MEDITATIËN OVER HET LEVEN EN DE MYSTERIËN VAN ONZEN HEER JEZUS CHRISTUS TOE GEPAST OP HET RELIGIEUZE LEVEN TWEEDE DEEL Ik ben de weg, de waarheid en het leven. (JOAN. XIV. 6.) VIJFTIENDE DRUK DRUKKERIJ VAN HET R. K. JONGENSWEESHUIS, TILBURG. NIHIL OBSTAT. A. Vingerhoets, libr. cens. Tilburgi, die 27 Februarii 1936. EVULGETUR. F. N. J. Hendrikx, Vic. Gen. Busc. Buscoduci, die 28 Februarii 1936. OPENBAAR LEVEN VAN ONZEN HEER JEZUS CHRISTUS 1. Meditatie. PREDIKING VAN DEN H. JOANNES DEN DOPER. Het woord des Heren deed zich aan Joannes, den Zoon van Zacharias, horen. Joannes begon dan het doopsel van boetvaardig* heid te prediken tot vergeving der zonden. Voorbereidend gebed. Almachtige, eeuwige God, God van grootheid en liefde, ik ben niet waardig mijn knieën voor U te buigen, veel minder met U te spreken en mijn hart aan U te openbaren. Gij zijt hier wezenlijk en waarachtig tegenwoordig, dit erken ik; en ik belijd tevens, dat ik zonder U niets kan, niets vermag. Als kind kom ik tot U, mijn besten en liefderijken Vader, in eenvoud des harten biddend, dat alle gedachten en bewegingen van mijn hart, en alle werkingen van mijn ziel, zuiver en ten volle strekken tot de dienst en de glorie van uw goddelijke Majesteit. Verlicht mijn verstand, om uw goddelijke waarheden te kern nen, en beweeg door uw genade mijn wil, om volgens die waarheden mijn leven in te richten. — Onze Vader. — Wees gegroet. Ie Voorspel. Zich voorstellen de woestijn van Judea aan de overzijde van de Jordaan, waar Joannes doopte. 2e Voorspel. Verleen mij, o mijn God, de geest van boet* vaardigheid, om volkomen aan uw heilige inzichten te kunnen beantwoorden. le Punt. De woorden van den H. Joannes den Doper zijn een les, die wij moeten opvolgen. De boetvaardigheid, door den heiligen Voorloper gepre= dikt, is voor ons noodzakelijk om te beantwoorden aan de inzichten, die God gehad heeft met ons tot de religieuze staat te roepen. Beijveren wij ons dus, om te kennen waarin die boetvaardigheid bestaat. De H. Joannes de Doper zelf verklaart het ons, als hij zegt: Alle vallei zal gevuld en alle berg en heuvel geslecht worden, de kronkelige wegen zullen recht, en de hobbelige effen gemaakt worden. Wij moeten dus de valleien, die het zinnebeeld van de diepte van onze ellende zijn, vullen door een oprechte verachting van ons zelf, een onbegrensd vertrouwen op de goddelijke goeds heid en een standvastige ijver in de vervulling van onze plichten. Wij moeten derhalve alle berg en heuvel van hoog= moed slechten, en de schuine wegen, de kronkelende paden van een niet zuivere mening recht maken. Wij moeten dus ons zelf ontdoen van al die opwellingen van ons karakter en humeur, die als zovele scherpe stenen en doornen ons voor anderen moeilijk en lastig maken ; wij moeten, in één woord, ons zelf geheel vernieuwen. Die onderneming is groot; zij vraagt moed, want zij veronderstelt een lange en moeilijke arbeid. Die moeilijkheden moeten ons echter niet afschrikken, omdat wij zeker zijn, bij Jezus overvloedige kracht, genade en troost te zullen vinden. Immers Jezus heeft ons zich zelf met zijn deugden en verdiensten gegeven, om onze zwakheid te gemoet te komen, zodat wij altijd met den apostel kunnen zeggen : Ik vermag alles in Hem, die mij versterkt 2e Punt. De handelingen van den H. Joannes den Doper zijn een voorbeeld, dat wij moeten na volgen. De H. Joannes de Doper, die gezonden was om de weg voor Jezus Christus te bereiden, leert ons door zijn voor* beeld in welke gesteltenis wij moeten trachten te komen, indien wij willen dat God onze arbeid zegent. Al wat hij predikt, heeft hij zelf eerst gedaan, en wel op een vol* maakte wijze. Men kan van hem zeggen, wat de H. Lucas van Jezus zegt: Eerst deed Hij, en vervolgens begon Hij te leraren. Zo verheven als zijn roeping is, zo diep is zijn nederigheid. Vraagt men hem, wat hij over zich zelf denkt, dan antwoordt hij, dat hij niets is dan een stem, een geluid, dat zich in de woestijn verliest. Spreekt hij van Jezus, dan geeft hij door zijn woorden duidelijk te kennen, hoe klein en nietig hij zich zelf in diens heilige tegenwoordigheid acht. Ik ben niet waardig, zegt hij, de riem van zijn schoeisel te ontbinden. Zijn ijver is edelmoedig: hij vreest niet aan de hoogmoedige Farizeërs en de machtigen der natie de boet* vaardigheid en nederigheid te prediken. Zijn ijver is vurig en vindingrijk: in de kerker vindt hij nog het middel, om Jezus te verkondigen en leerlingen voor Hem te winnen. Zijn ijver is belangloos: als hij verneemt, dat de goddelijke Meester meer leerlingen krijgt dan hij, dan is hij blijde, en roept uit : „Hij moet groter maar ik kleiner worden.” Eindelijk, hij volhardt tot het einde in zijn edelmoedige zelfopoffering voor de zaak van God, en verkiest de dood boven een laffe toegeeflijkheid. O, hoeveel vruchten zou ik in de zielen teweegbrengen, indien ik, zoals de H. Joannes, met de geest van boetvaardigheid en ootmoedigheid, met een edelmoedige, vurige en belangloze ijver bezield was ! Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken en loven, omdat Hij zich gewaardigd heeft ons, evenals den H. Joannes den Doper, te roepen, om Hem te doen kennen en beminnen. — Hem de nodige genaden vragen, om ons zelf volkomen te verloochenen en aan onze heilige roep ten volle te beantwoorden. Voornemens. Met moed onze heersende fout bestrijden, ten einde volkomen aan de inzichten van God te beant* woorden. Opdracht der Voornemens en gebed. Ik offer U op, mijn God, alle heilige gedachten, goede bewegingen en voornemens, die Gij U gewaardigd hebt mij te geven, tot uw meerdere glorie en tot zaligheid mijner ziel ; ik stel die in uw heilige handen, opdat zij daar eeuwig bewaard blijven en nimmer uit mijn geheugen gaan. Ik draag U ook op mijn ziel en mijn lichaam en al hun krachten, en beloof die te zullen gebruiken tot hetgeen ik in deze meditatie mij voorgenomen heb te zullen doen. Heer! geef mij de nodige genade, om die voornemens getrouw uit te voeren. Allerheiligste Maagd, mijn lieve Moeder, mijn heilige Engelbewaarder, mijn heilige Patronen, weest mijn vóór* sprekers bij God en verwerft voor mij, dat ik deel heb in al de aanbiddingen, die gij doet voor de troon van den Allerhoogste, opdat ik na dit sterfelijk leven, Hem met u moge loven, aanbidden, dienen en beminnen in alle eeuwigheid. Amen. — Onze Vader. — Wees gegroet. Geestelijke ruiker. Schep in mij. o mijn God, een zuiver hart en vernieuw de rechte geest in mijn binnenste. Onderzoek over de Meditatie. Ie. Heb ik met zorg de meditatie voorbereid, de voorspelen bepaald, de punten vastgesteld, enz.? — 2e. Heb ik me, alvorens ik insliep, de stof herinnerd? — 3e. Heb ik, met uitsluiting van elke andere gedachte, mij daarmee bezig gehouden, als ik ’s nachts wakker werd, en toen ik me ’s morgens kleedde? 4e. Heb ik vóór de meditatie gedurende enige ogen* blikken mijn geest tot God, die er bijzonder tegenwoordig was, verheven? 5e. Heb ik gedurende de meditatie een betamelijke houding in acht genomen? — 6e. Heb ik de tijd, die er voor bepaald was, niet verkort? — 7e. Heb ik mijn geest en mijn hart ernstig bezig gehouden? — 8e. Heb ik de samenspraken godvruchtig gedaan? — 9e. Heb ik practische voornemens gemaakt? 2. Contemplatie. DOOP VAN JEZUS. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Jezus kwam van Nazareth.... en werd door Joannes gedoopt in de Jordaan. Zodra Hij buiten het water was, zag Hij de Hemel opengaan, en de Heilige Geest, in de gedaante van een duif, boven Hem afdalen en rusten. En er deed zich een stem uit de Hemel horen : Gij zijt mijn welbeminde Zoon ; in U heb Ik mijn welbehagen. 2e Voorspel. Zich voorstellen de woestijn van Judea en de Jordaan, ter plaatse waar Jezus gedoopt werd. 3e Voorspel. Goddelijke Jezus, geef dat ik de voorbeelden van nederigheid, die Gij mij in dit mysterie gegeven hebt, navolg. Ie Punt. Jezus verlaat zijn H. Moeder en begeeft zich naar de oever van de Jordaan. De personen beschouwen. — Jezus, Hij is onze God, onze Zaligmaker, onze Meester, ons Voorbeeld.... Alles wat men in Hem ziet, is nederigheid, zedigheid, zacht* aardigheid en ijver. — Maria, haar hart gevoelt zeer levendig het afscheid van haar Zoon, maar zij stemt met vreugde toe in alles, wat tot glorie van God en tot zaligheid der wereld strekt. — De woorden. Het Evangelie vermeldt deze niet; maar men kan zich gemakkelijk voor* stellen, hoe teder, droevig en grootmoedig dit afscheid geweest is. — De handelingen. Beschouwen wij, hoe Jezus Maria verlaat; hoe Maria van Jezus scheidt, en hoe zij het genoegen van zijn tegenwoordigheid en heilige ge* sprekken edelmoedig voor de glorie van God en onze zaligheid opoffert. O heilige Moeder, maak, dat ik steeds de grootmoedigheid van uw hart navolg. 2e Punt. Jezus wordt in de Jordaan gedoopt. Beschouwen wij opnieuw de personen. — Jezus, die zich aanbiedt, om gedoopt te worden Zijn hart is vol ijver om de arbeid te omhelzen, die zijn goddelijke zending Hem kosten zal. Beschouwen wij ook Joannes de Doper; een kameelshuid dient hem tot kleding Hoe nederig is hij, hoe zachtzinnig en zedig; welk een eerbied betuigt hij aan Jezus! Waarom? Omdat hij, door een boven* natuurlijk licht bestraald, Hem als God erkent.... Een menigte volks is aan de oever van de Jordaan bijeen.... enigen schijnen diep getroffen, anderen onverschillig. De woorden. Het is een heilige wedstrijd van nederigheid tussen Jezus en Joannes den Doper. De heilige Voor* loper onderwerpt zich. — De handelingen. Jezus daalt af in de Jordaan; Hij wordt door den H. Joannes gedoopt. Beschouwen wij eens, hoe nederig ons goddelijk Voorbeeld het hoofd buigt en het doopsel der zondaren ontvangt. Hij leert ons, dat vooral dan, wanneer men zich aan het heil van de zielen wil wijden, men zich dieper vernederen moet, om de goede uitslag van dat grote werk te verzekeren. Hij wil dat de gelukkige zielen, die Hij gekozen en geroepen heeft om ze deelgenoten van zijn arbeid te maken, zich toeleggen op een diepe nederigheid, die des te groter zijn moet, naarmate haar bedieningen, zo verheven in het oog van God, haar meer aan het oog der schepselen vertonen. 3e Punt. God de Vader en de Heilige Geest geven getuige* nis van Jezus’ Godheid. Personen. — Jezus verlaat de rivier. Hij bidt; de Heilige Geest verschijnt zichtbaar en blijft boven zijn hoofd zweven; terzelfder tijd laat de hemelse Vader zijn stem horen De omstanders worden door verbazing en eerbied bevangen. Woorden. — Deze is mijn welbeminde Zoon; in wien Ik mijn welbehagen heb. Later, op de berg Thabor, zal de hemelse Vader die woorden herhalen, en er bijvoegen: Luistert naar Hem Jezus is dus mijn Meester, zijn lessen moet ik volgen. Hij is ook mijn Voorbeeld; Hem moet ik gelijken, indien ik aan den hemelsen Vader behagen wil.... Hij vernedert zich, de Heilige Geest stort zich over Hem uit en de eeuwige Vader bekrachtigt en bevestigt zijn zending. Als ik oprecht nederig ben, zal de Hemel mijn arbeid zegenen. Jezus zal aan de hulpbehoevenden die aan mijn zorg zijn toevertrouwd, en aan de kinderen, die ik zal onderwijzen, zeggen: Deze is mijn welbeminde leerling, luistert naar hem. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen God, onzen Meester, ons voorbeeld. — Hem de nodige verlichting vragen, om zijn voorbeelden van nederigheid te begrijpen, te smaken en na te volgen, en de genade van ons steeds meer en inniger aan Hem te verbinden. Voornemens. Met blijdschap de gelegenheden waarnemen, waarin men de nederigheid oefenen kan. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Jezus, zachtmoedig en nederig van hart, maak mijn hart gelijkvormig aan uw Hart. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 3. Meditatie. JEZUS IS DE WELBEMINDE ZOON VAN DEN VADER EN DE MEESTER DER MENSEN. Deze is mijn welbeminde Zoon, in wien Ik mijn welbehagen heb, luistert naar Hem. (Mt. III. 17. Luc. IX. 35.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich wederom de Jordaan voorstellen, waar Jezus het doopsel ontvangt en de menigte die aan de oever staat toe te zien. 2e Voorspel. Geef, o mijn Jezus, dat ik U ken, U bemin, U navolg en zo de inzichten vervul, die Gij met mij hebt. Ie Punt. Jezus is de welbeminde Zoon van God den Vader. Waarom heeft de hemelse Vader zoveel liefde voor Jezus ? Omdat Hij in dien aanbiddelijken Zoon zijn levende en volmaakte beeltenis ziet. Hij bemint Hem, omdat die goddelijke Zoon steeds zijn wil volbracht heeft en gehoorzaam geworden is tot de dood, ja iot de dood des kruises. Hij bemint Hem eindelijk, omdat Hij oneindig door Hem bemind wordt. Wil ik, dat Jezus ook in mij zijn behagen stel, dan moet ik mij beijveren, om te zijnen opzichte alles te worden, wat Hij zelf ten opzichte van zijn hemelsen Vader is; dan moet ik zijn deugden na volgen. Dan moet ik er mij op toeleggen, om nederig, zachtaardig, geduldig, liefderijk, ijverig en vurig te worden. Ik moet uit liefde aan zijn heilige wil gehoorzamen, in alles zijn welbehagen zoeken en om Hem te behagen, mij beneden al mijn Mede? religieuzen stellen. Maar vooral, indien ik zijn liefde winnen wil, moet ik Hem met zulk een sterke, standvastige en grootmoedige liefde beminnen, dat ik met blijdschap alle arbeid en alle opofferingen aanneem. Dan zal Jezus mij ook beminnen en tot zijn Engelen zeggen: Deze ziel is mijn web beminde bruid; lk heb in haar geheel mijn welbehagen gesteld; haar hart is het heiligdom, waarin Ik mijn vermaak schep; mijn Naam en mijn Hart zullen daar wonen in eeuwigheid. Ik zal altijd in haar wonen, zij zal voor altijd mijn erfdeel zijn. O mijn Jezus, gedoog niet, dat ik on* gevoelig ben voor zulk een groot geluk. Maak, dat ik uw goedheden waardig ben door een volmaakte getrouwheid en een algehele zelfopoffering. 2e Punt. Jezus is onze Meester. Deze is mijn welbeminde Zoon, in wien Ik mijn welbehagen heb, luistert naar Hem. God de Vader geeft mij Jezus tot meester, en beveelt mij naar Hem te luisteren. Ik moet dus zijn lessen volgen: Leert van Mij, omdat lk zachtmoedig en ootmoedig van harte ben. — Alwie na Mij wil komen, ver* loochene zich zelf, drage zijn kruis en volge Mij. Ik moet naar Hem luisteren, als Hij mij onderricht door de stem van zijn dienaren, als Hij mij zijn goddelijke wil openbaart door de stem van mijn Oversten, als Hij in de grond van mijn hart tot mij spreekt en mij doet kennen, wat Hem het aan* genaamst is. Maar Hij is niet slechts mijn Meester, Hij is ook mijn Voorbeeld. Hij zendt mij in het midden van zijn kinderen, evenals zijn hemelse Vader Hem in het midden van de wereld gezonden heeft en Hij zegt hun: Deze ziel is mijn welbeminde Bruid, luistert naar haar. Welk een ver* plichting voor mij, om innig verenigd te blijven met dien goddelijken Bruidegom, ten einde de verwachting van Enge* len en mensen niet teleur te stellen door een gedrag, dat mijn heilige roeping niet betaamt. Welk een verplichting om mij zelf te vervullen met zijn geest en zijn deugden, opdat mijn lessen de zijne zijn en mijn woorden licht en leven aan* brengen in de zielen, bij wie zijn goedheid mij zal willen gebruiken! O mijn goddelijke Jezus, ik steun alleen op U, maak mijn hart gelijkvormig aan het uwe. Geef door uw genade, dat ik waardig aan mijn heilige roeping beantwoord, die een loutere gave van uw oneindige goedheid is. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem opnieuw bedanken voor de genade van onze roep. — Hem verlichting en genade vragen, om zijn woorden en voorbeel* den goed te begrijpen eri ons altijd daarnaar te gedragen. — Ons zelf geheel aan Hem opdragen. Voornemens. Dikwijls in ons zelf keren, om Jezus te horen; zijn goddelijke voorbeelden beschouwen en ons ge* drag naar het zijne regelen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Spreek, Heer, uw dienares hoort. Deze is mijn welbeminde Zoon, luistert naar Hem. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 4. Contemplatie. JEZUS WORDT DOOR DE DUIVEL BEKOORD. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Jezus werd door de Geest naar de woestijn gevoerd, om door de duivel bekoord te worden. 2e Voorspel. Zich voorstellen de woestijn en de eenzaam* heid en stilte, die er heerst. 3e Voorspel. Jezus, mijn goddelijke Meester, leer mij de listen van mijn vijand kennen, en geef mij de kracht, om hem kloekmoedig te weerstaan. Ie Punt. Jezus begeeft zich naar de woestijn, en brengt er veertig dagen met bidden en vasten door. Personen. — Jezus, onze Meester, ons Voorbeeld, onze goddelijke Bruidegom; Hij bereidt zich door vasten en bidden voor tot de arbeid van zijn openbaar leven. Hij verdient en verwerft voor ons de genade, om door diezelfde middelen, door vasten en bidden, al de hulp te verkrijgen, die wij nodig hebben, om onze arbeid bij de zielen vrucht* baar te maken. — Woorden en handelingen: Vurige en aan* houdende gebeden, die ons tot voorbeeld moeten strekken, als wij aan bekoringen zijn blootgesteld. 2e Punt. De boze geest bekoort onzen Heer Jezus Christus tot onverstorvenheid, ijdelheid en eerzucht. Personen. — Jezus, vol zachtaardigheid en kalmte.... Satan.... Wat een afschuwelijk gelaat! Hij omgeeft zich met rook; ontsteltenis en duisternis vergezellen hem. — Woorden en handelingen. — Indien Gij Gods Zoon zijt, zegt de helse geest, beveel dan, dat deze stenen broden worden.... Jezus antwoordt: De mens leeft niet van brood alleen, maar van alle woord, dat uit Gods mond voortkomt. De bekoorder, door dit woord beschaamd ge* maakt, valt Hem op een andere wijze aan. Hij voert Hem naar de tinne van de tempel, en zegt Hem: Zijt Gij Gods Zoon, werp U dan naar beneden; want er staat geschreven: Hij zal aan zijn Engelen over U bevelen, om U te bewaren, en zij zullen U op de handen dragen, opdat Gij uw voet niet zoudt stoten aan een steen. Hij hoopt dat onze godde* lijke Meester, aangedreven door de ijdelheid, die hij Hem tracht in te blazen, zich ten aanschouwe van al het volk naar beneden zal werpen, om door de Engelen te worden gedragen, en zo de aandacht te trekken; maar Jezus maakt zich onzichtbaar en antwoordt hem: Er staat ook geschrei ven: Gij zult den Heer uw God niet op de proef stellen. De boze geest houdt zich nochtans niet voor overwonnen. Hij durft Jezus naar een andere plaats voeren. Hij plaatst Hem op een hoge berg, toont Hem al de heerlijkheid en pracht van de rijken der aarde en zegt: Dit alles zal ik U geven, als Gij nedervalt en mij aanbidt. Op die woorden wordt Jezus verontwaardigd: Ga heen, satan, zegt Hij hem, want er staat geschreven: gij zult den Heer uw God aanbidden en Hem alleen dienen. Daarop werd de vorst der duister* nissen, beschaamd en overwonnen, in de diepte van de afgrond der hel neergestort. 3e Punt. De Engelen komen bij Jezus en dienen Hem spijzen voor. Beschouwen wij die hemelse geesten; hun eerbied en liefde voor den aanbiddelijken Meester, dien zij dienen mogen. Wat een vreugde voor mij, o Jezus, te zien hoe zij U dienen en eer bewijzen! Hoe groot moet mijn erkentelijk* heid zijn, als ik bedenk, dat Gij hun last gegeven hebt, om ook voor mij zorg te dragen. O heilige Engelen, weest mijn beschermers, behoedt mij tegen de strikken van de vijanden mijner zaligheid. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als de Heilige der Heiligen, die de zonde on* eindig haat en ze niet bedrijven kan. — Hem bedanken, dat Hij zich uit liefde tot ons aan de bekoringen heeft willen onderwerpen. — Ons vernederen, omdat wij tot heden de bekoringen zo nalatig bestreden hebben. — Beloven in dat opzicht niets meer te zullen verzuimen. —• De nodige ge* naden afsmeken. Voornemens. Met moed en vertrouwen onder de ogen van Jezus de bekoringen bestrijden. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Waakt en bidt, opdat gij onder de be* koring niet bezwijkt. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 5. Meditatie. BEKORING VAN JEZUS. Toen werd Jezus door de Geest naar de woestijn geleid, om er door de duivel bekoord te worden. (Mt. IV. 1.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich opnieuw de woestijn voorstellen, en daar Jezus, onzen Meester en ons Voorbeeld, zien, die in een gestreng vasten en een gedurig gebed volhardt. 2e Voorspel. Ontdek mij, o Heer, al de strikken van de vijanden van mijn zaligheid, en schenk mij de genade ze te vermijden. Ie Punt. Het voorbeeld van Jezus leert ons de bekoringen van onverstorvenheid van ons verwijderen. Gaan wij met zorg na, op welke wijze satan onzen godde* lijken Meester zocht te bekoren; wij zullen daarin de listen leren kennen, die hij menigmaal ook tegenover ons gebruikt heeft. Die slimme bedrieger gebruikt voor de zielen die naar de volmaaktheid streven, niet dezelfde strikken als voor wereldse personen. Hij weet aan de bekoringen d;c hij haar voorstelt, een schoonschijnende kleur en zelfs de schijn van goed te geven. Zo naderde hij Jezus Christus op het ogenblik, dat die goddelijke Verlosser, na veertig dagen gevast te hebben, honger gevoelde: Zijt Gij Gods Zoon, sprak hij tot Hem, zeg dan, dat die stenen broden worden. Naar de schijn stelt hij Hem een geoorloofde, ja zelfs noodzakelijke verkwikking voor; maar zijn doel is: in Hem een ongeregelde drift en al te gretige begeerte naar voedsel op te wekken. Als hij ons tot onverstorvenheid bekoort, gaat hij op bijna dezelfde wijze te werk. Dan tracht hij ons te doen denken, hoezeer wij onze gezondheid nodig hebben, om ze voor de arbeid van onze bediening te besteden. Daaruit doet hij ons besluiten, dat wij ons zelf zoveel mogelijk in acht nemen en ontzien moeten. Hij tracht ons te overtuigen, dat wij het beste voedsel moeten kiezen, en ons zelf goed moeten bewaren tegen natheid en koude.... Vandaar oplettendheden, navorsingen, onge* rustheden, en misschien wel uitingen van ontevredenheid, als ons iets ontbreekt of schijnt te ontbreken. Hij overtuigt ons gemakkelijk, dat wij hierin niets dan de meerdere eer en glorie van God zoeken, maar in werkelijkheid zoeken wij ons groter gemak en wat de natuur méér streelt. Bidden wij onzen goddelijken Zaligmaker, dat Hij ons vandaag die bedriegerijen doet inzien, en aan onze ziel zo’n sterkte en kracht mededeelt, dat wij door de geest en de beginselen van het geloof over de zinnelijkheid zegevieren. De mens leeft niet van brood alleen, heeft onze goddelijke Meester gezegd, maar van alle woord, dat uit Gods mond voortkomt. Antwoorden wij eveneens aan de bekoor der: Niet van mijn zorgen en mijn zucht naar gemak, verwacht ik de krachten, die ik nodig heb om de plichten van mijn roep te vervullen, maar van de goddelijke bijstand. 2e Punt. Het voorbeeld van Jezus leert ons de bekoringen van ijdelheid en eerzucht van ous verwijderen. De tweede bekoring, waarmee satan onzen Heer Jezus Christus durfde kwellen, was een bekoring van ijdele glorie. Hij stelde Hem voor, zonder noodzakelijkheid een mirakel te doen, dat Hem door al het volk zou hebben doen zien en bewonderen. O, hoe dikwijls geeft hij ons, onder voor* wendsel van nut of ijver, de begeerte in, om voor den dag te komen en in een voorname bediening geplaatst te worden! Hoe dikwijls tracht hij het weinige goed, dat wij doen, door een ijdel zelfbehagen te bederven! Willen wij zijn listen verijdelen, dan moeten wij onzen goddelijken Meester navolgen. Hij maakte zich onzichtbaar en stiet de bekoorder van zich af met deze woorden: Er staat ge» schreven: Gij zult den Heer uw God niet op de proef stellen. Maken wij ons onzichtbaar door een diepe nederig* heid en een gedurig streven naar het inwendig en ver* borgen leven. Vernederen wij ons toch in onze eigen ogen, hoe meer onze bedieningen ons in het oog der schepselen verheffen, en wachten wij ons vooral, den Heer te beproeven, door ons zelf in bedieningen in te dringen, waartoe de gehoorzaamheid ons niet roept. — Eindelijk durft satan onzen Heer bekoren tot eerzucht. Die drift, het derde ge* volg van de erfzonde, is niet altijd geheel uitgedoofd in de religieuze zielen. Men benijdt de talenten, het welslagen en misschien zelfs de roep van bekwaamheid van zijn mede* religieuzen. Het hulpmiddel tegen die kwaal is, zich dikwijls dit grote grondbeginsel te herinneren: Gij zult den Heer uw God aanbidden en Hem alleen dienen. „God is alles, het overige is niets;” zijn dienst, zijn wil, zijn eer, ziedaar wat religieuzen alleen moeten zoeken. O mijn Jezus, door* dring mij van die belangrijke waarheden en geef mij de genade, mijn gevoelens en gedrag er altijd naar te regelen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als de Heilige der Heiligen, die de zonde on* eindig haat en ze niet bedrijven kan. — Hem bedanken, omdat Hij zich uit liefde tot ons aan de bekoring heeft willen onderwerpen. — Ons vernederen, omdat wij tot heden de bekoringen zo nalatig bestreden hebben. — Beloven in dit opzicht niets meer te zullen verzuimen. — De nodige genaden afsmeken. Voornemens. Met moed en vertrouwen onder de ogen van Jezus de bekoring bestrijden. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Waakt en bidt, opdat gij onder de be* koring niet bezwijkt. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. Meditaties II. 6. Meditatie. JEZUS TE WEINIG VAN DE ZIJNEN GEKEND. De Joden zonden van Jeruzalem priesters en levieten, om aan Joannes te vragen: Wie zijt Gij?.... Hij antwoordde: Ik ben de Christus niet.... Maar midden onder u staat Hij, dien gij niet kent. (Joan. I. 19. 20. 26.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons Jezus Christus deze woorden te horen zeggen: Ik ben in uw midden, en gij kent, gij bemint Mij niet. 2e Voorspel. O Jezus, geef mij de genade, dat ik U ken en bemin en U ook door anderen doe kennen en beminnen. Ie Punt. De religieuzen moeten zich doordringen van de kennis en de liefde van Jezus. Er is er één in uw midden dien gij niet kent. Overwegen wij zorgvuldig dat woord, alsof het ook tot ons gericht werd. Jezus is in ons midden; Hij gewaardigt zich onze eigen woning te bewonen. Gedurende de dag roept Hij ons aan de voet van het heiligdom, om daar van hart tot hart zich met ons te onderhouden. Gedurende de nacht, terwijl wij onze rust nemen, waakt Hij over ons, behoedt Hij ons tegen alle gevaren, en bereidt Hij ons de over* vloedige genaden, waarmee Hij ons op het ogenblik van ons ontwaken begunstigen wil. Maar het is niet genoeg voor zijn tederheid, uit liefde voor ons in de heilige tabernakelen te verblijven: zelfs in het midden van ons hart wil Hij wonen. Hij heerst er door de tegenwoordigheid van zijn genade en vriendschap. Hij treedt er binnen door de H. Communie, om meer en meer de heilige verbintenis te bevestigen, die Hij met ons heeft aangegaan. En toch, te weinig wordt Hij door ons gekend. Hoe weinig zijn wij met Hem verenigd door de deugden van zachtmoedigheid, nederigheid, ver* trouwen, ijver, liefde voor de armoede, voor lijden en ver* nedering! Helaas, wij zijn verplicht het te bekennen: Jezus is in ons midden en wij kennen Hem niet. O God mijns harten, geef toch, dat ik U ken! Open voor mij uw heilig Hart, opdat ik daarin al mijn plichten lees. Geef, dat ik daar leer al wat uw liefde van mij verwacht, al wat ik uit erkentelijkheid jegens U moet doen. 2e Punt. De religieuzen moeten de kennis en liefde van Jezus verbreiden. Wij kunnen niet genoeg overwegen, hoe noodzakelijk het voor ons is, Jezus Christus goed te kennen. Die goddelijke Meester wordt door de meeste mensen vergeten. Om zich in ons midden schadeloos te stellen voor hun schuldige onverschilligheid, heeft hij ons uit het verderf der wereld geroepen. Hij wil, dat wij, vol heilige ijver voor de belangen van zijn glorie en levendig getroffen door de verblindheid en het verderf van zoveel zielen, ons zelf met vurigheid beijveren, om Hem te doen kennen en zielen voor Hem te winnen. Maar wijl het onmogelijk is zijn kennis te verbreiden, indien wij zelf niet van die kennis doordrongen zijn, moeten wij het steeds tot onze heiligste verplichting en aangenaamste bezigheid maken, de inwendige gesteltenis van het H. Hart van Jezus te beschouwen, te bestuderen cn in de grond te leren kennen. Wij moeten dat aanbiddelijk Hart tot voorbeeld nemen, niet alleen in het beoefenen van deugden, maar ook in onze gedachten, in onze gevoelens, en zelfs in onze minste handelingen. Wij moeten, om zo te spreken, zijn levende beeltenis worden en Hem meer nog door onze werken dan door onze woorden doen kennen. Yoorwaar, een edele en verheven roeping, een roeping die geheel liefde is. Samenspraak met Jezus. — Hem met de diepste eerbied en de vurigste liefde aanbidden. — Hem smeken, dat Hij ons al zijn beminnelijkheden, al zijn gevoelens, al zijn goddelijke deugden doet kennen, en ons de genade verleent, zijn kennis en liefde overal te verbreiden. Voornemens. De ingetogenheid oefenen, en ons vandaag beijveren om in geheel ons gedrag de deugden van Jezus te doen uitschijnen, als zachtmoedigheid, nederigheid, geduld, liefde en ijver. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. O Jezus, doe U kennen en beminnen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 7. Meditatie. JEZUS, LAM GODS. De volgende dag ziet Joannes Jezus tot zich komen en zegt: Zie het Lam Gods, dat de zonde van de wereld wegneemt. (Joan. I. 29.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons onzen aanbiddelijken Meester aan de oever van de Jordaan in het midden van de menigte te zien en dit woord van den H. Joannes te horen: Zie het Lam Gods, dat de zonde van de wereld wegneemt. 2e Voorspel. Jezus, goddelijk Lam, geef dat ik mij aan U hecht, U bemin en navolg. Ie Punt. Wij moeten de zachtmoedigheid van Jezus na* volgen. Zie het Lam Gods. Beschouwen wij in de geest dat goddelijk- Lam, ons door Joannes den Doper aangeduid. Van Hem hadden de profeten gezegd: Hij zal niet roepen, en men zal het geluid van zijn stem op de openbare pleinen niet horen Hij zal het geknakte riet niet breken, het nog rokende lemmet niet uitdoven. Dat goddelijk Lam heeft van zich zelf gezegd, dat Hij barmhartigheid hoger achtte dan offerande. En toen de Farizeërs Hem verweten, dat Hij te gemeenzaam met de zondaars omging en met hen at, antwoordde Hij hun: Niet zij die gezond zijn, hebben een geneesheer nodig, maar wel die ziek zijn. Hij sprak tot de overspelige vrouw: Ik zal u niet veroordelen en tot de zondares Maria: Ga in vrede. — Zie het Lam Gods, wiens zachtmoedigheid oneindig is, wiens goedheid aan zijn macht gelijk is. O mijn ziel, laat ons toch vertrouwen hebben. Naderen wij dat goddelijk Lam. Wat zegt Het ons? Leert van Mij, omdat Ik zachtmoedig en nederig van harte ben. Dat aanbiddelijk Lam is onze Meester, ons Voorbeeld, onze Zaligmaker. Wij zullen Het in de Hemel niet volgen, indien wij Het op aarde niet hebben nagevolgd. O mijn Jezus, mijn Meester, mijn Voorbeeld en Zaligmaker, leer mij ootmoedig en zachtmoedig van harte zijn, opdat ik op aarde aan U gelijkvormig en eeuwig in de Hemel met U verenigd mag wezen. 2e Punt. Wij moeten ons met de offerande van Jezus ver* enigen. Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. Jezus is het Lam Gods, dat tot de offerande van het kruis bestemd is. Door zijn Bloed moet Hij de zonden der wereld uitwissen. Wij vooral, zijn leerlingen en bevoorrechten, moeten Hem navolgen; bijgevolg moeten wij ons met zijn geest vervullen en met zijn offerande verenigen. Nu, de offerande van Jezus werd geheel voltrokken door zijn dood, maar ze duurde zijn ganse leven. Hij deed alles voor de ver* heerlijking van zijn Vader en voor de zaligheid van de mensen. Zijn Hart was het altaar, waarop Hij zich zelf gedurig als Slachtoffer van boete en lof opdroeg. Hierin wil Hij, dat wij Hem navolgen. Hij wil dat wij ons onop« houdelijk herinneren, dat wij door de religieuze staat te aanvaarden ons als slachtoffers aan God hebben aange* boden en toegeheiligd. Hij wil, dat wij zonder ophoudenaan ons zelf sterven door het beoefenen van de nederig* heid en de zelfverloochening, en zodoende over de zielen die Hij aan de zorgen van de Congregatie toevertrouwt, al de genaden doen afdalen, die Hij door zijn Offerande voor die zielen verworven heeft. O mijn Jezus, geef dat ik ge* trouw aan de inzichten van uw liefde beantwoord en mij zelf grootmoedig en volkomen aan uw glorie en aan het heil van de zielen toewijd. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als het waarachtig Lam Gods, het enig Slacht* offer dat al onze liefde waardig is. — Hem bedanken met al de erkentelijkheid waartoe wij in staat zijn, omdat Hij ons heeft uitverkoren, om Hem meer van nabij te volgen en ons zelf voor zijn glorie op te offeren. — Hem de nodige genade vragen, om een zó heilige en verheven roeping waardig te beleven. Voornemens. Al onze werken, vooral die waarin wij de meeste moeilijkheid vinden, aan Jezus Christus opofferen, en ze met zijn offerande verenigen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt, ontferm U over ons. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 8. Contemplatie. ROEPING VAN DE VIJF EERSTE LEERLINGEN VAN CHRISTUS. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Toen Joannes de daaropvolgende dag nog op dezelfde plaats was met twee van zijn leerlingen, zag hij Jezus voorbijgaan, en zeide: Zie het Lam Gods; en de twee leerlingen, die hoorden wat hij sprak, volgden Jezus. 2e Voorspel. Verbeelden wij ons wederom de oever van de Jordaan. 3e Voorspel. Vervul mij, o Heer, met een ware dankbaar* heid bij het gedenken van de onwaardeerbare weldaad van mijn roeping, en geef mij de genade, dat ik er met een vol* komen getrouwheid aan beantwoord. Ie Punt. Twee leerlingen van Joannes den Doper ver* binden zich aan Jezus. De Personen beschouwen. Jezus, onzen Zaligmaker en onzen Meester; beschouwen wij Hem enige ogenblikken en herinneren wij ons, hoezeer Hij als God, als Meester, als Zaligmaker, als Vriend, als Geneesheer en Bruidegom van onze zielen, onze aanbidding en liefde verdient.... Be* schouwen wij ook den H. Joannes den Doper en de twee leerlingen die hem vergezellen.... Het zijn eenvoudige mensen, rechtschapen harten, getrouwe onderhouders van de wet van Mozes. Hun hart is gereed tot alles, wat de genade Gods hun zal ingeven. — De woorden en de handen lingen. De H. Joannes de Doper, die Jezus ziet voorbij* gaan, roept uit: Zie het Lam Gods. Dat woord is een straal van licht voor de twee leerlingen, die het horen. Een in* wendige genade trekt hen, zij volgen Jezus. Wat zoekt gij? vraagt hun die goddelijke Meester. Overwegen wij wel het woord: Wat zoekt gij? Het moet ons doen begrijpen, dat 'men door zich aan Jezus Christus te verbinden, Hem alleen zoeken, en om Hem alle dingen verzaken moet. Meester, waar woont Gij? vragen de leerlingen. Komt, zegt Jezus, en ziet. Die woorden heeft Jezus ook tot mij in het diepste van mijn hart gesproken, toen ik mij zelf aan Hem heb gegeven. Hij richt ze nog alle dagen tot mij: Kom, zegt Hij mij, ziel, die Ik heb uitverkoren om Mij na te volgen. Kom, let wel op, waar men Mij vindt, waar gij met Mij wonen moet: in armoede, vernedering en lijden; in de oefening van alle deugden. 2e Punt. Eerste roeping van den H. Petrus. De personen, de woorden en de handelingen beschouwen. Andreas, een van die twee gelukkige eerstelingen, die Jezus aan zich verbonden heeft, ontmoet zijn broeder Simon. Wij hebben den Messias gevonden, zegt hij hem, en hij brengt hem bij Jezus. De goddelijke Meester beschouwt hem met goedheid, neemt hem onder het getal van zijn leerlingen op, en geeft hem de naam van Petrus. 3e Punt. Roeping van Filippus en Nathanaël. Personen, woorden en handelingen. — Beschouwen wij, hoe onze goede Meester twee andere leerlingen aan zich verbindt. Hij ontmoet Filippus, en zegt hem: Volg Mij. Een woord van genade en goedheid! Mijn hart heeft dat woord ook gehoord. Jezus heeft mij geroepen en ik heb aan zijn stem beantwoord. Welk een geluk! Welk een roem! zich aan Jezus verbinden, om nimmer van Hem te scheiden! Met Hem in een heilige vereniging leven, zijn arbeid delen, aan zijn lot verbonden zijn! O mijn Zaligmaker, wat zal ik U voor een zo grote gunst wedergeven ?.... Filippus, geheel van blijdschap doordrongen, wil zijn geluk aan Nathanaël mededelen. Hij spoort hem aan, om Jezus te gaan zien, van wien Mozes en de Profeten gesproken hebben. Natha* naël komt bij Jezus en de Zaligmaker neemt hem op in zijn gevolg. O oneindige goedheid! Gij neemt alle middelen te baat, om ons tot U te trekken. Gij roept sommigen rechtstreeks; Gij wilt, dat anderen door uw ge* trouwe dienaren zover gebracht worden. Ach! gewaardig U mij te gebruiken, om zielen voor U te winnen, en zo met de inzichten van uw barmhartigheid en liefde mee te werken. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem met een steeds meer en meer levendige erkentelijkheid danken voor de weldaad van onze roeping. — Hem smeken, dat Hij ons de ware religieuze geest geeft, onze arbeid bij de zielen zegent en zijn glorie trekt uit al wat wij verrichten. Voornemens. Alles aanwenden, om Jezus te doen kennen en beminnen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Heer, ik wil U volgen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 9. Contemplatie. BRUILOFT VAN KANA. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Er was een bruiloft te Kana in Galilea en de Moeder van Jezus was er tegenwoordig. Jezus was ook met zijn leerlingen ter bruiloft genodigd. Daar er wijn ontbrak, zeide de Moeder van Jezus tot Hem: zij hebben geen wijn. Er waren zes stenen kruiken, die voor de zuivering van de Joden bestemd waren. Jezus zeide hun: vult de kruiken met water; en zij vulden ze tot boven toe. En dat water werd in wijn veranderd. 2e Voorspel. Zich de bruiloftszaal voorstellen. 3e Voorspel. Gewaardig U, o Heer, in mijn ziel wonderen van genade te doen, ik smeek U dit door de voorspraak van uw heilige Moeder. Ie Punt. Jezus en Maria zijn bij de bruiloft van Kana tegenwoordig. De personen beschouwen. — Jezus, vol goedheid en zacht* zinnigheid; Hij gewaardigt zich, deel te nemen aan de onschuldige vreugde van de echtgenoten en hun gasten.... Maria, haar volmaakte zedigheid is vergezeld van een zo grote beminnelijkheid, dat zij alle harten vertrouwen inboezemt. — Beschouwen wij ook de gasten, die zich aan een onschuldige vreugde overgeven. De woorden: Er heeft een vrolijk en onderhoudend, maar zedig en niet luidruchtig gesprek plaats. Van tijd tot tijd zwijgt men, om naar Jezus te luisteren. 2e Punt. Er ontbreekt wijn te midden van de maaltijd. Maria openbaart dit aan Jezus. Personen. — Dezelfde. — Woorden: De twee echtgenoten nemen hun toevlucht tot Maria. Zij maken haar in stilte de verlegenheid, waarin zij zich bevinden, bekend. O Moeder van goedheid, gij boezemt vertrouwen in aan allen die het geluk hebben u te kennen.... Luisteren wij naar de weinige woorden die zij tot Jezus zegt: Mijn Zoon, zij hebben geen wijn. Zij voegt er verder niets bij, overtuigd, dat haar goddelijke Zoon haar begrepen heeft en dat Hij evenals zij deel neemt in de verlegenheid van de echtgenoten.... Jezus, die ons een grote les wilde geven, schijnt haar verzoek te verwerpen. Vrouwe, zegt Hij, wat is er tussen Mij en u? Mijn uur is nog niet gekomen. Maria, al te diep in de nederigheid gevestigd en te zeker van het Hart van haar Zoön, om zich over een dergelijk antwoord te ontstellen, zeide tot de bedienden: Doet wat Hij u zeggen zal. Laat ons met eerbied dat woord van onze heilige Moeder aannemen en in het diepste van ons hart prenten. Met te doen, al wat Jezus ons zal zeggen, zullen wij de liefde en bescherming van Maria verdienen. 3e Punt. Jezus verandert het water in wijn. Personen. — Dezelfde. — Woorden en handelingen. Be* schouwen wij hoe Jezus beveelt, dat men zes grote kruiken, die voor de zuiveringen dienden, met water vult en hoe Hij dat water in wijn verandert door een enkele daad van zijn wil. De grootste wonderen kosten niets aan zijn macht, en zijn Hart kan aan Maria niets weigeren. Maria is, volgens de uitdrukking van den H. Bernardus, de smekende almacht. Wie zou dus grenzen kunnen stellen aan zijn vertrouwen op die Koningin van alle Engelen en heiligen, wier hart voor ons het hart van de tederste der moeders is? Samenspraak met Jezus en Maria. —- De almacht en goed* heid van Jezus erkennen en aanbidden. — Hem danken omdat Hij ons Maria tot Moeder, Voorspreekster en Middelares bij Hem gegeven heeft. — Ons met het volkomenste vertrouwen tot die Moeder van goedheid wenden en haar smeken, dat zij ons van haar Zoon de genade verwerft van een algehele vernieuwing, die ons van al onze ondeugden bevrijdt en ons met de deugden van Jezus vervult. Voornemens. Dikwijls door de dag, en vooral in Onze noodwendigheden, met een volkomen kinderlijk vertrouwen onze toevlucht tot Maria nemen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Toon, o Maria, dat gij mijn Moeder zijt. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 10. Meditatie. TWEEDE ROEPING VAN PETRUS EN ANDREAS, GEVOLGD DOOR DIE VAN JAKOBUS EN JOANNES. Jezus zag, toen Hij langs de zee van Galilea wandelde, Simon, die Petrus genoemd wordt en zijn broeder Andreas.... en Hij zeide hun: volgt Mij.... van daar verder voortgaande, zag Hij twee andere broeders. Jakobus en Joannes, zonen van Zebedeiis.... en Hij riep hen. Onmiddellijk verlieten zij alles en volgden Hem. (Matth. IV. 18. 22.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich de oever van de zee van Galilea voor» stellen. 2e Voorspel. Geef, Heer, dat ik volkomen aan mijn heilige roeping beantwoorde, met ter liefde van U alles te verzaken wat mij zou kunnen beletten er getrouw aan te wezen. Ie Punt. Jezus roept ons om Hem te volgen. Volgt Mij. Door dit woord heeft Jezus ons aangespoord, om de wereld en al wat wij in de wereld konden ver» wachten, te verzaken en Hij herhaalt het ons dagelijks, om gedurig onze ijver op te wekken. Die goede Meester roept ons, om zijn voetstappen te volgen op de wegen van de ver» hevenste volmaaktheid. Hij roept ons om van Hem alle deugden, en wel voornamelijk de ootmoedigheid en zacht» moedigheid te komen leren. Hij roept ons om Hem na te volgen in zijn ijver voor de zaligheid der zielen. Hij spoort ons aan om Hem, ter liefde van diezelfde zielen, tot op de Kalvarieberg te volgen, dat wil zeggen: om door atbeid en lijden, door gebeden en verzuchtingen die arme zielen aan haar eeuwig verderf te ontrukken en voor alle eeuwig» heid haar God in de hemel te doen loven. Wat een ver» heven roeping! Jezus volgen, en Hem van zó nabij volgen, dat wij met Hem slechts één geest en één hart hebben; zich, evenals Jezus zelf, geheel opofferen voor de glorie van den Vader en voor de zaligheid van de onsterfelijke zielen! O mijn Zaligmaker, verleen mij de genade van aan die roeping volmaakt te beantwoorden. 2e Punt. Wij moeten. alles verlaten, om Jezus te volgen. I 'oortgaande zag Jezus twee andere broeders: Jakobus en Joannes, zonen van Zebedeüs en Hij riep hen. Aan* stonds verlieten zij alles én volgden Hem. Zij verlieten alles. Dat woord leert ons, door welk middel wij waardig aan onze heilige roeping beantwoorden kunnen. Willen wij Jezus volmaakt volgen, dan moeten wij alles verlaten en opofferen wat een beletsel zou kunnen zijn tegen de vereniging van ons hart met het zijne. Wij moeten ons afscheiden van onze ouders en naastbestaanden en nimmer vergeten, dat wij na het verlaten van ouders, broeders, zusters en alles wat ons het dierbaarste op aarde was, om ons aan Jezus Christus vast te hechten, wij ook onthecht moeten zijn aan alle genegenheid van vlees en bloed, en voor alles wat wij volgens de natuur beminden, niets dan een zuivere liefde moeten hebben, die met de liefde van het aanbiddelijk Hart van Jezus overeenkomt. Maar het is niet genoeg alles te verlaten, als wij ons zelf niet verlaten. Wij moeten dus aan onze natuurlijke neigingen en meest ingewortelde gewoonten verzaken. Wij moeten de eigenliefde tot in de verborgenste plaatsen van ons hart opsporen, om die uit liefde voor God op te offeren. Wij moeten ons zelf onophoudelijk oefenen in het betrachten van de nederigheid, gehoorzaamheid en zelfverloochening. Doch om ons niet te laten afschrikken door de moeilijkheden, die de hoge volmaaktheid waartoe wij geroepen zijn, met zich brengt, moeten wij bedenken dat wij altijd zeker zijn, bij Jezusovervloedige kracht, genaden en vertroostingen te zullen vinden. Samenspraak met Jezus. — Hem aanbidden en danken voor de onwaardeerbare genade van onze roeping en ons zelf geheel aan Jezus toewijden. — Hem met volkomen vertrouwen de genaden vragen die wij nodig hebben, om ons zelf te verlaten en al de deugden te oefenen die Hij van ons vraagt. Voornemens. Ons met Jezus verenigen in al onze hande* lingen, en van tijd tot tijd de ogen op Hem slaan, om van Hem te leren hoe wij al onze werken verrichten moeten. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Verlaat alles, en gij zult alles vinden. Maar die alles zegt, zondert niets uit. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 11. Contemplatie. WONDERBARE VISVANGST EN TWEEDE ROEPING VAN DEN H. PETRUS. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Toen Jezus op zekere dag aan de oever van het meer van Genesareth was en de menigte op Hem aandrong, zag Hij twee scheepjes aan de kant liggen. Hij stapte in een van die scheepjes, dat aan Simon toebehoorde en vroeg hem een weinig van wal te steken. En neergezeten onderwees Hij het volk uit het scheepje. Zodra Hij ophield met spreken, zeide Hij tot Petrus: steek in zee en werp uw netten uit om te vissen. En toen zij ze uitgeworpen hadden, vingen zij een zo grote menigte vis, dat het net scheurde. 2e Voorspel. Zich voorstellen de oever van het meer van Genesareth, die met een menigte volks overdekt is; en op het meer het scheepje van Petrus, van waaruit Jezus tot het volk spreekt. 3e Voorspel. Verleen mij, Heer, de genade van een levendig geloof, een groot vertrouwen en een oprechte nede* righeid, opdat ik geen hinderpaal stel tegen de vervulling van de inzichten die Gij met mij hebt. Ie Punt. Jezus stapt in het scheepje van Petrus, verzoekt hem een weinig van kant te steken, en onderwijst het volk van uit het scheepje. De personen beschouwen. — Jezus, vol bevalligheid en majesteit; Hij spreekt, en de zoete zalving van zijn woorden trekt aller harten De menigte beschouwen, die toeluis* tert, elkander verdringt en van ogenblik tot ogenblik groter wordt Simon en de andere leerlingen: ons bij hen aansluiten om den goddelijken Meester te horen, en Hem smeken dat Hij ons in de grond van ons hart leert, al wat Hij van ons verwacht. 2e Punt. Wonderbare visvangst.. De personen en handelingen. — De volksmenigte is uiteen* gegaan; Jezus is alleen met zijn leerlingen; wat gaat Hij doen?.... De woorden en handelingen. — Luisteren wij naar het bevel, dat Jezus aan Petrus geeft: Steek in zee, en werp uw netten uit. Hij wil het geloof van Petrus en zijn gehoorzaamheid beproeven. Meester, antwoordt Simon, wij hebben de ganse nacht gearbeid zonder iets te vangen, maar op uw woord zal ik het net uitwerpen. O, wat is zulk een antwoord geschikt om ons te onderrichten en de ijdele voor* wendsels te beschamen, die wij zo menigmaal bijbrengen, om ons aan de gehoorzaamheid te onttrekken! Het geloof en de onderwerping van Petrus worden met een mirakel beloond.. Zijn nederigheid wordt er door verschrikt; hij roept uit: Ga van mij heen, o Heer, want ik ben een zondig mens. Deze diepe vernedering wint nog meer het Hart van zijn godde* lijken Meester, en wordt door een nieuwe gunst beloond. O, hoe duidelijk zien wij in dit voorbeeld, dat elke getrouwe beantwoording aan de genade van God ons een nieuwe ge* nade verwerft, en dat een diepe vernedering over onze onwaardigheid bij het ontvangen van gunsten des Hemels, aan God bijzonder aangenaam is. 3e Punt. Tweede roeping van den H. Petrus. Personen. — Dezelfde. — Woorden en handelingen: Petrus werpt zich, doordrongen van een godsdienstige eerbied, aan de voeten van Jezus Christus neder. Vrees niet, zegt hem de goddelijke Meester, vöortaan zult gij mensen vangen Overwegen wij ernstig dat woord; het is ook tot ons gericht. Als religieuzen zijn wij geroepen om zielen voor Jezus te winnen. Maar leren wij uit het voorbeeld van Petrus, welke deugden wij moeten bezitten, om de plichten van die verheven bediening goed te vervullen. Leren wij van dien heiligen Apostel, ons vertrouwen op Jezus te stellen, Hem blind te gehoorzamen, nimmer aan zijn macht te twijfelen, en ons zelf geheel aan zijn leiding over te geven. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als den Meester van alle harten, die allen roept die het Hem behaagt, en die zich van de zwakste schepse* len bedient tot de voltrekking van zijn grootste inzichten, als Hij in hen gehoorzaamheid en nederigheid vindt. — Hem smeken dat Hij ons de genade geeft den H. Petrus in zijn geloof en vertrouwen, in zijn gehoorzaamheid en ootmoedig* heid na te volgen, om zo met veel vrucht aan het welzijn van de evennaaste te werken. Voornemens. Op God vertrouwen als wij niet slagen in onze arbeid, en ons vernederen als wij een goede uitslag zien. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Zonder Mij kunt gij niets doen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 12. Meditatie. WONDERBARE VISVANGST EN TWEEDE ROEPING VAN DEN H. PETRUS. Nadat Jezus zijn rede geëindigd had, zeide Hij tot Simon: Steek in zee en werp uw netten uit om te vissen. Meester, antwoordde Petrus, wij hebben de hele nacht gewerkt, en niets gevangen; toch werp ik op uw woord het net uit. (Vgl. Luc. V. 4. 5.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich opnieuw de oever van het meer voor* stellen en de twee scheepjes ; in een daarvan bevindt zich de Zaligmaker. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, verleen mij de genade, goed te begrijpen hoe noodzakelijk mij uw heilige tegen* woordigheid is, en wat een zorg ik moet hebben om altijd met U verenigd te blijven. Ie Punt. Zonder Jezus is alles duisternis, moeilijkheid en zonder vrucht. Wij hebben de hele nacht gearbeid, en wij hebben niets gevangen. Overwegen wij zorgvuldig elk van deze woorden : zij bevatten heilzame onderrichtingen. De hele nacht. De Apostelen arbeidden zonder Jezus: het was nacht voor hen. De goddelijke Meester is het ware Licht; zonder Hem is alles duisternis, dwaling en begoocheling der zinnen. Om op de wegen van de volmaaktheid veilig te kunnen wandelen en anderen zover te kunnen brengen, moeten wij ons door de ingetogenheid, de geest van gebed en de getrouwheid in het volbrengen van onze plichten, met Jezus verenigd houden. Wij hebben gewerkt. Hoeveel kwellingen en vermoeienissen zullen wij ondervinden, indien wij Jezus niet beminnen en met Hem niet verenigd zijn! O, hoeveel kwellingen nog, als men zich slechts ten halve aan Hem verbindt, als men zijn hart wil verdelen tussen Meditaties II. 3 Hem en het schepsel, als men niet enkel en alleen op Hem vertrouwt wat betreft het welslagen van de arbeid, die men tot zijn eer en glorie onderneemt! En wij hebben niets gevangen. Waarom vingen de Apostelen niets, ofschoon zij de hele nacht hadden ge* arbeid? Omdat Jezus niet bij hen was, omdat zij hun netten niet hadden uitgeworpen op het woord van Jezus. Waarom werkt men dikwijls met zo weinig vrucht aan zijn eigen heiligmaking en aan die van de evennaaste? Omdat men, ofschoon niet geheel door de doodzonde van Jezus geschei* den, nochtans door vrijwillige overtredingen, ongetrouw* heden en lafheden, ver van Hem verwijderd is; omdat men meer zich zelf dan de eer van God en de zaligheid van de zielen zoekt, en dus niet met Jezus verenigd is, die niets zocht dan de eer van zijn Vader; omdat men meer op zich zelf, op zijn talenten en bekwaamheden dan op Jezus en op het gebed steunt; omdat men zijn netten niet uitwerpt op het woord van Jezus. — O, van hoeveel belang is het voor ons zelf en voor de zielen aan onze zorgen toevertrouwd, ernstig te onderzoeken of wij met Jezus verenigd zijn of wij geheel en alleen op Hem vertrouwen. 2e Punt. Met Jezus is alles licht, gemakkelijkheid en voor* deel. Is de afwezigheid van Jezus de oorzaak van alle kwaad, zijn goddelijke tegenwoordigheid daarentegen is de bron van alle goed. Met Jezus is alles licht; kan dit wel anders? Hij is de Zon van Rechtvaardigheid; Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven. O, als onze aanbiddelijke Meester met goed* heid de harten verlicht, die Hem naderen, wat mogen wij dan niet verhopen, wij, religieuzen, boven een onnoemelijk getal anderen door Hem uitgekozen, om in zijn huis te wonen en met bijzondere gunsten te worden verrijkt. Zijn wij getrouw aan de inzichten van barmhartigheid, die Hij gehad heeft met ons in de religieuze staat te roepen, dan zullen wij niet slechts van klaarheid tot klaarheid komen, maar onze woorden, onze handelingen, al onze gedragingen zullen licht verspreiden in de harten die ons naderen. — Met Jezus is alles gemakkelijk: zijn liefde weet een geheime zalving te mengen onder de bitterste smarten; de armoede, de vernedering, de kruisen hebben niets aan zich, dat een hart verschrikken kan, dat innig met het zijne verenigd is. Eindelijk; zijn goddelijke tegenwoordigheid maakt al onze pogingen, al onze arbeid vruchtbaar, hetzij tot eigen heiliging, hetzij tot de zaligheid van onze naaste. Wie in Mij blijft, en Ik in hem, draagt rijke vrucht, is het woord van onzen aanbiddelijken Meester. O mijn Zaligmaker, maak dan, dat ik in U blijf door een onschendbare getrouwheid en gewaardig Gij U, in mij te blijven door uw genade en liefde. Samenspraak met het goddelijk Hart van Jezus. — Het aanbidden als de onuitputbare bron van alle genaden. — Het met de levendigste erkentelijkheid danken, omdat Het zich gewaardigd heeft ons tot gelijkvormigheid en ver* eniging met zich te roepen. — Ons met nieuwe ijver aan Jezus H. Hart toewijden, Hem smeken dat Hij nauwer en nauwer de banden toehaalt, waarmee Hij ons aan zich verbonden heeft. Voornemens. Ons met het Hart van Jezus verenigen in al onze gedachten, woorden en handelingen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Heer, ik vermag niets zonder U. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 13. Meditatie. ONDERHOUD VAN JEZUS MET NIKODEMUS. Er was een Farizeër, met name Nikodemus, een overste der Joden; deze kwam ’s nachts bij Jezus, en zeide Hem: Meester, wij weten dat Gij van Godswege gekomen zijt als leraar: want nie* mand kan deze wonderen doen, die Gij doet, indien God niet met hem is. (Joan. III. 1, 2.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich in het midden van de stilte van de nacht een eenzame plaats voorstellen, waar Jezus met Nikodemus spreekt en waar Hij ook aan ons hart zijn stem wil doen horen. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, maak dat mijn hart ge* hoor geeft aan de ingevingen van uw heilige genade, en dat ik altijd aan uw heilig verlangen beantwoord. Ie Punt. Jezus wil ons zijn goddelijk licht mededelen. Meester, wij weten, dat Gij van Godswege gekomen zijt, om ons te onderrichten. Jezus is de Meester van alle harten, de Leraar der waarheid, het ware Licht dat ieder mens verlicht, die in de wereld komt. In Hem onderricht ons alles: zijn hemelse leer, het voorbeeld van zijn leven, de myste* riën van liefde die Hij voor de mens vervuld heeft. Noch* tans zullen wij nimmer door zijn heilige leer verlicht en door zijn goddelijk voorbeeld en de geheimen van zijn liefde ontvlamd worden, indien Hij zelf ons niet onderricht en ons zijn mysteriën doet smaken. De stem van mensen treft alleen onze oren en is slechts een ijdele klank, indien de genade van God ze niet vruchtbaar maakt; die van Jezus daarentegen richt zich tot ons hart, doordringt het, be* keert en heiligt het. Maar die stem van den Welbeminde is geheel inwendig. De getrouwe, ingetogen, aandachtige en stille ziel alleen kan zijn lessen horen en smaken. Herinneren wij ons daarom dikwijls deze woorden: Nimmer zullen wij tot de vereniging met Jezus komen, als wij ons niet, zoveel ’t van ons afhangt, verwijderen van de uitgestortheid van geest en hart, en ons niet in een gedurige ingetogenheid trachten te vestigen; in één woord, als wij ons niet met naarstigheid beijveren, om waarlijk inwendige mensen te worden. En daar de stil» zwijgendheid de ziel van dat inwendig en ingetogen leven is, moeten wij nimmer de regel van stilzwijgendheid over» treden, en ons best doen, dikwijls door de dag Gods tegen» woordigheid te gedenken en een verzuchting of een kort gebed tot God te stieren. Neem ik wel getrouw dit middel waar, dat zo krachtig is en mij zozeer wordt aanbevolen? 2e Punt. Jezus wil in ons wonderen van genade doen. Want niemand kan de wonderen doen, die Gij doet, indien God niet met hem is. Jezus is God, zijn almacht kent geen beperking; Hij doet naar believen de schitte* rendste mirakelen. Als hij een ziel aantreft, die in alles getrouw aan zijn genade beantwoordt, dan laat Hij haar gaarne de kracht van zijn arm en dé rijkdommen van zijn oneindige liefde blijken. Hij vermenigvuldigt dan in haar zijn genade; daardoor ontdoet zich die ziel langzamerhand van haar ellende en zwakheid, en wordt meer en meer bezield met de kracht en de geest van Jezus Christus, haar Zaligmaker, die door zijn goddelijk licht de duister» nissen van haar verstand verdrijft en haar op de weg der volmaaktheid geleidt. De zachtmoedigheid en de nederig» heid nemen de plaats van haar hoogmoed en eigenliefde in. Zij vergeet haar eigen belangen en heeft zin noch ijver dan voor de belangen van haar goeden Meester. Zij heeft geen andere wil dan die van God. Zij kan met den Apostel zeggen: Ik leef niet meer, maar Jezus Christus leeft in mij. O, wat is die staat wenselijk! O mijn ziel, verlangt gij niet dat het de uwe wordt? God wil het, Hij roept u tot die staat, gij moogt zijn goedheid of zijn macht niet betwijfelen. Zoudt gij zijn verwachtingen en vurige wensen willen verijdelen, of u aan zijn inzichten onttrekken? O Jezus, gedoog dat niet! Verleen mij de genade- van een onschendbare getrouwheid. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als den waarachtigen Zoon Gods, die van de Hemel nedergedaald is om ons zalig te maken. — Hem danken voor de wonderen van genade, die Hij voor ons gedaan heeft. — Hem vergeving vragen over onze tegen» stand en onze ongetrouwheden. — Ons zelf geheel aan zijn leiding overgeven en Hem smeken, dat Hij is ons al de inzichten van zijn barmhartigheid vervult. Voornemens. De ingetogenheid en de getrouwheid aan de genade beoefenen en tot dat doel zoveel mogelijk de stil» zwijgendheid onderhouden en Gods tegenwoordigheid ge» denken. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ik zal luisteren naar wat de Heer mijn God in het binnenste van mijn hart zeggen zal. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 14. Meditatie. ONDERHOUD VAN JEZUS MET NIKODEMUS. Jezus zeide tot Nikodemus: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, nie* mand kan het rijk Gods binnengaan, als hij niet herboren wordt uit het water en de Heilige Geest. Wat uit het vlees geboren is, is vlees; maar wat uit de Geest geboren is, is geest. De Geest blaast, waar Hij wil, en gij hoort zijn stem; maar gij weet niet, vanwaar Hij komt, of waarheen Hij gaat. (Vgl. Joan. III. 5. 6. 8.) Voorbereidend gebed. Z/e bladz. 3. Ie Voorspel. Zich in het midden van de stilte van de nacht een eenzame plaats voorstellen, waar Jezus met Nikodemus spreekt en waar Hij ook aan ons hart zijn stem wil doen horen. 2e Voorspel. Vervul mij, o Heer, met grootmoedigheid en getrouwheid, opdat ik mij zelf overwin en mij in alles door uw geest laat geleiden. Ie Punt. Wij moeten onophoudelijk al de genegenheden van onze bedorven natuur bestrijden. I ’oorwaar, voorwaar, Ik zeg u, niemand kan het rijk Gods binnengaan, indien hij niet herboren wordt uit het water en de Heilige Geest. Wat uit het vlees geboren is, is vlees; maar wat uit de Geest geboren is, is geest. Door die woorden leert onze aanbiddelijke Meester ons twee waarheden. De eerste: dat zonder het Doopsel niemand het rijk der Hemelen zal binnengaan. De tweede: dat het Doopsel ons de verplichting oplegt, om onophoudelijk ernaar te trachten de oude mens af te leggen en de nieuwe aan te trekken. Van die tweede waarheid moeten, vooral wij, ons zelf goed doordringen. Indien alle christenen zich moeten beijveren, om de neigingen van hun bedorven natuur te bestrijden, en te overwinnen, om hemelse mensen te worden, wat moeten dan niet de religieuzen doen, die krachtens hun heilige staat geroepen zijn tot de gelijk* vormigheid en vereniging met Jezus? Al hun gedachten en gevoelens, geheel hun gedrag moeten dagelijks meer en meer Hem waardig worden, die zich gewaardigd heeft hen te roepen. Een levendig geloof moet hen verheffen boven de zwakheden van de natuur, boven de gevoeligheid en lichtgeraaktheid van de eigenliefde, om ze slechts ge* voelig te laten voor de glorie van God en de eer van Jezus. Zij moeten ontdaan zijn van alle gehechtheid aan vlees en bloed, en voor alles wat zij volgens de wereld beminden, slechts een zuivere liefde hebben, die volgens de geest van Jezus is. Eindelijk, zij moeten doordrongen zijn van een grote afschuw van de wereld, en van alles wat de wereld acht en zoekt. Vervul mij, o Heer, met uw geest, en geef mij de kracht om die heilige verplichtingen getrouw te vervullen. 2e Punt. Wij moeten aan al de ingevingen van de genade getrouw beantwoorden. De Geest blaast, waar Hij wil, en gij hoort zijn stem; maar gij weet niet, vanwaar Hij komt, of waarheen Hij gaat. De stem van de Geest is de goddelijke taal van de genade en van de heilige ingevingen. Die taal kan niet gehoord worden door uitgestorte en verstrooide zielen; zij zoekt een ingetogen en aandachtig hart. Men weet niet vanwaar zij komt. Meestal komt zij in de ziel door middel van een goed gedane meditatie, een vurige Communie of een aan* dachtig aangehoorde onderrichting. Maar somtijds is haar bezoek zo plotseling, dat men het niet heeft kunnen voor* zien: het is een voorbeeld, dat ons treft; een woord, naar het schijnt toevallig gezegd, dat voor ons een lichtende en vurige straal wordt; dan weer is het een gedachte, die eensklaps in ons opkomt. Men weet niet, waarheen zij gaat; een ingeving waaraan men getrouw beantwoordt, is dik* wijls de eerste schakel van een keten van genaden, die in staat zijn, ons binnen weinig tijds tot de volmaaktheid van onze heilige staat te brengen. Wat een verplichting dus voor ons, om oplettend te zijn op al de verlichtingen en inspraken van die goddelijke Geest; — om ons, zoveel in ons is, te ontdoen van die uitgestortheid van geest en hart; — om te trachten ons zelf te vestigen in een gedurige ingetogenheid; in één woord, om er ernstig naar te streven waarlijk inwendige mensen te worden. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Ons aan zijn voeten vernederen over ons veelvuldig weerstaan aan de genade. — Hem met nederigheid en vertrouwen smeken, dat Hij zelf ons hart leerzaam maakt en ons met de geest van ingetogenheid en gebed bezielt, ten einde altijd de stem van de Heilige Geest te horen en aan zijn heilige inspraken te beantwoorden. Voornemens. De ingetogenheid en de getrouwheid aan de genade oefenen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Spreek, Heer, uw dienaar (uw dienares) hoort. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6, 15. Meditatie. ONDERHOUD VAN JEZUS MET NIKODEMUS. Zozeer heeft God de wereld bemind, dat Hij zijn eengeboren Zoon gegeven heeft, opdat alwie in Hem gelooft, niet verloren zou gaan, maar het eeuwig leven zou hebben. Want God heeft zijn Zoon in de wereld gezonden, niet om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered. (Joan. III. 16. 17.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons Jezus Christus, ons zijn goddelijk Hart vertonend en ons uitnodigend, om daar het onuitsprekelijk mysterie van de liefde van God jegens de mensen te komen beschouwen. 2e Voorspel. Aanbiddelijk Hart van Jezus, doe mij al de geheimen van die onbegrensde liefde kennen en doordring mijn hart met de levendigste dankbaarheid en de vurigste ijver voor de zaligheid van de onsterfelijke zielen. Ie Punt. Liefde van de aanbiddelijke Drieëenheid jegens de mensen, die haar schepselen zijn. Zozeer heeft God de wereld bemind, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat alwie in Hem gelooft, niet verloren zou gaan, maar het eeuwig leven zou hebben. — God is liefde, zegt de H. Joannes. Al zijn mysteriën, al zijn werken doen ons zijn oneindige liefde kennen. Vooral echter in de menswording van Jezus Christus heeft die liefde op een onbegrijpelijke wijze uitgeschenen. God de Vader heeft de mensen zozeer bemind, dat Hij om hen van de eeuwige dood te bevrijden, zijn Zoon, het eeuwig voorwerp van zijn goddelijk welbehagen, niet gespaard heeft. God de Zoon heeft zich zelf opgeofferd, om ons ten koste van zijn ver= nederingen, versmadingen, smarten en dood zalig te maken. De Heilige Geest, de Geest van Liefde, heeft dit mysterie van liefde in de zuivere schoot van de allerheiligste Maagd Maria uitgewerkt. De drie Personen van de aanbiddelijke Drieëenheid hebben alzo de oneindige schatten van hun wijsheid, macht en goedheid geopend; en voor wie? Voor aardwormen, voor zondige mensen.... O mysterie van de liefde van een God jegens zijn schepselen! O Vader! o Zoon! o Heilige Geest! doe ons dit mysterie van oneindige liefde goed kennen! Geef dat wij er door een volmaakte liefde aan beantwoorden! Maak, dat alle mensen het kennen, dat aller harten er door ontvlamd, U beminnen, verheer* lijken en dienen! 2e Punt. Liefde van het Hart van Jezus jegens de mensen, wier Zaligmaker Hij is. Want God heeft zijn Zoon in de wereld gezonden, niet om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou gered worden. Wij kunnen ons niet te diep van die waarheid overtuigen. De gesteltenis van het aanbiddelijk Hart van Jezus jegens de mensen is vol zoetaardigheid, barmhartigheid en liefde. De getrouwe zielen zijn waarlijk dierbaar aan Jezus; Hij vindt zijn genoegen in het midden van haar hart; Hij verdraagt en vergeeft haar onvolmaakt* heden; Hij verheugt zich, als Hij over haar al de rijkdommen van zijn genade kan uitstorten. De zondaars versmaden Hem, verachten zijn tederheid, en toch bemint Hij hen nog. Hij vervolgt hen door heilzame knagingen van het geweten, tracht hen door allerlei middelen te bekeren en blijft, volgens de uitdrukking van de H. Schrift, onophoudelijk aan de deur van hun hart staan, om de intrede daarin als het ware af te smeken. Hij heeft voor alle zondaars ingewanden van een Vader, zoals Hij zelf ons leert door de zielroerende parabelen van het verloren schaap en den verloren zoon. Hij heeft ons vrijgekocht ten koste van zijn Bloed. Hij zou bereid zijn, om het voor ieder van ons opnieuw te vergieten, als dit noodzakelijk was. In één woord, Hij is onze Zalig* maker, en al zijn gevoelens jegens ons beantwoorden aan die titel. Waarom zouden wij dan zijn goddelijk Hart niet verheerlijken door onze liefde en ons vertrouwen?.... Maar het is niet genoeg voor ons, religieuzen, dat alleen wij het geluk genieten van Hem te beminnen; neen, Hij heeft ons verkoren en met zoveel gunsten overladen, om ons apostelen van zijn liefde te maken. O mijn Jezus! maak mij een zo verheven en zo heilige roeping waardig. Geef dat ik al de plichten er van getrouw vervulle. Geef, dat ik door mijn werken, mijn gebeden en verzuchtingen veel zielen voor U win! Samenspraak met Jezus. ■— Hem aanbidden als God en Zaligmaker. — Hem loven en prijzen over zijn oneindige barmhartigheid jegens de zondaars. — Hem smeken, dat Hij ons een grote liefde en een vurige ijver voor de zaligs heid van de zielen verleent. Voornemens. Al onze werken uit liefde en ijver verrichten. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. God is liefde. — God heeft de wereld zozeer bemind, dat Hij zijn enigen Zoon niet gespaard heeft. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 16. Meditatie. OVER DE WARE IJVER. Daarna kwam Jezus, gevolgd door zijn leerlingen, in Judea, en Hij doopte er. Joannes doopte ook te Ennon.... En zijn leerlingen kwamen naar hem toe, en zeiden hem: Meester, Hij die aan gene zijde van de Jordaan bij u was, en over wie gij getuigenis hebt afgelegd, doopt nu en allen gaan naar Hem. Joannes antwoordde hun : Hij moet toenemen, ik moet afnemen. (Vgl. Joan. IIL 22. 23. 26. 30.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich de plaatsen van Judea voorstellen, ■waar onze goddelijke Meester door de handen van zijn leerlingen doopte. 2e Voorspel. Verleen mij de genade, o mijn Jezus, dat ik mij zelf veracht en, naar het voorbeeld van uw heiligen Voorloper, in alles niets zoek dan uw glorie. Ie Punt. Deugden, die de ware ijver vergezellen. Meester, Hij die aan gene zijde van de Jordaan bij u was, en over wien gij getuigenis hebt afgelegd, doopt nu en allen gaan naar Hem. De leerlingen van Joannes den Doper, die groot gingen op de roem van hun Meester, zagen met enigs* zins afgunstige ogen, dat Jezus het Doopsel toediende en de eerbied en het vertrouwen van ’t volk won. Dat gevoel van afgunstigheid is maar al te natuurlijk aan de bedorven méns. Ja, het wordt zelfs in religieuze zielen gevonden, wanneer haar deugd niet zuiver genoeg is. Zij hebben geen behagen in het goede, dat zij zelf niet verricht hebben, zij worden er zelfs ontevreden over, en gaan soms zover dat zij dat goede onder schoonschijnende voorwendsels zoeken te verhinderen. Zo’n onrechtvaardigheid komt voort uit de bedriegerijen van de eigenliefde. Men denkt al heel licht, dat men niets dan de glorie des Heren zoekt; maar men zoekt zijn eigen glorie. De ware ijver is eenvoudig, belange* loos en nederig. Wie dus de ware ijver heeft, verlangt alleen, dat het goede verricht wordt; het is hem onverschillig, door wie het geschiedt. Ja, hij heeft zelfs liever dat het door anderen geschiedt dan door hem zelf. Wij vinden daarvan een volmaakt voorbeeld in Joannes den Doper. Toen hij van zijn leerlingen hoorde, dat Jezus begon te prediken cn te dopen, en dat al het volk naar Hem ging, riep hij in vervoering van blijdschap uit: De vriend van den Bruide* gom is opgetogen van vreugde, omdat hij de stem van dén Bruidegom hoort; deze mijn vreugde dan is mij vol: komen geworden; Hij moet toenemen, ik moet af nemen. Daarna keert Joannes tot zijn vorige onbekendheid terug, wel tevreden en verheugd, dat hij de glorie van God door andere middelen dan door zijn bediening bevorderd ziet. Ziedaar hoe ook de gesteltenis van ons hart zijn moet, indien wij waardige en waarachtige leerlingen van den nederigen Jezus willen zijn. 2e Punt. Middelen, om de ijver vruchtbaar te maken. Hij moet toenemen, ik moet afnemen. God heeft niemand nodig, om zijn werk te doen. Hij. bedient zich echter ge* woonlijk van de nederigen, van hen die volkomen hun eigen krachten mistrouwen, en Hem getrouw de glorie geven van wat Hij door hen doet. Wil ik nuttig voor de naaste zijn, dan moet ik mij bovenal beijveren om mij te bevestigèn in een diepe, oprechte nederigheid. Hij die van de aarde is, spreekt van de aarde: Ben ik dus vol van mij zelf, laat ik mij leiden door mijn eigen geest, dan kan ik nimmer iets anders dan een oppervlakkig en gans menselijk goed doen, wijl mijn werken en mijn woorden niet bezield zijn met die geest van leven, die alleen de vruchten er van kan verzekeren. Maar hij die door God gezonden is, spreekt Gods woorden: God deelt zich ten volle mee aan de ziel, wier ijver nederig en zuiver is. Hij vervult haar met zijn geest. Hij spreekt en werkt in haar en door haar. Het goed, dat zij uitwerkt, is onbeschrijflijk. O mijn Jezus, geef mij het volmaakte begrip van deze woorden: Hij moet toenemen, ik moet afnemen. Maak dat ik mij' door een oprechte en diepe ootmoedigheid voorbereid op al de werken van ijver, waartoe Gij mij roept. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als de enige bron van alle goed. — Hem al de glorie aanbieden, die zijn ware dienaren Hem geven. — Ons zelf vernederen over de herhaalde fouten van eigenliefde en over alle gebreken, die tot nu toe ingeslopen zijn in het goede dat wij gedaan hebben. —■ Onzen goddelijken Meester smeken, dat Hij ons onze eigen geest ontneemt, om ons te vervullen met de zijne. Voornemens. Ons zelf mistrouwen en meer en meer onze mening zuiveren. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Jezus moet toenemen, ik moet afnemen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 17. Meditatie. BEWEEGREDENEN VAN GELOOF EN BETROUWEN IN JEZUS. De Vader bemint den Zoon en heeft Hem alles in handen ges steld. Wie in den Zoon gelooft, heeft het eeuwig leven. (Joan. III. 35. 36.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich de plaatsen van Judea voorstellen, waar onze goddelijke Meester door de handen van zijn leerlingen doopte. 2e Voorspel. Vader, het eeuwig leven bestaat in U te kennen, U en Jezus, dien Gij ons gezonden hebt; geef mij die kennis en maak, dat geheel mijn leven een gedurige oefening van geloof, hoop en liefde is. le Punt. God de Vader heeft ons aan Jezus gegeven. De Vader bemint den Zoon en heeft Hem alles in handen gesteld. Deze woorden moeten ons met blijdschap vervullen. Zij herinneren ons de macht, grootheid en glorie van onzen hemelsen en aanbiddelijken Bruidegom. Ze zijn ook zeer geschikt om ons met het levendigst vertrouwen te bezielen. De Vader bemint den Zoon en heeft Hem alles in handen gesteld. Jezus is dus de Bestuurder van de Kerk en haar ledematen. Jezus waakt over de zielen die aan Hem zijn toegewijd. Hij leidt en richt ze met een oneindige wijsheid, om ze tot de volmaaktheid te doen komen die Hij voor haar bestemd heeft. Wij zijn dus onder de onmiddellijke leiding van Jezus; alles wat gebeurt, wordt door zijn heilige wil geregeld. Wij zijn zijn dierbare schapen, die niemand aan zijn handen zal ontrukken. Welk een geluk! Wat een zeker» heid! Maar die kostbare woorden bevatten nog andere ge» heimen. De Vader bemint den Zoon en heeft Hem alles in handen gesteld. Tot Hem dus moeten wij ons wenden, om de genaden van zaligheid te verwerven voor ons zelf en voor de zielen die Hij aan de zorgen en de waakzaamheid van de Congregatie heeft toevertrouwd. O Jezus, Gij zijt dus voor ons alles: Gij zijt onze schuilplaats, onze hoop, onze steun; Gij zijt de schat, waarin wij voor ons en onze even» naaste alle genaden moeten gaan putten. God de Vader stelt ons geheel in uw handen, Hij staat U al zijn rechten over ons af, wij behoren dus geheel aan U. O, bezit geheel onze liefde, wees Meester over geheel ons hart. 2e Punt. Hoe ons geloof in Jezus wezen moet. Hij, die in den Zoon gelooft, heeft het eeuwig leven. Op welke wijze moeten wij in Jezus geloven, om het eeuwig leven te hebben ? Wij moeten geloven dat Hij waarlijk de Zoon Gods is, in alles aan zijn Vader gelijk, en hierom moeten wij met een diepe eerbied jegens zijn oneindige Majesteit bezield worden. W’ij moeten geloven dat Hij onze Zaligmaker is, en die. dierbare titel moet ons hart met het grootste vertrouwen vervullen. Wij moeten geloven dat Hij de goddelijke Bruidegom van onze ziel is en deze titel moet ons tot een oprechte liefde jegens Hem opwekken. Wij moeten geloven dat Hij ons Voorbeeld is, en daaruit ont* spruit voor ons de verplichting zijn heilige lessen en voor= beelden te bestuderen en grondig te leren kennen, om onze gevoelens aan de zijne, ons gedrag aan het zijne gelijkvormig te maken. Wij moeten geloven dat Hij onze hemelse Geneesheer is, en daarom moeten wij van zijn goedheid de genezing van al onze geestelijke kwalen verhopen. Wij moeten eindelijk geloven dat Hij onze toekomstige beloning is. Maar zal God de Vader tot in het andere leven wach= ten, om de beloning voor onze liefde en trouw te schenken? Neen, de H. Joannes zegt niet: Hij die in den Zoon gelooft, zal het eeuwig leven hebben; maar heeft het eeuwig leven. Dat gelukzalig leven begint reeds op aarde door zielerust en ware vrede, en het zal voltrokken worden in de Hemel, waar Jezus eeuwig onze beloning wezen zal. O mijn Jezus, gedoog niet, dat ooit iets mij van U afscheidt. Samenspraak met God den Vader en met Jezus. — God den Vader danken, omdat Hij ons aan Jezus gegeven heeft. —• Ons zelf van ganser harte aan Jezus geven en toewijden, onze geloften vernieuwen en Hem de genade vragen van ze getrouw na te leven. — Van hart tot hart met Hem spreken, Hem alles zeggend, wat liefde en vertrouwen ons kunnen ingeven. Voornemens. Al onze werken verrichten in vereniging met Jezus en uit liefde tot Hem. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Mijn Welbeminde is geheel voor mij, en ik ben geheel voor Hem. Onderzoek over de Meditatie.' Zie bladz. 6: Meditaties II. 4 18. Contemplatie. JEZUS BIJ DE SAMARITAANSE VROUW. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Jezus kwam in een stad van Samaria, met name Sichar.... Daar was een put.... en Jezus ging daarbij neerzitten.... Vervolgens kwam er een vrouw van Samaria, om water te putten.... Na een lang onderhoud met Jezus liet zij haar kruik staan, keerde naar de stad weder en begon tot de inwoners te zeggen: Komt een mens zien, die mij alles gezegd heeft, wat ik gedaan heb; zou het de Christus niet wezen? 2e Voorspel. Zich buiten de muren van de stad de put van Jakob voorstellen, waar Jezus met de Samaritaanse vrouw sprak. 3e Voorspel. Gewaardig U, o mijn Jezus, die woorden van leven tot mij te richten, die de geest verlichten en het hart bekeren. Ie Punt. Jezus gaat vermoeid bij de put van Jakob neer* zitten; een vrouw van Samaria komt er water putten. Jezus vraagt haar te drinken en belooft haar levend water. De personen beschouwen. Jezus, vol zachtaardigheid, goedheid en zedige waardigheid.... Hij zit.... De Samari* taanse vrouw blijft staan.... Haar kleding en manieren duiden de middenstand aan. — De woorden. Jezus begint met te zeggen: Geef Mij te drinken; Hij dorst naar de zalig* heid van die zondares.... Zij antwoordt Hem eerst met onbeleefdheid en spotternij.... Hij dringt verder aan en wekt haar nieuwsgierigheid en aandacht op: Indien gij de gave Gods kendet, en wie het is, die u zegt: geef Mij te drinken, dan zoudt gij zelf wellicht van Hem te drinken gevraagd hebben, en Hij zou u levend water gegeven hebben De vrouw zegt Hem: Heer, Gij hebt niets om mee te putten, en de put is diep; vanwaar haalt Gij dan dat levend water?.... Zij begrijpt de woorden nog niet, die zij hoort. Nochtans gevoelt haar hart de geheime zalving die ze vergezelt; zij wordt eerbiediger en vraagt een verklaring. Jezus antwoordt: Alwie van dit water drinkt, zal opnieuw dorst krijgen; maar wie van het water drinkt, dat Ik hem geven zal, zal in eeuwigheid géén dorst krijgen... De Samaritaanse vrouw heeft nog een laag en onvolmaakt denkbeeld van het water, waar Jezus van spreekt, toch begeert zij het. Heer, zegt zij, geef mij van dat water, opdat ik geen dorst meer krijg, en niet meer hier behoef te komen om te putten. — De handelingen. De genade van Jezus komt zachtjesaan in het hart van de zondares; zij weerstaat de genade niet O mijn Zaligmaker, geef, dat ook ik altijd naar uw stem luister. 2e Punt. Jezus doet zich als den Christus kennen; de Samaritaanse vrouw verkondigt luid zijn Godheid. Personen. — Dezelfde. — Woorden. De Samaritaanse vrouw vraagt aan Jezus het levend water, waarvan Hij sprak. Jezus zegt haar: Ga uw man roepen Verlangend om te hebben wat zij gevraagd had, antwoordt zij, dat zij geen man heeft.... Jezus neemt daaruit aanleiding, om haar te tonen, dat voor zijn ogen niets verborgen is. Zij erkent Hem voor een profeet.... stelt Hem haar twijfels voor.... luistert naar zijn onderrichtingen zegt, dat zij aan den Messias gelooft en Hem verwacht Jezus, haar zo gestemd ziende, zegt: lk zelf, die met u spreek, ben het Op dit woord raakt zij in vervoering, laat haar kruik staan, gaat naar de stad en zegt tot allen die zij ontmoet: Komt een mens zien, die mij alles gezegd heeft, wat ik gedaan heb: zou het de Christus niet wezen? En de Samaritanen slaan geloof aan haar woorden. 3e Punt. De leerlingen komen uit de stad terug, en zetten Jezus aan, om enig voedsel te nemen; maar Jezus zegt hun. Mijn voedsel is, dat lk de wil doe van die Mij gezonden heeft. Personen. Jezus zit nog bij de put.... De Apostelen zijn verbaasd dat Hij met een vrouw gesproken heeft. ÏFoorden. Zij dringen Hem om enig voedsel te nemen. Jezus antwoordt: Ik heb een voedsel te nemen, dat gij niet kent: mijn voedsel is het volbrengen van de wil van mijn Vader. Hij wil hun te verstaan geven, dat het de wil van zijn Vader is, dat Hij aan de zaligheid van de zondaars arbeidt, en dat de ijver waarmee Hij zich daaraan geeft, onophoudelijk zijn moed en zijn krachten opwekt en verlevendigt. Verleen mij de genade, o Heer, dat uw heilige wil ook steeds mijn voedsel is. Geef, dat de gedachte: het is Gods wil, mij altijd opwekt en versterkt, om alle moeilijk» heden te overwinnen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. Hem aanbidden als de Bron van genade. — Hem al de zielen aan* bieden, die Hij voor zijn liefde gewonnen heeft door de overzoete kracht van zijn woord. — Hem danken omdat Hij zich gewaardigd heeft ook tot ons hart te spreken, om het te verlichten en te treffen. — Hem genade ter bekering vragen, zoals Hij die aan de Samaritaanse vrouw schonk, en vooral een grote ijver om Hem door alle mensen te doen kennen en beminnen. Voornemens. Door de dag dikwijls in ons zelf keren, om de inwendige stem van Jezus te horen. — Anderen door onze voorbeelden trachten op te wekken, en als wij kunnen door onze woorden, om hen te doen vorderen in zijn kennis en liefde.' , .. ■- »($> Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ach, of gij de gave Gods kendet! Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 19. Meditatie. . JEZUS BIJ DE SAM ARIT AAN SE VROUW. Indien gij de gave Gods kendet. (Joan. IV. 10.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons onzen goddelijken Mees* ter, neergezeten bij de put van Jakob, en stellen wij ons voor, dat Hij ons aanspreekt met deze woorden: Indien gij de gave Gods kendet! 2e Voorspel. Ontdek mij, o Heer, de waarde van de gaven die ik van uw oneindige goedheid ontvangen heb en doe mij de genade, er door mijn erkentelijkheid, liefde en getrouw* heid aan te beantwoorden. Ie Punt. Jezus heeft ons zijn genade geschonken, waar* van de waarde oneindig is. God deelt met milddadige hand de goederen van dit leven uit: gezondheid, eer,- voorspoed en rijkdommen. Hij ver* deelt ze onder rechtvaardigen en zondaars. Zelfs hebben de zondaars meermaals het grootste deel ervan en dat is, omdat die goederen te gering zijn en de goddelijke Wijs* heid ze weinig acht, om ze duur te doen kopen. Zo is het niet gelegen met de goederen der genade, met die boven* natuurlijke rijkdommen, inwendige verlichtingen en deugden, die de mens aan God gelijk maken. Het Bloed van Jezus Christus is er de prijs van en zij worden bij voorkeur mee* gedeeld aan allen die met Hem, evenals de leden van het lichaam met het hoofd, verenigd zijn. Wanneer men volgens het in de wereld aangenomen gebruik, over de waarde der dingen oordeelt naar de prijs, die er voor gegeven wordt, wat is dan niet de waarde van de genade, van die gave Gods bij uitnemendheid, die ons slechts verleend werd door de dood en de verdiensten van Jezus? O mijn Zalig* maker, geef dat ik die onschatbare gave op prijs stel, ze met vurigheid verlang en vraag, om er met getrouwheid gebruik van te maken Geef vooral, dat ik doordrongen van achting voor de goederen die Gij mij door uw Bloed verworven hebt, aan anderen leer, deze te verlangen, te zoeken en goed te gebruiken. 2e Punt. Jezus heeft ons zijn Hart gegeven, een oneindig kostbare gave, die alle andere in zich bevat. Indien gij de gave Gods kendet. Onder de genaden zijn er van uitgelezen aard, die God alleen verleent aan een klein getal bevoorrechte zielen die Hij een bijzondere liefde toe» draagt. Zo een genade is de religieuze roeping. Die genade heeft Jezus mij gegeven; Hij heeft meer gedaan, want Hij heeft mij zijn Hart gegeven. Dat goddelijk Hart staat voor mij open, opdat ik daarin de wetenschap der Heiligen en de geest van mijn roeping zou komen putten. Het is voor mij een onuitputbare bron van sterkte, genade en vertroost tingen. Jezus heeft Het mij gegeven met al zijn verdiensten, om mijn schuilplaats, mijn steun en de hulp in mijn zwak» heid te zijn. Wat een liefde! wat een weldaad!.... O mijn Jezus, wat zal ik U wedergeven voor die gave, die alle andere in zich bevat? Ik wijd U geheel mijn hart, geheel mijn ziel, geheel mij zelf toe. Hoe zou ik U iets kunnen weigeren, als Gij mij zozeer bemint dat Gij mij uw Hart schenkt? Samenspraak met Jezus. — Hem onze aanbidding en liefde aanbieden. — Hem bedanken, omdat Hij niet tevreden is geweest met ons zijn genade te verlenen, maar zich zelf met al zijn verdiensten en schatten aan ons geschonken heeft. — Uit liefde en dankbaarheid ons geheel aan Hem toewijden, en onze geloften hernieuwen, als wij die gedaan hebben. Voornemens. Aan God niets weigeren. — Vandaag al onze werken uit dankbaarheid en liefde verrichten. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Indien gij de gave Gods kendet ! Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 20. Meditatie. JEZUS BIJ DE SAMARITAANSE VROUW. Indien gij de gave Gods kendet, en wie het is die u zegt: geef Mij te drinken, dan zoudt gij het Hem gevraagd, en Hij zou u levend water gegeven hebben. (Joan. IV. 10.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons weder Jezus Christus neergezeten bij de put van Jacob, sprekend met de Samari* taanse vrouw. 2e Voorspel. Heer, geef mij altijd van dat water, en be* vrijd mij voor altijd van de dorst naar aardse vob doeningen. Ie Punt. Jezus wil ons het levend water geven, dat Hij aan de Samaritaanse vrouw belooft. Ach! indien gij de gave Gods kendet en wie het is die u zegt: geef Mij te drinken, dan zoudt gij het Hem gevraagd en Hij zou u levend water gegeven hebben. Het levend water waarvan de Heer hier spreekt, is de genade die Hij zo gaarne in goed bereide zielen uitstort. De uitwerkselen door die heilzame genade in de zielen voortgebracht, kunnen verge* leken worden met de eigenschappen van het water, en met het gebruik dat wij er van maken. Het water verfrist en lest de dorst; de genade van Jezus verlevendigt en troost onze zielen en schenkt haar een zoete verfrissing, te midden van de hardste strijd en de moeilijkste kwellingen. Het water reinigt wat besmeurd is; zo ook wist de genade al de vlekken van onze ziel, ontdoet ze van haar zonden eri bevrijdt ze van aardse genegenheden. Het water dient om het vuur te blussen; de genade dooft onze driften uit en blust in ons de brand van de begeerlijkheid. Dit laatste uitwerksel duidt Jezus Christus bijzonder aan door de woorden: Al wie van het water drinkt dat Ik hem geven zal, zal nimmer dorst hebben: hij zal nimmer dorst hebben naar aardse goederen, wereldse vermaken of voldoeningen van zijn driften. O mijn Zaligmaker! geef mij altijd van dat water, opdat ik nimmer dorst heb dan naar U alleen.. De bron van die wateren staat voor ons open: zij is het Hart van Jezus. Men put daar door het gebed, door de inwendige geest, door oefeningen van nederigheid en andere religieuze deugden; in één woord, door alle middelen die ons in onze heilige Regelen aangegeven worden, om de banden nauwer toe te halen, die ons met onzen aanbidden lijken Bruidegom verbinden moeten. 2e Punt. Jezus wil zich van ons bedienen, om in alle harten het levend water uit te storten, dat Hij aan de Samaritaanse vrouw beloofd heeft. Het water dat Ik geven zal, zal als een fontein worden, die ten eeuwigen leven ontspringt. Op een andere plaats van het H. Evangelie, zegt onze aanbiddelijke Meester verder: Er zullen stromen van levend water voortvloeien uit het hart van hem, die in Mij geloven zal. Die dubbele belofte, die tot alle christenen gericht is, maar waarop onze roeping als religieuzen ons bijzondere rechten geeft, leert ons, dat harten die met het Hart van Jezus door een vurige liefde en standvastige getrouwheid verenigd zijn, door Jezus be» stemd zijn, om de kanalen van die heilzame wateren te wezen en deze op alle plaatsen uit te storten. Het is dus voor ons een noodzakelijkheid en een plicht, onze harten steeds verenigd te houden met het aanbiddelijk Hart van Jezus, en daar onophoudelijk de geest en de deugden te zoeken, die wij aan anderen willen meedelen. Tot ons wordt dat woord van den profeet gericht: Gij zult met blijdschap putten uit de bronnen des Zaligmakers; en gij zult zeggen: Looft den Heer en roept zijn Naam aan; verheerlijkt met heilige ge= zangen de wonderen die Hij gedaan heeft; dat die wonderen over de ganse aarde bekend worden. Na ons zelf gelaafd té hébben aan de eigenlijke bronnen des levens, na gesmaakt té hebben' hoe zoet de Heer is, en verrijkt te zijn met zijn schatten, moeten wij aan zijn glorie arbeiden door aan alle mensen de liefde te verkondigen, die Hij voor hen heeft en de weldaden, waarmee Hij hen overladen wil. O mijn Jezus, help mij deze verplichtingen vervullen, die zo heilig zijn en mij zo dierbaar moeten wezen. Samenspraak met Jezus. — Hem aanbidden als de Bron der wateren die het eeuwig leven geven. — Hem smeken dat Hij over ons die reine wateren uitstort, om al onze vlekken af te wassen, de dorst van onze harten te lessen en ze te bevochtigen als een grond, die de regen verfrist en vruchtbaar maakt. — Hem ook de genade vragen, alle harten tot Hem te kunnen trekken volgens de inzichten van zijn barmhartigheid en liefde. Voornemens. In alles wat wij doen ons zelf verenigen met Jezus, met het inzicht om zijn glorie en het heil van de evenmens te bevorderen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Hij, die van het water zal drinken, dat Ik hem geven zal, zal nimmer dorst hebben. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 21. Meditatie. JEZUS BIJ DE SAMARITAAN SE VROUW. Wie van dit water drinkt, zal opnieuw dorst krijgen; maar wie van het water drinkt dat Ik hem geven zal, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid. (Joan. IV. 13.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons weder Jezus Christus neergezeten bij de put van Jakob, sprekend met de Samari* taanse vrouw. 2e Voorspel. Heer, geef mij altijd van dat water, en be= vrijd mij voor altijd van de dorst naar aardse voldoeningen. Ie Punt. Wij moeten de goederen van deze wereld en de genoegens van de zinnelijke natuur verachten. Wie van dit water drinkt, zal opnieuw dorst krijgen; maar wie van het water drinkt, dat lk hem geven zal, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid. Het water van de put van Jakob is het afbeeldsel van de vergankelijke ge* noegens der wereld, van de vermaken, de eer en de rijk* dommen der mensen. Dat modderig water kan de dorst die hen verslindt, niet lessen, omdat hun hart niet gemaakt is voor die lage, onbestendige goederen, maar enig en alleen voor God, die volkomen de wensen en begeerten van ’t menselijk hart vervullen kan. De genade des Heren heeft ons de ogen geopend; wij hebben de nietigheid van die goederen erkend en die opgeofferd, toen we de wereld verlaten hebben. Maar er zijn nog andere, niet minder giftige bronnen, die wij ook mistrouwen moeten. Dat zijn de nei* gingen van onze bedorven natuur, die, indien wij ze niet beteugelden, in ons de geest van de wereld die wij verlaten hebben, zouden doen herleven. Hoe groot moet dus onze ijver zijn, om deze te bestrijden! Immers Jezus roept ons om in zijn eigen Hart de reine en levendmakende wateren van zijn genade te komen putten. Andere beweegredenen nog sporen ons aan, om onophoudelijk te trachten gans hemelse mensen te worden. Wij zijn immers bestemd, om aan anderen de dwalingen van de wereld en het gevaar van de voldoeningen der natuur te doen zien en kennen. Hoe zouden wij hierin kunnen slagen, indien wij zelf met de geest van de wereld bezield en aan de slechte neigingen van de bedorven natuur onderworpen waren? O mijn Jezus, vervul mij met uw geest, en geef mij de kracht om mij zelf volkomen te overwinnen, ten einde in staat te zijn, het welzijn van de onsterfelijke zielen te bevorderen. 2e Punt. Wij moeten de goederen der genade en de zuivere genoegens der deugd zoeken. Wie van dit water drinkt, zal opnieuw dorst krijgen; maar wie van het water drinkt, dat Ik hem geven zal, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid. Kunnen de aardse genoegens en de valse goederen van dit leven de begeerten van ons hart slechts opwekken, maar nooit geheel voldoen, de goederen der genade en de reine genoegens van de goddelijke liefde vervullen het met zoveel wellusten, dat het na de zoetheid daarvan gesmaakt te hebben, niets meer dan walging voor al het aardse heeft. Is mijn hart nog ge* voelig voor de voldoeningen van de eigenliefde, ben ik nog genegen om na te jagen wat mijn neigingen streelt, dan kómt dit, omdat ik nog niet genoeg de zuivere wateren geproefd heb die uit het Hart van Jezus vloeien, om zich in onze harten over te storten. Waarom toch zou ik niet aan die goddelijke wateren mijn dorst gaan lessen? De H. Teresia, die zo volmaakt al de geheimen van het in* wendig leven kende, verzekert ons, dat Jezus ze aan alle mensen geven wil. En kunnen allen in zijn Hart komen putten, hoeveel recht hebben wij, religieuzen dan, hierop niet! Goddelijke Jezus, geef mij altijd van dat water, opdat ik niet meer ga putten in de modderige bronnen van aardse voldoening. Ontdoe mijn hart van de kwade genegen* heden, die het verstrikken en boeien; trek het tot U en gewaardig U ook voor mijn arm hart de bronnen van leven, geluk en heiligheid te openen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem opnieuw aanbidden als de Bron der wateren, die ten eeuwigen leven ontspringen. — Hem smeken dat Hij ons die heilige wateren geeft, om onze harten te zuiveren en te verzadigen. — Hem grootmoedig alles opofferen wat een beletsel tegen zijn goddelijke genade' zou kunnen vormen. Voornemens. Vandaag de ingetogenheid en de getrouw* heid aan de genade bijzonder oefenen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Heer, geef mij altijd van dat water. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 22. Meditatie. JEZUS BIJ DE SAMARITAANSE VROUW. Er komt een uur — en het is er nu — dat de ware aanbidders den Vader in geest en waarheid zullen aanbidden, want ook zulke aanbidders zoekt de Vader. God is een geest, en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid. Joan. IV. 23. 24.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons weder Jezus Christus neergezeten bij de put van Jakob, sprekend met de Samari* taanse vrouw. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, gelief mij te onderrichten en te ondersteunen, opdat ik met U en door U, uw Vader in geest en waarheid aanbid. le Punt. Waarin de aanbidding in geest en waarheid bestaat. God is een geest, en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid. De belangrijke les die deze woorden bevatten, is de grondslag van alle ware volmaakt* heid. God aanbidden in geest en waarheid, is: zich geheel en zonder voorbehoud aan Hem geven en Hem verheerlijken door de volkomen opoffering van een hart, dat met vurig* heid zijn glorie tracht te bevorderen en aan zijn goddelijke wil in alles en altijd onderworpen is. Zo heeft Jezus, zijn goddelijke Zoon, Hem verheerlijkt. Hij was steeds oplettend op al wat aan zijn Vader behagen kon; Hij was doordrongen van liefde voor zijn oneindige volmaaktheden, van eerbied voor zijn opperste Majesteit, van ijver voor zijn glorie, van vertrouwen op zijn goedheid. Die gevoelens van Jezus, die al zijn handelingen bezielden, maakten van geheel zijn leven een aangenaam brandoffer. Ziedaar het voorbeeld dat ik volgen moet. Maar nimmer zal ik zo ver komen, dat ik dit voorbeeld in mij doe zien en uitschijnen, als ik niet begin met aan mijn kwade neigingen te verzaken. De volkomen opoffering van mijn hoogmoed, mijn eigenliefde, mijn onverstorvenheid en van al mijn kwade neigingen, moet dus de eerste oefening van die algehele slachtofferande zijn, die de Heer van mij verwacht. O mijn Jezus, vervul mij met kracht en moed om mij zelf te overwinnen, en geef dat ik in U, met U en door U uw Vader in geest en waarheid aanbid, zoals Gij zelf dit van mij begeert. 2e Punt. Alleen door de vereniging met Jezus zullen wij ware aanbidders in geest en waarheid kunnen worden. God is een geest, en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid. Het voorname middel, om God in geest en waarheid te aanbidden, is: ons met Jezus verenigen, ons zijn gevoelens eigen maken, ons met zijn verdiensten bekleden, en trachten ons gedrag aan het zijne gelijkvormig te maken. Die vereniging is eigenlijk het doel waartoe wij geroepen zijn door de genade van onze staat, zodat al onze zorg en al. onze pogingen strekken moeten om die vereniging volkomen te maken. O, als wij begrijpen wat Jezus te onzen opzichte is en wat wij ten opzichte van Jezus zijn moeten, dan gevoelen wij ook, dat dé verslapping van het geloof en de verkoeling van de liefde in bijna alle harten en de grote vorderingen van ketterij en goddeloos» heid, dat alle rampen en ergernissen die de Kerk bedroeven, even zoveel krachtige beweegredenen moeten zijn, om ons aan te sporen onze getrouwheid en onze ijver te verdub» beien, ten einde de banden van onze vereniging met Jezus nauwer en nauwer toe te halen. Het getal volmaakte aan» bidders neemt dagelijks af. Jezus heeft ons verkoren, om die verliezen te vergoeden. Hij wil ons door zo nauwe en tedere banden aan Hem verbinden, dat wij om zo te zeggen, één met Hem zijn, en voor het oog van zijn hemelsen Vader al zijn goddelijke deugden in ons vertonen. Zouden wij zijn verwachting en de inzichten van zijn barmhartig» heid met ons willen verijdelen?.... Neen, mijn Jezus, ge» doog dit niet. Ontdek mij, welke opofferingen ik mij op-leggen en welke pogingen ik aanwenden moet, om tot die zo gewenste vereniging met U te geraken. Goede Jezus, geef mij de kracht om niets aan uw liefde te weigeren. Samenspraak met Jezus. — Hem met de diepste erkente» lijkheid danken voor de weldaad van onze roeping. — Hem vergeving vragen over de weinige ijver, die wij tot heden in de vervulling van onze plichten gehad hebben. — Ons zelf van ganser harte aan Hem geven. — Hem de bijstand van zijn genade vragen, om grootmoedig aan al zijn in» zichten met ons te beantwoorden. Voornemens. Ons in al onze handelingen met Jezus ver» enigen, en getrouw al de ingevingen van zijn genade volgen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. God wil aanbeden worden in geest en waarheid. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 23. Meditatie. GODS WIL IS HET VOEDSEL VAN JEZUS. Mijn spijs is, de wil te volbrengen van die Mij gezonden heeft. (Joan. IV. 34.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons onzen goddelijken Mees* ter, neergezeten bij de put van Jakob, en stellen wij ons voor, dat Hij tot ons dit woord richt: Mijn spijs is, de wil te volbrengen van mijn Vader. 2e Voorspel. O Jezus, deel mij uw gehoorzaamheid en vooral de goddelijke liefde mede, die de grond van uw gehoorzaamheid was. Ie Punt. Jezus stelde al zijn blijdschap in het volbrengen van de wil van zijn Vader. Mijn spijs is, de wil te volbrengen van mijn 'Vader. Dat woord doet ons de volmaaktheid en heiligheid van het inwendig leven van Jezus kennen. Hij had geen beweging of leven dan om zijn Hemelsen Vader te beminnen. En daar de waarachtige liefde blijkt uit de werken, werden al zijn handelingen, zijn begeerten en gevoelens bestuurd door de gehoorzaamheid. De vurigheid van Jezus voor de godde* lijke wil van zijn Vader was gelijk aan die van een mens, die door de honger gedreven, spijs vraagt om zich te verzadigen. Die heilige wil gaf Hem, van de Hemel op aarde afgedaald, de moed om zich met blijdschap tot de offerande van het kruis aan te bieden. O mijn Jezus, geef ook mij de geest van die liefdevolle gehoorzaamheid. Ver* leen mij de genade van wel te begrijpen, dat mijn geluk bestaat in een tedere en innige vereniging met U. Doe mij inzien, dat mijn hart nimmer met U verenigd zal zijn, als mijn wil niet met uw heilige wil verenigd is, en dat de gehoorzaamheid alleen die vereniging bewerken kan. Maak dat ik in alles, overal en aan allerlei personen gehoorzaam volgens uw voorbeelden, om volmaakt met U verenigd te wezen. 2e Punt. Jezus putte gedurig een nieuwe ijver in: het volbrengen van de wil van zijn Vader. Mijn spijs is, de wil te volbrengen van mijn Vader. Er zijn nog andere waarheden in die goddelijke woorden opgesloten. Evenals het voedsel dat wij nemen, onze krach* ten ondersteunt en versterkt, zo ook was de wil van God voor Jezus en moet hij ook voor ons zijn een geestelijke spijs, die ons moed en vurigheid geeft. Als volgelingen van Jezus moeten wij een leven leiden zoals Jezus: een leven van zelfopoffering en van ijver. Welnu, het voedsel van dat leven is het volbrengen van de goddelijke wil. Laat ons dus toch begrijpen, hoe groot ons geluk is. Immers, de Heer heeft ons de uitnemende gunst verleend, om ons zelf door de heilige Geloften aan Hem toe te wijden. Wij zijn om zo te spreken altijd aan zijn tafel gezeten, waar het goddelijk voedsel van zijn allerheiligste wil ons op ieder ogenblik aangeboden wordt. O heilige gehoorzaam* heid, hoe gewenst en kostbaar zijn uw vruchten! O hoe dierbaar moet gij mij zijn! O, hoe getrouw moet ik zijn, u in alles te oefenen, omdat gij alleen mij aan Jezus gelijk* vormig maken kunt en mij zijn leven doen leven! Samenspraak met Jezus. —- Hem aanbidden als het vol* maakt Voorbeeld van alle deugden. — Hem de geest van een volmaakte gehoorzaamheid vragen. — Onze Geloften vernieuwen. — Hem de genade vragen, die wij nodig hebben om ware religieuzen, ware volgelingen van Jezus te worden. Voornemens. Al onze handelingen verrichten uit de geest van religieuze gehoorzaamheid, in vereniging met de gehoor» zaamheid van Jezus. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Mijn voedsel is het volbrengen van de wil van mijn Vader. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 24. Meditatie. GODS WIL IS HET VOEDSEL VAN JEZUS. Mijn spijs is, de wil te volbrengen van die Mij gezonden heeft. (Joan. IV. 34.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons onzen goddelijken Mees» ter, neergezeten bij de put van Jakob, en stellen wij ons voor, dat Hij tot ons dit woord richt: Mijn spijs is het volbrengen van de wil van mijn Vader. 2e Voorspel. O Jezus, goddelijk Voorbeeld van de vol* maaktste gehoorzaamheid, verleen mij de genade, naar uw voorbeeld die kostbare deugd in geheel haar volmaaktheid te oefenen. Ie Punt. Liefde van Jezus voor de gehoorzaamheid. Mijn spijs is, de wil te volbrengen van die Mij gezonden heeft. Dat woord herinnert ons de belangrijkste van al onze ver* plichtingen: in alles te gehoorzamen. Jezus heeft zich niet Meditatie II 5 tevreden gesteld met ééns of dikwijls te gehoorzamen: Hij heeft altijd en aan allerlei personen gehoorzaamd. Hij is van de Hemel afgedaald niet om zijn eigen wil, maar om die van zijn Vader te doen. Het volbrengen van die heilige wil is zijn voedsel geworden, en men treft in geheel zijn leven niet een enkele handeling aan, die niet door de ge* hoorzaamheid bevolen of geregeld werd. Wie kan de liefde begrijpen, die Hij voor die kostbare deugd- gehad heeft?.... Als God heeft Hij ze boven zijn glorie gesteld: Om deze deugd te kunnen oefenen, wilde Hij van de Hemel afdalen en zich met onze natuur en onze ellende bekleden. Als mens heeft Hij ze boven zijn leven gesteld, want Hij is gestorven om te gehoorzamen. Maar wijl de liefde die Hij voor de gehoorzaamheid had, nog niet voldaan was, heeft Hij door het instellen van het H. Sacrament des Altaars een middel gevonden, om tot aan het einde der wereld te kunnen gehoorzamen. In dit H. Sacrament immers ge* hoorzaamt Jezus aan eiken priester. Hij laat zich dragen en plaatsen waar men wil, zelfs in het besmeurde hart van de zondaars, die Hem daar opnieuw kruisigen. O Jezus, geef mij ook een grote liefde voor de gehoorzaamheid. 2e Punt. Kentekenen van de volmaakte gehoorzaamheid. Een waarlijk gehoorzame ziel, die naar het voorbeeld van Jezus Christus haar voedsel zoekt in het volbrengen van de goddelijke wil, is jegens alles onverschillig. Maar zodra haar iets bevolen is, wordt die zaak haar bijzonder dier* baar, omdat zij dan zeker weet, dat zij daardoor de wil van God volbrengt. Zij wacht geduldig en lankmoedig de ogenblikken van God en van haar Oversten af, hoe moeilijk ook haar toestand is, hoe vurig ook haar verlangens zijn. Zij volhardt in haar gehoorzaamheid, tot welk uiterste deze haar ook zou kunnen brengen. Zij stemt uit ganser harte toe in het verrichten van de geringste en moeilijkste zaken en neemt met de meeste bereidwilligheid een last op zich, die anderen niet gaarne dragen. Immers zo handelde ook Jezus, die uit gehoorzaamheid en liefde heeft willen be» handeld worden als de geringste van de mensen en het uitvaagsel van zijn volk. Wil ik volmaakt aan mijn heilige roep beantwoorden, dan moet ook ik mij beijveren, om in mij die kentekenen van een volmaakte gehoorzaamheid te doen uitblinken, of tenminste naar de volmaaktheid van die deugd streven. Samenspraak met Jezus Christus. — Hem aanbidden als ons goddelijk Voorbeeld en de heilige Bron van alle deugden. — Hem smeken, dat Hij ons de geheimen van zijn ge* hoorzaamheid ontdekt. — Onze ellende erkennen, onze on» waardigheid belijden en met vurigheid smeken, dat Hij ons tot een volmaakte gehoorzaamheid brengt. Voornemens. Niet één vrijwillig verzuim in de vervulling van onze plichten of in het onderhouden van onze heilige Regelen begaan. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Mijn spijs is de wil te volbrengen van die Mij gezonden heeft. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 25. Meditatie. GODS WIL IS HET VOEDSEL VAN JEZUS. Mijn spijs is, de wil te volbrengen van die Mij gezonden heeft. (Jöan. IV. 34.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons onzen goddelijken Mees* ter, neergezeten bij de put van Jakob, en stellen wij ons voor, dat Hij tot ons dit woord richt: Mijn spijs is het volbrengen van de wil van mijn Vader. 2e Voorspel. O Jezus, doe mij uw volmaakte gehoor* zaamheid goed kennen, en gewaar.dig U mij de genade te verlenen van ze volmaakt na te volgen. Ie Punt. Jezus gehoorzaamde met vaardigheid en een* voud. Wij kunnen niet te veel blijven stilstaan bij de lessen van gehoorzaamheid, die onze goddelijke Meester ons door zijn voorbeelden en woorden gegeven heeft, omdat die deugd het voornaamste kenteken van een ware religieuze ziel zijn moet. Herinneren wij ons dus dikwijls, dat wij van Hem moeten leren in alles met vaardigheid, eenvoud, blijdschap en liefde te gehoorzamen. Laat ons die twee eerste kern tekenen van een volmaakte gehoorzaamheid, te weten: vaardigheid en eenvoud, beschouwen. De gehoorzaamheid van Jezus was vaardig. Na zijn menswording, zodra Maria haar toestemming gegeven had en het grote mysterie vervuld was, droeg hij zich aanstonds als een vol* komen offer aan zijn Vader op. Vaardig was zij in zijn besnijdenis, zijn opdracht in de tempel, in de vlucht naar Egypte, in al zijn werken en handelingen. En kon dit wel anders? Jezus Christus, die verslonden werd door ijver voor de wil van zijn Vader, en door de liefde tot zijn Vader gedrongen werd om die wil te vervullen, kon die niet kennen, zonder er zich aanstonds naar te gedragen. — Het tweede kenteken van de gehoorzaamheid is de eenvoud, die zich slechts één doel voorstelt: aan God te behagen; zij houdt zich niet op met nutteloze bedenkingen en bemerkingen; zij gehoorzaamt om te gehoorzamen, zonder de oorzaak van het bevel of gebod te onderzoeken, en gelooft altijd, dat al wat men haar beveelt, beter is dan wat zij zelf zou kunnen denken of willen. Zo was de gehoorzaamheid van ons goddelijk Voorbeeld; zo moet ook de onze zijn. Laat ons dus van Jezus de geest van die kostbare deugd leren, en van Hem de genade vragen om ze getrouw te beoefenen. 2e Punt. Jezus gehoorzaamde met blijdschap en liefde. Wij moeten van Hem, zoals wij in het eerste punt zeiden, leren: in alles met vaardigheid, eenvoud, blijdschap en liefde te gehoorzamen. Als wij de voorbeelden van onzen goddelijken Meester overwegen, zullen wij bevinden, dat Hij altijd en in alles met blijdschap en liefde gehoorzaamde. Hij toonde die liefdevolle gehoorzaamheid, toen Hij op het ogenblik van het laatste Avondmaal tot zijn Apostelen zeide: Ik heb vurig gewenst dit Paaslam met u te eten, dat Paaslam, dat Hem reeds levendig de bittere kelk her* innerde, die Hij enige uren later aanvaarden zou. Hij toonde dit nog meer, toen Hij, na die kelk van smart aanvaard te hebben, zijn verrader blijmoedig te gemoet ging en tot zijn Apostelen zeide: Staat op, laat ons gaan; ziet, die Mij overlevert, is nabij. En vooral, toen Hij uit gehoor* zaamheid zijn hoofd boog en aan een schandelijk kruishout stierf. Jezus is ons goddelijk Voorbeeld; wij moeten Hem navolgen. Wat een schande, als wij bij voorkomende moei* lijkheden en tegenstrijdigheden slechts met weerzin en als uit dwang gehoorzamen! Och! wanneer wij slechts éénmaal dat verborgen manna van een blijmoedige gehoorzaamheid gesmaakt hadden, zouden wij naar niets anders meer haken, en met onzen goddelijken Meester zeggen: Mijn spijs is, de wil te volbrengen van die Mij gezonden heeft. Samenspraak met Jezus Christus. — Hem aanbidden als ons goddelijk Voorbeeld en de heilige Bron van alle deugden. — Hem smeken, dat Hij ons al de geheimen van zijn gehoorzaamheid ontdekt. — Onze ellende erkennen, onze onwaardigheid belijden, en vurig smeken, dat Hij ons tot een volmaakte gehoorzaamheid brengt. Voornemens. Zonder toeven en zonder tegenspraak ge* hoorzamen en niet redeneren over het gedrag en de bes velen van de Oversten. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Zie, hier ben ik, o mijn God, om uw heilige wil te doen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 26. Meditatie. JEZUS KOMT TE KAFARNAÜM; HIJ GENEEST DE ZIEKEN EN JAAGT DE DUIVELEN UIT. Jezus kwam vervolgens met zijn leerlingen te Kafarnaüm.... Toen het avond geworden was, en de zon was ondergegaan, bracht men alle zieken en bezetenen bij Hem.... Hij genas er velen, die door verschillende ziekten gekweld werden, en joeg vers scheidene duivelen uit. (Vgl. Mare. I. 21, 32. 34.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich het huis van Simon en Andreas voors stellen, dat Jezus is binnengegaan; een overgrote menigte is aan de deur bijeengeschoold. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, boezem mij in: een levens dig geloof, een onbeperkt vertrouwen op uw oneindige goeds heid en een vurige ijver voor de zaligheid van de zondaars. Ie Punt. Jezus wil al onze kwalen genezen. De bewoners van Kafarnaüm en van de omstreken wisten nauwelijks dat Jezus zich in hun stad bevond, of zij brachten hun zieken en bezetenen bij Hem, opdat Hij hen genezen zou. Zo moet ook onze ijver zijn, om bij Jezus het hulpmiddel voor de kwalen van onze ziel te zoeken. Die goede Meester is nog heden zoals eertijds, God en Zaligmaker, oneindig machtig en oneindig goed en onze ellenden treffen Hem des te levendiger, omdat ze, geestelijk «ijn, en veel erger gevolgen hebben kunnen dan de kwalen van ons lichaam. Hij verlangt, dat wij Hem met geloof en vertrouwen onze kwalen blootleggen; en wat is toch gemakkelijker? Hij is immers niet slechts op één plaats tegenwoordig, zoals ten tijde van zijn sterfelijk leven. De toeloop van het volk dat Hem omgaf, kan niet meer verhinderen dat men Hem vrij nadert. Hij is in zijn H. Sacrament altijd gereed om ons aan te horen en té verhoren. Wat een onwaardeerbaar geluk, een Zaligmaker te hebben die zo machtig en zo goed is, wien men alle ogenblikken zo gemakkelijk naderen kan! Hoe kan het toch zijn, dat mijn ziel nog zo kwijnend en zo ellendig is? Ach, ik moet het aan niets anders toeschrijven dan aan de zwakheid van mijn geloof, en aan de flauwe begeerte die ik heb om genezen te worden! Geef mij o Jezus, een gesteltenis gelijk aan die van de zieken van het Evangelie, opdat ik met hen overvloedig deel in uw barmhartigheid. 2e Punt. Jezus verlangt, dat wij aan de genezing van de evennaaste werken. Men bracht alle zieken en bezetenen bij Jezus en Hij genas hen. De liefde van hen, die aan Jezus de zieken en bezetenen voorstellen, moet ons tot voorbeeld dienen. De zondaars zijn ongelukkige zieken, die men bij den hemelsen Geneesheer moet brengen. Zij hebben de groot» ste behoefte aan onze bijstand, want ze zijn diep ongelukkig. Sommigen zijn blind voor hun toestand; anderen zijn in een laffe onverschilligheid gedompeld, die al de vermogens van hun ziel verlamt. Weer anderen zuchten onder het gewicht van ingewortelde gewoonten en hebben de moed niet, die te overwinnen. Allen vragen onze hulp uit hoofde van de diepe wonden van hun ziel en van de gevaren die hen bedreigen. Zouden wij ongevoelig zijn voor hun ellenden? Zouden wij, zonder bezield te worden met mede* lijden en ijver, de deerniswaardige staat kunnen aanschouwen van die zielen, ten koste van het Bloed van Jezus Christus vrijgekocht? Een met wonden overdekt lichaam is minder afzichtelijk en minder medelijdenswaar* dig. Zij zijn afgescheiden van Jezus Christus, hun Zalig* maker en opperste Goed. De Heilige Geest is uit hun hart heengevlucht, en de helse geest heeft er zijn woning gevestigd. De Hemel is voor hen gesloten, de hel is onder hun voeten geopend; weldra zullen zij er in neerstorten, als niet onze gebeden, onze vurige en aanhoudende smekingen voor hen de genade van bekering verwerven. O, welke heilige plichten leggen hun dringende behoeften ons op, ons, door Jezus uitgekozen om zijn bijzondere vrienden, de werk* tuigen van zijn barmhartigheid bij de zielen te zijn. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen Zaligmaker en hemelsen Geneesheer. — Hem met nederigheid en vertrouwen al de kwalen van onze ziel blootleggen. — Aan zijn heilig Hart en aan het heilig Hart van Maria de zondaars aanbevelen, vooral die ons het meest belang inboezemen. Voornemens. Vandaag al onze gebeden met meer ijver doen, om van Jezus de volkomen genezing van onze ziel te verwerven. — Door onze gebeden en alle middelen die in onze macht zijn, de geestelijke genezing van de zondaars bewerken. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Heer, als Gij wilt, kunt Gij mij genezen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 27. Meditatie. JEZUS SPOORT ZIJN LEERLINGEN AAN, OM TE BIDDEN VOOR DE VOORTGANG DER PREDIKING VAN HET EVANGELIE. De oogst is groot, maar werklieden zijn er weinig; bidt dus den Heer van de oogst, dat Hij werklieden in zijn oogst zendt. (Matth. IX. 37. 38.) Voorbereidend gebed. Zie blade. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons, dat wij met de leerlingen bij onzen goddelijken Meester zijn, en dat Hij tot ons, evenals tot hen, zegt: Bidt den Heer van de oogst, dat Hij werklieden zendt. 2e Voorspel. Ontsteek in mij, o Heer, een vurige ijver voor uw glorie en voor de zaligheid der zielen, overeen* komstig de geest van mijn heilige roeping. Ie Punt. Jezus wil ons zijn ijver voor de zaligheid der zielen mededelen. De oogst is groot, maar werklieden zijn er weinig: bidt dus den Heer van de oogst, dat Hij werklieden zendt. Treden wij het Hart van Jezus binnen en smeken wij Hem, dat Hij ons zijn gevoelens en gedachten doet kennen. Hij brandt van een vurige ijver voor de zaligheid van alle mensen, en verlangt vurig, dat zijn getrouwe vrienden aan zijn H. Hart dat heilig vuur komen ontsteken, dat Hij op aarde gebracht heeft. Jezus roept vooral aan zijn voeten ons, religieuzen, om in de zielen die vlammen van liefde te ontsteken, waarvan Hij verteerd wordt. Laat ons aandachtig luisteren naar hetgeen Hij ons zegt. Tot óns hart vooral richt Hij dit woord: De oogst is groot, maar werklieden zijn er weinig Ach, hoeveel zielen, hoeveel volkeren zijn er op de aarde, die nog in de duisternissen en in de schaduw van de dood gedompeld liggen! Hoeveel anderen, bijna niet onderwezen en verstoken van geestelijke hulp, lopen gevaar de kostbare schat van het geloof te verliezen, omdat zij niet worden opgewekt door heilige vermaningen en het ontvangen der H. Sacramenten!.... De oogst is groot, maar werklieden zijn er weinig Bidt dus, zo voegt onze goddelijke Zaligmaker er bij, bidt den Heer van de oogst, dat Hij werklieden zendt. Zouden wij on= gevoelig zijn voor een zo dringende uitnodiging van onzen goddelijken Zaligmaker? 2e Punt. Wij moeten door onze arbeid en onze gebeden de voortgang van Gods woord bevorderen. De oogst is groot, maar werklieden zij er weinig: bidt dus den Heer van de oogst, dat Hij werklieden zendt. Die laatste woorden leren ons twee waarheden: de eerste, dat de apostolische roeping niet van de wil van de mens afhangt. De werklieden die tot de oogst geschikt zijn, mogen zich niet uit zich zelf tot die zo verheven roeping begeven, maar de Meester van de oogst moet hen kiezen en zenden. De tweede waarheid: dat een nederig en vurig gebed die zo noodzakelijke werklieden van den Vader van barmhartigheid verkrijgen kan, en zijn zegen over hun arbeid kan doen afdalen. Met wat een ijver moeten wij niet bidden, dat God vele en waardige werklieden in zijn wijngaard zendt, opdat zij door het vuur van ijver ont* vlamd, een menigte zielen voor Hem winnen mogen. Onder de middelen om Gods rijk uit te breiden is het gebed het middel dat ons bijzonder past, omdat het geheel over* eenkomt met de geest van onze staat, met de geest van nederigheid die ons overal kenmerken moet, en omdat dit middel overal en altijd in onze macht is. Goddelijke Jezus, maak mij dus een waarlijk inwendig mens. Geef dat ik een ziel van gebed en overweging word, en dat ik van uw goddelijk Hart alles voor de glorie van God en de zaligheid van de zielen verwerf. Samenspraak met Jezus. — Hem vurig bidden voor de volkeren die het geluk niet hebben Hem te kennen; voor de missionarissen, die zich voor de zaligheid van de on» gelukkige volken opofferen, en voor onze zielbestierders. — Bidden voor onze eigen Medebroeders en Medezusters in de Missiën. Voornemens. Al onze werken uit ijver voor de zaligheid der zielen verrichten. — Dikwijls in ons hart gaan, om Jezus te smeken, dat Hij zich door alle mensen doe kennen en beminnen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Vader, uw Naam worde geheiligd, uw Rijk kome! Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. 28. Meditatie. JEZUS BEGEEFT ZICH NAAR EEN EENZAME PLAATS OM TE BIDDEN. Zeer vroeg in de morgen stond Hij op, en ging heen; Hij begaf zich naar een eenzame plaats, om er te bidden. (Mare. I. 35.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich de eenzame plaats voorstellen, waar Jezus zich heen begeeft om te bidden; er heerst een diepe stilte. 2e Voorspel. Leer mij o Heer, hoe noodzakelijk het gebed voor mij is, en op welke wijze ik het moet verrichten. Ie Punt. Jezus leert ons door zijn woorden en voor» beelden dat wij moeten bidden. Jezus begaf zich naar een eenzame plaats, en daar bad Hij. Er is niets waartoe onze goddelijke Meester ons zo dikwijls door woord en voorbeeld heeft aangespoord, als tot het gebed. Nu eens zegt Hij, dat men altijd moet bidden, zonder die heilige oefening ooit moede te worden. Dan weer duidt Hij het gebed aan, als het noodzakelijk middel om in de bekoring niet te bezwijken: Waakt en bidt, opdat gij niet in bekoring komt. Op een andere plaats wekt Hij ons vertrouwen op door de troostrijke beloften, ten einde ons aan te moedigen het gebed nooit te veronachtzamen. Voorwaar, voorwaar, zegt Hij, al wat gij den Vader in mijn naam vragen moogt, zal Hij u geven. Vraagt en u zal gegeven worden, zoekt en gij zult vinden, klopt en men zal u opendoen. Zouden wij na zoveel raadgevingen en onder* richtingen die heilige oefening kunnen veronachtzamen, wij, wier zwakheid zo groot is, en die dagelijks gevoelen hoe dringend wij de bijstand van God nodig hebben? Onze eigen noodwendigheden, die van de zielen aan onze zorgen toevertrouwd, van de zondaars, en van een onnoemelijk getal ongelovigen die nog buiten de ware schaapstal van Jezus leven, zij maken het ons tot een dure plicht, zielen van gebed te worden. Doe mij de genade, Heer, dat ik een zo heilige verplichting vervul zoals het behoort. 2e Punt. Wij moeten ons naar het voorbeeld van Jezus in de eenzaamheid en tot het gebed begeven. Jezus begaf zich naar een eenzame plaats, om er te bidden. Jezus had voorzeker niet nodig, zich in de eenzaamheid te begeven om te kunnen bidden, wijl Hij steeds op de innigste wijze, ook in de verstrooiendste bezigheden, met zijn Vader verenigd was. Hij had ook niet nodig te bidden, omdat Hij door zijn goddelijke kracht alles vermocht. Waarom begaf Hij zich dan in de eenzaamheid? Waarom zonderde Hij zich van tijd tot tijd met zijn leerlingen af om te bidden? Waarom bracht Hij de nacht in het gebed door? Dit deed Hij om ons een voorbeeld te geven, dat wij volgen moeten, ten einde al onze bezigheden en liefdewerken te heiligen en vruchten te doen dragen. O, hoe troostend is het voor ons, dat wij dit voorbeeld van Jezus zo gemakkelijk en op zo volmaakte wijze volgen kunnen! W ij toch zijn door de genade van onze roep van de wereld afgezonderd, en moeten ons er dus vooral op toeleggen om ons hart in een heilige eenzaamheid te houden, waardoor wij in staat zijn, ons te allen tijde met God te onderhouden en onze gedachten en verlangens tot Hem te richten. Naar het voor» beeld van Jezus brengen wij jaarlijks ten minste enige dagen in eenzaamheid, afzondering en uitsluitende oefeningen van gebed en overweging door. Bovendien kunnen wij boven zoveel anderen ons dagelijks enige tijd met het inwendig gebed bezighouden, om onze ziel te voeden en te sterken. Eindelijk, welk een krachtig hulpmiddel, om ons in de eenzaamheid en de geest van gebed te vestigen, hebben wij niet in de stipte onderhouding van de regelen van stil* zwijgendheid, in de beoefening van de zedigheid, ingetogen* heid en waakzaamheid over onze zinnen. O, hoe gemakke* lijk kunnen wij dus het voorbeeld van Jezus volgen! Hoe* zeer moeten wij God voor de genade van onze roep dankbaar zijn! Hoezeer moeten wij onze heilige Regelen hoogachten en ons beijveren ze volmaakt na te leven! Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als den Meester en het Voorbeeld van de geest van gebed. — Hem smeken, dat Hij ons met zijn heilig Hart verenige, door ons de oefening van de stilzwijgend* heid, de ingetogenheid en het aanhoudend gebed te leren. Voornemens. Vandaag zorgvuldig de regels van de zedig* heid en stilzwijgendheid onderhouden. — Dikwijls de tegen* woordigheid Gods gedenken en in stilte een verzuchting of kort gebed tot God opzenden. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. O Jezus, geef mij de geest van gebed; leer mij tussen al mijn bezigheden met U verenigd blijven. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 29. Meditatie. ARMOEDE VAN JEZUS. Terwijl Jezus met zijn leerlingen op weg was, zei iemand tot Hem: ik zal U volgen, waarheen Gij ook gaat. En Jezus zeide hem: De vossen hebben hun holen en de vogelen des hemels hun nesten, maar de Mensenzoon heeft niets om zijn hoofd op neer te leggen. (Luc. IX. 57. 58.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons onzen goddelijken Meester met zijn leerlingen voortwandelend; tot ons richt Hij deze woorden: De Mensenzoon heeft niets om zijn hoofd op neer te leggen. Zeggen wij Hem uit de grond van ons hart: Heer, ik zal U volgen, waarheen Gij ook gaat. 2e Voorspel. Verleen mij o Heer, de achting, de liefde en de geest van de volmaakte religieuze armoede. Ie Punt. Hoe groot de liefde van Jezus voor de armoede geweest is. De vossen hebben hun holen, en de vogelen des hemels hun nesten, maar de Mensenzoon heeft niets om zijn hoofd op neer te leggen. Beschouwen wij, hoezeer Jezus de ar» moede bemind heeft. Van zijn geboorte tot aan zijn dood omhelsde Hij ze. Hij koos, om ter wereld te komen, een verlaten stal, en een staat van volkomen behoeftigheid. Toen Hij zijn H. Evangelie verkondigde, had Hij niets om zijn hoofd op te laten rusten. Toen Hij stierf op het kruis, was Hij van al zijn klederen beroofd en zag ze onder zijn beulen verdeeld worden. Ziedaar op welke wijze Jezus arm geweest is, en die armoede heeft Hij vrijwillig en met liefde omhelsd. Daar Hij Meester van Hemel en aarde was, kon Hij naar zijn welbehagen over alle rijkdommen beschikken. De armoede heeft Hem echter verkieslijker toegeschenen. Hij heeft ze bemind, omdat deze deugd de moeder en behoedster van de ootmoedigheid is. Hij heeft zich onder» worpen aan het allerhardste wat ze aanbood, om ons op onze beurt haar te doen beminnen, en ons hart te genezen van alle gehechtheid aan de vergankelijke goederen van deze wereld. Hoe, Jezus veracht de verderfelijke en broze goederen van deze aarde, en wij zouden die niet verachten? Jezus wordt geboren, leeft en sterft in armoede, en wij zouden de kostbare schat van de religieuze armoede niet liefhebben?.... Goddelijke Jezus, maak mijn hart gelijk* vormig aan het uwe. Geef dat ik mij al uw gevoelens eigen maak en de armoede teder bemin, die Gij zelf zozeer hebt liefgehad. 2e Punt. Hoe grote liefde wij, naar het voorbeeld van Jezus Christus, voor de armoede hebben moeten. Als leerlingen van den vernederden, armen en gekruisig* den Jezus moeten wij in zijn gevoelens delen, en naar zijn voorbeeld de armoede met haar gevolgen omhelzen. Als wij ze beschouwen in het goddelijk Hart van Jezus, zal het ons niet moeilijk zijn om er een grote genegenheid voor op te vatten. Als wij bedenken dat Hij zóveel achting en liefde er voor gehad heeft, dat Hij in haar schoot heeft willen geboren worden, leven en sterven, zullen wij ze als onze moeder liefhebben, en haar in alle omstandigheden blijken van onze tedere genegenheid trachten te geven. Zonder ons te bepalen bij de nauwe verplichting van de Gelofte van armoede, die ons verbiedt zonder verlof iets te geven, te lenen of te ontvangen, — die wil, dat wij niet het minste zonder voorkennis of verlof van de Oversten gebruiken, — zullen wij ons in alles trachten te regelen naar de geest van die heilige armoede, die de onafscheid* bare gezellin van onzen goddelijken Meester was. Wij moeten ons gelukkig achten, omdat wij volgens zijn voor* beeld het heilig kleed van de armoede mogen dragen. Ieder van ons, zonder uitzondering, moet er mede tevreden zijn en met een heilige vreugde in den Heer zien, dat men ons in de verschaffing van het noodzakelijke, het geringste en grofste geeft; dat ons somtijds iets ontbreekt, en dat men ons als de minsten van het huis behandelt. Wij moeten die zoete blijdschap putten in het H. Hart van Jezus, die uit liefde tot ons heeft willen behandeld worden als de geringste van de mensen en als het uitvaagsel van zijn volk. — Gaan wij eens tot in het binnenste van ons hart, ondervragen wij ons geweten, en zien wij voor God, hoe wij tot nu toe deze verplichtingen die ons zo dierbaar moeten zijn, vervuld hebben. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen Meester en ons Voorbeeld. — Hem de ware geest van armoede vragen. — Hem smeken, dat Hij ons de fouten vergeve, die wij tegen die kostbare deugd begaan hebben. — De gelofte van armoede hernieuwen, en beloven die voortaan uit liefde getrouw te onderhouden. Voornemens. Vandaag bijzonder letten op de oefening van de geest van armoede, en als de Voorzienigheid ons enige ontbering toeschikt, ze met dankbaarheid aannemen, als een kostbaar middel om ons met het heilig Hart van onzen goddelijken Meester te verenigen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. De Zoon des mensen had niets om zijn hoofd op te laten rusten. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 30. Meditatie. LES VAN GROOTMOEDIGHEID EN VOLHARDING. Een ander mens zeide tot Jezus: Heer, ik zal U volgen; maar sta mij toe, eerst van mijn huisgenoten afscheid te nemen. Jezus antwoordde hem: Niemand die de hand aan de ploeg geslagen heeft en achterwaarts ziet, is geschikt voor het rijk Gods. (Luc. IX. 61. 62.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons wederom Jezus, die met zijn leerlingen voortwandelt. 2e Voorspel. Vervul mij, o Heer, met grootmoedigheid en kracht, opdat ik tot het einde volhard in de getrouwheid, die ik U verschuldigd ben. Ie Punt. Wat verstaat Jezus door achterwaarts zien? Niemand die de hand aan de ploeg geslagen heeft en achterwaarts ziet, is geschikt voor het rijk Gods. Wat is dat, achterwaarts zien? Dat is: niet volharden in het goede dat men ondernomen heeft, en enigermate de opoffering betreuren die men den Heer gedaan heeft. Achterwaarts zien is: de achting en liefde voor zijn roeping verliezen, zijn hart openen voor de geest van de wereld, en verlangen er naar terug te keren. Achterwaarts zien is: moede worden van de getrouwheid, verflauwen in de oefening van de deugden, vrezen van te ver te gaan in het overwinnen van zijn neiging en in de opofferingen die de genade vraagt. Zijn wij op het punt van aan één van die bekoringen toe te geven, luisteren wij dan toch naar de bedreiging, die Jezus Christus ons doet: Niemand die de hand aan de ploeg geslagen heeft en achterwaarts ziet, is geschikt voor het rijk Gods. Tevergeefs vlei ik mij mijn eeuwige zaligheid te verzekeren en tot de volmaaktheid te komen, als ik mijn overgeving aan Gods wil en de vervulling van zijn inzichten beperken wil. Meditatie II. 6 2e Punt. Hoe men zich bevrijden kan van het gevaar van achterwaarts te zien. Omdat het zo gevaarlijk is, ontmoedigd en lauw te worden, moeten wij alle mogelijke middelen te baat nemen, om onophoudelijk onze ijver en moed op te wekken. Het eerste en krachtigste middel wordt ons aangeduid door Jezus zelf in de woorden die wij thans overwegen: Niemand die de hand aan de ploeg geslagen heeft en achterwaarts ziet, is geschikt voor het rijk Gods. Wij moeten onop» houdelijk de weg beschouwen die wij nog af te leggen hebben, nimmer terugzien op het verleden, en iedere dag zo vurig zijn, alsof wij pas begonnen God te dienen. Wij moeten ons door een edelmoedige zelfopoffering boven de neigingen van de natuur verheffen, voor niets rekenen wat wij al gedaan hebben, zonder ophouden naar de eindpaal streven, en met een vaste en onveranderlijke hoop steunen op de hulp van Hem die ons geroepen heeft. Immers, wie kan ons beletten tot de volmaaktheid van onze staat te geraken, als wij het oprecht willen? God is getrouw; Hij geeft ons altijd meer dan voldoende genaden, om aan de inzichten die Hij met ons heeft, te kunnen beantwoorden; en als wij maar willen, zullen zelfs de hinderpalen voor ons krachtige middelen worden, om ons tot ons doel te brengen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken voor de heilzame waarschuwingen die Hij ons geeft, en Hem de genade vragen er voordeel mee te doen. — Hem vergeving vragen voor al onze lafheden in zijn dienst. — Edelmoedige voornemens maken en Hem smeken, dat Hij ons vestige in een zo standvastige vurigheid, dat deze onophoudelijk toeneemt. Voornemens. Niet terugzien op het verleden, maar al onze aandacht besteden tot het goed gebruik van het tegen» woordige. — Al onze werken met zoveel zorg en vurigheid verrichten, alsof onze zaligheid daarvan afhing. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Niemand die de hand aan de ploeg geslagen heeft en achterwaarts ziet, is geschikt voor het rijk Gods. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 31. Meditatie. JEZUS GEBIEDT AAN DE WINDEN EN AAN DE ZEE. Jezus beklom een klein vaartuig en zijn leerlingen volgden Hem. En zie, daar ontstond een grote storm op de zee, zodat het scheepje door de golven bedekt werd; doch Hij sliep. En zijn leerlingen kwamen bij Hem en maakten Hem wakker, zeggend: Heer, red ons, wij vergaan. Jezus zeide hun: Wat vreest gij, kleinen van geloof? Toen stond Hij op, gebood aan de winden en de zee, en het werd zeer stil. (Matth. VIII. 23—26.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich het meer van Galilea voorstellen; het wordt door storm beroerd, de dag loopt ten einde, Jezus en zijn leerlingen bevinden zich in een vaartuig. 2e Voorspel. Gewaardig U, o Heer, mijn hoop op U zo sterk te vestigen, dat nimmer de hevigste beproevingen in staat zijn, ze te doen wankelen. Ie Punt. Wij moeten op Jezus vertrouwen te midden van algemene en persoonlijke rampen. De aarde is een plaats van ballingschap, een verblijf van beproeving, dat aan allerlei tegenspoed onderhevig is, waar de algemene en persoonlijke rampen elkaar opvolgen en dikwijls samenwerken om ons terneer te slaan. Zij die God niet kennen, zien in die verschillende gebeurtenissen niets dan de uitwerkselen van de boosaardigheid der men* sen of van een zekere samenloop van de omstandigheden, die zij toeval noemen. Wat ons betreft, wij ondescheiden door het licht des geloofs de goddelijke hand die alles bestuurt, en die de rampen en ongelukken slechts toelaat om zijn uitverkorenen te zuiveren en te heiligen. — Wij weten dat de Heer in ons midden is, en dat Hij ons zal bijstaan op het ogenblik dat Hij bepaald heeft. En noch* tans, zijn ons geloof en ons vertrouwen wel altijd vast genoeg, als dat ogenblik niet spoedig komt? Gebeurt het nimmer, dat wij een licht gevoel van mistrouwen voeden, — dat wij denken dat de Heer ons misschien verlaat? Zulk een mistrouwen is de grootste smaad die wij zijn Hart kunnen aandoen. Waarom vrezen wij toch, kleinen van geloof? Denken wij, dat Jezus minder ijver voor onze ware belangen heeft dan wij voor ons zelf, of menen wij, dat wij beter dan Hij de juiste tijd en de geschikte middelen kennen om ons te verlossen?.... O mijn Jezus, ik ben te dikwijls ondankbaar genoeg geweest, om te ver» geten dat Gij over mij met een vaderlijke tederhartigheid waakt. Vergeef mij mijn mistrouwen, en gewaardig U mij te bevestigen in het vertrouwen, dat uw goedheid om zo» veel redenen waardig is. 2e Punt. Wij moeten op Jezus hopen te midden der bekoringen en inwendige beproevingen. Is er een grondige deugd nodig, om te midden van uit» wendige beproevingen in het vertrouwen te volharden, er wordt een nog meer gevestigde deugd vereist, om de moed en de vrede te behouden in de inwendige stormen, waar* door de Heer gedoogt dat de zijnen soms heen en weer geslingerd worden. Het ogenblik der bekoring en beproeving is pijnlijk. Meermaals wordt de ziel door duizend verschil* lende bewegingen en door een volkomen ontsteltenis hét onderstboven gekeerd, zodat zij niet meer weet welke weg zij moet volgen, of welk middel zij aanwenden moet. Het schijnt dan of Jezus haar verlaat, en nochtans is Hij nimmer dichter bij haar dan in die benauwde ogenblikken. Men verhaalt van de H. Catharina van Senen, dat zij na een hevige en vernederende bekoring, die zij roemrijk overwon, tot den Heer sprak: „Waar waart Gij, mijn aanbiddelijke Bruidegom, toen zoveel onzuivere spooksels mijn verbeel* ding vervulden?” — „Ik was in het binnenste van uw hart,” antwoordde Jezus haar; „Ik was het, die u die levendige afschrik inboezemde voor de voorstellingen waarmee gij geplaagd werdt; aan mijn hulp zijt gij de over* winning verschuldigd.” — Zo staat die goddelijke Meester ook ons altijd in het hevigst van de storm bij. Hij zetelt in het binnenste van ons hart. Dikwijls schijnt Hij daar te slapen, maar zijn slaap is die van een leeuw, die slaapt met open ogen. Hij volgt met aandacht de voortgang van de beproeving. Hij telt onze pogingen en, als wij maar getrouw blijven, staat Hij bijtijds op, om aan die storm te gebieden en de kalmte er op te laten volgen. Heb ik voldoende begrepen, dat men niet te veel op Jezus hopen kan? Heb ik, te midden van de bekoringen en inwendige duisternissen, wel altijd het geloof aan zijn bescherming, het vertrouwen op zijn goedheid behouden? Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als den almachtigen Meester die alles bestuurt, zodat Hij naar zijn welbehagen, de gebeurtenissen van het leven en de rampen die de aarde treffen, toelaat of belet; — als den Beschermer vol goedheid, die niet ophoudt over ons te waken en ons met de schaduw van zijn vleugelen te bedekken. — Hem voor zijn vaderlijke zorg danken. — Ons aan zijn voeten vernederen over ons gedurig mis* trouwen. — Dit bij zijn heilig Hart herstellen; want ons mistrouwen treft Het op de gevoeligste wijze. — Hem zijn ware geest vragen, waardoor wij met geloof en vertrouwen vervuld worden. — Aan zijn goddelijk Hart beloven, dat wij altijd op zijn liefde zullen rusten. Voornemens. Vandaag dikwijls oefeningen van vertrouwen op Jezus verwekken, vooral als wij door enige inwendige of uitwendige kwellingen beproefd worden. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Vertrouw op den Heer, want Hij is goed. — Hij, die Israël bewaakt, zal niet inslapen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 32. Meditatie. GOEDHEID VAN JEZUS JEGENS DE ZONDAARS Toen Jezus in het huis van Levi aan tafel was, gingen er ook veel tollenaars en zondaars met Jezus en zijn leerlingen aanlig» gen.... De schriftgeleerden en Farizeërs, ziende dat Hij met hen at, zeiden tot zijn leerlingen: Hoe komt het toch, dat uw Meester met zondaars eet en drinkt? Jezus, die hen gehoord had, zeide hun: Die gezond zijn, hebben geen geneesheer nodig, maar die ziek zijn. (Vgl. Mare. II. 15—17.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons het huis van den tolle» naar, — een tafel die weelderig voorzien is,. — Jezus, die in het midden der zondaars zit en hen met de grootste minzaamheid en goedheid toespreekt. 2e Voorspel. Hart van Jezus, leer van mij hoe Gij de zon» daars bemint, en hoezeer ik hen naar uw voorbeeld beminnen moet. Ie Punt. De goedheid van Jezus jegens de zondaars moet ons vertrouwen opwekken. Die gezond zijn, hebben geen geneesheer nodig, maar die ziek zijn. Overwegen wij ernstig deze troostende woorden. Jezus is onze Geneesheer, Hij is van de Hemel afgedaald om ons te genezen. Hoe groter onze ellenden, hoe meer ingekankerd onze kwalen zijn, des te meer recht hebben wij ook op zijn goedheid en zorgen. O, wat kennen wij toch weinig zijn goddelijk Hart, als onze zonden, onze gebreken en onze geestelijke armoede het vertrouwen zouden verminderen, dat wij in Hem stellen moeten! Zonder twijfel haat Jezus alles oneindig, wat Hij ziet dat tegen zijn heiligheid strijdt, maar terzelfder tijd bemint Hij ons; en wanneer wij oprecht uit onze ellenden willen opstaan en onze ondeugden en gebreken verbeteren willen, dan kunnen wij van zijn hulp en be* scherming verzekerd zijn. Evenals een tederhartige moeder meer dat kind bemint, dat om zijn zwakheid het meest haar zorgen nodig heeft, zo helpt Jezus met een geheel bijzondere goedheid de berouwhebbende zondaars, die zich tot Hem bekeren, en de volmaakte zielen die web menend en voorgoed de weg van ijver en vurigheid in* slaan. O Hart van mijn Jezus, wees dus mijn schuilplaats, mijn hoop en mijn steun. Zuiver mijn ziel van haar vlekken, genees ze van haar ziekelijkheden. Ik geef mij aan uw leiding over en stel mij met het volkomenst vertrouwen in uw handen. 2e Punt. De goedheid van Jezus jegens de zondaars moet onze ijver aanvuren. Gaat en leert, wat dit woord betekent: Ik wil barms hartigheid en niet offerande. Want niet rechtvaardigen, maar zondaars ben Ik komen roepen tot boetvaardigheid. Daar Jezus ons tot de gelijkvormigheid en de vereniging van ons hart met het zijne roept, moeten wij Hem na* volgen in al de deugden, waarvan Hij het goddelijk Voor* beeld is. Maar Hij begeert vooral in ons te zien dat teder medelijden jegens de zondaars, waarvan Hij zelf gedurende zijn leven aanhoudende blijken gaf. Voor hen toch is Hij van de Hemel afgedaald, voor hen heeft Hij zijn Bloed gegeven. Hij verzekert ons, dat de terugkeer van een enkele zondaar meer vreugde in de Hemel veroorzaakt dan de volharding van negen en negentig rechtvaardigen. Indien. wij Hem beminnen en van harte begeren Hem behaaglijk te zijn, dan moeten ook wij uit al ons vermogen arbeiden om die afgedwaalde schapen, die Hij zo teder bemint, tot Hem terug te brengen. Wij hebben daartoe twee krachtige middelen tot onze beschikking: een nederig en vurig gebed, en de oefening van alle deugden van onze heilige staat. Zijn wij getrouw in het gebruiken van die middelen? Samenspraak met Jezus. — Hem aanbidden als de over* vloeiende bron van barmhartigheid en de toevlucht van alle zondaren. — Hem al onze ellenden met het volkomenst vertrouwen openleggen. — Hem de ijver voor de zaligheid van de zondaars vragen. — Hen allen aan zijn barmhartig* heid aanbevelen en in zijn H. Hart opsluiten. Voornemens. Alle gedachten en gevoelens, die strekken zouden om ons vertrouwen op Jezus te verminderen, verwerpen. — Hem al onze werken voor de zaligheid van de zondaars opdragen. Geestelijke ruiker. Die gezond zijn, hebben geen genees* heer nodig, maar die ziek zijn. — Ik ben niet om de rechts vaardigen gekomen, maar om de zondaars. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 33. Contemplatie. OPWEKKING VAN DE DOCHTER VAN JAIRUS EN GENEZING VAN DE ZIEKE VROUW. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Een der hoofden van de synagoge, met name Jaïrus, kwam Jezus opzoeken; hij wierp zich voor zijn voeten neder, en zeide Hem: ik heb een enige dochter, die op sterven ligt; kom haar de handen opleggen, om haar te genezen Jezus ging met hem en werd gevolgd door een grote menigte volks. Toen kwam een vrouw, die sedert twaalf jaar ziek was, van achter bij, raakte zijn kleed aan, en eensklaps was zij genezen Daarop kwamen de bedienden van den overste hem boodschappen, uw dochter is dood.... Jezus kwam bij het huis, en ging het vertrek binnen, waar de dochter lag. Hij nam haar bij de hand en zeide haar: Dochter, Ik zeg u, sta op! En op het* zelfde ogenblik stond zij op en begon te wandelen. 2e Voorspel. Zich de wegen voorstellen die Jezus bewan* delt; — vervolgens het huis van den overste der synagoge. 3e Voorspel. Goddelijke Jezus, geef mij het onbegrensd vertrouwen, dat alles van uw oneindige goedheid verwerft, en die dankbaarheid, die aan uw goddelijk Hart zo be* haaglijk is. Ie Punt. Een overste van de synagoge komt Jezus smeken, dat Hij diens stervende dochter geneest. De personen beschouwen. — Jezus, omringd door een talrijke menigte Altijd is in zijn heilige Persoon de* zelfde waardigheid, dezelfde zoetaardigheid en zedige statig* heid Aan zijn voeten ligt een diepbedroefde vader, die de genezing van zijn dochter af smeekt.... Verder, in het huis van dien ongelukkigen vader, de jongedochter die zo juist de geest gegeven heeft De neergeslagen familie, die rondom het lijk staat. — De woorden en handelingen. — De overste van de synagoge smeekt Jezus met vurigheid: Heer, zegt hij, ik heb een enige dochièr, die op sterven ligt; kom haar de handen opleggen, om haar te genezen en haar leven te redden. Dat verzoek is tot het Hart van onzen goeden Meester doorgedrongen; Hij volgt Jaïrus, zonder hem te antwoorden.... O mijn Zaligmaker! mijn ziel was dood voor de genade en geheel het hemels hof was bedroefd over haar lot. Maar mijn Engelbewaarder en Maria, mijn heilige Moeder, hebben U voor mij gesmeekt, en Gij zijt met goedheid gekomen om mij het leven weer te geven. O Jezus, doe mij deze weldaad toch goed begrijpen. 2e Punt. Jezus bevestigt het geloof en het vertrouwen van Jaïrus door een mirakel, dat onder zijn ogen gedaan wordt, en door woorden vol goedheid. Personen. —; Jezus wandelt voort, omgeven door een talrijke menigte. Een vrouw, die sinds twaalf jaren aan een ziekte onderhevig was, waartegen geen geneesheer iets doen kon, heeft vernomen dat Jezus daar voorbij gaat. Zij begeeft zich onder de menigte en nadert Hem van achter. Zij verhoopt haar genezing als zij maar zo ver komen kan, dat zij de zoom van zijn kleed kan aan* raken. — Woorden en handelingen. — Die vrouw, vol levendig geloof, raakt inderdaad met haar hand het kleed van Jezus aan, en zij is genezen. Luisteren wij naar de woorden, waarmee onze goddelijke Meester haar prijst en aanmoedigt: Dochter, uw geloof heeft u gezond gemaakt; ga in vrede. Jaïrus hoort die woorden van vrede; zijn geloof en zijn vertrouwen worden daardoor vergroot. Maar terwijl hij zich aan de hoop overgeeft, komt men hem bood* schappen: Uw dochter is dood. — Wat een beproeving voor een vaderhart! Jezus stelt hem met goedheid gerust. Vrees niet, zegt Hij, heb maar geloof en ze zal gezond worden. O Jezus! het geloof en het vertrouwen zijn dus onfeilbare middelen, om alles van uw oneindige goedheid te verkrijgen. 3e Punt. Jezus verwekt de dochter van Jaïrus ten leven. Personen, woorden en handelingen. — Men nadert het huis: het is vol bloedverwanten en vrienden, die schreien en groot misbaar maken Waarom maakt ge toch zulk een misbaar? zegt Jezus; het kind is niet dood, maar slaapt Als men in Jezus gelooft, is de dood niets dan een slaap, die Hij eenmaal zal doen ophouden.... Luisteren wij naar het almachtig woord waarmee Hij het dochtertje toespreekt: Dochter, ik zeg u, sta op; en op hetzelfde ogenblik wordt zij ten leven verwekt Ik heb, o Jezus, ook dat goddelijk woord gehoord. Toen ik in de dood der zonde lag, hebt Gij het niet beneden U geacht, mij uw kind te noemen, mij met goedheid bevelend, van mijn val op te staan.... En toen ik gezuiverd door mijn tranen en uw Bloed, in staat gesteld was om nog teerhartiger taal te verstaan, hebt Gij mij gezegd: Sta op, mijn web beminde, kom u verbergen in de spleten van de rots.... En Gij hebt mij ontvangen in de geheimzinnige spleet van de rots, in de wonde van uw goddelijk Hart. Geef mij, o mijn God, de genade van aan zoveel weldaden te beant* woorden door een onbegrensde dankbaarheid en een on* schendbare getrouwheid. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem met diepe eerbied en liefde onze aanbidding en erken te* lijkheid bewijzen en Hem in het bijzonder danken voor de genade van bekering, die Hij ons heeft geschonken. — Hem smeken, dat Hij ons voor een tweede val bewaart. — Hem ook smeken, dat Hij de .arme zondaars uit de rampzalige staat trekt, waarin zij verzonken liggen. Voornemens. Vandaag al onze werken uit dankbaarheid doen. — Ten minste door onze gebeden aan de bekering van de zondaars arbeiden. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Jezus, Bron van leven en van heiligheid, ontferm U over mij. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 34. Meditatie. EEN VROUW VERWERFT HAAR GENEZING DOOR HET KLEED VAN JEZUS AAN TE RAKEN. Jezus werd gevolgd door een grote menigte volks, die Hem verdrong.... Daarop kwam een vrouw, die sedert twaalf jaar ziek was, van achter bij en raakte zijn kleed aan; want zij zeide: als ik slechts zijn kleed kan aanraken, ben ik genezen. (Vgl. Mare. V. 24. 25. 27. 28.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich de weg voorstellen waarop Jezus zich bevindt; Hij wordt gevolgd door een grote menigte volks. 2e Voorspel. Geef, o mijn Jezus, dat ik het geloof, het vertrouwen en de eerbied van die vrouw navolg en ge* waardig U mij de genezing van al de kwalen van mijn ziel te verlenen. Ie Punt. Een nederig vertrouwen verkrijgt alles van Jezus. Een vrouw, die sedert twaalf jaar ziek was, kwam van achter bij, en raakte het kleed van Jezus aan; want zij zeide: als ik slechts zijn kleed kan aanraken, ben ik genezen. Het gedrag van deze vrouw is een der treffendste voorbeelden van levendig vertrouwen gepaard met nederig* heid, die het H. Evangelie ons aanbiedt. Zij verhoopt zo vast haar genezing van Jezus Christus, dat zij om die te verkrijgen, zelfs niet noodzakelijk oordeelt, Hem haar kwalen te openbaren. Zij is nederig; zij laat anderen, die zij waardiger dan zich zelf oordeelt, de eer over om met Jezus te spreken. Zij komt van achter bij en raakt met eerbied de zoom van zijn kleed aan. Vergelijken wij nu eens ons gedrag en onze gevoelens met die van deze vrouw. Als wij enige genade verwerven willen, gebeurt het dan niet dikwijls dat wij maar een half, een onvolmaakt vertrouwen hebben? Is het niet een vertrouwen, dat door het gevoel van onze ellenden verminderd wordt, omdat wij het eerder willen vestigen op ons zelf, dan op de goedheid en de ver» diensten van Jezus? Gebeurt het soms niet, dat wij van God gunsten vragen, meer ter voldoening van onze eigen» liefde en hovaardigheid, dan tot zijn eer? O mijn Jezus! geef dat ik de zieke vrouw die Gij heden geneest, navolg, en bij U zuiver de gezondheid voor mijn ziel zoek, zonder te wensen dat uw gunsten ter kennis van de mensen komen. Leer mij uw gaven met nederigheid ontvangen, in stilte behouden en ze vruchten doen dragen door de ingetogen» heid en getrouwheid. 2e Punt. In Jezus Christus geeft alles leven. Evenals in de balsemplant alles: wortel, stam, blad, bloem en vrucht, welriekend is, zo ook geeft en verspreidt in onzen goddelijken Meester alles leven. Niet alleen zijn goddelijke hand, zijn woord, zijn wil zijn krachtig genoeg om mirakelen te doen, maar ook zijn klederen delen in die wonderdoende kracht. De zieke vrouw van het Evangelie had dit door een geheime ingeving begrepen. Zij haast zich om er het uitwerksel van te ondervinden, en zij verwerft, wat zij verhoopte. Waarom kan ik niet, evenals zij, mij een zelfde gunst waardig maken, ik die het geluk heb, niet slechts het kleed van Jezus aan te raken, maar Jezus zelf in het mid» den van mijn hart te ontvangen? Dat is omdat mij de nodige gesteltenis ontbreekt. Jezus, de kracht kennend die van Hem was uitgegaan, keerde zich om en zeide: Wie heeft mijn klederen aangeraakt? Zijn leerlingen zeiden Hem: Gij ziet dat de menigte van alle zijden op U aandringt, en Gij vraagt: Wie heeft mij aangeraakt? Velen van hen die bidden, dringen Jezus evenals de menigte, dat wil zeggen, naderen Hem zeer dicht, zonder nochtans van Hem te verwerven wat Hij zo vurig verlangt te geven, omdat zij geloof, nede* righeid en vooral vertrouwen missen. Maar zij, die evenals deze zieke vrouw Hem weten aan te raken, of beter gezégd: tot Hem weten te bidden, zó dat het tot zijn H. Hart door* dringt, ondervinden evenals zij, de uitwerkselen van zijn alvermogende kracht en oneindige goedheid. Zo moet ik dus bidden; een levendig geloof moet mij alvermogend maken op zijn aanbiddelijk Hart en mij van dat Hart alles doen verkrijgen, wat ik voor zijn glorie, mijn heiligmaking en de zaligheid van de zielen vragen zal. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen God en Zaligmaker, wiens macht en goedheid oneindig zijn. — Hem met vertrouwen al de kwalen van onze ziel openleggen, en de genezing ervan vragen. — Verscheiden akten van geloof en vertrouwen verwekken. — Hem bidden voor de zaligheid van de zielen, vooral van die aan de zorgen van de Orde of Congregatie toevertrouwd zijn. Voornemens. Al onze gebeden doen met geloof, nederig* heid en vertrouwen. — Vandaag meermaals ten minste in* wendig een oefening doen van de deugd, die we van deze drie het meest nodig hebben. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Heer, verhoor mijn gebed en mijn nood* kreet kome tot U. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 35. Meditatie. JEZUS GENEEST EEN MAN, DIE SEDERT ACHT EN DERTIG JAREN ZIEK WAS. Er was te Jeruzalem een badplaats, de badplaats der schapen genaamd; ze had vijf gaanderijen, waarin een groot aantal zieken lagen Er was daar een man, die sinds acht en dertig jaren ziek was. Jezus zeide hem: Wilt gij genezen worden? De zieke antwoordde: Ik heb niemand, die mij in het bad brengt. Jezus zeide hem :Sta op, neem uw bed op en wandel. En op hetzelfde ogenblik was de man genezen. (Vgl. Joan. V. 2. 3. 5 9.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich het bad voorstellen; het is een grote waterkom, waarin men de schapen reinigt die voor de offeranden bestemd zijn; ze is omgeven door gaanderijen, die vol zieken en gebrekkigen liggen. 2e Voorspel. Gewaardig U, o Heer, aan mijn ziel dat volmaakt vertrouwen in te boezemen, waaraan Gij niets weigert, en die heilige sterkte, die aan uw genade met moed beantwoordt. Ie Punt. Alleen van de genade van Jezus moeten wij de genezing van onze ziel verwachten. Ik heb niemand die mij in het bad brengt. De zieke van het Evangelie dacht dat zijn toestand hopeloos was, omdat hij zelf tot zijn genezing niets vermocht, en zag dat hij van de mensen verlaten werd. Het ogenblik van zijn genezing was echter nabij; want juist deze hopeloze en verlaten toestand bewoog Jezus tot medelijden en zette Hem aan, hem te genezen. Zo zijn ook wij dikwijls op het punt grote genaden te bekomen, op het ogenblik dat alles ons schijnt te ontbreken. God let nimmer méér op onze noodwendigheden, dan wanneer wij van alle mense* lijke hulp verstoken zijn. Hij stelt dikwijls uit om ons te helpen, tot alles verloren schijnt. Hij laat ons soms zolang met moeilijkheden en bekoringen kampen, tot het ons als onmogelijk schijnt, die ooit te kunnen overwinnen. Hij doet dit om ons vertrouwen te beproeven, om ons te leren hopen tegen alle hoop in, om ons schatten van verdiensten te bezorgen. Hij doet het, opdat wij de bevrijding van onze kruisen en bekoringen of de nodige bijstand in die kwel» lingen van Hem alleen zouden hopen en verwachten. Hij verlangt dat wij onze onmacht erkennen, en de bevrijding en de verlichting aan Hem alleen zouden toeschrijven. Hij doet het dus uit liefde tot ons O, hoe aangenaam is aan God een ziel, die evenals Abraham, hoopt tegen alle hoop in! Hoe vermogend op het Hart van Jezus is het gebed van een ziel, die door de hardste beproevingen en de moeilijkste ontberingen niet aan ’t wankelen gebracht kan worden. God zal haar niet verlaten; neen, Hij zou eer ophouden God te zijn, dan een eenvoudige en getrouwe ziel aan haar lot over te laten. 2e Punt. Jezus wil van ons, dat wij met zijn genade door standvastige en edelmoedige pogingen meewerken. Jezus zeide hem: Sta op, neem uw bed op en wandel. Jezus is altijd bereid om de zielen bij te staan, die op Hem vertrouwen. Maar Hij wil, dat zij van haar kant edelmoedige pogingen doen, om met zijn genade mee te werken en uit de staat van onvolmaaktheid, waarin zij zich bevinden, op te staan. Dat leren ons de woorden: Sta op, neem uw bed op en wandel. — Sta op: Wij moeten door een sterk en kloekmoedig besluit verzaken aan onze kwijningen en onstandvastigheid, aan die halfheid in onze zelfopoffering en stiptheid, die wij maar al te dikwijls tonen. — Neem uw bed op: Wij moeten niet beschroomd zijn voor een weinig arbeid, voor enige moeilijkheden of vernederingen. Wij moeten edelmoedig ons kruis opnemen. — Wandel: Eenmaal het pad der vurigheid opgegaan, moeten wij onophoudelijk er op vorderen, standvastig ons kruis dragen, niet stil -blijven staan en niet achterwaarts zien. In de oefening van het lichaam moet men matigheid gebruiken; een al te gedurige en overdreven arbeid zou zijn krachten uitputten en het doen bezwijken. De ziel daarern tegen wordt sterk onder arbeid en strijd. Hoe meer zij de genegenheden van de natuur versterft, hoe meer God zich ook aan haar mededeelt, om haar te verheffen boven haar eigen zwakheid en haar het versterkend voedsel van zijn genade en liefde te doen smaken. Laat ons dus uit onze slaperigheid ópstaan; God zelf spoort ons hiertoe aan. Wij zijn zeker van zijn bijstand, als onze wil oprecht en werkdadig is. . Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus.. — Hem met het volkomenst vertrouwen de genezing van onze geestelijke zwakheden vragen. —: Ons geheel aan zijn leiding overgeven, Hem smekend dat Hij ons heiligt door alle middelen die het Hem behagen zal, te kiezen. — Hem edelmoedig de offerande doen van onze lafheden en onze weerzin, kortom van alles wat ons verhindert in de deugd te vorderen, zoals zijn genade van ons vraagt. Voornemens. Met edelmoedigheid alle ingevingen van de genade volgen. Geheel onze hoop op God stellen. De inwendige versterving oefenen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Sta op, verloochen u zelf, neem uw kruis op en volg Mij. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. Meditaties II 36. Meditatie. INWENDIGE REGEL VAN DE OORDELEN EN HANDELINGEN VAN JEZUS CHRISTUS. Ik oordeel naar wat Ik hoor, en mijn oordeel is rechtvaardig, omdat Ik mijn eigen wil niet zoek, maar de wil van die Mij gezonden heeft. (Joan. V. 30.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich een plein van Jeruzalem voorstellen ; —: daar Jezus beschouwen, die met gezag tot de Farizeërs en de Hem omringende menigte spreekt. 2e Voorspel. Geef mij de genade, o Jezus, mijn oordelen en gevoelens altijd naar de uwe te regelen, door naar uw voorbeeld in alles niet mijn eigen wil, maar de wil van uw hemelsen Vader te doen. Ie Punt. Inwendige regel van de oordelen van Jezus Christus. Ik oordeel naar wat Ik hoor, en mijn oordeel is rechtvaardig. Die woorden leren ons, welke regel Jezus volgde in zijn oordeel en welke ook die van onze oordeelvellingen zijn moet. Wij oordelen te dikwijls over de dingen naar hun uiterlijke schijn en volgens onze driften. Jezus daaren? tegen oordeelde er over volgens de inwendige getuigenis van de Heilige Geest. Gevestigd in een volmaakte inge? togenheid, maakte Hij zich, niettegenstaande de drukste en verstrooiendste bezigheden, een inwendige eenzaamheid, waarin Hij zijn Vader en de Heilige Geest raadpleegde. Ofschoon zijn heilige Mensheid, verenigd als zij was met de Godheid, inwendig altijd bezig was met zijn Vader en de Heilige Geest, gebruikte Hij toch alle middelen, die de andere mensen nodig hebben om zich in de ingetogen? heid te vestigen en ze te behouden; want Hij wilde hun daarvan een voorbeeld geven en hun de genade daartoe verwerven. O hoe goed en rechtvaardig zouden wij over alles oordelen, als wij, getrouw in de navolging van Jezus, steeds in het binnenste van ons hart gingen om Hem over alles te raadplegen, alvorens te oordelen en een of andere uitspraak te doen! Dan zouden de genoegens van dit leven ons niets anders toeschijnen dan wat zij wezen* lijk zijn, te weten: een broos en vergankelijk voordeel, een oppervlakkig en kortstondig vermaak. Dan zouden de ijdele voldoeningen van hoogmoed en eigenliefde in onze ogen niets zijn dan een bedwelmende rook, die het ver* stand verduistert en de ziel bevlekt. Dan zouden daaren* tegen kruis en tegenheden, vernederingen en moeilijkheden voor ons beminnelijk worden, want wij zouden ze be* schouwen van de kant der onschatbare voordelen, die zij aan de getrouwe zielen verschaffen. Wie zal mij, o mijn Jezus, geven, dat ik al die dingen volgens een zo wijze regel ■waardeer? Zo hebben de Heiligen er over geoor* deeld; zo zal ik in het uur van mijn dood er over oordelen. Gedoog niet, o mijn Zaligmaker, dat ik tot dit laatste ogenblik wacht, om mij bij U te verlichten en volgens uw licht te wandelen. 2e Punt. Inwendige regel van de handelingen van Jezus Christus. Ik zoek niet mijn eigen wil, maar de wil van die Mij gezonden heeft. Evenals de Geest van Jezus, ons goddelijk Voorbeeld geheel bezig was met de tegenwoordigheid van zijn Vader, zo was ook het Hart en de wil van Jezus geheel met de wil van zijn Vader verenigd. Daar nu de werken uit het hart en de wil voortkomen, daarom geschiedden al de werken van dien aanbiddelijken Zoon ter liefde van zijn Vader en in overeenstemming met zijn allerheiligste wil, die de Heilige Geest Hem inwendig kennen deed. De Heilige Geest openbaarde inwendig aan den Zoon de wil van den Vader en het Hart van Jezus, dat oplettend was op zijn minste ingevingen en volkomen gehoorzaam daar* aan, voerde alles getrouw uit, wat de Heilige Geest Hem ingaf. Zo ook moeten wij religieuzen, in alles niet de ingeving en neiging van onze bedorven natuur, maar de ingeving van de Heilige Geest volgen. Het is zeer moeilijk om die goddelijke ingevingen te onderscheiden en er ge* hoor aan te geven, als men uitgestort en vol eigenliefde is. Maar als men met een goede wil de ingetogenheid en de versterving, vooral de inwendige versterving beoefent, dan stelt de Geest Gods die een Geest van goedheid is* niet uit, om zijn tegenwoordigheid te doen gevoelen. Dan verlicht, bestuurt en ondersteunt Hij de getrouwe ziel, dan vernieuwt Hij gedurig haar vurigheid en brengt Hij ze lang* zamerhand tot de gelijkvormigheid met Jezus. Zou ik zulke kostbare voordelen niet verlangen? Zou ik nog langer de middelen verwaarlozen, die de Heer mij in handen geeft om die te bekomen? Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als het goddelijk Voorbeeld van alle deugden, als den Meester van het inwendig leven. — Ons aan zijn voeten vernederen over de onachtzaamheden, die ons ver* hinderd hebben om in dat heilig leven vorderingen te maken. — Hem zijn bijstand vragen, onder belofte van met moed al de middelen te bezigen die zijn goedheid ons aanbiedt, om met de genade mede te werken en de Heilige Geest in ons te vestigen. Voornemens. Vandaag bijzonder de ingetogenheid oefenen. — De neiging bestrijden, die ons het meest aanzet om aan de genade weerstand te bieden. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ik zal luisteren naar wat de Heer mijn God in het binnenste van mijn hart zeggen zal. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 37. Meditatie. HÉT WARE LEVEN VINDT MEN ALLÉÉN IN JEZUS. Jezus zeide tot de Joden: Gij leest zorgvuldig de Schriftuur, omdat gij meent daarin het eeuwig leven te vinden. Deze nu geeft getuigenis van Mij, maar gij wilt niet tot Mij komen om het leven te hebben Hoe kunt gij geloven, die de eer van elkander aanneemt, en de eer die van God alleen komt, niet zoekt? (Vgl. Joan. V. 39. 40. 44.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich een plein van Jeruzalem voorstellen; —daar Jezus beschouwen, die met gezag tot de Farizeërs en de Hem omringende menigte spreekt. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, aanbiddelijke Bron van het leven, die U zelf aan de nederige en zuivere zielen mededeelt, geef dat ik U met een grote oprechtheid van hart zoek en dat ik, na U gevonden te hebben, mij nimmer van U afscheide. Ie Punt. Het eeuwig leven wordt slechts door een werk» dadig geloof in Jezus verkregen. Gij leest zorgvuldig de schriftuur, zeide Jezus tot de Joden, omdat gij meent, daarin het eeuwig leven te vinden, Hoe vleselijk dit volk ook was, verlangde het toch de zalig» heid. Niet zo zeer door onverschilligheid zondigde het, als wel door verblindheid. De Schriftuur, zeide de goddelijke Zaligmaker, geeft van mij getuigenis. Waarom erkenden zij Hem dan niet ? Jezus duidt zelf ons de reden daarvan aan. Gij wilt niet tot Mij komen, om het leven te hebben. Een kwade wil verblindt het verstand; dit zien wij in de Joden. Zij verlangden het eeuwig leven, maar wijl het hun te moeilijk toescheen de goederen van het tegenwoordig leven te verzaken om het eeuwig leven te vinden, wilden zij het niet zoeken door een armen, nederigen en verstorven Messias te volgen. Hun dwaasheid, o mijn God, was zeker groot; maar is de mijne het wel minder, als ik in de Hemel wil komen, zonder de voetstappen van den ver* nederden en lijdenden Jezus te volgen? De Joden wilden Hem niet als den beloofden Verlosser erkennen. Ik weiger Hem die roemrijke titel niet; ik aanbid Hem als mijn Zalig* maker, als den enigen Meester van mijn hart, den godde* lijken Bruidegom van mijn ziel, wien ik al mijn genegen* heden geschonken heb. Maar vergeet ik niet al te dikwijls, dat Hij ook het Voorbeeld is, dat ik moet volgen, de Aan* voerder onder wien ik strijden moet? Ben ik wel overtuigd dat ik, om mij aan Hem te verbinden, mij zelf verlaten moet? Dat ik, om vervuld te zijn met zijn geest, in alles mijn eigen geest moet verzaken? Dat ik, om een volkomen gelijkvormigheid van hart met Hem te verkrijgen, mij ont* doen moet van alle neiging, die vreemd is aan zijn heilige liefde? Goddelijke Jezus, ik geloof, maar vul Gij aan, wat aan mijn geloof ontbreekt. Maak het krachtdadig en levendig, maak het vruchtbaar door de liefde. 2e Punt. De nederigheid is noodzakelijk om geloof in Jezus te hebben. Hoe kunt gij geloven, die de eer zoekt, die gij aan elkander geeft? Het was de hoogmoed, die de Joden ver* blindde en hun Jezus deed miskennen. De hoogmoed is nog heden de ongelukkige gesteltenis, die zoveel harten ver* hindert, zich ten volle aan Hem toe te wijden. De achting van ons zelf en de verkleefdheid aan onze eigen zin vormen een beletsel tegen de mededeling van de geest van Jezus en onderhouden in onze ziel de geest der wereld en der bedorven natuur. O Jezus, doe mij begrijpen hoe nadelig die ondeugd voor mij is. Wapen mijn hart met een heilige moed, om ze te bestrijden en te overwinnen. Geketend door haar boeien, hoor ik hoe Gij mij dit teder verwijt toevoegt, waardoor Gij mij wilt opwekken en mij moed geven wilt: Ziel, die Ik uitgekozen heb en tot de vereniging met Mij roep, Gij wilt niet tot mij komen, om het leven te hebben.... O mijn Zaligmaker, tot wien zal ik gaan, als ik mij van U verwijder? Gij hebt de woorden en de genade van het eeuwig leven. Neen, ik zal U voortaan niet meer ontrouw zijn; geef mij uw liefde, vervul mij met uw geest en ik zal mij aan U hechten voor tijd en eeuwigheid. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. —; Hem aanbidden als onzen Zaligmaker, onzen Meester en ons Licht. — Hem bidden dat Hij ons goed doet begrijpen, dat men slechts tot het eeuwig leven komt, door zich zelf te verloochenen en zich aan Hem te verbinden. — Ons aan zijn voeten vernederen over de ongetrouwheden die ons geweten ons verwijt. — Hem smeken voor de zwakke zielen, die nog weinig in de oprechte nederigheid gevestigd zijn/— Hem voor ons zelf al de bijstand vragen die wij nodig hebben. Voornemens. Ons zelf vandaag aan Jezus verbinden door vurige oefeningen van geloof, liefde en nederigheid. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz.' 6. Geestelijke ruiker. Heer, tot wien zal ik gaan, tenzij tot U? Gij hebt de woorden van het eeuwig leven. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 38. Meditatie. DE LIEFDE HERSTELT DE ZÓNDEN. * Een- Farizeër verzocht Jezus bij zich ten eten. Hij ging het huis. binnen en zette zich aan tafel. Ter zelfder tijd kwam een slechte vrouw, die wist dat Jezus bij den Farizeër aan tafel was, met een albasten kruik vol welriekende olie daar aan en, zich aan zijn voeten plaatsend, begon zij die met haar tranen te besproeien. Zij droogde ze met haar haren af, kuste ze en begoot ze met die welriekende olie.... Jezus zeide tot de vrouw: „Uw zónden zijn u vergeven, uw geloof heeft u behouden, ga iri vrede”...: En tot Simon zeide Hij: „Vergeven zijn haar vele zonden, omdat zij veel bemind heeft.”. (Vgl. Luc. VII. 36. 37. 38. 47. 48. 50.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich het huis van den Farizeër voorstellen, een groot getal gasten zit er met Jezus aan tafel, Magdalena ligt aan de voeten van Jezus. 2e Voorspel. Geef, o mijn Zaligmaker, dat ik het berouw en de liefde van die boetvaardige zondares navolgend, waardig worde, zoals zij de vergeving van vele zonden te verkrijgen. Ie Punt. De liefde is de volmaaktste voldoening voor de bedreven zonden. Vergeven zijn haar vele zonden, omdat zij veel bemind heeft. Die woorden, door onzen goddelijken Meester ten gunste van Magdalena en van alle ware boetvaardigen ge* sproken, bevatten zo heilzame onderrichtingen, dat men ze niet genoeg overwegen kan. Vergeven zijn haar vele zonden, omdat zij veel bemind heeft. De menigte van onze zonden is dus geen beletsel voor de vergeving, als men zijn grote en langdurige ongetrouwheid door een grote liefde herstelt. Ja wat meer is, God wiens dierbaarste eigenschappen de goedheid en de barmhartigheid zijn, stelt er zijn behagen in om de genade overvloedig te maken, waar de zonde over* vloedig geweest is, ten einde door die overvloedige: uit» storting van de genade zijn macht en liefde beter te doen blijken. God is liefde; door de liefde moet men dus tot Hem naderen, als men het ongeluk gehad heeft zich door de zonde van Hem te verwijderen. De liefde; steunend op het geloof en vergezeld van een groot vertrouwen, bracht Magdalena bij Jezus. De liefde deed haar alle schaamte overwinnen. De liefde deed haar besluiten om zich te ver* nederen, zich aan de voeten van Jezus te werpen en die voeten te kussen. De liefde deed haar bitter wenen, en verdiende haar de troostvolle woorden van Jezus: „t/ir zonden zijn u vergeven, ga in vrede”.... Hebben ook wij veel gezondigd, laat ons dan ook veel beminnen, en wij zullen evenals Magdalena de vergeving van onze vele zonden bekomen. Ja Heer, ik wil U beminnen, maar help mijn zwakheid. Geef mij uw liefde en uw genade, en ik zal U uit geheel mijn verstand en uit al mijn krachten beminnen. 2e Punt. De vergeving van onze zonden moet ons op* wekken om God meer en meer te beminnen. Is de liefde een noodzakelijke gesteltenis, om de vergeving van vele zonden te verwerven, die vergeving zelf is de krachtigste beweegreden, die ons moet aansporen om den Heer te beminnen. Het vuur van de goddelijke liefde, dat onze rechtvaardigmaking begint, moet dus iedere dag, ja iedere stond nieuwe voortgang doen. Dat vuur ook moet, na onze verzoening bewerkt te hebben, onze volharding ver* zekeren door in ons hart de afschuw voor de zonde te bewaren, die het daarin verwekt heeft. Dat liefdevuur moet, terwijl het over onze zielen steeds meer overvloedige genaden aftrekt, haar in de oefening van alle deugden voortgang doen maken. Magdalena is ook hierin ons voor* beeld. Gerechtvaardigd door haar liefde en vooral door de barmhartigheid van Jezus, wordt zij door een nog vuriger liefde tot dien goddelijken Zaligmaker ontvlamd: Al haar gedachten, neigingen en handelingen streven enkel naar zijn dienst en glorie. Zij volgt Hem tot op de Kalvarieberg. Na zijn dood zoekt zij Hem in het graf, en als Hij eindelijk de aarde verlaten heeft om naar de Hemel weder te keren, wijdt zij het overige van haar leven aan de boetvaardigheid en aan de verhevenste deugden. O, wat is haar voorbeeld geschikt om mij te beschamen, mij, die zo koud en onachtzaam, ja dikwijls zo ongetrouw, in één woord zo weinig door de liefde tot Jezus ontstoken ben! Of zou ik minder dan Magdalena aan Hem ver* schuldigd zijn? Heeft Hij mij minder goedheid, minder zoetaardigheid of liefde betoond?.... Goddelijke Jezus, gedoog niet, dat ik langer uw goedheden onwaardig zij. Ondersteun mij met uw genade, dan zal geheel mijn leven voortaan niets meer dan een gedurige oefening van liefde zijn. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen Zaligmaker, vol goedheid en barm* hartigheid. — Hem de liefde en het leedwezen van de H. Magdalena aanbieden en Hem danken voor de gunsten, waarmee Hij zich gewaardigd heeft haar te overladen. — Hem smeken, dat Hij ons evenals haar, vervult met een vurige liefde jegens Hem en met een levendige afschrik van de zonde. — Een akte van oprecht leedwezen verwekken over al de zonden die \yij bedreven hebben. — Beloven dat wij Magdalena zullen navolgen, en ons vroeger gedrag zullen herstellen door een aanhoudende vurigheid en ge* trouwheid. — Hiertoe zijn genade vragen door de voorspraak der H. Magdalena. Voornemens. Dikwijls door de dag ons in de geest aan de voeten van Jezus nederwerpen, om Hem de ver* geving van onze zonden en de gaven van een volmaakt berouw en een oprechte liefde af te smeken. — In de geest van boetvaardigheid alles verdragen, wat ons vandaag moeilijks en vooral vernederends overkomen zal. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Geef mij, Heer, uw liefde met uw genade, dan ben ik rijk genoeg. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 39. Meditatie. ZACHTAARDIGHEID EN GOEDHEID VAN JEZUS. Jezus verwijderde zich van die plaats, en een grote menigte volks volgde Hem, en Hij genas hen,.... opdat dit woord van den Profeet vervuld zou worden: Deze is mijn Dienaar, dien Ik uitgekozen heb, mijn Welbeminde. Ik zal mijn Geest op Hem doen rusten.... Hij zal het geknakte riet niet verbreken en het nog rokende lemmet niet uitdoven. (Vgl. Matth. XII. 15. 17. 18. 20.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons Jezus Christus, ons zijn goddelijk Hart tonend en ons uitnodigend, om de zacht* aardigheid en de nederigheid van dat aanbiddelijk Hart te komen leren. 2e Voorspel. Aanbiddelijk Hart van Jezus, doordring mij met uw geest, maak mij zachtaardig en nederig, geef dat ik U verheerlijk en harten voor U win. Ie Punt. De zachtaardigheid van het Hart van Jezus moet al onze liefde opwekken. Hij zal het geknakte riet niet verbreken, en het nog rokende lemmet niet uitdoven. Onder de deugden die wij in het Hart van onzen aanbiddelijken Meester bestuderen moeten, komen de nederigheid en de zachtaardigheid op de eerste plaats. Jezus, van de Hemel gekomen om de mensen zalig en gelukkig te maken, had voor hen niets dan goedheid, barmhartigheid en tederheid. Wij lezen in het H. Evangelie niet, dat Hij ooit een enkele zieke of zondaar, dfe tot Hem zijn toevlucht nam, afgewezen heeft: Hij g/ng aan allen goed doende voorbij. Hij riep alle mensen tot zich: Komt allen tot Mij, die vermoeid en beladen zijt, en lk zal u verkwikken. Wie dorst heeft, kome tot Mij en drinke. Die gezond zijn, hebben geen geneesheer nodig, maar die ziek zijn. Deze woorden en de talloze daden van liefde en barmhartigheid, zoals de opwekking van den zoon der weduwe van Naïm, de vergeving die Hij aan Magdalena en aan de overspelige vrouw schonk, het lief de vol onthaal, dat de kindertjes genoten die men bij Hem bracht om ze te zegenen, bewijzen genoeg, hoe de gesteltenis van het aanbiddelijk Hart van Jezus was. O Goddelijk Hart van mijn Jezus, geef .dat ik U kenne, opdat ik U beminne. Immers wanneer ik U waarlijk kefr, hoe zal het mij dan mogelijk zijn, U niet te' beminnen? Men bemint een tederhartigen vader, een liefdevolle moeder, en zou men dan U niet beminnen, o oneindig barm» hartige Zaligmaker, U, wiens Hart vol van goedheid, zacht» aardigheid en liefde is? O Hart, de liefde van alle harten waardig, doe mij al uw beminnelijkheden kennen, en maak mij bekwaam, om U te beminnen met een liefde zonder maat of beperking. 2e Punt. Wij moeten de zachtaardigheid van het Hart van Jezus navolgen, om Het glorie te geven. Het Hart van onzen goddelijken Zaligmaker wordt, helaas! door de meeste mensen noch gekend, noch bemind. Wij moeten Het daarom zoveel mogelijk, door alle mensen doen kennen en beminnen. Hij wil, dat wij in zijn heilig Hart, in de Bron van alle deugden en genaden, komen putten, ten einde ons van zijn geest te doordringen, en te smaken hoe zoet, hoe zachtzinnig zijn gevoelens, hoe beminnelijk zijn deugden en hoe gelukkig de harten zijn, die zich aan Hem verbinden. Hij wil verder, dat wij levende afbeeldsels van zijn zachtmoedigheid en liefde worden. Hij wil, dat wij naar zijn voorbeeld vol tedërhartigheid en liefde zijn jegens de kinderen, de zieken, de ongelukkigen, jegens zon* daars en zwakken. Hij verlangt ons vol toegevendheid en goedheid jegens allen te zien, zodat wij allen die tot ons komen, noodzaken te erkennen, hoe groot de kracht van zijn genade en de zachtheid van zijn geest is. Hij wil dat wij, sprekend uit de overvloed van een hart vol van zijn zachtzinnigheid, alle harten voor Hem winnen en aan Hem verbinden. Samenspraak met Jezus. — Zijn heilig Hart als de heilige Bron van de ware zachtaardigheid en liefde eren en aap bidden. — Hem de genade vragen, ons nauw met zijn Hart te verenigen en ons aan dat Hart gelijkvormig te maken, om de inzichten van zijn tederheid en barmhartigheid te vervullen, waarmee Hij óns tot de religieuze staat geroepen heeft. Voornemens. De zachtmoedigheid, het verdragen van de gebreken, de lieftalligheid jegens de personen met wie wij moeten omgaan, beoefenen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. O Jezus, geef dat ik mij ernstig be< ijver, om naar uw gebod en voorbeeld zachtmoedig te worden, ten einde rust te vinden voor mijn ziel. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 40. Meditatie. EERSTE ZALIGHEID. — ARMOEDE VAN GEEST. Toen Jezus zag, dat een grote menigte volks Hem volgde, klom Hij op een berg, en als Hij neergezeten was, kwamen zijn leer* lingen bij Hem en Hij onderwees hen, zeggend: Zalig de armen van geest, want het rijk der hemelen behoort hun toe. (Matth. V. 1. 2. 3.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich de berg voorstellen, waarop Jezus neergezeten is. De leerlingen omringen hun goddelijken Meester en luisteren met het vergaderde volk naar zijn heilig woord. 2e Voorspel. Verleen mij, o Heer, de ware geest van armoede, zoals Gij die in ware religieuzen begeert. Ie Punt. Geluk van allen, die de geest van armoede betrachten. Zalig de armen van geest. Om de gehele betekenis van dit woord te begrijpen en te smaken, moeten wij beschouwen, welke grote voordelen de armoede ons aanbrengt. Zij ont* hecht ons hart van de aardse zaken, ontdoet ons van de zorg en de bekommering, die het bezit van de aardse goede* ren vergezellen, en bereidt ons voor tot de mededeling van de Heilige Geest, die onthechte harten en vreedzame zielen zoekt. De armoede maakt ons meer en meer aan Jezus gelijk en verenigt ons met zijn aanbiddelijk Hart. Die goede Meester immers laat zich nooit in mildheid overwinnen en verrijkt ons des te overvloediger met de schatten van zijn genade, naarmate wij meer grootmoedig alles aan zijn liefde opofferen. De Apostel had dit goed begrepen, toen hij zeide: Ik beschouw alles als slijk en drek, en ik heb het veracht om Christus te gewinnen. Indien wij dit ook zo begrijpen en de geest van onthechting betrachten door aan alle wereldse dingen te verzaken, en ons zelf geluk te wensen omdat wij ervan ontdaan zijn, — indien wij de armoede als onze moeder beminnen, en in alle omstandig* heden haar bewijzen van onze tedere genegenheid trachten te geven, dan zullen wij het geluk en de voordelen ervan ondervinden, en in overvloed de vruchten plukken die zij in de getrouwe zielen voortbrengt. 2e Punt. Hoe wij de geest van armoede betrachten moeten. Zalig de armen van geest. Jezus wil ons in het bezit van de eerste zaligheid stellen, maar Hij verwacht van onze zijde een getrouwe medewerking met de genaden, waardoor Hij ons voorkomt. Hij wil dat wij, doordrongen van achting voor de geest van armoede, die het kenmerk van alle ware reli* gieuzen is, al onze zorg besteden om die geest te verkrijgen en te behouden. Die geest is zo noodzakelijk voor onze Congregatie, dat als men die verliezen zou, Jezus Christus haar niet meer voor de zijne erkennen en haar aan haar zelf, dat is aan een nabijzijnde ondergang, overlaten zou. Wij moeten ons des te meer in die geest van armoede be» vestigen, wanneer wij in de ons opgelegde bediening, soms verplicht zijn iets aan de zwakheden en welvoeglijkheden der wereld toe te geven, en die geest zeer licht kunnen ver* liezen, als hij niet diep in ons hart geworteld is. Met hoe* veel zorg moeten wij ons dus in alles voegen naar de geest van die heilige armoede, die het bolwerk van het geestelijk leven en de onafscheidelijke gezellin van onzen goddelijken Bruidegom is! Ieder van ons moet zich gelukkig achten, als ons in het verschaffen van het noodzakelijke, het slechtste en grofste gegeven wordt en wij als de minsten van het huis behandeld worden. Ben ik getrouw in het naleven van die punten? Wend ik al mijn pogingen aan om dagelijks de liefde voor de minachting, voor vernedering en armoede dieper en dieper in mijn hart te prenten, en om mij zelfs van de geringste zaken te onthechten? Dit is nochtans Jezus’ vurig verlangen, en slechts tegen die prijs belooft Hij mij de eerste zaligheid. Samenspraak met Jezus, — Hem bedanken voor de genade van onze roep. — Hem vragen: de achting en de liefde voor de religieuze armoede, en de genade om haar volmaakt te beoefenen. — Vooral van Hem de geest van armoede vragen; Voornemens. Vandaag in alles de geest van onthechting en de liefde voor de armoede beoefenen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Gestelijke ruiker. Zalig zij, die arm van geest zijn. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 41. Meditatie. TWEEDE ZALIGHEID. — ZACHTMOEDIGHEID. Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde bezitten. (Matth. V. 4.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich de berg voorstellen, waarop Jezus neer* gezeten is. De leerlingen omringen hun goddelijken Meester en luisteren met het vergaderde volk naar zijn heilig Woord. 2e Voorspel. O Jezus, zachtmoedig en nederig van Harte, maak ons hart gelijkvormig aan uw Hart. Ie Punt. Voordelen van de zachtmoedigheid. Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde bezitten. De zachtmoedigheid heeft dit bijzonders, dat zij niet slechts behaaglijk is in de ogen van God, maar daarenboven ook zeer welgevallig aan de mensen. Daarom is het voor de zachtmoedigen zo gemakkelijk de harten te winnen en te leiden. Door zijn zachtmoedigheid maakte de grote Apostel zich alles voor allen, om allen voor Jezus Christus te winnen. Tevergeefs zouden wij hopen met vrucht aan het zielenheil vain de noodlijdende mensheid te werken, als wij niet naar ons best vermogen trachtten, in geheel ons gedrag de zachtmoedigheid van Jezus na te volgen en te doen uit* schijnen. De driftigen toch maken anderen des te meeT van zich afkerig, hoe meer dezen bemerken, dat zij zich door hevigheid laten beheersen, en dat de heilige liefde hen niet beweegt.... Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde bezitten. Zij zullen in dit leven een macht bezitten, waaraan niets vermag te weerstaan. Zij zullen naar wens slagen in hun bedieningen en liefdewérken. Maar vooral zullen zij na hun dood de aarde der levenden, de Hemel bezitten, die beloofd is aan al de navolgers van het zacht* moedig en nederig Hart van Jezus. O, hoe wenselijk is die kostbare deugd! Met welk een ijver moet ik trachten haar te verkrijgen! Is zij noodzakelijk voor alle christenen, voor religieuzen is zij onontbeerlijk. Want wij zijn door de genade van onze roep uitverkoren tot de gelijkvormigheid en de vereniging met Jezus, en bestemd om Hem te dienen, te doen kennen en beminnen. 2e Punt. Kenmerken van de ware zachtmoedigheid. — Middelen om ze te verkrijgen. Om zover te komen, dat wij in ons die goddelijke zacht* moedigheid doen uitschijnen, die ons overal als ware leer* lingen van onzen goddelijken Meester moet doen erkennen, is het nodig, dat wij getrouw zijn aan de ontelbare genaden, waarmee Hij ons aanhoudend overlaadt, en ons ernstig be* ijveren, om naar het voorbeeld en het gebod des Heren zachtmoedig van hart, dat is: van een zachtaardig gemoed te worden. Daarom moeten wij ons niet alleen zorgvuldig wachten voor het uitdrukken van gramschap en voor uit* Meditaties II ® drukkingen van drift, maar er ons ook naarstig op toe* leggen om elke innerlijke gramschap, elke innerlijke drift en neiging tot hevigheid te bestrijden en met de wortel uit te roeien. De ware zachtmoedigheid blijft zich zelf in alle omstandigheden gelijk. Versmading, slechte behande* ling, ondankbaarheid, niets is in staat haar te ontstellen. Zij schrikt ook niet terug voor de moeilijkheden die haar in de weg komen, en volhardt in het ondernomen goed met een standvastige lankmoedigheid; want de ware zacht* moedigheid is gegrond op de nederigheid, de liefde, het geduld en op de ijver voor de glorie van God, voor de eer van Jezus en voor de zaligheid van de zielen. Maar waar zullen wij een zo grote en volmaakte zacht* moedigheid putten? In datzelfde Hart dat voor ons altijd als een onuitputbare bron open staat. Door aanhoudend op de zachtmoedigheid van dat aanbiddelijk Hart te me* diteren, — door ons met dat Hart te verenigen in een heilig en vurig verkeer, — door edelmoedig aan zijn genade te beantwoorden, zullen wij eindelijk zover komen, dat wy zijn oneindige zachtmoedigheid in ons kunnen doen uit* schijnen. O Jezus, geef ons de genade, dat wij door onze zachtmoedigheid steeds tonen, ware religieuzen en uw leer* lingen te zijn. Samenspraak met onzen Heer Jezus. Christus. — Hem smeken dat Hij zijn goddelijke lessen diep in ons hart prent, en ons de genade verleent, ons gedrag er naar te regelen. — Hem met nederigheid en vertrouwen alle el* lenden en gebreken openleggen, die in ons de beoefening van de zachtmoedigheid weerstreven. — Hem de genade vragen van daarover geheel te zegevieren en aan zijn voeten edelmoedige voornemens maken. Voornemens. Ons beijveren om in al onze betrekkingen met de evennaaste, de zachtmoedigheid van het Hart van Jezus aan den dag te leggen. — Dezelfde zachtmoedigheid oefenen ten opzichte van .ons zelf: niet boos worden over onze fouten, maar werken om ons zelf in de vrede te bevestigen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. O Jezus, zachtmoedig en nederig van Hart, maak ons hart gelijkvormig aan uw Hart. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 42. Meditatie. DERDE ZALIGHEID. — VOORDELEN VAN DE WEDERWAARDIGHEDEN. Zalig zij die wenen, want zij zullen vertroost worden. (Matth. V. 5.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons wederom Jezus, op de berg neergezeten en tot het volk sprekend. 2e Voorspel. Goddelijke Meester, verleen mij de genade, te begrijpen hoe kostbaar de tranen zijn die men voor U stort. Geef dat ik de tegenspoeden en de kwellingen van het leven, zoals het mij betaamt, achtend, ze van uw hand met erkentelijkheid aanneem, als het U zal behagen mij er een over te zenden. Ie Punt. Wie zijn zij aan wie de derde zaligheid beloofd is? Drie soorten van personen mogen aanspraak maken op de derde zaligheid. Ten eerste: zij die hun zonden be» wenen en in de bitterheid van hun ziel hun vorige jaren gedenken en verfoeien. Zij zullen vertroost wdrden door de vergeving van de zonden, die hun zoveel leed doen en door inwendige vertroosting. Ten tweede: zij die door God met moeilijkheden en beproevingen van welke aard ook, bezocht worden. Als zij hun wederwaardigheden met moed en gelatenheid dragen, zullen zij reeds in dit leven vertroost worden door de vrede en de blijdschap, die de Heilige Geest inwendig aan de rechtvaardigen mededeelt, en in het andere leven door de oneindige vreugde des Hemels. Eindelijk, zalig zij, die dé oneer en de smaad die men God aandpet, en de rampen van hun Moeder de H. Kerk bewenen .Zij zullen in het eeuwig verblijf ver* troost worden door de oneindige heerlijkheid van God en van de voltrokken zegepraal van zijn H. Kerk, waarvan zij getuigen zullen zijn. O mijn God en mijn Meester, ik begrijp nu, dat de tranen het zaad van de blijdschap zijn, zoals uw Pröfeet gezegd heeft. Schenk mij de genade, van al de tranen te heiligen die Gij mij wilt döen storten. 2e Punt. Jezus Christus en dé Heiligen hebben hun leven in lijden, droefheid en tranen doorgebracht. De leer die Jezus ons predikt, heeft Hij dóór zijn voor* beeld en door dat van zijn Heiligen bevestigd. Geheel het leven van ons aanbiddelijk Voorbeeld is slechts een aan* eenschakeling geweest van kruisen, ontberingen en smarten: Hij stortte dikwijls zeer bittere tranen over de smaad zijn hemelsen Vader aangedaan, en over het onnoemelijk getal zielen, voor wie zijn offerande nutteloos wezen zou. Zijn H. Moeder Maria heeft Hem ook daarin op de volmaaktste wijze nagevolgd. Ook zij heeft gevoeld, hoe haar on* bevlekt Hart door zeven ijselijke zwaarden doorboord werd en hoe alle wederwaardigheden zo overvloedig over haar neerkwamen, dat haar smart, volgens de uitdrukking van de H. Schrift, onmeetbaar als de zee was. Als Jezus Christus aan zijn Apostelen voorspelt, wat hun de godde* lijke Voorzienigheid zou overzenden, zegt Hij tot hen: De wereld zal zich verheugen en gij zult in droefheid zijn, gij zult wenen en zuchten. De Heiligen van alle eeuwen hebben in deze wereld geleden. Wil ik hun voetstappen volgen en mij de namen van christen en religieus, waarmee Jezus mij begiftigd heeft, waardig tonen, dan moet ik ge* reed zijn om te lijden, dan moet ik mijn roem in het kruis stellen en den goddelijken Bruidegom van mijn ziel danken, als Hij mij enig lijden of enige wederwaardigheid overzendt. O Jezus, doe mij die lering, zo strijdig tegen de neigingen van mijn natuur, grondig begrijpen en smaken. Prent in het diepste van mijn hart dat woord, dat uit uw goddelijke mond gevloeid is: Zalig zij die wenen, want zij zullen vertroost worden. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden, als den Leraar der goddelijke waarheid. Hem smeken, dat Hij ons met zijn geest vervult, en ons over alle dingen volgens de inzichten van het geloof leert oordelen. — Uit ganser harte alle tegenwoordige en toe* komende kruisen aannemen, waardoor het Hem behagen zal ons aan zich gelijkvormig te maken. Voornemens. Van de hand van God alles aannemen wat, wij moeilijks te lijden zullen hebben, en het met het kruis van Jezus verenigen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Zalig zij, die wenen, want zij zullen vertroost worden. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 43. Meditatie. VIERDE ZALIGHEID. — HEILIGE BEGEERTEN. Zalig zij, die honger en dorst hebben naar de rechtvaardigheid, want zij zullen verzadigd worden (Matth. V. 6.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons wederom Jezus, op de berg neergezeten en tot het volk sprekend. 2e Voorspel. Verwek, o Jezus, in mijn ziel de vurige begeerte om in uw liefde toe te nemen, en de deugden te verkrijgen die Gij in mij vinden wilt. Ie Punt. Hoe meer men de goddelijke zaken kent en smaakt, hoe meer men ze begeert. Zalig zij, die honger en dorst hebben naar de rechtvaar* digheid, want zij zullen verzadigd worden. De valse vermaken, de genoegens en voldoeningen van de natuur schijnen wenselijk toe, als men ze niet bezit. Maar nadat men ze gesmaakt heeft, ondervindt men weldra hun nietig* heid en ijdelheid. Zo is het niet gelegen met de goederen van de genade en met de bekoorlijkheden der deugd. De ziel, die gesmaakt heeft hoe zoet de Heer is, en hoe licht zijn juk voor die Hem beminnen, heeft geen vurigheid of verlangens meer, dan dichter en dichter door de getrouw* heid en liefde tot Hem te naderen. Zij weet zeer goed, die getrouwe ziel, dat de arbeid, de strijd en het kruis het deel van Jezus’ vrienden zijn. Maar de heilige begeerten die haar bezielen, ondersteunen haar moed en doen haar edelmoedig alle middelen aanwenden, om tot het doel te geraken dat zij zich voorstelt. Ben ik niet in zulk een gesteltenis, ben ik lauw en onachtzaam in de dienst van God, blijft mijn hart koud en ongevoelig en ontwaart het geen vurigheid bij het overdenken van Gods inzichten met mij, dan komt dit hieruit voort, dat ik in mij het vuur der goddelijke liefde heb laten verflauwen. Dat heilig vuur kan niet zonder uitwerking blijven. Brengt het geen heilige neigingen, geen deugdzame begeerten voort, dan komt dat, wijl het niet in de ziel heerst. O mijn Jezus, Gij ziet de grond van mijn hart. Vergeef mij mijn langdurige on» trouwheden, vernieuw in mij, door de genade van uw heilige Geest, die honger en dorst naar de rechtvaardigheid, waaraan Gij uw vierde zaligheid beloofd hebt. Doe mij van ijver ontvlammen bij de gedachte aan de volmaaktheid waartoe Gij mij roept, en aan de eer die ik U daardoor geven kan. 2e Punt. De heilige begeerten verzekeren het geluk van de ziel in dit en in het ander leven. Zalig zij, die honger en dorst hebben naar de rechtvaar* digheid. De eeuwige Waarheid heeft dit gezegd. — • De vurigheid van de liefde en de ijver in het beoefenen van alle deugden maken het geluk van het getrouwe hart uit. De Heiligen van alle eeuwen hebben dit ondervonden, en wij zouden het ook ondervinden als wij, edelmoediger in onze opofferingen en heilige pogingen, verdienden dat ver* borgen manna te smaken, waarmee het Hart van Jezus zijn ware vrienden voedt. Herinneren wij ons eens die te korte en te zeldzame ogenblikken, waarop ons hart, na een overwinning op zich zelf behaald te hebben, die innige, heerlijke vreugde smaakte, zo ver verheven boven de voldoening der zinnen of der eigenliefde, dan zullen wij een flauw denkbeeld hebben van het geluk der vurige zielen. Maar niet alleen gedurende dit leven zullen zij, die hongeren en dorsten naar de rechtvaardigheid, een wezen* lijk geluk bezitten; in de Hemel vooral zullen al hun ver* langens volkomen vervuld worden. Daar zullen zij in de eigenlijke Bron, de goederen van rechtvaardigheid en heilig* heid putten, die zij op de aarde bemind hebben. Daar zullen zij zich ten volle met God zelf verzadigen, en ver* vuld worden met genoegens die geen menselijk verstand kan bevatten, geen tong uitdrukken kan. O, als de. arbeid ons afschrikt, is dan de beloning niet geschikt om ons op te wekken? Hart van Jezus, verlicht mij met een straal van uw goddelijk licht! De aardse neigingen omgeven mijn hart en mijn geest met duisternissen, die mij het gezicht van de heilige waarheden van het geloof onttrekken. Laat die heilige waarheden voor mijn ogen schitteren, en geef mij de kracht, om mijn leven en mijn gedrag daarnaar te: regelen, hoeveel moeite mij dit ook kosten mag. Samenspraak met Jezus. — Hem nederig en vurig bedan* ken voor alle heilige begeerten en inwendige vertroostingen, die Hij ons ooit heeft laten gevoelen. — Hem vergeving over onze ongetrouwheden en onze tegenstand vragen. — Hem de toestand blootleggen waarin onze ziel zich be* vindt, en Hem smeken dat Hij ons uit onze kwijning opwekt, en ons vurig en vaardig maakt in het beoefenen van alle deugden. Voornemens. Met een edelmoedig hart al de ingevingen van de genade volgen. — Dikwijls aan Jezus de honger en dorst naar de rechtvaardi Jheid vragen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Zalig zij, die honger en dorst hebben naar de rechtvaardigheid, want zij zullen verzadigd worden. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 44. Meditatie. VIJFDE ZALIGHEID. — BARMHARTIGHEID JEGENS DE NAASTE. Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid verwerven. (Matth. V. 7.) Voorbereidend gebed. Z/e bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons wederom Jezus, op de berg neergezeten en tot het volk sprekend. 2e Voorspel. O Jezus, doe mij de oneindige barmhartig» heid van uw goddelijk Hart goed kennen en gewaardig U mij de genade te verlenen, die in geheel mijn gedrag te doen uitschijnen. Ie Punt. Barmhartigheid en goedheid van Jezus voor de mensen. Om een juist denkbeeld te hebben van de barmhartigheid die wij ten opzichte van de evennaaste moeten oefenen, moeten wij overwegen hoe onze goede Meester die zo zoete en zo beminnelijke deugd zelf beoefend heeft. Zijn goddelijk Hart was gevoelig voor alle ellenden; Hij werd vertederd bij het zien van de weduwe van Naïm en gaf haar den zoon weder, dien zij verloren had; Hij weende bij het graf van Lazarus; Hij weende bij de poorten van Jeruzalem over de rampen die over de ondankbare stad komen zouden; Hij toonde altijd het tederste medelijden jegens de bedrukten en de levendigste ijver om hen van hun kwellingen te bevrijden. Zijn goedheid jegens de zon» daars was niet minder groot. Jezus schonk vergeving aan allen die tot Hem terugkeerden. Hij nodigde hen uit, om in zijn Hart het hulpmiddel voor hun kwalen en de ge* nezing van hun zielen te komen zoeken. Komt tot Mij, sprak Hij hun toe, gij allen die vermoeid en beladen zijt, gij die zucht onder het gewicht van uw boosheden, en gij zult in Mij een Verlosser vinden, die bereid is u te ver* kwikken en te ondersteunen. O oneindige barmhartigheid van Jezus, wie kan U begrijpen?.. ., Hij heeft die barm* hartigheid nog verder getoond in treffende en zielroerende parabelen, zoals van den verloren zoon, van den barm* hartigen Samaritaan, van den goeden Herder en in zovele andere, die wij niet genoeg overwegen kunnen. Zij schilderen ons op de levendigste wijze de tederheid, goed* heid en liefde van zijn aanbiddelijk Hart jegens de zwakken en de zondaars. Maar om de gesteltenis van dat Hart te kennen, is het niet eens nodig de woorden en handelingen van zijn sterfelijk leven te overwegen. Wie onzer heeft zelf niet ondervonden, dat het Hart van Jezus de toevlucht van alle ellendigen is en dat noch het getal, noch de groot* heid van onze zonden zijn oneindige liefde vermag te ver* minderen of zijn lankmoedigheid te vermoeien. O Hart van mijn Jezus, maak dat wij u kennen, en uw goddelijke barrii* hartigheid verheerlijken door een onbegrensde liefde en een onbeperkt vertrouwen. 2e Punt. Wij moeten de barmhartigheid van Jezus navolgen. Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid verwerven. Het Hart van onzen goddelijken Meester is onze schuilplaats, onze hoop en ons heil. Maar vergeten wij toch niet, dat Het ook ons Voorbeeld is. En worden ons alle deugden van Jezus ter navolging voorgesteld, Hij wil toch vooral, dat wij in ons gedrag de barmhartigheid doen uitschijnen, waardoor Hij zich zo bijzonder onderscheidde. Jezus is de Zaligmaker van alle mensen en zijn Hart heeft voor hen niets dan zachtheid en goedheid. Wij zijn de navolgers van Jezus; moeten wij dus niet in die gesteltenis van zijn Hart delen? Vrezen wij toch niet, het verdragen van elkander, het geduld, de liefde en de zachtzinnigheid jegens onze evennaaste te ver te drijven. Jezus kan ons in de oordeelsdag geenszins een toegeeflijk*; heid tot verwijt doen strekken, waarvan Hij zelf ons het voorbeeld gegeven heeft. En mocht het gebeuren dat een overmaat van zachtheid ons wellicht schuldig maakte, daii is onze kwijtschelding verzekerd door de woorden: Zalig de barmhartiger1, want zij zullen barmhartigheid verwerven. — Goddelijke Jezus, ontdoe mijn hart van alle bitterheid en hardheid, van iedere ondeugd, strijdig tegen de barm* hartigheid, die het ten opzichte van allen oefenen möet. Maak het gevoelig voor de noden en rampen van de even; naaste. Doe in mijn gedrag de trekken van uw liefde en zachtzinnigheid uitschijnen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen Zaligmaker en Meester. — Hem danken voor al de weldaden, die wij van zijn oneindige barmhartigheid ontvangen hebben. — Hem smeken dat Hij ons hart aan het zijne gelijkvormig make. — Hem al de noodwendigheden van de evennaaste, bijzonder van de zondaars en de bedrukte zielen, aanbevelen. Voornemens. Met zachtzinnigheid alles verdragen, wat wij van de kant van onze evennaaste te lijden kunnen hebben., — Geen gelegenheid laten voorbijgaan om hem goed te doen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Hart van Jezus, troon van barmhartig', heid, maak mijn hart aan U gelijkvormig. Zalig de barm= hartigen, want zij zullen barmhartigheid verwerven. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 45. Meditatie. ZESDE ZALIGHEID. — ZUIVERHEID VAN HART. Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien. (Matth. V. 8.) Voorbereidend gebed. Zie bladzi 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons wederom Jezus, op de berg neergezeten en tot het volk sprekend. 2e Voorspel. O Jezus, mijn hemelse Bruidegom, maak mij volkomen zuiver van hart, opdat ik U zien mag. Ie Punt. Waarin de zuiverheid van hart bestaat, waartoe onze heilige roeping ons verbindt. Jezus, de Heilige der Heiligen, heeft volgens de uitdrukking van de H. Schrift zijn welbehagen onder de leliën. Hij deelt zich aan de zuivere harten mede, doet hun zijn goddelijke beminnelijkheden kennen, ontdekt hun zijn ge* heimen en behandelt hen met een onbegrijpelijke gemeen* zaamheid. Dit betekenen de woorden: Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien. Geroepen tot een zo zoete en innige vereniging van ons hart met dat van onzen goddelijken Meester, moeten wij dus onze gedach* ten en neigingen meer en meer zuiveren. Wij moeten door een gedurige waakzaamheid over de neigingen van onze geest en van ons hart ons beijveren, om de zuiverheid van de Engelen na te volgen, ja zelfs de zuiverheid van van het Hart van Jezus, voor zover dit met de genade Gods voor zwakke schepselen mogelijk is. Zo zullen wij behagen aan dat aanbiddelijk Hart, dat uit liefde voor de zuiverheid uit een Maagd heeft willen geboren worden, en stervende haar tot moeder gegeven heeft aan den maag* delijken leerling, wien de heilige deugd van zuiverheid reeds zoveel bijzondere gunsten van zijn goddelijken Meester had doen verwerven. 2e Punt. Om volmaakt zuiver te wezen, moet ons hart van alles onthecht zijn. Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien. De liefde en de beoefening van de schoonste der deugden moeten in ons de zuiverheid van hart beginnen, waartoe Jezus ons geroepen heeft. Maar er is een volmaakter trap waarnaar wij streven moeten, en deze bestaat hierin, dat wij ons hart zo volmaakt van ons zelf en van alle schepselen onthechten, dat de goddelijke liefde als opper* gebiedster daarin heerst. Doch wat vraagt die volmaakte onthechting van ons? Die algehele zuiverheid van hart vraagt, dat wij nimmer vergeten dat wij vader, moeder, broeders, zusters, en al wat ons het dierbaarst op aarde was, verlaten hebben, om ons aan .Jezus Christus te hechten; — dat wij ons ontdoen van alle gehechtheid aan vlees en bloed, en voor alles wat wij volgens de natuur beminden, niets meer hebben dan een liefde die zuiver en volgens Jezus Christus is. Hoe groot is de volmaakt* heid waartoe wij geroepen zijn! Maar ook, hoe kostbaar en overvloedig zijn de genaden die zij ons belooft! Zalig de zuiveren van hart, zegt Jezus Christus, want zij zullen God zien. God kennen, begrijpen wat Hij voor ons is, Hem als een Vriend en Vader beminnen, in Hem honderdvoudig terugvinden wat wij voor Hem opgeofferd hebben, dat is de beloning die Hij voor onze edelmoedig* heid heeft weggelegd. En die beloning zal zich niet tot ons alleen bepalen. Zij zal zich uitstrekken over die bloedverwanten en vrienden, aan wien ons hart om zijnent* wil vaarwel gezegd heeft. Hij zal over hen zijn zegeningen en genaden uitstorten en hun zaligheid verzekeren. Hoe meer ons hart van alle aardse gehechtheid ontdaan zal zijn, hoe meer ook zijn H. Hart bereid zal wezen, om te hunnen gunste onze verzoeken en gebeden te verhoren. Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen niet alleen God zien, maar daarenboven alles op zijn Hart vermogen en Hem hierna eeuwig aanschouwen en bezitten. Samenspraak met Jezus. — Hem de opdracht en het offer van ons zelf en van al wat ons toebehoort, vernieuwen. — Hem smeken dat Hij ons hart meer en meer zuivert, met zijn liefde vervult en geheel bezit. — Hem de nodige ge* naden vragen, om de trap van zuiverheid van hart te be* reiken waartoe onze staat ons roept. Voornemens. Al onze werken uit liefde en in vereniging met het goddelijk Hart van Jezus verrichten. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Hart van Jezus, zuiverheid der maag* den, ontferm U over ons. Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 46. Meditatie. ZEVENDE ZALIGHEID. — GEEST VAN VREDE. Zalig de vreedzamen, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden. (Matth. V. 9.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons wederom Jezus, op de berg neergezeten en tot het volk sprekend. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, gewaardig U in mijn ziel die vreedzame geest te storten, die een gave van uw ge* nade en het kenmerk van uw ware leerlingen is. Ie Punt. Het voorbeeld van Jezus leert ons, op welke wijze wij de geest van vrede beoefenen moeten. De geest van vrede is een van de deugden die de leerlingen van Jezus bezitten moeten. Laat ons in de voorbeelden van dien goddelijken Meester de wijze nas gaan, waarop wij die geest moeten trachten te verkrijgen. Jezus is op de aarde gekomen, om het ambt van Bevrediger tussen God en de mensen uit te oefenen. Daarvoor heeft Hij de zwaarste arbeid op zich genomen. Hij heeft de belangen van zijn glorie, van zijn rust, ja zelfs van zijn leven vergeten, om die grote verzoening tussen God en de mensen te bewerken. De bijzonderheden van zijn handelingen onderrichten ons op een nog schitterender wijze. Ten opzichte van zijn leerlingen gebruikt Hij een onuitputtelijk geduld: Hij verdraagt hen, troost hen en stilt hun twisten door lessen van wijsheid, en door woorden die niets dan zoetheid ademen. Hij toont een wonderbare welwillendheid jegens allen die tot Hem hun toevlucht nemen. Zijn vijanden zelf met al hun boosaardigheid en op* gewondenheid, kunnen Hem niet zover brengen dat Hij zijn lieftalligheid en minzaamheid verzaakt. Hij gaat zover, dat Hij dikwijls verbiedt zijn mirakelen bekend te maken, om zijn vijanden niet te beschamen en tot woede te brengen. Hij besluit er niet toe hun laster te weerleggen, of hun de schijnheiligheid van hun gedrag onder het oog te brengen, dan wanneer het belang van het volk en de glorie van zijn Vader Hem er toe verplichten. O Jezus, Gij hebt wel dege* lijk recht, als Gij zegt dat de vreedzamen kinderen van uw hemelsen Vader zullen genoemd worden, en zalig zullen zijn. Ja mijn Zaligmaker, mijn gelukzaligheid bestaat hierin, dat ik aan U gelijkvormig word. — Gewaardig U mij te helpen met uw genade; ik beloof U, niets te zullen vers zuimen, om mij zoveel ik kan aan U gelijkvormig te maken. 2e Punt. Voordelen van de geest van vrede, middelen om hem te verkrijgen. De vrede is een van de vruchten van de Heilige Geest. Laat ons beschouwen, welke grote voordelen die vrucht ons aanbrengt. Zij verwerft ons de verlichtingen en ver* troostingen van de Heilige Geest, en brengt en bewaart ons in de geest van ingetogenheid en gebed. De vreed* zame ziel hoort het inwendig woord van Jezus, wordt door zijn licht bestraald, beschouwt zijn goddelijke lieftalligheid, en gehoorzaamt gemakkelijk aan al de mededelingen van zijn genade. De zoete kalmte die zij in haar binnenste geniet, openbaart zich door een gedrag vol hartelijkheid, voor* komendheid en toegeeflijkheid jegens de naaste. De vreed* zame ziel is een troostende engel voor allen die haar omringen. Zij heeft een bijzondere gaaf om overal de een* dracht te handhaven, twist te voorkomen en verdeelde gemoederen te verenigen. In één woord, zij is waarlijk Gods kind en het levende afbeeldsel van Jezus. Maar om een zo wenselijke staat té genieten, moet men kloekmoedig strijden en aanhoudend zijn lusten en neigingen, ja dikwijls zelfs zijn wettigste rechten aan de wil van God en het voordeel van de naaste ten offer brengen; .-f44- en alle opwellingen, van ongeduld, bitterheid of verontwaardiging bedwingen. De waarachtige vrede is de vrucht van de strijd die men tegen zijn kwade neigingen voert, en van de over* winning die men over zich zelf behaalt. Goddelijke Jezus, verleen mij de genade, dat ik die kostbare schat hoog* acht en verlang, en niets onbeproefd laat om hem te ver* werven. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als den Meester en het Voorbeeld van alle deug* den. — Hem smeken dat Hij ons hart in de school van het zijne onderricht, door ons te leren hoe wij zijn voor* beelden moeten navolgen. — Ons vernederen over de tegen* strijdigheid, die tot heden tussen zijn voorbeeld en ons gedrag bestaan heeft. — Beloven dat wij voortaan zullen trachten, ons naar zijn voorbeelden te gedragen. — De bijstand vragen die wij nodig hebben. Voornemens. In de geest van vrede de beledigingen en tegenstrevingen verdragen, van welke kant zij ons ook toekomen. — De zondaars met God trachten te verzoenen door onze gebeden, en door alle middelen van ijver die wij in onze macht hebben. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Jezus, God van vrede, ontferm U over ons -— Zalig de vreedzamen, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 47. Meditatie. ACHTSTE ZALIGHEID. — VERVOLGINGEN. Zalig zij die vervolging lijden om de rechtvaardigheid, want hun behoort het rijk der Hemelen. (Matth. V. 10.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons wederom Jezus, op de berg neergezeten en tot het volk sprekend. 2e Voorspel. Jezus, mijn goddelijke Meester, vervul mij met de geest van uw ware leerlingen; geef, dat ik het kruis hoogacht, bemin en tot aan mijn dood standvastig omhels. Ie Punt. Voordeel van het lijden en van de vervolgingen. Zalig zij die vervolging lijden om de rechtvaardigheid. Niets is in de ogen van het geloof gelukkiger en voor* deliger, dan te lijden en om Jezus vervolgd te worden. De moeilijkheden en beproevingen zijn als het ware een vuur, dat de ziel zuivert en haar tot alle hemelse gunsten bekwaam maakt. De moeilijkheden en beproevingen onthechten ons aan ons zelf; zij vernederen onze hoogmoed en bieden ons duizenden middelen aan, om de natuur Meditaties n. 9 aan de genade te onderwerpen. Nu eens doen zij ons het geduld, de liefde en het "vergeven aan onze vijanden, dan weer de moed, de edelmoedigheid en de stands vastigheid, of wel de versterving en de volkomen overgeving van ons zelf in de handen van de goddelijke Voorzienigheid beoefenen. Doch één voordeel dat alle andere overtreft, is, dat zij ons aan Jezus gelijkvormig maken. Waart gij van deze wereld, heeft die goddelijke Meester tot zijn leerlingen gezegd, dan zou de wereld u, als aan haar toebehorend, beminnen; maar omdat lk u heb uitverkoren en gij niet van deze wereld zijt, daarom haat zij u. Overigens, voegt Hij er bij, weet, dat zij Mij vóór u gehaat heeft. De knecht is niet groter dan zijn heer; hebben de mensen Mij vervolgd, zij zullen u ook vervolgen. Welk een roem voor ons, behandeld te worden gelijk onze goddelijke Meester! Wie zou niet verlangen in zijn vernederingen en versmadingen te delen en met Hem zijn kelk te drinken, als men bedenkt, dat dit het kortste en krachtigste middel is om in zijn heilige liefde te vorderen en zich met zijn goddelijk Hart te vers enigen! O Jezus, geef dat ik de vervolgingen en beproes vingen hoogschat. Ontsteek in mijn hart het vuur van uw liefde, dat alleen blijft branden door het hout van uw kruis. En behaagt het U mij enige moeilijkheid te laten over* komen, herinner mij dan levendig wat ik thans over* wogen heb. 2e Punt. Wij kunnen allen aan de achtste zaligheid deels achtig worden. Zalig zij, die vervolging lijden om de rechtvaardigheid. De vervolging van de mensen is aan onze zielen uiterst voordelig, maar zij valt niet allen ten deel. God, die zijn genaden en de middelen van zaligheid die Hij een ieder schenkt, met wijsheid bedeelt, doet alle zielen niet des zelfde weg volgen. Roept Hij ons niet op de weg van tegenspoed, er zijn toch andere wijzen, om ons de vruchten van de achtste zaligheid toe te voegen. De vijanden van onze Zaligheid, onze eigen driften, de ongeregelde begeerten van ons hart zijn even zoveel vervolgers, die zich tegen onze voortgang in het goede verzetten en ons een aanhou» dende oorlog aandoen. Weerstaan wij hun met moed, volharden wij in onze heilige voornemens, ondanks de aanval die zij herhaaldelijk tegen ons ondernemen, dan zijn wij gelukzalig. Dan lijden wij vervolging om de recht» vaardigheid en delen, ofschoon op onzichtbare en voor het oog der mensen verborgen wijze, in de vernederingen en smarten van Jezus. Bewonderen wij de goedheid van dien goddelijken Meester, die zich van alles bedient om ons te heiligen en ons zelfs in de bedorvenheid van ons eigen hart een middel doet vinden, om ons aan zijn kruis te hechten en aan zijn verdiensten deelachtig te maken. Maar bepalen wij ons toch niet bij enige vurige gevoelens. Het gedrag des Heren duidt ons aan, hoe het onze zijn moet. Indien Hij ons overal middelen van heiliging aan» biedt, dan moeten wij van onze kant ons beijveren om die middelen te gebruiken. De weerstreving van onze natuur en onze eigenliefde moeten voor ons de stof worden van gedurige overwinningen en steeds nieuwe verdiensten. Wij moeten onze vijanden kloekmoedig het hoofd bieden, indien wij het rijk willen beërven, beloofd aan hen die vervolging lijden om de rechtvaardigheid. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als de sterkte der Martelaren en de steun van allen die lijden. — Hem vergeving vragen over de onge» trouwheden en zwakheden, waartoe wij meermaals vervallen zÜn- — Hem ook de genade vragen ons aan zijn kruis te hechten, door de hoogachting en liefde voor tegenkantingen en lijden. Voornemens. Kloekmoedig de bekoringen weerstaan, en Jezus danken als Hij ons enige moeilijkheid toezendt. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Zalig zij, die vervolging lijden om de rechtvaardigheid, want hun behoort het rijk der Hemelen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 48. Meditatie. WIJ ZIJN HET LICHT DER WERELD. Gij zijt het licht der wereld. Een stad die boven op de berg ligt, kan niet verborgen blijven, en men steekt geen licht aan om het onder de korenmaat te zetten, maar op de kandelaar, om het te laten schijnen voor allen die in huis zijn. Zo moet ook uw licht voor de mensen schijnen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken, die in de Hemel is. (Matth. V. 14. 15. 16.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons wederom Jezus, op de berg neergezeten en tot het volk sprekend. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, die U gewaardigd hebt mij uit te kiezen, om uw licht te verspreiden in de harten die mij omringen, verleen mij de genade mij wel te door* dringen van de grootheid van mijn verplichtingen, en die in haar gehele uitgestrektheid te vervullen. Ie Punt. Wij moeten het licht der wereld zijn. Gij zijt het licht der wereld; een stad die op de berg ligt, kan niet verborgen blijven; en men steekt geen licht aan, om het onder de korenmaat te zetten, maar op de kandelaar, om het te laten schijnen voor allen die in huis zijn. God, wiens voorzienigheid alles bestiert en regelt tot nut en sieraad van zijn Kerk, heeft zijn geest uitgestort over een groot aantal religieuze Orden en Congregatiën, die alle zijn eer bevorderen en Hem welgevallig zijn. Onder die Orden en Congregatiën zijn er wier geest haar geheel van de wereld afscheidt, zodat de deugden, daar geoefend, niemand dan God en de HH. Engelen tot getuigen hebben. Wat ons betreft, die door onze heilige staat geroepen zijn om het heilig vuur der Liefde, dat de goddeloosheid in alle harten tracht uit te doven, te ontsteken, wij worden aanschouwd door Hemel en aarde, en de eer van God heeft er belang bij, dat zelfs onze vijanden, ons niets kunnen verwijten, maar dat zij ons overal en altijd zo* danig bevinden, als wij behoren te zijn. Doch is er een grondige deugd nodig, om tot de dood toe in de oefe* ningen van het inwendig leven te volharden, al wordt men er niet door uitwendige dingen afgetrokken; een veel gron* diger deugd wordt er vereist, om in de geest van gebed en vereniging met God te blijven, te midden van de beslom* meringen van duizenden zaken en de menigvuldige omgang met wereldse personen! Een zware verplichting is het dus voor ons, om ons goed te vestigen in de inwendige geest,, in de ootmoedigheid en de vereniging met het goddelijk Hart van Jezus, wijl onze bedieningen zo belangrijk en onze verplichtingen zo groot zijn. 2e Punt. Welke deugden wij oefenen moeten, om het licht der wereld te zijn. Zo moei ook uw licht voor de mensen schijnen, opdat zij uw goede werken zien, en uw Vader verheerlijken, die in de Hemel is. Welk is dat licht, dat voor het oog van de wereld moet schijnen en onzen hemelsen Vader glorie geven moet? Dat is de oefening van de deugden waarvan Jezus het voorbeeld is: zachtmoedigheid, nederigheid, een* voud, zedigheid, liefde tot God en den evennaaste. Als die deugden in ons gedrag uitschijnen, zullen wij onfeil* baar aan het doel van onze heilige roeping beantwoorden. Daarentegen, als wij die niet bezitten, zullen wij nooit geschikt zijn voor de inzichten des Heren, al deden wij uitwendig ook wonderwerken. Het vuur van de goddelijke liefde moet zó goed in onze harten ontstoken zijn, dat elk van onze woorden als een vurige pijl is, die licht en liefde aanbrengt in al de harten die ons naderen. De geest van Jezus Christus, die in het diepst van onze zielen woont, moet van geheel ons leven een onafgebroken reeks van heilige en volmaakte werken maken — Treden wij nu eens ernstig in ons zelf en beschouwen wij de weg, die wij bewandelen moeten; hoe volgen wij die? O, hoeveel eer zouden wij aan Jezus geven, hoeveel genaden zouden wij over de zielen doen afdalen, als wij er getrouw op bleven voortgaan! Heer, ondersteun mijn zwakheid, en gewaardig U mij de genade te verlenen, dat ik onop* houdelijk nieuwe voortgang doe op die zo schone weg van de navolging van uw goddelijk Hart, en dat ik getrouw blijf aan de plichten van mijn heilige roeping. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als het Licht der wereld. — Hem danken, omdat Hij zich gewaardigd heeft ons te roepen, om de even* mens door voorbeelden van heiligheid voor te lichten. — Ons zelf vernederen over de ongetrouwheden, waardoor wij een beletsel waren tegen de vervulling van zijn inzichten. — Hem alle genaden vragen die wij nodig hebben, om de plichten van onze heilige roeping voortaan volmaakt te vervullen. Voornemens. Zorgvuldig over ons zelf waken, om in geheel ons gedrag de zachtmoedigheid, de nederigheid en de liefde te doen uitschijnen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Uw licht moet voor de mensen schijnen, opdat zij uw Vader verheerlijken, die in de Hemel is. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 49. Meditatie. DE BELONING, DIE BELOOFD IS AAN DE WERKEN VAN IJVER VOOR DE ZALIGHEID VAN DE EVENNAASTE. Hij, die de geboden der wet zal onderhouden en ze anderen zal leren onderhouden, zal groot zijn in het rijk der Hemelen. (Vgl. Matth. V. 19.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich wederom Jezus voorstellen, neer» gezeten op de berg; -— de Apostelen die Hem omringen, en de menigte volks die Hem aanhoort. 2e Voorspel. Geef, Heer, dat ik doordrongen van het grote belang van mijn verplichtingen, alle zorg aanwend om ze naar behoren te vervullen. Ie Punt. Grootheid van de beloning, die aan de werken van ijver is' toegezegd. Hij, die de geboden der wet zal onderhouden en ze anderen zal leren onderhouden, zal groot zijn in het rijk der Hemelen. Om te oordelen over de beloningen die Jezus bereidt, voor allen die zich op de aarde beijveren om Hem te doen kennen en beminnen, zou men de groot» heid en de tederheid van zijn liefde jegens de onsterfelijke zielen moeten kennen. Hij bemint zózeer de zielen, die ten koste van zijn Bloed vrijgekocht zijn, dat Hij bereid zou zijn om opnieuw voor haar te sterven, indien dit voor haar geluk nodig was. Met hoe grote toegenegenheid en liefde beschouwt Hij dus hen, die zich geheel besteden om de zielen ten Hemel te geleiden! Wij mogen het niet betwijfelen, zij zijn z’n dierbaarste vrienden en zij zullen overvloedig deel hebben in de schatten van zijn Rijk. Zij zullen niet alleen het loon ontvangen van het goed dat zij zelf gedaan hebben, maar ook nog van dat waarvan zij na God de eerste oorzaak zijn geweest. Wat een geluk zal ik dus genieten, als ik de plichten van mijn roeping getrouw vervul! De kinderen, de hulpbehoevenden en anderen, die ik er toe gebracht zal hebben om den Heer te dienen, zullen op hun beurt de kennis en de liefde Gods mededelen aan de zielen die hun toevertrouwd zullen worden. Dezen zullen weer het vuur der goddelijke liefde verspreiden door haar onderrichtingen en voorbeelden, en zo zal ik deel hebben in al het goede dat zich van ge* slacht tot geslacht voortplant. Ik zal er de beloning voor krijgen van een God, die zelfs een dronk water in zijn Naam gegeven, niet onbeloond laat. O, welk een aan* moediging! 2e Punt. Wij mogen allen op die beloning aanspraak maken. Hij, die de geboden der wet zal onderhouden en ze anderen zal leren onderhouden, zal groot zijn in het rijk der Hemelen. Niet slechts door vermaningen kan men den evennaaste tot de liefde en de dienst van God opwekken, maar ook door gebed, goed voorbeeld en de gedurige oefening van verborgen deugden. Dit alles en bijzonder de liefde, zijn uiterst krachtige middelen om de zielen te onderrichten, te treffen en te bekeren. Heb ik weinig talenten, gebruikt de gehoorzaamheid mij alleen tot ge* wone arbeid, of tot bedieningen die in de ogen der wereld verachtelijk zijn, en zelfs geen betrekking schijnen te hebben op de werken die de Congregatie of Orde voor de glorie Gods verricht, dan moet ik mij niet bedroeven. Dan moet ik mij integendeel verheugen, en geloven dat ik hiermee even zoveel vermag voor de zaligheid van de zielen, alsof men mij tot de verhevenste en belangrijkste be* dieningen bezigde. God heeft niemand nodig om zijn werk te doen. Hij bedient zich van wien het Hem belieft, en dikwerf is de goede uitslag die door de mensen be* wonderd wordt, zonder enige waarde in zijn oog. Maar niets kan Hij weigeren aan het gebed van een ingetogen ziel, die er behagen in schept als men haar minacht, die in stilzwijgendheid gehoorzaamt en zich zelf onophoudelijk aan God opdraagt in vereniging met Jezus, als een offer van boetvaardigheid en eerherstel. Wetenschap, talenten en natuurlijke gaven maken bekwame religieuzen, maar deugden alleen kunnen Heiligen maken, en Heiligen alleen kunnen over de onsterfelijke zielen genaden van zaligheid doen afdalen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem vurig danken voor de weldaad van onze roeping. — Hem smeken dat Hij ons met zijn geest vervult, en ons wel doet begrijpen hoe noodzakelijk het is, ons grondig in de deugd te vestigen. — Hem dezelfde genade vragen voor al de Leden der Congregatie, en Hem bidden dat Hij zijn zegen uitstort over al het werk dat zij voor zijn eer en de zaligheid van de zielen ondernemen. — Bijzonder voor onze Oversten bidden. Voornemens. Ons met een bijzondere zorg kwijten van onze bedieningen van ijver voor de zaligheid van den naaste. — Aan God onze gebeden en werken, vooral onze vernederingen en kleine kruisjes opdragen tot zaligheid van de zielen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Hij, die gedaan en geleerd zal hebben, zal groot zijn in het rijk der Hemelen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 50. Meditatie. VOORSCHRIFTEN OVER DE LIEFDE JEGENS DE EVENNAASTE. Vergeeft en u zal vergeven worden; geeft en u zal gegeven worden. Gij zult een goede, neergedrukte, geschudde en over* lopende maat krijgen. Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: gij zult uw naaste beminnen en uw vijanden haten. Maar Ik zeg u: bemint uw vijanden, doet goed aan die u haten, bidt voor die u ver* volgen en lasteren. (Vgl. Luc. VI. 37. 38. Matth. V. 43. 44.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich wederom Jezus voorstellen, neer* gezeten op de berg; —• de Apostelen die Hem omringen, en de menigte volks die Hem aanhoort. 2e Voorspel. Vervul mij, mijn goddelijke Meester, met uw geest, die geheel liefde is, opdat ik de liefde volgens uw gebod beoefen, en de beloning waardig word, die Gij mij toegezegd hebt. Ie Punt. Beloning, beloofd aan de liefde jegens de naaste. Vergeeft en u zal vergeven worden, geeft en u zal ge* geven worden; gij zult een goede, neergedrukte, geschudde en overlopende maat krijgen. Er is in de christelijke wet niet één gebod, waarop onze goddelijke Meester sterker heeft aangedrongen. Er is er niet één, waaraan Hij heer* lijker beloning heeft toegezegd dan aan het gebod der liefde jegens de naaste. Laat ons dus wel beseffen, tot welke graad van volmaaktheid wij die deugd moeten brengen, wij, door onzen aanbiddelijken Zaligmaker verkozen, niet slechts om zijn leerlingen, maar om zijn vrienden te wezen. Zijn wij getrouw in dit belangrijk punt van onze ver* plichtingen, dan mogen wij van zijn goedheid de grootste gunsten verhopen. De overvloedige maat die Hij belooft, is zijn genade, zijn heilige liefde, de mededelingen van zijn aanbiddelijk Hart. Hij heeft in een andere omstandigheid gezegd: Indien iemand Mij bemint, hij zal mijn woord onderhouden, en Mijn Vader zal hem beminnen, en Wij zullen tot hem komen en in hem onze woning vestigen. Dat is dezelfde belofte, op een andere wijze uitgedrukt. De woorden van Jezus die wij onderhouden moeten, zijn de voorschriften van liefde, waardoor Hij ons gebiedt onze naaste te beminnen, en de beloning die Hij ons ver* zekert, is zijn tegenwoordigheid in onze zielen, en al de goederen die de goddelijke tegenwoordigheid met zich brengt. Welk een krachtige beweegreden tot vurigheid en getrouwheid! 2e Punt. Welke kentekenen moet onze liefde hebben? Bemint uwe vijanden; doet goed aan die u haten; bidt voor die u vervolgen en lasteren, opdat gij waardige kinderen moogt zijn van uw Vader in de Hemel, die zijn zon doet opgaan over goeden en bozen en laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Want indien gij bemint die u beminnen, welke beloning zult gij dan ont= vangen? Doen ook de tollenaars dat niet? De zondaars beminnen ook allen die hen beminnen. Maar, wat u betreft, bemint uw vijanden, doet goed, leent zonder iets te verwachten, en uw loon zal groot zijn. De liefde die Jezus ons gebiedt de naaste toe te dragen, is niet een natuurlijke liefde, gegrond op overeenkomst van karakter- of over» eenstemming van gevoelens, of op de hoop van tijdelijke voordelen die een vriend ons bezorgen kan. Neen, het is een volkomen heilige gemeenzaamheid, een zuivere, onbaat* zuchtige liefde, die zich verheft boven alle menselijke beweegredenen, zich grondt op het geloof, en de even* naaste alleen bemint in. God en om God. Met zulk een liefde heeft Jezus ons bemind. Toen Hij voor ons mens geworden is, hadden wij niets wat waardig was, dat Hij op ons nederzag; de zonde maakte ons tot zijn vijanden. Wij konden niets bijdragen tot het geluk en de glorie die Hij genoot, en nochtans heeft Hij zich vernederd en op* geofferd, om ons de zaligheid te bezorgen. Hoe zouden wij na zulk een voorbeeld, kunnen weigeren mensen te bemin* nen die evenals wij, de prijs van zijn aanbiddelijk Bloed zijn, en die Hij allen roept om aan zijn genade en zijn glorie deelachtig te worden! Samenspraak met Jezus. — Hem aanbidden als de Bron van de goddelijke liefde. — Hem smeken, dat Hij ons de liefde mededeelt waardoor Hij jegens de mensen ontstoken is. — Vragen, dat Hij ons vervult met een heilige ijver, om hun alle goed te bezorgen dat in onze macht is. Voornemens. Vol zachtzinnigheid en voorkomendheid zijn in onze betrekkingen met den naaste. — Bidden voor de vijanden van de H. Kerk. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Vergeeft en u zal vergeven worden; geeft en u zal gegeven worden. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 51. Meditatie. VOLMAAKTHEID, WAARNAAR WIJ STREVEN MOETEN. Weest volmaakt, zoals ook uw hemelse Vader volmaakt is. (Matth. V. 48.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich wederom Jezus voorstellen, neer* gezeten op de berg; — de Apostelen die Hem omringen, en de menigte volks die Hem aanhoort. 2e Voorspel. Doe mij, o mijn Jezus, wèl begrijpen hoezeer Gij verlangt, dat ik mij uit al mijn krachten op de vol* maaktheid toeleg, opdat ik aan uw vurig verlangen vol* komen beantwoorde. Ie Punt. Tot welk een grote volmaaktheid wij geroepen zijn. Weest volmaakt, zoals ook uw hemelse Vader volmaakt is. Deze woorden van onzen goddelijken Meester leren ons twee waarheden. De eerste: dat wij door zijn mens* wording kinderen van zijn hemelsen Vader geworden zijn en dus in zekere zin zijn aanbiddelijke volmaaktheden kunnen en moeten navolgen, door het oefenen van de deugden waarvan Hij het Voorbeeld is. De tweede: dat wij nimmer op de weg der volmaaktheid moeten stilstaan, daar de heiligheid die ons ter navolging voorgesteld wordt, die van God zelf is en wij dus altijd nieuwe vorderingen zullen kunnen maken. Laat ons derhalve onophoudelijk onze vurigheid en onze moed opwekken. Laat ons voortgaan gesteund door de liefde en het vertrouwen. Hij die ons roept, heeft zich verplicht om ons te helpen en te onder* steunen. Hoe meer Hij van ons verwacht, des te over* vloediger zullen ook de genaden zijn. O, hoe zoet is het, te kunnen zeggen: God is mijn Vader; ik moet volmaakt zijn gelijk Hij; Hij beveelt het mij en biedt mij overvloedige genaden aan, om aan zijn vurig verlangen te kunnen voldoen. O mijn God en mijn Vader, doe mij deze ge* wichtige en troostende waarheden toch goed begrijpen en smaken. 2e Punt. Door Jezus Christus na te volgen, zullen wij tot de volmaaktheid geraken waartoe wij geroepen zijn. Weest volmaakt, zoals ook uw hemelse Vader volmaakt is. Jezus kon aan de mensen met recht zulk een gebod geven, Hij immers heeft ons de heiligheid en rechtvaardig* heid, de barmhartigheid en goedheid en vooral de oneindige liefde van zijn Vader in zijn eigen Persoon getoond en ter navolging voorgesteld. Wie Mij ziet, ziet ook mijn Vader, zeide Hij tot zijn leerlingen op de avond, dat Hij het laatste Avondmaal met hen hield. Zijn voorbeelden nas volgen, ons schikken naar zijn geest en zijn Hart, dat is dichter tot de volmaaktheid van den hemelsen Vader naderen. O, wat zal die verplichting gemakkelijk en aan* genaam voor ons worden, als wij ons hart ruim voor de liefde van Jezus openstellen! Die goddelijke Meester heeft ons tot zijn leerlingen verkozen. Hij roept ons om Hem na te volgen, niet alleen in het beoefenen van verheven deugden, maar daarenboven zelfs ook in onze meest gewone werken. Indien wij de heilige gewoonte aannemen om in al onze gebeden, in ons lijden en onze ellenden ons met zijn aanbiddelijk Hart te verenigen, dan zullen wij aan al zijn verdiensten deelachtig worden en, voor zover dit aan sterfelijke schepselen gegeven is, de volmaaktheid van onzen hemelsen Vader doen uitschijnen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als den eeuwigen Zoon van God den Vader en het voorwerp van zijn goddelijk welbehagen. — Hem danken voor de weldaad van onze roep, die onze ver* plichting van naar de volmaaktheid te streven nauwer maakt, en ons tevens een machtiger hulp verzekert om er toe te geraken. — Hem de genade vragen van volmaakt aan zijn inzichten te beantwoorden en ons innig met zijn aanbidde» lijk Hart te verenigen, door de gelijkvormigheid van ge» voelens, genegenheden en wil. Voornemens. Al onze werken met de meest mogelijke inwendige en uitwendige volmaaktheid verrichten. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Weest volmaakt, zoals ook uw hemelse Vader volmaakt is. Goddelijk Hart van Jezus, ik verenig mij met U. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 52. Meditatie. JEZUS BEVEELT ONS, ONZE WERKEN MET EEN ZUIVERE MENING TE VERRICHTEN. Zorgt er voor, dat ge uw gerechtigheid niet beoefent voor het oog van de mensen om door hen gezien te worden; anders zult gij geen loon ontvangen bij uw Vader, die in de Hemel is. (Matth. VI. 1.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich wederom Jezus voorstellen, neer* gezeten op de berg; — de Apostelen die Hem omringen, en de menigte volks die Hem aanhoort. 2e Voorspel. Geef mij de genade, o Heer, dat ik in al mijn werk niets anders zoeke dan U behaaglijk te zijn, en geef, dat ik ze altijd zuiver voor U verrichte. Ie Punt. Wij moeten onze werken met een zuivere mening doen. Zorgt er voor, dat ge uw gerechtigheid niet beoefent voor het oog van de mensen om door hen gezien te worden; anders zult gij geen loon ontvangen bij uw Vader, die in de Hemel is. De Heer is een jaloerse God, die harten en nieren doorgrondt, en wien alleen die werken welgevallig zijn, die zuiver geschieden met het inzicht om Hem te bes hagen. De nederigheid, het leven van geloof, de inwendige geest, de eenvoud van hart en de oprechtheid van mening zijn de gronddeugden, waarop geheel onze volmaaktheid moet gevestigd zijn. Gij zijt dood, zegt de H. Paulus tot de eerste gelovigen, en uw leven is verborgen in God met Jezus Christus. Hij wilde hun daardoor te verstaan geven, dat zij voor de oordelen, loftuigingen of de blaam van de mensen zo ongevoelig moesten zijn als een dode, die zelfs niet weet of men van hem spreekt. Hij verlangde, dat zij enkel voor God zouden handelen, wiens alziend oog alles, ook het geheimste, ziet en doordringt. Laat ons aandachtig letten op de uitdrukking die de H. Paulus bezigt: Uw leven is verborgen in God met Jezus Christus. Het leven van hen die niets dan den Heer zoeken, is verborgen en onttrokken aan het oog van de mensen, maar het bestaat in God. Zij zijn geen burgers der aarde meer; zij bewonen de Hemel door hun neigingen en gevoelens. Hun leven is verborgen in God met Jezus Christus. Die goddelijke Meester, wiens voorbeeld zij volgen, verenigt hen nauw met zijn Hart, bekleedt hen met zijn verdiensten, en geeft hun overvloedig deel aan al de schatten waarvan Hij de Bron is. Och! wat zou ik toch dwaas zijn, als ik voor ijdele voldoeningen van de eigenliefde of voor een weinig achting van de mensen, mij zelf van die kostbare voordelen beroofde! 2e Punt. Middelen om de zuiverheid van mening te oefenen. Zorgt er voor, dat ge uw gerechtigheid niet beoefent voor het oog van de mensen om door hen gezien te worden, Om tot de zuiverheid van mening te geraken, die de Heer ons door deze woorden aanbeveelt, moeten wij ons onop* houdelijk oefenen in het betrachten van verborgen deugden. Wij moeten vooreerst ons zelf beijveren om een diepe ooh moedigheid te verkrijgen, die des te groter zijn moet naarmate onze bedieningen, zo verheven in het oog van God, ons meer blootstellen aan het oog der mensen. De ootmoedigheid zal ons geleiden tot die inwendige geest die ons bijzonder onderscheiden moet. Deze inwendige geest zoekt niet zozeer veel te doen, dan wat hij doet, wèl te doen. Als wij die bezitten, zal ons in de dienst van God niets klein toeschijnen, en al wat niet volgens de wil van God geschiedt, zal voor ons niets dan ijdel* heid en rook zijn. Van daar zullen wij als het ware natuur* lijk gebracht worden tot de oefening van die schone en edele eenvoud, die niets zoekt en begeert dan God alléén en niets voor ogen heeft dan God, dien zij enig wil be* minnen en aan wien alléén zij in alles behagen wil. De geest van ingetogenheid en gebed, de goddelijke liefde en alle deugden die haar vergezellen, zullen hun rijk in onze ziel vestigen, en de hemelse Vader zal in ons ware aanbidders in geest en waarheid zien. O mijn Zaligmaker, ver* leen mij de genade van die kostbare deugden te beoefenen, opdat al mijn werken aangenaam aan uw goddelijke Majes* teit en uw hemelse beloningen waardig mogen zijn. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem met vertrouwen al de hulp vragen die wij nodig hebben, om de ootmoedigheid, de inwendige geest, de eenvoud, de zuiverheid van mening en alle deugden te beoefenen, waar* door wij Hem behaaglijk worden en Hem kunnen navolgen. Voornemens. Aan God al onze werken opdragen, en ze alle verrichten op de wijze, die wij denken dat Hem de aangenaamste is. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Alles tot meerdere eer van God. — Alles voor U, allerheiligst Hart van Jezus. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. Meditaties II 10 53. Meditatie. HET GEBED DES HEREN. Zó zult gij dus bidden: Onze Vader, die in de Hemel zijt, uw Naam worde geheiligd. (Matth. VI. 9.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons God den Vader, die van het hoogste des Hemels de gebeden aanhoort die wij tot Hem richten; en Jezus onzen goddelijken Meester, die zich gewaardigt in onze nabijheid te blijven, om ons te leren bidden. 2e Voorspel. Geef, o mijn Jezus, dat ik het gebed dat Gij mij geleerd hebt, altijd met eerbied en vertrouwen bid. Ie Punt. Het gebed des Heren is het waardigste en nut* tigste van alle gebeden. Geen gebed kan zo waardig, zo verheven, zo aange* naam aan God, zo nuttig en zo voordelig voor ons zelf zijn als het gebed des Heren. Immers, Jezus zelf heeft het gemaakt en het bevat op de kortste wijze, alles wat wij ten opzichte van God, van ons zelf en van den evenmens vragen of begeren kunnen. Niet een Engel, niet een Heilige, niet de H. Maagd Maria, maar Jezus, de Koning van alle Engelen en Heiligen, de God van Hemel en aarde, die al onze behoeften en ellenden volmaakt kent, heeft zich gewaardigd dit gebed te maken, aan zijn Apostelen te leren en ons na te laten. Hoeveel eerbied zouden wij niet hebben voor een gebed, dat de H. Maagd ons uit de Hemel zou toezenden! Welk een eerbied zouden wij dus niet hebben voor het gebed des Heren, dat Jezus zelf uit de Hemel ons is komen leren! Doch niet alleen moeten wij het eerbiedigen boven alle andere gebeden, wij moeten het ook met een bijzonder vertrouwen bidden. Evenals een koning een smeekschrift door zijn eigen zoon voor iemand opgesteld, niet versmaden kan, omdat hij er de woorden, gevoelens en verlangens van zijn zoon in erkent, zo kan ook God de Vader dit gebed niet onverhoord laten, omdat Hij er de woorden, de gevoelens en heilige verlangens van zijn enigen Zoon Jezus in ziet. In dit gebed bidden wij waarlijk door Jezus, want het zijn zijn eigen woorden. Wij moeten dus het gebed des Heren boven alle andere gebeden stellen. Al gaan wij ook bij alle boeken der wereld, bij alle leraars van de H. Kerk, bij alle Engelen en Heiligen te rade, zij kunnen ons geen zo heilig, zo waardig of nuttig gebed aanwijzen. Hoeveel genaden en verdiensten zouden wij bekomen, in* dien wij het altijd goed wisten te bidden! O Jezus, leer mij dan dit gebed met grote eerbied en met een onbegrensd vertrouwen bidden. 2e Punt. God is onze Vader; wij zijn zijn kinderen. Zó zult gij dus bidden: Onze Vader, die in de Hemel zijt, uw Naam worde geheiligd. De enige Zoon van God zelf leert ons, de zoete naam van Vader te gebruiken als wij bidden. Hij is onze Broeder geworden door het mysterie van zijn Menswording. Wij worden niet alleen kinderen van God genoemd, maar zijn het inderdaad, zegt de H. Joannes. God bemint en beschouwt ons als zijn kinderen. Hij maakt ons deelachtig aan al de verdiensten van zijn Zoon Jezus, en zal ons in zijn eeuwige erfenis doen delen, indien wij ons getrouw als zijn kinderen gedragen. Met wat een vers trouwen, met hoe grote erkentelijkheid moeten wij niet doordrongen zijn, als wij de woorden uitspreken: Onze Vader, die in de Hemel zijt! God is de Vader van Jezus en ook onze Vader. In naam van dien goddelijken Meester en in vereniging met Hem en al zijn broeders der lijdende, strijdende en zegevierende Kerk bidden wij. Wij voegen er bij: die in de Hemel zijt. Naar dat hemels rijk, de eeuwige woning van onzen Vader, onze eeuwige bestem» ming, het gelukzalig Vaderland, dat door Jezus Christus ons erfdeel geworden is, moeten wij onze gedachten, be* geerten en verwachtingen richten, als wij beginnen te bid* den. O, hoezeer moet de gedachte aan de Hemel onze vurigheid opwekken! O mijn Jezus, Gij hebt mij het gebed geleerd dat ik zo dikwerf op de lippen heb. Prent het diep in mijn hart, doordring mij met de gevoelens die het bevat, opdat uw hemelse Vader steeds in mij zijn waar* achtig kind erkennen mag. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden, als den eeuwigen Zoon van God. — Hem danken, omdat Hij zich gewaardigd heeft ons te leren, hoe wij bidden moeten. — Hem danken, dat Hij ons door zijn mens* wording tot zijn broeders en kinderen van zijn Vader aan* genomen heeft. — Hem smeken, dat Hij ons zijn gevoelens jegens dien goddelijken Vader mededeelt en de genade verleent ons in alles als kinderen van zijn Vader te ge* dragen. Voornemens. Ons dikwijls herinneren dat God onze Vader is, om ons daardoor te onthouden van de minste fouten. — Ons beijveren, om het gebed des Heren met aandacht, eerbied en betrouwen te bidden. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. God is mijn Vader, Jezus is mijn Broeder, de Hemel is mijn erfdeel. H. Hart van Jezus, ik vertrouw op U. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 54. Meditatie. EERSTE VRAAG VAN HET GEBED DES HEREN. Uw Naam worde geheiligd. (Mattk. VI. 9.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons God den Vader, die van het hoogste des Hemels de gebeden aanhoort die wij tot Hem richten; en Jezus onzen goddelijken Meester, die zich gewaardigt in onze nabijheid te blijven, om ons te leren bidden. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, maak mijn hart gelijk* vormig aan het uwe; vervul mij met een heilige ijver voor de glorie van uw Vader. Ie Punt. Wij moeten de heiliging van Gods naam verlangen. Jezus heeft ons geleerd, God onzen Vader te noemen. Nu gaat Hij ons leren, welke gevoelens ons moeten be* zielen jegens dien Vader, die zozeer verdient geheel ons hart te bezitten. Die gevoelens moeten dezelfde zijn als die waarvan Jezus zelf doordrongen is. De eerste vraag die Hij ons in de mond legt, is deze: Uw Naam worde geheiligd. Wij kunnen het niet betwijfelen, of Jezus zelf heeft meermaals die vraag gedaan, die de uitdrukking van de vurigste en zuiverste ijver is. Als in die nachten, die Hij öf op de top der bergen, óf op andere eenzame plaatsen in het gebed doorbracht, zijn goddelijk Hart zich uitstortte in de tegenwoordigheid van zijn Vader, dan bad Hij, dat zijn heilige Naam door alle mensen mocht gekend en ver* heerlijkt worden. — O hoe aangenaam zullen wij aan onzen aanbiddelijken Zaligmaker zijn, als wij dikwijls met vurig* heid bidden: Vader, uw Naam worde geheiligd en vooral, wanneer ons hart, diep getroffen door de zucht naar zijn verheerlijking, deze door alle mogelijke middelen tracht te bevorderen! Goddelijke Jezus, gewaardig U, mijn gevoelens met de uwe te verenigen, ze naar de uwe te schikken en mij met ijver te vervullen voor de glorie van uw godde* lijke Majesteit. 2e Punt. Wij moeten zorgen, dat Gods Naam wordt geheiligd. Om Jezus na te volgen en zijn inzichten te vervullen, is het niet voldoende, dikwijls de eerste vraag van het gebed des Heren te herhalen. Begeren wij wezenlijk de heiliging van Gods Naam, dan moeten wij die betrachten door het oefenen van de deugden, die de Hemelse Vader van ons verwacht, en naar ons best vermogen ons beijveren om zijn heilige Naam door onzen naaste te doen ver* heerlijken. Geheel het leven van onzen goddelijken Meester was toegewijd aan dit bij uitstek belangrijk werk: altijd en bij elke omstandigheid bevorderde Hij de glorie van zijn Vader. Wij zijn zijn leerlingen, zijn vrienden; ja de Congregatie, waarvan wij leden zijn, is geheel aan zijn glorie, aan zijn dienst en aan de vervulling van zijn goddelijke wil toegewijd. Wat al beweegredenen hebben wij dus, om niets te veronachtzamen van al wat tot de glorie van den Hemelsen Vader kan bijdragen! Hoe groot moet mijn ijver zijn, om al de plichten van mijn heilige roeping trouw te vervullen en vooral, om mij naar behoren te kwijten van de bedieningen, die mij toevertrouwd zijn! Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen Meester en ons Voorbeeld. — Hem de genade vragen voordeel te doen met zijn voorbeelden en lessen, onze gevoelens naar de zijne te regelen en evenals Hij, verslonden te worden door een heilige ijver voor de glorie van den hemelsen Vader. Voornemens. Ons met een bijzondere zorg kwijten van al onze bedieningen, en al onze werken doen tot meerder eer van God. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Vader, uw Naam worde geheiligd. Alles voor U, mijn God. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 55. Meditatie. TWEEDE VRAAG VAN HET GEBED DES HEREN. Uw Rijk kome. (Alatth. VI. 10.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons God den Vader, die van het hoogste des Hemels de gebeden aanhoort die wij tot Hem richten; en Jezus onzen goddelijken Meester, die zich gewaardigt in onze nabijheid te blijven, om ons te leren bidden. 2e Voorspel. Gewaardig U, o Heer, in mijn hart te heersen door uw heilige genade, en mij eeuwig met U te doen heersen in uw hemelse glorie. Ie Punt. Door de tweede vraag van het Onze Vader bidden wij God, dat Hij in onze zielen en in die van alle mensen heerse. De aarde is een plaats van ballingschap, waar God in de meeste harten niet meer heerst. Er bestaan echter nog enige getrouwe zielen, in wier midden de Heer zijn troon geplaatst heeft, en die Hij volgens de plannen van zijn liefde regeert. Hij roept mij om het getal van die gelukkige zielen te vermeerderen, en biedt mij al de hulp aan, die ik nodig heb om de vijanden, die Hem het vreedzaam bezit van mijn hart betwisten, neer te slaan en te overwinnen. O heilige Vader, dat uw rijk tot mijn ziel kome; dat het rijk van de eigenliefde er vernietigd worde; dat uw liefde alleen mijn ziel en mijn hart beheerse, dit is mijn aller* vurigste wens. Doch het is niet mijn enige wens. Als ik U bemin, zoals ik moet, o mijn God, dan kan het mij niet voldoende zijn, alleen mij zelf aan uw opperste Majesteit op te dragen. Neen, dan moet ik ook vurig verlangen de harten van alle mensen voor U te winnen. Ontsteek dus in mij een heilige ijver voor uw eer en voor de komst van uw rijk, en maak dat ik uit ganser harte, volgens het doel van mijn heilige roeping uw eer tracht te bevor* deren. 2e Punt. Door de tweede vraag van het Gebed des Heren vragen wij aan God, zijn heerschappij in de Hemel te zien. Uw Rijk kome. In de Hemel heerst God als Opperheer; daar zijn alle harten vervuld met zijn liefde en onder* worpen aan zijn wil. Allen beschouwen er zijn glorie en gevoelen een oneindige blijdschap, omdat zij Hem kennen en Hem beminnen zoveel zij kunnen, —r omdat zij zien, dat Hij van alle Engelen en Heiligen volmaakt bemind wordt. Dat geluk is niet het enige dat de gelukkige bewoners van het hemelrijk bezitten. Onderling verbonden door de ban* den van de tederste liefde, genieten zij elkanders geluk en bieden onophoudelijk den Heer hun eerbewijzen en dank* zeggingen aan niet alleen voor zich zelf, maar voor al de be* woners van de Hemel. Dat geluk leert onze goddelijke Meester ons afsmeken door de tweede vraag van het Onze Vader. — Hoe vurig en mei welke heilige verlangens moeten wij dus niet zeggen: Onze Vader, die in de Hemel zijt, uw Rijk kome! O, met welk een vertrouwen, met welk een vertroosting en vreugde zullen wij deze woorden uit* spreken, als wij bedenken dat Jezus zelf ons deze in de mond legt en ze met ons herhaalt! Er is geen wederwaar* digheid of beproeving, die voor ons niet licht zal worden, als wij met een levendig geloof denken aan het rijk van onzen Vader, dat wij geroepen zijn eeuwig met Hem te delen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem met veel erkentelijkheid danken, omdat Hij ten koste van zijn Bloed, voor ons een plaats in zijn rijk verworven heeft. — Hem smeken dat Hij ons hart aan zijn hemelsen Vader aanbiedt, opdat Hij alleen er heerst. — Hem ook de ijver voor zijn glorie vragen, en de genade krachtig er aan mede te werken, om Hem in alle harten te doen heersen. Voornemens. Edelmoedig aan God al de neigingen en begeerten opofferen, die zich tegen zijn heerschappij in onze ziel kunnen verzetten. — Ons tot meerder eer van God en tot zaligheid der zielen, zorgvuldig van onze hedieningen kwijten. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Vader, uw Rijk kome. H. Hart van Jezus, uw Rijk kome. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 56. Meditatie. DERDE VRAAG VAN HET GEBED DES HEREN Uw wil geschiede op aarde, zoals in de Hemel. (Matth. VI. 10.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons God den Vader, die van het hoogste des Hemels de gebeden aanhoort die wij tot Hem richten; en Jezus onzen goddelijken Meester, die zich gewaardigt in onze nabijheid te blijven, om ons te leren bidden. 2e Voorspel. Gewaardig U, o mijn God, mij te vervullen met een volmaakte onderwerping aan U en een vurige liefde jegens U, opdat de vervulling van uw goddelijke wil mijn grootste blijdschap en de regel van al mijn handen lingen zij. Ie Punt. Wij moeten de wil van God met onderwerping en vertrouwen aanbidden. Het geloof leert ons, dat er niets in de wereld geschiedt zonder bevel of toelating van God. Hij is Opperheer van alles; Hij bestuurt alles naar zijn goddelijk welbehagen. Hij weet zelfs voordeel te trekken uit de boosheid van de men* sen, het enige dat zich tegen Hem verzet. Zo bediende Hij zich van de haat der Farizeërs, van de wreedheid der beulen en de woede der duivelen, die geenszins zijn werk waren, om het grote mysterie van de Verlossing te voltrekken door Jezus Christus ter dood te laten over» leveren. Zo ook heeft Hij de vervolging, de ketterijen en scheuringen van alle eeuwen gebruikt, om aan zijn Kerk grootmoedige Martelaren en doorluchtige Leraren te geven, die haar roem en haar kroon uitmaken. Aldus gebruikt die goddelijke wil nog alle dagen de boosheid van sommige mensen, om de rechtvaardigen te volmaken en met ver» diensten te verrijken. Al wat ons overkomt, wordt dus geleid en bestuurd door die goddelijke wil; hij omringt ons als een grote muur, die geen ramp, geen bekoring of kwelling vermag te doordringen zonder uitdrukkelijke toelating van God. Wat een krachtige beweegreden van vertrouwen, als wij overtuigd zijn, zoals wij moeten zijn, dat die wil de wil van een God is, die ons bemint en die volmaakt weet wat voor ons het voordeligst is ! Is het niet billijk, dat wij die heilige wil met liefdevolle onder* werping aanbidden, in alles wat Hij goedvindt te bevelen of toe te laten? Ja, mijn God, ik erken het, men doet U smaad aan, als men de kruisen van dit leven niet beschouwt als even zoveel middelen, ons door uw goddelijke Voor* zienigheid toegezonden om onze zaligheid te verzekeren. Ik neem dus alles aan, wat Gij U gewaardigen zult mij toe te zenden. Leer mij te allen tijde en in alles wat mij overkomt, U loven en danken. 2e Punt. Wij moeten de wil van God met getrouwheid en liefde volbrengen. De liefde die wij God verschuldigd zijn, verplicht ons zijn heilige wil in alles wat niet van ons afhangt, te aanbidden. Zij verplicht ons echter nog dringender, aan zijn inzichten te beantwoorden, door Hem onze vrijheid met een algehele en voortdurende gehoorzaamheid op te offeren. Wij zouden ons zelf misleiden met te denken, dat de liefde tot God in ons hart heersen kon, als wij, de Wil van God kennende, die niet volbrachten. Nu dan, die aanbiddelijke wil kennen wij door de geboden van zijn goddelijke wet. door de plichten van onze heilige roeping, door de wil van onze Oversten, door onze Regelen en door de inwendige ingevingen van de genade. Wij kennen die eveneens door de verschillende omstandigheden en alle voorvallen des levens, omdat deze alle ons door een Voorzienigheid, vol wijsheid en goedheid, toegezonden worden. Wij . moeten ons dus beijveren om in zulk een volmaakte gesteltenis te komen, dat wij onophoudelijk gereed zijn, door onze gehoorzaamheid en onderwerping aan alle wetten en ge* boden, aan onze Oversten, aan onze Regelen en aan de inspraken van de genade, onze liefde aan God te tonen. Die gesteltenis wordt ons geleerd door de verheven woor* den: Uw wil geschiede op aarde, zoals in de Hemel. Wij moeten op aarde de goddelijke wil volbrengen, zoals die in de Hemel door de Engelen en Heiligen volbracht wordt, dat is: met vaardigheid, blijdschap, liefde -en getrouwheid. O mijn God en mijn Vader, help mij; doordring mij van die heilige gesteltenis. Geef, dat ik naar het voorbeeld van Jezus Christus, uw aanbiddelijken Zoon, van uw wil mijn spijs en de onveranderlijke regel van mijn gedrag maak. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem onze wil aanbieden en Hem smeken, dat Hij zelf die, in vereniging met de zijne, zijn Vader aanbiedt. — Hem de genade vragen van ons steeds met getrouwheid te schikken naar het welbehagen van dien aanbiddelijken Vader, die om zoveel redenen onze onderwerping en liefde verdient. Voornemens. Onze werken, elk in het bijzonder, aan God opofferen, en ze verrichten op de wijze, die wij menen dat het meest met zijn heilige wil overeenkomt. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Vader, uw wil geschiede op aarde, zoals in de Hemel. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 57. Meditatie. VIERDE VRAAG VAN HET GEBED DES HEREN. Geef ons heden ons dagelijks brood. (Matth. VI 11.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons God den Vader, die van het hoogste des Hemels de gebeden aanhoort die wij tot Hem richten; en Jezus onzen goddelijken Meester, die zich gewaardigt in onze nabijheid te blijven, om ons te leren bidden. 2e Voorspel. Boezem mij, o Heer, een gans kinderlijk vertrouwen op uw oneindige goedheid in, door mij wel te doen begrijpen, hoe gelukkig ik ben U tot Vader te hebben, en als kind U al mijn geestelijke en lichamelijke behoeften te mogen aanbevelen. Ie Punt. Door de vierde vraag van het Onze Vader vragen wij aan God alles, wat voor het leven van onze ziel noodzakelijk is. Geef ons heden ons dagelijks brood. Door die woorden leert onze goddelijke Meester ons, aan zijn hemelsen Vader alles vragen wat voor het leven van onze ziel en van ons lichaam noodzakelijk is. Het is alsof wij zeggen: Heer, Gij hebt mij een ziel gegeven; geef mij voor die ziel het dagelijks brood van uw heiligmakende genade, die ik U smeek in mij te behouden en te vermeerderen. Schenk mij het Brood van uw dadelijke genade, die ik nodig heb om het kwade te vermijden en het goede te oefenen. Breek mij het brood van uw heilig woord en doe mij het smaken door middel van de onderwijzingen die ik hoor, van de heilige lezingen en meditatiën, die ik verricht Geef mij het brood van het gebed, door de genade van dc Heilige Geest mij lerend, dat gebed goed te verrichten. Eindelijk spijzig mij met het brood van het H. Sacrament des Altaars, mij de gunst verlenend, mij dagelijks en met vrucht met die goddelijke spijs te voeden. Ziedaar wat wij vragen, als wij met aandacht en vurigheid de woorden uitspreken: Geef ons heden ons dagelijks brood. Dacht ik wel, elke keer als ik die vraag herhaalde, aan die zo uitge* strekte en diepe betekenis? O mijn Jezus, geef dat ik ze altijd zeg met de geest die U bezielde, toen Gij ze aan uw Apostelen geleerd hebt, opdat de hemelse Vader in mij zijn waarachtig kind erkent, met goedheid mijn ge* beden verhoort, en mij al de hulp verleent die mijn zwak* heid nodig heeft. 2e Punt. Door de vierde vraag van het Onze Vader vragen wij aan God alles, wat wij voor het leven van ons lichaam nodig hebben . Onze hemelse Vader, wiens goedheid oneindig is, wil niet slechts, dat wij Hem de behoefte van onze ziel aan* bevelen, Hij nodigt ons daarenboven door de mond van Zijn welbeminden Zoon uit, om Hem alle tijdelijke hulp te vragen, die wij tot onderhoud van ons leven behoeven Door de vierde vraag van het Onze Vader smeken wij Hem dus, in de behoeften van ons lichaam te voorzien, door ons voedsel, kleding en al het nodige te geven. Met hoe groot vertrouwen en overgeving moeten wij die vraag aan onzen hemelsen Vader doen! Is het zelfs wel nodig, dat wij die doen, wij, aan wie Jezus het honderdvoud beloofd heeft van al de goederen die wij om Hem verlaten hebben? Wij, die daarenboven al onze vurigheid, al onze ijver besteden moeten om eerst en vooral het rijk Gods en zijn gerechtigheid te zoeken, verzekerd, dat al het overige ons zal worden toegeworpen? O mijn God en Vader, mijn lot, mijn leven, mijn krachten, mijn gezondheid, alles heb ik U opgeofferd, alles is in uw handen! Draag Gij zelf zorg voor hetgeen U toebehoort, beschik er over naar uw web behagen. Ik vraag U met vertrouwen al wat ik nodig heb. om U te dienen en aan uw glorie te arbeiden, maar vooral smeek ik U, mij te willen geven de geestelijke goederen van uw genade, die alleen al mijn achting en al mijn ver» langens waardig zijn. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als den oppersten Uitdeler van alle goederen der natuur en der genade. — Hem danken voor de aam dachtige en gedurige zorg, die Hij zich gewaardigt voor onze ziel en zelfs voor ons lichaam te dragen. — Hem vragen de geest van gebed, van vertrouwen, nederigheid en liefde, die het voedsel van onze ziel zijn. — Hem vooral smeken, dagelijks met grote vurigheid ter H. Tafel te mogen naderen. Voornemens. Dikwijls door de dag oefeningen van vertrouwen op God en van onderwerping aan zijn heilige wil verwekken. — Met een volkomen kinderlijk vertrouwen bij het begin van elk van onze werken zijn bijstand afsmeken. — Dikwijls een geestelijke Communie doen. Opdracht der -voornemens en gebed. Z;e bladz. 6. Geestelijke ruiker. Vader, geef ons heden ons dagelijks brood. Kom, lieve Jezus, kom in mijn hart. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 58. Meditatie. VIJFDE VRAAG VAN HET GEBED DES HEREN. En vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven. (Matth. VI. 12.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons God den Vader, die van het hoogste des Hemels de gebeden aanhoort die wij tot Hem richten; en Jezus onzen goddelijken Meester, die zich gewaardigt in onze nabijheid te blijven, om ons te leren bidden. 2e Voorspel. Geef mij, Heer, een hart, dat zachtzinnig, geduldig, liefderijk en altijd bereid is, om alle soort van beledigingen te vergeven. Ie Punt. Met welk een volmaaktheid wij de vergeving van ons aangedaan ongelijk moeten beoefenen. I ergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven. De wet van het vergeven van ongelijk en van de liefde jegens de vijanden verplicht al de leerlin* gen van Jezus. De religieuzen evenwel moeten, in zover dit aan sterfelijke schepselen mogelijk is, die wet met zo* veel volmaaktheid onderhouden, dat zij de liefde van Jezus navolgen, die, aan het kruishout vastgeklonken, voor hen bad, die Hem deden sterven. Jezus verwacht van ons, dat wij ons niet enkel tevreden stellen met niets te blijven gevoelen tegen personen, die ons enig leed aandoen, maar dat wij daarenboven zoveel mogelijk ons beijveren, hun een bijzondere genegenheid te bewijzen en hen te verplichten en te voorkomen met een oprechte welwillendheid, voort* spruitend uit een hart, vol van liefde en zachtzinnigheid. Op die voorwaarde verbindt zich onze goddelijke Meester, ons onze dagelijkse fouten te vergeven en ons met die vaderlijke toegevendheid te behandelen, die Hij zo gaarne aan den dag legt. Zouden wij een zo kostbaar middel, om Hem goedgunstig jegens ons te stemmen, kunnen veronacht* zamen? Zijn liefde nodigt ons uit, om te vergeten en te vergeven. Hij heeft ons daartoe de genade verworven, geen voorwendsel kan er ons van ontslaan, aan die goddelijke wet te gehoorzamen. 2e Punt. Hoe voordelig het vergeven van het ongelijk voor ons is. Er is niemand, of hij moet, bij het bedenken van zijn zonden en van de strenge rechtvaardigheid van God, diens oordelen duchten en vrezen. Immers, wie onzer kan er zeker van zijn, dat hij de ongeregeldheden en ongetrouw* heden van zijn leven genoegzaam heeft uitgeboet? Onze goede Meester biedt ons heden het middel aan, om onze angst te bedaren en het gegronde vertrouwen te verkrijgen, dat wij bij Hem genade gevonden hebben. Hij leert ons tot zijn hemelsen Vader zeggen: Vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven. Indien wij uit goeder harte vergeven en het aangedane ongelijk met welwillendheid en weldaden vergelden, hebben wij het recht, alles te verwachten van de goedheid van een God, die zich nimmer in edelmoedigheid laat overtreffen en die de barmhartigheid boven de strenge rechtvaardigheid stelt. O mijn God, geef mij een hart, dat uwer waardig is: een nederig hart, dat niet gram wordt, als het wordt veracht. Geef mij een zachtzinnig en geduldig hart, dat door tegen* werking niet opgewonden wordt. Schenk mij een liefderijk hart, dat gereed is om alles zonder bitterheid te verdragen, het kwaad met' goed te vergelden en zijn vijanden te be* minnen met het inzicht, U te behagen. Maak mijn hart gelijk aan dat van Jezus, uw aanbiddelijken Zoon, opdat ik steeds in waarheid en met vertrouwen het gebed mag uitspreken, dat Hij zelf ons geleerd heeft : Vader, vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld ver; geven. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als den Meester van liefde en van alle deugden. — Hem de geest van zachtzinnigheid en toegevendheid vragen, waardoor wij alles verdragen en vergeven. — Hem smeken dat Hij ons onze schuld vergeeft, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven. Voornemens. Met zachtmoedigheid de kleine redenen van misnoegen die men ons geven mocht, verdragen en dat niet doen blijken. — Bidden voor onze vijanden en voor de vijanden van de H. Kerk. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Vader, vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 59. Meditatie. ZESDE VRAAG VAN HET GEBED DES HEREN. En leid ons niet in bekoring. (Matth. VI. 13.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons God den Vader, die van het hoogste des Hemels de gebeden aanhoort die wij tot Hem richten; en Jezus onzen goddeiijken Meester, die zich gewaardigt in onze nabijheid te blijven, om ons te leren bidden. 2e Voorspel. Ondersteun mij, o Heer, in de strijd, die Meditaties II 11 mijn vijanden mij aandoen, en behoed mij tegen de geheime strikken, die ze mij spannen. Ie Punt. Wij kunnen zonder de hulp van God de bekoring niet overwinnen, maar die hulp wordt ons altijd gegeven, als wij ze vragen. En leid ons niet in bekoring. Hoe groot moet ons ver* trouwen en onze vurigheid zijn, als wij die vraag aan onzen hemelsen Vader doenl Zonder zijn hulp is het ons on» mogelijk aan onze vijanden weerstand te bieden, maar die goddelijke bijstand verkrijgen wij met zekerheid, als wij hem vragen met de gevoelens van een kind, dat zijn vader te hulp roept. God is getrouw, zegt de Apostel, en Hij zal niet toelaten, dat gij boven uw krachten beproefd wordt. En onze goddelijke Meester had reeds vóór hem gezegd: Indien gij, die slecht zijt, nochtans aan uw kinderen goede gaven weet te geven, hoeveel te meer dan zal uw hemelse Vader de goede geest verlenen aan allen, die tot Hem smeken! God wil, dat wij in het gevaar totHem onze toevlucht nemen. Hij laat ons nu en dan enige tijd strijden met onze vijanden, opdat wij onze zwakheid zouden gevoelen en opdat de kennis van onze ellende en onmacht ons in de nederigheid zou bevestigen. Maar Hij is altijd dicht bij ons, dekt ons met zijn bescher» ming als met een ondoordringbaar schild en zal, als wij maar moedig strijden, onze pogingen bekronen en ons de overwinning geven. Waarom zou ik dan toch die heilige strijd vrezen, waaruit ik altijd met roem te voorschijn treden kan? Mijn goddelijke Meester, doe mij het voordeel van de bekoringen kennen en geef door uw genade, dat ik veel vrucht trek uit al de bekoringen, waaraan ik door uw toelating zal worden blootgesteld. 2e Punt. Wij moeten de geheime strikken van satan vrezen, en God bidden, dat Hij ons daar tegen behoedt. Als wij eenmaal vast besloten nebben God te dienen, zijn de bekoringen, die ons openlijk en met geweld aan* vallen, niet die, waar wij het meest voor vrezen moeten, omdat wij zeker zijn van de hulp der genade, en de pogingen van onze vijanden tot ons voordeel zullen keren, als wij maar getrouw zijn. Er zijn echter andere bekoringen, waar* van bevrijd te worden wij niet te dikwijls vragen kunnen. Dat zijn de strikken, waarin ons de helse geest vaak poogt te doen vallen en de duisternissen, waardoor hij onze ziel van het goddelijk licht tracht te beroven. Zo boezemt hij aan sommige zielen een bovenmatig mistrouwen in met het inzicht, om haar Gods goedheid, zijn beloften en de verdiensten van Jezus Christus uit het oog te doen verliezen, opdat zij daardoor tot mismoedigheid vervallen en op de weg van de volmaaktheid stilstaan. Aan andere boezemt hij een onvoorzichtige ijver in, vergezeld van te groot vertrouwen op haar eigen kennissen. Hij zegt tot zulke zielen, dat zij, beter dan haar Oversten of Biecht* vader, zich zelf kennen, brengt haar langzamerhand zo ver, dat zij haar eigen oordeel en haar eigen wil beginnen te volgen en doet haar, door middel van deze verblinde hovaar* digheid en verwaandheid, van de ware weg afdwalen. Aan andere wederom geeft hij een geheime achting van zich zelf in, gepaard aan minachting jegens de naaste, of wel een ijdel welbehagen in het goede, dat zij menen verricht te hebben en brengt ze op die wijze zo ver, dat zij zich ver* hovaardigen of minder oplettend en waakzaam zijn over zich zelf. Zijn strikken en bedriegerijen zijn zeer menig* vuldig. O, hoe nadelig, hoe gevaarlijk, hoe ongelukkig, als wij die niet vrezen of mistrouwen! Men verhaalt van den H. Antonius, dat God hem eens geheel de aarde vertoonde, overdekt met de strikken en lagen van de helse geest en dat hij, door schrik bevangen, uitriep: „Maar, Heer, wie zal dan toch zalig kunnen worden?” Een stem uit de Hemel antwoordde hem: „Hij, die nederig van harte is.” Wat een krachtige beweegreden, om uit al ons vermogen te trachten waarlijk ootmoedig te worden. Door de deugd van oot* moedigheid zullen wij ons voor elke val behoeden. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken voor de goedheid, waarmee Hij ons leert, onze noodwendigheden aan zijn Vader aan te bevelen. — Hem de genade vragen, met moed aan alle bekoringen te weer* staan. — Hem vooral smeken, dat Hij ons bevestigt in een diepe nederigheid en een ware geest van waakzaamheid en gebed, om zo aan de geheime lagen van de vijanden van onze zaligheid te ontkomen. Voornemens. Met zorg over ons zelf waken om zelfs de lichtste fouten te vermijden. —, Meermaals oefeningen van nederigheid verwekken. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Vader, leid ons niet in bekoring. — Mijn Jezus, ik vertrouw op U. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 60. Meditatie. ZEVENDE VRAAG VAN HET GEBED DES HEREN. Maar verlos ons van het kwade. (Matth. VI. 13.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons God den Vader, die van het hoogste des Hemels de gebeden aanhoort die wij tot Hem richten; en Jezus onzen goddelijken Meester, die zich gewaardigt in onze nabijheid te blijven, om ons te leren bidden. 2e Voorspel. Behoed mij, o Heer, tegen het grootste van alle kwaden: tegen de zonde en tegen al wat mij daartoe zou kunnen brengen; en geef mij de genade, een zo’n goed gebruik van de beproevingen van dit leven te maken, dat ik daardoor vorder in de beoefening der deugd. Ie Punt. Het enig wezenlijk kwaad is dat kwaad, dat ons van God verwijderen kan. Verlos ons van het kwade. Onder de wederwaardigheden die ons in dit leven overkomen, zijn er, die men eerder als goed dan als wezenlijk kwaad beschouwen moet, uit hoofde van de grote voordelen die zij ons aanbrengen. Van die aard zijn de verschillende beproevingen, die de Heer ons soms doet ondervinden, als: droefheid, ziekten, vernederingen, het niet slagen van onze pogingen en in het algemeen alles, wat onze natuurlijke neigingen weerstreeft. Als wij, gelijk het behoort, doordrongen zijn van de geest van Jezus Christus, zullen al die dingen in ons oog kostbaar zijn. Dan zullen wij er middelen in zien, om in de oefening van de deugden en in de gelijkvormigheid aan ons goddelijk Voorbeeld te vorderen; en verre van den Heer te smeken dat Hij er ons van bevrijdt zullen wij ons verheugen, als zijn Voorzienigheid ons iets dergelijks toezendt. Maar er is een ander kwaad, waartegen wij nimmer moeten ophouden zijn bijstand af te smeken. Dat is ’t kwaad, dat onze ziel kan schaden en ons de zaligs heid kan doen verliezen. Zulk een kwaad is de geestelijke verblindheid, de hoogmoed, het vertrouwen op ons zelf, de lafheid en lauwheid in de dienst van God, en alles waardoor de geest der duisternis of onze eigen bedorvenheid onze voortgang in het goede belemmeren kan. Let ik bij het bid* den van het Onze Vader, wel op het grote gewicht van de vraag: Verlos ons van het kwade? Spreek ik ze wel uit met al de aandacht en vurigheid, die zij verdient? 2e Punt. Wij zullen niet geheel bevrijd zijn van alle kwaad, vóór wij in de Hemel zijn. Verlos ons van het kwade. Zolang wij op de aarde leven, zullen wij aan veel ellenden en moeilijkheden onderhevig blijven; eerst in de gelukzalige eeuwigheid zullen wij bevrijd zijn van alle kwaad en in het bezit gesteld worden van alle goed. Die vraag: Verlos ons van het kwade, doelt dus vooral op het toekomende leven, en als wij haar uitspreken, moeten onze harten zich wijd openzetten voor de hoop en zich ver* heffen naar het hemels Vaderland. O, hoezeer zouden onze moeilijkheden verzacht worden, als wij bij ons lijden, onze gedachten richtten naar die eeuwige rust en dat eeuwig geluk, die ons zijn voorbereid, en er met zulk een levendig geloof en vastheid van vertrouwen aan dachten, dat die eeuwige goederen ons steeds zo levendig voor de geest stonden, alsof wij ze reeds zagen! Onze Vader, verlos ons van het kwade; dagelijks herhalen wij die bede: eenmaal zal dat gelukkig ogenblik komen, waarop ze ten volle verhoord zal worden Al het lijden van het tegenwoordig leven zal dan geweken zijn, al wat in ons gebrekkig en bedorven was, zal vernietigd en wij zullen in het bezit gesteld zijn van een geluk, dat nooit meer eindigen zal. O mijn God, wat is die hoop toch ge* schikt, om mij in dit ellendig leven te bemoedigen! Geef dat zij mij altijd voor de geest sta, opdat ik nimmer verval tot die neerslachtigheid of overmatige droefheid, die de kracht van de ziel verzwakt en haar lauw en kwijnend maakt in uw heilige dienst. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem met veel liefde en erkentelijkheid danken, omdat Hij door voor ons te sterven ons verlost heeft van de eeuwige rampen, die onze zonden verdienden. — Hem de genade vragen van voordeel te doen met de moeilijkheden en wederwaardig* heden van het tegenwoordig leven. — Hem bidden, dat Hij ons bevrijdt van de inwendige kwalen, die een hinderpaal zijn tegen het rijk van zijn liefde in onze ziel en die ons blootstellen aan het ongeluk van Hem te vergrammen. Voornemens. Met zorg de minste fouten vermijden, en God danken voor al het leed en de wederwaardigheden, die Hij ons overzenden zal. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Vader, verlos ons van het kwade. Hoe walgt mij de aarde, als ik aan de Hemel denk. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 61. Meditatie. BEWEEGREDENEN VAN HET VERTROUWEN, DAT WIJ IN HET GEBED STELLEN MOETEN. Vraagt en gij zult verkrijgen, zoekt en gij zult vinden, klopt en men zal voor u opendoen; want al wie vraagt verkrijgt, al wie zoekt vindt, alwie klopt, hem zal worden opengedaan. (Matth. VII. 7. 8.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich Jezus verbeelden, op de berg neer* gezeten, omringd door zijn leerlingen en door een grote menigte volks, tot wie Hij het woord richt. 2e Voorspel. Boezem mij, o Heer, dat kinderlijk ver> trouwen in, dat U eer aandoet en alles van uw goddelijk Hart verkrijgt. Ie Punt. God verhoort altijd onze gebeden, als ze goed geschieden. Wij kennen niet genoeg de gesteltenis van Gods Hart te onzen opzichte, en het vurig verlangen dat Hij heeft, om ons met zijn goederen te verrijken. Laat ons vandaag de woorden van onzen goddelijken Meester met alle mogelijke aandacht overwegen. Vraagt en gij zult verkrijgen, zoekt en gij zult vinden, klopt en men zal voor u opendoen; want alwie vraagt verkrijgt, alwie zoekt vindt, alwie klopt, hem zal worden opengedaan. Of welk mens is er onder u, die zijn zoon een steen zal geven, als hij om brood vraagt, of die hem een slang geven zal, als hij een vis vraagt? En Hij voegt er bij: Als gij dus, hoewel gij boos zijt, toch goede giften weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer dan zal uw hemelse Vader de goede geest geven aan wie er Hem om vragen? Kan men iets uitdrukkelijker dan deze be= lof ten bedenken? God zelf, de eeuwige Waarheid, doet ze ons; hoe komt het dan, dat wij toch nog in zoveel geestelijke behoeften liggen te kwijnen? Waarom zijn wij verstoken van de hemelse gaven, terwijl Jezus er de Bron van is, en Hij zich verbonden, ja verplicht heeft, ons die gaven niet te weigeren? ’t Komt alléén, wijl wij ze niet vragen, of omdat als wij ze vragen, ons gebed de nodige vereisten mist om verhoord te worden. Jezus wil, dat wij niet slechts vragen, maar dat, als wij niet terstond verhoord zijn geworden, wij met des te meer aandrang smeken zullen. Hij wil zelfs dat wij een heilige lastigheid gebruiken, en niet ophouden vóór wij de verhoring van onze gebeden verkregen hebben. Zijn genaden zijn kostbaar genoeg, om in ons een standvastige begeerte er naar op te wekken, en we tonen er dus weinig achting voor te hebben, als we ophouden die genaden af te smeken, wanneer de goede God uitstelt ons gebed te ver» horen. 2e Punt. God schept vooral zijn behagen in het ver» horen van de gebeden, die betrekking hebben op onze zaligheid. Er is in de beloften, die wij overwegen, een opmerkens» waardig woord. Na de vergelijking van den vader, die zijn zoon de dingen die tot het leven noodzakelijk zijn, niet weigeren kan, voegt er onze goddelijke Zaligmaker bij: Hoeveel te meer dan zal uw hemelse Vader de goede geest geven, aan wie er Hem om vragen! Die tederhartige Vader verhoort al de gebeden, die niets strijdigs hebben met zijn glorie of het geestelijk welzijn van onze zielen. Maar er zijn gebeden, Hem zó welgevallig, dat Hij daaraan niet weerstaan kan; die gebeden namelijk, waardoor wij van zijn goedheid de genaden van zijn goddelijke Geest afsmeken om zijn wil te kennen en te volbrengen, ons van onze ondeugden te ontdoen, de deugden te verkrijgen, Jezus Christus na te volgen en ons met zijn aanbiddelijk Hart te verenigen. Zulke gebeden worden altijd onfeilbaar ver* hoord, als wij ze doen met vurigheid, nederigheid en vol* harding. Waarom zouden wij ons dus aan droefheid over* geven, als de Heer ons voor enige tijd het licht van zijn gelaat verbergt? De moedeloosheid of neerslachtigheid moesten nimmer naderen kunnen tot een hart dat geloof heeft. Zijn wij van den Heer af geweken, hebben wij door onze schuld de bijzondere bijstand van de Heilige Geest verloren, laat ons daarom toch niet wanhopen; ons blijft immers het gebed nog over. Laat ons onze toevlucht nemen tot dit krachtig middel; laat ons kloppen aan het Hart van Jezus, aan dat heiligdom van alle deugden, aan die hemelse school van alle heilige wetenschappen. Hij zal Het voor ons openen en er ons binnenleiden, ons verlichten, vertroosten en versterken. O mijn Jezus, doe mij de kracht van het gebed toch wèl begrijpen; geef, dat het gebed steeds zij het hulpmiddel voor mijn kwalen, de troost in mijn moeilijkheden, mijn toevlucht in alle noodwendigheden. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem die geest van geloof, vertrouwen en liefde vragen, die het gebed krachtdadig maakt. — Hem ook smeken, dat Hij in onze ziel opwekt die heilige begeerten naar de dingen der zaligheid, die de vurigheid in ons gebed onderhouden. — Met vurigheid de hulp en de genaden van de Heilige Geest afsmeken, om met zekerheid op de weg van de volmaakt* heid te wandelen. . Voornemens. Al onze gebeden met zoveel vurigheid, aan* dacht en vertrouwen verrichten, als ons maar mogelijk is. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Heer, leer ons bidden. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 62. Meditatie. JEZUS LEERT, DAT MEN DE GOEDE WERKEN ALLEEN VOOR GOD VERRICHTEN MOET. Als gij vast, wil dan de schijnheiligen niet navolgen, die met een bleek en ontdaan gelaat voor den dag komen, opdat de mensen zouden zien, dat zij vasten. Ik zeg u voorwaar, dat zij hun loon reeds ontvangen hebben. Maar als gij vast, zalf dan uw hoofd en reinig uw gelaat, opdat het niet voor het oog van de mensen is, dat gij vast, maar voor het oog van uw Vader, die in het verborgen is en uw Vader, die in het verborgen ziet, zal u er voor lonen.... Uw oog is de lamp van uw lichaam; is uw oog zuiver, dan zal geheel uw lichaam verlicht zijn, maar is uw oog slecht, dan zal geheel uw lichaam duister wezen. (Vgl. Matth. VI. 16. 17. 18. 22. 23.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich Jezus verbeelden, op de berg neer* gezeten, omringd door zijn leerlingen en door een grote menigte volks, tot wie Hij het woord richt. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus geef mij die eenvoud van hart en die oprechtheid van mening, die niets dan U zoekt en voor U alleen handelt. Ie Punt. Noodzakelijkheid van de zuiverheid van mening. Volgt de schijnheiligen niet na, die in de goede werken die zij verrichten, niets dan het oog en de achting van de mem sen zoeken; zij hebben hun loon reeds ontvangen. Het is aan ’s mensen hart zó eigen de achting van anderen te begeren, dat wij ons zelf niet genoeg mistrouwen kunnen, of niet te dikwijls in de grond van ons hart kunnen gaan. om te zien of wij in het goede dat wij doen, enkel door het belang van God alleen gedreven worden. De Heer is een jaloerse God; Hij vraagt geheel ons hart. Het minste toegeven aan de eigenliefde, het minste, waarbij men de schepselen op het oog heeft, mishaagt Hem en is vaak een hinderpaal tegen de overvloedige uitstorting van zijn ge» naden.Maar al vorderde ons eigen belang niet, dat wij onze mening van alle dubbelhartigheid en verdeeldheid zuiverden, de billijkheid en erkentelijkheid zouden er ons toe moeten verplichten. Immers, is het wel te veel, dat wij geheel ons hart geven en al onze werken toewijden aan de liefde en de glorie van een God, die zich zelf uit liefde tot ons ter dood overgeleverd, zich zelf aan ons in het H. Sacra» ment des Altaars gegeven, en ons, bij voorkeur boven een menigte meer volmaakte en meer heilige zielen dan wij, dc oneindige weldaad van religieuze roeping geschonken heeft? Ach, geheel ons leven, besteed om Hem te danken en om van liefde voor Hem verslonden te worden, zou niets zijn in vergelijking van wat wij Hem verschuldigd zijn. Hoe zou het dus mogelijk zijn, Hem niet al onze gedachten, gevoelens en werken toe te wijden door een volmaakt zuivere mening, die niets dan Hem alleen voor ogen heeft? 2e Punt. Voordeel van de zuiverheid van mening. Uw oog is de lamp van uw lichaam. Is uw oog zuiver, dan zal geheel uw lichaam verlicht zijn. Maar is uw oog slecht, dan zal geheel uw lichaam duister wezen. Die vergelijking duidt ons, volgens het gevoelen van den H. Augustinus. de zuivere mening aan, die wij hebben moeten in alles wat wij doen. De beweegreden waardoor wij handelen, is het oog van onze ziel, dat altijd naar God alléén gekeerd moet zijn. Is dat oog wezenlijk helder, dan zullen al onze hande» lingen werken van licht zijn. Maar als wij dat oog ver» duisteren door de eigenliefde, door de zucht naar lof en achting van de schepselen, door de begeerte om aan hen te behagen en door hen bemind te worden, dan houdt het oog van onze ziel op volmaakt lichtend te wezen, dan wordt de glans van onze goede werken voor het oog van God verdonkerd. Gij hebt mijn hart gewond door één van uw o&en en door één van uw haren, zegt de Bruidegom in het Hooglied. Is ons inwendig oog geheel gekeerd naar het Hart van dien goddelijken Meester, dan zal de minste van onze handelingen, wat ons beduid wordt door dat haarspier waarvan Hij spreekt, voldoende zijn om ons zijn liefde te doen winnen en zijn welbehagen over ons af te trekken Die oneindig machtige en oneindig rijke God heeft onze diensten en offeranden niet nodig; wat Hem behaagt, dat is onze liefde; en hoe vuriger en reiner die liefde is, des te meer waarde hceht Hij ook aan wat wij doen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als den oneindig goeden God, wien wij een on» begrensde liefde schuldig zijn. — Hem smeken, dat Hij ons al de plooien van ons hart openlegt, en ons door het licht van zijn genade doet kennen of wij wel in alles een zuiver inzicht hebben. — Hem ons hart opdragen met de vaste wil van voortaan alleen voor Hem te handelen. — Hem de genade vragen, aan dat voornemen getrouw te zijn. Voornemens. Elke handeling aan God opofferen, en in alles niets dan zijn wil en welbehagen zoeken. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Alles tot meerder eer van God. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 63. Meditatie. OVERGEVING AAN DE GODDELIJKE VOORZIENIGHEID. Weest niet bekommerd, hoe gij te eten zult vinden voor het onderhoud van uw leven, hoe gij klederen zult vinden, om uw lichaam te dekken. (Vgl. Matth. VI. 25.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich Jezus verbeelden, op de berg neer* gezeten, omringd door zijn leerlingen en door een grote menigte volks, tot wie Hij het woord richt. 2e Voorspel. Gewaardig U, o mijn God, mij wel te doen begrijpen, hoe aandachtig uw beminnelijke en vaderlijke Voorzienigheid is op al wat ik nodig heb, opdat ik, aan Haar al wat mij betreft overlatend, geen andere zorg meer heb dan om U te behagen. Ie Punt. God draagt zorg voor al zijn schepselen, maar bijzonder voor hen die zich geheel aan Jezus verbinden. Weest niet bekommerd, hoe gij te eten zult vinden voor het onderhoud van uw leven, hoe gij klederen zult vinden, om uw lichaam te dekken. Is het leven niet méér dan het voedsel, en het lichaam niet méér dan de kleding? Beschouwt de vogelen des hemels: zij zaaien of maaien niet, zij ver* gaderen niet in schuren, maar uw hemelse Vader voedt ze Zijt gij niet meer waard dan zij? Wie van u kan door kracht van denken een el aan zijn levensweg toevoegen? En waar* om zijt ge bekommerd over uw kleding? Ziet de leliën des velds, hoe zij groeien: zij werken of zij spinnen niet, en toch zeg lk u, dat zelfs Salomon in al zijn heerlijkheid niet gekleed is geweest gelijk een van deze leliën. Draagt God zorg, om zo het gras op het veld, dat vandaag bloeit en morgen in de oven geworpen wordt, te kleden, hoeveel te meer zal Hij dit doen voor u, o kleinen van geloof! Die les, waardoor de Heer zijn leerlingen aanspoort, om niet bekommerd te zijn over de noodzakelijke dingen van het leven, zou bij de eerste oogopslag niet op ons van toe* passing schijnen te zijn. Door de gelofte van armoede immers, hebben wij al wat ons aangaat, in de handen van de goddelijke Voorzienigheid gesteld. Meer dan de andere mensen zijn wij dan ook verzekerd, dat ons nimmer het noodzakelijke voor ons lichaam ontbreken zal. Maar men kan die les nog op een andere wijze uitleggen. Zij is niet alleen gericht tot hen, die zich te veel beijveren en bekom» meren om de aardse zaken, maar ook tot allen, die niet vertrouwvol genoeg aan God de zorg voor hun zaligheid en volmaaktheid overlaten. Behoren wij tot dit getal, laat ons dan aandachtig de woorden van onzen goddelijken Meester aanhoren en overwegen. Kleedt Hij de leliën des velds, voedt Hij de vogelen des hemels, hoeveel te meer zorg zal Hij dan dragen voor onze zielen, door de dure prijs van zijn kostbaar Bloed vrijgekocht, en die geheel aan Hem toebehoren! — Wij mogen het niet betwijfelen: zijn goedheid, zijn liefde wendt alle middelen aan, om ons in de deugd te doen vorderen. De ontberingen, beproevingen en tegenspoeden, die Hij toelaat, zijn in zijn hand krachtige middelen van heiliging, en wij zouden Hem smaad aandoen, als wij ons niet volkomen aan zijn leiding overgaven. 2e Punt. Ons mistrouwen zou het Hart van Jezus kwetsen; ons vertrouwen eert en verheugt Hem. Wilt dus niet bekommerd zijn voor de dag van morgen; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kommer. Vrezen wij toch niet, nog eens te blijven stilstaan bij de overweging van een waarheid, die Jezus zelf op zo verschillende wijzen herhaalt, om ze ons des te dieper in te prenten. Die goddelijke Meester wil, dat wij Hem de zorg voor de toekomst overlaten, het tegenwoordige alleen gebruiken om Hem te beminnen en met vertrouwen op zijn vaderlijke Voorzienigs heid in kinderlijke gerustheid voortleven. Hij kent de middelen om ons te heiligen, omdat Hij oneindig wijs is; Hij kan ze aanwenden, omdat Hij God is, en niets aan zijn opperste wil weerstaat; Hij wil al wat ons voordelig zijn kan, daar Hij onze Verlosser, en Vader is ; zodat het twijfelen aan zijn liefde van onze kant de grootste ondankbaarheid zou zijn. Waarom zouden wij dus toegeven aan een mistrouwen, dat zo beledigend voor zijn liefdevol Hart is? Waarom vrezen wij? Zijn genade zal ons niet ont* breken, want Hij heeft ze ons beloofd, en zijn woord is on* feilbaar. — Kan een moeder haar kind vergeten? zegt Hij ons in de H. Schrift. En als zij dat kon, voegt Hij er bij, geloof toch, o Israël, dat Ik u nimmer vergeten zal. Ik zweer het bij mij zelf, Ik die de Heer ben. Ik draag u in mijn ham den geschreven, u die mijn dierbaar volk zijt, en Ik zal nimmer mijn verbond of mijn beloften vergeten. Hart van mijn Jezus, nu begrijp ik, hoe rechtvaardig het is, dat ik een onbepaald vertrouwen in U stel. Maar dat vertrouwen is een gaaf van de Heilige Geest, die ik niet kan verkrijgen door mijn eigen krachten. Prent Gij het dus in mijn hart, o Heer, en gedoog niet, dat het ooit verzwakke, maar geef dat het steeds groter en sterker worde. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Zijn oneindige goedheid en onmeetbare liefde aanbidden. — Hem dat liefdevol vertrouwen vragen, dat Hem zo aangenaam is, en dat Hij om zoveel redenen verdient. —- Ons geheel in zijn handen overgeven, opdat Hij met ons volgens zijn welbehagen handelt. Voornemens. Alle gedachten en alle gevoel van mis* trouwen en ongerustheid verwerpen, zowel wegens de uit* slag van onze zaken als met betrekking tot onze geestelijke voortgang. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ik draag u in mijn handen geschreven, u die mijn dierbaar volk zijl. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 64. Meditatie. WIJ MOETEN ONZE EVENNAASTE NIET BEOORDELEN. Oordeelt niet, om niet geoordeeld te worden. Want met het oordeel waarmee gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden, en met de maat waarmee gij meet, zal u toegemeten worden. Waarom ziet gij de splinter in het oog van uw broeder, gij die de balk in uw eigen oog niet ziet ? (Matth. VII. 1—3.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich Jezus verbeelden, op de berg neer* gezeten, omringd door zijn leerlingen en door een grote menigte volks, tot wie Hij het woord richt. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, geef mij uw geest, die een geest van nederigheid en liefde is, opdat ik mij wel wachte, mijn evennaaste te beoordelen en steeds op mijn eigen ge* breken neerzie. Ie Punt. Wij moeten ons wachten, de evennaaste te be* oordelen, indien wij willen dat God toegevendheid jegens ons gebruikt. Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt. Waarom ziet gij de splinter in het oog van uw broeder, gij, die de 'balk in uw eigen oog niet ziet? De erfzonde heeft zozeer ons verstand verblind en onze oordelen bedorven, dat wij genegen zijn in ons zelf alles te verschonen en in onze naaste alles te veroordelen. De eigenliefde, die ons beheerst, maakt zelfs, dat wij de onredelijkheid en de hovaardigheid van deze handelwijze niet inzien. Alleen door een boven* natuurlijk licht en met de hulp van een bijzondere genade, zullen wij die onredelijkheid ontdekken en verhelpen kun= nen. Trachten wij dus wel te begrijpen, van hoe groot belang het voor ons is een oprechte nederigheid te ver* krijgen, en bidden wij onophoudelijk den Heer, dat Hij die blinddoek van onze eigenliefde van ons wegneemt en zijn waarheid voor onze ogen doet schitteren. God, die den ootmoedigen Publikaan vergeving schonk, terwijl Hij het gebed van den hovaardigen Farizeër verafschuwde, zal te onzen opzichte toegevendheid en barmhartigheid gebruiken, als Hij ziet dat wij toegevend jegens onze naaste zijn en wij ons zelf niets toegeven. Maar indien de hoogmoed in onze ziel heerst, indien wij anderen veroordelen en ons zelf verontschuldigen, dan zal Hij voor ons zijn rechtvaardigheid en strengheid doen gelden, meer dan voor anderen. Slaan wij eens een blik in de grond van ons hart. Is het niet waar, dat wij veel spoediger gereed zijn om de fouten van onze medereligieuzen dan om onze eigen gebreken op te merken? Achten wij in onze ziel ons zelf niet méér dan hen? In één woord, verdienen wij niet het verwijt van Jezus: Waarom ziet gij de splinter in het oog van uw broeder, gij, die de balk in uw eigen oog niet ziet? O mijn Jezus, genees mij van alle verblindheid der eigenliefde. Ver= beter mijn oordelen en behoed mij tegen het ongeluk, uw verontwaardiging in te lopen door mijn hoogmoed en fari> zese geest. 2e Punt. Wij moeten onze eigen fouten verbeteren, als wij onze evennaaste nuttig willen zijn. Schijnheilige, trek eerst de balk uit uw eigen oog en denk er dan aan, de splinter uit het oog van uw broeder te trekken. Indien wij met vrucht aan de verbetering van anderen werken willen, moeten wij onophoudelijk en uit al ons vermogen trachten ons zelf te verbeteren. God zegent alleen de ootmoedige en heilige ijver. Als wij slechts uit Meditaties li 12 humeur of uit menselijke inzichten handelen, leent Hij ons zijn bijstand gewoonlijk niet. Al wij dus ondervinden dat onze arbeid bij de zielen zonder vrucht blijft, dat onze raadgevingen en vermaningen zonder uitwerking blijven, dan moeten wij ons diep vernederen, en onderzoeken of Jezus niet inwendig tot ons zegt: Schijnheilige, trek eerst de balk uit uw eigen oog, en denk er dan aan, de splinter uit het oog van uw broeder te trekken. Vragen wij ons dus af, of het niet toe te schrijven is aan onze geringe zucht naar het betrachten van de ootmoedigheid, aan onze geringe waak* zaamheid over ons zelf, aan onze onvolmaaktheid, driftigheid of liefdeloosheid, waardoor wij de evennaaste ergernis geven, zijn achting verliezen, zijn hart sluiten, en zo al onze ver* maningen vruchteloos maken. O mijn Zaligmaker, prent toch diep in mijn geest en in mijn hart deze belangrijke waarheid: dat de ootmoedigheid alles bij U vermag, en dat het voor* beeld de krachtigste en zekerste van alle lessen is. Geef, dat ik uit liefde tot uw H. Hart en voor uw meerder eer. mij beijver om voor allen steeds een levend voorbeeld van deugd en volmaaktheid te zijn. Doe mij vooral goed begrijpen, dat mijn roeping mij verplicht, dat grote middel aan te wenden, ter bevordering van de zaligheid en de heiliging van de naaste, wat mijn bediening ook zijn mag. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen Meester en Zaligmaker. — Hem smeken, dat Hij zijn heilzame onderrichtingen tot onze harten doe doordringen. — Hem vergeving vragen over al de lichtvaardige oordelen, die wij ons zelf veroorloofd heb* ben. — Hem bidden, dat Hij ons bevestige in de ootmoedig* heid en in het mistrouwen van ons zelf. — Hem beloven, dat wij niets veronachtzamen zullen om de deugden te ver* krijgen, die alleen geschikt zijn om ons tegen elk lichtvaar* dig oordeel te behoeden en met vrucht aan de zaligheid van de evenmens te werken. Voornemens. Als wij bekoord worden, om ongunstig over iemand te oordelen, dat oordeel tegen ons zelf keren, en denken dat wij geen ootmoedigheid of liefde genoeg hebben. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Oordeelt niet, en gij zult niet geoort deeld worden. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 65. Meditatie. DE WEG DER HEILIGHEID IS SMAL. Gaat door de enge poort binnen, want wijd is de poort en breed is de weg, die ten verderve leidt; en velen zijn er, die daarlangs ingaan. Hoe eng is de poort en hoe smal is de weg, die ten leven voert, en weinigen zijn er, die hem vinden! (Matth. VII. 13. 14.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons de Kalvarieberg, beschouwen wij onzen goddelijken Meester, die beladen met zijn Kruis ons voorgaat en ons roept om zijn voetstappen te volgen. 2e Voorspel. Geef mij, o Jezus, de genade, U trouw te volgen op de moeilijke wegen van de Kalvarieberg, opdat ik na U uit liefde gedurende geheel mijn leven gevolgd te hebben, tot de eeuwige heerlijkheid geraken mag. Ie Punt. De weg der volmaaktheid is moeilijk, maar de genade ondersteunt hen, die hem bewandelen. Hoe eng is de poort en hoe smal is de weg die ten leven voert en weinigen zijn er, die hem vinden! Die woorden, waarvan de letterlijke zin op de eeuwige zaligheid toepasse* lijk is, kunnen ook van de religieuze volmaaktheid verstaan worden. Om die volmaaktheid te verkrijgen en aan Jezus Christus gelijkvormig te worden, moet men gedurig de neigingen van de natuur, zijn eigen wil en oordeel, de hoog» meed en de liefde tot zich zelf bestrijden en slachtofferen, in één woord, een ongemakkelijke en smalle weg bewande» len. Ben ik op die ongemakkelijke weg?.... Ben ik er niet op, dan vlei ik mij tevergeefs, de volmaaktheid te bereiken, waartoe ik geroepen ben; want het is de enige weg om Jezus en de Heiligen te volgen. Waarom zou ik schromen, hem te betreden of er op voort te gaan, als ik er mij op bevind? — Jezus heeft beloofd, ons te zullen bijstaan; vrezen wij, dat Hij ons verlaten zal? Wij zien thans alleen de moeilijkheden van die weg. Om ons geloof en onze liefde te beproeven, verbergt Hij nog voor ons die geheime en heerlijke zoetheden, die innige mededelingen, waarmee Hij de zielen begunstigt, die edelmoedig genoeg zijn om Hem tot op de Kalvarieberg te volgen. Maar wij weten toch, dat God zich nimmer in mildheid laat over» treffen. En' het getuigenis van alle Heiligen verzekert ons. dat Hij reeds in dit leven al wat men te zijner liefde doet, overvloedig beloont. O mijn Zaligmaker, ondersteun mijn zwakheid, en gewaardig U mij op die koninklijke weg te brengen, waarop Gij mij roept om U te volgen. 2e Punt. Om de ware weg te bewandelen moet men Jezus edelmoedig volgen. Hoe eng is de poort en hoe smal is de weg die ten leven voert, en hoe weinigen zijn er, die hem vinden! Waarom zegt onze Heer, dat de weg smal is en weinig personen hem vinden? Is het dan een weg, die verborgen en moeilijk te ontdekken is? Neen, het is een berg, die voor allen zicht» baar is. ’t Is de Kalvarieberg, die Jezus bij heldere dag beklimt, allen, die Hem beminnen willen, uitnodigend om Hem te volgen. Maar die koninklijke weg schijnt aan hun be» dorven natuur en hun zinnen zo lastig toe, dat zij de ogen afwenden om hem niet te zien, en liever gemakkelijke wegen inslaan, waarop zij steeds in gevaar verkeren van zich met de menigte in ’t eeuwig verderf te storten. Helaas, op die wegen verdwalen de meesten, terwijl zij hun leven in lauw» heid doorbrengen en zich bedriegen in wat God van hen vraagt, —in plaats van edelmoedig naar zijn stem te luiste» ren en Jezus daarheen te volgen, waar Hij hen leiden wil. Wie mij volgt, wandelt niet in duisternissen, heeft de godde» lijke Meester gezegd. Het inwendige licht, de vrede, de zekerheid op de goede weg te zijn, een heilige blijdschap en steeds nieuwe vurigheid, zijn het deel van de edelmoe» dige en vurige zielen, die zich zelf in de dienst van God niet sparen. — Wil ik dus van die inwendige ontsteltenissen, onzekerheden en duisternissen bevrijd zijn, dan moet ik voorgoed de smalle weg opgaan. Ik moet dus meer hande» len dan napluizen, meer voorwaarts gaan dan nadenken. Ik moet tot God gaan door de wil en door de werken, de natuur overwinnen zonder acht te slaan op haar geschreeuw en haar tegenzin, en vooral de woorden van den groten Apostel nooit vergeten: God is getrouw Ik kan alles in Hem, die mij versterkt. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken voor de heilzame onderrichtingen, die Hij ons heeft gegeven. — Hem de genade vragen van er ons goed van te doordringen. — Aan zijn voeten het voornemen maken van op de smalle weg te wandelen, en Hem smeken dat Hij ons ondersteune, opdat wij er nimmer van afwijken. Voornemens. De neigingen van onze bedorven natuur tegengaan en edelmoedig de inspraken van de genade volgen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ik kan alles in Hem, die mij versterkt. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 66. Meditatie. LESSEN VAN CHRISTELIJKE VOORZICHTIGHEID. Wacht u voor de valse profeten, die in schaapsklederen tot u komen, maar inwendig roofzuchtige wolven zijn. Aan hun vruchten zult gij ze kennen.' (Matth. VII. 15. 16.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich Jezus verbeelden, op de berg neer* gezeten, omringd door zijn leerlingen en door een grote menigte volks, tot wie Hij het woord richt. 2e Voorspel. Vervul mij, o Heer, met de geest van voor* zichtigheid, opdat ik alle gevaren waaraan mijn zaligheid en volmaaktheid blootgesteld zijn, mag kennen en ver* mijden. Ie Punt. Wie zijn de valse profeten, voor wie wij ons wachten moeten? Wacht u voor de valse profeten, die in schaapsklederen tot u komen, maar inwendig roofzuchtige wolven zijn. Er zijn valse profeten van meer dan één soort. Laat ons niet stilstaan bij het beschouwen van de valse profeten of ver* leiders, waarvoor men in de wereld zozeer te vrezen heeft. Deze immers kunnen niet dan moeilijk hun verleiding tot ons doen komen, indien wij de behoedmiddelen, waarmee God ons in de religieuze staat omgeven heeft, getrouw gebruiken. Laat ons liever de woorden von onzen goddelijken Meester toepassen op die vijanden van onze ziel, waarvoor wij meer bijzonder te vrezen hebben. De valse profeten, waarvoor wij ons bijzonder wachten moeten, zijn: onze eigen geest, die zich tegen de mededelingen van de Geest der waarheid stelt, — onze eigenliefde, die ons belet de ingevingen van de genade te volgen. — Valse profeten zijn vooral de duivelen, die er zeer behendig in zijn, van onze slechte gesteltenis gebruik te maken, om ons te doen zondigen, ons van de oefening der deugd af te trekken of ten minste onze voortgang te belemmeren, ons te ver» ontrusten en op duizenden wijzen stil te doen staan, op gevaar af van niet alleen de volmaaktheid maar zelfs het eeuwig geluk des Hemels te verliezen. O, wat zou onze onvoorzichtigheid toch groot zijn, als wij dachten niets te vrezen te hebben, en verzuimden zonder ophouden te waken en te bidden, waartoe Jezus ons zo dringend uitnodigt!.... Mijn goddelijke Meester, verleen mij dus die geest van voor* zichtigheid, die onontbeerlijk voor mij is om zalig te worden en mij te heiligen in het midden van zoveel gevaren. 2e Punt. Middelen om de verleiding van de valse pro* feten te ontgaan. Aan hun vruchten zult gij ze kennen. Dat is de zekere regel, die de eeuwige wijsheid ons aangeeft, om de geest die ons bezielt, te onderscheiden, ’t Is dus gemakkelijk voor mij, te weten of ik door de geest van God op de ware weg van de volmaaktheid geleid word, ofwel dat valse profeten mij verkeerde wegen doen bewandelen. Als ik, in al wat ik doe, bezield ben met een diepe ootmoedigheid, waardoor ik aangespoord word, om mij beneden al mijn Medereli* gieuzen, en als het ware aan hun voeten te plaatsen, -— om mij te verheugen, als zij vóór mij gesteld worden, — om altijd hun gevoelen te volgen, in zo verre dit namelijk niet tegen mijn plichten is, dan kan ik gerust zijn. Als mijn gehoorzaamheid volmaakt is, en mij altijd de wil van God in die van mijn Oversten doet zien, — als ik waarlijk tot zelfopoffering genegen ben, zodat ik mijn eigen belangen niet acht, zodra het de glorie van God of het welzijn van de evennaaste geldt, dan heb ik gegronde redenen, om te denken, dat de Geest van Jezus in mij woont. Maar blijkt het, dat ik aan mijn eigen zin en oordeel gehecht ben, — dat ik lichtvaardig mijn Medereligieuzen beoordeel, weinig bezorgd ben over het onderhouden van de heilige Regelen, altijd gereed om verschoningen en redenen te vinden, om niet te moeten gehoorzamen, — o, dan word ik door de geest der duisternissen of door mijn eigen geest geleid. In dat geval moet ik sidderen en beven voor het gevaar dat mij bedreigt, den goddelijken Herder te hulp roepen, en met de bijstand van zijn genade mij trachten te ont» trekken aan de woede van die wolven, die gereed zijn mij te verslinden. O mijn Jezus, het grootste van alle onheilen zou wezen, dat ik mij in hun macht bevond zonder het te weten. Gedoog dit niet, verlicht mij en geef, dat ik alle strikken van mijn vijanden mag kennen en vermijden. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als de eeuwige Wijsheid, van de Hemel afge» daald om de mensen te onderrichten. — Hem danken voor de heilzame waarschuwingen, die Hij zich gewaardigt ons te geven. — Hem de geest van voorzichtigheid en onderscheiding vragen, om de strikken van satan te kennen en te vermijden. — Hem bidden dat Hij ons ook behoedt tegen de bedriegerijen van de eigenliefde, en ons de genade ver» leent, dat wij goede vruchten dragen door het volbrengen van zijn goddelijke Wil. Voornemens. Ons zelf mistrouwen, zorgvuldig gehoor» zamen en ons in alles vernederen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Heer, geleid mij op de wegen van de gerechtigheid. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 67. Contemplatie. DE MELAATSE GENEZEN. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Toen Jezus van de berg afkwam, volgde Hem een grote menigte volks. En zie, daar kwam een me* laatse tot Hem, die zeide: Heer, indien Gij wilt, kunt Gij mij genezen. Jezus strekte zijn hand uit, raakte hem aan, en zeide: Ik wil, word genezen! en op hetzelfde ogenblik was zijn melaatsheid genezen. 2e Voorspel. Zich de voet van de berg voorstellen, waar Jezus afkomt. Hij wordt gevolgd door een grote menigte. Een melaatse ligt aan zijn voeten en smeekt Hem om ge* nezing. 3e Voorspel. Geef mij de genade, o Jezus, dat ik uit deze contemplatie het geloof en betrouwen put, die mij noodzake* lijk zijn, om evenals de melaatse verhoord te worden. Ie Punt. Er biedt zich een melaatse bij Jezus aan, smekend om genezen te worden. De personen beschouwen. — Jezus, onzen aanbiddelijken Meester, gedurende verscheiden uren heeft Hij tot de ver* gaderde menigte gesproken. Hij is er vermoeid van, maar de vermoeienis vermindert in niets zijn lieftalligheid, zijn geduld, zijn onveranderlijke zachtmoedigheid.. De menigte, die Hem omringt, is vol bewondering over wat zij hoort.. Er vertoont zich een melaatse, hij is gans mismaakt door zijn afzichtelijke ziekte: zijn nederige houding boezemt medelijden in. — De woorden aanhoren. — Heer, roept de melaatse uit, als Gij wilt, kunt Gij me genezen. Wat een groot geloof en vertrouwen in die weinige woorden! Er komt niet de minste twijfel in hem op aan de almacht van Jezus: als Gij wilt, kunt Gij. Terzelfder tijd hoopt hij, dat het medelijdend Hart van Jezus het Hem gedane verzoek niet zal afslaan.... Als wij de genezing van een of andere geestelijke ziekte afsmeken, doen wij het dan wel met zulk een geloof en vertrouwen als deze ongelukkige? — De handelingen beschouwen. — De melaatse valt op zijn knieën voor Jezus neer, om Hem te aanbidden. Hij betuigt op alle mogelijke wijzen zijn geloof, zijn eerbied en het verlangen, dat hij heeft om verhoord te worden. Al die betuigingen komen recht uit het hart en daarom zijn ze Jezus zo aangenaam. O, met welk een eerbied, met welk een vast vertrouwen zouden ook wij jegens onzen godde* lijken Zaligmaker bezield zijn, indien wij een levendig ge* loof hadden! Geef, o mijn Jezus, dat ik U ken! 2e Punt. Jezus geneest den melaatse, door zijn hand over hem uit te strekken. Personen. — Dezelfde. — Woorden en handelingen. — Jezus, door medelijden bewogen, strekt zijn hand tot den melaatse uit, en zegt: lk wil, word genezen! Op hetzelfde ogenblik verdwijnt de melaatsheid. — O mijn Jezus, de melaatsheid van een menigte zonden en zondige neigingen overdekt mijn ziel en kwetst uw goddelijke ogen. Achf heb medelijden met mijn ellende; als Gij wilt, kunt Gij mij genezen! Gewaardig U, uw almachtige hand uit te strekken, en over mij dat woord van zaligheid uit te spreken: lk wil, word genezen! 3e Punt. Jezus beveelt den genezen melaatse, het mirakel geheim te houden. De personen beschouwen. — Jezus, altijd vol van goedheid, nederigheid en zedigheid.... Hij, die zoeven genezen is. wordt door blijdschap en dankbaarheid vervoerd. — De woorden aanhoren. — Wacht u wel, zegt Jezus, hiervan aan iemand iets te zeggen; maar ga u aan den priester vertonen, en breng het door Mozes voorgeschreven offer, opdat het hun tot getuigenis dient. Uit nederigheid wil Hij aan het volk de kennis van dat nieuwe mirakel onttrekken. Maar de zieke, van dankbaarheid doordrongen en door blijdschap als buiten zich zelf, gaat overal zijn genezing verkondigen. — Jezus heeft ons een veel groter weldaad bewezen. Hij heeft niet ons lichaam, maar onze ziel van de afschuwelijke melaatsheid der zonde genezen. O, hoeveel dankbaarheid zijn wij Hem dus schuldig! Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem met het volkomenst vertrouwen alle noodwendigheden en ziekten van onze ziel openleggen, en Hem onze genezing afsmeken. — Hem bidden, dat Hij ons met een levendige erkentelijkheid doordringe, waardoor wij krachtig aange* spoord worden, om Hem te doen kennen en zijn eer te bevorderen. Voornemens. Ons zelf vernieuwen in het levendig geloof en kinderlijk vertrouwen, die al onze gebeden vergezellen moeten. — Dikwijls door de dag ons hart tot Jezus ver* heffen, om Hem te smeken, dat Hij onze ziel geneest. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Heer, als gij wilt, kunt Gij mij genezen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 68. Meditatie. JEZUS VERENIGT HET GEBED MET DE ARBEID. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Daar de roem van Jezus meer en meer verbreid werd, kwam het volk bij menigte, om Hem te horen en van zijn kwalen genezen te worden; maar Hij zonderde zich af om te bidden. (Vgl. Luc. V. 15. 16.) Ie Voorspel. Begeven wij ons in de geest naar een van die eenzame plaatsen, waar Jezus gaat bidden. Verbeelden wij ons de kalmte van een schone nacht en beschouwen wij daar, hoe onze aanbiddelijke Meester aan zijn ziel in een vreedzaam gebed rust en voedsel geeft. 2e Voorspel. Gewaardig U, o Jezus, aan mijn hart te leren, hoe het in het gebed naar uw voorbeeld zijn voedsel en zijn rust zoeken moet. Ie Punt. Wij moeten ons naar het voorbeeld van Jezus Christus op het gebed toeleggen. Jezus zonderde zich van tijd tot tijd af om te bidden. Jezus leert ons door zijn voorbeeld welk gedrag wij leiden moeten. Omdat wij door onze roeping tot de arbeid en tot de dienst van de evenmens bestemd zijn, hebben wij ten zeer* ste nodig, dat wij van tijd tot tijd onze geestelijke krachten herstellen en ons in de rust van het gebed verkwikken. Gelijk ons lichaam gedurig door voedsel en slaap versterkt moet worden, zo moet ook onze ziel door het gebed, dat haar voedsel en haar rust is, aanhoudend haar krachten herstellen. Is zij van dit voedsel verstoken, dan zal zij, evenals het lichaam, onder de arbeid bezwijken. Wij moeten dus zoveel mogelijk ons genoegen stellen in. die heilige oefening van het gebed, waardoor wij ons hart zuiveren, onze ziel versterken, en meer en meer met Jezus verenigd worden. O, hoe noodzakelijk is het voor een religieuze ziel, dat zij de meditatie en het gebed bemint! Hoe aangenaam moet het haar wezen, niet alleen van tijd tot tijd, maar dikwijls met Jezus te kunnen spreken! Kan er voor een getrouwe ziel wel een zoeter bezigheid zijn, dan zich van hart tot hart met haar Bruidegom te onderhouden, dien zij innig bemint, en door wien zij teder bemind wordt? 2e Punt. Wij moeten naar het voorbeeld van Jezus, de geest van gebed oefenen en een inwendig leven leiden. Jezus, ons goddelijk Voorbeeld, vergenoegde er zich niet mee, de tijd die Hij aan de arbeid van zijn zending of aan zijn slaap onttrok, aan het gebed toe te wijden. Geheel zijn leven was een aanhoudend gebed door zijn ingetogens heid, door de vereniging van zijn Hart met zijn goddelijken Vader, door het gestadig denken aan de heilige Wil en de glorie van zijn Vader en door de gedurige oefening van volmaakte liefde. Welnu, vooral in die gedurige oefening van de geest van gebed wil Hij, dat wij Hem navolgen. Die geest van ingetogenheid, die gedurige gedachte aan de heilige wil en aan de glorie van God zal ons gebed aam houdend ma)een. Hoeveel zorg moet ik dus hebben, om al mijn werken te doen onder de ogen en in de tegen woor* heid van God en met het inzicht, om Hem te behagen? Welk een zorg, om er mij een heilige gewoonte van te maken, van hart tot hart met Hem te spreken. Hem in mijn twijfelingen te raadplegen, in al mijn noodwendig* heden tot Hem te gaan, inwendig naar Hem te luisteren en getrouw aan zijn stem te wezen! O mijn Jezus, verleen mij de genade, mij van ganser harte op die heilige oefe* ning van het gebed toe te leggen en ernstig te trachten een waarlijk inwendig mens te worden. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als den Meester en het Voorbeeld van het in* wendig leven. — Hem de geest van ingetogenheid en gebed vragen. — Ons zelf aan zijn voeten diep vernederen over de ongetrouwheden, die ons belet hebben voortgang te doen in de deugden van onze heilige staat. — Hem nieuwe ge» naden vragen en Hem beloven getrouwer te zullen zijn. Voornemens. Ons zorgvuldig kwijten van onze geestelijke oefeningen, de ingetogenheid oefenen en gedurig Gods tegenwoordigheid gedenken. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ik zal luisteren naar wat de Heer mijn God in het binnenste van mijn hart zeggen zal. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 69. Meditatie. VERZOEK VAN DEN HONDERDMAN. Toen Jezus Kafarnaüm binnentrad, kwam een honderdman bij Hem, die Hem smeekte: Heer, mijn dienstknecht ligt thuis met lamheid geslagen.... Jezus zeide tot hem: Ik zal komen en hem genezen. Maar de honderdman antwoordde Hem: Heer, ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak komt; maar spreek slechts een woord en mijn knecht zal genezen. (Matth. VIII. 5—8.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich voorstellen de stad Kafarnaüm, die Jezus binnentreedt. 2e Voorspel. Geef, o mijn goede Meester, dat ik een vruchtbaar gebruik maak van de lessen van geloof, nederig» heid, liefde en heilig vertrouwen, die de honderdman van het Evangelie mij geeft. Ie Punt. Welke deugden oefent de honderdman in het verzoek, dat hij Jezus doet? Er kwam een honderdman bij Jezus, die Hem smeekte: Heer, mijn dienstknecht ligt thuis met lamheid geslagen, en lijdt hevige pijnen. De liefde van dien man is de eerste deugd, die zich tot onze overweging en navolging aanbiedt. Niet voor een bloedverwant, een weldoener of vriend komt hij de goedheid van Jezus afsmeken. Het is voor zijn dienst» knecht, aan wien hij reeds zijn zorgen besteed heeft, zoals zijn woorden en nog meer de pogingen die hij doet, te ver* staan geven. De uitdrukkingen die hij bezigt, doen zien hoe diep zijn hart van medelijden doordrongen is: Mijn diensU knecht ligt met lamheid geslagen, en lijdt hevige pijnen. Een dusdanig verzoek, dat uit ware liefde tot de naaste voortkwam, kon door onzen barmhartigen en liefdevollen Zaligmaker niet verworpen worden. Hij antwoordt aam stonds: lk zal komen, en hem genezen. — Heer, hervat de honderdman, ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak komt; maar spreek slechts een woord en mijn dienstknecht zal genezen. Het Hart van Jezus wordt door het vast ver* trouwen en de oprechte nederigheid van den honderdman diep getroffen. Hij verleent hem het mirakel, dat hij vroeg en een menigte genaden, die hij niet vroeg. Ach, hoe zou de liefde van Jezus voldaan zijn en mij met weldaden over* Iaden, als ik Hem met een even groot geloof, vertrouwen en nederigheid, mijn eigen geestelijke kwalen en die van mijn evennaaste openlegde en aanbeval! Waarom wordt Jezus door mijn gebeden niet getroffen? Omdat de liefde, de nederigheid en het geloof te zwak in mijn hart zijn. Ik ben niet verlicht, zoals het behoort, over de waarde der zielen voor wie ik nuttig zijn kan. De glorie van Jezus, het eeuwig geluk van die zielen, ten koste van zijn Bloed vrijgekocht, treffen niet levendig genoeg mijn hart. En in het gebed mis ik vurigheid, nederigheid en vertrouwen. O mijn Jezus verleen mij de genade, dat ik toch eindelijk de deugden verkrijg, die ware religieuzen kenmerken moeten en aan hun gebeden een onweerstaanbare kracht op uw aan* biddelijk Hart moeten geven. 2e Punt. Met welke gunsten Jezus de deugden van den honderdman beloont. Al de bladzijden van het H. Evangelie openbaren ons de goedheid van onzen goddelijken Meester. Overal zien wij Hem zoetaardig, weldadig en meedogend jegens de zon* daars en zieken. Altijd was Hij gereed om het geloof en het vertrouwen van allen die tot Hem hun toevlucht namen, te belonen. Laat ons beschouwen met hoeveel goedheid Hij den honderdman van het Evangelie ontvangt. Op zijn eerste verzoek antwoordt Hij: Ik zal komen en hem genezen. En als die man, doordrongen van de macht van Jezus en van zijn eigen onwaardigheid, Hem zegt: Heer, ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak komt, maar spreek slechts een woord, verricht onze goede Meester te zijnen gunste niet alleen een van zijn grootste mirakelen, maar Hij moedigt hem daarenboven aan en prijst zijn geloof, uitroepend: Voorwaar, Ik zeg u, zo groot een geloof heb Ik zelfs in Israël niet gevonden! Hij overlaadt hem met inwendige genaden, ten einde de deugden van liefde, geloof, vertrouwen en nederigheid in hem te volmaken. — O, als wij eens goed begrepen, hoezeer Jezus verlangt de gelegenheid te vinden, om ons met zijn gaven te verrijken, — hoe aandachtig zijn Hart is op de oefeningen van deugd, die wij doen kunnen, — hoe zoet het voor Hem is, die te belonen, dan zouden wij vol zijn van een heilige vurigheid om die deugden te beoefenen. Geef dus o Jezus, dat ik uw H. Hart ken en alle middelen aanwend, om Het te behagen, ten einde over mij en mijn evennaaste uw overvloedigste gunsten en rijkste zegeningen te doen afdalen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen God en Zaligmaker, wiens goedheid en macht oneindig zijn. — Ons zelf vernederen over de weinige gelijkenis, die wij hebben met het grote voorbeeld van deugd, dat ons is voorgesteld. — Jezus smeken dat Hij onze overgrote zwakheid te gemoet komt en Hem bidden dat Hij ons vooral een grote minachting van ons zelf en een vast vertrouwen op zijn macht en goedheid inboezemt Voornemens. Dikwijls in ons zelf gaan, om ons in de tegen* woordigheid des Heren te vernederen. — Zorgvuldig de gelegenheden waarnemen, waarin wij de liefde jegens de naaste beoefenen kunnen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Heer, spreek slechts een woord, en mijn ziel zal genezen zijn. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 70. Meditatie. KENMERKEN VAN DEN TOT DE MENSEN GEZONDEN VERLOSSER. Toen Joannes in de kerker de wonder werken van Christus hoorde, zond hij twee van zijn leerlingen, om Hem te vragen: Zijt Gij het, die komen moet, of hebben wij een ander te verwachten? En Jezus antwoordde hun: Gaat en boodschapt aan Joannes wat gij hoort en ziet: Blinden zien en kreupelen gaan, melaatsen worden gereinigd en doven horen, doden staan op en aan armen wordt het Evangelie verkondigd. (Matth. XI. . 2—5.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich onzen Heer Jezus Christus voorstellen, omringd door een talrijke menigte armen, zieken en gebrek* kigen, die Hem volgen om zijn heilig woord te horen of enige gunst van Hem te verkrijgen; — de twee leerlingen, door den H. Joannes den Doper gezonden. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, maak U kenbaar aan mijn hart, opdat ik mij door dankbaarheid en liefde aan U hecht le Punt. Kentekenen en weldaden van Jezus, onzen goddelijken Verlosser. Gaat en boodschapt aan Joannes, wat gij gehoord en gezien hebt: blinden zien en kreupelen gaan, melaatsen worden gereinigd en doven horen, doden staan op en aan armen wordt het Evangelie verkondigd. Onze goddelijke Meditatie II ia Verlosser was voor het geluk van de mensen op de wereld gekomen; de tekenen van zijn macht en Godheid moesten dus weldaden wezen. Dit geeft ons het antwoord te verstaan, dat Hij gaf aan de leerlingen die door Joannes gezonden waren. Overwegen wij dat antwoord. De wonderbare genezingen die Jezus gedurende zijn sterfelijk leven deed, verbeelden de uitwerkselen, die de verkondiging van zijn H. Evangelie over de hele wereld hebben zou. Vóór zijn komst waren de mensen blind, de Profeten stellen ze ons voor, als zittend in de duisternis en in de schaduw van de dood. Zij waren kreupel, want zij konden niet dan zeer moeilijk de wegen der zaligheid bewandelen. De melaats* heid der zonde maakte hen afschuwelijk in de ogen van God en zijn HH. Engelen. Zij waren doof voor de stem van het geweten en zelfs van de rede, daar zij goddelijke eer bewezen aan afgoden, die niets dan verachting waardig waren. Eindelijk, zij waren dood voor de genade van God en tot de eeuwige dood veroordeeld.—-Welnu, Jezus Christus heeft al die kwalen genezen. O, welk een dankbaarheid zijn wij Hem verschuldigd! Kan die wel ooit volkomen beant* woorden aan wat wij Hem verschuldigd zijn?.... 2e Punt. Welke plichten leggen ons de komst en de wel* daden van Jezus op? Jezus verlangt ten zeerste, dat wij aan de kostbare vruch* ten van zijn komst deelachtig worden. Maar die wens van zijn goddelijk Hart kan niet vervuld worden, dan voor zo ver wij ons beijveren, om ons met Hem te verenigen en de toevoeging van zijn verdiensten waardig te worden. Hij is van de Hemel gekomen om ons hart door zijn beminne* lijkheden te winnen. Wij moeten dus ons hart aan al de uitnodigingen van zijn liefde overgeven, en in de overweging van zijn mysteriën zorgvuldig alles nagaan, wat in ons dat heilig liefdevuur vermeerderen kan. Hij is door de verdiensten van zijn leven en dood de kwalen komen herstellen, die de zonde ons aangedaan had, en ons in zijn aanbiddelijke Persoon al de voorbeelden komen tonen, die wij navolgen moeten. Wij moeten dus door gedurige gebeden vol ver* trouwen vragen, dat zijn goddelijke verdiensten ons worden toegevoegd. Wij moeten onophoudelijk trachten, Hem in onze gedachten, gevoelens en in geheel ons gedrag na te volgen en ons dus zoveel mogelijk beijveren, om ons te be* vestigen in een tedere en innige vereniging van ons hart met zijn aanbiddelijk Hart. O mijn Jezus! Gij alleen zijt mijn hoop en mijn heil. Geef, dat ik mij met U verenig door de banden der krachtigste liefde, dat ik uw goddelijke voorbeelden navolg en dat ik U door mijn getrouwheid aanzet, om mij uw verdiensten zoveel mogelijk toe te voegen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als den Zoon van God, als onzen Verlosser en Zaligmaker. — Aan zijn heilige voeten alle oefeningen van geloof, hoop, liefde, dankbaarheid en lof verwekken, waartoe ons hart in staat is. — Hem smeken dat Hij ons vervult met het heilig vuur, dat Hij op de aarde gebracht heeft. — Hem bidden dat Hij ons al de vruchten van zijn goddelijke ver* diensten toevoegt, en ons het nodige begrip en de nodige genade geeft om Hem na te volgen. — Hem vergeving vragen over onze vroegere ondankbaarheden. — Ons geheel aan Hem toewijden. Voornemens. Ons hart openen voor de genade van Jezus Christus door veelvuldige verzuchtingen. — Onze hoofdfout bestrijden, ten einde ons in staat te stellen om de kostbare vruchten van zijn komst ten volle te ontvangen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ik geloof, Heer Jezus, dat Gij de Christus, de Zoon van de levende God zijt. — Heer, dat ik zien moge. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 71. Meditatie. VOORDELEN VAN DE INWENDIGE VREDE, MIDDELEN OM HEM TE BEHOUDEN. Men bracht bij Jezus een bezetene, die blind en stom was en Hij genas hem, zodat de stomme sprak en zag. Al het volk stond verbaasd: Zou deze niet de Zoon van David zijn? zeiden zij. Maar de Farizeërs die dit hoorden, zeiden: Die man drijft de duivels niet uit dan door de kracht van Beëlzebub, een vorst der duivels. Maar Jezus, die hun gedachten kende, zeide hun: Alle rijk, dat inwendig verdeeld is, zal verwoest worden, en iedere stad of huis, dat inwendig verdeeld is, zal geen stand houden. Als satan de satan uitdrijft, is hij tegen zich zelf verdeeld. Hoe zal dan zijn rijk stand houden?.... Als een sterke in volle wapenrusting zijn huis bewaakt, dan is al wat hij bezit, in veiligheid. Maar wanneer een sterkere dan hij hem overvalt en overwint, dan ontneemt hem deze al de wapenen waarop hij zijn vertrouwen stelde, en verdeelt zijn buit. (Matth. XII. 22—26. Luc. 21. 22.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich een uitgestrekt veld voorstellen; in het midden daarvan Jezus, vergezeld van zijn Apostelen en om* ringd door een grote menigte volks. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, verleen mij de genade, dat ik mijn ziel in de vrede behoude, door kloekipoedig te weerstaan aan mijn boze neigingen en aan de bekoringen van de vijanden van mijn zaligheid. Ie Punt. Wij moeten zorgvuldig trachten de inwendige vrede te behouden. Alle rijk, dat inwendig verdeeld is, zal verwoest worden en iedere stad of huis, dat inwendig verdeeld is, zal geen stand houden. In deze woorden van onzen goddelijken Zalig* maker liggen verscheidene belangrijke lessen opgesloten. Bepalen wij ons bij de lessen die ons meer bijzonder aan* gaan. Onze ziel kan vergeleken worden bij een rijk, dat wij tegen alle verdeeldheid behoeden moeten. God moet daar heersen: alle vermogens van onze ziel moeten volkomen aan Hem onderworpen zijn en onderling in een volmaakte overeenstemming samenwerken, om Hem te beminnen en te dienen. Op deze onderwerping van de ziel aan God en de onderlinge overeenstemming en samenwerking van al haar vermogens in de dienst van God is de vrede en de rust van dat rijk gegrond. Indien derhalve ons verstand door het geloof, ons oordeel en onze wil door een blinde gehoorzaam» heid, onze neigingen en driften door een gedurige verster» ving, en ons hart door een oprechte liefde aan God onder» worpen zijn en eendrachtig tot zijn liefde en zijn dienst samenwerken, dan zullen wij een duurzame vrede, een ware blijdschap, een heilige rust en een overvloed van alle hemelse gaven genieten.... Maar heerst God niet, of slechts ten dele in ons; zijn ons verstand, ons oordeel, onze wil, onze kwade neigingen en ons hart niet of slechts gedeeltelijk aan God onderworpen,, dan zal er in ons verdeeldheid, ontstelte» nis en grote onrust zijn. De verwijtingen van ons geweten, de ongerustheid en neerslachtigheid zullen de plaats innemen van de zoete vrede. God zal zich meer en meer van ons verwijderen, en wij lopen gevaar dat alle goederen van genade, waarmee onze ziel verrijkt was, ons door de vijanden van onze zaligheid ontnomen worden. O mijn Jezus! behoed mij tegen zulk een onheil. Geef, dat al de krachten van mijn ziel U geheel zijn toegewijd en altijd in volkomen eendracht samenwerken tot de volmaakte vervulling van uw heilige wil en de uitbreiding van uw glorie. 2e Punt. Om de vrede te behouden, moeten wij ons met Jezus verenigen en aan de bekoring weerstaan. Als een sterke in volle wapenrusting zijn huis bewaakt, dan is alwat hij bezit, in veiligheid. Maar wanneer een sterkere dan hij hem overvalt en overwint, dan ontneemt hem deze al de wapenen waarop hij zijn vertrouwen stelde, en verdeelt zijn buit. Deze woorden herinneren ons aan het allerkrach» tigste middel, om de vrede in onze ziel te behouden! Jezus zelf is onze sterke, welgewapende Verdediger. Hij is sterker dan al onze vijanden: Hij alleen kan ons tegen hun aan* vallen beschermen. Indien Hij aan de deur van ons hart de wacht houdt, indien wij al ons vertrouwen op Hem stellen, ons geheel aan Hem overgeven, dan kan geen vijand ons enig nadeel toebrengen, dan kan niemand ons de goederen van onze ziel, de heiligmakende genade en de liefde Gods, ontnemen. Smeken wij Hem dus met alle vurigheid, dat Hij toch aanhoudend over ons wake en wachten wij er ons vooral voor, ooit aan de geest der duisternissen in iets toe te geven. Jezus zal onze verdediger zijn, doch slechts in zoverre wij door onze pogingen en door een standvastige getrouwheid met zijn genade medewerken. Laat ons dus gedurig bedenken, dat wij te allen tijde en bij elke gelegen* heid, zeer zorgvuldig over onze zinnen waken moeten; deze zijn als het ware de deuren van de ziel. Vooral dus over onze ogen, oren en tong moeten wij de wacht houden, om door die gedurige waakzaamheid alle inwendige ontsteltenis en wanorde te voorkomen. Zo zullen we ons staande houden in de vrede en de zoete vereniging van ons hart met het Hart van Jezus Christus. — Geef door uw genade, o mijn Zaligmaker, dat ik standvastig getrouw ben in het aanwenden van die zo noodzakelijke middelen en blijf steeds de Meester van mijn hart en de vreedzame Bezitter van mijn ziel. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Zijn opperste wijsheid, die ons onderricht, en zijn oneindige goedheid, die ons tegen de vijanden van onze zaligheid ver* dedigt, aanbidden. — Hem smeken, dat Hij ons nimmer aan hun woede overlaat. — Hem zijn vrede vragen en de sterkte om de bekoringen te overwinnen, waarmee de geesten der duisternis en onze eigen bedorvenheid ons aanranden. Voornemens. Over ons zelf waken, dikwijls tot Jezus onze' toevlucht nemen, fen moedig de bekoring weerstaan. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Jezus, mijn kracht en mijn steun, laat niet toe, dat ik onder de bekoring bezwijk. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 72. Meditatie. JEZUS WIL, DAT WIJ ONS MET HEM VERENIGEN. Wie niet met Mij is, is tegen Mij, en wie niet met Mij vergadert, verstrooit. (Luc. XI. 23.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons Jezus Christus, ons met goedheid beschouwend en ons uitnodigend, ons met zijn aanbiddelijk Hart te verenigen. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, verleen mij de genade, dat ik mij nauw met U verenig, door mij te ontdoen van de gehechtheid aan mij zelf. Ie Punt. Jezus wil, dat wij geheel voor Hem zijn. Wie niet met Mij is, is tegen Mij. Jezus, wiens liefde jegens ons oneindig is, wil ook, dat wij Hem zonder voorbehoud uit geheel ons hart beminnen. De offerande van een hart dat zich slechts ten halve aan Hem geeft, en zijn liefde wil verenigen met de neigingen en de voldoeningen van de natuur, is Hem niet welgevallig. De werken, die op zijn werken niet gelijken, kunnen Hem niet aangenaam wezen. Willen wij dus waarlijk en volkomen aan Jezus Christus behagen, dan moeten wij ons nauw met Hem verenigen, door onze gevoelens, onze neigingen en onze wil aan de zijne gelijkvormig te maken. — Dan moeten wij die heilige ver* enigihg steeds nauwer en nauwer maken, wijl zij het doel is, waartoe wij door de genade van onze staat geroepen zijn. — Dan moeten wij, om dat doel te bereiken, gedurig aan ons zelf sterven, ten einde meer en meer voor Jezus en in Jezus te leven. — O, mijn goddelijke Zaligmaker, Gij ziet de grond van mijn hart. Mijn zwakheid verschrikt op het gezicht van die heilige strijd. De nederigheid, gehoorzaamheid en zelfver* loochening zijn noodzakelijk tot die volmaakte vereniging met U, maar dit zijn deugden, die ik uit mijn eigen krachten niet beoefenen kan. Ik verlies echter de moed niet, want ik weet en ben verzekerd, dat ik in uw heilig Hart altijd een onuitputbare bron van genade en vertroosting vinden zal. Ik ben er van overtuigd, dat Gij mij uw heilig Hart met zijn deugden en verdiensten gegeven hebt, om mij in mijn uiterste behoeftigheid te gemoet te komen. Als ik de ge* lukkige gewoonte aanneem van mij in mijn gebeden, be* proevingen, smarten en in al mijn werken met uw goddelijk Hart te verenigen, zal ik ook aan uw kracht, aan uw rijk* dommen en aan al uw verdiensten deelachtig worden, hoe groot mijn eigen armoede of mijn geestelijke ellenden ook zijn mogen. Jezus, ik stel al mijn hoop op U! 2e Punt. Wij kunnen ons niet heiligen dan door de ver» eniging met Jezus. Wie niet met Mij vergadert, verstrooit. Er is maar één middel om aan God te behagen, zijn genade over ons af te trekken, ons met verdiensten te verrijken en tot de heilig* heid te komen, namelijk: ons met Jezus te verenigen. Hoe nauwer wij met Hem door gelijkvormigheid van gevoelens en wil verenigd zijn, des te groter is onze volmaaktheid. Wij moeten dus, naar het voorbeeld van Jezus in al ons doen en laten geen ander inzicht hebben, dan de glorie van zijn Vader en de zaligheid van dé zielen, geen andere regel dan Gods heilige wil. Wij moeten ons onthechtén van de schepselen en van alle aardse zaken, niets beminnend dan in en om Jezus, dien wij tot Voorbeeld gekozen hebben. Wij behoren ons te onthouden van alle uitgestortheid van geest en hart. Wij moeten ons zoveel mogelijk in een ge* durige ingetogenheid vestigen, en bijgevolg de stilzwijgend» heid, die de ziel van het inwendig en ingetogen leven is. stipt onderhouden. Eindelijk, wij moeten te allen tijde en bij elke gelegenheid, zo zorgvuldig waken over onze zinnen, dat wij de ontsteltenis en wanorde voorkomen, die zonder deze waakzaamheid zo licht veroorzaakt worden. Door deze middelen zullen we ons staande houden in de vrede en in een zoete en innige vereniging van ons hart met het H. Hart van Jezus. Geef, o mijn Zaligmaker, dat ik die middelen getrouw aanwend, opdat ik in een innige vereniging met U levend en stervend, eeuwig met U verenigd word in de Hemel. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken, omdat Hij ons de genade heeft verleend, ons door het onderhouden van onze heilige Regelen zo volmaakt en zo gemakkelijk met Hem te kunnen verenigen. — Hem vergeving vragen over onze gedurige ongetrouwheden. — Hem smeken, dat Hij ze doe ophouden en door zijn genade ons voornemen ondersteune van voortaan niets aan zijn liefde te weigeren. Voornemens. Ons met het H. Hart van Jezus verenigen in al onze gebeden, beproevingen, smarten en gewone werken. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. O Jezus, doe mij kennen, wat het meest de vereniging tussen U en mij belet? Goddelijk Hart, ik verenig mij met U. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 73. Meditatie. JEZUS NOEMT GELUKKIG, WIE DE WIL VAN ZIJN VADER VOLBRENGEN. Toen Jezus sprak, verhief een vrouw haar stem en zeide tot Hem: Zalig de schoot, die U gedragen heeft en de borsten, die Gij gezogen hebt. Doch Hij zeide: Ja, zalig zij, die Gods woord aan? horen en onderhouden.... Hij sprak nog tot het volk, toen .zijn Moeder en zijn broeders, die buiten waren, vroegen om Hem te spreken. Zij konden niet tot Hem naderen, omdat er een grote menigte volks was. Men zeide dan tot Hem: Zie, uw Moeder en uw broeders staan buiten op U te wachten. Hij antwoordde: Wie is mijn moeder, wie zijn mijn broeders? Vervolgens sloeg Hij de ogen op hen, die rondom Hem neerzaten, strekte zijn hand over zijn leerlingen uit en zeide: Ziedaar mijn moeder en mijn broeders; want alwie de wil doet van mijn Vader, die in de Hemel is, hij is mijn broeder, mijn zuster en mijn moeder. (Luc. XI. 27. 28. Vgl. Matth. XII. 46—50.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. ,1e Voorspel. Verbeelden wij ons Jezus Christus, omgeven door het volk, dat Hem aanhoort; luisteren wij naar Hem en trachten wij ons goed te doordringen van de gewichtige waarheid, die Hij ons predikt. 2e Voorspel. Geef, o mijn Zaligmaker, dat ik in alles uw goddelijke wil volbrenge, opdat ik waardig worde, onder het getal van uw getrouwe leerlingen te behoren. Ie Punt. Het volbrengen van de goddelijke wil is het enig waarachtig geluk. Toen Jezus sprak, verhief een vrouw haar stem en zeide tot Hem: Zalig de schoot, die ' U gedragen heeft en de borsten, die Gij gezogen hebt. Doch Hij zeide: Ja, zalig zij, die Gods woord aanhoren en onderhouden. Deze woorden van onzen goddelijken Meester leren ons, dat het onderhou-. den van Gods woord en het volbrengen van de goddelijke wil, de enige middelen zijn om Hem te behagen. Hij wil ons tevens leren, dat Maria, zijn beminde Moeder, niet zo* zeer gelukkig genoemd moet worden om de voorrechten, waarmee de Heer haar heeft begiftigd, als wel omdat zij altijd getrouw geweest is aan de genaden, die over haar uit* gestort zijn. Het is dus niet genoeg aan Jezus toe te behoren. Het is niet voldoende vele genaden van God ontvangen te hebben. Neen, men moet zich ook geheel aan Jezus toe* wijden, aan de ontvangen genaden beantwoorden, Jezus na* volgen en naar zijn voorbeeld geen andere spijze hebben dan het volbrengen van de goddelijke wil. O mijn Jezus, doe mij die waarheid goed begrijpen. Zeg aan mijn hart, dat het wel een onuitsprekelijk geluk is U als leerling toe te behoren, maar dat het een nog veel groter geluk is, uw heilig woord te horen en in beoefening te brengen. Zeg mij, dat de titels waarmee uw liefde zich gewaardigd heeft mij te ver* eren, gunsten zijn, waardoor Gij mij tot het volbrengen van uw goddelijke wil aanspoort. Maar overtuig er mij vooral van, dat het volbrengen van die aanbiddelijke wil het enige middel is om uw heilig Hart te bevredigen en om U aan te sporen tot het bevestigen en vermeerderen van uw gaven. 2e Punt. Zij, die Gods wil volbrengen, worden door Jezus bemind. Alwie de wil doet van mijn Vader, die in de Hemel is, hij is mijn broeder, mijn zuster en mijn moeder. Jezus leert ons door die woorden, hoe groot zijn liefde is voor de waarlijk getrouwe zielen, die in alles de wil van zijn hemelsen Vader volbrengen. Hij bemint haar als zijn zuster, als zijn Moeder zelf. Ongetwijfeld bekleedt de allerheiligste Maagd Maria, onder alle schepselen, de eerste plaats in het Hart van haar aanbiddelijken Zoon Maar, als Hij haar meer teder bemint dan alle andere Heiligen, is dit minder omdat zij Hem het leven geschonken heeft, dan omdat Hij haar versierd ziet met alle deugden en verdiensten. O, hoezeer is deze waarheid geschikt om onze ijver en onze moed op te wekken! Wat is het troostend, tot zich zelf in waarheid te kunnen zeggen: Als ik edel* moedig ben in mij te overwinnen en mij voor de dienst van den hemelsen Vader op te offeren, zal Jezus mij beminnen als zijn broeder, ja, als zijn Moeder zelf. Hij zal mij zijn geheimen openbaren, tot mijn hart spreken, mij leren wat ik doen moet om Hem meer en meer te behagen, en dagelijks de banden van liefde nauwer en nauwer toehalen. O mijn Zaligmaker, gedoog niet, dat ik voor een zo troostende waarheid ongevoelig ben, prent ze diep in mijn hart. Ik smeek het U door de voorspraak van uw heilige Moeder. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem de vurigheid en getrouwheid vragen, om te verdienen dat men door zijn goddelijk Hart bemind wordt. — Hem smeken, dat Hij ons onze lauwheid en al onze zonden vergeeft. — Edelmoedige voornemens maken, en Hem smeken, dat Hij die zegent. Voornemens. Aan Jezus elk van onze werken opdragen en ze doen op de wijze, die wij denken, dat het meest met de goddelijke wil overeenkomt. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Wie is mijn moeder, wie zijn mijn broeders? Alwie de wil doet van mijn Vader, hij is mijn broeder, mijn zuster en mijn moeder. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 74. Meditatie. PARABEL VAN HET ZAAD. Toen op zekere dag het volk in menigte bijeenkwam en uit de steden tot Jezus spoedde, sprak Hij tot hen in gelijkenis. Een zaaier ging uit om te zaaien. En een deel van het zaad viel langs de weg, en de vogelen des hemels aten het op. Een ander gedeelte viel op steengrond, en het verdroogde bij gebrek aan vocht. Een ander gedeelte viel tussen de doornen, de doornen groeiden mee op, en verstikten het. Een ander viel in goede aarde, en opgewassen, droeg het rijke vruchten. Daarna riep Hij uit: Wie oren heeft om te horen, die hore! Zijn leerlingen vroegen Hem later, wat die parabel betekende. En Hij zeide hun: U is het gegeven te kennen de geheimen van het Rijk Gods. (Vgl. Matth. XIII. 3—11. Luc. VIII. 4—10.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich de oever van de zee voorstellen, en Jezus, die in een scheepje gezeten het woord tot het volk richt. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, verleen mij de genade, uw heilig woord te begrijpen en te smaken, en er volkomen voordeel mee te doen. Ie Punt. De dingen der zaligheid te begrijpen, is een aller» kostbaarste genade. God laat ze niet begrijpen dan door getrouwe zielen. Wie oren heeft om te horen, die hore! De kostbaarste genade, die de Heer ons kan verlenen, is: dat Hij ons het begrip van zijn heilig woord geeft en het ons doet verstaan, zoals de Heiligen het verstaan hebben. Om die onschatbare gunst te verkrijgen, moeten wij de akker van onze ziel zorgvuldig voorbereiden, en die gunst door vurige en aan» houdende gebeden vragen. De eerste stralen van dat heilig licht hebben reeds voor onze ogen geschitterd. Bij het zien van de bedriegelijkheden der wereld hebben wij, om ons alleen aan God te hechten, het besluit genomen alles op de aarde te verlaten en onze tijdelijke belangen te laten varen, om ons voortaan alleen bezig te houden met de belangen van zijn glorie. De eerste stap is gezet, wij zijn op de weg, waarop wij van alle zijden verlicht worden. Indien wij ge* trouw zijn, zullen wij meer en meer verlicht worden. Dan zullen wij begrijpen, dat niets te vergelijken is bij het geluk van aan Jezus te behagen, Hem te beminnen en door Hem bemind te worden. Wij zullen inzien, dat al wat ons dichter bij Hem brengen kan en ons aan Hem gelijkvormiger maken verkieslijker is boven al wat wij in dit leven achten en zoeken kunnen; .—- dat alle vernederingen, verachtingen, tegen* spoeden, lijden, beproevingen en ontberingen allerwenselijk* ste goederen zijn; — dat ons geluk bestaat in te sterven aan ons zelf, om voortaan alleen in Jezus te leven. Wij zullen weten, hoe groot de waarde van de onsterfelijke zielen is en wat een getrouwe leerling van Jezus Christus doen moet, om het eeuwig verderf van die zielen te voor* komen.Wij zullen vooral begrijpen, dat het beoefenen van de religieuze deugden het zekerste middel is, om nuttig t’e kunnen zijn aan de zielen, zo teder door onzen goddelijken Meester bemind en door Hem aan onze zorgen toevertrouwd. Ben ik bestraald door dat goddelijk licht?.... O mijn Zalig* maker! laat het voor mijn ogen schitteren, en geef mij de genade, het te volgen. 2e Punt. Jezus heeft ons verkozen, om ons zijn woord te doen begrijpen en zich van ons te bedienen, om de zielen te verlichten en te onderwijzen. U is het gegeven, de geheimen van het Rijk Gods te kennen. Deze woorden van Jezus tot de Apostelen mogen wij ook op ons toepassen. Door een bijzondere roeping, die wij niet hebben kunnen verdienen, heeft Hij ons van de wereld afgescheiden en naar de eenzaamheid geleid, om daar tot ons hart te spreken en ons zijn geheimen te openbaren. Een zo groot voorrecht moet onze volkomen dankbaarheid opwekken en wij moeten begrijpen, dat, als Jezus zoveel voor ons gedaan heeft, wij ook aan zijn genaden beantwoorden en zijn inzichten vervullen moeten. Hij heeft ons van de wereld afgescheiden. Wij moeten dus een uiterste afschrik van de geest der bedorven wereld hebben. Wij moeten verachten, wat zij zoekt en acht: de gemakken des levens, de voldoe* ningen van natuur en eigenliefde. Wij moeten achten en zoeken, wat zij ontvlucht en veracht: armoede, vernedering en kruisen. Maar terzelfder tijd moeten wij onophoudelijk bedenken, dat het niet voor ons alleen is, dat de Heer zijn licht voor onze ogen heeft doen schitteren. Hij wil dat wij, gevoed met zijn waarheid, deze ook doen smaken door de zielen die zijn liefde ons toevertrouwt. Hij verlangt, dat wij ze tot Hem geleiden, opdat Hij ook haar met zijn licht bestraalt en ze tégen bedriegerijen en gevaren van de wereld wapent. Laat ons dus hieruit besluiten, hoe noodzakelijk het voor ons is, elke dag ons geloof levendiger, onze liefde vuriger, ons gedrag stichtender te doen worden, indien wij namelijk willen beantwoorden aan de buitengewone gena* dén, die wij van God ontvangen hebben. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als de Bron van alle licht. — Hem met nederig* heid en erkentelijkheid danken, omdat Hij zich gewaardigd heeft, ons onder het getal der dierbare vrienden van zijn Hart op te nemen en ons de geheimen van zijn heilig woord te openbaren. — Hem vergeving vragen voor onze geringe ijver en onze ongetrouwheden. — Hem smeken, dat Hij ons méér en meer door zijn heilig woord verlicht en in liefde ontvlamt en de belangrijke arbeid zegent, waartoe onze hei* lige roeping ons verplicht. Voornemens. Al de ingevingen van de genade getrouw volgen. — Ons met de grootste zorg van al onze bedieningen en plichten kwijten. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. U is het gegeven de geheimen van het Rijk Gods te kennen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 75. Meditatie. VERKLARING VAN DE PARABEL VAN HET ZAAD. Toen Jezus alleen was, ondervroegen zij, die bij Hem waren, met de twaalf, Hem over de zin van die parabel. Jezus antwoordde hun: Het zaad is het woord Gods. Zij, die aangeduid worden door het zaad, dat langs de weg valt, zijn zij, die het woord aanhoren, maar de duivel komt en rooft dat woord uit hun hart, uit vrees, dat zij mochten geloven en zalig worden. — Zij, die verstaan worden door wat op stenen valt, zijn zij, die het woord aanhoren, het met vreugde aannemen, maar bij wie het geen wortel schiet, zodat zij niet dan voor zekere tijd geloven en ten tijde der be* koring afvallig worden. Wat tussen de doornen valt, dat zijn zij, die het woord aangehoord hebben, maar in wie het verstikt is door de bekommeringen, de rijkdommen en de genoegens van het leven, zodat zij geen vruchten dragen. Eindelijk, wat in goede aarde valt, dat zijn zij, die het woord met een goed en rechtschapen hart hebben aangehoord, het bewaren en vruchten dragen in volharding. (Vgl. Luc. VIII. 11—15. Mare. IV. 10—20. Matth. XIII. 10—23.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich het huis voorstellen, waarheen Jezus zich met zijn Apostelen begeven heeft. 2e Voorspel. Geef mij de genade, o Heer, dat ik uw heilig woord steeds met een bereidvaardig hart aanhoor en er zo getrouw aan ben, dat het honderdvoudige vruchten draagt le Punt. Fouten, die men vermijden en gesteltenis, die men hebben moet, om met Gods woord voordeel te doen Naderen wij, zoals de Apostelen, onzen goddelijken Meester, werpen wij ons met liefde aan zijn voeten, smeken wij Hem, dat Hij ons het begrip van die parabel geve, en luisteren wij aandachtig naar de verklaring, die Hij zich ge» waardigt ons te geven. Het zaad, zegt Jezus, is het woord Gods. Zij, die aangeduid worden door dat, wat langs de weg valt, zijn allen die het woord aanhoren, maar omdat zij de waakzaamheid en ingetogenheid niet in acht nemen, komt de duivel der verstrooidheid en rooft dat woord uit hun hart, uit vrees, dat zij met een levendig en werkend geloof geloven zouden en zalig worden. Zij, die verstaan worden, door dat, wat op stenen valt, zijn zij, die het woord aanhoren, het met blijdschap aannemen, maar het geen wortel laten schieten, omdat hun gemoed, aan ondeugden gehecht, verhard is. Alzo geloven zij niet dan voor een tijd en op het ogenblik van de bekoring verwijderen zij zich, dat is: laten zij de voorbijgaande en oppervlakkige voor» nemens, die zij gemaakt hadden, varen. Wat tussen de doornen valt, betekent hen, die het woord aangehoord hebben, maar in wie het verstikt is door de bekommeringen, de rijkdommen en de genoegens van dit leven, zodat zij geen vruchten dragen. Eindelijk, wat in goede aarde valt, be= tekent hen, die het woord met een goed en rechtschapen hart aangehoord hebben, het onthouden en bewaren en honderdvoudig vruchten dragen in volharding. Van hun kant doen zij alles wat in hun vermogen is, om de deugden te verkrijgen, die het hun voorstelt, wachten ze in vrede af. dat de Heer langzaam maar zeker in hen dit grote werk voltooit, dat geheel het leven duren moet. Tot welke soort behoren wij? Laat ons dit overwegen en voornemens maken, ons best te doen, om het zaad in goede aarde te ontvangen. 2e Punt. Fouten, die men moet vermijden en gesteltenis die men hebben moet, om voordeel met de H. Communie te doen. Het zaad is het woord Gods. De parabel, die de Heer ons voorstelt, bevat een onuitputtelijke schat van kostbare Meditaties II. 14 onderrichtingen. Jezus is het eeuwig Woord des Vaders, dat door het geheim der Menswording aan de mensen geopen* baard is. Hij noemt zich, door de mond van zijn Profeet, de tarwe der uitverkorenen en zijn liefde spoort Hem aan, om in ons hart door de H. Communie als een goddelijk zaad te worden neergelegd. Laat ons dus de gelijkenis van de vier verschillende soorten van aarde toepassen op de verschillende gesteltenissen, waarin zich ons hart bevinden kan, als wij tot de H. Tafel gaan. De grote weg, waarop een gedeelte van het zaad neervalt, beduidt de zielen die het ongeluk hebben in staat van doodzonde de H. Communie te ontvangen. Evenals een door de voorbijgangers betreden en met slijk, stof en vuiligheid bedekte weg, zijn die onge* lukkige zielen buiten staat, om met een zo grote gave voor* deel te doen; dat goddelijk zaad is voor hen verloren. De steenachtige grond betekent de harten, die de heiligmakende genade bezitten, maar blijven leven in gewoonten van dage* lijkse zonden, die zij niet willen vermijden. In die harten wordt de H. Communie met blijdschap ontvangen, maar zij brengt er weinig vruchten in voort, omdat de kwade ge* woonten een hinderpaal zijn tegen de genadewerking van het H. Sacrament. De met doornen overdekte grond bete* kent de zielen, die zich te veel door wereldse zorgen laten beheersen, haar geest niet regelen, niet over de bewegingen van haar hart waken en zich bezighouden met een menigte zaken, die haar verhinderen het inwendig en ingetogen leven, dat leven van vereniging met het Hart van Jezus te leiden, dat de vrucht van de H. Communie zijn moet. Eindelijk, de goede aarde, dat zijn de vurige en getrouwe zielen. Het leedwezen over haar zonden ' en het oefenen van de ver* sterving openen de aarde van haar hart, gelijk de ploeg het bouwland bereidt, om het zaad te ontvangen, dat men er in werpt. De nederigheid van die gelukkige zielen, haar ge* beden, de genaden die de Heer in haar uitstort, zijn als het ware de dauw, de regen en de mest, die de grond vruchtbaar maken. De oefening van alle deugden is de bebouwing, die de vruchtbaarheid zeker maakt. — Laat ons ernstig in ons zelf gaan, laat ons zien, hoe de aarde is, waarmee wij ons hart kunnen vergelijken en welke middelen wij voortaan bezigen willen, om er een veld van zegeningen van te maken, dat honderdvoudige vruchten voortbrengt. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem al de ellenden van onze ziel en al de fouten openleggen, die ons beletten om met zijn heilig woord en met het Sacrament van zijn liefde voordeel te doen. Hem smeken, dat Hij ons helpt dat onkruid uit te roeien en er die deugden voor in de plaats te planten, die Hem aangenaam zijn. Voornemens. Onze pogingen aanwenden, om ons te verbeteren in wat ons de meeste moeite kost, met het inzicht ons in staat te stellen met vrucht de H. Communie te ont* vangen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Bereid mijn hart, o Jezus, en gewaardig U mijn ziel te bezoeken. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 76. Meditatie. PARABEL VAN HET ONKRUID EN HET GOEDE ZAAD. Het rijk der Hemelen is gelijk aan een mens, die goed zaad op zijn akker gezaaid had, maar terwijl de lieden sliepen, kwam zijn vijand, zaaide onkruid tussen de tarwe en ging heen. (Matth. XIII. 24. 25.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich een grote vlakte voorstellen, en in het midden daarvan Jezus, die tot het volk spreekt. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, vervul mij met ijver voor de zaligheid der zielen en met moed om aan mijn eigen volmaaktheid te arbeiden. Ie Punt. De parabel van het onkruid en van het goede zaad is toepasselijk op de ganse aarde, waar de zondaars, onder de rechtvaardigen vermengd, leven. Het rijk der Hemelen is gelijk aan een mens, die goed zaad op zijn akker gezaaid had; maar terwijl de lieden sliepen, kwam zijn vijand, zaaide onkruid tussen de tarwe, en ging heen. Die akker van den huisvader, waarop door de boosaardigheid van een bedrieglijken vijand, het onkruid onder het goede zaad gestrooid was, is de aarde, die bestemd was om slechts door rechtvaardigen bewoond te worden, maar door de zonde van onze eerste ouders een vervloekte en met boosheid overdekte aarde geworden is. O, wat is de beschouwing van die aarde droevig voor hem, die ze met de ogen des geloofs aanziet! Een menigte volkeren, milli* oenen zielen kennen Jezus Christus niet. De ketters, die voorgeven Hem te kennen, beledigen Hem door hun on* gelovigheid en door de verachting van het goddelijk gezag der H. Kerk. Ja, zelfs in de schoot van die enig ware Kerk richt de helse vijand zoveel verwoestingen aan, dat het getal zondaars onvergelijkelijk groter is dan het aantal recht» vaardigen. Zo wordt de H. Naam' van God, die overal te allen tijde, door de mensen moest worden geëerd en ge» prezen, bijna op alle plaatsen der aarde door de meesten gelasterd en onteerd. Zouden wij zonder gevoel van ijver voor Gods glorie en voor de zaligheid van de zielen kunnen zien, dat die ontelbare menigte zielen, door God voor de Hemel geschapen en door Jezus Christus met zijn dierbaar Bloed verlost, slechts een onkruid vormt, voor de vuur» poel van de hel bestemd? Ach, bij het beschouwen van dat onnoemelijk getal ongelovigen, ketters en zondaars, moeten wij ons herinneren, dat wij bij onze intrede in de Congregatie ons aan God hebben opgeofferd, om in vereniging met Jezus Christus, door een heilig leven, een goed voorbeeld en echt christelijke liefdewerken, zoveel mogelijk de eer van God en de zaligheid der zielen te bevorderen. Zijn wij waarlijk met de geest van onze heilige roeping bezield, dan moeten wij op dit gezicht, van droefheid vervuld en door een vurige ijver ontvlamd worden. O mijn Jezus, stort in mijn hart, dat U toebehoort, enige van de gevoelens die tijdens uw doodsangst in de hof uw heilig Hart vervulden. Gewaardig U, mij met uw offerande te verenigen, en mij de genade te verlenen, voortaan alles aan të wenden wat in mijn vermogen is, om de zaligheid van de ongelukkige zondaars te bewerken. 2e Punt. De parabel van het onkruid en van het goede zaad is toepasselijk op ons eigen hart, waar de neigingen van de natuur de vruchten van de genade beletten. Jezus roept ons, om aan het welzijn van onze evennaaste te werken en hem tegen een eeuwig verderf te behoeden Maar nimmer zullen wij die gewichtige plicht goed ver» vullen, als wij verzuimen eerst en vooral aan onze eigen volmaaktheid te werken. Ons hart is een akker, waarop het goede zaad van de genade Gods gemengd is met het onkruid van onze bedorvenheid, door Adam in ons hart gestrooid. Wij moeten dat onkruid uitrukken, als wij beletten willen, dat het goede zaad in ons verstikt, en wij onbekwaam worden om de inzichten des Heren te vervullen. Door de aanvaarding van de religieuze staat hebben wij twee ver* plichtingen aangegaan: de verplichting van aan onze eigen volmaaktheid te werken door de navolging van de deugden, waarvan Jezus het voorbeeld is, en de verplichting van ons toe te wijden aan het welzijn van de evenmens. Die twee verplichtingen zijn zo nauw met elkaar verbonden, dat zij elkaar moeten helpen en bevorderlijk zijn. Om de even* naaste nuttig te zijn, moeten wij trachten ons zelf te heiligen, en door een beschikking van de Voorzienigheid moeten wij, om ons zelf te heiligen, trachten de evenmens nuttig te wezen. Dat zijn twee middelen, noodzakelijk, om ons tot de volmaaktheid van onze staat te brengen. Wij moeten nood* wendig zowel het ene, als het andere gebruiken, als wij volmaakt willen worden en ons doel bereiken willen. O, Hart van mijn Jezus, doordring mij van die gewichtige waarheden. Geef, dat ze te allen tijde de onveranderlijke regel van mijn gedrag zijn. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als de onuitputbare bron van alle genaden. — Hem de geest van onze heilige roeping en alle deugden vragen, die er mee overeenkomen. — Hem bidden voor de ongelovigen en zondaars, voor de kinderen en hulpbehoeven* den aan onze zorgen toevertrouwd. Voornemens. Die fout trachten te verbeteren, die het meest in ons heerst, en aan God onze pogingen en onze op* offeringen voor de zaligheid van de zielen opdragen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Hart van Jezus, troon van barmhartig* heid, ontferm U over de zondaars. — Zoet Hart van Jezus, ontferm U over ons en over onze dwalende broeders. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 77. Meditatie. PARABEL VAN HET MOSTERDZAAD. Het rijk der Hemelen is gelijk aan een mosterdzaadje, dat een man nam en op zijn akker zaaide. Het is het kleinste van alle zaden op aarde. Maar, nadat men het gezaaid heeft, wast het op en dan is het groter dan alle kruiden en wordt een boom, zodat de vogelen des hemels komen en op zijn takken neerzitten. (Matth. XIII. 31. 32. Vgl. Mare. IV. 31. 32.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich een grote vlakte voorstellen, en in het midden daarvan Jezus, tot het volk sprekend. 2e Voorspel. Vervul mij, o Heer, met bewondering en dankbaarheid bij het zien van die wonderen, die uw genade in uw minste schepselen weet uit te werken. Ie Punt. De parabel van het mosterdzaad kan op onze Congregatie toegepast worden. In het mosterdzaad, waarvan onzen Heer Jezus Christus de parabel gebruikt, om de snelle voortgang en de onmetelijke uitgestrektheid van de H. Kerk te beduiden, kunnen wij ook een gelijkenis zien van de Orde of Congregatie, waarvan wij het geluk hebben lid te zijn. Klein en onaanzienlijk in haar begin, is zij thans, door een bijzondere genade van God, reeds op verschillende plaatsen gevestigd. Een groot getal kinderen of andere hulpbehoevende ledematen van Jezus Christus vinden rust en troost in haar schaduw, d.w.z. in haar liefdadige hulp en komen op haar takken, in de huizen en scholen, voor hun verzorging bestemd, neer* zitten, om onderricht en voedsel voor hun zielen te ontvangen Bovendien mogen wij vast verwachten, dat met Gods genade en bijstand zij zich meer en meer uitbreiden en van geslacht tot geslacht Vereeuwigen zal, voor de eer van God en de zalig* heid der zielen. Laat ons den Heer danken, die ons geroepen heeft, om er deel van uit te maken. Maar herinneren wij ons tevens deze gewichtige woorden: Is onze Congregatie waarlijk het werk van God, — is zij geheel toegewijd aan de glorie van God en de zaligheid van de zielen, — dan moeten allen, die er toe geroepen zijn, de genade van die roep beschouwen als een van de voortreffelijkste genaden van de Hemel. — Welk een zware verantwoording laden dan op zich de Leden en vooral de Oversten, die door kwade voorbeelden, door overtredingen van de heilige Constitutiën en Regelen, door het verzuimen van hun plich* ten en bedieningen, de goede geest van de Instelling ver* zwakken en bederven en zo soms duizenden vruchten voor de zielen beletten! Ach, vergeten wij toch nimmer, dat het lot van onze Orde of Congregatie in onze handen is. Zij kan door onze schuld te niet gaan, evenals zij door onze getrouw* heid, kan bloeien voor de glorie van God en in omvang toenemen tot zaligheid van de onsterfelijke zielen. 2e Punt. De parabel van het mosterdzaad kan ook op onze roeping toegepast worden. Wij kunnen in de parabel van het mosterdzaad ook een zeer treffend afbeeldsel van de genade van onze roeping vinden. Het eerste inwendig gevoel, waardoor de Heer ons tot zich trok, was bijna onmerkbaar. Maar als een goddelijk zaad, dat in de aarde van ons hart verborgen was, heeft die kostbare genade wortel geschoten. Thans verheft zij een stevige en krachtige stam en als wij, gelijk ons betaamt, de hulpmiddelen aanwenden, ons zo over* vloedig aangeboden, dan zullen de liefde, de ijver, de zedigheid, de zelfverloochening, de inwendige geest, in één woord, al de religieuze deugden ons gelijk maken aan grote bomen, in wier schaduw de vogelen des hemels, dat zijn de zielen aan onze zorgen toevertrouwd, een rustplaats zullen vinden. O, wat is de genade van God toch krachtig wat al wonderen weet zij in een edelmoedig hart uit te werken! Zien wij op de voorbeelden van veel Heiligen, die de religieuze deugden in zo’n voortreffelijke graad beoefend hebben. Waardoor waren zij in staat zoveel goeds te ver» richten? Door hun heilige levenswandel, hun stichtende voorbeelden, hun vurige gebeden, hun met ijver vergaderde kennissen en door hun werken van liefde vermochten zij duizenden zielen tot God te brengen. Wij kunnen hun voetstappen volgen, wijl onze roeping ons dezelfde mid» delen van heiliging aanbiedt, die zij hadden. Laat ons dus onze moed opwekken, en de uitwerkselen der genade in onze ziel niet beletten, maar op alle mogelijke wijzen be» vorderen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem met de levendigste erkentelijkheid danken voor de onschat» bare weldaad van onze roeping. — Hem nederig vergeving vragen over de ongetrouwheden, die ons onze HH. Regelen hebben doen overtreden, of ons aan onze plichten hebben doen te kort blijven. — Hem smeken, dat Hij ons door zijn genade helpt om zijn waardige leerlingen te worden. —: Hem ook bidden voor de gehele Orde of Congregatie en haar Oversten en voor alle hulpbehoevenden, die door ons ver» pleegd worden. Voornemens. Onze heilige Regelen met een diepe eerbied en uit liefde jegens God onderhouden. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Van de stipte onderhouding van de Constitutiën en Regelen hangt grotendeels de uitslag van Gods werk en onze eigen volmaaktheid af. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 78. Meditatie. PARABEL VAN DE VERBORGEN SCHAT EN VAN HET EDELGESTEENTE. Het rijk der Hemelen is gelijk aan een schat, die in een akker verborgen lag. Een mens, die deze vond, verborg hem weder, en van vreugde over deze gevonden schat vervuld, ging hij al wat hij bezat verkopen, en kocht die akker. Het rijk der Hemelen is gelijk aan een koopman, die schone paarlen zocht en er een van grote waarde gevonden hebbend, ging hij al wat hij bezat verkopen en kocht ze. (Vgl. Matth. XIII. 44—46.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich een grote vlakte voorstellen, en in het midden daarvan Jezus, tot het volk sprekend. 2e Voorspel. Verleen mij, o Heer, de achting en liefde voor de religieuze volmaaktheid, opdat ik, geholpen door uw heilige genade, al mijn zorg besteed om ze te verkrijgen. Ie Punt. Parabel van de verborgen schat. Het rijk der Hemelen is gelijk aan een schat, die in een akker verborgen lag; een mens, die deze vond, verborg hem weder, en van vreugde over deze gevonden schat vervuld, ging hij al wat hij bezat, verkopen en kocht die akker. Die parabel leert ons, het gedrag van Jezus jegens ons en ook hoe het onze jegens Hem wezen moet. De schat van de volmaaktheid ligt voor ons in het H. Hart van Jezus verborgen. Gelukkig, indien wij deze kostbare schat vinden, want hij zal ons van al onze behoeften bevrijden en volkomen rijk maken. Om hem te vinden, moeten wij om zo te spreken, in dat goddelijk Hart graven door vurig te mediteren en Het aanhoudend te bestuderen, om zo de deugden die Het bevat, goed te leren kennen. Als wij het geluk hebben hem te vinden, zal onze blijdschap groot zijn. En dan moeten wij alles verkopen, dat wil zeggen: wij moeten alles edelmoedig opofferen wat God van ons vraagt om die schat van goddelijke deugden te verkrijgen, die Jezus ons in de meditatie en in het gebed zal hebben doen vinden. En bedriegen wij ons zelf niet: denken wij toch niet, dat het om volmaakt te zijn, genoeg is de schat te vinden, en er verheugd over te zijn, met andere woorden, door God verlicht te worden, gevoelens van troost en liefde te hebben. Neen, wij moeten alles verkopen, alles opofferen, om hem in ons bezit te krijgen. Wij moeten aan die heilige gevoelens door de werken getrouw beantwoorden. Die gevoelens zijn slechts genaden van God, die ons des te schuldiger maken zouden, als wij in plaats van er ootmoedig aan te beant* woorden, er onze eigenliefde en ons zelfbehagen mee voeden zouden. Gedenken wij derhalve wel, dat Jezus op die ogenblikken in het diepst van onze ziel zegt : Hij, die niet alles verzaakt, kan mijn leerling niet wezen. O mijn Zaligmaker, Gij zegt mij nu reeds dit woord van zaligheid; gedoog niet, dat ik het oor voor uw stem sluit; doe mij alles verlaten, om alles te vinden. Open mij uw goddelijk Hart en maak, dat ik er alle schatten van genade uit put, die mij behaaglijk moeten maken in uw heilige ogen. 2e Punt. Parabel van het edelgesteente. Het rijk der Hemelen is gelijk aan een koopman, die schone parelen zocht; en er een van grote waarde gevonden hebbend, ging hij al wat hij bezat verkopen en kocht ze. De Zaligmaker vergelijkt hier de volmaaktheid bij een parel, om ons gewichtige lessen te geven. Gelijk de parelen gevormd worden in het midden van de zee, zonder dat er echter een enkel druppeltje zout water in doordringt, zo ook moeten de deugden, die het goddelijk Hart van Jezus in ons wil voortbrengen, zoveel mogelijk zuiver en zonder bij* mengsel van iets menselijks zijn. Ons hart moet alleen open* staan voor de wateren der goddelijke genade. De zedigheid, ingetogenheid, geest van waakzaamheid en gebed moeten beletten, dat de aardse zaken ons hart binnendringen. Zij moeten van ons hart een soort van heiligdom maken, waarin de parelen van alle deugden zich ongestoord kunnen vormen. O, hoeveel geestelijke rijkdommen en schatten van genade zou onze goddelijke Meester met vreugde in dat hart vergaderen, als wij waarlijk inwendig en ingetogen waren l Maar wij storten ons zelf in een menigte beuzelingen, wij zoeken de voldoeningen van de natuur, wij zijn gehecht aan onze bedieningen en andere zaken, en stellen daardoor aam houdend beletselen tegen de geheime werkingen van Gods genade. Hart van Jezus, ontferm U over mij, sta mij bij en vergeef mij mijn ongetrouwheden. Gewaardig U, zelf in het diepst van mijn hart te komen en sluit het zó dicht voor alle aardse zaken, dat niets U kan verhinderen, om het met al uw gaven te verrijken en met al uw deugden te versieren. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken voor de kostbare lessen, die Hij ons geeft. — Hem de achting en een heilige ijver voor de volmaaktheid vragen, waartoe Hij ons roept. — Ons aan zijn voeten vernederen over de geringe ijver, die wij tot heden gehad hebben, om ze te verkrijgen. — Hem smeken, dat Hij ons hart, door een sterke en krachtige genade trekt tot de beoefening van alle deugden van onze heilige staat. Voornemens. De ingetogenheid oefenen en getrouw zijn aan de genade. Alle onnodig verkeer met de wereld ver* mijden. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Hart van Jezus, Gij zijt mijn schat. — H. Hart van Jezus, ik vertrouw op U. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 79. Meditatie. JEZUS ZENDT ZIJN APOSTELEN UIT OM TE GAAN PREDIKEN, EN ONDERRICHT HEN. Toen Jezus de twaalf apostelen bijeengeroepen had, gaf Hij hun de macht om de duivelen uit te drijven en alle ziekten te genezen, en Hij zond hen uit om het rijk Gods te verkondigen. (Luc. IX. 1. 2. Matth. X. 1.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons een vlakte, waar Jezus zijn Apostelen vergadert, om hen te onderrichten. 2e Voorspel. Geef mij de genade, o mijn Zaligmaker, uw onderrichtingen goed te begrijpen, ze op mijn staat en be* diening toe te passen en ze altijd getrouw in beoefening te brengen. Ie Punt. Welke onderrichtingen Jezus aan zijn Apostelen gaf. Toen de Zaligmaker zijn Apostelen uitzond om te gaan prediken, voorzag Hij hen van alles, wat nodig was om het doel van hun zending te bereiken. Hij gaf hun de macht om duivelen uit te drijven, zieken te genezen en allerlei mirakelen te doen, ten einde daardoor hun wettige zending te bewijzen en toegang tot de harten van de mensen te krijgen. Hij zeide hun, wat zij moesten prediken, namelijk: dat het rijk der Hemelen, het rijk Gods, het rijk van den Messias nabij was. Hij leerde hun ook alle maatregelen van voorzichtigheid gebruiken, om aan de zwakken geen ergernis te geven en zo de vruchten van hun bediening niet te beletten. Daarom beval Hij hun, goud noch zilver, geld noch wapenen, ja zelfs geen stok mee te nemen en voor de uitoefening van hun bediening niets aan te nemen dan het nodige levensonderhoud. Daarom gelastte Hij hun in hetzelfde huis te verblijven, te eten wat hun zou worden voorgesteld en niet naar de heidenen en Samaritanen te gaan, om de Joden, aan wie de Messias eerst verkondigd moest worden, niet tegen zich te verbitteren. Zo leerde Jezus hun, voorzichtig te zijn gelijk de slangen. Doch Hij voorzag, hoe zij niettegenstaande al deze maatregelen van voorzichtigheid, toch door de wereld zouden gehaat en vervolgd worden. Hierom voorspelt Hij hun al wat hun te wachten staat: Gij zult door allen gehaat worden om mijn Naam, zegt Jezus, men zal u voor landvoogden en koningen slepen, zij zullen u geselen in hun synagogen. Maar Hij troost en versterkt hen tevens op de allerkrachtigste wijze: Het is den leerling genoeg, als hij behandeld wordt zoals zijn Meester en den knecht, als hij behandeld wordt zoals zijn heer. Indien zij den vader van het huisgezin, indien zij Mij Beëlzebub genoemd hebben, hoeveel te meer zijn huis genoten! Wilt hen niet vrezen; het ergste, wat zij u kunnen aandoen, is: uw lichaam doden. Maar uw ziel kunnen zij niet doden, u van de liefde Gods en van de Hemel beroven, dit is niet in hun macht. Wilt hen dus niet vrezen. God zal voor u zorgen en u beschermen. Zonder zijn toe* lating kunnen zij, zelfs aan uw lichaam geen kwaad veroor* zaken. Koopt men niet twee mussen voor één stuiver? En toch zal er niet één ter aarde vallen zonder de wil van uw Vader. Wat u betreft, al de haren van uw hoofd zijn geteld; wilt derhalve niet vrezen, gij zijt meer waard dan vele mussen. Alwie Mij belijdt voor de mensen, dien zal Ik ook belijden voor mijn Vader, die in de Hemel is. Wie Mij verloochend zal hebben voor de mensen, die zal Ik ook verloochenen voor mijn Vader, die in de Hemel is. Die zijn vader of moeder meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig. Die niet zijn kruis opneemt en Mij niet volgt, is Mij niet waardig. O, hoezeer waren deze waarheden, die de Apostelen uit de mond van Jezus zelf hoorden, geschikt, om hen met een kloekmoedige standvastigheid en een heilige onverschrokkenheid in alle gevaren en vervol* gingen te vervullen! O Jezus, geef mij de genade, deze onderrichtingen goed te begrijpen en er mij naar te gedragen. 2e Punt. Wij moeten deze onderrichtingen op onze staat en onze bediening toepassen. Jezus belastte zijn Apostelen met een'verheven bediening Hij zond hen in de wereld, als schapen in het midden van de wolven, verwijderd van hun Meester, blootgesteld aan veel gevaren en vervolgingen. Ze hebben evenwel met veel vrucht hun zending volbracht en niets door de gevaren geleden, omdat Jezus hen gezonden en hun de nodige macht en genade verleend had. Tot welke bediening men ons roept, welke gevaren ons daarin omgeven, wij hebben niets te vrezen, als wij er door de gehoorzaamheid, d.i. door God zelf, toe worden geroepen en op God alleen ons vertrouwen stellen. — Jezus leert aan zijn Apostelen, voorzichtig te zijn gelijk de slangen. Ook deze les van den Zaligmaker moeten wij wel in acht nemen in onze bedieningen. Wij moeten door onze belangeloosheid, door de geest van armoede en onthechting, door ons geduld en onze zachtmoedigheid de evenmens trachten te stichten en zijn hart te winnen. Wij moeten zorgen, dat onze staat en bediening door niemand veracht worden, dat wij aan niemand enige billijke reden van misnoegdheid geven en het niet onze eigen schuld is, als men ons haat en vervolgt. Wij moeten zoveel mogelijk alles vermijden, waardoor wij de achting van de mensen zouden kunnen verliezen, om hen alzo voor het goede te stemmen en voor God te winnen. En mocht het dan gebeuren, dat wij, niettegenstaande al onze pogingen, toch door de mensen veroordeeld, gehaat, gelasterd en vervolgd worden, dan moeten wij daar verheugd over zijn, dan moet ieder tot zich zelf zeggen: Ben ik wel beter dan Jezus, mijn Heer en mijn Meester? Is het voor mij niet een grote eer, behandeld te worden gelijk Jezus? Ik heb niets te vrezen, God heeft de haren van mijn hoofd geteld, er zal niets gebeuren dan wat God wil. Het ergste, wat zij mij kunnen aandoen, is: dat zij mijn lichaam doden, wat mij de kroon der martelaren zal doen beërven.... Doch, hebben wij het geluk niet, met Jezus gehaat, gelasterd en vervolgd te worden, dragen wij dan ten minste geduldig ons kruis, de kleine moeilijkheden, die wij dagelijks ondervinden, en laten wij ons niet door menselijk opzicht van onze plichten af* schrikken. Herinneren wij ons dan de woorden van Jezus: Die mij verloochend zal hebben voor de mensen, die zal Ik ook verloochenen voor mijn Vader, die in de Hemel is. Die niet zijn kruis opneemt en Mij niet volgt, is Mij niet waardig, is niet waardig mijn leerling en nog veel minder mijn vriend genoemd te worden. O Jezus, geef toch, dat ik deze heilzame lessen goed begrijp en diep in mijn hart prent. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem bedanken voor de onderrichtingen en verlichtingen, die Hij zich gewaardigd heeft ons in deze Meditatie te verlenen. — Hem vergeving vragen, omdat wij zo dikwijls onze even* mens door onze onvoorzichtigheid ontsticht en van ons afkerig gemaakt hebben en zo onze bediening, onze staat en onze Congregatie minder hebben doen achten, misschien doen haten. -— Hem ook vergeving vragen, omdat wij zo dikwijls uit menselijk opzicht aan onze plichten te kort gebleven zijn en zo dikwijls ons kruis met ongeduld gedragen hebben. — Hem smeken, dat Hij zijn heilige lessen van armoede, belangeloosheid, voorzichtigheid, kloekmoedige standvastigheid en onverschrokkenheid in ons hart prent. Voornemens. Al wat ons moeilijk valt, geduldig verdragen In de omgang met de mensen alle menselijk opzicht ver* mijden, maar ook alle maatregelen van voorzichtigheid aan* wenden, ten einde hen niet te ontstichten of te stoten. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Alwie zijn kruis niet opneemt, en Mij niet volgt, is Mij niet waardig: is niet waardig mijn leerling, en nog veel minder mijn vrier.d genoemd te worden. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 80. Meditatie. BELOFTE VAN HET H. SACRAMENT DES ALTAARS. ’s Anderendaags, (de vorige dag had Jezus meer dan vijf duizend mensen met vijf broden en twee vissen verzadigd) bemerkte het volk, dat aan de overzijde van het meer gebleven was, dat Jezus niet meer daar was; zij kwamen Hem te Kafarnaüm zoeken. En Hem gevonden hebbend, zeiden zij: Meester, wanneer zijt Gij hier gekomen? Jezus antwoordde hun: Voorwaar, voorwaar, ik zeg u, gij zoekt Mij niet om de mirakelen, die gij gezien, maar om de broden die gij gegeten hebt. Tracht te verkrijgen niet het voedsel, dat vergaat, maar dat, wat blijft tot in het eeuwig leven. (Vgl. Joan. VI. 22. 24—27.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich Jezus voorstellen op het plein van Kafarnaüm, omringd door zijn leerlingen en de volksmenigte, die tot Hem gekomen is. 2e Voorspel. Geef, o Heer, dat ik de verhevenheid van het H. Sacrament des Altaars ken, en mij altijd zorgvuldig voor* bereid, om Het te ontvangen. Ie Punt. Jezus belooft aan de Joden het Brood van het eeuwig leven. Alvorens Jezus van het verheven en onbegrijpelijk geheim van het H. Sacrament des Altaars spreken ging, trachtte Hij zijn leerlingen en het volk door grote wonderen tot een levendig geloof aan zijn Godheid op te wekken. Hij spijzigde meer dan vijf duizend mensen met vijf broden en twee vissen, zodat er nog twaalf manden met brokken over* schoten. Hij wandelde ’s nachts over zee, kwam bij zijn leerlingen, stelde hen gerust, deed Petrus over de zee tot Meditaties II. 15 zich komen, bedaarde de storm en deed hen op één ogen» blik op de plaats van hun bestemming aanlanden. Al deze wonderen wekten zulk een geestdrift op, dat het volk zeide: Deze is waarlijk de Profeet die in de wereld komen moet, en dat de leerlingen voor Hem neervielen en uitriepen: Gij zijt waarlijk de Zoon Gods. Jezus maakte van deze goede gesteltenis en van de vurigheid, waarmee het volk Hem zocht, gebruik, om hen te spreken over het H. Sacrament des Altaars. Voorwaar, zegt Hij, niet om de mirakelen, die gij gezien hebt, zoekt gij Mij, maar om de broden, die gij gegeten hebt. Tracht te verkrijgen niet het voedsel, dat vergaat, maar dat, wat blijft tot in het eeuwig leven, en dat de Zoon des mensen u zal geven. Jezus begeert ook van ons, dat wij het Brood, van de Hemel afgedaald, trachten te verdienen. Hij wenst, dat wij ons in staat stellen, om het dagelijks met een heilige gesteltenis van hart te ontvangen. En wat is daartoe nodig? Niets anders, zoals Jezus aan de Joden bij deze gelegenheid verklaarde, dan een levendig en werkend geloof. Dit levendig en werkend geloof zal ons de grootheid, de verhevenheid van dit ontzaglijk geheim doen beseffen. Het zal ons de oneindige liefde van Jezus eni» germate doen gevoelen. Het zal ons hart doen branden van begeerte,-om ons met Hem te verenigen. Dit levendig geloof zal ons diep doordringen van de waarheid: dat God alles, en al het overige niets is. Het zal ons bijgevolg verheffen boven de zwakheden van onze natuur, boven de gevoelig» heden en de ellende van onze eigenliefde en ons alleen ge» voelig maken voor de glorie van God en de eer van Jezus Christus. Eindelijk, dit levendig geloof zal ons gedurig de liefde van Jezus, de weldaden waarmee Hij ons overladen heeft, en de bijzondere genaden van onze roep herinneren, en ons zo de tederste en edelmoedigste liefde jegens onzen goddelijken Meester en Zaligmaker inboezemen. O mijn Jezus, Gij ziet, hoezeer ik dat geloof nodig heb. Gij verlangt vurig, dat ik er geheel door bezield ben. Doch het is een bijzondere gave van uw genade en barmhartigheid. Ik zal het daarom alle dagen van U afsmeken. Ik geloof, Heer, vermeerder mijn geloof! 2e Punt. Jezus openbaart aan de Joden, wat het Brood is dat Hij hun belooft. Vele Joden hadden geen geloof, hun hart was gesloten voor de woorden van Jezus Christus. In plaats van met leer* zaamheid de les aan te nemen, die Hij hun gaf, spraken ze met verwaandheid: Welk wonderteken doet Gij dan, opdat wij het zien en U geloven? Wat zijn uw werken? Onze vaderen hebben in de woestijn het manna gegeten, gelijk er ge*• schreven staat: Hij heeft hun brood uit de Hemel te eten gegeven. Jezus antwoordt met goedheid: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg het u, niet Mozes heeft U het brood uit de Hémel ge* geven, maar Mijn Vader geeft u het ware Brood uit de Hemel; want het Brood van God is dat, wat uit de Hemel komt en het leven aan de wereld geeft.... — Verder voegt Hij er bij: Ik ben het Brood des levens. Hij die tot Mij komt, zal geen honger hebben, en hij die in Mij gelooft, zal nimmer dorst hebben. Laat ons deze woorden met aandacht over* wegen. God de Vader zelf zendt dit Brood uit de Hemel aan zijn kinderen op aarde.... Dit Brood geeft het leven aan de wereld; en welk leven? Een goddelijk leven, een leven in Jezus Christus en het eeuwig leven.... Jezus zelf is dat Brood des levens.... O goddelijke spijze! mijn ziel verlangt naar U. Kom, o Jezus, kom in mijn hart. Gij zijt mijn leven, mijn hoop, mijn liefde. Kom, opdat ik geen honger of dorst meer hebbe dan naar U. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem met de nederigste erkentelijkheid danken voor de onschatbare gave, die Hij ons in het goddelijk Sacrament des Altaars geschonken heeft. — Hem de genade vragen van altijd waardig aan dat aanbiddelijk Sacrament deel te nemen. — Hem smeken, dat Hij ons. de nalatigheden vergeeft, die ons belet hebben, alle vruchten er uit te trekken, die wij er uit trekken konden. — Aan zijn voeten verscheidene oefeningen van leedwezen en liefde verwekken. —* Hem met een vast vertrouwen de verschillende noodwendigheden van onze ziel openleggen. Voornemens. Al onze werken verrichten uit een geest van geloof, ten einde ons in staat te stellen, om waardig deel te nemen aan het allerheiligste Sacrament des Altaars. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. O Jezus, geef mij een levendig geloof; geef, dat ik uit het geloof leef. — Kom Heer Jezus, kom in mijn hart. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 81. Meditatie. VERVOLG VAN DE BELOFTE VAN HET H. SACRAMENT DES ALTAARS. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg het u, hij die in Mij gelooft, heeft het eeuwig leven. Ik ben het Brood des levens. Uw vaderen hebben in de woestijn het manna gegeten en zijn gestorven. Dit is het Brood, dat van de Hemel gedaald is, opdat hij, die er van eet, niet sterft. (Joan. VI. 47—50.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich Jezus voorstellen op het plein van Kafarnaüm, omringd door zijn leerlingen en.de volksmenigte, die tot Hem gekomen is. 2e Voorspel. Onderricht mijn hart, o Jezus, en geef, dat het de geheimen van liefde begrijpe, die ik ga overwegen. Ie Punt. Jezus openbaart aan de Joden de uitwerkselen, die de H. Communie in de getrouwe zielen teweeg moet brengen. Jezus gaat voort met de Joden toe te spreken over het grote geheim van het allerheiligste Sacrament, dat Hij wel» dra instellen zal: Ik ben, zegt Hij, het levend Brood, dat uit de Hemel is neergedaald; zo iemand eet van dit Brood, zal hij in eeuwigheid leven; en het Brood dat ik geven zal„ is mijn Vlees, dat Ik geven zal voor het leven der wereld. De Joden twistten dan onderling en zeiden: Hoe kan deze ons zijn Vlees te eten geven? Jezus antwoordt: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg het u, indien gij het Vlees van den Zoon des mensen niet eet en zijn Bloed niet drinkt, zult gij het leven in u niet hebben. Hij, die mijn Vlees eet en mijn Bloed drinkt, heeft het eeuwig leven, en Ik zal hem in de jongste dag opwekken; want mijn Vlees is waarlijk spijs, en mijn Bloed is waarlijk drank. Hij, die mijn Vlees eet en mijn Bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. Evenals de Vader, die leeft, Mij gezonden heeft, en Ik om den Vader leef, zo ook zal hij, die Mij eet, om Mij leven. O, welk een eer, welk een geluk is het dus, Jezus in de H. Communie te ontvangen! Men eet waarlijk zijn Vlees, men drinkt waar» lijk zijn Bloed. Men is en blijft in Jezus, Jezus zelf is en blijft in ons. Men zal in Hem en voor Hem leven, men zal eeuwig leven en in de jongste dag heerlijk verrijzen! O, wat zijn deze uitwerkselen geschikt, om ons geloof te ver» levendigen, onze begeerte te ontsteken en onze liefde te ontvlammen! Geef, o mijn Jezus, dat ik uw woorden en de kracht van uw H. Sacrament van liefde begrijp. Geef, dat mijn hart aan zoveel liefde beantwoordt. Geef, dat het naar niets verlangt, dan om zich met U te verenigen, in U te leven en meer en meer door uw heilige vlammen ontstoken te worden. 2e Punt. Jezus belooft het eeuwig leven aan allen, die zich in de H. Communie met Hem verenigen zullen. Dit is het Brood, dat van de Hemel gedaald is. Het is met dit Brood niet als met het manna gelegen. Uw vaderen hebben in de woestijn het manna gegeten, en zijn gestorven; hij die dit Brood eet, zal eeuwig leven. Laat ons deze belofte nog beter en dieper overwegen. Hij, die het Brood van het H. Sacrament eet, zal eeuwig leven. Hij zal op de aarde het leven van Jezus leven: een inwendig en goddelijk leven, dat in hem de oude mens zal doen sterven, al zijn neigingen vernietigen, en hem heilig en zuiver maken zal, zoals een levend lidmaat van den Zoon Gods zijn moet. Hij zal een leven van genade leven, dat in zijn gedrag al de deugden van Jezus zal doen uitschijnen. En als dan de dood hem van de aarde zal losrukken, zal dat leven van genade ver* anderd worden in een leven van glorie, een leven van geluk* zaligheid, een leven van liefde, dat hem voor de ganse eeuwigheid met Jezus Christus verenigen zal. O mijn Zalig* maker! dat leven wordt mij aangeboden, vol liefde gegeven. Van U, Jezus, ontvang ik het. Gij hebt het mij ten koste van uw Bloed verworven en Gij zelf zijt dat leven. Hoe zou ik U niet van ganser harte beminnen? O Jezus, die mij met zo vurige liefde bemind hebt, ontsteek mij door het goddelijk vuur, dat Gij op de aarde gebracht hebt. Alleen door de liefde zal ik de oneindige weldaden van uw onbeperkte liefde enigszins vergelden kunnen. Samenspraak met Jezus. — Hem opnieuw bedanken met al de erkentelijkheid, waartoe wij in staat zijn, voor de onschatbare weldaad van het allerheiligste Sacrament. — Hem smeken, dat Hij het ijs van onze harten doet smelten door het vuur van zijn liefde, en ons dat vurig verlangen naar de H. Communie inboezemt, dat ons alle opofferingen en pogingen, elke arbeid gemakkelijk maakt. — Hem de genade vragen, met standvastigheid te wandelen op de weg, die Hij ons gebaand heeft, en van deugd tot deugd te vor* deren tot op het ogenblik, waarop onze vereniging met Hem een eeuwige worden zal. Voornemens. De ingetogenheid en de getrouwheid aan de genade oefenen, ten einde onze Communiën vruchten te doen dragen en het leven van Jezus te leven. Opdracht der voornemens en gehed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Hij, die dit Brood eet, zal eeuwig leven. Ik ben het Brood des levens. — Kom, o Jezus, in mijn hart. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 82. Meditatie. ENIGE LEERLINGEN VERWIJDEREN ZICH VAN JEZUS. PETRUS BETUIGT HEM IN NAAM VAN ALLE APOSTELEN EEN STANDVASTIGE GETROUWHEID. Vele leerlingen, die het gehoord hadden, zeiden tot elkander: Hard is deze taal, wie kan ze aanhoren?.... Van toen af ver* wijderden zich velen van zijn leerlingen en volgden Jezus voortaan niet meer . (Vgl. Joan. VI. 61. 67.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich Jezus voorstellen op het plein van Kafarnaüm, omringd door zijn leerlingen en de volksmenigte die tot Hem gekomen is. 2e Voorspel. Hart van Jezus, verleen mij de genade, dat ik door mijn getrouwheid en liefde, de oneer en de smaad herstel, die de zielen U aandoen, die zo ondankbaar zijn, zich van U te verwijderen. Ie Punt. Enige leerlingen verwijderen zich van Jezus. Jezus belooft aan de Joden de kostbaarste van alle gaven: het H. Sacrament van Liefde. Helaas! de woorden van, leven, die Hij tot hen richt, hebben geen ander uitwerksel, dan dat zij zich van Jezus verwijderen. Hard is deze taal, zeggen zij, wie kan ze aanhoren? En zij volgen Hem niet meer. Welk leed moet het Hart van onzen goddelijken Meester gevoelen bij het zien van zo’n ondankbaarheid! Helaas! dat leed vernieuwt zich nog dagelijks. Dit leed ontrukte Hem de zo treffende klachten, die Hij de Heilige Margaretha» Maria deed horen, toen Hij, zijn goddelijk Hart vertonend, met droefheid tot haar zeide: „Ziedaar het Hart, dat de mensen zozeer bemind heeft, dat niets gespaard heeft, zodat Het zich heeft uitgeput en verteerd om hun zijn liefde te bewijzen. En tot dank krijg Ik van het merendeel niets dan ondankbaarheid, door hun oneerbiedigheden en heilig* schennissen en door de onverschilligheid en de minachting, die zij voor Mij in dat Sacrament van liefde hebben.” Die* zelfde klachten doet Jezus mij dagelijks horen. Zou ik het oor voor de stem van mijn goddelijken Meester sluiten? Hij wil ook mij tot vertrouweling van zijn Hart maken. Daar* toe heeft Hij mij geroepen en uitverkoren. Ik moet dus in zijn tegenwoordigheid door liefde verslonden worden en, doordrongen van droefheid bij het zien van de versmadingen, die Hem worden aangedaan, moet ik mij edelmoedig op* offeren om zijn glorie, die zelfs in dit Sacrament van liefde zozeer onteerd wordt, te herstellen. 2e Punt. Petrus betuigt aan Jezus Christus in naam van alle andere leerlingen een standvastige getrouwheid. Jezus, getroffen over het schuldig besluit van de leerlingen die zich van Hem afscheidden, wendde zich tot zijn Apostelen en zeide: En gij, wili ook gij heengaan? Maar Simon Petrus nam in naam van allen het woord op en antwoordde: Heer tot wien zullen wij gaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven; wij weten en geloven, dat Gij de Christus, de Zoon Gods zijt. Bedenken wij eens, als het mogelijk is, hoe aangenaam dit antwoord voor het Hart van Jezus was. Ach, als wij de ijver van den H. Petrus, de levendigheid van zijn geloof, de vurigheid van zijn liefde navolgden, zouden wij evenals hij het geluk hebben, het goddelijk Hart te troosten over de versmadingen die Het aangedaan worden. Laat ons dus dikwijls gedenken, dat wij onder al onze geestelijke oefe* ningen bijzonder die oefeningen moeten hoogschatten en met een bijzondere vurigheid verrichten, waardoor wij Jezus in zijn H. Sacrament vereren, namelijk: het bijwonen van de H. Mis, het ontvangen van de H. Communie en het Bezoek bij het Allerheiligste. In dit allerheiligste Sacrament, waar zijn Lichaam, zijn Bloed, zijn Ziel, zijn Godheid wezenlijk tegenwoordig zijn, moeten wij door de zuiverheid van onze eerbewijzen, door de vurigheid van onze liefde en door ons volkomen aan Hem op te offeren, het H. Hart van Jezus schadeloos stellen voor al de oneer, die Het van alle zijden aangedaan wordt. Ziedaar wat Jezus van mij verwacht. O mijn Zaligmaker, verleen mij de genade, dat ik een zo heilige verplichting, die mij zo aangenaam wezen moet, steeds vol* komen vervul. Samenspraak met het goddelijk Hart van Jezus. — Het met de diepste eerbied en de tederste liefde aanbidden in dat onbegrijpelijk Geheim, waarin Het zich voor ons aan de ondankbaarheid en de smaad van de zondaars blootgesteld heeft. — Het smeken dat Het onze harten door zijn liefde vertere, en de eerbewijzen aanvaarde, die wij het aan* bieden. — Het ook met vurigheid smeken, dat Het door de kracht van zijn genade de harten bewege, die zo versteend zijn, dat zij niet getroffen worden door de liefde, die Het ons in het aanbiddelijk Sacrament betoont. — Bidden voor de bevordering van de dagelijkse H. Communie. Voornemens. In onze bezoeken bij het allerheiligste Sacra* ment ons zelf trachten op te wekken tot diepe gevoelens van liefde en droefheid bij het zien van de versmadingen, Jezus daarin aangedaan. — Dikwijls ons hart naar de voet van het altaar laten gaan, om er oefeningen van liefde en aanbidding te verwekken. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Heer, tot wien zou ik gaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven! Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 83. Contemplatie. GENEZING VAN DE DOCHTER VAN EEN KANANESE VROUW. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Jezus begaf zich naar de kant van Tyrus en Sidon. En ziet, een Kananese vrouw, wier dochter door een onzuivere geest bezeten was, had nauwelijks horen zeggen, dat Hij zich daar bevond, of zij ging er heen en riep uit: Heer, Zoon van David, ontferm U over mij.... Jezus antwoordde haar niet. Maar zij naderde Hem en aanbad Hem, zeggend: Heer, help mij! Vervolgens zeide Hij tot haar: Het is niet goed het brood van de kinderen te nemen en' het aan de honden te geven. Zij antwoordde: Ja, Heer, maar ook de hondjes eten van de kruimels, die van de tafel van hun meesters vallen. Daarop zeide Jezus tot haar: O vrouw, uw geloof is groot! Dat u geschiede, zoals gij ver* langt. En haar dochter werd op hetzelfde ogenblik genezen. 2e Voorspel. Zich een straat voorstellen, die Jezus door* ging in het gezelschap van zijn Apostelen, toen de Kana* nese vrouw Hem begon te volgen. — Vervolgens het huis dat zij na Hem binnenging en waar zij zich aan zijn voeten wierp. 3e Voorspel. Vergun mij de genade, o Jezus, dat ik de gesteltenis van uw goddelijk Hart volkomen mag kennen, en dat ik, vol van geloof en betrouwen, in al mijn gebeden steeds verhoord word. Ie Punt. Een Kananese vrouw bidt Jezus, haar dochter van de boze geest te bevrijden. De personen beschouwen. — Onzen Heer Jezus Christus. Stellen wij ons Hem voor zoals Hij hier op aarde was: vol goedheid, waardigheid, zedigheid en beminnelijkheid. Hij is vergezeld van zijn leerlingen. — De Kananese vrouw volgt Hem met groot vertrouwen. Haar houding is smekend, de vurigheid van haar gebed is uit al haar bewegingen te zien. —•' De woorden aanhoren en de handelingen beschouwen, De Kananese vrouw roept uit: Heer, Zoon van David, ontferm U over mij, want mijn dochter wordt door een boze geest gekweld. Jezus antwoordt in ’t geheel niet.... Waarom handelt Gij aldus, mijn goede Meester? Zoudt Gij mis* schien haar verzoek van de hand wijzen? O neen, Jezus verwerpt het niet. Hij wil slechts haar vertrouwen en stand» vastigheid beproeven, haar verdiensten vermeerderen en ons door haar voorbeeld tot volharding in het gebed opwekken. O mijn Zaligmaker, geef, dat ik met dat voorbeeld voor» deel doe. 2e Punt. De Kananese vrouw dringt aan, Jezus geeft haar in het begin harde woorden, maar eindelijk verhoort Hij haar en prijst haar geloof. Personen. — Dezelfde. — Woorden en handelingen. — De Kananese vrouw wordt niet afgeschrikt door de koel» heid, waarmee Jezus haar schijnt te behandelen. Zij wendt zich tot de Apostelen en deze, hun goddelijken Meester naderend, zeggen Hem: Heer, laat haar toch gaan, geef haar wat zij vraagt, zij roept ons aanhoudend na. Ik ben alleen gezonden, antwoordt Jezus, tot de verloren schapen van het huis van Israël; want het was een heidense vrouw, zegt de Evangelist. Nauwelijks had Jezus die woorden gesproken of de arme vrouw ligt voor de tweede maal aan zijn voeten Niets heeft haar vertrouwen kunnen verminderen. Hij spreekt haar eindelijk toe, maar met woorden, die haar geloof, haar vertrouwen en haar ootmoedigheid op een harde proef stellen. Hij richt woorden tot haar, die in staat waren, haar terneer te slaan, te beschamen en haar alle hoop te be» nemen. Het betaamt niet, zegt Jezus, het brood van de kinderen te nemen en het voor de honden, dat is: voor de heidenen, te werpen. O, welk een ongewone gestrengheid! Doch neen, het was eer liefde van de kant van Jezus. Hij wist immers, hoe diep deze vrouw van haar onwaardigheid en van geloofaan zijn goddelijke macht en goedheid doordrongen was. Hij wist, dat deze strenge handelwijze tot haar groter geluk strekken zou. En inderdaad, zij verliest de moed niet, zij geeft de treffendste blijken van haar levendig geloof, van haar onwankelbaar vertrouwen en van haar diepe ootmoedig* heid. Ja, Heer, zegt zij, maar ook de hondjes eten van de kruimels, die van de tafel van hun meesters vallen. Daarop riep Jezus uit: O vrouw! uw geloof is groot, u geschiede, zoals gij verlangt.... Leren wij hieruit, dat, hoe streng Jezus ons ook behandelen mag, Hij altijd voor ons het Hart van een Vriend, een Zaligmaker, ja van een Vader heeft. Overtuigen wij er ons van, dat alle schijnbare gestrengheid in Hem slechts ware liefde is. Geloven wij vast, door te bidden met ootmoedigheid, vertrouwen en standvastigheid — door op Hem te hopen tegen alle hoop in, zullen wij Hem als het ware gebieden en Hem in de onmogelijkheid brengen, ons iets te weigeren. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem met een levendig geloof en een oprechte nederigheid aan* bidden, als den oppersten Heer van alle hemelse gaven. — Erkennen, dat wij gans onwaardig zijn er zelfs maar een enkele te verwerven. — Evenwel de gaven vragen, die ons noodzakelijk zijn, vooral die van de geest van gebed en nederigheid, ons bedienend van de woorden der Kana» nese vrouw. Voornemens. Vandaag al onze gebeden met veel geloof, nederigheid en vertrouwen verrichten. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Jezus, Zoon van David, ontferm U over mij. Heer, sta mij bij. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 84. Contemplatie. JEZUS GENEEST EEN DOOFSTOMME MENS. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Jezus verliet de grenzen van Tyrus en keerde langs Sidon naar de zee van Galilea terug, midden door het land van Dekapolis gaande. En enigen stelden Hem een man voor, die doof en stom was en smeekten Hem, dezen de hand op te leggen. Daarop nam Jezus hem ter zijde, stak zijn vingers in de oren en raakte met speeksel zijn tong aan. En zijn ogen ten hemel heffend, zuchtte Hij en zeide: Ephpheta, dat is: Opent u. En terstond gingen de oren open, de tong werd ontbonden en hij sprak zeer duidelijk 2e Voorspel. Zich een weg voorstellen; op deze weg be* vindt zich Jezus; men stelt Hem een doofstomme mens voor. 3e Voorspel. Goddelijke Jezus, mijn ziel is dikwijls doof en stom ten opzichte van de dingen der zaligheid; gewaardig U, door een uitwerksel van uw oneindige goedheid, haar van deze dubbele kwaal te bevrijden. Ie Punt. Men stelt Jezus een doofstomme mens voor, Hij neemt hem ter zijde. De personen beschouwen. — Zien wij, hoe onze goddelijke Meester door zijn leerlingen omgeven is. Beschouwen wij een ogenblik de zachtaardigheid, de heiligheid, de bemin* nelijke majesteit, die in al zijn bewegingen, in zijn gelaats* trekken uitschijnen.... Wat een geluk voor ons, indien Hij zich gewaardigde, zijn zachtaardigheid, heiligheid en bemin* nelijkheid op een onuitwisbare wijze in onze geest en in ons hart te prenten! Laat ons de ongelukkige be* schouwen, die men tot Hem brengt. Het kan niet anders, of zijn ongelukkige toestand moet het medelijden van onzen goeden Meester opwekken De woorden aanhoren en de handelingen beschouwen. — Jezus neemt dien man bij de hand en leidt hem ter zijde. O mijn Zaligmaker, Gij leert mij daardoor, hoe mijn gedrag zijn moet, als ik van U de genezing van mijn ziel verkrijgen wil: door mij van alles te onthechten en U alleen te zoeken, zal ik verdienen, de uitwerkselen van uw macht en goedheid te ondervinden. 2e Punt. Genezing van de doofstomme mens. Personen. — Dezelfde. — Woorden en handelingen. —1 Jezus steekt zijn vingers in de oren van den man, dien Hij gaat genezen. Vervolgens neemt Hij speeksel en raakt zijn tong aan Goddelijke Zaligmaker, geef aan mijn ziel ook zo de hulpmiddelen, die Gij weet, dat zij nodig heeft.... Jezus heft de ogen ten hemel. De lichamelijke kwalen van die doofstomme brengen Hem levendig voor de geest de geestelijke doofheid en stomheid van dien man en van het ganse mensdom. Hij wordt door mede» lijden bewogen, Hij zucht en bidt. Nadat Hij als mens gebeden heeft, spreekt Hij als God, met gezag zeggend: Ephpheta, dat is: Opent u. Op hetzelfde ogenblik wordt het mirakel voltrokken: de oren van die mens gaan open, zijn tong wordt ontbonden, en hij spreekt duidelijk.... Laat ons Jezus smeken, dat Hij met goedheid op de kwalen van onze ziel nederzie: Zij is doof: dikwijls wordt het woord van zaligheid tot haar gericht, zonder dat zij het begrijpt. Dikwijls wordt zij vermaand en opgewekt tot de volmaaktheid, doch zonder vrucht. Dikwijls hoort zij geestelijke lezingen, meditatiën en onderrichtingen, doch het is, alsof zij die niet hoorde. Dikwijls doet zich de oneindig zoete stem des Heren in haar binnenste horen, en zij wordt er niet door getroffen Zij is ook stom; zij weet in het gebed niet tot God te spreken, noch over God tot de even* naaste. O, hoeveel redenen hebben wij toch, om ons diep te vernederen, te zuchten en te bidden!.... Maar verliezen wij de moed niet; Jezus kent en ziet al onze ellenden, en Hij bemint ons.... wij zijn de prijs van zijn Bloed.... Hij zelf nodigt ons uit, om zijn goedheid lastig te vallen Vragen wij dus met vertrouwen en vurigheid de genezing van al onze kwalen, het hulpmiddel voor onze ellenden. 3e Punt. Jezus beveelt, dat hij, die genezen is, zijn gene* zing geheim moet houden. De personen beschouwen. — Jezus, de genezen zieke, de leerlingen, de vergaderde menigte. De bewondering, de verbazing en de vreugde zijn op aller gelaat te lezen. — De woorden aanhoren. — Jezus verbiedt, dat men iemand hoegenaamd over dit mirakel spreekt. Maar hoe meer Hij het verbiedt, hoe meer zij, die er getuigen van geweest zijn, het verkondigen. Hij heeft alles welgedaan, zeggen zij, Hij heeft de doven doen horen, en de stommen doen spreken. — Zo zal Jezus ook verheerlijkt worden, wanneer ik, getrouw met de goddelijke genade meewerkend, de genezing van de kwalen mijner ziel verkrijg. Zijn Engelen in de Hemel en zijn ware vrienden op aarde zullen Hem loven over de wonderen, die zijn genade in mijn ziel uitgewerkt zal hebben. Die ziel was doof en stom, zullen zij zeggen. Jezus heeft haar doen horen en spreken. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem onze aanbidding en liefde betuigen en Hem loven over de mirakelen, die zijn barmhartigheid dagelijks in goed bereide harten uitwerkt. — Ons aan zijn voeten vernederen, omdat wij zo weinig gebruik gemaakt hebben van zijn goedheid en van het verlangen, dat Hij heeft, om onze ellende te genezen. — Hem met'vertrouwen over. al de noodwendig* heden van onze ziel spreken en Hem smeken, dat Hij ons helpt, Hem door onze volmaaktheid meer en meer te ver* heerlijken. Voornemens. Dikwijls door de dag ons hart tot Jezus verheffen, om Hem te smeken, dat Hij onze geestelijke kwalen geneze. — Zeer ingetogen en getrouw aan de genade zijn, om zoveel in ons is, aan zijn vurig verlangen te voldoen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Heer, als Gij wilt, kunt Gij mij genezen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 85. Contemplatie. TWEEDE VERMENIGVULDIGING VAN DE BRODEN. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Jezus, ziende, dat een grote menigte men» sen Hem volgde en niets te eten had, riep zijn leerlingen, en zeide hun: Ik heb medelijden met dit volk, want ziet, reeds drie dagen zijn zij aanhoudend bij Mij. Zend Ik hen naar huis terug, zonder dat zij gegeten hebben, dan zullen zij op weg bezwijken, want enigen zijn van verre gekomen Ik wil hen dus niet ongespijsd naar huis terugzenden. Zijn leerlingen antwoordden Hem: Vanwaar zal men in een woes» tijn als deze, brood bekomen, om hen te verzadigen? Hij vraagde hun: Hoeveel broden hebt gij? — Zeven, ant» woordden zij, en enige visjes. Hij beval, dat men zou neer» zitten. Daarop nam Hij de broden; en de dankzegging ge» daan hebbend, brak Hij ze, en gaf ze aan de leerlingen, om ze aan het volk uit te delen. Hij zegende ook de visjes, en beval, dat men ze zou voordienen. Allen aten en werden verzadigd. 2e Voorspel. Zich aan de oever van de zee een fraaie en uitgestrekte vlakte voorstellen, waar de volksmenigte vergaderd is. 3e Voorspel. Goddelijke Jezus, geef, dat ik uw aanbiddelijk Hart meer en meer ken. Het is vol goedheid, oplettendheid en liefde voor allen, die hun vertrouwen op U stellen. le Punt. Jezus betuigt aan zijn leerlingen het medelijden, dat Hem de noodwendigheden inboezemen van het volk, dat Hem volgt. De personen beschouwen. — Jezus, wiens goedheid en zoetaardigheid aller harten tot Hem trekken De menigte, die zo ijverig is, om Hem te zien en te horen De Apostelen, die hun goddelijken Meester omringen.... — De woorden aanhoren. — Ik heb medelijden met dit volk, zegt Jezus, want ziet, reeds drie dagen zijn zij aanhoudend bij Mij, en zij hebben niets te eten. Zend Ik hen naar huis terug, zonder dat zij gegeten hebben, dan zullen zij op weg bezwijken; want enigen zijn van verre gekomen. Welk een goedheid! Hij zegt niet: Ziet, het is nu reeds drie dagen, dat Ik tot hen spreek, Ik heb zelf rust en voedsel nodig; neen, Hij denkt alleen aan de noodwendigheden van dat volk, dat Hij, gelijk een vader zijn kinderen, bemint. Be* merken wij verder, hoe de tederheid van zijn goddelijk Hart zich doet kennen door de wijze, waarop Hij over hün noodwendigheden spreekt. Zend Ik hen naar huis, zonder dat zij gegeten hebben, dan zullen zij op weg bezwijken; want enigen zijn van verre gekomen. Ach! wat kan er toch ontbreken aan hen, die Jezus Christus volgen? Er is geen moeder, wier hart zo teder en zo oplettend is voor haar kinderen, als het Hart van Jezus voor die Hem volgen. Hij kent de noodwendigheden van onze ziel en van ons lichaam, zijn goedheid wil ons te gemoet komen, en door zijn almacht kan Hij ons alles geven, wat wij nodig hebben. O Jezus, geef mij slechts een levendig geloof! 2e Punt. Jezus vermenigvuldigt zeven broden en enige visjes. Personen•. — Dezelfde. — Woorden en handelingen. Hoeveel broden hebt gij? vraagt Jezus. De Apostelen antwoorden, dat zij er zeven hebben. Jezus beveelt, dat het Meditatie II. volk neerzit. Men brengt Hem de broden en de vissen. Hij zegent ze, breekt ze en laat ze uitdelen; allen eten en worden verzadigd. Vervolgens beveelt onze goddelijke Meester, dat men de overblijvende stukken verzamelt, om ons door zijn voorbeeld te leren, dat de orde en een gematigde en wijze zuinigheid van God komen. Ja zelfs, dat het beoefenen van orde en zuinigheid een deugd is, als dit geschiedt, omdat God wil, dat men in alles met orde en zuinigheid te werk gaat. Nog meer, het is zelfs een volmaaktheid, als het ge» schiedt uit de geest van religieuze armoede en gehoorzaam» heid aan de heilige Regelen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen God, Zaligmaker en Vader, die niet ophoudt voor ons zorg te dragen. — Hem die geest van overgeving en kinderlijk vertrouwen vragen, die aan onze roeping eigen moet zijn. — Hem ook smeken, dat Hij ons aan zijn goddelijk Hart gelijkvormig maakt, door ons een tedere en zorgvolle liefde in te boezemen voor de zielen, ons toevertrouwd. —• Hem bidden, dat Hij ons bezielt met de geest van orde en religieuze armoede. Voornemens. Ons hart verenigd houden met dat van Jezus en de liefde en dienstvaardigheid ten opzichte van de evennaaste oefenen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Hart van Jezus, vol van goedheid, geef, dat ik U ken, bemin en navolg. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 86. Meditatie. PETRUS BELIJDT DE GODHEID VAN JEZUS CHRISTUS. Van Betsaïda begaf Jezus zich naar de omstreken van Cesarea Philippi. Hij ondervroeg zijn leerlingen met deze woorden: Wie zeggen de mensen, dat de Mensenzoon is? Zij antwoordden: Eni« gen zeggen, dat Gij Joannes de Doper zijt, anderen Elias, wederom anderen Jeremias en sommigen, dat een van de oude profeten is opgestaan. En gij, zeide hun Jezus, wie zegt gij, dat Ik ben? Simon Petrus nam het woord op, en zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon van den levenden God. (Matth. XVI. 13—16. Vgl. Luc. IX. 18—20.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich het dorp voorstellen, dat onze godde* lijke Meester, omgeven door zijn leerlingen, binnengegaan is. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, geef dat ik U 'ken, U bemin, en uit al mijn krachten werk, om U te doen kennen en beminnen. Ie Punt. De H. Petrus erkent Jezus als den Christus, den Zoon van den levenden God. Jezus ondervroeg zijn leerlingen met deze woorden: Wie zeggen de mensen dat de Mensenzoon is? Onze Heer Jezus wist wel, wat men van Hem zeide, en zelfs wat men van Hem dacht. Met hun deze vraag te doen, was ’t zijn inzicht niet, dit van hen te vernemen, maar wel, hun aandacht op dit allergewichtigst punt te vestigen. Hij wilde vervolgens tot deze andere vraag komen: En gij, wie zegt gij, dat Ik ben? Welke gevoelens moest niet dat woord in het hart van zijn Apostelen opwekken? Wat zouden wij, als wij in hun plaats geweest waren, inwendig gevoeld en tot Jezus gezegd hebben?.... De H. Petrus neemt het woord op en antwoordt ten aanhoren van allen: Gij zijt de Christus, de Zoon van den levenden God. O, wat moet die belijdenis van het hoofd der Apostelen veel tot onze harten zeggen! Ja, Jezus is de Christus, Hij, die als Godmens een koninklijke zalving gekregen heeft, om over onze harten te heersen, — een priesterlijke zalving, om zich zelf, als Priester en als Offer, voor ons en met ons, op te dragen. Hij is de Zoon van den levenden God, oneindig volmaakt, oneindig beminnelijk, in alles aan zijn Vader en de Heilige Geest gelijk. — En toch heeft Hij, ofschoon God zijnde, het niet beneden zich geacht, mens, onze Zaligmaker, onze Vriend en onze Broeder te worden O, laat ons dan met een levendig geloof zeggen en herhalen: Ja, Jezus, Gij zijt de Koning van Hemel en aarde, de Koning van alle mensen, van alle Engelen en Heiligen. Gij zijt de heilige Opperpries* ter en de Offerande van het Nieuw Verbond. Gij zijt mijn Verlosser, mijn Zaligmaker, mijn Vriend en mijn Broe* der.... O Jezus, ik ben U alle eerbied, alle dankbaarheid, alle liefde, geheel mijn hart verschuldigd. 2e Punt. Jezus beloont het geloof van Petrus. Jezus antwoordde aan Petrus: Gij zijt gelukkig, Simon, zoon van Jona, want vlees en bloed heeft u dit niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de Hemel is. De kennis van Jezus wordt niet door menselijke middelen verkregen. Het is een gave van den hemelsen Vader, die wij Hem met grote vurigheid vragen moeten. Laat ons dit dikwijls en met ernst bedenken. Laat ons nimmer vergeten, dat wij het gebed moeten beminnen en beoefenen, om tot het Hart van onzen goddelijken Meester te kunnen doordringen en zijn aanbiddelijke volmaaktheden, vooral zijn liefde, te leren kennen. Laat ons dikwijls bedenken, dat wij, zoveel ons mogelijk is ons genoegen moeten stellen in de meditatie en in het gebed. In deze heilige oefeningen leren wij ons zeïf, onze zonden, onvolmaaktheden en geestelijke ellenden kennen en bewenen. Daar worden wij meer en meer ge* zuiverd en verlicht, steeds nauwer met het H. Hart van Jezus verenigd en wordt het vuur van de goddelijke liefde in onze harten ontstoken. O mijn Jezus, geef mij de geest van gebed en meditatie; geef, dat ik deze heilzame oefe* ningen alle dagen, zoveel in mijn vermogen is, met behoor* lijke aandacht en godsvrucht verricht. Geef, dat ik U ken, U bemin, en zoveel mogelijk uw kennis en liefde in alle harten uitstort. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Ons verenigen met den H. Petrus, om te belijden, dat Jezus waarlijk de Christus, de Zoon van God is en Hem met de diepste eerbied en de tederste liefde aanbidden. — Hem danken voor de kostbare gave van het geloof en voor de weldaad van onze heilige roeping. — Hem smeken, dat Hij zich aan ons hart doe kennen, en ons door zijn liefde ontvlamme. Voornemens. Ons met zorg en ijver van onze geestelijke oefeningen kwijten. — De ingetogenheid oefenen en alles doen in vereniging met het goddelijk Hart van Jezus. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ik geloof, Heer Jezus, dat Gij de Christus, de Zoon van den levenden God zijt. — Heer, geef, dat ik U ken. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 87. Meditatie. JEZUS STELT DEN H. PETRUS TOT HOOFD VAN ZIJN KERK AAN. Gij zijt Petrus (dat is: Steenrots) en op deze Steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. (Matth. XVI. 18.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich het dorp voorstellen, dat onze godde* lijke Meester, ontgeven door zijn leerlingen, is binnengegaan. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, doordring mij van een tedere liefde jegens uw H. Kerk, en van een vurige ijver voor haar belangen, die ook de uwe zijn. Ie Punt. Wij moeten de H. Kerk beminnen en gevoelig zijn voor haar belangen. Als wij werkelijk de geest van Jezus Christus bezitten, moeten wij zijn Kerk liefhebben. Inderdaad, hoeveel aan* spraak heeft zij op onze liefde en dankbaarheid! Zij is de bewaarster van het woord Gods, van de heilige Sacramenten en van de genaden en verdiensten van Jezus Christus. Zij is het geheimzinnig Lichaam, waarvan Jezus zelf het Hoofd is en dat Hij met zijn Geest bezielt. Zij is de heilige Ark, buiten welke er geen redding, geen zaligheid is; maar vooral is zij onze Moeder. Van het ogenblik van onze geboorte af heeft zij zich beijverd, om ons onder het getal van haar kinderen op te nemen, met ons door haar. bedienaren het H. Doopsel toe te dienen. Sedert die gelukkige dag heeft zij niet opgehouden voor ons te bidden en een moederlijke zorg voor ons te dragen. Zij heeft aan haar bedienaren en onze ouders gelast, ons de waarheden ter zaligheid te leren. Zij heeft ons naar de Tafel van Jezus Christus geleid, na onze zielen in het dierbaar Bloed van dien goddelijken Zalig* maker gereinigd te hebben. Zij heeft op onze voorhoofden het zegel gedrukt van het H. Vormsel. Zij houdt niet op over ons te waken, voor ons te bidden en te werken. Immers, als zij de ketterijen bevecht, is dat, om voor ons de schat van het geloof te bewaren. Maakt zij wetten en waakt zij over de naleving er van, dan is dit om ons tegen de zonden te behoeden en ons veilig tot God en onze zaligheid te brengen. Bidt zij, draagt zij het H. Misoffer op, zij doet het, om over ons al de genaden, die wij nodig hebben, te doen afdalen. Kunnen wij onze liefde wel weigeren aan een Moeder, die zoveel voor ons gedaan heeft en niet ophoudt ons dagelijks met nieuwe genadegunsten te overladen? Kunnen wij God wel ooit genoeg dankbaar zijn voor de gave van het geloof, die Hij ons, zonder onze verdiensten, boven duizenden en millioenen mensen geschonken heeft? 2e Punt. Onze heilige roeping legt ons nog meer vers plichtingen jegens de H. Kerk op. Als christenen moeten wij aan de H. Kerk met een onver» breekbare getrouwheid gehecht zijn en haar een ware liefde toedragen. Maar onze titel van Religieuzen maakt onze verplichtingen jegens haar nog veel heiliger en uitgestrekter. Bemerken wij wel het volgende: God, wiens voorzienigheid alles met wijsheid voor het welzijn van zijn Kerk beschikt, heeft haar te allen tijde de hulp verleend, die zij nodig had. •Te allen tijde, doch vooral wanneer zij door grotere gevaren bedreigd werd, heeft Hij geleerde en heilige mannen opgewekt, die door hun talenten en hun heiligheid de Kerk versierden en verdedigden. In bijzondere omstandigheden heeft Hij ook personen aangespoord, om orden en congres gatiën op te richten, die ten zeerste tot luister en verdediging der H. Kerk hebben bijgedragen. Zo heeft God ook in onze eeuw van ongeloof en goddeloosheid wederom vele geleerde en heilige mannen, tot sieraad en verdediging der H. Kerk opgewekt. Hij heeft vele broederschappen en wel bijzonder die van de HH. Harten van Jezus en Maria doen instellen. Ook heeft de goede God een groot getal congregatiën tot voortplanting van het geloof en tot uitoefening van ver» schillende liefdewerken doen oprichten, ten einde de fakkel van het geloof en het heilig vuur der liefde, die de goddeloos» heid tracht uit te doven, te ontsteken en te verlevendigen. Ook onze Orde of Congregatie is het werk van Gods Voor» zienigheid, bestemd om aan de H. Kerk, door het beoefenen van verschillende liefdewerken, hulp te verlenen. Hieruit volgt ten duidelijkste, dat alle leden uit liefde tot God en de H. Kerk, zoveel in hun vermogen is, haar welzijn be» vorderen moeten en dat ieder, die onachtzaam is in de ver» vulling van zijn plichten, in het onderhouden van de heilige Regelen, of in het beoefenen der liefdewerken, zich tegen de inzichten van God verzet en zich aan ondankbaarheid jegens God en de H. Kerk schuldig maakt. O, welk een krachtige en dringende beweegreden, om voortaan met ijver en getrouwheid al onze plichten te betrachten en alle midde* len te gebruiken, die God ons aan de hand doet, om het welzijn van de Congregatie te bevorderen en de arme lede» maten van Jezus met de grootste zorgvuldigheid te dienen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken, omdat Hij ons kinderen van zijn Kerk gemaakt heeft. — Hem een kinderlijk hart jegens die tederhartige Moeder vragen. — Hem bidden, dat Hij over haar zijn zegeningen uitstort. — Bidden voor alle bedienaren van de Ii. Kerk, voor de Bisschoppen en vooral voor Zijn Heiligheid den Paus. Voornemens. Al de plichten van onze roeping trouw ver» vullen, ten einde God en zijn Kerk te dienen en te ver» heerlijken. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Alles voor de eer van Jezus en het wel» zijn van de evenmens. — Uw Rijk kome! Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 88. Meditatie. JEZUS VOORZEGT ZIJN LIJDEN AAN DE APOSTELEN EN BERISPT DEN H. PETRUS. Van toen af begon Jezus aan zijn leerlingen te openbaren, dat Hij naar Jeruzalem moest gaan, daar veel zou moeten lijden, en ter dood gebracht moest worden. En Petrus trok Hem ter zijde, en zeide: Dit zij verre van U, Heer! Maar Jezus keerde zich om en zêide tot Petrus: Ga weg van Mij, satan, gij zijt Mij een ergernis, omdat gij geen smaak hebt voor de zaken van God, maar voor die der mensen. (Vgl. Matth. XVI. 21—23.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich Jezus Christus voorstellen, voort* wandelend in het midden van zijn leerlingen. 2e Voorspel. Verleen mij, Heer, de gave van verstand, opdat ik de grote lessen begrijp, die ik ga overwegen. Ie Punt. Jezus berispt den H. Petrus, die Hem een al te menselijk medelijden betoont. Jezus voorzegt zijn lijden aan zijn leerlingen. Petrus ver* schrikt bij het zien van de smarten en versmadingen, die zijn goeden Meester bedreigen, trekt Hem ter zijde en zegt: Dit zij verre van U, Heer. Maar Jezus berispt hem na* drukkelijk over dat al te menselijk medelijden. Ga weg van Mij, satan, zegt Hij hem, want gij zijt Mij een ergernis. Jezus veroordeelt geenszins de onvrijwillige droefheid en neerslachtigheid, die wij gevoelen bij het bedenken van sommige rampen. Hij veroordeelt ook geenszins het mede* lijden en de vrees, die wij gevoelen, als iemand van onze vrienden of nabestaanden in gevaren of smarten verkeert. Maar Hij wil, dat in het hart van zijn leerlingen en vrienden het geloof sterker is dan de natuur. Hij wil, dat wij aan de droefheid, neerslachtigheid, of gevoeligheid niet te veel toe* geven. Hij verlangt, dat wij die rampen, wederwaardigheden en gevaren beschouwen uit het geloof, dat ons de kruisen doet aanzien als de kostbaarste van alle goederen, en het volbrengen van de goddelijke Wil als een heilige wet, waar» aan wij ons met liefde onderwerpen moeten. Door het krachtig en strenge antwoord, dat Jezus aan den H. Petrus geeft, wil Hij ons verder leren, hoe vurig zijn goddelijk Hart verlangt naar de voltrekking van de grote Offerande, die ons met zijn Vader verzoenen moet. Hij wil ons doen zien hoezeer Hij het lijden bemint en hoezeer wij het naar zijn voorbeeld beminnen moeten. O mijn Jezus, maak mijn hart gelijkvormig aan het uwe. Gij hebt het kruis verlangt, omdat het mij de eeuwige zaligheid moest brengen. Geef, dat ik het bemin en verlang, om U mijn liefde te tonen en U glorie te geven door aan mij zelf te sterven, om voortaan voor U alleen te leven. 2e Punt. Jezus leert aan het volk, op welke voorwaarden men het geluk hebben kan, zijn ware leerlingen te wezen. Daarop verhief Jezus zijn stem en richtte tot de menigte, die Hem gevolgd was, deze woorden: Zo iemand mijn voU geling wil zijn, dan moet hij zich zelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen. Dit woord richt Jezus tot alle mensen, maar vooral tot ons, zijn ware leerlingen. Laten wij het aandachtig overwegen. — Zich zelf verloochenen, zegt Jezus. De eerste stap, die wij moeten doen op de weg der vol» maaktheid, is: ons ontdoen van onze eigen wil en van ons eigen oordeel, om ze te onderwerpen aan een volkomen gehoorzaamheid. — Jezus voegt er bij: Zijn kruis opnemen. Het kruis, dat wij dragen moeten, is het juk des Heren. Maar mag men dit zachte en lichte juk, dat een waar leerling alleen uit liefde dragen moet, wel een kruis noemen? Het is waar, onze ellendige natuur doet ons moeilijkheden vinden in de vervulling van onze billijkste en heiligste plichten. Maar worden die moeilijkheden zelf niet licht en aangenaam door de gedachte, dat men ze voor Jezus en met Jezus ver* draagt? En wat zijn ze, vergeleken bij het zware kruis van Jezus? En toch heeft onze Zaligmaker het weinige, dat wij voor Hem doen, een kruis willen noemen en willen verge* lijken met al wat Hij voor ons gedaan en geleden heeft, op= dat wij het met des te meer moed en liefde dragen zouden. — Eindelijk voegt Jezus er nog bij: En mij volgen. O, hoe krachtig moet die uitnodiging tot mijn hart spreken! Jezus wil, dat ik Hem volg in het oefenen van de nederigheid en zachtzinnigheid, in de wezenlijke onthechting van alle aardse zaken. Hij wil van mij volmaakte reinheid, die geest en hart en lichaam, ja geheel ons wezen aan zijn liefde toewijdt. Hij wil, dat ik naar zijn voorbeeld mij zonder voorbehoud op* offer in het volbrengen van de goddelijke wil en voor het geluk van de kostbare zielen. Op die voorwaarde zal Hij mij erkennen en aannemen als zijn leerling en vriend en mij het geluk verlenen, Hem in eeuwigheid te volgen onder het zingen van een loflied, dat zijn liefde aan zijn ware leerlingen ingeven zal. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden en danken. Hem smeken, dat Hij ons met zijn geest vervult, ons het begrip van zijn goddelijke woorden geeft en ons de genade verleent van voordeel te doen met zijn lessen. De geloften van het H. Doopsel en van de religieuze staat vernieuwen, waardoor wij het geluk hebben gehad, ons aan Hem te verbinden, met het doel Hem na te volgen. — Hem de genade vragen, om die geloften volmaakt na te leven, en zijn juk altijd met een heilige blijdschap te dragen. Voornemens. Al onze plichten met blijdschap vervullen en onze kwade neigingen en onze weerzin edelmoedig uit liefde tot Jezus overwinnen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Alwie mijn voetstappen wil drukken, moet zich verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 89. Contemplatie. GEDAANTEVERANDERING VAN JEZUS. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Jezus nam Petrus, Jakobus en Joannes zijn broeder met zich en geleidde hen alleen op een hoge berg, en veranderde in hun tegenwoordigheid van gedaante... Eensklaps verschenen twee mannen, die zich met Hem onder* hielden. Het waren Mozes en Elias.... Petrus zeide tot Jezus: Meester, het is ons goed hier te zijn; laat ons, indien Gij wilt, hier drie tenten maken: één voor U, één voor Mozes en één voor Elias. Terwijl hij nog sprak, overdekte hen een lichtende wolk en er kwam een stem uit de wolk, die zeide: Deze is mijn welbeminde Zoon, in Wien Ik mijn welbehagen heb, luistert naar Hem. 2e Voorspel. Zich de berg Thabor voorstellen, en onzen Heer Jezus Christus, omgeven door zijn getrouwste leerlingen. 3e Voorspel. Goddelijke Jezus, leer mij U beminnen, opdat ik U met edelmoedigheid en standvastigheid van de Thabor naar de Kalvarieberg volg. Ie Punt. Jezus geleidt drie van zijn leerlingen naar de berg Thabor, en verandert in hun tegenwoordigheid van gedaante. De personen beschouwen. — Jezus, vol goedheid, majesteit en zachtzinnigheid De drie gelukkige leerlingen, die Hij uitgekozen heeft, om hen getuigen van zijn glorie te maken... Door hun liefde hebben zij zich die gunst verworven.... Eensklaps wordt Jezus met hemelse luister omgeven. Zijn gelaat wordt schitterend als de zon, zijn klederen worden wit als sneeuw. Laat ons den Zaligmaker in zijn luister met aandacht en godsvrucht beschouwen.... O Jezus, met wat vreugde zal ook mijn ziel doordrongen worden, als zij U in uw eeuwige glorie aanschouwen zal! Ach, wat zou ik ongelukkig zijn, als ik dit groot geluk verliezen zou! 2e Punt. Mozes en Elias verschijnen en onderhouden zich met Jezus. De personen beschouwen. — Jezus, van gedaante ver* anderd.... De Apostelen vol verbazing en door bewondering opgetogen Mozes en Elias, wier houding eerbiedwaardig en ontzagwekkend is. — De woorden aanhoren. ■—- Jezus onderhoudt zich met Mozes, den heiligen wetgever van het Oude Verbond en met Elias, het hoofd van de Profeten.... Hij spreekt over zijn lijden, zijn smarten en versmadingen, Welhoe, mijn Jezus, is dat zelfs te midden van uw glorie het onderwerp van uw gedachten en gesprekken?.... Ja, ant* woordt mij de goddelijke Meester, omdat mijn liefde jegens u Mij altijd bijblijft; overal ben Ik er op bedacht, om uw Zaligmaker te zijn.... Petrus roept, door blijdschap vervoerd, uit: Heer, het is ons goed hier te zijn; laat ons, indien Gij wilt, hier drie tenten maken. Want hij wist niet, wat hij zeide, zozeer had hem de vreugde en liefde tot Jezus ver* voerd. Toch zag hij slechts een straaltje van de goddelijke Majesteit, en zijn liefde was ook nog zeer onvolmaakt. Welk een vreugde moet dan nu in de Hemel zijn ziel vervullen, nu hij geheel de luister, de volle majesteit van zijn Meester ziet, nu hij zijn Jezus van aanschijn tot aanschijn aanschouwt, nu hij door het vuur van zijn liefde verslonden wordt, en verzekerd is, Hem nimmermeer te zullen verliezen! Heilige Apostel, bid voor mij. Vraag voor mij de genade, dat ik Jezus ook beminnen en eeuwig aanschouwen mag in de Hemel. O mijn Jezus, openbaar aan mijn hart iets van die onuitsprekelijke genoegens, waarmee Gij de zielen van uw uitverkorenen in de Hemel overlaadt, opdat de hoop van eenmaal daar te zijn, mij ondersteunt in het midden van de moeilijkheden en beproevingen van dit ellendig leven. 3e Punt. De verschijning verdwijnt. — Jezus gaat de berg af, en verbiedt aan zijn Apostelen, te spreken over wat zij gezien hebben, voordat Hij verrezen zal zijn. Personen. — Dezelfde. — Woorden en handelingen. — Petrus heeft nog niet opgehouden met spreken, of een lich» tende wolk overdekt Mozes en Elias, die verdwijnen... Terzelfder tijd laat zich uit die wolk een stem horen: Deze is mijn welbeminde Zoon, in Wien Ik mijn welbehagen heb, luistert naar Hem De Apostelen worden door een heilige schrik bevangen, en vallen plat ter aarde.... Jezus nadert, raakt hen aan, en zegt hun: Staat op en vreest niet. Vervolgens hun ogen opwaarts slaande, zien zij niemand meer dan Jezus alleen, die tot zijn gewone staat is teruggekeerd. Zij gaan de berg af en Jezus verbiedt hun, aan niemand iets te zeggen, van wat zij gezien hebben, voordat Hij verrezen zal zijn. O, hoezeer moeten wij hier de goedheid van Jezus jegens zijn drie beminde leerlingen bewonderen! Zij zullen later getuigen zijn van zijn vernederingen en smarten. Om hun wankelend geloof te bevestigen, en hen standvastig te doen volharden in zijn liefde, vertoont Hij zich aan hen in de heerlijkste luister. Mozes en Elias voegen zich bij Hem; en terwijl zij, door een heilige schrik bevangen, plat ter aarde liggen, doordrongen van geloof in de Godheid van Jezus en vervoerd zijn van liefde en vreugde, roept God de Vader hun uit de Hemel toe: Deze is mijn welbeminde Zoon, in Wien Ik mijn welbehagen heb, luistert naar Hem. O, hóe dikwijls behandelt God ons met dezelfde goedheid en liefde! Voordat Hij ons op de weg van kruisen, dorheden en beproevingen brengt, versterkt Hij ons eerst in ons geloof door bijzondere verlichtingen en vertroostingen, vervult Hij ons met een heilige vrees tegen de zonde; en terwijl Jezus door de H. Communie in ons hart rust, doet Hij ons de overvloedigste vreugde smaken en zegt tot ons: Deze is mijn welbeminde Zoon, in Wien Ik mijn welbehagen heb, luistert naar Hem. Wat een geluk voor ons, als wij aan die overvloedige genaden, aan die vaderlijke stem beantwoorden, indien wij in alles naar Jezus luisteren, zijn lessen en voorbeelden volgen. Dan zal God de Vader tot de zielen, ons toevertrouwd, ook van ons zeggen: Deze is mijn welbeminde, in wie Ik mijn welbehagen heb. Samenspraak met Jezus en met de Apostelen, die getuigen waren van zijn gedaanteverandering. — Die heilige Apostelen smeken, dat zij ons hun bewondering en blijdschap, hun moed en gehechtheid meedelen, die deze luisterrijke ver» schijning hun jegens den goddelijken Meester inboezemde.— Onze liefde en onze eerbied aan den aanbiddelijken Zalig» maker betuigen. — Hem smeken, dat Hij ons hart versterkt, opdat wij in staat mogen zijn Hem te volgen, niet slechts naar de Thabor, maar ook naar de Kalvarieberg, om daar uit liefde tot Hem alles te lijden, wat Hem behagen zal, van ons te vragen. Voornemens. Uit liefde tot Jezus bereidwillig alles ver» dragen, wat de goddelijke Voorzienigheid ons lastigs voor de bedorven natuur toezenden zal. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Jezus, welbeminde Zoon des Vaders, leer mij U beminnen en volgen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 90. Meditatie. ONDERRICHTING VAN JEZUS OVER HET LEVENDIG GELOOF. Er kwam een man bij Jezus, die Hem zeide: Heer, ontferm U over mijn zoon, die maanzuchtig is en veel lijdt.... Ik heb hem aan uw leerlingen voorgesteld, maar zij hebben hem niet kunnen genezen. En Jezus antwoordde:.... Breng hem bij Mij. En Hij genas hem op dezelfde stond. — Toen daarop de leerlingen met Jezus alleen waren, vroegen zij Hem: Waarom hebben wij die duivel niet kunnen uitdrijven? Hij antwoordde hunr Dit is om uw klein geloof; want voorwaar, Ik zeg het u, als gij een geloof hebt als een mosterdzaadje, zult gij tot die berg zeggen: Verplaats u van hier; en hij zal zich verplaatsen, en niets zal u onmogelijk zijn. (Vgl. Matth. XVII. 14—19.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich aan de voet van de Thabor een uit* gestrekte vlakte voorstellen, waar Jezus zich bevindt, ver* gezeld door zijn leerlingen en omgeven door een talrijke menigte. 2e Voorspel. Vervul mij, Heer, met zulk een levendig geloof, dat het mij over mijn plichten verlicht, door uw heilige liefde ontvlamt en mij alles doet verkrijgen van uw goddelijk Hart. Ie Punt. Het levendig geloof kan van God alles verkrijgen. Voorwaar, Ik zeg het u, als gij een geloof hebt als een mosterdzaadje, zult gij tot die berg zeggen: Verplaats u van hier, en hij zal zich verplaatsen, en niets zal u onmogelijk zijn. Wat een heerlijke belofte, die Jezus aan het levendig geloof doet. Had ik dat levendig geloof, dan zou ik alles op zijn Heilig Hart vermogen, en alles verkrijgen wat ik Hem voor zijn glorie en de zaligheid van de zielen vraag. Welk een ijver moet ik dus aan den dag leggen, om dat levendig geloof onophoudelijk in mij te doen aangroeien. Daarom moet ik dikwijls met de Apostelen tot Jezus zeggen; Heer, vermeerder mijn geloof! De vijanden der zaligheid richten overal verschrikkelijke verwoestingen aan. Dagelijks ont* rukken zij aan Jezus Christus een menigte zielen, door zijn Bloed vrijgekocht. Overal strooien ze het zaad van ketterij en ongeloof uit. Langs alle kanten vermenigvuldigen zij de verleidingen en strikken, om de onschuld te verderven, en onbeschaamd en driest treden zij de wijngaard en het erfdeel van Christus binnen. Ik ben door God verkozen, om die vijanden te bestrijden en het kwaad, dat zij aanrichten, te beletten. Het levendig geloof is het wapen, dat ik in die gewichtige strijd voeren moet. Dat geloof zal mijn onmacht doen verdwijnen en mij met de kracht van Jezus bekleden. Dat geloof zal mij de oneindige heiligheid en majesteit van God doen kennen en mij met vurige ijver voor zijn eer bezielen. Dat geloof zal mij verlichten over de grote waarde van de zielen, en mij met een krachtige ijver voor haar zaligheid vervullen. — Dat geloof eindelijk zal mij steeds met een diepe ootmoedigheid en een onbegrensd betrouwen doen bidden en alles van het Hart van Jezus doen verkrijgen Het zal mij schrikkelijk maken voor de hel en nuttig voor die zielen, voor wie Jezus al zijn Bloed vergoten heeft Kunnen wij wel iets vragen, wat Jezus aangenamer en ons zelf nuttiger is dan een levendig geloof? Kunnen wij deze gave wel te dikwijls van Hem afsmeken? 2e Punt. Het levendig geloof is gegrond op de kennis van God en op de kennis van ons zelf. Waarom heeft een ziel met een levendig geloof zoveel vermogen op het Hart van Jezus? Omdat zij alleen op God steunt, en al het goede, dat zij doet, aan God toeschrijft, er Hem alleen de eer van geeft. De ziel die een levendig geloof heeft, wordt verlicht over haar geringheid en nietigheid. Zij beseft dat zij niets is en niets vermag, maar zij weet ook dat God alles is en alles vermag. Zij weet, dat Hij er zijn roem en zijn vermaak in stelt, om in de geringste en zwakste Meditaties II 17 schepselen de kracht en de majesteit van zijn macht te doen uitschijnen. Vol van die overtuiging, wendt zij zich met een diepe ootmoedigheid en een vast vertrouwen tot God. Zij is volkomen zeker, verhoord te zullen worden. Zij ziet in God een oneindige barmhartigheid, die de grondslag is van al haar hoop. Zij vraagt slechts in de naam van Jezus Christus, vertrouwt alleen op zijn verdiensten en maakt het God alzo onmogelijk, haar gebed af te wijzen.... Als mijn gebeden dikwijls zo onvruchtbaar zijn, als ik nog heen* kwijn in een menigte van fouten, terwijl ik den Heer zo dikwijls gevraagd heb ervan bevrijd te worden, — als ik, in weerwil van mijn herhaalde smekingen, zo moeilijk de genaden verkrijg, die ik voor de zielen afsmeek, — dan is dat, omdat mijn geloof nog niet die graad van levendigheid heeft, door mijn heilige roeping vereist. Ik moet dus onop* houdelijk en met aandrang die kostbare gave vragen en mij voorbereiden om ze te ontvangen door een oprechte ver» achting van mij zelf en een volkomen vertrouwen op de goddelijke goedheid. Samenspraak met Jezus. — Hem danken voor de weldaad van onze roeping, een weldaad, die ons verplicht tot het oefenen van grote deugden, maar ons ook recht geeft op grote genaden. — Hem de genade van een levendig geloot vragen, dat Jezus zozeer in zijn vrienden verlangt. — Hem met vurigheid en vertrouwen bidden voor de zielen die ons zijn toevertrouwd. Voornemens. Om een ware geest van geloof te verkrijgen, ons oefenen in de nederigheid en het vertrouwen op God. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ik geloof, Heer, maar vermeerder mijn geloof. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 91. Meditatie. ONDERRICHTING VAN JEZUS OVER DE NEDERIGHEID EN DE EENVOUD. Jezus kwam met zijn leerlingen te Kafarnaüm. En toen zij in het huis waren, vroeg Hij hun: Waarover spraakt gij onderweg? Maar zij zwegen, want zij hadden onderweg met elkander getwist, wie van hen de grootste zijn zou. Jezus zette zich neder, riep de twaalf en zeide hun: Indien iemand de eerste wil zijn, moet hij de laatste van allen zijn en de dienaar van allen. (Mare. IX. 32—34). Voorbereidend gebed. Z/e bladz. 3. Ie Voorspel. Zich het huis voorstellen, dat Jezus zoeven is binnengegaan, en daar den goddelijken Meester zien, om» geven door zijn leerlingen. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, die mij de nederigheid en eenvoud leert, maak dat mijn hart naar uw stem luistert en uw voorbeeld volgt. Ie Punt. Jezus wil, dat zijn leerlingen nederig zijn. Indien iemand de eerste wil zijn, moet hij de laatste van allen zijn en de dienaar van allen. Die les van onzen godde» lijken Meester is voor ons van het grootste gewicht. Immers, waarom hebben we de wereld en al haar goederen en ver* maken verlaten, waarom hebben wij de religieuze staat omhelsd? Was het niet om een volmaakt en heilig leven te leiden, om na dit sterfelijk en kortstondig leven, in eeuwigheid met Jezus verenigd te worden en een verheven plaats in zijn rijk te hebben? Doch hiertoe is het nood» zakelijk, dat wij van Hem leren, ootmoedig te zijn van harte en de laatste van allen te worden. Om aan die les van onzen goddelijken Meester getrouw te wezen, moeten wij altijd de nederigste gevoelens van ons zelf hebben, ons in de geest beneden alle anderen en als aan hun voeten plaatsen. Daartoe behoren wij altijd gereed te zijn, om voor hen onder te doen in al wat niet strijdig is met de dienst van God en de eer van Jezus Christus. Wij moeten altijd bereid zijn, om hun met genegenheid de volgens de wereld geringste en laagste diensten te bewijzen, en daarbij bedenken dat Jezus Christus, onze Meester, om ons deze les diep in het hart te prenten, heeft willen behandeld worden als een aardworm en het uitvaagsel van de mensen. Om ons overeenkomstig die gestel* tenis van Jezus te gedragen, moeten wij steeds bedenken en zoveel mogelijk voor de geest houden, dat wij slechts nietige schepselen zijn, die zich zonder God zelfs niet bewegen kunnen; ja zondige schepselen, die God menigmaal beledigd hebben, Hem van zijn oneindige glorie hebben willen be* roven, en het dierbaar Bloed van zijn enigen Zoon Jezus met voeten getreden hebben. Zwakke schepselen, die zonder de hulp van God dezelfde boosheden nog zouden hernieuwen en thans nog vol hovaardigheid en eigenliefde, vol aardse en zinnelijke neigingen en gehechtheden zijn. Indien wij diep doordrongen waren van de kennis van ons zelf, dan zouden' wij in ons niets zien dan een voorwerp van verachting, en met nederigheid en geduld, ja met blijdschap de verach* tingen, de berispingen, boetedoeningen en vernederingen aan* nemen, van welke kant zij ons ook overkomen. Laat ons dus met alle aandacht overwegen, wat wij zijn en hoe diep Jezus zich zelf vernederd heeft. Laat ons Hem vurig om verlichting smeken, om hier vernederd, maar in de eeuwig* heid verheven te worden. 2e Punt. Jezus wil, dat zijn leerlingen eenvoudig zijn. Jezus riep een klein kind, plaatste het in het midden van zijn leerlingen, omhelsde het en zeide hun: Voorwaar, Ik zeg het u, indien gij niet wordt als kleine kinderen, zult gij het rijk der hemelen niet binnengaan. Jezus scheidt de eenvoud niet van de nederigheid, omdat de ene van de andere af* hangt. Wij moeten die schone eenvoud, die Jezus zo behaag* lijk is, van ganser harte beminnen en verlangen; de eenvoud, die alle bewimpeling en geveinsdheid verbant, die alle ijdele napluizingen van de eigenliefde nalaat, in alle zaken het zonderlinge vermijdt en bij voorkeur altijd de gewone weg kiest. Zij maakt, dat men de evennaaste altijd behandelt zonder trotsheid of gemaaktheid, zonder omwegen of streken, maar met een welgemeende oprechtheid en harte* lijke genegenheid. De eenvoud maakt, dat men nimmer op zich zelf of zijn eigen belangen ziet, maar in alles alleen zoekt en betracht, wat aan God het welgevalligst is. O mijn goddelijke Zaligmaker, geef mij de geest en de genade van die schone deugden, die Gij mij zo dringend aanbeveelt en geef, dat ik ze uit liefde beoefen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem onze aanbidding en liefde betuigen. — Hem smeken, dat Hij ons vervult met liefde voor de oprechte nederigheid en edele, kinderlijke eenvoud. — Hem smeken, dat Hij ons alle deug* den van onze heilige roeping geeft en ons volkomen aan Hem gelijkvormig maakt. Voornemens. Ons hart goed verenigd houden met het H. Hart van Jezus, en trachten in geheel ons gedrag de nederigheid en de eenvoud van ons aanbiddelijk Voorbeeld te doen uitschijnen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Indien gij niet wordt als kleine kinderen, kunt gij niet ingaan in het rijk der hemelen. Die de eerste wil wezen in het rijk der hemelen, moet de laatste van allen zijn en de dienaar van allen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 92. Meditatie. JEZUS, HERDER DER ZIELEN. De Zoon des mensen is gekomen om zalig te maken, wat ver» loren was. Als iemand honderd schapen heeft en één daarvan Verdwaald is, laat hij dan de negen en negentig andere niet op de bergen om het éne te gaan zoeken, dat verdwaald is? En vindt hij het, voorwaar Ik zeg u, dat hij meer vreugde zal hebben over dat éne, dan over de negen en negentig, die niet verdwaald zijn. Zó is het niet de wil van uw Vader, die in de Hemel is, dat er één van deze kleinen verloren gaat. (Vgl. Matth. XVIII. 11-—14.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich in een huis van Kafarnaüm Jezus Christus voorstellen, zijn leerlingen onderwijzend. 2e Voorspel. Jezus, goddelijke Herder, geef mij de genade, dat ik de grootheid van uw liefde jegens mij ken, en ge* waardig U, mij een vurige ijver voor de zaligheid van de onsterfelijke zielen mede te delen. Ie Punt. Jezus is uit de Hemel afgedaald, om ons zalig te maken. De Zoon des mensen is gekomen, om zalig te maken, wat verloren was. De liefde heeft Jezus uit de Hemel doen af* dalen. Zijn barmhartigheid deed Hem medelijden hebben met ons, die door de zonden verloren waren. Hij heeft zijn Engelen in de Hemel gelaten en is naar de aarde afgedaald; om ons van de eeuwige dood te bevrijden. Dit beduidt de parabel van den herder, die de negen en negentig getrouwe schapen op de bergen laat, om het afgedwaalde op te sporen. Maar laat ons verder de oneindige zoetaardigheid van het Hart van Jezus bewonderen. Hij verzekert ons, dat de zalig* heid van dat verdwaalde schaap Hem meer vreugde veroor* zaakt, dan de getrouwheid van de negen en negentig, die Hij niet heeft behoeven op te zoeken. Aanbiddelijke Jezus, goddelijke Herder, waarom beminnen U dan toch niet alle harten? Waarom geeft men zich over aan mistrouwen, aan vrees, terwijl alles in U betrouwen en liefde predikt? — Alleen, omdat Gij niet voldoende gekend wordt. Doe U dus kennen, o mensgeworden Liefde! Ontsteek aller harten door uw heilige vlammen. Goddelijke Zaligmaker, ik was dat verdwaalde schaap, dat Gij gezocht en teruggevonden hebt. Ach, gewaardig U mij door zó hechte banden met U te verbinden, dat ik mij nimmermeer van U scheiden kan. 2e Punt. Jezus verlangt, dat wij aan de zaligheid van de Hem dierbare zielen werken. Zó is het niet de wil van uw hemelsen Vader, dat er één van deze kleinen verloren gaat. De liefde die Jezus voor ons heeft, is oneindig. De eeuwige gelukzaligheid, die Hij ons door zijn dood verdiend heeft, is een goed van oneindige waarde. Bijgevolg zijn wij Hem een oneindige dankbaarheid verschuldigd. Wat zullen wij dus doen, om ons van deze oneindige schuld jegens Hem te kwijten? Zijn goedheid biedt ons het middel aan, waardoor wij zijn Hart volkomen bevredigen kunnen. Dat middel bestaat hierin, dat wij voor de evennaaste doen, of ten minste bereid zijn te doen wat Jezus voor ons gedaan heeft. Dat middel leerde Hij ons toen Hij zeide: Bemint elkander, zoals Ik u bemind heb. — Wat gij de minste der mijnen gedaan hebt, dat hebt gij Mij gedaan. Jezus heeft ons met een oneindige liefde bemind, wij moeten onze evennaaste een onbegrensde liefde toe* dragen. Jezus heeft ons ten koste van zijn leven en Bloed de eeuwige zaligheid verdiend, wij moeten door onze ges beden, verstervingen, opofferingen, en vooral door het ijverig vervullen van de plichten van onze bediening trachten, de evenmens voor zijn eeuwig verderf te behoeden en hem het bezit van de eeuwige gelukzaligheid te bezorgen. O, welk een geluk, een ziel zalig te maken! Zij zou eeuwig God hebben gehaat en vervloekt in de hel, en nu zal zij Hem eeuwig beminnen, loven en danken in de Hemel. Jezus zal het geluk, dat ik aan die ziel door zijn genade verschaft heb, beschouwen, alsof ik het aan Hem zelf verschaft had O, welk een reden van aanmoediging, om heilig te leven, vurig te bidden en de plichten van mijn bediening met ijver te vervullen! O Jezus, ontsteek in mijn hart een ware en vurige ijver. Gun mij de troost, dat ik bij het einde van mijn leven in waarheid met U zeggen mag: Vader, niet één van allen, die Gij mij gegeven hebt, niet éne ziel, die ik heb kunnen zalig maken, is verloren gegaan. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem met liefde danken voor de vurige liefde, die Hem uit de Hemel heeft doen afdalen, om zalig te maken wat verloren was. — Ons aan zijn voeten vernederen over de ongetrouw» heden en de tegenstand, waardoor wij al te dikwijls zijn goedheid, die ons zocht, vruchteloos gemaakt hebben. — Ons geheel en voor altijd aan een zo beminnelijken Herder toewijden. — Hem smeken, dat Hij ons die vurige ijver inboezemt, waarmede zijn leerlingen bezield moeten zijn. Voornemens. Geen gelegenheid laten voorbijgaan, om Jezus te doen kennen en beminnen. — Voor de bekering van de zondaars en van onze dwalende broeders bidden. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. De Zoon des mensen is gekomen, om zalig te maken wat verloren was. Hij verlangt vurig, dat geen enkele ziel verloren gaat. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 93. Meditatie. BELOFTE VAN JEZUS AAN ALLEN, DIE IN ZIJN NAAM VERGADERD ZIJN. Zo twee van u op aarde overeenstemmen om wat ook te vragen, zullen ze het verkrijgen van mijn Vader, die in de Hemel is. Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden. (Matth. XVIII. 19. 20.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich in een huis van Kafarnaüm Jezus Christus voorstellen, zijn leerlingen onderwijzend. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, vervul mij met de inwens dige geest. Doe mij steeds uw tegenwoordigheid gedenken en alles in vereniging met U verrichten. Ie Punt. Jezus blijft gedurig bij ons, omdat wij in zijn Naam vergaderd zijn. Waar twee of drie vergaderd zijn in mijn Naam, daar ben lk in hun midden. Laat ons overwegen, hoe troostend die belofte van onzen goddelijken Meester is voor een religieuze ziel, die het geluk van haar heilige staat begrijpt. Wij zijn vergaderd in de naam van Jezus Christus, want door zijn liefde en de ijver voor zijn glorie zijn wij tot een geestelijk lichaam verenigd. Hij is dus in ons midden, niet slechts in het gebed, maar overal en altijd. Hij is in ons midden tegen» woordig als een waakzame vader, om ons te beschermen en tegen alle gevaren te behoeden, om in onze behoeften te voorzien, om ons te troosten in onze moeilijkheden en ons bij te staan in alle noodwendigheden. Hij is in ons midden als een goede Vorst, die al wat wij voor zijn dienst doen, nauwkeurig gadeslaat, om ons voor elke opoffering en voor elk werk, dat we voor Hem verrichten, te belonen. Maar vooral is Jezus in ons midden door zijn tegenwoordigheid in het H. Sacrament des Altaars. Dag en nacht verblijft Hij met ons in hetzelfde huis. Omringd door een menigte Engelen, die Hem aanbidden, rust Hij op het Altaar, niet om zijn luister en majesteit te vertonen, want Hij verbergt die onder de nietige gedaante van brood, maar om als een Vriend en Vader, ons elk ogenblik aan zijn voeten te ontvangen en overvloedige genaden over ons uit te storten. O, welk een troost en vreugde voor een ziel, die deze liefdevolle tegenwoordigheid van haar Heer en God goed begrijpt en smaakt! Dat toch ’t verwijt, dat de H. Joannes de Doper aan de Joden deed, op ons niet toe* passelijk zij: Er is er één in uw midden, Dien gij niet kent! 2e Punt. De tegenwoordigheid van Jezus in ons midden verplicht ons tot grote getrouwheid. De gedurige tegenwoordigheid van Jezus in ons midden is, zoals wij in het eerste punt overwogen hebben, een bewijs van de tederste liefde van Jezus tot ons, en een uitstekende gunst, die ons met troost en vreugde vervullen moet. Maar deze gunst legt ons te gelijker tijd ook bijzondere verplichtingen op. Die aanbiddelijke Meester verliest ons geen enkel ogenblik uit het gezicht. Wij moeten dus uit eerbied en liefde voor zijn goddelijke tegenwoordigheid zeer zorgvuldig onze heilige Regelen onderhouden en ons be = ijveren, om alles te vermijden wat aan de ogen van Jezus mishagen kan, en alles doen wat Hem het meest behagen kan. — Jezus is in ons midden door het Sacrament van liefde. Het moet daarom voor ons een ware vreugde zijn, Hem dikwijls te mogen bezoeken en zijn H. Lichaam en Bloed dagelijks te ontvangen. In mistroostigheden, moeilijkheden en bekoringen mogen wij niet vergeten bij Hem troost en sterkte te gaan vragen. Als wij dan onze toevlucht niet tot Hem nemen, miskennen wij zijn tegenwoordigheid en goedheid en bedroeven wij Hem. — Jezus is in ons midden, om zich schadeloos te stellen voor de ontelbare onteringen, die Hem van alle kanten dagelijks aangedaan worden. Wij moeten dus door een bijzondere godsvrucht jegens dit H. Sacrament, door een heilig gedrag en een vurige liefde, zoveel in ons is, die schromelijke beledigingen en versma» dingen herstellen en vergoeden. O mijn Jezus, hoe zoet en heerlijk zijn die verplichtingen voor een hart, dat uw liefde en weldaden weet te schatten! Geef mij een tedere gods» vrucht jegens uw heilig en aanbiddelijk Sacrament. Geef, dat ik uw tegenwoordigheid steeds indachtig ben en door mijn getrouwheid aan uw weldaden beantwoord. Samenspraak met Jezus. — Hem danken, omdat Hij zich gewaardigt ons aanhoudend met zijn heilige tegenwoordig» heid te vereren. — Hem vergeving vragen over alle fouten en ongetrouwheden, waardoor wij Hem zo dikwijls bedroefd hebben. — Hem smeken, dat Hij ons zijn heilige tegen» woordigheid steeds doe gedenken. Hem beloven, uit eerbied en liefde jegens Hem, al onze plichten getrouw te zullen vervullen. Voornemens. Ons dikwijls de tegenwoordigheid van Jezus Christus herinneren, en al onze werken onder zijn ogen verrichten. — In onze bezoeken bij het Allerheiligste Sacrament Hem onze dankbaarheid betuigen, dat Hij zich ge» waardigt onophoudelijk bij ons te wonen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Waar twee of drie in mijn Naam ver-gaderd zijn, daar ben Ik in hun midden. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 94. Meditatie. LEER VAN JEZUS OVER HET VERGEVEN VAN BELEDIGINGEN. Petrus kwam bij Jezus, en zeide: Heer, hoe dikwijls zal ik mijn broeder vergeving schenken, als hij tegen mij misdaan heeft? Tot zevenmaal toe? Jezus antwoordde hem: Ik zeg u niet tot zevenmaal, maar tot zeventig maal zevenmaal. (Matt. XVIII. 21. 22.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich wederom het huis voorstellen, waar Jezus zich bevindt en zijn leerlingen onderricht. 2e Voorspel. Mijn goddelijke Meester, verleen mij de genade, dat ik altijd gereed ben, om van ganser harte allerlei versmadingen en beledigingen te vergeven. Ie Punt. Jezus wil, dat wij te allen tijde en in alle omstan» digheden vergeven. Toen Jezus zijn leerlingen onderricht had aangaande de broederlijke berisping en Hij hun geleerd had, dat een ieder zijn broeder de aangedane belediging vergeven moest, al was het ook zevenmaal op één dag, kwam Petrus tot Jezus, om zich nader van deze lering te verzekeren. Hij scheen er verwonderd over en dacht misschien, dat Jezus dit gebod duidelijker uitleggen en verzachten zou. Hij vroeg dan aan Jezus: Heer, hoe dikwijls zal ik mijn broeder vers geving schenken? Tot zevenmaal toe? Jezus antwoordde hem: Ik zeg u niet tot zevenmaal, maar tot zeventig maal zevenmaal, dat is: zo dikwijls hij u beledigd zal hebben. Om hem goed van dit gebod te overtuigen en het dieper in zijn hart te prenten, stelde Jezus hem de parabel voor, die we in het tweede punt overwegen zullen. Trachten wij de kracht van deze woorden goed te begrijpen en diep in ons hart te prenten. Ieder christen is verplicht om alle be* ledigingen, al werden zij ook honderden malen hernieuwd, van ganser harte te vergeven. Hoezeer zijn wij dan de raam van religieuzen en vrienden van Jezus onwaardig, als wij een kleine belediging, die men ons de eerste, tweede of derde maal aandoet, slechts met moeite en ten halve vergeven kunnen! Is zo iets ons niet onwaardig, in wie de liefde, het geduld, de toegeeflijkheid en de ootmoed zozeer moeten bevestigd zijn, dat wij ons nooit beledigd achten. Wij, religieuzen, moeten het ongelijk, zodra het ons aan* gedaan wordt, ook aanstonds vergeten. Bidden wij dus onzen goddelijken Meester en Zaligmaker, dat Hij ons dit gebod goed doet begrijpen, dat Hij ons bezielt met de geest van liefde, geduld, toegeeflijkheid en diepe ootmoedigheid. Indien wij deze deugden bezitten, zullen wij er geen moeilijkheid in vinden, om dit gebod volkomen te onderhouden. 2e Punt. Jezus bevestigt door een parabel, wat Hij zoeven gezegd heeft. Laat ons voortgaan met te luisteren naar de goddelijke onderrichtingen, die uit de heilige mond van Jezus Christus vloeien. Het rijk der Hemelen is gelijk, zegt Hij, aan een koning, die afrekening met zijn dienaars houden wilde. En toen hij begonnen was af te rekenen, werd er een voor hem gebracht, die hem tien duizend talenten schuldig was. Daar hij niets had om te betalen, gebood zijn heer, dat men hem, zijn vrouw en kinderen, en al wat hij bezat, verkopen zou en zo betalen. Maar de knecht viel voor de voeten van zijn heer neder en bad hem, zeggende: Heb geduld met mij en ik zal u alles betalen. De heer nu had medelijden met dien knecht, liet hem gaan en schold hem de schuld kwijt. Maar diezelfde knecht ging heen en ontmoette een van zijn medeknechten, die hem honderd tienlingen schuldig was. Hij greep hem aan, wrong hem de keel toe en zei: Betaal wat gij schuldig zijt. De medeknecht viel voor hem neder, en bad hem, zeggende: Heb geduld met mij en ik zal u alles betalen. Doch de andere wilde niet, maar ging heen en liet hem in de gevangenis werpen, totdat hij de schuld betalen zou. Toen nu zijn medeknechten zagen, wat er gebeurde, werden zij diep bedroefd en gingen hun heer alles verhalen, wat er geschied was. Daarop riep hem zijn heer en zeide hem: Boze knecht, die gehele schuld heb ik u kwijtgescholden, omdat gij het mij gevraagd hebt; moest gij dan ook geen medelijden hebben met uw medeknecht, gelijk ik medelijden met u gehad heb? En in zijn toorn leverde de heer hem aan de gerechtsdienaars over, totdat hij de gehele schuld betaald zou hebben. Zo Zal ook mijn hemelse Vader met u handelen, als niet ieder uwer aan zijn broeder van harte vergeving schenkt. Laat ons deze parabel ernstig overwegen. Wij zien daar uit, hoe on* I rechtvaardig en boos wij handelen en welke straffen ons wachten, als wij aan onze evennaaste niet alle ongelijk ver* geven. Gelijk deze knecht aan zijn heer tien duizend talenten, een som van vele millioenen guldens, schuldig was, zo heb* ben wij bij onzen Heer en God om onze zonden een overgrote, ja oneindige schuld. Gelijk de schuld van den medeknecht slechts honderd tienlingen, enige guldens, be* droeg, en dus als nietsbeduidend was in vergelijking met de Schuld, die de eerste bij zijn heer had, zo is de belediging, die onze naaste ons aandoet, in vergelijking met die wij God aandoen, als niets. Gelijk deze knecht zeer onrechtvaardig en boos te werk ging met zijn medeknecht zo onbarmhartig te behandelen en daardoor de gramschap van zijn heer en de zwaarste straffen over zich aftrok, zo begaan ook wij de grootste onrechtvaardigheid en trekken wij de gramschap van God en de vreselijke straffen van de hel, of ten minste van het vagevuur over ons af, wanneer wij onze evenmens, onzen broeder, niet alle ongelijk vergeven. Barmhartige Jezus, geef ons de geest van barmhartigheid en liefde. Behoed ons tegen alle liefdeloosheid jegens onze broeders. Behoed ons tegen de gramschap van uw Vader en tegen zijn recht* vaardige, maar schrikkelijke straffen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken voor de onderrichtingen, die Hij ons geeft. — Hem de genade vragen van de grond van ons hart te kennen en er tot de minste oyerblijfsels van hoogmoed, ongeduld, haat en afkeer uit te verwijderen. — Hem smeken, dat Hij ons nauwer en nauwer met zijn aanbiddelijk Hart verenige en ons vervulle met een liefde, die alles vergeeft, alles verdraagt en niets dan welwillendheid heeft voor wie ons leed of ongelijk aandoen. Voornemens. Door kleine dienstbewijzen óf blijken van belangstelling en genegenheid de personen voorkomen, die ons mochten gehinderd hebben. — Hen in onze gebeden bijzonder aan God aanbevelen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Vader, vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 95. Contemplatie. GENEZING VAN DE TIEN MELAATSEN. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Toen Jezus een zeker dorp binnentrad, kwamen Hem tien melaatsen te gemoet, en bleven op een afstand staan. Zij riepen Hem toe: Jezus, onze Meester, ontferm U over ons. Toen Hij hen zag, zeide Hij tot hen: Gaat, vertoont u aan de priesters. En toen zij naar hen toe gingen, werden zij genezen. 2e Voorspel. Zich de weg voorstellen, waarop Jezus zich bevond, toen de tien melaatsen Hem om genezing baden. 3e Voorspel. Mijn goddelijke Meester, verleen mij de genade van goed te bidden, en gewaardig U mij een leven» dige dankbaarheid in te boezemen voor de weldaden, die ik van U ontvangen heb. Ie Punt. De tien melaatsen bidden Jezus om genezing; zij worden genezen. De personen beschouwen. — Onzen goddelijken Meester.. de Apostelen.... de menigte.... de melaatsen, die op enige afstand blijven staan. De wet verplicht hen hiertoe, maar zij doen het ook uit een gevoel van nederigheid Ieders een heeft een' afschrik van hun afzichtelijke kwaal, maar Jezus heeft hen van verre onderscheiden en zijn Hart trekt hen heimelijk tot zich. — De woorden aanhoren en de handelingen beschouwen. — De tien melaatsen, die op enige afstand staan, roepen allen tegelijk uit: Jezus, onze Meester, ontferm U over ons. Hun gebed is door een levendig geloof bezield; zij verhopen een mirakel. Hun gebed is vergezeld van eerbied en vertrouwen; zij staan van verre en noemen Jezus hun Meester. Hun gebed gaat ook gepaard met liefde en eendracht, want zij bidden allen tegelijk, de een voor den ander. Het Hart van Jezus is al te barmhartig en te teder, om op het zien van hun liefde jegens elkander niet getroffen te worden. Hij is aanstonds bereid om hen te genezen, maar Hij wil eerst hun blinde gehoorzaamheid beproeven. Hij beveelt hun, zich aan de priesters te vertonen Zij gehoorzamen, zij gaan aanstonds op weg en worden onderweg van hun melaatsheid genezen. Het voorbeeld en de genezing van deze tien melaatsen moet ons krachtig aansporen, om dikwijls met eerbied, met een levendig geloof, met een vast vertrouwen, voor ons zelf en voor onze even* mens tot Jezus te roepen: Jezus, onze Meester, ontferm U over ons. Dit gebed zal zeker het Hart van Jezus bewegen. Hij zal ons zeker verhoren, maar misschien op voorwaarde, dat wij ons eerst blindelings en met geduld aan zijn heilige beschikking onderwerpen. Misschien zegt Hij ook tot ons: Vertoont u aan de Priesters, maak uw bekoringen kenbaar aan uw Biechtvader of leg uw hart open voor uw Overste. Misschien heeft Jezus onze genezing aan die volkomen onderwerping, aan die kinderlijke openhartigheid verbom ^en- — Hoe droevig zou het voor onzen goddelijken Zalig* maker zijn, als wij door eigen schuld een beletsel stelden tegen de volkomen genezing van onze ziel! 2e Punt. Dankbaarheid van een der genezen melaatsen. De personen en handelingen beschouwen. — De tien melaatsen zijn op weg. Opeens gevoelen zij, dat zij genezen zijn.... Een van hen, doordrongen van dankbaarheid, keert terstond terug, looft God overluid en werpt zich met de levendigste gevoelens van dankbaarheid, plat ter aarde voor de voeten van Jezus neer.... — De woorden aanhoren. ■— Zijn er geen tien, die genezen zijn, vraagt Jezus; waar zijn dan de negen anderen? Door deze woorden gaf Jezus duidelijk te kennen, hoezeer de ondankbaarheid van de negen, Jie Hem niet kwamen bedanken, zijn Hart bedroefde en hoe welgevallig Hem daarentegen de dankbaarheid was van dien Samaritaan, die terugkeerde om Hem zijn erkentelijkheid te betuigen. O, hoezeer moet dan niet de ondankbaarheid van een religieuze ziel het Hart van haar goddelijken Meester bedroeven! Zij is boven een onnoemelijk getal anderen, met de roeping tot de religieuze staat begunstigd, zij wordt aan* houdend met onverdiende weldaden overladen. Zij moest haar staat dus hoogschatten en beminnen, en alle dagen God loven en prijzen voor de weldaad van haar roeping. Zij moest al de plichten van haar staat met vreugde ver* vullen; alle moeilijkheden die er in voorkomen, uit liefde en dankbaarheid geduldig verdragen. Maar helaas! zij schat haar groot geluk niet, zij bemint haar staat niet, zij staat stil voor de minste moeilijkheden, zij verwaarloost haar plichten, ja misschien (wat God verhoede!) is zij zelfs on* tevreden met haar staat en beschouwt ze zich als ongelukkig. Hoe welgevallig aan het Hart van Jezus is daarentegen een Meditaties II religieuze ziel, die Hem waarlijk dankbaar is voor het grote geluk van haar roeping, die haar staat hoogschat en bemint, en uit wederliefde en dankbaarheid alle plichten getrouw vervult en de voorkomende moeilijkheden geduldig verdraagt Zij acht zich volkomen gelukkig, werpt zich dikwijls met een diep gevoel van dankbaarheid voor de voeten van Jezus neer en roept uit: Wat zal ik den Heer wedergeven voor alles Wat Hij mij geschonken heeft?.... Hoe dankbaarder zij is en hoe meer zij haar geluk hoogschat, hoe meer Jezus haar met weldaden overlaadt en haar geluk vermeerdert. O mijn goddelijke Zaligmaker, doe mij het geluk van mijn roeping goed beseffen. Laat toch niet toe, dat ik ongevoelig, ondankbaar zijn zou voor de ontelbare weldaden, die Gij mij onverdiend geschonken hebt. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem onze aanbidding en liefde betuigen. — Hem de genade vragen van een geloof, zo levendig als dat der tien melaatsen, en van een zó diep gevoel van onze geestelijke ellenden, dat wij vurig verlangen er van genezen te worden. — Hem onze dankbaarheid betuigen voor de ontelbare weldaden, waarmee Hij ons overladen heeft. Voornemens. God dikwijls onze dankbaarheid betuigen en uit dankbaarheid al onze plichten getrouw vervullen, alle moeilijkheden met vreugde verduren. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Wat zal ik den Heer wedergeven voor alles, wat Hij mij geschonken heeft. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 96. Meditatie. JEZUS IS DE BRON VAN ALLE GENADEN. Toen het loofhuttenfeest reeds half voorbij was, ging Jezus naar de tempel en onderwees daar.... Doch op de laatste, en grootste dag van het feest stond Jezus op en riep uit: Alwie dorst heeft, kome tot Mij en drinke; indien iemand in Mij gelooft, zullen er, zoals de Schrift zegt, stromen van levend water uit zijn binnenste vloeien. (Joan. VII. 14. 37. 38.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons Jezus in de tempel te zien leraren. Opgetogen staat Hij op en roept uit: Alwie dorst heeft, kome tot Mij en drinke. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, laat mij. uw heilig woord smaken en beminnen en voordeel doen met de waarheden, die ik ga overwegen. Ie Punt. Wat wij moeten doen, om door Jezus gelaafd te worden. Jezus stond op en riep uit: Alwie dorst heeft, kome tot Mij en drinke. Een grote menigte volks van alle steden en dorpen van Judea bevond zich ter gelegenheid van het loof* huttenfeest in de tempel. Jezus zag al de ellende van hun ziel, Hij onderwees hen dagelijks; doch op de laatste en grootste dag van het feest, werd Hij nog meer door ijver en liefde ontstoken. Hij stond op en riep met krachtige stem: Alwie dorst heeft, kome tot Mij en drinke.... Wie zou na deze woorden nog geschroomd hebben tot Hem te gaan? Wie zou niet met het volste betrouwen de wateren der genade van Hem verzocht hebben?.... Doch ook heden nodigt Jezus ons dringend uit, om tot Hem te komen. Hij rust op onze altaren, Hij heeft zijn handen vol genaden, Hij wacht op getrouwe zielen, om over haar zijn genaden uit te storten. Hier roept Hij ook uit: Alwie dorst heeft, kome tot Mij en drinke O, waarlijk troostende woorden! Alwie dorst heeft, rijk of arm, zondaar of rechtvaardig, volmaakt of vol gebreken; allen zonder uitzondering worden uitge* nodigd, om uit de bronnen van den Zaligmaker te komen putten en hun dorst te lessen. Om door Jezus gelaafd te worden, behoeft men slechts dorst te hebben en tot Hem te gaan. Hoe groter onze ellenden en behoeften zijn, des te vuriger verlangt Jezus, dat wij tot Hem komen. Hoe heviger onze dorst is naar de deugd en de volmaaktheid en hoe groter ons vertrouwen is, als wij tot Jezus naderen, des te overvloediger zijn de wateren van genade, waarmee Hij ons laven zal. O gelukkige ziel, die waarlijk dorst hebt naar de eeuwige goederen, en tevens begrijpt hoezeer Jezus verlangt uw dorst te lessen, ga tot Hem, ga met vertrouwen. Hij is in zijn H. Sacrament van liefde, als een gloeiende oven; Hij zal uw hart * door het vuur van zijn liefde ontsteken. Ja, wat meer is, Hij zal u zodanig met zijn genaden ver* vullen, dat er stromen van levend water uit uw binnenste zullen voortvloeien, dat wil zeggen, dat gij de goddelijke wateren van de genade in de zielen, aan uw zorgen toe* vertrouwd, overvloedig uitstorten zult. Geef, o mijn Zalig* maker, dat ik zo gelukkig zijn mag; schenk mij de genade, dat ik in waarheid met den profeet David kan zeggen: Zoals een hert dorst naar de waterbronnen, zo dorst mijn ziel naar U, o mijn God. 2e Punt. Het woord van Jezus moet met een oprecht en getrouw hart worden aangehoord. Sommigen uit de menigte zeiden, toen zij Hem aldus hoorden spreken: Deze is waarlijk de Profeet. Anderen spraken: Hij is de Christus. Weer anderen zeiden: Komt dan de Christus uit Galilea? Zo ontstond er verdeeldheid over Hem onder de menigte. Enigen van hen nu wilden Hem gevangennemen, maar niemand sloeg de hand aan Hem. — De dienaren kwamen dan bij de Oversten der Priesters en de Farizeërs terug, en deze laatsten zeiden tot hen: Waarom hebt gij Hem niet opgebracht? De dienaars antwoordden: Nooit heeft iemand zo gesproken als deze mens. De ver» schillende gevoelens van het volk, zijn twijfel ten opzichte van Jezus, de woedende haat van de Farizeërs, de bewonde* ring van de dienaars, die uitgezonden waren om Hem ge* vangen te nemen, tonen ons zeer duidelijk, dat de uitwer* king van Gods woord afhangt van de gesteltenis van die het aanhoren. Jezus had hun allen met de grootste ijver de heiligste waarheden verkondigd; Hij had hun allen met goedheid en liefde toegeroepen: Alwie dorst heeft, kome tot Mij en drinke; doch hoe verschillend is de uitwerking! Sommigen zeggen: Hij is waarlijk een Profeet; zij geloven en bekeren zich. Sommigen bewonderen Hem, doch bekeren zich niet. Anderen worden door dezelfde woorden nog woedender tegen Jezus en willen Hem gevangennemen.... Maakt het woord Gods weinig indruk op mij, dan komt dit misschien, omdat mijn hart niet genoeg onthecht is van de aarde en de liefde van Jezus er niet genoeg heerst. — Nooit heeft iemand als deze mens gesproken, zeiden de Joden. Het woord van Jezus is vol licht, het heeft in zich een bevalligheid en zalving, die de ziel treft en bekeert. Hoor ik het aan met een leerzaam hart, met een edelmoedig hart, dat volkomen bereid is om te onderhouden, dan ben ik onfeilbaar zeker, dat ik de kracht er van ondervinden zal. Ach, mochten wij er toch eindelijk eens goed van overtuigd worden, dat een weinig méér getrouwheid en edelmoedigheid in het vervullen van onze plichten en in het overwinnen van ons zelf, ons in staat zou stellen om honderdvoudige vruchten te trekken uit de vermaningen, onderrichtingen, lezingen, meditatiën en inspraken van God, waarmee wij nu misschien geen of althans weinig voordeel doen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als de Bron der genade en het eeuwig Woord des Vaders. — Hem smeken dat Hij ons een vurig verlangen geeft naar de volmaaktheid, en ons enige vonkjes van zijn goddelijk Hart mededeelt. — Hem de genade vragen, om aan de ingevingen van zijn goddelijke Geest volmaakt ge* trouw te wezen. Voornemens. Al onze plichten met getrouwheid vervullen en ons zelf edelmoedig overwinnen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Zoals een hert dorst naar de waters bronnen, zo dorst mijn ziel naar U, o mijn God. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 97. Contemplatie. JEZUS SCHENKT VERGEVING AAN DE OVERSPELIGE VROUW. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Toen Jezus in de tempel neergezeten was en het volk onderrichtte, brachten de Schriftgeleerden en Farizeërs een vrouw bij Hem: Meester, die vrouw is zoeven op overspel betrapt. In de wet heeft Mozes ons geboden, zulke te stenigen; wat zegt Gij daarvan?.... Jezus boog zich neer en schreef met zijn vinger op de grond. Wijl zij voortgingen met Hem te ondervragen, richtte Jezus zich op en antwoordde hun: Wie van u zonder zonde is, werpt de eerste steen op haar. En wederom boog Hij zich neer en ging voort met op de grond te schrijven. Toen zij dit hoorden, verwijderden zij zich één voor één, van de oudsten te beginnen en Jezus bleef alleen met de vrouw. Jezus nu richtte zich op en zeide haar: Vrouw, waar zijn zij, die u beschuldigden? Heeft niemand u veroordeeld? Zij zeide: Niemand, Heer. Jezus nu zeide: Ook Ik zal u niet veroor* delen; ga heen en wil voortaan niet meer zondigen. 2e Voorspel. Zich de tempel voorstellen; de Farizeërs brengen de overspelige vrouw bij Jezus. 3e Voorspel. Goddelijke Jezus, geef dat ik een volmaakt vertrouwen in U stel en de oneindige goedheid van uw heilig Hart navolg. Ie Punt. De Farizeërs brengen bij Jezus een vrouw, die op overspel betrapt was. Jezus Christus predikt in de tempel, Hij is neergezeten. Er vertonen zich Schriftgeleerden en Farizeërs, die een vrouw begeleiden.... In het midden van de vergadering gekomen, wenden zij zich tot Jezus : Meester, zeggen zij, die vrouw is zoeven op overspel betrapt. In de wet heeft Mozes ons be> volen zulke te stenigen; wat zegt Gij daarvan? Zij willen onzen goddelijken Zaligmaker een strik spannen, maar Jezus zal zijn barmhartigheid doen zegevieren, zonder aan zijn rechtvaardigheid te kort te doen. Hij zal de Farizeërs en Schriftgeleerden beschamen en de ongelukkige vrouw vers troosten en van de dood redden. Geef, Heer, dat ik door uw goddelijke voorbeelden te overwegen, al uw aanbiddelijke volmaaktheid leer kennen, beminnen, verheerlijken en na* volgen. Behoed mij tegen de listen van de duivel en tegen de strikken van de boze wereld. 2e Punt. Jezus beschaamt de boosaardigheid der Schrift* geleerden en Farizeërs. Jezus is ondervraagd geworden. De zondares, die be* schaamd in het midden van haar beschuldigers staat, heeft niets tot haar verdediging in te brengen.... De wet van Mozes is uitdrukkelijk; de beschuldigers zijn er tegenwoor* dig en wel met het doel, om Jezus als overtreder van de wet van Mozes te veroordelen, indien Hij haar van de dood vrijspreekt De menigte is in verwachting Wat zal Jezus zeggen?.... Hij buigt zich neer en schrijft op de grond. Zij gaan voort met Hem te vragen; Jezus richt zich op, en zegt: Wie van u zonder zonde is, werpe de eerste steen op haar. Hij buigt andermaal, en schrijft wederom voort. De Ouderlingen verwijderen zich; de Schriftgeleerden gaan ook naar buiten; zij worden gevolgd door de Fa'rizeërs en Jezus blijft alleen met de schuldige vrouw, die door de wijsheid en de barmhartigheid van Jezus reeds diep getroffen was. Ziedaar wat gij doen moet, als uw bedorven natuur u aanzet om uw evenmens te veroordelen. Buig u neder, ver* ootmoedig u, beschouw uw eigen nietigheid, zonden en zwak* heid. Daardoor zult gij alle liefdeloze gedachten doen ver* dwijnen en nimmer iemand veroordelen. 3e Punt. Jezus schenkt aan de overspelige vrouw ver* geving en zegt haar, dat zij niet meer zondigen moet. Jezus richt het woord tot de zondares, die voor Hem was blijven staan: Vrouw, zegt Hij tot haar, waar zijn zij, die u beschuldigden? Heeft niemand u veroordeeld? — Neen, Heer, antwoordt zij. — Ook Ik zal u niet veroordelen, zegt Jezus; ga heen en wil voortaan niet meer zondigen. O onbe* grijpelijke barmhartigheid van Jezus! Wie zal die genoeg kunnen bewonderen? Deze vrouw, een grote zondares, kwam niet tot Hem om van haar zonden te worden ontslagen. Zij was niet bedroefd over haar val; zij geloofde zelfs niet in Jezus. De Farizeërs en de Schriftgeleerden brachten haar bij Jezus, niet om haar te bekeren, maar om haar te beschuldi* gen en om Jezus als een overtreder van de wet van Mozes hatelijk te maken bij het volk. En ziet, Jezus neemt uit hun boosaardige listigheid aanleiding, om zijn goddelijke wijsheid aan zijn vijanden te tonen en die ongelukkige vrouw niet alleen van de dood naar ’t lichaam, maar vooral van de geestelijke dood der ziel te bevrijden. Heeft niemand u ver* oordeeld? Ook Ik zal u niet veroordelen; ga heen, en wil voortaan niet meer zondigen. Ach, laat ons de oneindige barmhartigheid van Jezus meer en meer erkennen, bewonde* ren, loven, er volkomen op vertrouwen en ze zoveel mogelijk in ons gedrag navolgen. Laat ons geen navolgers zijn van de Farizeërs, die den zondaar beschuldigden, vernederden en beschaamden, terwijl zij zelf aan de grootste zonden schub dig waren. Maar laat ons Jezus navolgen, die de zonde haatte, verfoeide en vernietigde, doch den zondaar zelf be* minde, opbeurde, hem vertrouwen inboezemde en het leven wederschonk. O Jezus, leer ons de zonde haten, maar den zondaar beminnen, troosten en tot God brengen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Aan zijn voeten oefeningen van aanbidding, vertrouwen en liefde verwekken. — Hem danken, omdat Hij ons zo dikwijls de uitwerking van zijn barmhartigheid heeft doen ondervinden. — Hem smeken, dat Hij zich door alle mensen doe kennen en beminnen. — Hem de genade vragen zijn goedheid na te volgen, om zielen voor Hem te winnen. Voornemens. Geheel ons vertrouwen op Jezus stellen. Alle mogelijke liefde aan onze evennaaste bewijzen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Hart van Jezus, geduldig en groot in barmhartigheid, ontferm U over ons. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 98. Meditatie. JEZUS IS HET LICHT DER WERELD. Een ander maal richtte Jezus het woord tot hen, en sprak: Ik ben het Licht der wereld. Wie Mij volgt, zal niet in de duister» nis wandelen, maar het licht des levens bezitten. (Joan. VIII. 12.) Voorbereidend gebed. Zie bladzr 3. Ie Voorspel. Zich wederom de tempel voorstellen; — Jezus, die er neergezeten is en het volk, dat Hem aanhoort. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, verleen mij de genade U altijd te volgen, om door uw hemels licht bestraald te worden. Ie Punt. Wij moeten Jezus volgen, als wij zijn licht ge» nieten willen. Ik ben het Licht der wereld. Wie Mij volgt, zal niet in de duisternis wandelen. Door deze woorden spoort Jezus ons aan, om zijn gedrag en zijn leven na te volgen, indien wij door het ware licht bestraald en geheel van de verblindheid des harten bevrijd willen worden. Die verblindheid hebben wij allen min of meer; de zonde heeft ons verstand zozeer verduisterd, dat het licht van de Heilige Geest in ons dikwijls belet wordt. Willen wij het ten volle genieten, willen wij dat die verblindheid geheel verdwijnt, dan moeten wij Jezus volgen en zijn voorbeelden overwegen. Op die voorwaarde heeft Hij beloofd, ons niet in de duisternis van onze bedorvenheid te laten. De lezingen, onderrichtingen en meditatiën zullen ons weinig verlichten, als wij er ons niet met kracht op toeleggen, om ons hart zuiver van alle zonden te bewaren en het met deugden te versieren. Zij zullen zo goed als vruchteloos zijn, wanneer wij niet trachten de heilig» heid, de deugden van Jezus na te volgen. Dit is het middel om de duisternis van ons verstand te doen verdwijnen, om voordeel te doen met de geestelijke lezingen, onderrich» tingen, meditatiën en inspraken van God, en bijgevolg, om snelle vorderingen te maken op de weg van de volmaakt* heid. O mijn Jezus, doe mij een zo gewichtige waarheid goed begrijpen, opdat ik edelmoedig uw voorbeelden volg, en zo waardig word, door dat zuiver licht te worden bestraald, dat Gij aan de getrouwe zielen mededeelt. 2e Punt. Door welk licht worden zij verlicht, die Jezus volgen? Wie Mij volgt, zal niet in de duisternis wandelen, maar het licht des levens bezitten. Deze woorden bevatten twee beloften, waarvan de ene het tegenwoordige, en de andere het toekomstige leven betreft. Aangaande het tegenwoordige leven verzekerde Jezus aan allen die Hem zouden volgen, de mededelingen van zijn Geest, dat inwendig leven van geloof, dat de ziel verlicht, van de eeuwige waarheden doordringt, en meer en meer in de liefde en de dienst des Heren beves* tigt. Hij belooft ons dat bovennatuurlijk licht van zijn ge* nade, dat alleen ons leren kan, ons in alles met zijn aan* biddelijk Hart te verenigen, — enkel voor Hem te handelen, — in deze wereld te leven, alsof wij er niet in leven — en onophoudelijk nieuwe vorderingen te maken in de deugden van zuiverheid, armoede, gehoorzaamheid, ootmoedigheid, zachtmoedigheid en liefde tot de evenmens, welke deugden Hem zo aangenaam zijn. Aangaande het toekomstige leven belooft Hij het eeuwig glorielicht, waarin zijn uitverkorenen Hem van aanschijn tot aanschijn eeuwig zullen aanschouwen, en de mysteriën van zijn goddelijk Wezen en van zijn oneindige volmaaktheden doordringen zullen. Vooral die hemelse klaarheid mag men met recht het licht des levens noemen. Deze zal al de wensen van de vrienden van Jezus vervullen en hun een volmaakt geluk doen genieten, dat nimmer eindigen zal. O mijn Zaügmaker! hoezeer zijn deze waarheden in staat, om mij edelmoedig alle moeilijkheden, die de beoefening van de deugd meebrengt, te doen overwinnen! Druk ze diep in mijn ziel, en geef mij de genade, dat ik de beloningen verdien, die Gij mij beloofd hebt. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen Meester, ons Voorbeeld en ons Licht. — Ons aan zijn voeten vernederen, omdat wij tot heden zo weinig getrouw zijn geweest, om zijn voetstappen te volgen; en Hem uit ganser harte daar vergeving over vragen. — Hem smeken, dat Hij ons doet wandelen op de weg van alle christelijke en religieuze deugden, en onze zielen ver* sterkt, opdat wij niet meer stil blijven staan op die heilige en gelukkige weg. Voornemens. Jezus volgen door met getrouwheid die deugd te oefenen, die zijn genade bijzonder van ons vraagt. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Wie Mij volgi, zal niet in de duisters nis wandelen, maar het licht des levens bezitten. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 99. Meditatie. WIJ MOETEN DE WERELD VERACHTEN. Jezus zeide tot de Joden: Gij zijt van beneden, Ik ben van boven; gij zijt van deze wereld, Ik ben niet van deze wereld. (Joan. VIII. 23.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich wederom de tempel voorstellen; — Jezus, die er neergezeten is en het volk, dat Hem aanhoort. 2e Voorspel. Hart van Jezus, geef mij de genade dat ik mij, naar de geest van mijn heilige roeping, meer en meer van de wereld en van mij zelf onthecht, om mij des te inniger met U te verenigen. le Punt. Onze werken en onze neigingen moeten strijdig zijn tegen de geest van de wereld. Gij zijt van beneden, maar Ik ben van boven. De Joden waren aan de aarde gehecht, begerig naar haar goederen, tot de geschapen zaken genegen en beheerst door de neigingen van de bedorven natuur. Jezus daarentegen had zijn hart, zijn geest, zijn verkeer in de Hemel bij zijn Vader, met wien Hij innig en onafscheidbaar verenigd was. Jezus had geen beweging of geen leven dan voor de glorie van zijn hemelsen Vader; de goddelijke wil was zijn enige regel en zijn enig voedsel. Hij zocht niet zijn eigen glorie, maar enkel de glorie en de belangen van zijn Vader.... Als ik in de grond van mijn hart ga en mijn geweten ondervraag, bevind ik dan wel, dat ik gelijkvormig ben aan Jezus, mijn goddelijk Voorbeeld? Heb ik van de wereld en van al wat zij acht en najaagt, wel een wezenlijke afschrik, zoals mijn heilige roeping en mijn heilige Regelen het van mij vorde* ren? Ik moet hier eens ernstig op denken. Als mijn gevoelens niet uitdrukkelijk in strijd zijn met die van de bes dorven wereld, — als ik de kruisen en moeilijkheden, de verachtingen en vernederingen, die onze goddelijke Mees» ter zozeer bemind heeft, niet hoogschat en liefheb, dan draag ik vergeefs de roemrijke naam van religieus. Dan be= drieg ik de mensen onder de schijn van een heilig kleed; dan ben ik slechts religieus met de naam. Dan moet ik vrezen, eenmaal onder het getal van de dwaze maagden aan de gesloten deur van de bruiloftszaal te zullen staan, en uit de mond van Jezus dat verpletterend woord te zullen horen: Voorwaar, voorwaar, Ik ken u niet. 2e Punt. Wij moeten aan anderen onze afkeer van de geest der wereld mededelen. Gij zijt van beneden, Ik ben van boven; gij zijt van deze wereld, Ik ben niet van deze wereld. Van wien zijn deze woorden ? ’t Is Jezus Christus, die aldus spreekt. Wij zijn leerlingen van dien goddelijken Meester, wij moeten ons derhalve volgens zijn grondbeginselen en lessen ge» dragen. Maar dit is niet genoeg, wij zijn ook religieuzen. Bijgevolg moeten wij ons met zijn geest en gevoelens zó vervullen, dat wij in staat zijn om de geest en de gevoelens van Jezus Christus ook aan anderen mede te delen. De neigingen van de bedorven natuur trekken bijna alle mensen op de wegen des verderfs. Jezus biedt hun zijn genade aan, maar zij veronachtzamen en verwerpen die, omdat zij er de waarde niet van kennen. Het is onze plicht, door onze gebeden de genade van verlichting en bekering voor hen te verwerven, en door onze goede voorbeelden indruk op hun hart te maken. Het is vooral onze plicht, aan de jeugdige zielen die ons zijn toevertrouwd, die waarachtige geest van het christendom in te prenten, die zij naar de huisgezinnen moeten overbrengen en aan allen met wie zij omgaan, mededelen moeten. Doch hoe zouden wij die heilige verplichtingen kunnen vervullen, als onze geest niet volkomen met de geest van de wereld in strijd is? Trachten wij dit toch goed te begrijpen; een halve volmaaktheid kan niet genoeg voor ons wezen. Als navolgers van den ver» nederden, armen en gekruisigden Jezus, moeten wij een afschrik hebben van alles, wat in strijd is met de geest en het Hart van onzen goddelijken Leermeester, en Hem volgen op de enge weg van zelfverloochening en van versterving van alle neigingen onzer bedorven natuur. Samenspraak met Jezus, onzen goddelijken Leermeester. — Hem danken voor de weldaad van onze roeping, waardoor Hij ons uit de wereld getrokken heeft, om ons geheel met zich te verenigen. — Hem smeken dat Hij ons met zijn geest vervult, opdat wij beminnen, zoeken en omhelzen al wat ons aan Hem gelijkvormiger, aangenamer in zijn ogen en geschikter tot het winnen van harten maken kan. Voornemens. Zorgvuldig gebruik maken van de vernede» ringen en moeilijkheden, die wij vandaag zullen ondervinden, ze met dankbaarheid aannemen en er het Hart van Jezus voor danken. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ik ben niet van deze wereld, maar behoor aan Jezus. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 100. Meditatie. VRIJHEID VAN DE KINDEREN GODS. Jezus zeide tot de Joden, die in Hem geloofden: Indien gij aan mijn woord getrouw blijft, zijt gij waarlijk mijn leerlingen: dan zult gij de waarheid kennen, en de waarheid zal u bevrijden.... Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, alwie zondigt, is slaaf van de zonde. (Joan. VIII. 31. 32. 34.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich wederom voorstellen: Jezus Christus, neergezeten in de tempel, en de menigte volks die Hem aanhoort. 2e Voorspel. Geef, Heer, dat ik getrouw aan uw genade, uw heilig woord onderhoud, om van U de ware vrijheid te verkrijgen. Ie Punt. De vrijheid van de kinderen Gods wordt ver» kregen door de getrouwheid aan de genade. Indien gij aan mijn woord getrouw blijft, zult gij de waan heid kennen en de waarheid zal u bevrijden. Alwie zondigt, is slaaf van de zonde. Gelijk er geen harder slavernij is dan die, waaraan wij ons onderwerpen als wij aan onze boze neigingen toegeven, zo ook is er geen zoeter of ge» lukkiger vrijheid dan die de zielen genieten die getrouw ge» noeg zijn, om in alles de ingevingen der genade te volgen. De edelmoedige zielen, die de gaven van de Heilige Geest meer en meer over zich doen afdalen, krijgen elke dag nieuwe kracht over haar driften en over de bekoringen die haar aanvallen. Iedere overwinning die zij op zich zelf be= halen, onderwerpt meer en meer haar ongeregelde neigingen, verenigt haar nauwer met God, en stelt haar in het bezit van die kostbare vrijheid van geest, waartegen de hevigste vervolgingen niets vermogen. O, wat is toch de vrijheid van die zielen groot; van alles onthecht, zijn zij aan God alleen onderworpen! Niets is in staat om haar gerustheid te storen, of haar te verhinderen het goede te doen. Daar zij geen andere wil dan die des Heren hebben, zijn zij altijd over alle gebeurtenissen voldaan. Bekoringen noch beproevingen kunnen haar standvastigheid doen wankelen, want zij hebben een overwinnende kracht gekregen, die haar over alles doet zegevieren. O mijn Zaligmaker, wat ben ik nog ver van die kostbare vrijheid verwijderd. De minste hindernis ontstelt mij en bij de eerste aanvallen van de vijanden van mijn zaligheid laat ik mij overwinnen! Ontferm U over mij, o Heer, ondersteun mij door de kracht van uw genade en geef, dat ik getrouw blijf aan uw heilig woord om zó, volgens uw belofte, van de slavernij van mijn driften bevrijd te worden. 2e Punt. De vrijheid van de kinderen Gods is bijzonder nodig voor een Zuster van Liefde. De zoete en gelukkige vrijheid van geest, die uit een standvastige getrouwheid aan de genade voortkomt, is voor ons noodzakelijk, om de plichten van onze staat waardig te vervullen. Zij alleen kan onze ziel in die diepe vrede, in die volkomen kalmte bevestigen, die zelfs in ons uiterlijk moet uitschijnen en de smaak voor de deugd inboezemen aan allen, met wie wij moeten handelen en omgaan. Zij alleen kan ons staande houden in die gelijkheid van gemoed, die in onze bedieningen en vooral in de liefdewerken zo nóodzakëlijk is en in die volhardende moed, die over niets verwonderd is of tegen niets opziet, als het de eer van God en de zaligheid van de zielen geldt. Deze vrijheid van geest heeft een H. Ignatius, een H. Franciscus Xaverius en een H. Teresia tot zo grote zaken bekwaam gemaakt. Bij gebrek aan deze vrijheid weten wij ons nauwelijks van de minste bedieningen naar behoren te kwijten. Wij zien op ons zelf terug, wij laten ons afschrikken door de moeilijkheden. Onze eigenliefde en onze lafheid staan voor alles stil en wij kunnen niet handelen, omdat onze driften ons in haar banden ge* wikkeld en gesloten houden. — O mijn God, wie zal mij uit zo schandelijke slavernij kunnen redden, dan alleen uw alvermogende genade? Ik roep uw hulp in door de verdiep* sten van mijn Zaligmaker, die voor mij de duivel, de wereld en het vlees overwonnen heeft. Weiger die niet aan een ziel, die Hij gekozen heeft, om zich met Hem te verbinden en aan zijn verheerlijking te arbeiden. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen goddelijken Verlosser. — Hem met liefde danken, omdat Hij onze vijanden overwonnen en óns dë genade verworven heeft, om hen te overwinnen. — Ons vernederen en Hem vergeving vragen over al onze on* getrouwheden aan zijn genade. — Hem smeken dat Hij ons bijstaat, opdat wij toch eindelijk een volkomen overwinning over ons zelf behalen, en de kostbare vrijheid genieten die Hij ons door zijn Bloed verworven heeft. Voornemens. Ons beijveren, om ons'zelf te overwinnen in wat ons de meeste moeite kost, en zo de heilige vrijheid van de kinderen Gods te verkrijgen. — Voor de bekering van de zondaars bidden. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Verleen mij, Heer, de vrijheid van uw Meditaties II 19 kinderen. — Zoet Hart van Jezus, ontferm U over ons en over onze dwalende broeders. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 101. Meditatie. BELOFTE VAN JEZUS AAN ALLEN, DIE ZIJN WOORD ONDERHOUDEN. Jezus zeide tot de Joden: Wie uit God is, luistert naar de woorden van God.... Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Zo iemand mijn woord onderhoudt, dan zal hij in eeuwigheid de dood niet zien. (Vgl. Joan. VIII. 47. 51.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich wederom voorstellen: Jezus Christus, neergezeten in de tempel, en de menigte volks die Hem aanhoort. 2e Voorspel. Mijn goddelijke Meester, verleen mij de ge* nade, van uw heilig woord te smaken en het uit liefde te onderhouden, opdat ik nimmer de dood der zonde sterf. Ie Punt. Als kinderen Gods en leerlingen van Jezus moeten wij het goddelijk woord beminnen en smaken. Wie uit God is, luistert naar de woorden van God. De woorden van God zijn woorden van leven, licht en genade. Maar om die te beminnen en te smaken, moet men een zuiver en rein hart hebben. De H. Augustinus maakt hier* over een zeer juiste vergelijking. Evenals het brood, zegt hij, niet smakelijk is dan voor hen die gezond zijn, zo ook kan Gods woord, dat in zich zelf altijd beminnenswaardig is, niet gesmaakt worden dan door reine zielen, in wie de liefde heerst. Gelijk het manna, een spijs van de Hemel, die alle zoetheid in zich bevatte, smakeloos en walgend was voor de boze, vleselijke Joden, zo zijn ook de door zonden be* smeurde harten niet in staat, de hemelse zoetheid van het heilig manna van Gods woord te smaken. Wanneer de heilige grondbeginselen van het Evangelie en de voorbeelden van Jezus weinig indruk op mij maken, — of als ik in de onderrichtingen, geestelijke lezingen en meditatiën geen smaak vind en er geen voedsel uit trek, dan moet ik daar» uit besluiten, dat mijn hart niet geheel rein, niet geheel voor God is, maar dat het nog boze neigingen heeft, die ik niet genoegzaam bestrijd. Goddelijke Jezus, die in de grond van mijn ziel ziet, geef dat ik mij zelf ken zoals ik door U gekend word, en verleen mij de kracht om U alles op te offeren wat mij kan verhinderen, om uw heilig woord te smaken. 2e Punt. Als wij Gods woord onderhouden, zijn wij ver» zekerd, dat wij in deze wereld het leven van genade, en hiernamaals het leven van glorie bezitten zullen. Zo iemand mijn woord onderhoudt, dan zal hij in eeuwig: heid de dood niet zien. Laat ons overwegen, hoe zoet en troostend die belofte is voor een waarlijk getrouwe ziel. Als wij het woord van God onderhouden, als wij naar het voor» bééld van Maria, zijn heilige Moeder, het in ons hart be» waren, en er onze gedachten, gevoelens en ons gedrag naar regelen, zijn wij verzekerd dat wij nimmer de dood van de zonde sterven zullen. Van een leven van genade en liefde zullen wij tot een eeuwigdurend leven van glorie en geluk overgaan. Hoe goed is Onze Heer, dat Hij ons zulke be» loningen toezegt! Was het dan niet genoeg, o mijn Jezus, ons door uw goddelijk woord te onderwijzen en te verlich» ten? Bevat het geen zalving en zoetheid genoeg, zodat onze getrouwheid vergolden is, door het geluk van het te mogen overwegen, te beminnen en hoe langer hoe meer te smaken? Neen, dat is niet genoeg voor de liefde van onzen Zalig» maker. De geestelijke genoegens waarmee Hij in dit leven zijn getrouwe vrienden begunstigd, zijn slechts een aanmoe» diging tot de deugd, en een voorsmaak van het oneindig geluk, dat Hij hun in het verblijf der eeuwige gelukzaligheid voorbereidt. O, wat zou onze ondankbaarheid groot zijn, als wij aan zoveel liefde niet door een volkomen zelfopoffering en een standvastige getrouwheid beantwoordden! Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem met liefde bedanken voor de beloften, die Hij zich gewaar* digt te doen aan allen die zijn woord onderhouden. — Hem de genade vragen van zijn heilig woord te smaken en te beminnen, te bewaren en ons gedrag er naar te regelen. — Aan zijn voeten alle oefeningen van geloof, hoop en liefde verwekken, die ons hart ons ingeven zal. — Hem onze noodwendigheden aanbevelen. Voornemens. Onze geestelijke lezingen, meditatiën en alle geestelijke oefeningen doen met aandacht en zucht om er nut uit te trekken. — De onderrichtingen in dezelfde ge* steltenis aanhoren. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Alwie Gods woord onderhoudt, zal nimmer sterven. — Spreek, Heer, uw dienaar (uw dienares) luistert. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 102. Meditatie. DE WARE ROEM KOMT VAN GOD. Jezus zeide tot de Joden: Wanneer Ik Mij zelf verheerlijk, dan is mijn heerlijkheid niets; mijn Vader is het, die Mij verheerlijkt. (Joan. VIII. 54.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich wederom voorstellen Jezus, neergezeten in de tempel, en een menigte volks die Hem aanhoort. 2e Voorspel. Hart van Jezus, verleen mij de genade van een oprechte nederigheid, zoals Gij die in uw ware leer* lingen verlangt. Ie Punt. Wij moeten naar het voorbeeld van Jezus, ons zelf niet verheerlijken. Wanneer Ik Mij zelf verheerlijk, is mijn heerlijkheid niets. De deugd van ootmoedigheid deed Jezus steeds boven alle andere deugden in zijn gedrag uitschijnen. Die deugd wil Hij ons op een bijzondere wijze van Hem doen leren. Laat ons daarom aandachtig beschouwen, hoe hij ze beoefend heeft, en hoe wij ze naar zijn voorbeeld beoefenen moeten. — Jezus heeft zich zelf nooit verheerlijkt; als men Hem lof toezwaaide met Hem „Goede Meester” te noemen, ant* woordde Hij: Waarom noemt gij Mij zo? God alleen is goed. Dikwijls beval Hij, dat men zijn mirakelen geheim zoü houden. Als de duivelen, gedwongen om zijn macht te ver* kondigen, beleden-dat Hij Gods Zoon was, sprak Hij tot hen met bedreigingen, om hun alzo het stilzwijgen op te leggen. Jezus beminde de vernedering en nam de oneer en de smaad met een standvastige welwillendheid aan. Als zijn vijanden Hem de scheldnaam van Samaritaan en bezetene gaven, vergenoegde Hij zich met hun te antwoorden: Ik ben geen bezetene; Maar Ik vereer mijn Vader, en gij onteert Mij. In een andere omstandigheid zeide Hij: Ik zoek mijn eigen verheerlijking niet, er is er Eén, die haar zoekt en recht doet. — Hoé heb ik mij naar mijn goddelijk Voorbeeld geschikt ? Ben ik altijd eerlijk genoeg, om de goede uitslag van mijn pogingen voor het welzijn van de zielen enkel Aan Jezus, de Bron van alle goed, toe te schrijven? Gebeurt het nooit, dat ik mijn hart voor een geheim zelfbehagen open, als de schepselen mij achting, eerbied en vertrouwen be* tuigen, als mijn bedieningen of betrekkingen mij een zekere eer of onderscheiding te beurt doen vallen? En als de goddelijke Voorzienigheid mij enige vernedering toeschikt, weet ik die dan wel ootmoedig, met liefde en blijdschap aan te nemen?.... O Jezus, ik werp mij voor uw voeten neder. Gij kent de ellenden van mijn ziel, genees mijn hoogmoed door uw nederigheid. 2e Punt. God zorgt, dat zij, die waarlijk nederig zijn, ver* heerlijkt worden. Wanneer Ik Mij zelf verheerlijk, is mijn heerlijkheid niets; mijn Vader is het, die Mij verheerlijkt. Jezus Christus heeft zich vernederd, daarom heeft God de Vader zorg gedragen, dat de luister van zijn heerlijkheid vergroot werd, door Hem een naam te geven, die boven alle namen is. Want in de Naam van Jezus moeten alle knieën buigen van die in de Hemel, op de aarde en onder de aarde zijn. Als wij Jezus Christus, ons aanbiddelijk Voorbeeld, navolgen, — als wij, gelijk Hij, in niets onze eigen verheerlijking zoeken, maar enkel de verheerlijking van God, die ons zijn werk heeft toevertrouwd, zullen ook wij verheven worden, en dit wel op de troostrijkste en kostbaarste wijze. Onze ver* heerlijking zal hierin bestaan, dat wij in ons gedrag al de deugden van dien goeden Meester zullen doen uitschijnen. Wij zullen in zijn handen werktuigen van zijn barmhartigheid en liefde jegens de zielen worden. Wij zullen alles op zijn Hart vermogen en alles verwerven wat wij voor het welzijn van de zielen, die Hij door zijn H. Bloed heeft vrijgekocht, vragen. Ziedaar welke glorie wij reeds in dit leven genieten zullen. Maar hoe groot zal onze beloning in het andere leven wezen! Een troon, schitterender dan de zon, de kroon van de bijzondere vrienden van Jezus en onderscheidings* tekenen, groter en kostbaarder, naarmate wij op de aarde dieper vernederd geweest zullen zijn. Maar bovenal het geluk van de glorie van onzen goddelijken Meester te aanschouwen, en te zien hoe onze vernederingen er toe hebben bijge* dragen, om die te vergroten. Wat al redenen van bemoedi* ging, wat een aansporing tot getrouwheid! Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als de God van heerlijkheid, wien alle eer toe* komt. — Hem van ganser harte danken voor de liefde, die er Hem toe gebracht heeft, om voor ons de Meester en het Voorbeeld van de ware nederigheid te worden. — Hem smeken, dat Hij ons met zijn geest vervult en niet gedoogt, dat zijn voorbeelden nutteloos voor ons zijn. Voornemens. Alle gelegenheden te baat nemen, die zich voor het beoefenen van de nederigheid zullen voordoen, door aan Jezus edelmoedig alle tegenkantingen van onze eigen* liefde op te offeren. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Als ik mij zelf verheerlijk, is mijn heerlijkheid niets. — Jezus, zachtmoedig en nederig van hart, maak ons hart gelijkvormig aan uw Hart. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 103. Contemplatie. JEZUS GENEEST EEN BLINDGEBORENE. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Toen Jezus voorbijging, zag Hij een man, die blind geboren was.... Hij maakte met zijn speeksel een weinig slijk, bestreek daarmee de ogen van den blinde, en zeide hem: Ga u wassen in het bad van Siloë. De blinde ging heen, waste zich en kwam ziende terug. 2e Voorspel. Zich een straat van Jeruzalem voorstellen, waar de blindgeborene zich bevond, toen Jezus hem zag en genas. 3e Voorspel. Beminnelijke Zaligmaker, vermeerder, bid ik U, mijn hoop op U en mijn gehoorzaamheid aan uw godde* lijke wil. Ie Punt. Jezus geneest een blindgeborene. De personen beschouwen. — Jezus, steeds vol van goed* heid; altijd is Hij er op bedacht, om de mensen goed te doen De Apostelen; zij zijn verheugd, omdat hun Meester wederom een gelegenheid vindt, waardoor Hij zijn goedheid en macht kan doen uitschijnen.... Den blinde, die een aalmoes vraagt.... Wat-een geluk voor hem, dat hij zich op de weg bevindt, waar Jezus voorbijgaat Maar wat zeg ik, mijn goddelijke Zaligmaker? Niet bij töeval gingt Gij daar voorbij; neen, Gij kwaamt juist om hem op te zoeken, gelijk Gij ook mij gezocht hebt, toen ik blind was en er niet aan dacht om tot U mijn toevlucht te nemen. — De woorden aanhoren. — Ik moet, zegt Jezus, zolang het dag is, de werken verrichten van Hem, die Mij gezonden heeft; er komt een nacht, waarin niemand werken kan. Zolang Ik in de wereld ben, ben Ik het licht der wereld. O eeuwig en ongeschapen Licht, verlicht alle harten door uw goddelijke klaarheid! .— De handelingen beschouwen. — Jezus maakt met zijn speeksel een weinig slijk, bestrijkt er de ogen van den blinde mee en zegt hem: Ga u wassen in het bad van Siloë. Hij gehoorzaamt zonder tegenspraak, hij gaat zich wassen en keert vol vreugde terug. Jezus heeft ons hier wederom willen leren, hoe een levendig geloof en een blinde gehoorzaamheid in staat zijn, ons van de kwalen van onze ziel te genezen. 2e Punt. De Farizeërs vervolgen den blindgeborene. De personen beschouwen. — Den blinde, die doordrongen van blijdschap met eenvoud verhaalt, hoe zijn genezing ge* schied is.... De Farizeërs, die hardnekkig de goddelijke macht in dit mirakel blijven ontkennen Den Vader en de moeder van den blindgeborene, die zij bij zich doen komen, om hen te ondervragen — De woorden aanhoren. — Geef eer aan God, zeggen de Farizeërs tot den blinde, we weten, dat Hij, die u genezen heeft een zondaar is. — Eén ding weet ik, dat ik blind was en nu zie.... En wij weten, dat God de zondaars niet verhoort, maar alleen hen, die Hem vrezen en zijn wil doen Sinds de wereld be¬ staat, is het niet gehoord, dat iemand de ogen van een blindgeborene geopend heeft. Indien Deze niet van God was, zou Hij niets kunnen doen. De Farizeërs worden op die woorden door gramschap vervoerd. Gij zijt niets dan zonde, zeggen zfj tot den blindgeborene, van uw geboorte af, en gij geeft ons lessen 1 en zij dreven hem de synagoog uit. — De edelmoedige vrijheid, waarmee die man zoeven getuigenis van Jezus aflegde, is oorzaak dat hij vervolgd wordt. Maar hoe aangenaam maakt hem dit aan Jezus, en welk een ver* gelding heeft hij daarvoor van Hem te verwachten ! Mochten wij ooit het geluk hebben, enige bespotting of vervolging te ondergaan om de naam van Jezus, om de belijdenis van ons geloof, om de beoefening van de deugd of om de nauw* keurige vervulling van onze plichten, denken wij dan, hoe aangenaam wij daardoor aan Jezus worden; denken wij dan aan de vergelding, die Hij ons beloofd heeft; denken wij aan de woorden van onzen Zaligmaker: Verheugt en verblijdt u, wanneer de mensen u vervolgen en lasteren, want uw loon in de Hemel zal groot zijn. 3e Punt. Jezus maakt zich bekend aan den blinde, dien Hij genezen heeft. De personen beschouwen. — Den blinde, dien de onrechts vaardige behandelingen van de Farizeërs niet ontsteld heb’ ben.... Jezus, die vol goedheid en welwillendheid bij Hem komt. — De woorden aanhoren. — Gelooft gij in den Zoon Gods? vraagt Jezus. Wie is het, Heer, dat ik in Hem geloof? antwoordt de blinde. Gij hebt Hem gezien, zegt Jezus, en Hij zelf is het, die met u spreekt. Ik geloof, Heer, zegt hij vervolgens, en hij viel Hem aanbiddend te voet. O mijn Zaligmaker, ik werp mij ook aan uw voeten, ik aanbid U en ik erken U als mijn Weldoener en mijn God. Ik verlang van ganser harte, U door mijn aanbiddingen en mijn liefde eerherstel te geven en ten minste enigszins te voldoen voor de versteendheid en de ondankbaarheid van uw vijanden. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Ons aan Hem vertonen als blinden en kranken, en Hem smeken, dat Hij de ogen van onze ziel opent. — Hem vragen die oprechtheid van hart en die standvastigheid in het ver» dedigen van de waarheid en gerechtigheid, waarvan de blinde van het Evangelie ons een zo schoon voorbeeld geeft. —: Ons geheel aan Hem geven uit dankbaarheid voor de menig* vuldige weldaden die Hij ons bewezen heeft. Voornemens. In alles handelen met een grote oprechtheid van hart en met de zuivere mening, om Jezus Christus te verheerlijken. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Heer, geef dat ik zien mag. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 104. Meditatie. JEZUS, DE GOEDE HERDER. Jezus zeide tot de Joden: Ik ben de goede Herder; de herder geeft zijn leven voor de schapen. Maar de huurling, die de herder niet is, en wien de schapen niet toebehoren, hij laat de schapen in den steek en slaat op de vlucht, zodra hij de wolf ziet komen; en de wolf rooft en verstrooit ze. Want hij is een huurling en hij heeft geen hart voor de schapen. Ik ben de goede Herder, Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij.... Ik geef mijn leven voor de schapen. (Joan. X. 11—15.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons Jezus Christus, een ges wond en stervend schaap op zijn armen dragend, dat Hij geneest door het dicht bij zijn Hart te brengen. 2e Voorspel. Jezus, mijn goede Herder, doe mij in deze meditatie kennen hoe groot de liefde is, die Gij voor uw schapen hebt, en geef mij de genade dat ik er aan be» antwoord, door al de liefde waartoe mijn hart in staat is. Ie Punt. Jezus is onze Herder; Hij heeft zijn leven voor ons gegeven. Ik ben de goede Herder; de goede herder geeft zijn leven voor de schapen. Men kan zijn leven op twee manieren ten beste geven, namelijk: door het geheel te besteden voor de dienst en het geluk van hen, die men bemint, of door het vrijwillig voor hen te verliezen. Op beide manieren heeft Jezus zijn leven, voor ons gegeven. Alle ogenblikken van zijn leven, van zijn geboorte tot zijn dood, zijn niets dan een aanhoudende oefening van oneindige liefde geweest; Hij leed, om onze zonden te boeten; Hij arbeidde, om ons een voorbeeld van arbeid te geven; Hij predikte, om ons te onderrichten. Hij deed mirakelen, om ons geloof te be» vestigen en te verlevendigen. Hij oefende de heldhaftigste deugden, om voor ons de genade te verwerven, ze na Hem te oefenen. Maar omdat zijn liefde hiermee nog niet voldaan was, wilde Hij bij zoveel bewijzen nog een nieuw bewijs voegen, dat, naar zijn eigen oordeel, al de andere oneindig overtreft: Men kan, zegt de goddelijke Zaligmaker, geen groter blijk van liefde geven, dan met voor zijn vrienden te sterven. En juist dit bewijs van liefde heeft Hij ons gegeven. Die goede Herder bemint zijn schapen; Hij heeft zich voor hen ter dood overgeleverd; en tot welke dood?... O overmaat van goedheid! Waarom Hem dus ons hart niet gegeven? Na ons zozeer bemind te hebben, vraagt Hij van ons niets dan een weinig liefde, niets dan een goede wil, om de genaden te gebruiken die zijn leven en zijn dood ons verworven hebben. Is dat wel te veel en kunnen wij Hem wel met enige schijn van billijkheid weigeren, wat Hij van ons verwacht? 2e Punt. Wij zijn de schapen van Jezus; wij moeten naar zijn stem luisteren en Hem volgen. Mijn schapen horen naar mijn stem; Ik ken ze en zij volgen Mij; Ik geef hun het eeuwig leven en zij zullen in eeuwigheid niet vergaan, en niemand zal ze aan mijn hand ontrukken. Wij hebben het geluk de schapen van Jezus te zijn; laat ons dus naar de stem van onzen goddelijken Herder luisteren. Hij zegt ons: neemt mijn juk op, want het is zacht en mijn last is licht. Volgt Mij op het pad, dat Ik u gebaand heb: wil niet vrezen, kleine kudde. Ik ben het, die u roep. Zou Ik u elders dan tot het geluk en het leven willen leiden? Volgt Mij, Ik zal u naar vette en vruchtbare weiden drijven. Gij zult met mijn Vlees gespijzigd en met mijn Bloed gelaafd worden. Gij zult met vreugde uit de bronnen van uw Zaligmaker de reine wateren putten, die ten eeuwigen leven ontspringen. Volgt Mij zonder bedeesd» heid, mijn schapen zullen niet vergaan, niemand zal ze aan mijn hand ontrukken. O mijn Jezus, mijn beminnelijke Herder, geef dat uw heilige stem in het diepst van mijn ziel weergalmt, dat zij mij uit mijn slaperigheid wekt en mij zo krachtig aanspoort U te volgen, dat ik er niet meer aan wederstaan kan. Mijn Zaligmaker en mijn Vader, waar ga ik toch heen als ik mij van U verwijder? Door mij van de Bron van leven af te scheiden, kan ik niets dan de dood vinden. Jezus, uw aanbiddelijk Hart roept mij. Sedert lang vervolgt mij uw liefde, en ik, dolend schaap, weiger aan uw beminnelijke stem te gehoorzamen? Neen, mijn lieve Jezus, ik wil U voortaan niet meer wederstaan, ik hecht mij volkomen en voor altijd aan U. Gij hebt gezegd, dat niets ter wereld ooit in staat zou zijn, om uw schapen aan uw hand te ontrukken. Ik stel geheel mijn vertrouwen op die goddelijke belofte en hoop van ganser harte, dat leven noch dood. vervolging noch zwaard, beproevingen noch boosaardigheid van de mensen, noch helse woede mij ooit van uw liefde scheiden zullen! Op U, o Heer, is mijn hoop gevestigd, in eeuwigheid zal ik niet beschaamd worden. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als den goeden Herder, wiens schapen wij zijn. — Hem met een oprechte liefde danken voor al wat Hij zich gewaardigd heeft ten gunste van zijn dierbare kudde te doen. — Hem vergeving vragen over de ongetrouwheden, waardoor wij zijn Hart bedroefd hebben. — Hem smeken dat Hij nimmer gedoogt, dat wij nog ooit zijn stem mis* kennen, als Hij ons roept om Hem door het oefenen van deugden te volgen. Voornemens. De ingevingen van de genade getrouw volgen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. De Heer geleidt mij, niets kan mij onU breken. De schapen van Jezus zullen in eeuwigheid niet vergaan; niemand zal ze aan zijn liefde ontrukken. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 105. Meditatie. JEZUS, DE GOEDE HERDER. Jezus zeide tot de Joden: Ik ben de goede Herder; de herder geeft zijn leven voor de schapen. Maar de huurling, die de herder niet is, en wien de schapen niet toebehoren, hij laat de schapen in den steek en slaat op de vlucht zodra hij de wolf ziet komen; en d<; wolf rooft en verstrooit ze. Want hij is een huurling en hij heeft «geen hart voor de schapen. Ik ben de goede Herder, Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij.... Ik geef mijn leven voor de schapen. (Joan. X. 11—15.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons Jezus Christus, omringd door zijn Apostelen en tot hen zeggend: de goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen. 2e Voorspel. Geef ons de genade, o Jezus, dat wij al uw schapen, maar bijzonder die Gij aan onze zorg toevertrouwd hebt, oprecht liefhebben. Ie Punt. Wij moeten met ijver, waakzaamheid en liefde zorg dragen voor de schapen van Jezus, die aan onze zorgen zijn toevertrouwd. Laat ons nagaan, welke inzichten Jezus met ons heeft en hoe groot onze getrouwheid moet zijn, om daaraan te be* antwoorden. De goddelijke Herder heeft zijn schapen zozeer bemind, dat Hij zijn leven voor hen ten beste gegeven heeft. Enige van die schapen voor wie Hij zijn leven en Bloed heeft opgeofferd, heeft Hij aan onze zorgen toevertrouwd. Hij wil daarom dat alle leden der Congregatie, doch voor» al zij die rechtstreeks met de zorg voor die schapen belast zijn, met een edelmoedige liefde en een vurige ijver voor hen bezield zijn, naar het voorbeeld dat Hij hun heeft nage» laten. Jezus heeft zijn leven voor zijn schapen gegeven; zij moeten, als dat nodig is, hun rust, hun gezondheid, ja zelfs hun leven voor de schapen van Jezus veil hebben. Zij moeten de vermoeienissen, de arbeid en de opofferingen voor niets tellen, als er spraak van is, het welzijn van die zielen te bevorderen. Zij moeten door heilige onderrich» tingen, stichtende voorbeelden en vooral door vurige gebeden de kudde, hun toevertrouwd, naar vette en vruchtbare weiden drijven. Zij moeten haar leren, zich te laven aan de reine bronnen der levende wateren, dat is te zeggen: aan de heilige Sacramenten, die de kanalen zijn waarlangs de genaden ons toevloeien. Zij moeten de wolven afweren, en beletten dat de geest van de wereld die jeugdige harten binnendringt of de duivel hun onschuld rooft. Hoevele deugden, zelfopoffering en ijver eisen zo grote verplicht tingen! O mijn Jezus, doe mij daarvan de gehele uitgestrekt» heid gevoelen en geef mij overvloedige genaden, om ze naar behoren te vervullen. 2e Punt. Wij moeten in Jezus de nodige genaden zoeken, om de ons toevertrouwde zielen nuttig te zijn. De taak die Jezus ons opgelegd heeft, is zeer gewichtig, maar hij biedt ons ook overvloedige middelen aan, om ze naar behoren te vervullen. Ik ben, zegt Hij, de deur van de schaapstal. Indien iemand door mij binnengaat, zal hij behouden zijn; hij zal in= en uitgaan en weiden vinden. In Jezus, in zijn H. Hart, zijn alle goederen der genade, alle bronnen van zaligheid te vinden. Naar Hem dus moeten wij de kudde drijven, waarmee Hij ons belast heeft. Alle hulp, alle licht is ons verzekerd, als wij die bij Hem gaan zoeken. Hij laat ons niet alleen aan het grote werk van de heilig» making der zielen arbeiden. Hij bezielt en ondersteunt onze pogingen, en maakt ze vruchtbaar door de kracht van zijn genade. Laat ons daarom vertrouwen, dat Hij alles tot zijn meerdere eer en glorie zal doen slagen. Hij, de goddelijke Herder, heeft beloofd dat zijri schapen nimmer zouden ver» gaan, dat iemand hen aan zijn handen zou ontrukken. Na zulk een verzekering behoeven wij voor de woede der hel zelf niet te vrezen. O mijn Zaligmaker, het is wel waar, dat mijn gedurige, ongetrouwheden, mijn aanhoudende fouten en mijn gebrek aan vurigheid in het gebed mij redenen geven om te duchten, dat Gij over mijn arbeid niet die overvloe* dige zegeningen zult uitstorten, die hem vruchtbaar moeten maken. Maar ik vraag U thans ootmoedig vergeving over al die ongetrouwheden, en smeek U, om de liefde voor uw schapen, mij de genade te verlenen, evenals Gij in het uur van mijn dood te kunnen zeggen: Heer, niet één van allen, die Gij mij gegeven hebt, is verloren gegaan. Samenspraak met Jezus, den Herder van onze zielen. — Hem danken omdat Hij ons in zijn liefde verkozen heeft, om onze zorgen te wijden aan de schapen die door zijn dier* baar Bloed vrijgekocht zijn. — Hem smeken, in onze harten alle deugden te storten die wij nodig hebben, om onze be* dieningen waardig te vervullen. Voornemens. Onze waakzaamheid en onze ijver in onze bedieningen, vooral bij de hulpbehoevenden, vernieuwen. Bidden voor de Orde of Congregatie en voor de zielen die aan haar zorg zijn toevertrouwd. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Een goed herder geeft zijn leven voor zijn schapen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 106. Meditatie. VLOEK VAN JEZUS TEGEN KOROZAIN EN BETHSAIDA. Jezus begon aan de steden, waar Hij de meeste mirakelen ver» richt had, te verwijten dat zij geen boetvaardigheid gedaan hadden. Wee u, Korozaïn, wee u, Bethsaïda! zeide Hij, want als de won» deren die in u geschied zijn, in Tyrus en Sidon gedaan waren, zouden zij reeds lang in zak en as boetvaardigheid gepleegd hebben. (Matth. XI. 20, 21.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich een vlakte voorstellen, waar Jezus door zijn leerlingen omgeven is. 2e Voorspel. Geef, o mijn Zaligmaker, dat ik begrijp, tot hoe grote getrouwheid mij de ontelbare genaden verplich» ten, die Gij U gewaardigd hebt mij te schenken. Ie Punt. Wij moeten de zonde met afschuw vluchten, want de beledigingen, die uitverkoren zielen God aandoen, be* droeven Hem meer dan die van anderen. Ieder van ons weet en zal voorzeker oprecht moeten bekennen, dat wij door God met buitengewone goedheid be* handeld en met de grootste weldaden overladen zijn; — dat Jezus voor ons niets dan goedheid, tederheid en toegeeflijkheid is. Is dit waar, moeten wij dan ook niet bekennen, dat als wij nu nog het ongeluk hadden de zonde te be» drijven, wij veel plichtiger zouden zijn dan die zielen, die niet zoals wij het voorwerp van zijn bijzondere liefde en kostbaarste gunsten geweest zijn?.... Móeten wij ook niet bekennen, dat een gewone getrouwheid niet genoeg voor ons is? Wat zou het dus wezen, als wij het ongeluk hadden de vijanden van Jezus na te volgen, en het Hart van dien goeden Meester door zware of vrijwillige fouten te kwetsen? Meditaties II. 20 Ach, Sodoma en Gomorrha zouden minder schuldig zijn dan wij! Al de goedheden van onzen Zaligmaker, al de genaden waarmee Hij ons overladen heeft, zouden voor de vierschaar van zijn gerechtigheid getuigenis tegen ons af* leggen en over zulk een boosaardige ondankbaarheid wraak eisen. Gedoog dit niet, o mijn Jezus. Geef mij een leven* dige afschrik van de zonde, een heilige nauwgezetheid van geweten om de minste fouten die ik bedreven heb, en een vurige liefde om mijn vorige ongetrouwheden te herstellen. Geef dat uw weldaden, in plaats van voor- mij een reden van verdoemenis te zijn, integendeel nieuwe titels worden, om aanspraak te maken op uw goedheid en barmhartig* heid. 2e Punt. De menigvuldige weldaden des Heren verplichten ons tot een grote getrouwheid. Laat ons beschouwen hoe schuldig wij zouden zijn, als wij slechts door onverschilligheid en ondankbaarheid aan de buitengewone gunsten en weldaden des Heren beantwoord* den. Zelfs vóórdat wij geschapen waren, had Hij reeds het oog op ons gevestigd, en ons uitverkoren om de leerlingen van zijn enigen Zoon te worden. Bij onze geboorte nam Hij ons door de genade van het H. Doopsel tot zijn kinderen aan. Toen heeft Hij in onze ziel de zaden van alle deugden gelegd, die zijn genade vervolgens ontwikkelen moest, om ons voor zijn inzichten geschikt te maken Een Engel heeft Hij over ons aangesteld, met de last, om alles van ons te verwijderen wat het kleed van onze onschuld kon be* vlekken. Die hemelse geest heeft overeenkomstig de wil des Heren zich beijverd, om in onze ziel de smaak voor de deugd te verwekken en ons godvruchtige en heilige gevoe* lens in te boezemen jegens God, die geheel ons hart be* zitten wilde. Naarmate wij in leeftijd vorderden, werden die opwekkingen van de genade levendiger en sterker. Onze ongetrouwheden, onze tegenstand hebben de bron der goedheden van onzen Heer niet kunnen doen uitdrogen. Eindelijk heeft Hij ons gebracht in het paradijs van het kloosterleven, in dat land van zegening waar alles genade, licht, zekerheid en verdiensten is. Ach, hoe ongevoelig zou ons hart zijn, indien het niet door erkentelijkheid en liefde getroffen werd! Niet Jezus, maar wij zelf moeten in een gevoel van rechtvaardige en heilige verontwaardiging tegen ons zelf uitroepen: Wee u, Korozaïn, wee u, Bethsaïda! Wee u mijn ziel, indien gij aan zoveel liefde niet beant* woordt! Want als de misdadigste zielen zoveel genaden ontvangen hadden, zouden zij heilig geworden zijn, en gij zijt nog lauw en traag! Ach Heer, gedoog niet, dat ik in het uur van mijn dood mij zelf dit verwijt moet toeroepen. Geef, dat ik van nu af begrijp al wat ik U verschuldigd ben, en mij door vurigheid en liefde voorbereid op de rekenschap, die ik eenmaal over al uw genadegunsten bij U zal moeten afleggen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem smeken ons levendig te verlichten over de grootheid van zijn weldaden, en over de plichten die zij ons opleggen. Hem vergeving vragen over al onze ondankbaarheden en al onze vroegere ongetrouwheden. — Hem ons hart, onze geest en geheel ons zelf toewijden, om zoveel in ons is, de schuld van dankbaarheid te betalen, die zijn genaden elke dag meer en meer doen toenemen. Voornemens. De ingevingen der genade getrouw volgen. — Zorgvuldig al onze plichten betrachten. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Men zal veel eisen van hem, die veel ontvangen heeft. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 107. Meditatie. WAAROVER WIJ ONS VERHEUGEN MOETEN. De twee en zeventig leerlingen, die Jezus vooruit gezonden had naar de plaatsen waarheen Hij zich moest begeven, kwamen met blijdschap terug en zeiden: Heer, zelfs de duivelen onderwerpen zich aan ons door de kracht van uw Naam. Jezus antwoordde hun : .... Verheugt u niet, omdat de duivelen aan u onderworpen zijn; maar verheugt u veeleer, omdat uw namen in de Hemel staan opgetekend. (Luc. X. 17. 20.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich een grote vlakte voorstellen, waar de twee en zeventig leerlingen opgetogen van vreugde bij Jezus komen, en Hem de vruchten van hun prediking verhalen. 2e Voorspel. Geef mij de genade, o Heer, dat ik alles volgens het geloof beoordele en ik mij dus nimmer verheuge over bedieningen, begaafdheden of de goede uitslag van mijn pogingen, dan in zover dit alles tot Gods glorie en mijn eigen volmaakthied en zaligheid strekt. Ie Punt. Wij moeten ons over niets verheugen, dan over hetgeen de glorie van God en het waar geluk van onze ziel bevordert. Verheugt u niet, omdat de duivelen aan u onderworpen zijn, maar veeleer omdat uw namen in de Hemel staan opgetekend. Verheven bedieningen, natuurlijke talenten of begaafdheden, schitterende werken, gelukkige uitkomsten verblinden de zielen, die nog niet genoeg gevormd zijn naar de geest van geloof of naar de geest van Jezus Christus, die alle zaken volgens God beoordeelt. God stelt niets op prijs dan wat tot zijn glorie en tot geestelijk welzijn van de zielen strekt. Hij acht de mens niet gelukkig, omdat hij rijk of geleerd is, omdat hij verheven bedieningen bekleedt, omdat hij veel talenten en begaafdheden bezit, maar om zijn deugden, zijn heiligheid, zijn oprechte liefde, diepe ootmoedigheid en onvermoeide ijver. Hiervoor alleen zal Hij ons dan ook belonen. Judas deed mirakelen, en ging toch om zijn misdaden voor eeuwig verloren. Van de Heilige Maagd Maria lezen wij niet, dat ze mirakelen deed en toch verhieven haar deugden Haar boven alle Heiligen en Engelen. Indien wij dus oordelen volgens God, dan zullen wij ons ook Zeker niet verheffen noch over onze bedieningen, noch over onze talenten, noch over de goede uitslag van onze pogingen. Wij zullen er ons ook niet overmatig over ver* heugen, als we wel bedenken, dat zij niet zelden meer nadeel dan voordeel aan onze ziel toebrengen, omdat zij onze eigen* liefde strelen of ons soms de geest van nederigheid, gehoorzaamheid, armoede, versterving en ingetogenheid doen verliezen. Wij moeten vrezen er ons iets op te laten voor* staan en er anderen om te minachten. Eindelijk laat ons duchten niet genoeg te beantwoorden aan de plichten van onze bediening en aan de talenten die God ons geschonken heeft. Gedenken wij steeds, dat naar Jezus’ woord, wat verheven is in ’t oog der mensen, dikwijls een gruwel is voor God. Laat ons altijd oordelen volgens de geest van ons heilig geloof. Verheffen wij ons nimmer over de talenten die God ons gegeven heeft, noch over de vruchten die wij door Gods genade voortbrengen, maar schrijven wij alles aan God toe. Geven wij Hem alleen de eer van alles en vergeten we nimmer de woorden van Jezus Christus: Men zal veel eisen van hem, die veel ontvangen heeft. 2e Punt. De hoop op het bezit van de Hemel is voor ons een grote reden van blijdschap en bemoediging. Verheugt u niet, omdat de duivelen aan u onderworpen zijn, maar veeleer omdat uw namen in de Hemel staan opgetekend. De deugd heeft voorzeker haar moeilijkheden en lasten, maar de vertroostingen die zij aanbiedt, zijn ook zeer geschikt om die moeilijkheden te overwinnen en die lasten te verlichten. Laat ons de ogen opwaarts heffen en de Hemel beschouwen. Onze namen staan daar in het boek des levens aangetekend. Nog een ogenblik arbeid, en wij zullen in het bezit van dat rijk gesteld worden, dat van het begin der wereld voor ons bereid is geweest. Welke rampen, welke beproevingen zullen in staat zijn ons geheel neer te slaan, als die hoop grondig in onze harten gevestigd is? Het lijden en de smarten zijn voorbijgaand, de bekoringen zijn nimmer boven onze krachten, en alle ongelukkige voorvallen worden bevolen of toegelaten door de voorzienigheid van een God, die ons bemint. De vernederingen van dit leven zijn de grond van onze toekomstige verheffing; dp vervolgingen en tegenspoeden zijn de waarborg en het onderpand van een eeuwige vrede; onze tranen zijn het zaad van een oneindige blijdschap. O, hoe groot is toch ons geluk en hoezeer is de gedachte aan de zalige eeuwigheid in staat, om onze moed te versterken en in ons steeds nieuwe ijver op te wekken! Geef, o Heer, dat ik die gedachte altoos voor de geest mag hebben en dat ik, doordrongen van liefde, blijdschap en dankbaarheid, U dien met een hart, dat groot door ver» trouwen en vol edelmoedigheid is. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem smeken, dat Hij ons leert, waarover wij alleen verheugd moeten zijn. — Hem danken, omdat Hij door een menigte bijzondere genaden, en vooral door de genade van ortze roeping ons een soort van verzekering heeft gegeven, dat onze namen in de Hemel opgetekend zijn. — Hem die levendigheid van geloof en hoop vragen, die ons altijd de goederen van het toekomstig leven voor de geest stelt en de ellenden van dit leven met blijdschap dragen doet. Voornemens. In alles de zuivere mening oefenen en ons zelf, door de gedachte aan de Hemel, dikwijls aanzetten tot ijver in onze plichten en tot overwinning van alle moeilijkheden. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. > Verheugt u, omdat uw namen in de Hemel opgetekend staan. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 108. Meditatie. HET WAAR GELUK BESTAAT IN JEZUS TE BEZITTEN. Jezus wendde zich tot zijn leerlingen, en zeide: Zalig de ogen, die zien wat gij ziet. Want Ik zeg u: veel profeten en koningen wensten te zien wat gij ziet, en ze zagen het niet, en te horen wat gij hoort, en ze hoorden het niet. (Luc. X. 23. 24.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich een grote vlakte voorstellen, waar de twee en zeventig leerlingen opgetogen van vreugde bij Jezus komen, en Hem de vruchten van hun prediking verhalen. 2e Voorspel. Aanbiddelijke Meester, verleen mij de genade, dat ik het geluk van U te kennen en U toe te behoren steeds naar waarde mag schatten. Ie Punt. Wij zien Jezus Christus niet, maar wij bezitten Hem in het Allerheiligst Sacrament des Altaars. Zalig de ogen, die zien wat gij ziet. De Apostelen waren gelukkig, omdat zij Jezus, hun goddelijken Meester, zagen en met dien mensgeworden God verkeerden en leefden, die sedert vier duizend jaren de Verlangde der volkeren en de Verwachting van alle rechtvaardigen was. Maar is ons geluk wel minder groot? Hebben wij hun wel iets te benijden? Wij zien weliswaar Jezus Christus niet in zijn sterfelijk lichaam, onze oren horen de zoete klank van zijn stem niet, maar Hij rust toch dag en nacht in zijn heilige tabernakelen, altijd bereid om ons te ontvangen, ons aan te horen en ons in het binnenste van ons hart te antwoorden. Hij is op een ontelbaar aantal plaatsen tegenwoordig, wij kunnen zijn heilig gezelschap zo dikwijls genieten als wij dit verlangen. Doch hiermee is Hij niet tevreden. Hij bewijst ons een gunst, die zelfs zijn dierbaarste vrienden nimmer van Hem zouden hebben durven hopen.... Hij gewaardigt zich in ons hart te komen, en daar met vreugde zijn verblijf te vestigen. Jezus kan tot ons niet alleen zeggen: Zalig de ogen, die zien wat gij ziet; Hij kan er nog bij voegen: Zalig de harten, die ontvangen wat gij ontvangt; zalig de zielen, die bezitten wat gij . bezit! O mijn aanbiddelijke Zaligmaker, gedoog niet, dat ik die onwaardeerbare gunsten misken. Maak mijn geloof lévendig, zodat ik de grootheid van mijn geluk gevoelen en naar waarde schatten mag. 2e Punt. In de Hemel zullen wij Jezus zien, en het zien van Jezus zal ons geluk uitmaken. Zalig de ogen, die zien wat gij ziet. Was het een groot geluk voor de Apostelen, dat zij de heilige Mensheid van Jezus Christus beschouwden, — en moeten wij zelf ons gelukkig achten, omdat wij dien goddelijken Meester onder de gedaanten van brood en wijn bezitten, wat zal het dan zijn, als wij Hem van aanschijn tot aanschijn in de luister van zijn heerlijkheid aanschouwen zullen! Dat geluk is ons verzekerd, als wij werken willen om het te verdienen, leder christen kan als Job zeggen: Ik weet, dat mijn Verlosser leeft en dat ik Hem met mijn eigen ogen zien zal. Die hoop rust in mijn hart. In de Hemel zullen wij Jezus zien. Wat al schoonheden, wat al beminnelijkheiden zullen wij dan in Hem ontdekken! Al zijn deugden, zijn oneindige volmaaktheden zullen vol* komen door ons gekend worden. Wij zullen al de geheimen van zijn aanbiddelijk Hart begrijpen. Wij zullen de onmetelijke en oneindige liefde van Jezus kennen en onze ziel zal, door het zuiverste vuur ontvonkt, zich verzadigen aan het geluk van Hem te beminnen. O mijn goddelijke Jezus, dan vooral zult Gij tot ons kunnen zeggen: Zalig de ogen, die zien wat gij ziet; zalig de harten, die smaken wat gij smaakt; zalig de zielen, die bezitten wat gij bezit. Geef Heer, dat dit geluk eenmaal het mijne wordt. Boezem mij de kracht en de moed in, om de deugden te oefenen, die uw liefde in mijn hart vermeerderen en mij eindelijk naar het verblijf brengen moeten, waar men U zonder maat gedurende de ganse eeuwigheid bemint. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem van ganser harte danken, omdat Hij door zijn aanbiddelijk Sacrament bij ons woont en ons het geluk verlenen wil, Hem eeuwig in de Hemel te aanschouwen. — Als wij niet levendig genoeg de grootheid van die gunsten gevoelen, Hem smeken dat Hij ons geloof vermeerdert en ons zijn ware liefde geeft. — Verschillende oefeningen van verlangen naar de Hemel verwekken. — Al de genaden afsmeken, die wij nodig hebben, om de Hemel binnen te gaan. Voornemens. Ons aanmoedigen in moeilijke ogenblikken door de hoop van onzen Heer Jezus Christus in de Hemel te zien. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ik weet, dat mijn Verlosser leeft en dat ik Hem met mijn eigen ogen zien zal. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 109. Meditatie. HET JUK VAN JEZUS CHRISTUS IS ZACHT. ' Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u ver? kwikken. Neemt mijn juk op u.... want het is zacht en mijn last is licht. (Vgl. Matth. XI. 28—30.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich onzen goddelijken Verlosser voorstellen in het midden van een grote vlakte, omgeven door zijn leerlingen en met goedheid allen roepend, die tot Hem komen willen. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, bevrijd mij van mijn zonden en van al mijn geestelijke kwalen, opdat niets mij voortaan belet uw juk blijmoedig te dragen. Ie Punt. Jezus roept allen, die vermoeid en belast zijn, tot zich. >!< Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u verkwikken. Laat ons met aandacht luisteren naar die troostende woorden van onzen aanbiddelijken Zaligmaker. Mogen ze tot in het diepst van onze ziel doordringen! Wij zijn belast met het gewicht van onze zonden en worden soms door zoveel inwendige en uitwendige ellenden, door zoveel redenen van droefheid neergedrukt, dat wij op het punt schijnen van te bezwijken. Jezus biedt ons het hulpmiddel voor al onze kwalen aan. Komt tot Mij, zegt Hij, en Ik zal u verkwikken. Ik zal u de kracht en de moed geven, om al uw ellenden met vreugde te dragen. O mijn Jezus, waarom liet ik mij zo dikwijls door droefheid en walging over* winnen, in plaats van mijn toevlucht tot U te nemen, die de Trooster, de Geneesheer, de Zaligmaker van mijn ziel zijt? Wie toch zal uw goedheid en zoetaardigheid jegens de bedrukte zielen kennen? Waarom zou ik U niet door een teder en liefdevol vertrouwen verheerlijken? Ach! hoezeer heb ik uw goedheid miskend en uw heilig Hart bedroefd!.... Ik verlies echter de moed niet; daardoor zou ik U opnieuw en nog meer beledigen en bedroeven. O neen, mijn goede Jezus, ik wil U op dit ogenblik tonen, dat ik U waarlijk als den Trooster, Geneesheer en Zaligmaker van mijn ziel erken. Bovendien zal ik ook anderen, zoveel in mij is, van uw oneindige goedheid overtuigen en hen aansporen altijd bij U de vrede, de kracht en de sterkte voor hun ziel te gaan zoeken. Geef dus o Jezus, dat ik de goedheid en liefde van uw Hart ken, dat ik mij met uw geest geheel door? dring, en geschikt word om mijn evenmens het vertrouwen op uw goedheid en de volkomen overgeving aan uw heilige wil in te boezemen. 2e Punt. Jezus nodigt ons uit, om zijn juk blijmoedig te dragen. Neemt mijn juk op u.... want het is zacht, en mijn last is licht. Die woorden van Jezus, waaraan ik beantwoord het, toen ik het religieuze kleed aannam, moesten onophoudelijk in mijn geest en in mijn hart weerklinken, om mij tot de dienst van den besten aller meesters op te wekken. Ja, het juk van Jezus is zacht, want uit liefde legt Hij het mij op. Hij draagt het met mij, en als ik edelmoedig en getrouw ben, zal de zalving van zijn genade mij hemelse vertroostingen doen smaken en genoegens, die aan de wereld en aan lauwe zielen onbekend zijn. De wereldlingen dragen het las? tige juk van de plichtplegingen, gebruiken en eisen der wereld: een ijzeren juk, dat hun zeer veel last aandoet en hun geen enkel wezenlijk voordeel aanbrengt. Lauwe zielen dragen het gewicht van al haar ellenden. Zij ondervinden de moeilijkheden van de deugd, zonder er de troost van te smaken. Immers, zij zuchten onder het zware juk van de bedorven natuur en van al haar boze neigingen, en ze hebben de moed niet, die te overwinnen. Maar de vurige zielen zijn vrij van het juk der wereld en van dat harer driften. Zij dragen alleen het lichte juk des Heren en die last, wel verre van haar zwaar toe te schijnen, vervult haar met een zoete vreugde, die haar voortdurend versterkt op de heilige weg die zij bewandelen. O mijn Zaligmaker, ver* leen mij de genade dat ik tot het getal van die gelukkigen behoor. Geef dat ik met blijdschap mijn HH. Geloften en HH. Regelen onderhoud en mij in alles uit liefde naar uw heilige wil schik. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden en Hem onze liefde betuigen. — Hem smeken, dat Hij ons hart meer en meer doe ondervinden, hoe zacht zijn juk is. — Hem vergeving vragen over de ongetrouwheden, die in ons de uitwerkselen van zijn genade verzwakt hebben en zo dat juk zwaar hebben doen vinden. — Dat juk opnieuw van zijn goddelijke hand aanvaarden, en ons opwekken om het tot het einde van ons leven te blijven dragen. — Met dat doel de beloften van ons Doopsel en onze religieuze Geloften vernieuwen. Voornemens. Onze HH. Regelen met getrouwheid en op» geruimdheid van hart onderhouden. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u verkwikken. — Mijn juk is zacht en mijn last is licht. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 110. Meditatie. JEZUS, MEESTER EN VOORBEELD VAN ZACHT* MOEDIGHEID EN NEDERIGHEID. Leert van Mij, omdat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen. (Matth. XI. 29.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons onzen Heer Jezus Chris* tus, ons zijn goddelijk Hart tonend, en ons uitnodigend om bij Hem de zachtmoedigheid en nederigheid te komen leren. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, verleen mij de genade, dat ik de nederigheid liefheb en 'uit liefde beoefen, om zo aan de geest van mijn roeping te beantwoorden en uw aan* biddelijk Hart te verheerlijken. Ie Punt. De nederigheid is ons vooral noodzakelijk, om onze heilige roeping te vervullen. Leert van mij, omdat lk zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen. Die les is zo gewichtig, dat wij ze niet te diep in onze harten kunnen prenten. De nederigheid is de grondslag en de volmaking van alle deugden. De nederigheid stelt ons in staat, om al onze plichten en bedieningen volkomen te vervullen. Zonder deze deugd echter zullen wij nimmer ware vorderingen in de vol* maaktheid maken en ook nimmer enige duurzame vrucht voortbrengen, al bezaten wij alle kennissen en talenten van de wereld. God heeft niemand nodig om zijn inzichten te voltrekken. Doet Hij zijn schepselen de eer aan, hen tot zijn werk te bezigen, dan wil Hij, dat zij er zich volstrekt niets van toeschrijven. Dan verlangt Hij, dat zij er Hem trouw alle eer van geven en voor zich niets behouden dan de titel van nutteloze dienaars of dienaressen. Willen wij dus voortgang doen in de volmaaktheid, verlangen wij, dat Jezus onze arbeid zegent, dan moeten wij ons beijveren, om een grondige en diepe nederigheid te verkrijgen. Dan moeten we ons behagen scheppen in de vernedering en vergetel* heid en ons als de laatste van allen beschouwen. Dan zullen we ook tevreden zijn met de geringste bedieningen, zonder ooit een hogere te begeren. Wij zullen ons meer en meer bevestigen in het gevoel van onze geringheid en nietig* heid, en met een soort van welbehagen de minachting en de vernederingen aannemen, die de goddelijke Voorzienig* heid zich gewaardigen zal ons over te zenden. Hart van Jezus, van U verwacht ik de genade, mij in die gesteltenis te brengen, die noodzakelijk is, om het goede te doen en aan de genade van mijn roeping te beantwoorden. 2e Punt. Een waarlijk ootmoedige ziel geniet rust en vrede. Leert van Mij, omdat ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen. Onze harten zijn voor de deugd, de waarheid en de rechtvaardigheid geschapen. De zonde, die een opstand is tegen God, en de hoogmoed, die een heiligschennende beroving is van Gods glorie, kunnen ons nimmer de ware vrede geven. God wederstaat de hoogmoedigen; Hij verwijdert zich van hen en levert hen, tot straf voor hun verwaandheid, aan hun eigen verblindheid en bedorvenheid over. Integendeel, niets is aangenamer aan God dan een ootmoedige ziel; Hij komt tot haar, Hij woont in haar, Hij maakt haar zijn geheimen bekend. Hij deelt zich aan haar mede, overlaadt haar met allerlei hemelse vertroostingen en schenkt haar, te midden van de wederwaardigheden en kwellingen van dit leven, een ware en duurzame vrede. Die vrede is een voor* smaak van de eeuwige vrede, die zij in de Hemel genieten zal. O mijn Jezus, ontsteek in mijn hart een vurig verlangen naar die kostbare deugd. Doe mij begrijpen, hoezeer Gij verlangt, mij met deze beminnelijke deugd versierd te zien en hoe vurig Gij wenst, mij die mede te delen. Laat niet toe, o mijn Jezus, dat ik U nog langer door mijn hovaardigs heid bedroef en mijn ziel van uw hemelse genaden en ver» troostingen beroof. Leer mij ootmoedig van hart zijn, opdat ik rust moge vinden voor mijn ziel. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem bedanken, omdat Hij zich uit liefde tot ons zo diep ver* nederd heeft. — Hem smeken, dat Hij ons zijn goddelijke onderrichtingen doe begrijpen en smaken. — Hem met een volkomen vertrouwen al onze ellenden openleggen. — Hem smeken, dat Hij zich over ons ontferme en ons met gevoelens van diepe ootmoedigheid beziele. — Hem beloven, dat wij njets zullen verzuimen om met zijn genade mede te werken, en dat wij ons bevlijtigen zullen, waarlijk ootmoedig en zachtmoedig van hart te worden. .Voornemens. Met dankzegging en vreugde de minachting en de vernederingen aannemen, die de goddelijke Voor* zienigheid ons toezendt. — Vreedzaam en met vertrouwen op God al onze inwendige ellenden beschouwen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Leert van Mij, omdat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 111. Contemplatie. EEN WETGELEERDE ONDERVRAAGT JEZUS. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Een wetgeleerde stond op, en zeide tot Jezus: Meester, wat moet ik doen, om het eeuwig leven te vers krijgen? Jezus vraagde Hem: Wat staat er in de Wet geschreven? Hij antwoordde Hem: Gij zult den Heer uw God uit geheel uw hart, uit geheel uw ziel, uit geheel uw verstand, uit al uw krachten beminnen, en uw evennaaste als u zelf. Jezus zeide hem: Doe dit en gij zult leven. 2e Voorspel. Zich in de synagoge voorstellen onzen Heer Jezus Christus, zijn leerlingen en den wetgeleerde. 3e Voorspel. Geef mij de genade, o mijn God, dat ik U zo volmaakt bemin, als in mijn vermogen is, en mijn evens naaste gelijk mij zelf om U. Ie Punt. Jezus wordt door een leraar ondervraagd over de middelen, om tot het eeuwig leven te geraken. De personen beschouwen. — Jezus, die in het midden van de synagoog het woord voert Het volk, dat Hem aans hoort.... De Farizeërs, die Hem met boze bedoelingen bespieden.... Een leraar, opstaande om Hem te onders vragen en Hem in zijn woorden te vangen. — De woorden aanhoren. — Meester, zegt de leraar, wat moet ik doen, om het eeuwig leven te verkrijgen? — Wat staat er in de wet geschreven, vraagt Jezus, wat leest gij daar? De leraar antwoordt: Gij zult den Heer uw God uit geheel uw hart, uit geheel üw ziel, uit geheel uw verstand, uit al uw krachten beminnen en uw evennaaste als u zelf. — Gij hebt goed geantwoord, zegt Jezus, doe dit en gij zult leven. O mijn Zaligmaker, prent dat woord: Doe dit, diep in mijn ziel. Gij wilt niet, dat ik mij bij woorden en gevoelens bepaal! Gij vraagt werken; en deze zijn het enig blijk van de ware liefde En gij zult leven. Welk leven belooft Gij mij, Heer, als ik uw groot gebod van liefde getrouw vervul? Het leven der genade, het inwendig leven, het eeuwig leven. O Jezus, Gij zijt mijn leven; geef mij uw liefde, opdat ik alleen in U en voor U leef. 2e Punt. De leraar vraagt, wie zijn evennaaste is; Jezus antwoordt door een parabel. Personen. — Dezelfde. — Woorden: De leraar, die een weinig ontsteld was, toen hij zag hoe wijs Jezus hem op zijn eigen vraag had doen antwoorden, doet Hem een tweede. Hij vraagt: En wie is mijn evennaaste ? Daarop antwoordt Jezus, die altijd de gelegenheid zoekt, om ons te onder» richten, door deze wonderschone parabel: Een man, die van Jeruzalem naar Jericho reisde, viel in de handen van struik» rovers, die hem uitschudden, en na hem wonden geslagen te hebben, hem halfdood lieten liggen. Een priester kwam langs dezelfde weg; hij zag dien man en ging door. Zo ook een leviet, die nabij die plaats gekomen, den man zag liggen en verder ging. Doch er kwam een Samaritaan voorbij, die, hem ziende, door medelijden getroffen werd. Hij naderde, verbond zijn wonden, en goot er olie en wijn op. Hij zette hem vervolgens op zijn lastdier, bracht hem naar een herberg en droeg zorg voor hem. ’s Anderendaags haalde hij twee zilveren denarissen uit zijn gordel, gaf die aan den herbergier en zeide: Draag zorg voor dien man en wat gij daarenboven voor hem zult besteden, zal ik u bij mijn terugkomst vergoeden. Nadat Jezus dit verhaald had, vroeg Hij: Wie van deze drie, dunkt u, was de evennaaste van hem die in de handen der struikrovers gevallen was? De leraar antwoordde: Hij, die hem barmhartigheid bewezen heeft. — Ga, zegt Jezus, en doe gij ook zo. O Hart van Jezus, geef mij de zoete, medelijdende, weldadige en volhardende liefde. Gij zijt er de Bron van, ik kan ze alleen ontvangen van U. Meditaties IL 21 Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als den goddelijken Wetgever der wet van genade en liefde. —Hem danken, omdat Hij het grote gebod van liefde is komen bevestigen en vervolmaken. — Hem de ge* naden vragen, om dit gebod volkomen te vervullen. —» Ons over alle fouten vernederen, waardoor wij het ooit over* 'treden hebben. — Jezus smeken, dat Hij in ons hart het heilig vuur ontsteke, dat Hij op de aarde gebracht heeft. Voornemens. Uit liefde tot God de gebreken van de even* naaste verdragen. — Uit dezelfde beweegreden hem alle goede diensten bewijzen, waartoe wij in staat zijn. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Geef mij uw genade en uw liefde, o mijn God, méér vraag ik niet. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 112. Meditatie. HET GROOT GEBOD VAN LIEFDE. Een wetgeleerde stond op, en zeide tot Jezus : Meester, wat moet ik doen, om het eeuwig leven te krijgen? Jezus vroeg hem: Wat staat er in de Wet geschreven? Hij antwoordde Hem: Gij zult den Heer uw God beminnen met geheel uw hart, met geheel uw ziel, met geheel uw verstand en met al uw krachten en uw naaste als uzelf. Jezus zeide hem: Doe dit en gij zult leven. (Vgl. Luc. X. 25—28.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich in een synagoog voorstellen onzen Heer Jezus Christus, zijn leerlingen en den wetgeleerde. 2e Voorspel. Hart van Jezus, verleen mij de genade, dat ik heel de uitgestrektheid van het gebod van liefde begrijp, om het zo volmaakt mogelijk te vervullen. le Punt. Wij moeten God van ganser harte beminnen. God heeft ons een verstand gegeven om Hem te kennen, een hart om Hem te beminnen, een wil om aan Hem te gehoorzamen, en natuurlijke krachten om ze voor zijn dienst te besteden. God is oneindig goed, oneindig volmaakt, on* eindig beminnelijk. Hij heeft ons gemaakt; alles hébben wij van Hem ontvangen; Hij heeft ons met zijn weldaden over» laden. Hij zou van onze kant een oneindige liefde verdienen, als ons hart daartoe in staat was. Is het dan niet billijk, dat wij ons geheel en al aan Hem toewijden, wij vooral, die niet slechts christenen, maar religieuzen en vrienden van Jezus zijn? Alles in ons moest liefde wezen. Het vuur van de goddelijke liefde, door Jezus Christus op aarde gebracht, moest alle krachten van onze ziel, alle vermogens van ons lichaam doordringen. — Wij moesten er zo van vervuld zijn, dat al onze begeerten, neigingen en inzichten, al onze ge* dachten, woorden en handelingen alleen strekten tot de glorie en de dienst des Heren. O mijn God, welk een reden van smart en van schaamte voor mij, als ik, wat ik moest zijn, vergelijk met wat ik ben! Uw liefde moest de ziel van al mijn gevoelens wezen, en schier altijd beheerst mij de eigenliefde. Mijn hart is te klein, om al de liefde te bevatten die Gij verdient en ik verdeel het tussen U en de schep* selen. Ach, Heer, wees mij barmhartig, geef mij uw genade: doe mij uw oneindige majesteit, schoonheid, beminnens* waardigheid, goedheid en liefde kennen. Dan zal ik mij zelf overwinnen en U met geheel mijn hart, met geheel mijn ver* stand, met geheel mijn ziel en met al mijn krachten beminnen. 2e Punt. Wij moeten de evennaaste beminnen als ons zelf. Gij zult uw naaste beminnen als u zelf. De evennaaste als zich zelf beminnen, is niet slechts een raad, maar een gebod, een zwaar gebod, dat gelijk is aan het eerste en grootste gebod, dat van God te beminnen. Hoezeer moet dus elk christen, en vooral een ziel die tot de volmaaktheid geroepen is, zich beijveren, om wèl te weten, wat het zeggen wil: de evennaaste als zich zelf beminnen. Laat ons dit aan» dachtig overwegen. De evennaaste beminnen als ons zelf, dat is: hem naar ons vermogen al het goede toewensen en verschaffen, dat wij voor ons zelf begeren, hem een ware eerbied toedragen,.... al wat hij zegt en doet, ten goede uitleggen,.... • zijn fouten niet opmerken of ten minste verontschuldigen,.... zijn gebreken geduldig verdragen,.... hem gaarne diensten bewijzen hem altijd minzaamheid en welwillendheid tonen zijn geestelijk welzijn be* geren.... voor hem bidden,.... hem stichting geven hem tot de eeuwige zaligheid helpen door al de middelen* die in onze macht zijn. — Zijn die kenmerken van een ware liefde in mij te vinden?.... Kan ik in waarheid zeg* gen, dat ik alle mensen, ook hen die mij beledigd hebben, vrienden en vijanden, bemin als mij zelf?..'.. Tracht ik hun alle goed naar lichaam en ziel te verschaffen, hun fouten te verontschuldigen, hun gebreken geduldig te verdragen, hun alle mogelijke diensten te bewijzen, hen door een stichtend voorbeeld, door gebed en andere middelen tot de eeuwige zaligheid te brengen?.... Doe ik dit niet, dan volbreng ik het gebod van liefde niet, dan ben ik geen waar christen en nog veel minder een waar religieus. — O, van hoeveel belang is het toch, ons aangaande dit punt wèl te onderzoeken en Jezus vurig te smeken, dat Hij ons bezielt met een oprechte en standvastige liefde jegens onze evenmens! Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Ons diep vernederen over de weinige liefde, die wij Hem en onze evennaaste toedragen. — Hem smeken dat Hij ons God met geheel ons verstand, met geheel ons hart, met ge* heel onze ziel, met al onze krachten, en de evenmens als ons zelf leert beminnen. Voornemens. De gebreken van onze Medereligieuzen en van allen, die aan onze zorgen zijn toevertrouwd, geduldig verdragen en hun alle mogelijke diensten bewijzen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. O mijn God, geef, dat ik U bemin met geheel mijn verstand, met geheel mijn hart, met geheel mijn ziel en met al mijn krachten en mijn naaste als mij zelf. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 113. Contemplatie. JEZUS BIJ MARTHA EN MARIA. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Toen Jezus met zijn leerlingen op weg was, ging Hij een dorp binnen, en een vrouw, met name Martha, ontving Hem in haar huis. Zij had een zuster, Maria, die aan de voeten des Heren zat en zijn woord aanhoorde. Martha hield zich druk bezig met alles gereed te maken, en terwijl zij voor Jezus bleef staan, zeide zij: Heer, ziet Gij niet, dat mijn zuster mij alleen laat dienen? Zeg haar dus, dat zij mij helpt. Doch de Heer antwoordde haar: Martha, Martha, gij zijt bezorgd en bekommerd over veel zaken; en echter is er maar één noodzakelijk. Maria heeft het beste deel ver» kozen, dat haar niet ontnomen zal worden. 2e Voorspel. Verbeelden wij ons het huis van Lazarus en zijn zusters; Jezus, die er is neergezeten; Maria, die aan zijn voeten zit en Martha, die een feestmaal bereidt. 3e Voorspel. Goddelijke Meester, verleen mij de genade van te leren, hoe ik mij met U onderhouden en al mijn werken in uw tegenwoordigheid verrichten moet. le Punt. Jezus wordt in het huis van Bethanië ontvangen; Maria blijft aan zijn voeten zitten en luistert naar Gods woord. De personen beschouwen. —- Vooreerst onzen Heer JezusChristus. Beschouwen wij zijn vriendelijkheid en goedheid, de beminnelijke waardigheid van zijn houding.... Be* schouwen wij ook Maria, die aan zijn voeten zit. O wat luistert zij aandachtig naar zijn heilige woorden!.... Zij is vol eerbied en liefde... opgetogen van een heilige vreugde... — De woorden aanhoren. — O mijn Zaligmaker, waarover spreekt Gij met haar? Ongetwijfeld over de deugden, waarvan Gij de Meester en het Voorbeeld zijt. Over de ootmoedigheid en zachtmoedigheid, het geduldig verdragen van alle kruisen en vernederingen. Over uw Vader en over de beloningen, die Hij bereid heeft voor de getrouwe zielen Ach, mijn goede Jezus, ik ben hier ook aan uw voeten neergeknield om uw goddelijke lessen aan te horen. Gewaardig U mij enige woorden toe te voegen. Heer, uw dienaar (dienares) luistert. Zult Gij niets tot mijn hart zeggen? Ach! Zeg mij, dat Gij mijn God en mijn opperste Goed zijt, dat mijn geluk bestaat in U te beminnen, in U ge* trouw te zijn, in U alles op te offeren wat uw heerschappij over mijn ziel beletten kan. Heer, ik ga heden van uw voeten niet weg, voordat ik de kracht van uw heilig woord gevoeld heb. 2e Punt. Martha beklaagt zich, dat haar zuster haar niet helpt. Jezus verklaart, dat Maria het beste deel gekozen heeft. Personen. — Dezelfde. — Woorden en handelingen. — Jezus spreekt, Maria luistert. Martha, die druk bezig is en alles in het werk stelt om Jezus goed te onthalen, komt vol bekommering naar Hem toegelopen: Heer, zegt zij, gaat het U niet ter harte, dat mijn zuster mij alleen laat bedienen? Zeg haar dus, dat zij mij helpt. Jezus ziet met goedheid de moeite aan, die zij met Hem heeft, maar Hij wil haar en ons een grote les geven. Martha, Martha, zegt Hij tot haar, ge zijt bezorgd en bekommerd over veel zaken; doch één ding is noodzakelijk, Maria heeft het beste deel gekozen, dat haar niet zal ontnomen worden. De zorg, die gij aan* wendt, wil Jezus zeggen, is loffelijk, maar de ontsteltenis en bekommering schaden u. Overigens, slechts één zaak is noodzakelijk, te weten: de zaligheid. Maria houdt zich geheel hiermee bezig, door naar mijn woord te luisteren. Daarom verklaar Ik, dat zij een goede keuze gedaan heeft en dat het gelukkige deel dat zij gekozen heeft, haar nimmer zal ontnomen worden. Martha wordt door Jezus berispt, niet omdat zij met ijver werkzaam is, maar omdat zij al te veel bekommerd is en daardoor de gelukkige ogenblikken, die Jezus in haar huis doorbrengt, vruchteloos voorbij laat gaan. Maria integendeel wordt geprezen, omdat zij, terwijl Jezus in haar huis verblijft, alle zorgen en werkzaamheden laat varen om aan zijn voeten woorden van zaligheid aan te horen. Wij moeten voorzeker met allen ijver en met de grootste zorgvuldigheid onze dagelijkse werkzaamheden ver* richten, dit is voor ons een wezenlijke plicht. Maar wij moeten die ijver en die zorg niet overdrijven, ons zelf aan de werkzaamheden niet verslaven, niet bekommerd zijn, en ons van tijd tot tijd, gelijk Maria, aan de voeten van Jezus plaatsen, dat is: ons tot de meditatie en het gebed begeven en dan alle zorg laten varen, om de woorden van Jezus te horen en daardoor getroost en gesterkt te worden. Dit is Martha met Maria verenigen. O, hoe gelukkig is een ziel, die aan deze dubbele roeping weet te beantwoorden, die in haar geestelijke oefeningen voedsel weet te vinden voor haar ijver in de bedieningen en werkzaamheden. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Ons in de geest aan zijn voeten werpen, om Hem als onzen Heer en God te aanbidden. — Hem de genade vragen, de ijver van Martha en de liefde van Maria na te volgen, door de zorg om alles voor Hem te doen en door de oplettendheid om goed te bidden. — Ons vernederen over de geringe zorg, die wij aangewend hebben om Hem op een waardige wijze te onthalen bij het onvangen van de H. Communie. — Hem smeken dat Hij ons leert, gedurig in zijn heilige tegen* woordigheid te leven, ons met Hem hart aan hart te onder* houden en Hem in alles te behagen. Voornemens. De ingetogenheid oefenen, en al onze werken onder de ogen van Jezus doen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Spreek, Heer, uw dienaar (uw dienares) luistert. — Slechts één zaak is noodzakelijk. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 114. Meditatie. JEZUS BIJ MARTHA EN MARIA. Toen Jezus met zijn leerlingen op weg was, ging Hij een dorp binnen en een vrouw, met name Martha, ontving Hem in haar huis. Zij had een zuster Maria, die aan de voeten des Heren bleef zitten, en naar zijn woord luisterde. ' (Luc. X. 38. 39.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons het huis van Lazarus en zijn zusters; Jezus, die er is neergezeten; Maria, die aan zijn voeten zit en Martha, die een feestmaal bereidt. 2e Voorspel. Boezem mij, o Heer, bij het beschouwen van de overgrote weldaad van mijn heilige roeping, een levendige dankbaarheid in en geef mij de genade, dat ik er volmaakt aan beantwoord. le Punt. Door onze heilige roeping verkeren wij op de innigste wijze met Jezus. Toen Jezus op zekere dag met zijn leerlingen op weg was, ging Hij een dorp binnen en een vrouw met name Martha, ontving Hem in haar huis. Het H. Evangelie vertoont ons den goddelijken Meester in het huis van Lazarus en zijn zusters, als iemand die zijn vrienden bezoekt, en op ver* trouwelijke wijze met hen omgaat. O, hoe gelukkig was dat huisgezin, waarin Jezus van zijn arbeid kwam uitrusten en blijken van liefde en genegenheid ontvangen!.... Wij zijn nog gelukkiger: Jezus komt niet slechts enige korte ogenblikken ons bezoeken, neen, Hij bewoont ons huis: bij dag en bij nacht bezitten wij Hem in ons midden. Hij gewaardigt zich onze diensten te aanvaarden, zoals Hij die van Martha aanvaardde. Hij gewaardigt zich tot ons hart te spreken, zoals Hij tot dat van Maria sprak. O, hoe groot is ons geluk! Hoe troostend zijn deze waarheden! Laat ze ons nog nader beschouwen en overwegen. Ja, Jezus is altijd bij ons: Voorwaar Ik zeg het u, waar er twee of drie personen in mijn naam vergaderd zijn, ben Ik in hun midden. Hij spreekt aanhoudend tot ons door de mond van onze Oversten. Hij heeft daarvan immers gezegd: Die u hoort, hoort Mij. Onze H. Regelen zijn als het ware een brief, die Hij met eigen hand geschreven heeft en waarin Hij verlangt, dat wij zijn aanbiddelijke wil gedurig lezen en herlezen. Alle diensten, die wij bewijzen hetzij aan onze Medereligieuzen, hetzij aan de zielen, aan onze zorgen toe* vertrouwd, bewijzen wij aan Jezus zelf. Hij zegt immers: Wat gij voor de minste van de mijnen gedaan hebt, dat hebt gij aan Mij gedaan. O, welk een heerlijk paradijs is toch een religieuze Gemeente, als men er leeft met de geest van geloof en liefde, die ware religieuzen maakt! 2e Punt. Onze heilige rpeping verplicht ons, ons in alles met Jezus te verenigen. Om alle genaden en hemelse vertroostingen, waarmee Jezus zijn getrouwe vrienden overladen wil, te genieten, moeten wij ons altijd met Hem verenigen en alles naar zijn goddelijk voorbeeld verrichten. Wij moeten derhalve, evenals zovele Heiligen, gedurig het heilig gedrag en de voorbeelden van Jezus nagaan. Bij al onze handelingen, zelfs bij de gerings ste en meest gewone, behoren wij onze ogen op Jezus te werpen, en ons af te vragen: Hoe zou Jezus, indien Hij in mijn plaats was, dit doen? Hoe zou Hij deze kleine bediening vervullen? Hoe zou Hij deze bezigheid verrichten? Hoe zou Hij zich in deze moeilijkheid gedragen? Indien wij deze waarheid tot grondregel van ons gedrag maken, dan zullen wij nimmer de heilige Regelen vrijwillig overtreden. Dan zullen wij al onze plichten, bedieningen en bezigheden nauwkeurig vers vullen en de onverschilligste en geringste handelingen vol* komen heiligen. Dan zullen wij ons voedsel en onze nachts rust met geen ander inzicht nemen, dan om onze krachten te herstellen, ten einde die voor de dienst en de glorie van God te besteden, zoals Jezus in zijn sterfelijk leven deed en nog doen zou, indien Hij in onze plaats was. Wij zullen met datzelfde inzicht de recreatie bijwonen en ze in een zedige en gepaste vrolijkheid doorbrengen. Onze gesprekken zullen dan nimmer strijdig zijn tegen de H. Regelen, zij zullen nimmer werelds, maar steeds nuttig en stichtend zijn, zodat wij daardoor elkander meer en meer tot liefde voor God en de lijdende evenmens zullen opwekken. Met één woord, al onze werken zullen gelijkvormig aan de werken van Jezus zijn en bijgevolg heilig en vol verdiensten. O, hoe gelukkig zijn zij, die deze regel volgen! Alles wordt voor hen niet alleen zeer verdienstelijk, maar ook zeer gemakkelijk. De gedachte toch aan het voorbeeld van Jezus geeft moed en sterkte, om alle voorkomende moeilijkheden edelmoedig en met vreugde te Verduren. O Heiligen Gods, onze voorbeelden en beschermers, die door het getrouw volgen van deze regel tot de grootste heiligheid gekomen zijt, ziet met medelijden op ons neder. Verkrijgt voor ons van God de genade, dat wij voortaan alle dagen van ons leven deze regel volgen, van bij al onze werken te denken: Hoe zou Jezus dit doen, als Hij in mijn plaats was? Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem met de diepste erkentelijkheid danken voor de weldaad van onze roeping. — Hem de ware geest vragen: de geest van liefde, zelfopoffering, getrouwheid, vertrouwen, ©vergeving aan Gods wil en eenvoud. — Hem ook smeken, dat Hij onze pogingen zegene en ons de genade verlene, ons vol* komen naar onze heilige Constitutiën en Regelen te ge» dragen. Voornemens. Al onze werken doen in vereniging met Jezus en gelijk Jezus ze doen zou. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. O mijn Jezus, geef, dat ik alles doe, zoals Gij het doen zoudt, als Gij in mijn plaats waart. — Alles voor U, allerheiligst Hart van Jezus. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 115. Meditatie. JEZUS BIJ MARTHA EN MARIA. Toen Jezus op zekere dag met zijn leerlingen op weg was, ging Hij een dorp binnen, en een vrouw, Martha geheten, ontving Hem in haar huis. Zij had een zuster Maria, die aan de voeten des Heren bleef zitten en naar zijn woord luisterde. Maar Martha was druk bezig met alles te bereiden. (Vgl. Luc. 38—40.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons het huis van Lazarus en zijn zusters; Jezus, die er is neergezeten; Maria, die aan zijn voeten zit en Martha. die een feestmaal bereidt. 2e Voorspel. Lieve Jezus, verleen mij de ware geest van mijn roeping; geef, dat ik werkzaam ben en U dien, zoals Martha, maar dat ik ook, naar het voorbeeld van Maria, gaarne aan uw voeten ben, om uw heilig woord aan te horen en te overwegen. Ie Punt. De familie van Bethanië leert ons, wat wij zijn moeten. Toen Jezus op zekere dag met zijn leerlingen op weg was, ging Hij een dorp binnen en een vrouw met name Martha, ontving Hem in haar huis. Zij had een zuster, Maria, die aan de voeten des Heren bleef zitten en naar zijn woord luisterde. Maar Martha was druk bezig met alles te bereiden. Hét huisgezin van Bethanië is een juist afbeeldsel van de geest, die in onze Orde of Congregatie moet heersen en van het gedrag, dat men ër leiden moet. De geest van onze Congregatie is: Bidden en arbeiden; zich zelf heiligen door het gebed en de evenmens nuttig zijn door de liefdewerken. Dat is, zoals wij gisteren overwogen, Martha met Maria verenigen. Een tweede gelijkenis van dat bevoorrecht huis* gezin met onze Congregatie bestaat hierin, dat Martha en Maria te Bethanië woonden. Bethanië betekent: huis van gehoorzaamheid, een huis, waar de gehoorzaamheid op een bijzondere wijze beoefend wordt. Zo moet ook de gehoor* zaamheid de eerste en voorname deugd van alle religieuzen zijn. Deze deugd is de grondslag van het religieuze leven. Wij moeten door het beoefenen van deze deugd tonen, dat wij waardige Leden van onze Congregatie zijn. Laten we ons gedurig de woorden voor ogen stellen, die de H. Igna» tius zijn kinderen toesprak: „Laat ons niet bekommerd zijn, zeide hij, als wij zien dat andere geestelijke Orden ons overtreffen in vasten, waken en andere gestrengheden in voedsel en kleding, die iedere Orde volgens haar gebruiken en tucht verricht. Maar ik verlang, mijn lieve Broeders, dat allen die zich in deze Sociëteit aan de dienst des Heren toewijden, uitmunten en zich onderscheiden door een ware en volmaakte gehoorzaamheid, zodat men hieraan de ware en wettige kinderen van deze Sociëteit erkennen kan.” Wat zijn onze gevoelens, hoe is ons gedrag met betrekking tot die zozeer aangeprezen en noodzakelijke deugd? Trachten wij dit goed te weten, om ons zo nodig daarin grondig te verbeteren. Want zonder de deugd van gehoorzaamheid zul* len alle andere oefeningen, hoe heilig ook, ons weinig ver* diensten bezorgen. 2e Punt. Het huisgezin van Bethanië leert ons, wat wij mogen hopen. Als wij aan de inzichten des Heren volkomen beant= woorden, als Jezus ware deugd in ons ziet, zal ieder Huis van onze Congregatie voor dien goddelijken Meester, een rustplaats zijn, waar Hij, zoals eertijds te Bethanië, zijn vermoeienissen zal komen vergeten, en zich voor de oneer en de smaad van zijn vijanden schadeloos stellen. Jezus werd hartelijk bemind in het huis van Martha en Maria; men ontving er Hem met vreugde. De blijken van eerbied, .van ijver en van liefde, die men Hem betoonde, als Hij zich gewaardigde er heen te gaan, waren Hem zeer aangenaam en Hij verkeerde er zeer gaarne. Ook onze blijken van eerbied, ijver en liefde zullen Hem aangenaam zijn en Hij zal gaarne met ons verkeren, als wij ons geheel voor Hem opofferen, Hem in alles trachten te behagen, en vooral als wij onder» ling verenigd zijn door een oprechte en hartelijke liefde. Die goddelijke Meester wordt bijna overal ter wereld beledigd. De meeste mensen gaan hardnekkig voort, hun hart voor Hem te sluiten, zijn liefde te miskennen en zijn weldaden te verachten. Waar zal Hij harten kunnen vinden, die Hem zoveel ondankbaarheid vergoeden, als Hij die niet vindt onder zijn dierbare en bevoorrechte vrienden? Laat ons dus onze harten wijd openen voor de zoete en beminnelijke deugden, die Hij in ons wenst te vinden. Laat ons nederig, zedig, vurig, eenvoudig, vol van de geest van geloof, liefde en ijver wezen, dan zal Hij ons waarlijk als zijn vrienden liefhebben en met genoegen in ons midden wonen. O mijn Jezus, geef mij alle deugden waarmee Gij mij versierd wilt zien, en "vervul mij met de ware geest van de Congregatie, waarvan ik het geluk heb Lid te zijn. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken voor de weldaad van onze roeping. — Hem de geest van gebed, gehoorzaamheid, zelfopoffering en ijver vragen, om volmaakt aan onze roeping en aan het doel van de Congregatie te beantwoorden. Voornemens. Ons met zorg kwijten van onze verschillende bedieningen en ze alle in de geest van gehoorzaamheid en van vereniging met God vervullen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Alles uit gehoorzaamheid en uit liefde tot Jezus. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 116. Meditatie. ONDERRICHTING VAN JEZUS OVER DE CHRISTELIJKE WIJSHEID EN WAAKZAAMHEID. Vrees niet, kleine schare, want het heeft uw Vader behaagd, u het koninkrijk te geven. Verkoopt, wat gij bezit; verwerft u een onvergankelijke schat in de Hemel, die geen dief stelen en geen mot verteren kan. Want waar uw schat is, daar is ook uw hart. Omgordt uw lendenen, draagt lichtende lampen in uw handen, en weest als mensen, die hun meester bij zijn terugkeer van de brui» ïoft opwachten, om zodra hij komt en aanklopt, terstond voor hem te openen. (Vgl. Luc. XII. 32—36.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons Jezus, ontgeven van zijn leerlingen die naar zijn heilig woord luisteren. 2e Voorspel. Geef mij de genade, o mijn Zaligmaker, dat ik alle ogenblikken bereid zij voor de grote dag van uw komst en dan een grote schat van deugden en goede werken vergaderd hebbe. Ie Punt. Jezus spoort zijn leerlingen aan, om zich een schat in de Hemel te vergaderen. Laat ons zien, van welke troostvolle woorden onze godde» lijke Meester de gewichtige lessen vergezeld laat gaan, die Hij aan zijn leerlingen geeft. Vrees niet, kleine schare, want het heeft uw Vader behaagd, u het koninkrijk te geven. Alvorens hen aan te sporen, zich door een wijs en voor» zichtig gedrag het bezit van het eeuwig koninkrijk te ver» zekeren, zegt Hij hun, dat zijn Vader het voor hen bestemd en bereid heeft, om hen zo met vertrouwen te vervullen en door een heilige blijdschap op te wekken tot het aan» wenden van de middelen, die Hij hun gaat leren. O mijn Jezus, zo is altijd uw gedrag, als Gij tot onze zielen spreekt, om ze tot de deugd te brengen. Gij doet ons eerst de schoon» heid van de deugd kennen, Gij doet ons de voordelen, de vergelding er van zien. Gij doet ons aan de kracht van uw genade denken, waardoor wij alle moeilijkheden over’ winnen kunnen.... Als Jezus hen zo tot vertrouwen op* gewekt heeft, leert Hij hun, wat zij doen moeten, om dat voor hen bestemde rijk te bekomen: Verkoopt, wat gij bezit; verwerft u een onvergankelijke schat in de Hemel, die geen dief stelen of geen mot verteren kan. Het eerste hebben wij letterlijk volbracht; wij hebben alles verkocht, alles ver» laten, om Jezus in zijn armoede te volgen. Maar volbrengen wij ook het tweede? Zijn wij ook van alles onthecht? Zoeken wij geen andere schatten dan de onvergankelijke schatten des Hemels? Misschien weten wij dit niet. Luisteren wij dan naar de woorden van Jezus; Hij heeft ons ook geleerd, hoe wij dit weten kunnen. Waar uw schat is, daar is ook uw hart, zegt Hij. Is ons hart, is ons verkeer, zijn onze gedachten en begeerten in de Hemel? Trachten wij onze eeuwige kroon alle dagen te versieren en steeds meer te verzekeren? Als wij maar zelden aan de Hemel denken en er weinig naar verlangen, — als de gedachte aan dat oneindig geluk niet in staat is ons de moeilijkheden van het leven geduldig te doen verduren, dan is onze schat niet in de Hemel, dan zoeken wij onze voldoening nog in de goederen van de wereld en in de schepselen. 2e Punt. Jezus spoort zijn leerlingen aan, om zich altijd op het ogenblik van zijn komst voorbereid te houden. Omgordt uw lendenen, zegt Jezus, draagt lichtende lampen in uw handen, en weest als mensen die hun meester bij de terugkeer van de bruiloft opwachten, om zodra hij komt en aanklopt, terstond voor hem te openen. Gelukkig de dienaren die de meester bij zijn komst wakker vindt. Jezus wil, dat wij altijd op het ogenblik van de dood, het ogen* blik van zijn komst, voorbereid zijn. Welke middelen moeten wij daartoe aanwenden? Hij zelf geeft ze ons aan de hand, als Hij zegt, dat wij onophoudelijk lichtende lampen moeten dragen. Die lampen betekenen de geest van geloof, de liefde en de vurigheid. Als wij in alles Jezus zien en al onze handelingen uit liefde verrichten, als het welbehagen van zijn heilig Hart onze enige regel is en wij gedurig bezorgd zijn, om te verlangen naar wat Hem behaaglijk is, en dit met vurigheid te volbrengen, dan kan de dood ons niet verrassen. Die heilige gesteltenis zal ons tot een gedurige voorbereiding strekken, die oneindig aangenamer is in de ogen van onzen goddelijken Meester dan de onrustige zorgen van een ziel, die altijd omtrent haar eeuwig lot bevreesd en bekommerd is. Als wij die voorbereiding ge* trouw aanwenden, hoe gemakkelijk zal het dan op ons sterf* bed vallen, ons met de inwendige gesteltenis van den stervenden Jezus te verenigen. Dan zal het ook niet moeilijk zijn, ons als slachtoffers in vereniging met zijn goddelijk Hart op te dragen, en evenals Hij, vol liefde, ver* trouwen en overgeving de woorden uit te spreken: Vader, in uw handen beveel ik mijn geest. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken voor de heilzame onderrichtingen, die Hij zich ge* waardigt ons te geven. — Hem de genade vragen ze getrouw op te volgen, om zo de geest en de deugden van onze heilige roeping te verkrijgen. Voornemens. Al onze handelingen uit liefde verrichten. — Met de stiptste getrouwheid de ingevingen van de genade volgen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Waar uw schat is, daar is ook uw hart. — Hart van Jezus, Gij zijt mijn schat. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. Meditaties II 22 117. Meditatie. JEZUS HEEFT HET VUUR VAN DE GODDELIJKE LIEFDE OP DE AARDE GEBRACHT. Ik ben gekomen om vuur op de aarde te brengen, en hoe wens Ik, dat het reeds brandt. (Luc. XII. 49.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons onzen Heer Jezus Chris* tus, ons zijn aanbiddelijk Hart tonend, dat een gloeiende brandoven gelijkt, die zijn vlammen niet inhouden kan en ze langs alle zijden uitschiet. 2e Voorspel. Hart van Jezus, ontsteek, bid ik U, uw heilige liefde in mijn hart en schenk mij de genade, dat ik ze ook in de harten van anderen ontsteek. Ie Punt. Jezus wil het vuur van zijn liefde in onze harten ontsteken. Ik ben gekomen om vuur op de aarde te brengen, en hoe wens Ik, dat het reeds brandt. God is liefde. Hij heeft de mensen geschapen om hen met weldaden te overladen en aan zich te verbinden door de liefde, die zij Hem om zoveel redenen verschuldigd zijn. De ' zonde is ’s mensen hart komen verkoelen, door het tot het aardse te trekken. Maar de Heer, wiens liefde oneindig en onuitputtelijk is, heeft zijn enigen Zoon naar de aarde gezonden, om ons verlies te herstellen, het verkoelde vuur van liefde wederom te ont* steken en ons gelukkig te maken. Het Hart van onzen aan* biddelijken Zaligmaker, dat van dit goddelijk vuur blaakt, nodigt alle mensen uit, om daar de grootheid van de liefde van God jegens ons en van de dankbaarheid, die wij Hem verschuldigd zijn, te komen beschouwen. Zo zal in hen het vuur der liefde, dat door hun onverschilligheid en lauw* heid uitgedoofd of ten minste verkoeld is, opnieuw worden ontstoken. O heilig Hart, wat wordt Gij toch weinig gekend! Wat worden uw tedere uitnodigingen door weinig harten aanhoord! De geheimen van uw menswording, van uw dood, van uw Sacrament van liefde, ze tonen ons de over* maat van uw liefde, en wij worden hierdoor niet getroffen I Gij vraagt onze harten en wij zijn zo ondankbaar, dat wij U die weigeren! O mijn Zaligmaker, Gij zegt op het ogenblik in het binnenste van mijn ziel, dat Gij mij uitverkoren hebt, om U voor zoveel ondankbaarheden schadeloos te stellen; en ik gevoel in uw tegenwoordigheid, dat ik schuldiger ben dan de grootste zondaars. Want hadden zij de ontelbare genaden ontvangen, waarmee Gij mij overladen hebt, dan zouden zij U bemind hebben; zij zouden zich geheel aan uw dienst toegewijd hebben. En ik, ik heb aan uw gunsten slechts door mijn ongetrouwheden beantwoord!... O goddelijk Hart, dat mij in weerwil van mijn ontelbare ondankbaarheden, niet verworpen hebt en mij nog uw liefde aanbiedt, ik geef U mijn hart en al de krachten van mijn ziel. Verbrand en verteer alles door uw heilige liefde. Geef, dat die liefde mij van mijn vlekken reinigt, mijn fouten herstelt, mijn ondeugden uitroeit en mij met alle deugden verrijkt. 2e Punt. Jezus wil het vuur van zijn liefde in de harten van alle mensen ontsteken. Ik ben gekomen om vuur op de aarde te brengen, en hoe wens ik, dat het reeds brandt. Het verlangen, dat onze goede Meester ons in deze woorden doet zien, is de dierbaarste wens van zijn aanbiddelijk Hart. De goddelijke Zaligmaker zou willen, dat alle mensen de grootheid van zijn liefde jegens hen begrepen, in die Bron van liefde de goddelijke warmte kwamen putten, die Hem verteert en dat zij Hem liefde voor liefde gaven. Maar Hij ziet, hoe zijn weldaden veracht, zijn godsdienst miskend, zijn Sacramenten verwaar* loosd worden; hoe het dierbaar volk, dat Hij met zijn Bloed heeft vrijgekocht, door de geest van de wereld en de ver* pestende adem van de ondeugd bedorven wordt. Zijn Hart is van een bittere droefheid doordrongen. In zijn grote bedrukt* heid slaat Hij zijn ogen op ons, en ons dat beminnelijk, maar versmaad Hart tonend, richt Hij tot ons deze woorden: „Zie* daar het Hart, dat de mensen zozeer bemint en niets ge* spaard heeft, zodat het zich heeft uitgeput en verteerd, om hun zijn liefde te tonen. — En tot dankbaarheid krijg Ik van de meesten van hen niets dan ondankbaarheid door hun oneerbiedigheden en heiligschennissen, door de onverschillig* heid en de minachting, die zij jegens Mij in mijn Sacrament van liefde aan den dag leggen. Maar wat Mij nog gevoeliger treft is, dat harten die Mij toegewijd zijn, zo handelen!”.... Zullen die liefdevolle klachten ons hart nog niet treffen? Hij die ze tot ons richt, is te gelijk onze God, onze Zaligmaker, onze Vriend. Moeten wij zijn aanbiddelijk Hart niet troosten door onze liefde en getrouwheid, en niet alle pogingen aanwenden, om de harten die zich van Hem ver* wijderen, voor Hem te winnen?.... Samenspraak met Jezus, onzen goddelijken Meester. — Hem smeken dat Hij in onze harten het vuur van zijn liefde ontsteekt, en alles verteert wat in die harten nog aards en menselijks ligt opgesloten. — Ons aan Hem opdragen en toewijden als religieuzen, als slachtoffers, om de smaad te herstellen, die Hem aangedaan wordt en om zoveel mogelijk de harten van alle mensen voor Hem te winnen. Voornemens. Bij al onze woorden en handelingen ons door een beweegreden van liefde en ijver laten leiden. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ik ben gekomen om vuur op de aarde ie brengen, en hoe wens Ik, dat het reeds brandt. Alles voor U, allerheiligst Hart van Jezus. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 118. Meditatie. LIEFDE VAN JEZUS TOT HET LIJDEN. Ik moet door een doopsel gedoopt worden; en hoezeer word Ik geprangd door verlangen, dat het-wordt vervuld! (Vgl. Luc. XII. 50.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich onzen Heer Jezus Christus voorstellen, predikend op een openbaar plein van Jeruzalem. 2e Voorspel. Geef mij de genade, o Heer, dat ik met onderwerping en liefde al het leed aanvaard, waardoor uw goddelijke Voorzienigheid besloten heeft mijn ziel te reinigen. Ie Punt. Uit liefde tot ons begeert Jezus te lijden. Ik moet door een doopsel gedoopt worden; en hoezeer verlang Ik, dat het wordt vervuld! Jezus spreekt hier over zijn lijden; Hij noemt het een Doopsel, omdat zijn dierbaar Bloed zo overvloedig moet vergoten worden, dat zijn aam biddelijk Lichaam er gans door overdekt en er als inge» dompeld worden zal. Maar waarom, o mijn Jezus, hebt Gij zulk een vurig verlangen naar het lijden? — Waarom? Omdat Ik u bemin, antwoordt onze goddelijke Zaligmaker. De liefde, waarvan mijn Hart blaakt, doet Mij vurig ver» zuchten naar het ogenblik, waarop Ik u van de eeuwige dood verlossen zal. Het zal, wel is waar, mijn leven kosten; maar dit is niets, als gij maar eeuwig gelukkig wordt. Ach, als het aanbiddelijk Hart van Jezus zozeer door liefde jegens ons ontstoken is, is het dan ook niet billijk, dat wij jegens Hem de vurigste liefde, de levendigste erkentelijkheid, het volkomenst vertrouwen hebben? — Hart van Jezus, maak U kenbaar aan mijn hart. Doe mij volkomen de grootheid van uw liefde beseffen en gedoog niet, dat ik koud en onge* voelig blijf bij het zien van de overmaat van uw liefde, die het onbegrijpelijkste van alle geheimen is. 2e Punt. Wij moeten met liefde het lijden aanvaarden, dat Jezus ons toezendt. Jezus wil zich met ons verenigen, ons de vruchten van zijn smartvol lijden toevoegen, en ons aan zijn Hart gelijk» vormig maken. Daarom zendt Hij ons van tijd tot tijd kleine wederwaardigheden over. Laat ons het Hart erkennen, van waar zij komen, en de hand, die ze ons aanbiedt. De tegenspoeden, vernederingen, moeilijkheden, smarten van lichaam of ziel zijn een deel van de kelk van Jezus Christus. Het zijn deeltjes van de doornenkroon, die zijn heilig Hoofd doorstoken heeft. Het zijn splinters van het Kruis, waaraan Hij gestorven is. Ze met liefde aannemen, dat is ons met Hem verenigen. Ze van zich stoten, dat is zijn genade verwerpen en zijn goddelijk Hart bedroeven. Door het kruis heeft Jezus ons vrijgekocht; alleen door het kruis zullen wij de vruchten van zijn verlossing op ons toepassen, onze vijanden ten onder brengen en tot de volmaaktheid geraken kunnen. Laat ons dus met onzen goddelijken Meester zeggen: Ik moet door een pijnlijk doopsel gedoopt worden. Maar wel verre van het te duchten en van het te willen ontgaan, voel ik daarentegen mijn hart gedrongen om te zien dat hef vervuld wordt, omdat ik de uitwerkselen ken, die het in mij teweegbrengen moet. Ja, mijn Jezus, ik wil met liefde en blijdschap lijden. Ik aanvaard van ganser harte alle kruisen, die uw vaderlijke Voorzienigheid mij aanbieden zal, ver» zekerd als ik ben, dat Gij mij nimmer iets boven mijn krachten zult opleggen en dat uw genade mij de stérkte geven zal, om alles geduldig, ja met vreugde te verdragen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken, omdat Hij zich gewaardigd heeft, ons met zoveel vurigheid te beminnen en zoveel voor ons te lijden. — Hem de genade vragen Hem ook met de vurigste liefde te beminnen, en voor Hem alles geduldig te lijden wat Hij ons moeilijks overzenden zal. Voornemens. Met een goedwillig hart en uit liefde de smarten, vernederingen en tegenspoeden aanvaarden, van welke kant ze ook komen mogen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. De liefde is sterker dan de dood . Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 119. Meditatie. PARABEL VAN DE ONVRUCHTBARE VIJGEBOOM. Een man, die een vijgeboom in zijn wijngaard geplant had, kwam er vruchten aan zoeken en vond er geen. Gij ziet, sprak hij tot den wijngaardenier, dat ik sinds drie jaren vruchten aan die boom kom zoeken en er geen vind. Houw hem dus om; waartoe beslaat hij nutteloos de grond? Heer, antwoordde hem de wijngaardenier, laat hem nog dit jaar staan, opdat ik intussen de aarde rondom hem omspitte en bemeste. Brengt hij dan vruchten voort, laat hem dan staan; zo niet, houw hem dan later om. (Vgl.Luc.XIII.6 9.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich onzen Heer Jezus Christus voorstellen, predikend op een openbaar plein van Jeruzalem. 2e Voorspel. Barmhartige Jezus, geef mij een grote ge* trouwheid aan uw genade, en een vurige ijver voor de zalig* heid der zielen. Ie Punt. God wil, dat wij ons beijveren om vruchten van heiligheid voort te brengen. Een man, die een vijgeboom in zijn wijngaard geplant had, kwam er vruchten aan zoeken en vond er geen. Gij ziet, sprak hij tot den wijngaardenier, dat ik sinds drie jaren vruchten aan die boom kom zoeken, en er geen vind. Houw hem dus om; waartoe beslaat hij nutteloos de grond? Deze woorden moeten ons ernstige bemerkingen doen maken. Wij zijn geplant in de grond van onze Orde of Congregatie, be* vochtigd door een overvloed van hemelse gunsten, zorgvuldig aangekweekt door Jezus zelf en bestemd om de heerlijkste vruchten van alle deugden, maar vooral van die vurige ijver te dragen, die de ziel van al onze werken wezen moet. Hebben wij tot heden wel aan de verwachtingen van Jezus beantwoord? Welke zijn de wezenlijke vruchten die wij voortgebracht hebben? Waar zijn de zielen die wij door onze gebeden, onze voorbeelden en onze arbeid voor God gewonnen hebben?.... Het geduld des Heren is nog niet vermoeid. De gunsten die Hij niet ophoudt elke dag over ons uit te storten, zijn enigermate het onderpand van de liefde, die Hij niet ophoudt ons toe te dragen. Maar moeten wij dan, omdat Hij oneindig goed is, ondankbaar zijn en zijn lankmoedigheid misbruiken? Gedoog dat niet, o goede Meester. Verdubbel uw gaven en genaden. Maak die ons vruchtbare boom, waarvoor Gij zo gedurig zorgt, vrucht* baar. Maak, dat hij U eindelijk vruchten geve van nederig* heid, zachtzinnigheid, gehoorzaamheid, levendig geloof, in* wendige geest, liefde en ijver, in één woord, van alle deugden die het kenmerk van ware religieuzen zijn moeten. 2e Punt. God wil dat wij bidden voor de zielen die ons zijn toevertrouwd. De parabel van de onvruchtbare vijgeboom leert ons nog een andere gewichtige waarheid. Onder de zielen aan wier zaligheid wij werken moeten, kunnen er gevonden worden, die niet beantwoorden aan de genaden van Jezus, zich daardoor zijn liefde onwaardig maken en zijn gramschap tegen zich opwekken. Wij moeten dan voor die ongelukkige teielen een nog vuriger ijver en een nog inniger liefde aan den dag leggen. Wij moeten gelijk de getrouwe wijngaardenier van de parabel, onzen goddelijken Meester bidden en smeken, dat Hij de vijgeboom niet omhouwt, dat Hij die ongelukkige zielen toch niet verlaat. Wij moeten Jezus herinneren, dat zij de prijs van zijn Bloed, zijn schapen, het voorwerp van zijn liefde zijn. Ja zelfs wij kunnen ons in haar plaats als slachtoffers aanbieden en niet ophouden te bidden, dan nadat wij verhoord zijn. Zulke edelmoedige smekingen kunnen niet verworpen worden. Zij zijn zo vermogend, dat zij de arm van de rechtvaardigheid des Heren tegenhouden, en tot zijn ingewanden van barmhartig» heid doordringen. Wat een verplichting voor ons om zielen van gebed, getrouwe leerlingen, ijverige religieuzen te worden! Als Jezus straft, is het altijd met tegenzin. Hij verlangt veel meer, dat men Hem door tranen en gebeden beweegt en zo aan zijn rechtvaardigheid voldoet, liever dan dat Hij zijn straffende arm aan de schuldige moet doen gevoelen. Wij kunnen dus niets doen, dat Hem aangenamer is, niets, wat meer met onze heilige roeping overeenkomt, dan op die wijze het middelaarschap vervullen tussen Hem en de on» gelukkigen, die Hem vergrammen. Zo zullen we de wapenen aan de handen van zijn rechtvaardigheid doen ontvallen en opnieuw de schatten van zijn genaden en goedheden voor de arme zondaars openen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem smeken, dat Hij ons niet aan onze lauwheid overlaat, maar ons ware vruchten van deugden doet dragen. — Hem dringend bidden voor de zaligheid van de zielen, die ons zijn toevertrouwd en voor de bekering van de zondaars. Voornemens. "Ingetogen en getrouw aan de genade zijn. — Aan Jezus al onze gebeden en werken voor de zaligheid van de zielen opdragen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ben ik niet gelijk aan die onvrucht» bare vijgeboom? Verdiende ik niet te worden omge» houwen?.... Jezus, heb nog dit jaar medelijden met mij! Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 120. Meditatie. WIJ MOETEN ONZE ZALIGHEID DOOR ONZE WERKEN VERZEKEREN. Iemand deed Jezus deze vraag: Heer, zullen er weinig mensen zalig worden? En Hij antwoordde: Doe uw best, om door de enge poort binnen te gaan. (Luc. XIII. 23. 24.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich onzen Heer Jezus Christus voorstellen, predikend op een openbaar plein van Jeruzalem. 2e Voorspel. Geef mij de genade, o Heer, dat ik alle ijdele nieuwsgierigheid verfoei en mijn eeuwige zaligheid door het oefenen van grondige deugden verzeker. Ie Punt. Het is beter te werken om de Hemel te vers dienen, dan de geheimen van de Voorzienigheid te willen doorgronden. Iemand deed Jezus deze vraag: Heer, zullen er weinig mensen zalig worden? Jezus wilde niet rechtstreeks op deze vraag antwoorden. Hij verklaarde niet, of er weinig of veel mensen zalig zouden worden. Hij zeide slechts: Doe uw best, om door de enge poort binnen te gaan. Door dat antwoord wilde Jezus ons een gewichtige les geven. Wij vermoeien ons soms met over het geheim van de voors beschikking, het klein getal van de uitverkorenen en andere dergelijke punten te redeneren. Dit is niet alleen nutteloos, maar zelfs schadelijk voor onze ziel. In plaats van de ons begrijpelijke geheimen van het H. Geloof te willen doors gronden, moeten wij liever ons best doen, om door de enge deur des Hemels binnen te gaan en onze zaligheid door de werken te verzekeren. Wij weten door het geloof, dat onze goddelijke Meester voor alle mensen gestorven is, dat Hij hen allen zalig maken wil, dat Hij allen de nodige genaden aanbiedt om in de Hemel te komen, en dat moet ons genoeg zijn. De nieuwsgierigheid dient nergens toe; alleen het beoefenen van de deugden met de genade Gods zal ons zalig maken. O mijn Zaligmaker, geef mij een vaste geest en een edelmoedig hart. Leer mij zorgvuldig zijn in U getrouw te wezen, in U te beminnen en te behagen, zonder mij te bekommeren over de geheimen, waarvan Gij U zelf de kennis voorbehouden hebt. Mijn zaligheid is in uw handen; daar is zij beter dan in de mijne. Gij zijt de opperste wijsheid, de oneindige goedheid, de onbegrensde macht. Het is dus onmogelijk, dat Gij hen die U beminnen en dienen, verloren laat gaan. Ik bemin U, o mijn God, en ik wil U dienen, dit is mijn enige wetenschap en mijn volmaakte zekerheid. 2e Punt. Om de Hemel te verdienen moet men met moed en edelmoedigheid arbeiden. Doe uw best, om door de enge poort binnen te gaan. Door die woorden herinnert ons onze Heer Jezus Christus, dat de zaligheid een belangrijke zaak is, die moed vereist. Laat ons dus onze ijver voor een zo edele onderneming vernieuwen. Wij worden uitgenodigd, om door de enge poort het rijk van het eeuwig geluk binnen te gaan. Laat ons derhalve onze ziel ontdoen van alle kleinmoedige laf* heid. Laat ons bedenken, dat, hoe meer men voor de moeilijkheden stilstaat, men des te minder geschikt is, om ze te overwinnen. De grootmoedigheid in de dienst van God doet over onze zielen overvloedige genaden neerdalen, die alles, wat tegen onze neigingen en tegen onze bedorven natuur strijdt, licht en gemakkelijk maken. Een halve moed bezwijkt en wordt overwonnen, terwijl een grootmoedige ziel in dezelfde zaak een volkomen over* winning behaalt. — O mijn Zaligmaker, gedoog niet, dat ik mij door kleinmoedigheid of kinderachtige vrees laat be* heersen. Ik wil alles aanwenden, om door de enge poort binnen te gaan. Kom mijn zwakheid te hulp, o Heer en sterk mijn voornemens. Uw grote Apostel zeide: Uit mij zelf kan ik niets, maar ik kan alles in Hem, die mij versterkt. Zo moet ik ook spreken, daar Gij mij dezelfde hulp aam biedt. Vervul dus mijn ziel met moed en vertrouwen,, o Jezus, dan zal ik vurig op de weg naar de Hemel voort* snellen, hoe smal en lastig hij ook wezen mag. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Zijn diepe wijsheid aanbidden, die ons de dingen verbergt, die wij niet weten moeten. — Hem vergeving vragen, als ons geweten ons verwijt, dat wij de tijd verwaarloosd hebben in nieuwsgierig nazoeken, in plaats van die te besteden tot het beoefenen van deugden. — Hem smeken dat Hij ons die mannelijke moed, dat vaste besluit geve, waardoor wij snelle vorderingen op de weg ten Hemel maken en in het goede volharden. Voornemens. Edelmoedig trachten ons te overwinnen in al wat ons de meeste moeite kost. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ik kan alles in Hem, die mij versterkt. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 121. Meditatie. LES VAN OOTMOEDIGHEID. Jezus ging het huis van een der voornaamste Farizeërs binnen, om er zijn maaltijd te nemen en toen Hij zag, dat de gasten de hoogste plaatsen innamen, zeide Hij tot hen: Als gij ter bruiloft genodigd zijt, neem dan niet de hoogste plaats in, opdat, wanneerer onder de gasten een aanzienlijker persoon is dan gij, de gast* heer, die u beiden genodigd heeft, u niet behoeft te zeggen: Maak plaats voor deze. Maar zet u, als gij genodigd zijt, op de laagste plaats neer, opdat als uw gastheer komt, hij tot u kan zeggen: Vriend, ga hoger op. Dat zal een eer voor u zijn in ’t oog van die met u aanzitten. — Want wie zich verheft zal vernederd, en wie zich vernedert zal verheven worden. (Vgl. Luc. XIV. 1. 7 11.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich het huis van den Farizeër voorstellen; Jezus zit met een menigte genodigden aan tafel. 2e Voorspel. Verleen mij, Heer, de gave van een oprechte nederigheid, die mij voor uw werk bekwaam en aan uw goddelijk. Hart behaaglijk maken zal. Ie Punt. Noodzakelijkheid van een oprechte nederigheid. Alwie zich verheft zal vernederd, en alwie zich vernedert zal verheven worden. Laat ons deze woorden van Jezus met de grootste aandacht overwegen; de gewichtigste ge* heimen van het inwendig leven zijn er in opgesloten. De ziel die zich in haar eigen ogen verheft om de gaven, de talenten of zelfs de deugden, die zij in zich meent te zien, zal vernederd worden door de almachtige hand van Hem, die gezegd heeft: Ik zal mijn glorie niet aan een ander geven. Zij daarentegen, die zich vernedert, die er behagen in schept zich haar nietigheid en onmacht voor ogen te stellen, die anderen acht, en oprecht verlangt dat zij boven haar worden gesteld, zal door den Heer verheven worden. Zij zal, door de kracht van zijn genade, zich van deugd tot deugd verheffen. Zij zal zelfs een voorwerp van be* wondering voor de Engelen zijn en hoe meer zij zich in de grond van haar hart verkleinen zal, des te groter zal zij zijn in de ogen van God, en des te meer zich zijn gunsten waardig maken. Die schone deugd van ootmoed is dus voor iedere christen en vooral voor een religieuze ziel noodzakelijk, en wel des te noodzakelijker, hoe meer talenten en gaven zij van God ontvangen heeft. Willen wij dus niet, dat de gaven van God tot onze beschaming en tot ons eeuwig verderf strekken, maar dat zij voor ons en voor anderen vruchten van zaligheid voortbrengen, dan moet ieder van ons zich als de minste van allen beschouwen en tevreden zijn met de geringste bedieningen, zonder ooit een hogere te verlangen. Ieder van ons moet de vernedering en minachting zoveel mogelijk met welbehagen aannemen, én wanneer onze arbeid met een gelukkige uitslag bekroond wordt, daarvan alle eer aan Jezus geven, die de enige Bron van alle genaden en van alle goed is. 2e Punt. Beloning van de oprechte nederigheid. Wie zich verheft zal vernederd, en wie zich vernedert zal verheven worden. Deze uitspraak van de Eeuwige Waarheid begint reeds haar voltrekking in dit leven, door de gunsten waarmee de nederige zielen overladen worden, en door de geestelijke dorheid waarin God de hoogmoedigen laat voort* kwijnen. Maar vooral in het toekomstige leven zal ze ten volle bewaarheid worden. Dan zullen de zielen die rijk en groot in eigen achting zijn, zich verlaagd en schandelijk beroofd zien, terwijl zij, die de geringheid, de minachting en inwendige armoede gezocht hebben, in glorie verheven en met allerlei goederen overladen zullen worden. Jezus Christus heeft zich vernederd, zegt de Apostel, Hij is gehoorzaam geworden tot de dood, ja tot de dood des kruises; daarom ook heeft God Hem verheven en Hem een Naam gegeven, die boven alle namen is, opdat in de naam van Jezus alle knieën zich buigen van die in de Hemel, op de aarde en onder de aarde zijn. Op dezelfde wijze zullen de navolgers van dien vernederenden en nederigen God* mens beloond worden. Hoe meer zij deel zullen genomen hebben aan zijn vernederingen, en de heilige dwaasheid van het kruis bemind hebben, des te meer zullen zij ook ver* heerlijkt worden. O, als ik die gewichtige waarheid goed begrijp, hoe nietig en verachtelijk moet dan de roem, die ik in dit leven genieten kan, mij toeschijnen! Welhoe, zou ik de eeuwige en onveranderlijke glorie, die Jezus mij in de Hemel voorbereidt, kunnen opofferen voor een ijdel genot van eigenliefde, dat in één ogenblik voorbijgaat en door de knaging van het geweten verbitterd wordt? Gedoog zulks toch niet, o Heer. Maak mij waarlijk nederig, opdat ik, na deel te hebben genomen aan uw vernederingen, ook eenmaal deel moge hebben aan de luister van uw eeuwige zegepraal. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als den Meester en het Voorbeeld van de vol* maakte nederigheid. — Hem de genade vragen, met de lessen die Hij ons geeft, voordeel te doen. — Hem smeken dat Hij ons van alle hoogmoed geneze, en ons in zijn goddelijk Hart binnenleide, om daar de achting voor de oprechte nederigheid te putten en er met de liefde tot die nood* zakelijke deugd bezield te worden. Voornemens. Alle gelegenheden, die zich tot het beoefenen van de nederigheid zullen aanbieden, met vreugde aan* vaarden, om voortgang te doen in deze deugd. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Wie zich vernedert, zal verheven worden. — God wederstaat de hoogmoedigen, maar aan de nederigen schenkt Hij genade. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 122. Meditatie. PARABEL VAN HET GROOT AVONDMAAL. Jezus zeide tot de Joden: Zeker mens richtte een groot avonds maal aan, en nodigde velen. En op het uur van het avondmaal zond hij zijn dienstknecht uit, om aan de genodigden te zeggeri, dat zij komen zouden, daar alles in gereedheid was. Maar allen begonnen zich te verontschuldigen.... Toen ontstak de huisheer in toorn en sprak tot zijn dienstknecht: Begeef u aanstonds naar de pleinen en straten der stad, en leid de armen, gebrekkigen, blinden en kreupelen herwaarts.... ga naar de wegen en heggen, en dwing de mensen om binnen te gaan, opdat de feestzaal vol wordt; doch ik verzeker u, dat niemand van hen, die genodigd waren, aan mijn avondmaal deel zal nemen. (Vgl. Luc. XIV. 16. 17. 18. 21. 23. 24.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich het huis van den Farizeër voorstellen; Jezus zit met vele genodigden aan tafel. 2e Voorspel. Hart van Jezus, doe mij de overmaat van uw liefde en van de ondankbaarheid der mensen goed kennen, opdat ik bij het zien van de versmadingen die men U aandoet, van de levendigste droefheid doordrongen worde en mij edelmoedig opoffere, om die versmadingen enigszins te herstellen. Ie Punt. Zucht van Jezus Christus, om zich aan de mensen mede te delen. Iemand richtte een groot avondmaal aan en nodigde velen. Onze aanbiddelijke Meester zelf is die edelmoedige huis* heer. Het feestmaal, dat Hij heeft aangericht, is zijn Heilige Tafel, waar Hij zich zelf met al zijn verdiensten en genaden tot spijs geeft. Hij nodigt hiertoe alle mensen uit. Hij zendt zijn dienaars naar alle plaatsen, om te zeggen, dat zijn Hart hen dringend roept. Aan de lauwen laat Hij zeggen, dat Hij hen uit hun traagheid wil opwekken, en hen door het vuur van zijn liefde ontsteken wil. Aan de zondaars, dat Hij ook voor hen genaden en zegeningen heeft, en dat, als zij gelijk de verloren zoon tot Hem terugkeren willen, Hij zich met de Engelen en Heiligen verheugen zal, terwijl zij aan zijn tafel zullen aanzitten. Welk een oneindige liefde! O, wat is het Hart van Jezus toch rijk in barmhartigheid! Wanneer zullen wij begrijpen, hoe groot de overmaat van zijn liefde is? Wanneer zullen wij aan zijn liefde door een gelijke liefde beantwoorden? Uit het heilig tabernakel roept Jezus ons, om met blijdschap te komen putten uit de bronnen van zaligheid. Hij nodigt ons uit, om aan zijn tafel te komen nederzitten en ons te voeden met het Brood der uitverkorenen en de Wijn der maagden. En voor zo grote gaven vraagt Hij niets dan het offer van ons hart. Zouden wij Hem dit kunnen weigeren? 2e Punt. Ondankbaarheid van de mensen jegens Jezus Christus. Maar allen begonnen zich te verontschuldigen. De eerste zei: Ik heb een stuk land gekocht en moet noodzakelijk uit om het te gaan zien; ik bid u, houd mij voor verontschuldigd. De tweede: ik heb vijf koppel ossen gekocht, en deze ga ik keuren. Een ander: Ik heb een vrouw getrouwd en daarom kan ik niet komen. Onder de zielen die Jezus Christus tot zijn Heilige Tafel uitnodigt, zijn er weinige die de waarde van die gunst kennen. Omdat de mensen schandelijk aan het aardse verkleefd zijn, door de zucht naar rijkdommen verslonden of door de vermaken medegesleept worden, ver* wijderen zij zich van het opperste Goed en beantwoorden aan de liefde van hun Zaligmaker slechts door een on= begrijpelijke onverschilligheid en ondankbaarheid. Terwijl Jezus de wonderen vermenigvuldigt om hun voedsel te worden, terwijl Hij zijn eigen glorie vergeet, en zich uit liefde bij dag en bij nacht, op het altaar in de vlammen van de tederste liefde vernietigt en verteert, is het minste voor* Meditatie II 23 wendsel voor die lauwe christenen genoeg, om zich van Hem te verwijderen. — Herinneren wij ons toch wat het minnend Hart van Jezus, dat zo schandelijk door de meeste mensen versmaad wordt, van ons verlangt en vraagt: Dat wij dit heilig Hart, door de zuiverheid van onze eerbewijzen, door de vurigheid van onze liefde en door de volkomen opoffering van geheel ons zelf, voldoening geven en Het schadeloos stellen voor de oneer, die Het van alle kanten aangedaan wordt. Samenspraak met Jezus in het allerheiligste Sacrament des Altaars. — Hem in dit Sacrament van liefde aanbidden met gevoelens, die zoveel mogelijk beantwoorden aan die Hij ons betuigt. — Hem eerherstel aanbieden voor de ondank* baarheid van de mensen. — Hem ons hart onverdeeld toe* wijden, en Hem smeken dat Hij ons meer en meer door zijn goddelijke liefde ontsteekt. Voornemens. Onze eerbied, onze liefde en vurigheid in onze bezoeken bij het allerheiligste Sacrament verdubbelen. — Dikwijls ons hart naar de voet van het altaar laten gaan, om aan Jezus, die miskend en gehoond wordt, een bijzonder eerbewijs te geven. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Hart van Jezus, dat door de mensen in het Sacrament van uw liefde versmaad wordt, ik aanbid U, en bemin U van ganser harte. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 123. Contemplatie. JEZUS, DOOR DE JODEN ONDERVRAAGD, LEGT GETUIGENIS VAN ZIJN GODHEID AF. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Men vierde te Jeruzalem het feest der Vers nieuwing. Het was winter en Jezus wandelde in de gaanderij van Salomon, toen de Joden Hem omringden, en Hem zeiden: Tot hoe lang houdt Gij ons gemoed in twijfel? Zijt Gij de Christus, zo zeg het ons openlijk. Daarop ant* woordde Jezus hun: Ik spreek tot u en gij gelooft Mij niet. De werken die Ik in de naam van mijn Vader verricht, geven getuigenis van Mij. 2e Voorspel. Verbeelden wij ons de gaanderij van de tempel, waar Jezus door een menigte Joden omringd is. 3e Voorspel. Goddelijke Jezus, verleen mij de genade U te kennen, naar U te luisteren, U te volgen en zo de be* scherming te verdienen, die Gij aan de zielen geeft, die U toebehoren. Ie Punt. De Joden vragen Jezus, of Hij de Christus is; de goddelijke Meester verwijt hun hun ongelovigheid. De personen en de handelingen beschouwen. — Jezus wandelt in de gaanderij van Salomon; de Joden omringen Hem. — De woorden aanhoren. — De Joden, die vol kwade trouw zijn, willen Jezus noodzaken, om zich over zijn hoe» danigheid van Verlosser stellig uit te spreken. Zij hopen, dat een uitdrukkelijke verklaring daaromtrent hun de gelegen* heid geven zal, om Hem bij het Romeins gezag aan te klagen. Tot hoe lang, zeggen zij Hem, houdt Gij ons gemoed in twijfel? Zijt Gij de Christus, zo zeg het ons openlijk. Jezus antwoordt met zijn gewone zedigheid en waardigheid: Ik spreek tot u en gij gelooft Mij niet: de werken die Ik in de naam van mijn Vader verricht, geven getuigenis van Mij. Inderdaad, men moest zo verblind als de Joden zijn, om den beloofden Verlosser niet te erkennen aan de wonderen, die Hij sedert bijna drie jaar in hun tegenwoordigheid ver* richtte Ziedaar tot welk uiterste hèt weerstaan aan de genade de mens brengen kan. O mijn Jezus, gedoog toch nimmer dat ik aan uw genade ontrouw ben. Duld niet, dat ik, U als mijn God en Zaligmaker erkennend, verzuim uw voorbeelden na te volgen en de deugden te oefenen, die Gij met recht van mijn getrouwheid verwacht. 2e Punt. Jezus zegt tot de Joden, dat zij niet tot het getal zijner schapen behoren. Personen. — Dezelfde. — Woorden. —Nadat Jezus aan de Joden getoond had, dat Hij hun schijnheiligheid en kwade trouw kende, wees Hij hun op de oorzaak van hun verblind* heid. Gij gelooft Mij niet, zeide Hij, omdat gij niet van het getal mijner schapen zijt. Mijn schapen luisteren naar mijn stem, Ik ken ze en zij volgen Mij. Deze woorden van Jezus Christus bevatten voor ons een onderrichting, die niet genoeg overwogen kan worden. Mijn schapen luisteren naar mijn stem: naar mijn geboden, raadgevingen en naar de inspraken van mijn genade. Ik ken ze, Ik weet welke de geschiktste taal is om ze te treffen. Ik ken de behoeften van hun ziel en deel hun volgens hun noodwendigheden het licht, de kracht en de zoete zalving van mijn liefde mede, en door zoveel goedheid gewonnen, volgen zij Mij.... Vervolgens zeide Jezus: Ik geef hun het eeuwig leven. Zij zullen nimmer vergaan en niemand zal ze aan mijn hand ontroven. Tm sprak die goddelijke Zaligmaker, opdat zij verlangen zouden deel uit te maken van zijn kudde. Doch zij hielden hun hart gesloten voor die woorden van zaligheid. O mijn Jezus, toen Gij die woorden spraakt, wist Gij dat de verharde Joden er geen voordeel mee doen zouden; maar Gij hebt ze gesproken om mij te onderrichten en te troosten. Ik ben het gelukkig schaap, dat alle pogingen van de hel niet aan uw handen ontrukken kunnen, zolang ik getrouw zijn zal. Wees hiervoor in alle eeuwen geloofd en geprezen! 3e Punt. De Joden willen Jezus Christus stenigen. De goddelijke Meester spreekt nog met waardigheid tot hen en onttrekt zich aan hun handen. Personen. — Dezelfde. — Woorden en handelingen. — Jezus heeft zoeven verzekerd, dat geen macht in staat zal zijn, om zijn schapen aan zijn handen te ontrukken. Hij voegt er bij: Wat mijn Vader Mij gegeven heeft, is boven alles verheven. Hij wil spreken van de Godheid, die Hij van zijn Vader van alle eeuwigheid ontvangt, en waaruit zijn almacht voortkomt. Niemand vermag iets aan de hand van mijn Vader te ontroven, zegt Hij er bij, doch Ik en de Vader zijn één. Op die woorden weten de Joden niet, wat zij zeggen moeten. Zij begrijpen zeer goed, wat Jezus hun van zijn goddelijke afkomst zegt. Maar zij willen Hem niet als den Verlosser erkennen, en in hun verblindheid en woede volhardend, nemen zij stenen op, om Hem te stenigen. Ik heb u vele goede werken door de macht van mijn Vader doen zien, zegt Jezus tot hen, om welk van die werken stenigt gij Mij? — Het is niet om een goed werk dat wij U stenigen, antwoorden Hem die boosaardige mensen, maar omdat Gij God lastert, en mens zijnde, U zelf God maakt. Jezus gewaardigt zich nog hun te antwoorden, om hun eindelijk de ogen te openen, of- ten minste hun ver» steendheid zonder verontschuldiging te laten. Gelooft Mij niet, zegt Hij hun, als Ik de werken mijns Vaders niet doe. Maar als Ik ze doe en gij Mij niet geloven wilt, gelooft dan mijn werken, opdat gij weten en geloven moogt, dat de Vader in Mij is en Ik in Hem. Na die woorden nemen de Joden opnieuw stenen op, maar onze goddelijke Meester, wiens uur nog niet gekomen is, beneemt hun de macht om Hem te doden, en ontgaat aan hun handen. Welk een ver» blindheid, wat een versteendheid en ondankbaarheid! Jezus toont hun door duizend wonderen, dat Hij de lang verwachte Verlosser is. Hij wendt alles aan, om hen door zijn goedheid en minzaamheid te treffen. Doch zij willen Hem niet er* kennen, zij sluiten hun harten, haten en verachten Hem, nemen zelfs stenen op om Hem te doden!.... Maar, is onze verblindheid en ondankbaarheid wel minder groot? Wij geloven en belijden, dat Jezus de Messias en waarlijk God is, wij erkennen Hem als onzen Meester en Zaligmaker, als onzen Vriend en Vader, en toch durven wij Hem bedroeven en beledigen! O oneindige goedheid van Jezus, die ons niet straft, die ons verdraagt, die ons lankmoedig afwacht! Mijn Jezus, barmhartigheid! Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als den waarachtigen Zoon van God. — Hem smeken, dat Hij ons geloof verlevendigt en door een vurige liefde vruchtbaar maakt. — Hem danken, omdat Hij ons onder zijn uitverkoren kudde opgenomen heeft, als schapen die Hem bijzonder dierbaar zijn. — Hem de genade vragen, aan zijn goedheid te beantwoorden door onze getrouwheid in Hem te volgen en door onze vurigheid in Hem te beminnen. Voornemens. In de bevelen van onze Oversten, in de voor* schriften van de heilige Regelen en in de ingevingen der genade de stem van Jezus erkennen en ze uit dankbaarheid getrouw volbrengen of opvolgen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Mijn schapen luisteren naar mijn stem; Ik ken ze en zij volgen Mij. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 124. Meditatie. PARABEL VAN HET VERLOREN SCHAAP. De Publikanen en zondaars naderden Jezus, om Hem te horen. En de Farizeërs en Schriftgeleerden morden hierover. Daarop stelde Jezus hun deze gelijkenis voor: Wie onder u, die honderd schapen bezit en er een verloren heeft, laat niet de negen en negentig overige in de woestijn achter, om het verlorene na te gaan totdat hij het vindt? (Luc. XV. 1—4.) Voorbereidend gebed. Z/e bladz. 3. Ie Voorspel. Zich Jezus Christus voorstellen, als een herder, die zijn verdwaalde schapen in de woestijn opspoort. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, doordring mij van een zo levendige dankbaarheid, dat ik daardoor aangespoord word om U alle dagen van mijn leven uit liefde te dienen. Ie Punt. Jezus heeft ons met liefde gezocht, toen wij ons van Hem verwijderden. Jezus vergelijkt zich in deze zielroerende parabel bij een herder, die het verdwaalde schaap in de grootste vermoeien nissen opspoort. Dat heenvluchtende schaap ben ik. Ik had mij van Jezus Christus, mijn Zaligmaker, den Herder van mijn ziel, verwijderd en mij begeven op de wegen van zonden en vermaken, waar ik mijn zaligheid verwaarloosde en als in een dorre woestijn zonder herder ronddwaalde. Mijn lang* durige tegenstand heeft de standvastige tederhartigheid van Jezus niet kunnen vermoeien. Hij heeft niet opgehouden mij te achtervolgen, totdat ik opgehouden heb Hem te ont» vluchten. En toen, ja toen heeft Hij mij goedhartig in zijn armen genomen, mij op zijn schouders gelegd en mij naar de schaapstal teruggedragen. O mijn Jezus, herinner mij nog eens levendig de zoete vertroostingen, die Gij mij deedt smaken op het ogenblik, waarop ik eindelijk begreep, dat uw liefde alleen mij gelukkig maken kon. Prent de ge» dachte aan dat gelukkig ogenblik voor altijd in mijn ges heugen, en behoed mij tegen het ongeluk, wederom ontrouw te worden. Goddelijke Herder, ik stel gans mijn vertrouwen in U. Gij hebt mij gezocht, toen ik U ontvluchtte; zoudt Gij mij dan nu verwerpen, nu ik tot U kom en geen ander ver* langen heb dan geheel en voor eeuwig aan U toe te behoren? Ach neen, dat is onmogelijk! Aanbiddelijk Hart van Jezus, open U, om mij te ontvangen en gewaardig U mij uw hulp te verlenen. Met uw hulp zal ik over mijn zwakheid zege* vieren en over alles wat in staat mocht zijn, om mij van U te verwijderen. 2e Punt. Wij moeten door een standvastige getrouwheid onze dankbaarheid aan Jezus tonen. Er zal meer vreugde in de Hemel zijn over één zondaar die boetvaardigheid doet, dan over negen en negentig recht* vaardigen, die geen boetvaardigheid nodig hebben. Heeft mijn terugkeer tot Jezus zulk een grote vreugde in dc Hemel verwekt, dan is de liefde die Jezus, Maria, de H. Engelen en geheel het hemels hof mij toedragen, ook zeer groot. Ik moet dus aan deze liefde beantwoorden, door al de liefde waartoe mijn hart in staat is, en mijn dankbaarheid door mijn getrouwheid tonen. Mijn goddelijke Meester, ik ben uit mij zelf niets dan zwakheid en bedorvenheid. Geef mij dus de gevoelens, waarvan Gij wilt dat ik doordrongen ben. Schep in mij een nieuw hart, een rein en vurig hart. Boezem mij een grote afschrik in van de zonde en van al wat tot de zonde leiden kan. Geef mij een heilige zucht naar al wat U behaagt en mij nader tot U brengen kan. Goddelijke Herder, Gij hebt mij naar de schaapstal terug* gebracht; maar andere ontrouwe schapen bedroeven U nog. O mijn Zaligmaker, ik begrijp het, de ijver voor de zaligheid van de zielen is het zekerste teken, dat ik U van mijn dank* baarheid en liefde geven kan. Ik zal daarom alles aanwenden om zielen voor U te winnen, en daardoor het bitter leed te herstellen, dat ik U zolang veroorzaakt heb. Zo zal ik trachten, U al de glorie weder te geven die mijn zonden U ontnomen hebben. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden en allernederigst danken voor de goedheid die Hij ons betuigt, en voor de onvermoeide ijver waarmee Hij zich gewaardigde ons op te sporen, toen wij van Hem weg* vluchtten. — Hem vergeving vragen over de langdurige tegen* stand, die wij zijn liefde geboden hebben. — Ons zelf geheel aan Hem geven. — Hem bidden voor de bekering der zon* daars en afgedwaalde schapen, vooral voor de afgedwaalden in ons eigen vaderland. Voornemens. Al onze werken doen uit liefde en dankbaar* heid. Dikwijls voor de bekering van de zondaars, ongelovi* gen en afgedwaalden bidden. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. O Jezus, Gij hebt mij gezocht, toen ik van U wegvluchtte; zoudt Gij mij dan nu verwerpen, nu ik tot U kom? — Jezus, goede Herder, erbarm U over mij. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 125. Meditatie. PARABEL VAN DEN VERLOREN ZOON. Een man had twee zonen. De jongste zei tot zijn vader: Vader, geef mij het aandeel dat mij toekomt. En de vader verdeelde hun zijn vermogen. En niet lang daarna begaf zich de jongste, na alles verzameld te hebben, naar een afgelegen land, en verspilde daar wat hij bezat in buitensporigheden. Nadat hij alles verteerd had, ontstond er in dat land een grote hongersnood, en hij begon ge= brek te lijden.... Daarop keerde hij in zichzelf, en zeide: Hoes veel huurlingen zijn er in het huis van mijn vader, die brood iff overvloed hebben en ik, ik sterf hier van honger! Ik zal opstaan en naar mijn vader gaan en hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de Hemel en tegen u, ik ben niet meer waardig uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw huurlingen. Hij vertrok dan en kwam bij zijn vader. (Luc. XV. 11—14. 17 20.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons onzen goddelijken Meess ter, omringd door zondaars. Hij spreekt hen met goedheid toe, om hen te doen beseffen, dat Hij zelf die tederhartige Vader is, bereid om den berouwhebbenden zoon in genade te ontvangen. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, gewaardig U aan alle mensen te doen kennen, hoe groot uw goedheid jegens de zondaars is, en geef dat wij allen, door uw oneindige zachts aardigheid gewonnen, aan uw voeten onze ondankbaarheden komen bewenen. Ie Punt. Vertrek van den verloren zoon, beeld van de ondankbaarheid en dwaasheid van den zondaar. Laat ons tot in de minste bijzonderheden de parabel volgen, die Jezus ons vandaag ter overweging voorstelt. Als er in de loop van ons leven ooit een tijd geweest is, waarop wij ons door de zonde van God hebben verwijderd, dan zullen wij in deze parabel stof vinden tot bittere droefheid. Zijn wij altijd getrouw geweest, dan zullen wij daardoor ten minste krachtig aangespoord worden, om de Hemel te smeken dat Hij toch de zondaars spaart. Een man had twee zonen. De jongste zeide tot zijn vader: Vader, geef mij het aandeel dat mij toekomt; en de vader verdeelde hun zijn vermogen. De eerste stap van dien ondankbaren zoon is: het juk van het vaderlijk gezag af te schudden, om zelf de meester van zijn goederen te worden. Hij denkt niet aan de droefheid die hij den besten vader gaat aandoen. Zijn vrijheid, zijn vermaken, zijn eigen wil, ziedaar het enige wat hij op het oog heeft. Zijn ondankbaarheid is waarlijk groot.... Maar de mijne, o God, was nog groter, toen ik tegen U zondigde, toen ik uw zacht juk afwierp, toen ik uw vaderlijk Hart bedroefde, toen ik de slavernij van mijn driften verkoos boven de heilige vrijheid van uw kinderen, de vermaken van de wereld boven de genoegens van de Hemel, mijn eigen wil boven uw goddelijke wil.... En niet lang daarna begaf zich die jongeling, na alles verzameld te hebben, naar een afgelegen land. Als men eenmaal een begin heeft gemaakt met God te vergrammen, dan komt men gewoonlijk van val tot val, dan verwijdert men zich in de regel hoe langer hoe verder van Hem De ontaarde zoon had weldra al wat hij bezat in buitensporigheden verkwist. Met zich door de zonde van God te verwijderen, verliest de ongetrouwe ziel alle goederen der genade, de gaven van de Heilige Geest, de deugden, de verdiensten van haar goede werken. Alles wordt haar ontnomen; zij ziet zich tot de uiterste ellende gebracht.... Er ontstond een grote hongersnood in dat land, en hij begon gebrek te lijden. Daarop verbond hij zich aan een der inwoners van dat land, die hem naar zijn pachthoeve zond, om de varkens te hoeden. En hij zou zich wel met het voeder, dat de varkens aten, hebben wils len verzadigen, maar niemand gaf het hem. Een ziel die aan de zonde verslaafd is, kan zich niet meer voeden met de goé* deren van de goddelijke genade, die, toen zij nog onschuldig was, haar genoegen uitmaakten. Zij verlangt alleen naar de schandelijke en vergiftige voldoeningen van de zonde. Maar zij heeft er geen genot van, want een hart dat gemaakt is om de zoetheden van de goddelijke liefde en de bekoorlijk» heden van de deugd te smaken, kan zijn geluk niet vinden in de ijdele vermaken, die de wereld aanbiedt. God vervolgt dat hart door de geheime knagingen van het geweten. Hij stort walging en bitterheid uit over die bedrieglijke genoe» gens, om het te bekeren. Zo, mijn God, houdt Gij nimmer op, Vader te zijn, zelfs dan niet, als wij ons de schone titel van uw kinderen onwaardig maken. Ach, Vader, ik heb het ondervonden Wees eeuwig geloofd en geprezen voor uw oneindige liefde en goedheid. 2e Punt. Onthaal van den verloren zoon bij zijn terugkomst: beeld van de tederhartigheid en barmhartigheid van God. Toen de verloren zoon zich tot de uiterste ellende gebracht zag, keerde hij in zich zelf, en zeide: Hoeveel huurlingen zijn er in het huis van mijn vader, die brood in overvloed hebben en ik, ik sterf hier van honger. Daarop neemt hij een kloek besluit. Ik zal, zegt hij, opstaan en naar mijn vader gaan en hem zeggen: Vader, ik heb tegen de Hemel en tegen u gezondigd, ik ben niet meer waardig uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw huurlingen. Hij vertrekt dus en begeeft zich naar zijn vader. Toen hij in de verte aankwam, bemerkte hem reeds die eerbiedwaardige grijsaard. Deze ijlt hem tegemoet, drukt hem in zijn armen, kust hem en weent van tederheid. De zoon wil zich van zijn onge» regeldheden beschuldigen; maar de vader gunt hem hiertoe de tijd niet. Welaan, roept hij uit, brengt dadelijk het beste kleed en steekt een ring aan zijn vinger. Haalt het gemeste kalf en slacht het. Laat ons eten en feest vieren, want mijn zoon was dood en hij is verrezen, hij was verloren en is teruggevonden. Zo mijn God, ontvangt Gij den zondaar. Gij gaat hem tegemoet door uw genade, die hem dringt, en zo» dra zijn ziel zich voor een oprecht leedwezen opent, drukt Gij hem met vaderlijke goedheid aan uw hart, schenkt hem het kleed der onschuld weder, vernieuwt uw verbond met hem en overlaadt hem met hemelse genoegens. O ja, dan bereidt Gij hem een feestmaal in de H. Communie, dat de Engelen zelfs benijden en Gij wilt, dat al uw Heiligen aan uw vreugde deelnemen. O oneindige goedheid, waarom toch kennen U de mensen niet? Waarom weigeren zij U hun harten? Ach! Heer, het wonder van onze ondankbaarheid is haast onbegrijpelijker dan het wonder van uw barmhartigs heden. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem alles zeggen, wat het berouw en de liefde ons het tederst kunnen inboezemen. — Hem smeken dat Hij de gedachtenis van zijn goedheden zó diep in ons hart prent, dat wij be* sluiten Hem nimmer te vergrammen. Voornemens. Met af schrik de minste zonde vluchten. — Al onze werken uit liefde doen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Mijn God, uw barmhartigheid is om eindig. Ik zal opstaan en tot mijn Vader gaan. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 126. Meditatie. PARABEL VAN DEN ONTROUWEN RENTMEESTER. Een rijk man had een rentmeester, die bij hem beschuldigd werd van verkwisting van zijn goed. Hij riep hem bij zich en zeide tot hem: Wat hoor ik daar van u? Geef rekenschap van uw rent* meesterschap. (Vgl. Luc. XVI. 1. 2.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons alleen te zijn met Jezus Christus, die zich aan ons vertoont niet als rechter, maar als de beste van alle meesters, om ons door zijn onder* richtingen voor te bereiden op de rekenschap, die wij een* maal over al zijn genaden bij Hem zullen moeten afleggen. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, doe mij grondig begrijpen, dat ik uw gaven alleen in bewaring heb, om ze voor uw glorie en voor de zaligheid van de zielen te gebruiken. Ie Punt. Het is een grote eer voor ons, rentmeesters des Heren te zijn. Een rijk man had een rentmeester. Die rijke man is de Heer zelf, en die rentmeester, dat zijn wij. God is de Koning des Hemels. De aarde dient Hem tot voetbank, alle natiën behoren Hem toe en zijn almacht is, evenals zijn grootheid oneindig. Hij zou door een enkele daad van zijn wil, duizenden werelden kunnen scheppen. Hij zou elk ogenblik het bestaan kunnen geven aan een onnoemelijk getal schepselen. O, hoe groot is toch die God, dien wij dienen, en wat een eer is het voor ons, de uitdeelers van zijn goederen te mogen wezen! Maar hoe groot zijn macht ook is, zijn goedheid schijnt die nog te overtreffen. Die goedheid schittert in de onbegrijpelijke milddadigheid, waarmee Hij de rijkdommen van zijn genade uitstort. Hij wil, dat alle mensen er deel aan hebben; voor allen heeft Hij de bronnen van heiligheid geopend door de mysteriën van de Menswording, van de verlossing en van het allerheiligste Sacrament des Altaars. O! wat zijn de mensen toch blind, dat zij van zijn oneindige milddadigheid geen gebruik willen maken! Wat ons betreft, die door zijn loutere goedheid met de overvloed van zijn schatten en goederen verrijkt zijn, herinneren wij ons toch gedurig, dat wij daarvan slechts de bewaarders zijn, — dat ze getrouw tot zijn glorie moeten worden aangewend, — en dat Hij ons eenmaal zeggen zal: Geef rekenschap van uw rentmeesterschap. Doe verantwoording van de talenten en genaden, die u verleend en van de zielen, die aan uw zorgen toevertrouwd waren. 2e Punt. Wij moeten ons gedurig voorbereiden op de rekenschap, die de Heer ons eenmaal van zijn goederen af* vragen zal. In de loop van ’t leven overlaadt ons God met weldaden. Na de dood zal Hij van ons verantwoording eisen: Hij zal onderzoeken, of wij er een heilig gebruik van hebben gemaakt en of zij de vruchten gedragen hebben, die Hij er met recht van verwachten kon. Laat ons echter dat beslissend ogenblik niet afwachten, om ons op zijn oordeel voor te bereiden. Een goed en getrouw rentmeester ver* genoegt zich niet, met zorg te dragen voor de goederen van zijn meester. Neen, hij houdt daarenboven zijn rekening zó in orde, dat hij ze te allen tijde, als ze gevraagd wordt, kan overleggen. Jezus wil, dat wij dat gedrag navolgen: Houdt u bereid, heeft Hij ons gezegd, want gij weet noch dag noch uur. En wat moeten wij doen, om niet door dat vreselijk uur verrast te worden? Het krachtigste middel is een grote zuiverheid van geweten, een grote zorg om de minste fouten te vermijden, of, als wij het ongeluk hebben gehad van er een te bedrijven, een stipte getrouwheid om ze dadelijk door leedwezen en liefde te herstellen. Wij moeten ons elke avond een strenge rekenschap over de handelingen van de dag afvragen, voor God al de onvolmaaktheden erkennen, die er zijn ingeslopen en het Bloed van Jezus Christus en zijn heilig Hart aan zijn hemelsen Vader tot vergoeding van onze ellende en onmacht aanbieden. O mijn Zaligmaker, maak dat ik deze middelen zorgvuldig te baat neme. Help mij, mij op uw oordeel voorbereiden, opdat ik met vertrouwen voor U verschijnen kan, als Gij mij roepen zult om rekenschap van mijn leven te vragen. Samenspraak met God den Vader. — Hem aanbidden als onzen Opperheer, van wien wij in alles afhankelijk zijn. — Ons voor Hem vernederen over het slecht gebruik, dat wij van zijn goederen gemaakt hebben. — Ons schuldig er* kennen aan ontrouw en onrechtvaardigheid. — Zijn barm* hartigheid door de verdiensten van Jezus afsmeken. — Hem voor de toekomst een standvastige getrouwheid beloven. Voornemens. Elk van onze handelingen zo verrichten, als moesten wij daarvan ’s avonds rekenschap bij God afleggen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Geef rekenschap van al de talenten en genaden, die gij ontvangen hebt. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 127. Meditatie. JEZUS BEVEELT ONS DE GETROUWHEID IN KLEINE ZAKEN AAN. Wie betrouwbaar is in het kleine, is ook betrouwbaar in het grote, en die onbetrouwbaar is in het kleine, is ook onbetrouwbaar in het grote. (Luc. XVI. 10.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons onzen Heer Jezus Christus, zijn leerlingen en het volk toesprekend. 2e Voorspel. Geef, o mijn Jezus, dat ik U nimmer vrij* willig beledig, maar uit liefde tot U ook. in de kleinste zaken getrouw ben. le Punt. De getrouwheid in kleine zaken verwerft ons bijzondere genaden. Wie betrouwbaar is in het kleine, is ook betrouwbaar in het grote. Die woorden van onzen goddelijkep Meester bevatten gewichtige onderrichtingen. Zij geven ons te verstaan, dat het niet de grote daden zijn, die ons heilig maken, maar wel de getrouwheid in de kleine zaken en het vurig verlangen, om in alles de wil van God te volbrengen. Laat ons dus ons geluk beseffen en op prijs stellen. Het is voor ons zeer gemakkelijk, heilig te worden. Wij behoeven daartoe niets méér te doen, dan wat wij dagelijks toch doen. Wij behoeven alleen die gewone wérken nauwkeuriger, met een zuiverder inzicht en met een volmaakter liefde te doen. Dus door stipt te zijn in de onderhouding van de heilige Regelen, door bereidwillig te gehoorzamen ook in de minste zaken, door de ingevingen van de Heilige Geest te volgen zullen wij de volmaaktheid, waartoe wij geroepen zijn, bereiken. Behaagt het God, ons aan zware beproevingen te onderwerpen, dan zal Hij ons overvloedige genaden ver* lenen en de overwinning doen behalen, omdat wij te voren in de kleine zaken getrouw geweest zijn. Vraagt Hij niets dan gewone dingen, dan zullen wij toch een grote beloning verdienen, door ze met een grote liefde te doen. O mijn Jezus, doordring mij diep van deze waarheid: Wie betrouw* baar is in het kleine, is ook betrouwbaar in het grote. Geef, dat ik de heiligheid niet zoeke in buitengewone en onuit* voerbare zaken, waardoor mijn vijand mij meermaals poogt te bedriegen, maar in het trouw volbrengen van mijn heilige Geloften en het onderhouden van mijn heilige Regelen. 2e Punt. Kleine ongetrouwheden kunnen ons tot de grootste zonden brengen. Die onbetrouwbaar is in het kleine, .is ook onbetrouwbaar in het grote. Gelijk een standvastige getrouwheid, ook in de Meditaties II 24 minste zaken, ons de genade verzekert, getrouw te zullen blijven in grote moeilijkheden en bekoringen, zo ook kan het verzuimen van de kleinste plichten ons weldra tot de grootste ongeregeldheden brengen. Onze heilige Regelen en de Gebruiken van de Congregatie zijn voor ons, als wij ze zorgvuldig in acht nemen, een sterke muur, die ons tegen de aanvallen van de geest der duisternissen beschermt. De Ingetogenheid, de stilzwijgendheid en het gedurig gedenken v-an Gods tegenwoordigheid bevrijden ons van vele be* koringen en houden ons in die zoete vereniging met het Hart van Jezus, waaruit ons al de deugden van onze heilige roeping toevloeien. Maar geven wij eenmaal toe aan onze vijanden door voor hen de deur van onze ziel, door uit* gestortheid of overtredingen van de heilige Regelen, open te zetten, dan zullen zij niet nalaten, ons meer en meer onge* tröuw te doen zijn en ons de genade Gods te doen verwaar* lozen. De ene ongetrouwheid zal op de andere volgen; de religieuze geest zal te niet gaan en de verslapping zijn plaats innémen. De neigingen der natuur, die wij te voren onder* worpen hielden, zullen haar vorige kracht hernemen eri God alleen kan oordelen over de grootheid van de gevaren, waaraan wij dan blootgesteld zullen zijn. —• Hoe gewichtig is het dus voor ons, steeds op onze hoede te zijn en het kwaad in zijn begin tegen te gaan! O mijn Jezus, Gij zijt mijn hoop; wat vermag ik zonder U? Als de Heer zelf de stad niet bewaart, waken zij tevergeefs, die haar bewaren. Bewaar Gij zelf dus mijn hart; sluit mij op in uw H. Hart, opdat ik daar veiligheid, rust en geluk vinden moge. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem voor zijn heilzame onderrichtingen danken. — Hem oot* moedig vergeving vragen over al onze nalatigheden in zijn heilige dienst. — Hem smeken, dat Hij ons een levendige afschrik van de minste fouten inboezemt, en ons zulk een volmaakte liefde geeft, dat wij alle, ook de minste vrij* willige fouten, uit liefde tot Hem, zorgvuldig vermijden. Voornemens. Zorgvuldig de heilige Regelen en wettige Gebruiken onderhouden. — Getrouw al de inspraken van de genade volgen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Niemand wordt in eens volmaakt. Wie kleine fouten niet telt, zal spoedig tot zwaardere vervallen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 128. Meditatie. LAZARUS EN DE RIJKE VREK. Jezus zeide tot de Joden: Er was een rijk man, die in purper en fijn lijnwaad gekleed ging en dag aan dag weelderige maaltijden hield. Er was ook een bedelaar, met name Lazarus, die vol zweren aan de deur van den rijke lag en zich wenste te verzadigen met de kruimelen, die van diens tafel vielen, maar niemand gaf ze hem; maar de honden kwamen zijn zweren likken. Het gebeurde, dat de bedelaar stierf en door de Engelen in de schoot van Abraham gedragen werd. De rijke stierf ook en werd in de hel begraven. (Luc. XVI. 19—22.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons een plein van Jeruzalem en onzen Heer Jezus Christus, die daar het volk toespreekt. 2e Voorspel. Geef, o Heer, dat ik de wereld en al wat zij acht, meer en meer veracht, en het geluk van U alleen toe te behoren naar waarde schat. Ie Punt. Toestand van den rijken vrek en van den armen Lazarus in dit leven. Er was een rijk man, die in purper en fijn lijnwaad gekleed ging en dag aan dag weelderige maaltijden hield. De rijk* dommen, de weelde en zinnelijkheid verblindden dezen rijken vrek, maakten hem onbarmhartig en brachten hem tot zijn eeuwig verderf.... Er was ook een bedelaar, met name Lazarus die vol zweren aan de deur van den rijke lag,: als een voorwerp van afschuw en verachting voor den wel* lusteling, die hem van honger sterven liet. Maar terwijl de mensen hem verlieten, beschouwden God en zijn Engelen hem uit het hoogste des Hemels. Zijn onderwerping, zijn geduld en ootmoedigheid schitterden met de grootstè luister, terwijl de trotse rijkaard niets dan ondeugden in zijn hart droeg En evenwel dacht iedereen, dat deze gelukkig was: men zocht zijn verkeer en men verafschuwde den armen Lazarus.... O wereld, hoe vals is toch uw oordeel! Hart van Jezus, welke dank kan ik U geven voor de onwaardeerbare gunst, die Gij mij verleend hebt, met mij uit die boze wereld te trekken en tot U te roepen? Ach, gedoog niet, dat ik slechts ten halve aan een zo grote weldaad beantwoord. Boezem mij een diepe afschrik in van al wat de wereld zoekt en acht, zoals eer, goederen des levens en aardse voldoeningen. Geef, dat ik bemin en omJ hels wat zij minacht en verwerpt, als armoede, vernedering en lijden. 2e Punt. Toestand van den rijken vrek en van den armen Lazarus na de dood. Dan, Het gebeurde, dat de bedelaar stierf en door de Engelen in de schoot van Abraham gedragen werd; de rijke stierf ook, en werd in de hel begraven. Nu houdt alle be* driegelijke schijn op. Velen hebben het lot van den rijken vrek benijd en dat van den armen Lazarus veracht, toen beiden nog leefden. Maar wiens lot zouden zij thans be* nijden? De rijke, overgeleverd aan de schikkelijkste pijnen, heft de ogen opwaarts en ziet van verre Abraham en Lazarus in zijn schoot. — Hij roept: Vader Abraham, ontferm u over mij, en zend Lazarus om zijn vingertop in het water te dopen en mijn tong te verfrissen, want ik word gepijnigd in deze vlam. Doch zelfs die geringe verkwikking wordt hem geweigerd. Kind, zegt Abraham, gedenk, dat gij het goede ontvangen hebt in uw leven en Lazarus het kwade; nu echter wordt hij hier getroost en gij gepijnigd.... Waar zijn nu de wellusten, die hij op aarde smaakte ? Zij zijn voor altijd voorbij; hij heeft in het bederf gezaaid, en nu maait hij de dood. Lazarus heeft in tranen gezaaid en hij maait een vreugde die nimmer eindigen zal.... O, wat zijn de zondaars toch blind! Goddelijke Jezus, Gij hebt mij met uw heilig licht bestraald, Gij hebt mij met uw goederen overladen; hoe moet ik U daarvoor dankbaar wezen! Hoe* zeer moet ik mij beijveren om te bidden voor zoveel on» gelukkige mensen, die zich door de rijkdommen, de weelde en de zinnelijkheid laten verblinden. Hoe groot medelijden moet ik hebben met die ongelukkige zielen, die toch ook de prijs van uw Bloed zijn en zich bij menigte in het eeuwig verderf storten! Verhoor dus, o Heer, de smekingen die ik tot U voor hen opzend. Open hun ogen, trek hen terug van de weg naar ’t verderf, die zij bewandelen. Doe hen begrijpen, dat alleen uw liefde, uw vriendschap de mens in dit en in het andere leven gelukkig maken kan. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem smeken, dat Hij ons meer en meer de bedriegelijkheid van de wereld doe kennen. — Hem de genade vragen, dat Hij ons in alles volgens de gevoelens van zijn aanbiddelijk Hart geleide. — Hem met vurigheid smeken voor de zondaars, dat Hij hen uit hun verblindheid redt en met zich verenigt, door hen van de wereld los te rukken. Voornemens. Met liefde alles aannemen wat Jezus ons vernederends of moeilijks toezenden zal. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Alwie in tranen zaait, zal in vreugde maaien. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 129. Meditatie. MEN MOET AANHOUDEND BIDDEN. Jezus leerde hun ook door een parabel, dat men altijd bidden moet en nooit de moed verliezen. — Er was, zeide Hij, een rechter, die God niet vreesde en geen mens ontzag. Een weduwe, die in dezelfde stad woonde, ging telkens naar hem toe en zeide: Laat mij, ten overstaan van mijn tegenpartij, recht wedervaren. Hij weigerde een tijdlang het te doen; maar eindelijk zei hij in zich zelf: Ofschoon ik God niet vrees en geen mens ontzie, zal ik toch aan die weduwe recht laten wedervaren, omdat zij mij lastig valt.... Hoort, sprak de Heer, wat de onrechtvaardige rechter zegt. En zal God dan geen recht doen aan zijn uitver* korenen, die dag en nacht tot Hem roepen? Zal Hij uitstellen hun gesmeek aan te horen? (Luc. XVIII 1—7.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich onzen Heer Jezus Christus voorstellen die in een huis van Jeruzalem zijn leerlingen onderwijst. 2e Voorspel. Leer mij, o Heer, tussen al mijn bezigheden aan U denken en tot U verzuchten, opdat geheel mijn leven een gedurige oefening van ingetogenheid en gebed zij. Ie Punt. Noodzakelijkheid van het aanhoudend gebed. Men moet aanhoudend bidden en nimmer de moed ver» liezen. Om te begrijpen van hoe groot belang het voor ons is, die raadgeving van Jezus getrouw te volgen, is het genoeg, te weten en te gevoelen hoe menigvuldig onze behoeften zijn, hoe groot de macht van onze vijanden tegen ons is en hoe talrijk de gevaren zijn die ons omringen. Is het evenwel voor alle christenen noodzakelijk, zonder ophouden tot dit krachtig middel van zaligheid, tot het gebed, hun toevlucht te nemen, hoeveel noodzakelijker is dit dan voor ons, die door onze heilige roeping tot de volmaaktheid verplicht zijn. Hoe dringend noodzakelijk voor ons, die niet slechts voor ons zelf genaden nodig hebben, maar ook voor de zielen die ons zijn toevertrouwd. Slechts door het gebed kunnen wij de inwendige geest, de geest van geloof verkrijgen, die de ziel van al onze handelingen zijn moet en deze aan* genaam moet maken aan Hem, die ons verkozen heeft. Die geest van gebed verenigt ons met het Hart van onzen goddelijken Meester, en doet ons in dat heilig Hart de kennis putten, die wij nodig hebben om krachtdadig aan onze taak te arbeiden, en over onze bedieningen de over» vloedige zegeningen te doen afdalen, die de vruchten er van moeten verzekeren. O mijn Zaligmaker, Gij hebt mij de sleutel van uw genadeschatten in handen gegeven, door mij te leren dat ik aanhoudend bidden moet. Geef, dat ik volgens mijn plicht voordeel doe met uw heilige lessen; dat ik een ziel van gebed word, en alzo volkomen aan uw heilige in» zichten beantwoord. 2e Punt. Middelen, om ons gebed aanhoudend te maken. Men moet altijd bidden en nimmer de moed verliezen. Na overwogen te hebben hoe noodzakelijk het voor ons is, altijd te bidden, moeten wij zien, wat wij te doen hebben om dit voorschrift van Jezus ten uitvoer te brengen. Wij zullen aanhoudend bidden, als wij ons door een gedurige ingetogenheid en door veelvuldige verzuchtingen van ons hart tot God, te allen tijde in Gods tegenwoordigheid, houden. Ons gebed zal aanhoudend zijn, als wij, na ijverig de kost» bare ogenblikken van onze geestelijke oefeningen te hebben waargenomen, de ijver en de vurigheid die wij daaruit mochten putten, op onze bezigheden overdragen. Maar vooral zullen wij aanhoudend bidden, als wij ons zelf trachten te brengen en te vestigen in een aanhoudende vereniging van ons hart met het heilig Hart van Jezus. Dit zullen we be» reiken, als wij onze gevoelens in alles naar zijn gevoelens trachten te schikken, alleen handelen naar zijn goddelijk voorbeeld, alles doen gelijk Jezus het doen zou als Hij in onze plaats was, en al onze werken met zijn werken en met zijn verdiensten verenigen. O, hoeveel genaden zouden wij over ons en de ganse Orde of Congregatie doen nederdalen* als ieder van ons een ziel van gebed was! Hart van Jezus, Gij kent de menigvuldige hinderpalen, die ik ter bereiking van dat geluk uit de weg moet ruimen. Help mij dus door uw genade en maak mij waarlijk inwendig, zoals het aan getrouwe religieuzen betaamt. Samenspraak met Jezus. — Hem de geest van ingetogen» heid en gebed vragen. — Hem met nederigheid en vertrouwen alle gebreken en ellenden openleggen, die ons tot heden toe verhinderd hebben om zielen van gebed te worden, en Hem smeken dat Hij ons door een zó krachtige genade helpe, dat wij ons boven onze zwakheid verheffen en tot een aanhoudende vereniging van ons hart met zijn heilig Hart geraken. Voornemens. Onze gebeden zorgvuldig verrichten, de in» getogenheid oefenen, en ons in al onze handelingen met het goddelijk Hart van Jezus verenigen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Heer, leer ons bidden. Hart van Jezus, verenig mij met U. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 130. Meditatie. PARABEL VAN DEN FARIZEËR EN DEN PUBLIKAAN. Jezus zeide ook deze parabel met het oog op hen, die op zich* zelf vertrouwen, dat ze rechtvaardig zijn en de anderen gering* schatten. Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden: de één een Farizeër en de andere een Publikaan. De Farizeër ging staan en bad aldus bij zich zelf: O God, ik dank U, dat ik niet ben zoals de andere mensen, dieven, onrechtvaardigen en over* spelers, of ook zoals deze Publikaan: ik vast tweemaal in de week, ik geef tienden van al wat ik bezit. De Publikaan daarentegen bleef van verre staan en wilde zelfs de ogen niet ten hemel heffen, maar hij sloeg zich op de borst en zeide: God, wees mij zondaar genadig. Ik verklaar u, dat deze veel meer dan de andere gerecht* vaardigd naar huis ging. Want wie zich verheft zal vernederd, en wie zich vernedert zal verheven worden. (Luc. XVIII. 9—14.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich de tempel voorstellen; daar staat de Farizeër in een trotse en verwaande houding; de Publikaan staat van. verre, met neergeslagen ogen. God ziet met vreugde op den Publikaan neder. 2e Voorspel. Mijn God, verleen mij de genade altijd met ootmoedigheid te bidden en U daardoor aan te sporen mij barmhartig te zijn. Ie Punt. God verwerpt het gebed van de hoogmoedigen; Hij verhoort het gebed van de nederigen. Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden; de een was een Farizeër en de andere een Publikaan. De Farizeër ging staan en bad aldus bij zich zelf: O God ik dank U, dat ik niet ben zoals de andere mensen, dieven, onrechtvaardigen en overspelers; ik vast tweemaal in de week. Hij was blijkbaar alleen voor God verschenen, om zijn evennaaste te veroordelen en de opsomming van zijn eigen vermeende goede werken te komen doen. Hij dacht dat hij rechtvaardig was en wist niet, dat zijn hoogmoed hem in Gods ogen afschuwelijk maakte. De Publikaan daarentegen was levendig doordrongen van zijn onwaardigs heid, en droeg aan God een berouwvol en vernederd hart op; en zijn gebed drong tot de Hemel door O mijn Zaligs maker, leer mij ook zo bidden. Ik heb tegen U gezondigd, en als ik zeg, dat ik niet gezondigd heb, is de waarheid niet in mij. Gedoog dus niet, dat ik mij verhef, dat ik mij zelf .met hoogmoedige ogen beschouw en dat ik iets goeds in mij zie, dat niet in mij is. Behoed mij voor alle farizese hoog» moed. Geef, dat ik mij onthoud van het beoordelen van mijn evennaaste, dat ik mij in mijn eigen oog verneder bes neden allen die U dienen, om zodoende van U de over* vloedige genaden te verwerven, waarmee Gij de waarlijk ootmoedige zielen zo gaarne begiftigt. 2e Punt. De hoogmoed vernietigt de verdiensten van de rechtvaardigen; de ootmoedigheid rechtvaardigt de zondaars. Ik ben niet gelijk de andere mensen, dieven, onrechts vaardigen en overspelers: ik vast tweemaal in dé week; ik geef tienden van al wat ik bezit. De Farizeër verrichtte al deze goede werken, maar hij verloor al de verdiensten ervan door een ellendige voldoening van zijn hoogmoed! O God, wat moet de hoogmoed toch een fijn vergif zijn, daar hij voldoende is, om aan al onze goede werken hun waarde en verdiensten te ontnemen!.... De Publikaan heeft zeer veel zonden begaan en een enkele oefening van nederigheid wist ze uit. De nederigheid bedekt alle zonden en vervolmaakt alle deugden. Geef dus, o mijn God, dat ik geheel de waarde van die onwaardeerbare schat ken. Die kostbare schat ligt verborgen in het binnenste van uw heilig Hart. Maar men treedt dat heilig Hart slechts binnen door de verachting van zich zelf, door zijn evens naaste te achten en door het vertrouwen op uw barmhars tigheid. Mijn God en mijn al, maak mij ootmoedig, dan zal ik tot al uw inzichten geschikt zijn en uw gaven minder onwaardig worden. Geef, dat ik mij zelf en U ken. Leer mij, dat ik niets dan nietigheid en ellende ben en dat Gij de oneindige majesteit, goedheid en barmhartigheid zijt. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken voor de lessen, die Hij zich gewaardigt ons te geven. — Hem de genade vragen er voordeel mede te doen. — Aan zijn voeten verschillende oefeningen van verachting van ons zelf en van vertrouwen op zijn goedheid verwekken. — Hem dringend smeken, dat Hij ons de gave van een oprechte nederigheid en de geest van gebed verleent. Voornemens. Zorgvuldig alle gedachten verwerpen die ons zouden aansporen, om ons zelf te achten of onze evenmens te minachten. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Wie zich verheft zal vernederd, en wie zich vernedert zal verheven worden. — O God, wees mij, zondares genadig. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 131. Contemplatie. PARABEL VAN DEN FARIZEËR EN DEN PUBLIKAAN. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden; de één een Farizeër, de ander een Publikaan. 2e Voorspel. Zich wederom het inwendige van de tempel van Jeruzalem voorstellen. 3e Voorspel. Geef mij de genade, o Heer, van U altijd met ootmoedigheid te bidden. De personen beschouwen. — De Farizeër; hij staat voor= aan in de tempel, in een trotse houding.... O, wat is hij blij dat men hem ziet!..... Hij denkt er niet aan, zich voor God te verootmoedigen De Publikaan bevindt zich dicht bij de ingang Hij wil zelfs zijn ogen niet ten hemel heffen, zozeer is hij doordrongen van nederigheid en berouw.... De Heer beschouwt hem met goedheid.... Zij die de tempel in= en uitgaan, letten niet op hem, maar zij bewonderen den Farizeër, die voor een getrouw onderhouder van de wet doorgaat.... Zo oordelen de mensen; want zij zien niets dan het uiterlijke Moet ik niet ongevoelig zijn voor de lof en de afkeuring van de mensen?.... Moet ik mij zelf niet mistrouwen, als ik mij geneigd voel, liefdes loos over iemand te oordelen? De personen die ik in» wendig veroordeel, zijn wellicht, door het gevoel van hun ellenden en hun diepe ootmoedigheid, zeer aangenaam aan God, gelijk de Publikaan, terwijl ik mij aan den Farizeër gelijk maak, door mij boven hen te verheffen, en zodoende afschuwelijk word in de ogen van God en zijn Engelen. De woorden aanhoren. — Mijn God, ik dank U, dat ik niet ben zoals de andere mensen, dieven, onrechtvaardigen en overspelers of ook zoals deze Publikaan; ik vast twees maal in de week; ik geef tienden van al wat ik bezit. Mins achting van anderen, achting van zich zelf, dat zijn de twee voornaamste uitwerksels en kentekens van de hoogmoed; ben ik er geheel vrij van?.... Laat ons nu den Publikaan horen: God, wees mij zondaar genadig! Dit gebed welt op uit de grond van zijn hart. Hij ziet in zich zelf een afgrond van zonden en ellenden, in God een afgrond van barmhartigheid. Een nederig vertrouwen doordringt hem.... O mijn God, dat is de gesteltenis, die U welgevallig is. Waars om heb ik dan tot nu toe niet begrepen, dat het woord zondaar voldoende is, om uw medelijden op te wekken, als het maar uit een nederig hart voortkomt? Waarom heb ik dus dit gebed, dat mij zo juist past, niet altijd op de lippen: Mijn God, ontferm U over mij, die een zondares ben? O Vader der barmhartigheden, ik ben een zondares, maar daarom juist heb ik recht op uw barmhartigheid. Ontferm U dus over mij, om mij van mijn zonden te zuiveren; ont* ferm U dus over mij om me te beletten, opnieuw te vallen, want zondaars zijn tot niets in staat dan tot zondigen, als uw genade Ze niet aanhoudend te hulp komt. De handelingen beschouwen. — Deze zijn inwendig; God, die in het geheim werkt, verwerpt het gebed van de hoog* moedige en aanvaardt dat van de nederige, Hij keert zich tot hem, Hij daalt tot in diens hart af Ja, tot in diens hart, want onze Heer Jezus Christus verzekert, dat de Publikaan op dat ogenblik de genade ontvangt, die hem van zondaar een rechtvaardige worden doet O mijn God, wat is de kracht van een ootmoedig gebed toch groot! O, hoeveel genaden zou ik ontvangen, als ik op het ogenblik, waarop uw heilig Bloed in het H. Sacrament van boetvaardigheid over mijn ziel gaat vloeien, met een diepe ootmoedigheid en een onbegrensd vertrouwen wist te bidden Geef, o mijn God, dat ik begrijp, hoe goed Gij zijt en hoe ellendig ik ben; geef, dat ik U en mij zelf steeds beter ken, dat ik mij zelf haat en U bemin. Leer mij steeds met leedwezen, met nederigheid en liefde her* halen: Mijn God, ontferm U over mij, die een zondaar ben. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Ons aan zijn voeten vernederen door ons als zondaren te er* kennen, maar terzelfder tijd erkennen dat Hij de oneindige goedheid is, en Hem smeken dat Hij zich over ons ontferme. — Hem dringend dat diep gevoel van onze ellende en die geest van vertrouwen en liefde vragen, die zo aangenaam aan zijn aanbiddelijk Hart zijn. — Hem ook die grootmoedig* heid in zijn dienst vragen, die zozeer geschikt is om het vertrouwen op zijn goedheid op te wekken. Voornemens. Al onze gebeden met ootmoed en vertrouwen verrichten. — In dè loop van de dag verschillende oefeningen van ootmoedigheid doen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Mijn God, ontferm U over mij, die een zondaar ben. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 132. Contemplatie. JEZUS ZEGENT DE KLEINE KINDEREN. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Toen bracht men kleine kinderen bij Jezus, om hun de handen op te leggen, en toen zijn leerlingen hen wilden verwijderen, zeide Jezus: Laat de kleinen tot Mij komen en verhindert ze niet, want aan zulke kleinen behoort het rijk der Hemelen. En na hun de handen opgelegd te hebben, verliet Hij die plaats. 2e Voorspel. Zich een schone vlakte voorstellen, waar Jezus aan de voet van een boom gezeten is en de kleine kinderen, die men bij Hem brengt, met welwillendheid ontvangt. 3e Voorspel. Geef mij de genade, o Heer, in mijn gedrag kinderlijke onschuld, oprechtheid en eenvoud te doen uit* schijnen en geef mij die oprechte liefde jegens de kinderen, waarvan uw heilig Hart vervuld was. Ie Punt. Men brengt kleine kinderen bij Jezus, om die te zegenen. De personen en de handelingen beschouwen. — Onzen Heer Jezus, vol zachtaardigheid en goedheid; Hij is neerge* zeten aan de voet van een boom Enige moeders naderen Hem; zij brengen haar kindertjes bij Jezus, opdat Hij hen zegene Die schuldeloze schepseltjes voelen een buiten* gewone vreugde in de tegenwoordigheid van hun Zaligmaker; zij strekken hun handjes naar Hem uit. O, wat wordt het Hart van Jezus op het zien van die kindertjes vertederd!.... Gelukkige kinderen, gelukkige moeders, welk een schat van genaden ontvangt gij!.... Jezus leert ons hier, dat wij de kinderen moeten beminnen, dat wij ze tot Hem brengen moeten, — dat wij hun God moeten leren kennen en be* minnen, — dat wij over hen Gods zegen afsmeken en voor hen bidden moeten Volgen wij dit voorbeeld van Jezus? Beminnen wij, naar het voorbeeld van Jezus, alle kinderen, doch vooral de armste en ongelukkigste? Beminnen wij hen allen met een ware liefde?.... Doen wij al wat in ons vermogen is, om hun God te leren kennen en beminnen?.... Trachten wij de zegen des Hemels door ons gebed over hen af te trekken? — De woorden en de handelingen. — De Apostelen die enigszins ontevreden zijn, omdat men hun Goddelijken Meester komt storen, verwijderen de moeders en de kinderen met harde woorden. Maar Jezus zegt: Laaf de kleinen tot Mij komen, want voor hen is het rijk der Hemelen. Laat ons die les van onzen goddelijken Meester diep in ons hart prenten. De deugden, die aan kinderen eigen moeten zijn, — eenvoud, oprechtheid, openhartigheid, gehoorzaamheid en nederigheid, — wenst Jezus vóoral in ons religieuzen te zien. Daarom zegt Hij ook tot hen, nog meer bijzonder dan tot ieder christen: Als gij niet aan kleine kinderen gelijk wordt, zult gij het rijk der Hemelen niet ingaan. 2e Punt. Jezus zegent de kleine kinderen, die bij Hem ge* bracht worden. Personen. — Dezelfde. — Woorden en handelingen. — De kindertjes, die door de zachtaardigheid en goedheid van onzen aanbiddelijken Meester worden uitgenodigd om tot Hem te komen, vermaken zich onbeschroomd in zijn tegen* woordigheid. Jezus laat ze bij zich komen en zegent ze door de handen over hen uit te strekken. Ziet eens, hoe de vreugde waarmee die schuldeloze zielen vervuld worden, op hun gelaat te lezen is. O Jezus, met welk een goedheid, met welk een vreugde deelt Gij U aan de eenvoudige en zuivere harten mede! Hoeveel zorg moet ik dus hebben, om mij aan uw gunsten deelachtig te maken door het beoefenen van de op* rechtheid en openhartigheid jegens mijn Oversten, door een volkomen onthechting van de schepselen, een engelachtige zuiverheid en een volmaakte eenvoud. Heerlijke deugden, die mij door mijn heilige Regelen zo dringend worden aan* bevolen! Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem onze dankbaarheid betuigen voor al de treffende bewijzen van goedheid, die Hij ons in zoveel omstandigheden ge* durende zijn sterfelijk leven gegeven heeft, om ons de ge* voelens van zijn aanbiddelijk Hart te openbaren en onze harten tot vertrouwen en liefde op te wekken. — Hem de genade vragen van de beminnelijke deugden te beoefenen, waarvan de kinderen het levende afbeeldsel zijn. — Hem smeken over ons zijn zegeningen uit te storten. Voornemens. Met de eenvoud en het vertrouwen van een kind in het gebed tot Jezus gaan. — Ons beijveren om in geheel ons gedrag de deugden van onschuldige kinderen te doen uitschijnen, als: gehoorzaamheid, nederigheid, zacht* zinnigheid, eenvoud, oprechtheid en openhartigheid. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Laat de kindertjes tot Mij komen; want aan hen behoort het rijk der Hemelen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 133. Contemplatie. DE RIJKE JONGELING. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Toen Jezus naar buiten ging, om zich op weg te begeven, kwam er een jongeling bij Hem en zeide: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te bekomen? Jezus antwoordde hem: Onderhoud de geboden.. Hij zeide: Meester, ik heb ze van mijn jeugd af onder* houden. En Jezus zag hem aan, beminde hem en zeide: Nog één zaak ontbreekt u; wilt gij volmaakt zijn, zo ga, verkoop al wat gij hebt, geef het aan de armen, en gij zult een schat in de Hemel bezitten; kom dan en volg Mij. Maar de jonge* ling ging op het horen van die woorden droevig heen, want hij bezat grote goederen. 2e Voorspel. Zich een straat van Jeruzalem voorstellen, waar de rijke jongeling bij Jezus komt. 3e Voorspel. Geef Heer, dat ik meer en meer de genade van mijn heilige roeping hoogschat en al mijn plichten met een standvastige getrouwheid vervul. Ie Punt. Een jongeling vraagt aan Jezus, wat hij doen moet, om het eeuwig leven te bekomen. De personen beschouwen. — Onzen Heer Jezus Christus, en zijn Apostelen.... Den jongeling, die bij Jezus komt O! wist hij eens, welk een onschatbare gunst hem zal aan* geboden worden! Maar dat is een zaak, die voor zijn oog verborgen is, omdat zijn hart nog aan de aardse goederen verkleefd is — De woorden en de handelingen. — Goede Meester, zegt de jongeling, wat moet ik doen om het eeuwig leven te bekomen ? Jezus antwoordt met goedheid: Onderhoud de geboden.... De jongeling zegt hierop: Ik heb ze van mijn jeugd af onderhouden. Nu werpt Jezus Meditaties ÏI 25 op hem een oogslag van liefde, die uiterst geschikt was om zijn geluk voor dit en het andere leven te verzekeren, als hij aan de uitnodiging des Heren beantwoorden wil. — O Jezus, op dezelfde wijze hebt Gij mij aangezien om mij aan U te .verbinden. Ik verdiende zulke gunst niet, maar Gij hebt ze mij in uw oneindige goedheid verleend, opdat ik mij geheel aan U verbinden en eeuwig uw barmhartigheid loven en prijzen zou. Wees dus geloofd en geprezen in eeuwigheid. 2e Punt. Jezus roept den jongeling tot de evangelische vol* maaktheid, maar deze heeft de moed niet, om aan zijn goederen te verzaken. Personen. — Dezelfde. — Woorden en handelingen. — Toen Jezus hoorde, dat deze jongeling getrouw de wet onder* houden had, wilde Hij hem belonen en hem de grootste van alle genaden verlenen, door hem tot de volmaaktheid te roepen. Nog één zaak ontbreekt u, zegt Jezus hem: Wilt gij volmaakt zijn, zo ga, verkoop al wat ge hebt, kom dan en volg Mij. — Deze woorden, die de jongeling niet verwacht had, maken hem droevig. Hij is zozeer aan de aardse goe* deren en aan zijn bloedverwanten gehecht, dat hij er niet toe besluiten kan, die te verlaten om Jezus te volgen. Deze goederen hebben hem zozeer verblind, dat hij niet begrijpt, welk een geluk het is, Jezus te volgen en een schat in de Hemel te bezitten. De woorden: Verkoop alles en volg Mij, maken hem bedroefd. Hij laat zich door de bekoring over* winnen, hij weerstaat aan de uitnodiging van Jezus, hij verwijdert zich van .Jezus en verliest de genade van zijn röeping. O jongeling, hoe zult gij u die onvoorzichtige stap op uw sterfbed beklagen!.... Hoe droevig en bitter zal het u dan zijn, Jezus niet gevolgd te hebben en de hemelse schat, die u was aangeboden, te hebben verloren!.... O Jezus, door uw genade heb ik dezen jongeling in zijn dwaas* heid niet nagevolgd. Maar ik kan nog ontrouw worden en mijn roeping verliezen. Ach, Heer, doe mij toch altijd met een zó levendig geloof denken aan de schat, die mij in de Hemel wacht, dat ik steeds aan mijn heilige roeping ondanks de grootste moeilijkheden getrouw blijf! 3e Punt. Jezus leert aan zijn leerlingen, dat de rijkdommen een beletsel voor de volmaaktheid en zaligheid zijn. Jezus, diep bedroefd over de ongetrouwheid van dezen jongeling, die aan zijn uitnodiging wederstand bood, wendt zich tot zijn leerlingen, en zegt tot hen: O, hoe moeilijk is het voor hen die geld bezitten, het rijk der Hemelen binnen te gaan! — En Hij herhaalt andermaal: Voorwaar, Ik zeg het u, het is moeilijk voor een rijke, het rijk der Hemelen binnen te gaan! Zijn leerlingen staan verbaasd.... Jezus herhaalt wederom: Mijne kinderen, hoe moeilijk is het voor allen, die hun vertrouwen op hun geld stellen, het rijk Gods binnen te gaan! Het is gemakkelijker voor een kameel, door het oog van een naald te gaan, dan voor een rijke, het rijk Gods binnen te treden. De leerlingen staan hoe langer hoe meer verbaasd en vragen elkander: Wie zal dan toch zalig kunnen worden? Jezus ziet hen aan en antwoordt: Dat is onmogelijk bij de mensen, maar niet bij God; want alles is mogelijk bij God—. O wat zijn die woorden krachtig! Jezus verklaart, dat het bijna een wonder is, dat iemand te midden van de rijkdommen zalig wordt. Wat is het dus een genade, nooit rijk geweest te zijn! Wat een nog grotere genade, geroepen te zijn om de rijkdommen te verlaten, en met Gods hulp de moed gehad te hebben, ze werkelijk, ter verkrijging van het rijk der Hemelen, te verzaken! Neen, nimmer zullen wij genoegzaam dankbaar kunnen zijn voor de weldaad van onze roeping en voor de ontelbare genaden, ons geschonken, om de stem van Jezus te volgen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken voor de oneindige weldaad van onze roeping. — Hem de ware geest der religieuze armoede vragen, zoals die in onze heilige Regelen beschreven staat. — Onze Ge» loften vernieuwen, en beloven, dat wij ze getrouwer dan ooit onderhouden zullen. Voornemens. God dikwijls bedanken voor de weldaad van onze heilige roeping, en met vreugde de heilige armoede beoefenen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ik zal een schat in de Hemel bezitten. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 134. Meditatie. LOON, DAT BELOOFD IS AAN DE RELIGIEUZE ARMOEDE. Vervolgens nam Petrus het woord op, en zeide: Zie, wij hebben alles verlaten en zijn U gevolgd; wat zal dan ons loon zijn? En Jezus zeide tot hen: Voorwaar, ik zeg u, dat, als de Zoon des mensen op de troon van zijn majesteit zetelen zal, gij die Mij ge* volgd zijt, ook zult zitten op twaalf tronen en de twaalf stammen van Israël oordelen. En alwie om mijn naam zijn huis, of broeders of zusters, of vader of moeder, of vrouw of kinderen, of akkers verlaat, zal het honderdvoud terug ontvangen en het eeuwig leven bezitten. (Matth. XIX. 27—29. en Mare. X. 28—30.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich wederom onzen Heer Jezus Christus voorstellen, omringd door zijn leerlingen, in een straat van Jeruzalem. 2e Voorspel. Verleen mij Heer de genade, dat ik, na alles verlaten te hebben, ook van alles onthecht ben, en gewaardig U mijn hart meer en meer met dankbaarheid te doordringen bij het gedenken van de weldaad mijner roeping. Ie Punt. Waarin de evangelische armoede bestaat. Zie, wij hebben alles verlaten en zijn U gevolgd; wat zal dan ons loon zijn? Die woorden van den H. Petrus bevatten voor ons gewichtige lessen. Zij leren ons vooreerst, dat, om recht te hebben op de beloningen die aan de evangelische armoede beloofd zijn, het niet genoeg is, alles slechts uit* wendig te verlaten, maar dat wij ons ook van alles onthechten moeten. Wij hebben onze goederen verlaten, om ons des te beter van alle andere zaken en vooral van ons zelf te kunnen onthechten, ten einde Jezus volmaakt te volgen en geheel aan Hem toe te behoren. Wij moeten dus met den H. Petrus zeggen kunnen: Zie, wij hebben alles verlaten en zijn U ge* vo/gd Er is in die woorden van den H. Petrus nog een andere troostende waarheid opgesloten. Wij hebben alles verlaten, zegt hij: en echter had hij niets laten varen dan enige netten en een klein vaartuig. Maar hij wist (en dit moeten wij evenals hij begrijpen),., dat de verdienste der armoede niet zozeer afhangt van de goederen, die men verlaat, als wel van de gemoedsgesteltenis, waarmee men ze verlaat. Weinig maar met een grote liefde verlaten, is even aangenaam aan onzen goddelijken Meester, alsof men een heel koninkrijk opofferde. O mijn Jezus! wat maakt mij die waarheid gelukkig! Het is waar, dat Gij U gewaardigt het weinige, dat ik verlaten heb om U behaaglijk te zijn, als een grote opoffering aan te zien, ach, mocht ik het met een grotere liefde verlaten hebben! Doch ik bekrachtig vandaag uit heel mijn ziel die offerande. Ik wijd aan U toe al wat ik heb en wat ik ben. Geef mij daarvoor uw liefde en uw genade. Dit is alles, wat ik verlang en het enige, waarnaar ik streef. 2e Punt. Welke beloningen aan de evangelische armoede beloofd zijn. Alwie om mijn naam zijn huis, of broeders of zusters, of vader of moeder,.... of bezittingen verlaten zal, zal het honderdvoud terug ontvangen en het eeuwig leven hebben. Laat ons die beloften aandachtig overwegen. De opoffering van alle tijdelijke bezitting is den Heer zo aangenaam, dat Hij niet kan wachten tot na dit leven om die te belonen. Reeds voor dit leven belooft hij het honderdvoud. Hij zal ons al het tijdelijke, dat wij uit liefde tot Hem verlaten hebben, door zijn geestelijke goederen, zijn verlichtingen en vertroostingen, honderdvoudig vergelden. Hij zal ons al het nodige naar het lichaam geven en ons van alle bekommering voor lichamelijke behoeften bevrijden. Hij zal ons in zijn dienst ook bij de grootste moeilijkheden en wederwaardig* heden, een zo innige tevredenheid en zoete vrede doen smaken, dat het bezit van de ganse wereld volstrekt niets zou zijn in vergelijking met een dergelijke sehat. En dit is nog slechts het geringste gedeelte van zijn belofte. Daar al die goederen zich bij de tijd van dit leven bepalen, zijn zij onvolmaakt en beperkt. Jezus verzekert ons, dat het eeuwige leven de eigenlijke beloning van onze opoffering zijn zal. Alwie om mijn naam zijn huis, zijn moeder, enz. zal verlaten hebben, zal het eeuwig leven hebben. Laat ons opmerken, dat Hij niet zegt: zal aanspraak kunnen maken op het eeuwige leven, zal het kunnen verdienen door zijn pogingen, maar Hij zegt uitdrukkelijk: zal het eeuwig leven hebben. Hij wil ons daarmee te verstaan geven, dat het verlaten van onze bloedverwanten en goederen een soort van contract of over* eenkomst is, die wij met Hem aangegaan hebben. Doordat wij ons verplicht hebben alles te verlaten, heeft Hij van zijn kant zich verbonden, ons in het andere leven al de schatten des Hemels te geven. O wat een gelukkig verbond, wat een voordelige ruil! Het is dus waar, o Heer, dat de Hemel mij toebehoort, ofschoon ik hem nog niet geniet, en dat het ogenblik weldra daar zal zijn, waarop ik er bezit van nemen zal!.... O, geef, dat ik het geluk van mijn heilige staat dagelijks meer en meer waardeer en al de plichten die er aan verbonden zijn, met ijver vervul. Geef, dat ik nimmer door mijn gehechtheid aan mijn bloedverwanten, aan de schepselen of de goederen der wereld het heilig ver* bond schend, dat ik met U aangegaan heb. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken voor de onwaardeerbare weldaad van onze roeping. — Hem de geest van armoede vragen. — Het verbond, dat wij met Jezus hebben aangegaan, bekrachtigen, onze Geloften vernieuwen, als wij het geluk hebben gehad die af te leggen en beloven ze getrouw te zullen naleven. Voornemens. Over ons hart waken, om het meer en meer in een volkomen onthechting van alle dingen te bevestigen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Heb ik alles uit liefde tot Jezus verlaten? Is mijn hart alleen en geheel aan Jezus gehecht? Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 135. Meditatie. PARABEL VAN DE WERKLIEDEN, DIE NAAR DE WIJNGAARD GEZONDEN WORDEN. Het rijk der Hemelen is gelijk aan een huisvader, die ’s morgens vroeg uitging, om werklieden voor zijn wijngaard te huren. (Matth. XX. 1.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich een weg voorstellen, waarop zich onze goddelijke Meester bevindt, omringd door zijn leerlingen. 2e Voorspel. Maak, o mijn God, dat ik altijd gehoor geef aan de stem van uw genade. Ie Punt. God heeft ons van het begin van ons leven af tot zijn dienst geroepen. Jezus doet ons in deze parabel op de treffendste wijze het gedrag van zijn hemelsen Vader te onzen opzichte zien. De titel van huisvader, die Hij Hem geeft, herinnert ons, dat God ons als een teder hartige Vader bemint. De woors den: Hij gmg uit, betekenen de wonderen van de schepping, de afkondiging van de Wet op de berg Sinaï, en de alge* mene en bijzondere genaden, waardoor Hij, om zo te spreken, is uitgegaan, om zich aan de mensen te openbaren. — Maar laat ons vooral het volgende woord goed behar* tigen: ’s morgens vroeg. Nauwelijks traden wij het leven in, of de Heer voorkwam ons door zijn genaden. Hij is om zo te zeggen, ons te gemoet gekomen, heeft het heilige doop* water over ons hoofd laten vloeien, is door zijn genade tot in onze ziel doorgedrongen. Hij heeft tot ons gesproken, zodra wij in staat waren om Hem te begrijpen, om ons zo, van het begin af, voor de deugd te stemmen, van de ondeugd af te keren en door de banden van liefde aan zich te ver* binden.... Wie onzer heeft in vroeger jaren die werking van de goddelijke genade, die heilzame waarschuwingen van het geweten niet gevoeld? Wie onzer heeft bij een of andere gelegenheid niet die tedere uitnodiging gehoord: Mijn kind geef mij uw hart?,... Hoe hebben wij aan de genaden en aan de liefde van onze God beantwoord? Helaas, licht* zinnigheid, ongetrouwheid, zonde zelfs en vrijwillige weder* stand aan de genade, ziedaar wellicht het enige, wat wij Hem voor zijn liefde weergegeven hebben. O, wat een on* dankbaarheid!.... Maar wat een goedheid van God!.... Onze menigvuldige ongetrouwheden en zonden hebben zijn geduld niet kunnen vermoeien. Onze wederstand en verhard* heid hebben zijn liefde niet kunnen verzwakken. Zijn ge* naden hebben zich met de jaren vermenigvuldigd en ver* meerderd. Wij waren weerspannige kinderen, en Hij heeft ons verkozen om de uitverkorenen van zijn Zoon te worden. O liefde, o goedheid van God, Gij zijt het onbegrijpelijkste van alle mysteriën! 2e Punt. Goedheid van God, in ons af te wachten en ons onophoudelijk de stem van zijn genade te doen horen. De huisvader ging bij het derde uur van de dag wederom uit. En bij het zien van andere lieden, die ledig op de markt stonden, zeide hij tot dezen: Gaat ook gij naar mijn wijn* gaard. — Bij het zesde en het negende uur ging hij wederom uit, en deed evenzo. Eindelijk, omstreeks het elfde uur uits gegaan, vond hij anderen werkeloos staan, en hij zeide tot hen: Gaat ook gij naar mijn wijngaard. Hoe meer wij het gedrag van God .doorgronden, des te meer zullen wij inzien, dat het vol goedheid, liefde en barmhartigheid is. Onze weer* stand bedroeft zijn Hart, maar zijn liefde, die sterker dan onze boosaardigheid is, gaat in weerwil van onze ondank* baarheden voort. Hij wacht ons, Hij roept ons tweemaal, driemaal en tot het einde van ons leven biedt Hij ons de middelen aan, om uit de zonde of lauwheid op te staan. O oneindige goedheid, hoe heeft dan toch mijn hart zo lang kunnen uitstellen, zich geheel aan U te geven? Op dit ogen* blik roept Gij mij wederom. Misschien is het voor de laatste maal, misschien is het voor mij het elfde uur.... O mijn God, ik wil niet langer uitstellen. Zie, hier ben ik, om in alles uw heilige wil te doen. Geef mij de voornemens in, die ik maken moet en schenk mij de nodige genaden om er ge* trouw aan te beantwoorden. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken, omdat Hij zich gewaardigd heeft ons van onze kinds* heid af, te roepen tot het geluk, Hem te beminnen en tot de eer, Hem te dienen. —*• Hem met een diepe droefheid vergeving vragen over de herhaalde tegenstand, die wij Hem geboden hebben. — Ons de verschillende tijdstippen van ons leven herinneren, waarop de goede Meester zich gewaardigd heeft ons zijn liefdevolle uitnodigingen te her* halen, zonder dat wij aan zijn stem beantwoordden: daar* over oefeningen van erkentelijkheid en leedwezen verwek* ken. — Ons nu geheel aan Hem geven. — Hem smeken, dat Hij door de kracht van zijn genade, het vaste besluit van Hem te dienen, dat wij gemaakt hebben, bevestigt. Voornemens. Ons vandaag nauwkeurig wachten voor het minste vrijwillig verzuim in het volbrengen van Gods wil. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Zie, hier ben ik, o mijn God, om uw wil te doen. En uw wil is, dat ik heilig zij. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 136. Meditatie. PARABEL VAN DE WERKLIEDEN, DIE NAAR DE WIJNGAARD GEZONDEN WORDEN. Het rijk der Hemelen is gelijk aan een huisvader, die ’s morgens vroeg uitging, om werklieden te huren. Toen hij met hen overeen* gekomen was, zond hij ze naar zijn wijngaard. Zodra het avond was, zeide hij tot zijn zaakbezorger: Roep de werklieden en geef hun het loon. (Matth. XX. 1. 2. 8.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich een weg voorstellen, waarop zich onze goddelijke Meester bevindt, omringd door zijn leerlingen. 2e Voorspel. Boezem mij, o Heer, een steeds nieuwe ijver in, om aan het werk, dat Gij mij toevertrouwt, te arbeiden en zo uw eeuwige beloning te verdienen. Ie Punt. Welke de wijngaard is, waarin wij arbeiden moeten. Het rijk der Hemelen is gelijk aan een huisvader, die ’s morgens vroeg uitging, om werklieden te huren. Toen hij met hen overeengekomen was, zond hij hen naar zijn wijngaard. Die wijngaard, waaraan de Heer wil, dat wij onze zorgen besteden, zijn alle hulpbehoevenden, en onder dezen meer bijzonder de kinderen, die Hij in onze scholen brengt. Ieder hulpbehoevende, ieder kind is een plant, door God in onze wijngaard geplaatst, om hen dagelijks door een menigte genaden te bevochtigen. Gelijk een wijngaard om» tuind is met een muur of heg, om hem te beschutten tegen kwaadwillige voorbijgangers of wilde dieren, zo ook wil God deze zielen, door haar afzondering van de wereld en door haar verwijdering van de gelegenheden tot zonde, door de onderrichtingen en vermaningen en vooral door het goede voorbeeld van de religieuzen, behoeden tegen het kwaad. Zo wil Hij haar vruchten van goede werken doen dragen en haar tot haar eeuwige zaligheid brengen. Hij gebruikt ons als werktuigen, om zijn heilige inzichten en vaderlijke beschik* kingen aangaande deze zielen ten uitvoer te brengen Hij wil, dat wij zijn planten aankweken en bevochtigen. Hij wil, dat wij door een aanhoudende waakzaamheid verhinderen, dat de vijand haar enig nadeel toebrengt. Hij wil, dat wij haar door onze gebeden en onderrichtingen, en vooral door ons voorbeeld, vruchten van goede werken doen dragen. Hij wil, dat wij die planten, als zij soms vallen, oprichten en ondersteunen. Hij wil, dat wij somtijds het snoeimes ge* bruiken, evenals de wijngaardenier, die oplettend is, om alles af te snijden, wat de planten schaden en haar vruchtbaar* heid verminderen kan; m.a.w., dat wij soms een gematigde strengheid en bestraffingen bezigen moeten. Laat ons toch goed beseffen, hoe gewichtig in dit opzicht onze ver* plichtingen zijn; hoeveel wijsheid, geloof en vereniging met God die vereisen. Bedenken wij wel, welke nadelige ge* volgen de fouten kunnen hebben, die wij daarin begaan. Overtuigen we er ons diep van, dat wij verplicht zijn, God dikwijls om verlichting te smeken, maar vergeten we ook niet, wat een onberekenbaar goed wij stichten en wat een overgroot loon wij verdienen kunnen, als we met zorg en getrouwheid in die wijngaard arbeiden. 2e Punt. Welk vonnis Jezus over ons vellen zal en welke beloning Hij voor ons bestemd heeft. Toen het avond geworden was, zeide de huisvader tot zijn zaakbezorger: Roep de werklieden en geef hun het loon. De avond betekent het einde van het leven. Op dat be* slissende ogenblik zal de Meester van de wijngaard ons tot zich roepen, om ons verantwoording over onze zorgen en onze arbeid te laten afleggen. Hij zal dan niet vragen, of wij veel natuurlijke begaafdheden, veel verstand en grote bekwaamheden gehad hebben, — of wij door de oefening van de liefdewerken roem behaald hebben bij de mensen, — zelfs niet, of wij in al onze pogingen zijn geslaagd en veel vruchten hebben voortgebracht. Maar Hij zal onderzoeken, of wij een goed gebruik gemaakt hebben van de gaven, die Hij ons verleend heeft. Hij zal nagaan, of wij in al wat wij gedaan hebben, enkel zijn glorie en het tijdelijk en geestelijk Welzijn der hulpbehoevenden beoogd hebben. Hij zal ons afvragen, of wij, om hierin te slagen, ons meer toegelegd hebben op het beoefenen van grondige deugden dan op het verkrijgen van menselijke wetenschappen. Ook zal Jezus ons de vraag stellen, of wij alles hebben aangewend, om aan de hulpbehoevenden, en vooral aan de kinderen een levendig geloof, de vreze Gods en de afschrik van de zonde in te prenten en hun harten met liefde voor godsdienst en deugd te vervullen. Eindelijk, of wij dit hebben trachten uit te werken door ons voorbeeld van zachtaardigheid, geduld en liefde en vooral door een gedurig gebed. Ziedaar, waarover onze verantwoording lopen zal. Is de uitspraak gunstig, o hoe groot zal dan onze beloning zijn! God zelf zal zich dan aan ons tot loon geven, niet meer zoals hier beneden, waar wij ternauwernood iets van zijn beminnelijkheden zien en waar wij, Hem bezittend, evenwel altijd in gevaar zijn, Hem te verliezen. Maar Hij zal zich aan ons geven door zich volmaakt te doen kennen. Hij zal ons met zijn zuiverste liefde vervullen en voor altijd in zijn liefde en zijn bezit bevestigen. Wat doen wij om zulk een groot geluk te verdienen? Laat ons toch niet uitstellen, om met de vurigste ijver te gaan arbeiden aan het werk van Hem, die ons geroepen heeft, uit vrees, dat de nacht komt, waarin niemand meer werken kan. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken voor de genade, ons tot de arbeid in zijn wijngaard te hebben geroepen. — Hem al de hulp vragen die wij nodig hebben, om ons waardig van die verheven bediening te kwijten. — Hem met ijver en vurigheid bidden voor de zielen, die ons toevertrouwd zijn. — Hem vurig smeken, goed doordrongen te worden van de waarheid, dat om goed te arbeiden in zijn wijngaard, wij op de eerste plaats een echt inwendig leven leiden moeten. — Om dat inwendig leven dringend smeken. Voornemens. Onze waakzaamheid, zelfopoffering en naar= stigheid in onze bedieningen verdubbelen. — Ons hechten aan de stipte inachtneming van de heilige Regelen en aan het beoefenen van de religieuze geest, met het inzicht de goddelijke zegen over onze arbeid en over die van de ganse Orde of Congregatie, te doen afdalen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Werkt getrouw in mijn wijngaard. Ik zelf zal uw overgroot loon zijn. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 137. Contemplatie. OPWEKKING VAN LAZARUS. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich herinneren, dat Martha en Maria, de zusters van Lazarus, een boodschap naar Jezus zonden, om Hem van de ziekte van haar broeder te verwittigen; — dat onze goddelijke Meester, na nog twee dagen op dezelfde plaats gebleven te zijn, zich naar Bethanië begaf en dat Hij daar, in het bijzijn van een grote menigte, Lazarus, die reeds vier dagen dood was, van de dood opwekte. E 2e Voorspel. Zich de weg van Bethanië, het huis van Martha en Maria, en het graf van Lazarus voorstellen. 3e Voorspel. Vervul mij, o Heer, met een levendig geloof en een onbegrensd vertrouwen op uw oneindige macht en goedheid. Ie Punt. Martha en Maria verwittigen Jezus van de ziekte van haar broeder. De personen beschouwen. — Aan de overzijde van de Jordaan, onzen Heer Jezus Christus, vergezeld door zijn leerlingen.... Te Bethanië, Lazarus, die doodziek is, en zijn bedroefde zusters.... Op weg enige personen, die Jezus gaan zeggen dat Lazarus ziek is. Jezus weet dit wel, want van verre en van nabij waakt Hij over zijn vrienden; maar somwijlen beproeft Hij hen, om hun deugden te vol* maken. — De woorden. — Martha en Maria laten aan Jezus boodschappen: Heer, hij dien Gij bemint, is ziek. Zij zeggen niets anders. Hij, dien Gij bemint; geheel haar vertrouwen berust op de liefde, die zij weten dat Jezus voor Lazarus heeft. Niettemin hadden zij er kunnen bijvoegen: Gij weet. Heer, hoezeer hij U bemint, met welk een goedheid en vreugde hij U altijd in zijn huis ontvangen heeft. Martha had ook kunnen spreken van haar ijver en Maria van haar liefde jegens Hem. Maar neen, haar vertrouwen berust alleen op de goedheid van Jezus. Hij dien Gij bemint, is ziek, dit is alles wat zij Hem boodschappen. Deze ziekte, antwoordt Jezus, is niet tot de dood, maar tot eer van God, opdat Gods Zoon er door verheerlijkt wordt. Hij blijft evenwel nog twee dagen op de plaats, waar Hij was. Lazarus sterft en wordt in het graf gelegd. Hoe grote beproeving voor Martha en Maria! De goddelijke Meester heeft gezegd, dat de ziekte van haar broeder niet dodelijk was. Dit heeft haar met vreugde vervuld. En nu zien zij hem sterven en naar het graf dragen, zonder dat Jezus zelfs gekomen is om haar te troosten Toch laten zij zich door deze beproeving niet neerslaan. Zij houden niet op in Hem te geloven, Hem te beminnen, op Hem te hopen en weldra zal haar getrouwheid beloond worden O, gave God, dat wij goed beseften wat het zeggen wil: Op Jezus hopen tegen alle menselijke hoop in. Hoezeer behagen wij aan Jezus, als wij vast op Hem hopen, dan juist te meer, wanneer alle menselijke hoop ons ontbreekt! 2e Punt. Jezus begeeft zich met zijn leerlingen naar Bethanië. De personen beschouwen. — Martha en Maria; ze zijn diep bedroefd. Een grote menigte Joden, die zich in haar huis bevinden, trachten haar te troosten, maar tevergeefs. Jezus alleen, de ware Trooster, kan haar droefheid weg* nemen. Hij nadert; men zegt, dat Hij daar is. Martha staat op en gaat Hem te gemoet. Ach Heer, zegt zij, waart Gij hier geweest, dan zou mijn broeder niet gestorven zijn, maar ook thans weet ik, dat God U alles geven zal wat Gij van Hem zult vragen.... Een onvolmaakt geloof en vertrouwen, dat de wonderen van Jezus van zijn lichamelijke tegenwoordig* heid doet afhangen. Maar de Zaligmaker vergeeft haar deze menselijke zwakheid: Uw broeder zal opstaan, zegt Hij tot Martha.... Ik weet wel, zegt zij, dat hij op de jongste dag zal opstaan. Zij heeft niet begrepen, wat haar goede Meester zeggen wilde, Hij laat haar dus deze wonderbare woorden horen: Ik ben de verrijzenis en het leven; alwie in Mij gelooft, zal leven, al was hij gestorven, dat wil zeggen: zal tot het leven terugkeren. Gelooft gij dit? Martha ant* woordt, dat zij gelooft, en Jezus daar latend, loopt zij naar haar zuster. De Meester is daar, zegt zij, en Hij vraagt naar u. Zeker een bijzonder bewijs van liefde jegens Maria!.... Maria gaat terstond naar buiten. Zodra zij Jezus ziet, valt zij voor zijn voeten neder en spreekt Hem aan met dezelfde woorden als Martha: Heer, waart Gij hier geweest, dan zou mijn broeder niet gestorven zijn. — Waar hebt gij hem neer- gelegd? vraagt de Zaligmaker, die door het schreien der omstanders bewogen wordt Kom Heer, en zie, zegt Maria. Jezus gaat met haar naar het graf, en begint te wenen.... Waarom weent Gij toch, mijn aanbiddelijke Meester? Weent Gij over de dood van Lazarus? De Joden schijnen te menen, dat dit de oorzaak van uw tranen is: Ziet, zeggen zij, hoezeer Hij hem beminde. Doch neen, mijn Jezus, dit kan de ware oorzaak van uw tranen niet wezen. Gij weet immers, dat Lazarus na enige ogenblikken tot grote vreugde van zijn zusters en van geheel Bethanië, van de dood zal opstaan. Maar Gij weent over de verblindheid van. uw vijanden, voor wie deze wonderbare opwekking slechts een gelegenheid tot woede en haat wezen zal. Gij weent over alle ongelukkige zielen, die zich vrijwillig in haar eeuwig verderf storten.... Laat ook ons met Jezus hierover wenen. Werpen wij ons aan zijn voeten, om voor de ongelukkige zondaars en voor allen die Jezus niet kennen, genade en barmhartigheid af te smeken. 3e Punt. Jezus wekt Lazarus van de dood op. Personen. — Dezelfde. — Tt^oorden en handelingen. — Jezus beveelt de steen die de ingang van het graf sluit, af te wentelen. Daarop heft Hij de ogen ten Hemel, en bidt aldus: Vader, Ik dank U, omdat Gij Mij verhoord hebt. Ik voor mij wist wel, dat Gij Mij altijd verhoort; maar Ik zeg dit voor het volk dat Mij omgeeft, opdat het gelove dat Gij mij gezonden hebt. O, hoe duidelijk schijnen Jezus’ ijver en liefde in deze woorden uit! Niet bekommerd om zijn eigen verheerlijking, verheugt Hij er zich over, te zien, dat het geloof en vertrouwen van zijn leerlingen en van zijn volk toeneemt. Maar het plechtig ogenblik om zijn macht te openbaren is nu gekomen. Lazarus, roept Hij met een krachtige stem, kom naar buiten. Op hetzelfde ogenblik staat de dode op. Men maakt hem los, hij beweegt zich en verlaat het graf. Alle harten worden met vreugde ver* vuld. Zo beloont Jezus het geloof en de hoop van zijn ware vrienden met de schitterendste mirakelen. Ook onze broeder, ja, zeer velen van onze broeders zijn dood naar de ziel. Jezus bemint hen, Hij weent over hen. Maar als wij de ware religieuze geest hebben en met een levendig geloof en een vaste hoop hun bekering van Jezus afsmeken, zal Hij ze van de dood doen verrijzen. O, hoezeer moeten wij dus trachten ware religieuzen te worden, om door onze gebeden vele zondaars te bekeren! Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen God, oneindig machtig en oneindig goed. — Hem bidden dat Hij ons geloof verlevendigt, onze hoop volmaakt, en ons alzo in staat stelt om de grootste gunsten van Hem te verwerven. — Hem de behoeften van onze ziel openleggen, en Hem met vertrouwen al de genaden vragen, die wij nodig hebben. — Bidden voor de zondaars en voor de bekering van onze dwalende broeders. Voornemens. In droefheid 'en moeilijkheden met veel ge* loof en vertrouwen tot Jezus onze toevlucht nemen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Heer, hij dien Gij bemint, is ziek. — Zoet Hart van Jezus, bekeer de zondaars, help de ster* venden, red de zielen uit het vagevuur. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. Meditatie II. 26 138. Meditatie. BERAADSLAGING VAN DE OPPERPRIESTERS EN DE FARIZEËRS. De opperpriesters en de Farizeërs belegden dan een vergadering en zeiden: Wat vangen wij aan, daar deze mens vele wonderen doet? Als wij Hem zó laten begaan, zullen allen in Hem ge» loven.... Een hunner, met name Kaïfas, die dat jaar hogepriester was, zeide hun: Weet gij volstrekt niets? en gij bedenkt niet, dat het u nuttig is, dat een enkel mens voor het volk sterft en niét geheel het volk te gronde gaat. Van die dag af waren ze besloten. Hem te doden. (Joan. XI. 47—50. 53.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich de raadzaal voorstellen, waar de oversten van de priesters en de Farizeërs vergaderd zijn; — God is van het hoogste des Hemels getuige van al wat er omgaat. 2e Voorspel. Geef mij de genade, o Heer, in uw goddelijke tegenwoordigheid mijn hart volkomen rechtzinnig te be» waren en altijd met een levendig vertrouwen op uw goed» heid bezield te zijn. Ie Punt. De uitwerking van Gods genade hangt voor een groot deel van de gesteltenis van ons hart af. De opstanding van Lazarus heeft een grote vreugde in Bethanië verspreid; zij heeft het geloof van de leerlingen bevestigd en verscheidene personen bekeerd. Waarom dus nemen de oversten van de priesters en de Farizeërs hieruit aanleiding om hun gemoed hoe langer hoe meer te ver» harden en het besluit te vormen, dat hen weldra plichtig zal maken aan de afschuwelijkste misdaad die ooit bedreven is, de dood van Jezus Christus, hun Weldoener en Verlosser? Waarom? Omdat hun harten in geen goede gesteltenis waren. De werken des Heren hebben niet dezelfde uit» werking op allen die er getuigen van zijn. Rechtzinnige harten vinden er een overvloedige bron van licht en genade in, maar bedorven harten, door driften verblind, vinden er niets in dan nieuw voedsel voor hun boosaardigheid en een gelegenheid voor nieuwe zonden God doet zijn waarheid voor aller ogen schitteren; Hij biedt aan allen de zaligheid en de middelen daartoe aan, maar velen verwaarlozen en verwerpen ze. — O mijn God, hoe is tot heden toe mijn gedrag in dit opzicht geweest? Welke vruchten heb ik ge* trokken uit zoveel onderrichtingen, inwendige inspraken, goede voorbeelden, heilige Sacramenten, uit zoveel genaden, in één woord, die mij heilig hadden moeten maken. Misschien hebben ze tot niets anders gediend, dan om mij des te schuldiger te maken, daar het getal van mijn ongetrouwheden nog toegenomen is Maar mijn God, Gij wilt niet dat ik de moed laat zinken, maar mijn ogen open en van ge* drag verander. O Heer, hiertoe maak ik een vast besluit. Help mij door uw genade, zonder U kan ik niets! 2e Punt. De boosheid van de mensen kan niet beletten, dat Gods inzichten vervuld worden. De hoofden van de priesters en de Farizeërs besluiten, na een korte beraadslaging, Jezus te doen sterven. Ziedaar de uitslag van die raad van boosheid, ziedaar de vrucht van hun verblindheid en versteendheid. Maar hoe hoog zijn de raads* besluiten des Heren boven de menselijke gedachten ver* heven! De boosaardige haat van de vijanden van Jezus zal hun alleen schaden. Zij willen den goddelijken Zaligmaker in het verderf storten, en zij verderven hun eigen ziel. God zal zich van hun boosaardigheid bedienen als van een werktuig, om het werk van onze verlossing te voltrekken en aan Jezus Christus die overgrote glorie te bezorgen, welke op zijn lijden en dood volgen moet Laat ons de diepte van de oneindig wijze raadsbesluiten des Heren aan* bidden en er uit leren, hoe groot ons vertrouwen op dien almachtigen God moet zijn, die het goede uit het kwade weet te trekken, en alles regelt tot welzijn van zijn getrouwe dienaren. O mijn God, ik geef mij over in uw handen. Alwie op U hoopt, zal nimmer beschaamd worden en geen schepsel hoegenaamd kan hen deren, die Gij onder uw bescherming neemt. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken, omdat Hij voor ons heeft willen gehaat, veracht en gedood worden. — Hem bidden, dat Hij ons onafscheidelijk aan zich verbindt en ons bewaart voor de zonde, die het enige kwaad is, dat wij te vrezen hebben. Ons met ver* trouwen aan zijn leiding overgeven, alles aannemend wat Hij toelaten zal, dat de schepselen ons aandoen. — Hem de nodige genaden vragen om Hem altijd getrouw te blijven. Voornemens. Alleen God beschouwen in al het moeilijke dat ons te beurt valt, en het met onderwerping van zijn hand aannemen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Alles werkt ten goede voor hen, die God beminnen. — De Heer geleidt mij, niets zal mij deren. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 139. Meditatie. JEZUS BEGEEFT ZICH NAAR JERUZALEM. Toen de tijd naderde, waarop Jezus deze wereld verlaten zou, besloot Hij naar Jeruzalem te gaan. (Vgl. Luc. IX. 51.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich Jezus Christus voorstellen; Hij gaat vol moed en vreugde naar Jeruzalem. 2e Voorspel. Geef mij de genade, o Heer, dat ik bereid* willig en grootmoedig ben in het volbrengen van al wat Gij van mij vragen zult. le Punt. Jezus heeft ons zozeer bemind, dat Hij om on* zentwille gestorven is; wij moeten Hem ook zozeer bemin* nen, dat wij trachten aan ons zelf te sterven. Toen de tijd naderde, waarop Jezus deze wereld verlaten zou, besloot Hij naar Jeruzalem te gaan. Onze Heer Jezus Christus wist wel wat Hem te Jeruzalem te wachten stond. Hij wist, hoe zijn vijanden vol haat en woede naar een gunstige gelegenheid zochten, om Hem ter dood te brengen. De vernederingen, versmadingen en pijnen, die Hij weldra verduren zou, waren Hem bekend. En evenwel begaf Hij zich vol moed en vreugde naar Jeruzalem. Laat ons in zijn aanbiddelijk Hart de redenen zoeken van deze edelmoedige handelwijze, die zozeer in strijd is met de menselijke voorzichtigheid. Jezus weet, dat de tijd gekomen is, door zijn Vader voor de voltrekking van zijn Offerande bepaald. Hij brandt van verlangen, om Hem te gehoorzamen en ons door zijn dood zalig te maken. Zijn liefde is sterker dan alle pijnen die Hem te wachten staan, en daarom verhaast Hij zijn schreden en spoedt zich met zulk een vurigheid naar Jeruzalem, dat zijn leerlingen, zoals het H. Evangelie ons te verstaan geeft, moeite hadden om Hem te volgen.... O godvruchtige ziel, weet gij wel dat Hij, dien gij met zoveel moed en vurigheid zijn smartelijke offerande tegemoet ziet gaan, uw Voorbeeld is en dat uw hart aan het zijne gelijkvormig worden moet? Als God u een offer vraagt, hebt gij dan wel die ijver en die edelmoedigheid, die gij hier in uw goddelijk Voorbeeld ziet uitschijnen?.... Hebt gij ten minste wel het vaste besluit om, in weerwil van alle tegen* kantingen en tegenstribbelingen van uw bedorven natuur, de wil van uw goddelijken Meester en het welbehagen van zijn heilig Hart te vervullen? O mijn Jezus, hoe groot moet niet mijn schaamte zijn, als ik beschouw hoeveel Gij voor mij gedaan hebt en hoe weinig ik voor U doe. Verander mijn hart, o Heer; ontvonk het door uw liefde en geef het de kracht, om alle beproevingen te doorstaan en alle moeilijks heden te overwinnen., 2e Punt. Ons eigen belang vordert, dat wij in de dienst van Jezus grootmoedig zijn. Wij vergeten de kostbare gunsten, die we door de groot* moedigheid in de dienst van Jezus Christus verwerven kun* nen. Wij vergeten, dat die goddelijke Zaligmaker de macht en de goedheid zelf is en aan de zielen die Hem getrouw zijn, haar pogingen en opofferingen duizendvoudig vergeldt. O, van hoeveel genaden beroven wij ons, als wij aan onze weerzin en aan onze lafheid toegeven! De overwinning die wij op ons zelf behalen zouden, zou ons met het Hart van onzen goddelijken Meester meer en meer verenigen. Wij zouden dan van Jezus de kracht krijgen om naar de strijd terug te keren, en met een heilige vreugde bezield worden, die ons die strijd licht en gemakkelijk maken zou. Jezus zou ons dan de grote waarde van smarten en ver* nederingen meer en meer doen kennen. Hij zou onze ijver ontvlammen en zijn heilige liefde in ons vermeerderen. Zo zouden we inwendige genoegens smaken, die duizendmaal wenselijker zijn dan alle genoegens, die men in het toe* geven aan zijn neigingen zoekt. O mijn Zaligmaker, Gij hebt mij de genade verdiend, mij zelf te kunnen overwinnen, toen Gij met zo grote moed de pijnen en de dood die U te Jeruzalem wachtten, te gemoet zijt gegaan. Verleen mij dan de genade die Gij voor mij verdiend hebt. Ik beloof U, alles te zullen aanwenden, om er ten volle aan te beant* woorden. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem van ganser harte danken voor het offer van zijn leven, dat Hij met zoveel liefde voor ons ten beste geeft. — Ons diep vernederen, omdat wij zo weinig liefde voor Hem en zo weinig moed in zijn dienst hebben, nadat wij zulke treffende en krachtige bewijzen van zijn liefde jegens ons ondervonden hebben. — Hem vergeving vragen over onze menigvuldige ongetrouwheden. — Het besluit maken, ons in de toekomst vuriger en kloekmoediger te gedragen. — Hem smeken dat Hij onze goede wil zegent. Voornemens. Ons grootmoedig overwinnen in al wat ons de meeste moeite kost. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Jezus Christus heeft mij zozeer be* mind, dat Hij voor mij gestorven is; zou ik Hem dus niet zozeer beminnen, dat ik alles doe wat Hij van mij vordert? — Zie, hier ben ik, o mijn God, om uw wil te doen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 140. Meditatie. JEZUS BERISPT DE AL TE VURIGE IJVER VAN JAKOBUS EN JOANNES. Jezus zond boden voor zich uit, om zijn komst aan te kondigen. Zij vertrokken en kwamen in een stad van Samarië, maar men wilde Hem niet ontvangen, omdat Hij het voornemen had, naar Jeruzalem te gaan. Toen zijn leerlingen Jakobus en Joannes dit merkten, zeiden ze: Heer, wilt Gij, dat we zeggen, dat er vuur uit de hemel komt om ze te verdelgen? Maar Jezus berispte hen: Gij weet niet, zeide Hij hun, wat voor geest u bezielt. De Mensen* zoon is niet gekomen, om mensenzielen te verderven, maar om ze te redden. (Vgl. Luc. IX. 52—56.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich Jezus Christus voorstellen; Hij gaat vol moed en vreugde naar Jeruzalem. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, vervul mij met uw geest en geef mij de genade in mij de deugden te doen uitschijnen, waarvan uw H. Hart het voorbeeld is. le Punt. De geest van Jezus Christus is een geest van zachtmoedigheid en barmhartigheid. De geest van de onverstorven mens is niets dan hard* heid en onverdraagzaamheid, hij wordt over alles gramstorig en vergeeft niets. De geest van Jezus daarentegen is niets dan zachtmoedigheid, goedheid en barmhartigheid. Hij wacht de zondaars lijdzaam af, verdraagt en verschoont hun fouten, overlaadt hen met weldaden om hen te winnen, te redden en gelukkig te maken. Ben ik wel doordrongen van die geest? Heb ik nooit dat verwijt van mijn goddelijken Meester verdiend: Gij weet niet, wat voor geest u bezielt., Wij moeten ons niet verwonderen, dat deze twee Apostelen niet wisten wat voor geest hen bezielde, en dat zij het vuur van de hemel over een schuldige stad wilden doen neerkomen, in plaats van voor haar bekering en zaligheid te bidden. Im* mers, zij hadden de Heilige Geest nog niet ontvangen. Wat ons betreft, wij moesten met die aanbiddelijke Geest geheel vervuld zijn, want wij hebben al de Sacramenten ontvangen die ons de Heilige Geest geven. De genade van onze roeping verplicht ons daarenboven, om nog volmaakter dan de gewone christenen de zachtmoedige geest van Jezus Christus in ons te doen uitschijnen. En toch, hoe is ons gedrag ten opzichte van de verschillende personen, met wie wij in betrekking komen? Oefenen wij steeds ten opzichte van onze Medereligieuzen die toegevende liefde, die alles ver* draagt en verschoont? Oefenen wij altijd ten opzichte van de kinderen, aan onze zorgen toevertrouwd, die zacht* moedigheid en toegeeflijkheid, gepaard met voorzichtigheid en vastberadenheid, waardoor men op kinderharten alles vermag? Zijn wij altijd minzaam en lieftallig jegens de arme, zieke en gebrekkige mensen?.... Laten wij ons nim* mer door een ongeduldige en overdreven ijver vervoeren, waardoor wij die mensen als met geweld van hun verouderde gebreken genezen willen?.... Beoefenen wij ook steeds een zedige vriendelijkheid ten opzichte van de personen van buiten, om daardoor de- belangen van de Congregatie en haar liefdewerken te bevorderen? O mijn Zaligmaker, Gij ziet, hoever ik verwijderd ben van wat ik zijn moest. Ontferm U over mij, vervul mij met uw geest. Gewaardig U mijn hart met het uwe te verenigen en het al uw gevoelens en zo volkomen mogelijk uw gesteltenis mede te delen. 2e Punt. De zachtmoedigheid en de goedheid van Jezus Christus worden niet voldoende door de mensen gekend. De Mensenzoon is niet gekomen om mensenzielen te vers derven, maar om ze te redden. De zending van onzen god* delijken Meester op aarde is een zending van liefde en barmhartigheid. Veel zielen houden zich van Hem verwijderd, omdat zij zijn aanbiddelijk Hart niet kennen. Als men het Hart van Jezus kende, — als men eens wist, hoe gaarne Hij vergeving en genade schenkt, — hoeveel medelijden Hij met de menselijke zwakheid heeft, — hoe gemakkelijk Hij de fouten uitwist, als men rechtzinnig tot Hem wederkeert, en hoe Hij verlangt, de zielen die van verdiensten en deugden verstoken zijn, met weldaden te overladen, — dan zouden de zondaars bij menigten voor zijn voeten de ongeregeldheden van hun leven komen bewenen. Dan zouden de zwakke en vreesachtige zielen haar vertrouwen en haar moed voelen opgewekt. Dan zouden de rechtvaardigen een nieuwe vurig* heid putten in de liefde van dien goddelijken Meester, die zo volkomen waardig is met genegenheid en grootmoedig* heid gediend te worden. Smeken wij dus het aanbiddelijk Hart van Jezus, dat Hij zich door alle harten doet kennen. Maar gedenken wij dan ook, dat wij geroepen zijn, om dit heilig Hart te doen kennen en beminnen, vooral door al zijn beminnelijke deugden na te volgen, zijn zachtmoedigheid, nederigheid, liefde, toegeeflijkheid, verzaking van eigen be* langen, zelfopoffering voor de zaligheid der zielen, stand* vastig geduld en goedheid in alles. Tevergeefs zouden wij hopen vele zielen voor Jezus te winnen, als wij er niet eerst en vooral aan werkten, zelf levende afbeeldsels van dien goddelijken Zaligmaker te worden. O, welk een krachtige beweegreden, om alle deugden van onze heilige roeping met vurigheid te beoefenen! Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem smeken dat Hij ons met zijn geest vervult, ons met zijn aanbiddelijk Hart verenigt en ons de genade verleent, om dagelijks voortgang in het navolgen van zijn deugden te maken. — Hem de bijzondere behoeften van onze ziel, onze ellenden en gebreken openleggen, en Hem smeken dat Hij alles geneest en glorie trekt uit onze woorden en hande* lingen. Voornemens. Bij iedere gelegenheid de zachtmoedigheid en de liefde beoefenen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijk ruiker. Jezus is niet gekomen om mensenzielen te verderven, maar om ze te redden. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 141. Meditatie. JEZUS VOORZEGT ZIJN LIJDEN AAN ZIJN LEERLINGEN. Jezus nam zijn twaalf Apostelen met zich, en begon hun te zeggen, wat Hem overkomen zou: Ziet, wij gaan naar Jeruzalem, en al wat de profeten over den Mensenzoon geschreven hebben, zal vervuld worden. Hij zal aan de opperpriesters, schriftgeleerden en ouderlingen overgeleverd worden. Zij zullen Hem ter dood veroordelen en aan de heidenen overleveren. Zij zullen Hem be* spotten en bespuwen, Hem geselen en ter dood brengen, en na drie dagen zal Hij verrijzen. (Vgl. Mare. X. 32—34.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich Jezus Christus voorstellen; Hij gaat vol moed en vreugde naar Jeruzalem. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, verleen mij de genade U volmaakt te beminnen; ik smeek het U om de oneindige liefde, die Gij U gewaardigt mij toe te dragen. Ie Punt. Uit liefde tot ons geeft Jezus zijn leven ten beste. Trachten wij in het Hart van onzen aanbiddelijken Meester door te dringen, om daar zijn gesteltenis en ge* voelens te bestuderen en de deugden, die Hij op dat ogen* blik beoefent, nu Hij zelf, de dood te gemoet gaande, aan zijn Apostelen al de bijzonderheden van zijn smarten en versmadingen voorzegt. Het Hart van Jezus is vol van een vurige ijver voor de glorie van zijn Vader en voor de zalig* heid van de wereld. Die ijver, die niet opgehouden heeft gedurende gans zijn leven toe te nemen, is nu tot de hoogste uiting gekomen en evenals de zon, die het hoogste punt van haar loop bereikt, doet Hij aan allen die Hem omringen, de warmte van zijn ijver en zijn liefde gevoelen. Laat ons dus onzen aanbiddelijken Zaligmaker dicht naderen. Hij alleen kan onze ziel bevrijden van die dodelijke koudheid, die al haar vermogens gevoelloos maakt en verlamt. Smeken wij Hem, dat Hij aan ons evenals aan zijn Apostelen, de grootheid en de menigte van de smarten openbaart, die Hij voor onze zaligheid heeft willen verduren. Beschouwen wij hoe Hij voor ons uitgaat, hoe Hij met vurig* heid de dood te gemoet snelt, en schamen wij ons over onze lafheid in zijn heilige dienst. O mijn Jezus, tot hoelang toch zal ik uitstellen, U edelmoedig al wat U in mij mishaagt, op te offeren? Tot hoelang zal ik willen en niet willen?.... Ach, ik bid U, doe toch eindelijk mijn lauwheid en lafheid op* houden. Geef, dat uw liefde mij boven mijn zwakheid ver* heft, mijn onstandvastigheid wegneemt, en mij voortaan met een vaste moed doet voortwandelen op de heilige weg van het kruis, waarop Gij wilt, dat ik U volg. 2e Punt. Omdat wij Jezus niet genoeg beminnen, zijn wij zo zwak en onstandvastig in zijn dienst. Wij beminnen onzen goddelijken Meester, wij willen aan zijn genade beantwoorden, en Hem onze dankbaarheid be* wijzen. Waarom dan toch vallen wij zo licht, als wij in de gelegenheid zijn? Waarom vergeten wij zo spoedig de goede voornemens, die wij gemaakt hebben? Omdat onze liefde voor Jezus nog te zwak is, omdat wij niet genoeg in zijn aanbiddelijk Hart de kenmerken van de ware liefde nagegaan hebben Jezus heeft mij bemind, zegt de Apostel, en zich voor mij overgeleverd. Die goddelijke Meester zegt in het H. Evangelie, van zijn hemelsen Vader sprekend: Zozeer heeft God de wereld bemind, dat Hij zijn enigen Zoon gegeven heeft. Zich zelf geven en overleveren, alles geven en opofferen wat ons het dierbaarste is, ziedaar de bewijzen van de waarachtige liefde. O mijn Jezus, nu zie ik de reden van mijn zwakheid en onstandvastigheid. Ik zou U wel gaarne beminnen, maar de moeilijkheden weerhouden mij, de op* offeringen schrikken mij af. Ik deins terug voor die oefeningen van een waarlijk vurige en volmaakte liefde, waardoor ik aan mij zelf onthecht zou worden en dodelijke slagen aan mijn eigenliefde toebrengen zou. Ik zou wel geheel voor U willen zijn, maar zonder te lijden, zonder vernederd te worden, zonder te moeten zien, dat mijn wil tegengegaan en naar de uwe geregeld wordt. Ontferm U over mij, o Heer, deel aan mijn hart iets van uw edelmoedigheid mede. Ondersteun mij in mijn strijden en geef mij de genade, dat ik mij zonder voorbehoud, voor uw liefde en uw heilige dienst opoffer. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden en danken. — Hem smeken, dat Hij ons zijn goddelijk Hart en de brandende liefde die het verteert, doet kennen. — Hem de genade vragen, Hem volmaakt te be* minnen. — Ons geheel aan Hem toewijden. Voornemens. Met edelmoedigheid alles doen, wat Jezus vandaag door de stem van zijn genade van ons vragen zal. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Mijn hart is bereid, Heer, mijn hart is bereid. Wat wilt Gij, dat ik doe? Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 142. Meditatie. VRAAG VAN JAKOBUS EN JOANNES; ANTWOORD VAN JEZUS. Daarop kwamen Jakobus en Joannes, zonen van Zebedeüs, bij Jezus, en vroegen Hem: Meester, verleen ons, dat wij in uw glorie de een aan uw rechter», de ander aan uw linkerhand mogen zitten. Maar Jezus antwoordde hun: Gij weet niet wat gij vraagt. Kunt gij de kelk drinken, die Ik drinken zal? (Mare. X. 35. 37. 38.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich de weg naar Jeruzalem voorstellen, die onze goddelijke Meester zo moedig opgaat. 2e Voorspel. Mijn goddelijke Meester, verleen mij de genade, dat ik nimmer enige andere eerzucht heb dan die van gedurig in uw heilige liefde toe te nemen. Ie Punt. Men komt niet tot de glorie des Hemels dan door het lijden van dit leven. Gij weet niet wat gij vraagt. Jezus spreekt zijn Apostelen over de smarten en de dood, die Hij ging onderstaan, en zij voeden eerzuchtige gedachten. Zij hebben niets begrepen van al wat hun goddelijke Meester hun gezegd heeft, dan alleen dit, dat er een grote gebeurtenis plaats moet hebben. Zij besluiten daaruit, dat de zegepraal van den Verlosser niet ver meer af is en bij de gedachte daaraan wordt hun eer» zucht opgewekt. Zij menen immers, dat het rijk van dien Gezant des Heren een tijdelijk rijk zijn zal. Zo dwaalt men licht, als men zich door aardse verlangens beheersen laat. O mijn Jezus, hoe dikwijls gebeurt het mij, dat ook ik in niet minder grove dwalingen val! Ik haak naar de goederen des Hemels, maar ik zou ze willen verwerven zonder aan de voldoeningen van de natuur te verzaken. Ik wil mij met U verenigen, maar zonder mij zelf te verlaten. Ik wil deug» den verkrijgen, maar zonder mijn fouten te bestrijden. O mijn Zaligmaker, wat al gebreken zijn er in mij! Gewaardig U medelijden met mij te hebben en trek mij uit de afgrond van mijn dwalingen. Leer mij, wat ik moet begeren, wat ik U moet vragen en vooral wat ik doen moet, om de ware glorie en het volmaakte geluk te bekomen. 2e Punt. Het lijden van dit leven wordt verdienstelijk en gemakkelijk te dragen, als men Jezus bemint. Kunt gij de kelk drinken, die lk drinken zal? Willen wij met Jezus verheerlijkt worden, dan moeten wij ook met Jezus lijden. Die goddelijke Meester is zijn glorie niet in» gegaan, dan nadat Hij al de bitterheid van de kelk gesmaakt had, die de gerechtigheid van zijn hemelse Vader voor Hem bereid had. Tevergeefs zouden wij dan ook ons vleien, door een ander middel in de Hemel te zullen komen. Iedereen moet lijden. Die waarheid is zeker hard, als men ze op zich zelf beschouwt. Maar hoe zoet wordt zij ons, als we bedenken dat het lijden de kelk van Jezus is, dat zijn zachte hand hem aanbiedt en dat zijn liefdevol Hart ons uitnodigt om hem te aanvaarden. Hoe overtuigend en uitnodigend wordt ons die waarheid bij de gedachte, dat Hij zelf die kelk gedronken heeft, alvorens hem ons aan te bieden en dat Hij er zelfs te voren enigermate al de bitterheid van uit* gedronken heeft, omdat de zalving van zijn genade er voor de kloeke zielen goddelijke zoetigheden onder mengt. O mijn Jezus, gedoog dus niet, dat ik zo ondankbaar ben, de kelk die Gij mij aanbiedt, van mijn lippen af te stoten. Geef, dat ik die uit liefde aanvaard, en vol vertrouwen op uw almachtige bijstand met uw twee leerlingen zeggen mag: Ja, Heer, ik kan en ik wil uw kelk drinken. Ik kan en ik wil door hetzelfde doopsel gedoopt worden als Gij. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem met liefde aanbidden als onzen God en Zaligmaker, en Hem danken voor al het lijden, dat Hij zich gewaardigd heeft voor onze zaligheid te aanvaarden. — Hem de genade vragen, alle dingen volgens zijn geest te beoordelen, en geen andere eerzucht te hebben dan die van gedurig in zijn liefde toe te nemen. — Hem de genade vragen, uit liefde tot Hem alle moeilijkheden te beminnen en te aanvaarden, die ons deel* achtig moeten maken aan zijn lijden en verdiensten. Voornemens. Uit liefde tot Jezus alles lijden, wat ons moeilijks overkomen zal. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Om mei Jezus verheerlijkt te worden, moet men met Jezus lijden. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 143. Meditatie. MEN MOET NIET VERLANGEN OVER ANDEREN TE GEBIEDEN. Toen de tien andere Apostelen dit hoorden, werden zij gramstorig tegen Jakobus en Joannes; maar Jezus zeide tot hen: Gij weet, dat zij, die als de vorsten der volkeren beschouwd worden, hen over* heersen, en dat hun groten hun macht over hen uitoefenen. Zo zal het onder u niet zijn: maar alwie onder u groot wil worden, moet de dienaar van allen worden; want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen. (Mare. X. 41 45.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich de weg naar Jeruzalem voorstellen, die onze goddelijke Meester zo moedig opgaat. 2e Voorspel. Goddelijke Meester, verleen mij de genade uw voorbeeld na te volgen, door mij edelmoedig op te offeren voor de zaligheid van allen die ik besturen moet. le Punt. Jezus is niet op aarde gekomen om onze aan* bidding en eerbewijzen te eisen, maar om onze zaligheid te bewerken. De Mensenzoon is. niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen. Jezus, de enige Zoon van God, bezat in de Hemel dezelfde heerlijkheid als zijn Vader; de Engelen bogen zich met eerbied voor zijn-majesteit. Toen Hij zich gewaardigde, met een sterfelijk vlees bekleed, op aarde te verschijnen, hield Hij niet op de aanbidding van alle schepselen waardig te zijn. Met het volste recht mocht Hij van ons alle eer* bewijzen vorderen die wij in staat waren Hem te geven, en toch heeft Hij dit niet gedaan. Wel verre van onder ons de eerste plaats in te nemen, die Hem toekwam, heeft Hij zich liever zozeer vernederd en vernietigd, dat Hij zich aan zijn schepselen onderworpen, hun gehoorzaamd, en hun alle zorgen van de tederste liefde bewezen heeft. O mijn Jezus, uw titel van Zaligmaker doet ons begrijpen, waarom Gij liever hebt willen dienen dan gediend te worden. Niet om U zelf, maar om ons zijt Gij van de Hemel gedaald. Gij zijt onze goede Herder, onze tederhartige Vader; Gij zoekt niets dan ons geluk en onze eeuwige zaligheid. Uw glorie, uw rust, ja uw leven, dit alles offert Gij met liefde op voor ons, ellen* dige zondaars die Gij zalig zijt komen maken. Alleen door de liefde wilt Gij over ons heersen, o goddelijke Koning! Waarom scharen zich dan niet alle mensen met vreugde onder uw beminnelijke heerschappij? Waarom achten zich niet alle schepselen duizendmaal gelukkig, U voor Opper* heer te hebben? Ach, dit komt alleen omdat men U niet kent! Doe U dus kennen, o Heer; openbaar aan alle mensen de oneindige goedheid van uw goddelijk Hart. Maar vooral, maak dat ik U ken, ontdek mij de onbegrijpelijke grootheid van uw liefde. Schenk mij de genade, dat ik mij onafscheide* lijk door erkentelijkheid en liefde aan U verbind. 2e Punt. Wij moeten naar het voorbeeld van Jezus niet verlangen gediend te worden, maar te dienen. Alwie onder u groot wil worden, moet de dienaar van alten worden. Deze woorden, die voor alle christenen een belang* rijke les bevatten, zijn toch meer bijzonder toepasselijk op de religieuze zielen en vooral op de leden onzer Congregatie, die naar het voorbeeld van Jezus, zich bijzonder op het be* oefenen van de gehoorzaamheid en nederigheid moeten toe* leggen. Wij moeten dus die heilige woorden volkomen op ons toepassen. Om de gewichtige bedieningen waartoe onze heili* ge staat ons roept, waardig te vervullen, moeten wij ons zelf in alle oprechtheid als de laatsten van allen beschouwen, en tevreden zijn met de laagste bedieningen, zonder ooit een hogere te verlangen. Wij moeten, als de gehoorzaamheid ons enig gezag toevertrouwt, dit alleen gebruiken voor'de glorie van God en het welzijn van de zielen, en elke dag be* denken, welk een rekenschap wij aan Jezus Christus zullen moeten afleggen over de zielen, die Hem zoveel gekost heb* ben. Wij moeten zorgvuldig waken over haar onschuld, ons van ganser harte voor haar zaligheid opofferen en ons ge* durig herinneren, dat wij vooral door een diepe nederigheid en door de vurigheid van onze gebeden de genaden en de zegeningen des Hemels over haar zullen aftrekken. Zo zullen wij onzen aanbiddelijken Meester navolgen, die niet op de aarde gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen. Zo ook zullen wij ons met zijn aanbiddelijk Hart ver* enigen, en de inzichten van barmhartigheid vervullen, die Hij gehad heeft, toen Hij ons tot de religieuze staat riep. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als den Meester en het Voorbeeld van de vol* maakte liefde. — Hem smeken, ons de beoefening van die verheven deugd te leren. — Hem al de ellenden van onze ziel blootleggen: onze eigenliefde, onze hoogmoed, ons on* Meditaties n. 27 geduld, enz., en Hem smekèn, onze ziel van deze kwalen te genezen. Voornemens. Ons bijzonder toeleggen op de nederigheid en de liefde jegens de evenmens. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. De Mensenzoon is niei gekomen om gediend ie worden, maar om ie dienen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 144. Contemplatie. GENEZING VAN DEN BLINDE VAN JERICHO. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Jezus naderde Jericho, toen een blinde, die langs de weg zat en om een aalmoes bad, bij het horen van het gewoel der menigte, vroeg wat er omging. Men antwoordde hem, dat Jezus van Nazareth daar voorbijkwam, en terstond begon hij te roepen: Jezus, Zoon van David, ontferm U over mij!.... Jezus bleef stilstaan, liet hem bij zich komen en zeide hem: Wat wilt gij, dat Ik u doe? Heer, antwoordde de blinde, dat ik weder zien moge. Zie weder, zeide Jezus hem, uw geloof heeft u gezond gemaakt. 2e Voorspel. Zich de weg voorstellen, die naar Jericho leidt. 3e Voorspel. Geef mij de genade, o Heer, dat ik steeds tot U bid met een levendig geloof en met een groot ver» langen om verhoord te worden. Ie Punt. De blinde van Jericho smeekt Jezus om genezing. De personen beschouwen. — Jezus, onzen aanbiddelijken Meester, in wien de macht en de wil om goed te doen ver* pniöri ziin Hu wordt fievoiöd door znn Apostelen en een ontelbare menigte volks.... Er zit een blinde langs de weg, door iedereen verlaten; hij leeft van aalmoezen. Hij gevoelt levendig zijn ellende en gebrekkigheid en wenst vurig er van bevrijd te worden. O, hoeveel aanspraak heeft hij op het medelijden van Jezus; hij is arm, verlaten en blind naar lichaam en ziel. Jezus is verheugd, dat Hij hem weldra zal kunnen genezen. — De woorden aanhoren. — Jezus, Zoon van David, ontferm U over mij, roept de blinde luids keels uit. Verschillende mensen willen hem doen zwijgen, maar hij roept nog luider: Zoon van David, ontferm U over mij! O, hoe aangenaam was dit geroep van een armen, ons gelukkigen man voor het medelijdend en lief de vol Hart van Jezus! Zijn geroep kwam voort uit een diep gevoel van zijn ellenden en ging vergezeld van een levendig geloof, een vast \ertrouwen, een grote vurigheid en een volhardende moed. Jezus kon het niet onverhoord laten. — Ach, hoe gaarne zou Jezus ook ons gebed verhoren, indien wij, doordrongen van onze geestelijke ellenden, dikwijls met geloof, betrouwen, vurigheid, volharding en moed tot Hem riepen: Jezus, Zoon van David, ontferm U over mijl Maar helaas, wij laten ons door bezigheden, verstrooidheden, neerslachtigheid, lauwheid en lafheid, door onze ellenden zelf tot stilzwijgen brengen, en weigeren zodoende aan Jezus de vreugde, onze ziel te genezen en met gunsten te overladen. 2e Punt. Genezing van den blinde van Jericho. Personen. — Dezelfde. — Woorden en handelingen. — De blinde hield aan met roepen: Jezus, Zoon van David, onU ferm U over mij! Jezus hoort zijn stem; Hij beveelt, dat men den blinde bij Hem brengt. Men gaat hem halen. Kom, zegt men hem, de Heer Jezus vraagt naar u. O, wat een gelukkig ogenblik voor dien armen blinde! Zijn hart wordt vervuld met blijdschap. Zijn vertrouwen en zijn verlangen om ver» hoord te worden, de eerbied, de erkentelijkheid en de liefde tot Jezus, zijn Weldoener, nemen meer en meer toe.... Weldra is hij in de tegenwoordigheid van Jezus Christus.' Wat wilt gij, dat Ik u doe? \raagt hem die goede Meester. Heer, antwoordt hij, dat ik weder zien moge. — Zie weder, zegt Jezus terstond, uw geloof heeft u gezond gemaakt. Op* eens is er een dubbel mirakel uitgewerkt. De blinde heeft de gunst verkregen die hij af smeekte, en daarenboven nog een andere gunst, die oneindig kostbaarder is en die hij niet ge* vraagd had, te weten: de genezing van de blindheid van zijn ziel, hij is gerechtvaardigd door de genade van zijn Verlosser. Vervuld van een heilige blijdschap gaat hij heen, God luide lovend over al de wonderen, die Hij te zijnen gunste verricht heeft. — O mijn Jezus, het is genoeg U te naderen, om met uw gunsten overladen te worden. En om U te kunnen nade* ren, behoeft men dit alleen maar te willen en te vragen. Ach! gedoog toch niet, dat ik langer in mijn geestelijke krank* heden voortkwijn, daar ik zulk een gemakkelijk en zeker middel heb, om er van bevrijd te worden. Genees mij, o Heer, van mijn verblindheid en van al de andere kwalen van mijn ziel. Geef, dat ik uw heilige Naam verheerlijk door mijn dankbaarheid en liefde. Ik hoop vast deze genade van U te bekomen. Ik heb meer aanspraak op uw goedheid dan deze arme blinde, want mijn armoede en ellenden zijn groter dan de zijne. Ik zal dus niet ophouden tot U te roepen: Jezus, Zoon van David, ontferm U over mijl Heer, dat ik zien mag. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen Zaligmaker, vol goedheid en barmhar* tigheid. — Verscheidene oefeningen van een levendig ver* trouwen op zijn macht en goedheid verwekken. — Hem smeken, dat Hij ons levendig onze inwendige ellenden doet gevoelen, en ons het vurig verlangen inboezemt er van be* vrijd te worden. Hem vurig al de genaden vragen die wij nodig hebben. Voornemens. Onze gebeden met veel geloof, vurigheid en vertrouwen verrichten. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. i Geestelijke ruiker. Jezus, Zoon van David, ontferm U over mij! Heer, dat ik zien mag. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 145. Contemplatie. JEZUS VERBLIJFT BIJ ZACHEUS. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Er was een man, met name Zacheüs, die overste der tollenaars en zeer rijk was. Hij verlangde Jezus te zien, maar hij kon niet door de menigte volks, omdat hij klein van gestalte was. Hij liep dus vooruit en klom in een vijgeboom, om Hem te zien voorbijgaan. Toen Jezus op die plaats kwam, sloeg Hij de ogen op en zag hem, en zeide: Zacheüs, kom spoedig af, want Ik moet vandaag in uw huis verblijven. Zacheüs kwam spoedig af en ontving Hem met vreugde. 2e Voorspel. Zich voorstellen de weg van Jericho, de boom die Zacheüs beklommen had, en het huis van Zacheüs. 3e Voorspel. Geef mij de genade, O Heer, dat ik de ijver, de edelmoedigheid en dankbaarheid van Zacheüs navolg. Ie Punt. Zacheüs tracht Jezus Christus te zien. De personen en de handelingen beschouwen. — Onze aam biddelijke Meester wandelt voort, omringd door een talrijke menigte. Welk een waardigheid, maar te zelfder tijd welk een zachtaardigheid in houding en gang. Zijn oneindige goed* heid is op zijn aanbiddelijk gelaat te lezen.... O mijn godde* lijke Jezus, hoe kan men U zien, zonder tevens tot het zoet* ste vertrouwen te worden opgewekt? Hoe kan men U ken* nen, zonder U te beminnen?.... Onder de menigte bevinden zich rechtvaardigen, die Jezus beminnen, bekeerde zondaars, wier hart den goddelijken Meester ook toebehoort, en schijn* heiligen,' die Hem niet beminnen, omdat zij vol hoogmoed zijn en aan zijn genade weerstaan.... Beschouwen wij Zacheiis, die de hovaardige Farizeërs als een zondaar vers achten. Hij klimt in een vijgeboom. Zijn hart wordt door een inwendige genade getroffen; hij begeert den aanbiddes lijken Verlosser te kennen, van wien hij zo grote dingen heeft horen verhalen, en haast zich, de gelegenheid te baat te nemen om Hem te zien. — De woorden aanhoren. Deze zijn geheel inwendig. Het zijn vurige begeerten, die het hart van Zacheiis vervullen. Die inwendige taal wordt door het Hart van Jezus gehoord. — O mijn Zaligmaker, leer aan mijn ziel ook zo te spreken. Geef, dat mijn hart ingang bij het uwe vindt door vurige gebeden, heilige verzuchtingen en een brandende liefde. 2e Punt. Jezus zegt tot Zacheüs, dat Hij bij hem verlangt te verblijven. Personen. — Beschouwen wij wederom Zacheiis, die in een boom geklommen is.... De talrijke menigte volks, op de weg.... Onzen goeden Meester, die met waardigheid, zachts aardigheid en zedigheid voortwandelt.... Woorden en hani delingen. — Bij de boom gekomen, waarin Zacheüs zich bes vindt, slaat Jezus de ogen op.... Verbeelden wij ons, ins dien het mogelijk is, de gevoelens die de tollenaar op dat ogenblik ontwaart Zijn hart wordt gans ontroerd.... Hij hoort zich, door de mond van den Zaligmaker zelf, bij zijn naam noemen: Zacheüs, kom spoedig af, want Ik moet vandaag in uw huis verblijven. Welhoe, mijn Jezus, moet Gij in het huis van Zacheüs verblijven? Hebt Gij dan geen ans dere vrienden in Jericho? Weet Gij wel, dat hij een zondaar, een onrechtvaardige, een overste der tollenaars is en dat de Farizeërs er over zullen morren? Ja, dat weet Ik, zegt ons Jezus, maar Ik weet ook, hoe onwaardig hij zich acht om Mij te ontvangen, hoe vurig hij verlangt Mij te zien en hoe dankbaar en verheugd hij over mijn komst zijn zal. Ik ben gekomen om te zoeken en zalig te maken, wat verloren was. O, hoe gaarne komt Jezus door de H. Communie in het hart van een boetvaardige ziel, als zij zich diep vernedert en vurig naar Hem verlangt, zodat Jezus reeds vooraf weet, met welk een vreugde en dankbaarheid Hij daar ontvangen zal worden. 3e Punt. Dankbaarheid van Zacheüs. Personen. — Dezelfde. — Woorden en handelingen. — De menigte is Jezus Christus gevolgd tot bij het huis van Zacheüs. De Farizeërs, verontwaardigd over de goedheid, waarmee de goddelijke Meester de zorgen en de eerbewijzen van Zacheüs aanneemt, morren tegen Hem. Die man, zeggen zij, is de vriend van de zondaars, Hij neemt bij hen zijn intrek Luisteren wij naar de taal van dien bekeerden zondaar: Heer, zegt hij, ik ben de gunst die Gij mij heden verleent, niet waardig. Ik ben daarom dan ook doordrongen van dankbaarheid. Dat iedereen dus de belofte hoort, die ik U doe; van nu af geef ik de arme de helft van mijn goede* ren, en indien ik iemand iets te kort gedaan heb, dat hij zich vertoont, ik geef het hem vierdubbel weder. Gelukkige Za* cheüs, wat zult gij overvloedig beloond worden voor de op* offeringen, die de dankbaarheid u ingeeft!.... Jezus neemt het woord op: Heden is over dit huis zaligheid gekomen; Zacheüs is ook een kind van Abraham; want de Mensen: zoon is gekomen om te zoeken en zalig te maken, wat ver* loren was Overwegen wij hier aandachtig de goedheid en tederhartigheid van Jezus, het geluk en de erkentelijkheid van Zacheüs.... O Jezus! overal waar Gij zijt, moeten hoop en heilige blijdschap heersen. Vrees en droefheid moe* ten verbannen zijn uit een hart dat Gij met uw bezoek ver* eert. Geef, dat ik begrijpen mag hoe groot mijn geluk is, zo dikwijls door U te worden bezocht. Geef, dat alle droef* geestigheid steeds uit mijn hart verbannen is. Geef dat ik mij steeds met nieuwe ijver en nieuwe vreugde voorbereid tot het geluk van U terug te zien en dat ik niets verwaarloos om U te behouden nadat ik U ontvangen heb. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken voor de goedheid, waarmee Hij zich gewaardigd heeft zo menigmaal in ons hart te komen wonen. — Hem vergeving vragen over onze koelheid en ons gebrek aan dank* baarheid. — Ons geheel aan Hem geven, en aan zijn voeten liggend het vast besluit maken, voortaan niets meer aan zijn liefde te zullen weigeren. Voornemens. Om onze dankbaarheid aan Jezus te tonen, met ijver de gelegenheid te baat nemen, waardoor wij Hem vandaag het offer van onze eigen wil kunnen brengen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Mijn hart is bereid, o Heer, gewaardig U het te bezoeken. — Zaligheid is heden over dit huis ge* komen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 146. Contemplatie. MAGDALENA GIET EEN WELRIEKENDE BALSEM OVER DE VOETEN VAN JEZUS. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zes dagen vóór Pasen kwam Jezus te Betha* nië, waar Hij Lazarus van de. dood opgewekt had. Men maakte voor Hem een avondmaal gereed; Martha diende, en Lazarus zat met Hem aan tafel. Doch Maria nam een pond welriekende zalf van grote waarde, goot die over de voeten van Jezus, droogde ze met heur haren af, en gans het huis werd met de geur vervuld. 2e Voorspel. Zich het binnenste van het huis van Simon den melaatse voorstellen, waar de ingezetenen van Bethanië Jezus Christus onthalen. 3e Voorspel. Aanbiddelijke Jezus, verleen mij de genade, dat ik de brandende liefde van Magdalena en haar ijver om U te behagen navolg. Punt. Jezus wordt te Bethanië onthaald; men richt voor hem een feestmaal aan bij Simon den melaatse. De personen beschouwen. — Onzen aanbiddelijken Meester; Hij is aan tafel gezeten. 1) Welk een waardigheid, zachtzinnigheid en zedigheid!.... De gasten, en onder anderen Lazarus. De blijdschap staat op aller gelaat te lezen, want Jezus is daar.... De handelingen beschouwen en de woorden aanhoren. — Maria dient de gasten Deze onderhouden zich met elkander, stemmig en zonder getier.... Van tijd tot tijd heerst er stilte om naar Jezus te luisteren. O, hoe zoet is het, de tegenwoordigheid van dien godde* lijken Gastheer te genieten! Hoe gelukkig zijn de zielen, die Hem bij zich weten te houden, en alles in vereniging met Hem weten te doen! Geef, o Heer, dat ik in de drukke bezigheden van mijn bediening steeds aan U denke en mijn oog op U gevestigd houde! 2e Punt. Magdalena giet een kostbare balsem over de voeten van Jezus. Personen. — Dezelfde. — Woorden en handelingen. — Magdalena draagt een vaas van albast aan, gevuld met een kostbaar reukwerk. Zij werpt zich aan de voeten van onzen goddelijken Meester neder, stort het reukwerk over zijn voeten uit, slaat de vaas aan stukken, en giet het kostbaar vocht, tot de laatste druppel toe, op zijn heilig hoofd.... De geur verspreidt zich door het hele huis Judas mort bij zich zelf: VP aar om. zegt hij, niet liever dat reuk* werk verkocht en het bedrag daarvan aan de armen ge* geven? Maar Jezus zegt: Laat Maria met vrede; overal waar dit Evangelie verkondigd wordt in de gehele 1) Of eigenlijk aanliggend op het in het Oosten gebruikelijk rustbed. wereld, zal ook haar daad met lof: vermeld worden tot haar gedachtenis. Wat Magdalena deed, is de aandacht en goeds keuring van Jezus Christus waardig, omdat zij niets beoogde dan Hem te verheerlijken en Hem te behagen. Het is Hem dubbel aangenaam, omdat die gebroken vaas en dat uit* gestorte reukwerk het afbeeldsel waren van haar hart en haar deugden, van haar zachtzinnigheid, nederigheid, berouw, godsvrucht en tedere liefde.... Welk een heerlijk en bes wonderenswaardig voorbeeld! H. Magdalena, verwerf mij de genade u na te volgen, mijn hart te doen overvloeien van tedere liefde voor mijn goddelijken Meester, en voor Hem veil te hebben wat mij het kostbaarste en dierbaarste op deze wereld is. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen God, onzen Zaligmaker en den besten aller Meesters. — Hem ons hart geven, hoe zwak en ellendig het ook is, in de hoop dat zijn oneindige goedheid dat offer niet versmaden zal. — Hem al de deugden vragen die ons ontbreken, erkennend, dat wij ze zonder zijn hulp niet vers werven kunnen. — Beloven, dat wij alles zullen doen wat in ons vermogen is, om aan zijn goddelijke bijstand te beants woorden en minder onwaardige leerlingen van een zo goeden Meester te worden. Voornemens. Al onze handelingen verrichten in de tegen® woordigheid van Jezus Christus, en om Hem te behagen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Mijn kind, geef Mij uw hart. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 147. Contemplatie. ZEGEVIERENDE INTOCHT VAN JEZUS IN JERUZALEM. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Toen Jezus Jeruzalem naderde, zond Hij twee van zijn leerlingen vooruit en zeide tot hen: Gaat naar het dorp, dat tegenover u ligt. Daar zult gij een ezelin vinden met haar veulen; maakt ze los en brengt ze hier. De leer? lingen gingen heen en deden wat Jezus hun bevolen had, en toen ze de ezelin en haar veulen daar gebracht hadden, bedekten zij ze met hun klederen en deden Hem er op neer? zitten. Een grote menigte volks spreidde ook klederen langs de weg. Anderen kapten takken van de bomen, wierpen die op de weg, en allen riepen: Hosanna, lof en eer aan den Zoon van David, gezegend Hij, die komt in de naam des Heren! 2e Voorspel. Zich de weg voorstellen, belegd met klede? ren en takken, en de menigte, die Jezus vergezelt. 3e Voorspel. Goddelijke Jezus, treed in zegepraal mijn ziel binnen, als Gij U gewaardigt haar door de H. Communie te bezoeken; maar gedoog nimmer, dat ik het ongeluk heb de onstandvastigheid van het Joodse volk na te volgen, en U uit mijn hart te jagen, na U te hebben ontvangen. Ie Punt. Jezus treedt Jeruzalem binnen onder de toe? juichingen van het volk. De personen beschouwen. — Gehele scharen van mensen staan langs de weg, die Jezus volgt. De meesten vergezellen Hem, zij rekenen het zich tot een eer, leerlingen van Jezus te zijn.... De goddelijke Zaligmaker, gezeten op een ezelin, wordt in zegepraal voortgeleid. Welk een zoete en beminne? lijke majesteit! Zijn Apostelen en het volk omringen Hem, zij zijn allen opgetogen en verrukt van vreugde.... Maar waar zijt gij, Maria, Moeder van Jezus? Kom toch in de glorie van uw lieven Zoon delen. Neen, de Moeder van den vernederden God was bij Hem in de stal van Bethlehem. Zij zal ook bij Hem zijn op de Kalvarieberg, maar bij deze heerlijke intocht in Jeruzalem verbergt zij zich. Waarom? Om mij te leren, dat de nederigheid en het verlangen, on* bekend te blijven bij de schepselen, de zekerste weg is, om de genade des Heren te behouden en gedurig in Jezus’ liefde toe te nemen. — De handelingen beschouwen. — De ijver van het volk om de wegen met groen te versieren en hun klederen uit te spreiden over de weg, die Jezus volgen moet De menigte groeit elk ogenblik aan. Men loopt en woelt; blijdschap en eerbied zijn op aller gezicht te lezen Jezus nadert langzaam, gezeten op de ezelin die zijn leer* lingen Hem bezorgd hebben. Hij trekt voort onder luide toejuichingen en zegeliederen, en zo wordt de voorzegging bewaarheid: Zegt aan de dochter van Sion: Ziedaar uw Koning, die vol goedheid tot u komt. Goddelijke Jezus, Koning van mijn hart, kom tot mij door het inwendig bezoek van uw genade en door het aanbiddelijk Sacrament van uw liefde. — De woorden aanhoren. — De lofliederen, de toe* juichingen.... Allen, die er voor uitkomen, dat zij leer* lingen van Jezus zijn, verkondigen luide, opgetogen van vreugde, de glorie van God en verhalen de mirakelen, waar* van zij getuige geweest zijn. Gezegend zij de Koning, die komt in de naam des Heren, zeggen zij, vrede in de Hemel, glorie in het hoogste der Hemelen En zij die vooraf* gaan, en zij die volgen, roepen allen: Hosanna aan den Zoon van David; gezegend Hij, die komt in de naam des Heren; gezegend het rijk van David, onzen Vader. Hosanna in het hoogste der Hemelen.... Ik verenig, o mijn Zalig* maker, mijn wensen en eerbewijzen met de vreugdezangen van het volk. Ik verenig die met al de lofzangen van de mensen, van de Heiligen en van de Engelen, en zeg tot U uit de grond van mijn hart: Hosanna aan U, o Zoon van David, aan U, o Jezus, mijn Heer en God, mijn Zaligmaker en Meester. Wees gezegend, geëerd, geloofd, gediend en bemind door mij en alle mensen! 2e Punt. Verontwaardiging der Farizeërs bij het zien van Jezus’ zegepraal. Personen. — Dezelfde. — Woorden en handelingen. — Gij ziet, zeggen de vijanden van Jezus Christus tot elkander, dat al wat wij doen, niets baat: ziet, een ieder loopt Hem na. Vervolgens zich tot den goddelijken Zaligmaker wendend, zeggen zij Hem op een verwaande en spijtige toon: Meester, doe toch uw leerlingen zwijgen. — Ik verzeker u, antwoordt hun Jezus, dat, als zij zwijgen, de stenen voor hen roepen zullen. Ja, mijn aanbiddelijke Jezus, ook de redeloze schep» selen, maar vooral de zondaars, die zo ongevoelig en hard zijn als stenen, moeten U loven en prijzen. Geef, o Jezus dat alle zondaars uw oneindige goedheid kennen. O, wat ben ik gelukkig, dat ik U ken en U bemin! Laat niet toe, dat ik het onstandvastige volk van Jeruzalem navolg, dat U heden zoveel eer bewijst en U weldra ter dood eiseit zal. Geef, dat ik standvastig in uw liefde volhard en het geluk heb van in het hemels Jeruzalem in alle eeuwigheid te zingen: Heilig, heilig, heilig, gezegend zij Hij, die komt in de naam des Heren; hosanna in den allerhoogste! Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden, loven en verheerlijken in vereniging met zijn ware leerlingen. — Hem loven, omdat Hij met goedheid tot ons gekomen is door het geheim der Menswording en door dat van het allerheiligste Sacrament. — Hem smeken dat Hij nimmer toelaat, dat wij de onstandvastigheid van het Joodse volk navolgen, maar dat Hij ons de genade schenkt van Hem te allen tijde te eren en te beminnen. Voornemens. Jezus verheerlijken door veelvuldige oefe* ningen van liefde en alles doen tot zijn meerdere eer en glorie. : Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ziedaar uw Korting, die vol goedheid tot u komt. Gezegend Hij, die komt in de naam des Heren. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 148. Meditatie. ZEGEVIERENDE INTOCHT VAN JEZUS IN JERUZALEM. Zegt aan de dochter van Sion: Zie uw Koning, die vol goed» heid tot U komt. (Vgl. Matth. XXI. 5.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich wederom voorstellen de weg, die met klederen en takken belegd is; Jezus Christus, gezeten op een ezelin, omringd door zijn leerlingen en een grote menigte volks. 2e Voorspel. Zeg aan mijn hart, o Jezus, dat Gij mijn Koning zijt en vervul mij in de H. Communie met gevoelens van blijdschap, vertrouwen en liefde. Ie Punt. Met welke goedheid en liefde Jezus Christus door de H. Communie tot ons komt. Zegt aan de dochter van Sion: Zie uw Koning, die vol goedheid tot u komt. Wie is Hij, die tot mij komt? Van» waar komt Hij? Tot wien komt Hij? Hij die komt, is mijn Jezus, mijn Zaligmaker en mijn Koning. Hij heeft mij met een eeuwige liefde bemind, door het vergieten van zijn Bloed van de hel bevrijd en mij tot de religieuze staat verkozen. Hij komt, om mij met zijn goederen te overladen, met zijn verdiensten te verrijken en met alle deugden te versieren. Hij die komt, is Jezus, het voorwerp van het welbehagen zijns Vaders en van de liefde van alle gelukzaligen.... Van* waar komt Hij? Uit de Hemel, waar Hij de aanbidding van de Engelen ontvangt. Hij heeft de luister van zijn heer* lijkheid verlaten, om op het altaar af te dalen, waarop Hij, de glans van zijn Godheid bedekkend, zich voor mij als slachtoffer heeft opgedragen.... Tot wie komt Hij? Tot een nietig, ellendig, zwak, weerspannig en ondankbaar schepsel.. Hij komt in mijn hart; zijn oneindige majesteit en heiligheid laat zich niet afschrikken door mijn zonden en gebreken. Hij komt om mij te genezen; Hij geeft slechts gehoor aan zijn liefdé; Hij wil zijn Hart voldoen. Zal het mijne ongevoelig zijn voor zoveel goedheid en tederheid? O mijn Jezus, ge* doog dit niet. Kom, beminnelijke Jezus, kom bezit nemen van mijn hart en heers er door een volmaakte liefde. 2e Punt. Met welke eerbied en erkentelijkheid wij tot Jezus in de H. Communie naderen moeten. Hoe komt Jezus? Waarom komt Hij? Hoe moet ik Hem ontvangen?.... Hij komt vol van goedheid en minzaamheid. Niet als Rechter nadert Hij, maar als Vader, als Koning en Vriend. Als Vader komt Hij mij voeden en mij het leven geven. Als Koning komt Hij mijn vijanden ten onder brengen en mijn ziel in de vrede bevestigen. Als Vriend komt Hij mij met zijn genaden en gunsten overladen. Zijn liefde doet Hem tot mij afdalen; Hij wil mij gelukkig maken, door zich hart aan hart met mij te verenigen. Hij komt om mij in mijn moeilijkheden te troosten, mij uit mijn kwijnende staat op te wekken en in mijn noodwendigheden bij te staan. Hij is niets dan goedheid en liefde, en alleen liefde vraagt Hij van mij. Hij wil, dat ik, mijn ellende vergetend, alleen de oneindige grootheid van zijn liefde beschouw, of liever: Hij wil, dat ik door het beschouwen van mijn nietigheid en boosheid en van zijn majesteit en heiligheid besef, hoe groot de kracht van zijn liefde en de uitgestrektheid van zijn barmhartigheid is. Hart van Jezus, alleen uw oneindige barmhartigheid en liefde kunnen U doen besluiten, in het hart van een zondig mens, gelijk ik ben, af te dalen. Ach, doe mij branden door het vuur van de heiligste liefde^ Geef, dat ik steeds met een diepe nederigheid en vurige ijver tot uw H. Tafel nader. Samenspraak met Jezus in het H. Sacrament. — Hem aanbidden in dat Geheim van liefde, waarin Hij zijn onein* dige liefde zo klaar doet zien. — Hem die ware gevoelens van eerbied, liefde en erkentelijkheid vragen, die de vruchten van een levendig geloof zijn. — Hem smeken dat Hij door het vuur van zijn liefde vernietigt, wat zich tegen zijn heer* schappij in ons hart verzetten kan. Voornemens. Ons hart nauw met het Hart van Jezus ver* enigd houden en al onze werken uit liefde verrichten. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ziedaar uw Korting, die vol goedheid tot u komt. — Kom, Heer Jezus, kom! Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 149. Contemplatie. JEZUS WEENT OVER JERUZALEM. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Toen Jezus de stad Jeruzalem naderde, weende Hij over haar, zeggende: Mocht ook gij tenminste op deze uw dag erkennen, wat u tot vrede strekken kan, maar nu is dit alles voor uw ogen verborgen! 2e Voorspel. Zich wederom voorstellen de weg, die met groen belegd is en de nederige stoet van Jezus. 3e Voorspel. Aanbiddelijk Hart van Jezus, schenk mij de genade, dat ik, zoals Gij, belang stel in de zaligheid der arme zondaars. le Punt. De personen beschouwen. —* De talrijke menigte volks die den goddelijken Meester begeleidt; de Apostelen, die Hem omgeven.... De vreugde schittert op ieders gelaat. O mijn goede Meester, deelt Gij in de vreugde, die door uw zegetocht wordt teweeggebracht? Neen, Jezus stort tranen; zijn Hart wordt door een bittere droefheid over* stelpt bij het aanschouwen van Jeruzalem, waarvan Hij de nabijzijnde ondergang voorziet Goddelijke Zalig* maker, zo hebt Gij ook over mij geweend, toen ik mij van U verwijderde en de zondige wereld volgde. O, hoe moet ik van erkentelijkheid doordrongen worden bij het herdenken van die grote goedheid, mij betoond, toen Gij mij van de wereld losgerukt, en mij hier een schuilplaats tegen de ge* varen der wereld aangewezen hebt!.... O, hoe moet ik nu, door zoveel genaden begunstigd, de zonde, het gruwe* lijkste kwaad, dat uw tranen vloeien doet, verafschuwen! Duizendmaal, o Heer, zij U dank gezegd voor de genade van mijn heilige Roeping. 2e Punt. De woorden aanhoren. — Jezus wendt zich tot de schuldige stad. Mocht ook gij, zegt Hij, ten minste op deze uw dag erkennen, wat u tot vrede strekken kan, maar nu is dit alles voor uw ogen verborgen! O schrikkelijk woord! De stad Jeruzalem sluit haar ogen voor het licht. Zij, die den Zaligmaker met vervoering inhaalt, zal Hem na verloop van vijf dagen verwerpen, omdat haar geloof te zwak en haar liefde te onstandvastig is Zij voorziet de schrikkelijke rampen niet, die zij door haar ontrouw over zich aftrekken zal. Jezus voegt er bij: Er zullen dagen over u komen, dat uw vijanden u met een wal omgeven, u insluiten en van alle kanten benauwen zullen. Zij zullen u tot de grond toe verdelgen, u en uw kinderen, die in u zijn, en zij zullen in u niet de éne steen op de andere laten, omdat gij de tijd van uw bezoeking niet erkend hebt, niet hebt willen erkennen. Hoeveel zaken doen zich hier ter overweging voor! De rechtvaardigheid van God, die het Meditaties II 28 misbruiken van zijn genade straft. Het ongeluk van den zondaar, die zich tegen de stem van God verhardt. De tederheid van Jezus Christus, die bedroefd wordt bij het aanschouwen van die ondankbare stad, omdat Hij de rampen voorziet, die zij door de moord van Gods Zoon over zich aftrekken zaL O Hart van mijn Zaligmaker, maak mijn hart gevoelig voor alles wat U zozeer treft. Spaar, o Heer, den zondaar, die hier door Jeruzalem afgebeeld wordt, en behoed hem voor de schrikkelijke rampen die hem in het ander leven wachten. Behoed ook ons tegen de zonde en haar vreselijke gevolgen. Geef, o mijn barmhartige Jezus, dat wij allen standvastig in uw liefde volharden, opdat wij ons eeuwig met U in het hemels Jeruzalem verblijden mogen. 3e Punt. De handelingen beschouwen. — De tekenen van droefheid, die onze goddelijke Meester aan den dag legt, vooral de tranen, die Hij stort De inwendige ver* lichtingen en aanmaningen, waardoor Hij een menigte harten krachtig aanspoort, om toch hun eeuwig ongeluk niet te ge* moet te lopen De tegenstand van sommigen, die meer en meer verhard worden De getrouwheid van enige anderen, die zich bekeren, en daarom meer en meer door Jezus verlicht en begunstigd worden.... O Jezus, ook nu nog spoort Gij alle harten aan, om tot U terug te komen, en zij die U getrouw zijn, worden voor hun getrouwheid steeds meer en meer door U verlicht en begunstigd. Moge ik, o Heer, U altijd getrouw blijven en zo uw grote gunsten meer en meer waardig worden. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. Aan zijn aanbiddelijk Hart een eerbewijs van liefde geven. Vragen, dat Het ons leert, met welk een overmaat van tederheid Het alle mensen bemint en hoe zwaar Hem het verderf der ongelukkige zondaars valt. — Dat Hart de genade afsmeken in zijn gevoelens te delen, ons met Jezus over het ongeluk van de zielen te bedroeven, en naar best vermogen, het ongeluk van de zondaars te voorkomen. Smeken, dat Het ons met alle deugden vervult, die wij voor de bekering van de zondaars nodig hebben. Voornemens. Alle gelegenheden, die zich vandaag ter bevordering van de zaligheid der zondaars zullen voordoen, te baat nemen. Door herhaalde schietgebeden voor hun bekering bidden. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Hart van Jezus, toevlucht der zondaars, ontferm U over mij. Zoet Hart van Jezus, ontferm U over xms en over onze dwalende broeders. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 150. Meditatie. JEZUS DRIJFT DE KOOPLIEDEN UIT DE TEMPEL EN GENEEST DE ZIEKEN, DIE BIJ HEM GEBRACHT WORDEN. Zodra Jezus de tempel binnentrad, begon Hij allen die daar verkochten en kochten, er uit te drijven.... Terzelfder tijd kwamen er blinden en kreupelen bij Hem in de tempel en Hij genas hen. (Vgl. Matt. XXI. 12. 14.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich het inwendige van de tempel van Jeruzalem voorstellen en Jezus, die eerst heilig veront* waardigd is tegen de heiligschenners en daarna vol zacht* aardigheid en goedheid allen geneest, die Hem genezing vragen. 2e Voorspel. Hart van Jezus, verleen mij de genade de smaad te herstellen, die U in uw heilige tempels aangedaan wordt, en de harten der mensen tot U te trekken, door hun uw oneindige zachtaardigheid en goedheid te leren kennen. le Punt. Wij, religieuzen, moeten ons aanbieden om de oneer te herstellen, die Jezus in zijn tempels wordt aangedaan. Zodra Jezus de tempel binnentrad, begon Hij allen die daar verkochten en 'kochten, er uit te drijven.... De ijver van Jezus tegen de onteerders van de tempel herinnert ons een waarheid, die zeer geschikt is om ons met de bitterste droefheid te doordringen, te weten: dat de meeste christenen zo weinig eerbied aan den dag leggen in de kerken, waar onze goddelijke Meester zich gewaardigt uit liefde tot ons te wonen. Herinneren wij ons op dit ogenblik, al wat wij ooit hebben horen verhalen, al wat wij zelf ooit gezien hebben van de oneerbiedigheden, die tegen zijn aanbiddelijke Majesteit bedreven worden. Stellen wij ons voor ogen hoe een menigte zielen, door zijn Bloed vrijgekocht, alleen in zijn tegenwoordigheid verschijnen, bm zijn Hart te bedroeven door een onverschilligheid en min* achting, waardoor zij zich de zegeningen onwaardig maken, die Hij zo vurig verlangt over haar uit te storten. Over denken wij, met welk een buitengewone gestrengheid Jezus de kopers en verkopers uit de tempel dreef. En wat was de tempel der Joden, vergeleken bij de tempels der christenen, waar niet het bloed van ossen en kalveren, maar het dier baar Bloed van Jezus Christus dagelijks wordt opgedragen; waar niet de tafels der Wet, maar de opperste Wetgever zelf, Jezus Christus voortdurend tegenwoordig is?.... O, hoe grote beledigingen doen de christenen Jezus aan, als zij die heilige plaatsen door hun oneerbiedigheid onteren! Hoe streng zullen zij gestraft worden! Hoezeer moeten wij ons wachten ook voor de minste oneerbiedigheid op die ontzag* wekkende plaatsen! Hoezeer moeten wij ons ook beijveren, door onze uitwendige eerbied de evenmens te stichten en door onze inwendige eerbied de oneer te herstellen, die onzen goddelijken Meester overal aangedaan wordt! 2e Punt. Wij moeten in al onze ellenden tot Jezus gaan en Hem ook door anderen doen kennen. Terzelfder tijd kwamen er blinden en kreupelen bij Hem in de tempel en Hij genas hen. Het huis des Heren is een huis van genade en zegen. Vooral van uit zijn heilig Taber* nakel wil Jezus zijn kostbaarste en overvloedigste genaden over ons uitstorten. Daar roept Hij de zwakke, kwijnende en zondige zielen aan zijn voeten om haar de kracht, de gezondheid en het leven terug te schenken. Zijn macht en goedheid zijn oneindig. Al de mirakelen die Hij gedurende zijn openbaar leven gedaan heeft, zijn slechts gering in getal, in vergelijking met de mirakelen van genade, die Hij alle dagen doet en vooral met die Hij doen zou, indien de mensen beter zijn goddelijk Hart kenden, en bij Hem het geluk en de zaligheid kwamen zoeken. Wat zullen wij doen om het verlangen van Jezus te bevredigen? Wij moeten niet tevreden zijn met voor zijn Hart onze harten wijd open te zetten en met blijdschap de genaden in te zamelen die er uit voortvloeien, maar wij moeten Hem ook smeken, dat Hij zich doe kennen en de harten van alle mensen tot zich trekke. Vooral moeten wij ons met de brandende ijver van Jezus vervullen, en zijn kennis en zijn liefde overal bij de mensen trachten uit te breiden. Samenspraak met Jezus in zijn H. Sacrament. — Hem nederige en vurige eerbewijzen geven tot herstelling van de smaad, die Hij in zijn tempels verduurt. — Hem met het levendigste vertrouwen de genezing van al de zwakheden van onze ziel vragen. — Ons aan zijn H. Hart opdragen en toewijden; Hem smeken dat Hij zich van ons bedient om zielen voor Hem te winnen. Voornemens. Ons opwekken tot geloof, eerbied, liefde en ijver, waarmee onze bezoeken bij het allerheiligste Sacra» ment moeten bezield zijn. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Hoe beminnelijk zijn uw tabernakelen. Heer, God der heerkrachten! Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 151. Meditatie. GELIJKENIS VAN DE TARWE. Er waren enige heidenen, die tot Filippus zeiden: Wij zouden Jezus wel eens willen zien. Filippus ging dit derhalve aan Andreas boodschappen en Andreas en Filippus zeiden het tot Jezus. Jezus antwoordde hun: Het uur is gekomen, dat de Mensenzoon ver» heerlijkt wordt. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, zo de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft ze alleen; maar zo ze sterft, brengt ze rijke vruchten voort. (Vgl. Joan. XII. 20—25.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich een openbaar plein van Jeruzalem voor» stellen, waar Jezus zich bevond, toen Andreas en Filippus Hem de heidenen voorstelden, die Hem verlangden te zien. 2e Voorspel. Geef Heer, dat ik uit liefde tot U sterf aan mij zelf, gelijk' Gij uit liefde tot mij gestorven zijt, opdat ik overvloedige vruchten voor mij en mijn evennaaste voort» brenge. Ie Punt. Door voor ons te sterven, heeft Jezus ons zalig gemaakt. Zo de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft ze alleen; maar zo ze sterft, brengt ze rijke vruchten voort. Jezus vergelijkt hier zijn dood bij de verrotting van het graan dat men gezaaid heeft. Niets is in schijn kleiner en nietiger dan het graan, dat in de grond geworpen wordt. Het wordt met aarde bedekt, wordt met voeten getreden, het verrot en schijnt geheel vernietigd. Toch schiet het uit, verheft zich boven de aarde, brengt een aar voort en draagt overvloedige vruchten. Ook onze goddelijke Zaligmaker heeft zich zó diep vernederd, dat Hij volgens de uitdrukking der profeten, de smaad der mem sen en het uitvaagsel der schepselen geworden is. Hij is veracht, verlaten, met smaad overladen geworden en onkenbaar door de wonden en vuiligheden, waarmee Hij overdekt was. Eindelijk, tot overmaat van vernedering en schande, heeft Hij zich tussen twee boosdoeners aan het kruis laten hechten, en de geest gegeven, hangend aan het schandhout. Het scheen alsof op dat ogenblik de macht, de wijsheid en de goedheid, waarvan Hij gedurende zijn leven zoveel bewijzen gegeven had, voor altijd vernietigd moesten zijn, en toch was het op dat ogenblik, dat zij in al haar luister schitterden. Zegepralend uit het graf opgestaan, zond Jezus zijn Apostelen om het Evangelie aan de ganse wereld te verkondigen, en het mensdom, door zijn Bloed vrijgekocht, kon aanspraak maken op de eeuwige zaligheid. Aan uw dood, o mijn Jezus, ben ik dus het leven van mijn ziel verschuldigd. Te midden van de smarten en de smaad van het kruis hebt Gij mij het leven verworven en zijt Gij mijn Vader geworden. O tederhartige Vader, ik ben het kind van uw smarten, het voorwerp van uw liefde. Hoe zou het dus mogelijk zijn, dat ik aan uw tederhartigheid niet beantwoordde? 2e Punt. Alleen door aan ons zelf te sterven kunnen wij de evennaaste nuttig zijn. God heeft ons geroepen om zoveel in ons vermogen is, het welzijn van de evenmens te bevorderen en te werken aan de zaligheid van de zielen, die Hij door zijn Bloed vrijgekocht heeft. Nimmer zullen wij aan deze gewichtige roeping beantwoorden, als wij niet de voetstappen van ons aanbiddelijk Voorbeeld volgen. Door zijn vernederingen en zijn dood nu is Jezus Christus de Vader van een groot volk geworden., Zo moeten ook wij aan ons eigen ik sterven, ons beneden al onze Medezusters, ja zelfs beneden alle mensen stellen, om bekwaam te worden voor het gewichtig werk dat ons toevertrouwd is. God de Heer heeft niemand ter vervulling van zijn inzichten nodig. Als de mensen die Hij bezigt, zich zelf iets van zijn goddelijke werking willen toekennen, en zich door gedachten van hoogmoed en eigens liefde verheffen, dan laat Hij hen weldra aan hun eigen zwakheid over. Daarentegen slaat Hij goedgunstig zijn ogen op allen die waarlijk ootmoedig zijn. Dezen vervult Hij met zijn geest, en hun arbeid voor het welzijn der zielen zegent Hij. De verrotting van het graan dat in de grond geworpen wordt, beduidt niet enkel de ootmoedigheid, maar ook nog een volkomen versterving, beoefend volgens de geest van onze H. Regelen. In de ziel die zich aan het welzijn van de evennaaste heeft toegewijd, moet niets menselijks meer te vinden zijn. Geen eigen beweging hééft ze meer of iets, wat in strijd is met de leiding van de Heilige Geest of met de werking der genade. Hoe ver ben ik ten opzichte van deze zo gewichtige verplichtingen? Hoe ver ben ik in de nederigheid en de versterving gevorderd? Samenspraak met Jezus. — Hem onze aanbidding en liefde betuigen, en Hem met de levendigste erkentelijkheid danken, wijl Hij heeft willen sterven om ons het leven te geven. — Ons aan Jezus aanbieden en opdragen, om de inzichten van zijn barmhartigheid te vervullen en de zaligs heid van de zielen te bevorderen. — Hem smeken dat Hij ons liefde geeft tot de nederigheid eii versterving, en de sterkte om die twee deugden te oefenen met al de vols maaktheid waartoe wij in staat zijn. Voornemens. Ons niet verontschuldigen. — Met een goed hart alles aanvaarden wat tegen onze neigingen strijdt. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Zo de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft ze alleen; maar zo ze sterft brengt ze rijke vruchten voort. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 152. Meditatie. JEZUS VERHEERLIJKT ZIJN VADER DOOR DE SMARTEN VAN ZIJN LIJDEN TE AANVAARDEN. Nu is mijn ziel ontsteld; en wat zal Ik zeggen? Vader, red Mij uit dit uur. (Jezus wilde spreken over het uur van zijn lijden, dat Hij op dat ogenblik in al zijn ijselijkheid zag.) Maar daarom juist ben Ik in dit uur gekomen. Vader, verheerlijk yw naam! Daarop sprak een stem uit de Hemel: Ik heb die reeds verheerlijkt, en zal die nog verheerlijken. (Joan. XII. 27. 28.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich een openbaar plein van Jeruzalem voor* stellen, waar Jezus zich bevond, toen Andreas en Filippus Hem de heidenen voorstelden, die Hem verlangden te zien. 2e Voorspel. Aanbiddelijk Hart van Jezus, verleen mij de genade, dat ik mij zoals Gij aan uw hemelsen Vader op* draag, om zijn eer te bevorderen en in alles zijn heilige wil te doen. Ie Punt. Jezus aanvaardt de dood, om de eer van zijn Vader te bevorderen. Jezus bidt den hemelsen Vader, dat Hij zijn heilige Naam verheerlijke. De hemelse Vader antwoordt, dat Hij die reeds verheerlijkt heeft en nog zal verheerlijken. Overwegen wij, in welke gesteltenis Jezus dit gebed tot zijn Vader richt, en wat de betekenis is van het antwoord, dat Deze geeft. Jezus voorziet zijn aanstaand lijden. Hij beschouwt het in al zijn ijselijkheid en laat toe, dat zijn ziel hierdoor ontsteld en met schrik bevangen wordt, alzo voor een ogenblik een proef nemend van de dodelijke angst, die Hij in de Olijfhof zal moeten verduren. Hij zegt dus: Nu is mijn ziel ontsteld, en wat zal Ik zeggen? Hij schijnt een middel te zoeken, om zich aan het ijselijke der pijnen die Hem wachten, te onttrekken. Hij wendt zich tot zijn Vader, zeggend: Vader, red mij uit dit uur. Doch terstond, door de vurigheid en grootmoedigheid van zijn ijver deze ogenblikkelijke vrees overwinnend, die Hij enkel had willen gewaar worden, om ons een voorbeeld te geven en ons de genade te verwerven, onze vrees te boven te komen, voegt hij er bij: Maar juist daarom, om dit te lijden, ben Ik in dit uur gekomen. Ik heb een sterfelijk vlees aangenomen, om het aan de -goddelijke Majesteit te slachtofferen. Spaar Mij dus niet, o Vader, en verheerlijk uw Naam, want Gij moet immers door mijn dood verheerlijkt worden, hoe duur Mij dit ook te staan komt. — God de Vader aanvaardt die offerande en antwoordt uit het hoogste des Hemels: Ik heb die reeds verheerlijkt en zal die nog verheerlijken. Ik heb die reeds verheerlijkt door uw menswording, die U tot de staat van de zondige mensen gebracht heeft. Ik zal die nog verheerlijken door het mysterie van het kruis, dat het grote werk voltrekken moet, waarvoor Gij van de Hemel op de aarde afgedaald zijt. Verenigen wij ons met de of» ferande van het heilig Hart van onzen goddelijken Meester, om de opperste majesteit van zijn Vader te aanbidden. Voegen wij onze offerande bij de zijne, met Hem en in dezelfde gevoelens die woorden herhalend, waarin de vol» maaktste zelfopoffering en de zuiverste liefde uitgedrukt zijn: Vader, verheerlijk uw naam! Hebben wij wel te vrezen, dat God van ons te zware opofferingen vragen zal? Neen, o H. Hart van Jezus, want Gij zijt onze kracht, ons licht en onze troost in de grootste smarten die ons overkomen kunnen. 2e Punt. Wij moeten, voor zoveel we kunnen, de zelf op* offeringen van Jezus Christus na volgen. Jezus is in deze wereld gekomen om zich geheel op te offeren, — om de vervulling van de wil zijns Vaders tot zijn voedsel te maken, — om gehoorzaam te worden tot de dood, ja tot de dood aan het kruis. In dezelfde gesteltenis behoren wij ons gedurig aan den hemelsen Vader op te dragen, willen wij aan onze roep waardig beantwoorden en de inzichten vervullen, die de Heer met ons gehad heeft toen Hij ons tot het religieuze leven riep. De onwaardeer* bare weldaad van onze roeping verplicht ons tot een vol* komen vereniging met Jezus. Hiertoe kunnen wij echter niet geraken dan door de zelfverloochening en het sterven aan ons zelf. Op die heilige en zo heilzame verzaking moet ik mij dus onophoudelijk toeleggen, ijverig de gelegenheden te baat nemend om de ootmoedigheid, gehoorzaamheid en zelfverloochening te beoefenen. Maar terzelfder tijd mag ik niet vergeten, dat mijn offerande evenals die van mijn godde* lijken Zaligmaker, een offerande van liefde is. Ik moet dus wel bedenken, dat die goede Meester mij zijn genade beloofd heeft, en dat ik ten onrechte zou terugschrikken voor de moeilijkheden, die ’t streven naar de volmaaktheid, waartoe ik geroepen werd, met zich brengt. Ik ben er immers zeker van, in Jezus’ aanbiddelijk Hart een onuitputbare bron van kracht, genade en vertroosting te zullen vinden. O heilig Hart van Jezus, mijn hoop, mijn steun, mijn roem, verhef mij boven mij zelf en schenk mij de genade, dat ik voor ■ zover het een sterfelijk schepsel gegeven is, mij zelf ver* loochen en volmaakt word. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem smeken dat Hij ons leert ons voor de eer van zijn hemel* sen Vader op te offeren, en dat Hij ons met die vurige liefde vervult, die door niets wordt afgeschrikt en waarvoor alles licht is. — Hem vergeving vragen over de ongetrouw* heden, die ons' tot nu toe verhinderd hebben, een zo grote genade te verkrijgen. — Ons grootmoedig aan Hem opdragen om in alles zijn heilige wil te doen. — Verschillende oefe* ningen verwekken van geloof en van vertrouwen op de kracht van zijn genade, die ons nimmer ontbreken zal, als wij er niet aan weerstaan. Voornemens. Grootmoedig en uit liefde alle pogingen aan* wenden en alle opofferingen doen, die God van ons vragen zal. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Vader, verheerlijk uw naaml — Om U te verheerlijken ben ik hier gekomen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 153. Meditatie. BELOFTE VAN JEZUS. Nu zal de vorst van deze wereld geoordeeld en uitgejaagd worden; en Ik, als Ik van de aarde opgeheven zal zijn, zal Ik alles tot Mij trekken. (Vgl. Joan. XII. 31. 32.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich een openbaar plein van Jeruzalem voor* stellen, waar Jezus zich bevond, toen Andreas en Filippus Hem de heidenen voorstelden, die Hem verlangden te zien. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, verleen mij de genade, dat ik U genoeg bemin om mij met U aan het kruis te hechten. Ie Punt. Jezus heeft door zijn kruis de heerschappij van de duivel vernietigd. Nu zal de vorst van deze wereld geoordeeld en uitgejaagd worden. De vorst der wereld is de duivel. Onze Heer Jezus Christus kondigt aan, dat zijn heerschappij spoedig omver* geworpen zal worden door het mysterie van het kruis. De zonde heerste over de aarde; de mensen richtten altaren op voor de schandelijkste driften, en stortten zich bij menigte in de eeuwige afgrond der hel. Door de menswording en vooral door de dood van Jezus zal deze heerschappij van den vorst der duisternissen vernietigd worden. De verkon* diging van het H. Evangelie heeft de duivel uit zijn tempels verjaagd, door de afgoderij te vernietigen. De kracht van de goddelijke genade heeft hem gedwongen de harten der men* sen, die hij overweldigd had, te verlaten, door ze voor Jezus Christus te winnen. Welk een erkentelijkheid zijn wij U, aanbiddelijke Zaligmaker, voor die onschatbare weldaden verschuldigd! Wat heb ik in het bijzonder U veel te danken, die aan de uitwerkselen van uw kruisdood deelachtig ben geworden, zelfs vóór ik in staat was ze naar waarde te schatten! Gij hebt mij, o Heer, in de schoot van uw H. Kerk doen geboren worden; Gij hebt mijn ziel door een menigte gunsten voorkomen; Gij houdt niet op, mij met uw kost* baarste gaven te overladen en mij voortdurend tegen de strikken van de vijand van mijn zaligheid te behoeden! O mijn Jezus, mijn Bevrijder en Zaligmaker, bestraal mij met het licht van een levendig geloof en geef, dat ik U steeds dankbaar zij voor de grote weldaad, die Gij mij door uw kruis bezorgd hebt. 2e Punt. Aan het kruis hangend, trekt Jezus alle harten tot zich en geeft Hij hun de sterkte om te lijden. Als lk van de aarde opgeheven zal zijn, zal Ik alles tot Mij trekken. Jezus heeft ons door zijn dood de nodige genaden verworven om de duivel, den vorst der duisternissen, te overwinnen. Om die genade van overwinning te verkrijgen, moeten wij ons de vruchten van zijn wonderbare kamp tegen satan toevoegen, door ons zelf enig geweld aan te doen. Die strijd is lastig, maar de genade en de vertroostingen van Jezus geven ons moed en versterken ons daarin. Hij heeft de belofte die wij overwegen: Als Ik van de aarde opgeheven zal zijn, zal Ik alles tot Mij trekken, letterlijk vervuld. Jezus heeft van zijn kruis, uit zijn wonden, en vooral uit zijn open Zijde een geheime kracht doen vloeien, waarvan alle getrouwe zielen de uitwerkselen ondervinden; een kracht, die de moeilijkste pogingen en smartelijkste opofferingen verzacht, wijl zij ons Jezus doet beminnen, die het voorbeeld en de troost van de lijdenden is. Die goddelijke kracht van het kruis trekt en lokt alle'harten. Allen zouden die kracht gevoelen en smaken, als zij om zich met den lijdenden Jezus te verenigen, getrouwer de wederwaardigheden en moeilijkheden gebruikten, die de goddelijke Voorzienigheid hun overzendt, en zij de versterving van geest en hart beoefenden, die voor ieder christen nood* zakelijk is. Als ik die zoete vertroosting in moeilijkheden en lijden niet ken, dan komt dit, wijl ik te zeer het lijden vrees, — omdat ik niet grootmoedig genoeg ben in de dienst van mijn goeden Meester. O mijn aanbiddelijke Zaligmaker, doe toch die ongelukkige gesteltenis ophouden; ik wil eindelijk getrouw aan uw genade worden. Gewaardig U mijn ziel tot U te trekken, door mij te onthechten van mij zelf en van alle schepselen. Open voor mij de aanbiddelijke wonde van uw heilig Hart. Geef, dat ik daarin mijn rust en mijn leven vind. Maak dat ik er leer, U te beminnen en te lijden, tot op het ogenblik waarop Gij mijn pogingen zult belonen, door mij de vruchten van uw en mijn overwinning te doen smaken. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen goddelijken Bevrijder, en Hem met de levendigste erkentelijkheid danken voor het onwaardeerbaar goed, dat zijn dood ons verschaft heeft. — Ons aan zijn voeten vernederen over al de ongetrouwheden en de tegen* stand, waardoor wij tot heden toe verhinderd geworden zijn, om de vruchten van het mysterie van het kruis te smaken.— Hem beloven, dat wij voortaan grootmoediger en getrouwer zullen zijn. — Hem smeken, dat Hij ons tot het beoefenen van de deugden brengt, door de zoete zalving van zijn genade en door de aanlokkelijkheid van zijn liefde. Voornemens. Grootmoedig alles doen, wat Jezus door de inwendige stem van zijn genade van ons vraagt. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Als Ik van de aarde opgeheven zal zijn, zal Ik alles tot Mij trekken. — Heer, trek mij volgens uw belofte tot U. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 154. Meditatie. WAARSCHUWING EN BEDREIGING VAN JEZUS. Jezus zeide tot de Joden: Nog een korte tijd is het licht in uw midden. Wandelt, zolang ge het licht hebt, opdat de duisternis u niet verrast. (Joan. XII. 35.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich een openbaar plein van Jeruzalem voor» stellen, waar Jezus zich bevond, toen Andreas en Filippus Hem de heidenen voorstelden, die Hem verlangden te zien. 2e Voorspel. Geef mij de genade, o Heer, dat ik steeds bij uw licht de wegen van waarheid en gerechtigheid bewandele. Ie Punt. Wij moeten van het licht, dat God ons geeft, zorgvuldig gebruik maken. Wandelt, zolang ge het licht hebt, opdat de duisternis u niet verrast. Deze woorden, waardoor Jezus de Joden aan» maande, de tijd te baat te nemen dat zij Hem nog in hun midden hadden, worden ook tot ons gericht en sporen ons aan, om het kostbaar licht, waardoor onze zielen bestraald worden, niet te verwaarlozen. Dat licht is ons gegeven, om ons de dwalingen van onze bedorven natuur te doen inzien, en ons van de wegen van onvolmaaktheid af te houden, waarnaar wij door onze verblindheid en bedorvenheid steeds overhellen. Dat licht is ons gegeven om Jezus te kennen, ons gedrag naar het zijne te schikken, ons met zijn geest te ver* vullen en door liefde tot Hem ontstoken te worden. Maken wij er getrouw gebruik van, dan zal het ons altijd meer ges geven worden. Maar doen wij dit niet, dan zal het ongevoelig verflauwen en wellicht geheel uitdoven. Met dit ongeluk bedreigde Jezus de Joden, toen Hij tot hen zeide: Wandelt zolang ge het licht hebt, opdat de duisternis u niet verrast. O mijn goddelijke Zaligmaker, hoe vaak heb ik dat zuiver en heilig licht, waarmee Gij U gewaardigd hebt mijn ziel te begunstigen, verwaarloosd! Hoe menigmaal heb ik mij bloot» gesteld aan het gevaar, het door mijn schuldig uitstellen, door mijn tegenstand te verliezen. Ik dank U, o mijn God, dat Gij mij niet naar verdienste gestraft hebt door mij de gunsten te onttrekken, waarvan ik de waarde miskende! Ach, laat ze mij toch steeds behouden. Geef, dat het licht van uw genade mij in al mijn bedieningen en bezigheden verlicht en mij eindelijk het gelukzalig verblijf doet bereiken, waar ik de luister van uw heerlijkheid eeuwig aanschouwen zal. 2e Punt. Wij kunnen alleen in de tijd van het tegenwoordig leven met het licht van de genade voordeel doen. Wandelt zolang ge het licht hebt, opdat de duisternis u niet overvalt. Zolang wij op de aarde leven, biedt God ons het licht van zijn genade aan, om ons tot de eeuwige zalig» heid te brengen, op de weg van de volmaaktheid te doen vorderen en schatten van verdiensten voor de eeuwigheid te doen vergaderen. Hebben wij eenmaal de eindpaal van onzeloopbaan bereikt, dan zullen wij geen nieuwe verdiensten meer verwerven kunnen. Ik moet, zegt onze Heer Jezus Christus, de werken doen van Hem, die Mij gezonden heeft, terwijl het dag is; de nacht komt, waarin niemand meer werken kan. Eenieder van ons kan dezelfde woorden herhalen; de Heer heeft de ogenblikken geteld die wij op aarde hebben door te brengen, en elk ogenblik dat voorbij is, zal nimmer terugkeren. Van welk een belang is hét dus voor mij, dat ik mij haast, de deugden van mijn heilige roeping te verkrijgen en mij naar mijn best vermogen op te offeren voor de eer van Jezus Christus en het welzijn van de zielen! — Hart van Jezus, doordring mij met die liefde en die ijver, die mij tot alles geschikt maken. Geef, dat ik die kostbare ogenblikken, die zo spoedig voorbijvliegen, getrouw voor uw heilige dienst besteed, opdat de duisternis van de dood mij niet overvalt, maar ik in mijn laatste uur overga van het licht van uw genade tot het licht van uw glorie, om U met de Heiligen gedurende de ganse eeuwigheid te loven. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken voor de vermaningen, waardoor Hij zich gewaardigt onze ziel te wapenen en op te wekken. — Hem smeken dat Hij ons de grote waarde van het inwendig licht van zijn genade doet kennen, en ons met een heilige ijver vervult, om al onze ogenblikken getrouw te gebruiken tot zijn dienst en uit liefde tot Hem. Voornemens. Alle ingevingen van de genade getrouw volgen. Elke handeling aan God opdragen en ze alle uit liefde verrichten. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Wandelt zolang ge het licht hebt, opdat de duisternis u niet verrast. Heer, dat ik zien moge! Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. Meditaties IT. 29 155. Meditatie. PARABEL VAN DE TWEE ZONEN. Jezus zeide tot de Joden: Een man had twee zonen; hij sprak tot den eersten: Mijn zoon, ga vandaag in mijn wijngaard werken. Deze antwoordde hem: „Ik wil niet”, maar later kwam hij tot inkeer en ging er heen. Hij kwam vervolgens bij den anderen en gaf hem hetzelfde bevel. Deze antwoordde: „Ik zal gaan”, maar hij deed het niet. Wie van deze twee zonen heeft de wil van zijn vader volbracht? (Vgl. Matth. XXI. 28—31.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich een openbaar plein van Jeruzalem voor» stellen, waar Jezus zich bevond, toen Andreas en Filippus Hem de heidenen voorstelden, die Hem verlangden te zien. 2e Voorspel. Geef mij de genade, o Heer, mij niet te be* palen bij schone woorden en beloften, maar dat ik U diene door het volmaakt volbrengen van uw heilige wil. Ie Punt. God vraagt van ons geen woorden en beloften, maar daden. Onze Heer Jezus Christus vertoont ons in deze parabel het gedrag van de Joden en dat van de heidenen. De heidenen worden afgebeeld door den eersten zoon, die aanvankelijk weigerde aan zijn vader te gehoorzamen, maar later daar» over spijt gevoelde en zijn misslag herstelde met bereidwillig naar de wijngaard te gaan. De tweede zoon verbeeldt de Joden, die zich beroemden den waren God te kennen, te eren en te dienen, maar van wie Jezus zeide: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij. Ook nu nog heeft de hemelse Vader kinderen, die onderworpen aan zijn heilige wil en bereid schijnen om Hem in alles te gehoorzamen, maar die Hem enkel met de lippen eren. Ook nu nog zijn er, die zeggen: Ik zal gaan, maar het niet doen. Hoevelen, die zeer dikwijls zeggen: Mijn hart is bereid, Heer, mijn hart is bereid; ik bemin U, o Jezus, uit geheel mijn hart, uit geheel mijn ziel en uit al mijn krachten; maar die het meer uit gewoonte en met de mond dan met het hart zeggen. Intussen vrezen zij niet de plichten van hun staat te ver» waarlozen, hun hart aan de schepselen te geven, zich aan nietige beuzelingen te hechten en de evennaaste zonder liefde te behandelen Ben ik niet van het getal dezer schijnheiligen?.... Ik beloof zo dikwijls aan mijn God, dat ik Hem getrouw zal zijn; ik maak heilige besluiten, maar breng ik ze bij gelegenheid wel ten uitvoer? De verheven ge* sprekken maken niet heilig, zegt Thomas a Kempis, maar een heilig leven maakt ons vrienden van God. Het is beter te doen dan te zeggen. En Jezus verzekert ons in zijn H. Evangelie, dat zij, die gezegd zullen hebben: Heer, Heer, niet daarom de Hemel zullen ingaan, maar alleen zij, die de wil van zijn Vader zullen volbracht hebben. O mijn Jezus, gedoog toch niet, dat ik mij in zulk een gewichtig punt be* drieg. Ik wil U van nu af met ijver dienen, en met de hulp van uw heilige genade zal ik door de werken tonen, dat wat ik thans zeg en voor U besluit, oprecht gemeend is en uit de grond van mijn hart voortkomt. 2e Punt. Het krachtigste middel om onze vorige fouten te herstellen is: een getrouwe arbeid in de wijngaard des Heren. Een man had twee zonen; hij sprak tot den eersten: „Ga vandaag in mijn wijngaard werken.” De zoon antwoordde hem: „Ik wil niet,” maar later kwam hij tot inkeer en ging er heen. Hij kwam vervolgens bij den anderen en gaf hem hetzelfde bevel. Deze antwoordde: „Ik zal gaan,” maar hij deed het niet. Wie van deze twee zonen heeft de wil van zijn vader volbracht? De Zaligmaker geeft ons door deze parabel te kennen, dat de heilige werken en de verandering van leven de zekerste tekenen van een oprechte bekering zijn. Hij leert ons verder, dat de getrouwheid en liefde* volle gehoorzaamheid aan zijn goddelijke wil de vorige fouten herstellen, en dat het arbeiden in zijn wijngaard het beste middel is, om genade bij Hem te vinden. — Staan wij eens een ogenblik bij deze waarheden stil. Door onze zonden, door ons niet beantwoorden aan de genade hebben wij het hart van God bedroefd. Misschien heeft ons voorbeeld menige ziel zover gebracht, dat zij het hart van God ver* gramd heeft. Welk middel hebben wij om dit te herstellen? De Heer geeft ons dit middel in handen, want Hij roept ons in zijn wijngaard. Wij moeten alle dagen vurig bidden voor de bekering der ongelukkige zondaars en ongelovigen. Wij moeten vooral aan de zielen, die Hij ons toevertrouwt, zijn heilige liefde inboezemen. Wij moeten haar leren Hem te dienen, en ze zover brengen dat zij Hem getrouw zijn. Zo zullen de deugden en goede werken van die onschuldige zielen bij God een voldoening zijn voor onze menigvuldige zonden en ergernissen. Wat krachtige beweegredenen om met moed de moeilijkheden te overwinnen, die zich in zulk een gewichtig werk voordoen. Wat een spoorslag, om ons zelf niet te sparen als het de zaligheid der zielen geldt, die zo dierbaar aan het goddelijk Hart van Jezus zijn! Geef, o mijn Zaligmaker, dat ik, doordrongen van die grote waarheden, mij met een onvermoeide ijver op de arbeid van mijn heilige roeping toeleg. Geef vooral, dat ik nimmer uit het oog verlies, dat al mijn werken naar dit doel moeten ge* richt worden. Maak, dat ik besef, hoe nederiger, getrouwer, gehoorzamer en ingetogener ik ben, ik ook des te meer zal bijdragen tot de zaligheid der zielen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen God, onzen Zaligmaker en Vader. — Ons vernederen over de ongetrouwheden in zijn dienst. — Hem smeken dat Hij niet gedoogt, dat wij ons tevreden stellen met een schijnbaar goede wil, maar dat Hij ons ver* vult met een heilige ijver, om getrouw in zijn wijngaard te werken en in alles zijn aanbiddelijke wil te doen. Voornemens. Ons zorgvuldig van al onze bedieningen kwijten met het inzicht, om daardoor de zaligheid van de zielen te bevorderen, en de ergernissen die wij wellicht ge* geven hebben, te boeten en te herstellen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Om heilig te zijn, is het niet genoeg in een heilige staat te leven, heilige gevoelens te hebben, heilige gesprekken te voeren, of heilige voornemens te maken; maar men moet heilige werken verrichten, de heilige wil van God volbrengen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 156. Meditatie. PARABEL VAN DE WIJNGAARD. Jezus hield zijn toehoorders nog deze parabel voor: Er was een huisvader, die een wijngaard geplant had, hem met een heg om* tuinde, er een wijnpers in groef en er een toren bouwde Toen nu de oogsttijd aankwam, zond hij zijn knechten uit, om de hem toekomende vruchten van zijn wijngaard te ontvangen. (Vgl. Matth. XXI. 33. 34.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich onzen Heer Jezus Christus voorstellen, in de tempel onderwijzend. 2e Voorspel. Geef mij de genade, o Jezus, dat ik aan uw zorgen beantwoord door vruchten van heiligheid en recht* vaardigheid voort te brengen. Ie Punt. Wij zijn de wijngaard des Heren. Er was een huisvader, die een wijngaard geplant had, hem met een heg omtuinde, er een wijnpers in groef en er een toren bouwde. De vergelijking die de Zaligmaker hier bezigt, om de zorg aan te tonen die God aan zijn uitverkoren volk besteed had, kan nog met meer recht op ons toegepast worden. Uw bruid, had de koninklijke profeet gezegd, zal in uw huis zijn als een vruchtbare wijnstok. Ieder van ons is als een wijnstok, die de Heer zorgvuldig uitgekozen en in de vrucht* bare grond van onze Orde of Congregatie geplaatst heeft. Hij heeft ons met een heg omgeven, zodat de vijanden van onze zaligheid nimmer tot ons kunnen komen, om ons te benadelen, zolang wij er getrouw voor zorgen dat wij er zelf geen opening in maken. Die heg, dat zijn onze heilige Geloften, onze heilige Regelen en de waakzaamheid van onze Oversten. Hij tracht onze zielen met de uiterste bezorgdheid in de volmaaktheid aan te kweken. Soms kerft en snoeit Hij de takken, dat wil zeggen: Hij vordert met een heilige gestrengheid, dat wij de neigingen opofferen die zich tegen de volkomen heerschappij van zijn liefde verzetten. Maar vaker toch is zijn gedrag jegens ons niets dan zacht* aardigheid en nauwgezette zorgvuldigheid; Hij bewerkt op zachte wijze de grond van onze harten door treffende onder* richtingen en inwendige verlichtingen, en bevochtigt onze zielen met zijn kostbaarste en overvloedigste genaden. Hij geeft ons ook in onze zwakheid een steun, te weten zijn heilig Hart. Hij nodigt ons uit, om ons door de banden van zijn liefde aan dat Hart te verbinden, gelijk de wijnrank zich aan het hout hecht, dat haar tot steun dient. Maar dat aan* biddelijk Hart is niet slechts onze steun; Het is daarenboven de stam, waarvan wij de takken zijn, de stam die ons het leven geeft en ons vruchten doet voortbrengen. Het is ook de zon van liefde en waarheid, die ons verwarmt, bestraalt en met alle goederen overlaadt. O, wat al titels van dankbaar* heid en getrouwheid! Hart van Jezus, wat zal ik U weder* geven voor zoveel weldaden? Hoe zal ik een zo grote liefde vergelden? 2e Punt. Wij moeten vruchten van rechtvaardigheid en heiligheid voortbrengen. Toen nu de oogsttijd aankwam, zond de huisvader zijn knechten uit, om de vruchten te ontvangen. Dit tweede ge* deelte der parabel is voor ons een heilzame waarschuwing, die wij ernstig overwegen moeten. De oogsttijd is nabij: web licht zijn er reeds verscheidene jaren verlopen, sedert wij het religieuze leven aanvaard hebben. Alle genaden, die ons zo overvloedig verleend zijn, alle zorgen die men voor ons aangewend heeft, hebben ten doel gehad, in onze zielen de deugden van onze heilige staat te ontwikkelen en ons voor het werk van God geschikt te maken. Hoe hebben wij tot heden aan de verwachting van God en van de mensen be* antwoord? Zijn de vruchten van zedigheid, ootmoed, ge» hoorzaamheid, zachtzinnigheid, ijver en van zoveel andere deugden wel tot rijpheid gekomen?.... Helaas! hoeveel aardse neigingen zijn er nog in ons hart! Hoeveel mense* lijke beweegredenen, hoeveel nalatigheden, hoeveel onvol* maaktheden mengen zich nog in onze bedieningen, in onze heiligste verrichtingen! Hebben ook wij niet enige redenen om de uitwerkselen van Jezus’ bedreiging te vrezen: De rank die in Mij geen vruchten draagt, zal afgekapt en in het vuur geworpen worden? Of dit verwijt, dat nog gevoeliger is voor een hart dat waarlijk bemint: Mijn wijngaard, Ik heb u met zorg aangekweekt, en gij hebt Mij niets dan wrange vruchten gegeven? O mijn Jezus, welk een reden van schaamte en smart, dat ik uw zorgen en uw goedheid zo weinig waardig ben en U niets vermag op te dragen dan verlangens en na* berouw! Duld niet, dat ik langer in deze schuldige dorheid blijf volharden; verander mijn hart en doe het vruchten voortbrengen, die U waardig als een schatting van liefde en dankbaarheid mogen opgedragen worden. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken voor de weldaad van onze roeping, en voor al de genaden die uit onze heilige roeping zijn voortgevloeid. — Hem vergeving vragen over onze ongetrouwheden. — Hem smeken dat Hij ons zijn oneindige barmhartigheid niet onttrekt, maar medelijden heeft met onze onmacht en deze door zijn genade te hulp komt. Voornemens. Vandaag al onze handelingen in vereniging met het heilig Hart van Jezus verrichten. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Mijn wijngaard, Ik heb u met zorg aam gekweekt, en gij hebt Mij niets dan wrange vruchten gegeven! Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 157. Meditatie. JEZUS, DE HOEKSTEEN. Jezus vervolgde: Hebt gij nooit in de Schriften gelezen: De steen die de bouwmeesters verworpen hebben, is de voorname hoeksteen geworden?.... Hij, die op die steen valt, zal verbrijzeld worden; en op wien hij valt, dien zal hij verpletteren. (Matth. XXI. 42. 44.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich onzen Heer Jezus Christus voorstellen, in de tempel onderwijzend. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, verleen mij de genade, dat ik op U al mijn hoop stel en naar best vermogen uw rijk tracht uit te breiden. Ie Punt. Jezus is de Redder van alle mensen en de grond* slag, waarop geheel de godsdienst gevestigd is. De steen die de bouwmeesters verworpen hebben, is de voorname hoeksteen geworden. Jezus zelf is die geheim* zinnige steen, die verworpen werd door de bouwmeesters, namelijk door de hoofden der priesters, die krachtens hun staat verplicht waren aan de opbouw van het hemels Jeruzalem te arbeiden, door de mensen tot de zaligheid te geleiden. Maar die steen, die niet waardig geacht werd om een deel van het gebouw uit te maken, is de voorname hoek* steen geworden. Jezus Christus heeft, door alle mensen met zijn Vader te verzoenen, de Joden en de heidenen tot één volk gemaakt, evenals de hoeksteen twee muren in een gebouw samenvat. Die benaming van hoeksteen is dus on* eindig roemrijk voor onzen aanbiddelijken Zaligmaker. Hij herinnert ons zijn overwinning over de ganse wereld, die Hij door zijn dood behaald heeft, en moet ons tot de levens digste dankbaarheid opwekken. Jezus Christus wordt ook nog de grondslag genoemd, waarop alle christenen gevestigd zijn. Dit is een tweede titel, die ons te verstaan geeft dat de ganse godsdienst op Hem rust, en dat onze zaligheid en volmaaktheid alleen gegrond zijn op zijn verdiensten, en op de vereniging die wij met Hem door de heiligmakende genade hebben. O mijn Jezus, alles wordt bij U alleen gevonden en niets waarlijk goeds vindt men buiten U. Geef. mij dus de genade dat ik mij uit ganser harte aan U hecht, en mij door de nauwste en tederste banden met uw heilig Hart verenig. 2e Punt. Jezus, door de mensen vervolgd en verworpen, is het voorbeeld van de uitverkorenen. De steen die de bouwmeesters verworpen hebben, is de voorname hoeksteen geworden. Te midden van vernede* ringen en vervolgingen heeft Jezus Christus zijn Kerk gesticht, en door dezelfde middelen zijn de Heiligen van alle eeuwen waardig geworden, om mede te arbeiden aan de stichting en de voltrekking van dat geestelijk gebouw, waarvan de uitverkorenen de levende stenen zijn. Ik moet mij derhalve verheugen, als de goddelijke Voorzienigheid toelaat dat ik beproefd word door vernedering of tegen* spraak. — Ik moet gaarne hebben dat ik vergeten of voor niets geacht word, en de minachting, de berispingen, boeten en vernederingen, vanwaar zij ook komen, met een goed hart aannemen. Het zijn immers kostbare middelen waardoor ik aan mijn goddelijk Voorbeeld gelijkvormig kan worden, en mij nauw met Hem verenigen kan. Het hemels Jeruzalem wordt slechts opgebouwd met stenen die door de wereld verworpen, door de beitel van de wederwaardig* heden bewerkt en met het waterpas van ootmoed en andere christelijke deugden gericht zijn. Een hovaardig hart, een ziel die vol van zich zelf is, zal nimmer deel uitmaken van dat hemels Jeruzalem. Zij zullen door den goddelijken Bouwmeester Jezus Christus, in het oordeel verworpen worden, als stenen die niet geschikt zijn voor die heilige stad. O mijn Jezus, doe mij dus de vernedering en het lijden beminnen, en geef mij de kracht om alles wat Gij mij zult willen toezenden, met liefde te aanvaarden. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als den Redder en den Zaligmaker van alle mensen en Hem danken, omdat Hij ons door de roeping tot het ware geloof en de religieuze staat tot zijn uitver* koren en bevoorrecht volk gemaakt heeft. — Hem de genade vragen dat Hij ons zo vast aan zich verbindt, dat niets meer in staat is, ons van Hem te scheiden. — Hem smeken dat Hij ons een vurige ijver voor zijn glorie en voor de zaligheid van de zondaars inboezemt. Voornemens. De vernederingen met een goed hart aan* nemen, en al onze handelingen in vereniging met Jezus ver* richten. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Door de vernedering en het lijden wordt men aan Jezus gelijkvormig en aan zijn eeuwig rijk deel* achtig. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 158. Meditatie. PARABEL VAN HET BRUILOFTSMAAL. Jezus sprak weer in gelijkenis tot de Joden, zeggende: Het rijk der Hemelen is gelijk aan een koning die een bruiloftsmaal gaf voor zijn zoon. En hij zond zijn dienaars uit om de genodigden tot de bruiloft te roepen; maar ze wilden niet komen. (Matth. XXII. 2. 3.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons in de tempel van Jeru* zalem Jezus, die het volk onderwijst. 2e Voorspel. Vervul mij, Heer, met een ware ijver voor de zaligheid van de zielen, en geef dat ik zelf zorgvuldig aan mijn eigen volmaaktheid werk. Ie Punt. God wil, dat alle mensen tot de zaligheid komen. Jezus vertoont ons in deze parabel zijn goedheid, de goed* heid van zijn hemelsen Vader en de ondankbaarheid van de mensen. Dat bruiloftsmaal is het geluk van de Hemel, waar in eeuwigdurende feesten de verbintenis van Jezus met zijn geliefde Bruid, de H. Kerk, gevierd zal worden. Alle mensen zijn tot die goddelijke bruiloft uitgenodigd; maar het merendeel wil er niet aan deelnemen. Hun hart is aan de aarde gehecht; zij zijn zonder smaak en zonder begrip voor de goddelijke zaken. Zullen wij hun verblindheid aan* schouwen zonder er door getroffen te worden? Zullen wij ongevoelig zijn voor de smaad, die het Hart van Jezus door hun minachting en hun weerstaan aan de genade aangedaan wordt? Neen, bij het zien van die ongelukkigen moeten wij vooral bedenken, dat wij door het geloof verlicht zijn om de grote waarde van de zielen, die Jezus Christus zozeer bemint, te kennen, — dat wij als Religieuzen, levendig moeten getroffen zijn over de verblindheid en het verderf van deze ongelukkige mensen, en dat wij ons edelmoedig moeten opofferen tot herstel van de smaad en de oneer, dié zij Jezus aandoen, — dat wij een vurig verlangen moeten hebben en ijverig moeten meewerken om alle harten voor Hem te winnen. 2e Punt, Niets wat besmeurd is, zal de Hemel binnengaan. Het slot van deze parabel biedt ons niet minder gewichtige waarheden ter overweging. Het leert ons ten eerste, dat de halsstarrige weigering van de zondaars niets afdoet aan de voltrekking van Gods inzichten, en dat de genaden die een ziel verwerpt, aan andere meer getrouwe zielen gegeven worden. Waarlijk, een schrikkelijk, maar rechtvaardig oor* deel, dat ons een heilzame vrees inboezemen en ons tot grote getrouwheid aansporen moet. Het toont ons ten tweede, dat om deel te hebben aan het bruiloftsmaal van het Lam, het niet genoeg is tot de H. Kerk en zelfs tot een Religieuze Vereniging te behoren, maar dat wij ons met rechtvaardig* heid en heiligheid bekleden moeten. Toen de koning binnen; trad om de bruiloftsgasten te zien, bemerkte hij een man die geen bruiloftskleed aanhad. Vriend, zeide hij hem, hoe zijt gij zonder bruiloftskleed hier binnengetreden? En die man zweeg stil. Het bruiloftskleed dat wij moeten trachten aan te doen, dat zijn de deugden van het Hart van Jezus. Bekleedt u met Jezus Christus, zeide de Apostel tot de eerste gelovigen. Als Bruiden van Jezus moeten wij die les op ons zelf toepassen. Bekleden wij ons dus met de geest, de nei* gingen, de gevoelens en deugden van Jezus Christus. Dat het inwendig leven van den goddelijken Leermeester onze spiegel, ons voorbeeld zij. O, hoe schoon zal onze ziel dan in zijn ogen wezen! Dan zal Hij haar niet slechts als gast, maar als bruid tot zijn heilige bruiloft toelaten, en haar al de genoegens van zijn eeuwige bruiloft doen smaken. Samenspraak met Jezus. —Zijn aanbiddelijk Hart met de diepste eerbied aanbidden tot herstel van de ondankbaarheid der zondaars. — Vurige gebeden tot Jezus richten voor de ongelukkige zondaars en hen in de HH. Harten van Jezus en Maria aanbevelen. — Ook voor ons zelf de 'genade vragen, die wij nodig hebben om volmaakt aan zijn inzichten te beantwoorden, en ons waardig tot de eeuwige vereniging met zijn heilig Hart voor te bereiden. Voornemens. In alles met een grote zuiverheid van mening handelen, en in alles wat wij doen ons met het goddelijk Hart van Jezus verenigen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Niets wat besmeurd is, zal het rijk der Hemelen binnengaan. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 159. Meditatie. VRAAG VAN DE FARIZEËRS OVER DE VERPLICHTING OM SCHATTING TE BETALEN. Toen gingen de Farizeërs heen en beraadslaagden, hoe zij Jezus in zijn woorden zouden vangen. Zij zonden derhalve tot Hem hun leerlingen met de Herodianen, en zij zeiden: Meester is het geoorloofd aan den keizer schatting te betalen, of niet? Jezus, die hun boosheid kende, antwoordde: Schijnheiligen, wat stelt gij Mij op de proef? Toont Mij de cijnspenning. En zij hielden Hem een tienling voor. Jezus vroeg hun: Wiens beeld en opschrift is dit? Zij zeiden: Van den keizer. Daarop zeide Hij hun: Geef dan den keizer, wat aan den keizer toekomt en aan God, wat God toe* komt- (Vgl. Matth. XXII. 15—21.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons de tempel van Jeruzalem, en Jezus, die er het volk onderwijst. 2e Voorspel. Geef mij de genade, o mijn God, dat ik U geheel toebehoor en uit al mijn krachten werk om U, naar het voorbeeld van Jezus Christus, te verheerlijken. le Punt. God heeft onze 2ielen voor Hem alleen geschapen; die bestemming is voor ons een bron van heerlijkheid en geluk. Wiens beeld en opschrift is dit?.... Geeft aan God, wat God toekomt. Die woorden van onzen goddelijken Meester stellen ons de eerste en gewichtigste van al de waarheden van de godsdienst voor ogen. Zij herinneren ons, dat wij naar Gods beeld geschapen zijn en al onze krachten en vermogens aan zijn eer moeten toewijden. Wat toch is groter, eervoller en zoeter dan zulk een verplichting? God dienen is heersen. Het is immers een allergrootste eer, een oneindig grote God te mogen dienen. Zij die Hem dienen, worden zelfs door de Engelen geacht en geëerd. De duivelen sidderen voor hen en de genade geeft hun een buitengewone kracht, om over hun driften en al de bewegingen van hun hart te heersen. Zij die God dienen, genieten ook het grootste geluk. Immers, door zich aan Hem te verbinden, vinden zij die rust des harten, die diepe vrede der ziel, die de goederen der aarde nimmer geven kunnen. Alles wordt hun gemakkelijk, alles is voor hen een reden van troost, omdat zij overal en in alles voedsel vinden voor hun liefde tot God. O, welk een geluk* kige en kostbare staat! Vergelijken wij toch eens het geluk en de voordelen van zulk een staat met de ijdele en ver* giftige voldoeningen van de eigenliefde, die wij zo dikwijls boven het volbrengen van de goddelijke wil stelden. Ver* nederen wij ons over de smaad die wij hierdoor God aan* gedaan hebben, en maken wij eindelijk het edelmoedig besluit om ons geheel aan God te geven. 2e Punt. De genade en de voorbeelden van Jezus worden ons gegeven, om ons in staat te stellen aan ons doel te beantwoorden. Geeft aan God, wat God tóekomt. — Onze zielen be* horen geheel aan God. Door te zondigen hebben wij ze aan Hem ontroofd, om ze aan de duivel, zijn grootste vijand, over te leveren. Wij moeten ze dus wedergeven, door ons van de slavernij des duivels los te rukken, en onder de zoete heerschappij van God terug te keren. Wij zijn hiertoe uit ons zelf niet in staat. Jezus Christus is echter gekomen, om ons daartoe de genade en de sterkte te verwerven, en om ons door zijn voorbeeld te tonen hoe wij ons geheel aan God verbinden moeten. Laat ons die goddelijke voor* beelden beschouwen. Jezus Christus heeft enkel geleefd voor de glorie van zijn Vader. Van het eerste ogenblik van zijn bestaan heeft Hij zich aan Hem opgedragen, om in alles zijn heilige wil te volbrengen, en tot zijn laatste snik heeft Hij niet opgehouden zich naar die heilige wil te gedragen, hoe streng en hard die ook wezen mocht. Zijn geest hield zich slechts bezig met de beschouwing der oneindige volmaakt* heden van zijn hemelsen Vader. Zijn Hart blaakte van de vurigste verlangens van liefde tot Hem, en al zijn hande* lingen geschiedden alleen om Hem te behagen en zijn Rijk uit te breiden. Ziedaar ons voorbeeld, ziedaar wat wij doen móeten, als wij waarlijk aan God willen geven wat Hem toebehoort, en het geluk willen verdienen met Hem in de Hemel verenigd te worden, waar Hij, tot loon van de vol* komen overgeving van ons zelf aan Hem op aarde, zich ook geheel aan ons zal geven voor alle eeuwigheid. Samenspraak mei de H. Drieëenheid. — God den Vader danken, omdat Hij ons naar zijn beeld geschapen heeft, en Hem ootmoedig vergeving vragen omdat wij zo dikwijls dat heilig beeld door de zonde onteerd hebben. — Onzen godde* lijken Zaligmaker insgelijks danken, omdat Hij voor ons mens geworden is, en ons de middelen gegeven heeft om tot zijn hemelsen Vader weder te keren. — De Heilige Geest smeken dat Hij ons met zijn licht wil bestralen en ons zijn liefde mededelen, opdat wij de genaden van Jezus goed gebruiken, zijn voorbeelden volgen en aldus waardig aan het doel van onze schepping mogen beant* woorden. Voornemens. Dikwijls onze ogen op Jezus slaan, om onze gedachten, onze neigingen, en geheel ons gedrag naar zijn voorbeeld te regelen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Geeft aan God, wat God toekomt. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 160. Meditatie. HET PENNINGSKE VAN DE WEDUWE. Jezus was gezeten tegenover de offerkist, en zag hoe de menigte geld in de offerkist stortte; en vele rijken wierpen er veel in. Ver« volgens kwam een arme weduwe, die twee penningen offerde. Daarop riep Jezus zijn leerlingen bij zich, en sprak tot hen: Voorwaar Ik zeg u, dat die weduwe, hoe arm zij ook is, méér gegeven heeft dan al de anderen: want zij gaven van hun overvloed, maar deze heeft gegeven al wat zij had. (Vgl. Mare. XII. 41—44.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich het buitenportaal van de tempel voor* stellen. Jezus zit tegenover de offerkist; Hij beschouwt allen die komen offeren. 2e Voorspel. Geef mij de genade, o Jezus, dat ik al mijn giften en al mijn werken beziele met een zuivere mening en een grote ootmoedigheid. Ie Punt. God ziet en beloont al wat wij voor Hem doen. Jezus was gezeten tegenover de offerkist en zag hoe de menigte geld in de offerkist stortte; en vele rijken wierpen er veel in. Vervolgens kwam een arme weduwe, die twee penningen offerde. Deze gebeurtenis, die het H. Evangelie verhaalt, herinnert ons een waarheid die zeer troostend, en zeer geschikt is om ons een steeds nieuwe moed in te boezemen tot het beoefenen van de deugd. Jezus beschouwt aandachtig onze minste handelingen. Zijn heilige ogen zijn onophoudelijk op ons gevestigd. Hij gaat na, of wij in alle ©mstandigheden volgens de geest van onze heilige roeping en als ware Religieuzen leven en handelen. Elke goede gedachte, elk deugdzaam gevoel, elke daad, verricht met het inzicht om Hem te behagen, beloont Hij met een vermeer» dering van genade en van gelukzaligheid in de Hemel. Men verhaalt van een monnik, dat hij op zekere dag uit ver» sterving water ging halen bij een afgelegen fontein en dat hij een Engel zijn voetstappen hoorde tellen, om ze in het boek des levens op te tekenen. Zo worden de minste handelingen groot voor God, als wij ze met een heilig inzicht verrichten. Met hoe grote schatten van verdiensten zou ik mij onop» houdelijk verrijken kunnen, als ik oplettend en getrouw was! De heilige Regelen, de bevelen van mijn Oversten, de plichten van mijn bediening verschaffen mij duizenden en duizenden middelen, om de oefeningen van gehoorzaamheid, zelfver» loochening, zelfopoffering voor God, ijver, in één woord van alle deugden, te vermenigvuldigen. Ach Heer, wek mijn geloof op, doe mij zien, hoe uw ogen en uw heilig Hart gedurig oplettend zijn op al wat ik doe, en hoe uw milde handen gereed zijn, om over mij de overvloed van uw schatten uit te storten, als ik getrouw alles uit liefde voor U verricht. 2e Punt. Een zuivere mening en een vurige liefde geven aan onze handelingen de grootste waarde. Daarop riep Jezus zijn leerlingen bij zich, en sprak tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat die weduwe, hoe arm zij ook is, meer gegeven heeft dan al de anderen; want zij gaven van hun overvloed, maar deze heeft gegeven, al wat zij had. Deze woorden bevatten een heilzame onderrichting. God heeft onze offers en diensten niet nodig. Als Opperheer van alles, kan Hij niets van zijn schepselen ontvangen, of het behoort Hem reeds toe. Maar zijn goedheid gewaardigt zich te aan» vaarden, wat men Hem met liefde geeft. Hij ziet niet zozfeer Meditaties II. 30 op wat men Hem ten offer brengt, als wel op het hart dat het Hem aanbiedt. Hoe groter, vuriger en zuiverder de liefde is, waarmee men het offer brengt, des te aangenamer is het in zijn ogen en des te verdienstelijker voor ons zelf. Hoeveel is er dus aan gelegen, dat wij ons grootmoedig aan de dienst en de glorie van God toewijden en alles uit liefde tot Hem verrichten! De grote zaken, de goede werken die voor de mensen schitteren, maken ons niet heilig: Jezus Christus verzekert ons, dat velen die in zijn Naam mirakelen gedaan zullen hebben, buiten zijn rijk zullen gesloten worden. Maar een oprechte ootmoed, een zuivere mening, een oprechte liefde voor God en een grote edelmoedigheid om in alles zijn welbehagen te volbrengen, hebben in zijn ogen onschat* bare waarde. O mijn God, doordring mijn ziel van deze waarheid, en geef mij de genade er mijn gedrag naar te regelen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen God en Loner. — Hem de genade vragen, dat wij nimmer zijn heilige tegenwoordigheid uit onze gedachte verliezen, en steeds Hem alleen zoeken in al het goed dat wij doen. — Hem smeken dat Hij ons de mense» lijke inzichten en gebrekkige beweegredenen vergeve, die in onze goede werken mochten zijn ingeslopen. — Hem ons hart opdragen en al onze handelingen toewijden. Voornemens. Ons dikwijls Gods tegenwoordigheid her* inneren, en alles verrichten met het inzicht aan Hem te behagen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Mijn kind, geef Mij uw hart; doe alles uit liefde tot Mij. Alles voor U, allerheiligste Hart van Jezus. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 161. Meditatie. JEZUS VOORZEGT DE VERWOESTING VAN JERUZALEM EN HET EINDE VAN DE WERELD Toen Jezus de tempel uitgegaan was, kwamen de leerlingen bij Hem om Hem op de gebouwen opmerkzaam te maken. Jezus zeide tot hen: Ziet gij al die grote gebouwen? Er zullen dagen komen dat van deze de ene steen niet op de andere blijven zal. (Vgl. Matth. XXIV. 1. 2. Luc. XXI. 6.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich de weg voorstellen, die van de tempel naar de Olijfberg leidt; — vervolgens de Olijfberg, die Jezus beklimt, en waarop Hij zich met zijn leerlingen neerzet. 2e Voorspel. Geef mij de genade, o Heer, dat ik geheel mijn gedrag regel naar de gewichtige raadgevingen die ik ga overwegen. Ie Punt. Jezus voorzegt aan zijn leerlingen de verwoesting van de tempel van Jeruzalem. De Apostelen naderen Jezus en maken Hem op de schoon» heid van de tempel opmerkzaam. Meester, zeggen zij, zie eens, wat een stenen, wat een gebouwen! Zij zijn opgetogen van bewondering bij het aanschouwen van dat prachtvolle bouwwerk, dat tot dan toe de roem van het Joodse volk uitmaakte, en de plaats was, waar God de gebeden van zijn volk gunstig aanhoorde. Maar Jezus, die de straffen kende die dat schuldige volk weldra over de heilige stad zou aftrekken, antwoordt met droefheid: Ziet gij al die grote gebouwen? Er zullen dagen komen, waarop van deze de ene steen niet op de andere blijven zal. Die tijd was niet ver meer af. Nauwelijks verliepen er nog veertig jaren, of de goddelijke wraak brak over Jeruzalem los. O, hoe’ schrikkelijk is de gerechtigheid van God voor hen, die zijn lankmoedig geduld eindelijk vermoeid hebben. Niets kan dan zijn heilige gestrengheid weerhouden. Het Joodse volk was gedurende lange jaren het voorwerp van zijn tederste zorgen geweest. En evenwel heeft Hij het met een vloek getroffen, die tot het einde der wereld op dat volk drukken zal. Hij heeft niet alleen de heilige stad, maar de tempel zelf verwoest, waar Hij zo lange tijd als de enig ware God aanbeden en geëerd werd. Wij moeten dus niet op= houden met een heilige vrees over ons zelf te waken, ofschoon wij veel gunsten van de Hemel ontvangen hebben, ofschoon onze ziel misschien met veel deugden verrijkt is. Integendeel, hoe meer gunsten en genaden wij ontvangen hebben, hoe groter onze vrees, onze waakzaamheid en onze getrouwheid zijn moet. 2e Punt. Jezus wapent zijn leerlingen tegen alle verleiding en menselijke vrees. De Apostelen, die over zulk een bedroevende voorzegging verbaasd stonden en begerig waren te horen, wanneer zij moest vervuld worden, wendden zich wederom tot Jezus. Meester, zeggen zij, gelief ons te openbaren, wanneer die dingen geschieden zullen, en wat het teken van uw komst en van het einde der wereld zijn zal. — Ziet toch toe, antwoordde de goddelijke Meester, dat niemand u verleidt; want velen zullen er onder mijn naam komen en zeggen: Ik ben de Christus, en de tijd is nabij; zij zullen er velen verleiden. Volgt hen dus niet. Na die vaderlijke raadgeving, bevestigt Hij hun vertrouwen. Als gij van oorlog en opstand zult horen, zegt Hij hun, moet gij u niet ontstellen, die dingen moeten eerst gebeuren, maar nog is het einde niet daar In verschillende plaatsen zullen er grote aard* bevingen zijn en pest en hongersnood, en schrikbarende ver* schijnselen uit de hemel en grote tekenen. Maar vóór dit alles zal men de hand aan u slaan en u vervolgen De kinderen zullen tegen hun ouders opstaan en hen doen sterven, en gij zult door allen om mijn naam gehaat worden.. Doch er zal geen haar van uw hoofd verloren gaan, zonder de toelating van Hem voor wien gij strijden zult. Door het geduld moet gij uw zielen in het midden van zoveel weder* waardigheden bezitten. — Laat ons die heilzame onder* richtingen in het diepst van ons hart prenten. Zowel aan ons als aan de Apostelen heeft Jezus ze voorgehouden; zij slaan op alle tijden, omdat er altijd verleidingen te duchten en vijanden te overwinnen zijn. Laat ons steeds doordrongen zijn van een heilige vrees voor de vijanden van onze ziel. Maar laat ons ook nimmer vergeten, dat zij ons geen nadeel kunnen toebrengen zonder de toelating van God. Hart van Jezus, wees mijn licht in al mijn twijfelingen, mijn kracht in al mijn strijden en mijn toevlucht in al mijn gevaren. Ik vrees noch de vervolgingen der wereld, noch de aanvallen der hel, zolang ik U tot verdediger en steun heb. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken voor de heilzame onderrichtingen die Hij ons geeft. — Hem licht en kracht vragen, om de listen van onze vijanden te onderscheiden en aan hun bekoringen te wederstaan. -— Hem ons hart schenken, en ons met een onbeperkt ver* trouwen aan zijn leiding overgeven. Voornemens. Ons hart innig verenigd houden met dat van Jezus, om zowel tegen de verleiding als tegen een onge* regelde vrees op onze hoede te wezen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke .ruiker. Hart van Jezus, wees mijn toevlucht en mijn kracht. H. Hart van Jezus, ik vertrouw op U. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 162. Meditatie. JEZUS VOORZEGT DE VERWOESTING VAN JERUZALEM EN HET EINDE VAN DE WERELD. Jezus zeide tot zijn leerlingen: Als gij de gruwel der verwoesting, die door den profeet Daniël voorzegd is, in de heilige plaats zult zien, — die het leest, begrijpe het, — dat dan zij die in Judea zijn, naar de bergen vluchten. (Matth. XXIV. 15. 16.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich wederom de Olijfberg voorstellen; onze Heer Jezus Christus zit daar in het midden van zijn leerlingen. 2e Voorspel. Geef mij de genade, o mijn God, dat ik voordeel doe met de heilzame waarschuwingen, die ik ga overwegen. Ie Punt. Jezus wapent ons tegen de verleiding van de wereld. Onze goddelijke Meester, die doorgaat met te antwoorden op de vraag, die zijn leerlingen Hem over de verwoesting van Jeruzalem en het einde van de wereld gedaan hadden, spreekt hun aldus toe: Als gij de gruwel der verwoesting, die door den profeet Daniël voorzegd is, in de heilige plaats zult zien, — die het leest, begrijpe het, — dat dan zij die in Judea zijn, naar de bergen vluchten. In letterlijke zin ges nomen, betekenen deze woorden de ondergang van Jeruzas lem. Maar men kan ze in figuurlijke zin ook zeer goed toepassen op de zonde. De zonde, die men terecht een gruwel noemen kan, richt in de heilige plaats, in de H. Kerk, de allerverschrikkelijkste verwoestingen aan. Zij besmeurt een verbazende menigte zielen, die naar Gods beeld geschapen, en bestemd zijn om zijn tempels te worden. Zij misvormt die ongelukkige zielen en maakt ze' gruwelijk in de ogen van God en zijn Engelen. Zij stort elke dag een menigte zielen in de afgrond der hel. Allen die deze gruwel willen ontgaan, zijn verplicht te vluchten, hetzij met de daad, gelijk de personen die zich aan God door de religieuze staat toe» wijden, hetzij met de wil en het hart, zoals de ijverige christenen, die in de wereld leven zonder de geest der wereld te hebben. Wat al dankbetuigingen ben ik U dus verschul» digd, o Jezus, omdat Gij mij aan die gevaren ontrukt en op de berg der religieuze volmaaktheid geplaatst hebt! Gedoog niet, dat ik ooit het ongeluk heb die berg te verlaten. Geef integendeel, dat ik door een gedurige voortgang in al de deugden van mijn staat, hoger en hoger tot U opklim, mij meer en meer van het bederf van de wereld verwijder en geheel vreemd word aan haar geest. 2e Punt. Jezus wapent ons tegen de verleiding van onze onzichtbare vijanden. Jezus voegt bij dit alles nog andere voorzeggingen, die meer toepasselijk zijn op het einde van de wereld. De verdrukkingen van die tijd zullen zo groot zijn, zegt Hij, als er van het begin af tot nu toe niet geweest zijn.... Als u dan iemand zeggen zal: Ziet, hier is de Christus, of daar, gelooft het niet; want er zullen valse Christussen en valse profeten opstaan, die grote tekenen en verbazende dingen doen zullen, zodat zij zelfs de uitverkorenen, indien het moge» lijk was, in dwaling zouden brengen. De valse Christussen en de valse profeten hebben elkaar van eeuw tot eeuw opge» volgd. Er zijn er nog in onze dagen en er zullen er zijn tot het einde der wereld. De waarschuwing die Jezus ons daar» over geeft, is dezelfde die Hij aan zijn Apostelen gegeven had met deze woorden: Ziet toe, dat niemand u verleidt. Hij herhaalt ze tweemaal, omdat het uiterst belangrijk is, dat wij gewaarschuwd zijn tegen de gevaren die ons omringen. Het is inderdaad gemakkelijk, zich door de valse Christussen en valse profeten, dat wil zeggen door de verleidende taal der mensen, de listen van de duivel, het geweld van de driften en door de bedriegerijen van onze eigenliefde te laten meeslepen, zodra men ophoudt op zijn hoede te wezen, zich zelf te mistrouwen en zich enkel op Jezus te verlaten.. O mijn Zaligmaker, Gij alleen zijt mijn hoop, mijn licht en mijn kracht. Met U kan ik alles, zonder U kan ik niets. Vervul mij met een nederig mistrouwen van mij zelf en geef mij de genade, op U geheel mijn hoop te stellen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem opnieuw danken voor de onderrichtingen die Hij ons geeft, — Hem smeken, dat Hij onze geest oprecht en ons hart zuiver maakt, opdat wij zijn waarheid smaken en de listige verleidingen van de duivel en van zijn handlangers verachten. — Hem vooral de geriade vragen, ons gedrag naar zijn heilige lessen en inspraken te regelen. — Hem ook smeken voor de ongelukkigen die zich laten verleiden, en als blinden voort* hollen op de weg van ’t verderf. Voornemens. Met edelmoedigheid de inwendige stem van ons geweten volgen, om tegen de verleiding behoed te blijven. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ziet toe, dat niemand u verleidt. —• O mijn Jezus, wees Gij mijn licht en mijn kracht. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 163. Meditatie. VERVOLG VAN DE VOORZEGGING OVER HET EINDE VAN DE WERELD. De mensen zullen van schrik uitdrogen in de verwachting van hetgeen de wereld overkomen gaat, want de krachten des hemels zullen geschokt worden. Alsdan zullen zij den Zoon des mensen met grote macht en majesteit zien komen op de wolken des hemels. Doch wat u betreft, als de vervulling van dit alles begint te ges schieden, heft dan uw hoofden opwaarts, want uw verlossing is nab'j- (Luc. XXI. 26. 28. Mare. XIII. 26.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich voorstellen de algemene vernieling van de wereld en onzen Heer Jezus Christus, die in volle ma* jesteit uit de' Hemel op de wolken afdaalt. 2e Voorspel. Bereid mij voor, o Heer, tot uw oordeel door getrouwheid en liefde en door de ijver voor uw glorie. Ie Punt. Hoe wij ons tot het laatste oordeel moeten voor» bereiden. Alsdan zullen zij den Zoon des mensen met grote macht en majesteit zien komen op de wolken des hemels. Jezus, wiens titels thans voor ons slechts goedheid en liefde ademen, Jezus, onze Zaligmaker, onze Herder en onze Broeder, zal onze Rechter worden op die grote en verschrikkelijke dag, waarvan alleen de gedachte de grootste Heiligen heeft doen sidderen en beven. Dan zullen al onze werken met het gewicht van het heiligdom in de schaal van Gods rechtvaardigheid gewogen worden. De goddelijke Gerechtigheid zal ons reken* schap vragen over al haar genaden. Zij zal met de uiterste gestrengheid nagaan, of de vruchten van heiligheid die wij voortgebracht hebben, waarlijk beantwoorden aan onze roe* ping en aan de blijken van liefde die Jezus ons gegeven heeft. O, hoe belangrijk is het toch voor ons, ons met zorg op die strenge rekenschap voor te bereiden!.... Maar hoe kunnen zwakke en machteloze schepselen zich in staat stellen, om met vertrouwen voor een God te verschijnen, wiens recht* vaardigheid oneindig is? Wij hebben slechts één toe* vlucht, één middel en dat is: de belangen van onze eeuwig* heid in de handen en in het Hart van onzen goddelijken Meester te stellen; ons met een volkomen vertrouwen aan Hem over te geven. — Trachten wij Hem met zoveel groot* moedigheid en ijver te dienen, dat wij waardig worden, dat Hij zelf ons tot de dag van zijn gerechtigheid voorbereidt. Hij kan tegen ons geen vonnis van verdoemenis uitspreken, als wij tot aan onze laatste snik getrouw blijven aan het heilig verbond, dat wij met zijn heilig Hart hebben aan* gegaan. Heer, geef mij deze genade. 2e Punt. Welke gevoelens de gedachte aan het laatste oordeel ons moet inboezemen. Dan zullen zij den Zoon des mensen met grote macht en majesteit op de wolken des hemels zien komen. Als wij Jezus beminnen, wanneer wij als ware Religieuzen, ons meer beijveren om zijn eer dan om onze eigen belangen te be* vorderen, dan moet de gedachte aan het laatste oordeel ons met troost en blijdschap vervullen; want de dag des oordeels is een dag van zegepraal voor Jezus, onzen Meester. Het rijk van onzen goeden Meester zal overluid door ieder schepsel uitgeroepen worden, volgens dit woord van den Profeet: Gij zult erkend worden als Koning ten dage van uw kracht, wanneer Gij in de luister uwer Heiligen verschijnen zult. Dan zullen al zijn vijanden in zijn tegenwoordigheid sidderen; zij zullen het volle gewicht van zijn opperste majes* teit gevoelen. Erkennen zullen zij, dat Hij als waarachtige God alle eerbied en alle liefde waardig was, en bitter zullen zij zich de hoon die zij Hem aangedaan hebben, verwijten. Het schitterende kruis van Jezus Christus zal, als een teken van onverwinning, in de lucht verschijnen. Zijn moordenaars zullen die luister niet verdragen kunnen. De zondaars zullen van schrik doordrongen zijn, en de heiligheid, de macht en de rechtvaardigheid van de Godmens verheerlijken, wiens liefde zij nu verachten, doch die op die schrikkelijke dag voor hen een onverbiddelijk Rechter zal geworden zijn. — Maar neen, niet op die eer is het Hart van Jezus het meest gesteld. Hij wil immers de dood van den zondaar niet, maar dat hij zich bekeert en leeft. De zaligheid van zoveel zielen, door zijn genade bekeerd en in zijn Bloed gereinigd, — van zoveel Heiligen, die Hij door een bijzonder voorrecht tegen het kwaad behoed en met zijn gaven verrijkt zal hebben, ziedaar de triomf die Hem vooral behaaglijk zijn zal. Hun lofzangen, hun dankzeggingen en eerbewijzen zullen oneindig zoet en aangenaam aan zijn Hart zijn. O, wat zijn deze gedachten geschikt om ons in een heilige ijver te ontvlammen, ons, die naar de inzichten van zijn barmhartigheid zielen voor Hem moeten trachten te winnen! Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem nederig aanbidden als den goddelijken Meester, die thans onze Zaligmaker is, maar eenmaal onze Rechter zijn zal. — Hem smeken dat Hij zelf ons tot zijn oordeel voorbereidt. — Hem de genade vragen, ijverig te trachten zielen voor Hem te winnen, en daardoor de zegepraal van liefde en barm« hartigheid te vergroten, die Hij op de laatste dag wenst te genieten. Voornemens. Al onze werken zorgvuldig verrichten, om ons tot het oordeel van Jezus Christus voor te bereiden en over de zielen de genade van bekering en zaligheid af te smeken. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. O mijn Jezus, uw rijk kome! Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 164. Contemplatie. HET LAATSTE OORDEEL. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Terstond na die dagen van kwelling, zullen er tekenen in de zon, in de maan en in de sterren zijn.... De mensen zullen in verslagenheid verkeren, want de woedende zee zal een schrikbarend gehuil doen horen.... De volkeren zullen, in de verwachting van wat gebeuren moet, van angst uitdrogen.... Dan zullen zij den Zoon des mensen met grote macht en majesteit op de wolken des hemels zien komen. Hij zal zijn Engelen zenden, die op de klank der trompet zijn uitverkorenen van de vier hoeken van de wereld, van de ene eindpaal des hemels tot de andere, zullen bijeenroepen. 2e Voorspel. Zich de vernietiging van de wereld voor» stellen, zoals die in het H. Evangelie aangekondigd is, en Jezus Christus die met grote macht en majesteit op de wolken verschijnt. 3e Voorspel. Geef mij de genade, o mijn God, dat ik mij zorgvuldig op de schrikkelijke dag van het laatste oordeel voorbereide. Ie Punt. Vernietiging van de wereld en opstanding der doden. De personen en handelingen beschouwen. — Al de men» sen die op aarde zijn. Zij zijn verslagen en met schrik bevangen; want de zon is verduisterd, de maan heeft geen licht meer, de sterren vallen van de hemel, en geheel de natuur is in verwarring.... Alle mensen worden door de dood getroffen Geheel de wereld wordt door het vuur vernield.... Een schrikkelijke eenzaamheid De trompet van het oordeel weergalmt aan de vier uiteinden der wereld.. Het stof van de graven raakt in beweging.... Een onnoeme* lijke menigte lichamen komen op het geschal der trompet uit de graven te voorschijn en aanstonds nemen de zielen bezit van haar eigen lichamen, om er zich nimmermeer van te scheiden De verdoemden zijn afschuwelijker dan een lijk, te akelig om aan te zien.... Maar de uitverkorenen zijn reeds met een helder licht omgeven.... Zal ik tot het getal van deze laatsten behoren? Ik hoop het; maar ik ben er niet zeker van, wijl niemand weet of hij haat of liefde waardig is. O mijn Jezus, wees mijn zekerheid en mijn hoop in deze angstige onzekerheid. Verberg mij in uw heilig Hart; geef, dat Het mijn schuilplaats gedurende geheel mijn leven en mijn steun in het ogenblik van mijn dood zij. 2e Punt. Algemeen oordeel. Een lichtende wolk vertoont zich aan de hemel en daalt naar de aarde af Het is de troon van den Zoon Gods Wat een luister! Wat een majesteit! Zijn kruis wordt in triomf vooruit gedragen.... Engelen dragen ook het boek van de H. Evangeliën en het schrikkelijk boek van de gewetens, waarvan de geheimen geopenbaard zullen worden Alle geslachten, talrijker dan de zand* korrels aan het strand van de zee, zijn vergaderd aan de voeten van den Opperrechter Hij beveelt aan zijn Engelen, de uitverkorenen van de verdoemden te scheiden, gelijk een herder de schapen van de bokken scheidt.... Die scheiding geschiedt in één ogenblik; de goeden worden aan zijn rechter* en de kwaden aan zijn linkerhand geplaatst: allen wachten hun vonnis af. — De woorden aanhoren. — Jezus, de Opperrechter, de Koning van glorie, gaat spreken. Hij wendt zich eerst tot de rechtvaardigen, en zegt tot hen: Komt, gezegenden mijns Vaders Waarom, goddelijke Verlosser, die zo zoete en zo tedere benaming? Ach! ik begrijp het, uw uitverkorenen zullen U hebben nagevolgd, zullen zich gedurende hun leven aan U gehecht hebben, en daarom zal uw Vader hen erkennen en op die grote dag zegenen Komt het rijk bezitten, dat voor u van het begin der wereld bereid geweest is. Dat rijk behoort Mij toe; Ik heb het door mijn lijden en mijn dood veroverd; maar Ik wil het niet alleen bezitten; gij zijt mijn levende ledematen, gij hebt edelmoedig in de strijd van uw Hoofd gedeeld; deelt nu ook in mijn zegepraal. Komt het rijk, dat van het begin van de wereld voor u bereid geweest is, niet slechts bewonen, maar bezitten Welke onuitsprekelijke vreugde zal op dat ogenblik de zielen van de uitverkorenen overstromen! Zij zullen allen tegelijk met de hemelse geesten een lied van dankbaarheid aanheffen. — Beschouwen wij de verslagens heid van de zondaars hun vonnis wordt uitgesproken.... Gaat van Mij, vervloekten Wat een verschrikkelijke uit» spraak! Zich van Jezus verwijderen, en dat voor de gehele eeuwigheid! Gaat.... Waar zullen zij heen gaan, o Heer? Naar het eeuwig vuur, dat voor de duivelen bereid is Overwegen wij al het verpletterende, dat die woorden voor de ongelukkige slachtoffers van de zonde hebben; vergelijken wij hun gesteldheid met die der rechts vaardigen, en vragen wij ons af, of de moeilijkheden van de deugd ons moeten terughouden, ons, die noodzakelijk het een of het ander van die twee vonnissen over ons zullen horen uitspreken. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Ons met een volkomen vertrouwen in de armen van zijn barms hartigheid werpen, en Hem met al de vurigheid waartoe ons hart in staat is, smeken, dat wij toch de gestrengheid van zijn rechtvaardigheid mogen voorkomen door een goed ges bruik te maken van de overvloedige genaden die Hij' ons 'verleent. — Hem danken, omdat Hij ons nog de tijd geeft om een gunstige uitspraak te verwerven. — Hem bidden dat Hij ons met de vrees voor zijn oordelen vervult, opdat onze moed en onze ijver in de beoefening van de deugd elke dag toenemen. Voornemens. Ons zelf trachten te overwinnen in hetgeen ons het moeilijkst valt. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. De tijd is kort, de eeuwigheid zal nimmer eindigen. — Eeuwig zalig of eeuwig verdoemd. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 165. Meditatie. HET LAATSTE OORDEEL. Dan zal men den Zoon des mensen zien koihen op de wolken met grote macht en heerlijkheid. (Mare. XIII 26) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich wederom de ganse vernietiging van de wereld voorstellen. 2e Voorspel. Geef mij de genade, o Jezus, dat ik mij zorg» vuldig voorbereid tot de strenge rekenschap, die ik over geheel mijn leven zal moeten afleggen. Ie Punt. Waarover men zal geoordeeld worden. Jezus Christus zal alle mensen over zes voorname punten oordelen: 1. Over de zonden die zij bedreven hebben; haar getal en zwaarte zullen nauwkeurig berekend worden. 2. Over de zonden die zij hebben doen bedrijven door hun slechte raad, hun ergernissen, enz. 3. Over de zonden die zij niet belet hebben, ofschoon dit in hun macht stond en ofschoon zij daar» toe krachtens hun staat en bediening verplicht waren. 4. Over het goede dat zij hadden moeten doen en niet gedaan hebben. 5. Over het goede dat zij belet hebben. 6. Eindelijk, over het goede dat zij gedaan hebben met een verkeerd inzicht, of méér om hun eigen wil, dan om de wil van God te volgen, zoals b.v. eigenzinnige devoties, werken van gods* vrucht of boetvaardigheid die strijdig zijn tegen de gehoor» zaamheid, of die hen beletten de plichten van hun staat naar behoren te vervullen O mijn God, ik kan er niet aan twijfelen: Gij zult mij eenmaal over al die punten oordelen. Geef, dat ik de gestrengheid van uw oordelen voorkom gedurende de tijd van dit leven, die vooral de tijd van uw barmhartigheid is. Verleen mij het licht van uw Geest om mij zelf te oordelen, en de kracht van uw genade om te verbeteren wat in mij berispelijk is, opdat ik mij op de jongste dag met vertrouwen voor U vertonen kan. 2e Punt. Rechtvaardigheid van het oordeel. De mensen oordelen volgens de schijn, maar God oordeelt volgens de rechtvaardigheid. Hij kent volmaakt de goede of kwade neigingen die een ieder van ons bij zijn ge* boorte aanbrengt. Hij weet juist, hoeveel genaden wij ontvangen hebben om de goede neigingen te ondersteunen en de kwade te overwinnen. Hij kent al de bekoringen die wij gedurende geheel ons leven gehad hebben, maar oök de bijzondere genaden die wij hebben ontvangen om die bekoringen te overwinnen. Hij weet welke pogingen wij aan» gewend hebben om met zijn genade mede te werken, maar ook hoeveel genaden wij door onze lafheid verwaarloosd of verstoten hebben. Hij kent alles, Hij telt alles en op de jongste dag zal Hij over alles een rechtvaardig oordeel vellen. Deze waarheid is vreselijk voor hen, die steeds in traagheid en lauwheid voortkwijnen en duizenden genaden verwaarlozen. Maar zij is troostend voor hen, die een goede en krachtige wil hebbeti om God in alles te behagen. Wellicht vallen zij in veel fouten en zijn zij aan veel ge* breken onderhevig; doch zij weten dat God hun bedorven* heid en zwakheid kent, dat alle zonden en menselijke zwak* heden, die • men hier door zijn tranen uitgewist en met het Bloed van Christus bedekt zal hebben, ook uitgewist en bedekt zullen zijn in de laatste oordeelsdag. O Jezus, schenk mij de genade, dat ik alle vrijwillige fouten uit liefde tot U nauwkeurig vermijd, dat ik mij diep verneder over mijn zwakheden en ellenden, dat ik al mijn vertrouwen stel in de kracht van uw heilig Bloed en zo gerust voor uw vier= schaar verschijnen mag. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen Opperheer en Rechter. — Hem de vreze des Heren vragen, gepaard met liefde, die een gave van de Heilige Geest is. — Hem smeken dat Hij ons de genade verleent, Hem nimmer vrijwillig te beledigen, de fouten die wij uit onbedachtzaamheid of menselijke zwakheid begaan, dadelijk door een oefening van ootmoed en een verzuchting van liefde uit te wissen, en nimmer de moed te verliezen. Voornemens. Over ons zelf waken; trachten alle, ook de minste fouten te vermijden en getrouw al onze plichten vervullen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. God ziet mij, God hoort mij, God zal mij oordelen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. Meditaties U. 31 166. Meditatie. WAARSCHUWING DES HEREN BETREFFENDE HET OORDEEL. Voorwaar, Ik zeg het u: Dit geslacht zal niet voorbijgaan, voordat al deze dingen geschied zijn. Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen niet voorbijgaan Zijt dus op uw hoede, waakt en bidt, want gij weet niet, wanneer die tijd komen zal. (Mare. XIII. 30—33.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich de Olijfberg voorstellen; Jezus is er met zijn leerlingen neergezeten. 2e Voorspel. Heer, verleen mij de genade onophoudelijk te waken en te bidden, opdat ik niet door uw komst verrast word. Ie Punt. Wij zullen allen op de laatste dag geoordeeld worden; dat is een zekere waarheid. Voorwaar, Ik zeg het u: Dit geslacht zal niet voorbijgaan, voordat al deze dingen geschied zijn. Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen niet voorbijgaan. Het is zeker, dat ik bij het laatste oordeel tegenwoordig zal zijn. Hoe ver deze gebeurtenis nog verwijderd schijnt te wezen, elk ogenblik leidt mij echter daarheen, en eenmaal zal die dag daar zijn. Hoe zal die dag voor mij zijn?.... Als ik de grote zaak van mijn zaligheid verloren heb, dan zal het voor mij een dag van schrik en smart zijn Maar als ik God gediend heb, als ik Jezus waarlijk bemind heb en in zijn liefde gestorven ben, dan zal het voor mij een dag van vreugde en glorie wezen. Hoe groter mijn liefde tot Jezus geweest zal zijn, en hoe méér zielen ik door mijn arbeid en mijn gebed zalig zal hebben gemaakt en aan Jezus zal kunnen aanbieden, des te groter zal ook mijn glorie en vreugde op die dag zijn. O Jezus, door uw genade voel ik mij bij deze gedachte krachtig aangespoord, om U voortaan veel te beminnen en met ijver aan de zaligheid van de zielen te arbeiden. Ik wil aan uw genade beantwoorden, verleen mij daartoe uw goddelijke hulp. 2e Punt. Hoe wij ons tot het oordeel moeten voorbereiden. Waakt dus over u zelf, opdat uw harten zich niet bezwaren door overmaat van spijs en drank en door de bekommeringen van dit leven, en opdat die dag u niet onverhoeds overvalt; want hij zal allen die op aarde zijn, als een strik verrassen. Waakt dus, te allen tijde biddend, opdat gij waardig bevonden moogt worden, om de rampen die gebeuren zullen, te vermijden en met vertrouwen voor den Zoon des mensen te staan. De voldoening van onze zinnen, de overdreven bekom* meringen van dit leven, het gebrek aan waakzaamheid en de nalatigheid in het gebed, ziedaar de gevaren, die Jezus Christus ons door zijn goddelijke, waarschuwende woorden wil leren vermijden. Gaan wij eens in het diepste van ons hart en onderzoeken wij, in hoe verre wij tot nu toe voordeel met die zo heilzame waarschuwingen gedaan hebben. De Heer heeft ons in zijn grote barmhartigheid uit de wereld geroepen, en door die uitstekende genade behoed voor alles wat een wezenlijke hinderpaal voor onze zaligheid zijn kon. Maar indien de hel door een geheel onverdiend uitwerksel van zijn goedheid, om zo te spreken, voor ons gesloten is, zo is er toch nog een andere plaats, waarin wij bij het ver* laten van dit leven ons zelf kunnen neerstorten, indien wij niet op onze hoede. zijn. Deze plaats is het vagevuur: een plaats van lijden en uitboeting, waar de uitverkoren zielen nog bitterder dan de anderen zich verwijten zullen, dat zij niet ten volle aan de genade van God beantwoord hebben, en door eigen schuld haar geluk en de glorie die zij Hem in den Hemel geven moeten, vertraagd hebben De onverstorvenheid, vooral die van onze wil, de al te natuurlijke driftigheid in onze bedieningen, de lauwheid en onachtzaamheid in ons gebed en in het beoefenen van de deugd brengen ons zeker tot het vagevuur. Ik moet dus tegen al die fouten op mijn hoede zijn, indien ik door de dood niet verrast wil worden. O mijn Zaligmaker, van U verwacht ik de nodige genade om met uw waarschuwingen voordeel te doen. Gewaardig U mij die te verlehen; ik vraag ze U door uw verdiensten, en om de oneindige liefde die Gij de onsterfelijke zielen toedraagt. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken voor de heilige onderrichtingen, die Hij zich ge* waardigd heeft ons te geven. — Hem smeken dat wij er voordeel mee mogen doen, zodat wij alle aardse dingen verachten en de hemelse met een heilige vurigheid zoeken. — Hem edelmoedig opofferen al wat aan onze volmaaktheid hinderlijk zou kunnen wezen, en ons beletten om met ver* trouwen voor de vierschaar van zijn gerechtigheid te ver* schijnen. Voornemens. Elke handeling verrichten met zoveel zorg en zucht om aan God te behagen, alsof wij terstond daarna voor Hem verschijnen moesten. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. De God, die eenmaal mijn Rechter zal zijn, is ook mijn Vader en Zaligmaker. — Hart van Jezus, mijn enige hoop, ontferm U over mij. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 167. Meditatie. PARABEL VAN DE TIEN MAAGDEN. Dan zal het rijk der Hemelen gelijk zijn aan tien maagden, die haar lampen namen om den bruidegom te gemoet te gaan. Vijf van haar waren dwaas, en vijf waren wijs. De dwazen namen wel haar lampen mee, doch geen olie. Maar de wijzen namen met haar lampen ook olie in haar kruiken mee. (Matth. XXV. 1. 4.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich de Olijfberg voorstellen; Jezus is er met zijn leerlingen neergezeten. 2e Voorspel. Geef mij de genade, o mijn God, dat ik vols maakt aan mijn heilige roeping beantwoord, ten einde op de laatste dag de zaal van het eeuwig bruiloftsfeest binnen te treden, waartoe Gij mij hebt uitgenodigd. Ie Punt. De tien maagden gaan met haar brandende lampen den bruidegom te gemoet. Overwegen wij elk van deze woorden uit het H. Evangelie, die ons zo bijzonder aangaan. Dan zal het rijk der Hemelen gelijk zijn aan tien maagden, die haar lampen namen om den bruidegom te gemoet te gaan. De tien maagden, dat zijn wij. Niet slechts zijn wij tot de eeuwige bruiloft van Jezus genodigd, maar Hij is zelf de Bruidegom van onze zielen. Ach, of wij dit geluk steeds naar waarde wisten te schatten!.... Vijf van haar waren dwaas, en vijf waren wijs. De dwazen namen wel haar lampen mee, doch geen olie. Maar de wijzen namen met haar lampen ook olie in haar kruik mee. Wij allen hebben het onwaardeerbaar geluk van door Jezus tot zijn eeuwig bruiloftsfeest te zijn uitgenodigd. Wij moeten ons dus als de wijze maagden tot zijn komst voorbereiden. Ieder onzer draagt een brandende lamp in de hand, en dat is de genade van onze heilige roeping. Maar deze lamp moet gevoed worden door de olie van de inwendige geest, van de gehoorzaamheid, van de regeltucht, van de zachtzinnigheid, van de nederigheid, van de liefde tot den armen en lijdenden Jezus en van de ijver voor zijn eer en glorie. Wee ons, indien wij verzuimen ons van die on* ontbeerlijke olie te voorzien. Wij zouden ons daardoor aan het ongeluk blootstellen, dat die heilige lamp in onze hand werd uitgedoofd, terwijl zij toch steeds met glans lichten moet, indien we willen dat Jezus ons voor de zijnen erkent. Een groot getal zielen die zoals wij geroepen waren, hebben ongelukkig de genade van die roeping verloren bij gebrek aan genoegzame getrouwheid. O, mocht toch die treurige ervaring ons leren, een zo schrikkelijk ongeluk te vermijden! Laten wij steeds getrouw blijven! 2e Punt. Slaap van de tien maagden. En toen de bruidegom langer uitbleef, kregen allen slaap en sluimerden in. De slaap van de tien maagden bevat een gewichtige les. De rust die de vijf dwaze maagden nemen, zonder iets gedaan te hebben om zich tot de komst van den bruidegom voor te bereiden, is het afbeeldsel van de laffe, schuldige en gevaarlijke onverschilligheid, waardoor de reli* gieuze ziel zich aan haar natuurlijke neiging overgeeft, enkel uit gewoonte haar plichten volbrengt, zich geen opofferingen oplegt om in de deugd te vorderen, en vermeent genoeg te doen met zware en grote fouten te vermijden. De slaap van de wijze maagden daarentegen, betekent het gedrag van een ziel die gevestigd is in de geest van haar roeping, en zich zelf vergeet om zich geheel aan het werk van God toe te wijden. Als een ware Bruid van Jezus handelt zij meer uit liefde dan uit eigenbelang. Zij is aan haar plichten getrouw en vergeet zich zelf geheel, omdat al haar zorgen, al haar begeerten en genegenheden bovenal strekken tot verheer* lijking van haar goddelijken Bruidegom. Zij schijnt als het ware niet meer te denken aan de zorg voor haar volmaakt* heid; Jezus houdt zich in haar plaats daarmee bezig. Hij vervult te haren opzichte de belofte die Hij aan de H. Catharina van Siëna deed: „Denk aan Mij, mijn dierbare dochter, en Ik zal aan u denken.” Zulk een gelukkige ziel kan met de bruid van het Hooglied zeggen: lk slaap, maar mijn hart waakt. O, wat een begerenswaardige slaap! O Jezus, maak mij waardig de zoetheid van deze heilige slaap te ondervinden en te smaken. Geef mij de heilige zelf» opoffering van een ziel die op niets denkt dan op U alleen. Verleen mij de genade, dat ik mij in uw heilig Hart zó verlies, dat ik nimmermeer mij zelf wedervind. 3e Punt. Komst van den bruidegom. Maar midden in de nacht werd er geroepen: Ziet, de bruidegom komt, gaat naar buiten, hem te gemoet. Toen stonden al de maagden op en brachten haar lampen in orde. En de dwazen zeiden tot de wijzen: Geeft ons van uw olie, want onze lampen gaan uit. De wijzen gaven ten antwoord: Neen, dan is er misschien niet genoeg voor ons en voor u; gaat liever naar de verkopers en koopt voor u zelf. Maar terwijl zij heengingen om te kopen, kwam de bruidegom en zij die gereed waren gingen met hem ter bruiloft in; en de deur werd gesloten. De dood nadert voor ieder van ons; weldra zal het ogenblik daar zijn, waarop wij de woorden horen zullen: Zie, de Bruidegom komt. O, welk een vreugde voor de getrouwe ziel! Mijn Jezus, maak dat die leerrijke woorden onophoudelijk in mijn hart weergalmen, zodat ik daardoor met een heilige moed en een steeds nieuwe ijver vervuld word. Welke pogingen zouden mij te zwaar kunnen vallen, als ik bedenk dat Gij mij U zelf tot loon geven zult, en voor altijd de verbintenis zult voltrekken die Gij met mij, uw onwaardig schepsel, hebt aangegaan. Samenspraak met het goddelijk Hart van Jezus. — Het met een steeds nieuwe erkentelijkheid bedanken voor de weldaad van onze roeping. — De geest en de deugden van die heilige roeping vragen. — Ons geheel aan Jezus geven en Hem smeken, dat Hij volgens zijn welbehagen over ons beschikt en ons aan ons zelf onthecht om ons aan Hem alleen te verbinden. Voornemens. Elke handeling met zoveel zorg en ijver ver* richten, alsof wij aanstonds moesten sterven na die verricht te hebben. — In alles uit liefde voor Jezus handelen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ik slaap, maar mijn hart waakt. Ziet, de Bruidegom komt, gaat hem te gemoet. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 168. Meditatie. PARABEL VAN DE TALENTEN. De Heer handelt gelijk een mens die, toen hij naar het buiten* land vertrok, zijn knechten bijeenriep en hun zijn goederen in handen stelde. Aan den een gaf hij vijf talenten, aan den ander twee, en aan een derden één, ieder volgens zijn bekwaamheid, en vertrok daarop terstond. (Matth. XXV. 14. 15.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich wederom onzen Heer Jezus Christus voorstellen, neergezeten op de Olijfberg. 2e Voorspel. Verleen mij de genade, o Heer, dat ik al de talenten die Gij mij toevertrouwd hebt, getrouw aanwend om U te verheerlijken. le Punt. De gaven van natuur en genade zijn talenten, waarmee wij voordeel doen moeten. God heeft de mensen op de eerste plaats voor zijn eigen glorie geschapen. Alle natuurlijke en bovennatuurlijke gaven die Hij hun verleent, zijn talenten die Hij hun toe* vertrouwt, en waarover Hij eenmaal rekenschap zal vorderen. Is dit waar ten opzichte van alle christenen, hoeveel te meer dan ten opzichte van mij, door Jezus van alle eeuwig* heid bestemd om Hem op een bijzondere wijze toe te beho* ren! Er is niets in of buiten mij, of ik moet het tot zijn dienst en zijn glorie gebruiken: gezondheid, verstand, natuurlijke begaafdheden, deugdzame neigingen, alles moet voor Hem besteed worden. Dus niet om de achting der schepselen te winnen of aan mij zelf voldoening en genoegen te verschaf* fen, heeft God mij deze goederen geschonken. Neen het zijn slechts middelen, die Hij mij in handen geeft om zijn rijk uit te breiden, door mij zelf te heiligen en naar mijn best ver* mogen te trachten Hem door anderen te doen kennen en beminnen. Met hetzelfde doel voegt Hij bij de natuurlijke gaven nog oneindig kostbaarder genaden, te weten: heilige onderrichtingen, H. Sacramenten, goede voorbeelden, in* wendige verlichtingen en opwekkingen der genade. Tracht ik wel getrouw met al die goederen mijn voordeel te doen? Als God daarover op dit ogenblik rekenschap van mij eiste, wat zou ik Hem kunnen aanbieden? De luie knecht, die het goed van zijn meester bewaarde zonder er voordeel mee te doen, werd gestraft. Wat heb ik te wachten, als ik het zelfs niet goed bewaard heb? Evenwel, alles is nog niet hopeloos; het Hart van Jezus gunt mij nog dit ogenblik om mijn ver* liezen door berouw en liefde te herstellen. O goede Meester, doordring mij met die beide gevoelens van berouw en van liefde en toon mij uw eindeloze barmhartigheid. 2e Punt. God zal alleen rekenschap vragen over de gaven die Hij ons verleend heeft. Aan den een gaf hij vijf talenten, aan den ander twee, en aan een derden één. God schenkt zijn gaven met wijsheid. Hij deelt ze uit volgens de bijzondere plannen die Hij met ieder van ons heeft, en vandaar komt het, dat Hij niet aan allen evenveel en ook niet dezelfde gaven verleent. Wat mij echter moet aanmoedigen om Hem met ijver te dienen is, dat Hij alleen rekenschap vragen zal over de genaden en gaven, die Hij mij verleend zal hebben, en dat naarmate ik ze zal gebruikt hebben, ik ook het loon van de getrouwe dienst* knechten ontvangen zal. De dienstknecht die vijf talenten ontvangen had, had er vijf bij gewonnen; hij die er twee ontvangen had, slechts twee. Maar omdat zowel de een als de ander alles gedaan had wat de heer verwachtte, kregen beiden dezelfde lof en dezelfde beloning: Welaan, goede en getrouwe knecht, omdat gij over weinig getrouw geweest zijt, zal lk u over veel stellen; ga binnen in de vreugde uws Heren. O, hoe gelukkig moeten wij ons achten, aan een oneindig rechtvaardigen God toe te behoren, die zijn be* loningen regelt, niet naar het getal en de grootheid van de talenten, maar naar de getrouwheid waarmee wij ze ge» bruikt hebben! Ik geloof het, o mijn God; Gij vordert van mij niets wat ik niet doen kan, en uw genade komt mij in mijn zwakheid te hulp. Verleen mij alle deugden en goede gesteltenissen die Gij in mijn hart wenst te zien. Geef mij wat Gij beveelt, en beveel mij wat Gij zult willen. Ik stel op U mijn hoop, ik zal niet beschaamd worden. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem als onzen Meester aanbidden. — Hem bedanken voor al de genaden waarmee Hij ons begunstigd heeft. — Hem ver* geving vragen over de weinige zorg, die wij hebben aange* wend om er voordeel mee te doen. — Hem de genade vragen, ze voortaan beter te gebruiken. Voornemens. Getrouw de inspraken van de genade volgen, en al onze handelingen voor God verrichten. Geestelijke ruiker. Men zal veel eisen van hem die veel ontvangen heeft. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 169. Contemplatie. TOEBEREIDSELEN TOT HET LAATSTE AVONDMAAL. MISDAAD VAN JUDAS. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Het feest der ongedesemde broden, Pasen genaamd, was nabij, en de hoofden der priesters en de Schriftgeleerden zochten een middel, om Jezus te doen sterven.... Nu, Judas ging naar hen toe en stelde hun voor, Hem over te leveren.... Ondertussen kwam de dag der ongedesemde broden. Jezus zond derhalve Petrus en Joannes uit en zeide tot-hen: Gaat voor ons bereiden wat er nodig is, om het Paaslam te eten. 2e Voorspel. Zich de woning van den hogepriester, de straten van Jeruzalem en de eetzaal voorstellen. 3e Voorspel. Goddelijke Jezus, doe mij de grootheid van uw liefde kennen, en geef mij de genade, dat ik er aan be* antwoorde door al de liefde, waartoe mijn hart in staat is. Ie Punt. Jezus zendt twee van zijn leerlingen uit, om ge* reed te maken wat er nodig is, om het Paaslam te eten. De personen beschouwen. — Al de inwoners van Jeruzalem, die zich tot het eten van het Paaslam voorbereiden. Zij weten niet dat een nieuw Paasfeest weldra het oude ver* vangen zal, — dat Jezus, het waar Paaslam, zal geslacht* offerd worden, en dat zo de werkelijkheid de voorafbeelding gen zal gaan vervangen Jezus is bij zijn leerlingen.... Van uit de Hemel beschouwen de Engelen met verrukking wat er omgaat. Zij zijn van bewondering opgetogen, want God heeft aan hen de wonderen van barmhartigheid geopen* baard, die Jezus weldra te onzen gunste zal verrichten.... -— De woorden aanhoren. — Gaat alles gereedmaken, zegt Jezus, om het Paaslam te eten De leerlingen vragen: Waar wilt Gij, dat wij het gereedmaken? Jezus antwoordt: Als ge de stad binnengaat, zult ge een man ontmoeten;.... volgt hem, waar hij gaat, en zegt aan den vader van het huisgezin: Zie, dit zegt de Meester: Mijn tijd is nabij; Ik houd bij u met mijn leerlingen het Paasmaal. Waar is de plaats, om het Paaslam met hen te eten? En hij zal u een grote welingerichte bovenzaal aanwijzen. Maakt daar alles gereed. — De handelingen beschouwen. — De Apostelen gaan naar de stad, en volbrengen al wat hun goddelijke Meester hun voor* geschreven heeft. Ziet eens, hoe ijverig zij de feestzaal in orde brengen, het lam slachten en alles gereedmaken, terwijl het Hart van Jezus opgetogen is van vreugde en van ver* langen brandt, omdat het ögenblik nadert, waarop Hij zijn H. Sacrament van liefde zal gaan instellen. Als Jezus tot ons komt in de H. Communie, dan zegt Hij ook tot ons: lk wil heden bij u het Paasfeest houden. Hij is brandend van verlangen om zich aan ons mede te delen. O, met welk een vurige begeerte moeten wij ook naar zijn komst verlangen! Hoezeer moeten wij ons beijveren, om ons hart te maken als die grote en versierde zaal: groot namelijk door de edel= moedigheid en de liefde, versierd met de glans van alle deugden! 2e Punt. Beraadslaging van de hoofden der natie; verraad van Judas. De personen beschouwen. — Beschouwen wij Jezus; Hij is vol vreugde; Hij denkt aan de instelling van het Sacrament zijner liefde.... De leerlingen die het laatste Paasfeest rege* len De ouderlingen van het Joodse volk, die bij Kaïfas vergaderd zijn Hun gelaat is droevig Judas’ hart wordt door duizend verschillende gevoelens heen en weer geslingerd; maar de stem van zijn geweten verdovend, ver* laat hij de andere leerlingen, en gaat naar de plaats, waar de raad der ouderlingen vergaderd is. — De woorden aam horen. — Wij moeten ons van dien man ontdoen, zeggen de hoofden der priesters, van Jezus sprekend, maar hoe? Nemen wij Hem gedurende de feesten gevangen, dan ontstaat er wellicht een oproer onder het volk Zij zijn er mee in verlegenheid Judas vertoont zich en lost de moeilijkheid op: Wat geeft gij mij, zegt hij, als ik Hem aan u overlever? Satan, die in deze afschuwelijke raad voorzat, hoort dit af* grijselijk voorstel; hij wordt met een helse vreugde ver* vuld De Hemelen hebben het ook gehoord.... Jezus kent het boze plan dat tegen Hem gesmeed wordt. Maar zijn liefde schijnt toe te nemen naarmate de ondankbaarheid van de mensen groter wordt O, onbegrijpelijke liefde van Jezus! Hoe zou het mogelijk zijn, bij het overwegen van zulk een overmaat van liefde, mijn hart niet geheel en gans over te geven aan een God, die mij zozeer bemind heeft. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem met de diepste eerbied en de tederste liefde aanbidden op het ogenblik waarop Hij, terwijl de mensen er aan denken om Hem te doen sterven, zich enkel bezighoudt om hen met genaden en weldaden te overladen. — Hem smeken dat Hij ons de overvloedige schatten van liefde doet kennen, die in zijn goddelijk Hart opgesloten zijn. — Ons bedroeven, omdat wij Hem zo weinig beminnen, terwijl Hij ons zozeer bemint. — Hem zijn heilige liefde en de ijver in zijn heilige dienst vragen. Voornemens. Al onze handelingen uit liefde tot Jezus verrichten. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Jezus heeft mij bemind en zich zelf voor mij overgeleverd. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 170. Meditatie. JEZUS BEGEERT VURIG ZICH AAN ONS TE GEVEN. Toen het uur gekomen was, ging Jezus met de twaalf Apostelen aan tafel. En Hij zeide tot hen: Ik heb allervurigst verlangd dit Paaslam vóór mijn lijden met u te eten. (Luc. XXII. 14. 15.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich de eetzaal voorstellen, waar Jezus met zijn leerlingen aan tafel zit. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, geef dat ik begrijp, hoe vurig Gij verlangt U met mij te verenigen, en dat ook ik geen andere begeerte heb, dan mij te verenigen met U. Ie Punt. Jezus verlangt vurig zich aan ons te geven in het allerheiligst Sacrament des Altaars. Ik heb allervurigst verlangd dit Paaslam met u te eten. Wie is Hij, die deze woorden spreekt? Wat drukken ze uit? Tot wie zijn zij gericht? Hij, die ze spreekt, is Jezus, onze beminnelijke Verlosser, afgedaald van de Hemel om onze verliezen te herstellen, ons met zijn goederen te overladen en ons het geluk te bezorgen. Hij spreekt ze op het ogenblik, waarop Hij ons de twee grootste bewijzen van zijn oneindige liefde gaat geven, door de instelling van het H. Sacrament des Altaars en door zijn dood aan het kruis. Die woorden drukken de overmaat van de liefde uit, die zijn aanbiddelijk Hart ver* vult, een liefde die Hem van het ogenblik van zijn geboorte af verteerde, en op dit uur zo groot is, dat zij Hem dringt en Hem een soort van geweld aandoet, totdat Hij met zich zelf te geven, alles gegeven heeft wat Hij ons in zijn oneindige macht en liefde geven kan. Ik heb allervurigst verlangd dit Paaslam met u te eten. O woorden, door de krachtigste, standvastigste en edelmoedigste liefde ingegeven! Tot wie richt Gij ze, goddelijke Jezus? Hebt Gij ze slechts tot uw Apostelen gezegd? Neen, uw Hart omvatte toen in zijn on» metelijke liefde alle getrouwe zielen, die ook in het vervolg deel zouden nemen aan het allerheiligst Sacrament. Ook mij hadt Gij voor ogen en telkens als ik tot uw heilige Tafel nader, richt Gij tot mij uit uw heilig tabernakel die zoete en tedere woorden: Ik heb allervurigst verlangd dit Paas» lam met u te eten. Heer, indien Gij het zelf niet gezegd hadt, wie zou dan kunnen geloven dat Gij, niet tevreden met U zelf aan ons, arme en zwakke schepselen, te geven, de goed» heid zo ver drijft, dat Gij ons een uiterst verlangen betuigt om in ons hart binnen te gaan! O mijn Jezus, gedoog niet, dat ik zo ondankbaar ben uw liefde te iriiskennen en een zo grote genade te verwaarlozen. 2e Punt. Wij moeten een vurige begeerte hebben, om Jezus in het allerheiligst Sacrament des Altaars te ontvangen. Ik heb allervurigst verlangd dit Paaslam met u te eten. Het is mijn Zaligmaker, die dit woord tot mij richt. Het moet alle gevoelens van mijn hart opwekken, en mij een verlangen inboezemen dat waardig aan het vurig verlangen van Jezus beantwoordt. De meeste mensen miskennen de oneindige liefde, die Jezus aan zijn schepselen bewezen heeft. Zij kwetsen zijn aanbiddelijk Hart door hun onverschilligheid en ondankbaarheid. Het is onze plicht, Hem voor hun schuldige ongevoeligheid voldoening te geven door onze liefde en vurigheid. Door de genade van onze roeping be» stemd, om Jezus op meer volmaakte wijze te kennen, moeten wij ook beter de grootheid en de kracht van zijn liefde in dit aanbiddelijk Sacrament weten te waarderen, en door ges voelens van diepe eerbied en ware dankbaarheid aan zijn oneindige liefde beantwoorden. Wij moeten vooral met een allervurigst verlangen naar de H. Communie bezield zijn, en tot de Tafel van onzen Zaligmaker naderen met het inzicht aan de liefde die Hij ons bewijst, te beantwoorden en zijn aanbiddelijk Hart te troosten. — O mijn Jezus, waarom is mijn ziel niet geheel en al van die gevoelens doordrongen? Waarom ben ik zo koel en koud aan de voet van uw Tabernakelen, ja zelfs aan uw Heilige Tafel? Ach, zeker omdat mijn hart niet rein genoeg, niet genoeg van aardse neigingen ontdaan is ; omdat de eigenliefde daarin nog een voorname plaats heeft. Verander dus, o Heer, het hart dat U is toegewijd. Verbreek al zijn banden, genees zijn ziekten en ellenden, ontvlam het door uw liefde en geef, dat het U met den koninklijken profeet zeggen kan: Gelijk een dorstig hert smacht naar de waterbronnen, zo dorst mijn ziel naar U, o Godl Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem ootmoedig en innig danken voor de oneindige liefde, die Hij ons toont door zijn verlangen om zich met ons in zijn aanbiddelijk Sacrament te verenigen. — Een diep leedwezen trachten op te wekken bij het zien van onze eigen ondanks baarheid en die van zoveel mensen. — Jezus dringend smeken dat Hij ons hart verandert, en het een vurig vers langen naar de H. Communie geeft. — Hem ook smeken dat Hij ons de nodige kracht geeft, om over alles te zegevieren wat in ons de heerschappij van zijn heilige liefde verhindert. Voornemens. Grootmoedig de kwade neiging bestrijden, die het meest in ons heerst. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ik heb allervurigst verlangd dit Paas> lam met u te eten. — Gelijk een dorstig hert verlangt naar de waterbronnen, zo ook dorst mijn ziel naar U, o God! Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 171. Meditatie. LIEFDE VAN JEZUS JEGENS DE MENSEN. Jezus wist, dat zijn uur gekomen was om uit deze wereld over te gaan naar zijn Vader. De zijnen in de wereld had Hij liefgehad: thans had hij hun lief ten einde toe. (Joan. XIII. 1.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich de eetzaal voorstellen, waar Jezus met zijn leerlingen aan tafel zit. 2e Voorspel. Ontdek mij, o mijn goddelijke Zaligmaker de grootheid van uw liefde jegens mij, en geef mij de ge* nade er aan te beantwoorden. Ie Punt. De liefde van Jezus jegens de mensen is oneindig. De zijnen in de wereld had Hij liefgehad: thans had Hij hen lief ten einde toe. Deze woorden betekenen niet alleen, dat Jezus zijn leerlingen beminde tot het einde van zijn leven, en met een liefde die tot het einde der eeuwen duren moest, maar vooral, dat Hij hen beminde met een liefde die niet groter zijn kon. Ja, het schijnt zeker, dat dit de zin is, die de H. Joannes aan die woorden heeft willen geven. De Apostel der liefde, die de geheimen van het Hart van Jezus kende, wilde ons te verstaan geven, dat de liefde van het goddelijk Hart van Jezus jegens ons tot het uiterste gegaan is, en dat Jezus ofschoon God zijnde, zich in de onmogelijkheid gesteld heeft ons een Meditaties n. oo krachtiger, treffender en kostbaarder bewijs van zijn liefde te geven. Hij was voor ons van de Hemel afgedaald; zijn laatste druppel Bloed ging voor ons vergoten worden. Maar dat was niet genoeg voor de overmaat van zijn liefde: Hij wilde zich geheel, met al zijn verdiensten en genaden aan iedere getrouwe ziel geven, zich alle dagen geven, zich op alle plaatsen geven. Ziedaar tot welk een uiterste van liefde het Hart van Jezus gekomen is, een waarlijk onbegrijpelijk uiterste, dat men bijna een heilige uitzinnigheid zou kunnen noemen, omdat Hij in dit Sacrament van liefde enigermate alle belangen van zijn glorie vergeet, om enkel aan de vol* doening van zijn liefde en aan ons geluk te denken. Zouden wij dan niet kouder dan ijs en harder dan steen wezen, in* dien wij deze oneindige, onbegrijpelijke en als het ware uit* zinnige liefde van Jezus slechts door ongevoeligheid en on* getrouwheid vergolden! 2e Punt. De liefde van Jezus voor de mensen wordt zelfs door hun ondankbaarheid niet verzwakt. De omstandigheid waarin onze goddelijke Zaligmaker zich bevond, toen Hij het H. Sacrament des Altaars instelde, doet ons nog duidelijker de oneindige grootheid van zijn liefde inzien. Jezus zag op de aarde niets dan volkeren die Hem niet kenden, — vijanden, die Hem een wrede en smadelijke dood voorbereidden, — zwakke en vreesachtige Apostelen, die nog diezelfde nacht Hem schandelijk verlaten zouden. In de toekomst voorzag Hij duizenden en duizenden ont* eringen en heiligschennissen, die men Hem in het verheven Geheim van liefde dat Hij ging instellen, zou aandoen. Hij zag de gruwelijke aanslagen van Joden, ketters en godde* lozen, de on waardige Communiën van de slechte christenen, de koudheid en onverschilligheid van uitverkoren zielen, de mijne in het bijzonder, maar niets was in staat om zijn liefde te doen verflauwen. Hij heeft zijn Sacrament ingesteld zelfs voor die mensen van wie Hij ondankbaarheid voorzag. voor rnij, met een liefde zo flauw, met een getrouwheid zo wankelend O, wie zal de oneindige liefde van Jezus genoeg beseffen kunnen! O mijn goede Jezus, ootmoedig voor U neergeworpen, aanbid ik de geheimen van uw liefde en wijd U mijn hart toe. Mijn hart is zeker al te onwaardig om U te worden aangeboden, maar de grootheid van uw liefde vervult mij met een zoet vertrouwen. Gij hebt mij door de instelling van uw H. Sacrament duidelijk doen inzien, dat uw liefde groter is dan alle boosheid en ondankbaar* heid van de mens. Uw liefde is niet verminderd, o Jezus. Ontvang dan mijn hart en geef mij de genade, alles te ver* zaken wat mij van U zou kunnen verwijderen, opdat ik U tot mijn dood, ja tot in alle eeuwigheid mag beminnen. Samenspraak met Jezus in het H. Sacrament. — Aan zijn goddelijk Hart alle eerbewijzen van aanbidding, liefde en erkentelijkheid geven, waartoe wij in staat zijn. — Hem onze diepe droefheid betuigen over de versmadingen der zon* daars en over onze eigen ondankbaarheid. — Hem ons hart geven met de vurige bede, dat Hij het zozeer met zijn liefde vervulle, dat wij met den H. Paulus zeggen kunnen: Wie zal mij kunnen scheiden van de liefde van Jezus Christus? Voornemens. Edelmoedig aan Jezus opofferen al wat Hem belet volkomen in onze ziel te heersen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Jezus heeft de zijnen, die in de wereld waren, wijl Hij hen bemind had, bemind ten einde toe. , O Jezus, die een afgrond van goedheid zijt, ontferm U over mij, die een afgrond van ellende ben. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 172. Contemplatie. JEZUS WAST DE VOETEN VAN ZIJN APOSTELEN EN STELT HET H. SACRAMENT DES ALTAARS IN. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Tegen het einde van het Avondmaal nam Jezus een linnen doek, waarmede Hij zich omgordde, goot vervolgens water in een bekken en begon de voeten van zijn leerlingen te wassen en ze met het lijnwaad, dat Hij om de lendenen had, af te drogen. Nog onder het eten nam Jezus brood, zegende en brak het en gaf het aan zijn leerlingen, zeggend: Neemt en eet, dit is mijn lichaam, dat voor u wordt overgeleverd; doet dit tot mijn gedachtenis. En de kelk nemend dankte Hij, en gaf hem aan hen, zeggende: Drinkt allen hieruit, want dit is mijn Bloed, het Bloed van het nieuw Verbond, dat voor u en voor velen tot vergeving van de zonden vergoten zal worden. 2e Voorspel. Zich wederom de eetzaal voorstellen. 3e Voorspel. Hart van Jezus, doe mij uw diepe ootmoedig* heid en grote liefde kennen; doe uw heilige liefde in mij branden, en geef mij de genade uw nederigheid na te volgen. Ie Punt. Jezus wast de voeten van zijn Apostelen. De personen beschouwen. — Onzen goddelijken Zalig* maker: zijn aanbiddelijke Persoon heeft nog iets verheve* ners en schoners dan naar gewoonte.... De Apostelen: zij zijn oplettend, een heilige eerbied is op hun gelaat te lezen.. De handelingen beschouwen. — Jezus, de Opperheer van Hemel en aarde, buigt zich neer om de voeten van zijn Apostelen te wassen. Volgen wij eens de bijzonderheden van deze handeling, die zozeer geschikt is om onze hoogmoed te beschamen. Ziet, hoe Hij water over de voeten van den eersten giet.... hoe Hij ze af droogt hoe Hij bij allen hetzelfde doet, zonder den verraderlijken Judas hiervan uit te zonderen Jezus aan de voeten van Judas, wat een les! — De woorden aanhoren. — Zodra Petrus ziet, dat zijn goddelijke Meester zich voor hem neerbuigt, roept hij uit: Welhoe, Heer, wast Gij mij de voeten?.... Jezus antwoordt: Gij begrijpt nu niet, wat Ik doe; maar later zult gij het inzien Petrus houdt nog tegen. Neen, zegt hij, nimmer zult Gij mij de voeten wassen, in eeuwigheid. Jezus antwoordt hem met gezag: Indien Ik u niet was, zult gij geen deel met Mij hebben.... Petrus wordt door die bedreiging verschrikt; hij onderwerpt zich en roept in het vuur van zijn liefde uit: Heer, niet slechts mijn voeten, maar ook de handen en het hoofd.... Wie gewassen is, zegt Jezus, heeft niets nodig dan zich de voeten te wassen, maar is geheel rein; ook gij zijt rein, maar niet allen. Dit laatste betrof Judas, maar zijn hart was te versteend, om er door getroffen te worden.... Eindelijk begaf Jezus zich naar zijn plaats terug en zeide: Weet gij, wat Ik u gedaan heb?.... Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat gij doen zoudt gelijk Ik u gedaan heb.... Een knecht is niet groter dan zijn meester.... Zo gij deze dingen weet en beoefent, zult gij gelukkig zijn Ja, wij zullen waarlijk gelukkig zijn, indien wij steeds gedenken, dat de knecht niet groter is dan zijn meester; — dat wij niet beter zijn dan onze goddelijke Meester; — dat Hij, de Schepper, de Heer en Meester van Hemel en aarde, zich diep vernederd heeft; — dat het dus billijk is, dat wij, zondige schepselen, nietige aardwormen, ons zelf nog meer dan Jezus, onze goddelijke Meester, vernederen. Gelukkig, indien wij deze dingen weten en beoefenen, gelukkig, indien wij het voorbeeld van Jezus volgen. 2e Punt. Instelling van het allerheiligste Sacrament des Altaars. Wederom de personen beschouwen. — Laat ons toch niet moede worden bij het beschouwen van onzen goddelijken Zaligmaker, op het ogenblik waarop Hij ons het krachtigste en treffendste bewijs van zijn liefde gaat geven; Hij is diep ingetogen. De liefde die zijn Hart verteert, is op zijn aan* biddelijk gelaat te lezen.... De heilige eerbied van zijn leer> lingen neemt elk ogenblik toe. Een goddelijk vuur heeft zich aan hun harten medegedeeld.... — De woorden aanhoren en de handelingen beschouwen. — Alvorens dit groot Ges heim van liefde in te stellen, onderhoudt Jezus zich inwendig met zijn hemelsen Vader; Hij smeekt Hem voor allen die eenmaal aan zijn Heilige Tafel deel zullen nemen Op dat ogenblik dacht Jezus ook aan mij O hoezeer bemint Hij mij!.... Ziet verder, hoe Jezus het brood in zijn heilige handen neemt, zijn ogen ten Hemel heft en zijn Vader dankt. Ziet hoe Hij het brood zegent, breekt en het aan zijn Apos* telen uitdeelt, zeggend: Neemt en eet, dit is mijn Lichaam.. Beschouwen wij hoe groot de eerbied van de Apostelen, hun godsvrucht en liefde is, nu zij voor de eerste maal die godde* lijke Spijze ontvangen Jezus neemt vervolgens de kelk, en gedankt hebbend, biedt Hij hun die aan, zeggend: Drinkt allen hieruit, want dit is mijn Bloed, het Bloed van het nieuw Verbond, dat voor u en voor velen tot vergeving der zonden vergoten zal worden. Luisteren wij vooral ook naar de woorden, die Hij er bij voegt: Doet dit tot mijn ge* dachtenis. Doet dit: hernieuwt tot het einde der eeuwen dit grote Geheim, dat Ik voor de eerste maal voltrokken heb. Doet het tot mijn gedachtenis, om u te herinneren mijn liefde, mijn smarten en het verlangen dat Ik heb, om u zalig te maken en door u bemind te worden. Ja, lieve Jezus, zo dikwijls ik het geluk zal hebben aan uw Heilige Tafel aan te zitten, zal ik met een levendig geloof overwegen uw bittere smarten, uw vurig verlangen om mij zalig te maken en van mij bemind te worden. Ik zal gedenken dat uw heilig Vlees, dat uit liefde tot mij gewond en verscheurd werd, mijn spijze is geworden, — en dat uw heilig Bloed, dat Gij voor mij ver* goten hebt, mij laaft, en dat Gij mij toeroept: Kind, geef Mij uw hart.... Schenk mij de genade, o Jezus, dat ik U altijd met deze gevoelens ontvang. Samenspraak met Jezus in het H. Sacrament. — Hem aan* bidden en Hem onze liefde betuigen. — Hem vragen, dat wij zijn voorbeelden van ootmoedigheid in beoefening brengen. — Hem danken voor de instelling van het aller* heiligste Sacrament des Altaars. — Hem de genade vragen, altijd in een heilige gesteltenis tot dit aanbiddelijk Sacrament te naderen, en er al de vruchten uit te trekken die het in goed bereide zielen voortbrengt. Voornemens. De vernederingen met zachtaardigheid aan* nemen. — Ons hart dikwijls naar de voet van het taber* nakel laten gaan, om Jezus Christus te danken voor de on* schatbare gave van het allerheiligste Sacrament en, zo wij kunnen, met dat inzicht Hem daar enige bezoeken brengen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Wat zal ik den Heer wedergeven voor al wat Hij mij gegeven heeft? — Jezus, zachtmoedig en oot* moedig van hart, maak mijn hart gelijkvormig aan uw Hart. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 173. Contemplatie. JEZUS VOORZEGT HET VERRAAD VAN JUDAS. Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Toen Jezus deze dingen voorzegd had, werd Hij in zijn geest ontsteld en sprak aldus openlijk: Voorwaar, Ik zeg het u, één uwer zal Mij verraden. Daarop begonnen de leerlingen elkander aan te zien, niet wetend, over wien Hij sprak en zeer bedrukt vroeg ieder van hen: Ben ik het, Heer? 2e Voorspel. Zich de eetzaal voorstellen. 3e Voorspel. Goddelijke Jezus, ik smeek U, mij een leven» dige afschrik van de zonde, en een vurige liefde jegens U in te boezemen. Ie Punt. Jezus maakt aan zijn leerlingen bekend, dat één van hen Hem verraden zal. De personen beschouwen. — Onzen goddelijken Zalig» maker de Apostelen Aller harten zijn bewogen De beminde leerling rust op de borst van zijn Meester. Judas heeft een huichelend voorkomen. Hij houdt zich alsof ook hij droevig was over de woorden van Jezus. Hij wordt in» wendig verscheurd door de knagingen van zijn geweten.... O, hoe ongelukkig is men toch, als men Jezus verraadt om zijn driften te voldoen, en hardnekkig weerstand biedt aan de stem van zijn geweten!... .De woorden aanhoren en de handelingen beschouwen. — Jezus wordt in zijn geest ont» steld; zijn heilige ziel is doordrongen van schrik bij het zien van de heiligschennende communie van Judas en van de afschuwelijke misdaad die hij gaat bedrijven.... Voorwaar, voorwaar, zegt Jezus, één uwer zal Mij verraden.... Al de Apostelen worden bedroefd op dit gezegde, zien elkander aan, en ieder van hen vraagt: Ben ik het, Heer? Jezus antwoordt: Het is één van de twaalf, die met Mij de hand in de schotel steekt.... De Mensenzoon gaat wel heen, gelijk er van Hem geschreven staat, dat is: Hij gaat zijn werk voltrekken, met de mensen door zijn dood te ver» lossen. Maar wee dien mens, door wien de Mensenzoon overg'eleverd wordt! Beter ware het voor hem, dat hij niet geboren was Judas, vrezend dat men uit zijn stilzwijgen op zou maken, dat hij de verrader was, vraagt ook: Meester, ben ik het? Jezus antwoordt zo, dat hij alleen het horen kon: Gij hebt het gezegd. Ziedaar een laatste waarschuwing, waardoor die goddelijke Meester hem in zich zelf wil doen keren. Maar de ongelukkige sluit zijn hart voor alle aan» sporingen van de goddelijke barmhartigheid. Hij had het Lichaam en Bloed van Jezus Christus onwaardig ontvangen; dit maakte hem voor alle vermaningen en waarschuwingen van Jezus ongevoelig Zijt gij misschien ook ongevoelig voor de onderrichtingen, vermaningen en waarschuwingen, die God u door zijn bedienaars, uw Biechtvader of uw Over» sten geeft, onderzoek dan ernstig, of gij het Lichaam en Bloed van Jezus niet onwaardig of ten minste met geen genoegzaam zuiver hart ontvangt. Onderzoek, of uw hart niet aan vrijwillige overtredingen, of gehechtheid aan dage» lijkse zonden schuldig is, of het aan de aarde, de schepselen of aan zinnelijkheden gehecht is. Verblindheid en versteend» heid zijn de gewone gevolgen van het slecht ontvangen van de H. Communie. 2e Punt. De H. Joannes ondervraagt zijn goddelijken Meester en verneemt dat Judas Hem verraden zal. Personen. — Dezelfde. — Woorden en handelingen. — De Apostelen zijn ongerust en ondervragen elkander in stilte Simon Petrus geeft den welbeminden leerling een teken, dat hij aan Jezus vragen moet, wie het is. Joannes buigt zich tot Jezus, en zegt: Wie is het, Heer? Jezus antwoordt: Hij is het, wien Ik het brood ingedoopt zal aanbieden; en het brood, dat Hij ingedoopt had, geeft Hij aan Judas. Hij deed dit bewijs van goedheid vergezeld gaan van een inwendige knaging, waardoor Hij den rampzaligen Judas nog aam spoorde, om zijn misdaad niet te volvoeren. Maar ziende dat niets in staat was om hem te bekeren, zegt Jezus met waardigheid: Wat gij te doen hebt, doe dat spoedig. Judas, gaat terstond naar buiten, om zijn boos plan ten uitvoer te brengen. Jezus blijft bij zijn elf andere Apostelen en is met niets meer bezig dan met zijn liefde. Hij geeft hun zijn iaatste onderrichtingen, en wapent hen tegen het gevaar dat hun geloof bedreigt. Zij luisteren aandachtig toe; een hemels vuur heeft zich aan hun harten meegedeeld. O, wat is het troostend, zich na een waardige Communie met Jezus te onderhouden! Dan openbaart Hij ons zijn geheimen en door* dringt Hij ons met zijn goddelijke liefde. — Laat ons die kostbare ogenblikken toch goed gebruiken. Samenspraak met Jezus. — Hem aanbidden met al de liefde en al de eerbied waartoe wij in staat zijn. — Ons met Hem over de trouweloosheid van Judas bedroeven. — Hem smeken dat Hij nimmer gedoogt, dat wij het ongeluk hebben ons tegen zijn stem te verharden, of aan zijn genade te weerstaan. Voornemens. Getrouw alles volbrengen wat Jezus door de ingeving van zijn genade van ons vragen zal. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. O Jezus, geef mij een leerzaam hart. Laat niet toe, dat ik mij ooit van U scheide. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 174. Meditatie. NIEUW GEBOD. Ik geef u een nieuw gebod: Bemint elkander; zoals Ik u heb liefgehad, moet gij ook elkander beminnen. (Joan. XIII. 34.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich de eetzaal voorstellen. 2e Voorspel. Aanbiddelijk Hart van Jezus, verleen mij de genade uw groot gebod van liefde volmaakt te vervullen. Ie Punt. Kentekenen van de liefde die Jezus voor ons gehad heeft. Toen Jezus op het punt stond, zijn dierbare leerlingen te verlaten, sprak Hij hun met de tederste hartelijkheid toe: Mijn lieve kinderen, Ik ben nog een weinig tijds bij u. Ge zult Mij zoeken, en zoals Ik tot de Joden gezegd heb, dat zij niet komen konden waarheen Ik ga, zo zeg Ik het thans ook tot u. Na die treffende waarschuwing verklaart Hij hun zijn uiterste wil. Ik geef u, zegt Hij, een nieuw gebod: Bemint elkander, zoals Ik u heb liefgehad. Jezus, die hen wilde doen zien, hoezeer Hem dit gebod van liefde ter harte ging, herhaalde het later nog tot driemaal toe, zeggend: Dit is mijn gebod, dit beveel Ik u, dat gij elkander bemint, zoals Ik u bemind heb. Gewichtige woorden! Hoe weinigen zijn er, die ze volkomen begrijpen! Hoe weinigen, die hun even* mens, wie het ook zij, beminnen, gelijk Jezus hen bemint! De liefde van Jezus Christus voor ons is zó zuiver en zó edelmoedig, dat Hij ons met weldaden overladen heeft toen wij zijn vijanden waren. Zij is zó sterk, dat de grootste smarten, ja de kruisdood zelfs, haar vurigheid niet hebben kunnen verzwakken. Zij is zó standvastig, dat zij tot het einde der eeuwen en zelfs gedurende de hele eeuwigheid zal voortduren. Zij is zó teder, dat Hij onze Vriend, onze Trooster, onze Geneesheer, ons Leven en ons Voedsel in het aanbiddelijk Sacrament des Altaars heeft willen worden. — Staan wij hier een weinig stil en vragen wij ons zelf eens ernstig af: Bemin ik mijn evennaaste, wie hij ook zij, gelijk Jezus mij bemind heeft, met een zuivere, edelmoedige, sterke, standvastige en tedere liefde? Ach, mijn Jezus, nu zie ik, dat ik uw gebod van liefde nimmer gekend, nimmer vol* doende volbracht heb. Ik vraag U vergeving over de dui* zenden misslagen die ik tegen dit grote gebod begaan heb. Schenk mij de genade, o Heer, dat ik voortaan uw uiterste wil, uw gebod van liefde, getrouw volbreng. 2e Punt. Wat wij moeten vermijden en wat wij moeten doen, om het grote gebod van liefde te volbrengen. Het eerste wat wij met alle zorg vermijden moeten, zijn de bijzondere vriendschappen. Er is in de religieuze vereni* gingen geen klip die gevaarlijker is, en evenwel minder ge* vreesd wordt. Die vriendschappen vernietigen de ware chris* telijke liefde; zij zijn de oorzaak van afgunst, morren, af* kerigheden en verdeeldheden. Ja, zij zijn zelfs een gevaarlijke klip voor de heilige deugd van zuiverheid. Terecht worden deze bijzondere en al te tedere vriendschappen, door alle schrijvers over het geestelijk leven, de pest van een commu* niteit genoemd. Alle Religieuzen moeten er zich dus met ijver op toeleggen, de eerste beginselen daarvan trachten uit te doven door waakzaamheid, gebed, het vluchten van de ge* legenheden en het oefenen van de versterving. — Het tweede, dat wij met niet minder zorg vermijden moeten, is de af* gekeerdheid. Niets doet ons meer stilstaan en achteruitgaan op de weg der volmaaktheid dan een vrijwillige en lang* durige afgekeerdheid van de evennaaste. Zij doet ons dui* zenden genaden verliezen, duizenden andere fouten begaan, en brengt ons in gevaar van onze roeping en onze zalig* heid te verliezen, Vermijden wij derhalve met een heilige vrees deze twee gevaarlijke klippen, waarop onze volmaakt* heid en misschien onze eeuwige zaligheid schipbreuk lijden zouden. Trachten wij ons te vervullen met een oprechte en bovennatuurlijke liefde jegens alle mensen; beminnen wij hen allen in God en om God. Voorkomen wij elkander, volgens de leer van den H. Paulus. door bewijzen van achting, eer» bied en welwillendheid. Voldoen wij aan alle billijke ver* langens van onze Medereligieuzen. Hebben wij medelijden met hen, verdragen wij met geduld hun gebreken, zwakheden en nalatigheden. Laten wij onze liefde niet verkoelen door enige ondankbaarheid of harde behandeling, die onze even* naaste ons mocht aandoen. Maar beminnen wij hem met een zuivere, belangeloze en standvastige liefde, met een liefde die alle middelen zoekt om zijn tijdelijk, en vooral zijn eeuwig welzijn te bevorderen. — O mijn Jezus, hoe ver is mijn hart van deze volmaakte liefde verwijderd! En echter kan men nimmer uw leerling en nog veel minder een waar religieus wezen, zonder deze liefde. Wij hebben geen ander middel om U onze liefde te betuigen dan de liefde tot de evenmens. Ach Jezus, ik verlang niets méér dan U in deze liefde tot de evennaaste op een volmaakte wijze na te volgen. Help mij door uw genade. Samenspraak met Jezus. — Hem met een diepe eerbied aanbidden, en met dankbaarheid het gebod aannemen, dat Hij zich gewaardigt ons te geven. — Ons hart in zijn tegen* woordigheid uitstorten, ons bedroevend over al wat in ons strijdig is tegen de volmaakte liefde. — Daar edelmoedig aan verzaken, en onzen goddelijken Meester bidden dat Hij er ons van bevrijdt, en daarvoor gevoelens van oprechte liefde in de plaats geeft. Voornemens. Alle mogelijke liefde voor de evennaaste hebben, en geen gelegenheid laten voorbijgaan waarin wij hem dienst kunnen bewijzen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Mijn gebod is, dat gij elkander bemint, zoals Ik u bemind heb. — Hoe heeft Jezus ons bemind? Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 175. Meditatie. JEZUS VOORZEGT DE VERLOOCHENING VAN PETRUS. Toen zeide Jezus tot hen: Allen zult gij deze nacht aan Mij ges ërgerd worden:.... maar nadat Ik verrezen zal zijn, zal Ik u voor* gaan naar Galilea. Doch Petrus antwoordde Hem: Al werden ook allen aan U geërgerd, ik zal nimmer geërgerd worden. Jezus zeide hem: Voorwaar, Ik zeg u: Nog deze nacht, eer de haan kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen. Maar Petrus antwoordde Hem: Al moest ik ook met U sterven, ik zal U niet verloochenen. Ook de andere leerlingen spraken zo. (Matth. XXVI. 31—35.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich de eetzaal voorstellen. 2e Voorspel. Vervul mij, o Heer, met een nederig mis* trouwen van mij zelf, opdat ik behoed blijf tegen het ongeluk U te vergrammen. Ie Punt. Goedheid die Jezus zijn Apostelen bewijst, in de waarschuwingen die Hij hun geeft. Overwegen wij, met hoeveel goedheid onze goddelijke Zaligmaker zijn Apostelen voorbereidt, op de beproevingen die hen weldra zullen treffen. Nadat Hij hen versterkt heeft door het allerheiligste Sacrament, nadat Hij een geruime tijd met de tederste minzaamheid tot hen gesproken heeft, kondigt Hij hun eindelijk aan, wat Hem overkomen zal, en om zoveel mogelijk deze droevige tijding te verzachten, voorspelt Hij hun tevens zijn aanstaande verrijzenis. Allen, zegt Hij, zult gij deze nacht aan Mij geërgerd worden; maar als Ik verrezen zal zijn, zal Ik u voorgaan naar Galilea. — Als wij het gedrag des Heren te onzen opzichte nagaan, zullen wij zien, dat de kwellingen waardoor Hij ons somtijds beproeft, steeds voorafgegaan worden door een bijzondere genade, waardoor Hij ons tot die beproevingen voorbereiden wil, opdat wij ze met geduld en tot groot voordeel voor onze ziel verdragen zouden. Aanbiddelijk Hart van Jezus, Gij geeft ons in alle omstandigheden bewijzen van uw liefde: Gij zendt ons nimmer beproevingen over boven onze krachten; Gij bemoedigt ons door uw beloften en verleent ons uw hulp, indien wij met nederigheid en vertrouwen tot U onze toevlucht nemen. Geef mij de genade, o mijn God, dat ik mij dit alles ten nutte maak, om mij meer en meer aan U te hechten. 2e Punt. De oorzaak van de val van Petrus is het ver* trouwen op zich zelf. Petrus antwoordde aan Jezus: Al werden ook allen aan U geërgerd, ik zal nimmer geërgerd worden. Die betuigingen waren oprecht en kwamen voort uit grote liefde tot zijn Meester. Maar Petrus steunde te zeer op zijn eigen krachten, en dit was de oorzaak van zijn val. Zijn voorbeeld is voor ons een gewichtige onderrichting. Laat ons toch goed be» seffen, dat alleen een wezenlijk mistrouwen van ons zelf, vergezeld van een ootmoedig en vurig gebed, ons de gevaren die ons omringen kan doen ontgaan. Als ik mijn zwakheid gevoel, zeide de grote Apostel, dan ben ik sterk. En op een andere plaats voegt hij er bij: Gaarne zal ik dus roemen op mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij woont. Zulk een ootmoedige gesteltenis moeten ook wij trachten te verkrijgen, indien wij over alle bekoringen en moeilijkheden zegevieren willen en den Heer standvastig getrouw willen blijven. Doordring mij dus, o mijn God, met het gevoel van mijn ellende, en met de vrees U te vergram» men. Boezem mij tevens een groot vertrouwen op uw al* vermogende bijstand in, dan ben ik tegen alle gevaren beveiligd. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken voor de goedheid waarmee Hij zich zo menigmaal gewaardigde, ons tegen de gevaren die onze ziel bedreigden, te wapenen. — Ons over onze val vernederen, en erken* nen dat die steeds het gevolg is geweest van het een of ander gevoel van hoogmoed of verwaandheid. — Hem de genade vragen, ons zelf oprecht te mistrouwen en een vast vertrouwen op Hem te stellen, ten einde altijd voor de zonde bewaard te blijven. Voornemens. Over ons zelf waken, om ook de minste fouten te vermijden, en dikwijls door verzuchtingen onze toevlucht tot God nemen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ik zal roemen op mijn eigen zwakheid, opdat de kracht van Christus in mij woont. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 176. Meditatie. JEZUS VOORZEGT DE VERLOOCHENING VAN PETRUS. Simon Petrus zeide tot Jezus: Heer, waar gaat Gij heen? Jezus antwoordde. Waarheen Ik ga, kunt ge Mij nu niet volgen, maar ge zult Mij later volgen. Petrus zeide tot Hem: Waarom kan ik U nu niet volgen? Ik zal mijn leven voor U geven. Jezus hernam: Zult gij uw leven voor Mij geven? Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Eer de haan zal kraaien, zult gij Mij driemaal verloochenen. (Joan. XIII. 36—38.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich de eetzaal voorstellen. 2e Voorspel. Geef, o mijn Zaligmaker, dat mijn liefde jegens U vergezeld gaat van een diepe ootmoed en een wezenlijk mistrouwen van mij zelf. Ie Punt. De H. Petrus betuigt aan Jezus, dat hij bereid is voor Hem te sterven. Jezus had aan zijn Apostelen bekend gemaakt, dat zij Hem weldra niet meer zien zouden. De liefde van Petrus be* angstigt zich over dit woord. Heer, zegt hij tot Jezus, waar gaat Gij heen?.... Laat ons met Petrus die vraag herhalen; laat ons Jezus bidden, dat Hij ons het middel leert om nooit van zijn heilige tegenwoordigheid beroofd te worden. Jezus antwoordt: Waarheen Ik ga, kunt ge Mij nu niet volgen, maar ge zult Mij later volgen. Het geestelijk leven heeft zijn trappen. Er zijn sommige werken, die zeer goed en zelfs zeer nuttig voor de zaligheid der zielen zijn, maar waar* voor men het ogenblik van de genade moet afwachten. Zo zijn er ook al te vurige begeerten, die men niet aanstonds opvolgen maar rijp laten gorden en aan de gehoorzaamheid onderwerpen moet. Petrus besefte dat niet. Waarom, zeide Meditaties IL qq hij, kan ik U nu niet volgen? Ik zal mijn leven voor U geven. De liefde deed hem zo spreken, maar bij de liefde voegde zich een al te natuurlijke vurigheid en een soort van verwaandheid en vertrouwen op zich zelf, die de oor* zaak van zijn val waren. O heilige Apostel, verwerf mij de genade dat ik nut trek uit uw voorbeeld. Al te dikwijls heb ik uw onbezonnenheid en zwakheid nagevolgd. Verkrijg voor mij, dat ik eindelijk uw liefde, uw leedwezen en uw ootmoedigheid navolg. 2e Punt. Jezus voorzegt aan den H. Petrus, dat deze Hem driemaal verloochenen zal. Jezus kende de zwakheid van zijn Apostel, Hij wilde hem behoeden voor een val, die hem zoveel tranen kosten zou. Zult gij uw leven voor Mij geven? zegt Hij met goedheid; voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, nog deze nacht, vóórdat de haan kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen. Petrus slaat geen geloof aan dat woord. Neen, zegt hij, al moest ik ook met U sterven, ik zal U niet verloochenen. Alle overige leerlingen spreken op dezelfde wijze; maar de nacht zal niet voorbij zijn, of allen zouden Hem hebben verlaten. O, wat is het gevaarlijk en ongelukkig, zijn zwakheid niet te kennen! Hadden Petrus en de Apostelen hun zwakheid gekend, ze zouden, zoals een H. Filippus Nerius, tot Jezus gezegd hebben: Heer, indien Gij ons niet bijstaat, dan zullen wij allen U verlaten en verloochenen. Zij zouden zich door een vurig gebed tot die gevaarlijke nacht voorbereid hebben en niet gevallen zijn. Maar helaas! zij kenden hun zwakheid niet, en ziedaar de oorzaak dat zij niet baden, het gevaar niet vreesden, ja zelfs geen geloof sloegen aan de woorden van Jezus en lafhartig hun goddelijken Meester verlieten. Petrus, die sterker meende te zijn dan de andere Apostelen en daarom juist de zwakste was, viel ook het diepst van allen. — O mijn Zaligmaker, hoe dikwijls ben ik evenals uw leerlingen gevallen! Hoe dikwijls heb ik mij aan de be* treurenswaardigste val blootgesteld, omdat ik mijn zwakheid niet kennend, niet genoeg bad. Hoe vaak ook, omdat ik geen geloof sloeg aan de woorden van mijn Biechtvader of van mijn Oversten, en mijn oordeel aan het hunne niet onder» wierp! Vergeef mij de fouten die mijn roekeloosheid mij heeft doen begaan. Wees geloofd en gedankt, omdat Gij door uw genade mij nog voor grotere zonden behoed hebt, en gewaardig U mij de gave van de ware ootmoed te ver» lenen, opdat ik in alle omstandigheden mij zelf volkomen mistrouw, en zeker ben van uw hulp en uw bescherming. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus, den H. Petrus en de overige Apostelen. — In Jezus de goedheid en wijsheid erkennen en aanbidden, waardoor Hij ons lang» zamerhand tot de vervulling van zijn inzichten brengt, onze zwakheid in aanmerking neemt, en ons voor beproevingen spaart die boven onze krachten zijn. — Ons geheel aan de leiding van dien goeden Meester overgeven, en Hem smeken dat Hij ons geneest van alle vermetel vertrouwen op ons zelf en van alle gehechtheid aan onze eigen zin. Voornemens. Ons zelf volkomen mistrouwen. — Ons oordeel in alles aan het oordeel van onze Oversten en in gewetenszaken aan dat van onzen Biechtvader volkomen onderwerpen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Als ik mijn zwakheid gevoel, dan ben ik sterk. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 177. Meditatie. JEZUS BEREIDT ZIJN APOSTELEN VOOR OP DE BE* PROEVINGEN, DIE ZIJ WELDRA ZULLEN MOETEN ONDERGAAN. Dat uw hart niet ontsteld wordt. Gij gelooft in God; gelooft ook in Mij. (Joan. XIV. 1.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich verbeelden Jezus te zien, die in de eetzaal met zijn Apostelen aan tafel zit en hen met een vaderlijke tederhartigheid toespreekt. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, gewaardig U uw vrede in mijn ziel te storten, en geef mij de genade dat ik hem nimmer verlies. Ie Punt. Jezus vermaant zijn leerlingen, zich niet te ont* stellen. De toespraak die Jezus tot zijn Apostelen gaat houden, is als het ware de tederste uitstorting van zijn aanbiddelijk Hart. Laat ons zorgvuldig al zijn woorden overwegen. Dat uw hart niet ontsteld wordt, zegt Hij hun. Het is alsof Hij zeggen wil: Al wat gij deze nacht zult zien, moet u niet verschrikken of u de moed benemen: Gij gelooft in God; gelooft ook in Mij. Gelooft aan de belofte die Ik u gedaan heb, binnen drie dagen te verrijzen en alles te voltrekken, wat de profeten over de vestiging van mijn rijk voorzegd hebben. Dat uw hart niet ontsteld wordt; gelooft en be* mint, houdt gestadig voor ogen mijn Godheid, mijn almacht, en de bescherming die mijn Hart u zo gaarne verleent, en blijft standvastig in uw vrede en in uw vertrouwen. — O mijn aanbiddelijke Zaligmaker, Gij richt tot mij dezelfde uitnodiging. Gij wilt, dat mijn ziel zich met uw liefde ver* vult en zich in de vrede vestigt. Gij wilt, dat ik te midden van de hardste beproevingen mij de liefde herinner die Gij mij toedraagt, en dat ik alles 'van uw oneindige goedheid verwachten zal. O, hoe billijk is het, lieve Jezus, dat ik mij geheel op uw goedheid verlaat! Nooit heeft zij iemand ont* broken; zij is de steun van de zwakken, de toevlucht van de bedrukten. Ik werp mij met een onwankelbaar vertrouwen en een volkomen overgeving in de armen van uw oneindige barmhartigheid. Op U, o Heer, stel ik mijn hoop, in eeuwigs heid zal ik niet beschaamd worden. 2e Punt. Uit welke oorzaken onze ontsteltenis voortkomt. Dat uw hart niet ontsteld wordt. De ontsteltenis strijdt tegen de geest van Jezus, die een geest van vrede is. Wij moeten derhalve trachten, ons tegen alle ontsteltenis te be* hoeden. Zij kan uit verschillende oorzaken voortspruiten. Nu eens zijn het bekoringen die ons ontstellen, en dan moeten wij onze zielen in geduld bezitten, tot God onze toevlucht nemen en kloekmoedig weerstand bieden. Dan weer volgt onze ontsteltenis uit de fouten of verzuimenissen waaraan wij ons schuldig gemaakt hebben, en in dat geval moeten wij door een oprecht leedwezen uit die fouten opstaan, en een vast voornemen maken van er niet meer in te hervallen. Meestal evenwel worden wij ontsteld en vervallen wij tot neerslachtigheid, omdat wij niet genoeg overtuigd zijn en beseffen, hoeveel nadeel de ontsteltenis, neerslachtigheid en droefgeestigheid ons aanbrengen. God gave, dat wij eens goed begrepen, hoeveel fouten deze inwendige ontsteltenis* sen, angstvalligheden of droefgeestigheden ons doen begaan. — hoeveel genaden zij ons doen verliezen. God gave, dat wij steeds indachtig waren wat de H. Franciscus van Sales daarover zegt, te weten: Dat de ontsteltenissen nimmer van God, maar altijd van de duivel of van onze eigenliefde voortkomen. Dan voorzeker zouden wij ze van den beginne af tegengaan en er ons tegen verzetten. Smeken wij dus onzen goddelijken Zaligmaker, dat Hij ons deze waarheid doet begrijpen, en ons leert onze driften en vooral onze eigenliefde te bestrijden en zo mogelijk te doden. Bidden wij Hem, dat Hij ons in een diepe en ware vrede vestigt door ons niets anders te doen vrezen dan de zonde. Samenspraak met Jezus. — Hem enige oefeningen van aanbidding en liefde opdragen. — Hem de genade vragen dat wij ons niet door bekoringen of beproevingen laten ont* stellen. — Ons volkomen aan Hem toewijden, opdat Hij geheel ons hart bezit, ons in zijn vrede bevestigt, met zijn licht bestraalt en ons de oefening van alle deugden leert. Voornemens. Ons over niets ontstellen, maar met ver* trouwen in onze moeilijkheden en kwellingen tot Jezus onze toevlucht nemen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ontsteltenis, neerslachtigheid, droef* geestigheid komen nimmer van God, maar van de duivel of van onze eigenliefde. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 178. Meditatie. JEZUS IS DE WEG. Ik ben de weg, de waarheid en het leven; niemand komt tot den Vader dan door Mij. (Joan. XIV. 6.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich verbeelden Jezus te zien, die in de eetzaal met zijn Apostelen aan tafel zit en hen met een vaderlijke tederhartigheid toespreekt. 2e Voorspel. Gij alleen, o mijn Jezus, zijt de weg tot het eeuwig leven; alleen door U te volgen kan ik tot het eeuwig geluk geraken; geef dus, dat ik U getrouw volge. le Punt. Jezus alleen kan ons tot zijn Vader brengen. Ik ben de weg; niemand komt tot den Vader dan door Mij. Door die woorden wil Jezus ons niet slechts te verstaan geven, dat wij met Hem na te volgen genade bij zijn Vader zullen vinden; zij betekenen daarenboven, dat Hij alleen ons verzoenen kon met de goddelijke majesteit, die wij door onze zonden beledigd hadden. Door Jezus dus komt men bij den hemelsen Vader. Welk een vreugde, hoe grote liefde en vertrouwen moet die troostende waarheid ons inboeze» men! Immers, Jezus is God; zijn bemiddeling is dus alver» mogend. Hij is mens, onze Broeder, onze Zaligmaker. Hij kan ons derhalve niet weigeren, ons bij zijn hemelsen Vader te brengen, als wij tot Hem gaan. Wel verre van onze ver» zoeken te verwerpen, neemt Hij ze met goedheid aan. Zijn goddelijk Hart verheugt zich, als Hij ons aldus de uit» werking van zijn oneindige liefde kan doen gevoelen. Hij gaat zelfs zover, dat Hij er bij ons op aandringt om bij Hem de genade en de zaligheid te komen zoeken. Komt tot Mij, zegt Hij, gij allen, die vermoeid en beladen zijt en Ik zal u verkwikken. — Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke. En op een andere plaats roept Hij uit, om onze harten tot het verlangen naar zijn goederen op te wekken: Och, of gij de gave Gods kendetl.... Zou ik on» gevoelig blijven voor een zo grote liefde en mijn hart niet schenken aan een God, die zich gewaardigd heeft naar de aarde af te dalen, en zich aan mij gelijk te maken, om mij naar de Hemel te geleiden en mij daar eeuwig gelukkig te doen zijn? Wee mij, indien ik na dit alles het eeuwig geluk des Hemels toch nog verliezen zou! 2e Punt. Wij moeten Jezus die onze weg is, volgen. Ik ben de weg; niemand komt tot den Vader dan door Mij. Jezus is onze weg; wij moeten Hem volgen met elke dag te trachten nieuwe voortgang te maken in zijn kennis, liefde en navolging. Wij moeten Hem met getrouwheid volgen, zodat wij noch ter rechter* noch ter linkerzijde van Hem afwijken, uit vreze van te verdwalen. Wij moeten Hem met moed volgen, zodat wij edelmoedig alle hinderpalen en moeilijkheden overwinnen en alle aanlokselen tot het kwaad verachten. Wij moeten Hem met blijdschap volgen, door zonder ophouden de beloften van onzen Zaligmaker voor ogen te hebben, en met vertrouwen op zijn goddelijke bijstand te steunen. Eindelijk moeten wij Hem met standvastigheid volgen, overtuigd dat de kroon slechts beloofd is aan hen, die gestreden zullen hebben tot het einde. De meeste mensen wandelen op wegen die uitlopen op de eeuwi* ge dood; sommigen zoeken de eer, anderen de vermaken, weer anderen de rijkdommen. Hoe onzeker, vergankelijk en nietig de dingen ook zijn die zij zoeken, zo geven zij zich toch een ongelooflijke moeite en putten al hun krachten uit om die te verkrijgen. Zullen wij minder ijver hebben om te wandelen op de weg die tot het eeuwig leven leidt, om een onverwelkbare, onvergankelijke, eeuwigdurende kroon te verkrijgen? Laat dit toch niet toe, o Jezus. Trek mij op uw wegen; verlicht mij zó door uw genade, dat ik heden deze plaats niet verlaat, alvorens vast besloten te hebben U met getrouwheid en moed, met blijdschap en standvas* tigheid tot.aan mijn dood te volgen. Samenspraak met Jezus. — Hem aanbidden als onzen Zaligmaker en Middelaar bij zijn Vader. — Hem danken omdat Hij voor ons mens geworden is en door zijn ver* nederingen en smarten, ja zelfs door zijn dood en door zijn Bloed, de weg tot zijn Vader en tot de Hemel geopend heeft. — Ons aan zijn voeten vernederen, omdat wij zo ontrouw en laf geweest zijn in het navolgen van zijn voor* beelden. — Hem smeken dat Hij ons met kracht en moed vervult, om met een standvastige edelmoedigheid op zijn wegen te wandelen. Voornemens. Jezus volgen, door al onze handelingen te verrichten zoals Jezus die zou gedaan hebben, als Hij in onze plaats was. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Indien wij tot het eeuwig leven willen geraken, dan moeten wij tot Jezus gaan en Hem volgen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 179. Meditatie. JEZUS IS DE WAARHEID. Ik ben de weg, de waarheid en het leven; niemand komt tot den Vader dan door Mij. (Joan. XIV. 6.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich verbeelden Jezus te zien, die in de eetzaal met zijn Apostelen aan tafel zit en hen met vaderlijke tederhartigheid toespreekt. 2e Voorspel. O mijn Jezus, die de eeuwige waarheid zijt, geef dat ik alles verzaak, wat mij belet uw waarheden te kennen en te smaken. Ie Punt. Om de waarheid te kennen en te smaken moeten wij ons hart zuiveren. Ik ben de waarheid. Wiens woorden zijn dit? Het zijn de woorden van Jezus, den Zoon van God. Alleen een God kan zo spreken. De Profeten, de Evangelisten, de Heiligen hebben gesproken en gehandeld volgens de waarheid. Maar Jezus alleen, door wien alle Profeten gesproken hebben, kon zeg» gen: Ik ben de waarheid. Hij is op aarde gekomen om alle mensen te verlichten, om de duisternissen van de afgoderij te doen verdwijnen, om ons de waarheid te leren. Laat ons dus tot Hem gaan en Hem met den godvruchtigen Thomas a Kempis zeggen: „Alleen in U, Heer, vind ik alles wat ik begeer. Dat alle leraars, dat alle schepselen zwijgen; spreek Gij alleen tot mijn hart.” Geheel het leven van Jezus is één onderrichting. Zijn handelingen, zijn woorden en zijn mysteriën zijn een school van goddelijke wijsheid. Maar om zijn goddelijke lessen te kunnen begrijpen en smaken, moeten wij onze harten zuiveren van de zonde en van alle verkeerde neigingen. Immers, gelijk de beste spijzen slechts goed en smakelijk zijn voor de gezonde mens, zo zijn de waarheden en lessen van Jezus Christus slechts zoet en aangenaam voor getrouwe en zuivere zielen. Indien dus mijn hart geen smaak in de waarheid vindt en ongevoelig blijft voor Jezus’ leer en voorbeelden, dan moet ik vrezen dat er een ge* heim gebrek in schuilt, dat zijn verlichtingen en vertroos* tingen verhindert. Een kleine verwaandheid, een al te na* tuurlijke gehechtheid aan enig schepsel, een geheime achting van zich zelf, een zekere gehechtheid aan zijn eigen wil, een kleine afkerigheid, de on verstorvenheid in spijs of drank, een te grote uitgestortheid des harten en dikwijls zelfs nog een mindere zaak is voldoende, ons te verhinderen de waar* heid van Jezus Christus te smaken. Grote zorg moet ik dus aanwenden om over mijn hart te waken, het te zuiveren van iedere vrijwillige ongetrouwheid, en edelmoedig alles te ver* zaken wat mij belet de heilige waarheden en lessen van Jezus Christus te kennen en te smaken! O Jezus, verlicht mij meer en meer. 2e Punt. Wij moeten de waarheden en lessen van Jezus ook aan anderen doen kennen. Ik ben de waarheid. Jezus is gekomen om de wereld te verlichten, maar de meeste mensen sluiten de ogen voor het licht en verstoten de waarheid. Een slaafse gehechtheid aan hun zinnen en driften maakt ze onwaardig en onbe* kwaam, om de goddelijke waarheden en lessen van Jezus te kennen, te beseffen en te smaken. Zijn goddelijk Hart wil hen toch niet aan hun verblindheid overlaten. Hij verlangt dat zijn getrouwe dienaren door hun vermaningen, en vooral door hun gebeden en voorbeelden, aan die verblinde mensen de waarheid doen kennen die zij hardnekkig verwerpen, en hen met een heilig geweld voor zijn liefde winnen. Hoever gaat mijn ijver om in dit punt de inzichten van het Hart van Jezus te bevorderen? Jezus heeft mij tot de religieuze staat geroepen, opdat ik mij geheel en al aan Hem en aan de zaligheid van mijn evenmens zou toewijden. Hoe groot is mijn zucht, om aan dit tweede doel van mijn heilige roeping te beantwoorden? Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem als de eeuwige waarheid aanbidden. — Hem danken, omdat Hij zich aan de wereld heeft willen openbaren. — Hem de genaden vragen zijn goddelijke lessen goed te begrijpen en op te volgen. — Hem de zondaars aanbevelen en Hem smeken dat Hij hen verlicht en bekeert. Voornemens. De ingetogenheid oefenen, om ons met Jezus Christus te verenigen en zijn goddelijke waarheid te smaken. — Onze gebeden en werken voor de bekering van de on* gelukkige zondaars opdragen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Wat moet ik doen, o Jezus, om uw waarheden en lessen beter te begrijpen en te smaken? Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 180. Meditatie. JEZUS IS HET LEVEN. Ik ben de weg, de waarheid en het leven; niemand komt tot den Vader dan door Mij. (Joan. XIV. 6.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich verbeelden Jezus te zien, die in de eetzaal met zijn Apostelen aan tafel zit en hen met een vaderlijke tederhartigheid toespreekt. 2e Voorspel. Beminnelijke Jezus, verleen mij de genade van alleen door U en voor U te leven. Ie Punt. Het natuurlijk leven en het genadeleven ont= vangen wij van Jezus. Ik ben het leven. Op welke wijze wij deze woorden ook beschouwen, zij ontdekken ons in Jezus grootheden en vob maaktheden, die al onze aanbidding en liefde waardig zijn. Jezus geeft het wezen en het leven aan al wat bestaat, want de H. Schrift zegt ons, dat God de Vader alles door zijn Woord, dat is door Jezus Christus geschapen heeft, dat niets van al wat gemaakt is, buiten Hem is gemaakt, en dat in Hem het leven was. Maar dit natuurlijk leven is niet het enige, dat Hij ons mededeelt. Hij is vooral de bron van het oneindig kostbaarder leven van onze zielen. Hij heeft zich voor ons tot offer en borg gegeven en ons van de eeuwige dood vrijgekocht. Door zich te verenigen met onze natuur heeft Hij ons in een hogere waardigheid dan die van onze oorspronkelijke onschuld hersteld. Hij heeft nog meer ge» daan, want Hij heeft ons deelgenoten van zijn goddelijke natuur gemaakt, door ons tot zijn levende ledematen, ja tot kinderen van zijn hemelsen Vader aan te nemen, opdat wij met Hem verrijzen en eeuwig in zijn rijk delen zouden. Goddelijk leven! O Jezus, mijn opperste goed! Hoe zal ik U ooit dankbaar genoeg kunnen zijn voor zovele en zo grote weldaden! Hoe zal ik ooit getrouw genoeg kunnen zijn, om aan zulk een overvloedige liefde te beantwoorden! 2e Punt. Bijzonder in de H. Communie deelt Jezus ons het ware leven der ziel mede. Ik ben het leven. Jezus sprak deze woorden op het ogen* blik, dat Hij het H. Sacrament van zijn liefde instelde. Laten wij ze met alle aandacht overwegen. Jezus is ons leven; door de vereniging met Hem zijn onze zielen be* haaglijk in de ogen van God en zijn Engelen; aan haar oor* spronkelijke bedorvenheid overgelaten, zouden ze duizend* maal afschuwelijker zijn dan een in ontbinding verkerend lijk. Maar als Jezus in onze zielen verblijft, bekleedt Hij ze met schoonheid en heiligheid, en maakt ze geschikt om door al haar werken, zelfs door de minste verzuchting, een eeuwige beloning te verdienen. Horen wij eens, hoe de goddelijke Zaligmaker zelf ons die kostbare uitwerkselen van zijn tegenwoordigheid voorstelt: Ik ben de wijnstok, zegt Hij, gij zijt de ranken. Wie in Mij blijft, en Ik in hem, hij draagt rijke vrucht. Welk een treffend afbeeldsel van de innigste vereniging! Het leven van de wijnstok en van de ranken is één en hetzelfde leven; de stam trekt het sap uit de wortelen en deelt dit aan zijn takken mede. Zo ook ontvangt de heilige mensheid van Jezus Christus van zijn Godheid dat leven der genade, dat Hij overvloedig uitstort in de harten die met Hem verenigd zijn. Wie in Mij blijft, en Ik in Hem, voegt er de goddelijke Zaligmaker bij, hij draagt rijke vrucht. Als wij in Jezus Christus blijven door de goddelijke liefde, door de inwendige geest en de getrouw* heid aan de genade, dan zal Hij in ons blijven door zijn bijzondere bijstand, en ons de vruchten van heiligheid doen voortbrengen, die de hemelse Vader van ons verwacht. Zou ik de middelen kunnen verwaarlozen, die mij aangeboden zijn om mij nauwer en nauwer met Jezus te verenigen, zoals de stilzwijgendheid, de ingetogenheid, de edelmoedigheid jegens God, en de standvastige getrouwheid in het onder» houden van mijn heilige Regelen? Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als de Bron van het leven, van wien wij alles ontvangen hebben. — Hem danken voor de genade van het H. Doopsel, dat ons zijn levende ledematen gemaakt heeft, en voor de nog meer wonderbare weldaad van het aanbidde» lijk Sacrament des Altaars, waardoor Hij zelf ons komt voeden en dat kostbaar leven in ons vervolmaken. — Hem de genade vragen, aan ons zelf te sterven, om alleen door Hem en voor Hem te leven. Voornemens. Ons met Jezus verenigen door herhaalde oefeningen van liefde en al onze werken voor Hem ver» richten. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. O Jezus, leef in mij en doe mij geheel leven in U. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 181. Meditatie. BELOFTE VAN JEZUS AAN ALLEN, DIE GELOVEN EN VERTROUWEN. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, ook hij zal de werken doen, die Ik zelf verricht; en zelfs grotere zal hij doen. Want Ik ga naar den Vader; en alles zal ik doen wat gij Hem zult vragen in mijn naam, opdat de Vader verheerlijkt wordt in den Zoon. (Joan. XIV. 12. 13.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich in de eetzaal bij den welbeminden leerling plaatsen. 2e Voorspel. Hart van Jezus, verleen mij het ware begrip van de woorden: Ik vermag alles in Hem, die mij versterkt. Ie Punt. Een levendig en werkdadig geloof maakt ons tot alles bekwaam. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, ook hij zal de werken doen, die Ik zelf verricht en zelfs grotere zal hij doen; want Ik ga naar den Vader. Jezus heeft voor zijn ware leerlingen de nodige genade en sterkte verdiend, om zijn goddelijke voorbeelden op een volmaakte wijze na te volgen. Indien hun geloof levendig en werkdadig is, dan bevestigt Hij hun met eed, dat zij dezelfde werken zullen doen die Hij doet. Dit moet verstaan worden niet alleen van de wonderwerken of mirakelen, in omstandigheden waarin ze tot welzijn van zijn Kerk noodzakelijk zijn, maar evenzeer en te allen tijde van de navolging van zijn deugden. Allen die de ware geest van geloof bezitten, zijn volgens deze nadrukkelijke woorden van Jezus ten volle verzekerd, dat zij in al hun werken aan hun goddelijken Meester gelijk? vormig kunnen worden. O, wat zoete troost, wat aangename zekerheid voor de ziel, die Jezus waarlijk bemint! Goddelijke Zaligmaker, verleen mij de genade, uit de geest van geloof te leven Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, ook hij zal de werken doen, die Ik zelf verricht; en zelfs grotere zal hij doen. Want Ik ga naar den Vader. Het geloof in Jezus Christus is de oorsprong van alle genaden, als het levendig, werkdadig en vol vertrouwen is. Uit ons zelf kunnen wij niets ter zaligheid, maar indien wij levendig doordrongen zijn van de waarheid dat Jezus ons alle genaden verdiend heeft, en dat met zijn goddelijke bijstand de navolging van zijn deugden niet boven onze krachten is, zullen wij wonderen van deugd verrichten. Herin* neren wij ons daarom dikwijls, dat wij geheel ten onrechte de moeilijkheden zouden vrezen, in het streven naar de verheven volmaaktheid waartoe wij geroepen zijn; wij zijn immers verzekerd in Jezus’ H. Hart een onuitputtelijke bron van kracht, genaden en vertroostingen te zullen vinden Jezus Christus heeft ons zijn Hart met zijn deugden en verdiensten gegeven, om onze zwakheid te ondersteunen. Wat zouden wij dus vrezen? O, wij moeten met den H. Paulus en in dezelfde gevoelens als hij, het woord herhalen, dat de gewone spreuk van alle Religieuzen zijn moet: Ik vermag alles in Hem, die mij versterkt. 2e Punt. Een gebed, in de naam van Jezus gedaan, ver* krijgt alle genade. Alles zal Ik doen, wat ge den Vader zult vragen in mijn naam, opdat de Vader verheerlijkt wordt in den Zoon. Vraagt gij Mij iets in mijn naam, Ik zal het doen. Men moet tot den Vader bidden door Jezus, zijn Zoon, en tot Jezus zelf in zijn naam, dat wil zeggen: door zijn lijden, zijn dood, zijn verdiensten en zijn dierbaar Bloed. Alles door Jezus Christus en niets zonder Jezus Christus, ziedaar de grote regel die wij volgen moeten, en zoveel wij kunnen, aan anderen moeten inprenten. Door deze regel te volgen zullen wij onberekenbaar veel goeds kunnen doen. De levendigheid van ons geloof moet ons van het Hart van onzen goddelijken Meester alles doen verkrijgen, wat wij voor zijn eer en de zaligheid der zielen zullen vragen. Immers, dit goddelijk Hart, dat zich zelf met al zijn verdiensten aan ons gegeven heeft, kan ons niets weigeren. Als ik niet alles verkrijg wat ik vraag, hetzij voor mijn eigen volmaaktheid, hetzij voor de zaligheid van anderen, dan komt dit, omdat ik niet bid met dat levendig geloof, met dat vast vertrouwen, met die volkomen zekerheid, die men hebben moet als men bidt in de naam van Jezus Christus. Evenwel om zo te bidden, moeten we ons zelf verachten en vergeten, — alles van dien aanbiddelijken Zaligmaker verwachten, — vragen wat Hij zelf vragen zou, indien Hij voor ons bad, — en zoveel mogelijk bidden met dezelfde eerbied, dezelfde aandacht, dezelfde liefde, waarmee de gebeden en smekingen van dien godde* lijken Meester vergezeld gingen, toen Hij in ons midden verkeerde. Hart van Jezus, leer Gij zelf mij zó bidden. Geef dat al mijn gebeden U verheerlijken, en waardig zijn ver* hoord te worden. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen Verlosser, onzen Zaligmaker en ons Voorbeeld. — Hem danken voor de beloften die Hij ons doet. — Hem smeken dat Hij alle eigenliefde uit ons hart verwijdert, en ons een onbeperkt vertrouwen op zijn on* eindige verdiensten inboezemt. Voornemens. Al onze gebeden met ootmoedigheid en ver* trouwen verrichten, alles vragend in de naam, dat is door de verdiensten van Jezus Christus. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Alles door Jezus, niets zonder Jezus. — Ik vermag alles in Hem, die mij versterkt. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. Meditaties II. 34 182. Meditatie. TEKEN VAN DE WARE LIEFDE TOT GOD. Indien gij Mij bemint, onderhoudt dan mijn geboden. (Joan. XIV. 15.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons de eetzaal, waar de Apostelen met hun goddelijken Meester ter talel aanzitten en aandachtig naar zijn heilige woorden luisteren. 2e Voorspel. Hart van Jezus, ontsteek in mij het vuur van uw heilige liefde, en geef mij de genade dat ik mijn liefde door mijn werken toon. Ie Punt. Door onze getrouwheid aan de geboden van Jezus moeten wij Hem onze liefde bewijzen. Indien gij Mij bemint, onderhoudt dan mijn geboden. Laat ons met de diepste eerbied deze woorden van onzen goddelijken Meester aanhoren en overwegen. Bidden wij Hem, dat Hij ons verlicht, opdat wij het ongeluk niet heb* ben, ze zonder vrucht te horen en te overwegen.... Door het onderhouden van zijn geboden, door het volbrengen van de wil van Jezus zullen wij Hem bewijzen van een ware liefde geven. Willen wij Hem wezenlijk behaaglijk zijn, dan moeten wij in alles zoeken, wat Hij wil, wat Hij beveelt, wat Hij raadt, wat Hij verkiest Zijn heilige wil wordt ons kenbaar door de stem van de gehoorzaamheid, door onze heilige Regelen, de wettige gebruiken en de geest van onze heilige Instelling. Hoe volmaakter wij gehoorzamen, hoe stipter wij leven naar de heilige Regelen, de wettige gebruiken en de geest van onze Congregatie, hoe beter wij de wil van Jezus volbrengen zullen. Welk een geluk voor ons, dat wij altijd het zekere middel om aan Jezus Christus te behagen en Hem onze liefde te bewijzen tot onze beschik* king hebben! De minste daad van gehoorzaamheid, de onderhouding van de kleinste bepaling van de H. Regel, de geringste opoffering die wij ons opleggen om zijn wil op een volmaakter wijze te volbrengen, behaagt aan zijn goddelijke ogen en dringt tot in zijn goddelijk Hart door. — Hoe groot moet dus onze ijver wezen, om in alles zijn welbehagen te zoeken, om alles uit liefde tot Hem te doen en tot in de minste zaken getrouw te zijn! Duizendwerf gelukkig zij, die dit goed begrijpen! 2e Punt. Door onze getrouwheid aan de geboden van Jezus, kunnen wij enigszins de beledigingen herstellen die Hem aangedaan worden. Indien gij Mij bemint, onderhoudt dan mijn geboden. Jezus wordt overal beledigd; veel mensen overtreden zonder schroom zijn heilige wetten, en zijn liefdevol Hart wordt diep getroffen door hun ongeregeldheden. In zijn bittere droefheid keert Hij zich tot ons, en ons uitnodigend om de beledigingen der zondaars te herstellen, zegt Hij ons met tederheid: Welaan, gij die mijn vrienden zijt, bemint gij Mij, onderhoudt dan mijn geboden. Een volkomen getrouw* heid aan onze minste plichten is dus het voorname middel dat onze goddelijke Zaligmaker ons aanbiedt, om Hem te troosten, en de oneer die de zondaars Hem aandoen, enigs* zins te herstellen. Met hoe grote vurigheid moet deze ge* dachte ons vervullen! O Hart van mijn Jezus, wijl uw goed* heid mij zulk een gemakkelijk middel aan de hand doet, om U voldoening te geven voor de ondankbaarheid van de meeste mensen, verleen mij dan ook de genade, dat ik mij gedurig als een slachtoffer aan U opdraag, en mij edel* moedig opoffer om uw eer, die zozeer versmaad wordt, te herstellen. Samenspraak met Jezus. — Hem zijn heilige liefde vragen. — Hem al onze handelingen toewijden. — Hem bidden voor de zondaars, en de volkomen opoffering van geheel ons zelf vernieuwen. Voornemens. Uit liefde tot Jezus alle Regelen en voor* schriften nauwkeurig onderhouden, met de mening daardoor Jezus voldoening te geven voor de ondankbaarheid der mensen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Indien gij Mij bemint, onderhoudt dan mijn geboden. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 183. Meditatie. LOON VAN DE WARE LIEFDE TOT GOD. Wie mijn geboden heeft en ze onderhoudt, hij is het die Mij liefheeft; maar wie Mij liefheeft zal door mijn Vader worden bemind, en ook Ik zelf zal hem beminnen en Mij aan hem open* baren. (Joan- XIV- 21) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons de eetzaal, waar de Apostelen met hun goddelijken Meester ter tafel aanzitten en aandachtig naar zijn heilige woorden luisteren. 2e Voorspel. Mijn God, verleen mij de genade U steeds meer en meer te beminnen, en te verdienen dat Gij uw verblijf in mij vestigt. Ie Punt. Jezus openbaart zich aan de getrouwe ziel, die zijn woord onderhoudt. Wie mijn geboden heeft en ze onderhoudt, hij is het die Mij liefheeft; maar wie Mij liefheeft zal door mijn Vader worden bemind, en ook Ik zelf zal hem beminnen en Mij aan hem openbaren. Wij hebben in de vorige meditatie overwogen, dat de vervulling van de goddelijke Wil het ken* teken van de ware liefde is. Overwegen wij nu de heerlijke belofte die onze goddelijke Zaligmaker doet, aan allen die Hem dat bewijs van liefde geven zullen. Wie Mij liefheeft, zegt Hij, zal door mijn Vader bemind worden en ook Ik zelf zal hem beminnen. Wat een troostende geruststelling! Als ik aan de wet des Heren, aan mijn Geloften en heilige Regelen getrouw ben, dan kan ik met een vaste overtuiging, die op het geloof gegrond is, tot mij zelf zeggen: Ik word door Jezus Christus bemind Maar horen wij verder, wat onze goddelijke Meester er bijvoegt: En Ik zal Mij aan hem openbaren. Hoe krachtig moet een dergelijke belofte ons opwekken om in alles getrouw te wezen; maar hoezeer is zij tevens geschikt om ons ernstige bemerkingen te doen maken! Immers, als Jezus zich aan ons niet openbaart, als wij door Hem niet verlicht worden aangaande de hemelse zaken, — als wij geen verlangen naar de volmaaktheid ge* voelen, — als wij afkerig zijn van de eenzaamheid en inge* togenheid, van het gebed en de meditatie, — als wij door het gebed en het ontvangen van de H. Sacramenten niet meer en meer met Jezus verenigd en aan Hem gelijkvormiger worden, komt dit dan niet daaruit voort, dat wij geen ware liefde tot Jezus hebben, en bijgevolg onwaardig zijn om aan zijn beloften deelachtig te worden? O mijn Jezus, sta mij bij en gedoog niet, dat ik nog langer in mijn ellenden voort* kwijn. 2e Punt. De H. Drieëenheid vestigt haar verblijf in de getrouwe ziel, die het woord van Jezus onderhoudt. Als iemand Mij bemint, zal hij mijn woord onderhouden, en mijn Vader zal hem beminnen en Wij zullen tot hem komen en ons verblijf bij hem vestigen. De kennis van Jezus is niet de enige beloning, die aan de ware liefde beloofd is. Die goddelijke Meester verzekert ons, dat allen die Hem waarlijk beminnen en zijn woord onderhouden, de levende tempels van de allerheiligste Drieëenheid zullen worden. Wat een geluk, de tempel en de woonplaats der drie goddelijke Personen te zijn! Wat al gunsten zal ons hun tegenwoordig* heid aanbrengen! Ontelbare genaden en verlichtingen, over* vloedige verdiensten en inwendige zoetheden, duizendmaal meer waard dan alle voldoeningen van de natuur, ziedaar de gelukkige uitwerkselen van Gods tegenwoordigheid in ons... God zelf, het voorwerp van onze liefde, te bezitten, — met Hem nauw verenigd te zijn, — meer en meer door het vuur van zijn goddelijke liefde te branden en enkel door Hem te handelen, ziedaar het gelukkig lot van een ziel, in wie de drie aanbiddelijke Personen hun verblijf gevestigd hebben: God de Vader, die haar als zijn dochter bemint, woont in haar met genoegen; God de Zoon verenigt haar met zijn tederminnend Hart'als zijn welbeminde bruid; God de Heilige Geest heiligt haar en maakt ze tot een tempel, die Hij voor zich verkozen heeft. Laat ons toch ernstig overwegen hoe wenselijk en kostbaar zulk een lot is, maar bedenken wij tevens, dat men om dit lot te genieten, niets aan de genade weigeren moet. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Ons aan zijn voeten vernederen over al onze ongetrouwheden in zijn dienst en over de geringe vorderingen die wij in zijn kennis en liefde gemaakt hebben. — Hem smeken, dat Hij in onze harten het heilig vuur ontsteekt, waardoor Hij wil dat wij branden, en ons de genade verleent, door een vol* komen getrouwheid deelachtig te worden aan zijn kostbare beloften. Voornemens. Al onze handelingen uit liefde verrichten, en bijgevolg op een wijze die met onze H. Regelen en de geest van onze Congregatie overeenkomt. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker .God is liefde. — Alles uit liefde tot U, o God. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 184. Meditatie. JEZUS GEEFT DE VREDE AAN ZIJN LEERLINGEN. Dit zeide Ik u, toen Ik onder u verbleef. Maar de Heilige Geest, de Vertrooster, dien de Vader in mijn naam zenden zal, die zal u alles leren, en u alles herinneren wat Ik u gezegd heb. De vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u; niet zoals de wereld die geeft, geef Ik hem u. Uw hart zij niet ontsteld noch bevreesd. (Joan. XIV. 25. 26. 27.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich weer in de geest in de eetzaal plaatsen, in het midden van de Apostelen en dicht bij Jezus. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, geef mij uw vrede en de genade van hem nimmer te verliezen. Ie Punt. De vrede van Jezus Christus is niet gelijk aan de vrede der wereld. De vrede laat Ik u, mijn vrede geef lk u; niet zoals de wereld die geeft, geef Ik hem u. Beschouwen wij hoezeer de vrede van Jezus Christus verschilt van de vrede van de wereld. De vrede van de wereld is onbestendig en alleen maar uitwendig; het minste voorval is voldoende om hem te storen. De vrede van Jezus Christus daarentegen is bestendig en voortdurend: hij woont in het diepst van de ziel en wordt door tegenspoed noch moeilijkheden gestoord, omdat hij niet afhangt van uitwendige omstandigheden en voorvallen, maar voortspruit uit de zuiverheid van het geweten en uit de vereniging met God. Als de wereldlingen eer, rijkdom en vermaken genieten, schijnen zij vrede te hebben; maar hun ziel wordt ontsteld door duizend verschillende driften, die hen beheersen en verontrusten. Zodra zij een ogenblik aan zich zelf en aan hun overdenkingen zijn overgelaten, doet de wroeging van hun geweten haar scherpe doornen ge* voelen. Dan zoeken zij overal de rust des harten, maar vinden die niet, want de eeuwige 'Waarheid heeft gezegd: Er is geen vrede voor de goddelozen. Hoe grote dankbaar* heid zijn wij derhalve aan God verschuldigd, omdat Hij ons de bedriegerijen van de wereld, die de mens slechts ongerust en ongelukkig kunnen maken, heeft leren kennen en ver» zaken! Wij behoren aan Jezus toe, en die goede Meester richt tot ons, evenals tot zijn Apostelen, die zoete woorden: De vrede laai Ik u, mijn vrede geef Ik u. Gebruiken wij toch zulk een schat, waarderen wij die zoals hij het verdient, en vooral, bewaren wij hem door waakzaamheid, gebed en getrouwheid aan de genade. 2e Punt. Met hoe grote zorg wij de vrede van Jezus Christus bewaren moeten. Uw hart zij niet ontsteld noch bevreesd. Onze goede Meester wijst ons door die woorden twee voorname middelen aan om zijn vrede te bewaren. Uw hart zij niet ontsteld, zegt Hij. De ontsteltenis kan in onze ziel door verschillende oorzaken ontstaan. De bekoringen van de duivel, onze hartstochten, de neigingen van onze bedorven natuur, de kwellingen van allerlei aard zijn vijanden, die ons de vrede trachten te ontroven. Doch als ons hart stand* vastig blijft in het midden van de storm, — als onze wil voortdurend weigert in het kwaad en in het ongeduld toe te stemmen, dan zullen wij overwinnaars in de strijd blijven en bijgevolg zal onze vrede des te vaster bevestigd worden. — Het tweede middel om die vrede te bewaren is het vertrouwen op Jezus. Die goddelijke Meester nodigt zelf ons uit om niets te vrezen. En wat toch zou ons kunnen doen vrezen, als wij ons maar niet van Jezus verwijderen? Hij heeft de wereld, de duivel en het vlees overwonnen; alle pogingen van de hel vermogen niets tegen de zielen die Hij beschermt. Elke ziel die Jezus bemint, kan met den H. Paulus zeggen: lk kan alles in Hem, die mij versterkt. Doe mij, o Jezus, die zo troostrijke waarheden smaken, en gewaardig U mijn ziel te vestigen in die duurzame en ware vrede, die het aandeel van de getrouwe zielen is. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken voor de kostbare gave van zijn vrede. — Hem smeken, dat Hij ons leert die te bewaren, door een stipte waakzaamheid over ons zelf en een manhaftige strijd tegen de bekoringen, tegen onze hartstochten en kwade neigingen. — Ons hart, onze wil en ons zelf met vertrouwen geheel in zijn handen stellen, opdat Hij zelf ons beware, verdedige en in zijn vrede vestige. Voornemens. Onze kwade neigingen met kracht bestrijden, om de vrede van Jezus te behouden. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Hoe meer men zijn hartstochten en kwade neigingen bestrijdt, hoe meer vrede men genieten zal. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 185. Meditatie. VOORDELEN VAN HET LIJDEN. Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijngaardenier. Elke rank aan Mij die geen vrucht draagt, snijdt Hij af, en elke rank die wel vrucht draagt, zuivert Hij, opdat ze nog meer vrucht mag dragen. (Joan. XV. 1. 2.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich in de geest weer in de eetzaal plaatsen, in het midden van de Apostelen en dicht bij Jezus. 2e Voorspel. Hart van Jezus, gewaardig U mijn ziel te versterken, en geef mij de genade met liefde alle lijden en alle kwellingen te aanvaarden, die mij aan U gelijkvormig moeten maken en mij vruchten ten eeuwigen leven doen dragen. Ie Punt. Het lijden van de rechtvaardigen is een bewijs van de liefde die God hun toedraagt. Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijngaarden nier. Elke rank aan Mij die geen vrucht draagt, snijdt Hij af, en elke rank die wel vrucht draagt, zuivert Hij, opdat zij nog meer vrucht mag dragen. Door het lijden en de kwel* lingen van dit leven wil de Heer zijn uitverkorenen tot de volmaaktheid brengen. De beproevingen van allerlei aard, die zijn vaderlijke voorzienigheid hun toezendt, zijn als een heilzaam werktuig, dat in hen alles wegsnoeit wat aan zijn heilige ogen zou kunnen mishagen, en hen kunnen verhins deren de vruchten van zaligheid voort te brengen die Hij van hen verwacht. Het lijden en de kwellingen van dit leven, wel verre van een ongeluk te wezen, zijn integendeel tekenen van voorbeschikking en kostbare waarborgen van de liefde die de hemelse Vader ons toedraagt. Het zijn waarlijk gunsten, omdat wij daardoor gelijkvormig worden aan Jezus Christus, deel krijgen aan zijn verdiensten, en tevens het recht ontvangen met Hem te verrijzen en gekroond te worden. Hebben wij het lijden en de beproevingen wel altijd beschouwd als middelen, die God gebruikt om ons te zuive* ren en te heiligen, — als tekenen en waarborgen van zijn liefde tot ons, — als gunstige gelegenheden waardoor wij aan Jezus Christus, ons goddelijk Voorbeeld, gelijkvormig worden? 2e Punt. Het lijden van de rechtvaardigen verrijkt hen met verdiensten en bevordert hun deugd. Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijngaarden nier. Elke rank aan Mij die geen vrucht draagt, snijdt Hij af, en elke rank die wel vrucht draagt, zuivert Hij, opdat zij nog meer vrucht mag dragen. Slechts in de wederwaardig* heden en de strijd schiet de ware deugd diepe wortelen in onze ziel; dan vooral bloèit er de boom der deugd en brengt hij vruchten van heiligheid voort. Gewoonlijk zijn dan ook de kruisen en beproevingen het bijzonder aandeel van die zielen, die uit al haar krachten naar de gelijkvormigheid met Jezus streven. Wanneer ik dus een oprecht verlangen naar de volmaaktheid heb, — wanneer ik waarlijk begeer, dat Jezus door mijn werken ten volle verheerlijkt wordt, — wanneer ik mijn bedieningen en plichten met veel vrucht voor de zaligheid der zielen wil vervullen, dan moet ik ook wensen dat de hemelse Vader mij behandelt, zoals Hij Jezus zelf en bijna alle Heiligen behandeld heeft. — Dan moet ik wensen, dat Hij alles wat Hem mishaagt, weg* snoeit, — dat Hij kerft en brandt tot in mijn eigen hart, om daarin alle verkeerde neigingen te doden, die de heerschappij van zijn heilige liefde in mij zouden kunnen beletten. — Dan moet ik eindelijk met dankbaarheid het lijden aanvaarden dat Hij zich gewaardigt mij toe te zenden, en mij zelfs er over verheugen bij de gedachte aan de onwaardeerbare voor* delen, die Hij uit die voorbijgaande beproevingen wil doen trekken. Geef, hemelse Vader, dat dit mijn gesteltenis wordt, en dat ik door bereidwillig uw heilzame beproevingen aan te nemen, de vruchten van heiliging en ijver voortbreng, die het Hart van mijn goddelijken Meester van mij verwacht. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken voor de innige verbintenis, die Hij zich gewaardigd heeft met ons aan te gaan. — Hem smeken dat Hij ons de geest van een levendig geloof geeft, waardoor wij de kwellingen van dit leven beschouwen als kostbare middelen, om onze vereniging met Hem des te nauwer te maken. — Edelmoedig alle kruisen en kwellingen aanvaarden, die het den hemelsen Vader zal behagen ons toe te zenden, en ze verenigen met het lijden van onzen goddelijken Meester. Voornemens. Met onderwerping, en, als wij kunnen, met blijdschap alle moeilijkheden aanvaarden die God ons zal overzenden. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ik ben de wijnstok, en gij zijt de ranken. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 186. Meditatie. JEZUS WIL, DAT WIJ IN HEM VERBLIJVEN. Blijft in Mij en Ik blijf in u. Zoals de rank uit zich zelf geen vrucht kan dragen, maar alleen wanneer ze aan de wijnstok blijft, zo kunt ook gij het niet, wanneer ge niet blijft in Mij. Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken: Wie in Mij blijft, en Ik in hem, hij draagt rijke vrucht; want zonder Mij kunt ge niets doen. (Joan. XV. 4. 5.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich in de geest weer in de eetzaal plaatsen, in het midden van de Apostelen en dicht bij Jezus. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, die het enig leven van mijn ziel zijt, verenig mij met U, en laat niet toe dat ik ooit van U gescheiden word. Ie Punt. Wij kunnen niets doen zonder Jezus. Blijft in Mij en Ik blijf in u. Zoals de rank uit zich zelf geen vrucht kan dragen, maar alleen wanneer ze aan de wijnstok blijft, zo kunt ook gij het niet, wanneer ge niet blijft in Mij. Wij kunnen die woorden van onzen goddelijken Meester niet genoeg overwegen. Hij alleen is het leven van onze zielen; Hij alleen kan onze werken verdienstelijk en onze ijver vruchtbaar maken. Door onze roeping tot het religieuze leven zijn wij bestemd om veel goeds te stichten, om door onze gebeden en liefdewerken veel zielen voor God te winnen. Maar nimmer zullen wij aan die gelukkige be» stemming beantwoorden zonder de vereniging met Jezus. De aanbiddelijke Meester zelf zegt het ons: Zonder Mij kunt ge niets doen. Met verstand, wetenschap en uiterlijke be* gaafdheden kan men zich aan de mensen behaaglijk maken, en aan de kinderen de bekwaamheden geven, waardoor zij zich in de wereld goed zullen weten voor te doen. — Maar om hun de liefde voor de godsdienst en al zijn deugden in te prenten, — om in hun harten de vaste grondslag van het geloof, de vreze Gods, de afschrik van de zonde te ves* tigen en hen met een ware en grondige godsvrucht jegens het H. Sacrament des Altaars en de allerheiligste Maagd te bezielen, daartoe moet men zelf van geloof en godsvrucht doordrongen en geheel met Jezus Christus verenigd zijn. Geef mij de genade, o mijn Zaligmaker, deze waarheid goed te begrijpen; doordring mij met gevoelens van een levendig geloof en een ware godsvrucht. Zonder U kan ik niets, maar ik kan alles in U. 2e Punt. De ziel die in Jezus blijft, en in wie Jezus blijft, brengt rijke vrucht voort. Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken: Wie in mij blijft en Ik in hem, hij draagt rijke vrucht. Beschouwen wij, welke overvloedige vruchten een ziel voortbrengen kan, die innig met Jezus Christus verenigd is. Alle woorden die zij spreekt, boezemen aan hen die ze aanhoren de liefde voor het goede en het verlangen naar de deugd in. Haar zedig stilzwijgen zelfs is een stomme prediking. Alles in haar is stichtend; haar handelingen, geregeld door de gehoorzaamheid, door de liefde en de inwendige geest, verspreiden een geur van leven en heiligheid, die veel meer op de harten vermag dan de welsprekendste redevoeringen. Ziedaar op hoeveel wijzen wij het goede verrichten kunnen. — Indien wij er ons toe zouden bepalen de evenmens niet te ontstichten, zouden wij de plichten van onze roeping slecht begrijpen. Het godde* lijk vuur dat in ons hart ontstoken is, moet al wat ons omringt, verwarmen. Nooit moet men van ons heengaan, zonder dat men zich meer opgewekt voelt tot het beoefenen van de deugd. O mijn Zaligmaker, verleen mij de genade, volmaakt aan uw inzichten te beantwoorden. Verenig mij met uw goddelijk Hart, vervul mij met uw geest en doe mij de uitwerkselen gevoelen van die heerlijke belofte: Wie in Mij blijft en Ik in hem, hij draagt rijke vrucht. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als de Bron van alle genaden en de Oorsprong van alle goed. — Hem vergeving vragen over de geringe ijver die wij tot nu toe aan den dag gelegd hebben, om aan het doel van onze heilige roeping te beantwoorden. — Hem de inwendige geest en alle deugden vragen, die Hem in ons en ons in Hem kunnen doen blijven. Voornemens. Ons beijveren, om al onze werken te ver* richten zoals Jezus Christus ze verricht zou hebben. . Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Wie in Mij blijft en lk in hem, hij draagt rijke vrucht. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 187. Meditatie. BEWEEGREDENEN VAN VERTROUWEN EN GETROUWHEID. Indien gij in Mij blijft, en mijn woorden in u blijven, vraagt dan al wat ge wilt, en gij zult het verkrijgen. Dit is het wat mijn Vader verheerlijkt: dat gij veel vruchten draagt, en mijn leerlingen wordt. (Joan. XV. 7. 8.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons wederom de eetzaal, waar onze goddelijke Meester zijn Apostelen onderricht en bemoedigt. 2e Voorspel. Geef, o Heer, dat ik door uw goddelijke woorden te overwegen, mij meer en meer in de geest van mijn heilige roeping bevestig. Ie Punt. Jezus belooft al onze gebeden te zullen verhoren, indien wij wezenlijk ingetogen en getrouw zijn. Indien gij in Mij blijft en mijn woorden in u blijven, vraagt dan al wat ge wilt, en ge zult het verkrijgen. Elk van deze woorden verdient diep overwogen te worden. Indien gij in Mij blijft, dat wil zeggen: als gij wezenlijk ingetogen en inwendig zijt; als al uw gedachten, al uw neigingen enkel op Mij gericht zijn; als mijn Hart voortdurend uw schuilplaats is; als gij daarin uw rust en uw behagen vindt, en niets in staat is om u daaruit te verwijderen, — en als mijn woorden in u blijven: als gij ze bewaart en naar het voorbeeld van Maria, mijn heilige Moeder, in uw hart overdenkt en er de regel van al uw handelingen van maakt, vraagt dan al wat ge wilt, en ge zult het verkrijgen. Laat ons acht slaan op de uitdrukking die de Zaligmaker bezigt. Hij beperkt niets in zijn belofte: Al wat ge wilt, zegt Hij. Indien ik dus aan zijn genade getrouw, en ijverig in het overwegen van zijn godde* lijk woord ben, dan kan ik ook zeker zijn van de goede uitslag van mijn gebeden, vooral wanneer ik niets vraag dan wat tot glorie van God en tot zaligheid van de onsterfe* lijke zielen strekt. Dan mag ik mij voorstellen dat ik zal verkrijgen: het licht van het geloof voor de ongelovigen, de genade van bekering voor de ketters, goddelozen en zondaars, de genade van zaligheid en heiliging voor mijn familie, en vooral voor de zielen die aan mijn zorg zijn toevertrouwd en voor mij zelf. O, van hoe groot belang is het dus voor mij, dat ik door een oprechte en vurige liefde steeds met Jezus verenigd ben, en zijn heilig woord naar het voorbeeld van Maria in mijn hart bewaar overdenk en mijn leven er naar inricht. 2e Punt. De eer van God moet voor ons een beweegreden tot vurigheid zijn. Hierdoor wordt mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vruchten draagt, en mijn leerlingen wordt. Jezus herinnert ons allerlei beweegredenen om ons vertrouwen op te wekken, en ons aan te moedigen Hem met ijver te dienen. De be* weegreden die Hij ons op dit ogenblik voorstelt, is dezelfde die Hem gedurende geheel zijn leven zo krachtig bewogen heeft, te weten: de glorie van zijn Vader. Kunnen wij daar* voor wel ongevoelig blijven? Het aanbiddelijk Hart van Jezus heeft enkel geklopt voor de glorie van zijn Vader. Al wat Hij gedaan en geleden heeft, strekte op de eerste plaats tot vermeerdering van die glorie. Vandaag wendt Hij zich tot ons hart; Hij wil ons opwekken en door hetzelfde vuur ontsteken, waardoor zijn aanbiddelijk Hart verteerd werd. Horen wij de woorden van Jezus aan en laten wij ze tot de grond van onze zielen doordringen. Hierdoor wordt mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vruchten draagt: vruchten van christelijke en religieuze deugden, vruchten van ijver, vruchten van gelijkvormigheid en vereniging met mijn Hart. Vraagt dus met vertrouwen de nodige genaden, maar weigert ook niets aan mijn liefde. Spaart u zelf niet in mijn heilige dienst; wordt met het hart en met de meest moge» lijke volmaaktheid de leerlingen van uw God, die verne* derd, versmaad, arm, gekruisigd en van ijver voor de zalig» heid der zielen verslonden is geworden. Wie is het, die aldus tot mij spreekt? Het is mijn Zaligmaker, mijn Meester; ja meer nog, het is de Bruidegom van mijn ziel, mijn God. mijn opperste goed. En zou ik dan wei aan zijn wil, die mij zo duidelijk geopenbaard wordt, kunnen weerstaan,, door mijn ijver en mijn vurigheid te beperken? Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken voor de goedheid, waarmee Hij onze moed tracht op te wekken en ons tot zijn liefde aan te sporen. — Hem smeken dat Hij ons door de inwendige zalving van zijn genade, het volle begrip van zijn beloften en onderrichtingen geeft. — Alle oefeningen van toewijding vernieuwen waar» door wij ons aan zijn dienst verbonden hebben, en Hem smeken dat Hij onze heilige besluiten zegent. Voornemens. Vandaag niets van onze plichten verzuimen, en al onze werken verrichten met het inzicht om God meer en meer te verheerlijken. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Alles tot meerder eer en glorie van God. Alles voor U, allerheiligst Hart van Jezus. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. Meditaties II. 35 188. Meditatie. JEZUS BEMINT ONS, ZOALS HIJ DOOR ZIJN VADER BEMIND WORDT. Zoals de Vader Mij bemind heeft, zo ook heb Ik u bemind. Blijft in mijn liefde. Waneer ge mijn geboden onderhoudt, zult ge in mijn liefde blijven; zoals ook Ik de geboden van mijn Vader onderhouden heb en in zijn liefde blijf. Dit alles heb ik tot u gezegd, opdat mijn vreugde uw deel mag worden, en uw vreugde volkomen mag zijn. . (Joan. XV. 9—11.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons wederom de eetzaal, waar onze goddelijke Meester zijn Apostelen onderricht en bemoedigt. 2e Voorspel. Geef mij, Heer, uw liefde en doordring mijn hart met de levendigste erkentelijkheid, bij het herdenken van de mysteriën van genade, die Gij ten gunste van de mensen voltrokken hebt. Ie Punt. Jezus bemint ons, gelijk zijn Vader Hem bemind heeft. Zoals de Vader Mij bemind heeft, zo ook heb Ik u bemind. Blijft in mijn liefde. Alleen het Hart van Jezus kon zo spreken. Jezus, de Zoon Gods, bemint ons; ons, die niets dan nietige, zwakke en zondige schepselen zijn. Hij bemint ons met dezelfde liefde waarmee de Vader Hem bemind heeft. God de Vader bemint zijn Zoon, omdat Deze dezelfde natuur heeft als Hij, — omdat Hij in Hem zijn levende en volmaakte gelijkenis ziet. God de Zoon bemint ons, omdat Hij door het mysterie van zijn menswording onze natuur aangenomen heeft, — omdat wij door de heiligmakende genade zijn levende ledematen geworden zijn; — Hij bemint ons eindelijk, omdat wij door zijn Bloed vrijgekocht zijn, en Hij ons het ware leven gegeven heeft door voor ons aan het kruis te sterven. De liefde van Jezus Christus voor ons is dus gegrond niet op onze persoonlijke verdiensten, maar op zijn eigen weldaden en op de oneindige goedheid van zijn heilig Hart. Beminnelijke Jezus, zou ik U mijn aanbidding en liefde kunnen weigeren? Gij bemint mij met een oneindige liefde en ik bemin U zo weinig 1 Verander, o Heer, mijn hart door de kracht van uw genade, en wijl Gij U gewaardigt mij te beminnen, ofschoon ik slechts een nietig, zwak, onvol* maakt, ondankbaar en zondig schepsel ben, geef dan ook, dat ik in uw liefde blijf door de levendigste erkentelijkheid en de standvastigste getrouwheid. 2e Punt. Jezus wil, dat wij zijn geboden onderhouden, evenals Hij zelf de bevelen van zijn Vader onderhouden heeft. Wanneer ge mijn geboden onderhoudt, zult ge in mijn liefde blijven, zoals oók Ik de geboden van mijn Vader onder: houden heb en in zijn liefde blijf. Jezus wil, dat wij te zijnen opzichte zijn, wat Hij zelf ten opzichte van zijn Vader is. Zoals Hij Hem zijn liefde getoond heeft door zijn bevelen te onderhouden en zijn heilige wil op een volmaakte wijze te volbrengen, zo moeten ook wij aan Jezus door het onder* houden van zijn geboden en door het volbrengen van zijn aanbiddelijke wil, een bewijs geven van onze liefde jegens Hem. De woorden die wij thans overwegen, herinneren ons nog een andere troostrijke waarheid, namelijk dat Jezus onze God en Heer is, — dat wij zijn eigendom en erfdeel zijn, en dat, als wij Hem eren en beminnen, zijn hemelse Vader met welbehagen op ons zal neerzien. Deze waarheid staat vast. Jezus heeft ze ons geopenbaard door de woorden : Mijn Vader bemint u, omdat gij Mij bemind hebt. Ja, Jezus, Gij zijt mijn God en mijn Heer, ik ben uw eigendom en uw erfdeel; Gij hebt mij gekocht door uw dierbaar Bloed; ik behoor geheel aan U toe. Heers dus volkomen over mijn hart en gedoog nimmer, dat het iets anders bemint dan U. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen God, onzen Opperheer en Meester, aan wien wij geheel toebehoren. — Hem bedanken voor de liefde waarmee Hij ons vereert. Hem de genade vragen van aan die liefde met de volmaaktste en standvastigste getrouw» heid te beantwoorden. Voornemens. Al onze werken uit liefde voor Jezus doen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Zoals de Vader Mij bemind heeft, zo ook heb Ik u bemind. Blijft in mijn liefde. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 189. Meditatie. JEZUS IS ONZE VRIEND. Ik noem u geen dienstknechten meer, want de knecht weet niet wat zijn heer doet; maar u heb Ik vrienden genoemd, omdat Ik u alles heb bekend gemaakt wat Ik van mijn Vader gehoord heb. Niet gij hebt Mij uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren. (Joan. XV. 15. 16.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons wederom de eetzaal, waar onze goddelijke Meester zijn Apostelen onderricht en bemoedigt. 2e Voorspel. Beminnelijke Jezus, vervul mij met een levendige erkentelijkheid jegens uw oneindige goedheid. Ie Punt. Jezus is waarlijk onze Vriend. Ik noem u geen dienstknechten meer, want de knecht weet niet, wat zijn heer doet; maar u heb Ik vrienden ge» noemd, omdat Ik u alles heb bekend gemaakt, wat Ik van mijn Vader gehoord heb. Het is Jezus, onze God en Zalig* maker, die ons deze woorden toespreekt. Jezus is onze Vriend, welk een troostrijke waarheid! En het is geen ijdele titel, die Jezus te onzen opzichte aanneemt; neen, Hij is het met de daad, en vervult al de verplichtingen van die naam. Als een goed vriend deelt Hij ons zijn geheimen mee, Hij troost ons in alle moeilijkheden, Hij ondersteunt en versterkt ons in onze zwakheid, Hij verdedigt ons in de gevaren, Hij overlaadt ons met weldaden, en laat ons, zoveel wij willen, zijn heilige tegenwoordigheid en zijn zoete omgang genieten. Ja, Hij spijst ons met zijn eigen Lichaam en Bloed. — Zo toont Jezus, dat Hij waarlijk onze Vriend is. Wij moeten ook tonen dat wij waarlijk zijn vrienden zijn; wij moeten Hem beminnen boven alles en zonder voorbehoud. Wij moeten geen troost of rust zoeken dan in Hem; wij moeten gaarne in zijn tegenwoordigheid verwijlen. Wij moeten ons ijverig tonen voor zijn belangen en zijn glorie; wij moeten openlijk voor Hem uitkomen, als Hij door zijn vijanden beledigd wordt, en Hem door onze getrouwheid en liefde trachten te troosten voor de ondankbaarheid en on ver schil' ligheid van zovelen die Hem verachten. Hoe kwijten wij ons van deze heilige verplichtingen? 2e Punt. Jezus heeft ons uitgekozen en met zijn vriend* schap vereerd, zonder de minste verdienste van onze kant. Niet gij hebt Mij uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren. Jezus heeft ons uitverkoren boven een ontelbare menigte zielen, die buiten de ware Kerk in het ongeloof of in de ketterij geboren werden, ja boven zeer veel christenen, die Hij in het midden van de wereld gelaten heeft. Hij heeft ons uitverkoren zonder de minste verdienste van onze kant, ja, ofschoon wij ons door onze zonden en ongetrouwheden deze grote gunst onwaardig gemaakt hadden. Hij heeft ons gekozen om ons de geheimen van zijn aanbiddelijk Hart mede te delen, om voor ons zijn schatten te openen en ons op buitengewone wijze met zijn hemelse verlichtingen en vertroostingen te verrijken. Maar vergeten wij ook niet, dat Hij ons gekozen heeft opdat wij vruchten zouden voort* brengen, en onze vruchten zouden blijven; vruchten die van geslacht op geslacht overgaan; eeuwige vruchten, door de zielen aan onze zorgen toevertrouwd, voor eeuwig naar de Hemel te voeren. O, welk een verheven, welk een gelukkige roeping! Hoezeer moet deze onverdiende genade ons aan* sporen tot dankbaarheid, tot getrouwheid in onze plichten en tot een overgroot vertrouwen. Want als Jezus ons geroepen en uitgekozen heeft, toen wij die gunst geheel onwaardig waren, hoe zou Hij ons dan verstoten, nu wij niets anders zoeken dan Hem te behagen en Hem uit geheel ons hart te beminnen! O goede Jezus, wees eeuwig geloofd en geprezen voor de weldaad van mijn heilige roeping. Vervul mij met gevoelens van dankbaarheid, getrouwheid en vertrouwen. Doe mij heden beseffen hoe ondankbaar, maar ook hoe ongelukkig ik zijn zou en welk een schrikkelijk oordeel ik te wachten zou hebben, als ik niet aan die buitengewone genade beantwoordde. Vervul mij met een heilige vrees, of liever geef mij de genade dat ik uit liefde aan uw heilige inzichten volkomen beantwoord! Samenspraak met Jezus. — Hem nederig en levendig bedanken voor de grote weldaad van onze heilige roeping. — Hem vergeving vragen, omdat wij tot nu toe de heilige verplichting die deze roeping ons oplegt, zo slecht volbracht hebben. — Hém geheel ons hart opdragen, onze goede voor* nemens en geloften hernieuwen en ons geheel en al aan zijn dienst en glorie toewijden. Voornemens. Onze vurigheid, godsvrucht en vertrouwen hernieuwen, vooral in onze bezoeken bij het H. Sacrament, waar Jezus waarlijk onze Vriend is. — Alles tot Gods meer* der eer verrichten. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Alles voor Jezus, die mij, onwaardig schepsel, boven duizenden heeft uitgekozen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 190. Meditatie. JEZUS STERKT ZIJN LEERLINGEN TEGEN DE VERVOLGING VAN DE WERELD. Wanneer de wereld u haat, weet, dat zij Mij het eerst heeft gehaat. Zo ge van de wereld waart, zou de wereld beminnen wat haar toebehoort; maar omdat ge niet van de wereld zijt, maar Ik u uit de wereld heb uitverkoren, daarom haat u de wereld. (Joan. XV. 18. 19.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich wederom in de geest naar de eetzaal begeven en er Jezus’ woorden aanhoren. 2e Voorspel. Doe mij de genade, o Heer, dat ik noch de vervolging van de mensen, noch de pogingen van de geest der duisternissen vrees, maar onwankelbaar staande blijf in de getrouwheid die ik U verschuldigd ben. Ie Punt. Het is een eer voor ons, als wij door de wereld gehaat worden. Wanneer de wereld u haat, weet, dat zij Mij het eerst heeft gehaat. Dat woord was de sterkste aanmoediging, die Jezus aan zijn leerlingen geven kon, om hen in staat te stellen de vervolgingen te verduren, waaraan zij weldra blootgesteld zouden zijn. Wat is er inderdaad roemrijker, dan in het lot van den Zoon Gods te delen, en blootgesteld te zijn aan slechte behandelingen om de waarheid en rechtvaardigheid? Deze gedachte heeft de Martelaren ondersteund, en aan alle Heiligen die grootmoedige standvastigheid ingeboezemd, waarmee zij de oordelen en de vervolgingen van Gods vijans den verachtten. — Doordringen wij ons met dezelfde ge* voelens rekenen wij het ons tot een eer, om Jezus veracht te worden. Wellicht zullen wij nimmer waardig geoordeeld worden om een wezenlijke vervolging voor Hem te onder» gaan. Maar indien zijn Voorzienigheid ons enige tegenkan* ting van de zijde der onvolmaakten liet overkomen, of toe* liet dat onze stiptheid in het onderhouden van alle voor* schriften en onze vurigheid in de dienst van God ons spot* ternij op de hals haalden, o, laat ons dan toch de kostbare gelegenheid niet verwaarlozen die ons zou worden aan» geboden, om ons met zijn versmadingen te verenigen. Als Jezus in ons die gesteltenis van nederigheid en geduld vindt, (een gesteltenis die Heiligen maakt) zal Hij niet in gebreke blijven ons de gelegenheid te verschaffen, om op enige wijze beproefd te worden. Verheugen wij ons dan, want het ogen* blik zal gekomen zijn, om met snelle schreden zijn voetspoor té volgen en ons op het innigst met Hem te verenigen. 2e Punt. De inwendige beproevingen zijn middelen om ons met den vervolgden en lijdenden Jezus te verenigen. Zo ge van de wereld waart, zou de wereld beminnen wat haar toebehoort; maar omdat ge niet van de wereld zijt maar Ik u uit de wereld heb uitverkoren, daarom haat u de wereld. Deze woorden die onze goddelijke Meester gezegd heeft van de wereld, kunnen insgelijks toegepast worden op de duivel, die de vorst en het hoofd der bedorven wereld is. Die geest der duisternissen heeft een onverzoenbare haat tegen alle leerlingen van Jezus. Die haat spoort hem aan, om hen op duizenden wijzen te plagen en tegen te werken. Kan hij daar niet in slagen, dan tracht hij ten minste het goede dat zij doen, te verhinderen, hun geest in de war te brengen, hun gewetensangsten, vrees en schrik in te boezemen, waardoor het gevoel der liefde in hen vermindert en zij neerslachtig worden. Wanneer Jezus hem toelaat dergelijke beproevingen tegen ons te gebruiken, moeten wij nut weten te trekken uit die inwendige kwellingen, die soms moeilijker te verduren zijn dan de vervolgingen van de kant der mensen. Trachten wij ons goed te overtuigen, dat, als de bekoring voor ons niet een middel was om in de volmaaktheid te vorderen, onze goddelijke Zaligmaker die niets dan goedheid en liefde is, nimmer gedogen zou dat wij er door geplaagd werden. Stellen wij in Hem het volkomenst vertrouwen en bedenken wij steeds, dat de aanvallen van onze vijand voortkomen uit de haat, die hij ons als leerlingen en bruiden van den Zoon Gods toedraagt. Zodoende zullen ze tot zijn schande en tot ons voordeel uitkomen, en wij zullen de troost hebben, deelachtig te zijn geweest aan de kelk van onzen goddelijken Meester. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen God, en Hem danken voor de onder* richtingen die Hij ons geeft. — Hem vragen de geest van nederigheid en geduld, en de genade om moedig de uitwendige beproevingen te verduren, die Hij ons zal toezenden. — Ons geheel aan zijn leiding overgeven en met een goed hart alle tegenheden aannemen, waardoor Hij ons tot dc gelijkvormigheid met Hem wil brengen. Voornemens. Met geduld en moed de bekoringen en in* wendige beproevingen aannemen. — De gelegenheden waarin we de nederigheid en het geduld oefenen kunnen, zorgvuldig te baat nemen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Zalig zijn zij, die vervolging lijden om de rechtvaardigheid. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 191. Meditatie. REDEN VAN VEROORDELING IN DE JODEN. Wanneer Ik niet gekomen was en niet tot hen gesproken had, dan zouden zij geen zonde hebben; maar nu hebben zij geen vers ontschuldiging voor hun zonde. (Joan. XV. 22.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich wederom in de geest naar de eetzaal begeven en er Jezus’ woorden aanhoren. 2e Voorspel. Doe mij de genade, o Heer, dat ik een goed gebruik maak van uw gaven, en gewaardig U de gebeden te verhoren die ik voor de zondaars tot U opzend. Ie Punt. God zal rekenschap vorderen van zijn genaden, en zal hen die ze misbruikt hebben, straffen. Wanneer Ik niet gekomen was en niet tot hen gesproken had, dan zouden zij geen zonde hebben; maar nu hebben zij geen verontschuldiging voor hun zonde. Het is zeer zeker een groot kwaad, de genaden en gunsten die de vrucht zijn van Jezus’ heilig Bloed, weinig te achten en te misbruiken. Welk een belediging en smart doen wij Jezus aan, als wij de weldaden, die Hij ons in zijn oneindige barmhartigheid zonder onze verdienste verleent, kleinachten en zo die gunsten, die volgens de inzichten des Heren tot ons eeuwig welzijn dienen moesten, slechts gebruiken tot ons groter verderf! Hoe meer genaden men ontvangen heeft, des te schuldiger is men voor God, als men er geen goed gebruik van maakt. Indien ik derhalve het ongeluk hebben zou on* trouw aan mijn plichten te worden, dan zouden de buiten* gewone weldaad van mijn roeping, de ontelbare genaden die er het gevolg van geweest zijn, in één woord, alle boven* natuurlijke goederen waarmee ik overladen ben, even zo vele redenen zijn tot veroordeling, ter oorzake van het slecht gebruik dat ik er van gemaakt zou hebben. O mijn God, gedoog niet, dat dit ongeluk mij overkomt. Geef integendeel dat ik door mijn standvastige getrouwheid waardig word, U eenmaal uw eigen gaven aan te bieden, als titels op uw barmhartigheid en als rechten op rijke vergelding van uw goddelijke vrijgevigheid. 2e Punt. De schrikkelijke straffen die de slechte christenen zich voorbereiden door de genade te misbruiken, moeten onze ijver ontvlammen. Wanneer Ik niet gekomen was en niet tot hen gesproken had, dan zouden zij geen zonde hebben; maar nu hebben zij geen verontschuldiging voor hun zonde. Die woorden van veroordeling, door Jezus tegen de ontrouwe Joden uitge* sproken, zijn insgelijks van toepassing op alle slechte chris* tenen. Hoe krachtiger en menigvuldiger de middelen van zaligheid zijn, die de zondaars misbruiken, des te schrikke* lijker en zwaarder zullen de straffen zijn, die in de laatste dag op hen zullen neerkomen. Hoe krachtig moet die ge* dachte ons aanzetten, om door onze gebeden de goddelijke wraak te bedaren, die gereed is om op hen neer te komen!.. Het zien van zoveel ondankbare zielen bracht onzen godde* lijken Meester tot die wrede doodsangst, waarin zijn lichaam met een bloedig zweet overdekt werd. Dat gezicht vervulde Hem met zulk een bittere droefheid, dat Hij op de top van de Kalvarieberg aangekomen, krachteloos onder het gewicht van zijn kruis ineenzonk. Wekken wij ons geloof op, ver* nieuwen wij onze liefde. De zielen die zich in het verderf storten, zijn door het Bloed van Jezus vrijgekocht. Onze gebeden, onze opofferingen, de over ons zelf behaalde over* winningen kunnen voor die ongelukkige zielen genaden van bekering verwerven. Wat willen wij voor haar doen? Samenspraak met het goddelijk Hart van Jezus. — Het aanbidden als het heiligdom van Gods liefde voor de mensen. — Het smeken dat Het ons zijn liefde mededeelt. en ons met een heilige ijver vervult, om met al zijn genaden voordeel te doen en aan de zaligheid van de zondaars te arbeiden. Voornemens. Vandaag alle inspraken van de genade getrouw opvolgen en al onze werken voor de zaligheid van de zielen opdragen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Men zal veel terugeisen van hem, die veel ontvangen heeft. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 192. Meditatie. DE HEILIGE GEEST EN DE APOSTELEN HEBBEN GETUIGENIS VAN JEZUS CHRISTUS AFGELEGD. Maar wanneer de Helper komt, Dien Ik u van den Vader zal zenden, de Geest der waarheid, die van den Vader uitgaat, dan zal Hij van Mij getuigen. Maar ook gij moet getuigen, omdat ge van de aanvang af bij Mij zijt geweest. (Joan. XV. 26. 27.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich wederom in de geest naar de eetzaal begeven en er Jezus’ woorden aanhoren. 2e Voorspel. Verleen mij de genade, o mijn Jezus, dat ik U volmaakt ken en getuigenis van U geef, door de heilig* heid van mijn leven. Ie Punt. De Heilige Geest heeft getuigenis van Jezus afgelegd. Wanneer de Helper komt, zal Hij van Mij getuigen. Waarom doet Jezus die belofte? Bewezen zijn ontelbare mirakelen, zijn goddelijke onderrichtingen en bovenal zijn zuivere en volmaakte deugden niet genoeg, dat Hij waarlijk Gods Zoon en de beloofde Messias was? Was het nood* zakelijk, dat de Heilige Geest zijn zending nog klaarder kwam bevestigen? Ja, dat was noodzakelijk. Weliswaar had Jezus aan de mensen genoeg bewijzen van zijn God* heid gegeven, maar de geest van de mensen was niet in staat om ze te begrijpen. De zonde had de mens zozeer verblind, dat de Geest Gods hem moest komen vernieuwen en hem enigermate de ogen opnieuw moest openen, om het licht van de waarheid te kunnen genieten, dat Jezus op de aarde had aangebracht. Thans nog is de bijstand van die goddelijke Geest noodzakelijk voor allen, die Jezus waarlijk willen kennen, beminnen en navolgen. Goddelijke Geest, deel U aan mijn ziel mede; doe mij al de mysteriën van het leven en de dood van Jezus kennen en geef, dat ik naar het voorbeeld van den H. Paulus er al mijn roem in stel, niemand te kennen dan Jezus en Dien gekruisigd. 2e Punt. De leerlingen van Jezus Christus moeten getuigenis van Hem afleggen. Maar ook gij moet getuigen, omdat ge van de aanvang af bij Mij zijt geweest. Vóórdat de Heilige Geest over de Apostelen was neergedaald, waren het slechts zwakke en vreesachtige mensen, die bij de minste schijn van gevaar de vlucht namen. Maar nauwelijks hadden zij de Heilige Geest ontvangen, of, vol heilige onverschrokkenheid beleden zij Jezus Christus met gevaar van hun leven, en waren zij ver* heugd iets voor de naam van Jezus te mogen lijden. Ziedaar wonderen, die de Geest van licht en sterkte weet uit te werken in de zielen, die Hij met zijn genaden vervult. Als ik zo weinig doe voor de dienst van mijn goddelijken Meester, — als de minste moeilijkheid genoeg is om mij te doen ontstellen, dan komt dit omdat de Heilige Geest niet genoeg in mij heerst. O, hoeveel is er mij aan gelegen, dat ik mijn Hart voor Hem open, — Zijn bijstand inroep door de vurigheid van mijn begeerten, en getrouw zijn goddelijke ingevingen volg! Jezus verwacht van mij een roem» rijke getuigenis: een getuigenis van liefde, waardoor ik al mijn woorden ja geheel mijn omgang met de evennaaste vervul met een zalvende liefde, en overal het heilig vuur verspreid dat Hij op de aarde aangebracht heeft; — een getuigenis van navolging, waardoor ik aan de wereld toon hoe beminnelijk zijn godsdienst en hoe machtig zijn genade is; — een getuigenis van zelfopoffering en ijver, waardoor ik al mijn zorgen en arbeid besteed tot zijn glorie en zijn dienst, niets spaar en met blijdschap mijn neigingen, mijn rust, mijn gezondheid, ja mijn leven zelfs opoffer. — Geest van genade, die alleen mij zo boven mijn eigen zwakheid verheffen kunt, deel U aan mijn hart mede en geef, dat ik, niet meer levende dan door U, voortdurend getuigenis afleg van de Godheid, van de liefde en van alle oneindige vol» maaktheden van Jezus. Samenspraak met de Heilige Geest. — Hem aanbidden als de derde Persoon van de allerheiligste Drieëenheid, als onzen Heiligmaker en de Bron van alle genaden. — Hem smeken, dat Hij ons onzen goddelijken Zaligmaker volmaakt doet kennen, en ons bekwaam maakt om zijn glorie te be» vorderen door een schitterend getuigenis, dienend om harten voor Hem te winnen. Voornemens. De ingetogenheid oefenen. — Ons zelf beijveren, om in alles te handelen op een wijze, die onze heilige roeping waardig is, om zo getuigenis van Jezus Christus af te leggen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Geef, o mijn Jezus, dat ik door mijn werken van U getuig. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 193. Meditatie. JEZUS VOORZEGT AAN ZIJN APOSTELEN, DAT ZIJ DOOR DE JODEN VERVOLGD ZULLEN WORDEN. Ik heb u deze dingen gezegd, opdat gij niet geërgerd zoudt wor= den. Zij zullen u uit de synagogen jagen, ja het uur komt, waarop alwie u doodt, menen zal aan God dienst te bewijzen. Zij zullen u zo behandelen, omdat zij noch den Vader noch Mij kennen. Ik heb u dit gezegd, opdat, als het uur gekomen is, gij bedenken moogt, dat Ik het u gezegd heb. Ik heb u dit van den beginne niet gezegd, omdat Ik bij u was. (Joan. XVI. 1—5.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich wederom in de geest naar de eetzaal begeven en er Jezus’ woorden aanhoren. 2e Voorspel. Behoed mij, o Heer, tegen alle misleiding, en schenk mij de genade dat ik mij geheel aan uw goddelijke Voorzienigheid overgeef. Ie Punt. De hoogmoed en het weerstaan aan de genade brengen de mens tot verblindheid. Zij zullen u uit de synagogen jagen, ja het uur komt, waarop alwie u doodt, menen zal aan God dienst te bes wijzen. Zij zullen u zo behandelen, omdat zij noch den Vader noch Mij kennen. Die woorden van onzen goddelijken Meester, die letterlijk bewaarheid zijn geworden, tonen ons, hoe ver de verblindheid der mensen gaan kan, als zij hard; nekkig aan de genade weerstaan. Door de erfzonde is de mens geslagen met een grove onwetendheid en verblind* heid aangaande de bovennatuurlijke zaken. Hoe meer de mens de zonde en de ondeugd in zijn hart laat heersen, hoe meer ook die onwetendheid en verblindheid toenemen. Wanneer God hem aan zich zelf overlaat, dan vervalt hij van dwaling tot dwaling, van ongerechtigheid tot ongerech* tigheid. Onder alle ondeugden echter, die hem onbekwaam maken om de verlichtingen en gaven van de Heilige Geest te ontvangen, komt de hoogmoed op de eerste plaats. De hoogmoed verhardt den zondaar en dooft in hem het licht van het geloof. De hoogmoed verhindert de uitverkoren zielen, volgens het licht van de goddelijke ingevingen te wandelen; de hoogmoed doet in haar de geest der natuur de bovenhand houden boven de geest van Jezus Christus en brengt haar op een weg, die haar meer en meer van de volmaaktheid verwijdert. Hoe groot moet dus mijn waak* zaamheid zijn, om de gevaarlijke ondeugd van hoogmoed in mij uit te roeien! Hoe groot moet mijn getrouwheid zijn, om mijn wil en mijn oordeel in alles aan de gehoorzaamheid te onderwerpen, ten einde tegen de ongelukkige gevolgen van de hoogmoed behoed te wezen! 2e Punt. Met hoe grote zorg Jezus de zielen die Hem Hem toebehoren, tot de volmaaktheid brengt. Ik heb u dit gezegd, opdat, als het uur gekomen is,1 gij bedenken moogt, dat Ik het u gezegd heb. Ik heb u dit van den beginne niet gezegd, omdat Ik bij u was. Laat ons be* schouwen, hoe vol wijsheid en goedheid het gedrag van Jezus Christus ten opzichte van zijn dierbare leerlingen is. Zolang Hij in hun midden verkeerde, zeide Hij hun niet alles van de beproevingen en kwellingen, die hun te wachten stonden. Zij waren toen te zwak om dergelijke voorzeggingen te kunnen dragen. Maar thans, nu de tijd nadert en Hij van hen gaat scheiden, wapent Hij hen tegen de ergernis. Hij voor* zegt hun al wat zij te wachten hebben, opdat, gelijk Hij zelf zegt, zij bij tijd en gelegenheid bedenken zouden, dat hun alles aangekondigd is, — opdat zij in die voorzegging zelf een bewijs van de Godheid van hun Meester zouden vinden, en met een groot vertrouwen rekenen op zijn alvermogende bijstand. — O Jezus, thans nog behandelt Gij op dezelfde wijze de zielen die U toebehoren. Zolang wij aan het begin van de weg en als het ware in onze geestelijke kinds* heid zijn, ondersteunt Gij ons door een gevoelige bijstand en wendt Gij de gevaren van ons af. Doch als het ogenblik daar is, om ons de beproevingen te laten ondergaan die ons tot de volmaaktheid brengen moeten, bereidt Gij ons daartoe voor, door bewijzen van liefde en tekenen van bescherming, die in staat zijn om ons in iiet hevigst van de strijd staande te houden. Geef, o Heer, dat ik met een liefdevolle getrouw* heid van zoveel goedheid gebruik maak. Leer mij geheel mijn vertrouwen op U stellen, en mij in alles aan uw aan* biddelijke Voorzienigheid overgeven. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem onze diepe eerbied en onze liefde betuigen. — Hem danken voor de tederhartige zorg, waarmee Hij ons op de weg van de volmaaktheid geleidt. — Ons geheel in zijn handen over* geven, en Hem smeken dat Hij ons behoedt tegen alle misleiding, die in staat zou zijn, ons van het rechte pad van zijn heilige wil te doen afwijken. Voornemens. Getrouw de nederigheid en de geest van gehoorzaamheid oefenen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Hij die op den Heer hoopt, zal nimmer beschaamd worden. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. Meditaties II. 36 194. Meditatie. JEZUS TROOST ZIJN APOSTELEN. Nu ga Ik tot Hem, die Mij gezonden heeft; en toch stelt niemand van u Mij de vraag: Waar gaat Gij heen? Maar omdat Ik dit tot u heb gezegd, is uw hart van droefheid vervuld. Toch zeg Ik u de waarheid: het is goed voor u, dat Ik heenga. Want zo Ik niet heenga, zal de Helper niet tot u komen, maar zo Ik heenga, zal lk Hem tot u zenden. (Joan. XVI. 5. 6. 7.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Zich wederom in de geest naar de eetzaal begeven en er Jezus’ woorden aanhoren. 2e Voorspel. Hart van Jezus, maak dat ik U ken, U bemin, U navolg en mij geheel aan U overgeef. Ie Punt. Zachtaardigheid en goedheid van Jezus in de ver» troostingen, die Hij zijn Apostelen aanbiedt. Omdat Ik dit tot u heb gezegd, is uw hart van droefheid vervuld. Toch lk zeg u de waarheid: het is goed voor u, dat lk heenga. De zachtaardigheid en goedheid van Jezus open» baren zich in al zijn woorden en handelingen. Hij gaat zich van zijn Apostelen scheiden; Hij heeft hun dit aangekondigd en, zoveel Hij kon, deze treurige tijding verzacht. Hij ziet hen diep bedroefd; zijn Hart wordt bewogen en Hij troost hen met een vaderlijke goedheid. Het is goed voor u, dat lk heenga, zegt Hij. Hij zegt niet: het is nu reeds meer dan dertig jaren, dat Ik onder de mensen verkeer, die mijn weldaden niet dan met ondankbaarheid vergolden hebben; het is tijd, dat Ik eindelijk de aarde verlaat, om in de Hemel de gelukzaligheid te gaan genieten, die Mij wacht. Neen, zijn Hart is te groot, te edelmoedig, te vol van liefde voor de mens om aan zich zelf te denken, terwijl Hij zijn dierbare leerlingen zo bedroefd ziet. Hij vergeet zijn eigen belangen en denkt alleen aan de belangen van zijn leerlingen; Het is goed voor u, dat Ik heenga. Bemerken wij verder, dat Hij niet spreekt over de smarten, die Hij nog in die zelfde nacht te verduren zal hebben. Hij heeft er hun iets van gezegd, om hen tegen de ergernis te wapenen, maar dat was slechts met duistere woorden. Hij vreest hun droefheid te vergroten en behoudt zich zelf al de bitterheid voor van de smarten, die Hij weldra verduren zal. O Hart van mijn Jezus! Is er ooit een meer teder, meer edelmoedig en meer beminnelijk hart geweest dan het uwe? Ontdek U aan mij, o onuitputbare Bron van de zuiverste, edelste en volmaaktste gevoelens en geef mij die gelijkvormigheid met U, waartoe Gij mij voor uw glorie en de zaligheid van de zielen roept. 2e Punt Het is goed voor ons, dat wij van tijd tot tijd de gevoelige tegenwoordigheid van Gods genade derven. Toch zeg Ik u de waarheid: het is goed voor u, dat Ik heenga. Deze woorden hebben een geheimzinnige betekenis, die wij niet genoeg overwegen kunnen. Tot dan toe hadden de Apostelen de zichtbare tegenwoordigheid van hun godde= lijken Meester genoten en bij Hem troost vrede en geluk gevonden, en die toestand was hun ongetwijfeld voordelig. Had hij echter blijven voortduren, dan zouden hun deugden nimmer die graad van sterkte en kracht verkregen hebben, die nodig was om het Evangelie te verkondigen. De wederwaardigheden moesten voltrekken, wat de zoetheden van de goddelijke liefde begonnen hadden, en de Apostelen moesten alvorens de Geest van sterkte te ontvangen. een proef doorstaan van de opofferingen die zij te wachten hadden. De gedragslijn die Jezus ten opzichte van zijn leerlingen volgde, volgt Hij nog te onzen opzichte. Als wij ons aan Hem beginnen te geven, overlaadt Hij ons met geestelijke zoetheden, om onze nog zwakke harten aan Hem te verbinden. Maar als die eerste tijd voorbij is, dan zegt Hij tot ons zoals tot zijn Apostelen :Het is goed voor u, dat Ik heenga. Dan berooft Hij ons langzamerhand van zijn zoete vertroostingen, om ons aan een vaster voedsel te gewennen, om ons in de deugd en in de volmaaktheid te bevestigen. Het is zijn liefde, geleid door zijn oneindige wijsheid, die ons volgens onze behoefte troost of dorheid geeft, echter zó dat zij in alles ons groter voordeel beoogt. Wat kunnen wij beter doen dan ons geheel en al aan Hem overgeven, en Hem in alles met ware erkentelijkheid loven en danken? Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen God en Zaligmaker, ons hoogste goed. — Hem smeken, dat Hij ons nimmer van zijn heilige tegen* woordigheid of van zijn goddelijke bijstand berooft. — Alle beproevingen aannemen, die Hij zich gewaardigen zal ons toe te zenden, en Hem smeken dat Hij er ons overvloedige vruchten van heiliging uit doet trekken. Voornemens. Met een nederige vrede en een volkomen overgeving alle dorheden en inwendige beproevingen ver* dragen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Het is goed voor u, dat Ik heenga. Heer, niet mijn, maar uw wil geschiede. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 195. Meditatie. INDIEN WIJ GETROUW ZIJN, ZAL DE HEILIGE GEEST ONS ALLE WAARHEID LEREN. Nog veel meer heb Ik u te zeggen, doch ge kunt het thans nog niet dragen. Maar wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, dan zal Hij u tot de volle waarheid geleiden.... (Joan. XVI. 12. 13.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons wederom onzen godde* lijken Zaligmaker en zijn Apostelen in de eetzaal. 2e Voorspel. Hart van Jezus, maak dat ik getrouw aan al uw genaden en vatbaar voor al de indrukken van uw Geest word. Ie Punt. Jezus geeft ons zijn licht naargelang van de ge* steltenis, waarin wij zijn. Nog veel meer heb Ik u te zeggen, doch ge kunt het thans nog niet dragen. Die woorden bevatten een belangrijke les. Zij leren ons, dat Jezus altijd zijn licht en zijn genade geeft naargelang de gesteltenis die Hij in onze harten vindt, en dat Hij ons trapsgewijze tot de volmaaktheid brengt, waartoe Hij ons geroepen heeft. Zijn wij ijverig en getrouw, dan zal ons een overvloedig licht gegeven worden, om de deugden van onzen aanbiddelijken Meester te beschouwen, te smaken en na te volgen. Dan zullen ons krachtige genaden verleend worden, om met vlugge schreden te vorderen op de weg van de volmaaktheid. Maar verzuimen wij de goddelijke verlich* tingen te gebruiken die ons aangeboden worden, dan zullen wij de vervulling van de inzichten van barmhartigheid, die de Heer met ons heeft, belemmeren en wellicht verijdelen. Helaas! hoe menigmaal is Jezus, die zich in het gebed aan ons openbaren wilde, die ons zijn inzichten wilde doen kennen en ons tot werken wilde bezigen, die Hem ver* heerlijkt zouden hebben, hoe menigmaal, zeg ik, is Jezus genoodzaakt geworden, ons met droefheid deze woorden toe te voegen: Nog veel meer heb Ik te zeggen, doch ge kunt hei thans nog niet dragen. Uw hart is nog niet genoeg gezuiverd, nog niet genoeg ontdaan van zich zelf, om Mij te begrijpen; ge zijt nog niet edelmoedig genoeg gestemd, om te vervullen wat Ik u vragen wil. — O mijn ziel, tot hoelang zullen wij een beletsel blijven stellen tegen deze kostbare uitwerkselen van de liefde tot Jezus? Tot hoelang zullen wij zijn goddelijk Hart noodzaken, om de genaden te wederhouden waarmee Hij ons zo vurig verlangt te overladen? 2e Punt. De Heilige Geest doet ons de zaken van de zaligheid begrijpen. Wanneer die Geest der waarheid komt, dan zal Hij u tot volle waarheid geleiden. Wij zullen nimmer genoeg begrijpen, hoe noodzakelijk voor ons de bijstand van de Heilige Geest is, om voordeel met de onderrichtingen van Jezus te doen. Die goddelijke Meester is de eeuwige waarheid en het licht der wereld. Doch om die waarheid te kennen op een wijze, die nuttig is ter zaligheid, — om ten volle dat licht te ge* nieten, is het nodig, dat de Geest van genade en liefde ons hart door zijn levendmakende warmte vruchtbaarheid schenkt. Door de zalving van zijn genade moet Hij ons de verborgen schatten van het heilige woord Gods ontdekken. Hij moet ons hart neigen tot het goede waartoe Hij ons uitnodigt, en onze wil versterken om ons in staat te stellen het te vervullen. Wat een ijver moet ik dus hebben, om mijn hart voor dien goddelijken Gastheer te bereiden, die alleen in staat is om de vruchten van leven en heiligheid te doen voortbrengen, die het Hart van Jezus van mij ver» wacht! Met hoeveel getrouwheid moet ik zijn inspraken volgen, opdat Hij mij nimmer aan mijn eigen zwakheid overlaat! Samenspraak mét onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen God en Meester. — Hem vergeving vragen over onze weerstand aan zijn genaden en over onze ongetrouwheden in zijn heilige dienst. — Hem smeken, dat Hij ons met zijn geest vervult en zijn goddelijk woord in ons hart vruchten doet voortbrengen. Voornemens. Getrouw alle inspraken van de genade volgen. — De ingetogenheid beoefenen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Heer, wat wilt Gij, dat ik doe? Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 196. Meditatie. JEZUS VOORZEGT AAN ZIJN LEERLINGEN, DAT ZIJ IN DIT LEVEN ZULLEN GEKWELD WORDEN, MAAR DAT HUN DROEFHEID IN BLIJDSCHAP VERANDEREN ZAL. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ge zult wenen en jammeren, maar de wereld zal zich verheugen; ge zult overstelpt zijn van droefheid maar uw droefheid zal in vreugde verkeren. (Joan. XVI. 20.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons wederom onzen godde= lijken Zaligmaker en zijn Apostelen in de eetzaal. 2e Voorspel. Schenk mij de genade, o Jezus, dat ik alle wederwaardigheden en kwellingen steeds uit het geloof be» schouw, opdat ik te midden van alle moeilijkheden een ware vreugde genieten mag. Ie Punt. Jezus voorzegt aan zijn Apostelen, dat zij in dit leven gekweld zullen worden. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ge zult wenen en jammeren, maar de wereld zal zich verheugen; ge zult overstelpt zijn van droefheid maar uw droefheid zal in vreugde verkeren. Beschouwen wij, hoe ver ons lot te verkiezen is boven het lot van de wereldlingen, en hoe gelukkig wij zijn, omdat wij aan Jezus Christus toebehoren. Die goddelijke Meester voorzegt ons, in de persoon van zijn Apostelen, dat wij zullen zuchten en wenen, terwijl de wereld zich verblijden aal; maar Hij voegt er bij: Uw droefheid zal in vreugde verkeren. Als wij Jezus beminnen, zullen wij aan zijn kelk deelachtig worden: Onze droefheid zal veroorzaakt worden door de gedachte aan onze zonden en boosheden, door het heilzame geweld van de christelijke versterving en door allerlei wederwaardigheden, bekoringen en beproevingen, waardoor het den Heer behagen zal ons te bezoeken, om onze ziel te zuiveren en ze met deugden te versieren. Die droefheid zal bitter voor de natuur zijn, maar weldra zal zij in blijdschap veranderen. De tranen van boetvaardigheid zullen onze zonden uitwissen; onze strijd tegen de duivel en tegen ons zelf zal met de overwinning bekroond worden; de wederwaardigheden, de bekoringen, de beproevingen zullen ons in het inwendige leven vorderingen doen maken. En hoe meer wij ons van de aardse genegenheden ontdoen zullen, hoe meer ook de Heilige Geest onze harten met inwendige troost en vrede vervullen zal. Ziedaar hoe reeds in dit leven onze droefheid in blijdschap veranderen zal. Maar vooral in het toekomstig leven zal die heerlijke belofte haar vol* komen vervulling krijgen. Daar, in dat hemels Jeruzalem, in ons eeuwig vaderland, zullen wij een eeuwigdurende vreugde genieten; en deze vreugde zal des te groter zijn, naarmate de beproevingen die wij in deze wereld doorstaan hebben, moeilijker en langduriger geweest zijn. O, wat zijn de wederwaardigheden kostbaar in de ogen van het geloof, en hoe groot zou ons ongeluk zijn als wij ons bedroefden, wanneer Jezus ons enigermate aan zijn kelk deelachtig maakt! 2e Punt. Belofte van Jezus aan zijn leerlingen, dat zij zijn blijdschap genieten zullen. Welk is die blijdschap, die Jezus’ leerlingen genieten zullen? De goddelijke Zaligmaker had het hun een weinig tc voren geopenbaard: Deze dingen heb Ik u gezegd, zo sprak Hij, opdat mijn blijdschap in u zij. O, welk een troost* rijke waarheid! Mijn blijdschap, zegt Jezus. Begrijpen wij toch wel geheel de kracht van dit woord. Als wij Jezus waarlijk beminnen, dan zullen we zijn blijdschap bezitten, die volkomen hemelse blijdschap, die bij Hem voortsproot uit de innige en gedurige vereniging van zijn heilige mens* heid met zijn Godheid. Wie zou het willen geloven, als Hij zelf het niet gezegd had? Maar zijn aanbiddelijke mond verzekert het ons, en die belofte heeft zich in de Heiligen bewaarheid. De Apostel der volkeren was overstelpt van blijdschap onder het gewicht van zijn boeien en riep in verrukking uit: Ik vloei over van blijdschap in al mijn kwellingen. De H. Franciscus Xaverius smaakte in de grootste moeilijkheden en kwellingen zo grote vertroostingen, dat hij God bad die te matigen, uit vrees dat zij zijn hemels loon verminderen zouden. De Martelaren zongen Gods lof, en legden de levendigste vreugde aan den dag in het hevigste van hun pijnen. De Heiligen van alle tijden achtten zich nooit gelukkiger dan in de kwellingen en onder de be* proevingen. Dit kwam, omdat de blijdschap van Jezus in hen woonde en omdat de smarten, die hun liefde meer en meer zuiverden, hen ook meer en meer geschikt maakten om de volheid van deze blijdschap in de Hemel te genieten. Als ik getrouw ben gelijk zij, zal ook ik de uitwerking der be* loften van mijn Zaligmaker ondervinden. Zal ik dan geen pogingen doen om die waardig te worden? Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als onzen Meester, onzen God en ons opperste goed. — Hem de heilige blijdschap vragen, die Hij aan zijn ware leerlingen mededeelt. Hem vooral smeken dat Hij ons meer en meer ontsteekt door de vlammen van zijn heilige liefde, en ons de genade verleent van Hem steeds getrouw te wezen. Voornemens. Zoveel mogelijk streven naar de blijdschap en opgeruimdheid des harten, door onze handelingen aan God op te dragen, en in de ingetogenheid en stilzwijgends heid de oefeningen van liefde te vermenigvuldigen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Hart van Jezus, Gij alleen zijt geheel mijn liefde en blijdschap. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 197. Meditatie. MEN KAN ALLEEN IN JEZUS DE WARE BLIJDSCHAP VINDEN. Ook gij zijt dan nu wel bedroefd, maar Ik zal u weerzien, en dan zal uw hart zich verblijden en niemand zal u deze vreugde ontnemen. (Joan. XVI. 22.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons wederom onzen godde» lijken Zaligmaker en zijn Apostelen in de eetzaal. 2e Voorspel. Geef mij de genade, o Heer, dat ik nimmer een andere blijdschap zoek dan die uit uw heilige liefde voortkomt. Ie Punt. De tegenwoordigheid van Jezus Christus alleen kan ons een ware blijdschap verschaffen. Ook gij zijt dan nu wel bedroefd, maar Ik zal u wederzien, en dan zal uw hart zich verblijden. De Apostelen konden, terwijl hun goddelijke Meester afwezig was, geen ware vreug* de genieten. Daarom tracht die aanbiddelijke Zaligmaker hen te troosten door de belofte van hen weldra te zullen weerzien. Zo is het ook met ons gelegen. Ons hart is alleen gemaakt om God te beminnen. De geschapen dingen kunnen het wel enige ogenblikken van God aftrekken en het enige kortstondige voldoeningen geven; maar zij kunnen het niet verzadigen of die ware vreugde geven, die het wezenlijk geluk der ziel uitmaakt. Deze waarheid wordt ons beduid door de uitdrukking, die de Zaligmaker bezigt. Hij zegt niet enkel: gij zult u verblijden, maar uw hart zal zich verblijden. De vreugde die zijn tegenwoordigheid inboezemt, is inwendig, zoet, zuiver en duurzaam. Zij is het kostbaarste van alle goederen; maar om ze te bezitten moet men aan de vol* doeningen van de natuur en van de eigenliefde verzaken. Immers niemand kan twee heren dienen, en de liefde tot ons zelf strijdt te zeer tegen die van Jezus, om te zamen in een en hetzelfde hart te kunnen heersen. O, hoezeer moeten wij ons derhalve beijveren om aan alle voldoening der zinnen en der eigenliefde te verzaken, om geheel onze voldoening en blijdschap te zoeken in Jezus en in het volbrengen van zijn heilige wil! 2e Punt. Niemand kan ons de blijdschap ontnemen, die uit de tegenwoordigheid van Jezus voortspruit. En niemand zal u deze vreugde ontnemen. De blijdschap van de volgelingen der wereld hangt van een menigte om* standigheden af, die ze kunnen verminderen of geheel doen verdwijnen. Die van Jezus’ vrienden is standvastig en duur* zaam, omdat zij rust op God, die niet veranderen kan. Wil ik wezenlijk gelukkig zijn, dan moet ik alles voor de liefde van mijn God opofferen, en Hem door mijn getrouwheid bewegen om mij nimmer van zijn aanbiddelijke tegenwoordig* heid te beroven. Wie toch kan mijn vreugde storen, als ik zo gelukkig ben dat ik Jezus Christus bemin en door Hem bemind word? Rampen, openbare of bijzondere beproevingen worden voor zijn vrienden krachtige middelen van heiliging, die hen meer en meer aan Hem vasthechten. Lichamelijk lijden, vernederingen, ontberingen, inwendige verlatenheden en dorheden zijn deeltjes van de doornenkroon en van het kruis van Jezus; — zij zijn een smeltkroes, waarin de liefde gelijk het goud gelouterd wordt; — zij zijn een school, waar de ziel tot het oefenen van grondige deugden gevormd wordt. Niets dus dan de zonde kan mij beroven van de tegen* woordigheid vaü Hem, die geheel mijn vreugde wezen moet. En omdat het nu van mij afhangt, met de hulp van de genade nimmer de zonde te bedrijven, zo kan ik onop* houdelijk die zoete vreugde genieten, en met den groten Apostel al de schepselen uitdagen om mij van de liefde van Jezus te scheiden. Welk een reden van dankbaarheid, blijd* schap, aanmoediging en getrouwheid! Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken voor de weldaden die Hij ons bewezen heeft, door onze harten aan zich alleen te verbinden, en ze in staat te stellen om het zoete van zijn liefde te smaken. — Hem smeken, dat Hij ons een uiterste afschuw inboezemt van al wat die liefde in ons zou kunnen verzwakken. — Hem vragen, dat Hij ons dagelijks meer en meer bevestigt in de getrouwheid die wij Hem verschuldigd zijn. Voornemens. Een grote getrouwheid aan de genade. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Heer, Gij alleen zijt geheel mijn vreugde, — Heer, dat ik zien moge. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 198. Meditatie. JEZUS BEVEELT ZIJN LEERLINGEN HET BIDDEN AAN. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wat gij den Vader moogt vragen, Hij zal het u geven in mijn naam. Tot nu toe hebt gij niets in mijn naam gevraagd; vraagt en gij zult verkrijgen en dan zal uw vreugde volkomen zijn. (Joan. XVI. 23. 24.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons wederom de eetzaal, waar onze goddelijke Meester met zijn leerlingen aan tafel gezeten is, en nemen wij zijn heilige woorden aan, alsof ze tot ons gericht worden. 2e Voorspel. Goddelijke Jezus, leer mij bidden door mijn hart te vervullen met geloof, vertrouwen, liefde en heilige begeerten. le Punt. Wij moeten in de naam van Jezus Christus bidden. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wat gij den Vader moogt vragen, Hij zal het u geven in mijn naam. Volgens deze uit* drukkelijke woorden van Jezus Christus, zijn zij verzekerd alles te zullen verkrijgen, wat wij den Vader in zijn naam vragen zullen. Trachten wij dus wel te beseffen, wat het betekent: bidden in de naam van Jezus. In de naam van Jezus Christus bidden is: le. Bidden in vereniging met dien goddelijken Zaligmaker, en niets verwachten dan door zijn verdiensten en zijn bemiddeling. 2e. Om wezenlijk in de naam van Jezus Christus te bidden, moet men slechts die dingen vragen, die Hij zelf voor ons vragen zou als Hij in onze plaats bad, en ze vragen zoals Hij ze vragen zou, met dezelfde eerbied, dezelfde godsvrucht, hetzelfde vertrouwen en dezelfde ijver voor de eer van God, voor zover dit voor de menselijke zwakheid mogelijk is. Geschieden onze gebeden met zulk een gesteltenis? Verenigen wij ons in al onze gebeden met Jezus Christus? Vragen en verwachten wij alles door de verdiensten van zijn lijden, zijn dood en zijn dierbaar Bloed? Doen wij ons best om zoveel mogelijk met dezelfde eerbied, hetzelfde vertrouwen en dezelfde ijver als Jezus, onze gebeden te verrichten? O, hoeveel vruchten voor de eer van God en de zaligheid van de zielen zullen wij voortbrengen, indien wij ons waardig van de heilige oefening van het gebed kwijten. 2e Punt. Wij moeten met vertrouwen bidden. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wat gij den Vader moogt vragen, Hij zal het u geven in mijn naam. Vraagt en gij zult verkrijgen. Als ons gebed geschiedt in de naam van Jezus, dan wordt het zeker verhoord; Jezus, de eeuwige Waarheid, heeft het ons op de uitdrukkelijkste wijze ver* klaard. Met welk een onwankelbaar vertrouwen, met welk een heilige zekerheid moeten wij dus bij dien goddelijken Zaligmaker onze eigen volmaaktheid en de zaligheid van de zielen die ons toevertrouwd zijn, afsmeken! Wat een oneer doen wij Jezus aan, en wat een nadeel brengen wij ons zelf toe, als wij niet met vertrouwen tot Hem gaan! Een mens zal verklaren, dat hij ons wil verlenen wat wij hem vragen zullen, en wij geloven hem op zijn woord, wij gaan tot hem met het volmaaktste vertrouwen. Jezus Christus, de eeuwige Waarheid, oneindig in macht en goedheid, verzekert ons en zweert bij zich zelf, dat Hij ons alles verlenen zal wat wij vragen zullen, en wij twijfelen, wij handelen alsof wij zijn woord niet geloofden; o, wat een verblindheid! Openen wij ons hart voor deze troostrijke waarheden: Jezus heeft beloofd ons te zullen verhoren, Hij kan het, Hij wil het, Hij verlangt het vurig, Hij zweert het ons. Hemel en aarde zullen eer vergaan, dan dat Hij ongetrouw zou zijn aan zijn belofte. Samenspraak met Jezus. — Hem danken voor de belofte waardoor Hij zich gewaardigt ons vertrouwen op te wekken. — Hem vergeving vragen over de onvolmaaktheid van onze gebeden. — Hem smeken, dat Hij ons die levendigheid van geloof en die vastheid van hoop verleent, die alles op zijn Hart en op dat van den hemelsen Vader vermogen. Voornemens. Onze gebeden met veel geloof en vertrouwen verrichten, en alles van de verdiensten van Jezus Christus verhopen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. V raagt, en gij zult verkrijgen, en dan zal uw vreugde volkomen zijn. — Heer, leer ons bidden. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 199. Meditatie. BEWEEGREDENEN VAN MISTROUWEN VAN ONS ZELF EN VAN VERTROUWEN OP GOD. Zie, het uur komt en is reeds gekomen, dat ge verstrooid wordt.. en Mij alleen laat staan. (Joan. XVI. 32.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie VoorspeL Verbeelden wij ons wederom de eetzaal, waar onze goddelijke Meester met zijn leerlingen aan tafel gezeten is, en nemen wij zijn heilige woorden aan, alsof ze tot ons gericht worden. 2e Voorspel. Geef mij de genade, o Heer, mijn zwakheid te kennen ten einde mij zelf te mistrouwen; maar gewaardig U mij tevens een onbegrensd vertrouwen op uw oneindige goedheid in te boezemen. Ie Punt. Onze onstandvastigheid en zwakheid zijn zeer groot. Het voorbeeld der Apostelen geeft ons een gewichtige les over de menselijke zwakheid en leert ons, hoe weinig staat wij op ons zelf moeten maken. Vol van ijver, geloof en liefde op het ogenblik waarop zij hun goddelijken Meester aanhoren, doen zij Hem de schoonste beloften, erkennen Hem als den waarachtigen Zoon van God en schijnen om afscheidelijk met Hem verenigd te zijn. Maar er zullen nog geen drie uren verlopen, of allen zullen Hem verlaten hebben. Ziedaar wat wij zijn: zwakheid, onstandvastigheid, zonde. Wie onzer heeft niet ondervonden dat wij, volgens de uit* drukking van den heiligen man Job, gelijk zijn aan een boomblad dat door de wind wordt meegevoerd? In de ogenblikken als de genade tot onze harten spreekt, menen wij tot alles in staat en bijna onoverwinnelijk te zijn. Maar daarna komt het ogenblik van de beproeving, en dan onder* vinden wij hoe groot onze zwakheid en onze tegenzin in het beoefenen van de deugd is. Wanneer toch zal de onder* vinding ons leren ons zelf te mistrouwen, ons zelf oprecht te minachten, en met den H. Filippus Nerius te zeggen: Heer, mistrouw mij, want ik zal U heden zeker verraden, als Gij mij aan mijn eigen nietigheid overlaat. 2e Punt. Hoe meer wij onze zwakheid gevoelen, des te vaster moeten wij op God vertrouwen. De kennis van ons zelf is ons noodzakelijk, maar stond deze alleen, dan zou zij ons tot mismoedigheid brengen; zij moet vergezeld gaan van een vast vertrouwen op God. Bij gebrek aan dat vast vertrouwen op God komt het, dat zoveel zielen zich met grote moeite op de weg der deugd voortslepen, slechts geringe vorderingen maken of wel de weg van de deugd geheel en voor altijd verlaten. Om ons tegen zulk een onheil te behoeden, moeten wij ons diep trachten te doordringen van dat levendig geloof, dat het Hart van Jezus zo welgevallig is. Die goede Meester kent onze on* macht om het goede te doen en onze neiging tot het kwade. Hij ziet de inwendige wankelbaarheid van ons hart en van onze geest. Onze ellenden wekken zijn medelijden op; als wij deze nederig erkennen en tot Hem onze toevlucht nemen, is Hij gereed, ons te helpen. Als ik mijn zwakheid gevoel, zeide de Apostel, dan ben ik sterk. Ik zal mij dus op mijn zwakheid beroemen, opdat de kracht van Christus in mij woont. Alle christenen moeten dezelfde taal voeren. Maar zij past geheel bijzonder aan ons, aan wie Jezus Christus zijn Hart met al zijn deugden en verdiensten gegeven heeft als een tegemoetkoming aan onze zwakheid. De woorden van den Apostel der Heidenen gelden vooral ons, die verzekerd zijn, aan al die goederen deelachtig te zullen worden, als wij de gelukkige gewoonte aannemen van ons met dat beminne* lijk Hart te verenigen in onze gebeden, in nood en lijden, in al onze handelingen. Samenspraak met Jezus. — Hem smeken, dat Hij ons vers vult met de kennis en de minachting van ons zelf. — Hem danken voor de ontelbare genaden, waarmede Hij niet op* houdt ons te overladen; voornamelijk voor de weldaad van onze roeping. — De genade vragen van een volkomen ver* trouwen op zijn oneindige goedheid, zodat wij daardoor boven onze ellende verheven worden en alle moeilijkheden van de deugd gemakkelijk te boven komen. Voornemens. Bij alle gelegenheden het mistrouwen van ons zelf en het vertrouwen op God oefenen! Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Hoe minder ik op mij zelf vertrouwen kan, des te meer moet ik vertrouwen op God. — De deugd wordt in de zwakheid volkomen. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 200. Meditatie. JEZUS WIL, DAT WIJ ZIJN VREDE BEZITTEN EN OVER DE WERELD ZEGEVIEREN. Dit alles heb Ik u gezegd, opdat gij vrede moogt hebben in Mij. In de wereld hebt ge verdrukking te lijden, maar schept moed; Ik heb. de wereld overwonnen. (Joan. XVI. 33.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Verbeelden wij ons wederom de eetzaal, waar onze goddelijke Meester met zijn leerlingen aan tafel gezeten is, en nemen wij zijn heilige woorden aan, alsof ze tot ons gericht worden. 2e Voorspel. Hart van Jezus, ik smeek U, dat Gij mijn hart meer en meer bevestigt in het zoete vertrouwen dat het in U hebben moet. Meditaties II. 07 le Punt. Jezus Christus wil ons, als wij gevallen zijn, oprichten en onze fouten vergeven. Wij kunnen niet genoeg de beweegredenen van vertrouwen overwegen, die Jezus op bijna elke bladzijde van het H. Evangelie ons voorstelt. Er is geen gesteltenis, die dien God van goedheid zo aangenaam is als een vast vertrouwen op Hem. Nog nauwelijks heeft Hij aan zijn Apostelen voor* zegd dat zij Hem verlaten zullen, of Hij voegt er terstond bij: Dit alles heb Ik u gezegd, opdat gij vrede moogt hebben in Mij. ’t Is alsof Hij zeide: Na u van Mij afgescheiden te hebben, zult gij in kwelling en droefheid zijn. Maar her* innert u dan, dat Ik u al deze dingen voorzegd heb en dat Ik, ofschoon Ik dit alles vooraf wist, toch niet naliet u te beminnen. Neemt uw toevlucht tot Mij, smeekt mijn barm* hartigheid af, en gij zult de vrede terugvinden. — Hart van Jezus, wie zou U dus niet willen kennen, en als Gij gekend zult zijn, wie zou U dan niet beminnen? O, hoe schuldig ben ik, als ik bij het zien van mijn fouten mismoedig word! Dan doe ik uw goedheid een wezenlijke smaad aan door te twijfelen aan die vaderlijke liefde, aan dat teder medelijden, waarvan Gij mij zoveel bewijzen gegeven hebt. Vergeef mij, o Hc^r, al mijn mistrouwen, en schenk mij de genade van het voor altijd uit mijn hart te verbannen. 2e Punt. Jezus wil ons over de duivel en de wereld doen zegevieren. Gij zult in de wereld in verdrukking zijn; maar vertrouwt, lk heb de wereld overwonnen. Het christelijk en religieus leven is een leven van strijd. De geest van de wereld, die meermaals tot in het huis van God tracht door te dringen, de steeds hernieuwde aanvallen van de geest der duister* nissen en meer nog onze eigen bedorven natuur, leveren ons onophoudelijk een felle strijd. Maar met welk een moed moeten wij strijden, met welk een heilig vertrouwen moeten wij bezield zijn, als wij bedenken dat Jezus, ons goddelijk Opperhoofd, al onze vijanden overwonnen heeft. Ook thans nog strijdt Hij met ons en wil Hij ons over hen doen zegevieren! Prenten wij in het diepst van onze ziel de woorden van den groten Apostel: lk vermag alles in Hem die mij versterkt, en houden wij er ons vast van overtuigd dat, wanneer ons vertrouwen op Jezus Christus en onze getrouwheid in zijn heilige dienst niet te kort schieten, zijn bescherming en zijn bijstand ons zoveel overwinningen zullen doen behalen, als wij strijden te leveren zullen hebben. Overwinningen zullen we dan behalen op ons zelf, om al de deugden van onze heilige roeping te verkrijgen; over» winningen over de duivel, om zijn rijk te niet te doen en te verdelgen; overwinningen over de wereld, om uit de zielen die ons toevertrouwd zijn, haar geest te verbannen en er de geest en het rijk van Jezus in te doen heersen. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken omdat Hij onze vijanden overwonnen heeft, en zich gewaardigt ons met goedheid aan te moedigen om hen op onze beurt te bestrijden en te overwinnen. — Ons vernederen, omdat wij zo dikwijls de lafheid gehad hebben van aan de duivel en aan onze driften toe te geven. — Hem de nodige kracht vragen, om over ons zelf en over alle schepselen te zegevieren, ten einde beheerst te worden door zijn liefde alleen. Voornemens. Met vurigheid onze hoofdfout bestrijden. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Schept moed, Ik heb de wereld over* wonnen. — H. Hart van Jezus, ik stel mijn vertrouwen op U. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 201. Meditatie. GEBED VAN JEZUS TOT ZIJN VADER. Zo sprak Jezus; toen sloeg Hij zijn ogen ten hemel en zeide: Vader, het uur is gekomen, verheerlijk uw Zoon, opdat uw Zoon U verheerlijken mag. Want macht hebt Gij Hem gegeven over alle vlees, om het eeuwig leven te schenken aan allen die Gij Hem gegeven hebt. Dit is nu het eeuwig leven, dat zij U kennen, de enig waarachtige God, en Hem dien Gij gezonden hebt, Jezus Christus. (Joan. XVII. 1 3.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Ons in de geest naar de eetzaal begeven en met de leerlingen eerbiedig luisteren naar het plechtig gebed van Jezus. 2e Voorspel Goddelijke Jezus, verleen mij de genade U te kennen, te beminnen en volmaakt na te volgen. Ie Punt. Jezus brandt van verlangen, om het eeuwig leven aan alle mensen mede te delen. Toen sloeg Hij zijn ogen ten hemel, en zeide: Vader, verheerlijk uw Zoon, opdat uw Zoon U verheerlijken mag. De glorie die Jezus hier aan zijn Vader vraagt, is die, welke de zaligheid van alle mensen Hem geven moet. Hij geeft ons dit te kennen door de woorden, die Hij er terstond bijvoegt: Want macht hebt Gij Hem gegeven over alle vlees, om het eeuwig leven te schenken aan allen die Gij Hem gegeven hebt. O, hoe groot is de liefde van Jezus Christusl Zij strekt zich tot alle schepselen uit. Er is niet één ziel, die Hem niet oneindig dierbaarder is dan zijn leven. Om ze allen vrij te kopen, gaat Hij sterven; maar de smarten die Hij zal ondergaan, zou Hij voor elke ziel, indien dat nodig was, willen lijden. Zijn Hart, dat gelijk is aan een gloeiende oven, brandt van liefde en ijver. Naderen wij dat goddelijk vuur, om er ons ongevoelig, ijskoud hart aan te verwarmen. O mijn Jezus, wie zal voor mij uw aan* biddelijk Hart openen, om er in te lezen hoe groot de waarde van een ziel is, hoe groot de liefde is, die Gij elke ziel toe* draagt, en hoe vurig de begeerte, die U dringt om haar zalig te maken? Wie zal mij geven, in uw gevoelens te delen en alles in het werk te stellen om voor de zielen de hel te sluiten en de Hemel te openen? Door het dierbaar Bloed dat Gij voor de zaligheid der zielen vergoten hebt, smeek ik U in mijn ziel een vurige ijver te ontsteken, ten einde alles aan te wenden wat in mijn vermogen is, om zielen voor U te winnen. 2e Punt. De kennis en de liefde van Jezus leiden de zielen tot het eeuwig leven. Dit nu is het eeuwig leven, dat zij Ü kennen, de enig Waarachtige God, en Hem dien Gij gezonden hebt, Jezus Christus. De zielen gaan alleen verloren, omdat zij Jezus niet kennen. Als de zondaars zijn aanbiddelijk Hart kenden, als zij zijn oneindige beminnelijkheden smaakten, als zij" begrepen hoezeer die goddelijke Zaligmaker hen be* mint en hoezeer Hij verlangt hen gelukkig te maken, zouden zij zich niet kunnen onthouden Hem te beminnen, en ter liefde van Hem aan alles te verzaken wat hen van Hem verwijdert. Maar de zonde verduistert hun verstand, be* zwaart hun hart en berooft hen van die zo kostbare en zo noodzakelijke kennis. Het is dus onze plicht, te trachten hun verhardheid te overwinnen door aanhoudende en vurige gebeden, door stichtende voorbeelden, die hen enigermate dwingen de deugd en de godsdienst te beminnen. Het is vooral onze plicht, Jezus Christus voldoening te geven en Hem schadeloos te stellen voor hun schuldige onverschillig* heid, door de vurigheid van onze liefde en door onze zucht, om meer en meer in de kennis van zijn goddelijk Hart toe te nemen. De zaligheid, de volmaaktheid, het waar geluk vindt men in Jezus Christus. Prenten wij derhalve onuit* wisbaar die woorden, door Hem zelf gesproken in het diepst van onze ziel: Heilige Vader, het eeuwig leven is: dat zij U, de enig waarachtige God, kennen, en Hem dien Gij gezonden hebt, Jezus Christus. Herinneren wij ons vooral, dat de kennis de liefde, en de liefde de navolging moet teweegbrengen, dat wil zeggen: Men kan Jezus Christus niet waarlijk kennen zonder Hem te beminnen, en niet waarlijk beminnen zonder Hem te volgen. Samenspraak met Jezus. — Hem aanbidden als de hoop en de zaligheid van alle mensen. — Hem de genade vragen van dagelijks meer en meer in zijn kennis en liefde toe te nemen, ten einde in staat te zijn om Hem te verheerlijken en zielen voor Hem te winnen. Voornemens. God verheerlijken, door al onze werken en geestelijke oefeningen zo volmaakt mogelijk te verrichten, en door vurig voor de zaligheid der zielen te bidden. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Heilige Vader, het eeuwig leven is, dat zij U kennen, en Hem dien Gij gezonden hebt, Jezus Christus. — Beminnelijke Jezus, geef dat ik U ken. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 202. Meditatie. JEZUS BIDT NIET VOOR DE WERELD. Ik heb uw naara bekend gemaakt aan de mensen, die Gij Mij gegeven hebt uit de wereld.... Zij erkenden naar waarheid, dat Ik van U ben uitgegaan, en geloofden dat Gij Mij gezonden hebt. Ik bid voor hen; Ik bid niet voor de wereld, maar voor hen die Gij Mij hebt gegeven, omdat ze de uwen zijn. (Joan. XVII. 6. 8. 9.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Ons in de geest naar de eetzaal begeven en met de leerlingen eerbiedig luisteren naar het plechtig gebed van Jezus. 2e Voorspel. Hart van Jezus, boezem mij de diepste ver* achting in voor al wat de geest van de wereld ademt, en geef mij de genade van mij aan U te hechten, door de ge* hechtheid aan mij zelf te doden. Ie Punt. Wij moeten vreemd zijn aan de geest van de wereld. Ik heb uw naam bekend gemaakt aan de mensen, die Gij Mij gegeven hebt uit de wereld. Jezus heeft mij uit de wereld geroepen door een genade, waarvan ik de waarde nooit genoeg beseffen zal. Hij heeft mij een afschrik inge* boezemd van die bedorven wereld, die zich blindelings aan de neigingen van de natuur overgeeft, de goederen van de genade veracht en niet vatbaar is voor de indrukken der goddelijke liefde. Wij zijn leerlingen van Jezus, gunstelingen van zijn heilig Hart. Die goddelijke Meester heeft tussen de wereld en ons de heilige Regelen van de Congregatie als scheidsmuur geplaatst. Maar heeft Hij zich gewaardigd mij met zo voortreffelijke en bijzondere genaden te vereren, dan moet ik op mijn beurt mijn hart zorgvuldig reinigen van de geest der wereld, die ik verlaten heb. Die geest heerst min of meer in ons hart, hij is het gevolg van de erfzonde. Wij kunnen er ons niet van ontdoen dan door geheel aan ons zelf te sterven. Ik moet daarom met de grootste oplettendheid geheel mijn binnenste trachten te hervormen. Zolang ik in mijn hart de geheime zucht naar de achting van de schepselen, de schrik voor de vernede* ringen, de gehechtheid aan mijn eigen wil en eigen oordeel en de liefde voor alles wat met mijn neigingen overeenkomt, voeden zal, zolang zal de geest van de wereld nog in mij blijven, en zal ik niet ten volle met de geest van Jezus Christus vervuld worden. Zeker een reden tot ernstige over* weging!.... 2e Punt. Jezus bidt niet voor de wereld. Ik bid voor hen: Ik bid niet voor de wereld.... Wat een verschrikkelijk woord! Welhoe! Jezus, de God van goed* heid, de Verlosser van het ganse mensdom, die zelfs de laatste druppel van zijn Bloed stort om de zondaars vrij te kopen; Jezus, die voor zijn eigen beulen gebeden heeft, wil niet voor de wereld bidden? Neen, Hij heeft het gezegd en zijn woord is waarheid. Hij zal voor elke wereldling bidden, opdat deze zich van de menigte der bedorvenen af* zondere, zich bekere en leve, want Hij wil de dood van den zondaar niet. Maar voor de wereld, zoals die is; vrijwillig blind, verhard, bedorven; vol ergernis, zal Hij niet bidden. Zijn gebeden, hoe goddelijk ook, zouden haar niet baten. De vloek die Hij uitgesproken heeft, zal tot het einde van de eeuwen voortduren: Wee de wereld om de ergernissen! O wereld, door mijn Jezus vervloekt; wereld, die alle zielen die naar u luisteren, tot haar eeuwig verderf brengt; wereld, die men te recht de school, het wapen, de zichtbare macht van de duivel noemen kan, ik veracht u gelijk Jezus u veracht heeft, en ik zweer u een eeuwige haat! O mijn Jezus, gewaardig U mij in deze rechtmatige gevoelens te bevestigen. Maar, Heer, moet ik mij tevreden houden met slechts de wereld te haten en er mij van te verwijderen, zonder mij te bekommeren over de zaligheid van zoveel ongelukkige zielen die er in leven? Neen, mijn Zaligmaker, alleen de geest der wereld hebt Gij vervloekt, maar geenszins de zielen, die de prijs van uw dierbaar Bloed zijn. Heb dus medelijden met die ongelukkige zielen, trek ze uit haar verblindheid, maak ze zalig. Maar bevestig ook de harten van uw leerlingen en vooral van uw vrienden, in een diepe verachting en in een grote afschrik van de geest en van de verleiding der bedorven wereld. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem met de levendigste erkentelijkheid danken, omdat Hij zich gewaardigd heeft ons uit de wereld te roepen en ons aan zich te verbinden. — Hem smeken, dat Hij onze harten meer en meer onthecht van de aardse neigingen en de bedriegen rijen van onze bedorven natuur. — Hém beloven dat wij onophoudelijk zullen trachten ons met zijn geest te ver= vullen, door zijn voorbeelden na te volgen en zijn deugden te beoefenen. — Voor de zondaars bidden. Voornemens. Ons meer en meer met geest en hart van de wereld afzonderen, door de deugden te oefenen die met haar in strijd zijn, als: nederigheid, eenvoud, matigheid en vooral de inwendige versterving. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ik behoor niet aan de wereld, maar aan U alleen, o mijn Jezus. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 203. Meditatie. JEZUS BIDT VOOR ZIJN LEERLINGEN. Voortaan ben Ik niet meer in de wereld; maar zij blijven in de wereld terwijl Ik tot U kom. Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, die Gij Mij hebt gegeven, opdat zij één mogen zijn zoals Wij. (Joan. XVII. 11.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Ons in de geest naar de eetzaal begeven en met de leerlingen eerbiedig luisteren naar het plechtig gebed van Jezus. 2e Voorspel. Hart van Jezus, verleen mij, verleen aan al de Leden van onze Congregatie en aan alle gelovigen de geest van liefde en eendracht, die Gij voor ons aan uw hemelsen Vader gevraagd hebt. Ie Punt. Jezus beveelt zijn leerlingen aan zijn hemelsen Vader. Ziedaar weer een nieuw bewijs van de tederheid van het Hart van Jezus. Hij heeft zijn leerlingen getroost en hun beloofd, dat Hij hen niet als wezen zou achterlaten, dat Hij hen weldra zou wederzien, en hun zijn Geest zenden zou. Nu beveelt Hij hen aan zijn Vader en wel met woorden die het meest geschikt zijn, om de ingewanden van barna* hartigheid van zijn Vader te hunnen gunste te bewegen. Voortaan ben Ik niet meer in de wereld, maar zij blijven in de wereld.... Heilige Vader, bewaar hen in uw naam die Gij Mij hebt gegeven.... Zolang Ik bij hen was, bewaarde Ik ze in uw naam, die Gij Mij hebt gegeven; Ik heb gewaakt over hen.... Ik heb hun uw woord gegeven, en de wereld is hen gaan haten omdat ze niet van de wereld zijn Wat kan men tederder, welsprekender en dringender dan zulk een gebed bedenken? Ziedaar hoe Jezus ons weet te be* minnen; en zouden wij dan aan zijn bescherming twijfelen en tot vrees en kleinmoedigheid vervallen? O, wat is die bekrompen geest, die de ziel altijd op haar ellende denken doet, in plaats van zich in de liefde van Jezus te verdiepen, ver verwijderd van de ware geest van het christendom, en vooral van de geest van onze Congregatie! Jezus bemint ons, kunnen wij dit wel betwijfelen? Laat ons dus aan* houdend voor ogen hebben de bewijzen van zijn oneindige liefde tot ons en zijn belofte van ons overal en altijd te beschermen. Daardoor zullen wij met vertrouwen en liefde vervuld worden en tot alles in staat zijn. 2e Punt. De liefde van Jezus tot ons is een toonbeeld van de liefde, die wij voor de zielen hebben moeten. De liefde waarmee Jezus ons vereert, moet ons met blijd» schap en erkentelijkheid vervullen. Maar het is niet genoeg ons hierover te verheugen. Als wij de geest van onze heilige roeping bezitten, zullen wij begrijpen, dat die zuivere, belangen loze, volmaakte en edelmoedige liefde van Jezus het toon» beeld is van de liefde, die wij hebben moeten voor de zielen die Hij ons toevertrouwt. Het gebed dat Hij voor ons tot zijn Vader opzendt, toont ons met hoeveel ijver, met wat een vurigheid en heilige behendigheid wij zijn goddelijk Hart moeten trachten in te nemen ten gunste van de zielen, die Hij aan onze zorg heeft toevertrouwd. Maar het gebed is niet het enige middel, dat wij moeten gebruiken om ze tot de eeuwige zaligheid te brengen. Immers, toen Jezus zich tot zijn Vader wendde, zeide Hij: Ik heb gewaakt over hen, en niemand van hen ging verloren.. Door onze zorgen en on» ze waakzaamheid, door alle middelen die een tedere en ver» lichte liefde ons ingeeft, moeten wij van die zielen alles trachten te verwijderen, wat haar onschuld zou kunnen kwetsen. Wij moeten niets verzuimen, om haar die het ongeluk gehad zouden hebben die onschuld te verliezen, deze te doen terugkrijgen. Wij moeten ze allen in de liefde en in de beoefening van het goede opkweken. In één woord, wij moeten haar vaders en moeders worden, maar vaders en moeders volgens de geest van de Congregatie, die ge* reed zijn tot allen arbeid, tot iedere opoffering, als het de eeuwige belangen van die zielen geldt. O Hart van mijn Jezus, bevestig mij in al de deugden van mijn heilige roeping. Doe mij krachtig uw werk bevorderen en geef, dat ik in de laatste stond van mijn leven in volle waarheid kan zeggen: Geen der zielen, die Gij mij gegeven hebt, is verloren gegaan. Samenspraak met Jezus. — Hem danken voor de weldaad van onze heilige roeping, — Hem de genade vragen volkomen aan onze roeping te beantwoorden, overvloedige vruchten in de zielen voort te brengen en aan haar vooral een tedere liefde voor Hem en zijn heilige Moeder en een ware liefde jegens elkander in te boezemen. Voornemens. Al onze gebeden met een groot vertrouwen op de goedheid van het heilig Hart van Jezus verrichten. — Onze zelfopoffering en onze ijver vernieuwen in de be* dieningen, die wij bij de zielen te vervullen hebben. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Hart van Jezus, zee van goedheid, ontferm U over ons. — Jezus, Ijveraar der zielen, maak mijn hart aan het uwe gelijkvormig. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 204. Meditatie. JEZUS BIDT VOOR ZIJN LEERLINGEN. Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, die Gij Mij hebt ge* geven, opdat zij één mogen zijn zoals Wij Ik heb hun uw woord gegeven en de wereld is hen gaan haten, omdat ze niet van de wereld zijn, zoals ook Ik niet van de wereld ben. Ik vraag niet, dat Gij ze uit de wereld wegneemt, maar dat Gij ze bewaart voor het kwaad. (Joan. XVII. 11. 14. 15.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Ons iri de geest naar de eetzaal begeven en met de leerlingen eerbiedig luisteren naar het plechtig gebed van Jezus. 2e Voorspel. Hart van Jezus, geef mij uw geest, die een geest van liefde, van verachting van de wereld en van zelf» opoffering is. Ie Punt. Jezus vraagt zijn Vader, dat de volmaaktste een» dracht onder zijn leerlingen heersen mag. Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, die Gij Mij ge» geven hebt, opdat zij één mogen zijn, zoals Wij. Er is geen deugd, wier beoefening Jezus van allen, die Hem toebehoren méér verlangt, dan die tedere en hartelijke liefde, die van alle harten maar één hart maakt, door ze in zijn liefde te verenigen. Reeds vijfmaal heeft Hij het uitdrukkelijk gebod van elkander te beminnen, dat Hij stervend aan zijn leer» lingen gaf, herhaald. Hij heeft het hun voorgesteld op alle wijzen, die geschikt zijn om hun het grote gewicht van dat gebod te doen gevoelen. Thans vraagt Hij aan zijn Vader de genade, dat zij het getrouw mogen onderhouden, en gaat zo» ver, dat Hij de eendracht die Hij gaarne onder hen zou zien heersen, vergelijkt bij die, welke tussen de drie Personen der aanbiddelijke Drieëenheid bestaat. Indien dit de wil van dien aanbiddelijken Meester is, — indien afle christenen geroepen zijn om zulk een volmaakte liefde te beoefenen, waartoe zijn dan niet de Religieuzen verplicht! O goddelijk Hart, geef mij die deugd, waartoe ik door mijn heilige roeping zozeer verplicht ben. Prent in het diepste van mijn hart deze woorden, die de regel van mijn gedrag zijn moeten: Eén hart en één ziel in het heilig Hart van Jezus. 2e Punt. Jezus vraagt zijn Vader, dat zijn leerlingen tegen het bederf van de wereld behoed mogen blijven. Zij zijn niet van deze wereld, zoals ook Ik niet van deze wereld ben. Deze woorden waren de schoonste lofspraak, die Jezus ons van zijn leerlingen geven kon. Zou Jezus dit ook van mij kunnen zeggen? Heb ik een af schrik van de wereld en van al wat de wereld acht en najaagt? Bemin ik wezenlijk, als volgeling van den vernederden, armen en ge* kruisigden Jezus, al wat de wereld van zich afstoot en wat Jezus omhelst? Bemin ik de vernedering, het lijden, de tegen* spraak, het kruis?.... Jezus voegt er bij: Ik vraag niet, dat Gij ze uit de wereld wegneemt, maar dat Gij ze bewaart voor het kwaad. De Apostelen waren bestemd om de kennis van het H. Evangelie te verbreiden. Hun roeping verhinderde hen, zich van de mensen af te zonderen. Zij moesten echter in het midden der wereld verblijven zonder de geest daarvan aan te nemen, en dit is de genade die Jezus voor hen aan zijn Vader vraagt. Wij, die ook door onze roep bestemd zijn om met de evenmens om te gaan, wij zijn verplicht om met de wereld de betrekkingen te onderhouden, die ter bereiking van het doel onzer Instelling noodzakelijk zijn. Maar als wij getrouw zijn, zal de genade van Jezus ons ondersteunen. Zowel voor ons als voor de Apostelen heeft de goddelijke Meester gebeden, en indien wij ons zorgvuldig in‘ de deugden van onze heilige staat trachten te vestigen, dan zullen die betrekkingen met de wereld, in plaats van ons schadelijk te zijn, voor ons een overvloedige bron van genaden en verdiensten en een krachtig middel van heiliging worden. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem danken voor de ontelbare genaden, die Hij ons door zijn lijden verdiend en door zijn gebeden verworven heeft. — Hem vragen: de geest van liefde en eendracht, de geest van ijver en van verachting der wereld, opdat wij in staat gesteld worden, om Hem in onze arbeid en in onze bes trekkingen met de evennaaste te verheerlijken. Voornemens. Ons met het Hart van Jezus verenigen in al wat wij verrichten zullen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Ik ben niet van de wereld, maar U alleen behoor ik toe, o Jezus. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 205. Meditatie. JEZUS BIDT VOOR ZIJN LEERLINGEN. Heilig hen in de waarheid; uw woord is de waarheid. Zoals Gij Mij in de wereld hebt gezonden, zo heb Ik ook hen in de wereld gezonden. Ik heilig Mij zelf voor hen, opdat ook zij in waarheid geheiligd mogen zijn. Ik bid niet voor hen alleen, maar ook voor allen, die door hun woord in Mij geloven. Mogen ze allen één zijn, gelijk Gij, Vader, het zijt in Mij en Ik in U; mogen ze ook één zijn in Ons; opdat de wereld gelooft, dat Gij Mij gezonden hebt. (Joan. XVH. 17. 21.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Ons in de geest naar de eetzaal begeven en met de leerlingen eerbiedig luisteren naar het plechtig gebed van Jezus. 2e Voorspel. Hart van Jezus, gewaardig U mij de genade te verlenen van aan de inzichten die Gij met mij hebt, en aan de verplichtingen die ze mij opleggen, volkomen te beantwoorden. le Punt. Jezus vraagt voor ons de genade van heilig te leven. Heilig hen in de waarheid. Jezus vraagt voor ons de genade van een heilig leven, niet alleen opdat wij in de ogen van zijn hemelsen Vader behaaglijk zouden zijn en een eeuwige kroon bekomen zouden, maar ook, opdat wij door onze heiligheid de evenmens zouden stichten en voor de deugd winnen. Dit geeft Jezus ons te verstaan door de woorden, die Hij er terstond bijvoegt: Zoals Gij mij in de wereld hebt gezonden, zo heb Ik ook hen in de wereld ge* zonden. En ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij in waarheid geheiligd mogen zijn. Deze woorden betroffen, wel is waar, rechtstreeks de Apostelen, en kunnen niet dan in zekere zin op de gewone gelovigen töegepast worden. Maar onze roeping sluit ons als het ware bij het werk van de Apostelen aan. Evenals zij, moeten wij trachten Hem te doen kennen en beminnen; en opdat onze arbeid vruchtbaar wordt, moet ons voorbeeld, meer nog dan onze woorden, indruk op de harten van de mensen maken. Wij mogen het er voor houden, dat Jezus ook ons voor de geest had, toen Hij zijn Vader vraagde, allen te heiligen die zich geheel aan de zalig» heid van de zielen toewijden zouden. Laat ons dus een groot vertrouwen hebben, maar terzelfder tijd werken, om een volkomen overwinning over ons zelf te behalen, ten einde ons te heiligen in de waarheid, de gewichtige be* dieningen die ons zijn toevertrouwd, waardig te vervullen, en volkomen te beantwoorden- aan de inzichten die God van alle eeuwigheid met ons gehad heeft. 2e Punt. Jezus vraagt andermaal, dat al de zijnen door de liefde verenigd mogen zijn. Ik bid niet voor hen alleen, maar ook voor allen die door hun woord in Mij geloven zullen. Mogen ze allen één zijn, zoals Gij, Vadet het zijt in Mij en ik in U; mogen ze ook één zijn in Ons; opdat de wereld gelooft, dat Gij Mij ge- zonden hebt. Nadat Jezus voor zijn Apostelen gebeden heeft, bidt Hij ook voor allen die in Hem geloven zullen tot aan het einde der wereld. Hij vraagt, dat zij allen door de liefde mogen verenigd wezen, zoals Hij met den Vader en de Heilige Geest verenigd is. Hij verlangt, dat de onder» linge liefde en eendracht van zijn leerlingen zo volmaakt is, dat de wereld daardoor de goddelijkheid van zijn lering erkent, en gelooft dat Hij waarlijk de Messias, de Zoon van God is. En bemerken wij wel, in welke omstandigheid Hij deze vraag aan zijn hemelsen Vader doet: het was op dezelfde avond dat Hij het Sacrament van Liefde instelde, dat alle christenen met Hem, als ledematen van hetzelfde Hoofd, verenigen moet; het Sacrament van Liefde, dat eiken christen met het Lichaam en Bloed van Jezus verenigt en zo tussen hen als het ware een goddelijke bloedverwant» schap vormt O God van liefde! O mijn Jezus! Gij wilt, dat wij allen slechts één hart en één ziel hebben, — dat wij, evenals ledematen van hetzelfde lichaam, slechts één leven hebben, en altijd gereed zijn om elkander te helpen. Gij wilt, dat allen die ons zien, genoodzaakt worden te zeggen: Ziet eens, hoe zij elkander beminnen. Gij wilt dat al uw kinderen één zijn, gelijk Gij met den Vader en de Heilige Geest één zijt. O lieve Jezus, geef dat de wens van uw Hart ver» vuld wordt! Geef, dat men ons overal aan de onderlinge liefde en eendracht als uw ware leerlingen en vrienden er» kennen kan. Samenspraak met Jezus. — Hem met de diepste eerbied aanbidden en met de grootste erkentelijkheid bedanken voor zijn oneindige liefde jegens ons. — Hem smeken dat Hij in ons de vlammen van liefde ontsteekt, en onze harten met zijn heilig Hart verenigt. — Hem voor al de leden van de Con» gregatie die innige vereniging van hart en geest vragen, die zo noodzakelijk is om zijn eer te bevorderen en krachtdadig aan de zaligheid van de zielen te werken. — Voor onze Oversten en Medezusters bidden. Meditaties II 38 Voornemens. Jegens onze Medereligieuzen alle mogelijke voorkomendheid en hartelijkheid aan den dag leggen met het inzicht, Jezus daardoor te verheerlijken. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Eén hart en één ziel in het heilig Hart van Jezus. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 206. Meditatie. JEZUS VRAAGT, DAT ZIJN LEERLINGEN OVERAL BIJ HEM MOGEN ZIJN. Vader, Ik wil dat zij, die Gij Mij hebt gegeven, met Mij mogen zijn waar Ik zelf ben, opdat ze mijn heerlijkheid mogen aan: schouwen. (Joan. XVII. 24.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Ons in de geest naar de eetzaal begeven en met de leerlingen eerbiedig luisteren naar het plechtig gebed van Jezus. 2e Voorspel. Mijn goddelijke Meester, verleen mij de genade U tot op de Kalvarieberg te volgen, ten einde een» maal het geluk te hebben het verblijf van uw glorie binnen te gaan. Ie Punt. Jezus vraagt, dat zijn leerlingen Hem naar de Hemel volgen mogen. Vader, Ik wil dat zij, die Gij Mij hebt gegeven, met Mij mogen zijn waar Ik zelf ben. Ziedaar de wens van onzen aanbiddelijken Verlosser, op het ogenblik dat Hij zijn sterfe* lijk leven gaat eindigen. Hij schijnt bedroefd te zijn omdat Hij niet meer met de mensen kan leven en omgaan. Hij schijnt zich te willen troosten door de hoop hen in de Hemel te zullen kronen, en in de glorie te doen delen die zijn Vader m Hem voorbereidt. O onbegrijpelijke goedheid en liefde van Jezus. Zullen wij voor een zo grote liefde ongevoelig blijven? Zullen wij niet verzuchten naar dat gelukkig Vader* land, waar wij de heerlijkheid van onzen goddelijken Meester aanschouwen zullen? Zullen wij. ook niet wensen, nu reeds met Jezus verenigd te zijn? Moeten de ledematen niet overal met hun Hoofd verenigd wezen? En waar was ons goddelijk Hoofd gedurende zijn sterfelijk leven? Te Bethlehem in armoede, in koude, in ontberingen. Te Nazareth in onbekendheid en zware arbeid. In het land van Judea in duizend vermoeienissen, in tegenspraak en laster. Eindelijk in de hof van Olijven, in het huis van den hogepriester, in het rechthuis, aan de geselpaal, op de berg van Kalvarië, waar Hij, gelijk een lam dat stom ligt voor de voeten van den scheerder, de afgrijselijkste versmadingen, de gevoeligste schande en de bitterste smarten stilzwijgend verduurde. — O mijn Jezus, uw voorbeeld verbaast en verschrikt mij; ik zie mijn lafheid, ik gevoel mijn zwakheid. O almachtige God, God van sterkte, God van leven, God van strijd en over* winning, geef dat ik mij zelf overwin. Leer mij door de zalving van uw genade, dat men U niet vindt dan in de vernederingen, in de armoede, in de smarten, in de tegen* kantingen, in de ontberingen. Doe mij zien, dat ik mij van U verwijder als ik deze dingen ontvlucht, maar dat ik mij met U verenig, als ik ze met onderwerping en zoveel mogelijk met blijdschap aanvaard. 2e Punt. Wij moeten onophoudelijk de eeuwige zaligheid vragen voor de zielen die ons toevertrouwd zijn. Vader, Ik wil dat zij, die Gij Mij hebt gegeven, met Mij mogen zijn waar Ik zelf ben. Jezus kan zich geen ware vreugde beloven, dan die Hij met ons hoopt te delen. Zouden wij dan wel ware leerlingen van Jezus zijn, als wij maar een zwakke liefde hadden voor de zielen die Hij ons toever* trouwt, en als wij niet vurig wensten, dat zij met ons aan de hemelse vreugde deelachtig worden? Heilige banden ver» enigen ons met die zielen, die door het Bloed van Jezus Christus zijn vrijgekocht. Het is een allerkostbaarste schat, die zijn liefde ons in bewaring gegeven heeft. Het is een gezin, waarvoor wij een tedere liefde moeten hebben, maar een liefde, geput in het Hart van onzen goddelijken Meester, in de brandoven zelf van de zuiverste liefde. Gelijk Mozes den Heer smeekte, hem uit het boek des levens te wissen liever dan zijn volk uit te roeien, zo moeten ook wij vurige wensen koesteren, vlammende gebeden ten Hemel opzenden, opdat die dierbare zielen genade vinden in de ogen des Heren en het waarachtige land van belofte mogen binnen* gaan! — Hart van Jezus, geef mij die vurige ijver, die bran* dende liefde, waarmee mijn hart vervuld moet zijn, en ge* waardig U mijn gebeden te verhoren ten gunste van de zielen die Gij mij toevertrouwd hebt. Maak ze zalig, Heer, en geef dat wij allen te zamen eenmaal met U in uw verblijf van eeuwige heerlijkheid verenigd mogen zijn. Samenspraak met Jezus. — Hem aanbidden als de Bron van alle liefde. — Hem de genade vragen, zijn liefde voor de zielen te kennen, te smaken en na te volgen. — De zielen die Hij aan de zorg van de Congregatie heeft toevertrouwd, aan zijn H. Hart en aan het H. Hart van Maria aanbevelen. — Hem dringend smeken dat Hij nimmer gedoogt, dat een van deze zielen het ongeluk heeft, verloren te gaan. Voornemens. Onze waakzaamheid en zelfopoffering in onze bedieningen bij de evenmens verdubbelen. — Voor hem aan de HH. Harten van Jezus en Maria onze gebeden en werken opdragen. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Vader, Ik wil dat zij, die Gij Mij hebt gegeven, met Mij zijn waar Ik ben. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. 207. Meditatie. SLOT VAN HET GEBED VAN JEZUS. Gerechte Vader, wel heeft de wereld U niet gekend, maar Ik heb U gekend, en zij hebben erkend dat Gij Mij hebt gezonden, Ik heb aan hen uw naam bekend gemaakt, en zal dit blijven doen, opdat de liefde waarmee Gij Mij bemind hebt, in hen moge zijn, en Ik in hen. (Joan. XVII. 25. 26.) Voorbereidend gebed. Zie bladz. 3. Ie Voorspel. Ons in de geest naar de eetzaal begeven en met de leerlingen eerbiedig luisteren naar het plechtig gebed van Jezus. 2e Voorspel. Hart van Jezus, gewaardig U mij nauw met U te verenigen, en mij uw hemelsen Vader te leren kennen en verheerlijken. Ie Punt. Jezus heeft ons zijn Vader doen kennen; wij moeten trachten Hem meer en meer te kennen. Gerechte Vader, wel heeft de wereld U niet gekend, maar Ik heb U gekend, en zij hebben erkend dat Gij Mij hebt gezonden. Jezus schijnt, bij het voortzetten van zijn ziel* roerend gebed, een oogslag te werpen op al wat Hij gedurende zijn leven gedaan heeft, om de wereld te verlichten en te be* keren; de wereld, die Hij over enige uren gaat verlaten en die Hem niet meer zal weerzien: Gerechte Vader, de wereld heeft U niet gekend. Maar terstond zijn gedachten met teder* heid op zijn leerlingen vestigend, voegt Hij er bij: Maar Ik heb U gekend; en zij hebben erkend dat Gij Mij hebt ge* zonden. Ik heb aan hen uw naam bekend gemaakt en zal dit blijven doen, opdat de liefde waarmee Gij Mij bemind hebt, in hen moge zijn, en Ik in hen. Overwegen wij zorgvuldig die laatste woorden van onzen God, onzen Vader en Zaligmaker. De wereld is doof gebleven tot voor zijn laatste onder» richtingen toe. Ach, ellendige wereld! ondankbare en blinde wereld! zou ik uw gevoelens en dwaasheid willen delen?... Maar Jezus heeft zijn Vader gekend. Hij heeft Hem met die liefdevolle kennis gekend, waaruit de volkomenste, de standvastigste, de volmaaktste gehoorzaamheid voortspruit. Hij heeft Hem gekend, Hij heeft Hem mij leren kennen; Hij belooft mij, als ik getrouw ben, Hem nog meer te zullen leren kennen, opdat, zegt Hij, de liefde waarmede zijn Vader Hem bemind heeft en Hij zelf in mij mogen zijn. O mijn Jezus, dat is uw uiterste wil. Geef, dat het op dit ogenblik en tot het einde van mijn leven, ook mijn wil is. Ja, ik wil uw hemelsen Vader kennen en beminnen, gelijk Gij zelf Hem gekend en bemind hebt. Ik wil Hem gehoorzamen, zoals Gij Hem gehoorzaamd hebt, opdat het verbond van liefde, dat Gij U gewaardigd hebt met mij aan te gaan, tot de laatste dag van mijn leven blijft bestaan, en voltrokken wordt in de gelukzalige eeuwigheid. 2e Punt. Jezus heeft ons zijn Vader doen kennen, opdat wij na zijn dood het werk zouden voortzetten, dat Hij in de loop van zijn leven begonnen heeft. Ik heb aan hen uw naam bekend gemaakt en zal dit blijven doen, opdat de liefde, waarmee Gij mij bemind hebt, in hen moge zijn, en Ik in hen. Jezus gaat zijn sterfelijk leven eindigen, een leven dat Hij enkel voor de glorie van zijn Vader en voor de zaligheid van de wereld had aangenomen. Maar Hij wil het grote werk, door Hem begonnen, tot het einde der wereld doen voortduren. Daarom heeft Hij met zijn leerlingen de volmaaktste en innigste verbintenis aange* gaan. Hij belooft in hen en al zijn gelovigen te leven, om aan de goddelijke Majesteit tot het einde toe ware aanbid* ders te verschaffen, en vraagt voor die levende ledematen van zijn geheimzinnig lichaam dezelfde liefde, waarmede zijn Vader Hem van alle eeuwigheid bemind heeft. Ik heb aan hen uw naam bekend gemaakt, zegt Hij, en zal dit blijven doen, opdat de liefde waarmee Gij mij bemind hebt, in hen moge zijn, en Ik in hen.... O aanbiddelijke Zaligmaker, ver* leen aan mij, verleen aan alle christenen de genade uw heilige verlangens te vervullen. Doe ons wel begrijpen, dat wij onophoudelijk moeten trachten aan U gelijk te worden door gelijkvormigheid van gevoelens, van wil en van werken, opdat de Vader der barmhartigheden, als Hij op de aarde nederziet, er zijn welbeminden Zoon, levend in ieder van zijn ledematen, wedervindt. De zonde van een enkel mens had het ganse mensdom bezoedeld; uw aanbiddelijk Bloed gaat het zuiveren, en dit dal van ballingschap zal wederom het erfdeel des Heren worden O heilige Vader, verhoor het gebed dat uw goddelijke Zoon Jezus, onze Zaligmaker en Broeder, tot U gericht heeft. Zie toch in ons niet meer de schuldige kinderen van Adam, maar liever de levende lede* maten van Jezus, uw lieven Zoon; en geef ons al de rechten op uw vorige barmhartigheden weder. Gewaardig U derhalve over ons, van het hoogste der Hemelen, de overvloed van uw zegeningen uit te storten, en ons met de bescherming van uw rechterhand te dekken. Samenspraak met onzen Heer Jezus Christus. — Hem aanbidden als ons goddelijk Hoofd en onzen Zaligmaker. — Hem nederig en vurig danken voor de onschatbare wel* daden waarmee Hij ons overladen heeft, en voor de schone hoedanigheid van kinderen van zijn hemelsen Vader, waarin Hij ons hersteld heeft door ons tot het heilig geloof te roepen. — Hem de genade vragen, met ijver aan die kost* bare gunst te beantwoorden. Voornemens. Al onze werken in vereniging met Jezus ver* richten. Opdracht der voornemens en gebed. Zie bladz. 6. Geestelijke ruiker. Geef, o Jezus, dat ik in U blijf en Gij in mij, opdat uw Vader verheerlijkt wordt en uw heilig ver* langen wordt vervuld. Onderzoek over de Meditatie. Zie bladz. 6. EINDE VAN HET TWEEDE DEEL. BLADWIJZER. Blz. 1. Prediking van den H. Johannes den Doper ... 3 2. Doop van Jezus 7 3. Jezus is de welbeminde Zoon van den Vader en de Meester der mensen . . . 10 4. Jezus wordt door de duivel bekoord 12 5. Bekoring van Jezus . 15 6. Jezus te weinig van de zijnen gekend 18 7. Jezus, Lam Gods 20 8. Roeping van de vijf eerste leerlingen van Christus . . 23 9. Bruiloft van Kana . . . . • ■ .25 10. Tweede roeping van Petrus en Andreas, gevolgd door die van Jakobus en Joannes 28 11. Wonderbare visvangst en tweede roeping van den H. Petrus 30 12. Wonderbare visvangst en tweede roeping van den H. Petrus 33 13. Onderhoud van Jezus met Nikodemus .... 36 14. Onderhoud van Jezus met Nikodemus .... 39 15. Onderhoud van Jezus met Nikodemus .... 42 16. Over de ware ijver 45 17. Beweegredenen van geloof en betrouwen in Jezus . . 47 18. Jezus bij de Samaritaanse vrouw 50 19. Jezus bij de Samaritaanse vrouw 53 20. Jezus bij de Samaritaanse vrouw 55 21. Jezus bij de Samaritaanse vrouw 58 22. Jezus bij de Samaritaanse vrouw 60 23. Gods wil is het voedsel van Jezus 63 24. Gods wii is het voedsel van Jezus 65 25. Gods wil is het voedsel van Jezus 68 26. Jezus komt te Kafarnaüm. Hij geneest de zieken en jaagt de duivelen uit • • .70 27. Jezus spoort zijn leerlingen aan om te bidden voor de voortgang der prediking van het Evangelie ... 73 28. Jezus begeeft zich naar een eenzame plaats om te bidden 75 29. Armoede van Jezus 78 30. Les van grootmoedigheid en volharding .... 81 Blz. 31. Jezus gebiedt aan de winden en aan de zee ... 83 32. Goedheid van Jezus jegens de zondaars .... 86 33. Opwekking van de dochter van Jaïrus en genezing van de zieke vrouw 88 34. Een vrouw verwerft haar genezing door het kleed van Jezus aan te raken . . . . . . . . 92 35. Jezus geneest een man, die sedert acht en dertig jaren ziek was . 95 36. Inwendige regel van de oordelen en handelingen van Jezus Christus . . . 98 37. Het ware leven vindt men alleen in Jezus .... 101 38. De liefde herstelt de zonden 104 39. Zachtaardigheid en goedheid van Jezus .... 107 40. Eerste zaligheid. — Armoede van geest . .110 41. Tweede zaligheid. — Zachtmoedigheid .112 42. Derde zaligheid. — Voordelen van de wederwaardigheden 115 43. Vierde zaligheid. — Heilige begeerten . .118 44. Vijfde zaligheid. — Barmhartigheid jegens de naaste 121 45. Zesde zaligheid. — Zuiverheid van hart .... 124 46. Zevende zaligheid. — Geest van vrede .... 126 47. Achtste zaligheid. — Vervolgingen 129 48. Wij zijn het licht der wereld 133 49. De beloning, die beloofd is aan de werken van ijver voor de zaligheid van de evennaaste 135 50. Voorschriften over de liefde jegens de evennaaste . . 138 51. Volmaaktheid, waarnaar wij streven moeten . . 140 52. Jezus beveelt ons, onze werken met een zuivere mening te verrichten 143 53. Het gebed des Heren 146 54. Eerste vraag van het gebed des Heren .... 149 55. Tweede vraag van het gebed des Heren .... 151 56. Derde vraag van het gebed des Heren .... 153 57. Vierde vraag van het gebed des Heren .... 156 58. Vijfde vraag van het gebed des Heren .... 159 59. Zesde vraag van het gebed des Heren .... 161 60. Zevende vraag van het gebed des Heren .... 164 61. Beweegredenen van het vertrouwen, dat wij in het gebed stellen moeten 167 62. Jezus leert, dat men de goede werken alleen voor God verrichten moet 170 63. Overgeving aan de goddelijke Voorzienigheid 173 Blz. 64. Wij moeten onze evennaaste niet beoordelen 176 65. De weg der heiligheid is smal 179 66. Lessen van christelijke voorzichtigheid .... 182 67. De melaatse genezen 185 68. Jezus verenigt het gebed met de arbeid .... 188 69. Verzoek van den honderdman 190 70. Kenmerken van den tot de mensen gezonden Verlosser 193 71. Voordelen van de inwendige vrede, middelen om hem te behouden 196 72. Jezus wil, dat wij ons met Hem verenigen . . . 199 73. Jezus noemt gelukkig, wie de wil van zijn Vader volbrengen 202 74. Parabel van het zaad 205 75. Verklaring van de parabel van het zaad .... 208 76. Parabel van het onkruid en het goede zaad . . 212 77. Parabel van het mosterdzaad 215 78. Parabel van de verborgen schat en van het edelgesteente 218 79. Jezus zendt zijn Apostelen uit, om te gaan prediken, en onderricht hen 221 80. Belofte van het H. Sacrament des Altaars . . . 225 81. Vervolg van de belofte van het H. Sacrament des Altaars 228 82. Enige leerlingen verwijderen zich van Jezus. Petrus betuigt Hem, in naam van alle Apostelen, een standvastige getrouwheid . 231 83. Genezing van de dochter van een Kananese vrouw . 234 84. Jezus geneest een doofstomme mens ..... 237 85. Tweede vermenigvuldiging van de broden . 240 86. Petrus belijdt de Godheid van Jezus Christus . . . 243 87. Jezus stelt den H. Petrus tot hoofd van zijn Kerk aan 246 88. Jezus voorzegt zijn lijden aan de Apostelen en berispt den H. Petrus 249 89. Gedaanteverandering van Jezus 252 90. Onderrichting van Jezus over het levendig geloof . . 256 91. Onderrichting van Jezus over de nederigheid en de een* voud . 259 92. Jezus, Herder der zielen 262 93. Belofte van Jezus aan allen, die in zijn naam vergaderd zijn 265 94. Leer van Jezus over het vergeven van beledigingen . 268 95. Genezing van de tien melaatsen 271 96. Jezus is de Bron van alle genaden 275 97. Jezus schenkt vergeving aan de overspelige vrouw . 278 Blz. 98. Jezus is het licht der wereld 282 99. Wij moeten de wereld verachten 284 100. Vrijheid van de kinderen Gods 287 101. Belofte van Jezus aan allen, die zijn woord onderhouden 290 102. De ware roem komt van God 293 103. Jezus geneest een blindgeborene 296 104. Jezus, de goede Herder 299 105. Jezus, de goede Herder 302 106. Vloek van Jezus tegen Korozaïn en Betsaïda 305 107. Waarover wij ons verheugen moeten .... 308 108. Het waar geluk bestaat in Jezus te bezitten . .311 109. Het juk van Jezus Christus is zacht .... 314 110. Jezus, Meester en Voorbeeld van zachtmoedigheid en nederigheid 317 111. Een wetgeleerde ondervraagt Jezus 320 112. Het grote gebod van liefde 322 113. Jezus bij Martha en Maria 325 114. Jezus bij Martha en Maria 328 115. Jezus bij Martha en Maria 332 116. Onderrichting van Jezus over de christelijke wijsheid en waakzaamheid 335 117. Jezus heeft het vuur van de goddelijke liefde op de aarde gebracht 338 118. Liefde van Jezus tot het lijden 341 119. Parabel van de onvruchtbare vijgeboom .... 343 120. Wij moeten onze zaligheid door onze werken verzekeren 346 121. Les van ootmoedigheid 349 122. Parabel van het grote avondmaal 352 123. Jezus, door de Joden ondervraagd, legt getuigenis van zijn Godheid af 355 124. Parabel van het verloren schaap 359 125. Parabel van den verloren zoon . . . . . 362 126. Parabel van den ontrouwen rentmeester .... 366 127. Jezus beveelt ons de getrouwheid in kleine zaken aan . 368 128. Lazarus en de rijke vrek 371 129. Men moet aanhoudend bidden 374 130. Parabel van den Farizeër en den Publikaan . 377 131. Parabel van den Farizeër en den Publikaan . 379 132. Jezus zegent de kleine kinderen 382 133. De rijke jongeling - 385 134. Loon, dat beloofd is aan de religieuze armoede . . 388 mm Blz. 135. Parabel van de werklieden, die naar de wijngaard gezonden worden . . 391 136. Parabel van de werklieden, die naar de wijngaard gezonden worden . 394 137. Opwekking van Lazarus ....... 397 138. Beraadslaging van de Opperpriesters en Farizeërs . 402 139. Jezus begeeft zich naar Jeruzalem 404 140. Jezus berispt de al te vurige ijver van Jakobus en Joannes 407 141. Jezus voorzegt zijn lijden aan zijn leerlingen 410 142. Vraag van Jakobus en Joannes; antwoord van Jezus 413 143. Men moet niet verlangen, over anderen te gebieden 415 144. Genezing van den blinde van Jericho .... 418 145. Jezus verblijft bij Zacheüs 421 146. Magdalena giet een welriekende balsem over de voeten van Jezus 424 147. Zegevierende intocht van Jezus in Jeruzalem 427 148. Zegevierende intocht van Jezus in Jeruzalem 430 149. Jezus weent over Jeruzalem 432 150. Jezus drijft de kooplieden uit de tempel, en geneest de zieken, die bij Hem gebracht worden .... 435 151. Gelijkenis van de tarwe 438 152. Jezus verheerlijkt zijn Vader door de smarten van zijn lijden te aanvaarden ........ 441 153. Belofte van Jezus 444 154. Waarschuwing en bedreiging van Jezus .... 447 155. Parabel van de twee zonen 450 156. Parabel van de wijngaard 453 157. Jezus, de hoeksteen 456 158. Parabel van het bruiloftsmaal 459 159. Vraag van de Farizeërs over de verplichting, om schatting te betalen 461 160. Het penningske van de weduwe 464 161. Jezus voorzegt de verwoesting van Jeruzalem en het einde van de wereld ........ 467 162. Jezus voorzegt de verwoesting van Jeruzalem en het einde van de wereld 470 163. Vervolg van de voorzegging over het einde van de wereld 473 164. Het laatste oordeel 476 165. Het laatste oordeel 479 166. Waarschuwing des Heren betreffende het oordeel 482 Blz. 167. Parabel van de tien maagden 485 168. Parabel van de talenten . ... . . 488 169. Toebereidselen tot het laatste Avondmaal Misdaad van Judas . . , 491 170. Jezus begeert vurig zich aan ons te geven 494 171. Liefde van Jezus jegens de mensen . . 497 172. Jezus wast de voeten van zijn Apostelen en stelt het H. Sacrament des Altaars in 500 173. Jezus voorzegt het verraad van Judas .... 504 174. Nieuw gebod . 507 175. Jezus voorzegt de verloochening van Petrus . 510 176. Jezus voorzegt de verloochening van Petrus . 513 177. Jezus bereidt zijn Apostelen voor op de beproevingen, die zij weldra zullen moeten ondergaan .... 516 178. Jezus is de Weg 518 179. Jezus is de Waarheid 521 180. Jezus is het Leven 524 181. Belofte van Jezus aan allen, die geloven en vertrouwen 527 182. Teken van de ware liefde tot God 530 183. Loon van de ware liefde tot God 532 184. Jezus geeft de vrede aan zijn leerlingen .... 535 185. Voordelen van het lijden 537 186. Jezus wil, dat wij in Hem verblijven .... 540 187. Beweegredenen van vertrouwen en getrouwheid . 543 188. Jezus bemint ons, zoals Hij door zijn Vader bemind wordt 546 189. Jezus is onze Vriend 548 190. Jezus sterkt zijn leerlingen tegen de vervolging van de wereld 551 191. Reden van veroordeling in de Joden 554 192. De Heilige Geest en de Apostelen hebben getuigenis van Jezus Christus afgelegd ...... 556 193. Jezus voorzegt aan zijn Apostelen, dat zij door de Joden vervolgd zullen worden 559 194. Jezus troost zijn Apostelen 562 195. Indien wij getrouw zijn, zal de Heilige Geest ons alle waarheid leren 564 196. Jezus voorzegt aan zijn leerlingen, dat zij in dit leven zullen gekweld worden, maar dat hun droefheid in blijdschap veranderen zal 567 197. Men kan alleen in Jezus de ware blijdschap vinden . 570 198. Jezus beveelt zijn leerlingen het bidden aan 572 Blz. 199. Beweegredenen van mistrouwen van ons zelf en van vertrouwen op God 575 200. Jezus wil, dat wij zijn vrede bezitten en over de wereld zegevieren 577 201. Gebed van Jezus tot zijn Vader 580 202. Jezus bidt niet voor de wereld 583 203. Jezus bidt voor zijn leerlingen 586 204. Jezus bidt voor zijn leerlingen 589 205. Jezus bidt voor zijn leerlingen 591 206. Jezus vraagt, dat zijn leerlingen overal bij Hem mogen zijn 594 207. Slot van het gebed van Jezus 597