VAN EDAM VIA ROME NAAR FLORENCE 2. Plattegrond van onze woning aan den Via del Tritone in Rome bouwen mag, indien de opbouw beneden vanuit de straat niet te zien is, zoo moesten de kamers ongeveer vijf meter achteruit worden opgetrokken. Vóór de nieuwe woning bleef dus een strook van het terras vrij, die vijftig meter lang en vijf meter breed was. Daaraan lagen, op een rij, de verschillende vertrekken, met deuren naar het terras, gelijk de salons en de hutten aan het promenadedek van een groot passagiersschip ®). Boog men zich over de balustrade of verschansing dan zag men in de diepte een onafgebroken stroom van menschen en voertuigen voorbijgaan. Daar ons huis bovendien in een hoog gedeelte van Rome lag, zoo overzagen wij van ons wandeldek zoowat heel de eeuwige stad; en óver de huizenzee de omringende golvende heuvelen. In het westen stak hoog boven alles uit, als een baken in zee, de koepel van de St. Pieter, en links daarvan, zoowaar een vuurtoren met draailicht 7). Nu had ik een mooi atelier en kon ik eindelijk weer eens rustig aan het schilderen gaan. Maar heel lang heeft dat niet geduurd. Begin October kreeg ik een oogontsteking, die snel verergerde 8). Ik leed hevige pijnen. Veertien dagen lang moest ik in ’t stikdonker vertoeven. De daarop volgende twee weken kon ik nog haast geen licht verdragen. Dit was in den tijd van de omwenteling; het begin van het tijdperk van Mussolini 9). In November kon ik weer een enkel uurtje per dag werken en langzamerhand wat langer. Een paar maanden later was ik wel weer zoo goed als hersteld; maar buiten, in het felle zonlicht, heb ik nog langen tijd een donkere bril moeten dragen10). . ^ Kort daarop volgde een tweede ongeluk. Op den eersten Maart 1923, dus precies een jaar nadat wij ons huis hadden betrokken, kon ik, toen ik des morgens het atelier wilde betreden, de deur niet open krijgen. Toen, na veel moeite, deze eindelijk op een kier stond, zag ik, tot mijn groote verbazing en schrik, dat het plafond van het atelier niet meer op de plaats zat waar het behoorde te zitten, nl. hoog boven mijn hoofd. Het lag voor mijn voeten, schilderachtig over meubelen, schilderijen en den vloer uitgespreid. Des nachts had ik wel even het gevoel gehad of heel ons huis inéénstortte, maar ik was toch niet heelemaal wakker geworden, had aan oproer en springende bommen of granaten gedacht, mij omgedraaid en was weer ingeslapen. SI Niet alleen de dunhe laag stuc van het plafond was naar beneden gekomen, maar ook balken en latwerk en ijzergaas, alles en alles, van muur tot muur. Was het overdag gebeurd, en waarschijnlijk had de boel al weken lang op vallen gehangen, dan was ik er zeker niet levend onder vandaan gekomen. Teekening i heb ik dadelijk na het ongeval gemaakt. Aan den wand, op den achtergrond, nanorpn pnkplp hnnrnpn Ipnpls van nn* j , i 3* Fontein op de Piazza Berberini te Rome. Ons adreskaartje 1 ïmor; dat waren de eemge dingen, met een jas, die aan den muur waren blijven hangen. Dat er heel wat van mijn werk, half of heel voltooid, vernield was, zult u wel begrepen hebben. Zes weken was ik van mijn atelier beroofd, want zoo lang duurde het aanbrengen van een nieuwe zoldering. SQ Tot 8 Januari 1926 hebben wij, zonder verdere ongelukken, te Rome gewoond. Slechts eenmaal heb ik, mijn jaarlijksche bezoeken aan Holland niet medegerekend, die stad voor geruimen tijd verlaten. Dat was toen ik voor de zesde keer naar Indië toog11). SI De jaren in Rome doorgebracht, zijn de eenige jaren tusschen 1898 en nu, waarin ik niet aan het bouwen ben geweest12). Dat komt omdat wij, zooals ik reeds vertelde, in verschillende hotels hebben gewoond en het huis in den Via del Tritone een huurhuis was; daar viel dus niets aan te bouwen. Maar hier, in Florence, ben ik weer duchtig aan den gang gegaan, zooals u verderop gewaar zult worden. §3 Tegen het einde van 1925 besloten wij om Rome te verlaten. Het was er langzamerhand al te herrieachtig geworden met die eeuwig knarsende trams en overdreven luidruchtig toeterende auto’s; die lieten je dag noch nacht met rust. Maar waar zouden wij heen gaan? Liefst wilde ik in Italië blijven, doch terugkeer naar Holland was ook niet uitgesloten. Zelfs dachten wij er over om weer op het water, op „De Zwerver” te gaan wonen. Onzen inboedel, voor zoover wij dien niet hadden overgedaan aan de nieuwe bewoners van het huis in den Via del Tritone, dat voortaan in twee gedeelten, door twee gezinnen bewoond zou worden, lieten wij in kisten verpakken en naar Holland verzenden. §3 Wij brachten afscheidsbezoeken bij vrienden en kennissen. Eén van die vrienden, Prof. Steinmann, destijds directeur van deBibliothecaHerziana in denViaGregoriana, informeerde waar wij, als wij Rome gingen verlaten, dan in ’s hemelsnaam heen dachten te trekken, want, zei hij, wie eenmaal in Rome heeft geleefd, blijft in Rome, en, als hij mocht wegtrekken, dan komt hij, vroeg of laat, toch weer terug naar de eeuwige stad. Een tweede stad, waar een vreemdeling kan aarden, bestaat er in Italië niet. Alleen Florence maakt misschien een uitzondering op dien regel. Daar zijn heerlijke buitens in de naaste omgeving, waar het goed wonen is. „En ja, dat is waar ook” ging hij voort, „mijn vriend Zürcher, dien u ook wel ontmoet heett, de man, die Villa Massimo, de Duitsche academie, heeft gebouwd, bezit een prachtige buitenplaats vlak bij Florence, en ik denk wel, dat hij die verhuren wil, want zelf gaat hij daar toch niet meer wonen. Ga hem eens opzoeken in Villa Massimo, in den Via de Rossi bij den Via Nomentana”. ^ Dat hebben wij gedaan. Zijn buitenplaats stond leeg; hij zelf was reeds geruimen tijd ziek, zoodat het heen en weer reizen tusschen Rome en Florence hem te bezwaarlijk was geworden. Hij wilde de villa, met inbegrip van den tuinman, zijn vrouw en zijn dochter, die in de portiersloge woonden', aan ons verhuren voor denzelfden prijs als wij in den Via del Tritone hadden betaald, en dan voor vijf jaar. Wij moesten maar eens gaan kijken. Dat deden wij dan ook. Op Maandag 28 December 1925 ging voor het eerst de ijzeren poortdeur van de „Riposo dei Vescovi” voor ons open, en betraden wij nieuwsgierig het voorplein. Het huis viel lang niet mee; het was wel ruim en groot, doch oud en verwaarloosd. Maar toen wij den tuin betraden en de prachtige cypressenlaan afdaalden tot bij de ronde fontein en daar, onder de statige eucalypten, het weidsche uitzicht bewonderden en verder wandelden tusschen de geschoren hagen en plotseling het ovaal met de steenen banken en de klaterende fonteinen zich aan onze verbaasde blikken vertoonden, en, aan het einde van de laan daar alweer zoo’n schilderachtige fontein zachtkens te zingen stond, ja, toen waren wij zoo opgetogen, dat wij dadelijk besloten om ons te nestelen in dit aardsche paradijs. In mijn droomen had ik vaak als heer en meester in zulk een fantastischen tuin gedwaald, maar ik had nooit gedacht dat die droomen nog eens werkelijkheid zouden worden. Terug te Rome huurden wij de villa voor den tijd van vijf jaar.13) ® Enkele dagen later deed de heer Zürcher of hij eigenlijk spijt had de villa te hebben verhuurd, want verhuren van zoo’n groote bezitting gaf toch altijd veel last. Dan zou er dit zijn, dan weer dat, dan mankeerde hier wat, dan weer daar wat. Hij wist heel goed hoe bouwvallig het huis was en hoe verwaarloosd de tuin. Hij wilde alles toch maar liever verkoopen om van zooveel overlast in het laatst van zijn leven 14) verschoond te blijven. Wij moesten dus niet verwonderd zijn indien de villa spoedig in andere handen zou overgaan. Dat beviel mij maar matig. Ik was zoo weg van mijn aardsch paradijs, dat ik hem voorstelde het dan maar dadelijk aan ons te verkoopen, als dat niet te veel boven onze krachten zou gaan. Nu, dat ging het eigenlijk wel en niet zoo zuinig ook. Maar ik wist van geen teruggaan en op 4 Januari 1926 was de koop gesloten. ' SI Op 8 Januari, het was een verrukkelijke zonnige dag, knarste, om kwart voor vier in den middag, de ijzeren poortdeur van de „Riposo” weer in zijn hengsels en ditmaal om de nieuwe eigenaren binnen te laten. De tuinman Ulivo Raveggi, zijn vrouw Natalina en hun dochtertje Giulia 15), heetten ons hartelijk welkom. SI WAAR „BISSCHOPSRUST” GELEGEN IS 4. De voorpoort van de „Riposo dei Vescovi” of „Bisschopsrust in S. Domenico dl riesole io. Het nieuwe tuinornament aan het voorplein ziet men de voorpoort, die juist wordt geopend; daarvoor twee van de groote vazen van Paolo Falciani. Ook een gedeelte van de portierswoning is op de teekening te zien. De andere geeft, door een anderen boog van de loggia, het uitzicht op het ii. Het buitenpleintje, gezien uit de portierswoning voorplein dik onder de sneeuw in Januari 1929. Aan het einde van de loggia, heb ik, onder een afdakje, op de balustrade, die het voorplein aan de westzijde afsluit, Qen groote bronzen gong van Bali opgehangen, die geslagen wordt, telkens als onze eettafel gedekt staat. Deze gong is afgebeeld op teekening 16.. 83 Foto 14 is van April 1930. Toen was het terras boven de loggia met een uiterst wankel ijzeren hekje omgeven. Het volgende jaar heb ik dat vervangen door een steenen borstwering met sierlijke steenen kolommen daarop, zooals op teekening 53 te zien is. Een gedeelte van het terras is toen tevens overdekt. Bij nadere beschouwing van het huis vallen vooral op de zware terracotta goten en de terracotta afvoerbuizen voor het regenwater, die veel weg hebben van reusachtige bamboestengels die tegen de muren opgroeien. Die heb ik naar antieke voorbeelden laten vervaardigen, en ook zelf gemaakt, in een kleine pottenbakkerij achter Fiesole. Deze behoorde aan Isaia Montecchi. Dat was een aardig gedoetje, waar de moderne machine zijn intrede nog niet had gedaan. Daar werkte Isaia nog precies zoo als zijn vader, zijn grootvader, zijn overgrootvader hadden gedaan, en dat zal wel weinig hebben verschild van de wijze waarop Etruskiërs en Romeinen hun aardewerk vervaardigden. Daar was zelfs geen enkele draaischijf te vinden! Bloempotten en groote vaten voor olijfolie en alles wat rond is, werd daar niet op een schijf gevormd, doch de klei, waaruit die dingen moesten ontstaan, lag op een niet draaibaar voetstuk, een kist of een stuk boomstam. Wat ronddraaide, was Isaia, zijn zoon en zijn knechtje, elk om een eigen kluit klei. Dat was een draaierige geschiedenis. In kleine dribbelpasjes liepen ze almaar in het rond, dan eens naar rechts, dan eens naar links, om niet duizelig te worden, en lieten de klei door hun natgemaakte, knijpende en aaiende handen glijden tot het vormen gereed was en het voorwerp met een ijzerdraadje van zijn voetstuk werd gesneden en te drogen gezet. Dan werd een nieuwe kleikluit gehaald en begon het dribbelende gedraai weer opnieuw. Een geduldig ezeltje liep onderwijl ook almaar in het rond om met een zwaren molensteen brokken droge klei tot pulver te vermalen. SI Recht tegenover het huis staat de enorme bloempot, van één meter vijf en zestig doorsnede, op steenen voetstuk, die op teekening io is afgebeeld. Het voetstuk heb ik, toen wij nog maar pas hier woonden, in 1926, opgebouwd van oude bouwfragmenten van steen en marmer, van baksteenen en ronde keien. In den pot werd een groote agave gepoot. Ik was heel tevreden met het resultaat van mijn arbeid, want, naar mijn gevoelen paste mijn eerste groote tuinomament zoo goed in de omgeving of het er altijd gestaan had. Kort daarop kregen wij bezoek van een Hollander, die, een paar jaar vóór ons, een buitenplaats had gekocht in Bagno a Ripoli, aan de andere zijde van Florence. „Als je hier een villa hebt gekocht” zei mijn vriend, en hij sprak dus uit ondervinding, „dan zit je meteen tot over de ooren in het werk, en heb je voor maanden en maanden werkvolk over den vloer, zoo veel valt er altijd te repareeren en te veranderen. En dan moet je ook altijd nog heel wat leelijke rommel sloopen”, waar ik het volkomen mede eens kon wezen. „Zoo zou ik”, vervolgde hij, en hij wees vol minachting naar mijn pas voltooid monumentje, waarvan hij niet wist, dat ik het gemaakt had, „zoo zou ik dat malle zware ding daar, met dien onmogelijk grooten pot er op, dadelijk opruimen; dat staat daar leelijk in den weg, het heele uitzicht is er door bedorven!” Nu, ik hoop maar dat niet die Hollandsche vriend, of iemand van zijn smaak, hier mijn opvolger zal wezen. Een kleine troost zou het zijn, dat hij dan tenminste heel wat moeite met sloopen zou hebben, want het zware voetstuk is niet met kalk, doch met cement gemetseld! Bij al mijn verbouwingen en herstellingswerken, in het huis en in den tuin, heb ik uitsluitend met cement gewerkt, zoodat al dit nieuwe, als het niet opzettelijk wordt vernield, vele eeuwen kan trotseeren. 8Q HET WOONHUIS 12. Plattegrond van het woonhuis. Begane grond oen wij Het huis betrokken was het erg vervallen en verwaarloosd en aan alle kanten dicht overgroeid met blauwe regen, verschillende rozen, jasmijn, klimop en wingerd. Vele groote boomen, cypressen, steeneiken, reusachtige laurieren, kastanjeboomen, zeedennen, mimosa’s, palmen en een prachtige magnolia stonden dicht opeen vlak om en tegen het huis of hingen er met hun kronen overheen. Dat was wel heel sprookjesachtig zooals het huis daar verscholen lag onder groen en bloemen, gelijk het kasteel van de schoone slaapster in het bosch, maar inwendig was het overal erg somber en in sommige kamers zelfs stikdonker en, vooral des winters, vochtig en duf. SI Wij begonnen dan ook al spoedig met wat ruimte, lucht en licht te maken door de vele klimplanten, behalve eenige prachtige rozen en een zoetgeurende jasmijn, op te ruimen en een dertigtal groote boomen, die vlak tegen het huis stonden, om te hakken. Vooral was dat noodzakelijk bij de groote tuinkamer aan de noordzijde, die ik tien jaar lang als atelier heb gebruikt. S3 Het oudste gedeelte van het huis, dat waarschijnlijk uit de vijftiende eeuw, misschien wel van nog vroeger dateert, heeft muren van meer dan een meter dikte. Maar het is moeilijk om na te gaan, hoe het er oorspronkelijk heeft uitgezien, zooveel is er aan verbouwd en toegevoegd in den loop der eeuwen. Eén van de vele eigenaren, die elkaar hebben opgevolgd, bouwde aan de zuidzijde de ruime voorgalerij met de vijf groote bogen, een ander maakte van twee vertrekken de groote kamer, die nu onze eetkamer is, en op dezelfde wijze de groote tuinkamer met de acht groote boogramen. Een ander maakte een uitbouw aan den westgevel, die later weer vergroot werd; en zelf heb ik ook lustig aan het verbouwen medegedaan. Ja, ik ben er wel zeker van, dat geen van de vorige bezitters zooveel aan het huis heeft ten koste gelegd. SI Op de plattegronden in dit boek zijn alle veranderingen donker gekleurd of gestippeld en van een jaartal voorzien. Daarop ziet men dat er haast geen plekje in huis is, waar niet is verbouwd en verbeterd. Nieuwe daken heb ik gemaakt met terracotta goten; terracotta afvoerpijpen; steenen terrassen, open en overdekt, met steenen borstweringen of open balustraden; betonnen fundeeringen, zelfs tot bijna zes meter onder den grond; een overdekte warande met steenen bogen; nieuwe deuren en nieuwe ramen met zandsteenen kolommen versierd; een grooten steenen steunboog door twee verdiepingen heen; steenen trappen, nieuwe doorgangen; steenen vloeren en plafonds; open haarden en talrijke schoorsteenen; steenen banken en tafels en ontelbare reparaties in alle mogelijke hoeken en gaten. Alleen een steenen kruisgewelf, een koepel en een toren heb ik nog niet gebouwd, maar dat hoop ik ook nog eens te kunnen ondernemen. Van alles wat in den tuin is gebouwd, daarvan zal u later een en ander worden verteld. SI 3. Een gedeelte van de voorgalerij met toegang tot het woonhuis /an het oorspronkelijke bouwwerk moet men zich geen te groote voorstelling maken, ,mdat het aan de bisschoppen van Fiesole of Florence heeft behoord. Een bisschoppelijk paleis is het nooit geweest. Het was heel waarschijnlijk een eenvoudig tebouw zonder eenige pretentie. Alleen vlak om het huis zal er een turn zijn geveest, waarvan nog enkele eeuwenoude cypressen en steeneiken getuigen. Verder vas het geheele terrein met olijven en wijn beplant, een boerderij dus of podere, ;ooals dat hier heet. De boerenwoning lag onder aan de helling, aan dert Via del e Palazzine; die is een dertig jaar geleden omgebouwd tot een kleine villa, die b. Michele is gedoopt. .. , De wijn, die hier groeide, moet van een bijzonder goede qualiteit zijn geweest, tietgeen, de gunstige ligging van het terrein in aanmerking genomen, met onwaarschijnlijk is. En misschien was het wel daarom dat de bisschoppen hier gaarne vertoefden en langer dan noodig was om alleen maar van hun rijtuig in een slede aver te stappen, zooals op de marmeren plaat op het buitenplemtje te lezen staat. Maar van die wijngaarde is zoowat niets over gebleven. 33 prachtig uitzicht over de voorpoort en over de geheele stad Florence op de heuvelen aan de andere zijde van de Arno. Vroeger was dit terras, en ook de terrassen rond om het huis, omgeven door een wankel ijzeren hekje. Dit heb ik in de jaren 1927, 1928 en 1931 door een stevige steenen balustrade vervangen. De overkapping met de steenen kolommen, waarvan er één op teekening 53 is te zien, is van laatst genoemd jaar. In den muur, die dit terras aan de oostzijde afsluit, is in den zomer van 1937 een raam aangebracht in een aardige zeventiende-eeuwsche steenen omlijsting. Het zuidelijke terras staat met het groote terras in het noorden, dat boven de tuinkamer is gelegen, in verbinding door een balcon, dat op zware steenen kar- beelen rust en in 1927 is gebouwd. Foto 57 geeft een hoek van het noordelijke terras te zien en tevens een denkbeeld van het fraaie uitzicht dat men daar heeft op den tuin en den Monte Rinaldi aan de andere zijde van het Mugnone-dal. Een verlenging van genoemd terras vormt een klein nieuw terras uit 1928, dat zich boven de nieuwe achtergalerij bevindt. ® De andere kamers op de eerste verdieping, waaronder nog een groot atelier, zijn wel heel ruim, doch verder valt er niets van te vertellen, dan alleen, dat ik in elk daar van geducht aan het opknappen ben geweest. 48. Het zwembassin in vol bedrijf DE TWEEDE VERDIEPING « Van het zuidelijke terras kan men, en ook van benedenaf, langs een smalle steenen trap de hoogste verdieping bereiken. Deze bevat een drietal kamers en een gang 5 49- Het nieuwe zwembassin onder de sneeuw in 1929 5°. Het zwembassin en de tuinkamer met een steenen poortje uit 1930, dat toegang geeft tot een ruimen zolder. Verder bezit deze verdieping twee nieuwe terrassen, die in 1927 en 1930 zijn gebouwd, één aan de zuidzijde en één aan de noordzijde. Deze zijn van zware betonvloeren op ijzeren balken en van steenen borstweringen voorzien. Toegang tot het zuidelijke terras geeft de deur, die op teekening 59 is weergegeven. Op dit terras heeft men een schitterend uitzicht over het voorplein, een deel van den tuin, over het terrein van de villa Papiniano, op den heuvel van Fiesole en op den schiderachtigen Monte Ceceri met zijn talrijke steengroeven. §3 Ook heeft men hier een goed overzicht over het grootste gedeelte van de nieuwe daken, die onze villa overdekken. Deze waren in 1926 in een erbarmelijken toestand. Als het regende en vooral als daarbij wat wind was, dan lekten alle daken als een zeef, omdat ze te vlak lagen en bovendien nog waren doorgezakt. Dat was een heel karwei om al die daken, die bijna vijf honderd vierkante meter oppervlakte hebben, te vernieuwen; daar ben ik, in 1930 en 1931, vele maanden mee bezig geweest. 83 En dat was een gevaarlijk werkje, want toen wij bezig waren om de pannen van het oude dak van het hoofdgebouw af te nemen, bleek het dat alle spanten leelijk waren doorgezakt. De kuil, die daardoor was ontstaan, was jaren geleden eenvoudig met puin opgevuld en op dat puin waren de pannen opnieuw gelegd. Verschillende van die doorgeknakte balken waren nog vermolmd ook en de uiteinden lagen nog maar nauwelijks op de muren. Het mag een wonder heeten dat die rommel niet naar beneden is gestort, en zeker is het, dat wij eenige jaren geleefd hebben met het zwaard van Damocles, en een geweldig zwaar zwaard, boven onze hoofden. Vóór ik het nieuwe dak aanbracht heb ik alle muren een meter verhoogd, omdat het oude dak te dicht op de daaronder liggende plafonds was gelegen, waardoor, in den zomer, de eerste verdieping spoedig erg warm werd. Dit is nu veel beter geworden, ook door het aanbrengen van ventilatie. Tevens kan men nu, door de groote ruimte, die onder het dak is ontstaan, de geheele kapconstructie aan de binnenzijde controleeren, hetgeen vroeger onmogelijk was. Het zooeven genoemde hoogste noordelijke terras is niet toegankelijk. Dit is uitsluitend bestemd om regenwater op te vangen, ook van een gedeelte van de hooger gelegen daken. Dit water wordt door een buis van terracotta gevoerd naar twee groote onderaardsche cisternen, die onder den oprijweg van de villa ,,Le Tre Pulzelle” zijn gelegen, doch niet bij die villa, doch aan de „Riposo dei Vescovi” behooren. Dat komt omdat de villa ,,De Drie Maagden” vroeger deel uitmaakte van ,,Bisschopsrust”. Een vorige eigenaar heeft ,,De Drie Maagden” met eenig terrein er omheen verkocht met de voorwaarde, die in het koopcontract uitdrukkelijk is vermeld, dat de beide onderaardsche cisternen steeds het eigendom zouden blijven van de „Riposo”. Het fonteintje bij het zwembad wordt uit deze beide vergaarbakken gevoed. Natuurlijk waren ook deze cisternen lek en danig vervuild; ook de toevoerbuis was op verschillende plaatsen gebroken of niet meer aanwezig. Dat moest dus alles in orde worden gebracht. Bovendien is de buisleiding, die van een electrische pomp, onder in den tuin, naar het woonhuis voert, op deze waterkelders aangesloten, zoodat wij deze, als zij des zomers leeg mochten geraken, steeds kunnen bijvullen. Waar die electrische pomp het water vandaan haalt, zal ik U later vertellen op onze wandeling door den tuin. ^ Het hoogste zuidelijke terras wordt eveneens gebruikt om regenwater op te vangen; dit wordt langs terracotta goten en door buizen van hetzelfde materiaal naar een cisterne gevoerd, die naast de kleine keuken in de portierswoning is gelegen. Ook deze cisterne was vervuild en onbruikbaar; nu levert zij weer helder regenwater voor de wasch. ... Nu dalen wij af langs de smalle steenen trap naar de voorgalerij en noodig ik U uit een wandeling door den tuin te gaan maken. Doch vooraf vertel ik U iets over het klimaat van Florence. ® IETS OVER HET KLIMAAT VAN FLORENCE 51. Plattegrond van de eerste verdieping van het woonhuis P DEN ACHTSTEN JANUARI VAN 1926, toen wij de „Riposo” betrokken, was het, zooals ik u reeds vertelde, een verrukkelijke zonnige zomersche dag; dat was een schoon begin. Den volgenden morgen was het gras met rijp bedekt; op den derden dag lag er een dun laagje ijs op het water van enkele vijvertjes; op den vierden was het leelijk koud en het ijslaagje veel dikker; op den vijfden begon het te sneeuwen en op den zesden dag lag alles dik onder sneeuw bedolven. Dat viel niet mee! Waren we daarvoor naar het zuiden getrokken? SI In huis hadden we gelukkig geen last van de koude. De beide centrale verwarmingen, voor elke verdieping één, bleken, hoewel ze vele jaren niet in gebruik waren geweest, uitstekend te werken. Dat was tenminste één ding in het oude gebouw, dat niet was verwaarloosd. Zoo koud als het dien winter was, was werkelijk straordinario, zooals ons van alle kanten werd verzekerd, zoo’n winter zouden we in Florence zoo licht niet meer beleven. SI De volgende winter, van 1926 op 1927, was werkelijk mild; alleen tegen Kerstmis en op eersten Kerstdag viel er wat natte sneeuw; dat was alles. Zoowel in December als in Januari en Februari konden we herhaaldelijk in de open voorgalerij het middagmaal gebruiken. Dat was juist een wintertje zooals we ons hadden voorgesteld. SI Maar in December van 1927 heeft het op den achttienden en negentienden stevig gevroren, tot acht graden Celsius. Den dag tevoren was het prachtig zonnig weer en lekker warm geweest. De eucalyptusboomen stonden volop in bloei en verspreidden een heerlijke geur. Bijen zoemden in grooten getale tusschen de grijsgroene bladerkronen van bloesem tot bloesem om zwaar beladen naar onze dichtbij staande korven weer te keeren. Duizenden rozen bloeiden in lange rijen langs de paden en mengden hun geur met de geur van eucalypten en cypressen. Maar die paar dagen vorst maakten aan al dat heerlijks een einde. Al het loover van de eucalyptusboomen was vernield; de bladeren hingen als verfrommeld grauw papier aan de bevroren takken, alle bloesem was verschrompeld. Ook de mimosa’s waren bevroren en vele palmen. En het bloeien van de rozen was plotseling voorbij. Op 2 Januari sneeuwde het den geheelen dag en was het bitter koud. Doch reeds op 10 Januari bloeiden de wilde anemonen, was de winter voorbij en het voorjaar in aantocht. SI In den zomer liepen de eucalypten aan alle kanten weer uit, doch niet aan de takken, zooals het behoorde, doch alleen langs de stammen, want de takken waren dood. Het uiterlijk der boomen veranderde daardoor geheel en al. In gewone doen zijn de licht-parelgrijze stammen geheel kaal of alleen behangen met lange reepen opgerolden bast, die elk jaar loslaat doch lang aan de boomen blijft hangen als reusachtige kaneelpijpen. SQ De bladerkroon bestaat uit de bekende sikkelvormige bladeren, die des winters overblijven. Maar nu waren de kronen der boomen geheel kaal en de stammen dik 60. De middenallee in doorsnede, van het woonhuis tot aan de onderste fontein USSCHEN TWEE VAN DE prachtige vazen, die U reeds bekend zijn, voert een rijweg langs een aardig marmeren beeldje op slanke kolom, een variatie in marmer van het vermaarde bronzen beeldje van Verrocchio op de binnenplaats van het Palazzo Vecchio in Florence, langs het stalgebouw, waarin drie paardenboxen met ruiven aanwezig zijn (maar de paarden ontbreken!), naar het lager gelegen pleintje, dat op teekening 62 is afgebeeld. 83 Tusschen twee rotstuintjes, die voornamelijk met cacteëen en agantus beplant zijn, ligt hier, onder tegen den westgevel van het woonhuis, een schilderachtige fontein. (Zie teekening 62 en 63). Uit den kop van een leeuw, uit twee maskers, uit de bekken van twee dolfijnen waarop engeltjes zijn gezeten, spuit het heldere bronwater in talrijke stralen in een ovaalvormig bekken van ruim acht meter lengte. Op vierkante voetstukken aan het linker- en rechteruiteinde van dit bassin staan sierlijke manden, beladen met een overvloed van vruchten, waarop hagedissen en kikkertjes rondkruipen, in zandsteen gehouwen. Deze tuinornamenten heb ik in 1926 aangebracht. In den achterwand van de fontein, die geheel overdekt is met de kleine ronde blaadjes van een aardige klimplant, Ficus crepens, is een steen aangebracht met het volgende opschrift: VITA EPISC. FESVL. A. MDC. Dit als herinnering aan het feit, dat hier de bisschoppen van Fiesole hebben gewoond. In een klein bekken, halverwege boven het bassin, groeit een prachtige lichtgroene waterplant, diamantkruid genoemd23). . §3 Het terrein naast de stal, waar vroeger hokken stonden voor kippen en konijnen en stapels brandhout en dat dicht begroeid was met allerhande struiken en boomen, heb ik in 1934 in een open terras met prachtig uitzicht herschapen en op dat terras in het jaar daarop de nieuwe fontein gebouwd, die op teekening 64 is afgebeeld. Deze bestaat uit drie sierlijk bewerkte ronde bekkens van zandsteen, gedragen door één centrale kolom. Uit het hoogste punt spuit één enkele straal, waarvan het water in vier stralen van het bovenste kleinste bekken valt op het volgende iets grootere, en van daar, wederom in vier stralen op het onderste en grootste en ten laatste, in het vierkante vijvertje. Op het voetstuk, net boven het water, zitten vier zandsteenen leeuwen. 83 DE HOENDERHOF 83 Vroeger, gedurende de eerste jaren van ons verblijf op de ,,Riposo” krioelde het hier in den omtrek van den stal van allerlei gedierte. Dat kwam omdat Natalina, de vrouw van onzen tuinman, het zonder beesten niet stellen kon. Wij hielden pauwen, kalkoenen, ganzen, eenden, fazanten, poelepetaten, kippen en ook honden, katten en konijnen; in het geheel wel een honderd en vijftig stuks. 83 Het was een aardig gezicht als des morgens vroeg het pauwenpaar uit de kruin van een steeneik op het voorplein neerstreek, of als het mannetje daar te pronken stond, of als beiden vredig op een steenen balustrade bijeen zaten. Maar zij bezorgden ons ook heel wat last met hun ellendig geschreeuw, vooral des zomers in den vroegen morgen. Telkens kregen wij daar klachten over vafi onze buren. Bovendien had mevrouw pauw de gewoonte om uitstapjes buiten ons terrein te maken en duurde het soms eenige dagen voor zij terugkeerde of werd teruggebracht. Van één van die escapades keerde zij weer met een wond aan den hals, waaraan zij, niettegenstaande de liefde volle verpleging van de tuinmansvrouw, te overlijden kwam. Heer pauw schreeuwde nu nog eens zoo hard en eens zoo vaak; bovendien begon hij erg lastig te worden voor de kippen en de kalkoensche hennen, hetgeen weer naijver en wraak van de diverse hanen tengevolge had. En dan had hij nog de onhebbelijke gewoonte om van onze zaaibloemen alle jonge scheutjes, zoodra die zich boven den grond vertoonden, weg te pikken. Dat had zijn vrouw trouwens 62. Het pleintje ten westen van het woonhuis ook altijd gedaan, zoodat wij op het voorplein nooit bloemen konden hebben. Dus gaven wij den lastigen weduwnaar cadeau aan den bewoner van een andere villa; maar ook die heeft hem spoedig weer doorgegeven. SI 63. Fontein aan den westgevel van het woonhuis De poelepetaten of parelhoenders hebben wij weggedaan om van hun naar gekrijsch verlost te zijn; en de kalkoenen ruimden wij op, dat wil zeggen, zij verschenen stuk voor stuk op onzen disch, omdat zij teveel schade in den tuin aanrichtten. Dat was wel jammer, want het was altijd weer een schoone verrassing als men in één van de laantjes een troep van een twintigtal klokkende kalkoenen ontmoette. SI Ook de eenden gingen den zelfden weg als de parelhoenders. Italiaansche eenden, tenminste die wij er op nahielden, kunnen niet zwemmen. Zij gingen wel zoo nu en dan te water, doch zonken dan na korten tijd. Eens zag ik in het ondiepe bassin van de fontein aan het einde van de lindenlaan zes jonge eendjes op den bodem 64. De nieuwe fontein op het nieuwe terras naast den stal liggen. Ik vischte deze eruit en legde ze in het zonnetje te drogen. Het was koddig om te zien hoe ze één voor één tot het leven terugkeerden, probeerden om op te staan, weer ineenzakten, zich weer oprichtten en ten slotte alle zes op een rijtje, waggelend of ze dronken waren, luid kakelend er van door gingen. §2 Toen schaften wij ons Japansche eenden aan; die konden zwemmen, doch legden geen eieren. Op een keer hoorde ik onder den grond, in het midden van het pleintje, ten westen van het huis, het gekwaak van zoo’n Japanner. Die had het klaar gespeeld om in de afvoerleiding van de fontein op dat pleintje te kruipen. Maar terug kon het beest natuurlijk niet, zoodat wij, om het te bevrijden, genoodzaakt waren om een gat in den grond en in de gemetselde leiding te hakken. §2 Ook aan het konijnen houden kwam een einde. Die langooren ontsnapten dikwijls uit hun hokken of uit hun loopen en vraten dan hun buikjes vol aan jonge groenten in onzen moestuin, zoodat wij daar vaak nuchter van bleven. Het duurde soms weken ■ 65. De middenallee in de sneeuw in 1929 vóór wij het ontsnapte gedierte te pakken konden krijgen, want in onzen grooten tuin had het gelegenheid te over om zich verdekt op te stellen of in te graven. S3 66. Onder het gewicht van de sneeuw buigen de slanke cypressen ter aarde; 1932 67. Eén van de vele palmen, die in 1929 zijn doodgevroren 68. In de middenallee van geschoren cypressen 1 69- Het ronde vijvertje in de middenallee 70. De nieuwe marmeren fontein in het ronde vijvertje Toen in 1930, tot onze groote spijt, Natalina kwam te overlijden hebben wij ook de rest van onzen veestapel opgeruimd. De kosten voor voeder etc. waren lang- 7i.' De noordelijke korte zijde van de tennisbaan zamerhand te hoog, de inkomsten te vóór de verbouwing in 1933 gering geworden. Daarenboven had de tuin- 75- Gedeelte van de nieuwe muren van de tennisbaan Bil van de laan staan twee marmeren busten op steenen pilasters; halfweg de ronde fontein, bij den eersten dwarsweg, nog twee dergelijke zeventiendeeeuwsche figuren. De eerste dwarsweg is begrensd door prachtige geschoren palmenheggen. In de door cypressen en ceders omsloten gedeelten, links en rechts van de middenallee, trekken verschillende fraaie planten de aandacht. In het linkervak o.a. een klimplant, die als een dikke pruik haar in de kroon en langs den stam van een acacia omlaag hangt; dit is een Ephedra, afkomstig uit Noord Afrika of Midden Arabië. Verder Judasboomen, waarvan stam en takken in het voorjaar met paarse bloemetjes zijn overdekt; een sierlijke Gupressus uit China; geschoren Taxus en wat al niet meer. In 76. De nieuwe druivenpergola het rechtervak valt op, tusschen hooge ceders een slanke Gingko uit Japan die in ’t najaar met zijn goudgele bladeren prachtig afsteekt tegen den donkeren achtergrond van cypressen; en een Ostrya 24), die al heel vroeg in het voorjaar met katjes is beladen. Hier stonden bij onze komst een groot aantal palmen, die echter, op een enkele na, in 1929 zijn doodgevroren, zooals ik U reeds vertelde. Van één van die palmen heb ik in 1926 teekening 67 gemaakt. Dat was een mooi forsch exemplaar. Het spijt mij erg dat ik die palmen heb moeten missen. SI DE RONDE FONTEIN « Als wij verder wandelen komen wij aan een open pleintje, waar links en rechts de tweede dwarsweg zich vertoont als een smalle donkere laan van hooge slanke cypressen. Het midden van het pleintje wordt ingenomen door het ronde vijvertje, 77. Plattegrond van het groene ovaal dat op teekening 69 is afgebeeld. Dit kommetje heeft mij heel wat last bezorgd. Het ligt namelijk voor de eene helft (oostzijde) op oud terrein, voor de andere op opgehoogden grond, die eiken zomer weer opnieuw aan ’t zakken of inkrimpen is. Bovendien loopt er, als vroegere afscheiding van het oude terrein, een muurtje dwars onderdoor, van noord naar zuid. Het gevolg van een en ander is dat de steenen kom steeds weer middendoor breekt en dus ook telkens weer leeg loopt. Dicht maken van de barsten hielp altijd maar tijdelijk. In 1929 heb ik er, aan de zijde waar het pleintje is opgehoogd, een groot gat onder gegraven. Toen bleek dat het metselwerk daar steunde op een aantal houten palen, waarvan een groot gedeelte was vergaan. Die palen zijn toen vervangen door een zware betonnen fundeering, tot op meer dan drie meter diepte. Maar ook dat heeft nog niet afdoende geholpen. 83 In 1935 heb ik in dit vijvertje de groote fontein gebouwd, die de volgende prent, teekening 70, te zien geeft. Deze is van een zelfden opbouw als de nieuwe fontein bij den stal, doch zij is geheel van Veroneesch marmer, dat, als het water er langs loopt, van een prachtige roode kleur is. Het Romaansch-Byzantijnsche ornament aan de buitenzijde van de drie bekkens, is zeer fraai van uitvoering; ook de leeuwenkoppen en menschenhoofden, waaruit het water te voorschijn komt, en de vier leeuwtjes aan den voet zijn uitstekend bewerkt. 83 Van dit pleintje heeft men een verrukkelijk uitzicht op het lager liggende deel van de middenallee, op de cypressenreeks, die aan het einde den tuin omsluit en op de heuvelen aan de andere zijde van het Mugnone-dal. Bij helder weer ziet men over deze heuvelen de toppen der bergen van Carrara, die des winters met sneeuw zijn bedekt. We dalen een bouwvallige steenen trap (foto 72) af en slaan links af naar de tennisbaan. Deze trap behoort tot de weinige dingen, die nog niet zijn gerestaureerd; zij geeft door haar bouwvalligheid een goed denkbeeld van de verwaarloozing waarin de geheele bezitting verkeerde toen wij er ons vestigden. SI DE TENNISBAAN SI 78. Eén van de fonteinen in het groene ovaal in wintergewaad in 1926 In 1926 was deze bedekt met een ondoordringbare wildernis van struiken, bramen en brandnetels van meer dan manshoogte. Die op te ruimen was geen kleinigheid. Toen dat gebeurd was, moest de baan opnieuw worden vlak gemaakt en bedekt met een laag ,,mota della strada”, dat is „modder van den weg”. De wegen hier in den omtrek worden eens per jaar bedekt met stukgeslagen grijskleurige glimmerzandsteen uit de groeven van de Monte Ceceri in Fiesole. Door het drukke verkeer en de regen wordt dit puin spoedig tot een brei, die, gewasschen en gezeefd, een uitstekende bedekking vormt voor een tennisbaan, welke zoo goed als geen onderhoud vergt en altijd bespeelbaar is. SI De ligging van de baan is buitengewoon fraai. Aan twee kanten is deze door een hoogen begroeiden muur omgeven, waar boven, aan één van de lange zijkanten, een reusachtige wand zich verheft van donkere statige cypressen. Van het prachtige 79. De nieuwe fontein in het groene ovaal jitzicht op de begroeide helling van den heuvel van Fiesole boven den muur aan ïén van de korte zijden van de baan geeft teekening 71 een denkbeeld. De andere sorte zijde wordt afgesloten door een rij cypressen, terwijl de vierde kant wordt gevormd door een heg van geschoren laurieren. Maar de baan had één groot gebrek: dj was niet lang genoeg, zoodat de beide uitloopen aan de uiteinden onvoldoende 8o. Bloeiende lotus in het nieuwe vijvertje in het groene ovaal waren. In den tijd toen de baan in de berghelling werd uitgegraven, een dertig jaar geleden, werd daar niet zoo op gelet. Het spel werd destijds met heel wat minder 93- Ontwerp voor een lotusvijver. Is nog niet uitgevoerd noorden van ,,S. Michele”, dat nu nog deel uitmaakt van de „Riposo”, een huis te bouwen. Doch geldgebrek gedurende en na den oorlog van 1914—1918 heeft hem dat belet. Gelukkig maar. Had hij die andere villatjes ook maar nooit gebouwd! §3 DE ONDERSTE FONTEIN SI De onderste fontein, waar wij nu bij zijn beland, bestaat uit twee bassins, waarvan het voorste het laagst is gelegen. Uit den bek van een leeuw valt het water in een dikken straal in een halfronden steenen bak, die in den hoogen achterwand is aangebracht. Van daar valt het in vele straaltjes in een langwerpig bassin, waar uit het ten laatste in het laagst gelegen nieuwe bassin terecht komt. Links en rechts in den achterwand bevindt zich een masker, dat water spuwt. Het rechtsche masker, op teekening 82, is op den zelfden dag afgebeeld als de fontein op teekening 78. SI In 1926 waren de muren van dit bouwwerk op meerdere plaatsen gebarsten en het bassin daardoor lek als een mandje. Om de muren te herstellen was ik genoodzaakt om de fundeering op te graven en deze met beton te versterken. Het gat, dat daarvoor over de volle breedte moest worden gegraven, tot meer dan twee meter diepte, heb ik benut om er een nieuw bassin in te bouwen. Door een zwaren gordel van gewapend beton zijn beide bassins tot één stevig geheel verbonden. Verzakking heeft dan ook niet meer plaats gehad. 83 Rechts van de fontein stond de marmeren poort, die nu in ons huis den toegang vormt van de tuinkamer naar de hal. Zooals ik U reeds vertelde op blz. 37 stond deze poort op omvallen, tengevolge van het ontbreken van eenige fundeering. S3 Links, in den muur naast de fontein, stond eertijds de steenen poort, die nu den zuidelijken toegang vormt tot de benedengalerij. Ook dat heb ik U reeds eerder verteld. Deze poort sloot hier vroeger den weg af, die tusschen „Fontanella” en „Torricella” naar den „Via delle Palazzine” voerde. Die weg was ons eigendom en moest door ons onderhouden worden, doch de bewoners van genoemde villa’s hadden het vrije gebruik daar van. Het leek mij toen beter den weg aan die beide villa’s te verkoopen en langs de noordelijke grens van ,,S. Michele” een eigen weg te maken. Dat heb ik dan ook in 1929 gedaan. SI Met den rug naar de onderste fontein gekeerd, heeft men een prachtig overzicht over de geheele middenallee. Fraai steken de beide fonteinen, die de eentonigheid daarvan op gelukkige wijze onderbreken, af tegen de ietwat sombere hagen van geschoren en volgroeide cypressen. Links en rechts naast het onderste einde van de allee heb ik in 1933 een steenen stoep met een bank gebouwd. Op teekening 84 is één van die banken te zien. Aan de beide uiteinden der banken staan gemetselde kolommen, die elk versierd zijn met een vaas van terracotta. Op den hoogen achterwand van de fontein staat nog een vijftal van die zelfde vazen. Wilde wingerd omslingert het heele bouwwerk en hangt als franje in de ranke cypressen, die achter de fontein zich verheffen. Vooral in het najaar, als de bladeren van den wingerd fel rood zijn gekleurd en zich spiegelen in het heldere water, levert deze fontein een fantastischen aanblik op. 83 94. Uitzicht uit de lindenlaan op een gedeelte van de middenallee en den hoogen cypressenwand ACHTER IN DEN TUIN SI Een geleidelijk stijgende weg (teekening 84) tusschen randen van irissen en rozen, en hooge hagen van laurieren, waarboven twee gelederen van cypressen hun slanke lijven ten hemel heffen, voert naar den nieuwen achterweg, die aan de zijde van den „Via delle Palazzine” afgesloten is door de nieuwe poort, waarvan teekening 85 de binnenzijde weergeeft. Over de viaduct, boven op de teekening, loopt de „Via Bolognese”, dus de weg, die naar Bologna voert. Dit is een nieuwe weg, die, kort voor onzen komst in S. Domenico, is aangelegd. SQ De volgende teekening, en ook teekening 87, is gemaakt in het heuvelachtige achterste gedeelte van den tuin. Op de laatste teekening hangen trossen blauwe druiven tusschen de takken van een ouden olijf. Deze wijnstokken zijn, met nog enkele die hier groeien, het laatste restje van de schoone wijngaarde, die destijds het geheele bisschoppelijk bezit overdekte. Op den achtergrond, op de teekening, ziet men de Badia van S. Domenico, op den voorgrond den smallen steilen „Via delle Palazzine”. In dit achterste gedeelte van den tuin, dat, zooals men op het kaartje op blz. 84 kan zien, in een scherpe punt uitloopt, bevindt zich nog een aardig smal laantje van cypressen, terwijl er langs den muur, die aan de noordzijde onze grens vormt, een weg loopt, langs ,,Le Masse”en ,,Le Tre Pulzelle” tot dicht bij ons woonhuis, die meer dan drie honderd meter lang is. Aan dezen weg, aan den voet van den grens-muur, ontspringt een groot aantal bronnetjes, waarvan het water in twee gemetselde cisternen wordt opgevangen. Van hieruit loopen de leidingen naar de fonteinen in de onderste helft van den tuin en ook naar villa „S. Michele”, waaraan wij zonder verplichting van onzen kant, tegen een kleine vergoeding water afstaan. 83 Ik ben vele malen en vele maanden bezig geweest met het zoeken en opgraven van de bronnen, het afbreken van de leidingen, die geheel waren volgegroeid met dooreengestrengelde boomwortels als kabeltouwen zoo dik, met het opnieuw bouwen van leidingen en cisternen. En nog is het werk niet voltooid. Wel hebben wij, door al deze herstellingen, de beschikking gekregen over heel wat meer water dan in den beginne het geval was. §3 • 1 t* J ' 1 96. Eucalyptusboomen. Uitzicht uit de lindemaan DE LANGE LINDENLAAN SI Om naar huis terug te keeren kiezen wij niet den zooeven genoemden weg, doch de lindenlaan, die daaraan evenwijdig loopt. Tusschen beide wegen ligt een breede strook, die voornamelijk met laurieren beplant is; ook enkele zware populieren en enorme zilverpeppels verheffen hier hun slanke of wijduit staande kruinen. §3 Daar, waar wij de lindenlaan betreden, staat een aardig fonteintje. Een sater spuwt water in een antieke steenen badkuip; vandaar loopt het in vijf straaltjes, met zacht geklater, in een vierkant bassintje. Op de kolom, achter de kuip, staat de buste van een trotschen Romeinschen keizer. Zou het Nero zijn? In de lauwerkrans om zijn slapen groeit mos en onkruid. Naast de fontein staat een steenen bank. Hier heeft men het gezicht op de volle lengte van de lindenlaan; ook op de groote fontein, onder in den tuin, en op den toren van de Badia. SI De lindenlaan is nu een statige laan van hoog oprijzende boomen. Dat was vroeger heel anders. Toen werden de boomen zoo nu en dan op ongeveer drie meter hoogte 97- Het rozenprieeltje 98. Zonsondergang boven den grond geknot of gewoonweg afgezaagd, zooals nog aan de stammen te zien is. De laan was toen heel laag. Na 1926 zijn de boomen niet meer geknot, doch elk jaar heb ik aan de binnenzijde de laagste takken laten wegnemen, zoodat de linden de hoogte konden ingaan. Aan de buitenzijde werden alleen die takken verwijderd, die het uitzicht belemmerden op den tuin en de omringende heuvelen. SI In het grasveld, ten zuiden van de lindenlaan staan eenige groote agaven. In den zomer van 1927 stond één van die grillige planten in bloei. De enorme tros bloemen was acht meter hoog; dien heb ik natuurlijk afgebeeld (teekening 91). Onze bijen zijn daarop druk in de weer om stuifmeel te vergaren. Foto 92 geeft een uitstekend denkbeeld van de hoogte, die zoo’n bloemtros in slechts enkele weken bereikt. In dit zelfde deel van den tuin, dat grootendeels vlak is, of althans weinig hellend, zou ik graag nog een groote fontein willen bouwen. Teekening 93 geeft daarvan het grondplan en een doorsnede te aanschouwen. De vorm van het grootste bassin is ontleend aan het grondplan van-den Boroboedoer. Dat meet, met den muur, vijftien meter in het vierkant. Het volgende kleinere bassin heeft den vorm van een achtbladige lotus. Daarbinnen ligt een kleiner rond bassin en in het hart daarvan het vierde laatste bassintje. Zooals op de doorsnede te zien is, ligt de oppervlakte van het water in het middelste bassintje het hoogste, en wel een halven meter hooger dan het water in het grootere ronde bassin. Daarin staat het weer even veel hooger dan in het lotusvormige bassin en daarin eveneens een halven meter boven het water in den grooten ondiepen vijver, die voor lotusbloemen is bestemd. Ik hoop maar dat ik dit plan nog eens zal kunnen uitvoeren, maar tegenwoordig ontbreken mij daarvoor de middelen of ,,manca lamusica”, zooals de Italianen zouden zeggen. De cisterne, die het water voor de fontein zal moeten leveren, heb ik reeds eenige jaren geleden tusschen de lindenlaan en den grensmuur gebouwd. Maar het water stroomt nu helaas steeds nutteloos weg. SI Halfweg in de lindenlaan staat een steenen bank. Daar heeft men een prachtig uitzicht op den derden dwarsweg; een gedeelte daarvan ziet men op teekening 94. Door een schaduwrijk laantje, in het verlengde van de lindenlaan, onzen weg naar huis vervolgende, passeeren wij aan onze rechterhand nog een heel smal paadje dat naar een kleine ronde open ruimte voert. §3 DE GLIMLACHENDE BOEDDHA Sl In de kleine ronde ruimte, door altijd groene struiken en boomen omringd, zit op een steenen voetstuk, tusschen de stammen van twee hooge zeedennen, tegen een achtergrond van bamboe, een glimlachende vriendelijke Boeddha, die, ver weg, in China is geboren en hier is beland via Edam, waar hij; met het zelfde berustende gelaat, in regen- en stormvlagen op een boomstronk was gezeten 27). Zijn gezellig rond hoofdje steunt op zijn rechter hand, zijn rechter elleboog op de knie van zijn rechterbeen. Zijn kleed hangt hem in ruime plooien om het lichaam en laat de borst onbedekt. Groote woeste golven omspoelen het kleine plekje, waar hij zoo onbewogen ter neer zit. Die onstuimige branding verbeeldt het onstuimige aardsche leven, dat, ). De voorpoort is gesloten. Het bezoek aan de „Riposo dei Vescovi” is ten einde ol van verleidingen, aan zijn voeten voorbij trekt. Tegenover hem staat een zware :eenen tafel met een bank er achter. Dit is een heerlijk plekje om te mijmeren. )e bamboe, die hier groeit, heeft, evenals alle andere bamboe op verschillende AANTEEKENINGEN 1. blz. 7 SI „Mijn Huis op het Water, Mijn Huis op het Land”, H. P. Leopold’s Uitgevers Maatschappij, Den Haag, 1930, bladzijde 107. 83 2. blz. 7 83 Te Sorrente, in Hotel Cocumella van 24 December 1920 tot 14 Januari 1921. Met vrouw en twee van onze vier kinderen, Marianne en Willem. De beide andere, Marie en Fernande, waren in Holland gebleven om daar op school te gaan. Zij woonden bij familie in Lunteren, Gelderland. 3. blz. 7 83 In Taormina woonden wij in Hotel Bristol, dat ons slecht beviel, van 14 tot 20 Januari; daarna in Pension Schuier, dat beter voldeed, tot n Maart 1921. 83 4. blz. 7 83 Van Taormina naar Sorrente, waar wij weer onzen intrek namen in Hotel Cocumella van 12 tot 18 Maart 1921. In Rome één nacht in Pension Moderne in den Via di S. Basilio, waar wij, na lang zoeken, onderdak vonden en voor twee kleine hokjes voor één nacht 200 lire moesten betalen. Rome was overvol en vele vreemdelingen waren gedwongen den nacht in de open lucht door te brengen. Den volgenden dag lukte het plaats te vinden in Hotel de Paris, ook La Vigna genoemd, in den Via Sistina. Dit was oud, onzindelijk en duur. Aldaar van 19 tot 28 Maart. Daarna in het minder dure en zindelijke pension Pirri in Palazzo Moroni in de Salita di S. Nicolo da Tolentino. Aldaar van 28 Maart tot 25 April. In Florence in Hotel Stella d’Italia in den Via dei Calzaioli, van 25 tot 29 April. Dit beviel ons maar matig. In Basel, Hotel Jura, 30 April tot 2 Mei. Op 3 Mei 1921 in Holland terug. 83 5. blz. 7 83 Dertien Juli 1921 terug naar Italië met vrouw en onze drie dochters Marianne, Marie en Fernande. Onze zoon Willem bleef in Holland, was student geworden in Utrecht. Van 4 tot 19 Juli in Luzern in pension Richemont. 20 Juli te Rome, weer in pension Pirri (zie aanteekening 4) tot 8 Augustus. Op 8 Augustus naar Perugia; eerst in Hotel de la Poste, dat nogal erg viezig was, daarna in pension Belle Arti; eenvoudig, doch goed en goedkoop. Op 15 Augustus keerde ik via Assisi en Spoleto naar Rome terug. Vrouw en kinderen tot 29 Augustus in Perugia. Van 18 Augustus 1921 alleen, na 29 Augustus met gezin, tot 1 Maart 1922 inAlbergo d’Italiain den Via delle Quattro Fontane. 6. blz. 8. 83 Op den plattegrond van onze woning, teekening 2 op blz. 8, aan den Via del Tritone te Rome, zijn de nummers x, 4, 10, 17 en 21 terrassen, waarvan 21 vijftig meter lang is. 2 en 26 zijn keukens; 3, 9, 19 en 27 slaapkamers; 5 en 28 kabinetten; 6 en 23 diensttrappen. In 13 kwam de hoofdtrap uit. Een lift voerde tot de zesde verdieping. De nummers 7 en 29 zijn badkamers; 8, 12 en 16 gangen; 11, 13, 15 en 25 portalen; 14 is het groote atelier; 18 en 30 waschgelegenheden; 20 is de huiskamer met haardje, 22 bergplaats en 24 een trap naar de terrassen boven het grootste gedeelte van de woning. Op het terras langs de straat hebben wij, vóór het groote portaal 13, een prieel gebouwd van oleander en blauwe regen. 83 7. blz. 8 83 De leelijke wit marmeren vuurtoren op den Monte Gianicolo is door Amerikaansche Italianen aan de stad Rome geschonken. Vertoont des nachts afwisselend rood, wit en groen licht. 83 8. blz. 8 83 Volgens mijn Zwitserschen geneesheer, G. Wild, was het „Bindehautentzündung mit Hornhautgeschur” of „Conjunctivitis uleus corneae”, ontstaan door besmetting van buitenaf, waarschijnlijk door stof. 8 October 1922. 83 9. blz. 8 83 In mijn dagboek staat aangeteekend: 28 October, fascisten in groote getalen in de stad. Marsch naar Rome. Trams rijden niet. Ministers vergaderen voortdurend. 29 October, Mussolini eerste minister. Fascisten verbranden op pleinen en in straten kranten der tegenstanders en vernielen hun drukkerijen. 30 October, heelen dag geweldige herrie op straat; postkantoor gesloten, ook alle winkels; des avonds hier en daar schieten gehoord. 10. blz. 8 83 Op 24 October, dus 16 dagen na het begin van de ontsteking, schreef ik in mijn dagboek: „Oogen wel veel beter, maar kan nog geen vijf minuten achtereen lezen of schrijven”. Van 9 tot 19 October is het dagboek door mijn vrouw bijgehouden. Op 30 October: „Heb voor het eerst een uurtje gewerkt aan teekening met lontarpalmen bij Oebaoe”, een illustratie voor „Zwerftochten door Timor en Onderhoorigheden”. Zie dat werk op blz. 86. Op 15 November: „Zou met vrouw en den jongen teekenaar van Stolk en diens vrouw naar den Via Appia gaan; daar de zon schijnt is het licht buiten te fel voor mijn oogen en moet ik thuis blijven”. Begonnen aan een schilderij „Hanengevecht” naar een teekening in de tweede uitgave van „Zwerftochten op Bali” op blz. 144. Op 29 November: „Het werken gaat nu weer veel beter, doch des avonds, bij kunstlicht, kan ik niets doen en wordt het voornaamste uit onze Hollandsche couranten mij door mijn vrouw of mijn dochter Marie voorgelezen.” ® 11. blz. 9 en blz. 33 . ® Zesde Indische reis in opdracht van de „Handelsvereeniging Amsterdam” te Amsterdam ter bestudeering van hun verschillende cultures op Sumatra en Java, en voor het maken van de ontwerpen voor vijftien groote reliëfs, die op deze cultures betrekking hebben en die later in de kantoorgebouwen van genoemde Handelsvereeniging te Medan en te Soerabaja zijn aangebracht. Foto 22 geeft één van die reliëfs, n.1. „Koffieoogst” te aanschouwen. Op foto 21 ziet men twee fragmenten van de reliëfs afgebeeld. Uit Genua met de „Koningin der Nederlanden” van de Stoomvaart Maatschappij „Nederland” op n Maart 1925; terug te Genua, na een vierde bezoek aan Bali, met de „Johan de Witt” van de zelfde Maatschappij, op 7 Augustus van dat zelfde jaar. Mijn reisgenoot was Dr. T. H. Fokker uit Rome. ® 12. blz. 9 ... .. ® Alleen in Haarlem heb ik van 1895 tot 1897 in een huurhuisje gewoond, dat twee gulden vijftig in de week deed. Dat was in de Laurens Janszoon.Costerstraat bij de Leidschevaart, bijgenaamd „Het rooie dorp”, waar verschillende collega’s een zelfde arbeidershuisje bewoonden, o.a. J. G. Veldheer, Vaarzon Morel, Klaas van Leeuwen (overleden in Aalsmeer op 10 Augustus 1935), Duco Crop (overleden in 1901), G. W. van Blaaderen (overleden in September 1935),Chris. Lebeau en Jan Stuyt (overleden in Den Haag op n Juli 1934). Mijn bouwen nam een aanvang met het zetten van een houten atelier te Santpoort, zooals in „Mijn Huis op het Water, Mijn Huis op het Land” op blz. 10 is beschreven. SI 13. blz. 10 SI Voor dertig duizend lire per jaar. De waarde van een lire bedroeg toen ongeveer tien Holl. centen. 14. blz. 11 SI Nog geen half jaar nadat wij de „Riposo” hadden betrokken, ontvingen wij uit Rome de volgende aankondigingen: „Am 19. Juni 1926 entschlief hach langem schwerem Leiden Professor Maximilian Zürcher im Alter von 58 Jahren den Seinen und der Kunst zu früh entrissen. Eva Zürcher geb. Meyer, Antonio Zürcher, Maria Zürcher, geb. Trajani”. En „Alle ore 2 di oggi serenamente decedeva il Prof. Massimiliano Zürcher. La moglie, il figlio, la nuora ne danno il triste annunzio. Roma, li 19 Giugno 1926. I funerali avranno luogo domani Domenica 20 corr. alle ore 10.30, partendo dall’abitazione dell’Estinto di Via G. B. de Rossi 34”. Antonio Zürcher is een aangenomen zoon; deze heette voordien Violanti. SI 15. blz. 11 SI Tuinman Ulivo Raveggi, geboren 5 April 1884 te Bagno a Ripoli bij Florence, gehuwd met Natalina Castellucci, geboren 23 December 1887 te Pergine en overleden in het hospitaal Santa Maria Nuova te Florence 3 December 1930. Hun dochter Giulia is 30 Januari 1913 te Florence, geboren. Later vernamen wij, dat de heer Zürcher van plan was geweest om den tuinman en zijn gezin naar Rome te laten komen. Doch Ulivo en zijn vrouw wilden liever in S. Domenico blijven en spraken daarom met den heer Zürcher af, dat, mochten de nieuwe eigenaren hun niet bevallen, en 8 foto’s. Geheel op dezelfde wijze als het eerste deel uitgevoerd. De vijf en twintig genummerde en onderteekende exemplaren, in perkament gebonden met stempel in goud, kosten ƒ io.— De gewone uitgave in gelithografeerden, apart voor dit werk ontworpen band . . . ƒ 3.25 In één band gebonden met het eerste deel . . . ƒ12. EEN FLORENTIJNSCHE VILLA. „RIPOSO DEI VESCOVI” IN S. DOMENICO Dl FIESOLE BIJ FLORENCE. In dit boek wordt verhaald hoe de familie Nieuwenkamp uit Holland naar Italië verhuisde; eerst vijf jaar in Rome woonde en daarna, van af het begin van 1926, op - „Bisschopsrust . Het geeft een relaas van al de verbouwingen, verbeteringen en verfraaiingen, die door den nieuwen eigenaar in den loop van twaalf jaar in het woonhuis en in den tuin zijn aangebracht. Groot quarto formaat, 135 pagina’s met 70 teekeningen, 30 foto’s en eenige apart voor dit werk geteekende vignetten en versierde letters. Gedrukt op speciaal vervaardigd lichtgeel getint kunstdrukpapier. H. P. Leopold’s Uitgevers Maatschappij, ’s-Gravenhage, 1938. Vijf en twintig genummerde en onderteekende exem., in perkament gebonden met stempel in goud. ƒ 25.— De nummers 26 tot 400, in gelithografeerden, apart voor dit werk ontworpen band . . . ƒ 10.— VILLA „RIPOSO DEI VESCOVI” IN S. DOMENICO Dl FIESOLE BIJ FLORENCE, ITALIË VAN DIT BOEK ZIJN VIER HONDERD EXEMPLAREN GEDRUKT, DIE GENUMMERD ZIJN VAN 1—400. DE EERSTE VIJF EN TWINTIG NUMMERS ZIJN DOOR DEN SCHRIJVER ONDERTEEKEND EN IN PERKAMENT GEBONDEN. DIT IS No. § 6 iïiljï . W. O. J. NIEUWENKAMP EEN FLORENTIJNSCHE VILLA „RIPOSO DEI VESCOVI” S. DOMENICO Dl FIESOLE BIJ FLORENCE N.V. H. P. LEOPOLD'S UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ ’S-GRAVENHAGE MCMXXXVIII N „MIJN HUIS OP HET WATER, 7 Mijn Huis op het Land” heb ik verteld hoe wij op twintig December 1920, het was een koude mistige dag en de straten waren bedekt met papperige dooisneeuw, het schilderachtige, doch morsdoode, Edam verlieten en naar het zonnige Zuiden trokken 1). Drie weken vertoefden wij in Sorrente aan de blauwe Golf van Napels 2). Dat was een heele overgang, zoo in eens van het koude vochtige Hollandsche stadje naar dat heerlijke oord temidden van met goudgele citroenen en sinaasappelen zwaar beladen boomgaarden onder wijden azuren hemel. Daar kon ik buiten, in het zonnetje, zitten teekenen. Heel wat schetsen heb ik daar gemaakt aan de rotsachtige kust en in de schilderachtige dalen met hun eeuwenoude stadjes. S2 Daarna trokken wij nog verder naar het Zuiden, naar Taormina op Sicilië, aan de Straat van Messina 3). Dat is één van de schoonste plekjes op aarde. In Januari bloeiden daar de amandelboomen en de zoetgeurende lucht was vervuld met gezoem van nijvere bijen. Ook daar heb ik menige teekening gemaakt van bloeiende boomen, van grillige rotsen, van het schilderachtige Grieksche theater en van de met eeuwige sneeuw bedekte hellingen van de rookende Etna. Vaak doken wij onder in het kristal heldere water aan het strand van Isola Bella. Toen de bloei der amandelboomen voorbij was, aanvaardden wij den terugtocht; verbleven weer enkele dagen in Sorrente, daarna geruimen tijd in Rome, om daar nogmaals de lente te beleven. Over Florence keerden wij dien zomer voor korten tijd naar Holland terug 4). Daarna weer opnieuw naar ’t Zuiden, naar de eeuwige stad, die wij tot woonplaats hadden gekozen. In Rome heerschte woningnood, zooals haast overal elders de eerste jaren na den wereldoorlog en het leek wel haast onmogelijk om een passende woning en vooral om een behoorlijk atelier te vinden. Maar nadat wij ruim een halfjaar in een hotel hadden gewoond, is dit laatste toch gelukt 5). SI Boven op het platte dak van een groot huis, in het centrum van de stad, werd een zevende verdieping gebouwd. Dr. C. Fledderus, onzen consul, was dit ter oore gekomen en hij boodschapte het dadelijk aan ons over. Wij slaagden er in die zevende verdieping te huren, lang voor deze gereed was. Zij bevatte een prachtig atelier, één van de mooiste van heel Rome. Op den eersten Maart 1922 was de bouw zoover gevorderd, dat wij de nieuwe woning, Via del Tritone 102, konden betrekken. Doch zeker nog wel een halfjaar lang hadden wij werkvolk over den vloer. SI Woonden wij vroeger, in „De Zwerver” gedeeltelijk onder water, later in ons huis in Edam, er nauwelijks boven, hier in Rome troonden wij, hoog en droog, een kleine dertig meter boven de aangrenzende straat. En toch had die hoogverheven woning ook wel iets van een schip, al wbs het dan een schip op het droge. Het platte dak of terras, waarop de nieuwe verdieping was gebouwd, was vijftig meter lang langs den Via del Tritone, en twaalf meter breed. Daar men op zoo’n hoogte alleen nog maar ALRIJKE KASTEELEN EN VILLA'S, in heerlijke bosschen of tuinen gelegen, tooien de altijd groene heuvels, die Florence, de bloemenstad, omgorden. Vooral de zuidelijke helling van den heuvel, waarop het aloude Fiesole troont, is bedekt met schoone gaarden, waaronder de ,,Riposo dei Vescovi”, tegenwoordig ook „Villa Nieuwenkamp” genoemd, wel een van de schoonsten is. §3 Van het plein van S. Domenico di Fiesole, een gehucht aan de grens van Florence, voert een tamelijk steile weg den heuvel op. Dit is de Via Vecchia Fieso- lana, een weg die waarschijnlijk meer dan twee duizend jaar oud is en die uit het Arnodal, reeds lang vóór dat Florence bestond, voerde naar het Etruskische Fiesole. Volgt men dezen weg, dan bereikt men, na honderd schreden, een klein pleintje, waaraan, aan de linker zijde, onze voorpoort is gelegen. Dit pleintje ligt 165 meter boven zee 16). Even voor men het betreedt, passeert men rechts een groote steenen kolom, waarop een steenen bak met een agave erin. Hier vangt ons terrein aan. Ook het pleintje en een smalle strook grond van de „Villa Papiniano” rechts van den weg, met cypressen beplant, behoort bij de „Riposo”, zooals op plattegrond 5 is te zien. §q Op 25 April 1910 kocht de heer Zürcher deze strook grond van de toenmalige eigenares van „Papiniano”, mevrouw Elisabeth Barlow, een Iersche van geboorte. Hij groef een gedeelte van den grond af, maakte het pleintje en versierde dit met steenen bogen en marmeren kolommen, waarop fraaie zeventiende-eeuwsche houten beelden, engelen, werden geplaatst, elk onder een sierlijk baldakijn, zooals de foto’s 4, 7 en 8 te zien geven. Aan de Papinianozijde bouwde hij een trap, die naar een overdekt bordesje voert. In 1934 was het houtwerk van die overdekking, zoowel als dat van de baldakijntjes boven de beelden, reeds zoodanig vergaan, dat er gevaar voor invallen bestond. Ik heb die daakjes gesloopt en al het houtwerk door natuursteen vervangen. Bovendien bracht ik een pannendak aan boven op de voorpoort en op den tegenover gelegen boog om deze beter tegen verweering te beschutten. Op één van de steenen balkjes ziet men het jaartal 1934. Ook bij al mijn andere verbouwingen is telkens een jaartal aangebracht. Dat heb ik gedaan omdat ik het betreurde dat er nergens op de „Riposo” een jaartal te vinden was, waardoor er dan ook niets is bekend omtrent den tijd van de stichting van het gebouw, noch van de talrijke veranderingen die in den loop der eeuwen hebben plaats gehad. 83 De steenen trap, die men op teekening 11 ziet afgebeeld, voert nu alleen maar naar een bordesje, doch de bedoeling was om hier, door middel van een overgang over de straat, zooals er even verderop ook één is (Villa Rondinelli-Vitelli) een directe verbinding te maken naar de eerste verdieping van het woonhuis. De heer Zürcher kon echter, om onbekende redenen, geen vergunning bekomen om de straat te overbruggen, zoodat dit plan niet kon worden uitgevoerd. 83 5. Plattegrond van het buitenpleintje aan den Via Vecchia Fiesolana Verder bouwde hij den vijftien meter langen muur, rechts van den weg. Deze werd echter zoo slordig gemetseld, dat hij reeds in den nacht nadat hij gereed was gekomen, instortte en dus weer opnieuw moest worden opgetrokken. En deze nieuwe muur vertoont nu weer bedenkelijke scheuren. De ondervinding heeft mij geleerd, dat alles wat de heer Zürcher heeft laten bouwen, onvoldoende is van constructie en van slechte materialen is vervaardigd. SI In Augustus 1935 reed een zware vrachtauto onzen grenspaal onderste boven, doch een week later was de schade weer hersteld. Van de steenen palen op het pleintje zijn er in de laatste jaren vijf door aanrijden vernield. Eén heb ik weggenomen, twee zijn een paar maal gerepareerd en twee andere bij de trap, door veel zwaardere steenen palen vervangen. Op teekening 11 zijn ze te zien. Zoo’n stevigen knaap heb ik ook tegen den grenspaal gezet. Die kunnen een stootje verdragen! SI De muur, die het pleintje aan de zuidzijde begrenst, vertoont een zeer fraai middeleeuwsch terracotta reliëf, een madonna met bambino. Het is omsloten door een fijn bewerkte zandsteenen omlijsting. Daarnaast draagt een lange zandsteenen plaat dit opschrift: „ONIS . FEREDO . ADVERSITAS. VICITVR”, dat is„omnis ferendo adversitas vincitur” of ,,alle tegenspoed wordt door dezen te dragen overwonnen”. Boven de trap troont een terracotta leeuw en boven den grooten steenen boog rechts van het pleintje is een steen aangebracht met een wapen er op, dat door een kardinaalshoed is bekroond. Daaronder nog een steen met een opschrift: „CHI . IN . PIAZZA . VUOL . FABRICARE . ALLE . CENSURE. SI . DEV . AD ATT ARE”, dat is: „die aan den weg (plein) timmert, moet kritiek verwachten”. Verder zitten op verschillende plaatsen antieke ijzeren ringen in den muur, benevens ijzeren fakkelhouders, zooals zooveel oude gebouwen in Florence die vertoonen. 83 Links, naast de voorpoort, heeft het T7: geineeineuesiuur van i’iesuie ccu groote wit marmeren plaat laten aanbrengen. Deze draagt het volgende opschrift: „RIPOSO DE’ VESCOVI . IN ANTICO COSI FU CHIAMATA QUESTA VILLA GIA POSSESSO DE’ VESCOVI FIESOLANI PERCHE VENENDO A FIESOLE DALLA LORO RESIDENZA Dl FIRENZE POSAVANO QUI PER CONTINUARE IL VIAGGIO NELLA TREGGIA SOMMINISTRATA DA 6. Onze steenen grenspaal aan den Via Vecchia Fiesolana RDIPADRI DEL VICINO CONVENTO Dl SAN DOMENICO”. Dat is „Riposo dei Vescovi of Bisschopsrust. In vroeger tijden heette aldus deze villa, voorheen het eigendom van de bisschoppen van Fiesole, omdat deze bisschoppen, wanneer zij op weg waren naar Fiesole, komende van hun residentie in Florence, hier uitrustten alvorens hun reis te vervolgen met een slede, die ter beschikking werd gesteld door de eerwaarde (RDI is REVERENDI) paters van het naburige klooster van San Domenico”. Tot aan de „Riposo” zullen de bisschoppen wel met paard 7. Het buitenpleintje en de voorpoort van „Bisschopsrust” aan den Via Vecchia Fiesolana en rijtuig zijn gekomen. Hier begint echter het steilste gedeelte van den ouden weg naar Fiesole. De slede is een heel primitief voertuig, dat door ossen wordt getrokken. Op de boerderijen in de heuvelen achter Fiesole zijn zulke sleden nog steeds in gebruik. Zij bestaan uit een paar ruwe stukken boomstam, die in V-vorm aaneen zijn verbonden. Daarop is een groote teenen mand bevestigd. Vermoedelijk was de slede van de eerwaarde broeders van S. Domenico wel wat geriefelijker ingericht, met een zetel erop en allicht een zonnescherm daar boven. Onder de marmeren plaat staat een lange steenen bank, 83 Boven de voorpoort is een steenen wapenschild; daarnaast, in wit marmer, een bisschopsmijter met daaronder de naam van de villa. Ook het ijzeren poorthek is met een bisschopsmuts versierd. Rechts van de poort is de bel; de knop is sierlijk gesmeed in den vorm van een vogel. Daarnaast is ons terracotta naambordje aangebracht, dat door mij in klei is geboetseerd. SI Een Fransche schrijver, Edouard Schneider, vertelt in zijn „Promenades d’Italie'’17) van den smallen weg, die naar Fiesole voert. S! „Celui qui désire monter a pied n’hésitera pas a choisir cette Via Vecchia Fiesolana, moins pour la raison qu’elle est plus rapide que paree qu’elle vous abrite des flots des promeneurs et reste plus strictement fésulane que la première. Sans doute ne cótoie-telle pas en un de ses détours la villa Bellagio, 1’élégante casa oü Boecklin s’enchanta des lignes qu’il retra?a dans son oeuvre en les altérant d’intentions littéraires trop évidentes, mais elle nous permet de toucher aux deux témoins éloquents du passé, le Riposo dei Vescovi et la Villa Medici. Cette route que prenaient d’habitude les évêques de Fiesole remontant a leur fief, connut les plus illustres visiteurs. Au lieu oü se trouve actuellement le Riposo dei Vescovi sé tenaient une fontaine et une auberge. C’est la que s’arrêta, le n janvier 1516, le pape Léon X allant a Fiesole. Aujourd’hui le Riposo dei Vescovi s’est transformé en un villino d’une gr ace seigneuriale. Autour de la maison un vaste jardin épand les rubans rectilignes de ses allées, la splendeur de ses feuillages, et dresse les riches silhouettes de ses tilleuls, de ses hêtres, de ses cyprès jeunes et vieux. Des haies de cyprès taillés, des eucalyptus au tronc de lisse argent y ombrages d’amples vasques oü le temps a ancré ses mousses ainsi que des fontaines oü 1’eau filtre ses 8. Eén van de beelden op het buitenpleintje aan den Via Vecchia Fiesolana filets d’aube chantante. Des lauriers-roses attendrissent de leurs touches claires ce qu’ont d’un peu rigide ces feuillages aux verts vigoureux, ces drus taillis médicéens qui toujours font a 1’ombre une part souveraine. Par instants, ce monde végétal vous soufflé ses senteurs au visage. Parfois les trilles de quelque oiseau enivré de vivre vrillent le silence roi. Le sentiment d’une mystérieuse félicité, 1’oubli des choses d’ailleurs vous gagne peu a peu, le monde s’enfuit tout a coup au large d’horizons insaisissables, et 1’on croit tenir en partage on ne sait quelle réalité marquée d’un signe éternel. Entre autres beautés, je me rappelle cette allée de cyprès dont la rectitude est une mélancolie et le silence une amitié. Mais je ne puis évoquer ce jardin sans rendre hommage a 1’artiste dont la main sut accorder avec tant de délicat bonheur 1’image de son réve aux nuances d’une lumière, d’un esprit et d’un lieu”. . ® BEZOEK AAN DE „RIPOSO DEI VESCOVI” OF VILLA „NIEUWENKAMP” g. Het voorplein en de voorpoort van „Bisschopsrust”, gezien uit de voorgalerij ET DUURT NIET LANG OF EEN klein ijzeren luikje in de poortdeur gaat open en, nadat de tuinman heeft gezien dat het goed volk is, dat heeft aangebeld, zwaait hij met een stevigen ruk de voorpoort open en zien we het woonhuis vóór ons liggen. Een korte weg tusschen twee lage muurtjes voert naar het voorplein. Deze toegangsweg had vroeger de zonderlinge eigenschap dat hij in het midden veel smaller was dan bij de poort en bij het voorplein, wat ten gevolge had, dat vrachtauto’s, die brandstoffen of bouwmaterialen brachten, steeds averij opliepen of de muurtjes beschadigden. Ook de beide steenen kolommen met marmeren borstbeelden op het linker muurtje, waarvan er één op foto 4 te zien is, zijn daardoor eenige malen onderst boven gereden. In 1930 heb ik het muurtje, rechts van den weg, gesloopt en evenwijdig aan het linkermuurtje weer opgebouwd, waardoor de weg overal even breed is geworden. Ongelukken hebben er dan ook niet meer plaats gehad. 83 OP HET VOORPLEIN 83 Tusschen twee groote terracotta vazen op hooge steenen voetstukken betreden wij het voorplein. Deze vazen verdienen een nadere beschouwing, want zij zijn van een bijzonder fraaien vorm, zonder eenig ornament. Zie o.a. de teekening hier naast. In het geheel staan er negen van deze vazen rondom het huis. Zij zijn vervaardigd door Paolo Falciani. Twee gebroeders Falciani hadden vroeger een pottenbakkerij in de buurt van Impruneta, een stadje bij Florence, waar vele steen- en pottenbakkerijen zijn gevestigd, omdat daar goede klei is te vinden. Paolo was bekend als een groot artist in zijn vak. In het laatst van de vorige eeuw zijn de twee gebroeders gestorven en is de bakkerij gesloten. Daar vlak in de buurt is nog een toren en een brug over het riviertje de Greve, die hun naam dragen, n.1. de Torre- en de Ponte dei Falciani Aan twee zijden is het vierhoekige voorplein door het woonhuis, aan de beide andere door boomen omsloten. Recht vóór ons ligt de zuidgevel van het hoofdgebouw en de hoofdingang onder een loggia met vijf groote steenen bogen, die de geheele lengte van den gevel beslaat. Zie de foto’s 13 en 14. Foto 14 geeft ook een gedeelte van den uitbouw aan de oostzijde van het voorplein te zien, met twee, in 1927 aangebrachte vensters tusschen steenen kolommen. Daar boven is een groot, in steen gebeeldhouwd, wapenschild ingemetseld. Het vertoont het wapen van de familie Strozzi, een oud en roemruchtig geslacht. Ik vond dit zware brok steen onder in den tuin en heb heel wat moeite gehad met het naar boven te slepen. Het is alleen maar als versiering bedoeld, want er heeft hier nooit een Strozzi gewoond. Kunsthistorici zullen mij dat wel weer kwalijk nemen, evenals zij dat in Holland hebben gedaan omdat ik mooie Amsterdamsche gevelsteenen voor vernietiging behoedde door deze in de gevels van onze huisjes in Edam aan te brengen 18). 83 Teekening 9 en 15 geven een blik op het voorplein van uit de loggia. Op de eerste DE VOORGALERIJ » Van de bijna negentien meter lange voorgalerij met de vijf groote bogen is de korte blinde westmuur, die veel scheuren vertoonde, in 1927 gesloopt, opnieuw opgetrokken en voorzien van een raam in een fraaie zeventiende-eeuwsche steenen omlijsting boven een steenen altaartafel, die op de foto’s 13 en 17 gedeeltelijk zichtbaar is. Dit altaar heb ik in Florence gekocht. Boven het raam is een fijn gebeeldhouwd engelenkopje tusschen uitgespreide vleugels. De maker van het altaar, en het jaar van het ontstaan daarvan, staan er als volgt op vermeld: IACINTO Dl FRANCESCO GANVCCI FECE QUESTA CAPELLA LA 1656. Onder de altaartafel, die op twee kolommen rust, is het volgende opschrift in steen gebeiteld: D . O . M . ANTONINO Dl DIACINTO GANVCCI L’ANNO MDCCXXVI IL Dl 20 APRILE PER INSTRVMENTO ROGATO S DOMENICO MRA BORGHIGIANI CANCELLIERE DELL’ ARCIVESCOVADO. DOTO 14. Het voorplein met een gedeelte van de voorgalerij JUÊkStiS* smmm 15. Gezicht op het voorplein in den winter van 1929 QYESTA CAPPELLA PERLA CELEBRAZIONE Dl TRE MESSE LA SETTIMANA SECONDO LA SVA INTEZIONE AD PERPETVAM REI MEMORIAM. Op het altaar staat het fraai wit marmeren reliëf, dat op foto 18 gereproduceerd is. SI In den tegenover gestelden korten wand, dus aan de oostzijde, is in 1936 het raampje aangebracht, dat op teekening 20 is afgebeeld. Het bellenrad op de zelfde teekening, dat zestien bellen telt, is uit een kleine kerk op Sicilië afkomstig. De zware steenen tafels en een steenen bank zijn in 1927 en 1929 aangebracht. SI In de voorgalerij vallen verder op de twee wit marmeren borstbeelden op marmeren kolommen aan weerszijden van de scne gong naast de voorsaleriJ voordeur. Dit is zeventiende-eeuwsch werk. Naast één daarvan, rechts van de deur is in den muur een ovaal reliëf ingemetseld. Het is van bont gekleurd marmer en stelt een jeugdigen Romemschen keizer voor; de eene kunsthistoricus zegt, dat het L-aligula, een ander dat het Augustus op jeugdigen leeftijd moet voorstellen. SQ DE HAL M Door de matglazen voordeur betreden wij de hal. Foto 21 geeft een zijkant van het voorste gedeelte van de hal te zien. Links en rechts van de dubbele glazendeur zijn twee majohca-reliëfs in den muur gemetseld. Dit zijn fragmenten van twee van de dertien groote reliëfs in de hal van het hoofdkantoor van de „Handels Vereeniging Amsterdam te Soerabaja.11) Het reliëf links naast de deur geeft twee koffiepluksters weer. Het kleimodel voor het geheele reliëf is op foto 22 weergegeven. 3 y. In de voorgalerij aan de zuidzijde van het woonhuis hechts sjouwt een vrouw een volle baal koffieboonen; links staat er een op een dik tuk bamboe te slaan om ongewenschte gasten, als wilde zwijnen of tijgers, op een ifstand te houden. Rechts naast de deur ziet men een theeplukstertje met een groote nand voor de geplukte theeblaadjes op den rug. Op het voltooide reliëf in boeraiaja komen vier theepluksters voor. Boven de deur hangt een kunstig geweven vrouwenrok van het eiland Soemba, en aan den zolder een twaalfpuntige glazen ?lorentijnsche ster voor verlichting. De rood geschilderde stoelen met verguld snijwerk zijn van Sardinië afkomstig. .... , ■ . , \chter in de hal, die tien en een halve meter diep is, is in 1936 een groote boogvormige dubbele glazendeur aangebracht, zoodat men nu door de hal en door de groote tuinkamer in den achtertuin ziet, hetgeen een zeer fraaien aanblik oplevert. DE BENEDENZAAL 83 Door de dubbele glazendeur op foto 21 betreedt men, wat wij „de zaal” noemen, die bijna elf meter lang en zeven meter veertig breed is. Door een zwaren boog, dien ik in 1926 heb gebouwd om een paar afschuwelijke kolommen van gegoten ijzer te vervangen, die de zoldering steunden, is’de zaal als het ware in twee deelen verdeeld. De wanden, die vroeger donkerblauw waren gekleurd, hetgeen een naargeestigen indruk maakte, zijn nu licht geel, de boog en de zoldering wit. Onder den grooten boog, aan de westzijde, is, in 1929, een prachtige rijk versierde houten deur van Bali aangebracht. Deze deur en de doorgang daarachter geeft toegang tot één van de slaapkamers. Foto 23 geeft de deur te aanschouwen, foto 24 een gedeelte van het snijwerk dat er op voorkomt. Links en rechts staat beeldhouwwerk uit het zuiden van Engelsch Indië; de kop er boven is van Bali afkomstig. 83 Links naast den boog is een groote open haard, waarvan de muur om de haardopening met door twee van mijn leerlingen en door mij vervaardigde l5) w , ., . 1 -11, 1 r • 1 & l8' Marmeren relief in de voorgalerij terracotta tegels is bekleed. Links van de schouw en rechts van de Balische deur bevinden zich deuren, die naar een slaapkamer en een badkamer voeren. De nieuwe ramen met steenen kolommen zijn van 1927. Het nieuwe raam van de middelste slaapkamer en het uitzicht dat men daardoor heeft, is op teekening 26 afgebeeld. §q Het uitzicht uit de zaal op het voorplein geeft teekening 25 weer. Op de achthoekige intieke tafel staat een beeldje van Bali, dat een priester voorstelt. Om de tafel en zlders in de zaal staan fraaie antieke stoelen, die wij uit Edam hebben medegebracht De wanden van de zaal zijn versierd met eenige van mijn schilderijen en een aantai ndische weefsels, waarvan foto 28 er één en wel een zeldzaam mooi dubbel-ikatveetsel van Tenganan op Bali te zien geeft, dat ik in 1906 op Bali ontdekt heb 19) n een groote glazen vitrine staan een aantal fraaie zaken uit vele hoeken der aarde, vaarvan een deel, dat van Bali afkomstig is, op foto 27 te bewonderen valt. 83 19. Doorsnede van het woonhuis in de breedte Boven een zware antieke tafel, die midden in de zaal staat op een donkerblauw Chineesch tapijt, hangt onder den boog een groote Venetiaansche kristallen luchter. Aan de noordzijde geeft een breede glazen deur toegang tot de tuinkamer. SI DE TUINKAMER Sl De tuinkamer, een groote vroolijke zaal, die elf meter lang is en zes meter twintig breed, heeft aan de noordzijde zes en aan de westzijde twee groote boogramen. Deze mooie ruimte heeft, vóór ik in 1936 naar boven verhuisde, tien jaar lang als atelier dienst gedaan. Door de zes ramen heeft men het uitzicht op het zwembassin; door de twee ramen op den tuin. Teekening 31 geeft een deel van dit laatste uitzicht weer op een mistigen dag, die des winters, ook in Florence, lang niet tot de zeldzaamheden behoort. S3 Tegen den zuidelijken wand heb ik in 1928 de zware steenen SchoUW gebouwd, die foto 29 te 20. Het nieuwe raampje en het bellenrad in de open voorgalerij zien geeft. De muur om de opening is met terracotta tegels bekleed, die versierd zijn met ornament dat aan lotusbloemen is ontleend. Op eenige van de tegels staat: W. O. J. N., anno 1928, Vagando Acquiro, en: Zwervend Verwerf Ik. Tegen den oostelijken wand staat een groote kolommenkast uit Bologna, een zeldzaam fraai meubelstuk. Een nieuwe glazendeur, die op teekening 33 is afgebeeld, geeft toegang tot de hal. S3 Op genoemde teekening 33 staat de nieuwe deur open. De omlijsting daarvan is een prachtige poort van rood Veroneesch marmer, die met fijn ornament is versierd. Deze poort stond vroeger onder in den tuin, rechts van de onderste fontein en was daar door den vorigen eigenaar, den heer Zürcher, neergezet. Deze heeft het blijkbaar altijd erg jammer gevonden om eenig geld in den grond te steken, d.w.z. dat al de fundeeringen, die hij heeft laten maken, tot een minimum beperkt werden of 2i. In de hal. Naast de deur fragmenten van reliëfs in majolica, voorstellende het oogsten van koffie en thee zelfs geheel ontbraken, zooals bij deze poort het geval was. In 1929 was deze dan ook bedenkelijk scheefgezakt. Om ongelukken te voorkomen heb ik de poort moeten afbreken.Gedurende een aantal jaren hebben wij niet geweten wat met de zware stukken marmer aan te vangen; pas in 1936 is de poort weer opgebouwd, nu als omlijsting van den nieuwen doorgang van de tuinkamer naar de hal. §3 Rechts op de teekening staat, op een commode, een prachtig houten beeld van den jeugdigen Boeddha, uit Burma afkomstig. Foto 34 geeft dit beeld nog eens afzon- 22. Ontwerp in klei voor het reliëf „Koffieoogst”, waarvan een gedeelte in de hal is aangebracht derlijk weer. Door de geopende voordeur ziet men den grooten bloempot, die op het voorplein staat en die U reeds is bekend. S3 DE EETKAMER S! Ten oosten van de hal ligt de eetkamer. Aan de wanden van deze, tien en een halve meter lange, ruimte, die licht geel gekleurd zijn, prijken een aantal prachtige weefsels van Soemba en eenige van mijn schilderijen. Op den glanzenden tegelvloer ligt een enorm Smyrnaasch tapijt, dat wij in 1926 op de veiling van den inboedel van de villa Favard in Florence hebben verworven. Genoemde villa, en dus ook ons tapijt, was een geschenk van Napoleon III aan een vriendin, Madame Favard. Om de zware antieke tafel staan met leer bekleede stoelen, die afkomstig zijn uit de villa Granduchessa van Prinses Koudacheff. Deze zijn aangekocht op de boedelveiling in 1928. De meeste, zoo niet alle, villa’s in en om Florence zijn ingericht met meubelen, die afkomstig zijn uit de inboedels van andere villa’s, waarvan er vele door beroemde of vorstelijke personen zijn bewoond geweest of nog bewoond. Dit is hier algemeen gebruikelijk. Ook wij hebben onze woning gedeeltelijk op deze wijze, doch ook gedeeltelijk met meubelen uit Holland, ingericht. SI In het begin, d.w.z. gedurende de eerste drie of vier jaren van ons verblijf in Florence, 23- Deur uit Bali en beeldhouwwerk uit Engelsch-Indië in de benedenzaal 24* Detail van het snijwerk op de deur uit Bali in de benedenzaal waren de prijzen, die op die boedelveilingen voor goede oude meubelen werden betaald, waanzinnig hoog. Alles werd door de talrijke Florentijnsche handelaren opgekocht en naar Amerika gezonden, waar enorme prijzen konden worden bedongen. Daarna kwam de algemeene malaise en daalden de prijzen plotseling aanzienlijk. Talrijke handelaren, die magazijnen vol met duur ingekochte meubelen bezaten, gingen failliet en moesten hun enorme voorraden publiek verkoopen. Helaas hadden wij toen geen meubels meer noodig. De prachtige kast uit Bologna, die hier in de eetkamer staat, hebben wij, evenals de nog iets grootere kast in de tuinkamer, in den duren tijd verworven. Een paar Chineesche kastjes en tafeltjes, die in de eetkamer staan, heb ik in 1917 in Batavia op de veiling van den boedel van een rijken Chinees aangekocht. Die zijn uit Batavia via Edam hier verzeild geraakt. §Q Er is een open haard in deze kamer, die ook weer bekleed is met eigengemaakte terracotta tegels en verder een kleine marmeren fontein. Aan de zoldering hangt een zelfde Venetiaansche kroon als wij reeds in de zaal hebben gezien. SI Een glazen deur geeft toegang tot de achtergalerij; een andere tot de voorgalerij. Dan is er nog een deur, die naar de beide keukens voert. Zooals het jaartal daar- 25- Uitzicht uit de benedenzaal op het voorplein boven aangeeft, is deze doorgang in 1936 gemaakt. Door een tweede prachtige Balische deur in een omlijsting van steen met het jaartal 1931 er op, betreden wij de hal weer; hier voert een steenen trap naar de eerste verdieping. Verder bevindt zich op den beganen grond nog een groote keuken, die meer dan zeventien meter lang is, waarvan de muren met witte tegels zijn bekleed en de vloeren met marmer mozaïk. Bij het aanschouwen van deze enorme ruimte komt men onwillekeurig op 26. Nieuw raam in een van de slaapkamers aan de westzijde van het woonhuis de gedachte, dat hier voor die vroegere bisschoppen zeker wel geweldige feestmaaltijden zijn bereid. Dan is er een steenen diensttrap, die tot boven in het huis voert; een ruimte voor brandstoffen en een andere waar de ketel van de centrale verwarming van de eerste verdieping staat. In den zuidelijken uitbouw, tusschen 27* Eenige van de kunstschatten uit Bali in een vitrine in de benedenzaal de voorgalerij en de voorpoort, liggen nog een slaapkamer, een provisiekamer, een eetkamer en een keuken van het personeel. 83 HET SOUSTERRAIN 83 Vroeger voerde een steenen trapje uit de hal naar het sousterrain. Dat trapje is grootendeels nog aanwezig, doch één van de vorige eigenaren van de „Riposo” heeft het trapgat dichtgemetseld. Waarom is mij niet duidelijk. Op plattegrond 36 is het restant van de trap aangegeven. Ik heb nog geen gelegenheid gehad om de verbinding weer tot stand te brengen, doch ben wel van plan dat te doen. Nu is het sousterrain alleen van buiten af te bereiken. De ingang bevindt zich in een galerij van bijna dertien meter lengte, die onder de slaapkamers en de badkamer, waar wij zooeven zijn geweest, is gelegen. 83 Deze benedengalerij is voor het grootste gedeelte in de jaren 1927, 1928 en 1937 2§. Eén van de zeldzame weefsels, die de lichte wanden der kamers versieren gebouwd. De steenen vloer, de steenen tafel, de muren, alles is nieuw of vernieuwd. De toegang aan de zuidzijde bestaat uit een zware zeventiende-eeuwsche poort, die vroeger onder in den tuin stond. Deze heb ik in 1927 gesloopt, op een kar, die met twee ossen was bespannen, naar boven laten zeulen en hier weer opgebouwd. SI Ook de geheele gevel, waarin die poort nu staat, is evenals de gevel aan de noordzijde in dat jaar ontstaan. Vóór deze gebouwd werden, zijn de fundeeringen van het bestaande gebouw geheel ontgraven en met betonstortingen versterkt. Van de nieuwe ramen is er één te vinden op foto 35. Zooals men daarop kan zien, is de gevel uit natuursteen opgetrokken; banden van roode baksteen zorgen voor eenige afwisseling. Links en rechts zijn twee interessante Etruskische borstbeelden, die van aschurnen afkomstig zijn, ingemetseld; onder het raam een Romeinsch grafreliëf met een man en een vrouw erop. De Etruskische borstbeelden zijn in Fiesole gevonden, evenals nog eenige aschurnen, die wij zoo aanstonds zullen zien; zij zijn een tweeduizend jaar oud. De grafsteen stamt uit den tijd, die gelegen is tusschen het einde der republiek en den aahvang van den keizertijd, dus tusschen ongeveer vijftig vóór Christus en ongeveer honderd jaar daarna. Ook in de galerij zijn nog talrijke aardige fragmenten, zoowel Etruskische als Romeinsche, ingemetseld. Zoo o.a. een Romeinsche stempelafdruk in een stukje 29. De groote nieuwe schouw in de tuinkamer terracotta (zie teekening 38), dat ik in den tuin op een puinhoop heb gevonden. Het is vermoedelijk een gedeelte van een dakpan. In den ronden stempel staat te lezen: AUGUST. N. OP. DOL EX PR. DOM. FOR. DOMITIANARU. FIG. Dit zijn een reeks afkortingen voor: AUGUSTI NOSTRI OPUS DOLI ARE EX PRAEDIS DOMINICIS FORNACE DOMITIANARUM FIGLINARUM. In het midden van den stempel een links kijkende arend met uitgespreide vleugels. Dit is de stempel of het fabrieksmerk van één van de grootste steenbakkerijen uit den Romeinschen keizertijd, die tevens keizerlijk eigendom was, en wel van die van de Figlinae Domitianae. Deze steenfabriek was in bedrijf gedurende de geheele tweede en het begin van de derde eeuw. Er zijn een twintigtal van deze stempels bekend; eenige daarvan zijn te vinden in de Thermen van Caracalla, andere in de Thermen van Agrippa, die achter het Pantheon te Rome zijn aangebouwd. Onze stempel stamt uit den tijd van Commodus, 180—192 na Chr., of uit het begin van de regeering van Septimus Severus, 193—221 na Chr. 83 Teekening 37 laat een gedeelte zien van den muur, dien ik in den zomer van 1937 heb ontworpen en gebouwd. Voordien was hier een blinde muur met een groote vierkante schuurdeur. De ruimte daarachter, die net zoo groot is als de zaal, die daar boven ligt, diende tot bergplaats voor olie en wijn en andere producten, die de boerderij vroeger opleVerde. Daar is later een stuk afgenomen voor kolenbergplaats en voor het onderbrengen van een ketel van een centrale verwarming. Daar er alleen maar een deur en geen enkel raam in den muur was, was het in de groote bergplaats stikdonker. Dat is nu veel verbeterd. De schuurdeur is vervangen door een poort met een smal raam er naast, terwijl er verder nog twee ramen zijn aangebracht. Eén van die ramen is op de teekening te zien; ook één van de beide steenen leeuwen, die den toegang tot het onderhuis bewaken. §3 Op de volgende teekening (39) is de noordelijke toegang, of uitgang, van de benedengalerij afgebeeld. De groote vaas en de rotsblokken op den voorgrond behooren bij een fonteintje, dat in 1928 tegen den westgevel, onder de boogramen van de tuinkamer, is gebouwd. De vaas met het voetstuk is van 1927. Voor het nazien en versterken van de fundeering daar ter plaatse moest er een diep gat worden gegraven; dat heb ik gebruikt om er een fonteinbak in te metselen. 83 jo. Hindoe-Javaansche aschurn van trachiet 3i. Uitzicht uit de achterzaal op een mistigen dag 32. Stilleven. Varken uit Bali, tooneelmasker uit Japan, Etruskische leeuw en vrouwtje van Midden-Timor Teekening 40 geeft deze nieuwe fontein te aanschouwen. Het zandsteenen beeldje, dat tegen den muur staat, is zestiende-eeuwsch. Het is uit Holland afkomstig en heeft gedurende enkele jaren den voorgevel van de woning van onzen tuinman in Edam versierd 20). Als herinnering aan onzen Edamschen tijd heb ik het naar Florence medegenomen. Het stelt Flora voor. Het water spuit uit een fraai oud masker in een marmeren, vroeg Christelijken, sarcophaag; die vroeger achter het huis stond, vóór dat ik daar het zwembassin had gebouwd. Op teekening 41 staat deze sarcophaag nog op haar vorige plaats. SI HET ACHTERPLEIN sa Nu gaan wij nog even een kijkje nemen achter het huis. Wat wij het achterplein noemen stond vroeger vol groote boomen, als cypressen, ceders, laurieren en een zware magnolia. Daar heb ik al gauw een geduchte opruiming onder gehouden, om onze achterkamers wat meer licht te verschaffen, zooals ik reeds eerder heb verteld. Alleen de groote magnolia was voorloopig blijven staan. S3 4 33* De hal, gezien uit de tuinkamer. In de verte de groote bloempot op het voorplein 33. De hal, gezien uit de tuinkamer. In de verte de groote bloempot op het voorplein Daarna heb ik een leelijk gedeelte van het achterhuis gesloopt en in de plaats daarvan een steenen trap en een portaal gebouwd. Dit alles gebeurde reeds in het eerste jaar van ons verblijf op de „Riposo”. Deze nieuwbouw is op teekening 43 afgebeeld. De trap voert naar de eerste verdieping, naar de groote keuken op den beganen grond en tevens naar een buitendeur aan den Via Vecchia Fiesolana, die hier een paar meter hooger ligt dan ons achterpleintje. Dit geheele gebouwtje is opgetrokken uit steenen en bouwfragmenten, die ter plaatse zijn gevonden; alleen de steenen traptreden zijn nieuw. SI DE ACHTERGALERIJ SI Op foto 44 is de nieuwe achtergalerij te zien, die in 1928 tegen de achterzijde van de eetkamer is gebouwd. Daar deze kleine loggia op het noorden ligt, zoeken wij hier onze toevlucht als de felle zomerzon de zuidelijke voorgalerij blakert. SI Op het lage muurtje, dat de ruimte omsluit, staan twee Etruskische aschurnen. De deksels vertoonen den gebruikelijken vorm van een ineengedrongen figuur, die de of den overledene moet voorstellen, waarvan de asch in de urn wordt bewaard. Deze urnen, en ook nog eenige andere, die op de Riposo aanwezig zijn, zijn echter leeg. Aan den witten achterwand is een kleine marmeren buste van Homerus op een oud kapiteeltje aancrebracht. SI In de beide korte zijmuren, die op de boven genoemde foto niet zichtbaar zijn, zijn verschillende gebeeldhouwde steenen ingemetseld, o.a. een fraai ovaal reliëf in natuursteen, dat een madonna met bambino voorstelt. Dit zal wel zestiende-eeuwsch werk zijn. Daaronder een fragment van een opschrift in steen uit 1477* De letters zijn van een bijzonder sierlijken vorm. Links ontbreekt een gedeelte. Zoover de vijf regels aanwezig zijn, luiden deze: . . . .MAGNIFICI. DOMINI. ANDREE. DECO ,.. .MANTVA . EQVITIS. ET. COMITIS.... CIE. CAPITANEI. MENSIBUS. SEX CIMA. IANVARIMCCCCLXXVII ETVAM. REL MEMORIANI. 34. De jonge Boeddha. Beeld uit Burma Deze laatste NI moet een M wezen en ETVAM zal wel PERPETVAM zijn geweest. Maar wat er verder aan dit opschrift ontbreekt is mij niet duidelijk. SI Aan den tegenovergestelden wand zien wij een gevelsteen met een trotschen haan er op; onder den haan de drie letters S. M. B. Dit is een afkorting voor Santa Maria 3S- Gedeelte van den nieuwen westgevel Bigallo. Eeuwen geleden stond er buiten Florence op vijf mijl afstand, een klooster, tevens hospitaal en weeshuis, Santa Maria Bigallo genoemd, daar het aan den Via Galli was gelegen. Deze weg heette naar de familie Galli, die daar, bij Fonte Viva, aan den hoofdweg naar Arezzo reeds eeuwen lang had geleefd. In de vijftiende eeuw werd de stichting naar Florence overgebracht onder den naam van Orfanotrofio del Bigallo. Daar is deze nog steeds, aan de Piazza di S. Giovanni, tegenover het Battistero. Op den hoek van den Via Calzaioli heeft het een kleine sierlijke loggia. Deze is in 1352—58 gebouwd en in 1480 door het klooster overgenomen. Door schenkingen verkreeg de stichting nog verschillende andere gebouwen in de stad; in elk daarvan werd een steen met een haan er op en de letters S. M. B. aan gebracht. Van het gesloopte klooster of van één van die vele stadsgebouwen moet onze steen afkomstig zijn. SI Daaronder is het reliëf in terracotta aangebracht, dat op foto 45 is afgebeeld. Dit stelt mij zelf voor, gezeten op een fiets. In 1904, toen ik voor het eerst Bali bezocht, had ik een fiets medegebracht. Dit was de eerste op dat eiland. Als ik daar, in de avondschemering, langs den zacht glooienden weg van Singaradjanaar de kust reed, verwekte de vreemde, geluidloos voortsnellende verschijning een geweldige opschudding onder de vol ontzetting op zijde stuivende inlanders. Geen wonder dat zij deze zonderlinge vertooning hebben afgebeeld in één van hun tempels, n.1. in den Poera Medoewekarang te Koeboetambahan aan de noordkust. Het terracotta reliëf boetseerde ik in 1929 naar een groote duidelijke foto in de Berliner Illustrirte Zeitung van 15 Juli 1928. (Zie ook het nummer van hetzelfde tijdschrift van 2 September 1928). Verwonderlijk knap heeft de Balische beeldhouwer het voor hem zoo vreemde voertuig afgebeeld en in het Balische ornament opgenomen. Hoe snel zoo’n fiets gaat, moet blijken uit de twee honden tusschen de wielen: die hebben niet eens tijd gehad om aan het voortsnellende monster te ontsnappen! Sï Van 7 Januari tot 4 April 1937 was ik voor de vijfde maal op Bali. Toen heb ik nogmaals een bezoek aan genoemden tempel gebracht, omdat de heer A. Mörzer Bruyns, employé bij de K.P.M., mij vertelde, dat ik op het bekende reliëf op een lotus reed, hetgeen ik niet wilde gelooven. Daar hij dit volhield, ben ik op 2 April er eens heen gegaan, en heb uit Boeleleng een fotograaf, Lok Kon Sang, een Chinees, medegenomen om een opname te maken. Die is op bladzijde 63 gereproduceerd. 36. Plattegrond van het sousterrain En zooals men ziet, de heer Bruyns had gelijk. Het achterwiel van de fiets is in een lotus veranderd en de spaken van het voorwiel door een ornament vervangen. In 1917 is de tempel door een aardbeving, die heel Bali zwaar heeft geteisterd, gedeeltelijk verwoest en werd ook het reliëf beschadigd. Het is pas jaren later hersteld en voor een groot gedeelte opnieuw gehakt, zooals op foto 46 te zien is. De achterband, een groot deel van het frame, de vork en zoowat de geheele ketting zijn verdwenen; ook mijn achterhoofd en een gedeelte van mijn hoofddeksel is weg. §3 37. Een gedeelte van den nieuwen muur in de benedengalerij ■■ Verder zijn daar nog eenige fragmenten van Romeinsch beeldhouwwerk ingemetseld, ook een klein stukje terra cotta, dat ik, evenals het fragment, dat wij vroeger bespraken, in den tuin heb gevonden. Daarop staan twee Romeinsche stempelafdrukken. Op den eenen lezen wij: CN . CN . DOM LUC . ET TUL. Dit zijn afkortingen voor: GN.CN.DOMITIORUM LUCANI ET TULLI. Op den anderen staat: C. AUTRONI en tusschen een krans en een palmtak SOTADAES. De eerste stempel is het fabrieksmerk van een oud-Romeinsche steenbakkerij van de gebroeders CN. DOMITIUS LUCANUS en CN. DOMITIUS TULLUS. De tweede stempel geeft 3g Stempel van een Romeinsche steenbakkerij aan dat het voorwerp, hetzij een tegel, een dakpan of wat anders, vervaardigd is onder leiding van den werkbaas CAIUS AUTRONIUS SOTADA. De gebroeders Domitius, Lucanus en Tullus, die te Rome woonden, waren de aangenomen zonen en erfgenamen van een rijken steenfabrikant, Cn. Domitius Afer, die in 59 na Chr. stierf. Zij stonden bekend als het toonbeeld van broederlijke eendracht en zijn als zoodanig door Plinius bezongen en vergeleken bij Castor en Pollux. Hun eensgezindheid strekte zich over alles uit, zoowel over bezittingen als vermogen, tusschen hen bestond er volmaakte gemeenschap van goederen en belangen. ® Domitius Lucanus, de oudste, huwde een dochter van Curtilius Mancia; zij kregen één meisje, Lucilla. Schoonvader Mancia schijnt echter over schoonzoon Lucanus weinig gesticht te zijn geweest, daar hij in zijn testament bepaalde, dat zijn kleindochter Lucilla alleen dan van hem zou erven, indien Lucanus als vader van haar afstand deed. Mancia had echter niet gerekend op de eensgezindheid der beide broeders. Lucanus deed afstand van zijn dochter en zijn broer Tullus nam haar als dochter aan, zoodat het meisje van haar grootvader erfde en toch evengoed bij haar vader bleef, daar de broers bij elkaar woonden. Lucanus schonk zijn vermogen aan Lucilla, door bij zijn dood, in ’t jaar 93, zijn broer tot erfgenaam te benoemen, wel wetende dat deze haar het erfdeel niet onthouden zou. Toen ook Tullus stierf, vermoedelijk in 108, was Lucilla ook van haar tweeden vader de hoofderfgenaam, zoodat zij toen heel rijk moet zijn geweest. ® Daar Lucanus in 93 stierf en de twee gebroeders pas na den dood van Afer in 59 in het bezit van de steenfabrieken kwamen, zoo moeten de stempels met de namen 39- De noordelijke toegang tot de benedengalerij van de twee gebroeders stammen uit de jaren 59 tot 93 na Chr. Deze stempelafdrukken zijn zeer zeldzaam. Er zijn slechts enkele bekend, o.a. in het paleis van de Vestaalsche maagden op het Forum Romanum te Rome. Eén exemplaar bezit het Duitsche Archeologische Instituut te Rome, een ander het Museum te Ancona. SI mBjm 40. Nieuwe fontein tegen den westgevel Verder zijn er in den buitenmuur van de achtergalerij en in de muren van het nieuwe trappenhuis nog talrijke fragmenten van Romeinsch, Etruskisch en middeleeuwsch beeldhouwwerk ingemetseld. Doch dat kan ik hier niet allemaal vermelden. HET ZWEMBASSIN SI Zwemmen heb ik mijn heele leven gedaan. In Haarlem, als jongen, in de Zweminrichting van Sprenger, in het Spaarne, of bij Zandvoort in zee. Toen wij op „De 4i. Het achterplein, vóór dat het zwembassin was gebouwd 42. Boomen hakken op het achterplein 43. Steenen trap aan de achterzijde van het woonhuis Zwerver” woonden, dook ik vaak zoo maar uit het huiskamerraam in het ons omringende water, zelfs wel midden in den winter. En in Edam was er natuurlijk ook volop gelegenheid in de plassen en kanalen in de buurt en in de Zuiderzee. Maar op de „Riposo” hadden wij alleen maar eenige kleine bassins om in te ploeteren. Dat viel ons wel erg tegen. Tot, op een goeden dag, in 1928, ik ineens het besluit nam om een eigen zwembassin aan te leggen. Het open stuk achter ons huis, waar wij veel boomen hadden geveld om licht in de tuinkamer te bekomen, leek mij daar juist geschikt voor. SQ Ik liet werklui komen en wij begonnen met het graven van een grooten kuil, acht meter breed langs de achterzijde van het huis en ongeveer twaalf meter lang. Maar dat graven viel lang niet mee, want de grond was zoo hard als een kei. Met houweelen moest alles eerst worden bewerkt vóór het mogelijk was om den grond in kruiwagens 44* De nieuwe achtergalerij te laden en weg te brengen. Ook was het nog een heel probleem waar wij den uitgegraven grond moesten laten, want het was een heele berg. Weken lang zijn wij met het maken van het groote gat bezig geweest. §3 Om de zware bassinmuren behoorlijk te kunnen fundeeren, was het noodig zoo diep te graven tot den vasten rotsbodem was bereikt. Aan de zijde van het nieuwe trappenhuis was dit reeds op twee meter het geval, maar aan de andere zijde, aan den tuinkant, waren wij genoodzaakt bijna zes meter diep te gaan. Toen pas konden wij beginnen met het metselen van de zware muren en het leggen van den bodem van beton. 24 November werd de terracotta leeuw op het fonteintje neergezet, dat het bassin van helder bronwater voorziet en op 28 November werden de twee witmarmeren beeldjes tegen den achtergevel opgesteld. Het zwembassin was gereed. Maar van zwemmen kwam er dien winter niets meer. Een paar maanden later, in Februari 1929, was het bassin dichtgevroren en reden wij op kunstschaatsen kringetjes op het tien centimeter dikke ijs. Maar dat is later gelukkig niet meer voorgekomen. Wel hebben wij eiken zomer, gedurende een maand of zes, heel wat genoegen beleefd van onze zwemgelegenheid, al is die dan ook maar beperkt van omvang. De afmetingen zijn zeven meter bij tien vijftig; de diepte is twee tot twee en een halve meter. §3 DE EERSTE VERDIEPING SI Het belangrijkste op de eerste verdieping zijn de groote zaal en de ruime terrassen. De zaal, die net zoo groot is als de benedenzaal, heb ik in 1936 als atelier in gebruik genomen. In den noordmuur is, in de plaats van een kleine deur, een groot raam aangebracht om voldoende licht te hebben bij mijn werk. In 1937, in den zomer, 45. Copy in terracotta yan een reliëf in een tempel op Bali 46. Het reliëf in den Poera Medoewekarang in Koeboetambahan op Bali zooals het er tegenwoordig uit ziet nauwelijks terug van mijn laatste reis naar Bali, heb ik een nieuwen toegang tot het atelier gemaakt, daar het voordien alleen mogelijk was dit te betreden door één van de twee kamers ten oosten daarvan. Op plattegrond 51 komt de gang, die nu tusschen beide genoemde kamers loopt, nog niet voor. Aan de atelierzijde is de nieuwe gang afgesloten door weer een prachtig bewerkte houten deur van Bali in steenen omlijsting, die geflankeerd wordt door twee zeldzame Hindoe-Javaansche beelden uit de negende eeuw. Een fraai bewerkte houten zoldering en een open schouw trekken verder nog de aandacht. SI De kamer ten westen van de zaal, met een aardige porceleinen kachel, is nu mijn slaapkamer. Deze had leelijke openslaande deuren, die ik, eveneens in 1936 door een raam met een steenen kolommetje in het midden, heb vervangen. SI Op teekening 53 ziet men een gedeelte van het terras aan de zuidzijde van de eerste verdieping; dit gedeelte is overdekt, de rest geheel open. Hier heeft men een 47' Het nieuwe zwembassin 52. Het nieuwe raam in het groote atelier op de eerste verdieping omkleed met een zware vacht van nieuwe bladeren. Dit waren breede, haast vierkante bladeren en geen sikkels; dien vorm krijgen zij pas later. De boomen zagen 53- Uitzicht van de nieuwe loggia op de eerste verdieping er uit als in den winter, in het noorden, boomen er uit zien waarvan de stam dicht met klimop is begroeid. Ook de mimosa’s liepen weer uit, doch maar matigjes. Van bloeien is weinig gekomen dat voorjaar. §3 Op teekening 71 ziet men drie eucalyptusboomen, zooals die er in April 1926 uitzagen. Op den voorgrond een stuk van den muur, die één van de korte zijden van de tennisbaan begrenst; daarboven overdadig bloeiende blauwe regen. Statig steken de forsche eucalypten af tegen den donkeren achtergrond van cypressen. §3 Op teekening 69 is één van deze drie eucalypten afgebeeld met dood gevroren takken en met nieuwe loten, die, dicht opeen, rondom den zwaren stam zijn uitgebot. Zoo zag deze boom eruit in den zomer van 1928. Die zomer was buitengewoon droog. Een half jaar lang regende het zoowat in het geheel niet. De tuin had er geducht 54- Stilleven in het atelier en uitzicht over den tuin (Zie aanteekening 21) SS- Nog een stilleven in het atelier. Chrysanten uit den tuin, een ruiter uit China en een hond uit Borneo van te lijden. En die ongunstige zomer werd gevolgd door den fatalen, langen en en uiterst strengen winter van 1928 op 1929. §Q De eerste dagen van Januari was het nog prachtig weer, hoewel het langzamerhand 56. In het atelier aan het werk kouder begon te worden. Den elfden begon het te vriezen; spoedig was al het water in den tuin met ijs overdekt. Op den morgen van den zestienden lag er een flinke laag sneeuw, twintig centimeter dik. Op 19 Januari vroor het zes graden Celsius. Den vijf en twintigsten viel er weer sneeuw. Daarna begon het weer te vriezen, dan wat harder, dan wat minder hard. Op twaalf Februari sneeuwde het den geheelen dag en woei het geducht, ook op den dag daarop. Bovendien vroor het tien graden.Op de hellingen in den tuin hebben mijn jongste dochter en ik ons in skiloopen geoefend, wat voor ons een nieuwe ondervinding was; ook hebben wij op het miniatuur ijsbaantje achter het atelier schaatsen gereden. Het ijs was tien centimeter dik. De sneeuw bleef eenige weken liggen. §3 Teekening 49 geeft een gedeelte van het bassin achter het atelier te zien, op 14 Februari 1929, onder de hoog opgewaaide sneeuw van de twee vorige dagen. Pas op 57- Uitzicht van het noordelijke terras op den Monte Rinaldi 24 Februari trad de dooi voorgoed in. Tot half April lag er nog sneeuw op de bergen rondom Florence. 83 Die vorstperiode, die dan nog heel wat meer straordinario was dan het wintertje in 1926, heeft onzen tuin nog weer eens opnieuw deerlijk gehavend. Niet alleen dat alle nieuwe loten aan de stammen der eucalyptusboomen bevroren, maar de boomen waren nu ook dood, zoodat er niet anders overbleef dan ze te laten omhakken. Wat mij heel erg speet. In Rome, waar wij geen tuin hadden, en waar in den omtrek veel eucalyptus groeit, was één van mijn wenschen nog eens een tuin te bezitten met een paar van die schilderachtige boomen. En hier hadden wij er nu zooveel. Daar was ik heel trotsch op. En nu was er van al die pracht niets meer over! 83 Ook in heel den verren omtrek van Florence was geen enkele eucalyptus gespaard gebleven. Onze mimosa’s waren morsdood, bijna alle palmen, agaven, cacteëen, citroenboompjes, wilde bananen, etc. etc. De hooge gesnoeide cypresheggen hadden geducht geleden, evenals de laurierhagen; zelfs de olijven en nog vele andere gewassen. Maar de steeneiken, de populieren, de linden en de groote cypressen schijnen van de vorst geen hinder te hebben gehad. Het is te hopen, dat we voortaan van dergelijke droge zomers en zulke strenge winters verschoond blijven, want anders zou er, vrees ik, van ons aardsch paradijsje ten laatste niet veel over blijven, en zou het meer op een ,,paradise lost” gaan gelijken. 83 In Mei 1929 hebben wij zes doode cypressen laten omhakken en één zijde van een eucalyptuslaan, namelijk vijf en vijftig hoornen. In Augustus kwamen de palmen aan de beurt, daar die geen enkel teeken van leven meer vertoonden. Het omhakken van de prachtige eucalypten bij het ronde vijvertje had ik nog wat uitgesteld, in de hoop dat ze misschien toch nog zouden herleven; maar die hoop bleek ijdel, zoodat ook deze onder de bijl kwamen te vallen in September 1929. De eucalyptus op teekening 69 was vier en twintig meter hoog en op één meter boven den grond vier en vijftig centimeter in doorsnede. Toch was die reus nog geen twintig jaar oud. Toen kwam ook de andere zijde van het zooeven genoemde laantje aan de beurt; op twintig September lagen alle eucalypten ter aarde, honderd en tien stuks. De langste mat twee en dertig meter; die zwiepte in zijn val met een langen tak door een hooge heg van geschoren cypressen en reet er een bres in, die eenige jaren noodig heeft gehad om weer dicht te groeien. 83 De houthakker, die onze boomen velde, vertelde, dat hij met zijn helper reeds ver over de duizend eucalypten had gehakt. De zwaarste daarvan had in een klein stadstuintje in Florence gestaan. De eigenaar van dat tuintje had dien boom zelf gepoot, vijf en veertig jaar geleden. In al die jaren was er dus zoo’n strenge winter niet geweest als die van 1928 op 1929. De stam had een doorsnede van één meter twintig; de boom leverde zeventig quintalen, dat is 7000 kilo, brandhout op. 83 Uit enkele wortels Van onze doodgevroren eucalypten zijn in het volgend voorjaar loten ontsprongen; dat zijn nu al aardige boompjes van ongeveer vijftien meter 58. Krishouder van Bali 59- Ontwerp van den toegang tot het hoogste zuidelijke terras hoogte. Die kunnen dus weer gedijen tot stevige reuzen .... tot een strenge vorst daar weer een einde aan maakt. 83 Gelukkig zijn we verder van zulke strenge winters verschoond gebleven. Wel heeft het eiken winter wat gevroren en is er af en toe ook sneeuw gevallen, zooals op teekening 66, gemaakt op elf Februari 1932, te zien is. Toen bogen de ranke cypressen hun dik bepoeierde kruinen tot op de aarde en bezweken de palmenheggen haast onder hun witte vacht. Ook in Februari 1935 lag er minstens tien centimeter sneeuw. Het klimaat van Florence, des winters, is lang niet zoo zacht als wij hadden gedacht. 83 Naar mijn meening is het erg jammer dat het schoone Toscaansche landschap van eucalypten is beroofd. Maar niet iedereen deelt mijn liefde voor deze schilderachtige boomen, zooals ik bemerkte bij het lezen in een reisbeschrijving van ,,01d Calabria” door Norman Douglas. Die heeft het ergens over een laan van eucalypten in een klein plaatsje in Calabrië. 22) 83 „Detesting, as I do, the whole tribe of gum trees, I never lose an opportunity of saying exactly what I think about this particularly odious representative of the brood, this eyesore, this grey-haired scarecrow, this reptile of a growth with which a pack of misguided enthusiasts have disfigured the entire Mediterranean basin. They have now realized that it is useless as a protection against malaria. Soon enough they will learn that instead of preventing the disease, it actually fosters it, by harbouring clouds of mosquitoes under its scraggy so-called foliage”. ,,A single eucalyptus will ruin the fairest landscape. No plant on earth rustles in such a horribly metallic fashion when the wind blows through those everlastingly withered branches; the noise chills one to the marrow; it is like the sibilant chattering of ghosts. lts oil is called „medicinal” only because it happens to smell rather nasty; it is worthless as timber, objectionable in form and hue-objectionable, above all things, in its perverse, anti-human habits”. Verder heeft hij het over „their manifold iniquities, their diabolical thirst, their demoralizing aspect of precocious senility and vice, their peeling bark suggestive of unmentionable skin diseases”. Douglas zou de vorst, die onze eucalypten vernietigde, zeker hebben gezegend, en was hij eigenaar van de „Riposo”, dan zou hij de nieuwe boompjes wel dadelijk hebben omgehakt. Maar ik ben heel blij met mijn vier eucalypten en ik hoop dat mijn opvolger mijn liefde yoor deze boomen zal deelen. §3 IN DEN TUIN 6 DE MIDDENALLEE SI Teekening 60 geeft in drie gedeelten een doorsnede van de middenallee van het woonhuis tot aan de ronde fontein, van daar tot aan het groene ovaal en ten laatste van het groene ovaal tot aan de onderste fontein. De lengte van deze laan, die den geheelen tuin in twee gedeelten verdeelt, is bijna twee honderd dertig meter, het man, en ik ook, geweldig het land aan de kippen, die, met hun eeuwigdurend gewroet, veel schade in den tuin aanrichtten. Wij hebben nu nog alleen maar één mooie witte hond, Gianina, een teef, een vriendelijk trouw beest, dat op Ceylon is geboren. Wij hebben haar, met een broer, gekregen van een officier van het Engelsch Indische leger, die beide honden, als jonge diertjes van enkele weken, uit Indië had mede gebracht. Dat is nu zeven jaar geleden. Ook die hebben ons heel wat onaangenaamheden bezorgd. Zij waren zacht als lammeren als er geen kater of poes in de buurt was, maar veranderden in wilde verscheurende dieren zoodra zij maar vermoedden dat er zoo’n aartsvijand in den tuin te betrappen vief Dan stoven zij gelijk een wervelwind weg om meestal met bebloede koppen terug te keeren. Wij wisten dan wel hoe laat het was en gingen naar het slachtoffer zoeken om het te begraven. Dan duurde het niet lang of daar kwam alweer een of andere buurdame bij ons informeeren of wij haar snoezige katje niet hadden gezien. Zij kon het nergens vinden! Ten einde raad hebben wij Darby, zoo heette broerlief, laten afmaken, hetgeen ons wel erg aan het hart ging, want het was een prachtig beest. In haar eentje doet Gianina niet meer aan de kattenjacht. ÖQ 72. Bloeiende blauwe regen bij den toegang tot de tennisbaan 73- De op io Februari 1933 ingestortte oostelijke muur van de tennisbaan verval ongeveer zeven en dertig meter. Het onderste gedeelte van den tuin ligt 44.50 meter lager dan de voorpoort. Het eerste gedeelte is omzoomd met palmenleggen, waar langs, aan de buitenzijde, hooge cypressen staan. Zoowel teekening 65 ils 66 geeft het begin van de middenallee in sneeuwkleed weer. Aan het begin 7 8i. Plattegrond van de onderste fontein vaart gespeeld en geleek meer op ,,ping-pongen”. Toch hebben wij nog zeven jaar lang veel genoegen van die oude baan beleefd. Tot op een vroegen morgen, het was io Februari 1933, ik tot mijn ontsteltenis gewaar werd, dat het grootste gedeelte van den langen zijmuur in puin op de baan lag. Een stuk van vijfentwintig meter lengte en meer dan drie meter hoogte was des nachts voor den druk van het erachter liggende terrein bezweken, vermoedelijk als gevolg van de vele regens in den afgeloopen winter. Op teekening 73 vindt U de ruïne afgebeeld. 81 Drie dagen later begon ik aan het opruimen van het puin en de neergestortte aarde; begin April was de baan weer bespeelbaar en begin Mei was al het metselwerk gereed. Niet alleen was de gevallen muur weer opgebouwd, en nu heel wat steviger, doch tevens was de baan zes meter langer gemaakt. Dat was een heele karwei geweest, want daarvoor moest de muur aan een korte zijde (die op teekening 71 is te zien) worden gesloopt en de grond daarachter over een oppervlakte van honderd vierkante meter worden afgegraven tot op het niveau van de baan. Dat afgraven viel lang niet mee. De bovenste laag van ongeveer een meter aarde was betrekkelijk gauw verwijderd, hoewel de grond hier zeer hard is en met houweelen moet worden bewerkt. Daarop volgde een laag galestro of half verweerde rots, die al veel moeilijker te bewerken is en ten laatste kwam de rots te voorschijn, uit harde mergels bestaande, dat is een overgangsgesteente tusschen kleischalie en kalksteen, die met beitels en voorhamers moest worden verbrijzeld. Bij dit werk kwamen talrijke loodzware harde knollen te voorschijn, van de grootte en den vorm van aardappelen, bestaande uit Baryt 2S). Op teekening 75 is een gedeelte van de nieuw opgetrokken muren te zien; die zijn, in den hoek, vier en een halve meter hoog. Daarop staan kolommen die van half ronde baksteen zijn gemetseld en een dicht dek van blauwen regen schragen. In den korten muur zijn nissen aangebracht die bestemd zijn voor het opbergen van rackets en ballen. De steenen omlijsting daarvan draagt het jaartal 1933. Op teekening 74 is de toegang tot de baan afgebeeld, benevens een deel van den nieuwen langen muur. 83 Een rustieke trap, gevormd door uit den muur uitstekende ruwe stukken steen, voert naar een, juist in het verlengde van het net gelegen zitje voor den scheidsrechter. De netpalen zijn, en dat zal wel niet veel voorkomen, niet van hout, doch van natuursteen. Verder zijn de muren versierd met groote terracotta vazen en een steenen kolom met de drie kruizen van het Amsterdamsche wapen er in gebeiteld, als een herinnering aan mijn geboortestad. &3 BOOMGAARD EN DRUIVENPERGOLA M Langs de tennisbaan loopt de derde dwarsweg, waarvan het stuk tusschen middenallee en lindenlaan aan beide zijden omzoomd is door een border van roode roosjes en blauwe iris, hetgeen in het voorjaar een prachtig effect oplevert. Een deel van dezen weg is afgebeeld op teekening 94. Hier heeft men het uitzicht op den meer dan honderd meter langen wand van hooge donkere cypressen, die den tuin in twee gedeelten verdeelt. S3 Deze groene wand is als een enorme vestingmuur, die met kanteelen is bekroond, terwijl de in het midden er voor liggende uitbouw van zware geschoren laurierheggen daar gebouwd schijnt te zijn om den toegang tot de vesting te verdedigen. Het 83. De onderste fontein, met wingerd omslingerd 84. Het nieuwe bassin van de onderste fontein en de vijfde dwarsweg 85. De nieuwe poort aan den Via delle Palazzine 86. Gezicht op het Mugnone-dal en den Monte Rinaldi groote grasveld tusschen den derden dwarsweg en den muur van cypressen heb ik onbebouwd gelaten om het uitzicht op dit grootsche geheel niet te schaden. Het heeft veel moeite gekost om dit open stuk te verdedigen tegen de vele aanslagen van den tuinman, die telkens weer met nieuwe voorstellen kwam om het met wijn of vruchtboomen te beplanten of op andere wijze rendabel te maken. SI De groote schoonheid van dit geheel kan echter alleen ongerept bewaard blijven door het grasveld een grasveld te laten. Ik hoop dan ook dat de gelukkige, die het voorrecht zal hebben om mij te mogen opvolgen als eigenaar van al dit moois, zich niet van de wijs zal laten brengen door tuinlui, die evenals boeren, alleen maar eigen voordeel nastreven en weinig oog hebben voor het schoone, als dat geen 87. Onder in den tuin bij den Via delle Palazzine rente afwerpt. Het veld beplanten met allerhande laagblijvende bloemen zou natuurlijk ook prachtig kunnen zijn, doch men moet bedenken, dat er voor zoo’n menigte van bloemen gedurende de droge zomermaanden een ontzaggelijke voorraad water vereischt wordt, en dat er dan al heel weinig over zou blijven om de fonteinen en vijvertjes te ververschen, want het water is hier in den winter wel overvloedig, doch des zomers, na vier of vijf maanden droogte, vloeien de bronnen maar traag. Dan moet men zuinig met water omspringen, daar dit ook moet dienen om de vele lange heggen en verschillende vaste planten voor uitdrogen te behoeden. Om diezelfde reden is de moestuin beperkt van omvang en niet van die afmetingen, die onze tuinman wel zou wenschen. Voor fonteinen interesseert hij zich niet, daar kun je niet van eten. Hij prefereert boontjes verre boven die yoor hem nuttelooze zaken. Ten westen van den derden dwarsweg liggen twee stukken van den tuin, die met vruchtboomen beplant zijn. Daar groeien appelen en peren, abrikozen en perziken; pruimen, vijgen en amandelboomen, en veel prachtige goudgele kaki’s; ook nespoli, waarvan de bloesem, in den winter, de lucht vervult met zoete geuren. Sa Dan is daar nog de nieuwe druivenpergola, die op teekening 76 is afgebeeld. Tusschen het steenen pad in het midden en de steenen palen, die het dichte dak van druiven dragen, strekken zich geschoren heggetjes uit van geurige rosmarijn, die aan het einde overgaan in randen van grijsgroene lavendel, die al even geurig is. Hoewel deze laan pas enkele jaren oud is, levert zij toch reeds een aardigen oogst van tafeldruiven in velerhande soorten. 38. Fonteintje aan het einde van de lindenlaan HET GROENE OVAAL MET DE DRIE FONTEINEN SI Wij kunnen nu terugkeeren op onze schreden en de middenallee naar beneden vervolgen tot aan het groene ovaal, doch verrassender is het, om, aan het einde van 89. In den moestuin. Bloeiende artisjok 90. Grillige agaven onder in den tuin de druivenlaan, linksaf te slaan en dan door een smalle opening in de heg het groene ovaal te betreden. Dan is men plotseling verplaatst in een groote zaal met hooge groene wanden en den blauwen hemel als zoldering. Dit is een plek van een zeldzame bekoring. SI Aan beide uiteinden van het twee en dertig meter lange pleintje staat een fontein van een buitengewoon sierlijken, doch simpelen vorm. Een ronde kolom draagt een steenen bak, waarin in het midden het water in één straal omhoog spuit; uit den bak loopt het in vier trillende straaltjes in een ronde kom, waarin, in het diep groene water, talrijke goudvischjes dartelen. Eén van deze fonteinen is te vinden op teekening 80, de andere op teekening 78, zooals deze, slechts enkele dagen nadat wij de ,,Riposo” hadden betrokken, met ijs was omkleed. S3 8 91. Bloeiende agav De fontein in het midden van het plein heb ik in 1935 gebouwd. Deze is op teekening 79 te zien. De ranke gedraaide zuil is van rood Veroneesch marmer. Aan den voet groeit Indische lotus. Op hooge stelen wiegen groote ronde bladeren van een wonderlijk groene kleur, dikke witte knoppen en groote bloemen, die zijn als van het fijnste porselein. SI Ik heb nog vergeten melding te maken van de lange steenen banken, die rondom de zaal tegen de groene wanden staan. SQ Aan de andere zijde, tegenover de plaats waar wij zijn binnengetreden, kan men het ovaal weder verlaten door een smalle opening in de heg. Doch vóór wij dit doen, staan wij nog even stil om nog wat te genieten van de lievelijke schoonheid, die dit zeldzame pleintje te genieten geeft. Fraai ook is het uitzicht, boven den groenen wand, op den met cypressen begroeiden heuvel van Fiesole, waar, op den hoogsten top, het klooster van San FranceSCO IS gelegen. SQ g2. Een bloeiende agave wordt afgebeeld Onze weg voert nu verder naar beneden tusschen geschoren palmenheggen. Links en rechts daarvan weer andere stukken van den tuin, waarvan vooral het linksche stuk, met zijn hooge zilverpeppels en eschdorens, veel weg heeft van een tuin in ons vaderland. SI Aan het einde van den weg staat een klein, met wilde wingerd begroeid, gebouwtje, dat een electrische pompinstallatie bevat. Hiermede kan het bronwater, dat in een groote gemetselde cisterne wordt opgevangen, worden opgepompt naar onze twee cisternen in de villa ,,Le Tre Pulzelle” (zie bladzijde 68) of direct in het zwembad. Dat ligt op een afstand van meer dan twee honderd meter, terwijl het hoogteverschil meer dan veertig meter bedraagt. SI Van hier gaan wij langs de grens van villa „Fontanella” naar de onderste fontein, die aan het einde van de lange middenallee op het laagste punt van den tuin is gelegen. Achter de fontein ligt villa „Torricella”. Het terrein van beide villa’s, ook van „San Michele” (zie plattegrond 61) maakten vroeger deel uit van de „Riposo”, evenals dat van ,,Le Tre Pulzelle”. De vorige eigenaar, Zürcher, verbouwde de boerenwoning van de „Riposo” tot een kleine villa en noemde deze „S. Michele”. Ook de woonhuizen van „Torricella” (Torentje) en „Fontanella” (Fonteintje) werden door hem gebouwd. Deze vier villa’s verkocht hij 26). Zijn plan was om ook op het terrein, ten plaatsen in den tuin, sedert eenige jaren alle groene blaadjes verloren en de struiken zien er uit of zij dood zijn. Voor dien tijd bleef alle bamboe het geheele jaar door groen; prachtig stak het fijne gebladerte af tegen de donkere cypressen en steeneiken. Maar in 1936 is plotseling alle bamboe aan het bloeien gegaan. Dit is een zeldzame gebeurtenis, die maar eens in ongeveer vijf en zeventig jaar schijnt voor te komen, maar dan ook over heele landstreken tegelijk. Bloeiende bamboe levert lang geen fraai schouwspel op, zooals men allicht zou denken; integendeel maakt de plant dan een naargeestigen doodschen indruk, daar al het groen ontbreekt. SI In 1936 en 1937 zijn er geen bamboespruiten of loten uit den grond opgekomen, zooals andere jaren, in de maanden April en Mei, altijd het geval was. In 1937 hebben wij een groot aantal zaden uitgezaaid; daarvan zijn er een twintigtal opgekomen. Die plantjes zijn nu een halve meter hoog. Dit is Bambusa mitis Poir. Ook heeft de bamboe zich hier en daar zelf uitgezaaid. In 1936 heb ik uit Holland een polletje grootbladige bamboe medegebracht en bij het zwembassin gepoot. Dit is Arundinaria Japonica Sieb. Z. Deze is niet gaan bloeien. . HET ROZENPRIEELTJE ^ Aardig is ook het zitje, een rozenprieeltje, even verder op, dat foto 97 te aanschouwen geeft. Dit bestaat uit een ommuurd terrasje, waarvan de muren leelijk verzakt en gebarsten waren. In 1935 heb ik, aan drie zijden, de steenen borstwering gesloopt, de terrasmuren versterkt met een gordel van gewapend beton, en de borstweringen opnieuw opgetrokken in den zelfden geest, met boogjes van terracotta, als de balustrade van het nieuwe terras naast den stal. SI Door een pergola, met rozen begroeid, ten laatste aangeland op het pleintje, waar wij onzen tocht door den tuin hebben aangevangen, gaat de zon juist onder achter verre heuvelenreeks. Scherp steken de sierlijke silhouetten van ceders en cypressen af tegen de laatste lichtende stralen. ® Talrijke zwaluwen scheren in sierlijke zwenkingen door de vallende duisternis; vleermuizen vladderen boven de toppen van ceders en cypressen op zoek naar voedsel. Op blz. 83 tot 95 heb ik u verteld van al onze huisdieren en hoe dat legertje is geslonken tot één hond. Maar toch komt er nog allerlei gedierte voor op onze bezitting, zooals slangen, reusachtige padden, zoo groot als een pet, gewone padden en verschillende kikkersoorten, die kwaken en zingen, schildpadden, egels en hagedissen, gekko’s en schorpioenen en wat al niet meer. Ook vele vogels zoeken bij ons een toevlucht voor de talrijke jagers, die, voor een groot deel van het jaar, de heele omgeving, ja heel Italië, van al wat maar vliegt pogen te berooven. §3 Vóór onze komst beschouwden de jagers uit de buurt ons terrein als hun terrein; herhaaldelijk kwamen wij, als wij in den tuin aan het wandelen waren, één of meerdere jagers tegen of zagen wij de loop van een geweer uit een boschje steken. Daar hebben wij echter spoedig een einde aan gemaakt door het geheele terrein met een hooge omrastering te omgeven. Nu kunnen de vogels er zich rustig nestelen en des zomers, als er weinig water in den omtrek is te vinden, zich laven aan de fonteinen. Uilen, vleermuizen, zwaluwen, koekoeken komen bij ons voor; ook nachtegalen, lijsters, spreeuwen, roodborstjes, winterkoninkjes, kwikstaartjes en natuurlijk veel musschen. Maar de mooiste vogel is de Bubbula of Upupa épops, Lin. In Holland heeft deze prachtige vogel, behalve de naam hop, nog eenige andere minder fraaie benamingen als drekhaan, schijtkop, stinkhaan en stronthaan. Dat komt omdat hij leeft van insecten en larven, die hij in mesthoopen opscharrelt. Vooral in de vlucht is deze vogel fraai om te zien, doordat vleugels, rug en breede staart wit en zwart zijn gestreept als een zebra. Hij heeft een langen spitsen krommen snavel en een mooie kuif op den kop. Deze Europeesche hop broedt in Creta, Cyprus en Palestina en niet in Egypte of Sinaï, zooals vaak wordt aangenomen. §3 Al die gevleugelde vrienden eten natuurlijk heel wat op van ons fruit, doch dat weegt, naar onze meening, wel op tegen het verdelgen van allerlei ongedierte, waarmede zij het ook altijd erg druk hebben. Dan zijn er, volgens ons personeel, nog vliegende serpenten, die des nachts probeeren in je slaapkamer te komen. Vandaar dat je des nachts nooit een raam open mag laten staan. En ook in het gras zijn er van die venijnige beesten, die niet vliegen, maar die, als je in het gras mocht liggen slapen, bij je naar binnen kruipen. Vooral- bij meisjes is dat erg gevaarlijk. Volgens Guilia was dat bij een nichtje van haar gebeurd. Haar onderlijf was erg opgezwollen. In de buurt werd er al schande van gesproken. Maar gelukkig hebben zij er een dokter bij gehaald en die vond een groot serpent met zes jongen in haar lijf. En een oom van haar had ook in het gras liggen slapen met zijn mond wijd open. Twee boeren, die voorbij kwamen, hadden nog juist gezien dat een serpent in zijn mond naar binnen was gekropen. Eén van die boeren deed toen gauw een kleine boodschap in zijn hoed en beide dwongen toen oomlief, hem dreigend met messen, om den hoed leeg te drinken. Oom werd misselijk en spoog een groote slang uit. Hij begreep nu, dat de twee voorbijgangers zijn leven hadden gereed. Hij nam hen mede naar huis en trakteerde rijkelijk op wijn en nam zelf ook een flinken slok om van den schrik te bekomen. 83 Dan heb ik nog vergeten melding te maken van eenige faina’s of marters, die, toen wij pas op de „Riposo” waren, des nachts onder de daken over de plafonds holden en daar een heidensch kabaal maakten. Maar nadat de daken waren vernieuwd en de boomen, die over het huis hingen, omgehakt, hebben wij van die marters niets meer bemerkt. 83 * # * EINDE VAN HET BEZOEK AAN DE „RIPOSO DEI VESCOVI” 83 Als wij het grindpad betreden, dat naar de voorpoort leidt, glanzen de eerste sterren aan den strakken hemel. Uit de portierswoning vallen groote vierkante lichtplekken op ons pad. Straks gaat de voorpoort weer open; dan valt de ijzeren deur met geknars achter ons dicht en het bezoek aan de „Riposo dei Vescovi”, dat schoone aardsche paradijsje, is helaas ten einde.. 83 AANTEEKENINGEN zij dan bij hem in Rome zouden komen. Doch zij zijn op de „Riposo” gebleven, zoodat wij blijkbaar in de smaak van ons personeel zijn gevallen. §3 16. blz. 15 §q Florence ligt 45 meter boven zee; S. Domenico 145; ons buitenpleintje 165; de Piazza Mino da Fiesole, het dorpsplein van Fiesole, 295; het klooster S. Francesco op den top van den heuvel 345. De monte Ceceri is 414 meter hoog. §q 17. blz. 19 §0 Edouard Schneider. Promenades d’Italie. Bernard Crasset, Parijs 1926, blz. 57—59. Zie voor verdere literatuur over de „Riposo dei Vescovi” de opgave achter in dit boek, op blz. 131. §3 18. blz. 23 §Q Zie „Mijn Huis op het Water, Mijn Huis op het Land”, waarin een aantal van die gevelsteenen zijn afgebeeld. Twee gevelsteenen, „de Coorenharp” en „de drie tafels” heb ik, na mijn vertrek uit Edam, geschonken aan de „Vereeniging tot Behoud van Gevelsteenen”. Deze'zijn nu ingemetseld in een muur van het Burgerweeshuis in de St. Luciënsteeg te Amsterdam. Zie ook aanteekening 92 in bovengenoemd werk. §q 19. blz. 35 §3 Zie over de ontdekking van dit hoogst merkwaardige weefsel „Bali en Lombok”, blz. 206—210; „Zwerftochten op Bali” van 1910, blz. 193-197 en „Zwerftochten op Bali” van 1922, blz. 213—215. Een groot deel van mijn Indische Verzameling is op de „Riposo” aanwezig. Zie over deze verzameling „Malaien, Kunstwerke von Java, Bali, Borneo, Sumba, Timor, Alor, Leti u.a. aus der Sammlung W. O. J. Nieuwenkamp,” Auriga Verlag, Berlin 1924. Ook in de jaargangen 1925 tot 1930 van „Nederlandsch-Indië, Oud en Nieuw”, in „Bouwkunst van Bali” en in „Beeldhouwkunst van Bali” zijn talrijke voorwerpen uit deze collectie afgebeeld. §3 20. blz. 49 §q Zie de foto’s op de bladzijden 108 en 109 in „Mijn Huis op het Water, Mijn Huis op het Land”. 21. blz. 74. §Q De fraaie plant op teekening 54, een Medinilla magnifica Lindl., behoort tot de familie der Melastomaceae en is van de Philippijnen afkomstig. Het is een altijd groenblijvende struik met vierhoekige gevleugelde takken en ringvormige verdikking bij de bladgewrichten. De ovaalvormige bladen worden wel een voet lang. Zij zijn zittend, dat is zonder steel, en kruisgewijze tegenoverstaand. De koraalroode bloemen met vijf bloemblaadjes hangen omlaag in groote pyramidevormige trossen van een voet lengte. De schutbladen zijn licht rosé gekleurd en ongeveer tien centimeter lang. De helmknoppen zijn purper, de helmdraden geel. 83 22. blz. 79. §3 Old Calabria door Norman Douglas, Martin Secker, Londen, 1930, bladzijde 128 en 129. 83 23. blz. 83 SI Myriphyllum proserpinacoides of diamantkruid. Dit fraaie gewas moet uit Chili afkomstig zijn. 24. blz. 99 83 Ephedra fragilis Desf. van het eiland Creta, uit Noord-Afrika of Midden-Arabië; Judasboom, Cercis siliquastrum L., familie van de Leguminose of vlinderbloemigen; Cupressus funebrisEndl. uit China; Taxus hibernica Hook; Gingko biloba uit Japan; Ostrya carpinifolia Mill.; Chamaerops humilis L.; Pinus excelsa Wall van de Himalaja; Diospyros Kaki L. fil.; Pittosporum undulatum Vent; etc. etc. 83 25. blz. 105 83 Baryt of zwaarspaath, BaS04. Eenige van die knollen zijn ingemetseld in een muur in het sousterrain. 26. blz. 115 83 De drie villa’s „Fontanella”, „Torricella” en „S. Michele” zijn afgebeeld in „Innen Dekoration”. Darmstadt, April 1913. Zie de literatuur-opgave op blz. 131. 83 27. blz. 123 83 Zie de foto’s op bladzijde 94 en 95 in „Mijn Huis op het Water, Mijn Huis op het Land”. 83 LITTERATUUR OVER DE „RIPOSO DEI VESCOVI” Dr. W. KAESBACH. Eine Künstler-villa in Florenz, met twee en twintig foto's, „Innen-Dekoration”, Alexander Koch, Darmstadt, Mei 1912. 83 L. D. Villen und Garten von Max. Zürcher, met dertien foto’s. „Innen Dekoration”, Alexander Koch, Darmstadt, April 1913. 83 W. O. J. N. Van mijn villa bij Florence en hoe ik daar uit Edam via Rome belandde, met tien foto’s. „Buiten”, Scheltema& Holkema, Amsterdam, 16 en 23 October 1926. 83 EDOUARD SCHNEIDER. Promenades d’Italie. Bernard Crasset, Parijs 1926. 83 C. C. V. Italiaansche Tuinarchitectuur. Villa „Riposo dei Vescovi”, met vier foto’s. „Onze Tuinen”, Grafische Kunstinrichting S. Bakker Jz., Amsterdam, 10 Februari 1928. 83 W. O. J. N. Op „Bisschopsrust”, villa „Riposo dei Vescovi”, met drie teekeningen. „Buiten’’, Scheltema & Holkema, Amsterdam, 24 Augustus 1929. 83 N. N. Villa W. O. J. Nieuwenkamp, „Riposo dei Vescovi”, Florenz, met vijf foto’s. „Das Schone Heim” en „Die Kunst”, F. Bruckmann A. G. München, September 1931. 83 A. POSSE—BRAZDOVA. Tva Florentinska Villor. Villa Riposo dei Vescovi med Buddhabilder pa klassisk mark, met twee foto’s. „Jorden Runt”, Stockholm, Februari 1932. 83 G. CAU. Stranieri Illustri di Firenze, W. O. J. Nieuwenkamp, met een portret en drie reproducties naar een schilderij en twee teekeningen van Nieuwenkamp. „Illustrazione Toscane e dell’ Etruria”, Florence, April 1932. 83 GIOVANNI CAU. Arte, religione e costumi brahminici dell’ isola di Ball si ritrovano in una villa sul dolce colle di Fiesole, met twee foto’s. „II Mattino”, Napels, 7 Mei 1932. 83 W. O. J. N. Huize „Bisschopsrust” bij Florence, met vier foto’s. „Buiten”, Scheltema & Holkema, Amsterdam, 15 October 1932. 83 N. N. Al „Riposo dei Vescovi”, met één reproductie naar een teekening van Nieuwenkamp. „Eclettica”, Florence, October en November 1932. 83 MESQUITA—EBBELER. Een bezoek bij W. O. J. Nieuwenkamp op zijn villa te San Domenico. „Algemeen Handelsblad”, Amsterdam, 27 Mei 1933. 83 CAREL SCHARTEN. Nieuwenkamp zestig jaar. Zijn villa boven Florence, met een foto en een reproductie naar een teekening van Nieuwenkamp. „Algemeen Handelsblad”, Amsterdam, 26 Juli 1934. 83 R- W. P. DE VRIES Jr., W. O. J. Nieuwenkamp, 1874—J934- Hierbij twee foto’s van de „Riposo dei Vescovi”. „Het Landhuis”, Johan Enschedé en zonen, Haarlem, 22 Augustus 1934. 83 R. W. P. DE VRIES Jr. Een kunstenaar en zijn huis, met zes foto’s en twee reproducties naar een teekening en een litho van Nieuwenkamp. „Het Landhuis”, Johan Enschedé en zonen, Haarlem, 23 September 1936. Op het omslag van het nummer van 16 September is een foto van een deel van het voorplein van de ,,Riposo1 * gereproduceerd. ÖQ DE ILLUSTRATIES Met het vignet op het titelblad medegerekend bevat dit werk ioo illustraties. Het grootste gedeelte daarvan, n.1. 68 stuks, bestaat uit teekeningen, die speciaal voor dit boek zijn vervaardigd; ook met de sluitstukken en de versierde hoofdletters is dit het geval. Twee van de cliché’s zijn niet naar teekeningen, doch naar origineele litho’s, n.1. de nummers 15 en 70. §3 De overige 32 illustraties zijn fotografische opnamen. Veertien daarvan, de nummers 13, 14, 17, 18, 21, 23, 29, 35, 44, 45, 47, 50, 56 en 57, zijn van G. Bencini, fotograaf te Florence. Twaalf, de nummers 4, 6, 7, 8, 27, 30, 34, 58, 68, 72, 96 en 97 zijn in 1926 gemaakt door Mevr. Paula Deetjen te Darmstadt; 22, 24 en 28 zijn opgenomen door de firma Nauta en Haagen te Amsterdam; 46 is van Lok Kon Sang, fotograaf te Boeleleng op Bali; 48 is in Mei 1929 opgenomen door F. A. Weinzheimer te Florence en foto 92 op 9 Augustus 1927 door Marianne Nieuwenkamp. De teekeningen 41, 71 en 98 zijn gereproduceerd met toestemming van de eigenaren, n.1. Jhr. F. Teding van Berkhout te Haarlem, Mevr. C. de Bruyn Barends te Amsterdam en Mevr. Mathilde Merck te Darmstadt. §3 BOEKEN EN PLAATWERKEN VAN W. O. J. NIEUWENKAMP HIERVAN ZIJN UITVERKOCHT: §3 OUDE HOLLANDSCHE STEDEN AAN DE ZUIDERZEE. In samenwerking met J. G. Veldheer; Erven F. Bohn, Haarlem, 1897. S3 DORDRECHT. Zes etsen, in samenwerking met J. M. Graadt van Roggen, Frans Buffa en Zonen, Amsterdam, 1897. §3 GIDS VOOR BANDOENG, GAROET EN OMSTREKEN, 1898. 83 OLD DUTCH TOWNS AND VILLAGES OF THE ZUIDERZEE, T. Fisher Unwin, London, 1901. 83 ALTE HOLLAENDISCHE STAEDTE UND DOERFER AN DER ZUIDERZEE, Eugen Diederichs, Leipzig, 1902. 83 CATALOGUS VAN ETSEN EN HOUTSNEDEN. Geheel in hout gesneden, zoowel de illustraties als de tekst. Uitgegeven aan boord van het woonschip „De Zwerver”, 1902. 83 EEN BOEKJE MET HOUTSNEDEN. Uitgegeven aan boord van „De Zwerver”, 1905. 83 BALI EN LOMBOK. Zijnde een verzameling geïllustreerde reisherinneringen en studies omtrent land en volk, kunst en kunstnijverheid. Uitgegeven door den schrijver, aan boord van het woonschip „De Zwerver” in de jaren 1906 tot 1910. 83 ZWERFTOCHTEN OP BALI, eerste uitgave, Uitg. Maatsch. „Elsevier”, Amsterdam, 1910. HOUTSNEDEN VAN NIEUWENKAMP, album uitgegeven aan boord van „De Zwerver”, 1912. NOG VERKRIJGBAAR ZIJN: TWEE HONDERD ETSEN EN HOUTSNEDEN VAN W. O. J. NIEUWENKAMP. Een geïllustreerde catalogus, door wijlen Dr. H. J. Hubert aangevangen, en voltooid door W. O. J. N. Uitgegeven door de Wed. G. Dorens en Zoon, Amsterdam, 1912. Quarto formaat, 148 pagina’s met 30 illustraties naar etsen, houtsneden en teekeningen. 200 Genummerde exemplaren. De nummers 1—100 bevatten een origineele ets, E 70, „Huisjes aan de Oude Wetering” en zijn in perkament gebonden, met stempel in goud. Uitverkocht. De nummers 101—200 . ƒ 6.— BENARES. Album met zes etsen in geëtste passepartouts; ook het titelblad is een ets. Dit is de eerste toepassing van geëtste passepartouts. Uitgegeven aan boord van „De Zwerver”, einde 1915. De etsen zijn: E 161 Tempels aan de Ganges; E 163 Een tempel aan de Ganges; E 164 Een paleis aan de Ganges; E 165 De laatste zonnestralen; E 166 Zeilende schepen; E 167 is het titelblad; E 168 Terrassen aan de Ganges. Portefeuille van perkament en kalfsleer, stempels in goud. Van de etsen zijn in 1915 vijf en twintig exemplaren gedrukt op Japansch papier. Prijs ƒ250.— VIJFTIG NIEUWE ETSEN VAN W. O. J. NIEUWENKAMP. Geïllustreerde catalogus door Mr. J. B. de la Faille met een studie over Nieuwenkamp en zijn werk door A. Hallema. Uitgegeven door Eisenloeffel’s Kunsthandel, v.h. Wed. G. Dorens en Zoon, Amsterdam 1916. Quartp formaat, 220 pagina’s met 66 illustraties naar etsen, houtsneden, teekeningen ten foto’s. Gedrukt in 200 exemplaren. Nog slechts enkele exemplaren verkrijgbaar ƒ 6.— ZWERFTOCHTEN OP BALI. Zoowel wat den tekst als de prenten betreft is dit een geheel omgewerkte tweede uitgave van de „Zwerftochten óp Bali”, die in 1910 zijn verschenen. Groot quarto formaat, 254 pagina’s met 108 teekeningen, 2 kaartjes en talrijke apart voor dit werk geteekende vignetten en versierde letters. In twee kleuren gedrukt op speciaal vervaardigd licht geel getint kunstdrukpapier. Linnen band, stempel in goud. Uitgevers Maatschappij „Elsevier”, Amsterdam 1922. Nieuwe, in 1937 verminderde, prijs ƒ 12.50 HEILIGE STEDEN, ENGELSCH INDIE. Beschrijving van een reis door Engelsch Indië. Groot quarto formaat, 84 pagina’s met één origineele houtsnede in twee kleuren, 58 illustraties naar etsen en teekeningen en één kaart. In twee kleuren gedrukt op speciaal vervaardigd lichtgeel getint kunstdrukpapier. H. P. Leopold’s Uitgevers Maatschappij,’s-Gravenhage, Wijnmaand 1924. De vijf en twintig genummerde, onderteekende en in perkament gebonden exemplaren a ƒ 25.— zijn uitverkocht. Linnen band, stempel in goud ƒ 7.50 ZWERFTOCHTEN DOOR TIMOR EN ONDERHOORIGHEDEN. Beschrijving van een reis óver Soemba, RotiL Timor, Alor, Kisar, Leti, Roma. Groot quarto formaat, 176 pagina’s met 69 teekeningen, 4 kaartjes en talrijke apart voor dit werk geteekende vignetten en versierde letters. In twee kleuren gedrukt op speciaal vervaardigd lichtgeel getint kunstdrukpapier. Linnen band, stempel in goud. Uitgevers Maatschappij „Elsevier”, Amsterdam, 1925. Kost nu ƒ 10.— BOUWKUNST VAN BALI. Inlandsche Kunst van Nederlandsch Oost-Indië. I. Het eerste geïllustreerde werk, waarin de bouwkunst van Bali afzonderlijk behandeld wordt. Met 51 teekeningen en 16 foto’s. Quarto formaat op kunstdrukpapier. Veelkleurige halflinnen band. H. P. Leopold’s Uitgevers Maatschappij, ’s-Gravenhage, 1926 ƒ 3.75 BEELDHOUWKUNST VAN BALI. Inlandsche Kunst van Nederlandsch Oost-Indië, II. Het eerste geïllustreerde werk, waarin de beeldhouwkunst van Bali afzonderlijk behandeld wordt. Met 13 teekeningen en 41 foto’s. Quarto formaat, op kunstdrukpapier. Veelkleurige halflinnenband. H. P. Leopold’s Uitgevers Maatschappij, ’s-Gravenhage, 1928 ƒ 3.75 MIJN HUIS OP HET WATER, MIJN HUIS OP HET LAND. Beschrijving van het bouwen van het bekende woonschip „De Zwerver” en van de avonturen op zijn zwerftochten beleefd; over het bouwen van het woonhuis, het atelier en andere woningen te Edam en wat er in Edam alzoo geschiedde en hoe Nieuwenkamp ten laatste naar Italië verhuisde. Groot quarto formaat, 144 pagina’s met 16 teekeningen, 69 foto’s en talrijke apart voor dit werk geteekende vignetten en versierde letters. Gedrukt op speciaal vervaardigd lichtgeel getint kunstdrukpapier. H. P. Leopold’s Uitgevers Maatschappij, ’s-Gravenhage, 1930. Van de vijf en twintig genummerde en onderteekendë exemplaren, in perkament gebonden met stempel in goud, zijn nog enkele exemplaren over. ƒ 25.— De gewone uitgave in gelithografeerden, apart voor dit werk ontworpen band .... ƒ 9.75 MIJN HUIS OP HET WATER, MIJN HUIS OP HET LAND. EERSTE VERVOLG. Een vervolg op de avonturen met „De Zwerver” en een relaas van hetgeen er verder in Edam geschiedde gedurende de jaren 1931—1935, 64 pagina’s met 12 teekeningen, 2 oude prenten, 2 kaartjes