LEESZAALWERK 1 GESCHRIFTEN UITGEGEVEN DOOR DE CENTRALE VEREENIGING VOOR OPENBARE LEESZALEN EN BIBLIOTHEKEN 17 EXAMENOPSTELLEN ASSISTENTSCURSUSSEN 19234937 UITGEVERSFONDS DER BIBLIOTHEEKVEREENIGINGEN (POSTGIRO 138386) VGRAVENHAGE JUNI 1937 Er zijn nu vijftien jaren verloopen sedert de C.V. de opleiding van aanstaand leeszaalpersoneel geheel in eigen hand nam. ') Sinds dien ontvangen de cursisten gelegenheid hun studietijd af te sluiten met het afleggen van proeven van bekwaamheid, o. a. in het uitwerken van eenige opgaven over leeszaal-onderwerpen. Deze onderwerpen zijn reeds eerder gepubliceerd in de Leeszaaljaarboekjes voor 1924, 1928 en 1933. De Opleidingscommissie vond het echter nuttig, thans alle opgaven uit de afgeloopen vijftien jaren tezamen nog eens uit te geven, 'in hoofdzaak om aan de leerlingen van toekomstige assistentscursussen oefenmateriaal voor te leggen. De bedoelde opgaven raken vrijwel alle onderdeden van de leeszaalpraktijk. De leerling heeft in een publicatie als deze dus een overzicht van de stof, die hij geacht wordt na afloop van zijn studietijd te beheerschen. *** In deze verzameling zijn de oude onderwerpen niet meer naar opleidingscursussen, noch naar cursusjaren, maar in groepen van verwantschap gerangschikt. Wel werden nog de cursusjaren bij elke opgave vermeld. Gelijkluidende, of nagenoeg gelijkluidende opgaven zijn slechts éénmaal opgenomen. Om verschillende redenen zijn sommige opgaven komen te vervallen. Waar het pas gaf is de oorspronkelijke redactie der opgave wat verduidelijkt of vereenvoudigd, en is de terminologie geüniformeerd. Ten slotte is thans elke opgave voorzien van een sobere vingerwijzing voor een mogelijke wijze van uitwerking. Dit laatste verlangt eenige toelichting. .*** Deze publicatie dient, zooals gezegd, vooral als oefenmateriaal voor leerlingen in opleiding: d.w.z. voor jonge menschen, meerendeels zóó van de schoolbanken-, en allen eerst sinds kort in het leeszaalbedrijf gekomen. Er mag niet worden verondersteld, dat zij elke vraag in al zijn onderdeden reeds overzien en gemakkelijk kunnen I Oreve, geschiedenis der leeszaalbeweging in Nederland, 1933; blz. 94e.v. beantwoorden. Hun kan een vingerwijzing, hoe een onderwerp aangepakt en ontleed kan worden, steun geven. Die vingerwijzingen kan men licht als schoolmeesterij opvatten. Daarom zij uitdrukkelijk gezegd, dat zij alleen aangeven, hoe een geval zou kannen worden behandeld. Het kan altijd ook anders. De vingerwijzingen zijn alleen suggesties voor een grondplan, geen modellen. Zij vermijden zorgvuldig het onderwerp geheel voor te snijden. Aangestipte details zijn memento’s en geen voorschriften. Het initiatief van den leerling behoudt alle vrijheid. Hij wordt alleen even op streek gebracht. De ervaring met cursus-leerlingen leert, dat het maken van een zakelijk opstel voor de meesten een heksentoer is. Het ‘oefenmateriaal, in dezen vorm voorgediend, kan daarom ook helpen technische, vaardigheid te krijgen in het indeelen, ordenen en uitwerken. ') Mei 1937. G. ') Aanbevolen zij overigens: Greebe, Techniek van het opstel, 1929. 2 dln. DE O.L.B. IN HET ALGEMEEN O.L.B. en andere bibliotheektypen. — Bestemming en mogelijkheden der O.L.B. — Historie. — Rijkssubsidievoorwaarden. — Bibliotheekvereenigingen. — Het beroep. 1. -—. De O.L.B. in tegenstelling met de volks-, de wetenschappelijke- en de vakbibliotheek. (1928). 1. Elks eigen cultureele bestemming te omschrijven. — 2. Punten van verschil: de instelling op den gebruiker; de keuze bij de boekenaanschaffing; de gebruiksregeling ; het personeel. — 3. de stelling neming der O.L.B. ten opzichte van de volksbibliotheek in Nederland (Greve, Openbare leesmusea en volksbibliotheken). — 4. De aanvulling van het wetenschappelijk bibliotheekwezen door de O.L.B., en omgekeerd. 2. — Het verschil der bestemming eener wetenschappelijke bibliotheek en eener O.L.B.; punten waar beider taak elkaar raakt en aanvult. (1923). 1. Gedeeltelijk als vraag 1. — 2. Ga hier na, welke beperkingen zich beide bibliotheektypen moeten opleggen, zoowel in de boekenaanschaffing als in de instelling op het publiek; welke voordeelen die beperking oplevert (specialiseering); hoe in die specialiseering de mogelijkheid van wederzijdsche aanvulling besloten ligt. 3. — Welke verschillen hebt gij tijdens uw verblijf aan de universiteitsbibliotheek opgemerkt tusschen de werkzaamheden daar en aan een O.L.B. (1931). De interne organisatie in beide bibliotheektypen toont tallooze verschilpunten, die van zelf sprekend niet alle opgesomd moeten worden. Beperk u dus b.v. tot: de taakverdeeling van het personeel (specialisatie); de bediening van het publiek in de uitleening (omgang, voorlichting, uitleensysteem); de magazijnen (opstelling der boeken, open-boekerij). 4. — O.L.B. zijn in hoofdzaak geen bewaar-bibliotheken. Geef een vijftal typische voorbeelden waaruit dit blijkt. (1933). 1. De noodzakelijkheid boeken voor toekomstige geslachten, liefst zoo volledig mogelijk, te bewaren weegt voor O.L.B. minder zwaar dan voor wetenschappelijke bibliotheken. Dit hangt samen met beider bestemming. — 2. Ligt het zwaartepunt voor O.L.B. niet in het bewaren, waarin ligt dit dan ? —> 3. Verlangt de O.L.B.-bestemming verwijdering en vernieuwing, toch moet dat proces in de verschillende rubrieken niet hetzelfde tempo hebben. — 4. Wat bewaren ten slotte O.L.B. altijd wel ? 5. — Het verband tusschen den aard der gebruikers en de werkwijze en inrichting der O.L.B. (1923). 1. Een uitgangspunt bieden de Rijkssubsidievoorwaarden, waar deze over doel, werkwijze en inrichting der O.L.B. handelen. Daarbij aanknoopend kunt gij nagaan, zoowel op welke soort bezoekers en lezers de O.L.B. zich heeft in te stellen, als met welke soort lectuur zij zich heeft te voorzien. — 2. Naast dezen schematisch-idealen opzet staat de praktijk. Aanpassing daarbij schept verschillen in inrichting en werkwijze? Van invloed zijn o.a. de grootte der plaats; de aard en de samenstelling der bevolking (arbeiders, intellectueelen, enz.); aanwezigheid ter plaatse van andere bibliotheken; R.K. of Christelijk-protestantsche beginselen ; open boekerij of gesloten; enz. — 3. Steunend op het onder 1 en 2 behandelde, kunt gij trachten tot normen te komen, waaraan een O.L.B. dient te beantwoorden t.o.v. doelstelling, inrichting, openstelling, bediening, inlichting, catalogi, boekenkeuze, libraryextension, enz. 6. — De mogelijkheden voor een O.L.B. in een kleine provinciestad, in tegenstelling met die in een groote stad. (1933). Van invloed zijn o.a.: de plaats zelve (ligging, uitgestrektheid, aantal inwoners, financieele draagkracht der plaats); de bevolking (structuur, differentiatie, levenswijze, bronnen van inkomsten); het geestelijke milieu (kerkelijk leven, vereenigingsleven, cultureele instellingen, afgeslotenheid voor nieuwe stroomingen en gedachten); de lezer (persoonlijke bekendheid, uiteenloopende ontwikkelingsgraden en daarmede overeenstemmende behoeften aan verscheiden- heid, stand- en coteriegeest); het personeel (eenmanleeszaal, persoonlijkheid, invloed en vertrouwen, medeleven met de bevolking); de plaatselijke autoriteiten (de personen in het O.L.B.-bestuiir, gemeentebestuur, politieke partijen, notabelen); optreden naar buiten (tentoonstellingen, samenwerking met andere instellingen, O.L.B. als middelpunt of als één van vele instellingen). 7. .— Zoek uit Greve, Openbare leesmusea en volksbibliotheken, 1906, Hoofdstuk 2 en 3: a) twee punten, waarop de ontwikkeling van het leeszaalwezen heeft plaats gehad langs de door den schrijver uitgestippelde lijn; b) drie punten, waarop de toestand tegenwoordig afwijkt van de door hem aanbevolene. Geef bij a) een korte beschrijving van dén tegenwoordigen stand van zaken; bij b) bovendien een verklaring. (1935). Voor beantwoording dezer vraag kan raadpleging van Greve, Geschiedenis der leeszaalbeweging in Nederland, 1933, nuttig zijn. 8. ‘— In een gemeente met 50.000 inwoners bestaan een "algemeene" en een "R.K." O.L.B. Op hoeveel subsidie maken beide volgens de geldende subsidieregeling aanspraak van het Rijk en van de gemeente, wanneer het aantal R.K. inwoners 18.500 bedraagt? — Hoeveel Rijkssubsidie ontvangt de eerste daarenboven voor één O.L.B.-filiaal en één O.U.B.-filiaal; en de tweede voor één O.U.B.-filiaal? Hoe groot is voor elk dezer filialen het verplichte plaatselijke subsidie? (1923). Deze vraag is niet uitsluitend een rekensom. Zij dwingt den weg te vinden in de Rijkssubsidievoorwaarden. 9. — Ga in de Rijkssubsidievoorwaarden na, wat daar ten aanzien van de O. U.B. bepaald is. Geef met eigen woorden wéér, met welke bedoeling deze O.U.B. werden ingesteld. (1928). 1. Noodig is ook raadpleging van Greve, Geschiedenis der leeszaalbeweging in Nederland. — 2. Naar voren te brengen punten: de algemeene flnancieele toestand in 1925-1928; de minimum bevolkingsgrenzen in de Rijkssubsidievoorwaarden-1921; uitleening en leeszaalbezoek in plattelandsomgeving en in stadsmilieu; het O.U.B.-filiaal. 10. — Beschrijf in het kort doel en werkwijze van de verschillende organisaties op bibliotheekgebied in Nederland. (1924). Te raadplegen het Leeszaaljaarboekje en Greve, Geschiedenis der leeszaalbeweging in Nederland. 11. — Welke werkzaamheid in den O.L.B.-arbeid trekt U het meest aan; en waarom? (1933). 1. Begin met voor U zelf een lijst te maken van alle werkzaamheden, die in een normaal O.L.B.-bedrijf geëischt kunnen worden. Groepeer deze b.v. in: organisatorische, administratieve, sociaalpaedagogische ; rangschik ze in natuurlijke aansluiting; maak daarvan een grafische voorstelling. — 2. Welke groep heeft uw voorkeur? — 3. Besluit met voorbeelden, hoe een werkzaamheid uit de eene groep voorwaarde is voor die uit een andere; hoe ze elkaar ondersteunen of afsluiten. Er blijke, dat elke voorkeur toch specialiseering remt, en dat deze steeds ondergeschikt moet blijven aan de totale doelstelling der O.L.B. 12. —' Wat trekt 11 in het O.L.B.~werk het meest aan: het werk ten opzichte van den enkeling, of het werk ten opzichte van de menigte? (1926). 1. Begin U rekenschap te geven van de tweezijdige werking der O.L.B.: n.1. als instelling voor volksopvoeding, en als instrument van ontwikkeling van den individueelen lezer (organisatie X paedagogie). — 2. Organisatie omvat: de sociale taak der O.L.B.; de plaats tusschen andere verwante instellingen; de formatie der boekerij en de gedragslijn bij den aankoop; het toegankelijk maken van het boekenbezit o.a. door catalogiseering; de handhaving eener redelijke discipline; enz. — 3. Paedagogie omvat: de differentiatie in het lezerscorps; het volgen van de speciale eischen van groepen en van individueele lezers; het helpen bij de keuze van lectuur; inlichtingsdienst ; enz. — 4. Als gij U reeds tot een van deze richtingen aangetrokken voelt, breng dan uw persoonlijken voorkeur onder woorden. Er blijke echter begrip van beider onderlinge afhankelijkheid. 13. — De noodzakelijkheid van orde, kennis en toewijding bij leeszaalpersoneel. (1929). 1. De dienende taak van den leeszaalambtenaar. — 2. Te kunnen dienen verlangt een ordelijk gereedschap; beheersching van dat gereedschap door vakkennis; geheugen en parate kennis om het publiek te helpen; vóór alles toewijding en ondergeschikt maken van eigen persoon aan den persoon van den lezer. ORGANISATIE Organisatie. — Gebouw. — Reglementen. — Jaarverslag. — Statistiek. — Inkomsten. — Propaganda. 14. — De organisatie eener O.L.B. (1924). 1. Punten ter behandeling o.a.: de verhouding tot Rijk, provincie, gemeente; op den organisatorischen vorm betrekking hebbende bepalingen in de Rijkssubsidievoorwaarden; gemeentelijke en vereenigingsexploitatie; de verhouding ledenvergadering, bestuur, commissies uit het bestuur, personeel; de bronnen van inkomsten; de boekhouding; de beoordeeling van boekenaanschafBng; voorbehandeling van het boek: stamboek, binden, catalogiseeren, signeeren, plaatsen in de magazijnen; zorg voor het catalogusapparaat; regelingen op bezoek en uitleening; het uitleenapparaat; filialen: plattelandslectuurvoorziening; orde in zalen en magazijnen; enz. —> 2. Geen details, maar hoofdzaken. 15. — Welke vereenvoudigingen in de technische verzorging zijn in een kleine O.L.B. onmisbaar? (1925). Het veiligst is, den „gang van het boek” (zie vraag 89) als leidraad te kiezen; en aan de hand daarvan na te gaan, wat op zijn eenvoudigst ingericht en behandeld kan worden. 16. — Aan welke eischen moet het gebouw eener O.L.B. voldoen 7 Idealen en werkelijkheid. (1923; 1928). 1. Punten ter behandeling o.a.: ligging; uiterlijk; uitbreidingsmogelijkheden ; de afzonderlijke localiteiten; hun onderlinge groepeering en overzichtelijkheid; lichtinval; behagelijkheid en kleurenschema; fietsenbergplaats en garderobe. — 2. Van invloed zijn o.a.: de grootte van de plaats; nieuw of bestaand gebouw; open of gesloten boekerij; grooter of kleiner personeel. 17. — Wat hebben reglementen op het leeszaalbezoek en op de uitleening te regelen? (1930; 1936). 1. Begin met een onderscheid te maken tusschen het huishoudelijk reglement der leeszaalvereeniging en de reglementen op het gebruik van de instelling. -— 2. Groepeer de bepalingen betreffende het leeszaalbezoek naar: toegang, orde en gebruik. — 3. Betreffende de uitleening naar: toegang, orde, schadevergoeding; leesvoorwaarden, leestermijnen, leesbeperking. 18. ■— Welke bijzonderheden moeten in de eerste plaats in het Jaarverslag eener O.L.B. worden vermeld, en waarom? (1929). 1. Begin met een onderscheid te maken tusschen vereenigingsaangelegenheden in engeren zin en gegevens over de bedrijfsuitkomsten. — 2. In de eerste groep o.a.: samenstelling van het bestuur, personeelsaangelegenheden ; rekening en begrooting ; bijzonderheden van historischen aard. — 3. In de tweede groep o.a.: statistische gegevens over boekenbezit, bezoek, uitleening, lezersaantal, enz.; daarbij aansluitende beschouwingen en conclusies. 19. — De statistiek eener O.L.B. (1923; 1924). 1. Statistische gegevens stellen in staat den stand van het bedrijf gemakkelijk te overzien; dit te vergelijken met den stand in voorgaande perioden; en met den stand in soortgelijke bedrijven. Waartoe hebben O.L.B. zulke overzichten en vergelijkingen van noode? — 2. Statistische gegevens zijn alleen bruikbaar wanneer over dezelfde onderwerpen, naar dezelfde eenheden en over dezelfde perioden wordt geteld. Welke onderwerpen en eenheden komen voor O.L.B. in aanmerking geteld te worden? Op welke wijze wordt hier geteld ? Het nut van grafische voorstellingen. — 3. Statistische gegevens bieden gelegenheid vergelijkingen en gevolgtrekkingen te maken. Hoe kan een O.L.B. dit doen t.a.v. beroep en boekenkeuze; bedrijfskosten en gebruikmaking; de vraag naar lectuur in de verschillende rubrieken in verband met den voorraad boeken in die rubrieken; de overeenkomstige bedrijfsuitkomsten in andere O.L.B.; enz. 20. — Welke pogingen zult gij aanwenden om het ledental der O.L.B., en daarmede de inkomsten, te verhoogen? (1935). 1. In de eerste plaats zijn er reclamemiddelen (welke?), die U ten dienste staan. — 2. In de tweede plaats zijn bronnen van inkomsten te scheppen door bewijzen van diensten: portefeuilles b.v. -— 3. In de derde plaats kan samenwerking met andere vereenigingen tot het gewenschte doel leiden: collectieve lezerschapscontracten b.v. — 4. Te overwegen, in hoeverre vermeerdering van inkomsten te verwachten is door contributieverhooging. 21. — Welke reclamemiddelen zoudt gij toepassen om een pas opgerichte O.L.B. {of filiaal) bekendheid te geven? (1924; 1932). Bij de beantwoording dezer vraag vergete men niet, een kostenberekening te maken. 22. — Gevraagd wordt een ontwerp, desgewenscht met illustratie, van een strooibiljet, waarin de opening van een nieuw leeszaalfiliaal wordt bekend gemaakt. (1933). 1. De tekst dient feitelijke inlichtingen en een opwekking te bevatten. De eerste zijn in een strooibiljet van minder beteekenis; zij mogen beknopt en zelfs onvolledig zijn. De opwekking is hoofdzaak en het moeilijkst onder woorden te brengen. Een slagzin is beter dan een aanwijzing. Vermijd allen pathos. — 2. Maak eenige schetsen van de regelverdeeling en de plaatsing in het vlak op verschillend gekleurd papier. Gebruikt gij een illustratie, dan moet deze origineel en geen cliché zijn en verband houden met het leeszaalbedrijf. LEESZAAL EN UITLEENING Leeszaal en uitleening. — Naslagbibliotbeek. — Tijdschrift en krant. — Open en gesloten boekerij, — Uitleening en contributie. — Uitleenapparaat. — Leenverkeer. 23. — Acht gij, uit sociaaUpaedagogische overwegingen, de leesstudiezaal dan wel de uitleening het belangrijkste onderdeel eener O.L.B. ? (1926). 1. De vraag suggereert de pijnlijke noodzakelijkheid van prijsgeving van één der beide afdeelingen. Richt dus de beantwoording in op een keuze tusschen de informatieve- en de studie-ontspanningskant der O.L.B. —- 2. De lees-studiezaal met zijn dagbladen, tijd» schriften, naslagbibliotheek en werkgelegenheid beantwoordt aan de informatieve-; de uitleening met zijn handboeken, belletrie en leengelegenheid aan de studie- en ontspanningsbehoeften. Wat acht gij van grooter belang uit sociaal-paedagogische overwegingen: d.i. als geestelijke weerbaarheidsfactor ? — 3. Naast deze centrale vraag zijn er bijkomstige, zooals: heeft men te maken met een groote of een kleine plaats; is de bevolking gemengd of hoofdzakelijk uit arbeiders, plattelanders, enz. bestaand; wordt een centrale gesteund door wijkbibliotheken; wat zijn vergelijkenderwijs de exploitatiekosten der beide afdeelingen ; en in verband daarmede de bijdragen in die exploitatie door de belanghebbenden met hunne contributies: enz. 24. — De naslag- en de uitleenbibliotheek; hun karakter, eischen en mogelijkheden. (1929). 1. Kies als uitgangspunt het onderscheid tusschen boeken die men leest, en geschriften die men raadpleegt; zulke die men bestudeert, en zulke waarvan men kennis neemt. .— 2. Zoek het verband met dit onderscheid en b.v. den tijd gedurende welken de gebruiker op geschriften uit beide kategorieën beslag wil of moet leggen ;’den omvang, de verschijningswijze, den vorm der geschriften. — 3. Een lezer, die leener wil of moet zijn, en een lezer, die alleen raadpleegt of kennis neemt van, stellen ieder andere eischen aan : localiteit, bedieningswijze, voorlichting, sfeer, boekenaantal en verscheidenheid, catalogi. Stel dus tegenover elkaar: inrichting van uitleenbureau en zaal; opstelling van (open of gesloten) boekenmagazijn en naslagboekerij; uitleenadministratie en leeszaaladministratie; kaartcatalogus en gedrukten catalogus; keuzeleiding en inlichting: vlotheid en behagelijke omgeving; enz. — 4. Besluit met een toelichting van de onderlinge afhankelijkheid van beide afdeelingen. 25. — De waarde van de leeszaal en van de studiezaal in het O.L.B. bedrijf. (1933). 1. Allereerst dient er op gewezen, dat de tegenstelling "leeszaal” en "studiezaal" niet gekarakteriseerd wordt door een localiteitsverschil. Ook als beide in één localiteit ondergebracht zijn blijft er een essentieel onderscheid. — 2. Waarin bestaat dit essentieele onderscheid ; welke soort geschriften behooren hier thuis, welke ginds; 34. ■—• De krant in de O.L.B. (1927; 1929). 1. De kern dezer opgave ligt in de, voor discussie open, vraag: of kranten passen in het paedagogische kader der O.L.B. Ga dus na, wat kranten inhouden; wat zij in het maatschappelijke leven beteekenen; of zij in een O.L.B. het hoor en wederhoor bevorderen ; aan welk lezersinstict zij beantwoorden; in welke practische behoeften zij den lezer dienen (betrekkingzoekenden b.v.). — 2. In verband met het voorgaande: de standing, het karakter, de medewerkers van bepaalde kranten; politieke en godsdienstige richtingen ; de algemeene, de provinciale en de plaatselijke krant; de rubrieken buiten berichtgeving onzer kranten (kunst, letterkunde, wetenschappen, kinderbladen). — 3. Geeft de krant aan de leestafel een speciale aantrekkelijkheid ? Kan de O.L.B de krant uitschakelen? Heeft de krant voor de interne organisatie der O.L.B. waarde (recensies) ? Dienen O.L.B. kranten te bewaren ? 35. -— Open of gesloten boekerij ? (1924; 1925). 1. Het onderwerp heeft twee kanten: een principieele en een technische. Men kan voorstander van een der beide systemen zijn op grond van een betere tegemoetkoming aan het publiek. Anderzijds verschilt de technische uitrusting en verzorging aanmerkelijk. — 2. Principieele punten zijn: zal een lezer direct met de boeken in contact worden gebracht, of door tusschenkomst van catalogus en personeel; kan de doorsnee-lezer geacht worden zelve een keuze te kunnen doen uit de boeken; is raadpleging van den catalogus en raadgeving van het personeel voor den doorsnee-lezer niet veiliger; enz. — 3. Technische punten zijn o.a.: de inrichting van het boekenmagazijn en de plaatsing der boeken; controle en handhaving der orde in het magazijn; inrichting van het uitleenbureau en de uitleenadministratie; arbeidsbesparing op het personeel; enz. — 4. Besluit met de voorwaarden, waarvan de invoering van het open systeem afhankelijk is (ruimte, ligging der magazijnen en kasten t.o.v. het uitleenbureau, aantal lezers). 36. _ Vergelijk de uitleenadministratie van O.L.B. met open boekerij en met gesloten boekerij. (1923). Onder uitleenadministratie hier te verstaan: het geheel der bemoeiingen van het personeel met den lezer van het oogenblik af, dat hij zich aanmeldt, tot hij zich met het geleende verwijdert. Plaats de perioden, waarin zijn verblijf in uitleenbureau en boekenmagazijn uiteen valt, telkens naast elkaar. 37. ■— Welke is uw meerling over de verplichting tot betalen van geld (contributie, leesgeld per boek) voor het leenen van boeken in O.L.B.? (1925). 1. Behandel de kwestie eerst principieel: moet het leenen van boeken kosteloos zijn (openbaar belang; Amerika, Engeland); of is het beter den lezer zich een kleine opoffering te laten getroosten; is het beter een contributie ineens te vragen, of leesgeld per boek; waarom wordt het leenen van boeken wel-, maar het bezoeken der leeszaal niet onderworpen aan de verplichting van contributiebetaling? — 2. Praktische kwesties zijn o.a.: de contributies onmisbare bron van inkomsten; de egale minimum-contributie niet in overeenstemming met de financieele draagkracht en de leesbehoeften van alle lezers; bijzondere voorwaarden voor collectieve lezers, werkloozen, geheel onbemiddelden; enz. 38. ■—- Beschrijf het uitleensysteem der O.L.B. waar gij hebt gewerkt. (1926). Er wordt hier alleen een gedetailleerde beschrijving gevraagd, maar het verdient aanbeveling op enkele punten ook het „waarom” uit te leggen: b.v. van het voor O.L.B. zoo typische boek- en leeskaartensysteem; van de beperkte termijnuitleening; van het stempelen van een datum in het boek; van de beperking van het gelijktijdig mede te nemen aantal boeken; enz. 39. — Vergelijk het uitleensysteem van O.L.B. met dat van universiteitsbibliotheken. (1923; 1924). Punten voor vergelijking zijn o.a.: de grootere aandrang van het publiek bij geringer boekenvoorraad; snelheid en vlotheid tegenover zekerheid in administratie van het bewijs van uitleening; de kortere termijnen van uitleening tegenover de breedere; de aanneming van lezers; enz. 40. — Welke maatregelen treft de O.L.B., waar gij werkzaam zijt, om de lezers te houden aan de tijdige en in ongeschonden staat terugbezorging van het geleende ? (1933). Eerst na te gaan, waarom O.L.B. zich zooveel gelegen laten liggen aan tijdige terugbezorging. Vervolgens, waar normaal verbruik overslaat in schade. Tenslotte de gevraagde opsomming. 41. — Schrijf een brief, waarin gij een lezer uitlegt, waarom O.L.B. stipt moeten zijn in het terugvorderen van uitgeleende boeken. (1931). Er wördt geen opsomming gevraagd als in vraag 40, maar een uitlegging aan een, meestentijds verontwaardigden, lezer. Die verontwaardiging spruit in den regel voort uit een rancune tegen ambtenarij en een slechts slapend gemeenschapsgevoel. Bedenk, dat iedereen (ook gij) op zijn tijd "publiek” is, behept met alle eigenaardigheden van uwen verontwaardigden lezer. 42. — Hoe is de gang van zaken bij het onderlinge leenverkeer der nederlandsche bibliotheken ? (1933). Het leenverkeer tusschen O.L.B. en wetenschappelijke bibliotheken en tusschen deze laatsten onderling geschiedt deels door z.g.n. "rondvraagbriefjes”, deels door bemiddeling van den Centralen Catalogus aan de Koninklijke Bibliotheek. De vraag is alleen goed te beantwoorden na inwinning van inlichtingen bij laatstgenoemde instelling. 'b.L.B.-UITBRElDING Filialen, correspondentschappen, reizende bibliotheken. — Speciale verzamelingen. — Kinderbibliotheken en -leeszalen. — Rijpere jeugd. — Tentoonstellingen. — Samenwerking met andere instellingen, — Plattelandslectuurvoorziening. 43. — Hoe kan de O.L.B. het terrein harer werkzaamheden uitbreiden buiten de naaste omgeving van haar gebouw ? (1930). 1. In de plaats zelve: filialen; wisselcollecties in depót bij scholen, instellingen, vereenigingen en clubs; parkbibliotheken; boekenauto’s; portefeuilles. Bij de filialen ook te behandelen de organisatorisch-administratieve verhouding tot de centrale. — 2. Buiten de plaats zelve: plattelandslectuurvoorziening (zie vraag 57). 44. ■— Waf zijn filialen, correspondentschappen, reizende bibliotheken; in welk organisatorisch verband werken zij?(1929; 1931). 1. Elk dezer drie vertegenwoordigt een aftakking van het lees- zaalwerk naar lezers buiten het onmiddellijke bereik der O.L.B. Behandel dus de vraag eerst ongeveer als vraag 43. — 2. Daarna het organisatorisch verband van: centrale-filiaal; provincialen bond-O.L.B.-correspondentschap; C.V.v.R.B.-reizende bibliotheek. 45. — Welke gedachte ligt ten grondslag aan de vorming van wisselbibliotheken ? Welke zijn daarvan de voordeelen; welke de nadeelen ? (1931). 1. Allereerst: wat zijn wisselbibliotheken: wat soort boeken zullen zij bevatten ; waar zendt gij ze heen? — 2. Twee gedachten liggen aan de wisselbibliotheek ten grondslag: een bibliotheek met zeer geringe middelen voor boeken-aankoop en -vervanging raakt snel uitgelezen ; een boekencollectie, die hier uitgelezen raakt, kan elders nog zeer welkom zijn. Werk dit uit zoowel voor het platteland als voor de stad (vgl. vraag 43). — 3. Nadeelen: sociaal-paedagogische (contact tusschen lezer en leeszaalpersoneel vervalt; bediening door niet steeds ter zake berekende personen); technische (zeer beperkte verscheidenheid; kans op onbevredigende samenstelling; aanvulling met nieuwe verschijningen uitgesloten). Hoe deze nadeelen gedeeltelijk op te heffen ? 46. — Is het bijeenbrengen van iets anders dan boeken in O.L.B. te verdedigen ? (1934). 1. Begin met toe te lichten, dat "verzamelen” iets anders is dan "kiezen” ; en waarom het laatste meer op den weg van O.L.B. ligt dan het eerste (vgl. vraag 4). — 2. Ga de objecten na, die zich voor verzamelen door O.L.B. leenen; de motieven daarvoor, en de natuurlijke begrenzing. 47. — Zoudt gij een O.L.B. een Verzameling prentbriefkaarten laten aanleggen ? (1926). 1. Gij hebt hier gelegenheid te wijzen op de verscheidenheid, verfijning en documentaire beteekenis van de prentbriefkaart; daar tegenover haar geringe prijs. — 2. Men zal zich tot bepaalde genres beperken moeten. Welke ?—< 3. Heeft de prentbriefkaartencollectie (hoe die te bewaren en beschikbaar te stellen ?) voor de O.L.B. aanvullende waarde? 55. — Samenwerking tusschen O.L.B. en vereenigingen. (1937). 1. De eerste zorg is, een overzicht te verkrijgen van de soorten vereenigingen, waarmede samenwerking vruchtbaar zou kunnen zijn; en deze te groepeeren naar de wijze van samenwerking: met een middenstandsvereeniging is deze anders dan met een vereeniging voor kunst of wetenschap; enz. — 2. De samenwerking kan van organisatorischen aard zijn (financieel; vertegenwoordiging in bestuur ; enz.); zij kan ook actief zijn (wisselcollecties; overeenkomsten voor uitleening aan vereenigingsleden; afstand van-, en beheer over vereenigingsbibliotheken; enz.). !■ 56. — Samenwerking tusschen O.L.B. en school. (1930). Te onderscheiden: samenwerking door in bruikleen geving van boeken, en samenwerking door toevoer van scholieren naar de O.L.B. Het bezwaar der O.L.B. tegen het eerste (verlies van contact met de kinderen); der school tegen het tweede (lezen in verband met de lessen). Knoop aan dezen opzet Uwe beantwoording vast. 57. — Doel en organisatie van plattelandslectuurvoorziening. (1923; 1931; 1936). Punten ter behandeling o.a.: Wat is in den zin der Rijkssubsidievoorwaarden platteland”; in welke drie trappen voorzien deze in den steun aan de plattelandslectuurvoorziening; hoe is in de praktijk de plattelandslectuurvoorziening met den financieelen steun van de overheid uitgewerkt; de ”stads’’-O.L.B. en de ”streek”-O.L.B.; de eigenaardige moeilijkheden der lectuurvoorziening ten plattelande; leeslust en leesstof van den plattelander; de eigenaardige taak van den leeszaalambtenaar t.o.v. den lezer ten plattelande (afstand, weinig persoonlijk contact, milieukennis, enz.). BOEK EN LEZER Contact van boek en lezer. — Inlichtingen en raad. — Boekenkennis. — De roman. — Roman-analyse. 58. — Het contact tusschen O.L.B. en lezers. (1925). 1. Het contact tusschen O.L.B. en lezers is tweeledig. De lezers kunnen betrokken worden in den algemeenen gang van zaken (ledenvergaderingen); in het leven en werken der O.L.B. (voor- drachten, tentoonstellingen, rondleiding); in de organisatie (wenschen, klachten, wenken); in de boeken (aanvragen voor aanschaffing en verwijdering, uitstalling aanwinsten, catalogi); enz. — 2. Anderzijds kan contact gevonden worden door het geven van inlichtingen, hulp bij het opzoeken van literatuur, raad bij lectuurkeuze; enz. 59. — Welke middelen staan de O.L.B. ten dienste om den lezer nader tot de boeken te brengen? (1924; 1931). 1. In tegenstelling met b.v. universiteitsbibliotheken treden O.L.B. actief op in het leggen van verbindingen tusschen lezer en boek. Waarom? — 2. Onderscheid zakelijke en persoonlijke middelen. Eenerzijds dus b.v. catalogi, keuzelijsten, annotaties, uitstallingen; enz. Anderzijds b.v. inlichting, raad, vertrouwensverhouding, enz. 60. — Op welke wijze kan de O.L.B. bij romanlezers belangstelling wekken voor ontwikkelingslectutir? (1933; 1935). 1. De vraag veronderstelt, dat deze afleiding wenschelijk is. Gij kunt het hiermede eens zijn, maar ook oneens. In beide gevallen; waarom? — 2. In elk geval wijzen de uitleenstatistieken uit, dat de roman reeds zeer groote aantrekkingskracht bezit; en dat de overige literatuur eenige extra aandacht kan gebruiken. Langs directen of langs indirecten weg te werk gaan? — 3. De eerste voorwaarde voor belangstelling voor ontwikkelingslectuur in lezerskringen is het bezit van dit soort boeken in juiste verscheidenheid. Hoe dit te bereiken ? En als gij dit bereikt hebt: hoe het publiek dit bezit te ontsluiten? 61. — Welken weg volgt gij indien iemand een vraag betreffende lectuur stelt, welke door de O.L.B. zelve niet beantwoord kan worden? Toelichting met eenige voorbeelden gevraagd. (1928). 1. Bij wijze van inleiding kan men trachten de grens te benaderen tusschen hetgeen een bibliotheek (een O.L.B. in het bijzonder) wèl-, en hetgeen zij niet als taak heeft op te lossen. — 2. In tweede instantie valt te bespreken, wanneer een O.L.B. zelve op verder onderzoek uit moet gaan; wanneer den vraagsteller geadviseerd moet worden, in een aangegeven richting zelf verder te informeeren. — 3. Ten slotte geve men eenige voorbeelden van inlichtingsbronnen, waar redelijkerwijze het verlangde te vinden zal zijn: particulieren, vereenigingen, openbare instellingen. 72. — Welke 20 werken zoudt gij bij de oprichting van een middelgroote O.L.B. op het gebied der nederlandsche letterkundige geschiedenis het eerst aanschaffen? (1926). 73. — Noem 12 boeken (waarvan 3 romans), die elk het platteland van een bepaald punt belichten; voor zie Uw opgave van annotaties. (1932). ' 74. — Noem 12 romans, die een kinderleven als gegeven hebben; geef van elk een karakteristiek in hoogstens 150 woorden. (1928). Vragen als bovenstaande, gemakkelijk met andere te vermeerderen, zijn bedoeld als oefening in "bronnenkennis” en "boekenkennis”. 75. — De roman in de O.L.B. (1924; 1925). 1. Dé vraag laat mogelijkheid open voor verschillende beantwoordingen. Het onderwerp is daarbij zóó veelomvattend, dat gij U het best beperkt tot eenig afgerond onderdeel. ■— 2. Bijvoorbeeld: is het beschikbaar stellen van romans door O.L.B. te verdedigen (zie vraag 76; O.L.B. en huurbibliotheken); de vormende waarde van romanlectuur (zie vraag 77 en 78); het gehalte der roman, waartoe een O.L.B. zich moet beperken (moraal, smaakbederf, literaire waarde, afleiding, enz.); de O.L.B. ten opzichte van klassieke, oudere, nieuwere en nieuwste romans; roman-classificeering (zie vraag 79); romanlectuur en ontwikkelingslectuur (zie vraag 60). 76. — „lmaginative literature should occupy a foremost place in public libraries”. (]. D. Brown). Wat is Uw meening? (1931). 1. "lmaginative literature”, — dus allereerst de roman •— vult leegten aan, die de realiteit schept. Ga eens na, welke leegten studie, werkkring, levenstekort, geestelijke traagheid achterlaten. Welke compensatie de roman hier kan geven. — 2. Stel de vraag, of 'het op den weg der maatschappij en der overheid ligt deze compensatie van een persoonlijk tekort te helpen verschaffen; of dat dit een zaak is waar ieder voor zich zelf in moet voorzien. — 3. Komt gij tot de slotsom, dat de maatschappij en de overheid zich hier niet kan (mag, behoeft) te onthouden, — en uit welke motieven, —- overweeg dan vervolgens, of in de O.L.B. aan de roman een "foremost place” toekomt. — 4. Belangrijk voor nederlandsche verhoudingen en toestanden is ten slotte de vraag, waar de grenzen liggen van het literair en moreel nog verdedigbare. 77. — Hoe kunt gij de roman-afdeeling doen beantwoorden aan de bevordering van het doel der O.L.B.: ontwikkeling, beschaving? (1932). Punten ter overweging o.a.: de keuze bij de aanschaffing van romans; leiding der keuze van den lezer; de hulpmiddelen, als annotatie, roman-classificeering, roman-catalogi naar genres; enz. 78. — Welke andere dan esthetische.- of ontspanningswaarden kunnen romans hebben? Geef voorbeelden. (1930). 1. Gij kunt U eerst afvragen, of van romans wel andere dan esthetische- of ontspanningswaarden verlangd mogen worden? .— 2. Zoo ja, welke dan? <— 3. Zoo neen, kan een bepaald soort romans dan toch subsidiair beteekenis hebben voor O.L.B.: b.v. als aanvulling van de niet-romans? (stichtelijk, historisch, geografisch, kinderpsychologisch, sociologisch, enz.) 79. — Voelt gij iets voor de groepeering van romans naar hunnen inhoud? (1933). 1. De ervaring leert, dat lezers voorkeur kunnen hebben voor een bepaald genre romans (historisch, humoristisch, opbouwend, detective, enz.); voor romans spelende in een bepaald milieu (hoogere standen, wildernis, zee, enz.); voor romans van een bepaald gehalte (eenvoudige, literaire, enz.); voor romans om het "verhaal”; enz. Zoek daarvan typische voorbeelden. — 2. Ligt het in de lijn van O.L.B., zich hierop in te stellen? Zoo ja, hoe? 80. — Analyseer drie historische romans. (1932). 81. — Analyseer drie romans, waaruit duidelijk na-oorlogsche psychologie spreekt. (1933). 82. — Analyseer drie staatsromans. (1933). Vragen als bovenstaande, gemakkelijk met andere te vermeerderen, zijn bedoeld als oefening in het kritisch lezen van romans. Kritisch in dezen zin, dat men de compositie van een roman leert doorzien. De meer of de mindere geschiktheid voor opneming in een O.L.B. te beoordeelen is een andere opgave, die hier buiten beschouwing blijve. BOEK EN O.L.B. Samenstelling van het boekenbezit. — De gang van het boek. — Uiterlijke verzorging. — Signaturen. — Magazijn- en systematische plaatsing. 83. — Richtlijnen voor de samenstelling van het boekenbezit eener O.L.B. (1927; 1936). 1. Het onderwerp verleidt licht tot afdaling in de talrijke details, of tot algemeenheden. Beide zijn beter te vermijden door strikte afbakening. — 2. Richtlijnen zijn te vinden in de Rijkssubsidievoorwaarden, die onpartijdigheid en algemeenheid verlangen; daarnaast wering van bepaalde soorten lectuur. Bijzondere bepalingen zijn gemaakt voor "bijzondere” O.L.B. Omschrijf de bedoelingen van de R.S.V. — 3. Richtlijnen welke men zich zelf stelt: evenredigheid in de bezetting van de rubrieken; opklimming van het gehalte der boeken in de rubrieken; daarbij gebruikmaking van de adviezen van deskundigen; periodiek verwijderen van boeken. 84. — De actualiteit der O.L.B. (1933). 1. Vooraf dient een beschouwing te gaan, in hoeverre een O.L.B. actueel-, in hoeverre zij conservatief moet zijn. — 2. Er is een van zelf sprekende actualiteit (informatiemateriaal; nieuwe drukken; periodieken; enz.); een betrekkelijke actualiteit (vragen van den dag; nieuwe verschijningen; enz.); een ongewenschte actualiteit (b.v. nieuwste romans). — 3. Het tegendeel van actualiteit (klassieke en historisch belangrijke werken; kansen openen voor vergeten en verborgen gebleven oudere boeken; enz.). 85. — Het nut en de noodzakelijkheid van dubbelexemplaren in de uitleenbibliotheek. (1937). 1. Open met een uiteenzetting, waarom O.B.L. in veel sterkere mate dan b.v. universiteitsbibliotheken overgaan tot doubleering, zoowel van romans als van niet-romans. «— 2. Licht toe, dat er onderscheid is tusschen doubleering om technische redenen (b.v. voor naslag- en voor uitleenbibliotheek; voor filialen; voor volwassenen en voor kinderen; enz,), om praktische redenen (veel gevraagde boeken), en om paedagogische redenen (bevordering van de circulatie van betere lectuur). •— 3. Hoe beoordeelt gij, of en wanneer een boek in meer exemplaren aanwezig moet zijn? 48. — Hoe zoudt gij de gebruikmaking bevorderen: door kinderen van de afdeeling voor volwassenen, en, door volwassenen van de afdeeling voor kinderen ? (1931). 1. Het lezen uit de afdeeling voor volwassenen door kinderen is gebonden aan een bepaling der Rijkssubsidievoorwaarden. Voor deze gebruikmaking is medewerking der ouders vereischt: hoe zoudt gij deze vragen en stimuleeren ? Hoe voorkomt gij, dat ongeschikte boeken in handen van jeugdige lezers komen ? Hoe vestigt gij de aandacht op geschikte? — 2. De afdeeling voor kinderen kan van nut zijn voor ouderen, die zelf kinderboeken lezen of voorlezen; die raad en voorlichting wenschen bij koopen en schenken van kinderboeken. Hoe de onderwijzer voor de kinderafdeeling te interesseeren ? (zie vraag 56). 49. •— Kinderlectuur-voorziening door O.L.B., direct en indirect. (1927). 1. De O.L.B. kan zelve, deels met een kinderafdeeling, deels met de afdeeling voor volwassenen, de jeugdige lezers en hunne ouders bereiken. Wat is hierin het aantrekkelijke ? — 2. De O.L.B. kan kinderboeken ter verdere uitleening aan scholen, clubs, enz. in bruikleen geven. Hoe tegemoet te komen aan het bezwaar van uitleening door personen, die de kinderboeken zelden kennen ? 50. —' Hoe zoudt gij de uitleening van een kinderbibliotheek inrichten ? (1928). Punten ter overweging o.a.: waar in het gebouw onder te brengen; de openingstijden; de leesvoorwaarden; de verantwoordelijkheid ; beperking van het lezen; open boekerij ?; zoo ja: kasten, plaatsing der boeken, wegwijzing; catalogi, keurlijsten, annotatie. 51. — De O.L.B. en de rijpere jeugd. (1930). 1. De moeilijkst te bereiken lezersgroep (overgangsproblemen; in beslagneming door school of arbeid: gebrek aan boeken tusschentwee-lecturen; enz.). — 2. Persoonlijk contact (leesclubs); contact met jeugdorganisaties, scholen, enz.; contact met de O.L.B. (bezoek aan de O.L.B.; boekenkeuze). — 3. De beteekenis van het aankweeken der leesgewoonte bij aankomende menschen: de nood- zakelijkheid van compensatie der verstandelijke ontwikkeling (school) door lichamelijke oefening (sport) en door openhouden van het gevoelsleven (godsdienst, muziek, lectuur); de rijpere jeugd als de toekomstige lezers. 52. — Noem een 10-tal romans, die gij aan normale kinderen van 15 tot 17 jaar zoudt aanbevelen; en licht uw keuze toe. (1930). 1. Er is gebrek aan geschikte boeken, speciaal voor dezen leeftijd geschreven, buiten de liefhebberij- en populaire lectuur. In de belletrie is echter vrij wat te vinden om deze lacune te vullen. Bovendien wordt de jeugd tégenwoordig vroeger rijp. — 2. Dan uw keuze en toelichting: van uw standpunt in het algemeen, en van de aangewezen romans. 53. — De tentoonstelling in de O.L.B.: doel, grenzen, uitvoering. (1927; 1930). 1. Te onderscheiden: tentoonstellingen welke onmiddellijk verband houden met de O.L.B. (haar bedrijf, boeken, verzamelingen enz.); tentoonstellingen bij speciale gelegenheden (herdenkingen, congressen, enz.); en tentoonstellingen door of voor anderen ingericht. Elk dezer verschillen wat grenzen en inrichting betreft. Licht dit toe met voorbeelden. —• 3. Het doel van tentoonstellingen nader te behandelen: aandacht vragen voor de O.L.B. (propaganda, reclame, standbepaling); instructief optreden (belangwekkend onderwerp, lectuur over dat onderwerp in de O.L.B. voorradig). 54. — De samenwerking tusschen O.L.B. en andere instellingen tot volksontwikkeling. (1926). 1. Splits uwe beantwoording naar instellingen met een algemeen vormend, onderrichtend karakter (scholen), en instellingen met jen vrij, algemeen-ontwikkelend doel (volksuniversiteit, arbeidersantwikkeling, jongelingsvereenigingen, enz.). Waarin kan samenwerking worden nagestreefd en welke bezwaren zijn te verwachten [beslotenheid van het schoolprogramma; politieke en godsdienstige richtingen; enz.). — 2. Beproef een ideaal schema te maken, vaarin de O.L.B. een erkend instrument is voor-, en een speciale aak heeft in den volksontwikkelingsarbeid. systematische rangschikking der titelbeschrijvingen in den systematischen catalogus? (1924; 1931). 1. De opvolging der rubrieken kan om praktische redenen (welke ?) in het boekenmagazijn anders moeten zijn. .— 2. De rangschikking van titelbeschrijvingen in den catalogus laat fijnere onderverdeelingen en dubbele plaatsingen toe. Voorbeelden. — 3. Waardoor kan in eenzelfde rubriek de volgorde der boeken verschillen met de volgorde der titelbeschrijvingen? 96. — Hoe werkt systematische, plaatsing der boeken in de magazijnen eener O.L.B. met gesloten boekerij een snellere bediening van het publiek in de hand dan bij magazijnplaatsing mogelijk zou zijn? (1935). 1. De "vaste” signatuur der magazijnplaatsing is handzamer dan de "betrekkelijke” der systematische plaatsing. Waarom? .— 2. Systematische plaatsing veroorlooft rekening te houden met het meest gevraagde. Hoe? — 3. Grootere onafhankelijkheid van het catalogusapparaat. CATALOGUS EN O.L.B. Titelbeschrijving. — Catalogi in boekvorm en op losse kaarten. — Soorten catalogi. — Verwijzing en meervoudige plaatsing. — Systemen van indeeling. — Rubriceering. — Trefwoordencatalogus. — Registers. 97. — Wat kan bij de titelbeschrijving hoofdwoord worden? (1930). Punten ter behandeling o.a.: waartoe dienen hoofdwoorden; de voorkeur voor eigennamen als hoofdwoord; de uitbreiding van het begrip auteur; de voorkeur voor substantieven in den nominatief; pseudoniemen; kunstmatig gevormde hoofdwoorden. 98. — Welke uitbreiding wordt bij de titelbeschrijving aan het begrip schrijver (auteur) gegeven? (1930). Verklaar de neiging om boeken, die in den striksten zin niet ’ geschreven” zijn, toch als zoodanig te beschouwen (verantwoordelijk persoon). Wat leeren de "Regels”; wat de praktijk? 99. — Sommige bibliotheken kiezen als hoofdwoQrd den werkelijken naam van den onder pseudoniem schrijvenden auteur; andere verkiezen als hoofdwoord den schuilnaam, of maken onderscheid tusschen meer of minder bekendheid van den werkelijken-, dan wel den schuilnaam. Welke wijze acht gij voor een O.L.B. verkieslijker? (1924). De sleutel tot de beantwoording dezer vraag is een verschil van opvatting: is de bibliograflsch-literatuurhistorische beteekenis van den catalogus overheerschend; of de practische hanteerbaarheid voor iedereen? 100. — Vergelijk de beteekenis van den catalogus in boekvorm en den catalogus op losse kaarten voor O.L.B.-gebruik. (1924; 1929; 1932). 1. Uit elkaar dient gehouden te worden de beteekenis van beide typen voor het publiek en voor den internen dienst. — 2. In welke gevallen kan het publiek volstaan met den catalogus in boekvorm; in welke moet het zich kunnen oriënteeren in catalogi op losse kaarten ? — 3. Waarom is de catalogus in boekvorm altijd ontoereikend voor den internen dienst? 4 101. — Waarom geven O.L.B. catalogi in boekvorm uit? (1930). Punten ter behandeling o.a.: de tekortkomingen van catalogi in boekvorm; desniettegenstaande geven O L.B. toch zulke catalogi uit; hoe die tekortkomingen althans gedeeltelijk te ondervangen. 102. — O.L.B. geven hun catalogi altijd als systematischeen nooit als alfabetische hoofdwoordencatalogi uit. Verklaar dien voorkeur. (1933). Begin met een uiteenzetting van doel en mogelijkheden van beide typen. •— 2. Aan welk type heeft de lezer meer? — 3. Waarom is een alfabetisch register op een systematischen catalogus te verkiezen boven een systematisch register op een hoofdwoordencatalogus? 103. — Op welke wijze kan de bruikbaarheid van titelbeschrijvingen en van den gedrukten systematischen catalogus worden verhoogd? (1930). 1. De titelbeschrijving geeft alleen formeele gegevens over boek en boekinhoud, niet over den aard, de waarde, het gehalte, de bestemming. Hoe ook over dit laatste den lezer in te lichten? — 2. Voor doeltreffende gebruikmaking van den gedrukten systema- tischen catalogus kan noodig zijn: overzicht van het gevolgde schema; verwijzing van en naar verwante rubrieken; aanwijzing waar de literatuur over bepaalde onderwerpen te vinden is; hoe de werken van één schrijver over den catalogus verspreid staan; hoe in het algemeen gezocht moet worden. 104. — Welke werkzaamheden brengt het uitgeven van een catalogus mee? (1928; 1932; 1933). 1. Aangenomen, dat de titelbeschrijvingen aanwezig zijn: hoe zorgt gij voor de copij voor de zetterij (copieën voor de oorspronkelijke titelbeschrijvingen, rangschikking daarvan, rubriekhoofdjes, nummering der losse blaadjes). — 2. Keuze van drukkerij, lettertypen, papier, formaat, enz.; proeven, correctie, revisie; latere tusschenvoegingen. —> 3. Het registerwerk. •—> 4. Eventueele hersigneeringen. 105. — Aan welke eischen behoort het catalogusapparaat eener O.L.B. te voldoen? (1924). 1. Wat beteekent het catalogusapparaat voor elke openbare bibliotheek, en in het bijzonder voor een O.L.B.? — Welke typen en welke soorten catalogi? (zie vraag 106). — 3. Bibliografische volledigheid; verkorte titelbeschrijvingen; annotaties; supplementen; wijzigingen; verwijzingen en wegwijzing; enz. 106. — Noem de verschillende soorten en typen catalogi, en geef een korte beschrijving van het doel van elk dezer. (1924). 107. — In welke gevallen bewijzen hun nuttigheid: de hoofdwoordencatalogus, de titelcatalogus, de systematische catalogus, de trefwoordencatalogus, de standcatalogus, het stamboek. (1937). 1. De drie hoofdsoorten en de twee hoofdtypen van catalogi beantwoorden elk aan een eigen bestemming. Zij kunnen elkaar aanvullen, maar niet vervangen. — 2. Daarnaast: titelcatalogi, keuzecatalogi, genrecatalogi (b.v. romans), catalogi voor bepaalde categorieën (b.v. kinderen); aanwinstenlijsten; catalogi van tijdschriftenartikels ; enz. — 3. Standcatalogi en stamboek hebben een geheel anders geaarde functie dan de bovengenoemde. 108. — Uit welke gegevens bepaalt gij het „hoofdwoord”, het „rubriekwoord” en het „trefwoord”? Welke functie hebben deze bij het maken van de catalogi? (1935). 1. Welke gegevens worden ontleend aan uiterlijke, welke gegevens aan innerlijke eigenheden van het boek? — 2. Na beantwoording dezer vraag kunt gij het verschil nagaan tusschen de wijze, waarop het hoofdwoord wordt aangewezen ("Regels voor de titelbeschrijving”), en de wijze van kiezen van het rubriekwoord en het trefwoord (analyse van den boekinhoud). — 3. Vervolgens het verschil tusschen de beteekenis der analyse voor de keuze van het rubriekwoord (de elementen der analyse; invloed van het indeelingsschema), en voor de keuze van het trefwoord (onderwerpelijk verband). — 4. Ten slotte: wat de rangschikking der hoofdwoorden en trefwoorden bepaalt; wat de onderlinge opvolging der rubriekwoorden beheerscht; de dubbele functie van rubriekwoorden (opvolging der rubrieken: samenhouding van titelbeschrijvingen). 109. — Wanneer en hoe spelen cijfers (jaartallen, ranggetallen) een rol bij de rangschikking van titelbeschrijvingen? (1937). 1. Voorbereiding tot beantwoording der vraag is een nauwkeurig nagaan van de "Regels voor de titelbeschrijving’’, de "Regels voor de alfabetische rangschikking” en "Greve, Theorie en praktijk”. — 2. Groepeer de resultaten naar: het cijfer in het hoofdwoord; het cijfer bij de rangschikking van titelbeschrijvingen onder een rubriekwoord en een trefwoord: het cijfer bij de volgorde van onderrubrieken (historische of chronologische opvolging der episoden); het cijfer als rangschikking bij den opbouw van bepaalde soorten van catalogi. 110. — De principieele en de technische verschillen tusschen den alfabetischen hoofdwoordencatalogus en den systematischen catalogus. (1934). 111. — De principieele en de technische verschillen tusschen een systematischen en een trefwoordencatalogus. (1923). 1. Rangschikking volgens de orde van het alfabet, tegenover rangschikking volgens verwantschap van inhoud. Wat beoogt en bereikt men met beide? (snelle oriënteering; samenhangende overzichtelijkheid). — 2. Samenbrenging van titelbeschrijvingen naar den inhoud der boeken volgens samenhang van begrippen, tegenover samenbrenging van titelbeschrijvingen naar] den inhoud der boeken (volgens zakelijkheid. Wat beoogt en bereikt men met beide? gezichtspunt; onderwerp). 112. — Waf verstaat gij onder „verwijzing”; wat onder „meervoudige plaatsing”? In welke catalogi komen verwijzingen voor; in welke meervoudige plaatsingen? (1926; 1927; 1933). 1. De verwijzing behoort typisch bij de alfabetische rangschikking. Waarom? Maar er is verschil in den aard der verwijzing in den hoofdwoordencatalogus en in den trefwoordencatalogus. Hoezoo? Wordt er dan nooit in den systematische* catalogus verwezen ? — 2. De meervoudige plaatsing behoort typisch bij samenbrenging van titelbeschrijvingen naar den inhoud der boeken. Waarom? Meervoudige plaatsing komt in den trefwoordencatalogus veelvuldiger voor dan in den systematischen catalogus. Wat is daarvan de reden? Komt meervoudige plaatsing dan nooit voor in den hoofdwoordencatalogus ? 113. — Welke verwijzingen maakt gij in den hoofdwoordencatalogus; en waarom? (1925). Ga de "Regels voor de titelbeschrijving” na. Te bedenken is, dat in de praktijk nog wel meer verwezen pleegt te worden dan in de "Regels” wordt voorgeschreven. 114. — In hoever zijn meervoudige plaatsingen in den systematischen catalogus noodig of gewenscht? Geef 10 voorbeelden van titelbeschrijvingen, die voor dubbele plaatsing in aanmerking komen. (1926). Meervoudige plaatsingen kunnen hun oorzaak hebben in: heterogenen inhoud; meerzijdig gezichtspunt; gecompliceerde vorm der publicatie; wenschelijkheid speciale aandacht door herhaling te vragen. 115. — Welke motieven kunnen bij het plaatsen van titelbeschrijvingen, die in twee of meer rubrieken ondergebracht zouden kunnen worden, den doorslag geven? (1929; 1937). 1. Als uitgangspunt neme men, dat bij het indeelen van titelbeschrijvingen altijd de economie betracht moet worden, onverschillig of men een catalogus in boekvorm of een op losse kaarten maakt. Meervoudige plaatsing dient zooveel mogelijk vermeden. —> 2. Toon met voorbeelden aan, hoe gezichtspunt, verschijningsvorm, tijd- en plaatsverband dwingende motieven voor meervoudige plaatsing aan de hand kunnen doen. 116. — Welke moeilijkheden hebt gij ondervonden bij de plaat~ sing van titelbeschrijvingen volgens het in Uw bibliotheek gevolgde indeelingssysteem? (1933; 1934). 1. Moeilijkheden bij het plaatsen van titelbeschrijvingen vloeien deels voort uit het onvolmaakte van elk indeelingssysteem (ongeeigendheid voor de bibliotheek; verouderd raken; te ver doorgevoerde onderverdeeling). —> 2.*Anderdeels ontstaan moeilijkheden uit het boek zelf (onduidelijke titel; gecompliceerde inhoud; zeldzaam gezichtspunt). — 3. Ten derde kunnen moeilijkheden door en uit de praktijk opkomen (analogieën; onderwerpsverband sterker dan groepsverband; tegemoetkoming aan den lezer). 117. — Op welke wijzen laten zich de titelbeschrijvingen in eenzelfde. rubriek rangschikken? Licht' met voorbeelden toe, wanneer de eene, wanneer de andere wijze van rangschikking voorkeur verdient. (1927). 1. De onder één rubriekwoord samengebrachte titelbeschrijvingen moeten een uiteindelijke volgorde aannemen, hetzij door alfabetiseering naar hoofdwoorden; hetzij door rangschikking naar verschijningsjaren. — 2. Vóór die uiteindelijke volgorde wordt gegeven zal echter in bepaalde gevallen eerst nog een fijnere groepeering wenschelijk kunnen zijn, zonder dat die fijnere groepeering nog tot onderrubriceering behoeft te leiden. Er kan aanleiding zijn voor; chronologische groepeering naar episoden, enz.; voor groepeering naar gebieden (alfabetisch of systematisch); naar tijdperken; naar cultuursferen; voor alfabetische groepeering naar eigennamen; zelfs voor een groepeering, die zich richt naar de toevallige aanwezigheid van enkele boeken. .— 4. Voor beantwoording dezer vraag is een ietwat dieper gaande bèstudeering van den catalogus der O.L.B. te ’s-Gravenhage aan te bevelen. 118. — Wanneer heeft systematische rangschikking van titelbeschrijvingen onder hoofdwoorden plaats? Wanneer alfabetisch naar trefwoorden in den systematischen catalogus? (1928; 1931). Voor het eerste gedeelte der vraag raadplege men de "Regels voor het alfabetiseeren”. Voor het tweede gedeelte biedt punt 2 van vraag 117 aanknoopingspunten. 119. — Geef een uiteenzetting van het vóór en tegen van een afzonderlijke rubriek „Levensbeschrijvingen” in den systematischen catalogus. (1924). 120. — Geef een uiteenzetting van het vóór en tegen van het onderbrengen van alle statistieken in één rubriek „Statistiek", dan wel in verschillende rubrieken naar gelang van het onderwerp der statistiek. (1927). De tegenstelling, die deze vragen opwerpen, ligt in de opvatting of "levensbeschrijving”, "statistiek” een vorm van publicatie is, dan wel een soort van publicatie. Behooren dus "levensbeschrijvingen” of "statistieken” door hun gemeenschappelijke publicatiewijze bijeen; of behooren zij elk als "historie", "beschrijving” thuis bij het betreffende onderwerp? Is er ook een practische kant aan voor O.L.B.? 121. — Over welke rubrieken kan de literatuur betreffende spoorwegen in den systematischen catalogus verspreid voorkomen? (1923). 122. — Over welke rubrieken kan de literatuur betreffende de film in den systematischen catalogus verspreid voorkomen? (1926). Vragen als bovenstaande, gemakkelijk met andere te vermeerderen, zijn bedoeld als oefening om inzicht te krijgen in de werking van het "gezichtspunt” contra het "onderwerp”. 123. — Welke volgorde van oorspronkelijke en vertaalde romans lijkt U het meest geëigend voor den systematischen catalogus eener O.L.B.? (1927). 1. De vertaling van een studieboek zal men onmiddellijk laten volgen op de uitgave in de oorspronkelijke taal. Wat verzet zich daartegen als men met romans te doen heeft? — 2. Zal men de vertalingen uit één taal in één groep vereenigen en deze groep laten aansluiten bij de groep romans in de oorspronkelijke taal? Of laten aansluiten bij de groep romans in de taal waarin vertaald is? Zal men in het laatste geval de vertalingen weer onderverdeelen naar de talen, waarin de roman oorspronkelijk verscheen? 124. — Geef een toelichting op de hoofdindeeling van Dewey, Cutter, Brown, Haagschen Catalogus. (1923; 1929; 1931). 1. Hierbij vooral te letten op de logische opvolging der rubrieken. — 2. Waarin verschilt Brown’sSubject Classiflcation van de drie andere? 125. — De samenstelling van den tref woordencatalogus; toegelicht met voorbeelden. (1925; 1929). 1. De keuze van trefwoorden richt zich naar onderwerpen; die trefwoorden houden de literatuur over het onderwerp bijeen; ze worden later alfabetisch gerangschikt. — 2. Een "onderwerp” kan vaak uit verschillende gezichtspunten behandeld zijn, en komt derhalve in den systematischen catalogus verspreid voor. Het trefwoord verwaarloost het gezichtspunt en brengt die literatuur over één onderwerp bijeen. — 3. Een "onderwerp” is vaak nog splitsbaar in ondergeschikte onderwerpen. Zal men een trefwoord hechten aan een nog splitsbaar onderwerp; of zal men alleen trefwoorden hechten aan practisch onsplitsbare onderwerpen. — 4. Er zijn redenen om van een, in den trefwoordencatalogus in vele "onderwerpen” gesplitste, ”stof” de saamhoorigheid toch weer te doen uitkomen. Welke zijn die redenen? Hoe bereikt men dit? .— Men behandele deze hoofdpunten en late de vele details onbesproken. 126. — Welke zijn de verschillen tusschen den „dictionary-cata'og” en den trefwoordencatalogus? Welke trekt U het meest aan? (1930). De ”dictionary” vereenigt verschillende soorten catalogi. Welke? \ls gegeven * moet worden aangenomen, dat die andere soorten ratalogi naast den trefwoordencatalogus voorhanden zijn. 127. — Welke zijn de voordeelen. welke zijn de gevaren als men lan de hand van een bestaanden systematischen catalogus een tref'voordencatalogus maakt? (1936). 1. Uitgangspunt is, dat beide catalogi zich richten op onderwerpen, den inhoud der boeken), maar dat de systematische catalogus het jezichtspunt van den schrijver, en de trefwoordencatalogus alleen iet onderwerp in aanmerking neemt. — 2. Uit te gaan van een jestaanden systematischen catalogus biedt dus zekere voordeelen. Welke? — Een alfabetische rangschikking van de rubriekhoofden evert echter nooit een trefwoordencatalogus op. Waarom niet?— 1. Het verdient aanbeveling, voor rubriekhoofden andere termen e kiezen dan voor trefwoorden. Waarom? Voorbeelden. 128. In welke gevallen zult gij in den tref woordencatalogus verwijzingen maken? (1929). 1. De toelichting bij vraag 125, punt 1, 2 en 4, wijst ook hier den weg. —• 2. Behalve op verwijzingen, die de saamhoorigheid van de gesplitste stof weer doen uitkomen, te wijzen op verwijzingen, die uitsluitend een informatief karakter hebben. — 3. ”Zie” en ”zie ook” verwijzingen. 129. — Wat is een onderwerpsregister op een systematischen catalogus, en wat is daarvan het nut? (1930). 1. De moeilijkheid voor den gebruiker van den systematischen :atalogus, in de schematische indeeling altijd en overal den weg :e weten. Tijdsbesparing is eveneens een factor. — 2. Het gezichtspunt van de schrijvers doet vaak de literatuur over één onderwerp jnder verschillende rubrieken terecht komen. — 3. Waarom is een onderwerpsregister geen trefwoordencatalogus? aan welke behoeften van het publiek komt de leeszaal tegemoet, aan welke de studiezaal; hoe correspondeert daarmede de materieele inrichting; en de taak van het bedienend personeel. — 3. Bij de bepaling van elks waarde plaatse men in het middelpunt den invloed, dien de O.L.B. door elk op het publiek kan uitoefenen. 26. — De naslagbibliotheek. (1929; 1932). Punten ter behandeling o.a.: waartoe de naslagbibliotheek dient; wat voor soort boeken daarin thuis behooren; de vrije gebruikmaking daarvan i.v.m. de controle; het uitleenen van boeken uit de naslagbibliotheek; het bijhouden van het naslagmateriaal; de steun en aanvulling uit de uitleenbibliotheek. 27. — Welke naslagwerken moeten zeker in elke O.L.B. aanwezig zijn ? (1929). De bedoeling is van zelf sprekend niet een opsomming van titels, maar een minutieuse groepeering naar soorten naslagwerken, naar rubrieken, naar gehalte; en een beredeneering der keuze. 28. — Welke soorten boeken neemt gij wel-, welke niet in de naslagbibliotheek op ? (1932). 1. Zoowel de vorm waarin de werken zijn uitgegeven, als hun inhoud bepaalt in eerste instantie wat in een naslagbibliotheek thuis of niet thuis behoort. Werk dit uit. — 2. In tweede instantie bestaan er boeken, die zoowel in de uitleenbibliotheek als in de naslagbibliotheek noodig zijn. Welke soort van boeken draagt dit uitgesproken dubbele karakter? — 3. In derde instantie kunnen bepaalde soorten boeken (zelfs belletristische) in bepaalde omstandigheden ook in de naslagbibliotheek wenschelijk zijn. Waarom deze uitbreiding der naslagbibliotheek? — 4. Tenslotte zijn tot de naslagbibliotheek te rekenen boeken, die in hoofdzaak voor den internen dienst worden aangeschaft. Welke bijvoorbeeld ? 29. — Stel een naslagbibliotheek voor een kleine O.L.B. samen, waarvoor f 750.— beschikbaar is. Nauwkeurige becijfering; geen schattingen. (1926). Gij zult het best doen met eenige grootere O.L.B. te bezoeken en daar uw oog te laten gaan over de ginds aanwezige naslagwerken. 30. — Geef voor de onderstaande rubrieken naslagwerken (géén handboeken), verschillend van omvang en gehalte, die ook in een O.L.B. van gemiddelde grootte aanwezig behooren te zijn: a) Godsdienst en Kerk: 3 werken; b) Aardrijkskunde: 2 werken; c) Onderwijs : 2 werken: d) Techniek: 4 werken. Duid in een korte annotatie den aard van elk werk en zijn bruikbaarheid aan. (1934). Hierbij dezelfde opmerking als bij vraag 29. Als oefening ook andere rubrieken te kiezen. 31. —• Het tijdschrift in de O.L.B. (1929). 1'. Als inleiding kunt gij het verschil (naar inhoud en naar verschijningswijze) tusschen tijdschriften en boeken uiteenzetten. — 2. De waarde van het tijdschrift als verzamelplaats van actualiteiten, van kortere monografische studies en beschrijvingen, van voorloopige vastlegging van wetenschappelijk onderzoek, van belletrie, van recensies. <— 3. De waarde van het tijdschrift in afgesloten en gebonden jaargangen voor studie-, naslag- en informatiedoeleinden, voor populaire ontspanning. De ontsluiting van het hierin verborgen materiaal door documentatie. Het bewaren en opruimen van tijdschriften. — 4. Het uiteennemen van oude jaargangen en het gebruik van de losse bijdragen als aanvulling van de uitleenbibliotheek; verknippen voor platencollecties. — 5. De administratie van de loopende jaargangen. De plaatsing van tijdschrifténjaargangen in de boekenmagazijnen. 32. — Welke soorten tijdschriften dienen in een O.L.B. vertegenwoordigd te zijn ? Noem voor elke rubriek eenige nederlandsche tijdschriften en motiveer uw keuze. (1928). Te letten op : het gehalte, de richting, het algemeene of speciale karakter, en de prijs. 33. — Op welke wijze kan een O.L.B. haar tijdschriften productief maken ? (1931: 1934). 1. Punt 2, 3 en 4 van vraag 31 geven vingerwijzingen. — 2. Bovendien valt hier aandacht te geven aan de mogelijkheid om de tijdschriften in circulatie te brengen in leesportefeuilles en bij de filialen. 62. — Hoe zoudt gij iemand helpen, die inlichtingen vroeg betreffende de oude en de nieuwe levensbeschrijvingen van een of anderen middelëeuwschen heilige ? (1927). 63. — Hoe licht gij iemand in, die zich wenscht te oriënteeren over de geestelijke stroomingen van dezen tijd ? (1928). 64. ■— Iemand vraagt inlichtingen over de literatuur betreffende een folkloristisch onderwerp. (1927). 65. — Iemand wenscht, alvorens een reis naar Italië te maken, literatuur over het land. (1929). 66. — Een ambachtsschool-leerling (timmerman, machinebankwerker, electricien), juist gediplomeerd, wenscht inlichting op welke wijze hij zich verder kan ontwikkelen door vakliteratuur. (1925). Vragen als bovenstaande, gemakkelijk met andere te vermeerderen, zijn bedoeld als oefening in het leeren opzoeken van literatuur en beoordeeling van het meest geschikte. 67. — Stel een lijst samen van de voornaamste nederlandsche seriewerken, verschenen tusschen 1900 en 1925 (— 1937). (1925). 68. — Stel een lijst van minstens 12, hoogstens 18 boeken samen voor de wachtkamer van een geneesheer (1932). 69. — Stel een lijst samen van 30 romans voor leden eener meisjesvereeniging van 18 tot 25 /aar. Naar keuze: in een groote stad of op het platteland; katholiek, gereformeerd, vrijzinnig religieus, socialist of zonder bepaald omlijnde levensovertuiging. (1931). Vragen als bovenstaande, gemakkelijk met andere te vermeerderen, zijn bedoeld als oefening in het oordeelkundig kiezen van, aan een bepaald doel beantwoordende, lectuur. Verondersteld wordt, dat gij uwe keuze beknopt motiveert. 70. — Waar kunt gij de opeenvolgende stadia van het tot stand komen van een wet vinden; en in welke wetsverzamelingen den tekst er van opzoeken? (1925). 71. — Welke literair-kritische kronieken in nederlandsche maandbladen zijn U bekend? Geef van een 8-tal een beknopte karakteristiek. (1932). 86. — In welke gevallen acht gij voor een O.L.B. illustratie der boeken noodzakelijk, gewenscht, dan wel onverschillig? (1936). 1. Stel eerst de vraag, waartoe illustratie van een boek dient (wetenschappelijke-, populair-wetenschappelijke- en liefhebberijboeken, romans; boeken over landen, volken, planten, dieren, techniek, kunst). — 2. In welke rubrieken en onderrubrieken is tegemoetkoming van den tekst door het beeld onontbeerlijk, een aanbeveling, onnoodig ? Zou de illustratie Uw oordeel bij de aanschaffing beïnvloeden ? 87. — Uit welke overwegingen kan een boek uit een O.L.B. wor~ den verwijderd7 (1927; 1936). 1. Verwijderen van eenmaal opgenomen boeken heeft in O.L.B. minder bezwaren dan in bewaarbibliotheken. Waarom ? Waarom is het heilzaam voor O.L.B. boeken te verwijderen?— 2. Verwijdering van boeken kan automatisch, gedwongen of beredeneerd plaats vinden. De aldus gegroepeerde motieven licht gij met voorbeelden toe. 88. — De verhouding van O.L.B. en boekhandel. (1928). De beantwoording zal tweeledig moeten zijn: de boekhandel (inbegrepen antiquariaat) als boekenleverancier of als hulp bij de boekenkeuze (zichtzendingen, catalogi, prospectussen, enz.); en: de inwerking van het leenen van boeken op den boekenverkoop. 89. — Beschrijf den gang van het boek in de O.L.B. van zichtzending of bestelling tot afschrijving. (1926; 1928; 1931). Verdeel de beantwoording dezer vraag naar de stadia, welke het boek als bibliotheekvoorwerp doorloopt: hoe het gekozen wordt (kritieken, zichtzending, bestelling); hoe het voor het gebruik gereed gemaakt wordt (stamboek, stempelen, binden, catalogiseeren, signeeren, plaatsen, bekendmaking aan het publiek); hoe het wordt uitgeleend (systeem, abnormaliteiten); hoe het uit de circulatie wordt genomen, en wat er dan mee gebeurt. 90. — De uiterlijke verzorging van het boek der O.L.B. (1926; 1932). 1. Open met een uiteenzetting van de waarde eener doelmatige, aantrekkelijke verzorging van het boekuiterlijk. — 2. Verzorging vóór de uitleening en tijdens de circulatie. — 3. Speciale verzorging van het naslagboek; van het boek in de open boekerij; van het kinderboek; van het muziekboek. 91. —Het binden en innaaien van boeken voor O.L.B. (1935). 1. Technische zaken: materiaal, duurzaamheid, stijl; aanwijzingen voor den binder, modellen, rugtitels; reparaties. — 2. Organisatorische zaken; eigen binderij of uitbesteden; eigen band of uitgeversband; uniformiteit of afwisseling (b.v. bij open boekerij); binden vóór of na catalogiseering; enz. 92. — V/elke functies vervult de signatuur in het O.L.B.-bedrijf? (1932; 1934). *1. Wat is de signatuur? Signeering bij magazijn- en bij systematische plaatsing. — 2. Men ga de verschillende onderdeelen van het bibliotheekbedrijf na. Waar speelt de signatuur een rol ? Waar worden de signaturen dus terwille van orde en gemak aangebracht ? 93. — Welke administratieve gevolgen heeft de hersigneering van een boek? (1937). 1. Wanneer komt het geven van een andere signatuur voor, resp. bij magazijn- en bij systematische plaatsing 1 — 2. Waar zijn signaturen aangebracht ? .— 3. Hoe verschaft men zich zekerheid, dat de nieuwe signatuur de oude overal vervangt? — 4. Hoe ondervangt men het ongerief, dat de gedrukte catalogi de oude signaturen blijven vermelden? (verwijs-boekkaarten). 94. — Vergelijk de voor- en nadeelen van magazijn- en van systematische plaatsing voor O.L.B.? (1932). 1. Bij open boekerij is er geen keus. Waarom? — 2. Bij gesloten boekerij valt na te gaan; ruimte-uitwinning bij magazijnplaatsing; gaat bij systematische plaatsing ruimte verloren?; geeft deze ook ruimte-winst?; afwijkende formaten; signatuurgeving bij beide systemen; hersigneering bij verplaatsing en verhuizing; invloed op de snelheid van uitleening; voordeelen van het bijeenvinden van verwante boeken; afhankelijkheid van het catalogusapparaat; enz. 95. — Waarom stemt de systematische plaatsing der boeken in de kasten van het boekenmagazijn nooit precies overeen met de REGISTER Vraag No. Vraa9 No- Alfabetische catalogi . . . ■ 102 e.v. Leeszaaluitbreiding 43 e.v. Bewaarbibliotheken 4 Lezers 5, 58 e.v. Bibliotheekvereenigingen 10 Magazijnen 94, , Binden 90, 91 Magazijnplaatsing 94, 96 Boekenbezit 53 e.v. Naslagbibliotheek 24 e.v. Boekenkeuze 83, 84, 85 Onderwerpsregisters 129 Boekenverzorging 89 e.v. Open- en gesloten boekerij. . .35, 36 Boekhandel 88 Openbare Uitleenbibliotheken .... 9 Boekillustraties -86 Plattelandslectuurvoorziening . 44, 57 Brown 124 Reclame 20, 21, 22, 53 Bijzondere verzamelingen . • 46, 47 Reglementen • ^ Catalogi 97 e.v. Reizende bibliotheken 44 Catalogusdruk 104 Romananalyse 80, 81, 82 Centrale Catalogus 42 Romans .... 60, 69, 75 e.v.. 123 Contributie 37 Rubriceeringen 115 e.v. Correspondentschappen 44 Rubriekwoorden Cutter .124 Rijkssubsidievoorwaarden . 5, 8, 9, 14 Cijfers 109 Rijpere jeugd . . • • • • • 51, 52 Qewey 124 Samenwerking 54, 55, 56 Dictionary catalog 126 Scholen ' Dubbele plaatsingen . 112,113,114 Signaturen 92. 93 Dubbelexemplaren 85 Stamboek Filialen 44 Standcatalogus | *”7 Gebouw 16 Statistieken 19 Gedrukte catalogi 100 e.v. Subsidieberekening ....... 8 Haagsche catalogus 124 Systematische catalogi 95,102 e.v. Hoofdwoorden ... 97, 98, 99, 108 Systematische plaatsing 94, 95, 96 Hoofdwoordencatalogi . . . 102 e.v. Tentoonstellingen . 53 Inlichtingen ....... ■ 61 e.v. Terugbezorging _ 40, 41 Jaarverslagen 1» Titelbeschrijvingen. . . ■ 97, 98, 99 Kaartcatalogi 100 Trefwoorden _ 108 Kinderbibliotheken 48 e.v. Trefwoordencatalogi . . . • 1<" e.v- Kleine O.L.B. 6 Tijdschriften 31, 32, 33 Kranten 34 Uitleenadministratie 36i e.v. Lectuurkeuze 58 e.v. Uitleening. • • • • . * • ‘ ' Leenverkeer 42 Universiteitsbibliotheken 1, 2, 3* 4, 39, W Leesgeld . ' 37 Verwijderen van boeken . . • 4. 87 Lees- en studiezaal 23, 25 Verwijzingen . • 112. 113, 114, 128 Leeszaalberoep 11, 12, 13 Volksbibliotheken ••;•••** Leeszaalbeweging 7 Volksuniversiteiten 54. 55 I.eeszaalorganisatie H. 15 | Wisselbibliotheken 45 I. P. Stroband. Techniek voor jon$ 2 Dr. L. Hertzberger. De openbare leeszaal in Friesland. 1922. fr. p. p. ƒ 0.43 3. Fanny Simons. Regels voor de titelbeschrijving en schema van een systematische indeeling van muziekwerken; 2e gewijzigde druk. 1935 . . . • >' • • * £r. p. p. ƒ 0.43 4. Saskia Lobo. Het kinderboek 1920-1924; keur uit vijf jaren. 1924. , . ... • • • • • • fr. p. p. ƒ 0.23 5. Prof. Dr. N. van Wijk. De transskriptie van russiese eigennamen. 1925. . fr. p. p. ƒ 0.23 6. Verzekering van ouderdomspensioen aan Leeszaalambte- naren. Pensioenreglement met Toelichting en Contract; 2e bijgewerkte druk. 1934 • • • • fr. p. p. ƒ 0.23 7. Naamtafels. Nederlandsche bewerking van C. A. Cutter, Three-figure alfabetic-order Table; herdrukt met toelichting en gebruiksaanwijzing door Dr. H. E. Greve; 2e dr. 1932. fr. p. p. ƒ 0.23 8. Dr. H. E. Greve. Het stamboek der bibliotheek; 2e druk. 1934. . fr. p. p. ƒ 0.43 9. Dr. D. Bartling. Verslag der enquête betreffende de uit sociale paedagogische motieven aanbevelenswaardige doubletten van romans in Openbare Leeszalen en Bibliotheken. 1927. i . . . fr. p. p. ƒ 0.33 10. E. A. N. P. Franchimont, Bibliotheekschrift; 2e druk 1932. fr. p. p. ƒ 0.43 II. C. van Pruissen. Het bindwerk voor de Openbare Leeszaal en Bibliotheek; 2e dr. 1936 fr. p. p. ƒ 0.43 12. Regels voor de alfabetische rangschikking der titelbe¬ schrijvingen; 2e dr. 1932. . . . . . • • fr. p. p. ƒ 0.23 13. F. K. van Iterson. Nederlandsche periodieke overheids¬ publicaties. 1930. . . . . . . • • • fr.p.p. ƒ0.43 14. Dr. H. E. Greve. Het schema van de systematische indeeling van den katalogus der O.L.B. te ’s-Gravenhage; 2e verm. dr. 1937. fr. p. p. ƒ 0.43 15. Ermi Cyfer. De titelbeschrijving van tijdschriften. 1936. fr. p. p. ƒ 0.43 16. Maria Daniëls. Het materiaal van den catalogus. 1936. fr.p.p. ƒ 0.43 17. Dr. H. E. Greve. Examenopstellen assistentscursussen 1923- 1937 fr.p.p. ƒ 0.43 IN DEZE SERIE ZIJN V