Koninklijke Bibliotheek ’s-Gravenhage KB Schenking uitgeverij ThiemeMeulenhoff 2010 VOORWOORD. ,,Een ander naar zijn beste krachten te helpen, is de hoogste taak.” SOPHOCLES. Het grote succes van mijn jongensboeken (de serie .Jongens en Natuurkunde”, „Jongens en Scheikunde” enz. enz. en de serie „Zelf aan de Microscoop”, „Zelf aan de Sterrekijker”) deed mij besluiten nu ook „Zelf aan de Camera” samen te stellen. Immers, vele jongens en meisjes beperken het gebruik van hun camera alléén tot het opnemen van personen en zij denken, dat dierenfoto’s, interieurs, bloemenfoto’s enz. voor hun eenvoudig toestel toch niet geschikt zijn! Ik wil nu laten zien, dat met een goede box, aangevuld met Uw verstand en het gebruik van goede films en goed licht, ook uitstekend werk mogelijk is en ik heb opzettelijk ook foto’s gemaakt met een box om dit boekje te illustreren. Het boekje is in de eerste plaats bestemd voor jongens en meisjes, maar ook de pasbeginnende oudere amateur kan er plezier van hebben. Van de gebruikers van „Jongens en Natuurkunde” mocht ik vele enthousiaste brieven ontvangen, als zij met de daarin beschreven zelf te maken sterrekijker de manen van Jupiter, de ring van Saturnus enz. ontdekten en ik stel het zeer op prijs ook de resultaten van de gebruikers(sters) van dit boekje te zien. Als ge dit boek goed bestudeerd hebt, kunt ge ook grotere handboeken begrijpen, want denk nu niet, dat ge een volleerd fotograaf zijt, als ge dit boekje hebt gebruikt. Vader Cats zei al: „Wie maar één boecxken heeft gelesen, Dat plach een wijsneus mensch te wesen.” Lochem, Zomer 1938. J. C. ALDERS. HOOFDSTUK I. HET OBJECTIEF. Waar het belangrijkste onderdeel van de camera de lens is, moeten we eerst iets weten over lenzen. We onderscheiden 6 hoofdvormen (Fig. 1): Deze lenzen heten: a. biconvex (dubbelbol). b. planconvex (platbol). c. concaaf convex (hol-bol). d. biconcaaf (dubbelhol). e. planconcaaf (plathol). ƒ. convexconcaaf (bolhol). We zullen in het vervolg de Latijnse namen gebruiken. We zullen over de lenzen en hun eigenschappen niet verder spre¬ ken, dat kunt ge in ,,Jongens en Natuurkunde” vinden. Bekijk Uw fototoestel. Als het een klapcamera is, zet dan de lens open en bekijk het beeld op een matglas 1 Ge ziet een ver- \ Lenzen, kleind omgekeerd beeld van Uw omgeving. Maakt ge eén opname, dan komt dat beeld weer omgekeerd en krijgt ge een verkleind omgekeerd beeld van Uw omgeving op de film. Maakt ge een opname, dan komt dat beeld dus in negatief op de film en bij het afdrukken wordt dat beeld weer omgekeerd en krijgen we een verkleind rechtopstaand beeld. We zullen nu nagaan hoe men de lenzen tot objectieven samenbouwt. Het belangrijkste onderdeel van de camera is het objectief. We onderscheiden enkelvoudige en dubbele lenzen en anastigmaten. I. Goedkope lenzen. De allereenvoudigste lens is de meniskus, (fig. 2), maar vele boxen hebben tegenwoordig een dubbele lens, zijnde een meniskus en een planconvexe lens (fig. 3). Dubbele lenzen be- Fig. 2. Enkelvoudige lens (meniskus). Fig. 3. Enkelvoudige lens (planconvex + meniskus). Fig. 4. Dubbele lens: Periskopische lens. Fig. 5. Achromatische enkelvoudige lens. staan ook uit twee tegenovergestelde lenzen, de z.g. periskopische lens, (fig.. 4). Het licht, dat door de enkelvoudige lens ontleed wordt, verenigt de stralen niet in één punt. De rode en gele liggen verder dan de violette en blauwe. Daarom maakt men de lens uit twee optisch verschillende glassoorten, (kroonglas en flintglas) en kit die op elkaar. We krijgen dan de achromatische lens, (fig. 5), Fig. 7. Triplet Fig. 8. Dubbel anastigmaat (ongekit, a-symme- (ongekit symmetrisch trisch anastigmaat). anastigmaat). Fig. 6. Aplanaat (twee achromatische lenzen). Nog beter werkt de aplanaat, samengesteld uit twee achromatische lenzen. (Zie fig. 6). Aplanaten worden dikwijls voor 1 : 8 *) gemaakt. Zij worden in eenvoudige klapcamera’s gebruikt. II. Betere lenzen. Deze worden op de duurdere klapcamera’s gebruikt. Hieronder hoort de anastigmaat lens, een zeer nauwkeurig geslepen lens, welke voor grotere lichtsterkte x) gebruikt wordt. 1) Verklaring zie pag. 3. Men spreekt over symmetrische en asymmetrische, gekitte en ongekitte anastigmaten. Fig. 7 toont de triplet, een ongekit, asymmetrische anastigmaat. Fig. 8 de dubbel anastigmaat, een ongekit, symmetrisch stelsel. Fig. 9 toont de gekitte symmetrische dubbelanastigmaat, en fig. 10 toont een niet symmetrische anastigmaat met gekitte achterlens. De beeldscherpte en tekening van de anastigmaten is zeer goed. Nu zullen we in het vervolg telkens spreken over de lichtsterkte van over de lichtsterkte van de lens. , brandpunt lens TT. Hieronder verstaat men:—— .Hoe groter opening, diameter lens hoe meer licht naar binnen stroomt, dus hoe korter de belichtingstijd kan zijn. Heeft de lens een brandpunt van 13.5 cm en bedraagt de diameter 2 cm, dan is de lichtsterkte 13.5 : 2 = 6.3. We schrijven ook wel F = 1 : 6.3. Nu kan men de opening van de lens regelen met het diafragma, hiermede kan men dus het objectief meer of minder afsluiten. Nu heeft men dat zo gemaakt, dat elke volgende openingsfactor de helft van het licht doorlaat van de vorige opening. Dus hebben we een toestel F = 1 : 6.3 dan stroomt bij F = 1 : 9 de helft van het licht naar binnen, bij 1 : 12.5 een vierde, enz. Zie de tabel pag. 5. a. In ’t algemeen geldt: objectieven met dezelfde relatieve opening hebben dezelfde lichtsterkte. b. De lichtsterkten van 2 objectieven met willekeurige brandpuntsafstand verhouden zich als de quadraten van de relatieve opening. Een goed toestel heeft een anastigmaatlens, met opening 1 : 4.5 of 1 : 6.3, dan komen de toestellen met 1 : 7.7, 1 : 9 en 1 : 11 en dan komen de boxen met opening 1 : 11 of 1 : 12.5. Het diafragma bestaat uit sikkelvormige plaatjes. Dan ziet ge aan Uw toestel een sluiter. Bij de box hebt ge geen keus, die Werkt met 1/25 of 1/30 sec. maar betere toestellen hebben één der 3 systemen sluiters: De Vario voor tijd, 1/25, 1/50, 1/100 sec. Fig. 9. Dubbelanastigmaat (gekit symmetrisch anastigmaat). Fig. 10. a-symme trisch anastigmaa met gekitte achter lens. Dus als een kind bij diafragma 1 : 11 op 2 m van de lens staat, is alles scherp van 1.70 tot 2.40 m. Dus struiken op 3 m van de lens zijn heel onscherp! De dieptescherpte hangt alzo af van 3 factoren: afstand voorwerp, brandpunt objectief, diafragma. We kunnen nu ook nagaan, vanaf welk punt het objectief alles scherp tekent als we op oneindig in- . „ , , . , quadraat brandpunt /* stellen. Dat punt vinden we uit: — — dus - . obj. opening F Dus als een camera met lens F = 6.3 en een brandpunt ƒ = 10.5 10 52 cm op oneindig staat, begint de scherpte bij —= 18 m. Bedraagt 6.3 13 52 de / van de lens 13.5 cm, dan is bij 1 : 4.5 die afstand —-— = 40 m. 4.5 Gebruiken we nu bij de camera met f = 10.5 cm en F = 1 : 6.3 het diafragma 1 : 16, dan komt dit punt veel dichterbij en wordt , 10.5* „ het = 7 meter. 16 Dus, als we de camera op oneindig stellen en we diafragmeren, dan komt het punt, waarop alles scherp begint te worden, dichterbij. Hiermee houden we dus tekening bij landschapopname en berekenen f2 dit punt met de formule -. F Indien U een kleinheeldcamera heeft, dan zal U wel duidelijk worden, waarom de dieptescherpte van de beelden zo groot is. Immers, die lenzen hebben een korte brandpuntsafstand, b.v. 5 cm. De dieptescherpte met f = 5 cm en diafragma 1 : 8 loopt dan 5* vanaf — = 3,0 m tot ± 23 m, maar waar hier nog andere factoren O in het spel zijn, is een dieptescherptetabel bijgevoegd. De belichtingstijd hangt van ’t onderwerp en ’t diafragma af gelijk in de tabel is aangegeven. Belichtingstabel. Voor de zomermaanden: Mei, Juni, Juli, Aug., September. 18 • . Film — Dm met zon van 9 v.m.—5 n.m. (zomertijd). HOOFDSTUK II. DE FILM. Wij gebruiken voor onze opnamen films en zoveel mogelijk de beste en snelste soorten van de grote firma ’s: en wel orthochromatische, dus kleurgevoelige. Het meest gangbare formaat is 6x9 cm, dat kunnen we in elk dorp kopen, maar er zijn ook 4x6.5 cm en 6 X 6 cm en 6.5 X 11 cm films welke in de grotere fotozaken ook voorhanden zijn. Oude filmformaten zijn: 5 X 1\, 8 X 10£, 7£ x 12£, 8 x 14, 10 x 12*, 10 x 16, 13 x 18. Hierin zijn de panchromatische films niet verkrijgbaar. We onderscheiden nog films voor gewoon werk, snelle voor moeilijke opnamen en fijnkorrel. De fijnkorrel film laat sterke vergrotingen toe. De panchromatische film is in hoofdstuk 3 afzonderlijk behandeld. Deze biedt vele voordelen. Let altijd op de afloopdatum, dus de datum tot wanneer de fabrikant de goede werking garandeert. Deze datum moet 2 jaar voor ons uitliggen. Let dus bij de aankoop erop, dat ge verse films krijgt! Dan staat op Uw film de snelheid vermeld. Hieronder verstaan we de lichtgevoeligheid. Men heeft 3 eenheden: H & D (Hurter & Driffield) Sch (Scheiner) en DIN (Deutsche Industrie Normen). De snelheid van panchromatische films is bij kunstlicht groter dan bij daglicht. Zie hoofdstuk 3. We kunnen de gevoeligheid in Sch. ongeveer omrekenen in DIN door van het aantal SCH, 10 af te tellen en door 18 10 te delen, dus 28 SCH = — DIN. En we rekenen DIN in Sch. 10 om door de beide getallen van DIN op te tellen. 3 Een toename van — Din betekent verdubbeling der gevoeligheid. „ 18 15 Dus — Din = 2 x zo snel als Din. Vergelijkingstabel (Daglicht).1) DIN SCH. H&D. 12 10 13 ÏÖ 14 ÏÖ 15 ÏÖ 16 ÏÖ 17 ÏÖ 18 ÏÖ 19 ÏÖ 20 ÏÖ 21 ÏÖ 22 = 1000 23 = 1250 24 = 1500 25 = 2000 26 = 2500 27 = 3500 28 = 4500 29 = 5500 30 = 7000 31 = 9500 eist minstens F = 1 : 6.3. eist minstens F = 1 : 8 oi 1 : 9. geschikt voor 1 : 11 en F = 1 : 12.5 (box). We zullen met onze box of eenvoudig toestel altijd werken met 18 films van 28 SCH = — DIN (of sneller), dus steeds met snelle films. Onder gradatie verstaat men de „zwarting” van het negatief. Deze wordt bepaald door de juiste belichtingstijd. Gelukkig hebben de goede films een ruime speling in de belichtingstijd, zodat een normale opname al spoedig de juiste gradatie heeft. In ieder geval kan men beter te lang dan te kort belichten. Heeft U een oud platentoestel, dan kunt ge met vlakfilms in de cassette werken of beter nog, ge koopt een rolfilmcassette en kunt hierin rolfilms 6x9 gebruiken. Maar neem het toestel mee, opdat ge de cassette kunt passen in het toestel. Denk eraan, de film goed 1) Zuivere vergelijking is niet mogelijk door de verschillende grondslag der stelsels. erin te leggen, want deze zit daarin andersom dan bij de gewone rolfilmtoestellen. We kunnen platen en films tijdelijk zeer gevoelig maken met kwikdamp. In een lichtdichte kist zetten we een open bakje met een paar cc kwikzilver en er boven zet men de losse platen en de rolfilms zonder verpakking (uitrollen is niet nodig). Na een etmaal zijn de platen en na een week de rolfilms ± 100 % gevoeliger geworden en zij houden dat ± 20 dagen. Men kan die bewerking zowel vóór als na de belichting uitvoeren en zo opnamen bij ongunstig licht verbeteren. Nog enige wenken: 1. Leer verder zelf de film in Uw toestel inzetten en laat dat niet aan de fotohandelaar over! Onderweg en op reis moet ge het ook zelf doen! 2. Gebruik dus steeds de beste films van de grote firma’s, dan krijgt ge het grootst aantal geslaagde opnamen. 3. Leg de film steeds in de schaduw (buiten de zon) in ’t toestel. 4. Onmiddellijk na de opname doorspoelen buiten de zon. 5. Houdt de camera vrij van stof en zand, gebruik een tas. 6. Laat de zon nooit in de lens schijnen! 7. Voorkom filmwelving door het laatste stukje vlak vóór de opname voor 't venster te draaien. 8. Laat het toestel nooit in de zon liggen. Dat veroorzaakt sluier. Na opname toestel in de tas! Op het gebruik van platen zal ik — waar moderne toestellen met films werken — niet ingaan. aanwezig zijn en voor kunstlichtopnamen met electrisch licht is de panchromatische film onontbeerlijk! Voor kunstlichtopnamen zijn sterke electr. lampen in de handel, z .g. overspanningslampen met een levensduur van enkele uren.1) Stel dus in met de gewone kamerlamp aan en maak de opname met de overspanningslamp. Deze lampen zijn gemaakt voor 60, 200 of 500 W. Makeh we nu opnamen met de box, dus met 1 : 11 dan hebben we de volgende belichtingstijd nodig met panchromatische zeer gevoelige en snelle films: Overspanningslampen (1 : 11). Lamp 1 meter 2 meter 3 meter 4 meter 60 W 10 sec. 1 min. 3 min. 5 min. 200 W 1 sec. 5 sec. 10 sec. 30 sec. 500 W 1/i sec. 2 sec. 5 sec. 10 sec. Voor andere lensopeningen de tabel pag. 5 gebruiken voor omrekening! Denk eraan, bij portretten met een scherm de schaduwen op te helderen (Zie fig. 13). Verder kunt ge in het algemeen bij panchromatische films zonder filter Werken. Waar panchromatische film in volkomen donker ontwikkeld moet worden, leggen we de film op het gevoel in een ontwikkeldoos. We kunnen met pinacryptol groen 1 : 10000 in het ontwikkelbad echter wel bereiken, dat na een minuut of 3 de film niet meer gevoelig is voor donkerrood licht. Ook donkergroene lampen werken op Hf» ■njmr.hrnmatisr.hf! film niet in. maar p = Persoon, S = Scherm’ men ziet bij dat licht haast niets! SomA = Achtergrond. mjge firma’s gieten de emulsie op grijs celluloid, deze grijze kleur (grey base) is geen sluier. Blauwachtige vlekken kunt ge, door de film boven een open fles ammoniak in de damp te houden, doen verdwijnen. 1) De verlichtingswaarde is 3 X zo groot als van gewone lampen, dus een 500 W oversp. lamp komt overeen met een 1500 W gewone lamp. Fig. 13. Portret met kunstlicht. Alle ontwikkelaars kunt ge voor panchromatische film gebruiken. Nu zeiden we, dat de panchromatische film gevoelig is voor rood licht. Dat betekent, dat we een camera moeten hebben, waarvan het filmvenster afgesloten kan worden met een zwart dekseltje. Zit dat er niet aan, plak dan een strookje zwart pleister op het raampje en licht dat alleen op als ge doorspoelt. Sommige firma’s pakken zo’n zwart kleverig strookje bij hun panchromatische film, anderen voegen een stukje groen celluloid bij. (Over de werking der combinatie groen + rood zie Jongens en Natuurkunde 2de druk pag. 135). Alle grote filmfabrieken maken tegenwoordig panchromatische 16 „ 18 ✓ „ 19 film met een snelheid van — è,— DIN, ook wel — DIN en meer. Gebruikt men de huiskamerlamp als lichtbron dan is met Supergevoelige Panchromatische film goed resultaat te krijgen. Gewone lampen met reflector, (bij 1 : 11). Lamp 1 M 2 M 3 M 100 W 6 sec. 24 sec. 60 sec. 200 W 3 sec. 12 sec. 24 sec.I 300 W 2 sec. 9 sec. 18 sec. Zonder reflector 2 X zo lang belichten. Voor andere lensopeningen zie de verhouding op pag. 5. Men kan de belichtingstijd ook ongeveer berekenen met de formule 70 A* ë~jT voor 1 : 4.5. A = Afstand in cm. 5 = Snelheid in H & D, 1 O K = kaars lamp. Dus voor 150 cm. en 50 W = ± 100 K en — 10 _ 70 v 1 ^02 Din = 4500 H. &D. voor 1 : 4*/, dus —— — = 3£ sec. Voor 4500 x 100 1:11 dus (zie pag. 5) 8 x zo lang dus ± 30 sec. Voor avondopname buiten rekene men ongeveer bij 1 : 11 voor goed verlichte straten ±8 sec., etalages ± 2^4 sec. en lichtreclames ±112 sec. Eénlaagsfilms. Alle tot dusver besproken films waren dubbel begoten, n.1. met een zeer gevoelige emulsielaag en een minder gevoelige emulsielaag, om zodoende verhoogde gevoeligheid, grote belichtingsspeelruimte en gelijkmatige gradatie te verkrijgen. Het oplossingsvermogen wordt echter door de dikke laag emulsie verminderd en daarom heeft men gezocht naar verbetering. Het allernieuwste is nu de éénlaagsfilm, waarbij de twee lagen zijn samengeperst tot één laag, waarbij de broomzilverkorrels in de ene laag dichter bij elkaar liggen dan in de andere laag. Het oplossingsvermogen (des te helderder zijn de fijnste details zichtbaar) is van de éénlaagsfilm aanmerkelijk beter. De korrel is eveneens fijner geworden, zodat sterke vergroting mogelijk is. De belichtingsspeelruimte (de grens waartussen de langste en de kortste belichtingstijd liggen) is eveneens groter geworden. Omdat de film dunner is, is de ontwikkelsnelheid groter geworden en wel kan men bij 18° C bij tankontwikkeling rekenen op 12— 15 min., en bij schaalontwikkeling met metolhydrochinon is 3—4 min. genoeg. Het fixeren duurt om dezelfde redenen ook korter, en is in een kwartier afgelopen. Eveneens droogt de éénlaagsfilm spoedig op. De éénlaagsfilms zijn zowel ortho- als panchromatisch. HOOFDSTUK IV. HET FILTER. Herhaaldelijk zal ik spreken over: ,,een licht geelfilter nodig”. Dat betekent dus, dat we op ons objectief een stukje geel glas aanbrengen. De gewone orthomatische film reageert n.1. veel sterker op blauw dan ons oog, daarentegen werkt geel het beste op ons oog in, maar op de gewone orthomatische film werkt geel bijna niet en rood helemaal niet meer in. Teneinde een betere kleurverhouding te krijgen moeten we de invloed van het blauw temperen door een licht geelfilter. Dan kunnen tevens rood, geel en groen licht beter inwerken op de film. Vooral voor landschapsfotografie moeten we met een lichtgeel filter werken, dan wordt het blauw van de hemel getemperd en worden de wolken goed zichtbaar. Ook blauwe korenbloemen in een geel korenveld worden dan beter zichtbaar. Kunstlicht van electr. licht bevat echter veel gele stralen en haast geen blauwe, dus daar is een geelfilter niet nodig. Filters kosten licht, dus bij onze objectieven van 1 : 11 van box of klapcamera kunnen we alleen maar lichtgele filters gebruiken. Met donkergele filters bereiken we niets anders dan onderbelichting! Voorts bestaan er ook rood- en groenfilters, maar die komen voor onze toestellen niet in aanmerking. Voor panchromatische films (zie hoofdstuk 3) is een geelfilter in de regel niet nodig, alleen voor landschap met wolken is een licht geelfilter wel aan te bevelen. De filter factor geeft de verlenging in de belichtingstijd aan: Filter Daglicht Kunstlicht Zeer licht geelfilter 1.5 X 1.4 x Gemiddeld „ „ 2 X 1,5 x donker „ „ 2.5 X 2 X oranje filter 2.5 X 2 X Donker: panchromatische films Bij de nu volgende recepten de volgorde één voor één oplossen bij tankontwikkeling. chemicaliën in de aangegeven Recepten ontwikkelaars. Metholhy- Metholhy- Metholhy- drochinon drochinon drochinon Chemicaliën. v00r platen VQOr film. voor film Bad 1 Bad 2 Bad 3 Water 1000 cc 1000 cc 1000 cc Metol 1,5 gr 0,5 gr 2 gr Natriumsulfiet droog!) 50 gr 50 gr 75 gr Hydrochinon 6 gr 5 gr 8 gr Natriumcarbonaat droog2) 32 gr 32 gr 50 gr Broomkalium 2 gr 2 gr 2 gr Citroenzuur — 2 gr kaliümmetabisulfiet .... — — 12 gr pyrogallol . — — 8 gr Ontwikkeltijd schaal ... 5 min 7 min 8 min temperatuur 18° C 18° C 18° C Verdunnen — — 4 x of 9 X Bad 1 en 2 voor schaalontwikkeling. Bad 1 en 2 voor stand met 4 delen water verdunnen en bad 3 moet men voor schaalontwikkeling met 4 delen water en voor standontwikkeling met 9 delen water verdunnen. En allen 20 min. ontwikkelen in de doos. Al deze baden geven krachtige heldere negatieven. _, . Glycine Glycine ... , . ,. fimkorrel chemicaliën. voor film , voor film Bad 1 Bad 2 Water 100 cc 500 cc Natriumsulfiet droog*) . . 12.5 gr 40 gr Glycine ......... 5 gr 3 gr Potas . ... 25 gr — Paraphenyleendiamine . . — 6 gr Temperatuur 18° C 18° C Voor schaalontwikkeling bad 1 3 x , voor stand- 5 x verdunnen 1) in kristalvorm 2 x zoveel. 2) ,, 2|x met water. Bad 2 is voor stand en wel duurt het ontwikkelen van gewoon panchromatische film 20 min. en zeer gevoelige panchr. film 30 min. Bij den fotograaf kunt ge de ontwikkelaars ook kant en klaar kopen! Zelf werk ik met glycine, dat is een langzame ontwikkelaar in de ontwikkeldoos en geeft krachtige heldere negatieven. Voldoet ook bij microfotografie (hoofdstuk 20). Voor het chemisme der ontwikkelaar, zie „Jongens en Scheikunde”. Globaal kunt ge met één liter ontwikkelaar 50 platen 9 X 12 of 100 films 6x9 ontwikkelen, dat zijn dus 12 filmrolletjes per liter. Maar men kan beter niet te zuinig zijn en met 10 rolletjes 6x9 volstaan per liter. Men kan ook gelijktijdig ontwikkelen en fixeren. Maar doe het liever niet. Wie het recept wil: Amidol 5 gr, watervrij natriumsulfiet 40 gr, driebasisch fosforzuurnatrium 20 gr, fixeerzout 50 gr en water 1000 ccm. Bij gebruik na enige minuten schudden, dan rustig laten staan. Het proces duurt ± 30 min. Wie in streken woont met hard water, krijgt bij het maken van zijn ontwikkelaar kalk erin. Een weinig kalk schaadt niet, maar heeft men er last van door kalksluier op de filmnegatieven, ontkalk dan het water door per L 1 gr natriumtrifosfaat op te lossen. Schenk dan het water van de neerslag af. Voor ge nu de negatieven uitwast, baadt ge ze in 2 % azijnzuur en dan wast ge definitief. Met azijnzuur verwijdert ge ook kalkneerslag uit Uw glaswerk. In het algemeen kunt ge film met witachtige vlekken en strepen reinigen door ze na het fixeren 3 min. in 2 % azijnzuur te baden. Gele sluier verwijdert ge met 100 gr water, 2 gr thiocarbamide en 1 gr citroenzuur. Dit bad verwijdert ook kalksluier. Zie ook hoofdstuk 7. Het versterken en verzwakken van negatieven zal ik niet behandelen, omdat vooral versterkers uit uiterst giftige stoffen bestaan en bovendien het versterken (verzwakken) beter door een vakman gebeuren kan. Het ontwikkelen van gaslichtpapier geschiedt in onderstaande samenstelling en wel gedurende 2 min. of zo veel tot het beeld goed is. Een krachtige universele ontwikkelaar voor gaslichtpapier is de volgende: water 1000 cc, metol 1.5 gr, droog natriumsulfiet 25 gr, hydrochinon 6 gr, droog natriumcarbonaat 40 gr en 1 gr broomkalium, voldoende voor 200 papieren 9 X 12 of 400 van 6x 9. Ge kunt ook de glycine ontwikkelaar voor film gebruiken voor papier en wel 3 x verdund. Boeken, waar een Jongen wat aan heeft J. C. ALDERS Jongens en Natuurkunde Interessante proeven, zelf bouwen van allerlei toestellen als sterrekijker, microscoop, windmeter, regenmeter, enz. 290 pag., 48 platen, 220 figuren. 2de druk. Ing. f 2.90, geb. f 3.90 J. C. ALDERS Jongens en Scheikunde Ing. f 2.90, geb. f 3.90 Dit boek is een vervolg op „Jongens en Natuurkunde”, waar nu een 150 proeven zijn gegeven op scheikundig terrein, waarbij, gebruik makende van onschadelijke stoffen, bij drogist en apotheek verkrijgbaar, allerlei huishoudelijke stoffen onderzocht worden, als vleesch, eieren, melk, beenderen, suiker, hout, enz. Verder worden allerlei industrieën besproken, waarin de scheikunde practisch wordt toegepast: zout, zeep, bier, lijm, bakeliet, kaarsen, aardappelmeel, azijn, suiker, petroleum, enz. enz. 290 pag. tekst, 75 figuren, 32 platen. J. C. ALDERS Jongens en Techniek Dit deel behandelt het Havenbedrijf (kranen, zelfgrijpers, graanelevators, droogdok, enz.), de bouw van zeeschepen, sleepboten, enz. Verder bruggen, sluizen, enz. enz. 240 pag. tekst, 150 figuren, 32 platen. Ing. f 2.90, geb. f 3.90 A. P. MORGAN en J. W. SIMS Jongens en Electriciteit Interessante proeven, zelf bouwen van allerlei toestellen. Met 8 platen en vele figuren in de tekst. 3de druk. Ing. f 3.90, geb. f 4.90 J. H. W. VAN DER MUELEN Jongens en Luchtvaart Bouw en constructie van vliegtuigen en vliegtuigmotoren. 290 pag., 50 fig., 16 platen. Ing. f 2.90, geb. f 3.90 BIJ DE BOEKHANDEL VERKRIJGBAAR. UITGAVEN VAN W. J. THIEME & CIE — ZUTPHEN Zoutmanstraat 57 den Haag tel. 335502 giro 109061 fotopapieren BROMIDE EN GASLICHT 6,5x9 9>12 per 50 vel f 0.50 0.85 dun ' f 0.55 0 95 karton 13x18 18x24 per 25 vel 1 0.95 Ï7Ö 18.00—t'o 14.00—oo 10.00—oo 7.00— 3.20—«vj 4 m 3.40—4.80 3.25—5.30 3.00—6.00 2.75—7.80 2.00—50.00 3 m 2.60—3.50 2.50—3.70 2.50—4.00 2.20—4.90 1.80—28.00 2 m 1.80—2.25 1.80—2.30 1.70—2.40 1.60—2.70 1.40— 4.20 l£m 1.40—1.60 1.40—1.60 1.30—1.70 1.35—1.80 1.10— 2.30 1 m 0.95—1.05 0.95—1.05 0.93—1.09 0.90—1.15 0.80— 1.30 Lensopening. Onderwerp i .11 Pn 1 :8 en 9 * e , 1 : 16 1 : 32 12.5 (Box.) Zeestrand . 1/400 1/200 1/100 1/50 Landschap 1 /100 1 /50 1 /25 1 /10 Rotsen, gebouwen . . 1/100 1/50 1/25 1/10 Donkere gebouwen .bomen 1/50 1/25 1/10 1/5 Landschap met woud . 1/50 1/25 1/10 1/5 Portret buiten \ , lt-n , ,ot- , ,ln , Dieren buiten > * * ' 1/50 1/25 1/10 1 Portret binnen bij het raam ........ 1/2 1 2 4 Interieurs ziehoofdst. 18 Bij gebruik van een lichtgeelfilter 2 X zo lang belichten! Met de box, welke met 1/25 sec. werkt, kunnen we alles doen Fig. 12. Bewegend onderwerp. Bewegende voorwerpen neemt men schuin van voren op (Zie fig. 12) ^Fifm "18/l0 Voorwerp dichtbij Voorwerp veraf Matig: kinderen, diéren wandelaars 1 /50 sec. 1 /25 sec. Snel: auto’s, straatverkeer 1/100 sec. 1/50 sec. Zeer snel: sportopnamen . 1/200 a 1/1000 sec. 1/300 sec. T)o r»o1 loTrf i« et tto n r\Ar+rn+ Vvinnnn an in+orionr on v ic K11 r\ o V»o treffende hoofdstukken vermeld. Algemeen geldt: licht van achteren: het meeste licht. tegenlicht: verstrooid licht: goede plastiek, fijnste tekening. HOOFDSTUK III. PAN CHROMATISCHE FILMS. De fotografie heeft de laatste jaren grote vorderingen gemaakt door de uitvinding der panchromatische film. Het zonlicht bestaat n.1. uit verschillende kleuren:1) rood, oranje, geel, groen, blauwgroen, blauw, violet en het negatiefmateriaal kan niet altijd op die kleuren reageren. De alleroudste platen reageerden alleen op blauw en violet licht, de orthochromatische films zijn ongevoelig voor rood (kunnen daarom bij rood licht ontwikkeld worden), maar de panchromatische film is ook gevoelig voor rood en moet daarom in volkomen donker ontwikkeld worden! Ons oog reageert anders op kleuren 2) dan de film: wij zien het geel als het helderste en het violet als de donkerste kleur, maar de film reageert juist het beste op violet, vooral de orthochromatische film. Het geel, dat wij heel goed zien, werkt maar gering in op de orthochromatische film, maar op de panchromatische haast even goed als op ons oog. De panchromatische film geeft daarom een veel betere verhouding der kleuren, zoals wij ze zien, dan de orthochromatische film. Kunstlicht, dus licht van de electrische lamp, bevat veel meer rode en gele stralen dan zonlicht, het maanlicht bevat ook veel meer geel en rood dan de zon. Daarom zijn panchromatische films wel 2 a 3 X zo gevoelig voor electrisch licht als voor zonlicht. Men onderscheidt nog 2 soorten panchromatische film: dagfilm en nachtfilm. De laatste is uiterst gevoelig voor rood, maar aangezien zeer lichtsterke lenzen nodig zijn voor nachtfoto’s, zullen we hier er verder over zwijgen. We kunnen altijd wel met panchromatische film werken, maar voor opnamen bij laag staande zon, als veel rode en gele stralen 1) Zie „Jongens en Natuurkunde" 2de dr. pag. 135. 2) Zie „Jongens en Natuurkunde" 2de dr. pag. 137 „Het zien van kleuren ’ ’. Zelf aan de Camera. o HOOFDSTUK V. HET ONTWIKKELEN. Het ontwikkelen van films geschiedt het eenvoudigste in een ontwikkeldoos, de z.g. standontwikkeling. Ge rolt de film in 't donker niet te strak op de droge celluloidband, plaatst de rol met de film in de doos en giet de verdunde ontwikkelaar van 18° C erin, beweegt een paar minuten om luchtbellen te verwijderen en laat de zaak rustig 20 minuten staan. Ge kunt in die tijd wat anders doen en uit de donkere kamer gaan. Deze methode is vooral voor panchromatische films geschikt, omdat die niet bij rood licht, maar bij donkergroen of donker ontwikkeld worden. (Zie hoofdstuk 3) De oude methode van ontwikkelen is, de film uit te rollen en in elke hand een eind te nemen. In een filmontwikkelbakje met stenen rolletje haalt ge de film door de ontwikkelaar totdat het beeld goed is. Dat ziet ge bij de rode lamp, dus is die methode alleen goed bij orthochromatische film. Dan moet ge even spoelen in water en ook met die film in de hand de film een 20 min. door het fixeerbad halen. Dat is geen vermaak, dus gebruik liever een ontwikkeldoos! Het ontwikkelen van platen kan geschieden één voor één in een schaaltje, of met 6 tegelijk in een bak, welke in verdunde ontwikkelaar een half uur blijft, de tank- of standontwikkeling. Na het ontwikkelen even spoelen in water en dan fixeren. Papier ontwikkelt ge altijd in schaaltjes, bij rood licht tot het beeld goed is, dan spoelen in water, fixeren. Denk eraan, dat het ontwikkelbad altijd ca 18° G is, vooral glycine-potas werkt bij lage temperatuur niet! Pas vooral op, dat geen fixeer in Uw ontwikkelaar komt en kom nooit met de vingers uit het fixeerbad in de ontwikkelaar. Dus de belichting van de donkere kamer is als volgt.- Rood licht: orthochromatische platen en films. Af drukpapier. Donkergroen licht: panchromatische films. J. C. ALDERS Zelf aan de Microscoop Handleiding tot het zelf vervaardigen van eenvoudige micropreparaten (voor loupe en microscoop) met water, Canadabalsem en glycerine van insecten en planten. 23 foto’s. Prijs f 0.40 J. C. ALDERS Zelf aan de Sterrekijker Handleiding tot het zelf waarnemen van hemelverschijnselen met een kleine kijker aan zon, maan, planeten, dubbelsterren, enz. Behandeling der Grondbeginselen der Sterrekunde. Bouwen van een kleine Sterrekijker 40 x. 150 pag., 138 fig. en foto’s. Ing. f 1.90, geb. f 2.50 C. L. BOLTZ en J. H1SKES Het Radioboek voor iedereen Met vele platen en afbeeldingen in den tekst. Ing. f 3.90, geb. f 4.90 Dr E. VOGEL Fotografisch Zakboek 6de druk (1935). 436 pag., 153 fig. Voor de gevorderde amateur. Ing. f 2.90, geb. f 3.90 BIJ DE BOEKHANDEL VERKRIJGBAAR. UITGAVEN VAN W. J. THIEME- & CIE — ZUTPHEN Lantaarnplaatjes (diapositiefplaatjes) behandelt ge als papier, ontwikkeltijd ca. 2—21 min. Zie hoofdstuk 8. Als stopbad. kunt ge voor papier gebruiken 5 cc azijnzuur van 28 % in 100 cc water, dan blijven de witte delen na het ontwikkelen mooi helder. Daarna spoelt ge even, dan fixeren enz. Het kleuren van afdrukken is wel aardig, maar geeft toch niet zo’n mooie foto meer als we hadden. Een goed gespoelde geheel gereed zijnde af druk bleken we bij gedempt licht in een bad van 100 cc water, 5 gr roodbloedloogzout en 5 druppels ammoniak, totdat de afdruk ook in de zwaarste schaduw lichtgeel is. Dan grondig spoelen in water tot de verkleuring der witte delen weg is. Nu kleuren we blauw: 2 gr ferriammoniumcitraat, 5 cc zoutzuur, aanvullen met water tot 100 cc. Na 5 min. is de afdruk blauw -*■ spoelen in water —► drogen. Willen we ze groen hebben, dan gaan ze na het blauwkleuren en spoelen in 1 gr krist, zwavelnatrium(mono), 100 cc water, 5 cc zoutzuur, na 5 min. zijn ze groen -> goed spoelen -> drogen. De mooie glans verkrijgt de fotograaf met een glansmachine. Ge kunt dat ook verkrijgen als ge glanzend papier op een goed gewreven spiegelglas plaat legt. Met een gummirol drukt ge het water eruit. De afdruk moet vochtig zijn en springt na het drogen vanzelf van de glasplaat af. Ontwikkelaarvlekken uit witte stoffen verwijdert men met 5 % kaliumpermanganaat -*► spoelen in water -> 3 % kaliummetabisulfiet —spoelen in water. HOOFDSTUK VI. HET FIXEREN. Nadat de film ontwikkeld is, spoelen we haar in het donker indien Panchromatisch of bij de rode lamp indien orthochromatisch nog in water door de rol van de ontwikkeldoos even in water onder te dompelen of uit de ontwikkeldoos de ontwikkelaar te laten lopen en door schoon water te vervangen. Dan gebruiken we het fixeerbad om de witte laag geheel op te lossen. Denk eraan, dat het fixeerbad ongeveer 18° G moet zijn, want te koude baden werken te langzaam en in te warme weekt de gelatine van de film. Het fixeren duurt zo lang, totdat alle zilverchoride of zilverbromide verdwenen is. Als ge echter de film 20 min. in Uw ontwikkeldoos laat, is dat lang genoeg en blijken er nog witte randjes en plekken te zijn, dan fixeert ge wat langer. (Panchromatische films zijn soms op grijs celluloid gegoten, en voor het verwijderen der blauwe vlekken ervan zie hoofdstuk 3.) Normaal kunt ge met 1 L fixeerbad 15 films 6 x 9 of 50 platen 9 X 12 fixeren. Na het fixeren wassen. (Zie hoofdstuk 7). Het fixeren van fotopapier eist meer aandacht, immers gaslichtpapier wordt behandeld als film. (Zie hoofdstuk 8) Het fotopapier bevat minder zilverbromide of -chloride, dus fixeert het sneller. In 2 minuten is gaslichtpapier gefixeerd, waarbij men door schommelen der schaal het fixeren steunt. Door over elkaar liggen der afdrukken hindert ge het fixeren. Meer dan 10 min. moet ge niet fixeren, met vers fixeerbad niet langer dan 5 min., want dan lost zilver op. Na het fixeren moet ge grondig wassen in stromend water gedurende 1 uur. Ge kunt rekenen, dat ge 200 vel è. 9 x 12 of 400 vel 6 x 9 in een liter fixeerbad kunt behandelen. Bevat het fixeerbad te veel zilver, (meer dan 2 gr per 1) dan ontstaat bruinkleuring der afdrukken. Sommige amateurs gebruiken een stopbad van 2 % ijsazijn om het ontwikkelproces te stoppen en gaan dan fixeren. Denk eraan, dat ge goed spoelt in water anders brengt het te veel zuur in Uw fixeerbad! Wie zijn fixeerbad controleren wil, kan gebruik maken van de eigenschap, dat oud fixeerbad zeer weinig zilverjodide kan oplossen. We maken een 10 % oplossing van joodkali en druppelen 3 druppels hiervan in 20 cc fixeerbad. Vormt zich geen troebeling, dan is het bad nog goed, maar bij neerslag die door schudden niet meer verdwijnt, is het bad onbruikbaar. Gezien de geringe prijs van een fixeerbad is het aan te raden niet te lang met een bad te werken. Recepten Fixeerbaden. Zuurfixeerbad Hardings- Hardingsvoor platen zuurfixeerbad zuurfixeerbad Chemicaliën films, papier voor platen platen en films films., papier Bad 1 Bad 2 Bad 3 Water 1000 cc 150 cc 1000 cc Hypo 200 gr 200 gr kaliummetabisulfiet .... 25 gr — 25 gr natriumsulfiet (droog) ... — 7 gr -— azijnzuur 28 % — 40 cc — kali-aluin c,. . •— 15 gr 50 gr Steeds de chemicaliën één voor één oplossen! Bad no. 2 giet ge bij een liter zuur fixeerbad no. 1 en het is vooral geschikt voor glanzend papier. Bad no. 3 is niet voor papier. Dit bad is vooral geschikt voor de tropen en hete zomers bij ons. Hardingsbaden maken de gelatinelaag harder en beter bestand tegen beschadiging. HOOFDSTUK VII. WASSEN EN DROGEN. Na het fixeren bevindt zich in de gelatine van film of papier een verbinding van hypo = natriumthiosulfaat met de emulsie. Dit zout moet volkomen verdwijnen, anders zijn de negatieven niet houdbaar en ontstaan vlekken. Spoel de film dus minstens een uur in stromend water of als ge dat niet hebt, 2 uur in water dat 10 X ververst wordt. De temperatuur moet niet hoger dan 20° C zijn, anders weekt de gelatine. Bij het wassen van papier neemt ge 2 schalen, in de eerste schaal wast ge het papier voorlopig om het meeste fixeer te verwijderen en dan spoelt ge definitief 2 uur in stromend water. Anders brengt ge telkens opnieuw fixeeropl. in Uw waswater. Dan mogen de negatieven of papieren niet op elkaar liggen tijdens het wassen! Wil men controleren of het waswater vrij van fixeer is, dan lost ge enige kristallen kaliumpermanganaat in water op tot de vloeistof licht rosé is. Nu giet men het te onderzoeken waswater bij de permanganaat opl. en ontkleurt deze, dan is natriumthiosulfaat in het waswater aanwezig. Het drogen geschiedt zo, dat men de film, verzwaard met een wasknijper onderaan, aan een wasknijper languit hangt op een droge stofvrije plaats, niet in de warmte en niet in de zon, anders smelt de gelatine. Platen kan men eerst een methyl-alcohol bad van 10 min. geven, dan drogen ze snel, maar bij films moet men geen alcohol gebruiken. Papier droogt men voorlopig in een droogboek en laat dan de afdrukken, naast elkaar uitgelegd, drogen in de lucht. Als nu onze film gereed is, kunnen we bij abnormale resultaten nagaan welke fout we gemaakt hebben. Fouten in negatieven. 1. Het negatief is te dun, maar in de schaduw is nog tekening: te kort ontwikkeld. Moet versterkt worden. 2. Maar is bij het dunne negatief ook in de schaduw geen tekening, dan is het onderbelicht, ev. was de ontwikkelaar te koud. Probeer met versterken. Onderbelichte negatieven leveren slechte afdrukken. 3. Is het negatief te dicht, dan is te lang ontwikkeld, probeer met verzwakken. 4. En is het negatief grauw en dicht, dan is het overbelicht. De fotograaf kan hiervan nog wel een goede afdruk maken. Men kan ook met kwikzilverchloride behandelen. 5. Gehele sluier ontstaat door beschadigde wikkeling, ondichtheden van de camera, te warme ontwikkelaar. Probeer met verzwakken . 6. Kalksluier zie hoofdstuk 5, pag. 18. 7. Sluier op panchromatische film hoofdstuk 3, pag. 12. 8. Randsluier ontstaat door ondichte verpakking. 9. Plaatselijke sluier door ondichte camera. 10. Gele sluier ontstaat door fixeer in de ontwikkelaar. Probeer 5 min. baden in kaliumpermanganaat 1/10 %, -*■ spoelen in water, -> in bad van 10 % kalium-metabisulfiet spoelen. Zie ook pag. 18. 11. Kleine ronde vlekken ontstaan door luchtbellen tijdens het ontwikkelen. 12. Gemarmerde negatieven ontstaan door oude ontwikkelaar. 13. Gekrulde en van putjes voorziene afdrukken ontstaan door te warme baden. 14. Melkachtige achterzijde: onvoldoende fixeren. Opnieuw fixeren. 15. Kristallisatie ontstaat door onvoldoende wassen: opnieuw spoelen in stromend water. 16. Krijgen we een positief beeld, dan duurde de ontwikkeling te lang bij niet goede duisternis of te helder rood licht. 17. Uitgelopen vlekken ontstaan als de film gedroogd wordt in te warme ruimten of als in de zomer in warm waswater te lang gespoeld wordt. Dan tasten de bacteriën de gelatine aan. 18. Solarisatie is beeldomkering en ontstaat door 1000 voudige overbelichting. 19. Pseudosolarisatie: door belichting van een reeds iets ontwikkeld deel ontstaat plaatselijk een positief beeld. 20. Zwarte puntjes: stof in de ontwikkelaar. HOOFDSTUK VIII. HET MAKEN VAN AFDRUKKEN EN LANTAARNPLAATJES. In het algemeen kan de vakfotograaf beter Uw afdrukken maken, daar hij over de nodige papiersoorten en routine beschikt om van onder- of overbelichte negatieven nog goede afdrukken te maken. Daarom zal ik niet uitvoerig over het afdrukken zijn. Drukt ge zelf af, dan legt ge bij rood licht een filmnegatief in een afdrukraampje met de gelatinelaag naar boven (dus de glanzende kant tegen het glas) en legt nu een velletje gaslichtpapier met de emulsie tegen de emulsielaag van de film. Nu belicht ge dat door het afdrukraampje op een 20 cm van een electr. lamp van 50 W een 10 sec. heen en weer te bewegen. Dan gaat ge ontwikkelen. (Zie hoofdstuk 5) Werkt ge met een normaal negatief en blijkt bij ’t ontwikkelen de af druk zwaar overbelicht of komt er na een minuut of 3 nog geen goed beeld, dan maakt ge de afdruk over en belicht langer of korter. Voor het normale negatief gebruiken we normaal papier. Onderbelichte en flauwe dunne negatieven eisen een hard werkend soort (contrastrijk) papier, overbelichte en harde negatieven hebben zacht papier nodig. Bij normale belichting verschijnt het beeld spoedig en geeft goede doortekening. Hebben we te lang belicht, dan krijgen we een geheel zwart beeld of een te donkere lucht. Bij te korte belichting krijgen we een flauwe grijze af druk. Na het ontwikkelen de af druk even spoelen in water en dan fixeren. (Zie hoofdstuk 6) Bewaar Uw papier niet in de chemicaliënkast! Kom nooit met Uw vingers aan de gevoelige laag! Krijgt ge gele vlekken of geheel gele afdrukken, dan hebt ge niet voldoende gespoeld vóór en na het fixeren! Vlekken, vooral rode, ontstaan als de afdrukken op elkaar liggen in de baden!. Oude baden geven ook vlekken, oud papier wordt geel, maar dat verdwijnt meestal na het fixeren! Men kent de volgende soorten: mat, halfmat en glanzend papier. Glanzend geeft fraaie afdrukken! Voorts bestaat nog daglichtpapier, dat vroeger veel gebruikt werd. Het projecteren van lantaarnplaatjes met het fototoestel. Lantaarnplaatjes maken we als volgt: leg in een afdrukraampje de film met de emulsielaag naar boven en daarop een lantaarnplaatje, zoals in elke fotohandel verkrijgbaar. Belicht 1 sec. met de electr. lamp en ontwikkel en fixeer zoals bij gaslichtpapier. We krijgen nu een positief beeld op de glasplaat. Nu willen we dat projecteren op het doek door middel van een platen- of filmcamera, die van achteren open is. (dus niet met een box) We maken een lichtdicht kistje als getekend in bovenaanzicht in fig. 14, dat over de camera heengrijpt. Achterin staat een electr. lamp met reflector achter een melkglasplaat om diffuus licht te krijgen. (Geen matglas, maar melkglas, eventueel een electr. lamp met melkglaspeer nemen). Voorin het kistje vlak bij de camera maken we een sleuf voor de lantarenplaatjes en voorin het kistje passend komt de camera met uitgetrokken balg en open lens. We schakelen de lamp in en stellen nu de camera bij tot we een scherp beeld krijgen. De beeldgrootte hangt nu af van de gebruikte camera, ik krijg met 8,5 X 8,5 plaatjes in 9 x 12 camera lens 1 : 6.3 f = 13\ cm op 2.5 meter een beeld van ± 1 meter, met een 75 kaars bollampje en verzilverde spiegelglazen reflector. De afmetingen van het kistje moet ieder voor zich bepalen naar zijn camera, voor een 9 X 12 toestel is een kistje van 25 cm lengte, 15 cm hoogte en 11 cm breedte genoeg. De lamp kan ± 75 kaars zijn, niet hoger, dan wordt de plaat warm na langdurig gebruik. De lantaarnplaatjes zetten we op een raampje met twee of meer tegelijk, dan zien we na ieder plaatje geen lichtvlek. Het raampje maken we van twee plankjes, die we scheiden door een lijst ter dikte van het glasplaatje en we lijmen zeer dunne strookjes triplex tussen de ruimten voor de glasplaatjes. Nu zagen we een vierkant of rechthoekig gat in beide plankjes, welk gat iets kleiner dan het glasplaatje moet zijn. We lijmen de twee plankjes op elkaar en we kunnen de plaatjes in de sleuf bovenin laten zakken, dan blijven zij rechtop staan in het raampje. Het raampje met plaatjes moet dan passen in de platensleuf van ons kistje. Ik heb dit niet getekend, omdat de maten toch moeten afhangen van de te gebruiken lantaarnplaatjes. De paar maten van het kistje op de tekening gelden voor een 9 x 12 toestel. Tenslotte nog dit. Spannen we op het projectiedoek een vel vergrotingspapier 18 X 24 dan kunnen we zelf vergrotingen maken. Belichtingstijd proefondervindelijk bepalen met proef strookjes. Gewoonlijk is 1 minuut voldoende. HOOFDSTUK IX. EEN HOOFDSTUK OVER DE BOX. Verreweg het grootste deel der jongens en meisjes, dat met fotograferen begint, krijgt of koopt een box. Als ge nog een box moet kopen, neem dan de beste welke er te krijgen is, met een voorzetlens en een lichtgeelfilter en neem het formaat 6x9. Immers, op reis kunt ge ook in de kleine dorpen in boekwinkels en drogisterijen nog wel films krijgen, maar de keus is alléén beperkt tot 6x9 cm. Een goede box met voorzetlens en filter kost zowat f 10, hebt ge minder ter beschikking, spaar dan liever bij tot ge een goede box kunt kopen dan met een zeer goedkope box onvoldoende resultaten te bereiken. De box is de eenvoudigste camera met beperkte optische hulpmiddelen, maar als ge die aanvult met Uw verstand, met goede films en met goed licht, kunt ge hetzelfde presteren als een ander met een dure camera. De lens van de box is in de regel enkelvoudig, een z.g. meniskus (fig. 2 en 3) of bij de beste boxen, een tweevoudige, een z.g. aplanaat (fig. 6). De lichtsterkte bedraagt 1 : 11 of 1 : 12.5, hetwelk door diafragmeren gemaakt kan worden tot 1 : 16, en 1 : 22. De sluiter is zeer eenvoudig en de momentsluiter M werkt met 1/25 of 1/30 sec. Dan is er een tijdsluiter ,,Z” aan. Het diafragma gebruikt ge nu als volgt: Voor opnamen in de zomer (Mei, Juni, Juli, Augustus) van 9—5 18 uur werkt ge met zon en een film — DIN en sneller en dan neemt ge een zee, een gletscher of sneeuwlandschap (des zomers in het hooggebergte) met 1 : 22, een landschap, een weiland met vee, graan te velde enz. met 1 : 16, witte gebouwen met 1 : 16, rotsvormen 1 : 16 of 1 : 11, mensen en dieren 1 : 11, mensen aan het strand 1 : 16. Landschap met licht geelfilter neemt men 1 : 11, omdat het filter licht opslorpt. Zelf aan de Camera. 3 Een man van 1.75 m, op afstand van 5 m met een objectief van 'o . . 500 — 13V2 13£ cm wordt dus: Verkleining = — — 36 X. Hij wordt 13 /2 175 dus op de film — = ± 5 cm. 36 Plaat 1 en 2 geeft voorbeelden van portret- en personenopnamen. PORTRETOPNAME MET GEESTEN EN SPOKEN. Mundus vult decipi, ergo decipiatur1) Voor kwajongens volgt hier de truc om geestenfoto’s te maken. De voor geest spelende jongen gaat met een wit laken voor een volkomen zwarte achtergrond staan, ge stelt het toestel opzettelijk onscherp in en hangt ten overvloede een dun stukje tule of iets dergelijks vóór ’t objectief, belicht en laat de film rustig zitten. Dan maakt ge een portret van het slachtoffer, dat in spoken gelooft en als ge klaar zijt, staat een geest naast of achter het model. Ge kunt ook alleen spookachtig witte handen of een doodshoofd zo bij Uw portret krijgen. Ge kunt ook zo handelen: ge gaat zelf voor model zitten en de geest staat naast U, grijpt naar U of raakt U aan. Ge zit beiden voor een muur b.v. of een andere scherpe achtergrond. Ge laat de halve belichtingstijd belichten, het spook treedt terzijde, het model blijft roerloos zitten en dezelfde film Wordt weer de halve tijd belicht. Nu komt de achtergrond, die eerst door de geest bedekt was, er ook op. Om vliegende spoken te krijgen, maakt ge van wit doek een pop en zwaait die aan een lange stok over het model heen, terwijl belicht wordt. Alvorens Uw afdrukken te tonen, moet ge eerst Uw publiek onder suggestie brengen, door in de schemering en gedempt, spookverhalen op te hangen en dan komt, als het publiek in de gewenste stemming is, het ,,bewijs”: de foto, want de foto ,,liegt immers niet”! 1) De wereld wil bedrogen worden, laten we haar dus bedriegen. HOOFDSTUK XI. GEBOUWEN. Gebouwen, welke uitstekende delen vertonen, moeten gediafragmeerd worden opgenomen om de fouten van het niet in één vlak liggen, op te heffen. Ge kunt gebouwen voorts nog opnemen in front (fig. 18a) of opzij (fig. 18b). Standbeelden moeten altijd gediafragmeerd opgenomen worden, anders ontbreekt de plastiek. Denk erom, dat de camera goed horizontaal staat. De belich- Fig. 18a. Gebouw in front. Fig. 182». Gebouw opzij. ting moet zo mogelijk gelijk zijlicht zijn. Probeer nooit een toren door de camera onder een hoek naar boven te houden, op te nemen! Er ontstaat de hinderlijke vertekening der lijnen. 1) Let ook op de omgeving, dus of een fontein of bron tegen een passende achtergrond staat en kijk of tramdraden niet over het beeld lopen. De beeldgrootte. We fotograferen met een 9 X 12 camera met f objectief = 13.5 cm op een afstand van a = 25 m een huis van 10 m hoog. Gevraagd de beeldgrootte op de foto? a : f = 2500 : 13.5 = 185. Het huis wordt 185 X verkleind dus —— x 1000 = 5 cm hoog 185 op de foto. 1) Met vergrotingstoestellen kan men die fout weer ophèffen. HOOFDSTUK XII. LANDSCHAP. Bij het maken van een landschap moet men er aan denken, dat eentonigheid, vermeden moet worden. Dus let op boomgroepen, schaapskooien, oude huisjes enz. Vermijdt symmetrie, dus laat ook een weg het beeld niet in twee helften snijden. Tracht zoveel mogelijk een donkere voorgrond te verkrijgen, dat geeft dieptewerking. (PI. 7). De voorgrond moet scherp zijn! (tenzij het hoofdmotief in ’t midden ligt, zie PI. 3, 5 en 6). Te veel voorgrond stoort, vooral brede strandvlakken. Let op of er wolken zijn en zijn die er, dan een licht geelfilter gebruiken. Dan komen de wolken op de foto. Opnamen des middags als de zon hoog staat, geven geen goed resultaat, dus de morgen- of middagzon gebruiken! Belichting van rechts of links voldoet het meest. In bergland bieden rotsen een geschikt onderwerp. Plaat 3 toont een grote kalkrots aan de Maas tussen Namen en Dinant. Plaat 4 toont een geologische merkwaardigheid: een rotsplooi, ontstaan door de enorme drukkrachten in de Aardkorst, toen deze stolde. Plaat 5 toont een geheel vlak geslepen rotskam, blijkbaar hebben gletschers deze loodrechte wand zo geslepen. Het is de Hérou bij Laroche, aan de voet stroomt de Ourthe. Fig. 6 toont een andere rotsvorm, een geheel alleen staande enorme rots aan de Maas, de Roche Bayard. Voor het fotograferen van rotsen is veel licht nodig, dus zorg dat de middagzon of morgenzon erop staat en zoek een geschikt punt uit. Bij tegenlicht opnamen objectief afdekken met de pet of zonnekapje gebruiken! Zuid-Limburg biedt vele geologische objecten: lei-, zandsteenen kolenlagen, zadels, kommen, geologische orgelpijpen enz. HOOFDSTUK XIII. SNEEUWOPN AMEN. Een grote moeilijkheid is des winters het zwakke zonlicht als we met camera’s werken zonder lichtsterke lenzen. Opnamen des zomers in het hooggebergte van sneeuw en ijs gelukken daarom des te beter! In het algemeen kunnen we met 1/25 sec. volstaan, behalve voor skiërs, schaatsenrijders enz. welke 1/100 sec. of korter eisen. Denk eraan, dat ge een geelfilter hebt, vooral voor landschapopname. Het besneeuwde landschap, het besneeuwde dorp, rijp aan bomen en heggen, zijn dankbare onderwerpen, mits de zon schijnt. Zorg, dat er altijd een spoor door de sneeuw in het landschap loopt, dat breekt de eentonigheid van het witte vlak! Tegenlicht opnamen kunt ge vooral in een besneeuwd bos maken. Denk aan ’t zonnekapje! Schaatsenrijders moet ge schuin van voren opnemen als ze aankomen, dus niet als ze voorbijsuizen! Zie fig. 12. Sneeuwvlokken moet ge — als het sneeuwt — juist niet te kort belichten, dan krijgt ge bij 1/200 of 1/300 sec. wel puntjes, maar geen idee van ,,sneeuwen”. Neem daarom 1/25 of 1/50 sec., dan maakt de vallende vlok een klein streepje op de film en komt het begrip „sneeuwbui” beter tot zijn recht. Op plaat 7 staan mooie gletscheropnamen, gemaakt in Vuurland (uiterste Zuiden van Z.-Amerika). HOOFDSTUK XIV. HET FOTOGRAFEREN VAN GROTERE DIEREN. We kunnen grotere dieren altijd ook met de box opnemen en het beste werken we met het oog op de kleuren weergave met panchromatische film. Voorzetlenzen zijn nodig, als we een klein dier, dus hond of kat moeten opnemen. Het gele filter is hier niet nodig. Als eerste onderwerp nemen we een dier, dat gemakkelijk in de zon blijft stil zitten, dus een hond (plaat 8), een zich zonnende poes, of een stilstaand paard, een koe, een lui varken, allen met 1 : 11 of 1 : 12| en 1/25 sec. Maar dan willen We exotische dieren fotograferen, dus we gaan naar een diergaarde of ’t dierenpark. Ga nu naar de diergaarde op een zonnige zomerdag, des morgens, op een werkdag. Ik zal zeggen, waarom. Immers, op Zon- en feestdagen zijn de dieren niet te genaken door de drommen mensen, en ge moet er des morgens zijn, omdat tijdens de hete middaguren vele dieren wegkruipen of lui uitgestrekt liggen. Dan moet ge ook opletten of het tegen de voedertijd is. Immers, dan zijn vele dieren onrustig en lopen ongeduldig heen en weer in het hok. De mooiste opnamen kunt ge maken in natuurparken waarin de dieren z.g. ,,in vrijheid” in rotsparken lopen. Ge fotografeert vanaf 3 a 4 m gehele groepen met beplanting en rotsen erbij en laat het geheel of delen ervan vergroten. Wandelende dieren, zoals de olifant op zijn morgenwandeling, neemt ge dichtbij op met 1/25 sec. en 1 : 11. Ook ongevaarlijke dieren in hokken met wijde tralies kunt ge van 3—4 meter of dichterbij tusseirfde tralies opnemen. Ik denk nu aan kameel, dromedaris, lama, herten, zebra’s, struisvogel, allen kunnen bij 1/25 sec. en 1 : 11 opgenomen worden. Het zijn langzame of stilstaande dieren. Vogels zitten gewoonlijk achter ijzergaas. Ge wilt een reiger opnemen bij zijn vijver. Ge houdt nu de camera voor de gaasopening. Bedraagt de afstand tussen de vogel en Uw toestel dan minder dan 2£ è. 3 m, denk dan aan de voorzetlens. Nat gaas maakt men eerst droog, anders werpen de waterdruppels licht in de lens. Stilstaande reigers, pronkende pauwen, pelikanen, flamingo’s enz.: 1/25 sec., en 1 : 11. Uilen zijn ondankbare onderwerpen, zij zitten altijd in een donkere hoek. Dan komen de roofdieren. Zij zitten meestal in hokken met tralies. Tussen de tralies door fotograferen is uitgesloten, dat is levensgevaar lij k! Dus moeten we leeuwen en beren fotograferen in natuurparken, waar zij in rotsgroepen met diepe gleuf tussen publiek en rotsperk zitten. De apen zijn lastig op te nemen, zij zijn zeer bewegelijk en de interessantste (orangoetan, chimpansee, gorilla) zitten binnen achter tralies. Snelbewegende dieren eisen een camera met lichtsterke lens (1 : 3.5 of 1 : 4.5) en zèer snelle sluitertijden. Springende en dravende dieren eisen wel 1 /500 sec., vliegende vogels ook, zwemmende vissen 1/300 sec., zwemmende zoogdieren 1/100 sec., dus voor onze eenvoudige camera geen onderwerpen! Maar de diergaarde of het dierenpark biedt zoveel langzame of stilstaande dieren, dat we genoeg materiaal vinden om mooie opnamen te maken. Als ge maar zorgt dat van hok of tralies niets te zien is! HOOFDSTUK XV. HET FOTOGRAFEREN VAN KLEINE DIEREN. In het algemeen kunnen we met opening 1 : 11 en met 1/25 sec. en met een voorzetlens voor 1 meter of minder, eventueel een geelfilter de ,.groteren” onder de kleine dieren opnemen. Hebben we een beter toestel, dan kunnen we met 1 : 6.3 nemen 1/100 sec. (1:91 /50 sec.) en voorzetlenzen (om tot 20 cm het dier te naderen) ook de kleinere dieren opnemen. Zorg, dat het dier scherp is, maar let op, dat de achtergrond onscherp is en niet afleidt. We beginnen met tamelijk stilzittende zoogdieren, dus het konijn, de kat, een kleine hond, een egel, lammeren enz. Hier kunnen we met een voorzetlens voor 1 m, opening 1 : 11 en 1/25 sec. volstaan. Nu gaan we over tot de amphibieën. We beginnen met de traagste, dus b.v. een pad, plaat 9 of schildpad, plaat 10. Een pad is een dankbaar onderwerp, hij zit graag in de zon, is bijziende, dus niet bang voor ons toestel, heeft vele wratten op de huid, die instellen mogelijk maken, zie plaat 9. Zet de donkere pad op een licht gekleurde steen. We hebben een toestel nodig, dat van een matglas voorzien is, dus een platentoestel met filmcassette, een reflexcamera of een klapcamera, welke van achteren open is, zodat we een matglas kunnen inzetten of tegen houden. (Nu is in dat laatste geval alleen de eerste opname van de in te zetten film in te stellen.) We hebben voorzetlenzen nodig, waarmee we de pad tot op 20 cm kunnen naderen. Lichtsterkte 1 : 6.3 of 1 : 8, want door het gebruik der voorzetlens moeten we diafragmeren. De pad zit stil en kan men met 1 /25 sec. volstaan. Het bewegen van de keel door de ademhaling stoort niet. Ook de kikvors is geschikt, maar is beweeglijker dan de pad. Hagedissen zijn zeer vlug en beweeglijk. Terrariumdieren fotograferen we door het glas heen met de lens tegen de ruit, zodat een voorzetlens voor 20 cm nodig is. We fotograferen des middags als de zon van boven in het terrarium staat. Dan gaan de hagedissen zich „zonnen". Is de achterwand van glas, dan plakken we daar een stuk donker papier tegen. Bij heldere zon en zeer helder water kunnen we ook buiten dieren (en planten) onder water opnemen. We hebben panchromatische film nodig. De belichtingstijd moet proefondervindelijk vastgesteld worden. In mijn boekje ,,De Kikvors" vindt men mooie opnamen van kikkers en padden en een determineertabel der Nederlandse soorten. Vogelfotografie is geen geschikt onderwerp. Broedende vogels verjaagt men dikwijls van het nest, jonge vogels mogen niet in de felle zon gezet worden. Vogelfotografen bouwen schuilhutten op het strand of in de duinen, in moerassen enz. en werken met lichtsterke lenzen (1 : 6.3, 1 : 4.5) met snelle sluitertijden, (1/100 sec. of korter) met voorzetlenzen en téle-objectieven. Insecten kunnen we alleen fotograferen als ze groot zijn, dus een grote kruisspin, (plaat 11) een flinke meikever, een vette rups, een libel, een vlinder. Nodig is panchromatische film, voorzetlens voor 20 cm, 1 /25 sec., lens 1:6.3 gediafragmeerd tot 1 : 8 è. 1 : 9. Werk des morgens, dan staat de zon niet zo hoog, dat ge scherpe schaduwen krijgt. Kleine insecten (mieren, vlo, luis enz.) worden langs microfotografische weg opgenomen (hoofdstuk 20). HOOFDSTUK XVI. HET FOTOGRAFEREN VAN PLANTEN EN BLOEMEN. Men heeft een camera nodig met voorzetlens voor 1 m of minder, eventueel een licht geelfilter en met het oog op kleurweergave een panchromatische film. Waar planten of geheel stil staan of weinig bewegen kan men met 1/25 sec. en lens 1 : 11 volstaan. Een belangrijke factor is de belichting. Tegenlicht is zeer geschikt voor bloeiende vruchtbomen en witte bloemtrossen. Zijwaartse belichting vermijde men op de middag, maar des morgens, als de zon nog niet zo hoog staat, komen de ronde vormen beter uit van fruit: appelen, peren, bolvormige cactëen. Licht achter zich geeft goede resultaten bij lichte bloemen tegen een donkere achtergrond. Verstrooid licht is dikwijls het beste voor opname van planten en bloemen. We beginnen met cactëen, dat zijn stijve, onbeweeglijke planten. Denk eraan, dat ge bloeiende cactëen, welke ge buiten fotografeerde, binnen weer in dezelfde stand terugzet, anders wringen de bloemen bij het opzoeken van het licht, zich van hun stengel. Ook tulpen, rozen, dahlia’s, cyclaam zijn rustige planten. Maar trossen bloemen van de acacia, de sering, enz. bewegen bij de geringste wind. Bij het maken van foto’s van bloemen in vazen vermijde men rode of gele bloemen in blauwe vaas of blauwe bloemen in een rode of gele vaas, omdat de film rood en blauw niet zo , ,ziet ’ ’ als ons oog (zie bij de panchromatische film, hoofdstuk 3). Het beste fotograferen we buiten de bloemen in vaas, dan hebben we overvloed van licht. Als ,,achtergrond” nemen we een mooi kleedje met bloemenmotieven. HOOFDSTUK XVII. FOTO’S OP ZEE. Als we een bootreis maken, hetzij met een Oceaanstomer, hetzij met een boot der veerdiensten op de Schelde, hetzij met een rivierstoomboot op de Rijn, dan moeten we zorgen voldoende films bij ons te hebben, want aan boord zijn ze niet te koop. Ook met de eenvoudigste box kunnen we met zon des zomers goede opnamen maken, daar het water veel licht terugwerpt. Denk eraan een geelfilter te gebruiken als ge wolken boven de zee wilt hebben. Ga nooit op het achterschip staan voor Uw opnamen, want het schip trilt daar sterk door de schroefwerking. Ook moet men nooit de camera op de verschansing zetten, daar die ook trilt door de schroeven. Een voorbijvarend schip moet dichtbij zijn (want het is al gauw voor onze camera te ver weg en te klein) en dan is 1/25, beter 1/50 sec. genoeg (1 : 11). Meeuwen fotograferen in de vlucht eist grote sluitersnelheden, dus voor ons niet op te nemen. Een mooi onderwerp is in Middellandse- of Oostzee een schoener onder volle zeilen. Maar wacht tot hij dichtbij is, anders ziet ge op Uw afdruk een puntje. Ook als de kust in zicht komt, even wachten tot de vuurtoren of haveningang goed in de zoeker te zien is! Tochten op de rivier, vooral vóór havenplaatsen, leveren onderwerpen genoeg: sluizen, bruggen, havenkranen, droogdok, graanelevators enz. Zie de mooie foto’s van deze onderwerpen welke ik in „Jongens en Techniek” zette. HOOFDSTUK XVIII. INTERIEUR. Het maken van interieuropnamen is zo moeilijk niet als het lijkt, immers ge hebt met stilstaande voorwerpen te maken. Aangezien de lensopening klein moet zijn, dus 1 : 16 om dieptescherpte te krijgen, moeten we met lange belichtingstijden rekenen. Een groot meubel mag nooit voor Uw toestel staan. Zorg, dat het tapijt de voorgrond vormt en dat van het plafond niet veel te zien is. Bekijk eens prospecti van grote firma’s in meubilair en kijk, hoe Fig. 19. Interieuropname in kamer met 2 ramen. Camera opstellen bij x of bij o. Fig. 20. Interieuropname in kamer met één raam. zij hun toonkamers afbeelden. Hebt ge een kamer met 2 ramen, dan is geen reflector nodig. Ge gaat tussen de ramen staan bij het kruisje of ook bij het cirkeltje in fig. 19. In een kamer met één raam plaatst ge een wit doek als reflector aangeven in fig. 20. De zon mag niet al te sterk naar binnen schijnen. Is dat niet te vermijden, hang dan een stukje tule voor het raam. Gordijnen Zelf aan de Camera. moet ge zo hoog mogelijk ophalen. Hier volgt nu de belichtingstabel voor interieurs voor de zomer van 9—4 uur, bij een lensopening 18 1 : 16 met film — DIN of sneller. Interieur Zon Iets bedekte zon Licht behang en 2 ramen .... 8 sec. 20 sec. Licht behang en 1 raam m. refl. 12 sec. 30 sec. Donker behang en 2 ramen ... 20 sec. 40 sec. Donker behang en 1 raam ... 40 sec. 80 sec. Bij bewolkte hemel rekene men 5 X de belichtingstijd van de eerste kolom (zon). Men kan met voordeel groothoekvoorzetlenzen voor interieuropnamen gebruiken, zie pag. 4. HOOFDSTUK XIX. OPNAMEN OP STERREKUNDIG GEBIED. Een van de eenvoudigste foto’s op dit gebied is het draaien van de hemel op de foto vast te leggen. Zet op een donkere maanloze avond Uw toestel met volle lensopening gericht op de Poolster. Ge zoekt deze met een kompas, hij staat recht in het Noorden, 52° hoog. (In „Jongens en Natuurkunde” vindt ge een heel hoofdstuk over sterrekunde met vele kaartjes, ook om de Poolster te vinden.) Ge zet de lens open en laat het toestel onbewegelijk 3 uur staan. Ge ziet dan op de foto allemaal concentrische cirkels, waarbij de helderste sterren de duidelijkste banen aftekenen. Nu richt ge des winters op Orion, des zomers op de Maagd: dus op het Zuiden, Uw toestel als boven en na 3 uur krijgt ge evenwijdige streepjes. Mocht zich een heldere planeet daarbij bevinden, dan krijgt ge een veel helderder spoor. (Zie fig. 20 en 21: „Zelf aan de Sterrekijker”). Een maaneclips is een dankbaar onderwerp. Maaneclips is altijd bij V.M.! Ge stelt in met de zoeker en zorgt, dat het beeld rechts komt, want het fototoestel keert om en loopt het beeld dus van rechts naar links. Ge belicht met volle lensopening (minstens f = 1 : 6.3) om de 5 minuten 1 sec., want in 2 min. leggen zon en maan hun middellijn af. De beeldjes zijn ca. 1 mm groot en kunnen wel 10 X vergroot worden. Ge kunt zo het verloop der eclips vast leggen. Ge hebt voor maanlicht, dat rode en gele stralen bevat, panchromatische of beter extra gevoelig panchromatisch materiaal 1 nodig. De lichtsterkte van de Volle Maan bedraagt het deel van de lichtsterkte van de zon! Zie plaat 12 maaneclips. De eerstvolgende totale maansverduistering is op 7 Nov. 1938, intrede in de kernschaduw der Aarde 20.52, begin totale eclips 22.05, midden totale eclips 22.46, einde totale eclips 23.27, uittrede uit de kernschaduw der Aarde 0.31 uur. Tijdens de verduistering blijft de maan zichtbaar en is groen- achtig met rode randen. Zie de verklaring der maaneclips in ,,Jongens en Natuurkunde” 2de druk pag. 86. Zonsverduisteringen neemt ge daarentegen zo sterk mogelijk gediafragmeerd, dus 1 : 32, op met een geelfilter. Belicht om5 min. dezelfde film rechts beginnen, want in 2 min. legt de zon haar middellijn af. De foto is ca. 1 mm groot en het beeld kan wel 10 x vergroot worden. Zijn grote zonnevlekken aanwezig, dan ziet ge die bij gewone zonsopnamen als puntjes. Gebruik ongevoelige langzame film om overbelichting te voorkomen. Tijd: 1/100 sec. of korter. 15 Met een box en langzame film DIN gaat het wel. Mochten de ho- renpunten van de zonnesikkel afgerond zijn, dan was de eclipsopname toch nog overbelicht. Eerstvolgende zoneclipsen zichtbaar in Nederland: 9 Juli 1945, 30 Juni 1954. Plaat 13 toont mijn opname van een zoneclips. Ge kunt ook wel proberen zeer heldere sterrebeelden te fotograferen. Op de sterrewachten belicht men uren lang waarbij de camera met gelijke snelheid als de sterrehemel draait. Wij kunnen dat niet en daarom proberen we Orion met 10 sec. Merk op, dat voor ons oog de bovenste rode ster Betelgeuze en de onderste helderblauwe Rigel even helder zijn, maar op de foto is de rode Betelgeuze bijna onzichtbaar, terwijl de blauwe Rigel zeer helder is. Met een panchromatische film krijgt men nog het beste resultaat omdat die voor rood ook gevoelig is. Werk met volle lensopening, hoe lichtsterker lens hoe beter en belicht niet langer dan 10 sec. anders worden de sterren streepjes door de draaiing van de hemel. Zie plaat 14 foto van Orion. Plaat 8. Honden ..ƒ=*! : 11, voorzetlens 1 m. i = 1 /25 sec. Plaat 9. Pad. Camera 1:6.3 gediafr. ƒ = 1 : 11, voorzetlens 20 cm. / = 1 /25 sëc. Plaat 10. Schildpad. Camera 1 : 6.3 gediafr. ƒ = 1 : 11 voorzetlens 20 cm. t = 1/25 sec. Plaat 11. Spin. Camera 1:6.3 gediafr. / = 1 : 11, voorzetlens 20 cm. t = 1/25 sec. Plaat 12. Maaneclips van Plaat 14. Orion. 2 = 10 séc. 3 Mei 1920. ƒ = 1 : 6.3. 2 = 1 sec. Plaat 13. Zoneclips van 8 April 1921. ƒ = 1 : 32, 2 = 1/100 sec. Plaat 15. Vlo, 40 x . t = 5 sec. Plaat 16. Zeewormlarve 40 x . Donkerveldbelichting. t = 10 sec. Plaat 17. Mug 13 x . t = 20 sec. Plaat 18. Fossile Mug in barnsteen. V = 23 x . t = 20 sec. Regen of Zonneschijn, zomer ot winter, aat maakt voor de COLOR-film absoluut geen verschil. Zonder filter krijgt U met COLORPAN foto's met juiste toonwaarden. Niettegenstaande de hooge gevoeligheid is COLORPAN practisch zonder korrel. Ook COLOR-STRATO, een orthochromatische film, zal aan al Uw eischen voldoen. Geen enkele film heefteen dergelijke overbelichtingsmogelijkheid als de COLOR-STRATO. De goedkoopere kwaliteiten zijn: COLOR-SUPRA en COLOR-TROEF. COLOR-PRODUCTEN stellen nooit te leur I COLOR-PRODUCTEN laten U nooit in den steek! Prospectus aratis! WESTENDORP & WEHNER, A.-G. - KÖLN Alleen-vertegenwoordiging voor Nederland: FIRMA Dr. K. HEYNDERICKX, Hugo de Grootstraat 17a, DEN HAAG WAT VLIEGT DAAR? VOLLEDIG ZAKBOEK DER VOGELS VAN MIDDEN EUROPA DOOR Dr W. H. VAN DOBBEN Technisch leider van het Vogeltrekstation Texel Met 291 gekleurde en 36 ongekleurde afbeeldingen van vogels van W. GOERTZEN en R. OEFFINGER Alle vogelsoorten van Midden Europa in beeld Zomer- en winterkleed, kenmerken van jonge en oude vogels, mannetjes en wijfjes zijn waar nodig aangegeven. Verder vele afbeeldingen van vlucht-, kop-, snavel, staarten pootvormen. De toelichting staat naast iedere plaat, dus geen zoeken! Het boek dat U nooit in de steek laat! Prijs in linnen band f 2.50 Gecartonneerd f 1.90 INHOUD: Inleiding — Geslachten, soorten, ondersoorten en Latijnse namen — Over vogeltrek — Iets over rui — Vogelgeluiden — Systematische lijst van geslachten — Tekens en afkortingen — Hoe groot zijn de afgebeelde vogels ? — Bij de huizen — In tuinen en bossen — In het open veld — In lage weilanden, moerassig terrein of op slikken aan zee — Aan de waterkant, in rietlanden en moerasbos — Langs zeekust en waterkant — Op het water — In de bergen — Dagroofvogels — Uilen — Sterntjes — Meeuwen — In volle zee — Termen — Vliegbeelden van roofvogels — Index van Nederlandse namen — Index van wetenschappelijke namen. Bij de Boekhandel verkrijgbaar. UITGAVE VAN W. J. THIEME & CIE — ZUTPHEN