OUDE NEDERLANDSCHE ,1 TUINEN DOOR LEONARD A. SPRINGER VERSPREIDE STUKKEN UIT VERSCHILLENDE WEEKBLADEN BIJEENVERGAARD UITGAVE: JOH. ENSCHEDÉ EN ZONEN GRAFISCHE INRICHTING N.V., HAARLEM LEONARD A. SPRINGER INLEIDING Daar het mij meermalen bleek, hoe slecht men op de hoogte is van de geschiedenis der Tuinkunst in ons land, en de geschiedschrijvers altijd dezelfde bronnen gebruiken of elkander naschrijven, achtte ik het raadzaam, het lezend publiek eens te laten zien, dat er ook nog iets anders was. Meestal ziet men aardige gravures, die ons de tuinen in hun onderdeden vertoonen, maar hoe die onder deelen aaneensloten en een geheel vormden, kon men niet gewaarworden. Daarvoor zijn geometrische plattegrondteekeningen noodig, die op een bepaalde schaal geteekend zijnen daardoor leert men ook de juiste verhoudingen en hun onderling verband kennen en dit is vooral noodig voor hen, die de tuinkunst beoefenen. Het bleek mij ook, dat buitenlandsche historieschrijvers zich te veel lieten beïnvloeden door aardige prentjes en door verkeerde inlichtingen van ondeskundige Nederlandsche schrijvers en z.g. vaklieden. Hierdoor zijn onze Nederlandsche tuinen in een slecht daglicht gekomen. Als in Engeland een tuin in rechte lijnen wordt aangelegd, heet hij zeer spoedig een Dutch garden en moeten er per se clipped trees in Dit komt zeer sterk uit in hetgeen Dr J. Gardener Wiïkinson in zijn boek „On Color”, London 1858, over onze oude tuinen zegt, waar hij van de overgang van de ! geometrische stijl naar de landschapsstijl spreekt: The change from the old dressed garden was the consequence of the fantastic caprices of the Dutch (by whom it was caricatured) having been brought into England. Dit wil dus zeggen: dat het verlaten van de oude regelmatige tuin het redelijk gevolg was van de fantastische grillen der Hollanders, door wie hij bespottelijk is gemaakt en die hem in Engeland hebben ingevoerd. Daar onze bodem van een geheel andere aard is dan elders en te kostbaar om aan luxe te worden opgeofferd, was dit van groote invloed op de aanleg van het park oj de tuin. Wij zien dit duidelijk uit de plattegronden, hetzij de tuin in de lage polderlanden met hun rechte slooten of op de hooge zandgronden werd ingericht. Ook onze litteratuur heeft er schuld aan en daardoor hebben velen in het buitenland zich een verkeerde idee gevormd. Ook worden de schrijvers of ontwerpers in een verkeerd tijdperk geplaatst. Het boekje van Jan v. d. Groen in 1669 uitgegeven, wordt nog in 1721 ongewijzigd herdrukt. Pieter Post en Ph. Vingboons worden beschouwd als 18e eeuwsche bouwmeesters omdat hun werken in 1715, dus lang na hun dood, worden uitgegeven. Wij hebben in ons land behalve het Loo geen grootsche vorstelijke paleizen en kasteelen zooals elders. Ook hadden noch adel, noch vermogende koopliedenstand de beschikking o ver 's landsfinanciën. Zij bootst en de groote voorbeelden uit het buitenland op kleiner schaal na, wat somwijlen weleens tot kleingeestigheid in de onder deelen aanleidmg gaf en daardoor hét omgekeerde bereikte van wat men beoogde. mt ,/hfbi€rJ en vaklieden te laten zien, hoe onze oude tuinen waren samengesteld, heb ik in de loop der jaren verschillende artikelen in onze vakbladen Streven waarvan er nu een deel, dank zij het initiatief van een der leden van de m dit boekje gebundeld is. Deze Bond besloot zijn medewerking tot de dahTbefuT^ * VeHeenen en moSeliik 1e maken, waarvoor ik mijn hartelijke LEONARD A. SPRINGER. INHOUD Het Huys Nieuwburg of ’t Huys te Rijswijk Het voormalig huis Honselaarsdijk bij ’s-Gravenhage . De Oranjezaal of ’t Huis ten Bosch Het Park van het Paleis „Het Loo” bij Apeldoorn De Valkenberg, Oude tuin van het voormalig Kasteel te Breda Paleis Soestdijk en het Baarnsche Bosch „De Hartenkamp” bij Bennebroek ........ De Hofstede „Meer en Berg” te Heemstede Berckenrode te Heemstede bij Haarlem Bosch en Hoven bij Haarlem Beeckesteyn bij Velsen . . . . . . • », . ,' . • Waterland Duin- en- Berg-Kruidberg nu Duin- en Kruidberg Velserbeek . . . . . . . . . . Marquette of het Huis van Heemskerk bij Heemskerk . . . . Clingendaal bij Wassenaar Het Kasteel Roosendaal bij Velp. . . . . . . . • • Huize Hulshorst Het Buitenland over onze Oud-Hollandsche tuinkunst . Park van het Kasteel van der Hooge of ter Hooge bij Middelburg in 1751 Oude Amsterdamsche buitenplaatsen Pag. 5 7 91 11 13 16 17 20 22 26 28 30 31 33 35 38 40 42 43 45 47 HET HUYS NIEUWBURG OF ’T HUIS TE RIJSWIJK Onder de oudste vorstelijke paleizen in ons land behoorde ook het in 1783 gesloopte Paleis Het Huys Nieuwburg oftewel „Het Huis te Rijswijk” bij Den Haag, beroemd geworden nadat aldaar in 1697 de vrede tusschen Engeland, Spanje en de Nederlanden eenerzijds en Frankrijk anderzijds gesloten werd. Dit vredesverdrag is bekend als: de Vrede van Rijswijk. Het bijbehoorende park was in de streng regelmatige stijl van het begin der 17e eeuw, ongeveer 1647, dus voor dat men nog aan Le Nötre dacht. Toch hebben vele schrijvers zich vergist waar zij dit park beschouwen als een voorbeeld van parken uit de tijd dat Le Nötre’s invloed zich ook in ons land deed gelden. Het park is, evenals dat van Het Huis Hondselaarsdijk, ontworpen door den Franschman Claude Mollet en diens zoon André Mollet en is dan ook geheel in de geest van die tijd. Vooral komt dit uit in verschillende onderdeden, die overeenstemmen met de opvattingen van den Franschman Salomon de Caus (Caux), die men terug vindt in diens werk bij het Slot te Heidelberg in 1615—1619. Op de oude kopergravure van de plattegrond van ’t Huis te Rijswijk, gegraveerd door Balthasar Florensz a Berkenrode, ongeveer 1647, vindt men aan beide zijden der broderieparterres achter het Paleis een langwerpig vierkante vijver. In elke dezer dezer ziet men in het midden een eilandje, bekleed met rotsblokken, en daarop een liggend beeld tusschen springende fonteintjes. De eene is een mannenfiguur (stroomgod), de andere een vrouwenfiguur (stroomgodin). Vergelijkt men deze mannenfiguur met die, welke door Salomon de Caus in het Slotpark te Heidelberg is geplaatst, dan ziet men daarin een frappante gelijkenis. Ook de teekening der ornamentperken is niet Hollandsch, maar volkomen in overeenstemming met de opvatting van Claude Mollet, die haar weer volgens eigen erkenning ontleend heeft aan aanwijzingen van Estienne de Perac, zijn leermeester. E)e geheele aanleg, niet zijn berceaux incluis, is dus niet typisch Hollandsch. Integendeel. Jan van der Groen heeft in zijn boek: Den Nederlandtsen Hovenier van 1669 (octrooi 1668) het park van ’t Huis te Rijswijk afgebeeld, zonder te vermelden wie de ontwerper was. Hij wordt daarom ook door buitenlanders voor den ontwerper gehouden en dus wordt het park als een type van echt oud-Hollandsche tuinkunst beschouwd. Zoo slecht controleert men. Bovendien is er nog een andere kwestie bijgekomen, waardoor het park door velen in een later tijdperk wordt geplaatst. Er bestaat n.1. een mooie gravure van deze plattegrond in vogelvlucht, die men ter. gelegenheid van de Vrede te Rijswijk heeft uitgegeven. Deze is echter niets anders dan een herdruk van bovengemelde gravure. Men heeft op de oude plaat ter gelegenheid der Vredesconferentie in 1697 de oude titels weggeschuurd en daarvoor in de plaats een afbeelding van de voorkant van het paleis gegraveerd. Evenzoo in de rechter benedenhoek het wapen van den Koning Stadhouder Willem den Derde met de titel der prent. (Fig. I)1). Wie nu eenigszins gezicht heeft op de wijze vat} graveeren, zal onmiddellijk zien, dat de afbeelding van het gebouw boven rechts en Fontein met stroomgod in het Heidelberger Schlosspark 1620 Fontein met liggend beeld in de tuin van het Huis te Rijswijk 1647 beneden links, zoomede het wapen met de titel, van een In 1783 is het gebouw gesloopt en het park langzamergeheel andere hand is. Onder de titel: 't Konincklyck hand verwaarloosd tot een wildernis, die alleen nog Huys te Ryswyk, staat: „Alwaar wegens de Generale indruk maakt door zijn mooi en zwaar geboomte, Vrede gehandelt wert”. waarbij zeldzame soorten. Dat tijdens de Vrede te Rijswijk het park er werkelijk Alle luister van het oude paleis en zijn omgeving is geheel anders uitzag, wordt duidelijk als jnen de boven- verdwenen. Wie thans het terrein betreedt, vindt niets vermelde afbeeldingen door Balthazar Florensz verge- meer, wat eraan herinnert, dat daar eens een vorstelijk lijkt met die, welke door P. Schenk, Anna Beek en en schitterend paleis heeft gestaan, waar eenmaal de anderen in die tijd gemaakt zijn. Men ziet dan dat het vrede gesloten werd na een langdurige oorlog, geheele park zeer veranderd is, zelfs veel vereenvoudigd Fioraiia9H ’36 IFie III ■ * j" t> o i_ i • j- *) Men vergelijke de hier afgebeelde plent met die, in het boek van Volgens de serie prenten, die P. Schenk in die tijd uitgaf2) Sijpestein, die ook dacht, dat het park onder Willem III niet verzijn o.a. de beelden en fonteinen in de vijvers verdwenen, anderd was. Hij is trouwens in meer punten mis. Hij heeft zeker evenals de beelden in de broderie-parterres en bloem- een der latere uitsaven van het werk van v.d. Groen geraadpleegd, perken, die plaats hebben gemaakt voor struikvormige SSÏÏÏSÊ»,™. r,„ boompjes, denkelijk vruchtboompjes. sec. uitgave 1702 te Amsterdam. Tijdens de Vredes-onder- handelingen werden, om zoo te zeggen, de bokken van de schapen gescheiden. Het voorplein van het paleis was door een muur van de openbare weg gescheiden. Er waren drie toegangspoorten. De middelste was voor den bemiddelaar, de linksche voor de afgevaardigden der geallieerden (Engeland, Spanje en de Nederlanden), de rechtsche voor de afgevaardigden van Frankrijk. In het paleis had natuurlijk elke groep zijn eigen lokalen, maar dat elke groep een afzonderlijke toegang tot het voorplein was aangewezen, is wel typisch. Zij • moesten toch allen door dezelfde deur om in het paleis te komen. Bij de invoering van de landschapstijl is het park geheel gewijzigd. Alleen zijn een paar der rechthoekige vijvers gebleven. HET VOORMALIG HUIS HONSELAARSDIJK BIJ ’S-GRAVENHAGE riet Huis JNieuwburg of het Huis te Rijswijk, dat voor zien dan die van het Huis Nieuwburg; het is over het Prins Frederik Hendrik door de Mollets (vader-zoon) was geheel eenvoudiger gehouden. Alleen aan beide zijden aangelegd en dat onder Koning Stadhouder Willem III van het paleis, aan de overzijde van de paleisgracht, zijn is veranderd, heeft dezelfde geschiedenis gehad als het ornamentbedden aangebracht, waarvan de een het Huis te Honselaarsdijk. wapenschild van Holland vertoont, een opvatting die De naam van dit paleis wordt op verschillende wijzen men ook elders zag toegepast en geen zeldzaamheid geschreven. De een schrijft Hondsholersdick, een tweede was. Honslaarsdijck, een derde Honslerdijk of Honslarsdijk. i Moes- en vruchtentuinen waren door heggen aan het Het kasteel is voor Prins Frederik Hendrik gebouwd, op gezicht onttrokken en in de hoeken tusschen de ingede.plaats waar vroeger het Kasteel der heeren van Naald- sloten cirkels met omsluitende rechthoeken zijn begroeide ■ wlJk stond, waarschijnlijk in of even na 1621 begonnen schuilhutten gebouwd. Het geheel was over het algemeen en was in 1626 gereed. Aan Claude Mollet, den opper- eenvoudiger van opvatting dan het park bij het huis te tuinman van den Koning van Frankrijk, Henry IV, en Rijswijk. Bezien wij de geheele plattegrond der bezitting, diens opvolger, Lodewijk XIII, werd de aanleg op- dan kan men deze verdeelen in de eigenlijke siertuin en gedragen, deze zond zijn zoon om de plannen uit te de moestuin door een sloot gescheiden van het tweede gevoeren. Volgens Morren, den historie-schrijver van het deelte en het bosch, dat naar de mode van de 16e, begin Huis Honselaarsdijk, heeft André Mollet zich goed laten 17e eeuw als een schaak- of dambord was ingedeeld. In betalen. De mooie gravure van Balthasar Florensz. a. 1634 was Mollet nog werkzaam in de tuin. Berkenrode geeft ons een geheel andere opvatting te Na de dood van Prins Frederik Hendrik kwam Honse- I n.L van C. Allard, waarop de beide perken weer anders versierd zijn. Of moeten wij aannemen, dat die veranderingen berusten op de fantasie der teekenaars dier platen? Hoe het zij, Honselaarsdijk was een der schoonste buitens buiten den Haag. Wie verder de geschiedenis daarvan wil weten, raadplege het folio boek| werk van Th. Morren,*) | die de geschiedenis van i Honselaarsdijk zeer uit-. | voerig beschreven heeft, maar nergens vermeldt hij de naam van J. v. d. Groen, tuinman van Frederik Hendrik, die volgens j diens vereerders, het park zou hebben aangelegd. Volgens den schrijver Morren ondergingen de tuinen herhaalde malen veranderingen o.a. in 1778 Het kasteel heeft alle troebelen van het laatst der 18e eeuw medegemaakt en daardoor erg geleden. Zelfs de herleving van ViP.t TTrminacrli laarsdijk in handen van Prins Stadhouder Willem II. ondergang van dit Vorstelijk paleis niet kunnen beletten, Onder Koning-Stadhouder Willem III wordt het huis wantin 1814 werd het voor af braak verkocht en het terrein verbouwd en ook de tuin deugdelijk veranderd. Eerst verdeeld. Er is van al de praal, die er van uitging, niets onder Maurits Post, den zoon van den bekenden Pieter overgebleven dan de herinnering, levendig gehouden door Post, en later onder Jacobus Roman, die ook voor den de talrijke gravures uit zijn glorietijd. Toch mogen wij Koning-Stadhouder op het Loo werkte. , blijde zijn, dat zij er zijn, want met oud Nieuwburg Bezien wij de gravure, uitgegeven door J. Covens en (Huis te Rijswijk) geven zij ons een denkbeeld van twee C. Mortier, dan zien wij een zeer groote verandering, opvolgende perioden der tuinkunst in ons land. Eerstens zijn de broderie-parterres naast het huis totaal Fiomiia 13/8 ’36 gewijzigd, maar ook achter het Paleis is een groote n u , ... •... .. , „ wijziging in de aanleg gekomen. De twee gedeelten met fol., gein., z. j. a. w. Sijthoff’s uitgevers Maatschappij. Leiden. cirkelvormige paden zijn verdwenen evenals de moes- en vruchtentuintjes achter de heggen. Daarvoor in de plaats zijn gekomen uitgestrekte broderies met fonteinen in het midden, beelden en vazen. De perken naast het gebouw zijn totaal aan elkander gelijk, namelijk een grasveld met beeld in het midden en omzoomd door een rand van broderie ornamenten. Na de dood van den Koning-Stadhouder in 1702 kwam Honselaarsdijk door erfenis in handen van den Koning van Pruissen. Blijkens een gravure van D. Stoopendaal zijn deze beide zijdelingsche perken weer veranderd. Het grasstuk is verdwenen, het terrein door kruispaden in vier gelijke stukken verdeeld, elk met passende broderies verfraaid. Op het kruispunt is het beeld gebleven. Hiermede eenigszins overeenstemmend is de prent van A. Bega en A. Blooteling, doch de paden ontbreken. Op blz. 65 van het boek van Morren zien wij een ander plan in vogelvlucht, DE ORANJEZAAL OF ’T HUIS TEN BOSCH van de drie prinselijke buitenverblijven bij Den Haag, J Nieuwburg bij Rijswijk, ’t Huis Honselaarsdijk bij Naaldwijk en ’t Huis ten Bosch in het Haagsche Bosch is alleen dit laatste nog maar over en nog steeds in zijn volle glorie, al wordt het slechts zelden bewoond doch veel bezocht als museum. Het bouwen van het paleis is onder prins Frederik Hendrik begonnen, doch de dood belette hem het af te maken. Zijn weduwe, Princes Amalia van Solms, heeft het voltooid en doen inrichten als een mausoleum voor haar beroemden gemaal. Zijn standbeeld staat voor het gebouw. *) Het Paleis is ontworpen door Pieter Post, tijdgenoot en dikwijls medewerker van Jacob van Campen, doch het bestond toen alleen uit het middengedeelte van het ^enwoordige gebouw. In het midden van de 18e eeuw (1 /34- 37) is het vergroot, door aanbouw van een vleugel aan de beide zijden. Pieter Post heeft ook de tuin ontworpen, zooals wij deze vinden afgebeeld in zijn werk dat in 1655 te ’s Gravenhage uitkwamen waarin hij het gebouw beschrijft. Fig. III. De meest bekende uitgave is echter die van 1715 bij P. van der Aa te Leiden, met Fransche titel en text; de prenten hebben Nederduitsche en Fransche opschriften en Nederduitsche verklaringen. Deze bouwmeester wordt door buitenlanders ten onrechte tot de 18e eeuwsche bouwkunstenaar8 gerekend, zooals dit ook het geval is met Phihp Vingboons. 2) Bezien wij de plattegrond van de tuin, dan zien wij daarin een streng volgehouden symmetrie, die ons het verhaal van Const. Huygens in zijn beschrijving van Hofwijk voor de geest roept, waarin deze vertelt hoe hij met Post de kwestie der symmetrische indeeling besprak en in zijn turn vastlegde.3) Deze opvatting is in latere jaren geheel verwaarloosd. Zelfs in parken en tuinen in zoogenaamde Le Nötre-stijl is men dikwijls geheel van het grondbeginsel van symmetrie, waarbij het huis als uitgangspunt genomen werd, afgeweken. Vooral bij oude Kasteelen, wier omgeving door Le Nötre zelf is aangelegd, heeft men zich daaraan niet kunnen houden. Zeer sterk komt dit uit bij de afbeeldingen van Brabantsche Kasteelen in Castella et praetoria nobilium Brabantiae etc. 1696. 4) In de Cronijk van Zeeland door M. Smallegange 1695 zien wij dat de bij Kasteeltuinen in Zeeland de Le Nötre-stijl nog niet was doorgedrongen. De prenten zijn volgens de le uitgave in 1650. Deze tuinen zijn nog in dezelfde stijl van Estienne de Perac Mollet en tijdgenooten, dus uit dezelfde tijd als onze kasteelen Nieuwburg, Honselaarsdijk etc. Dit standbeeld is een geschenk van Keizer Wilhelm II aan Hare Majesteit Koningin Wilhelmina. •) Zie o.a. Gustav Ebe: Die Spütrenaissance. Kunstgeschichte der ïuropaischen Lander von der Mitte des 16. bis zum Ende des 18 lahrhunderts. 2e Band blz. 714. ') Weekblad v. d. Koninkl. Nederl. M. v. Tb. en PI., 1936. P77^'e ook de vertaling: Vermakelijkheden van Brabant, Amsterdam In het midden der vier ornamentbedden achter het paleis zien wij de initialen van Fr. Hendrik van Oranje. Deze ornamentbedden zijn Noordelijk en Zuidelijk begrensd door ingesloten kweektuinen; in het midden van elk dezer een koepel op een heuveltje. Links en rechts van het paleis saamgestelde bloembedden zooals die toen in de mode waren. Het geheel was aan drie zijden door een muur afgesloten van de omgeving. Deze muur sloot zich bij het huis aan. Alleen was de Oostzijde open, wat vrij uitzicht gaf op de Bezuidenhoutsche weg met daar achter gelegen weilanden. Deze muur bestaat nog. Op het voorterrein had men in het midden een groot grasveld, doorsneden met wegen, die toegang gaven tot Kasteleyns-woning, keuken, stallen en moestuinen. Verder had men er eikenen lindenlanen en twee elzen boschjes. Het geheel was omrings door een breede lindenlaan en daar weder omheen, tüsschen laan en grenssloot, een strook elzenhakhout. Zoowel de Noordelijke als de Zuidelijke laan had door een brug een verbinding met de Bezuidenhoutsche weg. Deze toestand is niet steeds zoo gebleven en er is later veel veranderd. In geen enkel stuk, dat ik kon raadplegen, was sprake van Jan v. d. Groen, en nog minder als ontwerper, zooals velen denken. Hij was misschien een knap tuinman, maar meer niet. Bezien wij de prent van G. Valk, fig. I, dan blijkt ons, dat op het voorplein de moestuinen enz. verdwenen zijn, alleen zijn de boomen en de gebouwen overgebleven. Ook de tuin zelf binnen de muren is geheel gewijzigd. Wel is er nog symmetrie doch niet zoo volkomen als het plan van Post aangeeft. De vier ornamentbedden zijn ingekrompen en verder zijn er enkele door heggen ingesloten stukken, die of door lage vruchtboompjes of door bloemperkjes bezet zijn. De oude omgeving der koepels aan beide zijden van de tuin is geheel gewijzigd. De oude strenge symmetrie is gebroken. Het Westelijk gedeelte van de Zuidelijke tuin is bezet door een doolhof, terwijl het Westelijk gedeelte vandeNoordelijke tuin anders ingedeeld is voor struikvormige vruchtboompjes, verscholen achter geschoren heggen. De Oosteüjke gedeelten der beide tuinen zijn op dezelfde wijze ingedeeld voor bloementuin. Hier is dus weer meer symmetrie toegepast. Ook deze aanleg is niet gebleven, want volgens de afbeelding van J. Besoet uit 1758, fig. II, heeft weder een groote verandering plaats gehad. Eerstens zien wij, dat het gebouw vergroot is door de besproken vleugels, wat invloed had op verdere indeeling. Deze indeeling is geheel anders. Zoowel doolhof als de koepels zijn verdwenen, evenzoo de bloementuintjes aldaar en alles beplant met boomen. Ook 'de ornamentbedden zijn geheel gewijzigd. Volgens den heer Dr. M. D. Ozinga bestaat er nog een plan, zonder datum, dat door Daniël Marot onder teekend is. Hier is ook de uitbreiding van het gebouw reeds aangegeven. Dit plan zou dus tijdens of even na deze aanbouw ontworpen zijn toen Marot 70 of enkele jaren meer oud was. Het geeft nog een ander verschil aan, behalve dat de aanleg absoluut anders is, maar ook dat daarop een groote uitbreiding Noordwaarts is ontworpen, waardoor de plaats twee maal zoo groot zou worden. Dit plan schijnt nooit uitgevoerd te zijn; er bestaan althans geen afbeeldingen noch overblijfselen van. De indeeling van dit gedeelte duidt meer op het verval van de Le Nötre-stijl, die omstreeks het eerste vierde gedeelte van de 18e eeuw merkbaar werd, zelfs in ons land omstreeks 1750. Dan. Marot, geboren 1664, stierf 1752 op 88-jarige leeftijd. Dat dit plan nooit uitgevoerd is, bewijzen de slooten, die men nu nog in het terrein vindt daar zij bij de aanleg in landschapsstijl gedeeltelijk zijn behouden. Het terrein was zeer laag gelegen en drassig en voor afwatering met slooten doorsneden, zooals toen ook het geheele NoordOostelij ke gedeelte van het aangrenzende Haagsche bosch. In 1879 waren vele dezer slooten nog aanwezig; anderen waren tot slingervijvers veranderd, voor zoover zij niet door de groote vijver vervangen zijn, waarin zij zijn opgenomen. Was het plan uitgevoerd geworden, dan waren zij zeker verdwenen geweest. Het kan dus niet anders dan een onuitgevoerd voorstel zijn. Toch geeft dit al of niet uitgevoerd ontwerp iets merkwaardigs ten opzichte van de indeeling van het voorterrrein. Is op de teekening van G. Valk het paleis nog in zijn oude vorm en het voorplein geheel bezet 'met boomen doch zonder de vroegere moestuinen, op dit uitbreidingsplan van Marot zijn deze er wel, terwijl het paleis door de beide zijvleugels vergroot is. Ónmogelijk is het niet, dat G. Valk bij het teekenen van het voorterrein ter wille van het betere aanzien van de prent maar wat te veel aan zijn fantasie toegegeven heeft, zooals meer voorkwam in die dagen. Na de dood van den Koriing-Stadhouder Willem III in 1702, kwam het paleis door erfenis in het bezit van den Koning van Pruisen, doch gelukkig door een getroffen overeenkomst weder in het bezit der Oranjes en wel van Willem Karei Hendrik Friso, die Willem III als Stadhouder Willem IV in 1747 opvolgde, na het tweede stadhouderlooze tijdperk. Na de vlucht van Willem V in 1795 werd het nationaal bezit. Het paleis en de omgeving werden nu verwaarloosd. Koning Lodewijk Napoleon heeft het paleis weder voor bewoning ingericht en waarschijnlijk het park in de toen ingevoerde landsch apstijl laten veranderen door J. D. Zocher Sr., die in 1807 ook een plan ontwierp vóór een verbindingsweg van den Haag naar het Huis ten Bosch door het Haagsche Bosch en voor vijvers in het Haagsche Bosch. Tot 1813 bleef het Staats-domein toen het aan Koning Willem I en zijn dynastie ter beschikking werd gesteld, maar het is nooit meer geregeld bewoond geworden door het Koninklijk gezin. Jvomngm Sophie, prinses van Wurtenberg, eerste gemalin van Koning Willem III, woonde er gaarne en is daar ook overleden. In dit paleis is omstreeks 1910 de eerste Vredes-conferentie gehouden, die de wereldoorlog niet heeft kunnen voorkomen. Over het park in landschapstijl misschien *ater- Floralia 1936 HET PARK VAN HET PALEIS „HET LOCT BIJ APELDOORN Het is dikwijls ontzaglijk moeilijk de benoodigde ge- Jacob Roman was tegelijk met Daniël Marot architect gevens te verkrijgen voor de geschiedkundige beschrij- van Z.M. Koning-Stadhouder. Deze kwam pas in 1685 ving van een onzer vorstelijke Parken. Meestal bestaat als réfugé in ons land, maar werd reeds in 1686 hetgeen bekend is, uit gissingen of overleveringen, waar- architect van Willem den Derde, van men de grond niet kent. Somtijds worden wij on- De eerste, Jac. Romarfi, werkte zooveel voor den Koningverwachts voor feiten gesteld, die de gissingen tot waar- Stadhouder, dat hij in 1689 zijn ontslag moest nemen tfTfken ,of ?verlevermgen ontmaskeren. uit de dienst van de stad Leiden, welk ontslag hij de Herhaalde malen is er over het Paleis en Park „Het Loo” 9e Nov. kreeg, met als belooning voor zijn vele en ge- geschreven, doch zelden kwam men tot werkelijk be- wichtige diensten, de toezegging, dat hij ƒ250 ’s iaars ,gegevens- V°lgens de legende zou eerst Le zou bekomen, mits hij voor zoover het Stadsbestuur zijn Notre de plannen voor het oude Park van „Het Loo” hulp en advies noodig had, zich daaraan niet zou ontontworpen hebben, later beweerde men dat Daniël Marot trekken. Hij kreeg daarbij de titel Architect honorair. Tn P.lann®nwas- . Volgens de gegevens in bovengemeld boek is men f scïiJve1f dezer regelen m het toenmalig blijkbaar in 1686 begonnen met de bouw van het Tijdschrift voor Tuinbouw zijn twijfel aan de echtheid „Nieuwe Huis Het Loo”. van deze verhalen kenbaar gemaakt en de gedachte uit- Volgens een teekening in kleuren van ongeveer 1687 InSSSi dat h? WaaHSchT !jk Jacob Roman (soms van Christiaan Pieter van Staden waren de beide vleugels wTwS!!md) was’die de Plannen ontworpen had. van het paleis niet zoo uitgebreid als latere oude prenten rtnlhtn a* mooie'gravures van het Park in vogel- aangeven en zooals wij het paleis nog kennen, vlucht geteekend, maar de oorspronkelijke teekeningen; Hier vinden wij een andere naam, doch daar deze zich 3pZrUdpenogaef>0metnSChe p attegronden kreeg men niets wel de teekenaar maar niet de ontwerper noemt, kan Lniuer ue oogen. men aannemen, dat hij in opdracht van Roman eewerkt meteenboek SSnïbdagen in *fnais heeft. Toch is de naam van Van Staden niet vreemd mkele exemnkren Sdn.W ïiin ’ “ WaarVSn slechtS °P hetgebied der tuinkunst van die dagen en ontmoet De ttel va^dft hnftï v H i,- ai a- ■ ^ men als ontwerpers van tuinen Jan en Samuel van L>e titel van dit boek is. Kort geschiedkundig overzicht Staden. /an het Paleis »Het Loo” met bijbehoorend Park, door Het plan van de tuin was nog niet uitgebreid, doch is in fet Hit wl’ H d/ .J S“^meester, 1914. hoofdzaak als centrum gebleven. Ook was het in 1687 feiten omtrent bouwSLS?a™a ?:a* en aog niet geheel uitgevoerd, blijkens een reisverhaal van bhjkt ZGtT ^t den Zweedschen architect Nicodemus Tessin Jz„ die leeft e^dan nol ïppS V°f1 het L?° gedaan »Het Lo°” bezocht en een beschrijving geeft van hetgeen ïeett, en dan nog meer als sierkunstenaar, als binnen- hij aldaar zag. of decorateur, werkzaam is geweest. Ook voor In 1692 werd besloten de twee groote zijvleugels aan dergehjke versieringen maakte hij teekeningen. de zuidzijde van het gebouw, uif te breiden, waardoor Cliché Weekblad Kon. Ned. Mij voor Tuinbouw en Plantkunde het groote binnen-voorplein (Basse Court) ontstond en dat opgeluisterd werd door een fraaie fontein. In verband met deze uitbreiding van het paleis, zijn ook de daarachter gelegen terreingedeelten aan de bestaande terreinen toegevoegd. Ten Westen de Maliebaan en ten Oosten de Berceaux-tuin. Alle groote perspectiefteekeningen, die van het Paleis en omgeving verschenen zijn, zijn dus na die tijd gemaakt. Een tweede authentiek stuk betreffende de geschiedenis van „Het Loo” is de tweede plattegrond. Het is een reproductie van een Duitsche gravure uit het begin van de 18e eeuw, doch volgens het onderschrift, na de dood van den Koning-Stadhouder Willem den Derde, die in 1702 overleed. Deze plattegrond is geteekend door L. C. Sturm, een bekend Duitsch architect1) en gegraveerd door T. A. Corvius. Sturm bezocht „Het Loo” en had blijkbaar gelegenheid gekregen een opname te dcen, die echter, jammer genoeg, niet geheel nauwkeurig is en vooral niet in het weergeven van details van parterres, enz. De verhouding van lengte en breedte van de voorpartij komt niet overeen met de teekening van Van Staden. Ook de Noordelijke afsluiting niet. Toch geeft deze eenvoudige plattegrond een beter overzicht van het geheel dan vele van die fraaie perspectiefteekeningen, die wij er van kennen. Hier volgt de verklaring der letters: A. Apeldoornsche Allee Q. Theatrum B. Amersfoortsche Allee R. Moes-oofttuin C. Basse-Court S. Saturnusbeeld D. Tuinmanswoning T. Groote vijver E. Oranjerie U. Volière F. Berceaux-tuin X. Fonteinlaan H. Venus-fontein 1. Menagerie I. Aardglobe-fontein 2. Prinsentuin K. Hemelglobe-fontein 3. Maliebaan L. Marmeren standbeelden 4. Particuliere woningen M. Herkules-fontein met 5. Waschhuis sprengen 6. Jagershuis N. Doolhof 7. Tuin met zeldzame O. 25-stralige fontein vruchtboomen Oo. Cascaden 8. Allee Deze teekening van Sturm leert ons nog wat anders. Achter het park zien we een open terrein aan beide zijden van de Allee 8 aangeduid als „het zandveld” en dus blijkbaar nog onontgonnen. Het bevatte ook volgens andere teekeningen nagenoeg kale heuvels. Alleen de strook in Noord-Westelijke richting achter „het oude Slot” en sterrebosch is door boomen aangeduid als bosch. Het Park en het Bosch van „Het Loo” waren dus tijdens het leven van den Koning-Stadhouder lang zoo uitgestrekt niet als kaarten van jongere datum, b.v. die van 1853 aangeven, wat ook overeenstemt met de groote prenten van „Het Loo”. i) l. C. Sturm, geb in 1669 te Altorf, gestorven 1719, was Hertogelijk Brunswijksch bouwmeester en ontwierp de plannen van Paleis en Park van Salzdahlen. Cliché Weekblad Kon. Ned. Mij. voor Tuinbouw en Plantkunde Op de reproductie van het plan Sturm in boven aangehaald boekwerk stond onder letter T. aangeduid Groote Weide. Dit moet een fout van den vertaler zijn geweest, want op die plaats was in die dagen een groote vierkante vijver, versierd met een muur met balustrade en waterwerken. Denkelijk heeft op de origineele gravure Grosser Weiher gestaan en heeft de vertaler daarvoor gezet Groote Weide. Op de groote gravure van Sturm vinden wij aan de linkerrand van de gravure nog even die vijver aangegeven. Afzonderlijke gravures geven ons te zien, hoe die vijver versierd was. Jammer genoeg is van al die mooie zaken, die in die tuinen te zien waren — waardoor zij door vreemdelingen als een evenknie van Versailles werden verklaard niets meer overgebleven. Tijdens de revolutie in 1795 en de daarop volgende jaren is alles grondig verwoest en vernield. In 1798 werden de laatste en minderwaardige meubelen uit het paleis publiek verkocht. Onder Lodewijk Napoleon, die in 1806 last gaf, „Het Loo” in bezit te nemen, is het Park langzamerhand veranderd. [n 1807 werden de fonteinen en beelden of wat er van iver was, opgeruimd en deels onder de opgehoogde :erreinen en elders begraven.l) Ook de bassins en ter¬ rassen met hunne muren werden gesloopt, en terwille van het* uitzicht ook het groote amphitheater. Volgens het ontwerp van den Franschen architect Du Tour werd het park nu geheel vergraven en aangelegd en ook uitgebreid, waarbij achter het paleis een groote vijver werd gemaakt. Ook werden vruchtboomen uit Parijs aangevoerd. Tijdens de regeering van Lodewijk Napoleon werd nog voortdurend gebouwd, verbouwd en aangelegd, maar ook werden, om gezondheidsredenen, twee pas gemaakte fraaie waterpartijen weder gedempt. Na de val van Lodewijk Napoleon is er niet veel meer veranderd, althans zijn geen groote ingrijpende wijzigingen aangebracht. Wel zijn omringende gronden ontgonnen. Uit bovenstaande blijkt tevens, dat bij de verandering tot het landschappelijk Park de toenmalige Hollandsche kunstenaars — als de beide Zochers: J. D. Zocher Sr. en J. D. Zocher Jr. — geen aandeel in de algeheele omzetting hebben gehad. l) Tijdens de bouw van de nieuwe stallen werden, volgens mededeeling ran den toenmaligen intendant van het Koninklijk Paleis te ’s-Graven. ïage, twee beelden, liggende figuren, gevonden, doch zonder hoofdent Tet waren de beelden, die eertijds de stoep aan de achterzijde van hebeis versierden. DE VALKENBERG OUDE TUIN VAN HET VOORMALIG KASTEEL TE BREDA wanneer men m Breda van het station naar de stad gaat, comt men door het mooie park de Valkenberg en bereedt men historisch terrein. -ooals het park nu is, is het niet altijd geweest. Het heeft ïerhaaldelijk wijzigingen ondergaan. Niet alleen, dat iet zeer vergroot is over de oude vestingwerken, maar iok wat aanleg betreft. De laatste groote verandering leeft plaats gehad omstreeks 1870 volgens ontwerp van len tuinarchitect L. Rosseels uit Leuven. Het park wordt loor den heer C. M. van Koolwiik. Directeur der ve- oiwijK, Directeur der gemeente plantsoenen van Breda, in uitstekende toestand gehouden en zoo noodig verbeterd. De heer Van Koolwijk was zoo vriendelijk mij verschillende teekeningen te zenden, copieën naar de origineele ontwerpen en tevens uittreksels uit een paar boeken, enz., die voor bestudeering der geschiedenis van waarde waren. Wij zullen ons met de laatste veranderingen in de 19e eeuw niet bezig houden, maar teruggaan naar vorige eeuwen, hoewel het zeer moeilijk is, juiste gegevens te bekomen hoe vroeger de omgeving aldaar was. Er bestaat een oud boekwerk van De Cantillon, in het Latijn geschreven onder de titel van Castella etpraetoria nobilium Brabantiae et en Bergen op Zoom, onder het kwartier Antwerpen. Nu is het opmerkelijk, dat er zoo weinig gegeven wordt omtrent de tuinen der afgebeelde kasteelen in Noord-Brabant, terwijl er zeer vele uit ZuidBrabant ter aanschouwing worden voorgelegd. Deze zijn echter van groot nut, ter vergelijking met de tuinkunst in dit tijdperk in ons land. Tegenover de talrijke afbeeldingen van tuinen in Zuid-Brabant slechts een paar uit NoordBrabant, o.a. bij de kasteelen Zevenbergen, Barendrode en Waelderen (i. h. kwartier van ’s Hertogenbosch). De tuinen van het Kasteel Breda mist men op de afbeelding van het kasteel, evenals op die '■j, der Kasteelen Helmond, Boxmeer, Loon op Zand en Tilburg. Laten wij ons echter bezig houden met het Kasteel van Breda. Onder de teekeningen, enz., die de heer Van Koolwijk mij zond, was ook zijn copie naar een kaart eener opmeting van de tuin in 1740 (fig. I) en daarbij ook een coenobia celeberima ad vivum delineata Antwerpiae 1696, 4 deelen Fol., geïllustreerd door Harrewijn en Van Croes. Er moet ook een Nederduitsche uitgave zijn als: Adellijke lusthoven, inhoudende de voornaamste gezichten en perspectieven der oude en nieuwe geestelijke en adellijke gebouwen des hertogdoms Brabandnevens de wapenen der edelen, Amsterdam 1706. Met 200 platen door Harrewijn en anderen. 4 obl. Het eerste werk is in het Fransch vertaald als: Délices de Braband 4 vol. 8. Amsterdam 1757, en toen weer in het Nederlandsch als: Vermakelijkheden van Brabant en deszelfs onderhoorige landen. Amsterdam 1770. 4 deelen. 8°. geïll. Eigenaardig is het, dat de platen in de laatste uitgaven onveranderd overgenomen zijn uit beide voorgaanden, terwijl de inhoud van de tekst tot het jaar van uitgave is bijgehouden. De meeste hebben Latijnsche onderschriften en wijzen op de afkomst uit de le uitgave, met op de koperen platen bijgewerkte Nederlandsche namen, wat duidelijk uit de vorm der letters blijkt. Er zijn ook enkele platen met Fransche bijschriften. Toen deze boeken verschenen, waren Noord- en ZuidBrabant nog één en waren niet anders bekend als: Brabant, waaronder ook begrepen was een deel van Vlaanderen. Zoo behoorde Breda, evenals Zevenbergen foto naar een oude teekenmg, voorstellende de tuin in vogelperspectief, geteekend door J. de Swart en gegraveerd door B. J. Immink; naar de kleedij der daarop afgebeelde dames en heeren moet de teekening van omstreeks 1740-1750 zijn (fig. II). Vergelijken wij de plattegrond met de afbeeldingen der tuinen in Zuid-Brabant en de enkele in Noord-Brabant, dan is daar verschil en moet de tuin, die de opmeting van 1740 ons laat zien, van latere tijd zijn; doch onwaarschijnlijk is het niet, dat de tuin van Valkenberg vroeger in dezelfde stijl is geweest als die wij in de boeken van de Cantillon van 1696, Sanderius: Flandria illustrata (III-IV) 1641 en M. Smallegange, Cronyck van Zeeland 1650, zien. De geschiedschrijver Thom. Ernst van Goor verhaalt in zijn Beschrijving der Stadt- en Lande van Breda 1744, dat in 1531 Graaf Hendrik van Nassau het terrein van het Vogelhuis door aankoop deed vergrooten en het Vogelhuis deed sloopen. Dit gebouw diende tot verblijfplaats der valken, die oudtijds voor de valkenjacht werden gehouden. De tuin of Hof, die er ingericht werd, heeft daardoor den naam van Valkenberg gekregen en behouden. Hoe de tuin toen aangelegd is, is niet bekend. Schrijvende over de bouw van het Kasteel door Hendrik van Nassau in 1536 zegt de schrijver A. Hallema in het tijdschntt „De wandelaar Apm-jviei 1931, dat tijdens die bouw een deel der daaraan grenzende tuinen werd aangelegd. De smaak dier dagen schreef omtrent de aanleg van Valkenberg voor, als in de 18e eeuw, rechtlijnige bloem- en grasperken bij afwisseling met beelden versierd naar Italiaansch model, uit de tuinen van Farneze af komstig. Nu is het best mogelijk, dat het systeem der Italiaansche en Fransche bouwkunstenaars uit de 16e eeuw op de tuin van het Kasteel is toegepast geweest. Wij zien dit ook toegepast op dé tuinen in ons land, b.v. ’t Huis ten Bosch, Nieuwburg (Huis te Rijswijk) en Honselaarsdijk. Deze beide laatste — zoo wij zagen — door den Franschman André Mollet ontworpen. Het is jammer, dat van de toenmalige tuin niets in teekening bestaat maar hij zal, zooals reeds gezegd is, geleken hebben op die der Kasteelen in Zuid-Brabant en Vlaanderen, IwlLf SÜ' aanleg ,V™ ** *°“ «*ter systeem van kleine kwadraten, als een schaak- of^am apsnf»dT smaak Y*ek Ter versiering der rechthoekig afbord, die later saamgevoegd werden tot grootere Dit eebrach? \waren17 ™ltte pleisterbeelden aan- systeem vinden wij ook in de tuin van het Kasted Kfci, alierminstueen ^wijs van fijne kunstzin en Valkenburg, waar'het terrein in Te ïg eeuw fn 17 ffahg geTacht"’^ ‘ artistieke bij het toen' KcW;d„tpdrLSSgi%tnTr Va" °°0r dD« sproken Men meetkunsten beoor- Verwonderlijk is het, dat geen der beide geschied ppIpoH gf?st destlJds’ waarin kunstuitingen vast- schrijvers iets zegt over het aandeel dat Ja^h RnmVn' fïll Wf'Jen’ Hoe/al men over 50 of 100 jiar over bij de verbouwingen aan het kasteel in 1686 16QS mnr nkunstige en andere geestesproducten van tegenkoning Stadhouder Willem III heeA gehad e„ daar hun P^terwerk denken? § toen de tuin ook opgeknapt is, zal dit werkwel onder SulThefft ° hTT Ult d® 6e 2e helft en 17e Jacob Roman geschied zijn. De 17 vierkante nerken ten?;;’m TT’ ^od9n geen gelegenheid voor schaduw, zoo zij er toen al waren, zijn gebleven, omdat zif bruik- men veThT^T11 m ?C ”ablJheidhad- Daarom maakte baar waren. Wij zien dit uit & prenten van He? Lo?7n TSeTte Hl°0ge he^en *a™ het Huis de Voorst, waar Roman ook gewerkt heeft bovenrandT™- W- dlkwijls Iage heêgen> waarvan de Vergelijken wij nu deze afbeeldingen met de perken od hephnnmnf^ ™orziea w.anrn van versieringen uit de de plattegrond in vogelperspectief van Valkenberg, dan vormen (fi« IlTen IV)’ ^ kegC S’ baIIen en zelfs dier' SatT^nTT118’ rar het> t0ch niet onmogelijk, dSjÜ<üer£ & ’PyranUden'6,11d^üjkevormen, SndSdt 176 Srbetrsng*lte T de 17e — kwamen, I Als bij zoovele oude kasteden,Ts ook hier geen direct SStSt? NÓtre’ de hooge he^en> hachje verband tusschen kasteel en tuin Het kasfeel zeVTaTfw " f blnfts> “z„ in gebruik, omringd door de oude verdedigingseracht en af ’t zij als een uitge- groote vischvijver met koepel aan de grenslaan en een inkseh?rasvPldJe ™et fonteintje, ’t zij als een kabinetje woonhuisje met voorpleintje en boaLen Achter de dal ST bofhJ“ — wat onduidelijk is aangeduid — vijver een boschje van beuken en linden mét TTudi 7 s,te k aan Le Notre-styl doet denken, loopende, regelmatig beplante paden jd g TdT a Pnze oude tujnen’is ook die van Valkenberg Het geheel is Noordelijk en Oostelijk begrensd door een Swiizted **Jaren verdwenen en naar nieuwe inzichten laan, die het afsluit van de beplante baslms der vesting gewiJzlgd' #M> 22/4 1937 Hallema. schrijft in „De Wandelaar”, dat * „• . . .. .. „ae mdeehng een vrij gekunsteld, om niet te zeggen parterres*deschnjver mis- Het waren seen gazons maar z.g. broderie- PALEIS SOESTDIJK en het baarnsche bosch Is er nog iets nieuws over dit paleis met zijn prachtig park en het tegenover gelegen bosch te vertellen? Er ts in de laatste tijd zooveel over gesch reven! ndagweekbladen, dat het haast onmogelijk is den lezers van dit blad iets mede te deelen, dat zij met reeds weten. Maar hoevelen zijn er, die zich de toestand anders kunnen voorstellen dan hij nu is? Ik zou haast zeggen dat velen, zoo niet de meeste jonge vakmenschen met weten hoe de toestand was ruim 250 jaar of zelfs 100 ïfoestdijlsf heeft een geheel andere geschiedenis dan de overige^ buitenpaleizen der Oranjes en is oorspronkelijk het buiten geweest van een Amsterdamsch patriciër, Mr. Jacob de Graeff, en het was met bijzonder groot en betrekkelijk eenvoudig. c. tAnlr in 1674 Willem III, Koning Stadhouder heeft Soestdijk m 1674 Bekocht H om het als jachthuis te gebruiken. Hij heelt het zeer laten verfraaien, doch heeft het nooit zoo weelderig laten versieren als het Loo, by AP^do° Er werd jaarlijks pl.m. ƒ 5000 voor onderhoud besteed fervS het Loo jaarlijks ƒ 24.000 kostte. De taryke afbeeldingen, die er uit die tijd van bestaan, toonen dit aan o a die van G. Valck. Een dezer prenten doet zien, dat men van het paleis door de oprijlaan, later Koningslaan, op kalkovens zag. Het naleis zelf was met zoo groot als nu, daar het pas in 1817 vergroot is door bijbouwing van vleugels aa beide zijden, op gelijke wijze als het Paleis t Huis te Bosch, bij Den Haag. ? G^Fredertks^™^^ ^oEa^^AL^HandscÏrift^gedrukMhonderd ;x«SpS"u w"j. Co' “ Zu,ph"-l874' • v. i x 1 .,nn eehriivpr ne/ÊS. Gebouwen: b. Peking; c. Kanton, a. uc Eult; /. Monument; n. Boerden), p. Oud rentmeestershuis; t. Logement; u. Stal-koetshuis. Lanen en paden: a. Koningslaan; b. Witte laan; c. Torenlaan; d. Lange Dennenlaan; e.Kinderlaan; f. Schriklaan; g. Domlaan; h. Oude Schapendrift; i. Molenlaan; k. Poortlaan; 1 Borrelaan; m. Troonlaan; n. Leerlaan; o. Speelhuislaan; q. Zonnelaantje; r. Bisschopsweg; s. De Nieuwe Steeg; t. Achterweg. Vijvers: U. De Groote Kom; V. Linde kom; W. Pekings Kom. Bosschen: B. Poortbosch; E.Slmger-bosch; F. De Comedie; O. net Engeltje; H. Kleine Dolder; I. Kweek. De Heuvel; K. Moestuin; L. Eemnes heuveltje; A. Speelhuis bosch; O. Gezicht op Bunschoten; Gebouwen: a. Paleis; e. Wdlem I Jagthuisie- ƒ. Pr. Alexander Jagthuisje, e Pr. Hendrik Jagthuisje; A Boerdery; i. Groote Oranjerie; k. Kleiner Oraniêrie- m. Willemshoeve;?. Jagershuisje; r. Watermolen; s. Dagloonerswomng, v'. Herten Schuur. Paden, lanen: p. Reigerslaan, u. Hes *Vijvers: x. Hendrik IV k°n7’ y'J’1™' cessebad; D. Rooster bosch; M.Boterbergie; N. Gezicht op Loosdrecht, P. Gezicht op Utrecht; R. Gezicht op .Hilversum. Prins Willem III heeft er 28 jaar plezier van gehad. Lodewijk Napoleon het in bezit liet nemen. Door de Na zijn dood, in 1702, kwam Soestdijk in handen van opstand in 1813 kwam het weder in ’s lands bezit. Jan Willem Friso. Deze, gehuwd met Maria Louise Tot zoover bleef de aanleg van park en bosch de kenvan Hessen Cassel, is maar kort eigenaar geweest, daar merken van de 18e eeuw dragen. Door de uitbreiding hij kort daarop door het ongeluk aan de Moerdijk van de oude buitenplaats „de Eult” waren de gronden omkwam. tot aan het dorp aangekocht en beplant, doch ook uit¬ zijn jonge weduwe vestigde zich voornamelijk in dit sluitend op eenvoudige wijze als bosch met rechte lanen paleis, vooral toen haar zoon, Willem Karei Hendrik en regelmatig gevormde vijvers, doch zonder bijzondere Friso, aan de Academie te Utrecht studeerde. In 1747 kunstwerken. werd hij als Willem IV Erf-Stadhouder der Vereenigde Bezien wij de plattegrond van het Baarnsche Bosch, Provinciën. zooals deze hier is afgebeeld en overgenomen uit het In 1758 kocht zijn weduwe, Prinses Anna, de heerenhof- zeer zeldzame Gouden boek over Soestdijkdan vinden stede DE EULT, die tegenover het Paleis Soestdijk lag. wij daarop veel terug, dat nu nog bestaat, o.a. de Dit buiten was eigendom der familie Deutz, die, evenals Lindenkom, die oudstijds voor het woonhuis van „de de vroegere bezitter van Soestdijk, tot de Amsterdamsche Eult” heeft gelegen, niet ver van de Koningslaan. In patriciërs behoorde. Jan Deutz en zijn vrouw hadden het midden vinden wij nu nog als middenpunt van een gedurende 30 jaren bij stukken en brokken in de om- sterrebosch de langwerpige regelmatige beukenkom, geving grond bijgekocht. Deze terreinen vormden het Doch alles verandert op de duur. Niets is bestand tegen latere Baarnsche Bosch. de veranderlijkheid der menschelijke opvattingen, die Prinses Anna, zoowel als haar zoon, de latere Stad- zich steeds wijzigen. Zoo was het ook met de opvathouder Willem V, hebben veel bijgedragen tot de luister tingen in de tuinkunst. Hoewel reeds in de laatste jaren van Paleis en Bosch. van de 18e eeuw vele buitens volgens de nieuwe ideeën ver- Gedurende de rumoerige dagen na 1787 is er niet veel andérd werden, bleven Soestdijk en het Baarnsche bosch aan Soestdijk en omgeving gedaan; het werd tijdens intaat. Flórattaill 1937 de Bataafsche republiek tot Staats-eigendom geproclameerd en werd in plaats van een luxe bezit een 2 Soe$tdijk,doot_H. I. Caan, opgedragen aan H.M. Koningin Anna winstgevenddomém, denkelijkten koste der boomen,enz. natuurlijk. In 1806 werd het Koninklijk domein, doordat van, waarvan één in het bezit van ondergeteekende. „DE HARTENKAMP’’ BIJ BENNEBROEK De buitenplaatsen van ons kleine landje mogen over Op de kijkdagen voor de plaats en de meubelen in ’t geheel niet bogen op wereldberoemdheid. Over ’t hoofdgebouw ronddwalende, viel mijn oog op een ’t algemeen wordt er met zekere hooghartige goedheid paar schromelijk verwaarloosde teekeningen, die omlijst in buitenlandsche boeken verteld, dat er in Holland in de bovenomgang der vestibule tegen de wand hingen, tal van tuinen en buitens bestonden, en dan spreekt De vochtigheid, die in het sinds jaren onbewoonde huis men over Hollandsche tuinkunst op een wijze, alsof heerschte, had geducht- huisgehouden. De ééne teedeze zoowat de oorzaak is geweest, dat al het klein- kening, op perkament geteekend, was grootendeels zielig gepeuter der 18e eeuwsche tuinen zijn ontstaan losgeweekt van ’t paneel,. beschimmeld en de kleuren aan haar te danken heeft en wordt zij verder met eenig der typische tafreelen uit „de plaats” waren dooreenminachtend schouderophalen behandeld. geloopen. Door bijzondere omstandigheden is „de Hartekamp” De andere teekening, van later tijd, was op papier bij Bennebroek wereldvermaard geworden, omdat de geteekend, gelukkig op grof linnen geplakt, zoodat beroemde reformator der systematiek op Natuur-histo- van de door mot en schimmel aangetaste teekening fisch gebied, de alom bekende Linnaeus daar, een paar de restanten bijeengehouden werden, jaar vertoefd en gewerkt heeft. De teekeningen zagen er niet oogelijk uit, zoodat De toenmalige eigenaar, Georg Clifford, bezat een de erfgenamen, die al de andere teekeningen en af- ryke collectie planten, die door Linnaeus gecatalogi- beddingen mede naar Oostenrijk namen, deze twee seerd en beschreven zijn in zijn wel bekend plaatwerk plattegronden lieten hangen als onwaardig. „Hortus Cliffordtianum” en sedert die tijd weet elk Bij de boedelverkoop werden zij niet verkocht, zoodat bmtenlandsch botanicus dan ook dat „de Hartekamp” er op die wijze geen kans was, ze in handen te krijgen, eenmaal, bestond of bestaat. Zij bleven bij ’t huis, zooals eenige andere meubelen. Hoe zag dit buiten er uit? Ziedaar een vraag, die mij De koopster, de Binnenlandsche explotatie Maatschappij sinds jaren bezig hield, doch hoewel in ons land vol- van Onroerende goederen, was toen zoo welwillend mij doende afbeeldingen van Hollandsche buitens bestaan, de toch reeds beschadigde teekeningèn af te staan, om eens een denkbeeld te geven hoe „de Hartekamp” en zoo kreeg ik ze in handen tot vermeerdering er kan uitgezien hebben, het was mij nooit gelukt goede mijner collectie. afbeeldingen van die plaats te vinden. Doch nu was de vraag: Wat kan er gered worden, en Ik bedoel daarmede geometrische plattegronden, die ik ben er in geslaagd door de hulp van den heer Smit, ons meer zeggen, dan andere illustraties. encadreur te Haarlem, er nog zooveel van te behouden, Een paar jaar geleden diende mij ’t geluk. dat de teekeningen nog volkomen bruikbaar zijn ge- jVe 1^en \an ^en e^8enaar> Baron van Verschuur, bleven. Alleen zijn de verklaringen op de laatste , tee- werd de plaats door de erfgenamen publiek verkocht, kening zóó onduidelijk geworden, dat het meerendeel mleesbaar is en daarop geen jaartal te vinden is. tijd van Hinlopen, toen de oranjerie en serres een zeer roch is uit de geschiedenis van Haarlem’s omstreken, bescheiden plaatsje innamen werkeliik n verband met £ vermelding van de naam der etgenaars, In ^ve"e aan te nemen a ^plaats werkeltjk semgszins een tijdperk aan te wijzen. is geweest als ae teeKening . g > «leeheele om- 3p de perkamente teekening wordt als eigenaar genoemd: heid te zeggen; zeker 18 dat door de algtoxto.a^ lohan Hinlopen. Deze nu kocht de plaats op 19 Januari keer, die er later onderdIwde.Zoch^J 1693 van de Wed. Crijn Crijnss de Jonge voor ƒ 4900,-. (Jan David en J. David Jr) heeft plaats gehad, er me r»p rtiaofe was toen 12 Rh morgenen 178 roeden groot, en daar nog slechts enkele punten zijn aan te wijzen, Op *5 Mei 1709 verkocht Johln Hinlopen haar toen die de vroegere toestand aangeven, o.a. de pkms van ^ r'KfTni-A \mnr fn non de koepel inde overplaats, een verborgen bergje in i D^olaats wasdestiS^ niet vee/grooter dan toen Hin- bosch, als een restant van de Parnassus met spiraallopen haar kocht, namelijk 12 Rh. morgen en 434 roeden vormig pad, de haast cirkelvormige moestuin de gr nf n m 10 <5 H A en bestond alleen uit het gedeelte moestuin en een overblijfsel van het amphitneater. &£ ïdtóe vaïït te^Westen, ten Zuiden W te Op de eigenlijke plaats* “g^aTi Bijweg en ten Noorden weiland. Later is daar de plaats oude toestand doet denken Zoo is daar de aameg ge uitgebreid tot aan ’t Huis „’t Manpad”. De geheele wyzigd Alleen t inwendige, van overolaats — de eigenlijke hertenkamp — was er met bij. nog geheel hetzelfde als in De groote toename van waarde moet dus te vinden zijn in de groote kosten, die aan de versiering der plaats door Johan Hinlopen besteed zijn. Hoe de plaats de naam van „Hertecamp” gekregen heeft, is niet te vinden. Hoewel de tegenwoordige hertenkamp in de overplaats eerst onder de Cliffords is gemaakt, komt de naam reeds voor in een koopbrief van 17 Nov. 1680, toen de plaats te Amsterdam publiek verkocht werd aan Jacobus Heyblok voor ƒ 5316,— groot 12 morgen 168 roeden. Heyblok moet de plaats dus verkocht hebben aan Crijn Crijnss de Jonge. Bij de verkoop door de erfgenamen van Pieter Clifford Pietersz. aan Jean Clicquet, op 7 Juli 1788, zien wij vermeld: le. de hofstede „de Hartekamp” met de overplaats; 2e. een omrasterd duin tot een hertenkamp geappropriëerd; 3e. 3 perceelen gelegen onder Bennebroek, waarvan 2 van ouds geweest zijn de lijnwaadbleekerijen met landerijen te samen groot 42 Rh. morgen. De verkoopsom was toen ƒ 34500,—. De tweede teekening is dus uit het tijdperk tusschen 1709 en 1788. Linnaeus vertoefde op „de Hartekamp” van 1736-1738. Er moest in cue tija neei wat ruimte disponibel zijn voor de rijke verzameling van overzeesche gewassen en deze ruimte vond men niet op de teekening uit de Alleen in de overplaats zijn boomen, die waarschijnlijk overblijfselen zijn uit de tijd van Linnaeus, toen een groot deel (het Oostelijk deel) nog wildernis was. Een deel van dit terrein is in die tijd afgezand, dit getuigen de vaarten op de teekening, vaarten die later weer dichtgemaakt zijn. Daar in de laagte staat een Iep, die de eerbiedwaardige stamomvang heeft van 5.55 m. Het is een echte duiniep (Ulmus campestris) en waarvan men destijds enkele takken omgebogen heeft in de grond. Deze takken hebben wortel gemaakt, en de oude boom doen omgeven door een kring van jonge boomen. Hij heeft daarom de naam van Moederboom gekregen. Op de heuvels oostelijk, naast de koepel, zijn nog eenige van de. echte type van duin-Eiken te vinden, bekend door hun dwergachtige groei met knoestige stammen en breeduitgaande takken. Vormen, zooals men, ik zou haast zeggen, uitsluitend in de duinen vindt. Maar hoe veranderd is het gezicht uit deze koepel. Zag men vroeger over de smalle strook binnenduin op het blinkende water van de Haarlemmermeer, dat zich m t verschiet verloor en alleen bij helder weer misschien de toren van Aalsmeer in de nevelen opdoemde, thans ziet men over de groene grasvelden van de achterste „’t Manpad” nog oude beelden enz. aan, op de „Hartekamp” niets van dat alles. Toen ik in de zomer van 1902 ’t voorrecht had, een maand op „de Hartekamp” door te brengen, heb ik alle gelegenheid gehad de plaats in alle hoekjes en gaatjes te doorsnuffelen, doch nergens kon ik eenige boom of plant vinden, die mij de dagen van Linnaeus in herinnering bracht. Ik vond er een heerlijke afleiding van al de onaangenaamheden, die ik moest ondervinden door het indienen van het reorganisatieplan van den Hout; genietende van de stille rust dieerheerschte, niettegenstaande de onmiddellijke nabijheid van stad en dorp. Dat men in de dagen der groote Zochers (vader en zoon) niet schroomde de bijl te gebruiken om al die rechte lanen, geheel of gedeeltelijk te sToopen en ruimte te maken in de chaos van geschoren of verwaarloosde heggen en daardoor licht en kleur te brengen in ’t landschap, is typisch becritiseerd in een gedichtje van niemand minder dan Mr. David J. van Lennep, den vader van onzen dichter Jacob van Lennep. Het gold toen de ■ voorgenomen veranderingen op ’t Huis „’t Manpad”, de buurman van „de Hartekamp”. Het gedichtje is getiteld: Op zekeren nieuwen Aanleg. Ik ben een vrind Van wind van wind, ’k Weet met een bosch goed raad. Ik vel gerust en zonder schroom, Van ’t dichte woud fluks elke boom, Die in de weg mij staat. Wat schaduw biedt Behaagt mij niet. De zon zende onverlet Haar stralen neêr bij middagbrand, Op wie in ’t zweet, door gulle zand, Vermoeid zijn schreden zet. Zoo krijgt men ligt, Een ruim gezigt. En schenk aan ’t oog vermaak. Dit zoek ik slechts. Wat wil men meer? Men prijs mijn kunst en geef mij de eer Ik volg de nieuwe smaak. hertenkamp en boschjes, en tusschen prachtige boomgroepen door, naar de weelderige landouwen van de t Haarlemmermeerpolder en verrijzen in ’t verschiet de \ boomen van Hoofddorp. Wanneer men nu met de stoomtram van Haarlem naar 1 Leiden tusschen de Glipperbrug en Bennebroek op ' de wissel halt houdt, om een afkomende tram af te i wachten, ziet men westwaarts hoog op een heuvel j een witte vierkante koepel. Deze koepel staat op dezelfde plaats als de teekening aangeeft. ' Prachtige boomgroepen vormen de achtergrond en < verheffen zich statig op de golvende heuvelen van de ; weinige overblijfselen der binnenduinen, die allengs verdwijnen, om plaats te maken voor bollenlanden. < Was door de verkoop in 1901 een oogenblik gevaar i ontstaan dat deze historische plaats de weg van zoovele groote buitens zou gaan, gelukkig heeft zich dit gevaar voorloopig afgewend. De eigenlijke plaats — het Heerenhuis en omgeving tot aan ’t Huis „Manpad” — is na nog tweemaal in andere handen te zijn geweest (Mr. W. de Ridder te ’s-Gravenhage en daarna B aron Creutz), het bezit geworden van den heer P. Smidt van Gelder, terwijl de overplaats deels in handen van den heer N. Vas Visser, deels van Jhr. Teixeira de Mattos gekomen is. Gelukkig, want in de laatste jaren, dat de plaats de bezitting uitmaakte van wijlen Baron van Verschuur, was zij aan verwaarloozing overgegeven. Na de dood van zijn ega kwam de bezitter weinig meer op het landgoed en zooals t meer gaat. Het oog van den meester maakt het paard vet. Wanbeheer voerde hier de scepter. De bezitter had geen pleizier meer in zijn schoone plaats, wetende dat na zijn dood, zijn kleinzoons, die als vreemdelingen (van een Oostenrijkschen vader) niets daarvoor voelen alles toch verkoopen zouden. rhans gaat „de Hartekamp” weder een goede toekomst egemoet, leven en beweging is er weder. Het huis is vinter en zomer bewoond en er klinken weer vroolijke nenschenstemmen, waar sedert jaren de stilte van een graf ïeerschte. De Hartekamp, verlaten en eenzaam als het 'roeger aan de weg stond, heeft weer de plaats ingenonen, die het vroeger had in de rij der schoone landgoederen aan de Haagsche straatweg. Vie de ontwerpers zijn van de twee in mijn bezit zijnde intwerpen, is niet na te gaan. Dp de oudste is geen naam vermeld, terwijl op de laatste /oorkomt de naam van George Lodewich Uhl, doch t is niet meer duidelijk leesbaar of hij ontwerper was if maar teekenaar. Waarschijnlijk dit laatste, daar le onduidelijk geworden letters iets aangeven, als „geadmiteerd landmeter”. In elk geval de teekening is goed van conceptie, en fraai en zuiver geteekend, getint in Oostindische inkt, een der vele bewijzen voor de uiterste zorg, waarmede men destijds dergelijke zaken behandelde. Beziet men het ontwerp, dan moet de plaats er rijk uitgezien hebben, altijd voor een Hollandsche tuin, want hoe fraai ook, zij blijven in conceptie altijd achter bij de Fransche ontwerpen uit die dagen. Toch is het vermakelijk hoe Nederlandsche schrijvers over onze oude 17e en 18e eeuwsche tuinkunst steeds blijven beweren, dat Le Nötre gewerkt heeft voor onze rijk geworden kooplieden. Af en toe komen echter de bewijzen voor de dag, dat zij steeds de plank missloegen en dat het bleek dat het niet eens al te beste'volgelingen van Le Nötre waren die hier werkten. Meestal zijn het — althans voor de beste ontwerpen — Daniël Marot, Simon Schijnvoet, Jacob Roman en dergelijken. Over een ontwerp van Dan. Marot, dat ik dezer dagen toevallig onder de oogen kreeg, hoop ik later te schrijven. Ned. Tbl. Sempenttrens 1905 DE HOFSTEDE „MEER EN BERG” TE HEEMSTEDE SKtfVrS - de omstreken van Haarlem” me, bijschriften van sis eeuw doch wat verhouding van mensch en omgeving spronkehjk ontworpen was dooi: Le> Notre* als SrV^S^e^oop^laten aïujS fantasie^' SengeS deugdelijke bewijzen heeft, vooral^aarhet de Enkele dezer plaatwerken bevatten ook plattegronden opinie geldt van mannen als de gen in vogelvlucht; doch zuiver geometrische teekemngen, ^tetten techouwd^werdem ^ ^ do()r verge_ SÏÏ’SoT^SS ^SSSSSSen door lijkende studie al spoedig waarheid en verdichting van SETS?« d"^Unnv““^ «^'t"Saar da, ik , genoegen hadkennis ,e 4* verloren gegakn, hetgeen aanleiding heef, gegeven “X^e, h^T pLr,on5gSg ^ a“wéz.g" “oud° sagEjSSr =* sommige buitens. . ,MT1 van een zijner volgelingen kon zijn, hoogstens ttXtSiSSS 3, “Srs - „Gezichten Sme“"- é.a. dacoh Roman - gemeen had. De eigenaar meende bij de grondpapieren nog oude teekeningen te hebben, en weldra waren deze te voorschijn gehaald. Tot mijn niet geringe genoegdoening lazen \yij op een daarvan de onderteekening — Daniël Marot, fecit. Alle twijfel was dus vervlogen en een historisch bewijsstuk voor mijn stelling gevonden. Zooals het in kleuren geteekende ontwerp daar lag, kon het onmogelijk gereproduceerd worden, en toch was dit wenschelijk. De teekening had door de behandeling bij de uitvoering van ’t werk of bij andere gelegenheden veel geleden, althans zij was vol scheuren en plooien — deze laatste veroorzaakt door onoordeelkundig plakken op grof linnen. Voor alle zekerheid en om de kunsthistorische waarde, was ’t van belang een copie te maken en liefst zoo nauwkeurig mogelijk. Bijgaande plaat geeft ons deze te zien.1) Reeds bij de uitvoering schijnen er veranderingen in het ontwerp gemaakt te zijn, althans op de origineele teekening is met potlood aan de noorder grens, nabij ’t woonhuis, een oranjerie geschetst, die wij op de fonteinen waterleidingteekening terug vinden. Deze teekening is gemaakt door den landmeter Snoek volgens een schets van den landmeter Chr. Gebhard en geeft behalve deze wijziging ook veranderingen in de vormen der fonteinkommen aan. Meer en Berg was toen veel kleiner dan nu, en ongeveer 6.39 ha groot. De plaats behoorde in 1696 aan de familie de Neuffille (de Neufville), en is daarna overgegaan aan de familie van Lennep, die met het geslacht Neuffille vermaagschapt was. In 1730 wordt de plaats vergroot door aankoop van en verbinding met de Hofstede „Leeuwenberg” en de daarbij behoorende wildernissen (thans voor een deel nog aanwezig) ter grootte van 73 morgen 1) De origineele teekening bevindt zich thans in het provinciaal archief te Haarlem. HE HOFSTEDE „MEER EX ID HO TE HEEMSTEDE. af 4-rtf < aff/s ■/?<*£ *► n <-y '#«** //*> u, «•/ Afar'»/, 521 roeden. In 1732, op 17 December, wordt de plaats zijn tijd ook wel ondervonden hebben, wat zijn collega’s overgedragen aan Vrouwe Petronelle de Neuffille, we- der 19- en 20-eeuw ondervonden en nog ondervinden, duwe van Jacob van Lennep Arnouts, voor de som De Hollanders hebben altijd doorgegaan voor groote van ƒ 40.000.—. liefhebbers en beoefenaars van de tuinbouw maar ... In 1794 wordt de plaats veranderd, volgens de nieuwe deze moest wat opbrengen, zoo al niet financieel dan richting in de tuinkunst, de landschappelijk manier, toch in natura. Nu nog. Zoo klein kan de tuin niet zijn, Het was Jan David Zocher Sr. (de vader van den later of een Hollander moet er ten minste één vruchtboom vermaarden J. D. Zocher Jr.), die daarvoor de teekening in hebben, al is het maar een bessestruik. leverde en deze uitvoerde. Vandaar dan ook, dat in de meeste oude buitens uit de Met deze en latere veranderingen zijn alle gegevens van 17e en 18e eeuw, achter de gebruikelijke heggen, vruchtde 17e en 18e eeuwsche aanleg verdwenen; alleen de boomen waren, ja zelfs moestuintjes in plaats van boschruïne voornoemd is het rampzalig overschot van het jes en bosschen met de noodige cabinets met boulingrins fonteinhuis, waaraan nog te zien is, hoe men destijds en dergelijke versieringen. dergelijke gebouwen versierde. Een deel van de wand- Door de teekening van Daniël Marot krijgen wij een schildering is nog te zien. Ook een paar beelden zijn er goed denkbeeld van de broderies, nog. Maar overigens is alles verdwenen, dank zij he,t Gewoonlijk kennen wij deze slechts van de oude kopervandalisme dier dagen. gravures in boeken en plaatwerken en moet men zich Denatuurvergodershebbenalleswatlosenvastwasenniet de kleuren, waaruit zij zijn samengesteld, voorstellen, in hun richting te pas kwam, meedoogenloos verwoest, aangegeven als zij zijn door verschillende wijzen van en zoo zijn er honderden voorwerpen verloren gegaan, arceeren, die men toen ter tijd gebruikte. Dat zij, bewaarvoor men thans duizenden guldens zou besteden, staande uit verschillend gekleurd materiaal, als gebroken In 1803 was Meer en Berg in ’t bezit van Jacob Abraham metselsteen, stukjes marmer, kool of gekleurd glas, enz. van Lennep; in 1844 eigendom van Jhr. A. J. van Lennep. hetzelfde effect opleverden, als wijle onze mozaïekperken, Wat nu het plan van Marot zelf betreft, als ontwerp die men uit laagblijvende of geknipte plantjes maakte, staat het ver beneden dat van de meeste Fransche kun- ' is te betwijfelen; doch het was een versiering voor stenaars. Hoewel hij zelf een Franschman van geboorte zomer en winter en als zoodanig had zij haar waarde, was, schijnt hij veel van de zwakheden der Hollandsche maar was zeer omslachtig in onderhoud. Men denke collega’s overgenomen te hebben. Waarschijnlijk is dit slechts wat mollen, veldmuizen en aardwormen omver het gevolg van de invloed der kleingeestige en bekrompen kunnen werpen. opvattingen der Hollandsche kooplieden, die in hun Het blijft altijd jammer, dat in ons land geen enkele tuin zaken groot, maar in hun particuliere leefwijze klein, of geen enkel park is overgebleven, eenigszins gebleven dikwijls zeer klein, waren. in de oude vorm; maar met Bilderdijk kunnen wij zeggen: Zij wilden meedoen met buitenlandsche vorsten en „Diezelfde tuimelgeest heeft alles overheerd”. grooten, maar waren te veel zakenmenschen om groote De negentiende eeuw heeft alles krom gemaakt wat sommen voor dergelijke hooge weelde over te hebben, recht was. Zal de 20e alles weer recht maken? Het land was te duur voor groote parken en toch moest Evenals in de laatste jaren van de 18e eeuw de Engelsche er van alles in. Vandaar het overladene, dat men in de smaak, die een ware kruistocht tegen de rechte lijnen oud-Hollandsche tuinen vond. De grootsche gedachten opzette, coüte que coüte moest nagebootst worden, van een Le Nötre werden op een honderdste van de ware even redeloos dom doet men ’t tegenwoordig weer, grootte uitgevoerd, en wanneer men de verhoudingen doch nu in het omgekeerde. Omdat de Engelschen de der onderdeden nagaat, dan moet men erkennen, dat de eenmaal verworpen rechte lijn in de aanleg weer inwerkelijkheid veel te. wenschen moet hebben over- voeren, daarom moet zij hier ook weer toegepast worden, gelaten. Bot navolgen wat anderen doen is een echt Hollandsch Daniël Marot maakt in zijn werk wel dikwijls de indruk kenmerk; de portemonnaie echter dwingt tot beteugeling, van het kunnen, maar niet van het mogen. Hij zal in En wat is het gevolg? Eentonigheid en eenvormigheid. BERCKENRODE TE HEEMSTEDE Wanneer men van Haarlem door de Hout wandelt en BIJ HAARLEM zijn schreden richt naar de Haagsche straatweg, komt J men op een terrein, dat niet alleen een historische betee- rode aan de Heerenweg, tot de oudste van Haarlems kenis heeft voor de bollenkweekers, maar zeker ook omstreken. Hier stond eenmaal het kasteel van de heeren voor hem, die zich door de geschiedenis der tuinkunst van Berckenrode, welks gebied, hoe klein van oppervoelt aangetrokken. vlakte het ook mocht zijn, een afzonderlijke ambachts- Daar langs de groote weg vindt men tal van buitens, heerlijkheid vormde, met al de daaraan verbonden die een geschiedenis achter zich hebben, die de wissel- rechten. valligheden van het lot hebben meegemaakt. Er zijn er Wanneer men vanaf de Hout de Heerenweg volgt, komt bij, die voor de beoefenaars der tuinkunst belangrijk zijn, men weldra aan de Aerdenhoutsche of Zandvoortsche omdat hun geschiedenis tevens de geschiedenis der tuin- laan. Gaat men verder, dan ontwaart men aan de rechterkunst is; die meer zeggen, dan tal van meeningen door zijde een buiten, waarvan het huis (een vierkant 18debuitenlanders ten opzichte van onze buitens ten beste eeuwsch huis) op een verhevenheid staat. Het hek draagt gegeven, en die door schrijvers als Sijpenstein als bewij- de naam van Oud-Berckenroede. Toch is dit niet het zen worden aangevoerd, dat de tuinkunst van Le Nótre historische huis, noch de plaats waar het oude kasteel feitelijk in ons land is ontstaan. stond. Dit gebouw is eerst in de 18de eeuw gebouwd. Onder onze historische buitens behoorde Bereken- Even verder ligt het buiten „Berckenrode , van den neer H. van Wickevoort Crommelin van Berckenrode. Dat daar twee buitens naast elkander liggen, die dezelfde naam dragen, is het gevolg van een dwaas testament van eene vroegere eigenaresse, de Wed. Ridder Baronet Benjamin Poulle, ambachtsheer van Berckenrode, die het gebruik van de titel van Berckenrode aan haar tweeden gemaal, Mr. Jan Trip, overdroeg, maar het huis en de grond aan Mattheus Lestevenon. In die tijd, plm. 1726, stond het huis Berckenrode niet aan de weg, doch midden in het terrein, op twee derde van de afstand tusschen de teekend werd, was de Leidsche .vaart er nog niet, doch blijkens de twee evenwijdige lijnen aan de westzijde en evenwijdig met de Houtvaart, reeds ontworpen.1) Uit deze teekening leeren wij, dat de aanleg van die dagen uiterst primitief was. Geen sprake van een systematische indeeling, die wij zoo dikwijls zien op binnen- en buitenlandsche ontwerpen uit die tijd. Schrijvers als Sijpenstein gaan veel te veel af op gravures, die ons een klein deel van het terrein geven, zonder verband met het overige, of zij gaan af op Cliché Weekblad Kon. Ned. Mij. voor Tuinbouw en Plantkunde Cliché Weekblad Kon. Ned. My. voor Tuinbouw en Plantkunde Heerenweg en de tegenwoordige Leidsche vaart. Over de fantasieën van kunstschilders en graveurs. Een archinaam is een proces gevoerd, dat eindigde met een com- tectonisch verband tusschen de verschillende onderdeden promis, waarbij aan de naam Oud-Berckenrode een e is niet te vinden. De ster-vormige parterre is even toegevoegd werd en dat na dien Oud-Berckenroede heet, onafhankelijk als de overige deelen en ligt onsymmetrisch hoewel het feitelijk Nieuw-Berckenroede moest heeten. tusschen de rechthoekige laan, die haar omringt. Omtrent de verdere geschiedenis van dit Oud-Bercken- Bezien wij de kaart van 1683, geteekend door Joannes roede behoeven wij ons niet te bekommeren al speelt het Leupenius, geadmitteerd Landmeeter, dan zien wij dat ook een rol in de geschiedenis onzer tuinkünst want in de loop der tusschengelegen jaren een groote veranhet park dat eenige jaren geleden gesloopt en tot bollen- dering heeft plaats gehad. Berckenrode behoorde toen land gemaakt is, was een der eerste in ons land, waar de sinds 1618 aan de familie Alckemade van Brederode. landschapsstijl is toegepast. Intusschen had Jhr. Hendrick van Alckemade van Brede- Het eigenlijke Berckenrode als buitenplaats zien wij vol- rode Floriszoon in 1645 het kasteel, dat in 1573 tijdens gens bijgaande kaarten in verschillende stadia van ont- het beleg van Haarlem was vernield, opnieuw doen opwikkeling. Jammer dat er geen namen van ontwerpers bouwen, doch meer in de geest van de tijd. Ook nu zien vermeld zijn. wij, hoe gering de kunstwaarde was van de Nederland- Allereerst zien wij de kaart van 1644 van Peter Wils, een sche tuinen, voordat Le Nötre’s kunst haar invloed liet persoonlijkheid uit die dagen, wiens naam wij telkens gelden. Een achtrijïge laan tusschen twee slooten loopt tegenkomen in authentieke stukken en kaarten uit de dood tegen een sloot, waarover een brug, die toegang omgeving van Haarlem. Hij wordt dan steeds aangeduid geeft tot een voorplein met gebouwen en grasvelden met als: „gesworen lantmeter”. Een/huis of kasteel stond er boomen. Een middenpad geeft toegang tot de slotbrug, denkelijk nog niet op, hoewel de titel van de kaart het Het slot ligt in een als vijver verbreede gracht. Een weg zou doen gelooven, omdat hef kasteel sedert de verwoes- met boomen omsluit de gracht. ting in 1573 nog niet herbouwd was. Ten zuiden en ten westen zijn boschjes van regelmatig Op deka'art zien wij dat de plaats ver van de Wagen- geplante boomen, terwijl ten noorden van de gracht een of Heerenweg ligt, waarmee zij door twee lanen ver- regelmatig vierkante-vierdeelige parterre is aangebracht bonden is. De noordelijke is de toegang, de andere (Jan volgens het gebruik dier dagen. • Lottelaan) *de grens van de Heerlijkheid en als uitweg voor daarachter gelegen landerijen. Toen deze kaart ge- b De Leidsche vaart is in 1657 gegraven. Cliché Weekblad Kon. Ned. Mij. voor Tuinbouw en Plantkunde is afgebeeld. Jammer dat er geen jaartal en naam van ontwerper, graveur of teekenaar op vermeld staat. Doch _ . ■ • , . , , ,. - . , • _ , - zooveel is er wel uit de kostuums der afgebeelde menschen Symmetrisch ten opzichte van t kasteel, is er geen enkel en ujt de rijtuigen op te maken, dat de prent moet dagverband met de omgeving.*) De geheele mdeehng doet teekenen ^ i%o-1730, zijnde geheel in de geest, zooals zien, dat van een systematische opzet van het geheel geen - ^je kennen ujt de prenten van Hendrik de Leth (Versprake is, evenmin van de weelde, die wij in latere tuinen keerlij kt Rennemerland). Een geheele ommekeer heeft terugvinden. er piaats gehad. Streng symmetrisch is de aanleg door- Waar moest Le Notre nu in onze toenmalige tuinen, waar- evoerd en voigens Nederlandsch gebruik door beplanvan dit plan zulk een uitiremend voorbeeld is, zyn ideeen . slooten nagenoeg geheel afgesloten van de vandaan halen, zooals Sypenstein beweert (bla. 112). 6 , 6 Diezelfde eenvoud vinden wij terug in Hofwijk van Huy- Deg enfgeeft duidelijk aan hoe er alles moet hebben gens, in de tuinen door Pieter Post voor Vredenburch uitgezien en behoeft geen nadere uitlegging. Regelmatig in de Beemster, voor Swanenburg bij Halfweg en by gepiante boomen, geschoren heggen, rechte slooten en t Huys ten Bosch by den Haag. Weelderige turnen als kanal een door heggen omsloten plein, waarop de by de kasteden Nieuwburg by Rijswijk en t Huis onmisb^re broderie-parterre met beeld. Hoewel zij niet Honselaarsdyk zyn van buitenlandsche (Fransche) oor- teekenjng zjjn aangegeven, zullen vazen en andere sprong. ) , . beelden wel niet ontbroken hebben. Zeer komt die eenvoud der oud-Nederlandsche tuinen de dood van wed pouue, kwam Berckenrode in uit, toen de invloed van Le Notre zich einde 17e, begin handen van baar achterneef Mattheus Lestevenon en 18e eeuw liet gevoelen, nadat de Komng-Stadhouder . 1724 Willem III het voorbeeld gaf op t Loo en Voorst onder jn nacbt van 4 op 5 Mei 1747 trof Berckenrode een leiding van mannen als D. Marot en1 Jacob Roman ongeluk. Tijdens feestviering over de verheffing van den Op de kaart van C. Velsen, gedateerd 24 Aug. 1728, aan- prins van Oranje, ontstond er brand in ’t kasteel, dat gevende de grenzen van de heerlijkheid Berckenrode, m gebrek Jaan bluschmiddelen geheel afbrandde, zien wij dat er mtusschen weder groote veranderingen Lestevenon yet het huis gelukkig weder opbouwen en gemaakt zyn. In 1690 was Berckenrode door koop wel in dier voegej dat hij in 1754 de prinses met haar overgegaan aan Ridder Baronet Benjamin Poulle, die eyolg kon ontVangen op haar doorreis van den Haag m 1711 overleed en de plaats naliet aan zyn vrouw „aar Oraniewoud. Elisabeth Thielens. Het is denkelijk onder diens beheer Hoelang het park in die toestand gebleven is, is mij niet dat het park van Berckenrode naar de smaak dier dagen . ekend qd 29 Sept 1797 ging de heerhjkheid over op is veranderd Wij zien dat de vierkante vyvergracht zoQn ^iüem Anne die haar 8 weken later, 22 Nov., geheel veranderd is. Veel mooier komt de aanleg uit op vJrkocht aan den heer Mr. Jan pieter van Wickevoort de kopergravure, waarbij het geheel in vogelperspectief Crommelin Het zal denkelijk wel deze geweest zijn, die , . T f geheel Berckenrode deed wijzigen volgens de inzichten J) De Leidsche vaart vormt nu de westgrens en de Jan Lottelaan, die J vroeger de zuidelijke grens van de heerlijkheid aangaf, is vanaf de van Zijn tlja. . , . _ Heerenweg recht doorgetrokken in ’t verlengde van de Boekenrodelaan IntUSSChen waren de buitens Westeroum en UUin en aan de overzijde der vaart. Zij vormde daarbij de grens tusschen Vaart vereenigd met Berckenrode, wat een groote verBerckenrode en het buitentje Duin en Vaart. De Jan Lottelaan was te beterine was daar vooral Westerduin, dat aan den Hee- ?SoöSoPSnhUiS” dat ‘°en reedS best°nd- renwegglag, een inham vormde in de heerlijkheid. Op ïerkenrode in 1847 ae perspectiet met te zien, evenmin als Duin en Vaart. De heer van Wickevoort Crommelin wilde niet zoo ver van de straatweg wonen, liet het oude huis af breken en betrok het woonhuis van Westerduin, dat sedert het heerenhuis van Berckenrode is gebleven. Het oude hek is denkelijk verplaatst, want de ingang van de oude oprijlaan lag veel zuidelijker.x) Wanneer en door wie is de aanleg in landschapstijl, zooals wij die thans kennen, ontworpen? Als tijdstip kan men wel aannemen de eerste jaren van de 19e eeuw; althans de kaart van 1847 toont een later systeem van wegen-aanleg dan gebruikelijk was in de laatste jaren van de 18e eeuw, in de tijd der toenmaals gevierde mannen J. G. Michaël en Jan David Zocher den Ouden. De teekening kan dan ook van geen dier twee zijn, Haar beiden in 1847 reeds lang gestorven waren. Mogelijk is het een opmeting van latere tijd als de aanleg zelf. Op de teekening is in de uiterste rechtsche onderhoek even de naam te lezen van (H. P. ?) Crommelin. Het oude kasteel heeft gestaan waar nu de groote vijver is. Nu mogen moderne tuinarchitecten misschien met een zekere minachting op deze teekening en opvatting neerzien; de prachtige boomen en boomgroepen doen zien, dat de ontwerper een goed denkbeeld van een grootsche opvatting had. Het uitzicht dat men heeft van uit het heerenhuis over het weiland met de groote boomen tot achtergrond, is een der mooiste partijen. Door de slooping van het park van Oud-Berckenrode langs de Zandvoortsche laan is veel kwaad gedaan aan ’t bosch. De boomen van Berckenrode, opgegroeid onder bescherming der andere, zijn plotseling aan de N.W. zeewind blootgesteld geworden, en • ondervinden daarvan de nadeelen. Een groote fout in de aanleg van deze plaats, een fout, die men alleen algemeen op Nedërlandschè buitens aan treft, is: dat men de meeste der gebogen wegen regelmatig beplant heeft tot lanen. Geen Neder- i,.’ 1 'i lciiiuvi ivuii ecu tuin ui Duiien doen aanleggen of hij moet laantjes hebben en als er door deze of gene reden een boom iiit wegvalt, wordt er onmiddellijk een andere voor in de plaats gesteld. Dat idee van laanbeplanting zit n ons publiek, rijk of minder 'ijk, zoo onwrikbaar vastge'oest, dat er niet aan te tornen 'alt. Men wil natuurbosch en ?aat de boomen langs de weg klanten als soldaten in ’t gelid. Waar ziet men zulks in buiten- landsche tuinen, buitens of parken? Nederlanders doen graag buitenlanders na, dikwijls ten onrechte, maar daarbij zijn ze zoo aarts-conservatief, dat zij de groote inconsequenties niet bemerken, die zij begaan. Berckenrode, zooals wij uit hare geschiedenis zien, is een voorbeeld voor de geschiedenis der tuinkunst, als er weinige zijn en vooral leerzaam voor hen, die denken, dat wij voorgangers zijn geweest voor buitenlanders. Berckenrode heeft de gebreken van een verouderde plaats, waarvan vroegere eigenaren . bevreesd waren behoorlijk te kappen waar ’t noodig was, een yrees, die wel eenigszins gegrond is, omdat onze westelijke landstreek door de nabijheid der zee voorzichtigheid eischt, en men zorgen moet voor de zware westelijke winden gedekt te zijn. Het overbosch van Berckenrode tusschen het nieuwe Kennemerduin (Mr. Jhr. D. .ÉTvan Lennep) en het oudere Kennemeroórd is niet zoo oud. Op de kaart van 1644 is het nog kaal duin (binnen-duinen). Op de kaart van 1683 is een klein deel beplant. Alleen een stukje tegenover ’t huis van ’t oude Westerduin, ongeveer tot het toegangshekje, lang ongeveer 55 Meter, breed ongeveer 35 M. Op de kaart van 1728, zien wij de beplanting al meer uitgebreid langs de weg tér breedte van ongeveer 12 R. Roeden (— ongeveer 45 Meter) en ter lengte van ongeveer 60 R. R. (225 M.) en daar achter open duin. Op de kaart van 1847 is het terrein noordwaarts ingekort, tot op 210 Meter, doch tot een grootere diepte uitgebreid. Bij de aanleg en beplanting heeft men terecht het duin behouden. Na 1847 is dit nog aanmerkelijk uitgebreid, Joch ook weder ingekort, door ’.t afstaan van een deel /an ’t beplante duin aan Jhr. Mr. D. ft van Lennep bij t bouwen van zijn buiten Kennemerduin. Wat zal de toekomst van Berckenrode zijn? Langzaam naar zeker nadert het stedelijk deel van Heemstede, dat, lan de Haarlemsche grens begonnen, zich meer en meer ’uidelijk uitbreidt om zich langs de Koediefslaan met ) tiet Dosen op Duin en Vaart geplant, s in latere jaren weder gesloopt en tot >ollenland gemaakt. tiet oude dorp aan de Binnenweg te vereenigen. Is dit de nabijheid van centra van bewoning, om gaandeweg senmaal volgebouwd, dan zal men weder verder zuid- te verdwijnen. Slechts weinigen is ’t beschoten als openwaarts gaan tot de Kerklaan. baar park te blijven, zooals ’t nabijgelegen Groenendaal Jammer genoeg is het nu eenmaal het lot van buitens in en Boschbeek. Voor hoelang? BOSCH EN HOVEN bij haarlem Niet alleen de bewoners van Haarlem en omstreken, Rijksarchiefgebouw alhier, werd door den adjunctmaar ook velen der leden der Koninkl. Ned. Maatsch. archivaris mijn aandacht gevestigd op een drietal teevoor Tuinbouw en Plantkunde, zullen zich deze buiten- keningen betreffende dit buiten. plaats even voorbij de Haarlemmerhout, herinneren, De eene (fig. I.) bevatte de geometrische plattegrond; toen de laatste bewoner, de heer J. D. Onderwater, des- dezelfde in vogelvlucht (fig. II) en voor- en achtergevel tijds voorzitter der Maatschappij was en hij daar meer- van het Heerenhuis. malen de leden ontvangen heeft. Bijschriften onleesbaar. . Velen, die in de laatste jaren niet in Haarlem zijn ge- De tweede teekening, de geometrische plattegrond, weest zullen te vergeefs het mooie buiten zoeken. De doch van latere tijd, te oordeelen naar de uitbreiding, prachtige koepel aan de Haagsche straatweg of Heeren- die de plaats had verkregen en de veranderingen in de weg is verdwenen. De omringende muur is afgebroken en onderdeden, is ook zonder naam of datum, met een, het prachtige park is in 1925 verkocht en tot villapark doch onleesbare toelichting. ingericht, is volgebouwd met villa’s en daarbij passende De derde, hier niet gereproduceerd, een overzichtskaart tuinen. Het oude Heerenhuis is een ruïne. Het is een van de tegenover het buiten liggende landerijen van de korte tijd hotel geweest, dat niet rendeerde, toen verlaten straatweg tot de Leidschevaart en tevens een overbosch. en aan de baldadige jeugd övergeleverd, die eerst de rui- Deze teekening is geteekend en gedateerd 1765 door ten ingooide de boel van binnen vernielde en eindelijk Jan van Varel, bekend landmeter uit die tijd, en aanwijer brand stichtte. zende, dat „Bosch en Hoven” toen in het bezit was van De plaats is niet altijd zoo groot geweest, en is in de loop den heer Jan van Vollenhoven. der tijden door de verschillende opvolgende eigenaren Het vinden van deze teekening gaf mij aanleiding daargewijzigd en uitgebreid. Heel oud is de plaats niet, daar over wat aan te. teekenen, de teekemngen fotografisch in 1664 de grond nog eigendom was van het Elisabeth’s te reproduceeren en zoodoende aan de vergetelheid te Gasthuis te Haarlem. Waar nu het nabijgelegen „Uit den ontrukken, maar tevens ook wegens de belangrijkheid Bosch” is, was toen een herberg, „het Vosje” genaamd, voor de geschiedenis onzer tuinkunst, waarbij men meestDe gronden waren in de 16e eeuw bekend als de „Wilder- al moet afgaan op prentjes uit die tijd. nis of Gasthuisduinen”. Dè Crayennestervaart, vroeger Het is mij nog niet gelukt de naam te vinden van den Gasthuissloot, is een oude zanderij vaart, waarlangs men eersten bewoner of stichter. het zand afvoerde, dat daar afgegraven is, en het terrein Wel vind ik in het bekende plaatwerk „Het Zegepratusschen de Hout en de Gasthuissloot tot weiland en lende Kennemerland”, door van Niedeck en De Leth teelland is ontgonnen. Daar achter was het wildernis. Al- (1732), dat in 1730 en ’31 de toenmalige eigenaar, Jacob thans lezen wij in de stukken betreffende de aanleg van Alewijn Gijzen, het huis liet verbouwen, d.w.z. de hovende Spanjaardslaan als grens der uitbreiding van de verdieping hooger liet maken en op het dak een lantaarn Haarlemmer Hout, dat de vroedschap van Haarlem deed aanbrengen tot verlichting van een monumentale daarvoor eenige morgen weidegrond van het Elisabeth’s trap in het huis. Gasthuis kocht. Op teekening II zien wij het huis, maar missen die Het is met „Bosch en Hoven” als met vele buitens uit lantaarn op het dak en is de bovenverdieping lager. Dit ons vaderland, men weet er zoo weinig van. Men weet duidt dus aan, dat deze teekening van voor de verbouniet wie de ontwerpers zijn; hoe deze ze in plattegrond wing is. , ontworpen hebben, en als men toevallig dergelijke teeke- De geometrische plattegrond I duidt grooter eenvoud ningen in handen krijgt, dan zijn daarop dikwijls nog aan. De hoofdingang aan den Heerenweg, in de as van geen namen te vinden. Dit is nu ook het geval met „Bosch het huis, doorsneed de groote broderie parterre, die door en Hoven”. ♦ geschoren heggen omgeven was. . Bij een bezoek aan het Provinciaal Prentenkabinet in het De plaats was door een muur afgesloten, die bij de toe- Cliché’s Weekblad Kon. Ned. Mii. voor Tuinbouw en Plantkunde Cliché Weekblad Kon. Ned. Mij. voor Tuinbouw en Plantkunde Sanê rnct een holle bocht na.ax binnen ging en d.3.a.r een monumentaal inrijhek insloot. De groote broderie parterre was al niet meer volgens de strenge begrippen van de Le Nötre-stijl. Zij was omsloten door hooge heggen. Het Noordelijk deel der plaats bestaat uit een open beplanting van boomen „a la quinconce”, zooals die in de Le Nötre-tijd gebruikelijk was. Aan het einde van de muur, op de grens van deze quinconce, stond aan de weg de prachtige koepel, die wij daar nog voor enkele jaren kenden, doch afgebroken is en naar de tuin van den heer van Tienhoven in Aerdenhout is overgebracht. Behalve de weelderige parterre was de plaats betrekkelijk eenvoudig en gaf weinig afwisseling te zien. Aan de Zuidgrens stonden bij het Heerenhuis twee gebouwen, denkelijk stallen en bergplaatsen, zoogenaamde bouwhuizen. De geheele plaats was aan drie kanten omsloten door een sloot. Men ziet uit de tweede plattegrond (fig. III), dat de zuivere Le Nötre-stijl bij de uitbreiding verlaten is en dat de paden in de nieuwe bosschages in ongemotiveerde bochten met doodloopende einden zijn aangebracht. Bij die gelegenheid is ook de oude ingang opgeheven en eenerzijds de nieuwe oprijlaan gemaakt door het middenpad van de quinconce en zijlaan naar het huis. De tweede ingang werd gemaakt op het nieuwe biigevoegde zuidelijke gedeelte. De muur, die de plaats van de weg scheidde, bleef bestaan, en de oude ingang werd door een doorzichtbaar ijzeren hek afgesloten, om het uitzicht niet te belemmeren. Vergelijken wij nu fig. I en II met de teekening fig. III dan zien wij, welk een groot verschil er in de aanleg bil de uitbreiding is ontstaan. Het is jammer, dat door verwaarloozing der teekening de verklarende index absoluut onleesbaar is geworden. Beginnen wij met de omgeving van de mooie koepel. Deze stond, zooals gezegd, op de hoek van de quinconce en de parterres en met uitzicht over beide lanen. Bij de veranderingen heeft men ook een kleinere broderie parterre in grillige vorm gemaakt; daarachter een langwerP^ë ingesneden grasstuk (parterre découpée) en verder een breede laan met grasbaan in het midden. Uit de koepel had men aan die zijde uitzicht. De weg, nagenoeg evenwijdig met de straatweg, is opgeheven. Beschouwen wij de veranderingen van de quinconce, dan zien wij dat een deel bewaard is, als beplanting van een groot plein als knooppunt van de hoofdlaan en de zijlaan, die zuidwaarts naar het voorplein van het huis voert en noordwaarts afgesloten is door de nieuwe koepel, of salon, met uitzicht over het weiland naar het westelijk deel der z.g. Spanjaardslaan (toen Lindelaan of laan over het Dronkemanshuisje) en de herberg, het Dronkemanshuisje genaamd, thans het buiten Eindenhout. Men vindt hem afgebeeld in meer gemeld prentwérk. Het overige der quinconce is tot dichte bosschages gemaakt, met ongemotiveerde bochtige paden doofsneden, paden, zooals wij die uit kaarten van omstreeks 1750 kennen, o.a. in de Haarlemmer Hout en de Alkmaarder Hout van die tijd. Aan het einde der groote breede laan is in net afsluitende boschje een soort cabinet met ronde, verdiepte parterre en grasstukje. Achter de parterre heeft een of ande monument gestaan, op de plattegrond aangegëven. Mogelijk heeft hier gestaan de houten versiering met 3 vazen, in 1783 door zekeren architect J. Hagen ontworpen, en waarvan de origineele teekening in het bezit is van schrijver dezes. Of deze architect in zijn tijd verder eenige invloed op dit buiten heeft gehad, meen ik te mogen betwijfelen, omdat tal van origineele teekeningen, die ik van hem heb, van geheel andere opvatting waren, althans wat betreft de vorm van de broderie parterres en ornamenten, die absoluut anders was. Achter jiet Heerenhuis zijn ook groote veranderingen aangebracht. Bezien wij het oudste plan, dan was toen het uitzicht zeer beperkt door een smalle laan tusschen heggen, waarachter de boomgaard en moestuin verborgen waren. (Fig. I, II.). Bij uitbreiding en veranderingen heeft men hier een groote wijziging gebracht door verbreeding der lanen met versierde grasstukken, ingesloten door heggen, doch uitloopende op een groote architectonische waterkom met heuvel tot achtergrond, waarop colonnade als amphitheater met beeld. Wij zien ook, dat in de moestuin ook een oranjerie gekomen is met de noodige broeibakken. Aan beide zijden van het huis zijn broderies aangebracht, doch op bescheidener schaal. Zuideüjk van het huis zien wij ook de beide bouwhuizen (stal- en tuinmanswoning), die ook op de oudere teekening te vinden zijn en die nog bestaan. Bij de zuidelijke uitbreiding zien wij, dat daar boomgaarden en moestuinen met broeibakken zijn aangebracht. Zuidelijk ingesloten door een bosschage met de toen in zwang zijnde slingerpaden met doodloopende gedeelten. In het midden een ovaal open stuk met fontein. De Oostgrens loopt langs een weg, die, van de Emausiaan komende, verder de loop van de oude Gasthuisvaart yolgt. Hier is achter het voornoemde boschje, blijkens ie mgeteekende vogels, een menagerie aangebracht, die veer verbonden is met een boschje met nieuwerwetsche shngerpaden en een huisje met moestuintje, fusschen de groote plaats en dit boschje zijn teellanden, doch afgesloten van de plaats door een breede sloot, die stijl veranderd. Volgens P. J. Lutgers is de plaats aantot de straatweg doorloopt. gelegd door J. D. Zocher Sr., althans voor een deel. Aan het einde van de nieuwe zuidelijke oprijlaan is een In 1844 behoorde de plaats aan den heer Jb. Willink, rond plein, op het snijpunt van deze laan en de toegangs- Niets is er van de oude toestand overgebleven. Alleen laan tusschen de twee bouwhuizen door naar het voor- het Heerenhuis met de bouwhuizen, de oude koepel plein bij het huis. aan de straatweg en de muur herinnerden aan de oude Tusschen het weiland aan de Heerenweg en voormelde tijd. En mogelijk nog enkele zeer oude lindeboomen teellanden en wandelboschje is nog een waterpartij aan- naast het huis. gelegd in de vorm van een langwerpige, vierkante vijver, Ook deze plaats heeft de dwaasheden van het begin der door een halvemaanvormig terras afgesloten. 19e eeuw medegemaakt. Men vond er natuurlijk een Het geheel maakt een weelderiger indruk dan het oudere grot, maar ook een Chineesch huisje met schellen aan het plan en de plaats behoorde volgens Brouerius van dak, een Chineesch brugje, en dergelijke chinoiseriën uit Nideck tot de mooiste van ons land. Deze schrijver kon het anglo-chineesche tijdperk. het weten. Hij bezat het tegen de Hout leunende „Uit In 1877 was de plaats eigendom van Mr. B. J. Muller, den Bosch”. Hij roemde „Bosch en Hoven”, om „diens” en later behoorde zij aan onzen oud-voorzitter, wijlen kunstige parterres mét hare konstige marmeren statuen den heer J. D. Onderwater, die er tot zijn dood woonde, en borstbeelden, schone taxis piramiden en scheerhaag- Jarenlang heeft men in het grasveld, dat de broderie jes uitgesneden graskom met een waterblazende Triton parterres verving, als remplacent daarvan een groot moversierd” zaïk-perk met allerlei bloem- en bladplanten gehad en nu: Hoe is de verdere geschiedenis van de plaats? Sic transit gloria mundi. In November 1793 wordt door de Wed. Jan van Vollen- In 1925 werd de plaats publiek verkocht en tot Villapark hoven de plaats, 17 Rhynl. morgen (15.3 H.A.) in pubüe- ingericht. Het lot van zoovele buitens in de omgeving ke veiling verkocht aan den heer W. Willink voor fl1.000 van Haarlem dat, als zoovele bevolkings-centra, zich naar en de beelden voor ƒ 1000. alle kanten uitbreiden moest en alle te dicht aan zijn In 1804 was de plaats nog in diens bezit. grens liggende buitens opslokte. Welke zal nu het eerst In die tijd is de plaats waarschijnlijk in landschappelijke aan de beurt komen? BEECKESTEYN BIJ VELSEN Dit buitengoed is een der oudste uit de buurt van Haar- plaats in handen der familie Boreel gebleven, die de lem en wordt in 1380 reeds genoemd als leengoed, blij- plaats later naar de geest des tijds het veranderen door kens een leenbrief, afgegeven door Jan van Elert van J. G. Michaël, die ook voor Henry Hope de Haarlemmer Luik aan Wouter van Bekestein, wièns nazaten leen- Hout tegenover het Paviljoen heeft veranderd. Deze was heeren van „Beeckesteyn” zijn gebleven. een erkende persoonlijkheid op het gebied der tuinkunst Eenige tijd na het 12-;arig bestand (1612) is Nicolaas en schoonvader van Jan David Zocher Sr., die met zyn Corver, eigenaar. Zijn weduwe, Margaretha Bas, ver- dochter gehuwd was. Onze beroemde J. D. Zocher Jr. koopt in 1659 „Beeckesteyn” aan Goycke Elberts. stamt dus af van twee bekende tuinkunstenaars. Nadien is er een lacune in de opvolging en vinden wij Beschouwen wij de plattegrond, dan zien wij, dat vermeld als eigenaar Jan Trip, de Oude, die het goed ver- Michaël grootendeels in hoofdtrekken de oude toestand maakt aan zijn zoon, Jan Trip, de Jonge, wiens weduwe behouden heeft. De groote kom met uitgeschulpte rand hertrouwt met Lubbert Adolf Torck, Heer van Rozen- is gebleven; de omgevende rechte lanen, die het omrmdaal bij Arnhem 4). gende bosch in driehoeken verdeelen, zyn er nog op In het bekende werk „Het zegepralend Kennemerland” terug te vinden. Zij hadden bijna alle grasbanen in het van Brouërius van Nideck en de Leth, pl.m. 1730, zien midden. In de tijd van van Nideck en de Leth was er wij hoe het park in de heerschende Le Nótre-stijl is weinig gelegenheid voor luxueuse broderies, wat zij met aangelegd, waarschijnlijk omstreeks 1719; door wien Waterland en andere in de omgeving gemeen^ had. wordt niet vermeld De groote kom vormde toen het middenpunt van een De plaats heeft hoogstwaarschijnlijk haar naam te dan- sterrebosch met geschoren heggen Het geheel werd beken aan de Halebeek, die in het duin bij Driehuis haar grensd door rechte lanen, die rechthoekig op elkander oorsprong had en afstroomde naar de toenmalige Wij- stonden. De kom was omgeven door een wandelpad met kermeer. Een deel dezer beek, met duikers onder de lindeboomen beplant. . wegen, bestaat nog, doch de bedding is grootendeels Het geheele terrein was pl.m. 415 M. diep en 3/5 M. droog, omdat sedert het maken van het dieper gelegen breed. Bij de aanleg door J. G. Michaël is de plaats Noordzeekanaal en de steeds uitgebreider wordende westelijk zeer vergroot tot aan de zoogenaamde geineene havens te IJmuiden, het water aan het duin onttrokken of Doodweg. Denkelijk toen reeds gedeeltelijk bosen, gewordt. deeltelijk bouwland. Ook bij de bebouwing der achter de Doodweg gelegen De noordwestelijke laan, die bij de straatweg begon, is terreinen heeft men geen rekening met de oude beek ge- tot achter toe doorgetrokken en werd westelijk ook door houden en is zij daar geheel verdwenen. een rechte zijlaan afgesloten. De oude, slingerende bee In 1742 verkoopt Lubbert Adolf Torck „Beeckesteyn” was behouden en hier en daar komvormig verbreed, zjj aan den Hr. Mr. Jacob Boreel Janszn. Sindsdien is de loosde haar water in een sloot langs de noordergrens van „ __ ... het terrein. i) Zie „Vederwolken”, Historische opstellen door H. van Malsen, D- • gedeelte werd geheel volgens de nieuwe opSdfdersSverkken0mtrent”BeeCkeSteyn en ”Waterland van vatting aanfelegd met slingerende paden, die op vele plaatsen de grens tusschen bosch en bouwland vormen, terwijl ook de beek de scheiding vormt tusschen weiland en bosch. In alle boschjes, ook in enkele tusschen de lanen van de oude aanleg, werden dergeüjke slingerpaden aangebracht soms in de allergrilligste vormen zonder bepaald systeem. Zooals bij de nieuwe aanleg in die tijd gebruikelijk was, werden er ook allerlei gebouwen in geplaatst. Een Romeinsche triomfpoort, een Gothisch kapelletje en een Hermitage. Evenzoo een woning voor den architect, doch deze stond meer aan de noordelijke grens. In twee driehoekige boschjes ten Z.W. van de groote kom was het bosch veranderd in een eigenaardig op zich zelf staand plantsoentje, bestaande uit grasveldjes en groepen van bloemdragend houtgewas. Wij zouden deze thans op zijn Engelsch „shrubberies” noemen. Het was trouwens toen een nieuwigheid uit Engeland overgenomen; vandaar, dat dergelijke houtgewassen nog lang daarna „Engelsch hout” werden genoemd. Ook ten Zuiden van de kom en naast de noordwestelijke laan was een dergelijk bosquet aangebracht, terwijl in een klein bosquet noordelijk van de middenlaan een soort rosetvormig bloementuintje was aangebracht. „Beeckesteyn” was toen een echt voorbeeld van de anglochineesche stijl dier dagen. Veel is nog van die oude aanleg overgebleven, doch ook nadien veel veranderd. Van die z.g. shurbberies is niets meer over en dit is deels weiland geworden. Ook andere ruimten, zoogenaamde bosquets, tusschen de rechte lanen, die tijdens het Le Nötre-tijdperk achter hooge geschoren heggen verborgen waren, zijn thans grootendeels beboscht, uitgezonderd een stuk boomgaard tusschen de middenlaan en de noordwestelijke laan. Het zelfde geldt voor het gedeelte tusschen de middenlaan en de zuidoostelijke laan, ten Westen van de zuidelijke moestuin. Hier is later een oranjerie gebouwd en een ronde vijver aangebracht met grasveld en mooie, vrijstaande boomen, waaronder een prachtige zwarte beuk. Van de zuidoostelijke laan is niets meer over. Deze verdween bij de laatste uitbreiding daar ter plaatse. Van de gebouwtjes is alleen overgebleven het kapelletje bij de Doodweg aan het einde van het buiten. Het doet thans dienst als arbeiderswoning. Opmerkelijk is de muur, die de moestuin aan de Noordzijde van het huis omringt. Deze muur is niet recht, maar slangvormig als het voetpad aan de Noordgrens. Hij is niet op bijgaand plan te zien. In latere tijd is er weder veel veranderd en is er aan de Zuidzijde een groot stuk weiland bij de plaats aangetrokken, door het verleggen van de zuidelijke gemeene weg, en met groote groepen houtgewas en alleenstaande boomen beplant. Hierbij verviel de zuidelijke laan, \Vat voot goede aansluiting noodzakelijk was. Het gedeelte van de middenlaan tegenover het Huis is gesloopt en vervangen door een grasveld. Ook noordwestelijk is de plaats uitgebreid door aantrekking van het bestaande bosch. In 1804 behoorde de plaats aan de Wed. Boreel. (Hollandsche Arkadia, 1804, Loosjes). In 1844 was Generaal Jhr. W. F. Boreel bezitter, diq tevens het daarnaast gelegen „Waterland” bezat. Onder wien de latere uitbreiding heeft plaats gehad, is mij niet bekend geworden.1) Nadat „Beeckesteyn” en „Waterland” in een hand waren gekomen, werd en bleef „Waterland” de woonplaats der Boreels en werd „Beeckesteyn 'Verhuurd. Het buitengoed kreeg dus afwisselend andere families als bewoners, vat niet toe bijdroeg, de plaats in verfraaiing te verhoogen, al besteedde, Jhr. Mr. J. W. G. Boreel van Hogelanden er veel geld aan, de plaats in goede toestand te houden, waarover wij ons mogen verheugen ;n dankbaar zijn. Zij staat thans reeds sinds jaren, onsewoond. ^oor dergelijke huizen met groote omgeving vindt men egenwoordig niet gemakkelijk bewoners, die er voor ;igen genoegen wat aan willen besteden. Wat het verdere ot van dit buiten zal zijn? Waarschijnlijk omgevormd vorden tot Villapark, ’t lot van velen onzer groote plaatsen, dicht bij zich sterk uitbreidende dorpen of steden, tfoge „Beeckesteyn” niet imponeeren door bloemenpracht, indrukwekkend blijft het door zijn zwaar ge>oomte en majestueuse groepen en lanen, en daar de •laats, behoudens latere veranderingen in hoofdlijnen ) P. J. Lutgens, Gezigten in de Omstreken van Haarlem. 1837—’44. ue. hl even is zooals zii in 1772 door Michaël is aangelegd, geen zin voor; men zag het groote en grootscne, aat P •• ’ui j v„n jp nnvattine uit die tijd H een groot en klein houtgewas - mits goed toegepast - ons kon bieden. Als men dergelijke plaatsen doorkruist, sam«i'Oeging der^grQOtegeometmche'vormen m ^ ^ ^ ^ nie, vden vinlte„ zooiets nu, / vmmTeen voïoSen tegenhangcr met haaf gebuur zooals een vrouwelijk vakgenoote mij réide, toen ™ op doch waar sïfiS&is De oude ^rticuliffe pfrken uit die dagen waren niet heden ontneemt het genot van het grootsche te zten en aangelegd om er de overmatige bloemenweelde van heden hoogschatten. toe te passen. Men had er toenmaals geen aanleiding, i) zie ook plan uitbreiding Haarlemmerhout, 1752. Cliché Weekblad Kon. Ned. Mij. voor Tuinbouw en Plandtkunde WATERLAND De twee naast elkaar gelegen buitenplaatsen Beeckesteyn en Waterland worden steeds tezamen genoemd alsof dit één landgoed is en toch zijn het twee afzonder¬ lijke buitenplaatsen, die nagenoeg twee en een halve eeuw geleden in één hand zijn gekomen, en wel der familie Boreel, en nu nog het eigendom zijn van den HoogEdelgeboren Heer Jhr. Mr. J. W. G. Boreel van Hogelanden, oud-burgemeester van Haarlem. De geschiedenis dezer beide buitenplaatsen is in de laatste jaren het onderwerp van bespreking geweest van verschillende schrijvers.1) Het heeft mij steeds verwonderd, dat geen dier schrijvers ons laat zien, hoe die beide buitenplaatsen er in de 18e eeuwuitzagen in plattegrond. Wel geeft de heer A. J. van Laren in het Handelsblad van 23 Sept. 1923 een afbeelding van een der gezichten in Beeckensteyn, ontleend aan het oude werk, „Het Verheerlijkt Kennemerland”, doch overigens krijgt men er weinig van te zien. Deze afbeelding laat ons zien de groote kom met uitgeschu lpten rand als middelpunt vaneenige lanen, doch deze is niet karakteristiek voor die plaats en zou ook evengoed voor een andere buitenplaats kunnen dienen, omdat zij bij den stijl dier dagen behoorde. Veel leerzamer voor de opvatting der tuinkunst in ons land zijn de plattegronden, die ons wijzen hoe de tuinkunstenaars in ons ‘ land een dergelijke plaats indeelden. Het meest heeft mij dit verwonderd, toen ik dezer dagen kennis maakte met het stuk van Mej. M. C. van {Zeggelen, te vinden in net tyascnrin „Op de Hoogte” van Februari 1935. De schrijfster heeft de gelegenheid gehad in de arcmeven der tamme Boreel alles na te gaan, wat over liegende HppI van , j* omtrent de geschiedenis dier plaatsen te vertellen valt. veranderen maar door J G MirhalP P* k?sten ket Welke families op elk der buitens woonden, hoe zij in Ses BoraUn Hoi we?kte ’ d“ V“' V°°r de t laatste jaar van de 18e eeuw (1799) onder één ei pp- T")p7p hppft WiiVanc j SLkopsSn)H' V“ MalSe" Vederwolk“- Hist°-/ "«‘772 d® plaats in dënfo4rïïuwên”tijfSerelgei; Als zij Pde» plattegrond va» het onde Waterland had ?.4" onderzocht, had.^ii kunnen zien, dat onder Archibald Kïïn en nren dïë„ S?ken6e„ ka„ te' S d», i ,1S " i, eïb°Uad' m^ar wel gebroken is, Van den ouden aanleg van Watertand is absolnut niets P»#£pill§ üliMrïr^ §§§§sasas? plaats vonden, is dit daarom nog geen Le Nótre-tuintje. toot viliabo™ waren “kiht”88 ' Rljksstraat'va8 van to™n,e WateriSta deS "SwoSen VaL^ “h ™ W,enS »°rd“> de gemeente toestand bracht. Wel is dit geschied voor ArrhiÜiü Y'u+eil ZI<4 meer en ,meer in die richting uitbreidt? De Hope, familie van Henry Hope, die in 1783 het Paviljoen ziin donfrif1 V&n !*et daarnaast gelegen Velserbeek in den Haarlemmerhonï leeuwen” 2ÏÏ5SS& feTSSlTC S SS ; o.a. H. van Malsen, Waterland en zijn bewoners. Floralia 2/49-1926. landgoederen verdwijnen. Op de Hoogte, Mei 1936 DUIN- EN BERG-KRUIDBERG NUDUIN- EN KRUIDBERG net gaat somtijds eigenaardig met • onze buitenplaatsen. Zij ontstaan, verdwijnen of herrijzen weder in anderevorm of onder anderenaam. Wij hebben hier een dergeliik geval. J Ieder, die de omgeving ten Noorden van Haarlem kent, kent ook het buitengoed Duin- en Kruidberg. Dit buiten bestaat eigenlijk rnt twee samengevoegde kleinere plaatsen en wel Duin en Berg en Kruidberg. Deze laatste is denkelijk de oudste en was in de 17e eeuw een jachthuis der Oranjes. Wij vinden huis en tuin afgebeeld in het boek van Jan van Westerhoven: Den Schepper verheerlijkt in de Schepselen. enz., Amsterdam, Kom. v. d. Sys, le druk 1684;'en scheen zeer bekend te zijn om de uitgebreide verzameling van plan- JÏïvjv $3 JfKiia 'i ten. Fig. I. Nu is het eigenaardig, dat in het werk van Tirion, Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden, Amsterdam 1750, de Kruidberg wel genoemd wordt, maar Duin en Berg niet, terwijl zij naast elkander lagen, zooals de kaart in Verheerlijkt Kennemerland, van Brouerius van Nideck en De Leth (1729-1736) aangeeft. Volgens deze schrijvers was Kruidberg na de dood van den Koning Stadhouder Willem III geheel verwaarloosd en volgens sommige andere schrijvers door duinzand overstoven. Hoe het zij, het -er naast gelegen Duin en Berg was een flink buiten, dat in plattegrond gezien, geheel uit de geest des tijds sprong en meer doet denken aan de later fungeerende opvatting, zooals wij die uit 1750 leeren kennen. Fig. II. ■ ;• Opvallend is, dat het toenmalige huis geheel scheet lag ten opzichte van het tegenover gelegen gedeelte, dat omsloten was door twee onevenwijdig loopende lanen, waartusschen een grasveld met beeld; daarachter een boschje met Y-vormig pad. Naast het huis lag een ornamentbed met bol-zonnewijzer. Verder enkele boomgaarden, moestuin, weiland, enz., alles beschut voor de zeewind door een dicht bosch tegen de duinen. Het bosch is doorsneden door rechte en kronkelige lanen en een z.g. sterrebosch, waarin een trnHitinn kom met uitgeschulpte oevers. Het geheel maakt als plan een eigenaardige mdruk, zonder eenige symmetrie, zooals wij toch uit die tijd gewoon zijn. Eigenaar was de heer Willem Hendrik Kerkrink. Hoe geheel anders is de indeeling van de oudere tuinaanleg van Kruidberg, die nog de kenmerken draagt van vóór het Le Nötre-tijdperk. Het mist ook geheel en al de drang naar eenheid, al is de symmetrie ten opzichte van ’t huis niet te miskennen, een symmetrie, die wij ook uit die tijd gewend zijn. Een pad in het midden, rechthoekig op het midden van het huis en aan beide zijden een evenwijdig loopend pad, met zijpaden, waardoor het terrein in 12 vierkanten, door hegjes omsloten, wordt verdeeld. In het midden broderies en verder perkjes en bedjes voor bloemen. Opmerkelijk is het, dat A. Loosjes in zijn boek Hollands Arkadia van 1804 verhaalt, dat Kruidberg vermaard is door de vele zeldzame planten, doch hij zwijgt over Duin en Berg, noemt zelfs de naam niet, teiwijl deze plaats toch bestond. Beide plaatsen zijn ook niet op zijn kaart aan gegeven, evenmin als op de lijst der buitenplaatsen. Op de kaart van Haarlem en Omstreken door Nautz in 1836 wordt Kruidberg aangegeven maar Duin en Berg niet. Slaan wij echter het prentwerk van Lutgers (1836-’47) na, dan vinden wij wel Duin en Berg, hoewel naar de mode des tijds veranderd, doch Kruidberg niet, wordt zelfs niet genoemd. Denkelijk waren beide plaatsen reeds saamgesmolten en het afgebeelde huis ook pas gebouwd door den architect Hitchcock, in 1841, voor den toenmaligen eigenaar, den Minister Mr F. A. van Hall. Fig. III. Er was een eigenaardige verwarring tusschen deze beide buitens gekomen en eerst lang na de samenvoeging is de naam Duin- en Kruidberg ontstaan. Wie tegenwoordig op Duin- en Kruidberg komt, zal niets VELSE Wanneer wij de oude beschrijvingen en afbeeldingen van Kennemerland naslaan en de toestand en rijkdom van toen vergeüjken met het heden, dan worden wij gewaar, welk een ontzaglijk groot verschil er is tusschen het heden en het verleden. Hoevele dier statelijke heerenhuizingen van toen zijn er al niet verdwenen! Tal van mooie buitens zijn opgeruimd om plaats te maken voor villaparken met minder voorname huizen, zelfs voor burger- en arbeiderswoningen en wat dies meer zij. Vooral in de buurt van Velsen en Beverwijk is de verandering groot. De statige rust van vroeger is verdwenen en daarvoor kwam in de plaats een rumoerig gedoe. Het meest heeft daartoe bijgedragen het graven van het meer terug vinden wat naar de oudste tijden terug wijst. Alleen de oranjerie, die later tegen het huis gebouwd is, is bij de slooping gespaard. In 1895 kwam de plaats in eigendom van nu wijlen den heer J. ^T. Cremer, die in 1907 dit huis liet sloopen en <5p een andere plaats het tegenwoordige kasteel liet bouwen, onder architectuur en leiding van den architect J. A. van Nieuwkerken, terwijl de omgeving door schrijver dezes gewijzigd is. Door den heer Cremer is de plaats, door ontginning der duinen, zeer vergroot, door de duinen heen tot aan de zee. Floralia 3/6 ’37. RBEEK Noordzeekanaal van Amsterdam naar zee, door de smalle strook tusschen de z.g. Wijkermeer en de Noordï zee, bekend als Holland op zijn smalst. Dit kanaal werd in 1876 geopend voor de groote zeevaart. Bij de schutsluizen aan zee ontstond een dorp, het tegenwoordige IJmuiden. Wel heeft ook de spoorlijn naar Den Helder medegewerkt die rust te verstoren, maar niet in die mate. Doch, zooals het meer gaat, waar een groot vaarwater komt en een spoorverbinding is, daar komen ook fabrieken en met deze ook arbeiders- en andere woningen. Zoo ook hier en voor wie de streek kende in de oude toestand en deze vergeüjkt met nu, is het verschil al zeer groot. Het oude, landelijke dorpje, aan de straatweg van Haar- lem naar Alkmaar, is thans een middelpunt van druk verkeer. Toen het kanaal gegraven werd, moest er een spoorbrug over het kanaal komen en toen het waterverkeer toenam, moesten de brug en de spoorbaan verhoogd en verlegd worden. Het spreekt vanzelf, dat zulks terrein kost en er kwam bovendien gaandeweg behoefte aan bouwterrein voor het zich uitbreidende dorp Velsen. Ook IJmuiden, aanvankelijk een klein dorpje, groeide steeds aan door de toename der zeevaart en de uitbreiding der havens en sluizen. Bovendien kwam in de laatste jaren het hoogovenbedrijf aan de andere zijde der havens. In de loop der jaren vestigden zich steeds meer gezinnen uit de steden in de nieuwe havenplaats. Steeds meer woningen werden bijgebouwd en zoo is langs de zuidoever van het kanaal allengs een stad ontstaan van de zee tot de spoorlijn. Ook hier gaat het verder zuidwaarts langs de spoorlijn en is het terrein weldra tot aan de begraafplaats Westerveld, ook eertijds een buitenplaats, volgebouwd. Oostelijk van de spoorbaan lagen de terreinen van het buiten Velserbeek, die zich uitstrekten tot vlak aan het dorp, zuidelijk grenzende aan de buitens Meervliet en Waterland. Dit Velserbeek was het eigendom van F. Baron van Tuyll van Serooskerke. Een 10-tal jaren geleden bood de eigenaar zijn buiten, groot 84 ha, aan de gemeente Velsen te koop aan. Doch die verkoop ging niet door, maar de firma Albers en v. d. Kluft, fabrikante van electrische aparaten te Amsterdam, werd eigenaresse. Deze wilde op de gronden aan het kanaal een fabriek bouwen, en bij het station eenige woningen, om het overige van het terrein tot villapark in te richten. De gemeente zag dit met leedwezen aan en om dit te voorkomen, legde zij, in verband met haar eigen plannen, bouw- en hakverbod op de terreinen, zoodat de plannen der firma Albers en v. d. Kluft in duigen vielen en aan deze geen andere weg openstond, dan die terreinen aan de gemeente over te doen, die nu zelf de terreinen bij het station verkavelde en als bouwterrein verkocht. Een groot gedeelte, 34 ha, van het bezit, het eigenlijke buiten, is Publiek Park geworden en het heerenhuis tot hotel-restaurant ingericht. Is het park altijd geweest, zooals het nu is? Ziedaar een Vraag, die de meeste bezoekers zich wel niet zullen stellen, als zij daar wandelen of zich op andere wijze vermaken onder het lommer van het mooie geboomte. Zooals gezegd, ligt Velserbeek vlak tegen het dorp, vormt er één geheel mede. In 1639 moet zekere heer Jeremias van Collen, koopman te Amsterdam het buiten gekocht hebben. Dit was toen niet zoo groot en moet er geheel anders uit gezien hebben. In het begin van de 18e eeuw kwam de plaats in handen van den heer Hendrik ter Smitte, die volgens Brouerius van Nideck de naam Velserbeek koos naar aanleiding van de St. Engelmondsbeek, die uit het Velserduin ontsprong en uitmondde in de Wijkermeer. Hij liet de plaats veranderen naar de geest des tijds, zooals zij te zien is in het bekende prentwerk: Het zegepralend Kennemerland van Brouerius van Nideck en de Leth, 1729—1731. De aanleg van het park had iets typisch en wijkt geheel af van wat wij uit die tijd gewend zijn te zien. Het huis staat geheel naast de groote aanleg in het bosch en is er als het ware geheel los van. Zelfs de bloementuin, die aan een vroegere periode doet denken en gelegen is ten westen van het huis, staat noch met het bosch, noch met het gebouw, in eemg symmetrisch verband. Alleen de twee kleine broderies voldoen te dien opzichte aan de eischen van de stijl. Ook de indeeling van het bosch heeft iets uitzonderlijks, doch in het midden, bij de groote kom op het snijpunt der twee rechthoekig elkander kruisende hoofdpaden, omsloten door hooge heggen met beelden en vazen, voelt men zich weer thuis in een typische Le Nötreomgeving. Velserbeek was toen plm. 18 R1 morgen 25 roeden groot, of plm. 15,68 ha. Wie Velserbeek thans betreedt, vindt niets meer van die oude aanleg terug. Het buiten is absoluut veranderd. Alleen het huis is onveranderd gebleven en met enkele oude linden daarneven, de eenige overgebleven getuige van het verleden. In 1775 was zekere heer Jan Gall van Frankenstein eigenaar der plaats, die haar veel verbeterde en bij zijn dood naliet aan zijn zoon Jan Gall, die in 1804 nog bezitter was. De zoon liet de plaats, geheel wijzigen en denkelijk ook uitbreiden, althans in 1804 had zij een oppervlakte van 36 R1 morgen of 30,6567 ha. De aanleg zou geschied zijn onder leiding van Zocher, doch welke wordt niet vermeld, maar dan zou het Jan David Zocher Sr. moeten zijn geweest, daar de bekendste, J. D. der kleine bezoekers. Vooral op de vrije middagen in de ZocherJr.,pasin 1791 geboren is.(Ónmogelijk is het niet* week en op feestdagen behoeven zoekers naar rust er dat J. B. Michaël, de schoonvader van den ouden niet heen te gaan. Zocher, het plan ontwierp, daar deze veel voor de Voor liefhebbers van mooie boomen en die deze weten Boreels en de Hopes in de omgeving gewerkt heeft. De te onderkennen, is er ook nog wat te zien, o.a. twee regelmatig beplante kronkelende wegen evenwel doen zeldzaam mooie Taxodium distichum of moerascypressen sterk aan de werken van J. D. Zocher Sr. denken. Ook in twee zeer uiteenloopende typen. In het laatst van de mist men er de groote lijn, die men in de werken van 18e eeuw begon men bij de reorganisatie der buitens tal den zoon aantreft. / van uitheemsche en minder bekende soorten van hout- Het nieuwe gedeelte werd volgens de eischen van die gewassen aan te planten, die men voor dien alleen in tijd in Anglo-Chineesche trant aangelegd met al de ge- botanische tuinen kon vinden. Vandaar, dat dergelijke bruikelijke aankleve van dien, d.w.z. allerlei bouwsels oude buitens op dit gebied zeer leerzaam zijn èn uit een om afwisseling aan te brengen, o.a. een bijzondere brug, tuinarchitectonisch èri uit een dendrologisch oogpunt, een ruïne van een gothisch gebouw, hermitage, Chineesch Zoo vond ik er ook bijzonder zware exemplaren van schellenhuisje, herberg (Janneeverhuisje), waarvan vele Fagus sylvatica var. laciniata, Fagus sylvatica pendula, nog aanwezig zijn. Wij vinden een en ander afgebeeld in Carpinus Betulus var. quercifolius, die echter grootendeels het plaatwerk van Hk. Numan: 24 Prentteekeningen in verloopen is in de type, met een stamdikte van pl.m. couleuren verbeeldende Hollandsche Buitenplaatsen enz., 0,75 cm doorsnede, 1,25 boven de grond. Een Fraxinus Amsterdam 1797. De afbeeldingen zijn in 1793 geteekend.^ excelsior var. pendula, zooals men ze hoogst zelden ziet, Ook Velserbeek heeft de reeds gemelde défauts de n.1. als hooge boom ea niet in parapluie-vorm, zooals de 1’époque: beplanten langs de kronkelende wandelpaden kweekers ze afleveren. Evenzoo een reuzen-exemplaat en dat nog wel het méést met beuken, die de aangren- van Tilia tomentosa, een zeldzaam zware Sorbus suecica zende beplanting verdrukken. Dit is niet het werk van en een groote oude Abies Nordmanniana. Jammer genoeg J. D. Zocher Jr., maar als hij er gewerkt heeft, zal hij bedorven door omringende boomen. het werk van zijn vader niet hebben willen veranderen of Met kwistige hand heeft men er bruine beuken geplant, heeft hij toegegeven aan de wenschen van den lastgever, waarvan men prachtexemplaren vindt. Men treft de Daar men dergelijke beplantingen noch in Elswoud, zeldzame mooie boomen meest in de nabijheid van het nochin Waterland vindt,kan ditooknietvanMichaëlzijn. oude heerenhuis, dus denkelijk bij de laatste verandering De beek, waarnaar de plaats genoemd is, is grootendeels aangebracht en zij kunnen zeker op een honderjarige droog en de vijvers rondom de hertenkamp worden ouderdom geschat worden. kunstmatig door de waterleiding op peil gehouden, In de laatste jaren heeft het onderhoud veel te wenschen gelukkig op minder domme, onzinnige manier dan in overgelaten als gevolg van weinig toezicht op de handede Bloemendaalsche hertenkamp. lingen van het publiek, dat men vrij laat doen wat het In 1844 was Velserbeek volgens P. J. Lutgers in het bezit wil en dat niets ontziet. van Jonkheer E. L. Baron van Tuyll van Serooskerke Er is wel veel bijgeplant, maar op een manier, die niet en voor deze zouden door J. D. Zocher nieuwe en pleit voor het inzicht van den planter, hoe een dergelijk bevallige partijen zijn aangelegd. Lutgers zegt ook niet, park behandeld moet worden. Niet elke tuinman is welke Zocher dit was, doch nu zal het wel de zoon, daarvoor de aangewezen persoon, maar dit moet geJ. D. Zocher Jr., zijn geweest, daar de vader in 1817 schieden onder deskundige voorlichting van daartoe aanoverleden is. Ook toen moet de plaats weder vergroot gewezen personen en niet van leveranciers, zijn en werden aangrenzende duinterreinen bijgetrokken. Het onderhoud van een dergelijk park bestaat niet in het Het spreekt vanzelf dat, nu Velserbeek een pubüeke vol planten van open terreinen. Petzold heeft eens gewandelplaats is geworden, de vroegere rust geheel ver- zegd: Die Landschafts Gartenkunst ist ein Malen inder dwenen is. Het oude huis is hotel-restaurant, de oranjerie Natur. Das Werkzeug des Schaffens ist der Spaten. is een theeschenkerij geworden met de rommelige om- Dasjenige des Erhaltens und der Fortbildung die Axt. Sie is geving van tafeltjes en stoelen. Verder zijn er bijgekomen der eiserne Zeichenstift der Landschaftsgartner. een klein zoogdierenhuis, een vogelhuis, etc., ten vermake Wijze woorden, die maar al te veel verwaarloosd worden. Floralia 18/7 1935. MARQUETTE OF HET HUIS VAN HEEMSKERK BIJ HEEMSKERK Het deed mij genoegen in Floralia, nummer 13, van deren, waarschijnlijk ter herinnering aan zijn geboorte1 April, een beschrijving te vinden van dit oude kasteel plaats. Volgens J. Craandijk echter in zijn Wandelingen in Kennemerland, naar aanleiding van een tentoon- door Nederland, is dit Daniël de Hertaing, Heer van stelling van bol-, knol- en andere gewassen, die tot 23 Mei Marquette, edelman uit Henegouwen, die in 1618 voor aldaar gehouden zal worden. 135.000 gulden het Huis te Heemskerk kocht en aan de Het oude feodale kasteel dagteekent reeds uit de Middel- Landsregeering vroeg het kasteel de naam Marquette te eeuwen en heette toen het Huis van Heemskerk, doch mogen geven. De Fransche naam duidt ook meer de heeft later de naam Marquette gekregen. Volgens Abr. Henegouwsche dan de Vlaamsche afkomst aan. Rademaker in zijn plaatwerk: Hollands Tempe ver- Opmerkelijk, maar ook leerzaam, zijn de twee afbeelheerlijkt 1728, zou een zekere Hortaine, die het kasteel dingen, die Abr. Rademaker van het kasteel geeft. De en landgoederen gekocht had, er de naam Marquette eerste vindt men in het plaatwerk: Kabinet van Neder aan gegeven hebben naar een dorp Marquette in Vlaan- landsche en Kleefsche oudheden, Amsterdam, Iz. Tirion. Daar zien wij Marquette afgebeeld, zooals het in 1638 Uit de plattegrond is duidelijk op te maken, dat de tuin er uit zag. Rademaker, die een eeuw later leefde, geeft niet overdreven versierd is geweest, zooals wij dit uit die hier een copie naar een oude afbeelding. tijd gewend zijn. Waarschijnlijk is alleen het plein binnen De tweede, door hem zelf naar de natuur geteekend, de muren, de oude binnenhof, eenigszins versierd getoont aan, hoe in zijn tijd het kasteel vereenvoudigd is. weest, waarbij ook begrepen is de ruimte binnen de Wij vinden deze afbeelding in bovengenoemd plaatwerk, ronde muur van het oude rondeel, een overblijfsel uit de Hollands Tempe verheerlijkt. Eigenaardig is het, dat een tijd, dat Marquette of ’t Huis te Heemskerk nog een tijdgenoot, Hendrik de Leth, in het bekende plaatwerk versterkt kasteel was. In het midden van het rondeel Verheerlijkt Kennemerland, een afbeelding geeft, meer was een ronde vijver, omringd door ronde heggen, in de geest van de eerste, behoudens enkele kleine wijzi- Tusschen dit rondeel en het kasteel was een groote kom gingen. De schrijver, M. Brouerius van Nideck, zegt, en twee kleine parterres. Dit is de eenige plaats waar dat de Leth het kasteel en de omgeving zeer nauwkeurig nog iets aan luxe geofferd is. Bezien wij de plattegrond, naar de natuur geteekend en de ware toestand zeer goed door S. Schijnoort ontworpen, dan zien wij, dat het weergegeven heeft. geheele terrein buiten de eigenlijke kasteelgracht regel- Denkehjk heeft Rademaker voor zijn tweede prent alleen matig doch eenvoudig is ingedeeld in rechthoekige het doel voor oogen gehad, het hoofdgedeelte te doen vakken, met boomen beplant en door heggen omgeven, uitkomen. Wat op deze prent goed uitkomt, is de hoofd- Daar het terrein in een lage en waterrijke streek gelegen ingang, die er toen geheel anders uitzag dan nu. Deze is, zijn er vele breede slooten aangebracht, die zoowel laatste is denkelijk in 1741 aangebracht. In die dagen een nuttig als verfraaiend doel hadden, behoorde Marquette aan de familie Rendorp. Van de openbare weg af geeft een breede oprijlaan met Hoe zag het park in de tijd van Rademaker en de Leth zes rijen boomen toegang tot het kasteel en bijbehooer uit? De plattegrond van Marquette’s omgeving rende hoven. De oprijlaan is begrensd dooir slooten, die vinden wij hier afgebeeld, overgenomen uit het plaatwerk ook de andere deelen van het park omringen. Aan het Verheerlijkt Kennemerland bovengenoemd. Jammer ge- einde der oprijlaan is een brug over een breede sloot, noeg geven de beide teekenaars geen details, zooals in leidende naar een zeer ruim, vierkant voorplein, de oude dit zelfde werk van andere landgoederen-buitens wel het buitenhof, omringd door rijen boomen, waarachter geval is. Denkelijk waren zij niet belangrijk genoeg. hooge heggen. *) Ampsing noemt in 1628 de naam niet en spreekt alleen van ’t Huis Achter deze heggen vond men plantages van boomen, van Heemskerk. waarschijnlijk vruchtboomen. Komende van de oprijlaan, zien wij als achtergrond van kom tegen de groene geschoren wanden van het bosch het kasteel een haakvormig bosch, doorsneden met gestaan hebben. Er bestaat nog een oud ontwerp van schuine en rechte lanen en een acht-stralig sterrebosch. jongere datum dat een uitbreiding laat zien bij de groote Het achterterrein, links van de oprijlaan, is beplant en oprijlaan. Of dit ook uitgevoerd is geweest is moeilijk door een breede sloot omringd en door een kruissloot te zeggen. doorsneden. Op het kruispunt daarvan is een groote Van de oude aanleg is absoluut niets over gebleven, vijver met uitgeschulpte kanten aangebracht, zooals toen Misschien dateeren enkele oude linden uit die tijd; doch algemeen in de smaak viel. De helft van dit gedeelte is ook hier hebben de volgelingen van de nieuwe leer bezet met open beplanting tusschen lanen, door bruggen omtrent tuinkunst alles grondig vernietigd wat aan verbonden met het dicht beplante achterbosch, waarin oudere inzichten herinnerde. architectonisch gevormde paden en fonteinen. Marquette, dat aan de familie Gevers behoort, is sinds Zooals toen gebruikelijk was, zullen deze bosschen wel jaren onbewoond en de omgeving werd verwaarloosd, door geschoren heggen omringd zijn geweest, waar het Craandijk wijst daarop reeds in zijn werk: Wandelingen open beplanting betreft en wat de dichte bosschen aan- door Nederland. gaat, waren hier de randboomen netjes geschoren. Zoo Dergelijke oude kasteelen zijn voor moderne menschen zal het bosch rondom de kom ook behandeld zijn en niet meer bewoonbaar; de verbeteringen zijn te kostbaar de buitenzijde uitgeschulpt als de rand van de kom en en dus worden ze verlaten. omloopend pad. Nergens ziet men een spoor van Het is eigenaardig, dat geen der vroegere tijdgenooten ornamentbedden, zooals anders gebruikelijk was en iets vermeldt van de veranderingen, die de omgeving evenmin gelegenheid voor bloemversiering. Groote luxe van het kasteel tijdens invoering van de landschapstijl werd dus niet aan de plaats besteed, wat trouwens met ondergaan heeft, voor wien en door wien. Ook de meerdere Hollandsche tuinen uit die tijd het geval was. historici zwijgen op dit gebied, zooals ook het geval is Mogelijk zijn er beelden en vazen geweest, doch zeker bij vele andere buitens. Waarom? is dit niet. Zoo zij er waren, zullen zij wel rondom de Floralia 10/ 1937. BIJ WASSENAAR as getrokken, die de geheele aanleg beheerscht. Men vergelijke deze indeeling maar eens met die van Waterland en Velserbeek, beiden bij Velsen, waarbij het woonhuis bij zijden ligt en geen invloed had op de hoofdverdeeling. Zij vormden niet de uitgangspunten. Bij al het goede van de zuivere symmetrie missén wij de grootheid van lijn, die wij toch nog vinden in de werken van Daniël Marot, Roman, Schijnvoet, enz. Bezien wij de afbeeldingen uit de serie prenten door D. Stoopendaal en L. Scherm, geteekend en geëtst en bij N. Visser te Amsterdam uitgegeven, dan zien wij hoe meters hooge geschoren heggen hier hoogtij vieren, en de paden meer schijnen te loopen tusschen muren dan tusschen boomen, zooals o.a. in het zoogenaamde Sparre Bos.1) Het park schijnt nog zeer lang in die geest gebleven te zijn en eerst omstreeks 1834 door J. D. Zocher Jr te zijn veranderd en uitgebreid, althans P. Lutgers en W. J. Hofdijk melden in 1855 in hun plaatwerk der buitens bij den Haag, dat voor 1834 de plaats nog zeer ouderwets was aangelegd. Later heeft L. P. Zocher er weder veranderingen in aangebracht en in 1888 heeft Petzold plannen van uitbreiding gemaakt voor den toenmaligen eigenaar, Baron van Brienen van de Groote Lind, vader der tegenwoordige eigenaresse. Schrijver dezes heeft toen op voordracht van Petzold dit 'werk voor hem grootendeels uitgevoerd. Een oneenigheid tusschen Baron v. Brienen en zijn rentmeester is oorzaak geweest J) Zie plattegrond, het laatste gedeelte tusschen de vijver en het doolhof. CLINGEND A AL Wie de omstreken van den Haag en Wassenaar kent, kent ook Clingendaal, een buur van het niet minder bekende landgoed Duinrel. Clingendaal behoort nu aan Jkvr. Baronesse v. Brienen v. d. Groote Lind. Clingendaal werd vroeger ook wel St. Annalands Clingendaal genoemd, naar den vroegeren bezitter Philips Doublet, heer van St. Annaland, Maggershill, Callands-Ooge, etc. Deze was gehuwd met Susanna Huygens, de dochter van Constantijn Huygens. Wanneer wij het plan van dit buiten bezien, valt het op, hoe bij de indeeling der plaats de strengste symmetrie is toegepast, veel strenger dan bij vele onzer buitens uit die tijd. Men zou haast zeggen, dat de opvatting, die Huygens op zijn Hofwijk toepaste, hier van groote invloed is geweest. Slechts op een paar ondergeschikte punten is men bij de indeeling van het grondbeginsel afgeweken. Het plan heeft wel eenigszins het aanzien van te veel verbrokkeld te zijn; doch men kan er wel de oorzaak van vinden. Het terrein is laag gelegen *) en daardoor waren vele slooten noodig om het overtollige zakwater uit het duin op te vangen en af te voeren. Wie de ontwerper van dit plan is, is mij niet bekend geworden, doch hij was bepaald iemand, die de groote lijnen van de groote voorgangers niet begrepen heeft, al heeft hij hen in de détails nagevolgd. Beter dan vele van zijn tijdgenooten, heeft hij het woonhuis als uitgangspunt genomen en van daar uit de hoofd- *) De naam duidt het reeds aan: Dal bij de Clingen (Duinen). dat het werk gestaakt werd. Later zijn er andere in- 18e eduw veranderd in huizen in de heerschende bouwvloeden werkzaam geweest.x) trant. Hoe het zij, het Clingendaal van vroeger bekleedde wat Bezien wij de prenten in Nederlandsche Oudheden van indeeüng betreft een eigenaardige plaats in de rij der J. Schijnvoet uit ’t laatst van de 17e en begin 18e eeuw, oude Nederlandsche particuliere parken. dan zien wij dat tal van deze feodale kasteelen nog maar Men kan tegenwoordig niets meer van de oude toestand als ruïnen bestonden en niet omgeven waren met parken terug vinden. Alleen vindt men nog de beide gedeelten van het Le Nötre type. Zoo was dit ook het geval met der grachten naast het heerenhuis. Tijdens die verande- het Kasteel de Haar of Haarzuylen bij Vleuten en daarom ringen in landschapstijl is de plaats veel grooter ge- is het een anachronisme, dat men bij de restauratie (?) worden, veel van het omliggende weiland bij de plaats of liever herbouw in Fransch-gothische stijl, tuinen schiep aangetrokken en met boomgroepen beplant. in de Le Nötre-stijl in de geest van de aanleg bij het Wanneer wij aldus de plattegronden van groote en Kasteel Chenonceau bij Parijs. kleinere buitens bezien uit hetzelfde tijdperk, dan kan Men gaat met het restaureeren van oude gebouwen en men toch niet zeggen, dat zij een bepaald Hollandsch tuinen soms wat al te ver. Is het oude Kasteel de Haar type hebben, ’t Eenige wat hen onderscheidt van vele en zijn tuinen nooit zoo geweest als het nu is, hetzelfde buitenlandsche, is het vele water in de vorm van slooten kan gezegd worden van de tuinen bij het Kasteel Midof lange vijvers, doch dit is meer het gevolg van de land- dachten bij De Steeg, waaraan men zaken toegevoegd streek, waar de buitens aangelegd werden, en daar deze heeft, die er in de tijd van den Koning-Stadhouder meestal zeer waterrijk waren, was men wel gedwongen Willem III nooit geweest zijn en al mogen zij zeer goed ach daar naar te regelen. Waren de buitens aangelegd in de stijl zijn, kunsthistorisch zijn het grove fouten, bij voormalige feodale kasteelen, dan vinden wij het Ook moet men voorzichtig zijn in onze oude tuinen een kasteel omringd door grachten, die eertijds dienden tot bepaald systeem te zien. Zoo had ik niet lang geleden een verdediging. Evenwel waren in ons land niet vele van die dispuut met een dame-vakgenoote over onze oude Holfeodale kasteelen meer over, velen werden in de 17e en landsche tuinen. Zij beweerde dat deze over de breedte van de lange terreinen, altijd in drie hoofddeelen verl) Vergis ik mij niet, dan is de heer ciifford den rentmeester opgevolgd deeld waren. Zij was misleid door een paar oude prenten, om de zaken van den eigenaar te behartigen. die zeer toevallig in die geest verdeeld waren, veroorzaakt door de eigenaardige overeenkomstige terrein vórmen, waterwerken, die noodzakelijk waren. Typisch is het, Een doorgaande regel was deze indeeling absoluut niet, dat men in die voor-Le Nötre tijd veel minder waterzooals wij in verschillende plattegronden kunnen zien. partijen zag, doch de plaatsen waren kleiner. Bij de Men vergete niet, dat de meeste groote buitens in laag invoering van de Le Nötre-stijl waren zij toe te passen gelegen streken te vinden ware, tot zelfs in Gelderland en werden slooten en grachten in de plannen opgenomen werd zelden boven op de toppen der heuvels gebouwd en in vijvers veranderd en hadden een dubbel nut: veren evenmin op de duinen langs de zeekust, maar in de siering en afwatering. Dit heeft ook menigen büiten- laagten daar achter. Het gevolg was dan vaak, dat er een lander van de wijs gebracht. Daarom zij men voorzichtig zekere gelijkenis geboren werd, verhoogd door de vele te snel conclusies te trekken. Floralia 8/10 1936. HET KASTEEL ROOSENDAAL bit velp Wanneer er sprake is van oude 17e en 18e eeuwsche len, o.a. Chenonceau, Fontainebleau. Zoo zien wij dit Tuinen en Parken in zoogenaamde Le Nötre-stijl, dan afwijken ook in ons land, waar vele bouwkundigen zich denkt men onwillekeurig aan strenge regelmaat, aan met ’t ontwerpen van parken inlieten, zooals trouwens streng doorgevoerde symmetrie. Toch blijkt het uit menig in die tijd overal de gewoonte was en te meer, omdat oude plattegrond-teekening uit die dagen, dat de recht- toen geen kennis van het levende materiaal noodig was. lijnige of geometrische opvatting volstrekt niet eenslui- Men behoefde alleen die planten te kennen, die geschikt dend is met symmetrische indeeling, maar dat in die waren om heggen op te bouwen, ze in figuren te misdagen van die symmetrie heel wat afgeweken wordt en vormen, te scheren of te gebruiken voor de fantastische dat deze alleen in enkele onderdeden te vinden is. Er tapijt-figuren. Meestal lieten zij de uitvoering , over aan is reeds vroeger op gewezen, dat zelfs Le Nötre daarvan de tuinlieden. afgeweken is bij de aanleg van Parken van oude Kastee- Hoe het zij, wij zien uit het plan van het park bij het Cliché Weekblad „Kon. Ned. Mij voor Tuinbouw en Plantkunde” Cliché Weekblad „Kon. Ned. Mij voor Tuinbouw en Plantkunde”* Kasteel Roosendaal dat strenge architectonische symme- aanbracht, kan men zien door de prenten uit het werk trie niet is toegepast en dat dezelfde opvatting in acht van d’Outrein, le uitgave in het jaar 1700, en die uit de genomen is als bij vele oude Kasteelen in het buitenland, serie boekjes van P. Schenk, Paradusis aculorum, deeltje, Het Kasteel, omgeven door breede grachten, was on- f V, over Roosendaal 1702, te vergelijken, regelmatig van grondslag, zooals vele dergelijke feodale Door zijn waterwerken aan de vijvers enz. moet het park kasteelen, en dus was strenge symmetrie niet toe te een zeer luisterrijk aanzien hebben gehad en volgens Mr. passen. Jb. van Lennep en W. J. Hofdijk zou het in ons land Het schijnt, dat het Roosendaalsche Park zijn luister geen weêrga hebben gevonden, wat lichtelijk overdreven voornamelijk te danken heeft aan Johan Baron van is, daar het Loo van den Koning-Stadhouder Willem III Arnhem, die het in 1667 kreeg door zijn huwelijk met zeker voor Roosendaal niet behoefde onder te doen. zijn nicht Johanna Margaretha Baronnesse van Arnhem. Integendeel. Wij vinden zijn portret in ’t boekwerk van d’Outrein: Op 12 Maart 1714 brak er onverwacht brand uit in het Wegwijzer door de Heerlijkheid Roosendaal ofte de Roo- Kasteel, dat voor een deel vernield werd. De eigenaar, sendaalsche vermakelijkheden. Amsterdam le druk 1700. Johan Baron van Arnhem, Vrijheer van Roosendaal, (2e druk 1713, 3e druk 1718). Aan dit werk is ook bij- heeft de schade weer doen herstellen *). Hij overleed 12 gaande afbeelding ontleend. Uit dit plan zien wij, dat er December 1716 op Roosendaal. Na de dood van zijn weinig verband is tusschen kasteel en aanleg. Niets wijst echtgenoote in 1717, kwam in 1722 Roosendaal door erop, dat vóór de invoer van de Le Nötre-stijl een andere erfenis in het bezit van Lubbert Adolf Torck. Deze opvatting in de tuin heeft geheerscht, en het is best trouwde met de weduwe J. Trip-de Jongen en kreeg daarmogelyk, dat toen de aanleg van de tuin niet omvangrijk door Beeckenstein bij Yelsen in bezit, dat hij in 1742 aan en zeer eenvoudig is geweest, wat men kan zien op Mr. JacobBoreel verkocht. Hij overleed 11 October 1758. oudere afbeeldingen van andere dergelijke kasteelen in Na diens dood kwam Roosendaal aan zijn broeder, ons land, zooals zij einde 16e, begin 17e eeuw waren. De Assuerus Jan Torck, gehuwd met Baronnesse Roode 17e eeuw bracht voorspoed in ons land en dit weerspie- van Heeckeren. Hij overleed in 1793. Hij had geen zoon gelde zich m de weelde, die allerwege tot uiting kwam en en Roosendaal kwam in het bezit van zijn neef Assuerus met het minst m de tuinen, hetzij groot of klein. Handel Lubbert Adolf Torck. Deze overleed in 1842. Zijn eenige en scheepvaart brachten schatten in ons land De voor- dochter Anna Catharina huwde in 1854 met Reinhard spoed bleef met beperkt tot de groote koopüeden, maar Jan Christiaan Baron van Pallandt. Roosendaal is sindsdeed zich ook gevoelen bij de land-adel, die bovendien dien in de familie van Pallandt gebleven. Zijn opvolger met onder wilde doen voor de rijke patriciërs in de koop- was Frederik Jacob Willem Baron van Pallandt, oudsteden. Het werd een onderlinge wedstrijd, wie de mooi- voorzitter der Maatschappij. ste en weelderigste buitenplaats had, dikwijls overdadig Er bestaat nog een tweede ontwerp van Roosendaals versierd met kostbare beeldhouwwerken, beelden, monu- Park, waarvan nóch de ontwerper, nóch de tijd waarin dit mentale vazen ), waterwerken, enz. gemaakt is, bekend zijn. Fig. II (de heer Dr. M. D. Ozinga TTj t voorbeeld door den Koning-Stadhouder Willem was zoo vriendelijk mij daarvan een foto te zenden). Blij111 op het Loo gegeven, heeft er veel toe bijgedragen, dat TwTrfjï? gn?°^e 'T? tYinen wefd tentoongespreid. 1) Het is eigenaardig, dat Mr. Jb. van Lennep en W. J. Hofdijk in hun uai men OOK m die dagen de zaken met het zooals ZIJ mooie boek „Merkwaardige Kasteelen in Nederland”, Serie 3, Deel II, eerst Uitgevoerd waren, maar af en toe veranderingen kij hun groote nauwkeurigheid niets zeggen omtrent die brand en het i\ c «jchijnvript , ..'. K . , „ . ' _ herstel. Wel dat onder Lubbert Adolf Torck het Kasteel verbouwd is. ) S. Schijnvoet, Voorbeelden van Lusthof Sieraden. 2 dl. fol. H. de Zou hier een verwarring hebben plaats gehad en dit verbouwen met die brand in verband hebben gestaan? kens de vorm der gewijzigde parterres aan de Zuidzijde uithaalde, volgens voorbeelden van den beroemden-Franvan de kortere gracht, zoomede de slingerpaadjes in de schen tuinkunstenaar en fonteinmaker S. de Caus. daarachter gelegen bosquets, moet dit een later onuitge- Wanneer Roosendaal in zijn tegenwoordige toestand is voerd plan zijn uit de Rococo-tijd (Louis XV). Op dit gebracht, vertellen de schrijvers van Lennep en Hofdijk plan vinden wij ook een labyrinth aangegeven, dat een in 1861 niet. Evenmin vindt men daaromtrent iets vercopie is van het labyrinth van Choisy-le-Roy bij Parijs, meld in het boekje „Rozendaal” van Mr. Is. Ab. Nijhoff, Ook de cartouche aan de linker-onderkant van de teeke- z.j. (1860) 1). ning, welke blijkbaar bestemd was de titel te omvatten, Blijkens de daaraan toegevoegde kleurenlithographische wijst op het Rococo-tijdperk. plaat, was de plaats in landschapstijl omgezet. Hoogst- Wanneer wij het tegenwoordige Roosendaal bezoeken, waarschijnlijk zijn het de meest bekende tuinkunstenaars dan vinden wij nog enkele dezer versieringen terug, doch J. D. Zocher Sr. en J. D. Zocher Jr. geweest. Zeker is niet alle op dezelfde plaats, als waar zij in het einde der het echter niet. Het stuk over Roosendaal in het plaat17e, begin 18e eeuw stonden, enkele ervan zijn verplaatst werk: Kasteden, Buitenplaatsen en Parken in Nederland, toen het geheele terrein gewijzigd is bij de groote veran- door H. Jongsma en A. Loosjes, 2e deel. Scheltema & dering tot landschapspark. Vooral de^gf „bedrieger- Holkema, Amsterdam (z.j.) geeft ook geen licht en zegt tjes” (fonteintjes, welke onverwachts uit de naden der niets over deze ontwerpen van de oude aanleg, noch plavuizen komen, als men er wandelt), een aardigheid, van de tegenwoordige. overgenomen uit het buitenland, die reeds uit het begin Weekblad „Kon. Ned. Mij voor Tuinbouw en Plantkunde", 17e eeuw dateert, toen men meer van dergelijke grapjes i) Dit kleine boekje is niet in de handel gebracht. HUIZE HULSHORST Onder de oude buitens in het Noordwestelijk deel van bosschen als hoofdmotief, maakte men er meer werk de Veluwe zijn vooral bekend de Hulshorst en de Essen- van. Zoo vinden wij thans nog restanten dier bosschen burg en toch weet men er weinig van. In de oude be- als monumenten van cultuur en boschaanplant dier schrijvingen komt men hoogst zelden iets tegen, althans dagen. wat betreft hun aanleg als siertuin. Zij lagen ver van de Dat men in die tijd eigenaardige opvattingen had van groote verkeerswegen en liepen daardoor niet zoo in landschap- of natuurstijl, zien wij uit bijgaande afhet oog. Vele waren zeer eenvoudig, eerst later, toen beelding van het landgoed Hulsthorst, bij de spoorwegde landschapstijl ingang vond en deze zonder overmatige halte van die naam. Het ligt ongeveer 50 minuten Z.W. kosten van aanleg en onderhoud kon toegepast worden van Nunspeet, onder de Gemeente Ermelo. De teekening door het gebruik der bijbehoorende landerijen en dateert van 1805, doch de teekenaar wordt niet genoemd. Heteenige wat doet denken aan de 18e eeuw en de toen een koepel. De overige straal-lanen zijn enkelvoudig heerschende smaak, is de algemeen rechtlijnige aanleg, beplant. Van de groote weg gaat men langs de gebruikelijke oprij- Bezien wij dit plan, dan treft het ons, hoe weinig gelaan naar het heerenhuis en stal. Daar achter een ruim legenheid er soms op die buitens was, om veel bloemen plein met klein bosschage. Het geheel geflankeerd door toe te passen. Men scheen er toen geen behoefte aan te rechte lanen. Links 4 grasstrooken, omringd door rijen hebben of men vond het te kostbaar. Wel had men in boomen en daarnaast twee boschjes. In die boschjes zijn ’t laatst der 18e — begin 19e — eeuw kostbare Oranjepaden in de grilligste, ongemotiveerdste bochten aan- rieën met Oranjeboomen en andere soorten in kuipen gebracht, wat aanwijzing geeft dat men gepoogd heeft of sierpotten, die des zomers buiten werden gezet en de uit Engeland ingevoerde Anglo-Chineesche opvatting dan nog veelal in de nabijheid van de Oranjerie of hoogtoe te passen. Men had zeker vernomen, dat volgens die stens bij het heerenhuis. De bloemplanten werden opvatting de wegen zooveel mogelijk in kronkellijnen meestal in de moestuin gekweekt en daar uitgeplant voor moesten worden gemaakt. snijbloemen voor bouquetten. Eerst later paste men ze Het is dan ook toegepast in het door slooten in lange toe als versiering der eigenlijke tuinen in z.g. landakkers verdeelde boschje, in de rechtsche benedenhoek, schapstijl. Daar het door de slooten onmogelijk was, groote Men ziet hieruit, hoe uiteenloopend de elkander opvolbochten te maken, omdat de akkertjes te smal waren, gende inzichten andere eischen stelden. Voor en tijdens heeft men ze maar zigzagsgewijs gebogen. Evenwel is de Le Nötre-stijl had men bepaalde bloementuinen, al het eigenaardig, dat men in het daarnaast gelegen of niet gecombineerd me.t broderie-parterres. Na het boschje rondom de moestuin, waar men niet aan akker- verval van de Le Nötre-stijl verviel men van het eene tjes gebonden was, ook een dergelijk slingerpad ge- uiterste in het andere. Na het overdreven gekunstelde trokken heeft, alsof een slang zich door het losse zand verviel men in een gewilde natuurlijkheid, die ook weer een weg baande. Achter dit boschje sluit zich een ander leidde tot onnatuur, door overdreven systemen en door boschje aan, wiens indeeling sterk overeenkomt met de wanbegrip. opvatting, die in 1752 op het laatst aangelegde deel van Op de Hulsthorst schijnt men niet vervallen te zijn de Haarlemmerhout is toegepast, n.1. twee elkander geweest in de overdreven manie der Anglo-Chineesche kruisende lanen, omslachtig verbonden door cirkel- principen, door veeltallige bouwwerken, ’t zij groot of sectoren en slingerpad. klein of een dier melancholische uitdrukkingen, zooals Meermalen kan men ze thans nog op vele oude buitens, in het park van het naburige Staverden, waar men in waar oude akkermaalsboschjes bij de plaats zijn aan- het bosch ’n grafteeken vindt voor de ongelukkige getrokken, ontmoeten. Schrijver dezes heeft ze vele Eleonora, in leven gravin van Gelderland, en in de Haarmalen gevonden. Men vond die slingerlaantjes „ge- lemmerhout ’n grafteeken voor Laurens Jansz. Koster, zellig”, leuk, knus. Nederlandschen uitvinder der boekdrukkunst. Het eenige dat nog doet denken aan de vorige opvatting, Er heerscht op Hulsthorst een rustige eenvoud, impoaanvang 18e eeuw, is het 12-stralige sterrebosch. In het neerend door zijn mooi geboomte. Een park of buitenmidden van het kruispunt is een alleenstaande boom plaats toch kan indrukwekkend zijn, zonder die overdaad geplant. In het verlengde van de vierrijige middenlaan van bloemen, want deze spelen een ondergeschikte rol is in het afsluitende boschje een ovale vijver, waarachter in de natuur. Floralia 19/12 1936. HET BUITENLAND OVER ONZE OUD-HOLLANDSCHE TUINKUNST In Regel’s „Gartenflora” van 1888 heb ik reeds gewezen op de onjuiste afbeeldingen van oude tuinen, die men toen ter tijd aantrof in de buitenlandsche, vooral Duitsche tijdschriften — en nog heden ten dage kan men ze aantreffen. Vooral geldt dit waar het onze oude tuinkunst betreft. Doch dit betreft niet alleen tijdschriften, die door hun dikwijls kortstondig bestaan weinig blijvende indruk maken, maar zelfs standaardwerken, of die als zoodanig beschouwd worden. Zij worden dikwijls beschouwd als de bronnen, waaruit men bij de bestudeering van dit kunstvak putten moet, om tot een juist inzicht te komen. Ik kan echter niet nalaten er telkens en telkens op te wijzen, voorzichtig te zijn, en maar niet klakkeloos aan te nemen, wat de buitenlandsche schrijvers ons vertellen of door afbeeldingen laten zien. In bovengemelde jaargang van Regel’s Gartenflora heb ik er destijds op gewezen, dat H. Jager in zijn Gartenkunst und Garten, sonst undjetzt een onjuiste afbeelding gaf van het oude park van het slot te Zeist, Fig. 1, omdat hij Het Huis te Zeist, zooals af geheeld tn ’t prentwerk van Le Rouge landsche tuinkunst. Het park is niet echt hollandisch, want het is ontworpen door den Franschman André Mollet, zoon van Claude Mollet, tuinman van den toenmaligen koning van Frankrijk. Zoo m&akt hij meer grove fouten. Evenzoo is het met de prent van Zorgvliet, die hij geeft. Ook deze teekening van mij heeft hij zonder vragen overgenomen. Het is 'niet meer het oude Zorgvliet van Cats, maar naar de tijdgeest veranderd. Zoo is het ook met het park van ’t Huis te Zeist. In het werk van Le Rouge 1774—78 staat een afbeelding van dit park, denkelijk door D. Marot ontworpen voor Graaf Maurits van Nassau Odijk, doch niet in zijn geheel, maar slechts voor een vierde gedeelte, d.w.z. het rechtsche gedeelte van de helft rondom het huis langs de hoofd-middenas, Fig. 2. Jagers teekenaar heeft gedacht: de andere helft zal ook wel zoo zijn geweest en heeft naar die gedachte gehandeld. Dergelijke fouten geven wantrouwen in de juistheid van de beweringen der schrijvers, en het is raadzaam voorzichtig te zijn en te controleeren. Oogenschijnlijk ziet de prent er zeer authentiek uit, vooral voor leeken, die natuurlijk aannemen wat zulk een buitenlandsch geschiedschrijver vertelt. Velen der vakgenooten kan men gerust als leeken op dit gebied beschouwen, wat meermalen is gebleken; men schrijft na, voordat men onderzoekt. Floralia 28/5 1935. onvoldoende onderzocht heeft, wat niet alleen blijkt uit deze afbeelding, maar uit getgeen hij vertelt in het Hoofdstuk: „Die Garten is sogenannten Hollandischen Stil”, die volgens hem reeds in 1450 navolging vond in Engeland. Hij geeft o.a. op blz. 183 zonder mijn toestemming een afbeelding van een door mij gemaakte copie der tuinen van ’t Kasteel Honselaarsdijk, naar de oude gravure van Balthasar Florisz a Berkenrode. Hij zegt daarbij, dat dit park echt hollandisch is. Waarom? Omdat het plan te vinden is in het bekende boek van J. v. d. Groen, dat voor buitenlanders het boek is voor oud-Hol- ’t Huis te Zeist zooals het was PARK VAN HET KASTEEL VAN DER HOOGE OF TER HOOGE BIJ MIDDELBURG IN 1751 Reeds meermalen hebben wij er opgewezen, dat het zoo zeldzaam is, als men mooie origineele planteekeningen van onze oude buitenplaatsen tegen komt. Wel komen er af en toe afbeeldingen voor, doch meestal zijn het gezichten in de plaatsen, en daar zij alle in dezelfde geest waren aangelegd, gelijken zij zeer veel op • elkander. Hoe het terrein echter was ingedeeld, hoe de verschillende onderdeden met elkander in verband stonden, daarvan krijgt men hoogst zelden iets te zien. Niet alle eigenaars van dergelijke oude plaatsen zijn in ’t bezit der oude Ontwerp-teekeningen. Meestal zijn ze verloren gegaan, omdat men er geen belang in stelde, ’t Gevolg is, dat zij, die studie maken van onze oude Tuinkunst, dikwijls in den blinde tasten, als zij iets willen weten over Oude Nederlandsche tuinen in hun samenstelling en verhoudingen. Zelfs in het boekje van Sypenstein, „Oud Hollandsche Tuinkunst” vindt men dergelijke plannen niet.1) Ook de namen der ontwerpers zijn verloren gegaan. Zoo af en toe krijg ik zulke plannen te zien en zijn de gelukkige eigenaren meestal zoo vriendelijk mij in de gelegenheid te stellen copieën of foto’s van dergelijke teekeningen te maken. Dit was ook het geval bij gelegenheid van een bezoek aan het Kasteel Ter Hooge bij Middelburg. De eigenaar, Baron Mr. D. van Lijnden, was zoo vriendelijk mij toe te staan, foto’s te laten maken van het plan van aanleg, zooals dit omstreeks 1751 ontworpen was door een zekeren Delarge in den Haag. Deze was zeker een Franschman, want opschrift en index zijn in ’t Fransch. De naam van den toenmaligen eigenaar was Jan van Borselen, en een Hollander, die de text in ’t Fransch zou overzetten, zou den naam geschreven hebben, zooals die werkelijk was, en niet de Borsel, zooals die op de teekening voorkomt. Het Kasteel „van der Hooge” is omstreeks 1300 gebouwd door Anne van Borselen en als eerste Heer wordt genoemd Klaas v. Borselen, vader van Wolferd van den Hooge 1379. Adriaan van Borselen, Ridder Heer van Cliverskerke kocht in 1415 het kasteel. Aartshertogen Maximiliaan en Philips van Oostenrijk hebben ten bate van Adriaan van Borselen verschillende privilegiën gegeven. In 1561 kreeg Jan van der Hooge vergunning een muur om het voorplein te bouwen en een houten valbrug tot bewaaringe van zijn huis. In 1696 was Philips van Borselen van der Hooge, heer van van der Hooge, Nieuwvliet, Pier, enz. Volgens een gravure in ’t^Werk van Smallegange: „Cronyk van Zeeland in 1696” was de omgeving van ’t kasteel toen zeer eenvoudig. Een rechthoekige gracht omgaf het onregelmatig gebouwde kasteel. Verder eenige rijen boomen, zonder eenige verdere versiering, zoo geheel verschillend met de omgeving van andere Zeeuwsche kasteelen uit die tijd en in ’t zelfde boek te vinden. Tuinen in de trant en opvatting van Le Nötre waren in Zeeland toen nog niet te vinden; deze stijl is pas in t begin van dè 18e eeuw ingevoerd. Zij waren meer in de geest der Mollets. X) enkele, die er in zijn, zijn reproducties van bekende gravures. Omstreeks 1712 is het kasteel buiten het bezit der Heeren van Borselen geraakt, doch in 1751 werd het door aankoop weder in de familie gebracht door Jan van Borselen. In die tusschentijd schijnt de omgeving van het Kasteel reeds meer gemoderniseerd te zijn. Althans te oordeelen volgens prentjes naar teekeningen van Corn. Pronk 1743. lan van Borselen schijnt in 1751 groote plannen gehad te hebben, zooals uit bijgevoegd plan blijkt. Het plan is voor zijn tijd modem, gezien het slingerpad in de noordhoek en de eigenaardig gekozen lijnen der paden in de kabinets, die wijzen op verval der strakke Le Nótre-lijnen; een verval, dat men vooral uit buitenandsche ontwerpen van die tijd kan waarnemen en dat 3ij ónze buitens dadelijk zijn invloed deed kennen. Doch ifgezien van kleine gebreken, was het plan grootsch opgezet. Een dier gebreken is de weinige samenhang tusichen de parterres aan de kop van de vijver tegenover Ie achtergevel van ’t huis, die zich echter laat verklaren loor de aanwezigheid der gebouwtjes aan de beide ïoeken. s dit plan van Delarge van Sept. 1751 aldus uitgevoerd? Het oude landgoed Ter Hooge bij Middelburg. (Orig. foto voor O. T. v. d. schrijver). Dit is een open vraag. Want een ander plan van October 1752 *) geeft een geheel ander gezichtspunt. De vijver achter ’t kasteel heeft hier niet die uitgebreidheid als op de teekening van Delarge en bepaalt zich tot een betrekkelijk kleine wijziging in de vorm der oevers van de oude kasteelgracht. De mogelijkheid der uitbreiding zonder de omgeving te beinvloeden, was vrij gelaten, (zie A. 2e plan). Ook het voorterrein is eenvoudiger ingedeeld tot een eenvoudig sterrebosch, doch ook nog niet geheel afgewerkt. Door huwelijk kwam Ter Hooge in ’t bezit der Van Lijndens en deze famiüe heeft veel bijgedragen tot verfraaiing der plaats, doch een groot artist schijnt er niet gewerkt te hebben. De 19e eeuw heeft de grootste veranderingen gebracht. In ’t laatst van de 18e en begin 19e eeuw werd het kasteel geheel in de geest van de pruikentijd gebracht; met de omgeving was dit anders. De nieuwe geest der eerste jaren van de 19e eeuw maakte alles krom wat recht was. De voorgracht met de brug is verdwenen. Stond vroeger het huis rondom in ’t water, nu bespoelt de vijver het huis nog maar aan 3 zijden en is het vrije doorzicht langs de beide zijkanten geheel dicht geplant. Zoo onregelmatig het huis vroeger was, zoo symmetrisch is het thans, wat nu juist niet bijdroeg tot het maken van een schilderachtig silhouet. Tot in alle onderdeden is in de huishouw de symmetrie doorgevoerd. In 1743 was ’t nog zeer onregelmatig en was er maar één toren. Bij de verbouwing is er voor de symmetrie een tweede bijgebouwd, aan de andere zijde van het middengedeelte 2). ’t Is wel eigenaardig, die tegenstrijdigheid hier naar voren te brengen. In de tijd dat de tuin in streng sym¬ metrische vorm was ontworpen, was het kasteel zeer onregelmatig van bouw gehouden. Toen men echter aan het kasteel een streng symmetrische vorm gaf, werd de tuin in onregelmatige meer vrije stijl herschapen. Hoevele Heerenhuizen uit het begin der 19e eeuw zijn niet in strikt symmetrische stijl gebouwd? Men ziet daaruit al weder, dat door alle tijden heen, men zich weinig stoorde aan theoretische beschouwingen over samenwerking van bouw- en tuinkunst, waarbij de bouwkunstenaars altijd op de voorgrond stellen, dat de tuinkunstenaars zich naar hen moeten voegen, inplaats van omgekeerd; dat de bouwkunstenaar zich rekenschap moet geven in welke omgeving hij bouwen gaat. Doch verklaarbaar is het. De symmetrische stijl was in discrediet geraakt, en de mode bracht mede, dat men slechts de Engelsche landschapstijl moest toepassen, die daar alreeds ontaard was in de dwaze AngloChineesche tuinstijl. Hoe het zij, wij kunnen ook weder uit dit plan zien, hoe sterk onze Tuinkunst, door alle eeuwen heen, beinvloed is geworden door de opvattingen in ’t buitenland en nu nog niet minder. Waarlijk wij praten te veel over Oud-Hollandsche Tuinkunst. Toen ik mijn stuk in „Onze Tuinen” van 1927 schreef over de aanleg van het park bij dit kasteel, zooals deze was in de laatste helft van de 18e eeuw, heb ik er reeds op gewezen, dat de tijd alles veranderde en soms de dwaaste tegenstellingen schiep. Ik had toen niet gedacht, dat ik enkele jaren later zou gewaarworden hoe ook na een halve eeuw deze plaats, als zoovele andere, een totale verandering zou ondergaan. Toen ik op het kasteel vertoefde, om er adviezen voor enkele veranderingen te geven, vertelde de eigenaar, H. Baron van Lynden, mij, dat een zijner vrienden hem er op gewezen had, dat de twee prenten, CLXXXIII en CLXXXIV, uit het boek van G. van Laar,s) afbeeldingen zijn van twee gedeelten van het park van dit kasteel. Daar ik het boek bezat, kostte het niet veel tijd een en ander na te gaan. Een calque van beide teekeningen was spoedig gemaakt en daar zij op dezelfde schaal geteekend warén, was het zeer gemakkelijk te controleeren of zij bij elkander pastten. ’t Bleek dan ook, dat zij als deelen van een legkaart aan elkander sloten. Het betrof alleen het gedeelte achter het kasteel. Bij een volgend bezoek aan het terrein, gewapend met de teekening volgens Van Laar, zag ik, dat over het algemeen alles daar nog was als in 1802, met uitzondering van enkele onderdeelen, die eenigszins gewijzigd waren. Ook waren boomen gekapt. Jammer is het, dat de schrijver, noch de uitgever, iets vertellen omtrent de naam van de plaats of den ontwerper. Opmerkelijk is de groote tegenstelling tusschen de twee !) Zeer onduidelijk te lezen. 2) zie Het plaatwerk Kasteelen, Buitenplaatsen, Tuinen en Parken van Nederland, 2e deel. Jammer dat dit plaatwerk zoo weinig over Tuinen en Parken zegt. Men zoekt vergeefs naar historische gegevens, zoowel van oude, als van nieuwe tuinkunst en hare beoefenaars. 3) Magazijn van Tuinsieraden 1802. ontwerpen. Grilliger tegenstelling kan men zich niet denken. Bij het eene plan de streng geometrische indeeling van het symmetrisch geheel, bij het andere het systeemlooze van ongemotiveerde kronkelpaden. Bovendien moest in die dagen op een buiten van alles zijn. Landschappen, enz. in miniatuur. Zoo zien wij achter de vijver een korenveld. Daar achter een bergje, waarop tempel met beeld, die er trouwens nog te vinden zijn. Links van het korenveld een menagerie met vogelvijver en een gebouwtje voor vee. Eigenaardig is de op¬ vatting, dat zich daarbij aansloot een bloementuin, door Een andere kwestie omtrent oude en nieuwe begrippen allerlei slingerpaden verdeeld. Wat een veestal en een over tuinkunst is op Ter Hooge te zien. bloementuin met elkander te maken hadden, is een raadsel. Bezien wij de oude gravures van het kasteel Ter Hooge Wanneer men andere plannen uit die tijd bestudeert, door C. Pronk en anderen, begin en midden 18e eeuw, dan komt men voor meer van dergelijke raadsels te dan zien wij, dat het kasteel geheel onregelmatig van staan. Het behoorde bij de toen heerschende Anglo- vorm was, geheel in tegenstelling met de regelmatige Chineesche opvatting. aanleg van het park. Even voor of tijdens de verande- Het boek van Van Laar is waarlijk niet het eenige boek ringen van deze omgeving in onregelmatige stijl, werd uit die dagen. Zoowel Fransche als Duitsche geven het kasteel geheel in symmetrische vorm omgezet, allerlei voorbeelden van gebouwen en dergelijke, om Het kasteel Ter Hooge vormt daarmede geen uitzonzulke tuinen op te luisteren. dering, want als men rondziet in de omgeving van Komt men op dergelijke oude buitens, waar de buiten- Haarlem, Utrecht, Arnhem, enz., waar in het begin van sporige versierselen grootendeels of geheel verdwenen de 19e eeuw nieuwe buitens aangelegd zijn, dan ziet men zijn, doch waar de boomen op rijpe leeftijd zijn gekomen daar, dat de landhuizen in streng regelmatige stijl zijn en gespaard, dan maken zij toch dikwijls nog een groot- opgetrokken, terwijl de omgevende plaats geheel in sche indruk. Door de majesteitelijke verscheidenheid landschappelijke stijl is aangelegd geworden. Wij zien der boomen vergeet men te zien naar de slingerpaden het o.a. uit de werken van J. D. Zocher Jr, die zijn opvan eertijds. Zij zijn in verhouding tot de omgeving zoo leiding heeft gehad bij Hubert Robert te Parijs. Alle door verkleind, dat zij niet meer in het oog springen en hem ontworpen gebouwen zijn in streng regelmatige nauwelijks invloed hebban en slechts een ondergeschikte vorm, terwijl hij geen enkele tuin in geometrische oprol spelen. Dikwijls zijn' zij in de loop der tijden ver- vatting aangelegd heeft. vallen, doordat zij niet meer geschoffeld en geharkt De tijden veranderen en met hen de inzichten omtrent werden en daardoor met gras of onkruid begroeid, kunstopvattingen. Was dit vroeger, heden zeker niet Paden, die kunstmatig geschoffeld moeten worden, ver- minder, zelfs sneller. dwijnen van zelf, als de schoffel op non actief wordt gesteld. Floralia 7/4 1937.) Plattegrond van het buiten Ter Hooge bij Middelburg. (Orig. foto voor O. T. v. d. schrijver). OUDE AMSTERDAMSCHE wie tegenwoordig buiten Amsterdam langs de Amstel T) T T T HP T7 AT TA T A A 'T C F 'VTI wandelt en niets weet omtrent de geschiedenis der stad en JJ Uj X X lh IN X"* I , /\ /\ X A i , 1 v] omgeving, zou niet denken dat in vroeger jaren langs deze rivier eën lange reeks van buitens te vinden was, die op namen der plaatsen ken, die in de reeks afbeeldingen! enkele uitzonderingen na, alle verdwenen zijn. Alleen ontbreken, o.a. het buiten Oostermeer bij Ouderkerkl herinneren enkele namen van boerderijen aan die oude a.d. Amstel; Jonica bij de Kalfjeslaan. buitens. Deze reeks buitenplaatsen zette zich voort tot De buitens langs de Vecht zijn afgebeeld door A. de, Loenersloot, om daar aan te sluiten aan de reeks buitens Leth, terwijl A. Rademaker ons de buitens langs de! langs de Vecht, van Muiden tot Utrecht. Amstel vertoont. De oude prentwerken uit de 18e eeuw geven ons daarvan Laat het prentwerk, de Zegepralende Vecht, van A. de een goed overzicht. Hoewel er een groot aantal afgebeeld Leth, ons de buitens zien, hoe zij er van binnen uitzagen, zijn, zijn het toch niet alle, naar mij blijkt, omdat ik de Rademaker toont ze ons alleen van de buitenkant, Buitenplaats Amstelrust bij Amsterdam in 1768, naar de teekening van J. Hagen zoodat men maar moet raden, hoe zij er van binnen uitzagen. Men kan echter wel eenigszins aannemen, dat de verschillen niet groot kunnen zijn geweest. Toch is het niet onmogelijk, dat vele minder luxueus of minder overladen waren ingericht. Jammer is het, dat van die buitens zoo weinig bekend is en dat er geen geometrische plattegronden van bestaan. Men ontmoet ze haast nooit, zelfs niet gereproduceerd. Het toeval bracht er mij een paar in handen en wel de origineele ontwerp-teekening voor het buiten Amstelrust,1) ontworpen en geteekend door den architect J. Hagen, in het jaar 1768, welke teekening in mijn bezit is en de origineele teekening van het buiten Jonica, aan de Amstel, bezuiden de Kalfjeslaan. De teekening is niet onderteekend, maar draagt het jaartal 1801. Zij is mij welwillend ten gebruike gegeven door Mevr. Dentz van Schaïk, geb. Marloff, afstammelinge van den vroegeren eigenaar, den heer J. H. Marloff. Bezien wij beide plattegronden, dan zien wij, hoe bijzonder eenvoudig beide buitens moeten geweest zijn. Wij vinden er niets, wat op rijke broderies, pompeuze waterwerken, groote vijvers enz. gelijkt. Toch moeten zij met beelden en vazen versierd zijn geweest, want een veilingboekje van de boedelverkooping op 22 Juli 1809, van tuinsieraden, tuingereedschappen als anderszins, op het buiten Jonica, vermeldt ons dat mooie marmeren en zandsteenen beelden ten verkoop werden aangeboden. Welk een verschil tusschen deze plattegronden en die, welke wij kennen van Seyde-balen bij Utrecht, Heem- i) Amstelrust is later veranderd. Omstreeks 1870 werd er de kweekerij „De Tuinbouw” der Gebr. v. d. Berg en Halverhout op gevestigd, later overgegaan aan den heer Fred. Halverhout & Co. In 1880 werd de zaak ontbonden en kwam zij in andere handen. Daarna werden er weer pogingen gedaan er weer een buiten van te maken toen werd het een sDortnark! met... een natuurmonument!!!! stede bij Jutphaas, of van enkele buitens in het Kennemerland. Het zal toen ook wel gegaan zijn als nu. De eene eigenaar heeft meer geld over om zijn buitenhuis en omgeving op te luisteren dan de andere. Ook toen had men begaafde en minder begaafde vaklieden. Hier rijst de vraag of de teekenaar Rademaker het inwendige der plaatsen minder belangrijk vond. Dit is echter niet aan te nemen, want het ging toen als nu: wat de een heeft, moest de ander ook hebben, zij het ook in het klein. Het is daarom zoo jammer, dat wij zoo weinig van die oude buitens afweten, dat er zoo weinig van die oude plattegronden vereeuwigd zijn. Zij zouden zulke belangrijke bijdragen leveren voor de geschiedenis onzer tuinkunst. Zij zouden misschien belangrijker zijn, dan vele bekende, die ons slechts namaaksels der Fransche tuinen geven, doch op kleinere schaal. Een andere vraag is ook, of ook onze architecten uit het laatst van de 18e eeuw langzamerhand de kunst eenvoudiger begonnen op te vatten. Sommige teekeningen van Jb. Hagen geven een andere opvatting aan, niettegenstaande hij ook broderies ontwierp, maar met ornamenten in de stijl van Lodewijk XV. Wij zien, dat die ontwerpen ook weer gaan in een veranderde Fransche richting, namelijk die van de Neufforge. (Recueil des plans 1757). Mogelijk is het, dat men van die broderies afging, omdat zij niet alleen te kostbaar van aanleg, doch ook kostbaar van onderhoud waren. Hoe het zij, de beide plattegronden van Amstelrust en Jonica geven geen broderies aan en zij zijn er ook denkelijk niet geweest, want op een teekening van dien zelfden architect voor een buiten van den heer Terwen, bij Rotterdam, zien wij ze wel, doch op zeer bescheiden schaal. Nu het verzoek aan alle bezitters van oude buitenplaatsen, alle oude papieren van de plaats eens na te zien, mogelijk is er wat te vinden, behalve de reeds bekende prentjes uit bekende boeken. Dat er wel wat te vinden is, is mij herhaaldelijk gebleken. Door zulke oude plattegronden krijgt men een beter inzicht hoe onze tui nenwerkelijkzijn geweest, daar de meeste prenten de plaatsen grooter deden schijnen, dan zij werkelijk waren. Ook leeren zij ons, dat zij soms geheel anders waren, dan wat ons op tentoonstelüngen als anderszins als OudHollandsche tuinen voorgezet wordt. Studie van officieele en oorspronkelijke gegevens leert ons meer dan het napraten van anderen, althans van buitenlanders, die er nog minder van weten. Onze Tuinen 1930. Buitenplaats Jonica aan de Amstel bij Amsterdam, volgens een oude teekening van 1801.