^^ ~ •" -r -lÈNSBUfl y^^L, .:,\[J& • jjdf ..^i jrf - ' " ^ ' ' ' -w, r ~.' ' -. J. ' ' '■:: * •'' '" ' ' : ' . '.'■•■ ' : .'•: 'V' ::' - : H . 'h \, :• , • ' • . :••. - . ' V ::::;r■ ' : ' .; • •' •..; ■ ' •• - ■ ;• - • ?.: .. • r KQWNKLIJKE NEÖEfttJMDSCHE STTIJD^CBTEH Centraal È » >> A.V.Q.S. V AFD. -B'3''Q-'Mf r< — ____ Terugbezorgen bij (d.d.) Welzijnszorgoff. Verlengd tot: * voor of op: ^ ~ De (d.d.) Welzijnszorgofficier wordt verzocht, na ontvangen toestemming tot verlenging van de leestermijn, de nieuwe datum hieronder in te vullen. ID-lll-11984-216548v : NEOÊ«UNQSCHE - ■ J-A.V.O.S. rSliQ7MFc< , TVügb^jen vóór l^^rgen^óT Terugbezorgen vóór Terugbezorg^ ILl Ll L/A 16 MRT1947' Terugbezorgen vóór Terugbezorgen vóór TerugbezorgerTvóór Terugbezorgen vóór 7 ~~■: - Terugbezorgen vóór Terugbezorgen vóór _____ Terugbezorgen vóór Terugbezorgen vó™ Terugbezorgen vóór Terugbezorgen vóór Terugbezorgen vóór Terugbezorgen vóór Terugbezorgen vóór Terugbezorgen vóór Terugbezorgen vóór Terugbezorgen vóór Terugbezorgen vóór Terugbezorgen vóór C. 1 . S 699 - 1 00.000 - C.B. . 2352 . 1 . '46 ;E' NEÖE^U N08CHH DACHTEN ^ A:/vQ.S. frBtiCTMPK , SMIRNOFF VERTELT SMIRNOFF VERTELT VIERDE DRUK ANDRIES BLITZ ^ AMSTERDAM SS - ' n m-*>y. / o. , r.Ps ■ tfW/ ^n:?0Tv. N.o. PUBL. , K.B. > Het zal eén jaar of drie geleden zijn, toen we met van Veenendaal zaten te praten op Schiphol, de plaats waar reeds zovele plannen voor de vliegerij werden uitgebroed en waar hun éclatante resultaten werden gevierd. — Het was ongeveer twee uur. Door de microfoon werd de naam van Veenendaal afgeroepen; hij was reserve en men had hem overal gezocht, voor een motor-proefvlucht naar 7000 M. of zo. Dat was in de beginperiode van de DC 2. Even te voren was Smirnoff het restaurant binnengestapt; hij moest die middag de proefvlucht met de Oehoe maken, de machine -waarmee hij Zaterdag naar Indië zou vertrekken. Het gesprek kwam al gauw op de vliegboeken en de Pelikaanvlucht, die toen nog zo vers in het geheugen lag. „Ai, Mr. Blitz, als ik eens de tijd kon vinden! Niet alleen om die herinnering op te halen, maar ook om van al de merkwaardige gebeurtenissen te vertellen, die ik beleefd heb. Dat kon nog weieens een boek worden, waar je plezier van zou hebben. Vooral m'n Russische tijd, in de oorlog, en de moeilijkheden daarna, toen je als vlieger niets meer kon doen, want in die dagen was de burgerluchtvaart nog van geen betekenis. Mijn omzwervingen over de wereld ..armoede, en wat al niet meer .. „Doen, doen, doen, man! Als er één reden tot spreken heeft, ben jij het! Doen! Verzamel je gegevens, je hebt helemaal geen haast, de belangstelling voor de vliegerij blijft en als zo'n kei aan het vertellen gaat, dan kan er wat voor den dag komen!" Dat „doen, doen, doen," schijnt hem in de oren geklonken te hebben als het daveren van elk zijner drie motoren van die F 18 Oehoe, want toen we na afloop van de proefvlucht aan de thee zaten, en van Veenendaal intussen uit een bloemkool van een cumuluswolk was teruggekeerd, werd het complot gesmeed. Smirnoff is tussen z'n drukke werk door notities gaan maken, over de tijd van z'n kinderjaren af tot het huidige moment, 'n Engelse vriend is hem behulpzaam geweest met ordenen. En toen nu dit alles in concept gereed was, zijn de heren elk ogenblik dat er voor beschikbaar was, bij elkaar gaan zitten. Midden Smirnoff, links Mr England, rechts van Veenendaal. Hulde Mr Smirnoff, omdat je besloten hebt te vertellen, dank Mr England voor je hulp, en beste Wim van Veenendaal, dubbeldank, omdat je zo serieus hebt meegeholpen dit boek te bewerken, waardoor we kunnen luisteren naar wat: SMIRNOFF VERTELT! INLEIDING. Dit is de geschiedenis van mijn ruim 3.000.000 K.M. luchtreizen; ze begon in de dagen, toen vliegtuigen er uitzagen als voor-historische vogels en er zeer onzekere vliegers waren, tot de tegenwoordige tijd, waarin luxueuse vliegtuigen de lucht met een snelheid van 200 K.M. per uur doorkruisen. Het is de geschiedenis van een jongen man, die opgeleid werd voor mijningenieur en toevallig vliegenier werd in de eerste dagen van de Wereldoorlog. Na Rusland in de lucht te hebben gediend, was ik gedwongen mijn vaderland gedurende de revolutie te verlaten; ik kwam toen naar Engeland, waar ik een plaats kreeg bij de R.A.F. door de medewerking van wijlen Sir Sefton Brancker, aan wien dit boek opgedragen is. Als particulier piloot heb ik ook in België gevlogen en sedert 1922 vlieg ik bij de Koninklijke Nederlandsche Luchtvaart Mij., meer bekend als de K.L.M. Veel dappere luchtpioniers verloren hun leven bij het tragische ongeval van de R 101 te Beauvais en onder hen was Sir Sefton. Ik was ervan overtuigd, dat het vliegwezen moeilijk zulk een wetenschappelijke kracht kon missen; Sir Sefton, immers, was een man, wiens persoonlijkheid en inzicht er veel toe heeft bijgedragen, dat Engeland op het gebied van het vliegwezen zozeer kan uitblinken. Het probleem betreffende de luchtvaardigheid van reuze-luchtschepen staat niet aan mij om hier te beoordelen. Maar het heeft mij altijd toegeschenen, dat de opofferingen, die men zich voor deze noodlottige vluchten getroostte, in verhouding tot de te bereiken practische resultaten, véél te groot waren. Gedurende de oorlog was het Sir Sefton Brancker, die de dringende behoefte aan piloten inzag; hij weigerde zich te storen aan de bureaucratie der regerings-ambtenaren. Deze charmante man, begaafd met een grote geest, opende voor mij INLEIDING. de poorten der R.A.F. en hij was in 't geheel niet te spreken, toen hij vernam, dat anderen mij niet toegelaten hadden, omdat ik een Rus was. Aan Holland ben ik ook grote dankbaarheid verschuldigd. Wat ik ooit gedaan heb als civiel piloot gedurende mijn lange verbintenis met de K.L.M., heb ik met vreugde en opoffering gedaan voor het land, hetwelk mij beloonde, toen ik mijn Nederlands paspoort in ontvangst nam. Ik ben er trots op Hollander te zijn en mijn enige wens is, wanneer de dag komt, dat ik het vliegen zal moeten opgeven, om in dit land te blijven wonen, het land waarin men mij steeds als een der zijnen heeft behandeld. De heldin van dit boek is Margot, mijn vrouw. Zij komt uit Denemarken, maar voelt zich even gelukkig als ik, dat zij in Holland gevestigd is. Haar onzelfzuchtigheid heeft mij steeds geholpen om met succes mijn beroep als vlieger te kunnen uitoefenen. Zij is geen vrouw voor de lucht, zij haat het vliegen, maar ondanks haar vooroordeel heeft zij het mij nimmer moeilijk gemaakt, indien ik gehoor gaf aan iedere oproep voor welke vlucht ook. Een record-vlucht was voor haar een nachtmerrie, vol vrees en spanning; toch heeft zij nooit geklaagd. Voor gehuwde vliegers moet een toast, in de allereerste plaats, de „Vrouw" gelden. Heemstede, Januari—Juli 1938. I. SOLDAAT VAN DEN CZAAR. Enige jaren na de oorlog vloog ik op het traject LondenAmsterdam — een vlucht zoals ik ze reeds vele malen gemaakt had; steden en landschappen onder me waren mij evenzo vertrouwd als de aardrijkskundekaart van Rusland tijdens mijn jongensjaren in Wladimir. Voor het vertrek van Croydon wandelde ik, om in de cockpit te komen, door de passagierscabine, waar zich slechts één passagier bevond. Ik kon zijn gezicht niet zien — een flinke grote blonde gemillimeterde schedel was over de kaart gebogen, welke de te vliegen route aangaf. Dat hij de enige passagier was, lijkt nu minstens vreemd. Toch werden er in die dagen nog heel wat vluchten gemaakt met lege machines, want de luchtvaart stond indertijd in de kinderschoenen. Toen wij Dover achter ons hadden en ik het stuur gewend had naar de Belgische kust, hoorde ik iemand lopen. Ik keek verrast om en zag den passagier achter mij staan. Nadat hij enige woorden gesproken had, wist ik onmiddellijk dat hij een Duitser was. Zijn accent verried hem. „Hebben wij elkaar niet al eens eerder ontmoet?" Diep dacht ik na. Zijn gezicht kwam mij nogal bekend voor; wellicht hadden wij elkaar eens getroffen op de vliegvelden in Berlijn of Hamburg. Je ontmoette zoveel mensen wanneer je ergens een nacht over had te blijven en meestal zag je ze pas na jaren weer terug. En omdat je iedere dag op een ander traject zat, raakten zulke kennismakingen nog wel eens in het vergeetboekje. „In Berlijn misschien, of Hamburg?" vroeg ik. „Neen, niet in Berlijn of Hamburg," zei hij met een glimlach. We waren intussen het kanaal al over en bij het uitstekende zicht die dag, was heel de kustlijn reeds tot Holland te zien. Toen keek ik mijn passagier eens goed aan. Hij was kennelijk een Duitser. Ver- SMIRNOFF VERTELT. moedelijk een zakenman, die wel meer met me gereisd had, maar dien ik onder mijn passagiers niet had opgemerkt. „Heb ik U vroeger al eens gevlogen?" „Dat geloof ik nu bepaald niet. Ik ben ook vlieger. Maar toch zien we elkaar vandaag niet voor de eerste keer." „Het spijt me, ik kan me niet herinneren Maar toen plotseling wist ik het. Een Duitser, een Rus. Vliegers. De wereldoorlog! „Was U bij de Duitse vliegertroepen?" „Inderdaad en ongeveer half 1915 lag ik in Lalitize — tegenover het Russische front." Dat werd bepaald interessant! In die tijd lag mijn vliegersgroep daar ook. We praatten nog wat door, over algemeenheden en dagelijkse dingen, dorpjes, steden en de primitieve toestellen uit die dagen èn ... . over luchtgevechten. Mijn passagier vertelde mij hoe hij bij zo'n gelegenheid naar beneden geschoten was door een Russische jager. Toen leefde ik plotseling jaren terug en wist opeens, waar ik den Duitser al meer ontmoet had. Boven niemandsland. Onder een regen van mitrailleurkogels was hij als een aangeschoten vogel naar beneden gedwarreld en gevangen genomen. „Wij hebben elkaar dus al eens eerder in de lucht ontmoet?" „U hebt het." Ik vroeg mij af wat er nu zou volgen.... Maar toen stak de Duitser mij de hand toe en ik haastte mij haar krachtig te drukken. We waren zo tussen de bedrijven door boven Schiphol aangekomen. De Fokker werd neergezet en naar de hangar getaxied. „Ik heb U nu wéér naar beneden gebracht," sprak ik vrolijk, maar toch enigszins geroerd, „en vandaag gaat U weer met mij mee, maar als mijn gast!" We aten in Amsterdam een voortreffelijk dineetje, dat we ons uitstekend lieten smaken en na tafel toonde ik hem mijn oorlogs- SOLDAAT VAN DEN CZAAR. album, waarin een foto van ons lag, staande voor zijn neergeschoten machine. Ik heb zo'n idee, dat hij de volgende dag de vroege machine naar Berlijn niet heeft gehaald! Arme kerel! We waren sindsdien grote vrienden.... maar een paar jaren later verloor hij het leven, toen hij met een De Havilland Moth-toestel boven Hamburg neerstortte. Het lot, het toeval bracht ons tezamen, nu als vrienden, in dezelfde lucht waar wij de laatste maal als vijanden tegenover elkaar stonden. — Er gebeuren nu eenmaal vreemde dingen daarboven .... Ik ben een veteraan zowel in de burger- als in de militaire luchtvaart en gedurende de kwart eeuw, die ik er in werkzaam was, is die luchtvaart niet aan mij voorbijgegaan zonder de vreemdste avonturen en ik vertrouw, ik hoop dat ik ook het mijne tot de ontwikkeling heb bijgedragen. Ik ben er mee opgegroeid — circa 20.000 uren bracht ik in de lucht door. Ofschoon Rusland reeds 300 jaar geleden een vliegenden mens bezat — op last van Iwan den Verschrikkelijke werd hij een kopje kleiner gemaakt, toen hij een landing volbracht aan Iwan's voeten — was luchtvaart, toen ik op een koude Januarimorgen in 1895 te Wladimir werd geboren, slechts een stoute droom der „Jules Verne's" van de negentiger jaren. De zon kwam juist op — zo vertelde men mij later — en het had gesneeuwd, wat op zichzelf niets verrassends is voor dat gedeelte van Rusland in die tijd van het jaar. Hoewel ik er nooit een studie van gemaakt heb, ben ik geneigd te geloven, dat ik onder een gelukkig gesternte geboren ben. Vrouwe Fortuna heeft daar in de lucht altijd een goed oogje op mij gehad, zelfs een glimlach en enkele malen een knipoogje. Bewijzen kan ik het niet — maar het is voor mij een aangenomen en bewezen theorie, dat ik in de ogen van mijn moeder de mooiste baby ter wereld was. SMIRNOFF VERTELT. Ze was zo trots op me .... Ik herinner mij vaag hoe ik in de kring van haar vriendinnen het middelpunt van de belangstelling was en dat zij mij unaniem uitriepen tot het liefste wezen, dat er op aarde bestond. Luidruchtig, maar liever nog luidkeels liet ik al mijn protesten horen dan vonden zij, dat ik precies op mijn vader leek en Vader's ogen had. Ik was gelukkig niet het enige kind, zodat ik ontsnapte aan die bijzondere ouderlijke zorgen, welke een enig kind verwennen en bederven. In dit opzicht behoefde ik geen vrees te koesteren, want ik was het middelste kind uit een groot gezin. Bijzondere belangstelling juist voor dit middelste kind kwam niet voor; mijn ouders kwamen al handen te kort om het gehele span op te voeden. Maar ik zorgde er wel voor, dat ik niet in het vergeetboekje raakte ik was behept met de eigenschap om juist dat te willen doen wat niet mocht, zodat vader en moeder heel wat met mij hadden te stellen. Toen ik ongeveer zes jaar was, schoot ik er zelfs haast het hachje bij in. Vader was een uitstekend jager. Zijn jachtgeweren fascineerden mij, maar men had mij vanzelfsprekend gezegd er met mijn vingers af te blijven. En omdat die geweren verboden speelgoed voor mij waren, werden ze voor mij zoveel te meer begerenswaardig. Ik nam mijn zuster in vertrouwen. Ze stond bij de deur van Vader's kamer op de uitkijk, terwijl ik na een geïmproviseerde ladder van houten kisten op Vader's kast kwam en mijn hand uitstak naar een van die geheimzinnige „knal-bussen". Naar boven klimmen viel wel mee, maar toen ik daar eenmaal was aangeland, stortte het fragiel geheel in elkaar en het geweer als balans gebruikende tuimelde ik met mijn gehele zelfgebouwde toren naar beneden. Een vuurstraal en een schot.... Ik hoorde glas rinkelen en mijn zuster schreeuwen, even daarna SOLDAAT VAN DEN CZAAR. gevolgd door snelle voetstappen, toen zij naar buiten rende om hulp te halen. Ik hoorde haar schreeuwen: „Moeder, moeder, Iwan is dood!" Ik was er ook van overtuigd, dat ik dood was en bleef roerloos liggen. Toen kwamen mensen op het huis toerennen en ik vond het ogenblik gekomen om maar op te staan. Het geweer liet ik achter. De ruit van het bovenste raam lag in scherven en uit een wondje aan mijn linker-slaap bloedde het hevig. Nooit meer heb ik Vader's geweren aangeraakt, maar later kreeg ik een eigen geweer van hem en op jeugdige leeftijd kon ik met dat geweer al aardig overweg. Ik was een goed schutter. Intussen waren mijn cijfers op school niet bijzonder fraai. Ik was te opstandig en legde bij het schriftelijke proefwerk meer dan eens mijn pen neer en weigerde een letter op papier te zetten. Afgezien van deze vreemde zijde van mijn karakter, was ik een normale schooljongen en een nog normaler student, die de feiten, de leerstof, in zich opnam zoals een spons het water opneemt. Het gevolg hiervan was, dat ik lui werd en zo weinig mogelijk uitvoerde, maar het kostte mij weinig moeite om altijd boven de middelmatigen van mijn klas te blijven. Van mijn vader erfde ik de liefde voor de natuur; mijn speelplaats was het bos, waar ik kleine roverstroepjes om mij verzamelde, welke bestonden uit belangrijk minder heldhaftige, maar bedeesde en vreesachtige vriendjes uit de buurt. Gewoonlijk was ik hun aanvoerder. Maar ik neem aan, dat ik bij alle moeders in de omgeving niet erg populair was. Meer dan eens kwamen hun „rovers-"kinderen 's avonds thuis met stukken uit broek en kiel, wanneer het in het bos weer eens „heet" was toegegaan. Op zekere dag viel het mij op hoe zich veel mensen verzameld hadden om een vijver, waar ijverig gedregd werd naar mijn lijk. Een nieuwe strooien hoed van mij dreef ergens op het water en SMIRNOFF VERTELT. daar ik al enige uren zoek was geweest, lag de veronderstelling voor de hand, dat ik mij onder die hoed moest bevinden. Dat mijn hoed afgewaaid kon zijn, kwam blijkbaar bij niemand op. Het hoedje was die dag spiksplinternieuw geweest en ik zat er erg mee in. Er zat natuurlijk wat voor mij op, zodat ik om de moed te verzamelen, welke nodig zou zijn om vader te vertellen, wat er precies gebeurd was, maar wat „rovertje" ging spelen in het grote bos. Toen het avond werd en ik, in zak en as, naar huis wandelde, was er weinig of niets van een „desperado" overgebleven. Bij het passeren van de vijver zag ik mijn moeder. Zij weende. Met het opgeviste hoedje stond zij aan de kant; zij zag er zeer verdrietig uit. Om haar heen stonden de buren ernstig en plechtig naar de werkzaamheden op de vijver te kijken, waardoor zij ongetwijfeld in hoge mate werden bezig gehouden. In bootjes zocht men met alle mogelijke werktuigen de bodem van de vijver af. Hooivorken, dreggen, harken plonsten onophoudelijk in het water, maar het lichaam, dat ergens op de bodem moest liggen, kwam niet te voorschijn. Toen moeder mij zag, droogde zij haar ogen. Zij probeerde kwaad te kijken, maar het lukte haar niet. Ik kende haar. De schok was te groot voor haar geweest — wenend en lachend tegelijk trok ze mij naar zich toe. Deze onverwachte gang van zaken had alléén tot gevolg, dat ik mij toch een held begon te voelen. Helaas kwam vader daar aan — hij had iets vreemds in zijn ogen, dat mij evenwel zeer bekend voor kwam .... Bedeesd liep ik naast hem naar huis. Thuisgekomen volgde de gebruikelijke kleine uiteenzetting. Op weinig heldhaftige wijze lag ik daar gebogen over zijn knieën en zekere lichaamsdelen ondervonden die avond meer dan gewone belangstelling. Reeds van mijn prilste jeugd af had ik veel gevoeld voor machineriën. In de schuren was ik altijd bezig met de landbouwmachines, maar mijn gelukkigste dagen waren de dagen gedurende de oogst. SOLDAAT VAN DEN CZAAR. Dan werden de dorsmachine en de hooiwagens uit de schuren gereden en uren kon ik naar deze gevaarten zitten kijken en er over denken hoe ze verbeterd konden worden. Ik deed dan wel eens een voorstel in die richting en liet mij bij iedere gelegenheid de werking van het kleinste onderdeel door de arbeiders uitleggen. Vader moedigde deze belangstelling aan en vroeg mij op zekere dag of ik ingenieur wilde worden. Ik wenste niets liever dan dat. Daarom plaatste hij mij op een middelbaar technische school, waar ik twee jaar ingewijd zou worden in de techniek, alvorens te gaan studeren aan de Universiteit. Maar alle plannen vielen in duigen, toen ik kort na het uitbreken van de wereldoorlog eenvoudig van huis wegliep. Ofschoon ik pas 19 jaar was, hield ik erg veel van een meisje in Wladimir en had zelfs de brutaliteit haar ten huwelijk te vragen. Gelukkig, voor ons beiden, wees zij mijn aanzoek af, want wij bezaten samen geen cent en ik ben er van overtuigd, dat mijn ouders niets gedaan zouden hebben om mijn ontijdige sprong in het huwelijksbootje aan te moedigen. De volgende schrede naar het leger was de cel van een politiebureau. Met twee vrienden liep ik die avond in het park. We zongen Russische volksliederen en werden al heel gauw door de politie ingerekend wegens verstoring van de Openbare Orde. Dat de openbare orde in heel Rusland en het grootste gedeelte van Europa verstoord was, deed niet ter zake! Gedurende de nacht waren we opgesloten en in die cel kwam het voor het eerst bij mij op om van huis weg te lopen en dienst te nemen in het Keizerlijke Leger. Toen wij de volgende morgen werden vrijgelaten, vond ik de tijd gekomen om mijn vrienden van mijn plannen op de hoogte te stellen. Ze waren enthousiast en we spraken af, dat we elkaar de volgende dag in het bos zouden ontmoeten. Door het hele land ging een golf van vaderlandsliefde, de recruteringsbureau's in Moskou en andere grote plaatsen werkten met dubbel personeel en, als bij toverslag, werden rustige burgers in minder dan geen tijd omgetoverd in van strijdlust blakende krijgslieden. ■ SM1RNOFF VERTELT. Daar wij wel eens meer van huis weg waren, konden we aannemen, dat wij niet gemist zouden worden vóór de late avond. Tegen die tijd zouden we of al in uniform rondlopen of minstens ingelijfd zijn en dan kon geen vadertje of moedertje er ook maar iets meer aan verhelpen. De volgende dag was één van de opwindendste uit mijn leven. Van mijn slaapkamer uit keek ik naar het opgaan van de zon. Het was een symbool voor mij, want stond ik niet op de drempel van een nieuw leven ? Het grootste avontuur ging beginnen. Wel wilde ik mijn moeder in vertrouwen nemen, maar aan de andere kant zou zij zich in dat geval vast en zeker tegen mijn plannen verzetten. Ik moet bekennen, dat ik mij die morgen allesbehalve eerlijk vond en toen zij mij een pakje boterhammen gaf om mee te nemen voor het geval dat ik niet thuis zou komen eten, schoot een grote prop in mijn keel. Ik kon mijn tranen nauwelijks inhouden, toen ik het ouderlijk huis voor de laatste maal verliet. De wereld lag voor mij. Het spel met het leven of liever met de dood in dienst van het vaderland zou ons roem brengen en deze gedachte deed ons de narigheden gauw vergeten. Onze stemming werd er beter op, toen wij ons op weg begaven naar het recruteringsbureau, 10 K.M. van Wladimir. De zon stond al veel hoger en met het rijzen van de zon steeg onze geestdrift voor hetgeen we gingen ondernemen. Wij waren op weg naar de loopgraven. Alle Russische mannen trokken weg van het haardvuur naar het geweervuur. Toen wij de militaire barakken in zicht kregen, versnelden wij onze pas. Die barakken hadden altijd iets fascinerends voor mij gehad. Somber, grauw, vierkant en kolossaal inspireerden zij tot vreemde gevoelens van vaderlandsliefde en meer dan eens had ik als kind door de grote ijzeren hekken naar de troepen gekeken, die daar achter gedrild werden en hevig verlangd had ik, door te mogen dringen in de geheimen van die mysterieuze gebouwen, de vrolijke uniformen en die dappere soldaten. Er was * SOLDAAT VAN DEN CZAAR. altijd veel te doen achter die ijzeren hekken, maar nu was het er drukker dan gewoonlijk. Voorspel van de oorlog. Marcheren, met alle gelederen uit de flank, afzetten der geweren, dan dreunden de kolven op de lemen bodem, terwijl schreeuwende onderofficieren de mannen aanzetten tot nog méér eenheid en discipline, 's Avonds brandden er honderden lichtjes achter al die kleine raampjes en zelfs 's nachts in de diepste duisternis hoorde men de zware voetstappen van de schildwachten en men wist dat het leger altijd op zijn post was. Mannen en jongelingen, sterken en zwakken stroomden op de recruteringsbureau's toe. Zij kwamen van ver en van dichtbij. De recruteringsmachines liepen gesmeerd — zij draaiden zonder ophouden door en voortdurend werd weer nieuw mensenmateriaal naar het front gezonden, waar de vernietigende kanonnen bulderden en brulden als uitgehonderde leeuwen. Toch was ik nog even bang, dat het lichamelijk vooronderzoek niet gunstig zou uitvallen. En toen ik de teleurstelling op het gezicht las van een jongen man, die een bril droeg en juist bij den dokter vandaan kwam, werd mijn angst voor een eventuele afkeuring nog groter. Ik had in het geheel geen reden om daarvoor bevreesd te zijn, want ik was gezond en fit en zou iedere keuring met succes doorstaan. De arts had het kolossaal druk. Hij keurde per dag vijftig recruten en werkte een volle tien uur daags. Hij was erg kort aangebonden en behandelde zijn candidaten als een kudde schapen. De gebruikelijke vragen werden monotoon afgerateld en het was alsof hij op de antwoorden niet in het minst reageerde. Hij was een masker. Met de regelmaat van een uurwerk werd de ene recruut na den anderen afgehandeld — de ene was nauwelijks weer gekleed of de andere stond reeds met ontblote borst voor de keuringsmachine. Hij sprak géén woord, groette niet. Zijn conclusie goed- of afgekeurd werd aangetekend op een lange lijst en het was mij net alsof hij een onnoemelijk aantal balen katoen inschreef en volkomen vergeten was, dat hij te doen had met menselijke wezens. Smirnoff vertelt. 2 SMIRNOFF VERTELT. Ik werd goedgekeurd. Mijn beide vrienden eveneens. Op het excercitieterrein kreeg een troep haar laatste instructie alvorens naar het front te vertrekken. Mijn vaderlandsliefde werd, voor zover dat nog mogelijk was, steeds groter, toen ik zag hoe martiaal zij er uitzagen. Commando's klonken en toen ik de soldaten zag vertrekken kon ik niet nalaten bij mijzelf vast te stellen, dat er voor de jonge recruten een geweldige reclame van die goed gedrilde en uitstekend geklede krijgslieden uitging. Psychologisch had deze vertoning de verwachte gunstige uitwerking en ik verdenk den commandant ervan, dat het hem alleen daarom te doen was. Gedurende de oorlog zag ik geen beter afgerichte compagnie — ik ben er nu van overtuigd dat zij de uitstalkast van de oorlogswinkel waren en wèl moet de weg van en naar het station eentonig en vervelend geweest zijn! De eerste avond op de chambrée was de enige gelukkige avond van de tijd, dat ik in het keizerlijke leger diende. Als praatjes een oorlog hadden kunnen winnen, was de oorlog in een week afgelopen geweest. Tevreden maar vermoeid vielen wij, honderd recruten, in slaap, in een zaal, welke ingericht was voor hoogstens acht-en-twintig. Wij waren nochtans gelukkig dit offer te kunnen brengen voor het heil van het vaderland. Er hing in de slaapzaal 's morgens bij de réveille een onaangename lucht, maar de meesten van ons waren te opgewonden om dat op te merken. De lucht van soldaten, leer en zweet. Deze dag zouden we onze uniformen in ontvangst nemen. — De uniform van den Czaar! Een van de gelukkigste momenten uit mijn leven! Indien ik er in mijn uniform zo uitgezien heb als de anderen in hun slecht passende tunieken, heb ik bepaald geen krijgshaftige indruk gemaakt. Een oude korporaal dreef ons voor zich uit over het excercitieterrein met een donderende stem, die angst en vrees teweegbracht onder de bedeesden. Hij zag op ons neer, alsof wij kinderen waren, die nog geen recht hadden om soldaat te worden. SOLDAAT VAN DEN CZAAR. Hij zelf was zo stokoud, dat hij al wel tweemaal gepensionneerd moest zijn! „Barany," schreeuwde hij in het Russisch. „Wie heeft jullie hier binnengelaten? Wij moeten soldaten hebben, geen zuigelingen!" Ik voelde mij tegenover dien krijgsman als een zuigeling, maar ik was vast besloten me niet door zijn gebulder van de wijs te laten brengen. Als hij zo langs de gelederen liep, werkte hij bij voorkeur met zijn zware wenkbrauwen. Om ontzag in te boezemen, vermoed ik. Ik was de kleinste. Op een gegeven ogenblik stond onze vloekende en briesende korporaal voor mij. Ik stond te beven van angst. „Weet je moeder dat je hier bent?" „Nee ...stamelde ik. Een lachsalvo steeg op uit de troep — ik kreeg twee dagen kamerarrest. Na dit voorval had ik iets geleerd: in het leger je mond te houden, ook al lagen gerechtvaardigde bezwaren je op de lippen. De oud-gediende verdween na een week van donderen, schreeuwen, vloeken en soldatesk gedril. Ik veronderstel dat eindelijk het uitgestelde pensioen was afgekomen. Wij schoten er niet veel mee op, want de nieuwe korporaal was wel veel jonger, maar zijn wijze van drillen en africhten was even arrogant. Wat wij nodig hadden was aanmoediging en geen uitbulderen — wij waren vrijwilligers. Vreemde mensen, soldaten! De mobilisatie van het Russische leger was een van de wonderen van 1914, maar met het troepentransport was het droevig gesteld. Na twee weken gedrild te zijn, na uren lange oefeningen met het geweer en de bajonet, kwam de dag dat we vertrekken zouden naar het front. Ik was trots tot een regiment te behoren, dat naar het front ging, maar toch leek onze compagnie bedroevend weinig op de reclame-compagnie die weer heftig aan het marcheren was, toen wij op een vroege morgen voor goed vertrokken. Eenmaal in de trein waren wij een legioen van verloren mensen. Niemand wist waarheen wij gingen — zonder enig vast doel SM1RNOFF VERTELT. reden wij langs de oneindige spoorbanen van het oude Rusland, onwetend van wat er met ons zou gaan gebeuren. Ons verblijf voor de week die komen zou, was een uit acht wagons bestaande trein — acht veewagens aan twee zijden open. In de winter werden de wagons geheel gesloten en dan betekende dat de keus tussen bevriezen of stikken .... In iedere wagon stonden wij met zestig soldaten, opgepakt als haringen in een ton. De mogelijkheid om te gaan zitten bestond niet — in spoedgevallen moest je je met je ellebogen een weg banen naar de open zijde en daar was door de hevige wind, door regen of sneeuw enig comfort uitgesloten. Moeilijk was het niet van de trein af te springen, aangezien er per uur niet meer afgelegd werd dan 10 K.M. Minder gemakkelijk was het er weer op te komen en menigeen had te voet kilometers af te leggen, voordat hij zijn wagen ergens op een zijlijn weer te pakken kreeg. Anderen zagen wij natuurlijk nooit meer.... Zo reisden wij een week lang in de veewagens. Op de wagens was een wit bord aangebracht: Twaalf paarden of veertig man Eindelijk bereikten wij Warschau. Langs de spoorbaan stonden die avond donkere gestalten om grote stoomketels heen — de haantjes de voorsten onder ons hadden dat gauw in de gaten, sprongen van de trein en vulden dan gauw hun eetketels met heet water om thee te zetten, thee, onze lievelingsdrank. Toen wij nog voor Warschau stil hielden, drongen wij heel snel, als vliegen om een klontje suiker, om de heetwaterketels en hielden menig gevecht voor de eerste warme drank sedert een week. In Warschau krioelde het van de uniformen. Niemand wist iets van ons af — waar wij vandaan kwamen, het doel van onze reis; wij kregen de indruk — en waarschijnlijk was dit niet ver bezijden de waarheid — dat de machinist iedere dag doelloos voortreed. We hadden een flauw begrip van ons einddoel, maar dat was dan ook alles — zelfs de officieren waren van niets op de hoogte. De waarheid gebiedt te zeggen, dat in alle legers de aard der troepenverplaatsingen alleen SOLDAAT VAN DEN CZAAR. bij het opperbevel bekend is, maar in Rusland wist ook het opperbevel weinig of niets. Teneinde die onwetendheid te maskeren werd de ene order na de andere uitgevaardigd, maar nadat de eerste strijdkrachten Oost-Pruisen waren binnengedrongen, stortte het gehele transport als een kaartenhuis ineen. De wildste geruchten deden de ronde. Onze voorhoede was Berlijn al genaderd. Oostenrijk wilde reeds vrede sluiten. De Duitsers waren in Frankrijk bloedig teruggeslagen. Deze geruchten hadden inzoverre enig practisch nut, dat onze stemming, welke anders treurig zou zijn geweest, er niet slechter op werd. Het interessantste van al die geruchten was echter de mare, dat tweehonderdvijftig duizend Russische stormtroepen de zee waren overgestoken naar Engeland; een gerucht dat vaste vormen aannam en de oorzaak werd van het hardnekkig geloof aan dat geheimzinnige leger, waarvan veel later nog menigeen zwoer, dat men het in Engeland had gezien. Toen wij weer verder spoorden, was onze stemming bij het uitbundige af. Behoorden wij niet tot de Russische stoomwals, die langzaam maar onoverwinnelijk naar het Westen voortrolde en alles in Duitsland onder zich verpletterde? Voor een jongen kerel was dit een leven, waardig om te leven! In de drie dagen, die op ons vertrek volgden, legden wij een kleine 70 K.M. af.'Toen verlieten wij de trein en in lange marscolonnes zette ons regiment zich in beweging — het Westen tegemoet. Eindelijk zou ook voor ons de oorlog een aanvang nemen — vol verwachting luisterden wij naar het gebulder der kanonnen. Maar wij hoorden niets — behalve het niet bepaald enthousiaste hoerageroep van de boerenbevolking, die ons voorbij wilde zien trekken. Het waren Polen; hun wens ging wel een geheel andere richting uit, dan naar een Russische overwinning. Ik kan nu hun gevoelens heel goed begrijpen. Een lange week kenmerkte zich door vermoeiende dagmarsen. Velen vielen bij die marsen uitgeput neer. Zij konden niet meer. Wij hadden slechts twee weken geoefend — hadden een SMIRNOFF VERTELT. week lang in veewagens honderden Kilometers staande afgelegd — in Warschau geen rust gekregen en nu marcheerden wij bepakt en met een zwaar gevulde ransel op de rug over afstanden, welke alleen door goed getrainde troepen en dan nog in gunstige weersomstandigheden konden worden afgelegd. Wij marcheerden, weken, maanden. Wij marcheerden naar het Noorden, dan weer Zuid, Oost en West, maar het front bereikten wij niet. De glorie, die er voor iemand moet aanwezig zijn in het strijden voor zijn land, verbleekte onder het ruwe ellendige soldatenleven en al heel gauw kwam ik tot de ontdekking, dat mijn voorstelling van het leger niets te maken had met de werkelijkheid. — Ik begon mij af te vragen of wij wel in leven konden blijven op het armzalige rantsoen voedsel, dat ons iedere dag werd uitgereikt. Gebrek aan voedsel was er gelukkig niet, maar het voedsel was van dien aard, dat het totaal ongeschikt geacht moest worden voor de consumptie — wij werden mager en verloren ons enthousiasme en het verlangen naar de strijd was niet veel groter meer dan het verlangen naar de vlucht. 's Morgens kregen wij gort met wat water en als noodrantsoen werd ons een portie graniet-hard zwart brood verstrekt, dat reeds dik onder de schimmel zat. Napoleon heeft eens gezegd, dat een leger met zijn maag vocht. Maar dan moesten in Napoleon's leger de magen der soldaten anders geweest zijn of hun voeding beter. Een portie waterige, gekookte aardappelen was een feestmaal voor ons, maar dat kregen wij slechts twee keer per week. Op Dinsdag en Donderdag. Zo zat er niets anders op dan onze riemen wat aan te halen en maar verder te lopen, dag en nacht, dagen achteréén en als het maar even kon een ogenblik te slapen. Die geforceerde nachtmarsen waren nachtmerries — 's morgens waren er heel wat open plaatsen.... Uitgeput viel de één na den ander neer. Zonder medelijden voor SOLDAAT VAN DEN CZAAR. die stakkers dwong onze compagnies-commandant ons verder te trekken, gestaald en gehard als hij zelf was door jarenlange dienst. Menig vrijwilliger zeeg ineen en stierf, zonder één vijand gezien te hebben, een eenzame dood op een landweg in de uitgestrekte Poolse bossen. Menig goed vriend heb ik op deze wijze verloren. Weken lang duurde dit lijden voort. Toen kwam een bevel om ons te voegen bij het 96ste infanterieregiment uit Omsk, dat met zeer zware verliezen uit Oost-Pruisen was teruggekeerd. II. DE DOOD DREIGT. Een voorproefje van wat mij te wachten stond, kreeg ik bij het aanschouwen van de vreemde wezens, die samen het 96ste Omsk regiment vormden. Het is niet mijn bedoeling zonder eerbied over hen te spreken, maar ze maakten op mij de indruk van een troep krankzinnigen — tot hun zielen toe waren ze verteerd en uiteengereten door de doorgestane ellende; in hun in de oogkassen weggezonken ogen las ik de verschrikkingen, de agonie der laatste dagen. Het was alsof zij nog slechts uit vrees voor de hen achterna jagende dood konden lopen — maar bij iedere stap schudde het hoofd op het, op een geraamte gelijkende lichaam van links naar rechts, van rechts naar links. Ze waren op. Er waren zelfs lichtgewonden onder hen, die steunend meemarcheerden — weg van oorlogsrumoer en loopgraven en ze hadden nog vitaliteit genoeg om ons toe te juichen, toen wij hen, in de richting van het front marcherend, voorbij gingen. Het verpletterde regiment bestond nog uit een halfdozijn onderofficieren, twee korporaals en een honderd manschappen. Zij waren in de hel geweest en ternauwernood aan die hel ontkomen. Spoedig zou het onze beurt zijn. We moesten de gedunde gelederen in de eerste linie gaan aanvullen .. . Wij namen dit vooruitzicht met het nodige flegma; wat wisten we van de ellende van daarginds af — waren wij niet blij eindelijk aan de slag te kunnen, na maanden nietsdoen? Wij kwamen nu tot de overtuiging, dat wij iets voor ons vaderland doen konden — dat het vaderland op ons rekende. Bij de indeling in gevechtssecties bleven mijn twee vrienden en ik gelukkig bij elkaar. Onze troep kreeg een speciale opdracht en bracht ons al direct in aanraking met den vijand. Het bevel kwam af, dat wij één der zes belangrijkste heuvels moesten aanvallen, welke in het bezit waren van den vijand. Onze aanval zou beginnen DE DOOD DREIGT. na voorbereidend spervuur van onze artillerie. De moed begon mij in de schoenen te zinken — wij stonden vlak aan de bosrand en namen de handgranaten in ontvangst. Zes per man. De bajonetten werden opgezet. Ik begon mij af te vragen of ik wel de moed zou hebben mijn bajonet in het lichaam van een mens te steken. Het geluid zou verschrikkelijk wezen en het bloed zou tegen mij opspatten. Ik was erg netjes op mijn uniform. De lessen bij de bajonet-oefeningen schoten mij door het hoofd: Bajonet insteken, een kwart slag draaien en weer uittrekken. Ik rilde. Menselijke lichamen aan een bajonet te rijgen was een droeve bezigheid, maar als het dan toch gedaan moest worden was het zaak de eerste te zijn. De compagniescommandant was nog jong — toen hij voor ons stond en een laatste inspectie hield, maakte hij een paar grapjes, het leek wel of we pic-nikken gingen. „Wij gaan er direct op los," zei hij, „ik reken er op, dat jullie vechten, vèchten zullen." Vechten? Natuurlijk zouden wij vechten! Ik begon naar het gevecht te verlangen. Elke minuut wachten was nu een marteling. De harde werkelijkheid kwam over ons, in al haar rauwheid. Ik kreeg het bevel vooruit te stormen. Ik moest doden, want indien ik niet doodde zou ik door anderen gedood worden. Een wedstrijd tussen moordenaars; misschien zou ik niet meer terugkomen. En ik was nog geen twintig jaar — van de oorlog had ik nog niets gezien — maar gedood wilde ik niet worden. De zon ging op achter grijze wolkenbanken. Om zes uur zou de stormaanval ingezet worden. De kapitein stond twee meter voor ons — het horloge in de hand — en luisterde naar het losbranden der kanonnen. Er was daar achter ons iets niet in orde met de kanonnen, want toen de schoten afgevuurd werden bleek, dat zij de verkeerde heuvel te pakken hadden. Veel verschil maakte dat voor ons niet uit — vooruit moesten wij, in looppas den vijand tegemoet. Eensklaps ging de stilte om mij over in een oorverdovend spektakel. Vuurstralen, bulderen van kanonnen, schreeuwen, SMIRNOFF VERTELT. granaten floten en ontploften reeds in de lucht, scherven vielen op ons neer — de vredige ochtendstilte was een inferno geworden en in het landschap, dat 2oëven nog in alle rust voor ons lag, krioelde het van schreeuwende, rennende soldaten voor mij uit stormde de kapitein, den vijand tegemoet. Blindelings volgde ik hem, struikelde nu en dan in diepe kuilen, maar ik slaagde er in op de been te blijven. Achter mij hoorde ik een schreeuw. „Ach " Ik wist dat het een Duitser was en toen ik mij omdraaide zag ik een bajonet glinsteren. Even duurde het slaan van metaal op metaal — toen verdween mijn bajonet in iets weeks. Ik was mijn lessen niet vergeten, draaide mijn bajonet een kwartslag en trok. Een lichaam viel neer, mijn bajonet was rood van het bloed. Verder.... vooruit! Wie was dat? Oud? Verder.... De honderd meter tot aan de vijandelijke heuvel leken honderd Kilometer. Een kogel scheerde een zak van mijn uniform weg en weer stak ik mijn bajonet in het lichaam van een vijand. Een angstschreeuw, kreunen — mijn bajonet was hem dwars door de schouder gegaan. Ik trok en stak opnieuw — nu in de linkerschouder. Dat was het einde. Ik veegde mijn bebloede handen af aan mijn jas. Ik was bang anders de kolf van het geweer niet vast genoeg meer te kunnen houden. Zwaar ademhalend en hijgend kroop ik tegen de heuvel op — toen ging ik plat op de grond liggen. Wij waren met zijn zessen, maakten enige verlaten machinegeweren buit en verdeelden onder elkaar de onderdelen. Onze artillerie raakte ingeschoten op onze heuvel — vijf minuten te laat. Onze positie werd door eigen artillerie onhoudbaar voor ons gemaakt. We moesten terug, dwars door ontploffende granaten, struikelend over de honderden lichamen, welke verspreid lagen als bieten op een bietenveld. Wij zijn teruggekomen. Negentien manschappen waren weergekeerd. Aan de lijsten der glorieuze doden waren de namen van den kapitein en vele anderen toegevoegd. Ik werd voorgedragen voor een onderscheiding, het kruis van St. George. Ik was trots — DE DOOD DREIGT. maar een gevoel van weerzin, van schaamte kwam over mij, toen ik aan de twee mannen dacht, die ik gedood had. De eerste doodde ik uit zelfverdediging. — Zijn leven of het mijne — maar waarom doodde ik dien andere? Toen wist ik het. Ik was bevreesd voor mijn leven, mijn instinct zei mij, dat hoe meer vijanden ik zou doden, hoe meer kans ik zou hebben om zelf in leven te blijven. Dat is de oorlog. Persoonlijke haat tussen de strijdenden is uitgesloten; je steekt je bajonet in den vijand, omdat je bang bent, want zijn gedachtengang is dezelfde — het is de kwestie wie het eerst doodt. Het was mij bijna onmogelijk die eerste indrukken van sterven, doodsstrijd en beestachtige moordlust te verwerken. Langzaam begon ik er aan te wennen. De dood vergezelde mij waar ik ook ging, ik rende met de dood, at en sliep met hem — dood was belangrijker dan leven. Dood had tweeërlei betekenis: overwinning of nederlaag. Leven was passief geworden. Barbaarse, onmenselijke feiten, maar de droeve waarheid. Met mijn vrienden werd ik aangewezen voor verkennersdiensten — wij zouden contact zoeken met den vijand, maar moesten trachten zelf niet opgemerkt te worden. Ik kreeg het commando over de troep verkenners, die de opdracht kreeg uit te vinden waar precies de voorposten van den vijand zich bevonden. Als slangen kropen we door het struikgewas naar boven. Het was nacht. Zo nu en dan verlichtten lichtkogels het af te zoeken terrein en dan legden wij ons snel, plat op onze buik. Na een moeilijke tocht, tijdens welke wij zo ongeveer een indruk kregen van de vijandelijke stellingen, keerden wij in alle stilte weer terug. Toen wij met zijn drieën door een zo goed als geheel verwoest dorp liepen, vielen plotseling links en rechts van ons de inslagen der Duitse projectielen. B-R-R-R-UMP, brrrump, — de ene explosie volgde op de andere. Muren vielen om, splinters van hout vlogen ons om de oren en de verstikkende rook maakte het ademhalen nauwelijks mogelijk. Wij renden om ons leven. Aan de grens van het dorp gekomen SMIRNOFF VERTELT. dacht ik in veiligheid te zijn. W^j hadden uit verhalen wel eens gehoord, dat je altijd getroffen werd door een granaat, die je zag, noch hoorde aankomen. Een alles verblindende explosie — ik werd opgenomen en ergens neergesmakt. Ik kwam op een grote stapel hooi terecht en dat was mijn geluk. Mijn eerste „luchtreis" was goed afgelopen, maar hoe stond het met mijn beide makkers? Ik zag de donkere wezenloze lichamen tien meter van elkaar liggen — vlak naast een nog rokende granaattrechter. Toen ik naderbij kwam, zag ik dat menselijke hulp hier niet meer kon baten. Hij was ongetwijfeld niet meer in leven, maar daar ik zekerheid wilde hebben draaide ik het lichaam voorzichtig om en zag toen, dat de rechterkant van zijn gezicht was weggeslagen en dat één been met nog slechts één stuk huid aan het lichaam vast zat. Van de andere was slechts het lichaam overgebleven — hij was zo goed als onthoofd, armen en benen waren geamputeerd. Ik werd misselijk en kon mijzelf nauwelijks op de been houden. Dit was zo heel anders. Tot nog toe was de dood zo onpersoonlijk geweest. Nu greep hij echter in mijn leven — twee vrienden, mijn enige vrienden stierven vlak naast mij, van hun lichamen was weinig menselijks overgebleven. Ik zou naar Wladimir moeten schrijven, naar hun moeders. Wij hadden dat met elkaar afgesproken. Toen kreeg ik wroeging. Had ik hen niet overgehaald om dienst te nemen? Had ik niet al mijn overredingskracht gebruikt om ze te overtuigen van het mooie, het avontuurlijke, dat ons te wachten stond? Had ik ze zelf niet uitgekozen om mij op deze verkenning te vergezellen? De tranen liepen mij over de wangen, toen ik voorzichtig hun zakken doorzocht naar persoonlijke dingen, die ik dan aan hun ouders zou zenden. De ene was verloofd. Hij had veel met mij over haar gesproken — zij zouden in zijn verlof trouwen. Ook haar zou ik moeten schrijven — maar 'ée waarheid zou zij van mij nooit te weten komen. De waarheid was te erg. Hij was voor zijn vaderland gestorven — meer zou ik haar niet schrijven. Het beeld van zijn verminkte, weggeschoten gezicht zou DE DOOD DREIGT. zij niet te zien krijgen. Ik zag het nog dagen en nachten voor mij — wanneer ik de slaap niet vatten kon en steeds weer werd teruggetrokken naar de granaattrechter, waaruit nog langzaam de rook dwarrelde, welke de ontzielde lichamen aan mijn oog onttrok. Dan viel ik in slaap. Ik kon mij niet meer herinneren, welke hun laatste woorden waren geweest. Onophoudelijk moest ik vaststellen, dat zij werkelijk dood waren — het leek veeleer een benauwde droom, een verschrikkelijke nachtmerrie. Toen ik terug kwam, bracht ik rapport uit. Mijn regimentscommandant zag duidelijk aan mij dat ik totaal overstuur was en riep mij binnen in zijn tent om een glas wodka met hem te drinken. Hij begreep dat ik met iemand wilde praten — hij was een prachtig mens. Bij een brandende kaars schreef ik die nacht drie brieven. De moeilijkste taak in mijn leven. Ik kon het niet uitleggen. Ik kon niet ouders en verloofde schrijven hoe vreselijk zij verminkt waren, levendig als het beeld nog voor mij stond en waarvan ik mij niet kon losmaken. Toen de dag aanbrak, deed ik de brieven in drie enveloppen en postte ze voor Wladimir. Sinds die tijd was er aan mijn soldatenhart veel veranderd. Ik was een „Killing-machine", een machinale doder geworden; elke goed gerichte geweerkogel, een raak geworpen handgranaat maakten mijn levenskansen weer beduidend groter. Mijn vechten kreeg bovendien nog een andere inhoud. Mijn vrienden waren gedood — met een gloeiende haat, haatte ik degenen, die hen gedood hadden. En hun gevoelens voor mij zouden van de mijne wel niet veel verschillen. Per slot van rekening doodde ik ook iemands vriend, een zoon, een verloofde of echtgenoot. Dat was de grootste tragedie van de oorlog — aan beide zijden verloor men elk menselijk gevoel, ieder sentiment. Ook de meest bezadigde mens werd somtijds een hysterische idioot als het om het bloed, om het leven van een kameraad ging. Door de psyche van de oorlog, waarin levens niet meer telden, zonk elk gevoel weg in de draaikolken van geestelijke ontreddering en verwarring en ik had bovendien nog wat anders te doen. Ik was korporaal geworden bijna iedere nacht ging ik mijn sectie voor, als wij vlak over de grond den vijand in zijn stellingen opzochten. Soms was het zo donker, dat ik geen hand voor ogen zien kon, ook géén vijandelijke bajonetten, ook géén goed verborgen machinegeweer, zelfs de vijanden niet, die achter die wapens diep in het struikgewas, uitgegraven in de aarde verborgen lagen. Bij die nachtelijke sluippartijen kwamen we meer dan eens aan grote granaattrechters. We wisten dat vijanden zich erin hadden genesteld — meestal waren een paar handgranaten reeds voldoende. Even schreeuwde en gilde men in zo'n granaattrechter, dan werd het stil. Lichtkogels floten door de donkere lucht en verlichtten voor korte tijd de verschrikkelijke hel, waarin wij ons bevonden en waarin vooruitgaan gelijk stond met terugtrekken. Want bij een terugtocht werden wij eveneens met de dood bedreigd uit de eigen vuurmonden, zodat men zich geen seconde zonder het gezelschap van de dood wist. Een van de hevigste gevechten aan het Russische front was de slag bij Lodz. De gehele bewegingskrijg in die dagen was dermate gecompliceerd, dat de voorste linies door elkaar heen zig-zagden en de Duitsers zich op verschillende plaatsen achter onze eigen stellingen bevonden. — Aan het gevecht zelf nam ik geen deel — ik werd belast met speciale verkennersdiensten, maar had het met mijn kleine troep overigens zwaar genoeg, want overal, aan alle kanten werd hevig gevochten. Dicht bij één van de Duitse stellingen werden wij ontdekt. De machinegeweren ratelden, wij vluchtten alle kanten uit en zochten links en rechts een schuilplaats voor de regen van dodend staal, die op ons neerviel. Plotseling voelde ik een hevige pijn in mijn been, alsof ik met een stok was geslagen. Uit mijn laars sijpelde bloed — toen wist ik, dat ik getroffen was. Zo rende ik verder, pijn had ik niet, maar toen begon mijn gewonde been langzaam zijn diensten te weigeren. Op mijn knieën kroop ik door granaattrechters verder — onophoudelijk DE DOOD DREIGT. duurde het vuren voort, mijn been deed nu veel pijn — het was alsof het brandde. Toen had ik geen kracht meer om voort te gaan, ik liet mij in een granaattrechter zakken en bleef daar liggen. Bijna brak ik mijn nek, want ik liet mij voorover naar beneden vallen en de granaattrechter was dieper dan ik had gedacht. Ik zou daar blijven liggen tot de duisternis inviel, alvorens naar onze stellingen terug te kruipen. Nog steeds werd er hevig gevuurd — af en toe ontplofte een granaat vlak bij, echter zonder veel schade aan te richten. Ik lag bij een groot stuk beton, onophoudelijk ricocheteerden vijandelijke kogels in alle richtingen óm mij heen. Een kogel ging recht door mijn pet — het angstzweet brak mij uit. Zoals zovelen had ik steeds gedacht onkwetsbaar te zijn — maar nu ik eenmaal gewond was, bleef er van die gevoelens bitter weinig over. Ik had alle hoop opgegeven nog eens uit deze hel weg te komen! Plotseling ontplofte een granaat juist boven mij. — Een regen van zand, aarde en beton kwam op mij neer. Ik was half begraven en worstelde met de massa's aarde en stukken metaal om weer vrij te komen. Met mijn handen krabde ik de aarde zolang weg tot mijn vingers bloedden. Tenslotte mocht ik van geluk spreken, toen ik bemerkte, dat de verstikkingsdood aan mij was voorbijgegaan. De pijnen aan mijn rechterbeen werden steeds heviger — met mijn mes sneed ik de schacht van mijn laars open en wierp het knellende leer van mij af. Een kogel trof mijn laars en begroef hem in de binnenwand van mijn schuilplaats. Ik kreeg toen koorts en begon te ijlen — weinig herinner ik mij van de uren, die toen volgden. Ik geloof dat ik op het punt was waanzinnig te worden — toen ik weer tot bewustzijn kwam was het stikdonker. Er heerste een vreemde stilte en slechts af en toe werd het terrein rondom mij verlicht door vuurpijlen en lichtkogels. Toen kon ik vaststellen, dat ik in niemandsland lag — met een verbrijzelde voet en totaal onkundig van de plaats waar ik mij bevond. Waar lag de vijand, waar SMIRNOFF VERTELT. waren de Russen ? Het ene been kon ik niet meer gebruiken. Langzaam kroop ik tegen de wand van de granaattrechter op en keek toen voorzichtig over de rand in alle richtingen. Niets kwam mij bekend voor — alles was nacht om mij heen. Zonder enig gevoel van de juiste richting begon ik zo goed en kwaad als het ging verder te kruipen — ik hoopte dat ik in de goede richting ging. Enig idee van de tijd of hoelang ik voortkroop, had ik niet. Ik was een levende dode — langzaam verloor ik het bewustzijn. Toen was ik thuis in Wladimir en speelde er met de andere kinderen in de bossen. Ik zag het vuur oplaaien in de grote stookplaats en hoorde mijn moeder zingen, terwijl ze bezig was met het bakken van de grote broden. Ver af hoorde ik de kerkklokken van Wladimir. Ik probeerde de slagen te tellen, maar het geluid was nu overgegaan in een huilend bulderen en stierf toen langzaam weg. Het was toen alsof mijn hoofd barstte en zonder te weten waar ik terecht zou komen, liet ik mij in een loopgraaf vallen, want wellicht zou daar water te vinden zijn — ik smachtte van dorst. Ik kon geen geluid meer voortbrengen. Mijn lippen waren gezwollen, in mijn keel brandde het. Weer werd het stil om mij heen. Hoe lang ik daar gelegen heb, weet ik niet. Toen ik bijkwam lag ik op een houten draagbaar met mijn hoofd op een zak zand. Ik hoorde een stem .... woorden die ik kende! Ik was gered. „Stil maar — er is niets gebeurd. Wees maar rustig" en tegelijkertijd bracht men een fles aan mijn lippen. Met grote slokken dronk ik ze aan één stuk leeg. Toen lag ik onbewegelijk en te verdoofd om te beseffen, dat ik door een nauwelijks te geloven zo groot geluk in de eigen linies was terecht gekomen. Een Rode-kruis soldaat verbond mijn voet, die nog veel pijn deed en toen werd ik op een ziekenbaar weggedragen naar de eerste hulppost. De dokter onderzocht mijn wond en achtte opnemen in het hospitaal nodig. Zo op het oog meende hij, dat alle beentjei in mijn voet versplinterd waren. 1916 Mijn trouwe kameraad Lipski Onze escadrille onderweg van Galicië naar Roemenië Winter 191 Aankomst aan het front. Tussen de sergeant-vliegers 1911 DE DOOD DREIGT. In een boerderij, welke was ingericht als veldpost, werd ik opgenomen tot het ogenblik, dat er een gelegenheid zou zijn om mij verder te transporteren naar Petrograd of Warschau, waar de hospitalen reeds tot aan de nok gevuld waren met zwaar gewonden. Schuren, boerderijen in de hele omtrek waren als noodverbandplaatsen ingericht. Daarheen richtte men de lawine van gewonde lichamen, welke in die grote slag van Lodz aan de dood waren ontsnapt, maar die hun leven lang de verminkingen, de lidtekens nog mee zouden hebben te dragen. Wij lagen in de hall van een groot huis, dat vroeger van een welgesteld hereboer was geweest. Met zijn brandende kaarsen en open haard was het een plaats, waar het eens wellicht aangenaam scheen te verblijven. Het was nu de kamer der verschrikkingen. Onophoudelijk liepen de Rode-kruis zusters af en aan en bewogen zich tussen de rijen der gewonden, bedden bleken er maar een paar te zijn — een voldoend aantal stoelen was er niet. Meer dan één gewonde lag op de stenen vloer. Jonge doktoren, nauwelijks door hun professoren op de mensheid losgelaten, deden al het mogelijke om er iets van terecht te brengen, om de patienten op hun gemak te stellen — ergens anders werden spoedoperaties uitgevoerd. Op verschillende plaatsen was de grond rood gekleurd door het bloed, dat rijkelijk stroomde en de wanden van de zaal weerkaatsten voortdurend de kreten van agonie en pijn in holle angstwekkende echo-klanken. Velen waren bewusteloos, anderen waanzinnig, vloekten op de verpleegsters en de jonge doctoren, omdat deze hun niet vlug genoeg hielpen. In de aangrenzende kamers lagen de officieren, of werden de meest gewaagde operaties verricht om een leven te behouden. Dan hoorde men kermen van pijn, wanneer daar in zo 'n kamertje weer ledematen werden geamputeerd of geopereerd werd zonder narcose. Naast mij op de grond lag een Jood. Hij zag er goed uit, maar hij scheen niets meer op te merken. Hij mompelde in zichzelf en toen ik hem aanzag, schrok ik van de ellende in dit jonge goedgebouwde Smirnoff vertelt. 3 SMIRNOFF VERTELT. lichaam. Zijn overhemd was vaneen gereten, in zijn brede mannelijke borst zag ik zes kogelwonden. Onbegrijpelijk was het, dat hij nog leefde. Hij ging zelfs overeind zitten en staarde recht voor zich uit — ik wist toen dat hij het verstand verloren had en geestelijk reeds niet meer leefde. Vergeleken met de ellende om mij heen, waren mijn wonden licht te noemen. De doktoren en verpleegsters kregen geen ogenblik rust. Drie dagen en nachten zonder slaap waren zij in 't getouw en nog stierven er honderden, omdat er geen tijdige hulp aan allen gegeven kon worden. Dat was moed. De moed van verpleegsters, die niet onder hoerageroep en krijgsgehuil den vijand tegemoet stormden, maar die op haar tanden bijtend, hier zwijgend het verband legden, daar een gewonde woorden van medelijden toespraken of elders een laken trokken over hem voor wien de eeuwige verlossing was gekomen. Zij waren heldinnen, het bloed in haar harten mengde zich met het bloed der gewonden — zij gingen voort en gaven met liefde aan allen haar troost. Zo lagen wij te wachten op hulp, die komen zou. Voor velen kwam die hulp te laat en nauwelijks waren zij gestorven, of hun nog warme lichamen werden al weer weggevoerd. Er was plaats nodig, nieuwe zwaargewonden kwamen. Het ware menselijk geweest, indien ik aan de levens van die gemartelden met een revolverschot een einde had kunnen maken. Buiten stapelden de lijken zich op — er waren geen mensen om al die doden direct te begraven — niemand maak ik hiervan een verwijt, ik constateer slechts datgene wat ik zag in dit sinistere grote dodenhuis. Toen ik op het punt stond het bewustzijn te verliezen, voelde ik hoe iets tegen mij aanrolde. Ik opende mijn ogen. Naast mij was ook voor den Jood aan alle lijden een einde gekomen. Ik drukte hem zachtjes van mij weg en draaide hem voorzichtig om. Het was mij onmogelijk naar zijn wonden te kijken — hij was dood, hij was gelukkig nu. „Zo, hoe gaat het met jou?" Toen ik opkeek zag ik een jongen dokter, die zich over mij heen DE DOOD DREIGT. had gebogen. Aan zijn ogen zag ik, dat hij in lange tijd geen rust had genoten. Toch lag er op zijn gelaat een glimlach. Helden waren zij, deze jonge mannen, minstens even heldhaftig als de strijders aan het front. Toen hij mijn voet had onderzocht, schudde hij meewarig zijn hoofd en gaf als zijn mening te kennen, dat ik naar het hospitaal in Petrograd getransporteerd moest worden. Ik juichte bijna van geluk. Ik verlangde naar de veiligheid — het was niet heldhaftig, maar ik verlangde weg te komen uit deze hel op aarde — wij allen hadden slechts die éne wens, alhoewel wij drommels goed wisten, dat wij na hersteld te zijn weer onmiddellijk teruggeroepen zouden worden. Grote ambulancewagens stonden gereed om de gewonden naar het station te brengen, waar de ene na de andere trein zijn lange reis naar Petrograd begon. Niettegenstaande mijn voet nu verbonden was, voelde ik toch hevige pijnen en het verraste mij niet, toen ik van één van de doktoren hoorde, dat er kans was op complicaties. Niets lag meer voor de hand — om één uur 's middags was ik gewond en het duurde tot na middernacht, voordat ik verbonden en wel weggevoerd werd naar het hospitaal. Van de Rode-kruis auto's uit zagen we versterkingen voorbij marcheren. Jonge, opgewekte kerels wien de liefde voor het vaderland in de ogen was te lezen — de koperen uniformknopen en de bajonetten glinsterden in het witte licht van de maan. — Ik vroeg mij af wat zij wel zouden denken, toen één voor één al die ziekenwagens voorbij gingen — en of zij er wel een idee van hadden, dat al die gewonden ééns jonge strijdlustige soldaten waren, waarin ieder gevoel van vaderlandsliefde nu dood was. Zij waren bereid om voor hun vaderland te sterven, bereid tot nog grotere offers: wellicht verminkt aan armen of benen, oren of ogen terug te komen, met als vooruitzicht de levenslange invaliditeit, ver weg voor de mensheid verborgen in het huisje van den verminkten oudstrijder. Ze stonden op de drempel van het grote avontuur, ze zouden er over schrijven naar huis, wanneer SMIRNOFF VERTELT. zij tenminste nog een hand over hadden om te schrijven. De Rode-kruis treinen waren geen Pullman-cars — maar zij voerden ons weg van het toneel van de strijd en we waren bereid alle ongerief in deze omstandigheden op de koop toe te nemen. Aan het front en in de tot veldhospitaal ingerichte boerderij, was weinig gelegenheid geweest om ons te wassen — veel reserve overhemden hadden wij niet en het was geen wonder, dat onze lichamen werden opgevreten door de luizen. We pasten die dagen het simpelste systeem van „dry-cleaning" toe — knetterend verdwenen de luizen in de vlammen van het grote vuur, waarom we 's avonds geschaard zaten als het buiten vroor dat het kraakte en zelfs niet één verlangde naar verse lucht. Eir^elijk bereikten wij Petrograd. Het ziekenhuis, waar ik opgenomen werd, was voordien de Polytechnische hogeschool. Ik was er een zeer geziene patiënt — ik was een der eersten, die gewond terugkwam met het onderscheidingsteken van St. George op zijn borst — de zusters en de Rode-kruis verpleegsters deden al het mogelijke om mij in haar afdelingen te hebben. Ik was tamelijk onverschillig voor al deze blijken van sympathie — ik was zo ziek, dat ik slechts één wens had: een zacht bed. In maanden had ik niet in een bed geslapen, géén warm bad gehad. Toen ik na een heet bad voorzichtig in een heerlijk schoon bed werd neergelegd, had ik het gevoel in de hemel te zijn en vond iedere verpleegster een engel op aarde. III. HET ZAAD DER REVOLUTIE. Ik kwam in een grote open ruimte terecht, waar met mij nog honderd andere gewonden waren ondergebracht en waar wij zo goed als het ging, onze tijd met allerlei vermaken trachtten te doden. Per slot van rekening waren onze wonden niet zo heel ernstig; het zou nog wel even duren, alvorens wij weer werden teruggezonden naar het front. Aan de andere kant probeerden we op alle mogelijke manieren de indruk te vestigen, dat wij er slecht aan toe waren en dat onze genezing nog wel enige maanden zou vorderen. De doktoren hadden dit spelletje gauw in de gaten, maar deden nu en dan eens een oogje dicht en rapporteerden, dat er wel vooruitgang was, maar zeer langzaam. Mijn lievelingsverpleegster was een knap jong meisje, de dochter van Groothertog Alexander's secretaris, die de schepper was van de Russische Luchtvaart. Dikwijls hadden we urenlange gesprekken over haar vader's pogingen om een luchtvaart te vormen of over de belevenissen van Russische gevechtsvliegers. Hun wederwaardigheden — zij hadden reeds vele overwinningen in de lucht behaald — deden mij de haren te berge rijzen. Ik kon van mijn bed uit neerzien op het terrein van de militaire vliegschool. De opgewekte jonge kerels in hun goed zittende uniformen maakten een diepe indruk op me. Ik begon naar de vliegerij te verlangen en nam het besluit om mij op te geven voor de militaire luchtmacht, zodra mijn voet weer geheel beter zou zijn. Wat eerst een kleine comedie was, werd werkelijkheid. Geen dag ging voorbij zonder pijn en ik besefte maar al te zeer, dat er iets niet in orde was. Toen ik den dokter op den man af vroeg, hoe het er mee stond, kreeg ik te horen, dat mijn voet geamputeerd zou moeten worden. Behalve de schrik, die mij om het hart sloeg, maakte zijn mededeling een einde aan al mijn dromen. Het liet SMIRNOFP VERTELT. den dokter onverschillig, dat ik mij voortdurend tegen zijn ingrijpen verzette. Zijn mening over mij werd er niet beter op, toen ik liet merken, dat ik aan zijn autoriteit twijfelde, maar zijn besluit stond vast. Ik had de keus: amputatie of sterven, want er hadden zich complicaties voorgedaan en de kansen op wondkoorts waren groot. Blij vooruitzicht! Maar veel vertrouwen had ik niet in hem. Hij was nog niet afgestudeerd, maar scheen de hemel te danken voor de kans om zijn verkregen kennis nu reeds in praktijk te kunnen brengen, een gelegenheid waarop hij anders jaren had moeten wachten. Het principe van al die jonge doktoren was bij twijfelgevallen in één woord samen te vatten, n.1.: „hakken". Mijn dokter wilde nu eenmaal amputeren en liet zich deze fraaie kans op een flinke operatie nu eens niet ontgaan. Gedurende die dagen was ik echter onbekend met deze mentaliteit, de gedachte aan levenslange invaliditeit liet mij niet met rust en wanneer ik 's nachts de slaap niet kon vatten en de zuster mijn hoofdkussen kwam recht leggen, was ik de hemel dankbaar, dat er tenminste iemand was bij wie ik mijn hart kon uitstorten. De zusters waren onze troost, kerels met baarden snikten het bij de zustertjes uit en beschouwden haar als hun moeder. Zij hadden haar vaders kunnen wezen! Het waren charmante jonge dames, vrijwilligsters en meestal voortgekomen uit zeer aanzienlijke en rijke families. Hoewel mijn zuster met geen woord over mijn situatie met den jongen dokter sprak, scheen zij toch wel enig idee te hebben van zijn gewoonte om er maar direct het mes in te zetten en zij drong er bij mij op aan om toch vooral niet toe te geven. „Je voet is niet zo, dat er geamputeerd moet worden." Zij had enige kijk op ziekenwerk gekregen en haar woorden maakten mij overgelukkig. Ik zou mij blijven verweren, een paar dagen uitstel zou geen narigheden veroorzaken en ik had tenminste nog de kans mijn voet te behouden. De volgende dag deelde ik aan den dokter mede, dat ik mij zou HET ZAAD DER REVOLUTIE. verzetten tegen de voorgestelde amputatie. Hij was woedend. Hij schoof alle verantwoording van zich af .... na twee angstige weken deed ik op een paar krukken weer eens mijn eerste wankelende schreden. De dokter was sportief, hij gaf toe, dat hij zich had vergist, maar ik heb hem sindsdien nog menige amputatie zien verrichten bij soldaten, die minder geluk hadden gehad dan ik. Reeds in deze eerste periode van de oorlog hoorde men de woorden „revolutie" mompelen. Er ging een golf van sociale ontevredenheid over de massa's en men zag in het uitbreken van de oorlog een door God gegeven teken om aan alle bestaande toestanden een einde te maken. Twee figuren wierpen hun schaduw over het ontevreden land vooruit: Lenin en Trotsky. De hospitalen, waar ontmoedigde mannen steeds meer vrees kregen voor de strijd aan het front, waren bij voorkeur een dankbaar arbeidsterrein voor de vele revolutionnaire agenten. Het psychologische moment was gekomen en de nieuwe theorieën gingen er bij deze gewonden maar al te goed in. Het Russische volk was eindelijk tot inzicht gekomen, dat de heersende klassen de oorlog hadden uitgelokt en ongeschikt waren om te regeren. Men vroeg mij te vertellen wat zich feitelijk aan het front afspeelde en ik moet zeggen, dat ik een dankbaar gehoor vond in de vragende jonge doktoren, die vasthielden aan het „Right is right and wrong is wrong" en geheel onverschillig stonden tegenover de vraag in die dagen: Wie moet er over Rusland regeren? De avonduren leenden zich uitermate voor deze politieke gesprekken. Het waren ernstige, welopgevoede jongemannen, die dan zo aan mijn bed zaten en mij de moeilijkste vragen stelden. „Waarom streed ik? Wat was het doel van een oorlog?" Hun argumenten waren zuiver en juist, hun opmerkingen waren gegrond en ik ben de overtuiging toegedaan, dat zij met heel wat meer succes de revolutionnaire zaak dienden dan de anderen. Zij stonden tegenover door pijnen gekwelde gewonden, die weinig of geen weerstand hadden en maar al te graag naar hun woorden * SMIRNOFF VERTELT. luisterden. Revolutionnaire lectuur ging van zaal tot zaal, van bed tot bed. Later begon de georganiseerde propaganda. Vertrouwensmensen van de revolutionnairen hielden de gewonden in de hospitalen van de troepenbewegingen aan het front goed op de hoogte en het was weinig goéd nieuws, wat zij brachten. De Russen trokken terug. Iedereen wist het, alhoewel de kranten hun best deden om de moed er in te houden. Maar langzaam kwam de waarheid aan het licht: het ging niet goed in Rusland. De dagen die ik nog doorbracht in het hospitaal, doodde ik met kleine langzame wandelingen door de verschillende zalen en de operatiekamer. Die operatiekamer was een lege zaal met een paar houten stoelen en een tafel, waarop de patiënten kwamen te liggen. Er werd hier zwaar gezondigd tegen de medische wetenschap — er was een tekort aan geroutineerde chirurgen en antiseptische middelen. Ook was er geen ether en chloroform in voldoende mate aanwezig en meer dan eens zag ik operaties verrichten, waarbij de patiënt niet eens kon worden verdoofd. Maar bij al deze tragedies waren er nog wel eens ogenblikken van vreugde en uitgelatenheid. De verpleegsters hadden veel gevoel voor humor, zij waren goedlachs en dat werkte nog wel eens aanstekelijk, niettegenstaande de lust tot lachen bij velen van ons vergaan was. Wij waren een troep grote kinderen. Iedere morgen werd onze temperatuur opgenomen en wij deden al ons best om het kwik zo hoog te krijgen, dat we in aanmerking kwamen voor lichtere voeding. Hoe zieker wij waren, hoe beter de voeding. Wanneer de verpleegster ons de thermometer onder de oksel gebracht had, verwijderde zij zich altijd een minuut of twee. Vlug wreven wij de thermometer dan enige malen krachtig over de wollen deken en-stopten hem dan weer gauw onder de arm. „Hm, aan de hoge kant," sprak ze geheel verrast, „wat is er met jou aan de hand?" „Heb je je opgewonden?" „Neen, zuster, dat nu bepaald niet, maar ik voel me vandaag niet prettig." HET ZAAD DER REVOLUTIE. „Geef mij je pols eens." Ze wachtte even en zei toen „met die thermometer is iets niet in orde, laten wij nog eens kijken." „Dat is vreemd," zei ze lachend, „mijn ogen worden er niet beter op, ik zal me een bril moeten aanschaffen!" Weg, de lichte uitgelezen kostjes. Ik hield mij die morgen echter zéér rustig en de zuster rapporteerde toch maar, dat ik die dag iets minder was. Zij hadden harten van goud, onze verpleegsters. Weinigen beseffen hoe belangrijk de rol was, die zij in dit grote oorlogsdrama speelden. Zij ondergingen evenzeer de tragedie, maar zij klaagden nooit en hadden van haar taak een zéér hoge opvatting. Ze gaven moed en troost in de bange uren van de lange nacht, zij gaven zich met geheel hun wezen. Het gevoel begon mee te spreken. Een volgende dag zouden weer enigen naar het front vertrekken. Zij waren fit en op de been geholpen om weer gewond en gepijnigd te worden aan het front, dat steeds om meer versterkingen riep. Wellicht was zo een zuster de laatste vrouw, die deze arme kerels ooit weer zouden zien. In die laatste nacht, voor het vroege vertrek, namen zij van elkaar afscheid, met een tedere omhelzing. Men kon slechts diepe verering koesteren voor deze zusters. Zij namen, alsof zij hun echte zusters waren, afscheid van haar patienten, en door een innige kus vond de vertrekkende strijder moed voor zijn komende, wellicht zijn laatste reis. De tijd ging snel voorbij. Binnen afzienbare tijd zou ik het hospitaal moeten verlaten, zodat ik spoedig iets moest doen, wilde ik nog ingedeeld worden bij de luchtvaart. Zou het mij gelukken? Ik riep de hulp in van mijn verpleegster en vroeg haar of haar vader niet een voorspraak voor mij zou willen zijn. Ik verzweeg haar niet dat ik bang was om weer terug te gaan naar de loopgraven en wist haar te overtuigen, dat ik bij de luchtdienst meer voor mijn vaderland zou kunnen doen dan bij de infanterie. Zij wist haar vader nu zelfs zover te krijgen, dat SMIRNOFF VERTELT. hij mij in het hospitaal kwam opzoeken. Hij beloofde mij zijn medewerking, aanvraagformulieren werden ingevuld en nog dezelfde dag gingen ze verzegeld en wel op de post naar het Ministerie van Oorlog met een aanbevelend schrijven van hemzelf er bij. Het zou wel enige tijd duren, voordat ik iets te horen zou krijgen, want mijn aanvraag had heel wat officiële instanties te passeren. De hoofdzaak was, dat het antwoord binnen zou komen, voordat ik weer gecommandeerd zou worden naar het front te vertrekken. De laatste dag in het hospitaal brak aan. Ik moest vertrekken. Van mijn vrienden, van de verpleegsters nam ik afscheid om mij te gaan melden bij het 76ste bataljon in Narwa. Ik was genezen. De dagen die nu volgden werden geheel gewijd aan verdere militaire africhting; ik leefde verder in de hoop nog voor mijn vertrek in het bezit te zullen zijn van de nodige papieren voor mijn toelating tot de luchtmacht. Maar er ging geruime tijd voorbij zonder dat ik iets hoorde. Maar eerst stond een verlof in Wladimir op het programma, dat spoedig volgde. Het was een grote dag voor me, toen ik in mijn blauwe uniform met mijn decoraties ons huis binnen stapte en ik geloof, dat vader en moeder erg trots op mij waren. Dat ik weggelopen was, hadden zij mij al lang vergeven, maar moeder probeerde mij op alle manieren er van terug te houden weer naar het front te gaan. „Kom, kom moedertje," sprak vader en zijn stem trilde, „je begrijpt toch wel, dat Iwan weer terug moet." Ik begreep en wist het zelf ook, maar mijn moed was beduidend geringer dan de eerste maal. Gedecoreerd te worden is éen ding, maar er naar te leven is wel enigszins anders. Ik was nu eenmaal een held en had held te zijn en te blijven. Achter heel wat decoraties klopt een gevoel van angst. Ik zie mijn ouders nog zo goed voor mij, toen wij afscheid namen. Moeder weende, en haar ogen waren rood, maar vader bedwong zijn emoties, want moest niet een ieder het beste wat hij bezat afgeven voor dat éne grote doel, de verdediging van het HET ZAAD DER REVOLUTIE. vaderland? Hij was zéér conservatief. De latere gebeurtenissen in Rusland hebben hem zeer geschokt. In 1920 toen ik in Croydon als mecano werkte, bereikte mij het droeve bericht van zijn dood. Hij stierf aan typhus. De maand verlof was een gelukkige tijd bij vader en moeder en de anderen doorgebracht, maar meer dan één nacht kon ik de slaap niet vatten; ik kon mijn gedachten maar niet los maken van het schrikbeeld, dat ik terug moest naar de loopgraven. Als ik dan s nachts wakker lag, sloot ik mijn ogen, wanneer ik hoorde hoe moeder de trap opkwam en mijn slaapkamer binnen ging. Het liefste had ik haar een kus gegeven en verteld hoe fijn ik het vond, dat zij bij mij was, maar was het niet beter mij maar slapende te houden ? De heldenrol, die ik in Wladimir te vervullen had, drukte mij loodzwaar. Mijn vriendinnetje van vroeger kwam mij zelfs vertellen, dat ze nog wel van mij hield. Ik voelde niets voor het huwelijk, ik was vast besloten in de luchtvaart te gaan en wilde alléén blijven. Zij heeft nog jaren op mij gewacht; zij stierf in een der ziekenhuizen aan tuberculose. Ik heb mij wel eens afgevraagd hoe anders mijn leven zou zijn geworden, indien ik vóór mijn dienstneming met haar getrouwd was. Maar wat deerde in die massale moordpartij het gebroken hart van één vrouw ? Er waren zovele vrouwen met roodbeweende ogen, soldatenvrouwen en verloofden, wier laatste hoop verdween, toen de mannen wegmarcheerden naar het front, vanwaar slechts weinigen zouden terugkeren. Toen mijn verlof om was, had ik mij weer in Narwa te melden. Maar de hoop op een gunstig antwoord van het luchtvaartregiment had ik niet opgegeven. De avond voor het vertrek kenmerkte zich door de gebruikelijke voorbereidingen. Klaarmaken van de marstenue, het vullen der ransels en alles werd gereed gemaakt voor het vroege vertrek op de volgende dag. Ik deed die nacht geen oog dicht. Maar toch was ik een held .... SM1RNOFF VERTELT. Buiten de hospitalen werd alles in het werk gesteld om de vaderlandsliefde nog aan te wakkeren. Toen ik alweer een dag of wat in Narwa was, werden wij uitgenodigd een voorstelling in de Opera bij te wonen. „Leven van den Czaar," werd er opgevoerd en hoewel het pure propaganda was, hadden wij een kostelijke avond. Na de ellende van het front, na de invaliditeit in het hospitaal was deze avond er een, welke wij nooit zouden vergeten. Mijn verlangen naar de luchtmacht werd groter, naarmate ik iedere dag weer te zien kreeg hoe de leerlingvliegers op het vliegveld behandeld werden. Ik had vroeger nauwelijks aan vliegtuigen gedacht en ook zelfs maar het kleinste gevoel van admiratie gehad voor de eerste vliegers, voor de kerels die geschiedenis maakten in die allereerste luchtgevechten. Ik zou er het landleger mee uit kunnen komen, want ik zag op tegen het allerergste, de modder van de loopgraven .... Om twaalf uur 's nachts hoorde ik den sergeant van de week mijn naam roepen. In een ogenblik was ik het bed uit. Hij gaf mij een verzegelde enveloppe — van het luchtvaartregiment. Haastig maakte ik ze open en kon een kreet van blijdschap nauwelijks bedwingen. Ik moest me melden bij de eerste compagnie luchtvaarttroepen ! Gode zij dank! Petrograd, de luchtvaart, de verpleegsters — oh! die verpleegster! — Ik had niets meer te wensen. Zo moet Assepoester zich gevoeld hebben, toen zij met haar Prins in de glazenkoets wegreed naar het Sprookjesbal. Hoe werd ik benijd door mijn makkers, maar hoe groot was mijn medelijden met de mannen in het grijs, die daar 's morgens op de trein stonden te wachten, welke hen zou voeren naar het westelijke front. Mijn trein ging naar het Oosten — naar Petrograd — een nieuwe dag in mijn leven was aangebroken! IV. OP EIGEN WIEKEN! Toen ik nog een kleine jongen was, had ik tijdens een vroege zomer grote belangstelling voor een spreeuwenfamilie, die in een bos vlak bij mijn ouderlijk huis nestelde. Ik moest en ik zou de eerste vlucht van de jongen meemaken, en dagenlang lag ik op de loer om vooral het grote ogenblik niet te missen! Gelukkig groeiden de spreeuwtjes zeer voorspoedig, zodat ze al gauw op een rijtje op de rand van het nest gingen zitten, terwijl de ouders in spanning rondfladderden. Tot op een goede dag de grootste de sprong waagde: hij liet zich zo'n beetje van de rand aftuimelen, en kwam piepend van emotie op de grond terecht. De spreeuwenmoeder controleerde of het niets mankeerde: toen vloog ze een eindje weg, het jong onbeholpen achter haar aan, meer met sprongetjes, dan echt vliegend. Maar dat was gauw geleerd. Binnen weinige dagen wisten ook de anderen hun vleugeltjes te gebruiken, en verhuisde de hele familie dieper het bos in. Nu hebben leerlingvliegers veel weg van zulke jonge spreeuwen, vooral in de tijd, toen ik leerde vliegen was dat nog het geval. Met de dubbele besturing van tegenwoordig is het leren vliegen lang zo sportief en avontuurlijk niet meer als in die goede oude tijd. De beginneling van luttele tientallen jaren terug had, evenmin als het spreeuwtje zijn vleugels, de handles van het toestel geprobeerd, voordat hij er werkelijk de lucht mee inging.... helemaal solo! Maar daar hield de vergelijking dan overigens mee op, want het spreeuwevliegertje fladderde eenvoudig van zijn nest naar de grond, maar de jeugdige piloot moest eerst een aanloop nemen en zien te stijgen, voordat hij weer op de aarde neerstreek! De enige lessen, die ik in die roekeloze eerste oorlogsdagen kreeg, behalve dan in het „grondwerk", bestonden in het achter een SMIRNOFF VERTELT. instructeur in een open toestel zitten, over zijn schouder te leunen en met mijn hand over de zijne de bewegingen van de stuurknuppel mee te maken. Wanneer ik dan ook eens actief wilde zijn en de stok enthousiast naar me toetrok, schoot het toestel met een scherpe hoek omhoog, en duwde ik hem dan verschrikt wat ver terug, dan zaten we in minder dan geen tijd vlak boven de toppen der bomen. Toen ik in het voorjaar van 1915 van de Petersburgse Oefenschool naar de Moskouse Vliegschool was overgeplaatst, gewapend met de tamelijk vage notie van de vliegerij, die slechts drie en een half uur „lessen op het gevoel" hadden opgeleverd, werd ik alleen de lucht ingestuurd. Die gedenkwaardige ochtend was ik te opgewonden om vrees te hebben over de mogelijke afloop van het experiment: zelf achter de knuppel te zitten van een Farman 4 — toen de crème de la crème! — met een 50 PK roterende motor, die de geweldige snelheid kon ontwikkelen van een kleine 70 K.M. per uur. Het geraamte was niet veel zaaks, de cockpit was open en het instrumentenbord zag er even kaal uit als dat van de vooroorlogse auto's. Eenzaam prijkten erop: een gashandle en een hoogtemeter. Maar een beginneling als ik vond dat al meer dan genoeg. Hoe de leerlingen van thans kans zien uit die meters en knopjes wijs te worden, is me een raadsel! Terwijl het toestel de hangar uitgereden werd, blinkend in de ochtendzon, kwam de kapitein van de vliegschool met de opdracht, dat ik er nu maar eens mee de lucht in moest. Het was veel eerder dan ik gedacht had. Toch was ik meer verrast dan angstig, al was er wel reden voor het laatste, want een gekraakte kist betekende voor den leerling-piloot: terug naar de oefenschool, als een stoute jongen, die in de klas naar de achterste bank wordt gestuurd! „We kunnen je niet altijd als een zuigeling behandelen, het wordt tijd dat je je hersens gebruikt. Vergeet vooral niet de motor af OP EIGEN WIEKEN! te zetten tegen dat je wilt dalen, anders wordt dat je laatste landing," en met deze bemoedigende woorden in de oren klom ik in de cockpit, zette m'n vlieghelm op en trok de zware bontkraag wat vaster. Onderwijl tolden mijn gedachten rond, maar de volgorde van wat ik doen moest, wilde me niet te binnen schieten. „Zit daar niet als een uil in doodsnood," klonk het van beneden, „geef gas! Dacht je dat je op een tovertapijt zit." Gehoorzaam gaf ik ontsteking, en zag den mecano op zijn tenen gaan staan om de propeller aan te draaien. Toen opeens begon het toestel heftig te schudden en te trillen, het overdonderend lawaai klonk me als muziek in de oren. Dronken van opwinding taxiede ik weg .... De wind floot om m'n hoofd, en toen schoot me te binnen, dat de wind iets te maken had met de richting, waarin je moest opstijgen en landen. Ik hobbelde eerst wat voort, draaide daarna een weinig, hield de machine toen nog even in, en gaf tenslotte vol gas. Alle 50 PK schenen te ontploffen en het toestel schoot vooruit als een jachthond achter de haas. Vol vertrouwen in deze eerste goedgelukte manoeuvre wuifde ik naar de rij in spanning strakke gezichten, die langsflitsten en voelde meteen, dat het gehobbel een - eind had genomen. Maar dan moest ik los zijn! Het schokken en schudden had plaats gemaakt voor een soort deinen. De grond gleed onder me weg: blijkbaar had ik op het goede moment met de knuppel juist gemanoeuvreerd, zodat ik nu ook verder, met de roeren, durfde te experimenteren. Maar toen draaiden heggen en bouwlanden zo'n wonderlijke rondedans, dat ik knuppel en roeren zo schielijk mogelijk in hun normale stand terugbracht. De wereld zag er nu weer wat bekender uit. Maar het duurde toch niet lang, of ik begon me weer ongerust te maken: in welke richting lag nu ook weer het vliegveld? In de lucht verdwalen leek me nog onplezieriger dan op de begane grond, en dus nam ik voorzichtig een bocht, en toen nog een, tot mijn maag niet meer SMIRNOFF VERTELT. op de juiste plaats leek te zitten, en dringend om normale houding vroeg. Op deze wijze ging het nu met een snelheid van ± 70 K.M., zo hard de goede motor draaien wilde, recht op honk aan. Doch hoe was de landingsmanoeuvre alweer? Ook hieraan heeft mijn beschermengel blijkbaar een handje meegeholpen, want juist toen ik eraan wanhoopte heelhuids de grond te bereiken, lukte het de juiste afstand te schatten, de neus van mijn Farman op tijd omlaag en weer een beetje omhoog te richten, en na een serie sprongen precies als het spreeuwenjong in mijn jeugd — eindelijk ordentelijk op twee wielen op vaste bodem te rijden. De rest was kinderspel. Trots reed ik de machine over het vliegveld en bracht haar tot staan voor het groepje officieren en recruten. En aangezien men toentertijd weinig ijdele woorden sprak, aanvaardde ik graag de bewondering en goedkeuring van de geslaagde landing! Zo was dus mijn luchtdoop. En meteen had ik er de smaak van beet: die paar minuten solovliegen bezegelden mijn toekomstige loopbaan, er kon nu niets anders voor me bestaan dan — de lucht! Natuurlijk waren er echte dril-uren, doch die nam ik graag op de koop toe: ik hoorde nu immers bij de luchtmacht! Vanzelfsprekend moest ik dezelfde lessen en cursussen volgen als mijn kameraden, al had ik dan de rang van korporaal en een decoratie; onze theorie kregen we van een ingenieur, die ons soms meenam naar het vliegveld buiten Petrograd. Onze mess daverde dikwijls van de sterke verhalen, die we de thuisgeblevenen over die excursies deden! In die mess groeiden overigens vriendschappen voor het leven. Vooral de schaakwedstrijden vermochten daartoe bij te dragen. Een van mijn kameraden van toen, is nu mijn dierbaarste vriend, en als ik in Londen ben, waar hij zich als genaturaliseerd Engelsman heeft gevestigd, komt het schaakbord geregeld op tafel en vormt een aanleiding tot het ophalen van vele herinneringen. Behalve vliegen leerden we ook chaufferen. Meermalen werd ik Een Russische jager, die door zijn smalle vleugels op grote hoogte vrijwel onzichtbaar was 1916 Franse verkenner Morand-tweedekker, die voor het doel een mislukking bleek 1916 Een door mij gemaakte vliegerkrijgsgevangene « - < . ^ I. 11 Als boven; zijn machine had hij in brand gestoken en z'n uniform met alles; wal daarbij hoorde in 't vuur gegooid. Z'n Russische pet hebben wij hem verstrekt OP EIGEN WIEKEN! aangewezen om den Generaal naar zijn Club en daarna, soms midden in de nacht, weer huistoe te brengen. Dit gold als een grote eer, en ik deed het ook graag, omdat het een welkome gelegenheid was om nader contact te zoeken met Generaal „V", den secretaris van den Groot-Hertog, die me had geholpen bij de luchtmacht te komen. Daar wilde ik hem gaarne voor danken, doch het is me toen nooit gelukt. Jaren na de oorlog ontmoette ik hem door een wonderlijk toeval in Parijs. Hij had letterlijk alles verloren tijdens de revolutie, en bekleedde een schamele betrekking als klerk in een of ander archief. Hij woonde ergens op Montparnasse, waar hij me te eten vroeg. Ik vond er de charmante verpleegster, die ik destijds in Petrograd had leren kennen. Ze dreef een eenvoudig modezaakje en droeg zodoende bij tot het levensonderhoud van het gezin. Hij maakte nog steeds de indruk van een Russisch aristocraat van de oude stempel, doch het verlies van zijn vaderland had zijn hart gebroken. Ik voelde mij niet op mijn gemak en trachtte hem te danken voor alles wat hij vroeger voor mij had gedaan. Hoffelijk glimlachend hoorde hij mij aan, doch de tranen stonden in zijn ogen. — Die eerste vliegjaren behoren tot de gelukkigste van mijn leven, ofschoon de cadetten dikwijls op schandelijke wijze door de officieren werden bejegend. Ze beschouwden ons volkomen als minderwaardige wezens, die toestemming behoorden te verzoeken, alvorens een restaurant of café, waar hun superieuren een apéritief of hun diner gebruikten, te betreden! En soms waren ze grof genoeg om het ons te weigeren. Het is mij ook eens overkomen, en het was geen prettige ervaring. Mijn opluchting was dan ook groot, toen ik naar de vliegschool te Moskou werd overgeplaatst en daar ongeveer een dertigtal cadetten onder mijn hoede kreeg. Ook daar heerste dezelfde brute discipline als in Petrograd: toen ik me meldde bij de staf, werd me direct voorgehouden, me in geen enkel café te Moskou te vertonen, en te zorgen dat de andere cadetten zich daar eveneens aan hielden. Smirnoff vertelt. 4 SMIRNOFF VERTELT. De werkjes, die de cadetten in het begin van de cursus werden opgedragen, waren vanzelfsprekend vrij onaangenaam: schoonhouden van de hangars, sneeuwruimen en dergelijke. De toestellen moesten steeds uiterst zorgvuldig worden gereviseerd, anders volgde onvermijdelijk een of andere hapering. Het onaangenaamste was echter het rookverbod, op overtreding waarvan een hoogst onplezierige straf stond, nl. met volle bepakking twee tot vier uur lang voor de officiersmess staan, terwijl onze superieuren zich amuseerden. De ongezonde toestanden, die destijds in het Russische leger heersten, bleken wel uit het volgende tekenende voorval: bij een ochtendparade sloeg de dienstdoende officier een cadet op het gelaat voor een zeer onbetekenend misdrijf: een schouderriem, die hij niet geheel conform de voorschriften droeg. Deze cadet bleek toevallig de zoon van een hooggeplaatste autoriteit te zijn, en het gevolg was, dat de officier naar een ander corps werd gezonden. Deze verhouding tussen officieren en cadetten was zeer zeker niet officieel, doch zij werd maar al te dikwijls door de vingers gezien. Kort na m'n gedenkwaardige eerste solovlucht, werd ik gedetacheerd bij de observatiedienst. De machines werden in een snel tempo verbeterd, de toename van hun K.M.-aantal per uur was eenvoudig verbijsterend: stel U voor, 60, 70, later 80 KM. te vliegen! De meeste toestellen waren Farmans, die als gevechtsmachine waren ingericht, met gesloten cockpits en meerdere instrumenten, een oliedrukhandle en vaste hoogtemeters. De 80 PK motoren waren achterop gemonteerd, en dit gold voor het modernste snufje. Bij de verkenners gebruikten ze een 60 PK „tractor", d.w.z. een toestel, waarbij de motor voorop was gecon" strueerd. Men kon er enkele stunts mee uitvoeren, doch zijslips, rolls en loopings waren toen nog onbekende mogelijkheden. Het spreekt vanzelf, dat er ongelukken gebeurden bij het lessen, doch gelukkig is me nooit iets overkomen. Ik herinner me echter een leerling, die perfect opsteeg, een behoorlijke vlucht volbracht OP EIGEN WIEKEN! en tenslotte met voltoeren draaiende motor daalde. De neus van zijn toestel boorde zich natuurlijk in de grond, en hij kreeg een flinke schrobbering. Het vernielen van een machine werd je zwaar aangerekend, omdat er een tekort aan was. Talloze uitvindingen werden geprobeerd om het risico voor de leerlingen te beperken. Zo herinner ik me een „automatische motor" die vanzelf zou stoppen, als een vergeetachtig leerling na zou laten, hem op tijd af te zetten. Er werd wel geen crash voor geënsceneerd, doch we hoefden niet lang te wachten tot dit wonder zijn succes zou kunnen bewijzen: een toestel kwam met donderende motor naar beneden, en bleef loodrecht, met de staart in de lucht, in de grond steken. Toen we erbij kwamen, liep de motor nog!! Exit de automatische motor. Trouwens, alle nieuwigheden op dit gebied heetten meestal automatisch. Evenmin als de motor uit bovenstaand voorbeeld, werkte het toestel met „automatisch contact , dat met groot enthousiasme was binnengehaald: de leerling kon er wel mee taxiën, doch opstijgen was uitgesloten. En dus reed een recruut er mee over het vliegveld, tot hij tot onze grote ontsteltenis plotseling de lucht inschoot! Dat was bovendien de allerlaatste maal, dat hij überhaupt vloog, en het mag dan ook een wonder heten, dat hij er bij de noodlanding, die erop volgde, zonder kleerscheuren afkwam. Maar de schrik voor die automatische buitenissigheden zat er thans in en elke nieuwe aanwinst werd met groot scepticisme begroet. Het uitblijven van ongelukken tijdens mijn leerlingtijd is wellicht oorzaak geweest, dat me, ofschoon ik pas 15 vlieguren op mijn credit had staan, alras een verkennerstoestel werd toevertrouwd. De nieuwe aankopen uit Engeland en Frankrijk moesten eerst alle getest worden door de fabriekspiloten, die amateurvliegers waren. Zij bezaten, hoe zonderling dat ook mag klinken, zeer weinig gefundeerde kennis van het vliegen. Niettemin bewonderden wij hun totaal gebrek aan zenuwen, want ze gingen de lucht in met wat er ook kwam. ^KONINKLIJKE fv üt L. STRIJD1' 'OH i EN Centraal b . i A.V.O.S. L AFD. BIBL'QTHEEK j SM1RNOFF VERTELT. Gewoonlijk zigzagden ze wat ergens in de hoogte, maakten een wonderlijk soort landing, en kwamen al vloekend weer uit hun cockpit te voorschijn; ze waren overtuigd, dat de toestellen levensgevaarlijk waren, toch werden ze als goedgekeurd doorgelaten. Zo hadden we een paar Voisin bommenwerpers, met barographen voor het aflezen van de hoogte, die op 2000 M. getest moesten worden. Meestal weigerden deze instrumenten ook maar iets aan te wijzen; dan stootte de proefvlieger er op 500 M. maar een paar maal flink tegen tot ze de gewenste hoogte hadden geregistreerd; en de bommenwerpers waren goedgekeurd: zij hadden voldaan aan de gestelde eisen! V. NAAR HET FRONT! Op een ochtend, na een vroege vlucht in de mess terugkomend, vond ik schriftelijke orders op me wachten, met het officiële zegel van het Departement van Oorlog: melden bij het Hoofdkwartier van de Luchtmacht te Kief! Nu zou het niet lang meer duren, of ik zou wederom aan het front zijn, ditmaal als piloot van de pas opgerichte luchtmacht van Groot-Hertog Alexander. Na een hartelijk afscheid van mijn kameraden, vertrok ik naar Kief, waar men mij na een kort examen het brevet van militairpiloot gaf, met de opdracht, me onmiddellijk te voegen bij het 19e eskader te Loetsk. Het 19e! Dat was het puikje van alle eskaders! Al voelde ik me geweldig geëerd, het zou niet eenvoudig zijn ook de eer van het negentiende hoog te houden. Mijn directe chef was de grote Kousakoff, een prima piloot, idool van heel Rusland. De meest fantastische verhalen deden er over hem de ronde en zijn roem was internationaal. Nooit had ik durven hopen, dat ik zó van de vliegschool, al onder dezen held zou mogen vechten! Met bonzend hart onder m'n czaristische uniform meldde ik me in de officiersmess, en vroeg aangediend te mogen worden bij Kousakoff. Vijf minuten later stond ik tegenover hem. Hij zat achter een schrijftafel, die bezaaid was met kaarten en plattegronden. Zijn gelaat was scherp en mager, zijn snor keurig opgedraaid. Maar overheersend in het beeld, dat ik van hem kreeg, waren zijn ogen: staalblauw en doordringend, doch allerminst koud of zonder menselijkheid. Ogen, die alles zagen en iemands geheimste gedachten lazen. „Ah zo, Smirnoff," luidde zijn begroeting. Het viel me op, hoe SMIRNOFF VERTELT. vermoeid hij eruit zag; zijn eskader had vele zware verliezen aan piloten geleden en het vinden van de geschikte mensen om de rangen aan te vullen was niet eenvoudig. ,,'t Doet me genoegen dat je papieren zo gunstig luiden. Vertel eens, je hebt het Kruis van St. George?" „Ja Commandant." „Waarom kwam je bij de Luchtmacht?" Even was ik uit het veld geslagen door die plotselinge vraag. Toen antwoordde ik: „Omdat ik de overtuiging had, dat ik mijn land beter in de lucht dan op de grond zou kunnen dienen." „Laten we dat hopen," zeide Kousakoff en stond op. Nu zag ik, dat hij slank en van middelmatige lengte was. „Oorlogen zullen binnenkort geheel in de lucht worden gevoerd," meende hij. „En dan is er niet veel goeds voor Europa weggelegd. — Je weet zeker, dat je bent opgenomen in een van de beste eskaders van Rusland? We kunnen alleen perfecte piloten gebruiken. Je lijkt me vrij jeugdig, maar ik reken erop dat je je uiterste best zult doen." Hij stak me de hand toe en keerde weer terug naar zijn papieren. „Veel succes!" Zijn handdruk bewees me, dat hij zowel stalen spieren als stalen zenuwen had! Ik salueerde, en verliet het vertrek, vastbesloten liever te sterven dan het eskader te schande te maken. De volgende dag trad ik in actieve dienst. Ik begon met de machines op het vliegveld te inspecteren, en keek het eerste gevechtsvliegtuig na, waar ik mee zou moeten vliegen. Het was een Morane Parasol toestel, een type, dat ik nooit tevoren bestuurd had, doch dat wel voldeed op m'n eerste, zij het korte, proefvlucht. Daarna werden mij het vliegers-insigne, de Zwarte Adelaar en de epauletten overhandigd, die elke piloot draagt, en ik werd bevorderd tot sergeant. Er waren geen militaire piloten onder die rang, doch ik was er wel bijzonder trots op, omdat ik toen nog geen twintig was! NAAR HET FRONT! Maar m'n jeugd had ook zijn bezwaren. Men schijnt nu eenmaal moeilijk te kunnen aannemen, dat iemand wel geschikt kan zijn voor zijn werk, al is hij jong. Bovendien schept succes gemakkelijk naijver. Niemand wilde met me vliegen, zodat ik mijn eigen mecano, die eveneens sergeant was, als waarnemer mede nam. Tegenwoordig zijn nog slechts weinig mensen volkomen op de hoogte van de vele verschillende soorten vliegtuigen, die thans worden gebruikt, doch iedereen weet, dat ze zeer modern zijn, wetenschappelijk en technisch up to date. In de eerste oorlogsjaren waren de vechtmethoden echter zeer primitief, en telkens werden er nieuwe schema's voor aanvallen, welke succes moesten opleveren, opgesteld en beproefd. Toen ik net in actieve dienst was, waren er juist enkele toestellen met machinegeweren uitgerust, doch zij behoorden niet tot ons eskader. Kousakoff had een manier gevonden, die zeker enig in haar soort mag worden genoemd, al was zij dan bijna even gevaarlijk voor den aanvaller als voor den aangevallene, zoals al spoedig bleek. Alleen aan zijn enorme behendigheid als piloot was het te danken, dat hij herhaaldelijk op het nippertje aan de dood ontsnapte. De bewuste manoeuvre was de volgende: een toestel was op het vliegtuig bevestigd, van waaruit men een dunne staalkabel met een zeer licht anker aan het uiteinde ervan, kon laten vieren. De bedoeling was dan, boven het vijandelijke toestel te gaan vliegen, het anker te laten zakken, en vast te laten haken aan de staart of een der vleugels ervan. De gevaren aan deze manoeuvre verbonden zijn duidelijk. Men moest wel een zeer bedreven piloot zijn geweest om zo dicht bij den vijand te komen, dat men hem kon enteren. En dan moest de luchtstroming nog meewerken, anders zweefde het anker horizontaal achter zijn eigen toestel aan, inplaats van in nagenoeg verticale positie te zakken. Het was bijna de beste manier om zelf naar de andere wereld geholpen te worden, speciaal wanneer het vijandelijke vliegtuig een machinegeweer aan boord had. Op een goede morgen zat ik buiten de waarnemerstent bij het SMIRNOFF VERTELT. vliegveld, toen Kousakoff opsteeg om een vijandelijk toestel te verjagen. Een zeldzaam spannend luchtduel ontwikkelde zich plotseling boven ons; en het was een onvergetelijke les voor ons op de grond. Kousakoff bestuurde een tweezitstoestel, in die tijd een bepaald modieus type, en trachtte boven zijn vijand te komen. Lukte dit niet, dan bleef hem niets anders over dan zijn revolver te gebruiken; in de lucht echter een nutteloos wapen. Op een gegeven ogenblik was hij inderdaad boven, en wel zo vlak bij de ander, dat ik niet anders dacht dan dat een botsing niet uit kon blijven. Tegen de wolkloze, blauwe hemel, viel duidelijk zichtbaar, als aan een zijden draad, het anker omlaag, terwijl de beide machines voortraasden. De kabel had zijn volle lengte en daar haakte het anker reeds de voorste vleugel van den vijand. De staart ging omlaag en een seconde leek het alsof het toestel in de lucht hing. Toen kwam het weer horizontaal, en tot mijn grote ontsteltenis raakte een vleugeleinde verward in de staart van Kousakoff's machine. Zo vlogen beide nog enkele minuten voort, tot de Duitser de macht over zijn toestel scheen te verliezen en als een steen omlaag viel, Kousakoff achter zich aanslepend. Alleen een wonder kon de beide machines van een crash redden. Kousakoff kon niets uitrichten, omdat zijn toestel van voren aan dat van den vijand vastzat met het anker, en van achteren met de staart. Met bulderende motoren schoten de twee vliegtuigen omlaag. Nauwelijks 200 voet boven de grond gebeurde echter het wonder! Ze schenen van elkaar los te zijn gekomen, doch nog steeds buiten controle. Met een behendige beweging haalde Kousakoff zijn machine uit de dodelijke valrichting, en ofschoon hij niet meer normaal kon dalen, landde hij zo safe, dat slechts de propeller aan gruizels sloeg. Zijn partner in het duel, eveneens een kundig vlieger, trachtte zich te herstellen en weg te komen, doch het was te laat. Zijn machine kwam met de neus in de grond terecht en de bestuurder werd onze gevangene. NAAR HET FRONT! Na dit voorval was de ankerkabelmethode in discrediet. Kousakoff nam een ander toestel, een eenmans gevechtsvliegtuig, waarin hij een machinegeweer onder een zodanige hoek monteerde, dat hij buiten het draaiveld van de propeller schoot. Toen kon men nog niet door dat veld zelf heenschieten, zoals men thans reeds enige jaren doet. Wilde men zijn prooi onder schot krijgen, dan moest het toestel de wonderlijkste capriolen uithalen. Tenslotte kreeg ik ook een toestel met een machinegeweer. In dit geval was het op de voorste vleugel gemonteerd; het werd bediend door een trekker op de stuurknuppel. Dat was all right zolang het geweer niet geladen hoefde te worden, want dit was niet alleen zeer ingewikkeld en moeilijk, doch bepaald levensgevaarlijk, wanneer de vijand in de buurt was. Velen van mijn collega's heb ik, tengevolge hiervan, verloren. Een bewegend doel te raken, wanneer men boven of onderlangs de propeller moest schieten, was niet eenvoudig, want wanneer men binnen het draaiveld kwam en de propeller raakte, was men gedwongen een noodlanding te maken, anders ketste de kogel terug en doodde den bestuurder. Bovendien waren dit soort vliegtuigen te langzaam; men mocht van geluk spreken als ze 135 K.M. per uur haalden, terwijl de meeste vijandelijke toestellen sneller waren. Behalve een machinegeweer, moesten we een Mauserpistool meenemen, wat me steeds een raadsel is gebleven. Ik gebruikte het mijne nimmer; het kostte mij zelfs verlaging in rang, en ik raakte er door uit de gratie bij den commandant. Dat kwam zo: Na een verkenningsvlucht had ik mijn toestel buiten de hangar laten staan en was in de officiersmess een kop koffie gaan halen. Het pistool lag op de zitplaats in de cockpit. Toen ik een half uur later terugkwam, was het verdwenen. Vermoedelijk had een der soldaten zich erover ontfermd, overtuigd dat hij er meer aan had dan ik. In elk geval moest deze quaestie bij den eskadercommandant gerapporteerd worden. Tot mijn grote verbazing werd SMIRNOFF VERTELT. hij razend van woede, en het gehele eskader werd bevolen, voor zijn tent te verschijnen. Ieder werd op den man af gevraagd of hij iets van de revolver afwist. Daar niemand op het verdwijnen enig licht kon werpen, bleef de geschiedenis een mysterie. De revolver was en bleef weg. En ik had reden te over om den dief hartgrondig te verwensen, want niet alleen kreeg ik een stevige uitbrander, doch ik werd bovendien gedegradeerd tot korporaal. Gelukkig raken in oorlogstijd zulke gebeurtenissen spoedig in het vergeetboek. Enige dagen later leverde ik mijn eerste luchtduel. We zaten in de mess te wachten op berichten van het Hoofdkwartier betreffende de eventuele verschijning van vijandelijke vliegtuigen, toen de telefoon in de waarnemerstent overging. Er werd gemeld, dat ze onze linies naderden. Verscheiden piloten werden direct opgecommandeerd en ik popelde om mee te mogen. Meteen kwam een sportief kapitein op me af: „Kom mee! Laten we die kerels van katoen geven!" Dat hoefde hij geen tweemaal te zeggen. We renden naar ons toestel en binnen weinige seconden waren we in de lucht, op weg naar de voorste linies. Wat verwenste ik die trage machine! Zelfs bij vol gas scheen ze me hopeloos langzaam te gaan. Toen we eindelijk den vijand in zicht kregen, zat hij ongeveer 2000 M. hoog, 7 a 8 K.M. naar het Oosten. Ze leken kleine stipjes tegen het vlekkeloze blauw van de hemel. Ik wendde het roer en we raasden op hen af. Er waren er drie, doch twee kozen het hazenpad en verdwenen in westelijke richting. De derde zou natuurlijk trachten boven ons te blijven; ik trok echter de knuppel naar achter en meteen schoten we steil omhoog. De Duitser zag deze manoeuvre en steeg eveneens, doch toen nam ik een scherpe bocht schuin omlaag, verkreeg meer snelheid en schoot als een kogel achter hem langs. Een seconde lang was de wereld een verwarde massa, overal behalve beneden me, tot we weer NAAR HET FRONT! recht lagen en we beneden onder ons, den vijand ontdekten. De manoeuvre was gelukt! De waarnemer zat met de rug naar me toe, zodat ik het Duitse toestel passeren moest, voordat hij erop kon richten. Een paar verdwaalde kogels floten langs ons heen, toen we voorbijvlogen, doch geen scheen ergens in te slaan. De ander was nu ongeveer 50 voet onder ons; ik trachtte boven het geraas van de motoren uit de instructies van mijn waarnemer op te vangen. „Rechtuit. Nog een paar honderd meter." Enkele seconden hielden we die koers, toen voelde ik een slag op m n rechterschouder, ten teken dat ik die kant moest wenden. Op één vleugel staand, helde ons toestel steil in de rechtse bocht. Even kreeg ik een indruk van den piloot, dien we belaagden, toen klonk het gerikketik van het machinegeweer achter me boven het gebulder van de motoren uit. Enige minuten duurde het staccato, toen stierf het uit en achter me klonk een triomfkreet: „Geraakt!" Ik draaide m n hoofd over de rand van de cockpit en volgde de loop van een rooksliert, waarvan aan het einde het vijandelijke toestel, om zijn as draaide, hopeloos buiten de macht van den bestuurder. Even leek het, alsof het zich weer oprichtte, toen dook het weer, en spatte met een oorverdovende knal in rook en vlammen op de grond uiteen. We doken hem na, met de bedoeling zo dicht mogelijk bij de verpletterde machine te landen. Doch spoedig zagen we, dat zij in een moeras terecht was gekomen, waar het onmogelijk zou zijn te landen, zodat we besloten naar het vliegveld terug te keren en onze overwinning te gaan melden. Het was de eerste, die ikzelf had meegemaakt, en we waren er beiden machtig trots op! We vervoegden ons bij den dienstdoenden eskadercommandant, daar Kousakoff met verlof was. „In het moeras?" herhaalde hij, „hoe zit dat? Er heeft zojuist een SMIRNOFF VERTELT. andere piloot gerapporteerd, dat hij een toestel in het moeras neerschoot. Het zal wel een vergissing van een van jullie zijn. Neem maar een auto en ga kijken." Even was ik geheel uit het veld geslagen. Hoe kon een vergissing mogelijk zijn? We reden dus zo snel mogelijk naar de oever van het moeras en ontdekten een paar KM. van elkaar verwijderd de rokende overblijfselen van wat inderdaad twee toestellen waren geweest, blijkbaar binnen enkele seconden beide neergeschoten! We baggerden er heen om te zien of we nog iets voor de inzittenden konden doen, doch van de arme bliksems was niet veel meer over. Overwinnaars en overwonnenen! Met gemengde gevoelens stonden we erbij: overwinnen betekende overleven, en we waren erg op ons leven gesteld. We moesten dus wel voor ons leven vechten. Maar het stemde ons verdrietig, dat dan een ander de verliezer moest zijn. Bij terugkomst op het vliegveld lag een telegram met gelukwensen van Kousakoff op me te wachten. Het is altijd een van mijn dierbaarste bezittingen geweest. Hij meldde er tevens zijn onmiddellijke terugkomst in, en ik ging hem met de auto afhalen. Voor de tweede maal voelde ik zijn machtige handdruk. „Gefeliciteerd, Smirnoff. Het eskader is trots op je." Zijn ogen schitterden. Deze overwinning betekende veel, want de berichten van het front waren in die weken niet bijster gunstig. Zo was het dan, dat ik zijn hoogachting terugwon, tot tweede luitenant werd gepromoveerd en toegelaten tot de officiersmess. Sedertdien was Kousakoff meer een groot en goed vriend dan mijn superieur. Deze vriendschap nam pas een einde, toen hij tijdens de revolutie vermoord werd. VI. ONTWIKKELING VAN HET LUCHTWAPEN. Het uitbreken van de oorlog in 1914 heeft de aviatiek met sprongen vooruit gebracht. Een dergenen, die hier een kans zag en ze waarnam, was Anthony Fokker, „de vliegende Hollander", de schrik der Engelsen. Ik heb hem pas later ontmoet, toen hij speciale toestellen ontwierp voor de K.L.M.; een merkwaardig man. Bij de aanvang van de oorlog begonnen de vliegtuigen nog maar pas vorm te krijgen, en dikwijls allerwonderlijkste vormen — doch de bouwers konden hun toestellen soms reeds kwijt, voordat de eerste spijker geslagen was, want elk land wilde de primeur hebben van het modernste type. De orders stroomden binnen bij degenen, die met vooruitziende blik hadden berekend, dat vliegtuigen een belangrijke rol zouden spelen bij het oorlogvoeren. De allereerste vliegtuigen uit de vroegste historie van de aviatiek bezaten slechts één motor; de piloten gebruikten revolvers bij hun luchtgevechten. Zonder die pioniers, die men vaak voor krankzinnig uitmaakte, zouden wij echter nu de dood en verderf zaaiende monsters van de lucht niet bezitten. Engeland heeft Fokker vaak verweten, dat hij zijn machines aan Duitsland verkocht, doch dit was een onrechtvaardige beschuldiging. Fokker was Hollander, en men had zelfs kunnen verwachten, dat hij enigszins Duitsgezind zou zijn. Het was echter aan Engeland, dat hij zijn eerste aanbieding van vliegtuigen deed. Daar werd hem echter de deur gewezen. Toen de superioriteit van de Fokkermachines tragisch duidelijk was gebleken, werden er hatelijke vragen gesteld in het Lagerhuis, omtrent de afwijzing van het bewuste aanbod. Het antwoord erop zal wel niet anders geluid hebben dan de uitleg die werd gegeven, betreffende het tekort aan granaten; geheimzinnig en geruststellend tegelijk: Engeland meende, dat het met iets beters voor den dag kon komen. SMIRNOFF VERTELT. Ook Holland had geen interesse voor Fokker's prestaties. Hij werd als een fantastische zonderling beschouwd, en als men vliegtuigen kocht, bestelde men ze liever in Frankrijk. In Rusland was het Groot-Hertog Alexander, die zich voor de aviatiek interesseerde, en het was dus niet meer dan natuurlijk, dat Fokker, na de twee blauwtjes die hij had gelopen, hier een kans van welslagen hoopte te vinden. Rusland kocht ook inderdaad vliegtuigen, doch hun manier van zakendoen was vrij corrupt. Fokker bemerkte al spoedig, dat hij, wilde hij er enige afzet vinden, zijn weg door het Czaristisch gouvernement met goud moest beleggen, om den belanghebbenden ambtenaar te bereiken, en van dezen kon hij dan nog slechts de orders loskrijgen door er de nodige steekpenningen aan toe te voegen. Fokker bezat evenwel geen fortuin, en zijn vader stak wat hij bezat in zijn zaken, die er ook al niet zó rooskleurig voorstonden, om zijn zoon later op gang te kunnen helpen. Op dit ogenblik sloeg Duitsland de ogen op dezen enthousiast. Fokker's eerste vluchten hadden hem meermalen boven Duits grondgebied gevoerd, en men zag in dezen langen, onverschilligen jongeman een mogelijkheid om de overwinning van uit de lucht te bevechten. Dit was aanleiding, dat hij zijn kundigheden in dienst van Duitsland stelde, van de enige koper, die vertrouwen in hem had. De eerste vliegtuigen deden slechts dienst als de verspieders voor de legers. Rusland betrok zijn meeste toestellen uit Frankrijk, ofschoon er ook wel enkele uit Engeland werden aangeschaft. Deze eerstelingen werden aanvankelijk beschouwd als de kortste weg naar het graf, doch langzamerhand begonnen ze steeds meer hun nut te bewijzen bij de militaire operaties. Ze waren niet langer dromen van sommige fantasten, doch waardevolle gevechtsmachines, die onschatbare verkennersdiensten bewezen. Waarnemers werden meegevoerd, maakten hun notities en als er genoeg ONTWIKKELING VAN HET LUCHT WAPEN. benzine kon worden meegenomen, kon men zelfs een heel uur wegblijven! Natuurlijk speelde het weer een grote rol. Wanneer er zoveel „wind" stond, dat een zakdoek ervan wapperde, waagde men het niet op te stijgen, terwijl vliegen in het donker een onvergeeflijke krankzinnigheid zou zijn geweest, want er waren nog in het geheel geen vlieginstrumenten. De oorlog drong echter tot steeds uitgebreider toepassing van de luchtvaart, en veiligheid werd opgeofferd aan tactiek. Het is wel begrijpelijk dat de volken, die voor hun bestaan vochten, de meest agressieve strijdkrachten te hulp riepen, doch de aviatiek zelf ontwikkelde zich niet evenredig aan het aantal machines, dat de lucht in werd gestuurd, daar de piloten meer rekening hielden met hun moed, dan met hun kennis van het vliegen zelf. Toen de eerste vliegtuigtypen het „zuigelingen"-stadium te boven waren, begonnen ze „tandjes te krijgen": gewone machinegeweren, die in de cockpit werden gemonteerd. Als ik me goed herinner was het von Richthofen, die het eerst van een ongevaarlijk verkenner, een gevaarlijk oorlogswapen maakte. Een der eerste Franse toestellen van dit type was de Couron, doch ze waren niet practisch bij het richten. Een paar piloten gingen ermee te gronde, doordat ze door de propeller vuurden en hem aan gruizels schoten. Op zekere dag echter vloog de Fransman Roland Carros, tot ontzetting van de Duitsers, vlak boven hun linies, onvermoeid door zijn propeller vurend! Vele toestellen van den vijand hadden het reeds tegen hem moeten afleggen, tot hij ongelukkigerwijs door motorstoring gedwongen werd op vijandelijk grondgebied te landen. Men bevond toen, dat de propeller een stalen kern had, om versplintering te voorkomen. Dit was wel niet het voornaamste, doch hierdoor kwam men wel in de goede richting. Fokker werd nu aan het werk gezet, en binnen ongelooflijk korte tijd produceerde hij het gesynchroniseerde machinegeweer, dat ge- SM1RNOFF VERTELT. baseerd is op het eenvoudige principe, waarbij de motor tevens het machinegeweer bedient, instede van kogels door de propeller te vuren. De grondslag voor de luchtoorlog was gelegd. Na mijn eerste luchtgevecht werd me een Nieuport toestel type nr. 11, toevertrouwd, waarop een Lewisgeweer was aangebracht. Ik had echter de grootste last met het vervangen van de afgeschoten patronen door nieuwe, want de laadstok moest omlaag worden gedrukt, terwijl men toch ook met het toestel moest manoeuvreren. De vijand nam dan ook dikwijls de kans waar, om ons juist op die ogenblikken onder vuur te nemen, en velen van ons zijn er door verongelukt. Hier gold dus meer dan ooit, dat de eerste klap een daalder, hier dikwijls ons leven — waard was, en we zetten er dan ook alles op, om den vijand bij het eerste vuur neer te halen, zodat herladen voorkomen kon worden. Een andere nieuwigheid, waarmee ik veel succes had, waren de lichtkogels, waarmee men de loop van de kogels kon waarnemen, hetgeen vooral van belang was bij het vuren op een snelvliegenden vijand. Het 19e eskader won gestadig bekendheid en roem als de beste afdeling der Russische luchtmacht. Onze luchtvloot was bekend en berucht bij den vijand. Op het staartroer schilderden we een doodshoofd of een schedel met beenderen. We stonden dan ook spoedig bekend als de „Dood of Triomf" Afdeling! Het percentage gevallenen onder ons was vanzelfsprekend zeer hoog; een piloot, die bij het „Doodshoofd"eskader kwam, rekende op niet veel meer dan nog twee maanden leven. Wonderlijk genoeg had de dood geen vat op mij. M'n successen volgden elkaar op, verdiend of niet, en ik begon overtuigd te geraken van m'n onsterfelijkheid. Al mijn vrienden werden één voor één neergeschoten, en ik mocht realiseren, dat ik wel buitengewoon in de gratie stond bij vrouwe Fortuna. ONTWIKKELING VAN HET LUCHTWAPEN. Mijn eerste luchtgevecht in het Nieuporttoestel, een eenmansvliegtuig, staat me nog duidelijk voor de geest. Als gewoonlijk zaten we voor de officiersmess te wachten, toen het bericht doorkwam, dat de vijand vanuit het westen naderde. We wierpen onze cigaretten in het zand en renden naar het vliegveld, in der haast onze jassen aanschietend, want elke seconde telde. Spoedig zweefden we vlak bij elkaar, mijn partner in dit duel en ik, als twee boksers in de ring, wachtend op het goede moment om toe te slaan. Ik besloot de eerste te zijn, en het toeval was me gunstig. De ander wijdde even zijn aandacht aan zijn machinegeweer, en ik dacht: nu of nooit! Ik dook omlaag, won snelheid, en schoot weer omhoog, zo steil dat het wel een looping leek, en opende het vuur. De loop spuwde een kogelregen en ik zag een der lichtkogels de benzinetank raken. Terwijl mijn tegenstander schoot, lekte een enorme vlam tegen de vleugels. De bestuurder verloor alle controle over zijn toestel, dat als een herfstblad naar beneden dwarrelde. Ik volgde het op een afstand en zag plotseling twee mannen eruit springen; de hitte was hen blijkbaar te hevig geworden en ze verkozen de dood door te plettervallen boven levend te verbranden. Ik realiseerde toen niet de volle betekenis van wat ik had verricht: ik had immers overwonnen, ik voelde me trots en opgewonden over dit succes. Pas in later jaren drong de tragedie van zulke overwinningen tot me door: dat ik medemensen had gedood. Toen ik me bij den commandant gemeld had, ben ik met de auto gaan zien wat er van die twee was geworden; het toestel lag versplinterd op de grond, de brokstukken lagen overal in het rond. Er tussen vond ik een kleine foto van een blond Duits jong meisje .... Waarom moest ik die nu juist in handen krijgen? De tranen schoten me in de ogen. Beroerd dat zulke overigens kleine dingen in het leven de triomf van de overwinning zo konden bederven. Men vergat in de hitte van de strijd maar al te spoedig, dat de tegenstander óók een mens was.... Smimoff vertelt. 5 SM1RNOFF VERTELT. Enkele tientallen meters van het wrak verwijderd lagen de overblijfselen van den piloot en zijn waarnemer: dood, in hun leren vliegkleding, die onbeschadigd was. Ik zocht hun zakken na, en vond een brief met een meisjeshand geschreven. Ongelezen heb ik hem met de foto naar de afzendster in Duitsland opgezonden, met enige woorden van deelneming. De moed ontbrak me, m'n naam eronder te zetten. Op het vliegveld teruggekomen, werd ik allerwegen gefeliciteerd en geprezen. Kousakoff meldde mijn succes aan den Legercommandant. Mijn zelfvertrouwen keerde weer, en ik was opnieuw bereid tot een volgende aanval. Oorlog is oorlog.... Daar thans steeds de allerbeste machines naar ons eskader werden gedirigeerd, bezat ik al spoedig een der eerste werkelijke gevechtstoestellen. Het was Frans fabrikaat, voorzien van een 110 PK. Le Rhone motor en een Vickers gesynchroniseerd machinegeweer. Een wonder van snelheid, voor die dagen althans! Het vloog nl. ± 170 K.M. per uur, en had een enorme landingssnelheid, welke bijzonder hoge eisen stelde aan den bestuurder. Het klom tot een hoogte van 3000 m. binnen zeven en een halve minuut, zodat het een der meest gevreesde gevechtstoestellen was van het hele Russische front. Daar de meeste piloten bezwaren maakten tegen de hoge landingssnelheid, bood Kousakoff mij dit toestel aan, hetgeen ik gaarne accepteerde. Ik was overtuigd, dat ik dan vele nieuwe successen zou kunnen boeken. Popelend van opwinding en ook wel enigszins van spanning, hielp ik m'n nieuwe bezit de hangar uitrijden, en volvoerde er de eerste vlucht mede. Verscheiden landingen waren uitstekend verlopen, tot ik de zonderlinge gedachte kreeg, dat de wind was gedraaid. En dus de machine uit de verkeerde richting liet dalen. Toen zij de grond raakte — met een snelheid van 85 K.M. per uur — raakte een der wielen een lichte verhevenheid, en, daar ik ONTWIKKELING VAN HET LUCHTWAPEN. wind achter had inplaats van vóór, stond ze ineens op de kop, de staart loodrecht omhoog! En ik hing uit de cockpit, vast verankerd aan de veiligheidsriemen, ongedeerd. Wat schaamde ik me! Ik werd losgegespt, als een kleine baby uit zijn kinderstoel, en hartelijk uitgelachen door het gehele eskader om die stomme manoeuvre. Zelfs Kousakoff deed er aan mee en vond dat ik beter op de vliegschool in Petrograd thuishoorde. Gelukkig was het toestel slechts weinig beschadigd, zodat ik er na een paar dagen weer over kon beschikken. De hele bezetting van het vliegveld was present om me te zien opstijgen en landen; ik voelde er niets voor om wéér voor amusement te dienen, en toen ik naar de hangar terugkeerde, na vele opstijgingen en landingen, had niemand iets aan te merken! Het gebeurde omstreeks die tijd, dat Kousakoff op één dag onze twee beste piloten verloor. Een van hen stierf de ware heldendood. De dum-dumkogels hadden hun intree gedaan en we wisten al enigszins met welke afgrijselijke uitwerking. Een van de onzen vloog op ongeveer 3000 M., toen hij werd aangevallen door een vijandelijke machine. Z'n toestel werd doorzeefd met dum-dumkogels, en hijzelf kreeg een wond van een hand breed. Waarschijnlijk werd hij even bewusteloos, want zijn vliegtuig geraakte in een vrille. Tot hij weer bij kennis kwam, de controle over het toestel herwon, en een perfecte landing maakte. We renden er heen, doch vonden hem dood in de cockpit. Een van de kranigste landingen, die we ooit meemaakten: ofschoon zelf dodelijk gewond, behoedde de bestuurder ons voor verlies van een machine. Zo vergingen de dagen en weken te Loetsk. Rouw om de gevallen kameraden en vreugde om overwinningen wisselden elkaar af. Onze gelederen dunden schrikbarend, wegens de overmacht van den vijand. Doch opgeven — dat nooit! Zolang we machines hadden, die nog konden vliegen, zouden we ze gebruiken ook! VII. LUCHTGEVECHTEN. Het spreekt natuurlijk vanzelf, dat wij ons ook nog wel eens met andere dingen bezig hielden dan met luchtgevechten. Soms werden we de lucht in gezonden om te dienen als lokvogels voor vijandelijke vliegtuigen, een andere keer kregen wij verkenningsopdrachten en ook gebeurde het menigmaal, dat wij uitsluitend tot taak hadden te beletten, dat vijandelijke verkenners waarnemingen verrichtten. In het laatste geval steeg een escadrille op om hoog in de lucht boven de eigen frontlinie de eventuele komst van vijandelijke vliegtuigen af te wachten. Wanneer die dan inderdaad verschenen, doken wij neer, om te beletten, dat zij fotografische opnamen deden, welke voor hen en voor ons van zo groot gewicht waren. Wanneer wij ons met dit tijdverdrijf bezig hielden maakten onze bommenwerpers vaak van de gelegenheid gebruik om even over de vijandelijke linies heen te wippen, daar een aantal „eieren te leggen" en zo snel mogelijk weer naar de basis terug te keren. Ook gebeurde het menigmaal, dat wij de aangename opdracht kregen om te dienen als doelwit voor het vijandelijke vuur. Ik kan niet anders zeggen, dan dat ik van zulke opdrachten hield, zij het dan ook, dat het heel vaak de uiterste inspanning eiste om heelhuids terug te keren. Het doel van deze opdrachten was twee-voudig. In de eerste plaats verkwistte de vijand met het beschieten van zo'n vliegtuig veel kostbare munitie, want zelfs op de huidige dag is zo n machine in de lucht een moeilijk te treffen doel. In de tweede plaats werd deze manoeuvre vaak toegepast als een middel om de plaats van vijandelijke batterijen, welke men niet op andere wijze kon vaststellen, te ontdekken. Voor wij opstegen, deelde men ons mee, waar ongeveer de stellingen LUCHTGEVECHTEN. dezer batterijen werden verondersteld te zijn. Wij moesten dan in het schootsveld van de stukken rondvliegen. Zo goed als altijd was de verleiding dan te groot voor de bediening der batterijen en al spoedig begonnen zij te vuren op zo'n machine, die zich alï een vlinder hoog in de lucht wendde en keerde. Wanneer men het schootsveld van zo'n vijandelijke opstelling naderde, was het zaak drommels goed uit te kijken. Wanneer zo'n vurige tong te voorschijn kwam uit een of ander bosje, dan wist je, dat je precies 25 seconden tijd had om weg te komen uit de werkingssfeer van het projectiel. In die tijd reikte de hoogte, waarop de granaten nog gevaarlijk voor ons waren, tot ongeveer 5000 M. — tegenwoordig is de werkingssfeer in de hoogte tot tegen de 7000 M. Met vol gas maakte je dan zo snel als je kon een bocht en herhaaldelijk gebeurde het, dat een granaat explodeerde op de plaats waar je je 25 seconden geleden bevond. Ik moet echter toegeven, dat af en toe, wegens het grote gevaar, het spelletje wel eens minder prettig werd. Na een tijdje kreeg men beneden in de gaten hoe ik op het vuur reageerde en dan begon men zich daar op in te stellen b.v. door onmiddellijk op het eerste schot een tweede te doen volgen en wel in de richting, welke men dacht dat ik zou kiezen. Dan was oppassen de boodschap en iedere seconde van aarzelen kon dan de meest fatale gevolgen hebben. Later, toen de grond bezaaid was met anti-luchtvaart-geschut, was er natuurlijk geen sprake meer van, dat wij deze grapjes konden voortzetten. Ik herinner mij nog goed hoe ik eens — het was nog tamelijk in het begin van de oorlog — terwijl ik bezig was een anti-luchtvaartbatterij te treiteren met al de overmoed waarover ik beschikte, tot mijn ontzettende schrik bemerkte, dat ik mij bevond in het schootsveld van een tweede batterij. Dat was een beetje te veel van het goede en ik voelde mij allesbehalve op mijn gemak. De knapen beneden kenden mijn wijze van vliegen en verkennen en in de kortst mogelijke tijd bevond ik mij midden in een cirkel van SMIRNOFF VERTELT. exploderende granaten. Hoe ik mij ook wendde of keerde, dook of loopings maakte dan wel rolde, het hielp niets, de kanonnen beneden bleven hun granaten in mijn richting slingeren. Sommige ervan explodeerden 20 dicht in mijn buurt, dat ik de luchtdruk voelen kon. Tenslotte slaagde ik er toch in uit het schootsveld te komen met geen andere schade dan een paar gaten in de vleugels. Het waren spannende momenten, maar ook die kunnen soms iets te lang duren. Toen ik goed en wel weer beneden was, vertelden mijn collega's, die van de grond af mijn avontuur hadden meegemaakt, dat zij ieder ogenblik hadden verwacht, dat ik getroffen zou worden. In dit opzicht stemden hun gedachten wel geheel overeen met de mijne. Een andere vorm van vermaak, die af en toe aan beide zijden de vorm aannam van een grap, was het verrichten van aanvallen op kabelballons. Deze met gas gevulde zakken, die overal de naam droegen van worsten, werden een kilometer of anderhalf achter de voorste linie opgelaten tot een hoogte van ongeveer 1000 M. In het schuitje bevond zich dan een waarnemer. Gewoonlijk werden deze ballons beschermd door een verborgen opgestelde batterij, doch als regel was het niet al te gevaarlijk in eens dreigend op zo'n ding los te stormen, met gevolg dat de waarnemer het zekere voor het onzekere koos en met zijn parachute de begane grond weer opzocht. Als wij dat bereikt hadden, keerden wij snel naar onze basis terug. Zo'n ballon moest dan eerst weer worden ingehaald, waarna de waarnemer opnieuw aan boord ging. Grote hilariteit heerste er dan, wanneer wij er in slaagden hem voor de tweede keer te verjagen uit zijn waarnemerspost. Sommige waarnemers echter lieten zich niet op deze manier uit hun manden verjagen. In dat geval moesten wij ons in het schootsveld van de beschermende batterij wagen en enkele banden mitrailleurkogels op hen afvuren, terwijl de projectielen der afweerbatterijen rond om ons heen explodeerden. Maar het was niet „economisch" om een vlieger en een vliegtuig op het spel te zetten LUCHTGEVECHTEN. met geen ander doel dan een worst en een waarnemer te dwingen om te dalen. Vandaar dan ook, dat er orders kwamen om dit spel te staken. Tijdens een gevecht met vijandelijke vliegtuigen, waaraan ik deelnam, schoot Kousakoff van uit zijn gevreesde eenzitter een vijandelijke machine neer in de onmiddellijke omgeving van ons vliegveld. Bestuurder en waarnemer werden gedood. De volgende dag — het weer was van dien aard, dat er van vliegen geen sprake kon zijn — hebben onze commandant met drie anderen van het escadrille, onder wie ik mij bevond, deze twee arme kerels behoorlijk begraven. Onze veldprediker leidde de dodendienst. Het was een ontroerend schouwspel en wij zouden niet meer voor hen hebben kunnen doen, zelfs als zij onze eigen kameraden waren geweest. De oorlog ging voort. Maanden werden jaren. Nederlagen en overwinningen volgden elkaar op en werden historie. En wij bleven vliegen en den vijand verjagen. Wij doodden of werden gedood, nadat wij eigenlijk al lang vergeten hadden, waarom dit wrede spel was begonnen. Maar onze dagen te Loetsk waren geteld. Wij hadden al het een en ander horen mompelen over onze aanstaande overplaatsing en wij waren dan ook helemaal niet verrast, toen de order afkwam, dat we naar Roemenië moesten vertrekken — de juiste plaats was nog niet bekend — in verband met een groot offensief, dat daar werd voorbereid. De volgende morgen leek het vliegkamp wel een bijenkorf. Iedereen was in de weer. Alles wat er was, moest ingepakt en langs de weg worden getransporteerd. Het was n.1. niet mogelijk de machines over te vliegen. De vliegtuigen werden gedemonteerd en in treinen geladen. Twaalf uur nadat de order was afgekomen, waren wij onder weg naar onze nieuwe standplaats. Het weer was de eerste nacht zeer slecht, zodat we slechts langzaam vorderden. De grond was bedekt met sneeuw en de koude werkte verlammend. Toch bereikten wij de grenzen van Roemenië, zonder SMIRNOFF VERTELT. ernstige ongevallen. Wij zelf maakten de reis op comfortabele wijze in goede eerste klasse spoorwegcoupé's. Eerst toen wij te Jassi aankwamen, kregen wij de mededeling, dat wij daar zouden blijven. En toen begon het uitpakken van machines en alles wat erbij hoort. Wat een dag was dat! Er lag een laag sneeuw, vele voeten dik en het even buiten de stad gelegen vliegveld was nauwelijks te vinden. Hangars voor de vliegtuigen, hoewel die besteld waren, bleken er niet te zijn, noch kon men ons meedelen, wanneer zij zouden aankomen. Wij zochten de hele stad af en bevalen iederen boer en iederen soldaat, die we tegenkwamen, om de wegen naar het vliegveld in begaanbare toestand te brengen. Dit alles moest gebeuren voor wij onze spullen erheen konden brengen. De hele nacht door werd bij acetyleen-lantaarns gewerkt om het vliegveld in orde te maken en eerst tegen de morgen konden wij er aan denken om ons eigen onderdak op te zoeken. Zelfs toen wij daarin geslaagd waren, wisten we eigenlijk nog niet waar wij aan toe waren. De afstand, welke het vliegveld van het eigenlijke front scheidde, was zo groot, dat aan militair-aviatieke operaties niet te denken viel. Kousakoff zelf, onze commandant, had er geen idee van, wat de hoge omes, die in plechtige conclaves de troepenbewegingen regelden, voor plannen hadden. Het enige wat ons overbleef te doen, was wachten op orders.... Wat wij daar in Jassi wèl wisten was, dat het met ons goede grote Rusland heel slecht ging. De binnenlandse onrust werd voelbaar tot over de grenzen en het nieuws, dat uit de loopgraven van het front tot ons doordrong, was verre van opwekkend, ondanks het feit, dat geen moeite gespaard werd om alle berichten, welke van nadelige invloed konden zijn op het moreel van de manschappen, te censureren. Het geschetter van Kerensky werd luider en luider en reeds kon men de eerste voorzichtige stemmen horen, buiten de politieke sfeer, welke verkondigden, dat hij de nieuwe redder van Rusland zou zijn. Doch daar in het verre, afgelegen Roemenië hoorden wij LUCHTGEVECHTEN. zóveel geruchten, dat we aan de meeste daarvan helemaal geen aandacht schonken. De glorie van den Czaar en van de Czarina, zo zei men, was bezig te verdwijnen. Zou dat mogelijk zijn? Dat betekent revolutie, zo fluisterde men. Een revolutie zonder bloedvergieten, zo hoopten wij allen. Men weet, wat er van deze „revolutie-zonder-bloedvergieten" geworden is. Ten slotte bereikte dan het ongelooflijke bericht Jassi, dat de Czaar afstand had gedaan van de troon, aangeboden aan den broer van den Czaar, doch na lange onderhandelingen had deze geweigerd op dit aanbod in te gaan. Dit was zeker een van de bitterste teleurstellingen, welke den Czaar in die moeilijke dagen werden bereid, daar hij er van overtuigd was geweest, dat zijn broer zijn taak zou hebben overgenomen. Maar het mocht niet zo zijn en Kerensky kreeg het lot van Rusland, en nog wel van Rusland in oorlog, in handen. De indruk, welke deze gebeurtenissen in het leger maakten, was verdeeld. Sommigen begroetten de omwenteling met gejubel. Anderen waren pessimistisch en zagen de donkere wolken zich samentrekken boven ons land. Uiterlijk veranderde er — althans bij ons — heel weinig. Maar ieder van ons — voor zover wij officieren waren — voelde, dat zijn toekomst op het spel stond, hoewel er op het moment zelf weinig gebeurde. Kerensky beeldde zichzelf in, dat hij een tweede Napoleon was. Met het lot van Rusland in zijn handen, ging hij voort op de ingeslagen weg en overal waar hij kwam, werd hij met gejuich begroet. Hij was niet alleen het hoofd der voorlopige Regering, doch hij was tevens de opperbevelhebber van het Russische leger van 15 millioen mannen. In feite was hij de Dictator van het nieuwe Rusland. Kerensky was een man van grote persoonlijke invloed. Als spreker SMIRNOFF VERTELT. wist hij welhaast ongelooflijke resultaten te bereiken. Overal waar hij gesproken had, liet hij de overtuiging achter, dat hem bovenmenselijke krachten waren gegeven. Men juichte hem toe als een soort Uebermensch, die Rusland was gegeven om het land in de meest kritieke periode in zijn geschiedenis tot leidsman te dienen. Zijn energie was onbegrensd. En altijd maar weer spreken. Op talloze plaatsen aan het front verscheen hij om de troepen tot meer actie aan te sporen. In minder dan een half uur slaagde deze merkwaardige mens er door de grote gaven van zijn woord in, om de meningen van harde verbitterde, koelbloedige soldaten te veranderen. In het begin bleek er altijd verzet, maar het einde was onveranderlijk algemene instemming met hetgeen hij wilde. Na de talrijke nederlagen, welke zij hadden geleden, stonden de soldaten cynisch tegenover alles en iedereen, doch na enkele woorden van Kerensky was het, alsof nieuwe hoop zich meester maakte van hun harten. Koud en onwillig was de ontvangst, welke hem ten deel viel aan het front waar wij ons bevonden. Het sombere zwijgen van de troep scheen weinig goeds te voorspellen. Toen hij het kleine draagbare spreekgestoelte besteeg, vanwaar hij altijd de troepen toesprak, was er geen stem, welke zich voor of tegen hem verhief. Er heerste een dof en somber zwijgen. Binnen een miraculeus korte tijd slaagde hij er evenwel in deze vijandige stemming te doen wijken en te doen plaats maken voor het tegendeel. Vele van deze ruwe soldaten hadden tranen in de ogen, toen Kerensky zijn speech beëindigd had en de massa, die hem met een ijzig zwijgen had ontvangen, barstte in een hartstochtelijk gejuich los, toen hij zijn rede had beëindigd. Wij allen legden een dure eed af, dat wij zouden vechten tot de laatste druppel bloed uit onze aderen zou zijn weggevloden.... Het escadrille bleef slechts een paar weken te Jassi en werd toen overgeplaatst naar Stanislaw. Toen we vertrokken, werden wij LUCHTGEVECHTEN. bezocht door een van de ergste vijanden uit de moderne oorlog. De cholera. Als een gifgas, zo drong deze afschuwelijke ziekte door in onze rangen en eiste haar slachtoffers bij duizenden. Hoe onze escadrille er in slaagde aan deze ziekte te ontsnappen, zal wel altijd een raadsel blijven. Ik herinner me nog als de dag van gisteren, dat wij naar het station te Jassi marcheerden. Op de straten, in de goten, in de deur-ingangen lagen lijken, zwart uitgeslagen lijken, met perkamentachtige gezichten, welke schenen te schreeuwen om begraven te worden. Te Jassi zelf lagen de soldaten bij honderden op het perron, sommigen dood, anderen in doodsstrijd, het wit van hun ogen scherp afstekend tegen de door de ziekte donker gekleurde huid. Tussen de lichamen van gestorvenen en stervenden door moest ik mij een weg banen. Ja, zelfs moest men de spoorbaan vrij maken van de lijken dergenen, die daar hun doodsstrijd hadden gestreden. Duizenden en duizenden levens hadden kunnen worden gered, indien iedereen zijn plicht had gedaan te midden van deze bezoeking. Wie de eigenlijke schuldige is geweest, zal wel altijd een geheim blijven, doch vast staat, dat grote hoeveelheden anticholera vaccin naar Jassi werden gezonden. Het kwam alleen nooit aan. Men is er zelfs nimmer in geslaagd om na te gaan waar het gebleven is. Nooit in mijn leven ben ik zo dankbaar geweest een plaats te kunnen verlaten, als toen het mij vergund was weg te gaan uit Jassi. Doch zelfs in de trein werden die nacht nog soldaten getroffen door de ziekte, welke zich verspreidde als een lopend vuur. Te Stanislaw werden bijzondere maatregelen getroffen voor een groot offensief, dat het laatste was aan het Russische front. De frontlinie had een lengte van ongeveer vijftig kilometer. De taak, welke ons was opgedragen, bestond hierin, dat wij de verkenningstochten van den vijand hadden te verhinderen, zolang de plannen voor het offensief werden voorbereid. Strategisch was onze opstelling goed en ik kreeg gelegenheid om een aantal vijandelijke vlieg- SMIRNOFF VERTELT. tuigen, zowel jagers als verkenners, neer te schieten, hoewel deze luchtgevechten weinig bijzonders opleverden. Ik verwierf nieuwe decoraties — ik zou zelfs hebben moeten overgaan tot uitbreiding van mijn borstoppervlak, indien dat zo had aangehouden. In die tijd werd ik bevorderd tot de rang van eersten luitenant. Wij kregen bezoek van een Frans luchteskader, dat deel zou nemen aan het offensief. De machines, welke zij meebrachten, waren moderner dan de onze en ook hun vechtmethoden waren nieuw. Met een aantal collega's bracht ik een bezoek aan hun vliegveld en nam een kijkje bij het door hen meegebrachte materieel. Zij hadden een merkwaardige manier om kabel-ballons af te schieten. Deze manier bestond hierin, dat zij een half dozijn vuurpijlen hadden gemonteerd op de vleugels van hun twee-dekkers. Deze vuurpijlen werden langs electrische weg afgevuurd op de ballons. Deze methode is natuurlijk reeds lang opgeborgen in de musea voor oorlogsherinneringen, maar toen betekende zij het toppunt van efficiency. En het aantal kabel-ballons, op deze wijze neergeschoten, was zeer groot. Een enkel incident, dat veroorzaakt werd door het te grote enthousiasme van deze Franse vliegers, moge hier vermelding vinden. Op zekere dag werd een van onze waarnemers in een moeilijke positie gebracht, doordat een vliegtuig met de Russische onderscheidingstekenen onze eigen kabelballons aanviel. Eindelijk kwam er bericht binnen, dat het vliegtuig gedwongen was om te landen, daar het blijkbaar motor-pech had. Ook een van onze kabel-ballons ging down. De vlieger, een Fransman, dacht, dat hij zich binnen de vijandelijke linies bevond, had zijn machine ergens in een bos neergepoot, waai hij later ontdekt werd door soldaten van een ballon-compagnie. Hij stond perplex toen men hem vroeg, waarom hij de ballons van zijn eigen geallieerden neerschoot. Een paar dagen later maakte ik kennis met den man en hij was LUCHTGEVECHTEN. nog volkomen in de war van zijn vergissing. Het spreekt natuurlijk vanzelf, dat hij er van alle kanten flink van langs had gekregen, hoewel hij zei, dat hij zich in zijn enthousiasme vergist had en de Russische ballons voor Duitse had aangezien. Dit was een volkomen te begrijpen vergissing voor iemand, die pas naar het Russische front was overgeplaatst. De kabelballons lijken op elkaar als twee druppels water. Hij was een fijne kerel en een uitstekend verkenner. Iedere dag schoot hij kabelballons neer — en altijd de goeie — zodat wij het werkelijk jammer vonden, toen hij met zijn eskader weer werd overgeplaatst naar het Westelijk front. Zijn vergissing was onderwerp van veel grappen, die hij echter niet goed kon verdragen. Kort na dit incident werd er melding gemaakt van een ander vreemd voorval van de Franse luchtbasis. Het verhaal leek mij eerst bijna ongelooflijk en ik kon de gedachte niet van me afzetten, dat de man een eerste klas spion was. Wat was er gebeurd? Een vlieger in een Duitse machine was geland op het Franse vliegveld. Natuurlijk ontstond er grote consternatie. Er was geen sprake van, dat de man een noodlanding had gemaakt, noch op enige andere manier was gedwongen om aan de grond te gaan. De autoriteiten wisten eerst niet wat zij aan hem hadden. Later verklaarde de man, die uitstekend Frans sprak, dat hij Elzasser was en in de oorlog gedwongen was geweest aan de kant der Duitsers te vechten. Maar zijn hart was aan de kant der geallieerden. De man bleef natuurlijk doorlopend onder bewaking en een machine kreeg hij niet. Alleen later, toen het eskader naar het Westelijk front terugkeerde, kreeg hij een Franse machine. De eerste keer, dat hij daarmee opsteeg, verdween hij over de Duitse linies. Niemand heeft hem ooit terug gezien. Die zal aan de andere kant met grote belangstelling zijn begroet. Ik heb zo'n vaag idee, dat hij voor deze prestatie wel een of andere ridder-orde heeft SMIRNOFP VERTELT. verworven. Ik voor mij, heb het hele geval doorlopend aangezien voor een stukje prima spionnage-werk. Ik was dan ook niet weinig verwonderd toen ik hoorde, dat de Fransen hem een van hun eigen machines hadden toevertrouwd. Als dat een staaltje van het optreden van de Duitse spionnagedienst is geweest, was het wel een heel keurig staaltje. De Duitse spionnen waren letterlijk overal en zij slaagden er in zeer belangrijke gegevens te verkrijgen over het offensief, dat in voorbereiding was. Op een morgen werden wij wakker gemaakt met de mededeling, dat onze grootste munitie-opslagplaats gebombardeerd was. Een rokende ruïne was alles, wat er van was overgebleven. Een aantal vijandelijke bombardementsvliegtuigen had de aanval uitgevoerd. Zonder gehinderd te zijn, vlogen zij naar hun basis terug. Het was bijzonder goed weer die tijd — ideaal weer voor bombardementsvliegtuigen — zodat wij besloten zorgvuldig de wacht te houden. De volgende dag kwamen zij terug. Wij telden er twintig, die als evenveel zwarte muggen afstaken tegen de helderblauwe ochtendhemel. Het lawaai der motoren kwam dichter en dichter en alle beschikbare vliegers kregen opdracht de lucht in te gaan. Wij waren nog niet eens allen opgestegen, toen het reeds bommen begon te regenen op en om het vliegveld. Ik sprong in de cockpit van mijn machine, ik maakte contact, en gaf den mecano opdracht om de propeller aan te slaan. Er kwam leven in mijn machine, doch nauwelijks was mijn helper over de vleugels heen binnengekomen, of op een afstand van niet meer dan vijftig meter vond een geweldige ontploffing plaats. De machine schudde ervan, doch gelukkig kon ik haar in beweging houden en zonder ongelukken raakte ik los van de grond. De lucht daverde van het geluid van mijn motor. Ik begon zo snel als mij mogelijk was te stijgen om boven de zich terugtrekkende bombardementsvliegtuigen te komen. Enkele van mijn kameraden waren ook opgestegen en de lucht scheen vol van razende motoren, LUCHTGEVECH TEN. zware en langzame bombardementsvliegtuigen, met daartussen de snellere verkenners met de gevreesde Skull en Crossbones-staarten. De bombardementsvliegtuigen waren, dat spreekt vanzelf, geen partij voor ons en wij zweefden er tussen door als bijen, net zo lang tot we een goede positie hadden ingenomen. Een bombardementsvliegtuig heeft niet de minste kans tegen een snelle jager en zij waren dan als het ware volkomen in onze macht. Zes van de twintig werden er neergeschoten. En aan onze kant was geen enkel verlies. Ik heb er mij toen ernstig over verwonderd, waarom de bombardementsvliegtuigen werden uitgezonden zonder verkenners. Waarschijnlijk heeft men gedacht, dat een vloot van twintig bombardementsvliegtuigen niet zou worden aangevallen. Waarom niet? Het verlies van een half dozijn bommenwerpers in een enkele raid was wel heel zwaar en de Duitsers hebben er dan ook hun les uit getrokken. In het vervolg waren de bommenwerpers, welke zich over de Russische linies waagden, steeds vergezeld van de nodige verkenners en jagers. Toen ik op het door tal van bommen getroffen vliegveld terugkeerde — de aangerichte schade was niet van ernstige aard — vernam ik van den commandant, dat er plannen in de maak waren voor een tegen-aanval, de volgende dag tegen zonsopgang. Een groep jagers, waarvan ik er een zou besturen, werd aangewezen om vier Sikorsky-bommenwerpers te vergezellen, die via ons vliegveld de vijandelijke linies zouden oversteken. Alleen de bestuurders van de bommenwerpers wisten precies het dorp, dat het doel was van dit bombardement. Het bleek een belangrijke munitie-opslagplaats te zijn. Niet zo gauw verschenen de volgende morgen onze bommenwerpers aan de gezichtseinder, of wij stegen van ons vliegveld op. Zij vlogen op een hoogte van ongeveer 3000 meter. De afstand, welke wij hadden af te leggen, was ongeveer honderd kilometer. Het weer was schitterend. Dat was maar goed ook, want de zwaar SMIRNOFF VERTELT. beladen bommenwerpers van die dagen waren bij de geringste wind even hulpeloos als een roeiboot in de Noordzee tijdens een storm. De vijand deed geen poging om de bommenwerpers aan te vallen. Stuk voor stuk verrichtten zij hun werk boven het dorp en de daar ondergebrachte munitie-opslagplaatsen. Na eerst enkele lichtere projectielen te hebben neergelaten, ten einde de juiste afstand te bepalen, alsmede de invloed van de vliegsnelheid, wierp ieder der vier Sikorsky's acht zware bommen. Het laten vallen van een bom van 3000 meter hoogte op een doel, dat van boven af gezien niet veel grooter is dan een ei, is geen gemakkelijke taak, doch onze mensen deden hun werk goed en toen wij vertrokken, was er van het dorp niet veel meer over dan een rokende ruïne. Zonder enig ongeval keerden wij naar onze basis terug en wij hadden het gevoel den vijand zijn aanval op ons gebied met interest en wel te hebben terugbetaald. VIII. LENIN EN TROTSKY. In de lucht hielden de Russen stand — aan het front lagen zij tegenover goed gedrilde keurkorpsen, die efficiency ingevoerd hadden bij hun wijze van oorlogvoeren, terwijl wijzelf, slecht georganiseerd en zelfs niet van het allernodigste voorzien, bovendien de dolkstoot in de rug kregen door de volkomen ontmoediging, welke het allereerste enthousiasme op de vlucht had gejaagd. In de lucht waren wij, zo al niet numeriek tegen den vijand opgewassen, ons zei ven gebleven, al was het zéér gevaarlijk er op uit te trekken, vermits de Duitsers slechts in groepsverband optraden. Ze hadden mij bij zo n gelegenheid bijna te pakken. Ik was vast besloten mijn leven zo duur mogelijk te verkopen, maar tot mijn grote schrik bleek mijn mitrailleur vastgelopen. Niemand was meer verbaasd dan ik, toen de vijandelijke jagers in het geheel geen pogingen deden om mij af te schieten, maar rustig hun weg vervolgden. Was het ridderlijkheid van de Duitsers? Het was zeer vreemd. Weer veilig terug op Moeder Aarde, vernam ik, dat de Duitse bombardementstoestellen weer grote activiteit aan de dag hadden gelegd en dat onze Generale staf het zeer op prijs zou stellen, indien zij te weten zou kunnen komen wat onze waarnemers feitelijk uitvoerden. Bij de staf, dat was in alle landen het geval, werd de oorlog wel eens uit een geheel andere gezichtshoek bekeken. Een week later kregen wij onze nieuwe machines. Het was het antwoord op de vraag van de piloten naar meer PK., want meer PK. betekenden grotere snelheid en groter klimvermogen. De man met den besten klimmer was steeds in de gunstigste positie en de hoogte, waarop de meeste luchtgevechten zich afspeelden, werd steeds groter. Maar meer vermogen betekende betere motoren en alhoewel alle motorfabrikanten hun bedrijf op het maken van vliegmotoren hadden Smirnoff vertelt. g SMIRNOFF VERTELT. ingesteld, was het een industrie, die toch niet in één dag uit de grond gestampt kon worden. Onze nieuwste aanwinst was een Franse Spad met een 140 PK. Hispano Suizamotor. In velerlei opzicht voldeed de Spad. Zijn duikvluchten redden ons in menige hachelijke situatie, maar het klimvermogen en de manoeuvrabiliteit waren minder goed. De Spad was over het geheel genomen toch een verbetering. De verdere ontwikkeling van de militaire jager bij den vijand hield met de onze gelijke tred. Op de Franse Nieuport antwoordde de grote constructeur der Centralen met een Fokker 80 PK. Gnome en toen de Geallieerden de Spad inzetten, construeerde hij de beroemde vlugge drie-dekker, waarmee von Richthofen zoveel overwinningen bevocht en die het gesprek vormde van het Westelijke Front. Zéér snel was deze driedekker niet, maar hij had merkwaardig goede vliegeigenschappen, een fenomenaal klimvermogen, kortom hij leende zich uitermate voor de luchtstrijd. Intussen waren de laatste voorbereidingen voor de grote aanval gereed gekomen. Onze dagtaak bestond in het begeleiden van de waarnemingsvliegtuigen, welke zeer gemakkelijk een prooi konden worden van de vijandelijke jagers, die op alle hoogten voortdurend op de loer lagen. Ik kwam in deze periode voortdurend in contact met den vijand, maar één van hen was mij steeds de baas. Een geweldige gevechtsvlieger was het: ééns zaten wij elkaar gedurende een kwartier achterna, zonder één schot te lossen. Wij draaiden als wilde dieren achter en over elkaar heen om in de positie te komen voor het eerste schot, maar het eerste schot kwam niet; wij waren tegen elkaar opgewassen en zochten ieder onze eigen frontlijn weer op. Dat gebeurde op hetzelfde ogenblik; wellicht had de Duitse vlieger even groot respect voor mij, als ik voor hem. Eindelijk werd op een vroege morgen het bevel gegeven voor de grote aanval. Onze batterijen donderden vuur over de gehele breedte van het front, terwijl in dezelfde tijd jagers de lucht vrij hielden voor de waarnemers- en verkennersvliegtuigen, welke voort- LENIN EN TROTSKY. durend over de stand van zaken rapporteerden en dan onmiddellijk weer opstegen. Een divisie kozakken sloeg een bres van vijftig kilometer lengte in de vijandelijke linies, maar kon het gewonnen terrein niet vasthouden. Op andere plaatsen aan het front konden wij de druk niet houden en ons offensief ging over in een verdediging. Wij zagen van de lucht uit hoe onze frontlijn langzaam opgerold werd en hoe onze infanterie terug trok. De Duitsers waren superieur, hun verkenningen waren zo nauwkeurig uitgevoerd, dat zij volkomen op de hoogte waren van alle zwakke plaatsen in de Russische stellingen. Hierop concentreerden zij hun stormtroepen en sloegen ons over meer dan honderd kilometer terug. Hoewel wij ons in de lucht konden handhaven, moesten wij mee terugtrekken met onze troepen. In formatie's van vier vlogen wij terug naar inmiddels haastig klaargemaakte oostelijker gelegen vliegkampen. Wij hadden de bittere pil te slikken! Deze grote nederlaag maakte een einde aan de innerlijke kracht van het Russische leger. Het geloof en het vertrouwen in Kerensky was verdwenen; de Bolsjewisten drongen zich hoe langer hoe meer op de voorgrond. Er werd nog maar weinig gestreden aan het front. De soldaten wilden naar huis; er was gebrek aan voedsel en het vertrouwen der soldaten in hun chefs en leiders had door deze grote nederlaag de laatste gevoelige knak gekregen. Ontevredenheid, ontgoocheling spreidden het bed voor de storm van revolutie, geleid en gevoerd door Lenin. Maar wij bleven actief, zelfs in deze dagen. De vliegers trokken er iedere dag weer op uit en op zekere keer bracht ik een vijandelijk toestel met vlieger en waarnemer naar beneden. Mijn mitrailleurkogels gingen dwars door hun benzinetank en toen die leeg was, was het met hen gedaan. De landing, die zij nu maken moesten' verliep vlot, maar beiden werden gevangen genomen, even nadat zij hun machine in brand hadden gestoken. De wereld is klein jaren daarna ontmoette ik dien vlieger in het door mij bestuurde verkeersvliegtuig op weg van Londen naar Amsterdam. Ik ben SMIRNOFF VERTELT. gedurende de laatste maanden van de oorlog heel wat keren door het oog van de naald gekropen. Eén van mijn grootste vrienden, Lipski, genaturaliseerd Engelsman tegenwoordig, redde mij toen eenmaal het leven. Hoewel hij later dan ik bij onze vliegtuiggroep geplaatst werd, kreeg hij door mijn voorspraak bij den Commandant één van de snelste jagers. Lipski was een uitstekend vlieger en op één van zijn allereerste vluchten kwam hij mij te hulp. Er waren twee vijandelijke vliegtuigen gesignaleerd en onmiddellijk lieten Lipski en ik onze motoren aanzetten. Maar daar Lipski blijkbaar enige trouble had met zijn motor, startte ik maar vast en zou hem straks wel zien, als hij tenminste zijn moeilijkheden voor elkaar kon krijgen. Boven onze stellingen was ik al gauw in gevecht met beide vijandelijke jagers. Ik zat tweehonderd meter boven ze — en ik had de grootste moeite om beide jagers in het oog te houden. Ik piqueerde een bundel schoten op de ene en constateerde tot mijn blijdschap, dat mijn nog op grote afstand afgeschoten kogels hadden doelgetroffen. Als een vallend blad cirkelde het vliegtuig naar beneden en toen zag ik een grote vlam en een kolom van rook. Dat was één. Maar bij mijn aanval op nummer twee weigerde plotseling mijn machinegeweer. Er viel weinig te doen. Door boven hem te blijven cirkelen kon ik tijd winnen, want een aanval met de revolver zou fataal en nutteloos zijn. Een lange minuut dook en klom ik om mijn tegenstander en het was zaak in ieder geval boven hem te blijven. Toen zag ik Lipski. Ik bleef de aandacht van den vijand afleiden door voortdurend in allerlei capriolen om hem heen te blijven vliegen, zodat Lipski ongehinderd zijn aanval kon inzetten. Voordat mijn tegenstander gerealiseerd had, dat ik hulp had gekregen, had Lipski, die plotseling tussen ons door dook, hem de nodige kogels door zijn jager geschoten. Hij volgde zijn makker in grote brandende spiralen .... Hoe ik Lipski dankte, kan men zich voorstellen. Hijzelf was zéér ingenomen met zijn eerste overwinning in de lucht. De volgende morgen maakte ik deel uit van een groep van vijf jagers. Tijdens LENIN EN TROTSKY. de start liep mijn motor in toeren terug, zodat ik weer terugtaxiede naar de hangar, waar het euvel spoedig verholpen was. Binnen tien minuten was ik echter al weer in de lucht en wendde mijn jager sterk klimmend in de richting van vier in formatie vliegende jagers. Toen ik de escadrille eindelijk genaderd was, zag ik, tot mijn grote schrik, dat het vijandelijke jagers waren en dat mijn nadering niet onopgemerkt gebleven was. Ik had een kolossale vergissing gemaakt door mij niet eerst van de richting te vergewissen, die onze eigen escadrille nemen zou. Goede raad was duur. Het zou zelfmoord zijn deze jagers aan te vallen ik nam gas weg, haalde er de snelheid uit en overtrok mijn jager in een vrille. Schijnbaar onbestuurbaar cirkelde ik naar beneden. Nu is een in de vrille geraakte machine uiterst moeilijk te treffen. Doorzeefd met kogels, dat bleek later — ging het al sneller naar beneden, maar ik zelf was nog niet getroffen. Angstig, half omkijkend, zag ik de vier vijandelijke jagers achter mij. Ik liet me tot driehonderd meter zakken, want boven onze stellingen vliegend kon ik er zeker van zijn, dat mijn tegenstanders mij niet tot die geringe hoogte zouden volgen. Toen ik mijn machine weer recht bracht, bemerkte ik aan een rookpluim, dat een der vijanden het niet had opgegeven en onmiddellijk nam ik het besluit het tegen dien énen tegenstander op te nemen. Van de anderen was niets meer te zien. Ik trok mijn jager omhoog, alsof ik een looping maakte. Op datzelfde ogenblik schoot de vijand vurend langs mijn schroefnaaf langs mij heen. Maar toen had ik hem vóór en onder mij, gaf vol gas en op hem neerduikend liet ik een regen van kogels op hem neer. Dat was zijn einde. Ik had alle hoop nog eens met mijn voeten op aarde te staan reeds opgegeven. Ik was erg dankbaar, dat ik de kans van duizend tegen één in zulke gevallen van overmacht gekregen had en liet me het glas wodka, waarmee mijn kameraden op mij toastten, goed smaken. Die hartversterking had ik wel nodig. Ik diende bijna twee jaar bij de Russische luchtmacht en schoot SMIRNOFF VERTELT. twaalf vijandelijke machines naar beneden, zonder dat ik zelf ooit gedwongen werd te landen. Geluk heeft een mens nu eenmaal nodig — al kwam ik bij méér dan één gelegenheid met machines naar beneden, die zo doorboord waren, dat ze op Zwitserse kaas waren gaan lijken. Het allerergste wat den vlieger in de lucht overkomen kan, is lekkage in het benzine-toevoersysteem, of een treffer in de benzinetank. Ik viel eens een machine aan, die rustig bezig was te zigzaggen over de Russische loopgraven. We zaten op 3000 M. en het werd een dodelijk gevecht van man tegen man. Plotseling kreeg ik een douche van benzine over mij heen, een kogel was door mijn tank gegaan. Een ontzettende stank bedwelmde mij bijna en mijn ogen brandden van de pijn. Ik was doordrenkt van de benzine, door mijn dikke vliegoverall heen. Onmiddellijk zette ik contact af, want er hoefde maar één druppel benzine over de hete uitlaatpijp van de motor te komen, om alles in lichtelaaie te doen opgaan en dan was het afgelopen. Ik begreep niet, dat de tank niet ontploft was en «toen ik eindelijk mijn ogen zo goed mogelijk van benzine had bevrijd, zag ik nog een kansje om aan de greep van den man met de zeis te ontkomen. Ik verloor snel hoogte en was inmiddels tot zeshonderd meter gedaald. En snel rijpte toen mijn plan. Onder mij lag een groot meer — ik zou vlak boven het water mijn motor weer aanzetten; mocht er onverhoopt toch nog brand uitbreken, dan had ik nog een kans om mijn machine op het water te zetten. Die kans was wel niet groot, want ik zou toch nog altijd met de nodige snelheid op het water terechtkomen. Er zat evenwel niets anders op. Vlak boven het water zette ik mijn contact aan, instinctmatig hield ik de linkerhand voor mijn ogen om ze tegen de vlammen te beschermen, maar de ontzettende angst, toen de dood mij van twee kanten toegrijnsde, ging over in één zucht van verlichting, toen de motor normaal, zacht zoemend opliep naar zijn toerental en mijn vrees voor brand was weggenomen. Onmiddellijk wendde ik mijn jager in de richting van het vlieg- LENIN EN TROTSKY. kamp. Ik hoopte slechts, dat er nog voldoende benzine in mijn tank zat om dat te halen, maar wist mij overigens veilig. Mijn eerste blik na de landing gold vanzelfsprekend de tank. Er zat een groot gat in aan de voorzijde. De kogel was er aan de bovenzijde weer uitgevlogen. Toen braken de dagen aan, dat er in het officiers-casino niet meer gèsproken werd over luchtgevechten en de nieuwste verbeteringen aan machines en motoren. Er was een ernstiger onderwerp. Rusland was ontredderd, verslagen aan het front; radeloosheid over het land, welke zich meester had gemaakt over den Russischen kolossus, over het millioenenleger dat dien Russischen beer verdedigen en beschermen moest. De revolutie baande haar weg. Soldaten, die de moed hadden verloren, beschouwden haar als een nieuw ochtendgloren en hun verwarde geesten zagen slechts het heil, dat de revolutie brengen zou. Het lot van millioenen was in handen van Lenin en Trotsky, het psychologische moment was aangebroken voor de grootmeesters op het schaakbord der revolutie, om één voor één hun stukken te zetten. Het millioenenvolk was de klei, waaruit zij een nieuw, een groot Rusland zouden modelleren. Tot zelfs in de loopgraven kon men de bloedrode propagandabiljetten zien hangen. „Waar vecht je voor?" vroeg men de soldaten. „Ja, waarvoor eigenlijk?" antwoordden deze. „Ga naar huis, ga terug naar jullie vrouwen en kinderen." „We strijden niet meer." Vijftien millioen soldaten werden meegesleurd in de maalstroom van de revolutie, alles achter zich vernielend rolde de revolutionnaire wals terug van de loopgraven naar de steden en dorpen, plunderend en schreeuwend in de hysterie van de doorstane ellende. In Brest-Litowsk dicteerden Duitse generaals Leo Trotsky de vredesvoorwaarden. Hij had ze te accepteren, niemand had de Duitsers kunnen beletten op te rukken naar Moskou — Rusland SM1RNOFF VERTELT. was voor het ogenblik verpletterd door de Duitse organisatie, door de technische kennis en de vakbekwaamheid van zijn soldaten. De dolkstoot, die de revolutionnairen het leger in de rug hadden toegebracht, bezorgde de Duitsers in het oosten de gewenste vrijheid om van nu af zijn volle macht aan het westelijk front in te zetten, waar het ditmaal den Centralen niet voor de wind ging. Zij herstelden zich, hernamen het offensief, maar niets is onvergankelijk in deze 'wereld, zelfs niet deze meesterlijke zet der Duitsers. Een jaar later boog de Duitser op zijn beurt voor Clemenceau het hoofd. Werd hier de kiem gezaaid voor een tweede wereldoorlog? Hadden de geallieerden moeten oprukken naar Berlijn? Had men de schuldvraag onbeantwoord moeten laten? Had men niet beter werkelijk vrede kunnen sluiten? Nu volgden bevelen en orders van het hoofdkwartier, waar Lenin en Trotsky het bewind voerden. Soldatenraden werden gevormd, uit ons midden kwamen de commissarissen voort, die de terugtocht moesten leiden. Het officierschap behoorde tot het verleden, eervolle vermeldingen en onderscheidingen werden in de prullemand geworpen, onze epauletten werden van de schouders gerukt, een angstig vermoeden van nog grotere tragedies vatte bij ons post. In naam waren wij nog vliegers — maar wij zouden niet meer opstijgen. Een algeheel vliegverbod was uitgevaardigd en om zeker te zijn, dat aan deze bepaling de hand werd gehouden, liet men de benzinetanks van onze machines leeglopen. Maar in de ogen der infanteristen waren wij nu eenmaal de helden en wij behielden onze grote populariteit. Ik werd tot commandant van onze escadrille gekozen, die met nog twee andere onder het bevel kwamen te staan van Kousakoff. Ik nam mijn verkiezing aan op één voorwaarde: ik zou de leiding hebben en niet het comité, dat de verkiezingen had geregeld. „Wanneer jullie mij kiezen," sprak ik tot de soldaten, „doen jullie LENIN EN TROTS KV. dat omdat de soldaten vertrouwen in mij hebben. Waarom zou ik op mijn beurt weer gecontroleerd moeten worden door het kiescomité en de commissarissen?" Ik kreeg mijn zin, maar we stonden toen nog maar aan het begin van de debacle en pas later werd de situatie geheel onhoudbaar. Wel bemerkte ik bij verschillende gelegenheden, dat wij op alle mogelijke manieren bewaakt en bespionneerd werden. Het was inderdaad een twijfelachtige feer, die ik genoot als commandant van de escadrille, maar het gaf me tenminste enige zekerheid, dat ik voorlopig nog veilig was. Er waren vanzelfsprekend onder mijn kameraden officieren, die dat alles maar niet verkroppen konden. Een van mijn goede vrienden trok zich de tragische afloop heel erg aan. Even voordat het bevel kwam, dat de epauletten der officieren vernietigd moesten worden, wandelde hij op een morgen naar het officierscasino. Zijn weg voerde hem langs een onderofficier, die hem met de cigaret in de mond salueerde. Mijn vriend sprak hem aan: „Ik ben niet gesteld op je saluut, maar als je dan toch de militaire groet brengen wil, doe het dan goed en neem die cigaret uit je mond." Toen de sergeant hem daarop midden in zijn gezicht begon uit te lachen, sloeg mijn vriend hem met één vuistslag op de grond. Wat hij deed kon ik begrijpen — maar het was niet verstandig. Als een lopend vuurtje ging het bericht van het incident door de chambrée s. Hij werd dood verklaard en men beschouwde hem als een vijand van het volk. Het casino mocht hij niet verlaten. Op een avond zaten wij te pokeren. Iedere dag kaartten wij, want er was zo goed als niets voor ons te doen. Mijn vriend verontschuldigde zich en ging naar zijn kamer. Even later klonk een schot. Wij snelden naar zijn vertrek en vonden hem uitgestrekt op zijn bed liggen. De kogel was hem dwars door het voorhoofd gegaan. Zijn rechterhand hield de revolver nog omkneld; op zijn borst had hij, alvorens de noodlottige daad te verrichten, een papier gespeld, waarop wij lazen: „Liever dan door SM1RNOFF VERTELT. dit vee gedood te worden, maak ik er zelf een einde aan. Leve Rusland." Hij was een held. Wat was zijn beloning? Decoraties werden hem van de borst gerukt, hij werd in de dood gedreven door de lieden, voor wie hij hoog in de lucht gevochten had. Zijn begrafenis was zo plechtig als in deze omstandigheden mogelijk was. Het werd ons zéér kwalijk genomen. Wanneer zou het onze beurt zijn? In de dagen, die aan de totale omwenteling zouden voorafgaan, behielden wij nog onze kansen om het leven eraf te brengen, maar zouden wij later niet als vijanden beschouwd worden van het nieuwe Rusland? Aan de andere kant hoopten wij, dat deze toestanden slechts tijdelijk zouden blijken te zijn en dat er nog eens een verandering ten goede zou komen. In sommige delen van Rusland bleef men zich nog een tijdlang verzetten, maar de oppositie was zo verdeeld, dat er weinig of niets uitgericht kon worden. Het ging om duizend man tegen één. Wij waren opgesloten in een bos, om ons heen huilden de wolven der revolutie. IX. VLUCHT ZONDER VLEUGELS. Op zekere morgen was ik in mijn bureau bezig een brief aan mijn moeder te schrijven, toen er op de deur werd geklopt. „Binnen." Het was mijn mécanicien. „Kan ik U een ogenblik spreken?" „Natuurlijk! Ga zitten, wat is er aan de hand?" Hij voelde zich niet bijzonder op zijn gemak, want eensklaps stond hij op, deed de deur open en keek vlug links en rechts de gang in. „Heb je ooit van mijn leven," riep ik uit, „wat is er toch?" Hij was zeer zenuwachtig, keek mij aan, en toen kwam het hoge woord eruit: „Meneer, ik moet U waarschuwen, dat U gauw doodgeschoten zult worden." Ik sprong op. „Wat!" riep ik uit. „Ik dacht met jullie allen goede vrienden te zijn." „Dat bent U ook, meneer. Maar er is een bevel gekomen, dat alle officieren gefusilleerd moeten worden. Wij allen mogen U graag, maar wij hebben zelf niets meer te zeggen. We zijn zelf in de macht van mensen, die geen pardon kennen." „Ik dank je wel, dat je me bent komen waarschuwen." Toen mijn mécanicien de deur zachtjes achter zich had dichtgetrokken, bleef ik met mijn gedachten alleen. Zo ver was het nu al gekomen. De brief aan mijn moeder lag voor mij, ik nam mijn pen en schreef verder. „Ze zijn mij zojuist komen vertellen, dat ik niet langer beschouwd word als een waardig zoon van Rusland, ik moet het land wel verlaten, waarvoor ik gevochten heb. Het doet mij veel leed te moeten vluchten en ik vraag me af, of wat ik ga doen wel juist is. Gelooft U dat het dat is? Is het niet beter uit de greep van onze nieuwe regeerders weg te vluchten en een onderdak te zoeken in een land, dat mij aanneemt voor wat ik ben? SM1RNOFF VERTELT. Waarom wordt iedere officier beschouwd als een verrader, een onteerde? U weet wat lijden is en U zult ook kunnen begrijpen hoezeer ik lijd. Ik wil niet sterven, ik wil leven — wij moeten dapper zijn. Vandaag vluchten we — zonder vleugels. Onzevleugels hebben ze ons ontstolen." De enveloppe maakte ik dicht en deed er een lak op. Het was half negen. Uitstel was levensgevaarlijk. Maar mijn vrienden! Lipski en nog één van mijn vliegers bracht ik op de hoogte van mijn plannen. We besloten om tegen middernacht ervan door te gaan en ons voorlopig doel was zijn ouderlijk huis, dat aan de Gele Zee lag en waar we zouden kunnen uitrusten en onze verdere plannen konden maken. Er waren nog enkele streken, waar het niet van verraders en spionnen wemelde — zijn geboortestreek was er een van. Als commandant van de escadrille was ik in het bezit van alle officiële documenten en zegels. Het was zeer eenvoudig de nodige valse papieren voor ons uit te schrijven.... Mijn mécanicien bracht ons naar het station. Veel konden wij niet medenemen, zelfs geen extra ondergoed. Aan geld hadden we ongeveer voor £ 10 bij ons. De tijd ging vlug. Nog even had ik een blik geworpen in het casino, waar mijn kameraden zich onledig hielden met diverse kaartspelen. Ergens in een hoekje zat mijn „pokerclub". „Doe je niet mee vanavond, Smirnoff?" „Neen jongens, vandaag niet." Kousakoff was die dag niet op het kamp. Van hem had ik afscheid willen nemen — hij was ergens in de buurt met zijn racepaarden bezig, die daar gestald werden, zodat er niet veel anders op zat dan maar zonder afscheid van hem te vertrekken. In mijn kamer sloeg de klok twaalf slagen. Het raam werd opengeschoven en met een sprongetje stond ik buiten. De auto wachtte reeds en het duurde niet lang of ook mijn twee „kameraden", zoals op hun identiteitspapieren vermeld stond, namen hun plaatsen in. VLUCHT ZONDER VLEUGELS. Onze auto had een 30 PK. motor; wij werden naar het station Kamenets Podalski gebracht, dat twintig mijl van ons kamp lag. Drie oorlogsvliegers van de Keizerlijke Russische Luchtmacht waren deserteurs geworden. Indien onze ontsnapping nu bemerkt zou worden, konden we zeker zijn van de dood. Maar dat waren wij ook, indien wij niet gedeserteerd waren. In het revolutionnaire Rusland was géén plaats voor officieren. Wij hadden één troost: we waren in dienst geweest van den Czaar, maar bestond het leger van den Czaar nog wel? Had men hem niet èn zijn land èn zijn leger afgenomen? Wij spraken géén woord tijdens die gedenkwaardige autorit naar Kamenets. Wij waren alleen met onze gedachten. Zij, die ooit het uitbreken van een revolutie hebben meegemaakt, zij alléén vermogen te beseffen wat er in ons omging, toen wij uit het land vluchtten, dat niet meer ons land was, dat wij nooit meer terug zouden zien. Maar hier moet ik even memoreren hoe ik een paar jaar geleden bijna het oude Rusland weer had kunnen terugzien. Als vlieger van de K.L.M. zou ik het vliegtuig besturen, dat een Hollandse handelsmissie naar Moskou zou brengen. Moskou, waar ik mijn eerste vlieglessen had gekregen, Rusland dat, wat er ook sindsdien was gebeurd, toch mijn geboorteland was. Hoewel de directeur der K.L.M., Albert Plesman, mij had aangewezen als vlieger, wilde hij onder geen omstandigheden, dat ik de vlucht maken zou, indien er ook maar een schijntje van gevaar aanwezig zou zijn. Hij gaf mij de raad eens inlichtingen in te winnen. Van een verblijf in Berlijn maakte ik gebruik om een bezoek te brengen aan den Sovjet-gezant te Berlijn. Ik stelde den gezant de vraag of het veilig voor mij zou zijn, de vlucht naar Moskou te maken. Hij was een diplomaat, zijn antwoord liet aan duidelijkheid niets te wensen over. „Ik kan U tot mijn spijt geen enkel advies geven," sprak hij, „evenmin kan ik U enige garantie geven." Daarmee was de vlucht voor mij van de baan. In 1933 kreeg ik langs niet officiële weg te horen, dat men mijn bezoek aan Rusland SM1RNOFF VERTELT. aldaar zéér op prijs zou stellen. Plesman adviseerde mij niet te gaan. Ik ging niet. Maar keren wij weer terug tot twintig jaar geleden. De maan stond hoog aan de hemel, toen de auto voor het station stopte. Vlug sprongen wij eruit en mijn laatste daad was de hand van mijn mécanicien te grijpen en hem te danken voor zijn hulp. Ik hoop, dat hij er nooit door in moeilijkheden is gekomen. Het stationsgebouw lag in het duister. Na op alle deuren geklopt te hebben, verscheen eindelijk een in schamele uniform geklede jonge man, die ons vertelde, dat de eerste trein pas de volgende morgen om zeven uur zou vertrekken. Maar hij voegde eraan toe, dat het met de treinenloop zo 'n janboel was, dat het vertrek om zeven uur nog zeer twijfelachtig zou wezen. Dat was geen prettig vooruitzicht — want morgenvroeg zouden de soldaten onze afwezigheid natuurlijk opmerken! De rest van de nacht brachten wij in een klein stationshotel door en om zes uur begaven we ons, ongewassen en ongeschoren, op weg naar het station. Wij wilden zoveel mogelijk op niet geschoren en vervuilde soldaten gaan lijken, die van de loopgraven kwamen en de zaak der revolutie een warm hart toegedaan waren. In de trein, die op het perron stond, hadden honderden zich, zo goed als het ging, een plaatsje veroverd in de grote goederenwagens. Zij voerden allerlei oorlogstuig met zich mee: geweren, handgranaten en machinegeweren. Indien men bemerken zou, dat wij officieren waren, zou het er voor ons niet rooskleurig uitzien. Wij vonden een plaatsje om een grote vuurpot, die in het midden van één der wagons stond. Het rook er naar smook en de wagon was zeker in jaren niet schoongemaakt geworden. In het stro, dat op de bodem lag, wemelde het van ongedierte, onze medereizigers waren vuil en vies, op hun gezichten zag men de sporen van allerlei huidziekten en vervuiling. We trokken ons in een hoek van de wagon terug om maar niet op te vallen, want wij zagen er nog veel te respectabel uit. In de hoek tegenover ons zag ik drie VLUCHT ZONDER VLEUGELS. mannen, die ik meende te herkennen. Waren het niet drie vliegerofficieren? Ik deed echter voor ons aller veiligheid alsof ik niets gezien had. Om zeven uur was er van een vertrek niets te bespeuren. Die vertraging zou ons het leven kunnen kosten. Plotseling hoorden wij het geluid van een naderende auto en het geschreeuw van opgewonden soldaten. Was onze poging om te vluchten vergeefs geweest? Waren wij verraden? Toen klonk het signaal van de locomotief en langzaam zette de trein zich in beweging. We waren ruim een uur te laat. Zonder de verstikkende walm van de primitieve kachel, die veel rook maar weinig hitte gaf, zouden wij ons bepaald gelukkig gevoeld hebben. Toen het lichter begon te worden en onze naaste omgeving in de duistere wagon waarneembaar voor ons werd, konden wij vaststellen, dat mijn vermoeden juist was. De drie na ons ingestapte mannen waren vliegerofficieren van ons regiment, die ook ons herkenden. Nochtans werd door niemand ook maar één blik van herkenning'gewisseld. Het zou in de gegeven omstandigheden te gevaarlijk geweest zijn. We sukkelden met een gangetje van 13K.M. per uur over de slecht onderhouden rails tot de volgende halte. Hier speelden zich taferelen af, die geen pen vermag te beschrijven. Hier stonden honderden reizigers te wachten. Toen de trein eenmaal stil stond, was het een complete stormaanval op de wagons om maar een plaatsje te bemachtigen. Als haringen in een ton waren wij opeengedrongen en nog hield de stroom aan. De laatsten, voor wie geen ruimte te vinden was, hesen zich op aan de dwarsstangen, zetten zich op de treeplanken en weer anderen klommen boven op de wagons, waar zij plat gingen liggen. Het aantal reizigers in de toch al tot berstens toe gevulde trein had zich nog verdubbeld. Maar wij zouden niet allen het volgende station bereiken. De strenge koude was voor de „buitenboord"reizigers een marteling. Verkleumde vingers konden de ijzeren stangen niet meer omklemmen; één voor één verslapte de greep, ploffend vielen lichamen op de hard bevroren grond. Daar, in de SMIRNOFF VERTELT. sneeuwhopen langs de spoorbaan, stierven zij een ellendige dood. Die gehele reis zagen wij langs de rails de lichamen, welke er reeds lagen van treinen, die vóór ons dit baanvak afgelegd hadden. Het werd steeds kouder. Laaghangende telefoondraden, doorbuigend onder het gewicht van de sneeuw, schraapten bevroren lichamen van de bovenkant der wagens, hartverscheurende kreten weerklonken als we plotseling een tunnel inreden, waar het duister was als de nacht. Velen zagen het daglicht niet meer en bleven achter in de tunnels. Die treinreis is een nachtmerrie voor me geworden. We hadden ons, verloren als het ware in de massa, geen zorgen te maken over onze identiteitspapieren. De trein was zo vol, dat het voor paspoortcontröleurs welhaast een onmogelijkheid was naar binnen te komen, teneinde een of ander onderzoek in te stellen. Bovendien zou het niet raadzaam voor hen zijn, om ook maar de wens van een onderzoek bij de soldaten kenbaar te maken. Teneinde onze plaats in de wagon gedurende de reis te behouden, stapten we nergens uit om wat te drinken of wat voedsel te kopen. Want we zouden de wagon nooit meer binnengekomen zijn. Er waren enige soldaten, die nog wat noodrantsoenen hadden; wat oude ham en oudbakken brood werd aan den meest biedende verkocht. Toen we in Kieff moesten overstappen, konden wij eindelijk de benen weer eens strekken. Wij kregen een pot heet water om thee te zetten en wisten beslag te leggen op een paar stukken oud brood, maar dat was dan ook het enige, dat we gedurende de vierdaagse treinreis naar Moskou te eten en te drinken kregen. De regelmaat van de treinenloop tussen Kieff en Moskou was zeer behoorlijk, maar de treinen waren méér dan vol. In Kieff was het een voortdurende strijd tussen de royalisten, die geheel achter Kerensky stonden en de communisten. Groot-Hertog Alexander had Kieff met zijn familie pas verlaten, toen de situatie voor de Royalisten onhoudbaar werd. Zij vertrokken in alle stilte naar de trein, maar er bleven voor de communisten nog genoeg aristocraten veanO3000Tpnt;VOOrfSt,e en *chvliegveld Dellaert ontmoette, riep hij mij toe: „Hallo, Smirnoff! Wanneer begin je?" „Nooit, voor zover ik de zaken bekijken kan," antwoordde ik en bracht hem op de hoogte van Plesman's besluit. „Wacht eens, ik zal Plesman even bellen." Wat er tussen Plesman en Dellaert besproken is geworden weet ik niet, maar het resultaat was een tijdelijke aanstelling voor de zomermaanden. Dat was in 1922 en de „tijdelijke" aanstelling duurt nu al 16 jaar en in die jaren heb ik mee kunnen opbouwen aan de grootste internationale luchtwegen ter wereld, van het allerkleinste ALBERT PLESMAN. begin af. De groei van de K.L.M. is een roman in de geschiedenis der na-oorlogse luchtvaart, de geschiedenis van hardnekkig doorzetten, waarover ik het nog uitvoeriger hebben zal in een ander hoofdstuk. Zonder twijfel geeft de K.L.M. in de verkeersluchtvaart de toon aan. Ik zeg dit niet, omdat ik bij die K.L.M. in dienst ben; de eerlijkheid gebiedt mij dit te constateren; men legge zijn oor maar eens te luisteren bij buitenlandse vliegers en men zal tot de ontdekking komen, dat deze vakmensen met nadruk beweren, dat de K.L.M. haar vleugels vast en met durf over werelddelen uitsloeg en moeilijkheden te boven wist te komen, die onoverwinnelijk schenen. Ik gevoelde me verheugd, dat ik het baantje te pakken had, alhoewel het van tijdelijke aard was, maar ik hoopte, dat er wel iets los zou komen, voordat de zomermaanden om waren. Het gaf een trots gevoel bij de K.L.M. te vliegen, want zij had de beste machines, de F 2 en F 3, beide Fokker s. De F 2 was het eerste toestel met een dichte cabine en in het geheim van Fokker's fabrieken in Duitsland naar Holland overgevlogen door de Waal. Het toestel had „accommodatie voor vijf passagiers, een bank voor en twee stoelen en was van nog meer gemakken voorzien! Bij de constructie had men de nieuwste ideeën toegepast en algemeen beschouwde men dit toestel als het veiligste en meest commerciële type dat vloog. Het was de voorloper van de tegenwoordige gestroomlijnde laagdekkers. Toen de K.L.M. deze machines enige tijd in gebruik had, volgden de andere maatschappijen en schaften zich eveneens dergelijke passagiersvliegtuigen aan, ter vervanging van de militaire toestellen, waarmede zij toen nog vlogen. De F 2's hadden een motor van 230 P.K. en een kruissnelheid van 130 K.M. per uur. Het tekort aan piloten werd allengs aangevuld met Hollanders, zodat er onder dat korps van tien man slechts twee buitenlanders waren, de Duitser en ik. SMIRNOFF VERTELT. Toen rees het plan om een dienst te openen op Parijs. Er heerste onder de K.L.M. en de vliegers een gevoel van onzekerheid, want geen van allen wisten hoe de ontvangst in Parijs zou zijn. We vlogen met Fokkers, omdat er geen betere toestellen te vinden waren, maar aangezien Fokker zijn beste militaire machines voor en in Duitsland gebouwd had, werd hij beschouwd als een vijand van Frankrijk. Ondanks al deze bezwaren vlotte het goed met de nieuwe lijn en de houding der Fransen was zo sportief en welwillend als wij maar wensen konden. Wij kregen nog een dienst op Parijs en op Hamburg en Kopenhagen. Vanzelfsprekend werden er in die dagen al recordvluchten gemaakt. Rotterdam—Londen in twee uur, een record, dat wel nooit geslagen zou worden! Ook vestigden wij een ander soort records .. . laat ik ze noemen: duurrecords! Op een dag startte ik van Amsterdam naar Londen via Rotterdam. Er woei een storm en over de 50 K.M. van Amsterdam naar Rotterdam deed ik een vol uur. Snel was deze wijze van transport nu bepaald niet. Daar ik de storm recht tegen had en berekende, dat ik vijf uur zou hebben te vliegen, voelde ik er weinig voor om de reis voort te zetten. Bovendien was het de vraag nog of ik Londen wel halen zou, want het weer was bijzonder slecht. In Rotterdam kwam Plesman naar mij toe. Ik gaf als mijn mening te kennen, dat het verstandig zou zijn in Rotterdam te blijven. Maar er waren vier passagiers en de commerciële zijde begon toen al een woordje mee te spreken. Bij het niet uitvoeren van de vlucht zou de maatschappij inkomsten derven — ik besloot te vliegen, alhoewel ik mijn besluit niet verstandig vond. Er stond een zware storm uit het Westen, op 600 M. recht tegen en ik begon mij af te vragen of ik Londen ooit halen zou. Als we toen de Noordzee reeds recht waren overgestoken, zou ik het zeker nooit gehaald hebben, maar we vlogen in die dagen nog langs de kust en staken bij Calais het kanaal over, waar wij inplaats van 160 KM. maar 40 KM. water hadden. Met één- ALBERT PLESMAN. motorige machines was het niet bepaald aanbevelenswaardig de rechte oversteek te maken en on2e instructies luidden, bij het Kanaal over te steken. Maar meer dan eens volgden we toch die andere route en bekommerden er ons weinig om, wat de gevolgen 2ouden zijn, indien die ene motor nu eens stopte. In 1929 vlogen wij voor het eerst de officiële Noordzeeroute.... maar met meer-motorige vliegtuigen! Die dag maakte ik door de sterke tegenwind ternauwernood 50 KM. per uur, sommige ogenblikken nog minder. Heel goed herinner ik mij hoe wij door onze geringe snelheid de gelegenheid kregen om boven Ostende van start tot finish een paardenrace te aanschouwen, zó langzaam kropen we voort. Ik geloof nog altijd, dat er achter mij hevig werd gewed, want er heerste een geweldige opwinding in de cabine! Boven het Kanaal nam de wind nog meer in kracht toe, en onophoudelijk werd de machine in de remous op en neer gegooid en steigerde als een jong schichtig paard. Een blik op de benzinemeter wees uit, dat ik met mijn benzine knijp begon te lopen. Londen kon ik al zeker niet meer halen, zodat ik besloot een tussenlanding te maken in Lympne, bij Folkestone aan de kust gelégen. Daar was benzine te krijgen. Het speet me voor de passagiers, want ik was er van overtuigd, dat ze allen wel behoorlijk luchtziek zouden zijn. Wie schetst mijn verbazing, toen ze daar allemaal opgewekt en monter uit het toestel sprongen en geen enkel verontrustend symptoom was te bemerken. Ze zagen er uit, alsof ze in een kleine boot een tochtje gemaakt hadden in een hollandse wetering, op een mooie voorjaarsavond, tussen de tulpenbedden door. Ze vertelden mij bovendien nog, dat ze het „fijn" gevonden hadden — ik was het niet met hen eens. In hun onschuld hadden zij meer moed betoond dan zij wisten — de moed van den onwetende. Met heel veel genoegen rookte ik in Lympne een cigaret, voor we weggingen; nog een vol uur had ik nodig om Croydon te bereiken. De hele reis had zes uur en veertig minuten geduurd! SMIRNOFF VERTELT. Helaas schoten de zes maanden bij de K.L.M. véél te snel op en het speet mij de K.L.M. te moeten verlaten. Eind September ging ik nogeens naar Plesman — 1 October zou ik moeten vertrekken — om hem te vragen of hij niet iets anders voor mij had. „Je hebt niets anders nodig!" zei hij. „Je doet je werk goed en je kunt bij mij blijven zolang je wilt!" Dat was me 'n opluchting. Ik vermoed dat de K.L.M. me kon gebruiken, want hij zou me anders zeker niet gehouden hebben. Hoewel Plesman als directeur nog wel andere dingen had te doen, werkte hij aan alles mee en wist van géén rust. Steeds kon men hem op het vliegveld vinden, géén détail ontsnapte hem — vol enthousiasme voor de geringste verbetering, kende hij het hele werk en ieder van het personeel. Hij wisselde van gedachten met de hoogste chefs en den jongsten werktuigkundige — den eenvoudigen schoonmaker der cabines, liet hij duidelijk merken, dat hij zijn naam wist, het aantal kinderen dat hij had en zo kon de man met het eenvoudigste werk merken, dat ook zijn werk door zijn directeur werd gewaardeerd. Hoewel hij militair vlieger was, vloog hij geen verkeerstoestellen, maar zijn carrière als militair vlieger gedurende de oorlogsjaren onderscheidde zich reeds door een merkwaardig organisatievermogen, een aanpakken van alles. Ik dacht mijn verdere levensdagen al vliegende nu rustig te slijten bij de K.L.M., maar ik zou mij vergissen! De avonturen waren niet afgelopen, integendeel, ze begonnen pas goed. XIX. LANDING OP DE GOODWIN SANDS. Een brief ligt vóór mij op de schrijftafel. Hij is gedateerd: Juni 1935 en is afkomstig van een man, die in 1923 zwoer, dat hij nooit van zijn leven weer zou vliegen. Twaalf jaren later schreef hij me, dat hij nu de luchtvaart accepteerde als een normaal middel van vervoer en dat hij tot een ander inzicht was gekomen. Het had twaalf jaren geduurd, voor hij weer durfde te vliegen, nadat hij een hoogst dramatische ontsnapping aan de dood had meegemaakt. Die moed had hij herkregen, omdat hij gehoord had, dat ik in leven was en nog steeds vloog. Nu is hij een geregelde passagier op de internationale luchtroutes. Hij vliegt vele honderden kilometers per maand, maar altijd zal hij de vier uren, die hij met mij doorbracht op een Octoberdag in 1923, blijven beschouwen als de onaangenaamste sensatie in zijn leven. Ik vloog een Fokker F III van Amsterdam naar Londen met drie passagiers aan boord, benevens enige waardevolle olieschilderijen, die tegen brand en ongevallen verzekerd waren voor verscheidene duizenden gulden. De weerberichten van het meteostation op Schiphol' waren niet slecht. Er stond een tamelijk sterke Westelijke wind, die mogelijk over het Kanaal in kracht zou toenemen, maar het zicht was goed, terwijl er een goed open wolkendek op 200 M. hing. Ik startte s morgens en ik dacht Croydon te halen om ongeveer 2 uur in de middag. Er lieten zich geen moeilijkheden verwachten, toen we de kust bij Calais verlieten en het Kanaal overstaken naar Dover. Weliswaar was de wind in kracht toegenomen, wat de snelheid terugbracht tot even 100 KM., maar het sonore brommen van de motor ging gestaag door. Ongeveer halverwege het Kanaal echter, merkte ik dat mijn radiator begon te stomen. Ik wierp een blik op de watermanometer, SMIRNOFF VERTELT. maar die wees normaal aan, dus ik maakte me verder niet ongerust. Toen het erger ging worden, begon ik te vre2en, dat er een flinke motorstoring zou komen. De wind nam toe tot orkaankracht en als mijn motor stopte zou ik onmogelijk Dover kunnen bereiken met zon sterke wind tegen. Ik verlegde dus m'n koers naar stuurboord, naar de Goodwin Sands, die ik ongeveer 9 KM. verder kon zien liggen. Het was eb en er lag een grote uitgestrektheid zand bloot, waarop ik dacht te landen, als ik niet langer in de lucht kon blijven. De motor stoomde nu hevig en ik vermoedde dat een cylinderkop gebarsten was. Toch liep deze rustig, maar ik wist, dat het slechts een kwestie van een paar minuten kon zijn, voordat hij zou stoppen. Plotseling liep de wijzer van de manometer terug en bijna gelijktijdig begon de motor ontstellend in toeren terug te lopen. Van 1350 toeren per minuut liep hij terug tot 1300, tot 1200—1100— 1000—900, totdat met een laatste gesputter het motorgeluid wegstierf en de machine in de lucht bleef drijven in een benauwende stilte. Ik wist, dat.ik snel zou moeten landen. De stilte, die volgde op het motorgebrul, deed vreemd aan en ik kon de passagiers in de cabine achter me horen schreeuwen. Ik riep hen toe kalm te blijven, terwijl ik de machine een scherpe bocht liet maken, teneinde haar met de neus in de wind te brengen voor de landing. We vlogen toen op ongeveer 600 M. en we verloren snel hoogte. Dat betekende, dat ik hoogstens nog een paar minuten te vliegen had, voordat ik aan de grond zat. Er lag een strook zand van ongeveer 110 M. voor mij en ik wist, dat ik niet dicht bij het water kon landen, daar het zand daar zacht was en de wielen zeker weg zouden zakken. Ik scheerde over het woelige water en voelde de wielen grond raken, zij het dan ook bitter weinig van het water af. We hobbelden niet zo erg als gewoonlijk, tengevolge van de zachtheid van het terrein en ik stond spoedig stil, omdat de opper- LANDING OP DE GOODW1N SANDS. vlakte sterk zoog. Niettegenstaande dit, was het een goede landing. Ik was blij, dat dit voorbij was, al zouden er nog ernstiger moeilijkheden komen. Ik klom van de bok af in de cabine om de verschrikte passagiers te verzekeren, dat alles momenteel O.K. was. Ik legde uit, dat we geland waren op de Goodwin Sands en ik hoopte, dat we spoedig gered zouden worden door een voorbijvarend schip, voordat de vloed zou komen opzetten. Ik kon de kust van Deal ± 9 KM. verder zien liggen, maar het was twijfelachtig, of daar iemand ons had zien dalen. Pas toen we naar buiten stapten op de kale zandstrook, besefte ik de woedende kracht van de storm. Er stond een huilende wind en het was bijna onmogelijk elkaar te verstaan, tenzij we zo hard mogelijk schreeuwden. Er viel eigenlijk ook weinig te zeggen. De woedende zee zwiepte om dit lapje zand, dat het kerkhof was geweest van zo menig flink schip. Met kalm weer was onze positie toch al niet dat geweest, maar wie zou ons bereiken in deze storm? Ondertussen kwam de vloed op. De zandstrippen waren zacht, op sommige plaatsen zo zacht als pap. Ik had inderdaad een gelukkige landing gemaakt, want als ik op één van die zachte stukken terecht gekomen was, dan zou er ongetwijfeld een ramp gebeurd zijn. Ik ried de passagiers aan om de beschutte cabine weer op te zoeken, terwijl ik de motor onderzocht, om te kijken, of ik de schade kon herstellen. Ik wist, al voordat ik er aan begon, dat het een hopeloos geval was en een onderzoek bewees me, dat ik gelijk had. Ik kon niets doen en onze enige hoop op redding bestond uit opname door passerende schepen of door het lichtschip. We hadden geen radiotelegrafie aan boord en er was geen schip in zicht. Ik deelde de passagiers het nieuws mee en veronderstelde, dat zij wellicht nog een laatste boodschap voor vrouw of bloedverwanten hadden. Het klinkt nu dramatisch, maar onze positie was wanhopig en ik dacht, dat zij dat wel zouden weten. Ik was van plan om een kort verslag van het gebeurde in m'n logboek te schrijven en al de boodschappen SMIRNOFF VERTELT. samen in een van de hermetisch gesloten kokers te doen, die we aan boord hadden. Terwijl ik hen berustend en kalm achterliet, ging ik weer naar de zandbank, de vuurpijlen, die we altijd aan boord meevoeren voor noodgevallen, bij me stekend. De wind blies me schier omver. Reeds schenen de zandstroken zachter te worden, terwijl ons eilandje minder dan 100 M. in 't vierkant was geworden. Ik dacht, dat ik, wanneer ik er niet in mocht slagen de aandacht van een voorbijvarend schip te trekken, misschien, als een laatste wanhopige poging kon trachten de 3 KM. naar het lichtschip te zwemmen, maar toen ik naar de hoge golven keek, die rondom uiteenspatten, wist ik al, dat ik niet ver zou komen. Terwijl het water steeds meer steeg, zocht ik de horizon af. Mijn ogen deden pijn door de storm en het opwaaiende zand. Plotseling zag ik een schip, dat Oost voor lag en op enige afstand aan ons voorbij voer. Een lichtkogel, nog één, maar zonder mijn signalen te hebben opgemerkt, verdween het langzaam aan de horizon. En zo passeerde het éne schip na het andere de Goodwin Sands en niet één zag de lichtkogels, die ik afvuurde, totdat de voorraad op was. De helft van de Sands stond reeds onder water. Het wilde er bij mij maar niet in, dat een vliegtuig met een achttien meter lange vleugel onopgemerkt bleef. Waren de golven zo hoog, dat ze ons voor iedere waarneming onzichtbaar maakten, of hadden ze het op al die schepen zelf te druk in dat noodweer? Toen het zesde schip voorbij voer, klom ik op de vleugel en zwaaide mijn jas zo hoog mogelijk boven mij uit. Het was een marteling, die onzekerheid of ze mij al of niet hadden gezien. Zou ook dit schip voorbij varen? Schepen blijven op een eerbiedige afstand van de Goodwin Sands, het is er gevaarlijk. Door het opgestoven zand en het zoute water waren mijn ogen zo'n pijn gaan doen, dat ik nauwelijks iets kon zien. Toch wilde het mij voorkomen, dat er vaart geminderd werd. Toen draaide het schip inderdaad LANDING OP DE GOODWIN SANDS. en wendde de steven naar ons toe. Soms verdween het weer achter de hoge golven, maar één ding was zeker: Ze hadden ons gezien. „Een schip! Een schip! schreeuwde ik naar de passagiers in de cabine. Onze positie was echter tamelijk wanhopig geworden — want onze redders waren nog vèr van ons af en de vloed kwam nu steeds sterker opzetten. Het zou een strijd worden tegen de minnen. De kleine stomer kwam echter dichterbij, werd opgenomen door de hoge brekers en verdween dan weer tussen twee golven, alsof de zee hem had opgeslokt. Toen hij nog een tweetal K.M. van de Sands verwijderd was, konden wij zien, dat er een boot neergelaten werd. Het was voor de roeiers in deze branding een titanenstrijd. Maar eindelijk, seconden leken uren, waren ze zo dicht genaderd, dat ik hun schreeuwen kon horen. „ .. .. hierheen zwemmen?" Boven het loeien van de wind en het bulderen der golven had ik de woorden opgevangen en tevens begreep ik, dat ze buiten de branding moesten blijven. Er was nog één passagier, behalve ikzelf, die zwemmen kon, er moest iets anders gevonden worden. „Kun je een lijn uitgooien?" en ik gebaarde met mijn armen, wat ik feitelijk wilde. Een van de roeiers zette zich toen schrap en wierp ons een reddingsboei toe aan een lange lijn. In 'n ommezien had ik de boei op het droge en toen begonnen de moeilijkheden pas goed. Ik kan mij nu voorstellen, dat mijn passagiers tegen deze manier van redden opzagen, maar goede raad was duur. Ik besloot de knoop door te hakken, want het was nu eenmaal het enige wat ons restte. Ik had de grootste moeite de eerste in de boei te krijgen. Maar toen ik hem zover had, wenste hij ook zijn bagage nog mee te nemen. Hier moest bevolen worden. „Het is mijn plicht eerst voor het leven van de passagiers te zorgen." Tegelijkertijd gaf ik hem SM1RNOFF VERTELT. een flinke duw, in de boot haalde men de lijn binnen. Dat was één. Nog tweemaal haalde ik de boei uit het water en op dezelfde wijze maakten de overige passagiers het reisje naar de boot. Het logboek en de post haalde ik uit de cabine en wikkelde alles in een zak, die ik tussen mijn jas stopte. Daarna schoof ik de reddingsboei over mij heen, gaf een teken dat ik klaar was en sprong in het water. Ik werd opgenomen door de golven, maar toen voelde ik, dat de lijn werd getrokken en zoveel mogelijk meezwemmend sleepte men mij naar de boot. Op en neer, dan lag ik weer boven op een golf, dan zakte ik weer weg in de diepte, totdat ik eindelijk boven op een golf in de laagte de boot onder mij zag. Zou ik tegen de boot verpletterd worden? Maar toen dreef ik langszij en gebruik makend van de aanrollende golf, hees men mij, toen ik op gelijke hoogte was gekomen, aan boord. Daarna begon de strijd tegen de storm opnieuw. Met de drie passagiers lag ik onder in de boot en wierp nog een laatste blik op de Goodwin Sands. Ze stonden reeds geheel onder water, het toestel zakte al dieper en dieper, af en toe werd het heen en weer geschud door de kracht van de golven. We vorderden langzaam. De boot rolde en steunde onder de beukende golven; nimmer zal ik de aanblik der roeiers vergeten, die met de gespannen spieren van hun getatoueerde armen de boot tegen de golven optrokken en zo geheel pasten in dit stormachtige beeld van hun element. Zij waren helden der zee in de volste zin van het woord. Zij spraken niet, hun gedachten gingen uit naar de mensen in hun boot in wie zij de helden zagen, terwijl zij werk deden, dat slechts weinig verschilde van dat, wat zij iedere dag hadden te verrichten. Wij waren helden, wij durfden te vliegen. Groter paradox heb ik nooit gekend. Zij vochten een uur lang, toen kwamen wij langszij van het schip. Ik verwachtte elk ogenblik, dat onze boot tegen het stalen karkas verpletterd zou worden als een eierschaal, maar de roeiers bleven de baas en één voor één konden we de zwaaiende touwladder grijpen, die ons naar boven voerde. Daarna kwamen onze redders. Army Book 425. PILOTS FLYING LOG BOOK. qj U- «K/ft..,,», , /f ~JjE *" ' •*'** ' ••" WO' ■■bhbhhhhhh Omslag pilotenboekje [ ■ i i i f 'i ' r üs' i' ■- - v' Date Machine ! HÖury Pil0< Ti»". Hdght r Come. , Remarls, S^JL. . ; : | . /- - ^ £ / w Sé4* ■ I ~ ^ W * * - JOH /J- - y Af S --rl / -ys <*&> ^gSi- x^, (/o ; >3 v5 o7 3-yjr/vóS ' JLZ-&, ^ £ J 3~yS £?& lVfc flf> - /Tvy ^ ^ -^3* ySK ^r— /rVuxWL. 'J? *4£Z=C ... .. [- j | "Zfe^ZZlfe^ . J Izzzzzzzzzz i:::::!:::::i:::::3^5i f ; - 1: : * - - t : l.1 1... 1 ; : ~ : Ekt 3f| tadrtnv.nn°Üi,; ÏÏJ'dT Amfrd™ ™dï» '»« '» * »°S over h« smalle -d. „„ ^ i^y^^fcA,s5uraaftï'I5; maar op de 19de October 1923 bleek.... 9 193 LANDING OP DE GOODWIN SANDS. Maar voordat de sloep binnen boord kon worden gehesen, wierp een golf haar als een lucifersdoosje tegen het schip Er bleef niet veel van over. Vlug schoot een der zeelieden toe, die de touwen doorhakte. „Die is er geweest, sprak de kapitein, „maar ze heeft haar plicht gedaan!" Dat had ze zeker, met de hulp van zes dappere kerels. Het laatste wat ik zag, was een plek versplinterd wrakhout boven op een golf. Toen werd alles opgenomen en verdween vóór het schip in de diepte. Naast mij lag een gebroken riem. Meer bleef er niet over. „En jullie naar beneden," brulde de kapitein ons toe. Buiten loeide de storm, maar in het inwendige van het schip, waar een knappend vuur brandde, was het wel uit te houden. kregen whisky en al gauw was het een vragen over en weer. Ik vroeg den kapitein of hij mijn signalen had gezien. Hij had mijn signalen niet gezien, maar een sein van het Goodwin Sands vuurschip opgevangen. Daar had men ons klaarblijkelijk pas laat opgemerkt, want indien ze er mijn landing gezien hadden, was er wellicht eerder hulp gekomen. De vuurschepen hadden in die dagen nog geen draadloze — en het is wel interessant te vernemen, dat onmiddellijk na dit voorval, vuurtorens en vuurschepen er mede voorzien werden. Ze heeft sindsdien heel wat mensenlevens gered. Vanzelfsprekend gingen onze gedachten uit naar de verschillende vliegvelden, waar men zeker in ongerustheid had gezeten, daar men zonder enig levensteken van de machine was gebleven. En de vraag was: waarheen zou men ons brengen? Smirnoff vertelt. XX. GRAAF VAN DE GOODWINS EN NOG IETS.... Vier uren verstreken, voordat ik mijn benen behaaglijk kon uitstrekken bij het haardvuur in een der Dover hotels. De storm was inmiddels gaan luwen, maar hij stak, voor mij althans, weer met verdubbelde kracht op, toen een grote groep journalisten hun aanval op mij inzetten. Ik was doodop — van een interview was geen sprake. Wat ik wenste was rust, volkomen rust om weer op verhaal te komen. De volgende dag, in de trein naar Londen, moest ik capituleren voor een hernieuwde aanval, die van den „Times"-reporter. Na onze aankomst in Dover belde ik onmiddellijk den K.L.M.vertegenwoordiger op en besprak met hem de mogelijke berging van het vliegtuig. Er is géén onderdeeltje ook maar van teruggevonden. De zandbanken hadden de machine een graf gedolven en ééns te meer was de zee overwinnaar gebleven. Diep onder de indruk van onze redding namen de passagiers en ik afscheid van elkaar. Er zou na dit gezamenlijk avontuur in het aanzien van de dood immer een verknochte band tussen ons blijven bestaan. Nadat ik er voor gezorgd had, dat de post zo vlug mogelijk naar Croydon werd doorgezonden, kon ik eindelijk mijn gedachten de vrije loop laten — de spanning voelde ik pas nu, in dat kleine hotel. Voor de eerste maal realiseerde ik in welk groot gevaar wij verkeerd hadden en ik was mijn zenuwen niet geheel meer de baas. Mijn eerste gedachte was — en steeds herhaalde ik die woorden in mijzelf — „Nooit meer vliegen!" Maar de volgende dag kreeg ik van de K.L.M. de instructie om terug te vliegen naar Holland, mits ik me goed voelde. Dat is mijn redding geweest. Want, indien ik niet die volgende dag onmiddellijk weer de lucht was ingegaan, had mijn vliegerloopbaan op de Goodwin Sands een roemloos einde gevonden. De volgende morgen zag de wereld er weer geheel anders uit. Ik had goed GRAAF VAN DE GOODWINS EN NOG IETS geslapen, maar voelde mij toch niet helemaal prettig, toen ik aan de trip naar Amsterdam ging denken. Alhoewel ik als passagier meeging, was mijn zenuwgestel er na die vlucht weer geheel boven op. Want ik had als passagier nog het onaangename gevoel, dat ieder vlieger heeft als hij zelf de stuurknuppel niet in handen heeft. Ik heb er nooit van gehouden luchtpassagier te zijn. Met mijn vrouw kwam ik eens uit Parijs en ik herinner me nog zeer goed hoe .ik, met een krantje gewapend, in de cockpit klauterde, mijn collega de krant gaf en de besturing van hem overnam. Hij was met dat half uurtje rust zéér ingenomen en beiden waren wij het er over eens, dat we het naar de zin hadden. Ik moge hier aanroeren, dat het géén gebrek aan vertrouwen is in de capaciteiten van andere vliegers — maar ik vlieg veel te graag zelf; ik kan niet niets doen als anderen bezig zijn. Dit gevoel hebben vliegers in hoge mate. Met een machine van de Daimler Hire Company vloog ik die dag naar Holland. Mijn piloot was een der alleroudste Europese verkeersvliegers en na de start voelde ik mij reeds volkomen safe. Ik kreeg het echter te kwaad, toen wij boven het Kanaal waren. Van de Goodwin Sands was niets te zien, maar ,wel lag iets hoger op het bekende rode vuurschip, dat de schepen een teken was: Pas op, je nadert de banken! Tot Amsterdam verliep alles normaal. Maar rondom Schiphol hing een dikke mist en een landing daar was uitgesloten. Het enige wat er op zat was, terug te keren, maar het was de vraag of er nog voldoende benzine was om daarmee Rotterdam te kunnen halen. Wij waren met net voldoende benzine uit Rotterdam vertrokken en waren op geen enkele manier voor deze tegenslag gewaarschuwd. Nadat de piloot het toestel Zuid had gewend, begon mijn angst weer de overhand te krijgen. Elk ogenblik verwachtte ik het sputteren van de motor; inmiddels vlogen wij met heel weinig zicht op 150 M. in de grijze damp! De motor begon te sputteren, toen wij eindelijk, eindelijk boven Waalhaven zaten. Met een sierlijke bocht landden wij. Dat gevaar SMIRNOFF VERTELT. was geweken. Toen het zicht in Amsterdam beter werd, vlogen wij weer weg met voldoende benzine voor twee uur! Pas na de landing op Schiphol ging ik iets begrijpen van de onzekerheid, waarin men verkeerd had, van de angst, die men om de machine en ons had uitgestaan. Toen wij te laat waren, had men in Dover alle kuststations gewaarschuwd en dra bleek, dat men ons te Calais gesignaleerd had. Wij waren dus tussen die beide plaatsen in de moeilijkheden gekomen en onmiddellijk had men maatregelen genomen om een onderzoek in te stellen. De bange onzekerheid maakte plaats voor grote dankbaarheid, toen het bericht binnen kwam, dat we veilig en wel in Dover waren aangekomen, zij het dan ook met een geheel ander middel van vervoer. Plesman en de collega's stonden daar bij mijn aankomst en er werden weinig woorden gewisseld .... maar wij waren het er allen over eens, dat ik over geluk niet had te klagen. Honderden gelukwensen ontving ik, telegrammen van mensen, die ik niet eens kende en ik kreeg bovendien nog de bijnaam: Graaf van de Goodwins! Die naam zal ik niet licht vergeten. Ik kreeg nog een paar dagen verlof om weer op streek te komen: ik vrees dat die dagen mij weinig geholpen zouden hebben, indien ik werkelijk enige rust nodig zou hebben gehad. Op het hoofdkantoor in Den Haag werd ik door een commissie van geneeskundigen onderzocht, daar men bang was, dat mijn zenuwen blijvend geschokt zouden zijn, maar de keuring verliep vlot en na enige dagen was ik alweer in de lucht. Het graf der schepen, de Goodwin Sands, waren mij goed gezind geweest. De dagen vlogen voorbij. Ik had een prettige werkkring, voldoende inkomsten en geen zorgen, ik bekeek het leven van de vrolijke kant. Soms van de zeer vrolijke kant. Ik sloeg mijn vleugels uit over alle belangrijke plaatsen van West-Europa en vloog van het ene land naar het andere. Vandaag was ik in Parijs, morgen in Londen. Dan kreeg ik weer eens de dienst op Brussel, Hamburg en Bremen. Wat was ik feitelijk in die dagen? Een vagebond van de lucht, GRAAF VAN DE GOODW1NS EN NOG IETS. een vliegende gelukzoeker zonder eigen home, maar met alle distracties, die het leven mij bood. Maar was ik gelukkig? Sedert mijn vertrek uit Wladimir in 1914, had ik mijn eigen leven geleefd — in al die jaren was ik van het ene hotel naar het andere getrokken, had in restaurants geleefd en ik begon te verlangen naar een eigen home. Aan trouwen dacht ik niet. Ik was te veel gehecht aan mijn werk en eigen liefhebberijen, totdat ik in 1925 gedurende de zomer regelmatig werd ingedeeld op de dienst naar Kopenhagen. Daar wachtte mij een ander avontuur. Vele avonden bracht ik in Kopenhagen door — het was er altijd gezellig te verblijven en op zo'n avond werd ik onder anderen voorgesteld aan de jonge dame, die later mijn vrouw zou worden. Zij was een zeer bekende en talentvolle toneelspeelster met veel bewonderaars en vereerders. Na de bloemen, die ik haar eens zond, volgde een souper, afspraken en van lieverlede kwamen we aan de urenlange gesprekken, welke voor het leven van twee mensen zo beslissend kunnen zijn. Wij verstonden elkaar maar half; met behulp van een woordenboek konden wij ons nog enigszins verstaanbaar maken, want mijn kennis van de Deense taal was zeer beperkt. Zij sprak geen Nederlands, weinig Engels en Frans en geen woord Russisch. Het waren mooie avonden als wij elkaar ontmoetten na een voorstelling, waarin zij weer nieuwe lauweren geoogst had. Meestal vierden wij haar succes in een klein restaurant, waar we elkaar complimentjes maakten, die maar half begrepen werden. Wij hebben er heel wat minder door gebloosd! Onze vriendschap duurde reeds vier maanden en in die vier maanden lieten wij beiden herhaaldelijk, onafhankelijk van elkaar, uitkomen, dat we voor het huwelijk niets voelden. Tot de dag aanbrak, dat ik bij mijzelf tot de conclusie kwam: Iwan, je gaat trouwen. Ik zond die dag meer bloemen dan gewoonlijk, haar kleedkamer was vol! Toen deelde ik haar mede, dat ik ging trouwen. Zij was niet verrast, maar vroeg mij ijzig koel, wie het gelukkige meisje wel SMIRNOFP VERTELT. was. Indien ik niet heel goed geweten had, hoe een grote actrice zij was, zou alle moed mij in de schoenen zijn gezonken. „Lieve hemel, sprak zij, „en je hebt altijd zitten te vertellen, dat je nooit trouwen zou." ,JÜ hebt nooit iets anders beweerd, antwoordde ik, „zullen wij het dan maar doen?" We trouwden in de Russische kerk in Kopenhagen, de 23ste October 1925, vier maanden na onze eerste ontmoeting; ik had gezorgd voor veel rose rozen, want daar hield ze van. Ik heb ze zelf uit Holland naar Denemarken gevlogen. De huwelijksreis voerde naar Engeland; vergezeld door onze dictionnaires begonnen we een nieuw, een ander leven en zo is het voor ons steeds een prettige harmonie geweest, die tot de dag van heden voortduurt. Ze was niet alleen mijn vrouw, maar ook mijn vriend voor het leven. Vóór mijn huwelijk was het leven, dat ik leidde, niet onaardig, maar het had géén basis, géén doel! In Holland hebben wij het steeds naar onze zin gehad — wij zijn er volkomen gelukkig en hadden er wat graag een klein gezin gehad ter completering van ons geluk. De eerste jaren leefden wij in Amsterdam, later verhuisden wij naar buiten en in die jaren groeide de luchtvaart als kool. Lange afstandsvluchten werden uitgevoerd over de gehele werelden menige tocht werd met groot succes bekroond — vliegtuigen spoedden zich door de lucht, afstanden bestonden niet meer, grenzen vervaagden. De Atlantische Oceaan, de Grote Oceaan waren reeds door heldhaftige pioniers bedwongen en de wereld verafgoodde deze helden: Alcoch en Brown, Lindberg, Hawkes, Kingsford Smith, Bert Hinkler en zovele anderen. Oceanen gleden onder die vliegers voorbij; onder de werkelijke pioniers der grote wereldluchtvaart èn onder de gewieksten, die er een zaakje uitsloegen. Maar vliegers waren ze! De burgerluchtvaart kwam langzaam maar zeker opzetten. Duitsland toonde met zijn Zeppelins, dat het 't vervoer over zeer grote GRAAF VAN DE GOODWINS EN NOG IETS. afstanden zelfs onder de knie had en gebruikte haar schepen voor vluchten om de wereld. Ernstige tegenslagen hebben het luchtschipvervoer naar het tweede plan gedreven en ik moet zeggen, dat ik er weinig goeds van verwacht, indien men deze hele aangelegenheid van een zakelijk, een commercieel standpunt bekijkt. Op een goede dag, in Frankfort, kreeg ik toestemming om een kijkje te nemen in één van de reusachtige hangars. Daar lag toevallig de Graf Zeppelin in de monstrueuze kooi, welke zo drukt op de kleine mens, die erin rondwandelt en er zo nietig is. Maar in vergelijking met de kolossale afmetingen en de hoge exploitatiekosten is haar nuttig laadvermogen beslist onvoldoende. Ook de snelheid is te gering. Een kruissnelheid van 100 K.M. per uur is niet groot genoeg om er sterke tegenwinden mee te kunnen overwinnen. Al die lange afstandsvluchten bewezen één zeer belangrijk ding: commercieel zouden zij nooit verantwoord zijn, indien men niet de beschikking zou krijgen over snellere en meer betrouwbare vliegtuigen. De stoutste dromen van de na-oorlogse generatie schenen werkelijkheid te worden. In die dagen ontwierp de K.L.M. reeds haar plannen voor een luchtverbinding tussen Nederland en het Rijk bezuiden de evenaar. De moeilijkheden waren groot — zij schenen nauwelijks overwonnen te kunnen worden en de commerciële zijde van het vraagstuk bleef vanzelfsprekend in die dagen een groot vraagteken. Maar dat was van later zorg. De beletselen voor de ontwikkeling van de handelsluchtvaart lagen voornamelijk in de politieke en geografische verhoudingen. Méér dan één land weigerde zijn grenzen voor de luchtvaart open te stellen, niet beseffende dat men de voordelen van dit nieuwe vervoer beter tot zich kan trekken dan af te stoten. Maar niet zolang er geen samenwerking tussen de landen zou komen, zou de ontwikkeling van de handelsluchtvaart geremd worden. Vroegere plannen der K.L.M. bleven liggen tot zich een betere gelegenheid zou voordoen. Niettegenstaande men van officiële zijde de plannen als voorbarig SMIRNOFF VERTELT. beschouwde, scheen J. van der Hoop, een der K.L.M.-vliegers, er met het doorgaan van die plannen goed voor te staan. Op Schiphol werden kaarten en meteorologische rapporten bestudeerd, terwijl eindelijk de best te kiezen route in een gebroken rode lijn op de kaarten werd uitgestippeld. In 1924 startte Van der Hoop in een Fokker F VII met een 350 P.K. Rolls Royce voor zijn lange vlucht. De kruissnelheid bedroeg niet meer dan 130 KM. per uur en na twee maanden wederwaardigheden bereikte hij Batavia, waar hij de eerste stoot gaf aan de luchtvaartgezindheid der bevolking. De tijd van twee maanden naar Batavia per vliegtuig was een record. Maar deden de boten er niet vier weken over? Als verkenningsvlucht echter zou de onderneming grote waarde opleveren en zeer duidelijk kwam naar voren, dat er nog veel verricht zou moeten worden, alvorens de grondorganisatie de moeilijkheden van een regelmatige dienst zou kunnen opvangen. Ligt het nu niet voor de hand, dat door die koortsachtige bedrijvigheid ook bij mij de gedachte aan grote daden, aan nieuwe avonturen begon te rijpen? Ik had in de loop der jaren mijn vak tot in de perfectie kunnen leren en evenals zovele andere vliegers begon ik te dromen van lange afstandsrecords. Ik was niet uit op persoonlijke roem — later zou blijken dat mijn standpunt juist was, dat succes niet het doel, maar het onafscheidelijk gevolg van onze arbeid moest zijn — ik wilde de wereld tonen, dat de wetenschap een zoveelste overwinning behaald had, dat nieuwe, onbekende streken het eeuwenoude geheim der ontoegankelijkheid ontnomen zou worden, dat een nieuwe tijd was aangebroken. De handelsluchtvaart zou bewijzen het veiligste transportmiddel te zijn — ik zou mijn kans grijpen om mijn theoriën in daden om te zetten. Reeds vlogen de passagiers op de Europese luchtlijnen al niet meer om het avontuur, om de sport, maar uit geheel andere overwegingen. Een nieuwe passagier verscheen op de velden — de man, die besefte dat time is money was, dat de tijd omvloog, dus dat hij GRAAF VAN DE GOODWINS EN NOG IETS. te vliegen had, wilde hij zijn tijd zo goed mogelijk benutten en productief maken. Hij kon in dezelfde tijd tweemaal zoveel zaken doen — hij was de pionier, die zijn tijd begreep en ook recht heeft op de lauweren, welke de maatschappijen en het vliegend personeel alléén voor zich schenen op te eisen. De handelsluchtvaart had intussen bewezen, dat ze niet meer verdrongen zou kunnen worden — ze was nog verre van volmaakt en is dat thans evenzo. Nog ligt de stratosfeer open voor de gigantische luchtlijners, welke met het vijfvoudige van de tegenwoordige snelheid zich zullen spoeden van werelddeel tot werelddeel in tien tot twintig uren! Terwijl de K.L.M. voortdurend bleef werken aan de grote plannen, wachtte ik op de eerste de beste gelegenheid en hield mij inmiddels bezig met de lijndiensten in West-Europa. In 1927 kwamen Anthony Fokker's plannen tot verwezenlijking. Machines zouden gebouwd worden voor een luchtdienst Amsterdam—Batavia. Op zekere dag wandelde een Amerikaan het K.L.M.-hoofdkantoor binnen. Hij was een kranten-magnaat, die de stoutste luchtvaartdromen had en die bovendien in het bezit was van de middelen om die dromen in werkelijkheid om te zetten. Hij wilde grote vluchten maken, naar Japan, naar Nederlands-Indië, ZuidAfrika, Australië, kortom daarheen waar een vliegtuig hem zou kunnen brengen. Tegen fantastische bedragen huurde hij een machine met complete bemanning en de grootste toeristenvluchten waren begonnen. Gevlogen over de werelddelen en -zeeën door G. J. Geysendorffer en J. B. Scholte, bewees hij op de duidelijkste wijze, dat onze dromen geen fantasie waren geweest. In de Fokker-fabrieken werd hard gewerkt. Dag en nacht was men daar bezig — aan de bouw van een grote machine met drie motoren! Weldra zouden vleugels zich over de gehele wereld uitslaan. Hollandse vleugels. ■ ■ " s, O 1 . nrvnfti IP ^ KONINKLIJKE NcDtKLANUbonc | STRIJDKRACHTEN Centraal Bu;e.>u A.V.O.S. I AFD. F-IBüQTHE^X J XXI. VLEUGELS OVER AZIE. Het raderwerk der Regeringen komt in het algemeen langzaam in actie, wanneer er in het dagelijks gebeuren der dingen iets nieuws onder de zon is. Een postmachine vloog met overweldigend succes van Amsterdam naar Batavia maar deze prestatie deed regeerders en financiers ontwaken. Het onmogelijke was mogelijk geworden — een snelle verbinding tussen de koloniën en het moederland was tot nu een droom geweest, maar door die gedenkwaardige vlucht een feit geworden. Het gouvernement verleende zijn medewerking — er kon met een regelmatige dienst op Nederlands-Indië een aanvang gemaakt worden. Het enthousiasme van de Nederlandse bevolking in die dagen laat zich met geen pen beschrijven. Nederland werd luchtvaartgezind en ook in Ned. Indië werd een zustermaatschappij opgericht, die de exploitatie van de luchtlijnen binnen dit tropenrijk ter hand zou nemen. Vier nieuwe kostbare vliegtuigen waren voor deze maatschappij in aanbouw en toen bekend werd, dat deze vier machines door de lucht de reis naar Java zouden maken, kende de geestdrift geen grenzen. De Posterijen openden de mogelijkheid tot het verzenden van brieven en het enorme gewicht der postzakken was een daadwerkelijke steun aan de ondernemers, die nu konden aantonen, dat de burgerluchtvaart burgerrechten had verkregen. De K.L.M. besloot nog een machine te sturen, welke heen en terug het nodige verkenningswerk zou verrichten, waarop een vaste dienst gebaseerd zou kunnen worden. Einde 1928 was alles in gereedheid. De Fokker-machines waren op alle mogelijke manieren getest en voldeden aan de zwaarste eisen. Om de twee weken verliet zo'n vogel het nest op Schiphol. Ik had het commando over het retourvliegtuig gekregen. Het zou mijn eerste lange af standsvlucht worden, en ik was vast besloten het bewijs te leveren, dat men er goed aan VLEUGELS OVER AZ1E. gedaan had mij dit vertrouwen te schenken. Vóór het vertrek moest er veel geregeld worden. Ik had nog een speciale keuring te ondergaan bij de doctoren van de Vliegmedische dienst, die een uitgebreide studie hadden gemaakt van de psychologische zijde van zulk een lange afstandsvlucht. Zij droegen er zorg voor, dat de uitverkorenen geestelijk en lichamelijk in prima conditie waren. In die dagen kon ik mijn ongeduld nauwelijks bedwingen. Maar het verloop der eerste vluchten was nu niet bepaald vlot geweest; één machine crashte in Rangoon, terwijl een andere door een fout van de grondorganisatie — men had, toen het vliegtuig 's avonds kwam landen, nagelaten enige niet verlichte hooistapels weg te nemen — in Cawnpore zwaar werd beschadigd. Dit alles was niet zéér bemoedigend, maar ik wilde er niet meer aan denken en verwachtte van mijn vlucht alle succes. Op die morgen van het vertrek op Schiphol, waren er duizenden aanwezig, teneinde ons een goede reis te wensen en vlak voor de start kreeg ik nog mijn laatste instructies van Plesman: veiligheid voor alles en geen risico's. Het toestel zou heel in Batavia moeten aankomen. De bemanning van het toestel bestond uit twee vliegers en een mecanicien. Radio hadden wij toen nog niet aan boord, zodat we eenmaal in de lucht, zonder communicatie met de grond waren. De reis zou in twaalf dagen gemaakt worden, zonder nachtvliegen en de eerste twee dagen verliep alles vlot en naar wens. Op schema landden wij in Constantinopel en tijdens de rust in de voormalige Turkse hoofdstad, dacht ik heel veel malen terug aan de dagen, die ik er, nu zovele jaren geleden alweer, had doorgebracht en ik realiseerde mij maar al te goed, hoeveel in mijn leven was veranderd. Wij verloren hier één dag door moeilijkheden met de paspoorten en de officiële papieren en hoe ik ook te keer ging en hemel en aarde bewoog, teneinde de autoriteiten tot spoed te bewegen, toen wij weer vertrokken voor SMIRNOFF VERTELT. de derde étappe naar Bagdad, was ik inderdaad een dag te laat. Op het eerste traject van die dag naar Aleppo, hadden wij niet over het weer te klagen. Maar toen wij tussen Aleppo en Bagdad de zon langzaam zagen zakken en een tegenwind kregen van 60 K.M. per uur, werd het mij duidelijk, dat ik in Bagdad niet vóór donker zou arriveren. Dat was vervelend, want indien ik die dag Bagdad nog zou halen, zouden we de dag vertraging van Constantinopel ingelopen hebben. Tegenwoordig vormen nachtlandingen niet veel meer verschil met een aankomst bij daglicht. Maar in deze periode vlogen wij, zoals gezegd, zonder radio en er waren zo goed als geen terreinen met nachtverlichting. Toen het donker werd, bevond ik mij nog op ruim honderd kilometer van ons doel. Maar indachtig Plesman's instructies, besloot ik, nu er nog iets van de grond te zien was, de vlucht voor die dag af te breken in Ramadi, waar de toestand van het terrein niet bijzonder gunstig was en waar ik dus met de nodige voorzichtigheid diende neer te komen. In de schemer zag ik géén greppels en dijken meer. Toen wij stilstonden had onze vlucht in een oude, slecht gedichte loopgraaf, een voorlopig einde genomen. Bij het licht van een zaklantaarn bleek mij, dat de schade uiterst klein was, een kapotte band n.1. Deze was gauw weer hersteld en wij hoopten maar, dat niets aan onze spiedende blikken verborgen was gebleven. De volgende morgen echter, bij daglicht, was maar al te duidelijk te zien, dat wij er zo gemakkelijk niet zouden afkomen. Het landingsgestel was verbogen en de nieuwe band, welke wij 's avonds hadden omgelegd, had zich weer begeven. Ik maakte mij het zelfverwijt, dat ik de vorige dag toch niet doorgevlogen was naar Bagdad. In een auto begaven wij ons naar Bagdad, waar één der stijlen van het landingsgestel voorlopig gerepareerd werd. Wij vlogen daarna de machine over naar het R.A.F.-vliegveld, alwaar in de werkplaatsen ons toestel weer vliegklaar gemaakt zou worden. VLEUGELS OVER AZIE. Teneinde het toestel zo licht mogelijk te maken, hadden wij alle post en reserve-onderdelen uitgeladen, die door een bombardementsvliegtuig van de R.A.F., naar het vliegveld van Bagdad werden gevlogen. De R.A.F. in Bagdad was voor de vreemdelingen uiterst voorkomend en behulpzaam, op alle mogelijke manieren werd er spoed achter de reparaties gezet, opdat ze zo snel mogelijk zouden verlopen, maar zij konden ook geen ijzer met handen breken en het duurde nog vijf dagen, voordat wij onze vlucht konden voortzetten. Wetende wat vlotte hulp betekende, namen wij zoveel mogelijk onderdelen mee voor onze gestrande collega's in Cawnpore, die daar op ons wachtten. Wij waren zes dagen op ons reisschema achter. De verloren tijd inhalen was natuurlijk uitgesloten, maar wij zouden ons best doen, nu zo vlug mogelijk Batavia te bereiken. Voor het eerst in mijn leven, vloog ik over een woestijn en langs de onherbergzame kust van Perzië, waar het toestel nog al eens flink te keer ging, door de aldaar heersende warmte-remous. We kwamen in warmere streken en verwisselden onze dikke kleding met de meegenomen tropenuitrusting. Het was niet zéér pleizierig, in die hitte te moeten tussenlanden voor benzine, want men had in dat zand een ei kunnen bakken. Na Karachi vlogen we weer over begroeide streken en maakten tussen Nasirabar en Allahabad een tussenlanding in Cawnpore, waar wij onze collega's gelukkig maakten met de meegebrachte onderdelen. Zij zaten daar al enige dagen in zak en as en het herstel van het vliegtuig zou zeker enige tijd vorderen. Verder gingen we weer. Van Allahabad naar Calcutta, waar geen landingsterrein was en ik op de race-baan moest landen, die midden in de stad lag. In die dagen was een vliegtuig in deze streken een heel vreemde verschijning en na de landing drongen zich honderden nieuwsgierigen om het toestel, teneinde hun nieuwsgierigheid te bevredigen. Gedurende de nacht dienden SMIRNOFF VERTELT. wij voor bewaking te zorgen, wilden wij niet het risico lopen, dat verzamelaars s nachts het toestel ongeveer zouden slopen. De volgende morgen was weer een grote menigte op de racebaan aanwezig, om het vertrek gade te slaan en het kostte heel wat moeite om, met behulp van de politie, de race-baan vrij te krijgen. In het begin lukte dit maar half. Toen kreeg ik een idee! Ik ging in de cockpit zitten, zette alle drie motoren aan en gaf even vol gas met de remmen aan. Over elkaar heen vallend, koos de menigte nu het hazenpad en eindelijk was er een voldoende strook grond vrij gekomen, zodat wij zonder gevaar konden starten. Toen wij wegtaxieden, hadden wij veel pleizier in de verbaasde gezichten van al de Brits-Indiërs, die knielend op de grond zaten of hurkend plaats hadden genomen op het gedeelte, dat zo juist vrij was gekomen. Toen wij Akyab naderden, kwamen wij boven een gebied van immense oerwouden. Een noodlanding zou hier lelijk scheef gaan, maar de motoren brachten ons regelmatig, zonder enige dissonant, over de Arakan-bergen, die in deze tijd van het jaar volkomen wolkenvrij waren en geen moeilijkheden opleverden. Akyab was in die dagen, tijdens de moessonregens, volkomen onbruikbaar en een landing was er dan ook uitgesloten. In Rangoon was eveneens geen vliegveld en weer moesten wij gebruik maken van de race-baan, die hier bovendien'nog privé eigendom was. Men kon slechts voor bepaalde dagen in de week een landingspermissie krijgen, wat op zichzelf niet vreemd was, daar men wellicht op de andere dagen races wilde laten lopen. Gelukkig was de dag van aankomst in Rangoon géén race-dag en hoewel slechts het middengedeelte gebruikt kon worden, leverde de landing ook op dit race-terrein geen grote moeilijkheden op. De rest van het terrein was zacht en te gevaarlijk om er op te landen of te starten. Een van onze voorgangers had hier zijn machine verspeeld in de start en daar het bij mij vast stond, dat er niets meer gebeuren mocht, maakte ik een nauwkeurige inspectie VLEUGELS OVER AZ1E. van het terrein en vond een stuk grond, dat hard en lang genoeg was om er los te komen met onze Fokker. Op weg naar Bangkok, merkten we aan de temperaturen en de vochtige lucht, dat we de tropen naderden. Het was er op de grond zo goed als niet om uit te houden; vooral 's nachts, wanneer de muskieten in grote zwermen op ons frisse bloed afkwamen en het ons practisch onmogelijk maakten de slaap te vatten. In het hotel te Bangkok waren de olielampen bedekt met een dikke laag muskieten en eerst hadden wij die lampen terdege schoon te maken, alvorens wij elkaar aan tafel konden zien. De volgende dag vlogen wij naar Sengora, een kleine plaats aan de Siamese Oostkust, waar ook al geen behoorlijk landingsterrein te vinden was. Een race-baan bestond hier niet en de enige landingsmogelijkheid vond men hier in een klein terrein aan de zeekant, dat aan de drie landzijden omgeven was door hoge palmbomen. De grond was hier zéér zacht, en de landing die ik in Sengora maakte, was wel een zeer moeilijke. Het komt mij nu nog als een wonder voor, dat ik het toestel daar precies tussen die palmen heb neer kunnen zetten en wanneer ik het nu nog eens zou moeten doen, zou ik een helicoptère eisen. We vlogen verder over Malacca en staken toen over naar Medan, waar we als nationale helden werden ontvangen, alhoewel reeds verschillende vliegers vóór ons deze plaats aangedaan hadden. Er waren duizende mensen op het terrein, dat ook al in een slechte staat verkeerde en waar wij bijna op onze neus gingen staan. Gelukkig kwam het toestel in de uitloop op een beter gedeelte en tergend langzaam kwam de staart van de machine weer op de grond. Dat waren angstige seconden. Vijftien dagen hadden we over de reis tot Medan gedaan en het einddoel begon nu in zicht te komen. Overal was het enthousiasme groot. Overal werden wij als helden ontvangen en vooral op het laatste gedeelte van de vlucht van Medan via Palembang naar Batavia, bleek ons SMIRNOFF VERTELT. hoe de Nederlanders met die proefvluchten meeleefden. In Batavia was de ontvangst overweldigend. Wij hadden ondanks de tegenspoed bij Bagdad onze taak volbracht en al was de reisduur van zestien dagen, vergeleken bij tegenwoordig, rijkelijk lang, in 1928 was het nog een hele prestatie. Wij hadden enige prettige dagen, waarin wij ons op de retourvlucht voorbereidden, werden overal ten eten gevraagd en hadden een leventje als een prins. Het was mijn eerste bezoek aan Nederlands-Indië, de schatkamer van Groot-Nederland, waar ik reeds zoveel van gehoord had. Men vindt er olie, mineralen, goud, kostbare stenen en vooral Java met zijn vulcanen, zijn dessa's en vegetatie, wordt niet voor niets de parel van het Oosten genoemd. Ik vond het een ideaal, daar een paar dagen in een auto rond te toeren en kwam tot de conclusie, dat er niets was, wat in Java niet gevonden werd. De Hollanders hebben in het buitenland de naam van koningen der kolonisatie te zijn. Het is geloof ik, niet te sterk uitgedrukt, maar ook waren ze pioniers. Ondoordringbare oerwouden brachten zij in cultuur en maakten er vruchtbaar land van. Hier was de aarde haar gewicht in goud waard geworden en zelfs in de kleinste kampongs ziet men de resultaten en de zegeningen van dit Nederlands bewind. Alvorens de reis naar Europa te aanvaarden, namen de vliegers van de gearriveerde machines nog aan een conferentie van de betrokken autoriteiten deel, die grote belangstelling hadden voor de commerciële zijde van het vraagstuk der Holland-Indië-verbinding. De vliegers en de bestuurders der pas opgerichte K.N.I.L.M. bewogen hemel en aarde, opdat men onmiddellijk tot een regelmatige dienst over zou gaan, maar alvorens financiële steun te verlenen, wilde de Regering toch eerst iets meer van de hele opzet afweten. Deze conferentie zou later blijken een mijlpaal te zijn in VLEUGELS OVER AZ1E. de ontwikkelingsgeschiedenis der Nederlandse luchtvaart. Van deze dagen dateert de reputatie der Nederlanders, dat zij grootmeesters der lange afstandsvluchten zijn. Generaal C. J. Snijders, de reus ook op luchtvaartgebied, was voorzitter van het „Comité vliegtocht Nederland-Indië" en gaf aan de gehele onderneming de nodige push en karakter, zonder welke de Nederlandse luchtvaart nooit in zo'n korte tijd, zulk een vlucht genomen zou hebben. Die vergadering zal ik nimmer vergeten. Gedurende een vol half uur had de voorzitter, die de regering vertegenwoordigde, het woord en zijn gehele betoog hield niets dan critiek in. Ik kon tijdens die speech nauwelijks rustig op mijn stoel blijven zitten en mijn vingers jeukten. Er bleef van het gepresteerde bitter weinig over. Maar hij had gelijk, want van de vijf vliegtuigen waren er twee gecrasht en slechts twee op tijd aangekomen, en zo sprak hij ongeveer: „Het wil er bij mij niet in, dat een luchtverbinding Holland—Indië enige practische commerciële waarde heeft!" Hoe teleurgesteld was ik. Wij wisten, dat het slechts een kwestie van meer ervaring en betere grondorganisatie was, waardoor betere resultaten te behalen zouden zijn en dan was een regelmatige dienst zeer zeker niet langer onmogelijk. Maar na het betoog van dezen voorzitter scheen alles voorgoed verloren. Maar in Generaal Snijders had de luchtvaart een voorvechter van zéér grote allure. Hij rees op van zijn stoel en verdedigde de goede zaak met zulk een warmte, zo energiek, dat wij allen weer meer hoop begonnen te krijgen. Hij is de man, die na een schitterende carrière, aan een nieuwe andere taak begon en ook deze taak weer tot een goed einde zou brengen. Hij bracht de meest doorslaggevende argumenten naar voren. Natuurlijk zouden er ongelukken gebeuren, maar tegenslagen waren er om te overwinnen. De goede afloop van drie vluchten bewees volgens hem de mogelijkheid van een regelmatige luchtdienst. Dat twee machines tegenslag hadden ondervonden was alleen te wijten aan de onvoldoende grondorganisatie en had niets met de luchtvaart zelf te maken. Smirnoff vertelt. J4 SM1RNOPF VERTELT. Zijn betoog was helder als glas, vol optimisme en enthousiasme en toen nodigde hij ons uit ónze mening eens te zeggen. Ik ben van mening, dat ook onze woorden er toe hebben bijgedragen, dat de officiële instanties werden overtuigd en nu zou het niet lang meer duren, dat ook het Indische Gouvernement zijn steun aan de nieuwe verbinding gaf. Zo is de Holland—Indië-dienst ontstaan, een luchtlijn, welke tot de grootste en meest efficiënte van de wereld behoort, die per jaar duizenden passagiers en tonnen mail vervoert, en zo goed als steeds functionneert met de regelmaat als die van een klok. De Hollanders zaten niet stil en keken ook nu verder dan hun neus lang was. XXII. RIVALITEIT. De tijd vliegt en met de snelheid van de tijd gaat de wetenschap vooruit. De wereld nadert hoe langer hoe meer de vormen van Well's conceptie van het leven en het is de vraag of de mens de slaaf zal zijn der wetenschap of dat de wetenschap haar beoefenaars ondergeschikt zal blijven. Op het ogenblik, dat ik dit schrijf, beeft de wereld op zijn grondvesten; angst voor wat er gebeuren zal ligt over de gehele mensheid en er bestaat een gegronde vrees, dat de wetenschap verwoestende krachten zal leveren, die een einde zullen maken aan de beschaving. Waarom kan de wetenschap niet geheel en alleen tot heil van de wereld dienen? Zal zij nooit bij machte zijn de kloof tussen volkeren te overbruggen, zal zij nooit in staat zijn de droom van de wereldvrede waar te maken? Luchtvaart is een laatste ontdekking der wetenschap; bij geen mogelijkheid is nu reeds te overzien welk aanzien de luchtvaart de wereld zal geven. Maar wèl is men bij machte vast te stellen, dat de laatste vinding der mensen tot vernietiging öf tot heil van de mensheid leiden kan. De landen komen steeds dichter bij elkaar. Engeland ligt nog slechts één uur van Holland verwijderd — wijst dit er niet op, dat in de allernaaste toekomst het begrip „vreemdeling" tot het verleden zal gaan behoren ? Records worden gemaakt en verbeterd. En toen de K.L.M. plannen beraamde voor een versnelling in haar luchtverbinding met Indië, stak de concurrentie haar kop op en liep met nog grotere plannen rond. De constructeur Slot legde de laatste hand aan een uiterst snelle machine, die veel opzien in Nederland baarde en ook de K.L.M. tot nog grotere krachtsinspanning stimuleerde. De sportiviteit van de zijde der luchtvaartmaatschappij was wel zeer groot door één SMIRNOFF VERTELT. van haar beste vliegers aan de concurrerende onderneming af te staan om het toestel te besturen en bovendien één van haar geroutitineerde marconisten. De vlieger van Slot's machine, Lt. Asjes had geen ervaring van lange afstandsvluchten en het K.L.M.-aanbod om haar vlieger Geysendorffer af te staan, werd met graagte geaccepteerd. De bedoeling was om de reisduur tot de helft terug te brengen! Maar de K.L.M. zat ook niet stil. Bij Fokker werd een snelle machine gebouwd, welke eveneens voor passagiersvervoer was ingericht, de F 20, met drie Wright-motoren van 500 P.K. elk. De kruissnelheid bedroeg ongeveer 250 K.M. per uur. Het toestel was van zéér moderne bouw en gestroomlijnd en bezat een intrekbaar landingsgestel. In 1933 was de F 20 een zéér moderne machine, vliegklaar om, op welke route ook, voor Fokker en de K.L.M. lauweren te gaan oogsten. Toen werden de K.L.M.-plannen bekend — het toestel zou een extra-proefvlucht naar Nederlands-Indië maken, om te onderzoeken of het mogelijk was de reisduur in te korten en tot mijn grote vreugde werd ik wederom aangewezen als commandant. Meer dan ooit was ik vast besloten mijn uiterste best te doen — ik was inmiddels Nederlander geworden en begreep de grote waarde van het welslagen van die vlucht. Fokker had een grote ervaring in vliegtuigbouw, terwijl Slot, die tot nog toe slechts kleine sportmachines geconstrueerd had, met veel moeilijkheden had te kampen. Niettegenstaande deze handicap kwam hij met een voortreffelijk toestel voor den dag en toen bekend werd, dat beide toestellen een vlucht naar Indië zouden maken, nam de belangstelling voor dit vreedzame duel ongekende afmetingen aan. De K.L.M. is in de eerste plaats een commerciële onderneming, die snelheid verhandelt. Zij combineerde het zakelijke met het experimentele en besloot van die extra-vlucht een Kerstvlucht te maken. De Kerstpost naar Indië, terug met de Nieuwjaarspost voor Nederland! RIVALITEIT. Dit plan ging er in als koek. Maar de spanning bereikte haar hoogtepunt, toen de combinatie, welke Slot's machine uitbracht, bekend maakte, dat ook zij post zou vervoeren. Het Nederlandse publiek voelde, hoe hier een strijd gestreden werd, welke in de directiekamers begonnen was en die wellicht, zo hoopte men, in de lucht zou worden beslist. Er zat iets fascinerends in die gedachte. En dit stond wel vast: De overwinnaar zou in het vervolg het postvervoer krijgen. Dat de K.L.M. er niets voor voelde dit vervoer te verliezen, lag voor de hand en ze zette er alles op om te overwinnen. Ik houd van die geest; hij is noodzakelijk voor elke vooruitgang en ik ben het met den criticus eens, die beweerde, dat er zonder competitie en strijd geen vooruitgang mogelijk zou wezen. Gedurende die hele zomer van 1933 was men in beide kampen druk bezig; proefvluchten werden gemaakt en niets werd onbeproefd gelaten, teneinde de snelheid der machines zo mogelijk nog op te voeren. Op de Europese lijnen had ik ruimschoots gelegenheid de F 20 aan de tand te voelen; men deed er ervaring mee op en steeds weer werden er kleinigheden aan veranderd, die bleken niet te voldoen. In de praktijk leert men een machine kennen: ook aan de motoren haperde wel eens wat, want deze waren van een nieuw type en pas door de fabriek uitgebracht. De telegraafkabels gloeiden rood van de telegrammen, die er tussen Wright en de K.L.M. gewisseld werden over de tegenslagen, die gedurende deze maanden vanzelfsprekend niet uitbleven. Fokker was dag en nacht in de weer — steeds weer werden bepaalde onderdelen door andere vervangen en voortdurende inspecties brachten meer dan eens kleine defecten aan het licht. Bij de Vliegdienst was een reisschema opgesteld. Na veel wikken en wegen had men besloten dat reisschema te stellen op vijf dagen, waarin nachtvliegen tot het allernoodzakelijkste beperkt was. Speciale voorzorgen werden gemaakt, teneinde overal zo vlug mogelijk te kunnen tanken en de agenten langs de route kregen instructies SMIRNOFF VERTELT. om paraat te zijn. Het waren lange dagen en nachten van voorbereiding. Op één van deze proefvluchten in Europa, moest ik een tussenlanding maken in Lympne wegens motorstoring. Per vliegtuig arriveerden nog dezelfde dag de nodige onderdelen uit Amsterdam en de volgende morgen was de machine weer vliegklaar. Maar, niettegenstaande al die wijzigingen en verbeteringen, was mijn vertrouwen in de hele onderneming niet bijster groot. Tussen Lympne en Amsterdam maakte ik tijdens de terugvlucht een snelheid van 260 K.M. en dit gaf den burger weer moed, alhoewel het benzineverbruik zéér hoog was te noemen. Dit zou veel tussenlandingen nodig maken en er zou heel wat tijd verloren gaan bij de benzinestations, een tijd die in de lucht gelijk stond met 260 K.M. per uur. Deze kwestie diende wel terdege bekeken te worden, want er moest bij wijze van spreken geen minuut verloren gaan. Onze concurrenten waren eveneens druk in de weer en hoewel zij het liefst nog enige kleinigheden aan hun machine hadden veranderd, besloten ze toch aan de datum van vertrek vast te houden. Zij zouden een week vóór ons vertrekken en hoopten op de dag van ons vertrek Batavia bereikt te hebben. Ons vertrek was vastgesteld op 18 December, zodat wij voor Kerstmis met de Kerstpost in Indië zouden aankomen. Het was wel een modern Kerstmannetje, dat in die dagen per vliegtuig reisde en geen gebruik meer wilde maken van zijn door rendieren getrokken slede. Ook de dagbladen waren in die dagen pro- en contra K.L.M. De verstandigste echter publiceerden het nieuws — in het Engels zou men het „big news" hebben kunnen noemen — van beide partijen op één pagina en spraken zich vooralsnog niet uit over het strijdpunt in die dagen: postvervoer met speciale machines of gecombineerd post-passagier-vervoer. Persoonlijk was ik voor speciale machines, daar zonder passagiers dag en nacht doorgevlogen zou RIVALITEIT. kunnen worden. Nu echter de techniek zulk een vlucht heeft genomen, dat binnen enkele jaren de afstand Amsterdam—Batavia in ruim twee dagen zal kunnen worden afgelegd, heeft het geen zin meer om hier over te discussiëren. De „gecombineerden" hebben intussen gelijk gekregen. De dag van het vertrek van Geysendorffer brak aan. Bij het vertrek 's morgens wenste ik hem goede reis en riep hem nog toe het niet zo bont te maken, dat ik een uiterst scherp staand record zou moeten attaqueren. Er was grote belangstelling voor het vertrek van de snelle machine, die ongeveer ± 300 K.G. post vervoerde. Op het radio-bureau groepten al dadelijk belanghebbenden samen, waar uit binnengekomen radioberichten het verloop der vlucht gevolgd kon worden. Het eerste grote nieuws, dat doorkwam, was slecht nieuws. Geysendorffer had op een militair vliegveld bij Brindisi een noodlanding moeten maken wegens ernstige motorstoring en het zag er naar uit, dat dit het einde van de vlucht zou betekenen, vermits de reserve-delen nog in Amerika waren en het wel enige weken zou duren, voordat men in Brindisi daarover zou kunnen beschikken. Het toestel kon evenwel ter plaatse worden gerepareerd, en heeft kort daarop de vlucht toch kunnen volbrengen. Mijn medeleven ging naar de vliegers uit, die zich wekenlang hadden voorbereid en nu door een stomme materiaalfout gedoemd waren hun mooi opgezette vlucht met zoveel vertraging uit te voeren. Bad luck, Geys! De dagen vlogen nu voorbij, de dag van ons vertrek kwam nader. De machine was au point, hier en daar waren nog een paar veranderingen aangebracht en teneinde alle risico's te voorkomen, werd het toestel dag en nacht bewaakt. Ik voelde mij toch niet erg gerust op de goede afloop. Ik was van mening, dat het met de motoren nog niet in orde was en dat zij eerst een half jaartje in Europa zouden moeten draaien, om de kinderziekten geheel te boven te komen. Ik sprak hier met niemand over, maar dit maakte het geval niet anders en hoewel SM1RNOFF VERTELT. de „Zilvermeeuw", zoals zij daar in de hangar stond, een „plaatje" was, kon ik mij maar niet losmaken van de gedachte, dat wij er moeilijkheden mee zouden krijgen. De grote dag brak aan. 18 December, 's morgens om drie uur zouden wij vertrekken. Het was koud, miezerig winterweer, toen mijn vrouw en ik naar het vliegveld reden. Ik voelde mij niet rustig en piekerde over de motoren, waarop het zo zou aankomen. Maar het vertrek kon niet uitgesteld worden en nu was het zaak om door te zetten. Toen wij door de verlaten straten reden, sloeg ergens een klok één uur. Afgezien van het weinige vertrouwen, dat ik in de motoren had, was ik geheel op de vlucht ingesteld en vastbesloten het uiterste te doen en te geven. Ik heb mij tijdens die rit naar het vliegveld afgevraagd, wat er in mijn vrouw omging. Zij zat daar zo rustig naast mij en sprak geen woord. Met haar intuïtie begreep zij, hoe ik mij voelde en zij wist, dat zij niets zeggen of vragen moest. We spraken die twintig minuten geen woord met elkaar. Ik ben er zeker van, dat die hele vlucht haar maar half beviel. Zij houdt niet van vliegen en is in voortdurende spanning, wanneer ik weg ben, maar ze heeft mij desondanks altijd gesteund. Zij weet dat vliegen voor mij méér dan een beroep is. Zij glimlachte mij bemoedigend toe, maar hoe weinig was ik er van op de hoogte, dat ze er zelf niet goed aan toe was. Ze speelde toneel die morgen — het was ditmaal een drama. Zij was ziek en had veel pijn, maar met niets verried zij de toestand, waarin zij verkeerde en gaf mij de steun en sympathie, die zijzelf zo nodig had. Er zijn vrouwen, die met een lach op het gezicht de grootste offers kunnen brengen en zich als het moet, volkomen uitschakelen —. Ik was niet bang voor de dood, de lucht was een tweede aarde voor mij geworden, mijn vliegtuig een tweede home. Maar wat mij in het geheel niet beviel was de omstandigheid, dat er zoveel publiciteit aan alles gegeven was en bij de gedachte aan al dat RIVALITEIT. fanfare-gedoe wist ik maar al te goed, dat het verschil tussen slagen en falen zo uiterst gering is. Zonder tam-tam zou ik veel rustiger vertrekken, maar het feit was nu eenmaal zo en ik zou erin berusten. Op het vliegveld ontmoette ik de luchtvaart- en postautoriteiten en velerlei journalisten, die ik tot mijn spijt niet meer vertellen kon dan zij reeds wisten. Ik kreeg echter de gelegenheid het publiek mede te delen, dat ik mijn uiterste best zou doen Nederland te houden op de eerste plaats in de wereldluchtvaart, welke het reeds jaren had ingenomen. Meer kon een mens niet doen. Niettegenstaande het vroege uur en de scherpe koude waren er duizenden naar het veld gekomen om ons goede reis te wensen. Mijn stemming werd allengs beter en toen enthousiaste vrienden zich tussen mijn vrouw en mij drongen, maakte ik van de gelegenheid gebruik om de weerberichten te bestuderen. Het weerbeeld boven Zuid-Europa beloofde niet veel goeds, maar het was nu eenmaal winter, zodat ik weinig goeds kon verwachten —. Inmiddels was de post gearriveerd en in het toestel geladen. Wij hadden 180 K.G. post en zouden onderweg de post overnemen van onze onfortuinlijke vrienden, die bij Brindisi gestrand waren. De „Zilvermeeuw" blonk in het licht van de grote hangar en scheen zo op het eerste gezicht een prima toestel te zijn, dat iedere vlieger mij benijden zou, indien ook zij niet geweten hadden, dat er wellicht moeilijkheden zouden kunnen rijzen op die dertig duizend Kilometer naar Batavia en terug. Mecaniciens hielden nog een laatste inspectie — het liep tegen drieën en het was tijd geworden. Ik knoopte mijn jas dicht en begaf mij met mijn vrouw naar het toestel. „Dag, Iwan, goede reis, jongen!" Ze kneep mijn arm als wilde zij mij zeggen dat alles fijn zou gaan. „Vergeet „Ping" niet!" Zij gaf mij een pinguin van wol, die sindsdien op al mijn Indië- SMIRNOFF VERTELT. reizen is meegevlogen. Aan de hals hangt een klein portret van mijn vrouw en zonder Ping in de cockpit zou ik niet graag naar Indië vliegen. Ik ben niet bijgelovig, maar heb sentiment en geen kostbaarder eigenschap kan een mens bezitten. Ik nam afscheid van de vele vrienden, de motoren werden aangezet, nog een laatste wuiven. Op het moment, dat ik de machine binnen wilde gaan, stopte één der motoren, even later gevolgd door de beide andere. Ik kon mijn oren nauwelijks geloven. Maar mijn voorgevoelens waren juist geweest. Niet voordat alles goed nagekeken was en in orde zou zijn bevonden, zou ik vertrekken. In de hangar waren mecaniciens van de K.L.M. en Wright reeds begonnen met een onderzoek in te stellen en werkten als bezetenen om het defect op te sporen. Ik voelde mijn hart kloppen; was dit het roemloos einde van mijn record-vlucht? Mij van het toestel afwendend hoorde ik een verbeten uitroep van Plesman. „Wat is het?" vroeg ik. Hij schudde mismoedig het hoofd. „Aandrijfmechanisme tussen motor en starter in elkaar gedraaid." Weer datzelfde defect, waarmee wij tijdens de proefvluchten zovele moeilijkheden hadden gehad. Het aanbrengen van de nieuwe onderdelen zou minstens 24 uur tijd vorderen en dan zou Batavia niet meer voor Kerstmis bereikt kunnen worden. „Verd ...mompelde ik in mijzelf. XXIII. DE POST MOET WEG. Plesman aarzelde een ogenblik, terwijl hij hopeloos keek naar de „Zilvermeeuw", het toestel waar zoveel van afhing, de trots van de Maatschappij. Achter hem stonden de mecaniciens en technici nog steeds te beraadslagen over de mogelijkheden van een vlugge reparatie, maar we wisten allebei, dat het onmogelijk was op tijd klaar te zijn. Iemand als Plesman, die over een onuitputtelijke bron van ideeën beschikt, was er de man niet naar om zijn plannen zo in duigen te laten vallen. Plotseling wendde hij zich tot een werkmeester van de Technische Dienst. „Welke lijnmachine is startklaar?" „De „Pelikaan"," luidde het antwoord. „Haal de „Pelikaan" uit de hangar en laad er de post van de „Zilvermeeuw" in. Over een half uur zal die naar Indië starten." Toen hij zag, hoe de mannen zich haastten om zijn bevelen uit te voeren, draaide Plesman zich om en liep de hangar uit. „De post moet weg, Smirnoff. Doe je best om er vóór Kerstmis te zijn." „Dat zal ik!" Voor het eerst had ik pleizier in de tocht. Ik kende de „Pelikaan" goed en terwijl ik met genoegen naar het geluid van haar motoren luisterde, terwijl ze warm liepen, was ik eigenlijk wat blij, dat de „Zilvermeeuw" het bijltje er bij neer had gelegd. De „Pelikaan" had weliswaar slechts een kruissnelheid van 190 K.M. per uur, maar de motoren klonken als een klok en er waren géén motoren, die beter bij deze machine pasten. Zij was geregeld gebruikt op de Amsterdam-Batavia lijn en zij was mijn uitverkoren machine. SMIRNOFF VERTELT. hen mensenmenigte stond in spanning op ons te wachten, toen we bij het stationsgebouw van het vliegveld terugkwamen, terwijl men zich afvroeg wat er aan de hand was. Ik vertelde mijn vrouw, wat er was gebeurd. Ze zei alleen maar: „Wat ben ik blij!" Zij wist wat ik ervan dacht. Een half uur later werd de „Pelikaan" naar buiten gerold; alles was klaar. Ik was nu in een reuzebui, ik was er zeker van, dat de vlucht een succes zou worden. Mijn collega's, die de reis met me mee zouden maken, gingen 't eerst in de cabine: Soer, de tweede piloot, met den marconist, Van Beukering en Grosfeld de mecanicien. Niemand had een meer uitgelezen bemanning kunnen wensen. Ieder wist wat hem te doen stond, zij waren niet alleen uitstekende vakmensen, maar ook prettige reisgenoten. Grosfeld nam er zijn gemak van in de cabine; waarschijnlijk om wat reserve slaap op te doen, daar hij niet hoefde te werken voor de eerste landing. Wanneer wïj stopten, zou hij beginnen. Op het trapje, dat tegen het vliegtuig stond, draaide ik me om naar de mensenzee en wuifde. Boven het geraas der motoren kon ik nog altijd het gejuich horen, en die aanmoedigingen zal ik nimmer vergeten. Plesman stond halverwege op de trap en onderaan stond mijn vrouw. Ik wist, dat er tranen in haar ogen stonden, maar zij glimlachte en sprak mij moed in. Ik nam mijn pet af en met een grote zwaai nam ik afscheid van de menigte, toen stapte ik naar binnen, de deur sloeg dicht en de trap werd weggerold. Ik ging op mijn plaats in de cockpit zitten en gaf het sein aan het grondpersoneel. De blokken werden weggetrokken en langzaam taxiede ik naar de andere kant van het vliegveld en draaide de machine in de wind, een ogenblikje wachtte ik en toen opende ik de gashandles. Brullend kwamen de motoren tot vol leven en in een ommezien waren we de startbaan af. Daarna gleed de grond onder ons weg en cirkelde ik DE POST MOET WEG. nog eens boven de vliegveldgebouwen. In de flikkerende lichten kon ik de menigte onderscheiden, die naar de lucht staarde, toen wendden wij koers naar het Zuiden. De vlucht was begonnen, 35 minuten later dan het schema aanwees. Om slecht weer gedurende de winter te vermijden, zijn Marseille en Rome in het winterschema opgenomen, maar in de zomer wippen we direct over Budapest naar Athene. Het was een donkere nacht, de wolken hingen laag om ons heen en ik ging hoe langer hoe hoger om er boven uit te komen. De regen veranderde in sneeuw en er begon zich ijs op de vleugel af te zetten. Ik keek op de thermometer: het was niet de moeite waard. Weldra braken we door de wolken en bevonden ons in een heldere sterrenhemel, die zich eindeloos boven ons uitstrekte. De maan hing in het Zuid-Westen, een grote gele lamp, die de wolken verlichtte, zodat ze er als sneeuwbergen uitzagen. Terwijl we zo voortsuisden, bespraken Soer en ik ons reisschema en de veranderingen, die nodig waren om Batavia op tijd te bereiken, omdat we onze berekeningen moesten baseren op een kruissnelheid van 190 K.M. p. u. inplaats van de 250 van de „Zilvermeeuw". Dat betekende 's nachts doorvliegen, maar we hadden alles al uitgerekend, voordat we in Marseille waren. Soer was een pracht van een piloot om als assistent op zo'n vlucht mee te hebben. Hij had natuurlijk vaak als gezagvoerder op de machines gevlogen. Het was voor mij wel een zeer gevoelig verlies, toen hij, bij een vliegongeluk in Duitsland drie jaren geleden, het leven liet. We hadden een beetje wind mee, dat ons op het eerste gedeelte van de tocht hielp en we maakten 190 K.M. p. u., zodat we de eerste 980 K.M. in 5 uur en 20 minuten hadden afgelegd. Tegen het ontbijt waren we in Marseille. We slokten ham en eieren naar binnen; ondertussen werd ook de machine gevuld; daarna ging het verder over de Ligurische Zee. In minder dan twee SMIRNOFP VERTELT. uren lag Frankrijk achter ons. We gingen tussen wijlen Napoleon's gevangenis op Elba en het mysterieuze eiland van Monte Christo door, en in 3% uur hadden we 620 K.M. achter de rug; dit bracht ons op een totaal van 1600 K.M. in 8 en % uren. Tot nog toe waren de weergoden op onze hand geweest, maar dat kon toch niet blijven duren en zo kwamen de berichten van slechte vooruitzichten, die Van Beukering me toereikte, toch niet geheel en al onverwacht. Ik keek er met een schuin oogje naar en ik moest erkennen, dat een poging om met geweld over de Apennijnen te gaan, gelijk stond met zelfmoord. Vlug maakte ik een paar berekeningen; als we slechts één uur in Rome bleven, zou dat doorvliegen naar Athene in de nacht betekenen, en wij zouden onder de slechtste weersomstandigheden over de meest verraderlijke gedeelten van de tocht onze weg vervolgen. Er zijn heel hoge bergen in de Apennijnen, evenals in Griekenland en hoewel we haast hadden, wist ik dat het onverantwoordelijk was om door te zetten. Wij landden in Rome. Daar konden we slapen — het zou waarschijnlijk de laatste keer zijn, voordat we in Batavia aankwamen — terwijl Grosfeld de machines zou nazien, zodat we in topvorm voor het stuk van Rome naar Athene zouden kunnen zijn. Terwijl Grosfeld aan de motoren werkte, trachtten we een paar uurtjes te slapen. Voordat ik het land der dromen betrad, ging ik ons schema nog eens na en ik dacht wel, dat we Batavia op tijd zouden halen. Toen Van Beukering het hoofdbureau in Den Haag berichtte, dat we in Rome bleven overnachten, waren ze teleurgesteld, ze hadden ons graag doorgestuurd. Ik geloof niet, dat ze onze positie begrepen, ik voelde echter dat ik het enig juiste deed. Hoewel ik natuurlijk de tocht in recordtijd wilde maken, was het volstrekt verkeerd om door te zetten als mijn intuïtie mij waarschuwde. Ik kon vrijwel niet slapen gedurende de uren, welke we er voor hadden uitgetrokken, want de herinnering aan onze mislukte start spookte nog door mijn hersenen. Uren voor zonsopgang DE POST MOET WEG. stond ik op, kleedde me aan en ging bij Grosfeld in de hangar kijken. „Is alles in orde?" vroeg ik de zwarte gestalte, die met zijn hoofd over de motoren stond gebogen. „Schitterend," grinnikte hij. „Zij is in alle opzichten goed. Maar ik ben blij, dat ik haar nagekeken heb, want er waren een paar kleinigheden, die het nodig hadden. „Het is beroerd weer", zei ik. „Maar we moeten er vandoor". En het was beroerd. Het regende pijpestelen en toen we het vliegveld verlieten, worstelden we door donkere laaghangende wolken. Ik cirkelde hoger en hoger in een poging om er bovenuit te komen. Op 1800 meter was er geen spoor van een opening en we vlogen tegen een zwarte muur. De regen werd een zware sneeuwval. Niets konden we zien. Met behulp van lichten kon ik ontdekken, dat er zich ijs op het voorste gedeelte van de vleugel afzette. We klommen met meer snelheid omhoog, opdat wij buiten gevaar zouden raken. De meest gevaarlijke ijsvorming, waardoor er vaak ongelukken gebeuren, komt voor op temperaturen van nul tot ongeveer min zes graden en ik probeerde er zo gauw mogelijk boven te komen. Ik kon juist de thermometer buiten zien en toen het min tien graden aanwees, wist ik, dat we door het grootste gevaar heen waren, maar we waren nog altijd in de vallende sneeuw. Ik keek naar de hoogtemeter, 3000 M. en nog steeds klommen wij. Ik vroeg me af, of we ooit door deze dikke wolkenbank konden komen; we vlogen bijna tweemaal zo hoog, voordat we er uit waren. Nu vlogen we over één witte zee van wolken, met opduikende toppen, als van sneeuwpieken. Ik geloof, dat dit gedeelte het ergste was, dat ik ooit meegemaakt heb. Op 5500 M. was de temperatuur 30 graden onder nul en de koude was zo intens, dat het verwarmingstoestel in de kajuit nagenoeg geen warmte afgaf. Gelukkig hadden we een paar dekens, die de koude een weinig verlichtten, maar ondanks dat was het onmogelijk voor Soer SMIRNOFF VERTELT. en mij om meer dan tien minuten achter elkaar te vliegen. We bevroren letterlijk en onze bloedsomloop werd er niet beter op. Dan stonden we weer op en strompelden naar de kajuit om te ontdooien. Toen ik naar binnen ging, moest ik toch even lachen om Grosfeld, onzen mecanicien. Hij is klein van stuk; hij lag zo ongeveer opgerold als een balletje en gekneld tussen een van de stoelen en het verwarmingstoestel, terwijl een genoeglijk gesnork uit hem opsteeg. Hoe benijdde ik hem, maar des te meer medelijden had ik met Van Beukering, die niet afgelost werd en de hele tijd op zijn post moest blijven. Hij trachtte zendstations op te pikken, echter zonder resultaat. De Griekse, zowel als de Italiaanse stations gaven taal noch teken op zijn oproepsignalen. Ik geloof, dat ze al opgehouden hadden te zenden en ze vermoedden zeker niet, dat we op weg naar Athene waren. We hadden vijf uren lang gevlogen, toen we een welkome spleet in het Oosten zagen. De dageraad. Geen dag was ooit met meer vreugde begroet. Door de wolken zagen wij bergtoppen. Ik probeerde me te oriënteren, rqaar de toppen konden me niet van dienst zijn. De marconist was nog altijd niet in staat me te helpen, daar hij geen antwoord op zijn berichten ontving, zodat we niet konden vaststellen, waar we precies waren. Als we naar de gevlogen tijd rekenden, zouden we ergens in Griekenland moeten zijn en als we ons naar de bergen oriënteerden moesten we ten Westen van de Golf van Corinthe wezen. Terwijl het licht werd, konden we zo af en toe iets van de aarde beneden ons zien, maar het landschap was ons volkomen vreemd. Na lang zoeken kwamen we er achter, dat we ons ergens tussen Saloniki en Istamboel bevonden. Het bleek, dat we sterke ZuidWestelijke winden hadden gehad, dat we naar het Noorden gedreven waren en we een afstand van 1600 K.M. in vijf uren afgelegd hadden. We konden het schier niet geloven. We vlogen bijna 320 K.M. p. u. . Thuiskomst October 1928, na eerste K.L.M.-postvlucht Bet Aler'rar9r Uigk„„dige XX. We maaktendie vlucht zonder marconist, zonder steward en zonder automatische piloot. . Tweede K.L.M.-vlucht 1929; aankomst op het vliegveld Bangkok Vader der Smirnoff TW- A., Koningin van Siam Koningin van Siam De vier Pelikaners Toen de Zilvermeeuw, de snelle F 20, het vlak voor de start had opgegeven en ouë Pelikaan dan wel eens eventjes die snel-Kerstvlucht zou gaan opknappei DE POST MOET WEG. Weer keken we op de kaarten om het te controleren, maar op dat zelfde ogenblik kreeg Van Beukering contact met het radiostation te Leros en uit de peilingen van dit Italiaanse radiostation kon ik opmaken, dat mijn vermoeden juist was. Veel benzine hadden wij niet over en daar het uitgesloten was, dat we met die paar honderd liter Athene zouden kunnen halen' besloot ik rechtsomkeert te maken en in Saloniki te tussenlanden voor benzine. Die landing daar zou overigens niet meevallen, want de wolkenhoogte bedroeg er slechts een paar honderd meters en er stond een sterke wind aan de grond. Zelfs op lagere hoogten vlogen wij nog blind en het was van veel belang heel scherp uit te kijken. De situatie om Saloniki is niet eenvoudig in slechte weersomstandigheden; teneinde veilig te zijn besloot ik zo gauw mogelijk de zee op te zoeken, waarna ik langs de kust vliegend geen obstakels meer zou ontmoeten. Zo gezegd zo gedaan, maar plotseling doemde in de grijze wolkenbrei de omtrek van een berg voor mij op. Wij waren er hoogstens een paar honderd meter vandaan; het was een kwestie van seconden. Het is vreemd, dat een mens scherper denkt, naarmate de tijd kostbaarder is en ik herinner mij heel goed hoe ik op dat gezicht van die berg reageerde. Ieder moment verwachtte ik de botsing.... Ik gaf vol gas en trok de machine steil omhoog en wachtte .... Het leek alsof wij over een zwarte muur klommen en het was de vraag of de Pelikaan er over heen zou komen. Gelukkig werd het eensklaps weer lichter en zeer cynisch merkte Soer op: „Wij zouden hier geen bloempjes gekregen hebben, Iwan!" Daar verscheen Grosfeld in de cockpit met koffie! „Kunnen jullie een mens niet even rustig laten slapen? Ik houd niet van die gijntjes Ik lachte. Het was bijna zijn laatste slaap geweest. Het zweet brak me uit, toen wij weer boven de wolken uit waren en even later Saloniki onder ons zagen. Wij waren dankbaar weer grond onder onze voeten te hebben. Smirnofl vertelt. SMIRNOFF VERTELT. Bij een korte inspectie vonden we enig struikgewas bengelend aan de antenne onder de machine.... Wij keken elkaar eens aan en zeiden niets meer. Saloniki zal ik niet gemakkelijk vergeten. Van Beukering heeft zijn huis sinds die morgen „Saloniki" genoemd .... Om 8.15 uur landden wij in Saloniki, bijna zeven uur achter op ons reisschema. Het gedeelte Athene—Caïro was na de afgelopen nacht slechts kinderspel. Wij zetten koers naar Alexandrië, dat ongeveer op de koerslijn ligt, die ongeveer over de gehele breedte van de Middellandse Zee loopt en rakelings langs de Oostpunt van Creta voorbij gaat. In Athene lag een telegram, waarin de directie mij vroeg of ik er een idee van had, wanneer we in Batavia zouden aankomen. Telegrafisch liet ik antwoorden: Zaterdag 23 December. Boven de Middellandse zee gaf ik Soer het stuur over en in een heerlijke vlucht van zes uur bereikten we de Afrikaanse kust. De zon was reeds onder, maar het vliegveld in Caïro had een uitstekende nachtverlichting en reeds van verre zagen wij het vliegveld recht voor ons uit liggen. De weerberichten van de verdere route waren uitstekend, het begon ook voor ons te dagen in het Oosten. De route van Caïro naar Bagdad lag eenzaam en verlaten, maar de civilisatie was de laatste jaren ook hier doorgedrongen en over het geheele woestijngebied liggen de radiostations tegenwoordig verspreid. Het Westen lag achter ons, wij vlogen het Morgenland tegemoet. XXIV. HET WORDT WARMER. Niet alleen voor luchtdoeleinden, maar ook om het verkeer te land te helpen heeft de Koninklijke Engelse Luchtmacht een lijn geploegd door het harde woestijnzand van Bagdad naar Rutbah Wells en Amman. Dit was een van de middelen om het karavaan-, kameel-, auto- en luchtverkeer door Palestina naar Bagdad te geleiden. Maar nu zijn er betere kentekenen, die de eens zo gevreesde reis tot een van de eenvoudigste -maakt. Een kaarsrechte pijpleiding is er gelegd van Irak naar de Middellandse Zee, een gigantische onderneming. Die honderden kilometers pijpleiding vormen een gids voor de luchtvaarders, terwijl er op elke 40 K.M. een volledig uitgerust vliegveld aanwezig is met tankstations. Blanken, te wetenEngelsen, Hollanders en Amerikanen bedienen deze pompstations De pompen werken dag en nacht om de olie van Mosoel naar de hooglanden van de Syrische woestijn te vervoeren. De aanleg in Palestina kostte bijna ƒ 80.000.000, en alleen vanuit de lucht kan men dit werk voldoende naar waarde schatten. Ongeveer 10.000 ton olie wordt er iedere dag door deze leiding naar de Middellandse Zee gepompt en deze pompstations te controleren moet wel een van de eenzaamste baantjes in de wereld zijn. Ik kan me niet begrijpen, hoe een menselijk wezen dit ellendige klimaat en die afzondering kan verdragen, 's Zomers is de hitte er ondragelijk, terwijl de winters ijzig koud zijn; soms is de hele woestijn bedekt met een sneeuwmantel, zover als men maar zien kan. Daar het zicht goed was, konden we de lichten van de pompstations duidelijk waarnemen, zodat we de lijn zonder moeilijkheden konden volgen. We gingen over Gaza, Jeruzalem en Jericho, daarna over de Dode Zee, naar Amman, waar we de drie pompstations in de woestijn uitpikten, die naar Rutbah Wells leidden, de kruising van de karavaanroutes van het Oosten. Van uit de lucht ziet Rutbah Wells SMIRNOFP VERTELT. er als een geweldig fort uit, gelegen in het midden van niemandsland, met hoge muren, die de hele stad omringen. Het is inderdaad bekend als Fort Rutbah Wells, en het is werkelijk een van de verbazingwekkendste oorden in de Oosterse wereld. Te midden van honderden kilometers woestijn komt men in een stadje, met uitstekende hotels, voorzien van luxe en wat dies meer zij. Wanneer men in zo'n hotel zit, kan men zich niet voorstellen, dat men zo ver van de bewoonde wereld af is. Er is een goed uitgerust vliegveld; het is de hoofdstad van het woestijnland geworden. Auto- en ander verkeer is 's nachts in de woestijn verboden, omdat wilde Arabierenbenden daar rondzwerven en zodoende is Rutbah ^J^ells altijd vol vreemdelingen. Vroeger lag Rutbah op de route van de K.L.M. van Amsterdam naar Indië en ik heb er meermalen in het hotel overnacht. Ik herinner me in de rookkamer op zijn minst twintig verschillende talen te hebben horen spreken. Ik geloof, dat dit kleine woestijnstadje het meest cosmopolitische in de wereld is. De fortificaties van Rutbah verdwenen achter ons en voor ons zagen we de lichten van Bagdad, de hoofdstad van het nabije Oosten, en de stad van duizend sprookjes, waar alles öf erg oud of erg nieuw is en waar oude ezels aan nieuwe auto s ruiken. We kwamen daar om 23.15 G.M.T. aan oftewel 2.15 uur in de morgen, Bagdadtijd. We werden echter verwacht en alles was voor ons klaar. Het grondpersoneel kwam aangerend, terwijl de machine voor de hangar tot stilstand werd gebracht. Grosfeld keek de motoren weer na, terwijl de tanks werden gevuld. Men kon reeds tekenen van opwinding over onze vlucht waarnemen, en er was een mensenmenigte om ons vaarwel te wuiven, toen we in de nacht wegsnelden, ongeveer vijf kwartier na onze aankomst. Er was geen tijd om uit te rusten, terwijl we daar waren. Het hoofdbureau had meer berichten gezonden voor de bijzonderheden van de vlucht, en ook opdrachten om de post van de gewone lijnmachine op te pikken, die door onze ongelukkige concurrenten was HET WORDT WARMER. meegenomen. Deze post was reeds door een van de gewone machines van Brindisi overgenomen, maar dat was een gewone lijnmachine die we allengs aan het inhalen waren. De volgende stop, die we van plan waren te maken, was Bushire, 720 K.M. en daar het nog altijd donker was, pikten we de flikkerlichten van Abaden op. Onder ons konden we nog juist de Tigris als een zilveren lint onderscheiden, met lichten aan beide kanten, terwijl vóór ons een groep lichten ons vertelde, dat we Kut-Al-Imara naderden, een laagliggende stad in de woestijn. We vlogen boven Basra, en begroetten de dageraad boven de machtige Euphraat, 900 M. beneden ons. Het was een prachtig gezicht de zon boven het water te zien opkomen; de stralen spreidden zich uit en schenen te rimpelen, wanneer ze het water van deze grootse rivier raakten. Verder naar Abadan, de stad die nooit slaapt. Daar zijn de grootste olie-raffinaderijen in de wereld. Dag in, dag uit, week in, week uit, gaat het werk hier onophoudelijk door. Van de lucht uit zien de geweldige tanken er uit als een rij knopen, die het ene deel van het andere der stad scheiden. Buiten de stad is een van de meest beroemde kentekenen van het Oosten, een eeuwig brandend vuur, dat de nietgewenste gassen verwerkt, die gevormd worden tijdens het raffineren. Wegens brandgevaar is het verboden lager dan 300 m. te vliegen. De goudrode zon kwam hoger en hoger, terwijl we inmiddels de Golf van Iran overbrugden en langzamerhand wierp de zon zijn licht over het gehele land en kon men van uit de lucht zien, hoe de stralen van stad tot stad kropen, terwijl ze de daken der huizen en van de torenspitsen in glinsterende kleuren verlichtten. Weer lag er een prachtige vliegdag voor ons, terwijl we naar Bushire doorgingen, waar we om 4 uur G.M.T., 7.30 plaatselijke tijd, aankwamen. Onze vertegenwoordiger was op het vliegveld om ons te verwelkomen en er waren nog meer enthousiastelingen om ons „goede reis" toe te wensen, want het ging er nu op lijken, dat we een record onder ons bereik hadden, tenminste als we geen pech zouden krijgen. SMIRNOFF VERTELT. We bleven hier maar 35 minuten, juist tijd genoeg om de tanks te vullen, en om wat naar binnen te werken. Het meest hadden we echter slaap nodig, maar daaraan viel niet te denken. We gingen dus weer verder, nu naar Djask en Karachi, we volgden dezelfde weg, die Alexander de Grote en zijn leger hadden genomen op zijn tocht naar Indië, op zoek naar nieuwe landen. Van Beukering maakte een radiopraatje met de machine, wier post we moesten overnemen; we waren haar nu al flink aan het inhalen, en we hadden berekend, dat we bij de volgende stopplaats de post konden overladen. We gaven hun al de bijzonderheden van onze vlucht, en ook wat er allemaal gebeurd was, voordat we eindelijk de lucht in waren met een andere machine als bedoeld was. Grosfeld bewees een goede kellner te zijn: hij bracht ons elk ogenblik nieuwe koffie, om ons wakker te houden en vermaakte ons met zijn imitaties. Hij fabriceerde ook uitstekende sandwiches, maar ik werd zo beu van zijn koffie, dat ik nog na drie maanden dit vocht niet meer zien kon. Dat was echter niet zijn schuld, want de koffie was beslist goed. Ongeveer twee honderd kilometers voor Djask passeerden we Trucial Oman, een Arabisch stadje, hetwelk in een land lag, dat zonder overdrijving als door God vergeten te zijn, beschouwd kon worden. Het is er zeer ongezond voor vliegers en het zou een ware verschrikking zijn om daar een noodlanding te moeten maken. Geweldige rotsen staken recht uit de zee omhoog, en kilometers ver zag men niets anders dan verspreide rotsen, die een landing tot een ware nachtmerrie zouden maken. Hoewel er geen levende ziel te bekennen was, wist ik drommels goed, dat, als we werkelijk hier moesten landen, er uit dit niets ineens wilde Arabische horden te voorschijn zouden springen, en we omringd zouden zijn door kerels met fonkelende ogen. De blanke is hun grootste vijand. Dit vergeten land had een sheik als dictator, zijn woord was wet. Als hij de executie van iemand beval, kon niemand in tweehonderd kilometer omtrek het slachtoffer helpen, want het HET WORDT WARMER. was het domein van den sheik en hij liet geen blanke indringers toe. Deze plek is geologisch een van de oudste in de wereld, maar ik voelde me een beetje meer op mijn gemak, toen we over de onbewoonde streken ten Noord-Westen van de Golf van Oman kwamen, want dit behoorde weer tot Iran. Het enige bedrijf in dit deel van de wereld is de haaienvisserij. We kwamen veilig in Djask aan, ongeveer op het midden van de dag. Deze plek is alleen een tankstation, want het is afgesloten van de rest van de wereld en er slechts door de lucht mee verbonden. Toen we landden op het vliegveld, was het andere vliegtuig er al vandoor: we waren drie kwartier te laat. De kust van Iran is ook al geen prettig oord voor een vlieger. Ik kreeg kippevel als ik er aan dacht, daar te moeten neerstrijken. Niemand zou ons te hulp kunnen komen. Het enige verkeersmiddel is de kameel, en we zouden daar weken lang kunnen zitten, zonder dat er een haan naar kraaide. Het was 950 K.M. van Djask naar Karachi, in gelijke helften verdeeld door de grenzen van Iran en Baluchistan, dat deel uitmaakt van Brits-Indië. Zo kwamen we eindelijk in streken, waar een georganiseerd luchtverkeer was en we begonnen ons meer op ons gemak te voelen. Boven Gwadar, dat zich beneden ons uitstrekte, konden we de groote haaien-lijken zien, die daar in de zon lagen te roosteren, totdat de vinnen een smakelijk maaltje zouden vormen, die de inboorlingen wel aan de Chinezen kwijt konden. Het vliegveld zond ons gelukwensen en Van Beukering bracht onze dank over, terwijl we ons naar Karachi spoedden. We hadden al een record gemaakt; het was reeds donker, toen we Karachi naderden; we gingen het laatste stuk langs de kustlijn, want de phosphorizerende golven gaven ons een volmaakte koers naar de Brits-Indische havenstad. Twee dagen en negen uren waren er verlopen, sinds we Amsterdam hadden verlaten; we hadden 8000 KM. afgelegd. Het vliegveld was behoorlijk verlicht en we konden duidelijk de luchtschiphangar SMIRNOFF VERTELT. onderscheiden; dit was een somber gedenkteken van het ongeluk der R. 101, die zoveel dappere mensen ten grave droeg. De R. 101, die deze hangar tevergeefs liet wachten, daar het luchtschip in vlammen opging bij Beauvais, vlak na de start van Engeland naar Indië. Dit alles deed me weer aan Sir Sefton Brancker denken. Karachi is de Westelijke haven voor al het Indische luchtverkeer en het wordt er met de dag drukker. Er waren journalisten, die ons opwachtten en ook moesten we door een berg douaneformaliteiten heen. Dit leek ons erg onnodig en het hinderde ons, maar er was niets aan te doen en toen moesten we, voordat we verder konden, nog aan een doktersonderzoek onderworpen worden. Maar ik moet toegeven, dat dit keer alles zo vlug mogelijk werd afgehandeld. En weer snelden we voort over Brits-Indië met zijn 300.000.000 zielen, het land van de Radjahs, juwelen, fabelachtige rijkdom en verschrikkelijke armoede. Sillevis, de piloot van het lijnvliegtuig, zat nu vlak voor ons en we hadden afgesproken de post in Jodhpoer over te nemen. Het is een goede 600 K.M. naar de stad, die werkelijk een van de beste vliegvelden op de hele route bezit. Het landingsterrein was zo glad en zo vlak als een billardlaken, terwijl er dag en nacht een radio-dienst tot onze beschikking stond. Er werd alles gedaan om de vliegers te bewegen hier te landen en men deed dit werkelijk voor zijn plezier. Eigenlijk heeft men dit te danken aan het enthousiasme van den Maharadjah van Jodhpoer, die zelf een uitstekende vlieger is en al jarenlang ideeën had om het Westen en het Oosten door de lucht te verbinden. Hij was een pionier voor de luchtvaart in Indië, een innemende persoonlijkheid. Ik heb een aandenken van hem, een zilveren sigarettenkoker n.1., die me altijd weer aan een leuke geschiedenis herinnert. Op een goede dag kwam hij bij me op het vliegveld met al zijn ministers, en vroeg me of zij allemaal eventjes de lucht in mochten. Dit werd in orde gemaakt en toen we goed en wel in de lucht waren, wilde de Maharadjah ook eens sturen. Ik had er geen bezwaar tegen, want HET WORDT WARMER. hij was een uitstekend piloot. Ik ging echter eerst de cabine binnen en vertelde zijn ministers, dat de Maharadjah nu ook letterlijk het heft in handen had. Deze lieden schrokken zich een ongeluk en smeekten me om zo gauw mogelijk weef op mijn post terug te keren. Ze hadden echter geen enkele reden om bang te zijn, maar ze wisten niet, dat de Maharadjah zo'n groot verkeersvliegtuig kon besturen. Er waren zeer veel Hollanders op het vliegveld. Het lijnvliegtuig stond op ons te wachten om ons de post over te reiken, terwijl er nog een K.L.M.vliegtuig neerstreek met een gezelschap Amerikanen, die het nabije en verre Oosten per vliegtuig „deden". Zij waren overal geweest en vast besloten alles wat er te zien viel, mee te maken. De post van het ene naar het andere vliegtuig over te brengen is niet zo gemakkelijk als het lijkt, want ieder stukje moet worden nagezien en de gezagvoerder is er verantwoordelijk voor Er was 250 Kilo. We genoten van een bad en namen ons ontbijt, diner en „afternoon tea in één ruk. Na twee en half uur vertrokken we naar Allahabad. Terwijl we zo door de heldere, met sterren bedekte hemel voortgingen, klonken ons nog de gelukwensen in de oren. Een half uurtje na middernacht bereikten we Allahabad, toen Van Beukering me een paar slechte weerberichten gaf; er was grondmist op het vliegveld en men kon niet verder dan honderd meter zien. Ik wist, dat die wel zou optrekken tegen zonsopgang. Gelukkig was dit werkelijk het geval, want toen we aankwamen, waren er maar enkele mistflarden overgebleven, zodat we een vlotte landing konden maken. Het weer in deze tijd van het jaar is absoluut volmaakt voor de vliegdienst op Indië; we bereikten Calcutta vier uren nadat we Allahabad verlaten hadden, zodat we al 72 uren en 40 minuten onderweg waren. De Hollandse kolonie was ter begroeting aanwezig, maar nu begonnen we zo langzamerhand te voelen, dat we inderdaad zo lang achter elkaar gevlogen hadden, zodat we SMIRNOFF VERTELT. niet veel zin meer hadden in feestvieren. Ik geloof, dat we er zeer verslagen uitzagen, toen we moeizaam uit het toestel stapten en met een verveeld gebaar de juichende menigte toewuifden; de autoriteiten hadden er op aangedrongen, dat we wat rust zouden nemen. Trots de schier ononderbroken tocht hadden we geen baarden daar we ons dagelijks, alsof we thuis waren, hadden geschoren. Hoewel we heel gaarne van de gastvrijheid, die ons zo gul werd aangeboden, gebruik hadden gemaakt, besloten we toch onmiddellijk verder te gaan. De overwinning was al bijna in zicht. Tussen Calcutta en Batavia was nog alles mogelijk. Ik wilde nu niets meer riskeren, 'n Half uur later zaten we weer in de lucht, de neus van de machine naar het Oosten gericht. XXV. KERSTPOST. Twee vermoeide mannen zaten naast elkaar in de cockpit, toen de „Pelikaan boven de delta van de Ganges koers zette naar het Zuid-Oosten. In de zonnestralen glinsterden de brede rivierarmen zig-zaggend door de groene jungle tot zij uitmondden in die uitgestrekte watervlakte, welke ons scheidde van het dichtstbijzijnde land. Wij waren boven de Golf van Bengalen en over die verlaten zee liep onze 1000 K.M. lange koerslijn naar het eerstvolgende landingsterrein: Rangoon. Onze oogleden drukten als lood zo zwaar — achter mij zat van Beukering voortdurend op de seinsleutel te drukken en was koortsachtig bezig, teneinde ons van de nodige weerberichten en positiebepalingen te voorzien. Hij kreeg het drukker, naarmate wij vorderden, want reeds nu stroomden van de gehele wereld de gelukwensen toe en automatisch las ik de veelvuldige papiertjes met felicitaties en weerberichten, die hij mij over mijn schouder aanreikte. Grosfeld, die minder moe was dan wij, kwam dan weer eens in de cockpit kijken en bracht altijd een vrolijk lachend gezicht en drie bekertjes koffie mee! Hij sloeg ons nauwlettend gade als wij zijn zwarte koffie naar binnen werkten, als verwachtte hij onmiddellijk uitwerking van zijn wonderdrank. Die koffie hield ons wakker. We kwamen s middags om vijf uur in Rangoon aan en waren blij de benen weer eens te kunnen strekken, terwijl de tanks inmiddels gevuld werden. Ook hier waren honderden belangstellenden aanwezig en wij waren zo apathisch geworden, dat wij tijdens de toebereidselen voor het vertrek nauwelijks acht gaven op de exclamaties van enthousiasme, die ons in alle toonaarden in de oren klonken. Weer waren wij in de lucht — op weg naar Bangkok. Op dit SMIRNOFF VERTELT. traject heb ik getracht wat te slapen, Soer vloog; maar mijn zenuwen maakten het mij zo lastig, dat er van werkelijk uitrusten geen sprake was. Het motorgeluid bleef in mijn oren zoemen, onder mijn vermoeide ogen bleef het landschap voorbijglijden en ik hoopte, dat Soer wat zou kunnen slapen als het zijn beurt zou zijn om te gaan rusten. Ik geloof, dat ook hij teveel aan alles bleef denken en ook geen oog dicht deed. De berichten, welke wij van Alor Star doorkregen, waren niet gunstig — de helft van dat vliegveld stond onder water door de zware tropische regens van de laatste dagen. Ook in normale omstandigheden was Alor Star immer een terrein, waar voorzichtigheid geboden was en een landing bij duisternis zou, zo niet gevaarlijk, dan toch uiterst moeilijk zijn. Wanneer wij onmiddellijk doorvlogen zou onze aankomst vóór zonsopgang vallen en Alor Star bezat geen radio-station, dat ons zo nodig naar het veld kon koersen. En daar het bovendien geen nachtverlichting had, besloten wij drie uren in Bangkok te wachten en van de gelegenheid gebruik te maken een uiltje te knappen. Terwijl Grosfeld zijn motoren een goede beurt gaf, vonden wij een hartelijk onthaal in de Siamese officiersmess en sinds Rome eindelijk weer eens een behoorlijk bed. Maar geen van ons sliep, we waren te gespannen op het verdere verloop van de vlucht en wachtten ongeduldig op het uur van vertrek. Te middernacht vertrokken wij van Bangkok en zetten over de tropische zeeën en oerwouden koers naar het Zuiden. Reeds direct na de start liepen wij in een regenfront, maar wij hadden na het vertrek uit Caïro zulk fraai weer gehad, dat wij deze regenbuien niet eens ernstig namen en ze zelfs als een welkome afwisseling beschouwden. De chef van het vliegveld Alor Star was in het geheel niet gerust geweest over onze nachtelijke vlucht. Hij had ons reeds drie uur vroeger verwacht en wegens gebrek aan radio geen berichten kunnen opvangen, waarin wij het vlotte ver- KERSTPOST. loop van de vlucht naar de diverse radiostations zonden. De gehele nacht had hij zijn lantaarn laten branden en tegen onze aankomsttijd was er van zijn olievoorraad geen druppel meer over. Het was zeer verstandig geweest, hier geen nachtlanding te riskeren, want de toestand van het terrein was zo slecht, dat een normale landing in het donker uitgesloten was geweest. Wij arriveerden in Alor Star ruim zes uren na het vertrek uit Bangkok, een haastig ontbijt en reeds spoedig snelden wij weer door de plassen van het vliegveld, dat mij zéér geschikt leek voor een basis voor watervliegtuigen! Vóór de landing in Singapore, toen wij een ruime bocht boven het terrein beschreven, constateerde ik de aanwezigheid van honderden mensen. Tijdelijk mochten civiele luchtvaartuigen van dit militaire veld gebruik maken. Langzaam ging ik toen begrijpen, dat wij luchtvaartgeschiedenis hadden gemaakt door in vier dagen van Amsterdam naar Singapore te vliegen. Arme van Beukering! Onophoudelijk schreef hij de vele gelukwensen neer van heinde en ver, want de zekerheid werd nu steeds groter, dat wij in ons pogen zouden slagen. Bij het vertrek uit Singapore ontsnapten wij aan een groot gevaar. De R.A.F. zou ons weer uitgeleide doen, maar men had vergeten ons daarvan in kennis te stellen. Toen ik dan ook los was van de grond, zette ik direct een scherpe linkerbocht in, welke als een Saluut aan de aanwezigen bedoeld was. Tot mijn grote schrik zag ik plotseling de R.A.F. vliegtuigen onder mij, die, doordat zij onmiddellijk gas wegnamen, een botsing op het uiterste nippertje konden voorkomen. In mijn onwetendheid had ik roet in het eten gegooid en vond dit zo vervelend, dat ik direct een telegram aan den militairen Commandant liet versturen, waarin ik mijn leedwezen uitdrukte en mijn verontschuldigingen aanbood. In Palembang was geen plekje om het veld onbezet. Er was een SMIRNOFF VERTELT. officiële ontvangst voorbereid met toespraken en champagne, maar hoe gaarne ik ook van die champagne had willen proeven, besloot ik toch maar me aan de koffie te houden, tot teleurstelling van heel Palembang, dat ons, na een oponthoud van dertig minuten, weer zag vertrekken. Nog 480 K.M. scheidden ons van ons doel. Het leek niets, die afstand, en zozeer waren wij in onze nopjes, dat het einde in zicht was, dat alle gevoel van vermoeidheid als bij toverslag verdween. Batavia 22 December 1933. „In de geschiedenis van Nederlands-Indië zal die dag met gouden letters vermeld blijven." De golven der welbespraaktheid hebben dit in die dagen vastgesteld. Velen zullen die Kerstdagen niet vergeten, zeker wij Pelikaners niet. Nauwelijks waren de propellers van de Pelikaan tot stilstand gekomen en houten blokken voor de wielen gelegd of een algemeen gejubel steeg uit de menigte op. Van alle kanten drong men naar de Pelikaan en het zou niet zeer eenvoudig zijn het toestel op de normale manier te verlaten. Boven de stemmen van het publiek hoorde ik de employé's van de K.N.I.L.M. den mensen toeroepen op zij te gaan, toen zij met het passagierstrapje kwamen aanlopen, dat ons vergunnen zou uit te stappen. Eindelijk stond de trap op zijn plaats, de cabinedeur ging open, en toen pas hoorden wij hoe die mensenzee onze namen riep en gezamenlijk het Wilhelmus zong. Toen ik, gevolgd door Soer, van Beukering en Grosfeld door de cabine naar achteren liep, was er geen sprake van vermoeidheid meer bij één van ons. Met Soer daalde ik zo goed als het ging het trapje af, maar zag geen kans behouden op de grond te komen. Halverwege konden wij niet verder, van Beukering en Grosfeld stonden in de deuropening. K.N.I.L.M. autoriteiten riepen ons toe, dat wij „reuze kerels" waren, ik gebaarde zo'n beetje met mijn hand en toen ik de trap verder wilde afdalen, voelde ik mij eensklaps opgenomen op de schouders van het enthousiaste publiek, welks geestdrift geen grenzen kende. Ze trokken aan mijn benen, KERSTPOST. „Krikten me weer wat op en zonder een pas te doen, kwam ik tenslotte na een hele omzwerving over het platform in het stationsgebouw, waar wij met zijn vieren nog eens zo'n behandeling te ondergaan hadden. De veldpolitie slaagde er in ons te bevrijden en ten langen leste kregen wij de gelegenheid om op adem te komen. De aankomst werd uitgezonden, evenals de officiële receptie en vele waren de uitnodigingen voor diner's en feestelijke samenkomsten, welke wij helaas niet konden accepteren. Wij hadden de helft van onze taak volbracht. Vóór Nieuwjaar moesten wij weer in Amsterdam terug zijn, maar de enige concessie, die wij ons zelf deden, bestond in het drinken van enige glazen uitstekende champagne, welke wij ons na de zwarte koffie van de laatste dagen uitstekend lieten smaken. — Mijn slaapkamer leek een lusthof vol bloemen van een of andere filmdiva; ik had slechts één wens: dat mijn vrouw dit zou hebben kunnen zien. Wat wij echter nodig hadden was slaap! Maar alvorens te gaan rusten had ik een telefonisch onderhoud met Plesman over de bijzonderheden van de zo juist beëindigde vlucht. Hij vertelde mij, dat de vlucht in Holland een kolossale indruk had gemaakt en dat ik niet besefte wat de vlucht voor de K.L.M. en Holland betekende. Precies 100 uur 48 minuten na ons vertrek uit Amsterdam waren wij in Batavia geland. Wij waren nog 50 minuten op het reisschema van de zoveel snellere F 20 ingelopen; 72 uur en 30 minuten waren we in de lucht geweest en hadden een gemiddelde kruissnelheid van 201 K.M. per uur gehaald. Wij verbruikten 4070 gallons benzine en 77 gallons olie. De kosten waren hoog, maar ze werden dubbel en dwars terugbetaald door de enorme propaganda, die er van deze vlucht voor de K.L.M. uitging, niet alleen in Holland, maar over de gehele wereld. Vanzelfsprekend had ik heel wat interviews te ondergaan. SMIRNOFF VERTELT. De vraag: „Wat is het moeilijkste moment op Uw vlucht geweest?", liet ik uit tactische overwegingen onbeantwoord en repte met geen woord over onze „narrow escape" bij Saloniki. Dit geheim heb ik tot nu toe steeds bewaard. De bedoeling van de vlucht immers was het publiek te tonen, dat vliegen veilig was en we zouden wel zéér slechte zakenmensen geweest zijn, indien we juist over de moeilijkheden hadden uitgeweid. Heel Batavia had „Pelikaankoorts". Dit leverde nog al eens moeilijkheden op als we ons buiten ons hotel vertoonden, want dan was het geschreeuw niet van de lucht en kon je je hoogstens afvragen, waar al die mensen zo plotseling vandaan kwamen. Wij zochten maar weer gauw ons hotel op, waar wij genoeg te doen hadden met het lezen der telegrammen en gelukwensen van overal vandaan en er ternauwernood een ogenblik hadden zonder telefoonapparaat aan het oor. Batavia, de hoofdstad van Nederlands-Indië, heeft geen prettig klimaat! Het is er vochtig en warm en alleen de prille ochtenduren brengen enige koelte. De technische dienst van de K.N.I.L.M. bevindt zich dan ook niet te Batavia, maar in het op 100 K.M. in de bergen gelegen Bandoeng, waar de K.L.M.machines voor de thuisreis geïnspecteerd en weer bedrijfsklaar worden gemaakt. De volgende morgen vlogen wij naar Bandoeng en de Pelikaan zou daar eens goed nagekeken worden. Er zou voor de retourvlucht ongeveer 500 K.G. post zijn, zodat wij voldoende gewicht over hadden, om in de cabine een extra-tank te laten inbouwen. Die tank zou het ons, thuisvliegend, mogelijk maken, dat wij niet overal voor benzine naar beneden behoefden te gaan. Het schema voor de retourvlucht was klaar en ook nu zouden er geen passagiers mede genomen worden, daar wij hiervoor in de plaats meer benzine konden laden. Een liefhebber, die zelfs duizend Engelse Ponden aanbood, moest teleurgesteld worden. De 26e December werd vastgesteld als datum van vertrek. Indien 30 December 1933. Aankomst Pelikaan Schiphol >rosfelds motoren gonsden in het laatste kwartier zo zuiver als bij de start, 100 draaiuren qeleden ï Batavia; Beukering regelde de ontvangst op het radiobaken; Smirnoff hield het levier, beneden in e duistere nevel beluisterden duizenden het motorgebrom boven Schiphol. Daar snelde een flauwe chtschijn aan. „Prik m d r in," riep Soer — en de Pelikaan rolde over Nederlandse bodem met vier nieuwe ridders in de Orde van Oranje Nassau Radio-interview K.R.O. — Soer, Smirnoff, Viruly Na de thuiskomst van de Pelikaan-vlucht ArPDQTD/nCT* alles goed ging, zouden wij 30 December 's middags in Amsterdam aankomen. Ons reisschema werd naar Holland geseind en voor zover wij niet in beslag genomen werden door alle mogelijke invitaties, hadden we vier volle dagen tijd om op verhaal te komen De keuring verliep eveneens vlot, wij waren „fitter", dan toen wij uit Amsterdam weggingen. Werken is goed voor een mens — De tweede Kerstdag vlogen we de Pelikaan naar Batavia, vanwaar de volgende nacht nog vertrokken zou worden. Wij hadden een rustig Kerstfeest. Vóór ons vertrek bood de Postdirectie ons een Telefoongesprek met onze familie in Holland aan en verheugd wachtte ik op de doorverbinding met mijn huis in Amsterdam. Toen ik mijn vrouw aan het toestel vroeg, hoorde ik een mannenstem. Wellicht was mijn vrouw uit en was er iemand van de benedenbewoners aan het apparaat. Ik vroeg hem of hij wist, wanneer mijn vrouw thuis zou komen. Toen pas merkte ik, dat de spreker in Holland zenuwachtig was en nauwelijks kon ik hem verstaan, toen hij zei: „Uw vrouw is geopereerd en ze is naar omstandigheden redelijk wel." Een minuut lang was ik te overblufd om iets in het midden te kunnen brengen. Was mijn vrouw dan ziek geweest? De man deed 20 vreemd, dat ik het vermoeden kreeg, dat hij iets voor mij wilde verbergen. Ik was volkomen verpletterd door dit nieuws. Ik vroeg hem waar zij geopereerd was en wanneer en waar zij nu was. Het antwoord hoorde ik niet, maar eensklaps voelde ik de waarheid. Zij was dood of zo ernstig ziek, dat het einde gauw zou komen. Ik hing de microfoon aan de haak en liet mij in een stoel neervallen. Ik voelde de krachten uit mijn lichaam wijken en kon niet meer nadenken. Ik beleefde weer ons afscheid op Schiphol, zag weer de tranen in haar ogen, toen zij mij glimlachend nawuifde en een zakdoekje in haar hand fijnkneep. Ik wilde direct terug naar Holland, wilde weten wat er gebeurd Smirnoff vertelt. SMIRNOFF VERTELT. was. De onzekerheid werd een marteling, op het ergste zou ik voorbereid zijn, mits ik zekerheid had. Wat had die man gezegd? „Naar omstandigheden redelijk wel".... Dat zei men altijd, het betekende alles of niets, misschien was ze ernstig ziek en vroeg nu naar mij. Ik moest weg: vliegen! vliegen! Ik moest mij beheersen om kalm te blijven, want mijn kop diende ik er bij te houden, bij de taak die mij wachtte en welke mij geheel zou opeisen. Falen mocht niet, daarvoor was het begin te fraai geweest. Maar ik zou een strijd uit te vechten en al mijn wilskracht nodig hebben om alle gedachten aan Holland voorlopig uit mijn geest te bannen, tot ik weer thuis zou zijn. Het zou mij er hoogstens op achteruit brengen, indien ik met die gedachten zou vliegen en per slot van rekening bracht het in de toestand van mijn vrouw geen verandering, hoe wanhopig die ook mocht wezen. Toen schoot er weer iets anders door mijn hoofd. Zou ik het de anderen vertellen? Neen, ik moest die moeilijkheden alleen verwerken en hun niet bovendien met mijn persoonlijke moeilijkheden lastig vallen. Met de tanden op elkaar zou ik de komende dagen mijn plicht doen — mijn taak tot een goed einde brengen, waarna ik mij geheel aan Margot kon wijden. Pas thuis, ook zelfs als het onvermijdelijke zou zijn gebeurd, zou ik me geheel kunnen laten gaan. Als ik met iets bezig was, of aan de komende thuisvlucht dacht, lukte het mij de situatie uit mijn gedachten te bannen, maar wanneer ik rustte, wilden zij mij maar niet met vrede laten. Dan dacht ik aan Margot. Ik herinnerde mij onze trouwdag, haar trouwjurk, die ik volgens haar niet genoeg bewonderde, ik zag haar duidelijk voor mij, iedere lijn van haar profiel projecteerde zich in mijn brein, uit het verleden kwam zij duidelijk naar voren. Margot had altijd vreemde ideeën over de dood. Zij was niet bang om te sterven, maar verafschuwde de dood van anderen. Zij KERSTPOST. stond soms doodsangsten om mij uit, als ze wist dat er ergens op de route slecht weer heerste en ze zag alléén op tegen de dood van anderen, die ze liefhad of die haar vrienden waren. Deze gedachten maakten het mij onmogelijk de slaap te vatten, toen R-r-r-ring! Mijn wekker liep af. Nu moest ik flink zijn en vooruit kijken. Ik vergat haar van dat ogenblik af, omdat het werk dat eiste. Omdat de K.L.M., Holland, mijn collega's verwachtten, dat dit werk goed zou worden. — Even nog zocht ik naar de realiteit van het ogenblik. De lucht riep, de trouwe Pelikaan stond reeds buiten, aan de slag, nu, direct! Ik stond op, kleedde mij haastig aan en begaf mij naar het veld, waar de enthousiaste kreten der duizenden mij in de oren donderden: Smirnoff 'Soer! XXVI. DE BLAUWE MIDDELLANDSE ZEE. Het vliegveld in Batavia, dat geen nachtverlichting had, was met behulp van zoeklichten van de militaire afdeling in Bandoeng die avond geheel verlicht. De nacht was er dag geworden. In het bleke schijnsel van de schijnwerpers zag ik de duizenden nieuwsgierigen, die naar het veld waren gekomen, hoewel het pas één uur in de morgen was. Zij zongen, schreeuwden, jubelden, terwijl inmiddels de mensen de tijd doodden met het zingen van velerlei vaderlandse liederen. Die mensen voelden, dat wij het vaderland dichterbij gebracht hadden en voordat ik in het vliegtuig stapte, had ik nog gelegenheid om al die mensen te bedanken voor hun grote vriendelijkheid en voor de goede wensen, die mij uit heel Indië voor het vertrek hadden bereikt. Het vertrek werd eveneens weer uitgezonden en ik kon mij als pas genaturaliseerd Nederlander onbelemmerd eensklaps tot Holland wenden, tot het ver verwijderde West-Indië, tot al die duizenden, welke over Oost-Indië verspreid meeleefden in de dagen, dat aller gedachten uitgingen naar het Moederland. Om twee uur gingen we aan boord en werden de motoren aangezet. De tanks waren tot berstens toe gevuld en het verhoogde gewicht van de extra tank maakte de start beduidend langer, maar toch verliep hij volkomen normaal. Het reisschema had enige wijzigingen ondergaan, doordat wij grotere trajecten konden afleggen en ons plan was, rechtstreeks te vliegen naar Medan en van daar naar Rangoon, zonder tussenlandingen te maken in Palembang, Singapore, Bangkok en Alor Star. Nog een laatste blik kon ik werpen op de wuivende massa, die ons goede reis wenste. Nog even draaide ik een bocht boven het vliegveld en zette toen koers over oerwouden en zeeën naar onze eerste stopplaats: Medan. DE BLAUWE MIDDELLANDSE ZEE. Van Bfeukering had het direct weer zo druk als even te voren. Van alle kanten kwamen thans de wensen voor een goede thuisreis binnen en wij werden in niet geringe mate gesterkt in ons voornemen, om ook nu weer het uiterste te geven. Al heel spoedig lag Java achter ons en recht vooruit zagen wij na enige tijd reeds Palembang, waar men speciale vuren had aangestoken, teneinde de oriëntatie te vergemakkelijken. Op het vliegveld, waar wij hoog overvlogen, zagen wij duizenden mensen staan, die wij ook ditmaal weer zouden moeten teleurstellen, want met 200 K.M. per uur schoten wij over hen heen in de richting Medan. Van Beukering, die aan de verzamelde Palembangers namens ons een telegram had gestuurd, waarin wij hen dank zegden voor hun medeleven, reikte mij reeds spoedig daarop een telegram toe met de woorden: „goede reis en een gelukkig Nieuwjaar van Palembang . Wij vlogen over de olie-installaties van Djambi en over heel Sumatra had men op onze koers vuren aangestoken, om ons het navigeren te vergemakkelijken. Een half uur later vlogen wij door een verschrikkelijk onweer. In de zwarte nacht, die om ons was, scheen de lucht verscheurd te worden door de witte bliksemstralen, die af en toe het hele landschap onder ons verlichtten en dan weer was boven ons de lucht één grote zee van hemelvuur. Dikwijls konden wij door dikke donderwolken kijken, wanneer een bliksemstraal zijn weg vond naar de aarde. Het is merkwaardig, hoezeer men minder vrees koestert voor onweer, wanneer men door het geluid van de motoren de donderslagen niet horen kan. Het onweer dreef met ons mee. Dan was het links, dan weer rechts van onze koers, maar eindelijk werd het weer belangrijk beter en zagen wij nog slechts achter ons, hoe de elementen nog niet tot rust waren gekomen. Toen brak langzaam de dag aan. In het Oosten werd het lichter. Het groen van de horizon maakte dan plaats voor uitgestrekte strepen van violette en oranje kleuren en toen verscheen SM1RNOFF VERTELT. boven de kim de zon, welke wij die dag in Rangoon weer zouden zien ondergaan. Wij waren net in Medan op tijd voor een vroeg ontbijt, na 8y2 uur in de lucht geweest te zijn en reeds een uur later waren wij al weer in de lucht, tropisch Nederland achter ons latend en koers zettend naar Rangoon. Voordien had zich nog geen vliegtuig over deze koers gespoed en wij waren dan ook voortdurend boven de zee, waar hier en daar enige eilanden gegroepeerd waren, waarop wij onze koers corrigeerden en een berekening konden maken van de gemaakte snelheid. De afstand van Medan naar Rangoon is ± 1700 K.M. en weer zagen wij van de cockpit uit voor de zoveelste maal ver in het westen de zon ondergaan. De weersgesteldheden waren uitermate gunstig. De vlucht naar Medan en Rangoon had een bijzonder vlot verloop gehad, alhoewel onze snelheid in niet onbelangrijke mate gereduceerd werd door tegenwind. Ook in Rangoon werd ons weer een hartelijke ontvangst bereid, maar ook hier moesten wij onze enthousiaste vrienden weer teleurstellen, waar wij na het vullen der tanks onmiddellijk wilden vertrekken. De tijd was kostbaar en Calcutta lag nog 1000 K.M. verwijderd. Na 2 uur vliegen zagen wij de lichten van het vliegveld in Akyab, waar de Chef van het veld op wacht was gebleven, voor het geval dat wij er om een of andere reden een tussenlanding zouden maken. Op 600 meter vlogen wij over het radio-station, dat onmiddellijk aan alle radio-posten doorgaf, dat wij Akyab waren gepasseerd. Boven de golf van Bengalen reikte Van Beukering mij een radiotelegram toe van Calcutta, waarin te lezen stond, dat het veld gehuld was in een dichte mist, met niet meer dan 50 meter zicht. Een landing was daar uitgesloten en uit ervaring wist ik, dat die mist niet zou optrekken dan pas enige uren na zonsopgang. Wij hadden niet voldoende benzine om rechtstreeks naar Alahabad DE BLAUWE MIDDELLANDSE ZEE. te vliegen, zodat er dus niets anders opzat dan terug te keren naar Akyab, waar men in alle geval op een landing van de Pelikaan voorbereid was. De tegenwind werd sterker en verminderde onze snelheid tot 160 K.M. per uur. Akyab was niet in ons reisschema opgenomen en door deze onverwachte tussenlanding verloren wij 3 kostbare uren, welke echter opwogen tegen de narigheden, die een landing in Calcutta met zich zou brengen. Ook hier hadden wij niet over ongeluk te klagen, want als wij een uur later in Akyab gekomen waren, zou er geen olie meer geweest zijn om de landingsfakkels voor ons aan te steken. Hoewel later dan aangegeven was, verwachtte men ons in Calcutta, maar daar ik nu toch voldoende benzine aan boord had om rechtstreeks naar Alahabad te vliegen, besloot ik Calcutta te passeren en te trachten enige uren van de verloren tijd in te lopen. Eerst later is gebleken, dat er helemaal geen mist is geweest en dat het zicht die gehele nacht zeker 50 K.M. had bedragen. Dit mysterie van het fantastisch weerbericht is nooit opgehelderd geworden. Was het een of ander amateur, die weer allerlei onwaarschijnlijke berichten de aether inslingerde ? Welke dwaas zendt toch de laatste jaren vreemde berichten uit, welke o.a. er ook toe leidden, dat de Amerikaanse oorlogsschepen het spoor verloren, toen zij op zoek waren naar het verdwenen vliegtuig van Amelia Earhart. Tegen het aanbreken van de dag, landden wij in Alahabad en werden er vlug geholpen. Wij waren nog steeds 5 uur achter op ons reisschema. Op het vliegveld lag een telegram van het hoofdkantoor in Den Haag, waarin nogmaals verzocht werd om een opgave van ons reisschema. Bovendien hield dit telegram instructies in, waarin aanbevolen werd alleen de allernoodzakelijkste landingen te maken, zodat wij wellicht precies op tijd, volgens het vastgestelde schema, in Amsterdam zouden aankomen. Van Alahabad vlogen wij rechtstreeks naar Karachi, een afstand SMIRNOFF VERTELT. van ± 1700 K.M., welke wij in 8.20 min. aflegden. Van toen af is het een race met de tijd geworden en wij wisten, dat wij de drie eerstvolgende dagen weinig of niet meer zouden slapen. Wij zetten onze tanden op elkaar en Grosfeld maakte weer liters koffie voor ons gereed, teneinde ons fris en wakker te houden. De 1000 K.M. van Karachi naar Djask legden wij af in Q-/2 uur, tegen sterk wisselende winden in en tot overmaat van ramp kwamen er radio-berichten binnen, die nog sterkere tegenwind meldden op het verdere gedeelte van de route. De afstand Djask-Bagdad, eveneens ongeveer 1700 K.M., konden wij door die sterke tegenwind niet in één vlucht afleggen en na zes en een half uur vliegen moesten wij in Basra naar beneden om benzine te vullen. Drie uur later landden wij in Bagdad en hadden dus over dit grote traject slechts een snelheid van 160 K.M. per uur gemaakt. Steeds meer raakten wij op ons reisschema achter. „Zijn de berichten van de Syrische woestijn ook zo ongunstig?" vroeg ik van Beukering in Bagdad. „Het ziet er niet fraai uit." „In s hemelsnaam dan maar. In deze tijd van het jaar konden wij ook niet anders verwachten." Wij waren weer gauw in de lucht en worstelden verder naar het westen, totdat wij na een lange vlucht eindelijk Cairo in zicht kregen, waar wij bij duisternis op een uitstekend verlicht vliegveld konden landen. Hier waren alle Hollanders uit Cairo op het veld aanwezig. In het gebouwtje van de Egyptische Aero Club had de Heer de Vogel, toentertijd voorzitter van de Kon. Vereniging voor Luchtvaart, met zijn zoons en schoondochters een uitstekende maaltijd voor ons gearrangeerd. Toen wij weer aan boord gingen, had ik een grote bus kaviaar onder mijn arm, die wij van Dirk de Vogel cadeau hadden gekregen. De inhoud van die bus hebben wij 's-avonds boven de Middellandse Zee en de volgende dag boven Italië heerlijk genoten. DE BLAUWE MIDDELLANDSE ZEE Wij naderden nu het moeilijkste gedeelte van de reis, n.1. het stuk over de Middellandse Zee naar Griekenland, waar ons direct de narrow escape van de uitreis in de herinnering kwam. Nog steeds liepen er gelukwensen bij van Beukering binnen en geen ogenblik had de .marconist gelegenheid om zijn koptelefoon neer te leggen, want het was nu zaak zoveel mogelijk weerberichten en positiebepalingen te pakken te krijgen. Het weer boven de Middellandse Zee was slecht. Geen maan of sterren zagen wij, de lucht was bedekt met zwarte, laag hangende wolken, die ons noodzaakten lager te vliegen dan wij wel wensten. Ik wist, dat vóór ons de bergen van Kreta en Griekenland lagen en dat wij alleen maar konden vertrouwen op onze radio, wat betreft het vaststellen van onze juiste positie. Het was stikdonker en we zagen niets. Tot aan Kreta had de reis nogal een vlot verloop en eindelijk zagen wij links voor ons de vuurtoren op de meest oostelijke punt van dit rotsachtige eiland opdoemen. Van hier zetten wij koers naar Athene, maar het weer werd zo slecht, dat wij laag over de zee ternauwernood voldoende zicht hadden, om te kunnen uitwijken voor de menigvuldige eilanden, waarmede dit gedeelte van de route als bezaaid is. Zes uren na Caïro evenwel, zagen wij recht voor ons de lichten van Pyreus en toen wij even later in stikdonkere nacht, met behulp van de schijnwerpers, de Pelikaan weer in Europa konden neerzetten, waren wij op van de inspanning en de onzekerheid over het welslagen van dit gedeelte van de vlucht. Onze ogen waren rood. Wij hadden geen kleur meer en alleen het vooruitzicht, wellicht morgen in Amsterdam aan te komen, hield er de moed nog in. De weerberichten werden voortdurend slechter. Het was weinig aanlokkelijk de duisternis in te schieten en het gedeelte Athene Rome bij nacht af te leggen, het traject dat ook bij dag nog al eens moeilijkheden oplevert. De tegenwind nam ook weer in kracht toe en uit de weerberichten kon ik helaas maar al te goed opmaken, dat wij naar de kern van een diepe depressie SMIRNOFF VERTELT. liepen. Omvliegen was uitgesloten. Het enige wat er opzat was laag te vliegen over de Golf van Korinthe en dan goed uit te kijken, teneinde niet uit onze koers te raken, want ten Zuiden en ten Noorden van de Golf van Korinthe rijzen de duizenden meters hoge bergen op, die als het ware deze Golf tot een nauwe corridor maken, waar de zwaarste eisen gesteld worden aan de navigatie. Het zicht werd voortdurend minder. Het duurde niet lang, of wij waren volkomen in de duisternis opgegaan en hadden geen enkel idéé van onze positie. Blindvliegen was met het oog op de bergen onmogelijk, zodat ik besloot nog lager te zakken, teneinde boven het water enig zicht te krijgen. Wij vlogen toen op 300 meter en hielden angstig nauwkeurig de zeekaart bij, op zoek naar de weinige kustlichten, welke van zoveel waarde voor ons waren. Toen konden wij noch voor, noch achteruit. Boven het water cirkelend en beraadslagend wat ons te doen stond, realiseerde ik mij eensklaps, dat wij boven verboden gebied vlogen. Er zijn heel wat verboden gebieden in de wereld, maar Griekenland is een mozaïk van verboden en gevaarlijke gebieden en het was o zo gemakkelijk, zonder dat je het in de gaten had, een overtreding te begaan. Het zou wel niet lang meer duren, tot een zoeklicht ons zou ontdekken en wij betrapt zouden worden op onze verbodsovertredingen. Ik kreeg gelijk. Want eensklaps vlogen wij in het licht van een schijnwerper en ongeveer op hetzelfde moment reikte van Beukering mij een radiotelegram toe, waarin de Griekse autoriteiten ons vroegen wie wij waren en waarom wij boven verboden gebied vlogen. Het enige wat er op zat, was het aanbieden van onze verontschuldigingen en hen mede te delen, dat wij door slecht weer genoodzaakt waren boven dit gebied te vliegen, omdat wij niet meer terugkonden naar Athene en in het Westen het weer zö slecht, dat enige voortzetting van de vlucht in die richting uitgesloten was. Gelukkig accepteerde DE BLAUWE MIDDELLANDSE ZEE. men onze verontschuldigingen en het bevel om zo spoedig mogelijk te landen, bleef eveneens tot mijn grote vreugde uit. Ik moet echter 2eêêen> dat ik in deze omstandigheden vast en zeker ieder bevel zou hebben genegeerd! Na nog enige tijd rond gecirkeld te hebben, werd het weer in het Westen iets beter en konden wij eraan denken koers te zetten naar Patras, waar wij eindelijk boven open zee zouden komen. Er stond boven de Golf die nacht een hel van een remous. Zo erg stampte de Pelikaan in dit noodweer, dat Soer en ik samen het stuurwiel hadden genomen, teneinde het vliegtuig op zijn koers te houden. De storm kwam uit het Noordwesten en wij hadden niet dan door een uiterste krachtsinspanning kans gezien, de open zee te bereiken, waar het weer helaas slechter was dan ooit tevoren. Het was nog donker, toen wij de Italiaanse kust bereikten en flauw onderscheiden konden, dat de Apennijnen in zware donkere wolkenmassa s schuil gingen. Het weerlicht was niet van de lucht, zover het oog reikte. Het was beestachtig. De Pelikaan rolde, schudde en stampte als een dronken vogel door de onweerswolken, die ons aan alle zijden omgaven. Door zware atmosferische storingen was het voor van Beukering zo goed als onmogelijk in contact te komen met de Italiaanse radiostations en toen wij eindelijk een bericht te pakken kregen, duidde dit op het slechtste weer, dat wij bij mogelijkheid verwachten konden. Regen en later sneeuw. Het vooruitzicht was allermiserabelst. Wij kruisten enige tijd langs de Oostelijke Italiaanse kust in afwachting van het daglicht, want het zou gekkenwerk geweest zijn om in dit weer bij nacht rechtstreeks over de Apennijnen te vliegen. Eindelijk brak de dag aan. Toen het voldoende licht was geworden, zagen wij, dat onze enige kans bestond in de oversteek van de neus van de Italiaanse laars. In hevige remous worstelden ^"KONINKLIJKE NtÜL.bMDSCHE ^ STRIJD* ACHTEN Centraal A.V.O.S. V AFD. BIBLIOTHEEK SMIRNOFF VERTELT. wij op tegen de storm langs de Westkust van Italië naar Rome. Tot overmaat van ramp bleek het vliegveld, door het buiten de oevers treden van de Tiber, overstroomd te zijn en toen leek het mij, alsof de elementen, kortom dat alles samenspande om het welslagen van de vlucht te verijdelen. De laatste uren hadden geestelijk en lichamelijk zoveel van mij geëist, dat ik mij voortdurend de nodige moed moest inspreken om vol te kunnen houden. Toen ontving van Beukering een telegram uit Rome, waarin ons medegedeeld werd, dat wij mochten landen op een naburig militair vliegveld, waar olie en benzine in voldoende mate aanwezig was. De toestand van dit terrein was echter eveneens zo slecht, dat het een waar geluk was, dat we bij de landing niet gecapoteerd waren. Hier kregen wij alle hulp, die men verwachten kon. Maar ik had alles gegeven voor enige uren slaap. Hiervan was natuurlijk geen sprake en bovendien waren wij nu reeds zes uur achter op ons schema. De aankomst te Amsterdam in de namiddag was uitgesloten. Wij hadden acht uur nodig gehad om de 700 mijl af te leggen van Athene naar Rome, heel veel tijd is verloren gegaan tijdens het ronddwalen boven dat verboden Griekse gebied en het kruisen langs de Oost-Italiaanse kust. Onze laatste hoop om Rome— Amsterdam in één rit af te leggen werd bovendien nog de bodem ingeslagen door de weerberichten van Zuid-Frankrijk, welke op sterke noordelijke winden wezen. Wij zouden dus moeten tussenlanden in Marseille. Wij waren nu nog 1700 K.M. van ons einddoel en nog steeds was het weer slecht. Er stond over heel Zuid-Europa een zware noordwestelijke storm. Maar één ding hield er de moed bij ons in, n.1. het feit, dat de motoren zonder haperen bleven draaien en geen enkele dissonant lieten horen. Grosfeld had zijn motoren alle zorg gegeven en zij draaiden, dat het een lust was. Roken zij de stal? De landing in Marseille verliep, ondanks de grondwind van DE BLAUWE MIDDELLANDSE ZEE. 90 K.M., zo vlot als het maar gaan kon. Het was bitter koud. Slechts enige dagen geleden nog stonden wij in de tropen en er was nu van de blauwe Middellandse Zee der vele reisbeschrijvingen en reclamebrochures weinig of niets te zien. Op het vliegveld lag een telegram van de directie der K.L.M., waarin vermeld stond, dat op Schiphol vele duizende mensen, hoewel het daar sneeuwde, ons stonden op te wachten. Tevens werd ons verzocht direct na de landing op te bellen. Daar ik kon veronderstellen, dat ons bij het telefonisch onderhoud, de order zou kunnen worden gegeven om te Marseille te blijven teneinde gunstiger weer af te wachten, heb ik de vrijheid genomen, dit telegram als kennisgeving zonder meer aan te nemen. Met grote spoed werd alles in het werk gesteld, om zo snel mogelijk te kunnen vertrekken; slechts twintig minuten later hingen we weer in de lucht. Onder andere omstandigheden zouden we zeker die avond te Marseille gebleven zijn en de machine rustig hebben laten opbergen in een veilig hoekje van een der hangars. Nu, zo dicht bij de overwinning, werd het voor ons een erezaak. Die velen in Amsterdam wilden we ook al niet teleurstellen, en ons verlangen om te zegevieren had mij versterkt in het besluit om ondanks het slechte weer, die laatste sprong te nemen. Toen ik dan ook de gashandles naar voren drukte, werden voor het laatst de tanden op elkaar gezet en was de kracht gevonden om door te zetten. Nog ongeveer 1000 K.M. hadden wij af te leggen in het slechtste vliegweer dat er wellicht ooit op dit gedeelte van de route moet zijn aangetroffen. De Mistral woei met zijn ijzige koude adem van de besneeuwde Alpentoppen en scheen te spotten met de vier mannen, die zich door het Rhönedal spoedden in de richting van hun einddoel. Het werd nacht. Onze laatste worsteling was begonnen. Neen, niets kon ons weerhouden, juist nu moest alles op alles gezet worden, om de overwinning uit het vuur te slepen! XXVII. DE LAATSTE LOODJES. De laatste kilometers. In de Pelikaan zaten vier vermoeide mannen, die een zware strijd hadden gestreden en ook nu weer wisten, dat zij het niét cadeau zouden krijgen. Het verleden, de beslommeringen over wat achter ons lag, bestonden niet meer, want wij hadden slechts te maken met de 1000 K.M., die voor ons lagen, putten nog eens uit de laatste reserve krachten, teneinde ons voor de zoveelste maal schrap te kunnen zetten. Wij hadden dat restje energie nodig. Tussen Marseille en de overwinning lag een gebied met zeer slecht weer, wij konden er niet onder en er niet boven vliegen en moesten er blind doorheen. Grosfeld verscheen wéér met zwarte koffie. Wij konden de reuk al niet meer verdragen, maar het hielp ons wakker te blijven en gaf ons van binnen wat warmte. Het was zeer koud. Op onze vlieghoogte lag de temperatuur vele graden onder het nulpunt. Europa was in de greep van ijzige winterstormen. De elementen woedden boven en onder onze Pelikaan. Laaghangende wolken, regen en sneeuw en hagel en een storm uit het Noorden, alles spande samen om ons verder doordringen naar dat Noorden te beletten. Met gespannen spieren omkrampte ik het stuurwiel, waarmede ik de Eokker recht en op de goede koers hield, terwijl Soer in de cabine een ogenblik de ogen had kunnen sluiten. Daarna was het mijn beurt en toen ik in de cabine kwam, voelde ik pas, dat ik rilde van de koude. Gewikkeld in twee plaids, legde ik mij in een der stoelen en voor de eerste maal in mijn leven viel ik in een vliegtuig in slaap. Hoe lang ik geslapen heb, weet ik niet, maar het was in ieder geval onvoldoende geweest. Ik voelde dat iemand mij probeerde wakker te maken, ik trachtte mijn ogen te openen, hetgeen na heel veel moeite lukte. Grosfeld stond voor mij. DE LAATSTE LOODJES. „Wat doen we? De radio werkt niet meer!" riep hij. Onmiddellijk sprong ik op, maar werd ogenblikkelijk weer in mijn stoel gedrukt door een hevige remoustik. Toen kwam de Pelikaan weer tot rust. „Verd....! riep ik uit. Ik nam mijn plaats in de cockpit weer in en keek naar buiten of er iets van de aarde te zien was. Maar het was overal donkere nacht en er had zich ook sneeuw op de ruiten vastgezet, waardoor ons elk uitzicht werd ontnomen. Zonder radio waren we een schip zonder roer geworden, een speelbal van de storm. Nergens zouden wij zonder radio naar beneden kunnen gaan. „Hoe was het laatste weerbericht?' vroeg ik den marconist. Van Beukering gaf het mij. Onze positie was toen precies boven Ly°n en we hadden sinds Marseille nog géén honderd kilometer per uur gemaakt. Wat een tegenwind en precies voor de kop. „Wat is het feitelijk? riep ik over mijn schouders den marconist toe. Van Beukering boog zich naar me toe. „In eens opgehouden, ik weet nog niet wat het is!" „Probeer het in orde te maken, wij gaan door!" Dit was het enige wat er op zat. Het waren angstige ogenblikken, minuten leken uren, toen wij blind onze weg vervolgden, zonder enig contact met moeder aarde. De motoren liepen gesmeerd, zij trokken ons door de sneeuwbuien heen, die ons alle zicht benomen hadden en het voortzetten van de vlucht in deze omstandigheden stond gelijk met waanzin. De Voorzienigheid zou ons wellicht leiden en beschermen, maar gelukkig hoorde ik toen de opgewonden stem van Van Beukering: „Het is weer O.K.!" Dat was een opluchting. Wij hadden niet langer dan twintig minuten zonder radio gevlogen, maar ze leken, door alle gevaren, die in de twintig minuten op de loer lagen, wel twintig uren. Reeds direct kreeg van Beukering een positie; gesteund en SMIRNOFF VERTELT. aangemoedigd door de radio-stations van heel West-Europa worstelden wij voort in de richting van het doel. Elk kwartier gaf van Beukering een klein telegram met het verloop van de vlucht en de omstandigheden, waarin wij vlogen; behalve die twintig minuten, toen men zich reeds ongerust over ons begon te maken, waren wij in voortdurende verbinding met de radiostations en toen wij het gebied van de Mistral door waren, liep ook onze snelheid weer op, alhoewel wij thans bij lange na geen tweehonderd kilometer maakten. Toen kwamen de weerberichten uit Holland. Zij luidden matig gunstig. Rotterdam en Amsterdam waren zwaar bewolkt met nevel, sneeuw en af en toe regen. Nergens anders was het beter en ik wist, dat bij veertig meter wolkenhoogte een landing in deze weersomstandigheden moeilijkheden zou opleveren. Wij passeerden de Hollandse grens — de laatste loodjes zouden het zwaarst wegen. Onder ons lag weer het vaderland, maar slechts af en toe zagen wij door de nevel en de sneeuwbuien heen de lichten van een dorp of stad. Wij naderden Schiphol en gingen zakken. In de wolkenbrei, die onder ons lag, sneeuwde het en wij waren nog slechts een^ voortjagend phantoom, dat gehuld was in een ondoordringbare nevel, bedekt met sneeuw en ijs. Onze instrumenten werkten gelukkig perfect. De temperatuur fag om en nabij het vriespunt, toen wij lager kwamen, en weer zette zich een laagje ijs af op de ruiten en de vleugel. Onze radio werkte op volle kracht, maar de snelheidsmeter ging zich begeven. Op 300 meter zagen wij niets meer. Op 100 M. zagen wij nog geen grond en zakten tot 70 meter. Lager durfden wij niet te gaan. Onze koers was pal Noord, wij waren vlak bij Schiphol. Plotseling zagen wij lichten onder ons en ogenblikkelijk riep van Beukering mij de woorden van de verkeerstoren toe: „Wij horen U!" DE LAATSTE LOOD1FS Het was onmogelijk om verder te zakken en te landen en daarom besloot ik op het radio-baken te gaan zitten, dat ons bij mist altijd zulke goede diensten had bewezen. Links hoort men door de koptelefoon punten, rechts strepen. Op de juiste koers aanvliegend hoort men echter één aanhoudende toon en vlug mijn kompas instellend, hield ik deze koers vast. Daar had ik de toon te pakken. Maar door de sterke wind uit het Zuid-Oosten dreef ik op het laatste ogenblik nog uit mijn koers en passeerde het vliegveld aan de Noordzijde op een hoogte van ongeveer zestig meter. Nu was het zaak kalm te blijven. Noord-West vloog ik van het vliegveld weg en besloot op koersen weer opnieuw aan te vliegen. Langzaam zakkend, Zuid-Oost voorliggend, gingen wij steeds lager. Ik kende de situatie en wist, dat er zich op deze koerslijn geen obstakels bevonden. Toen, op dertig meter, zagen wij de grond, wit van de sneeuw en hier en daar een lichtpunt van een alleenstaand huis. Het veld lag voor mij, een trap op het voetenstuur, teneinde de machine in de wind te brengen — „Wij hebben m , nep Soer en, als in een veren bed, kwam de Pelikaan weer op de aarde, even nog gleden de wielen door op de sneeuwlaag — wij waren geland! Na drie lange kwartieren zoeken, dalen en weer stijgen, waarin onze zenuwen tot het uiterste gespannen waren, kwam de ontspanning, toen ik langzaam het stationsgebouw naderde. In 100 uren 32 minuten, dus zes minuten minder dan de heenvlucht, waren wij van Batavia gekomen. Dat er duizenden mensen op het vliegveld waren, zag ik pas, toen wij voor het restaurant stil stonden. Men had er vuren aangestoken, maar ik geloof, dat die duizenden wel verkleumd zouden zijn van het lange wachten in dit mistige winterweer. Maar toch heerste er, voor zover ik kon zien, grote blijdschap. De motoren werden één voor één afgezet, het werd even stil om mij heen en toen hoorde ik het gejubel van de mensen, dat ons Smimoff vertelt. ,, SMIRNOFF VERTELT. als muziek in de oren klonk. Toen ik de cabine binnenging, was de eerste, dien ik daar zag, Plesman. Ik stapte uit en ontwaarde de mensenzee voor mij in het mat-bleke licht van de schijnwerpers. De mensen drongen op de Pelikaan toe, maar tevergeefs zocht ik in de menigte naar één bekend gezicht. Mijn vrouw, die ernstig ziek of misschien reeds dood was .... ik herinnerde mij plotseling alles. Waar was zij? Hoe maakte zij het? Het werd leeg in mij, terwijl ik met mijn arm zwaaide naar de menigte, waaruit een massaal gejubel opsteeg. Ik deed het automatisch. Wist niemand dan iets van mijn vrouw af? Durfde niemand mij de waarheid te vertellen? Zou de triomf van het welslagen voor mij parallel gaan met een tragedie? Toen zag ik Plesman met iemand spreken. Ik had hem nog nooit gezien, hij kwam naar mij toe en begon tegen mij te praten. Ik kon hem niet verstaan, wellicht was hij een Engelsman, dien ik van vroeger kende en ik begon ogenblikkelijk Engels te spreken. Maar terwijl ik met hem sprak, keek ik hem niet aan en zocht, zocht.... Toen hoorde ik hem de naam van mijn vrouw noemen. „Mijn vrouw!" riep ik, „Wat is er met haar? Vlug, zeg het me gauw, ik wil alles weten!" Plesman wendde zich tot mij: „Smirnoff, dit is Dr. Engelkens!" Dr. Engelkens nam zijn hoed af. „Uw vrouw maakt het uitstekend," sprak hij. „Zij heeft een ernstige operatie ondergaan en ik zal U na de ontvangst hier, meenemen naar het Ziekenhuis." „Is ze buiten gevaar?" vroeg ik hem voor alle zekerheid. De dokter knikte. „God zij dank," stamelde ik. Toen voelde ik wat het zeggen wilde als men ongestoord de vruchten kon plukken van een moeilijk bevochten overwinning. Ik was na de ontmoeting met Dr. Engelkens een ander mens geworden, ik nam mijn pet af en zwaaide ermee naar de mensen, ik wilde laten zien, dat ook ik gelukkig was. Ik keek Plesman recht DE LAATSTE LOODIF.S in de ogen. Hij, de ijzeren luchtvaartdirecteur, had ook tranen in de ogen van blijdschap. „Smirnoff, het was reusachtig," riep hij boven de duizende stemmen van de omstanders uit. „Dit is prachtig," riep ik lachend uit. Op een kleine houten tribune werden wij begroet door de hoge regenngs- en postautoriteiten en wij stonden daar op die tribune als bange schapen, die zonder ophouden de schijnwerpers op zich gericht zagen. Een vertegenwoordiger van de Koningin bracht ons Haar gelukwensen over en onder de velen bevond zich ook weer Generaal Snijders, die ons in eenvoudige woorden complimenteerde met het welslagen van de vlucht. Toen moesten ook wij een paar woorden spreken. Voor de microfoon werd die avond een ster ontdekt: Grosfeld, die ditmaal zonder zwarte koffie a 1'improviste een geestige toespraak hield, welke veel bijval oogstte. Er volgden meer sprekers, meer champagne, bloemen, telegrammen. Het was reeds na het middernachtelijke uur, toen ik eindelijk kans zag met Dr. Engelkens weg te komen om mijn vrouw in het Ziekenhuis te begroeten. Voorzichtig, op mijn tenen lopend, ging ik door de lange gangen, zenuwachtig als een kind. Een ziekenhuis heeft figuurlijk, zowel als letterlijk, zo een reine atmosfeer en men hoort het ruisen van de uniformen als de zusters zich met haar frisse gezichten en eerlijke ogen door de gangen spoeden en troost en verlichting brengen waar geleden wordt. Dr. Engelkens deed een deur open en nodigde mij uit naar binnen te gaan. Toen ik in de kamer stond, sloot zich de deur zachtjes achter mij. Margot lag in bed en rondom dat bed waren bloemen. Zij was bleek, maar haar ogen schitterden en ze stak mij een witte hand toe. Ik voelde dat ik alleen met haar was, kon mijn ontroering nauwelijks bedwingen. SM1RNOFF VERTELT. Spreken kon ik niet. Later vertelde zij mij, dat ik gezegd had: „Je ziet er goed uit, Margot!" Ik geloof, dat dit het mooiste compliment was, dat ik haar had kunnen maken. Ik mocht niet lang blijven. Dr. Engelkens nam mij weer mee naar zijn huis, waar wij nog enige uren met enkele intieme vrienden verbleven en men mij honderd uitvroeg. Na het aanbreken van de dag vond ik thuis een bed, waarin ik vijftien uren, aan één stuk, zou slapen. Pas later kwam ik alles te weten van haar ziekte en de comedie die zij had gespeeld, teneinde het mij bij het vervullen van mijn opdracht, niet nog moeilijker te maken. Zij was reeds die morgen van het vertrek helemaal niet in orde, leed toen al pijn en werd reeds in het ziekenhuis opgenomen, toen ik nauwelijks met de Pelikaan in de lucht was. Plesman werd van deze gang van zaken op de hoogte gesteld en wilde, dat ik onmiddellijk teruggeroepen zou worden. Zij verzette zich tegen dit denkbeeld en eiste van allen een volkomen stilzwijgen. Als ik terug zou zijn, was er volgens haar nog tijd genoeg. Zij zou deze recordvlucht niet in gevaar brengen. Er is aan haar houding tijdens de Pelikaanvlucht, geen ruchtbaarheid gegeven. Het is de geschiedenis van een vrouw, die ook meewerkte, op haar manier, aan de ontwikkeling der luchtvaart. Als zij één woord gesproken had, zou men mij teruggeroepen hebben. Neen. Zij was een engel, op wier vleugels de Pelikaan in werkelijkheid gedreven werd. Na de lange rust voelde ik mij weer geheel fit. Een nieuwe mens was die nacht geboren, ik was een held geworden en het eigendom van het publiek. Die rol wekte overigens zeer vreemde gevoelens op. Vooral wanneer ik voorbijgangers hun schreden zag inhouden en men elkaar op mij attent maakte: „Daar gaat Smirnoff!" .... Het behaagde de Koningin ons alle vier te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau en deze onderscheiding neemt onder alle andere bij mij een ereplaats in. XXVIII. ZAL LUCHTVAART VREDE BRENGEN? Toen de opwinding der eerste dagen over het welslagen van de Pelikaan-vlucht tot het verleden ging behoren, maakte zich ook van mij weer een weldadige rust meester. Het leven ging zijn gewone gang temidden der menigvuldige Pelikaan-souvenirs, waarvoor ik thuis bijna geen plaats meer vinden kon. Gedenkborden, kleden, medailles, vliegtuigen, schilderijen, kortom de meest uiteenlopende voorwerpen, welke men zich kan indenken, vertolkten het medeleven van het Nederlandse volk en alleen rest mij nog te vertellen, dat ik op een goede morgen een hele baal „Pelikaan"tabak toegestuurd kreeg. Ik ben geen pijproker, maar waardeerde het gebaar van den zéér ondernemenden tabakker. Mijn vrouw benutte de tijd, die zij nodig had voor een algeheel herstel op een zeer efficiënte wijze. Zij beantwoordde de brieven, die gekomen waren en ieder jaar weer ontvang ik met Kerstmis post van Nederlanders, die ik nog nooit in mijn leven heb ontmoet. Er is een Vader en Moeder, die hun kind de naam Iwan hebben gegeven, één jongen ken ik, die zijn leven lang naar de naam Pelikaan zal moeten luisteren, wat mij op zichzelf verbazend onaangenaam lijkt. Dat is te erg voor het arme kind. Ook kreeg ik verschillende aanzoeken, en ook deze brieven werden even kies als vastbesloten, door mijn vrouw beantwoord! Zij bakte mij anders een lelijke poets. Ik ben er lange tijd onwetend van gebleven, maar een vol jaar onderhield zij een correspondentie, in mijn naam, met een van de vurigste aanbidsters. Voordat deze briefwisseling een al te ernstige wending zou nemen, besloot mijn vrouw haar aanzoek niet te accepteren en deelde haar in een volgend schrijven mede, dat ik op het punt stond te gaan trouwen! Veel verschil maakte het niet uit — zij schreef en bleef schrijven. SM1RNOFF VERTELT. Grote vluchten, over de gehele wereld, stonden in het brandpunt van de belangstelling. De K.L.M. voerde een vlucht uit naar West-Indië over de Zuidelijke Atlantische Oceaan en ook deze vlucht, onder commando van Hondong, was voor Nederland een groot succes. Toen kwam de beroemde Melbourne-race de aandacht opeisen. Hieraan was een eerste prijs van 15.000 Engelse ponden verbonden, uitgeloofd door Mac Robertson, ter gelegenheid van het 100-jarige bestaan van de Australische Staat Victoria. De bekendste vliegers van de wereld kwamen op dit verleidelijke aanbod af. Afgezien van het geld, zou een overwinning voor vliegtuigfabrikant en vliegtuig van zulk een onschatbare propagandistische betekenis zijn, dat alles wat een naam in de luchtvaart te verliezen en op te houden had, voor die grote race inschreef. De verbazingwekkende prestatie van Scott en Black, die van Londen in nog geen drie dagen naar Melbourne vlogen, is grote, nimmer te vergeten luchtvaarthistorie geworden en ook in landen, waar men nooit van de K.L.M. had gehoord, volgde men in spanning de vliegende Hollanders, die met hun normaal passagiersvliegtuig, overal tussenlandend, de beide Engelsen voortdurend op de hielen zaten. De K.L.M. wilde met twee snelle machines aan de race deelnemen — een Douglas D.C. II en de Fokker F 36, over welke laatste ik het commando zou krijgen. Het was een grote viermotorige machine met slaapgelegenheid, maar tot mijn grote teleurstelling kwam het toestel niet op tijd klaar. Ik wenste echter niet werkeloos te blijven, nu zulk een grote kans voor een vlieger voor het grijpen lag en wendde mij voor de zoveelste maal tot het oude Engeland. Op het Engelse vliegveld Hatfield legde De Havilland de laatste hand aan drie race-machines, de later beroemd geworden „Cornets". Eén voor Jim en Amy Mollison, de tweede voor Scott en Black, de derde zou gevlogen worden door Ruben en Ken Waller. ZAL LUCHTVAART VREDE BRENGEN? Van Engelse vrienden kwam ik te weten, dat Ruben ziek was geworden en niet zou kunnen vliegen. Onmiddellijk vertrok ik naar Engeland om Ruben in het ziekenhuis op te zoeken en te vragen, of hij mij zijn plaats wilde afstaan. Ik wist, dat Fielden, de vlieger van den Engelsen koning, geweigerd had, en al heel gauw waren Ruben en ik het er over eens, dat ik de derde „Cornet" zou vliegen. Ik vloog naar Holland terug, ging onmiddellijk door naar Den Haag, waar xk een onderhoud vroeg met Plesman en hem in dit onderhoud vertelde, dat ik in principe de derde „Comet" zou vliegen, indien hij mij tenminste toestemming zou geven. Dat was moeilijk voor Plesman. Wanneer ik in de race meevloog, zou ik de strijd moeten aanbinden met mijn collega's, die de D.C. II vlogen, maar uiterst sportief als de baas is, gaf hij mij toestemming, indien ik hem kon garanderen, dat de machine in orde en volkomen veilig was. Ik beloofde hem eerlijk mijn mening te zeggen, vloog naar Hatfield terug, teneinde de machine aan een grondige inspectie te onderwerpen. Twee weken scheidden ons nog van de dag van vertrek en nog had géén der „Cornets" proefgevlogen! Men sukkelde nog met de inbouw van de motoren en niettegenstaande de invlieger der De Havilland-fabrieken, Captain Broad, mij geruststelde en verklaarde, dat alles op de dag van vertrek in orde zou zijn, ontkwam ik toch niet aan de indruk, dat de hele voorbereiding wel wat ernstiger had kunnen wezen. Mollisons machine was klaar — het was bij die eerste proefvlucht reeds te zien, dat de „Cornets" zeer snel waren, maar of ze veilige machines waren, was een andere vraag. Ik wilde dolgraag deelnemen aan de race, maar ik had Plesman mijn woord gegeven, dat ik hem onomwonden zou zeggen, hoe ik over het vliegtuig zelf dacht. Ik kende de route op mijn duimpje, althans tot Batavia en zag voornamelijk de moeilijkheid in de hoge landingssnelheid en de kleine vleugels. Op tropische vliegvelden SMIRNOFF VERTELT. zou dit onnoemelijke moeilijkheden opleveren en het feit, dat er geen radio was, dat de motoren nog niet volkomen waren beproefd, beviel mij eveneens maar half. De propellers waren ook al van een geheel nieuwe, Franse constructie en mijn besluit, hoe moeilijk het ook was, stond vast. Ik kon Plesman niet melden, dat de machine O.K. was! Cathcart Jones nam mijn plaats in en vestigde een record voor de gecombineerde uit- en thuisreis. De K.L.M. boekte met Parmentier en Moll een groot succes. De D.C. II werd tweede in de grootste race, die de wereld ooit had aanschouwd. De race werd gewonnen door de vliegers — niet door de machine. Scott en Black vlogen de laatste étappe op één motor door, met de Hollanders vlak achter hen aan. Later vertelde Scott mij, dat hij dit geen tweede keer meer zou doen. Op een thuisvlucht van Batavia, ontmoette ik Jim en Amy Mollison in Athene. Zij waren zeer teleurgesteld, dat zij door motorpech van verdere deelname hadden moeten afzien, maar Amy vertelde mij in vertrouwen, dat, indien het niet om het baantje ging, zij nooit meer met zulk een machine zou vertrekken. Amy vloog met mij mede naar Amsterdam, terwijl Jim later zou volgen, als de nodige reparaties aan het toestel waren verricht .... Ik ben nu aan het einde van mijn verhaal gekomen. Nog zou ik hier, als laatste hoogtepunt willen vermelden, dat juist voor het ter perse gaan van dit boek, op 25 October 1938 mijn 40ste Indiëvlucht volbracht werd. Mijn collega's grepen deze gelegenheid aan mij wederom maar eens te huldigen. Wellicht zullen lezers mij de vraag willen stellen, waarom ik niet meer namen, méér grote namen genoemd heb. Mijn antwoord op deze vraag luidt: Dit is de geschiedenis van mijn leven, niet van het hunne. Waar zulke groten in mijn leven een rol speelden, Brancker, Plesman, Snijders, heb ik die namen genoemd. ZAL DE LUCHTVAART VREDE BRENGEN? Er zijn veel meer feiten en gebeurtenissen, waarover ik zou kunnen schrijven, maar ik meen er voorlopig goed aan te doen, het hierbij te laten. De toekomst van de wereld ligt in de luchtvaart. Veel moeilijkheden moeten nog overwonnen worden, de grootste is die van de geweldige naijver tussen de verschillende naties. Er bestaat geen vrijheid in de lucht. De landen bewaken angstig en wantrouwend hun zogenaamde rechten — staan andere landen eenvoudig niet toe van het luchtruim boven hun rijk gebruik te maken, waardoor de gelegenheid voorbijgaat, om door overbrugging der aardse grenzen de volkeren tot elkaar te brengen in één hechte vriendschap. Zelfverheerlijking verdringt het nuchtere gezonde verstand, zelfs in het sportieve Engeland, het land van het „fair play", werd in de kranten met geen woord over de Pelikaanvlucht gerept. Deze politiek zal zich wreken. Verboden gebieden lachen om de waarheid, zo groot als een koe, dat de kortste afstand tussen twee punten een rechte lijn is. „Er mag niet gevlogen worden over " Militaire redenen, rood-gearceerde gebieden op de kaart, processen-verbaal, zullen de ontwikkeling van de grote luchtvaart niet tegen kunnen houden. De zee is vrij, de havens liggen open voor de schepen van elke nationaliteit, ook de lucht zal eens vrij zijn en als vogels van de vrede, zullen de vliegtuigen naar de stratosfeer oprijzen, waar zij boven de wolken met nooit gedachte snelheden de wereld zullen omkruisen en Europa met Amerika zullen verbinden binnen de tijd van vijf uur. Vernuftige geesten houden zich nu met het stratosfeer-vliegtuig bezig. Men zegt, dat dergelijke vliegtuigen reeds bestaan, maar dat zij pas hun allesvernielend werk zullen beginnen in een eerste grote wereldkrijg .... Waar is het verstand gebleven? Ik bracht 17000 uren in de lucht door en wanneer ik zou willen beschrijven de avonturen, die voor mij het vliegersleven meebrachten, ik zou de resterende tijd van mijn leven daarvoor nodig hebben. SMIRNOFF VERTELT. Maar wij gaan vooruit. Landen zullen tot elkaar moeten komen, want reeds vliegen de Regeerders der volkeren zelve naar elkaar toe: de diplomatensteek behoort tot het verleden. Zoals hun regeerders zullen de volkeren als man tegenover man komen te staan en de burgerluchtvaart zal de profeet zijn van een nieuwe levensbeweging. Algemeen gebruik en vertrouwen van het publiek — ziedaar de twee machtige factoren daarvoor. Vliegen is geen vliegen meer, het is een normaal middel van vervoer geworden in de luttele vijf en twintig jaren, waarin der mensen vlucht waarheid werd. De grote strijd met tram, trein en schip heeft het vliegtuig uitgevochten — het bleef overwinnaar. Zij, die vielen in deze strijd, vrienden in dit land en in de gehele wereld, herdenken wij aan het einde van dit boek: Per Ardua ad astra. r KONINKLIJKE NtDE. ü.NOSCHE ^ STRIJD''• ACHTEN Centraal B- -*->u A.V.O.S. , AFD. BIBLIOTHEEK J INHOUD. Inleiding 7 I. Soldaat van den Czaar 9 II. De dood dreigt 24 III. Het zaad der revolutie 37 IV. Op eigen wieken! 45 V. Naar het front! 53 VI. Ontwikkeling van het luchtwapen 61 VII. Luchtgevechten 68 VIII. Lenin en Trotsky ... 81 IX. Vlucht zonder vleugels 91 X. Met z'n drieën op zee 102 XI. Op weg naar Engeland 110 XII. De wieg der beschaving 121 XIII. Brancker paspoorten .... 131 XIV. Een vluchteling vlucht terug 142 XV. Door de mazen van het net 152 XVI. Parijs na de oorlog 160 XVII. Verkeersvliegers 168 XVIII. Albert Plesman 179 XIX. Landing op de Goodwin Sands 187 XX. Graaf van de Goodwins en nog iets 194 XXL Vleugels over Azië 202 XXII. Rivaliteit 211 XXIII. De post moet weg 219 XXIV. Het wordt warmer 227 XXV. Kerstpost 235 XXVI. De blauwe Middellandse Zee 244 XXVII. De laatste loodjes 254 XXVIII. Zal luchtvaart vrede brengen? 261 Boeken over Luchtvaart: A. VIRULY Logboek Geb. ƒ 3.90 We vlogen naar Indië Geb. „ 3.90 „Alles O.K." ... „Draaien!" . . . Geb. ,, 4.50 „The Green Hat" Geb. .. 1.25 W. v. VEENENDAAL Cockpit Geb. „ 2.90 Gestroomlijnde Zotheid .... Geb. „ 2.90 Mr. P. J. MIJKSENAAR „WIJ" in de Melbourne race . . Geb. „ 1.90 W. ACKERMANN Vlucht met Elisabeth, roman . . Geb. „ 2.25 A. DE ST. EXUPÉRY Nachtvlucht, roman Geb. „ 2.25 DE LUCHTWEG Amsterdam—Batavia Geb. „ 2.50 Zijn invloed op de verhouding tusschen Nederland en Nederlandsch-Indië E. RUSMAN WINGS ACROSS CONTINENTS . Geb. „ 2.25 (The K.L.M. Amsterdam-Batavia Line) Deze smaakvol uitgegeven boeken, zijn veelal met prachtige fotoillustraties en tekeningen versierd. Boeiend, interessant en leerrijk. ZE ZIJN IN ELKE BOEKHANDEL VERKRIJGBAAR. E BRINKMAN PROD NR B 60 24 183 ■