Zelf aan de Microscoop Handleiding tot het zelf vervaardigerL eenvoudige Preparaten| vqor N' DOOR J. C. ALDERS 2DE VERMEERDERDE DRUK ZUTPHEN - W. j.THIEME &CIE Prijs f 0.60 Koninklijke Bibliotheek ’s-Gravenhage KB Schenking uitgeverij ThiemeMeulenhoff 2010 Zelf aan de Microscoop HANDLEIDING TOT HET ZELF VERVAARDIGEN VAN EENVOUDIGE PREPARATEN VOOR ONDERZOEK MET DE MICROSCOOP MET 30 MICROFOTOGRAFIËN DOOR J. C. ALDERS 2DE VERMEERDERDE DRUK ZUTPHEN — W. J. THIEME & CIE VOORREDE. , ,Natur und Kunstwerke lernt man nicht kennen, wenn sie f er tig sind; man musz sie im Entstehen aufsuchen um sie einigermaszen zu begreifen." Goethe. Deze handleiding is bestemd voor onderwijzers bij L. O. en U. L. O., die eenvoudige preparaten in de klas willen demonstreren en werken met een (zelfgemaakte) microscoop en zelf vervaardigd gereedschap. Uit de aard der zaak zijn het hoofdzakelijk water- en glycerine preparaten, welke gedemonstreerd kunnen worden, al of niet gekleurd met inktpotlood (rood en violet) water, terwijl ook voor het maken van eenvoudige blijvende preparaten aanwijzingen zijn gegeven. De 30 voorbeelden zijn maar een greep uit het vele, dat men kan laten zien in de klas. Wie dit boekje doorgewerkt (niet doorgelezen) heeft, en alle voorbeelden heeft gemaakt, krijgt spoedig de nodige routine om alle verdere nodige preparaten zelf te maken. Men bedenke vooral, dat bij het Onderwijs in de plant- en dierkunde , afbeeldingen, hoe goed ook uitgevoerd, toch nooit de Natuur in al haar wonderen kunnen onthullen en dat het aanschouwen van het Leven zelf in al haar uitingen, zowel in de Natuur buiten als op school door de microscoop, voor de leerlingen blijvende waarde heeft. De microfotografiën zijn alle door mij vervaardigd op de wijze in § 8 aangegeven. Lochem, Januari 1935. J* C. ALDERS. VOORBERICHT BIJ DE TWEEDE DRUK. De tweede druk is in hoofdzaak gelijk aan de vorige, alleen is het aantal afbeeldingen en waarnemingen aanmerkelijk uitgebreid. Wie de benodigde chemicaliën ten plattelande niet kan verkrijgen, wende zich tot den schrijver. Lochem, Sept. 1938. J. C. ALDERS. oog objectie! condensor vlakke en holle spiegel oculair instelling micrometer- schroef instelling condensor voet Doorsnede Microscoop. PQ preparaat, P'Q' beeld van het preparaat na vergroting. §1. HET PRINCIPE VAN DE MICROSCOOP. Een microscoop bestaat principieel uit een buis met aan het boveneinde en aan het ondereinde een lenzenstelsel. Deze buis is op en neer beweegbaar om scherp te kunnen instellen. Het preparaat, dat volkomen doorzichtig moet zijn, ligt op een voorwerptafeltje onder de buis met de lenzen . Het licht valt door een spiegel door het preparaat heen. De op- en neerbeweging van de buis wordt verkregen door een tandheugel met tandwiel. Teneinde de microscoop horizontaal te kunnen stellen voor microfotografie is alles met een as gemonteerd op een voet. Normaal zetten we de microscoop onder 60°—70° om gemakkelijk te kunnen waarnemen (zie fig. 1). Het lenzenstelsel bij het oog heet oculair (oculus = oog) en het stelsel bij het preparaat heet objectief. (zie fig. 2). Hoewel bij grote microscopen het oculair uit twee lenzen en het objectief uit meerdere lenzen bestaat, zullen ter verklaring van het principe zowel het oculair — als het objectief door één enkele lens worden voorgesteld. We zien uit de loop der stralen, dat we een vergroot omgekeerd beeld, fig. 2, krijgen. We moeten dus het preparaat naar rechts verschuiven wanneer wij een stukje aan de rechterkant van het preparaat naar het midden willen brengen. De vergroting wordt bepaald uit het product van de eigen vergroting van oculair en Fig. 1. Houding aan de microscoop: microscoop iets hellend. objectief. Niet de vergroting is maatgevend voor de qualiteit van de microscoop, maar men eist een feilloos scherp begrensd beeld, dat alles van het preparaat toont, wat er aan te zien is. Dit drukt men uit door de term oplossend vermogen. Met een vergroting 200 X kan men de meest voorkomende preparaten behoorlijk zien. De oculairen, die we in de microscoop gebruiken zijn gewoonlijk de Huygens oculairen. Het oculair bestaat uit twéé planconvexe lenzen, met de bolle zijden naar het objectief gericht en tussen hen in zit een diafragma. De eigen vergroting bedraagt bij de gewone handelsoculairen Nr. 1 -2 3 V = 5 x 6 x 8 x 4 5 6 10 x 12 x 14 x Met een objectief nr. 7 met een eigen vergr. van 62 x geeft oculair no. 1 bijvoorbeeld een totale vergroting van 62 X 5 = = 310 x . Maar er bestaan ook Fig. 2. Loop van de lichtstralen in een microscoop. AB preparaat, A2B2 beeld van AB. anaere oculairen, ae z.g. complanatische, welke ook orthoskopische of periskopische oculairen heten. De ooglens bestaat nu niet uit één planconvexe lens, maar uit 3 lenzen, welke een aplanatisch triplet vormen. Het achromatisme is verbeterd en men behoeft het oog niet zo dicht op het oculair te houden als bij de sterkste Huygens oculairen. De eigen vergr. bedraagt voor de gebruikelijke handelsperiskopische oculairen 5 X , 8 x , 12 x, 20 x en 25 X . Met een 1/16" olieimmersie met eigen v = 115 x komt men dan met een periskopisch oculair van 25 X op 115 x 25 = 2875 X vergroting totaal. Dan bestaat nog het compensatie-oculair, met 2 lenzen bij het oog, welke (in tegenstelling met de bovengenoemde oculairen) uit twee verschillende glassoorten bestaan om de kleurschifting op te heffen. Zij zijn zo uitgevoerd, dat zij de gelijke kleurschifting van het objectief naar de ,,andere” kant hebben (zij vergroten n.1. voor rood sterker dan voor blauw) en compenseren (opheffen) daardoor de fout van het objectief, zodat ook bij de sterkste vergroting het beeld tot aan de rand vrij van kleuren is. De eigen vergr. bedraagt 1 tot 25 X . Moderne microscopen hebben echter geen compensatieoculairen nodig en kan men volstaan met Huygens oculairen en voor de grootste vergrotingen met periskopische oculairen. Optische bijzonderheden moderne Microscoopobjectieven. JDI cLUU- /'vr v ÜJgCU- No. punt «ümw. vergro- Vergroting met de Oculairen. mm Pe uur' ting. 1 2 3 4 5 6 1 36 0,10 5 25 30 40 50 60 70 2 25 0,20 7 35 42 56 70 84 98 3 16 0,30 10,5 52 63 84 105 .126 147 4 10 0,45 18 90 108 144 180 216 252 5 6 0,60 30 150 180 240 300 360 420 6 4 0,82 48 240 288 384 480 576 672 7 3 0,85 62 310 372 496 620 744 868 8 2,3 0,94 98 490 588 784 980 1176 1372 l/12hf 1,8 1,30 105 525 630 840 1050 1260 1470 1/16 J® g 1,5 1,30 115 575 690 920 1150 1380 1620 § 2. HET GEREEDSCHAP. 1. Voorwerpglaasjes van 76 X 26 mm zijn van het gangbare formaat en voldoende voor alle mogelijke gevallen. Wil men ze niet kant en klaar kopen, dan kan men ze snijden van oude fotografieplaten 9 X 12 cm. 2. Dekglaasjes (0,15 mm dik) zijn ronde of vierkante glaasjes ter bedekking van het preparaat. Deze zijn in de handel in diameters van 10, 12, 15, 18 mm verkrijgbaar. Gewone maten zijn 12 of 15 mm rond of vierkant. 3. Horlogeglazen van 5 of 6 cm diameter dienen voor het tijdelijk bewaren van het materiaal. 4. Een zwart-witte onderlegplaat om het materiaal gemakkelijk te zien. We beplakken daartoe een fotoplaat 9 x 12 of ander stuk glas voor de ene helft met wit en voor de andere helft met zwart papier en draaien hem dan om, zodat we op de glaskant materiaal kunnen leggen. 5. Een pincet van roestvrij staal. 6. Een naaldhouder met naald, die we maken van een penhouder, waarin we een naai-naald bevestigen. 7. Fijn penseel om materiaal van horlogeglas of zwart-witte plaat op het voorwerpglas over te brengen. 8. Een pipet, zijnde een buisje met gummiballetje, zoals we gebruiken om een vulpen te vullen of een z.g. ogenspuitje. Hiermede brengen we slootwater-materiaal op het voorwerpglas. Die pipetten kunnen we desnoods zelf maken door een dun buisje boven een gas- of spiritusvlam te verwarmen en het glas uit te trekken. De dunne punt breken we af en we krijgen zo een pipetje. 9. Ter verwarming hebben we soms een spirituslichtje nodig. Dat maken we van een inktflesje met een pit erin. 10. Een glazen staafje van ± 20 cm lang en i 5 mm dik. 11. Een zakmes, een schaar, etiketten, filtreerpapier, hebben we vanzelf. 12. Chemicaliën. Voor het maken van tijdelijke preparaten voor lesproeven hebben we alleen nodig zuiver water en glycerine. Voor het aantonen van zetmeel wat joodtinctuur. Voor het maken van blijvende preparaten hebben we extra nodig: a. Een flesje Canadabalsem. b. Een fles brandspiritus. c. Een buisje glycerinegelatine. d. Een flesje xylol. e. Rode-inktwater (of rood inktpotloodwater) en violetinktpotlood water. Wil men de kleurstoffen zelf gebruiken, dan nemen we een 0,1 % opl. van eosine (anilinerood) in water en een 1 % opl. van anilineblauw in water. /. Eau de Javelle om bladgroen uit te trekken. g. Benzine om voorwerpglaasjes te reinigen. h. Kruidnagelolie om insecten doorzichtig te maken. Canadabalsem beware men ’t beste in een speciaal Canadabalsemflesje met vrij vallend glazen kapje, want kurken kleven zo vast, dat men ze niet los kan krijgen en dan vallen kurkdeeltjes in de balsem. § 3. HET INSTELLEN EN BEKIJKEN VAN HET PREPARAAT. We nemen een klaar gemaakt preparaat en leggen dat op het voorwerptafeltje. We stellen de spiegel zo, dat het gezichtsveld wit, helder en volkomen gelijkmatig verlicht verschijnt. Beneden ± 100 X gebruiken we de vlakke spiegel, daarboven de holle spiegel. Boven 600 X is de condensor nodig. De holle spiegel heeft gewoonlijk een brandpunt van / = 9 cm bij grote microscopen. Nu stellen wij met de micrometerschroef zo in, dat het preparaat volkomen scherp is. We vermijden het gebruik van direct zonlicht, daar dit niet alleen slecht voor de ogen is, maar ook een slecht beeld geeft. Zitten we met de microscoop voor het raam en bemerken we een hinderlijk spiegeleffect, dan gaan we wat verder van het raam afzitten. Soms bemerkt men na lang werken met de microscoop onduidelijke korreltjes of draden in het gezichtsveld. Dit zijn de z.g. ,.mouches volantes” in het oog, zijnde ingedroogd slijm, dat met de vloeistoffen van de oogbol mee stroomt. Om dit optreden te vermijden, voorkomen we alles wat het oog prikkelen kan, zoals rook, stof, Wrijven, sterk zonlicht. § 4. HET GEBRUIK VAN DE MICROSCOOP BIJ HET ONDERWIJS. Waar de cellen de bouwstenen zijn van het organisme kiezen we een microscoop met niet te kleine vergroting, bijv. 200 X . We zorgen verder, dat het maken van het lespreparaat hoogstens een 10 minuten duurt en gebruiken bij de les water- ep glycerinepreparaten, al of niet gekleurd met rode inkt of rode-inktpotloodwater. Voor repetitie of vergelijking gebruiken we blijvende preparaten. Bijv. heeft men in het voorjaar het stuifmeel van windbloemen (iepen, wilgen) laten zien, dan laten we in de zomer stuifmeel zien van planten, die door insecten bestoven worden en ter vergelijking laten We nog even het stuifmeel van de wilg zien. Nog beter is het, de beelden vergroot op het bord te tekenen en de leerlingen te laten natekenen. Ook verdient het aanbeveling, bij gebruik van blijvende preparaten, het beeld in een dik schrift te tekenen met letters in de figuur, zodat men de namen van de onderdelen steeds bij de hand heeft en waarin men tevens vindplaats en alle bijzonderheden van het preparaat inschrijft. Op de etiketten van de preparaten schrijven we naam en nummer en in het boek vinden we dan de bijzonderheden. Delen we het boek bijv. zo in: nr. 1—100 insecten, 101—200 planten, 201—300 zoogdieren enz., dan houden we de soorten bij elkaar. Dan vermijden we het doden en ontleden van insecten in de klas en we komen dus bijv. met een horlogeglas met een losse angel van een bij aandragen. § 5. BLIJVENDE PREPARATEN. Willen we blijvende preparaten maken, dan handelen we in het algemeen als volgt: eerst het preparaat kleuren als dit gewenst is, dan het water uittrekken met spiritus (een 4 uur), dan 4 uur in xylol, 2 uur in kruidnagelolie, dan insluiten in Canadabalsem. We laten daartoe een druppel Canadabalsem op het voorwerpglas vallen, leggen het preparaat met de naald erin en brengen het dekglas op. Na een week of 2 is de balsem volkomen hard. Men oefene echter eerst met water-preparaten om handigheid in het opleggen van het dekglas te krijgen, daar de beginner altijd last van luchtbellen heeft. Denk eraan, dat xylol en kruidnagelolie uit de lucht water aantrekken; water onttrekking aan het preparaat door middel van xylol en kruidnagelolie moet dus in een afgesloten vat geschieden. In gevallen dat het preparaat door wateronttrekking schrompelt, gebruiken we glycerine -gelatine. We smelten een stukje gelatine met de spiritusvlam op het voorwerpglas, brengen snel het dekglas op en laten de gelatine stollen. Recept glycerine-gelatine: 8 gr. witte gelatine, 40 cc water, 30 gr. glycerine samen verwarmen met enkele korrels carbol. Na bekoelen wordt alles vast. Het opleggen van het dekglas is een moeilijk punt voor beginners. Pak het gereinigde dekglas tussen vinger en duim der linkerhand, zet het op zijn kant, op het voorwerpglas, neem in de rechterhand de prepareernaald en laat het dekglas langzaam zakken, het aan de achterzijde tegenhoudend met de naald. De vloeistof, die terzijde onder het dekglas uitkomt, nemen we met filtreerpapier weg. We blijven met onze vingers van het dekglas af om vingerafdrukken te verinijden. In het begin zal men nog al eens last van luchtbellen hebben maar op de duur krijgt men routine in het neerleggen van het dekglas en het juist bemeten van druppels glycerine of water. Reinigen van dekglaasjes en voorwerpglaasjes: met benzine. §6. 30 VOORBEELDEN VAN PREPARATEN. Ik doe maar een greep uit het grote gebied der Natuur en wil alleen wat voorbeelden geven. 1. Haar van mens of dier leggen we op het voorwerpglas, een druppel glycerine en het dekglas erop, en we zien het haar, bestaande uit merg, schors en opperhuid. De schors bevat het pigment (kleurstof), de opperhuid bestaat uit gladde cellen zonder kern. Voor blijvende preparaten behoeven we niets anders dan een druppel Canadabalsem op het voorwerpglas te laten vallen en een dekglas op te leggen. Trekken we een vers haar uit ons hoofd en leggen we dat in water, dan zien we het merg als een zwarte streep, maar leggen we een droog haar in glycerine, dan verdrijft de glycerine de lucht uit het merg en zien we de lucht als uiterst fijne puntjes. Merkwaardige haarvormen vertonen voorts de haren van de muis, de vleermuis en het schaap (dit laatste heeft geen merg) en de rups. 2. Zoutkristallen. Maak een zoutopl. door een puntje zout in wat water op te lossen. Breng een druppel zoutopl. op het voorwerpglas, verwarm boven de spiritusvlam, het water verdampt en het zout blijft liggen als uiterst fijne kristalletjes (zie fig. 3). 3. Zetmeel. Schaaf van een doorgesneden rauwe aardappel wat van de binnenkant af en roer dat met Water tot een papje op het voorwerpglas. We zien het kleurloze zetmeel. Nu laten we met het staafje een druppel joodtinctuur onder het dekglas vloeien. Het preparaat wordt direct blauw. Alle mogelijke plantenorganen, die zetmeel bevatten, kunnen we nu direct op ,,zetmeel onderzoeken” met deze joodreactie. 4. Watten pluizen we uit en brengen iets op het voorwerpglas met een druppel water. We zien dan katoenvezel. 5. De vlezige rok van een ui halen we uit een grote ui en we trekken met het pincet een uiterst dun huidje eraf. We voegen nu een druppel joodtinctuur er bij en zien celwand en celkern mooi geel gekleurd liggen. 6. Het melksap van verschillende planten bevat zetmeel staafjes. We tonen dit aan, door een druppel melksap (bijv. van de Wolfsmelk) op het voorwerpglas te brengen. We laten onder het dekglas weer een druppel joodtinctuur lopen en we zien de blauwe zetmeelstaafjes liggen. 7. Kristalnaalden tonen we aan uit het sap van een houtige wingerdrank. Deze kristalnaalden of rhaphiden bestaan uit kalkoxalaat. Het joodtinctuur zal ze dus niet kleuren. 8. Stuifmeel van tulp, hyacinth, wilg, narcis, roos, enz. enz. onderzoeken we als waterpreparaat. Voor blijvende preparaten verwarmen we het stuifmeel op het voorwerpglas even boven de spiritusvlam, druppel Canadabalsem, dekglas en we zijn klaar. 9. Huidmondjes. We breken een stengel of blad van een tulp of narcis door en we stropen een stukje opperhuid met het pincet af. We leggen het op het voorwerpglas, kleuren met een druppel rode inkt in water of rode-inktpotloodwater, spoelen het teveel der kleurstof weg met water, leggen een dekglas op en we zien de huidmondjes. Willen we een blijvend preparaat maken, dan onttrekken we het bladgroen met Eau de Javelle -*■ 2 uur in water -> kleuren -> water onttrekken met spiritus 4 uur; dan xylol 2 uur, dan Canadabalsem en dekglas. 10. WortelceUen. We laten een ui of een hyacinth woitels vormen op een bollenglas. We nemen een stukje van de wortelpunt, brengen dat 12 uur in 1 % chroomzuur, wassen 1 uur in water uit en brengen dan het ca. 1 cm lange wortelstukje in anilineblauwwater, kleuren een half uur en wrijven nu het stukje wortel fijn, onderzoeken in glycerine. We zien dan losse cellen van vierkante vorm met kern. 11. We stropen een stukje huid van een stuk zeewier (fig. 4) en brengen dat in glycerine onder het dekglas. 12. Sporen van paddenstoelen, schimmels, mossen en varens zijn ook dankbare onderwerpen. We brengen ze in glycerine onder het dekglas. Voor blijvende preparaten drogen we even boven de vlam en brengen ze in een droppel Canadabalsem. 13. Interessant zijn de schubben van een vlinder. We laten wat schubben van een vlindervleugel vallen door tegen een vleugeltje te tikken boven het voorwerpglas. We onderzoeken droog, d.w.z. we leggen een dekglas op zonder toevoeging van water of glycerine. Voor blijvend preparaat voegen we zonder verdere voorbehandeling een druppel Canadabalsem bij. 14. Een vleugel van een mug, vlieg, bij, hommel, wesp, libel is ook zeer gemakkelijk. We kleuren niet en onderzoeken in water of glycerine. Een blijvend preparaat maken we door eenvoudig een druppel Canadabalsem op een droog vleugeltje te brengen. Indien nodig kunnen we de vleugel nog watervrij maken in spiritus en/of xylol. Fig. 6 toont de vleugel van een mug bij 40 x . 15. Een pootje van een mug, vlieg, spin e.d. is interessant. We onderzoeken in glycerine;. Willen we een blijvend preparaat Fig. 3. Glauberzoutkristal, 100 x . Fig. 5. Beukenhout, 100 x Fig. 4. Zeewier, 220 x . Fig. 6. Vleugel mug, 40 x . Fig. 7. Roeipoot waterinsect, 40 x . Fig. 8. Zuigsnuit vlieg, 100 x . Fig. 9. Hoofdluis, 40 x.. Fig. 10. Boekenluis, 40 x . maken, dan is watervrij maken in spiritus of xylol soms nodig. Is de poot dik, dan maken we van gebroken dekglasstukjes een lijstje om de poot en vullen aan met Canadabalsem. Is de balsem ingedroogd, dan vullen we weer aan met verse balsem totdat de ruimte onder het dekglas geheel gevuld blijft. Fig. 7 toont de poot van een waterinsect bij 40 x . 16. De angel van een wesp of bij is de moeite waard. We leggen het achterlijf van het insect in water, de angel weekt los en met het pincet trekken we hem eruit. We onderzoeken in water en merken de venijnige weerhaken op. Voor blijvend preparaat: watervrij maken in spiritus en xylol dan in de Canadabalsem. 17. De zuigsnuit van een vlieg (z.g. tongetje) is merkwaardig. De vlieg kan geen vast voedsel opnemen, maar belikt een stukje suiker zolang, tot wat suiker oplost in het speeksel en dat likt de vlieg dan op. We zien derhalve aan de zuigsnuit van de vlieg de chitine-gootjes. (zie fig. 8). 18. Gehele insecten worden gaarne geprepareerd. Hiertoe lenen zich vooral die insecten, welke een hard chitinepantser hebben, zoals de vlo. We nemen als voorbeeld de hoofdluis (fig. 9). We vangen een hoofdluis op het hoofd van een kind en brengen de luis voorzichtig met een penseel in een horlogeglas met spiritus. Na 24 uur gaat de luis in xylol, blijft daar ook 24 uur in en komt dan met een druppel Canadabalsem op het voorwerpglas. Zo nodig maken we bij dikke insecten een lijstje van dekglassplinters en vullen de ruimte op met Canadabalsem. Het voordeel van totaalpreparaten is, dat we poten, monddelen, tracheën enz. in één preparaat bij elkaar hebben, ook kunnen we mannetje, wijfje en larve in één preparaat onderbrengen. Fig. 10 toont een boekenluis bij 40 x , fig. 11 een mensenvlo bij 40 x . De vlo moet minstens een dag in de kruidnagelolie blijven om doorzichtig te worden. 19. De vis levert ons de schubben, hetzij cycloide of ronde schubben (haring, snoek) hetzij ctenoid of kamschubben (bot). We onderzoeken één enkele schub in glycerine. (Fig. 16) . 20. Opperhuidcellen krijgen we van de kikvors. *) We laten in het voorjaar een paar kikvorsen in een aquarium en vissen na een paar dagen de afgestoten opperhuid af. We spreiden een stukje na kleuring met anilinerood op het voorwerpglas uit en we zien een aaneengesloten celweefsel. 1) Voor uitgebreide behandeling van de kikvors, zie J. C. Alders: ,,De Kikvors”. Uitg. Hofstad, Den Haag. Met vele microfotografiën. Prijs f 1,45. 21. We krabben met een mes wat slijm van onze tong, roeren dat op het voorwerpglas met water aan, drogen het preparaat door het voorwerpglas door de spiritusvlam te halen, kleuren de ingedroogde massa met anilineblauw, wassen uit in water en onderzoeken in druppels glycerine. We zien cellen met duidelijke kernen en pigmentcellen vinden we op de schubben van de vis of de huid van de kikvors, het zijn zwarte onregelmatige vlekken, (zie fig. 13). 22. Bloed, strijken we zeer dun uit op het voorwerpglas, halen het voorwerpglas door de spiritusvlam, laten blauw anilinewater inwerken en onderzoeken in glycerine. Bij vissenbloed zien we dan duidelijk de celkernen. Zie ook pag. 14. 23. Daphnia’s zijn interessant als levend object, omdat we het „hart” zien kloppen. We leggen ee in nat verbandgaas op het voorwerpglas om hun bewegelijkheid wat te remmen, of gebruiken een voorwerpglaasje met uitholling. 24. In slootwater zien we de pantoffeldiertjes zwemmen, welke zich door trilharen bewegen. Zij zijn eerst bij ± 200 X zichtbaar, zie verder § 12. 25. Het oog van een vlieg of kever koken we in een reageerbuisje kaliloog (oppassen voor spatten in de ogen). Hierbij laat het hoornvlies van het vliegenoog los. Na spoelen met water: alcohol 95 % 24 uur -» kruidnagelolie -*■ Canadabalsem. We zien regelmatige 6-hoekjes (facettenoog). 26. Plasmolyse. Speciaal voor onderwijzers volgt hier nu iets over plasmolyse, omdat dit met de microscoop zo goed te zien is. Onder plasmolyse verstaan we het loslaten van het plasma van de celwand en het ineenschrompelen der celinhoud. Leggen we een stukje plantenhuid, bijv. een bloesemblaadje, onder het microscoop en voegen we keukenzoutoplossing toe, dan treedt de plasmolyse direct op. De celwand is n.1. doorlaatbaar voor keukenzoutoplossing, maar het protoplasma is alleen semi-permeabel (halfdoorlatend), zodat osmose optreedt. Door de gewijzigde evenwichtstoestand verandert de turgor. Plasmolyse is een osmotisch verschijnsel. 27. Weekdieren behandelen we als insecten, echter is de kruidnagelolie nu minder op haar plaats. Xylol is nu de tussenstof, omdat we uitsluitend met vlees te doen hebben. De regenworm is een geschikt object voor amateurs. We leggen een flinke regenworm een week in alcohol, stropen de huid eraf en verdelen die in 1 cm stukjes. We kleuren die met eosine -> ontwateren in 95 % alcohol —► maken doorzichtig met xylol -»• sluiten in in Canadabalsem. We snijden ook de huid van een tuinslak af en behandelen die als de worm. Waterinsecten moeten we, om ze levend te zien, brengen op een voorwerpglas waarop wijdmazig verbandgaas ligt. Dit blijft lang, nat en de tussen een maas rondzwemmende insecten kunnen niet uit het gezichtsveld zwemmen. Men moet natuurlijk bij kleine vergroting kijken (25 a 50 X ). De watervlo of daphnia is zeer interessant, omdat we het kloppen van een vat, dat als hart dienst doet door de microscoop zeer duidelijk kunnen zien. Om watervlooien houdbaar te prepareren, worden zij in 95 % alcohol gelegd, 5 minuten gekleurd in eosine, gespoeld in water, in de kruidnagelolie gelegd en ingesloten in Canadabalsem. 28. Bacteriën. Men schrapt enig tandaanslag van zijn tanden en roert dit aan met wat speeksel of water op het voorwerpglas en legt er een dekglas op. Als men voorwerpglas en dekglas vooraf wat verwarmd heeft, blijven de bacteriën wat langer in leven. Beter is het, chloorzinkjoodoplossing te gebruiken, dan kleuren zij. Chloorzinkjoodoplossing bestaat uit 60% chloorzink, 10% joodkalium, 28 % water (gedist.) 2 % jodiumkristallen. Men laat het tandaanslag indrogen op het dekglas laat een droppel chloorzinkjoodoplossing op het voorwerpglas vallen en legt het dekglas op. We zien dan de gewone bacteriën der mondholte: de puntjesachtige kokken, de gekromde sprillum sputigenum, de spirochaete dentium en de staaf vormige bacillus buccalis. De onderwijzer kan dan meteen opmerkingen maken over het nut van tandenpoetsen, door tandaanslag met speeksel voor en na het tandenpoetsen te laten zien en te wijzen op de gevaren der besmetting door hoesten en niezen. Nodige vergroting d: 600 X . 29a. Algemeen Schema prepareren insecten. 95 % Alcohol \ j' Tussenstof kiezen uit: Xylol Kruidnagelolie Benzol Cederhoutolie j; j; Y Y Inlegstof: Canadabalsem. Het kleuren van insecten komt niet zoveel voor. De meest gebruikelijke kleurstoffen zijn: methyleenblauw, methyl-violet, eosine. Van methyleenblauw gebruikt men 1 % wateroplossing, van methylviolet 2 % in water. Eosine: 0,1 % wateroplossing, kleurt rood. Inplaats van kruidnagelolie als tussenstof kan men ook ceder- Zelf aan de Microscoop. 2 houtolie en benzol gebruiken. Kruidnagelolie voldoet het beste. Glycerine als insluitmiddel wordt gebruikt voor preparaten, die door wateronttrekking zouden gaan schrompelen, dus geen alcohol verdragen. We leggen dus het stuk insect dan, na al of niet kleuren, in de glycerine in en plakken het dekglas vast met Canadabalsem. Kleurstoffen verbleken in glycerine op de duur. 29b. Algemeen Schema prepareren planten. Kleuren 4 Na kleuren spoelen 4 Ontwateren in alcohol 95 % 4 4 4 4 Tussenstof kiezen uit: Cederhoutolie Xylol Kruidnagelolie 4 4 4 4 Inlegstof: Canadabalsem. (of Glycerine.) 30. Het maken van histologische preparaten. De amateur, die niet over een microtoom beschikt, maar toch een 500—600 X vergroten kan, wil gaarne ook weefseldoorsneden zien. Zelf kunnen we maar weinig histologische preparaten maken. Ik zal er een paar noemen: a. Bloed. We laten een druppel bloed op het voorwerpglas vallen en strijken dit met een ander voorwerpglaasje (op zijn kant) goed uit. We laten het stofvrij aan de lucht drogen en gieten er wat alcohol op om de cellen te doden, laten drogen en kleuren met ëosine. We spoelen af met water, drogen weer en sluiten in Canadabalsem in. b. Epitheel. We strijken met de kant van het voorwerpglas over de tong en schrapen zo epitheel uit de slijmhuid van de tong af. Behandeling als bij bloed. Ook in een druppel urine zien we, als we wat eosine toevoegen, epitheelcellen uit de binnenwand van de urinewegen. c. Verzilveren van celgrenzen kan men het beste uitvoeren aan een stukje darm van een klein dier. Span een stukje darm op een kurk en laat dat 10 min. in 1 % zilvernitraatoplossing liggen. Het wordt dan wit. Nu haalt men het preparaat van de kurk, spoelt in water af en legt het in een schaaltje met water in de zon, waardoor het bruin wordt. Dan spoelt men uit de zon af in keukenzoutoplossing, dan een Fig. 11. Vlo, mens 40 x . Mannetje, zie geslachtsorgaan links opgerold op het lichaam. Fig. 12. Larve Mug, 25 x . (Aan ’t achterlijf ademhalingsbuisje) . Fig. 13. Pigmentcellen schelvis, 350 x Fig. 14. Hyacinthweefsel, 220 x Fig. 15. Doorsnede vliermerg, 40 x Fig. 16. Schub vis, 40 x . Fig. 17. Doorsnede Moerasgras, 40 x Fig. 18. Doorsnede Brem, 40 x paar uur in 90 % alcohol, dan terpineol, dan Canadabalsem. De celgrenzen zijn dan donkerbruin en zeer scherp. Maar we kunnen van een laboratorium microtoomsneden (dikte ± 0,01 mm) kopen en deze zelf kleuren en verder behandelen. Deze microtoomsneden zijn gewoonlijk gefixeerd met a. formaline of b. formaline-sublimaat en gebet in cellodine, verpakt in cellophaan. a. Een formalinepreparaat behandelen we als volgt: Leg de snede, verpakt in cellophaan, in 96 % alcohol en wacht tot het preparaat losweekt, we spoelen het stukje na met spiritus en water en kunnen dan gaan kleuren. b. Een sublimaatformalinepreparaat (dat bijna altijd gemaakt wordt) eist meer werk. Eerst weken we het preparaat met 96 % alcohol van de cellophaan, dan spoelen we in 90 % alcohol en dan moeten we het kwik (sublimaat = kwikchloride) verwijderen door in de spiritus wat joodjoodkali te druppelen tot deze bruingeel is. Na een klein half uur is het kwik weg, maar we hebben joodsporen in de plaats gekregen. Daarom spoelen we met spiritus en met water en brengen dan het preparaat 5 min. in 1 % natriumthiosulfaatoplossing, (de hypo uit de fotografie), dat jodium vernietigt. Nu kunnen we spoelen met water en kleuren. De joodjoodkalioplossing maken we zo: los 1,5 gr kaliumjodide in wat water op en schenk dit in 40 cc 90 % alcohol (KJ lost n.1. niet in alcohol op). Nu schenkt men 10 cc 10 % alcoholische joodoplossing erbij en heeft nu joodjoodkalioplossing. Het kleuren hangt af van de soort preparaat. Preparaten van spieren (elastische vezels) kleurt men 20 min. met elastine (1 gr elastine in 100 cc 70 % alcohol). Kleuren: elastische vezels rood, andere weefsels blauw. In het algemeen kan men kleuren met de dubbelkleurcombinatie hamaluin-eosinerood. Men lost 1 gr hamaluin in 20 cc warm water op en ook lost men 1 gr eosinerood in 100 cc water op. Eerst kleuren we 10 min. de hamaluin, wassen dan in water, het preparaat wordt blauw. Dan 20 min. in de eosine kleuren. Het preparaat wordt rood. Nu in 90 % alcohol of spiritus, dan een half uur terpineol, dan Canadabalsem. Kleuren: kernen blauw, kraakbeen blauw, bindweefsel helderrood, spierweefsel donkerrood, epitheel violetachtig. Wie niet in de gelegenheid is aan microtoomsneden te komen, wende zich tot den schrijver. Deze sneden zijn zeer goedkoop, want het werk komt pas met het voorbereiden en kleuren. Ook in de grote laboratoria wordt zo gewerkt: de studenten krijgen microtoomsneden; ook de professor laat zijn preparaten door een assistent met een microtoom snijden en verwerkt en kleurt ze dan zelf. § 7. HET MAKEN VAN PLANTENSTENGELDOORSNEDEN. Het maken van stengeldoorsneden is zeer moeilijk, daar men uiterst dunne plakjes moet maken, dit geschiedt met een microtoom, welke ± 0,25 mm dik snijdt. Toch kunnen we zelf dit ook benaderen als volgt: we leggen een stukje van bijv. 1 cm klimopstengel een dag in spiritus, waardoor het hard wordt. Vervolgens klemmen we het tussen 2 plakjes harde gele zeep en drukken alles goed samen. Met een Gilette scheermesje snijden we nu uiterst dunne plakjes zeep af en nemen zo gelijk uiterst dunne plakjes stengel ook mee. In water laat de zeep gemakkelijk los en wassen we de stengelstukjes zo schoon van zeep. Vervolgens in Eau de Javelle vrijmaken van bladgroen, wassen in water, dan kleuren we in rode of violette-inkt-potloodwater, wassen weer en bekijken in glycerine of water. Het transport van die uiterst tere stengelstukjes geschiedt met het penseel, daar de naald ze licht beschadigt. Wil men blijvende preparaten maken, dan make men ze met Eau de Javelle vrij van bladgroen, wassen dan goed uit en kleuren de nu witte plakjes en we maken ze na het kleuren watervrij in alcohol (spiritus), vervolgens xylol en Canadabalsem of ook: na het kleuren een paar uur in glycerine en dan inleggen in glycerine-gelatine. We verwarmen een stukje glycerine-gelatine ter grootte van een erwt boven de spiritusvlam, het smelt, we brengen het preparaat erin (doordrenkt van glycerine) en leggen vlug het dekglas op. Fig. 14 toont hyacinthbloemweefsel (220 x), fig. 15 doorsnede van vliermerg (40 x), fig. 17 van moerasgras (40 x) en fig. 18 van brem (40 X ). §8. MICROFOTOGRAFIE. De fotografie vindt men in „Zelf aan de Camera”. We zullen hier een kort overzicht van de microfotografie geven. Leg de microscoop horizontaal en schuif tegen het oculair van een gewoon platenfototoestel aan. Omwikkel de aanrakingsplaats met zwart doek. Laat de camera op oneindig staan en Fig. 19. Reukcellen in reukslijmvlies mens, 60 x . Fig. 20. Diatomee, 400 x Fig. 21. Zeewormlarve, 40 x , met donkerveldbelichting. Borstels duidelijk zichtbaar. Fig. 22. Longweefsel mens, v. = 200 x . Fig. 23. Longweefsel mens met kolenstofophoping, v. = 200 x . Fig. 24. Doorsnede huid vingertop mens, = 40 x Fig. 25. Darmvlokken mens, v. = 40 x stel de reeds op scherp gestelde microscoop bij tot het beeld scherp op het matglas verschijnt. De belichting verkrijgen we met een 100 kaars electrische lamp op 5—10 cm boven de microscoopspiegel. Te sterke lampen verwarmen de Canadabalsem. De belichtingstijd hangt af van kleur (rood beinvloedt de plaat haast niet) en dikte van het preparaat. Alleen volkomen vlakke preparaten geven een goed beeld. Meestal is ± 10 sec. genoeg voor vleugels, pootjes e.d. en men ontwikkelt met een langzame ontwikkelaar om fouten in de belichtingstijd te corrigeren. Recept langzame ontwikkelaar: 1000 cc water; 250 gr gekristalliseerd natriumsulfiet; 250 gr potas; 50 gr glycine. Voor gebruik: 1 deel ontwikkelaar op 3—5 delen water. Tijd: bij tankontwikkeling 20 min. t = 18° C. Kleurgevoelige platen zijn niet nodig, wel langzame, (18° Sch.). Fotografie met Boxcamera’s. Waar de meeste lezers wel niet met de ouderwetse glasplatencamera meer werken, volgen hier enige wenken voor gebruikers van filmcamera’s. Wie een klapcamera heeft met openklapbaar achterstuk behoeft niets anders te doen, dan een stukje matglas te snijden en daarop het preparaat door bijstellen van de microscoop in te stellen. Maar met een boxcamera, die men niet openen kan, handelt men als volgt: De camera staat van nature op oneindig. Kijken wij in de microscoop, dan staat deze niet voor een , .oneindig” oog ingesteld. Wij zorgen nu, dat deze op oneindig komt. We stellen een zakverrekijker of toneelkijker op ,,oneindig” op een toren in de verte. Nu veranderen we niets aan de kijker, zetten deze tegen de microscoop en stellen die bij, totdat we door de kijker het preparaat scherp zien. Zetten we nu de camera in de plaats van de toneelkijker, dan valt door de eveneens op ,,oneindig” staande cameralens het beeld juist scherp op de film. Afdrukken op glanzend gaslicht papier. Dof papier geeft slechte resultaten. In de fig. 19—25 zijn enige mooie foto’s afgedrukt. Fig. 26—29 toont opnamen van kolenstructuren. x) Men deelt deze als volgt in: Vitrain : Glanzende koollaagjes met verdwenen celstructuur, asgehalte zeer laag, 1 %. Fig. 26 en 28. 1) Zie ,.Kolen” van J. C. Alders. Uitg. D.B. Centen. Prijs f 1,50. ■ Structuur van steenkolen. Fig. 26. Vitrain, 100 x . Fig. 27. Durain, 100 x . Fig. 28. Vitrain, 100 x . Fig. 29. Durain, 70 x Clarain : Sterk glanzend, celwanden nog wel aan te tonen, asgehalte door resten van celwanden, 2 %. Durain : Dofzwarte koollaagjes, meer celresten bevattend, vandaar ca. 7 % as. Fig. 27 en 29. Fusain : Naaldjes van dofzwarte kleur, waarop de stukken kool afbreken, asgehalte 10—15%. Sommige schrijvers noemen het fusain minerale houtskool. § 9a. DONKERVELDBELICHTING. Sommige zeer veel licht doorlatende preparaten bekijken we met donkerveldbelichting. Hiervoor zijn speciale lenzen in de handel, maar we kunnen het ook bereiken door verdraaien van de spiegel terwijl we sterk verlichten met een electr. lamp. We krijgen dan een donkere achtergrond, waarop het preparaat scherp afsteekt en veel meer details laat zien dan bij heldere ondergrond. Vooral bij plankton komt dat nogal eens voor. Fig. 21 toont de larve van een zeeworm bij 40 X. Op heldere grond zijn de borstels vrijwel onzichtbaar, maar bij donkerveldbelichting zijn zij zeer goed te zien. § 9b. MICROSCOPIE MET OPVALLEND LICHT. De microscoop met opvallend licht was eigenlijk het oudste type, Fig. 30. Bevestiging lamp aan de microscoop. waarbij een z.g. schoenmakersbol het licht concentreerde op het preparaat. Langzamerhand trad de doorvallende verlichting meer ïn meer op de voorgrond vooral na de uitvinding van het belichdngstoestel van Abbe dez.g. condensor, zie voorplaat. Tegenwooriig gebruikt men opvallend licht alleen bij volkomen ondoorzichtige voorwerpen, zoals bij het metaalonderzoek langs microscopische veg, waarbij het metaaloppervlak na slijpen en etsen met behulp van een verticaalilluminator verlicht én bekeken kan worden. We crijgen hierbij een reflectiewerking van het spiegelende metaaloppervlak en op andere preparaten is deze methode onbruikbaar. Normaal is het beeldvlak van een microscoop helder maar we cunnen ook werken met een zwart beeldvlak, de z.g. donkerveldoelichting met opvallend licht waarbij de preparaten door diffuus gereflecteerd licht zichtbaar worden zie § 9a (en de natuurlijke deuren van het preparaat behouden blijven). De donkerveldbelich- ting met opvallend licht verkrijgen we door naast de microscoop een sterke lichtbron te plaatsen welke het licht op het preparaat werpt. Hiervoor heeft men o.a. geconstrueerd dë z .g. Epilamp 8 van Zeiss, welke aan de microscoop bevestigd wordt (fig. 30). De lamp gebruikt •0,6 Amp. en werkt op 8 Volt. Het principe is te zien in fig. 31: paralel licht van lamp L valt door lenzen K op de onder 45° staande spiegels rr rondom het objectief a naar de condensor k, waarbij het convergeert op preparaat O. De dieptewerking wordt ongemeen verhoogd door deze methode, gelijk blijkt uit de afbeelding van de haren van de brandnetel (fig. 32) waarbij de haren zonder snijden en zonder prepareren op het voorwerpglas gelegd zijn. Ook het sneeuwkristal (fig. 33) is buitengewoon duidelijk en plastisch. § 10. SNEEUW ONDER DE MICROSCOOP. Fig. 33 toont een mooie foto van een sneeuwkristal. Wie dat zelf wil zien, handele als volgt: Zet de microscoop met de voorwerpglaasjes een paar uur buiten, zodat alles beneden 0° wordt. Dan vangt men enige sneeuwvlokken uit de lucht en bekijkt met kleine vergroting, bijv. 40 of 50 x . (Oprapen van reeds gevallen sneeuw is niet aan te raden, daar de fijne kristallen dan breken). Met een zaklantaarn kan men de kristallen van boven af belichten. Vooral in het donker is het effect prachtig. De grondvorm van Fig. 32. Haren brandnetel (Urtica dioica). sneeuwkristallen is een zeshoekige ster, met allerlei variaties. De ijsbloemen op de ruiten zijn veel te dik om te bekijken onder de microscoop. Wil men die zien, dan legt men eenvoudig een glasplaatje, waarop men geademd heeft, in de vriesnacht buiten en weldra zit het vol uiterst kleine kristallen, die men in het donker met de zaklantaarn als opvallende lichtbron met kleine vergroting bekijkt. Fig. 33. Sneeuwkristal. §11. HET ONTLEDEN VAN GROTERE DIEREN. Het ontleden van dieren doet men het beste onder water. Men legt bijv. een dode kikker, muis, rat, op zijn rug in een foto-ontwikkelbakje 9 X 13 cm, waarvan de bodem met een laag paraffine is bedekt. We vullen het bakje met water en snijden het dier de buik open. De huidlappen steken we vast met spelden in de paraffine. We verversen het water dikwijls, tot het helder blijft en gaan vervolgens het dier ontleden, door de ingewanden voorzichtig eruit te halen en terzijde te leggen op horlogeglazen. Het geraamte kunnen we door bleken in de zon mooi wit krijgen. We harden de weefsels in alcohol en kunnen er dan plakjes af snijden. § 12. HET MIGROAQUARIUM. Neem een grote inmaakfles of stopfles van helder glas, zodat men er goed doorheen kan zien, bedek de bodem met goed gewassen zand (geen modder, want dan bederft het water) en zet daarin vooral waterpest. Verder knijpen we dotten draadalgen uit en schaven begroeisel van oude palen af. Dat bevat veel planktonvormen, klokdiertjes en diatomeën (fig. 20), zeewormlarve (fig. 21) . Niet in de zon zetten, maar verstrooid daglicht toelaten. Als voedsel : stukjes rauw vlees aan een draadje hangen en na een dag verwijderen. We vinden nu in het microaquarium: afgietseldiertjes, pantoffeldiertjes, klokdiertjes, euglena (oogdiertje), colpiden, stychlonichia, zoetwaterpolyp, daphnia’s. Al te veel daphnia’s vermijden we, want die vangen te veel andere bewoners. Een paar slakken moeten te sterke algengroei tegengaan. Bekijk vooral de eieren van slakken, men ziet de slakjes in het ei voortdurend ronddraaien. De hydra’s zetten zich in den regel tegen de wand van het glas, men ziet dan spoedig een jong dier aan het oude groeien en na een tijdje zit het er naast. Men vangt de organismen met een pipet of nauw glazen buisje, dat men met de vingertop afsluit bij het ophalen. Voor het bekijken van de organismen in het aquarium is een vergroting van 100 X voldoende. In een druppel, uitgeknepen uit een dot algen, zien we klokdiertjes, euglena, pantoffeldiertjes, zonnediertjes, amoeben, volvox enz. Maar de grotere dieren tonen veel meer interessante zaken: de watervlo met haar ,,kloppend hart” en beweegbaar oog, de ,,zaag” van de bloedzuiger; we zien de bloedsomloop van de nog in hun ei zittende doorzichtige jonge slakken, de libellarf toont haar ademhaling door het uitstoten van water uit het achterlijf. We zien hoe een zwerm daphnia’s troebel water snel reinigt door alles op te eten, terwijl zij zelf door de larve van de mug verslonden worden. We zien, hoe in de voorste darm de chitinidelen van de daphnia achterblijven en de vloeibare inhoud zich verplaatst naar de middendarm van de muggelarve. (Zie fig. 12 larve mug) . Daphnia’s tonen winter- of zomereieren, de hydra toont knoppen, wormen delen zich (zoals stylaria), we zien de slakken in hun ei ronddraaien, we kunnen de jeugdvorm der mossel (Glochidien) zien zwemmen. Zie verder ,,Wat zie ik in de Microscoop” van schrijver dezes over planktonvormen, hydra’s enz. AANHANGSEL. Korte verklaring van de vaktermen van de Microscoop. Aberratie. Dit betekent letterlijk „afwijking”. Chromatische aberratie = eigenschap van lenzen om het licht bij de breking tegelijk te ontleden in de spectraalkleuren (chromos =kleur). Sferische aberratie = eigenschap van lenzen en holle spiegels om de stralen, invallend in het midden en aan de rand, verschillend te breken, maar het sterkst aan de rand. Dit. geeft brandpunten achter elkaar inplaats van één zuiver brandpunt. Achromatisch. Een objectief, dat het licht niet in zijn kleuren ontleedt (a-chromos, geen kleur) bestaat uit 2 soorten glas met verschillende brekingsindex. Alleen het z.g.n. secundaire spectrum kan nog niet worden opgeheven. Dat kan wel bij apochromaten. Apertuur. Dit is het product n . sin u. De brekingsindex is n en 2« is de tophoek van de kegel, gevormd door de stralen uit het voorwerps- punt naar de lensomtrek. De juist te scheiden afstand van twee punten • v j. ,, , golflengte licht in het preparaat wordt bepaald door . De num. ap. 2 x num. ap. r varieert van 0,1 tot 1,3 bij olieimmersie. Aplanatisch. Een objectief is aplanatisch als men door het samenvoegen van twee lenzen de sferische aberratie opheft. Apochromatisch. Een objectief is apochromatisch, als men door gebruik van lenzen van verschillende brekingsindex ook nog het sec. spectrum opheft en geheel kleurvrije beelden verkrijgt. Biconcave lens. Een dubbelholle lens. Verstrooit het licht. Biconvexe lens. Een dubbelbolle lens. Concentreert het licht op 1 punt. _ , . . . sin invalshoek Brekingsindex. n = . sin brekingshoek’ Compensatie-oculair. Deze heffen de chromatische aberratie van apochromatische objectieven op. Complanatisch oculair. Met lenzen bij het oog, welke uit 3 glassoorten bestaan (aplanatisch triplet). Het achromatisme verbetert hiermede. Hebben grote eigen vergr. (25 x ). Concave lens. Holle lens. Condensor. Belichtingstoestel onder de voorwerpstafel, concentreert het licht op het preparaat. Nodig bij vergr. boven 600 x . Convexe lens. Bolle lens. Convergent. De stralen verenigen zich in 1 punt. Diafragma. Dient voor het opvangen van randstralen. Dioptrie. Lens met een brandpunt van 1 meter. Dispersie. Kleurverstrooiing. Divergent. Na breking door de lens verstrooit het licht. Doublet. Twee lenzen samen gemonteerd. f. Focus = brandpunt. Fluoriet. Lenzen van vloeispaat (afgeleide van fluor) of silicaatglas enz. bij objectieven. Immersie. Van immergere = indopen. Men brengt een druppel olie op het dekglas en doopt daar het objectief in, de num. apertuur, die voor lucht 0,94 is, wordt bij gebruik van cederhoutolie met n = 1,51 nu 1,43 dus het oplossingsvermogen van het objectief neemt toe. Voor zeer sterke vergr. (boven 1000 x). Interferentie. Als lichtstralen elkaar versterken of verzwakken ontstaan de interferentiekleuren. Micron. Eén duizendste millimeter. Microplanaar. Symmetrisch microfotografisch objectief met vier gescheiden lenzen. Mono chromatisch. Eénkleurig. Objectief. Stelsel lenzen boven het preparaat. Droge systemen werken met lucht. Bij zeer grote vergroting gebruikt men natte systemen met immersieolie. Met eigen vergr. van 5 è, 115 x . Oculair. Lenzenstelsel bij het oog. Heet gewoonlijk naar de uitvinder Huygens oculair. Oculus = oog. Eigen vergr. 5—14 x . Oplossend vermogen. Het vermogen van de lenzen om alle details in de structuur van het preparaat te tonen. Ortboscopiscb = complanatisch oculair. Periscopisch. = ,, ,, ,, Planconvex. Platbol. Triplet, stelsel van 3 lenzen samen gemonteerd. Vergroting. Lineaire vergroting: 500 X lineaire vergroting betekent: een streepje van Vio mm lijkt 50 mm lang. Totale vergr. = product eigen vergr. obj. en oculair. De oppervlaktevergroting bedraagt het kwadraat van de lineaire. Is de lin. vergr. 25, dan is de opp. vergr. .625. Normaal rekent men altijd met de lineaire vergroting. REGISTER. Bldz. A. Aberratie . 28 Achromatisch 28 Afdrukken 21 Angel bij 11 Anilineblauw 4 Apertuur 28 Aplanatisch 28 Apochromatisch .... 28 B. Bacteriën 13 Belichtingstijd 21 Beukenhout 9 Biconcaaf 28 Biconvex 28 Bloed 12, 14 Blijvende preparaten . . 6 Boekenluis 10, 11 Brandnetelhaar .... 24 Brekingsindex 28 Brem . 16 G. Canadabalsem 4 Chemicaliën 4 Chitine 11 Chroomzuur 8 Celkern 7 Celwand 7 Clarain ........ 23 Compensatie oculair . 2, 28 Complanatisch oculair 2, 28 Concave lens 28 Condensor ....... 24 Convexe lens ...... 28 Convergent 28 Ctenoidschub 11 Cycloidschub 11 D. Daphnia 12, 13, 27 Darmvlokken 20 Dekglas 3, 6 Diafragma 28 Dioptrie 28 Dispersie 28 Divergent 28 Donkerveld .. . . . . 23, 24 Droog preparaat .... 8 Doublet 29 Durain 21,23 E. Eau de Javelle .... 4 Bldz. Epitheel 14 Eosine 4 F. F 29 Fluoriet 29 Formalinepreparaat ... 17 Fotograferen 18 Fusain 23 G. Glycerine . . . . 4, 11, 18 Glycerine gelatine . . 4, 6 H. Haar 7 Hoofdluis 10, 11 Horlogeglas 3 Houding 1 Hout 9 Huidmondjes 8 Hyacinthweefsel .... 15 Hydra 27 I. Immers ie 29 Inktpotloodwater ... 4 Instellen 5 J. Joodreactie 7 Joodtinctuur 7 K. Kamschub 11 Kikvors 11,12 Kolenstnïctuur . . . '. 21 Kristallen 7 Kristalnaalden 7 Kruidnagelolie .... 6 L. Luizen ’ 11 Larve mug 15, 27 M. Melksap 7 Microaquarium .... 27 Microfotografie 18 Micron 29 Microplanaar 29 Moerasgras 16 Monochromatisch ... 29 Mouches volantes ... 5 N. Naaldhouder 4 O. Objectief 1, 3, 29 Oculair 1, 29 Onderlegplaat 3 Oog . . . 12 Oplossend vermogen . 2, 29 Bldz. Opperhuidcellen .... 11 Orthoscopisch oculair . 2, 29 Paddestoelsporen .... 8 Pantofleldiertjes .... 12 Penseel 4 Periscopisch oculair . 2, 29 Pigmentcellen . . . . 11,15 Pincet 4 Plankton 23, 27 Plasmolyse 12 Planconvex 29 Pootje mug 8 Prepareren insecten . . 13 Prepareren planten ... 14 Principe microscoop . . 2 Reinigen dekglas ... 6 Rhaphiden 7 Ronde schubben .... 11 Regenworm 12 Reukcellen 19 Schimmelsporen .... 8 Schubben vis ..... 11 Schubben vlinder ... 8 Sneeuw 24 Spiritus 4,11 Stengeldoorsnede .... 18 Stuifmeel 8 Bldz. Tongslijm 12 Triplet 29 Ui 7 Vaktermen 28 Varensporen 8 Vergroting 1, 29 Verzilveren 14 Vitrain 21,23 Vleugel mug 8, 9 Vliermerg 16 Vlo 11, 15 Voorwerpglas 3 Waterslakken 27 Watten 7 Wier 8, 9 Wingerd 7 Wolfsmelk ...... 7 Wortelcellen 8 Xylol . 4,6 Zeewier 8, 9 Zeeworm 19, 23 Zetmeel 7 Zoetwaterpolyp .... 27 Zoutkristallen .... 7, 9 Zuigsnuit vlieg . . . 10, 11 INHOUD. Bldz. § 1. Het principe van de microscoop 1 § 2. Het gereedschap . . . . . 3 § 3. Het instellen en bekijken van het preparaat 5 § 4. Het gebruik van de microscoop bij het onderwijs ... 5 § 5. Blijvende preparaten 6 §6. 30 voorbeelden van preparaten. Het maken van histolo- gische preparaten 7 § 7. Het maken van plantenstengeldoorsneden 18 § 8. Microfotografie 18 § 9a. Donkerveldbelichting 23 b. Microscopie met opvallend licht 23 § 10. Sneeuw onder de microscoop 24 § 11. Het ontleden van grotere dieren 26 § 12. Het microaquarium 27 Aanhangsel: Vaktermen in de microscopie 28 Boeken, waar een Jongen wat aan heeft J. C. ALDERS Jongens en Natuurkunde 150 interessante proeven, zelf bouwen van allerlei toestellen (sterrekijker, epidiascoop, microscoop, enz. Het boek behandelt: Warmte, Geluid, Licht, Vloeistoffen, Gassen, Krachtenleer. 290 pag., 48 platen, 220 fig. 2de druk. Ing. f 2.90, geb. f 3.90 J. C. ALDERS Jongens en Scheikunde Dit boek behandelt de Anorganische en Organische Scheikunde met 150 proeven met onschadelijke chemicaliën, verkrijgbaar bij drogist en apotheek. Onderzocht worden ook huishoudelijke grondstoffen als vlees, eieren, melk, beenderen, suiker, hout, enz. Verder worden allerlei industrieën in aansluiting op de proeven besproken: zout, zeep, bier, lijm, bakeliet, kaarsen, aardappelmeel, azijn, suiker, petroleum, enz. 290 pag., 75 fig., 32 platen. Ing. f 2.90, geb. f 3.90 J. C. ALDERS Jongens en Techniek Dit boek behandelt het Havenbedrijf en al wat er aan vast zit: Scheepsbouw, Scheepsmachines, Kranen, Zelfgrijpers, Sleepboten, Graanelevators, Droogdok, Bruggen, Sluizen, Kanalen, Kanaalschepen, Ceritrifugaalpompen, enz. 180 fig., 32 platen. Ing. f 2.90, geb. f 3.90 A. P. MORGAN en J. W. SIMS Jongens en Electriciteit Interessante proeven, zelf bouwen van allerlei toestellen op het gebied der electriciteitsleer. 342 pag., 293 fig., 8 platen. 3de druk. Ing. f 3.90, geb. f 4.90 J. H. W. VAN DER MUELEN Jongens en Luchtvaart Bouw en constructie van het vliegtuig en de vliegtuigmotor. 290 pag., 50 fig., 16 platen. Ing. f 2.90, geb. f 3.90 BIJ DE BOEKHANDEL VERKRIJGBAAR. UITGAVEN VAN W. J. THIEME & CIE — ZUTPHEN. J. C. ALDERS Zelf aan de Microscoop Handleiding tot het maken van microscopische preparaten. Met 30 microfotografieën, 31 pag. 2de druk f 0.60 J. C. ALDERS Zelf aan de Camera Handleiding tot het maken van goede foto’s met eenvoudige fototoestellen en boxcamera’s. 50 pag., 20 fig., 18 platen. f 0.90 J. C. ALDERS Zelf aan de Sterrekijker Handleiding tot het waarnemen van hemelverschijnselen met een kleine kijker en het blote oog. Bouw van een kleine sterrekijker 40 x vergrotend. 136 pag., 130 fig. Ing. f 1.90, geb. f 2.50 Dr M. MINNAERT De Natuurkunde van 't vrije veld I. Licht en kleur in het landschap. 340 blz. met 16 platen en 161 figuren. Prijs f 3.90, geb. f 4.90 G. BUSCHER De Electriciteit in beeld Met ± 700 afbeeldingen. Een boek voor iedereen. Bewerkt door H. G. Brussee. Ing. f 1.90, geb. f 2.50 Bli DE BOEKHANDEL VERKRIJGBAAR. UITGAVEN VAN W. J. THIEME &JCIE — ZUTPHEN