SMAKT EN ST. JOZEF DOOR H. H. J. MAAS Electrische Boet en Handelsdrukkerij Fa. H. Messemaeckers, Groo.es.raat No. 17. Venray SMAKT EN ST. JOZEF % DOOR H. H. J. MAAS SMAKT EN ST. JOZEF door H. H. J. MAAS. Heilige Jozef, bid voor ons! Beelden uit mijn kinderjaren, Uit mijn jeugd zoo vrij en blij, Trekken somtijds kalm en rustig Aan mijn peinzend oog voorbij. Deze woorden klinken nog dikwijls in mijn herinnering na, gedragen door een eenigszins droomerige en melancholische melodie, uit den tijd, toen ik op de banken zat van de lagere school in mijn geboorteplaats Venray-Oostrum. Zoo heeft mijn geheugen ze mijn heele leven lang bewaard. Ik sta er intusschen niet voor in, dat ik den oorspronkelijken tekst nauwkeurig weergeef; in druk zag ik dien nooit. Vele jaren zijn sedert verloopen. Maar telkens als die woorden in mijn herinnering komen opklinken, is daaraan verbonden, dat ik over het Venraysche Land zit of loop te mijmeren. En dan trekken beelden voor mijn geestesoogen voorbij, nu eens deze, dan weer die, zeer vele, want ik was al zes en twintig jaren oud, toen ik mijn geboorteplaats metterwoon verliet. Beelden van plaats en landschap met voorvallen en toestanden, die in menig opzicht een heel anderen aanblik vertoonden dan die van tegenwoordig; die ik op mijn levenspad heb meegedragen als iets dierbaars, en waarvan de vormen en trekken echter ook in hedendaagsch uiterlijk en innerlijk nog terug te kennen zijn. * * * Als de beelden uit mijn Venraysche jaren voorbij mijn geestesoog trekken, word ik dan door geestdrift meegesleept? Neen, dan is het de stem van de gehechtheid, het verlangen, het heimwee, die zegt: „Ook ik ben een Venraysch kind' En welk woord dan het woord „kind vermag een inniger verwantschap uit te drukken? De ouders kunnen zelf veroorzaken, dat het kind zijn fierheid op hen aflegt — het omgekeerde kan en gebeurt eveneens — voor ieders gevoel is het echter onnatuurlijk, als de innige verwantschapsband zou worden doorgesneden. De Vader vierde met een feestmaal den terugkeer van den Verloren Zoon. Maar wel ben ik er ook fier op, mij een Venraysch kind te mogen noemen. Dat berust op goeden grond. Wie zich eenig inzicht in den ontwikkelingsgang van Venray verworven heeft, zal met mij tot de conclusie gekomen zijn, dat het Venraysche land het recht heeft aanspraak te maken op den titel van merkwaardige cultuurhistorische plek. De politieke geschiedenis van het gebied, dat tegenwoordig met den naam Nederland aangeduid wordt, was niet gunstig om hierop het volle licht te laten vallen. Niettemin is het de waarheid. De cultuur van deze streek vond haar oorsprong in het Katholieke Geloof. Alle eeuwen door bleef ze van den religieusen geest doortrokken. In de vroege middeleeuwen woonde daar, waar nu het Ursulinenklooster Jeruzalem staat, de heilige Oda, afkomstig uit Schotland, die, zooals een oud handschrift zegt, in Luik op wonderbare wijze van de blindheid harer oogen genezen was en voorspeld had, dat op de plaats van haar woning in Venray een nonnenklooster zou verrijzen Aan een klein oud kapelletje tusschen de dorpskom en het gehucht Merselo bleef de overlevering verbonden, dat ongeveer op dat plekje de heilige Oda na haar vertrek neergeknield zou zijn om God te bidden, uit dankbaarheid voor de genoten gastvrijheid en bescherming, Venray altijddoor tegen groote rampen te willen behoeden. Voor de nieuwe wijk IJsselstein is Sint Oeike als parochieheilige gekozen. Een half uur gaans oostwaarts van de dorpskom zou volgens de overlevering Sint Willibrordus het Evangelie van het Christendom verkondigd hebben, waaraan een oude Sint Wilbertskapel met put in de bosschen nog herinnert. Van de vroege middeleeuwen af heerschten in Oesterham of Oisterheim (thans Oostrum, waar het station Venray ligt) de ridders van de heerlijkheid Spraelandt of de heerlijkheid Oostrum, gezeteld op hun burcht Spraelandt, waar nu De Eikenhof ligt. Op een paar minuten afstands van liet ridderslot Spraelandt werd volgens de dichterlijke Oostrumsche Maria legende omstreeks het jaar 1350 het miraculeuze Lievevrouwenbeeld in een vlasakker gevonden, waardoor Oostrum, mede door den krachtigen steun van de ridders, zich ontwikkelde tot een wijdvermaarde bedevaartplaats. AI een paar eeuwen lang is Smakt, een ander gehucht van Venray, bedevaartsoord van Sint Jozef geweest. Is het al niet hoogst merkwaardig, dat Venray op korten afstand van elkaar twee bedevaartsplaatsen telt, van oudsher? De bedevaartsoorden van Onzelievevrouw en van Sint Jozef, de heilige Moeder en den heiligen Voedstervader van Jezus. Welke andere plaats kan zich nog op zulk een treffende vereeniging beroemen? * * * Uit het vele deed ik maar een greep. Als de bedoeling van dit geschrift een andere was dan de titel aanduidt, zou de inhoud van voorgaanden aard veel rijker gemaakt kunnen worden. Maar denken we daarbij nog, bijvoorbeeld aan de oude kloosters van de Ursulinen en de Franciscanen met annexe onderwijsinrichtingen, heb ik dan een te hoogen toon aangeslagen, toen ik het Venraysche land een merkwaardige cultuurhistorische plek noemde? Ook op stoffelijk gebied heeft het Venraysche land zijn eerbiedwaardige historie, zooals wat betreft het gildewezen van Je ambachten, den landbouw, den handel, de veenderij en de industrieën. Maar toch, wat van het Venraysche land de eeuwen door is uitgegaan, Iaat zich voor het overgroote deel niet tasten en afwegen, omdat het hoofdzakelijk gewerkt heeft op het gebied van den geest en het gemoed. Wie kan de beteekenis en de waarde daarvan schatten? In Iateren tijd zijn eveneens uit in de gemeente Venray inheemsche families merkwaardige personen voortgekomen, wier namen, ver buiten de grenspalen van hun geboorteplaats bekend en daar zelfs veel meer bekend, in de historiebladen staan opgeteekend of er zeer zeker de hun toekomende plaats zullen vinden. De vele sagen, overleveringen en legenden stempelen het Venraysche land tot een streek met een rijke romantiek, die vanzelfsprekend haar hooge waarde had voor het geestes- en gemoedsleven der bewoners. Waar in de romantiek het religieuse element een groote kracht heeft, huizen menschen met een sterke ontvankelijkheid voor Geloof en Godsdienst. Daar worden de Heiligen vereerd. Ook Smakt is een deel van het Venraysche land. Ook Smakt heeft zijn aandeel opgeleverd in de cultuurhistorische ontwikkeling van de streek. Het mag genoemd worden met hooge eere. Eeuwen lang was en bleef dit gehucht verreweg het kleinste in zielental van alle gehuchten, die met het dorp samen de gemeente Venray vormden. In het Jaarboekje voor het Hertogdom Limburg voor het jaar 1847, toen de gemeente 4555 inwoners telde, staat Smakt opgeteekend met een zielental van 56. Als weggeschoven in een uitersten hoek, naar een kant, waar zich heel weinig kans op ontwikkeling en vooruitgang scheen te bieden, vertoonde het den aanblik van een in stille eenzaamheid verscholen groepje verspreid wonende en in een karig bestaan levende menschen. Denkende aan de uitverkiezing van den heiligen Jozef, krijg ik vanzelf de gedachte aan de symboliek, dat Smakt in de streek is geweest „het Huisje van Nazareth" onder de omliggende gehuchten en dorpen. Daar immers heerschte de verborgenheid voor het oog van de groote wereld, de eenvoud, als het ware de behoefteloosheid, de aanspraakIooze nederigheid. Voor Jozef, den bescheiden schamelen werkman, maar de Voedstervader van den Zoon Gods en de Be- Interieur Kerk schermer van de Moeder der Wereld, lag de Heiligenkroon gereed in den Hemel. De Eeuwige Glorie werd de belooning voor de vervulling van zijne hooge plichten, in deemoedige stilte op aarde volbracht. En zooals uit alle teekenen valt af te leiden, is voor Smakt de tijd gekomen, dat het in de gemeente Venray, in de heele streek een eerste plaats gaat innemen. Grootsche dingen staan daar te gebeuren. Gods wegen zijn wonderbaar, Gods besluiten ondoorgrondelijk. Is het vreemd, dat de geschiedenis van Smakt als bedevaartsoord van Sint Jozef sterk op het vrome menschelijke gemoed inwerkt? Dat de gedachte zich aan onzen geest opdringt, dat de Heilige van Nazareth zichtbaar over dit plekje gronds, eenmaal uitverkoren als het plaatsje van zijn bijzondere vereering, gewaakt heeft en dat nu de volheid der tijden blijkt aangebroken? Het gehucht Oostrum, op zoo korten afstand van Smakt was van oudsher aan de bijzondere vereering van Onzelievevrouw toegewijd. Jezus—Maria— Jozef! Hoeveel malen in ons leven hebben wij die bedewoorden gestameld, gezucht, uitgeroepen in oogenblikken van moeilijkheden Elke kerk is een tempel van Jezus, Oostrum heeft zijn tempel van de heilige Maria, Smakt zijn tempel van Sint Jozef. Kinderen van Venray denken bij den wonderbaarlijken loop, die voor Smakt thans tot voltooing schijnt te komen, onwillekeurig ook terug aan Sint Oda en Sint Willibrordus. Wie zou voor al die teekenen doof en blind willen blijven en zijn mogelijke medewerking aan het totstandbrengen van de grootsche dingen in Smakt kunnen onthouden? Heeft de wereld van onze dagen, met al haar verwarringen van geestelijken en stoffelijken aard, niet vóór alles dringende behoefte aan ingrijpen door de Goddelijke Voorzienigheid? Geldt dat ook niet voor ons eigen land? Als dat zoo is, dan zal die wereld de Goddelijke Voorzienigheid toch zeer zeker niet achteloos mogen voorbijgaan. En evenmin Onzelievevrouw en Sint Jozef, de twee Heiligen, die God ongetwijfeld het naast staan. De bijzondere aanroeping van deze twee Heiligen sluit immers de devotie voor andere Heiligen ook niet uit. Het gezin is het fondament, waarop elke maatschappij steunen moet. Sint Jozef is de patroon van het gezin. Smakt is het eenige bedevaartsoord in heel Nederland, aan Sint Jozef toegewijd. Laat ons dan opgaan tot de bedevaartsplaats Smakt, met alle middelen, die binnen de grenzen van onze mogelijkheden liggen. Met gebeden, werken en giften! * * * Smakt, het kleine stille gehuchtje temidden van geboomt en gebladert, zooals ik het nu nog in mijn herinnering zie uit mijn Venrayschen tijd. Landelijk plekje, waar de geluidlooze eenzaamheid rondom de Sint Jozefskapel te droomen hing, zooals in een verlaten kerkgebouw de stilte hangt om het tabernakel. Wat de toegangswegen betrof, scbeen het van de wereld afgesloten. De dagen waren voor de menschen de uren van werk in wei en veld. Hoe hebben zij daar hun avonden doorgebracht? Veel dingen herinner ik mij uit mijn kleinkinderjaren van den aanleg van het stationsemplacement Venray vlakbij mijn ouderlijk huis en de spoorlijn Venlo—Nijmegen. Van de stations Venray en Vierlingsbeek uit was sedertdien Smakt althans gemakkelijker te bereiken voor pelgrims, die verderaf woonden. (Later beeft Smakt ook nog een halte gehad). Of ik in dien tijd den naam Smakt thuis al ooit had gehoord, weet ik niet meer. Verder herinner ik mij levendig de luisterrijke viering van de kroning van het miraculeuse beeld van Onzelievevrouw van Oostrum. In dien tijd moet het ook geweest zijn, dat ik met mijn moeder voor den eersten keer de Sint Jozefskapel te Smakt bezocht, nadat zij mij reeds eenige malen had meegenomen naar de kapelletjes van Sint Wilbert en Sint Oeike. Overigens herinner ik mij van dat eerste uitstapje naar Smakt niet veel. Iets bijzonders, dat in het verdere leven de herinnering te hulp komt, is er blijkbaar niet bij voorgevallen. De indrukken van den spoorwegaanleg, die ik toch eenige jaren vroeger opnam, als kind onder de zes jaren, zijn altijd diep in mijn geheugen gegrift gebleven. Allerlei voorvallen en bijzonderheden kan ik daarvan nog nauwkeurig vertellen, met persoonsnamen en -beschrijvingen erbij. Later ben ik nog dikwijls naar Smakt gegaan, als kind en ook op hoogeren leeftijd. Ik heb mij dus door het plaatsje wel aangetrokken gevoeld. Gewoonlijk liep ik langs de spoorlijn. Hier en daar kon van een weg eigenlijk niet gesproken worden. Aan den eenen kant de spoorlijn, aan den anderen kant eerst wat spoorlijn, dan dennebosch, zandheuvels, hei, kreupelhout, en weer dennebosch. Daar tusschenin op sommige plaatsen de mulle zandgrond omgespit ter voorkoming van boschbrand door wegvliegende vonken uit de locomotieven. Een paadje bleef daar niet eens meer over. En waar nog wel een hard paadje was getrapt, lag dat in het najaar zoo vol dennenaalden, dat je voeten telkens uitgleden over de gladheid. Maar in dien tijd konden we nog goed Ioopen; de fiets, waardoor de latere generatie het natuurlijke gebruik van de beenen vergat, was nog pas in opkomst. Voorbij het laatste bosch van Oostrum af strekte zich een vlakte nogal wijduit, bouw- en weiland. Daar lag een eind van de spoorlijn af het eerste huis, heel eenzaam. Lage verweerde muren met kleine raampjes, een vaalzwart verkleurd strooien of rieten dak, waar een paar bossen huislook opgekleefd stonden te groeien. Een breede schouw een handbreed boven den nok uit. Voor den gevel met de ingangsdeur een put, een moestuintje en een vlier. 1 erzij een kar, een ploeg, een eg, een kruiwagen, een riek, een schop, een hark, een hoop heistrooisel, naargelang van het seizoen. Een boerenhoeve, die tegenwoordig een kleuterbedrijfje genoemd zou worden. En dan weer een heel eind geen enkel huis. De buren zullen er elkaar niet licht overloopen hebben, waarschijnlijk een weldaad voor aller gemoedsrust. Ik heb Smakt in alle seizoenen bezocht. Wat was er voor bijzonders te zien? De Sint Jozefskapel. Boomen en struiken. Veld, weiland en een beekje. De Sint Jozefskapel. Een stil eenvoudig gehuchtje van verspreid liggende nederige huisjes. Zoo nederig — laag, dat geloof ik de gierende stormwind er overeen holderen moest zonder er vat op te kunnen krijgen. Een stukje landelijke natuur, maar voor iemand, die van de natuur houdt. Was dat niet veel, niet genoeg, de moeite van een uurtje Ioopens niet waard? Mij wei. Meer dan dat bood het plekje niet. Uit welken tijd dagteekent het ontstaan van dat gehuchtje? Is het al heel oud? Ik kan op die vragen geen ander antwoord geven, dan: ik weet het niet. En ik denk, dat de geleerdste aardrijkskundige geen verklaring zal vinden van het ontstaan juist op die plaats. Het vrome gemoed zal misschien zeggen: omdat het voorbestemd was, dat daar het bedevaartsoord van Sint Jozef zou komen. De wetenschap moge zich door zulk een oplossing niet bevredigd gevoelen, in strijd met de wetenschap komt ze toch ook niet. Nu staan er grootsche dingen te gebeuren. De tegenwoordige Rector, de Zeereerw. Heer P. Wonders heeft een taak op zijn schouders genomen, die voor één mensch te zwaar lijkt. Maar hij zal ze volbrengen door de kracht van de bezieling, die Sint Jozef in hem gestort moet hebben. Een taak, waarvan de voltooiing meer en meer noodzakelijk werd door den snellen aanwas van de bedevaart. Het aantal pelgrims nam hand over hand toe. De vereering van Sint Jozef is gebleken als een dringende behoefte des tijds gevoeld en begrepen te worden. De geloovige katholieken in de wereld van onze dagen hadden en hebben Sint Jozef noodig. Waar moesten zij dan voor een bijzondere vereering heen? Naar Smakt, het eenige bedevaartsoord van Sint ] ozef in heel het land! In dat gehuchtje zullen nu gaan verrijzen: een waardig Sint Jozefsheiligdom met pelgrimshuis; een processiepark; drie monumenten uit het leven van Sint Jozef: Nazareth, Bethlehem en Jerusalem, plaatsen uit het Heilig Land, waar de Heil ige Familie leefde. Zullen verrijzen? Ja. Want dat deze onderneming tot een goed einde komt, daaraan twijfelt niemand een seconde. Sint Jozef wil het! Maar het kan iemand duizelen bij het zien van den arbeid, die daarvoor verricht moet worden. Een berg moet worden doorgegraven, doorgewroet soms, doorgeslagen ook al eens: het houweel van den arbeider stoot ook op steen en rots. Hoeveel steenen moeten er worden aangevoerd! Of kortweg en ronduit gezegd: Er is een hoop geld voor noodigl Als het plan is in een centrum van grootindustrie reuzencomplexen van gebouwen te doen verrijzen, komen de geldmannen in actie. De aandeelen tot een bedrag van millioenen vloeien bij elkaar. De kans op hooge dividenden lokt bedwelmend de winzucht. Niet zoo bij een onderneming als in Smakt. Wel is iedereen, die ook maar één steentje van een kwartje aanbrengt, aandeelhouder. Hij of zij krijgt daarvoor echter geen coupon, die de bank uitbetaalt. In welken vorm de Hemel de winst uitkeeren zal, hetzij in stoffelijke gunsten gedurende het aardsche leven, hetzij in beide vormen, moet afgewacht worden. Met volle vertrouwen. Want de Hemel neemt geen risico van gevaarlijke speculaties, verduistert geen effecten en gaat er nooit met de kas tusschenuit. W at gegeven is en wordt voor de totstandbrenging van de grootsche dingen te Smaht, ter eere van Sint Jozef, is een uiterst safe belegging. * * * De terugblik van mijn herinnering ontroert mij. Dat kleine stille gehuchtje! Exterieur Kerk Als ik in het zomerhalfjaar daar ronddwaalde, en mijn klikken wierp naar den eenen kant of naar den anderen: dan gleden zij heen over het wijde, zacht golvende landschap. Over korenvelden, weiden en wilde bloemen. Nu en dan bleven ze rusten op een boerenhuisje hier, een boerenhuisje ginder. Op een enkele stroomijt, toevallig ergens als uit den grond opgeschoten. Op een kerktoren in de verte. Omhoog in de zonnige lucht fladderden de vlinders om je hoofd en zongen de vogels hun liederen. Beneden vlochten de schaduwen der takken van het geboomte zich samen en weefden een donker kleed op den bodem. Vooruit ontdekte je zoekend oog gewelven en bogen van gebladert, waar slechts een zachte schemering doorheen drong. Daar wilde je dan heen, om in die weldadige rust verkwikking te vinden. Zoo zullen de pelgrims in steeds groeiend getal gaan naar Smakt, om onder de gewelven en bogen van den tempel door gebed en vereering van Sint Jozef bijstand, verkwikking, troost te vragen in de tijden van de nooden des levens. Of Smakt ooit uitgroeien zal tot een bedevaartsplaats met weidsche allures? Wie weet het. Oostrum, dat aloude bedevaartsoord van Onzelievevrouw, is het nooit geworden. Maar een gelegenheid voor mondaine genoegens, die genotzoekers opzoeken onder het huichelachtige voorwendsel, dat zij als pelgrims gaan, wordt Smakt zeer zeker nooit. Smakt zal blijven wat het is: een oord van gebed tot en vereering van den heiligen Jozef. Wie de plaatsen van mondaine genoegens prefereert, moet dat dan maar doen zonder huichelarij. Die ziet Smakt niet liggen. Gelegenheden voor mondaine genietingen zijn er in het land in menigte. Een bedevaartsoord van Sint Jozef bestaat er in het land maar éénJ \\ ie kan zeggen, of zij, die nu alleen schijnen te denken aan net najagen van genoegens, van plaats tot plaats in de veelheid die oververzadigd maakt zonder bevrediging, niet nog een- maal den weg zullen zoeken naar het kleine gehuchtje, waar stilte heerscht en vrede; het oord, dat een éénige gelegenheid biedt? * * * In enkele jaren tijds is de devotie tot den heiligen Jozef te Smakt opvallend sterk toegenomen. Hoe het historisch verloop geweest is? Met gevoelens van piëteit las ik de notities van Rector Cremers door; slechts negen bladzijdjes in een aanteekenboekje van klein formaat. Uit den opzet blijkt de bedoeling, een volledig overzicht samen te stellen. Maar bij dat begin is het gebleven. Toch is dat weinige wel interessant. Zouden wij er volkomen in slagen, zelfs met de reeds vele voor ons openliggende historische bescheiden uit en over dien tijd, ons te verplaatsen in het geestelijk leven van omstreeks het jaar 1880? Toen begon de „Tachtiger Beweging in de Litteratuur , een voor Nederland hoogst belangrijk cultuurhistorisch verschijnsel, zooals thans ook algemeen erkend wordt, en mij persoonlijk, zelf litterator zijnde, zeer dierbaar. Toen waren het ook dagen van woelingen op sociaal, politiek, oeconomisch, godsdienstig gebied, door socialisme, anarchisme, dageraderij. Maar in het stille gehuchtje Smakt drong van al dat rumoer geen het minste geluidje door. Hier als vanouds de vredige rust, het ruischen van het geboomte rondom de Jozefskapel — ginds, en op betrekkelijk zoo korten afstand, al het gewoel van het verlangen naar verandering, naar omkeer, naar hervorming, naar instorting en revolutionnairen opbouw — maar zonder God en Zijn Heiligen! Een Venraysch kind wist, dat het niet kon! Dat scherpe contrast spreekt. In dat jaar 1880, den 11 November, aanvaardde wijlen de Zeereerw. Heer Cremers blijkens zijn notities de bediening van het rectoraat Smakt. Hij noemde het „een zeer bescheiden gehucht" in den uitersten noord-westhoek van het diocees Roer- mond. Er stond toen aan de beek een eerbiedwaardig oud gebouw, dat in vroegere eeuwen getuige was geweest van vroomheid en godsdienstzin, niet alleen van Smakt zelf, maar ook van het Iapd van Cuijk. Daar was in vroegeren tijd de vrije vervulling van hun godsdienstplichten voor de katholieken onmogelijk gemaakt. In 1656 werd besloten te Smakt aan de Steenbeek — later Loobeek genoemd — een gebouw te zetten, waarin de kerkelijke diensten gecelebreerd zouden worden ten gerieve van de Land van Cuijksclie katholieken, mede ten gerieve van het eenzaam en afgesloten liggende Smakt. De overlevering sprak in den tijd van wijlen Rector Cremers nog van een Luciakapel. Werd daarmee het bovenbedoelde gebouw aangeduid ? Zeker is, dat die noodkerk de oudst bekende kapel van Smakt is geweest. Dat gedenkteeken van Roomsch geloof is omstreeks 1890 afgebrand. \ an de oude Sint Jozefskapel — nog altijd is wijlen Rector Cremers aan het woord — vermelden de documenten de stichting in het jaar 1699 door de adellijke familie van het kasteel Macken, den Heer van de Vrijheerlijkheid Vierlingsbeek en Venray, Albert van der Boyen. L it dienzelfden tijd dateert de fundatie van het catechismusonderricht op Zon- en Feestdagen voor de kinderen van Smakt en Holthees. De genoemde Heer van Macken ontmoette — zoo luidt het anecdotisch verhaal — eens een scheper in de hei op de Buus, maakte met hem een praatje en stelde hem de vraag: „Hoeveel goden zijn er?" Daarop antwoordde de scheper verbaasd: „Goden? Op de Buus wonen geen goden." Het catechismusonderricht bleek dus wel hoogst noodzakelijk. Later is die stichting afgelost met de som van fl. 1250.—. Op het altaar in de oude kapel was het adellijk wapen van het geslacht Macken aangebracht. Evenzoo op een kelk, met het gegraveerde bijschrift: H. Jozef bid voor ons. 1700. Van dien tijd af tot 1860 moet wel geregeld op Zon- en Feestdagen in die oude kapel de H. Mis zijn gelezen, zooals bij de stichting was gestipuleerd, en eveneens het catechismusonderricht gegeven. Dat geschiedde dan meestal door gepensionneerde priesters uit omliggende dorpen. Wijlen Rector Cremers teekende daarbij aan, dat die oude kapel half zoo groot was als de kapel gedurende zijn rectoraatsbediening. In het jaar 1860 kwam een priester, J. Heynen, geboren te Heeze bij Leende (Noord-Brabant), op goed geluk in Smakt aan. Hij stelde zich beschikbaar om de heilige diensten geregeld waar te nemen. Mgr. Paredis, Bisschop van Roermond, verleende zijn goedkeuring aan betreffende plannen. Er werd een inschrijving geopend onder de boeren van Smakt, zegge negen in getal, tot het bijeenbrengen van de benoodigde middelen voor het onderhoud van een bedienenden geestelijke. De boeren (hoertjes) gingen de overeenkomst aan voor den duur van één jaar, en garandeerden samen de som van fl. 31,20. Deken Verheggen van Venray vulde dat bedrag aan tot fl. 50.—. Met de vaste revenuen van de kapel, zijnde fl. 66,— per jaar, werd dan het totaalbedrag bereikt van fl. 116,— als inkomsten van den priester, die het Rectoraat Smakt zou bedienen. Daarvoor vond Rector Heynen het eerste jaar onderkomen en verzorging bij de familie Asselberghs. Het tweede jaar, verhoogd tot fl. 130,—, bij een familie Martens. Toen moest hij in dat gezin nog een half jaar op eigen kosten verblijven, omdat — zooals hijzelf opgeteekend beeft — de boeren zich niet meer bereid toonden iets bij te dragen. Als de Rector op hun kosten moest leven, dan vonden zij het beter, als hij maar vertrok. Maar, riep Rector Heynen uit, ,,laus Deo! er kwam uitkomst. De toestand, die den Rector dwong onderdak en verpleging te zoeken bij particulieren — in een boerengehuchtje als Smakt — was al spoedig onhoudbaar gebleken. Daarom begon men in Februari 1862 met het bouwen van een Rectorswoning. Tegelijkertijd zonden de ingezetenen van Smakt een request aan den Koning, teneinde een rijksinkomen voor den bedienenden priester te verkrijgen. Dat verzoekschrift vond kracbtigen steun in den afgevaardigde ter Tweede Kamer der Staten Generaal, Bots, te Helmond, een vriend van Rector Heynen. Dit Kamerlid kon zich beroepen op het feit, dat aan de dominee te Blitterswyck een jaarlijksch honorarium van duizend gulden van rijkswege werd uitgekeerd, terwijl in Blitterswyck en omgeving nauwelijks vijf en twintig leden de onder hem ressorteerende protestantsche gemeente vormden. De pogingen werden met succes bekroond. Een Koninklijk Besluit van Juni 1862 kende aan den Rector van Smakt een jaarlijksch inkomen van fl. 300,— van rijkswege toe. bi September van datzelfde jaar was de bouw van de Rectorswoning voltooid: drie kamertjes met een alcoof en een keuken beneden, vier hokjes met Ieemen wanden boven. Wel heel bescheiden. Niettemin overtroffen de kosten het beschikbare kapitaal, zoodat de Rector de ontbrekende circa fl. 300,— uit eigen zak bijpaste. In 1864 moest de oude kapel vergroot en het heele dak gerestaureerd worden. Aan gezamenlijke giften ter bekostiging werden nog geen fl. 40.— binnengehaald. Onder welke bekrompen omstandigheden die uitbreiding plaats vond, vak uit een paar bijzonderheden af te leiden. Een aanbouwtje, dat sacristie heette, moest onder het rectoraatschap van Cremers al weer worden afgebroken. Onder den vloer daarvan huisden padden en kikvorschen, die, zooals Rector Heynen zeker in opwelling van humor had genoteerd, als het ware den ontbrekenden koorzang trachtten te vervangen. Zoo zag het er uit met het bedehuis van Sint Jozef! De bediening van het rectoraat Smakt is voor Rector Heynen \erre van een lichte taak geweest. Aardsche belooningen zijn hem voor zijn weldoenerschap van kapel en gehuchtje niet ten deel gevallen. En tenslotte dwongen plaatselijke moeilijkheden hem nog aan Mgr. Paredis ontslag van zijn bediening te vragen, dat hem in den herfst van 1880 verleend werd. Wijlen Rector Cremers, aan wiens notities dit alles ontleend is, was zijn opvolger. Kapel O.L.Vrouw van Smarten Rector Heynen bracht zijn laatste levensjaren door in het Liefdehuis van Sint Jozef te Venray, waar hij in 1887 is overleden. Daarmee eindigen de aanteekeningen, Sint Augustinusdag 1923. * * * „Mooi! Aandoenlijk! Dichterlijk! Maar nu weten wij nog niet, hoe het toch gekomen mag zijn, dat de Sint Jozefsbedevaart te Smakt in zulk een korte spanne tijds zoo snel toenam!" hoor ik de lezeressen en lezers mopperen. En groot gelijk hebben zij ook. Ik weet het evenmin. Sint Jozef heeft mij — helaas! niets toegefluisterd. Kon het Venraysche land verlangen, dat het in weten en kunnen uitverkoren zou zijn boven de heele wereld? De openbare vereering van den heiligen Jozef is van vrij laten datum in de geschiedenis onzer katholieke kerk. De vroegere eeuwen van het christendom hebben ons wel enkele sporen nagelaten van de Sint Jozefsvereering, doch eerst het Concilie van Constanz (1414) keurde goed, dat deze Heilige vereerd werd. Paus Sixtus IV voerde omstreeks 1480 een feestdag van Sint Jozef in de Kerk van Rome in, en pas in 1621 verhief Paus Gregorius XV dit feest tot een door de geheele Kerk te vieren feestdag op 19 Maart. Van dien tijd af begint de devotie tot den heiligen Jozef te groeien. Het was vooral de groote heilige Theresia van Spanje, die in de zestiende eeuw de vereering van Sint Jozef in haar vaderland en vandaar over de heele wereld verbreidde. In 1729 werd Sint Jozefs naam ingevoegd in de Litanie van alle Heiligen. In het jaar 1870 riep paus Pius IX Sint Jozef uit tot Pah-oon van de Heilige Kerk. Paus Leo XIII verhief de maand laart tot Sint Jozefsmaand in het jaar 1889. Het beschermfeest van Sint Jozef dateert pas van 1913 onder het pausschap van Pius X. Hieruit blijkt, dat de laatste drie eeuwen den Voedstervader van Gods Zoon eindelijk de hulde hebben gegeven, die Iiem toekomt. Als de heilige Jozef heeft kunnen wachten, moest het gehuchtje Smakt het dan niet kunnen? Het is nog nooit voor iemand of iets goed gebleken, kathoIieker te willen zijn dan de paus! Zoo zal het gekomen moeten zijn. Is dat in ieder geval voor ons, kinderen van het Venraysche land, niet meer dan genoeg? * * * In Noord-Nederland kon in de zeventiende eeuw wegens de Hervorming met heel haar droeven nasleep voor de katholieken, geen nieuwe devotie ontstaan of opbloeien. In Zuid-Nederland was dat anders. In het „Spaansche Gelder , waartoe een groot deel van het tegenwoordige Limburg behoorde, werden de katholieken niet gehinderd in hun Geloof en Godsdienst. Zooals reeds gezegd kreeg het gehuchtje Smakt als gevolg van de Hervormingstoestanden zelfs zijn eerste bedehuis (een zoogenaamde noodkerk). Koning Karei II van Spanje had al zijn landen plechtig onder de bescherming van den heiligen Jozef gesteld. Wellicht is dat de reden geweest, waarom voor de later gestichte Smaktsche kapel Sint Jozef tot patroonheilige werd gekozen. Sint Jozefskapel! Dat sloeg in den heelen omtrek dadelijk in. Zooals het begon, is het gebleven tot den dag van heden toe, rondom Smakt in wijde omgeving: „Sint Jozef van de Smakt". (In de streektaal heet het gehuchtje: De Smakt). Vanouds gingen velen uit het Venraysche land en naburige dorpen naar Smakt om de voorspraak van Sint Jozef af te bidden in moeilijke aangelegenheden. De kring, waaruit de pelgrims naar dit bedevaartsoord trokken, breidde zich gestadig uit. Wie zal kunnen zeggen, uit welke streken in lang vervlogen tijden menschen in Smakt zijn komen bidden? Lang niet iedereen Iaat een teeken achter, ten blijke, dat hij ergens troost ge- zocht heeft in gebed. Doen wi] dat zelf? Maar zeker is het, dat reeds in de negentiende eeuw de Sint Jozefsvereering te Smakt aandacht en belangstelling frok van verderafgelegen plaatsen. Zoo van Nijmegen in groote mate. En ook van 's-Gravenhage, vanwaar de pastoors Scholte, Swart en Witters van Hoogland met parochianen naar het Venraysche St. Jozefsgehuchtje ter bedevaart togen. AI onder het rectoraatschap van wijlen den Zeereerw. Heer Cremers bleek het oude kapelletje te klein. Een nieuwe werd daarnaast gebouwd. Toen „een groote! En voor de tegenwoordige bedevaart OOK ALWEER VEEL TE KLEIN! * * * We kijken met belangstelling, eerbied, bewondering naar een oud gebouw, een kunstwerk eeuwen terug ontstaan, een ruïne, een oud meubelstuk, een oud boek, een oud handschrift. Handelshuizen en industrieele firma s beroemen zich op het stichtingsjaar, als dat lang is geleden. Velen verlangen vurig met eigen oogen iets ter plaatse te zien van Oud-Rome, Oud-Hellas, Oud-Egypte en bevredigen dat verlangen, indien hun financieele toestand hen daartoe in staat stelt. Anderen verplaatsen zich, aan hun studeertafel, dag op dag in het grijze verleden, terwijl de auto s en de vliegmachines om hen heen razen en ronken. Musea trekken voortdurend bezoekers. Wij voelen en weten het: de ouderdom spreekt hart, gemoed en geest van den mensch aan; de ouderdom dwingt eerbied, vertrouwen en liefde af. Niets is ouder dan oudst of eerst. Welnu: In het Venraysche stille, nederige gehuchtje Smakt verrees het eerste, dus het oudste Sint Jozefskapelletje van Nederland. Hoevelen getroosten zich onkosten en reisvermoeienissen om iets te zien, dat ergens als het eenige exemplaar de soort vertegenwoordigt binnen een wijden omtrek. Zooals reeds gezegd: Smakt is het éénige bedevaartsoord van Sint Jozef in ons land! * * * Vooral in de maand Maart trekken duizenden naar dit plaatsje, van heinde en verre. Dit uitverkoren plekje van nederigheid, waar Sint Jozef zoo graag vereerd wordt. Waar Sint Jozef zoo gul genaden en gunsten wegschenkt. Zoo vele jonge harten hebben daar den weg gevonden, dien zij moesten inslaan voor hun verder leven. Zoo vele ouders hebben daar de kracht verkregen om de moeilijke taak van de opvoeding hunner kinderen te kunnen volbrengen Zoo velen hebben daar de genade verworven van een zaligen dood. Van oudsher werd Sint Jozef te Smakt vereerd: 1. als patroon van een gelukkigen levensstaat; 2. als patroon van het christelijk huisgezin; 5. als patroon van een zaligen dood. De vereering van Sint Jozef als patroon van een gelukkigen levensstaat is een bijzonder voorrecht van Smakt. Nergens, ook in buitenlandsche bedevaartsplaatsen niet, heeft men daar eenig spoor van gevonden. Met Venraysche gehuchtje Smakt, het eenige bedevaartsoord ter wereld, waar Sint Jozef in het bijzonder vereerd wordt als patroon van een gelukkigen levensstaat. * * * In 1899, bij gelegenheid van het tweehonderdjarig bestaan der oude kapel, is de Sint Jozefsbroederschap opgericht. Z.H. de Paus heeft vele aflaten en geestelijke voordeelen aan het lidmaatschap verbonden. Velen zijn reeds als lid tot deze broederschap toegetreden. In eenige plaatsen kon ook al een afdeeling met een of meer zela- tricen gevormd worden. De contributie bedraagt slechts 15 cent per jaar. Deze gelden — aldus den Zeereerw. Heer P. Wonders, de tegenwoordige Rector, een tijd geleden in een circulaire — worden besteed aan H.H. Missen voor de leden en voor het kerkje, dat voornamelijk uit de giften der geloovigen gebouwd, nog gedrukt gaat onder een schuldenlast, die bijzonder in dezen crisistijd zwaar gevoeld wordt. Moge de tijd niet meer verre zijn, dat we door de milddadigheid der vereerders en vereersters van St. Jozef daartoe in staat gesteld, een grootere kerk kunnen bouwen. Aan deze woorden van den onvermoeiden, den bezielden werker aan het tot stand brengen van grootsche dingen in het kleine, eenvoudige landelijke gehuchtje Smakt, voeg ik nog een citaatje uit diezelfde circulaire toe: „Vele in t archief van t rectoraat bewaarde brieven van vrome pelgrims, die zijn (St. Jozefs) genadeoord Smakt bezochten, leggen getuigenis af van de vele merkwaardige, zelfs buitengewone gebedsverhooringen, die hier hun vertrouwen beloonden. En vast staat, dat vele bedroefde zielen, die hier voor de beeltenis van St. Jozef zich hebben uitgeschreid, opgebeurd en vol moed van hier zijn weggegaan en dat er niemand is, die hier geen troost en kracht heeft gevonden." * * * Moge ik met deze beschouwing erin geslaagd zijn, de belangstelling in de Sint Jozefsvereering te Smakt van zeer velen op te wekken of te verlevendigen! Dat den Rector van alle zijden de noodige steun moge toekomen voor het gelukkig voleinden van zijn heerlijk werk! Eindhoven, October 1938.