederlandsch gestelde werkje van den Nederlander Molenbroek kon ongehinderd de Nederlandsche douanen passeeren. In de sigarenwinkels van de N. S. B. (U weet wel, de winkels waar de Heer Mussert niets mee te maken heeft en waarvan de Amsterdamsche vertegenwoordiger den Duitschen „Stürmer" heeft verkocht) kan het worden verkregen voor 65 Nederlandsche centen. De Heer Pieter Emiel Keuchenius, die in „De Hollandsche Post" de „germaansch volksche gedachte" belijdt, werkt aan „De Misthoorn" mede, die voornamelijk door de Heeren Molenbroek enNijsse wordt gevuld. Op het visitekaartje van de beide heeren staat, naar hun eigen mededeeling, „met vette lettters het woord „anti-semièt"." Uit nummer 12 knippen we, ter karakteriseering: „Joodsche mentaliteit. In den handel in meisjes vind ik niets afstootends. De een handelt in fruit, de ander in kleeren, ik in meisjes. Leo Schaferstein." Dit nummer, dat een begin maakt met de illustraties van het al te bekende kaliber, is in beslaq qenomen. In nummer 14 wordt *) In dit verband is van beteekenis, dat de in Scheveningen verschijnende „Deutsche Wochenzeitung für die Niederlande" aan zijn lezers een bezoek aan de driehoekwinkels der Nederlandsche N.S.B. aanraadt. Soort zoekt soort. echter, met opgeheven hoofde, het „we gaan rustig verder" afgekondigd. Het comité geeft tevens uit: „Joden en Bolsjewisme" en „Joodsche aard en joodsche werkzaamheid". Deze pamfletjes gelijken getrouwe aftreksels van de blaadjes der „Deutsche Union für Weltwahrheit", („Fichte-Bund", Hamburg). In nummer 17 van het totnogtoe in gestencilden vorm uitgegeven blad „De Misthoorn" wordt medegedeeld, dat het binnenkort gedrukt en rijkelijk voorzien van plaatjes, zal verschijnen. Een Nederlandsche. tak van Streichers „Der Stürmer" is dan geboren. En: de vuilschrijverij verrijkt. Het comité verspreidde ook een aantal plakzegels met den inhoud: Bestrijdt den Joodschen invloed, Leest „De Misthoorn", postbus 744, Rotterdam. Wie bij Joden koopt, besteelt eigen volk, Leest etc. Maakt Nederland Jodenvrij, Leest etc. Joden in het land, welvaart aan den kant. Leest etc. Ze zijn in beslag genomen. Het zal evenwel niet lang meer duren of nieuwe exemplaren zullen worden geplakt op muren en schuttingen. De Heeren gaan immers door, zooals ze vriendelijk verklaren in hun eigen blad. In „De Misthoorn" van 30 September worden ze weer aangeboden „tegen 23 cent per 100 stuks". De gemeenste propaganda schuilt evenwel in den verkoop van de „Protocollen van de Wijzen van Sion", tekstvertaling van Jan Stoutenburg (J. Nijsse, Noorder Havenkade 114 A, Rotterdam?), met een inleiding en slotbeschouwing van Dr. P. Molenbroek. In „De Misthoorn" is hun verschijning verscheidene malen aangekondigd. Een vijftal gestencilde afleveringen (20 cent per stuk; 15 cent voor leden) is reeds verdrongen door een gedrukte uitgave, prijs 30 cent. Deze „Protocollen" bevatten naar het oordeel der anti-semieten die geen enkel middel te laag achten, het door joden vervaardigde vernietigingsplan der Christelijke samenleving. Een college van „Wijzen van Zion" leidt een geheime organisatie ter verdelging der niet-joden. De richtlijnen, die bij deze afbraak, via ondermijning, dienen te worden gevolgd, zijn gegoten in deze „Protocollen". Zij laten de joden bijvoorbeeld verklaren, dat zij zich niet mogen laten afhouden „van omkoopingen, bedrog en verraad, zoodra dit voor het (joodsche) doel dienstig kan zijn". „Vroegtijdige uitspattingen", waartoe de niet-joodsche jeugd door joodsche handlangers moet worden gebracht, zullen de niet-joodsche volkeren moeten versuffen, opdat de joodsche heerschappij zich snel verwerkelijke. In een feuilleton van de „Nieuwe Rotterdamsche Courant" (9 Juli 1933) heeft Dr. Charlotte A. van Manen overtuigend aangetoond, dat de ^Protocollen van de Wijzen van Zion" niets anders zijn dan een vervalsching. Niets dan een dom, brutaal plagiaat, „zonder eenige phantasie of intelligente interpretatie afgeschreven" van een Fransch boekje, „Dialogue aux Enfers entre Machiavelli et Montesquieu" („Samenspraken in de hel tusschen Machiavelli en Montesquieu ). Het verscheen in 1865 voor het eerst te Genève, anoniem. De tweede editie verscheen te Brussel met den naam van den schrijver, den Franschen advocaat Maurice Joly. Het groote Engelsche dagblad „The Times" heeft in 1921 hetzelfde bewezen in een serie artikelen. Joly heeft in zijn werkje een aanval gedaan op het regiem van Napoleon III door Machiavelli den wreeden mond van den keizer te geven. Hij plaatst hem daarbij tegenover den menschelijken Montesquieu. In de „Protocollen van de Wijzen van Zion" vertellen nu deze Wijzen precies hetzelfde als hetgeen Machiavelli in het Fransche brochuretje mededeelt. Door dus een aantal namen te veranderen werd het boekje van een geschrift tegen de despotie tot een aanval op de joden. En: kon het fungeeren als een brok propaganda-litteratuur van het anti-semitisme. Bij een proces over de „Protocollen" te Bern gevoerd, heeft de president van het gerechtshof dan ook verklaard, dat de z.g. protocollen als een belachelijke onzin, een vervalsching en een plagiaat dienen te worden beschouwd, vallende onder het begrip „Schundlitteratur" volgens de wet van Bern, waarvan vorm en inhoud in staat zijn tot misdaden te prikkelen, of aanleiding te geven tot in gevaar brengen van de zedelijkheid, dan wel het schaamtegevoel op grove wijze te kwetsen. De Heeren Molenbroek en Nijsse verspreiden deze „Schundlitteratur" in Nederland. De „Majoor" Kruyt heeft dat eenigen tijd geleden eveneens gedaan en zal dat nog wel doen. Hoe lang nog slapen zij in hun eigen bed? Deze vraag mag worden gesteld. Nadat, op last van den Officier van Justitie te Amsterdam, een kleine 200 exemplaren in beslag genomen werden, komt „De Misthoorn" (d.d. 30 September) rustig verklaren, dat met den verkoop wordt doorgegaan. „De eerste oplage is inmiddels uitverkocht en de tweede druk laat nog even op zich wachten, doch bestellingen worden regelmatig aangenomen", schrijven de Heeren. Het is duidelijk, dat dit alles het gezag en het positieve Christendom raakt. Het is evenzeer duidelijk, dat onze zelfstandigheidspolitiek er door wordt bedreigd. De onafhankelijkheid. In een verkiezingspamflet van de anti-revolutionaire partij, voornamelijk onder de joden in Mei 1937 verspreid, wordt de joodsche stem gevraagd voor de anti-revolutionaire lijst (Nummer één: de huidige minister-president), omdat deze partij „de gewetensvrijheid in haar breedsten zin tot een der grootste richtlijnen behield". Tevens wordt geciteerd wat Dr. Colijn in „De Standaard van 22 Maart 1933, naar aanleiding van de Duitsche jodenvervolging heeft geschreven. „Geestelijke Contrabande. Zooveel kan men vaststellen, dat de hetze tegen de Joden in Duitschland niet alleen niet geluwd is, maar nog in intensiteit schijnt toe te nemen. We willen nog eens de waarschuwing herhalen, die we reeds vaker deden hooren: „Laten wij deze dingen verre houden van ons vaderlandsch erf!"" Geestelijke contrabande! Inderdaad. Daarom dienen de Nederlandsche douanen zich te verzetten tegen den import van: ,,Die Protokolle Zions", aus dem Russischen übersetzt von xxx, Leipzig 1935, ,,Die Geheimnisse der Weisén von Zion", in deutscher Sprache herausgegeben von Gottfried zur Beeck, die in de „Deutsche Buchhandlung und Zeitschriftenvertrieb", Kerkstraat 219, Amsterdam, verkrijgbaar zijn, naast allerlei andere, maar soortgelijke lectuur. Daarom moet ingegrepen worden, wanneer binenkort Hitiers ,,Mein Kampf" in Nederland in het Nederlandsch vertaald, ten verkoop aangeboden zal worden. Daarom mag Ulrich Fleischhauers „Wekdienst" niet meer vrijelijk geïmporteerd worden. Enz., enz. Eugen Lennhoff, de schrijver van ,,De laatste vijf uren van Oostenrijk", heeft in ,,De Groene Amsterdammer" van 10 September 1938, een artkel geschreven, dat aantoont, hoe Nazi-agenten den geest van een volk kunnen veranderen. Hij geeft daarin aan, dat de rassen-maatregelen van de Italiaansche regeering mede het gevolg zijn geweest van de ondergrondsche activiteit van Duitsche organisaties. Als rondtrekkende leiders van deze organisaties noemt hij de Heeren De Pottere, die zich ook Le Clercq, Farmer of van Winghene laat noemen, en Fleischhauer. De laatste heeft, via zijn „Wekdienst" („World service, service mondial, servizio mondiale") de anti-semitische Italiaansche bladen van materiaal voorzien. Om Fleischhauer bij te staan, ging Julius Streicher in hoogsteigen persoon naar Rome, waar hij de gast was van Alfieri, den minister van propaganda. Italië is geen Nederland. Maar: ook bij .ons wandelt het kleine oude mannetje met het eigenaardige uiterlijk. Monsieur Le Clercq, zooals hij in Zwitserland, Peter Farmer, zooals hij in Hongarije, Egon van Winghene uit Rotterdam, zooals hij in Italië zich laat noemen. In werkelijkheid is hij, naar Lennhoff zegt, de Oostenrijker De Pottere, die overal ter wereld, waar het anti-semitisme kan worden gekweekt, verschijnt met zijn materiaal en zijn relaties met den anti-semitischen „Wekdienst" van Fleischhauer uit Erfurt. Bewijs: De „Deutsche Fichte-Bund e.V., Hamburgwelke ons land, gevraagd en ongevraagd, van nationaal-socialistische propaganda-litteratuur voorziet, verzendt ook: een brochure („Aus dem Hollandischen übersetzt") van Egon van Winghene, Rotterdam, getiteld: „Arische Rasse, Christliche Kultur und das Judenproblem" (Bodung-Verlag, Erfurt 1934). Wij bezitten een exemplaar van dit, in de stad van Fleischhauers „Weltdienst verschenen, anti-semitische product, waarop, ongegeneerd, het stempel van den „Fichte-Bund" voorkomt. Tot het „rayon"-van den reiziger in anti-semitisme, den Heer De Pottere, alias Le Clercq, alias Farmer, alias Van Winghene, behoort dus blijkbaar Nederland tevens. , De in zeven talen verschijnende „Weltdienst" van „Oberstleutnant a.D.' Ulrich Fleischhauer wordt ook in ons land verspreid. Totnogtoe voornamelijk de Duitsche uitgave, niet de Engelsche, Fransche, Russische, Hongaarsche, Poolsche of Deensche. De Heeren Nijsse en Molenbroek werken met dezen „Oberstleutnant a.D.' samen. In nummer 6 van ,,De Misthoorn" (31 Maart 1938) werd immers medegedeeld, dat het Comité is aangesloten bij den „Weltdienst" te Erfurt, waarmede het dus opgenomen is in het internationaal verband van diens strijd tegen de joden. Het Duitsche nationaal-socialisme beschouwt het anti-semitisme als de basis van zijn wereldbeschouwing. Het commentaar op de 25 punten van het nationaal-socialistische program noemt het antisemitisme de „gefühlsmaszige Unterbau" der beweging. Het is een grondslag, die gemakkelijk exporteerbaar is. En: één, die wordt geëxporteerd. Met welk doel? Met geen ander dan om de voedingsbodem voor het nationaal-socialisme, die voor de Duitschers immers de wereldbeschouwing voor minstens de twintigste eeuw inhoudt, van nationaal-socialistische kunstmest te voorzien. Op dien bodem kan dan de nationaal-socialistische cultuur welig groeien. Met alles, wat er op volgt. De „Historischer Schulatlas" van ƒ. W. Putzger, Grosze Ausgabe, bearbeitet und herausgegeben von Max Pehle, Hans Silberborth und Martin Iskraut (Verlag von Velhagen und Klasing, Bielefeld und Leipzig), 1936, bevat een aantal veelzeggende kaarten. Op kaart 1 (natuurlijke basis der wereldgeschiedenis: oude cultuur-centra) treffen we Nederland reeds aan als een deel van het gebied, waarop de Germaansche cultuur heerscht. Kaart 123, die in dezen nieuwen druk is ingevoegd, betreft het „Grenzlandsdeutschtum", waarop geheel Nederland is opgenomen als „Deutscher Kulturboden". Kaart 140, welke betrekking heeft op het „Auslandsdeutschtum" bestaat uit twee deelen; in het eene deel is Nederland opgenomen als een deel van het „Duitsche Rijk en zijn voormalige beschermingsgebieden"; in het tweede deel treffen wij Nederland wederom aan als „Duitsche cultuurgrond Dit is geestelijke annexatie in dienst van een al te duidelijk doel. Het anti-semitisme is deel, een belangrijk deel, van den wapenvoorraad. De nationaal-socialistische partijen, in alle variëteiten, die ons land bevat, verklaren zich hieraan ondergeschikt. Hun gedragingen bewijzen afdoende. Vandaar blijkbaar de advertentie in de pers van de N.S.B., waarin aanmeldingen worden gevraagd ten behoeve van een gemeenschappelijke reis naar het nationaal-socialistische partijcongres te... Neurenberg, alwaar het germaansche bloed aan de bron gedronken kan worden. Vandaar ook de „Reisonderneming Dietschland" van den Heer H. van Beuzekom te Utrecht. Hij kondigt in zijn „Reisprogramma I" aan: „Velen Uwer reizen vanzelfsprekend gaarne naar Zwitserland, naar Italië, naar Duitschland en andere landen, doch de meesten onder U zullen een haast onbedwingbare lust gevoelen om dat land te bezoeken, dat bewoond wordt door het krachtigste en meest eensgezinde volk ter wereld: Duitschland." Het is allemaal ver van het „Nederlandsch Fabrikaat". Dat doen zij! En gij, regeering! Regeer! Handhaaf het gezag door naleving van de wet te vorderen! Handhaaf Uw karakter door de positief Christelijke grondslagen onzer samenleving te doen eerbiedigen! Handhaaf onze zelfstandigheid door „geestelijke contrabande" te weren! En, gij, volksvertegenwoordiging! Ge vertegenwoordigt het geheele Nederlandsche volk, zooals de grondwet van U eischt! Ge zult niet zwijgen! Ge zult niet tolereeren! En gij, Nederlanders! Ge zult niet langer dulden, dat Uw karakter, dat U de waardeering schonk der menschheid, wordt ontkracht en besmeurd! Wij hebben geschreven als jongeren, die houden van hun vaderland. Maar: wij schrijven ook als jongeren, die in alles trotsch willen blijven op Nederland. „Wij willen onszelf zijn en blijven!" September 1938. II. „Antisemietisme is heden de zonde tegen den Heiligen Geest. Al was men verder een Engel des Lichts, dan zou men alleen als antisemiet al . een vijand van Jezus Christus zijn." Prof. Dr. Kacl Barth. De wensch van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. In het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer over de Begrooting van Justitie (d.d. 21 October 1938) hebben verscheidene leden de klacht geuit, dat nog steeds in ernstige mate pers-excessen plaats vinden. In het bijzonder tegen anti-semietische uitlatingen wordt naar hun meening lang niet streng genoeg opgetreden. De toenemende campagne tegen onze Joodsche medeburgers, zoo zeiden deze volksvertegenwoordigers, is niet alleen op zich zelf ontoelaatbaar, doch bovendien gevaarlijk, omdat de ervaring in andere landen aantoont, dat een „Hetze" tegen de Joden de voorlooper kan zijn van nog veel erger dingen. Het is dringend noodzakelijk, dat de justitie met alle kracht tegen dit misbruik maken van de Nederlandsche persvrijheid optreedt. Men vergete daarbij niet, dat nalatigheid in dezen kan leiden tot een voortdurend sterker wordende ontoelaatbare propaganda, waarvan de gevolgen niet te overzien zijn. In deze regels is duidelijk door Kamerleden vastgelegd, dat anti-semietisme niet alleen het product is van een anti-Joodsche gezindheid, doch tevens van een anti-Nederlandsche mentaliteit. Het besef, dat Jodenhaat aan landverraad in geestelijken zin voorafgaat, is tevens aanwezig. Bij de openbare behandeling der Begrooting van Justitie hebben leden van bijna alle politieke partijen een scherp optreden tegen deze anti-semietische pers-excessen gevraagd. De uitzondering vormde „de geachte afgeordende" der N.S.B.: deze stelde zich wederom buiten het Nederlandsche kader door zijn belijdenis eener oppermachtige, het Christelijke beginsel fnuikende, arische en volksche idee. Toepassing van de artikelen 137 c en 137 d van het Wetboek van Strafrecht, die de openbare en opzettelijke beleediging van een groep der bevolking door gevangenisstraf en geldboete laten volgen, werd geëischt. Indien de redactie van deze artikelen onvoldoende wapenen zou verstrekken om daadwerkelijk het zaaien van haat tegen deelen onzer Nederlandsche bevolking te beletten, achtte men wetswijziging geboden. De strafwet moet voldoenden afweer kunnen schenken. De beloften van den Minister van Justitie. Reeds in zijn Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer (d.d. 11 November 1938) heeft de Minister van Justitie, Mr. Goseling, de excessieve uitingen van anti-semietischen aard evenzeer willen veroordeelen. Naar zijn meening zijn deze uitingen,waar zij de menschelijke waardigheid van een gedeelte onzer landgenooten pogen aan te randen, met de Christelijke naastenliefde ten eenen male in strijd. Zijne Excellentie acht ze immoreel en on-Nederlandsch, immers ingaande tegen onze beste vaderlandsche tradities. De Minister van Justitie kan verder niet ontkennen, dat er — helaas — aanwijzingen van zoodanigen aard bestaan, dat het beramen van scherpere maatregelen dan die welke de artikelen 137 c en 137 d mogelijk maken, zich sterk opdringt. In zijn rede tijdens het debat over de Begrooting van Justitie heeft Mr. Goseling zich bewust getoond, dat het met het antisemietisme zoo gaat: „het blijft niet bij de Joden, maar het gaat zich ook richten tegen de Christenen, hetzij van Protestantsche, hetzij van Katholieke religie". Tegelijkertijd heeft Zijne Excellentie verklaard nog eens de mogelijkheden, die de bestaande artikelen bieden, te hebben ingescherpt bij de ambtenaren van het openbaar ministerie. Dit deed een krachtiger handhaving van de aanwezige bepalingen verwachten. Omtrent verder strekkende voornemens kon de Minister nog geen definitief bescheid geven. Beloofd werd dus, dat uit de artikelen 137 c en 137 d zou worden gehaald wat er in zit en tevens, dat de noodzakelijkheid eener wetswijziging zou worden bestudeerd. De practijk. Wij willen thans en slechts even, want dat is reeds voldoende, bezien wat een zich nationaal noemend gedeelte der pers voor waarde hecht aan den wensch der Tweede Kamer en het oordeel van den Minister van Justitie. Het volgende materiaal, afkomstig uit bladen van na den 21 sten October, den dag waarop de Tweede Kamer haar Voorloopig Verslag afsloot, willen wij hiertoe vermelden: Uit „Volk en Vaderland", het colportage-orgaan van de N.S.B. des Heeren Mussert, nemen we een drietal platen over (zie blz. 18, 19 en 20). Zij werden respectievelijk in de nummers van 28 October, 18 November en 2 December j.1. geplaatst. Op straat heeft een ieder ze kunnen koopen. Er is niet van Overheidswege ingegrepen. Op de eerste plaat voert het Jodendom van E. d. D. het Nederlandsche volk, onder het motto „Vrijheid", aan den neus met zich. De Joden niet alleen, doch evenzeer de Nederlanders werden beleedigd. Zwartgelaarsde colporteurs verspreidden ongestraft dit product van een ongestrafte, verantwoordelijke redactie en teekenaar. (Zie blz. 8.) Het gemeene van de tweede prent zit, naar de meening van „De Nederlander", „hierin, dat gesuggereerd wordt eenerzijds, dat hier opgenomen Joden actief aan het economisch leven zouden gaan deelnemen, daarmede de werkloosheid vergrootende, anderzijds, dat zij zonder zelf te werken toch de baten van den arbeid van anderen zullen opstrijken. De teekenaar weet natuurlijk even goed als elk ander, dat de vluchtelingen voor het beestachtige optreden der nationaal-socialisten in Duitschland hier noch direct, noch indirect aan het economisch leven zullen deelnemen, daar zij in kampen en tehuizen zullen worden ondergebracht.... Liever gelogen en de Joden aan hun nationaal-socialitische beulen overgeleverd — boven een artikel van den leider der N.S.B. in hetzelfde blad lezen we: Sluit onze grenzen — dan de waarheid gesproken— Het „Utrechtsch Neuwsblad" heeft naar aanleiding van deze plaat terecht geschreven, dat de menschen, die met schijnheilige bezorgdheid internationale conferenties ter projecteering van Joodsche kolonies eischen, de voormannen der N.S.B., zelf in Stürmer-trant meedoen aan het gore spel, dat in Duitschland een van haat en bekrompenheid geladen menigte op de synagogen deed lostrekken, en dat tot het ongeluk van honderdduizenden menschen heeft geleid. Zij „stoken in het Nederlandsche volkshart het vuurtje van het anti-semietisme, om vervolgens met geveinsde treurnis te verzekeren, dat het den Joden zoo slecht vergaat. Wat doet de Nederlandsche Regeering tegen dat alles?" (zie blz. 18). Het antwoord op deze vraag is eenvoudig dunkt ons: zij negeert, studeert en discussieert. Ondertusschen kunnen de anderen: onbelemmerd doen. Hoe lang nog? De derde plaat symboliseert de handelwijze van „Het Nationale Dagblad" der N.S.B., de dagelijksche verschaffer van een rijkelijke portie vergift ter verdelging van het Nederlanderschap. Het groote leed der Nederlandsche werkloosheid wordt hier geplaatst tegenover dat der vervolgde Duitsche Joden, alsof de positie en de armoede van den man zonder werk vergelijkbaar is met den doodsangst en het levensgevaar van beroofde mannen, vrouwen en kinderen, door ont-menschte. beulen vertrapt en onteerd. De Nederlandsche werklooze zal zelf de eerste zijn om, juist doordrongen van zijn smart, dit af te wijzen, want hij wil mensch zijn en blijven. De nationale-socialistische pers misbruikt hem echter om haar antimenschelijke anti-semietisme te propageeren. De Minister van Justitie tolereert, door niet in te grijpen, dit dubbele en onwaardige spel. (Zie blz. 19.) „Het Nationale Dagblad" kan eveneens zijn anti-semietische karakter verder belijden in elk nummer, in bijkans elke kolom. Het exemplaar van 22 November j.1. bevat een ingezonden stuk van „een-niet-N.S.B.-er", die mededeelt, dat het brouwsel van den ",volksgenoot" Rost van Tonningen tot tweemaal toe uit de handen van zijn zoon is gerukt. Plaats der handeling: Ferdinand Bolstraat, Amsterdam (de stad, die volgens het nummer van 21 October j.1. slechts met Jeruzalem verschilt, omdat men er geen Arabieren ziet). „Toen mijn zoon zich bij een agent beklaagde, liepen de daders —' het waren Joden — hard weg. Er wordt veel met het woord „terreur" geschermd. E. d. D. schijnt deze te willen toepassen nu velen uit medelijden Joden juist willen toelaten!" In het nummer van 19 November j.1. mag een ongenoemd Duitsch ambtenaar („hoog-geplaatst" natuurlijk, want de Heer Rost van Tonningen weet waar Abraham de mosterd haalt, ook al zal hij bezwaar maken tegen den perversen Joodschen invloed, die deze zegswijze wederom demonstreert) schimpen en wordt gesproken over „den Joodschen druk" op de Nederlandsche grens, waardoor ons land „in zijn economisch en volksch bestaan rechtstreeks wordt bedreigd". De aangevallene wordt hier tot aanvaller vanwege den onschuldigen Hitier en de schuldige Joden. De gebruikelijke tactiek. En dan durven de Heeren op 1 December j.1. nog boven een onwaarachtig artikel te plaatsen „4000 Joden kosten ONS ƒ 2.200.000,—". Zij, die met anonieme pamfletjes de collecte voor alle (Joden, R.K., Prot., e.a.) vervolgden om ras en geloof trachtten te saboteeren en de Joodsche offervaardigheid te bagatelliseeren. Op 22 October j.1. heeft „Het Nationale Dagblad" een artikel, „Joden en revolutie", geplaatst, waarin: „De Joden zijn in Europa gasten der daar over honderden en duizenden van jaren gewortelde volkeren Waar ze dus beweren wel nationaal te voelen, daar huichelen ze." Ook deze beleediging van Joden — Nederlandsche onderdanen — via een zeer eenzijdige en onware „voorlichting", laat de Overheid passeeren. Zooals zij ook op 5 October j.1. heeft laten gaan het artikel, „Waar de arm der wet niet reikt De Amsterdamsche Jodenbuurt het middelpunt van zwendel en wetsontduiking". In een artikel van 16 November j.1. werd nog dit ongestrafte en geraffineerde staaltje van haat zaaien opgenomen: Het schot, dat Vora Rath doodde, riep herinneringen op. Zoo herinnerde men zich „de wreede terreur van de Joodsche marxisten, de gruwelen van de Raden-Republieken, de moordbenden van de internationalistische samenzweerders tegen de westersche cultuur en welvaart. Men herinnerde zich de Radeks, de Bela Kuns, de Mühsams, de apostelen voor de vernietiging van het gezift, de verwoesters van de gezondheid en de psychopathen die de Kunst verontreinigden en deden ontaarden. Men herinnerde zich de walgelijke provocaties van protserige O.W.-ers, die op café-terrassen hun weelde demonstreerden voor een uitgehongerde menigte, terwijl de frontstrijders met lucifers en veters bedelden. Men herinnerde zich de bejegening van de werkende meisjes in zakenleven en het amusementsbedrijf van de na-oorlogsche jaren. Maar men behoefde niet zoo ver terug te gaan. Het gevaar dat het volk van binnen bedreigde, is nu niet geweken, maar uitgegroeid tot een geweldiger, hatelijker en hoogmoediger octopus, die vanuit de „democratische" landen, vanuit Amerika en vanuit Rusland, Duitschland steeds weer tracht te omknellen. Zijn grijparmen heeten hongerblokkade, leugencampagne, internationalisme, wereldrevolutie, kapitalisme enz. Het internationale Jodendom heeft den werelddroom nog niet opgegeven, New-York is een nieuw brandpunt van actie!" Deze ,,Protocollen"-lectuur mag verspreid worden. Alweer: ongestraft. VOLK EN VADERLAND VAN 28 OCTOBER 1938 6e JAARGANG No. 43 „VRIJHEID" VOLK EN VADERLAND VAN 18 NOVEMBER 1938 6e JAARGANG No. 46 VOLK EN VADERLAND VAN 2 DECEMBER 1938 6. JAARGANG N.. 48 De werkloozen zijn niet goochem genoeg Een wijnhandelaar te Amsterdam (de Heer }. Th. Boelen, de Ruyterkade 120, van Eeghenstraat 68) volgt deze mededeelingen uit „Het Nationale Dagblad" in een gedrukte en verspreide circulaire. Het valt ons mee, dat hij „het internationale Jodendom" nog niet beschuldigt van de moorden op Rathenau, von Schleicher, von Kahr, Dollfusz, etc., etc. In het artikel „Joden en revolutie" van „Het Nationale Dagblad" wordt verwezen naar het boek, „De Joodsche hoogmoed" van prof. H. de Vries de Heekelingen. Aan dezen „hooggeleerde" en zijn handlangers mogen eenige regels worden gewijd. Door hem zijn uitgegeven „De Joden in de Christelijke samenleving" en „De Joodsche hoogmoed". Ze zijn en worden voor den handel gereed gemaakt door de „Zwart-Front'-uitgeverij „Oisterwijk" en de nationaal-socialistische „De Amsterdamsche Keurkamer". In een „wetenschappelijk" kleed worden vervalschingen en leugens van allerlei kaliber, via deze boeken, aan den goed-geloovigen man gebracht. Prof. Leo Polak heeft de qualiteit van het werk van den Heer De Vries de Heekelingen naar waarde in „Het Franse Boek" (Juni en September j.1.) geschat door van een geraffineerd anti-semietisch bedrog te spreken. Het is „een soort propaganda-litteratuur, die enkel in prullemand of vuilnisbak thuis hoort." De brochufes van Ward Hermans en P. E. Keuchenius („Jodendom en Communisme zonder masker" en „Over de Joden (Luther en Kuyper)") liegen eveneens de grofste verjoodschingen in den bekenden zin bijeen. Deze vier „waardige' boeken zijn in de sigarenwinkels der N.S.B. verkrijgbaar. De pers van de N.S.B. adverteert lustig ten behoeve van den propagandistischen verkoop. Uit „De Daad", alweer een blad van de N.S.B., knippen we (21 October): „Wanneet* de Nederlanders één worden, krijgt natuurlijk een volksvreemde geen kans ons te leiden.... Dat is de kern van den strijd der Joden tegen de volks vernieuwing.... De meeste Joden trachten echter, als „Nederlander" vermomd.... onze volksgenooten te bedriegen door te roepen: Help! Nederland's beschaving is in gevaar!, terwijl zij voor hun eigen standje vechten." Uit „De Nederlandsche Nationaal-Socialist", het blad van den • „majoor" Kruyt, dat met een hakenkruis is gesierd: 12 November: Het artikel „Democratische afleidingstactiek" deelt mede, dat het democratische gemenschapsgevoel niets is dan „een soort belangen-gemeenschap van parasieten, die buiten het volk staat. Trouw geholpen door hun aller broodheer Aljuda, vormden zij een eenheidsfront van beroepsdemocraten " Dit nummer bevat eveneens een vies artikeltje overgenomen uit den .... ,,Wekdienst" van 1 November 1938: de schepping van Oberstleutnant a. D. Fleischhauer. Een smerige plaaat staat op de eerste pagina. 19 November: Weer een schandelijke prent. „Ras en Volk hebben een heilige taak.... Volk behoort bij Volk. Dus Nederlanders bij Nederlanders! Evengoed als de landbouwer zijn land cultiveert en van onkruid reinigt, evengoed dient Nederland van alle onkruid gereinigd te worden...." „Volk van Nederland, het duurt onzen tijd niet, voor de uiteindelijke strijd met het Jodendom bevochten moet worden. En wie gelooft in de „fatsoendelijke" Jood moet zijn les maar leeren. Door schade en schande wordt men wijs: echter dikwijls te laat...." 26 November: „Aan dat arme Joodsche volk, die kleine minderheid in ons volksbestaan, is het gelukt binnen enkele eeuwen.... van arm en berooid als ze hier kwamen te worden tot bezitters van ruim 90 % van ons kapitaal.... Evenals de Duitschers dit niet vergaten, zullen ook wij ons dat t.z.t. weten te herinneren. Wanneer wij dan als Nederlandsch volk straks terug zullen nemen wat van ons geroofd en gestolen werd, dan zal het wereldjodendom weer wee en ach te klagen hebben, evenals nu. Wij geven ons volk waar het recht op heeft en wij zullen het beschermen tegen alle gespuis, dat het zal trachten te berooven of te knechten. Wij zullen alsdan handelen zooals de Joden ons dat in het Oude Testament leeren: Oog om oog, tand om tand. Heil Majoor Kruyt. Hoog het hakenkruis." 3 December: De volgende coupletjes zijn ontleend aan een vers, „Wat nu??", neergeschreven en gedrukt naar aanleiding van het Aneta-bericht, dat elf gevluchte Duitsche Joden, welke als „toeristen" in Indië aan den wal trachtten te komen, vastgehouden zijn en met de eerstvolgende boot teruggezonden werden. „Bij 't varen op de Roode zee Gedachten zij hun Mozes, Die tot zijn dapper volkje zei: „Hier gaan we door-toe, hoos's!" De booze tongen zeggen wel: Waarom de Roode zee door? Omdat hij met dat boevenpak Op straat niet wou gezien, hoor! Ze gingen niet naar Zion, zeg. Die ellef joden (rooje). Daar woont geen enk'Ie kristenhond, Dus valt daar niks te vlooien! Met d'eerste boot gaan ze weerom Wéér door de Roode zee heen! Ach, Mozes keert zich om in 't graf Van 't smartelijk geweeheen. Wat nu met deze lui gedaan? In Holland houden? Dank je! Aan 't elftal zit een misselijk, Een al-doordringend stankje Zij stinken naar het zweet van hen Die zij eenmaal beroofden, Toen z' in de Weimar-republiek Sint Marx nog luidkeels loofden. Weer terug naar Indië — terug naar hier? Dat lijkt wel kaatseballen! Het best is in de Roode iee Ze maar te laten vallen " Wij mogen aan den Minister van Justitie vragen: Excellentie, kan dit nog langer worden geduld? De gearresteerde jonge-mannen, die in „De Bijenkorf" te Amsterdam, anti-semietische pamfletten verspreidden, winkeljuffrouwen beleedigden en ongepaste herrie schopten, zijn er het slachtoffer van. Zij maken deel uit van de groep des Heeren van Rappard, die, indien mogelijk, nog walgelijker voortbrengselen vervaardigt voor zijn ,,De Nationaal-Socialist". Twee scholieren van 16 en 17 jaar, een 18-jarige typograaf, een 20-jarige student en een 20-jarige colporteur nam de politie mee. Hun veroordeeling zal de werkelijke daders, die hun jonge hersenen vergiftigden, niet raken. En die juist moeten achter slot en grendel. De plaat van ,,De Misthoorn", (zie blz. 24) met als titel ,,Mokum op Sjabbos", voorkomende op de eerste bladzijde van het nummer van 15 November, behoeft geen enkele toelichting. Het onderschrift, dat de Joden voorstelt als „onverteerbaarheden, die in het Europeesche samenlevingsgestel ziekelijkheid van gevoel en onwelzijn veroorzaken, tot verettering toe , levert afdoende commentaar. De redactie van dit officieele orgaan van het „Comité tot bestudeering van het Joodsche vraagstuk", de Heeren Dr. P. Molenbroek en de germaansche held, die zich achter Jan Stoutenburg verschuilt (de Heer J. Nijsse, Gezichtslaan 1, Driebergen), profiteert door deze publicatie van het gebrek aan activiteit van den Minister van Justitie en verschillende gerechtelijke autoriteiten of van een ondeugdelijke wetsbepaling. Het prestige van den rechtsstaat kan moeilijk door de mogelijkheid van publicaties als deze worden gediend. Met de „inscherping" van den Minister van Justitie wordt wrang gespot. De verspreiding van dit nummer van „De Misthoorn" had moeten worden voorkomen. Voor het loket „frankeering bij abonnement" zou deze lectuur de grijpende hand van het gezag hebben moeten voelen. Het geheele nummer tast onze Nederlandsche samenleving aan. Onder het fraaie kopje, „Nieuwe bloedschuld van Israël", bevindt zich o.a.: „Onafzienbaar is de reeks van politieke moorden, welke door het internationale Jodendom zijn gearrangeerd met het uitsluitend doel den wereldvrede te verstoren door de eeuwen heen vinden we den politieken moord terug als een der voornaamste wapens van het Jodendom In Duitschland heeft de moord „op een veelbelovenden jongen Duitschen diplomaat " „aanleiding gegeven tot hartstochtelijke demonstraties tegen de Joden; het was de druppel, die de maat deed overloopen. Het Duitsche volk, dat duizenden van zijn beste zonen door de manipulaties van het Jodendom verloren heeft en jarenlang tot het uiterste getergd is, heeft zijn geduld verloren en schreeuwt om wraak „De Protocollen van de Wijzen van Zion", waarover wij in de brochure „Regeering, Regeer!" van September j.1. schreven, worden in dit exemplaar van „De Misthoorn" weer ten verkoop aangeboden. „Prijs 35 cents. Toezending aan onbekende adressen alleen na ontvangst van het verschuldigde bedrag Men bestelle spoedig!" De Duitsche „De Stürmer" van Julius Streicher tracht men Ie IAARGANG 15 NOVEMBER 1938 No. 12 D^ïtUst^OOÏK Onafhankelijk en onpolitiek orgaan tot wering van den Joodschen invloed Officieel orgaan van het Comité tot bestudeering v. h. Joodsche vraagstuk Onder redactie v Or P Molenbroek en | Stoutenburg Men stelle den abonnementsprijs zelf naar draagkracht vast: minimum voor Nederland en de Indien 75 Ct p. kwartaal of f 1.- p. |aar. Buitenland f 4.- p iaar, fr. p p. Verschijnt halfmaandeli|ks — Adres van Redactie en Administratie: Postbus 744. Rotterdam — Giro No. 322600 ten name v. J. Nijsse. R dam - Losse nummers 1 Set. Mokum op Sjabbos buiten onze grenzen te houden, omdat beleedigende vuilschrijverij niet in ons land behoort, doch de „Nederlandsche" „Stürmer". die ,,De Misthoorn" heet, kan zijn menschen-onteerende activiteit keer op keer ontplooien. Deze „geestelijke contrabande" moet van ons vaderlandsch erf worden verwijderd. Niet morgen, maar vandaag! Niet even, maar voor goed! Met in-beslag-nemingen kan hier niet worden volstaan. De Justitite brenge de redactie en haar eventueele opvolgsters snel waar zij behooren: binnen de veilige muren onzer strafgevangenis. Deze personen, verantwoordelijk voor het bedoelde geschrijf, late men niet op onze Nederlandsche cultuur los. Duitsche hulp aan anti-semieten. „Majoor" Kruyt maakt gebruik van den „Wekdienst ' uit Erfurt. Het „Comité tot bestudeering van het Joodsche vraagstuk" eveneens ten behoeve van „De Misthoorn". Van het Oosten stamt ook het thans in Nederland verbreide „grapje", dat de bladzijden 26 en 27 van deze brochure weergeven. Het Duitsche exemplaar van het „Faltblatt" is „gesetzlich geschützt" en nadruk ervan is verboden. De anti-semieten in ons land behoeven zich van deze wettelijke bescherming en van dit verbod blijkbaar niets aan te trekken. Zij kunnen na-teekenen en verspreiden. Het vouwblad wil de oplossing geven van de vraag: „Wie verstoort den wereldvrede??" Door het blad, gelijk de Duitsche gebruiksaanwijzing verklaart, „zweimal langs und dann zweimal quer" te vouwen wordt de verstoorder van den vrede, die in alle volkeren zich nestelde, zichtbaar. De didactische gebruiksaanwijzing en het fabrieksmerk vindt de lezer hieronder gereproduceerd. IHi Allelnvertrleb Haus der Neuheiten ■■ ■■ A. Jennl, Dresden A 1, Scheffelstr. 30 BB 5th°k" 2?oN m°rhe ^^Blojkhausflrucker^ Wer stort unter allen Vólkern den Frieden ? Legen Sie das Faltblatt in Freundes oder Bekanntenkreisen geöffnet vor und stellen Sie vorstehende Frage. Die Leute werden nun, je nach ihrer Einstellung, fiir eins der darsestellten Völker (Engiander, Neger. Franzose und Chinese) stimmen. Nachdem nun alle ihre Meinung geöuftert haben, erklaren Sie alle Meicungen als falsch, denn der Friedensstöter sit7.t unter allen Völkern versteekt; nicht nur bei den dargestellten Vöikern, nein, bei alle Völkern, auch bei uns, wühlen diese Friedensstörer mit ihren ewig lachelnden Saiansgesiditern immer wieder heimlich un heimlich. Die meisten erkennen leider den Feind noch nicht, auch aut dem Faltbogen nicht, obwohl die?er Erbfeind in den Abbildungen entha'ten ist- Fa'ten Sie entsprechend den vorhandenen Briichen das Blatt zunüchst zweimal Unes und dann zweimal quer und der Störenfried des WeKfriedens, der Urheber des Weltkrieges, der Kulissenschieber aller Weltkrisen und alles" Weltelends erscheint, der, unter allen Völkern sitzend, die Völker gepeneinarder verhetzt und wiihlt und BrSnde schiirf, und dann im VVirrwarr se>ne Beute zu machen. nnn Helft alle aafzuklaren! ■■■ De overneming van deze Duitsch-arische „mop" bewijst wederom het bestaan van een innig contact tusschen Duitsche en Nederlandsche Jodenhaters. Erfurt — „De Misthoorn" c.s. visa-versa. WIE VERSTOORT DEN WERELDVREDE?? Wer ftört unter allen Völhern den Sneden? Ge|et>lii)rudi vcrboiak Erkiarung umatehend I Dit eischt van de Overheid, die onze zelfstandigheid moet bewaren, een krachtig geleid en uitvoerig onderzoek met het trekken van alle noodzakelijke consequenties. Is hét nog noodig uit dezen poel anti-semietische brokstukken van „Zwart Front", „De Controleur", of hoe deze verschijnselen meer mogen heeten, te visschen? Het is overbodig, verspilling van energie. Tegen deze „zwarte schaduw over onze beschaving", tegen deze „laffe smeerpijperij van het anti-semietisme", zooals de „Nieuwe Rott. Courant" het uitdrukte, moet opgetreden worden. Dadelijk, snel en doeltreffend. Het Nederlandsche volk en zijn vertegenwoordiging zullen de wapenen moeten scherpen. Uitschakeling, geen gelijkschakeling zij het parool. De gezonde geest van ons volk. De aandacht moet hier worden gevestigd op „den grooten zedelijken ondergrond . waarop de Minister van Justitie, blijkens zijn rede van 18 November j.1., wil bouwen. Deze basis is het onwrikbare geloof in de „regenereerende krachten in de eigen volksgemeenschap, waardoor het van meet af aan vast moet staan als een paal boven water , dat onvaderlandslievende bewegingen geen kans hebben en nooit een kans zullen krijgen. Dit heerlijke vertrouwen in den gezonden geest van het Nederlandsche volk bij een Nederlandsch minister kan slechts vreugde scheppen, indien het maat weet te houden. Overdreven vertrouwen schenkt aan een geraffineerde propaganda zeer gemakkelijk gelegenheid tot vergiftiging van den geroemden volksgeest, omdat de overschatting zich wiegt in de zalige rust van een „dat gebeurt hier niet". Vertrouwen heeft slechts waarde, indien het zijn grenzen kent. Alleen op een afgepaald terrein kan men zich verschansen voor den vijand. Doet men dit niet, dan gaat zelfs aan het oog en oor voorbij, dat bepaalde en geachte voorlichters bezig zijn als slachtoffers ten onder te gaan. Wij hebben sterk den indruk, dat de weinige, openbaar blijkende activiteit van den Minister van Justitie en zijn ambtenaren inzake het vraagstuk, dat ons bezig houdt, het gevolg is van een vertrouwen, dat realiteit mist. De onvaderlandslievende bewegingen hebben meer invloed dan blijkbaar wordt gekend. Eenige voorbeelden mogen hier illustreeren. I. Het katholieke comité van actie, „Voor God ', heeft een jaarboek uitgegeven, „Zonnewijzer" genoemd, met den ondertitel, „Almanak voor het katholieke gezin". Secretaris der redactie van deze almanak was de Heer Henk Kuitenbrouwer, die deel uitmaakte der redactie van het inmiddels verdwenen maandblad „De Nieuwe Gemeenschap", waarin het anti-semietisme van een groep katholieken werd gespuid. De wering van bekende anti-fascistische, katholieke letterkundigen als Anton van Duinkerken en Jan Engelman moet mede tot zijn positie worden teruggevoerd, omdat fascistische bacillen uit het laboratorium van „Zwart Front (leider Arnold Meyer) in hem huizen. Na eerst gebruik te hebben gemaakt van den anti-semietischen teekenaar van „Zwart Front", den Heer C. A. M. Thole, werd door het comité een beroep gedaan op den Heer Kuitenbrouwer om zich naar het katholieke propaganda-centrum te laten schuiven. II. In het katholieke blad voor de katholieke jongeren, „De (jonge Wacht", (Redactie Br. Amantius M.) verschijnt een serie artikelen onder het hoofd: „Dictators onder de loupe". De qualiteit van deze loupe blijkt bij de beschouwingen, die aan Mussolini zijn gewijd. In het nummer van 29 October j.1. wordt hij geschetst als „een man met enorme werkkracht en met geniale leidersgaven , een eerbiedafdwingende figuur, „een van de felste bestrijders van het communisme , en zoo maar voort. Dit zinkt echter geheel in het niet vergeleken bij wat de schrijver over Italië's strijd om Abessynië weet te melden. Op blz. 694 wordt hierover aan de katholieke jeugd medegedeeld: „Of die strijd nu heeleraaal rechtvaardig is geweest is moeilijk uit te maken." Het geestelijke toezicht op deze uitgave plaatst op de laatste pagina van het nummer: „Nihil obstat: G. P. J. Bannenberg, a.h.d., Buscoduci, die 20 Oct. 1938.' „Geen bezwaar" voor U, katholieke jeugd! III. Het anti-revolutionaire dagblad „De Standaard schreef onlangs: „In het verleden heeft ons Christenvolk ook gezucht onder de Joodschliberale tyrannie. Een halve eeuw geleden werd ook in Nederland de liberale pers en de geldmarkt door de Joden beheerscht. De onwaarheid en onwaarachtigheid van deze tendentieuze wijze van voorstellen heeft „De Vrijheid van 7 December 1938 aan de kaak gesteld door op te merken, dat in Nederland nooit een Joodsch premier is geweest. En, wat de liberale pers betreft: in den door „De Standaard" bedoelden tijd waren achtereenvolgens de nietJoden Lamping en Zaayer hoofdredacteur van de „Nieuwe Rott. Courant", was Charles Boissevain de belangrijkste figuur van het „Algemeen Handelsblad , gaf een man als Ritter Sr. cachet aan het „Nieuws van den Dag", waren achtereenvolgens Goeman Borgesius en Macalester Loup hoofdredacteur van „Het Vaderland", redigeerden Pyttersen en Van Gilse de voornaamste bladen in Arnhem, was Bothenius Brouwer een bekend journalist in Leeuwarden en hadden Veenhoven en De la Rivière de leiding van de Groningsche pers. Etc., etc. Ook onder de directeuren der dagbladen kwamen bijna geen Joden voor. Bij de groote liberale kranten in het geheel niet. Ook ten opzichte van de geldmarkt is de voor- stelling van zaken van „De Standaard" overdreven, dus onwaar. De vraag, aldus ,,De Vrijheid", rijst voorts, of ooit een Jood in Nederland zoo'n belangrijken invloed heeft gehad op het liberalisme als de Joodsche bekeerling Isaac da Costa op het calvinisme. IV. In het verrukkende genot van „Christus vóór alles" kan het lid der N.S.B., Ds. Mr. L. C. W. Ekering, de leiding dragen van de „Morgenwijdingen" bij de A.V.R.O. En dat samen met een deel zijn van den „Opstelraad" (het arische woord voor „redactie") van het blaadje „Evangelie en Volk", waarin het „politieke Christendom" wordt bestreden met de politiek van de nationaal-socialistische beweging. De „uitingen van voorliefde voor vruchten van de Fransche revolutie van 1789" wil hij daar helpen neutraliseeren door „een prediking der vruchten van de revolutie van 1933"! Bijvoorbeeld aldus in het artikel van den Heer D., getiteld „Geloof en Wereld" in het nummer van October 1938: „Daar hebt ge bijvoorbeeld het geval Niemöller ik ben volkomen overtuigd, dat deze Niemöller in het geheel niet om het evangelie vervolgd wordt — dat is onzin — maar om zijn politiek gedoe op den kansel terwijl de politieke partijtwist verboden is, zou deze Niemöller den kansel willen maken tot een vrijplaats voor nieuwe politieke tinnengieterij. Dat gaat natuurlijk niet en heeft met „vrijheid van het evangelie" niets te maken. Het evangelie in Duitschland is volkomen vrij " De A.V.R.O. laat den Heer Ekering, die mede-verantwoordelijk is voor dit Duitsche geschrijf, tevens praten op den herdenkingsdag van het 40-jarig Regeeringsjubileum van H. M. de Koningin in een „Wijdingswoord", hoewel bekend kan zijn, dat de N.S.B. ten onzent het Koninklijk Huis van Zijn luister berooven wil. Het is duidelijk, dat het geestelijk voedsel door dezen nationaalsocialistischen predikant, verspreid via de microphoon van een nationale en neutrale omroepvereeniging, niet kan strekken ter versterking eener geestelijke en nationale weerbaarheid, omdat het begrip der neutraliteit foutievelijk met onverschilligheid gelijk wordt gesteld. Daarvoor is ook de interpretatie door Ds. Ekering van de germaansche trouw, eer en oprechtheid zeker ongeschikt. Deze voorbeelden uit het katholieke, het calvinistische en neutrale kamp wettigen natuurlijk geen wantrouwen in de katholieke, calvinistische of neutrale stroomingen in ons volk. Wat wij met deze vier feiten hebben bewezen is niets meer, maar ook niets minder dan dat overschatting van de onvatbaarheid van den gezonden geest van het Nederlandsche volk tot teleurstellingen leiden moet. Onwetendheid en wanbegrip vervormen het gezonde oordeel zelfs van leiding-gevende instanties van ons volk. Het bewijs werd geleverd. Dit eischt van de Overheid doortastendheid. Zij wake overal en altijd over de Nederlandsche cultuur. Daarbij ga zij steeds vooraan, omdat zij Overheid is. Zij hebbe het stuur in handen. Kortom: zij regeere! Met de tentoonstelling van het geloof in de regenereerende krachten is de regeeringstaak niet volracht. Zij kunnen zich immers slechts doen gevoelen, wanneer vergift wordt uitgebannen. Dus: 1. De artikelen 137 c en 137 d van het Wetboek van Strafrecht moeten worden toegepast. Elementen, die een handhaving der wet verhinderen, dienen te worden verwijderd. Ook voor hen staat, om met „Het Algemeen Handelsblad" te spreken, een trein naar het Oosten gereed. 2. Anti-semietische wanstaltigheden, die niet door de artikelen 137 c en 137 d kunnen worden uitgebannen, zullen onder nieuwe artikelen moeten vallen. Daartoe worden deze voorgesteld: Artikel 137 e. Hij, die in het openbaar uiting geeft aan gevoelens van vijandschap, haat of minachting tegen een of meer groepen der bevolking van Nederland wordt gestraft met gevangenisstraf van ten "hoogste vier jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. In dit en in het volgend artikel wordt onder groep verstaan elk deel van de bevolking van Nederland, dat zich door godsdienst, ras, herkomst of afstamming onderscheidt van een of meer andere deelen van die bevolking. Artikel 137 [. Hij, die een geschrift of afbeelding, waarin gevoelens van vijandschap, haat of minachting tegen een of meer groepen der bevolking van Nederland tot uiting komen, met het oogmerk om aan den inhoud ruchtbaarheid te geven of de ruchtbaarheid daarvan te vermeerderen, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren en zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het feit, nog geen vijf jaren zijn verloopen. sedert een vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet. ue onoescneiaenneid van het jonge brochure niet in de pen gegeven. Liefde tot ons vaderland was de drijfveer. Als jongeren hebben wij wederom slechts een gedocumenteerd beroep willen doen op de autoriteiten des lands om er zorg voor te dragen, dat zij Nederland, waarin de jongeren van thans ook straks met vreugde willen leven, onaangetast, als Nederland zonder meer, zullen kunnen overdragen. December 1938.