VAN DEN FRIESCHEN IJSBOND 1886-1936 HARDRIJDERS EN HARDRIJDSTERS IN VROEGER EN LATER JAREN N.V. NOORD-NEDERL BOEKHANDEL • LEEUWARDEN 1936 GEDENKSCHRIFT BIJ HET 50-JARIG BESTAAN VAN DEN FRIESCHEN IJSBOND 1886-1936 alsmede IETS OVER HARDRIJDERS EN HARDRIJDSTERS IN VROEGER EN LATER JAREN door J. H. RIJPKEMA MET MEDEWERKING VAN jhr. j. w. j. witsen elias n.v. noord-nederlandsche boekhandel - leeuwarden 1936 Oan hwa moat dif tinkboek opdroegen wirde ? Oan hwa oars as oan de Earefoarsitter fen tis Boun Mr. C. BEEKHUIS Snr. fo Ljouwerf, mei-oprjuchter fen it Boun foar 50 jier. Forskate jierren bisfjürslid, fen 1916—1928 foarsifter fen it bistjür. Yndertyd in drege reedrider (3 Januaris 1887). In man üf ien sfik, dy 'f alles oer hie for de bloei fen üs Boun. Ljouwerf. G. W. KOOPMANS. Mr. C. BEEKHUIS, Eere-Voorzitter van den Frieschen Ijsbond. VOORWOORD VAN HET CENTRAAL BESTUUR. DE FRIESCHE IJSBOND 50 JAAR. Zoozeer is de Friesche IJsbond vastgegroeid in de „viering" van een echten Frieschen winter, dat het moeite kost zich te realiseeren, dat deze instelling er niet maar altijd geweest is, doch den — met betrekking tot het oeroude schaatsenrijden nog maar „jeugdigen" — leeftijd van vijftig jaar heeft bereikt. Naast jacht en vischvangst mag men het schaatsenrijden tot de oudste vormen van sport rekenen; de oorsprong ervan verliest zich in een verleden, zöö grijs van ouderdom, dat men de gestalte ervan niet meer nauwkeurig kan vaststellen. Weshalve men er zich mee vergenoegt, aan onze schooljeugd te vertellen, dat de oude Germanen zich over het ijs voortbewogen met behulp van osseribben en dergelijk beenachtig materiaal, waaruit dan later de schaatsen, zooals wij die kennen, geleidelijk zijn ontstaan. Het behoeft geen betoog, dat de Germanen, toen zij op hun beenen onderstellen over het ijs scheuvelden, al even weinig aan sport gedacht hebben, als bij het richten van hun pijlen op beren, herten en andere dieren die weleer de lage landen bij de zee bevolkten. Het schaatsenrijden was eenvoudig een levensnoodzakelijkheid; het was de eenige practische manier om zich voort te bewegen, wanneer de wintervorst de wateren had gestremd en de befaamde „uitgeholde boomstammen" dienden te worden opgelegd. En zoo is het gebleven, vele eeuwen lang. Het is mogelijk, dat er allengs een element van vermaak in de bezigheid kwam en dat er zelfs in overoude tijden wel eens wedkampen op de schaats gehouden zijn, maar daar een „culte" van te maken, kwam nog in niemands gedachte op. Doch langzamerhand nam de factor „vermaak" toch in beteekenis toe en reeds op de oudste schilderstukken van wintertafereelen aanschouwt men talrijke lieden, die kennelijk slechts voor hun genoegen over de bevroren wateren zwierden. Daarnaast echter bleef in waterrijke landen als het onze, de schaats het aangewezen middel van verkeer, als de beurtvaarf haar diensten had gestaakt. Er zouden diepzinnige beschouwingen over te houden zijn, dat pas de zoozeer rationalistische negentiende eeuw juist aan hei rationalisme van het schaatsenrijden een einde heeft bereid en deze bezigheid heeft overgeheveld naar het terrein van het irrationeele, van sport en spel. Het ware voor de negentiende eeuw ondenkbaar om te gelooven, dat de mensche'ijke kracht op eenigerlei gebied superieur zou zijn aan de verafgode machine, en zoo verdrongen spoortrein en stoomboot het schaatsenrijden als middel van verkeer. En de twintigste eeuw gaf het den nekslag door middel van de auto. !n de tachtiger jaren was dit proces in vollen gang, maar nog lang niet ten einde. Het schaatsenrijden was toen nog, voor de bewoners van vele afgelegen plaatsen, een levensnoodzakelijkheid, zoodra de beurtvaart was gestremd. Maar het kreeg zijn strijd te strijden tegen de „Goden van den tijd". Wel was uit Engeland het begrip „sport" over komen waaien, en menige Friesche hardrijder zal — als Monsieur Jourdain in Molière's blijspel, die zich zoo verheugde, toen hij er achter kwam, dat hij zijn heele leven lang proza had gesproken — er zich over verwonderd hebben, dat hij niet anders had gedaan dan sport beoefenen, maar voor die hardrijderijen waren geen ijswegen noodig. Men kon volstaan met het uitzetten van een baan ergens op een „vlakte" in de buurt van een dorp. En de voornaamste plaatsen in Friesland waren met trein, tram en langs den weg steeds te bereiken. Zoodoende verslapte de verzorging van het ijswegennet door de provincie, behalve dan in die streken, waar het verkeer te land nog niet bij machte was, dat te water eenigszins behoorlijk te vervangen. Maar ook daar leden de ijswegen met het algemeen mede. Twee vijanden toch bedreigden het ijswegennet; het verlangen van het provinciaal bestuur om het boezempeil tegen de voorjaarsregens zoo laag mogelijk te hebben — waartoe, na een vochtig najaar, langdurig afstroomen door de zeesluizen noodzakelijk was — en de stoombootkapiteins, die met hun machtiger wordende machines zoo lang mogelijk de vaart probeerden open te houden. Vaak werkten die beide vijanden samen. Immers, het stroomen door de zeesluizen, waardoor in vrijwel alle belangrijke waterwegen van Friesland „trek" ontstond, belette de vorming van krachtig ijs, zelfs bij harde vorst, en dit maakte het den stoombooten gemakkelijker, het ijs langen tijd te blijven breken. Het werd hoog tijd, dat, indien men de mogelijkheid van het tourisme per schaats, waarvoor nu juist meer belangstelling ontstond, wilde behouden, er een kampioen voor het Friesche ijswegennet verscheen. En die deed zich ook werkelijk voor, in den persoon van den heer S. H. Hylkema. Deze bezat niet alleen een open oog voor de gevaren, welke de schaatsensport in Friesland bedreigden, maar hij ontwaarde ook de middelen om ze te keeren. Indien alle liefhebbers en voorstanders van het tourisme per schaats in Friesland zich in een groote organisatie vereenigden, dan moest het mogelijk zijn, met voldoende kracht voor de belangen van dat tourisme te ijveren om bij de overheid gehoor te vinden en haar tot maatregelen te brengen, teneinde het te beschermen tegen zijn „vijanden". De heer Hylkema begon met propaganda voor zijn denkbeelden te maken in de Leeuwarder Courant. Een daar geplaatst ingezonden stuk leverde zooveel adhaesie-betuigingen op, dat hij het aandurfde, een vergadering uit te schrijven tot oprichting van een ijsbond, welke vergadering den 13en Maart 1886 in de Harmonie te Leeuwarden werd gehouden, en waar inderdaad tot de oprichting van den Frieschen IJsbond werd besloten. Deze bond, onder de bezielende leiding van zijn oprichter, en met energieke mannen als R. Bloembergen, jhr. I. J. W. H. van Andringa de Kempenaer, T. Velstra en mr. C. Beekhuis in zijn bestuur, is de dingen dadelijk krachtig gaan aanpakken. Natuurlijk ondervond men in den aanvang tegenkanting, werden de adressen, waarmee men gedeputeerden en gemeentebesturen bestookte, onder het aanvoeren van allerlei bezwaren afgewezen — zou er ooit iets nieuws dadelijk door een overheidslichaam zijn aanvaard? — maar men liet niet af. En.... men kreeg tenslotte zijn zin. Het provinciaal bestuur begon bij het regelen van de afstrooming met de ijsbelangen rekening te houden. Er kwam een provinciale verordening op het sluiten der bruggen, teneinde het middel in de hand te hebben om, bij sterk ijs, de scheepvaart stop te zetten. Vele gemeenten volgden dit voorbeeld en sloten ook hun bruggen, wanneer de kans op bruikbaar ijs zich voordeed. Een eeresaluut moge overigens worden gebracht aan het gemeentebestuur van Menaldumadeel, dat reeds voor er van een provinciale regeling sprake was, een dergelijke maatregel voor zijn gebied had afgekondigd en dat zoodoende de spits had afgebeten. Intusschen bepaalde de Friesche Ijsbond er zich niet toe, alleen door middel van adressen en het bewerken van de openbare meening verbetering in den toestand te krijgen. Een geheele organisatie werd opgebouwd, waartoe de provincie in dertig Kriten werd verdeeld. Die organisatie had ten doel, overleg met de gemeenbesturen te zoeken inzake het onderhoud der ijswegen, het plaatsen van baanvegers, het afzetten van wakken, het oprichten van wegwijzers en wat dies meer zij, om het verkeer per schaats door Friesland gemakkelijk en veilig te maken. Tevens moesten die Krite-besturen aan het Centraal Bestuur van den IJsbond te Leeuwarden bericht doen van den toestand van de ijswegen binnen hun ressort, en die berichten werden dan in de Leeuwarder Courant gepubliceerd. Zoodoende had men des avonds een overzicht van den toestand der ijswegen in het geheele gewest en beschikte men over alle mogelijke gegevens tot het beramen van tochten. Het zijn wellicht deze „Krite-berichten" geweest, welke de populariteit van den IJsbond het meest hebben bevorderd. In winters met ijs vormden zij de eerste — èn wellicht de voornaamste — lectuur van bijna iederen Fries, die zijn courant opsioeg. Zoo was de Friesche IJsbond er dan in geslaagd, de gevaren te keeren, welke het ijswegennef en het tourisme per schaats in Friesland bedreigden. Hij was dè aangewezen organisatie van het winfertourisme in het hooge Noorden en het voorbeeld voor dergelijke organisaties, welke zich elders in den lande vestigden. Het behoeft nauwelijks betoog, dat, toen de heer Muiier in den jare 1908 de neiging voelde opkomen om het eens te probeeren, in plaats van de elfstedentochten, die men individueel in Friesland placht te houden, een centraal georganiseerden, gemeenschappelijken tocht uit te schrijven, hij zich tot het bestuur van den Ijsbond richtte voor de verwezenlijking van dat plan. Die tocht is dan ook, uitgeschreven door den Nederlandschen Bond voor Lichamelijke Opvoeding (Mulier's schepping) en door den Frieschen Ijsbond georganiseerd, gehouden en hij is ongetwijteld een succes geweest. Maar toch is het, wat den Bond betreft, bij dien eenen tocht gebleven. Er deden zich moeilijkheden voor, waarover in een feestschrift beter gezwegen kan worden en voorts bleek het, dat velen den tocht ook in de toekomst als wedstrijd gehandhaafd wilden zien, waartoe de Bond, krachtens zijn statuten, niet mocht overgaan. Een en ander heeft geleid tot de oprichting van de Friesche Elfstedenvereeniging en hoewel aanvankelijk de betrekkingen tusschen beide organisaties verre van vriendelijk waren, is daarin met den loop der jaren ontspanning gekomen en kon men het beleven, dat de Friesche IJsbond bij hei vijfentwintig jarig jubileum van de Elfstedenvereeniging in 1934, officieel vertegenwoordigd was en zijn gelukwenschen aanbood. In de vijftig jaren van zijn bestaan heeft de Friesche IJsbond zich ongetwijfeld een eervolle staat van dienst verworven. Men zal zich daarvan kunnen vergewissen, wanneer men het Gedenkschrift leest, waarin de bekwame hand van den heer J. Rijpkema allerlei wetenswaardigheden uit de geschiedenis van den gouden jubilaris heeft bijeengebracht. Den schrijver komt in de eerste plaats de dank toe van den Frieschen IJsbond voor zijn naarstigen arbeid, waaraan hij veel tijd geofferd heeft. Daarnaast verdient hij echter ook zeker hulde voor de belangrijke bijdrage aan de geschiedenis van een stuk volksleven, welke hierbij niet alleen den IJsbond, maar aan alle Friezen geboden wordt. De IJsbond heeft zich op het standpunt gesteld, dat zijn vijftigsten verjaardag niet alleen een gelegenheid diende te bieden om zijn eigen geschiedenis aan de vergetelheid te ontrukken, maar dat tevens iets vastgelegd diende te worden uit de geschiedenis van dat deel van de schaatsensport, dat steeds de hartstochtelijke liefde van de Friezen heeft gehad: hef hardrijden. Het moge waar zijn, dat de Bond zich, krachtens zijn statuten, niet met het hardrijden heeft kunnen bezig houden, maar de schaatsensporf en daarmee de Bond zouden in Friesland toch niet die plaats bekleeden, welke ze innemen, zonder de groote belangstelling voor de hardrijderijen. En bovendien — gold niet in '86 als een der motieven tot oprichting van den Bond de noodzakelijkheid om het den Frieschen hardrijders mogelijk te maken, zich van IJsbaan naar Ijsbaan te begeven langs den eenvoudigsten en doeltreffendsten weg, dien van het ijs? Behalve de geschiedenis van den Bond zal men dus allerlei over hardrijderijen, hardrijders en hardrijdsters in dit boek aantreffen. Wat men er niet in zal aantreffen is een voorspelling over de toe- komst van den Bond. Een gedenkboek is daar wellicht ook niet de plaats voor. Toch valt het moeilijk zich, in deze kentering der tijden — óók voor den Frieschen Ijsbond — te onttrekken aan de vraag, wat de toekomst voor deze organisatie in de schoot zal bergen. Het kan niet ontkend worden, dat juist thans een deel van de resultaten, waarvoor de IJsbond met zooveel succes gestreden heeft, verloren dreigt te gaan. Een der vijanden, waartegen in 1886 de strijd werd aangebonden, heeft het hoofd weer opgestoken en schijnt thans machtiger dan ooit. De „stoombootkapiteins" hebben thans de hulp gekregen van krachtige ijsbrekers, die het mogelijk maken, het ijs in bijna alle omstandigheden te breken en die ook voornemens zijn, dat te doen. Ons provinciaal bestuur blijkt niet van zins, daartegen nog met het middel der brugsluiting op te treden en het laat zich aanzien, dat althans de voornaamste waterwegen in Friesland als ijswegen voorgoed hebben afgedaan. Daarmee is dan de toestand ingetreden, welke reeds in 1913 dreigde, toen de Groningsche Kamer van Koophandel bij Ged. Staten van Friesland adresseerde om een later sluiten en eerder openstellen van de bruggen in het traject Groningen—Lemmer te verkrijgen. De Ijsbond wendde zich onverwijld tot gedeputeerden om zijn bezwaren tegen inwilliging van dit verzoek te kennen te geven. In dat stuk werd o.a. betoogd, dat Friesland als het ware omspannen werd door een web van grootere en kleinere wateren. „Maakte men nu de groote draden van dat web onbruikbaar voor het ijsverkeer, dan vernietigde men daarmee tegelijk het zoo mooi, karakteristiek en nuttig geheel." Men zal zich thans, alweer meer dan twintig jaar later, geen illusies maken, dat dit geheel, behalve dan in exceptioneel strenge winters met plotseling ingevallen hevige vorst, nog behouden kan blijven. En niet alleen de dikke draden van het web worden bedreigd, maar ook de dunnere, en het kan zoover komen, dat alleen de allerdunste overblijven. De mogelijkheid tot sluiting der bruggen wordt door gedeputeerden niet meer gebruikt en wel zeer sterk in deze tijden schuwt men ervoor om eenig bedrijf — in dit geval dan speciaal de schipperij — in zijn nering te treffen. Misschien wordt daarbij wat teveel uit het oog verloren, dat ook het tourisme per schaats aan Friesland voordeelen brengt, die wellicht opwegen tegen de belangen der schipperij bij een open vaart, maar hoe dit zij, men zal de feiten onder de oogen hebben te zien. En die feiten stellen den IJsbond in de toekomst voor een nieuwe taak. Hij kan niet op de lauweren van het verkregene blijven rusten. Die krans verwelkt en valt uit. Nieuwe doeleinden moeten in het oog worden gevat. En in de eerste plaats zal gestreefd moeten worden naar „aanpassing". Gestreefd zal er naar moeten worden, om, ook bij het wegvallen van de voornaamste ijswegen, het tourisme per schaats in Friesland nog zoo- veel mogelijk kansen te bieden. Wie in de provincie een beetje wegwijs is, weet, ook bij hef onberijdbaar zijn der grootere vaarten, nog wel wegen, waarlangs mooie tochten te maken zijn. Zeer velen echter beschikken niet over die kennis, en zeker missen haar de bezoekers van buiten die, aangetrokken door Friesland's reputatie, hierheen komen om hun geliefde sport te beoefenen. Hef stelsel van wegwijzers zal uitgebreid en verbeterd moeten worden, de Krite-berichfen zullen eenige aanvulling kunnen velen en wellicht zal het mogelijk blijken om op punten, waar een berijdbare route een opengehouden vaarwater kruist, voor een overzet-dienst te zorgen. Deze dingen vorderen een organisatie waarvoor de Friesche IJsbond wel het aangewezen lichaam is. Daarbij zal onvermoeid propaganda dienen te worden gemaakt om nog zooveel mogelijk te behouden, wat er te behouden valt en dus om, ook bij het wegvallen der groote verbindingen, althans nog een goed stel kleinere vaarten voor den schaatsenrijder te „redden". Men ziet het — de IJsbond is, na een eervol bestaan van vijftig jaren, allerminst overbodig geworden. Hij is zelfs noodzakelijker dan ooit, wil Friesland zijn reputatie als land van de schaatsenrijders behouden.... en de baten van die reputatie ook verder verkrijgen. En hij moge op zijn vijftigsten verjaardag een tweede jeugd ingaan! HET CENTRAAL BESTUUR VAN DEN FRIESCHEN IJSBOND. INLEIDING. Dit gedenkschrift tracht in de eerste plaats te geven een zoo nauwkeurig mogelijk beeld van het werken van „De Friesche IJsbond" in de afgeloopen 50 jaar en in de tweede plaats vast te leggen, wat misschien anders allicht zou verloren geraken, waaronder veel, wat onmiddellijk verband houdt met de „Friesche IJssport". De gegevens werden, voor wat het eerste gedeelte betreft, gevonden in het archief van den Frieschen IJsbond, het genotuleerde, de verslagen van vergaderingen enz., voor wat het tweede gedeelte aangaat, werd geput uit wat courantenverslagen, boekwerken over de ijssport enz., dienaangaande zeggen. Terwijl vele gegevens, betreffende de biographie van de oud-hardrijders, werden ontleend aan de mondelinge inlichtingen, die me verstrekt werden door vele oud-hardrijders en hardrijdsters, waarvoor ik zeer erkentelijk ben. Aan den Heer G. M. A. van Laer Jczn., thans voorzitter van den Ned. Schaatsrijdersbond, betuig ik bij dezen mijn hartelijken dank voor zijn vriendelijke welwillendheid, me enkele van zijn cliché's op het schaatsenrijden betrekking hebbende, ter reproductie af te staan. Het gedenkboek van den Heer J. T. C. de Balbian Koster bij het vijftigjarig bestaan van de Amsterdamsche IJsclub en het gedenkboek van den Heer van Laer bij het vijftigjarig bestaan van den Nederlandschen Schaatsrijdersbond verschaften me rijkelijk gegevens aangaande Friesche Hardrijders. Ook daarvoor mijn oprechten dank. Akkrum. J. H. RIJPKEMA. UIT DE GESCHIEDENIS VAN DEN FRIESCHEN IJSBOND DE OPRICHTING. „Hef zag er in Friesland", zoo lezen we in de herdenkingsrede, uitgesproken door den heer S. H. Hylkema, fer gelegenheid van hef 25-jarig bestaan van den Frieschen IJsbond, „wat de ijszaken betreft, voor 1886, bedroevend slecht uit". „De klachten over verwaarloozing en vernieling van het ijs waren menigvuldig. Als met den Oostenwind de winter in 't land kwam, hield de sterke afstrooming van 't boezemwater de ijsvorming tegen; het met den dag toenemend getal stoombooten vond daardoor gelegenheid, het ijs stuk te varen of te breken, en als de aanhoudende vorst ze eindelijk tot stilstand dwong, de zeesluizen gesloten bleven, was het te laat; de ijsbanen waren vernield, en voor 't verkeer onbruikbaar; een mislukte winter met al zijn misère stond ons te wachten. Schade en ongerief!" Deze omstandigheid gaf in 1886 een vijftal Leeuwarders, de heeren S. H. Hijlkema, R. Bloembergen, Jhr. I. J. W. H. van Andringa de Kempenaer, T. Velstra en Mr. C. Beekhuis Sr., aanleiding zich te verbinden om een vergadering bijeen te roepen, ten einde te komen tot de oprichting van een Frieschen IJsbond en gezamenlijk middelen te beramen, om in dien onduldbaren toestand verbetering te brengen. In de Leeuwarder Courant werd 10 Maart 1886, de volgende advertentie geplaatst: „IJSBELANGEN. Algemeene Vergadering (tot oprichting van een Friesche IJsbond) op Zaterdag 13 Maart 1886, 's namiddags 1 uur in de groote zaal van de Vereeniging De Harmonie te Leeuwarden. leder, die in deze zaak belang stelt en haar is toegedaan, wordt dringend uitgenoodigd de Vergadering bij te wonen. S. H. Hylkema. R. Bloembergen Ezn. Jhr. I. J. W. H. van Andringa te Kempenaer. T. Velstra. Mr. C. Beekhuis." Behalve de heeren Hijlkema, Velstra en Beekhuis waren uit alle deelen van de provincie nog 79 heeren belangstellenden op bovenbedoelde vergadering aanwezig. De heeren Bloembergen en de Kempenaer waren, wegens uitstedigheid van den eerste, en ongesteldheid van den laatste afwezig. Als voorzitter en secretaris fungeerden resp. de heeren S. H. Hijlkema en Mr. C. Beekhuis. De voorzitter gaf daarop een uitvoerige beschouwing over het voor- en nadeel van een winter in Friesland met en zonder goed bruikbaar ijs en kwam tot de conclusie, dat een winter met goed bruikbaar ijs voor de provincie een bron van welvaart oplevert. Met twee machtige vijanden heeft evenwel het ijs te kampen: 1°. Hef krachtige stroomen; 2°. De vernielzucht van enkele stoombootkapiteins. Het moet zijn het algemeen belang, dat bij ons de keuze bepaalt of we ons zullen scharen aan de zijde van den wintervorst of wel aan die van zijn vijanden. Over dit algemeen belang was men het spoedig eens en ,,De Friesche IJsbond" werd opgericht. Al de aanwezigen op één na traden als lid toe. De 5 leden van bovengenoemde voorloopige commissie werden bij acclamatie benoemd tot leden van het Centraal Bestuur. Door deze heeren werden de bestuursfuncties als volgt verdeeld: President de heer S. H. Hijlkema. Secretaris „ „ Mr. C. Beekhuis. Vice-President ,, ,, Jhr. I. J. W. H. van Andringa de Kempenaer. Penningmeester „ „ R. Bloembergen Ez. Lid „ „ T. Velstra. Besloten werd de vereeniging te noemen „De Friesche Ijsbond". De heeren Hijlkema en Beekhuis belasten zich met ontwerpen der Statuten en het Reglement en het was op de eerste gewone ledenvergadering van 29 Mei 1886 te Leeuwarden, dat deze werden goedgekeurd, terwijl tevens werd besloten de Koninklijke goedkeuring aan te vragen. De voorzitter hield nogmaals een korte rede omtrtent het doel van den Bond. De notulen zeggen daarvan: „Friesland kan enorm veel voordeel hebben van goed ijs in den winter. Het heeft dat echter niet. Waarom niet? Omdat de autoriteiten dat belang misschien niet genoeg inzien en er ook geen ijsverordeningen bestaan. Aan den Ijsbond de taak, om te onderzoeken, of de ijsbelangen niet wat meer kunnen worden behartigd, zonder daarom andere belangen te verwaarloozen. Blijkt dit te kunnen, dan moet de Bond trachten de behartiging van die belangen ingang te doen vinden bij de autoriteiten, bevoegd om in den toestand verandering te brenHet doel is dus niet, zooals sommigen nog maar steeds schijnen te meenen, des winters prettig te kunnen schaatsrijden, al gaat dit ook ten koste van den landbouw in Friesland, neen, het doel is, om maatregelen uit te lokken, die den landbouw niet deren en de ijsbelangen bevorderen". In de vergadering van 25 Mei 1888 werd besloten de artikelen inzake het vergaderen in het reglement en de statuten te wijzigen, omdat men de maand Mei een bij uitstek ongeschikfen tijd achtte om een vergadering te houden over ijsbelangen. In plaats van Mei zou in het vervolg in October vergaderd worden. Hieraan Het Bestuur van den Frieschen Ijsbond in 1909. Zittende : v. I. n. r. T. VELSTRA en S. H. HYLKEMA. Staande: Mr. J. D. VAN DER PLAATS, JJhr. H. VAN BAERDT VAN SMINIA, Mr. J. A. LUCARDIE, G. W. KOOPMANS en Mr. J. A. STOOP. is over hef algemeen de hand gehouden, al werd het ook wel eens November. Friesland werd in 30 Krites ingedeeld. In elke Krite werden benoemd een voorzitter en een secretaris-penningmeester, die in hun Krite de belangen van den Bond moesten behartigen. DE IJSBOND AAN HET WERK. DE EERSTE VIJFENTWINTIG JAAR. Het streven naar een Provinciale Verordening. Het eerste werk van den Bond was nu, zich te wenden tot Gedeputeerde Staten, Provinciale Staten van Friesland en tot alle gemeente besturen, met adressen, waarin voor Friesland het groote nut en voordeel van bruikbare ijswegen werd uiteengezet; de schade en het ongerief van een mislukten winter werden geschilderd. Aan Gedeputeerde Staten werd verzocht: om, lettende op het algemeen belang, bij de afstrooming van het boezemwater in den wintertijd, vooral ook het oog gevestigd te houden op de ijsbelangen, door de afstrooming zoodanig te regelen, dat zij bij flink invallende en naar 't zich laat aanzien aanhoudende vorst, de ijsvorming niet, of althans zoo weinig mogelijk zou belemmeren. Aan Provinciale Staten: Om een provinciale verordening uit te vaardigen, waarbij alle gemeentebesturen in Friesland 0.a. werden gelast: 1. de ijsbanen in hunne gemeente op een bepaalde breedte aan te leggen en te onderhouden; 2. te zorgen voor een voldoend aantal baanvegers; 3. een of meer (schaatsenrijdende) personen aan te stellen belast met het voortdurend toezicht op de banen, baanvegers, reddingstoestellen, het plaatsen van (door de geheele provincie) (uniform) op duidelijke afstand zichtbare veiligheidsborden enz. Aan de Gemeentebesturen: om een verordening te maken, waarin werd bepaald: 1. dat de bruggen gesloten zouden blijven, zoodra het ijs een zoodanige draagkracht heeft gekregen, dat de scheepvaart als gesloten mag worden beschouwd; 2. verbod ijsbanen te vernielen. Door Provinciale Staten werd in 1887 afwijzend beschikt, op voorstel van Gedeputeerde Staten, wier toelichting o.a. zegt: „1. Gedeputeerde Staten erkennen de juistheid van 's Bonds bewering, dat er gemeentebesturen zijn, die zich niet of zeer weinig aan de ijsbanen gelegen laten liggen; „2. zij waardeeren 's Bonds pogingen om daarin verbetering fe brengen; ,,3. zij meenen echter, dat op het verzoek tot het uitvaardigen eener Provinciale verordening afwijzend moet worden beschikt: „a. omreden het niet geraden en niet doenlijk zou zijn, dit ontwerp bij Provinciale verordening te regelen, en de plaatselijke besturen (beter dan het Provinciale gezag) in staat zijn te beoordeelen, welke regelen in dezen, meer in het bijzonder voor hunne gemeente noodzakelijk en wenschelijk zoude zijn; „b. omdat het groote kosten zou veroorzaken, die haars inziens niet in verhouding staan tot het nut en voordeel, welke dergelijke algemeene maatregelen zoude opleveren." Dit besluit werd aan de Kriten per circulaire door het Centraal Bestuur bekend gemaakt. Menaldumadeel treedt reddend op. In 1887 maakte de gemeente Menaldumadeel een ijsverordening, waarvan art. 1 luidde: „Op last van B. en W. worden de bruggen gesloten gehouden, zoodra B. en W. dit (in verband met de verordende ijsdikte) noodig achten." Op grond dier bepaling, droegen Ged. Staten deze verordening den Koning ter vernietiging voor, wat echter geen succes had. De verordening werd dus goedgekeurd. De IJ s b o n d liet niet na aan alle Gemeentebesturen te verzoeken, het goede voorbeeld van Menaldumadeel te volgen. De Provincie gaat meewerken. In 1890 werden het gesloten houden van bruggen over Provinciale vaarwaters en verbodsbepalingen omtrent onnoodige vernieling der Ijsbanen door de Staten van Friesland zelf geregeld en opgenomen in het reglement van politie op de Waterstaatswerken, in beheer en onderhoud bij de provincie. Belangrijke besluiten werden genomen op de Algemeene vergadering van den Ijsbond van 25 October 1893. 1. Aan de Gemeentebesturen zal opnieuw verzocht* worden om gelijktijdig gesloten houden der bruggen. 2. Aan Gedeputeerde Staten zal verzocht worden om gesloten houden der bruggen, zoodra het Centraal Bestuur het geschikte tijdstip daarvoor acht aangebroken. 3. De Bond zal trachten te bewerkstelligen, dat de spoor- en trambruggen, ook bij gesloten water, geopend worden, telkens na het passeeren van trein of tram. En aangezien een der motieven op grond waarvan Ged. Staten geweigerd hadden een Provinciale verordening op de IJsbanen te maken was, de moeilijkheid om er zoo eene ie ontwerpen, besloot de Bond dat werk zelf ter hand te nemen. In de Algemeene Ledenvergadering van 25 October 1898 werd door het Centraal Bestuur ingediend en in de buitengewone Vergadering van 4 December 1899 goedgekeurd en vastgesteld: a. een model ontwerp Provinciale verordening op het aanleggen onderhouden en gebruiken der openbare Ijsbanen (Schiermonnikoog en Ameland uitgezonderd) op de openbare vaarwaters in Friesland; b. een model ontwerp Provinciale instructie voor baanvegers, beide vergezeld van een uitvoerige Memorie van Toelichting en aan Gedeputeerde Staten ingezonden. De Staten beschikten daarop afwijzend, hoofdzakelijk, omdat een dergelijke verordening teveel zou ingrijpen in de autonomie der Gemeenten. Huishoudelijke zaken. In de Algemeene ledenvergadering van 28 October 1891 wordt besloten, de zeer lage contributie van ƒ 0.50 te brengen op een gulden en donateurs toe te laten tegen een jaarlijksche bijdrage van minimum ƒ 2.50 per jaar. Ook voor de IJsclubs wordt de gelegenheid opengesteld zich als donateur bij den Bond aan te sluiten. De IJsclubs, die den Bond financieel steunen, hebben het recht zich op de Ledenvergaderingen te doen vertegenwoordigen, waar zij een adviseerende stem hebben. Het gevolg was, dat het aantal bij den Bond aangesloten IJsvereenigingen a! spoedig 63 bedroeg. Desverlangd kan een afgevaardigde van elk Krite Bestuur naar de ledenvergadering vergoeding van reiskosten ontvangen. De verslagen der Krite Besturen, zullen voortaan in de Leeuwarder Courant worden gepubliceerd. In de vergadering van 26 October 1892, wees de Voorzitter er op, dat de menschen in Friesland gelukkig langzamerhand gaan begrijpen, dat het den Bond te doen is, om den winter in plaats van een vloek tot een zegen te maken, door het verkeer te verbeteren en door het verbeteren van de verkeerswegen over ijs. De tegenstanders zijn langzamerhand voorstanders geworden. Wij mogen ons thans, aldus de Voorzitter, verheugen in de sympathie der autoriteiten, als Gemeente- en Provincie Besturen. Meer dan ooit hebben die Besturen een open oog voor het belang, dat Friesland heeft bij goede verkeerswegen over ijs. Het is daarom zoo verheugend, dat zooveel ijsclubs zich bij den Bond hebben aangesloten. Gezamenlijk hopen wij nu ons gestelde doel te bereiken. In dezelfde vergadering werd nog besloten tot aanschaffing van een glaceplane (ijsschaaf), kosten ƒ 170.—, gewicht 250 K.G. Door 's Bonds baanchef-timmerman werden voor de IJsclub te 2 Amsterdam, Utrecht en Kampen gelijke ijsschaven geconstrueerd. Voorts werd besloten aan een paar kleine gemeenten subsidies te verstrekken; iets, waarmee tot den huidigen dag is voortgegaan. Baaninspecteurs en Kriteberichten. Het was in de gewone ledenvergadering van 28 October 1897, dat de Voorzitter een voorstel van het Centraal Bestuur, tot het aanstellen van baaninspecteurs toelichtte. Hij wees er op, dat in den winter van 1896 op 1897 de voor Leeuwarden aangestelde baaninspecteur goed werk had verricht, speciaal voor het dienen van advies bij het ondernemen van een of andere tocht op schaatsen. Dit is ook de bedoeling bij het aanstellen van meerdere baaninspecteurs; hun taak is in geenen deele om de Krite Besturen het werk uit handen te nemen, maar ook hen voor te lichten. Zij zullen moeten zorgen, dat zooveel mogelijk dagelijks bij het Centraal Bestuur rapporten binnen komen omtrent de ijstoestand der groote vaarten, opdat het Bestuur door middel van de Courant het rijden van bepaalde routes kan aanbevelen, of afraden. Na breedvoerige discussie wordt het voorstel van het Centraal Bestuur aangenomen. Wie geen vreemdeling in Friesland is, weet, welk een rol deze rapporten, met de Kritebei ichten, die zoodra de vorst doorzet in de Leeuwarder Courant verschijnen, bij het ijstourisme in ons gewest spelen. Zij worden door jong en oud verslonden en vormen in die dagen belangrijker lectuur dan boeiendste artikelen en gedegenste beschouwingen over politiek en andere vraagstukken. Sportkaarf van Friesland. Langzamerhand deed zich de behoefte gevoelen aan een sportkaarf van Friesland. Het was op de Algemeene vergadering van 25 October 1896, dat de Voorzitter aan de leden een voorstelling gaf, van de te ontwerpen sportkaarf, waarop zouden worden aangebracht op de meest duidelijke en praktische wijze alle wegen, zoowel te land als te water. In de vergadering van 23 October 1899 werd tot de uitgifte van die sportkaarf besloten. Er was direct veel vraag naar en reeds in 1902 zag een tweede, verbeterde uitgave het licht. In 1923 deed zich andermaal de behoefte aan een kaart gevoelen. Thans trad men in overleg met den boekhandel Van der Velde en met deze te zamen werd uitgegeven de sportkaarf van J. Kokje. Niet alleen voor het ijstourisme, maar in De baaninspecteur T. SEINSTRA. zeker niet minder mate voor de watersport heeft deze kaart haar waarde getoond en zij wordt nog steeds veel gebruikt. Modelbanen. Telkenmale kwam in de vergaderingen ter sprake het verstrekken van subsidie voor een modelbaan. De gemeente Ufingeradeel had reeds eenige malen gepoogd een dergelijke baan aan te leggen, doch het was telkens te wijten aan de ongelukkige weerstgesteldheid, dat de in deze gemeente verrichte werkzaamheden niet tot haar recht kwamen. Toch bleef het Centraal Bestuur van meening, dat men het er niet bij moest laten zitten en zoo zou dan in 1900 getracht worden, een dergelijke baan op hef Nieuwe Kanaal aan fe leggen. In zijn toelichting wees de Voorzitter er in de vergadering van 22 October 1900 op, dat het het Centraal Bestuur wenschelijk voorkwam om den grootsten en belangrijksten toegangsweg tot de stad over ijs in goeden staat te brengen; hij sprak de verwachting uit, dat een modelbaan aangelegd op het Nieuwe Kanaal het best van alle tot een voorbeeld kon strekken. Dit zou echter niet uitsluiten, dat ook aan andere gemeenten een subsidie zou worden verstrekt, als voor een geldelijk doel een of andere Gemeente zich daarvoor aanmeldde. De Bond en het afstroomingsvraagstuk. In de Algemeene vergadering van 21 October 1901 kwam o.a. aan de orde de volgende motie, voorgesteld door Het Centraal Bestuur: ,,De Algemeene vergadering der leden van de Friesche Ijsbond te Leeuwarden, overwegende, dat afdoende verbetering in den waterafvoer der provincie Friesland ook voor het verkrijgen van goede en vertrouwbare verkeerswegen over ijs, hoogst noodzakelijk is, draagt het Centraal Bestuur op, bij de bevoegde machten aan te dringen op dusdanige verbetering". Deze motie was ingeleid door den Heer G. W. Koopmans, die een lans wenschte te breken voor de groote belangen, welke het ijsverkeer in deze provincie heeft bij een goede en tijdige afstrooming van het boezemwater. Hij hield in de Friesche taal een geestige causerie over dit onderwerp en stelt daarop de motie in handen van den Voorzitter, die van oordeel was, dat de Heer Koopmans zeer juist in hef licht had gesteld, hoezeer goede en tijdige afstrooming voor allen noodzakelijk is. Nadat ook nog de Heeren A. de Vries en R. Bloembergen het hunne in het midden hadden gebracht omtrent deze motie, werd zij bij acclamatie aangenomen en de uitvoering overgelaten aan het Centraal Bestuur. Zoo kwam dan ook de Friesche IJsbond in contact met het zoo moeilijke en ingewikkelde probleem van den waterafvoer van Frieslands boezem; een probleem, dat pas na de oorlogsjaren een oplossing vond, toen werd overgegaan tol de stichting van een provinciaal stoomgemaal bij Tacozijl. Dit gemaal had tengevolge dat men de regeling van den waterstand in den Frieschen boezem beter — schoon nog niet volkomen — in de hand kreeg. In de laatste jaren hebben de afsluiting van de Zuiderzee en de vorming van een zoetwatermeer achter den afsluitdijk, den waterstaatkundigen toestand van Friesland andermaal gewijzigd. Men kan nu ook in droge zomers water inlaten; maar aan den anderen kant is de natuurlijke afstrooming — door het constant hooge peil van het IJselmeer — bemoeilijkt en gebleken is alreeds, dat de taak van het stoomgemaal in vochtige winters zeer is verzwaard. Moge de zomer-watersport voordeel van de nieuwe situatie ondervinden; de ijssport zal er veeleer de nadeelen van te dragen krijgen. Premie baanvegers en bezoldigde baaninspecteurs. Teneinde voor de baanvegers, die gedurende een winterseizoen bijzonder uitblinken in het onderhouden van de banen, een premie te kunnen uitloven, werd in de vergadering van 22 October 1902 een bedrag van ƒ 100.— uitgetrokken. Het was de Heer Rinia van Nauta, die hiertoe den stoot gaf. De beoordeeling werd overgelaten aan de Kritebesturen. Het bleek echter al spoedig, dat dit bezwaren met zich meebracht en een andere weg moest worden ingeslagen. De voorzitter was van oordeel, dat de Krite Besturen moesten worden bijgestaan door baaninspecteurs, want vele Kritebesturen, beschikten niet over voldoenden tijd, of gelegenheid om zich van den toestand des Ijsbanen te overtuigen, en moesten op mededeelingen van onbevoegden afgaan. Hij wilde voor elke Krite dus een bezoldigd inspecteur. Dit achtte de Voorzifter beter, dan premiën aan baanvegers. In de Algemeene ledenvergadering van 28 October 1903 kwam dit punt als voorstel op de agenda. Hef bleek, dat de meeste Krite Besturen wel degelijk behoefte gevoelen aan de hulp van een baaninspecteur en zich dan ook vóór het voorstel verklaarden. Deze baaninspecteurs zouden worden voorzien van een ijshaak en meter, benevens een mutsband van geel laken met opschrift „Ijsbond". Na een kort debat werd het voorstel met algemeene stemmen aangenomen. De post gratificatiën aan de Baanvegers bleef echter op de begrooting gehandhaafd. Inzendingen op tentoonstellingen. Het Centraal Bestuur besloot de uitnoodiging van den IJsbond „Hollands Noorderkwartier", om deel te nemen aan de tentoonstelling, welke gehouden zou worden van 20 tot 24 November 1903 fe Alkmaar aan te nemen en ter opluistering in te zenden de Glaceplane (IJsschaaf), reddingstoestellen, en andere toestellen van den Frieschen IJsbond. Als erkentelijkheid werd aan den Frieschen Ijsbond een diploma uitgereikt. In October 1904 werd te 's-Gravenhage een Nationale Tentoonstelling van Wintersport en Tuinbouw gehouden. Ook aan deze tentoonstelling werd door den Frieschen IJsbond deelgenomen, terwijl in 1905 aan het Comité voor de tentoonstelling van IJsen Wintersport te Enkhuizen van 20 tot 27 December een gift van ƒ 25.— werd geschonken. Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van den IJsbond Hollands Noorderkwartier is in December 1920 te Alkmaar, een tentoonstelling gehouden op het gebied van IJs- en Wintersport. Deze tentoonstelling werd gehouden in het gebouw de Harmonie en bood door de smaakvolle inrichting een prachtigen aanblik De expositie van den Frieschen IJsbond met medewerking van het Friesch Genootschap — oude gravures — schaatsen, enz. en van „Hindeloopen Vooruit", mooie priksleden, van de Leeuwarder IJsclub met foto's, hardrijderij lijsten, enz. was door de bemoeiingen van den heer G. W. Koopmans in een gezellig hoekje opgesteld, zoodaf ze veel kijkers trok. De Friesche IJsbsond had niet alleen de mooiste, maar ook de uitgebreidste en beste verzameling van ijsmiddelen, van al de vertegenwoordigde clubs, zoodat het succes niet uitbleef en de afgevaardigden, de heeren Hylkema en Bruinsma, met een Eereprijs, een gouden medaille van de Amsterdamsche IJsclub en een 1sten prijs, een verguld zilveren medaille van het tentoonslellingsbestuur, zeer voldaan naar huis konden terugkeeren. De belangen van het Tourisme. In zijn openingswoord op de Algemeene Vergadering van 28 October 1907 wijst de Voorzitter er op, dat nu bijna alle gemeenten ijsverordeningen, als door den Bond bedoeld, hebben en dat de Bond materiaal bezit voor het aanleggen van drie modelbanen. Naar aanleiding van het behandelde op de Algemeene Vergadering van 26 October 1908 werd aan de Gemeentebesturen het verzoek gericht : a. Om de ijsverkeerswegen voortaan van wegwijzers te voorzien ; b. Om de bruggen tijdelijk open te draaien, indien door fe lage ligging dezer, de sleden er niet onder door kunnen komen. Hef verzoek sub. b. werd mede gericht tot den Minister van Waterstaat en Gedeputeerde Staten van Friesland. Door den AAinister van Waterstaat, Gedeputeerde Staten en tal van Gemeentebesturen werd aan dit verzoek gevolg gegeven. HISTORISCHE ELFSTEDENTOCHT. Controle papiertjes van de elfsteden-rit van W. J. H. MULIER op 21 Dec. 1890. Vermeldenswaard is, dat toen ter tijd geen vaste controle-plaatsen waren aangewezen. Voor elk dier handteekeningen moest overal afgebonden worden. Personen moesten opgezocht worden om af te laten leekenen, waarbij uitgelegd moest worden, waarvoor die aanteekening dienstig was, eersf daarna kon dan pas verder gereden worden. Met een en ander ging veel tijd veloren. De door Muiier gemaakte tijd sloeg alle bestaande tijden en bleef circa 22 jaar een record. (Cliché K. N. S. B.). Een geheel nieuw geluid werd gehoord in de vergadering van het Centraal Bestuur van 18 December 1908. De Heer W. J. H. Muiier, secretaris van den Nederlandschen Bond van Lichamelijke Opvoeding, wou n.l. gaarne een tocht over de elf steden van Friesland uitschrijven en noodigde den Frieschen IJsbond uit, hiervan de leiding op zich te willen nemen. Ofschoon er wel enkele bezwaren rezen, werd daartoe toch besloten en een regeling met den Heer Walerink, vertegenwoordiger van den Bond van Lichamelijke Opvoeding besproken. Op 2 Januari 1909 werd deze tocht gehouden. Die eerste otficieele elfstedentocht is een événement geweest. Zooals de heer Hijlkema in zijn voorwoord bij de bekroonde beschrijving van M. Hoekstra schreef: „Elfstedentochten waren er weliswaar in den loop der tijden legio gehouden, doch telkens door eenlingen of heel kleine groepjes. Mulier's denkbeeld daarentegen opende voor de lange-afstand-rijders in geheel Nederland en zelfs in 't buitenland de gelegenheid om in een gezellige, groofe, aaneengesloten groep, uitgaande van en terugkeerende in Leeuwarden, de elf steden van Friesland in één dag te bezoeken." Er hadden zich, nadat er de noodige publiciteit aan het plan gegeven was, 48 deelnemers gemeld, maar juist op den Nieuwjaarsdag van 1909, die aan de gebeurtenis voorafging viel de dooi in! Dit heeft het meerendeel ontmoedigd, maar niettemin lieten er nog 22 een „present" hooren op het appél dat 2 Januari des ochtends om half vijf in hotel Amicitia gehouden werd en zij allen waren er, ondanks mist, motregen en duisternis, sterk voor om den tocht te doen doorgaan. Hetgeen dan ook geschiedde. Welnu, licht is die onderneming den deelnemers niet gevallen. Slechts negen hunner volbrachten den tocht, en wanneer men de beschrijving van ds. Hoekstra leest, die als eerstaankomende om zeven uur tien, met een rijtijd van dertien uur en vijftig minuten arriveerde, dan krijgt men respecf voor de volharding en het physiek van de mannen die door duisternis en nevel, over ijs dat hoe langer hoe dieper onder water kwam te staan en dat, bij de kust, door het naar binnen geschutte zeewater volkomen week was geworden, hun weg hebben gevonden. Ds. Hoekstra, de winnaar van den tocht-wedstrijd én van den door de Frieschen Ijsbond uitgeschreven prijs voor de aardigste beschrijving van den tocht, is tegenwoordig predikant te Scherpenzeel (Fr.). Hij is gesproten uit het geslacht der Warga'ster schaatsenfabrikanfen en ten tijde van de elfstedentocht woonde hij nog in het ouderlijk huis. In zijn bekroonde boekje beschrijft hij, hoe, zoodra hij in de krant het eerste bericht over het uitschrijven van den tocht las, hij de lust bij zich voelde opkomen om mee te doen; hoe de dooi van Nieuwjaarsdag zijn hart met bange vrees vervulde, maar hoe het er dan ten slotte tóch op los ging, in den vroegen ochtend van den tweeden Januari 1909. En dan komt het relaas van den tocht, een relaas vol tegenslagen en moeiten — reeds op den weg naar Dokkum verloor de heer Hoekstra zijn lorgnet, waardoor hij voor de rest van den tocht geweldig gehinderd was — maar een relaas ook van kameraadschapszin en zuivere sportiviteit. We nemen er hier het een en ander uit over; het eerste een verhaal van de route Franeker—Harlingen: „Voor ons ligt weer 't kanaal met .... ijs? Och neen, lezer; 't was geen ijs; 't was ijs geweest, nu was 't 'n weeke, kneed- bare massa; misère, bah! Na 'n minuut of tien geven de meesten het op, blijven achter. Binnema zegt ter verduidelijking, met een diepe zucht: ,ik ben moe': Schaap, die bij 't rijden nogal erg met zijn ledematen werkt, blijft ook in de weeke massa steken, krijgt een schok en demonstreert hoe in 't niet-luchtledige 'n lichaam aan de wet der zwaartekracht kan gehoorzamen. Tres faciunt collegium, is een studentikoos gezegde, 't geen getrouwelijk overgezet zijnde beteekent: drie is een stelletje. Deze drie zijn Gerlof van der Leij, de éénige overgebleven journalist jhr. Feith en ik. Heerlijk, dat gevoel van aan de spits te rijden; met nieuwe opgewektheid door de weeke ijskliek. 'n Nieuwe verrassing doet zich voor; 'n malsch regenbuitje daalt neer; o 't is ideaal dooiweer. Van der Leij verwenscht in bloemrijke taal dit onaangenaam natuurverschijnsel en sluit zijn toespraak met 'n tragisch „ook dat nog". Al struikelende, loopende, slierende, schokkende ervaren wij dat de in de gure mist eindeloos schijnende goor-vuile, ijsachtige glibbermassa steeds onbruikbaarder wordt, 'n Postbode, komende uit tegenovergestelde richting met z'n schaatsen onder den arm, doet ons het ergste vreezen. ,'t Wordt nog erger' antwoordt hij stuursch op 'n vrijwel overbodige vraag van den heer Feith. Na een drie kwartier, eindelijk Harlingen. Allen die langs het kanaal hun werk hebben, laten 't eventjes in den steek, schieten van alle kanten toe en roepen en juichen. Zooals gewoonlijk bij dorpen en steden is 't ijs onbeschrijvelijk vuil; takjes, schillen, grint, stof, papier, in één woord: ,goor'. Men wijst ons vriendelijk de controle, trouwens een dichte menigte op die plaats maakt 'n vraag overbodig. Weer een geklouter over planken, stroo en keien, dan door een gangetje naar binnen, waar de heer Hulst ons reeds wacht. Met 'n smak vallen we op stoelen neer, roepen in koor om melk, melk! De heer Feith is al heel gauw in druk gesprek gewikkeld en vertelt van de geleden ellende. i ,,U is toch geen mededinger ?" „Zeker niet, maar ziet U, ik ga mee voor mijn genoegen !" Dit antwoord doet me lachen, want al zijn we allen amateurs, d.w.z. „liefhebbers", dat woordje genoegen, 't klinkt zoo sarcastisch." Na Harlingen is de ellende zoo mogelijk nog erger; enkele stukken uitgezonderd is het tof Stavoren een gemartel over week en kliederig ijs. Maar een eind voorbij Stavoren worden het ijs en stemming toch beter, al blijven ook dan de tegenslagen niet uit. Tenslotte komf dan de beschrijving van de laatste étappe: SneekLeeuwarden. Ter toelichting zij hier nog even gezegd, dat Hoekstra en Van der Leij steeds zijn opgereden met Jhr. Jan Feith, die den tocht zonder het traject Leeuwarden-Dokkum en terug mee rijdt, zooals gezegd „voor zijn genoegen". De andere mededingers zijn vér achter, van de 22 hebben velen het al opgegeven. Te Sneek hebben de drie even gerust en ze maken zich op om verder te gaan. We geven nu weer het woord aan Ds. Hoekstra: „Maar wie staat daar aan de deur ? Wie roept daar mijn naam ? Wie kent mij hier ? Rooseboom verschijnt in de deur, hij is 't die daar riep. Maar hoe is dat mogelijk? In Stavoren was hij nog 23 minuten ten achter, blijkens 'n vandaar op verzoek verzonden telegram ! Buiten Sneek voegt hij zich bij ons en vertelt hoe dit alles hem is gelukt. Nergens heeft hij gerust en zoo is hij er in geslaagd ons in te halen. De stemming is er bij mij niet beter op geworden, ik merk al gauw dat de verschijning van dezen derden mededinger ook bij van der Leij dezelfde uitwerking heeft gehad. Zoo rijden we vrij snel voort; voorop rijdt 'n kerel als 'n boom; z'n zware baard en z'n kleeren geven hem 't voorkomen van 'n stoeren schipper, maar als de heer Feith hem nog op de Sneekergracht aldus aanspreekt, zegt hij : „Nee, m'nheer, ik ben onderwijzer". Zeldzaam vast is zijn streek; de heer Feith fluistert mij in: „wat zijn er toch 'n massa beste rijders, hier onder jullie Friezen", (jk knik en zwijg. De heer Rooseboom praat zeer druk, 't schijnt dat hij nog bijzonder frisch is. Enfin, dat zal wel blijken, daarvoor zal aanstonds gelegenheid zijn. Ondertusschen zie ik erg tegen 'die „gelegenheid" op; we zullen moeten hardrijden, dat staaf vast; maar hoe zal dat mogelijk zijn voor mij, die zelfs met behulp van 'f maanlicht geen vijf meter voor me uitzie ? Hoe sterk doet zich nu 'f gemis van m'n lorgnet gelden ! Maar er dient afgesproken te worden, h o e de eindstrijd zal gestreden worden. Nu blijkt 't dat onze trouwe Van der Leij van geen „strijd" wil weten; hij wil loten. Daar tegen protesfeeren allen ook ik. Dezelfde reden, welke Van der Leij dat rare voorstel doet uitspreken, brengt mij op 'n ander plan; maar ook mijn voorstel om, ter voorkoming van noodelooze ongelukken, niet den geheelen afstand tof Leeuwarden als wedstrijd te nemen, maar een baan van ± 1000 M. op 'n recht eind van de Sneekervaart daarvoor uit te kiezen, wordt verworpen. Ook Rooseboom is hier sterk op tegen. Waarom ? Heeft hij hoop, vooral op 'n langeren afstand, door z'n uithoudingsvermogen ons te slaan ? Dus: hardrijden tot aan de Leeuwarder controle. Voor niemand hunner kon dit zooveel gevaren hebben als voor mij, die zoo bijzonder weinig voor me uit kon zien en onderscheiden. Plotseling haakt Van der Leij in de schaats van Feith; beiden vallen. Rooseboom volgt hun slecht voorbeeld; zoo liggen er dus in 't maanlicht drie van de vijf; de grootste en de kleinste staan nog overeind. Waarom blijft die kleinste staan ? Is 't geen wedstrijd en is hij geen mededinger? Maar moet niet 'n hardrijderij rijdende tegen rijdenden gereden worden? Daarom wachtte ik. Rooseboom heeft z'n schaatsen beter ondergebonden; aan zijn „wacht nog even, ik ben nog niet klaar !" hebben wij voldaan. Maar ook voor 't laatst. De Dille, d. i. 'n logement halfweg Leeuwarden, is reeds gepasseerd. Nu moet 't maar komen zoo 't komt, denk ik, en begin meteen harder te rijden. Rooseboom tracht me bij te houden; Van der Leij doet eveneens z'n best. De grootste is niet meer „voorrijder", de kleinste heeft z'n plaats veroverd en behoudt die. Want al zachter en zachter klinkt daar achter me 't geluid der schaatsijzers over de gladde, mooie baan. Eén is er nog die niet ver achter me is. Wie is dat? Ik blijf kalm en luister nauwkeurig, 'n Stem roept : ,,lk ben 't, Feith !" Nou, daar heb ik niks tegen, hij is „neutraal !" Ik volg den rechteroever, anders weet ik heelemaal niet hoe ik 't ooit zal vinden. Plotseling: weg is die oever. Waar is die gebleven ? Door m'n vaart vlieg ik recht vooruit en sta plotseling voor 'n andere wal. O, er gaat me 'n licht op, ik zit in één van de vele bochten, moet dus rechts uitwijken. Dit alles is in 'n ommezien gedacht en gedaan; weer vind ik den rechteroever en als later zich 't zelfde verschijnsel weer voordoet, blijkt dat 't kunstje me handiger afgaat ! Hé, dat zwarte gedrocht daar lijkt wel 'n brug; juist, 't is zoo, ik duik zoo diep als 't me mogelijk is. „Och kerel, je kunt er wel rechtop onder door", roept daar m'n volgeling. 't Behoeft nauwelijks gezegd dat wij ook nu niet zoo snel mogelijk rijden; dat zou dwaas zijn, nu deze snelheid voldoende bleek. Maar, hoe ver zijn we nog van de stad ? Daar fluit 'n locomotief, daar nog een; zwak dringt tot ons door 't gedreun van rangeerende wagens. Nu weet ik voldoende. Vierkante donkere massa's, zwak zich afteekenend tegen de zwak verlichte avondnevelen, blijken huizen en fabrieken te zijn. 't IJs is ook direct veel slechter geworden, overal schotsen; 'n harde duw in m'n rug behoedt me voor een val, want diep zit m'n linkervoet in 'n scheur. Maar voort vliegen we weer, alsof 't leven er mee gemoeid is. Vanaf de kaden heeft de menigte ons reeds opgemerkt, luid geroep van alle kanten begroet ons ! „Waar is de Amicitia ?" „Nog twee bruggen !" Deze zijn gepasseerd; links golft de groote menigte van wachtenden, haar luid geschreeuw en gejuich maakt me eenigszins van streek. Waar is de contrólepaal met brandende lantaarn ? Hier moet 't wezen, ik stuur er op af.... de menschen wijken uitéén, ik gevoel iets heel hards.... en stort neer. Maar opstaan behoef ik nu niet meer, want sterke vuisten heffen m'n natte body op en dragen me, agenten maken ruimbaan, 't schrille licht van gaslampen verblindt m'n moede oogen. Voor 't laatst wordt m'n boekje afgeteekend. . . . 't Is tien minuten over zeven. . . . ....Aldus het verhaal van den winnaar van dezen historischen tocht. Sedert 1909 heeft de Friesche IJsbond geen elfstedentochten meer georganiseerd. Dat geschiedt nu door de Friesche Elfstedenvereeniging, welke bij meer dan een gelegenheid volkomen voor haar taak berekend is gebleken, en die op een snel groeiend succes van de elfstedentochten kan wijzen. Viel hef aantal deelnemers aan den eersten tocht in tientallen uit te drukken, de laatste keeren deden er honderden mee. Maar de Elfsfedenvereeniging dankte haar ontstaansmogelijkheid toch aan dien eersten officieelen tocht, in 1909 door den IJsbond georganiseerd. Het succes van die onderneming — het werd in een ingezonden stuk in de Leeuwarder Courant weinige dagen later gezegd — leidde tot den oproep tot stichting eener vereeniging, welke het uitschrijven van zulke tochten ook voor de toekomst moest verzekeren, en die er den wedstrijd aan kon verbinden; iets waartoe de IJsbond krachtens zijn statuten niet gerechtigd was. Het was dien eenen keer mogelijk geweest, omdat de wedstrijd door den Bond voor Lichamelijke Opvoeding was uitgeschreven en de IJsbond slechts het pad had te banen. Maar beter was het om dit alles in één hand te hebben, en zoo is het dan ook geworden. DE LAATSTE VIJFENTWINTIG JAREN. Het behoud der ijsbanen weer in het geding. We laten hier nog een kort overzicht van de laatste vijfentwintig jaren volgen. In de vergadering van het Centraal Bestuur van 16 Oct. 1911 voelde de voorzitter zich verplicht, er op te wijzen, dat het lidmaatschap van het Cenfraal Bestuur en lid van het Hoofdbestuur van de Friesche elfstedenvereeniging onvereenigbaar is. Dit gaf den heer Mr. v. d. Plaats aanleiding als lid van het Centraal Bestuur te bedanken. In zijn plaats werd benoemd de heer R. Buisman, in de algemeene ledenvergadering van 16 Oct. 1911, terwijl hij bovendien in 't vervolg als secretaris zou fungeeren. Jhr. H. v. B. van Sminia meende te moeten bedanken; als zijn opvolger nam als lid van hef Centraal Bestuur zitting, de heer N. Ottema, als zoodanig gekozen in de vergadering van 28 Oct. 1912. Aan de heeren S. H. Hijlkema en Mr. C. Beekhuis werd in de vergadering van 11 Jan. 1913 door den heer G. W. Koopmans, namens de leden als souvenir aan het 25-jarig bestaan van den Frieschen IJsbond een presse-papier aangeboden, in den vorm van een verguld zilveren schaats van den IJsbond, gehecht op onix. Ook den heer Velstra werd hetzelfde aangeboden. 4 April 1913 vergaderde het Centraal Bestuur, ten einde te be- spreken een schrijven van de Kamer van Koophandel en fabrieken in Groningen, gericht aan Gedeputeerde Staten van Friesland, waarbij werd verzocht om, voor het groot-scheepsvaarwater van Groningen naar Lemmer in den winter zoo mogelijk langer met sluiting te wachten en het, bij invallende dooi, spoediger dan tot nu toe open te stellen voor de vrije doorvaart. Het Centraal Bestuur meende, dat een dergelijk verlof zeer storend zou werken op de actie van den Frieschen IJsbond en 't belang van goede ijswegen in Friesland. Het werk, dat in 25 jaren was tot stand gekomen, zou met één slag worden vernietigd. Een adres werd aan Gedeputeerde Staten verzonden, vergezeld van een toelichting waarin een en ander breedvoerig werd gemotiveerd. Daarin werd o.a. gezegd: „Friesland is als het ware omspannen met een web van groote en kieine wateren, bijna alle met elkaar in onderling verband staande (in den winter in even zoovele ijswegen herschapen) eene omstandigheid, welke Friesland zoo bijzonder voor heeft boven onze andere provinciën. Maakte men nu, wat de Groninger Kamer durft te vragen, de dikke draden in dat web onbruikbaar voor het ijsverkeer, dan vernietigde men daarmee immers tegelijk het zoo mooi, karakteristieke en nuttige geheel". Blijkt hieruit reeds duidelijk, dat de verzoekende Kamer zich geen rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van haar verzoek; zij schijnt evenmin te beseffen: 1. dat goed aangelegde, goed onderhouden, onverbroken ijswegen, voor Friesland zijn van niet 'e schatten belang. 2. dat er 's winters een tijdstip aanbreekt, waarop de belangen van scheepvaart en handel hier ondergeschikt mogen worden geacht aan goede ijswegen („algemeen" belang). 3. dat juist daarom de Staten van Friesland in deze regelend zijn opgetreden, om te gelegener tijd, door tijdig verbod tot varen en gesloten houden der bruggen te voorkomen, dat de sub. 1 geschetste kostbare ijswegen door nog enkele stoombooten noodeloos of vrij noodeloos zouden worden vernield, ten schade van hef algemeen belang. Bij doorgaande vorst worden ook dezulken immers toch tot stilliggen gedoemd. Of zou de Kamer wenschen, dat ijsbrekers zouden trachten, die vaarten open te houden ? Het slof van 't verzoek der Kamer van Koophandel en fabrieken te Groningen: „om, indien uitsluiting van het bij art. 56 bepaalde, om technische redenen niet wenschelijk mocht blijken, ten opzichte van deze vaarten met sluiting zoo lang mogelijk te wachten" had gerust in de pen kunnen blijven. Voor hen, dis eenigermate bekend zijn met de Friesche toestanden, kan het geen geheim wezen, dat Gedeputeerde Staten van Friesland in deze steeds nauwgezet en oordeelkundig te werk gaan. Wanneer G. S. hel varen verbieden, dan — de ondervinding leerde ons dit tal van winters — gebeurde zulks nooit te vroeg, maar eerst dan, als de „algemeene" scheepvaart ten gevolge de ijsvorming als gestremd mocht worden beschouwd. Poogde niettemin een enkele zware stoomboot zich nog door het ijsdek heen te werken, dan maakte in elk geval de gesloten brug een eind aan dat schandelijk en schadelijk vernielen. Zeer terecht! Gedeputeerde Staten achtten dan heel juist, het tijdstip daar, waarop Friesland's „algemeen" belang (in casu bruikbare ijswegen) ging boven een persoonlijk- of reederij belang. Een vraag der Kamer van Koophandel te Groningen aan Ged. Staten „om zoo mogelijk met sluiting te wachten" acht de Friesche Ijsbond derhalve evenzeer strijdig met het algemeen belang. T ij d i g sluiten, dat is, wat het algemeen belang eischt en wat de Friesche IJsbond bij Gedeputeerde Staten van Friesland in vertrouwde handen weet." Met een zekeren weemoed brengen we dit adres in herinnering. Het hierin beschreven standpunt is inderdaad door Gedeputeerde Staten nog wel eenige jaren gehandhaafd, maar thans geldt het als „overwonnen". Ons Provinciaal Bestuur maakt van zijn recht tot sluiting ven bruggen geen gebruik meer. Wat dat betreft is de toestand hersteld, die bij het eerste optreden van den IJsbond bestond. In voorgaande bladzijden is hierover het een en ander gezegd; we behoeven er niets anders aan toe te voegen, dan dat de Bond is b I ij v e n adresseeren en ijveren voor het behoud van het ijswegennet — tot dusverre echter zonder resultaat. Slechts plotseling invallende strenge winters kunnen nog redding brengen. . . . In de gewone ledenvergadering van 20 October 1913 werd het Centraal Bestuur gemachtigd, om ook mef het oog op de uitbreiding van hef aantal leden van den Bond, in overleg mef de Kritebesturen, aan de kasteleins, die aan de waterwegen wonen en zich als lid bij den Bond aansluiten, de gegevens te verschaffen, die hem in staat stellen, desgevraagd alle noodige inlichtingen omtrent de ijswegen in de provincie te verstrekken, terwijl deze kasteleins tevens een kist met hulpmiddelen ontvangen. Met het oog op de moeilijke tijden werd in de ledenvergadering van 25 October 1915 een voorstel van het Centraal Bestuur aangenomen om ƒ 1000.— voor gemeente besturen disponibel te stellen tot onderhoud der ijsbanen, bij langdurigen winter. Verder werd ƒ 50.— uitgetrokken voor een hulp-secretaris. 27 September 1916 werd Mr. C. Beekhuis als voorzitter aangewezen, wegens vertrek van den heer S. H. Hijlkema. Ook de heer T. Velstra meende als lid van het Centraal Bestuur te moeten bedanken wegens hoogen ouderdom. Het was in de gewone ledenvergadering van 30 October 1916, dat de voorzitter Mr. C. Beekhuis de groote verdiensten van deze beide heeren schetste, die op zijn voorstel tot eereleden van den bond werden benoemd. Op voorstel van den heer Plet werd besloten, dat in een feestelijke vergadering, gevolgd door een diner aan de beide heeren een oorkonde zou worden aangeboden, ontworpen door den heer Goedemoed. In de vacatures S. H. Hijlkema en T. Velstra werden benoemd de heeren Mr. J. G. de Hoop Schetter en T. Kuperus. Voor het eerst werd in de ledenvergadering van 19 Nov. 1917 een voorstel van het Centraal Bestuur aangenomen, om ƒ 300.— voor salarissen aan Bonds- en Centraal inspecteurs uit te trekken. Mede werd goedgekeurd de ontwerp-instructie voor bedoelde inspecteurs. In de jaarvergadering van 12 Dec. 1918 memoreerde de voorzitter het overlijden van den heer T. Velstra, terwijl tevens mededeeling werd gedaan van de benoeming van twee baaninspecteurs, resp. de heeren J. Kampstra te Leeuwardenen J. P. Westerbaan te Bolsward, terwijl in de plaats van den heer N. Ottema, die bedankte, als nieuw bestuurslid werd gekozen de heer P. A. Bruinsma, die in de Bestuursvergadering van 10 Dec. 1918 tevens het secretariaat op zich nam. Ten zeerste werd het betreurd, dat de heer R. Buisman in de vergadering van 3 Oct. 1919 mededeelde, dat hij als lid van het Centraal Bestuur meende te moeten bedanken. De heer Buisman toch was vele jaren een zeer nauwgezet secretaris en een prettig bestuurslid geweest. Instelling eener Commissie van Bijstand. Herhaaldelijk werd op de algemeene vergaderingen van den Bond tot den voorzitter de vraag gericht, of ook personen buiten Leeuwarden in 't Bestuur zitting konden nemen. Telkens weer moest de voorzitter antwoorden, dat dit niet ging, aangezien dit strijdig was met de statuten. Het was daarom, dat op de bestuursvergadering van 21 Dec. 1921 eenige daarvoor uitgenoodigde heeren uit de provincie tegenwoordig waren, teneinde met het C. B. de vraag te bespreken, op de eerstvolgende algemeene vergadering een voorstel van het C. B. neer te leggen, om aan het C. B. toe te voegen een Commissie van Bijstand. Statutenwijziging kon zoodoende worden voorkomen. Dit denkbeeld had de instemming van al de aanwezigen en ook de algemeene vergadering van 26 Oct. 1922 ging met het voorstel van het C. B. accoord. Als eerste Commissie van Bijstand werden de volgende heeren aangewezen: J. van Hulst, krite 3 Harlingen J. Verkouteren, „ 8 Gaasterland H. Brons, ,, 12 Opsterland A. Wassenbergh, ,, 15 Dantumadeel J. P. Veenstra, „ 17 Tietjerksteradeel D. Kuipers, ,, 27 Achtkarspelen J. Rijpkema, „ 25 Utingeradeel S. H. Hijlkema herdacht. De algemeene vergadering van 26 Oct. 1922 werd gepresideerd door den vice-voorzitter, de heer G. W. Koopmans, wijl de voorzifter Mr. C. Beekhuis den Bond vertegenwoordigde bij de begrafenis van zijn Eere-lid, den heer S. H. Hijlkema. De heer Koopmans sprak woorden van waardeering en bracht hulde aan de nagedachtenis van den vroegeren voorzitter, waarbij hij eraan herinnerde, wat de overledene voor den ijsbond was geweest. Zonder hem zou de Bond niet geworden zijn, wat hij toen was. De heer Hijlkema was de ziel van den Bond, hij wist en bevorderde alles, wat tot bloei kon strekken, gebruikte zijn groote capaciteiten om dit lichaam den invloed te geven, dien hij toen had. Geen wonder, dat de heer Hijlkema als eerelid werd benoemd en als zoodanig wilde de heer Koopmans hem huldigen op hetzelfde oogenblik, dat zijn stoffelijk overschot aan de aarde werd toevertrouwd. Diversen. In de vergadering van 18 April '23 werd besloten aan Ged. Staten een adres te richten, om het goede verkeer op het ijs te bevorderen en daarom vooral, waar men nu de afstrooming beter in de hand heeft, de bruggen vroeger te sluiten. In de vergadering van 6 Nov. 1923 werden waarschuwingsborden in de kleuren van den Frieschen IJsbond ontworpen: De palen bloksgewijze rood, de armen wit, met roode letters. Het was vooral de heer Venstra, die zich in dezen zeer verdienstelijk had gemaakt en wien in de vergadering van 14 Oct. 1925 door den voorzitter dank werd gebracht. In de vergadering van het C. B. van 16 Nov. '23 werd besloten, het peningmeesterschap met dat van het secretariaat te vereenigen en in de vergadering daarop, 20 Dec. '23, werd door den vicevoorzitter mededeeling gedaan van het feit, dat een viertal vereenigingen van V.V. tot lid van den Bond waren toegetreden, t.w.: 1. V.V.V. Akkrum; 2 V.V.V. Heerenveen; 3. V.V.V. Joure; 4. V.V.V. Leeuwarden. In 1925 was de heer G. W. Koopmans 25 jaren lang bestuurslid van den Frieschen IJsbond. De voorzitter wenscht in de vergadering van het C. B. van 14 Oct. '25 hem daarmede geluk, den wensch uitsprekende, dat de heer Koopmans, zooals hij tot nog toe steeds had gedaan, zijn beste krachten aan den Bond zou blijven wijden. Het 40-jarig bestaan van den Bond werd niet gevierd, aangezien de gewone inkomsten van den Bond niet groot genoeg waren, om een flink feest te vieren. Dr. A. A. Eecen opperde in de vergadering van het Centraal Bestuur 1 October 1927 de idee, dat het een goed werk van den Bond zou zijn, om oude voorwerpen, platen, brochures, medailles, enz., enz., betrekking hebbende op het ijsvermaak bijeen fe verzamelen, opdat al deze merkwaardigheden niet verloren zouden gaan en de IJsbond zoo zoeijes aan een aardig museum rijk kon worden. Dit plan werd ten zeerste toegejuicht en er werd besloten over deze zaak eens ernstig na te denken en haar op de a.s. algemeene vergadering ter sprake te brengen om dan een circulaire te zenden aan de leden en alle ijsclubs van Friesland, aangesloten bij den Bond. Het plan vond ook ter algemeene vergadering aller instemming en sedertdien is men aan het verzamelen. Op dezelfde vergadering hield de heer J. Rijpkema een causerie over Hardrijderijen en ervaringen van oud hardrijders. In de vergadering van het C. B. van 14 Sept. '28 deelde de voorzitter mede, dat hij voor een herbenoeming niet weder in aanmerking wenschte te komen en ofschoon men probeerde in de vergadering van 29 Sept. '28 hem te behouden, bleef de voorzitter bij zijn besluit volharden. Met een belangrijke rede, die wij hier laten volgen, nam hij in de vergadering van 24 Oct. 1928 afscheid. In zijn plaats werd als lid van het C. B. gekozen de heer Mr. J. M. Nieuwenhuizen. Het was in de vergadering van het C. B. van 14 Nov. '28 dat Mr. C. Beekhuis tot eere-voorzitter van den Bond werd benoemd, terwijl als voorzitter werd gekozen de heer G. W. Koopmans, die nog als zoodanig fungeert. De IJsbond heeft in vijftig jaren dus slechts drie voorzitters gehad, de heeren S. H. Hijlkema, Mr. C. Beekhuis en G. W. Koopmans. Waarlijk, de ijssport staalt hef gestel! Toch heeff, de laatste jaren, hef bestuur van den Bond ernstige verliezen door den dood geleden. In 1928 overleed de volijverige secretaris-penningmeester, de heer P. A. Bruinsma; hij werd, nadat de heer J. M. Kingma ruim een half jaar zijn functie had waargenomen, opgevolgd door den heer J. Feitsma Mzn. In 1932 zijn Dr. F. H. van Setten en Mr. J. M. Nieuwenhuizen het bestuur door den dood ontvallen; in hun plaats werden Jhr. J. W. J. Witsen Elias en de heer B. M. van der Meulen benoemd. Voor hef overige vermelden de notulen van den Bond gedurende de laatste jaren niet zoo heel veel opmerkelijks. Telkens weer heeft men zich bezig moeten houden met kwesties, uit het bederven der ijswegen voortvloeiende. In het Oosten van Leeuwarden begon de provinciale electrische centrale als spelbreekster op te treden door hef loozen van groote hoeveelheden condenswater op het Vliet en het Nieuwe Kanaal, die daardoor zelfs in den „historischen" winter van 1929 soms nog open vielen. Voorts werden de bepalingen op het sluiten der bruggen allengs in het geheel niet meer toegepast. Aan het eind van 1935 heeff nog een deputatie van het bestuur met Gedeputeerde Staten een onderhoud over deze kwestie gehad, waarvan het resultaat nog moet worden afgewachte in een komende vorstperiode. De practijk der laatste jaren had echter aangetoond, dat 3 Gedeputeerden niet bereid waren het breken van het ijs voor de scheepvaart — waartoe zich thans zelfs een vereeniging gevormd heeft — tegen te gaan. Blijven zij bij die houding, dan is het eenige wat men nog hopen kan, dat dit ijsbreken zich tot de voornaamste vaarwegen zal beperken. Als nieuwste variant op de belemmeringen van het verkeer over het ijs deed zich voor, dat de „gesaneerde" gemeenten, die van het rijk financieelen steun verkrijgen, geen toestemming meer erlangen om posten voor het plaatsen van baanvegers op hun begrootingen te brengen. Zoodoende ontbraken tijdens de laatste ijs-periode welke we beleefden, in December 1933, op tal van plaatsen de trouwe verzorgers van de banen. Het ongerief was ditmaal nog niet zoo groot, omdat het ijs tamelijk goed was, en er geen sneeuw was gevallen, maar men houdt zijn hart vast voor de toekomst. Overigens doet de IJsbond al het mogelijke om de heeren in den Haag op dit punt tot andere gedachten te brengen. In November 1935 besloot de Bond, ter gelegenheid van zijn vijftig jarig bestaan, zoodra er sterk ijs zou zijn, een sterrit uit te schrijven, uit alle deelen van de provincie naar een centraal punt, waartoe men Akkrum koos. Daar zou dan gelegenheid zijn tot een gemeenschappelijk maal en de geheele opzet zou kunnen strekken om de ijsbroederschap, welke er tusschen de leden van den Bond behoort te bestaan, te versterken. Helaas is dit plan op het papier gebleven, tot een uitvoering kon het niet komen, omdat de winter weder geen ijs van eenige beteekenis bracht. Evenwel, de organisatie is er nu, en ze kan te allen tijde dienen zoodra Thialf het met de Friezen weer eens wat beter voor heeft. De afscheidsrede van Mr. C. Beekhuis, 24 October 1928. Daar het de laatste maal is, dat ik deze vergadering zal leiden, zij het mij vergund een blik te slaan in het verleden, even te verwijlen bij het heden en een opwekkend woord te spreken over de toekomst van onzen Frieschen Ijsbond. Het was in 1886, dat onze onvergetelijke S. H. Hijlkema het initiatief nam tot het oprichten van onzen bond. Slechts de ouderen van het thans levende geslacht kunnen zich er eene voorstelling van maken, hoe noodzakelijk het destijds was, dat er eene vereeniging werd opgericht, die zich uitsluitend zou bezighouden met het behartigen van de verkeersbelangen over ijs in deze provincie. Laat Uwe verbeeldingskracht nu eens werken en stel U voor, dat wij, wat het v e r k e e r betreft, nog stonden op het standpunt van voor 1886. Wat de spoorwegen betreft was de lijn Leeuwarden—Stavoren nog niet of nauwelijks in exploitatie; tra mwegen waren er niet, van auto's, autobussen en motoren geen sprake; fietsen — het waren toen nog de ouderwetsche, met ijzeren wielbanden — waren er sporadisch en slechts in gebruik bij jongelui voor vermaak en sport; van de wegen, de dorpswegen tenminste, weren slechts weinige verhard.... Hoe geschiedde toen hel verkeer? Wel, wat hel personenvervoer betreft, moesten zij, die niet onmiddellijk bij een spoorwegsiafion woonden, zich per rijtuig ot te voet van de eene plaats naar de andere begeven, en wat het goederenvervoer aangaat was alles bijna aangewezen op de beurtschepen, die dank zij de prachtige waterwegen in ons gewest, in bijna elk dorp te vinden waren. Slechts een enkele stad of dorp, als Dokkum en Sneek, Grouw en Joure was een stoomboot rijk. Wie zich nu dien toestand goed heeft ingedacht, begrijpt, welk een stagnatie er in het verkeer, zoowel van personen als goederen, intrad, zoodra de winter inviel met sneeuw, die de wegen vrijwel onbegaanbaar maakte en ijs, dat de scheepvaart stremde. Dat laatste, het ijs, behoefde geen belemmering te zijn, integendeel, het kon een uitkomst geven, althans bij behoorlijke vorst, die er in die jaren meer geregeld heerschte dan in de laatste jaren het geval is geweest. Wanneer er maar gezorgd werd voor het in orde brengen en houden van ij s b a n e n, dan kon — dank zij alweder de prachtige en overvloedige waterwegen in Friesland — het verkeer plaats vinden over ijs. Doch daar werd niet voor gezorgd. In sommige gemeenten, waar werkloosheid heerschte, werden enkele werkloozen, meest oude stumperds, op het ijs gestuurd om, zonder eenige controle op wat zij uitvoerden, de banen te vegen en baancentjes te ontvangen. Andere gemeenten weer deden absoluut niets en iieten het maar over aan schippers, die hier en daar ingevroren lagen, om op eigen risico, voor en achter hun schip een eindje baan te vegen. Zorg voor de veiligheid en hulpmiddelen bij ongelukken bestonden niet. In één woord, het was een chaos op ijsgebied. Er waren ook wel gemeenten, die wel degelijk het algemeen belang van bruikbaar ijs inzagen, o zeker! maar wat gaf het voor doorgaand verkeer, of al in sommige gemeenten goed voor flinke banen werd gezorgd, wanneer in eens aangrenzende gemeente het ijs onbruikbaar was? Ziet daar mijne heeren, de toestand zooals die in 1886 was. De Friesche Ijsbond nu stelde zich ten doel, het publiek en de autoriteiten meer en meer te doordringen van dat groot verkeersbelang en organisatie en eenheid te brengen in deze zaken. Men moest een man, met het initiatief en hef organiseerend talent van S. H. Hijlkema hebben, om dit doel te doen verwezenlijken. Is het inderdaad verwezenlijkt? Hiermede kom ik aan het heden. Ik meen mef trots te kunnen zeggen: ja. Ik zal U niet vermoeien met eene opsomming te geven van de tallooze requssten, circulaires, enz. door de Fr. IJ. in den loop der jaren verzonden, doch alleen wijzen op den toestand, zooals die thans is, waardoor gij dan gelegenheid hebt deze te vergelijken met genen, die ik zooeven schetste. De provincie bezit thans eene verordening op het sluiten van bruggen bij een zekere ijsdikte. De gemeenten bezitten thans verordeningen op de ijsbanen, waarbij veelal goeddeels de door het Centraal Bestuur ontworpen model-verordening is gevolgd. Voor de v e i I i g h e i d is gezorgd door allerlei maalregelen als uniforme teekens om gevaar aan te duiden, reddingsmiddelen, enz. Verbandmiddelen zijn op ruime schaal in de provincie uitgereikt. Wegwijzers worden voortdurend meer geplaatst. In alle krites zijn baaninspecteurs, waardoor de kritebestuurders in de gelegenheid zijn dagelijks berichten omtrent de ijsomstandigheden in hun krite aan het C. B. mede te deelen. De spoorweg- en tramwegmaatschappijen werken mede om hare bruggen te doen openen, wanneer haar dienst niet noodzakelijk maakt die te sluiten. Ik meen wel te kunnen zeggen, dat men tevreden kan zijn over de werking van den Frieschen Ijsbond, ook in den tegenwoordigen tijd en dat het „verleden" het „heden" niet beschaamd behoeft te doen zijn. Maar wat zal de toekomst zijn? Het spreekt van zelf daf de toestanden in onze provincie niet meer dezelfde zijn als voor 42 jaren, zooals ik die in den aanvang schetste. Wij hebben behalve de spoorwegen nu trammen, fietsen, auto's, bussen en krachtige stoombooten. Het isolement, waarin vooral hef platteland in den winter verkeerde, bestaat geenszins meer in die mate van vroeger. Bij het ontwerpen van plannen voor de toekomst zal de Friesche Ijsbond ter dege rekening moeten houden met de gewijzigde omstandigheden. Hij zal voortaan minder op goederen-verkeersbelangen hebben te letten en zich meer uitsluitend moeten toeleggen op het bevorderen van het personenverkeer, in zijn vollen omvang: goede ijsbanen en veiligheid. Daarmede zullen dus, meer dan vroeger sporfbelangen worden gediend. Ook daarmede dient de Bond een algemeen belang. Meer en meer wordt door iedereen ingezien daf een gezonde geest slechts in een gezond lichaam kan gedijen, en dat de schaatsenrijderssport onder de verschillende fakken van sport een voorname plaats inneemf, wordt door niemand tegengesproken en ik denk, dat gij wel allen zelf de versterkende en verfrisschende werking van een tocht op schaatsen in de opwekkende ijle winterlucht zult hebben ondervonden Daarom ben ik overtuigd dat ook bij de veranderde omstandig- heden de Friesche IJsbond in de toekomst nog een belangrijke taak heeft te vervullen, ook zonder dat hij wijziging zou moeten brengen in zijn programma van actie. Bovendien is er één factor, die in het vervolg het werk van onzen Bond gunstig zal kunnen beïnvloeden. Ik bedoel ten opzichte van het stoomgemaal bij Tacozijl, waardoor het Provinciaal Bestuur beter dan vroeger, de afstrooming van het boezemwater in de hand heeft, zoodat wij gegronde hoop mogen koesteren dat Ged. nog meer dan voorheen zullen kunnen acht slaan op de wenschen van de duizenden in de provincie, die öf voor hun genoegens en gezondheid, öf voor hunne beurs belang hebben, bij goede ijsbanen. Welnu, mijne heeren, met den wensch, dat de Friesche IJsbond ook in de toekomst nog veel goeds zal kunnen tof stand brengen, open ik deze vergadering. Het Bestuur van den Frieschen Ijsbond in 1936. Zittende, v. I. naar r. : G. W. KOOPMANS, (Voorzitter); Mr. C. BEEKHUIS, (Eere-voorzitter); J. M. KINGMA, (Vice-voorzitter); staande v. I. n. r. : J. IJ. FEENSTRA; Jhr. J. W. J. WITSEN ELIAS, B. J. VAN DER MEULEN; Dr. A. A. EECEN en J. FEITSMA Mzn., (Secretaris-penningmeester). il HARDRIJDERIJEN EN ERVARINGEN VAN ENKELE OUD-HARD RIJ DERS(STERS) UIT DE DAGEN VAN OLIM. Aangezien Friesland steeds een waterrijke provincie is geweest, behoeft het ons niet te verwonderen, dat onze voorvaderen hard- d.i. snelrijden, als een nuttige bezigheid beschouwden. Immers, als de winter deze wateren met een stevige ijskorst had overdekt, was diezelfde ijsvloer de beste en dikwijls ook de kortste weg om zich naar de centra te begeven, of om familie, die ver af woonde, eens te gaan bezoeken. Dat men later het nuttige met het aangename ging paren, behoeft ons evenmin te verwonderen: men had heusch, vooral in den winter, wel eens behoefte aan een verzetje. Er werden wedstrijden georganiseerd en wel eigenaardig is het, dat men zich uitsluitend ging toeleggen op het rechtuit rijden, zoodat dikwijls bij de training, (voor zoover daarvan sprake was) een smalle greppel werd gekozen. IJlst, Grouw, Warga, Akkrum, Oosterlittens en Bolsward hebben naam gekregen in het vervaardigen van schaatsen. Zonder goed materiaal geen goed schaatsenrijden. En verstond iemand de kunst eenmaal goed en wist hij bij verschillende wedstrijden zich als No. 1 geplaatst te zien, dan was hij ai spoedig de held van den dag en zweefde z'n naam op ieders lippen en vooral het jonge geslacht zag tegen hem op als ware hij een koning. Was de winter voorbij, dan geraakten de namen van vele hardrijders in 't vergeetboek en eerst de volgende winter bracht ze of een ander wederom in 't licht van de publieke belangstelling. Van enkelen echter bleef de naam en dikwijls ook niet meer dan die naam bewaard. Soms werd van hen het een en ander opgeteekend en zoo lezen we dan ook in een werkje van Dr. Coronel, getiteld „Herinneringen aan de historische tentoonstelling van Friesland 1877 1), van een zekeren Reindert Reinders van Joure, dat hij in den winter van 1763 op '64 van den Haag naar Leeuwarden reed, een afstand van 40 uren. Half 5 's namiddags was hij weder te Leeuwarden bezig, de voorletters van zijn naam met z'n schaatsen in het ijs te krassen. Een dergelijke rit deed de heer Koopmans van Bolsward. Hij vertrok 's morgens 6 uur van Leeuwarden en kwam 's avonds 9 uur in deze stad terug. Op den 30sten Januari 1848 verlieten de gebroeders At ze en Eelke Jans Jager des morgens half 9 hef dorp Oldeboorn op schaatsen, teneinde de 11 Friesche steden te bezoeken. Niettegenstaande den dooi, het slechte ijs en den sterken Z.W. wind hebben zij in 14^ uur hun reis volbracht en zoo deden het velen, vroeger en later. *) De belangstellende lezer zie ook „Schaatsenrijden", door Mr. J. van Buttingha Wichers, „Wintersport", door W. Muiier en Nederlandsch Handboek voor IJssport door S. H. Hylkema. Zoo weet ieder Fries U te vertellen van Adam, den hardrijder, die zestien ellen in 1 sec. wist af te leggen en het stoute stukje volbracht, door bij Oudeschouw over een opening in 't ijs te springen van maar even 22 voet. Bekend is het verhaal van Cornelis IJnzes van Cubaard, volgens hetwelk hij een afstand van 1]/2 uur naar Bolsward aflegde, om voor zijn vrouw mosterd te halen en ofschoon de aardappelen reeds kookten, toen hij vertrok, kon hij toch nog terug zijn voor ze gaar waren. De vermaarde hardrijder Hantje Jans Speerstra van Gauw, geb. 1788, was in zijn goede dagen onoverwinnelijk. Hij won 23 Dec. 1822 te Sneek den eersten prijs ') en 18 Jan. 1823 te Leeuwarden den prijs, 15 gouden dukaten en lei 207 M. in 18 sec. af. Hij vond echter eenmaal in Sneek een zwaren tegenstander in den hardrijder Jan Sijtsma. Toen het om prijs en premie tusschen deze twee zou gaan, bleek Sijtsma nergens te vinden. Hij was stilletjes verdwenen. Bij onderzoek bleek, dat deze snelle rijder niemand anders was dan Baron van Sijtzama, Gouverneur van Friesland, (f 1848). Van dezen snellen rijder zong Halberfsma: ,,'k Haw him mei eed'le swier „Mei krêftige Fryske spieren „As it pronkstik fen de jeugd „Oer 't gledde iis sjoen swieren". 1 en 2 Februari 1805 had te Leeuwarden een hardrijderij van vrouwen plaats; 130 vrouwen en meisjes waren uit verschillende oorden toegestroomd om hare krachten in hef hardrijden te beproeven. Daar op den eersten dag de beslissing nog niet was gevallen, werd besloten, den volgenden dag den strijd voort te zetten. De meeste vrouwen uit de landelijke streken keerden dien avond nog huiswaarts, waaronder er waren, die meer dan zeven uren gaans moesten afleggen. Zij waren des anderen daags weder tijdig op de baan. Trijntje Pieters van Poppingawier, een meisje van 20 jaar, behaalde den prijs, een gouden oorijzer, ter waarde van ƒ 125.— en Janke Wij bes van Dantumawoude, oud 16 jaar, de premie. Uitvoerig is deze wedstrijd beschreven in het werkje van den Heer S. H. Hijlkema, oud-voorzitter van den Frieschen IJsbond. In „Bodders yn de Fryske striid" fen Dr. G. A. Wumkes lezen we: „En as noarman fearf en poel tichtmetsele, den boun hiel Fryslan de redens ünder en stie op 't skerp. Een great nasjonael feest wier it de 20ste en 21ste Januwaerje 1809 te Ljouwert op 'e greft, do 't 64 jongfammen, allegearre ') Zie Archief Friesche Ijsbond. „Luisterrijke Vrouwen Schaatsen Rijdparfij. Gehouden te Leeuwarden op den 1sten en 2den Februari des jaars 1885. Opgedragen aan de In- en opgezetenen van Vriesland" (naar een oude prent). utlêzen hirdridsters, hirdriden om in gouden earizer en in string giiten kralen, mei in gouden kroantsje. Houckje Gerrits fen Feanwalden woun de eerste priis. MaikeMeyesfen Heechde twadde, R i c h t s j e Freerks fen Nes in eare-priis." ,,'k Ried Hundert toesende 't oanschouden „Der hoegt misschien nen Nultsjes wei „Die 't oas net koe maest oeren Renne, „En alde Lui mei slyden henne, „Dit wie bij elk zan grutten noft „Dat lit him mei nen pen beschriuwe „Die dat wat koe, woe net tuis bliuwe „De spinwiel van earmen houd schoft". Sa rymke Johannes Rienks under Hallum yn En Ves in het Boerevrys op 't reedriden van LXIV fammen s'an 90 rigels in 't lang. (Woordelijk overgenomen). 2 Jan 1823 werd te Leeuwarden een wedstrijd van mannen en vrouwen gehouden, waaraan 32 paren deelnamen. Atze Geerts Atsma van Terzooi enTrijntje Johannes R e i d i n g a van Goïnga wonnen den prijs, terwijl W ij b r e n Pieters Speerstra en Antje Pieters Speerstra van Goyengahuizen de premie behaalden. Dat de dagbladen in het begin van de 19e eeuw over de hardrijderijen van vrouwen niet te spreken waren, blijkt wel uit het volgende uitknipsel: „Schaamte verbiedt, dat onze burgerlijke landsdochters in het openbaar, ten aanzien van duizenden staroogende toeschouwers, de bovenkleeren afleggen, om een wedstrijd aan te vangen, waarbij haar gezondheid bovendien gevaar kan loopen en alle bevalligheid van haar lichaam zich gansch ongunstig zal vertoonen. Behalve het onderrokje, den halsdoek, muts en borstrok, staan ze daar gansch ongekleed". Opmerking: Het was eertijds de gewoonte, dat men voor het houden van een hardrijderij geld inzamelde. Zeer waarschijnlijk zijn na den winter 1844/'45 de eerste ijsclubs opgericht. Nu verschenen er in de eerste jaargang van For Hüs en Hiem in 1888 een artikel van de hand van den heer T. E. Halbertsma over: Hirdriden en Hirdriders In dit artikel komen de namen voor van Hirdriders foar it jier 1800 Adam hirdrider, (een boer uit Deersum) F o k k e hirdrider Knillis Ynses fen Kubeard. In de lectuur, die over deze hardrijders beslaat, kan men zeer sterke staaltjes van hun kunnen op dit gebied lezen. Zie o.a. de hiervoor aangehaalde werkjes. Hirdriders yn de léste 50 ta 70 jier. Freark Ultsjes Huizenstra fen Tersoal Freerk Ultsjes (geb 1813) was in 1838 de snelste rijder. Hij won in Leeuwarden, Franeker en Harlingen prijzen en reed 160 M. in 14 sec. A f s e (Geerts Atsma) fen Tersoal (won op 2 Jan. 1823 met Tryntje Reidinga van Goingahuizen te Leeuwarden den prijs (226 M. in 26 sec.). Hij werd in 1820 door Pier Thomas Stornebrink van Wijtgaard verslagen (168 M. in 14 sec.). Cnossen fen Warkum Broerren Woudstra „ Lemmer Jisk Hoekstra „ Aldehaske Christoffel Raadsveld „ Nijehaske Hirdriders yn de léste 30 jier. Freark Tuinenga Dominicus Keizer Ulbe fen Dyk Roelof de Boer P. Sikkema Jan Jongsma Ysbrand de Jong T. Helliriga Atse de Groot (Reade Atse) Feye de Jong Tabe Anema Oene de Vos Jouke Schaap Auke Bosma Ringenerus Zeinstra fen Sybrandahüs ,, Freanfsjer „ Gau ,, de Liek ,, Büfenposf ,, Dockum ,, Dearsum „ Twellingea ,, Akkrum ,, Toppenhüzen „ Ikkerwald (of de Geast) ,, Toppenhüzen ,, Koarte Sweagen „ Feanwalden „ Wirdum Hirdriders yn de léste 20 jier. A. Bysterbos Thys v. d. Berg Johs. v. d. Zee Jan de Vries Hiddinga fen 'e Greate Jouwer ,, Ripertsjerk „ Snits ,, Dockum ,, Winaem Hirdriders yn de léste 10 jier. Okke v. d. Berg K. Bottema Rienks v. d. Zee Pieter Bruinsma Wiebe de Vries B. Kingma D. Postma H. Westra Timen Cloo T. B. Veninga Merk Kingma fen Riperfsjerk „ Oldeboorn ,, Warkum „ Snifs „ Oentsjerk „ Grou „ Earnewalde „ Aldtsjerk „ Wartena „ Ljouwert „ Grou in jaargang 1889 vult H. J. Kooistra van Warga deze lijst van hardrijders nog aan. Van Arend Hedzers Castelein te Tietjerk vertelt hij, dat deze den prijs van ƒ 100.— te Leeuwarden won in 1844. Jan Joh. Dijkstra van Dokkum kreeg de premie. L u t z e n Joh. Dooper van Hommerts werd No. 3. In Sneek versloeg A. H. Castelein zekere Jan Teakes Westendorp van Exmorra in 4 ritten. Ook F e d d e W o u d s t r a van Lemmer in 4 ritten. Daarna versloeg hij nog Jacob D. Talsma van Stiens. Later reed hij van mannen en vrouwen met mej. E I i z a b e t h Kas, die ook vele prijzen won. Halbertsma eindigt zijn artikel over hirdriden en hirdriders met het volgende gedicht: Flaggen en wimpel, hja wabberje oer d' iisbaen Langhalzjend sjucht min nei 't klauwende pear, Dawerjend klinkt üt trompetten en Floiten: ,,'t Frysk bloed tsjoch op I" de twa striders ta ear. Hirdriden is it en 't hert giet my iepen Riden ! Wier 't ieuwen oan ien net üs rom ? Fier en hein wiern' wy fornaemd op 'e redens; Hirder as Friezen ? — hwa tocht dêr om ! Wit' jimm' it fen Adam ? Hy waeide eer 'e wjekken ! En fen Freark Ultsjes? Hwet wier er hwet mans ! Nimmen net koe 't ea fsjin hjarren bisette; 't Wier net mear riden; hja fleagen der lans. Fokke dy naem it wol op tsjin 'e kweade, En Knillis Ynses, dy fleach as in swel; Ridende liken hja 't iis net to reitsjen; Elts dy 't tsjin hjar bisocht leijen hja del. Helden, ja, Keningen neam ik dy alden; Mansk troch hjar hoffenjen, dregens en striid; „Folhalde, man !" det wier jimmer hjar kriichsrop; Dêrtroch mei klinkt nou üs namme sa wiid. Hja moatte him net hawwe. Nes den ek brüst sa 't Frysk bloed, as op redens; Wier 't net sonf ieuwen üs eare en üs rom ? liskennings hawwe dy for üs bifochten; Hjoeddeiske Friezen, link jimme dêrom ! Longerjend loerf min op jimm' üf de fierte; Dear fen üs folk to forliezen, ho 'n griis ! Rêd jimme namme, bihêld for de neiteem Hwet iens üs affaers bifochten op 't iis ! W. K. van Workum weef nog meerdere hardrijders te noemen o.a. Jan Bokma, geb. 1804 te Workum. Hij reed tusschen de jaren 1826 en 1833 het snelst. Hij was kooiboer te Piaam en woonde in 1888 nog te Workum. In zijn bezit was een gouden horloge, gewonnen te Makkum. De laatste rit, die hij reed, kwam hij over de eindstreep met zijn eene schaats in de hand: het toonleer was gebroken. De heeren, waarmee bedoeld zullen zijn de organisators der rijderij, gaven hem boven het horloge nog een goudstuk voor zijn mooi rijden. In 1844 reed hij nog mede te Sneek. 32 rijders waren uitgenoodigd. Afschrift van deze lijst wordt bewaard in 't archief v. d. Frieschen IJsbond. Dirk v. d. Wal wist ook 13 en 14 Febr. 1838 bij een wedstrijd op de Zuiderzee te Workum, waaraan 64 personen deelnamen, te winnen (prijs zilveren tabaksdoos); de premie, een zilveren lepel en vork, werd gewonnen door Klaas Althuisius van Workum Ook noemt W. K. nog Dirk v. d. Wal, geb. 1814, die in 1838 te Hindeloopen wist te winnen van 64 rijders en verder nog vele prijzen en premies won. Ook Freerk Ultsjes werd door hem verslagen. Deze won de premie. Dan nog Halbe Huitema van Hommerts. O k k e v. d. W a I van Workum, de jongere broer van Dirk reed in 1847 mede te Leeuwarden als een van de 32 uitgenoodigde hardrijders. Hij moest toen 5 ritten doen tegen Oene de Vos, waarvan hij één rit won, de andere 4 waren kamp. De heeren van 't bestuur vonden het toen welletjes. Er werd maar geraden en tot zijn spijt verloor Okke, die een goudstuk ontving. 5 Jan. 1848 won Okke den prijs te Sneek en 7 Jan. 1848 de premie te Bolsward. Uilke Brinksma, die den grooten prijs te Dokkum had gewonnen, moest het in Bolsward tegen Okke laten zitten. Johannesde Vries van Langweer won hier den prijs. Ook Wiebe de Vries en Melle Castelein werden te Sneek door Okke verslagen. Eenigen tijd later moest Okke tegen K n o b b e rijden. Tegen de wind won hij en Knobbe, die volgens W. K. een „Bovenlander" was, zei tegen Okke: ,,Du kannst schnell reiten, Kleine; du solist den Preis kriegen". Met den wind in den rug moest hij evenwel tegen den Duitscher verliezen. Ook van mannen en vrouwen won Okke menigen prijs. Zoo won hij in Sneek in 1865 den prijs ven ƒ 150.— met Willem ine Puf van Gaastmeer. Ook de Workumer gezusters Albertje en Afke Postma en Claske de Jong, waren als snelle rijdsters in deze dagen bekend. Okke, die in 1888 den leeftijd van 67 jaar had bereikt, was turfschipper van beroep. Melle Casfelein, een broer van Arend, was ook een zeer snelle rijder. Hij won in den winter van 1846 op '47 den prijs van ƒ 100.— te Sneek. Eenige dagen eerder had Melle te Leeuwarden een kamprit gedaan fegen Theunis Bruchts Epema van Warga. Deze Epema won den prijs en Knobbe de premie. 25 Januari 1847 won Theunis den prijs groot ƒ 150.— te Harlingen. S j o e r d S p ij kstra van Wartena won de premie ƒ 30.—. In 1849 won Evert Huites Schaap van Roordahuizum den prijs, groot ƒ 130.—. Talsma kreeg de premie. Twee dagen later won Talsma te Leeuwarden den prijs en Schaap de premie. 5 Jan. 1848 won Schaap met SjoukjePibes de Jong van Irnsum den prijs te Harlingen. Theunis Epema met Grietje Hendriks van der Wal van Wirdum de premie. 17 Jan. 1848 won Theunis met Grietje den prijs, groot ƒ 200.— te Leeuwarden. Evert en Sjoukje de premie. 24 Jan. 1848 wederom een hardrijderij te Leeuwarden van de 32 snelste rijders. Theunis en Griet qinqen weer met den priis, qroot ƒ 150.—, strijken. H. J. Kooistra noemt ook nog Wopke Barteles Casfelein van Suawoude, die later gehuwd zijnde met Grietje H. v. d. Wal te Wirdum woonde. Tezamen wonnen ze vele prijzen. Verder nog Johannes Reinders de Vries van Uitwellingerga en Wiebe Dijksfra van Buitenpost, die in Leeuwarden den prijs ƒ 100.— won. Hendrik Ipes Ringnalda van Wirdum kreeg de premie. Een prijs van ƒ 100.— wonnen ook Japik Ipes Ringnalda en Bouwe Ipes Ringnalda. 19 Dec. 1853 werd te Dokkum een hardrijderij gehouden, waaraan 100 personen deelnamen, prijs ƒ 130.— Jacob Sikkema van Buitenpost. Premie ƒ 30.— Freerk Tuininga van Sijbrandahuis. Dan worden nog genoemd Gerben Dotinga, Deersum? en F e i k e A I g e r s m a van Warrega. Deze won te Heerenveen van de 32 snelste rijders, den prijs, groot ƒ 100.— in 1870. Gabe Sjoukes van Essen te Aegum; Sake Sietsma te Grouw; Klaas Wiltjes de Vos; Ulbe van Dijk; Sikke Hendriks v. d. Wal te Warga; Rintje Fabes Annema te Akkerwoude; Hantsje Speerstra te Akkrum; Pier Thomas Stornebrink te Wijtgaard en Hessel Schaafsma te Akkrum worden door Kooistra niet vergeten. 5 Febr. 1857 won bij een hardrijderij van mannen te Heerenveen (Thialf) van 94 rijders: den Isten prijs / 100.—. Brandt de Jong van Bozum; en den 2den prijs ƒ 30.—. Tewis Hettinga van Oppenhuizen; een gratificatie ontving H. Knol van Tjalleberd. 9 Jan. 1861: Van 43 rijders wonnen dezelfde hardrijders weer den prijs en de premie. Frans Ebbes ie Nijehaske, kreeg de gratificatie. Hier volgen nog eenige uitslagen van vroeger gehouden wedstrijden. 15 Jan. 1838 Leeuwarden. Prijs Gouden zakhorloge. Freerk U. Huizenstra, 22 jr., Terzooi. Premie Harm Knobbe, 34 jr., Colderwolde. 162 Ned. el in 15 sec. 19 Jan. 1838, Sneek. Prijs Gouden zakhorloge, Harmen Roels Knobbe, Colderwolde. Premie fraaie zilveren tabaksdoos, Jacob Pieter Grouwstra, Poppingawier. Geldelijke premie, Gerrii Sjoerds Henstra, Terhorne. 165 el in 15 sec. door Hantje Hans Visser, Balk. 21 Jan. 1838, Franeker. Prijs 10 gouden Willems, Freerk U. Huizenstra, Terzooi. Premie 4 gouden Willems: Arend Hedzer Castelein van de huize Altenburg onder Tietjerk. 22 Jan. 1838, Groningen. Prijs 8 gouden Willems, H. Schaafsma, Akkrum. Premie 2 gouden Willems, T. T. Anema, Rinsumageest. 26 Jan. 1838, Lemmer. Prijs 7 gouden Willems, Jan Kerstes Woudstra 23 jr., Lemmer. Premie 3 gouden Willems, Cornelis Kok 23 jr., Echten. Woudstra en Harm Knobbe, reden 165 Ned. el in 14 sec. A. H. Castelein moest eenmaal 13 ritten bij een wedstrijd te Sneek doen tegen de Woudstra's van Lemmer. 30 Jan. 1838, Harlingen. Prijs ƒ 125, Harmen Roels Knobbe, Colderwolde. Premie ƒ 50, Bote H. v. d. Kolk, Wartena. Buitengewone belooning ƒ 15, Freerk U. Huizenstra. Hij legt de 160M. in 14 sec. af. 21 Jan. 1838, Heerenveen van vrouwen. Prijs gouden Oorijzer, Tjitske Mentjes v. d. Velde, Terband. 120 Ned. el in 15 sec. Premie gouden slot, Antje Tolsma, Oldelamer. 14 Febr. 1838, Terbandsterschans. Prijs gouden horloge, Gerrit Henstra, Terhorne, Premie zilveren horloge, Jan Kerstes Woudstra, Lemmer. 15 Jan. 1840 werd te Sneek een hardrijderij gehouden, 128 rijders. 13 Jan. 1842, id. te Dokkum. De lijst vermeld 80 rijders. 4 Jan. 1849, id. te Dokkum, 112 rijders. 17 Jan. 1850, id. te Dokkum, 96 rijders. Afschriften van de lijsten dezer hardrijderijen zijn in het archief van den Frieschen IJsbond te vinden. Jacob Elses Sikkama, geboren 26 Januari 1823 te Buitenpost. De Secretaris van de IJsclub Buitenpost en Omstreken, de Heer J. Zijlstra, schreef me omtrent Sikkema het volgende: Sikkama had eenmaal met een geweer zijn hand afgeschoten en moest het zijn verdere leven met een kunsthand doen. Hij was van goeden huize en in zijn jonge jaren waren zijn ouders er op tegen, dat hij met hardrijden begon. Vandaar, dat hij pas op 30 jarigen leeftijd uitkwam, voor het eerst te Oudkerk, waar bleek, dat hij een uitstekend rijder was, doch zijn schaatsen deugden niet. Er werden een paar nieuwe gekocht en des anderen daags kwam hij uit te Leeuwarden, waar de snelste rijders vertegenwoordigd waren, o.a. zekere Oene de Vos, die als onoverwinbaar bekend stond. Voor de pauze moesten Sikkama en de Vos tegen elkaar rijden en de eerste rit verloor de Vos. De keurmeesters vroegen, hoe dit zoo kwam. De Vos antwoordde, dat hij de rit wat te licht had opgenomen, maar de volgende rit zou het wel beter gaan. Durk Moeles Veenstra, die steeds met de Vos ging, om hem bij het opbinden der schaatsen enz. behulpzaam te zijn, hoorde dit gesprek en zei tegen Sikkema: „Nu moet de broek uit, jonkje". „Bist net wies", was het antwoord van Sikkema, doch Jacob kon hoog of laag springen, de broek kwam uit en de Vos verloor ook den tweeden rit, met groot verschil. Sikkema won dien dag den eersten prijs. De Heer de Wit deelde de prijzen uit en vroeg aan Sikkema en Veenstra, of het nog vertrouwd was, zoo laat op den avond met zooveel geld bij zich naar Buitenpost te rijden, waarop werd geantwoord: „Wij hebben eerlijk gewonnen en het geld komt behouden in Buitenpost". Dit gesprek is uit den mond van den heer Durk Moeles opgeteekend. Den volgenden dag won Sikkema te Dokkum den eersten prijs j 100.—. In Sneek verloor hij, doordat wegens den ingevallen dooi het ijs hem te zacht was geworden. Daarna heeft Sikkema niet weer meegereden. In de omgeving van Buitenpost stond deze hardrijder bekend, als Japik met het houten handje. De familie van Sikkema is nog in het bezit van een zilveren tabakspot en een zilveren komfoor. Het is echter niet bekend, of deze luxe voorwerpen als prijs werden gewonnen, of dat ze voor de gewonnen geldswaarden zijn gekocht. Deze voorwerpen bevatten alleen den naam Sikkema; jammer genoeg geen jaartal. E. H. S c h a a p geboren 8 April 1823 te Roordahuizum. Wanneer de heer Schaap met hardrijden was begonnen, is niet bekend, schreef me de heer G. IJntema. Maar wel, dat hij zijn eersten grooten prijs, een zilveren tabaksdoos won te Grouw. De familie van Scna^p was nog in 'f bezit van 2 lijsten van hardrijderijen. De eerste lijst heeft als kop: Hardrijderij op schaatsen door manspersonen te Dokkum op Donderdag 4 Jan. 1849. Tof prijs: Een som van honderd dertig gulden en tot premie Dertig gulden, terwijl nog bovendien door eenige liefhebbers aan de 12 rijders een premie van vijf gulden zal worden vereerd. De hoogste nummers hebben steeds de Regterkant der Baan. 4 Op deze lijst komen niet minder dan 112 rijders voor. Zie archief Friesche IJsbond. De Leeuwarder Courant van 9 Januari 1849 bevatte uit Dokkum het volgende bericht: Dokkum, den 5 Januari. De gisteren alhier gehouden hardrijderij op schaatsen werd door goed weer begunstigd en door een talrijke volksmenigte uit deze provincie en Groningen bezocht. De prijs van honderddertig gulden werd behaald door Evert H. Schaap van Roordahuizum en de premie van dertig gulden door Jacob D. Talsma van Oudkerk, terwijl niet minder dan 112 rijders naar de uitgeloofde prijzen dongen. Ook de armen hebben hun deel van dit volksfeest gehad, niet enkel door aanschouwing, maar ook doordat, na aftrek der kosten, eene som van niet minder dan vijfhonderd gulden voor dezelven is overgebleven. Den volgenden dag werd uit 64 rijders te Leeuwarden de eerste prijs behaald, na 3 ritten, door Jacob. D. Talsma, de tweede door E. H. Schaap, volgens hetzelfde dagblad. De tweede lijst vermeldt aan den kop: Hardrijderij op schaatsen door manspersonen te Dokkum op Donderdag 17 Januari 1850. Tot prijs een som van honderddertig gulden en tot premie dertig gulden. De laagste nummers hebben steeds de Regterkant der baan. Op deze lijst komen 96 rijders voor. Atze de Groot, (Reade Atze) geboren 22 Juni 1843 te Oldeboorn moet naar de gebroeders Dijkstra te Akkrum me meedeelden, geweest zijn een kerel als een boom, over zijn geheele lichaam ruig-rood behaard, met lange roode wenkbrauwen en oogwimpers. Ofschoon zijn naam nog in de ijsperiode op veler lippen is, zijn van hem toch niet veel bijzonderheden bekend. Een broer van hem, Johannes de Groot, geboren 7 Oct. 1846 te Opeinde, ook een oud-hardrijder, had nog veel van hem kunnen vertellen, doch is eenige jaren geleden overleden. Een oomzegger van Atze, woonachtig te Den Helder kon me ook niet veel wijzer maken. Alleen schreef deze heer me, dat Atze de Groot en Ulbe van Dijk ]) in den winter van 1870 op '71 een baan van 165 M. reden in een wedstrijd in 11 è 12 sec. en ook, dat in dat jaar in Bolsward een wedstrijd werd gehouden van mannen en vrouwen. De prijs werd gewonnen door Johannes de Groot en Meike Rinkema, terwijl de premie werd behaald door JoukeSchaapenAnkeBeenen1). Omstreeks dien tijd moet er ook voor 't eerst gereden zijn te Heerenveen met drie man aan den stok. Atze de Groot verstond de kunst van *) Zie archief Friesche IJsbond. gezamenlijk rijden niet en ofschoon er in zijn trio nog waren opgenomen Jouke Schaap en Anke Beenen, moesten ze toch verliezen tegen Johannes de Groot, Meike Rinkema en Hantje Speerstra. Atze de Groot en Ulbevan Dijk waren toen de snelste rijders volgens mijn zegsman. Atze won bij harden wind, Ulbe bij mooi weer. Atze won in dezen winter aan prijzen ƒ 1050.—, zijn broer Johannes met paren ƒ 1100.—, een gouden horloge en 14 zilveren lepeltjes. In Harlingen, Amsterdam, Leiden, Groningen en Zwolle wonnen ze met glans de prijzen. 10 Jan. 1868 stonden te Heerenveen (Thialf) 64 rijders ingeschreven. De prijs werd gewonne door K. Grondsma te Langweer ƒ 100.—; de premie door Atze de Groot te Akkrum ƒ 30.—; derde werd L. U. Bosma, Katlijk ƒ 10.—; vierde W. W. Gaastra, Hommerts ƒ 10.—. 28 Dec. 1870, bij dezelfde ijsvereeniging werd een prijs, uitgeloofd door Z. K. H. den Prins van Oranje, verreden. Deze prijs werd gewonnen door Ulbevan Dijk ƒ 100.— en de premie door Atze de Groot ƒ 30.—. 24 Febr. 1870 vind ik in het notulencahier van de ijsvereenging te Grouw opgeteekend, dat Atze de Groot den prijs van ƒ 70.~ behaalde en Ulbe van Dijk de premie. 14 Febr. van hetzelfde jaar was hij door H a r m Dam van Sneek verslagen. Atze moet nog al eens boven zijn bier geweest zijn. Zoo had hij eens op een Donderdag in Grouw den prijs gewonnen en toen den volgenden morgen Sjouke Sjoukes Hielkema van Akkrum met nog enkele anderen naar de Leeuwarder markt reden, vonden ze Atze op de Wijde Ee slapende. Men schudde hem wakker, t Eerste wat de roode vroeg was: „Hoe laat is 't?" En toen men hem den juisten tijd had gezegd en hij zich de sneeuw wat van de kleeren had geslagen, vertrok Atze, hen mededeelende, dat hij nog naar Joure moest te hardrijden en Atze won in zijn blauw gestreepte onderpantalon. Volgens bovenaangehaald schrijven zou echter veel van hetgeen omtrent Atze verteld werd op laster berusten en werd in dezen veel gefantaseerd. In het gedenkboek van de Amsterdamsche IJsclub, dat me door de firma de Ruiter te Akkrum, welwillend in bruikleen werd afgestaan, las ik, dat Atze in den winter van 1870 op '71 in Amsterdam den prijs wist te behalen en dat volgens het Handelsblad de baan met duizelingwekkende snelheid werd afgelegd. In den winter van 75 op '76 won hij ook in Amsterdam den prijs van ƒ 200.—. De wedstrijd duurde volle 6 uren. In denzelfden winter werd in Amsterdam een wedstrijd gehouden van mannen en vrouwen, waaraan 27 paren deelnamen. De 1ste prijs ƒ 150.— werd gewonnen door Jouke Schaap en Anke Beenen. De premie door Joh. de Groot en Meike Rinkema. In 1870 wonnen Johannes de Groot en Meike Rinkema ook de prijs groot ƒ 120.— te Bolsward. Een bekende, snelle rijder uit deze dagen is ook W i e b r e n Kuipers, J) geboren 4 Dec. 1846 te Dokkum en Kerst Bottema, geb. 1855, overl. 1932. Jouke Schaap, werd geboren 13 Febr. 1846 te Lippenhuizen. Hij overleed in het jaar 1923 te Oudehaske. Jouke wilde gaarne eens aan een wedstrijd van mannen en vrouwen, die gehouden zou worden te Tijnje, deelnemen, doch hij kon geen geschikte achterrijdster vinden. Een broer van Anke Beenen zei tegen Jouke: „Vraag mijn 16jarige zuster, die kan hard". Jouke vroeg haar, of ze met hem wilde rijden en toen dit werd aangenomen, bleek al heel spoedig, dat de keuze goed was geweest, want ze traden als No. 1 uit het strijdperk. Toen ging het naar Holland, waar vele prijzen werden gewonnen. 18 jaren hebben Jouke en Anke zoo samen gereden. 31 Jan. 1871 behaalden ze den prijs, groot ƒ 150.— te Amsterdam. Johannes de Groot, broer van Reade Atze, met Meike Rinkema behaalde de premie. Het Handelsblad van 1 Febr. 1871 schreef naar aanleiding van dezen wedstrijd: „Menigeen zal met genoegen bespeurd hebben, dat onze Amsterdamsche dames reeds genoegzaam geëmancipeerd zijn door zich boven een vooroordeel te verheffen, en zich, evenals de heeren, met telkens hernieuwden moed aan den aantrekkelijken ijsspiegel te wagen. Alzoo merkbare vooruitgang". We beluisteren hier dus een geheel anderen toon dan we op blz. 43 vermeldden. 18 Febr. 1870 wonnen R. K. Zeinstra te Wartena en A. Kalsbeek te Warga den prijs te Heerenveen. No. 2 werden Jouke Schaap, Jubbega en IJmke R. Velthuis, Uitwellingerga. 3 Jan. 1871 werden Jouke Schaap, Kortezwaag en Anke Beenen, Langezwaag te Heerenveen, eerste en Regnerus Zeinstra te Wartena en Aaltje Kalsbeek te Warga, tweede. 17 Jan. 1876 te Heerenveen. Drie man aan den stok. No. 1 Jouke Schaap; Anke Beenen en Murk Speerstra te Nieuwebrug. No. 2. B. Bosma te Katlijk, R. de Groot te Tjalleberd en D. Langenberg te Nieuwebrug. 27 Jan. 1879, wederom drie man aan den stok te Heerenveen. No. 1 J. Schaap, A. Beenen, M. Speerstra. No. 2 A. Kromdijk, B. de Wit en A. Hooiing. Onder drie man te verstaan, 2 mannen en 1 vrouw. Van mannen en vrouwen wonnen ook Regnerus Zeinstra en *) Zie archief Friesche Ijsbond. Aaltje Kalsbeek vele prijzen. O.a. te Franeker, Leeuwarden, Heerenveen en Grouw. In Groningen wisten ze Jouke Schaap en Anke Beenen te verslaan. Op 30 jarige leeftijd had Zeinstra, als achterrijdster de 16-jarige Teatske Goslinga van Swichum, met wie hij nog vele prijzen won. Bekend is de hardrijderij te Leeuwarden in 1879, toen ze Gabe de Vries met Trijntje v. d. Berg en Jouke Schaap met Anke Beenen versloegen. Hette van der Meer werd geboren 1849 te Terhorne (Jongeburen). Overl. 1930. Hette van der Meer begon in 1866, dus op 17-jarigen leertijd met hardrijden. Alleen als proef reed hij mee op een klein dorpje Terzooi, waar hij den prijs glansrijk won. Daarna kwam hij uit in het dorpje Terhorne, waar in die dagenr zooals me uit het notulencahier der IJsvereeniging ,,de Broederschap" bleek, prijzen van ƒ 100.— werden verreden. Hij moest het hier afleggen tegen den premiewinnaar, die weer de vlag moest strijken voor Ulbe van Dijk; v. d. Meer ontving voor zijn kranig rijden een troostprijs. Zijn laatsten prijs won van der Meer 27 Jan. 1879 te Gorredijk. Hij bleef dus 11 jaren in de baan. In Gorredijk hadden, op de medaille staat de juiste datum, 3 van de hardste rijders dier dagen de prijzen reeds verdeeld, v. d. Meer wenschte zich echter niet in hef complot opgenomen te zien en moest dus met volle kracht riiden. Hij ging met de ƒ 80.— als prijs naar huis en ontving bovendien de papieren medaille. Het deelen vooraf der prijzen was ook toen niet van de lucht en de Noorder-IJsvereengingsbond meende hieraan perk en paal te kunnen stellen door z.g. Prijs-medailles beschikbaar ie stellen aan die prijswinnaars, die niet wenschten te deelen. Zes van dergelijke medailles gaven recht op een extra prijs van de IJsvereenigingsbond van ƒ 60.—. Het was v. d. Meer niet bekend, dat ooit iemand deze ƒ 60.— had weten te bemachtigen. Vaker dan 2 maal per week rijden deed v. d. Meer niet, omdat zijn vader daar op tegen was. Ais bijzonderheid deelde deze oudhardrijder, die nog bijzonder helder van geest was, trots zijn 78 jaren, me mede, dat hij alle hardrijderijen per schaats had bezocht. Zoo was hij eenmaal met zijn vader, die hem veelal vergezelde, van Terhorne naar Bergum gereden en daar om 12 uur aangekomen. Na een spannenden wedstrijd werd denzelfden dag de terugreis naar Terhorne ondernomen. Eenmaal zelfs was hij genoodzaakt geweest in het holst van den nacht van Sint Nicolaasga terug te loopen naar zijn geboorteplaats, met den prijs in de destijds daarvoor extra gehaakte of geknoopte zakjes in zijn bezit. 't Was n.l. in die dagen gewoonte de prijzen in klinkende munt in de den lezer zeker wel bekende zakjes in de herbergen op te hangen. Met gloed in de oogen vertelde de heer v. d. Meer mij, welk een prachtig gezicht het was en welk een voldoening voor den rijder, als hij s avonds de blinkende guldens of tientjes in een lange rij kon uittellen. In 18/7 was hij met Atze de Groot, trots een geweldige sneeuwjacht, zoodat de sneeuw hier en daar meters hoog opstoof, naar Rauwerd gegaan, 's avonds 100 gulden rijker zijnde. Tien jaren vroeger, dus in '67, reed hij eens tegen Roode Atze. t Bleek, dat hij veel harder kon, doch de Roode zei, dat hij hier dezen dag den prijs niet mocht winnen, omdat hem nog nooit een stadsprijs was ten deel gevallen. Toen hij zich dan ook moest meten tegen Sake Sijtsma, moest hij zich tot twee maal toe inhouden, wilde hij niet het eerst de eindstreep passeeren. 't Publiek echter meende, dat de „Lyfse" — v. d. Meer was klein van stuk — niet meer kon. V. d. Meer ging met ƒ 70.— naar huis. Met Ulbe van Dijk overlegde hij veel, waar ze zouden uitkomen. Regel was, dat Ulbe op de wedstrijden met prijzen van ƒ 100.— en v. d. Meer op de wedstrijden met ƒ 80.— als hoofdprijs uitkwam. Opm. Mevr. Sj. Stelwagen—Bouma is de kleindochter van Hefte v. d. Meer. Zie verder. Als grootmoeder op de wedstrijdbaan. J e I t j e v. d. W e r f, g e b. 29 J a n. 1852, overl. 6 Dec. 1934. De heer R. Tulner te Akkrum, die me mededeelde, dat te Veenwoudsterwal nog in leven was de 80 jariqe Jeltje van der Werf, had 4 Juni 1932 de vriendelijkheid, mij met zijn wagen naar deze nog krasse oude vrouw te brengen, om haar nog eens iets te laten vertellen over al wat zij in haar hardrijdstersloopbaan had ondervonden. Na een prachtige rit door onze heerlijke Friesche wouden arriveerden we bij Jeltje, die in den beginne niet bijster in haar schik was over onze komst, omdat ze het bezoek wat te onverwacht vond. Ze had zich voor deze gelegenheid zoo gaarne wat in haar Zondagsche plunje gestoken. Wij van onzen kant stelden haar al spoedig wat op haar gemak en in de eenvoudige kamer namen plaats, Jeltje, haar tweede echtgenoot, Auke Bosma, waarmee ze in '87 in den echt was getreden, haar zoon en haar dochter, 't Eerste wat Jeltje zeide was: „Haal me den stok eens", 't Begon er oogenschijnlijk ietwat dreigend uit te zien. De zoon verscheen met dezen stok, niet om ons de deur te wijzen, maar om ons eens te laten lezen, dat: Jeltje v. d. Werf met Jan Jongsma, in den volksmond Jan Tiek, en Auke Bosma, op 30 Jan. 1871, als 3 man aan de haak den 1sten prijs hadden gewonnen te Heerenveen, ter gelegenheid van een hardrijderij aldaar gehouden en uit¬ geschreven door de ons allen bekende ijsvereeniging Thialf. 1ste prijs ƒ 150.—. Johannes de Groot, van Akkrum, Maaike Rinkema en Murk Speerstra van Nieuwebrug, wonnen den tweeden prijs / 75.—. De stok was gekleurd in zwart met geel. Als aandenken ontving Jan Jongsma dezen stok, dien hij weer overdeed aan Jeltje. En waarom Jeltje zich op de hardrijdersbaan had durven wagen ? Och, een onbeduidende gebeurtenis was daarvan de oorzaak. Jeltje zou n.l. in 1870 een hardrijderij van mannen en vrouwen bezoeken in Dokkum. Toen ze in Dokkum aankwam, zei J. Steensma tegen haar: „We moeten ons JELTJE VAN DER WERF niet op het bolwerk laten ver- op 80-jarigen leeftijd. kleumen, maar ons liever laten inschrijven". Ze brachten het op de 4 en de hardrijder J. Jongsma vraagt na afloop aan Steensma : „Wie had je achter je rijden?" „Wel, Jeltje v. d. Werf", is het antwoord. er winter kwam, een kans te wagen. En deze winter kwam. In Oudkerk wonnen ze van paren direct een eersten prijs ƒ 80.—. In het zelfde Oudkerk won Jeltje van vrouwen een week later weer ƒ 50.—. Daarna in Leeuwarden nog eens een eersten prijs van mannen en vrouwen. De vrouwen ontvingen een gouden knipper (beurssluiting) en de mannen een tabakspot met een aanstekers comfoortje. Later verkocht Jeltje deze knipper voor ƒ 80.—. Ze legde er nog wat bij en schafte zich een gouden oorijzer aan. Jan Jongs m a, een flinke arbeider, had ook liever geld dan een kunstvoorwerp en verkocht zijn prijs voor ƒ 99.—, zegge ƒ 99.—. Hij wilde geen J 100.— vragen, omdat hij dan in een hoogere klasse in 't vervolg moest mederijden. Toen kwam de zooeven genoemde hardrijderij van Thialf, waaraan nog de bewuste stok herinnert. Deze stok zou een aanwinst zijn voor het museum van den Frieschen Ijsbond, doch zoolang Jeltje leefde, moest hij blijven hangen in de jachtweide, als herinnering en trophee. In Groningen won ze van paren nog ƒ 160.— en op 24-jarigen leeftijd kon ze zich de snelste rijdster van die dagen noemen. Toen trouwde ze, doch de vreugde was slechts van korten duur, want na 20 weken gehuwd te zijn geweest, ontviel haar heur echtgenoot. In haar weduwestaat won ze nog meer dan ƒ 1000.— aan prijzen. In Zutfen werden haar eenmaal 17 gouden Willems uitgereikt. Ze reed met Sjoerd Spoelslra, een schipper uit Bergum, doch deze had een zeer slecht gezicht en was bovendien zeer doof, zoodat het wel voorkwam, dat Jeltje op Sjoerd paste, inplaats dat Sjoerd Jeltje onder zijn hoede nam. „En dat kwam toch niet te pas, is 't wel?" zegt Jeltje. Later reed ze met Auke Bosma. Ofschoon deze denzelfden naam droeg als haar tegenwoordige echtgenoot, was het toch geen familie. Met deze Auke Bosma moest ze eenmaal in Groningen 5 maal tegen T h ij s en T r ij n t j e v. d. Berg rijden. De keurmeesters zeiden: „Gooi de prijzen maar bij elkaar, wanf het gaat hier om 't leven". Maar van deelen was geen sprake, ofschoon het ook in haar dagen wel voorkwam, dat „op de 3" werd gedeeld. Daarna reed ze met Albert Pasma. Voor de eerste maal te Oudkerk, waar ook de bekende hardrijder Okke v. d. Berg verscheen. Albert beweerde: „Die kunnen we niet hebben". „Doch ik", aldus Jeltje, vuurde mijn voorrijder aan en zei: „Rijden, nooit opgeven, niet omzien, maken dat we over de eindstreep komen" en.... de 1ste rif was kamp, de 2de rit was kamp, de 3de rit werd gewonnen, de 4de rit werd ook gewonnen en we hadden Okke verslagen. Dat was een prestatie in die dagen." Ik wil even mededeelen, hoe Jeltje me deze ritten beschreef : ,,lk lai Albert de hannen op 't krüs van de rêch, hwent ik hie sjoen, dat hy op 't midden ten de baen, lést kriege fen trochsakjen. Op sa'n menier kriege der hwet stevigheid en ik kriege sien poaten er wer bij". „Maar zulke ritten moet ge niet doen, als ge eenmaal getrouwd zijt", zegt Jeltje, „dat komt er te veel op aan". „Ik was anders in mijn jonge jaren reusachtig vlug. Ik lei mijn beide handen op de tafel en sprong er zoo boven op." In Sneek en Akkrum en nog vele andere plaatsen, die ze niet alle meer uit haar geheugen kon opdiepen, had ze prijzen gewonnen. Op 43 jarigen leeftijd reed ze nog mee in Leeuwarden. Ze was toen reeds grootmoeder en ofschoon ze geen prijs won, maakte ze toch geen slecht figuur. Een verslag uit het advertentieblad voor de provincie Friesland (Provinciale Friesche Courant; drukker en uitgever R. J. Schierbeek Lz) van 26 Februari 1895 las het oudje met duidelijke stem, zonder bril voor. Het luidde als volgt: Wedstrijden op schaatsen. Ons bericht omtrent het op Zaterdag 16 Febr. I.l. door de Nieuwe Leeuwarder IJsclub gehouden hardrijderij door vrouwen verdient nog eenige aanvulling. Met meer dan gewone belangstelling werd in den derden omloop tegemoet zien en gevolgd den uitslag van de ritten tusschen No. 39 J e 11 j e v. d. W e r f te Veenwouden en No. 41 Joukje Posimafe Midium. (de prijswinnares). De eerste was n.l. 43 jaar oud en de laatste 18 jaar, en wat de rit nog meer interessant maakte, was, dat no. 39 reeds grootmoeder is. Het bleek echter, dat Jeltje v. d. Werf, ofschoon zij natuurlijk in lange na niet meer was opgewassen in kracht en vlugheid op de schaats tegen Joukje Postma, niettemin een krachtige, flinke streek maakte niet alleen, doch de baan zelfs beide malen met veel meer snelheid, dus in veel korferen tijd aflegde, dan no. 24 en 29 van de lijst, die beiden belangrijk jonger waren dan zij. Naar ons van goed ingelichte zijde is medegedeeld, heeft Jeltje v. d. Werf een roemrijk verleden achter zich op het gebied van de ijssport. O.a. heeft ze reeds op 19-jarigen leeftijd met de bekende Jan Jongsma van Dokkum te Leeuwarden een prijs gewonnen bij een hardrijderij van mannen en vrouwen op dezelfde baan, waar ze nog zulk een kranig figuur heeft gemaakt", enz. Op 60-jarigen leeftijd kwam Jeltje zoodanig op het ijs te vallen, dat ze zich onder behandeling van Dr. Uffelie moest stellen en een jaar lang met een stok moest loopen. Behalve de kunst van schaatsenrijden verstond Jeltje ook nog de kunst van „op de kop" te schrijven. Zoo schreef ze het woord Veenwouden en mijn naam op den kop, zoodanig, dat ik het haar niet zou verbeferen. Eens had ze in Groningen een prijs gewonnen en toen het ijsclub-bestuur tegen haar zei, of er niet een telegram naar huis moest, antwoordde Jeltje : „Hebt U een stukje papier, dan zal ik het U even voorschrijven", en aan haar verblufte omstanders schreef ze dit telegram op den kop. Ook de kunst van spiegelschrift verstond Jeltje zeer goed. Met trots toonde ze me het portret van 4 geslachten aan den wand. Haar mede hardrijdster in die dagen Trijntje v. d. Berg, twee jaar jonger dan Jeltje was met haar op denzelfden datum jarig. Voor de curiositeit laten we hier enkele gedichten volgen, voorkomende op enkele hardrijderslijsten : Leeuwarder Hardrijderslijst van 1848 (32 beste rijders) Men brenge lof en roem aan al, wal volksfeest heet, En wat men in stad of land in Nederland ooit deed, Hetzij harddraverij, of rennen, schieten, kaatsen, Neen, wat het ook moog' zijn, het haalt in geene zaak Bij 't hooggeroemde feest van 't vroolijk ijsvermaak, Des wedloops om den prijs en roem en eer op schaatsen. Ja Friezen, roemt hierop, slechts éénig in zijn soort Is 't feest, dat gij thans viert: want ziet in welk een oord Dat buiten Friesland ligf, mocht men toch ooit aanschouwen Een volksfeest zóó als dit, dat immer vreugde biedt, En waar men op het ijs èn kracht èn vlugheid ziet, Van jongeling en maagd, van mannen en van vrouwen. Hardrijderslijst Dinsdag 8 Jan. 1901. 50-jarig bestaan „IJsclub" Leeuwarden. Wedstrijd in 't schoonrijden door Dames en Heeren Op de gladde banen Van der Friezen hoofdstad, Nu op eigen krachten Straks weer saamgekoppeld Tot een zwevend één, Golft in breede lijnen, 'f Sierlijk lijf gebogen, Als op aard'laars wieken Door den wind gedragen Kloek de rijder heen. Wedstrijd in 't Ringsteken door Dames en Heeren. Gewiegeld door 't dunne staal, Zacht zwevend als een veer, Rijgt hier de vrouw met teere hand, De ringen aan de speer. Wie 'f beste rijgt, ook 'f beste krijgt, Van d' uitgeloofden prijs. Zoo paart zich aan behendigheid De gratie hier op 't ijs. Hardrijderslijst Maandag 7 Jan. 1901. 50-jarig bestaan „IJsclub" Leeuwarden. 32 uitgenoodigde beroepsrijders. Toont nu, gij nazaat van vroegere helden, Eertijds de alom gevierden der baan Dat ge in vlugheid in kracht en volharding Bij Uwe voorvaan niet achter wilt staan. *) Zie Archief Friesche Ijsbond, Weef, daf er duizenden oogen U volgen Tijdens den strijd op hef spiegelglad ijs, Juichende zullen hem duizenden huld'gen Die hier mef eer verovert den prijs. Hardrijderij van mannen en vrouwen fe Leeuwarden 22 Februari 1855. Snel herwaarts Friesche landgenooten! Friesinnen komt ter baan ! U roept weer d' IJsclub, edele loten ! Van Adam, Pier en Tjamke Aan. Herinnering doe de naam herleven, Van Atze en Trijntje Reidinga, Om weer als Zij langs 't ijs te zweven, Snel hem en haar in vlugheid na. Verwin ze door Uw sneller rijden, Meesters in de kunst ! De lauwer zal U dan verblijden, Vol eere, zonder gunst. Bij den ingang van een hardrijdersbaan kon men eens het volgende gedichtje lezen : Redde skonken, sterke longen, Krêftich bloed en yz'ren wil, Moat in tüke rider hawwe. Dy de priis hjir winne scil. W. de Jong Jacobsz. wijdde een lang gedicht aan den wedstrijd van 21 Febr. 1838. „Het ijsvermaak op zee aan de kusten van 't Bildt." Prijswinnaar werd M. U. Noordenbos, Hallum. Premiewinnaar, H. F. A n e m a, Akkerwoude. DE MANNEN VAN TACHTIG. Wiebe H. Z ij I s t r a, geboren 7 Nov. 1855 te Uitwellingerga. Zijlstra, die in Februari 1879 voor de eerste maal zijn krachten op de smalle ijzers beproefde, won in het geheel 23 geldprijzen, alsmede een prijs, die bestond uit een gouden harloge met dito ketting, dat 6 Februari 1879 te Sneek werd gewonnen. In hetzelfde jaar won hij nog te Witmarsum en Parrega prijzen van ieder ƒ 50.—. Ook te Leeuwarden, Dokkum en Heerenveen won hij eerste prijzen. Zie Int. Wedstrijd Hamburg. Voor het laatst nam hij deel aan de Intern, wedstrijden op de Groote Wielen en te Heerenveen. Uit zijn tijd herinnert Zijlstra zich nog de „Oudstrijders" Franke A. de Jong te Oppenhuizen en Johannes R. de Vries van Uitwellingerga, die ook vele eerste prijzen wonnen. Zoo namen o.a. op 22 Jan. 1885 bij een hardrijderij van mannen fe Heerenveen (Thialf) 32 rijders deel aan een hardrijderij op een baan van 500 M., die aangelegd was in den vorm van een hoefijzer; de 1 ste prijs werd gewonnen door W. Zijlstra, Uitwellingerga, ƒ 150.—; 2de prijs, Veldhuis, Oppenhuizen, ƒ 50.—; 3de prijs, Hiemsfra, Westermeer; 4de prjjSi L. Prinsen, Heerenveen, ƒ 10.—. Snelstre rit 58 sec.. Bij dezelfde ijsvereeniging won hij van mannen en vrouwen met Mej. T r ij n t j e v. d. Berg, op 26 Jan. 1885, den eersten prijs, ƒ 120.—; 2de werden Joh. Rijpkema, Goïngarijp en Akke Rijpkema, Goïngarijp, ƒ 40.—; 3de werden Ben. Kingma, Grouw en T r ij n t j e K i n g m a, Grouw, ƒ 20.—; 4de werden A. Bouwhuis, Poppingawier en S. Bergsma, Rauwerd, ƒ io.-. Van Pieter Bruinsma zijn mij het juiste geboortejaar en de juiste geboortedatum niet bekend. Wel vond ik op een hardrijderslijst van de Vereeniging „de IJsclub" te Leeuwarden van Woensdag 12 Jan. 1887, hardrijderij van mannen en vrouwen, vermeld, dat Bruinsma den leeftijd had bereikt van 29 jaar. Hij zal dus wel geboren zijn in 1857. Bij dezen wedstrijd won hij met Dora de Vries, die evenals Pieter Bruinsma te Sneek woonachtig was, den eersten prijs, groot ƒ 100.—, terwijl Jeile v. d. Wal van Oudega met Catrina Hoeksma van Oostermeer den tweeden prijs ƒ 50.— behaalden. J. Rijpkema en A. Rijpkema van Goingarijp ontvingen een gratificatie. 17 Jan. 1887 won Bruinsma met Dora de Vries, nu beiden woonachtig te Dokkum, van 16 paren den eersten prijs, groot ƒ 120.— te Heerenveen (Thialf). Jelle v. d. Wal en Cath. Hoekstra van Oudega wonnen den tweeden prijs, groot ƒ 45.—. 13 Jan. 1887 had hij van mannen ( 13 snelle rijders) den prijs gewonnen. Benedictus Kingma werd toen tweede. De deelnemers waren behalve bovengenoemde twee hardrijders nog Jan Boersma, Tette Langhout, Sake Boersma, Rinze Wester, Marten Castelein, Pieter Wester, Jelle Kooistra, Jacob Naald, Dirk Postma, Klaas Kingma en Klaas Boersma. In Maart 1890 zou de ijsclub te Scharsterbrug nog een hardrijderij houden. De meeste ijsclubs waren daartoe niet meer in staat, omdat hun kassen totaal waren uitgeput. De prijs zou zijn ƒ 40.— en ook Pieter Bruinsma stond op de lijst. Algemeen dacht men, dat hij wel met de eer zou gaan strijken, doch het kwam anders uit: Jacob Clos van Oudehaske, wist hem te verslaan en werd prijswinnaar. Vele prijzen heeft Bruinsma nog weten te behalen. De juiste gegevens hieromtrent ontbreken me echter. Grooten naam heeft Pieter Bruinsma verworven 22 Jan. 1885, toen hij op de Groote Wielen bij Leeuwarden bij den befaamden internationalen wedstrijd als No. 1 uit het strijdperk trad. Met toestemming van den Kon. Ned. Schaatsrijdersbond laten we den officieelen uitslag hier volgen, terwijl we, wat den internationalen wedstrijd te Hamburg betreft, verwijzen naar wat daarover vermeld staat bij W. Tj. de Vries. Voor de prestaties op de Amsterdamsche IJsbaan, zie de belangstellende lezer naar de hierachter gevoegde bijlage. 1EDERLANDSCHE SCHAATSENRIJDSESBQNE. n«frov?/>'hf Annrt 1QKO BESTUUR: M. .1. \VALLER, te Amsterdam, ]'oorzitter. Mr. S. SALVERDA, te Leeuwardsen, Vice-Voorzitter- J. VAN lil TTIXGIiA WRJIIERS, te Leiden. Ie Secretaris. (i. Baron DE SALIS, te Amsterdam. 2e Secretaris- TI. KOT7FF. te Rotterdam, Penningmeester. Mr. M. M. \ AN HELOMA, te ileerenveen. H. .i. IHF.PITUIS. 'te Groningen. PROGRAMMA voor. DEN Inlernationalen Wetlstrijfl op Scliaatseii, te houden in den winter van 1884 1885 op een lateite bepalen dag op de Groote Wielen, bij LEE IJ WARDEN. Eerste Prijs: ƒ 600. — , en de Groote Gouden Cliampion-Medaille. Tweede Prijs: ƒ 300. — . Derde Px'ijs: „ 180.-. Vierde Prijs: „ 120.-. Afstand: circa U500 Meters met één, keerpunt. Inleggeld:/'6.— Inschrijvingstermijn: twee dagen vóór den Wedstrijd. Entree voor het publiek f . Donateurs en Eereleden hebben vrijen toegang. Leden van de toegetreden Vereenigingen betalen den halven tëntrée-prijs op vertoon van hun Diploma. Officieele uitslag van den internationalen wedstrijd op schaatsen van 22 Januari 1885, op de Groote Wielen bij Leeuwarden. Uitgeschreven door den Ned. Schaatsenrijdersbond. Judge (Rechter): de Heer Mr. S. Salverda. Tijdopnemers: Baron de Salis. J. A. Römer. Starters (Foartsizzers): de Heer A. H. Rienks en de Heer L. I. Olivier. Richting der baan : pal Oost-West. Weersgesteldheid: Dooi en Mist. Wind : Zuid-West Temperatuur : 36 a 38° F. IJs : glad en vrij hard, met 2 a 4 centimeter water er op. Tijd van No. 1 Tijd van No. 2 kracht van den wind p. M- Eerste omrit van 10 uur 10 tot 11 uur 15 min. P. Bruinsma, vrije rit; partij afwezig C. Goodman Tebbutt, vrije rit; partij afwezig Okke v. d. Berg, vrije rit; partij afwezig Klaas Huitema, sloeg S. S. Burlingham T. de Koning, vrije rit; partij afwezig D. Posfma, vrije rit; partij afwezig T. B. Veninga, vrije rit; partij afwezig B. Kingma, sloeg George Smarf R. v. d. Zee, vrije rif; partij afwezig W. Zijlstra, vrije rit; partij afwezig W. Zijlstra, vrije rit partij afwezig E. G. ten Kate, sloeg H. P. Wesfra ,n. s. i.572/5 4.09 4.10 4042/5 4.232/5 4.20 3.414/5 3.314/5 3.33 3.371/5 3.50 4.032/5 4.052/5 3.331/5 3.482/5 4.034/5 20 kilo 20 kilo 20 kilo 20 kilo 20 kilo 20 kilo 20 kilo 20 kilo 20 kilo 19 kilo 19 kilo 18 kilo Tweede omrit van 11 uur 15 min. tot 12 uur. P. Bruinsma, sloeg C. Goodman Tebbutt Okke v. d. Berg, vrije rit Klaas Huitema, sloeg T. de Koning T. B. Veninga, sloeg D. Posfma R. v. d. Zee, sloeg B. Kingma P. H. Wesfra, vrije rif W. Zijlstra, sloeg E. G. ten Kate 3.344/5 4.16 4.08 3.36 3.52 4.341/5 3.38 3.39 4.212/5 3.421/5 3.54 3.52 Derde omrit van 12 uur tot 12 uur 30 min. P. Bruinsma, sloeg Okke v. d. Berg T. B. Veninga, sloeg Klaas Huifema R. v. d. Zee, sloeg P. H. Wesfra W. Zijlstra, bleef staan, kwam boven aan op de lijst. 4.071 / 5 3.49 4.07115 4.09 3.512/5 4.114/5 17 kilo 17 kilo 16 kilo 15 kilo 14 kilo 13 kilo 13 kilo 13 kilo 12 kilo 11 kilo Vierde omrit van 12 uur 50 min. tof 1 uur. P. Bruinsma, sloeg W. Zijlsfra R. v. d. Zee, sloeg T. B. Veninga Kamprif voor 2de en 3de Premie 1 uur 15 min. W. Zijlstra, sloeg T. B. Veninga Kamprif voor prijs en 1e Premie 1 uur 25 min. P. Bruinsma, sloeg R. v. d. Zee I Prijs P. Bruinsma de 5 ritten gemiddeld in II „ R. v. d. Zee 5 „ „ „ III „ W. Zijlstra 4 „ „ „ IV „ T. B. Veninga 5 „ „ „ Beste record voor 1 rit R. v. d. Zee in 3 min. 26 LEEUWARDEN, 28 Jan. 1885. 3.551/5 3.26 3.473/5 3.373/5 3.501/5 3.431 /5 3.471/5 3.42 sec. bij 3.56 3.354/5 3.48 3.38 8 kilo 7lh kilo 7V2 kilo TI2 kilo med. ƒ 600 pl. gouden „ 300 „180 „120 71/'» kilo luchtdruk. Namens hef Bestuur van den Ned. Schaatsenrijdersbond: DE SALIS, 2de Secretaris. Voor het zeer uitgebreid verslag van den wedstrijd en de op dezen wedstrijd gevolgde prijsuitdeeling, die in de groote zaal van de Harmonie te Leeuwarden plaats vond, leze men het gedenkboek van den Ned. Schaatsenrijdersbond 1882—1932, waaruit het bovenstaande is overgenomen. Ook de heer S. H. Hijlkema wijdt aan dezen wedstrijd in zijn handboek voor de IJssport enkele bladzijden. Okke v. d. Berg werd 25 October 1857 te Rijperkerk geboren. (Overl. 1933). Sedert 1883 eere-lid van den Kon. Ned. Schaatsenrijdersbond. Zijn vader was schipper en als deze voer, zorgde zijn vrouw, die aan den wal bleef, voor de herberg. Op 15-jarigen leeftijd kwam Okke voor het eerst uit. Natuurlijk in den beginne op die wedstrijden, waaraan alleen zij mochten deelnemen, die geen geadverteerden prijs of stadsprijs hadden gewonnen. In Lemsterlands Nieuws- en Advertentieblad van 5 Februari 1876 las ik, dat 3 Februari '76 op de Zuiderzee een wedstrijd van mannen en vrouwen werd gehouden, waarbij Gabe de Vries van Hardegarijp met T r ij n t j e v. d. Berg van Rijperkerk den prijs behaalden, terwijl Okke v. d. Berg en Anna v. d. Berg de premie kregen. 26 paren namen aan dezen wedstrijd deel. In 1879 presteerde hij op de schaats zooveel, dat hij kon gaan hardrijden, waar hij wilde, om ook steeds met de prijzen thuis te komen. Zijn broer T h ij s was een zestal jaren ouder. Toen Thijs de hardste was, begon Okke dus pas aan te komen. Later werd Okke de baas en ze kwamen op zekeren dag overeen, dat Thijs verderop in Groningerland zijn geluk zou beproeven en Okke in Grijpskerk zou blijven. Nu wilde hef geval, dat hier in Grijpskerk ook iemand op de lijst voorkwam, waartegen Thijs vier ritten had moeten doen. Okke versloeg hem echter in 2 riften, waarover zijn vader, die den wedstrijd bijwoonde, natuurlijk zeer opgetogen was. Hier ontvingen ze een telegram van den Leidschen Studentenbond of Thijs nief kon komen hardrijden. De prijs zou zijn een gouden horloge met ketting plus ƒ 75.—, terwijl reis- en verblijfkosten zouden worden vergoed, maar Thijs zat ergens in Groningerland, waarom zijn vader aftelegrafeerde. Er kwam onmiddellijk een telegram terug of v. d. Berg niet iemand kon laten komen, die in snelheid Thijs evenaarde. „Dan moet jij er maar heen", zei hij tegen Okke en Okke ging, ofschoon moeder wel wat tegensputterde. Het gelukte hem den prijs te behalen. Aan de binnenzijde van het horloge staat gegraveerd: 27 Januari 1879. Toen het rijden zou beginnen, was algemeen de opinie, dat een zekere Arie v. d. Berg uit Benthuizen (Z.H.) den prijs zou winnen. Hij kon zoo hard meende men, dat hij onder 't hardrijden wel op zijn horloge kon kijken, hoe laat het was, zonder kans te loopen iTanu^rvan datzelfde jaar trok Okke naar Amsterdam terwijl 4 Leidsche studenten hem vergezelden en ook hier wist hij den prijs van ƒ 200.— te bemachtigen, waardoor hij dus vanzelf in vervolg in een hoogere klas moest meerijden. Hij ging weer terug naar Friesland en ook hier bleek hij de snelste rijder te zijn. Hij kwam o.a. nog uit in Dokkum en Groningen. In 't Leidsche dagblad van 5 Februari 1879 kwam hef volgende voor: Volgens geruchten zou Okke v. d. Berg, de koning der schaatsenrijders van zijn verleden week alhier en te Amsterdam behaalde overwinningen niet veel vruchten geplukt hebben^ ^ hardrijder, in de hoofdstad zou n.l. zijn dood tengevolge gehad hebben. Het gerucht blijkt echter onwaar te zijn, wanf heden reed hij weer te DiTwas 4 Februari, toen Okke en Thijs weer naar Amsterdam togen. Hier waren ook Ulbe van Dijk, Kerst Bottema en Jouke Schaap. Na vele ritten moest Thijs het laten zitten tegen Kerst Bottema, die de premie won, terwijl Okke de ƒ 250-— behaalde. , Twee winters was Okke (met M. Castelein) vast en zeker de hardste rijder en iederen winter kon hij ƒ 1000— schoon geld overleggen en daar was het hem ook hoofdzakelijk om te doen. Hij zou trachten met schaatsenrijden een kapitaaltje over te verdienen, om daarmee verder zijn geluk in 't leven te beproeven en als men hem dan ook later vroeg: „Waar zijn de prijzen, Okke? dan kon hij met voldoening U zijn veesfapel aanwijzen. Okke had 5 papieren medailles (zie bij Hette v. d. Meer) in zijn bezit gehad en toen hij de zesde won te Grouw en dus aanspraak zou hebben op de ƒ 60.—, door den IJsvereenigingsbond uitgeloofd, bleek het, dat de IJsvereenigingsbond was ontbonden. De kwestie met deze medailles zat hem zoo, dat van hooge prijzen ƒ 10.— door den bond werd ingehouden, als n.l. de IJsclub, die den prijs liet verrijden, bij den Bond was aangesloten. Hoeveel prijzen Okke precies had gewonnen, kon hij niet meer zeggen. Op een hardrijderslijst van Thialf 1904 vond ik achter zijn naam vermeld : 54 prijzen en 8 premiën. In Dokkum was hem, toen hij hier drie maal den prijs had gewonnen een schaatsje geoffreerd, dat hem vrijen toegang op de baan Eenmaafwist een zekere Entjes uit Winschoten hem te verslaan Toen hij thuis kwam, verwonderde zijn vader zich daaro^ei'bekeek zijn schaatsen en 't bleek, dat deze zeker doordat Okke over een hard voorwerp had gereden, zooals we dat in t Friesch zeqqen : „omleinen". Gelukkig was de kwaal spoedig verholpen, want vader sleep de schaatsen altijd zelf. In Akkrum won hij dan ook een volgende gelegenheid weer den eersten prijs. 't Toeval wilde, dat Okke deze Entjes in Utrecht, waar ze beiden weer zouden uitkomen, op de baan ontmoette. Hem werd door Entjes toegevoegd: „Wat doest dou hier? Do kanst mij toch niet beriede". „Dat zal zoo aanstonds uitgemaakt worden", zegt Okke en 't bleek, dat nu de schaatsen in goede conditie waren, hij weer met den prijs zou gaan strijken. Toen wilde E. gaarne overleg plegen, doch Okke antwoordde hem, dat hij zijn eer als goede Fries niet te grabbel wenschte te gooien. Entjes werd verslagen door Dirk P o s t m a 1), die dien dag de ./ 75.— won, terwijl Okke weer ƒ 150.— rijker geworden was. Ook toen Okke reeds getrouwd was, heeft hij op een winter nog eens in totaal ƒ 600.— gewonnen en in zijn geheele hardrijders loopbaan zeker wel 41/2 duizend gulden. in 1880 verscheen in Eigen Haard, over hem een artikel, terwijl ook in dit tijdschrift een jeugdportret van hem werd opgenomen. Zeer zeker zullen Okke en zijn vrouw op hun levensavond nog dikwijls gesproken hebben over den roemruchten tijd, toen Okke als hardrijder triomfen vierde. Niet altijd werd er om geldprijzen gereden. Zoo vond ik opgeteekend in de Leeuwarder Courant van 3 Februari 1879, dat in Dokkum werd gereden om een prijs, die bestond uit 20 pond spek, 20 kop erwten, 200 turven, en als premie 12 pond spek, 12 kop erwten en 100 turven. 2 gratificatiën : 8 pond spek, 8 kop erwten, 100 turven. Ook werd 28 Febr. 1929 nog een hardrijderij achter den Prinsentuin gehouden, van gehuwde mannen, om eetwaren, brandstoffen, kleederen etc. Niet minder dan 462 hadden zich voor dezen strijd aangegeven. Wie er in den eersten rit werd afgereden, ontving dadelijk 1 wittebrood, 2 pond boter en 1 pond havermout. Woensdag, 31 Dec. 1890 was te Leeuwarden een dergelijke hardrijderij gehouden, waaraan niet minder dan 427 rijders deelnamen. Thijs van de Berg deelde in de Asser Courant mede, dat door de tam. v. d. Berg bij de laatste hardrijderijen 1879, de volgende prijzen waren gewonnen: T h ij s v. d. Berg. Poppingawier Winschoten Bergum Groningen Paterswolde Warfhuizen Bafloo Winsum Zoutkamp Drachten Groningen (pr.) Totaal Okke v. d. Berg. ƒ 60.— Grouw (pr.) ƒ 32. „100.— Rijperkerk „ 75. „ 90.— Rinsumageest „ 50. 11 50.— Veenwouden „ 50. 11 40.— Grijpskerk „ 80. 11 50.— Wirdum (met Antje) „ 40. 11 25.— Leiden, met gouden „100.— horloge plus ketting „100.— „100.— Amsterdam „200. „ 60.— Kollum „ 80.— „ 50.— Amsterdam „ 250. Groningen „130 ƒ 725.— Totaal . ƒ1087.— *) Zie voor Dirk Postma, geb. 1857, Archief Friesche Ijsbond. T r ij n t j e v. d. G. de Vries. Drachten Dokkum Akkrum Groningen Winschoten Leeuwarden Baard Dokkum (pr.) Bolsward Leeuwarden Berg met (pr-) ƒ 80.„ 100„ 80.„160.„ 80„ 50„ 60„ 40„ 1 20„ 150- Hendrik v. d. Berg met Boukje Leenstra. Hardegarijp (pr.) ./ Witmarsum n 20.60- Totaal . ƒ 80.— S j o e r d v. d. B e rg won eenige gratificatiën. Albert v. d. Berg met Romkje Krol een prijs van jongens en meisjes 22 Januari 1881. Harlingen. Mannen en vrouwen. Prijs ƒ 100 — T h ij s v. d. Berg en T r ij n.t j e v. d. Berg. In 't Friesch Volksblad van 30 Jan. 1881 werd een gedicht geplaatst van de hand van P. J. Troelstra. Oan Thijs en Trijntje v. d. Berg do 't hja to Ljouwert de priis woün hiene, 26 Jan. 1881. Stoere bern fen Fryslans Walden Ut in laech, sa kras en dreech Sterk en krigel as de offaer, 'k Achtsje jimme tige heech ! 'k Wol yn d' alde Fryske tonge Jimme in sluchtwei sankje sjonge. As jimme oer de banen stouwe As jimme waeije oer 't speeglich iis Kin my 't hert fen nocht optille, 'k Siz mei greatskens: 'k bin in Fries 't Is my jamk, as foar myn eagen d' alde Friezen hinnen fleagen. O, dat wienen bazen keardels Mannen fen it echte skaei; Fusten hien hja, swier as slaeijen, En in lichem, sterk en taei; Gouden hier en blauwe eagen, Dy 't fry om hjar hinnen seagen. For nin Kenning koen' se bügje, 't Lichtste jok wier hjar to swier; Yn de kriich dêr wier hjar libben, En it wier hjar greatste tier Oer in Mar of poel to strüzen, As de wylde stoarmen rüsden. Yn jimme herte brüzet yitte D' alde kriich en d' alde moed; Noait scill' jimme 't sitte litte Steech foarüt wol 't Fryske bloed; Libb'ne tsjügen scill' jimme bliuwe Fen dy alde wetterljuwe. Gysbert Japiks libbet iwich Yn 't golle Friezne hert; En Tjerk Hiddes greate namme O, in Fries forjit him net. Hwa scil Halbertsma forjitte ? Net in F r i e s, hy libbet yette. Neist dy nammen, Thijs en Tryntsje Bliuwt ek jimmes grif bestean; Van den Berg's romrofte namme Scil in Fryslan noait forgean. Hwet de tiid ek mei bidjerre, Jimme eare scil net stjerre. Ook Tjibbe Geerts greep naar de pen en dichtte: Okke v. d. Berg, dou heste Fryslans, alde rom net skeind, Hwa 't ek tsjin dy weagje doarste, Dou bist master bliauwn, jong teint. Lok en seine, mei dy gloarje, Leiden, Amsterdam, men skriuwt Fries, dyn rom yn Lans-histoarje, Dy 't mei 't ys net hinne driuwt. Lok myn frjeon, bliuw folie mans, Libje lang yn eare en glans. Johannes Baarda wijdde hem een naamdicht. Marten Arends Castelein (Mij medegedeeld door den heer J. Mulder, schoonzoon van M. A. Castelein). Overl. 4 Juli 1934, geboren 20 Juli 1857 te Oude Miede onder Suawoude; dus in het echte waterland. In die dagen bestonden er nog zoo goed als geen waterschappen. Het rijden zat hem in het bloed, getuige het feit, dat zijn vader Arend H. Castelein, geb. 1813, op zijn beurt een geducht hardrijder was. (Overl. 1891). Deze A. H. Castelein won b.v. 12 Dec. 1844 te Leeuwarden den 1 sten pi-jjs en verder in de komende jaren nog verschillende stadsprijzen. Op 4-jarigen leeftijd (1861) leerde Marten het schaatsenrijden en in 1933 ging onze 76-jarige er prat op, dat hij het iederen winter nog gedaan had, uitgezonderd dan die enkele keeren, dat er geen ijs was. Als schooljongen reed hij al mee aan hardrijderijen van jongens beneden de 13 jaar, o.a. te Leeuwarden. De aangifte was steeds bij L. Eigelaar en er werd dan gereden op de Gracht bij de Oude Waag. Ook reed hij wel op hef Vliet, waar destijds de Steenen Molen stond. Hoeveel prijzen en premies hij foen wel gewonnen heeft, is niet meer precies na te gaan, doch zeker wel twintig. Bijzonder waardevolle prijzen waren dit natuurlijk uit den aard der zaak niet. Ouder geworden, kwam hij in een andere klasse van rijders en dong hij mee om kleine geldprijzen. Ook hier mocht hij menig succes boeken. Eerste prijzen werden o.a. gewonnen te Rustenbrug, Froske Polle, Hempens, Tietjerk, Hardegarijp, op de Lange Meer bij A. Spijkstra en andere plaatsen. Hij bleef dus nog „bij honk". Totdat hij zich waagde aan een hardrijderij te Warga, waarbij een prijs geadverteerd was van ƒ 40.—. Castelein won dezen prijs. De premie viel ten deel aan Bruinsma van Sneek. Hierdoor kreeg hij moed; hij trok de stoute schoenen aan en gaf zich twee dagen later op te Leeuwarden, waar hij den prijs van ƒ 130.— wist te behalen. (27 Januari 1879). Dit was de inzet van een reeks overwinningen, die zijn naam als hardrijder over het geheele land vestigden. Vele 1 s'e prijzen heeft hij in dezen glorietijd gewonnen, MARTEN CASTELEIN. Trijpen pantoffels. Bruin pak. zooals te Amsterdam, Edam, Utrecht, Groningen, Leeuwarden, Heerenveen, Grouw, Wartena, Warga (2 maal), Oudkerk, Oppenhuizen (3 maal), Kollum 2 (maal), Deventer, Wolvega (2 maal), Akkrum. Hierbij waren twee prijzen van ƒ 200.— en wel te Amsterdam en te Deventer. Het spreekt van zelf, dat er behalve deze prijzen ook verscheidene premies werden bemachtigd. Al die prijzen zijn gewonnen op gewone Friesche schaatsen (geen doorloopers) uit de fabriek A. K. Hoekstra te Warga. Evenals de meeste rijders uit dien tijd reed Castelein steeds op lage pantoffeltjes. De zwaarste concurrent van Castelein was zeker wel O k k e v. d. Berg. Ze waren even oud en dongen tegelijk om de groote stadsprijzen. Toen Castelein den bovengenoemden prijs van ƒ 130.— te Leeuwarden won (27 Jan. 1879) reed Okke v. d. Berg te Leiden en won daar den prijs van ƒ 250.—. Sindsdien kwamen ze vaak tegenover elkaar en een paar jaar lang moest Marten Okke als zijn meerdere erkennen. Wel ontliepen de beide rijders elkander niet veel, doch steeds moest Castelein het tegen v. d. Berg afleggen, zij het dan ook bijna altijd in drie ritten, totdat ze den 19 Jan. 1881 weer tegenover elkander kwamen te Leeuwarden. Hier werd Okke in 4 ritten door Marten geklopt. Het was een felle kamp, doch Castelein wist nu, dat hij inderdaad v. d. Berg kon verslaan en bleef sindsdien zijn meerdere. Toch had v. d. Berg toen zeker al wel ƒ 1000.— meer gewonnen dan Castelein. Nog wat graag vertelde onze oud-hardrijder van zijn gloriedagen en steeds was hij vol lof over de prachtige regeling, die door al die ijsclubs was getroffen en over de gulle ontvangst, die hem overal werd bereid. Alleen te Oudkerk schijnt in die dagen de directie in verkeerde handen te hebben gezeten. Althans over de behandeling daar was Castelein minder goed te spreken, ja volgens hem was het daar „beneden alles". Overigens niets dan mooie en prettige herinneringen. De mooiste banen, waarop hij gereden heeft, waren volgens hem die te Edam, waar de hardrijdersbanen geheel waren uitgezaagd, waarna het daardoor ontstane water in een nacht zonder wind weer was bevroren, zoodat deze banen buitengewoon glad waren. Ze waren afgerasterd met gaas, waarachter het publiek kon rijden. Om deze banen voor het publiek weer een afrastering, iets hooger dan de vorige, waarachter een ruimte voor arresleden, waarvan een druk gebruik gemaakt werd, het geheel leverde een buitengewoon mooi gezicht op. Er werd in maskerade costuum gereden. Castelein reed in een wit clownpak met roode rozen en hij had daarbij een lange puntmuts op z'n hoofd. Om de costuums hadden ze geloot. Wiens costuum te klein was kreeg een ander; doch te groot waren ze natuurlijk nooit. Toen onze Friezen te Edam kwamen (behalve Castelein waren ook Dirk P o s t m a en Pieter Bruinsma overgekomen) weigerden de andere 83 *) Zie foto. rijders mee te doen. Door het cordate ingrijpen van de Directie, die verklaarde, dat de wedstrijd zou doorgaan, al zouden dan ook de Friezen alleen rijden, liep echter verder dien dag alles vlot van stapel. Ook over Heerenveen raakte de oude heer nooit uitgepraat. Het was den 22sten December 1879, toen hij daar van 120 rijders den prijs won, gouden horloge met ketting + ƒ 25.—. Bote Duikers van Hommerts won den tweeden prijs, zilveren horloge met ketting en een gouden tien guldenstuk. Het publiek was in zeer grooten getale opgekomen. Men zegt, dat de Directie daar meer dan ƒ 2000.— aan entrée op de baan inbeurde. Alles was buitengewoon teestelijk. Heerenveen was getooid met eerepoorten van ijs, waarop de levensgroote figuur van Jouke Schaap en Anke Beenen, twee geduchte hardrijders „van paren" in hun tijd. 's Avonds was er groot vuurwerk op het ijs. In de stampvolle Posthuiszaal werd Castelein den prijs door den Heer van Heioma overhandigd, waarna hem door het publiek werd toegezongen : Foar earst 'n kreftich rjucht en sljucht Foar him dy d' earepriis helje mocht Kom stean wy allegjearre op En dreune ta syn ear üs rop Hoesee, hoesee, hoesee ! Hat hy troch krsft en fluggens woun op 't iis Hy wint yet meer op Fryske groun de priis. Sa klink' syn rom yet meer en meer, Foar him gjit nou sa'n trye keer, Hoesee, hoesee, hoesee ! Indien ergens, dan is Castelein dien dag te Heerenveen zeker bejubeld. In den nacht reden hij en de zijnen nog terug naar Warga. En dan Akkrum, waar hij waarschijnlijk wel zijn snelsten rit gereden heeft ! Eenige dagen voor deze hardrijderij had Castelein den prijs gewonnen te Groningen, waar Wybe de Vries tweede werd. Beide heeren werden toen uitgenoodigd in Engeland te komen hardrijden, welke uitnoodiging ook door hen beiden werd aangenomen. Op hun reis naar Engeland, werden ze echter te Zwolle achterhaald door een telegram, meldende, dat de rijderijen in Engeland wegens ingevallen dooi niet doorgingen. Dan maar door naar Deventer, waar dien dag de 1e prijs door Castelein werd bemachtigd. Eenige dagen daarna verschenen beide rijders te Akkrum. Natuurlijk was de eer, die hun te beurt gevallen was door de uitnoodiging om naar Engeland te komen, reeds tot de daar aanwezige rijders doorgedrongen en het bleek aldra, dat alles er op gezet werd om ,,de beide Engelschen" te slaan. Toen dan ook Wybe de Vries door Okke v. d. Berg in twee ritten geslagen werd, riep deze uit: „Dat is één Engelschman". Castelein begreep, dat dit beteekende: „Straks de tweede !" Doch onze kleine Fries was dien dag bijzonder goed op dreef, zoodat, toen hij en Pieter Bruinsma op de streep stonden en deze riep: „Do scilst d'r óf" hij begreep, wat er op het spel stond. In twee ritten werd Bruinsma glansrijk geslagen en zoo ging het dien geheelen dag. Geen der tegenstanders had ook maar een schijn van kans. Ook op v. d. Berg, den premiewinnaar, behaalde hij in beide ritten een groofen voorsprong. Men zal vragen, hoe het kwam, dat deze rijder, die toch onder de eersten van zijn tijd gerekend moet worden en eenige jaren aan de spits heeft gestaan, op de Internationale Wedstrijden op de Groote Wielen, die toch ook in dien tijd zijn gehouden, zoon pover figuur sloeg. Dit was te wijten aan een toevallige omstandigheid, die weer verbandt houdt met de rijderij te Amsterdam, waarover eerst nog het een en ander. De Amsterdamsche banen waren in het Vondelpark. In verband met de vorm van de vijver was de baan eenigszins krom, zoodat men op het eene eind staande, het andere eind van de baan niet kon zien. In het midden van de baan was daarom nog een derde „wip" geplaatst, om de seinen van het eind der baan gegeven, door te geven. Wie vóór den wind de lange buitenbaan kreeg, had dus in den wind op de kortere binnenbaan, en verkeerde daardoor in een aanmerkelijk gunstiger positie dan zijn tegenstander. De strijd, die 20 Dec. 1879 plaats had, en die door 74 rijders werd gevoerd, werd ten slotte door Castelein gewonnen. De ƒ 200.— kon hij onmiddellijk in ontvangst nemen. De premie van ƒ 60.— ontving Arie van den Berg. Dat het te Amsterdam weer extra snel gegaan was, mag blijken uit een uitdrukking van dezen Van den Berg, die Castelein steeds heeft onthouden: „Ik dacht, toen we een klein eindje weg waren en jij de lange baan had, krabbel nou maar aan; maar toen je de halve baan had, had je de ver in en daar vloog je heen". Beide rijders verschenen ook te Utrecht en wonnen daar weer de prijzen. Castelein werd eerste, Van den Berg tweede. Deze Van den Berg was een zeer vriendelijk en voorkomend man en lichtte Castelein voor bij het kiezen van reisgelegenheid, enz. bij zijn reis den volgenden dag naar Edam. Wederkeerig beloofde Castelein hem zijn steun, als Van den Berg een week later naar Friesland zou komen om op de Groote Wielen mee te rijden. En het was deze belofte, die de oorzaak was van zijn falen bij die groote wedstrijden. Getrouw aan de afspraak stond Castelein den morgen van den grooten dag aan het station te Leeuwarden om Van den Berg af te halen. De trein kwam met een aanzienlijke vertraging aan, en het bleek, dat Van den Berg niet was meegekomen. Was de trein op tijd geweest, alles was dan nog wel terecht gekomen. Doch nu moest Castelein zich haasten om nog op tijd op de Groote Wielen te zijn. Hard loopen door de stad. Buiten gekomen bleek de vaart onder water te staan, zoodat rijden was uitgesloten. Dus — maar weer verder loopen. leder, die den afstand station—Groote Wielen kent, begrijpt wat dit wil zeggen. Doodmoe kwam hij op de Wielen aan, toen zijn nummer reeds was opgehangen en zijn tegenrijder P. Westra al in de onderkleeren klaar stond. Het bleek al dadelijk, dat C. te veel van zijn krachten moest vergen. Hij maakte een zeer slechte tijd en was zoo uitgeput, dat hij voor hef aantrekken van zijn kleeren moest worden geholpen. Op die groote tijd is natuurlijk een tijd van inzinking en verval gevolgd. Hij heeft er zich later nog aan gewaagd om mee te rijden voor mannen en vrouwen, o.a. te Giekerk, Wirdum en Leeuwarden, doch de glorietijd was achter den rug en kwam, ook in dezen nieuwen tak van hardrijderij niet terug. Een zoon van Marten, Sipke Castelein, was eveneens een snelle rijder en won ook vele prijzen, terwijl ook Grietsen tof de bekende rijders behoort. Merk Kingma, geboren 28 1862. Merk vertelde me, hoe ze eens op de Veluwe naast zich hadden een slapende reismakker. Nadat de trein weer eens gestopt had, werd deze metgezel wakker en vroeg: „Waar zijn we?". Toen hem geantwoord was, werd de man bijna wanhopig. Hij was wel een drietal stations te ver en geld had hij niet bij zich. Kingma kreeg medelijden, ging met de pef rond en had al spoedig waf geld ingezameld, dat hij den medereiziger gaf. Toen de trein stilhield, nam onze seigneur beleefd de pet van zijn hoofd en zeide met een hoffelijke buiging: „Ik dank de heeren wel. ik wensch U goede reis. Ik ben juist, waar ik wezen moet". Op zekeren dag hadden ze in Balk gereden, 's Avonds moesten ze naar Grouw terug, doch de sneeuw was begonnen te vallen, en de Slotermeer zat vol kistingen. Na een zeer gevaarlijken en avontuurlijken tocht bereikten ze de overzijde van het meer. En over „trainen" gesproken, zegt Merk: „Eerst werden zooveel mogelijk diepe kniebuigingen gemaakt, daarna werd een 20 minuten hard geloopen en tot besluit een koud bad in de vaart genomen". Ook een manier van doen ! Op zekeren keer moest Merk rijden in Groningen. Mede stond ingeschreven Bram Hesling, student in de medicijnen en een bekend snelle rijder. Als het gaat om prijs en premie moeten Merk en Bram tegen elkaar kampen. Merk wint den eersten rit op het nippertje, waf onder de Groningers een stormachtig gejuich doet opgaan. Dit maakte Merk wat ijzig en hij spreekt met zich zelf af, den Groninger te verslaan, waf hem met den derden rit ook gelukte. Een oogenblik later rijden de studenten langs de baan mef een spotprent, waarop Bram is gelauwerd en Merk „de pong" om de hals draagt. „Doch Merk had de ƒ 100.—" vertelt hij me en daar was het hem om te doen. Op 16-jarigen leeftijd was hij begonnen te hardrijden en op 32jarigen leeftijd had hij nog een eersten prijs gewonnen te Warga. Op 40-jarigen leeftijd een eersten prijs in Heerenveen. Totaal won hij 90 prijzen en premies. Merk kon ook wel eens ondeugend wezen: Zoo waren ze eens in de Krimpenerwaard. 17 rijders stonden ingescreven en Merk had No. 17. Toen de helft der rijders geen kans meer had, en de lijst dus nog 9 deelnemers toonde, vroeg 't Bestuur aan Merk: „Hoe doen jullie nou in Friesland?" „Wel", zegt Merk „het hoogste nummer heeft altijd den vrijen rit . Zoo bleven van de 9 nog 5 en van de 5 nog 3 rijders aan. Bij den prijs en premie moest onze deugniet, — hij wist dit wel, — tegen Termolen verliezen. Wel kwam hij dus gemakkelijk aan zijn premie. In Heerenveen moesten Merk en zijn broer Benedictus ') nog om prijs en premie rijden. Halfweg de baan zegt Merk: „Kun je niet wat harder ?" „Neen", hijgt Dix. Merk kon natuurlijk zijn broer niet te ver achter zich laten. Op een tentoonstelling in 1904 in den Haag heeft zijn wollen beveronderpak, waarin hij bij de hardrijderijen steeds reed, nog BEN. KINGMA. (Cliché K. N. S. B.) voor een der Haagsche winkelruiten dienst moeten doen, zeker voor reclame. 23 Jan. 1905 won Merk Kingma van 28 oud-hardrijders te Heerenveen den eersten prijs, een zilveren medaille van H. M. de Koningin. W. Velstra van Oudkerk werd No. 2. Thialf. 25 Febr. 1886. 27 rijders. 1. M. Kingma, Grouw, ƒ 100.—; 2. B. K i n g m a, Grouw, ƒ 30.—. 17 Jan. 1887. 39 rijders. 1. M. Kingma, Grouw, ƒ 100.—; 2. R. v. d. Ze e, Workum, ƒ 30.—; 3. K. Bottema, Oldeboorn, ƒ 10.—. 17 Jan. 1889. 2 mannen, 1 vrouw a. d. stok. 1. M. Kingma, Grouw; Tj. Kingma, Grouw; Ben. Kingma, Grouw, ƒ 150.—. 2. K. Bottema, Oldeboorn; /.ie voor Ben. Kingma, geb. 1860, -j- 1907, Gedenkboek v. d. Ned. Schaatsenrijdersbond. IJ. W a g e n a a r, Heerenveen '); G. Kuipers, Heerenveen, ƒ 60.—. 3. J. Wiersma, Joure; Anna Bokma, Langweer; J. Romkema, Joure, ƒ 30.-. 6 Dec. 1890, 1609 M. Beroepsrijders. 1. J. Swart, Engeland, 3 m. 74/p sec.; 2. M. Kingma, Grouw, 3 m. 84/s sec.; 3 G. See, Engeland, 3 m. 113/B sec.; 4. M. v. d. Schaaf, Terhorne, 3 m. 174/5 sec. 21 Febr. 1892 reed Marten de 1609 M. in 2 m. 57.4 sec. te Haman. Ook van mannen en vrouwen won hij met GrietjeVeenstra van Wirdum. 8 Jan. '94, te Grouw 21 Jan., te Balk, 22 Jan., te Jorwerd 6 Febr. '97 te Leeuwarden en 5 Jan. 1901 te Grouw, prijzen. Grietje Veenstra, wist ook met S i e t s en v. d. S c h o o f te Grouw een 7 tal prijzen te behalen, terwijl zij ook alleen meerdere prijzen won. W. Tj. de Vries, geboren 28 Januari 1865 te Molenend onder Oenkerk. Reeds tusschen de 13 en 16 jarigen leeftijd werden door de Vries 3 prijzen en 1 premie behaald. Van zijn 19de tot 27ste jaar begon volgens zijn zeggen „het groote spel". Niet minder dan 60 prijzen, 45 eerste en 15 tweede en derde prijzen werden behaald. Een kleine gouden medaille herinnert nog aan zijn strijd in Hamburg, terwijl een zilveren medaille te Groningen en een insigne, gewonnen te Dokkum, de herinnering aan zijn glorietijdperk als hardrijder levendig houden. Ook werden twee zilveren horloges gewonnen. Zijn laatste wedstrijd dagteekent uit den tijd toen hij in Groningen van mannen en vrouwen den eersten prijs behaalde. In het zelfde jaar won hij ook te Akkrum den prijs van mannen en vrouwen. De Van den Bergen zijn aan hem verwant, als neven van Moeders zijde. Wel stamt hij dus uit een geslacht van hardrijders. Als 19-jarig jongmensch kwam hij uit de lucht vallen, volgens zijn zeggen en wist tot ieders verbazing in Groningen den eersten prijs te behalen. Met Mej. Doniavan Baard1) won hij den 1sten prijs te Balk, terwijl in Groningen een tweede prijs werd behaald. In de steden Hamburg, Amsterdam, Leiden, Zwolle, Groningen, Dokkum, Leeuwarden, Sneek, Harlingen en te Drachten en Oud- kerk werden groote prijzen gewonnen en verder nog in tal van kleinere plaatsen. De wedstrijd te Hamburg. Zie gedenkboek en bijlage Ned. Schaatsenrijdersbond 1885— 1886: Wat Friesche hardrijders wonnen. Nevenstaande foto werd genomen te Altona bij Hamburg. De Vries was toen 20 jaar. >) Zie archief Friesche Ijsbond. Wat betreft den wedstrijd te Hamburg, nemen we uit het gedenkboek van den Koninklijken Nederlandschen Schaatsenrijdersbond (1882—1932) het volgende over: Buitenland. Met Hamburg was reeds herhaaldelijk correspondentie gevoerd over een wedstrijd van 1609 M. (1 Eng. mijl) en des te WIEBE DE VRIES. Foto genomen te Hamburg. liever werd thans de uitnoodiging aangenomen, omdat ook Axel Paulsen aldaar zou uitkomen. De wedstrijden waren uitgeschreven door de ijsclubs van Hamburg en Alfona en zouden gehouden worden op de Heiligengeistfelder Eisbahn. De vorm der baan was driehoekig, mef afgeronde punfen. Er werden eenige contracten met Paulsen gesloten, waarna eindelijk op den 22sten Januari (1886) kon worden gereden. Voor Nederland startten: T. B. Veninga, Giekerk; Wiebe de Vries, Oenkerk; Benedictus Kingma, Grouw; W. H. Zijlstra, Uitwellingerga; Arie v. d. Berg, Benthuizen; P. Bruinsma, Sneek; G. M. Minnema de With, Leeuwarden. Aan goeden raad en bemoediging heeft het onzen Nederlandschen Kampioenen, die te Hamburg de eer van het land zouden ophouden, niet ontbroken. Was dit tot dusver in proza geschiedt, ook de poëzie mengde zich in het koor, blijkens onderstaand gedichtje in de Leeuwarder Courant: Voorzeker denkt ge aan den dag, Nu weer de vorst komt kijken, Op welken v. d. Zee de vlag Voor Paulsen moest gaan strijken, Dat thans de Noor de eerkroon draagt Dat kunt ge niet verkroppen, Gij wenscht slechts dat de morgen (daagt, Om weer met hen te kloppen. Want ieder Uwer deed het zeer, Dat in het rijk der Noren Bij Christiania 's lands eer Zoo eensklaps ging verloren. Bravo. Vandaar dan ook, dat de Bond 'A. Paulsen weer ging dagen, Om bij Hamburg, op Duitschlands (grond De kamp nogmaals te wagen. Maar niet gezonken is Uw moed, De moed van onze vad'ren, Warm vloeit het Nederlandsche U allen nog in de ad'ren. Op dapp'ren dus, bereidt U voor ! Strijdt allen als een held ! Weest onversaagd, bevecht den Noor Op 't Heiligen Geesten Veld! Kan 't zijn, neem schitterend revanche; Herwint verloren eer, En keert, versierd met eerekrans Tot vriend en magen weer. Kalenberg (Overijsel) Jan. 1886. G. DE BOER. De wedstrijd, tegen 1 uur aangekondigd, kon eerst te 21/2 uur beginnen, daar het sedert den vroegen morgen erg sneeuwde, zoodat de baan steeds door ongeveer 100 man schoongehouden moest worden. Voor den aanvang der wedstrijden werd de baan nog officieel opgemeten en niet 750 M., maar slechts 701 M. lang bevonden, zoodat de start van 1609 M. verder teruggebracht moest worden, dan waarop hij aangegeven was op den eerst toegezonden plattegrond. Omtrent den uitslag wordt verwezen naar onderstaanden staat. Vrijdag 22 Januari 1886. Wind. N.W. winddruk matig. Weersgesteldheid: betrokken, hevige sneeuwbuien. Temperatuur: 1/2 graad onder 0. IJs: Vrij goed met wat sneeuw. Eerste Heaf op 1609 M., nu met 7 bochten. Cordts — — passeerde den eindpaal niet. Gronema 4 min. 0.7 sec. v. d. Berg 3 min. 37 sec. kwam kalm en nog goed op adem aan. Fekkers 4 min. 12 sec. Groth (38 j.) 3 min. 56 sec deed zijn best. Veninga 3 min. 34'/s sec. was eerst achter, werd bij den 2den omloop eerste, kwam zeer kalm en goed op adem aan. Bruinsma 3 min. 34 sec. heeft zijn uiterste best gedaan; was reeds bij den tweeden omloop niet meer op adem. Axel Paulsen 3 min. 24 sec. toonde geen sporen van vermoeie¬ nis, was nog vrij goed op adem. Hansen 4 min. Kingma 3 min. 47 sec. won gemakkelijk, doch spaarde zich voor den volgenden rit met Weiner. Er vielen dus af: Cordts, Gronema, Fekkers, Groth, Hansen, Kingma. Bleven over voor den kamprif: Paulsen, de Vries, Bruinsma, Veninga, v. d. Berg en Zijlstra. Hoewel er op tijd gereden werd, was alieen de rif van Bruinsma met Paulsen het meest interessant. De andere rijders gevoelden, dat zij hunne partij gemakkelijk meester waren en spaarden zich voor den kamprit. N.B. De heer G. H. Minnema de With was wegens familieomstandigheden Donderdag naar Friesland teruggekeerd. omrit 700 M. Eeste Heat op 3500 M,, met 15 bochten. II. III. IV. V. omrit omrit omrit omrit 700 M. 700 M. 700 M. 700 M. Groth 1.49 1.53 1.46 2.— 1.452/5 heeff zijn best gedaan, tezamen 3.42 5.38 7.38 9.23-U v. d. Berg 1.50 1.53 1.46 2.— 1.31 tot den laatsten omrit tezamen 3.43 5.39 7.39 9.10- zeer lui gereden, deed toen pas zijn best. Werner 31 j. 1.39 1.37 1.35 1.46 1.39-/5 heeft krachtig gereden tezamen 3.16 4.51 7.37 S.ló^/s en gegeven wat hij kon. Kingma 1.41 1.38 1.38 1.46 1.30 4 omritten in afwach- tezamen 3.19 4.57 7.43 8.13- tende houding, de vijfde in volle kracht ; adem goed. Bruinsma 1.35 1.40 1.50 1.50 1.562/5 tezamen 3.15 5.05 6.55 8.562/s Paulsen 1.25 1.30 1.34 1.35 1.36 tezamen 2.55 4.29 6.04 7.40- kon de hem voorgelegde snelheid niet volhouden, was reeds bij den tweeden ril geslagen. ging full speed af en verminderde geleidelijk in snelheid, kwam goed op adem aan. Zijlsfra 1.43 1.41 1.46 1.58 1.50 scheen niet op streek tezamen 3.24 5.10 7.08 8.58- te kunnen komen. Veninga 1.40 1.40 1.39 1.42 1.42 reed zeer gelijkmatig tezamen 3.20 4.59 6.41 8.23- en op zijn gemak, kwam zeer kalm aan. De Vries had zich op order van het Bestuur teruggetrokken, teneinde zijn krachten voor den kamprit op 1609 M. te sparen. Er vielen af: Bruinsma, v. d. Berg, Groth, en Zijlstra. Bleven over voor den kamprit in volgorde der behaalde tijden: Paulsen en Kingma, Werner en Veninga. Hoewel Paulsen Bruinsma al zeer spoedig meester was, reed deze toch flink door; het was bepaald een genoegen zijn gelijkmatige krachtige streken te bewonderen. Zeer mooi was de rit tusschen Kingma en Werner. Kingma heeft door zijn nieuwe overwinning getoond, dat hem de verleden jaar te Christiania verworven prijs niettegenstaande het vallen van zijn tegenstander, toekwam. Zaterdag, 23 Januari hadden de kampritten plaats. Het weer was prachtig. Wind: O. winddruk zeer gering. Weersgesteldheid helder. Temperatuur 3 graden onder 0. IJs glad en vrij hard. Kamprit 1609 M. Paulsen 3 min. S-'/s sec. spande alle krachten in; deed zijn uiterste best en had bij aankomst geducht met zijn adem te doen. de Vries 3 min. 16 sec. was uitgeput; kon de laatste meters niet klauwen. Bruinsma 3 min. 13 sec. was eveneens op. Veninga 3 min. 17'Vs sec. kon niet harder, kwam echter nog zeer goed op adem aan. v. d. Berg 3 min. 17 sec. heeft zijn uiterste best gedaan, adem redelijk. ZijIstra gevallen, passeerde de eindpaal niet. Na het afgaan : V. 1; v. d. B. 2; Z. 3. Laatste ronde: v. d. B. 1; V. 2. Eerste prijs : groote gouden medaille : Paulsen. Tweede prijs: kleine gouden medaille : de Vries. Derde prijs: groote zilveren medaille: Bruinsma. Vierde prijs: kleine zilveren medaille: v. d. Berg. Vijfde prijs: groote bronzen medaille: Veninga. Kamprif 3500 M. I. II. III. IV. V. omrit omrit omrit omrit cmrit 700 M. 700 M. 700 M. 700 M. 700 M. Paulsen 1.22 1.26 1.27 1.29 1.30:,/5 ging full speed af, tezamen 2.48 4.15 5.44 7.143/s verminderde na King- ma's val zijn snelheid en kwam vrij goed op adem aan. Kingma tezamen 1.23 Werner tezamen Veninga tezamen 1.28 1.44 1.30 1.44 2.51 4.35 6.05 7.49- 1.25 1.27 1.33 1.33 1.31 1.30*75 2.58 4.31 6.02 7.32Vs 1.33 1.33 1.33 1.27 2.57 4.30 6.03 7.30- hield Paulsen goed bij, viel bij de 9e bocht, reed den 4den omrit zeer hard, stopte daarop, daar hij zich verteld had, liep daarop weer vrij goed, verloor met vallen pl.m. 14 sec. en met stoppen pl.m. 4 sec. reed zeer krachtig en gelijkmatig en gaf alles wat hij kon. reed zeer op zijn gemak, had nog harder gekund, klauwde nog eenigszins de laatste 50 M. en kwam zeer goed op adem aan. Eerste prijs : Paulsen. Tweede „ : Veninga, die een kleine gouden medaille verwierf, aangeboden door eenige Hollandsche rijders te Hamburg woonachtig. Maandag 27 Februari 1888 ƒ 300.— 1e prijs te Amsterdam, W. de Vries, Oenkerk. ƒ 100.— 1e premie te Amsterdam, P. Westra, Hardegarijp. ƒ 25.— 2e premie te Amsterdam, M. Kingma, Grouw. Thialf, 17 Jan. 1889. 1. W. de Vries, Molenend ƒ 100.— 2. M. Kingma, Grouw ƒ 30.— 3. K. Hanje, Akkrum ƒ 10.— Zaterdag 17 Jan. 1891. Werd volgens het gedenkboek van de Amsterdamsche IJsclub een internationale wedstrijd voor beroepsrijders gehouden. (Zie gedenkboek). Ie Afd. 1 Eng. mijl. 24 deelnemers. 1e prijs ƒ 300.— Marten Kingma, Grouw 2e prijs ƒ 100.— R. Wester, Eernewoude 3e prijs ƒ 50.— W. de Vries, Oenkerk 4e prijs ƒ 25.— Arie v. d. Berg, Benthuizen 2e Aid. Op de korte baan 200 M. 30 deelnemers. 1e prijs ƒ 200.— D. Dekker, Zwolle 2e prijs ƒ 75.— K. Hanje, Akkrum 1e premie ƒ 25.— K. Boersma, Groningen 2e premie ƒ 10.— W. de Vries, Oenkerk Dinsdag 19 Jan. 1892. 200 M. Amsterdam. 1e prijs Klaas Hanje, Akkrum ƒ 200.— 1e premie Geert Entjes, Groningen ƒ 75.— 2e premie Rinze Wester, Eernewoude ƒ 25.— 3e premie Wiebe de Vries, Leeuwarden ƒ 10.— Thialf, 21 Jan. 1892. 27 deelnemers. 1. W. de Vries, Oenkerk ƒ 80.— 2. A. Hettinga, Oppenhuizen ƒ 50.— 3. W. Veldstra, Oenkerk ƒ 30.— 3 min. 10 1/5 sec. 3 min. 18 1/5 sec. 3 min. 20 sec. 3 min. 21 sec. 18 sec. 18 4/5 sec. 19 sec. 19 2/5 sec. 4. B. Dekker, Zwolle j 15.- 5. M. v. d. Schaaf, Terhorne ƒ 10.- 6. G. de Wolf, Wolvega ƒ 5.- Melle H„ v. d. Schaaf, geboren 9 Maart 1865 te Terhorne. Van der Schaaf herinner ik me nog zeer goed uit mijn kinderjaren. Ik was zijn buurjongen en wanneer Melie een prijs rijker was ge- worden, dan ging dif spoedig in het kleine dorpje, dat vele zeer snelle rijders in den loop der jaren heeft opgeleverd, van mond tot mond. Van der Schaaf won reeds in November 1879 van 176 jongens op klein Thialf te Heerenveen, den eersten prijs. En wie in Heerenveen MELLE VAN DER SCHAAF. het gouden horloge wist te behalen, beloofde wat voor de toekomst, dat wisten wij als kinderen reeds. In latere jaren werden niet minder dan 35 eerste prijzen en vele premies behaald, w.o. gouden en zilveren horloges en een medaille, de herinnering aan Van der Schaafs hardrijdersloopbaan wakker houdend. Waar overal deze prijzen werden behaald, wist Van der Schaaf zich niet meer te herinneren, maar wel, dat hij in Groningen, Zwolle, Leiden, Apeldoorn en nog andere groote steden en talrijke plaatsen in Friesland de overwinning behaalde, o.a. 6 Jan. 1894, Eerste prijs ƒ 30.— te Terhorne. Thans geniet Van der Schaaf van zijn pensioen als oud-stadstimmerman te Assen. In 1904 nam hij nog deel aan den wedstrijd van oud-hardrijders te Heerenveen. Rinze Wester, geboren 5 Augustus 1865 te Eernewoude. De Heer B. J. v. d, Meulen, lid van het Centraal Bestuur van De Friesche IJsbond, bracht mij 13 Mei 1934 met zijn motorboot van Grouw langs veel wijde wateren, als Pikmeer, Ee, Wijde Ee en hoe ze verder mogen heeten, naar den heer Rinze Wester, een oud hardrijder, die met zijn woonschip lag aan het allen welbekende Prinsenhof. De heer Wester haalde ons met zijn primitief roeischouwtje, dik onder de teer, af en bracht ons naar de overzijde. De motorboot kon hier den wal niet bereiken, omdat zij teveel diepgang had. Even werd op den wal kennis gemaakt met vrouw Wester en daarna in de ruime kamer van Wester's woonschip plaats genomen. Al spoedig verplaatsten wij ons in de tijden van weleer, toen Wester nog in de kracht van zijn jaren was. Hij deelde ons mede, dat hij zijn eerste prijzen had gewonnen in 1884 te Wartena en in Januari 1885 te Gorredijk. Voordien had hij ook eens meegereden te Smalle Ee en had het toen van de 103 rijders gebracht tot 6. Recht winteren wilde het in zijn jeugd echter niet. Reeds begon men te zingen: „we kwamen in geen vier jaar op het ijs", toen gelukkig 1884 zich beter als winter liet aanzien. RINZE WESTER vedelt. Rinze was de zoon van Gerrit V/ester, die evenals zijn broers Wiebe en Poppe, een flinke rijder was. in de jeugd van deze gebroeders, sprak men nog veel over „Trijn Hirdrider" de moeder van een tante van Rinze Wester. Ook Lutsche Wester, de bekende hardrijdster, behoort tot dezelfde familie Wesfer. Lutsche is tweemaal gehuwd geweest en overleden 20 Jan. 1912 te Witveen. Haar zoon woont nog te Eernewoude. De broers van Rinze, Piebe en Harrit hebben vele prijzen gewonnen. Van deze drie is Harrit overleden. 17 Januari 1891 reed Rinze met veel andere Friezen mee in de internationale wedstrijd te Amsterdam, 1 Engelsche mijl. Rinze had van lange baan rijden niet het minste begrip. Toen de bel ging moest hij rijden tegen den bekenden hardrijder Arie van der Berg. Zijn verwondering was groot, toen hem werd medegedeeld, dat hij den tweeden prijs had gewonnen, want op zijn snelst had Rinze, naar zijn meening althans, niet gereden. Marten Kingma van Grouw werd eerste. Hij legde de baan af in 3 minuten lO1^ sec. en ontving ƒ 300.—. Wesfer had echter geen Noorsche schaatsen tot zijn beschikking gehad. Ware dit het geval geweest, dan zou zijn snelheid aanmerkelijk grooter zijn geweest, omdat op Noorsche schaatsen de bochten in de baan veel beter genomen kunnen worden. Hij won den 2den prijs ƒ 100.—. De gemaakte tijd was 3 min. 181/, sec. Ook in Leeuwarden reed hij mee op de 500 M. doch alweer bleken zijn Friesche schaatsen voor langebaan wedstrijden niet de meest geschikte fe zijn. Sietse van der Schaaf, een minder snelle rijder dan Wester, bereed Noorsche schaatsen en wist hem te verslaan, doordaf hij de bochten veel beter kon nemen. Ook op wedstrijden van mannen en vrouwen, wist Wester veel prijzen te behalen. Drie maal werd hij met zijn zuster Tietje o.a. te Gorredijk eerste. Wester herinnerde zich nog op zekeren dag gereden te hebben met Lutsche Wester te Leeuwarden. De vorige dag had Lutsche in Wolvega gereden. Ze kwam in Leeuwarden wat laat, zoodat de eerste rit reeds verloren was en ofschoon hun tegenpartij in Sneek met den eersten prijs was gaan strijken, wisten zij toch glansrijk te winnen, zonder dat het hun ook maar eenige inspanning had gekost. Het IJsclub Bestuur merkte wel op, dat zij sneller konden dan de anderen en vroeg dan ook, of ze eens een rit op hun allersnelst wilden rijden, wat ook ten hunnen genoege werd gedaan. Ook de bekende snelle hardrijder Wierd Velstra, die later met Lutsche veel prijzen won, werd verslagen. Zoo gingen de roemrijke jaren nog eenmaal Westers geestesoog voorbij. Dan werd hij een oogenblik stil. Met spijt vervolgde hij daarna, dat hij als schaatsenrijder zijn eer wel eens waf te grabbel had gegooid. Tegen den bekenden hardrijder K. Hanje deed hij eens te Groningen 5 loopen. Hanje wilde van geen overleg weten. Het ging toen wel snel tegen snel. En ofschoon Wester den vorigen dag te Drachten had gewonnen, wist hij zich toch ook in Groningen als No. 1 te handhaven. Van Groningen ging het naar Amsterdam. Toen hier nog vier op de lijsf overbleven moest hij rijden tegen Geert Entjes, die hij den vorigen dag in Groningen had verslagen, In Amsterdam wist Entjes echter van Wester te winnen, omdat Entjes liever de eer en Wester, naar hij zeide, liever het geld had. ,,Dat ik het geld verkoos, behoett trouwens geen verwondering „te wekken, ik was maar een arme visscher en kon het best gebruiken". Vaak gebeurde het echter, dat ik mijn Friesche kop er voor hield, en van geen deelen wilde weten, zooals het geval was in Groningen, toen ik tegen Entjes om prijs en premie moest rijden. Toen verkoos ik de eer en won bovendien den eersten prijs. In Dokkum waren op zekeren dag 96 rijders ingeschreven, waaronder ook Wester en Wiebe de Vries. Het was het Bestuur niet ontgaan, toen het om prijs en premie ging, dat Wester op het midden der baan zich inhield, om Wiebe te laten passeeren, en als ze de eindstreep naderen, nogmaals stopte, om Wiebe zoodoende te laten winnen. Het Bestuur was hier echter niet mee tevreden en wenschte den prijs niet uit te keeren. Wiebe de Vries moest zich met de premie tevreden stellen. Na zijn huwelijk heeft Wester nog slechts aan enkele wedstrijden deelgenomen. Op 34-jarigen leeftijd reed hij nog tegen de Gebr. Poepjes. Voor het laatst reed hij mee te Grouw, ofschoon dit oorspronkelijk zijn plan niet was. Verschillende vrienden moedigden hem aan, omdat er dan geen 15, doch 16 rijders ingeschreven waren. Inderdaad wist Wester den prijs te behalen. Nadat mijn gastheer nog eenige foto's van den oud-hardrijder en de omgeving had genomen, werden we door Wester naar de motorboot teruggebracht en lieten we ons den warmen maaltijd wel smaken. Onze tocht ging toen verder door het fraaie Prinsenhof en de Folkertssloot naar Grouw, waar ik, na hartelijk dank gezegd te hebben aan mijn gastheer, de fiets nam en naar Akkrum reed. Omtrent de familie Wester werden me nog enkele belangrijke gegevens verstrekt, die hier een plaatsje vinden. Lutske Wester werd 1870 te Eernewoude geboren. Reeds op 14jarigen leeftijd, in 1884 dus, begon ze met hardrijden en dit hield ze vol tot 1908. Vele prijzen werden haar deel, zoowel in vrouwenrijderijen als in wedstrijden voor mannen en vrouwen. Zeker beloopt het aantal prijzen ver boven de honderd. Enkele wedstrijden mogen hier volgen: Met haar neef Harrit Wester won ze o.a. 16 Jan. 1889 te Drachten 2e pr.; 2 Dec. 1890 te Grouw 1e pr.; 11 Dec. 1890 te Joure 1e pr.; 13 Dec. 1890 te Leeuwarden 1e pr.; 15 Dec. 1890 te Leeuwarden 1e pr.; 16 Dec. 1890 te Oudkerk 1e pr.; 26 Dec. 1890 te Berlikum 2e pr.;6 Jan. 1891 te Franeker 1e pr.; 11 Jan. 1893 behaalde ze van vrouwen den eersten prijs te Heerenveen, No. 2 werd Maaike Donia. Ook met haar neef Rinze Wester en Auke Spijkstra te Hempens, behaalde ze prijzen. Met den hardrijder Wierd Velstra van Oudkerk won ze 8 Jan. 1894 te Grouw een 1e pr.; Jan. 1894 te Dokkum 1e pr.; 8 Febr. 1895 te Balk 1e pr. 15 Febr. 1895 fe Groningen 1e pr.; 10 Jan. 1901 te Joure 2e pr.; Jan. 1901 te Oudkerk 1e pr.:; 15 Jan. 1901 te Dokkum 1e pr.; 18 Febr. 1902 te Leeuwarden 1e pr.; 8 Dec. 1902 te Grouw 2e pr.; 9 Dec. 1902 te Leeuwarden 1e pr.; 5 Jan. 1904 te Joure 2e pr.; 24 Jan. 1905 te Heerenveen 1e pr. Deze laatste wedstrijd was ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van Thialf. Den 2en prijs wonnen G. Wouda Doezum en B. Veenstra van Oostermeer, terwijl D. v. d. Meer te Eernewoude en G. Brouwer te Bergum derde werden. 24 Dec. 1890 won Lutsche met haar broer den 1en prijs te Wolvega. Harrit Wester won zoowel voor mannen en vrouwen als alleen voor mannen vele prijzen. Zijn nicht Tietje Wester van Eernewoude was zijn achterrijdster. Volledig is het hierboven genoemd aantal prijzen niet. Gegevens daaromtrent ontbreken me. Toch moet het zijn voorgekomen in den strengen winter van 1890 op '91, dat W. Velstra en Lutsche in 11 dagen achtereenvolgens 10 eerste en 1 tweede prijs wonnen. In Jan. 1908 won ze met Gerrit Wouda van Doezum haar laatsten prijs te Zwolle. De broer van Wierd Velstra, de heer Ritske Velstra, bij wien ik een middag mocht vertoeven, vertelde me op zeer onderhoudende wijze veel omtrent de gehouden hardrijderijen van zijn broer Wierd. Hoe hij eens met een hondenslee Lutsche Wester haalde van Eernewoude, moge den lezer uit het hier volgende blijken: Nei Earnewald mei in houneslide. 't Wier op in Mandei; in wite sprei lei oer 'e ierde spraet; 't wier alles snie om üs hinne en it króke mar stil wei troch. 't Loek nei itenstiid en krekt hie de alde toer syn alve slaggen oer it gea galmje litten, et mem röp: „Jonges! to gau, de jirpels partsje". Ringen wier elts op syn plak, wylst de dampjende panne op 'e tafel kaem. „Hark!, der is imrtien". By de doar seach ik in ünbikend persoan, dy 't my in brieveslüfke oerlange (hwat hy in tillegram neamde) en tagelyk sei: „in kwartsje tor 't opbringen". De man krige syn sinten en sette do hastich wer öf. 't Adres wier: oan Wierd Veldstra, dy 't üs to foaren lies: IJsclub Dokkum, Hardrijderij van mannen en vrouwen op morgen Dinsdag, waarbij U wordt uitgenoodigd om mee te rijden. „Ja, dat is net sa bést. Luts is yn Eernewêld en ho scil dy tynge krije", sei Wierd. Wij wisten net ho 't moast: auto's der wisten wij noch net fen, fytsen wiemen hast net bekind, 't waer wier sa min as 't koe en üs ald foersman mei syn üngeef bleske, dy 't beide al net sa fluch mear wierne ? Né, dat koe ek neat wirde." Nei oer en werpraet waerd der tocht: Ritske moast mar mei de trije grouwe hounen toar de slide der op üt. De slide klear, de hounen der foar, alles goed ré meitsje, in waerme plaetstove der yn, mei in net to lyts koal fjür, de jonge, (dat wier ik fensels) mar goed ynpakke: in doek om 'e earen, in spjelde yn 'e krage tan de jas, dat wier smout, en do „Goed oppasse hjer! hwant dit wirdt in loop" en: „nou, Foarüt! Hissa! Kardoes!" en der glied it hinne. . . . „de groetenisse dwaen", waerd my noch efternei roppen. „Jaaaaa", balke ik ünder de breiden halsdoek wei. Ik tikke alde kardoes mei in ryske op 't gat en blaffende fleagen wij 't easten yn. Ridlik gou hienen wij Swarteweisein to pakken en do gyng 't op nei Kattrebra; der freegje nei de wei, dy 'f nei Birgum roan en .... yn in amerij glieden wij der hinne, hjir efkes stean en om mij hinne sjen, ja, der kaem al in ald mantsje oan, dy 't ik freegje koe, hokker kant ik ütmoast, om yn Garyp to kommen en do 'f ik der stikhinne wier, mefte ik in mannich snieskeppers, dy 't ik oanhalde: „Ho kom ik yn Earnewald, minsken?" „Wol, dou sjochst der yn 'e fierte dy lytse hüskes wol?" i tt ' „Ja. „Nou dat is Earnewald" En foarüt gyng it wer .... Does in lyts tikje en der glieden wij mei kügeiske feart, oer de neakene, for my ünbikende fjilden hinne. Sa kaem ik dan to Earnewalde oan, hwer in keppeltsje manljue byenoar stienen to praten en mülk ek wol to harkjen nei 't gerinkel fen 'e bellen oan 'e hounehalsbannen. „Hou! der stie ik. „Mannen! kinne jimme my ek sizze, wer Lutske Wester wennet?" „Wis wol", sjoch dér jinsen, hwèr dat lytse Ijochtsje brant". „Tankje! Foart! foarüt jonges" (dit léste fensels fsjin de hounen) en der jage ik wer hinne. „Dat koe wol om hirdriden wêze, hearde ik de ljue noch sizzen. Njunkelytsen kaem ik bij Lutskes wente oan, boun de jageline oan in ald wyljenstrampel fêsf en sjokle mei koarfe stapkes (ik wier al wat stiif wirden fen 'e lange sif) op 'e doar ta. De ring fen 'e doar in heal slach omdraeije, „fol-luk" en „ja, kom der mar yn". Ik tocht, 't is hjir ek al krektallyk, as by üs ihüs. Do t ik de keamer ynstaep, seagen de ljue allegearre forheard op; k wit net, ik fielde my neat op myn gemak, mar Lutske sei al gau: „Wol, dat is Ritske, de broer fan Wierd." Ik die hjarren de groetenisse, sei myn boadskip en oerhandigde it tillegram. Yn dy tiid seach ik ris om my hinne; in bloubünte houn lei ünder de fafel en loerde my skean oan; in jong keardel wier oan 't nettebreidzjen en de alde heit smookfe syn pypke en rikke, dat it in lust wier; in greate izeren panne stie op 'e tafel en dampte wakker. Luts sei: „Wy moalte moarn te Dokkum hirdride." „Ja, goanten! fanke", sei de alde, ,,ho scilst der komme?" ,,Ja, dat wit ik net". „Wol", sei ik, „ik bin hjir mei in greate houneslide, dy is goed foarenoar; wy tochten thüs sa: ja mei my ride, to nacht by Os sliepe en dan komt alles wol klear". „Dat scil de baes wirde", sei de ald baes, „dy mar gau klear meitsje, goed oanklaeije en earst mar fluch hwat ite; ik scoe sizze, slok mar hwat fen dy grouwe ielkwabben troch, dan hast hwat yn 'e hüd, Luts". Nou, dat scoe dan mar oangean. Ik loerde, as hongerich jongfeint ek al ris nei dy greate izeren pot. Dat seach de ald man en sei: „Jonge! wost ek hwat kwabben ha?" Ik seach him ris oan en andere, sa'n bytsje skruten, ,,lk wit net, de koppen sitte der noch oan en dy sjogge sa mal." „Nou, hwat scoe dat?" sei de ald tisker, ,,de iene kop mar yn de oare, dat redt him der wol". Ik rekke oan 't iten en dat toel mei; de kwabben smakken lekker. Luts wier hastich yn 'e klean, noch in nije koal fjür yn 'e plaetstove, goed stiif tsjinenoar oansitte, in grou wollen tekken om üs beide hinne en doe scoe 't wêze. „Fral foarsichtich en de groetenisse oan de waldljue". „Klear!" 'k Aeide Does efkes oer de rêch mei myn stokje en der gyng 't hinne, noch hirder dan de hinne reis; de hounen wisten it: it gyng op hüs ta. Mei hwet praten, smuk tsjinenoar oan, like de reis hwerom my folie koarter ta en hienen wy samar Garyp to pakken. De loft wier helder wirden, it frear dat it ongele en 't waerd gans lükerich om 'e noas, mar al gou kaem Birgum opdaegjen en dernei Hirdegaryp. ,,'t Giet as 't slydjaget", sei 'k tsjin Luts. „Wis", sei hja, „dat seist goed". Yn Hirdegaryp stieken wij efkes oan en kochten elts in kop kofje, mei in romerfol brandewyn der troch hinne, dat toel der waerm yn. Wy pleisteren lykwols net lang, hwent de nacht dreau üs. Do 't wy wer in eintsje op gleed wierne, krigen wy 't stasjon Hirdegaryp...., „mis hjer, wy binne op forkeard paed". De slide waerd omswaeid en 't durre net lang of lokkich, wy hiene Trynwalden to pakken. Op 't léste rjuchte ein, dat nei Aldtsjerk rint, joech ik Does for 't lést noch in lyts tikje en blaffende en tierjende jagen de beesten üs nei de ald parrebeam ta, dy 't by üs alderlik hüske stie. Us folk stie allegearre al bütendoar; hja hiene dat byljen fen 'e hounen al fen fierren oankommen heard en wierne bliid, dat wij wer thüs wierne. Utstappe, Luts en üs folk elkoar soun freegje, de hounen uitspanne, yn 't hok bringe en do yn 'e hüs om hwat thé „en dan mar gau op bêd om nije kreften to winnen, for de dei fen moarn" sei Wierd. „Ja, dat is nou allegearre goed en wol", sei ik, mar mei ik nou moarn, for myn swiere reis nei Earnewald ta, mei nei de ryderij to Dokkum?" „Nou ja .... nou ja .... nou, dat scil dan net bést oars kinne." Hwet in hael. Dus, ik de oare moarns mei nei Dokkum; hwet moaije riften seach ik dér; ik stie d'r op 'e noas by en 't gyng my skoan dei 't sin; hwant Wierd en Luts wounen de 12 gouden Willemkes. Do t wy by skimerjoun, mei de skutterij fen Dokkum foarop, op 't boiwirk lans marsjearden, wier 't krekt fochf my, as alles my ünder de foetten wei sonk, sa moai spilen dy keardels, ja ik leau, de Dongeradielen dreunden. Ik woe ek graech by de priisütdieling wêze en hie myn broer syn nummer üt 'e büse wei moffele. (Hy wist dat net) en mei dat nummer op 'e pet staep ik it gebouw yn, der 't feest halden wirde scoe. De keardel by de doar, sei noch tsjin my, do 't er myn nummer seach: „Nou, nou, dat heffe jim vandaag weer lapt hé?" „Ja wis", sei 'k in bytsje greatsk. Sa rekk 'k op 'e seal en ha my de jouns tige formakke bij de priisütdieling. Jonge, jonge, hwat koene se 't der moai sizze. Do 't alles ófroun wier, hawwe wy mei 't bistjür en oare goekinde öffüske en üs stil foar de wyn öfdriuwe liften en kaemen bihalden to Aldtsjerk oan, hwer greate blydskip wier, om 't Wierd en Luts it woun hiene nef allinne, mar ek, omdat de eare fen 'e walden opnij wer heech halden wier. DE VORIGE GENERATIES. KI aas Hanje werd geboren 6 Maart 1867 te Akkrum. Toen Hanje als hardrijder aankwam, was Wiebe de Vries van Oud- kerk de hardste rijder. Reeds op 9-jarigen leeftijd won Hanje bij een hardrijderij van jongens en meisjes te Akkrum den eersten prijs, terwiji hij op 15jarigen leeftijd de gelukkige winnaar werd van het tradifioneele gouden horloge te Heerenveen. Op 17-jarigen leeftijd kwam hij voor 't eerst uit in Akkrum, doch moest, hoewel met gering verschil, hef loodje leggen fegen M. Castelein, die toen in zijn beste conditie was. In den strengen winter van 1890—'91 kwam Hanje in het bezit van niet minder dan 80 gouden Willems, terwijl hij in dien winter in 't geheel ƒ 1500.— won, benevens 1 gouden medaille te Leeuwarden en 1 verguld zilveren medaille te Groningen. Op deze medaille staal gegraveerd: Ter Herinnering Klaas Hanje 10 Dec. 1890. terwijl de keerzijde vermeldt: 25-jarig bestaan der IJsvereeniging Groningen. Deze medaille was opgehangen aan een wit-groen lint. De gouden medaille van Leeuwarden vermeldt: De IJsclub te Leeuwarden. Meesterschap van Friesland op de korte baan. Wedstrijd van beroepsrijders.19 Dec. 1890. Eerste prijswinnaar K. Hanje te Akkrum. Op de keerzijde is opgelegd het wapen van Friesland. Verder had Hanje nog medailles in zijn bezit, dateerende van 13 Febr. 1886, Akkrum en 15 Jan. '87 van Wolvega. Dan nog een tabaksdoos met zilveren beslag. 28 Jan. '81, een zilveren sigarenpijpje uit Oldeboorn, 2 beurzen met zilveren beslag en een dito sigarenkoker. Evenals de familie van Okke v. d. Berg had ook deze oud-hardrijder letterlijk alles, wat op zijn hardrijdersloopbaan betrekking had, bewaard. Ik noem U o.a. onderscheidene geldzakjes, uitnoodigingen om aan rijderijen mede te doen, linnen sigaren zakjes, waarin hun sigaartjes na het aangeboden diner werden overhandigd, lijsten van hardrijderijen, feestliederen, enz. Zijn roemruchte jaren begonnen reeds in 1887, toen hij in Winsum—Obergum den eersten prijs won en daarna volgde de eene overwinning na de andere. Zoo werden me genoemd voor 1888 Leiden, Amsterdam, Grouw, Bolsward, Groningen; 1889, Zwolle, Groningen, Akkrum, Joure. In Joure was het, dat Hanje Wiebe de Vries voor 't eerst versloeg. In 1890 won Hanje achtereenvolgens prijzen: 1 Dec. ƒ 90.— te Akkrum; 8 Dec. Oldemarkt ƒ 80.—; 10 Dec. ƒ 100.— plus medaille Groningen; 12 Dec. Bolsward; 13 Dec. Leeuwarden; 15 Dec. Harlingen ƒ 120.—; 16 Dec. Franeker f 60.—; 17 Dec. reed Hanje mee op de lange baan en wist op de 400 M. den prijs, zijnde ƒ 250.— te behalen, te Heerenveen. 18 Dec. rijden op de lange baan over 1600 M. 19 Dec. Leeuwarden om het meesterschap, ƒ 100.— plus gouden medaille. In Groningen wilde men K. Hanje ook gaarne ingeschreven zien als hardrijder. De prijs zou zijn ƒ 200.—plus medaille. Om Hanje echter voor Leeuwarden te behouden werd de prijs van / 100. verhoogd tof ƒ 150.—. Wiebe de Vries zou dan maar naar Groningen gaan en Hanje zou in Leeuwarden blijven. In Groningen kon echter de wedstrijd wegens te weinig deelname niet doorgaan. 24 Dec. Wezep (bij Amsterdam) ƒ 100.—. 30 Dec. Heerenveen. Dit is geweest op den beruchten kouden Dinsdag. Er waren maar 18 menschen op de bijbaan, terwijl velen niet wilden rijden, omdat het te bitter koud was. 3 Jan. ƒ 150.— te Zoutkamp. Deze dag maakte het voor de ijsvereeniging aldaar beter. Niet minder dan 1600 kaartjes è ƒ 0.50 werden verkocht. Zelfs menschen uit Grouw maakten den tocht naar dit stadje, om den wedstrijd te kunnen bijwonen. In hetzelfde jaar won Hanje ook de traditioneele pendule met hardloopen op Halfweg onder Marsum. Het was de 40ste pendule, die hier met hardloopen werd gewonnen. Dan volgen nog de jaren '92 tot '95. In Amsterdam en Haarlem 2 maal, alsmede in Balk en Groningen, weet Hanje ƒ 750.— te verdienen. Na '95 komen Merk Kingma en Termolen op en Hanje meent nu, dat zijn tijd gekomen is, om met hardrijden op te houden. In 't geheel won Hanje 52 pr. 12 pr. en 4 medailles. Thialf 17 Dec. 1890. 402 m. 1 K. Hanje, Akkrum 59.4 sec. 2 M. Kingma, Grouw 61.2 sec 3 Ben. Kingma, Grouw 62.8 sec. 30 Dec. 1890. 160 m. 33 deelnemers. 1 K. Hanje, Akkrum ƒ 80.—. 3 Hetfinga, Oppenhuizen ƒ 30.—. 2 B. Kingma, Grouw ƒ 50.—. 4 P. Bruinsma, Dokkum ƒ 15.—. 5 v. d. Ley, Oppenhuizen ƒ 10.—. Gratificatiën: J. de Haan, Nyehaske; W. Zijlstra, Uitwellingerga. Wegens hevige koude 13 rijders absent. Thialf 7 Febr. 1895. (40-jarig bestaan). 69 rijders. 160 m. 1 Edzerd Paulusma, Hardeqarijp ƒ100. Gouden medaille voor den snelsten rit. 2 Wiert Veldstra, Oudkerk ƒ 40.—. 3 K. Hanje, Akkrum ƒ 10.—. Troostprijs ƒ 5.— W. de Vries, Oenkerk. Bij een prijsuitdeeling van Thialf, 21 Jan. 1892 dichtte iemand het volgende vers: Klaas Hanje wint vandaag den prijs Riep menigeen reeds op 't ijs Toen pas de rijderij begon; 't Ging hem, als Napoleon, Die won ook altijd maar den strijd, Doch eenmaal kwam een andre tijd, En ging ons Napje naar de maan, Juisf zoo is 't Hanje hier gegaan. Hans U. Romkema. Hans U Romkema, werd 6 Februari 1871 te Joure geboren. Ook Romkema won, evenals zoovele hardrijders, in zijn jeugd reeds prijzen. Ouder geworden reed hij om prijzen, die varieerden tusschen ƒ 20.— en ƒ 80.—, mee op wedstrijden o.a. te Leeuwarden, Heerenveen, Drachten, Balk, Joure, Sneek. Winsum, Obergum, Landsmeer, Appelscha, Akmarijp, Terhorne enz. enz. Hoeveel prijzen R. heeft gewonnen, wist hij zich niet meer te herinneren. Ook reed hij dikwijls mee op wedstrijden van mannen en vrouwen. Zijn achterrijdsters waren o.a. zijn nichtje Jacoba Romkema, Johanna Engelsma van Joure, Sietske Spijkstra van Suawoude, Rika Koning van Munnekeburen en Afke Venema van Tjalleberd. Op 61 jarige leeftijd won hij nog een medaille te Joure, bij een wedstrijd van oud kampioenen. Het hardrijdersbloed van de Romkema's komt van moeders zijde, de bekende tam. Woudstra van Lemmer. Zijn grootvader van moederszijde was ook in zijn tijd de snelste van Frieslands hardrijders. Nog heeft Romkema lijsten van hardrijderijen in zijn bezit van 1840 en '42, waarop zijn grootvaders naam, Jan Woudstra voorkomt. Deze won o.a. te Dokkum van 80 rijders den eersten prijs, terwijl Fedde Woudstra een broer van Jan, de premie er) T. Castelein, den derden prijs won. Zijn zwaarste wedstrijd was geweest, die te Joure, toen hij deel uitmaakte van de 32 uitgenoodigde rijders. In 5 ritten wist hij L. Poepjes te verslaan. Daarna moest hij tegen H. Dijkstra van Lemmer rijden, die hem in drie ritten versloeg. Na den laatsten rit waren zijn krachten totaal uitgeput. Doch ook Dijkstra had zich zoo moeten inspannen, dat Winia met den prijs van ƒ 100.— plus een gouden medaille ging strijken. De baan van 160 M. werd door Romkema tegen Wester van Eernewoude in 14.5 seconde afgelegd. Op 58 jarige leeftijd reed Romkema nog mee in een wedstrijd van mannen en vrouwen te Zwolle. Mej. Rika Koning van Munnekeburen, was zijn medestrijdster en aan haar had hij te danken, dat zij met den vierden prijs gingen strijken. Romkema kon rijden zoo hij wou, Rika bleef op streek en dat is bij een hardrijderij van mannen en vrouwen de hoofdzaak, deelde hij mij mede. 25 Januari 1887 stonden bij Thialf te Heerenveen 40 rijders ingeschreven. Hans Romkema won den eersten prijs, groot j 80.—. Paulus de Vries van Snikzwaag werd de tweede, Klaas Hanje te Akkrum derde en H. Dijkstra te Lemmer vierde; Wiert Velstra van Oudkerk vijfde. 19 Januari 1903 reed hij in een wedstrijd van mannen en vrouwen te Heerenveen mee. 1e werden G. Wouda van Doezum en B. Veenstra van Witveen ƒ 60.— 2e werden J. S. Kuperus van Witmarsum en Fetje Kersen van Tacozijl ,, 25.— 3e H. Romkema van Joure en Afke Oenema van Gersloot „ 20.— 4e D. v. d. Meer en G. Brouwer van Eernewoude ,, 5.— Gegevens omtrent Cornelis de Boer, geb. 7 Mei 1864, Overleden 1929. Marten Lichthart, geb. 13 Jan. 1864. Siebren Wiebes Bleeker, geb. 19 Mrt. 1864 te Gaastmeer. Auke Annes Spijkstra, geb. 23 Oef. 1865 te Wartena. Sjoerd ValÜnga, geb. 14 Jan. 1868 te Nijhuizum. Jan S. Dijkstra, geb. 3 Febr. 1868. Atze Th, Hettinga, geb. 29 Mei 1868. Sjoerd Dirk August Wartena, geb. 25 Jan. 1871. Paulus de Boer, 20 Dec. 1872 te Nieuwehaske. Berend Jacobus de Vries, geb. 2 Maart 1876 te Terhorne en K. Haarsma, geb. 29 Mrt. 1882 te Wartena, kan men vinden in 't archief van den Frieschen Usbond. Petrus de Groot, geboren 18 Juli 1874 te Jorwerd won reeds als schooljongen in 1885 zijn eersten prijs en reed later in 1890, op 15-jarigen leeftijd mede te Jorwerd en wist van de 68 deelnemers den eersten prijs te behalen. Hoeveel prijzen hij precies had gewonnen wist hij me niet meer mede te deelen. Wel waren in zijn bezit nog een zilveren horloge en twee medailles, gewonnen op diverse hardrijderijen. Jorwerd, Menaldum, Leeuwarden, Bolsward, Hijlaard, Joure en Warga hebben hem op hun banen zien rijden en de toeschouwers hebben hem aldaar de eerste prijzen zien behalen. Zijn oudste zoon is de bekende hardrijder Jouke, die met Tietje Pagels zoovele prijzen in de wacht wist te sleepen. Ik verwijs dan ook naar wat aldaar over dit hardrijderspaar is geschreven. De jongste zoon Folkert ontpopte zich ook als een snelle rijder. Op 13-jarigen leeftijd wist hij met Trijntje Rijpstra (15 jaar) in den winter van 28 op '29 te Sneek van 52 paartjes den eersten prijs te behalen; een zilveren horloge. 8 maal ging hij dezen winter uit hardrijden en 7 maal wist hij een prijs te bemachtigen. Ook op 17-jarigen leeftijd won hij eenige eerste en tweede prijzen, o.a. te Rien een prachtig gouden horloge. (28 Jan. 1933). In het geheel zijn reeds 13 eerste prijzen in zijn bezit. 24 Jan. 1933 nam Petrus de Groot op 58-jarigen leeftijd voor hef laatst deel aan een wedstrijd van veteranen te Leeuwarden. De Leeuwarder Courant meldt van dezen wedstrijd het volgende: „Klasse C. Nu kwamen de echte veteranen van 55 jaar en ouder. Aangegeven waren: 1. Hans Romkema te Leeuwarden (61 jaar). 2. Lykele Poepjes te Lemmer. 3. Tj. Terpstra (63 jaar). 4. H. Faber te Rien. 5. C. Huisman de Jong te Joure (57 jaar). 6. Petrus de Groot (58 jaar). Niet opgekomen waren No. 2 en 4, zoodat 1 en 3 zonder tegenpartij reden. No. 5 verloor van No. 6. In den tweeden omloop kwam Hans Romkema tegen Tj. Terpstra; de laatste moest verliezen. Romkema bleek nog goed in conditie te zijn. No. 6 bleef staan. Hierna kwam Romkema tegen de Groot. De beide veteranen gaven elkaar niets toe. Het spande er om, om gelijk van den start te komen. Ettelijke keeren moest de starter hen terugroepen. De eerste rit won de Groot, de tweede rit won Romkema, mede doordat de Groot viel en de derde zeer spannende rit was weer voor de Groot. Het waren twee flinke rijders, deze twee oud gedienden. De uitslag was nu : 1e prijs de Groot, 2e prijs Romkema en 3e prijs Terpstra. De prijzen bestonden uit verguld zilveren medailles, aangeboden door particulieren. Alie deelnemers aan dezen wedstrijd krijgen een herinneringsmedaille." Van den heer J. S. Venstra te Bergum, voorzitter van krite 17 Tietjerksteradeel Z.O. mocht ik omtrent Gelske VenemaBrouwer, geboren 16 Jan. 1876 te Kootstertille, thans wonende te Bergum, de volgende gegevens ontvangen Gelske begon met hardrijden in den winter van 1898 op '99, na haar huwelijk met Taeke Venema, beiden schipperskinderen. Gelske kon als meisje wel goed rijden, doch mocht van haar vader niet mee hardrijden; vooral haar moeder was hierop tegen. Haar eerste rijderij was te Bergumer-Nieuwstad, toen haar eerste kind nog pas 7 weken oud was. Voor deze rijderij waren te weinig deelnemers ingeschreven, waarom Gelske en haar man, die ook goed reed, ook maar mee zouden doen. Gelske kwam in de baan op een paar oude, geleende schaatsen, aangezien haar eigen schaatsen zich nog aan boord bij haar ouders bevonden. Toch wisten zij de premie te behalen. Een paar dagen later reed ze weer met haar man in een wedstrijd van mannen en vrouwen te Twijzel, ook al weer, omdat zoo weinig rijders stonden ingeschreven. Ook nu bleef het succes niet uit : zij wonnen den eersten prijs. Daarna ging het steeds in stijgende lijn. Nog dienzelfden winter won ze een prijs te Nieuwebrug bij Hoogkerk (ƒ 25.—), waar Mina Oost haar zwaarste partij was. Na dien werd meest daar gereden, waar de hoogste prijzen werden uitgeloofd en moest ze dus den strijd aanbinden tegen de snelste rijdsters. Niet alleen in Friesland, ook in de provincie Groningen heeft Gelske veel prijzen gewonnen. Zoo o.a. 3 maal te Helpman, 4 maal te Leek. 2 Leekstertakken en 1 medaille, nog in haar bezit, herinneren aan deze wedstrijden. In het geheel wist ze 77 prijzen en 20 premiën te veroveren. Van mannen en vrouwen heeft ze 10 winters gereden met Douwe v. d. Meer van Eernewoude en in één winter bleven ze steeds op alle rijderijen de prijswinnaars. Van deelen wilde Gelske nooit weten. Ook met Comelis Velstra, oomzegger van W. Velstra, heeft ze eenige prijzen gewonnen. In 1903 won ze in 1 week zes eerste prijzen en wel Maandags in Grouw, Dinsdag te Leeuwarden, Woensdag in Koudum, Donderdag in Akkrum, Vrijdag in Roordahuizum en Zaterdag in Zoutkamp. Wel een vruchtbare week dus. De laatste maal, 't was toen dooiweer, werd besloten door het ijsclub bestuur, de prijzen te verminderen, terwijl men geen reisgeld wou geven. De rijdsters kwamen toen overeen, dat geld te verdeelen als reisgeld en één „loop" in ernst tegen elkaar te kampen. Ten slotte bleven aan Gelske en G. Engelsma, die beiden de eer wilden hebben. Of er toen ook nog om gestreden is ! Gelske werd No. 1. Ook in Leeuwarden heeft Gelske veel lauweren geoogst. De N. L. IJsclub heeft haar vaak op haar banen zien kampen. Van deze ijsvereeniging heeft G. nog een medaille, waarin gegra- veerd staat : 1ste prijswinster 26-1-1917. In den strengen winter 1914/'15 won G. in totaal een bedrag van ƒ 600.—. Zij meent in 1911 het snelste te hebben gereden en wel te Tolbert. In de laatste jaren van haar hardrijden ging ook haar dochter Aaltje wel eens met moeder mee en zoo is het wel voorgekomen, dat moeder en dochter prijs en premie behaalden, o.a. te Appingadam. Aaltje kon echter bij lange na niet de snelheid van haar moeder ontwikkelen. 28 jaren lang heett G. aan hardrijden gedaan. Kwaad heeft ze er niet van ondervonden, want nu we reeds 1933 schrijven blijkt G. nog een sterke vrouw te zijn. Dat soms, wat de snelheid betreft, de eene dag de andere niets zei, bleek indertijd te Terhorne en Wartena. In Terhorne kon G. lang niet mee komen; ze verloor het tegen een rijdster, die weer gemakkelijk geslagen werd door de prijswinster. Den volgenden dag ontmoette G. de laatste weder in Wartena, doch toen was het precies andersom. G. kon het „in streken" hebben, zooals de hardrijders zeggen. Toen G. indertijd in Roodeham de prijs won deed ook mee een arbeidersvrouw, moeder van 6 kinderen. Toen er nog 4 rijdsters moesten kampen, ried G. deze vrouw aan, de veel te nauwe rok uit te doen en in de „boksen" te rijden, en waarlijk, ze kon haar partij hebben en won de premie, groot ƒ 20.—. Dat was een feest, te meer daar haar man zonder werk was. Joukje Postma, geboren 3 Febr. 1877 te Midlum, won in het geheel 9 prijzen, 5 premies en 2 gratificaties. Deze prijzen bestonden uit geld en een breed gouden oorijzer plus medaille. 22 Dec. 1890 won zij te Berlikum van jongens en meisjes den eersten prijs; 11 Jan. 1892 een gratificatie te Leeuwarden ƒ 5.—; 12 Jan. 1894 de premie te Franeker ƒ 15.—; 22 Febr. 1894 de prijs te Lekkum ƒ 15.—; 23 Jan. 1895 de premie te Wijnaldum ƒ 7.50; 28 Jan. 1895 den prijs te Hardegarijp ƒ 12.—; 29 Jan. 1895 den prijs te Jellum ƒ 15.—; 2 Febr. 1895 een gratificatie te Zoutkamp ƒ 2.50; 11 Febr. 1895 de premie te Leeuwarden ƒ 25.—, 31 rijdsters. Lutske Wester won den eersten prijs ƒ 50.— op de stadsgracht; 13 Febr. 1895 den prijs te Sloten ƒ 20.—; 16 Febr. 1895 te Leeuwarden ƒ100.— plus zilveren medaille. 41 rijdsters. Deze medaille vermeldt : Joukje Postma te Midlum Prijswinnares 16 Febr. 1895 en aan de keerzijde De Nieuwe Leeuwarder IJsclub Ter herinnering aan den wedstrijd door vrouwen om een prijs ad ƒ 100.— uitgeloofd door het lid der club de Heer Reginald. A. Barker London. 28 Dec. 1896 de premie ie Grijpskerk ƒ 10.—; 17 Jan. 1897 den prijs te Sijbrandaburen ƒ 20.—; 22 Jan. 1897 den prijs te Sneek ƒ 35.—; 26 Jan. 1897 een premie te Franeker ƒ 10.—; 3 Febr. JOUKJE POSTMA. 1899 den prijs te Leeuwarden; een breed gouden oorijzer, uitgeloofd door den heer Reginald A. Barker. Eerelid der N.L. IJsclub; de premie ƒ 40.— werd behaald door Sijtske Spijkstra te Suawoude. 29 rijdsters stonden ingeschreven. Nadien heeft Mej. Postma niet meer meegereden. Volgens haar ouders had Mej. P. de baan van 160 M. afgelegd in 14 sec. Mej. P. zelf betwijfelt dit echter zeer sterk en gelooft eerder, dat dit 17 sec. moet zijn. Sjoerd Schilstra, de oudere broeder van Jelle Schilstra, werd 11 April 1875 geboren. Ook hij won reeds in zijn kinderjaren prijzen. In Sneek hadden zich eens 176 rijders, resp. van 12, 13 en 14 jaar aangemeld. Sjoerd behoorde bij het jongere gedeelte en won een paar fijne schaatsen als prijs. Op circa 19-jarigen leeftijd bezocht hij eens vanuit Grijpskerk, waar hij toen woonachtig was, een hardrijderij te Zuidhorn. Toen het ging om prijs en premie dacht Sjoerd: „Zoo hard kan ik geloof ik ook wel" en vanaf dat oogenblik werd ook hij beroepsrijder. Voor het eerst reed hij mede te Heitille, won den prijs en achtereenvolgens wist hij ook te Pieterzijl, Roordahuizum en Oldeboorn prijzen van ƒ 30.— te winnen. In de daarop volgende winters, — de heer Schilsfra wist de juiste jaren niet meer te noemen — won hij prijzen te Wijnaldum en Franeker. In Berlikum waren eens de snelste rijders bijeen. Kees de Jong zei tegen Schilstra, daf ook in Oude Bildtzijl hardrijden was. De prijs zou daar even hoog zijn als de premie te Berlikum. Sjoerd begaf zich daarheen, gedachtig aan het spreekwoord, beter een half ei, dan een leege dop, en won het halve ei. Toen in 1899 Jelle in Groningen als amateur zijn prijzen won, reed ook Sjoerd mede als amateur en wist zich op No. 3 te plaatsen. Termolen van Zwolle won toen den eersten prijs en Trouwes van Rotterdam den tweeden prijs. 12 Januari 1901 reed Sjoerd mede op de korte baan van 200 M. Hij moest toen evenwel de vlag strijken voor Termolen, die met den tweeden prijs ƒ 150.— ging strijken. G. A. Schilling van Amsterdam won den eersten prijs, groot ƒ 250.—. In Gouda wist hij Bosse in 4 ritten te verslaan. Na overeenkomst met Termolen won deze den eersten prijs en Sjoerd den tweeden. In Groot Ammers ging het evenzoo, Termolen werd No. 1 en Schilstra No. 2. ,,ln IJselmonde" „aldus de heer Schilstra", „hield men er een vreemde baanverdeeling op na. Er waren 4 smalle banen gemaakt. Als afscheidingen dienden lange turven. Gereden werd eerst baan No. 1 en daarna No. 3. De partner moest baan No. 2 en No. 4 voor zijn rekening nemen". „Als men bedenkt", zegt Schilstra, „dat deze banen de normale lengte, circa 160 M. hadden en op 't eind van de eerste baan de vaart moest worden ingehouden, om de volgende baan te kunnen nemen, — voldoende bochten waren er niet — dan begrijpt men, dat dit aan de mededingers zware eischen stelde, 't Was eenvoudig afbeulen, om op deze wijze 324 M. op zijn snelst te moeten rijden, vooral ook, omdat de banen bovendien in slechte conditie waren. Op de 3 werden de prijzen daarom maar gedeeld." In Groot Amers ging het al heel gemoedelijk toe. Toen Termolen en Schilstra op de hardrijdersbaan aankwamen, was om half 2 nog geen mensch, ook niet het bestuur, aanwezig, ofschoon de hardrijderij reeds om 1 uur zou beginnen. Pas circa 3 uur werd er gevraagd: „Zijn er rijders?" En toen bleek, dat er een 20-tal waren, liet men dezen uit een pet een nummertje trekken en de wedstrijd kon beginnen. Termolen had No. 10 en Schilstra 11. Telkens ging de lijst z.g. over den kop, zoodat pas, toen het ging om prijs en premie, Termolen en Schilstra tegen elkaar behoefden te kampen. In 1903 reed Schilstra voor het laatst mede te Heerenveen. A. Poepjes won de 1e en Schilstra de 2e premie. Behalve hardrijder was Schilstra ook hardfietser en won als zoodanig vele prijzen en premies. Ook in een wedstrijd met priksleden wist hij eens den eersten prijs te behalen. Jelle Schilstra, geboren 3 Maart 1880. Reeds in zijn kinderjaren won Jelle enkele prijzen en reeds op 16-jarigen leeftijd reed hij mede als amateur op een proefwedstrijd van den Nederlandschen Schaatsenrijdersbond te Leeuwarden op de 500 M. Hij wist hier den eersten prijs te behalen in den vorm van een medaille, waarop aan de eene zijde gegraveerd staat : Nederl. Schaatsenrijdersbond en op de keerzijde vinden we vermeld : Leeuwarden, 16 Jan. 1897, wedstrijd Amateurs Baan 500 M. prijs J. Schilstra, Akkrum. 597s sec. Deze proefwedstrijd werd vervolgd te Amsterdam en op de 500 M. werd door Jelle weer een verguld zilveren medaille gewonnen, waarop vermeld staat: Ned. Schaatsenrijdersbond en op de keerzijde Amsterdam, 3 Febr. 1897, wedstrijd amateurs Baan 500 M. Prijs J. Schilstra Akkrum 64 sec. Groep hardrijders. Van links naar rechts : No. 2, VELSTRA, Oenkerk; No. 4, BAARDA, Blessum; No. 5, mei muts, GRIETSEN CASTELEIN; No. 7, SIPKE CASTELEIN; No. 8, JELLE SCHILSTRA; No. 9, LYCKLE POEPJES; No. 10, P. PEREBOOM. De lezer zal opmerken, dat de tijden 591 /5 en 64 sec. betrekkelijk een enorm verschil uitmaken. Dit zal ons echter niet meer verwonderen, als we in een gedenkschritt van de Amsterdamsche IJsclub bij het 50-jarig bestaan 1864—1914, me welwillend in bruikleen atgestaan door de firma de Ruiter te Akkrum over dezen wedstrijd o.a. het volgende vinden opgeteekend : „Het was een winter met ups en downs. Zondag 31 Januari weer "een prachtige dag, met goed ijs en zonnig vriezend weer en „geen wind. Den geheelen dag waren de banen ook geopend, ,"maar Dinsdag was het weer totaal mis. De z.g. wedstrijden voor „amateurs, werden dus uitgesteld tot den volgenden morgen, „Woensdag 3 Febr. Het publiek dacht, dat het met het ijs gedaan „was, maar het bestuur zette door. Het ijs was allerellendigst, een lïsoort brei. Tevergeefs trachtte de muziek het zeer weinig talrijke „publiek eenige geestdrift in de blazen." Enz. Voor zijn prestatie's ontving de heer Schilstra van de firma G. S. de Ruiter te Akkrum, en van den schaatsenrijdersbond een paar Noorsche schaatsen. Op 19-jarigen leeftijd reed Schilstra mee te Groningen als amateur op de baan 500 en 1500 M. Op beide afstanden won hij den eersten prijs, een fraaie schemerlamp, die nog in gebruik is en een beeld dat de woonkamer van den heer Schilstra siert. Bovendien ontving Jelle een fraaie zilveren medaille, waarop aan de eene zijde gegraveerd staat: IJsvereeniging Groningen en op de andere zijde J. Schilstra, amateur 500 M. en 1500 M. 22 Dec. 1899. Daarna werd de heer Schilstra amateur af. Als beroepsrijder behaalde hij nog een groot aantal prijzen. Zoo won hij in Meppel op een baan van 1000 M. een Isten prijs plus ƒ 80.—. Termolen van Zwolle won den 2^en prijs. Merkwaardig was, dat ook andere beroepsrijders op de korte baan, als IJ p e P i e r s m a, Kees de Jong en L y c I e P o e p j e s eens wilden probeeren op de lange baan mede te rijden, omdat in Friesland op de korte baan geen rijderijen voor hen waren uitgeschreven. Ze konden echter op de lange baan niet meekomen; zeer zeker zal gebrek aan Ausdauer hun parten gespeeld hebben. ... i Verder won de heer Schilstra vooral buiten Friesland nog vele prijzen. De juiste tijdstippen, waarop deze prijzen werden behaa d, waren hem niet meer bekend, zoodat door mij de chronologische volgorde niet in acht is genomen. Uit sommige inscripties op de gewonnen medailles blijkt natuurlijK wel de juiste datum en het juiste jaartal. Ik wil van de behaalde prijzen er slechts enkele aanstippen: Enschede ƒ 50.—; Lekkerkerk op de 600 M. 1ste prijs f 75; BerqAmbacht ƒ 60.—; Oud-Dorp ƒ 100.—. Als merkwaardigheid diene hier vermeld, dat de prijzen in OudDorp werden uitbetaald in een schoollokaal. De heeren van het bestuur lieten dat zaakje maar liever aan een der onderwijzers van het dorp opknappen. Ze hadden van hardrijden niet het minste benul, doch wilden toch gaarne ook in hun dorp eens een hardrijderij zien. Dan volgen: Gouderak ƒ 50.—; Krimpen a. d. Lek; Nieuwpoort; Kedichem ƒ 75.—; Boskoop. In Nieuw Lekkerkerk ontving de heer Schilstra, behalve den prijs ook nog een diploma, waarop gedeeltelijk gedrukt en geschreven staat: IJsclub Heemskerk te Nieuw Lekkerland Diploma voor den heer J. Schilstra als winnaar van den eersten prijs op schaatsen, gehouden den 21 Jan. 1914. Het Bestuur: volgen onderteekenaars. Verder werden nog prijzen gewonnen te Leeuwarden ƒ 100.— op de korte baan, benevens een 1ste premie van ƒ 40.—. Langweer ƒ 50.—. Harlingen j 40.—. Terhorne ƒ25.—. Appingedam ƒ 75.—. In Joure moest de heer Schilstra het laten zitten tegen Arend Poepjes, die met den eersten prijs ging strijken. Jelle won de 1ste premie en Holst de tweede. Deze eerste premie bestond uit ƒ 40.— plus een zilveren medaille van Z. K. H. Prins Hendrik. Op de eene zijde staat de beeldenaar van Prins Hendrik en op de keerzijde: IJsvereeniging Vlecke Joure 1853—1903 1ste premie 10 Dec. 1903 J. Schilstra, Akkrum In Grouw werden 2 eerste prijzen behaald in den vorm van gouden horloges. Het eene wordt gedragen door zijn broer Sjoerd en het andere door Jelle zelve. In dit horloge staat gegraveerd: IJsclub Grouw 1s,e prijs J. Schilstra 6 Jan. 1908 had te Leeuwarden achter den Prinsentuin een wedstrijd plaats, waarbij J. Schilstra, Akkrum, den prijs van ƒ 100.—; J. D. Baarde, Blessum, de premie van ƒ 40.— won, terwijl premies van ƒ 10.— ten deel vielen aan J. Smit en S. Bouma, beiden te Leeuwarden, S. Castelein te Warga en P. Bergsma te Grouw. Op 16 Jan. 1926 won Jelle nog van de genoodigde oud-hardrijders den 1 sten prijs te Warga, een gouden medaille waarop gegraveerd: Wergeaster Reed 16—1—1926 Het volgende geval heeft indertijd nog al eenig stof opgejaagd. Schilstra had zich in Dokkum aangegeven, o.a. met Arend Poepjes en Kees de Jong. Samen waren Kees en Jelle naar Dokkum gereden. Toen ze op de ijsbaan kwamen en de lijst van hardrijders inzagen, bleek hun, dat reeds om tien uur met hardrijden zou worden begonnen, aangezien het aantal rijders legio was. Maar bovendien bleek hun, dat de Jong en Schilstra direct tegen elkaar moesten rijden. „Weet je wat we doen?" zegt Kees, ,,ln Oudkerk is de prijs ook ƒ 75.—, daér moet jij heen. Jelle wilde hiervan eerst niet weten, doch hij liet zich overreden. Hij liet zich door Kees in twee ritten verslaan, had dus zijn plicht gedaan in Dokkum en telegrafeerde naar Oudkerk: „Aangifte J. Schilstra". In Oudkerk aangekomen was zijn eerste vraag: „Sta ik op de lijst?" En toen hem bevestigend werd geantwoord, reed hij nog even een baantje om en wien zag hij daar? Holst uit Amsterdam! „Wat", zegt deze? In Dokkum aangegeven en hier ook". „Ja", zegt Schilstra" ik heb mijn plicht in Dokkum gedaan en ga nu hier rijden." Ze waren het echter spoedig eens. Arend Poepjes en Kees de Jong wonnen in Dokkum, Holst en Schilstra in Oudkerk. Na dit voorval vertrok Schilstra met enkele anderen naar Holland, waar hij een goede week vertoefde en verschillende prijzen behaalde. Bij zijn thuiskomst vond hij in de courant met groote letters vermeld, dat hij wegens zijn minder goede houding door den bond werd gedisqualificeerd. ,,'t Mooie van 't geval was", zegt Jelle, dat mij in Oudkerk een pluimpje was gegeven door 't bestuur voor mijn kranige prestatie, door op één dag op 2 plaatsen mee te rijden. Schilstra schreef evenwel naar Dokkum, dat hij zich van geen kwaad bewust was, omdat zijn telegram reeds verzonden was voor in Oudkerk gereden was. Later vernam men in Dokkum, dat, zoo van schuld sprake was, deze eigenlijk rustte op de schouders van den heer de Jong. Een minder prettige ervaring had de heer Schilstra toen hij, gelogeerd in Gouda, over ijs moest rijden naar Lekkerkerk, om daar op een hardrijderij uit te komen. De heer IJpe Piersma was met hem in gezelschap. Halverwege Gouda—Lekkerkerk rijdt Schilstra — 't was dooi weer en 't ijs bedekf met water — in een wak. IJpe weet zich nog aan een overhangenden tak van een boom vast te grijpen en zoo den dans te ontspringen. Hij weet Jelle te redden en in zijn natte plunje moest deze zijn tocht voortzetten. Als ze in Lekkerkerk komen, warmt Schilstra zich wat bij een gloeiende kachel, doch de 20 Hollanders wenschen niet te rijden, omdat ze voor zich zien twee snelle Friezen. „Kees de Jong en Holst moesten eens te Zwolle rijden", aldus de Heer Schilstra. „Holst, een zwaar gebouwde man, komt flink drie kwart de baan te vallen en veegt de menschen langs de touwen als kegels omver. Toch komt Holst al glijdende het eerst over de streep." Kees protesteert en zegt, dat over de eindstreep gereden en niet gegleden moet worden. 't Bestuur oordeelde evenwel anders, toonde zich royaal en gaf de Jong, die toen Holst niet kon berijden, om aan 't geschil een eind te maken, een tientje. Met groote waardeering sprak de heer Schilstra over den heer Holst als hardrijder. Er school in hem een zeer sportieve geest. „Wij", aldus de heer Schilstra, „ontweken menigmaal de snelle Friezen, Holst zocht ze op". In den regel hield men, en ik geloof, dat dit nog zoo is, in Joure de eerste hardrijderij in het winterseizoen. Reeds enkele dagen van tevoren was Holst aanwezig om zich te trainen en op den dag van de hardrijderij werd inderdaad ook hard gereden. Hier werden eikaars krachten gemeten. In Joure ging het niet om centen maar om de eer. Was deze rijderij gehouden, dan verfrok in den regel Holst weer naar Holland. Arend Poepjes had later een hond, die hij den vereerenden naam van Holst had gegeven, omdat Poepjes dikwijls tegen Holst moest rijden en in hem een sportieven vriend had. Holst sleep steeds zijn eigen schaatsen en zeer vakkundig. Doch ook als Schilstra in Amsterdam kwam rijden, zei Holst: „Geef me Uw schaatsen maar even, dan zal ik ze slijpen." En. . . . ze waren steeds tip top. Hulde aan Holst ! De volgende ervaring deden ze op in Zoutkamp, waar de eerste prijs ƒ 150.— was. Snelle Friezen, w.o. ook J a n v. d. F e e r en IJpe Piersma waren aanwezig. Van deelen zou dien dag geen sprake zijn, werd algemeen goedgevonden. V. d. Feer, die Piersma wel had zien rijden en zich de eer van den eersten prijs gewonnen te hebben, niet gaarne zag ontgaan, zei tegen Piersma, toen er nog 5 rijders moesten kampen. „Wat moet je hebben, als je je hardst niet rijdt". IJpe zegt: „We deelen vandaag niet". Jan biedt ƒ 100.—. IJpe, een schippersgezel, wil niet deelen en als ze op de streep staan, fluistert Jan: „Ligt 't nog aan ƒ 25.—"? IJpe houdt evenwel den kop er voor en in 2 ritten wordt v. d. Feer geklopt. Een andere keer komen Holsf en Schilstra „op de 3" ergens in Holland. Schilstra moet het tegen Holst afleggen, die bij de volgende ritten met den eersten prijs gaat strijken. Schilstra merkt op, dat hij nu eigenlijk nog tegen den derden man moet rijden, wat het bestuur der IJsvereeniging billijk voorkomt. Er werd gereden, met het gevolg, dat Schilstra toch de 1ste premie werd uitgereikt. Den volgenden dag kwamen hij en Holst op een ander dorp weer „op de 3". Thans kon Schilstra „staan blijven" en er werd over nogmaals rijden niet gerept. Een „koopman". Cornelis de Jong te Goutum, in de wandeling Kees de Jong genaamd, werd geboren te Hijlaard in 1881. 30 jaren kon hij zich, dank zij zijn tactiek als hardrijder handhaven, 't Was de Jong n.l. steeds te doen, zooveel mogelijk geld in den buidel te krijgen en als het op verdeelen der prijzen aankwam, deed hij dit vaak liever, dan met den eersten prijs thuis te komen. Dit bezorgde hem onder de hardrijders den naam van „de koopman". Dit deelen ging vele besturen van IJsclubs niet naar den zin en ten einde daaraan een einde te maken, werd in 't Oranje Hotel, met enkele leden van IJsclubbesturen, o.a. Vai. Riesen en Rinsema, en enkele hardrijders o.a. Dikkerboom, Castelein en d e J o n g een conferentie belegd. Veel werd echter niet bereikt. „Inderdaad", aldus onze zegsman, „maakten de hardrijders van het z.g. deelen wel misbruik". „Doch", aldus de heer de Jong, „gesteld, dat de hardrijders eens steeds hun hardst zouden rijden bij de wedstrijden en ze moesten dag aan dag in de baan dan zou geen enkele hardrijder het langer dan een paar jaar kunnen volhouden en zeker geen dertig, zooals dit met mij het geval was". Geheel anders was het met de eerste hardrijderij in een winterseizoen. Dan spande Kees al zijn krachten in, om de andere hardrijders daardoor den schrik op 't lijf fe jagen: ze moesten bang worden. Reeds beneden de 16 jaar won de Jong, toen nog woonachtig te Leeuwarden, eenmaal op 6 opeenvolgende dagen een eersten prijs o.a. op de stadsgrachten van de Nieuwestad en de Tuinen. Na afloop van deze wedstrijden werd hij dikwijls op de schouders rondgedragen. Een groote vracht hadden ze aan hem niet, want Kees was tenger gebouwd en klein van postuur. Nog maar 16 jaar, versloeg hij te Oenkerk den heer W. Velstra. „Toen ik op de baan kwam", aldus de heer de Jong, „was het eerste, wat Velstra tegen me zei: „Wat wil jij hier, smerige kwajongen ?" „Dat zal ik je laten zien", zei Kees. Velstra reed de baan tot aan 't eind op zijn hardst, met een dusdanige vaart, dat hij zich niet wist te stoppen en over een polderdijk heenvloog. De Jong won echter. Velstra kleedde zich aan, ging kwaad heen en zei : „Nu kom ik niet weer in de baan" en ging naar Oudkerk. H. T u I n e r, in die dagen de snelste, won den prijs. Den volgenden dag was het hardrijden in Leeuwarden. Men drong zoolang bij Kees aan, dat hij zou meerijden, dat hij eindelijk toestemde, ofschoon zijn vader er zeer tegen was, dat hij reeds op zoo jeugdigen leeftijd op een hardrijderij van mannen zou uitkomen. De Jong en Tulner moesten kampen om prijs en premie. „Tulner, die graag wou winnen", aldus de Jong, „ging met den eersten prijs strijken, doch ik kreeg de centen". Samen trokken hij en Tulner er dien winter op uit. Tulner won telkens den prijs, Kees zoo nu en dan een premie, 't Tweede jaar zou weer zoo gaan, doch nu kwam Piersma aan den hardrijdershemel op. Piersma werd echter verslagen en Tulner won. 't Derde jaar kreeg men in Harlingen in de gaten, dat Tulner en de Jong het eens waren, waarom men dreigde de prijzen in te houden. Na waf heen en weer gepraat werd overgereden, mef het gevolg, dat de Jong den eersten prijs won. In de provincie Groningen kreeg een zekere Veldman als snelle rijder veel naam. Toen in Stadskanaal een prijs van ƒ 250.— en een premie van ƒ 150.— was te behalen, zocht de Jong dezen Veldman op, met de bedoeling, zich tegen hem te meten. Ook Veldman had reeds veel van de Jong gehoord. Ze kwamen overeen, dat ieder ƒ 200.— zou krijgen, doch dat ze inderdaad hun snelst zouden rijden. Veldman zou echter winnen. De Jong vond dit wel goed en zei: „We moeten dan maar eens zien, wie het zwaarst weegt." Er werd gereden, doch ik moet eerlijk bekennen, vertelde Kees me, dat inderdaad Veldman de snelste was. Daarop trokken Friesche en Groninger hardrijders los op Zoutkamp, waar maar eventjes ƒ 250.—, ƒ 150.—, ƒ 100.—, ƒ 75.—, ƒ 50.— en ƒ 25.—, totaal ƒ 650.— zou worden verreden. Toen in 't logement, waar de aangifte plaats had, de lijst van hardrijders werd ingezien, bleek al heel spoedig, dat de Jong het eerst tegen Veldman moest rijden. Dit maakte hem wel wat zenuwachtig. De aanwezige Friezen zeiden: „Kees, rijd wat je kunt, geen Groninger boven, Fryslan boppe, jonge". De Jong ging met Douw v. d. Meer en consorten naar de baan. Veldman verscheen ook. Hij had zich laten brengen in een met twee paarden bespannen wagen. Al spoedig liet Veldman zich op een eenigszins minachtenden toon uit over de Jong. „Als dat vandaag mijn snelste partuur wordt", zei Veldman, „dan is er geen vuiltje aan de lucht. Gister heb ik hem ook gehad. Daar speel ik mee." Piersma, v. d. Feer en anderen briefden dit al heel spoedig aan Kees over. De Friezen komen overeen, dat ze alles, wat ze winnen, samen zullen deelen, en hun snelst zullen rijden, Kees ook. Veldman en Kees staan klaar voor den eersten rit. Veldman heeft geen kleeren uitgetrokken, Kees wel. 't Raakt los, en als ze op de helft van de baan zijn, houdt Kees op met rijden en Veldman wint gemakkelijk. De Friezen kwaad. De Jong beweert echter troosteloos: „Menschen, je kunt zeggen, wat je wilt, maar ik kan hem niet berijden". Met alle kracht dringen de Friezen nogmaals bij Kees aan: „Laat het nooit zitten, hoor! Span je nog eens in. Je bent in het wegkomen allen verre de baas". De 2de rit zal gehouden worden. Veldman vertrouwt zich wel en voegt Kees toe: „Maak maar dat je weg komt", 't Is los, en als ze op 't eind van de baan zijn, wijst de sportmeter een kamprit aan. „Ik moet er bij zeggen", zegt de Jong, „dat we ons beiden letterlijk op de draad lieten vallen en dat we beiden van de bovenmatige inspanning, wit zagen als dooden. De derde rit komt. Beiden staan nu ontkleed op de eindstreep. Weer rijden ze van 't begin tot het eind op hun snelst en weer is het een kamprit, en, wat misschien nog nooit op een hardrijderij is voorgevallen, dat gebeurde te Zoutkamp. De keurmeesters kwamen naar hen toe en zeiden : „Mannen, 't ijs is slecht, gooi het maar op een accoordje, want jelui rijden elkaar dood". De Jong had daarnaaar wel ooren, doch Veldman wilde daarvan niet weten, 't Was nu : Fryslan boppe, of Groningen boven. Alle Friezen zeggen tegen de Jong : „Rijd je best, al verlies je 't, dan is hij wel zoo bekaf, dat wij hem wel kunnen verslaan, omdat we nog geen partij gehad hebben". Ofschoon de keurmeesters het dwaas vinden, werd weer gereden, en Kees won. Ook de 5de rit won de Jong, thans met grooten voorsprong. Veldman is in zijn wagen gestapt en moest thuisgekomen onmiddellijk het bed houden en is niet weer opgestaan, naar de heer de Jong meende. Nog den zomer van dat jaar is hij overleden, waarschijnlijk ten gevolge van den wedstrijd in Zoutkamp. De Jong had dien dag genoeg gereden en de andere Friezen wonnen de prijzen, öf Jan v. d. Feer, of Tulner won den 1sten prijs. In Groningen werd veel op 'f schot gereden. De Friezen willen daar over 't algemeen niet aan. De Jong mocht gaarne op schot rijden, vertelde hij me, ofschoon daaraan ook al weer bezwaren kleefden. De Jong lette dan niet op zijn partner, ook niet op den man, die hef schot loste, maar op den keurmeester, die het sein gaf. Werd dit gegeven, dan was de Jong ook weg. De meeste hardrijders schrikken echter even, buigen zich soms te veel voorover en verliezen daardoor tijd. Kees was steeds zoo vlug van de eindstreep, dat het zelfs voorkwam, dat men hem wilde vasthouden, tot het schot werd gehoord. Hiervoor bedankte de Jong echter. 't Kwam evenwel in Groningen zoover, dat men niet meer wilde rijden, als de naam Kees de Jong op de lijst prijkte. Eenmaal heeft hij daarom met handicap gereden, om de rijderij toch maar te laten doorgaan. Soms gaf hij aan een tiental rijders ieder een rijksdaalder, om op deze manier den prijs te kunnen verdienen. Als er maar een tiental wilde rijden, dan ging het hardrijden wel door. Ook heeft hij een paar maal op één dag op een 3-tal plaatsen geld verdiend. Dat kon zoo: Kees woonde in Leeuwarden. In den regel verdeelden de hardrijders zich wel op het station en werd afgesproken, naar welke plaatsen men zou gaan. Op zekeren dag vertrokken de Jong, Wouda en Rinsema naar Groningerland. Samen stapten ze in den trein. Wouda zou naar de Leek. ,,Waar ga jij heen?", vraagt Wouda aan Kees. „Ik wou ook naar Leek", antwoordt Kees. „Nou", zegt Wouda, „ais ik win, zal ik je de helft van de centen sturen, maar kom dan niet in Leek". Dit werd goedgevonden en Wouda wist in Leek te winnen. Zoo ging het met Rinsema idem. Deze, werd afgesproken, zou onder dezelfde voorwaarden in Groningen rijden en won ook aldaar inderdaad den prijs. De Jong echter, was teruggekeerd en hoopte in Oudkerk te rijden. Doch hier ging de rijderij wegens het regenachtige weer niet door. Hij gaat naar Leeuwarden en zendt een telegram naar Heeg: „Aangifte C. de Jong." Hij rijdt langs de Zwette, waarin zich reeds dooigaten bevinden, komt in Sneek aan, doch men deelt hem hier mede, dat het ijs naar Heeg niet meer vertrouwd is. Dan maar op de fiets naar Heeg en als de Jong daar aankomt, is het rijden reeds aan den gang. Eén rit heeft hij wegens absentie reeds verspeeld. Toch wist hij na overeenkomst met Poepjes, die den prijs behaalde, de premie te bevechten. ,,'s Avonds half 9 was ik weer thuis", aldus de Jong „en had driemaal geld verdiend op één dag." 2 maal op een dag gebeurde vaak. Daarom werd hij in de wandeling, zooals we reeds zeiden, ook vaak „de koopman" genoemd. In Strijen gebeurde het den heeren Jan Baarda en Kees de Jong, dat het begin der hardrijderij eenigen tijd werd uitgesteld, tot ze aankwamen, zoo blij waren ze in Strijen, dat ze daar in de gelegenheid werden gesteld, Friezen te zien hardrijden. Baarda en de Jong hadden n.l. van uit Stolwijk laten weten, dat ze eenigszins waren verlaat, maar wel kwamen. Van Stolwijk ging het over Gouda naar Rotterdam en vandaar per tram naar Strijen. In de tram hoorden ze reeds van de passagiers, welke hardrijders allemaal wel zouden uitkomen. Toen ze in Strijen aankwamen, stond het muzikcorps reeds opgesteld om hen te verwelkomen en daarna trok men in optocht naar de baan. De Jong moest rijden tegen een zekeren Hoeve uit Rotterdam. Bij den eersten rit was Hoeve een heel eind voor en de Jong zegt tegen Baarda: „Ik ben niet lekker, ik kan niet meer rijden". De tweede rit was een kamprit en de kijklustigen zeggen reeds: „Dat hardrijden van dien Fries beteekent ook al niet veel. Onze eigen menschen rijden veel harder". Bij den derden rit — loop — zegt de heer de Jong, was ik een heel eind voor en als de laatste twee moeten kampen, zijn dit Jan en Kees. Als ze de baan hebben afgelegd hooren ze al spoedig: „Heb je ooit zulk vliegen gezien?". Hun werd verzocht voor de aardigheid ook eens de baan te rijden, zooals man en vrouw in Friesland rijden. Jan kwam voor, Kees achter te rijden. „De menschen wilden ons wel op de handen dragen", aldus de heer de Jong „en na afloop werden we, weer met het muziekcorps voorop tot de tram uitgeleide gedaan". Zoo keuvelde Kees maar door. Ik mocht echter niet meer van zijn vrijen tijd vragen, zoodat ik, heel wat gegevens rijker, naar Akkrum terugkeerde. Mej. Baukje de Boer, geb. Veensfra, geboren 5 Juli 1881 te Rottevcille, is de moeder van de hardrijdsters Jitske en Loltje de Boer, wier levensbeschrijving verderop volgt. Zij won te Twijzel op 13-jarigen leeftijd haar eersten prijs. Het aantal prijzen, dat ze had gewonnen, kon ze niet mee' opgeven, maar wel wist ze nog, dat ze o.a. had gewonnen te Leeuwarden, Twijzel, Grijpskerk, Zoutkamp, Delfzijl, Farmsum, Stadskanaal, Zuidbroek, Bedum, Winschoten, Leek en nog vele andere plaatsen. Op 36-jarigen leeftijd won ze nog een medaille, uitgeloofd door H.M. de Koningin, bij een wedstrijd te Leeuwarden. In den winter van '32—'33 wist ze ook te Anna Paulowna, een prijsje te behalen, evenals haar dochter. Nevenstaande foto is genomen te Lekkum op 14-jarigen leeftijd. Het loont wel de moeite, deze foto met die van haar dochter, wat costuum betreft, eens te vergelijken. Behalve de kleeding doet ook de houding van Jitske aan een meer sportieve persoonlijkheid denken. Mej. B. de Boer—Veenstra, won ook met den Heer G e r r i t W o u d a van Dokkum onder mannen en vrouwen vele prijzen. Willem van Dijk, oom van Annie Zondervan, werd 27 Febr. 1882 te Terhorne geboren. Zijn eerste prijzen won hij reeds op 14-jarigen leeftijd en wel in 1 week tijd: 1ste prijs te Nijehaske, nikkelen horloge; 1ste prijs te Oldeboorn, zilveren horloge; 1ste prijs te Terhorne, ƒ 15.—, wedstrijd van mannen, die niets hadden gewonnen; 1ste prijs te Heerenveen, gouden horloge; 1ste prijs te Opeinde bij Drachten, gouden horloge, (wedstrijd van jongens beneden 18 jaar). Aan dezen wedstrijd is nog een zeer droeve herinnering verbonden. Gerrit van Dijk, een broer van Willem, schreef me hieromtrent: BAUKJE DE BOER-VEENSTRA. „De hardrijderij te Opeinde was eerst uitgeschreven voor jongens „onder de 16 jaar. Mijn broer, met Sijbren Jacobus de Vries, vergezeld van mijn vader, gingen 's morgens vroeg op stap, t.w. „eerst per schaats tot Heerenveen, toen per tram tot Drachten en „verder loopende naar Opeinde. Daar 't reeds laat was, draatden ,,de jongens vooruit, om op tijd bij de aangifte te zijn. Ze waren „5 minuten te laat, doch werden ingeschreven. Toen de mededingende jongens echter vernamen, dat Willem en Sijbren uit „Terhorne kwamen, wilden ze niet meerijden en er ontstond een „groote herrie. Inmiddels was mijn vader ook gearriveerd en toen „deze hoorde, dat de jongens wel waren ingeschreven, stond hij er „op, dat ze ook mee zouden rijden. Ook het bestuur was van „oordeel: wel rijden met de beide jongens mee, of in 't geheel niet. ,,'t Gevolg van een en ander was, dat de rijderij finaal over ging. „Doch nu komt het tragische van 't geval. Op de vraag van het „bestuur, of de beide jongens op de e.v. rijderij ook zouden „mededingen, gaven ze beiden volmondig hun toestemming, doch „helaas, 't zou anders uitkomen. Toen een dag of vier later dezelfde rijderij werd gehouden, kon alleen mijn broer meedoen. „Zijn kameraad, met wien hij dagelijks uit rijden ging, was in dien „tijd jammerlijk verdronken. Dat mijn broer dien dag een zware „dag heeft gehad, behoeft geen betoog. Dit droeve ongeluk „herinner ik mij uit mijn jeugd nog als de dag van gisteren." Op 17 en 18-jarigen leeftijd reed Willem het snelst, en vele prijzen vielen hem dan ook ten deel, o.a. won hij te Sijbrandaburen, Oldeboorn, Joure, Sneek, Franeker, en naar Gerrit meende, ook te Oudkerk. Ook buiten Friesland werd menige zege bevochten. Enschede, Zwolle, Stolwijk, Oudekerk telden hem onder hun prijswinnaars. Ofschoon zijn broer Gerrit van Dijk, niet bepaald onder de hardrijders mag gerekend worden, sloeg hij toch steeds een flink figuur op de schaats en werd ook menige prijs zijn deel. Een veteraan. Ale Dikkerboom. Uit het huwelijk van Urne Dikkerboom en Sietske Valk, werd op 25 November 1885 te Oudehaske geboren Ale Dikkerboom, die zich op, voor hardrijders althans, betrekkelijk hoogen leeftijd zou ontpoppen als een van de vele hardrijders, waarop Frieslands schaatsminnend publiek met grooten trots zou zien. De ouders van Ale waren er op tegen, dat hij zich op de hardrijdersbaan zou begeven. Ze meenden, dat 't zijn gezondheid zou schaden. Aanvankelijk berustte Ale in den wil der ouders, doch toen hij reeds de twintig gepasseerd was, kwam toch de lust tot hardrijden weer bij hem boven en begaf hij zich eens met zijn broer Jan, — evenals zijn andere broer Urne ook een uitstekend rijder — zonder zijn ouders daarmede in kennis te stellen naar Nieuwebrug, waar hij van de 68 rijders den eersten prijs, zijnde 20 gulden in een gebreid zakje in ontvangst kon nemen. Ale was reeds 29 jaar, toen hij in Tzummarum, op aandringen van zijn broers, naar een prijs van ƒ 80.— zou dingen. Vele Oudehaskers trokken op naar Tjummarum om getuige te zijn van dezen wedstrijd. Het bleek, dat de snelste rijders, waaronder Baarda en Sipke Castelein, zich hadden laten inschrijven. Toen Ale 2 tegenstanders had verslager., moest hij het opnemen tegen den toen zeer gevreesden Sipke Castelein. Het starten °uu'"" de vrij lang, doch toen het eindelijk los was en de rit was volend, bleek, dat de vlag niet overging en de rit dus kamp was. Voor de -■ ÈL ALE DIKKERBOOM. vele Oudehaskers gaf dit een voldoening en Ale durfde nu wel aan wedstrijden deelnemen, waar het om hoogere prijzen ging. Den volgenden dag was te Leeuwarden de prijs ƒ 100.—. Op de lijst stonden als No. 1, enz, ingeschreven Ale Dikkerboom, Sipke Castelein. „Jammer", zegt Sipke, „dat wij direct tegen elkaar moeten, doch wij zullen beiden ons best doen, meer kunnen we niet." Toen de bel het begin van den wedstrijd aankondigde, beleefden beide rijders spannende oogenblikken, beide met de vraag in het hart: wie zal 't winnen? Hoe hef mogelijk was begreep Ale zelf niet, maar hij versloeg in twee ritten, ten aanschouwe van honderden Heerenveensters en Oudehaskers gemakkelijk zijn tegenstander. Toen volgde de eene groote overwinning de andere en van zijn 29*te f0f zijn 48*fe jaar, heeft Dikkerboom steeds in de voorste gelederen gestaan. Het is zeker niet ieder gegeven zich zoo lang op de hardrijdersbaan te handhaven. Velen moeten op jongeren leeftijd hun kampioenschap aan anderen afstaan. Gaarne brengen wij dan ook onze hulde aan dezen stoeren rijder, wiens naam en prestaties nog lange jaren in de analen van de Friesche hardrijders zullen blijven bewaard. Wat Dikkerboom als hardrijder presteerde moge uit het volgende blijken: In 1917 wist hij vijf maal als eerste uit te komen. De inscriptie op een zilveren medaille van de IJsclub Fivelingo te Appingadam vermeldt, dat D. ging strijken met den eersten prijs en de 150 M. aflegde in 142/5 seconde; terwijl een dito medaille van de IJsclub Rijperkerk, gewonnen 10.2.17, vermeldt, dat ook hier D. No. 1 was en de 1000 M. aflegde in 1 m. 51 ~/5 seconde. Een teleurstelling was het voor hem, toen hij in dit jaar van een reis naar Davos, om tegen de Noren, Finnen en Duitschers uit te komen op de korte baan, moest afzien. De heeren van Riezen en Overdiep uit Heerenveen zouden met hem meegaan, toen er verontrustende mededeelingen kwamen over het gevangen houden van Nederlanders in Duitschland. Na het voor en tegen overwogen te hebben, werd toch maar besloten niet fe gaan. Ofschoon er in 1918 weinig ijs was, wist D. toch nog in dit jaar een eersten prijs te behalen. 4 Januari 1919 moest hij zich in Heerenveen bij een wedstrijd van Thialf met den tweeden prijs tevreden stellen. De Telegraaf zegt van dezen wedstrijd: „In geen jaren heeft de IJsclub Thialf een zoo mooie rijderij op de korte baan gehouden als gisteren. Er waren 29 van de beste rijders. Van afspraken merkten we heel weinig en daarom werden prachtige ritten gezien. Het ijs was in goede conditie, het weer kon niet mooier; helder, niet te koud, weinig wind. In den eersten omloop moesten al dadelijk 4 kampritten door een derden rit beslecht worden, onder meer, tusschen J. Baarda te Blessum en L. Poepjes te Lemmer. Tegen veler verwachting, viel Baarda af, die den eersten rit met flink verschil gewonnen had. De kleine Benninga fe Lemmer, die bijna de geheele baan van 160 M. uitkrabde, sloeg in drie ritten zijn plaatsgenoot E. de Vries. Bij den tweeden omloop sloeg Slager, die favoriet was, in twee ritten Tenhoeve te Oosterzee, een nieuweling, die een stevigen slag had. C. Dijkstra te Lemmer moest het opnemen tegen W. Poepjes te Delfstrahuizen. De laatste werd met een goeden voorsprong geslagen. De 39 jarige de Jong te Huizum, die nog altijd even vlug start, werd met zeer weinig verschil door J. Poepjes te Delfstrahuizen afgereden. Bij den eersten rit tusschen P. Peereboom te Follega en L. Poepjes te Lemmer, was de eerste op de helft van den baan ongeveer een meter voor, toen zijn hakleer brak. Hij moet stoppen in volle vaart, doch wist zich gelukkig op de been te houden. Hef scheen, dat Peereboom, de mooie snelle rijder, zich nu niet meer vertrouwde. Tot groote verwondering van het talrijke publiek, werd de tweede rit door hem aan Poepjes gegeven. De 34 jarige Dikkerboom te Oudehaske een oersterke kerel, die haast met zijn neus op het ijs ligt, klopte in twee ritten gemakkelijk K. Poepjes te Delfstrahuizen. De 37 jarige Arend Poepjes sloeg met flink verschil J. v. d. Werf te Terhorne. Een achttal rijders was nu aangebleven. Woudstra te Oosterzee werd geslagen door Slager. De eerste is nog jong en kan een kranige rijder worden, zijn slag is mooi. Tusschen Benninga en C. Dijkstra, beiden van Lemmer ging het hard om hard bij den eersten rit. Benninga krabde tot het laatst, hoe is het mogelijk, en verloor met zeer kleinen voorsprong. Bij den tweeden rit was overleg gepleegd. De twee neven, J. Poepjes en L. Poepjes, probeerden tot tienmaal vergeefs gelijk fe starten. De familieleden vertrouwden elkaar niet. Een spannende rit volgde. De mannen bleven steeds naast elkaar. L. Poepjes kwam nog geen 80 cM. voor zijn partner over de eindstreep. Ofschoon Arend Poepjes eerst Dikkerboom met inspanning van alle krachten kon bijhouden, op fwee derde deel der baan was het hem niet meer mogelijk. Op het viertal kwamen dus, Slager, C. Dijkstra, L. Poepjes en A. Dikkerboom. De 24-jarige Slager, stevig gebouwd, wist den iangeren slank gebouwden 29-jarigen Dijkstra op de eerste helft van de baan ongeveer een meter vooruit fe komen, toen legde hij het in zijn verbazend lange streken, en wist met twee meter voorsprong eerst aan te komen. Dikkerboom en L. Poepjes volgden. Ook tusschen dit tweetal was het een prachtige rit. Men bleef naast elkaar als een span paarden, totdat even voor den finish Dikkerboom circa 40 cM. vooruitschoof. Door al die mooie ritten, veikeerde het publiek in spanning omtrent den eindwedstrijd tusschen Slager en Dikkerboom. Beiden zetten er alles op en het dient gezegd, Dikkerboom, die gehuwd en 10 jaar ouder was, kwam nog met geen meter verschil na Slager aan. In de tweede helft der baan maakte hij het verschil tusschen Slager en hem allengs korter. Was de baan 200 meter geweest, de krachtige Dikkerboom had zeker den jongeren collega geslagen. De einduitslag is dus: 1. M. Slager te Wolvega; 2. A. Dikkerboom te Oudehaske; 3. L. Poepjes te Lemmer; 4. C. Dijkstra te Lemmer. De snelste rit werd gedaan door Slager in 16 seconden. Ongeveer 3000 toeschouwers, woonden den prachtigen wedstrijd bij." 31 Januari 1919 was weer de tweede prijs zijn deel, ofschoon hij met zijn snelsten rit van i6 seconden wel liet blijken, dat de beroepsrijders op de volgende wedstrijden wel een geduchten tegenstander in hem zouden vinden. Hij werd hier door den kieinen Goodijk van Marum verslagen. Drie eerste prijzen werden in dit jaar door hem gewonnen w.o. een prijs van ƒ 300.— te Groningen. Dit was ter gelegenheid van den openingswedstrijd van de N.V. IJsbaan de „Kweekschool" op Zaterdag 1 Februari 1919. Van de 47 snelle rijders verschenen er 41 aan de start. Pas halt zeven was de wedstrijd geëindigd. Men beschikte gelukkig over voldoende kunstlicht om den strijd zoo laat te doen eindigen, 't Was bij dezen wedstrijd, dat de bekende hardrijder M. Slager werd geklopt door den veteraan Snip. Deze laatste legde de baan van 160 Meter af in 1 SAj5 seconde. G. Castelein, C. de Jong, en L. Poepjes, werden geslagen door een zeer snellen rijder L. Smit uit Scheemda, doch nog sneller bleek te zijn Ale Dikkerboom, die met den prijs van ƒ 300.— ging strijken. J. Zuidema te Terapel, won den tweeden prijs ƒ 100.— terwijl L. Smith te Scheemda ƒ 75.— mee naar huis kon nemen. In dezen wedstrijd reed ook nog mee de Heer Bonne v. d. Zee. Hij probeerde den snelsten rit te maken, doch het gelukte hem, den 48jarigen veteraan niet. In snelheid schoot hij bij de jongeren tekort. Opmerkelijk was het bij dezen wedstrijd, dat alle Friezen door Groningers werden geslagen. Alleen Dikkerboom wist voor Friesland de eer hoog te houden. Het moet voor hem aan ook wel een onvergetelijke dag zijn geworden. In Appingedam haalde Dikkerboom 3 Februari 1919 een prijs van ƒ 150.—, L. Smith van Scheemda won als tweeden prijs ƒ 100.—. H. ten Hoeve ƒ 60.— en J. Poepjes i 40.—. Dikkerboom reed hier de baan van 140 M. in 131/, seconde, een geweldige snelheid. Aan dezen wedstrijd werd door 18 rijders deelgenomen. Sljucht en Rjucht No. 6 van 22 Februari 1919 nam van Ale Dikkerboom een foto op in schaatsenrijderscostuum. Het onderschrift vermeldde, dat hij kampioen van Nederland op de korte baan was en op Ruiter schaatsen reed. Voorts dat hij een beste zwemmer was, veel aan jacht deed en zijn spieren lenig hield door zich gymnastisch te ontwikkelen. Ofschoon de dooi reeds was ingevallen, kon de wedstrijd te Winsum op 10 Februari 1919 toch nog doorgaan; 14 snelie rijders hadden zich laten inschrijven. Ook op dezen wedstrijd bleek weer, dat Dikkerboom de snelste mocht heeten onder de beroepsrijders. Hier was het, dat hij H. ten Hoeve met flinken voorsprong klopte, terwijl ook de snelle Groninger Snip, hei in twee ritten tegen hem moest afleggen. Hij won den eersten prijs groot ƒ 200.—. Tweede werd H. ten Hoeve te Oosterzee j 100.—. Derde H. Snip te Sebaldaburen ƒ 50.—. Vierde J. Poepjes te 8 Delfstrahuizen ƒ 25.—. In dezen winter werd in fotaal door een 36 tal bekende rijders ongeveer ƒ 3300.— gewonnen. Volgens het Nieuwsblad van het Noorden stond Ale Dikkerboom met ƒ 675.— ver bovenaan. 1 December 1921 bemachtigde Dikkerboom te Heerenveen, toen bij Thialf 30 deelnemers stonden ingeschreven, den eersten prijs, groot ƒ 100.— terwijl K. Poepjes, den tweeden prijs, groot ƒ 60.— won. Zaterdag 3 December 1921 had op de Groote Wielen bij Rijperkerk een nationale hardrijderij van mannen op de lange baan van 1000 M., plaats. Het aantal deelnemers bedroeg 20. De rijders, die tot het laatst toe volhielden, waren volgens de Leeuwarder Courant de volgende. W. Postma, Rauwerd 2 min. 33 sec. Jan Visser, Tietjerk 2 min. 474/5 sec. A. L. v. d. Meer, Warga, 2 min. 40^5 sec. P. Peereboom, Huizum 2 min. 342/5 sec. Pieter Vlieger, Rijperkerk 2 min. 53 sec. Ale Dikkerboom, Oudehaske 2 min. 13 sec. Arie Bouma, Leeuwarden 2 min. 20^2 sec. G. L. v. d. Meer, Warga 2 min. 18-/5 sec. D. Nauta, Wartena 2 min. 26J/2 sec. R. Riedstra, Oenkerk 2 min. 261 /5 sec. Zoodat op het viertal kwamen Dikkerboom, G. L. v. d. Meer, Bouma en Nauta. In den beslissenden omloop, legden zij de 1000 M. af als volgt. Dikkerboom 2 min. 42/B sec. v. d. Meer 2 min. 204/5 sec. Bouma 2 min. 153/5 sec. Nauta 2 min. 221/B sec. Hieruit blijkt dus, dat Dikkerboom, Bouma en Nauta hun snelheden verbeterd hadden. Uitslag 1e prijs (de medaille van H.M. de Koningin) en ƒ 150.—. Ale Dikkerboom te Oudehaske, 2e prijs ƒ 75.—, Bouma, 3e prijs ƒ 50.— G. L. v. d. Meer, 4e prijs ƒ 26.— D. Nauta. Aan R. Riedstra te Oenkerk, die in den eersten omloop was gevallen, werd een troostprijs van ƒ 10.— toegekend, nadat hem gelegenheid was gegeven, zijn snelheid te verbeteren, welke hij op 2 min. 20 sec. wist te brengen. In December 1921 waren te Heerenveen 30 rijders ingeschreven, w.o. de 41-jarige Arend Poepjes, die den 22-jarigen Sipke de Jong van Snikzwaag wist te verslaan. Het verschil bij de beide ritten was echter uiterst gering. Arend werd evenwel weer verslagen door zijn neef K. Poepjes. Als bijzonderheid mag wel worden vermeld, dat op de lijst 7 maal de naam Poepjes voorkwam. 8 Op het vierfal kwamen: W. Postma, Rauwerd A. Dikkerboom, Oudehaske J. Slof, Joure. K. Poepjes, Delfstrahuizen A. Dikkerboom won ais eersten prijs ƒ 100.—. K. Poepjes als tweede ƒ 60.—. 28 Januari 1922 reed Dikkerboom mee te Kampen en won aldaar van 16 deelnemers den eersten prijs, groot ƒ 80.—, terwijl Poepjes den tweeden prijs behaalde. 2700 toeschouwers woonden dezen wedstrijd bij. 23 Januari 1922. 16 rijders 1ste prijs A. Dikkerboom ƒ 60.—. 140 M. in 14 sec. 2e prijs ƒ 40.— P. Peereboom. 24 Januari 1922. Drachten 9 rijders. No. 1 H. ten Hoeve. No. 2 A. Dikkerboom. Een verguld zilveren medaille werd Dikkerboom voor den snelsten rit door V.V.V. Drachten aangeboden. Volgens de Leeuwarder Courant reed Dikkerboom de 160 M. in 15 seconden. No. 3 werd P. Postma te Rauwerd. De IJsvereeniging „Thialf" te Heerenveen, had op 21 Februari 1923 twee wedstrijden uitgeschreven, een voor mannen op de lange baan, 500 meter en een voor vrouwen, die echter wegens geringe aangifte niet door kon gaan. Daarom werd besloten inplaats van dezen wedstrijd een te houden van mannen op de korte baan. In den wedstrijd op de lange baan bleven in de beslissende ritten voor de prijzen nog aan: A. Dikkerboom, Oudehaske 56.3 sec. P. Dijkstra, Beets 59.4 sec. M. Slager, Wolvega 59.8 sec. A. Bouma, Leeuwarden 60.4 sec. Voor de korte baan bleven nog over: G. L. v. d. Meer, Warga. M. Slager, Wolvega. H. de Jong, Snikzwaag. W. Postma, Rauwerd. Slager reed tegen Dikkerboom en moest verliezen. Postma liet het zitten tegen v. d. Meer, terwijl de Jong bleef „staan". Deze werd door v. d. Meer verslagen, terwijl deze op zijn beurt de mindere was van Dikkerboom. Dikkerboom won dus den eersten prijs en v. d. Meer den tweeden. Bij den wedstrijd op de lange baan won P. Dijkstra van Beets met 58.2 sec. den prijs groot ƒ 100.—. Dikkerboom won met 60.2 sec. den tweeden prijs, terwijl aan hem voor den snelsten rit 56.3 sec. een zilveren medaille werd uitgereikt. In de korte winterperiode van 16 tot 22 Februari 1923 won Dikkerboom ƒ 210.— plus een zilveren medaille. Verder wist Dikkerboom zich nog te herinneren, dat hij op 7 December van de 21 deelnemers te Huizum den prijs, groot ƒ 80.— wist te behalen. J. Poepjes te Delfstrahuizen won de premie ƒ 50.—. 26 Januari te Oldeberkoop 16 rijders. A. Dikkerboom 1s'e prijs ƒ 50.—. K. Poepjes te Echten 2e prijs ƒ 20.—. 23 Jan. 1922 Holwerd, 16 rijders. 1ste prijs ƒ 60.—. 160 M. in 14 sec. 8 December te Lemmer. 15 rijders. 1ste prijs ƒ 60.—. Joh. Jetten te St. Johannesga 2e prijs ƒ 30.—. 30 Dec. '21 Grouw. 25 rijders. 1ste prijs ƒ 60.— S. de Jong, Snikzwaag 2e prijs ƒ 30.—. Kampen 12 Januari 1929. 18 rijders! Volgens de Zwolsche Courant, was in overleg met de rijders besloten twee wedstrijden te houden. Een om den eersten en derden prijs en een z.g. afvallerswedstrijd om den 2den en 4 den prijs, terwijl het Bestuur bovendien nog extra prijzen beschikbaar stelde. De eerste prijs plus de Gerben de Groot prijs werd gewonnen door J. Slof fe Joure. De 2e prijs door R. de Leeuw te Heerenveen. In den afvallerswedstrijd de eerste prijs door Dikkerboom te Oudehaske en de 2e prijs door A. Koning fe Nije Trijne. Voor den snelsten rit (160 M. in 15.6 sec.) werd aan R. de Leeuw, A. Dikkerboom en J. Slof ƒ 10.— uitgereikt. Zwaagwesteinde 14 rijders. 1ste prijs ƒ 80.—. Snelste rit 160 AA. in 153/4 sec. 2e prijs ƒ 40.—, H. de Jong, Rauwerd. Bakhuizen 19 rijders, alle eerste prijswinnaars. 1 sfe prijs H. ten Hoeve ƒ 100.—. 2de prijs A. Dikkerboom ƒ 50.— 31 December Oudkerk, 20 rijders. 1ste prijs ƒ 100.—; ?de prijs J. de Jong te Snikzwaag. Niet minder dan 9 medailles voor den snelsten rit zijn in het bezit van Dikkerboom. Zijn laatste medaille, gewonne 24 Januari 1933, herinnert aan den wedstrijd van oud-hardrijders te Joure, toen hij op dien datum den eersten prijs behaalde. Hij had toen dus reeds den 48-jarigen leeftijd bereikt. Wel een bewijs, dat Dikkerboom er frots zijn jaren op de schaats mocht wezen. Hij reed 160 M. in 16 seconden. Voor klasse B. waren ingeschreven 1. Rein Nota te Bolsward; 2. Jac. de Vries te Joure; 3. Ale Dikkerboom te Oudehaske; 4. H. ten Hoeve fe St. Johannesga; 5. Eelke de Vries te Lemmer; 6. Arend Poepjes te Harich; 7. Sipke Castelein te Leeuwarden; 8. H. v. d. Wal te Joure; 9. Lykele H. Poepjes te Lemmer; 10. W. de Vreeze te Sloten en 11. H. L. Poepjes. No. 12 was niet opgekomen. In den eersten omloop vielen af, No. 1, 4, 5 en 8. Van de eerste drie parturen gaven de tegenpartijen elkaar niets toe. Een mooie partij was vooral ook die van Eelke de Vries en Arend Poepjes. In deze laatste konden wij de nog steeds den kalmen zekeren rijder bewonderen. Jammer, dat hij door een verwonding aan den voet eenigszins gehandicapt was. De tegenpartij van No. 10 was er niet en No. 11 bleef staan. In den tweeden omloop won Jac. de Vries van H. L. Poepjes. Ale Dikkerboom kwam nu tegen Arend Poepjes; de 53-jarige Poepjes, kon het niet tegen de 5 jaar jongere Dikkerboom bolwerken. Toch gaven zij elkaar goed partij. Sipke Castelein won van W. de Vreeze. Voor den laatsten omloop bleven nu Jac. de Vries, Ale Dikkerboom en Sipke Castelein. De laatste bleef staan en Dikkerboom won van Jac. de Vries. Bleef nu nog de strijd om den eersten en tweeden prijs tusschen Castelein en Dikkerboom, waarbij de laatste even won. De uitslag was dus: 1. Dikkerboom, 2. Castelein, 3. de Vries. In klasse A waren 12 deelnemers, leeftijd tot 44 jaar. De uitslag was: 1. M. Slager, 2. J. Spijkstra, 3. G. Beetstra. In klasse C waren 6 deelnemers, leeftijd boven 55 jaar. Hier was de uitslag: 1. Petrus de Groot, 2. Hans Romkema en 3 Tj. Terpstra. Lijkele A. Haarsma, geboren 2 Aug. 1886 te Wartena, wist reeds op 13-jarigen leeftijd zijn eersten prijs te behalen, in 't geheel won hij 36 prijzen, premies en cadeaux, w.o. 1 zilveren en 3 gouden horloges, alsmede 2 medailles en verder enkele luxe voorwerpen. Het zilveren horloge won hij in den winter van 1899 op 1900 te Wartena, als eersten prijs. 32 jongens waren van de partij. Groep Hardrijders. Van links naar rechts : J. FABER, S. CASTELEIN, L. HAARSMA, B. VAN DER ZEE, C. HAARSMA. In den winter van 1900—'01 won hij van 45 jongens den eersten prijs, een gouden horloge fe Buitenpost. Als bijzonderheid deelde Haarsma me mede, dat hij als Fries den eersten prijs, R. Deodatus van Roden, een Drent, den tweeden prijs en P. E. Kruizinga van Lauwerszijl, een Groninger, den derden prijs behaalde. In 1902 hadden we in Februari nog een korte vorstperiode, die een kleine week duurde. Haarsma nam aan vier wedstrijden deel en won telkens den eersten prijs en wel 15 Febr. te Eestrum ƒ 10.—, 16 Febr. te Heerenveen (Klein Thialf), een gouden horloge, 17 Februari te Rustenburg onder Tietjerk ƒ 10.— en 18 Febr. te Akkrum een gouden horloge. Verder werden nog prijzen gewonnen te Bergum, Roordahuizum, Wijtgaard, Oosterwierum, Wijnaldum (2 maal), Oudkerk., Oenkerk, Berlikum, (3 maal), Leeuwarden, Tilburg, Rottevalle, Opeinde, Gouturn, Altenburg, Suawoude, Warga, Grouw, Sneek, IJsbrechtum, Gorredijk, en Drachten. Januari 1914 waren te Tilburg 4 Friesche paren uitgenoodigd om te komen hardrijden. Reis- en verblijfkosten werden vergoed. Het waren: G. Castelein van Warga met mej. G. Engelsma van Beefs. H. Castelein van Warga met mej. Tuinstra van Roordahuizum. K. Haarsma van Wartena met mej. M. Kooistra van Warga. L. Haarsma van Wartena met mej. Z. Kooistra van Warga. 8 paren namen aan den wedstrijd deel. Mej. Kooistra en Haarsma wonnen den vierden prijs. In totaal werd ƒ 320.— verreden. 26 Jan. 1908 wonnen L. Haarsma en S. Andringa van mannen en vrouwen den derden prijs ƒ 20 te Heerenveen. No. 1 werden L. Dijkstra, Lemmer en G. Engelsma, Oldeboorn. No. 2 E. de Vries, Lemmer en A. Engelsma, Oldeboorn, terwijl L. Poepjes, Lemmer en K. H. Poepjes, Delfstrahuizen zich met den vierden prijs tevreden moesten stellen. H. ten Hoeve, geboren in 1887 te Rotsterhaule, is thans wederom hier woonachtig. Hij begon reeds op 18-jarigen leeftijd met hardrijden en won op dezen leeftijd te Rotstergaast een kleine prijs van ƒ 10.—. 25 jaren later won hij zijn laatste prijzen te Terhorne en te Steenwijk. Hoe kranig toen de 42-jarige was, moge wel hieruit blijken, dat hij in Steenwijk de baan nog reed in 15:i/5 sec., terwijl de kampioen van dien winter, de heer J. de Jong van Snikzwaag dezelfde baan reed in 152/B sec. Aanvankelijk reed fen Hoeve dus om kleine prijzen, doch toen hij 30 jaar oud en reeds acht jaar getrouwd was, kreeg hij er een „flinke knik" bij, zooals hij me schreef. Hij was destijds melkrijder te Oosterzee en 't moet ons eenigszins verwonderen, dat iemand, die 's morgens vroeg reeds begon met een 13-tal paarden te onfmesten, daarna met zijn melkwagen tot Tacozijl reed, om pas tegen een uur of achf thuis fe komen, na vlug een boterham gegeten te hebben, 3 weken lang het hardrijden kon volhouden en na den wedstrijd bij moeder de vrouw thuis kwam met den buidel vol geld. Wat spreekf uit deze prestatie een levenskracht! En 't ging toen niet meer om kleine prijsjes. 't Waren langzamerhand stadsprijzen geworden. In den winter van 1917 wist hij in IJlst zijn eersten stadsprijs, groot ƒ 100.— te winnen. Hindeloopen en Bakhuizen volgden met resp. ƒ 60.— en ƒ 120.—. in denzelfden winter wist hij in Joure den kampioen van het vorige jaar, den heer Slager te verslaan, terwijl ook de bekende hardrijders Lycle Poepjes en Jacobus de Vries het tegen hem moesten afleggen. In het geheel won deze stoere rijder niet minder dan 96 prijzen en 13 premies, 4 cadeaux en 18 medailles, gouden, zilveren en bronzen. Van enkele medailles meen ik U iets te moeten mededeelen. Zoo werd op 3 Febr. 1919 door de IJsclub Fivelingo te Appingedam een medaille aan ten Hoeve afgegeven voor de snelste rit. Volgens opgave van het Bestuur werd de 170 M. in 144/5 sec. afgelegd. Voorts werden telkens voor de snelste rit medailles aan ten Hoeve afgegeven door de volgende IJsclubs: 2 Dec. 1921 te Wolvega. 10 Febr. 1922 te Follega. 21 Febr. 1923 op de Groote Wielen. 29 Dec. 1927 te Heerenveen. 16.1 sec. R. de Leeuw 16.2 sec. R. de Leeuw won ƒ 120.—. H. ten Hoeve ƒ 60.—. 31 Dec. 1927 te Kampen. Hier werd de 160 M. in 15.6 sec. afgelegd, zooals we reeds opmerkten. In 1920 maakte ten Hoeve in 5 dagen een rondrit over Drachten, Marum, Appingedam, Winsum en Oudkerk en in deze 5 achtereenvolgende dagen wist hij telkens een eersten prijs te behalen. In totaal won hij ƒ 650.—. In den winter van 1921 op 1922 was ten Hoeve op de korte baan zeker de snelste rijder. Hij wist toen in onze eigen provincie alsmede in Groningen, Noord- en Zuid-Holland tal van eerste prijzen te behalen. In totaal maar eventjes ƒ 1330.—. In dezen winter reed hij ook eenmaal te Anna Paulowna op een baan van 200 M. De middenafscheiding van deze baan was aanaegeven door kalkstrepen. 't Lastige was, dat nu telkens de hardrijdersbaan van het toesfroomende publiek moest gezuiverd worden. Ten Hoeve wenschte dan ook niet te rijden, voor hij zekerheid had, dat het publiek hem geen last kon veroorzaken. Later is op aanwijzing van Ten Hoeve hierin verandering gekomen. In Anna Paulowna was geen ijsclub. Op den dag der rijderij gooide men botje bij botje en evenals bij de wedrennen werd ook hier soms om vrij groote bedragen gewed. In den winter van 1923 op '24 won ten Hoeve in totaal ƒ 550.— aan prijzen. 1 Jan. 1928 waren vele jonge hardrijders in Lemmer aanwezig. Ook Thijs Klompmaker, die van overleg met de andere hardrijders niet wilde weten en volgens ten Hoeve, meende, dien winter overal de eerste prijzen te zullen ophalen. Hoeve en Klompmaker komen ook tegen elkaar te rijden en als de baan is afgelegd, slaan beiden tegelijk naar de draad van den sportmeter. Ten Hoeve slaat mis en Thijs heeft gewonnen. Deze rit leerde echter Klompmaker, dat ook hij noodgedwongen, zich wel moest schikken naar de andere hardrijders en 't met hen op een accoordje moest gooien. Ik kon niet nalaten eens aan ten Hoeve te vragen, of de sportmenschen, ook snelle rijders, iets op hem voor hadden gehad, waarop ten Hoeve antwoordde: „Sportmenschen zullen de eerste paar dagen iets voor hebben, maar een zelfs geheel ongetrainde hardrijder zal na een dag of drie, vier, zijn sportmenschen voor wezen." Natuurlijk laat ik deze uitspraak voor rekening van ten Hoeve. Toen ik op 30-jarigen leeftijd, aldus ten Hoeve, M. Slager in Joure voor de eerste maal versloeg, verdiende ik mijn brood met het visschen met de zegen op 't Sneekermeer. Toen de winter inviel, wilde mijn metgezel Poepjes hef visschen nog niet opgeven, omdat hij meende, dat het met winteren zoo'n vaart niet zou loopen. Aangezien 't echter bleek, dat hef met de wintervorst meenens was, ging ik naar huis, reed 's avonds tusschen licht en donker een 1000 M. en wist zonder voorafgaande training, met het bekende gevolg, den volgenden dag in Joure te winnen. Jacob Poepjes, geboren 3 Juni 1888 te Delfstrahuizen, won reeds als kind verschillende kleine prijzen en reed in 1905 te Joure mede in een wedstrijd van mannen beneden de 18 jaar en behaalde toen den eersten prijs. De 140 M. werd door hem afgelegd in 10 sec. Waar en wanneer Jacob, broeder van de bekende hardrijders Arend, Hans en Lycle, zijn prijzen behaalde, wist hij zich niet precies meer te herinneren, maar zeker bedroeg hef aantal meer dan honderd. Op 23-jarigen leeftijd reed hij mee fe Olsf, waar 32 snelle rijders stonden ingeschreven, w.o. ook zijn broer Arend. Zijn eersfe partij was Termolen van Zwolle. Men ging op schot los, en hieraan was Jacob niet gewend, waardoor Termolen hem een 4-tal meters voor kwam, doch halfweg de baan was Jacob reeds een stuk voor. Als de rit voorbij is, zegt Termolen: „Wat kun jij rijden!" Bij den eindstrijd moest Jacob rijden tegen den bekenden E e I k e de Vries van Lemmer, die toen de snelste rijder was. Wel een 15-tal meters was hij hem voor. Zijn broer Arend moest verliezen tegen Holst. Daarop zou Jacob tegen Holst moeten kampen. Aangezien echter de duisternis reeds was ingevallen, ontraadde Arend zijn broer te rijden, doch Jacob had wel begrepen, dat hij zich onder de snelsfe rijders mocht rangschikken. JACOB POEPJES. In Joure won hij eenige prijzen en verder wist hij uit zijn herinnering nog op te diepen, dat hij 2 maal eerste was te Leeuwarden, 1 maal te Sneek, Dokkum, Heerenveen, Oldemarkt, Wijhe, Zwartsluis, Giethoorn, Buitenpost, Kollum, Kampen, Schoterzijl, Echten, Oosterzee, Haren, Paterswolde, Bedum, Winsum, Oudkerk, Rijperkerk, 2 maal te Rotfevalle. Op 28 jarigen leeftijd won hij 10 maal achter elkaar een eersten prijs. Vele andere prijzen, hierboven niet genoemd werden gewonnen, doch waren in 't geheugen niet bewaard gebleven. Enkele medailles zijn nog in 't bezit van Jacob, o.a. een van de Vereeniging ter Bevordering van het Vreemdelingen Verkeer te Leeuwarden. Verder een van de IJsvereeniging Nijeland; een zilveren medaille van H.M. de Koningin, gewonnen te Peize, 4 Febr. 1917; een Lauwertak van de ijsvereenging Leek, 25 Jan. 1914, een bronzen medaille van H.M. de Koningin, gewonnen te Haardstede, 2 Febr. 1917. Een zilveren schaats, met blauw lint, gewonnen te Joure 24 Jan. 1933, verschaft hem toegang tot de baan van de ijsvereeniging Vlecke Joure. Van deelen wilde geen der gebroeders Poepjes weten. Hun stelling was: „Met rijden winnen". Tegen weersomstandigheden waren ze geweldig gehard. Nooit werden ze koud. Rooken en het drinken van sterke drank werd steeds nagelaten, terwijl ze in den zomer zich voor den komenden winter reeds trainden. Loopen en zwemmen waren hun geliefde sporten. Jacob was zeer behendig, niet forsch gebouwd en met iedere rit werd zijn prestatie grooter. Ook Jacob zou met Dikkerboom en Ten Hoeve naar Zwitserland geweest zijn, doch om de reden, bij Dikkerboom vermeld, is dit niet doorgegaan. ,,'t Zou anders de moeite wel waard geweest zijn", zegt Jacob, „misschien had ik er nog een stukje land mee kunnen verdienen." De vader van de hardrijders, Hans P. Poepjes, geboren 4 Juni 1845 te Oldemarkt was ook een snelle rijder, doch is nooit op een hardrijderij uitgekomen. In 1926 redde Jacob twee kinderen uit Echten het leven, waarvoor hem een medaille door Burgemeester Falkena is uitgereikt, in de Pier Christiaansloot, bevond zich een overijzeld wak. Twee kinderen reden hierin, waarvan de eene, een jongen, reeds tof op den bodem van hef kanaal was gezonken. Jacob had in de verte, het wak was 1 a/2 K.M. van zijn woning verwijderd, om huip hooren roepen, was er heen gesneld en had zich bezweet te water begeven. Gelukkig mocht zijn edel pogen met succes worden bekroond: de kinderen, ofschoon beiden reeds bewusteloos, werden gered. De medaille, die aan dit heldhaftig feit herinnert, heeft de volgende inscriptie : Carnegie Heldenfonds Aan J. Poepjes voor moedig gedrag in den winter van 1925/26. Van een enkelen wedstrijd, gehouden fe Joure 15-2-'29 laten we het verslag uit de Leeuwarder Courant volgen, waaruit fevens blijkt, dat het bestuur van de ijsclub had besloten, een nieuwe wijze van prijsverdeeling te beproeven. Er werd uitgegaan van het idee, dat 32 rijders zouden mededingen. Er moesten dan vijf omloopen plaats hebben om tot het eindresultaat te komen. De winnaars van eiken omloop zouden samen ƒ 40.— krijgen, dus de winnaars van den eersten omloop elk ƒ 2.50, van den tweeden ƒ 5.—, van den derden omloop ƒ 10.—, van den vierden omloop ƒ 20.— en de winnaar van den eindstrijd J 40.—, plus een gouden medaille. De eerste prijswinnaar zou dus in totaal ontvangen / 40.— plus ƒ 20.—, plus ƒ 10.—, plus ƒ 5.—, plus ƒ 2.50 is ƒ 77.50; de premiewinnaar ƒ 37.50; derde en vierde man elk ƒ 17.50. Van de 32 deelnemers zijn er dus 16, die een prijs krijgen van ƒ 2.50 tot ƒ 77.50. Waren er meer dan 32 rijders, dan werd door een voorwedstrijd (op tijd rijden) het aantal op 32 gebracht. Waren er minder dan 32, dan werd door het loten om vrije nummers in den eersten omloop, de tweede omloop op 16 gebracht; b.v.: waren er 24 deelnemers, dan lootten 8 rijders vrij, en de andere 16 reden in den eersten omloop, zoodat de tweede omloop 16 deelnemers kreeg. Het bestuur hoopte, dat de hardrijders door een groote deelname het bewijs zouden leveren, dat ook zij het streven naar een billijke prijsverdeeling waardeerden. Jammer, dat het niet tot een eindstrijd is gekomen, wegens het late uur. Het bestuur, dat door deze methode het deelen wilde voorkomen (bij iedere ronde werd weer opnieuw geloot) moest ten slotte zelf deelen, daar de wedstrijd niet ten einde was te brengen. De 8 rijders, die nog op de lijst stonden, hebben dan ook de gezamenlijke prijzen groot ƒ 120.— gedeeld. Deze prijswinnaars waren: Jac. Poepjes te Delfstrahuizen, K. Kingma te Scharsterbrug, Jac. Jetten te Rottum, H. Frans te Giethoorn, A. Koning te Munnekeburen, P. de Winter te St. Nicolaasga, Roel van der Wal te Rottum en Johannes Jetten te St. Nicolaasga. De door V.V.V. aangeboden medaille voor den prijswinnaar werd ingehouden. Door dr. P. J. Sluyter te Joure werd aan den heer Jac. Poepjes te Delfstrahuizen een verguld zilveren medaille aangeboden, daar hij de snelste was van de 8 prijswinnaars Hier volgen nog enkele wedstrijden van Thialf te Heerenveen, waarbij telkens een der gebroeders Poepjes een prijs behaalde. 9 Jan. 1901 1 L. Poepjes, Lemmer ƒ 80.— 2 Ph. Holsf, Amsterdam ƒ 30.— 3 J. v. d. Feer, Rauwerd ƒ 10.—. 4 Jan. 1904 1 A. H. Poepjes, Delfstrahuizen ƒ 80 2 H. Dijkstra, Lemmer ƒ 30 3 S. Schilstra, Akkrum ƒ 10.— 27 Dec. 1906 1 Ph. Holst, Amsterdam ƒ 80 2 C. de Jong, Leeuwarden ƒ 30 3 A. Poepjes, Delfstrahuizen ƒ 10.—. Snelste rit 16*/s sec. 11 Febr. 1907 45 rijders. 1 B. v. d. Zee, Sneek ƒ 40.— 2 W. Cnossen, Oosterzee ƒ 20.— 3 H. Poepjes, Delfstrahuizen ƒ25.— 4 H. v. d. Meer, Irnsum ƒ 10 5 S. Buitenveld, Roordahuizum ƒ 5.—. 29 Jan. 1917 Van mannen en vrouwen: 1 H. Poepjes, Gaast H. v. d. Wal, Oosterhaule ƒ 80.— 2 E. de Vries, Lemmer J. v. d. Weide, Terhorne ƒ 40.—. 10 Febr. 1919 1 L. Poepjes, Deltstrahuizen ƒ 80.— 2 W. de Vreeze, Bakhuizen ƒ 40.—. 13 Febr. 1922 Van mannen en vrouwen: 1 K. Veldstra, Oudkerk A. Hellema, Rinsumageest ƒ 100.—. 2 H. Poepjes, Gaast, P. Sietsema, Vierhuis ƒ 60.—. Een bekende hardrijdster was ook Mej. Geertje Engelsma van Oldeboorn 1), die zoowel alleen, als met paren vele prijzen won. Van paren reed ze met den bekenden hardrijder Lammert Dijkstra van Lemmer, G. Castelein van Warga en P. Peereboom van Follega. Ook de zusters van Geertje, Akke en Wytske, wonnen vele prijzen. Akke reed o.a. met den bekenden hardrijder E. de Vries van Lemmer en Tj. Boersma van Oldeboorn, terwijl Wytske met C. Dijkstra van Lemmer, prijzen won. Jan Douwe Baarda werd 26 Jan. 1889 te Blessum geboren. Ook hij won reeds als kind prijzen; o.a. 2 maal te Sneek, 1 maal te Irnsum en 1 maal te Wirdum. In 1905 won hij, zoowel in Hardegarijp als in Tjalleberd, een gouden horloge. Ook aan medailles ontbrak het hem niet, zooals we aanstonds zullen zien. 13 Januari 1912 hadden 26 snelle rijders zich in Joure verzameld, om voor het eerst in dit winterseizoen uit te komen. Ook Baarde zou toonen wat hij kon. De bekende kampioenen Arend Poepjes, Holst, Dijkstra, de Vries en de Jong moesten het tegen den 23jarigen Baarda afleggen. Hij bleek hen allen verre de baas; vooral van de start vloog hij met enorme snelheid. Bij den eersten rit tusschen S. Castelein en Baarda viel Castelein en kwam zoo leelijk tegen een paal terecht, dat hij verder niet kon meedingen. Goodijk werd verslagen door de Vries, terwijl deze het bij den eindstrijd weer moest laten zitten tegen Baarda, zoodat Baarda als overwinnaar uit het strijdperk te voorschijn trad. In Winschoten werd de bekende Groninger hardrijder Kier Dijkhuis in twee ritten verslagen. Met dezen Kier Dijkhuis speelde zich in Groningen het volgende af. De lijst van aangifte zou 8 uur worden gesloten, doch het bestuur *) Zie archief Friesche Ijsbond. plaatste op eigen houtje nog eenige namen op de lijst, waartegen de Friezen en ook Kier Dijkhuis protesteerden. Als protest zouden ze één „loop" doen en verder niet meer meerijden. Toen Kier Dijkstra zag, dat de Friezen allen ophielden, brak hij zijn woord en reed wel. Dit zette heet bloed. Den volgenden dag zou in Haren gereden worden. Ook Kier Dijkhuis prijkte op de lijst. Al spoedig bleven maar een 6-tal over. Baarda en Dijkhuis moesten rijden. Voor den wind won Baarda gemakkelijk. Tegen de wind had Kier de lijbaan en Jan de windbaan. En met het vaste voornemen Kier te verslaan, zette Jan alles er bij en reeds op de helft van de baan moest Dijkhuis krimp geven. Een paar dagen later werd in Winschoten gereden. Ook nu bleven al spoedig de 6 beste rijders over, w.o. Jan Baarda en Kier Dijkhuis. Ook nu moest Kier het onderspit delven. Thans zag Dijkhuis wel in, dat een Fries niet met zich laat spotten en uit den grond van zijn hart beleed hij, nooit weer een Fries te zullen bedriegen. In denzelfden winter van 1912 wist Baarda 10 dagen achter elkaar den eersten prijs te behalen. 15 Jan. 1914 stonden bij Thialf 14 rijders ingeschreven. No. 1 werd J. Baarda, Blessum, ƒ 60.—; 2. A. Poepjes, Lemmer ƒ 30.—; 3. L. J. Poepjes, Lemmer ƒ 15.—; 4 J. Coehoorn, Lemmer ƒ 10.—; 5. C. de Jong, Leeuwarden ƒ 5.—. 28 Januari 1917 won Baarda te Rijperkerk een medaille, die was aangeboden door H.M. de Koningin, terwijl hij 23 Dec. 1917 een medaille had ontvangen van de Vereeniging voor Vreemdelingen Verkeer te Oudkerk voor den snelsten rit. Baanlengte 160 M. in 13.2 sec. Dat beteekenf dus, dat een uur gaans met dezelfde snelheid zou worden afgelegd in 8.8 min. of per uur 37.8 K.M. Als bijzonderheid deelde Baarda me nog mee, dat deze snelheid in den genoemden tijd werd afgelegd bij tegenwind. In denzelfden winter van 1917 wist Baarda ƒ 960.— schoon geld over te houden. Verder bezat de heer Baarda nog een speldje aan een lichtblauw lint, dat hem was aangeboden door de ijsclub Dokkum. Dit speldje geeft hem steeds vrijen toegang tot de banen en prijsuitdeelingen van genoemde ijsclub. Blijkbaar schijnt hardrijden wel een familie eigenschap te wezen. De grootmoeder van Baarda was een zeer snelle rijdster, terwijl ook zijn 12-jarig zoontje reeds prijsjes won. Baarda zelf is de schoonzoon van Hette van der Meer. (Zie aldaar). Marten Slager, geboren 31 Juli 1893 te Wolvega. Op de bekende hardrijderij van jongens Klein Thialf te Heeerenveen werd Slager 2 maal derde. Op 24 Jan. 1909 won hij te Ter Idzard, als eersien prijs een zilveren horloge. Pas in 1912 kon hij bij een gymnasten wedstrijd te Wolvega weer uitkomen en won toen den eersten prijs, een gouden medaille en tevens een zilveren medaille voor den snelsten rit. Op 20-jarigen leeftijd in 1913 kwam hij op de groote wedstrijden uit. In de achtereenvolgende jaren wist hij een 20-tal eerste prijzen te behalen plus vele medailles, terwijl hij bovendien voor onderscheidene snelste ritten medailles ontving; o.a. herinnert een dezer iiicuaiiici aan iici iciij dat de 160 M. lange baan in 137» seconde werd afgelegd. (Bijna 43 K.M. per uur.) Het wedstrijdsysteem heeft nooit Slagers' bekoring kunnen wegdragen, omdat dit volgens hem, hef zooveel besproken „deelen" in de hand werkt. Volgens hem, geeft een wedstrijd met tijdopname eerlijker strijd. Toen in 1924 voor het eerst dit systeem te Rljperkerk werd toegepast, had hij het genoegen, de gouden kampioensmedaille te winnen. 24 Januari '33 schreef de ijsclub „Vlecke Joure" een hardrijderij uit van oud hardrijders in drie klassen: In klasse a. mannen tot 44 jaar, hadden zich opgegeven 1. M. v. d. Berg te Joure; 2. J. II _l % A # t 1 _ T M. SLAGER. H. v. d. Werf te Ter- horne ; 3. Jacob Poepjes te Delfstrahuizen ; 4. M. Slager te Wolvega ; 5. J. Spijkstra te Wartena; 6. W. Pekema te Broek; 7. uitgevallen; 8. Jan Baarda te Blessum; 9. P. Peereboom te Heerenveen; 10. M. Stienstra te Lemmer; 11. L. Postma te Huizum; 12 G. Beetstra te Akmarijp. De nos. 9, 10 en 11 waren niet opgekomen. In den eersten omloop vielen af de nos. 1, 3, en 6. Jacob Poepjes kwam hier uit tegen Slager en won den 1sten rit voor den wind. 2e en 3e rit met tegenwind waren echter beide voor Slager met een niet overgrooten voorsprong. Baarda en Beetsfra reden beiden zonder tegenpartij. In den tweeden omloop kwam van der Werf tegen Slager, waarbij Slager won; Spijkstra tegen Jan Baarda, die hoewel hij kranig reed, het moest afleggen tegen den stevigen Spijkstra; Beetstra had weer geen tegenpartij. Restten nu nog voor den laafsten omloop Slager, Spijkstra en Beetstra. Daar Beetstra nog in het geheel niet gereden had, liet men Beetstra en Spijkstra om den 2en en 3en prijs kampen, waarbij Spijkstra overwinnear bleef. De uitslag was dus: 1e prijs Slager; 2e Spijkstra, 3e Beetstra. Vooral Slager blonk in deze klasse uit als een lenige sportieve rijder. Ook Spijkstra sloeg een uitnemend figuur. Voor 4 Jan. 1919, zie bij Dikkerboom. Thialf, 3 Jan. 1918. 30 deelnemers. 1. M. Slager, Wolvega ƒ 80.—. 2. A Dikkerboom, Oudehaske ƒ 40.—. 3. L. Poepjes, Lemmer ƒ 20.—. 4. C. Dijkstra, Lemmer ƒ 10.—. 24 Jan. 1912 wint Slager bij een gymnasten wedstrijd te Grouw een zilveren medaille en dito lepel. 15 Jan. 1914 verslaat hij in twee ritten E. de Vries te Lemmer en 16 Jan. 1914 wint hij te Meppel den eersten prijs ƒ 60.— en ƒ 5.— voor den snelsten rif. Te Meerkerk wist hij van Boxe te Abcoude te winnen, doch moest in Baarda zijn meerdere erkennen. In 1917 is Baarda in zijn volle kracht en weet 24 Jan. te Meppel, 25 Jan. te Leek, 28 Jan te Rijperkerk en 30 Jan te Onderdendam te winnen, waar hij den bekenden hardrijder Dijkhuis weet te verslaan. (Zie hiervoor). 22 Dec. en 23 Dec. wint hij resp. te Groningen en Wolvega, den eersfen pijs. 3 Jan. 1918 te Heerenveen. 31 Jan. 1919 de tweede prijs, terwijl hij hier den snelsten rit maakte. T h i e I e S. S p ij k s t r a, werd 26 Februari 1894 te Wartena geboren. In 1912 begon hij met hardrijden en wist ruim 30 prijzen te behalen. Vele geldprijzen, 3 medailles en een gouden horloge. Nog in het begin 1933 behoorde hij bij een wedstrijd te Joure tof de uitgenoodigde oud-hardrijders en wist den tweeden prijs te winnen. (Zie hiervoor). In 1912 werden 3 eerste prijzen, w.o. een gouden horloge veroverd te Roordahuizum, Pingjum en Bolsward. In 1917 kreeg Spijkstra, die zich in militairen dienst bevond, 14 dagen verlof en heeft van deze 14 dagen 12 meegedaan aan hardrijden en ook steeds iets gewonnen. 5 eerste prijzen waren zijn deel, waaronder één prijs van ƒ 100.—. In Oudkerk wist hij den snelsten rit te maken, van de 32 uitgenoodigde hardrijders. Hij kwam o.a. uit fe Oostermeer, Grouw, Oudkerk, Bergum, Rottevalle, Tjummarum, Huizum, Arum, Drachten, Leeuwarden, Franeker en Wartena. Verder werd nog in 1929 meegereden te Suameer (1ste prijs), Buitenpost (3e prijs), Gorredijk (3e prijs) en Leeuwarden. In Leeuwarden won hij den prijs van ƒ 100.— plus verguld zilveren medaille. Marfha Hemming a, geboren 1 7 April 1900 op Syfeburen bij Grouw, begon haar hardrijdstersloopbaan te Oldeboorn, toen ze aldaar, het was 24 Januari 1917, haar eersten prijs won, bij een wedstrijd van leden. (Mannen en vrouwen door elkander loten). MAKIHA MtM/VUINUA. Het was nog wel een tweeden prijs, doch den volgenden dag trok ze naar Nes (Ut.) en behaalde den eersten prijs bij een wedstrijd van vrouwen. 26 Jan. daarop reed ze met haar broer Piet op een wedstrijd van mannen en vrouwen en won den vierden prijs. 28 Januari begon voor Martha de victorie te Terhorne, waar ze den eersten prijs behaalde. Persoonlijk had ik toen het genoegen als voorzitter van de ijsververeeniging „de Broederschap" haar dezen prijs uit te reiken. En na dezen wedstrijd volgde de eene overwinning op de andere. Haar eere-lijst, voor zoover bekend, ziet er als volgt uit. 1917. 29 Jan. Workum, 1ste prijs; 30 Jan. Rottevalle, 1ste prijs; 31 Jan. Deersum, 1ste prijs; 1 Febr. Langezwaag; 2 Febr. Bolsward, gouden horloge; 4 Febr. Beetsterzwaag; 5 Febr. Oudkerk; 6 Febr. Haren; 9 Febr. Sloten. 1919. 16 Dec. Helpman. 1920. 21 Jan. Meppel, (van mannen en vrouwen. Ze reed toen met Jacob Faber van Hempens); 2 Febr. Wolvega; 4 Febr. Haren; 9 Febr. Gorredijk. 1921. 30 Nov. Akkerwoude (ƒ 50.—), 8 deeln; 1 Dec. Drachten; 4 Dec. Grouw. 1922. 28 Jan. Oudkerk; 8 Febr. Leeuwarden. (De IJsclub); 9 Febr. Sloten; 10 Febr. Zwaagwesteinde; 11 Febr. Leeuwarden (bij de Oldehove); 13 Febr. Dokkum. Voor den snelsten rit werden haar o.a. medailles uitgereikt te Oudkerk, Haren en Grouw. Toen ze in 1917 te Sloten wist te winnen, had ze reeds een langen tocht, — geheel over ijs van Oldeboorn — achter den rug. Bij haar aankomst vond ze direct de snelste rijdster tegenover zich geplaatst. Het waren vooral Feikje Rijpkema, Rienkje Paulusma en Gelsche Brouwer, die haar meest geduchte tegenstandsters waren. Martha vond de methode van door elkaar loten niet goed, omdat het daardoor, volgens haar meening, kan voorkomen, dat in de eerste ronde de beste rijdsters tegenover elkaar komen te staan, wat ten gevolge kan hebben, dat minder vlugge rijdsters met den prijs gaan strijken. Ook voor het ,,op tijd" rijden voelde ze niet veel. Ze spande zich meer in als het tegen elkaar ging. Te Bolsward reed Martha de 120 M. in 12 sec. (1917). te Leeuwarden de 160 M. in 164/5 sec., 1922. Naar aanleiding van den wedstrijd te Haren (Groningen), schreef de nieuwe Gr. Courant o.a. het volgende omtrent Martha. „De favoriete van dezen middag was zeker wel de krachtig gebouwde 16 jarige blondine Mej. Hemminga. Onze sportverslaggever vernam van haar, dat ze eergisteren nog de bekende Gelsche Brouwer in den wedstrijd te Oudkerk klopte. Als men haar ziet rijden, zou men niet denken, met een 16-jarige te doen te hebben. Breed geschouderd, voor haar jaren een reuzengestalte, is ze dan ook met recht een nieuwe ster aan den sporthemel, die nog lang kan schitteren. De eerste prijs ƒ 120.— werd door haar met gemak gewonnen. Voor den snelsten rit 150 M. in 18:!/5 sec. ontving ze een zilveren medaille". In den winter van 1923 op '24, wist mej. Hemminga, thans Mevr. M. Draisma—Hemminga ƒ 280.— aan prijzen te behalen o.a. fe Heerenveen, 9 Jan. 1924 ƒ 60.—, no. 2 werd Mej. v. d. Duim van Tijnje en no. 3 Mej. R. de Boer van Haskerdijken. En ook later werden nog op vele plaaisen prijzen behaald, doch Martha wist zich deze niet alle te herinneren. Wat hier dan ook over haar verteld wordt, is in hootdzaak aan door haar bewaarde uitknipsels ontleeend. Martha Hemminga is de tante van Trijntje Hemming a. (Zie hierachter). J. Mulder, geboren 17 Febr. 1901 te Hindeloopen, begon ook reeds op 15-jarigen leeftijd met hardrijden. In 't geheel wist hij 15 eerste, ongeveer 10 tweede en 5 derde prijzen te bemachtigen. Behalve geldprijzen werden nog gewonnen 2 gouden horloges, 2 medailles en een paar schaatsen. In den winter van 1916—1917, won hij — hij was toen dus nog geen 16 jaar — den eersten prijs te Hindeloopen, Koudum, Warns, Heerenveen, Woudsend, Wieuwerd, Deersum, Mantgum en Sneek en later dito te Hindeloopen, Workum, Stavoren, Bakhuizen, Sneek, Balk, Bolsward, Sneek, Huizum, Stavoren, Workum, Ried, Heeg. Ook te Westerland (Wieringen) en den Oever reed Mulder mee, doch moest hier steeds wat voor geven, anders mocht hij niet meerijden. Mulder is thans Sluisknecht bij de Zuiderzeewerken te den Oever op Wieringen. DE TIJDGENOOTEN. Anne Zonneveld, geboren 4 Aug. 1902 te Nes bij Akkrum begon in 1920 met hardrijden. Van de 35 prijzen, die hij wist te behalen, waren er 23 eerste, 8 tweede en 4 derde prijzen, die bijna alle bestonden uit geldswaarden in totaal ƒ 855.—. Bovendien bezit hij 3 medailles waarvan een van goud. Zijn lauweren oogstte hij te Akkrum, Irnsum, Hempens, Veenwoudsterwal, Deersum, Heerenveen, Bergum, Tietjerk, Follega, Oenkerk, Grouw, Workum, Nes, Tijnje, Berlikum en Groote Wielen (Oudkerk). Het was Zaterdag 10 Februari 1929, (zie archief Friesche IJsbond) dat Zonneveld met zijn zuster Detje en een neef Jentje Klaversma, als drie man aan de haak den eersten prijs wonnen en de 160 M. in 164/5 sec. wisten af te leggen J). Ook wist hij met zijn zuster in 1929 van mannen en vrouwen eenige eerste en tweede prijzen te winnen. 24 Dec. 1935 werd Zonneveld eerste te Dronrijp. Tweede werd J. Schaap te Wirdum. J) Zie verder Archief Friesche IJsbond. 9 J a c o b Slof werd geboren 23 Dec. 1902. Zijn eigenlijke hardrijders loopbaan begint al vanaf zijn 6e jaar, foen hij n.l. onder schoolkinderen reeds een prijsje wist te behalen. In 1914 behaalde Jacob met Jeltje Terpstra den tweeden prijs bij een hardrijderij van jongens en meisjes onder de 13 jaar van 55 paren te Joure. JACOB SLOF. Ook van 88 jongens van 10, 11, 12 jaar wist hij de premie te behalen. In 1920, dus reeds op 18-jarigen leeftijd kwam hij uit te Leeuwarden en won aldaar den derden prijs. De bekende H. ten Hoeve won den eersten en Jac. Poepjes den tweeden prijs. In den winter van 1927-'28 won hij achtereenvolgens te Grouw, Akkrum, Joure, Dokkum, Grouw, Drachten, Kropswolde, Groningen, Nijelamer, in totaal ƒ 505.—. In den strengen winter van 1928-'29 won hij vanaf 6 Januari tot 3 Maart, op 24 wedstrijden niet minder dan ƒ 1765.— aan prijzen. Een paar meegemaakte wedstrijden verdienen nadere vermelding. 5 Jan. 1929 ontving de heer Slof uit Eelde hef volgende briefje: Eelde, 5 Jan. 1929. Mijnheer! Ijsbaan Eelde. Dinsdag 8 Januari groofe hardrijderij van Mannen om prijzen van ƒ 150.—, ƒ 75.—, ƒ 35.— ƒ 20.—, ƒ 10.— en ƒ 5.—. Aangifte voor Dinsdagmiddag 12 uur. Beleefd verzoeken wij U aan den wedstrijd deel te nemen. Om eenigszins reclame te maken verzoeken wij U, indien hef mogelijk is, om U voor Maandagavond 6 uur te willen aangeven. De aangifte kan geschieden in café Makken of Tel. No. 6. Het Bestuur, Secr. H. Groenewold. Eelde. Eigenaardig doet het aan de zinsnede om eenigszins reclame te maken. Waar een hardrijder ook al niet goed voor kan wezen ! De wedstrijd van Woensdag 20 Febr. 1929 te Oudkerk was er een van 32 uitgenoodigde mannen. De prijzen waren /' 100.— plus gouden medaille, ƒ 60.—, ƒ 40.—, ƒ 20 ■— en ƒ 10.—. Zilveren medaille voor den snelsten rit en zilveren medaille uit te reiken naar het oordeel van het bestuur. Onder deze 32 hardrijders vond ik o.a. de volgende namen: M. Slager, J. Poepjes, G. Plantinga, G. Goodijk, Jac. Poepjes, Jolle de Jong, R. de Leeuw, Joh. Jeften, H. ten Hoeve e.a. De Heer Slof wist ze te verslaan en kwam bovendien in het bezif van den gouden medaille. 25 April '29 ontving Slof van uit Streefkerk van den heer Anema, notaris aldaar, het volgende schrijven. Den Heer J. J. Slof, Kooi bij Joure. Geachte Heer Slof, Voldoende aan mijn belofte op 21 Febr. I.l. heb ik het genoegen U hierbij aan te bieden een herinnering aan de Nationale hardrijderij op schaatsen, dien dag alhier op de rivier de Lek gehouden, en waarbij U den derden prijs heeft gewonnen. Het zal U opvallen, dat het schild anders is dan werd afgesproken. Bij nadere overweging is het beter gevonden het wapen van Streefkerk als schild over te nemen, waarmede naar ik hoop, U wilt instemmen. Vertrouwende, dat deze herinnering U aangenaam zal zijn en hopende het aangeboden insigne nog vele jaren door U persoonlijk als een aandenken zal worden beschouwd, heb ik het genoegen, met de meeste gevoelens van aangename herinnering en hoogachting te zijn. Uw ^ ^ Anema. De Heer Slof deelde me mede, dat de heer G. P I a n t i n g a van Zwaagwesteinde de ƒ 250.—, de Heer Th. Klompmake r van Oudehaske de ƒ 150.—, R. de Leeuw van Heerenveen, de ,/ 50.— en Bakker van Delfstrahuizen de ƒ 25.—, won. ... Volgens de gewonnen medaille werd de wedstrijd te Hindeloopen op zee gehouden. In deze medaille is n.l. gegraveerd: Hardrijderij op zee Hindeloopen 18-2-'29. 1ste prijs. J. J Slof. Bestuur: M. v. Meekeren, Voorz. H. Kuipers, Secr. H. Meines, Penn. R. v. d. Zee. Y. Vlieger. H. Zweed. Vermoedelijk is R. v. d. Zee de bekende oud-hardrijder. Naar aanleiding van den wedstrijd op 22 Febr. 1929 schreef de Telegraaf o.a. het volgende : De ijsclub Hillegersberg had gisteren geen beter weer kun"e" uitzoeken voor haar hardrijderij om geldprijzen, dan ze gehad heeft. Het was heerlijk in het zonnetje en alles deed denken aan Zwitserland, waar men in badcostuum kan schaatsenrijden, zonder kou te vatten. Het ijs had nog niets geleden, de banen bleven zoo hard als ze altijd waren geweest en dat er een weinig water kwam te staan onder de voeten van de honderden, die zie bij de finish hadden opgehoopt was eigenlijk, zelfs op dit ijs van een halve Meter dikte, niet te verwonderen. De hardrijderij naar Noordelijken trant is voor de club een groot succes geworden. Er is dapper gestreden om de prijzen en de Friezen, die hun landstreken hadden verlaten om, waar in Friesland de kassen voor de prijzen uitgeput zijn, in Hdland nog een lossen stuiver te verdienen, hebben ook verschillende van de prijzen in de wacht gesleept. Toch wisten Jaarsma, de kampioen van Utrecht, en Slootweg uit Pijnacker nog beslag te leggen op den 2den en 4den prijs. Het was voor veel Hollanders een alleraardigste ervaring zoo eens kennis te maken met het „klauwen" van de Friezen, wier slag veel verschilde met dien van Heiden, die ook op de baan aan het rondjesrijden was en wiens soepele aanzet aller bewondering verwierf. De uitslagen zijn: 1. J. J- Slof, Joure; 2. R. Jaarsma, Utrecht, 3. Th. Klompmaker, Oudehaske; 4. D. Slootweg, Pijnacker. Snelste verliezer was J. Zuidervliet van Stolwijk. Tijden zijn er in de eindstrijden niet meer opgenomen. Voor dat men de 49 deelnemers tegen elkaar af had laten rijden, was het al zoo laat geworden, dat men de twee einden van de baan niet meer onderscheiden kon en tijdopnamen dus achterwege moesten blijven. De tijd van den snelsten rijder was 174/5 sec. over de 180 M. Ook de teekenaar van de Telegraaf had op de baan gezworven en hij heeft heel wat van de stoere Friesche koppen in zwierige krabbels vastgelegd. 12 Februari 1932 won Slof nog te Scharsterbrug ƒ 25.—. De zes laatst aangeblevenen mochten de prijzen deelen, omdat het te laat in den avond werd. Er waren 46 rijders. 13 Februari moest de wedstrijd te Wolvega wegens te zwak ijs gestaakt worden. De winter van '32 op '33 was voor Slof productiever. Hij won n.l. 12 Dec. te Joure ƒ 10.—. 18 Jan. te Deurze (Drente) ƒ 60.—. 2e prijs. 19 Jan. te Eelde ƒ 20.—. 3e prijs. 20 Jan. te Heerenveen ƒ 30,—. 3e prijs. 21 Jan. te Groningen ƒ 40.—. 3e prijs. 22 Jan. te Grouw ƒ 60.—. 2e prijs. 24 Jan. te Steenwijk ƒ 50.—. 2e prijs. 25 Jan. te Kampen ƒ 40.—. 3e prijs. 27 Jan. te Oudkerk ƒ 70.—, plus zilveren medaille aangeboden door J. J. Enthoven Bruml aan J. J. Slof voor sportief rijden. 30 Jan. te Tjerkwerd ƒ 40.—. Totaal ƒ 420.—. Een aan Slof toegezonden krantenuitknipseltje uit de Zaansche Courant luidde als volgt: IJspret te Nauerna. Veteranen-wedstrijd. De ijsclub „Davos" te Nauerna blijft ook niet achter met het houden van wedstrijden. Woensdagmiddag heeft er een onderlinge wedstrijd plaats gehad van mannen boven 30 jaar, welke allen de namen van bekende hardrijders hadden aangenomen. Onder de ouderen waren er, die blijk gaven, nog flink hard te kunnen, het is echt Nauernaasch ras, die het niet opgeven, gezien de vinnige ritfen. De prijzen werden gewonnen door: 1. Jacob Slof, met 350.— 2. L. P o e p j e s, met 200.—. 3. T h ij s Klompmaker met 150.— en 4. Jan Klaassen met 100.—. Of het guldens waren wordt ons niet verteld. 15 Dec. 1935 won J. Slof den eersten prijs, groot ƒ 150.— te Drachten. Tweede werd S. Zeldenthuis, Joure; derde C. Meyerhof, Tynje. Bovendien werd de snelste rit door Slof gemaakt, zoodat hij bovendien een gouden medaille, aangeboden door V.V.V. ontving. 160 M. in 15.4 sec. Thijs Klompmaker, kleinzoon van den bekenden hardrijder Jouke Schaap, werd geboren 12 Februari 1903 te Nijehorne. Deze snelle rijder begon op 19-jarigen leeftijd zijn hardrijdersloopbaan. Van sommige hardrijderijen wist hij zich den juisten datum niet meer te herinneren, zoodat deze data onvermeld blijven. In den winter van 1922—23 won hij 20 Febr. een tweeden prijs THIJS KLOMPMAKER. te Bovenknijpe en vervolgens in den winter van 24—zd op 1 Januari te Tijnje een 1sten prijs. 2 Jan. te Marrum 3e pr. 4 Jan. Drachten 2e pr. 7 Jan. Onder den Dam 3e pr. plus een medaille voor den snelsten rit. 9 Jan. Nieuwe Niedorp 4e pr. Bolsward 1ste pr. 19 Febr. Deersum (van Turners) 1ste prijs, plus medaille voor den snelsten rit. In den winter van 1925/'26. 5 Dec. Grijpskerk 1ste prijs. 7 Dec. 1ste prijs. 15 Dec. Eelde 1ste pr. 13 Jan. Balk 1ste pr. 14 Jan. Groningen ('t Noorden) 1ste prijs, waarbij hem tevens werd aangeboden een lauwerkrans en een koperen emmertje. En als bijzonderdheid mag zeer zeker niet onvermeld blijven, daf hij van een venter een kokosnoot in ontvangst moest nemen. 15 Jan. Paterswolde, 1ste pr. 17 Jan. Akkrum, 1ste pr. 18 Jan. Groningen (Kweekschool) 1ste prijs plus medaille voor den snelsten rit. 20 Jan. behaalde hij te Leeuwarden het kampioenschap. In den winter van 1926/'27 werd 11 Febr. te Joure de eerste prijs behaald. In den winter van 1927/'28, 17 Dec. te Grouw 1ste prijs. 18 Dec. Akkrum 1ste prijs. 19 Jan. Giekerk 1ste prijs plus medaille voor den snelsten rit. 25 Febr. Appingedam 1s,e prijs. 11 Febr. Grouw, kampioenschap en tevens met mej. KI. Dam van Tijnje een 1sfen prijs van mannen en vrouwen. Ook zou Klompmaker dezen winter bij Thialf te Heerenveen mederijden. Door een slordige nalatigheid is dit bij zullen gebleven. Een bestuurslid had op zich genomen hem op de lijst van hardrijders te plaatsen. Toen het rijden zou beginnen, bleek, dat de naam Klompmaker op de lijst ontbrak en Thijs kon toekijken. Klompmaker nam dit nogal gemoedelijk op en schreef me, dat dit bestuurslid zeker had gedacht, dat hij wel eens een dagje rust mocht nemen. 13 Dec. won hij weder te Groningen (Het Noorden) den 1sten prijs plus een gouden medaille. 1 Jan. te Nijelamer 1ste prijs plus gouden medaille. 31 Dec. Drachten met mej. KI. Dam, 1ste prijs. 1929, 6 Jan. Winschoten, 1ste prijs, 7 Jan. Wolvega, 1ste prijs; 2e Jolle de Jong. 9 Jan. Sappemeer, 1ste prijs. 11 Jan. Appingedam, 1ste prijs. 12 Jan. Groningen (Kweekschool) 6e prijs. Het was bij dezen wedstrijd, dat hij in den kleinen Brouwer van Scheemda voor de eerste maal zijn meerdere moest erkennen. 18 Jan. Warga, 1ste prijs. 20 Jan. Anna Paulowna, 1ste prijs. Bij dezen wedstrijd wist hij op bovengenoemden Brouwer revanche te nemen. Bij het z.g. krijgertje spelen, dat een uitstekende training voor de Friesche hardrijders blijkt te zijn, deed Klompmaker een leelijken val, zoodat hij zijn knie bezeerde en hij eenigen tijd niet op wedstrijden van mannen uitkwam. Met Mej. R. Dam nam hij aan verschillende wedstrijden van mannen en vrouwen deel en won o.a.: 6 Febr. Tijnje, 1ste prijs. 7 Febr. Sneek. 2de prijs. 9 Febr. Kampen, 1ste prijs en met mej. KI. Dam 13 Febr. Oudkerk, 2de prijs. 19 Febr. Groot Ammers, 3de prijs. 20 Febr. te Streefkerk 2de prijs plus schild. 21 Febr. Hillegersberg, 3de prijs. De laatste rijderijen waren weer van mannen. Aan de hardrijderij van Streefkerk heeft Klompmaker nog steeds aangename herinneringen. Notaris Anema ontving hen allerhartelijkst. (Zie ook bij J. Slof). In den winter van '32 op '33 kon Klompmaker weinig presteeren als gevolg van een opgeloopen kwetsuur aan zijn knie. Een val op het ijs was daarvan de oorzaak. Toch wist hij 13 Dec. te Joure een 2den en 13 Jan. te Balk een Isten prijs te veroveren. Van de kampioenswedstrijd te Stiens kon hij om bovengenoemde reden ook al niet veel terecht brengen. Ook het starten op schot, waarover meerdere hardrijders klagen, beviel hem maar matig. Dat wel eens met twee maten schijnt gemeten te worden, laat ik gaarne voor rekening van Klompmaker. US HIRDRIDERS! „Klompmakker" ien. „En Slof" nummer twa, Skieik tink „de Lears' no. trye; It giet der oan wei Hwent nou sizze hja my Det we yn Ljouwert noch in hirdridery Fen Sloffen- en Klompmakkers krije. . . . H. R. A. J. N a u t a, geboren 27 Juni 1903 te Wartena, wist in het geheel 50 prijzen en premies te behalen, waaronder 6 horloges, 4 gouden en 2 zilveren en 7 medailles, w.o. één gouden. Als 13-jarige knaap kwam hij reeds met zijn eersten prijs thuis. 24 Jan. 1917 te Warga, een cadeau ƒ 5.— en verder 25 Jan. 1917 te Oudega, 1s'e prijs. Een gouden horloge. 4 Febr. 1917 te Heerenveen, 3de prijs. Zilveren horloge. 7 Febr. 1917 te Rottevalle, 1s*e prijs, ƒ 15.—. 23 Dec. 1917 te 't Meer, 1s,e prijs. Een gouden horloge. 1 Jan. 1918 te Wartena, premie. (Hardrijderij van mannen). 2 Jan. 1918 te Rottevalle, 1ste prijs, ƒ 15.—. 29 Jan. 1922 te Grouw van Gymnasten. 1ste prijs. Gouden medaille. 12 Febr. 1929 te Leeuwarden. Snelste rit gemaakt. Ook in Heerenveen werd onder jongens nog een youden horloge behaald bij een wedstrijd van Klein Thialf. Van den Heer Boosman, voorzitter krite 13 Smallingerland, ontving ik omtrent Mej. Jitsche de Boer 1), geboren 10 Mei 1906 te Witveen, thans woonachtig te Boornbergum, de hier volgende gegevens: Mej. de Boer won reeds op 13-jarigen leeftijd te Veenwouden haar eersten prijs en wist achtereenvolgens in onderscheidene andere plaatsen haar triomfen te vieren; o.a. te Kampen, Oosterwolde, Smilde, Sneek, Drachten, Leeuwarden, Oldeboorn, Witmarsum, Jorwerd, Groningen, Winschoten, Berg Ambacht, Anna Paulowna en nog vele andere plaatsen. Ook onder mannen en vrouwen heeft ze met den heer P. Dijkstra van Beets wel meegereden. Zie Archief Friesche Ijsbond. Afgezien van eenige luxe voorwerpen bestonden hare prijzen steeds uit geld, terwijl ook enkele medailles in haar bezit zijn. De hieronder staande foto is genomen tijdens een wedstrijd te Leeuwarden. f || JITSKE DE BOER. Een jongere zuster is L o I t j e de Boer ]), (zie Jitsche de Boer) geboren 25 Oct. 1911 te Witveen. Zij won haar eersten prijs op 15-jarigen leeftijd te Donkerbroek, terwijl ze ook in Winsum, Akkrum, Buitenpost, Sint Nicolaasga, Hardegarijp, Rottevalle, Kampen, Groningen, Scheemda en vele andere plaatsen, die ze zich niet alle meer herinnerde, prijzen behaalde. Met haar jongeren broer won ze nog in den winter 1932/'33 een ') Zie archief Friesche Ijsbond. prijs te Stiens. Behalve enkele luxe voorwerpen, bestonden ook hare prijzen steeds uit geld. Warns 14 Dec. '32 1ste prijs Jan de Boer en Loltje de Boer. 2de prijs Tamme v. d. Zee en Geertje Popkema. Tietje Spannenburg — Pagels, thans wonende te Wommels, werd 2 J u n i 1906 te H a I I u m geboren. Reeds op 11-jarigen leeftijd wist ze met E. de Groot, ook van Wommels, te IJlst op een wedstrijd van jongens en meisjes een 2den prijs te behalen; dit was 12 Februari 1917 en tusschen dezen datum en 30 Januari 1933 werden niet minder dan 56 prijzen behaald, w.o. behalve de geldprijzen, 2 medailles, 1 lepel, 1 horloge en 1 schilderij, aangeboden door den heer Posthuma te Leeuwarden. De lange lijst ziet er als volgt uit: 1922 31 Jan. T. Pagels, 3de prijs. „Friesche Jeugd", Bolsward. Horloge. li t-eor. Jongens en meisjes Ie prijs Britswerd ƒ 1 j l-ebr. Jongens en meisjes Ie prijs IJsbrechtum „ 8.— 1923 20 Febr. Vrouwen. 1e prijs Hardegarijp „ 25.— 30 Dec. Vrouwen. 3e prijs Sybrandaburen „ 20.— 31 Dec. Vrouwen. 1e prijs Bergumerheide „ 30.— 1924 5 Jan. Vrouwen. 4e prijs Rijperkerk „ 10.— 9 Jan. Vrouwen. 2e prijs Stiens „ 40.— 7 Jan. Vrouwen. 3e prijs Oudkerk „ 30.— 8 Jan. Vrouwen. 3e prijs Leeuwarden „ 30.— 17 Jan. Vrouwen. 2e prijs Warga „ 30.— 18 Jan. Vrouwen. 4e prijs Appingedam „ 15.— 24 Jan. Vrouwen. 4e prijs Deersum „ 5.— 7 Febr. Jongelingen en Dochters 1e prijs Warg3 „ 20.— 1925 8 Dec. Vrouwen. 2e prijs Workum „ 20.— 1926 17 Jan. Mannen en Vrouwen. Stiens „ 40.— 17 Jan. Van Vrouwen alleen van de paren. Stiens „ 20.— 18 Jan. Mannen en Vrouwen. 1e prijs. Heerenveen „100.— 2e P. Peereboom, Leeuwarden en T. Rijpkema id. „ 60.— 20 Jan. Mannen en Vrouwen Ie prijs Lemmer „ 60.— 21 Jan. Vrouwen 2e prijs Huizum „ 30.— 1927 22 Dec. Vrouwen en Mannen 1e prijs Grouw „100.— en ieder een medaille van H. M. de Koningin. 31 Dec. Mannen en Vrouwen Ie prijs Dokkum „ 80.— 1928 1 Jan. Mannen en Vrouwen 1e prijs Warga „ 60.— 2 Jan. Mannen en Vrouwen 1e prijs Heerenveen „100.— P. Dijkstra, Beets en J. de Boer, Boornberqum „ 50.— 3 Jan. Mannen en Vrouwen 3e prijs Drachten „ 15.— 1929 8 Jan. Vrouwen 2e prijs Jorwerd „ 10.— 12 Jan. Mannen en Vrouwen 1e prijs Oosterlittens „ 30. 13 Jan. Mannen en Vrouwen 1e prijs Zwolle „100.— 23 Jan. Vrouwen Snelste rit „ 2.50 29 Jen. Mannen en Vrouwen 1e prijs Balk „ 50.— 29 Jan. Vrouwen, alleen van de paren Balk „ 30.— en medaille voor den snelsten rit. 2 Febr. Mannen en Vrouwen 1e prijs Workum „ 50.— 3 Febr. Mannen en Vrouwen 1e prijs Grouw „ 60.— 4 Febr. Vrouwen 2e prijs Grouw „ 25.— 5 Febr. Mannen en Vrouwen 1e prijs Veenwouden „ 50.— 6 Febr. Mannen en Vrouwen Ie prijs Heeg „ 40.— 7 Febr. Mannen en Vrouwen 2e prijs Heerenveen „ 60.— 8 Febr. Mannen en Vrouwen Ie prijs Sneek „ 60.— 9 Febr. Mannen en Vrouwen 3e prijs Groningen „ 40.— 10 Febr. Mannen en Vrouwen 1e prijs Stiens „ 60.— 13 Febr. Mannen en Vrouwen 1e prijs Leeuwarden „ 1 20.— tweede werden: A. Bakker en G. Kleinstra, Delfstrahuizen. 14 Febr. Vrouwen 1e prijs Rien „ 15.— 15 Febr. Mannen en Vrouwen Ie prijs Oldehove Leeuw. „100.— 28 paren 19 Febr. Mannen en Vrouwen 1e prijs Sloten i, 120.— 21 Febr. Mannen en Vrouwen 1e prijs Oudega H.O.H. „ 80.— 23 Febr. Mannen en Vrouwen 2e prijs Sint Jac. Par. „ 40.— 28 Febr. Mannen en Vrouwen 3e prijs Witmarsum „ 30.— 1932 13 Dec. Vrouwen 1e prijs Jorwerd „ 20.— 1933 18 Jan. Mannen en Vrouwen 1e prijs Wartena „ 36.— 19 Jen. Mannen en Vrouwen 1e prijs Lemmer „ 50.— 22 Jan. Mannen en Vrouwen 1e prijs Warga „ 60.— 23 Jan. Mannen en Vrouwen 1e prijs Makkum „ 50.— 27 Jan. Vrouwen 2e prijs Witmarsum „ 20.— 29 Jen. Mannen en Vrouwen 2e prijs Weidum „ 20.— Bij dezen wedstrijd reed T. Pagels met O. Bijlsma van Eernewoude, omdat J. de Groot van Jorwerd, met wien ze bovengenoemde prijzen won, met griep te bed lag. 11 Dec. Mannen en Vrouwen, 1e prijs te Leeuwarden. 2e prijs Pieter Dijkstra en Anna Dam, Beets. 15 Dec. Mannen en Vrouwen, 2e prijs te Dokkum. 1 e prijs T. v. d. Zee en G. Popkema, Jubbega. 16 Dec. Mannen en Vrouwen, 1e prijs te Stiens. 2e prijs A. v. d. Meer en G. Terpstra-v. d. Meer, Oldeboorn. JU Jan. won neije nog ƒ 7.50 te Marrum. Na dien datum viel de dooi in, de winter eindigde, en de ijspret was voor dezen winter weer voorbij. Ook Romke, de broer van Tietje, is een snelle rijder. Hij won in Heerenveen op een wedstrijd van jongens van 14 en 15 jaar in 1926 reeds een eersten prijs en legde de baan van 100 M. in 11.6 sec. af. De prijs bestond uit een gouden horloge. Niet onvermeld mag verder blijven, dat bij den wedstrijd van 15 Febr. 1929 te Leeuwarden de tweede prijswinnaars waren: Albert Bakker met Geesje Kleenstra van Delfstrahuizen; de derde prijswinnaar: Klaas S. de Groot en Marie C. de Groot van Warga; de te Oudkerk en Corry Castelein te Warga. TIETJE SPANNENBURG-PAGELS. vierde prijswinnaars: G. Seinstra Sloten, 14 Dec. '33. Van paren 1ste prijs ƒ 60.—, J. Bron en G. v. d. Heide. 2de prijs j 40.— Jouke de Groot en Tietje Pageis. Kortezwaag, 26 paren. 1ste prijs ƒ 40.—, J. de Boer, Boornbergum, L. de Boer, Oudega. 2de prjjs ƒ 25.—, J. de Groot, Jorwerd, T. Pageis, Wommels. 3de prijs ƒ 10.—, T. v. d. Zee en G. Popkema, Jubbega. 4de prijs ƒ 5.—, H. v. d. Meer en J. Dalstra, Boelenslaan. D. Volbeda wijdde aan Jouke de Groot en Tietje Pageis in het hriesch hel volgende gedicht. Jouk' en Tyt, def bin er twa Dy der wêze mei op 't ys Wrychtlich! 'k scoe net witte, hwa Faeker strike mei de prys. Jouke kin net sünder Tyt, Hja kin sünder him gjin byt Wis hja pesse in -oar skoan Hwer is füler, feller pear! Jouke klaut er danich oan Tyt, es' t koe, noch helte mear. En det fljucht nei doarp en stêd, En hja wird in oar net sêd. Janna en Annie. Janna de Boer — v. d. Meulen werd 16 April 1907 te Warga geboren. In haar aanteekeningenboek, waarin de meeste wetenswaardigheden omtrent haar hardrijdersloopbaan zijn opgeteekend, vind ik vermeld, dat ze reeds op 9-jarigen leeftijd een eersten prijs (keukentje van blik) won en op 11-jarigen leeftijd een mooie zilveren armband. Dan verhuist ze naar Grouw en weet ook daar spoedig van paartjes een prijs te winnen. Haar voorrijder was Louw Atema, een 11-jarige, zwakke jongen. Janna zelf is dan 14 jaar. 5 Febr. 1922. Bij de prijsuitdeeling zegt de voorzitter Freerk Smit, dat hij vandaag den eersten prijs mag uitdeelen aan Janna, waarbij hij de opmerking maakt, dat Louw voorzeker den prijs niet zou gewonnen hebben, als hij niet zulk een uitsfekende aanhangmotor achter zich had gehad. Beiden ontvangen een zilveren lepel. Janna bewaart den lepel met de inscriptie van Louw Atema en Louw den lepel met inscriptie van Janna v. d. Meulen. Een aardige herinnering aan dezen wedstrijd. Ook in Oldeboorn wint ze van jongens en meisjes met Engbert Posthumus 7 Febr. 1922 nog een prijsje. Dan gaat ze mederijden onder vrouwen te Nes bij Akkrum en wint hier op 14-jarigen leeftijd den eersten prijs, groot ƒ 20.— (8 Febr. 1922). Premie Mej. J. T e r p s f r a. 't Schijnt, dat beroemde hardrijdsters haar eerste prijzen moeten winnen te Nes. Martha Hemminga althans wist ook hier haar eerste zege te bevechten. Dan volgt 17 Febr. 1923 een estafette rijderij van gymnasten. Met Tj. Visser en H. Wester behalen ze den eersten prijs. Joukes hoanne kening kraeijt, Keninginne keakelt Tyt, 't Hintsje „goudne aeijen" leit 't Hoantsje mar de keilen byt Draeij en zwaeij mar oer 'e wjuk, Och! det djurret net san ruk. Fyftich jierren fierder — siz, Jouke jonge, 'k think jo liz Den foar Tytsje net mear op Ho 't jou Hoanne nou ek rop' Dochs gjin soarchen foar de tyd Win noch mannich kear de stryd. 30 Dec. 1923. 1 s'e prijs te Deersum. Ze reed toen reeds de baan van 150 M. in 18 sec. Tweede werd Mej. T. Pagels van Wommels. 1 Jan. 1924 1ste prijs ƒ 40.— te Akkrum. 5 Jan. 1924 1ste prijs ƒ 75.—, Groote Wielen; 2de prijs ƒ 20.—, Jitsche de Vries, Oud Beets. Bij dezen wedstrijd stonden ingeschreven 16 deelneemsters. De uitslag was als volgt: 1ste prijs ƒ 75.—, J. v. d. Meulen, Grouw; 2de prijs ƒ 40.—, M. Hemminga, Buitenpost; 3de prijs ƒ 15.—, J. Gort, Drachten; 4de prijs ƒ 10.—, T. Pagels, Wommels. Mej. Janna v. d. Meulen maakte bij dezen wedstrijd den snelsten rit. Ze legde de baan 160 M. af in 191/r> sec. 7 Jan. 1924. Oudkerk; 1ste prijs Janna v. d. Meulen ƒ 80.— plus verguld zilveren medaille v. Jhr. v. Sminia. 17 Jan. 1924. Warga. 1ste prijs ƒ 50.— plus verg. zilv. medaille. Medaille aangeboden door Burgemeester Nammensma. 144 M. in 17-/5 sec. ƒ 30.—, T. Pagels. ƒ 20.— J. de Boer. Weer verloor Martha. vim W ^ ^3BBÉ. J 11 * Links : JANNA VAN DER MEULEN. Rechts : MARTHA HEMMINGA. Wedstrijd te Warga. 1924. 17 Januari 1924 versloeg ze dus voor de tweede maal Martha Hemminga. Janna ontving naar aanleiding van deze overwinning het volgende gedicht: Daar stond ze weer die fiere ijsvorstin, Zij zal haar krachten nog eens tonen. Maar naast haar staat een jonge ijsheldin, Een nieuwe ster op 't ijs uit Friesland's schoonen. Een dichte haag van kijkers langs de touwen, De menschenmassa ziet hel met spanning aan. Alle aandacht is gevestigd op twee vrouwen, „Los I" klinkt het dan, zij suizen langs de baan. De stoere Martha rijdt met lange streken, Maar Janna is haar vliegensvlug op zij. En haalt maar in en rijdt haar fluks voorbij ! De oude glorie schijnt vandaag geweken. Twee sterren op 't ijs in glorieuze krachf; De één straks zacht verbleekt, de andere in schitterpracht! 18 Jan. 1924, Appingedam. 3de prijs ƒ 30.— plus gouden schaafsje. 24 Jan. 1924. Deersum. 1ste prijs ƒ 50.—; 2de ƒ 30.—. F. v. d. Witte, Pingjum. Ook dezen wedstrijd verloor Martha tegen Janna. Er stonden 20 rijdsters ingeschreven. JANNA US WINTERKENINGINNE FEN 1924. Allijk in flugge sweal, dy 't op in simmerjoune Oan d' igge fen 'e Ie fen 't wyljen twichje wipt En doalend oer Jansleat en Boal, mei füle Fleagen, Faeks roerlings yn hjar gong, de wetterflakte tipt, Sa fljucht fen 't „Aid Heechhiem" in winterkeninginne Pas sauntjen simmers ald, mei slaggen rjucht en rêd, As Thialf syn amme bliest, oer mar en poelen hinne, Om 't d' lis god striders winkt, ta kriich nei doarp en stêd. MORRKA. 1925 8 Dec. Stiens; 13 deelneemsters. 1e prijs 8 gouden tientjes. Tweede prijs I e t j e R i e n k s, Finkum, 4 gouden tientjes. 1926 16 Jan. Oudeschouw. Prijzen gehalveerd wegens te geringe deelname. 1e prijs J. v d. Meulen ƒ 25.—. 17 Jan. Warga, weer prijzen ingekort wegens geringe deelname. Van den eersten prijs ƒ 50.— werd ƒ 35.— uitbetaald. 145 M. afgelegd in 1 6.3 sec. 20 Jan. Deersum. Prijzen gehalveerd wegens geringe deelname. 1e prijs ƒ 20.—. 21 Jan. Grouw. 1e prijs, 6 gouden tientjes. 22 Jan. Leeuwarden. 1e prijs 8 gouden tientjes. Dit was de eerste stadsprijs, die Janna fen deel viel. Wel was ze eenige malen eerder reeds uitgenoodigd om in een stad mede te rijden, doch ze had tot nog toe hieraan geen gevolg gegeven. 1927 17 Dec. Nes bij Akkrum. 1e prijs ƒ 35.—. 12 Deelneemsters. 2e prijs ƒ 15.—. Mar ie de G r o o t. 3e en 4e prijs Lolkje en Jitske de Boer ƒ 5.—. 18 December. Grouw. 12 deelneemsters. 1e prijs ƒ 60.—. 19 Dec. Drachten. 14 deelneemsters. 1e prijs 5 gouden tientjes. 29 Dec. Workum. 10 deelneemsters. 1e prijs ƒ 40.—. 30 Dec. Rottevalle. 12 deelneemsters. 1e prijs ƒ 60.—. 31 Dec. Rijperkerk. 17 deelneemsters. 1e prijs Mej. A. Zondervan. 2e prijs Mej. v. d. Meulen ƒ 40.—. 1928 1 Jan. Deersum, 7 deelneemsters. 1e prijs ƒ 30.—. 3 Jan. Oudkerk. 14 deelneemsters. 1e prijs 8 gouden tientjes. Hier ontving ze bovendien een zilveren vaas, voor den snelsten rit, aangeboden door den heer Enthoven te Voorburg. 140M. 163/5 sec. 2e prijs Mej. G. H a a r s m a, Wartena ƒ 50.—. 3e prijs Mej. D. v. d. Mei, Giekerk ƒ 30.—. 4e prijs Mej. J. Struiksma, Roodkerk ƒ 20.—. 1929 8 Jan. Jorwerd. 17 deelneemsters. 1e prijs ƒ 25.—. 9 Jan. Scharsterbrug. Hier won Mej. v. d. Meulen één rif van Mej. G. Woudstra, die den prijs won. De volgende ritten gaf ze cadeau. Ze stelde zich tevreden met den derden prijs. 12 Jan. Zwolle. 1e prijs ƒ 50.—. Hier was het daf Mevr. de Jong-Zondervan in 2 ritten verloor tegen Mej. v. d. Meulen. De derde prijs werd behaald door Mej. J. de Boer van Boornbergum en de 4e prijs door Mej. H. Koning, Munnikeburen. 18 Jan. Folgeren. ƒ 40.— 1e prijs. Tweede prijs Mej. R. Procee. 28 Jan. Termunten. 1e prijs ƒ 100.—. 18 deelneemsters. Voor den snelsten rit 130 M. in 13.2 sec. ontving ze een verguld zilveren medaille. 2e prijs Mej. F. Pijper van Winschoten. 3 Febr. Winschoten, 3e prijs ƒ 50.—. Ook hier werd de snelste rit door Janna gemaakt. Fel werd bij dezen wedstrijd gestreden tusschen Mej. Fr. Pijper van Winschoten en Mej. J. v. d. Meulen te Grouw. Mej. v. d. Meulen won den eersten rit in 15.9 sec. Mej. Pijper 16.1 sec. Tegen den wind won echter Mej. Pijper in 16.3 sec. met niet meer dan een schaatslengte en de derde rit werd weer door Mej. Pijper gewonnen, die met den 1en prijs groot ƒ150.— naar huis kon gaan. Tweede werd Mej. J. de Boer, Boornbergum ƒ 75.—. Derde Mej. Janna v. d. Meulen, Grouw ƒ 50.—. 6 Febr. Dokkum. 1e prijs ƒ 50.—. In een uitknipsel las ik, dat de eerste prijs ƒ 80.— groot was; de tweede prijs won Mej. J. de Boer ƒ 50.—. Janna deelde me mede, dat het Bestuur v. d. IJsclub Dokkum de prijs en premie niet hadden willen uitreiken omdat ze naar 't oordeel van 'f bestuur de laatste ritten niet om 't hardst hadden gereden. 4 maal vergaderden de beide dames met den Bond van IJsclubs. Het gevolg van de besprekingen was, dat Mej. Janna v. d. Meulen den vollen prijs en aan Mej. de Boer de halve premie werd uitgereikt. 8 Febr. Leeuwarden, 2e prijs ƒ 40.—, 31 deelneemsters. 1e prijs Mej. G. W o u d s t r a, Doniaga. 3e prijs Mej. J. de Boer, Boornbergum. 1933 13 Dec. won ze te Irnsum den eersten prijs. AAN JANNA VAN DER MEULEN. Vijt jaar heeft er jou naam op d' eereplaafs gestaan, Vijf jaar toch waart gij de kampioene op de baan. Een duurrecord, waarop gij, Janne, steeds kunt wijzen, Een tijdperk van veel eer en.... van behaalde prijzen, Wat zijt gij menigmaal de banen langs gegleden, Wat hebt, vooral ook gij, verbazend snel gereden. Gij waart de trots der baan; en duizenden van oogen Hebben jou nagestaard, verrukt en opgetogen, Genoten van je kunst en je heldhaftig strijden Maar ook en bovenal van 't vlug en sierlijk rijden, Gij scheerdet langs het ijs met weergalooze snelheid, En hebt om de eer gekampt met ongekende felheid — Totdat — eens kcmt die tijd — na deez' roemvolle dagen Een nieuwe ster verschijnt, die d' eereplaats kwam vragen, En toch, trots alles, gij rijdt nog met vuur, Gij zijt en blijft neg steeds de mooie ijsfiguur. Vijf jaar geacht, gevierd als Frieslands ijsheldin! Huid' Janna, daarvoor huid', gij nobele Friezin. T. Vr. Mevrouw Annie de Jon g—Z ondervan. („A n n i e ), zag den 10den Sept. 1907 te Oldeboorn hel levenslicht. Reeds als schoolkind muntte ze op het gebied der athletiek uit, want in het verspringen van meisjes wist ze toen reeds een prijsje te behalen. Later werd ze lid van de gymnastiek- en athletiekvereeniging „Quick" te Huizum en lid van de Friesche Athletiekbond. Als zoodanig won ze geregeld eerste prijzen bij verspringen, snelloop, hindernisloop. Ze werd kampioene van de F.A.B. en maakte deel uit van de estafetteploeg, die Nederlands kampioene is. Dat deze jeugdige kampioene zich zoo bijzonder als athlete kon ontwikkelen, behoeft ons niet te verwonderen. Haar tegenwoordige echtgenoot, de heer de Jong, was immers en is nog directeur van bovengenoemde vereeniging „Quick". ^'li ^|| Mej. A. ZONDERVAN acn de startlijn, links achter haar Mr. P. A. V. bar. VAN HARINXMA THOE SLOOTEN, Commissaris der Koningin in Friesland. Dat ze later ook nog kampioene hardrijden werd, behoeft evenmin verwondering te wekken, omdat ze uit een hardrijdersfamilie stamt, Willem van Dijk (zie hiervoor) was haar oom van moeder s zijde. En ook haar grootvader, de heer IJnze van Dijk was een uitstekend rijder. Toen Warga voor eenige jaren een hardrijderij uitschreef van oud-hardrijders was ook de heer IJ. van Dijk onder de genoodigden. Zelve heb ik „Annie" zien rijden onder turnsters te Akkrum en 't viel direct op, dat ze in tegenstelling met vele andere hardrijdsters er een andere methode van hardrijden op na hield en dat ze met haar athletisch gevormd lichaam ook op de smalle ijzers zeer snel vooruit wist te komen. Annie „klauwde" niet. Heel spoedig na de start „gooide" ze het in lange, forsche streken; elegant bewoog haar lichaam zich met zwierigen armzwaai over de baan. Een lust voor de oogen. Dat was rijden! Van haar krachten verspilde ze niets. Wanneer we haar wedstrijden uit de kinderjaren laten rusten, en ook die van 8 Dec. 1925, toen ze bij het 75 jarig bestaan van de IJsclub te Leeuwarden van mannen en vrouwen in de jongste klasse den eersten prijs won, (een bonbonmandje), dan kunnen we zeggen, dat ze in 1926, toen de Leeuwarder IJsclub een wedstrijd uitschreef, voor het eerst meedeed. Hef verslag daarvan uit de Leeuwarder Courant laten we hier volgen: Leeuwarder IJsclub, 22 Januari 1926. Op de tweede lijst van hardrijderij van vrouwen kwamen nog voor: M. v. d. Witte, Riekje Procée, F. v. d. Witte, Janna v. d. Meulen, R. Strikwerda, Corrie Castelein, Tietje Pagels, Annie Zondervan, terwijl Marfha Hemminga „bleef staan". Na een vinnigen strijd bleven nog over: Marfha Hemminga, Martha van de Witte, Janna v. d. Meulen, Corrie Castelein, terwijl nu bleef staan Annie Zondervan. Deze laatste hardrijdster wist Tietje Pagels in twee fraaie ritten te verslaan. De strijd tusschen de beide Martha's werd ten voordeele van M. Hemminga beslist, terwijl Janna v. d. Meulen van Corrie Castelein de baas bleef. De eindstrijd ging dus nog tusschen Annie Zondervan, Martha Hemminga en Janna v. d. Meulen. Met spanning zag men den strijd tusschen de beide eersten tegemoet en. . . . het bleek, dat Martha een geduchte tegenstandster had gevonden in Annie Zondervan. Tot bijna aan 't eind van de baan bleven ze taai naast elkaar voortzwoegen, tot plotseling Annie Zondervan even voor de eindstreep kwam te vallen. Ook de tweede rit tusschen deze beide liep op dezelfde ongelukkige manier af. Restte nog de strijd tusschen Janna v. d. Meulen en Marfha Hemminga, welke met grooten voorsprong door Janna werd gewonnen. De uitslag was dus: 1ste prijs ƒ 80.—, Janna v d Meulen van Grouw. 2de prijs ƒ 30.—, Marfha Hemminga van Grouw. 3de prijs ƒ 30.—, Annie Zondervan van Leeuwarden, terwijl twee gratificatiën van ƒ 10.— uitgereikt werden resp. aan M a r t h a v. d. Witte te Leeuwarden en Corrie Castelein te Warga. Naar aanleiding van dezen wedstrijd dichtte een mij onbekende rtii-h+of ■ 10 US HIRDRYDSTERS. Janna koe wêr 't hirdsfe ride Martha kaem hjar ticht op side Beide lizz' de baen hird óf, Alle ear oan 't alde Grou ! Martha, 'k mien dy fen de Witfe, Lit it eak sa mar net sitte, Eök hjar sister rydt moai skoan, Hja winne hoopje 'k noch hwet oan. Werregea woe eak wer mei, Corrie Pake efternei, Den de Kooistra's eak net min, Toanden det hja ride kinn. Feikje wier al lang in bésten, Tietje Pagels wolbekind; Mar ik leauw, eak dizze rydsters Hiern' mei Annie hjar forsind! Annie, 'k mien det Ljouwter Famke For it earst hast yn e' baen, Kinn' den moat hjar earst hwet wisser Wolljocht Janna noch forslaen. Fryske lammen, jonge blommen, 'k Winsk jimm' noch mannich prijs, Mar, for hwa it net goed dwaen kinn' Jouw jimm' libben net oan 'f iis! In 1927 won ze te Hardegarijp, verloor echter te Rottevalle om daarna op de Groote Wielen 31 Dec. 1927 haar groote lauweren te oogsten. Naar aanleiding van dezen wedstrijd schreef de Leeuwarder Courant: Mej. A. Zondervan van Leeuwarden slaat Mej. Janna v. d. Meulen van Grouw. Dat was me Zaterdag op de hardrijderij te Rijperkerk onder vrouwen een emotie. Die club schijnt aangewezen te zijn op die wedstrijden verrassingen te brengen. Voor enkele jaren werd daar de kampioene Martha Hemminga, die men onoverwinnelijk noemde, door de kleine kwieke Janna van der Meulen geslagen, die sinds kon zeggen: „Ik kwam, zag, en overwon". Tot Zaterdag j.l. toen ze door Annie Zondervan geslagen werd. De 20 jarige „Annie", zoo heet ze in de Friesche Athletiekwereld, is daar een bekende persoonlijkheid door hare prestaties. Slank en athletisch gebouwd, goed getraind, heeft ze zich nu ook de eerste op de schaats getoond. En nu iets over het verloop van den wedstrijd. Bij den eersten rit voor den wind schiet Janna al dadelijk door hard krabben vooruit. Annie krabt na een niet beste start- voor haar doen te lang, legt het te laat in de lange streken, zoodat ze Janna voor zich houdt, die met een voorsprong van circa 3 meter het eerst aankomt. Onder het publiek dan ook de opinie : Janna ook hier weer kampioene. Bij den tweeden rit tegen wind is na het starten Janna weer voor. ■ Annie legt Het nu gauwer in streken en met enorme afzetten en héél lange streken, komt ze achter Janna aanzetten, met eiken streek de afstand tusschen hen verkleinende. Spoedig is Janna ingehaald, Annie schiet haar met groote snelheid voorbij en met een verschil van 1 a 1J/2 meter passeert nu eerst Annie de finish. Onder het publiek, waaronder natuurlijk vele Leeuwarders, die Annie kennen, een uiting van verbazing en enthousiasme. Een derde rit was dus noodig en we hebben nog nooit daarvoor zoo'n belangstelling gezien. Alles aan de touwen; aan de finish een dichte menigte, op de bijbaan geen actie; die groote menigte stond daar doodstil vol belangstellende afwachting. Na de start was Janna al dadelijk weer voor, een voorsprong die zij, door inspanning van al haar krachten, — want ze wist wie haar achter de hielen zat — tot ongeveer 10 meter van het einde wist te behouden. Annie kwam echter met haar lange streken weer aansnellen; de afstand werd zienderoogen kleiner en vlak voor de finish, 8 a 10 meter misschien — vloog ze Janna weer voorbij en won met een verschil van ruim een decimeter. Toen volgde een enorme uiting van enthousiasme aan 't adres van Annie en Janna beide. En 't allerschoonste was zeker wel dit, dat na den zwaren strijd Janna direkt naar Annie ging en haar feliciteerde met de zwaar bevochten zege. Daaruit blijkt, dat in onze Friesche turn- en athletiekwereld (Janna is lid van de Gymnastiekvereenging S. S. S. te Grouw) meer en meer een gezonde sportidee ingang vindt en in praktijk gebracht wordt. Een zeer gelukkig verschijnsel. Op verzoek van Annie werd haar als prijs een gouden medaille inplaats van contanten aangeboden. Het verschil in slag tusschen beide rijdsters is zeer groot ; Janna rijdt kort, terwijl Annie met haar houding en lange slagen, denken doet aan den vroegeren hardrijder athleet Marten Slager van Wolvega. De uitslag is: 1*'e prijs ƒ 60.—, A. Zondervan; 2de prijs ƒ 40.—, Janna v. d. Meulen; 3^e prijs ƒ 20.—, Luts Graansma, Rijperkerk. Den dag daarop, 1 Januari 1928, reed Annie mee te Akkrum. Er was aldaar een wedstrijd voor dames en heeren gymnasten. Ook in den wedstrijd voor dames gymnasten wist ze den eersten prijs te behalen. In de Leeuwarder Courant lazen we naar aanleiding van den wedstrijd achter den Prinsentuin het volgende gedichtje. EFTER D' ALDEHOU. Hirdriderij fen frouljue 4 Jan. 1928. (moet zijn 3 Jan.). De Aldehou flagget, it bolwirk stiet swart As „Annie" tsjin d' ald kampioene fen Fryslan moat .... O Fryslan, o Fryslan, ho Ijeaf haw ik dy Mei dyn jonkheid op 't iis en folie aldsjes der by. Hardrijderij. Achter den Prinsentuin. 3 Jan. 1928 Nieuwe Leeuwarder IJsc Aan den wedstrijd, die in geen werd deelgenomen door: 1. Rensche Hoekstra, Oude Bildtzijl. 2. Jantje Visser, Nes bij Akkrum. 3. Sjoukje Bouma, Grouw. 4. A. de Jong-Zondervan, Huizum. 5. Doetje Bergsma, Oosterlittens. 6. Jeltje Wiersma, Oldeboorn. 7. Trijntje Terpstra, Oldeboorn. 8. H. Noordhoff, Leeuwarden. 9. Dieuwke Kindermans, Oenkerk. Eerste ronde vallen af no.'s 2, 3, 5, 8 Tweede ronde vallen af no.'s 1, 6, 12, lub. 15 jaren op de gracht was gehouden, 10. Hendrikje de Jong, Tijnje. 11. Fokje Hiemstra, Hylaard. 12. O. Albertsma-Faber, Weidum. 13. Clara Boomsma, Leeuwarden. 14. T. Geertsma, Leeuwarden. 15. Eeke Schuiling, Hitzum. 16. Anna Schat, Leeuwarden. 17. Gerri Post, Leeuwarden. 18. Fimi de Jong, Follega. , 10, 11, 14, 16, 17. 13. Deze strijden nog om ƒ 2.50, ƒ5.— De muziek klinkt fleurich .... nou giet it hasf oan, 't Is los, 't is los, .... der komme se oan . . De tüzenen minsken, hja hingje oer it touw. Nei „Annie" to sjen tsjin Martha fen Grouw. Ho ride se beide, in pracht om te sjen .... D' Aldehou glimkef: ,,Sokke frouljue ha wy!" Wij hawwe yef mear, Hwenf Wergea liet sjen, Dy famkes se fleane en 't bin hast noch bern! En Janna fensels, de hirdste fen Grou, Al wier se ek jister net efter d' Aldhou, Ik bring hjir min hilde, drege famkes fen 't iis, Ik winskje jimm' sounheit mei noch mannige priisl H. R. en ƒ 10.—, zoodat Jeltje Wiersma ƒ 10.— ontving, Oepkje Faber ƒ 5.— en Clara Boomsma ƒ 2.50. No.'s 4, 7, 9, 15 en 18 moeten dus nog om de hoofdprijzen vechten. Firn de Jong komt het eerste uit tegen Annie, die echter glansrijk wint. De tweede rit valt Annie, doch de derde rif is weer in haar voordeel beslist. Trijntje Terpstra verslaat Dieuwke Kindermans. Terwijl Eeke Schuiling „blijff staan." De eindritten gaan tusschen Annie en Trijntje Terpstra, mef het gevolg, dat Annie den hoofdprijs ƒ 80.— en een zilveren medaille in ontvangst kan nemen en Mej. Terpstra de premie ƒ 50.— ontvangt. Annie nam echter nooit geldprijzen aan en ontving daarvoor in de plaats een doos met zilveren lepels, terwijl tevens een groote schilderij, opgehangen in haar woonkamer, haar als herinnering aan dezen wedstrijd werd overhandigd. Links : SJOUKJE BOUMA. Rechts : ANNIE ZONDERVAN. 12 Jan. 1929. In Zwolle moesf Mevrouw de Jong—Zondervan, die bij den eersten rit tegen Janna v. d. Meulen kwam te vallen, in Janna de meerdere erkennen. De uitslag van dezen wedstrijd was als volgt: 1. Mej. Janna v. d. Meulen, Grouw. 2. Mevr. Annie de Jong-Zondervan, Leeuwarden. 3 Jitske de Boer, Boornbergum. 4. Hendrikje Koning, Munnikeburen. De hardrijdersfamilie De Jong. De familie van den heer P. H. de Jong (1934 t) Ie Snikzwaag is wel een hardrijdersfamilie. Hef gebeurde op 30 Januari 1917, dat van de zes kinderen uif hef gezin van den heer de Jong er nief minder dan vijf met een prijs of premie thuis kwam. Hielke de Jong, geb. 7 Febr. 1897, won drie eerste en drie tweede prijzen. SipkedeJong, 9 Oct. geb. 1899 won behalve enkele luxe voorwerpen en eenige medailles, fusschen 26 Jan. 1909 tot 28 Jan. 19.33 niet minder dan 36 eerste, 9 tweede, 6 derde en 3 vierde prijzen. Haring P. de Jong, geb. 2 Juni 1904, won vanaf 15 Januari 1914 tot 12 Februari 1927 acht eerste, drie tweede, zes derde, drie vierde prijzen, alsmede enkele luxe-voorwerpen. HendricusdeJong, geb. 17 April 1901, won van 26 Januari 1917 tot 8 Februari 1922 twee eerste, drie tweede en drie derde prijzen, en ook enkele luxe-voorwerpen. Margje de Jong, geb. 19 Dec. 1905, won behalve enkele luxe-voorwerpen, zes eerste en twee derde prijzen. Jolle de Jong, geb. 12 Sept. 1907. 4 Jan. 1918 Premie ƒ 3.50 met Johanna Romkema. Joure „De Jeugd". 4 Febr. 1919 1ste prijs ƒ 6.— met Johanna Romkema. Joure „De Jeugd". 3 Dec. 1921 1ste prijs met Martha de Jong. Gouden horlogeketting en eau de colognetleschje. Workum. DLLE DE JONG. 3 Dec. 1921 1ste prijs. Een paar gemonteerde schaatsen. Workum. 5 Dec. 1921 3de prijs. Electrische zaklantaarn. Langweer. 20 Jan. 1922 3de prijs, ƒ 10.—. Sneek. 6 Febr. 1922 1ste prijs. Zilveren horloge. „De Jeugd", Joure. 20 Febr. 31 Dec. 5 Jan. 7 Jan. 8 Dec. 18 Jan. 20 Jan. 11 Febr. 1927 17 Dec. 1927 1922 1923 1923 1923 1925 1926 1926 1ste prijs met A. Bouma, Joure „De Jeugd" van 18 paren. 1ste prijs, ƒ 24.—. Poppingawier. 1ste prijs, ƒ 12.50. Goingarijp. 3de prijs. Horloge. Workum. 1ste prijs, ƒ 25.—. Haskerhorne. 1ste prijs, ƒ 25.—. Langweer. 1ste prijs, ƒ 30.—. St. Johannesga. 3de prijs, ƒ 10.—. Joure. 4de prijs, ƒ 20.—. Grouw. 34 rijders, w.o. de 41-jarige H. fen Hoeve en de 39-jarige J. Baarda. 1. 2. 3. 5. Thijs Klompmaker ƒ100.— 15.6 sec. J. de Jong Snikzwaag 150 M. in 15 sec. ƒ 60.— ƒ 40.— 15.5 sec. G. Goodijk, Marum R. de Leeuw J. J. Slof 15.8 sec. J. de Vries ƒ 20.— Van Klompmaker werd bij dezen wedstrijd getuigd : „Nammensfe langer it dürre, safolle fe better wird hy. Det is ien bonk spieren". 19 Dec. 1927 3de prijs, ƒ 10.—. Joure. 20 Dec. 1927 1ste prijs, ƒ 40.—. Deersum. 21 Dec. 1927 1ste prijs ƒ 35.—. Langweer. 29 Dec. 1927 4de prijs, ƒ 10.—. Oldeboorn. 30 Dec. 1927 1ste prijs, ƒ 40.—. Zwaagwesteinde. 31 Dec. 1927 1ste premie ƒ 60.—. Oudkerk. 2 Jan. 1928 1ste premie, ƒ 40.—. Huizum. 7 Jan. 1929 2de prijs ƒ 50—, plus verguld zilveren medaille. Wolvega. 8 Jan. 1929 1ste prijs ƒ 50.—. Echten. 10 Jan. 1929 1ste prijs ƒ 20.— plus zilveren medaille. Terkaple. 12 Jan. 1929 1ste prijs ƒ 100.—. Grouw. 26 Jan. 1929 1ste prijs ƒ 20.— plus zilveren medaille, aangeboden door Baron van Hardenbroek, Goingarijp. 28 Jan. 1929 3de prijs, ƒ 15.—. Molkwerum. 29 Jan. 1929 1ste prijs f 100.— met gouden medaille voor het Kampioen¬ schap van Nederland, op de korte baan. Gemiddelde tijd 31.9 sec. voor twee baanlengten van 160 M. voor en tegen den wind. Voor dezen wedstrijd hadden 31 van de beste rijders zich laten inschrijven. Het verloop van den wedstrijd was als volgt : 1sfe rit 160 M. 1ste rit tegen wind voor de wind P. Dijkstra 16.5 sec. 16.3 sec. Jac. J. Slof 16.4 sec. 15.8 sec. G. Goodijk 16.5 sec. 16.3 sec. Jolle de Jong 16.6 sec. 15.8 sec. A. Koning 16.7 sec. 16.1 sec. C. Brouwer 16.7 sec. 15.4 sec. F. v. d. Berq 16.8 sec. Finale: C. Brouwer Jac. J. Slof Jolle de Jong Joh. Jetfen A. Koning P. Dijkstra G Goodijk R. de Leeuw 32.1 sec. 32.2 sec. 32.4 sec. 32.6 sec. 32.8 sec. 32.8 sec. 32.8 sec. 32.9 sec. Joh. Jetten Thijs Klompmaker R. de Leeuw rit 1 wind tegen 28 sec. 16 sec. 16 sec. 16.5 sec. 16.4 sec. 16.4 sec. 16.3 sec. 16.3 sec. sec. sec. 15.8 sec. 16.1 16.1 rit 2 wind mee startte niet 16 sec. 15.9 sec. 16.4 sec. 16.1 sec. 16.1 sec. 16 sec. 16.1 sec. UITSLAG. 1ste prijs: gouden kampioensmedaille van den Bond van IJsclubs, plus J 100, aangeboden door de beschermvrouwe van de IJsclub „Vlecke Joure", douairière A. J. Vegelin van Claerbergen—Rausche te 's-Gravenhage. Jolle de Jong 31.9 sec. 2e prijs ƒ 50.— Jacob J. Slof 32 sec. 3e prijs ƒ 25.— C. Brouwer 32.1 sec. 4e prijs ƒ 15.— G. Goodijk 32.3 sec. 1 Febr. 1929 1ste prijs ƒ 100.— plus gouden medaille, voor den snelsten rit. 160 M. 15.1 sec. Drachten. 4 Febr. 1929 1ste prijs ƒ 80.— plus gouden medaille voor den snelsten rit. 160 M. 15 1/5 sec. Oosterlittens. 5 Febr. 1929 1ste prijs ƒ 100.— plus groote zilveren medaille van H.M. de Koningin, Leeuwarden. 8 Febr. 1929 1ste prijs ƒ 80.— plus verguld zilveren medaille voor den snelsten rit. 160 M. 15 2/5 sec., Oudkerk. 9 Febr. 1929 1ste prijs ƒ 75.— plus verguld zilveren medaille, Harlingen. 13 Febr. 1929 3de prijs ƒ 25.—, Sloten. 16 Febr. 1929 1ste prijs ƒ 100.— plus verguld zilveren medaille en ƒ 40.— voor den snelsten rit. 160 M. 15.6 sec., Steenwijk. 28 Febr. 1929 troostprijs ƒ 30.— met Hanna Schaap, Woudsend. 1 Maart 1929 2de prijs ƒ 40.— met Hanna Schaap, IJlst. 12 Febr. 1932 ƒ 25.— met 6 anderen gedeeld ƒ 150.— wegens duisternis en zwakte van het ijs werd de wedstrijd gestaakt, Scharsterbrug. 13 Febr. 1932 1ste prijs ƒ 40.—, Sint Johannesga. 12 Dec. 1932 1ste prijs ƒ 60.—, 27 rijders, Joure. 2de prijs ƒ 30.—, Th. Klompmaker, Oudehaske. 3de prijs ƒ 10.—, Jac. J. Slot, Joure. 4de prijs ƒ 10.—, H. Frans, Giethoorn. 13 Dec. 1932 ƒ 26.— wegens zwakte van het ijs werd de rijderij gestaakt, Langwesr. 18 Jan. 1933 18 deelnemers. 1ste prijs ƒ 60.—, St. Nicolaasga. 2de prijs ƒ 30.—, A. Koning, Munnekeburen. 19 Jan. 1933 1ste prijs ƒ 150.—, Eelde. 2de prijs ƒ 75.—, P. Huisman, Westerbroek. 3de prijs ƒ 40.—, W. Huisman, Westerbroek. 4de prijs ƒ 20.—, J. J. Slof, Joure. 5de prijs ƒ 10.—, G. Brouwer, Scheemda. 6de prijs ƒ 5.—, G. Goodijk, Marum. Geweldig was, volgens het Nieuwsblad van het Noorden, de spanning, bij dezen wedstrijd, toen het tusschen de heeren Piet Huisman van Westerbroek en Jolle de Jong te Snikzwaag, ging om den 1 sten en den 2c'en prijs. Jolle was bij den 1sten rit direct voor, doch in 't midden van de baan haalde Huisman op en kwamen de rijders gelijk. Tot op het laatst spanden de beide rivalen zich tot het uiterste in, doch ten slotte vloog Jolle de Jong met een d.m. verschil het eerst over de eindstreep. Ook de tweede rit was voor de Jong, zoodat de kampioen van Friesland ook hier de overwinning behaalde. 24 Jan. 1933 1ste prijs ƒ 100.— plus ƒ 12.50 voor den snelsten rit. 160 M. 15 sec. voor den wind, Steenwijk. 2de prijs Jac. J. Slof, Joure ƒ 50.—. 3de prijs Jac. Jetten, Rottum ƒ 25.—. 4de prijs Jan Terpstra, Oldeboorn ƒ 10.—. 5de prijs W. Baker, Giethoorn ƒ 5.—. 25 Jan. 1933 Gouden medaille voor het kampioenschap, plus ƒ 80.—. 160 M. 15.6 sec., Stiens. Tweede werd R. de Leeuw; Derde B. v. d. Veen. 27 Jan. 1933 1ste prijs ƒ 100.— plus gouden medaille, Oudkerk. De lijst van hardrijders zag er als volgt uit : valt af met 1. L. Riemersma, Terkaple 1ste rit 2. A. Douma, Oudkerk 3de rit 3. S. de Jong, Edens 1ste rit 4. R. Riedstra, Oenkerk 2de rit 5. J. Schippers, Workum 1ste rit 6. J. de Jong, Snikzwaag 7. W. Visser, Leeuwarden 2de rit 8. H. Dijkstra, Oudkerk 1ste rit 9. G. Plantinga, Zwaegwesfeinde 1ste rit 10. R. J. Slof, Joure 11. P. Laverman, Oudkerk 1ste rit 12. J. van Slooten, Giekerk 2de rit 13. A. Koning, Munnekeburen 3de rit 14. S. Woudstra, Oudkerk. 1ste rit 15. H. Leuchs, Leeuwarden 2de rit 16. Joh. Pot, Roodkerk 1sfe rit 17. I. Schaap, Terkaple 1ste rit 18. J. Jetten, Rottum 2de rit 19. B. v. d. Veen, Warga 3de rit 20. J. Riemersma, Terkaple 1ste rit 21. J. v. d. Wal, Murmerwoude 2de rit 22. W. Sinna, Oudkerk 1ste rit 23. J. Slof, Joure 24. A. Bijlsma, Warfena 1ste rit Op de 4de lijst kwamen nog voor 6, 10 en 23. Jolle moest nu den sfrijd aanbinden tegen de gebroeders Slof. Eerst werd R. Slof geslagen. Ook met J. Slof had de Jong weinig moeite, zoodat Jolle weer op de 1ste plaats kwam. 2, 13 en 19 reden vervolgens om de gratificatiën. No. 13 versloeg No. 2, doch moest verliezen tegen No. 19, zoodat Jolle de Jong ƒ 100.—, J. Slof ƒ 70.—r R. J. Slof ƒ 40.—, B. v. d. Veen ƒ 20.—, A. Koning ƒ 10.— en A. Douma ƒ 5.— verdiende. Door een belangstellend lid was een medaille uitgeloofd voor den sportiefsten rijder. Deze werd J. Slof aangeboden. (Zie aldaar). 28 Jan. 1933 4de prijs ƒ 25.—, Groote Wielen, Rijperkerk. 30 Jan. 1933 1ste prijs ƒ 80.—, Tjerkwerd. 160 M. 15 sec. 2de prijs ƒ 40.—, J. J. Slof, Joure. Dec. 1933 No. 1. Jolie de Jonq. No. 2. B. v. d. Veen; te Enkhuizen. 5 Dec. 1933 Augustinusga. 1. Jolle de Jong. 2. G. Molenaar, Joure. 6 Dec. 1933 won Jolle te Lsnqweer den eersten prijs. Tweede werd Thijs Klompmaker te Oudehaske, terwijl de derde en vierde prijs resp. gewonnen werden door J. Zeldenthuis te Joure en F. Dikkerboom te Oudehaske. 15 Dec. 1933 won hij wederom den eersten prijs te Oudkerk. ') Aantal rijders 32. B. v. d. Veen werd tweede; P. Eisinga, derde; A. Nauta, vierde. Snelste rit maakte de heer Barend v. d. Veen. 160 M. in 15.2 sec. Nief minder dan een 12-tal medailles zijn dus in 't bezit van Jolle de Jong. De medaille hem geschonken te Harlingen, die diende *) Zie Archief Friesche Ijsbond. als reclame voor Blue Band, verdiende volgens Jolle geen eereplaatsje in het daarvoor door hem ontworpen medaillekastje. iOLLE DE JONG. (fen Sniksweag). Jolle ! skeelde 't ek net folie, Jo bin Kampijoên. Skreppe, en de skonken reppe, Ja ! det haw wy sjoên. Hirder as „in Slof" op 't iis, Wounen jo de goudne priis ! Jolle ! d'eare kroant jou holle, Rédde, glêdde Fries. Krigel bin jo as in igel, Nea jow jo bilies. War jo lang noch op 'e reed, Fül en feardich op 'e gleed ! Jolle ! ja, der kom safolle Ticht jo oan it gaf. Ljue dy 'f jo nei oan bliuwe, Op in sfreekj' ef hwat, Japik, Thys en Roêl, mijn frjeun — O ! dy bin ek gloeijend gleun ! Jolle I ja, ik scoe wol wolle : Bliuw mar nümer ien ! Klouwe mei jo det jo krouwe, Ne dochs, 't scil net gien. Ho 't min warret jin en wynt — Elfs syn master dochs wer fynt ! D. VOLBEDA. Uit Bildtsche Courant 26-2-'29. Uitgave Hoekstra, St. Anna Parochie. AlbertJ. Koning, geboren 9 Februari 1907 te Oldetrijne, deelde mede, dat hij als jongen reeds aardig kon rijden. Hij won toen reeds te Scherpenzeel een nikkelen horloge, te Wolvega op 7 Jan. 1923 een zilveren en later nog eens te Scherpenzeel een gouden horloge. Op 18-jarigen leeftijd reed hij reeds onder mannen mede en wist in Noordwolde, Oldelamer, Ossenzijl, Munnekeburen en Follega eerste prijzen te behalen, terwijl hij tevens kampioen werd van den grooten Veenpolder. Behalve den prijs ontving hij mede de kampioens-medaille. Zijn broer R. Koning behaalde tot driemaal toe de premie, terwijl Albert telkens met den eersten prijs ging strijken. Toen hij het gouden horloge won, behaalde zijn broer als premie het zilveren horloge. Zeer zeker in de schaatsenrijderswereld een zeldzaamheid. Ook met zijn zuster Hendrika Koning won hij, ofschoon ze niet eerder achter elkaar hadden gereden, van paren te Slijkenburg den eersten prijs ƒ 30.—. De daarop volgende winiers wonnen ze nog van paren vele eerste prijzen, o.a. te Nijelamer, Heerenveen, Groningen, Noordwolde en Scherpenzeel, terwijl ook vele premies hun deel werden. 9 malen won hij denzelfden winter nog een eersten prijs van ƒ 25.—. Toen was er een groote hardrijderij te Nijelamer. Hef was in de dagen, dat Thijs Klompmaker in zijn grootste kracht was. Albert Koning wist tegen hem een kamprit te maken, doch moest het — ofschoon met gering verschil — in de beide volgende ritten tegen hem laten zitten. Koning begreep toen evenwel, dat hij zich gerust kon wagen op de banen, waar groote prijzen werden verreden en 'f was in den langen winter van 1928 op '29, dat hij in Wolvega, 7 Januari den 3den prijs behaalde en tevens ƒ 25.— voor den snelsten rit ontving. (154/5 sec.) Van de 26 rijders won Thijs Klompmaker den eersten prijs ƒ 100.— plus gouden medaille en J. de Jong den tweeden prijs ƒ 50.— plus zilveren medaille. De Leeuwarder Courant schreef van Koning in die dagen, dat hij licht over de baan vliegt, met zekere soepelheid van beweging en in lange streken. 9 medailles heeft Koning nog in zijn bezit, waaruit wel blijkt, dat hij nog vele malen met den prijs ging strijken, terwijl voor den snelsten rif de tijden liggen tusschen 14.8 en 15. sec. In den winter van '28 op '29, wist hij verder te winnen te Wolvega (Eendracht), tweede prijs ƒ 60.— plus med. v. d. snelsten rit. 7 Jan. een derde prijs plus medaille. Hommerts, 1ste prijs ƒ 80.—, Scharsferbrug 2de prijs ƒ 40.—. Te Oudkerk wonnen Albert, Hendrika en Hendrik Koning met drie man aan den stok den eersten prijs ƒ 120.—. Verder fe Giethoorn, 1ste prijs ƒ 100.—, 2de prijs ƒ 50. won R. de Leeuw. Steenwijk, Munnekeburen 2de prijs, ƒ 50.—. Van paren fe Nijelamer 1ste prijs ƒ 100.—, zijn achterrijdster was Rika Koning, zijn zuster. 2de prijs wonnen Dijkstra en Mej. de Boer van Boornbergum ƒ 60.—. 14 paren, w.o. ook de bekende Jouke de Groof en Tietje Pagels stonden ingeschreven. Dan volgt Heerenveen 1ste prijs, ƒ 100.—. Noordwolde 1ste prijs, ƒ 60.—. Sloten 2de prijs. Woudsend 3de prijs. In Leeuwarden won hij 3 maal een derden prijs ƒ 30.—. 22 Dec. 1929 had een hardrijderij plaats te Wolvega, Hier was de uitslag als volgt: 1ste prijs ƒ 100.—, Albert Koning, terwijl hij met H. Frans van Giethoorn den snelsten rit maakte. 15.8 sec. 2de prijs R. Slof, 3de prijs R. de Leeuw, 4de prijs H. Frans. 25 deelnemers stonden ingeschreven. Koning bleek een mooie rijder te zijn en de gymnastiek en athletiek, die hij geregeld in den zomer had beoefend, bleken haar goede uitwerking niet te missen. In een wedstrijd op 13 Dec. 1932 te Wolvega, viel hem den prijs van ƒ 50.— ten deel, terwijl hij wederom den snelsten rit maakte. Achtereenvolgens wist hij nog te Giethoorn ƒ 40.—, Blokzijl ƒ 30.—, Munnikeburen ƒ 40.—, Zwartsluis ƒ 30.— alle eerste prijzen te winnen. 5 Dec. 1933 ') volgde Wolvega, 1ste prijs ƒ 30.— plus medaille. 8 Dec. Leeuwarden, 3de prijs ƒ 40.—. 9. Dec. Kampen, 2de prijs ƒ 60.—. 10 Dec. Eelde, 3de prijs ƒ 40.—. 15 Dec. Oudkerk, ƒ 5.— plus medaille voor sportief rijden. 16 Dec. Rijperkerk, ƒ 10.—. 17 Dec. Giethoorn, 2de prijs ƒ 40.— en de laatste wedstrijden waren de nieuwe snufjes op sportgebied, de koppelwedsfrijd te Wolvega en Scherpenzeel, waarbij Koning resp. den 4den en 1sten prijs wist te halen. Bij den laatsten wedstrijd ontving hij bovendien een med. plus ƒ 8.50 aan sprints. Albert Koning is nog in hef bezit van een paar prachtige gouden schaatsjes, die hem 16 Febr. '28 geschonken zijn door een paar toeschouwers van de hardrijderij te Steenwijk. Van een tiental deelnemers wist Koning 24 Dec. 1935 den eersten prijs, groot ƒ 25.— te behalen bij een wedstrijd te Munnekeburen. Tweede werd D. Hielkema te Bontebok. RoeldeLeeuwJr. werd 19 April 1908 te Nijehaske geboren. Als jongen van 13 jaar wist hij reeds een prijsje te behalen en als 17-jarige reed hij mede onder mannen. In het geheel werden 51 eerste t/m derde prijzen zijn deel. Deze prijzen bestonden uit medailles, luxe voorwerpen, horloges en geldprijzen. Alle gewonnen voorwerpen zijn nog in zijn bezit. Wanneer de Leeuw al deze prijzen had gewonnen, wist hij zich niet meer te herinneren, doch wel kon hij mij mededeelen, dat hij ze gewonnen had in de navolgende plaatsen: Heerenveen, (Zie hierachter), Leeuwarden, Harlingen, Sloten, Oosterlittens, Stiens, Grouw, Groningen, Kampen, Grouw, Olst, Streefkerk, Enkhuizen, Bergambacht, Drachten, Hindeloopen, Joure, Rijperkerk, Deersum, Akkrum, Lemmer, Hillegersberg, Groot Ammers, Zevenhuizen, Huizum, Molkwerum en Kortezwaag. 17 Dec. '33 won hij in Olst den eersten prijs en legde hij den snelsten rit af. 160 M. in 15.1 sec. P. Eizinga werd No.2 en R. Slof No. 3. 16 Dec. '33 stonden te Rijperkerk zeer snelle rijders ingeschreven t.w.: 1 e omloop 2e om- 3e om- 4e om- eindrit loop loop loop valt af 4e prijs 1. C. Brouwer, Scheemda 2. J. Knol, Leeuwarden valt at 3. W. v. d. Weg, Warga id. 4. G. Plantinga, Zwaegwesteinde valt af id. 5. C. Meyerhof, Tijnje 6. P. Peereboom, Oranjewoud id. 7. Th. Klompmaker, Oudehaske id. 8. B. v. d. Veen, Warga 1e pr. ƒ 200.— pl. med. ') Zie Archief Friesche Ijsbond. 1 e omloop 9. J. Slof, Joure 10. J. de Groot, Jorwerd id. 11. H. Rudolphie, Gorredijk 12. R. Riedstra, Oenkerk id. 13. J. de Jong, Snikzwaag 14. Th. Schroor, Beetsterzwaag id. 15. F. Oostema, Zoutkamp id. 16. H. v. d. Meer, Surhuisterveen 17. R. v. d. Wal, Rottum id. 18. A. Koning, Munnikeburen 19. J. Jetten, Sf. Johannesga 20. K. Dijkhuis, Winschoten id. 21. R. Slof, Joure 22. Ids Schaap, Terkaple id. 23. J. Zeldenthuis, Joure id. 24. P. Eisinga, Grouw 25. Th. Kuindersma, Oudeschouw id. 26. H. Hoven, Eelde 27. R. de Leeuw, Heerenveen 28. A. Nauta, Wartena id. 29. W. Visser, Zoutkamp 30. R. Wiebinga, Zwaagwesfeinde id. Tweede omloop 1 tegen 5 „ 9 „ 13 „ 18 „ 21 26 „ 4 8 11 16 19 25 27 2e omloop id. id. id. id. id. 3e omloop valf af 4e omloop eindrit id. id. id. valt af. 3e pr. ƒ 50 en med. voor snelsten rit 160 M. 16 sec. 2e pr. ƒ100.— 29 blijft staan Derde omloop 29 tegen 1 Vierde omloop Eindrit 8 „ 9 13 „ 18 24 „ 27 1 „ 8 13 „ 27 8 „ 27 Hier behaalde de Leeuw den tweeden prijs ƒ 100.—, terwijl Barend v. d. Veen den eerste prijs ƒ 200.— plus medaille won. Derde werd Joile de Jong, die hiermede ƒ 50.— rijker werd en vierde C. Brouwer van Scheemda. Visser van Zoutkamp, J. Slot, A. Koning, en P. Eisinga ontvingen ieder ƒ 10.— omdat het late uur het verrijden van den vijfden en zesden prijs tusschen deze heeren niet meer mogelijk maakte. 20 Jan. 1933 won de Leeuw den eersten prijs ƒ 100.— te Heerenveen, No. 2 werd J. Terpstra, Oldeboorn ƒ 60.—, No. 3, J. Slof, Joure, ƒ 30.—, No. 4, Th. Klompmaker, Oudehaske ƒ 15.—, No. 5, Sj. Molenaar, Joure ƒ 10.—. 24 Jan. te Kortezwaag den vierden prijs. H. v. d. Meer te Surhuisterveen werd eerste en won de ƒ 120.—. H. Rudolphie te Kortezwaag werd tweede en Th. Schroor, Beetsterzwaag derde. 21 Jan. 1926 van Turners te Heerenveen. Snelste rit R. de Leeuw. 16.6 sec. Ook J. Jetten maakte denzelfden tijd. 7 Febr. 1929 te Heerenveen. 1. Johs. Jetten, St. Johannesga ƒ 100.—. 2. J. Jetten, Rottum ƒ 60.—. 3. R. de Leeuw, Heerenveen ƒ 40.—. 4. G. Duiker, Lemmer ƒ 20.—. 17 Dec. 1933 won de Leeuw den eersten prijs, terwijl P. Eijzinga No. 2 werd. ROEL DE LEEUW. Kornelis Meyerhof werd te Nw. Beets geboren, 24 Febr. 1909. Zijn hardrijdersloopbaan begon in het jaar 1932. In dit jaar wist hij te Echten, Marum, Hemrik, Drachten, Hallum, Gersloot en Kortezwaag, Nes bij Akkrum, Langezwaag, Grouw, Huizum, Zwaagwesteinde, Drachten en Heeg, lauweren te oogsten. In Grouw moest hij tegen Barend van der Veen van Warga verliezen. Deze werd No. 1 en Meyerhof No. 2. R. de Leeuw kon het bij dezen wedstrijd tegen M. niet bolwerken. Ook de snelle P. Eizinga van Grouw werd door hem verslagen. Wel een bewijs dus, dat met Meyerhof wel degelijk rekening moet worden gehouden bij de hardrijderijen. Dec. '33 won hij nog een eersten prijs te Leeuwarden en 10 Febr. 1935 een eersten prijs te Terwispel, J. Terpstra te Oldeboorn werd No. 2. De baan, die 140 M. lang was, werd voor den wind in 12.8 sec. afgelegd. 21 Dec. 1935 maakte Meyerhof tegen Barend v. d. Veen een kamprit te Kortezwaag. Hij wist hier den fweeden prijs, ƒ 20.— te behalen, terwijl Barend v. d. Veen van Warga den eersten prijs ƒ 40.— won. Derde werd de heer S. Molenaar van Joure. Sjoerd DirkMolenaar werd 18 April 1 909 te Koudum geboren. Op 16 jarigen leeftijd won hij voor het eerst een horloge te Tjalleberd, toen hij zich geplaatst zag op een lijst van 81 hardrijders. In totaal won hij 87 prijzen. Behalve het bovengenoemde horloge en een medaille, waren dit alle geldprijzen. Groep Hardrijder*. Van links naar rechts staande : RUDOLPHI, BROUWER, PLANTINGA BARTELS en TERPSTRA. Knielend van I. n. r.: KLOMPMAKER, KALTER, FRANS, MOLENAAR. In den winter van 1928/29 wist hij prijzen te behalen in Tjalleberd, Sint Johannesga, Oosterhaule en Scharsterbrug. Begin 1933 won hij prijzen te Holwerd, Ureterp, Heerenveen (4de prijs), Akkrum (1ste prijs), Genemuiden, Vaassen, Abcoude, llpendam (1ste prijs), Warmond (2de prijs). Jan Terpstra van Oldeboorn werd toen eerste. 13 dagen achtereen reed hij mee op verschillende wedstrijden en 12 maal was een prijs zijn deel. In 't najaar van 1933 won hij den tweeden prijs te Augustinusga. Jolle de Jong werd No. 1. Balk (1ste prijs), Abcoude (3de prijs), Ammerstol (1ste prijs), Vreeswijk (1ste prijs), 's Gravendeel (1ste prijs), Westmaas (3de prijs), Groot Ammers (1ste prijs). Hier maakte hij den snelsten rit. (185 a 190 M. in 17.8 sec.) Zevenhuizen (2de prijs). H. Frans van Giethoorn werd hier No. 1. Lekkerkerk (3de pr.). Hier werd Kalter van Nw. Amsterdam No. 1. Oude Ade (3de prijs). Jan Terpstra werd hier No. 1. Vele prijzen behaalde Molenaar dus buiten de provincie. Het meest hield deze hardrijder, naar hij me meedeelde van „op tijd rijden". Klaasje Hofstee werd den 16 Sept. 1909 te Scherpenzeel geboren. In den winter van 1926—'27 zou door haar voor 't eerst aan een wedstrijd deelgenomen worden te Nijelamer van jongens en meisjes t/m 17 jaar. Deze wedstrijd werd evenwel wegens te geringe deelname afgelast, waarom een wedstrijd van mannen en vrouwen werd uitgeschreven. Klaasje wist hier den eersten prijs, een verguld zilveren horloge te winnen. Voorts won zij in een wedstrijd van jongens en meisjes te Oldeholtwolde den 1 sten prijs, groot ƒ 20.—. Ofschoon ze nog wel enkele malen had gereden, waren haar van 1926/27 en 27/28 geen gegevens meer bekend. Van 1928 op 1929 heeft ze meegereden o.a. te Oldeholtpa, 1ste prijs ƒ 20.—, Wolvega 1ste prijs ƒ 20.—, Echten 3de prijs ƒ 2.50 plus lepel, Munnekeburen 2de prijs ƒ 10.—, Blesse 1ste prijs ƒ 20.—, Oosterhaule 1ste prijs ƒ 20.— plus zilv. med., Follega, 3de prijs ƒ 5.— (van mannen en vrouwen), Noordwolde, 1ste prijs ƒ 40.—, derde prijs ƒ 10.— Mej. T. Hofstee). Echten, 3de prijs ƒ 5.— (mannen en vrouwen). Blokzijl, 1ste prijs ƒ 25.-—, Kampen, 2de prijs ƒ 60.— (mannen en vrouwen), Kampen, 3de prijs ƒ 10.—, Noordwolde, 2de prijs ƒ 20.— (mannen en vrouwen), St. Nicolaasga, 4de prijs ƒ 7.50. In den winter van 1932 op '33 (van 1929—32 kon ze geen gegevens verstrekken) heeft ze o.a. meegereden te Akkrum, 13 De<_. 1932, waar ze den eersten prijs wist te behalen, groot ƒ 50. . Wolvega, 19 Jan. 3de prijs ƒ 5.—. (Eerste werd Mej. T. Hemminga, Beetsterzwaag), Kuinre, 2de prijs ƒ 10.—, Nijelamer, 1ste prijs ƒ 40.—, Leeuwarden, 4de prijs ƒ 15.—, Heerenveen, 25 Jan. '33 2de prijs ƒ 60.—, 1ste prijs Sjoukje Bouma ƒ 100.—, 3de prijs Trijntje Hofstee ƒ 30.—, Griet Bijlsma, Eernewoude en Tiete Muurling, Sneek, winnen ieder ƒ 10.—, Oldeberkoop, 2de prijs ƒ 20.—. In December 1933 wist Klaasje nog een 3den prijs groot ƒ 10.— te behalen te Bolsward. Een 2de prijs ƒ 40.— te Giethoorn (1*|e prijs ƒ 80.— Mej. Jans Lubberink, de Wijk). Wolvega, 3de prijs ƒ 10.—, Anna Paulowna, 17 Dec. 3de prijs ƒ 20.—. (Eerste werd Wapke Dam, Gorredijk. Ze won hiermede ƒ 75.— plus verg. zilv. med. voor den snelsten rit). 2de Janna de Boer—v. d. Meulen. Koudum, gratificatie ƒ 10.—. Bij dezen werdstrijd werd Mej. Hofstee door Sytske Pasveer van Akkrum in 4 ritten geslagen. Voor deze prestatie werd haar door het bestuur bovengenoemde ƒ 10.— toegekend. Resumeerende werden door haar dus gewonnen : 10 eerste prijzen, 7 tweede prijzen, 8 derde en twee vierde prijzen. In totaal aan geldprijzen ƒ 565.— plus gratificatie van ƒ 10.— alsmede 1 medaille, een lepel en een verguld zilveren horloge. Klaasje maakte, toen ze me haar gegevens verstrekte, de opmerking, dat bij vele ijsbanen de uitloopen vaak onnoodig te kort zijn, wat vele malen de deelnemers(sters) een gevaarlijke val bezorgt. De rijder(sters) kunnen zich niet tijdig stoppen, waardoor een botsing met hef publiek vaak niet kan uitblijven. Soms is dit euvel zoo erg, dat het bestuur bij iederen rit nog moeite heeft, om het publiek van de binnenbanen te houden. Eenmaal was dit aan Klaasje niet bekend en 't ongelukkige gevolg bij den eersten rit was dan ook, dat ze zoodanig kwam te vallen, dat ze van verdere deelname moest afzien en eenige dagen thuis moest ziften. H o u k j e v. d. Meer, geboren 10 Dec. 1910 te Stiens begon in den winter van 28 op '29 met hardrijden. Ze wist in het geheel 21 prijzen en premies te behalen. Het waren alle geldprijzen. In den winter 1928/29 wist ze achtereenvolgens met succes uit te komen te Tzum, Franeker, Arum, Holwerd en Jorwerd. In den winter van 1932/33 te Winsum, 2 maal te Hijlaard, Tzum, Anna Paulowna, Ried, Huins en Kimswerd. In den winter van 1933/34 te Winsum, Bolsward, Witmarsum, Stiens, Oudkerk, Wommels en Ried. Ids Schaap. De heer Ids Schaap van Terkaple won tusschen de jaren 1921—'33 zes eerste, tien tweede en vijf derde prijzen. Lieuwe Riemersma. Lieuwe Riemersma, geb. 1910, te Terkaple, won evenals zijn broer Jacob Riemersma, geb. 1909, onderscheidene eerste, tweede en derde prijzen met enkele medailles en luxe voorwerpen. Lieuwe won o.a. de wisselmedaille, uitgeloofd door Th. T. van Weideren baron Rengers. Deze medaille laat de Friesche IJsbond vprriiden. 11 Trijntje Terpstra, geboren 21 Sept. 1910 te Warga is thans woonachtig te Oldeboorn. 31 Dec. 1927 reed ze voor het eerst mede te Deersum en wist nadien 31 prijzen (1ste, 2de en 3de) te behalen, 't Waren meest geldprijzen, doch ook een paar schaatsen werden haar deel. Pier Eizinga, geb. 30 September 1911 te Beets, won in 1928 zijn eersten prijs en vervolgens nog vele eerste en tweede prijzen. P. EIZINGA Vooral in 1933 deed hij van zich spreken. Woensdag, 18 Jan. 1933, won hij te Weidum. Donderdag, 19 Jan. 1933, won hij te Warga. Zaterdag, 21 Jan. 1933, won hij te Oudehaske. Zondag, 22 Jan. 1933, won hij fe Grouw. Snelste rit in 14.8 sec. 23 Jan. 1933 won hij te Dronrijp. Snelste rit in 15 sec. 26 Jan. 1933 won hij te Huizum. Snelste rit in 15 sec. Hier wist hij den eersten prijs groot ƒ 70.— te behalen en R. de Leeuw van Heerenveen te verslaan, die den tweeden prijs, groot ƒ 45.—, mee naar huis nam. Ook 27 Januari 1933 wist hij te Huizum te winnen, terwijl deze eer hem ook te beurt viel op 28 Jan. 1933 op de Groote Wielen. En in het wintertje van 5—18 Dec. wist hij nog ƒ 260.— aan prijzen binnen te halen. 8 Dec. 1933 waren te Leeuwarden 38 rijders ingeschreven. De eerste prijs ƒ 100.— plus een zilveren medaille van H.M. de Koningin werd gewonnen door Jol Ie de Jong, 15.6 sec. De tweede prijs door P. Eizinga ƒ 60.—. Derde werd A. Koning, Munnekeburen ƒ 40.— en vierde Barend v. d. Veen ƒ 25.—, vijfde J. Terpstra, Oldeboorn ƒ 15.—. Bij de kampioenswedstrijden te Deersum, 9 Dec. 1933, behoorde Eizinga tot de vier, die de beste tijden maakten: Barend v. d. Veen Warga, de kampioen 31.6 sec. ƒ 100.—. Plus gouden medaille. J. J. Slof Joure, 31.9 sec. ƒ 60.— en zilveren medaille. P. Eizinga Grouw, 32.2 sec. ƒ 40.—. Jolle de Jong Snikzwaag, 32 sec. ƒ 20.—. In Grouw 10 Dec. 1933, was Eizinga wederom vierde. Barend v. d. Veen won den prijs van ƒ 80.—. C. Meyerhof van Beets werd tweede, J. v. d. Made, Grouw, derde. In Heeg behaalde Eizinga den eersten prijs, groot ƒ 60.— plus verguld zilveren medaille. 12 rijders stonden ingeschreven. 16 Dec. 1933 moest Eizinga te Rijperkerk in R. de Leeuw zijn meerdere erkennen. Van de 30 snelle rijders wist hij zich op het achttal te plaatsen en ontving daarom ƒ 10.—. Barend v. d. Veen werd eerste en won ƒ 200.— plus medaille. R. de Leeuw werd tweede en won ƒ 100.—. Jolle de Jong derde en C. Brouwer van Scheemda vierde. 15 Dec. 1933 moest hij den strijd te Oudkerk verliezen tegen Barend v. d. Veen, den premiewinnaar, die het op zijn beurt niet kon bolwerken tegen Jolle de Jong, die eerste werd. 3de prijs won P. Eizinga. 21 Dec. 1935 werd Eizinga no. 1 van 16 deelnemers te Wirdum. M. de Leeuw van Terhorne werd no. 2. 24 Dec. 1935 wist hij van 24 rijders te Echtenerbrug no. 1 te worden en beslag fe leggen op de uitgeloofde ƒ 35.—. Molenaar werd tweede en Meyerhof derde. Het was bij dezen wedstrijd, dat Eizinga den kampioen Barend v. d. Veen in twee ritten wist te verslaan. Geeske Woudstra werd geboren 24 April 1911 fe Follega. In 1928 reed Geeske, toen ze nog pas 16 jaar was, mede op een wedstrijd van vrouwen te Scharsterbrug en wist toen reeds den eersten prijs, groot ƒ 30.— fe behalen. Ook als schoolkind bleek ze steeds een uitstekend rijdster te zijn en op 8 a 9 jarigen leeftijd won ze een zilveren collier, op 11 jarigen leeftijd een paar schaatsen en op 13 a 14 jarigen leeftijd een armbandhorloge. In 1929 won ze in 'f geheel 26 eerste prijzen plus 2 tweede prijzen. In totaal ƒ 2000.— plus 6 medailles, waaronder een van H.M. de Koningin, de Leekstertak plus 1 gouden collier en een zilveren taartschep, benevens het kampioenschap van WestFriesland. Ziehier de lijst in 1929. 8 Jan. Wartena ƒ 20.—. 9 Jan. Scharsterbrug ƒ 40.—. 10 Jan. Akkrum ƒ 50.—. Na afloop van dezen wedstrijd had ze het ongeluk een harer schaatsen te verliezen, zoodat ze een der volgende dagen op 12 Jan. te Grijpskerk, zich met het cadeau groot ƒ 15.— tevreden moest stellen. Gelukkig werd de schaats teruggevonden en kon ze haar oude roem weer handhaven. 21 Jan. Echten ƒ 20.—. 23 Jan. Terzooi ƒ 20.—. 28 Jan. Langweer ƒ 40.—. 29 Jan. Joure ƒ 40,—. 1 Febr. Veenwouden ƒ 25.— plus een paar schaatsen, plus verg. zilveren medaille. 2 Febr. Groningen ƒ 150.—. 3 Febr. Scheemda ƒ 200.—. De prijs was hier zoo hoog, omdat Winschoten en Scheemda tegen elkaar opboden om toch maar Geeske op haar banen te krijgen. 4 Febr. Sneek ƒ 40.—. 5 Febr. Onderdendam ƒ 100.— plus gouden collier. 7 Febr. Marum ƒ 100.—. 8 Febr. Leeuwarden ƒ 80.— plus groote zilveren medaille van H.M. de Koningin. 9 Febr. Zoutkamp ƒ 125.—. 10 Febr. Leek ƒ 75.— plus Leekstertak. 11 Febr. Franeker ƒ 40.—. 12 Febr. Enkhuizen ƒ 150.— plus kampioensmedaille W. Fr. 14 Febr. Huizum. 15 Febr. Surhuisterveen. 19 Febr. Arum. 20 Febr. Grouw. 21 Febr. Follega. 22 Febr. Sint Nicolaasga. 23 Febr. Giethoorn. 24 Febr. Tjerkwerd. 2 Maart Kampen. In 1931 wist ze te Jorwerd een tweeden prijs, groot ƒ 25.— te behalen. In 1932 een eerste prijs groot ƒ 50.— te St. Nicolaasga. In 1933 werd in totaal aan prijzen gewonnen ƒ 835.— plus 4 medailles, w.o. voor het Kampioenschap van Groningen en tweede kampioen van Nederland. De heer O. de Jong, voorzitter van Vlecke Joure, die me de gegevens omtrent Mej. Woudstra verstrekte, schreef me, dat Geeske achtereenvolgens in 1933 won te : 13 Dec. Hardegarijp. 140 M. in 1 6 sec. Tweede werd mej. G. Haarsma van Wartena. Derde Marfha Hemminga. 18 Jan. Sappemeer. 19 Jan. Grouw. 20 Jan. Leens ƒ 60.— plus zilveren medaille van H.M. de Koningin. 21 Jan. Veendam ƒ 75.—. 22 Jan. Eelde. 23 Jan. Ezinge. 24 Jan. Delfzijl. 25 Jan. Groningen, 26 Jan. Sneek. 27 Jan. Anna Paulowna, 28 Jan. Kampen. 29 Jan. Kortezwaag. 30 Jan. Joure ƒ 60.—, plus ƒ 10.— voor den snelsten rit. Haar meest geduchte tegenstandsters waren Janna v. d. Meulen, Annie Zondervan en Froukje Pijper (Winschoten). Ernst Kos wijdde haar een gedicht van den volgenden inhoud : AAN CEESKE WOUDSTRA. Groote onbekende rijd-ster Winter koninklijke Gees, Nu ik zooveel schaetsendaden Van jou in de kranten lees, Vind ik (kan het haast wel anders Volgens rijmelaars fatsoen?) Dat ik — 't ijs is nu gebroken — 'n Duit in 't zakje bij moet doen! Frissche vrije Friesche vechfster Voor de schaefselijke eer, Als met: Veni, Vidi, Vici. Kwam, zag, reed en .... won je weer. Dertien, veertien honderd gulden. En daarbij nog kampioen .... 'k Zou zoo zeggen, laat een ander Dat in één jaar maar eens doen I 'k Zwijg maar van de tierlantijntjes Schaatsen, blikjes en zoo voort, 'k Reken, — Geeske — enkel d' eere Eer, die aan heel Friesland hoort. Kampioene van het Noorden, Oosten, Westen; Gees kom aan Ga in jaren die nog komen Zóó door op dezelfde baan Met je winnen en verliezen (Beide vol sportiviteit) Neem je voor, gij vliegfriezinne: 'k Ben en blijf nog langen tijd! Blijf dezelfde; dus de eerste (Op de ijsbaan niet alleen!) Blijf dezelfde; ga als zelfde Geeske door het leven heen! Trek uit dingen waar j' in faalde Voor het volgend jaar een les .... En tot slot, m'n beste wenschen Met je machtig ijs-succes! Ook je ouders deelen mede In je jonge roemfestijn; En zij mogen, daf is zeker Trofsch op zulk een dochfer zijn! ERNST KOS. Haar kampioenstitel moest ze in dezen winter afstaan aan Mej. Sjoukje Bouma van Grouw. 6 Dec. 1933 wint Mej. Geesje Woudstra van 16 snelle rijdsters den prijs, groot ƒ 60.— te Bolsward. De premie ƒ 30.— viel ten deel aan Mej. T. Pagels, terwijl Mej. K. Hofstee en Mej. Houkje v. d. Meer, ieder ƒ 10.— ontvingen. 9 Dec. 1933 wint Geeske den eersten prijs ƒ 50.— te Kuinre, 1 ƒ 10.— 3de prijs „ 40.— 1ste „ „ 20.— 1ste „ „ 20.— 2de „ „ 5.— 5de „ „ 30.— 1ste „ „ 14.— 15 te „ n 20.— 1ste „ 25.— 1ste „ „ 20.— 4de „ „ 50.— 1ste „ „ 50.— terwijl Griet Bijlsma, Trijntje Terpstra, Pietje Feitsma, M. v. Duim de Groot en Sietsche Pasveer haar in snelheid volgden. Sjoukje Bouma, thans Mevr. Sj. Stelwagen-Bouma, werd 13 Maart 1911 te Grouw (Zuiderend), geboren. Ze is een kleindochter van Hette van der Meer. (zie aldaar). Ze wist reeds op 14-jarigen leettijd, het was op 19 Januari 1926 te Terhorne haar eersten prijs, groot ƒ 20.— te behalen, ze versloeg toen Firn de Jong van Follega. Daarna won ze achtereenvolgens : 20 Jan. 1926 te Oldeboorn 18 Dec. 1927 „ Grouw 30 Dec. 1927 „ Wirdum 1 Jan. 1928 „ Deersum 3 Jan. 1928 „ Leeuwarden 13 Jan. 1929 „ Grouw 7 Febr. 1929 „ Wirdum 10 Febr. 1929 „ Nieuwebrug 21 Febr. 1929 „ Deinum 23 Febr. 1929 „ Kampen 12 Febr. 1932 „ Gorredijk 13 Dec. 1932 „ Oldeboorn 18 Jan. 1933 „ Winsum Daarop is haar groote dag gevolgd: De kampioene van 1928/'29. Mej. G. Woudstra wist ze 19 Jan 1933 te Grouw, zij het dan ook in 4 P ritten te verslaan. Ook Janna v. d. Meulen moest het in dezen wedstrijd tegen Sjoukje afleggen. 7ii wist den oriis. aroot / 40.— te be¬ machtigen, terwijl Mej. Woudstra als tweede prijs ƒ 25.— ontving. De derde won Jitske Altena-de Boer van Boornbergum. Aan dezen wedstrijd werd door 11 dames deelgenomen. 20 Jan. 1933 Oranjewoud, ƒ 60.—. 2de prijs ? 3de prijs T. Hemminga, Beetsterzwaag, ƒ 5.—. 4de prijs. H. Bethlehem, Nijeholtpade, ƒ 5.—. 23 Jan. 1933 Hommerts, ƒ 20.—. kampioenswedstrijd te Sneek ging door. 24 Jan. 1933 Leeuwarden, ƒ 80.— dezen wedstrijd herinnert ook nog 7ilveren medaille, die ze won. sjoukje bouma. 25 Jan. 1933 Heerenveen, ƒ 100.—, plus De niet Aan de gouden medaille van H.M. de Koningin. Aan deze wedstrijd namen 20 vrouwen deel. Op het vijftal kwamen: 1, Tietje Muurling. 7. Klaasje Hofstee. 11. Griet Bijlsma. 13. Sjoukje Bouma. 17. Trijntje Hofstee. Terwijl de uitslag was: 1ste prijs Sjoukje Bouma. 2de „ Klaasje Hofstee ƒ 60.—. 3de „ Trijntje Hofstee ƒ 30.—. 4de „ Griet Bijlsma ƒ 10.—. 5de „ Tietje Muurling ƒ 10.—. De voorzitter herinnerde er bij de prijsuitdeeling aan, dat Mej. Bouma in 6 achtereenvolgende dagen ook 6 eerste prijzen had behaald. Voorzeker een prestatie, die het vermelden waard is. Hij kon toen nog niet weten, dat ook op 26 Jan. 1933 in Sneek door haar den eersten prijs plus de kampioensmedaille gewonnen zou worden. Mej. Bouma legde hier de 140 M. at in 15.1 sec. De totaal uitslag luidde als volgt : 1e prijs. Gouden kampioensmedaille van den Bond v. IJsclubs, met eere-prijs, groote zilveren medaille, aangeboden door H.M. de Koningin, plus ƒ 50.—. Mej. Sjoukje Bouma, Grouw. 2e prijs. Zilveren medaille van den Bond v. IJsclubs, met extra prijs, zilveren medaille, aangeboden door H.M. de Koninginmoeder, plus ƒ 35.—. Mej. Geesje Woudstra. 3e prijs. Zilveren medaille, aangeboden door V.V.V. te Sneek, plus 20.—. Mej. T. Hemminga, Beetsterzwaag. 4e prijs. Zilveren medaille, aangeboden door de Comm. „Sport en Liefdadigheid", plus ƒ 15.—, Mej. Jitske de Boer, Boornbergum. De 4 prijzen van ƒ 10.— elk, vielen ten deel aan de dames : J. Wiersma, Oldeboorn; T. Muurling, Sneek; G. Bijlsma, Eernewoude en S. Pasveer, Akkrum. Geeske Woudstra moest dus haar titel afstaan aan Sjoukje Bouma. 28 Jan. 1933 ging het naar Kampen. Ook hier kon Geeske het niet tegen Sjoukje bolwerken. De prijs was hier J 100.—. 30 Jan. 1933 won Sjoukje nog den eersten prijs te Kimswerd, terwijl haar als extra-Eerste prijs, een zilveren beker met inscriptie werd vereerd. 13 Dec. 1933 werd ze No. 1 te Oldeboorn. No. 2, Jeltje Wiersma, (Oldeboorn). Evenals we bij Mevr. Annie de Jong-Zondervan opmerkten, komt ook Mevr. Stelwagen-Bouma's goed gevormd en afhletisch getraind figuur snel vooruit. Reeds vele jaren is zij lid van de gymnastiekvereeniging S.S.S. te Grouw en als zoodanig wist ze reeds meermalen lauweren te oogsten, dank zij haar lenigheid en behendigheid. Als nieuwe sterren kwamen in 1932/'33 reeds boven den horizon Trijntje Hemminga, Beetsterzwaag; Sietske Pasveer, Akkrum; Griet Bijlsma, Eernewoude; Trijntje Terpstra, Oldeboorn, enz. enz. Een bekend spreekwoord zegt : „De tiid scil it leare" en wij zullen atwachten, wie straks het hoogste aan dezen sterrenhemel zal schitteren. Onze vrouwen-hardrijdsters wensch ik van harte succes. Geeske Haarsma, werd geboren 16 April 1912 te Wartena. Ze begon reeds op jeugdigen, 15-jarigen leeftijd met hardrijden en wist achtereenvolgens 15 prijzen te behalen. !n totaal ƒ 292.50. Deze prijzen werden gewonnen in den winter van 1927/'28 te Drachten ƒ 10.— 3e prijs. Wartena ,, 7.50 3e prijs. Oudkerk „ 50.— 2e prijs. 1ste werd Trijntje Hemminga. 1928/'29 te Leeuwarden „ 30.— 2e prijs. Rottevalle ,, 40.— 2e prijs. Arum „ 5.— Wartena ,, 2.50 3e prijs. 1932/'33 te Hardegarijp ,, 25.— 2e prijs. Noord Bergum ,, 5.— 3e prijs. Leeuwarden „ 12.50 5e prijs. 1933/'34 te Rottevalle ,, 15.— 3e prijs. Heerenveen ,, 10.— 5e prijs. Oudkerk „ 70.— 2e prijs. Trijntje Hemminga, geboren 10 Februari 1914 te Beetsterzwaag, begon haar hardrijdersloopbaan op 13 Dec. 1932, toen zij te Beetsterzwaag een prijs wist te behalen. In totaal werden door haar 19 prijzen, geldprijzen, kunstvoorwerpen en 2 medailles, gewonnen. Het laatst reed ze mee 17 Dec. '33 te Warga. In 1933 wist ze achtereenvolgens prijzen te winnen te Sappemeer 18 Jan., Wolvega 19 Jan., Oranjewoud 20 Jan., Rottevalle 22 Jan., Drachten 23 Jan., St. Johannesga 24 Jan., Sneek 26 Jan., Gorredijk 28 Jan., Kortezwaag 29 Jan, Winsum 5 Dec. No. 2 werd Clara Huitema van Workum; Rottevalle 6 Dec. 1ste prijs ƒ 75.—, 2de Loltje Tolman—de Boer, Oudega ƒ 30.—, Witmarsum 8 Dec. 1s,e prijs ƒ 30.—, 2de Clara Huitema, Workum ƒ 20.—, 140 M. 17.1 sec. Grouw 9 Dec. 1ste prijs ƒ 60.—, 2de prijs ƒ 40.— plus ƒ 10.— voor den snelsten rit, aangeboden door den heer Weevers van Enschede, mevr. Janna de Boer—v. d. Meulen ; 140 M. 16.4 sec. Heerenveen 10 Dec., Oudkerk 11 Dec. 1ste prijs ƒ 100.—, 2de prijs ƒ 70.—, G. Haarsma, Wartena; Kampen 14 Dec. 1ste prijs ƒ 80.—, Eelde 15 Dec. 2de prijs ƒ 30.—, Warga 17 Dec. Trijntje Hemminga moet tante zeggen tegen Martha Hemminga. (Zie hiervoor). Sietske Pasveer werd 1 Januari 1915 te Akkrum geboren. Haar eersten wedstrijd maakte ze mee 13 Dec. 1932 te Akkrum, waar ze 18 Jan. '33 den tweeden prijs, groot j 30.— wist te behalen. Verder ziet haar prijzenlijst er als volgt uit : 1932/'33. 19 Jan. Scharsterbruq, 2e priis ƒ 20.—, 20 Jan. Appelscha, 3e prijs ƒ 10.—, 22 Jan. Stiens, 4e prijs ƒ 10.—, 23 Jan. Franeker, 2eprijs ƒ 15.—, 24 Jan. Leeuwarden, 2e prijs ƒ 40.—, 26 Jan. Sneek ƒ 10.—, 28 Jan. Ried, 3e prijs ƒ 10.—, 29 Jan. Oldeberkoop, 1e prijs ƒ 40.—, 30 Jan. Joure, 2e prijs ƒ 40.—. 1933/34. 5 Dec. Winsum, 3e prijs ƒ 10.—. No. 1 werd Trijntje Hemminga, 9 Dec. Huizum, ƒ 5.—, 10 Dec. Heerenveen, 1e prijs ƒ 80.—, No. 2 Geeske Woudstra, 14 Dec. Wolvega „Lindenoord", 1e prijs ƒ 50.—, No. 2 Hendrika Koning, 15 Dec. Eelde, ƒ 5.—, 18 Dec. Koudum, 1e pr. ƒ 80.—. De lijst van hardrijdsters te Heerenveen 10 Dec. 1933 zag er als volgt uit : 1e omloop 2e omloop 3e omloop 1. WopKe Ham, l_7orredijk valt at 2. Tjitske Broekstra, Wolvega 3. Trijntje Terpstra, Oldeboorn 4. Rinske Visser, Lemmer valt af 5. Roelofje v. d. Weq, Nyetryne valt af 6. Geeske Woudstra, Doniaga 7. Anna Lipstra, Hemrik valt £.f 8. Geeske Haarsma, Wartena 9. Sietske Pasveer, Akkrum 10. Oeke Bootsma, Lemmer valt ef 11. Trijntje Hemminga, Beetsterzwaag 12. J. Boltje, Heerenveen valt af Om den 4den prijs werd gekampt door No's 2, 7, en 11. Trijntje Hemminga werd winnares. TRIJNTJE HEMMINGA. wint van no. 2 wint van wint van no. 7 no. 3 wint van blijff wint van no. 11 stacn no. 6 De uitslag was: 1ste prijs ƒ 80.—, Sietske Pasveer, 2de prijs ƒ 50.— Geesje Woudstra, 3de prijs ƒ 30.—, Trijntje Terpstra, 4de prijs ƒ 15.—, Trijntje Hemminga. Troostprijzen van ƒ 10.—, ƒ 5.— en ƒ 2.50, werden resp. toegekend aan Geesje Haarsma, Roelotje v. d. Weg en Oeke Bootsma. 24 Dec. 1935 won Sietske den eersten prijs, groot ƒ 25.— bij een hardrijderij te Oldeboorn. Makke Groen won den tweeden prijs, ƒ 10.—, terwijl Trijntje Hemminga derde werd. SIETSKE PASVEER. Sietske maakte ook de opmerking, dat bij vele rijderijen de banen ten eenenmale te smal zijn, de uitloopen te kort en de kleedgelegenheid dikwijls veel te wenschen overlaat. Ook zij Pre,®~ reert het starten op schot. Volgens haar moesten de banen steeds ingericht zijn als b.v. te Heerenveen, Leeuwarden, en Bolsward. Deze banen althans werden door haar geroemd. De laatste kampioene. Griet B ij I s m a, werd 9 Febr. 1915 te Eernewoude geboren. De door haar gewonnen lijst van prijzen ziet er als volgt uit : Van paren: 8 Febr. 1929, Suameer, 1*te prijs ƒ 14.— ; 10 Febr. 1929, Stiens 3de prijs ƒ 20.—; 13 Febr. 1929, Óudkerk 3de prijs ƒ 40.—. Van meisjes: 9 Febr. 1929 was ze 14 jaar geworden en 16 Febr. daarop won ze te Grouw een gouden horloge. 46 deelneemsters stonden ingeschreven. Van vrouwen: In 1932 won ze een eersten prijs, groot ƒ 25.— te Oostermeer. 19 Jan. 1933, Britswerd, 1^e prijs ƒ 25.—; 20 Jan. 1933 Nijega (Sm.), 1ste prijs ƒ 30.—; 21 Jan. 1933, Wartena, 1ste prijs ƒ 20.—; 22 Jan. 1933, Rottevalle, 2de prijs ƒ 30.—; 23 Jan. 1933, Franeker, 1ste prijs ƒ 30.—; 25 Jan. 1933, Heerenveen, 4de prijs ƒ 10.—; 26 Jan. 1933, Sneek, gratificatie ƒ 10.—; 27 Jan. 1933, Sursuisterveen, 1sfe prijs ƒ 20.—; 28 Jan. 1933, Ried, 2de prijs ƒ 25.—; 29 Jan. 1933, Terzooi, 1ste prijs ƒ 20.—; 30 Jan. 1933, Kimswerd, 1ste prijs ƒ 20.—, plus troostprijs; 6 Dec. 1933, Buitenpost, 1ste prijs ƒ 50.—, (2de Mej. J. Goeree—Galle, Surhuisterveen ƒ 30.—); 9 Dec. 1933, Huizum, 2de prijs ƒ 30.—; 10 Dec. 1933, Stiens, 1ste prijs ƒ 30.—; 11 Dec. 1933, Zoutkamp, 3de prijs ƒ 10.—, 2de Mej. Pietje Feitsma ƒ 20.—; 11 Dec. 1933, Zoutkamp, 3de prijs ƒ 10.—; 14 Dec. 1933, Opeinde, 1ste prijs ƒ 25.—; 16 Dec. 1933, Kampen, 1ste prijs ƒ 100.—. Voor den snelsten rit ƒ 10.— (2de prijs ƒ 60.—, Sjoukje Bouma) ; Dec. 1933, Warga ƒ 80.—-, plus gouden kampioensmedaille. Dezen wedstrijd woonde ik persoonlijk bij, en zeer zeker is voor deze ijsbaan de opmerking van Sytske Pasveer, inzake de te smalle banen en te korte uitloopen op haar plaats. De baan was in uitstekende conditie, doch veel te smal, niet alleen voor de hardrijdsters, maar ook voor het publiek. De uitloopen waren veel te kort. De rijdsters konden haar volle kracht niet tot aan het eind toe ontplooien. Deden ze dit wel, dan konden ze onmogelijk zoo spoedig stoppen met het gevolg dat ze óf vielen óf met een polderdijk in onzachte aanraking kwamen. GRIET BIJLSMA. Voor den wedstrijd te Warga hadden zich 12 rijdsters laten inschrijven. Baanlengte 140 M. 1e rit 2e rit sec. totaal I II totaal 1. Pietje Feitsma 16.8 16.4 33.2 16.7 16.3 33 2. Sietske Pasveer 16.7 16.8 33.5 16.8 kwam bij den tweeden rit te vallen 3. Griet Bijlsma 17.2 16.5 33.7 16.5 16.5 33 4. Trijntje Hemminga 16.9 16.8 33.7 17.1 16.7 33.8 5. Sjoukje Bouma 17.1 16.8 33.9 17 16.8 33.8 6. Tjitske Broekstra 17.6 17.3 34.9 17.6 17.7 35.3 7. M. de Groot 17.4 17.5 34.9 17.3 17.1 34.4 8. R. Hoekstra 17.6 17.5 35.1 17.6 17.5 33.1 9. A. Terpstra 17.6 17.6 35.2 10. Geeske Haarsma 17.8 17.6 35.4 11. Houkje v. d. Meer 19 17.3 36.3 kwam bij den eersten omloop te 12. A. Wierda 18.6 18.1 36.7 vallen Om den derden en vierden prijs moesten kampen Sjoukje Bouma en Trijnlje Hemminga, om den eersten en tweeden prijs Griet Bijlsma en Pietje Feitsma. De eerste rit tusschen Sjoukje en Trijntje was kamp. In de beide volgende ritten kon Sjoukje het echter niet tegen Trijntje bolwerken. Om het kampioenschap reden dus Griet Bijlsma en Pietje Feitsma. Griet trad als kampioene uit het strijdperk en behaalde daarmee de gouden kampioensmedaille plus ƒ 80.— terwijl Pietje een zilveren medaille plus ƒ 45.— ontving. Den 3den prijs won Trijntje Terpstra ƒ 25.— plus zilveren medaille en den vierden prijs ƒ 10.—, Sjoukje Bouma. 18 Dec. wist de nieuwe kampioene te Berlikum den eersten prijs ƒ 100.— te behalen. De tweede prijs ƒ 60.— was voor Pietje Feitsma, de derde ƒ 20.— voor Sjoukje Bouma en de 4de prijs ƒ 20.—, voor Jikke Miedema van Britsum. 14 Dec. '33 werd ze No. 1 te Opeinde, No. 2 werd Mevr. J. Altena—De Boer. Slechts eenmaal nam Griet Bijlsma aan een wedstrijd deel, die voor haar zonder succes bleef. Ze stamt uit dezelfde familie als Lutske Wester. 21 Dec. 1935 was ze bij een wedstrijd te Woudsend wederom No. 1, haar viel een prijs, groot ƒ 60.— ten deel. De premie ƒ 30.— werd gewonnen door Mej. K. Hofstra, terwijl derde werd Mej. S. Pasveer. 24 Dec. '35 wist Mej. Bijlsma van 12 deelneemsters den eersten prijs te winnen bij een hardrijderij te Wartena. De prijs was f 25.—. Pietje Feitsma toonde zich ook hier weer een zeer snelle rijdster. Ze moest na drie ritten den strijd tegen Griet opgeven. Bij den eersten rit kwam ze, ofschoon ze nog voor was, te vallen. De tweede prijs behaalde Fokje v. d. Velde te Idaard en de derde werd Maria v. d. Duim—de Groot. Makke Groen, geboren 1 Maart 1917 te Oldeboorn heeft in het winterseizoen '32—'33 voor het eerst onder meisjes op een hardrijderij meegereden. Onder vrouwen wist ze 13 Dec. 1932 eveneens fe Oldeboorn een derden prijs ƒ 2.50 fe behalen. Vervolgens reed ze 22 Jan. '33 mee te Bovenknijpe en behaalde bij een hardrijderij voor meisjes den eersten prijs, een gebrand zilveren horloge, 23 Jan. '33 werd dit te Oosterlittens een gouden horloge en 24 Jan. ontving ze te Grouw wederom een gouden horloge, maar nog bovendien een verguld zilveren medaille voor den snelsten rit. Ze reed de baan in 14 sec. Ruim 40 deelneemsters dongen om de prijzen mede. In den winter van '33 op '34 wist ze 5 Dec. te Oldeboorn den eersten prijs onder vrouwen te veroveren ƒ 20.—. Er waren 13 deelneemsters. 9 Dec. reed ze mee te Grouw. Ze werd derde en won hiermede ƒ 15.—. Wederom stonden 13 deelneemsters ingeschreven, w.o. T. Hemminga en Janna v. d. Meulen, die haar in drie ritten, waarvan ze één won, wist te verslaan. 10 Dec. viel haar te Akkrum de eerste prijs ten deel. 14 Dec. 1ste prijs ƒ 20.— plus verg. zilv. med. voor den snelsten rit (16.1 sec.) te Wolvega „Eendracht". 16 Dec. reed Makke Groen mede te Ried. Door de groote menschenmassa begon het ijs te scheuren en de eene baan werd haar noodlottig. Ofschoon ze reeds eenmaal gewonnen had, moest ze de beide andere malen verliezen, omdat ze beide keeren de slechtste baan trof, na loting. Beide keeren kon ze het niet op de been houden, wegens de vele barsten. 17 Dec. reed ze voor het laatst mede te Assen. Met een minimum verschil werd ze hier verslagen — ze voelde zich ook niet recht fit — door de bekende snelle hardrijdster Mej. J. Helder. Pietje Feitsma, werd 9 Dec. 1918 te Dronrijp geboren. 6 Dec. 1933, ze was dus toen nog maar 14 jaar, reed ze mes te Dronrijp. Haar oudere zuster Loltje, nog maar 17 iaar zou in Dronrijp mederijden en dit greep Pietje zoodanig aan, dat ze zich ook opgaf. Ze was zich zeer zeker van haar kunnen welbewust, want ze wist als eerste uit te komen en den 1sten prijs ƒ 40.— te bemachtigen. Het zal in de geschiedenis van de ijssport zeer zeker wel een unicum blijven, dat een nog zoo jong meisje zich reeds durft wagen op een hardrijderij van vrouwen en dan nog wel allen weet te verslaan. Haar zuster Loltje moest zich met den derden prijs, groot ƒ 10.— tevreden stellen en Mej. T. Terpstra (geb. 21 Sept. 1910) een zeer snelle rijdster uit Oldeboorn behaalde den tweeden prijs, groof j 20.—. Mej. R. Hoekstra, Oudebildtzijl werd vierde. Na dezen wedstrijd wist Pietje 9 Dec. te Huizum ƒ 5.— als vierde prijs te behalen. 10 Dec. te Stiens ƒ 20.— (2de prijs). 11 Dec. fe Britswerd ƒ 25.— (1ste prijs). 14 Dec. Wolvega ƒ 15.— (derde prijs). Deersum ƒ 15.— (1ste prijs). 16 Dec. Ried ƒ 50.— (1ste prijs). 17 Dec. Warga ƒ 45.— (2de prijs) plus eeremedaille. Ze maakte hier de snelste tijden. 140 M. (zie Griet Bijlsma). En 18 Dec. ie Berlikum ƒ 60— (2de prijs). Eerste weid hier Mej. G. Bijlsma te Eernewoude, 3de Mej. Sj. Bouma, 4de Mej. J. Miedema van Britsum. 21 Dec. '35 won Mej. Feitsma te Hardegarijp in klasse A, 6 deelneemsters den tweeden prijs. Marie v. d. Duim De Groot werd eerste. Otschoon het onze gewoonte niet is opmerkingen te maken, willen we het voor dit uitzonderlijke geval toch niet nalaten, alleen omdat we hier met een zoo jonge ijsster hebben te doen, die veel voor de toekomst op ijssportgebied belooft te worden : Pietje onthoude zich op haar jeugdigen leeftijd van deelneming aan wedstrijden, waarbij ze eenige malen op denzelfden wedstrijd zware partners zal moeten verslaan. Ze zou te veel van haar jonge krachten moeten vergen en voor de toekomst alles bederven. Dag aan dag aan zware wedstrijden deelnemen gaat niet op. Piptip maakt zelf de opmerking, dat ze liever op schot dan op tel weggaat. Haar starten wordt steeds veel beter en ze vindt het fijn als gedurende den wedstrijd een aparte baan is gereserveerd voor de hardrijdsters. Haar grootvader Age Feitsma van Deinum was in de jaren 1865 en 1866 een snelle rijder, terwijl ook een broer van Pietje, Age, geb. 1901, vertrokken naar Amerika, in 1918 reeds prijzen won. Zie voor Ids Schaap, Lieuwe en Jacob Riemersma, archief Friesche Ijsbond. ONZE VOORZITTERS OP DE WEDSTRIJDBAAN. Tot besluit van deze bijzonderheden uit de geschiedenis van het wedstrijdwezen op de Friesche ijsbanen nog iets over de voorzitters van den Frieschen IJsbond. Zij zijn alle drie in hun tijd uitstekende rijders geweest; doch de eerste voorzitter, wijlen de heer S. H. Hijlkema, gevoelde geen roeping om aan wedstrijden mee te doen. De tweede voorzitter, onze tegenwoordige eerepresident, Mr. C. Beekhuis Sr., won den 3den Januari 1887 den prijs bij de rijderij welke de vereeniging „IJsclub Leeuwarden" bij de opening van haar nieuwe baan achter de Bleekerstraat had uitgeschreven. Er had zich voor dien wedstrijd een oneven aantal rijders ingeschreven; teneinde het getal even te maken, oordeelde de commissie van aangifte het gewenscht, da» zich nog een van haar ritut rtiii/wA op 15-jarigen leeftijd. leden opgaf. De heer Beekhuis sielde zich beschikbaar en, na een scherpen strijd, won hij de eerepalm. Op dien gedenkwaardigen dag won verder onze tegenwoordige voorzitter, de heer G. W. Koopmans, een der drie premies na een drietal ritten tegen den eersten premiewinner, den heer H. J. Kalt te Leeuwarden. De heer Koopmans was toen al geen nieuweling in het wedstrijdwezen. Op den 28s*en Januari 1879 werd te Oldeboorn een hard¬ rijderij van mannen genouaen, waaraan een 50 rijders uit Oldeboorn en omstreken deelnamen. Winnaar werd de Heer Jacob de Mars. In 3 ritten versloeg hij G. W. Koopmans, toen te Oldeboorn woonachtig. Laatstgenoemde, geboren te Akkrum 1861, was toen nog geen 18 jaar en kon daarom geen lid der IJsclub Oldeboorn zijn. Om zijn „foeleindig" rijden op 28 Januari 1879 werd hem echter verzocht, mede te dingen in den wedstrijd onder de leden der genoemde IJsclub, welke zou worden gehouden op 5 Februari 1879. Deze wedstrijd, waaraan een 80 tal rijders deelnamen, werd gewonnen door den heer Kornelis Sytzes Zwanenburg te Oldeboorn, met 3 ritten tegen den Voorzitter van onzen Bond. De prijs was een zilveren tabaks¬ doos, de premie een zilveren tafelschel. Deze tafelschel is 50 jaar later, aan des Voorzitfers kleinzoon, Ruurd Terpstra te Giekerk, vereerd, nadat hij de premie had gewonnen bij een rijderij onder schoolkinderen aldaar. En hij kreeg er de aansporing bij om hef voorbeeld van zijn grootvader in de ijssport fe volgen. G. W. KOOPMANS. De tegenwoordige voorzitter v. d. Friesche Ijsbond op 17-jarigen leeftijd NASCHRIFT. !n den korten winter van Februari 1936 werden nog enkele wedstrijden op schaatsen gehouden ; o.a. 10 Februari te TerwispeL 16 hardrijders namen aan den wedstrijd deel. De uitslag was : no. 1. C. Meijerhof van Tijnje ; no. 2. J. Terpstra van Oldeboorn en no. 3. P. Brouwer van Veenhoop. Den dag daarop, 11 Februari, kampten te Joure een 20-tal dames op de smalle ijzers. Sjoukje Bouma van Grouw werd hier eerste, Tjitske Hijlkema van Haskerhorne tweede en Trijntje Hemminga van Beetsterzwaag derde. Op denzeltden datum verschenen te Steenwijk slechts een 9-tal dames aan den start. No. 1 werd hier Mej. Antje Koopmans te Oosterwolde, no. 2. Pietje Feitsma van Hijlaard, no. 3. Metje Nienhuis van Makkinga en no. 4. Griet Bijlsma van Eernewoude. Mej. Koopmans maakte den snelsten rit : 140 M. in 15.4 sec. In Echten was de uitslag: 1. Klaasje Hofstee van Schoterzijl, 2. Fokje v. d. Velde van Idaard. 3. Trijntje Hofstee van Scherpenzeel. In Scharsterbrug stonden 12 snelle rijders op de lijst. Hier was het weer Jolle de Jong, die zich eerste plaatste ; Rinze Slof en Albert Koning werden resp. no. 2 en no. 3. In Hardegarijp won Sjoerd Molenaar den eersten, J. v. d. Made van Grouw, den tweeden, G. P. Plantinga den derden en Barend v. d. Veen den vierden prijs. 16 rijders stonden hier ingeschreven. 12 Wal Friesche hardrijders wonnen ter uitgeschreven door de Amsterdamsche Datum en jaar. Hardrijder(ster). Afkomstig van: 16 Februari 1865 Jetse Jansen Freneker 11 Januari 1868 N. Vulsma Harlingen 14 Februari 1870 H. J. Roelfstra Heerenveen 16 Februari 1870 N. Vulsma Amsterdam i Saakje v. d. Meer Akkrum ( 21 Februari 1870 N. Vulsma Amsterdam 3 Januari 1871 Atze de Groot Akkrum 31 Januari 1871 Jouke Schaap Kortezwaag j Anke Beenen ) 15 Januari 1876 Atze de Groot Akkrum 28 Januari 1879 Okke v. d. Berg Rijperkerk 31 Januari 1879 Jouke Schaap Kortezwaag i Anke Beenen Langezwaag ) 4 Februari 1879 Okke v. d. Berg Rijperkerk 30 December 1879 M. A. Castelein Suawoude 27 December 1879 Joh. de Groot Grouw I Jannetje Jonker Kielwindeweer i 26 Januari 1885 Renke v. d. Zee Workum 28 Januari 1885 Wedstrijd op de Groote Wielen bij Leeuwarden; 800 M. De Noren en Engelschen, o.w. de kampioenen Smart en BuHingham werden verslagen. 1ste prijs Pieter Bruinsma. 2de prijs Renke v. d. Zee. 27 Februari 1888 W. de Vries Oenkerk 17 Januari 1891 M. Kingma Grouw over 1 Eng mijl 3 min. 101^ sec. 200 M. B. Dekker (18 sec.) Zwolle 19 Januari 1892 Klaas Hanje Akkrum 200 M. 7 Januari 1893 Klaas Hanje (18 sec.) Akkrum 200 M. 23 Januari 1897 Marten Kingma Akkrum gelegenheid van de hardrijderijen IJsclub in de jaren 1864—1914. Prijs. Premie. Hardrijder(ster). Afkomstig van: ƒ 150.— ƒ 40.— Cornelis van Veen Warmond ƒ 125.— ƒ 50.—• H. Osenga Akkrum ƒ 200.— ƒ 70.— N. Vulsma Harlingen ^ j. ? ( Rienk Platte Amsterdam J luu. • ./ . ! imkjgn postma Leeuwarden ƒ 100.— ƒ 25.— Adr. Kam Zwartsluis ƒ 150.— ƒ 50.— N. Vulsma Harlingen . ^ .. l Joh. P. de Groot Akkrum / 150. ./ • j Meike Rinkema Marum /■ 10 jA. Hesseling Groningen ' / Anna Osinga Sneek ƒ 200.— ƒ 50.— N. Vulsma Harlingen ƒ 5.— A. de Jager Murmerwoude ƒ 200. ƒ 50.— Simon Derlage Amsterdam . ƒ cn_ ( Pieter Hof Heeg J • I Grietje Blom Amsterdam ƒ 250.— ƒ 80.— Kerst Bottema Oldeboorn ƒ 40.— Jouke Schaap Kortezwaag ƒ 20.— Arie v. d. Berg Benthuizen ƒ 200. ƒ 60.— Arie v. d. Berg Benthuizen ƒ 30.— Jacob Kooistra Wijns < Pieter Hof Heeg ■I ^0. ■ j Grietje Blom Amsterdam ƒ 300. ƒ 100.— P. Bruinsma Sneek ƒ 10.— D. Postma Eernewoude ƒ 10.— Arie v. d. Berg Benthuizen ƒ* 3oo, ƒ 100.— P- Westra Hardegarijp ƒ 25.— M. Kingma Grouw f 3oo. ƒ 100.— R- Wesfer 3 min. 18^5 sec. Eernewoude ƒ 50.— W. de Vries 3 min. 20 sec. Oenkerk ƒ 25.— Arie v. d. Berg 3 m. 21 sec. Benthuizen /■ 200. ƒ 75.— K. Hanje 184/6 sec. Akkrum ƒ 25.— K. Boersma 19 sec. Groningen ƒ 10.— W. de Vries 192/5 sec. Oenkerk f 200. ƒ 75.— Geert Entjes Groningen ƒ 25.— R. Wesfer Eernewoude ƒ 10.— W. de Vries Leeuwarden ƒ 200 ƒ 75.— G. Entjes (182/s sec.) Groningen f (yQ ƒ 40.— Termolen 7wolle ƒ 10.— Van Oosferom Sloferdijk REGISTER van hardrijders en hardrijdsters uit de provincie Friesland. A Adam, Algersma, Teike, Althuisius, Klaas, Andringa, S., Anema, H. F., Anema, Tabe, Annema, Rintje Tabes, Atema, Louw, Atsma, Afse Geerts, B Baarda, Jan, Douwe, Bakker, Alberf, Bartels, Beenen, Anke, Beetstra, G., Benninga, Berg v. d., Albert, Berg, v. d. Anna, Berg v. d., F., Berg v. d., Hendrik, Berg v. d., M., Berg v. d., Okke, Berg v. d., Sjoerd, Berg v. d., Thijs, Berg v. d., Trijntje, Bergsma, P., Bergsma, S., Bethlehem, H. Mej., Bleeker, Siebren Wiebes, Boer de, Cornelis, Boer de, J., Boer de, Jan, Boer de, Jitske, Boer de, L., Boer de, Lolkje, Deersum, Warga, Workum, Akkerwoude, Akkerwoude, Akkerwoude, Grouw, Terzooi, Blessum, Delstrahuizen, Luinjeberd, Akmarijp, Lemmer, Rijperkerk, Rijperkerk, Donkerbroek, Rijperkerk, Joure, Rijperkerk, Rijperkerk, Rijperkerk, Rijperkerk, Grouw, Rauwerd, Nijeholtpade, Gaastmeer, Akkrum, Boornbergum, Witveen, Witveen, Oudega, Witveen, Boer de-v.d.Meulen, Janna, Warga, Boer de, Paulus, Boer de, R., Mej. Boer de, Roelof, Boer de-Veenstra, Baukje, Boersma, Jan, Boersma, Klaas, Boersma, Sake, Boersma, Tj., Bokma, Anna, Bokma, Jan, Boomsma, Clara, Bosma, Auke, Bosma, B., Bosma, L. U., Nieuwehaske, Leek, Witveen, Oldeboorn, Langweer, Workum, Leeuwarden, Veenwouden, Katlijk, Katlijk, Bldz. 41, 43, 45, 58. 47. 46. 117. 58. 44, 48. 47. 140. 43, 44, 58. 97, 124, 132, 159. 50, 116, 110, 66. 63. 151. 66. 125. 45, 70, 66. 44, 53, 100. 59. 166. 90. 90. 140, 138. 106, 149 140, 106, 140, 147, 90. 129. 44. 106. 60. 60. 60. 123. 74. 46. 149, 44, 52. 51. 99, 105, 106, 108, 110, 123, 125, 126, 151. 139. 51, 52, 53, 70. 125, 126. 111. 56, 62, 63, 64, 65, 67, 69, 71, 74, 88. 56, 63, 64, 65, 66. 56, 57, 59, 63, 66. 141, 143, 155. 136, 137, 138, 142, 143, 166, 167, 172. 168. 137, 138, 142. 141, 142, 143, 145, 146. 149, 161, 164, 166, 168, 173. 54, 56. Bldz. Bottema, Kerst, Akkrum, 45, 52, 64, 73. Bouma, Arie, Leeuwarden, 113, 114. Bouma, S., Leeuwarden, 100. Bouma, Sjoukje, Grouw, 54, 148, 149, 160, 165, 166, 167, 171, 172, 174. Bouwhuis, A., Poppingawier, 59. Brinksma, Uilke, 46. Bron, J., 140. Brouwer, Aalfje, Bergum, 93. Brouwer, Gelsche, Bergum, 84, 90, 92, 93, 128. Bruinsma, Pieter, Sneek, 45, 60, 62, 67, 69, 71, 76. 77, 78, 89. Buifenveld, S., Roordahuizum, 123. Bijlsma, Griet, Eernewoude, 161, 165, 167, 168, 170, 172, 17. Bijlsma, O., Eernewoude, 139. Bijsterbos, A., Joure, 44. c Castelein, A. H., Tietjerk, 45, 47, 48, 67. Castelein, Corrie, Warga, 139, 145, 146. Castelein, Grietsen, Warga, 72, 97, 112, 117, 123. Castelein, H., Warga, 117. Castelein, Marten, Suawoude, 60, 64, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 87, 146. Castelein, Melle, Tietjerk, 46, 47. Castelein, Sipke, Leeuwarden, 72, 97, 100, 102, 108, 109, 110, 115, 116, 123. Castelein, Wopke B., Suawoude, 47. Cloo, Tijmen, Wartena, 45. Clos, Jacob, Oudehaske, 60. Cnossen, Wcrkum, 44. Cnossen, W., Oosterzee, 123. Coehoorn, J., Lemmer, 124. D Dalstra, J.t Mej. Boelenslaan, 140. Dam, Anna, Beets, 139. Dam, Harm, Sneek, 51. Dam, Klaasje, Tijnje, 135. Dam, R., Mej., 135. Dam, Wapke, Gorredijk, 161, 169. Dikkerboom, Ale, Oudehaske, 102, 108, 109, 110, 111, 112, 113, 114, 115, 116, 119, 126. Dikkerboom, F., Oudehaske, 153. Donia, Maaike, Baard, 74, 83. Dooper, Lutzen, Joh., Hcmmerts, 45. Dotinga, Gerben, Deersum? 47. Douma, A., Oudkerk, 153. Drost, Tjitske, 66. Duiker, G.t Lemmer, 157. Duikers, Bofe, Hcmmerts, 70. Duim v. d., Tijnje, 129. Dijkstra, C., Lemmer, 111, 123 ,126. Dijkstra, H., 90, 122. Dijkstra, Jan Joh., Dckkum, 45. Dijkstra, Jan S., 90. Dijkstra, Lammert, Lemmer, 117, 123. Dijkstra, P., Beets, 114, 136, 138, 139, 151, 155. Dijkstra, Wijbe, Buitenpost, 47. Dijk van, Ulbe, Gauw, 44, 47, 50, 51, 53, 54, 64. Dijk van, Willem, E Ebbes, Frans, Engelsma, Akke, Engelsma, Geertje, Engelsma, Johanna, Engelsma, Wijtske, Epema, Theunis B., Essen, Gabe Sjoukes, Eizinga, Pier, F Faber, Jacob, Faber, Oepke, Feer v. d.r Jan, Feitsma, Age, Feitsma, Lolkje, Feitsma, Pietje, Fokke, Frans, H., Freerks, Richtsje, G Gaastra, W. W., Gerrits, Houckje, Goerree-Gralle J., Gort, J., Goslinga, Teatske, Graansma, Luts, Groen, Makke, Grondsma, K., Groot de, Atze, Groot de, Folkert, Groot de, Johannes, Groot de, Jouke, Groot de, Klaas, Groot de, Marie C., Groot de, Petrus, Groot de, R.f Grouwstra, Pieter, H Haarsma, Geeske, Haarsma, K., Haarsma, Lijcle, Hanje, Klaas, Heide, v. d. G. Mej., Hellema, A., Hemminga, Martha, Hemminga, Trijntje, Henstra, Gerrit Sjoerds, Hettinga, A., Hettinga, Tewis, Hiddinga, Hielkema, D., Hiemstra, Hoeksma, Catharina, Bldz. Terhorne, 106, 107, 108, 144. Nijehaske, 48. Oldeboorn, 112. Oldeboorn, 92, 117, 123. Joure, 90. Oldeboorn, 123. Warga, 47. ft.gum, 47. Beets, 153, 156, 157, 158, 159, 162, 163. Hempens, 128. Weidum, 149. Rauwerd, 101, 103, 122. Deinum, 174. Dronrijp, 173. Dronrijp, 166, 171, 172, 173, 174. 43. 45. Giethoorn, 121, 159. Nes, 43. Hommerts, 51. Veenwouden, 43. Surhuisterveen, 171. Drachten, 141. Swichum, 53. Rijperkerk, 147. Oldeboorn, 170, 172, 173. Langweer, 51. Oldeboorn, 44, 50, 51, 52, 54. Jorwerd, 91. Oldeboorn, 50, 51, 52, 55. Jorwerd, 91, 139, 140, 155. Warga, 139. Warga, 139, 142, 166, 172, 174. Jorwerd, 90, 116. Tjalleberd, 52. Poppingawier, 48. Wartena, 143, 164, 168, 169, 170, Wartena, 91, 117. Wartena, 116, 117. Akkrum, 79, 82, 87, 88, 89, 90. Akkrum, 140. Rinsumageest, 123. Grouw, 127, 128, 129, 140, 141, 145, 146, 148, 164, 169. Beetsterzwaag, 129, 160, 166, 167, 168, 170, 172, 173. Terhorne, 48 Oppenhuizen, 79, 89, 90. Oppenhuizen, 44, 47, 48. Wijnaldum, 44, Bontebok, 156. ? 59. Oostermeer, 59. 1 Bldz. Hoekstra, Cath., Oudega, 59, 60. Hoekstra, Jisk, Oudehaske, 44. Hoekstra, R., Oudebildtzijl, 173. Hoeve ten, H., Rotsterhaule, 111, 112, 114, 115, 117, 118, 119, 121, 130,131, 151. Hofstee, Klaasje, Scherpenzeel, 160, 161, 165, 167, 172. Hofstee, Trijntje, Scherpenzeel, 160, 161, 167. Hooiing, A., 52. Huitema, Clara, Workum, 168. Huitema, Halbe, Hommerts, 46. Huitema, Klaas, 62. Huizenstra, Freark U., Terzooi, 44, 45, 46, 48. J Jager, Atze, Jans, Oldeboorn, 40. Jager, Eelke Jans, Oldeboorn, 40. Jetten, Jacob, Rottum, 122, 153, 157. Jetten, Johannes, St. Johannesga, 115, 121, 131, 151, 157. Jong de, Brandt, Bozum, 47, 48. Jong de, Claske, 47. Jong de, Cornelis, Goutum, 98, 100, 101, 102, 103, 104, 105, 106, 111, 112, 123, 124. Jong de, Feije, Oppenhuizen, 44. Jong de, Fimi, Follega, 148, 149, 166. Jong de, Franke A., Oppenhuizen, 59. Jong de, H., Rauwerd, 115. Jong de, Haring, Snikzwaag, 149. Jong de, Hendricus, Snikzwaag, 150. Jong de, Hielke, Snikzwaag, 149. Jong de, Jolle, Snikzwaag, 115, 117, 131, 135, 150, 151, 152, 153, 154, 155, 157, 160, 163. Jong de, Margje, Snikzwaag, 150. Jong de, P. H., Snikzwaag, 149. Jong de, Sipke, Snikzwaag, 113, 115, 149. Jong de, Sjoukje Pibes, Irnsum, 47. Jong de, IJsbrand, Deersum, 44, 47, 48. Jong de,-Zondervan, Annie Oldeboorn, 106, 142, 143, 144, 145, 146, 147, 148, 149, 164, 167. Jongsma, Jan, Dokkum, 44, 54, 55, 57. K Kalsbeek, Aaltje, Warga, 52, 53. Kas, Elizabeth, 45. Kersten, Fetje, Tacozijl, 90. Keijzer, Dominicus, Franeker, 44. Kindermans, Dieuwke, Oenkerk, 149. Kingma, Benedictus, Grouw, 45, 59, 60, 62, 73, 76, 77, 78, 79, 89. Kingma, K., Scharsferbrug, 122. Kingma, Klaas, 60. Kingma, Marten, Grouw, 73, 74, 79, 82, 89. Kingma, Merk, Grouw, 45, 46, 72, 73, 74, 79. Kingma, Trijntje, Grouw, 59. Klaversma, Jentje, Akkrum, 129. Kleinstra, Geesje, Delfstrahuizen, 139. Klompmaker, Thijs, Nijehorne, 118, 119, 132, 133, 134, 135, 136, 151, 152, 153, 154, 155, 157, 159. Knobbe, Harm Roels, Colderwolde, 46, 47, 48. Knol, H., Tjalleberd, 47. Kok, Cornelis, Kolk v. d., Bote H., Koning, Albert, Koning, Hendrik, Koning, Hendrika, Koning R-, Koning, Rika, Kooistra, Jelle, Kooistra, M., Kooistra, Z., Koopmans, Krol, Romkje, Kromdijk, A., Kuipers, G., Kuipers, Wiebren, Kuperus, J. S., L Langenberg, D., Langhout, Tette, Leenstra, Boukje, Leeuw de, M., Leeuw de, R., Lichthart, Marten, M Made v. d., J., Meer v. d., A., Meer v. d., A. L., Meer v. d., Douwe, Meer v. d., G. L., Meer v. d.-Terpstra, G., Meer v. d., Hette, Meer v. d., H., Meer v. d., H., Meer, v. d. H., Meer v. d., Houkje, Mei v.d., D., Meijerhof, Cornelis, Meijes, Maaike, Miedema, Jikke, Minnema de With, G. M. Molenaar, Sjoerd D., Mulder, J., Muurling, Tietje, N Naald, Jacob, Nauta, A. J., Nauta, D., Noordenbos, M. U., Nota, Rein, O Oenema, Afke, Oost, Mina, Bldz. Echten, 48. Wartena, 48. Munnikeburen, 115, 121, 151, 152, 153, 154, 155, 156, 157, 163. Munnikeburen, 155. Munnikeburen, 143, 149, 154, 155, 169. Munnikeburen, 154, 155. Munnikeburen, 90. 60. Warga, 117, 146. Warga, 117, 146. Bolsward, 40. 66. 52. Heerenveen, 74. Dokkum, 52. Witmarsum, 90. Nieuwebrug, 52. 60. Witmarsum, 66. Terhorne, 163. Nijehaske, 115, 118, 131, 132, 151, 154, 155, 156, 157, 158, 159, 163. Gauw, 90. Grouw, 163. Oldeboorn, 139. Warga, 113. Eernewoude, 84, 90, 92, 103. Warga, 113, 114. Oldeboorn, 139. Terhorne, 53, 54, 64, 124, 166. Boelenslaan, 140. Irnsum, 123. Surhuisterveen, 157. Stiens, 161, 165, 172. Oipkprk 143. Nieuw-Beets, 133, 158, 159, 160, 163. Heeg, 43. Britsum, 172, 174. Leeuwarden, 76, 77. Koudum, 153, 157, 159, 163. Hindeloopen, 129. Sneek, 161, 167. 60. Wartena, 136, 153. Wartena, 113. Hallum, 59. Bolsward, 115. Gersloot, 90. 92. p Pagels, Romke, Pagels, Tietje, Pasma, Albert, Pasveer, Sijtske, Paulusma, Edzerd, Paulusma, Rienkje, Peereboom, P. Pekema, W., Piersma, IJpe, Pieters, Trijntje, Plantinga, G., Poepjes, Arend, Poepjes, Hans, Poepjes, Hans P., Poepjes, Jacob, Poepjes, K., Poepjes, Lycle, Popkema, G., Posthumus, Engbert, Postma, Afke, Postma, Albertje, Postma, Dirk, Postma, Joukje, Postma, L., Postma, W., Prinsen, L., Procee, R. Mej., Put, Willemine, R Raadsveld, Christoffel, Reidinga, Atze, Reidinga, Trijntje Joh., Reinders, Reindert, Riedstra, R., Riemersma, Jacob, Riemersma, Lieuwe, Rienks, letje, Ringnalda, Bouwe I., Ringnalda, Hendrik I., Ringnalda, Jacob I., Rinkema, Meike, Romkema, Hans, Romkema, J., Romkema, Jacoba, Romkema, Johanna, Rudolphie, H., Rijpkema, Akke, Rijpkema, Feikje, Rijpkema, Johannes, Rijpstra, Trijntje, Bldz. Hallum, 139. Hallum, 138, 139, 140, 141, 145, 146, 155, 165. 56. Akkrum, 161, 166, 167, 168, 169, 170, 171, 172. Hardegarijp, 89. 128. Follega, 97, 111, 113, 114, 123, 125, 138. Broek, 125. 98, 100, 101, 103. Poppingawier, 41. 131, 132, 153, 159. Delfstrahuizen, 96, 99, 100, 105, 111, 113, 115, 116, 119, 121, 122, 123, 124. Delfstrahuizen, 115, 119, 121, 123. Oldemarkt, 121. Delfstrahuizen, 111, 112, 115, 119, 120, 121, 122, 125, 130, 131. 111, 113, 114, 115, 117. Lemmer, 90, 91, 97, 98, 110, 111, 112, 115, 117, 118, 119, 121, 122, 123, 124, 126 133. Jubbega, 139, 140. 140. Workum, 47. Workum, 47. Eernewoude, 45, 60, 62, 65, 69. Midlum, 57, 93, 94, 95. Huizum, 125. Rauwerd, 113, 114. Heerenveen, 59. 143, 145. Gaastmeer, 47. Nieuwehaske, 44. Goïngahuizen, 58. Goïngahuizen, 43, 44, 58. Joure, 40. Oenkerk, 113. Terkaple, 153, 161. Terkaple, 153, 161. Finkum, 142. Wirdum, 47. Wirdum, 47. Wirdum, 47. 50, 51, 52, 55. Joure, 89, 90, 91, 116. Joure, 74. Joure, 89. Joure, 150. Kortezwaag, 157, 159. Goïngarijp, 59. Leeuwarden, 128, 138, 146. Gcïngarijp, 59. 91. s Schaaf v. d., Melle, Terhorne, 74, 79. Schaaf v. d., Siefse, Schaafsma, Hessel, Schaap, E. H., Schaap, Hanna, Schaap, Ids, Schaap, J., Schaap, Jouke, Schilsfra, Jelle, Schilstra, Sjoerd, Schroor, Th., Schuiling, Eeke, Seinstra, G., Sietsema, P. Mej., Sietsema, Sake, Sikkama, J. E., Sikkama, P., Slager, M., Slof, Jacob, Slof, Rinze, Smit, J., Speerstra, Antje P., Speerstra, Hantje, Speerstra, Murk, Speerstra, Wiebren P., Spoelstra, Sjoerd, Spijkstra, Auke A., Spijkstra, J., Spijkstra, Sjoerd, Spijkstra, Sijtske, Spijkstra, Thule S., Stienstra, M., Sfornebrink, Pier Thomas, Strikwerda, R. Mej., Struiksma, J. Mej., Sijtsma, Sake, Sijtzama, Baron van T Talsma, Jacob D., Terpstra, Jan, Terpstra, Tj., Terpstra, Trijntje, Tolsma, Antje, Tuininga, Freerk, Tuinstra, Mej. Tulner, H., V Vallinga, Sjoerd, Veen v. d., Barend, Veenstra-deBoer, B., Veenstra, Grietje, Velde v. d., Fokje, Velde, Tjitske Menfjes, Veldhuis, Veldhuis, IJmkie R., Velstra, Cornelis, Bldz. Grouw, 74, 82. Akkrum, 47, 48. Roordahuizum, 47, 49, 50, 51, 52. Woudsend, 152. Terkaple, 153, 161. Wirdum, 129. Lippenhuizen, 44, 50, 52, 53, 64, 70, 134. Akkrum, 95, 96, 97, 98, 99, 100, 101, 102. Akkrum, 95, 96, 99, 122. Beetsterzwaag, 157. Hitzum, 148. Oudkerk, 139. Vierhuis, 123. Grouw, 47. Buitenpost, 47, 48. Buitenpost, 44. Wolvega, 110, 111, 112, 114. 116, 118, 119, 124, 125, 126, 131. Joure, 114, 115, 130, 131, 132, 133, 135, 151, 152, 153, 154, 157, 163. Joure, 153, 155, 156. Leeuwarden, 100. Gauw, 43. Gauw, 41, 47, 51. Nieuwebrug, 52, 55, Nieuwebrug, 43. Bergum, 56. 83, 90. Wartena, 116, 125, 126. Wartena, 47. Suawoude, 90, 94. Wartena, 126. Lemmer, 125. Wijfgaard, 44, 47, 58. 145. Roodkerk, 143. 54. Leeuwarden, 41. Stiens, 45, 47, 50. Oldeboorn, 152, 157, 159, 160, 163. 91, 116. Oldeboorn, 140, 148, 149, 162, 165, 168, 169, 170, 172, 173. Oldelamer, 48. Sijbrandahuis, 44, 47. Roordahuizum, 117. St. Anna Parochie, 102, 103, 104. Nijhuizum, 90. Warga, 153, 156, Oosfermeer, 84, 90. Wirdum, 74. Idaard, 172. Terband, 48. Oppenhuizen, 59. Uitwellingerga, 52. Oudkerk, 92, 123. Bldz. Velstra, W., Oenkerk, 73, 79, 82, 84, 89, 90, 92, 97, 102. Venema, Afke, Tjalleberd, 90. Venema-Brouwer, Gelsche, Koofstertille, 84, 90, 92, 93. Veninga, T. B., Giekerk, 45, 62, 76, 77, 78, 79. Visser, Hantje Jans, Balk, 48. Visser, Jan, Tietjerk, 113. Visser, Tj., Tietjerk, 140. Vlieger, Pieler, Rijperkerk, 113. Vos de, Klaas Uiltjes, 47. Vos de, Oene, Oppenhuizen, 44, 46, 49. Vreeze de, W., Sloten, 115, 116, 123. Vries de, Berend, Terhorne, 90. Vries de, Dora, Sneek, 59. Vries de, Eelke, Lemmer, 110, 115, 117, 119, 123, 126. Vries de, Gabe, Hardegarijp, 53, 63, 66. Vries de, Jacobus, Joure, 115, 116, 118, 151. Vries de, Jan, Dokkum, 44. Vries de, Jitske, Oud-Beefs, 141. Vries de, Johannes, Langweer, 46, 47, 59. Vries de, Paulus, Snikzwaag, 90. Vries de, R., Uitweilingerga, 59. Vries de, W. Tj., Oenkerk, 45, 46, 60, 70, 74, 75, 76, 77, 78, 79, 83, 87, 88, 89. w Wagenaar, IJ., Heerenveen, 74. Wal v. d., Dirk, Workum, 46. Wal v. d. Grietje Hendrik, Wirdum, 47. Wal v. d., H., Oosterhaule, 115. d., Jelle, v. d., Okke, Wal v. d., H. Mej., Wal Wal Wal v. d., Roel, Wel v. d., Sikke Hendrik, Wartena, S. D. A., Weg v. d.r Roelofje, Weide v. d., J. Mej., Werf v. d., Jeltje, Wert v. d., Jentje, Westendorp, Jan F., Wester, H., Wester, Harrit, Wester, Lutske, Wester, Piebe, Wester, Pieter, Wester, Rinze, Wester, Tietje, Westra, H., Westra, P. H., Wiersma, J., Wiersma, Jeltje, Winia, Winter de, P., Wit de, B„ Witte v. d., F., Witte v. d., Martha, Wolf de, G., Wcuda, Gerrit, Woude v. d., Wopke, Woudstra, Oosterhaule, Oudega, Workum, Rottum, Warga, Helium, Nijetrijne, Terhorne, Veenwoudsterwal Terhorne, Exmorra, Eernewoude, Eernewoude, Eernewoude, Eernewoude, Eernewoude, Eernewoude, Oudkerk, Joure, Oldeboorn, St. Nicolaasga, Pingjum, Wolvega, Doezum, Oosferzee, 123. 59, 60. 46, 47. 122. 47. 90. 169, 123. - 54, 111, 45. 140. 82, 82, 82. 60. 60, 82, 45. 62, 74. 148, 90. 121 52. 142, 145, 79. 84, 90, 105, 106 66. 111. 170. 55, 56, 57. 125, 126. 83, 84. 83, 84, 85 86, 93, 172 79, 81, 83, 90. 84. 72, 79. 149, 167. 145. 146. Woudstra, Fedde, Woudstra, Geeske, Woudstra, Jan Kerstes, Wijbes, Janke, IJ IJnzes, Cornelis, Lemmer, Doniaga, Lemmer, Dantumawoude, Cubaerd, Bldz. 44, 45, 90. 143, 163, 164, 165, 166, 167, 169, 170. 48, 90. 41. 41, 43, 45. Zee v. d., Bonne, Zee v. d., Johannes, Zee v. d., Rinke, Zee v. d., T., Zeinstra, Ringenerus, Zeldenthuis, S., Zonneveld, Anne, Zonneveld, Detje, Zijlstra, Wiebe H., Sneek, Sneek, Workum, Jubbega, Wirdum, Joure, Nes, Nes, Uitwellingerga, 112, 123. 44. 45, 62, 73, 132. 139, 140. 44, 52, 53. 133, 153. 129. 129. 59, 62, 76, 77, 78, NAAMREGISTER van hardrijders en hardrijdsters buiten Friesland. B Baker, W., Berg v. d., Arie, Boer de, Roelof, Boersma, K., Boxe, Brouwer, C., D Dekker, B., Dijkhuis, Kier, Giethoorn, Benthuizen, Leek, Groningen, Abcoude, Scheemda, Zwolle, Groningen, Bldz. 152. 63, 71, 72, 76, 77, 78, 79, 82. 44. 79. 126. 135, 151, 152, 156, 159, 163. 79. 123, 124, 126. Entjes, Geert, F Frans, H., G Goodijk, G., H Helder, J. Mej., Huisman, P., Huisman, W., Holst, Ph., J Jaarsma, R., K Kalter, Kruizinga, P. E., Groningen, Giethoorn, Merum, Utrecht, 64, 65, 83. 122, 152, 155, 159, 160. 111, 123, 131, 151, 152. 173. Westerbroek, 152. Westerbroek, 152. Amsterdam, 99, 100, 101, 102, 119, 122, 123. 133. Nieuw-Amsterdam,159, 160. Lauwerszijl, 116. Lubberink, Jans, De Wijk, 161. Bldz. O Odatus, R. D., Roden, 116. Paulsen, Axel, Pijper, F. Mej., Christiania, Winschoten, 75, 76, 77, 78, 79. 165. Schilling, G. A., Slootweg, D., Smith, L., Snip, T Termolen, Trouwes, V Veldman, Visser, Gouda, Pijnacker, Scheemda, Groningen, Zwolle, Rotterdam, Zoutkamp, 95. 133. 112. 112. 73, 89, 95, 96, 98, 119. 95. 103, 104. 157. Zuidema, J., Zuidervliet, J., Terapel, Stolwijk, 112. 133. INHOUDSOPGAVE. bl.z. Voorwoord van het Centraal Bestuur . 3 Inleiding UIT DE GESCHIEDENIS VAN DEN FRIESCHEN IJSBOND . 11 De Oprichting 12 De IJsbond aan het werk ; de eerste vijfentwintig jaar . 15 Historische Elfstedentocht ....... 22 De laatste vijfentwintig jaar 28 De afscheidsrede van Mr. C. Beekhuis, 24 October 1928 . 34 HARDRIJDERIJEN EN ERVARINGEN VAN ENKELE OUD- HARDRIJDSTERS EN -RIJDERS 39 Uit de Dagen van Olim 40 Als grootmoeder op de wedstrijdbaan .... 54 De Mannen van Tachtig 59 De Internationale Wedstrijd op de Groote Wielen, 1885 . 62 De wedstrijd te Hamburg 74 Nei Earnewald mei in houneslide 84 De Vorige Generatie 87 Een koopman . . . ■ • ■ * ■ .102 Een veteraan . . . ■ ■ • • ■ .108 De Tijdgenooten 129 „Janna" en „Annie" 140 De Hardrijdersfamilie De Jong ....■■ 149 De laatste kampioene . . . ■ • ■ • .171 Onze Voorzitters op de Wedstrijdbaan .174 Naschrift . . . . . ■ ■ ■ ■ .177 Wat Friesche hardrijders op de Amsterdamsche IJsclub 1 7ft wonnen . . ■ • ■ ■ • • ■ .1/0 Naamlijst van hardrijders en hardrijdsters . . . .180 ERRATA. Na het afdrukken blijken nog enkele foutjes ongecorrigeerd te zijn gebleven. Voorzoover ze het zinsverband kunnen schaden, volgt hier nog een verbetering : Bldz. 22 reg. 5 van boven leekenen moet zijn teekenen „ 22 „ 7 „ „ veloren moet zijn verloren „ 49 „ 8 „ onderen Van Schaap moet zijn Schaap >r 61 moet toegevoegd: cliché K. N. S. B. ,, 102 „ 24 „ boven ,Doch", aldus de heer de Jong, „Doch", zegt de heer De Jong verder, „ 103 „ 11 „ „ weer moet zijn het weer ,, 103 ,, 12 ,, onderen Douw moet zijn Douwe „ 149 „ 9 „ „ kwam, moet zijn kwamen