KAMER VAN KOOPHANDEL EN NIJVERHEID CURAQAO Bij het verschijnen van dit boek was de Kamer als volgt samengesteld: H. J. Cohen Henriquez, Voorzitter H. E. Kiès, Onder-voorzitter F. W. P. Winkel, \ E. M. Curiel, I G. Z. de Jongh, I W. F. G. Mensing, Leden W. van Eijk, I J. L. Penha Jr. S. A. L. Maduro, / Ph. J. Evertsz, Secretaris Tot de afbeeldingen in dit boek hebben hoofdzakelijk bijgedragen: Atelier S. Fischer, Willemstad, Cura?ao Atelier Jansen, Oranjestad, Aruba C.P.I.M., den Haag en Emmastad, Curasao K.L.M., Curagao Mevrouw Margot van Balen en de auteur VIII Met sympathie en instemming heb ik het loffelijk initiatief begroet van de Kamer van Koophandel en Nijverheid op Curagao om een geschrift te doen samenstellen, dat ten doel heeft in breeden kring bekendheid te geven aan het deel van het Koninkrijk, dat de in de Caraïbische Zee gelegen eilanden omvat. Het was nuttig en noodig dat dit geschiedde, in de eerste plaats omdat een dergelijk geschrift tot dusver ontbrak en in de tweede plaats omdat hetgeen in dit deel des Rijks wordt verricht op cultureel, maatschappelijk en economisch gebied de volle aandacht verdient van landgenoot en vreemdeling. De gunstige ligging, de nabijheid van rijke olievelden en een verstandig bestuur hebben er toe geleid, dat op twee der tot het Gouvernement Cura?ao behoorende eilanden verwerkingsinrichtingen voor olie zijn tot stand gekomen, welke haar economische werking doen gevoelen over het gansche gebiedsdeel, dat mede daardoor van een nagenoeg onbekende groep eilanden is geworden tot een knooppunt in het internationaal verkeer, dat allerwegen bekendheid heeft gekregen. Er is in de periode van bloei die het Gouvernement Cura5ao beleeft door de gelukkige samenwerking van de daar al dan niet inheemsche bewoners, van het vertegenwoordigend lichaam en van het bestuur, veel, goed en mooi werk gedaan, dat algemeene bekendheid verdient. Cura^ao mag trotsch zijn op wat het deed en Nederland mag trotsch zijn op de Nederlandsche Antillen. Ch. J. I. M. WELTER, Minister van Koloniën. IX DE SCHRIJVER TOT ZIJN LEZERS Met groot genoegen heb ik de opdracht van de Kamer van Koophandel en Nijverheid op Cura?ao aanvaard om een boek samen te stellen over het Gebiedsdeel dat den naam van dat eiland draagt. Immers, de West-Indischewereldwasmij inden loop mijner reizen lief geworden, en dat van deze gevoelens een groot gedeelte zich richt op die gewesten waar onze eigen vlag wappert, kan van een goeden vaderlander wel nauwelijks anders worden verwacht. Hoe nu dit 'boek precies zou moeten uitvallen, — dienaangaande hebben opdrachtgeefster en auteur gemeend, elkander niet aan al te strakke banden te moeten leggen. Met erkentelijkheid memoreert de schrijver de vrijheid van opzet en inhoud die hem door de Kamer gelaten is, en waarbij hem slechts als richtsnoer werd meegegeven: dat het boek er smakelijk zou uitzien en in leesbaren vorm een bruikbaren indruk zou geven van wat ons Gebiedsdeel Cura9ao in werkelijkheid is; zulks binnen de perken van de beschikbare middelen. Er werd dus niet verlangd een hand- of jaarboek van uitputtende volledigheid. En terecht! Want een uitgave van dien aard dient jaarlijks herhaald te worden, wil zij van waarde zijn, en aan een consequentie van die strekking mocht de K. v. K. zich niet binden; voorts zou zulk een opslagwerk, hoe rijk ook aan inhoud, niet zoo licht tot lezen uitnoodigen als een boek in verhalenden en verklarenden trant. Bovendien pleegt er voor het geregeld openbaarmaken van statistische en andere feitelijke gegevens reeds ruimschoots te worden gezorgd door verschillende ambtelijke en particuliere instanties, een taak, waarvan ook de Kamer zelve jaarlijks haar aandeel verricht. Had de schrijver zijn taak dan misschien kunnen beperken tot „wat niet in gidsen en verslagen staat" ? Stellig niet. Want wat voor een verbrokkeld en onsamenhangend geschrift zou er dan ontstaan zijn! Integendeel: van alle kanten en uit alle denkbare bronnen moest de samensteller zijn onderwerpen en zijn stof bijeengaren, hoe veelzijdiger en heterogener, des te beter. Deze bonte veelheid zou hij tenslotte moeten uiteenrafelen en in hoofdstukken weer tesamenvoegen, doch dan op zulk een wijze dat het totale beeld voortaan begrijpelijk zou zijn voor een ieder. Dus eveneens voor dengene, die „de West" niet uit eigen aanschouwing kent, en die er ook slechts zelden of nooit iets over XI leest. Ja, juist voor deze categorie van lezers is dit boek bestemd. Het Gebiedsdeel Curagao behoeft er geen doekjes om te winden dat het in den breedst mogelijken kring wel eens wil doen blijken van zijn vorderingen en mogelijkheden; doch dan bij voorkeur niet door eigen beweringen, maar liever door het getuigenis van iemand dien men tot vergelijken en oordeelen bevoegd achtte. Eveneens voor dit vertrouwen verklaart de schrijver zich erkentelijk. Slechts één vrees bekruipt hem echter hierbij. De aanteekeningen en verdere bouwstoffen welke hij gedurende zijn studiereizen ter plaatse heeft vergaard, zijn namelijk zóó overvloedig gebleken, dat enkel een lijvig boek van onhandelbare afmetingen zooveel materie zou kunnen verzwelgen. Ter beschikking staat echter niet meer dan het bescheiden formaat van dit boek, hetwelk vóór alles „handig" moest blijven. Daarom kan de auteur op deze plaats dan ook openhartig verzekeren dat niet het schrijven zijn grootste zorg is geweest, doch veeleer het streven naar zelfbeperking. En gaarne spreekt hij de hoop uit dat zijn West-Indische vrienden, indien zij hier of daar soms grootere uitvoerigheid zouden hebben verwacht, deze gevoelens tenslotte zullen weten om te zetten in waardeering voor de beknoptheid, waarmee de schrijver getracht heeft althans te bereiken dat alles tenminste een plaatsje kon krijgen. Een woord van hartelijken dank is de schrijver verschuldigd aan de velen die hem bij het uitvoeren van deze taak behulpzaam zijn geweest, zoowel op de Eilanden als in het Moederland. Met gevoelens van meer dan gewone achting en sympathie gedenkt hij allen die hij, menigmaal onder lastige omstandigheden, doch even vaak met onuitputtelijke energie en onoverwinnelijke blijmoedigheid, op hun post aan het werk heeft gezien. Inzonderheid is hier een betuiging van groote erkentelijkheid op haar plaats jegens Z. Exc. G. J. J. Wouters, Gouverneur van Curagao, en jegens den (toenmaligen) Kolonialen Raad, die de Kamer van Koophandel en Nijverheid in de gelegenheid gesteld hebben, haar plan tot het uitgeven van dit boek te verwezenlijken. Eveneens jegens degenen, personen zoowel als lichamen, wier helder inzicht of breed gebaar het totstandkomen van ons boek heeft bevorderd, past hier stellig een afzonderlijk saluut. Bilthoven, 1938 W. J. v. B. XII Deze dubbele functie brengt dus mede dat de Suriname-Lijn eveneens van groot gewicht is voor het verkeer van Noord Amerika naar Curafao (zeven dagen zeereis met aanloopen van Haiti). Er varen op die route ook nog Amerikaansche schepen, zooals die van de Red D. (sinds kort tot de Grace Line behoorend) en van de Aluminum Line (New Orleans-Paramaribo), doch de Hollandsche schepen zijn bij het Amerikaansche publiek evengoed in trek. Behalve de drie wekelijksche passagiersschepen varen op deze route ook vrachtbooten met passagiersaccommodatie. Eveneens op de groote Atlantische route zijn er nog andere lijnen die Curafao in geregelden dienst aanloopen, zooals de Zuid Pacific Lijn van de K.N.S.M., de Hamburg Amerika Linie (Hapag), de Fransche Lijn (C. G. T.) en de Hom Linie, benevens eenige andere, waarover t.z.t. nader. Nederlandsche passagiers plegen daarvan voornamelijk gebruik te maken wanneer dit met de data of plaatsruimte beter uitkomt dan bij de K. N. S. M. Een rechtstreeksche luchtverbinding met Europa of Noord Amerika bezit Curafao nog niet. Daar wordt evenwel aan gewerkt, en zoo kan men voorloopig tenminste reeds per K.L.M. van Curafao naar den overwal vliegen, alwaar men aansluiting verkrijgt op het groote wereldnet. Onderling verkeer Voor de verbindingen tusschen de eilanden onderling was men tot voor kort in hoofdzaak op schoeners aangewezen, doch tegenwoordig onderhoudt de K.N.S.M. hier een paar geregelde lijndiensten met welingerichte stoomschepen, die natuurlijk Curafao tot centraal punt nemen. Van daar naar Aruba vaart men met het snelvarende mailbootje El Libertador in zes uur. De K.L.M. doet daar drie kwartier over. Zoowel de zee- als de luchtroute worden daarna voortgezet tot Maracaibo, in Venezuela, met welke op zichzelf reeds belangrijke plaats een extra druk verkeer bestaat omdat daar de ruwe olie vandaan komt, die op Curafao en Aruba geraffineerd wordt. Naar Bonaire en de Bovenwindsche Eilanden vaart uit Curafao elke veertien dagen in aansluiting op de Europeesche mail het s.s. Baralt, een heel aardig vrachtbootje met passagiersinrichting. Elk der Nederlandsche eilanden wordt zoowel op de uit- als op de thuisreis aangeloopen, zoodat er ook onderling een goede verbinding ontstaan is. Bovendien loopt de Baralt het Amerikaansche eiland St. Thomas, Virgin Islands aan, alsmede het Engelsche St. Christopher, dat in de wandeling gemeenlijk St. Kitts genoemd wordt. Een vliegdienst naar deze eilanden bestaat er niet. Enkel is op Bonaire voor noodgevallen een landingsterrein beschikbaar. Voorts zou in de baai van Sint Maarten een watervliegtuig wel kunnen dalen, maar de Panamerican Airways laten op hun hoofdroute van Miami naar Buenos Aires deze verkeersarme eilanden beneden zich. Hun naaste luchthavens zijn St. Thomas (V. S.) en Antigua (Br.). LOTGEVALLEN VAN NEDERLANDSCH CARIBIË De vroegste bevolking. Ojeda en Vespucci ontdekken Curagao. Columbus op de Bovendewinden. Middeleeuwsche bezoekers ? Een oefening in naamsafleiding. Kapers op de kust. De West-Indische Compagnie. De Hollanders bezetten Cura?ao. Buitenlandsche aanslagen. Boekaniers en contrabande. Vreedzame ontwikkeling in de 19e eeuw. De vroegste bevolking De geschiedenis van Curagao begint pas bij de ontdekking door de Spanjaarden. Over de voor-Spaansche tijden is nooit iets bekend geworden. Zelfs weten wij niet eens met zekerheid of het eiland toen reeds bevolkt was, ofschoon met groote waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat deze nabij den vasten wal gelegen eilanden wel door Indianen uit de naburige landstreek van Coro zullen zijn bezocht en bevolkt. Latere migraties wijzen althans op intieme betrekkingen tusschen de eilanders en de bewoners van het schiereiland Paraguana. Of deze inboorlingen Cariben waren dan wel Indianen van anderen stam valt niet gemakkelijk uit te maken; het kunnen ook Arawakken geweest zijn of andere volkeren uit het Zuid Amerikaansche vasteland. Het woord Paraguana doet, evenals zoovele andere Venezolaansche namen, een onmiskenbaren Guarany of Tupi-klank hooren, hetgeen op verwantschap met de inboorlingen van Brazilië wijst, tot in Paraguay en Argentinië toe. Wel een aanduiding dus dat ook de Zuid Amerikaansche wilden volstrekt niet hokvast waren. Ojeda en Vespucci ontdekken Curayao Het eerste is Curagao bezocht door den Spaanschen zeevaarder Alonso de Ojeda, die in 1499 van den koning verlof kreeg om een zelfstandige ontdekkingsreis te ondernemen met vier schepen. Onder de opvarenden — aldus citeer ik een mijner vroegere werken „De Ontdekking van de Wereld"1) — bevond zich ook een Italiaansche handelsagent, Amérigo Vespucci uit Florence, die zoo'n beetje in aardrijkskunde liefhebberde. Zijn rechtstreeksche bijdragen tot het ontdekkingswezen zijn nogal gering geweest, maar hij was de eerste die op de gedachte kwam dat ') Amsterdam, Elsevier 1932—'33. VAN DE MENSCHEN EN HUN TALEN Indiaansche voorbewoners. Het zwarte element doet zijn intrede. Opmerkelijke volksresten. De Spaansche veroveraars. Oud-Nederlanders en Macamba's. De Joodsche kolonisten. Bonte toevoegsels. De talen in haar verhouding. Cura?ao's eigen taal. Indiaansche voorbewoners Op elk der eilanden die ons Gebiedsdeel Curafao vormen, schijnt de historie een afzonderlijk stempel te hebben willen drukken voorzoover het menschenslag en hun omgangstaal betreft. Reeds alleen in dit opzicht levert dit betrekkelijk weinig volkrijke gemeenebest, dat immers alles bijeen nog geen 100.000 inwoners telt, heel wat stof tot opmerken en vergelijken op, voor ieder die in zulke verschillen belang stelt. Zooals wij reeds zagen, heeft de oorspronkelijke bevolking bestaan uit Indianen, van vermoedelijk meer dan één ras. Voorts moet worden aangenomen dat er ook toen reeds onderlinge opschuivingen door verovering of landverhuizing hebben plaats gevonden. Met name de Cariben schijnen zich gaandeweg over den geheelen archipel verspreid te hebben, waarbij zij op de kleinere eilanden menigmaal de reeds aanwezige oudere bevolking zullen hebben uitgemoord of totaal verdreven, of op" de grootere eilanden de inboorlingen naar de diepste ruigten van het binnenland hebben zien vluchten. Deze vroegste inwoners moeten een zachtaardig menschenslag geweest zijn; van hen getuigde Columbus in een brief aan Ferdinand en Isabella, dat er geen beter en vriendelijker volk ter wereld bestond. Maar reeds enkele tientallen jaren na de ontdekking berichten Spaansche kroniekschrijvers, dat er haast geen Indianen meer over zijn, want uit afschuw van den dwangarbeid bij het goudzoeken hing soms een heel dorp tegelijk zich voor de eigen woningen op. Het kwam al zoover dat de Spanjaarden van Cuba op menschenroof gingen onder de inboorlingen van Florida. Enkel op sommige eilanden wist een weerbarstige bevolking van Cariben zich te handhaven, dusdanig zelfs, dat er in 1748 tusschen Engeland en Frankrijk een verdrag gesloten moest worden om bepaalde eilanden voorloopig tot neutraal en onbezetbaar terrein te verklaren, zoolang de Caribische bevolking zich aldaar onhandelbaar zou toonen. Aldus op Dominica en eenige andere kleine Antillen, waar ook thans nog Caribische volksresten wonen. Op de meeste eilanden echter stierven de inboorlingen snel uit. Het zwarte element doet zijn intrede Om deze beklagenswaardige natuurkinderen te beschermen, en tevens het nijpende vraagstuk der werkkrachten op te lossen, steunde toen de menschlievende Bartolomé de las Casas, bisschop van Santo Domingo, de gedachte, liever negerslaven uit Afrika aan te voeren, een menschensoort die tegen zwaren arbeid bestand was. Aan dit denkbeeld, welks uitvoering op groote schaal geslaagd is, heeft de Nieuwe Wereld te danken dat zij niet alleen door een blanke bevolking uit Europa is gekoloniseerd, doch tevens door een zwarte uit Afrika. Het talrijkste vindt men dit hamietische element natuurlijk aanwezig in de warmere gewesten van Amerika, want terwijl de neger zich in de koude vaak vatbaar toont voor longziekte, blijkt hij tegen de tropenzon beter bestand dan de blanke. Wij zien een zwarte en gekleurde bevolking dan ook vooral daar aanwezig, waar oudtijds plantages geweest zijn van tropische en semitropische gewassen zooals koffie, suikerriet, katoen e.d. De afschaffing der slavernij is aanvankelijk voor deze gekleurde bevolking in economisch opzicht een even harde slag geweest als voor hare blanke meesters, want zij was niet tot vrijwillig en zelfstandig werken opgevoed, en vooral niet berekend op voorzorg tegen slechte tijden of ouderdom, waartegen het plantageleven toch altijd nog een zekere bescherming bood. Er is op die vrijlating dan ook vrijwel over de geheele linie een inzinking gevolgd, waaruit ook het zwarte werkvolk zich slechts langzaam heeft kunnen verheffen. Bovendien wordt in sommige landen het gekleurde deel der natie in zijn ontwikkeling belemmerd door de heerschende opvattingen inzake rasverschil, zooals die inzonderheid door de Engelschen en Amerikanen worden gekoesterd. Onder het Nederlandsche volk hebben rasvooroordeelen nimmer een sterken aanhang gevonden. In onze West-Indische Gebiedsdeelen staat het dan ook aan ieder individu, onverschillig van welk ras, kleur of geloof, vrij om zich die achting te verwerven welke zijn uiterlijke gedragingen en innerlijke eigenschappen hem doen verdienen. Opmerkelijke volksresten Op de meeste Antillen is het de zwarte bevolking die we in de meerderheid vinden, en aldus is het ook schier overal in ons Gebiedsdeel Cura^ao gesteld. Alleen op Aruba merkten we reeds op, dat aldaar duidelijke sporen van Indiaansche voorouders zijn overgebleven; overigens wint ook hier het zwarte element opnieuw veld door immigratie van elders, met name van de Bovendewinden en uit sommige Engelsche bezittingen. Een in wezen niet daarvan verschillende ontwikkeling ziet men plaats grijpen op de hoofdplaats van Saba, waar de aanvankelijke meerderheid van blanke kolonisten langzaam maar zeker overvleugeld wordt door de lagere zwarte bevolkingsdeelen; vermenging heeft hier nooit of nauwelijks plaatsgevonden, en de verhouding tusschen de beide menschenrassen staat hier nog merkbaar onder den invloed van denkbeelden welke vanouds in Engelsche planterskringen plachten te gelden. Merkwaardige volksresten vinden we ook op Sint Maarten, waar afstammelingen van blanke zeevaarders, handelaren of kolonisten, die in de 17e eeuw uit Europa gekomen zijn, zich en bloc gehandhaafd hebben in een afzonderlijk dorp, zij het ook in bescheiden omvang en welstand, alsmede niet zonder kleerscheuren voorzoover de inteelt binnen zulk een beperkten kring betreft. Deze huidige blanke visschersbevolking van Simson Baai zou men kunnen vergelijken met de klasse der ,,poor whites" uit de katoenzöne in de V. S. Hun oorsprong wordt door sommigen in Zeeland gezocht, door anderen in Zweden; hun kleur is bleekblond, hun taal is Engelsch. De Spaansche veroveraars Reeds zagen wij dat onze eilanden aanvankelijk door de Spanjaarden zijn ontdekt en bezet. En zooals bij de Iberische naties gebruikelijk was, hebben zij terstond hun taal en hun godsdienst op de aanwezige inwoners overgebracht. Slechts een deel van de topografische namen is uit de Indiaansche dialecten overgenomen; veel talrijker zijn de Spaansche aanduidingen, en zóó taai plegen dergelijke benamingen in leven te blijven dat zelfs op de reeds zoo vroeg ontspaanschte en verengelschte Bovendewinden nog enkele van die Spaansche herinneringen zich hebben gehandhaafd. In veel sterker mate is dit natuurlijk het geval op Curagao, Aruba en Bonaire, waar nog menige baai en bedding, berg en gehucht een Spaanschen naam draagt, al is deze ook menigmaal wat verhollandscht. Overigens is van het Spaansche bloed dezer eerste veroveraars nagenoeg niets overgebleven. Voor zoover men op Curafao, Aruba en Bonaire Spaansche namen aantreft, zijn deze afkomstig van latere vestiging, in den regel uit het naburige Venezuela; tenzij het Joodsche namen zijn, doch dat is een afzonderlijke groep, waarover straks nader. Oud-Nederlanders en Macamba's De Hollanders, resp. Zeeuwen van de 17e eeuw hebben op onze eilanden geen al te talrijke sporen achtergelaten, en wat er was is menigmaal nog vermengd geraakt met Engelsche of andere Europeesche afstamming, of heeft een anderen ontwikkelingsgang gevolgd. Zoo zijn op Aruba oud-Hollandsche geslachten zooals Arends, Croes en Eman krachtig met den lokalen bodem vergroeid geraakt. Ditzelfde is geschied met enkele oud-Cura?aosche families Op de Bovendewinden zijn sommige eigennamen zelfs verengelscht, zooals Sagor, Zagors of Zagers, waarin we den 17e eeuwschen kolonist Zeegers mogen herkennen. Dit beperkte aantal oud-Nederlandsche planters en kooplieden is in den loop der eeuwen niet noemenswaard door nakomers uit het moederland aangevuld. Gewoonlijk kwamen er slechts ambtenaren, militairen, geestelijken en andere tijdelijke werkkrachten, waarvan sommigen niet teruggingen, zoodat menigmaal ook nakomelingen van hen op deze eilanden bleven wonen. Pas in de recente dagen van opkomst der groote oliebedrijven is er op grooter schaal een vestiging uit Nederland te aanschouwen geweest, hoewel ook deze grootendeels van voorbijgaanden aard blijkt te zijn. Maar daarnaast konden toch hier en daar nieuwe bedrijven of handelsondernemingen ontstaan, die het „Hollandsche" element hebben doen toenemen. Dit is het volksdeel dat door de overige inwoners „macamba" wordt genoemd, een woord, dat men in een Spaansch woordenboek vergeefs zal zoeken, doch waarvan de zin tenslotte niet al te; onvriendelijk gemeend behoeft te zijn; de meeste volkeren hebben nu eenmaal bijnamen voor elkaar. Met „macamba (volgens sommigen een scheldwoord voor een matroos, en zoo iets als moddervoet" beduidend) wilde de Cura9aoenaar oorspronkelijk aanduiden al wie aan zijn Europeaanschap misschien wat al te veel gewicht hecht, en blijk geeft van te weinig begrip of sympathie voor de plaatselijke samenleving. Nu, dat er in dit opzicht van tijd tot tijd wel eens kleine misverstanden zullen ontstaan, behoeft waarlijk geen aanleiding tot ontsteltenis te vormen; toenemende kennis, ook omtrent elkander, zal, gepaard aan den noodigen goeden wil, wel doorgaans toereikend blijken om voor een behoorlijke verstandhouding te zorgen, en dan zal niemand zich achtergesteld behoeven te voelen, noch tot eenige wantrouwen meer aanleiding geven. Zoo is dit woord „macamba" dan ook reeds vrijwel geheel ontdaan van hatelijke bedoelingen, en simpelweg een Cura?aosch woord voor „Hollander" geworden. De Joodsche kolonisten Een zeer opmerkelijke plaats wordt in de Cura^aosche samenleving ingenomen door de Israëlitische medeburgers, wier komst wij bij het volgen der historie reeds signaleerden. Sinds de inbezitneming door de Hollanders in 1634 zijn deze oorspronkelijk uit Spanje en Portugal verdreven joden zich op Curafao gaan vestigen, hetzij uit Brazilië, hetzij uit Amsterdam, of ook wel als nalichting uit Portugal en Spanje afkomstig. De eerste ambtelijke documenten over hun aanwezigheid dateeren uit 1650. In 1652 stondhet Gouvernement hun volledige godsdienstvrijheid toe, voor het eerst dat zoo iets in Amerika gebeurde. Hun eerste synagoge werd in 1656 gebouwd; hun oudste kerkhof dateert uit 1668. Deze Iberische Israëlieten, de zgn. Sephardim, gelden onder hun geloofsgenooten als een aristocratische groep, waarvan de hoofdmacht zich, voor zoover den Portugeeschen tak betreft, in Amsterdam bevindt, terwijl de Spaansche groep haar hoofdkwartier gevestigd heeft te Saloniki, destijds door den sultan als woonplaats aan hen toegewezen. Op Curafao hebben zij zich in gesloten formatie kunnen handhaven en verder ontwikkelen, echter in hoofdzaak te Willemstad, dus nauwelijks op de bij-eilanden, en in het geheel niet op de Bovendewinden. Aanvankelijk was hun taal Portugeesch, zooals nog uit de grafzerken op de oude begraafplaats blijkt; gaandeweg zijn zij echter onder den invloed van het plaatselijke dialect en van de naburige Spaansch-sprekende kusten geraakt, waardoor het Portugeesch thans zoo goed als volledig verdrongen is. Tot deze bevolkingsgroep behooren met name de hoogere handelskringen en de gezeten burgerij van Cura^ao, waaronder men telkens namen ziet terugkeeren als Maduro, Curiel, Cohen Henriquez, Penha, Pinedo, Brandao, Capriles e.a. In de koloniale periode hebben zij tevens zeekapiteins, rechters en andere magistraten geleverd. Velen van hen bekleeden een consulaat van vreemde mogendheden. Van lateren datum zijn de uit Oost Europa afkomstige Israëlieten van den ritus Aschkenazi, die echter nog niet zoo talrijk zijn als de Spaansch-Portugeesche groep, en ook niet datzelfde hooge aanzien genieten; zij houden zich veelal met den kleineren winkelhandel bezig. Bonte toevoegsels Door het vermelden van de Hollanders en daarmee overeenkomstigen (Engelschsprekenden op de Bovendewinden, Amerikanen op Aruba), van de Israëlieten en van de Creoolsche (d.w.z. daar te lande geborene) kleurlingen hebben wij het grootste gedeelte der bevolking reeds opgesomd. Daar zijn evenwel in den loop der tijden nog heel wat toevoegingen bijgekomen, en ook deze volkssnippers verdienen stellig onze aandacht. Voor een stelselmatigen import van vreemde werkkrachten, zooals in de Britsche en Nederlandsche landbouwkoloniën met Hindoes en Javanen geschied is, bestond op Cura^ao na afloop van den slaventijd geen aanleiding, want het bescheiden agrarische bedrijf had weinig werkvolk noodig. Pas in de allerjongste tijden zijn de groote oliemaatschappijen overgegaan tot het aanvoeren van arbeiders uit andere landen; eerst uit de directe omgeving, doch weldra ook van verderweg, b.v. uit Suriname en laatstelijk zelfs uit Madeira en de Azoren. Doch aangezien dit in den regel losse mannen zijn, die na volbrachten arbeid weer naar hun gezinnen in het eigen vaderland terugkeeren, hebben zulke tijdelijke bestanddeelen geen noemenswaarden invloed op de samenstelling der blijvende bevolking; te verwachten is intusschen dat ook van deze groepen enkele deelnemers wel ter plaatse blijven hangen. Geheel op eigen initiatief zijn weer andere bijdragen uit 's werelds catalogus van volkeren en rassen naar Cura?ao getrokken, doch dan enkel op het gerucht dat daar in den handel of in bepaalde beroepen iets te verdienen viel. Van dezen aard zijn o.a. de Syrische kooplieden, doorgaans winkeliers in levensmiddelen; voorts de zgn. Bombay-handelaars, die zich inzonderheid op het bazaarbedrijf toeleggen; en tenslotte de Chineezen, die we vooral als waschbazen, kleine restaurateurs en laatstelijk ook als groentekweekers zien optreden. Tot deze groep behooren dus ook de Poolsche en andere Oost-Europeesche joden (grooten- deels in manufacturen), die wij zooeven reeds vermeldden; zij laten zich gaarne tot Nederlanders naturaliseeren; de andere „vreemde Oosterlingen" echter niet. Al deze nieuwkomers volgen uiteraard de paden der opkomende welvaart, zoodat we hen bijna uitsluitend op Cura?ao en Aruba aantreffen. Op overeenkomstige gronden mogen wij eveneens onder dit hoofdje rangschikken de Venezolanen en andere Latijnsch Amerikanen, waarvan de betere elementen zich bezig houden met het winkelbedrijf, grootendeels in aansluiting op den aanvoer van versche levensmiddelen of op den inkoop van gemakkelijk vervoerbare fabrikaten, terwijl een minder gunstig percentage de sloppen van Poenda tracht te verlevendigen, althans voorzoover de politie dit kan gedoogen. Deze bestanddeelen der vlottende bevolking sluiten zich het gemakkelijkste bij de lagere klassen aan, waartoe reeds de verwantschap in taal een begrijpelijke aanleiding vormt. Op Bonaire en de Bovenwindsche Eilanden ontbreken dergelijke bijmengingen vrijwel geheel, zoodat wij daar in hoofdzaak slechts twee groepen van bevolking vinden, nl. een hoogere doch minder talrijke van blanken, benevens een volksklasse die overwegend zwart is. De talen in haar verhouding Ons Gebiedsdeel Cura?ao kent slechts één officieele taal: het Nederlandsch. Dit belet intusschen niet dat ook aan andere talen in de praktijk belangrijke concessies worden gedaan, want een aanmerkelijk deel der bevolking is nu eenmaal onze taal niet machtig. Zelfs is er een tijd geweest dat op de Benedenwindsche Eilanden het Nederlandsch een even bescheiden plaats in den dagelijkschen omgang innam als thans nog op de Bovendewinden. Een gevolg van het zich steeds meer uitbreidende onderwijs is dat tegenwoordig allerwege de kennis van het Hollandsch veld wint; dit wil echter niet zeggen dat ook het gebruik even sterk groeit, want het valt te begrijpen dat de eerste generatie van schoolkinderen die de officieele taal geleerd heeft, toch nog langen tijd in het gezin het aldaar gangbare idioom blijft volgen. Dit geldt zoowel ten opzichte van het Papiamentoe op Curagao en omgeving als ook voor het Engelsch op de Bovendewinden. Wat deze laatste groep betreft, is het wel typeerend dat de beide nieuwsbladen die aldaar verschijnen (niet in druk, maar per cyclostyle, want er is geen drukpers) een Nederlandschen titel . Op de overige eilanden waren tot dusverre als weerklank op de centrale overheid Gezaghebbers aanwezig, nl. een voor Aruba, een voor Bonaire en een voor de Bovenwindsche Eilanden, deze laatste met standplaats te Philipsburg (Sint Maarten) en geassisteerd door Onder-Gezaghebbers op Saba en Sint Eustatius. Deze Gezaghebbers worden bijgestaan door twee Landraden; dit drietal tesamen draagt den ouderwetschen naam van Raad van Politie. Zij doen den Gouverneur voorstellen voor de begrooting, voor zoover hun ressort betreft, houden schouw over de wegen, oefenen toezicht uit op het onderwijs, enz. Als gevolg van de gaandeweg ingetreden verbeteringen in de verbindingen is uiteraard het contact tusschen deze voorposten en de centrale overheid merkbaar inniger geworden. De Volksvertegenwoordiging Onder het vorige Regeerings Reglement bestond er een Koloniale Raad van dertien leden, die door de Koningin werden benoemd op een dubbele lijst van aanbeveling, door den Kolonialen Raad bij Hare Majesteit in te dienen; de Kroon kon echter ook buiten deze voordracht om benoemen. Eind 1937 zijn er, onder de nieuwe Cura^aosche Staatsregeling, voor het eerst in plaats van dit benoemde college Staten gekozen. Van de vijftien leden (met inbegrip van den voorzitter) waaruit dit lichaam zal bestaan, worden er volgens den nieuwen toestand tien door het kiezerscorps aangewezen, en vijf door den Gouverneur. De voorzitter en ondervoorzitter worden door den Gouverneur uit de Statenleden benoemd voor den duur der zitting. Dit verkiezingswezen was voor Curacao een nieuwtje. Een eigenlijk politiek leven had er tot dusverre dan ook nog niet bestaan, en de eerste uitslag, waarbij zes katholieken en vier nietkatholieken gekozen werden, moet dan ook beschouwd worden als een voorloopige schermutseling, waarin mettertijd wel meer teekening zal komen. Van deze tien Statenleden worden er zes gekozen door het kiesdistrict Curafao, twee door het district Aruba, een door het district Bonaire en een door het district der Bovenwindsche Eilanden. Deze indeeling berust niet op het totale aantal inwoners, doch op de verhouding tusschen de hoeveelheid kiesgerechtigden, en hieruit volgt dus dat deze zetelverdeeling te gelegener tijd ook voor wijziging vatbaar is. Het verkiezingsstelsel Het oogenblik is nog niet rijp geoordeeld om reeds thans aan alle inwoners medezeggenschap toe te kennen. In de Staatsregeling zijn de eischen voor kiesgerechtigdheid ongeveer als volgt omschreven: men moet Nederlandsch onderdaan zijn, mannelijk, ingezetene van het Gebiedsdeel en belastingbetaler of eigenaar van bepaalde eigendommen zijn, of beantwoorden aan zekere eischen van onderlegdheid. Als minimum inkomen geldt ƒ 1200.— per jaar, als peil der capaciteit ongeveer de zevende klasse Ulo. Aangifte is niet noodig voorzoover men censuskiezer is. Wie op grond van capaciteit aanspraak maakt op het kiesrecht, kan zich aanmelden, en wordt dan, voor zoover hij niet reeds diploma's bezit, aan den tand gevoeld of hij in het algemeen dien graad van ontwikkeling bezit dien iemand na het doorloopen van de 7e klasse zou hebben. In de toepassing is dit heel vlot gegaan. De uiteenloopende bevolkingsstructuur op de onderscheiden eilanden is oorzaak dat de aantallen kiezers nogal eens verschillen, wat op het eerste gezicht menigmaal wat wonderlijk lijkt, doch bij nader beziens spoedig opgehelderd wordt. Zoo zijn er op Cura?ao zelf 2030 kiezers, op een bevolking van 58.000 koppen. Op Aruba, dat ongeveer 25.000 inwoners telt, zijn er maar 550, doch daarbij moet men dan bedenken dat er op dat eiland veel niet-Nederlanders wonen, en dat op Cura^ao ook het aantal census- en capaciteitskiezers allicht ruimer uitvalt. Bovendien was er op Aruba misschien momenteel minder belangstelling dan op het hoofdeiland. Bonaire, welks grootendeels behoeftige bevolking slechts 50 belastingplichtigen telt, en tevens weinig ontwikkelde elementen bevat, mag maar 31 kiezers stellen. De Bovenwindsche Eilanden, waar geen inkomstenbelasting geheven wordt, brengen tesamen 140 stemmen op de been, wat dus enkel bezits- of capaciteitskiezers zijn. Vóór de verkiezing heeft candidaatstelling plaats. In districten tot 150 kiezers zijn hiervoor 10 onderteekenaars noodig; van 150-500 moeten dit er 15 zijn, van 500-1000 zijn het er 20, en daarboven 30. In geval van enkele candidaatstelling geldt de candidaat als gekozen; anders moet er gestemd worden. Vrouwen hebben geen stemrecht, doch zij zijn wel verkiesbaar. Nadat de verkiezingen de eerste tien leden aangewezen hebben, benoemt de Gouverneur de overige vijf. Het springt in het oog dat hier- door de verhoudingen ingrijpend gewijzigd kunnen worden; een zwakke meerderheid kan tot een sterke worden gemaakt, een sterk overwicht verzwakt worden, een gevallen candidaat toch nog in de Staten worden gebracht, enz. Dezen eersten keer (Januari 1938) heeft de Gouverneur twee katholieken en drie niet-katholieken benoemd, waardoor de verhouding in de Staten is geworden acht bij zeven. Verhouding der machten De Staten werken mede aan het maken der verordeningen; ook hebben de posten van de begrooting hun goedkeuring noodig. Voorts hebben zij, evenals ieder ander parlement, het recht van amendement, van initiatief, van enquête en van petitie. In geval van een botsing tusschen de Staten en den Gouverneur komt een speciaal artikel van de nieuwe Staatsregeling in toepassing. Dit bepaalt dat een door de Staten afgestemd voorstel door den Gouverneur na verloop van zes maanden in tweede lezing mag worden ingediend. Wordt er ook dan geen overeenstemming bereikt, dan beslist de Kroon. Maar zou er achteraf alsnog overeenstemming tot stand komen, dan zal een landsverordening een inmiddels eventueel afgekomen besluit van de Kroon altijd nog kunnen vervangen. In spoedeischende gevallen kan de Gouverneur zelf zoolang de noodige voorzieningen treffen. Conflicten van eenigszins belangrijken aard plachten tot dusverre meestal geen principieele beteekenis te hebben, doch hoofdzakelijk belangenkwesties te betreffen. Voortaan, nu er gaandeweg wel een oriënteering naar staatkundige richtingen zal ontstaan, mag worden verwacht dat de debatten ook een meer principieel karakter zullen gaan vertoonen. Verordeningen konden vroeger door de Kroon worden vernietigd. Thans echter zal dit nog slechts bij de Wet mogelijk zijn. Aan de Kroon is enkel een beperkt schorsingsrecht gebleven, benevens het recht om in bepaalde aangelegenheden regelingen voor Cura9ao te treffen. Inzake wetten en tractaten van het moederland, welke op Cura9ao betrekking hebben, zullen voortaan de Staten gehoord moeten worden. Wonen op de Isla. Boven: De nieuwe villawijk Rio Canario (Luchtfoto KLM) Beneden: Verschillende types van woonhuizen vopr arbeiders en hooger personeel De zorg voor het water. Boven: De aloude waterkarretjes — Midden: Antieke Arubaansche watermolen en moderne Amerikaansche. — Beneden: Een plantage en het plukken van oranjeappeltjes streeft er hoe langer hoe meer naar om door eigenbouw te zorgen dat hare employés op passende wijze gehuisvest worden. Wonen op „de Isla" In nog veel grooteren omvang wordt dit vraagstuk evenwel aangepakt door de petroleummaatschappijen. Tot het omvangrijke complex dat de Curagaoenaar gemakshalve „de Isla" noemt, en dat het bedrijf van de C.P.I.M. (Koninklijke Shellgroep) op Curagao omvat, behooren ook eenige woonwijken voor het personeel der aangesloten ondernemingen. De oudere buurt heet Emmastad, doch deze is in den loop der tijden vrijwel geheel door de industrieterreinen ombouwd, zoodat op die plek geen ruimte voor verdere uitbreiding meer beschikbaar is, tenzij na afbraak van oudere complexen. Daarom is men in latere jaren verder aan den buitenkant begonnen, met het gevolg, dat thans in de buurt die Rio Canario heet (aan den rondweg achter het Schottegat om) een alleraardigst villapark is ontstaan, hetwelk nog voortdurend volgens de jongste denkbeelden in zake woongerief wordt uitgebreid. De leidende gedachte is dat de maatschappij voor hare employés de huizen bouwt als waren dit dienstwoningen; men krijgt zulk een woning dan ook bepaald toegewezen, en teneinde het haren menschen gedurende hun dienstperiode zoo gemakkelijk en voordeelig mogelijk te maken, geeft de maatschappij desgewenscht ook het meubilair in huur, in drie types van modernen stijl, tegen geringen prijs. Door dit stelsel wordt voorkomen dat deze grootendeels vlottende bevolking in hooge kosten van boedeltransport vervalt, of zich ter plaatse duur zou moeten inrichten om later met verlies weer te moeten uitverkoopen; binnenkort zullen zelfs koelkasten worden bijgeleverd. Bij de toewijzing der woningen wordt niet zoozeer gelet op rang en inkomen van de betrokkenen, als wel vooral op de behoefte van hun gezin. Vandaar dat er door elkaar kleinere huizen worden klaargemaakt voor families met i—3 kinderen, doch ook grootere. Aardig is de ongedwongen wijze waarop zij gegroepeerd zijn, niet in blokken of rijen, maar langs parkachtige lanen, elk huis in zijn eigen erf, met een tuintje en een aanhangsel van dienstvertrekken. Het bouwen in verdiepingen wordt niet meer toegepast; deze nieuwere buurten kennen geen trappen meer. Het geheele complex is met ijzergaas afgerasterd om de cabrieten (geiten) te weren, die anders alles zouden kaalvreten; in plaats van poorthekken heeft men tegenwoordig latjesroosters op den grond aangebracht, waar de geiten niet overheen durven, dus evenals op de Veluwe wel geschiedt om de herten op hun plaats te houden. Aldus wordt er gezorgd voor de vaste employés, van wie 97 % Europeanen zijn (meest Hollanders en Engelschen), alsmede op een voor elk passende wijze voor de geïmporteerde contractarbeiders. Daarentegen krijgen de zgn. maandgelders, wat meestal plaatselijke krachten zijn, geen huizen toegewezen, doch wel desgewenscht een crediet voor woningbouw. Uur- en weeklooners worden ook gerecruteerd uit de reeds ter plaatse woonachtige arbeiders. Bijzondere kampementen zijn ingericht voor bepaalde volksgroepen die in min of meer gesloten formaties bijeenhooren, zooals de Madeireezen en Azoreanen, (reeds een paar duizend man) en de Surinamers, Colombianen, Venezolanen etc. Een veel voorkomend type vertoont een rij van woninkjes onder één dak, elk bestaande uit een ruime kamer voor vijf mannen. In centrale gebouwen zijn de waschlokalen, douches en W.C.'s ondergebracht. Bij nieuwere installaties wordt dit alles ineens ingebouwd. Voorts is er een centraal ontspanningspaviljoen met biljarten, bioscoopzaal enz.; ook is er voor sportterreinen gezorgd, waarbij de maatschappij de requisieten kosteloos verstrekt. Olie-tuindorpen op Aruba Eveneens op Aruba hebben de aldaar gevestigde oliemaatschappijen overeenkomstige voorzieningen getroffen. Rondom Sint Nicolaas doet de Lago Oil & Transport Co. (Standard Oil) een uitgebreid samenstel van woonwijken verrijzen, geheel volgens Amerikaansche bouwwijze. Op den naakten koraalbodem verheft ieder huis zich boven betonnen paaltjes, die van geoliede ribbels voorzien zijn om de mieren te weren. Alle woningen zijn aangesloten op een net van ijzeren afvoerbuizen. Op Lago Height, een koraalheuvel die fraai uitzicht op de rifkust en op de zee geeft, is een uitgestrekt arbeidersdorp aan het ontstaan, hoofdzakelijk voor gezinnen van buitenaf, zooals van de Bovenwindsche Eilanden en van Suriname. Een merkwaardig schouwspel, zulk een tuinstad te zien ontspruiten op die barre koraalrots, te midden van kandelabercactus en stekelige „Spaansche Juffers" en scheefgewaaide dividivi-boomen. De Arend Petroleum Maatschappij (een dochteronderneming van de Mexican Eagle Co., die op haar beurt weer tot de Koninklijke Shell-groep behoort) heeft op haar terreinen even buiten Oranjestad (Aruba) een heel aardige kolonie van vriendelijke bungalows gesticht, elke woning in een eigen tuintje met heusch gras. Dit is op een overigens nogal dor eiland als Aruba een tafereel van ongewone liefelijkheid, waarvan het geheim zit in de eigen watervoorziening. Voorts is ook hier gezorgd voor tennisbanen, een clubgebouw en soortgelijk gerief. De maatschappij zorgt zelfs voor eigen aanvoer van versche groente. De zorg voor water Reeds zagen wij daareven van hoe groot gewicht een goede watervoorziening is. In vroegere jaren vormde de vaak hardnekkige droogte inderdaad een probleem dat bij de veel geringere draagkracht van die tijden moeilijk op te lossen scheen. Behalve de regenbak bij nagenoeg elk heerenhuis, bestemd om via het dak het hemelwater te vergaren, bestonden toen in de omgeving van Willemstad grondwaterputten, van waaruit het water in tonnen op ezelwagentjes naar de stad vervoerd werd om langs de huizen verkocht te worden. Ook tegenwoordig ziet men die grappige karretjes nog steeds de straten verlevendigen. Maar daar dit alles op den duur ontoereikend bleek om de steeds toenemende behoefte te dekken, heeft het Gouvernement een waterleidingbedrijf geschapen, den Landswatervoorzieningsdienst, om dit vraagstuk op te lossen. Pompstations, aangedreven door windmolens, werden voor het winnen van putwater aangelegd op verschillende tot dat doel aangekochte plantages, nl. Scherpenheuvel, Klein Kwartier, Bona Vista, Roozendaal en Hato. Door het aanleggen van dammen op de vangterreinen wordt het te snel afvloeien van het regenwater tegengehouden. Het putwater is nogal hard, omdat het uit een kalkbodem afkomstig is. Op de plantage Groot Kwartier ligt een station om al het gewonnen putwater te ontharden en bovendien te bewerken tot goed drinkwater. Het bleek echter dat putwatervoorziening onvoldoende zou zijn voor de droge jaren, en daarom werd overgegaan tot het bouwen van twee installaties om drinkwater uit zeewater te destilleeren. Deze kunnen dus, telkens wanneer dat noodig is, het tekort aan putwater aanvullen. Intusschen blijven deze installaties soms een paar jaar buiten bedrijf, nl. wanneer het debiet der putten door voldoende regenval toereikend is. Voor levering van gedestilleerd water aan schepen, ijs- en limonadefabrieken worden zij evenwel naar gelang der behoefte ia korte bedrijfsperioden in werking ge- steld. Het leidingwater kost ƒ 2.50 per M3, doch deze prijs zal waarschijnlijk binnenkort worden gehalveerd. Voor de bewoonde kommen buiten de stad zorgt het Gouvernement voor het huishoudwater door het graven en onderhouden van publieke putten, waaruit de bevolking kosteloos water kan verkrijgen. Het streven is om al deze putten van windmolens en vergaarbakken met aftapkranen te voorzien, met het oog op de gezondheid en voor het gemak van de gebruikers. Verschillende van de publieke putten zijn reeds op deze wijze ingericht. Ook op Aruba oefent de Landswatervoorzieningsdienst zijn bedrijf uit, hetwelk in zijn waterleidingen uitsluitend gedistilleerd water distribueert. De groote ondernemingen hebben hare eigen watervoorzieningen, zooals de Isla, die de vloeistof gedeeltelijk uit naburige plantages haalt, door middel van een vernuftig stelsel van windmolens, waarvan er een heele reeks, op een rijtje aaneengekoppeld, het vocht uit de putten opmaalt. Heel aardig is dit te zien op Sapateer. Overeenkomstige installaties ziet men eveneens op Aruba, waar de Arend een stel van veertig molenstaketsels op één rij aan het werk heeft; dit water is evenwel wat zoutig, en daarom gebruikt men om te drinken liever regenwater. Ook wordt in leeg van overzee binnenkomende tankschepen water aangevoerd als ballast, maar dit bezigen de oliemaatschappijen dan voor industrieele doeleinden. Op de Bovenwindsche Eilanden zorgt elk huis voor zijn eigen watervoorraad, grootendeels door regenbakken, deels ook door putten. Met name op Saba vormen die groote gemetselde waterreservoirs een bijna monumentaal sieraad van ieder tuintje; doch aan hun zijde ziet men gewoonlijk nog een ander gewelfd metselwerk: het familiegraf, dat uit piëteit bij voorkeur in eigen tuin gehouden wordt. Misschien zou het nut hebben om, evenals men op St. Thomas (V. I.) kan aanschouwen, een deel der heuvelhellingen te cementeeren teneinde meer regenwater op te vangen. Ander huisgerief Gas wordt in het Gebiedsdeel Curafao niet geleverd. Wel is op Cura?ao de Nederlandsch Indische Gasmaatschappij gevestigd, doch deze distribueert enkel electrischen stroom. In die streken heeft men de electriciteit niet alleen noodig voor verlichting, maar ook voor de ijskasten, die in zulk een klimaat natuurlijk onschatbare diensten bewijzen. Met verbazing vraagt men zich af hoe men dat vroeger toch wel gesteld moet hebben. De tarieven voor electrischen stroom zijn aanmerkelijk hooger dan in Nederland, en tevens is het gebruik eer grooter dan geringer, want reeds om zes uur valt de duisternis in, en bovendien komt daar nog het verbruik door de koelkasten bij. In de buitendistricten op Curafao branden nog petroleumlampen, of men heeft zich van een delco-installatie of iets soortgelijks voorzien. De Passaat doet zich ook in dit opzicht weer als een weldoener kennen, want een recente Amerikaansche uitvinding heeft een windmolentje op de markt gebracht dat genoeg stroom kan produceeren om een woning te verlichten en zelfs een niet te groote koelkast te bedienen. De oliemaatschappijen hebben alle hare eigen electrische installaties. Electriciteitsbedrijven zijn ook aanwezig op Aruba, Bonaire en Sint Maarten, doch niet op Saba en Sint Eustatius, behalve dan enkele bescheiden installaties in particulier gebruik. De niet zeer talrijke koelkasten moeten daar met een oliemotor bediend worden. Telefoon is op Cura?ao en Aruba vrij algemeen in de huizen aanwezig. Saba heeft een bescheiden telefoondienstje om de communicatie tusschen de nogal moeilijk bereikbare dorpen te vergemakkelijken. Dienstpersoneel Hulp in de huishouding is niet altijd gereedelijk te verkrijgen, want de hooge verdiensten in de industrie hebben de animo om te gaan dienen uiteraard doen afnemen. Over het algemeen betalen Hollandsche families hoogere loonen; daartegenover staat echter dat het personeel liever bij Cura^aosche families in betrekking is, en ook weten deze gewoonlijk de beste elementen uit te zoeken. Hollandsche huisvrouwen moeten rekenen op minstens ƒ 20.— p. m. (plus maaltijden, of anders 25—50 cent kostgeld p. d.) voor een meisje, doch zonder dezelfde hoeveelheid of kwaliteit van werk te mogen verlangen als in Europa. Op de Isla zijn deze loonen hooger (ƒ 25—30), omdat het inheemsche personeel die buurt wat afgelegen vindt. In het koken, ook van Hollandschen pot, zijn de Cura9aosche meisjes menigmaal goed bedreven. Er is de laatste tijden een neiging merkbaar om huispersoneel te laten komen uit Bonaire en van de Bovenwindsche Eilanden; in dit laatste geval ook blanke dienst- en kindermeisjes. Op Aruba worden niet zelden hoogere loonen betaald. De wasch wordt gedeeltelijk thuis gedaan, gedeeltelijk aan een der stoomwasscherijen of aan een der vele Chineesche waschbazen gegeven. Leemten De zoo juist uit het moederland aangekomen huisvrouw zal aanvankelijk wel eens vergeefs moeten zoeken naar allerlei dingen die zij thuis als van zelf sprekend kon krijgen. Wie deze ervaring opdoet, vergete daarbij echter vooral niet dat wij hier te maken hebben met een beperkte en in menig opzicht geïsoleerde samenleving, welke niet altijd in staat is om bepaalde diensten in voldoenden omvang te beloonen. Hoe grooter intusschen het zielental wordt, en hoe algemeener de welstand, des te gunstiger worden de kansen voor ambachtslieden, vakmenschen en specialisten op verschillend gebied. Met name op Cura?ao en Aruba ontbreekt het niet aan mogelijkheden tot vestiging in branches die tot dusverre niet of te zwak bezet waren. Het heeft geen zin om een zoozeer voor dagelijksche wijziging vatbaren toestand hier nader te omlijnen; navraag te bevoegder plaatse zal in ieder afzonderlijk geval de meest recente inlichtingen opleveren. Ook uit eigen kracht is men op Curaipao bezig om leemten van dezen aard aan te vullen, inzonderheid door het verstrekken van vakonderwijs. De R. K. Volksbond heeft in dit opzicht het initiatief genomen om tot de oprichting van een ambachtschool te komen. Deze is in de ruim vijfjaren van haar bestaan uitgegroeid van een avondcursus tot een aanmerkelijk uitgebreideren leergang, waarin de bewerking van hout en metaal, alsmede het electriciteitswezen op den voorgrond staan. Op eenvoudiger wijze geeft ook het Gesticht Scherpenheuvel eenig onderwijs in nuttige ambachten, zooals timmeren, schilderen, letterzetten enz. In een volgend hoofdstuk zullen wij deze inrichting van naderbij zien. Cura9ao gezegd wordt, mag ook voor Aruba en Bonaire gelden. Op de Bovenwindsche Eilanden valt de regen meer over het heele jaar verdeeld, hoewel ook daar lange tijden van droogte kunnen voorkomen. Van kwalen en hinder Ongezond is geen van deze eilanden. Natuurlijk zullen personen van een niet al te robust gestel goed doen door zich van te voren te laten onderzoeken en zich te doen adviseeren. Maar wie over normaal werkende organen beschikt, behoeft niets ongewoons te vreezen. Van de groote tropische ziekten, zooals die vroeger nogal eens hier en daar voorkwamen, is in ons Gebiedsdeel niets te bespeuren. Pest en cholera zijn er onbekende verschijnselen. De gele koorts, die in vervlogen tijden wel eens woedde, is totaal verdwenen. Ook malaria komt nier voor, daar de anopheles-mug afwezig is. Pokken zijn er in de laatste jaren niet meer verschenen. Belharzia Philaria komen niet voor. De mijnwormziekte op St. Maarten is uitgeroeid. Melaatschheid is zoowat verdwenen; in elk geval zijn de lijders van den laatsten tijd vreemdelingen of Cura5aoenaars die in het buitenland besmet werden. Surinamers worden derhalve op Curagao slechts toegelaten op vertoon van een attest, afgegeven door de Lepra Commissie te Paramaribo, dat het individu zelf mitsgaders zijn familie vrij zijn van deze kwaal. De zuigelingensterfte is hoog, eensdeels in verband met de aanmerkelijke grootte der gezinnen en het abnormaal hooge geboortecijfer, anderdeels door verkeerde voedingswijze van het kind, en door raseigenschappen. De op Curafao meest gevreesde ziekte is de tuberculose, die onder het lagere volk nogal verspreid is als gevolg van slechte woningtoestanden, gepaard aan ondervoedheid of eenzijdige voeding met foenchi; de oorzaken mogen deels gezocht worden in de duurte van andere levensmiddelen, deels ook in onwetendheid. Meestal blijkt deze tuberculose van snel verlooptezijn. Genezingen worden belemmerd door de omstandigheid dat de meeste patiënten zich veel te laat aanmelden. Getracht wordt, hierin verbetering te brengen door consultatiebureaux welke gehouden worden door de Gouvernements-geneeskundigen, alsmede door huisbezoek, tot welk doel het Roode Kruis een enquêtrice uit Nederland heeft laten uitkomen. Geslachtsziekten, die nogal veel voorkomen, worden bestreden zelf hun zieken (vrije artsenkeus); evenwel worden de gouvernementspatiënten allen behandeld door den gouvernementschirurg, den gouvernements-internist en den gouvernementsoogheelkundige. Het Sanatorium „Het Groene Kruis" was oorspronkelijk opgericht met steun van de protestantsche kerkgenootschappen, en vormde aanvankelijk een onderdeel van die godsdienstige gemeente. Gaandeweg echter heeft „de Isla" zich voor deze inrichting geïnteresseerd, en ook aandeel in het bestuur ge_ T Een vereeniging voor ziekenhuisverpleging biedt gelegenheid om reducties op de kosten van geneeskundige behandeling deelachtig te worden. Op Curagao zijn 7 gouvernements-geneeskundigen, t.w. 2 in de buitendistricten, 2 in de stad, een Geneesheer-Directeur van het krankzinnigengesticht, een patholoog-anatoom en een havendokter. Bovendien is ook de Directeur van den Openbaren Gezondheidsdienst natuurlijk een arts. Ook is er een buitengewoon gouvernements-chirurg en een gouvernements-geneeskundige die belast is met de oogheelkundige behandeling van on- en minvermogenden. Vier vroedvrouwen met Nederlandsch diploma zorgen voor de verloskundige hulp aan on- en minvermogenden. Op de overige eilanden zijn gouvernements-geneeskundigen en vroedvrouwen aanwezig. Op Aruba en Bonaire bezitten deze laatsten een Nederlandsch diploma. Op Aruba heeft de Lago haar eigen hospitaal met Amerikaansche doctoren; doch eveneens zijn daar drie Nederlandsche artsen aan verbonden. Te Oranjestad is het R. K. Hospitaal San Pedro de Verona beschikbaar. Ook de Arend heeft een ziekenhuis met eigen medische bezetting. Lichaamsoefening Hoe hooger de eischen welke het klimaat aan het menschelijke organisme stelt, des te nuttiger zal het zijn om het weerstandsvermogen te versterken door lichamelijke beweging. Reeds oefeningen binnenshuis of een dagelijksche wandeling verhoogen de veerkracht. Baden, zwemmen en de vrije inwerking van de zonnestralen dragen daartoe niet minder bij. Totaal verouderd is de opvatting dat men zich in de tropen diende te onthouden van lichamelijke inspanning en van zon of buitenlucht. Integen- nomen, zuiver Portugeesch, al ziet men hier en daar even den Spaanschen invloed van de nieuwe omgeving om den hoek gluren, wanneer b.v. de familienaam Coutinho gespeld wordt Cotino, of wanneer we „muller" lezen in plaats van muiher. Talrijk zijn de opschriften waarmee een brave echtgenoote wordt herdacht als „virtuoza bem aventurada senhora", of een kind als ,,o anjo que faleseu em 4 adar 5438" (het engeltje dat gestorven is). Een prachtig marmeren beeldhouwwerk eert de nagedachtenis „do bem aventurado e insigne varao Mordochay Hisquiau Namias de Crasto", die vrederechter was in 1716. Verscheidene zerken zijn er, die de afbeelding van een schip vertoonen, als teeken dat de overledene scheepskapitein was. Het talrijkst echter komt de omgehakte levensboom voor. Behoedzaam beweeg ik mij van zerk tot zerk voort, want de bodem is steenachtig, en hier en daar begroeid met stekelige struikjes. Op een afstand zie ik mijn geleider ootmoedig staan te bidden op het graf van zijn grootvader. Zelf is hij een eerwaarde grijsaard van bijna tachtig jaar, anders kon hij op dit kerkhof ook nauwelijks meer piëteitsplichten te vervullen hebben; want er is sindsdien een nieuwe Israëlitische begraafplaats aangelegd, en de oude doodenakker is daarmede geworden tot een gedenkteeken van vrome traditie. postzegels van Cura^ao. Een feestterrein voor den toerist, voorai wanneer hij uit Noord Amerika komt, en nog meer wanneer het een „zij" is. Ze raken er niet uitgekeken; menigmaal slippen ze even naar boord terug om nog gauw wat geld te halen... Rondom het Fort Amsterdam Tusschen de Breedestraat en de zee ligt de Overheidsbuurt. Reeds zagen we langs den mond van de St. Annabaai de fortmuren overgaan in het gerekte front van het Gouvernementspaleis. Daar gaat een poort onderdoor, bewaakt door een grimmigen marinier, in olijfgroen linnen, met een strooien flaphoed op; zijn bajonet is gelukkig niet bedoeld om ons te weren, en vreedzaam drentelen we het Cura9aosche „Binnenhof" op. Dat is een onregelmatige rechthoek, ingesloten door strakke gebouwen die deels van galerijen zijn voorzien; aan het eene uiteinde vormt het Gouvernementspaleis de afsluiting, en aan het andere einde verheft zich de Fortkerk, een eenvoudig gebouw met een koepeltje, in het genre van een Hollandsch provinciaal stadhuis. Naast die kerk ligt de Gouvernementssecretarie, een onpretentieus gebouw van rustige vormen, en om dien hoek wringt een tweede uitgang zich langs het postkantoor opnieuw naar buiten. Daar staan we plotseling op een ruim plein, met fraai plantsoen opgesierd. Het statige „Raadhuis", dat als zetel voor de Staten en tevens als Gerechtshof dient, verheft zich daar met een deftig bordes. Een nieuw gebouw voor de Politie heeft zich heel aardig in kleur en stijl aangepast. Voorts zien we daar scholen en kerken in ongedwongen groepeering liggen langs een boulevard-achtig begin van den grooten Pietermaaiweg. Een standbeeld van Koningin Wilhelmina is hier door den burgerzin van Curafaosche families te midden van het groen geplaatst. Er bestaan thans plannen om de gebouwen in het Fort Amsterdam inwendig te verbouwen tot moderne bureaux en woningen, onder behoud van hun karakteristieke uiterlijk. Daar waar dit in den loop der tijden veranderd was, zal naar herstel van den oorspronkelijken stijl gestreefd worden. Stadsverkeer En nu willen wij even een auto nemen om onze oriënteering op breedere schaal voort te zetten. Huurauto's vinden we steeds gestationneerd aan de beide bruggehoofden, en voorts bij den hoek van Handels- en De Ruyterkade, daar waar zich het groote BEDRIJVIGHEID RONDOM HET SCHOTTEGAT Een schets van de Isla. De tankervloot in actie. Het destillatieproces. Van fuel oil en smeerolie. Hoe de benzine wordt „gekraakt". Het octaangetal troef. Een kijkje op het fosfaatbedrijf. Een schets van „de Isla" Hoe vaak niet hebben we tot dusverre al eens even de oliebedrijvigheid van Cura?ao om den hoek zien gluren. We hebben de vlijtige tankers zien binnenvallen en uitvaren; we hebben de walmende emplacementen op een afstand zien liggen als een geheimzinnig industrieterrein met velden vol ronde reservoirs en silhouetten van ijle staketsels. Misschien was het 's avonds op zijn mooist, wanneer een rossig schijnsel de wolken kleurde, terwijl uit schoorsteenen en fornuizen een laaiende gloed werd uitgebraakt alsof daar een werkplaats van Cyclopen een bovenmenschelijke taak aan het verrichten was. Aldus is voor den toerist zelfs dit nuchtere fabrieksgebied zoo waarlijk een element van bekoring in het landschap geworden. Aan iederen gelegenheidsbezoeker van Curaf^ao zij dan ook aangeraden om tenminste eens tweemaal dien reeds tevoren gesignaleerden rondrit achter het Schottegat om in zijn programma op te nemen, eenmaal overdag en eenmaal bij avond. Onder beide omstandigheden zijn de indrukken bepaald de moeite waard. Op Cura?ao spreekt men globaalweg van ,,De Isla", wanneer men het groote complex der oliebedrijven bedoelt. Deze behooren alle tot de Koninklijke Shell-combinatie, die te 's Gravenhage en Londen zetelt. Aan het Schottegat treedt zij op onder den naam van Cura^aosche Petroleum Industrie Maatschappij (in de wandeling ,,de Cépim"), terwijl voorts de tankvloot is georganiseerd in een Curafaosche Scheepvaart Maatschappij. Sinds 1915, toen er voor het eerst een Curagaosche Petroleum Maatschappij optrad, is er in dat Schottegat heel wat veranderd. Voorheen was het een stille waterplas, waarvan enkel de ingang even werd gebezigd als zwaaiplaats voor de schepen die door de St. Annabaai kwamen gevaren. De achterste oevers echter behoorden reeds tot het levenlooze binnenland, een streek van cactus en cabrieten. Het fosfaatbedrijf van de Cura^aosche Mijnbouw Mij Op reis door den „knoekoe" van Cura^ao. Toen is de oliemaatschappij begonnen op het schiereiland Isla, dat als een hand met uitgespreide vingers van den Noordoever uit in het watervlak ligt uitgestoken. Gaandeweg werden verschillende van die vingers bebouwd met tanks, met raffinaderijen en met los- of laadstations. Het bedrijf breidde zich steeds verder landwaarts uit, zooals op Asiento en Valentijn. Op het schiereilandje Negropont ontstond een woonwijk, aan welk complex in 1929 de naam „Emmastad" werd gegeven. Sindsdien is ook op Negropont de woongelegenheid al weer te beperkt gebleken, zoodat de maatschappij nog veel dieper landwaarts huizen is gaan bouwen, in de buurtschap die Rio Canario heet. Maar in de wandeling blijft men spreken van „de Isla", zoowel om de plaats aan te duiden als ook wanneer men de totale olieorganisatie bedoelt. De tankervloot in actie Recht tegenover de vaargeul die uit de St. Annabaai komt, hebben oorspronkelijk de eerste raffinaderijen gelegen, op de oude Isla van 1916. Thans zijn deze echter afgebroken, en dit geheele historische gedeelte is nu gereserveerd voor de verlading naar overzee, waarbij het industriebedrijf zich verplaats heeft naar Asiento en Valentijn. Aldaar is het dus ook dat de zgn. „lake tankers" thans hun lading ruwe olie komen lossen, die zij aanbrengen uit het Meer van Maracaibo; vandaar de benaming „lake". Dit zijn schepen met een laadvermogen van 2500—2700 ton. De allernieuwste gaan tot 3500 ton, maar dat is dan ook de uiterste grens, wegens de geringe diepte in den uitgang van die groote Venezolaansche zoetwater lagune. Ongeveer tien tot twaalf van die lake tankers komen er dagelijks binnen, hetgeen een aanvoer beteekent van een 30.000 ton ruwe olie per dag. Deze lake tankers zijn eigendom van de Curafaosche Scheepvaart Maatschappij; zij varen bijna allen onder Nederlandsche vlag. Hun aantal bedraagt op het oogenblik ongeveer 35, maar verdere toename is niet buitengesloten. Zij pompen bij aankomst hun inhoud over in waltanks, en deze pompen op hun beurt de olie verder door naar de fabriek. Onder die aangevoerde oliesoorten bestaan nog verscheidene types, die onderling sterk verschillen naar samenstelling, zwaarte etc. De meest gangbare heeten (naar hun herkomst aan het Meer van Maracaibo) o.a. Lagunillas, Tia Juana, La Rosa, Concepcion, Las Cruces, heavy of light medium Mene Grande, Western etc. Ieder schip brengt slechts één bepaalde waar de fuel oil doorheen gepompt wordt om in een vrijwel absoluut luchtledige ruimte verhit te worden. Ook de smeerolie kan, volgens hetzelfde principe als bij de lichtere oliesoorten gangbaar is, tot types van verschillende zwaarte gefractionneerd worden. En wat men ten slotte, na afscheiding van de smeerolie, uit het oorspronkelijke residu overhoudt, is dan de asfalt, die onder deze hooge temperaturen natuurlijk in vloeibaren toestand verkeert. Van deze asfalt wordt echter slechts een klein gedeelte geëxporteerd. Het meerendeel doet ter plaatse dienst als brandstof voor de gulzige vuren der destillatieinrichtingen. Krachtige pompinstallaties drijven de heete asfalt door een ringleiding heen, waarin deze anders zoo harde grondstof thans onder 12 atmosfeer druk en 250—3000 hitte langs alle stookplaatsen stroomt, dus bij wijze van een extra zware soort stookolie. Het raffineeren van kerosene met behulp van sterk zwavelzuur, teneinde een verkoopbaar type van petroleum te verkrijgen, geschiedt in zgn. agitatoren. Een pijpleiding brengt stookolie uit het industrieterrein over naar de Caracas Baai, op de Oosthe It des eilands, waar tanks en afscheepinrichtingen voor deze brandstof aanwezig zijn. Hier komen eveneens enkele der allergrootste toeristenschepen zich van stookolie voorzien, terwijl de passagiers ondertusschen Willemstad gaan bekijken. Hoe de benzine wordt „gekraakt" .... Reeds levert, zooals wij zagen, de ruwe olie bij destillatie benzine op, doch de langs dezen weg verkregen hoeveelheden zouden niet bij machte zijn om in de groeiende behoefte te voorzien. En juist toen men zich te dezer zake zorgen begon te maken, werd bij toeval in Amerika ontdekt dat bij^ oververhitting van fuel oil de grootere moleculen „gekraakt worden tot kleinere moleculen, waarbij dan een deel van deze kleinere zich ontpopte als benzine-moleculen. Op deze vinding berust het zgn. Dubbs-patent. Er ontstaat dan voor ongeveer 30 /0 drukdestillaat, naar den Amerikaanschen term „pressure destillate" in de wandeling „p. d." genoemd. De rest blijft residu, zij het ook van een ander type dan de overige fuel oil; het hier verkregene restant van 70 % noemt men cracked residue. Verwerking van ook dit bestanddeel tot benzine is niet mogelijk gebleken. Ook het „p. d." is echter nog geen volmaakte benzine, want hierop moet eveneens eerst nog een destillatie-procede worden toegepast. Er blijft dan over een bodem van een derde deel aan gasolie-fracties, waarboven zich aan lichtere stoffen ongeveer twee derde deel aan zware benzine bevindt, de zgn. „endpoint p. d.", die evenwel nog niet terstond bruikbaar is. Juist dit voor de markt geschikt maken van de aldus verkregen benzine heeft heel wat hoofdbrekens gekost, want men wist het aanvankelijk niet verder te brengen dan een niet heel beste benzinesoort. Maar door verdere raffinage en herdestillatie heeft men er een zgn. „kraakbenzine" uit weten te bereiden, die niet alleen in geen enkel opzicht bij de rechtstreeks gewonnen benzine achterblijft, doch tevens als extra verrassing de zgn. „antiklopwaarde" blijkt te bezitten. Iedere automobilist kent en vreest dit verschijnsel, wanneer zijn motor gaat „kloppen". Welnu, de kraakbenzine heeft een hoogere antiklopwaarde dan eenige andere benzinesoort, zoodat de liefde voor dit dure kraakprocédé opeens verklaarbaar wordt. Immers, langs dezen weg kan de productie van benzine tot een ongekenden omvang worden opgevoerd, en bovendien verkrijgt men een klopvrij type. Bij dit procédé houden de groote cracking plants ook gas over, en wel precies zooveel als zij zelf noodig hebben voor het stoken. Eerst echter worden in een compression plant ook uit dit gas nog de laatste waardevolle bestanddeelen gehaald, zoodat alles wat er nog aan benzine in mocht zitten, gewonnen wordt. Het octaangetal troef Toen eenmaal de beteekenis van de antiklopwaarde beseft werd, lag de verdere vraag voor de hand: waarom nu niet eveneens de langs rechtstreekschen weg verkregen benzine te gaan kraken teneinde ook daarvan de antiklop-waarde op te voeren? Hier nu komen wij in aanraking met het laatste snufje op oliegebied. De allerlichtste bestanddeelen bezitten reeds vanzelf een hoog „octaangetal", zooals de nieuwe term heet waarmede deze antiklopwaarde wordt aangegeven. Van de rest echter is het octaangetal laag, en dit nu is het gedeelte dat voor kraken in aanmerking komt. De vakterm hiervoor is „reforming". Er komen geweldige drukken en temperaturen aan te pas, om deze benzine-moleculen te vervormen. Een druk van 80 atm. en een hitte van 5500 C. is daarbij iets heel gewoons. Bij dit procédé blijft een hooger percentage aan gas over dan men zelf verstoken kan. De rest wordt dan elders gebezigd, of in het uiterste geval opgebrand; dat zijn dan de wapperende vlammen die men aan het benedenwindsche uiteinde van 7 zulk een industrieterrein wel eens de lucht in ziet fladderen. De jongste techniek is er op gericht om al deze werkwijzen te combineeren ter wille van een steeds hooger octaangetal. Reeds was dit van ongeveer 55 opgevoerd tot 65 en zelfs tot 70; als uiterste grens werd 87 beschouwd, doch dan uitsluitend voor de luchtvaart. Terwijl ik dit zit te schrijven, weten echter de dagbladen te berichten, dat een nieuwe werkwijze, het zgn. polymerisatie-proces, zou toestaan om door samenvoeging van moleculen het octaangetal te brengen op 95—100. Groote strijd moet bij het ,,reforming"-proces gevoerd worden tegen de cokesvorming in de buizen; in het begin moesten deze iederen dag opnieuw worden uitgeboord. In den laatsten tijd heeft men dit euvel echter vrij wel volledig onder de knie gekregen, dusdanig dat een dezer „Dubbs plants" al eens gedurende vijf maanden onafgebroken in gebruik is geweest. Toch is het deze cokesformatie, die geacht wordt, de grens aan te geven van het oneindig doorgaan met kraken. Een kijkje op het fosfaatbedrijf Wij wenden ons nu van den heeten adem der Isla af, en laten onzen auto lustig snorren over de asfaltwegen van Cura9ao, het Oosten in, waar de Tafelberg zijn platte kruin boven een omgeving van lichtbeboschte heuvels uitsteekt. Weldra verlaten we de groote route om een zeer genoegelijken landweg te gaan volgen. Door de poort van de voormalige plantage Santa Barbara dringen we door in het gereserveerde terrein van de Mijnmaatschappij „Cura9ao", wier bedrijf zich heeft gevestigd aan de Fuik Baai; het aldaar ontstane centrum van activiteit wordt Newport genoemd. Want hier overheerscht de Engelsche taal, immers de zetel der maatschappij is weliswaar te Amsterdam, doch de directie wordt gevoerd door John Godden 8c Co te Londen; het Cura9aosche kantoor richt zich naar de uit Europa ontvangen aanwijzingen inzake verscheping en daarmee samenhangende productie. Vermoedelijk hebben zich millioenen jaren geleden op dit oostelijke uiteinde van Cura9ao lagunes bevonden, waar enorme hoeveelheden vogels moeten hebben gehuisd. Hun uitwerpselen, die elders ter wereld, o.a. op de kust van Peru, dikke koeken van guano deden ontstaan, hebben ook hier gaandeweg deze lagunes opgevuld met een mengsel waarin zich tevens vischgraten en andere fosforhoudende stoffen bevonden. Daarna is de geheele bodem omhooggeheven tot een paar honderd meter boven de zee. Sindsdien is de regen het fosforzuur uit deze guano-achtige substantie gaan oplossen, en deze vloeistof is vervolgens doorgesijpeld tot in de kalksteen, die daardoor veranderd werd in fosforzure kalk. Deze ligt daar tegenwoordig in korsten die zich een goede honderd meter boven den waterspiegel verheffen, in alle kleuren, van wit tot zwart. Met dynamiet laat men deze rots springen. Na een eerste ruwe sorteering wordt het puin omlaaggebracht met een stelsel van karretjes, dusdanig dat de gevulde wagentjes door hun gewicht de leege weer omhoogtrekken. Op het fabrieksterrein wordt dit gesteente vervolgens verbrijzeld en ter verscheping opgeslagen. De meeste fosfaat gaat met de booten der Horn Linie naar Zweden en andere bestemmingen in de Oostzee, doch eveneens naar Vlaardingen, waar het gruis tot poeder gemalen en daarna als oplosbare superfosfaat ter bemesting op het land gebracht wordt. Ook Trinidad en andere West-Indische landbouwstreken koopen dit hulpmiddel. De omzet bedraagt bijna 100.000 ton per jaar. Tegenwoordig verscheept men niet alleen meer de eerste soort, maar ook de armere gradeeringen, omdat anders een loonende exploitatie niet mogelijk zou zijn. Onder het graven vindt men niet zelden fraaie kristallen, stalactiten en dergelijke. Er zijn gewoonlijk ongeveer 350—400 man aan het werk; deze mogen op het terrein wonen, maar families worden er niet toegelaten. Daarom zorgt de maatschappij voor voeding, en daarenboven betaalt zij een dagloon. Er is een kleine kolonie van een dertigtal blanken aanwezig, grootendeels Engelschen, maar ook enkele Curafaoenaars. Op het naburige eilandje Klein Curafao is de oorspronkelijke fosfaatlaag reeds in vroeger jaren geheel afgegraven, zoodat deze bescheiden satelliet van Cura£ao tegenwoordig nog slechts een lage en kale klip is, van een vuurtoren voorzien wegens het gevaar voor de scheepvaart. DE BEKORING VAN DEN „KNOEKOE" Iets over landschapsschoon. Wat men onder „knoekoe" verstaat. Gedaante en structuur van Curafao. De plantengroei. Uit de dierenwereld. Een autorit naar de Westpunt. Excursie naar de Oosthelft. Cura?aosche volksmuziek. Iets over landschapsschoon In vroegere jaren hebben auteurs die het met Curafao niet zoo goed meenden als schrijver dezes wel eens gezegd dat dit eiland niet veel anders was dan een kale rots. Nu, dit is ongetwijfeld een minder vriendelijke wijze om te kennen te geven dat de vruchtbaarheid van Curafao in sappigheid achterblijft bij datgene wat men zich wel zou wenschen. Maar even stellig zouden de Cura^aoenaars verkeerd doen door het natuurschoon van hun platte land te willen aanprijzen als een paradijs van welige landouwen. De werkelijkheid zou ik aldus willen weergeven, dat het Curaipaosche landschap nu eenmaal van een geheel anderen aard is dan dat wat men gewoonlijk elders te aanschouwen krijgt; ook echter deze eigenaardige natuurtafereelen hebben wel degelijk hun eigen schoonheid, mits men die maar te vinden en te waardeeren weet. Het gaat daarmee in menig opzicht als bijvoorbeeld met het Hollandsche polderlandschap, dat Zwitsers, Franschen en Amerikanen in verrukking brengt, terwijl de Nederlander zelf liever op zijn hoogere gronden het bosch en de heide opzoekt, of in zijn vacantie naar de bergen trekt. En wie zal hem dat kwalijk nemen ? Leeft niet in iedereen terecht de trek naar datgene wat hem de saaiheid van het alledaagsche doet vergeten! Evenzoo zal menige Curagaoenaar het malsche groen van weibesproeide valleien als een begeerlijker vorm van landelijk schoon beschouwen dan de ietwat drogere gedaante waarin Zijn eigen landschap zich voordoet. Maar de vreemdeling vindt in de overigens ook niet bijzonder talrijke lustoorden van Cura?ao lang niet diezelfde aantrekkelijkheid als in het eenigszins dorre beeld dat de Cura9aosche knoekoe hem biedt. Juist dat karakteristieke wenscht hij! Wat men onder „knoekoe" verstaat Op Cura?ao is dit een algemeen gebezigde uitdrukking om het ruige binnenland aan te duiden. ïs iet alleen de oudingezeten binnenland van Cura^ao. Boven: Boca Tabla. — Midden: Tafelberg en divi-divi Beneden: Westpunt. IDe K.L.M. in West-lndië. Boven: Tableau de la troupe. Beneden: Het v|iegve|d °P ^uba. Midden: De Snip en de Lockheeds met rif en lagoen. (Luchtfoto KLM) burgers van Willemstad gebruiken dezen term, maar ook de pasaangekomen „macamba" leert het spoedig in zijn woordenschat op te nemen. Het wordt ook wel koenoekoe gespeld, maar even vaak hoort men het nog verder ingekort tot „knoek". Nu, van dit woord is tenminste de afleiding niet zoo moeilijk. Het is nog steeds in zwang op Cuba, waar met „conuco" wordt aangeduid — en hier haal ik het Spaansch-Nederlandsche woordenboek van professor van Dam aan — „een stuk gronds, door den eigenaar aan een slaaf afgestaan ter bebouwing voor eigen rekening". Ongetwijfeld is dit woord door de Spanjaarden op hun beurt overgenomen uit de oorspronkelijke taal der inboorlingen, en evenals zoo menige andere uitdrukking uit de Antillen is ook het woord conuco op andere plaatsen in de Caribische wereld blijven hangen, al zij het in een meer algemeene beteekenis. Met knoekoe is dus eenvoudig het platteland bedoeld, en wel geenszins in ongunstigen zin, doch simpelweg als tegenstelling tegenover de meer urbane samenleving in de stad. De knoekoe wordt dan ook geacht, onmiddellijk achter de buitenste wijken van Willemstad te beginnen. Gedaante en structuur van Curacjao Het hoofdeiland van ons Gebiedsdeel vertoont een gedaante die ik eenvoudigheidshalve zou willen vergelijken met die van de Betuwe. De grootste lengte bedraagt 61 kilometer, bij een breedte die varieert tusschen 5 en 14 km. Wat de oppervlakte betreft, is men aangewezen op schattingen die zich tusschen 400 en 500 vierkante kilometers bewegen, wat dus overeenkomt met ongeveer een vierde deel van de provincie Limburg. De Caribische Zee rondom het eiland is zeer diep, tot wel 4000—6000 meter toe; maar in de richting van den Venezolaan schen overwal vermindert deze diepte tot ongeveer 13 00 meter, en vlak bij de zuidkust des eilands laat zij met ongeveer 45 meter zelfs de vorming van koraalriffen toe. Eigenlijk mag men, populair uitgedrukt, het heele eiland beschouwen als een samenstel van koraalriffen uit verschillende bouwperiodes, die rusten op een ouderen ondergrond van vulcanische stollingsgesteenten, waarvan het diabaas het belangrijkste is. Dit verweert van donkergroen tot roodbruin, en gaat dan door verbrokkeling over in gruis en ten slotte in leem. Op dien grondslag hebben zich op sommige plekken eerst verschillende kiezelleien en kalkafzettingen gevormd, alsmede nog later zandsteen. Deze diverse gesteenten verschijnen echter menigmaal los van elkaar aan de oppervlakte. De koraalriffen, in ondiep, helder en niet te koud zeewater door milliarden kleine diertjes opgebouwd, zijn in den loop der eeuwen eenige malen met de geheele aardkorst mee omhooggeheven, waarna zich telkens aan hun randen brandingsterrassen hebben gevormd, die een fijn koraalzand, vermengd met schelpen en andere dierresten achterlieten. Deze terrassen herkennen we in het Cura^aosche landschap voortdurend als opstaande randen van afgebrokkelde kalksteen die soms zeer steil uit een vlakkere en pas later blootgekomen omgeving omhoogrijzen. Zulk een kalkplateau verheft zich o.a. boven den woesten Noordoever des eilands, de zgn. kust van Hato. Het doorsijpelende regenwater heeft daar een druipsteengrot in doen ontstaan, die men met behulp van geweldige houten fakkels te zien kan krijgen. Dit is de Grot van Hato, nabij het landhuis van den Gouverneur en het vliegveld van de K.L.M. Toegangsbewijzen moet men tevoren koopen bij den politiepost aan den buitenkant wanneer men Willemstad in die richting uitrijdt. De plantengroei Dat zich op zulk een grootendeels harden en weinig waterhoudenden bodem een vegetatie van groote weligheid zou kunnen ontwikkelen, mag niet worden verwacht. Enkel in de valleien, waar het regenwater beter vastgehouden kan worden, of waar een bronnetje zorgt voor een geregeld vochtgehalte van de teelaarde, voor zoover aanwezig, ziet men een tropischen plantengroei ontspruiten, met palmen en vruchtboomen zoowel als met gras en bloemen. Daar vindt men dan ook de „hofjes" van de plantages; dit laatste woord dient men op te vatten in de beperkte plaatselijke beteekenis van boerderij, doch ook het landbouw- en veeteeltbedrijf is hier uiteraard slechts van geringen omvang. Er wordt wat zgn. „kleine maïs" verbouwd, alsmede in den laatsten tijd een beetje groente, rankvruchten (meloenen) en eenig ander fruit, waaronder de papaya of boommeloen, de zuurzak, de guayaba en de mango. Onder de weinige uitvoerproducten merkten we reeds de oranjeschillen op, die voor het bereiden van de cura9ao-likeur dienen. De meest karakteristieke boomen van Cura^ao zijn evenwel de dividivi en indio, die peultjes voortbrengen, waarvan die van eerstgenoemde uitgevoerd worden voor de looizuurbereiding. Het zijn knoestige, stekelige gestalten, die onder den eentonigen adem 90 van den Passaat scheefgewaaid zijn tot bezemrijdende spookgedaanten. Een wonderlijk gezicht, zulk een ijl bosch van boomflarden die alle naar één kant wijzen. Voorts drukt de cactus van allerlei soort zijn stempel op het Curafaosche landschap. Hoog en rijzig groeit de kandelabercactus op, die als heining tegen de cabrieten in rijen wordt geplant, en dan gaandeweg hoogst merkwaardige laantjes gaat vormen, van verscheidene malen manshoogte. Ook komen er losse cactusboomen voor, die op een knoestigen stam een kruin dragen, ongeveer zoo breed en zoo hoog als een kersenboom. Laag bij den grond blijft de meloencactus, die er uitziet als een Turksche tulband, doch dan bekroond door een roode pomponachtige bloem. Tot de opuntia-soort behoort de gevreesde Spaansche Juffer, die ovale bladschijven op elkaar balanceert, van vervaarlijke stekels voorzien. Voorts verdient nog vermelding de agave of pita, een laagblijvende krans van langwerpige en venijnig getande bladeren, waaruit een slanke toorts met witte bloemen tot eenige malen manshoogte te voorschijn schiet. Een grappig gewas is tenslotte de aloë, een plant die doet denken aan het loof van ananas, doch dan met dikke, vleezige bladeren, welke, wanneer ze doorgebroken worden, een traag geelbruin sap afscheiden. We zullen dit product op Aruba terugzien en ten slotte op Bonaire nader bekijken. Voor verdere botanische bijzonderheden zij verwezen naar Frater M. Realino's voortreffelijke boekje „Plantkunde van Curafao, verschenen bij den R. K. Boekhandel ,,St. Augustinus", St. Thomas-College te Willemstad (1935). Uit de dierenwereld De fauna van Curafao is noch zeer rijk, noch ook van bijzondere opmerkelijkheid. In het wild levende dieren van eenige beteekenis komen er nauwelijks voor, op enkele herten na. Konijnen vindt men hier en daar in het wild. Talrijker zijn de vogels, waaronder de vraatzuchtige parkieten, de fraaigekleurde kolibrietjes, diverse soorten duiven en een groot aantal zang- en roofvogels. Voorts ziet men overal hagedisjes, terwijl ook de leguaan (Joewana) zich op sommige plaatsen vertoont, in afmetingen van soms wel anderhalven meter lang. Onder het tamme gedierte is stellig de koe de nuttigste, daar melk en vleesch op Cura5ao goede prijzen opbrengen; de grootste zorg daarbij is echter om aan groenvoer te komen. Gemakkelijker gaat dit met de veel talrijkere schapen en geiten. Deze laatsten, de schier verwilderde cabrieten, zijn echter zeer gevreesd, omdat zij al het groen wegknabbelen, zoodat elk huis zijn tuin daartegen tracht te beschermen. Ezels zijn er nog vrij veel; het gebruik van paarden neemt af naarmate het wegennet de vrachtauto overal doet doordringen. Men heeft het ook geprobeerd met de teelt van struisvogels, doch deze proefneming is weer gestaakt. Yisch, kreeften, garnalen en schildpadden komen in de omliggende zee ruimschoots voor, doch het visscherijbedrijf is op Cura9ao niet zeer ontwikkeld. Kippen en kalkoenen worden op de meeste plantages gehouden. Een autorit naar de Westpunt Curafao is druk bezig met het aanleggen van een wegennet, onder leiding van de Directie der Openbare Werken. Voorloopig heeft men zich geconcentreerd op een spinnekopvormig stelsel rondom Willemstad, met als grondslag den reeds meermalen vermelden rondweg om het Schottegat heen. L it deze centrale ceintuurbaan takken zich in alle richtingen geasfalteerde hoofdverkeerswegen af, zooals de van Slobbe-weg naar Piscadera Baai en de groote weg naar het Westen, met vertakking naar het vliegveld Hato; voorts in het midden de weg naar Santa Rosa, alsmede naar het Oosten de hoofdroute in de richting Caracas Baai. Gaandeweg zal de asfaltverharding ook worden uitgestrekt over de verdere voortzetting van deze wegen; het eerste staat op het programma de centrale weg naar de grootere W esthelft des eilands, tot Barber of tot Soto. En daar snorren we nu zachtjes over den goeden, breeden en modernen weg de voorsteden van W illemstad uit. Aan v. eerskanten aardige, kleurrijke huisjes, gaandeweg meer los van elkaar, todat eindeüjk de volle knoekoe zich opent, met doorkijkjes tusschen rifheuvels door, of over vergezichten met water en golvende verschieten heen. Vf e hebben de Grot van Hato bezichtigd door als geiten tegen de ribbels van den ouden rifmuur op te klimmen, tusschen struikgewas waar zeeschelpen tegenop kruipen, als slakken vermomd. Na het bezoek aan de grot zijn we den eenigszins rookerigen nasmaak van de flambouwen gaan wegspoelen met een verfrisschenden dronk op het \ heg\ eld. En nu spoeden we ons opnieuw over den grooten weg verder, langs den Seroe Grandi (Groote Berg) en den Seroe Chikito (Kleine Berg), waar we heel eventjes aan den gezichtseinder het silhouet van Bonaire konden opmerken. Even vóór Dokterstuin — wat een onbetaalbare naam voor een landhuis in dien genoegelijken knoekoe! — slaan we rechtsaf, een landweg in, die ons tusschen rijzige cactusboomen door, en langs een zandvlakte zoo kaal als een strand bij eb door loodst naar het dorpje San Pedro of Sint Pieter, een schilderachtige knoekoe-nederzetting. De huisjes zijn er van witgekalkte leem, de daken van palmblaren. Een paar oude vrouwtjes babbelen graag met ons in een mengsel van Hollandsch en Spaansch dat onze gebrekkige kennis van het Papiamentoe moet bemantelen. Zij doen de wasch in een watersprankje dat tusschen bananenstammen en klapperpalmen doorritselt; maar rondom sluit een krans van prikkelboomen en doornstruiken die beperkte idylle van vruchtbaarheid in, en de opstaande rifrand eenerzijds vormt met de van verre bulderende Noordkust de omlijsting van deze kleine oase in een wildernis van stekels en koraalpuin. De lucht trilt boven strand en branding als ware er een fata morgana te verwachten. Ziedaar de echte knoekoe: warm en arm, maar wèl gezond. We rijden weer verder, langs Barber (Santa Barbara) waar sierlijke palmenlaantjes een keurig modern kerkje omkransen. Links verrijst geleidelijk de Sint Christoffelberg, Curagao's hoogste top, 372 meter hoog. En weldra staan we op het heuveltje waar de plantage Savonet zich verheft, een traditioneel Curagaosch heereboerenhuis, oud-Hollandsch in zijn sierlijke gevelvormen, maar tropisch in het isolement waarmee het van dit centrale terras rondom uitkijkt op knoekoestruiken met hier en daar een palm er tusschen. Van dat type zijn er verscheidene op Curagao. Helaas gaan vele van die karakteristieke plantagehuizen door ongebruik te gronde; hier ligt een schoone taak te wachten op een nobel initiatief om zulke historische cultuurmonumenten voor Curagao te behouden. Een kort zijritje brengt ons naar de Boca Tabla, een grot, of eigenlijk slechts een spelonk, in de rifwanden van de Noordkust, waar de branding ziedend in rondklotst. Er zijn van die punten op de Curagaosche oevers, waar een loodrecht gat in den koraalbodem toelaat om het beuken der golven binnen zulk een besloten ketel te beluisteren, te midden van een landschap waar kruipende heesters zich gretig nestelen in ieder holletje van den rifbodem waar maar wat regendroppels blijven staan. Zoo heb ik ze gezien aan den „Noordkant", nog buiten de verlaten plantage Brievengat. Maar zoo zijn er nog meer. Het dorp Westpunt is eigenlijk maar een gehucht boven op den hoogen oever, die hier met ijl geboomte is begroeid. Langs de oude plantages De Knip en St. Kruis (Santa Cruz) dwalen we weer op den thuisweg terug. Tal van baaien dringen hier het rif binnen, sommige nog van oude zoutpannen voorzien, andere met een eerwaardig i8e-eeuwsch woonhuis boven op de klippen. En via het dorpje Soto bereiken we den grooten weg weer, terug naar Willemstad. Excursie naar de Oosthelft Het Oosten in lijkt het wegennet nog wat dichter, want behalve de vrij goede landwegen, die we na het verlaten van de asfaltbaan overhouden, zien we ook nog overal gezellige knoekoeweggetjes door de laantjes van cactus en dividivi verderloopen; een donkerkleurige veldwachter, in khaki-uniform op een motorfiets gezeten, snelt voor ons uit, en op zijn voorbeeld durven we ons gerust in dien doolhof van paadjes te wagen. Ergens zullen we wel uitkomen! Soms verdwijnen we tijdelijk in een bosschage van droog geboomte. Een anderen keer zien we van een open heuvelrug over de diepe inhammen waarmee de zee in het golvende land binnendringt, en dan rijden we met vreugde de voormalige plantage Brakkeput op, waar een geestig oud-Curafaosch huis het middelpunt vormt van een vredig knoekoelandschap. Het particuliere terrein van de plantage Santa Barbara (thans aan het fosfaatbedrijf toebehoorend) verschaft ons fraaie uitzichten over het Spaansche Water, een wijde lagune, aan wier buitenkant de Caracas Baai te herkennen is door de tankcilinders en het oude Hollandsche fort Beekenburg. Hier groeien bosschen van allerlei houtsoorten, waaronder ook de statige mahonie, de nuttige kalebasboom (gratis leverancier van kommen en ander vaatwerk) en vele andere sierlijke soorten. Op den terugweg gaan we even kijken bij het zwembad van Jan Thiel, waar schildpadden en bonte zeevisschen in een gemetseld bassin ons met hun capriolen bezighouden. De terugreis zullen we maken via het Gesticht Scherpenheuvel, met wijd uitzicht over land en zee, en vervolgens over het flinke dorp Santa Rosa, waar knoestige indio-boomen rondom het schoolgebouw gegroepeerd staan. Ziehier enkele losse grepen uit den Curagaoschen knoekoe. Misschien is het geen groot-toerisme dat in folders geadverteerd kan worden om een duizendkoppige schare van vreemdelingen tot geestdrift te stemmen. Maar voor wie de onopgesmukte schoonheid van een karakteristiek landschap en een onbedorven bevolking weet te waardeeren, is zulk een rijtoer door de binnenlanden van Curagao een nobel genot. Curacjaosche volksmuziek De simpele plattelandsbevolking vindt nog vermaak, ja zelfs stichting in het bespelen der van ouder op ouder overgeërfde muziekinstrumenten, waarvan het meerendeel vermoedelijk in Afrika zijn oorsprong heeft genomen. Daar is een primitief snaarinstrument, zooiets als een boog waar een klinkend koordje overheen gespannen is. De melodie werd er met den mond bijgeneuried, terwijl de begeleiding een eentonig gebrom liet hooren. Deze „zeoe" is tegenwoordig aan het uitsterven. Vaker hoort men de gitaren van Spaansch makelij, wier rhythme pleegt te worden onderstreept door het schudden der Venezolaansche „marracas", kalebasdoppen, met harde zaden gevuld, die op een stokje heen en weer geklutst worden. Voor ditzelfde doel pleegt in volkskringen ook de „wiri" gebezigd te worden, een instrument met ijzeren ribbels, langs dewelke een dansmaat wordt afgeschrapt ter begeleiding van het voorheen op danspartijtjes zoo gebruikelijke draaiorgeltje. Bij deze primitieve doch innemende muziek werd dan de „tumba" gedanst, een figuur, die wel het beste te vergelijken, ja misschien in hoofdzaak identiek is met de Cubaansche rumba, waarvan de laatste jaren ons zulk een triomftocht hebben doen aanschouwen. Tegen het eind van het jaar werd het dansrhythme gewoonlijk aangevuld met gezongen teksten, die doorgaans hekeldichten op de plaatselijke samenleving bevatten. De zgn. tamboermuziek, onder welke omschrijving al deze elementaire volkskunst wordt gerangschikt, is tegenwoordig alleen toegestaan in besloten kring, met permissie van de politie. Want in de laatste jaren heeft deze beoefening van spel, zang en dans wel eens de omlijsting der naïeve landelijkheid verlaten. Dit is jammer, want zoodoende gaat er veel teloor wat karakteristiek was voor Curagao en zijn bewoners. Op deze wijze zijn ook reeds de voorheen zoo vroolijke oogstfeesten, met muziek en oude volksdansen, in onbruik geraakt, wat stellig een verlies beteekent voor alle brave knoekoebewoners. DOOR DE LUCHT NAAR ARUBA Vliegen of varen. Drie kwartier Caribische vogel. Plattegrond van Aruba. Overzicht van het eiland. Bestuur en hoofdstad. Een autotocht over Aruba. Vliegen of varen Het was de „Snip", diezelfde kranige Snip van de Kerstvlucht 1934, die nu op het vliegveld Hato stond te proefdraaien voor de dagelijksche vlucht van Cura?ao naar Aruba. Driemaal per week (binnenkort viermaal) wordt de reis voortgezet tot Maracaibo, het middelpunt van de oliewinning in Venezuela, en tevens tweede stad van die republiek. Ook de „Oriol" helpt tegenwoordig mee, want behalve den reeds genoemden dienst hebben ze met hun beiden ook nog tweemaal per week een uitstapje van Curagao naar La Guaira te maken. Beide vliegtuigen zijn van het type Fokker F. 18, hetzelfde dat ook vroeger op de lijn AmsterdamBatavia in gebruik is geweest. In 1938 worden drie Amerikaansche Lockheed-toestellen in dienst gesteld. Aldus zullen deze lijntjes uitgebreid worden tot Trinidad-Barbados in de eene richting, en tot Barranquilla (Colombia) in de andere. Aan beide uiteinden wordt dan aangesloten op de groote lijnen naar Aliami (voor New York) en naar beide kusten van Zuid Amerika. Het mooiste zou natuurlijk geweest zijn indien de K.L.M. zelf een rechtstreeksche verbinding kon tot stand brengen van Curafao via Haiti naar Miami, die groote Amerikaansche luchthaven, die als springplank naar heel West-Indië en Zuid Amerika dient. Maar tegen deze expansie op inter-Amerikaansch gebied wordt nog steeds van Amerikaansche zijde bezwaar gemaakt, en daarom is een rechtstreeksche eigen verbinding van de Nederlandsche eilanden met de Vereenigde Staten voorloopig nog niet uitvoerbaar. Welk een gemak deze snelle diensten reeds aan ons Gebiedsdeel hebben bezorgd, spreekt het duidelijkste uit de vliegtijden. Van Curafao tot Aruba drie kwartier, tot Maracaibo ruim twee uur, met de nieuwe Lockheeds zelfs nog veel korter. Per boot doet men daar zes uur, resp. ruim een etmaal over, en al geniet men dan het niet te miskennen gerief van een voortreffelijk Op Aruba. De Hooiberg, de cactussen en de Passaat (Luchtfoto KLM) Op Aruba. Boven: Het Lago-bedrijf (Luchtfoto KLM) Midden: Op St. Nicolaas. Beneden: Nieuwe woonbuurt in Oranjestad. stoomschip zooals El Libertador, met alle behagelijkheid van een mailboot in klein bestek, — het is vooral de uitgespaarde tijd en de gelegenheid om vlug even op en neer te wippen, die aan het vliegtuig een voorsprong geeft. Voor de stoomvaartmaatschappij, die zich zooveel moeite en kosten had getroost, is het stellig een hard gelag om zich opeens door een vliegenden mededinger te zien achterhaald, wat des te pijnlijker opvalt naarmate deze zich voorloopig nog niet zelf bedruipen kan; aan den anderen kant echter is terecht beseft dat men de wijzers van de klok toch niet kan tegenhouden, en dat deze snelheidsconcurrentie, indien al niet van deze, dan toch wel van andere zijde gekomen zou zijn. Zoo heeft men dan ook het verblijdende schouwspel kunnen gadeslaan van een loyale samenwerking tusschen twee verkeersbedrijven die feitelijk eikaars tegenstanders zijn. Vanzelf sorteert het reizende publiek zich trouwens over deze beide diensten uit: wie geen bijzondere haast heeft, of veel bagage meesleept, blijft aan de boot trouw; wie licht reist en aan snelheid hecht, verkiest de lucht. Van Curagao naar Aruba vliegt men voor ƒ 24.—. Drie kwartier Caribische vogel Merkwaardig genoeg vertoont een Caribisch vliegveld een heel andere gedaante dan een luchthaven in andere streken. Wederom is het de Passaat, die daarvan de oorzaak is. Want aangezien men in deze gewesten steeds met ongeveer diezelfde windrichting mag rekenen, behoeft ook het vliegterrein niet op willekeurige windstreken meer te zijn ingesteld. De meeste vliegterreinen in deze omgeving bestaan daarom uit een of meer startbanen, aangelegd in de richting van den heerschenden wind. Altijd wordt er immers in diezelfde richting opgestegen en gedaald. Aldus ziet het er op Hato (Curagao) uit, maar precies zoo op Aruba en La Guaira. De bodem is er hard en grasloos, want we bevinden ons hier op een ondergrond van koraalrif, dat niet zonder inspanning geëffend is tot een vlak veld, ontdaan van ribbels of prikkelstruiken. Rondom groeit natuurlijk de gebruikelijke omlijsting van cactus, dividivi en aloë; soms lijkt de luchthaven wel zorgvuldig in die stekelige vegetatie uitgespaard te zijn. De weinige kruiden, die er nog het leven gehouden hebben, plachten tot voor kort door bescheiden ezeltjes te worden opgeknabbeld; kort voor het opstijgen reed er dan vlug even een auto rond om alle langooren het veld uit te sturen. Daar cirkelen we boven den Curagaoschen knoekoe, die als een ijl begroeid heuvelland onder ons op en neer golft, met vele weggetjes en paadjes tusschen de krullige kruinen door. Het eiland lijkt wel los in zee te drijven, op een lichtgroenen zoom die boven de donkerblauwe golven bevestigd schijnt; dat is de ondiepe waterrand langs de kust. Groteske wolkgevaarten vliegen we tegemoet, maar juist wanneer we daar tegenaan zouden botsen, zwenkt het vliegtuig met een sierlijken zwaai over het Schottegat heen; daar spreidt zich de Isla uit, een dwergwereld nu, van vlijtige kaboutermannetjes, die honderden olietanks gebouwd hebben zoo groot als een pepermuntje. De popperige huisjes van Willemstad liggen in keurige vakjes en partjes verdeeld ter weerszijden van de St. Annabaai. Wat een samenleving van pygmaeën lijkt het nu! Aldus moet Gulliver op Lilliput getuurd hebben. Enkele zeilbootjes wiegelen hun witte vleugels op een zeespiegel van stralend blauw, slechts door een kattepoot gerimpeld. Een paar tankers stevenen havenwaarts. Beneden ons krinkelt een streep van wit schuim zich met de grillige kustlijn mee. Daar ligt „Pisca", aan den ingang van een baai die we eigenlijk van den wal uit nooit te zien krijgen. De Bullenbaai is te herkennen aan een kolonie van tankcilinders. Plantages bekronen als een geel huis met witgekalkte dakranden de kruinen der bronzen heuvels. Die gaan nu al weer verflauwen. Een flodderig wolkje zweeft om ons heen; en als we opnieuw zicht krijgen, is Cura0 km BONAIRE, EEN SOBERE SAMENLEVING Een stille idylle. Inventaris des eilands. Naar flamingos en leguanen. Heeft het zout nog toekomst ? Het vergaren van dividivi. Iets over aloë-cultuur. De geit als exporteur. Een stille idylle Van onze drie Benedenwindsche Eilanden is Bonaire het eenige waar geen moderne industrie nieuwe welvaart uit den grond is komen stampen, zooals dit als bij tooverslag geschied is op Cura9ao en Aruba. Voor de Bonairianen was dit misschien een tegenvaller; er is ook wel eens overwogen of niet evengoed hier een geschikte plaats voor de vestiging van oliebedrijven te vinden was, maar tot dusverre is daar niets van gekomen. Natuurlijk blijft er altijd een theoretische kans bestaan dat op een keer alsnog een der petroleummaatschappijen het oog op Bonaire laat vallen, maar van bepaalde vooruitzichten kan niet gesproken worden. Jammer of niet, — voor den bezoeker heeft dit bescheidenste van ons drietal tenminste de bekoring behouden van een onbedorven samenleving in een kader van landelijke gemoedelijkheid. Hier vindt men geen pretentie van een wedloop in vooruitgang, geen voorspiegeling van een urbaanheid die toch onbereikbaar zou blijven. Want Bonaire is gebleven wat het was: een schrale bodem, ijl bevolkt, met simpele zielen, die nauwelijks weten hoe ze aan den kost kunnen komen. Een hoofdstad die niet meer wil lijken dan een bescheiden dijkdorp; een binnenland dat geheel uit knoekoe bestaat. Als landschap is Bonaire intusschen geenszins zonder bekoring. Reeds bij het naderbijvaren ziet het blanke strand van Kralendijk er ontegenzeggelijk lief uit, met een rij van propere speelgoedhuisjes tot een kleurig waterfront aaneengeschaard. Ook maakt het eiland op dien afstand niet zulk een dorren indruk als men vreezen zou; er komt nogal wat groen te zien, wat een heel smakelijke omlijsting vormt voor het geel en rose van de huizen, het rood van de daken, en de witte kalkstrepen waarmee alle omlijningen zoo helder zijn afgezet. Zeker, dit dijkdorp doet zich bepaald vriendelijk voor. Naar links opent zich een lichtgroen watervlak dat aan een welbeschutte baai doet denken; dat is de doorvaart tusschen Bonaire en zijn satelliet Klein-Bonaire, een laag en met struikgewas begroeid koraalachtig eilandje. Onze „Baralt", waarmee we van Cura?ao gekomen zijn, zal straks deze vaargeul kiezen om de reis naar de Bovendewinden voort te zetten. Eerst moet het schip met behendigheid zorgen, langszij van het piertje te komen, hetgeen wegens den doorgaans nogal krachtigen Passaat een manoeuvre van bekwame zeemanschap is. En als we dan aan dat houten steigertje gemeerd liggen, worden we verwelkomd door twee deftige pelikanen, die met bewonderenswaardige nauwkeurigheid de dienstregeling van dit schip in hun geheugen geprent hebben, en dan ook nimmer bij deze gewichtige gebeurtenis ontbreken. De bevolking houdt zich bescheiden aan den wal op een afstand, totdat het schip gemeerd ligt. Uit het Gouvernementshuis, recht tegenover het piertje, schrijdt de Gezaghebber ons tegemoet. Een auto staat reeds te wachten. Inventaris des eilands Bonaire ligt eigenlijk vlak bij Cura9ao; over en weer kan men eikaars kust zien. De kortste afstand bedraagt nog geen 40 kilometer. Van Willemstad naar Kralendijk doet het veertiendaagsche stoomschip van de K.N.S.M. er slechts vier uur over; schoeners hebben echter heel wat langer noodig. De oppervlakte overtreft die van Aruba, doch is kleiner dan van Cura^ao. Als grootste lengte vinden we 35 kilometer, en als breedte 3—10. De oppervlakte bedraagt 290 km2. Klein-Bonaire is slechts 600 ha. groot; de voornaamste waarde van dit eilandje is eigenlijk dat het de reede van Kralendijk beschut tegen wind en golfslag. Het Noorden des eilands is hoog en bergachtig, het Zuiden is laag en vlak. De Zuidpunt van Lacre ziet men nauwelijks boven de zee oprijzen. Daarentegen is de Brandaris in het Noorden 254 meter hoog. Naar Venezuela bedraagt de afstand 90 km., te ver voor zicht. De aanwezigheid van rolsteenen die niet op Bonaire thuishooren, doch wèl op den vasten wal, doet vermoeden dat er vroeger een landverbinding heeft bestaan, met rivieren die dit gesteente aanvoerden. In 1930 heeft de Antillen-Expeditie onder leiding van prof. Rutten belangrijke geologische onderzoekingen op onze eilanden verricht, waarbij een aantal onderlinge verschillen in Arubaansche bouwtrant. Huizen in Oranjestad en daarbuiten. Boven: Oogst en bereiding van aloë. Links: De „Baralt" voor Bonaire. Kralendijk met de pelikanen. Rechts: Zout wacht op verscheping. bodemstructuur konden worden aangetoond; het zou ons echter te ver voeren om daar diep op in te gaan. In hoofdzaak is ook Bonaire samengesteld uit vulcanische grondlagen van diabaas, waar later de koraalvorming een kalkbodem op heeft doen ontstaan; ook hier is deze afzetting in duidelijk herkenbare terrassen tot stand gekomen. Ondiepere baaien raakten met zand en strand omkleed; sommige van die watervlakten zijn door riffen van de open zee gescheiden, waardoor uitgestrekte zoutlagunes of salinja's konden ontstaan. Fosfaat heeft dit eiland nooit bezeten. Onder de vogels trekken het meest de aandacht de groote zwermen groene parkieten, die overigens veel schade plegen aan te richten, want wanneer ze geen maïs meer te snoepen vinden, gaan zij op roekelooze wijze de onrijpe peulen van de dividiviboomen afrukken, wel tienmaal meer dan ze voor voedsel noodig hebben; de boschwachters hebben dan ook opdracht om op deze roovers jacht te maken. Voorts zullen stellig de flamingo's de belangstelling van iederen bezoeker trekken; deze sierlijke rose vogels bewonen in talrijke kolonies de zoutlagunes, o.a. van het Gotomeer. Wij zullen ze onderweg wel zien staan. De bodem van Bonaire is iets minder dor dan op Curacao en Aruba, zoodat niet alleen de boomgroei er wat guller is, doch ook de kleine landbouw betere kansen krijgt. Weliswaar groeit alom de candelabercactus en de boesji of meloencactus, maar zelfs deze zijn groener van kleur dan elders. Tusschen de velden met aloë, die hier regelmatiger geplant en beter verzorgd zijn dan bij de rijke broers, zien we ook bouwlandjes met maïs, zorgvuldig met cactusheggen omheind tegen de cabrieten. Van de „plantages" in het binnenland zijn er vele naar omliggende LatijnschAmerikaansche republieken genoemd. De hoofdstad Kralendijk (kralen = koralen) heet in den mond der bevolking kortweg Playa, d.i. strand. Zij telt bijna 2000 inwoners, op een totale bevolking van 5500. De tweede plaats des eilands is Rincón (d.i. „hoek"), met 1500 inwoners, op de Noordhelft gelegen. Een behoorlijke autoweg verbindt beide centra. Er rijden op het eiland ongeveer 70 auto's, hetgeen een veelzeggend getal is, naast de ruim 2300 van Curagao en de 1500 van Aruba. Sinds 1931 heeft men in Kralendijk, en sedert 1937 ook in Rincón electrisch licht, doch behoudens feestdagen wordt enkel van 's avonds zes uur tot middernacht stroom geleverd. De bevolking, grootendeels zwart, doch met sporen van In- diaansche verwantschap, is vriendelijk en beleefd. Vele arbeiders trekken in de laatste tijden uit Bonaire naar Curaipao en Aruba, met het gevolg dat er op het eiland zelf wel eens een tekort aan werkkrachten ontstaat, met name in den landbouw. Een goeden naam had er vanouds de kleine scheepsbouw, vooral van schoeners voor Venezolaansche rekening. Naar flamingos en leguanen De hoofdroute op Bonaire, die van Kralendijk naar Rincón leidt, is niet geasfalteerd, want het verkeer is weinig intensief. Om diezelfde reden zijn er ook geen bruggen, maar wel heeft men, telkens waar de weg een „rooi" (rivierbedding, Sp. arroyo) moet oversteken, het laagste gedeelte van die inzinking met cement verhard, anders zou hier in den regentijd een modderpoel ontstaan, en voorts zou het snelstroomende water den grond uitschuren. Zulk een voorde noemt men in het Papiamentsch een „labado" (van Sp. lavar = wasschen). We hebben het weinig omvangrijke stratenplan van Kralendijk met zijn vriendelijke Nederlandsch-Caribische woonhuizen achter ons gelaten, en toeren nu door een heel aardig landschap, een soort van veredelden knoekoe. Van tijd tot tijd openen zich doorkijkjes op een stuk blauwe zee, in de verte, of op hooge rifranden in het midden des eilands, die soms de gedaante aannemen van afgebrokkelde tafelbergen. Langs den weg omgeven ons ordelijk met cactus ommuurde velden van aloë, als ananas in rijen groeiend; ook begeleiden ons dividiviboomen, die er hier wat minder verwaaid uitzien, dank zij de meerdere beschutting. Heel armelijk doen de hutjes (zgn. cas di bara) der knoekoebewoners aan: takken, leem en blaren schijnen hun voornaamste bouwstoffen te zijn. Gaandeweg worden deze huisjes echter vervangen door betere woningen. Het dorp Rincón ligt wijd verspreid rondom een stil pleintje. Hier moeten we in een andere auto overstappen, in een die lezen en schrijven kan, want de officieele weg eindigt hier, en nu moeten we over ruwe karresporen en door pekelsop maar zien hoe we verder komen. Na eerst een paar tamelijk steile heuvelruggen te hebben overwonnen, komen we weldra langs den oever van het Goto-meer te rijden, een soort van binnenzee die met een zwaar zouthoudende pekel-oplossing gevuld is. Soms vindt de auto een droog strookje op den kant, doorgaans echter plonsen de wielen door het zoute sop heen. Die stille waterplas is om- geven door heuvelhellingen vol aloë en geiten; verderop zien we honderden flamingo's roerloos in het water staan, als ooievaars op één poot, met den slanken nek sierlijk gebogen. De jacht op deze elegante rose lagunebewoners is verboden. Bepaald schuw lijken ze dan ook niet te zijn, maar toch schijnen ze bij voorkeur de van den weg afgekeerde uithoeken dier poelen op te zoeken. Nog een eindje verder spreidt zich wederom zulk een saline uit, door een smal strookje koraal en zand van de open zee gescheiden. Daar ligt de Slag Baai, waar hooge stapels van witglinsterend zout op verscheping liggen te wachten, te midden van een gruisveld dat wel met knekels bezaaid lijkt; want die losse brokjes koraal doen onweerstaanbaar denken aan verbleekt gebeente. Op deze eenzame brandingkust staan twee huizen, en dat is het heele dorp. Er woont een belastingambtenaar, die te letten heeft op den afscheep van zout, houtskool en zand. Een steil afgebroken plateau van harde koraalrots omgeeft dit afgelegen oord. Daar bovenop hoopt men binnenkort een nieuw kantoor te doen verrijzen, te midden van de stekels der Spaansche Juffers. In deze omgeving voelt de leguaan zich op zijn gemak; en onze douanier was wel zoo attent om den bezoeker uit het moederland een welgeschapen exemplaar als mondkost mee op reis te geven; de Curagaosche scheepskok heeft daar een zeer smakelijke soep van bereid. Eigenlijk leek het jammer om zulk een prachtig dier niet in leven te houden; maar men pleegt hun terstond na het vangen de pooten te breken, opdat ze niet zullen wegloopen, en al beweert men nu dat die in ongeveer een week weer heelgegroeid zijn, — ik geloof dat geen gevangen leguaan ooit deze kans gekregen heeft; daarvoor is het hapje te verleidelijk. Heeft het zout nog toekomst? In ons Gebiedsdeel Curagao is sinds onheugelijke tijden zout gewonnen. Zelfs zijn er tijden geweest waarin het de moeite loonde om dit zout tot naar Nederland te vervoeren, ten gebruike in het haringbedrijf, maar zulk een periode zal wel nooit terugkeeren. Tegenwoordig immers weten de meeste landen zich langs allerlei wegen wel van het benoodigde zout te voorzien, en bovendien is hun handelspolitiek niet zelden tusschenbeiden gekomen om leveranties van bepaalde zijde af te snijden, teneinde andere belangen te kunnen begunstigen. Onder die omstandigheden hebben ook Curagao, Bonaire en Sint Maarten hun verkoops- mogelijkheden voortdurend zien inkrimpen, want ook in de directe omgeving werd het eene afzetgebied na het andere voor zout van deze herkomst gesloten. Op het oogenblik verscheept Bonaire nog naar Porto Rico, Trinidad, Martinique en eenige kleinere eilanden. Maar deze handel is niet erg loonend meer, zoodat bijvoorbeeld op Cura9ao zelf de productie feitelijk reeds is gestaakt. Bonaire tobt echter nog steeds voort, steunende op de goede kwaliteit, die in weerwil van hooge invoerrechten in de Britsche koloniën nog juist toelaat om te concurreeren. De omzet schommelt nogal sterk, want niet alleen de productiemogelijkheid zelf telt mee, maar vooral de hoeveelheid regenval op de afnemende eilanden. Daarom verkoopt men het eene jaar misschien 5000 ton, het andere slechts 1500, en daar de productie op Bonaire vrij constant is, moeten er soms groote voorraden worden opgeslagen. Een gedeelte wordt ook door windmolens fijngemalen. De zoutpannen bevinden zich in particulieren eigendom, maar voor het garen van zout verstrekt het Gouvernement een voorschot, omdat de particuliere ondernemers zelf niet kapitaalkrachtig genoeg zijn, en tevens uit een oogpunt van werkverruiming. Deze voorschotten worden in vaste termijnen en naar gelang het zout verkocht wordt, terugbetaald. Opslag geschiedt in de open lucht, op hooge stapels, waarvan de buitenste laag door den regen insmelt, om daarna een beschermend dak boven de rest te gaan vormen. Het vergaren uit de zoutpannen wordt bij voorkeur in den maneschijn verricht, want 's nachts is het wegens de koelte veel beter werken dan overdag in de hitte van de schelle zon. De jongste onderzoekingen inzake de zoutindustrie hebben intusschen getracht om aan te toonen dat er met zeezout misschien nog wat meer gedaan kan worden. Met name hoopt men dat de winning van magnesium, van broom en van chloorkalium mogelijkheden bezit die wellicht op een keer voor onze zoutrijke eilanden nieuwe perspectieven zullen openen. Het vergaren van dividivi Voor de grootendeels behoeftige plattelandsbevolking van Bonaire vormt het inzamelen van dividivi-peultjes een der gewichtigste middelen van bestaan, vooral omdat hierbij het grootste gedeelte van de opbrengst ten goede komt aan de plukkers (80 %). Ook kinderen en ouden van dagen kunnen daarbij meehelpen, hetgeen van groot belang is in een land welks krachtigste mannen veelal elders werk gaan zoeken. De dividivi groeit groot endeels op terreinen die aan het Gouvernement toebehooren; het inzamelen staat daar vrij, doch er wordt toezicht uitgeoefend dat men geen onrijpe peulen plukt. Gaandeweg wordt de opbrengst echter minder, omdat er van lieverlede boomen afsterven zonder dat er voldoende bijgeplant wordt; want de cabrieten vreten de jonge boompjes af, en nu tracht het Bestuur, tenminste binnen omheinden grond nieuwe dividivi-boomen te doen opgroeien. Afgescheept wordt in zakken, die door de opkoopers in Kralendijk via Curafao naar Europa worden verladen, meestal naar Hamburg, voor de bereiding van looizuur.Reeds vermeldden wij tevoren de parkietenplaag, die den dividivi-oogst bedreigt. Brengt een bepaald jaar een ruimen maïsoogst, dan zal er ook veel dividivi loskomen, want dan kunnen de parkieten zich eerst aan de maïs verzadigen. Is er echter weinig maïs, dan vreten de parkieten alle dividivi weg, en daarbij ziet men gewoonlijk de geiten achter de parkieten aanhuppelen om de afgerukte groene peulen op te knabbelen. De dividivi van Bonaire heeft een goeden naam, en behaalt een beteren prijs dan die van den vasten wal. Iets over aloë-cultuur Een tweede knoekoe-voortbrengsel van eenige beteekenis is de aloë, doch hierbij is het aandeel der bevolking niet zoo groot; het snijloon immers bedraagt slechts 20 % van de opbrengst. Er zijn bepaalde plantages van, en ook groeit zij in het wild op Gouvernementsgronden. Deze aloë, een stekelige vetplant, die wij reeds overal op onze eilanden aanschouwden, wordt voortgeplant door afscheuring van nieuwe individuen uit het oude wortelgestel. De rijpe bladeren worden door vrouwen gesneden; mannen minachten dit werkje. Om de vijftien jaar wordt de wortelstoel uit den grond gehaald, van aangroeisels bevrijd en weer opnieuw gepoot. Op Bonaire groeit de aloë niet zoo plat langs den grond als op Aruba, doch zij verheft zich merkbaar overeind. De afgesneden bladeren worden in hellende houten gootbakken gelegd om uit te druipen, waarna het sap in leege petroleumblikken wordt ingezameld om naar een vergaartank te worden gebracht. Dit is bepaald een te primitieve werkwijze, die stellig nog voor verbetering vatbaar zal blijken; daar wordt op het oogenblik dan ook naar gezocht. 9 In een koperen pot wordt dit aloësap vervolgens boven een vuurtje van „flambeeuw" (gedroogde cactus) verhit en ingedampt tot ongeveer één tiende van zijn oorspronkelijke volumen; het is dan een harsachtige massa geworden. Deze substantie laat men indruipen in oude petroleumkisten, die van binnen met papier gevoerd zijn, tegen het uitdruipen in geval van warm worden. De kisten worden in jute genaaid en via Curacao verscheept, grootendeels naar Amerika, laatstelijk ook naar Londen. Men gebruikt deze aloë bij het bereiden van verfstoffen en geneesmiddelen (laxans) en ook voor veeartsenij en toiletbenoodigdheden. Met het oog op de in verschillende maanden nogal wisselende prijzen wordt de aloë soms langen tijd te Kralendijk of op Curafao opgeslagen gehouden. Zoo is er b.v. in 1935 in het geheel geen uitvoer geweest. De Cura^aosche aloë wordt meestal tweemaal zoo hoog gewaardeerd als de Kaapsche, en ook belangrijk hooger dan die van Zanzibar. De geit als exporteur Sinds menschenheugenis moet Bonaire vol geiten zijn geweest, want reeds in het Iaerlyck Verhael van Johannes de Laet, den kroniekschrijver der West-Indische Compagnie, vindt men bij een relaas over het aanloopen van dit toen nog Spaansche eiland vermeld: „ende vonghen er ontrent tsestich boeken". Reeds toen zullen dat wel tamme of verwilderde dieren zijn geweest. Ook nu nog loopen zij bij duizenden in den knoekoe rond, soms wel 10.000 op één plantage. Jaarlijks worden er ongeveer 10.000 schapen en geiten levend naar Curacao uitgevoerd, voor het vleesch; deze handel is o.a. gesteund door vrijstelling van de belasting op geslacht. Melk wordt er, wegens de droogte, weinig verkregen. Maar er is een ander uitvoerartikel van Bonaire, dat wèl door de geit in flinke hoeveelheden geleverd wordt: de mest. Deze wordt ingezameld op de plekken waar de dieren den nacht doorbrengen. Men rekent dat 400 schapen en geiten per jaar 50 ton (a 1000 kilo) uitwerpselen produceeren, zoodat acht beesten per jaar 1 ton leveren. Deze geitenmest zou voor een waterarmen bodem als op Bonaire te „warm", d. i. te sterk zijn, doch in regenrijker streken zooals Barbados en Guadeloupe bereikt men er in de suikerrietcultuur uitstekende resultaten mee. De mest wordt des ochtends in de veekralen bijeengeharkt en in vaten afgeleverd bij den opkooper, die daarvoor een kwartje per vat betaalt. Bij verscheping wordt de mest los in het ruim van schoeners gestort, met slechts een klein beetje water er bij, teneinde een compacte massa te verkrijgen; doet men er te veel vocht doorheen, dan zou de ammonia wegspoelen, en dat is juist het bestanddeel waar het om te doen is. Jaarlijks neemt Barbados ongeveer 700—1000 ton af, en Guadeloupe 1000 ton. De dieren krijgen geen bijvoedering. Immers, de maïs op Bonaire is niet meer zoo ruim als vroeger, toen er meer regen placht te vallen; er moet zelfs voor de voeding der bevolking (de traditioneele foenchi) maïs ingevoerd worden. En daarom dient het vee zelf maar te zien hoe het zijn kostje ophaalt. Het schaap eet van den grond, de geit vreet vooral van de boomen. Voor de sobere orde van levensomstandigheden op dit eiland getuigt wel bijzonder welsprekend het feit dat zelfs van dit armzalige voedsel de onverteerbare resten nog te gelde gemaakt worden! GROOTE RIJTOER OVER SINT MAARTEN Naar de Bovendewinden. Een wandeling door Philipsburg. Rondrit om het eiland. Het Fransche Gedeelte. De blanken van Simson Baai. In den Gouvernements Proeftuin. Naar de Bovendewinden Om van de Benedenwindsche Eilanden (Curafao, Aruba en Bonaire) naar onze Bovenwindsche te komen, moeten we de Caribische Zee dwars oversteken, ongeveer iooo km., in vrijwel Noordoostelijke richting, dus in den regel tegen den stijven Passaat in. Tot voor kort was men voor deze reis aangewezen op de schoeners van plaatselijk makelij, tenzij men er den nogal omslachtigen omweg via Portorico voor over had. Het was dus een heele uitkomst toen enkele jaren geleden het Gouvernement besloot, een lijn van de K.N.S.M. te subsidieeren, die om de veertien dagen deze eilanden zou bedienen. Op dit lijntje vaart het s.s. „Baralt", een moderne vrachtboot met accommodatie voor twaalf kajuitspassagiers, benevens een groot aantal zgn. „dekkers", die in twee groote slaapzalen voor mannen en vrouwen in het tusschendek vervoerd worden. Reeds maakten we zooeven op dit aardige scheepje de reis van Curagao naar Bonaire. Voor de betrokken eilanden vormt de aanloopdag van deze Baralt een gewichtige gebeurtenis, want dan komen en vertrekken er familieleden, post en lading, en dan heerscht er een vertier hetwelk men op andere dagen vergeefs zal zoeken. Ook tusschen de eilanden onderling geeft de rondreis van de Baralt, die alle drie zoowel heen als terug aandoet, een goede verbinding; voorts wordt op de uitreis eerst St. Thomas (Virgin Islands, U.S.A.) aangeloopen, hetgeen voor de proviandeering der eilanden van groote beteekenis is; en na Sint Eustatius doet het schip ook nog het Britsche eiland St. Kitts (officieel ook St. Christopher geheeten) aan, hetgeen voor onze Bovendewinden een schakel méér met de buitenwereld beteekent. Aldus ziet men daar in dien slinger van eilandekes het Nederlandsche drietal omgeven liggen door buren van andere nationaliteit, doch met een vrijwel soortgelijke bevolking, nl. een zwarte volksklasse en een boven- of nevenstructuur van blanken. Op Sint Maarten. Boven: De landtong van Philipsburg. — Midden: Tropisch Tirol en Oudhollandsche kanonnen. — Beneden: Zoutpannen. Trappenklimmen op Saba Van Porto Rico oostwaarts gaande, omvat deze reeks achtereenvolgens de Amerikaansche (voorheen Deensche) resp. Engelsche Virgin Islands, het Nederlandsche groepje, een paar Fransche eilanden, waaronder de helft van Sint Maarten, en ten slotte nog een andere Britsche groep, waartoe St. Kitts, Nevis en Anguilla behooren. Geen van deze categorie kan zich in een natuurlijken bloei verheugen. Wanneer er ook al ergens teekenen van welvaart te bespeuren zijn, dan is deze van hoogerhand geforceerd, doorgaans met aanmerkelijke geldelijke offers. Zoo bevorderen de Amerikanen op hun drie Virgin Islands (St. Thomas, St. John en St. Croix) het toeristenbezoek en den verkoop van rum e.d.; voorts hebben zij er militaire steunpunten gevestigd. En zoo begunstigen de Engelschen de suikercultuur van St. Kitts door het verleenen van voorrechten binnen het Britsche Rijksverband. Ook onze Nederlandsche bezittingen kunnen zich niet zelf bedruipen. De bevolking, totaal nauwelijks 5000 zielen, is bepaald arm, en de bestaansmogelijkheden zijn er gering. Aan bestuurskosten moet er, zelfs bij de grootste zuinigheid, ruwweg ƒ400.000 per jaar worden uitgegeven, waarvan nog geen tiende deel aan belastingen binnenkomt. Het verschil, bijna ƒ xoo.— per jaar en per hoofd der bevolking bedragende, vormt dus ieder jaar een deficit dat ten laste van de begrooting voor het Gebiedsdeel komt, en tot voor kort, zoolang Cura?ao zelf noodlijdend was, door het moederland werd bijgepast. Van groot economisch belang zijn deze Bovendewinden dus niet, en evenmin kan men ten aanzien van hun toekomst erg optimistisch zijn; vandaar dat af en toe het denkbeeld wel eens geventileerd wordt of het niet beter zou zijn om naar een andere oplossing te zoeken. Hiertegen verzetten zich intusschen weer verschillende overwegingen van gevoelswaarde, welke bovendien een steuntje vinden in de waarneming dat ook Curafao en Aruba vroeger hulpbehoevend zijn geweest, doch thans in welstand verkeeren. Een wandeling door Philipsburg Als hoofdeiland van onze groep Bovendewinden fungeert Sint Maarten, N. G. (d. i. Nederlandsch gedeelte; de Fransche helft noemt zich Saint Martin P. F.). In totaal is dit driehoekige eiland ongeveer 110 km2, groot, maar een gedeelte hiervan bestaat uit lagunes, zoodat we i 90 km2, netto overhouden, waarvan 50 voor het Fransche en 40 voor het Nederlandsche gedeelte. Het verhaal gaat dat er destijds tegelijkertijd een Hollandsche en een Fransche kolonist op dit eiland verschenen, die toen afspraken dat ze er niet om zouden vechten, doch rondom de kust zouden wandelen tot ze elkaar weer tegenkwamen, waarna een lijn tusschen de punten van vertrek en van ontmoeting de grens zou vormen. De Franschman liep wat harder, doch de Hollander kwam langs de zoutpannen, en kreeg dus het kleinste maar beste deel. De grens is nauwelijks zichtbaar; slechts langs één der wegen vindt men een Nederlandsch douanekantoortje. Het bestuur wordt uitgeoefend door een Gezaghebber voor de drie eilanden, die op elk der andere eilanden door een Onder-Gezaghebber vertegenwoordigd is. De bevolking telt ongeveer 2400 koppen, waarvan 1500 vrouwen; er bestaat namelijk alom op deze eilanden onder de mannen een neiging om elders werk te gaan zoeken, vroeger veelal op Santo Domingo of in de V. S., doch in de jongste tijden vooral op Cura9ao en Aruba. De hoofdplaats Philipsburg wordt door de zwarte bevolking eenvoudig Great Bay genoemd; zij telt nagenoeg 1000 inwoners. Uit zee de wijde en welbeschutte baai binnenstoomende, zien we het stadje voor ons liggen als een lage streep van huizen die aan weerskanten door bergen wordt geflankeerd. Wanneer we straks die hoogten beklimmen, zullen we echter zien dat Philipsburg feitelijk een smalle strook zanderige landtong beslaat, tusschen de open baai en een gesloten lagune in. Het is een ordelijk plaatsje, met nette houten huizen langs een paar lange hoofdstraten, waar korte „stegen" dwars op staan. Aan de Voorstraat vinden we de meeste huizen voorzien van langgerekte houten balkons, die op stutten rusten; de meeste zijn met houten „shingles" gedekt, want golfijzer zou worden afgerukt door de orkanen, die ongeveer om de vijf jaar een bezoek plegen te brengen. Als gevolg van deze bouwwijze heeft de hoofdstad onzer Bovendewinden een uiterlijk gekregen dat in zijn effect aan een Alpendorp doet denken, als drentelden wij hier in een Caribisch Tirol rond! De dwarsstraatjes dragen echt Hollandsche namen, zooals Scheepsbouwsteeg, Drukke Steeg, Stille Steeg, e. d. Evenwel is de omgangstaal er Engelsch, en ook het onderwijs wordt hoofdzakelijk in die taal gegeven. Eveneens de beide krantjes hebben, zooals wij vroeger reeds op- merkten, een Engelschen inhoud, ofschoon een Hollandschen titel. De plantengroei op deze eilanden is reeds merkbaar weliger dan op de Benedendewinden. Hier zien we tot in de stad de fraaie tamarinden hun wijde kruinen uitspreiden, of de bronskleurige stammen van den terpentijnboom in het zonnetje glimmen. Aan het strand, dat zich langs het geheele stadsfront uitstrekt, is zoo juist een nieuwe „pasanggrahan" in frisschen, modernen stijl verrezen; want hotels of restaurants kennen deze Bovendewinden niet, ja zelfs geen café is er. Even buiten de stad tracht een voorwijk, die Vineyard heet, zich tegen den heuvelvoet aan te vlijen. De totale indruk is proper en vriendelijk, hoewel zeer stil; slechts enkele voorbijgangers ziet men, en des avonds na zessen is het bijna een gebeurtenis wanneer er ergens voetstappen klinken. Maar de pastoor, die nu al 27 jaar lang op de Bovendewinden vertoeft, vertrouwt mij toe, dat hij het stadsgewoel van Philipsburg toch nog te druk naar zijn zin vindt en met verlangen terugdenkt aan de stilte van het platteland.... Rondrit over het eiland Over een smal strookje gronds, tusschen de lagune en het ravijnachtige kreekje dat de verbinding met de zee vormt, rijdt de auto met een plezierig vaartje. Rondom ons verheffen zich begroeide heuvelkruinen, en ook de naaste omgeving is groen van het gras. Wat een sappig gezicht, na al die dorre landschappen die we tevoren te zien kregen. Nu klimmen we tegen de hellingen op; weldra staan we op Mount William Hill te kijken naar het werkelijk bekoorlijke panorama dat zich aan onze voeten uitspreidt. Daar ligt de lagune, thans door rechtlijnige dammetjes in regelmatige zoutpannen ingedeeld. Ze zijn fraai blauw van kleur, op een hoek na, die door een zekere soort bacteriën rood getint is. Dit is een teeken dat de saline weldra rijp is, d.w.z. van een voldoende hoog zoutgehalte om tot inzameling over te gaan. Deze zoutpannen keeren in 1939 in het bezit van het Gouvernement terug; de exploitatie is op het oogenblik niet loonend, maar misschien kunnen zij een bruikbaar werkobject vormen. Achter deze zilte vlakte ligt peuterig het streepje van de Philipsburgsche huizen; en in de verte van de donkerblauwe zee zien we de silhouetten van St. Eustatius en Saba verrijzen, met een waas van St. Kitts en Nevis nog voorbij Statius. We staan hier weliswaar tusschen de cactussen van een half verwaarloosd negertuintje, maar rond om ons heen groepeeren zich rijzige vruchtboomen en vrachten van bloemen. Vooral de roode trossen der bruidstranen en de gele strengen duivelsnaaigaren hangen als guirlandes in alle boomen en struiken. Bijzonder decoratief zijn de tamarinden met hun langgerekte peulen. Een paar vroolijk lachende zwarte meisjes en jongkerels komen we tegen, die zich te voet naar ,,Great Bay" begeven; uit French Quarter komen ze, en klaarblijkelijk hopen ze zich op het Nederlandsche gedeelte als ingezetene te laten inschrijven, hetgeen bereikbaar is indien een Nederlandsch onderdaan bereid is om hen als zijn kroost te erkennen. Het doel van al dit glundere volkje is, naar Cura9ao of Aruba te kunnen gaan. Het Fransche gedeelte Tot hiertoe was de rijweg uitstekend. Voorbij den pas is hij reeds wat steenachtig, doch wanneer wij het Fransche gedeelte bereikt hebben, wordt het wegdek steeds losser en hobbeliger, tot we eindelijk niet veel meer overhouden dan een soort ravijntje van rulle puinbrokken. Het Fransche gedeelte is soms droger, soms natter dan het Nederlandsche; dezen keer had het er blijkbaar veel minder geregend, en de heele streek zag er dan ook armelijk uit, vol cactus en erg dor. Over blauwe lagunes heen doemt het eiland St. Barthélémy (St. Barths) op, en vlakbij zien we het kleinere eilandje Tintamarre uit zee verrijzen. Hier en daar trekt een houten theatertje onze aandacht: arena's voor hanengevechten, hier een populair volksvermaak; op Nederlandsch gebied zijn ze verboden, maar menige Nederlandsche kemphaan wordt naar het Fransche gedeelte overgebracht. Het eerste dorp heet Grand Case, een zanderig oord met wat zoutpannen en een mooie baai, die door prachtig strand gezoomd is. Tegenover ons strekt zich nu de langgerekte en lage kust van Anguilla uit, een Engelsch eiland, het armste van deze heele groep; de bevolking komt gaarne op Sint Maarten werken, en vindt dan een loon van ƒ7.50 per maand, zonder kost, al heel mooi, want thuis valt er in het geheel niets te verdienen. Door golvende landschappen, met hier en daar een aardig doorkijkje tusschen tamarindeboomen, bereiken we Marigot, de hoofdstad van het Fransche gedeelte, een stil plaatsje aan de zee, met een rij winkels die bijzonder ruim gesorteerd blijken te zijn in allerlei flesschen Als algemeene voertaal geldt hier nog steeds Engelsch. De Fransche taal wordt enkel gebezigd door de weinige ambtenaren en notabelen. Ook echter het gemoedelijke oude heertje dat bij het opnieuw betreden van den vaderlandschen bodem ons douanekantoor bemant, spreekt alleen Engelsch. De blanken van Sirnson Baai Wederom rijden we dicht langs het water; het is echter niet de open zee, maar een uitgestrekte lagune, die door smalle reepjes zand wordt omsloten. De weg is opnieuw behoorlijk verhard. Een kort zijuitstapje brengt ons naar Simson Bay, een gehucht op een zoom van rul strand, waar een rij armoedige huisjes in de schaduw ligt van een paar wijdvertakte loofboomen. Langs de kust rijzen groepen van frangipane op, een meer dan manshooge katoenstruik, die een kortstapelige vezel voortbrengt. Hier woont een behoeftige visschersbevolking van blanke huidskleur, een ras van onzekere afstamming, want hun voorouders kunnen evengoed Engelsche zeelieden, desnoods vrijbuiters of smokkelaars geweest zijn, ais ook Hollandsche of Zeeuwsche kolonisten of strandjutters. Zelfs denkt men aan een Zweedschen oorsprong. In elk geval hebben zij zich vrij van vermenging met het zwarte element gehouden, maar de gevolgen van deze inteelt binnen een zoo beperkten kring zijn dan ook niet uitgebleven. Dusdanig achterlijk en verwaarloosd waren zij geworden, dat het Gouvernement zich gedwongen heeft gezien om hier en daar voor hen kleine huisjes met een uitgesneden hart neer te zetten, ten einde de vervuiling te bestrijden. De zgn. hookworm heeft onder dit volkje zeer huisgehouden, totdat de Overheid gratis schoenen is gaan uitdeelen. In de witblauwe baai van opmerkelijk doorschijnend water visschen deze strandbewoners op ballahoo, dat is een spitse visch die aan geep doet denken. Wij bereiken Philipsburg weer over de heuvelrij op wier uiteinde het Fort Amsterdam den ingang naar de baai bewaakt. Van de historische grimmigheid zijn echter alleen de roestige oude kanonnen overgebleven, die uit een warwinkel van doornstruiken en meloencactussen hun monden nog steeds dreigend door de verweerde schietgaten steken. Fraai is van hieruit het gezicht op Philipsburg en op de baai, die verlevendigd wordt door het gespartel van duizenden visschen, waaronder er zijn die vermetel een heel eind boven het water uit durven springen. In den Gouvernements Proeftuin Sinds enkele jaren bestaat er op Sint Maarten een landbouwproefstation voor de Bovenwindsche Eilanden, als welks doel mag worden beschouwd het zoeken naar verbetering in de werkwijzen van land- en tuinbouw, mede in samenhang met de behoeften van de veeteelt in den ruimsten zin des woords. De leiding hiervan, onder oppertoezicht van Curagao, is toevertrouwd aan een ex-leerling van het vermaarde Imperial College of Tropical Agriculture op Trinidad. Deze bezoekt ook de beide andere eilanden; reeds is op Sint Eustatius een filiaal gesticht, en ook op Saba hoopt men daartoe binnenkort te kunnen overgaan. Tot de onderwerpen van studie behoort om te beginnen een stelselmatig onderzoek van den bodem op vruchtbaarheid, vochtgehalte en doordringbaarheid voor het wortelgestel. Reeds is geconstateerd dat betere resultaten verkregen zouden worden indien de landbouwende bevolking liever kleine stukken gronds intensiever zou willen bewerken, o.a. door diep spitten. Ten behoeve van de volksvoeding wordt gezocht naar een ruimere opbrengst aan erwten (ook de zgn. duivenerwten) en boonen, knolgewassen en maïs; de gewone maïs blijkt niet erg best te willen, maar de zgn. kleine maïs doet het beter. Aan de bevolking worden plantjes verkocht, alsmede zaden van uien, tomaten, sla, diverse soorten kool, peen e. d., grootendeels gewassen waar zij eerst nog een beetje aan moet wennen. Hoofdzaak blijven voorloopig de vanouds geliefde zoete aardappelen, njamsies (yams) en soortgelijke inlandsche groentensoorten. Export hiervan is alleen mogelijk voor producten die niet in koelkamers vervoerd behoeven te worden, zooals kool en aardappelen. Hiervoor is in hoofdzaak Curagao het afzetgebied. Voorts hoopt men op een keer ook eens handelsgewassen van meer algemeene verkoopbaarheid te kunnen verbouwen, zooals bepaalde soorten katoen, alsmede apenootjes; in den proeftuin zien we hoe de bloempjes van dit gewas zich in den grond ingraven om daar de pindapeultjes ter wereld te brengen. Van meer onmiddellijke behoefte is intusschen de zorg voor het veevoer, met name van grassoorten die op dezen bodem willen gedijen; want de uitvoer van slachtvee, en eventueel ook van boter, is terstond tegen goede prijzen mogelijk. Men probeert het met Guatemala-gras, olifantengras en Braziliaansche variëteiten, die soms zoo grof zijn dat ze haast op suikerriet lijken. Eveneens met het inkuilen van gras en ander veevoeder worden proeven genomen. Voorts met cactus zonder prikkels en andere aanvullingen op het menu der dieren. De citruscultuur biedt geen bijzondere perspectieven. Grapefruit wilde tot dusverre niet, daarentegen de groene limmetjes (lemoentjes) wel. Voor tamarinde is geen belangstelling te wekken. Trouwens, over het algemeen vereischt het nogal wat geduld en tact om de plaatselijke kleine landbouwers voor nieuwe denkbeelden te interesseeren. Doch heeft niet evengoed in Nederland de Heidemaatschappij een soortgelijke ondervinding opgedaan, en niettemin volgehouden! Tot het studieveld van dit proefstation behoort ten slotte ook de strijd tegen ziekteverschijnselen en ongedierte, waaronder eveneens te rekenen valt al wat er op den hoenderstal aast, zooals de mongoose. N ï naar Virgin Islands (St. Thomas) Anguilla Sinsoi 10 km T i ntamarre Martin FremcH gedeelte ST. MAARTEN PKlIiptburg & St Barthélémy SABA ij ij , Mrlla gate Ladder Baai ƒ » iWindwartiside Johru . Thc fiottom ST EUSTATIUS Oranjestad The Quill DE DRIE BOVENDEWINDEN St. Kitts (St Christopher) 1 TRAPPENKLIMMEN OP SABA Aan wal gesleept! Te paard de trap op. Structuur en voortbrengselen des eiland. Een merkwaardige bevolking. Ommegang langs de bergdorpen. Aan wal gesleept! Van Sint Maarten naar Saba is het maar een uur of drie varen. We hebben dan ook pas in den loop van den nacht de reede van Philipsburg verlaten, en zullen toch reeds bij het krieken van den dag voor onze nieuwe bestemming liggen. Reeds wiegelen er parelmoeren glanzen op de roomig blanke zee, om den naderenden dageraad aan te kondigen. Gigantische wolkgevaarten stapelen zich tegen een lichter wordenden hemel op. Zij zouden er somber, ja dreigend kunnen uitzien, wanneer niet de zachte pasteltinten er wonderkasteelen in sprookjestuinen van maakten. Naast deze kleurenpraal rijst zwijgend en grimmig een donkere gedaante uit het deinende zeevlak op. Een puddingvorm lijkt het wel, zoo een om tulband in te bakken. Eenzaam en zwart ligt dat silhouet daar. Tenminste zoolang de korte ochtendschemering duurt. Weldra verven de eerste zonnestralen die steile rotskanten bruinrood en groen. Een bemoste steen is het, eerder nog dan een volledig eiland. We zien dan ook geen steden of dorpen langs den oever, geen haven noch reede aangeduid. Enkel boven in den nok van dat rotsgevaarte gaan we witte stippen onderscheiden. Dat zullen de huizen zijn. Een slingertrap zien we steil naar den klotsenden oever afdalen: dat is Ladder Baai, een van de beide bressen in deze onneembare vestingmuur; hier is weliswaar ankergrond en gelegenheid om met een bootje langs den kant te komen, maar de weg naar boven is veel te steil, en daarom prefereert ons schip de andere plek. Reeds koersen we langs wat losse rotspunten met een halven slag om Saba heen, steeds nog over de spiegelende watervlakte van wat hier haast een binnenzee lijkt; want rondom zien we den gezichtseinder aangeduid door de omtrekken van Sint Maarten met St. Barthélémy, en het trio Statius—St. Kitts—Nevis. Boven ons, in den groenen krans die de rotstoppen van Saba omgeeft, klimmen de witte huizenstipjes steeds hooger. En nu doet zich een nieuwe slingertrap op. We Op Saba. Boven: The Bottom. -» Beneden: Windwardside Voor St. Eustatius. Boven: The Quill met Oranjestad - Midden: Veeladen. Beneden: Op de „Baralt . zien bootjes buiten de kust dobberen, en aan den wal herkennen we paarden. Hier zou men baardige zeeroovers verwachten, filibusters of boekaniers. In die roeibootjes zitten echter hoofdzakelijk dames, blank en Europeesch gekleed; zij hebben vlaggen en bloemen bij zich, want vandaag is er feest op Saba: de jongens komen thuis, de padvinders die naar de Jamboree in het verre Holland geweest zijn. Heden zullen twee werelden elkaar ontmoeten, het zachte laagland en de harde vulcaanrots. Want wat een verhalen zullen zij aan te hooren krijgen, die moeders en zusters en tantes! De vaders, broers en ooms werken meerendeels ver buiten het eiland, in een wereld waar flinke kerels goed betaald plegen te worden; maar de vrouwen blijven thuis. Behoedzaam tastend naar ankergrond kruipt het schip nader. Als coulissen schuiven de rotswanden uiteen. „Leggo!" roept de kapitein, en rammelend gaat het anker overboord; nog steeds liggen we vrij ver uit den wal, in een wiegelende Heining Maar Jim en Sheila zijn zeelui die de branding volkomen in hun zak hebben. Als onze roeiboot den oever nadert, wachten ze oplettend op de juiste golfhoogte, en precies in die seconde moet het aanrollende water ons sloepje dan op het gruis van het strand tillen. Een dozijntje harige zeelui zeult het lompe vaartuig den wal op, telkens stipt met elke beweging der branding mee. Het laatste eindje mogen we van den boeg af springen. Dames worden in Jim en Sheila's veilige armen overgedragen. Te paard de trap op Daar staan we behouden aan den wal, maar waarheen nu ? Een haventerrein, ja zelfs een weg is er niet. Enkel een primitief steenen huis, zelf haast een brok van deze rotswereld, duidt aan dat het hier Fort Baai is, de eenige handelbare toegang tot Saba. Zigzaggend kruipt een trap tegen de flanken van een bergravijn op. Bij de eerste bocht staat een groep paarden op ons te wachten, kleine maar kittige beestjes, aan iederen eilander bij naam en toenaam, alsmede in alle goede en kwade eigenschappen bekend, want dit eiland telt er slechts enkele. Het was een attentie van den Gezaghebber der Bovendewinden om dit eskadron rijdieren gereed te doen houden. De meeste inwoners gaan te voet, maar aanzienlijke ingezetenen en gasten mogen rijden. Over sommige gedeelten is dit rotspad door de aanhoudende zorgen van het Bestuur reeds van trap tot effen weg herleid; op zulke trajecten vindt men dan een smalle cementen baan ter breedte van een stads- trottoir. Voor auto's zou deze te smal blijken, vooral bij hettegenkomen; maar een rickshaw zou hier misschien juist voor geknipt zijn, en aan het invoeren van deze lichte karretjes met menschelijke tractie wordt thans dan ook gedacht. Maar dan moet eerst het pad geheel glad zijn, zonder trappen; en daar is men nog niet mee klaar. Moeizaam schokschouderend klauteren onze paardjes die tientallen steenen treden achter elkaar op, hijgend en zweetend. Want hier beneden is het warm. Een tropische plantengroei omgeeft ons, die deels welig groen is, deels van het woestijnachtige type met cactus en andere stekelstruiken. Veel ruimte voor gewassen kan het oog niet ontdekken, want het is als drongen we in de holen en spelonken van de ingewanden des eilands door, zoo nauw en zoo diep gespleten zijn deze rotsravijnen. Wat een vreemde wereld! Zoo moeten de staatswegen van het IncaRijk er uitgezien hebben, die immers alleen maar llama's en voetgangers over de Andes behoefden te dragen, doch geen wagens, laat staan de paarden en kanonnen van de Spaansche veroveraars. Een paar dozijn trappen worden door mijn brave hit met een aanloopje genomen, en dan weer moeten we even stoppen voor werkzaamheden aan het pad: een groepje mannen zwoegt met vervaarlijke rotsblokken, want hier wordt ijverig verruimd en geëffend. Even verder begint weer een nieuw eindje dat al gecementeerd is. „God bless the Gezaghebber" heeft een dankbare hand daar op de steenen gekalkt. Gestadig rijzen we. Tusschen roodbruin verweerde rotswanden door zien we telkens een glimp van de zee, een teer en wazigblauw vlak dat zonder horizont in den hemel overgaat; een paar drijvende eilanden zijn daar losjesweg in opgehangen. Mijn paard doet of het struikelen wil, doch dat is maar een stoutigheidje, want van mijn verstrooidheid had het gebruik willen maken om langs den steilen wal een mondje vol bladergroen weg te happen, en dit hing hem wat hoog. Nu kunnen we wel even op de anderen wachten en een kiekje afknippen. Boven ons verheft zich de centrale top tot ongeveer 850 meter hoogte; we treffen het dat er vandaag geen wolken omheenhangen, want menigmaal is Saba's kruin in een kransje van wit dons gehuld, wat dan doet denken aan een rookpluim. Structuur en voortbrengselen des eilands Op de kaart geprojecteerd vertoont het eiland Saba de gedaante van zooiets als een lieveheersbeestje; de lengte bedraagt een kilo- meter of vier. Maar in relief ziet deze rotsklomp er werkelijk het naaste uit als zoo'n hooge vormtaart, zooiets wat de Weeners een Gugelhupf noemen. Stel u voor een vulcaankegel die al lava uitbrakende op een oogenblik aan het afbrokkelen is geraakt. De half ingestorte kraterranden en de plooien in de zijkanten zijn losjes overgroeid geraakt met kruiden, struikgewas en boomen. Gaandeweg is de verwering toegenomen; nog telkens stort er een stukje helling in elkaar. Wat nu de oppervlakte van zulk een knoestige korst is ? Men zegt 13—16 km2, maar naar mijn gevoel doet dit er bitter weinig toe. Belangrijker is, hoeveel bruikbaar terrein er te vinden of te maken is. Op Madeira, welks holste binnenlanden in formatie wel wat met Saba overeenkomen, stapelen de vlijtige inboorlingen losse steenen tot muurtjes opeen, en daarna vullen zij de ruimte tusschen muur en bergwand met aarde aan; aldus ontstaat dan een smal terrasje met goeden teelgrond voor allerlei gewassen van betere soort, en bovendien gemakkelijk te besproeien. Ook op Saba is volgens overeenkomstige werkwijze wel eenige moesgrond aangelegd, maar de ware animo schijnt er nog niet in te zitten en men houdt zich in hoofdzaak aan de niet zeer talrijke vlakke stukjes die de natuur er ter beschikking stelt. Er worden wat aardappelen verbouwd, „zoete" zoowel als „Iersche". Voorts een beetje maïs en njamsies (yamswortelen). Aan groente is de opbrengst nog gering, hoewel de pepers in de plaatselijke keuken een rol van beteekenis spelen. Ook fruit groeit er weinig: een paar niet zeer belangrijke papaya- en bananenstammen, benevens hier en daar een guayaba- of cashewboom. Met wat flinker aanpakken zou hier stellig nog wat te bereiken zijn. Iets beter gaat het met de veeteelt, want gras wil in allerlei verloren hoekjes wel gedijen, en Curaipao koopt het slachtvee gaarne. Bij het verladen wordt aan den wal elke koe afzonderlijk in een roeiboot neergevlijd, en onder kabels stevig gekneveld, met saamgebonden pooten; langszij van het schip hieuwt de scheepslier het beest aan de pooten over, waarna bij aankomst aan dek de touwen worden losgesneden, opdat het dier zijn standplaats in de rij kan gaan innemen. Ook pluimvee doet het op Saba goed, temeer daar de vraatzuchtige mongoose hier niet voorkomt. Maar wat er op het eiland groeit, is nog lang niet voldoende om de ongeveer 1250 zielen sterke bevolking te voeden, zoodat er heel wat moet worden ingevoerd in den vorm van goedkoope blikjes. Ook meel, bier, kleeding en nog veel meer andere dingen moeten van elders komen, en zoo ziet men ook deze in afzondering ontstane archaïsche idylle even goed afhankelijk van de buitenwereld als ieder ander gedeelte onzer samenleving. Alles wat er aan lading binnenkomt, moet op het hoofd van dragers vervoerd worden, en dit is natuurlijk duur, want het aantal krachtige mannen is er, zooals wij reeds zagen, wegens emigratie geslonken. Deze schaarschte heeft reeds geleid tot het importeeren van een paar ezeltjes, doch onder protest van het hoofdtransport. Een der Landraden, die dagelijks het meerendeel van die trappen te klimmen heeft, zie ik een geweldigen knapzak torsen; zijn zoontje is naar de Jamboree geweest, en zoo dringen ook op Saba nieuwe invallen door. Een merkwaardige bevolking Sinds het midden der 17e eeuw is Saba gekoloniseerd door blanken uit St. Eustatius, alsmede door Engelschen, want het eiland is eenige malen door hen veroverd en weer teruggegeven. Deze nimmer zeer talrijke bevolking verdiende den kost slechts gedeeltelijk met cultures, doch vooral met zeevaart (of wat daar in die tijden als nevenverdienste bij kwam), met het bouwen van zeilschepen voor de kleine vaart, en met andere losse ambachten, zooals een tijdlang het maken van schoenen; een gehucht Crispin herinnert nog aan den beschermheilige der schoenmakers. De kleinere bootjes werden niet zelden boven in de bergen op stapel gezet, en half voltooid naar zee gedragen; de grootere bouwde men aan de kust. Bij al die bedrijfjes werden natuurlijk negerslaven gebezigd. In den loop der historie zijn die ook wel eens oproerig geworden, maar de beperkte klasse der meesters heeft hen toch steeds onder den duim weten te houden. Die blanke bevolking bestond eigenlijk uit slechts een gering aantal families, van grootendeels Hollandsche of Engelsche afkomst. Hun namen leven nog steeds voort onder de tegenwoordige ingezetenen, zij het ook menigmaal in een kennelijk verhaspelden vorm, zooals Hazel voor Hassell, of Zagors, Sagers, Zagers, waarin we Zeegers mogen herkennen. Feitelijk zijn er niet meer dan een twintigtal geslachtsnamen overgebleven, zoodat we ons niet moeten verwonderen om telkens een paarhonderd Hassells of Johnsons te vinden. Dat de inteelt binnen zulk een afgesloten samenleving niet zonder invloed is gebleven op het ras, viel te ver- wachten. In weerwil hiervan hebben de mannen van Saba echter nog steeds een voortreffelijke reputatie als zeelieden en over het algemeen als flink menschenslag. Tot voor kort plachten zij voornamelijk naar Noord Amerika te gaan, waar zij het menigmaal tot goede posities brachten, zoodat zij ook geregeld geld konden sturen aan hun gezin op Saba. In de laatste tijden trekken natuurlijk Curagao en Aruba veel jonge krachten van hier naar zich toe. Als gevolg van een dergelijke emigratie onder de mannen is dus het aantal vrouwen en kinderen opmerkelijk groot (464 mannen en 782 vrouwen), evenals ook van menigmaal hoog bejaarde mannen; want elke Sabaan keert op zijn ouden dag gaarne naar zijn geboortegrond terug. Het zonnige doch winderige en dientengevolge frissche klimaat is er bijzonder gezond; ziekten komen nauwelijks voor. Voor de jonge meisjes bestaat het nadeel dat slechts een gedeelte van haar ooit de kans krijgt om te trouwen; ook in dit opzicht zou meer aanraking met de buitenwereld van beteekenis zijn. De eenige eigen inkomsten der Sabaansche dames worden verkregen uit het vervaardigen van kantwerk als randen voor fijn linnengoed; dit is het zgn. Spaansche werk, dat een ietwat meer gesoigneerde vertakking is van den bekenden Tenerife-stijl. Deze blanke bevolking heeft zich nimmer met hare zwarte medeburgers vermengd, maar deze laatsten blijken gaandeweg sneller in aantal toe te nemen, met het gevolg dat dorpen die oorspronkelijk in hoofdzaak door witmenschen bewoond werden, hoe langer hoe meer door het zwarte element overgroeid raken, zooals o.a. de hoofdplaats The Bottom. De taal is er een ietwat archaïsch Engelsch; slechts enkelen verstaan Hollandsch, hoewel op de scholen onderwijs in beide talen gegeven wordt; maar ook al hebben de onderwijzeressen oorspronkelijk wel Nederlandsch geleerd, — in deze omgeving slijt dat weer af. Een merkwaardige opleving van onze taal brachten onlangs de padvinders die in Nederland geweest waren, en tot verbazing hunner ouders opeens Hollandsch bleken te kunnen spreken. In weerwil van de taal voelen de Sabanen zich goede burgers van ,,our country" en loyale onderdanen van „our Queen". Het Wilhelmus wordt er braaf gezongen. Eigenaardig zijn de Bovenwindsche opvattingen omtrent het ruilmiddel. In guldens rekent men niet gaarne, doch liever in dollars. Maar ook al is de verhouding tusschen die muntsoorten 10 in de laatste jaren veranderd, men blijft denken in dollars van ƒ2.50, en die noemt men dan heel beminnelijk „Dutch dollars". Een „Dutch cent" is dus gelijk aan de Cura9aosche „plak", d.i. ons 2% centstuk. Ommegang langs de bergdorpen Na een half uurtje klimmen hebben we The Bottom bereikt, de hoofdplaats van het eiland, die weliswaar 250 meter boven de zee ligt, doch in weerwil van deze hoogte eigenlijk den bodem van een kraterput beslaat. Hier is de onder-gezaghebber gevestigd, alsmede de politie, het hospitaal, en een „pasanggrahan" of ambtelijk logeergebouwtje. Het is een lommerrijk stadje, welks meerendeels ouderwetsche landhuizen van een vroegeren bloei schijnen te getuigen. Onze weg stijgt nu met eindelooze kronkels van trappen tegen den opstaanden rand van dezen „Bottom" omhoog tot we bij Crispin den kam bereiken, met wijd uitzicht naar beide kanten, over de nabije berghellingen en een kogeltjesblauwe zee vol eilanden heen. De snoer Statius—St. Kitts—Nevis zien we nu al uitgebreid met het Britsche eiland Montserrat, dat daar weer achter ligt. Voortdurend dalend en opnieuw stijgend, doch steeds over steenen treden, naderen we Windwardside, (450 meter hoog) het bolwerk der blanke bevolkingsgroep, en tevens het grootste dorp. Het ligt op een boomrijken bergrug, tusschen bergkruinen in, met fraai uitzicht op de groep St. Barths, St. Maarten en Anguilla. De straatjes zijn hier bijzonder proper; elk huisje lijkt wel een genoegelijk tuinpaviljoen. Hier is het vooral, dat we op de knusse erfjes bij haast iedere woning een gewelfden regenbak zien, met niet ver daar vandaan een precies zoo rond gemetseld familiegraf. Nog weer een eind verder, altijd nog aan dat eindelooze trappenpad, vinden we Hellsgate liggen (officieel Zion Hill geheeten), wederom zulk een dorp dat bij wijze van een zwaluwnestje tegen den bergwand is geplakt. Van dit ruim 500 meter hoog gelegen punt kijken we recht de zee in, zonder door bobbels in de helling gestoord te worden. Daar ergens ver in de diepte zien we een smal streepje witte branding tegen de rots. Nog weer een ander dorp heet St. Johns. Een gehucht Mary Point is wegens te ver gevorderde inteelt op last van het Gouvernement ontruimd en geslecht; de kale plek ziet men van verre met den scheepskijker. Al deze punten zijn onderling door trap- jespaden verbonden. Een heel aardige, doch nogal vermoeiende wandeling is, om van het eene dorp naar het andere rondom het eiland te zwerven. Voor toeristen zou dit hoogst merkwaardige eiland ongetwijfeld een bijzondere bekoring vormen. Inderdaad verschijnt er dan ook niet zelden een Amerikaansch luxejacht. Tegen het aanloopen door groote toeristenschepen verzet zich evenwel de practische overweging dat de beschikbare landingsmiddelen het ontschepen van eenigszins talrijke groepen passagiers niet toelaten, nog afgezien van de opzichzelf niet zoo bezwaarlijke omstandigheid dat zij enkel te voet het eiland kunnen bezichtigen. Misschien valt hier op een keer wel eens iets op te vinden, en dan zal het „cruise" programma der reisbureaux een zeer bijzonder snufje rijker geworden zijn. TOT SLOT SINT EUSTATIUS Van een Gouden Rots en een diepen Kuil. Heeft Statia de Vereenigde Staten gered ? Oranjestad, een verzakkende grootheid. Een armoedig binnenland. Veeladen ter reede van Statius. Of er van dit eiland iets te maken valt. Van een Gouden Rots en een diepen Kuil De reis van Saba naar St. Eustatius wordt gewoonlijk overdag gedaan, in een uur of twee, want de afstand bedraagt slechts 30 kilometer. Van Statia naar het volgende eiland St. Kitts is het er maar tien; men vaart dan ook langs die eilandkusten als maakten we een boottocht op de Zwitsersche Meren, voortdurend met uitzicht op de oevers. Een Engelsche dokter uit St. Kitts is al eens uit een weddenschap over dit kanaal gezwommen, maar op den terugweg heeft een haai hem gepakt. Naarmate we Statius naderen, zien we uit het silhouet van het eiland een bergtop zich afzonderen, The Quill genaamd; dat is een uitgedoofde vulcaan van het gebruikelijke afgeknot kegelvormige model, 580 meter hoog. Die naam heet oorspronkelijk De Kuil geluid te hebben, naar den ronden kraterketel die binnen in dien kruin opeens omlaagzakt, met steil opstaande randen, terwijl op den bodem een cirkelvormig dalletje ligt, dat met ruig oerwoud begroeid is. Maar aangezien deze eilanden reeds sinds de vroegste tijden hunner inbezitneming door de Hollanders in het kielzog van het Engelsche spraakgebruik zijn geraakt, heeft men van „de Kuil" de transscriptie The Quill gemaakt; en nu is het niet onvermakelijk dat men tegenwoordig dezen naam weer wil terug-verhollandschen, door te schrijven De Kwil. Het eiland is ongeveer 8 km. lang en 2%—3% km. breed; de oppervlakte wordt opgegeven als 30.5 km2. Oorspronkelijk hebben hier misschien Cariben of Arawakken gewoond, maar aangezien St. Eustatius arm aan water is, kan het ook best zijn dat de eerste bewoners er pas na de ontdekking door de Spanjaarden gekomen zijn. Op dezen zijn de Hollanders en Engelschen gevolgd, die het eiland herhaaldelijk aan elkaar hebben ontfutseld. Men vraagt zich af waarom, want voor cul- tures van eenige beteekenis was het door alle eeuwen heen te droog, en de bloeiperiode van Statia dateert pas uit een later tijdperk. Dat was omstreeks den Noord Amerikaanschen vrijheidsoorlog, toen hier een levendige handel gedreven werd in allerlei koopwaren, waarvan echter het meerendeel wel uit wapenen en andere contrabande zal hebben bestaan. In die dagen heette St. Eustatius de Gouden Rots. Er lagen toen soms vele honderden schepen tegelijk op de reede, en de pakhuizen in de benedenstad langs den waterkant waren volgeladen met goederen van groote waarde. Het geld stroomde er binnen.... Heeft Statia de Vereenigde Staten gered? Aan dien gouden droom is een eind gekomen doordat, zooals reeds tevoren aangestipt, admiraal Rodney met de Britsche vloot op een keer voor St. Eustatius verscheen, en het eiland eenvoudig leeghaalde. Sindsdien is het met den bloei gedaan geweest: zulk een slag kon Statius niet meer te boven komen. Er bestaat echter nog een andere lezing van dit geval en wel van Amerikaansche zijde, te aardig om die hier niet even weer te geven, zij het ook helaas onder volle erkenning van de historische onjuistheid. Volgens deze toedracht zou gedurende den opstand der Noord Amerikaansche koloniën tegen het Engelsche bestuur een schip met de nieuwe vlag der opstandelingen in top voor St. Eustatius verschenen zijn, alwaar het aan de Nederlandsche vlag het gebruikelijke saluut bracht. In plaats van deze officieel onbekende vlag te negeeren, zou de Nederlandsche Gouverneur dit saluut toen hebben doen beantwoorden, hetgeen volgens mijn Amerikaansche bronnen de eerste keer geweest zou zijn dat de Stars and Stripes door een buitenlandsche mogendheid gegroet werden (1776). Maar buiten de reede van Statia lag juist een Britsche vloot onder aanvoering van admiraal Rodney geankerd, die op weg was naar Noord Amerika om aan de Engelsche strijdkrachten versterkingen te brengen. Op het vernemen van dit wederzijdsche vlaggesaluut moet de Engelsche vlootvoogd in woede ontstoken zijn, en op hoogen toon satisfactie hebben geëischt. Toen deze door den Nederlandschen Gouverneur geweigerd werd, zou Rodney de stad onverhoeds aangevallen hebben, en zich zonder moeite van het heele eiland hebben meester gemaakt, evenals ook van de ongeveer 200 schepen die er toen op de reede lagen. Maar in plaats van dezen buit in natura mee te nemen, zou de admiraal ter plaatse een groote verkooping hebben georganiseerd, waarbij alle in beslag genomen koopmansgoederen en schepen achtereenvolgens werden geveild. De koopers waren daarbij in den regel.... de oorspronkelijke eigenaren zelf. Op deze manier zou Rodney vijftien millioen dollar in contanten opgestreken hebben, en met dit bedrag in handen zou hij tevreden zijn reis vervolgd hebben. Maar — zoo zegt het verhaal — ingevolge het oponthoud hetwelk dit avontuur hem gekost had, kwam hij te laat in Noord Amerika aan om de krijgskans nog ten gunste van Engeland te kunnen doen keeren. En zoodoende zou Sint Eustatius niet alleen aan 's werelds naties het voorbeeld hebben gegeven om de vlag der Vereenigde Staten te erkennen, maar dit simpele eiland zou tevens de onafhankelijkheid dier groote Republiek uit eigen zak gekocht en betaald hebben.... Ziedaar het verhaal. Het klinkt haast te mooi om verzonnen te zijn! Oranjestad, een verzakkende grootheid Tegenwoordig is van die vroegere glorie niets meer over dan een schier uitgestorven stadje, dat als hoofdplaats fungeert van een verdroogd eiland waar ongeveer 1200 inwoners op leven, tegen 20—25.000 in den bloeitijd. Bovendien echter rust er op Statius nog een ander noodlot, dat in zijn pathetische gedaante doet denken aan oude sprookjes zooals van het Vrouwtje van Stavoren. De hoofdplaats Oranjestad, eens het tooneel van dien gouden dans, bestaat namelijk uit een benedenstad langs den waterkant, en uit een bovenstad, die op den 50 meter hoogen rand van den steil uit dien oeverzoom rijzenden wal gebouwd is. Beneden vond men de handelsemplacementen, bovenop de woonwijken, kerken en bestuursgebouwen. Nu is die benedenstad gaandeweg gaan verzakken totdat tegenwoordig van de voormalige pakhuizen al niet veel meer over is dan de grondvesten, die men ten deele nog door het water heen kan herkennen, en ten deele nog juist daar boven. Bovendien is de opstaande kant geleidelijk aan het instorten. Telkens brokkelt er een stuk af, zoodat de bovenste rand voortdurend wordt ingekort. Sommige huizen loopen reeds gevaar. Onder langs de kust vindt men het puin liggen. Een kronkelende weg leidt van beneden naar boven, om een diep gat heen, dat reeds in dien wal is geslagen. Klaarblijkelijk is het heele eiland langzaam maar zeker voorover aan het hellen, de zee in. Het kantelt.... In de benedenstad vindt men nog slechts vervallen loodsen en een veld van losse steenen. In de ruïnes van de huizen groeien reeds bananenstammen. Den weg naar boven moet men te voet afleggen, want ook al zou dit sterk glooiende pad berijdbaar zijn, heel Sint Eustatius is slechts één auto rijk, „de truck", een vrachtwagen, die indertijd door de Bedrijfsvereeniging is aangekocht voor het vervoer van landbouwproducten, doch daarna aan particulieren is overgedaan. Veel behoefte aan verkeer per as geeft dit eiland trouwens niet te kennen. Bovenop den rand zien we het Fort Oranje, waar het stadje naar heet. Het bestaat uit een halvemaanvormig plateau, met gras begroeid, en door klapperpalmen omgeven. Men betreedt het door een poortje; rondom staren nog de oude kanonnen de diepte van de reede in. Een eenvoudig gedenkteeken herinnert aan het verblijf van admiraal de Ruyter in 1665; op een der wallen is een oude zonnewijzer bewaard gebleven. Het uitzicht van deze muren is heel aardig, ofschoon van de omliggende eilanden alleen Saba te zien komt. De Methodistenkerk is een bescheiden gebouwtje. Van vroegeren bloei getuigt de ruïne van een zwaren vierkanten kerktoren die reeds van verre uit zee zichtbaar is. Het bijbehoorende kerkhof doet weer die regenbakvormige gedaante van grafkelders zien, die we reeds op Saba hebben opgemerkt. Ook is er een katholiek kerkje, alsmede een hospitaal, een school enz. Maar overigens levert Oranjestad een aanblik van verval op. Van vele huizen, die zelf in puin gevallen zijn, is enkel nog de regenbak over, in een omgeving van onkruid en struikgewas. Electrisch licht is er niet; alleen de pastoor heeft een kleine particuliere installatie. De meeste huizen van tegenwoordig zijn er van hout. Een armoedig binnenland Ook de buitenwijken van Oranjestad vertoonen een beeld van berusting. De straten missen plaveisel, de huisjes zijn veelal van gerief ontbloot. Er wordt immers haast niets meer verdiend; ook met het bouwen van schoeners, voorheen een levendig bedrijf is het gedaan. De bevolking zelf is trouwens, den goeden niet te na gesproken, geenszins van werklust bezield. Alles wat men in vroegere jaren aan cultures geprobeerd heeft, is weer vervallen: de suiker, de katoen, de sisal.... Ergens midden op het eiland ziet men nog een vervallen fabrieksschoorsteen staan; niet alleen de Gouvernements sisalplantage is weer op- gegeven, doch ook de kleine particuliere suikermolens uit den ouden tijd staan stil. Het geheele platteland ziet er uit als een woestijnachtig struikgewas. Wegen bestaan er niet. Wanneer men ergens een lastezeltje ziet stappen, dan volgt dit beestje de droge bedding van wat in den regentijd een beekje is, tusschen heggen van stekelstruiken door, die hier „cache" heeten. Die draagzadels van de ezels zien er wel merkwaardig uit: over den rug torsen zij twee kromme haken van ijzer, en deze zijn naar de zijkanten omgekruld om de lading te kunnen bevatten. Bovenop zit gewoonlijk een jongetje boven op een stapel gras gehurkt, bij wijze van zadel. Dit dorre en stoffige landschap zet zich eindeloos voort, over heel Sint Eustatius heen tusschen de Quill en nog een tweeden, lageren bergkruin op het andere uiteinde des eilands. Enkel het groene tropische woud in de „kuil" maakt een uitzondering op deze schraalheid. Halverwege den top, op de hellingen van lava en asch, ligt de eenige boerderij des eilands die nog van beteekenis mag heeten. Veeladen ter reede van Statius Wij staan op onze „Baralt" en turen over de reeling, de duisternis in. Ver weg, op den wal van Oranjestad, dansen beverige schijnsels heen en weer, terwijl een verward stemmengeroes af en toe over het water heen tot ons schip doordringt. Daar aan den waterkant is men bezig om vee af te schepen, voor verzending naar het slachthuis van Cura9ao. Dat is een veertiendaagsch volksfeest op Statius, een levendig schouwspel waarvan zelfs het armste negerjochie gratis mag genieten. De joelende volksmenigte jaagt de runderen van den wal af het water in, bij het schijnsel van fakkels en schelle gazolinelampen. Een roeiboot trekt de beesten zeewaarts. Daarna moeten zij aan een touw voortzwemmen tot ze langszij van het schip aankomen, wat een heele afstand is, over vrij woelig water. Maar ook wanneer ze het schip bereikt hebben, is hun lijden nog niet voorbij. Want elk afzonderlijk krijgt dan een buikband om (wat de stuurman een „broeking" noemt), en dat duurt nog wel eens even; immers de verschrikte koe helpt natuurlijk niet erg mee, en bovendien danst de roeiboot soms hevig met de golven op en neer. Er worden touwen om de horens en onder de staart geslagen, en dan krijgt de scheepslier het teeken „halen!" Met een forschen zwaai zweeft het verschrikte koebeest over de reeling naar binnen, wild van angst en soms dik van het verzwolgen zeewater. Voelen ze eenmaal het dek onder de pooten, dan uit zich de doorstane emotie gewoonlijk in een plotselinge ontlasting; maar daarna krijgen ze voorloopig rust, naast elkaar opgesteld, met een handvol gras als troost. Ondertusschen moeten de overige zwemmers maar zoolang te water op hun beurt blijven wachten. Deze weinig bevredigende werkwijze zal evenwel binnenkort door een betere vervangen worden. Reeds heeft de Gouverneur voorziening toegezegd. De schapen en geiten worden bij zes tegelijk aan de pooten saamgebonden uit een roeiboot opgeheschen. Aan dek snijdt men de touwen door, en daarna komen ze onder een afdakje bijeen te staan. Bij elke zending vee behoort een overeenkomstige hoeveelheid voedergras. Of er van dit eiland iets te maken valt Ontegenzeggelijk is Sint Eustatius verreweg de zwakste broeder van ons zestal. Maar wanneer we ons dan herinneren dat juist dit eiland oudtijds de grootste welvaart van allemaal heeft gekend, dan voelt men zich huiverig worden om een definitief oordeel uit te spreken. Het kan immers verkeeren, en het heeft al zoo dikwijls verkeerd. Menige Doode Stad langs de Zuiderzee is weer levend geworden. Suriname was rijk en is nu arm. Curafao was arm en is thans rijk. Neem Aruba eens.... Ongetwijfeld is het met Statius geen gemakkelijk geval, doch wie zal ons voorspellen welke luimen het toeval nog in reserve houdt. Daar is bijvoorbeeld de aangelegenheid van de vulcaanasch, waarvoor niet lang geleden belangstelling uit de Vereenigde Staten werd getoond. Misschien zit daar wel iets in. Ofschoon hierbij wel mag worden aangeteekend dat soortgelijke plannen ten opzichte van de zwavel op Saba tot dusverre slechts teleurstellingen hebben opgeleverd. Het is op het oogenblik echter stellig nog te vroeg om te beoordeelen of hier een commercieel succes te behalen valt dan wel of het heele denkbeeld wellicht waardeloos is. Misschien zou voorloopig een proef genomen kunnen worden in de gedaante van werkverschaffing. Wat de mogelijkheden in landbouw en veeteelt betreft, geeft 's Lands Proeftuin op Sint Maarten zich groote moeite om ook aan Sint Eustatius den weg naar vooruitgang te wijzen. In opdracht van de opperleiding op Curafao wordt er in de eerste plaats gestreefd naar uitbreiding van de productie aan voedsel voor mensch en dier. De inwoners zelf plachten tot dusverre slechts onbeduidende kleinigheden voort te brengen, zooals wat zoete aardappelen, die dan gewoonlijk geruild werden tegen maïs voor eigen gebruik. Er kunnen echter eveneens met succes zgn. „Hollandsche" aardappelen verbouwd worden, die in Curagao tegen goede prijzen verkoopbaar zijn. Ook erwten en allerlei soorten van beter veevoer hebben doorloopend de aandacht. Laat ons dus hopen dat het te eeniger tijd aan al deze inspanning moge gelukken om dit eiland waar de Kuil gaapt, zoo niet tot een Gouden rots, dan toch tenminste tot een Groene te maken. REGISTER In den hieronder volgenden alphabetischen klapper van plaats-, personen en begripsnamen is getracht om door een zoo practisch mogelijke keuze den lezer een bruikbaar hulpmiddel te verschaffen, in plaats van, door automatische vermelding van alle vindplaatsen, hem het zoeken wellicht eerder te bemoeilijken. Uiteraard viel hierbij een zekere willekeur in de selectie niet te vermijden; gestreefd is naar sobere overzichtelijkheid. A. accijnzen 39. ■ Antillen 1, 4. advocaten 32. Arawakken 8, 136. Afrika 13, 18, 95. Arbeid Adelt 15. aloë 76, 91, 113, 117. Arend P. M. 16, 42, 99, 104, 108. Aluminum Line 6, 75, 109. Argentinië 8. Amerigo Vespucci 8. Aruba 4 vlgg., 11, 13, 19 vlg., 28, Amerikaansche eilanden 5 vlgg. 44, 31, 33 vlgg., 39, 40, 42, 44, 51, 120 vlg. 53, 56, 61. Ampiés (Juan de) n. Aruba Bank 109. Amsterdam 21, 65. Aschkenazi 22, 63. Angostura 12. Asiento 52 vlg., 81. Anguilla 121, 124, 134. auto's 70, 105, 113. Antigua 7. Azoren 5, 22, 65. Antilia 1. B. baden 54. Bahia 12. Balashi 100, 105. bankwezen 78, 109. Baralt fs.s.) 6, 74, 112, 120, 140. Barbados 5, 65, 96, 118. Barber 92 vlg. Barge-bad 54. Barranquilla 79, 96. baseball 52. Beekenburg 94. Benedenwindsche Eil. 2 vlg. m vlgg., 120. bestuur 31. bibliotheken 59. bier 37. bioscoop 59. blanken 19, 125, 132. bob 38. Boca Tabla 93. boekaniers 14. boksen 53. Boiïvar (Simón) 14, 68. Bombay-handelaren 22, 109. Bonaire 23, 28, 56, 61, 111 vlgg. boter 36. Bottom (The) 133 vlg. Boulogne s. M. 5, 65. Bovenwindsche Eil. 2 vlg., g, 14, 23, 28, 44, 56, 120 vlgg. Brakkeput 58, 94. Brandaris 112. Brazilië 8, 11 vlg., 21. Breedestraat 69. Brievengat 94. Brion (Louis) 14, 68. Brionplein 68. Brisbane (Sir Charles) 14. Britsche vloot 14. Britsch Guyana 5. Buenos Aires 7. Bullenbaai 83, 98. bunkerolie 77. busverkeer 70. c. cactus 91, 113. candidaatstelling 29. Cariben 8, 9, 17 vlg., 136. Caribia 1 vlg. Caracas 66, 79. Caracas Baai 92, 94. Cartagena 107. Casas (Bart. de las) 18. Castiliaansch 25. Cavendish (Thomas) 12. C. B. L. O. 52. C. G. T. 6, 75Chineezen 22, 36, 101. Ciudad Bolfvar 12. clubs 53 vlg., 108. Cohen Henriquez (H. J.) 15. Colombia 4, 79, 96, 107. Colón 5. Columbus 9, 17. Coro 8, n, 79. Costa Rica 5. couranten 23 vlg., 59. C. P. I. M. 15, 41, 58, 80 vlgg. cricket 53. criminaliteit 33. Crispin 132, 134. Cuba 4, 12, 17, 89. Cucuta 79. Curagao, doorloopend. Curafaosche Bank 78. Cura?aosche Handel Mij. 77. Curagaosche Scheepv. Mij. 75, 80. cyclonen 3. D. Daaibooi Baai 54. dagbladen 59. Deensche Eil. (vm.) 5, 14, 24, 121. dienstpersoneel 45. dieren 91, 100. dividivi 77, 90 vlg., 113, 116. dokgelegenheid 82, 107. Edwards, Henriquez & Co. 78. electriciteit 44 vlg., 113, 139. Dokterstuin 93. Dominica 9, 18. Dover 5, 65. Drake (Sir Francis) 12. drinken 37, 49. Droceo 10. Druif 104, 109. E. El Libertador (s.s.) 6, 97, 110. Emmastad 41, 81. F. Falcón 99. Ferdinand en Isabella 17. fietsen 71. films 59. flamingo's 113, 115. Florida 17. foenchi 37, 48, 119. Fort Amsterdam 68, 70. Fort Baai 129. Fort Oranje 139. fosfaat 15, 76, 86 vlg. Frankrijk 14, 121. Fransch gebied 121, 124. Fransche Lijn 6, 75. French Quarter 124. fruit 36, 49, 90, 127, 131. Fuik-Baai u, 86. G. gas 44. gebiedsdeelen 2. geiten 41, 92, 118. geologie 89, 100, 112. Gezaghebbers 28, 101, 122. Gezondheid 48 vlgg. golflinks 53. Goto-meer 113 vlg. Gouvernements Proeftuin 125,141. Gouverneur 27. Grace Line 6, 75, 109. Grand Case 124. Grand (Pierre le) 13. Great Bay 122. groente 36, 43, 90, 126, 131. groothandel 77. Grot van Hato 90, 92. Guadeloupe 9, 118 vlg. Guaranf 8. Haïti 4, 6, 79, 96. Hamburg-Amerika Linie 6, 74, 109. handelsbeweging 75 vlg., 108 vlgg. Handelskade 69. hanengevechten 53, 124. Hato 90, 96. havenverkeer 75, 107, 109 vlg. Heerenstraat 69. Hein (Piet) 12. Heintje Croes 40. Hellsgate 134. Henriquez (H. J. Cohen) 15. Imperial Coll. of Trop. Agr. 31, 126. Indianen 8, 13, 17 vlg, 19, 102. invoerrechten 38. Jamaica 4, 5. Jan Thiel 54, 94. Kamer van Koophandel 15, 77, 78. kannibalen 10. kantwerk 133. katholicisme 60 vlg. kerkhof (Joodsch) 21, 63, 72. kerkwezen 60 vlgg. kiesdistricten 28. kiesgerechtigdheid 29. kleeding 40. Klein Cura?ao 87. Klein Bonaire 111. klimaat 47. Klip (de) 40. Lacre 112. Ladder Baai 128. Laet (Joannes de) 13, 118. Lago Height 42, 108. Lago Oil en Transp. Co. Ltd. 16, 42, Si, 52, 98, 104 vlgg. La Guaira 4, 5, 79. landbouw 90, 113, 126, 131, 139. Landraden 28, 101. landschap 88. H. Hispaniola 9. hockey 52. hoedenvlechterij 15, 77. Holl. Bank Unie 78, 109. Hondong 16. Hooiberg 99, 102. Horn Linie 6, 75, 87, 109. hoteltarieven 39. huurprijzen 40. Hypotheekbank (De Curafaosche) 78. I. Isla 15, 41, si, 52 vlgg., ss, 67, 72, 80 vlgg. Israëlieten 12, 13, 21, 22, 25, 63, IOI. J. Joodsche godsdienst 21, 63. K. K.L.M. 6, 16, 79, 96 vlgg. Knip (de) 54, 94. knoekoe 88, 114. K.N.S.M. s, 6, 74, 109, 120. Koloniale Postspaarbank 78. Kon.-Shell 15, 41, 42, 80 vlgg., 104. korfbal 52. Kralendijk 61, m vlgg. kranten 23 vlg. 59. Kruisvaarders van St. Jan 58. krijgsmacht 31. Kuil (de) 136. L. leeszalen 58 vlg. Leger des Heils 58, 62. leguanen 50, 91, 115. Libertador (s.s. El) 6, 74, 97, 110. lichaamsbeweging 51 vlg. liefdadigheid 62. likeur 77. limonades 38. loonen 45. luchtverbindingen 6 vlg., 16, 79, 96. 4 M. Macamba's 20. Madeira 5, 22, 65. Maduro en Curiel's Bank 78, iog. Maduro en Sons (S. E. L.) 77. Maracaibo 6, 54, 75, 79, 81, 96, 104. Marigot 124. melk 36. menschenrassen 17 vlgg. meubelen 41. namen 1, 10, 20. Nassau (Joh. Maurits v.) 12. Ned. Indische Gas Mij. 44. negers 18. Negropont 81. Nevis 121, 128. Ojeda (Alonso de) 8. oliebedrijf 80 vlgg., 105 vlgg. olieproducten 75 vlg., 81 vlgg. 107 vlg. Olympisch diploma 53. onderwijs 55 vlgg., 106. ongedierte 49, 127. openbare leeszaal 58. Paardenbaai 105, 109. Palm Beach (Aruba) 103. Panama Kanaal 5. Pan-American Airways 7. Papiamentoe 23 vlgg. 56, 100, 11 Paraguana 4, 8, 99. Paraguay 8. Paramaribo 6. Parkieten 113, 117. Passaat 2, 47, 97, 120. passagiersverkeer 76. Pater (adm.) 12. Pernambuco 12 vlg. pers 23 vlg., 59. petroleum 15, 75 vlg., 81 vlgg., 1 vlgg. Quill (The) 136. Mexican Eagle Co. 16, 42. Miami 7, 96. Monte Berde 13. Montserrat 134. Mount William Hill 123. Mundo Nobo 40, 62, 68, 41. Murray 14. museum 59. muziek 60, 95. Mijnbouw Mij. Cura^ao 86. N. New Orleans 75, 109. Newport 86. New York 5, 13, 75, 96. Nieuw Amsterdam 13. Nieuw Walcheren 13. Noordooster Passaat 2, 47. O. oranjeschillen 77, 90. Oranjestad (Aruba) 101 vlg., 104 vlgg. Oranjestad (St. Eust.) 138 Orinoco 4, 12. Oriol 96. orkanen 3. Otrabanda 67 vlgg. P. Philipsburg 121. picnics 53. Piedra Plat 102. Pietermaai 67 vlgg. Piet Hein 12. Piscadera Baai 53, 71, 92. plantengroei 90, 100, 113, 123, 131. playa 113. Poenda 23, 67 vlgg. politie 34. Portorico 3, 4, 5, 9, 120. Portugal 11 vlg., 21. Portugeesch 25, 63. protestantisme 61 vlg. \ prijspeil 39. Puerto Cabello 4, 5, 66. 0. Raad van Bestuur 27. Raad van Politie 28, 101. Raleigh (Sir Walter) 12. rasvooroordeelen 18. rechtspraak 32. Recife 12. Red D Line 6, 75. regen 47. reisroute 5. Riffort 71. Rincón 61, 113 vlg. Rio Canario 41, 81. Rodney 15, 137 vlg. roeien 53. rooken 38. Ruyter (adm. de) 139, Ruyterkade (de) 69. s. Saba 9, n, 14, 19, 44, 45, 128 vlgg. Sabaneta 101, 105. Saloniki 21, 63. San Pedro (St. Pieter) 93. Santa Ana 13. Santa Barbara 94. Santa Cruz (Aruba) 101 vlg. Santa Cruz (St. Kruisï 94. Santa Marta 13. Santa Rosa 92, 94. Santo Domingo 9, 11, 37, 122. Sapateer 44. Savonet 93. Scharloo 52, 67. scheepsbouw 114, 132. schermen 53. Scherpenheuvel 57, 94. schipbrug 15, 67 vlg. schoeners 3, 6, 69, no, 120. scholen 55 vlgg. Schottegat 13, 15, 67, 80 vlgg., 92. schouwburg 59. Sephardim 21, 63. sigaren, sigaretten 38. Simson Baai 19, 125. slachtvee 37, 126, 131, 140. Slag Baai 115. slavernij 15, 18. Slobbeweg (van) 71, 92. Snip 16, 79, 96. societeiten 53 vlg. Soto 92. Spaansch Lagoen 105, 107. Spaansch Water 94. Spaar- en Beleenbank van Curacao 78. Spanish Main 2. Spanjaarden 8 vlg., 11, 17, 19. sport 52, 108. staatsregeling 27 vlgg. Standard Oil Co. 16, 42, 98, 104 vlgg. St. Annabaai 66, 80 vlgg. Staten van Curagao 27 vlgg. Statia, Statius 11, 136 vlgg. St. Barthélémy (St. Barths) 5, 124, 128, 134. St. Christoffelberg 93. St. Christopher 7, 120 vlg. St. Croix 121. steenkolen 77. St. Eustatius u, 14, 136 vlgg. St. John (V. I.) 121. St. Johns (Saba.) 134. St. Kitts s, 7, 52 vlg., 120 vlg., 128, 136. St. Maarten 11, 14, 19, 53, 56, 121 vlgg. St. Martin P. F. 121 vlgg. St. Nicolaas 42, 98, 101, 105 vlgg. stoomvaartlijnen 5 vlg., 73 vlgg. St. Pieter 93. struisvogels 92. St. Thomas 6, 7, 44, 120 vlg. Stuyvesant (Pieter) 13. Suriname 5, 22, 74 vlg. Syriërs 22, 101. T. Tabak 38. telefoon 45. Tafelberg 11, 15, 67, 86. tennis 52, 108. talen 23. Thanksgiving 4. The Bottom 133 vlg. Tintamarre 124. Tobago 13. Tordesillas (verdrag v.^ 11. Trade Wind 2. Trinidad 5, 13, 66, 79, 87, 96. Tupi 8. u. uitvoer 76. vakonderwijs 46, 57 vlg., 106. Valentijn 81. veeteelt 91, 126, 131. veldwachters 34. Venezuela 4, 5, 6, 9, 11, 13, 15, 23, 36, 66, 79, 104, 107. verblijfsvergunning 35. verkiezingen 28 vlg. Yersali baai 68. Vespucci (Amerigo) 8. vestiging 35, 46, 109. Vineyard 123. Virgin Islands 5, 6, 120 vlg. Waaigat 68 vlg. Walbeeck (Joannes v.) 13. Waldseemüller 9. Washington D. C. 3. wasch 46. water 38, 43. wedrennen 53. wegennet 92, 101, 113. werkloosheid 35. West-Indië 1, 10. West-Indische Cie. 12, 14, 60. V. visch 36, 92, 100, 125. Vlaardingen 87. vleesch 36 vlg. vliegdiensten 6 vlg., 16, 79, 96. 1, vliegveld Hato 90, 92, 96. vliegveld Sabaneta 101, 105. voeding 36, 108. voetbal 52. vogels 91, 113. volksvertegenwoordiging 28. voordrachten 59. vreemdelingen 35. vruchten 36, 90, 127, 131. w. Westpunt (Aruba) 99, 103. Westpunt (Curafao) 94. Westwerf 68. wielrijden 71. Willemstad 21, 67 vlgg., 73windmolens 44 vlg. winkelgoederen 39. Windwardside 134. wonen 40, 108. wijn 37. IJ. IJmuiden 65. ijskasten 44. Ijs 49. Yucatan 4. zeilen 53, 108. Zeno (gebr.) 10 ziekenzorg 50 vlg., 108. ziekte 48. Zion Hill 134. zout 115 vlg., 122 vlg. zwemmen 54, 108. ontwerp bas van pelt no. 78 fauteuil de interieurs voorde nieuwe woningbouw te curagao (c.p.i.m.) werden ontworpen door basvan pelt binnenhuis-architect v.a.n.k. den haag en uitgevoerd door my home woninginrichting n.v. den haag (zie blz. 41) my home dert haag holland Ula Radio Verzend Uw Telegrammen via Den Nationalen Weg... per RADIO • GEMAKKELIJK • ZEKER • SNEL Verbinding met alle deelen der wereld via AMSTERDAM en via NEW YORK Voor alle inlichtingen wende men zich tot ons Aannamekantoor Handelskade 18a L ANDSRADIODIENST CURA^AO Ook In de West staat de K.LJI. voor X" klaar! Dagelijksche luchtverbinding CURAgAO — ARUBA V.V. Verscheidene malen per week naar: LA GUAIRA (CARACAS), MARACAIBO EN CORO Voorts in den loop van 1938 naar: BARRANQUILLA, CUCUTA, TRINIDAD,HAÏTI, BARBADOS Aansluiting op het luchtnet der PAN.AM. AIRWAYS en „SCADTA" ïieiii knti, ko-eJl en. Agentschappen: Curajao: S. E. L. Maduro & Sons Aruba: John G. Eman Bonaire: Herrera Hermanos En ALLE kantoren der K.N.S.M. cam^aAtaê-ei p,eA luchthaven -der-gemeente •vVt centrum van internationaal luchtverkeer Ón der vele reqeimaffat overzeesche scheepvaartverbindingen van Amsitrdam N. V. BOUWMAATSCHAPPIJ „Xederli o rmi" CURAgAO (N.W.I.) — ARUBA (N.W.I.) GOUDA (HOLLAND) ♦ Uitvoeren van: Grondwerken Gewapend Betonwerken ^ Complete Bouwwerken £. 6c 9. ïïlaAiijri Import - Export - Scheepsagenturen - Commissiehandel - Assuranties Hoofdkan toor: Postbus 146 Curasao Nederlandsch West-Indië Telegram-adres: „Martijn" Bijkantoor: Postbus B. 83 Port-au-Prince Haïti Telegram-adres: „Martijn" Vertpfffn w oordigfrN van luiftcnlandschp fii* 111 a s ♦ Parfums ♦ Leica Cameras ♦ Zeiss Verrekijkers ♦ Zeiss Fototoestellen ♦ Oostersche artikelen ♦ Zijden goederen ♦ Jantzen Badpakken bij VicJk, TUnedo- 19 HEERENSTRAAT 19 CURAgAO De Hollandsche Winkel Johan van Walbeeckplein 7 Willemstad, (Cura9ao) N. W. I. Telegram - adres: KOOLE Curagao Postbus 107 Telefoon 462 Importeurs van alle soorten levensmiddelen, huishoudelijke en aanverwante artikelen enz. Belast zich gaarne met de vertegenwoordiging van eerste klasse firma's. ..ei, siuar Heeft altijd een gr00te keuze : Avondjaponnen, kimono's, slips, ondergoed Blouses, mantels, zakdoeken, handtasschen Pantoffels, Jade ringen en Ivoren kunstvoorwerpen Oostersche nouveaute's. — Zijden heerenpakken en overhemden — Zijde per meter Effen, geruit en groflinnen, enz. Alle Oostersche artikelen BORIS BRYCZKO Heerenstraat 11 Cura^ao N.W.I W,etcth b ^uice is de eenigste verfrisschingsdrank in de tropen, welke door haar vitaminenrijke inhoud ook voor Uwe gezondheid waakt Agent voor het Gebiedsdeel Curafao van de Welch's Grape Juice Co., Westfield, New-York: R. L. de Haseth, Groot Piscadera. Curafao. HOTEL AMERICANO CURAgAO, N.W.I. Het beste hotel op het eiland Prachtig gelegen aan den ingang van de haven. Het koelste gedeelte van de stad. Moderne kamers met bad • Maaltijden naar ieders smaak. Koninklijke Nederland sche Stoomboot-Maatschappij N.V. EUROPEESCHE-DIENSTEN : Colon Lijn: Geregelde veertiendaagsche dienst van Hamburg, Amsterdam, Boulogne sur Mer en Dover naar Barbados, Trinidad, La Guaira, Pto. Cabello, Curagao, Santa Marta (facultatief), Pto. Colombia, Cartagena, Cristobal, Kingston (met uitzondering van de ss. „Venezuela" en „Crijnssen"), Pto. Limon en terug van Pto. Limon via dezelfde havens met uitzondering van Kingston en Santa Marta, naar Plymouth, Havre, Amsterdam en Hamburg met snelle en moderne passagiersschepen. Deze schepen vervoeren ook lading. Suriname Lijn: Geregelde drie-wekelijksche dienst van Amsterdam en Dover naar Madeira, Paramaribo, Georgetown, Trinidad, Carupano, Pampatar, Pto. Sucre, Guanta, La Guaira, Cura^ao, Port au Prince en New York en terug van New York via dezelfde havens naar Plymouth, Havre en Amsterdam met moderne passagiersschepen. Deze schepen vervoeren ook lading. Zuid-Pacific Lijn: Geregelde veertiendaagsche dienst van Hamburg, Ant¬ werpen, fvotteraam Amsterdam naar L-uragao, Cristobal, Buenaventura, Guayaquil, Peruaansche en Chileensche havens en terug naar Europa (Liverpool) met vrachtschepen met moderne passagiers-accommodatie. Guatemala Lijn: Afvaarten van Hamburg, Bremen en Amsterdam naar Pto. Barrios (2-wekelijks), Belize en Pto. Cortez (4-wekelijks), waarbij ook West Indische havens worden aangedaan gedurende de maanden November tot en met April. In de overige maanden wordt een vierwekelijksche dienst (op de genoemde Centraal-Amerikaansche havens) onderhouden met overlading op Cura^ao. NEW YORK DIENSTEN: New York - Haiti Lijn: Geregelde wekelijksche dienst van New York naar Port au Prince en elke drie weken naar de andere Haitiaansche havens met vrachtschepen met beperkte kajuitsklasse accommodatie. Elke drie weken van New York naar Port au Prince met moderne passagiersschepen, die ook lading vervoeren. New York - Venezuela Lijn: Lij n A: Geregelde wekelijksche dienst van New York naar Port au Prince, La Guaira, Pto. Cabello, Curagao, Aruba en Maracaibo en terug van Maracaibo naar New York via Cura^ao en Pto. Cabello met vrachtschepen met beperkte kajuilsklasse accommodatie. Lijn B: Geregelde drie-wekelijksche dienst van New York naar Port au Prince, La Guaira, Curagao Pto. Cabello, La Guaira, (doorgaande naar Guanta, Pto. Sucre, Pampatar, Carupano, Trinidad. Georgetown en Paramaribo) vice versa met moderne passagiersschepen die ook lading vervoeren, NewYork - SurinameLijn: Geregelde drie-wekelijksche dienst met moderne passagiersschepen van New York naar Port au Prince, La Guaira, Cura^ao, Pto. Cabello, La Guaira, Guanta, Pto. Sucre, Pampatar, Carupano, Trinidad, Georgetown, Paramaribo (doorgaande naar Europa) en vice versa, die ook lading vervoeren. WEST-INDISCHE DIENSTEN: CuraQao - Maracaibo Lijn: lederen Zondag Maandag en Donderdag Vrijdag van Cura^ao naar^Aruba en Maracaibo en vice versa met het snelle en moderne passagiersschip ,,E1 Libertador", dat ook lading vervoert. Cura^ao-St. Martin Lijn: Geregelde veertiendaagsche dienst van Cura^ao naar Bonaire, St. Thomas, St. Maarten, Saba, St. Eustatius en St. Kitts, en terug via dezelfde havens met uitzondering van St. Thomas, met het ss. ,,Baralt", een vrachtschip met beperkte kajuitsklasse accommodatie. Cura^ao - Antillen Lijn: Geregelde veertiendaagsche dienst met vrachtschepen van Cura^ao naar havens op Pto. Rico (facultatief), Santo Domingo en Haiti en terug naar Cura^ao. Cristobal - Guayaquil Lijn: Geregelde wekelijksche dienst met vrachtschepen tusschen Cristobal en havens in Pacihc Colombia en Ecuador. NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP „ALBETAM" BAGGER- EN BOUWMAATSCHAPPIJ Hoofdkantoor: 's-Gravenhage, Holland Kantoor voor West-Indië, Venezuela en Colombia: Curafao N. W. I. ♦ Uitvoering van bagger- en kunstwerken, aanleggen van zeehavens, kanalen enz. over de geheele wereld. ♦ Fundeeringen en wegen Wanneer U op Cura HOLLANDSCHE BOEKHANDEL Breedestraat Punda, Curagao N.W.I. Boeken, Tijdschriften, Kantoor- en Schoolbehoeften_= Importeurs: MENSING & Co. Willemstad, Curagao CURACAOSCHE HANDEL MAATSCHAPPIJ N.V. (CURACAO TRADING COMPANY S.A.) WILLEMSTAD, CURAQAO, N.W.I. H oofdkantoor: Amsterdam Bijkantoren: New York - Paramaribo - La Guaira Telegramadres: pj0 Cabello - Maracaibo - Barranquilla „INDUSTRIE" Bogota - Cali - Manizales - Ciudad Trujillo Port au Prince - Guatemala - San Salvador San José C. R. Vertegenwoordigers van Scheepvaartmaatschappijen Eigenaren van Kaden en Pakhuizen KADEN: 700 meter modern kadefront uit stalen damwand WATER: uit pijpleiding PAKHUIZEN: 4100 M- opslagruimte SHELL STOOKOLIE, DIESELOLIE, GASOLIE geleverd uit pijpleiding in de kade Import & Export, Bouwmaterialen: Cement, Hout, Betonijzer, Tegels, Eterniet, Ijzerwaren, Moeren, Bouten, Emaillewaren, Dakplaten, Verfwaren, Scheepsbenoodigdheden De West-Indische kantoren van de Hollandsche Bank-Unie N.V. houden hunne diensten te Uwer beschikking voor de behandeling van Uwe BANKZAKEN VAN ELKEN AARD met Cura^ao, Aruba en de overige W.-l. eilanden Kantoor Willemstad (Curagao) HOLLANDSCHE BANK-UNIE N.V. GEVESTIGD TE AMSTERDAM ♦ Eene internationale handelsbank met connecties over de geheele wereld, en bekend door hare ACTIVITEIT in alle onderdeelen van haar werksfeer, derhalve een goed adres voor Uwe bankzaken in het algemeen en voor Uwe INCASSO-WISSELS op het Gebiedsdeel Curagao in het bijzonder ♦ Eigen kantoren in: Nederland (Amsterdam) Argentinië (Buenos Aires) Brazilië (Rio de Janeiro, Santos, Sao Palestina (Haifa) Paulo) Turkije (Istanbul) Venezuela (Caracas Maracaibo) en Nederlandsch West Indië (Curagao, Aruba) OICIIVIAI ART PALACE BOOLCHAND PESSOOMAL CURA^AO, (N.W.I.) Dames en Heeren, Hierbij noodigen wij U beleefd uit, om onze zaak „Orientai Art Palace" een bezoek te brengen. Wij beschikken altijd over een zeer groote sorteering zeldzame en bijzondere fraaie Oostersche artikelen, zooals: Chineesche handgeweven sjaals, prachtig bewerkte Chineesche mandarijnen mantels, avondjaponnen, pyjama's en chambercloaks, damesondergoed, zuivere linnen tafellakens, servetten etc., fijne zijden Chineesche stoffen. Bovendien hebben wij in voorraad een groote hoeveelheid Indische curiositeiten, sierlijk bewerkte typische Oostersche olifanten, Perzische kleeden, Egyptisch zilver, armbanden van echt olifantenhaar, Panamahoeden, Mexicaansche kunstvoorwerpen, prachtige versierselen van amber en jade, kristallen en ivoren kralen en alle mogelijke andere soorten curiositeiten uit verschillende deelen van de wereld, zooals Italië, Madeira, Malta, enz. enz. Wij verzekeren U, dat U bij ons immer steeds een buitengewone vlugge bediening zult hebben, terwijl de prijzen in alle opzichten zeer billijk zijn. Met de meeste hoogachting ORIENTAL ART PALACE. Waarom is het voordeelig te koopen bij Dialdas? Het is de zaak van 1. KWALITEIT 2. SERVICE 3. KEUZE 4. LAGE PRIJZEN Onthoudt de naam DIALDAS wanneer U in Cura^ao inkoopen gaat doen. HET BESTE VAN HET BESTE VIXDT U IN DE (liraiicl Orientai Bazar Dialflas HEERENSTRAAT 15 en 22 LA (0\IIA\Zi S. WIZWITZER Columbusstraat hoek De Ruyterkade, Curaipao N. W. I. Import-, Export-, en Detailhandel Dames- en Heerenkleeding Zijden, Katoenen en Wollen Stoffen Schoenen, Hoeden, enz. Qo~n-cu^'ieefi,en.de pMf^en CURAgAO HARDWARE CO. Postbus 26 Madurostraat 19 De Ruyterkade 7 HET ADRES VOOR bouwmaterialen, ijzer- en verfwaren, deuren en triplex, huishoudelijke-, electrische- en sanitaire artikelen. Vracht-, auto-, ongevallen-, glas-, brand- en inbraak-verzekering. PROKPERO ItAIX & CO. Opgericht 4 October 1886 Telegramadres: Aguila öf Baiz. Alle Codes Postbus 157 Curafao N. W. I. Scheepseigenaars, -bouwers en -makelaars Importeurs — Exporteurs Commissie- en agenturenhandel, speciaal op het gebied van scheepsbenoodigdheden -WV/VXA/'vrV/ "\/V\/V\A/ 'V/VWW A/WAXX/WV VWWWWV A/WA/AA/AA/AA/A/V •=-Z^E WAARDIGE LINNEN KAST-AANVULLING EN DE VOORNAAMSTE HUWELIJKSUITZET VERZORGT wel hen lam SWELHEIM'S LINNENINDUSTRIE - ALMELO /\A^VAX\AX\A^V\//\A^\A^\AX\/V OAXVA/'VV/'VV/V/V/VAXV/\/'V/\XVV/\/V anXVVA/N/'VN/'VA/'XA/ ,,LA 8IMPATICA" EIG.: ZOLTAN KLEIN SAN NICOLAS — ARUBA — POSTBUS 5 Man u fa ctu re 11 Onze specialiteiten: Kinderkleeding en Hongaarsch Borduurwerk De manufacturenwinkel op Aruba met altijd een ruime keuze MARIA PINKUS' TWO STORES En gros & en detail SAN NICOLAAS, ARUBA, TELEGRAMADRES: PINKUS, POSTBUS 25 Onze Specialiteiten: DAMES-, HEEREN EN KINDERKLEEDING ^ en alle Oostersche artikelen Bij een bezoek aan San Nicolaas — Aruba koopt dan Uw Apotheekbenoodigdheden in BOTICA SAN LUCAS J. A. ARENDS SUCS. Agenten van de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-maatschappij Vertegenwoordigers van buitenlandsche firma's ARUBA, N. W. I. WALTER SACHS POSTBUS 3, CURAgAO, N.W.I. — KANTOOR: GRAHAM BUILDING AGENTUREN Vertegenwoordiger van: The Bayer Company Inc., New-York I. G. Farbenindustrie A. G. „AGFA", Berlijn Kantoor voor vertegenwoordigingen J. G. Nieuwenhuijzen Heerenstraat 8, Postbus 142 CURAQAO Belast zich slechts met directe fabrieks-vertegenwoordigingen. Bouwmaterialen, meubelen, luxe artikelen.Uitstekende referenties. Advertentie bureau „SU PROVECHO Postbus 142 is het eenige reclame-kantoor in geheel NederlandschWest-Indië. Cura?ao — Aruba — Suriname Billijkste tarieven op aanvrage „Beurs- en Nieuwsberichten" „Boletin Comercial" „La Prensa" „El Despertador" „Pan-Aruban" „De West" „Suriname" TUE ORIEiTAL STOItE M. L. ALTNEU Heerenstraat No. 5 Postbus 25 Cura^ao N. W. I. Handgeborduurde: Zijden avondjaponnen, Onderjurken, Spaansche sjaals, Chineesche sjaals. Pyjama's en kimono's, Britsch-Indische mantels, Bedspreien, Tafellakens, Ivoren en kristallen kralen, Armbanden en oorbellen, Kamerjaponnen. Poppen, Pantoffels, Shirts, Zijden koorden, Sigaretten-etui's, Zijden en linnen heerenpakken, Tapijten en karpetten, Oostersche souvenirs en nog vele andere artikelen. Hotel CENTRAAL ♦ In het centrum van de stad gelegen. Ruime en moderne kamers met bad. ♦ Prima keuken. Goede bediening. BILLIJKE PRIJZEN u c n m v t in VAN ROTÏERDA KiP«PUNT VAN #1 MN EN VA ART DE HOLLAND-AMERIKA LIJN biedt door haar geregelden dienst op New York de gelegenheid om Nederlandsch West Indië op snelle wijze te bereiken. Een ruime keuze uit combinaties van spoor-, boot- en vliegtuigverbindingen tusschen New York en Cura^ao stelt den reiziger tevens in staat nader kennis te maken met het vasteland van Amerika. Het 36.287 ton metende nieutve vlaggeschip ,,?idig,Ln.g.£n. u-etyacfit G. G. Arends' Zonen (Voorheen G- G. Arends) Opgericht 1 Juli, 1898 ORANJESTAD, ARUBA NASSAUSTRAAT 379 Postbus 72 Telefoon 155 Tel. adres: „Garends" Smpu-hteuM u-cui leM-enórniddzten en dAanJken, JjacAö en GtM-iJteiri The No. 1 STORE Oranjestad — ARUBA Postbus No. 12 4 En-gros & En-detail Dames- en Heerenkleeding ♦ Matiufacturen L. J. Jl. Hen ruïne* Aruba N.W.I. - Postbus No. 22 KOELHUIS voor: Vleesch, Visch, Vruchten, Groenten enz. Agent van verschillende groote firma's en Fabrieken «ROOT- EX KtEISHAXDEL INVOER: allerlei soorten eetwaren in blikken: Kaas, Boter, Ham, Worst, Boonen, Maismeel, Tarwemeel, Beschuit, Mais. Champagne, Cognac, Whisky, Rum, Jenever, Likeur, Advocaat, Wijn, Bier Bestellingen worden thuis bezorgd (aan vaste klanten) ♦ UITVOER: Aloë, Huiden, Vellen 40 S. N. ECURY ARUBA, ORANJESTAD, SAN NICOLAAS OPGERICHT IN 1908 Import en Export Dranken en Levensmiddelen Ford Automobielen B. F. Goodrich Co.'s Rubberartikelen Vertegenwoordiger van buitenlandsche firma's. Koelkasten, Radios, enz. enz. On/.e Autoreparatie- en Ser\iceafdeeling is te vergelijken niet elk „Ford service station" in de wereld MARIO S. ARENDS Aruba, N. W. I. Alleenvertegenwoordiger van de wereldbekende iPJkMJke, Sigaretten Agentscha ppcn Interesseert zich voor vertegenwoordigingen HET HOLLANDSCHE HANDELSHUIS H. Borsch - Breedestraat 121 (Otrabanda) - Curagao Specialiteiten: Noack's Fijne Vleeschzvaren (gesneden op de allernieuwste van Berkel's snijmachine). Geconserveerde Visch (rolmops, zure haring, uitgesneden zalm). Boter en Melk. Groenten (van Schoondergang, Leiden). Tabak en Sigaren (steeds ruime keuze). Onze artikelen maken koopers tot vaste klanten E I € OITINE N T A 1. No. 27 Heerenstraat No. 27 P. O. Box 56 Tel. ad.: Fruchter JACOBO & MAX FRUCHTER — CURAQAO Dit is de goedkoopste winkel Voor Dames: Japonnen (de beste sorteering), hoeden, ondergoed, mantels, kousen, handschoenen, etc. Voor Heeren: Casimir-pakken, fantasie-broeken, hemden, schoenen, dassen, vilt- en stroohoeden en ontelbare artikelen meer. Exclusief: Kayser Kousen en Her mes Dassen Voor dames die naar de laatste mode geschoeid wenschen te gaan.... Voor Heeren die op hun uiterlijk gesteld zijn en toch sparen Voor kinderen die hun voeten gezond willen zien groeien ISen het gelief- BLIJFT WMM koosde de m * m m schoeisel Bezoekt een van onze magazijnen aan de MADUROSTRAAT No. 1 en U zult tevreden over Uw keuze huiswaarts keeren S. J. ISA POSTBUS 84 CURAQ A O, N.W.I. Importeur: Manufacturen, Huishoud-artikelen, Levensmiddelen en Auto-onderdeelen. Exporteur: Cura?aosche Stroohoeden. DAG EN NACHT SERVICE IN DE CARAÏBISCHE ZEE Passagiers-, vracht-, en toeristenschepen van iederen diepgang worden op elk uur van den dag of nacht of op Zon- of feestdagen zonder extra kosten bediend Snelle service gegarandeerd Stookolie, smeerolie, dieselolie, machineolie, gasoline 8. K. L. NAIH ICO A SOV«i Cuiatao W.W.I. Vertegenwoordigers van de Lago Oil & Transport Co, Ltd., Dochtermij. van de Standard Oil Company (New Jersey) He.t Li Lnte.'ie-li.ant o-m daa>t te. q,aan. (cij,(ce.ri ! JUWEELEN HORLOGES NOVELTIES Voor fotoartikelen, ontwikkelen enz. optische artikelen is er een filiaal: HANDELSKADE 1S-13 Heerenstraat No. 2 SPRITZER & "nUHRMAN teeds J- ijner PAL AIS HOI AL MARCHENA MORON & Co. Heerenstraat No. 23 Cura^ao Agenten van wereldbekende producten zooals: KELVINATOR IJSKASTEN FLORSHEIM SCHOENEN PHILIPS RADIO'S UNDERWOOD SCHRIJFMACHINES PONTIAC MOTORWAGENS PARKER VULPEN EN VULPOTLOOD Tevens heeft onze zaak een enorme voorraad van uitgesproken toeristenartikelen, zooals: Parfums, Heerenkleeding, Dunhill pijpen, Kodak fotografie-artikelen, Rolls scheerapparaten, enz. enz. Spaart tijd en geld door Uw inkoopen te doen bij Palais Royal, dat door zijn voortreffelijke sorteering U de meest uiteenloopende artikelen kan aanbieden. HAMBURG-AMERIKA LINIE Geregelde afvaarten voor vracht en passagiers van Centraal-Amerika, Cartagena, Puerto Colombia, Curagao (met overlading naar Maracaibo en andere havens), Puerto Cabello, La. Guaira, Trinidad, Barbados naar AMSTERDAM / BREMEN / HAMBURG EN VICE VERSA met de gecombineerde vrachten passagiersschepen "Caribia " en "Cordillera" en de snelle vrachtschepen der "P"- klasse ("Palatia" enz.) De mm. ss. "Caribia" en "Cordillera" zijn uitstekend ingericht voor het vervoer van passagiers in de I, II en Touristenklasse. Afvaartlijstjes en prospecti op aanvrage HAMBURG-AMERIKA LINIE Agenten te Curagao: Edwards, Henriquez & Co. Aruba: Aruba Trading Co. en ook alle reisbureaux HESQUIA J OH AI SUCESORES 2)-e utinkeJi faij, uiliteJk u-cwJi He-elerunade Bijzonder mooie en uitgebreide collectie kleedingstukken tegen concurreerende prijzen Modesnufjes van allerlei aard Engelsche vilten hoeden van het beroemde merk „Battersbv" voor den goed gekleeden heer Linnen pakken, wollen pakken merk „Bestfit" en „Personality" in moderne kleuren en in alle maten HEERENSTRAAT No. 18 ♦ Wanneer U Cura?ao aandoet, en U bent van plan om er te blijven, bezoekt dan allereerst de meubelzaak (; E \ E IC V 1, * T O IC E S Het is ongetwijfeld het beste adres op het eiland voor moderne meubelen voor woning of kantoor. Tevens verkoopt onze afdeeling „Huishoudelijke artikelen" zulke bekende merken als: Leonard electrische ijskasten, Easy wasch- en strijkmachines, Coleman lampen en stoven Directeur: Teofilo S. Cuales P. O. Box No. 156, Curafao N. W.I. Een van de beste sigaretten, die men in het Amerikaansche werelddeel fabriceert. • voortreffelijke aroma • onvergelijkelijke smaak De faam, welke niet op werkelijke verdienste gebaseerd is, blijft niet voortbestaan. Die van de ,,LA FAMA" sigaretten vergroot zich in den loop der jaren. • de meest gerookte sigaret in dit gebiedsdeel Fabrikanten: COMPANIA ANONIMA TABACALERA, Santiago, St° Domingo Vertegenwoordiger voor het Gebiedsdeel Curaqao: L. CAMARENA, Breedestraat Otrabanda No. 155 CURAgAO, N.W.I. UW ADRES voor Heerenkleeding naar maat en confectie is: Kleermakerij „KI IdeaT' (Eigenaar A. M. Prince) Keukenstraat 24 Curacpao N. W. I. Een aanzienlijk uitgezochte sorteering dames- en heerenartikelen ook steeds in voorraad. I> e Kaak I» Ij uitstek voor dames- e 11 h e e r e 11 ui odes Xc/cnameó V. IO GRANDS PRIX ö-a&eft' ó Ylov-efiLtó Eerste klasse juwelieren &Le>iacLen u-aa-l &ameö en UeeAen! Complete sorteering van de wereldberoemde horloges „Longines", die bekend staan als de beste in Zwitserland vervaardigd. Honderden mooie geschenkartikelen tegen billijke prijzen EmiZia £Lg£.naa>i Heerenstraat, Curagao WIMCO WEST INDIA MERCANTILE CO. N.V. CURAgAO N. W. I. ARUBA Directeuren: EGON GERSTL; RUBEN D. SENIOR Directeur van het Aruba Filiaal: M. C. HENRIQUEZ Maatschappelijk kapitaal ƒ 250.000.— Volgestort kapitaal „ 100.000.— Alleenvertegenwoordigers voor het Gebiedsdeel Curapao van: Af deeling electriciteit: „General F.lectric" Ijskasten, Lampen, Huishoudartikelen en alle soorten machinerieën. „Black & Decker" Electrische Werktuigen. Afdeeling automobielen: „Oldsmobile" en „Willys" Personen- en Vrachtauto's, „Hercules" Fietsen en „Texaco" Motor- en Smeerolie. Afdeeling kantoorinrichting: „Remington" Schrijf- en Boekhoudmachines, „Burroughs" Telmachines, „Mimeograph" Stencilmachines, „Marchant" Rekenmachines, „Kardex" Kaarten Organisatiesysteem, „Remington Rand" en „Berger" Stalen Kantoormeubelen. Afdeeling gedistilleerd en andere dranken: „White Horse" Whisky, „Prunier" Cognac, „Ybarra" Rum, „Tennent" Pilsenerbier, Stout en Maltextract, „Budweiser" Pilsenerbier, „Kiderlen" Hollandsche Jenever, „Canada Dry" Ginger Ale, „Apollinaris" Mineraalwater. Afdeeling diversen: „Lucas" Verfwaren, „Insulite" Bouwplaten, „Moose Head" Pruimtabak, „Campbell" Soepen, „Kolynos" Tandpasta, „Cadum" en „Donge" Zeepen. Commissieagenten van Fabrikanten uit alle deelen van de wereld Hoofdvertegenwoordigers van de British American Assurance Co. of Toronto, Canada ■■5 GEREGELDE VRACHT- EK PASSAGIERSDIEMST SNELLE EN MODERNE MOTORSCHEPEN T weewekelij ksch: Van: Hamburg, Bremen (maandelijksch), Antwerpen, Dover. Naar: Trinidad, Venezuela, Cura9ao, Colombia en vice versa naar Dover en Hamburg. Maandelijksch: Van: Hamburg, Bremen, Antwerpen. Naar: Porto Rico (alleen uitreis), Santo Domingo, Jamaica, Haïti, Curacao en vice versa naar Le Havre en Hamburg. CURACAO AERATED WATER Co. Hofleveranciers. Opgericht in 1905 RIF Curacao, X. W. 1. Fabrikanten van sodawater en alle soorten gazeuse limonades Vestigt U zich op Curacao, doet dan bij ons een proefbestelling en wij zijn er van overtuigd, dat U een vaste klant van ons wordt. Bent U hier op doorreis, dan krijgt U ons product, wanneer U een verfrisschingsdrank in de goede café-restaurants of in Uw hotel bestelt. Meyboom's Handelsonderneming N.V., Curagao N.W.I. Interesseert zich in direkte vertegenwoordigingen van fabrieken Vertegenwoordigers van o.a.: D.K.W.-fabrieken (Auto Union) Chemnitz, Duitschland Telefunken, Berlijn, Duitschland Gazelle Rijwielenfabriek, Dieren, Holland Dakpannen en Kleiwarenfabriek v. h. D. v. Oordt & Co. Alphen aan de Rijn, Holland ASSURANTIES Café-Restaurant £a Qa&tMaria Breedestraat 24 Curagao, N.W.I. Onze Specialiteiten: (3Wiapaa QacHaLtl en C^meeicAe iPxKoieti. N.V. Handelmaatschc PP1) A. D. ■ J onckheer BrionpleinNo.4 onder hotel Americano Het adres voor Heerenkleedin (T Ó MILTON C. HENRIQUEZ p o Box 98 Curagao N.W.I. AGENT IN LEVENSMIDDELEN Vertegenwoordiger van: Companfa Swift de la Plata S.A., Buenos-Aires, Argentinië The Quaker Oats Company, New-York, U. S. A. Hollandsche Export Mij. N.V., Amsterdam, Holland Swift & Co, Inc., New-York, U. S. A. The Mennen Co., Newark N. J.t U. S. A. Houdt zich aanbevolen voor andere goede agentschappen ★ La Estrella ★ S. P1MSLER Heerenstraat 24-D CURAgAO Postbus 82 Tel. adr: Estrella Qamzó,-, Hezieri- en KiricUMzeALriq, De eerste klasse modezaak van Cura^ao, die het goedkoopste is en het beste bedient En gros - En detail TIS C HE R & €0. CURAgAO, N.W.I. - HEERENSTRAAT 16 Agenten voor: Plymouth, Chrysler & Fargo Automobielen Phoenix Zijden Kousen Phoenix Harburger Gummi-Artikelen Ribana Badpakken, Jaeger Ondergoederen Silmet Zilver Poetsmiddel Pelikan Schrijf-Artikelen en Olieverven Slazengers Sport-Artikelen JEL. CJLOBO'' Een complete sorteering van alle soorten stukgoederen en fantasie artikelen altijd in voorraad en te koop tegen vaste prijzen 0 BOUWMAATSCHAPPIJ U. IMZZIOLO GEVESTIGD OP CURAgAO IN 1928 POSTBUS 148 Kantoor: SCHARLOOWEG 2 Ontwerpen en uitvoeren van alle Bouwwerken SAL°N BOTICA „CASANOVA" EXCELSIOR WINDSTRAAT No. 6 VAN LEEUWEN & CO. ♦ Heerenstraat 4 - CURA(~AO RESTAURANT EN BANKETBAKKERIJ " POTHEEK ♦ EUROPEESCHE KEUKEN Aflevering van recepten U zult over ons tevreden zijn en patent-medicijnen EDWARDS, HENRIQUEZ & CO. Opgericht 1856 BANK-, COMMISSIEZAKEN EN SCHEEPSAGENTUREN Agenten van de HAMBURG-AMERIKA LINIE — NORDDEUTSCHER LLOYD Hamburg Underwriters Association — Amsterdam Underwriters Association —- Nationale Levensverzekering-Bank N.V. Scadta — Barranquilla Willemstad, Curafao P. O. Box 159 „Alniaccift O.K." LOUIS J. RICARDO Breedestraat No. 14 Punda Telefoon No. 13 Groote sorteering Europeesche en Amerikaansche eetwaren Artikelen geschikt voor geschenken en voor het huishouden C. S. GORSIRA J.P.Ez. CURACAO, N.W.I. TELEGRAMMEN „GORSIRA" - POSTBUS No. 161 Agenten van Stoomvaart- en Verzekeringsmaatschappijen Vertegenwoordigers van Cie. Gle. Transatlantique, Parijs Royal Mail Lines, Ltd., London Messageries Maritimes, Parijs Royal Insurance Co., Ltd., L'pool Bureau Veritas, Parijs American Bureau of Shipping, N.Y. British Corporation Register of Shipping &Aircraft, Glasgow, enz., enz. CIE. GLE. TRANSATLANTIQUE (Fransche lijn) Geregelde en vlugge tweewekelijksche vracht- en passagiersdienst van: CURACAO naar VENEZUELA ENGELSCHE ANTILLEN FRANSCHE ANTILLEN ENGELAND FRANKRIJK NORTH PACIFIC COAST LINE Gecombineerde dienst van Royal Mail Lines, Ltd. en Holland-Amerika Lijn Vlugge maandelijksche dienst van ENGELAND naar CURACAO Van CURACAO naar AMERIKAANSCHE EN CANADEESCHE NOORD PACIFIC HAVENS Agenten in Curogao: C. S. GORSIRA J.P.Ez. - TELEFOON 103 HANDELSKADE/WINDSTRAAT NO. 1 De N.V. Nederlandsch - Indische Gas-Maatschappij GEVESTIGD TE ROTTERDAM Opgericht 10 December 1863 Exploiteert de ondervolgende GAS- EN ELEKTRICITEITSBEDRIJVEN GASBEDRIJVEN te: ELECTRICITEITS- BEDRIJVEN te: Batavia (Java) Mr. Cornelis ,, Batavia (Java) . Soerabaia „ Mr. Cornelis „ Semarang „ Tandjong Priok „ Buitenzorg ,, Tangerang ,, Bandoeng ,, Cheribon ,, Cheribon „ Djamblang „ Medan (Sumatra) Medan (Sumatra) Makassar (Celebes) Bindjai ,, Paramaribo (Suriname) Belawan-Deli ,, Gorinchem (Nederland) Kampong Baroe „ Arnhemia ,, Tebing Tinggi „ Koeta Radja ,, Sigli Langsa ,, Kwala Simpang „ Brastagi „ Kaban Djahé „ Palembang ,, Telok Betong ,, Tandjong Karang ,, Benkoelen ,, Tjoeroep „ Moeara Aman „ Kepahiang „ Lahat ,, Moeara Enim „ Makassar (Celebes) Soengoeminassa ,, Menado ,, Minahassa ,, WILLEMSTAD (CURACAO) Paramaribo (Suriname) LA CASA ROSADA C. WINKEL & ZONEN KANTOOR: WILHELMINAPLEIN No. 23 WILLEMSTAD, CURAgAO N. W. I. Vertegenwoordigers, Alleenverkoopers, Correspondenten van Handelshuizen, Fabrieken en Commissiehandelaren van Europa en de Vereenigde Staten van Noord-Amerika • Commissiehandel Inschrijving van Fabrieksmerken Verkoop in het groot en in het klein Verschillende Filialen in de Provisiekleinhandel • Machinerieën Bonbons, Chocolade, Likeuren Sigaren en Sigaretten SPECIALITEITEN: Nationaal Kas Registers, Frigidaires, „Royal" schrijfmachines, Snij- en Telmachines, Soda fountains, Barbierstoelen, „Toledo" weegschalen, Prima kwaliteiten Provisiewaren, „Camel" Sigaretten, „John Dewar's" Whisky, „Nestlé" Producten, „Libby's" Producten, „National Biscuit Co" Producten, General Foods Producten, Sigaren „Justus var Maurik". JILIUS li. PEXHA & ZOXEX Heerenstraat-hoek Breedestraat Willemstad, Curagao N. W. I. Parfums, onze specialiteit Wij noodigen U vriendelijk uit een bezoek te brengen aan onze sedert lange jaren gevestigde zaak, die gespecialiseerd is in Fransche parfumerieën. De meest bekende wereldmerken zooals Lanvin, Chanel, Guerlain, Caron, Grenoville, Lelong, Millot, Ciro, Bourjois, Houbigant, Lentheric, Corday en anderen, kunt U in ruime sorteering in onze winkel verkrijgen Daarnaast zijn wij uitmuntend gesorteerd in prachtige Oostersche artikelen, zijden ondergoederen etc. etc. Monte-Christi- en Panamahoeden, tropenhelmen, linnen pakken, scheerapparaten (merk Rolls Razor). Sigaren en sigaretten, Hollandsche curiositeiten, waaronder buitengewoon fraaie Hollandsche poppen en oud-Hollandsche costumes JOHAN E. MAURICIO Breedestraat (Otrabanda) 79-81 Curagao, N. W. I. Alleenvertegenwoordiger van: General Trading Corporation, New-York, U.S.A. Import. Export. Commissiehandel Premier- Pabst Sales Company, Chicago, U.S.A. „Pabst" Bier, Pabstonic, Gingerale, enz. Insulaire Handelsvereeniging N.V., Amsterdam, Holland. Eetwaren. Alle soorten Europeesche Producten. Reo Motor Car Company, Lansing, U.S.A. Alle soorten vrachtauto's. The B. F. Goodrich Company Inc., New-York, U. S. A. „Goodrich" Banden. General Milk Companv Inc., New-York, U. S. A. „Pet" Evaporated Milk. N.V. Zeepfabrieken v.h. de Haas & van Brero, Apeldoorn, Holland. „Edelweis" Zeepen. MORRIS E. CURIEL& SONS breedestraat 44 WILLEMSTAD curacao N.W.I. P. O. Box 180 — Telegramadres: „Morris" — Telefoon 160 import, export commissiehandel en agenturen Groothandel in dranken, Levensmiddelen, Manufacturen, Chesterfield sigaretten enz. LA CASA AMARILLA (THE YELLOW HOUSE) Breedestraat 46 - Willemstad - CURACAO N.W.I. P.O. Box 180 Telefoon 59 Specialiteit in prima MODEARTIKELEN voor DAMES, HEEREN EN KINDEREN Op Curacpao het adres voor de fijnste Europeesche LIKEUREN, WIJNEN EX ANDERE DRANKEN Levert de voornaamste merken Fransche, Engelsche en Amerikaansche PARFUMS Steeds uitgebreide sorteering CADEAL ARTIKELEN Agenten van Guerlain, Parijs en Yardley, Londen ERMAG'S RUSSIAN PEASANTSHOP is een van de bezienswaardigheden van Cura<;ao RUSLAND SERVIË HONGARIJE ROEMENIË zijn in deze zaak vertegenwoordigd met artistiek handvervaardigd Borduur-, Weef-, Hout- en Lederwerk Een keur van Damesmodewaren Breedestr. 37 Telegramadres: Ërmag Postbus 170 C.F.MUSKUS&Co. Madurostraat 46 en Handelskade 19, Curagao, N. W. I. Complete woning-inrichting, glas- en aardewerk, keukengerei, electrische koelkasten, radio's, naaimachines, brandkasten, schrijfmachines, ijzer- en verfwaren. ALL AMERICA ( AKLES INC. Snelle — Accurate — Betrouwbare Telegrafische Dienst NAAR ALLE PLAATSEN VAN DE WERELD Bijkantoren op Curacao e 11 Aruba KOELHUIS EN MELKHANDEL HOEK ANSINGHSTRAAT 1 CURAQAO JE ADRES voor alle soorten vleeschwaren, vruchten, groenten en gevogelte, alsmede boter, kaas en eieren. Gepasteuriseerde melk, room, karnemelk, yoghurt, etc. LA FORTOA H. A. D. C. G O M E Z Heerenstraat 26 Curagao N. W. I. l>e modezaak voor hen die Elegant en chic voor den dag wenschen te komen. Altijd voorradig een groote sorteering artikelen voor Dames en Heeren Eeuropeesche en Amerikaansche goederen tegen Concurreerende prijzen Laat niet na onze zaak te bezoeken, indien l' «aar voor l \v geld wenscht BREEDESTRAAT No. De Woninginrichting ,La Exposicion" is het adres voor Kunstnijverheidsartikelen Meubelen Gordijnen Tapijten Lampen Sigaren Parfumerieën Glas- en aardewerk Groote voorraad likeuren (ex-bond) Koninklijke-Delftsch- Aardewerk ,, De Porceleyne Fles HEERENSTRAAT Hofleveranciers (Sïkvöloeioió »Mu'c v Sed**t 1764 N.V. Handelmaatschappij MONTAN 's Gravenhage Postbus 230 IJzer Staal en alle verdere Walsproducten KEYSER&MACKAYn.V. AMSTERDAM (C.) LEIDSCHEGRACHT 19 Telegr.-adres: KEYMAC ROTTERDAM - GRONINGEN ■ BRUSSEL Agenten en Exporteurs voor de voornaamste Europ. fabrieken van Aard- en chemische verven voor alle doeleinden LOODMENIE GELE OKER IJZERMENIE DODEKOP ZWART CHROM. GEEL EN -GROEN enz. enz. Generaal-Agenten der Nederlandsche R0C0UR ZINKWITFABRIEKEN te Eysden bij Maastricht ZINKWIT LITHOPOONWIT TRIMETALWIT Droog en in olie gemalen N.V. D0UWMAAT5CUAPPU NEDEPUOPST {\mrhn===ttm MARACAIBOI VENEZUELA COMPLETE 6ED0UWCN S® FABPIEKSWEPK UEIWEPK WATERBOUWKUNDIGE WEKKEN EIGEN ONTWERPEN S h\ U ▼, M KOEKOP PLATE & van HEUSDE n.v. P.O. BOX 50 amsterdam ♦ CABLES: HEUSDAM Alleenvertegenwoordigers o.a. van: N.V. C. J. van Houten & Zoon, Weesp. Cacao — Chocolade Jan van Woerkom, Altena. Jams — Vruchten — Conserven Van Melle, Breskens. Biscuits La Perla — Ham en Vleeschwaren Java Doll Thee — P.V.H. Suikerwerk M P. Pollen & Zoon, Rotterdam. Seahorse Jenever en Fijne Likeuren AMSTEL BROUWERIJ AMSTERDAM ■ Importeurs te Curagao : Insulaire Handelmaatschappij N.V. Berg Altena 49 B Importeur in Oranjestad, Aruba : J. A. Nieuw Sherries, zooals de Spanjaarden ze drinken FINO - MANZANILLA - AMONTILLADO Origineele IMH RO PORTS, merk RIODORO Wed. Cri. Oud i's. &. Co. \. V.. Haarlem wijnkoopers ïsn De WIJNEN VAN OUD zijn verkrijgbaar: Toko Henderson, Emmastad De Hollandsche Winkel, Willemstad N.V. Handel Mij. A. van der Voet. Paramaribo W\A/VAZ>A/VWWW\/VWW\//VV I HIEMEIJER'S I STER TABAK ROODE STER lichte geurige rooktabak GOLD STAR mild Virginia Shag BLACK STAR best Birdseye OVERAL VERKRIJGRAAR 'VV/V/\XVV/\/VA/V/\>V^'V/WVW/ 'VWWV HOFLEVERANCIER E. NOACK'S Koninklijke Fijne Vleeschwaren- en Conservenfabrieken N.V. Export naar alle Werelddeelen sinds 1878 0 Modelfabrieken te Amersfoort (Holland) H. EYSSEN'S KAASHANDEL N.V. GOUDA - Holland GEVESTIGD SEDERT 1892 EXPORT van HOLLANDSCHE KAAS Het KERKO-TOOTAL-shirt! Een meesterstuk van twee meesters! Een perfect getailleerd overhemd, 3 mouwlengten, krimpvrije Tootal-weefsels.. .en Kerko's luxueuse afwerking. Met Trubenijs-boorden en Tootal garantie! In alle goede zaken. kerho Agent Handelmaatschappij CURA J. Sipkes, Brakkeput, Curaqao. ERZO LUTTMER Consumptie- en Pootaardappelen Import - Export STADSKANAAL HOLLAND Telegram-adres: Erzol, Stadskanaal OPGERICHT i879 Telefoon No. 12 (f~^) N.V. Kamper Emaillefabrieken v. h. H. Berk & Zoon, Kampen Jeihww ' ^ Geëmailleerde, Ver- BERKEIITE tuide en Aluminium B.K. Emaille Artikelen voor lui is- Roaroiito alleen echt met ..... . D e r k e I 11 e ketel-etiket ll O U d e 1 IJ li £ e I> I' U I li Edel-Aluminium H.J.WIJSHAN^ZOHEH AMSTERDAM GEVESTIGD 1646 EXPORTEUR? VAN HOLLAND 5 CHE^-^ "SE* BOTER EN KAA> fif% * HHH* VOORZIEN VAN RIJKJMERK CWoLVXT/^'' '"""**—ONDER R1JK5TOEZICHT 2Ë- Z.H.B. BIEREN der N.V. Zuid-Hollandsche Bierbrouwerij Den Haag Holland ,CVy Heè&natt & Deos lelde* < Uoiland MANUFACTURES OF PRESERVED PROVISIONS VEGETABLES, JAM, PICKLES AND SOUPS B. M. L. A. WILLEMSE prinsengracht 701 AMSTERDAM telef. 35250 - 44224 ADVISEERT EN VERZORGT ALLE PUBLICITEIT in NEDERLAND en NED. OOST INDIË VERZORGDE DE ACQUISITIE DER EUROPEESCHE ADVERTENTIES IN DIT BOEKWERK DRUK MEUER'S BOEK. EN HANDELSDRUKKERIJ - WORMERVEER ONS GEBIEDSDEEL CURACAO ONS GEBIEDSDEEL CURACAO DOOR Mr. w. j. van balen t: '6 met een voorrede door CH. J.I.M. WELTER Minister van Koloniën mcmxxxviii uitgegeven in opdracht van de kamer van koophandel en nijverheid op curacao door h. d. tjeenk willink & zoon s uitg. mij. n.v. te haarlem Van denzelfden schrijver: Door Amerika, 1913 Zuid-Amerika, 1920 Van de Oostzee tot Stamboel, 1927 Het Leven der Oude Incas, 1929 en De Tocht naar Florida in 1539 (naar Garcilaso de la Vega), 1930 Portugal, De Tuin van Europa, 1930 De Ontdekking van de Wereld, 1931-32 Antilia, 1934 De Gelukzalige Eilanden, 1935 en bij uitgever dezes: Het Werkende Land (in opdracht derNederlandsche Regeering), 1936 De Gulden Spade (in opdracht der Ned. Heide Mij.), 1937 Groeizaam Geld (in opdracht van de Coöp. Centr. Raiffeisen Bank) ,1938 ' DEPOT v. NED. PUBL " l K.B. Z. Exc. Ch. J. I. M. Weiter, Minister van Koloniën. Z. Exc. G J. J Wouters, Gouverneur van Cura^ao INHOUD Blz. Voorrede door Ch. J. I. M. Weiter, Minister van Koloniën IX De schrijver tot zijn lezers XI Waar onze eilanden liggen, en hoe we er komen i Orde op de namen. Kolonie werd Gebiedsdeel. De Noordooster Passaat. Iets over orkanen. Positie en omgeving. Cura?ao als voordeur. Onderling verkeer. Lotgevallen van Nederlandsch Caribië 8 De vroegste bevolking. Ojeda en Vespucci ontdekken Cura?ao. Columbus op de Bovendewinden. Middeleeuwsche bezoekers? Een oefening in naamsafleiding. Kapers op de kust. De West-Indische Compagnie. De Hollanders bezetten Curagao. Buitenlandsche aanslagen. Boekaniers en contrabande. Vreedzame ontwikkeling in de 19e eeuw. Van de menschen en hun talen 17 Indiaansche voorbewoners. Het zwarte element doet zijn intrede. Opmerkelijke volksresten. De Spaansche veroveraars. Oud-Nederlanders en Macamba's. De Joodsche kolonisten. Bonte toevoegsels. De talen in haar verhouding. Cura?ao's eigen taal. Hoe dit gebiedsdeel bestuurd wordt 27 Het Centrale Gezag. De Volksvertegenwoordiging. Het verkiezingsstelsel. Verhouding der machten. Werking der Staatsmachine. De rechterlijke macht. Loop van het recht. Justitie op Aruba. De politie. Vreemdelingendienst. Het dagelijksche bestaan 3 6 Onze voeding. Wat drinken we ? Het rooken. Iets over invoerrechten. Wat duur en wat goedkoop is. Het woningvraagstuk. Wonen op de Isla. Olie-tuindorpen op Aruba. De zorg voor water. Ander huisgerief. Dienstpersoneel. Leemten. Van ziekte, gezondheid en ontspanning 47 Bij zonneschijn en bij regen. Van kwalen en hinder. Ongedierte. De ziekenzorg. Lichaamsoefening. Sport en spel. Clubs en Societeiten. V Blz. Onderwijs en geestelijk leven 55 Schets van het Cura?aosche schoolwezen. Onderwijs op de andere eilanden. Resultaten en hindernissen. Vakonderwijs aan verwaarloosden. Van boeken en kranten. Kijken en luisteren. Katholiek leven. De Vereenigde Protestantsche Gemeente. Gereformeerde Kerk. Joodsch leven en traditie. Een toerist bekijkt Willemstad 65 Onze zeereis. We varen de St. Annabaai binnen. Een wandeling over de schipbrug. Het stadsbeeld van Poenda. Rondom het Fort Amsterdam. Stadsverkeer. Curacao's plaats in het West-Indische leven 73 Kruispunt aller Caribische wegen. Ontwikkeling der scheepvaart. Eenige cijfers. Eigen uitvoerproducten. Brandpunten van zakenleven. Het luchtnet. Bedrijvigheid rondom het Schottegat 80 Een schets van de Isla. De tankervloot in actie. Het destillatieproces. Van fuel oil en smeerolie. Hoe de benzine wordt „gekraakt". Het octaangetal troef. Een kijkje op het fosfaatbedrijf. De bekoring van den „knoekoe" 88 Iets over landschapsschoon. Wat men onder „knoekoe" verstaat. Gedaante en structuur van Cura?ao. De plantengroei. Uit de dierenwereld. Een autorit naar de Westpunt. Excursie naar de Oosthelft. Cura?aosche volksmuziek. Door de lucht naar Aruba 96 Vliegen of varen. Drie kwartier Caribische vogel. Plattegrond van Aruba. Overzicht van het eiland. Bestuur en hoofdstad. Een autotocht over Aruba. Jonge bloei rondom Oranjestad 104 Voorheen en thans. Het Lago-bedrijf op Sint Nicolaas. Rappe uitbreiding. Bij de „Arend". Arubaansche handel. Havenbedrijf. Bonaire, een sobere samenleving 111 Een stille idylle. Inventaris des eilands. Naar flamingos en leguanen. Heeft het zout nog toekomst ? Het vergaren van dividivi. Iets over aloë-cultuur. De geit als exporteur. Groote rijtoer over Sint Maarten 120 Naar de Bovendewinden. Een wandeling door Philipsburg. Rondrit om het eiland. Het Fransche Gedeelte. De blanken van Simson Baai. In den Gouvernements Proeftuin. VI Blz. Trappenklimmen op Saba 128 Aan wal gesleept! Te paard de trap op. Structuur en voortbrengselen des eilands. Een merkwaardige bevolking. Ommegang langs de bergdorpen. Tot slot Sint Eustatius 136 Van een Gouden Rots en een diepen Kuil. Heeft Statia de Vereenigde Staten gered ? Oranjestad, een verzakkende grootheid. Een armoedig binnenland. Veeladen ter reede van Statius. Of er van dit eiland iets te maken valt. Register *43 VII Boven: Willemstad en de Isla Beneden: De St.-Annabaai. (Luchtfoto's KLM) Boven: Oudst bekende kaart van Curafao. Links: Waldseemüller's kaart van het nieuwe werelddeel ,,America" Rechts Joannes de Laet, kroniekschrijver van de W. I. Cie. WAAR ONZE EILANDEN LIGGEN, EN HOE WE ER KOMEN Orde op de namen. Kolonie werd Gebiedsdeel. De Noordooster Passaat. Iets over orkanen. Positie en omgeving. Cura9ao als voordeur. Onderling verkeer. Orde op de namen Het is vanouds geen gemakkelijk geval geweest om voor de gewesten in dit gedeelte der wereld een bruikbare benaming te vinden. Heeft men het over West-Indië, dan zouden onder dien titel niet alleen onze eilanden vallen, doch tevens ons gebiedsdeel Suriname, dat op den vasten wal van Zuid-Amerika ligt. Om nu nog maar niet eens te denken aan de andere mogendheden die elk een gedeelte van dit verspreide „West-Indië" in bezit hebben, zooals de Engelschen, de Franschen en tot voor kort ook de Denen, die echter inmiddels hun drie eilanden aan de Vereenigde Staten verkocht hebben. Ook spreekt men van de Nederlandsche Antillen, en dan is er wel nauwelijks eenig misverstand mogelijk. Alleen moet er worden opgemerkt dat juist het Engelsche spraakgebruik zich het minst gemakkelijk van dezen term bedient; en het Engelsc'h is in die streken nu eenmaal een hoogst gewichtige taal. Niettemin blijft een woord als „Antilia" een aantrekkelijke verzamelnaam, zij het ook buiten de omgangstaal om. Ten slotte zou men aansluiting kunnen zoeken aan het Spaansche spraakgebruik, hetwelk gaarne de uitdrukking „El Caribe" bezigt, wanneer het West-Indische mediterraneum bedoeld wordt, doch tevens om de landen aan te duiden die rondom daarvan liggen. Men zou aldus een woord „Caribia" kunnen smeden, waarmee dan ongetwijfeld een bruikbare aanwijzing zou zijn bereikt. Wat men in de praktijk ziet geschieden, is dat alle drie uitdrukkingen naast en door elkaar gebezigd worden, al naar toevallig te pas komt. Dit heb ik reeds in mijn vorige, meer algemeene boekje over deze streken tot uiting willen brengen, toen ik daaraan als titel gaf „Antilia", een Gids door de Caribische Wereld (uw reismakker naar West-Indië)1). *) Amsterdam, van Holkema & Warendorf 1935. In het Engelsch spreekt men gewoonlijk van'The West Indies, doch even gangbaar is het om dat geheele gebied aan te duiden met den verzamelnaam The Caribbean. Den vasten wal van ZuidAmerika pleegt men The Spanish Main te noemen. Kolonie werd Gebiedsdeel Voor onszelf is dezen keer de moeilijkheid stellig minder groot, want ons boek behandelt uitsluitend het Nederlandsche Gebiedsdeel Curafao. Ook in dit geval dient echter wel even te worden toegelicht hoe dit in elkaar zit. Een uitdrukking zooals „Nederlandsch West-Indië", naar analogie van „N. O.-I.", is weliswaar bevattelijk, doch niettemin geen staatkundig begrip; wij kennen slechts een Gebiedsdeel Suriname en een Gebiedsdeel Cura5ao. Niet lang geleden nog sprak men van „koloniën", doch de jongste wijzigingen in de verhouding tusschen het Moederland en de overzeesche deelen des Rijks deden het wenschelijk voorkomen om den nieuwen titel te prefereeren; intusschen komt bij tal van onderwerpen het oude woord nog even om den hoek kijken. Het Gebiedsdeel Curafao dan bestaat uit: ten eerste onze drie Benedenwindsche Eilanden, t.w. Curafao zelf met Aruba en Bonaire die op korten afstand ter weerszijde van het hoofdeiland liggen, laatstgenoemde zelfs binnen zicht. Bij Curafao en Bonaire behooren nog de onbeduidende bij-eilandjes Klein Curafao en Klein Bonaire. Voorts ten tweede uit de ruwweg iooo km. van Curafao verwijderde groep onzer drie Bovenwindsche Eilanden, t.w. een deel van Sint Maarten met Saba en Sint Eustatius, alle drie onderling zichtbaar. De Noordooster Passaat Dat men deze beide eilandengroepen onderscheidt volgens hun ligging ten opzichte van den wind, lijkt op het eerste gezicht voor den moederlandschen lezer wat vreemd, immers hij kent nauwelijks iets veranderlijkers dan juist den weerhaan. Maar in de Caribische wereld is dit anders: daar waait de wind in hoofdzaak uit éénzelfden hoek, het Noordoosten, en deze Noordooster Passaat of Trade Wind is in die streken een zeer gewichtige factor. Hij veegt de hitte weg en brengt frischheid, ja menigmaal zelfs koelte; geen wonder dat hij op sommige Engelsche eilanden den waardeerenden bijnaam „the doctor" draagt. Ook echter buigt deze taaie wind de boomen en heesters met zijn dwingenden adem in één richting, dusdanig dat zij steeds in die gekromde houding blijven staan, ook al zou de bries gaan liggen of zich zelfs omdraaien. Voor het verkeer ter zee, dat nog altijd voor een groot gedeelte met zeilschepen geschiedt, is deze eenzijdige windrichting natuurlijk eveneens van groote beteekenis. Van boven naar beneden varend, dus op de vleugelen van den Passaat, steekt een welbezeilde schoener in slechts enkele dagen de Caribische Zee over; er zijn zelfs voorbeelden bekend van verbazende snelheden. Daarentegen is er in omgekeerde richting soms geen opschieten aan, en dan ligt zoo'n scheepje dagen lang tegen dien stijven wind in te laveeren zonder merkbaar vooruit te komen. Iets over orkanen Nu wij van den wind spreken, mag ook wel even iets gezegd worden van de orkanen, waar deze Caribische wateren soms door worden geteisterd. Gewoonlijk neemt zulk een orkaan een kringvormigen loop aan, d.i. de zgn. cycloon; binnen zulk een stormbaan pleegt dan een gebied van windstilte te liggen, doch daar de orkaanbedding zich verschuift, levert zulk een centraal plekje van kalmte volstrekt geen veilig rustpunt. Vroeger, toen de kennis der meteorologie en het seinwezen nog niet zoo ontwikkeld waren, kreeg men niet zelden zulk een orkaan onverwachts en in volle sterkte te verduren. Heel wat schepen zijn er spoorloos in verdwenen. Ook is het voorgekomen dat een oorlogsschip zijn kanonnen verloor. Nog enkele jaren geleden kwam een Engelsche vrachtboot met onklare stuurinrichting in een cycloon terecht, met het gevolg dat zij tegen wil en dank dagen lang in den stormcirkel werd meegesleurd, reeds zonder masten, schoorsteen en brug; geen wonder dat de kapitein, die zijn schip in weerwil hiervan wist te behouden, met een ridderorde beloond werd. Tegenwoordig seint Porto Rico geregeld waarschuwingen uit, in samenwerking met den grooten observatiepost te Washington. Soms krijgen de schepen reeds 36 uur van te voren bericht, zoodat ze hun koers daarnaar kunnen richten, nl. óf ontvluchten, öf anders ergens blijven schuilen. Aldus krijgt men in onze tijden nog hoogstens een staartje te verduren, wat overigens nog onplezierig genoeg kan zijn; een heel enkelen keer komt een orkaan ook wel eens plotseling op zijn weg terug. Is het gevaar op zee dus aanmerkelijk verminderd, aan den wal baat er geen wegloopen tegen. Op de eilanden die gewoonlijk door de cyclonen bezocht worden (waaronder ook onze Bovenwindsche) heeft men daarom maatregelen voor „orkaanvastheid" getroffen. De huizen zijn voorzien van versterkte lui- ken die van binnen met vele krachtige haken worden vastgezet Ook wordt er op het gevaar van omwaaien gelet, ter wille van d omgeving. Soms zuigt een cycloon eenheden watesrputlleeg.Ee brak hij een stevigen radiomast uit den grond los, dusdanig waait e Sn me, rlken «n stooten. De breedte bedraagtKooien ,00 km maat meestal is de baan toch veel smaller. Als °rkaan seizoen beschouwt men Juni tot October. Een oud Engelsch riS June ,00 soon. July - stand by. August - come heTmust September - remember. October-.il over. Is inderdaad het gevaar voorbij, dan word, er op ^etroüten «landen een bidstonde gehouden, die evenals de algemeene Amerikaansche dankdag „Thanksgiving heet. Voorzoover onze Nederlandsche eilanden betreft, diene dat alleen de Bovenwindsche groep door cyclonen bezocht wordt De Benedenwindsche, dus ook Cura9ao zelf, blijven buiten baan van deze orkanen. P°Onze^en™enwindsche Eilanden liggen op kor*en^" stand voor den vasten wal van Zuid-Amenka, zóo dichtbij dat men op Cura?ao en Aruba een) vooruitspringend gededte va Venezolaansche kust met het bloote oog in zicht krijgt. De kortste Venezolaanscne schiereiland Paraguana, bedraagt £cta J L Na^r Ï naastbijzijnde havens (Puerto Cabe.lo Ïn T Guaira) doet een stoomschip er een nacht over; een vliegtuigliteekt in no^ geen twee uur „ver. Ms gevolgg» deze » biiheid sluiten deze losse voorposten zich dus allicht in me g nr>7ÏrVit bii dien grooten overwal aan; het meest nabij ïg ^Daarentegen maken onze Bovenwindsche Eilanden deel uit kant van de Caribische Zee lijkt te zijn opgehangen. Onmxsken 1 • u- „„ v,ï,if verrezen half verzonken bergketen te he ièisspsl tot vele dozijnen kleintjes, en daarvan behooren drie van de allerkleinste aan Nederland. Feitelijk zijn die landsnippers niet veel meer dan vulcanen, wier kratertoppen zich boven zelfgevormde glooiingen van lava, asch en ander puin verheffen. Onze naaste buren aldaar zijn de voormalig Deensche, thans Amerikaansche Virgin Islands met Portorico ter eene, en de Engelsche resp. Fransche eilanden St. Kitts en St. Barthélémy ter andere zijde; deze beide laatsten zijn van de onze uit zichtbaar, zoodat men tenminste onder elkaar eenigen omgang kan hebben, wat van verderop veel moeilijker wordt. Curagao als voordeur Liggen de Bovenwindsche Eilanden, in weerwil van hun plaatsing in zulk een internationaal parelsnoer, nogal afgelegen, en althans buiten de groote wereldroutes, — met Curafao is dit geheel anders gesteld, want men kan zich haast geen belangrijke West-Indische verbinding denken die niet via Curafao loopt, of daar tenminste onmiddellijk op aangesloten is. De oorzaken en gevolgen daarvan zullen we in een later hoofdstuk wel even van nabij bekijken. Op deze plaats willen we enkel constateeren dat ook wijzelf, als we onze Caribische gebiedsdeelen willen bezoeken, eerst naar Curacao moeten reizen. De meest voor de hand liggende route is dan de zgn. Colón-lijn van de K. N. S. M., zoo genaamd omdat als eindpunt van die route de stad Colón, aan den ingang van het Panama-kanaal, geldt, ofschoon er daarna nog een verlengstukje naar Jamaica en Costa Rica aan vast zit. Deze schepen vertrekken normalerwijze om de veertien dagen uit Amsterdam; zij loopen uitgaande Boulogne sur Mer en Dover aan, alsmede een enkelen keer Madeira of de Azoren. Na het oversteken van den Atlantischen Oceaan bereiken zij de Caribische wereld via de Britsche eilanden Barbados en Trinidad en de Venezolaansche havens La Guaira en Puerto Cabello; daarna komt Curafao. De reis heeft dan 16 dagen geduurd. Een iets omslachtiger, doch in menig opzicht niet minder belangwekkende route is die per Suriname-Lijn, eveneens van de K. N. S. M., van Amsterdam via Madeira. Zooals de naam aanduidt, doet deze lijn eerst Nederlandsch (evenals ook Britsch) Guyana aan. Van daar af gaat zij dan een nieuw eigen bestaan leiden als verbinding tusschen Venezuela en New York, via Curafao (24 dagen na Amsterdam). a Historisch Curajao. Boven: Brionplein en adm. Brion De witte koepel: het graf van Stuyvesants been. Het Fort Amsterdam en het Gouvernementspaleis Standbeeld van Koningin Wilhelmina Het nieuwe douanegebouw. al die losse eilanden en kusten niet, zooals Columbus gemeend had, een deel van Indië (en dan den achterkant daarvan) uitmaakten, doch misschien wel als afzonderlijk werelddeel mochten worden beschouwd. De Fransche professor Waldseemüller heeft toen op een voorloopig nog grootendeels op giswerk berustende kaart van die nieuwe wereld den naam America aangeteekend, ter eere van dezen Americus Vesputius, zooals hij zich in deftige oogenblikken noemde. Ojeda en Vespucci hebben op den vasten wal een paar Indianendorpen op palen boven een lagune gevonden, en aan die kust toen den naam van Venezuela of Klein-Venetië gegeven. Voorts wisten zij te vertellen van een eiland waar reuzen woonden (wel eens met Curafao vereenzelvigd), maar in zulke verhalen komen de Middeleeuwen en de onvermijdelijke wonderen van Indië te veel om den hoek gluren dan dat we er historische waarde aan kunnen hechten. Eer kunnen we aan Cura^ao of Aruba denken wanneer de Spanjaarden berichten over bloedige gevechten met veelkleurig beschilderde Indianen, waarvan zij er volgens Vespucci vijfentwintig gevangen genomen en naar Cadiz gebracht hebben. Maar dit avontuur kan hun evengoed op hun terugreis overkomen zijn, dus op de Bovenwindsche eilanden. Columbus op de Bovendewinden Aangaande onze Bovenwindsche Eilanden zijn de allervroegste berichten wat nauwkeuriger. Er wordt gezegd dat Columbus reeds op zijn eerste reis in 1492 Saba ontdekt zou hebben, maar dit klinkt weinig waarschijnlijk, want de Admiraal is pas in Januari 1493 uit Hispaniola (Santo Domingo) vertrokken, na tot dien enkel bewesten daarvan gevaren te hebben. Op zijn terugreis is hij dicht langs Portorico gekomen, doch zonder daar te landen; des te minder dus op Saba. Maar op zijn tweede reis H93 heeft hij Dominica en Guadeloupe aangedaan, alsmede een heele reeks van andere kleine eilanden waaronder wij San Martin met name vermeld vinden, zoodat hij stellig ook Statius en Saba gezien moet hebben. Deze eilanden waren toen bewoond door Cariben, maar deze schijnen eerst een oudere bevolking verdrongen te hebben. Middeleeuwsche bezoekers ? Tot hun groote verbazing vonden de Spanjaarden op die eilanden af en toe sporen van Europeesche bezoekers, nu eens een stuk van een schip, dan weer een ijzeren koekepan. De gissing ligt voor de hand dat dit overblijfselen zijn geweest van vroegere zeevaarders, die zich den Oceaan op gewaagd hadden, en met den Passaat in den rug wèl den weg heen, doch nimmer terug hadden gevonden. De geschiedenis van alle zeevolkeren der Middeleeuwen is vol van dergelijke verdwijningen; ook wisten de meeste gevestigde Indianen-volkeren aan de Spanjaarden verhalen te doen over blanke en baardige vreemdelingen die uit de zee waren opgerezen en hun een nieuwe wijsheid hadden gebracht, doch later weer in zee verdwenen waren, zeggende dat zij terug zouden komen. Nu, zij hebben dan waarschijnlijk getracht om Europa te bereiken, doch zijn met hun gebrekkige vaartuigjes op den oceaan omgekomen. Slechts één bericht over kannibalen-eilanden is uit de middeleeuwen tot ons doorgedrongen, nl. van de gebroeders Zeno uit Venetië, die in 1380 in dienst traden van het hoofd der Faröer, en klaarblijkelijk den ouden zeeweg der IJslanders via Groenland naar Amerika teruggevonden, of daar althans over gefantaseerd hebben. Zij wisten te vertellen van een uitgestrekt land dat Droceo heette, en waar naakte menscheneters leefden. Verder naar het Zuidwesten zou echter een veel beschaafder volk wonen, dat goud en zilver kende, en groote tempels en steden bouwde, doch menschenoffers bracht. Het is of we hier reeds een aanduiding vinden van de Caribische eilanden, met Mexico op den achtergrond. Maar helaas zijn deze verhalen wat al te onzeker om als historische feiten te mogen gelden. Columbus heeft beweerd, zelf naar IJsland te zijn gaan vragen hoe het met die berichten zat, want zij pasten voortreffelijk in zijn stelling dat men, door steeds maar westwaarts over den Oceaan te varen, ten slotte in Indië moest uitkomen. Aan die opvatting danken wij den naam „West-Indië" voor het land, en van „Indianen" voor de bewoners. Een oefening in naamsafleiding Sinds 1527 vinden we ons hoofdeiland aangeduid als Curasote, wat klaarblijkelijk een verbasterd Indiaansch woord is, waarvan de beteekenis nauwelijks meer is na te gaan. Er wordt met die namen onzer eilanden heel wat gesold, maar alle pogingen om Cura^ao in verband te brengen met het Portugeesche cora9ao (hart) moeten stranden op de overweging, dat dit gedeelte der wereld niet door de Portugeezen ontdekt is, maar door de Spanjaarden, en dat de Portugeesche taalinvloed pas ruim een eeuw later met de komst der Port. Israëlieten begonnen is. Dat de naam afkomstig zou zijn van een gebraden pastoor (cura asado) klinkt al evenmin overtuigend, hoewel het natuurlijk best kan zijn dat er op een keer een geestelijke door de inboorlingen is opgepeuzeld. De naam Aruba, die ook wel voorkomt als Oruba of Orua, is wel verklaard als ,,oro hubo" (er is goud geweest), doch hier zullen we wel wederom een ouder Indiaansch woord voor ons hebben; reeds heeft men het geprobeerd met ora (schelp) en oubao (eiland), of met oirubae (metgezel, in casu dan van Cura9ao), doch beide afleidingen klinken nog te gekunsteld. Zelfs moeten wij weerstand bieden aan de verleiding om Bonaire te vertalen met „goede lucht"; ook deze oogenschijnlijk zoo eenvoudige naam zal wel uit het Indiaansch afkomstig, en door de ontdekkers vervolgens een beetje verspaanscht zijn. Ondubbelzinnig laten zich Sint Maarten en Sint Eustatius (ook Statius, Estacio, Statia en Stasia genaamd) verklaren uit de Spaansche heiligennamen van den dag waarop zij ontdekt werden. Bij Saba daarentegen staan we weer voor een raadseltje. Met de vermaarde heerscheres uit Salomo's tijd heeft deze naam niets te maken; bovendien heet die in het Engelsch Queen of Sheba. Afleiding uit sabado (Zaterdag) lijkt onwaarschijnlijk. De Engelsche uitspraak als „Seiba" doet denken aan een forsche boomsoort die op de Antillen veel voorkomt, de ceiba, waaraan Columbus op Santo Domingo zelfs zijn schip gemeerd heet te hebben; een naam „isla de la ceiba" zou dus zoo vreemd niet zijn, alleen zou men verwachten dat dit steile vulcaaneiland eerder naar iets anders genoemd werd dan juist naar een boom. Kap ers op de kust Na de eerste ontdekking hebben de Spanjaarden niet zoo heel veel werk gemaakt van al dat kleine grut. De grootere eilanden en de vaste kusten vroegen uiteraard het meerendeel van hun aandacht. En zoo duurde het tot 1529 alvorens een agent van de Spaansche schatkist zich op Curagao vestigde. Dit was Juan de Ampiés, stichter van de naburige stad Coro in Venezuela. Als woonplaats koos hij de Fuik Baai uit, in het oosten des eilands, dicht onder den Tafelberg. Maar het bezit van de Nieuwe Wereld op het westelijk halfrond, die bij het verdrag van Tordesillas (1494) door den Paus aan Spanje was toegewezen (Portugal kreeg de oostelijke wereldhelft, waartoe tevens Brazilië gerekend werd) bleek niet integraal gehandhaafd te kunnen worden voorzoover de kleinere eilanden betreft. Zeeschuimers, behoorende tot de vele naties waarmee het hooghartige Spanje zich in oorlogen verwikkelde, kwamen op de kusten plunderen, en zagen niet zelden hun kans schoon om zich blijvend ergens te nestelen, al was het maar alleen ter wille van een veiligen schuilhoek. Het begon met Sir Francis Drake, die alom op de kusten van Zuid Amerika huishield als een snoek in een karpervijver. Ook Sir Walter Raleigh, Thomas Cavendish en nog vele andere Britsche zeevaarders vonden in de gebrekkig verdedigde Spaansche nederzettingen van Amerika rijken buit. Op hen volgden de Franschen en Hollanders. De West-Indische Compagnie Midden in den 8o-jarigen oorlog verleenden de Staten-Generaal der Republiek aan de jonge West-Indische Compagnie een monopolie voor de scheepvaart en den handel op geheel Amerika (1621). Als eerste doelwit golden de suikerplantages van Brazilië. De toenmalige hoofdplaats Bahia werd veroverd, doch weer verloren; daarna namen de Hollanders bezit van Recife (Pernambuco), waar zij zich 25 jaar lang hebben staande gehouden, en onder het verlichte bewind van Johan Maurits van Nassau een Nederlandsch Brazilië hebben geschapen dat aan het toen bij Spanje ingelijfde Portugal nog slechts de kleinere zuidelijke helft des lands liet. In die periode trokken de uit Portugal verdreven Israëlieten, die oorspronkelijk in Brazilië waren getolereerd, hoe langer hoe meer naar het Nederlandsche gebied, waar zij een voor die dagen zeer ruime mate van vrijheid genoten; overal waar de Nederlandsche vlag verscheen, werd zij gevolgd door Portugeesch-Joodsche handelaren, tot voordeel van beide volksgroepen. Deze West-Indische Compagnie nu deed niet alleen aan handelszaken in suiker en andere tropische producten, doch ook was zij geenszins afkeerig van oorlogsbuit. Hare vloten zochten alle vijandelijke kusten af naar Spaansche en Portugeesche koopvaardijschepen, en volgens de gewoonte van die dagen plunderden zij ook zonder aarzeling iedere havenplaats die zij onbewaakt vonden. Aldus zien wij Piet Hein op de kust van Brazilië heele suikervloten veroveren en in een baai op Cuba de Spaansche retourvloot vol Mexicaansch zilver buitmaken. Admiraal Pater vaart den Orinoco op en plundert Angostura (het tegenwoordige Ciudad Bolivar); op diezelfde reis heeft hij de Spaansche neder- zetting op Bonaire verwoest, de stad Santa Marta (Colombia) gebrandschat en nog meer van dergelijken afbreuk aan den vijand gedaan. Het dubbele doel was om Spanje murw te maken voor een definitieven vrede, en tevens de eigen kas te spekken. De Hollanders bezetten Cura9ao In 1634 besloot de Politique Raedt op het Recief van Pernambuco om in de Caribische Zee naar een eigen steunpunt om te zien. Onder aanvoering van den Admiraal op de Custe van Brasil Joannes van Walbeeck en van Pierre le Grand heeft toen een Hollandsch smaldeel zich meester gemaakt van Curafao. Er was daar toen slechts een geringe bevolking aanwezig, nl. ongeveer vierhonderd Indianen en een paar dozijn Spanjaarden. Het dorpje Santa Ana, aan het Schottegat, telde toen omtrent honderd huizen met een kerkje, — aldus vermeldt Joannes de Laet in zijn Iaerlijck Verhael over de verrichtingen der West-Indische Compagnie.1) Het meerendeel van deze inwoners is door van Walbeeck naar Venezuela gezonden; er bleven slechts 75 Indianen op het eiland achter, doch ook van deze is in de tegenwoordige bevolking geen spoor overgebleven. Want de meerderheid ging weldra bestaan uit negerslaven, door de Compagnie zelve uit Afrika aangevoerd; voorts vestigden zich hier vele Portugeesche Joden, vooral toen Brazilië voor de Hollanders verloren ging (1661). Op Aruba daarentegen heeft het Indiaansche bloed zich nog zichtbaar gehandhaafd. Een der meest energieke bestuurders die Curacao ooit gekend heeft, was Pieter Stuyvesant, die in 1643 benoemd werd. Hij heeft o.a. een expeditie naar Nieuw Amsterdam gezonden om die jonge Hollandsche nederzetting (thans New York) tegen de aanvallen der Indianen te beschermen. In 1646 werd hij zelf benoemd tot gouverneur van Nieuw Nederland, Cura9ao, Aruba en Bonaire. De legende wil dat hem op Curafao een been afgezet is, hetwelk op Monte Berde begraven moet liggen. Ondertusschen hadden de Hollanders zich eveneens hier en daar elders in West-Indië gevestigd, zooals in de Guyanas en op sommige eilanden, waaronder Nieuw Walcheren, het tegenwoordige Tobago, bij Trinidad. Aldus kwamen zij ook tusschen l) In vier deelen verschenen, met kaarten, platen en noten, in de uitgaven der Linschoten Vereeniging, Den Haag, bij Martinus Nijhoff. de Bovenwindsche Eilanden verzeild, alwaar sinds het begin der 17e eeuw verschillende Europeesche naties eens waren komen kijken, zooals o.a. de Denen. In 1630 bericht Joannes de Laet over Sint Maarten: „daer en is geen volck op". In 1632 hebben de Zeeuwen zich genesteld op Sint Eustatius, en van daaruit is omstreeks 1640 ook Saba gekoloniseerd. Buitenlandsche aanslagen De daarop volgende jaren, tot over het Napoleontische tijdperk heen, hebben zich gekenmerkt door herhaalde aanslagen van de Engelschen of Franschen op ons bezit, al naar de staatkundige verwikkelingen in Europa dat meebrachten. Langen tijd konden deze aanvallen worden afgeweerd, dank zij ook de versterking welke de forten ondergingen. Maar toen in 1791 de wrakke West Indische Compagnie eindelijk voorgoed werd ontbonden, en toen kort daarop in 1795 de Bataafsche Republiek zich verbond met het revolutionaire Frankrijk, toen stond te voorzien dat de Engelschen op den duur niet te weerhouden zouden zijn. Onder de vele pogingen welke de Britsche vloot daartoe in het werk stelde, verdient afzonderlijke vermelding een landing onder Murray (1805), die echter werd afgeslagen onder Louis Brion, een jongen Curaipaoenaar van groot militair talent; later is hij admiraal geworden van de vloot welke Simón Bolivar, de Bevrijder, georganiseerd had om de Spanjaarden uit Venezuela en Colombia te verdrijven. Zijn borstbeeld prijkt op het Brion-plein, midden in Willemstad. Tenslotte is Curafao in 1807 door Sir Charles Brisbane voor Engeland in bezit genomen; de vrede van Parijs (1815) gaf ons echter onze eilanden weer terug. Boekaniers en contrabande Diezelfde periode van kort voor de Fransche revolutie was voor de Bovenwindsche Eilanden juist een tijd van bijzonderen bloei geweest, nadat tevoren groote schade was toegebracht door de strooptochten der boekaniers en andere vrijbuiters, die zich in deze eilandenwereld gemakkelijk konden verstoppen. Saba is een hunner laatste schuilhoeken geweest. Het toenemende gezag ter zee van Engeland en Frankrijk maakte aan deze romantische zeerooverij een eind, en daarna kon zich een vreedzame handel ontwikkelen, zij het ook dat deze menigmaal een gelegenheidskarakter droeg. Met name op Sint Eustatius concentreerde zich toen de smokkelhandel op Noord Amerika, waar de Britsche koloniën zich zoo juist onder Washington hadden afgescheiden van het moederland. Omstreeks 1780 droeg Statius den bijnaam van De Gouden Rots. Er lagen toen soms vele honderden schepen tegelijk op de reede, en de pakhuizen waren vol kostelijke goederen. Een Engelsche vloot onder Rodney heeft toen op een keer Statia gebrandschat (1781) en voor wel veertig millioen gulden buitgemaakt. Dezen slag is het eiland nooit te boven gekomen; maar de dankbare Amerikanen weten te vertellen dat dit voordeelige avontuurtje aan Rodney zooveel tijd kostte dat zijn vloot te laat in Noord Amerika aankwam om de krijgskans nog ten gunste van Engeland te doen omslaan, zoodat de millioenen van Sint Eustatius dan eigenlijk de onafhankelijkheid van de Vereenigde Staten gered zouden hebben. Vreedzame ontwikkeling in de 19e eeuw De verdere lotgevallen van onze eilanden hebben een meer rustigen aard vertoond. In 1827 werd Curagao als vrije haven voor den wereldhandel geopend; datzelfde jaar zag het eerste Nederlandsche stoomschip uit het moederland binnenkomen. De slavernij werd afgeschaft in 1862. In 1888 werd de schipbrug over de St. Anna Baai geslagen, als halfvaste verbinding tusschen de beide stadsdeelen; een nieuwe is thans in voorbereiding. Een nieuwe bron van volkswelvaart werd aangeboord toen in 1875 de aanwezigheid van groote hoeveelheden fosforzure kalk (fosfaat) nabij den Tafelberg werd ontdekt. De natuurlijke schraalheid des bodems deed de beste koppen van het eiland intusschen bij voortduring uitzien naar verdere vormen van bezigheid. De hoedenvlechterij (genre Panama), die reeds vanouds op Cura9ao beoefend werd, en misschien zelfs nog wel van Caribischen oorsprong is, werd in zakelijker banen geleid door het stichten van een vlechtschool (1906) onder leiding van den heer H. J. Cohen Henriquez, den tegenwoordigen voorzitter der Cura9aosche Kamer van Koophandel. In 1920 werd tot ditzelfde doel een vereeniging van hoedenvlechtsters opgericht, onder den naam van „Arbeid Adelt". Doch het aanboren van andere welvaartsbronnen heeft de aantrekkelijkheid van deze bezigheid in de oogen der bevolking aanmerkelijk doen verminderen. Want inmiddels had in 1916 de Curafaosche Petroleum Industrie Maatschappij (een dochteronderneming van de Koninklijke Shellgroep) zich op de Isla, achter in het Schottegat, gevestigd om aldaar de uit Venezuela afkomstige ruwe olie tot verkoopbare vormen te herleiden. Sindsdien heeft een andere wereldorganisatie, de Standard Oil Company of New Jersey, een soortgelijk bedrijf gesticht op Aruba, onder den titel Lago Oil and Transport Company, Ltd; tevens heeft zich aldaar de N.V. Arend Petroleum Maatschappij gevestigd, een dochteronderneming van de Mexican Eagle Co., die tot de Koninklijke-Shellgroep behoort. Dientengevolge is er werk en geld onder de bevolking gekomen. In 1934, ter gelegenheid van de 300-jarige vereeniging van Curafao met Nederland, is het vliegtuig Snip van de K.L.M. onder commando van Hondong uit het moederland naar Curafao komen vliegen; dit was de eerste oversteek van Europa naar Centraal Amerika. Het uitvloeisel is geweest het opzetten van een Nederlandsch luchtnet in West-Indië. C U R A c A O 10 km Westpunt De Knip] Daaibooi Baai ZEE Willemstad CARIBISCHE ZEE arbarX Tafelbel .Newport X Puni Kanon (Oost Punt) Binnen Willemstad In de haven van Willemstad Caribische schoeners. dragen, benevens een Nederlandsch motto, doch overigens geheel in het Engelsch geredigeerd zijn. Dit zijn de „Bovenwindsche Stemmen", welk blad zich een strofe van het Wilhelmus als devies koos, en „De Slag om Slag", waarboven we als zinspreuk lezen: „Hier duldt de grond geen dwingelandij, Waar vrijheid eeuwen stond." Op een geringere mate van aanhankelijkheid aan het anderstalige moederland schijnen deze kleine bijzonderheden dus niet te wijzen; evenzeer was trouwens de bevolking der Virgin Islands bepaald aan het Deensche bestuur gehecht, zoodat er op St. Thomas zelfs nog steeds met de Dannebrog naast de Stars and Stripes gevlagd wordt. Niet geheel identiek is de positie van onze taal op de Benedenwindsche groep. Het Engelsch wordt daar weliswaar vrij algemeen verstaan, vooral ook omdat de Curaipaoenaar er in vorige minder voorspoedige tijden veel op uit trok en van huis uit polyglot is; bovendien maken de zakenrelaties op allerlei gebied een vlot gebruik van de Engelsche taal bepaald onmisbaar. Maar afgezien van deze functie als hulptaal wordt het Engelsch daar toch enkel gesproken door vreemdelingen. Ongeveer overeenkomstig is het gesteld met het Spaansch. De meeste Cura?aoenaars verstaan en spreken deze taal met gemak, deels als gevolg van eigen omzwervingen rondom de Caribische Zee, deels als uitvloeisel van de dagelijksche aanraking met den Venezolaanschen overwal. Maar daarenboven heeft het Spaansch nog een machtigen bondgenoot in het eigen dialect van onze drie Benedenwindsche Eilanden: het Papiamentoe. Curacao's eigen taal Gewoonlijk vindt men dit taaleigen op nogal globale wijze omschreven als „een mengsel van Spaansch met wat Hollandsch en andere talen". Maar dan maakt men zich toch wel wat heel gemakkelijk van de zaak af, en ook verdient een philologisch zoo opmerkelijk verschijnsel als deze dialectvorming stellig meer aandacht, reeds alleen om het veelzeggende feit dat het een taal is die aan drie eilanden gemeenschappelijk toebehoort, doch nergens elders in de buurt haar replica vindt. Voorts is het wel curieus dat zulk een „brabbeltaaltje" zich dan toch maar door alle eeuwen heen staande weet te houden temidden van zoo krachtig toegeruste mededingers als het Spaansch, het Nederlandsch en het Engelsch. Er moet dus meer in zitten dan men op het eerste gezicht zou bevroeden. De ontstaanswijze moet men zich vermoedelijk ongeveer als volgt denken. Gedurende de eerste eeuw, dus onder Spaansch bestuur, zal er een omgangstaal gevormd zijn die in hoofdzaak geweest moet zijn het Castiliaansch zooals dat in West-Indië lichtelijk met woorden en zegswijzen uit de inheemsche talen was vermengd geraakt, dus op eenzelfde wijze als waarop zich de verschillende Latijnsch-Amerikaansche dialecten hebben ontwikkeld, b.v. het Mexicaansch, het Argentijnsch etc. Bij dergelijke evoluties treedt gewoonlijk een neiging tot vereenvoudiging aan den dag, en deze is natuurlijk bevorderd door den omgang met de negerslaven, die bij aankomst uit Afrika eigenlijk geen enkel middel hadden om zich verstaanbaar te maken. Precies zoo heeft het Braziliaansch zich uit het Portugeesch ontwikkeld en het Afrikaans uit het Nederlandsch, alsmede tot nog simpeler gedaante het „takki-takki" van de Guyanas uit het plantageEngelsch. Toen de Hollanders Cura^ao in bezit namen, stuurden zij, zooals wij reeds gezien hebben, het meerendeel der bevolking met het Spaansche garnizoen weg. Nu stond dus de deur open voor het invoeren van Hollandsch als voertaal. Maar de Hollanders hebben op dit gebied nooit veel expansiezucht getoond, en toen nu vlak daarop de Portugeesche Joden aankwamen, bleken deze het volksdialect best te kunnen verstaan. Onwillekeurig ging echter hun eigen taal een krachtigen invloed daarop uitoefenen, met het gevolg dat het Papiamentoe ontstond, een taal die zoowel op Indiaansch als op Spaansch en op Portugeesch berust, met vele karakteristieke trekjes uit alle drie. Zeer welsprekend is het feit dat de Portugeesche Joden er zelfs hun eigen taal voor opgaven! Zoo bleef op den duur enkel het Spaansch over als mededinger van het Papiamentsch, met de kans dat de meer geletterde elementen gaandeweg de volkstaal gaan vervangen door het hoog-Castiliaansch. Van de andere zijde wordt het Papiamentoe echter bedreigd door het Nederlandsch als officieele taal, met name in de laatste tijden van economische welvaart, aangezien deze grootendeels door Hollandsche kanalen binnenvloeit. Uit beide talen moet het Papiamentoe bovendien nieuwe woorden leenen, en naarmate de behoefte daaraan grooter is, ziet men het dialect dan merkbaar naar links of rechts overhellen. Zoo kan men, naar kenners mij verzekerden, reeds ter weerszijde van de schipbrug verschillen in woordkeus en zinsbouw opmerken, terwijl ook op Aruba en Bonaire zich varianten aan het vormen zijn. Inderdaad heeft het volksdialect hier dus een zwaren strijd te voeren, en het pleit voor zijn levensvatbaarheid dat het nog altijd de voertaal is waarvan het meerendeel der inwoners zich het liefste bedient. Als losse grepen uit de samenstelling wil ik hier enkele typeerende voorbeelden vermelden. Een ei heet „weboe" (Sp. huevo); een berg is „seroe" (Sp. cerro); een beek is „rooi" (Sp. arroyo). een zakdoek „lensoe" (Port. len9o); „alles" is „toer" (Port. tudo). Aan het Portugeesch ontleend is voorts de oe-klank voor de o aan het eind van een woord, maar Nederlandsch is het phonetische stelsel om deze door onze oe weer te geven, en niet b.v. door een u. Ook de ou-klank is uit het Hollandsch overgenomen, zooals in „doechi Korsouw", het lieve Cura9ao. HOE DIT GEBIEDSDEEL BESTUURD WORDT Het Centrale Gezag. De Volksvertegenwoordiging. Het verkiezingsstelsel. Verhouding der machten. Werking der Staatsmachine. De rechterlijke macht. Loop van het recht. Justitie op Aruba. De politie. Vreemdelingendienst. Het Centrale Gezag Volgens de Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden is het Gebiedsdeel Curafao een der vier Rijksdeelen; reeds zagen we in een vorig hoofdstuk dat er gebroken is met het woord „kolonie", hetwelk nog gold onder het vorige Regeeringsreglement van 1865. In plaats hiervan is in 1937 getreden de Cura^aosche Staatsregeling. Hoogste autoriteit in het Gebiedsdeel is de Gouverneur, die door de Koningin wordt benoemd, en te Willemstad resideert in het eenigszins ouderwetsche Gouvernementsgebouw dat eigenlijk een deel is der ommuring van het Fort Amsterdam, zoodat het eene front uitkijkt over het statige binnenplein daarvan, terwijl de andere voorzijde uitzicht geeft over de St. Annabaai met de schipbrug. Daar wappert doorloopend de Nederlandsche vlag, met een toevoeging van drie kogels, als teeken dat hier de zetel van het Gezag is. De Gouverneur wordt bijgestaan door een Raad van Bestuur, bestaande uit hemzelf als voorzitter, een vice-voorzitter en drie leden, die allen door de Kroon benoemd worden. Deze Raad dient gehoord te worden over ontwerpen van landsverordeningen, wetten en algemeene maatregelen van bestuur, zulks althans voor zoover de Staten van Curafao daarin gekend moeten worden. Voorts terzake van gouvernementsbesluiten, ontwerpen van begrooting,, en geldleeningen. Dit college fungeert dus als een soort van zeef, waar de belangrijkste aangelegenheden door hebben te passeeren. In zeer bijzondere gevallen kan deszelfs Onder-Voorzitter ook den Gouverneur vervangen. Onder normale omstandigheden pleegt ter eventueele vervanging van den Gouverneur een hooge functionaris door de Kroon te worden aangewezen; op het oogenblik is dit de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie in Cura9ao. Werking van de Staatsmachine Hoewel ons Gebiedsdeel Cura^ao slechts een beperkte oppervlakte beslaat, met een bescheiden aantal inwoners, functioneert de bestuursmachine er op eenzelfde wijze als in iederen grondwettelijk geregeerden staat of, als men wil, in een gemeente. De verschillende takken van overheidszorg zijn ook hier ondergebracht in administratieve organismen, evenals dit elders geschiedt in departementen of afdeelingen. In plaats van door ministers of directeuren of wethouders worden deze bestuursonderdeelen op Curagao beheerd door hoofdambtenaren, in zulk een rolverdeeling als de eischen van het werk meebrengen, met dien verstande dat zij uitsluitend verantwoordelijk blijven aan den Gouverneur. Daar is bijvoorbeeld de secretarie, aan wier hoofd de Gouvernements-Secretaris staat. Voorts is er een Administrateur van Financiën, die over alle belastingen, invoerrechten en accijnzen, alsmede over de domeinen gaat. Tevens fungeert hij als voorzitter van de Curaipaosche Bank, de circulatiebank van het Gebiedsdeel. In justitieele aangelegenheden treden de Procureur-Generaal — tevens Hoofd der Politie — en de President van het Hof op als adviseurs van den Gouverneur. In min of meer overeenkomstige functies zien wij werkzaam den Directeur van den Openbaren Gezondheidsdienst, den Directeur van Openbare Werken, den Inspecteur van het Onderwijs. Eveneens verschillende Hoofden van Diensten, zooals van de Landswatervoorziening en de Lands Radio- en Telefoondiensten, alsmede den Havenmeester, tevens belast met het toezicht op de Luchtvaart. Niet zelden moeten verschillende functies gecombineerd worden. Zoo valt b.v. de reinigingsdienst onder Openbare Werken, en zoo treedt de Gouvernements Veearts, die tevens directeur is van het abattoir, eveneens op als adviseur in aangelegenheden van landbouw en veeteelt, naast de Districtsmeesters en Gezaghebbers. Op Bonaire en de Bovenwindsche Eilanden bestaan landbouwvereenigingen, die zich verbetering in teelt en afzet tot doel stellen. Een proefstation op Sint Maarten, geleid door een leerling van het vermaarde Imperial College of Tropical Agriculture uitTrinidad, legt zich toe op het zoeken naar nuttige gewassen. De krijgsmacht bestaat uit een of meer oorlogsbodems die te Willemstad gestationneerd zijn, detachementen mariniers op Curafao en op Aruba, en een corps militaire politietroepen, waarover straks nader. De rechterlijke macht Te Willemstad is een Hof van Justitie gevestigd, bestaande uit een president en vier leden, zoo noodig aangevuld door drie leden-plaatsvervangers, die geen juristen behoeven te zijn. Voorts is er een griffier, bijgestaan door een substituut-griffier. Het parket wordt waargenomen door een Procureur-Generaal en een Advocaat-Generaal, met twee Ambtenaren van het Openbaar Ministerie. Er bestaan in het Gebiedsdeel twee kantongerechten, nl. een voor de Benedenwindsche groep en een voor de Bovenwindsche, met zittingsplaats op elk eiland. Alleen Aruba heeft een permanent kantongerecht, met een kantonrechter die overigens Lid van het Hof is. Naar de Bovendewinden gingen vroeger de leden van het Hof om beurten voor minstens één en hoogstens twee jaar, doch tegenwoordig worden deze eilanden tweemaal per jaar door een hunner op een tournee bezocht. Die titulatuur van de Curatjaosche rechters is eigenlijk niet geheel identiek met de gelijknamige rangen in het moederland. Immers, de gewone rechter is de kantonrechter, die niet alleen kennis neemt van de kleinere zaken, doch die tevens beslist in alle zaken welke in Nederland tot de bevoegdheid van de Arr. Rechtbank of van den president daarvan behooren. Loop van het recht In eersten aanleg velt de kantonrechter vonnis als juge unique. Van alle zaken is hooger beroep, en dan oordeelt het gezamenlijke Hof dus over uitspraken van deszelfs afzonderlijke leden; het lid dat in den eersten aanleg vonnis heeft gewezen, kan over zulk een zaak echter niet in hooger beroep medebeslissen. Cassatie op civiele arresten van het Hof bestaat er niet. Strafvonnissen kunnen door den Hoogen Raad in den Haag alleen gecasseerd worden „in het belang van de wet". Een civiele rechtszaak wordt op Curagao aanhangig gemaakt met een zgn. inleidend verzoekschrift. Hierop roept de rechter partijen op om voor hem te verschijnen. Intusschen is op Curafao de lijdelijkheid van den rechter niet zoo groot als in Nederland; aangezien partijen niet bij procureur behoeven te verschijnen, mag de rechter hen op hun belang en rechtsmiddelen wijzen, hetgeen over het algemeen een gemoedelijker atmosfeer in de rechtszaal brengt dan elders mogelijk is. Advocaten heeten op Curaijao practizijns. Dit kunnen Neder- landsche meesters in de rechten zijn, maar ook personen die het Cura^aosche practizijnsexamen hebben afgelegd. Het rechtsgebouw is een deel van het „Stadhuis", ook wel „Raadhuis" genaamd. Hier vergaderen namelijk ook de Staten. Zoowel de rechtszaal als de vergaderzaal der Staten zijn onlangs gemoderniseerd. Aansluitend aan dit gebouw bevindt zich de gevangenis. Het recht op Curafao is in groote trekken vrijwel gelijk aan het Neder landsche. Het groote aantal beleedigingszaken schijnt op een ietwat lichtgeraakten volksaard te wijzen. In den laatsten tijd komen vele zedenmisdrijven voor, alsmede vermogensdelicten. Overigens zijn het in hoofdzaak lichte mishandelingen, meestal bij vechtpartijtjes, een heel enkelen keer met noodlottigen afloop. Voorts een zwerm van verkeersovertredingen. De doodstraf bestaat nog, doch wordt sedert 1874 niet meer toegepast. Van een bepaalden procedeerlust, zooals elders wel eens aanwezig, kan in het Gebiedsdeel Curafao niet gesproken worden. Het recht op hooger beroep wordt intusschen vrij veel uitgeoefend. Gerechtelijke tenuitvoerlegging van vonnissen placht tot dusverre onder de gezeten Curaipaosche families als een rechtsmiddel van slechten smaak te gelden, een opvatting die zich geheel aansluit bij de Latijnsch-Amerikaansche mentaliteit. Faillissementen komen op Curafao weinig voor. De polyglotte samenstelling der bevolking, zoowel in Curafao als op Aruba, maakt het noodig dat de rechters zich doorloopend bedienen van tolken voor hetEngelsch,Papiamentsch, Spaansch, Chineesch enz. Justitie op Aruba Ten opzichte van Aruba, het eenige eiland dat een eigen permanent kantongerecht bezit, kan nog worden opgemerkt, dat de eigenaardige cosmopolitische opeenhooping aldaar nog wel eens leidt tot ruim gebruik van rum, met verkeersdelicten en messenstekerijen als normaal uitvloeisel. De Arubaan zelf is een goed slag volk, zij het ook wat opvliegend, maar dit schijnt nu eenmaal in de Indiaansche afstamming te liggen. Het van elders afkomstige negerelement, o.a. van Trinidad en van de Britsche Bovendewinden, dat in de oliebedrijven van Sint Nicolaas werk vindt, is nogal woelig, en soms diefachtig, hetgeen des te meer de aandacht trekt aangezien de inheemsche bevolking zich zelden aan eens anders goed placht te vergrijpen. Civiele gedingen komen op Aruba zelden voor, en dan betreffen zij nog voornamelijk huurkwesties, ontruimingen en soortgelijke onschuldige zaken. De kantonrechter is een Hollander. Als Ambtenaar O. M. fungeert een Surinamer, niet-jurist. De politie Aan het hoofd der Politie in het geheele Gebiedsdeel staat de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie. Onder hem ressorteeren de diverse Plaatselijke Hoofden der Politie. De Commandant van het Korps Militaire Politietroepen, die tevens optreedt als Plaatselijk Hoofd der Politie te Willemstad, staat als algemeen technisch politieleider den Procureur-Generaal ter zijde. Het Korps Militaire Politietroepen dateert uit 1928, toen het gevormd is uit verschillende bestanddeelen, t.w. de daartoe bruikbare elementen uit de reeds op Cura^ao aanwezige troepen, die grootendeels uit plaatselijke kleurlingen bestonden, aangevuld met bijdragen uit de Nederlandsche politietroepen en uit de Nederlandsche marechaussee. Later is dit corps bijgevuld met jongelieden die in Nederland een opleiding te Nieuwersluis hadden gevolgd om vervolgens blijvend op Curafao te worden gestationeerd; ook echter worden in alle rangen wel Nederlandsche politiemilitairen te Curafao gedetacheerd, waarvan dan sommigen in vasten dienst overgaan. De bezoldiging richt zich in hoofdzaak naar de behoeften van de uit Nederland overgekomenen, zoodat de plaatselijke krachten zich in dit opzicht stellig niet te beklagen hebben. In weerwil van deze gunstige vooruitzichten blijft echter het aanbod uit Curafaosche kringen gering, wat ontegenzeggelijk jammer is; want al gaat er van den Hollandschen politieman misschien een iets grooter moreel overwicht op de lagere bevolking uit, de ter plaatse geborene en getogene heeft weer het voordeel van meer lokale kennis. Onder het corpscommando op Cura^ao ressorteert ook Aruba. Ten plattelande bedient men zich van veldwachters, die tegenwoordig ook meer dan voorheen een opleiding ontvangen; overigens gaat het daar nogal gemoedelijk toe. Over het algemeen wordt er op cosmopolitische eilanden als Cura^ao en Aruba waarde gehecht aan een zekere soepelheid, die in den omgang met ongeveer 45 nationaliteiten stellig onmisbaar mag heeten. Slechts enkele keeren, bijvoorbeeld wanneer buitenlandsche zeelieden het eens wat erg bont maken, is forsch optreden onvermijdelijk, maar meestal blijkt het nogal los te loopen. Vreemdelmgendienst Passagiers die naar Curafao komen met de bedoeling om binnen eenige dagen of weken na aankomst weer door te reizen, hebben al zeer weinig formaliteiten te vervullen. Wanneer zij over voldoende geldmiddelen en documenten beschikken, worden geen bezwaren tegen hun verblijf gemaakt. Als regel wordt bij aankomst een verblijfsvergunning van 14 dagen gegeven; deze termijn kan worden verlengd. Nederlanders en buitenlanders, die zich blijvend op Cura^ao willen vestigen, dienen van te voren toestemming daartoe te verkrijgen. Voor buitenlanders die een zaak willen openen is bovendien een vergunning van den Gouverneur vereischt. Een waarborgsom, als regel ongeveer gelijk aan het bedrag dat eventueel gemoeid zou zijn bij de terugreis in de goedkoopste klasse naar het land van de nationaliteit des aanvragers, moet bij den Vreemdelingendienst worden gestort. Bij vertrek wordt deze som terugbetaald. Ofschoon er op het oogenblik, o.a. ingevolge de uitbreidingsplannen der oliemaatschappijen, op Cura9ao en Aruba geen werkloosheid bestaat, worden als regel werkzoekenden geweerd. Naar behoefte der verschillende ondernemingen vindt invoer van arbeidskrachten van buitenaf plaats, ook uit de overige eilanden van het Gebiedsdeel, waar men vanouds gewend is aan het denkbeeld om elders werk te gaan zoeken, evengoed als dit in een vorige periode op Cura?ao en Aruba gebruikelijk was. De aantrekkingskracht van de beide voorspoedige eilanden doet zich dan ook in de rest van het Gebiedsdeel duidelijk gevoelen. HET DAGELIJKSCHE BESTAAN Onze voeding. Wat drinken we ? Het rooken. Iets over invoerrechten. Wat duur en wat goedkoop is. Het woningvraagstuk. Wonen op de Isla. Olie-tuindorpen op Aruba. De zorg voor water. Ander huisgerief. Dienstpersoneel. Leemten. Onze voeding Schier alles wat de mensch aan voedsel en genotmiddelen pleegt te nuttigen, moet van buitenaf worden aangevoerd. Slechts enkele dingen worden op de eilanden zelf voortgebracht, zooals wat melk wat vleesch en wat groente, alsmede op de Bovendewinden een beetje aardappelen. Maar zelfs het meeste fruit komt van elders, evengoed als visch, groente, meel en het meerendeel van het slachtvee. De versche artikelen, zooals groente en vruchten, worden grootendeels van den Venezolaanschen overwal op Cura9ao en Aruba aangebracht in zeilscheepjes, waarvan er steeds heele risten langs de kaden liggen, hun natievlag in top. Ze brengen ook gedroogd vleesch (Sp. tasajos, Pap. jorki) en zelrs gedroogde visch mee. De verkoop geschiedt aan boord, zeer in 't klein. Versche groente, Europeesche zoowel als exotische, wordt op Cura?ao en Aruba bovendien met veel toewijding gekweekt door Chineezen. Het Gouvernement moedigt dit streven aan door het verstrekken van rentelooze voorschotten voor het aanschaffen van windmolens, besproeiingsbakken enz., want water is bij deze teelt de allesbeheerschende factor. Aan visch heerscht volstrekt niet zulk een overvloed als men in een eilandenrijk zou meenen te mogen verwachten; in dit opzicht schijnt er voor nieuw initiatief nog wel plaats te zijn, hoewel niet uit het oog verloren mag worden dat het over het algemeen beter visschen is in ondiepe wateren dan op de meerendeels zeer diepe zee die Cura£ao omgeeft. , , Grove groente, zooals winterkool etc. komt uit Nederland en uit Noord Amerika. Uien levert Madeira. In het seizoen smullen liefhebbers aan Amerikaansche bluepoint oesters, die bevroren worden aangevoerd. De versche melk is schaarsch en duur (40 cent per liter), en dus ook de boter, want er is weinig groenvoer, althans op Cura- gao, Aruba en Bonaire. Daarom moet de veestapel van die eilanden voortdurend door nieuwe aanvoeren van elders, als ook door import van fourages, op peil gehouden worden. Een deel van het slachtvee wordt aan Curagao geleverd door de Bovenwindsche Eilanden, een ander deel komt uit Santo Domingo en Venezuela. Alleen voorzoover kleinvee (schapen en geiten) betreft, kan het Gebiedsdeel zichzelf voorzien. Vooral Bonaire levert daar veel van. Maïs- en tarwemeel komen grootendeels uit Noord Amerika. Het maïsmeel vormt den grondslag voor het volksvoedsel, dat foenchi heet, en een soort van stugge brij lijkt, waar niet iedere maag terstond op ingesteld is. Een zegswijze wil dat, wie foenchi gegeten heeft, Curagao nimmer meer vergeet. Al het overige voedsel komt hoofdzakelijk in geconserveerden toestand binnen, hetgeen dus aan de Curagaosche huisvrouw de stellig niet eenvoudige taak oplegt om door weloverdachte samenstelling en vindingrijke afwisseling de eischen van deugdelijke voeding en smakelijkheid telkens opnieuw te bevredigen. Gelukkig zijn de sorteeringen nogal ruim, en de algemeene gang van zaken brengt mee dat er hoe langer hoe meer artikelen aan de lijst worden toegevoegd. De Hollandsche huismoeder zal met vele nieuwtjes uit Amerika kennis maken, en ook het gebruik van een zelfwerkende ijskast leeren waardeeren. Wat drinken we? Niet alleen voor onze voeding dient de frigidaire, ook voor schier alles wat wij drinken is deze troost der tropen onmisbaar. Want in een warm klimaat komt aan den mensch waarlijk wel een verfrisschende dronk toe, en gewoonlijk is daar dan ook meer vraag naar dan naar koffie of thee. Whisky-and-soda en gin-tonic zijn de meest gangbare „long drinks". Ook naar bier wordt veelvuldig gesnakt; men heeft de keus uit de meeste Nederlandsche brouwerijen, doch eveneens uit Engelsche, Duitsche en Amerikaansche. Het Europeesche bier is in fleschjes, het Amerikaansche doorgaans in cilindervormige blikjes verpakt, wat zich handiger in de ijskast laat opstapelen. Van vatbier gaan de liefhebbers aan boord der Hollandsche of Duitsche schepen genieten. Er wordt sinds eenigen tijd over gedacht om ook op Curagao een brouwerij op te richten. Aan wijnen vindt men alom de gebruikelijke Fransche en Duitsche types. Van andere herkomsten niet of nauwelijks. Het 4 drinkwater is over het algemeen zeer behoorlijk. Van groote waarde voor de gezondheid is het intusschen om van tijd tot tijd eens een gewonen kwast te drinken. In dien zin richt ook de Openbare Gezondheidsdienst in het Papiamentoe tot de bevolking de raadgeving: bebe toer dia awa di lamoenchi (drink iederen dag citroenwater). Andere vruchtensappen en limonades, meerendeels geconserveerde fabrikaten, komen vooral uit Amerika, doch niets kan het natuurlijke sap vervangen. Aan sterke dranken vindt men allerwege die vaderlandsche versnapering die zoo weinig genoemd doch zoo veel geprezen wordt. Voorts alles wat de wereld in dit opzicht aan te bieden heeft. En uit West-Indië keur van rum. Op de Bovenwindsche Eilanden, waar men met dit artikel meer ervaring bezit, is een versnapering uitgevonden die „bob" heet, en een mengsel is van warme koemelk met rum of whisky, onder toevoeging van diverse kruiderijen; in de betere kringen geldt het als een vroolijk gezelschapsspelletje om, rondom de koe gezeten, een bobfuifje te houden, maar nieuwelingen doen goed met daarbij op hun tellen te passen. Het rooken Er wordt in deze landen misschien meer gerookt dan in koelere klimaten, althans sigaretten. Meerendeels zijn dit de sterk geadverteerde Amerikaansche merken, waarvan verbazingwekkende hoeveelheden worden geconsumeerd. De zachtere Turksche en Egyptische soorten zijn veel minder in zwang; ook de droge en zware van het Havana-type ziet men er opmerkelijk weinig. Sigaren komen voor het overgroote meerendeel uit Nederland. De meest gangbare fabrikaten zijn alom te verkrijgen, op z'n Amerikaansch ook in de apotheek. Speciale winkels zijn goed gesorteerd in de klassieke merken van Havana en Bahia (Brazilië), die hier volstrekt niet duur zijn. Voorts zal men hier en daar de nogal zware soorten uit Jamaica, Portorico en Santo Domingo vinden. Pijptabak van Hollandsch, Engelsch en Amerikaansch genre is eveneens ruimschoots aanwezig. Iets over invoerrechten De overheid heeft er met zorg naar gestreefd om het omvangrijke winkelbedrijf op Cura^ao en Aruba zoo min als doenlijk te bezwaren, gezien het groote belang hetwelk deze kleinhandel heeft bij den verkoop aan toeristen, alsmede aan de geregelde cliëntele uit Venezuela. De Curagaosche prijzen moesten dus zoo aantrekkelijk gehouden worden als maar kon, vooral voor goederen die gemakkelijk meegenomen kunnen worden, en daarom het meest in trek zijn. Op al dergelijke artikelen wordt sinds 1908 een invoerrecht van slechts 3 % geheven, hetgeen bij de prijszetting op nog minder uitcijfert, omdat de vracht voor de belasting niet meetelt. Als gevolg van deze tegemoetkoming zien wij modeartikelen, parfumerieën en andere luxewaren, curiositeiten uit alle werelddeelen en meer van die duizend-en-één begeerlijkheden op Curagao zeer goedkoop uitgestald. Ook wordt zooveel mogelijk het volksvoedsel ontzien. Daartegenover moeten andere artikelen overeenkomstig meer opbrengen, omdat de Overheid toch inkomsten noodig heeft. Zoo betaalt glaswerk 15 %» sigaren 20 %, sigaretten 40 cent per 100 stuks, bier 40 cent per liter; gedistilleerd echter is minder hoog belast dan in Nederland. Enkele goederen worden opzettelijk bezwaard om de plaatselijke voortbrenging te steunen, zooals varkens, geiten, schapen, kalkoenen en kippen. Merkwaardig is voorts een recent invoerrecht op houtskool (uit Venezuela en Colombia) tot steun van het houtskoolbedrijf op Aruba, waardoor helaas veroorzaakt is dat op deze boscharme eilanden nog meer boomen dan vroeger werden gekapt om er houtskool van te branden. Als gevolg hiervan moeten thans belangrijke kosten worden gemaakt om tot herbebossching te komen. De totale opbrengst van de invoerrechten en accijnzen bedraagt voor het heele Gebiedsdeel ongeveer drie millioen gulden, op een totaal overheidsinkomen van circa negen millioen. Hiervan brengt alleen reeds het bier een tiende deel in het laadje. Het aandeel van de Bovenwindsche Eilanden gaat vrijwel geheel op aan inningskosten. Het bestuur streeft gaarne naar verdere verlaging der lasten, maar de achterstand in de uitvoering van Publieke Werken noodzaakt om voorloopig niet te gauw een bron van inkomsten op te offeren. Wat duur en wat goedkoop is Als gevolg van deze taktiek was natuurlijk niet te vermijden dat sommige prijzen ons buitensporig hoog moeten voorkomen, terwijl andere weer opmerkelijk laag lijken. Zoo betaalt men voor een klein fleschje bier 50—60 cent, en onwillekeurig worden ook de prijzen voor andere consumpties opwaarts daar bij aangepast. Eveneens de tarieven voor hotel (gewoonlijk met de voeding inbegrepen) en losse maaltijden sluiten zich bij dit hooge peil aan, zoodat deze wel op anderhalf maal de overeenkomstige Hollandsche te stellen zijn. Dit verschil springt te scherper in het oog wanneer men zoo juist van een Nederlandsch schip aan wal gestapt is, en de uitermate bescheiden tarieven van boord nog in versche herinnering heeft. Daarentegen is kleeding volstrekt niet duur, ja bepaald goedkooper en menigmaal ook beter of althans practischer dan in het moederland. In dit opzicht profiteert het Gebiedsdeel Cura?ao van de methodes welke de Amerikaansche industrie in het groot toepast. Hemden, ondergoed, witte kleeren, ochtendjurken, avondjaponnetjes, dit alles vindt men in redelijke keus, doch tevens volgens vernuftige denkbeelden gestandaardiseerd, en daarom goed en voordeelig. Het vóór en tegen van al dergelijke dingen leert men gaandeweg wel tegen elkaar afwegen. En de huisvrouw die haar keuken van den aanvang af wil voeren volgens moederlandsche begrippen, zal wel eens voor teleurstellingen komen te staan, doch het duurt gewoonlijk niet lang, of men heeft zich aan 's lands wijs aangepast. Het woningvraagstuk In een oorspronkelijk zoo stille en vervolgens opeens zoo levendig geworden samenleving als op Cura5ao en Aruba valt niet anders te verwachten dan dat het aanbod voorloopig ten achter blijft bij de vraag. Dientengevolge zal het niet altijd even gemakkelijk blijken om binnen korten tijd de ideale woning te vinden, en ook zijn de huishuren volstrekt niet laag. Voor heel kleine huisjes, geschikt voor Europeesche bewoning, moet men ƒ 5 o.— tot ƒ 75.— per maand rekenen, waarvoor men dan verwachten mag 4—5 kamers, benevens keuken en douche. Betere huizen zijn in verhouding nog duurder. Er wordt in den laatsten tijd lustig gebouwd te Willemstad, vooral rondom het Schottegat, en op Aruba langs den waterkant op de zgn. Klip. Ook raakt het nabije platteland hoe langer hoe meer toegankelijk en voor bewoning in trek. Voor bepaalde categorieën van nieuwkomers wordt het woningvraagstuk zooveel mogelijk vantevoren en collectief geregeld. Aldus o.a. voor de gehuwde politiemannen, voor wie het Gouvernement een heel aardige woonbuurt heeft ingericht in de wijk Mundo Nobo, buiten Otrabanda. Iets soortgelijks is op Aruba geschied in de buurt die Heintje Croes heet. Ook de K.N.S.M. VAN ZIEKTE, GEZONDHEID EN ONTSPANNING Bij zonneschijn en bij regen. Van kwalen en hinder. Ongedierte. De ziekenzorg. Lichaamsoefening. Sport en spel. Clubs en Societeiten. Bij zonneschijn en bij regen Wie van plan is om naar ons Gebiedsdeel Curagao te gaan, het zij als toerist dan wel om er zijn brood te verdienen, die zal wel in de eerste plaats willen weten of het klimaat er uit te houden is. Nu is dit een vraag welker beantwoording nauw samenhangt met dengene die haar stelt. Wat aan den één een ondragelijke hitte lijkt, wordt door den ander als een prettige koestering gevoeld. En dit verschil in reactie staat niet alleen in verband met de lichamelijke gesteldheid, doch ook wel degelijk met karakter en geest. Niet slechts een veerkrachtige gezondheid is van nut, maar evenzeer een goed humeur. Welzijn en verstrooiing behooren onverbrekelijk bijeen. Ons Gebiedsdeel ligt geheel binnen de tropen. Het is er warm, soms zelfs flink heet. Maar reeds zagen wij tevoren hoe de Noordooster Passaat de ergste hitte pleegt weg te vegen. Zoolang de vlaggen langs den waterkant maar lustig wapperen, zoolang is ook de felste zon vroolijk te verdragen. De avonden zijn dan gewoonlijk zeer aangenaam van temperatuur, en de nachten frisch, temeer waar men gewend is om aan het briesje overal doortocht te verleenen. Alleen wanneer de vlaggen slap langs den stok hangen, of wanneer de walm van de oliebedrijven naar den verkeerden kant trekt, — dan wordt het wel eens wat klam en broeierig. Gewoonlijk is er dan regen in aantocht, en menigmaal valt die dan ook weldra bij zware stroomen. Wie door zulk een stortbui wordt overrompeld, zal daar misschien even over mopperen, maar spoedig zal de blijdschap over dit kostelijke geschenk des hemels de overhand nemen; want de dorstige bodem van onze eilanden kan dit vocht best gebruiken. De zwaarste hitte en den meesten regen mag men op Cura9ao verwachten van September tot tegen het eind des jaars, maar een vaste regel is niet op te stellen; gedurende de andere seizoenen krijgt men gewoonlijk een helderblauwen hemel, een vroolijk stralend zonnetje en een frisch zeebriesje te genieten. Wat van Sport en ontspanning. Boven: Piscadera Baai Club en Soc de Gezelligheid - Midden: Het Curagaosche voetbalelftal (zooals het Argentinië versloeg). — Beneden: Badvreugde De oude Protestantsche Kerk binnen het Fort Amsterdam door kosteloos verstrekken van geneesmiddelen en geneeskundige behandeling, aan iedereen die daarvan gebruik wil maken. Bovendien verplicht de wet den lijder, zich onder behandeling van een medicus te stellen. Van al dergelijke plagen zal de uit Europa komende in zijn eigen levenssfeer echter niet te lijden hebben. Op zijn hoogst zal de nieuwkomer, indien hij toevallig in het warmste seizoen zijn tropische loopbaan begint, een lichte irritatie van de huid mogen verwachten; deze ,,roode hond" is een algemeen bekend, maar gelukkig weinig ernstig ongemak, dat gewoonlijk zonder veel moeite te verdrijven is. Maag en ingewanden behoede men voor te veel en te koud drinken of ijs eten. Ditzelfde geldt voor zeer koel fruit, alsmede voor alcohol en tabak. Elk verstandig mensch voelt zelf wel waar bij hem de grens voor al dergelijke dingen ligt. Ongedierte Over het algemeen is het ongedierte op deze eilanden niet zoo hinderlijk als in menig ander tropisch gewest. Muskieten zijn er wel, doch niet zeer talrijk, en in ieder geval niet gevaarlijk, zooals wij reeds aan het ontbreken van de anopheles of malaria-mug konden zien. In de windstille nachten van den warmen- en regentijd zal men intusschen gerief vinden onder een klamboe, want zoodra het niet waait, worden de muskieten dapper. Daarentegen pleegt de frissche Passaat deze kwelgeesten vastberaden weg te blazen, en de nieuwkomer zal dan ook weldra de eerst zoo wonderlijk lijkende doorluchtigheid van de huizen op prijs leeren stellen; voor een deel van het jaar kan men zijn net dan ook wel missen. Van ander hinderlijk gedierte zal men weinig bemerken. Slangen komen er nauwelijks of in het geheel niet voor. Tegen schorpioenen, die wel eens in halfvergane rommelhoeken huizen, leert men wel op zijn hoede te zijn. Kakkerlakken treden alleen op in huizen waar de zindelijkheid te wenschen overlaat. Zij azen met voorliefde op zijden kleeren of ondergoed en weten dan zelfs in de dichtste koffers binnen te dringen. Er bestaan echter afdoende vergiften tegen, zoodat niemand deze gasten in zijn woning behoeft te dulden. Geregeld uitkloppen van opgeborgen goed geeft de beste controle. Hagedissen beschouwt men als welkome medebewoners, want ze ruimen insecten op. Sommige soorten, zooals de prach- tige brons-groene leguanen, worden zeer groot, en gelden als een smakelijk gerecht, dat voor kip niet onderdoet. Mieren hebben het voornamelijk voorzien op de planten in den tuin en voorts op de provisiekast. Er valt niet veel anders tegen te doen dan afweren door olieafscheidingen en soortgelijke middeltjes. De ziekenzorg In het algemeen kan aanstonds worden gezegd dat Curaijao op medisch gebied zeer behoorlijk verzorgd wordt. Natuurlijk is op de beide dichtstbevolkte eilanden de ziekenzorg breeder en dieper georganiseerd dan op de kleinere eilanden, maar zelfs op de bescheiden Bovendewinden ontbreekt het niet aan doktershulp en hospitalen. Cura9ao bezit drie flinke ziekenhuizen, nl. het R. K. St. Elisabethsgasthuis, het Sanatorium „Het Groene Kruis" en de Thelma-Kliniek. Het St. Elisabeths Gasthuis, dat in den volksmond eenvoudig het „Hospital" genoemd wordt, beschikt over 380 bedden, over vier klassen verdeeld, waarvan de laagste bestemd is voor gouvernementspatiënten tegen minimum-vergoeding. Deze klasse wijst per jaar 70.000 verpleegdagen aan, tegen 40.000 voor alle andere klassen samen. Er wordt op die laagste klasse verlies geleden, maar dit haalt men uit anderen hoofde weer in, vooral omdat de zusters hare diensten kosteloos verrichten. De eerste klasse kost slechts ƒ 7.50 per dag, hetgeen niet hooger is dan de pensionsprijs in de beste hotels; daarom plachten er vroeger wel Venezolanen, die op Curagao inkoopen kwamen doen, gemakshalve met hun gezin hun intrek te nemen in El Hospital, doch dit wordt tegenwoordig niet meer toegestaan. Het St. Elisabethsgasthuis is op alle soorten van operaties ingericht, zoodat ook uit andere ziekenhuizen zwaardere gevallen daar wel gedeeltelijk behandeld worden. Het bestuur van dit ziekenhuis staat onder de R. K. Missie. Het nieuwe krankzinnigengesticht „Rustoord Groot-Kwartier ressorteert onder het Gouvernement, en wordt beheerd door een Rector-Administrateur en een Geneesheer-Directeur. De melaatscheninrichting „Zaquitó", waar de zusters van Breda werken, is eveneens van het Gouvernement, en staat onder den directeur van het Leprozengesticht. In het St. Elisabethsgasthuis behandelen alle geneesheeren deel: daar waar in de tropen het blanke ras zich het taaiste gehandhaafd heeft, is dit juist te danken geweest aan zwaar physiek werk en aan adaptatie aan het licht. Met dit aspect van het menschelijke welzijn houdt zich de Curagaosche Bond voor Lichamelijke Opvoeding bezig, een organisatie die welhaast als semi-oflïcieel beschouwd mag worden, want zij wordt door het Gouvernement geraadpleegd in aangelegenheden te harer competentie, en zij is eveneens gedoteerd met een aandeel in de opbrengst van de ambtelijk toegelaten loterijvereeniging „Fortuna". Deze C.B.L.O. heeft geen individueele leden, doch enkel Bonden en Vereenigingen zijn lid, zooals de Curagaosche \ oetbal Bond, de Curagaosche Athletiek Bond, Padvindersorganisaties en dergelijke. In het bestuur hebben in het algemeen zitting zij, die op het gebied van sport en lichamelijke ontwikkeling hun sporen hebben verdiend, alsmede enkelen wier medewerking op grond hunner maatschappelijke positie wenschelijk wordt geacht. Als werkkring mag worden beschouwd het bevorderen, over het geheele Gebiedsdeel, van de lichamelijke opvoeding. Sport en spel De Curagaosche Voetbal Bond bestrijkt enkel het eiland van dien naam. Hij is zelfstandig lid van de F.I.F.A. en telt ongeveer twintig aangesloten vereenigingen, alle van amateurs. Er wordt een jaarlijksche competitie gespeeld, evenals dit ook op Aruba geschiedt onder de auspiciën van den Arubaanschen Voetbal Bond, en op Bonaire evenzoo. Pogingen om tot een algemeenen bond voor het geheele Gebiedsdeel te komen, zijn tot dusverre niet geslaagd. Misschien komt er op den duur nog wel eens een federatie tot stand. Ook op de Bovenwindsche Eilanden wordt gevoetbald, althans op Sint Maarten, waar tenminste effen terrein beschikbaar is; de tegenstanders zijn meestal het elftal van de Fransche helft of het Engelsche van St. Kitts. Tennis wordt gespeeld in verschillende clubs, waaronder de Curagaosche Sportclub met banen op Scharloo en de S. C. Juliana. Op Mundo Nobo heeft de C.B.L.O. tennisbanen aangelegd, die verhuurd zijn aan een vereeniging. Op de Isla vinden we de Sportclub Asiento met allerlei takken van sport bezig, zooals voetbal, hockey, tennis, korfbal enz. Met baseball heeft men het geprobeerd, doch op Curagao met weinig succes. Dit Amerikaansche spel heeft echter betere kansen onder de Lago-menschen op Aruba, evenals trouwens ook het boksen, dat daar nogal populair is. Cricket heeft weinig vorderingen gemaakt, behalve op de Bovendewinden, waar Sint Maarten de eer pleegt te verdedigen tegen St. Kitts. Golflinks zijn aanwezig op de terreinen van de Isla, alsook op Santa Barbara, waar een Engelsche maatschappij de fosfaatbeddingen exploiteert. Aan roeien wordt weinig gedaan. Zeilen gaan slechts enkele liefhebbers. Voorts wordt op Koninginne Verjaardag gewoonlijk een zeilwedstrijd voor visschersbooten gehouden. De schermsport is met succes door den adjudant van den Gouverneur ingevoerd; ook niet-militairen en dames nemen daaraan deel. Het is op Curafao mogelijk, ten overstaan van een vertegenwoordiger van het Ned. Olympisch Comité het diploma van die organisatie te behalen. Eenpicnic aan een der verder afgelegen baaien is een vorm van buitensport die op Curafao zeer populair is; gewoonlijk wordt er rijkelijk bij gezwommen en gevischt. Wedrennen worden alleen maar op 31 Augustus op Sint Maarten gehouden, waarin wij wel den invloed der Engelsche omgeving mogen herkennen. Hanengevechten zijn op Nederlandsch gebied verboden. Op Sint Maarten gaat men dan naar het Fransche gedeelte, waar verscheidene hanentheatertjes zijn; men fluistert dat hier ook wel eens Nederlandsche hanen mededingen. Hoofdzaak hierbij is natuurlijk het wedden, en niet de lichaamsbeweging van de deelnemers. Clubs en Societeiten Niet altijd valt de grens tusschen sport en algemeene gezelligheid scherp te trekken. Zoowel op Cura9ao als op Aruba zullen we tennissen, zwemmen en dansen tesamen vinden, het een met het ander in een kader van sociëteitsleven. Reeds vermeldden wij de club Asiento op de Isla, waar tot allerlei ontspanning gelegenheid wordt geboden. Een overeenkomstige societeit, maar van jongeren datum, en dientengevolge moderner ingericht, vinden we bij de Lago in Sint Nicolaas (Aruba), alsmede op bescheidener schaal bij de Arend P. M. op haar terrein nabij Oranjestad. Verreweg het belangrijkste etablissement van dezen aard is de Piscadera Baai Club op Cura£ao, die zich reeds tot ver buiten 5 ons Gebiedsdeel een naam heeft weten te verwerven. Yan huis uit is dit een stichting van de Isla ten behoeve van hare eigen menschen, alsmede als vacantieoord voor de employés der verwante Caribbean Petroleum Co., uit Maracaibo. Intusschen vond de Isla als krachtigste particuliere factor een taak voor zich weggelegd, welke zich ten slotte ook buiten het kader harer eigen employés heeft uitgestrekt. Ook niet-Isla-menschen kunnen daar lid worden; zelfs worden toeristen op dagkaarten toegelaten, doch de controle blijft zeer scherp gehandhaafd. Een nieuwe asfaltweg van ongeveer vier kilometer voert van Willemstad naar dit genoegelijke badpaviljoen, dat tevens is ingericht voor dansen en maaltijden, en dat voorts alle geriefelijkheden van een „country club" bezit; de exploitatie is toevertrouwd aan de fa. John Henderson Co. Ltd. uit Londen, welke op Curacao een belangrijk filiaal bezit. Een stevig rasterwerk is een eind in zee uitgebouwd teneinde een haaienvrij zwembad te verkrijgen. Inzonderheid op den laten namiddag geven de beste kringen van Emmastad en Willemstad zich hier rendez-vous in de lauwe golven. Een zweminrichting van minder exclusieven aard bevindt zich aan de baai van Jan Thiel. Voorts zwemt men Zondags aan tal van open baaien, zooals bij de plantage De Knip (Westhelft des eilands) of aan de Daaibooi Baai, maar wegens het haaiengevaar dient men zich daar niet te ver in zee te wagen. De badgelegenheden op het Rif, nabij Otrabanda, zijn meer voor het lagere volk bestemd, zooals het Barge-bad e.a. Van de societeiten verdient vermelding de club De Gezelligheid, die een der meest prominente punten van Willemstad inneemt, aan het Poenda-einde van de schipbrug. Dit is een algemeene societeit van ongeveer driehonderd leden, zonder eenige andere strekking dan den vriendschappelijken omgang. Zij werd opgericht in 1871. Een belangrijke societeit is ook de Club Curagao, een schepping van Curagaosche families, veelal woonachtig in en om Scharloo en Pietermaai. Zij zetelt in een fraai huis aan het voormalige Concordiaplein, dat sedert herdoopt is in Prinses Julianaplein. Bij nationale gebeurtenissen wordt daar — evenals in de Club De Gezelligheid — allergenoegelijkst feest gevierd. Curagao telt een aantal verdienstelijke jazz-bands, die bij dergelijke gelegenheden een zeer gewaardeerde medewerking verkenen. ONDERWIJS EN GEESTELIJK LEVEN Schets van het Curafaosche schoolwezen. Onderwijs op de andere eilanden. Resultaten en hindernissen. Vakonderwijs aan verwaarloosden. Van boeken en kranten. Kijken en luisteren. Katholiek leven. De Vereenigde Protestantsche Gemeente. Gereformeerde kerk. Joodsch leven en traditie. Schets van het Cura^aosche schoolwezen In het Gebiedsdeel Cura^ao bestaat geen leerplicht, maar gelukkig is wèl de lust tot leeren er over het algemeen aanwezig, zoodat de opkomst op de scholen bepaald gunstig mag worden genoemd. Op de grondslagen eener onderwijsverordening van 1935 kent men er vier soorten van scholen. In de laagste geledingen wordt het onderwijs hoofdzakelijk gegeven door inheemsch personeel, doch in de laatste tijden gaat dit ook veelal in Nederland verder leeren, zoodat eveneens in de hoogere klassen het plaatselijke element veld wint. Het gewone Lager Onderwijs kan onderscheiden worden in een type A, dat zes klassen heeft, en bestemd is voor het meer elementaire onderwijs ten plattelande; voorts het type B, met nog een zevende leerjaar er bij, en met een programma dat ongeveer met dat der scholen in Nederland overeenkomt; dit laatste type is dan ook de stadsschool, die soms tevens gelegenheid geeft om Spaansch en Engelsch er bij te leeren. Van dezen aard zijn verschillende openbare en R. K. scholen, alsmede de neutrale bijzondere Willem de Zwijgerschool van de loge „Igualdad". Al dit onderwijs, alsmede dat van de Ulo-scholen, is kosteloos, doch op de Mulo-scholen wordt schoolgeld geheven. Van dit laatste type zijn er verscheidene welke thans allen 10 leerjaren tellen, zooals de (openbare) Hendrikschool voor jongens, de (openbare) Wilhelminaschool voor meisjes, alsmede het R. K St. Thomas College voor jongens en het R. K. St. Martinusgesticht voor meisjes. Voorts de H. J. A. Schroederschool, een schepping van ,,de Isla"; dit is een Muloschool met 10 klassen, voor jongens en meisjes, metNederlandsch leerprogramma; want deze vorm van onderwijs is vooral bestemd voor kinderen uit Hollandsche gezinnen die misschien op een gegeven oogenblik weer naar het moederland teruggaan, en daarom laat men hier ook het school- jaar in aansluiting op het Nederlandsche beginnen in September. Elk van de hierboven genoemde scholen kan een eigen einddiploma uitreiken, maar sinds eenige jaren heeft de Overheid een examen voor een Gouvernements Mulo-diploma ingesteld, hetwelk door de Nederlandsche autoriteiten als gelijkwaardig wordt aanvaard. Aanvankelijk leidde vooral de Schroederschool voor dit diploma op, maar ook de anderen beginnen daar thans mee. Van de talen leert men vooral Spaansch en Engelsch; pas daarna Fransch en heelemaal " achteraan komt Duitsch. Middelbaar of Hooger Onderwijs bezit Cura?ao niet. Wie op een gegeven oogenblik den juisten stand van de onderwijsmogelijkheden wil weten, zal verstandig doen door op den hierboven geschetsten grondslag nog eens na te vragen. Onderwijs op de andere eilanden Op Aruba worden de drie bestaande Ulo-scholen omgezet in Mulo. Met de openbare Julianaschool is dit reeds geschied; de beide R. K. Ulo-scholen zullen spoedig volgen. Overigens heeft Aruba vijf gewone lagere scholen, waarvan de jongste naar Prins Bernard is genoemd. De meeste zijn ook hier frater- en zusterscholen. Bonaire bezit geen Mulo- of Ulo-onderwijs, en ook geen openbare scholen. Het geheele lager onderwijs, van de zooeven geschetste types A en B, is daar Roomsch Katholiek. Is op deze drie eilanden de voertaal het Nederlandsch, op de Bovenwindsche Eilanden komt men er daar niet mee, aangezien Engelsch daar de algemeene omgangstaal is. Het onderwijs wordt daar dus in beide talen gegeven. Op Sint Maarten is een Gouvernements Ulo-school en een R. K. Ulo-school aanwezig. Voor het overige vindt men er slechts gewone lagere scholen van het type A, dus op het platteland ingesteld. Resultaten en hindernissen Alvorens het schoolwezen in het Gebiedsdeel Cura9ao te willen vergelijken met dat van het moederland, dient men zich wel rekenschap te geven dat het onderwijs op onze eilanden eigenlijk voor het meerendeel der leerlingen gegeven wordt in een vreemde taal. Dit komt uiteraard bij een voor Hollanders in het leven geroepen instelling als de Schroederschool niet tot uiting; daarentegen recruteeren de gewone stadsscholen hare bevolking uit kringen waar het Nederlandsch slechts zelden hoofdomgangstaal is, doch veeleer op zijn gunstigst naast het Papiamentoe verstaan Een der R.K. kerken in het binnenland. Gesticht Scherpenheuvel — St. Elisabeths Gasthuis Op het oude Joodsche Kerkhof wordt. Nog hachelijker wordt het ten plattelande, waar het kind in zijn eigen omgeving nauwelijks de Nederlandsche taal hoort bezigen. Dat in weerwil hiervan de onderwijzers niet ontevreden zijn over de verkregen resultaten, schijnt dus wel te wijzen op een behoorlijk bevattingsvermogen bij de leerlingen, speciaal voor talen. Natuurlijk dient men bij het beoordeelen hiervan een anderen maatstaf aan te leggen aan het platteland dan aan de stad. De kindertjes uit de grootendeels zeer primitieve gezinnen van kleurlingen in de buitendistricten zien zich bovendien nog voor allerlei bijkomstige hindernissen geplaatst, zooals gebrek aan schoeisel, kleeding en voeding, alsmede geringen aandrang van den kant der ouders. Aan al dergelijke aspecten wordt echter door de Overheid groote aandacht geschonken. Ter bevordering van het schoolbezoek heeft men de schoolvoeding krachtig ter hand genomen. Voor schrijver dezes was het een belangwekkende ervaring om in gezelschap van de onderwij sautoriteiten ter plaatse de gelegenheid te krijgen tot het bijwonen van de meest gangbare soorten onderwijs, ten plattelande zoowel als in de stad. Een wonderlijk mengsel van menschenrassen zit er soms in zoo'n klas bijeen, uit minstens vier werelddeelen afkomstig. Ernstig, maar met zichtbare inspanning zegt een donker krullebolletje een rijmpje voor me op, in die moeilijke Nederlandsche taal; ze hebben soms wat last met de h of met de g, en ook spreken ze de w wat ronder uit dan wij. Maar leeren doen ze het wel, ook al valt het hun wat vreemd om in een leeslesje te begrijpen wat sneeuw is, of zich een weiland met slooten voor te stellen. Vakonderwijs aan verwaarloosden Scherpenheuvel is een voormalige „plantage" die een half uurtje rijdens buiten Willemstad op een hoogte gelegen is, met wijde vergezichten over een golvend landschap van stekelige struiken en van baaien tusschen riffen. Hier verheft zich een langgerekt en stemmig gebouw, het R. K. St. Vincentiusgesticht voor verwaarloosde jongens. Een nauwkeurige definitie van den graad hunner verwaarloozing wordt niet verlangd; het kunnen zgn. voogdij jongens zijn, maar ook gewone weezen, evengoed trouwens als jeugdige veroordeelden. De leeftijdsgrens is op 21 jaar gesteld. Voor hun opneming verleent de Overheid steun, ongeveer op den voet van 50 cent per dag voor de jongens, die door haar aan deze inrichting worden toevertrouwd; bovendien kan er voor de gewone weezen iets worden uitgekeerd uit het ter beschikking staande weezengeld. In totaal herbergt Scherpenheuvel op het oogenblik ongeveer 90 jongens van alle leeftijden, maar dit aantal wordt binnenkort tot 130 uitgebreid. Grootendeels ziet men er zwarte krullebollen; de voertaal is Nederlandsch. Het onderwijs wordt gegeven door fraters, wier oorspronkelijke aantal van slechts twee thans wordt uitgebreid tot drie leerkrachten, zoodat de klassen niet meer zoo heel erg gecombineerd behoeven te worden als tot dusverre. Als grondslag wordt er eenvoudig Lager Onderwijs gegeven, maar hierop sluit zich dan het ambachtsonderwijs aan, in de eigen werkplaatsen van het gesticht. Als leermeesters heeft men bekwame Hollandsche vaklieden laten overkomen, waaronder we een schoenmaker, een kleermaker, een huisschilder etc. aantreffen. Alles moet op practisch werk ingesteld blijven, want al leerende moeten de jongens ook zooveel mogelijk van de eigen onderwijskosten door hun arbeid trachten in te verdienen. Aldus ziet men hier weer een anderen vorm van vakopleiding voor zich, dan door een ambachtsschool geboden wordt. Er is een flinke timmerwinkel, een zetterij en zelfs een reparatieinrichting voor eenvoudige autocarosserieën. Een inrichting voor weesmeisjes en voogdijkinderen, met 75 plaatsen, is het St. Josefsgesticht op Santa Rosa. Voorts is van recenten datum een werkkamp op de plantage „Brakkeput Arriba", onder leiding van de „Kruisvaarders van St. Jan", voor werklooze jeugd van veertien tot twintig jaar. Op de plantage „Brakkeput Mei-Mei" begint het Leger des Heils met dezen arbeid. Het Gouvernement financiert deze werkkampen, doch eveneens de C.P.I.M. steunt dezen socialen arbeid in aanzienlijken omvang. Van boeken en kranten In een hoek van het Fort Amsterdam bevindt zich tot dusverre de Openbare Leeszaal, maar er zijn plannen in de maak om deze uit de eenigszins nauwe omknelling van dit Curafaosche Binnenhof over te brengen naar een ruimere lokaliteit. Met steun van de Overheid en van particulieren is hier een heel aardige verzameling leesboeken in het Nederlandsch, Fransch, Duitsch, Engelsch en Spaansch bijeengebracht. Ook beschikt de leeszaal over een aantal naslawerken van algemeenen aard, maar nieuwe aanwinsten zullen te allen tijde zeer welkom zijn. Openbare leeszalen van bescheiden formaat zijn ook op de andere eilanden aanwezig. Voorts bezitten te Willemstad de Club De Gezelligheid en de Club Curacao een eigen bibliotheekje. In het St. Thomas College kan men een heel aardige verzameling curiositeiten, grootendeels van plaatselijke beteekenis, bijeenvinden in een soort van eigen museumpje, dat met veel liefde wordt beheerd. Onder de boekwinkels van Willemstad is er ook een die zich op het leveren van Nederlandsche boeken toelegt. De pers van Curacao bestaat uit eenige dag- en weekbladen, in verschillende talen. Geheel in het Nederlandsch geredigeerd zijn de dagelijksche „Beurs- en Nieuwsberichten", alsmede de Amigoe di Cura9ao (R. K.), welke tweemaal per week verschijnt. Drietalig, nl. Spaansch, Engelsch en Nederlandsch, is de Boletin Comercial. Grootendeels in het Spaansch, doch met Engelsche bijdragen, verschijnt La Prensa. Ook is er de Cura£aosche Volkskrant, die in het Hollandsch wordt geredigeerd, en voorts de Papiamentsche blaadjes La Cruz en La Unión, benevens enkele amusements- en kinderkrantjes. De ,,Cura9aosche Courant" is niet een algemeen dagblad, doch uitsluitend het officieele orgaan van de Overheid. Op de Bovenwindsche Eilanden verschijnen twee weekblaadjes, die bij afwezigheid van een drukpers op een cyclostyle ter wereld komen. Zij dragen zuiver Hollandsche namen (Bovenwindsche Stemmen en De Slag om Slag), maar worden in het Engelsch geredigeerd. Kijken en luisteren Willemstad bezit een schouwburg, doch het valt te begrijpen dat deze slechts bij voorkomende gelegenheden door levende krachten bespeeld kan worden. Voor het overige wordt dit theater, evenals verscheidene andere, als bioscoop gebezigd. Op het programma plegen de beste producten der film-industrie te verschijnen, grootendeels uit Amerika. Eveneens op de andere eilanden zijn cinema's; de teksten op de films zijn in den regel Spaansch. Ook echter worden de bioscoopzalen wel gebezigd voor het houden van voordrachten, onder de auspiciën van verschillende vereenigingen en genootschappen. Niet zelden trekt men daarbij profijt van de toevallige aanwezigheid van bekende landgenooten of vreemdelingen, die zich bereid willen verklaren om een spreekbeurt te vervullen. Op het terrein der muziek is dit eer nog moeilijker. Concerten van eenige beteekenis behooren er tot de zeldzaamheden. Stellig zou hier voor serieuze inspanning door amateursvereenigingen onder goede leiding een nuttige en dankbare taak te vervullen zijn, zoowel wat muziek betreft als ook tooneel en voordrachtkunst. De vermoeienis van den dagelijkschen werkkring der meesten, alsmede het onweerstaanbare offensief van de „kunst uit blik" vormen intusschen factoren van ernstige belemmering. Katholiek leven Toen de Spanjaarden zich op deze eilanden kwamen vestigen, deden zij volgens hun gewoonte ook de inboorlingen zoo veel mogelijk de door hen beleden christelijke leer aannemen. Er schijnen intusschen ook nog heidensche Indianen te zijn overgebleven, want gezaghebbende zegslieden vermelden dat bij de komst der Hollanders een deel der inboorlingen onbekeerd was, en dat het vermoedelijk deze groep is geweest, die door de nieuwe meesters niet tesamen met de Spaansche bezetting is weggezonden. Dit blijvende gedeelte had dus tot het protestantisme kunnen overgaan, maar de West-Indische Compagnie heeft zich nooit veel aan geloofs- of onderwijskwesties gelegen laten liggen; ook aan de weldra binnenkomende negerslaven werd in dit opzicht geen aandacht geschonken, ja zelfs was den dominee door de Synode te Amsterdam bepaald verboden, hen te doopen, daar de slaven niet het geloof hunner meesters mochten deelen. Aldus kreeg eeuwen later de Katholieke Kerk een vrijwel ongerept terrein te ontginnen; zij heeft zich hierop met grooten ijver toegelegd. In het kader dier kerkorganisatie vormt het Gebiedsdeel Curafao een zgn. Apostolisch Vicariaat, dat wil zooveel zeggen als een soort van bisdom dat rechtstreeks onder Rome ressorteert, en beheerd wordt door een Apostolischen Vicaris, dien men met Monseigneur toespreekt. Op de Benedenwindsche groep behoort de groote massa des volks tot de Roomsch Katholieke Kerk; op de Bovenwindsche Eilanden daarentegen is de meerderheid niet-katholiek. In totaal zijn er tegen de 50 priesters aanwezig, waarvan het meerendeel natuurlijk op het hoofdeiland te vinden is. Kerken en scholen zijn op alle zes eilanden gesticht. Voor onderwijs en ziekenverpleging beschikt de kerk over 74 fraters (van Tilburg) en ruim 300 vrouwelijke religieuzen (zusters van Roosendaal, Breda, Voorschoten en Schijndel). Van de ziekenhuizen werden in een vorig hoofdstuk reeds de voornaamsten vermeld. Voorts hebben wij reeds hier en daar de ambachtsschool en de gestichten voor verwaarloosde jeugd aan het werk gezien. Eveneens op het terrein der padvinderij en zielenzorg voer zeelieden geeft de R. K. Kerk zich veel moeite. De Vereenigde Protestantsche Gemeente Reeds een jaar na de inbezitneming door de Hollanders, dus in 1635, heeft Curafao zijn eersten protestantschen dominee gekregen. In 1825 zÜn de Hervormde en Luthersche gemeenten samengevoegd, vandaar de tegenwoordige naam „Vereenigde Protestantsche Gemeente". Bij dezen eeredienst is nog steeds de oude Fortkerk in gebruik, een rustig gebouw in laat 17e eeuwschen stijl, dat een sieraad vormt van het stille binnenplein op het Fort Amsterdam. De dienst van de vereenigde Protestantsche gemeente wordt hier vervuld door twee predikanten; bovendien is er op de Isla een Protestantsche gemeente met een eigen predikant, echter nog zonder een eigen kerkgebouw. Het aantal leden van deze richting mag gesteld worden op ongeveer 5400, waarvan ongeveer 1500 uit oud-ingezeten Curafaosche kringen en een duizendtal Surinamers. Eveneens onder de lagere gekleurde bevolking neemt de belangstelling voor het protestantsche geloof toe, een enkelen keer ook onder invloed van predikers van Amerikaansche school. Het maken van proselieten staat bij de vereenigde Protestantsche gemeente intusschen niet op het programma; echter verleent zij cultureele medewerking aan de Amerikaansche Seventh Day Adventists, die ten plattelande den Bijbel in een Papiamentsche vertaling verspreiden. Voorts werkt op Cura9ao een gekleurde Methodisten prediker uit de Bovenwindsche Eilanden. Op Aruba is er een protestantsch kerkje te Oranjestad, terwijl ook het platteland enkele lokaliteiten tot dat doel bezit. Bonaire is een kerkje rijk te Kralendijk en in Rincón, waar een oud-zendeling als godsdienstleeraar optreedt. Op Saba is men grootendeels Anglicaansch, op St. Maarten en St. Eustatius Methodist. De geest in de protestantsche kringen is er een van groote verdraagzaamheid, zoowel jegens katholieken en Israëlieten als ook tusschen protestantsche richtingen onderling. Strijd over kerkelijke dogma's wordt niet gevoerd. Het kerkbezoek wordt zwak genoemd; levendiger is de belangstelling voor werken van liefdadigheid, in welk verband de Damesvereeniging „Eendracht Maakt Macht" genoemd mag worden, alsmede de Prot. \ ereeniging van Liefdadigheid en Maatschappelijk Werk, in 1935 opgericht ter gelegenheid van het 300-jarig bestaan dier gemeente; deze heeft op de plantage „Zeelandia" het W ilhelmina Tehuis voor ouden van dagen gesticht, uit bijdragen van leden en met steun van een aandeel uit de officieel toegelaten liefdadigheidsloterij „Fortuna". Maatschappelijk werk, o.a. op zeer aantrekkelijke wijze ten behoeve van zeelieden, wordt voorts verricht door het Leger desHeils. Gereformeerde kerk Deze is van veel jongeren datum, want in de periode van vóór de petroleumindustrie beperkte het aantal belijders dezer richting zich tot eenige toevallige enkelingen. Pas de voortdurende uitbreiding van het Nederlandsche element, in de industrie en de tankervloot zoowel als onder de gouvernementsambtenaren, marine, politie, enz. heeft den grondslag geschapen voor het vormen van een eigen gemeente. Begonnen werd met stichtelijke avonden, onder begunstiging van een in Nederland opgerichte vereeniging tot bevordering van gereformeerd kerkelijk leven op Curagao. De Synode van Arnhem (1930) belastte de kerk te 's Gravenhage met de verzorging van geheel Nederlandsch West-Indië, dus met inbegrip van Suriname; verschillende deputaatschappen in Nederland verleenden hierbij geldelijken steun. In 1931 kwam toen een predikant eens op Curagao kijken, en weldra kon er besloten worden om een eigen gemeente te stichten, die dus ongeveer een plaats inneemt als ware zij een buitenwijk van den Haag. Doch aangezien de rechtstoestand van het Gebiedsdeel alleen de Vereenigde Protestantsche Gemeente als rechtspersoon erkent, hebben de gereformeerden aan hun gemeente den vorm eener vereeniging gegeven. Alles bijeen rekent men op ongeveer 260 leden, doch met inbegrip van de doortrekkenden, op schepen of anderszins, komt men wel op 1000 personen die met den predikant in relatie staan. Het kerkbezoek is, over twee diensten per Zondag gerekend, ongeveer honderd personen sterk. De nieuwe kerk (1936), een aardig en frisch gebouwtje, dat het in kleur en stijl heel aardig doet, staat midden in de Hollandsche buurt van de wijk Mundo Nobo; de bouw is geheel door de Cura9aosche gereformeerden bekostigd. Eenige malen per jaar brengt de gereformeerde predikant ook aan Aruba een bezoek. Joodsch leven en traditie De geschiedenis der Israëlieten op Curafao is even oud als die der Hollandsche souvereiniteit over dat eiland. Met erkentelijkheid plegen de meeste Curacaoenaars van joodsche afkomst dan ook voor oogen te houden, dat de Nederlandsche vlag hen door alle eeuwen beschermd heeft. Volledige godsdienstvrijheid — de eerste in Amerika — werd hun verleend op 22 Februari 1652. In 1656 stichtten de Curafaosche Israëlieten hun eerste synagoge, die „Mikvé Israël" werd genoemd, d.i. de Hoop van Israël. Dit gebouw is in 1730 gewijzigd, en sindsdien behoorlijk onderhouden; het vertoont een stijl van stemmigen eenvoud. Omstreeks 1750 telde de gemeente rond 2000 leden, waaronder zich toen verscheidene koopvaardijkapiteins bevonden. De negentiende eeuw zag in 1865 een tweede Israëlitische gemeente ontstaan, onder den naam ,,Emanu-El". Uit de laatste tientallen jaren dateert de aankomst, temidden van deze overwegend Portugeesch-Israëlitische formatie, van een aantal joodsche families uit Oost-Europa, die tot den ritus Aschkenazi behooren. Op het oogenblik is de Spaansch-Portugeesche groep ongeveer 650 man sterk, en de Oost-Europeesche circa 175. De tegenwoordige rabbijn is afkomstig uit Saloniki, het traditioneele brandpunt van alle geestelijk leven der Sephardim aan de Middellandsche Zee. Een groote cultureele bekoring gaat uit van het oude Joodsche kerkhof, het oudste in de Nieuwe Wereld, dateerend van 1668. Het ligt achter het Schottegat, niet ver van den grooten rondweg, doch jammer genoeg naar den oostkant, zoodat het bij normale weersgesteldheid onder den wind en den walm van de Isla komt te vallen. Binnen de omheining van een gemetselden muur liggen hier ongeveer 4000 graven. De tand des tijds had in den loop der eeuwen ook hier zijne sporen achtergelaten, zoodat in 1932 werd besloten om deze plek van traditie wat te laten opknappen; helaas is dit niet geheel oordeelkundig geschied, want vele zerken zijn thans ergens anders komen te liggen dan boven het oorspronkelijke graf. De oudste steen dateert uit het jaar 5421, dat is 1661. Verscheidene zijn er uit de 17e eeuw; de groote meerderheid dateert uit de 18e. In den regel dragen zij opschriften in zeer Een „lake tanker ' vaart binnen. — Rondom de Schipbrug De Statendam brengt toeristen. Curagaosche huizen. EEN TOERIST BEKIJKT WILLEMSTAD Onze zeereis. We varen de St. Annabaai binnen. Een wandeling over de schipbrug. Het stadsbeeld van Poenda. Rondom het Fort Amsterdam. Stadsverkeer. Onze zeereis Morgenochtend zullen we in Curafao aankomen. De koffers staan al gepakt buiten de deur van onze hut. Ik raad u aan om dien laatsten avond bijtijds ter kooi te trekken, want morgenochtend vroeg zal het de moeite waard zijn om even aan dek te verschijnen. Daar hebben we immers reeds zoo menigmaal op deze reis voldoening van gehad, van dat extra uurtje vroeg opstaan om het binnenvaren te kunnen meemaken. Als een film, een prachtig stereoscopische natuuropname, met levendige kleuren en klanken, zien we onze zeereis nog eens de revue passeeren. Het vroolijke vertrek uit Amsterdam, met al die wuivende menschen. De rustige vaart door het Noordzeekanaal, hoog boven de diepe polders uit. Het schutten door de kolossale sluis van IJmuiden. Daarna begon het scheepsleven pas, op open zee, onherroepelijk los van den wal, en reeds met de koffers uitgepakt. Achter de pieren van Boulogne sur Mer brengt een platte stoomboot ons nieuwe passagiers en nieuwe koffers: de Zuid-Amerikanen uit Parijs. Een paar uur later liggen we te staren naar de blanke krijtrotsen van Dover, op uitkijk naar weer zoo'n tender met reisgenooten: de Engelschen voor Barbados en Trinidad. Maar nu begint de groote reis toch heusch, met dek- en dobbelspelletjes, met dansen en luieren, twee weken van badplaatsleven, door comfort en vroolijke kameraadschap omringd. Misschien moet het schip wel even naar Madeira, werkvolk voor de oliebedrijven laden; in dat geval hebben we juist tijd om heel vlug den wal op te gaan en een rijtoertje te maken. Of anders krijgen we misschien even een glimp van de Azoren te zien, groen druipend van vruchtbare nattigheid. Toen rees Barbados winderig uit den oceaan op, met wuivende palmkruinen en heuvelglooiingen vol suikerriet. We zijn er een aardig autotoertje gaan maken, en we zijn gaan zwemmen op de Aquatic Club, waar we tevens onzen eersten „rum swizzle" gesavoureerd hebben. Vervolgens voeren we op een vroegen ochtend tusschen begroeide rotseilandjes heen, door de Bocas opstoomende naar de reede van Port of Spain, op Trinidad. Een prachtige autotocht door tropische wouden en aanplantingen van koffie, grapefruit, bananen, ja zelfs notenmuskaat, en door eindelooze bosschen van kokospalmen. Daarna is ons schip op een keer heel vroeg naar een steile bergkust toe gekropen, waar een onoverkomelijke rotswand zich hemelhoog verheft, terwijl de huisjes als zwaluwnestjes tegen die natuurlijke muren aangeplakt hangen; we zijn langs een royalen betonweg duizend meter omhooggekrinkeld tot Caracas, de elegante hoofdstad van Venezuela, en den volgenden dag hebben we onze autoreis voortgezet door het kleurige bergland, tot we bij Puerto Cabello weer de kust bereikten, een heldergroene riffenzee, met klappers gezoomd. Vandaar naar Curagao was toen nog maar één nachtreis. We varen de St. Annabaai binnen Hoog op de „bovenbrug" staande, zien we Curagao voor ons liggen als een bronskleurig eiland dat zich eenige tientallen meters boven de zee blijkt te verheffen. Het lijkt wel of het vroeger een vloeibare massa is geweest, die op een oogenblik is gaan stollen en bros worden, waarbij er spleten en barsten zijn ontstaan, die den hardgeworden bodem uiteenscheuren. Zulk een barst is de St. Annabaai, voor wier monding wij nu liggen „op en neer te houden", wachtende tot de loods aan boord zal zijn en tot de schipbrug voor ons zal worden opengedraaid. Links en rechts van ons liggen nog meer lotgenooten te wachten; een passagiersschip zien we, een vrachtboot en een paar tankers. In het oosten stapelen geweldige wolkgevaarten zich aan een rossig paarsen hemel op. Men spreekt in het moederland wel eens van die mooie Hollandsche luchten; maar nergens heb ik zulke fantastische hemelkasteelen aanschouwd als in deze Caribische wateren, vooral vlak na zonsopgang. Sprookjesbergen en riddertorens en spookgestalten zijn het, die den koepel boven ons stoffeeren. Ze dreigen en dringen, en gaan in elkaar op tot het vormelooze massa's worden, die nu voor de stralen van de rijzende zon uithuppelen en vervluchtigen. Maar Curagao blijft nuchtertjes liggen, alle heuveltoppen naar één kant gekamd, als ware er een reusachtige bezem over het eiland gestreken; elke zwelling van het terrein begint telkens met een geleidelijk aanloopje, doch dan opeens breekt dit silhouet doormidden, en steil valt de rotsbrokkeling omlaag. Heele risten van zulke gebroken bergjes zien we op de westhelft achter elkaar; op de oosthelft verheft zich de platte Tafelberg als een rustig steunpunt. Daar giert een sirene, en nu gaat onze scheepstelegraaf commando's rinkelen. Behoedzaam stevent het schip de havenmonding binnen, tusschen de forten door, en ter weerskanten vergezeld door een stadsfront dat wel op het kunstige décor van een opera lijkt. Aan beide zijden een rij van kleurige huisjes, vroolijk in het rood en geel en blauw en groen; ja zelfs lila en tal van tusschentinten zijn er onder. Enkele gebouwen vertoonen forsche, strakke lijnen, maar het groote meerendeel is één feest van trapjes en krulletjes in sierlijke properheid, van kittige geveltjes die een vroolijk dansje schijnen te doen. Van onzen hoogen observatiepost zien we dit waterfront zich uitspreiden over twee stadshelften, ter weerszijden van ons vaarwater. We glippen door de opengedraaide schipbrug heen, en kruipen tusschen de kaden en werven door; deze fjordachtige vaargeul gaat zich nu openen in een ruim watervlak, waarachter we de cilinders der olietanks zien verrijzen. Dat is het Schottegat, en dat is de Isla. Hier zal ons schip even „zwaaien", om terstond weer in de vaargeul terug te keeren, doch nu met den voorsteven naar zee gericht. Langs een uitgestrekte havenloods wordt gemeerd. Een wandeling over de schipbrug Kom, het is nog vroeg en frisch; laat ons van deze koele ochtenduren gebruik maken om even te voet wat door de stad te gaan slenteren. De afstanden in het centrum zijn niet groot, en ten slotte krijgt enkel de wandelaar gelegenheid om overal waar zijn aandacht getrokken wordt, even te blijven stilstaan. Door smalle straatjes van kleurig gekalkte huisjes, langs muren en ribbels van halfopgeruimd koraalrif, en telkens met doorkijkjes op nog meer van die steegjes en geveltjes, — zoo drentelen we naar de schipbrug toe. Hier zijn we in het hartje van Willemstad, aan de schakel die de stadshelft Poenda verbindt met Otrabanda, d.i. ,,de overkant". Natuurlijk zet elk van die beide stadsdeelen zich nog in verdere buitenwijken voort. Op Poenda volgen de deftige woonbuurten die Pietermaai en Scharloo heeten, en waar elegante villa's, van het degelijke oude landhuistype, geschaard staan langs de zeekust en langs de oevers van het Waaigat, een dooden zijarm van de St. Annabaai. Aan de Otrabanda-zijde spreidt weldra een breede buurt van volkswoningen zich uit tot het stadsdeel Mundo Nobo (de „nieuwe wereld"), en ook deze wijde wijken gaan zich dan tot afzonderlijke kernen van verschillend kaliber groepeeren. Als bruggehoofd op den Otrabanda-oever dient het Brionplein, met een plantsoentje waarin het borstbeeld van den kranigen Cura9aoschen stadsverdediger die later admiraal van Simón Bolfvar's vloot geworden is. Daar ligt ook het hotel Americano, van welks breede terras we een aardig overzicht van dit drukke plekje krijgen. Een verkeersagent in een observatietorentje regelt het verkeer. Onafgebroken rollen de auto's en ,,busjes over de planken van de schipbrug; maar dan opeens gaat de sirene loeien, en ieder rept zich om nog gauw den overkant te halen; daarna trekken motorpontons de brug op zij en een optocht van zeeschepen vaart in of uit, terwijl een kittig veerbootje zoolang de voetgangers overzet. Die brug dateert van 1888, zoodat een grootere en breedere gaandeweg vereischt raakt. Het type schipbrug moet ook dezen keer worden toegepast, want een vaste brug zou de scheepvaart te zeer belemmeren, tenzij weer zóó hoog in de lucht dat het korte stadsverkeer er niet mee gebaat zou zijn; ditzelfde geldt ten aanzien van een tunnel. Men is reeds bezig om op de eigen werkplaatsen van Openbare Werken in de Versali-baai (een inham van het Schottegat) schuit voor schuit de onderdeden voor de nieuwe brug samen te stellen; het Brionplein zal dan wat verruimd worden, want het verkeer zit er nu menigmaal in de knel, en men komt er parkeergelegenheid te kort. Op den duur zal deze verbreeding ook verder langs den waterkant worden -voortgezet, tot aan de Westwerf waar we zoo juist aan wal gestapt zijn. Laat ons hopen dat daarbij alles wat rommel is, zal worden opgeruimd, maar dat de aardige Cura?aosche krulgevels gespaard zullen blijven. Het stadsbeeld van Poenda Hardblauw of heldergroen kabbelt het water van de St. Annabaai in het tintelende zonnetje. Op den Poenda-oever wapperen de Nederlandsche vlaggen opgewekt in het frissche briesje; daar ligt het Fort Amsterdam, welks oeverfront door het rustige Gouvernementspaleis wordt ingenomen. Maar verder binnenwaarts lost de waterkant zich op in vele bonte en sierlijke huisjes, een vreugde voor het oog. De overlevering wil dat er oudtijds eens een Gouverneur was, die last kreeg van zijn oogen; een joodsche dokter zou toen aan Z. Exc. hebben aangeraden om order te geven dat alle huizen, die toen schel wit waren, in een kleurtje geverfd moesten worden. Indien dit waar is, verdienen gouverneur en arts tesamen een standbeeld van de dankbare burgerij, want juist deze vriendelijke tinten geven aan het Curagaosche stadsbeeld die bekoring welke zooveel andere Caribische steden geheel missen. En de scherpgeteekende witte randen langs de daken voegen er een air van bijzondere properheid aan toe. Dit vroolijke spel van lijnen en kleuren wordt bovendien nog opgeluisterd door een gewirwar van masten en want, met vlaggetjes en wimpels bekroond, de heele kade langs, tot ver in het bonte Waaigat toe. Dat zijn de schoenertjes uit Aruba en Bonaire en Venezuela, de vrachtrijders op de kleine kustvaart. De landzijde van die kade is gezoomd door winkels; langs de Handelskade de groote bazars, evenals ook de belangrijke handelskantoren, doch langs de De Ruyterkade (Waaigat) vooral lapjeswinkels en magazijnen van levensmiddelen. Daar bereiken we ook de Markthal. En tusschen deze waterranden in heeft Poenda zich verschanst in een doolhof van smalle straatjes en slopjes, koel in de schaduw, maar met grelle zonneplekken, daar waar een pleintje of een gesloopt blok wat ruimte maakt. Passaatstraat, Windstraat, — wat een plaatselijke kleur zit er in zulke namen! Vele kroegjes, Chineesche eethuisjes, en steegjes vol dompige woningen van het allerlaagste volk. Maar dan temidden van deze schilderachtige doch onaanzienlijke volksbuurten vinden we opeens een restaurant in een ouderwetsch familiehuis met tuintjes, en eenstille Synagoge. Doch laat ons nu de hoofdstraten weer opzoeken, de Breedestraat, die zich recht op de schipbrug richt, en die gezoomd is door forsche zakenhuizen. Of de Heerestraat, die evenwijdig met de Handelskade loopt, zoodat sommige bazars en kantoren daar naar beide fronten een ingang hebben; die knusse Heerestraat is tegelijk Kalverstraat, rue de la Paix en Oxford Street. Daar vindt men op de stoepen van ruime magazijnen de schatten van Oost en West uitgestald; maar binnen is nog veel meer opgestapeld: kleeding en linnengoed uit Amerika, zijde uit China en Japan, snijwerk en kopergoed uit Indië, doch vooral de iooi parfumerieën en luxefantasietjes uit Parijs, de curiositeiten uit een verre omgeving, en.... Hollandsche molentjes in Delftsch blauw, Marker klompjes, Volendammer poppetjes, benevens 6 nieuwe douanegebouw verheft. Het tarief bedraagt drie gulden per uur, maar voor korte stadsritten betaalt men 0.50 tot 1 gulden. Het zijn doorgaans flinke Amerikaansche wagens van nieuw model. De chauffeurs spreken en verstaan voldoende Hollandsch en Engelsch om vreemdelingen te kunnen bedienen. Behalve deze huurauto's rijden er echter ook nog de zgn. „busjes", dat is een overgangsvorm tusschen een taxi en een autobus, voor het groote publiek bestemd als openbaar vervoersmiddel. Ze zijn zeer sober gecarosseerd, met open zijden; in vlotte vaart rijden ze rusteloos door de stad op en neer, zonder vaste routes, maar overal losse passagiers oppikkend, die dan worden neergezet waar ze zijn willen. Per rit betaalt men een kwartje, of minder, al naar gelang van den afstand; doch wie twee kwartjes geeft, mag verwachten dat hij rechtstreeks naar zijn bestemming wordt gebracht. In den regel dragen ze een Nederlandsche of een Venezolaansche vlag, soms ook beide, voorop. Allerlei kluchtige namen ziet men er onder; in het Spaansch, Engelsch, en Hollandsch. Zoo herinner ik mij Happy Boy en Just in Time en Hold me Tight; maar ook Piet Hein, en Asi es la vida. Op een waterkarretje las ik zelfs als opschrift In God we Trust, als ware het een dollar. Aan auto's rijden er op Curagao in totaal ruim 2000 stuks, waaronder 450 busjes. De meeste inwoners van eenige beteekenis houden natuurlijk hun eigen auto. Fietsen ziet men er in toenemenden getale (thans reeds 2000), maar het wielrijden is enkel bij het lagere volk in trek. Zoo toeren we dan even door de voornaamste straten en lanen van Willemstad, tusschen de villa's van Pietermaai door, en rondom het Waaigat heen; steeds treffen ons die vroolijke maar tevens heldere vormen en kleuren van de huizen, zoo arm als rijk. Op Otrabanda moeten we af en toe lichtelijk stijgen, want daar is de stad boven op rifruggen gebouwd; hier en daar een familiehotelletje in een tuin, een kerk, een school, een gesticht. Langs de open zeekust voert ons de nieuwe Van Slobbeweg, die bij het Riffort begint. Daar, aan de monding van de St. Annabaai, ligt de Lands Radiodienst, die voor ons Gebiedsdeel en voor de verbinding met het moederland van zulk een gewicht is. Verderop zet deze zeeboulevard zich voort naar de Piscadera Baai, waar we ons in de Club even kunnen gaan verpoozen, mits van een introductie voorzien. En onderweg zien we een grooten rondweg achter de nieuwere woonwijken van Mundo Nobo om beginnen. Dat is de asfaltbaan die rondom het Schottegat loopt, langs het Joodsche kerkhof en de Isla-bedrijven, om ten slotte via Pietermaai weer de stad te bereiken. Drukte in haven en handel Het oliebedrijf van de C.P.I M. Boven: Raffinaderij. — Midden: Tankvaart. Links: De Isla (Luchtfoto KLM) Rechts: Pijpleiding naar Caracas Baai. CURAgAO'S PLAATS IN HET WEST-INDISCHE LEVEN Kruispunt aller Caribische wegen. Ontwikkeling der scheepvaart. Eenige cijfers. Eigen uitvoerproducten. Brandpunten van zakenleven. Het luchtnet. Kruispunt aller Caribische wegen Reeds meermalen hebben wij gelegenheid gevonden om op te merken hoezeer Curafao is aangewezen op een onbelemmerd internationaal handelsverkeer. Zelf heeft het maar weinig uitvoerproducten van eigen bodem bij te dragen; zelf zou het ook slechts een beperkte hoeveelheid handelsgoederen van elders kunnen opnemen, indien het niet aan anderen allerlei diensten verleende die den totalen omzet aanmerkelijk doen stijgen. Nog afgezien van het grootere verbruik binnen het Gebiedsdeel zelf als gevolg van de behoeften welke de groeiende olieindustrie op Cura9ao en Aruba meebracht, heeft de haven van Willemstad in toenemende mate de functie vervuld van overscheepcentrum. Voor de distributie van verbruiksgoederen evengoed als voor het bijeenzamelen van de naar overzee te verladen grondstoffen; en zulks ten behoeve van een gebied welks omvang zich in den loop der jaren aanmerkelijk heeft kunnen uitbreiden. Een dergelijke rol was aan Cura?ao trouwens reeds aanstonds bij de inbezitneming door de 17e eeuwsche Hollanders toegedacht. Er zijn in den loop der geschiedenis echter ook in dit opzicht periodes van slapte en onbeduidendheid voorgekomen. De opkomst der stoom- en motorvaart, het verschijnen van nieuwe perspectieven ingevolge de opening van het Panama Kanaal, en ten slotte de verkrijgbaarheid van stookolie, juist in een periode waarin de scheepvaart zich van het kolenstoken af ging wenden, al deze factoren hebben er toe bijgedragen om aan Cura^ao relief te geven als bruikbaar steunpunt in de Caribische wereld. Scheepvaartlijnen onder allerlei vlag hebben zich dan ook in toenemende mate voor de haven van Willemstad geïnteresseerd, aanvankelijk misschien met het oog op de plaats zelve, doch gaandeweg hoe langer hoe meer ter wille van de omgeving die van hieruit bestreken kan worden. Of de uiterste grens van expansie in dit opzicht reeds is bereikt, moet nog worden afgewacht. Het spreekt vanzelf dat zoowel de Overheid als ook het particuliere initiatief zich groote moeite geven om de kracht van de Curagaosche haven als magneet voor het Caribische handelsverkeer te versterken. Ontwikkeling der scheepvaart In dezen zin is de K.N.S.M., toen zij eenmaal het destijds nogal bescheiden bedrijf van den Kon. West-Indischen Maildienst had overgenomen, de haven van Willemstad gaan bezigen voor operaties die in een steeds wij deren omtrek haar weerklank vonden. De hoofdroute dier reederij, van Europa naar Centraal Amerika (Colön-lijn), heeft in Curasao een harer gewichtigste steunpunten. Ook haar Suriname-lijn vindt er op den weg tusschen Zuid- en Noord Amerika heel wat te lossen en te laden. Eveneens de Zuid-Pacific Lijn doet Cura^ao aan op hare route naar en van Chili, via het Panama Kanaal. Een zwerm van grootere en kleinere vaartuigen, stoom- zoowel als motorschepen, is aan het werk gezet om passagiers en goederen naar dit centrale punt aan te voeren of van hieruit naar verderopgelegen bestemmingen te verspreiden. Zoo zorgt het kwieke mailschip El Libertador voor een druk onderling verkeer met Aruba en den Venezolaanschen overwal; de Baralt onderhoudt een veertiendaagschen dienst op Bonaire en de Bovendewinden, met inbegrip nog van een paar andere havens. Vrachtschepen vergaren op Haiti en Santo Domingo wat daar te halen is. Op het haventerrein dezer reederij aan de Westwerf kan men dan ook een groote drukte van lossen, sorteeren en weder-inladen aanschouwen, een zeer ingewikkeld bedrijf, want er moet met de beschikbare ruimte en met de stuwagemogelijkheden in verband met andere lading en verdere havens tot in de kleinste onderdeelen gepast en gemeten worden, terwijl bovendien een deel der lading nogal bewerkelijk pleegt te zijn. Garnalenmoes uit China, bestemd voor de Chineesche kolonie in Paramaribo, zal men via Panama op Cura^ao zien aankomen om overgeladen te worden, evengoed als partijtjes koffie of huiden van vele herkomsten, voor Havre en Amsterdam en Hamburg, of cement uit Kopenhagen en Antwerpen naar Maracaibo. Ook de Hamburg-Amerika Lijn (H.A.P.A.G.) onderhoudt op Cura^ao een zeer belangrijk kantoor. Verschillende van haar lijndiensten loopen Willemstad aan en met een tweetal schepen exploiteert zij een zijlijn naar het Maracaibo-gebied. Voorts wordt Curagao aangeloopen door de Fransche Lijn (Cie. Générale Transatlantique) en de Duitsche Horn Linie, wier hoofdroutes vrijwel identiek zijn met de Hollandsche lijn. De Horn Linie exploiteert eveneens een voedingslijntje op Maracaibo. Andere scheepvaartmaatschappijen, die Curagao in haar vaarplan hebben opgenomen, zijn de Shaw Savill & Albion Co. Ltd., de New Zealand Shipping Co. Ltd., de Royal Mail- Holland-Amerika Lijn naar Californië en verderop, de Harrison Line en de „Italia". Voorts loopen nu en dan ook schepen van den Zuid-Pacific-dienst der Zweedsche Johnson Lijn Curagao aan. Eveneens de Spaansche lijn uit Barcelona placht er te komen. Op de route Noord-Zuid vinden we, behalve een New YorkVenezuela Lijn van de K.N.S.M., een geregelden dienst van de Red D. Line, die onlangs is overgenomen door de machtige Grace Line, zoodat in dit opzicht misschien nog verdere uitbreiding verwacht mag worden. De Aluminum Line, die hoofdzakelijk bestemd is voor het vervoer van bauxiet (aluminiumerts) uit Suriname naar New Orleans, doet op haar uitreis Curagao aan, en brengt dan o.a. timmerhout mee. Een der jongste aanwinsten is een Japansche lijn die op gezette tijden Curagao aanloopt. Eenige cijfers De jaarlijksche omvang der scheepvaartbeweging in de Cura9aosche haven bedraagt ruim 5000 stoomschepen met een netto inhoud van meer dan 30 millioen m3. Daarbij komen nog bijna 2000 zeilschepen, metende ruim 150.000 m3. Deze cijfers zijn hooger dan die van de Amsterdamsche haven. Intusschen moet men er bij het beoordeelen rekening mee houden dat hieronder ook vallen de bewegingen van de tankvloot der Curagacsche Scheepvaart Maatschappij (onderdeel van het groote bedrijf op de Isla), die rusteloos op- en neervaart tusschen Curagao en Maracaibo om ruwe olie aan te brengen; voorts eveneens de oceaantankers die in ballast binnenvallen om de verschillende oliefabrikaten naar hun overzeesche bestemming te vervoeren. Het beste wordt deze verhouding geïllustreerd doordien men de cijfers van den totalen doorvoer op Curagao vergelijkt met het aandeel hetwelk daarin wordt ingenomen door de olieproducten. Dan vinden wij (in 1936) naar gewicht een omzet van 284.744 t°n> waarvan 129.031 voor rekening van de olie komen. En zien wij dan dat op het naburige Aruba deze cijfers respec- tievelijk 332.775 en 332.035 ton uitmaken, dan blijkt hieruit wel dat de algemeene doorvoer van Aruba naast de olie zeer onbeduidend is, doch die van Cura9ao altijd nog grooter dan die van de olieproducten. In 1936 bedroeg de algemeene doorvoerhandel van Cura?ao 155.712 ton, tegen 102.772 ton in het jaar daarvoor. De invoer op Cura^ao (die uit Nederland inbegrepen) beloopt, na aftrek van de olieproducten, een waarde van ongeveer 20 millioen gulden, waarvan uiteraard een groot aandeel voor rekening komt van bouwmaterialen ten behoeve van de olieindustrie. Er blijft dan aan algemeene goederen een waarde over, die iets meer dan de helft van het totaal bedraagt. Hiervan wederom is ongeveer een derde uit Nederland afkomstig. Wat het passagiersverkeer betreft, vinden we in het jongste verslagjaar 1936 voor aankomsten 23.512, voor vertrek 23.181 en voor transito 30.332 personen. Voorts wordt Cura£ao ongeveer dertig maal in den loop van een jaar aangeloopen door toeristenschepen, die in totaal 12—15.000 passagiers aan boord hebben; voor deze categorie van bezoekers interesseert zich in het bijzonder de Curacpaosche winkelstand, doch ook voor de geheele overige samenleving is deze bron van inkomsten natuurlijk van groote beteekenis. Eigen uitvoerproducten De uitvoer van goederen die door den Cura9aoschen bodem zelf worden voortgebracht, is uit den aard der zaak niet zoo omvangrijk, noch ook zoo waardevol als de doorvoer of de export van olieproducten. Wat deze laatste betreft, zien wij het totale cijfer reeds het ronde getal van 100 millioen gulden naderen. Aan algemeene koopmansgoederen echter vinden we een uitvoer ter waarde van nog geen millioen. Hiervan gaat slechts een onbeduidend gedeelte naar Nederland. Onder de voornaamste artikelen merken we op de fosforzure kalk, die twee-derden van den uitvoer voor hare rekening neemt. We zullen dit fosfaatbedrijf verderop in werking zien. De rest bestaat uit goederen die van tamelijk onzekere markten afhankelijk zijn, zonder dat men daar op Cura?ao veel aan kan doen. Daar is o.a. de aloë-hars, die trouwens ook op Bonaire en Aruba geproduceerd wordt, zooals wij in volgende hoofdstukken zullen aanschouwen. In sommige jaren wordt daarin door alle drie eilanden voor een paar honderdduizend gulden verkocht, in andere jaren weer blijkt er geen vraag naar te bestaan. Iets minder grillig, doch nog geenszins stabiel, is de uitvoer van dividivi, de peultjes van dien door den Passaat gekromden boom, dien wij overal op de drie Benedenwindsche Eilanden het landschap zien karakteriseeren. Alle droge streken rondom de Caribische Zee doen aan het inzamelen van deze boontjes mee; zij gaan in hoofdzaak naar Hamburg voor de bereiding van looizuur. Eveneens geitenvellen en andere huiden vertoonen sterk schommelende cijfers. De uitvoer van stroohoeden is sterk gedaald sinds de grootere welvaart uit hoofde van de olie de noodzaak tot andere bezigheid deed afnemen. Toch zien wij over 1936 nog rond 24.000 dozijn in de exportstatistiek voorkomen, met een waarde van ruim ƒ 70.000, dus a raison van gemiddeld een kwartje per stuk. Een zeer karakteristiek uitvoerartikel van Cura?ao vormen de oranjeschillen, die o.a. naar Amsterdam worden uitgevoerd om te dienen bij het bereiden van de bekende likeur waaraan ons eiland den naam heeft verleend. Het laatste jaar vermeldt een waarde van ruim ƒ7000, waarvan ongeveer twee derden voor Nederland bestemd. Voor verdere bijzonderheden inzake de handelsbeweging raadplege men het jaarlijks verschijnende verslag van de K. v. K. Brandpunten van zakenleven Dat onder de hierboven geschetste omstandigheden de reederijen en hare agentschappen op Cura?ao een belangrijk aandeel in de economische taak te vervullen hebben, behoeft wel geen betoog meer. Ook hebben wij reeds herhaaldelijk kunnen opmerken welk een gewichtige rol de winkels, zoo klein als groot, op het tooneel der Cura9aosche welvaart spelen. Men heeft Willemstad wel de winkelwijk van Antilia genoemd. Daarnaast verdient echter onze aandacht de voor het oog van den toerist niet zoo duidelijk waarneembare groothandel, waarvan wel de twee voornaamste vertegenwoordigsters zijn de Curafaosche Handel Maatschappij — wier hoofdkantoor te Amsterdam gevestigd is en die heel wat vestigingen in Zuid- en Centraal Amerika heeft — en de firma S. E. L. Maduro & Sons, die filialen onderhoudt in New-York en Havanna. Beiden bezitten verschillende kaden aan de St. Annabaai en aan het Schottegat, waar zij schepen voorzien van stookolie, dieselolie of gasoline. Laatstgenoemde heeft ook een voorraad steenkolen. Beiden ver- tegenwoordigen een aantal scheepvaartmaatschappijen en zijn verder importeurs op groote schaal van hout, cement en andere bouwmaterialen. De Cura9aosche Handelmaatschappij houdt zich ook bezig met den inkoop en export van dividivi, huiden, vellen enz. Zij zal spoedig een nieuw gebouw aan de Handelskade te Willemstad betrekken, dat bij mijn jongste bezoek zijn voltooiing naderde. Gewichtig is voorts de activiteit der banken. Twee aloude plaatselijke bankfirma's, t. w. Maduro's en Cunel's banken, hebben zich vereenigd tot een gecombineerd bankhuis van groot prestige. Voorts is de vroegere Hollandsche Bank voor WestIndië overgenomen door de Hollandsche Bank Unie uit Amsterdam, die zoojuist te Willemstad een nieuw gebouw aan de Handelskade heeft doen verrijzen. Een geheel andere taak wordt vervuld door de Curafjaosche Bank (Gouvernementsbank, opgericht 1828), die optreedt als circulatiebank voor het Gebiedsdeel, en daarom gepresideerd wordt door den Administrateur van Financiën, met bijstand van eenige door den Gouverneur benoemde „Directeuren", of, zooals wij in Nederland zouden zeggen, „Commissarissen". Op de andere eilanden wordt de Cura5aosche Bank vertegenwoordigd door de Gezaghebbers. Voorts zou ik willen vermelden de N. V De Cura9aosche Hypotheekbank, de N. V. Spaar- en Beleenbank van Cura?ao, die behalve met eigen kapitaal ook met geld van spaarders werkt, en voorschotten verstrekt op gouden en zilveren voorwerpen, doch eveneens hypotheken verleent; en ten slotte de Koloniale Postspaarbank en het bankiershuis Edwards, Henriquez & Co. Stellig mag niet vergeten worden om onder de bolwerken van het streven naar algemeene welvaart te vermelden de Kamer van Koophandel en Nijverheid op Cura^ao, tot dusverre bestaande uit negen leden, die door een corps van kiesgerechtigden gekozen worden. Een reorganisatie van deze instelling bevindt zich intusschen in voorbereiding, teneinde haar die plaats en die middelen toe te kennen welke zij noodig heeft om naar behooren haar taak te kunnen vervullen. Tot dezen werkkring behoort niet alleen het bevorderen van het zakenleven door voorlichting, propaganda en verdere bemoeiingen, doch tevens het verstrekken van deskundig advies aan het Gouvernement. Het luchtnet Ten slotte zou een schets van Curafao's plaats in het internationale verkeer niet volledig kunnen zijn zonder een vermelding van het streven der K.L.M., Koninklijke Luchtvaart Maatschappij voor Nederland en Koloniën, strekkende om ook aan ons Gebiedsdeel Curafao een redelijke plaats in 's werelds modernste net van verbindingen te verschaffen. Men kan in het moederland, waar het aan andere verkeersmiddelen waarlijk niet ontbreekt, wel nauwelijks voldoende beseffen van welk een gewicht in de grootendeels ijl bevolkte Nieuwe Wereld de verbinding per vliegtuig is. Er zijn landen in Zuid Amerika die volkomen op dit nieuwste vervoermiddel zijn ingesteld, zooals b.v. Brazilië en Peru, waar men voor een snelle verbinding grootendeels op den luchtdienst is aangewezen. Ook in Colombia is de luchtvaart een ware uitkomst gebleken voor het vervoer van passagiers en post tusschen de zeehavens des lands en de hoofdstad; tevoren moest men daarvoor gemiddeld tien dagen rekenen, maar tegenwoordig vliegt men in luttele uren van Barranquilla naar Bogota. De energieke K.L.M. heeft, sinds in 1934 de Snip de beroemd geworden kerstvlucht van Schiphol naar Curafao volbracht, een geregelden dienst geopend, die momenteel Curafao niet alleen verbindt met de naaste omgeving zooals Aruba, Maracaibo, Coro en La Guaira (Caracas), maar tevens ons Gebiedsdeel inschakelt op het groote internationale luchtnet hetwelk de drie Amerika's omspant, en dat op den duur ook stellig een verbinding met Europa zal omvatten. Van de in 1935 begonnen lokale verbinding tusschen de beide eilanden zal in 1938 dit bedrijf door nieuwe diensten op Barranquilla, Cucuta, Trinidad, Haïti en Barbados uitgegroeid zijn tot een luchtnet van 2000 K.M., terwijl verdere uitbreidingen op het programma staan. De degelijkheid waarmede deze diensten worden uitgeoefend, gepaard aan de groote ervaring, welke de Nederlandsche maatschappij reeds in het vliegen op lange afstanden en onder moeilijke omstandigheden heeft verworven, wettigt de verwachting, dat zij ook in het Amerikaansche werelddeel een positie zal verkrijgen die overeenkomt met het prestige hetwelk zij reeds in de oude wereld bezat. soort mee, en elk lost dan ook door een afzonderlijke pijpleiding, want de types moeten gescheiden gehouden worden. De afgewerkte eindproducten worden uit de fabriek doorgepompt naar de verlaadtanks langs de vijf pieren die voor de oceaantankers bestemd zijn, langs diep vaarwater. Die oceaanvloot vertoont een veel cosmopolitischer beeld dan de lake tankers. Men ziet er schepen onder Nederlandsche vlag, toebehoorende aan de Ned. Indische Tanker Maatschappij te 's Gravenhage, doch ook onder Engelsche, eigendom van de Anglo Saxon; beide dus onderdeelen van de groote Koninklijke Shell-groep. Bovendien echter verschijnen er doorloopend tankers van particuliere reederijen, die in charter varen, soms gedurende perioden van 3—5 jaar, soms ook slechts voor één losse reis. Meestal zijn dit Noorsche of Zweedsche schepen. Het laadvermogen van een oceaantanker bedraagt gemiddeld 10.000 ton, dus 3—4 maal zooveel als van een lake tanker. Verzending geschiedt naar vrijwel alle werelddeelen. De vorderingen in de techniek maken het tegenwoordig mogelijk om ook asfalt in vloeibaren toestand te verschepen, hetgeen een groot voordeel oplevert, vergeleken bij de vroegere noodzaak om de asfalt eerst met kerosene te verdunnen en later weer hieruit terug te winnen. Thans weet men de asfalt op groote schaal met stoomspiralen te verhitten tot 1250 C., en dan krijgt men een vloeistof die gepompt kan worden; maar o wee, wanneer wegens een defect in de stookinstallatie aan boord de lading eens zou gaan stollen: dan zou de harde asfalt uit de tanks en buizen weggebeiteld moeten worden. Voor scheepsreparaties staan het Julianadok en het Wilhelminadok ter beschikking; deze zijn berekend op lake tankers, maar voor zoover als doenlijk helpen zij ook anderen. Het destillatieproces Wij verlaten het bescheiden directiegebouw (binnenkort zal een flinker complex in gebruik genomen worden) en staren in oprechte verbijstering den oogenschijnlijken chaos aan die ons omgeeft. Een netwerk van buisleidingen, alle van kranen en pompinstallaties voorzien, want alles moet op elkaar kunnen worden overgegespt. Een rangeerterrein dus van oliebuizen. De ingewanden van een reusachtig lichaam.... Uit de opslagtanks wordt de ruwe olie naar de „plants" of fabriekseenheden gepompt om gedestilleerd te worden volgens het Trumble-systeem. Dit procédé komt in grove trekken hierop neer dat de vloeistof in een buizensysteem door een fornuis geleid wordt, waarbij ingevolge de verhitting een mengsel ontstaat van vloeistof en dampen. Deze dampen worden vervolgens in zgn. fractionneerkolommen in verschillende producten gescheiden. De grondstof wordt dus, populair gezegd, uit elkaar gerukt. Aldus krijgt men achtereenvolgens, van zwaarder tot lichter, het residu of fuel oil, de gasolie, de kerosene (petroleum) en de gasoline (benzine), echter in zeer vele types en soorten. Een verbluffende menigte van automaten en meters registreert dit alles machinaal; menschenhand ziet men nauwelijks ingrijpen. Nu, dat treft goed, want in deze afdeeling heerscht juist een verschrikkelijke hitte. De benzine loopt in dikke stralen boven uit de condensatoren door buizen weg. Alle producten stroomen eerst uit in voorloopige „run-down" tanks, alvorens zij, na door het Laboratorium gekeurd te zijn, naar de groote afscheeptanks worden overgepompt. Een deel van de verscheping hiervan is geconcentreerd aan de Bullenbaai, een eind bewesten Willemstad. In machtige rijen van ijzeren schoorsteenen zien we op het geweldige Isla-terrein de destillatoren tegenover elkaar geschaard tot gelederen van telkens 36. Zij slaan hitte en vlammengloed uit, als was het op Curagao nog niet warm genoeg. Van fuel oil en smeerolie Over het residu dat wij zooeven bij het destillatieproces uit de condensatoren hebben zien achterblijven, wordt op verschillende manieren beschikt. Een gedeelte gaat rechtstreeks naar de opslagtanks waar stookolie voor den uitvoer in voorraad gehouden wordt. Een ander gedeelte wordt nog eens opnieuw onderhanden genomen volgens een werkwijze die men diep-destilleeren noemt. En ten slotte gaat een gedeelte naar de „cracking plant". Over dit laatste procédé komen wij straks nog te spreken. Laat ons thans eerst zien wat er gebeurt met het residu datgediepdestilleerd zal worden. Het is hierbij te doen om de smeerolie, die bij verdere verhitting verkregen wordt; maar hierbij treedt het gevaar op dat een te hooge temperatuur de moleculen zou kapotmaken of „kraken". Dit wordt vermeden door te destilleeren onder vacuum, waarbij men ongestraft veel hoogere temperaturen kan toepassen. Wij wandelen dus op naar de „vacuum plant", een stelsel van reusachtige aluminiumkleurige cilinders,