WAARHEID EN LEVEN PSYCHOSOPHISCHE VERHANDELINGEN ONDER REDACTIE VAN PROF. J. P. VERHAAR NI ET-KATHOLIEKE LEVENSWIJSHEID DE O X F O R D-G ROEP Imprimi poiest: VICTOR ESSER, S.J., Praep. Prov. Neerl. Hagae Comitis, die 9 Martii 1937 Evulgetur: J. P. VERHAAR, Rotterdam, die 19 Martii 1937 PROF. TH. PIKET, S. J. DE OXFORD-GROEP UITGEGEVEN IN HET JAAR 1 937 DOOR N.V. PAUL BRAND'S UITGEVERSBEDRIJF - HILVERSUM INLEIDING. De „Oxford-Groep" of wellicht nog beter') „Groepen"- of „Groepbeweging" vaart thans als een krachtige stroom van geestelijke vernieuwing over de wereld ... Ja, men spreekt van die zijde reeds over „een christelijke wereldrevolutie" 2), „een Herboren Kerk" 3), over „het allerbelangrijkste wat er op het oogenblik in beweging komt" 4). En al is aan de Beweging een zeer sterke reclame-geest niet vreemd, het is toch bijv. e e n f e i t dat in den zomer van 1936 in Birmingham niet minder dan 15000 menschen uit 30 verschillende nationaliteiten bijeen waren, allen bezield met die ééne gedachte: „in moderne taal de boodschap van Jezus Christus aan de menschen te prediken en een nieuwe wereld op te bouwen onder leiding van den H. Geest ... Het is e e n f e i t dat thans reeds honderdduizenden door de Beweging gepakt en zeker wel millioenen beïnvloed zijn ... Ook in ons land hebben zich velen onder haar vanen geschaard; ja zelfs de Groep is bij ons reeds hier en daar bezig een Volk s-beweging te worden, evenals dat in landen als Engeland, Canada, Noorwegen, Denemarken en Zuid-Afrika het geval is. De groote bijeenkomsten te Utrecht van Mei 1937 leggen te dien opzichte een welsprekend getuigenis af! Hierbij komt dat de Groep, al is ze een typisch protestantsche Beweging, zich ook richt tot de Katholieken5), die bovendien ofschoon in klein getal - op enkele plaatsen reeds hebben gereageerd. Vandaar de noodzaak om ook onzerzijds aangaande dit „revival tot een objectieve waardeering te komen; — waartoe de navolgende beschouwingen een poging willen zijn. Ze zijn gegroeid uit een reeks artikelen in het tijdschrift „Studiën" van 1936 en 1937. Een woord van diepe erkentelijkheid aan de velen, die mij bij het volbrengen van deze niet gemakkelijke taak met raad en daad ter zijde hebben gestaan, mag tenslotte niet achterwege blijven. HOOFDSTUK I. DE „GESCHIEDENIS" DER GROEP. A. HET ONTSTAAN. Tot recht begrip van de Beweging eerst iets over haar geestelijken vader, haar stuwkracht en leider: Frank Buchman. Zoo zullen wij het „Groupmovement"-zelf beter leeren verstaan: het „forma gregis" van I Petr. 5 : 3 vindt hier wel een zeer treffende toepassing! Frank Buchman dan, van Zwitsersche afkomst, werd in Amerika geboren: te Pennsburg in 1878. Zijn ouders waren Luthersch. Na zijn opleiding aan het Luthersche theologische seminarie te Philadelphia, zette hij zijn studies in Engeland voort en vertrok daarna naar Duitschland, waar hij zeer bijzondere belangstelling toonde voor het werk der „inwendige zending". Daar ook kwam hij in aanraking met de meest eminente vertegenwoordigers van den christelijk-socialen arbeid en met vele vormen van protestantsche geloofsopleving. Dit verblijf in Duitschland is van onberekenbaren invloed geweest op de verdere ontwikkeling van „Frank", zooals de Groep hem eenvoudig noemt. Het bevestigde en versterkte zijn actieven aanleg. Hij is een man van „aanpakken 6). Terug in Amerika werd hij predikant in een buitenwijk van Philadelphia. Hij kreeg een winkel op den hoek van een straat cadeau en daar vormde zich in korten tijd onder Buchmans energieke leiding „de Kerk van den Goeden Herder" — voor armen en behoeftigen. Sinds 1904 gaf hij zich meer aan de jeugd. Zoo zien wij hem na eenigen tijd als huisvader over een hospitium voor jonge mannen, die zonder ouderlijk toezicht in de groote stad Philadelphia vertoefden. Zijn invloed od de ionge menschen was wonderbaar: door vriendelijkheid, diep- begrijpen en rechtvaardigheid verstond hij de kunst alles met hen te bereiken. Na vijf jaar echter komt de gebeurtenis, die de groote kentering in zijn leven zal inleiden: er ontstaat een botsing tusschen hem en het overige bestuur van het hospitium. Hij legt zijn functie neer; ontstemd en verbitterd neemt hij de boot naar Europa; na vele omzwervingen op het vasteland komt hij eindelijk te Keswick, een klein plaatsje in Engeland. Dit is het beslissend moment van zijn leven; hier had hij, zooals de Groepbeweging het zoo graag uitdrukt „het visioen van een door Christus geleide wereld, onbezoedeld door de zonde". Wat is er dan gebeurd? Iets zeer simpels: hij is met nog slechts zeventien bezoekers in het kleine kerkje der Pinksterbeweging te Keswick; voorgangster is een vrouw. Zij spreekt met veel eenvoud over het Kruis van Christus en de zonde van de menschen. En daar, in een aangrijpend visioen, toonde zich de Man Yan Smarten aan den nog steeds verbitterden Buchman ... „Een oneindig lijden teekende zich af op het gelaat van den Meester en ik zag voor het eerst den afgrond, die mij van Hem scheidde." Dit was alles. Maar voor Buchman was het genoeg. Als door een wonder gingen hem thans de oogen open: hij zag in dat het z ij n zelfzucht, z ij n wrevel waren die hem beletten den zielenvrede te smaken. Anderen had hij voor Christus willen winnen en zichzelf had hij „verloren laten gaan". Buchman was bekeerd. Op slag. Hij was in den greep van den H. Geest. Hij „gaf" zich aan God. — In de door hem gestichte beweging zal de „surrender", de volledige zelfovergave aan den H. Geest, de hoofdrol blijven spelen. Hij liet het echter niet bij vrome gevoelens: hij is immers een man van de daad. Hij voelt zich thans door Gods Geest gedreven („divine guidance") om zijn zonde te belijden, ze „goed te maken" en er van te getuigen. — Ook in de Groepbeweging zal naast de „guidance" tot het wezenlijke behooren: het „goedmaken" (restitution) en vooral: het befaamde „deelen" (sharing) d.w.z. het mede-deelen van zijn zonden en wel in tweevoudigen vorm: door b e I ij d e n i s aan een vertrouwd vriend en door getuigenis voor de heele groep (in de „house-party'). Zooals gezegd: Frank Buchman is een man van de daad. Thuisgekomen schrijft hij onmiddellijk zes brieven, aan ieder namelijk der zes bestuursleden van het jongenshuis te Philadelphia, tegen wie hij tot nog toe steeds gewrokt had en afkeer gekoesterd. Hij beleed zijn schuld en vroeg oprecht vergiffenis. Boven elk dezer brieven schreef hij: When I survey the wondrous Cross On which the Prince of Glory died, My richest gain I count but loss, And pour contempt on all my pride*). Hij hoorde nooit iets van deze zes menschen ... Maar voor het eerst na een jaar voelde hij de macht van Christus als een levende werkelijkheid tot hem terugkeeren ... „And pour contempt on all my pride .. ." 7). *) En staar ik op dat wondervolle kruis, Waaraan de Vorst der Waarheid stierf Dan schijnt mijn rijkst bezit als stof En al mijn trots veracht ik diepl (Vertaling uit: „W atisdeOxfor d-G roe p?" 2e dr., p. 72.) Bij de familie waar hij logeerde „getuigde" hij daarna van zijn zonden en van zijn bekeering door de kracht van den H. Geest, met het gevolg dat een zoon des huizes, student te Cambridge en totaal ongeloovig, radicaal veranderde en „gewonnen werd voor Christus". Ook dit eerste apostolaat is typeerend voor Buchmans later wörk. Het door hem in te luiden „revival" zal vooral veel aanhang vinden bij de enthousiaste jeugd, de studenten. De Groepbeweging is voor een groot deel een Beweging van jeugdigen; bijna hadden wij gezegd: een jeugdbeweging ... t Zoo iemand, dan heeft Buchman het geheim begrepen om de jeugd te enthousiasmeeren: een hoog ideaal en een onverwoestbaar optimisme ... Na zijn terugkomst in Amerika (1909) wordt „Frank" secretaris van de bekende Y.M.C.A. (Young Men Christian Association) en vormt onder de studenten systematisch zijn eerste leerlingen. Vanuit Amerika begint hij zijn veroveringstochten over de geheele wereld8). Bijzonder veel succes heeft Buchman in China. In 1918 organiseert hij te Kuling, bij een bekeerd Chineesch diplomaat, de eerste „house-party" ®). In 1921 werd te Cambridge een bijeenkomst gehouden, waarbij ook veel bezoekers van Oxford tegenwoordig waren. Van deze „houseparty" is de vonk overgeslagen op Oxford. De universiteitswereld aldaar werd in beroering gebracht en zoo vond de groep een nieuw en allerbelangrijkst centrum van activiteit, zoowel onder professoren als studenten! 10) Vandaar de naam „Oxford-Groep" 11). B. DE VERSPREIDING. In der tijd schreven wij („Studiën" 1936, p. 264), dat de groei der Beweging fenomenaal is geweest. Hij kan vergeleken worden met de ontwikkeling van het vliegwezen in de laatste twee decennia! Het volgende overzicht moge daar een illustratie van zijn: 1922: Vereenigde Staten. Veel aanhang bij de Anglicaansche geestelijkheid en op de Universiteiten. 1923: Indië. Australië. 1927: Holland"). 1928: Zuid-Afrika. 1930: Schotland. 1932: Zwitserland, Frankrijk, Canada. 1933: Duitschland *). 1934/5: Noorwegen, Denemarken. 1936: Tsjecho-Slowakije, Zweden, etc. 1937: Finland13). De Groep-beweging begint in den regel haar werk in de hoogere kringen. — Zij wordt wel het Leger des Heils van den hoogeren stand genoemd. — Maar van hieruit wil men ook de andere standen bekeeren. In bijna ieder geschrift van de Groep wordt verzekerd dat zij de „levensverandering" van allen wil. 'n Typisch voorbeeld van zulk een bekeeringsactie is de groote campagne in October 1933 te Londen, gehouden met officieele goedkeuring van den Anglicaanschen bisschop aldaar en den primaat van Canterbury. Buchman zelf met nog 500 leden der Groepbeweging „missioneerden Londen op strikt systematische wijze. Uit het bovenstaande is reeds eenigszins de houding van den bisschop van Londen gebleken; deze bepaalt zich overigens niet tot een lijdelijk *) Ook met Hitier is „Frank" in persoonlijk contact geweest. s goedkeuren: hij geeft bovendien zijn volle adhaesie en werkt volop met de Groep mee. Ook de andere Anglicaansche *) bisschoppen hebben hun gedragslijn thans officieel vastgesteld. Bij het meerendeel vindt de Groep een vrij goede ontvangst14), alleen staan zij gereserveerd tegenover haar onvoldoende princiepen en de gevaren in haar methode van propaganda **). Slechts bij 'n enkele treft men een uitgesproken vijandige houding aan, n.l. Dr. Henson, den bisschop van Durham 1J). In andere landen werkt de Groep eveneens met bijstand of goedkeuring van geestelijkheid, ja, soms zelfs van hooge kerkelijke autoriteiten. Aldus in de Vereenigde Staten, Canada, Zuid-Afrika en vooral in geheel Scandinavië. Zoo hield de Luthersche bisschop van Kopenhagen, dr. H. FuglsangDamgaard, den 10en December 1935 op de Eyangelisch-Luthersche conferentie van Berlijn een gloeiende verdedigingsrede voor de Groep, waarin hij wees op de zegenrijke resultaten in Denemarken 1é). Ook in o n s I a n d vindt ze van de zijde van enkele ambtsdragers, met name in de Ned. Herv. Kerk, grooten steun. Hier moeten we denken aan ds. Creutzberg, den bekenden liturgischen predikant, door wiens toedoen ook dr. J. Duys voor de beweging gewonnen werd. *) Van katholieke zijde was einde 1936 in Engeland nog geen officieele uitspraak omtrent de Groep gedaan; in Ierland werd in December '36 door het episcopaat aan de Katholieken alle deelname verboden. **) Deze approbatie van de zijde der kerkelijke autoriteiten mag toch op ons Katholieken niet te veel indruk maken: in vele hooge Anglicaansche kringen nl. is het modernisme overheerschendl Vandaar dat men niet zulke groote bezwaren heeft tegen de Groep ondanks haar zoo pragmatisch, ondogmatisch karakter. Veelzeggend is in dit verband dat de A n g I o-k atholieken (o.a. het weekblad The Church Times!) meer gereserveerd zijn in hun houding ten opzichte van de Oxford-Groep. Zelfs kwamen onder invloed van de Groepen op den 2en Januari 1934 meer dan 50 predikanten van minstens vier verschillende richtingen te Oosterbeek samen, om onderling te spreken over de hoogere belangen van hun ziel. Toch mag nooit vergeten worden, dat de OxfordGroep in haar wezen een leekenbeweging is. We komen later nog op dit aspect terug. Uit al het bovenvermelde blijkt echter voldoende dat deze Beweging volstrekt geen nieuwe secte wil zijn. Haar doel is geen ander dan: betere leden der Kerk te maken17); al moet aangaande de practijk gezegd worden dat van de zijde der Groep de critiek op de Kerk vaak veel te hevig en te bitter is en van de zijde der Kerken dat de aanvaarding der Groep nog verre van algemeen is. We denken bij dit laatste aan de weinige sympathie bij de nietAnglicaansche kerkgenootschappen in Engeland en de vijandige houding van de Gereformeerde Kerken ten onzentia). Toch — de Groep is zich bewust dat in dit i n t e r-c o n f e s s i o n e e I e karakter haar kracht ligt; vandaar dat ze niets liever zou zien dan haar invloed ook ingang te doen vinden onder de K a t h o 15e k e n. De groote vraag is echter, of ze zelfs alleen onder de Protestanten dit interkerkelijk karakter lang zal kunnen behouden. Ook het Methodisme en zooveel andere religieuse opwekkingen wenschten aanvankelijk allerminst een nieuwe „secte" te vormen! *) *) Waar wij, hier en elders, spreken over protestantsche „secten" naast de oHicieele protestantsche „kerken", passen we ons aan bij het vooral in Engeland algemeene spraakgebruik. Wij Katholieken moeten echter alle protestantsche kerken als „secten" in den eigenlijken zin van het woord beschouwen: „Credo in u n a m, sanctam, catholicam et apostolicam ecclesiam". En — die é é n e Kerk is een zichtbare... Dus — niet zoo heel moeilijk te vindenl Sluiten wij thans ter wille van de steeds door ons nagestreefde objectiviteit dit hoofdstuk met een der meest recente officieele goedkeuringen, waarin de Groep zich verheugt, n.l. die van den Anglicaanschen Bisschop van New-York in zijn preek op 1 November '36 in de Calvary Episcopal Church: „Het doel van deze Beweging is: mannen en vrouwen steeds meer te brengen tot het geloof en de kennis en de leiding van Onzen Heer Jezus. Dit is het zelfde doel waartoe de geheele Kerk Gods op aarde is geroepen. — Overal moet de heele Kerk aangespoord worden tot een vollediger besef en verwezenlijking van haar taak en haar getuigenis van Jezus Christus; en voor al hetgeen de Groep-beweging tot dit groote doel kan bijdragen, breng ik dank aan God. — Doch onze godsdienst als christenen beteekent niet alleen geloof in Jezus Christus, het beteekent ook dat wij in ons eigen leven iets hebben van het leven van Christus en van de kracht van Christus: het geheele Nieuwe Testament is daarvan vol. — Die kracht, welke Christus ons geeft en welke Hij alleen ons geven kan, moet zich toonen in ons dagelijksch leven en onze dagelijksche relaties en in al onze verhoudingen, zooals de GroepBeweging dit terecht beklemtoont: in eerlijkheid, in reinheid, in onzelfzuchtigheid en in liefde voor alle menschen, van welk ras, geloof of kleur ze ook zijn mogen." („The British W e e k I y", 26 November 1936.) In hoeverre wij Katholieken dit oordeel over de Groep — die hier wel in zeer ideale trekken geschilderd is — kunnen overnemen, moge blijken uit hetgeen volgt. HOOFDSTUK II. DOEL, PRINCIEPEN EN METHODEN. „Het DOEL van de Oxford-Groep is, in de wereld de erkenning te brengen van de macht van den Heiligen Geest als een kracht voor geestelijke en materieele bevestiging en verbetering van die wereld; in ons ieder persoonlijk het besef te doen ontwaken dat wij door de zonde onze geestelijke erfenis verspillen en Gods bedoelingen met ons verijdelen" *). „In ons ieder persoonlijk het besef te doen ontwaken ... Deze woorden zijn van veel belang, want nooit mag de geraffineerde propaganda en de „wereldsch"-aandoende reclame van de Groep ons de oogen doen sluiten voor het feit, dat het zwaartepunt en het kernpunt der Beweging ligt in het aanpakken van den individueelen mensch, in het stille gesprek onder vier oogen . .. „Die Gruppenbewegung ist, wie alles Lebendige, eine complexio oppositorum, eine Vereinigung des Gegensatzlichen. Sie ist Iaut und massenartig in ihrer ersten vorbereitenden Arbeit, sie ist still und ganz und gar auf den einzelnen gerichtet in ihrer eigentlichen entscheidenden Arbeit... Das Entscheidende geschieht im seelsorgerlichen Gesprach unter vier Augen. Hier ist das Herz der ganzen Bewegung und ihre Kraft: Laienevangelisation durch Einzelseelsorge" 19). De PRINCIEPEN van de Groepbeweging zijn uitermate „practisch". Geen dogmatiek., *) „Wat is de Oxford-Groep?" 2e druk, Amsterdam, 1935, pag. 16. Ook op andere plaatsen van dit hoofdstuk en het volgende zal van dit leidinggevende en gezaghebbende boekje een dankbaar gebruik worden gemaakt. Geen speculeeren over theoretische problemen. Maar: een oprecht geloof aan de „grondwaarheden" van het Evangelie omzetten in de daad. Die evangelische grondwaarheden vinden volgens de Groep haar formuleering in de „vier absolute eischen": 1. absolute eerlijkheid; 2. absolute reinheid; 3. absolute onzelfzuchtigheid; 4. absolute liefde. Het levensplan is dus zeer simpel: het eenig ideaal is te trachten de zedelijke perfectie van het Evangelie te verwezenlijken. „Wij zouden de Groep misschien kunnen noemen: de Kerk in colbert. Het Evangelie in huiselijk gewaad. Misschien nog beter: in werkpak gestoken. Daarom is de Groep ook zoo lastig. Zoo zonder omwegen, zoo recht op den man af. Dat men zich haast niet verschuilen kan. Dat men voelt: ik moet eraan. Ik kan me niet verontschuldigen" 20). De eenige hinderpaal, die dit volmaaktheids-ideaal in den weg staat is de zonde. Ze wordt uit den weg geruimd door „s h a r i n g" en „r e s t i t u t i o n". De eenige voo rwaarde om dit ideaal te bereiken is de volledige zelfovergave aan God (s u r r e n d e r). De eenige gids is de H. Geest (d i v i n e g u i d a n c e). * * * Zien we thans wat de Groep onder elk dezer begrippen verstaat, waardoor we telkens gelegenheid krijgen haar opvattingen te toetsen aan onze katholieke princiepen. ZONDE. Zonde is, volgens de Groep, alles wat ons van God of van elkander verwijdert. — „Zonde is een bepaalde afwijking der ziel." — „Iedere zonde veroorzaakt, behalve voor hem, die haar bedrijft, lijden voor anderen, ongeluk voor onszelven en ontevredenheid. Zeer v e r b I ij d e n d is de gave en gezonde manier, waarop de Groepbeweging reageert tegen de pathologische psychologie die de laatste jaren tot een mode-eeredienst is geworden en die het schuldbewustzijn uit de harten zoekt te verdrijven: „Het onderbewustzijn is ten troon verheven, gelijk een geestelijke reus, die verondersteld wordt, ons leven te regeeren en de bron te zijn van al wat wij denken, doen of zeggen. Elke tekortkoming, elke abnormaliteit, hoe afschuwelijk ook, kan op ons onderbewustzijn worden geschoven, dat een ware goudmijn is geworden voor hen, die trachten te profiteeren van de zwakheden der menschelijke natuur." „Zonde en verleiding tot zonde worden door de moderne intellectueelen niet meer bij haar eigen naam genoemd. Voor hen is zonde: onderdrukte begeerten; remmingen; dwangvoorstellingen; ziekelijke zelfontleding; of andere namen met wetenschappelijken klank, alles, behalve wat het is, eenvoudig: zonde". Vooral verheugend is óók, dat de Groep de zonde wederom ziet op het plan van onze eigen activiteit, ze ziet de zonde als daad, als handeling. Ze spreekt wederom en bij voorkeur van onze zonden; het klassieke Protestantisme sprak het liefst over onze zondigheid, onzen zondigen staat, de verdorvenheid onzer natuur21). Vandaar thans de mogelijkheid tot levensverandering 22), vandaar het nieuwe optimisme in de Groep; vandaar een der grootste redenen van haar succes te midden van een wereld die geen uitweg meer wist. 2. De Oxford-Groep. Als een wachtwoord klinkt haar roep: „Niemand bedrijft zonden dan wij zeiven. Verleiding is geen daad. Het is een uitnoodiging, die wij kunnen aannemen of afslaan. Als wij, wanneer de verlokkingen tot ons komen, ze aan God voorleggen, weten wij zeker, dat wij ze zullen kunnen weerstaa n." Dit alles is zeer goed. Maar toch ... door het gebrek aan een degelijke dogmatiek blijft het zonde-begrip te oppervlakkig en vooral - te m e ns c h e I ij k. De zonde, - en nu is hier bedoeld de zware zonde, de doodzonde*) - wordt niet genoeg gezien als een beleediging van de oneindige majesteit Gods, als een nederlaag, die wij aan God trachten toe te brengen, als iets wat in zekeren zin een kwaad van God i s. Immers wij ontnemen, voorzoover het aan ons ligt, door de overtreding van Zijn eeuwige Wet aan God de waardigheid van Opperste Goed, van Laatste Doel! En — maken zoo onszelf, inplaats van God tot laatste doel! Want zonder een laatste doel kunnen wij niet handelen 33). De zware zonde: een kwaad van God, een onpeilbaar mysterie... — Zóó alleen begrijpen we iets van dat andere mysterie, het onuitsprekelijk liefdes-geheim van den voor ons lijdenden Godmensch! Immers: juist omdat de zonde in zekeren zin een oneindig kwaad is, daarom was er ook een oneindige voldoening noodig. „En derhalve moest er", zegt de H. Thomas, „een mensch zijn van o n- ") De Oxford-Groep maakt — echt-protestantsch — geen onderscheid tusschen doodzonde en dagelijksche zonde. - A. J. Russell, „F o r S i n n e r s O n I y", London, 1935, p. 319. eindige waardigheid, die de straf van ons allen onderging en op deze wijze een strikte (condigne) voldoening gaf voor de zonden der heele wereld. Daartoe heeft het Eengeboren Woord Gods, waarachtig God en Zoon van God de menschelijke natuur aangenomen, en wilde Hij in haar den dood ondergaan, om het gansche menschelijk geslacht te reinigen ..24) — Zóó alleen zullen wij ook kunnen komen tot het waarachtige christelijke berouw! En nu begrijpen we ook waarom we meermalen den indruk krijgen, dat dit echte berouw, deze geslagenheid en verslagenheid voor God bij de Groep soms ontbreekt... Terecht zegt P. Congar O.P.: „il semble qu'on soit porté a identifier Ie péché avec ce qui n o u s gêne, n o u s, plutöt qu' avec ce qui gêne I'amour de D i e u ..2S) Inderdaad: wanneer men de geschriften der Oxford-Groep leest, ontkomt men moeilijk aan den indruk dat de zonde hoofdzakelijk is, wat ons belet gelukkig te leven en apostolisch te werken, en dat het christelijk leven alleen bestaat in dat vreugdevolle, stralende, belangelooze leven van overgave aan God, dat volgt op de „sharing". Zeker, dat alles is de zonde, maar - ze is veel meer: dat alles is het christelijke leven, maar het is bovendien nog heel wat anders.. . Immers: de zonde is niet alleen een beletsel voor de ontplooiing van m ij n leven ; ze is, omdat ik mij afwend van God, bovenal een beletsel voor de uitstorting van Gods leven in mij... Zoo ook is het christelijke leven niet alleen een bevrijd menscheI ij k leven, vol toewijding voor anderen, vol onderwerping aan Gods „leiding", neen, het is vooral het leven van God-zelf in ons, een waarlijk goddelijke gave van onzen Hemelschen Vader... Doch, om deze verheven leer ie aanvaarden zou men moeten terugkeeren tot het katholieke dogma van de heiligmakende genade als ontologische realiteit! *) DEELEN] (S HARING) DOOR : SCHULDBEKENNEN EN GETUIGEN. 1. Schuldbekennen („D e e p s h a r i n g"). „Deze eerste vorm van deelen beteekent dat men zijn zonden vertelt aan iemand anders, wiens leven reeds aan God toebehoort." „Zijn wij ook reeds zoover, dan kunnen wij anderen helpen door — indien wij daartoe leiding ontvingen — onze zonden uit het verleden of de bekoringen, die thans tot ons komen, naast de hunne te plaatsen, opdat zij er daardoor gemakkelijker toe gebracht zullen worden, hun zonden, die tusschen hen en God staan, in te zien en aan het licht te brengen." Voor dit deelen beroept de Groep zich vooral op Jac. 5. 16: „Belijdt dus elkander uw zonden en bidt voor elkaar, opdat ge genezen moogt worden". — Zoo schrijft ds. W. J. Oehler in zijn boekje: „Vruchtbare stilte" 2<), pag. 29: „Vandaag willen wij het hebben over een vergeten „kleinigheid" in *) Onnoodig te zeggen, dat in dit nieuwe menschel ij k leven als zoodanig geen plaats is voor de mystieke contemplatie, die immers niets anders is dan de volle uitbloei van hel nieuwe g o d d e I ij k leven in ons ... I Het afgezonderde leven der contemplatieven vindt bij de Groep dan ook geen waardeering. — („Wat is de Oxford-Groep?", 2e druk, pag. 18.) het christelijk leven. Zij staat in den brief, dien Luther — en daarmee deed hij hem onrecht — een „strooien brief" genoemd heeft, en zij luidt: Belijdt elkander de misdaden." — Er staat nog veel meer goeds in den brief van Jacobus... Maar, wanneer wij slechts dien éénen raad van hem hadden: „Belijdt elkander de misdaden", dan konden wij hem niet dankbaar genoeg zijn .. Het spreekt vanzelf, dat wij Katholieken ons verblijden mogen over deze poging van toenadering tot het Sacrament der Biecht. Openlijk erkent men van den kant der Groep, dat het Protestantisme eeuwenlang beroofd is van een groot goed, dat in de Katholieke Kerk de heerlijkste vruchten opleverde .. ,27). Toch past ons ook hier weer de noodige reserve: 1°. Al wil de Groep een reactie zijn op het wansucces der psychoanalyse, toch treft ons ook bij haar een wederom te puur-menschelijke, te psychologische waardeering. Men oordeele zelf over de volgende citaten: „Maak schoon schip en ge zult er u te beter om voelen..." „Door het openbaren onzer zonden aan een christen van de daad, zooals wij dat zouden doen aan een dokter in geval van lichamelijke ziekte, worden wij in staat gesteld, niet alleen om het geneesmiddel te vinden, waardoor wij onze geestelijke afwijking kunnen bestrijden, maar tevens om een nieuw tijdperk van geestelijke gezondheid in te gaan." — „De ontdekking, dat onze zonden dikwijls ook die onzer naasten zijn, is vooral voor jonge menschen bijzonder gezond..." Men ziet het: er is genoeg sprake over onze nieuwe gezondheid en ons nieuw geluk; over het nieuwe Gods leven in ons door de verzoe- ning met God heelemaal niet... Bovendien: deze verzoening veronderstelt op de eerste plaats van Gods kant een gebeuren, een werking: Zijn genade moet onze bekeering vooraf gaan, of beter nog: het is Zijn genade, die onze bekeering bewerkt, al blijft deze ook onzerzijds een vrije en verdienstelijke daad *). Doch — van dit alles hooren wij veel te weinig... Het is merkwaardig: hetzelfde Protestantisme dat begon met aan de Moederkerk „werkheiligheid" te verwijten, eindigt in zoovelen zijner secten met een werkheiligheid, die de Katholieke Kerk altijd veroordeeld heeft! 2°. Om de practische e i s c h dat het „deelen" wederkeerig zij; hierdoor meent de Groep zich zelfs te verheffen boven wat zij noemt het „formalistisch" Sacrament der biecht. — „Het verschil tusschen waarachtig deelen en vormelijk biechten ligt allereerst in de duidelijke bereidheid tot deelen van dengen e, die probeert te helpen... Misschien heeft hij begrepen, wat uw moeilijkheid was en zal hij iets overeenkomstig uit zijn leven met u deelen. Mogelijk zal hij in groote trekken deelen, wat voor mensch hij geweest is vóór zijn bekeering ... In ieder geval zal hij de sfeer weten te scheppen, waarin ge zonder vrees of zonder iets te verzwijgen, rustig uit kunt spreken." (S. Shoemaker, „De Herboren Ker k", p. 39). Hier moet ons van het hart, dat wel verre van zich te verheffen boven het Sacrament der biecht, de Groep er diep beneden blijft. Ten eerste omdat men verzuimt zich in diep en nederig geloof te onderwerpen aan den priester, als plaatsbekleeder Gods, *) Vandaar dat S. Augustinus, de „Kerkvader der goddelijke genade" niet moede wordt te herhalen: „Deus est qui volentes ex nolentibus facit". die al is het als instrumenteele oorzaak, toch waarachtig de zonden vergeeft. Ten tweede omdat men mist de sacramenteele genade28). Zelfs op dit punt, waar de Groep zoo dicht schijnt te naderen tot onze sacramenten, toont ze dus nog haar subjectivistische reformatorische herkomst ... Daarenboven: wij Katholieken kennen niet alleen de biecht als zoodanig: wij kennen óók de geestelijke leiding in en buiten de biecht. Het zij genoeg hier te herinneren aan S. Ignatius' beroemde „regelen ter onderscheiding der geesten" (1e week, 13e regel): „Wanneer de vijand der menschelijke natuur aan de rechtvaardige ziel zijn listen en ingevingen toefluistert, wil en verlangt hij, dat deze in het geheim aangehoord en bewaard worden; maar wanneer de ziel ze aan een goed biechtvader openbaart of aan een anderen godvruchtigen persoon die zijn listen en boosheden kent, dan mishaagt hem dat grootelijks; hij weet immers dat hij in zijn boos opzet niet zal slagen, nu zijn bedrog ontdekt en aan het licht gebracht is." Tenslotte: ook bij ons zal een goed geestelijk leidsman de juiste „sfeer weten te scheppen", dikwijls door te kennen te geven, welk een zwakke mensch hij zelf is ... Doch het komt ons verkeerd voor zulk een handelwijze tot algemeen aanvaard beginsel en practische e i s c h te maken, zooals dit bij de Groep dikwijls het geval is. 3°. Om een vrij algemeene practijk, die Samuel H. Shoemaker aldus formuleert: „Ik geloof, dat de beste biechtvader, die een man kan heb- ben, zijn eigen vrouw is, indien zij een bekeerde christin is, die in geestelijke gemeenschap met hem wil leven .. .*). 2. Getuigen. Het publiek getuigen over zijn levensverandering, waarbij men — in tegenstelling tot het „deep-sharing" — niet in bijzonderheden afdaalt, zullen wij beschouwen in Hoofdstuk III, waar wij handelen over h e t apostolaat der Groep. — Waarmee niet het nut ontkend wordt, dat dit getuigen ook voor den betrokkene-zelf kan hebben, zooals later nog overvloedig zal worden aangetoond. RESTITUTIE. „In dezen tijd gelooven wij moderne menschen oneindig veel meer in wat wij zien, dan in wal wij hooren. Wij verlangen concrete feiten, geen theorieën. Wij willen niet meer wat wij „onzen kostbaren tijd" noemen, doorbrengen met het luisteren naar lange preeken. Wij wenschen daden.. Het moderne verstand, de moderne twijfel worden beinvloed door materialisme. „Toon het ons", is het wachtwoord ... Alles wijkt voor dien eisch, wij moeten resultaten zien, zoowel op geestelijk als op materieel gebied .. Het is om aan deze moderne mentaliteit tegemoet te komen, dat de Groep zoo den nadruk legt op het „goedmaken" en „terugbetalen". Immers: „vergoeding, restitutie is openlijk den band met de zonde verbreke n." „De eenige w ij z e om dit te doen is het beken- *) T.a.p., pag. 42. Nog onlangs zei ook een zeer hoogstaand Groeplid in Nederland mij: „Het is m'n diepe overtuiging, dat men elke gezonde vrouw alles kan opladen .. nen van onze fouten aan de betrokkenen en het goedmaken door 't vragen van vergiffenis, of, zoo noodig, door in natura terug te geven, wat wij hun ontnomen hebben .. Bovendien heeft dit „goedmaken" een zeer groote wervende, apostolische kracht: „Het gebeurt dikwijls, dat onze eerlijke en oprechte bekentenis van een zonde aan hem of haar, die wij er onrecht door aandeden, deze tot het besef brengt van wat een vernieuwd leven ook voor hem of haar zou kunnen beteekenen. Aldus heeft ons „goedmaken" niet slechts ten gevolge, dat ons vergeving wordt geschonken, maar wordt ook een ander mensch hierdoor tot God gebracht." Het is wel niet noodig te zeggen, hoe ook van katholiek standpunt deze Groep-practijken waardeering verdienen. Slechts teekenen wij aan: 1°. Dat de Groep hier niets nieuws biedt. — Zegt ook de „Navolging van Christus" niet reeds: „Wanneer een mensch om zijn gebreken zich vernedert, dan stelt hij anderen gemakkelijk tevreden, en geeft hij licht voldoening, aan wie op hem verstoord zijn"? (He boek, 2e hoofdst.) - Verder is ook de restitutie in strengeren zin een zeer bekende vrucht van de biecht. Voor e I k vergrijp tegen de rechtvaardigheid, b.v. zelfs door kwaadspreken, eischt de katholieke moraal „vergoeding" 2'). 2°. In de Groepsopvattingen op dit punt treft ons wederom een te puur- menschelijke, te „Pelagiaansche" mentaliteit. 3°. Waarschuwen wij met alle klem tegen overdrijvingen en dwaas- heden. De Groep schijnt vaak te mateloos, te „rücksichtslos", te onvervaard in de verwezenlijking van haar princiepen. OVERGAVE (SURRENDER). Dit is de eenige voorwaarde om het ideaal der evangelische volmaaktheid te bereiken: „Indien wij ons leven aan God overgeven, gaan wij van een leven in zonden over tot een leven dat door God geleid wordt en waarin wij ons dagelijks bewust zijn van de tegenwoordigheid van Christus ... — „Overgave is de volledige breuk met ons oude-zelf en een poging om onder Gods leiding te leven als één met Christus." „Het overgeven van ons leven aan God beteekent een in zijn geheel teruggeven aan God van den vrijen wil, dien Hij ons bij de schepping verleend heeft en die in den loop der tijden, door de zonde, van den Gever is afgedwaald." Deze woorden, al klinken ze wel wat zelfbewust en eigenmachtig, doen toch ook ons katholiek hart goed. Ze doen ons denken aan de zoo diep-christelijke, zoo echt-katholieke leer van de „abandon", zooals die b.v. is neergelegd in de heerlijke boeken van De Caussade, Piny en Garrigou-Lagrange ... 30) Ze brengen ons voor den geest Pater Lallemant en zijn school met hun „franchir Ie pas". . ,31) Toch hebben wij ook hier het noodige voorbehoud: 1°. De geheele Christologische leer der Groep is te v a a g. Er blijkt uit haar litteratuur niet genoeg, dat Christus voor ons de eenige weg is om tot den Vader te gaan, — de eenige, in Wiens kracht wij ons aan God kunnen overgeven .. ,32). Ook wat men hierboven leest over de „tegenwoordigheid" van Christus schijnt slechts een moralistische schaduw van den rijkdom, de positiviteit en het realisme der katholieke doctrien op dit punt: Christus, die door de realiteit Zijner genade op waarachtige wijze ons Zijn leven mededeelt, zoodat eenzelfde leven aan Hoofd en ledematen toekomt, vormt aldus met ons de dynamische, reëele eenheid van den Christus Mysticus! 2°. Al is het waar, dat de Groep haar leden voorhoudt, dat „onze overgave aan God niet beteekent, dat de wereld geen vat meer op ons zal hebben", dat wij m.a.w. steeds weer kunnen hervallen; - al is het waar, dat bijv. Prof. Grensted in zijn boek: „The Person of Christ zeer voorzichtig is en betoogt, dat wij steeds vorderingen moeten maken in onze bekeering - toch schijnt in de practijk de levensverandering te veel als „einmalig", als onherroepelijk beschouwd te worden. Daarenboven: de bekeering is te veel een min of meer abrupte, min of meer gewelddadige act, zich naar buiten manifesteerend, essentieel gefundeerd op het Godsvertrouwen en zonder dat rekening gehouden wordt met intellectueele moeilijkheden of het aanvaarden van een dogma 33). LEIDING (GUIDANCE). Zooals gezegd is de H. Geest onze eenige gids. Van Hem komt de „leiding". Luisteren we thans naar hetgeen de Groep leert omtrent deze goddelijke leiding: „Goddelijke leiding voor een van de zonde tot God bekeerd menschenleven beteekent, dat de Heilige Geest bezit neemt van een normaal menschenverstand en dit bestuurt in volledige overeenstemming met Gods wil voor het bestwil van den mensch en zijn naasten." — „Schijnbare kleinigheden worden door den H. Geest niet veronachtzaamd. Een onbelangrijk ding, waarop men vandaag geen acht slaat, k^n morgen ernstige gevolgen hebben." — „Leiding wil zeggen, dat God in samenwerking met onszelf het beste gebruik maakt van het leven, dat wij aan Zijn zorg hebben toevertrouwd." — „De Oxford-Groep beseft, dat leiding niet het eigendom is van een bepaald persoon; zij behoort aan ons allen, evengoed als zon en lucht.. Gods stem zal het best beluisterd worden in den vroegen morgen; vandaar, dat aangeraden wordt om dan te houden den „stillen tijd", het halve of heele uur, n.l. waarin men stil is en luistert naar hetgeen de H. Geest ons te zeggen heeft. Voor dien tijd raadt de Groep het gebruik van potlood en papier aan *), „opdat wij iedere door God ingegeven gedachte of overdenking, die tot ons komt gedurende den tijd van ons alleen-zijn met Hem, kunnen vastleggen en niet één onderdeel, hoe klein ook, ons ontga en wij ons niet onttrekken kunnen aan de waarheid over onszelven of welk probleem ook dat tot ons komt..." - „Dit houdt niet in, dat alles, wat wij gedurende onzen stillen tijd opschrijven, noodzakelijkerwijze van God komt.. . Maar hen, die in nauwe betrekking tot God staan, valt het na korten tijd gemakkelijk, om onderscheid te maken tusschen geestelijke en menschelijke ingevingen..." — „In gevallen, waarin wij twijfelen, kunnen wij onze leiding toetsen aan de leer van den Bijbel of overleg plegen met anderen, die ook leiding ontvangen in hun stillen tijd" („checking"). Het gebed schijnt bij de Groep slechts de natuurlijke aanvulling van het luisteren naar Gods leiding. Het smeekgebed is bovendien niet ) Hier gaan mijn gedachten terug naar de eerste dagen van mijn religieus leven. Een der novicen, pas begonnen met mediteeren, kwam zóó onder den indruk van het wijde perspectief, hetwelk zich voor hem opende, dat hij zijn novicen-meester vroeg, of 't niet goed zou zijn reeds tijdens de meditatie enkele ingevingen of invallen op te t e e k e n e n. Waarop hij het wijze antwoord ontving, dat maar liever na te laten, Manders wordt ons gebed veel te natuurlijk ..." altijd noodig, „want als onze houding tegenover God zóó is, dat werkelijk leiding wordt ontvangen, dan is dat op zichzelf al een gebed." Het ware en het onware, het verhevene en het gevaarvolle is op subtiele wijze samengeweven in dit vitale punt van „divine guidance . 1°. Beginnen we met te zeggen, dat we volkomen accoord gaan met de grondgedachte der „leiding", dat namelijk God voor ieder van ons een levensplan heeft beschikt. Ook zijn we het in beginsel er mee eens dat voor hen, die w a a r I ij k gedisponeerd zijn om te luisteren naar Gods stem, er ook iets te hooren valt... Zegt St. Thomas niet in zijn commentaar op Rom. 8.14, dat een waarlijk geestelijk mensch méér geleid wordt door den H. Geest, dan door zijn eigen verstand en wil? 34) Doch denken we er wel aan, St. Thomas spreekt over een „homo s p i r it u a li s", een g e e s t e I ij k mensch! En kan dit naar waarheid gezegd worden van elkeen, die pas uit een zonden-leven opgestaan is of van iemand, die voor weinigen tijd nog volslagen onverschillig of zelfs ongeloovig was? Hier is het gevaar toch al te groot, dat men zijn eigen fantasie voor Gods ingevingen gaat aanzien! Tot staving van onze opinie meenen we niet beter te kunnen doen dan het oordeel in te roepen van een wel zeer onverdacht getuige, namelijk Pater A. Gardeil O.P., den schrijver van het beroemde artikel „Dons du Saint Esprit" in de „Dictionnaire de Théologie Catholique . In zijn opus posthumum „La vraie vie chrétienne (Paris 35), beklemtoont deze groote theoloog, na eerst de ingevingen van den H. Geest verheerlijkt te hebben, dat het aandachtige, voorzichtige en volhardende zelf- r\r\ bestuur — zooals vanzelf spreekt: door de genade gedragen — toch de basis van ons geestelijk leven vormen moet35). Dit eerste punt onzer critiek samenvattend besluiten wij: In dezen jach- tenden tijd, waarin de moderne wereld het hoogstens tot één minuut stilte kon brengen, heelt de Groep ongetwijfeld een goed werk gedaan door zóó het stil-zijn en het luisteren naar den H. Geest aan te bevelen. Ook bij katholieke christenen ontbrak en ontbreekt dit luisteren naar de stem Gods soms te veel. W ij noemen het: gemis aan recollectie, verwaarloozing van Gods inspraken ... Maar toch, bij haar tamelijk gemakkelijk en frivool *) over deze leiding Gods spreken, moest de Groep iets meer hebben van de zorg en — de nederigheid die zelfs een H. Ignatius nog bij zijn „k e u z e" aan den dag legde. En ook van de voorzichtigheid, waarmede hij, die toch zoo staag leefde in Gods geëxperimenteerde tegenwoordigheid al zijn besluiten afwoog! En tenslotte moge nogmaals herinnerd worden aan de beproefde en door de Katholieke Kerk erkende „Regels tot onderscheiding der geesten", waarin dezelfde groote heilige voor ons heeft vastgelegd, hoe de werking van den goeden geest van dien des d u i v e I s te onderkennen! 3<) 2°. We komen thans tot de volgende, meer belangrijke en zelfs essentieele reserve ten opzichte van de „guidance". Het is een meer dogmatisch voorbehoud. *) „Suppose to-morrow morning you get up a little earlier and try listening to God ... Why nota spiritual radiophone in every hom e?" Frank Buchman in a broadcast to America from London on 9 Aug. '36. Aldus de „Group-calender" voor 1937. En wel dit: dat de gewone leiding van den H. Geest nooit een door ons evident en distinct waargenomen gegeven kan zijn. Waaruit volgt, dat voor ieder, ook voor den geestelijken m e n s c h, Gods leiding eigenlijk alleen mogelijk is in Gods Kerk ... Immers: hoe leidt en bestuurt ons Gods Geest? Slechts zeer zelden door visioenen en bovennatuurlijke „woorden".. .*) De gewone wijze echter waarop de Geest van Liefde tot ons „spreekt" is niet door „woorden", die wij zouden hooren of door „gedachten" pasklaar ons door Hem gesuggereerd; neen: Hij geeft ons een neiging, een impuls, een zekeren smaak voor iets; hij drijft ons tot bepaalde dingen . . ,37) Daarom zal de leiding van den H. Geest nooit zoo doorzichtig, zoo transparant voor ons zijn, als de Groep het voorgeeft. En het „luisteren" naar den H. Geest zal dus niet zoo veilig, zoo gemakkelijk, zoo zeker, zoo onmiddellijk wezen, als de Groep het practisch beleeft. Deze essentieele duisterheid 38) nu van de goddelijke „ingeving" maakt, dat ze in geval van twijfel, dan pas een lichtgevend princiep voor mijn handelen kan zijn, wanneer ze gecontroleerd wordt door en onderworpen is aan een instantie, die tot de KEN-ORDE behoort. En die instantie is afleen volledig aanwezig in de Katholieke Kerk, omdat zij en zij alleen de beloften heeft van dienzelfden H. Geest, die ook mij persoonlijk bestuurt. Daar is het onfeilbaar leergezag, dat zich uitstrekt, óók over de princiepen van de moraal. En, meer onmiddellijk: daar is de veilige gehoorzaamheid ') En dari nóg is gewenscht de interpretatie van Kerk en menschelijke zleleteiding! aan bisschop en religieuse overste, aan biechtvader en geestelijken leidsman. Dit alles is wel zeer tegengesteld aan de zoo echt protestantsche eenzijdige beklemtoning der PERSOONLIJKE inspiratie des H. Geestes, waarvan de „guidance" der Groep slechts een uitvloeisel isl Doch — we moeten de Groepbeweging recht doen: zij kent immers niet alleen „guidance", maar ook „checking"; m.a.w. ook z ij leert de noodzakelijkheid van een controle, een norm voor de „leiding". En die controle zal, zooals wij boven zagen, bestaan in een raadplegen van de H. Schrift, een raadvragen aan vrienden, enz. Dit alles is ontegenzeggelijk reeds veel waard ... Doch — het is duidelijk dat ook dit niet geheel en al voldoet: we blijven in het subjectivisme, in de ban van het protestantsche individualisme. De Groep poogt zich echter hieraan te ontworstelen: er bestaat namelijk ook beroep op het Centrale Groep-bestuur en Dr. Buchman zelf. — En de autoriteit van deze „Centrale" manifesteert zich soms op een wijze, zóó ingrijpend, dat sommige Groepsleden haar zelfs „Russisch" noemen, terwijl het gezag van Dr. Buchman practisch zoo groot is, dat critici het reeds als „onfeilbaar" hebben betiteld!39) Doch — hier stelt de Groep zich bloot aan een nog feller critiek onzerzijds. Want waar is haar goddel ij ke zending, waar haar onfeilbare leeropdracht? 3°. Ten slotte ons laatste bezwaar, een bezwaar hoofdzakelijk tegen de practijk van guidance en stille tijd. Verdwijnt het gebed, het christelijk gebed niet te veel uit het centrum van het religieuse leven der Beweging? Wordt het nederig smeekgebed — om van aanbidding en dank nog te zwijgen *) — wel genoeg gewaardeerd 40) en gepractiseerd? Wacht men in de „quiet time" niet te passief de instructies, het goddelijk a r b e i d s r o o s t e r als het ware voor den komenden dag af? Nu is het verre van ons de passiviteit uit het gebed te willen weren ... We denken hier bijv. aan een heerlijke passage van den H. Joannes van het Kruis, waarin hij de zielen aanspoort „zichzelve over te leveren aan den Heer, zich over te geven aan Zijn leiding; naar Hem, die in het binnenste van hun hart spreekt, te luisteren met liefdevolle aandacht en Zijn goddel ij ke lessen te ontvangen..." Want de zoetheden van het geestelijk voedsel komen eerst tot haar recht in de meest volmaakte rust, „wanneer de vermogens der ziel als ingeslapen zijn..." („Donkere Nacht", boek I, hoofdst. 9.) Op het eerste gezicht is er inderdaad eenige overeenkomst tusschen Dr. Buchman en onzen Doctor Ecclesiae! Alleen het is de vraag of op de convertieten der Oxford-Groep deze leer van mystiek gebedsleven reeds mag worden toegepast... I 41) HET IDEAAL: DE VIER ABSOLUTE EISCHEN. Na de beschouwing van de groote voorwaarde tot de volmaaktheid, n.l. de „surrender" en de „guidance" door onzen goddelijken *) Hier moeien we namelijk rekening houden met het karakter der Groep als voorpostenbeweging! 3. De Oxford-Groep. Gids, den H. Geest, zijn we thans gekomen aan het wezen der volkomenheid, die, zooals vroeger reeds uiteengezet is, volgens de Groep bestaat in de beleving der vier absolute eischen. „Wat moet dit eigenlijk beteekenen?", vraagt Ronald Fangen in zijn zoo simpel en tegelijk zoo aangrijpend boek: „Een c h r i s t e I ij k e wereldrevolutie" 42). „Is het de bedoeling om te beweren, dat de menschen plotseling volkomenheid kunnen bereiken op elk van deze punten?" En dan antwoordt hij, juist en nobel — juister en nobeler, dan wij het in andere Groeplitteratuur wel lazen —: „Neen, zoo zijn de menschen niet en zoo kunnen ze uit zichzelf ook niet worden. Maar het is de bedoeling om den modernen mensch er toe te krijgen Jezus Christus te zien; Hij was „absoluut" eerlijk, rein, onzelfzuchtig en liefdevol". 1. Absolute eerlijkheid. Gezegd moet worden, dat de Groep haar idealen op dit punt niet laag stelt. Ook het zakenleven sluit zij niet uit: „Algemeen heerscht de opvatting, dat handel en eerlijkheid niet kunnen samengaan. Dat kan wèl. In de Oxford-Groep zijn vele zakenlieden, die verklaard hebben, dat volmaakte eerlijkheid niet alleen tot gevolg heeft, dat zij eerlijke zakenopvattingen huldigen en zich tevreden stellen met een rechtmatige winst, maar ook, dat zij er vrienden door hebben verworven en elke goede zakenman weet, dat een vriend in de handelswereld veel waard is. Eerlijk zijn in zaken is daarom nog niet synoniem met een dwaas te zijn. „Geef den Keizer wat des Keizers is, en Gode wat Gods is," heeft Christus gezegd." Wij verheugen ons van harte dat de tallooze aansporingen in de Pauselijke encyclieken tot kerstening van het bedrijfsleven zulk een weerklank mochten vinden buiten het katholieke kamp! 2. Absolute reinheid. „Absolute reinheid is niet alleen een christelijke levenswet, die een reinen geest in een rein lichaam eischt. Het omvat veel meer. Het houdt in: rein te zijn in zaken, in werk en spel, het gebruik onzer bezittingen, onze belangstelling in wereldlijke zaken, onze houding tegenover familie, vrienden en bekenden. In dezen zin is absolute reinheid verwant aan absolute eerlijkheid. Reinheid is: getrouw te zijn aan den besten kant onzer natuur, geestelijk, physiek en verstandelijk; het behoeft volstrekt geen saaiheid te beteekenen. Er schuilt iets avontuurlijks in reinheid. „Zalig zijn de reinen van hart," zeide de Heer, en in dat „van har t" schuilt het geheim van werkelijke reinheid." Ten opzichte van het sexueele vraagstuk is de Groep voorstandster van meer o p e n I ij k h e i d in de geslachtelijke opvoeding. Overigens iijken ons op dit gewichtige terrein noch haar oplossingen, noch haar resultaten bevredigend .. . wat bij gebrek aan doctrinaire grondslagen ook moeilijk anders kan! — Daar is bijv. het Neo-Malthusianisme, ook in zoo ontelbaar vele „christelijke" gezinnen . .. Doch van „levensveranderingen" op dit terrein hoort en leest men al zeer weinig! Desniettemin is het simplisme, de grenzenlooze naïviteit en het overmatig Angelsaksische zelfvertrouwen juist op dit punt soms bepaald stuitend. Het heeft af en toe werkelijk den schijn, alsof dit probleem van alle menschen en van alle tijden alleen gewacht heeft op de komst van Dr. Buchman om daarmee voorgoed van het tooneel te verdwijnen, tenminste bij alle „God-guidedmen" .. . Al zijn we van den anderen kant overtuigd, dat „sharing" in zijn dubbelen vorm bij een groot aantal jonge menschen heel veel goeds heeft gewerkt! 3. Absolute onzelfzuchtigheid. „Absolute onzelfzuchtigheid is alleen bestaanbaar door absolute liefde; wij kunnen alleen onzelfzuchtig zijn naarmate van de liefde, die wij het voorwerp onzer onzelfzuchtigheid toedragen." Onder dit parool voert de Groep o.a. ook een onverbiddelijken strijd tegen het „nationale heldendom" van recordbrekers en ... breeksters, van snelheidsmaniakken en kunstvliegers, kortom tegen de heele moderne sportverdwazing — wat voor een beweging van Anglo-Amerikaanschen oorsprong voorzeker een heel bijzondere verdienste is! „Wij behoeven geen vitterige spelbrekers te zijn of veel verstand van massa-psychologie te hebben, om te doorzien, welk een groot gevaar voor de beschaving schuilt in deze verandering van gezonde sportieve spelen in de wijdverbreide aanbidding van de godheid van zelfzuchtige hoogmoed en jaloezie, waartoe deze abnormale vergoding van heldendaden geworden is. Andere beschavingen aanbaden diezelfde godheid vlak voor hun ondergang. Is het een teeken, dat ook wij den ondergang onzer beschaving tegemoet gaan?" 4. Absolute liefde. Naar S. Thomas' „forma virtutum" gaan onze gedachten, wanneer we lezen: „Absolute Liefde is de stuwkracht voor absolute eerlijkheid, reinheid en onzelfzuchtigheid. Zonder absolute Liefde kan geen der andere hoedanigheden volledig ons deel worden. Als wij God volmaakt lief hebben, zullen wij aan de wereld blijk geven, dat wij ook al die andere hoedanigheden bezitten. Wij kunnen toonbeelden van gerechtigheid zijn, maar als wij de Liefde niet hebben, zijn wij geestelijk dood." Ziehier dus het viervoudig ideaal der Beweging, een ideaal, waarvan wel geen „Grouper" beweren zal, dat hij het reeds volkomen tot werkelijkheid gemaakt heeft. En toch — als men voortdurend leest over „Godcontrolled families for God-controlled nations", van staag door God geleide menschen — en dan een leiding, die zich uitstrekt tot over de kleinste bijzonderheden van het menschelijk leven! — dan ontkomt men moeilijk aan den indruk dat velen overtuigd zijn, na hun overgave aan God het al een heel eind in de volmaaktheid gebracht te hebben ... Doch — het is een groot verschil te zeggen dat men zich aan God heeft overgegeven èn: waarachtig op alle punten van het christelijk leven absoluut aan God te zijn overgegeven! Waarlijk het zou de Groepbeweging goed doen, indien ze eens serieus kennis nam van onze heiligenlevens. Daar zou ze de complete ontleding en beschrijving vinden van een inderdaad geheel door God bestuurd leven; en tegelijk zou men dan zien welk een langdurige versterving en zelfverzaking er zelfs bij de grootsten onder de heiligen noodig is, voor dat een menschenleven werkelijk geheel en al in overeenstemming met Gods wil is gebracht! Hier is het wel de plaats om iets te zeggen, wat ons nog noodzakelijk van het hart moet: in de uiteenzetting der moreele eischen door de Groep missen wij pijnlijk een voldoende beklemtoning van de nederigheid, die toch volgens de meesters van het geestelijk leven, met S. Augustinus en S. Thomas van Aquine43) aan het hoofd, het fundament der volmaaktheid wordt genoemd. Eerst wanneer wij leeg zijn van onszelven kunnen wij van God vervuld worden. „Houd er van vergeten te zijn en voor niets geteld te worden", zegt de Navolging van Christus. — Doch de sterke reclame-geest in de Groep werkt deze nederige zielehouding allerminst in de hand! — Overigens heeft de Groep met haar viervoudige idealistische boodschap grootsche plannen: niet minder dan een w e r e I d hervorming 44), een „christelijke wereldrevolutie" wordt door haar beoogd: „Oorlogen worden niet gemaakt door een man uit het volk, maar door hen, die gezeten zijn in gemakkelijke leunstoelen tusschen bomvrije muren. Het doel van de Oxford-Groep is om binnen deze muren door te dringen met een boodschap van Jezus Christus, hun door het gezond verstand ingegeven (!)*) om de wereld voor Christus te veranderen door de levens te veranderen..." Doch men moet bij zichzelf beginnen! Men moet zichzelf het eerst „onder schot nemen"! Dat wordt Frank Buchman niet moede er bij de jonge menschen in te hameren: „If you want an answer for the world to-day the best place to begin is with y o u r s e I f!" **) *) Het uitroepteeken is van ons. Th. P. **) Men vergelijke hiermede de heerlijke woorden van den H. Ignatius: „Wij moeten niet toegeven aan een zeker soort ijver, die ons ongerust maakt; wij moeten beginnen met ons zeil te veranderen, en vervolgens voor wat betreft de anderen: zien waarvan God ons op den laatsten dag rekenschap zal vragenl ONZE WAARDEERING. Alles te zamen genomen heeft de Groep zeer veel goed gedaan door aan een ontgoddelijkte, verheidenschte wereld vele aloude waarheden op moderne, pakkende wijze voor te stellen. Wanneer wij haar dan ook beschouwen tegenover de irreligieuze samenleving onzer dagen, verdient ze dikwijls onze bewondering. Wanneer wij, als Katholieken, haar echter beschouwen tegen den achtergrond der volle openbaring, dan bevangt ons een gevoel van weemoed, waar wij zien welk een ontzaglijk deel van de rijkdommen, die God ons in Christus Jezus schonk, door de Groepmenschen niet gekend en niet gemist wordt. .. Immers: 1°. Het „christendom" van de Groep is, zooals wij boven (pag. 26) reeds aanstipten, een zoo goed als dogma-loos en dus: verwaterd christendom; veel van de verheven leering van Gods Kerk wordt öf miskend öf verwaarloosd. Van Christus' g o d h e id bijv. is bijna nergens sprake. Men leest wel over zijn g o e d h e id ... Doch wat is voor ons zijn goedheid zonder zijn godheid ... ? En hoe zal een duurzame moraal mogelijk zijn, zonder een sterke dogmatiek ... ? Zeer terecht zegt Pater d'Arcy in het meergenoemde boek „Oxford and the Groups", pag. 175: „Het Buchmanisme verzekert ons dat het wezenlijke van Christus' boodschap aan ons bestaat in: „overgave aan Gods wil en dat wij van de getrouwheid aan Zijn wil zeker zijn door „leiding" en „deelen". — Was dit echter alles wat Christus aan Zijn apostelen opdroeg te onderwijzen, toen Hij hun zeide: „Gaat heen dan, onderwijst alle volken, en doopt ze in den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes; en leert ze onderhouden alles, wat Ik u heb geboden ..."? Deze eisch klemt zóó, dat de Groep dit zelf gaat inzien en zich langzamerhand meer begint te bezinnen op de theologie! 45) 2°. Het ideaal der Groep is: het oude christendom weer te doen herleven. Doch — al klinkt het paradoxaal — dit is onmogelijk, tenzij men assimileeren wil de positieve ontwikkeling der voorbije eeuwen, zooals ze in de Katholieke Kerk feitelijk gegeven is. Immers, ook de groei der Kerk lag allerduidelijkst in Christus' bedoeling! Summa summarum: De Groep heeft in haar geschriften schoone hoofdstukken over de „challenge", den uitdagenden oproep dien het christendom ook tot den modernen mensch richt, en toch ... door haar gebrek aan traditie, maar vooral aan doctrien, verminkt ze — objectief beschouwd — dit christelijk appel, dat zich immers richt tot den gehee1 e n mensch, die uit hart en ... verstand bestaat! HOOFDSTUK III. HET APOSTOLAAT; „GETUIGEN". „Die Menschen, die Sonntag für Sonntag unsere Sportplatze und Kinos zu Tausenden füllen, die aber nie ein gediegenes Buch lesen, können und wollen auf keine, auch nicht die beste Bibelauslegung hóren. Aber sie hören mit atemloser Spannung zu, wenn einer der Ihren erzahlt, wie sein Leben durch Christus anders geworden sei, vorausgesetzt, dasz die Erzahlung glaubwürdig ist. Von da aus ist nur noch ein Schritt zur Frage nach der Kraft, die solche erstaunliche Wirkung hervorbrachte Das ist, normalerweise, der Weg, auf dem einer durch die Gruppe zu Jesus Christus, zur Bibel und zum Beten geführt wird" (Brunner, o.c. p. 23). „Longum iter est per praecepla, breve et efficax per exempla." (Seneca, Epist., 6). Reeds vroeger (pag. 24) zagen wij, dat de Groep het „deelen" in twee voudigen vorm kent, n.l. het schuldbekennen en het getuigen. Over het eerste is reeds voldoende gehandeld. Beschouwen we thans het tweede, de „illustrierte Gesetzesauslegung", die karakteristiek is voor en essentieel aan het apostolaat van de Groep *). *) „Condamner Ie témoignage, c'est arrêter Ie mouvement", schrijft Claude Vignon zeer terecht in „Les Groupes d'Oxford"; Juvisy 1936, pag. 13. A. SCHRIFTELIJKE GETUIGENISSEN. Vóór wij het eigenlijke mondelinge getuigen, dat plaats vindt in de Houseparties en op Groep-bijeenkomsten, bespreken, zal het zijn nut hebben eenige schriftelijke testimonia weer te geven. Ook al omdat daarin tegelijk het mondelinge getuigen ter sprake komt en van Groepszijde gewaardeerd wordt. Hoofdzakelijk echter, opdat de lezer, waar hij de eigen apologie der Groep hoort, zich een duidelijk beeld zal kunnen vormen van de mentaliteit der Beweging. Het eerste getuigenis, een artikel van den bekenden Züricher theologieprofessor Emil Brunner in de „Neue Züricher Zeitung" van 9 Nov. 1935, is wel het beste testimonium dat wij over de Groepbeweging kennen. Wij deelen natuurlijk niet in de opvattingen, die Brunner hier over de kerk ten beste geeft, maar aarzelen toch ook niet te verklaren dat het diep-christelijke, het positief-spiritueele van zijn waarlijk carismatische woorden geheel en al in onze Katholieke Actie kan geassimileerd worden. Het tweede testimonium is een artikel van Prof. Heim, en verscheen in „Kirche im Angriff" van Sept. 1936. Al mist Heim de plastischperfecte uitbeelding van Brunner, toch is dit getuigenis niet minder typeerend voor den ernst die velen dezer menschen maken met hun „levensverandering". Onnoodig te zeggen, dat wij ook Heims woorden niet alle voor onze rekening willen nemen. Ze worden slechts geciteerd als typisch staaltje van enthousiasme en „gegrepen-zijn". De vertaling van beide artikelen is overgenomen uit het „A I g. Wee kblad voor Christendom en Cultuu r", dat meermalen belangwekkende gegevens over de Groepbeweging bevat. De noten aan den voet der pagina's zijn van ons. 1. HET ERGERLIJKE VAN DE GROEPBEWEGING DOOR EMIL BRUNNER. De meesten van hen, die nu in de Groepbeweging meewerken, hebben zich eerst eraan geërgerd en ikzelf hoor tol die niet-weinigen. Ook nadat ik al openlijk en beslist er ja op had gezegd, kon ik mij er niet van weerhouden, op allerlei bedenkelijke dingen, die daar gebeuren, te wijzen. Verschillende uitlatingen, die uit mijn pen afkomstig zijn, worden tegenwoordig door tegenstanders gebruikt om de Groep te bestrijden. Hoewel ik het meeste daarvan ook nu nog voor juist houd, spijt het me toch, ze te hebben geschreven. Want ik zie nu duidelijk in, dat zij voor het grootste deel voortkwamen uit denzelfden oorsprong, waaruit de meeste kritiek op de Groep stamt: uit de gedekte of dekking zoekende houding van den toeschouwer. Wat sindsdien gebeurd is, heeft mijn kleingeloovigheid beschaamd. Een toeschouwer ziet alle fouten, alleen niet deze ééne: dat hij een toeschouwer is. Een toeschouwer doet zelf niets fout, behalve, dat hij niets doet. De theoloog als toeschouwer is de schriftgeleerde, die het werken van den levenden geest Gods niet ziet, omdat het anders gaat, dan hij het zich vooruit uitgedacht had. Je houdt pas op toeschouwer te zijn, op het oogenblik, dat je bereid bent, je te compromitteeren, en dat heeft bij mij lang geduurd. Ik zie nu in, hoe nauw dat samenhangt met het centrale van het Christendom, met „de dwaasheid van het Kruis". Het Christendom was van het eerste begin af iets aanstootelijks: de vereering van iemand die in het openbaar terechtgesteld was, „den Grieken een dwaasheid, den Joden een ergernis". Een onaangename opdringerigheid hoort tot het wezen ervan. Het eerste, wat Christus deed, was, dat Hij de twaalf jongeren opdroeg, visschers van „menschen" te zijn. Het is ons menschen altijd iets hinderlijks, we worden verontwaardigd, als er naar ons „gevischt" wordt. De manier, waarop Christus naar menschen „vischt" is in ieder tijdperk weer anders. Vier honderd jaar lang was de preek van den kansel het voornaamste middel. Maar tegenwoordig komt deze manier voor velen niet meer in aanmerking, omdat zij totaal van de kerk vervreemd zijn. De woorden die op den kansel gebruikt worden, hebben alle waarde verloren, we kennen ze nu wel, zij werken niets meer uit, en daardoor heeft men overal het vertrouwen in de preek in de kerk verloren. De mensch van dezen tijd h o o rt pas weer, als hij ook iets reëels zien kan. Wil de boodschap van Christus weer gehoord worden, dan moet eerst een bewijs van de realiteit ervan worden geleverd. De vraag van den mensch van dezen tijd is: wat heeft het christendom feitelijk, concreet in je leven veranderd? Eerst als hem op die vraag een geloofwaardig duidelijk antwoord wordt gegeven, dan pas interesseert hij zich voor de onzichtbare macht, die zich daar manifesteert. Dal is de reden van de „getuigenissen" in de openbare vergaderingen van de Groep. Eén enkele genezen patiënt is voor den dokter een betere verificatie, dan alle geleerde boeken. Nu, op grond hiervan wordt dat, wat het meest aanstoot geeft in de Groep, gedaan, het in het openbaar vertellen over zichzelf, het vertellen van „wat God aan mij gedaan heeft". De verificatie aan de realiteit, het geloofwaardige, aanschouwelijke verslag van „wat er in mijn leven anders geworden is", daarmee moet begonnen worden. De verzekering van den bijbel — die hier weer naar voren gehaald wordt —, dat de menschelijke natuur door den geest van God kan worden omgeschapen *), is zoo ongeloofelijk, dat er een veelvuldig „bewijs van den geest en van de kracht" bij noodig is. Daarom die vele — voor menigeen misschien te vele — getuigenissen, die alle hetzelfde zeggen, ieder uit een anderen hoek van ervaringen beleefd: er gebeurt werkelijk iets ongehoords, een verandering van je leven, in het klein en in het groot, waar God den mensch werkelijk ontmoet. En als nu iemand door iets van deze andere werkelijkheid in die getuigenissen geraakt is, dan kan aan hem het eigenlijke werk begonnen worden. Niet in de openbare vergaderingen, maar in een gesprek onder vier oogen gebeurt het doorslag gevende **). Zooals het water uit het meer van Zürich door groote buisleidingen wordt opgezogen en dan naar de filters geleid wordt, waar het, drup na drup, door de filtreerende lagen in het verborgene gereinigd wordt, om dan weer als helder drinkwater in alle huizen en fonteinen van de stad gepompt te worden: zoo gebeurt het ook hier. Hier in de stilte werkt de groote grondwet van het nieuwe leven door. God onthult zich aan den mensch in de diepte; heel diep, daar waar de mensch zich laat onthullen, ontsluieren. Maar dit zich ontsluieren, zich openen voor God is meestal alleen reëel, als het In tegenwoordigheid van een ander mensch gedaan wordt. Een oeroude, vergeten waarheidl — Dit zich openstellen is tegelijk het prijsgeven van je menschelijke eigenwilligheid en eigenwaarde. Op zichzelf is het iets vanzelfsprekends, dat de mensch leeft uit het woord Gods en zich door het woord Gods laat leiden. Maar dit vanzelfsprekende gebeurt in de praktijk niet, omdat de mensch zijn eigen wil wenscht te hebben. Maar wanneer de mensch zich nu *) Cf. hierboven, pag. 17. ") ld-, pag. 15. door God tot nul laat reduceeren, dan kan hij Gods aanwijzend woord weer hooren, dan wordt het ontvangtoestel van zijn ziel weer gevoelig voor de leidende kracht van den geest van God. Daartoe zijn twee dingen noodig: tijd en bereidheid tot gehoorzamen. Dit nu is het geheim van de Groepbeweging — het is niets mystieks maar iets heel eenvoudigs en, als eenmaal de verhouding tusschen Schepper en schepsel weer in het reine gebracht is, ook natuurlijks. Maar even stil als dit gebeuren is, even enorm is dikwijls de uitwerking ervan. Dikwijls heeft dat geweldige een heel banaal uiterlijk: er moet een „onmogelijk" bezoek gebracht worden, of er moet naar het belastingkantoor gegaan, of er moet een brief geschreven worden, waar je hart bij knarst, als een roestige sleutel in het slot van een ouden toren *). Het zijn harde leermeesters, die „absolute eischen" van de bergrede: absolute eerlijkheid, reinheid, onzelfzuchtigheid en liefde. Maar het gaat maar om één ding: om de bereidheid in de praktijk ernst te maken met den wil van God. Men ergert zich aan die „vanzelfsprekendheden" van de getuigenissen heei dikwijls alleen maar, omdat dat vanzelfsprekende in het eigen leven niet gedaan wordt. De moderne mensch vindt godsdienst goed, zoolang hij dien particulier voor zich kan houden. Maar in het christendom wordt het woord voor-zich-houden letterlijk vertaald: stelen. Voor zichzelf alleen houden is diefstal. Het wezen van het christendom is: gemeenschap, mededeelen **). Werkelijke, angstlooze gemeenschap ontstaat alleen door volledige wederzijdsche openheid, doch dat is een wederzijdsch zich prijs geven. Dat is 't juist, waar de beschaafde menschen, de kultuur-aristokraten zich het meeste aan ergeren, aan dat plebeïsche alles-meedeelen en aan-allen-zich-meedeelen. Jezus Christus heeft het eens en voor al gedaan. Hij is in het openbaar ontkleed, gegeeseld en gekruisigd. Hij heeft zichzelf volledig prijs gegeven. Dat is de prijs die voor de redding van de wereld betaald werd. Maar het is ook de prijs, die betaald moet worden door een ieder, die daar aandeel aan hebben wil en die anderen daar aandeel aan geven wil. Het zich prijs geven is de levenswet van 't christen-leven en voor de uitbreiding van de ge- *) Cf. hierboven, pag. 24 „Restitutie". **) Zeer sterke uitlatingen omtrent de gemeenschapsgedachte bevat vooral Brunners laatste boek: „Das Wort Gottes und der moderne Mensch", Berlin 1937. Het vierde hoofdstuk heeft tot titel: „Der Leib Christi und das Problem der Gemeinschaft" en handelt o.a. over de Sacramenten, als het „zichtbare Woord Gods"..— Zie hieronder pag. 71, c. meente van volgelingen. Dat is de apostolische schaamteloosheid, dit zichzelf toonen, deze stijllooze aanpassing, „den Joden een Jood, den Grieken een Griek te zijn, opdat ik er tenminste eenigen winnen zou voor Christus". Dit wereldgeneesmiddel is van het begin af op aanstootelijke „propagandistische" manier op straat en op de markten aangeboden, tot ergernis van allen, voor wie goede smaak en eigen particulier leven meer waarde had dan de redding van de wereld. Onze kerken zijn zoo langzaam aan ook particuliere, om zoo te zeggen besloten vereenigingen geworden; het is hoog tijd dat de wind van den geest Gods ze openwaait. De tijd van de gesloten eeredienst-gebouwen en van de godsdienst-vakmenschen is voorbij, het evangelie gaat weer de straat op en wordt door niet-vakmenschen verkondigd. In de Oxfordgroep gaat het om deze algemeene mobilisatie van de leeken. Het gaat erom, dat arbeiders, bankdirecteuren, huismoeders en studenten, dat allen die het nieuwe leven kennen, zelf brengers van de blijde boodschap en „visschers van menschen" worden. Zij moeten in een nieuwe taal spreken, want in de oude taal kunnen ze hun ervaring niet vertellen, de oude kerkelijke vormen-taal moet daarbij niet gebruikt worden, want deze boodschappers willen vanuit de wereld tot de wereld spreken van Christus. De statische vormen van de kerkelijke traditie zullen hun beteekenis behouden, doch niet aan het front, maar in de etappe; niet bij den aanval, maar bij de versterking en den uitbouw. Deze militaire vergelijking dringt zich aan mij op, want hoe zou je het anders moeten zeggen dan: „de wereld veroveren voor Christus". Bij iederen veldtocht worden fouten gemaakt, die in de etappe heel best gemerkt worden. Men kan den critici alleen maar antwoorden: Hoe zouden jullie het gedaan hebben? Of zooals Moody deed: Ik geef aan mijn foutieve manier van het te doen toch nog de voorkeur boven uw foutlooze manier, het niet te doen. Er is tegenwoordig geen tijd te verliezen. Wie weet hoever we nog van den afgrond af zijn? De wereld heeft, voor zoover we zien kunnen, nog maar één enkele kans: een werkelijk levend christendom, dat beteekent: de verandering van de verhoudingen en toestanden door massale verandering van de enkelingen. Misschien is daar niet eens meer tijd voor. Misschien is het einde al nabij. Of misschien ook moet het door een katastrofe heen; dan is het eenige wat zin heeft, een ark te bouwen met hen, die in staat zijn het christendom er doorheen te redden. NA^eet iemand een betere manier daarvoor, dan die van de Oxfordgroep, ik zal hem gehoor geven. Die manier moest dan waarschijnlijk nog aanstootelijker, nog compromitteerender zijn, die moest mij en ieder die haar gebruiken wou, nog totaler in beslag nemen. Ik heb eens een beetje om mij heen gezien, maar ik heb die andere manier niet gevonden. Wat al mijn kritiek altijd weer tot zwijgen bracht, was dat ik hier menschen aantrof, die meer geloofden, meer liefde hadden en meer hoopten, die meer ernst maakten met de geboden en de beloften van den bijbel, dan ik. De Oxfordgroep heeft niet een weg gewezen, maar is dien weg gegaan, en heeft anderen meegenomen. Zij heeft gedaan, wat de levende Kerk doen moet. Zij heeft bijv. in Zürich een paar honderd menschen voor Christus op weg gezonden, hen voor den tocht toegerust en hun het einddoel ervan gewezen. Niet „de Oxfordgroep" heeft dat gedaan, maar ,,de geest die levend maakt", doch die altijd door menschen en aan menschen doet en daarom altijd weer menschen voor zijn dienst oproept. Een klein aantal werkers, elk vastbesloten er alles op te zetten, dat anderen niet alleen christenen worden maar ook visschers van menschen, voor Christus, is door Hem, die hen bijeenriep en hun 't werk opdroeg, zeker van de overwinning. Het werk is maar pas begonnen. Wij laten ons door kritiek terechtwijzen, maar niet tegenhouden. Want het gaat hier niet om iets „buitennissigs", maar om dit ééne: de heerschappij van God in het dagelijksch leven van de volken. 2. KARL HEIM OVER DE GROEPBEWEGING. In de hall te Oxford, waar in Juli van dit jaar honderden menschen uit de meest uiteenloopende naties, standen en beroepen dagen lang tezamen waren in de familiegemeenschap, eenig in haar soort, die men house-party noemt, moest ik telkens weer denken aan het woord, dat Jezus in dien gedenkwaardigen nacht tot den „meester in Israël" zeide: „De wind" of zooals men even goed kan vertalen, „de Geest blaast waarheen Hij wil (Joh. 3 : 8). Geen „meester in Israël" zou op de gedachte gekomen zijn, dat de Geest wel eens op deze wijze zou kunnen blazen. Geen systematisch of practisch theoloog, die ambtshalve precies weet wat de Kerk is en hoe religieuse opwekkingen tot stand komen, zou voor mogelijk hebben gehouden, wat hier voor onze oogen geschiedt: onafzienbare scharen leeken, kooplieden, burgemeesters van groote steden, officieren, hotelemployés, tooneelspelers, jonge, blonde, ongebroken menschen uit alle standen in Noorwegen, in Denemarken, in Holland, in Canada, zijn plotseling opgebroken en op marsch gegaan om op volkomen ontheologische wijze den weg tot God en tot Christus weer te vinden. Ook als wij theologen en kerkmenschen hier onmiddellijk onze in zulke gevallen gebruike- lijke bezwaren op te werpen hebben en ons gedrongen voelen, zonder uitstel een geharnast artikel te gaan zitten schrijven, waarin wij op alle gevaren wijzen, die ons van de zijde dezer nieuwe humaniseering en moraliseering van het Christendom bedreigen, zullen wij toch zooveel eerbied voor de werkelijkheid dienen te bezitten, dat wij, eer wij daarover beginnen te spreken en te schrijven, eerst even stilstaan en luisteren en zien, wat er zich hier eigenlijk afspeelt. En wij dienen daarbij vóór alles, juist als dialectische theologen*), de souvereiniteit Gods te gedenken en te weten: Gods Geest blaast waarheen H ij wil en niet waarheen w ij willen. God kan in Zijne majesteit al onze theologische ontwerpen verscheuren. Hij kan met ons tegenwoordig geslacht wegen inslaan, waarvan onze schoolsche wijsheid niet zou hebben gedroomd. Wanneer wij datgene, wat in de Groepbeweging gebeurt, volkomen onbevangen bekijken en meeleven, dan zien wij dat wat hier plaats grijpt, theologisch uitgedrukt, thuis hoort in het hoofdstuk „De Spiritu Sancto applicatrice". Wij ervaren hier iets van de macht des Heiligen Geestes om den enkelen mensch het Evangelie in eigendom te geven, den mensch van de situatie uit, waarin hij zich bevindt, naar de plaats te leiden waar hem het geheim der rechtvaardiging en verzoening en het wonder van de Kerk duidelijk kan worden. Als bergbeklimmers over een moeilijk te beklimmen Alpentop spreken, drukken zij zich zoo uit: „Daar, tusschen die twee rotswanden, is de „Einstieg"," dat wil zeggen de plaats waar men met de bestijging moet beginnen, wil er mogelijkheid van slagen zijn. Voor de hedendaagsche menschen, voor wie de belijdenis der hervorming een som van ongewone woorden en begrippen in de vage verte is, gaat het in de eerste plaats om de vraag, waar voor hem de „Einstieg" is tot het moeilijk te bestijgen massagebergte van het Christendom, d.w.z. de plaats waar hij kan beginnen om mogelijk eens den top te bereiken, van waaruit het wonder der Kerk en de beteekenis der belijdenis zich voor hem ontsluiten. De „Einstieg" is natuurlijk niet het gebergte zelf, maar slechts de toegangsplaats daartoe, het *) Ongetwijfeld een „sneer" op Karl Barth, die van de Groep heeft gezegd, dat „deze tooverberg van louter wereldlijke gewichtigheden met het geloof, met het gebed, met de hoop, met de Boodschap der Christelijke Kerk niets van doen heeft." Men leze in „Kultuurleven" (1937, pag. 19 seq) de beschouwingen van Dr. Pauwels O.P. over Barthianisme en Groepbeweging als antipoden en tegenhangers: „Waar Barth op de eerste plaats een leer preekt en pas daardoor een mentaliteit kweekt, zoekt de Groepbeweging naar een maximum van leven bij een minimum aan leer. Etc." uitgangspunt zijner bestijging. Den mensch deze toegangsplaats aan te toonen, Is een der belangrijkste functies van den Heiligen Geest. En nu is het juist voor ons kerkelijk opgevoede menschen een wonder om te zien met welk een onfeilbaar instinct voor het allernoodzakelijkste deze leekenbeweging de toegangsplaats tot het Christendom heeft uitgevonden, bij welk element van het Christendom deze beweging inzet en wat zij daarentegen voorloopig terzijde laat. De Groep laat voorloopig elk dogmatisch leersysteem rusten. Niet dat de leer van geen beteekenis voor haar is. Telkens weder trad in de getuigenissen, die men in Oxford hoorde, het geloof in de verzoening door den gekruisigden Christus als dragend fundament naar voren. Maar iedere leerstellige bevestiging dezer overtuiging, elk debat daarover werd vermeden of uitgesteld. Weliswaar werd dagelijks een tusschenuur aan bijbelstudie gewijd; met ware ontdekkingsvreugde, ja met geeuwhonger, begonnen deze kooplieden en officieren en arbeiders den Bijbel te doorzoeken. Maar de Bijbel is niet het uitgangspunt der beweging. Zij wordt eerst als een lang verborgen schat ontdekt nadat de eerste schrede in het nieuwe leven reeds gezet is. Het opvallende is echter, dat ook de geheele religieuse gevoelswereld en de innerlijke mystiek, die in het Piëtisme en andere opwekkingsbewegingen zulk een groote rol speelde, in de Groep volkomen op den achtergrond treedt, ja zelfs als hinderpaal voor een nieuw begin wordt ervaren. Inplaats van dit alles wordt altijd slechts één ding met hartstochtelijken nadruk en eenzijdigheid in het middelpunt gesteld. Dat is deze gedachte: alvorens ik tot de diepere sferen van Bijbelgeloof en Kerkleer kan dóórdringen, moet ik beginnen in mijn eigen dagelijksch leven, in de verhouding tot mijn vrouw en kinderen, tot de employé's in mijn bedrijf en tot de belastingautoriteiten met de allereenvoudigste en eigenlijk volkomen natuurlijke grondeischen van het geweten ernst te maken: volkomen reinheid, liefde en onzelfzuchtigheid. Slechts als ik hiernaar in allen ernst streef, kan de belijdenis mijner zonden en het geloof in mijn verzoening waarachtig worden. De meeste menschen komen daarom niet in levend contact met Christus en blijven blind voor de heerlijkheid van den B ij bel, omdat zij dit elementaire begin van het nieuwe leven willen overslaan. Zij zouden zich liefst dadelijk in den vollen inhoud van de belijdenis der hervorming dompelen eer de revolutie in de practijk van hun dagelijksch leven een aanvang heeft genomen en de groote opruiming is begonnen. De Groep bepaalt ons met heilige energie bij de allereerste grondslagen van het Christendom in de practijk. Urenlang hoort men in een Groepsamenkomst getuigenissen van ongekunstelde menschen, die heel eenvoudig vertellen hoe hun ontredderd huwelijk weer gelukkig is geworden, hoe zij het klaargespeeld hebben met hun moeilijke kinderen, hoe rij er toe gekomen zijn hun verjaarde rekeningen te betalen. Daarbij worden onvermoeid telkens een paar eenvoudige regels herhaald, die men moet opvolgen als men uit den chaotischen, ordeloozen toestand, waarin de meesten van ons voortleven, wil geraken. Iedere dag moet beginnen met hel in ontvangst nemen van bevelen *), met stil worden en luisteren naar God, Die een plan heeft voor ons leven en bereid is, ons onder Zijn leiding te nemen. En behalve dat moet elk van ons een medemensch hebben, met wien hij altijd weer van tijd tot tijd, zonder eenige terughouding volkomen openhartig alles bespreekt wat hij te doorworstelen heeft. Wie begint naar deze eenvoudige regels te leven is nog geen „wedergeboren" mensch in den zin des Bijbels, noch een „bekeerde" in den zin van het methodisme. Maar hij is „veranderd", zooals de Groep het bescheiden en voor ieder begrijpelijk uitdrukt. Hij is anders dan voorheen. In zijn leven heeft een eeuwige beweging ingezet, die nooit meer kan ophouden **). Als men slechts eenige dagen met zulke bevrijde en veranderde menschen samengeleefd heeft en men heeft hun stralende oogen, hun levensvreugde, hun frischheid en natuurlijkheid, waaraan iedere trek van dweperij en overgeestelijkheid ontbreekt, hun natuurlijke hulpvaardigheid gezien, heeft men werkelijk den indruk, dat hier midden in onzen tijd weer iets is opengebroken van wat in de Handelingen der Apostelen van de Pinkstergemeente wordt verteld: „Zij waren dagelijks en steeds bij elkander. . . en prezen God met verheuging en eenvoudigheid des harten en hadden genade bij het gansche volk." B. HET EIGENLIJK „GETUIGEN". Geven we, waar we nu expliciet het mondeling getuigen gaan beoordeelen, wederom eerst eerlijkheidshalve het woord aan de Groep, die ons bij monde van Ronald Fangen („Een christelijke wereldre v o I u t i e") zelf zal verklaren wat zij er onder verstaat. *) Cf. hetgeen wij pag. 29 s. meenden te moeten opmerken omtrent deze simplistische opvatting van de leiding Gods. ") Cf. pag. 27, sub 2°. V „Het woord „bekennen" heeft een leelijken smaak voor de meeste menschen. Om een juiste opvatting te krijgen wat het eigenlijk inhoudt, kan het nuttig zijn te wijzen op zijn dubbele beteekenis. Men verbindt het onwillekeurig met het bekennen van persoonlijke dingen — dat is juist — het woord heeft ook deze beteekenis. Maar de Oxfordgroep verlangt en wenscht niet, dat er menschen zullen opstaan in de bijeenkomsten, om verslag uit te brengen over hun particulier leven. In de meeste gevallen heeft dit weinig nut. 't Is goed dit ééns en voor al vast te stellen. De beweging mag niet worden veroordeeld, omdat enkele menschen zich af en toe vergissen op dat punt. De andere beteekenis van het woord is: bel ij den van geloof — en hier is de beweging in volkomen overeenstemming met het oorspronkelijke Christendom, en alle echte Christelijke stroomingen in de geschiedenis, waarin menschen van hun geloof moesten getuigen. Maar het heeft in werkelijkheid niet het karakter van een gebod, een commando; het is toch een wet van het Christelijk leven, dat wie een geloofservaring heeft gekregen, hiervan wenscht te getuigen. Het is een natuurlijk gevolg van levensvernieuwing, dat men anderen wil laten deelen in wat men zelf heeft beleefd. Als lafheid, angst en conventioneele bedenkingen iemand ervan terughouden, dan is er nog iets niet in orde, dan heeft men nog niet de ware Christelijke vrijheid beleefd. De boodschap van Jezus' kracht en levensvernieuwend vermogen is uitgedragen door levende verkondigers, zoo was het steeds in de geschiedenis van het Christendom. „Gij zult Mijne getuigen zijn", zei de Meester zelf. De geloovigen zullen de brief van Christus zijn aan de menschen, zei Paulus. Het is een geweldige verantwoordelijkheid — en een groote zegen (o.c. pag. 48 seq.). Met opzet kozen we juist dit citaat, hetgeen het getuigen in een zeer gunstig daglicht stelt. We hadden ook andere kunnen kiezen, doch we wenschen zoo objectief mogelijk te blijven. Toch — uit naam van die zelfde objectiviteit dienen we óók melding te maken van andere stemmen omtrent ditzelfde onderwerp. Zoo bijv. wijdt Geoffry Allen in zijn boek „He t h a t cometh" (London 1933), het geheele zesde hoofdstuk aan een pleidooi voor de noodzakelijkheid van openbare zonden belijdenis. Trouwens de practijk der Groep op dit punt is algemeen bekend! Het getuigen is een der dingen, die het krachtigst bijgedragen hebben tot het tastbare succes der nieuwe beweging. Daardoor heeft de Groep in het heidendom en in het Protestantisme op haar wijze weer in eere hersteld een oorspronkelijke en apostolische methode, een methode gebaseerd op de werkdadigheid van het oprechte levende contact van mensch tot mensch. Immers: het apostolaat is niet alleen een kwestie van kadervorming of organisatie, maar veel meer een kwestie van bezielde en bezielende levenscommunicatie. De apostel, in zijn kwaliteit van apostel, zal zoo noodig ook moeten b e w ij z e n, maar we vragen op de eerste plaats zijn getuigenis: Gods genade, als het ware tastbaar geworden in het leven van mijn naaste, zet ook mij in vlam. Wat een oprecht en levend getuigenis op zijn minst in het geweten van een ander wakker moet roepen, is de stemming van S. Augustinus, toen hij het leven der woestijnvaders las: „Quod isti et istae, cur non ego?" Waarlijk het getuigen schijnt onder meer dan één opzicht een afdoende methode van geestelijke bevrijding te zijn. Het wekt de in ons sluimerende verlangens naar zuiverheid en eerlijkheid en geeft ze levenskracht. Immers: wanneer wij voor onze oogen de veranderde levens zien, en met onze ooren de onbeschroomde voornemens hooren; wanneer wij om ons heen voelen een nieuw vertrouwen en een nieuwe mogelijkheid tot verlossing en bevrijding; dan, dan wordt het ons tastbaar duidelijk, dat ook w ij goed en rein, eerlijk en onzelfzuchtig kunnen worden. Bovendien, wat ons eigen optreden, ons eigen getuigen aangaat: de verplichting ons in het publiek uit te spreken, en zoo onze schepen achter ons te verbranden, helpt ons allerkrachtdadigst de bekeering ook definitief te doen zijn. Wat verlangen we allen niet oprecht een ander mensch te worden, nu eindelijk toch eens te breken met al het oude; ja zoovelen van ons hébben reeds in princiep met den ouden Adam gebroken ... ; maar hoe deze bekeering voorgoed te realiseeren, hoe ons te ontdoen van onzen wrok, van ons ressentiment, van al wat er aan droesem en duisterheid in ons leven is? En hier is het dat 't getuigenis verlossend werkt: het getuigen van anderen dat ons stimuleert; het getuigen van onszelf, dat ons vastlegt, en bindt aan het goede. Na deze oprechte waardeering moge thans een woord van critiek volgen: 1°. Het gevaarlijke van deze „oude apostolische methode" ligt in .. . het nieuwe er van, n.l. het te simplistisch veralgemeeniseeren en system atiseeren er van, dat in de Groep geschiedt. Overigens moet gezegd dat de Beweging zeer veel doet om excessen te vermijden of te verminderen. Steeds weer dringt zij er op aan dat men in de publieke zondenbelijdenis niet in bijzonderheden mag afdalen; dan is er — vooral de laatste tijd — sterke controle op de getuigenissen; scheiding van mannen en vrouwen; „full-sharing" alleen in de zeer besloten groepen of teams etc. Toch blijven nog vele gevaren dreigen, vooral op sexueel gebied. 2°. Daarbij komt voor ons, Katholieken, nog een zeer speciaal bezwaar: het ontbreken van een bevoegde leiding, die de getuigenissen toetst aan de norm der ware leer, ook op het gebied der moraal ... 3°. En dan: het veelvuldig, soms bijna automatisch spreken over eigen leven en zonde, en dat nog wel met den humor en geestigheid, die Buchman zoo aanbeveelt*), doet de kans loopen de verschrikkelijke zwaarte der beleediging Gods uit het oog te verliezen 46). Ten slotte: ook al moet erkend, dat de Groep zich inspant om al deze en nog andere gevaren van het getuigen te bezweren: toch is onze eindconclusie, dat de ernst van het christelijk leven sterk bedreigd wordt door het deelen vooral van hen, die pas bekeerd nog niet genoeg op een nieuw leven voorbereid zijn **). C. HOUSE-PARTY EN TEAM. De house-party, welke naam de Beweging met voorliefde gebruikt voor haar samenkomsten, is „d e" gelegenheid tot getuigen: „Houseparty is een geschikte naam voor deze cosmopolitische bijeenkomsten, *) Dr. Buchman zegt altijd tegen hen, die gaan getuigen: „Remember these three points when you speak: Brevity, sincerity and h i I a r i ty." **) En dan behoeven de neophyten nog niet eens altijd gewezen koppensnellers te zijnl Cf. de Oxford-Group-Calendar voor 1937. Het October-blad draagt den pakkenden titel: „H e a d-h u n t e r s (I) become life-changers". En daaronder: „Changcd h e a d-h unters and sorcerers ïead the work of the Oxford Group in Papua". want zij hebben niet het karakter van godsdienstige vergaderingen en zijn ook geen opwekkings-samenkomsten. - Bezoekers van deze houseparties worden als gasten behandeld, zij ontmoeten elkander als maatschappelijk gelijkstaanden, wat hun maatschappelijke positie ook elders moge zijn; van somberheid geen spoor en er wordt meer gelachen op een house-party van de Oxford-Groep, dan op vele gewone gezellige bijeenkomsten" („Wat is de Oxford-Groep?", pag. 20). Eenigszins cynisch oordeelt de Gereformeerde Dr. E. D. Kraan in zijn over het algemeen te felle critiek: „De Buchmanbewegin g", (Kampen, 1935): „House-parties zijn een soort I o g e e r-p a r t ij e n, die liefst in een hotel of landhuis of andere particuliere woning gehouden worden. In een prettige, gezellige, opgewekte stemming is men daar ten getale van twintig tot hondervijftig gedurende drie tot acht a tien nachten bijeen. Somberheid schittert door afwezigheid." Het verloop van een house-party is ongeveer aldus: Eerst woont ieder de godsdienstoefening van zijn belijdenis bij; daarna is er gemeenschappelijke „quiet time , gevolgd door verschillende getuigenissen. Dan zijn er verder nog de vrijere bijeenkomsten, in kleiner groepsverband, doch met een meer emotioneele sfeer. Hier ligt vaak het succes van de Groep 47). Zooals gezegd: de stemming is er een van groote emotionaliteit. Al het persoonlijk beleefde en getuigde treft diep, het geeft licht: drijft den hoorder buiten zijn eigen gedachtenkring. Deze emotie is een bron van inzicht, maar geeft ook aanleiding tot onberaden besluiten en daden. Ook kan de pressie, die aldus op den hoorder wordt uitgeoefend, een tegenstrijdig effect hebben: hij kan meegesleept en — hij kan afgestooten worden. Ongetwijfeld is het succes van de house-party reëel, imposant zelfs. Maar toch — over den duur der bekeering kan men nog niet adaequaat oordeelen: de beweging is er nog te jong voor. De schoonste resultaten echter schijnen te zijn bij hen, voor wie de house-party slechts was: de eerste „stap" tot een beter leven. Het „t e a m", de „volkomen eenheid" van vlotte, „lebensgewandte", goed getrainde, veelal jonge mannen en vrouwen, is samengesteld uit bekeerde leeken, die leven in volledige overgave aan God en in den volledigen vorm van „sharing" (full-sharing). Het is een rondtrekkende apostolaatsgroep, die alleen analoog overeenkomt met de „missies" van vroegere tijden... Immers het zijn hier de leeken, tenminste hoofdzakelijk, die missioneeren ... D. CONCLUSIE. Na hetgeen hierboven vermeld is, kunnen we thans gemakkelijker een samenvattend overzicht omtrent het apostolaat der Groep geven. Het kan eenigszins als een parallel van dat onzer Katholieke Actie aangezien worden. Zelf wil ze, gelijk we reeds zagen, allerminst een nieuwe secte vormen, doch wenscht niets anders te zijn dan: „de Kerk in actie"48), de gemobiliseerde Kerk, onverschillig van welke belijdenis ook. Zoo schrijft Brunner: „Die Gruppenbewegung ist in erster Linie ein Versuch, dem Missionsbefehl des Herrn durch Mobilisation der Laienwelt zur Ausübung ihrer Christlichen Dienstpf licht gehorsam zu sein" (o.c. pag. 10). ? Dit alles is van heel groot belang ... Onze wereld is thans practisch missieveld geworden49). Daarom moet het leven van ieder christen wederom een tastbare realiteit worden; het moet worden: een aansporing voor hen, die hem omringen; een voorbeeld en een hulp voor hen, die zoekende zijn ... Hier doet de Groep inderdaad merkwaardige oplossingen aan de hand; oplossingen, die geleid hebben tot niet onbelangrijke resultaten ... Vandaar dat we bij vele zielen, door deze nieuwe Beweging geholpen, bewaarheid meenen te zien, de heerlijke woorden van Pius XI in zijn „Caritate Christi compulsi" van 1 Juni 1932: „...er vaart thans een machtige stormwind van den H. Geest over de geheele wereld ...; een goddelijke ademtocht, die alle zielen, zelfs tegen hun wil, in beroering brengt. .., divinus sane afflatus animas o m n e s, vel invitas, concutit"... Want onloochenbaar is, dat de Groep voor vele mondaine, in stofvergoding verzonken en voor het Katholicisme practisch onbereikbare nieuwheidenen een keerpunt, een lichtpunt en een brandpunt van hun leven geworden is .. .so) Toch, er blijven veel bezwaren onzerzijds ... Na de reserven in den loop van dit hoofdstuk reeds geuit, zij tenslotte als algemeene critiek nog eens herhaald, wat we even te voren slechts kort aangaven: de Groep is in haar leekenapostolaat te simplistisch. Aan den ternauwernood bekeerden neophyt, nog ten prooi aan de twijfels en de moeilijkheden van zijn vorig leven, nog niet geheel en al thuis in zijn geloof, kan men niet tot taak geven om onmiddellijk zijn omgeving te gaan bekeeren: „N'est ce pas aller souvent au devant de l'insuccès voire de la catastrophe", vragen terecht Lestang en Dupraz in „La Vie Spirituelle" l.c. En zelfs de „Grouper" W.B. Selbie D.D. kan in zijn „preface" tot „O xford and the Group s" zijn twijfel op dit punt niet onderdrukken .. .S1). En dan ... onze groote vraag, een vraag, waarop de Groep het rechte antwoord onmogelijk geven kan, blijft natuurlijk: Vanwaar heeft de Beweging haar zending? Doch daarover spreken wij in het laatste hoofdstuk nog nader. Beschouwen we thans eerst nog haar resultaten. HOOFDSTUK IV. DE RESULTATEN. Uit ons eerste hoofdstuk, waarin wij in korte trekken den wonderbaar snellen groei der beweging schetsten, blijkt reeds genoegzaam dat de Groep zich niet te beklagen heeft over gebrek aan succes *). Al is het natuurlijk onjuist om over haar te spreken als over „de grootste geloofsgemeenschap van Europa" 52), toch gelooven wij, dat Brunner niet ver van de waarheid is, als hij schrijft, dat „die von der Bewegung erfaszten nach Hunderttausenden zahlen"53). „Overal in de wereld", zegt Ronald Fangen (o.c., pag. 111) „wordt er van getuigd, dat de sociale verhoudingen en de geheele menschelijke atmosfeer vernieuwd zijn door het werk van de Groepbeweging. De eerste minister van C a n a d a vertelt, dat er zich in zijn geheele land, tot zelfs in de kleinste dorpen, groepen hebben gevormd, en dat het met den dag gemakkelijker valt om te regeeren **). Een typisch beeld van de resultaten in Londen geeft dit verhaal van een werker der Groep aldaar: „De aanvang van het werk van de OxfordGroep in Zuid-Londen kan teruggebracht worden tot een gesprek in Oxford in 1928 tusschen een jongen hulpprediker en iemand, die reeds meerdere jaren met de Groep samenwerkte. De hulpprediker vroeg, hoe het kerkelijk leven in een parochie in het Zuiden van Londen weer opgewekt kon worden. „Breng enkele wonderen tot stand", was het ant- *) Toch moeten we ons hier ook voor alle overdrijving hoeden en al onze Hollandsche nuchterheid bewaren ten opzichte van de Amerikaansche wijze waarop de Groep reclame weet te maken. Bijv. in de „Oxford-Group-Calendar" voor 19371 **) Het eerste gedeelte van dit testimonium is zeker overdreven; het laatste wel een tikje te Amerikaansch, maar het middelste, ook al is het slechts gedeeltelijk waar, zeer merkwaardig. woord. Doordat de jonge man zich nog niet volledig overgegeven had en door zijn gebrek aan gehoorzaamheid, geschiedden in het begin nog niet veel wonderen, maar later heeft God hem kunnen gebruiken voor het veranderen van menschen. Zeer kort daarna verkreeg hij de medewerking van twee anderen, die beiden tot de Groep behoorden. Uit dit begin is een reizend leger levensveranderaars voortgekomen, waartoe thans ongeveer duizend menschen behooren. Om u een idee te geven van deze beweging en de resultaten, welke door haar bereikt zijn, diene t volgende voorbeeld. Onlangs is in een plaatselijke kerk een evangelisatie op groote schaal begonnen, welke zich over de geheele gemeente uitstrekte. Meer dan driehonderd geoefende leiders kwamen samen voor dit werk; de meesten waren mannen en vrouwen, die overdag door hun beroepsbezigheden in beslag werden genomen. Enkelen van hen offerden een week van hun kostbare veertien dagen jaarlijksche vacantie op, om zich geheel aan dit werk te kunnen geven. Elf duizend menschen werden thuis bezocht en wanneer er openbare bijeenkomsten werden gehouden, was de groote zaal ter plaatse iederen avond stampvol. Deze campagne duurt nog steeds voort. Iedere week is er een gestadige toevloed van menschen, die het besluit nemen Jezus-Christus te volgen. Ofschoon het u misschien vreemd zal voorkomen, is de wijze, waarop dit werk tot stand komt, niet van het allergrootste belang. Wanneer ik een beschrijving daarvan gaf, zou dit u misschien kunnen verleiden tot overijlde handelingen. Het zou den schijn. wekken, alsof er een bepaald systeem was voor dit evangeliseeren. Het is geen systeem, maar heel eenvoudig een leven. De eerste vier of vijf jaar van de beweging in Zuid-Londen waren een kostbare tijd van voorbereiding en pionierswerk. Allereerst voor het leven in volle gemeenschap met God. Op ieder punt vroeg Zijn liefde een complete overgave. Voor velen was het moeilijk, zijn ouden vorm van oordeelen op te geven en de oude slagboomen van vooroordeel en gewoonten te overwinnen. Langzamerhand heeft God ons echter eenige van Zijn lessen omtrent het samenleven in gemeenschap kunnen leeren; sindsdien hebben de werkzaamheden een geweldigen omvang genomen en in een versneld tempo" M). Ondanks den optimistischen toon leest de „insider" echter tusschen de regels door dat het succes in Londen toch nog vrij problematisch is. — Vooral in de v o I k s w ij k e n laten — ook in de oogen der Groepleiders — de resultaten zeer veel te wenschen over! Daar staat echter tegenover: Noorwegen, Zwitserland, Zuid-Afrika, waar het succes zeer reëel schijnt te zijn geweest. Wij zullen hier echter over zwijgen om ons alleen te bepalen tot een der allerlaatste massa-veroveringen der Beweging: Denemarken. — „Niet minder merkwaardig is de geestelijke revolutie, die in Denemarken heeft plaats gevonden door het werk van de Oxford-Groep in 1935. De Groep is begonnen met een aantal openbare bijeenkomsten in Kopenhagen, aan het eind van Maart; deze zijn de aanleiding geweest tot talrijke persoonlijke gesprekken met hen die naar een nieuw leven verlangden en tot vele kleinere bijeenkomsten, die dagelijks gehouden zijn in particuliere woningen, hotels, scholen, ziekenhuizen, fabrieken en kantoren. Met alle categorieën menschen, die de bevolking van een groote stad uitmaken, werd contact gekregen, waaronder vooral veel communisten en werkloozen. De Kerk werd wakker geschud. De (Luthersche) bisschop van Kopenhagen heeft van het begin af actief deel genomen aan het werk en een groot aantal geestelijken en hun helpers hebben een meer levendige godsdienstige ervaring verkregen, hetgeen van grooten invloed op hun werk is geweest. Met Paschen werden tien dagen lang house-parties gehouden te Haslev, een belangrijk centrum op het gebied van onderwijs, circa 50 km. ten zuiden van Kopenhagen. Op alle beschikbare ruimte voor onderdak werd beslag gelegd voor de honderden, die de house-party wenschten bij te wonen en de boodschap werd vernomen door zeer velen uit de landbouwers-bevolking in de naburige dorpen. Omstreeks Pinksteren had het werk zulke afmetingen aangenomen, dat, toen wederom een house-party gehouden werd in Elsinore, ieder beschikbare kamer in een straal van 30 km. in den omtrek in beslag genomen was; eenige honderden gasten waren uit Zweden gekomen. De dienst op Pinksterzondag, waar het groote open plein van het kasteel von Kronborg (het kasteel dat verbonden is aan de geschiedenis van Hamlet) volgepakt stond met 10.000 menschen, zal niet licht vergeten worden. In Augustus breidde het werk zich uit tot Jutland, dat wegens gebrek aan tijd niet eerder bereikt kon worden en opnieuw — thans in Aarhuus — was de menigte zoo groot, dat zij niet alleen plaats kon vinden in de Kathedraal en de Opera, maar ook nog de markt vulde. Inmiddels had het aantal Deensche leiders zich voortdurend uitgebreid en de hulp van vreemdelingen werd dientengevolge in gelijke mate overbodig. In October werd onder leiding van Dean Brodersen van de Kathedraal, aan den vooravond van de verkiezingen een groote bijeenkomst gehouden in het Forum, de grootste zaal van Kopenhagen, waar Denen van eiken leeftijd, stand en beroep getuigden, dat het Christendom de oplossing bracht van persoonlijke, maatschappelijke en nationale moeilijkheden. Twintig duizend menschen vulden de zaal en nog vijf duizend kwamen te zamen in twee kerken. Een der dagbladen schreef in een verslag over deze bijeenkomst: „Ongetwijfeld heeft ons land nog nooit de kracht van zulk een godsdienstige vloedgolf ervaren"; en verder: „Wij overdrijven niet, wanneer wij zeggen, dat de Oxford-Groep Kopenhagen stormenderhand veroverd heeft. Het is iets merkwaardigs, dat deze beweging, welke nog niet langer dan zes maanden in Denemarken werkt, zulk een diepen indruk maakte en zulke resultaten in het gansche land bereikt heeft" 5S). t Spreekt vanzelf, dat dit citaat met Hollandsche bezadigdheid dient gelezen te worden; bovendien zegt het ons weinig over de duurzaamheid van den Groepsinvloed. — Waardevoller — omdat het meer wijst op stabiliteit — is de volgende aanhaling uit het boven (pag. 12) reeds vermelde referaat van den Lutherschen bisschop van Kopenhagen, dr. H. Fuglsang-Damgaard: „In dit stadium wacht de kerk een groote taak. Wanneer de bekeerden niet worden geleid naar de objectieve krachtbronnen, kan het nieuwe leven licht verdwijnen als nevel voor de zon. De principes van de Groep moeten als het ware hun draagkracht daardoor bewijzen, dat zij heenleiden naar de objectieve krachtbronnen. Dat is volgens mijn meening bij ons ook in rijke mate gelukt. Ik heb met de Groepbeweging in nauw verband gewerkt. Met het oog op deze voordracht heb ik vele inlichtingen van verschillende gemeenten en takken van werk van Christelijke barmhartigheid verzameld en kan heel wat mededeelen. De eene bijbelkring na de andere wordt opgericht. In een provinciestad zijn 14 nieuwe bijbelstudiekringen met 200 deelnemers ontstaan, hoofdzakelijk menschen die vroeger nooit tot zoo'n kring hadden behoord. Een ander bericht van 250 deelnemers; en zoo zou ik door kunnen gaan. Ook in kleinere kringen wordt de bijbel ijverig bestudeerd. Velen getuigen van hun liefde tot den Bijbel, van hun blijdschap bij het zich verdiepen in Gods woord. Velen hebben eerst nu den Bijbel ontdekt; voor velen is hij een nieuw boek geworden. Uit talrijke gemeenten, met name die, waar de predikant zich bij de Beweging heeft aangesloten, wordt melding gemaakt van een groeiend, ja, sterk groeiend kerkbezoek. In één gemeente is het met ongeveer 40 % gestegen; uit een andere wordt een toename van vele honderden bij de godsdienstoefeningen gemeld. Bij de eigenlijke Groepgodsdienstoefeningen, waar getuigenissen worden afgelegd door menschen uit de Groep, zijn de kerken geregeld overvol. Tweemaal waren er jeugddiensten in de Domkerk met iederen keer meer dan 3000 toehoorders. Maar ook van de gewone godsdienstoefeningen komen er berichten van volle kerken." Ten slotte een kijkje op het werk der Beweging in eigen land, dat des te meer merkwaardig is, omdat hieruit wederom duidelijk blijkt, dat de Groep geen nieuwe afscheiding wil, doch niets anders wenscht te zijn dan „de Kerk in actie". De getuigenissen vonden in ons geval plaats in de Ned. Hervormde Kerk en het geheel stond onder leiding van een dominee. Het verslag van het gebeurde (najaar 1936) nemen wij over uit het ,,A Igemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur" van 4 December 1936. „De kerkdienst in Assen werd geleid door Dr. Roose van Groningen. Hij althans begon met de gemeente een Psalm te laten zingen. Daarna verliet hij den kansel om plaats te maken voor de eerste van een aantal der geloovigen, die in dezen kerkdienst iets zouden zeggen. Allen begonnen met te zeggen hoe ze heeten en waar ze woonden. Het waren mannen en vrouwen afwisselend. De één las een schriftgedeelte, een ander sprak een gebed uit, een derde deelde mee wat de Oxfordbeweging eigenlijk is, en nog weer anderen getuigden, wat God in hun leven had gedaan. Ten slotte beklom Dr. Roose weer den kansel om een korte maar levende preek te houden over „Het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden". In ademlooze spanning werd deze prediking aangehoord, die er op wees, hoe de gemeente hier iets gezien had van het nieuwe leven, dat Christus geeft, en hoe het mogelijk was voor een ieder om ook aldus opnieuw te beginnen met een leven, waarvan God het middelpunt was. Er was in die bonte afwisseling van sprekers en spreeksters niets zenuwachtigs. Alles werd gedragen door een waardigheid, die niet scheen voort te komen uit een besef van gewichtigheid bij degenen, die aan dezen dienst mochten meehelpen. Zelf zeiden enkelen later, dat ze het als een wonder ervoeren door God te worden gebruikt om in hun kerk te getuigen van datgene, wat God in Zijn groote genade had geschonken. Mijn woorden schieten te kort om te zeggen, welk een visie ik kreeg op de mogelijke vernieuwing onzer kerk. Hier waren menschen, die zich door God lieten leiden en aan Hem hun leven uit handen hadden gegeven. Hier was een gemeenschap, ontstaan door den gemeenschappelijken band met God, waarvan ze ook elkaar open en eerlijk spraken. Wat zal het worden in onze kerk, wanneer de gemeente van zwijgend luisteren naar de preek weer eens kan komen medegetuigen met hun voorganger! En wat gaan de voorgangers een prachttijd tegemoet, wanneer ze zullen beschikken over een staf van medewerkers, die hen met 5. De Oxford-Groep. 5 overgave van hun gansche leven aan God steunen in zijn vaak zoo moeitevolle taak. Laten we bidden, dat God de Kerk moge vernieuwen. Maar laten we het echt op z'n Oxfords doen, zooals eenige jaren geleden ook in China aan de leiders en gemeenteleden der Chineesche kerken werd aangeraden: „Heer, hernieuw Uw Kerk, en begin met mij!" Ook in het nationale leven schijnt het werk der groep eenige resultaten bereikt te hebben: „Het heeft Engelschen en Afrikanen tot elkander gebracht en niet weinig bijgedragen tot den geest, die eerst een coalitie-regeering en later een fusie van partijen mogelijk gemaakt heeft"S4). In Canada zijn door den invloed der Groep nieuwe sociale artikelen in de wet ingevoegd, etc. En — de i d e a Ie n der Groep zijn nóg grooter. Zij beoogt niets meer of minder dan verbetering ook in de internationale verhoudingen ... Dit alles natuurlijk niet zonder een aanmerkelijke dosis Angelsaksische naïviteit en „over-simplification"! 57) Na al dit jeugdig enthousiasme, waarbij we — ondanks de journalistieke overdrijvingen hier en daar — toch eerlijk verklaren kunnen God te hebben gedankt voor dit werken van Zijn Heiligen Geest in een ontredderde wereld, moeten we thans ook de keerzijde van al dien voorspoed zien. En deze zijn naar onze meening: 1°. De opvattingen over de resultaten der Groep zijn soms wel zeer tegenstrijdig... Als voorbeeld diene de campagne in Canada van 1932 en 1933. Van de zijde der Groep getuigde hiervan E. Wade (Cambridge), dat Christus kracht zich ais een onmetelijke prairiebrand over geheel Canada had uitgestrekt en A. Thorhill (Oxford) verklaarde, dat het religieuse enthousiasme, dat zich van de stad Toronto meester had gemaakt grooter was geweest dan de geestdrift ten tijde der verkiezingen ... Doch het te Toronto verschijnende protestansche kerkelijke blad „The New Outlook" noemde in zijn nummer van 21 December 1932, hetgeen er op sommige Groepsbijeenkomsten gebeurde: „een staaltje van het meest schaamtelooze exhibitionisme, dat we ooit hebben gezien!" 2°. Op heel veel plaatsen zijn de zoo snel verkregen successen weer snel verdwenen ... Zoo schijnt bijv. in O x f o r d-z e I f het getal der getrouwen af te nemen. Ook in ons land vernamen wij van verschillende kanten, dat de Groep opdenduur velen niet bevredigt. Overigens is de Beweging nog te jong om thans reeds een definitief oordeel te kunnen vellen over de door haar bereikte resultaten. 3 . Bij hun terugkeer op eenzelfde plaats is het succes van de Groep dikwijls maar zeer, zeer matigjes, vergeleken bij de uitbundigheid van den eersten keer, toen het nog een nieuwigheid was. 4°. Een probleem blijft het nog altijd voor de Groep, hoe vat te krijgen op het volk, de massa. Londen is er het bewijs voor! Oorsprong der Beweging en structuur der methoden bestemmen haar als vanzelf voor de meer bezittende klasse. Hiermede hangt samen het onvoldoende, te simplistische antwoord dat zij geeft op de sociale kwestie: „verander de personen en — alle sociale conflicten zijn uit den weg geruimd!" Hoezeer deze oplossing ook te prijzen is als reactie tegen het Marxisme met zijn verbetering-derom stand ig heden-alleen, toch moet bedacht worden, dat er heel veel sociale omstandigheden zijn, waarop de persoonlijke houding geen doorslaande invloed kan uitoefenen, daar de on- of bovenpersoonlijke krachten daarvoor veel te sterk zijn. HOOFDSTUK V. SLOTWAARDEERING. - KUNNEN WIJ KATHOLIEKEN IETS VAN DE GROEP LEEREN? In den loop van deze verhandeling hebben we reeds meermalen ons oordeel uitgesproken. Samenvattend en completeerend zeggen we thans: Op deeersteplaats verdient de Groep ook van onze zijde oprechte waardeering. Zij toch doet haar best om in een ontgoddelijkte wereld weer luide te laten hooren de absolute rechten die God heeft over den mensch. Zij wordt niet moede om op dikwijls zeer praegnante wijze te herhalen dat alle moderne kwalen haar oorsprong alleen hierin vinden, dat de wereld zich van God heeft afgewend en er alleen hoop op genezing is in een volledige „overgave" aan Hem en in een diep besef van „rentmeesterschap". Zij heeft voor honderdduizenden weer nieuwe horizonten geopend door concreet en in levende getuigenissen aan te geven, hóé die „surrender" te verwerkelijken: in trouwe navolging van Christus, in absolute eerlijkheid, reinheid, onzelfzuchtigheid en liefde, terwijl ze tegelijk den gemakkelijken leefregel van „guidance" en „sharing" aan de hand deed *). Voorwaar, hier moeten we zeggen met een variant op het: „Wanneer Christus maar gepredikt wordt" van den H. Paulus: „wanneer in deze droeve wereld de menschen maar onttrokken worden aan de zuigkracht van materialisme en anti-christelijke, pantheïstische stroomingen en secten" **) En we haasten ons er aan toe te voegen: de Groep laat het *) Al dit goede wordt door verscheidene critici, ook in ons land, ook onder Katholieken t» veel uit het oog verloren. Hetgeen een der redenen is van het bekende en zoo vaak reeds gesmaalde feit, dat de Groep „alle critiek eenvoudig naast zich neerlegt". ) Dit laatste mag niet onderschat worden: de Groep vangt vele dwalenden en zoekers op die anders terecht komen in het occultisme, bij theosophie, spiritisme etc. daar niet bij. Ze voert het menschdom tot Christus en brengt gedachten bij, die met Gods genade kunnen leiden tot het v o 11 e Christendom ... En daar is nog meer: zij heeft in een krachtige beklemtoning van het leekenapostolaat, aan vele, vooral jeugdige christenen weer nieuwe, frissche verovering s-moed en -methoden geschonken en tegelijk met haar „quiet time" gezorgd voor de in het moderne, jachtende leven zoo hoog-noodige recollectie. Zij heeft, zooals haar naam trouwens reeds aanduidt, o.a. door haar Groepssamenkomsten, de verbroederings-, de gemeenschapsidee in sommige kringen wederom levend gemaakt. Doch vooral aan ons Katholieken mag de Groepbeweging niet onsympathiek zijn — en dat om zeer speciale redenen: Zij vertoont namelijk naast vele, in hoofdzaak subjectivistische trekken, die op haar protestantsche herkomst wijzen, toch ook op menig punt een d u i d e I ij k e BREUK met het klassieke Protestantisme en een toenadering tot katholieke leer en pract ij k : a. Sharing: de zondenbei ij denis aan een vertrouwd persoon, wat is het anders dan een, zij het ook verpsychologiseerd en onsacramenteel, biechten? Zoo heeft het reeds meergenoemde geschrift van den bekenden protestantschen theoloog E. Brunner, „Die K i r c h e n, u.s.w.", pag. 36, een apart hoofdstuk met den titel „B e i c h t e", waarin hij zich beklaagt, dat het Protestantisme, vooral sinds de Aufklarung, dien kostbaren schat heeft laten verloren gaan ... b. Sharing: de publieke zondenbelijdenis, het is een k a t h o- liek erfgoed: de „paenitentia publica", in de oude Kerk met discretie toegepast, door het Concilie van Trente gesanctionneerdS8), in onze kloostergemeenschappen met vrucht gepractiseerd . .. En ook moeten we hier denken aan de „Belijdenissen" van een H. Augustinus, aan de in alle tijden zoo talrijke bekeeringsgeschiedenisen, aan een H. Theresia tenslotte, die in het „Boek van haar Leven" zoo aangrijpend „getuigt" zoowel van haar eigen kleinheid en „vele zwakheden als van Gods grootheid en overweldigende genaden... c. Dan: de „algemeene missieplicht" der geloovigen was in dezen vorm aan het Protestantisme niet bekend, terwijl de sterke accentueering van de Groep s- en Gemeenschapsgedachte toch niet erg harmonieert met de protestantsche individualistische princiepen .. . d. Maar vooral belangrijk en verblijdend is het reeds boven aangegeven breken met de protestantsche opvatting van de absolute zondigheid en verdorvenheid des m e ns c h e n, een zondigheid, ook blijvend n a de justificatie. Zoo schrijft Brunner (o.c. p. 27) deze beteekenisvolle woorden: „Der Akzent liegt, auch in den paulinischen Briefen, auch im Galater- und Römerbrief durchaus darauf, dasz der Christ nicht allein ein gerechtfertigter Sünder, sondern auch ein erneuerter Mensch sei, in dem die Kraft der Sünde gebrochen ist." En even verder luidt het in aperte oppositie tot de klassiek-protestantsche opvattingen: „Nicht auf dem Immernoch-Sünder-Sein, sondern auf dem Befreitsein von der Siindenmacht liegt im Neuen Testament und in allem rechten Christenleben der Hauptton. Mag Luther im Kampf gegen den offenen Liberalismus der Humanisten und den verkappten Liberalismus der katholischen Kirche (!) das geschichtliche Recht zu einer Verschiebung dieses Akzentes gehabt haben, so haben doch wir dieses Recht nicht*). Es ist höchste Zeit geworden, es auszurufen, dasz im Neuen Testament nicht der Jammer über die nie zu überwindende Sünde, sondern der Jubel über die Beendigung der Sündenknechtschaft das Hauptthema ist" 5'). Het is deze toon die de geheele Groep-litteratuur beheerscht: een juichkreet eindelijk los te komen uit de banden van droeve, neerdrukkende zondigheid é0). Deze constateeringen nu zijn voor ons Katholieken — en ook voor de „Groupers"! — van het allerhoogste gewicht. Zou er door dit alles geen gemakkelijke weg tot nadere kennismaking met het Katholicisme komen open te staan? Bij ons zou de „Grouper" datgene waarover hij thans zoo gelukkig is, vinden in vollen rijkdom, ontplooiing en harmonie .. .**) Alleen — w ij moeten de Groep in onze beoordeeling dan ook met liefde en begrijpen tegemoet treden ... Zooals in dit werkje naar de mate onzer zwakke krachten, maar toch eerlijk gepoogd is. Elke andere houding is alleen geschikt haar onherroepelijk van ons af te sluiten 61). En is bovendien verre van „christelijk". Immers: is daar niet die schoone plaats in het Lukas-evangelie, dat Joannes het woord *) Hoe kan men ooit het recht hebben het accent van de waarheid naar de dwaling te verleggen! Heel anders klinkt de stem van Pius XI in zijn encycliek „Mortalium animos" van 1928: „Hoe zouden wij ooit kunnen dulden — wat zonder meer zondig zou zijn — dat de waarheid, die ons van Godswege is geopenbaard, tot overeenkomsten verlaagd wordt?" — Het uitroepteeken in het citaat van Brunner is van ons. **) In den loop van dit werkje is dit herhaaldelijk gebleken; het zal ook verder nog uitkomen bij onze beoordeeling der Groep-beginselen en hun toetsing aan de katholieke principen. Cf ook ons artikel in het Octobernummer van „Studiën" 1936, pag. 258 s. nam, en sprak: „Meester, we hebben iemand duivels uit zien drijven in Uwen naam; we hebben het hem verboden, omdat hij zich niet bij ons aansluit." Waarop Jezus hem zeide: „Verbiedt het hem niet; wantwie niettegen u is, hij isvóór u" (Luk. 9 : 49, 50). * * * En toch ... thans onze c r i t i e k ! — Deze kan echter, na alles wat we reeds in de afzonderlijke hoofdstukken schreven, kort zijn. Ze zou nog korter kunnen zijn, of — beter nog — ze had, overeenkomstig het zoo even aangehaalde woord van Onzen Zaligmaker, geheel achterwege kunnen blijven, indien de Groep slechts was een réveil binnen het Protestantisme. Indien, m. a. w., de Groep slechts beteekende: een bezinning op en een beleving van de christelijke waarheden, die het Protestantisme nog heeft bewaard. Dan hadden we ze met sympathie beschouwd als een verblijdende opbloei van Christus-geloof buiten ons om; als een nobel streven, waar we verder weinig mee te maken hadden. — Dan hadden we haar jeugdigen overmoed gaarne vergeven en haar gebreken niet eens genoemd ... En — samen zouden wij, overeenkomstig den wensch van onzen H. Vader, strijden tegen godloosheid en nieuw-heidendom! Doch — de zaak is anders: de Oxford-Groep meent een univers e e I e opdracht te hebben ontvangen en haar oproep komt ook tot ons, Katholieken .. .*) En dan, dan ... moeten we de Beweging toetsen aan onze Kerk met haar dogma, haar hiërarchie, sacramenten en cultus; haar concreet ideaal in leven en gebed. Dat deden we reeds ten opzichte van „sharing", „guidance", gebedspractijk, etc. *) Zeker in ons land is er onder de Groep een sterk streven om invloed uit te oefenen op het katholieke volksdeel. Maar we moeten de Groep toetsen aan ons dogma, óók voor wat betreft haar simpele, moreele ,,Evangelische" eischen ... Want een christelijke moraal zonder dogma is onmogelijk! Welnu, ook ten opzichte van de moraal moeten we zeggen, dat er bij deze enthousiaste convertieten, deze vurige christenen te weinig ... echte conversie en te weinig waar christendom is. Er is te weinig conversie, omdat er te weinig sprake van Christus is. Dat lijkt een harde en — een onverdiende beschuldiging. Is de heele Groeplitteratuur niet vol van levensverandering, overgave aan Christus en den H. Geest? Is hun ideaal - zoo vaak ook gerealiseerd! — niet: te leven voor God en den medemensch? En toch dringt zich voor den Katholiek de overtuiging op, dat het „nieuwe" leven van de Groep een te menschel ij k leven is; de levensverandering oriënteert zich te veel naar een bevrijding van zonde en onlust, naar een nobel, expansief en caritatief, maar... te puur n a t u u r I ij k leven. Terecht zegt P. Congar O.P., dat de geschriften van de Groep veelal den indruk maken alsof het gaat om een ,,certain état d'e u p h o r i e, cette innocence dont Ie monde moderne a la nostalgie et qu'il cherche d'instinct dans une espèce de sincérité enfantine" *). De concrete levensverandering bepaalt zich dan ook maar al te vaak tot de moreele deugd der rechtvaardigheid: eerlijkheid in zaken; huwelijkstrouw; elkaar begrijpen en vergiffenis schenken; etc. Onmiskenbaar zijn hier de sporen van het pragmatisme.. .62) ) Bij dezen geheelen passus hebben we ons laten inspireeren door P. Congar, den schrijver van: „Les groupes d'Oxford", Juvisy '36. Ongetwijfeld: het is hun te doen om een door God geleid leven, maar gaat het niet te veel om een menschel ijk leven door God geleid, om de leiding Gods in een zuiver-m enschelijk leven? Voor ons Katholieken echter gaat het om iets veel voornamers. Het gaat er bij ons niet alleen om ons leven weer rein en gezond te maken en het onder Gods leiding te stellen; neen: wij leven — thans reeds, in „statu viae" — het leven van een Ander: het leven van Christus. Immers: Jezus Christus wil niet alleen met ons zijn, om ons leven te leiden en ons Zijn kracht te geven, maar Hij wil Z ij n leven in ons leiden en Hij wil óók, dat wij Zijn leven zouden leiden in het onze! Hier komt voor den dag: het mysterie van onze allerwerkelijkste, bovennatuurlijke vereeniging met Christus; — het mysterie, waarvan Jezus zelf zeide: „Blijft in mij en I k i n u .. . wie in Mij blijft, en in wien Ik blijf, hij draagt rijke vruchten..." (Joan. 15:4); - het mysterie eindelijk, „dat verborgen was voor de voorbije eeuwen en geslachten, maar dat thans geopenbaard is aan de heiligen" (Col. 1 : 26), n.l. ons deel en in de genade van Christus43); ons ondergedomp e I d-z ij n in het leven en de genade die afvloeit van Christus, het Hoofd, op Zijn ledematen .. . En hierover spreekt men in de Groep niet genoeg 64). Dit mysterie, het was het „Leitmotiv" van den H. Paulus, die zijn verheven leer over het afsterven aan ons zelf en het leven van Christus in ons, overal en altijd verkondigt, maar misschien wel het duidelijkst in deze onvergelijkelijk-troostrijke woorden aan de Corinthiërs: „Te allen tijde dragen we Jezus' doodslijden in het lichaam rond, opdat ook Jezus' leven in ons lichaam wordt geopenbaard. Want tijdens ons leven worden we voortdurend ten doode overgeleverd om Jezus' wil, opdat ook het lever, van Jezus in ons sterfelijk vleesch wordt geopenbaard. — We worden dus niet kleinmoedig, maar al gaat onze uitwendige mensch ook ten onder, onze inwendige herstelt zich iederen dag." (2 Cor. 4 : 11-12; 16). En deze Paulus-visie, het is ook de visie van zoovelen onzer heiligen; we herinneren slechts aan den H. Ignatius: „O bone Jesu, exaudi me: in tra tua vulnera absconde me, ne permittas me separari til *\ e ;. Het spreekt vanzelf dat we hier buiten beschouwing laten het persoonI ij k leven van hen die in de Groepbeweging zich volkomen aan God hebben weggeschonken; Gods genade, die ontspringt in Christus' heilige menschheid, en dan stroomt door de Kerk, de „continuata incarnatio Christi", vindt haar weg ook buiten de zichtbare kerkgrenzen. Maar toch geldt voor deze oprechte dienaren Gods: „Zij missen het dogma en de sacramenten .. „Et miserabar eos rursus, quod illa sacramenta, illa medicamenta nescirent, et insani essent adversus antidotum quo sani esse potuissent" **). Ten slotte: hun gemis aan dogmatische begrippen is ook oorzaak van een miskennen der versterving, de mortificatie, die toch tot de essentie van het christelijk leven behoort... *) O, goede Jesus, verhoor mij: verberg mij in Uwe wonden, en sta niet toe dat ik ooit van U gescheiden worde. **) „En wederom had ik medelijden met hen, omdat zij die sacramenten, die geneesmiddelen niet kenden en ongezond weerstonden aan het tegengif, waardoor zij gezond zouden kunnen worden." S. Augustinus in zijn Belijdenissen; 9e boek, 4e hoofdstuk. Al deze reserves gelden ook dan, wanneer de Groep blijft bij wat zij rechtens slechts wil en kan zijn: voorhoede, hulp-armee, nederige dienares om de menschen, die totaal vervreemd zijn, weer naar de Kerk terug te voeren, of wederom hun kerkelijke, resp. katholieke plichten te doen beleven. Doch feller, ja onverbiddellijk zou onze afweer moeten worden, indien de Groep méér zou willen zijn, als zij i n d e p I a a ts van de Kerk zou willen treden of nog erger: een soort b o v e n-k e r k e I ij k e gemeenschap vormen. Dan is ze onherroepelijk af te w ij zen, zooals thans wel voor elkeen duidelijk zal zijn: om haar schamel bezit aan dogmatische waarheden. Maar vooral: om haar gemis van datgene wat Christus als het wezen van Zijn Kerk heeft ingesteld: onze hiërarchie, onze sacramenten, onzen cultus... Hier is het de plaats voor de krachtige taal van Pius XI in zijn encycliek „Mortalium animos" van 6 Januari 1928, over het bevorderen der ware godsdiensteenheid: „Het moge wel den schijn hebben, dat de z.g. panchristenen, wier streven er op gericht is de kerken tot eenheid te brengen, het nobele doel nastreven de liefde onder alle christenen aan te wakkeren: maar, hoe is het mogelijk dat de liefde tot nadeel zou strekken aan het geloof? Joannes zelf, de apostel der liefde, die in Zijn evangelie als het ware de geheimen van Jezus' Allerheiligst Hart openbaar gemaakt heeft, placht zijn leerlingen onophoudelijk te herinneren aan het nieuwe gebod: „Bemint elkander"; maar aan niemand voorzeker is het onbekend, dat hij volstrekt verbood omgang te onderhouden met degenen, die Christus' leer niet in haar geheel en onvervalscht beleden: „Wanneer iemand bij u komt en deze leer niet verkondigt, dan moet ge hem niet in uw huis ontvangen, noch een groet tot hem richten" (2 Joan. 10). * * * Hierbij aansluitend enkele concrete vragen: Is het den katholiek geoorloofd aan een house-party deel te nemen of de Groep-litteratuur te lezen zonder verlof van de kerkelijke overheid? Op beide vragen meenen wij ontkennend te moeten antwoorden. Immers: bij al het goede wat de Groep doet, bij al de w i n s t die zij op kan leveren voor een modern paganisme of een ingeslapen christendom, beteekent zij toch over de heele lijn voor den geloovigen katholiek om haar onmiskenbaar Protestantsch karakter: een gevaar en een dreigend verlies. Hoewel wij met ons negatief antwoord natuurlijk niet wenschen vooruit te loopen op de beslissing der Kerkelijke autoriteiten, meenen wij onze houding toch zonder aarzelen te kunnen bepalen, te meer waar in verschillende andere landen van o f f i c i e e I e zijde den katholieken reeds alle deelname aan de Groepbeweging werd verboden *). CONCLUSIE. Uit het bovenstaande zal, naar wij hopen, duidelijk zijn geworden dat men bij het beoordeelen der Groep moet oppassen voor twee uitersten: 1°. De Groep te beschouwen als een doodgewone protestantsche opleving, als een alledaagsch réveil of ook als de vierhonderd-en-zooveelste nieuwe s e c t e ... *) Cf. bijv. voor den EI z a s: Buil. ecclés. du Diocese de Strasbourg, 1er avril 1936, pg. 207-208; voor Ierland: Irish Eccleslastical Record, Dec. 1936, p. 635, etc. Wat het laatste betreft: tot nog toe heeft de Groep zich „im Groszen und Ganzen wel gehouden aan het parool van Buchman: „onze eenige organisatie is de Kerk." - De beweging tracht zich, vooral in Scandinavië, in „k e r k e I ij k e n zin te ontwikkelen 4S) al laat de practijk dan ook hier en daar te wenschen over... En wat nu de belangrijkheid der Groep aangaat, men behoeft slechts te constateeren hoe vele duizenden, over een groot deel der wereld verspreid, door het nieuwe ideaal gepakt zijn, of slechts met eenige aandacht te bestudeeren de reeds meermalen geciteerde brochure: „Die K i rchen, die Gruppenbewegung und die Kirche Jesu Christi"66) van een ernstig man als Emil Brunner, om tot deovertuiging te geraken dater op vele plaatsen toch wel iets in beweging is gekomen. 2 . Doch ook moet men zich wachten de beteekenis te overschat* ® n> ons Katholieken niet zoo moeilijk zal vallen, omdat we ge¬ neigd zijn alles wat uit het protestantsche kamp afkomstig is, met een zekere scepsis te beschouwen. En inderdaad: de Groepbeweging i s niet een panacee voor alle wereldkwalen, het i s geen nieuwe wereldkerk, het i s geen algeheele en mondiale herleving van het primitieve christendom. Immers: we mogen nooit vergeten dat deze Anglo-Amerikaansche beweging op tot dusverre ongekende wijze de kunst der reclame in dienst van het apostolaat heeft gesteld! Bovendien: de Groep maakt vaak den indruk thans een mode-artikel te zijn en dan een m o d e-a r t i kei dat een zeker aristocratisch cachet heeft en een zekere distinctie geeft. — Ook al een reden voor Katholieken om voorzichtig te zijn. Alles te zamen genomen echter gelooven wij, dat dit réveil een duidelijk bewijs is dat we leven op een keerpunt der tijden ... Het is een welsprekende manifestatie van het wantrouwen en de minachting bij het opgroeiende geslacht voor traditioneele conventies en normen; van den afkeer voor den door politieke en sociale zonden te voorschijn geroepen twingtigste-eeuwschen levensstijl é7). Maar ook: van den Godshonger die daar leeft onder zooveel modern heidendom ... Het is tegelijk een symptoom van den troosteloozen dood slaap van zoovele kerken, van den doodstrijd van het Protestantisme. Maar ook van de k r a c h t van het christendom: van zijn mogelijke en op sommige plaatsen reeds verwerkelijkte verrijzenis! Wat zal de Groep voor de toekomst beteekenen en de toekomst voor de Groep? Zullen zij er nog eenigen tijd in slagen haar inter-kerkelijk karakter te bewaren en aldus een machtige voorhoede, een vitale en mobiele hulptroep te zijn die de menschen brengt tot vervulling van hun religieuse en kerkelijke plichten? Of zullen zij doodloopen in een s e c t e; verstarren tot dat wat de Engelschman noemt: een „denominatio n"? Het eerste is wel niet erg waarschijnlijk, doch er is niemand die met zekerheid in de toekomst lezen kan! In dezen vorm zal ze echter niet blijvend kunnen zijn ... „Je ne crois pas a un dynamisme perpétuel", zeggen we in dit opzicht Claude Vignon na. Zooveel is zeker dat de Groep zich thans nog steeds uitbreidt, ook in Nederland en Ned.-lndië *). - Het lijdt geen twijfel: de menschheid hunkert naar geestelijke verlossing en bevrijding ... *) Speciaal bij ons werd haar door Buchman een groote toekomst voorspeld. - De massale Pinkster-bijeenkomsten van Mei 1937 te Utrecht bewijzen in elk geval dat het den Nederlandschen Groepleiders niet aan ondernemingsgeest en apostolischen ijver ontbreekt! Bij ons Katholieken heeft de Beweging tot nog toe niet veel weerklank gevonden. Ze is voor ons, zooals boven voldoende uiteengezet werd, niet aanvaardbaar en zou in haar huidigen vorm ook niet doeltreffend zijn. Toch zijn we het eens met de wijze woorden, die G. Lestang en E. Dupraz aan het einde van hun overigens zoo strenge critiek in „V i e S p i r it u e 11 e" (1 Nov. '36) plaatsten: „Wij zijn van oordeel dat de kostbare elementen van het Christendom, die de Groep in het volle daglicht heeft gebracht en waarvan zij de werkdadigheid heeft bewezen, hun plaats moeten vinden in de katholieke Bewegingen die hetzelfde doel nastreven als de Oxf o r d-G roe p." „De kostbare elementen van het c h r i s t e n d o m ..Eigenlijk overnemen behoeven we dus niets; we behoeven slechts, gestimuleerd door de Groep, te ontwikkelen wat we impliciet reeds bezitten. Hier is het wellicht de plaats de bladzijden te citeeren, die wij, wederom geïnspireerd door den schrijver van „Les g r o u p e s d'O x f o r d", schreven in „S t u d i ë n" van Febr. '37: We zijn thans gekomen aan de practische consequentie die P. Congar inleidt in den vorm van een vraag: „Est-il souhaitable que nous profitions de leur méthode et que nous en introduisions quelques éléments au moins chez nous? M.a.w. kunnen wij bepaalde elementen uit de Groepbeweging in het Katholicisme assimileeren? — En zijn antwoord is: ja! Vergelijken we daartoe eens onze Katholieke Actie met de Groep: deze laatste heeft, tenminste gedeeltelijk, hetzelfde program als de 6. De Oxford-Groep. Katholieke Actie, al is onze Katholieke Actie veel zuiverder van opzet en al legt deze meer het accent op het inwendig leven en de vereeniging met Christus. In beide gevallen echter gaat het om een I e e k e n-actie, bezield door een levend en persoonlijk geloof, zich ten doel stellend een daadwerkelijke beleving van den godsdienst in onze moderne wereld ingang te doen vinden, m.a.w. zielen te veranderen en dus — de samenleving te veranderen. In beide gevallen ook tracht men het resultaat te bereiken door het getuigenis, het bezielende en levenwekkende contact van mensch tot mensch. Welnu: het schijnt Congar toe dat de Groep van de apostolische en psychologische waarde van het getuigenis partij trekt op een w ij z e, waarvan w ij heel veel kunnen overnemen. ,,Nous pensons qu'il y a la une réalité authentiquement chrétienne...*) Natuurlijk wij moeten de methode ontdoen van wat er te veel in is aan Angelsaksische naïviteit en psychotherapeutisch procédé. In elk geval is het onmiskenbaar, aldus P. Congar, dat er in het getuigen der „Groep" een intens-gezonde en zeer veel belovende kern schuilt. Wanneer wij die ontwikkelen, dan zal: ons godsdienstig leven oprechter en aantrekkelijker worden; ons geloof meer wervende kracht *) Bij het aanvaarden van 't getuigen der Groep als een „réalité authentiquement chrétienne" is toch wel eenige voorzichtigheid geboden, dunkt me. Inderdaad: in de methode op zich zelf ligt niets nieuws. Het nieuwe — maar tevens het gevaarlijke — ligt in het simplistisch generaliseeren er van, dat de Groep doet. I n de oude Kerk bestond de „poenitentia publica" alleen voor openbare misdrijven! krijgen; onze prediking reëeler en moediger worden; en ons contact met de zielen vruchtbaarder zijn. Zeker, wij Katholieken bezitten alle schatten van het Rijk Gods: wij hebben de Sacramenten en Jezus in het tabernakel ... „Mais a qu°i sert l'Eucharistie si, a peine sorti de la Fraction du Pain, nous ne savons ni nous entendre ni nous pardonner?" Zeker, onze Kerk heeft de volheid van Gods gaven en Zijn genade ... Maar, evenals het bestaan van het Communisme een aanklacht en een aansporing is voor het sociale geweten der christenen, zoo ook vormt het bestaan van de Groep en het feit dat de moderne mensch bij haar de levensvernieuwing zoekt, een aanklacht tegen al wat er aan middelmatigheid en verslapping bij ons is. — Tot zoover ongeveer onze zeer gezaghebbende „auctor". Het zal thans voor onze lezers wel duidelijk zijn: 1e. dat P. Congar en de schrijver van dit opstel het in principe eens zijn; 2e. dat toch zijn oordeel voor wat de practijk aangaat, meer den approbatieven kant opgaat dan het onze*). De oorzaak hiervan lijkt ons tweevoudig te zijn: Ten eerste: een Groepbeweging in Frankrijk met zijn van oudsher katholieken inslag is heel iets anders dan een Groepbeweging in Nederland met zijn overgroot protestantsch contingent. Ten tweede: vooral echter moet de grond der divergentie hierin gezocht worden, dat P. Congar in zijn theologische appre- *) Op het eind van zijn studie overweegt P. Congar zelfs de wenschelijkheid van het oprichten eener katholieke Groepbeweging; die wenschelijkheid acht hij p r o b a b e I. ciatie meer blijft staan bij de doctrinaire, theoretische waardeering, terwijl in de Studiën-artikelen meer de concrete realiseering beschouwd werd. Vandaar dat zelfs in Frankrijk tegen de min of meer milde consideraties van P. Congar eenigszins stelling genomen is door G. Lestang en E. Dupraz in „L a V i e Spirituelle" (1 Nov. 1936). Zij wenschen de Groep te zien: „meer in haar tegenwoordigen concreten staat dan in haar princiepen of idealen". Deze appreciatie-nuanceering nu is ook de reden dat wij den practischen raad van P. Congar aan de Katholieken en speciaal aan de Katholieke Actie om meer te „getuigen": — over persoonlijk, godsdienstig leven; — over geloof s-rijkdom en eigen armoede; — over Christus-heerlijkheid en m e n s c h e n-zwakheid; niet met hetzelfde enthousiasme durven voor te stellen. De zakelijke Hollander legt liever zijn getuigenis af in de stille, maar stoere daad. (Ik denk bijv. aan den Stillen Omgang te Amsterdam!) De nuchtere Hollandsche Katholiek heeft nu eenmaal een onoverwinnelijken afkeer om anderen in zijn ziel te laten kijken. Hij geneert zich reeds voor zijn deugden, zal hij dan zijn misslagen aan de groote klok hangen? En dan: het voortdurend praten van zijn protestantschen buurman over het „geloof" wenscht hij — en terecht - allerminst na te volgen *). *) „Een Katholiek, die de leer van zijn Kerk belijdt, voelt geen reden om bij elke gelegenheid een geloofsbekentenis af te leggen, zoals Kalvinisten het ieder voor zich nodig vinden, omdat ze zich van de overige Protestanten uitdrukkelijk moeten onderscheiden" (Gerard Brom: ,,S c h a e p m a n", Haarlem 1936, pag. 133). Maar boven alles, en dat juist terwille van de 200 noodige „concretie": wanneer wij zoeken naar practische vormen om te getuigen, zullen wij dan niet op de eerste plaats te rade moeten gaan bij Haar, die een ondervinding van 19 eeuwen heeft, bij Haar, die zich heeft toegeëigend al wat er diep-menschelijks bij alle volkeren leefde: onze Moeder de H. Kerk? De eerste vraag moet dus o.i. zijn: in hoeverre is de feitelijk al te origineele methode van getuigen in de Groepbeweging vervangbaar door een opnieuw beleven van de bekende katholieke waarden? Pas daarna mag de tweede vraag komen: In hoeverre is deze methode van de Groep voor ons navolgbaar? En dan luidt op deze tweede vraag mijn antwoord, ondanks het vele, zeer vele voorbehoud boven gemaakt: Al is de methode van getuigen der Groep in haar geheel voor ons Katholieken niet te aanvaarden, al is ze in haar huidigen vorm voor ons ook niet doeltreffend, toch bevat ze een kostbare kern en kostbare elementen, die analoog hun plaats moeten vinden in onze katholieke bewegingen, juist omdat al wat er aan waarachtig goeds bij de Groep gevonden wordt, ons rechtens reeds toebehoort! Zoodat het de moeite waard is te overwegen, wat we kunnen aanvaarden van een meer publiek getuigenis: — over eigen geloofservaring; — over onze „verandering"; — over ons geluk in Christus, etc. — De noodzakelijkheid dezer overweging klemt des te meer als we zien de toenemende ontreddering van het Christendom, óók van het Katholieke Christendom, in Europa <8). De moeilijkheid is echter: de practische toepasbaarheid te ontdekken en in onze Katholieke Actie te realiseeren. — Wie is de man, die daartoe, tot heil van Christus' Bruid, in staat is? „C'est Ie propre des grands coeurs", zegt Lacordaire, „de découvrir Ie principal besoin des temps oü ils vivent et — de s'y consacrer." * * „Et de s'y consacrer..." Deze „toewijding" om nieuwe methoden in de practijk om te zetten, is ongetwijfeld heel gewichtig. — Doch verreweg het gewichtigste van alles is een andere „toewijding": de volstrekte toewijding aan ons ideaal, het beleven van onze princiepen... M.a.w.: de „surrender", de algeheele overgave van onszelf aan God . .. Die zich meestal of zelfs gewoonlijk zal uiten in de eenvoudige plichtsbetrachting van een stil en verborgen bestaan. Dit is het beste „getuigenis": de realiteit van een deugdzaam leven! Ons daartoe stimuleeren — door de ons beschamende edelmoedigheid van sommigen die door haar gegrepen zijn — is het allervoornaamste en misschien wel . .. het e e n i g e dat de Groep ons eigenlijk leer en kan. We herinneren hier wederom aan de woorden van P. Congar: „Evenals het bestaan van het Communisme een aanklacht en een aansporing is voor het sociale geweten der Christenen, zoo ook vormt het bestaan van de Groep en het feit dat de moderne mensch bij haar de levensvernieuwing zoekt, een aanklacht tegen al wat er aan middelmatigheid en verslapping bij ons is." Bovendien... dit is tevens het allervoornaamste en misschien wel ... het e e n i g e, dat de Groep aan haar eigen volgelingen predikt: de „levensveranderin g"; dit „met zich zelf beginnen staat bij haar zóó sterk in het middelpunt, dat zij er zelfs doctrien en theologie om verwaarloost... Wanneer wij dus slechts bereid zijn een les van edelmoedigheid te leeren — ook al is het van menschen met zeer gebrekkige princiepen — dan kan de Groep ons nooit verwijten dat we haar „boodschap" niet begrepen zouden hebben ... Nu is het wel waar: een Protestant zal toch altijd beter blijven dan zijn geloof en een Katholiek altijd slechter dan het zijne ... Juist ómdat ons geloof zoo verheven is en zoo hooge eischen stelt... — Doch aan den anderen kant vinden we ook in den r ij k d o m van ons geloof, in den stralenkrans onzer dogmata de meest krachtdadige aansporing tot algeheele overgave van onze kleinheid aan Gods onmetelijke grootheid ... Wanneer Gods waarheid in een ziel nederdaalt dan ontstaat uit de aanraking er mede een levende lichtstraal, die haar geheel verlicht en in vlammen zet: de geestdrift, de liefde ... Juist omdat de waarheid het begin, de eerste oorzaak is van alle opoffering en liefdegloed, daarom vormen de hoogste waarheden de meest overvloedige bron van heiligheid in de Kerk. Wat is het niet moedgevend, vast en zeker te weten: „Wanneer wij ons zelf verloochenen, wanneer wij onszelf vergeten, dan v i n- den wij God en .... God in ons: „Zoo iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord onderhouden; dan zal Mijn Vader ook hem beminnen, en W ij zullen tot hem komen, en ons verblijf bij hem nemen... (Joan. 14 : 23). „Gij zijt Gods tempel en de H. G e e s t woont in u," zegt S. Paulus in I Cor 3:16... M.a.w.: ons H. Geloof belooft ons niet alleen de „guidance", de „I e id i ng van den H. Geest, maar ook Zijn waarachtige, persoonlijke tegenwoordigheid! Hij, die is: de Bekroning der Triniteit, de Eerste Gave, de Schatkamer aller gaven en tevens de Gever, de „dator munerum", wil als gast in onze ziel inwonen om daar als „Vicarius Redemptoris" (S. Aug.), als Plaatsvervanger van den Verlosser, het werk van Christus voort te zetten I En uit deze bijzondere inwoning op grond van de heiligmakende genade ontstaat die onzegbare liefdes-verhouding tusschen God en de ziel, welke alle aardsche genegenheid verre overschrijdt. En ook hier is het waar, dat de maat van de liefde is: zonder maat te zijn ... Want de H. Geest wil zich steeds intiemer aan ons mededeelen, als wij maar besluiten kunnen tot een steeds grootere „overgave", — een steeds vollediger „surrende r"... „Er zijn slechts weinige menschen", zegt de H. Ignatius, „die beseffen tot welke hoogten God hen zou opvoeren, indien ze zich slechts aan Hem „overgave n"... Velen leven ternauwernood als Christenen, die heiligen zouden zijn, indien ze zich maar niet verzetten tegen de „I e i d i n g" Gods en de werking Zijner genade!" KATHOLIEKE LITERATUUR. Nederland: „Katholieke Documentatie" (16 Sept. 1936): artikel van Dr. C. Pauwels, O.P. „Het Schild" (Maart 1936): art. van Drs. P. Kasteel. „Studiën" (Oct. 1936, Jan. en Febr. 1937): drie artikelen van Th. Piket, SJ. „Apol. Leven" (Juli 1936): art. van H. M(ets); (Jan. 1937): art. van J. Lammertse Lz.; (April 1937): art. van Dr. R. H. A. Huysmans. Dr. C. Pauwels, O.P.: „De Oxford-Groepenbeweging" (G.G.G.) 1937. De artikelen van P. Kasteel en J. Lammertse zijn naar onze meening wel wat erg negatief. Engeland: Zeer veel is er, vooral in de jaren 1 932-1 934, verschenen in de katholieke weekbladen, zooals: „The Tablet", „Universe", „Cath. Times", enz. Van den laatsten tijd citeeren wij: „Month" (Jan. 1937): art. van A. G. Herring (een belangwekkende psychologische studie). F r a n k r ij k: „Documentation Catholique" (9 Dec. 1933). „Études" (20 Nov. 1934): art. van H. du Passage. „La revue hebdomadaire" (27 Juli 1935): art. van J. Largue. „La Vie Intellectuelle" (10 Juli '36): art. van C. Vignon — E. Brunner — M. J. Congar. „La Vie Spirituelle" (Nov. '36): art. van G. Lestang et E. Dupraz. De beschouwing in „Doe. Catholique" Is zeer instructief ter consultatie, doch wel erg negatief in haar oordeel. — Het uitstekende artikel van „La Vie Spirituelle" is ook in brochurevorm verschenen. (Bij „Les éditions du Cerf", Juvisy 1936.) — Overigens wordt de appreciatie van de twee laatstgenoemde art. in dit werkje ruimschoots aangegeven. Duitschland: Dr. Johannes Hessen: „Die Geistes-strömungen der Gegenwart", Freiburg i.B. 1937, pag. 149 seq. — Oppervlakkig; bovendien is de beoordeeling veel te gunstig. „Hochland" (Nov. 1934): art. van L. Borinski; (Mei 1935): art. van G. S. Huber. Het eerste artikel is in zijn critiek te negatief; het tweede te gunstig. België: „Nouvelle Revue Théologique" (Febr. 1937): art. van B. O'Brien, S.J. „Kultuurleven" (Jan. 1937): art. van Dr. C. Pauwels, O.P. Beide artikelen waardeerend wat te waardeeren valt, doch afwijzend voor Katholieken. AANTEEKENINGEN. ') Zoo immers zou alle verwarring uitgesloten worden met de „Oxfordbeweging" van de vorige eeuw, die een beweging was i n de Anglicaansche Kerk naar Rome. Het „réveil", dat wij thans bespreken, heeft daar niets mee te maken: het is i n t e r c o n f e ss i o n e e I en oriënteert zich niet naar Rome als zoodanig. Daarom is het zeker beter om niet te spreken van „nieuw e" Oxfordbeweging. Totaal onjuist is het verband, dat het „Lexicon für Theologie und Kirche" (1935, VII, 853) legt tusschen den oorsprong van de Groepbeweging en de Oxfordbeweging. Vandaar dat de naam „Groepen-" of „Groepbeweging" voor Katholieken zeker minder verwarring-stichtend zou zijn. — Maar vooral: het woord „Groepen-" of „Groepbeweging" geeft zeer juist het karakteristieke van dit „revival" aan: Het is een beklemtonen van de gemeenschapsgedachte, een vormen van nieuwe, levende „cellen" („Groepen") in de verschillende kerken, zooals uit het verloop van onze beschouwingen blijken zal. De vurige propagandist der Beweging, ds. H. van Schothorst, zegt er van in zijn brochure „Het nieuwe réveil": „Het is een ontwaken der Christenheid, een wakker-gestooten-worden door groepen menschen, die zelf in hun leven ten volle ernst hebben gemaakt met Jezus Christus, en die nu door Hem tot een hechte gemeenschap zijn samengebonden .. ." Toch hebben wij voor den titel van dit werkje aan den naam „O x f o r d-G r o e p" de voorkeur gegeven. En wel om deze redenen: 1°. Het is de officieele naam, die door de Groep-zelf steeds gebruikt wordt (cf. noot 11). 2°. Onder dezen naam in ze thans reeds het meest bekend. 3°. De naam is kort, handig en tenminste welluidender dan het vrij affreuze „Groepbeweging", om nog maar te zwijgen van onmogelijke betitelingen als Buchmanisme, Buchmanbeweging etc. — *) Aldus heet het boek van den Noor Ronald Fangen, 3e druk, Wageningen '36. 3) Samuel M. Shoemaker: De Herboren Kerk; Amsterdam '35. *) „Alg. Weekblad voor Christendom en Cultuur" van 21 Aug. 1936. 5) A. J. Russell: For Sinners only, London 1935, pag. 8 en 344. Het boek van Russell is wel het bekendste van de geheele Groep-litteratuur. In 1936 was het reeds in 10 talen verspreid; het aantal exemplaren van de tallooze Engelsche edities beliep 136.000. *) G. F. Allen in „Oxford and the Groups", Oxford 1934; pag. 8: „He has a rare blend of vision and initiaiive, with close and courteous attention to detail... He has a rare blend of leadership with humility .. Voor het abstracte denken echter beschikt hij over een „geniale ongeschiktheid"! ) En al mijn trots veracht ik diep... „Dit is het geheim, niet alleen van vergoeding, maar van een geestelijk leven. Welke groote ondenkbare mogelijkheden roept het voor ons opl Als wij al onzen trots konden verachten, zou geen enkele mogelijkheid van geestelijk leven voor ons gesloten zijn." „Wat is de Oxford-Groep?", pag. 73. 8) De journalist A. M. Russell is op zijn best, wanneer hij in „For Sinners Only", pag. 82, zijn „Frank" aldus karakteriseert: „Frank is at heart a pioneer missionary. A fine linguist, a happy travel companion, he rarely stays in one country for a long period. Here, there and everywhere he is being used to start groups of changed people; then he hurries away to another town or country, according to the leading of the Spirit. When first I heard of him he was travelling through South America; he knows China like the Chinese; he is thoroughly at home in Germany, the Netherlands, India, America, Africa, and Australia. He has even penetrated to Iceland, and knows what many Englishmen do not - that Iceland is not part of the British Empire, but united with Denmark under the Danish king." ') A. M. Russell, o.c., chapter V. Bekend is vooral dr. Grensted, professor in de godsdienstwijsbegeerte. Een overtuigd en tegelijk zeer bezadigd ijveraar. ") Zooals gezegd, dit is de officieele naam. Zoo schrijft dr. Buchman: „To millions of people throughout the world the name „Oxford-Group" represents a re-awakening of vital christianity. This re-awakening has been brought to them for the most part by O x f o r d-men and women ... who base their lives on their motto: Dominus illuminatio mea . „This name was given first of all to a group undergraduates who went out from this University to South Africa in 1928, accompanied by a chaplain to the Oxford Pastorate. It became current usage in public periodicals in Engeland and abroad to the extent that its genera! adoption became natural and i n e v i t a b I e." Van den anderen kant: juist om dezen naam moet de Groep zeer scherpe critiek doorstaan. Er zijn n.l. schrijvers, die in den naam Oxford-Group, welke zoo gemakkei ij k verward wordt met het Oxfor d-M ovement van Newman en P u s e y, het effect zien van een gewelddadige en handig-berekende usurpatie . . . „There are many people who contend that the first precept of the Movement, „absolute honesty", is infringed by this inaccurate title. That the name remained unchanged, in spite of the annoyance caused, certainly seems a breach of the rule of „absolute unselfishness". (Marjorie Harrison: Saints run mad", p. 20.) Velen ook zien ongaarne dat aldus de Universiteit van Oxford met de Beweging in verband wordt gebracht. Dat deze meening echter niet unaniem is, bewijst een redactioneel artikel in „Isis", het Universiteits-blad van Oxford van Oct. '36, waarin het heet over de Groepbeweging : „it is doing an incalculable amount of good all over the world. In its achievement, it is a movement, with which Oxford must be proud to be associate d". 1J) Over het begin in Holland — onder de hoogere kringen — heeft dr. R. van Deemter het volgend verhaal van iemand uit dat milieu: „Buchman was op reis naar Duitschland. Op de doorreis kwam hij bij ons aan. Hij trof het niet erg: Er was juist bal bij ons. „Frank" reageerde er zoo op, dat hij na afloop vroeg, of nu al de genoodigden nóg eens mochten worden geïnviteerd. Dan wilde h ij wel eens wat vertellen. Zoo gebeurde: Zijn bezoek werd de aanleiding tot een groote beweging in Nederland." (Oxfordgroep en Christendom, 2e druk. Delft z.j.) In Juli '32 nam Buchman in Nederland deel aan een lunch van Eerste Kamerleden en Ministers. Aanwezig waren: de ex-Minister van Oorlog; de Minister van Justitie; de G.G. van Ned.-lndië, e.a. 13) Een pakkend overzicht van het werk in de verschillende landen geeft het propagandaboek: „The Drums of Peace", met ondertitel: „The Oxford Group marches on" van 1936 en de „Oxford Group Calendar" voor 1937. ,4) Vandaar dat G. F. Allen, schrijvend over de uitzending uit Engeland van het „team" dat Canada missioneeren zal (herfst 1932) zegt: „The further recognition by the church, that the Group does represent the revival for which the church has been waiting and praying, was shown in the Service of Commission for the team, which was held in Liverpool Cathedral to send them on their way." o.c. pag. 28. ") Cf. zijn befaamden open brief in de Times van 19 Sept. '33 en zijn voorrede in hel geestige maar te smalende boek van Marjorie Harrison: „Saints run mad": „My own care- fully formed estimate of the Movement is generally known. I hold it to be unsound in its distinctive features, and unwholesome in its permanent effects." M) „Een nieuwe weg tot het oude Evangelie", Wageningen 1937. 17) The aim is not that people should learn to use the new phrases, which the Group has specialized from modern speech to proclaim its message; it is that they should forget these phrases, as they learn once more to affirm not with their outward lips, but from reborn hearts, the traditional creeds and doctrines of the churc h." (G. F. Allen; o.c. p. 39.) Het gevaar voor ons katholieken is echter - zooals lat er punt voor punt zal worden uiteengezet -, dat deze „new phrases" bij hun verwerkelijking maar al te vaak reeds hun heterodoxe af komst toonen. 1") ^oo werd ds. H. L. Both, Geref. Predikant te Arnhem, door de classis officieel terechtgewezen om zijn uitgesproken Groep-sympathieën. — Alweer een bewijs voor de leertucht in de Geref. kerken! 19) Aldus de Prot. theoloog E. Brunner in „Die Kirchen, die Gruppenbewegung und die Kirche Jesu Christi , Berlin 1936; pag. 18. Deze toespitsing van het missioneeringswerk op het individu was de groote gedachte die Buchman voortdurend bezig hield, toen hij stond aan den vooravond van de door hem in het leven te roepen beweging. Daarvan getuigt een brief uit de jaren 1917-1919: „This principle (of personalized evangelism) is the essentia of Christianity and the absolute essential of all progress. The depersonalization of alle activity is one of the great problems of our day". Geciteerd in Roots: „An apostle to Youth" (p. 8). Deze „personalized evangelism", deze „Einzelseelsorge", dit persoonlijk contact, hoe weldadig, hoe veilig en hoe geordend ervaart de Katholiek dit alles in de gesloten retraite... Hij vindt er niet alleen gelegenheid om in een „stil gesprek onder vier oogen" zijn hart uit te storten, hij vindt er bovendien de genade van het sacramentderbiecht...En — nog zooveel méér vindt hij er . . . Oók; een bijna doorloopende „quiet time", een voortdurende tijd tot recollectie; hetgeen een der voornaamste redenen is, waarom Pius XI in zijn encycliek „Mens nostra" van 1929 de geestelijke oefeningen juist voor onzen tijd zoo bijzonder aanbeveelt.. . Waaruit eenigermate blijken moge, dat de Katholiek in zijn geloof reeds allen rijkdom en alle schatten bezit. Wij zullen in den loop van dit werkje nog meermalen gelegenheid hebben, hierop terug te komen. 20) Aldus P. ten Have in zijn boekje: De Oxford-Groep en wij, Neerbosch, 1936. 2') „Die Gruppenbewegung ist ein kraftiger Gegenschlag gegen den falschen, unbiblischen Sündenpessimismus einer gewissen „reformatorischen" Theologie. Auch sie verkündet Jesus Christus, den Gekreuzigten, ... aber sie verkündet allerdings haufiger und betonter den auferstandenen und lebendigen Christus .. E. Brunner, in zijn verdediging van de Oxford-Groep; o.c. pag. 28. **) Zeer concreet en plastisch in: V. C. Kitchen: „Ik was een volslagen heiden", Nijkerk, 1935. Hoofdstuk 7: „G e d a a n t e verandering"! Te oppervlakkig, ofschoon boeiend, aangrijpend en nog trillend van het volle, angstwekkende leven: Kaj Munk: „10 Oxford snapshots, genomen door een tooneelschrijver" Zeist 1937. Cf. ook S. Shoemaker: „Twice-Born Ministers", New-York, 1929. ) Cf. Summa Theol. I. II. Q. 71 a. 6; Q. 87 a. 3, 4, 5 en den scherpzinnigen commentaar van Cajetanus. 24) „De rationibus fidei ad cantorem Antiochenum"; Caput 7; Opusc. XXVI in ed. Mandonnet, Parisiis, 1927. — Wij kunnen ons niet weerhouden om hier de heerlijke woorden af te schrijven, waarmede de Engelachtige Leeraar zijn beschouwingen over 's Heeren Lijden in dit hoofdstuk aanvangt: „Si aliquis ergo convenientiam passionis et mortis Christi pia intentione consideret, tantam scientiae profunditatem inveniet, ut semper aliqua cogitanti, plura et majora semper occurrant..." ") Les Groupes d'Oxford, Juvisy '36; pg. 35. De juistheid van P. Congars oordeel blijkt duidelijk uit Russells boek: „For Sinners Only", chapter XXII: „What sin is." Daar lezen we: „After one of the meetings at the last Cambridge house-party Frank burst into my room, exclaiming: „You should have heard Loudon Hamilton's talk on Sin. Fine I Great I Never heard anything so revealing. That's what you should get for your book." Voor hetgeen we nu te hooren krijgen zijn we dus verzekerd van dr. Buchmans approbatie. En we vernemen: „Sin does four things to us. First of all, it blinds..., secondly, sin b i n d s ..., thirdly, sin m u 11 i p I i e s .., fourthly, sin d e a d e n s and d e a f e n s." Tenslotte de gewone Groep-definitie van zonde: „Sin is anything in my life, which keeps me from God and from other people". Dit alles is lang niet kwaad. Doch - het eigenI ij k e hooren we juist n i e 11 2Ó) „Vruchtbare Stilte", 10 preeken over de grondgedachten der Groepbeweging, Zutphen, 1934. n) „Ik geloof dat de Roomsche kerk een groot deel van de echte religieuse kracht, die zij ongetwijfeld nog bezit, dankt juist aan den biechtstoel. Want hier beleven honderdduizenden inderdaad het wonder der absolutie, d.i. der bevrijding. En de dank daarvoor is dan de ontroerende trouw aan hun kerk. - Oehler, o.c. pag. 35. M) „A devout Anglo-Catholic may receive greater grace when confessing his sins to a parson, than some catholics may get confessing to a priest in Farm Street Church. B u t we would distinguish what theologians call technically „Sacramental" g r a c e", zegt Father Woodlock SJ. in een interview met Russell. (A. J. Russell: One thing I know, pag. 337.) w) Cf. S. Th. 11-11, O 62, 2 ad 2. Hier vooral bewonderen we in S. Thomas de vereeniging van beginselvastheid en wijze gematigdheid. 30) J. P. de Caussade S.J.: L'abandon è la Providence Divine. Vingtième éditionParis 1928. A. Piny O.P.: In Gods Vaderarmen; Antwerpen '29. (Vertaling van „Le plus parfait, etc.", nouv. éd., Paris '19.) Dom. Lehodey O.S.B.: Le Saint Abandon; Parit 1919. R. Garrigou-Lagrange O.P.: La Providence et la Confiance en Dieu; Paris 1932. 3') Nous n osons franchir le pas; et de peur d'être misérables, nous demeurons toujours misérables, au lieu de nous donner pleinement a Dieu, quine veut nous posséder que pour nous afranchir de nos misères. II ne faut donc que renoncer une bonne fois a tous nos intéréts et a toutes nos satisfactions, a tous nos desseins et a toutes volontés, pour ne dépendre plus désormais que du bon plaisir de Dieu, et nous résigner entièrement entre ses mains. (La Doctrine Spirituelle du Père Louis Lallemant de la Compagnie de Jésus; Nouv. éd., Paris '36, p. 21.) 32) Pater D Arcy stelt zelfs den m.i. wel wat te strengen eisch: „... it would be more logical if they I e f t out the word christianity and limited their campaign to the bare minimum of obeying the will of God." „The Group and the spirit of worship" by M. C. d'Arcy SJ. in: „Oxford and the Groups". 33) Vandaar dat Father Woodlock in het bovenvermelde interview leuk opmerkt: „Through there was, in my family, I hope, steady progress towards an unattainable ideal of perfection, there was no need of any c a t a s t r o p h i c „Life-changing" in the lives of its members." (A. J. Russell: One thing I know", p. 332.) M) „ ... homo spiritualis, non quasi ex motu propriae voluntatis principaliter sed ex instinctu Spiritus Sancti inclinatur ad aliquid agendum . . ." Comment. in Rom. 8. lect. 3. 35) „Qui donc a pu dire, sinon quelque naïf, que notre vie intérieure de détail était simple et qu'on pouvait la résoudre en se fiant au seul instinct de la grace?" - Men zou bijna zeggen dat hij de Groep op het oog heeft gehadl — „Certes, je ne voudrais pas diminuer Ie röle des influences divines. II est d'abord une porte que je leur ouvre toute grande: c'est celle par du pénètre Ie gouvernement direct de nos ames par les dons du Saint-Esprit... Mais je sais aussi que Ie gouvernement attentif, prudent, laborieux de nou s-m êmes reste a la base de notre sanctification, qu'il est ordinairement la condition de nos mérites les plus assurés, que ce n'est pas pour rien que l'homme est essentiellement raisonable, et que, pour former des vertus complètement dignes de sa noblesse, c'est par notre r a i s o n que la grace doit commencer l'ceuvre de notre divinisation. — Sans cette contre-épreuve humaine de la raison surnaturalisée, ne serions-nous pas exposés a prendre nos instincts naturels pour des directions de l'amour de Dieu?" (o.c. pag. 108 seq.) Dit is de traditioneele katholieke leer, door S. Thomas op lapidaire wijze vastgelegd in zijn Summa Theol. (I. II. 68, 8 ad 2): „Virtutes morales et intellectuales praecedunt dona (S. Spiritus); quia per hoe quod homo bene se habet circa rationem propriam, disponitur ad hoe quod se bene habeat in ordine ad Deu m." 34) Van bijzonder belang is uit de regels voor de tweede week de 4e regel, waarin de heilige als het ware een commentaar geeft op het woord van S. Paulus in 2 Cor. 11 : 14: „ook Satan zelf vermomt zich als een engel des lichts": „Den boozen engel, die zich in een engel des lichts verandert, is het eigen: met de godvruchtige ziel te beginnen en met zichzelf te eindigen; dit wil zeggen, dat hij die rechtvaardige ziel goede en heilige gedachten ingeeft, die met haar gesteldheid overeenkomen, maar naderhand tracht hij gaandeweg tot zijn doel te komen, door haar in zijn verborgen strikken en tot zijn snoode bedoelingen te brengen." Vandaar dat de wijze Ignalius ons in de volgende regels aanraadt om niet alleen op het begin maar ook op het midden en einde onzer gedachten te letten, omdat de vijand der menschelijke natuur dikwijls eerst erkend wordt aan zijn slangenstaart... (Cf. „De Geestelijke oefeningen ..." uit het Spaansch vertaald door A. Geerebaert S.J.; Alken 1919; pag. 104 seq.) 37) „II vient en nous beaucoup plus comme fait, en créant en nous un g o u t pour certaines choses, un dégout pour certaines autres ... Ce st que Ie don que Dieu nous fait de son Esprit est doublément, ou même triplement caché: 7. Do Oxford-Groep. non seulement paree qu'il s'agit de l'action de Dieu, au regard de laquelle nous n'avons aucun droit, ni aucun pouvoir d'initiative; non seulement paree que tout se passé dans la foi, mais paree que Ie Saint-Esprit „procédé" en Dieu, puis de Dieu a nous, par mode d'a m o u r." (M. J. Congar O.P., Les groupes d'Oxford, pag. 38.) 3S) Nogmaals: we zonderen een buitengewoon ingrijpen Gods natuurlijk uit... Gods almacht wenschen we allerminst aan banden te leggen! Hij die onze ziel geschapen heeft, kan ze ook onmiddellijk en ondubbelzinnig verlichten. „Proprium est C r e a t o r I s, animam intrare, egredi . . zegt de H. Ignatius zoo kernachtig. Maar... dat is niet het gewone! Ook niet voor den H. Ignatius. Vandaar dat Pater D'Arcy S.J. in zijn vergelijking van Buchmans bekeeringsmethode met die van S. Ignatius zeer juist opmerkt: „St. Ignatius lays some stress on interior lights, but he has no confidence in them, until humility and belief have guided them." o.c. p. 181. — En de H. Johannes v. h. Kruis, dien men — evenmin trouwens als den H. Ignatius — toch moeilijk betichten kan van een veronachtzamen van den H. Geest, oordeelt niet anders: „Dieu aime tellement que l'homme soit gouverné par un autre homme, qu'il ne veut pas absolument que nous donnons pleine créance aux communications surnaturelles, avant du m o i n s q u'e lies aient passé par Ie canal d'u ne bouche h u m a i n e. . ." „Quand Dieu favorise quelque ame d'une révélation surnaturelle, i I l'i n c I i n e a en faire part a l'un des ministres de la Sainte Eglise qu'ils a mis en sa place..." (Maximes el avis spirituels de S. Jean de la Croix, Oeuvres, Tours 1922. Tome I, pag. 425.) Ook Pater Lallemant, die in zijn beroemde „Doctrine Spirituelle" ettelijke pagina's wijdt aan de „docilité a la conduite du S. Esprit" haast zich er bij te voegen: „toute cette conduite intérieure, et même les révélations divines doivent toujours être subordonnées a l'obéissance ..En verder: „Cette conduite suppose . . . I'a u t o r i t é de l'E g I i s e . .." (o.c. pag. 140 seq.) 3') Ook thans nog is waar wat Mr. Chevasse schreef in „The Record", van November 1932: „The c o I I e c t i v e guidance of the Group has become the accepted test of the guidance of each of its members. - And it is well to remember that behind the many local groups there is the Inner Group with its head, which — I dare to affirm with deliberation and knowledge — can fairly be compared to the Hierarchy of the Roman Church and an infallible Pope." — Hierin toont zich dus wederom de geest van onzen tijd: het leiders-principe, het dictatorschap ... ! 40) Zeer bekend is deze uitspraak van Frank Buchman over het gebed: „Bidden is als een dokter opbellen in geval van ziekte en den hoorn neerleggen, vóórdat wij den dokter gelegenheid hebben gelaten om ons raad te geven. „Stille t ij d" is bidden en luisteren naar Gods antwoord." 4') Hier zijn ten slotte ad rem de woorden van Pater d'Arcy uit het meergenoemde boek: „The part of religion is to direct our minds to God and make us think in terms of Him and not of ourselves... That is why worship which is communal, which involves rites that do not immediately excite personal devotion, is so much n e e d e d." (pag. 183). 42) Wageningen, 3e druk, 1936, pag. 39. M) Summa Theol. II. II. Q. 161 art. 5 ad 2. **) Het populaire en triumfeerende „Bridgebuilders"-lied is hiervoor typeerend: „On sure foundations, Build we God's new nations. Strong and clear Tells each year Of new-bridged relations. As land reaches to land On a world front will we stand, And build together What none shall sever — Bridges from man to man The whole round earth to span." (Words by John M. Morrison, music by George M. Fraser, London 1936.) 45) Cf. Emil Brunner o.c. pag. 9 seq.; W. B. Selbie in zijn „Preface" tot „Oxford and the Groups". 44) Zelfs Brunner moet toegeven: „Es sind zweifellos mit dem öffentlichen Zeugnisablegen grosze Gefahren verbunden. Menschliche Eitelkeit, Oberflachlichkeit, Taktlosigkeit, Unwahrhaftigkeit können es falschen." (o.c. pag. 36). Als hij daarop laat volgen: „Das gilt aber von aller Verkündigung , moet ons antwoord luiden: „Jawel, doch de eene methode geeft er meer direct, meer uit zich zelve aanleiding toe dan de andere . . *7) Miss Majorie Harrison neemt de Groep wel niet ernstig genoeg, wanneer zij in haar boek „Saints run mad" schertsend schrijft over de House-Partij: „No one drinks anything except lemonade, tea, coffee and Ovaltine I There was practically no smoking. None of the women use make-up. A world of Buchmanites might become rather undecorative. Tobacco-concerns and the manufacturers of cosmetics would be put out of business if the Buchmanites had their way. Beecham's pills, however, should soar. No one takes much exercise. When they are not eatingthey are meeting, and when they are not meeting they are confessing their sins in clumps or receiving guidance in group s." o.c. pag. 134. 48) Cf. het nieuwe boek van Jac. W. Winslow: „De Kerk in Actie"; Rotterdam 1936. En ook zijn daaraan voorafgaand „getuigenis": „Waarom ik in de Oxford-Groep vertrouwen stel", Nijkerk, z.j.: „De zevende reden: zij brengt nieuw leven in de Kerk." 4') Over Engeland, dal in onze Hollandsche opvattingen nog altijd voor heel „degelijk" doorgaat — in vergelijking met Frankrijk bijv. — zegt Winslow: „Het aantal echtscheidingen is toegenomen van 1 op 1145 huwelijken in 1871 tot 1 op 79 in 1933 . . . Ongeveer 90 °/0 van ons volk gaat nooit naar een gewonen kerkdienst... Toen enkele jaren geleden Charlie Chaplin op het toppunt van zijn populariteit stond, werd gezegd — en niet zonder reden —, dat de kinderen van ons land hem waarschijnlijk beter kenden dan Jezus Christus . . (De Kerk in Actie, pag. 38.) Dat het in sommige katholieke landen wel iets, maar toch niet veel beter gaat, is iedereen bekendl i0) Typeerend hiervoor is o.a. het boeiende, trouwhartige, simpele — maar te simplistische boek van Stephen Foot „Life began yesterday", dat hier in Fransche vertaling voor mij ligt: (Ma vie a commencé hier, Librairie Pion, Paris 1935). Het is opgedragen: „ . . . aux milliers d'hommes et de femmes sans soucis, sans haine, inspirés de Dieu qui, de tous les points de l'Univers, apportent une vie nouvelle a un monde troublé". De Nederlandsche vertaling van dit werk beleefde binnen korten tijd 3 drukken. Zonder twijfel behoort dit boek met Russells „For Sinners Only" tot de voornaamste gangmakers van de Oxford-Groep door de wereld. — ") „In the first place the Groups aim, and rightly aim, at conversion ... But are they wise in insisting that every changed life shall become a life-changer, and in putting the delicate work of soul-surgering into the hands of inexperienced novices?" t2) Nieuwe Rott. Courant van 14 Oct. '36. M) o.c. p. 46. 54) Winslow, „De Kerk in Actie", pag. 82-84. id„ pag. 108-111. J<) id., pag. 105. Een recent staaltje van de activiteit der Groep op dit gebied lazen we in „The British Weekly van 22 Oct. 36: „A house-party held recentïy in the peaceful resort of Dhourel-Choueir, in the Lebanon mountains, has revealed again the immense powers of race reconciliation at work in the Oxford Group. Imagine Jews and Armenians, Syrians and Arabs all thinking out together just what it has been in themselves that has brought the constant discord between their countries." Deze activiteit tot in het Libanon-gebergte is tegelijk een duidelijk blijk voor de uitbreiding der Bewegingl En ook van haar conciliante houding ten opzichte van n i e t-c hristelijke godsdienstenl Hiermede meent ze nieuwe perspectieven te openen bijv. voor de bekeering der Mahomedanen, die van hun kant zich inderdaad reeds gunstig hebben uitgelaten over de vage moreele eischen der Groep. (Cf. „Moslem-World" van April '36 en „Alg. Weekblad voor Chr. en Cultuur" van 16 April '37.) ") Een aardig voorbeeld hiervan verhaalt de onlangs tot het Katholicisme overgegane Engelsche schrijver Arnold Lunn in zijn laatste boek: „Within that city", London, 1936, pag. 166: „We were discussing the European situatlon. The Groupist turned to me and said, „You re a catholic, so it s up to you to „change" Hitier. This seems to be your job. We shall get European peace when we've „changed" all these dictators. That's all." - „Yes, that's all", laat Lunn er op volgen, „but it's a pretty big „all"! ®*) „... etsi Christus non vetuerit, quin aliquis in vindictam suorum scelerum et sui humiliationem, cum ob aliorum exemplum tum ob Ecclesiae offensae aedificationem, delicta sua p u b 11 c e confiteri possit.. Als een wijze Moeder voegt de Kerk er aan toe, dat dit echter nooit door 'n wet mag voorgeschreven worden: „non est tarnen hoe divino praecepto mandatum, nee satis consulte hu ma na aliqua lege praeciperetur . .(Denz. 901.) Het spreekt vanzelf dat vooral hierin de grootst mogelijke discretie geboden blijft. ") Het is waar dat bij sommige protestantsche theologen reeds eerder een keer gekomen was in hun opvatting van de justificatio. - Zoo leeren bijv. Sabatier, Lietzmann en Köberle „suo modo" een reëele en inwendige levensvernieuwing door de kracht der genade. Ook de reactie tegen Karl Barth draagt thans bij tot deze wending in de protestantsche theologie. Maar nog nooit heeft deze leer zich zoo fel naar buiten gemanifesteerd als in de Groepbewegingl ) Soms zelfs met zulk een hevigheid dat men, zooals we boven reeds aangaven, in het tegenovergestelde uiterste vervalt: Pelagianisme, naturalisme, en ongegrond optimisme, dat zelfs de gevolgen van de erfzonde over het hoofd schijnt te zienl De Kerk heeft deze dwaling, tegel ij k met die van Luther en Calvijn, in het Concilium Tridentinum reeds veroordeeld: „Manere autem in baptisatis concupiscentiam vel fomitem, haec sancta synodus fatetur et sentit. . (Denz. 792.) 41) In zijn voorwoord tot „Oxford and the Groups" zegt W. B. Selbie zeer terecht dat de Groeplitteratuur hoofdzakelijk bestaat in „indiscriminate eulogies on the one hand" en „equally indiscriminate criticism and animadversions on the other". — En dan vervolgt hij: „The advocates of the Movement are apt to turn a blind eye to its failures and to be impatient of criticism, while the critics are equally blind to the real good that the Groups are doing and to their immense possibilities." ") Cf. hierover de belangwekkende beschouwingen van Dr. Huysmans in Apol. Leven XIII (1936-1937) pag. 111 seq., naar aanleiding van het boek van Dr. Kraan: „De Buchmanbeweging . — Toch mag niet vergeten worden dat Kraan niet vrij is van overdrijvingl ) Men raadplege hieromtrent het prachtige, streng-ascetisch georiënteerde werkje van J. Grimal S.M.: „C'est Ie Christ, qui vit en moi"; Lyon, 1936; pag. 34: „La grace qui remplit a déborder l'ame du Christ et la grace répandue dans la mienne sont absolument de même nature. Le degré est différent, car je ne re;ois qu'une participation, c'est a dire une communication partielle de la plénitude du Christ". Zoo ooit, dan geldt hier wel het woord van den H. Leo: „Agnosce, o christiane, dignitatem tuam. . (Sermo I de Navitate Domini.) Op de hieruit voortvloeiende navolging van Christus wijst de voor eenige jaren gestorven A. Lemonnyer O.P. in zijn opus posthumum: „Notre vie divine", Juvisy, 1936, pag. 434: „Notre vie de grace a pour modèle immédiat ia vie de arace de Jésus- Christ, copie fidéle de la vie même de Dieu. Nous devons Pimiter. - Nous ne pouvons cependant la reproduire telle quelle, car en lui elle fut l'oeuvre d'une grace sanctifiante parfaite et s'exerca sous Ie régime de la lumière de gloire." **) Onnoodig te zeggen, dat de Groep dit ook moeilijk kan. Het is de onwezenlijke protestantsche genadeleer, die haar hier parten speelt. Calvijn: „... falsum tarnen esse contendo, ullam justitiae partem in qualitate sitam esse, vel habitu, qui in n o b i s resideat: sed gratuita acceptione nos esse justos". Inst. Chr. III, 11,3. Luther leerde in den loop van zijn leven steeds sterker: de „justitia i m p u t a t a"; Melanchton hield slechts een justificatio f o r e n s i s en bij de moderne Protestantsche theologen heerschen omtrent dit kardinale punt nog de meest uiteenloopende meeningen ... In zijn reeds genoemde brochure: „Die Kirchen, die Gruppenbewegung und die Kirche Jesu Christi", Berlin 1936, toont Emil Brunner zich zeer geporteerd voor een „interna" renovatio, een i n n e r I ij k e levensvernieuwing. Maar ook hij is nog ver verwijderd van het realisme der katholieke doctrienl