GRATIS EXEMPLAAR ONBLOEDIGE WERELDREVOLUTIE door Dr. j. taunay ONBLOEDIGE WERELDREVOLUTIE DOOR DR. J. TAUNAY ONBLOEDIGE WERELDREVOLUTIE. Nooit zullen oorlogen, revoluties en bloedige gevechten ophouden, nooit zal er wereldvrede, het zoo gewichtige wereldgeweten en wereldgerecht zijn, als niet algemeen het Recht op Leven wordt ingevoerd, d.w.z. het recht, dat een ieder van de wieg tot het graf op een voldoende hoeveelheid voedsel, warmte, ruimte om te wonen, verpleging bij ziekte, kortom op een menschwaardig bestaan heeft. De taak van den Staat is dus hetzij werk te verschaffen, hetzij het leven in voldoenden vorm te waarborgen voor diegenen, die bewijsbaar in nood komen, geen werk meer vinden of niet meer kunnen werken, wat heden in theorie alleen maar gedeeltelijk bestaat en in de practijk slechts op zeer onvoldoende wijze wordt gehandhaafd. Wie de geschiedenis van de laatste twee duizend jaar leest, moet toch inzien, dat de oorlogen niet uitgeroeid kunnen worden, als wij de bestaande, steeds weer verkeerde wijze van regeeren als grondslag houden, en dat alleen een eenvoudige maatregel, waarvan het resultaat zoowel diepgaand als voordeelig is, namelijk de algemeené verklaring van het Recht op Leven met haar gunstige gevolgen de menschheid kan redden. Deze wending moet eenmaal beslist en onvermijdelijk als een natuurwet komen. Op het eerste gezicht lijkt dit een utopie te zijn. De eerste vragen en bedenkingen daartegen zijn steeds dezelfde: Wie betaalt dat! vraagt men. De menschen zullen niet meer arbeiden, meent men. In werkelijkheid kost het doorvoeren hiervan volstrekt niets, integendeel er worden ontzaglijke waarden bespaard, want er zullen dan noch oorlogen noch revoluties kunnen uitbreken; honderden milliarden waardeverminderingen vallen weg, alleen de belastingen worden anders gebruikt; het is slechts een verandering van het systeem van verdeelen. De voorwaarde hiervoor is weliswaar, dat de geestdrift in de eerste plaats bij de vrouwen, die immers de opvoeding van haar kinderen in het oog houden, groot genoeg is om de nieuwe beweging tot een geweldige macht te doen aangroeien. Het manuscript van deze brochure is pl.m. 30 jaar geleden reeds geschreven en voorgelezen aan kennissen en nu iets veranderd. Daar ik echter geen schrijver ben, bleef het manuscript liggen. Maar toen ik in den loop der jaren zag, dat verschillende van mijn beweringen bewaarheid werden, zelfs meeningen, die destijds wel niemand geuit heeft, b.v. dat de wetenschap (uitvindingen b.v.) ons alleen onder controle vrijmaakt, heb ik de brochure uitgegeven en wel in een eenvoudigen vorm, die absoluut niet onberispelijk is, daar ik pl.m. 60 jaar in het buitenland woon. Er bestaat voor mij geenerlei voordeel, ofschoon mij dit heel goed mogelijk geweest was, want de brochure is niet in den handel. Oorlog is het product van onze kortzichtige, aan drogredenen vasthoudende, onmenschelijke, botte, barbaarsche natuur, die zoodra de maatschappelijke boeien verbroken zijn, meedoogenloos wreed wordt. Revolutie is meestal het gevolg van een willekeurige, overmoedige onderdrukking van het volk door de regeerende partij. De kroon der schepping, die wij beweren te zyn, zijn wij nooit geweest — domheid en trots groeien op één stam — zoodra wij echter ons ingeboren verkeerd denken opgeven, kunnen wij tenminste relatief beschouwd, de kroon der schepping worden, wanneer wij ons namelijk dusdanig naar het hestere toekeeren, dat wij met afschuw op onze hedendaagsche en vroegere handelwijze terugzien. Het eenige belangrijke voor onzen tijd zou zijn, om het lichamelijke en zielelijden van den mensch en 't lichamelijke lijden van het dier te beperken en wel zóó, dat de resultaten volgens een statistiek uitgedrukt kunnen worden b.v. op die wijze, dat er minder menschen van honger en ziekte sterven, dat er minder strafgevangenen zijn en minder dooden, omdat oorlogen en revoluties zullen ophouden. Toch kan dit slechts door opvoeding gelukken om meester te worden over onze schadelijke, verkeerde gedachten, over onze verkeerde begrippen van heldendom en vooral het verkeerde denken over oorlogen. Juist deze gedachten hadden volkomen verwaarloozing en de vreeselijkste toestanden tengevolge. De ware cultuur vond hierbij nooit tijd om zich te ontwikkelen, juist de cultuur, waarvan het Recht op Leven de grondslag wil verzekeren. Vele menschen beweren, dat de oorlogen niet uit te roeien zijn, de een praat het den ander na, evenzooals men in de wetenschap elkaar honderden jaren lang het meest verkeerde heeft nagepraat, maar zij vergeten, dat bij onze tot nu toe heerschende opvatting over politiek en wijze van regeeren speciaal echter het elkander afnemen van vreemd land met zijn inwoners dikwijls van een geheel ander ras, de oorlogen steeds zullen blijven. Meestal werden door bloedige oorlogen de landen afgenomen om later door bloedige oorlogen te worden heroverd. Alleen het Recht op Leven kan daaraan een eind maken, des te gemakkelijker omdat met enkelen uitgezonderd, de menschheid oorlogen en revoluties steeds meer vervloekt, voornamelijk omdat de wapens steeds verschrikkelijker worden. Van kinds af aan moet den mensch den zin worden ingeprent, dat zonder oorlog ons een relatief paradijs op aarde te wachten staat, met oorlog een soort van voortdurende hel. Onze grootste fout is, dat wij een veel te hoogen dunk van onzen verworven vooruitgang hebben, en eigenlijk de waarheid is, dat wij het in moord en vernietiging het verste hebben gebracht. Onze evolutie kan nooit hooger worden, zoolang oorlogen bestaan. De mensch is lichamelijk volwassen, maar geestelijk zijn wij om een vergelijking te maken, nog niet verder in onze ontwikkeling dan kinderen van enkele maanden, die bovendien nog kwijnend zijn, totdat het Recht op Leven zal verschijnen. Anders blijven wij steeds in den ^bdogsoestand, d.w.z. steeds in oorlogen. In alle geschiedboeken van alle landen heeft steeds het eigen land geen schuld aan den oorlog. En als er heelemaal geen middelen meer zijn om dat geloofwaardig te maken, zegt men, dat het vijandige land zich niet zelf kon regeeren, het vormde een gevaar voor het eigen volk,, of het bezit er van beteekende voor den aanvaller een levensvraag. Het is ook volkomen doelloos er over te twisten, wie een oorlog is begonnen om land te rooven, want de meeste landen deden het, het was het systeem en zoo mode. De monarch of veldheer, die de meeste landen en volken onderdrukte en de meeste veldslagen won, was de persoon, die het meest in aanzien was en verscheidenen werden heilig verklaard of hebben zich zelf voor een god verklaard. In de geschiedenis vindt men vele bepaalde persoonlijkheden, wier gewonnen veldslagen, in weerwil van het ontzaglik aantal dooden, 't volk dermate in geestdrift brachten dat het hen verhief op den troon. Wie bouwt op roem, heeft op nog minder dan op zand gebouwd. Zeer dikwijls moesten de groote gevechtsleiders zien, dat vele oorlogen doelloos waren en er alleen maar een geweldige schuldenlast overbleef. Toen men vroeger als gymnasiast oude geschiedenis moest bestudeeren, deed men dit met een zekeren eerbied. Men moet intusschen toegeven, dat er zeker volgens hun manier van denken, destijds werkelijk edele menschen en bewonderenswaardige helden waren. Wat echter de geschiedenis zelf betreft, zoo kan men zich ternauwernood iets brutalers, wreeders en onedelers voorstellen: iets zoo vol moord en doodslag, giftmengen, martelen en folteren op de verschrikkelijkste manier, om maar iets te noemen, dat de visschen om ze smakelijker te maken, met menschen gevoerd worden, en vele keizers en koningen behagen schiepen in zulke afschuwelijkheden. Onder andere koningen en in andere landen was 't gebruik bij den overwinnaar, om de burgers, die voor hun vrijheid hadden gestreden en hun steden tot het uiterste hadden verdedigd, onder nauwelijks uit te denken folteringen dood te martelen, zoodra de stad of vesting gevallen was. Als afschrikwekkend voorbeeld werd een gedeelte gespietst, een ander gedeelte levend de huid afgestroopt, en als het slachtoffer dan nog leefde, langzaam geroosterd. Vrouwen en kinderen werden eenvoudig afgeslacht. Een menschelijke eigenschap, die de dieren niet eens kennen, b.v. de eene hond bijt den andere dood, maar nooit de teven of de jonge honden. De uitdrukking onmenschelijk zou af en toe „ondierlijk" moeten heeten. Iemand, die bij ongeluk zware brandwonden heeft gekregen, en bij wie toen een gedeelte van de huid werd afgetrokken, zal zich de ontzettende pijnen kunnen voorstellen, die zoo'n mensch te verduren had. Yele menschen zullen met een minachtenden glimlach beweren, dat het een domme zwartzienerij is om zulke dingen in verband te brengen met het heden, maar het is zeker, dat dergelijke gruwelen weer aan de oppervlakte moeten komen, als de verwaarloozing van de wereld nog verder voortgang heeft, ja zelfs gedeeltelijk, misschien wel in andere vormen in den oorlog van 1914—1918 voorgekomen zijn. Trouwens er bestaat nog heden een groote Christelijke monarchie, waar nog de vreeselijkste doodstraffen worden toegepast. De delinquent wordt met doeken vastgebonden en omwonden en daarop wordt een brandbare stof gesmeerd, die meer smeult dan brandt en deze wordt aangestoken. Onder verschrikkelijk schreeuwen en onzaglijke pijn wordt hij zeer langzaam dood gesmeuld. In dit werelddeel bestaan nog vele andere landen van inboorlingen, die desgelijks handelen. Daar helpen geen missionarissen, daar kan alleen een ultimatum helpen, namelijk: ophouden, of uw hoogste ambtenaren blijven verantwoordelijk, niet door oorlog maar door hun moreele macht waar dan geen mensch meer waagt tegen in te gaan, en daarom is wereldgeweten en recht zoo noodzakelijk. Na jaren zullen dergelijke lieden ons in geen geval haten, maar ons dankbaar voor deze verlichting zijn, zooals het reeds te zien is in de geschiedenis van een groot volk, waar iets dergelijks is voorgekomen. Alleen wij zijn allen schuldig, dat dit heden nog mogelijk is, omdat wij elkander beoorlogen. Is het niet beschamend voor ons, dat zulke dingen nog mogelijk zijn. Alleen het Recht op Leven zou dadelijk aan zulke wreedheden een eind kunnen maken. En bovendien wordt de som van zulke gebeurtenissen, wordt de oude geschiedenis op school tegenover onze kinderen nog altijd met een soort stralekrans omgeven en opgehemeld. Laten wij aan het verleden zijn dappere maar verkeerd denkende helden, die alleen gehoorzaamden en niet nadenken mochten, maar laten wij onze kinderen leeren, dat een dergelijke manier van denken als voorbeeld niet mag voortduren, en dat dergelijke heldendaden het ruwste barbarendom, welke ons weliswaar buiten onze schuld aankleeft, automatisch ontzettend onheil na zich moeten sleepen. Of zijn niet geheele volken door trouwelooze en bedriegelijke kuiperijen en woordbreuk van de aarde verdelgd geworden? Zulke lessen in oude geschiedenis, Grieksch en Latijn worden in scholen in groot aantal gegeven en in waarheid zijn deze in zekeren zin gedeeltelijk een verheerlijking en waardeering van den oorlog, in ieder geval niets om den oorlog te beletten of uit te roeien, ofschoon de geschiedenis als zoodanig uiterst interessant, belangrijk en leerzaam blijft, maar de methode van onderwijs moest wel eenigszins veranderd worden, velerlei moest den scholieren worden verklaard, en hoofdzakelijk, dat de oorlogen de grootste geesel van de menschheid is. De vroegere oude boeken zijn waarschijnlijk ook even subjectief geschreven als de hedendaagsche. Het is zonderling, dat men tot heden nooit er aan gedacht heeft, de jongelui lessen in, noemen wij het „levenskunde" te geven. Een ieder zal er wel niets op tegen hebben, dat de jeugd deze lessen, die van de grootste waarde zijn, krijgt, ik bedoel voor later als jongens en meisjes meerderjarig in het leven treden en hun handteekening geldig wordt, want dikwijls zal ontzaglijk veel onheil worden afgewend, vooral rechtskundig en vele andere praktische noodige ophelderingen, vragen, die men weten moet. Sedert 'n tiental jaren ligt mijn manuscript daarover klaar, maar door plaatsgebrek kan ik hierover nu niet verder schrijven. Wat nu het Recht op Leven betreft, zoo heeft dit in onze onnatuurlijk verarmde landen, al is het dan ook in een volkomen onvoldoenden vorm, reeds aan bestaansmogelijkheden gewonnen: want wat is de werkloozensteun anders! Als heden ten dage in een land vijf millioen werkloozen ondersteund worden, dan zouden het er onder normalere verhoudingen zooals vóór den oorlog en met veel vollere staatskassen misschien 50.000 zijn. Men kan dus over het recht op leven niet als over een utopie spreken. Door het nieuwsoortige dezer gedachte mag men zich hierbij niet doen verrassen. Zouden de Romeinen, Grieken en andere volken b.v. het ook niet voor een utopie hebben gehouden, als men aangedrongen had op afschaffing van de slavernij of een verandering van de moraal volgens welke men iederen slaaf volkomen ongestraft als een dier kon dooden? Zou men eenige honderden jaren geleden de gedachten aan brand- en levensverzekeringen of aan ziekenfondsen en ouderdomsverzekering niet alleen voor een utopie maar voor onzin hebben gehouden? Toen de brandverzekeringen hun werk begonnen, was een groot gedeelte van het publiek er vast van overtuigd, dat een dergelijke bemoeiing een utopie en daarom practisch onmogelijk was, omdat de verzekerden hun bouwvallige huizen of hun oude meubels eenvoudig zouden aansteken om nieuwe te krijgen. Zou in de middeleeuwen de afschaffing van de foltering niet voor een utopie zijn gehouden of eveneens een paar duizend jaren geleden het verbod om ontucht met kinderen te bedrijven, dat destijds wettelijk werd toegestaan! Het bezwaar, dat niemand meer zal werken, zoodra het Recht op Leven is ingesteld, blijkt niet steekhoudend te zijn. Afgezien van het feit, dat de dokter een simulant zeer spoedig uit zal vinden, is de beste politie de vakgenoote zelf, want een nietsdoen, als men gezond is, wekt gerechte nijd, omdat immers de gezonde arbeiders indirect ook de belastingen van de zieke arbeiders betalen. Simuleeren zou ook als bedrog tegenover de gemeenschap strafbaar moeten worden gesteld. Het Recht op Leven zou — hierover bestaat geen twijfel — algemeen een sociaal meer waardevolle levensopvatting en daardoor ook een hooger eergevoel medebrengen. Er zouden dan niet meer veel normale menschen zijn, die er over peinzen, hoe zij op staatskosten kunnen luieren. Deze verwachting is des te meer gerechtvaardigd, daar er dan geen menschen meer kunnen zijn, die nadat hun de strijd om het bestaan is mislukt, voor niets meer terugschrikken in het leven en zooals de dagelijksche voorbeelden heden ten dage aantoonen, tot alles in staat zijn; men denke alleen maar aan het getal misdadigers aan den eenen kant en het getal gezinszelfmoorden uit nood aan den anderen kant, voorzeker een buitengewoon tragische toestand. Menigeen zal tegen zichzelf zeggen, dat nijd en afgunst nooit, noch bij arm noch bij rijk, uit de wereld kan geholpen worden, hetgeen deels ook zoo is, maar het Recht op Leven zal ook dit verzachten. De politieke verhoudingen van een land blijven hierbij geheel onaangetast. Met de invoering van het Recht op Leven (verder aangeduid met R. o. L.) zal ook de tijd aanbreken, waarin de mensch vanzelf en om geheel natuurlijke redenen er geen belang meer bij heeft om landen en vreemde volken, die hem niet toekomen, te bezitten, ja waar een dergelijk bezit zelfs pijnlijk zou zijn. Laten wij alle logische kwesties varen, laten we niet beginnen te vragen: wat is goed, wat slecht, wat is objectief, wat is recht, wat zijn normale gedachten, enz.! Voorzeker zijn de begrippen rekbaar, voorzeker moeten de verschillende omstandigheden mede in aanmerking worden genomen. Maallaten wij niet vergeten, dat het verschil in meening meestal zeer gering is, wanneer eenige of vele menschen, die van goeden wille zijn, zich vereenigen voor een goed doel. Men kan bij particulieren en Staats-Weldadigheids-instellingen opmerken, hoe vlug en goed de stichters elkaar steeds begrijpen, omdat geestdrift en goede wil de stuwende krachten van het geheel zijn. Weliswaar kumien wij de zweep achter ons niet missen. Er moet van de landen, die meedoen, een internationaal leger worden gevormd, evenals een vloot, evenredig aan het getal inwoners van ieder land. Een nieuw plan te willen doorvoeren zonder de weerspannigen tot de orde en tot gehoorzaamheid te kunnen dwingen, is een belachelijk tooneel; het plan zou in de kiem verstikken. Aan den anderen kant moest het als een hooge eer gelden, om tot dit leger of deze vloot te behooren. Daar zouden dan ook de ware helden opgroeien, want voor verovering van een land of voor dergelijke doeleinden zou geen schot meer gelost worden. Onze hedendaagsche gezindheid daarentegen komt. menigmaal overeen met die van een roofmoordenaar; want wanneer men een land aanvalt om te rooven, en de inwoners te dooden, is dit in werkelijkheid roofmoord. De burger van een Staat zou hiervoor ter dood worden veroordeeld, de Staat zelf echter, die uit vele burgers bestaat, verheerlijkt dit als heldendom. Zij, die hun geroofde land benevens hun broeders heroverden, waren natuurlijk nooit in roofoorlog. De nieuwe Staat moest natuurlijk ook de mogelijkheid hebben om te straffen, zonder welke hij machteloos is. Aan den anderen kant zou het E. o. L. de gevangenissen weldra tot op een groot gedeelte leeg maken. De gezindheid van breede lagen der maatschappij is thans in vele landen verwaarloosd, wat ongetwijfeld tot groote rampen moet leiden. Het is door alles wat er in de laatste jaren is gebeurd, wel bewezen, dat deze bewering niet te pessimistisch was. Hiervan uitgezonderd zijn behalve weinig andere standen, in de eerste plaats de rechters: want de recherlijke waardigheid is een groote eer, het stelt als voorwaarde een volkomen vertrouwen en biedt geen plaats voor argwaan. Maar de toestand van vele andere kringen, die vroeger het volste vertrouwen genoten, begint in verscheiden landen onhoudbaar te worden, omdat het zedelijk bederf door omkooperij, rechtsbreuk en meineed steeds gevaarlijker afmetingen aanneemt. En wat is de oorzaak, afgezien van het zedelijk bederf na vele oorlogen? Zeer dikwijls armoede! Wanneer gebeuren de meeste misdaden! Meestal in-den winter, als de nood het nijpendste is. De omstandigheden waarin de mensch zich bevindt, spelen derhalve 'n uiterst groote rol, en voor deze omstandigheden is hij zelf dikwijls niet verantwoordelijk. In geenl geval moet men het zedepreeken te ver drijven, want men kan moeilijk beoordeelen, wat men zelf onder diezelfde omstandigheden zou hebben gedaan. Een arm, slecht opgevoed (mensch in nood wordt eerder een misdadiger dan een rijke, dit is een oude waarheid, en daarom kan men fatsoenlijkheid dikwijls als weelde opvatten. De ware logische gevolgtrekking er van is toch maar, dat er vele onschuldigen in alle (landen in gevangenis en tuchthuis smachten, die er als het E. o. L. bestaan had, nooit gekomen zou zijn. Het Recht op Leven zal echter veel van deze afschuwelijke ivreede onrechtvaardigheid goed maken, daar het gebrek van iederen persoon is weggenomen. Alleen om deze reden moeten de ouders hun kinderen nooit verlaten, , en al loopen zij weg moeten zij nog steeds met liefde aan hun ouderlijk huis kunnen denken, waar ze steeds welkom blijven. En al eindigt hun kind op 't schavot, moet men tot het einde nog moreel helpen. Ik denk daarbij aan M., die in slecht gezelschap kwam en voor moord de doodstraf kreeg, hij ging uiterst dapper naar het schavot en zijn laatste wensch, de brieven van zijn moeder bij zich te mogen hebben, ook in het graf, werd toegestaan, en ofschoon het geenszins een verontschuldiging is, had deze arme ziel toch nog liefde in zijn hart. Ook de hoop om vooruit te komen in het leven en zijn idealen na te streven moeten behouden blijven. De eene wil graag in de medicijnen studeeren, de andere wil timmerman of metselaar worden, de andere heeft graag een kalme staatsbetrekking de derde wil landbouwkundige, de vierde koop- man worden; de eene verzamelt graag schilderijen, de andere postzegels. In de eerste plaats moet het R. o. L. ook den arbeider ten goede komen, want juist onder hen zijn dikwijls ware helden te vinden. Het is volstrekt onjuist om hem uit de hoogte te behandelen en hun de achting, die vanzelf spreekt, te onthouden, want alles, wat wij eiken dag noodig hebben en genieten, is hun werk. De vrees om de betrekking te verliezen, onvoldoende voedsel, als het gezin groot is, ontoereikende woningtoestanden, zoodat dikwijls zieken naast gezonden liggen, kindersterfte uit gebrek aan verpleging, dit alles zijn bekende toestanden; om dit te veranderen zou het R. o. L. alleen al noodzakelijk en gerechtvaardigd zijn. Dit recht moet geen genade zijn, maar een recht van de natuur, van het verstand, van de menschelijkheid en de logica; door dit recht wordt de mensch eerst waarlijk vrij en behoeft zich niet meer te buigen, want ook de werkgever moet gecontroleerd worden. Alleen stalen wetten kunnen hier hervorming scheppen. Een vriend verelde mij van een arbeider, die een ware held was. Om zeven uur 's morgens verscheen hij prompt op zijn werk, maar hij had zoo'n hooge koorts, dat hij nauwelijks op zijn beenen kon staan. Toen mijn vriend hem uitlegde, dat hij goed zou doen naar huis te gaan, omdat hij toch ziek was, antwoordde hij: „Zeker, ik weet, dat ik ziek ben, maar ik heb kinderen thuis. Als ik mij ziek meld en wegblijf, krijg ik de eerste dagen heelemaal niets en daarna precies zooveel om brood te koopen." Ik ken hier een arbeider, die sedert den oorlog een afschuwelijke) open wond aan zijn been heeft, die ongeneeslijk is. Hoewel hij soms nauwelijks kan slapen van pijn, werkt hij dag in dag uit voor het onderhoud van zijn gezin. Overal bestaan er zulke stille helden, wier leven bijna geen vreugde, maar bijna alleen leed bevat. Helaas heeft men menigmaal arbeiders en ondergeschikten door een onrechtvaardige behandeling verbitterd. Een beetje hulp en medegevoel kunnen wonderen doen, zoodra de andere maar voelt, dat men niet op hen neerkijkt. Mijn vriend beschouwde het als een eer, om dien dapperen zieken man hartelijk de werkhand te drukken, en betaalde hem zijn loon zoolang hij ziek bleef. Het huishouden van mijn vriend op een landgoed onderscheidde zich reeds vóór den oorlog door een humane opvatting tegenover de bedienden. Zijn personeel kon, als zij wilden, aan zijn tafel eten. Enkelen deden dit, anderen voelden zich weliswaar prettiger onder elkaar, maar alleen al het gevoel, dat zij aan de heeretafel waren genoodigd, veranderde hun gezindheid. Het feit, dat de werkgever zich een beter mensch voelde, bestond niet meer, ofschoon zulk een maatregel zeker tegenwoordig niet in iedere huishouding door te voeren is. Bij een volksstemming kreeg mijn vriend eerbewijzen, waarop hij recht trotsch is. De ware achting van de menschen voor elkaar, onverschillig welke sociale plaats ieder persoonlijk inneemt, moet den een of anderen dag doordringen, moet leiden tot datgene, dat het Recht op Leven heden wil bevorderen. Natuurlijk verkeeren bepaalde standen liever onder elkaar, maar alle moeten voor elkander precies dezelfde achting toonen, want alle zijn beslist onmisbaar en noodig. Geen enkele arbeid moet daarom meer „minderwaardig" worden genoemd. Ieder werk is voor het geheel van dezelfde waarde en ieder achtenswaardig, die zijn plicht doet. Een andere bedenking, dat rijkdom slechts bestaan kan, als er armoede bestaat, is onjuist. Zoodra het E. o. L. vaststaat, kan er de grootste weelde zijn, want de ons aangeboren afgunst wordt oneindig minder, als een ieder het noodige om te leven door den Staat wordt gewaarborgd. Nooit zullen vorsten vaster op den troon zitten en nooit zullen republieken en andere constituties vaster staan, dan wanneer deze op hetE. o. L. gegrondvest zijn, want dit recht maakt iedere omverwerping onmogelijk. Intusschen kan de ware vrijheid alleen door scherpe wetten worden bereikt, want juist al te groote vrijheid van den enkeling brengt de anderen in de grootste onvrijheid, voert maar al te dikwijls tot obsolutisme. De eenige zonnestraal, die altijd voor ons geschenen heeft, is het feit, dat de meeste menschen, de zielszieken, die er meer zijn dan men denkt, zijn uitgezonderd, in de kern goed zijn, en dat het vreeselijke bijna altijd van enkelen of van kleine klieken komt, die oorlogen uit hebzucht, nijd, wraakzucht, overmoed of onder godsdienstige voorwendsels ver- klaren en daardoor aan de ontzettende hartstochten vrij spel geven. Het R. o. L. pakt echter alle zulke schadelijke wezens, die automatisch hun macht verliezen. Het is echter niet onmogelijk, dat vele sterke egoïsten, die over lijken kunnen gaan, ik meen, hen die volgens de resultaten te oordeelen, door hun manier van denken de meest geraffineerde wezens van de schepping zijn en verder niets als rekenmachines, alleen op hun voordeel bedacht, door het R. o. L. een meer liefderijke en zachtere opvatting krijgen, ofschoon het aan een ieder vrijstaat te doen wat hij wil, want de vrijheid blijft een van de grondslagen van het R. o. L., zoo lang men zich aan de wetten houdt. Het algemeen houdt echter in werkelijkheid niet van oorlo gen, folteren of wreedheden. Laat de mensch bijgevolg het verkeerde gebruik van zijn denken varen, en wordt aldus de macht van den enkeling nog meer dan tot heden gebroken — in dien zin ongeveer, zooals heden noch monarchieën, noch republieken absoluut worden geregeerd en het parlement het leeuwendeel van de uitvoering der wetten heeft — dan kan geen willekeur, geen ooi*log ontstaan en onze wereld krijgt voor de eerste maal rust om haar hoogere taken te volbrengen. Zij die meenen, dat wij door het R. o. L. nog niet rijp zijn, dat wij nog te groote barbaren zijn, dat wil zeggen nog te laag staan, zullen bij nadere overweging inzien, dat dit op een drogreden berust, en dat het er zeer weinig mede te maken heeft, op welke trap wij staan; want als onze kern werkelijk door en door slecht was, dan zou het R. o. L. toch nooit een verbetering in onzen toestand kunnen brengen, maar juist omdat wij weten, dat de menschelijke kern goed is, en zich graag, ook al uit onbewust gezond egoïsme, aan het goede aanpast, en het slechts meestal alleen door verkeerd denken noodgedwongen aanneemt, b.v. gaan millioenen mannen met afschuw in den oorlog enz. Ook toonden wij voortdurend onzen goeden wil door godsdienst, literatuur, kunst, deels door philosophie en wetten het goede te willen, maar steeds heeft de onmisbare grondpijler, namelijk het Recht op Leven ontbroken, en konden wij nooit tot blijvende verbeteringen komen, steeds moest onze goede wil automatisch weer gestoord worden en werden wij steeds weer ver- oordeelt! uit onze rol te vallen en ons weer in een vreeselijk wezen te veranderen door oorlog en revolutie. Ook zijn er menschen, die de gedachte van het R. o. L. voor te nobel houden en beweren, dat het nog eeuwen kan duren, voordat de toepassing van deze gedachte van menschlievendheid zal komen. Vooreerst kan men voor een omwenteling, die het goede voor den mensch zal dienen en vooral duurzaam zal zijn, alleen nobele gedachten gebruiken, maar alleen voor zoover ze den mensch praktisch groote voordeelen brengt, want de geestdrift, die zoo absoluut noodig is, komt dan vanzelf en wel uit gezond, natuurlijk egoïsme; daarom kan het R. o. L. ieder oogenblik verschijnen en behoeven wij niet eeuwen lang te wachten, daar het dan ook doelloos zou zijn om er mede te beginnen. Het meeste in het leven berust op voor- en nadeel alsook rechten en plichten en het R. o. L. heeft geen nadeel en alleen groote voordeelen, want het eischt nergens eerst vernietiging, het goede blijft en het slechte valt automatisch weg. Er zijn zeker mensciien, die het R. o. L. kunnen verbeteren door meer ingenieuze gedachten, maar de hoofdprincipes van het R. o. L. zijn niet te verbeteren, deze staan vast als een rots, voor altijd tot de mensch op een hoogere, trap is gekomen en wel eerst dan als men onze hedendaagsche begrippen van menschlievendheid, edele gedachten enz. als iets vanzelfsprekends en heel eenvoudigs beschouwt, wat alles nog uit den barbaarschen tijd afkomstig is. Alles berust op betere levensvoorwaarden, betere, minder ontwrichte toestanden en daardoor liooger staande menschen, die met afschuw naderhand op onze tegenwoordige en vroegere tijden zullen neerzien. Het R. o. L. bestaat uit compromissen en aanneembare wetten waar vanzelf de nobele gedachten en menschlievendheid gekweekt worden en door de bekende wet, dat uit het goede tenslotte het goede automatisch komen moet; het dringt de menschheid vanzelf uit de duisternis naar nooit gedachte betere zonnige tijden. Het R. o. L. is niet anders dan een koude, nuchtere berekening, het komt alleen op den steun en op het aantal aanhangers aan, dus op het voldoende voorhanden zijn van de geestdrift, dan kan binnen korten tijd een onoverwinnelijke macht ontstaan zonder dat er bloed vloeit, dus een onbloedige wereldrevolutie, gebaseerd op gezond egoïsme. Gelukt het binnen één of twee jaren niet, dan kan het E. o. L. als schijndood beschouwd worden, want als het moorden en branden in Europa weer over de aarde gaat, en de moeders weer hun zonen voor waanzinnige Ideeën moeten afstaan en vele steden in puin zullen liggen, dat de vrouwen en alles wat leeft begraven heeft, die een vreeselijke dood gestorven zijn, dan zal menig mensch weer aan het E. o. L. denken en men zal opnieuw probeeren door het E. o. L. de menschheid te redden. Dan zullen de menschen, die bij ons van meening zijn: kom, kom, dat zal wel losloopen, in de laatste honderd jaar hebben wij nooit oorlog gehad, inzien, dat wij allen onze beurt krijgen, vooral landen met koloniën, die dikwijls verschillende verplichtingen op zich hebben genomen zonder over de gevaren te denken. Ook voor degenen, die 't E. o. L. voor een te ideale wereld houden, verwijs ik naar de laatste voorafgaande beschouwing, om te beginnen een gedachte van zich te werpen omdat zij te ideaal is, is een ouderwetsche verkeerde en elkander nageprate meening, en de mensch moet trachten daarvan af te komen. Wat deze menschen voor te ideale toestanden hóuden, is verder niets als de eerste schrede om de ergste, vreeselijkste, ruwste toestanden te doen verdwijnen door het E. o. L. en dan verder daarop relatief ideale toestanden te bouwen om hooger staande menschen te krijgen. De verbetering van de wereld, die ons tot blijvend nut zal kunnen zijn, mag nooit, zooals tot nu toe, door bloedvergieten worden afgedwongen, zij kan slechts vrijwillig worden aangenomen, doordat het grootste gedeelte van de menschheid de bedoelde omwenteling voor de eenig juiste houdt. Dit „onbloedige" is onbetwistbaar de eerste voorwaarde voor een bruikbare en blijvende verbetering van de wereld en dit kan alleen daarom door het R. o. L. worden bereikt, omdat onze hoofdfouten, waaraan steeds alles schipbreuk lijdt, worden opgeheven en geen mensch aangevallen wordt. Zeker, onze voorvaders hebben speciaal in een land een bloedige revolutie medegemaakt, waarbij volgens ongehoorde, meedoogenlooze wetten en handelwijzen het volk werd behandeld, destijds, toen men de menschenrechten met voeten trad, waarbij door kortzichtige domheid verblinde hoogstaande menschen hun macht verloren; maar het geheel was slechts een gedeeltelijke verbetering van den toestand, want in deze lange spanne tijds van ongeveer 150 jaar is er niets verbeterd, integendeel, volgens de resultaten is het erger geworden, want de armoede, de strijd om het bestaan is gebleven. Daarenboven zijn de vreeselijkste uitvindingen gekomen; de macht is slechts verschoven. De tweede belangrijke eisch is, dat als basis van de politiek en van het regeeringssysteem volgens den geest de Christelijke leer wordt genomen, hetgeen in de eerste plaats aan de geheime politiek een einde zou maken, want de politiek, zooals zij tgenwoordig wordt gehandhaafd, valt dan van zelf weg; onder de hedendaagsche omstandigheden is zij weliswaar niet anders denkbaar maar juist onder deze omstandigheden heeft zij steeds weer tot oorlogen geleid, omdat altijd enkele weinige de politiek maakten. Bij de openbare politiek spreekt de geheele natie mede. Alles wat geheim is bergt meestal reeds een gevaar in zich. Wij weten, dat een flinke diplomaat geen heilige mag zijn, maar wij weten anderdeels, dat uit het goede alleen het goede kan voortkomen, en dat het kwaad, precies zooals het bij ieder individu meestal het geval is, op den bedrijver van het kwaad zelf terugslaat. Ook de belanghebbenden bij den oorlog, die het publiek volgens handelsmanier angst aanjagen om het nog tot grootere wapeningen te brengen, wordt dan den grond onder de voeten weggenomen. Het bijzondere voordeel van deze beweging is, dat zij voor het R. o. L. zonder eenige vijandige houding tegen wie het ook zij, godsdienst noch partij propaganda kan maken. Als zij daarbij op de Christelijke zedeleer, volgens den zin, steunt, is daarmee iets zoo eenvoudigs, voor iedereen begrijpelijks geschapen, dat er, zoodra het R. o. L. een feit is geworden, een enkele jubelkreet van geestdrift door de wereld zal schallen, zooals sedert de kruistochten niet meer werd gehoord. Ofschoon ook deze op een verkeerd denken waren opgebouwd, want kinderen ten strijde te zenden tegen verschrikkelijke vijanden, is volgens onze hedendaagsche begrippen ondenkbaar. Bij het R. o. L. nemen wij de Christelijke leer volgens den zin aan als richtsnoer van onze handelingen, een schoonere leer bestaat er niet en alleen goeds moet er uit voortkomen. De vromen zijn het er zeker mede eens en atheïst en vrijdenker zullen er niets tegen hebben, omdat wij ei den nadruk op leggen, dat bij het R. o. L., hetzij men vroom is of een atheïst, dit de particuliere zaak van het lid blijft, evenals welke godsdienst men belydt. Het gaat trouwens om zeer begrijpelijke geboden, die de grondslagen van het R. o. L. vormen. Gij zult niet stelen (ik meen daarmede: geen landen en volken door oorlogen afnemen). Gij zult niet dooden, (waarmede ik bedoel, dat men geen oorlogen mag voeren om iets te veroveren). Gij zult geen valsche getuigenis geven; en moet dit beteekenen, dat de politiek oprecht is en op waarheid berust, geen geheime politiek is. Het R. o. L. mengt zich direct noch indirect in religieuze aangelegenheden, maar waarborgt zooals heden de vrijheid van geloof. De invoering van het R. o. L. eischt natuurlijk het afstand doen van veel oude pruikenboel en gewoonten. Menigeen zal dit moeilijk vallen en men zal met statistieken en al het mogelijke andere materiaal trachten te bewijzen, dat het R. o. L. practisch onmogelijk en volksoeconomisch en technisch niet door te voeren is, te kinderachtig en te eenvoudig is om nuttig te zijn. Maar in het algemeen zal toch de geestdrift het overwicht hebben; vele zullen voelen, dat als zij het R. o. L. hebben begrepen, dat zij uit den storm in veilige haven komen. Wij zijn immers allen zoo moe, zoo verkniesd, zoo verarmd, zooveel ongeluk hebben wij doorgemaakt — denken wij alleen maar aan de lieve dooden, gelijk van welke natie, die voor een hersenschim doelloos werden afgeslacht, gekweld, en gemarteld, rechtstreeks of door verwondingen en ziekten. Deze oorlog was een vreeselijk natuurverschijnsel en na ieder ander natuurverschijnsel om maar iets te noemen na een aardbeving of ook b.v. bij een schipbreuk worden menschen in den nood in hun geheele samenstel zachter en meer geneigd om den reddenden stroohalm te grijpen. Laat het Recht op Leven deze laatste reddende stroohalm zijn. De tegenwoordige crisis lijkt menigeen ongunstig om het R. o. L. in te voeren, niettegenstaande dit is de tijd in werkelijkheid gunstig om aanhangers te krijgen, omdat wij heden ten dage weer op een kruitvat zitten en in gevaar zijn, en wanneer er een begin zou worden gemaakt, al was het nog zoo klein, om het E. o. L. in te stellen, dan lijdt het geen twijfel of dit zou geweldige afmetingen kunnen aannemen. Hoewel het in verschillende landen oeconomisch beter gaat, behoeft men daar geen rekening mede te houden, want automatisch moeten vroeg of laat weer normale verhoudingen intreden, in elk geval de begrippen rijkdom, prijs en leven en andere moeten zich automatisch in elk opzicht aanpassen, onverschillig wat ons nog te wachten staat, daarom hoeft de vestiging van het R. o. L. geen betere tyden af te wachten. Ik ken in Europa een land, dat in den oorlog neutraal bleef en thans sterk gedevalueerd geld heeft, maar wat de prijzen van voedingsmiddelen, huur, enz. betreft, zeker het goedkoopste land van de wereld is, omdat het geen rijk land is, heeft men zich op schrandere wijze aangepast aan de omstandigheden. Men moet ook nooit probeeren om de noodzakelijke poëzie van het leven uit te roeien. Ofschoon in ons leven veel schijn is, zoo hebben wij deze toch noodig, al straalt ook deze schijn af en toe uit van anderen. Deze schijn is zoo teer en gevoelig, dat ook onze heiligste gevoelens en situaties dikwijls door de kleinste gebeurtenissen vernietigend en ontnuchterend werken. Het zou ons te ver voeren om hierover uitvoeriger te schrijven, maar hij helpt ons over menig moeilijk oogenblik in het leven heen te komen, dat wij anders niet zouden kunnen verdragen. Wanneer in een of meer landen de meerderheid van de inwoners door stemming overgaat tot het R. o. L., dan moet men er rekening mede houden, dat er nog andere burgers in het land met andere politieke richtingen overblijven en was het land b.v. een monarchie, dan kan de vorst in elk geval bij feestelijkheden rustig en zonder incidenten iri zijn gouden pronkkoets, omringd door zijn ministers, officieren en gezanten in gala uniform uitrijden, eveneens bij de presidenten in de republieken enz., want bij de overgebleven politiek anders denkenden is de scherpe kant van nijd en haat reeds door het verzachtende R. o. L. afgesleten, en wordt het R, o. L. pijnlijk gerecht doorgevoerd, dan dient er rekening mede gehouden te worden, dat deze burgers zich ook vrijwillig bij het R. o. L. aansluiten. Zoo blijft ons dan de zoo noodige poëzie, die ook nooit geheel uitsterft, omdat bijna alle menschen, gelijk tot welke politieke richting zij behooren, veel honden van romans, tooneelspelen en filmstukken, waarin vorsten een rol spelen of figuren als b.v. Lohengrin voorkomen. Het ligt in onze natuur om het hoogere of wat ons hooger toeschijnt, interessant te vinden. Wie alles in eens wil veranderen en afbreken, sleept zich zelf mee, en bereikt niets wat duurzaam is. Wie echter werkelijk praktische verbeteringen en aannemelijke compromissen brengt, zal succes hebben. Het is de moeite waard mede te werken, dat de bloedige barbaarsche zon ondergaat en de vriendelijke zon van een betere, meer verstandige manier van denken opkomt. Tot nu toe waren alle dergelijke pogingen slechts succes in schijn beschoren. Werkelijk goede uitkomsten kunnen eerst volgen als de ouders, de scholen en de Staat op de juiste wijze, gegrond op het E. o. L. ingrijpen. Het wordt nu tijd, de gevolgen van onze natuurdrift, van onze geërfde eigenschappen te ontleden en aan een studie te onderwerpen, om datgene wat ons belet om betere menschen te worden, zooveel mogelijk af te leggen. In de eerste plaats gaat het hier om de vergeetachtigheid — men kan het ook aanpassingsvermogen noemen — die ons de natuur mee moest geven. Zonder dit zouden wij nooit over den dood van een geliefd kind, van een vrouw of van de ouders heenkomen, en zouden wij niet meer geschikt zijn om te leven. Wij zouden steeds aan het sterven moeten denken, alls levensvreugde verliezen en somber zitten te peinzen, maar het vergeten heeft ook een groot nadeel, want wij vergeten heel gauw de vreeselijkste ellende en wreedheden van vroegere tijden en oorlogen. De kreten van de slachtoffers uit het verleden dienen echter niet vergeefsch te zijn geweest. De natuur schept het leven zoo eenvoudig mogelijk, praktisch en — terloops opgemerkt — zonder te letten op aethetica, bovendien gaat zij nog zeer berekenend te werk en geeft ons alleen het allernoodzakelijkste. Men kan niet verlangen, dat zij bij de gave van het vergeten nog uitzonderingen maakt. Wij moeten echter ten aanzien van die barbaarsche folteringen, van die roofmoordlusten beslist uitzonderingen maken en wij mogen het instinct niet blindelings gehoorzamen, maar moeten de natuur herzien en op onze hoede zijn voor' de valstrikken, die de natuur aan ons bestaan legt, en de voor- en nadeelen bestudeeren, die zij ons biedt, en wanneer wij waarde hechten aan een ontwikkeling tot iets lioogers menigkeer onzen wil er tegenover stellen. Wij moeten ook ongeveer gedurende een generatie, af en toe onze kinderen en medemenschen de afschuwelijkheden van den oorlog in schrift en beeld, photo's en gravuren voorhouden, totdat zij inzien, dat er geen andere weg is om uit den oertoestand te geraken. De tragiek van ons leven, de schijn hangt veel van onze denkbeelden, van opvoeding, van den leeftijd, van de ondervinding en van nog veel dingen af. Waarvan men hield, toen men twintig was, vindt men op zijn veertigste jaar onbegrijpelijk. Streken, waar wij prijs op stelden, werden geheel onbelangrijk; verzamelingen, die men aanlegde, vindt men kinderachtig enz. De gevaren in het leven zijn zoo smartelijk en wreed, dat menschen, die dit den een of anderen dag gaan voelen, dikwijls het leven vervloeken of anders diep ongelukkig worden. Daarom maakte de natuur, dat wij groote vrees voor den dood hebben, daar anders vele menschen zich van het leven zouden berooven. Dit hangen aan het leven is dikwijls dermate sterk, dat zelfs menigeen, die in de verschrikkelijkste omstandigheden leeft, zooals b.v. de melaatschen, die door ieder mensch worden geschuwd als de pest, met weggevreten gezicht, afgevallen ledematen, toch nog aan zulk een leven de voorkeur geven boven den dood. Zelfs het groote percentage doodgeborenen daargelaten, waaronder de moeders lichamelijk zoowel als psychisch het meeste lijden, blijven er nog altijd een verbazende hoeveelheid gevaren over: de kinderziekten op jeugdigen leeftijd en cle tallooze ziekten op lateren leeftijd: de tuberculose, de kanker, het pijnlijke niersteen- en leverlijden, de zielesmart, het vele zenuwlijden, dat degenen, die er door zijn aangetast, een hel op aarde bereiden, de slapeloosheid, het ontzettende lijden van de krankzinnigheid, de ziekten van den drankzuchtige, den morphonist, den opiumschuiver, den verslaafde aan cocaïne en vele dergelijke. Wij weten, dat een zeer groot gedeelte van de menschheid door de directe en indirecte gevolgen van oorlogen, revolutie en politieke onlusten een harden en vaak genoeg afgrijselijken dood sterft. Wanneer men dit verschrikkelijke beeld opeens den moeders voor oogen kon brengen, dan zouden de meesten uitschreeuwen." „Was mijn kind toch maar nooit geboren". Maar ook hier bestaan uitzonderingen, want er zijn moeders, die met vreugde en tjrots, en al wisten zij vooruit hoe het einde zou zijn, - hun zonen aan het vaderland willen ten offer brengen. Voor zulke verheven gevoelens dient men zich ondanks de hedendaagsche opvattingen, die wel af en toe anders zijn, eerbiedig te buigen. Op het treurige feit, dat juist de krachtigste, moedigste en energiekste en somtijds de edelste menschen door zulk een lot verloren gaan en de menschheid vermindert in waarde, kan niet dringend en dikwijls genoeg gewezen worden. In de landen waar het getal inwoners terugloopt, moest de belangstelling voor het R. o. L. het grootst zijn, omdat, wanneer de oorlogen niet ophouden, die anders periodiek voortdurend terugkeeren en waarbij steeds de krachtigste mannen van de natie vallen, zulk een land na honderd jaren sterk zal ontvolkt zijn. De bijzondere aard van het volk zou zoo tamelijk verdwijnen en daarvoor in de plaats zouden millioenen genaturaliseerden en buitenlanders van gemengd bloed van alle naties het land voor het grootste gedeelte beheerschen. Voornamelijk wanneer het een land betreft, dat ons b.v. in kunst en literatuur veel groots heeft gegeven, ja dat honderden jaren toonaangevend was, in de geheele wereld en in kunst nog heden ten dage niet is overtroffen, dan zou dit voor ons allen een zwaar verlies beteekenen, als zoo'n land langzaam onderging. Alleen 't R. o. L. kan dit verhoeden. Maar zelfs hiermee is het lijden nog niet gedaan. Velen worden blind, verlamd of verminkt, duizenden gaan aan epidemieën, aan aardrampen, branden, scheepsrampen, mijnongelukken, overstroomingen, auto-, vliegmachine, spoorwegongelukken te gronde. Wie zoo iets heeft meegemaakt, zal nooit meer de kreten van ontzetting en het geroep om hulp van het brandende, in elkaar gedrukte menschenkluwen kunnen vergeten, moord loert allerwegen, tuchthuis en gevangenis dreigen, waarbij menigmaal den onschuldige. Velen hebben angst voor het sterven en voor het lot na den dood. De gelukkigste menschen zijn zij, die zich door hun waar en vast godsvertrouwen berusten in alle, zij het nog zulke vreeselijke gebeurtenissen schikken. Zulke menschen zijn werkelijk benijdenswaardig. Ik zal nooit den diepen indruk vergeten, die een dame op mij maakte, een soldate van het Leger der Heils, toen zij mij den dood binnen een week van haar beide kinderen vertelde en zich klaarblijkelijk er over verheugde, dat zij nu bij God waren. Men kan ook het grootste respect hebben voor deze vlijtige helpende, moedige menschen. Een tamelijk gelukkig lot is ook hun beschoren, die aan den dood en zoodoende aan een volkomen einde van alles gelooven. Velen van hen kennen weliswaar den angst om te sterven niet geheel overwinnen, maar zijn verder in het leven kalm en tevreden. Vele menschen tobben er over, of er een absolute dood is of dat dood, tijd enz. alleen maar menschelijke begrippen zijn, waaraan geen werkelijkheid toekomt, het blijft een open vraag. Het ongunstigst zijn zeker de menschen er aan toe, die aan overgangen, bijgevolg in den een of anderen vorm aan een eeuwig leven gelooven, maar zich hiervan geen duidelijke voorstelling kunnen maken. Men kan het hun weliswaar meestal niet aanzien, maar zij leven in een voortdurende angst voor den dood en breken zich het hoofd over tallooze, doellooze, angstverwekkende vragen, of het leven na den dood beter of slechter zal zijn dan het leven op aarde, of er dan bewustzijn, herinnering aan vroeger of straf voor begane misdaden zal zijn en dergelijke meer. tegenover zulke zelfkwellers bevindt zich een groot aantal menschen, wier gedachten zich nooit met dergelijke dingen bezighouden, nog in een relatief gelukkigeren toestand. Ook de ouderdom is voor menig mensch erger dan men gewoonlijk aanneemt. Het meeste, waarvoor men vroeger in geestdrift geraakte, verliest aan belangstelling, men wordt eenzaam, men verheugt zich nog wel over de gelukkige jeugd, maar men voelt, dat boven haast alles het motto „te laat" staat. Ze worden af en toe kindsch en zijn dan af en toe een last voor zichzelf en voor de familie; enkele natuurvolken hebben de ongelooflijke ruwe zede om oude menschen eenvoudig dood te slaan, waaruit in ieder geval blijkt, hoe de natuurmensch denkt over den ouderdom. Een tegenhanger hiervan speelde zich in China omtrent het jaar zestig van de vorige eeuw af. In dien tijd werden pasgeboren meisjes, dikwijls door de moeders zelf, in zoo grooten getale om het leven gebracht, dat men later meisjes uit andere provincies moest halen, om de jonge mannen te kunnen voor- zien van vrouwen. In onze landen hebben de engeltjesmaaksters, die zuigelingen met zure melk en dergelijke middelen uit de wereld helpen, deze rol overgenomen. Het R. o. L. zou dit en nog veel andere misdaden onmogelijk maken. Evenmin zullen de wilden dan de oude mannen mogen doodslaan; daarvoor zullen wereldrecht en wereldgeweten zorgen. Een bijzonder hoofdstuk vormen gelukkig in zeldzame gevallen, ook de particuliere zenuwinrichtingen. De al te verstandige menschen weten zeker, dat het volkomen uitgesloten is, om gezonde menschen in een particuliere inrichting gevangen te houden. Belachelijk om aan zulke sprookjes te gelooven! Waarvoor heeft men dan wetten? Er zijn een massa mooie wetten: tot bescherming van den ouderdom, van het leven, van de armen, van de zieken. Volgens theorie zou alles in orde zijn. Menschen, die geen geldelijke zorgen hebben, die de ellende niet zien en in hun rust, hun gemakzucht niet gestoord willen worden, kunnen met zulke inzichten genoegen nemen, maar de werkelijkheid ziet er eenigszins anders uit. Ik zelf heb bij nacht in een ander land een jongen man uit een gesloten particulier sanatorium gehaald, die daarna nog vijftien jaar tot zijn dood een zeer voorname betrekking in ons land heeft vervuld. In een dergelijk geval ging het om een zeer vermogende dame, die verliefd was op een armen jongen en naar men zei leed aan „moral insanity" (een zeer eenvoudige en zeer rekbare bewering). Ook deze heeft nog vele jaren als normaal mensch en als gelukkige moeder geleefd, nadat zij bevrijd was uit de inrichting. Wanneer ik zelf twee zulke gevallen van begin tot einde meemaakte, dan is het nauwelijks aan te nemen, dat dit de twee eenige gevallen op de wereld zouden zijn. Dergelijke gevallen van geweld zijn in Staatskrankzinnigengestichten natuurlijk onmogelijk, omdat er altijd verscheiden betrouwbare doktoren aanwezig zijn, en de factor van het persoonlijk voordeel wegvalt. Auto's en vliegmachines brengen een steeds stijgend getal afschuwelijke ongelukken. Ofschoon zij producten van onze doellooze onrust zijn, moet men toegeven, dat de auto's in veel opzichten groote winst voor ons zijn, voornamelijk ook voor de brandweer, doktoren, ziekenvervoer, enz. voor welke echter bijzonder luide en speciaal te onderkennen toon (claxon) verplichtend zou moeten zijn. Zoo lang er niet overal autostrada zijn, zoo lang men in de steden, dorpen en op smalle wegen de snelheid niet beter regelt, zoo lang zal deze schrik van den weg zijn vele offers eischen. Zeker, tijd is geld, maar tegenwoordig dikwijls gepaard met dood en verminking. De waarde van vliegtuigen zie ik tot heden niet in, misschien wordt het beter, als er een nieuw, ongevaarlijk systeem wordt ontdekt, waarbij de groote hoogte wegvalt en opstijgen en dalen veel eenvoudiger wordt. Tot nu toe zijn de aeroplanen meestal alleen maar moordwerktuigen in de grootste volmaaktheid om ons te vernietigen. Laten wij ook niet de tijdperken van verarming vergeten, die na vele oorlogen optreden, en waarvan de lichamelijke en ziele-uitwerking op de menschheid verwoestend is en een onnoemelijk aantal zelfmoorden tengevolge hebben. Zulke verschrikkingen, waarvan als laatste nog het sterven zelf genoemd kan worden, zijn er nog vele. Zij bewijzen, dat het leven onder de thans gegeven omstandigheden niet bepaald begeerenswaard is. De mensch schijnt tot heden over het geheel een mislukte poging van de natuur te zijn, en zou dit niet de eerste keer zijn, dat dit gebeurt in de natuurgeschiedenis. Haar talrijke innerlijke conflicten en afgronden wijzen hier duidelijk op. Voor de natuur zijn wij misschien zoo iets als een „enfant terrible", welks binnendringen in haar geheimen zij alleen al uit zucht tot zelfbehoud niet langer wil dulden of automatisch daartoe gedwongen is. Zij is misschien reeds van plan om ons uit te roeien, waarvoor de laatste oorlog alleen al een bewijs zou zijn. Het is geen toeval, maar het is ons brein, waaraan wij het directe en indirecte verlies van 20 tot 25 millioen menschen waarschijnlijk meer, en daardoor de ontzaglijke waardevermindering van de reëele waarden, van de moraal en van het beste menschenmateriaal te danken hebben. Wanneer onze wetenschappelijke proeven niet onder wettelijke controle komen, kunnen planetarische storingen optreden, waardoor al het leven op aarde wordt vernietigd. Toen Röntgen de X-stralen vond, kende hij de eigenschappen van deze stralen volstrekt niet. Het is dus absoluut mogelijk dat iemand op een goeden dag stralen uitvindt, waardoor de atmospheer ontleed, bestanddeelen tot een ontploffing, en een katastrofe op onze aarde ontstaat, op onze aarde wordt iets ontwricht, zoodat het leven ophoudt. Misschien schept de natuur in ons zelf het middel om ons als storend, vreemde lichamen, als uitwas van een mislukte poging af te scheiden, zooals ongeveer iedere genezing na een ziekte op het proces van afscheiding van lichamelijk vreemde stoffen berust. Een naald, die men heeft ingeslikt komt dikwijls eerst na jaren op een heel andere plaats naar buiten. Of en op welk tijdstip een ramp door proeven van de exacte wetenschap kan ontstaan, valt natuurlijk niet vooruit te zeggen. In elk geval zullen wij heel spoedig zien, dat verdere uitvindingen in een bepaalde richting, die welke snelheidsrecords beoogen inbegrepen, niet bij ons menschen passen. Het zal ons steeds onbehaaglijker te moede worden, angst en tegenzin voor zooveel mechaniseeren zullen voortdurend toenemen, om ons ten slotte tot een vreeselijk inzicht te brengen. De uitvinders moeten voor hun proeven de toestemming van den Staat vragen, waarbij over doel en mogelijkheid voor gevaar door het experiment wordt beslist. Valt de beslissing bevestigend uit, dan wordt den desbetreffenden persoon een vrijplaats in het bevoegde laboratorium uitgereikt of wanneer de uitvinding ongevaarlijk wordt geacht kan hij het thuis uitwerken. Ingeval hij zelf de proeven niet kan nemen, maar de uitvinding als een winst voor het algemeen kan worden beschouwd, moet het laboratorium de uitvoering overnemen. De voordeelen zouden natuurlijk voor den uitvinder moeten blijven. De exacte wetenschap is ongeveer honderd jaar oud, staat om zoo te zeggen nog in de kinderschoenen. Zij zal zich echter als een lawine verder ontwikkelen en het is daarom tijd, het uitvinden zelf onder contröle te stellen. Want het beteekent een ingrijpen in onze persoonlijke vrijheid, als het aan iedereen is toegestaan met reusachtige atmospheerdrukken, met geweldige hoog- en laag-temperaturen proeven te nemen. Als iemand naar nuttige dingen, naar kunstmatig eiwit b.v. zoekt, dan kan hij daai'bij nooit op verderfelijke gassen of doodende stralen komen. Er zijn menschen die beweren dat wij ons blijkbaar meer volgens den dierenaard hadden moeten ontwikkelen, anders zou ons lichaam waarschijnlijk meer volgens menschelijk-aesthetische beginselen zijn geschapen. Wij schamen ons bij alle mogelijke gelegenheden; bepaalde eigen lichaamsdeelen en verrichtingen staan ons tegen, vooral de natuurlijke afscheidingsprocessen. Ik persoonlijk wordt iedere keer misselijk als bij het eten een verkouden tafelgenoot onder walgelijk lawaai zijn neus snuit. Ons aanpassingsvermogen moet toch niet aldoor op een te zware proef worden gesteld, maar dit alles zijn geen bewijzen noch vóór noch tegen. Het moeilijke conflict tusschen ziel en lichaam wordt ons bij het slachten van dieren vooral duidelijk. Haast iedere bezoeker van een slachthuis zal dit bevestigen, menigeen kan den indruk in geen weken vergeten. Vele honderd jaar geleden, toen wij nog dichter bij de natuur leefden, was de jacht een natuurlijke en noodzakelijke bezigheid. Tegenwoordig evenwel, nu de dieren gefokt en in den winter gevoerd worden en tam naast de menschen rondloopen, werkt de jacht, ondanks de velen, die hierin genoegen scheppen, niet sympathiek. Zij vereischt geen moed vooral niet wanneer de jager evenals in een vesting op den uikijk zit. Vele dieren worden hierbij alleen maar aangeschoten en krepeeren eerst weken later onder pijnen. Om de zaak poëtischer voor te stellen, heeft men de uitdrukking „jagersrecht" uitgevonden, maar vooral de drijfjacht blijft een wreede massaslachting, waarin de poëzie slechts een armzalig dekmanteltje kan verschaffen om het verstand gerust te stellen. Gelukkig zijn wij Hollanders geen groote liefhebbers van zulke jachten, evenmin van stierengevechten, schieten op duiven enz. Daarentegen hebben wij onder de roofdieren werkelijke doodsvijanden, zooals de jaguaren, tijgers en slangen, die noodzakelijk gedood moeten worden, de jacht hierop vereischt vee! moed. Maar de belangstelling voor deze soort jacht is veel minder. Hoe laag wij geestelijk nog staan, bewijst ook het vervaardigen van Persiaansch bont, dat om zacht aan te kunnen voelen, afkomstig moet zijn van lammeren, die men uit het moederlijf heeft gesnedenIk ken een kind, dat schreiend van tafel liep, toen de moeder hem vertelde, dat het kippetje, dat men daar even had opgegeten, korten tijd geleden was geslacht. Dagen lang wilde het geen vleesch meer aanroeren. Gewoonte en aanpassingsvermogen brachten het echter tenslotte toch weer daartoe. Het is even onzinnig als nadeelig, om kinderen sprookjes te vertellen, waarin witte lammertjes met kransjes bloemen getooid, op de groene weide bij het kabbelende beekje rondhuppelen, terwijl hun in de werkelijkheid de hals wordt afgesneden. Deze verhalen zijn aandoenlijk, maar in menige kinderziel werkt het verwoestend, dikwijls is het hun eerste groote ontgoocheling en vinden zij, dat men hun wat voorgelogen heeft. De slager is hierin met nog eenige anderen de eenige eerlijke mensch, want hij slacht zelf, wat hij eet. Wanneer men in normale tijden honderd vette lammeren zou weggeven, onder voorwaarde, dat hij, die deze ontving, ze zelf moest slachten, bleven er minstens zestig in leven, vooral in het geval, dat de vegetarische keuken ernstig verbeterd was. Zoodra — hetgeen te verwachten is — het goedkoope, bruikbare, kunstmatige eiwit is gevonden, want het bestaat al, maar is te duur, en in verbinding met beter vegetarische kost het hoofdvoedsel wordt, zullen 95 lammeren in het leven blijven. Maar bij een hongersnood zullen alle honderd opgegeten worden en bovendien nog ratten en af en toe menschenvleesch, een bewijs te meer, dat het E. o. L. als een eenvoudige, duidelijke natuurwet juist door ons verstand moet komen. Op het oogenblik reeds alle menschen tot vegetariërs te maken of de jacht te verbieden, zou totaal verkeerd zijn. Dit alles moet vanzelf door vrijwillige onderwerping, door opvoeding en werkelijke bruikbare uitvindingen komen, ofschoon een ieder vrij blijft te eten wat hij wil. Als er vrede is, kunnen literatuur, muziek en kunst hun gunstigen invloed doen gelden, maar toch waren zij evenmin als, de godsdienst in staat een oorlog te verhoeden. Een priester van welke geloofsbelijdenis ook, had bijna niet de macht om tegen den vorst met goed gevolg te zeggen, dat hij tegen de leer van Christus handelde, wanneer hij een veroveringsoorlog met opzet zocht. De oorlogen bleven, de oorlogszuchtigen zetten bijna altijd hun wil door. Van dezen kant valt dus niet veel te verwachten, om deze reden al niet, omdat er ook heden nog een menigte van menschen zijn, die oorlog, moord, martelingen en ziekten voor beproevingen houden, die ons zoogenaamd moeten verbeteren en een weldadigen invloed op ons moeten uitoefenen. Maar zij vergeten, dat ook de dieren onderworpen zijn aan epidemieën en toch niets van beproevingen weten. Geen mensch, hij moge nog zoo vroom zijn, heeft er iets tegen, dat eenige van deze beproevingen niet meer bestaan en wel door de hygiëne en uitvindingen. De pest, die vroeger geheele landen bijna ontvolkten evenals de pokken, zijn door onze uitvindingen zoo goed als verdwenen. Nadat wij de bewijzen hebben, dat onze cultuur slechts een dun vernis is, moeten wij andere wegen tot redding inslaan, wij moeten steunend op de Christelijke leer, met alle kracht voor het Recht op Leven opkomen. Wel is het waarschijnlijk, dat stalen wetten ons leven, binnen zekere grenzen zullen bepalen. Het begrip van „zichzelf helpen gaat niet geheel op. Het zou juister zijn om te zeggen: het Recht op Leven , zal doordringen, zoodra de natuur of het opperwezen dit wil, hetzij wij er zelf mee instemmen of niet. Wie aan een tweede gezicht gelooft, waaraan heden nauwelijks meer twijfel mogelijk is, zullen de hier uitgesproken gevoelens na staan. Menschen, die de natuur voor iets bijzonder goedigs houden, moeten niet vergeten, dat de natuur ons veel wonderbaarlijks goeds mee moest geven, toen wij verschenen; de rechten en het welzijn van het levende wezen moeten altijd de plichten en het smartelijke overheerschen. Hier heeft de natuur ons in zekere mate verblind. Het verschijnen van een nieuwen wereldburger heeft meestal iets wonderbaarlijks en wekt de hoogste en verblijdendste gevoelens van liefde op. Zoodra daarna het doel is bereikt en de mensch volwassener is, ziet hij dikwijls genoeg, dat hij in een vreeselijken toestand is gebracht, die hij nooit weer kan ontloopen, en die hem dwingt, alle lijden ten einde toe door te maken. Het R. o. L. heeft dus als doel een wereldgeweten, een wereldgericht en een wereldrecht voor oogen. Wijzigingen al naar gelang van godsdienst en bij zonderen aard van de betrokken volken moeten natuurlijk worden aangebracht, maar alles wat moord, folteren, menschenoffers, verbrandingen ten gevolge kunnen hebben, moet onverbiddelijk overal worden uitgeroeid. Vele dierenrassen in de wildernis, die vreedzaam in kudden leven, sluiten zich bij gevaar aaneen ter hunner verdediging. Daaraan moesten wij menschen een voorbeeld nemen, elkaar niet meer afslachten, maar gemeenschappelijk tegen onze gevaarlijke, onzichtbare vijanden, de bacteriën enz. optreden. Het zal een van de hoofdtaken van het K. o. L. zijn om in veel grooteren omvang dan tot nu toe staatsinstellingen te stichten en allereerste krachten aan het hoofd hiervan te plaatsen. Deze soort oorlog zal heel wat minder geld kosten, zij kan en zal inplaats van lijden alleen maar zegen brengen, want een grooteren dienst kan men aan de menschheid niet bewijzen. Hiertoe behooren ook het opruimen van vochtige woningen, de haarden van vele ziekten, grootere veiligheid voor den arbeider bij gevaarlijke en voor de gezondheid schadelijke werken, scherpere controle tegen spoorwegongelukken, die meestal dezelfde oorzaken hebben, zooals weigeren van de rem van de locomotief, door het water ondermijnde spoorstaven en bij het herstellen van rails, waar de trein moet worden omgelegd en verkeerde signalen. Hoewel wij reeds op buitengewone resultaten bij de bacteriënbestrijding kunnen wijzen, zijn de radicale geneesmiddelen voor tuberculose, kanker, rheumatiek enz. tot nu toe uitgebleven. Vele van de hierboven (bladz. 14) vermelde smarten en rampen kunnen of vrijwel geheel uit den weg worden geruimd of zeer verzacht worden. Als b.v. alle geboorten in de vrouwenkliniek bijgevolg onder vakkundig toezicht konden plaats vinden, dan zouden vele (door strangulatie en andere) „doodgeboren kinderen" weer bijkomen. Zieke kinderen hadden vooral bij besmetting, die trouwens ook sterk zou verminderen, een veel doelmatiger verpleging in een ziekenhuis dan thuis. Ook aan de doktoren moest grootere bevoegdheid om pijn te stillen in die gevallen worden gegeven, waarin menschen reddeloos met een ongeneeslijke, pijnlijke ziekte of in een smartelijken doodsstrijd terneerliggen, en aan hun leven een einde willen maken. Men kon de menschheid daardoor de grootste geruststelling geven, wanneer men vastlegde, dat de toepassing van doodende middelen slechts op uitdrukkelijk verlangen van den zieke mocht plaats hebben. De dokter of liever nog een commissie van twee doktoren zou daarna enkel en alleen moeten uitmaken, of het geval als hopeloos moest worden beschouwd of niet, hoewel de grens van ja of neen te zeggen wel lastig blijft, daarom moest men alleen de absoluut hopelooze zieken dit voorrecht geven. Zoodra het R. o. L. is ingesteld, zal de mensch tengevolge van de betere voeding ook aan minder ziekten onderhevig zijn, de verpletterende zorgenlast, die als een nachtmerrie op menigeen drukt, en zoo menigeen tot een beest maakte, zal van ons af zijn gewenteld en de levensvreugde zal terugkomen. De gedachte, dat de natuur de menschheid of dat deze zichzelf zou kunnen uitroeien, verliest dan minder aan beteekenis en waarde. De mensch zal in veel mindere mate een mislukte proef van de natuur gelijken, zoodra het onzinnige er maar op los onderzoeken en uitvinden een einde heeft genomen. Zooals in de natuur, komen ook hier uit de veranderde, verbeterde gedragslijn andere, betere uitslagen voort. Men heeft zich half dood overwonnen in den oorlog en zal zich nog dood uitvinden. De rekening kan niet kloppen, als er tegelijkertijd met een wonderbaarlijke geniale uitvinding, zooals onder meer de inspuiting van Pasteur tegen dolheid en andere grootsche uitvindingen, een andere wordt gedaan, die het mogelijk maakt, vele duizenden menschenlevens met één slag te vernietigen. Het leven der wereld, dat heden ten dage aan den wortel ziek is, zou dadelijk genezen zijn, en opnieuw beginnen te ontkiemen, en het R. o. L. zou een bijzonder goed beginpunt zijn om de verbroedering van vele landen om te zetten in de praktijk en eerst de door ons allen geliefde gedachte, het „vereenigde Europa" of gedeeltelijk te verwezenlijken, waarbij dan langzaam het begrip van grenzen zou verdwijnen. Een principieele bepaling van de aan te nemen houding tegenover de landen met koloniaal bezit, zou voorbarig zijn, wij moeten vóór alles er naar streven om de beweging zelf sterker te maken. In elk geval ligt het voor de hand, dat het R. o. L. in de koloniën ook voor beide deelen even bevorderlijk kan worden, zonder dat de oude, dikwijls honderdjarige rechten en overeenkomsten worden veranderd en aangetast, daar anders onmiddellijk chaotische toestanden voor beide partijen niet uit zouden blijven. Een .blik op de nijverheid in het algemeen bewijst, dat ook het voordeel, dat ons de nieuwe geniaal uitgedachte machines had moeten brengen, gedeeltelijk op een drogbeeld berustte. De nieuwe machines noopten de fabrikanten om tot vijftig procent en meer van hun arbeiders te ontslaan. Voor het algemeen en in liet bijzonder ook voor den Staat is daaruit onheil genoeg geboren, niettegenstaande de koopwaar veel goedkooper werd. In dit geval was ons brein werkelijk, tenminste gedeeltelijk de vijand van ons lichaam, het schiep een levenloos arbeiderssurrogaat, ons brein beval ons zijn stalen arbeider, de machine, te scheppen, terwijl de menschelijke arbeider dikwijls in ellende kwam en met zijn gezin menigmaal daaraan te gronde ging. Ook hier kunnen alleen maar internationale wetten helpen. Daarentegen zal het natuurlijk niemand invallen om alle mchines eenvoudigweg te verbieden. Dat de wetenschap ons vrij zou maken, hetgeen zelfs als zinspreuk prijkt boven een Universiteit, is een dwaling. Alleen een wetenschap onder meest scherpe controle kan ons vrij maken, alleen het R. o. L. kan beletten, dat een groote, nieuwe uitvinding in slechte handen komt en misbruikt wordt tot dwingelandij, daar moet de menschheid maar eens goed over nadenken. Hoe schitterender en genialer onze uitvindingen nog zullen worden, hoe grooter de kans bestaat, dat wij onze menschelijke vrijheid zullen verliezen. De menschen zijn veel wreeder dan de dieren, waarvan de planteneters de meest onschuldige zijn. Als een dier soms wreed is, gebeurt dit altijd om een bepaalde oorzaak en voor een bepaald doel, maar nooit uit plezier om te kwellen als de mensch. Wanneer de adelaar b.v. speurt, dat er mist komt, brengt hij verscheidene hazen in zijn roofhol. Daar laat hij ze zwaar gewond maar altijd nog levend liggen, opdat zij versch zullen blijven. Waar we onzen blik ook slaan, in het water, in de lucht, boven en onder de aarde, overal ziet de mensch, dat het leven zich voor zijn opbouw en instandhouding van onbeschrijfelijke wreede en afschuwelijke middelen bedient, daar de kern van alles berust op elkander te vernietigen bij alles wat leeft op aarde. In de anorganische planetenwereld schijnen dezelfde principes of dergelijke te heerschen. De natuur spreidt over dit alles voor ons een dun tooververnis, en de misleiding gelukt haar, in de .eerste plaats bij de jeugd. De dag zou echter kunnen komen, waarop geen mensch zich meer iets voor laat tooveren en te weinig voordeelen en te veel nadeelen in het leven ziet, geen eigen vermeerdering meer wenscht en uitsterft. Alleen het R. o. L. kan onzen toestand dermate verbeteren, dat voor ieder denkend mensch de voordeelen in de meerderheid komen. Voer het beest en het wordt tam. Voer de menschen en zij zullen eveneens tam worden en de ruwe beestachtigheid van hun oertoestand afleggen, men geve den menschen dus het R. o. L. Het leeuwenwelp, dat een mijner vrienden in het oerwoud vond en met de flesch of door een teef en gekookt vleesch groot bracht, ontwikkelde zich tot een reusachtig dier, dat niettemin de speelkameraad van zijn tienjarig dochtertje is geworden. Het is duidelijk, dat een omwenteling zooals het R. o. L. met zich zou brengen, niet met een volslagen uitgewerkt programma kan beginnen. Commissies, die zich ook aan bepaalde onderdeelen wijden, zullen het begin moeten vormen, dan komt het een vanzelf uit het andere voort, alleen enkele onvermijdelijke propagandamiddelen moeten vast staan, in de eerste plaats verscheidene kernspreuken over het R o.. L., die later door werkelijke schrijvers in de juiste woorden moeten worden uitgedrukt. Tot beter begrip voeg ik hier nog een samenvatting voor de jeugd bij. „Wij meisjes en jongelui behooren tot de nieuwe partij van Recht op Leven, en verklaren: Nooit zullen wij vergeten, dat door het naïeve, tegenstrijdige, barbaarsche denken van vroegere tijden een wreede, vreeselijke wereld ontstond. Hierin heerschte willekeur en onrecht, hierin werden geest en lichaam gefolterd, hierin maakte de angst vele menschen tot huichelaars. Deze donkere tijden schiepen leed om leed, totdat eindelijk het R. o. L. gegrond op de Christelijke leer aan menschen leniging en verlossing van hun ellende bracht en onze hartstochten in zegenrijke banen leidde. Noch oorlog noch revolutie zullen voortaan ons aller leven en levensvreugde in gevaar brengen. De menschen van alle landen komen steeds dichter bij elkaar. De levensvoorwaarden worden eenvoudiger en beter, zoodat de man vrij en fier zijn weg kan gaan en de vrouw haar werkelijke innerlijke roeping kan volgen. Wij zullen verder nooit vergeten, dat er ook in de laatste oorlogen en revoluties de vreeselijkste manier van folteren werd toegepast, en dat dit de zuivere waarheid is. Wij zul- len het ons aangeboren „vergeten" waar noodig overwinnen en zullen deze gruweldaden indachtig blijven, totdat het R. o. L. voor de meesten een recht is geworden. Wij meisjes en vrouwen zullen voortaan ons innerlijk waar gevoel volgen, wij zullen niet meer door een onzedelijken druk op een afhankelijke plaats geduwd, ons niet meer tot verstandshuwelijken om maar bezorgd te zijn laten dwingen. Wij zullen geen haat tegen andere volken plaats geven in ons binnenste, want wij weten uit ervaring, dat het alleen maar de geheime diplomatie is, die ons wil voorschrijven, wat wij heden als bondgenooten vurig moeten liefhebben, en morgen als vijanden van liet vaderland even vurig moeten haten. Wij weten, dat dit alles op een schaakspel lijkt, dat generlei gevoel maar enkel berekening eischt, en dat het daarbij gaat om het grootst mogelijke voordeel van enkelen, of van een bepaalde klasse, die noch sympathie noch antipathie kent." Verder zou men een geïllustreerd boek moeten uitgeven, waarmee ik reeds begonnen ben, dat alle wreedheid, die aan dier en mensch in vroegere en tegenwoordige tijden is begaan, duidelijk voor oogen stelt. Natuurlijk moet dit in een voorzichtigen vorm gebeuren, zoodat het materiaal van het boek volkomen geschikt en genoeg is om bij jonge lieden den gewenschten indruk teweeg te brengen. Het boek moet menig vreeselijk feit toonen, in plioto, gravure en tekst, dat te wijten is aan het verkeerde denken van ons en van onze voorvaders, en moet ons leeren hiervoor afschuw te krijgen. De jonge lieden zullen, zoodra zij het; meermalen hebben gezien, de gruwelen nooit meer vergeten en zoodoende is het doel van dit boek der ellende bereikt, want het is een feit, dat onze aanleg er op doelt om alles wat vrees en afgrijzen verwekt, zoo gauw mogelijk uit de gedachte te doen verdwijnen. Voor menig menschelijk gevoel moge dit vergeten zelfs noodzakelijk zijn, maar deze vergetelheidsblokkade moet voor de gruwelen van oorlog en revolutie beslist worden opgeheven. Er zullen zeker al te teerhartige ouders zijn, die verontwaardigd zullen weigeren om hun kinderen zoo'n afgrijselijk prenteboek te laten zien. Zij wachten zeker liever tot er weer oorlog en revolutie uitbreken, die hun kinderen zullen afslachten. Juist door het lezen van dergelijke afbeeldingen en van zulke gruwelen zullen de jongelui ontstellen, wat alleen voordeel brengen kan en zich bij de nieuwe beweging aansluiten. De folteringen in vroeger tijden zijn door veel betrouwbare getuigenissen in beeld vastgelegd. Zij kunnen terugkomen en zij zullen terugkomen al is het ook in een anderen vorm, wanneer de chaotische toestanden, die heden iedereen reeds voelt, wezenlijk optreden, en wij niet tot bezinning komen. Laten wij alleen maar de jongelui in herinnering brengen, dat men vroeger de kinderen in het bijzijn van de ouders de oogen heeft! uitgestoken,en men i.\en langzaam verbrandde en van wie de ouders daarna hetzelfde ondergingen. Brengen wij ons in herinnering, dat,er menschen waren, die hun ongelukkige slachtoffers kokend lood in de oogen, ooren en mond druppelden, hun beenderen braken, deze liet genezen om ze daarna weer te breken; dat zelfs menige Majesteit in eigen persoon de geraffineerdste martelingen uitdacht en bij de uitvoering zelf meehielp, dat men de slachtoffers met een gloeienden prikkel in de buik woelde, dat men menschen maar heel losjes ophing, zoodat zij al spoedig van de galg vielen, om zoo te zeggen als een moreele straf, maar ze daarna als dieren uithaalde; dat vorsten, van wie,bewezen was, dat zij krankzinnig waren, oorlog konden voeren, alleen omdat zij krankzinnig waren. Men moet trachten om zich hier in te denken en zich dit alles voor te stellen. Juist het verzwijgen van zulke afschuwelijkheden, alsof deze uit derderangs- of gruwelromans en niet uit de werkelijkheid afkomstig waren, is verkeerd. Het boek moest met een oproep beginnen, die ongeveer het volgende zou moeten behelzen: Wat in dit boek wordt geschilderd of iets dergelijks, kan vandaag of morgen u, uw ouders, uw vrouw, uw kinderen, uw liefste vrienden wedervaren, want van 'het begin tot op heden hebben zich dergelijke voorvallen in een grijze eentonigheid periodiek herhaald. Ik roep u op, vrouwen van alle landen, — en het is beslist de laatste maal vóór het uitbreken van nieuwe ellende, dat zich met aandrang een waarschuwende stem kan verheffen, die tegelijkertijd ook praktische voorstellen tot middel tegen het kwaad doet — laat u niet door gemakzucht of door andere bijkomstige redenen er van afhouden, u tot een groote macht aaneen te sluiten; gedenk deze plicht, als gij niet zelf schuldig wilt worden aan den moord van uw kinderen. Wij liebben uw steun en stem noodig, misschien is deze juist beslissend. Ik roep ook u, mannen, om bet Recht op Leven door te voeren. Gij beschermt hierdoor uw leven, het leven van uw vrouwen, van uw kinderen, gij beschermt uw bezit. Daaraan zouden praktische voorstellen voor de opvoeding en levensopvatting moeten worden vastgeknoopt. Vele menschen zullen zeker van meening zijn, dat een dergelijk boek met gruwelen de sensatielust van de jongelieden op een perverse manier zal vergrooten. Voor enkele zieke menschen zal dit ook zoo gaan. Maar zulke zieken zullen steeds dergelijke afbeeldingen zoeken en ook vinden of hun phantasie in deze richting leiden. "Voor het algemeen beteekent zoo'n boek beslist opwekking tot innige ontroering, en eerlijk medelijden met het vroegere barbarendom. De suffragettes, waaronder echte heldinnen waren, die haar leven voor haar zaak op het spel zetten, hebben ons bewezen, waartoe vrouwen in staat zijn, en het R. o. L. heeft zonder vrouwen nooit levensvatbaarheid, en ook zijn zij gevoeliger en medelijdender dan de mannen en zullen hun kinderen beter verdedigen. Over de verschrikkingen van den oorlog las men schitterend geschreven boeken, men zag er films van en bleef dagen lang onder den indruk, maar daarbij bleef het. De uitdrukking „partij voor het R. o. L." is hier niet geheel juist. Er wordt iets nieuws toegetredens bedoeld, waardoor de regeeringsvorm van een land of het program van een bestaande partij, onverschillig van welke richting, nietJ in het minst wordt veranderd. Het staat aan ieder vrij om deze propaganda als ongewenscht te onderdrukken of haar in haar regeeringssysteem in te schakelen en in haar zijn heil te zoeken. Het R. o. L. is gebaseerd op de Christelijke leer en kan daarom slechts daar werken, waar het vrijwillig wordt aangenomen. Alle gewelddadige pogingen zijn doelloos. Ik geloof echter, dat weinig landen, die voor hun volk borg staan en het eerlijk met het volk bedoelen — of het nu monarchieën, republieken of andere regeeringsvormen zijn — werkelijk bedenkingen daartegen kunnen inbrengen, want juist het volk en de ontevredenen zullen daar het grootste voordeel van hebben. Dat wij ons kanten tegen een gedeelte van het vergeten is zeker tegen de natuur. Hierbij aan erge gevolgen te denken is overbodig, want ook iedere operatie is tegen de natuur, die de bedoeling heeft den betrokkene te doen sterven. Alleen de veroveringen op medisch gebied hebben het belet. Het rooken, de alcohol, de bedwelmende giffen,, dit alles is tegen de natuur. De redding van een kind, dat gestranguleerd ter wereld komt, van een drenkeling door kunstmatige ademhaling, is evenzeer tegen de natuur. Waarom zullen wij dus geen middelen en wegen zoeken om ons verderfelijk vergeten tegen te gaan. Waarom zal men.de menschheid niet in den scherpsten vorm, dus in die overeenkomstig de waarheid voorlichten, en de eigenschappen die de natuur ons verleend heeft, aan een bijzondere studie onderwerpen, zoodat wij te weten komen, welke wij veranderen, welke wij gedeeltelijk en welke wij geheel moeten opgeven? Niettegenstaande de erkende groote resultaten, die onze wetenschap door de vivisectie bereikte, is de manier waarop zij deze uitvoert, een smaad zonder weerga. Hoewel ernstige menschen tijd, kracht en geld gewijd hebben aan de afschaffing of verzachting van de vivisectie, zoo zijn de resultaten toch niet groot. Is het niet een schande en een vreeselijke gedachte, dat ieder, ook de domste onhandigste en af en toe perverse menschen het recht hebben dagelijks tienduizende proeven met levende dieren, waaronder een zeer groot aantal honden, ook in hun particuliere woning te doen, in stukken te snijden en hun bij die proeven de stembanden door te snijden om niet te hooren hoe zij huilen van pijn. Men kan zich niet voorstellen, wat zoo'n bezitter van een weggeloopen hond zou doen, wanneer hij het dier in een laboratorium zou terugzien, vastgebonden op een plank met doorgesneden stembanden en met gruwelijke verwondingen. Men moet niet eerder rusten voordat onze beste en trouwste vrienden, de honden, wezens, die gelijksoortige eigenschappen en hartstochten als wij zelf hebben, niet meer voor zoo iets worden gebruik. Deze trouwe schepsels vol aandoenlijke liefde staan ons te na om gefolterd te worden en de dag zal komen, dat dit wettelijk wordt verboden, ook dat de hond niet meer als stuk meubel beschouwd zal worden, maar meer als een familielid, en juridisch niet meer verpand kan worden. Ik hoorde, dat onlangs een studente proeven nam, hoe lang pasgeboren honden zonder slaap in het leven konden blijven. Aan deze doellooze en wreede proef zijn ongetwijfeld vele dergelijke proefnemingen voorafgegaan, die de betrokkene zelf en haar collega's maakten. Wat met de honden gebeurde, voordat zij door den dood werden verlost, deze voorstelling moet ik aan ieder voor zichzelf overlaten. Menig mensch heeft meer verdriet over het verlies van zijn hond dan over dat van familie of kennissen. Noch man, noch vrouw, noch jongen, noch meisje schamen zich over de tranen, die zij in vertrouwden kring schreien over hun hond. Dikwijls vallen studenten flauw bij de eerste colleges in vivisectie, wat al genoeg bewijs voor de wreedheid hiervan, is. Een verhandeling met praktische raadgevingen over vivisectie kan ik wegens plaatsruimte niet geven, maar wanneer het R. o. L. zal overwinnen, zal ook de vivisectie in oneindig onschuldiger banen worden geleid. Het zou in de eerste plaats een vereischte zijn, ons aanpassingsvermogen deze elastiekachtige eigenschap van den mensch, heel grondig te onderzoeken, die in elk leven zoo'n groote rol speelt, en waardoor wij met een verwonderlijke elasticiteit aan de afgrijselijkste toestanden wennen. Hoe kan er vrede op aarde komen, wanneer de jeugd dagelijks wreedheden te zien krijgt, b.v. op de markt kippen uren lang met den kop naar beneden dragen, die den kop zoo lang probeeren op te lichten totdat hij slap er bij hangt. Het komt nog voor, dat in andere landen de schapen met vast gekoppelde pooten in de blakende zon over een hobbeligen weg worden vervoerd en dikwijls sterven van dorst Op één dag hoorde ik, dat een spoorwagen, die met koeien was geladen, toen men de deur opende, twee doode koeien er uit vielen, en eenige vertrapt waren, en dat in een afgelegen hoenderhof kinderen drongen, die met stokken 28 kippen doodsloegen. In andere werelddeelen zijn de opvattingen over dieren nog veel afschuwelijker. Dieren zijn daar alleen maar voorwerpen. Wanneer b.v. ezels of muilezels met zware lasten op den rug, berg op, berg af moeten gaan, zijn de verwondingen op hun ruggen dikwijls zeer bloedig. Om deze te stelpen worden de dieren behandeld met gloeiende ijzers. Bij kameelen, die door oververmoeidheid niet verder kunnen en neervallen, worden de pooten soms opzettelijk gebroken, opdat een ander er geen voordeel meer uit zou kunnen trekken. Het medelijden, de edelste menschelijke eigenschap, verkwijnt hierdoor. Het samenleven der menschheid zal alleen mogelijk zijn, als wij de beschermende maatregel, die de natuur ons geschapen heeft, beter toepassen. Groote geboortecijfers zijn in alle tijden de oorzaken van oorlog en verdrukking geweest. Er is een land, dat heden ten dage volstlrekt niet meer weet, waar zij met hun overbevolking heen zullen en het heeft tot eiken prijs land noodig. Alleen in 1932 zijn er over het millioen zielen en niet alleen zielen, maar ook eters, bijgekomen. De zoogenaamde expansie oorlogen zijn bij een dergelijke overbevolking bepaald onvermijdelijk totdat het R. o. L. verschijnt. Ook in Europa zijn er landen, waarvan de bevolking dermate toeenemt, dat over korten of langeren tijd iets moet gebeuren om heel ernstige complicaties te voorkomen. Intnsschen zijn deze complicaties ingetreden. Daarentegen zijn er landen, ja zelfs werelddeelen, waar ontzaglijke massa grond, millioenen hectaren vruchtbare aarde en goede klimatische verhoudingen braak liggen. Een immigratie naar deze landen is echter alleen toegestaan aan hem, die over een voldoend grondkapitaal beschikt, wat onder de hedendaagsche omstandigheden wel begrijpelijk is. Zoodra echter het Recht op Leven is ingesteld en begrippen zooals ras en patriotisme eenigszins andere vormen hebben aangenomen, zullen ook dergelijke vragen door een wederzijdsch vergelijk in elk geval worden opgelost. Het Recht op Leven zal zijn voornaamste oogmerk op het voorkomen van verhoudingen richten, waarin de menschen op een gedeelte van de aarde moeten verhongeren, terwijl op een ander de levensmiddelen worden vernietigd; verhoeden, dat een land zucht onder zijn overbevolking, terwijl in een ander reusachtige grondoppervlakten braak liggen. Op den duur kan deze immoreele toestand toch niet blijven, de geheele menschheid zal er tegen opkomen. In ieder geval is er nog genoeg voedsel voor honderde millioenen menschen meer op aarde als het goed wordt verdeeld. Bij het R. o. L. zal de bittere strijd om het bestaan en daarmee de nood ophouden. Gevoel voor het gezin is stellig voor ons het belangrijkst, maar de armoede, die niet alleen direct en indirect aan het leven van den mensch knaagt, verstikt ook de vrede in vele gezinnen. Moest dit feit alleen al niet veel menschen tot nadenken brengen? Moesten er niet menschen te vinden zijn, die zich ernstig met het Recht op Leven bezighouden? Zijn de voordeelen niet buitengewoon groot, zoodat het tenminste de moeite zou loonen om het te probeeren? Tenslotte kunnen alle groote dingen op betrekkelijk kleine oorzaken worden teruggebracht. Er zijn toch personen, die belang stellen in schaakclubs en alle mogelijke comité's voor een menigte meer of minder gewichtige aangelegenheden. Iemand, die over de noodige energie wat propagandistische aanleg en een weinig redenaarstalent beschikt, zou dus aanhangers voor het R. o. L. kunnen vinden, misschien meer dan hij te voren vermoedt. Voor deze waarschijnlijkheid spreekt het feit, dat enkele zeer beschaafde personen, die met het idee van deze brochure vóór het ter perse gaan, kennis maakten, aan mij geestdriftige brieven van instemming hebben geschreven. Nooit is er, zoo schreven zij, een idee geweest, die gemakkelijker te propageeren valt, een idee, die geenerlei vernietiging eischt om het nieuwe leven te verschaffen, die zich noch tegen een of anderen godsdienst noch welke partij ook keert, maar op grond van het bestaande de daadzaken opnieuw samenstelt. Over één punt waren de meeste het eens, dat namelijk de mensch van tegenwoordig eerst zijn masker en het verkeerde denken, dat hem tot dit masker bracht, zou moeten afdoen. De bezitter van een krant schrijft: „geweldige gedachten doorkruisen uw geschrift"; een vakman schreef mij: „uw gedachten zijn van grooter waarde voor de menschheid dan het meeste wat in de laatste jaren is geschreven." Een rechter schreef mij: „De inhoud van uw manuscript is ongemeen interessant". Een leeraar van het grootste en bekendste staatsinternaat van een land schrijft: „de gedachten in uw boekje zijn gedeeltelijk grootsch". En andere meer. Of deze critieken nu overdreven of juist zijn, kan ik niet beoordeelen, wel kan ik hopen, dat nog andere menschen deze gedachten voor onze redding houden, omdat onder tien lezers, die het manuscript voor het gedrukt was, lazen en die mij zoo goed als onbekend waren zulke geestdriftige artikelen schreven. Daarom zal men met de aanhangers rekening kunnen houden. Ook heb ik in ons land nog andere aanhangers waaronder de mij persoonlijk onbekende mevr. Mr. Bakker-Nort, zeker de grootste deskundige in zulke zaken is. Zij schreef mij, dat het van groote waarde was de brochure uit te geven en zeker ook voor vrouwen heeft uw vreedzaam wereldhervormingsplan groote beteekenis. Zooin denzelfden geest van waardeering schreef mij Selma Lagerlöf, maar ook van andere zeer bekende deskundigen in ons land hoorde ik veel lof en zelfs enthousiasme. Daar ik mijn foruin zoo goed als verloren heb, ben ik niet meer in staat het geringste te doen, vooral daar ik al verscheiden duizenden exemplaren voor mijn kosten liet' drukken, per post verzond en de brochure niet in den handel is. Eenige gedachten in deze brochure hebben op vele menschen den indruk gemaakt, dat daardoor het lot van mensch en dier belangrijk verzacht kan worden en het woord „grootsch" is in de critieken van verschillende deskundigen dikwijls herhaald geworden en omdat het alleen gevoelszaak is, doet men met zoo iets geen zaken, en daarom is de brochure ook niet in den handel en wordt verder, zoolang als het mij mogelijk is, gratis en franco gestuurd. Daarom ben ik zoo vrij me tot degenen te wenden, die de ellende goed begrijpen en zich kunnen voorstellen en het niet langer kunnen aanzien en nu door een niet te groote som hun geweten kunnen geruststellen, dat zij tenminste alles gedaan hebben om mee te helpen, dan is het mogelijk, dat practische resultaten zichtbaar worden, in ieder geval worden deze gedachten bekend en wat men zaait kan ieder oogenblik opschieten. Dit is de grootste dienst, die men het R. o. L. bewijzen kan, namelijk mijn plan is, de brochure in Engelsch en Fransch, Zweedsch, Noorsch en Deensch te doen drukken. Ik heb berekend, dat 1000 exemplaren met vertaling en het versturen per post en het drukken niet hooger, eerder veel minder dan f200.— zullen komen. De edele schenker (ster) van b.v. een land of meer landen, verklaar ik, dat ik nooit zelf dit geld in ontvangst zal nemen. De rekening wordt zelf betaald alleen als degene met alles te voren accoord gaat. Een grootere oplage is on- noodig, alles hangt er van af, aan welke adressen men het stuurt, leesinrichtingen, mannen- en vrouwenverenigingen tegen den oorlog, studentensocieteiten en de pers en leeszalen, vereenigingen van dierenbescherming, antivivisectie, leeraren (essen), alle politieke vereenigingen. Verdere nadere uitvoerige inlichtingen verzoek ik beleefd voor dit geval aan Dr. J. Taunay, palais Madrid, VII étage, Cannés a.M. Frankrijk te zenden. Een zeer belangrijke taak voor de stichters moest ook liggen in de poging om andere vereenigingen, onverschillig tot welke richting zij behooren, zoowel politieke partijen onverminderd hun kleur, er toe te brengen, het R. o. L. in hun program, op te nemen. Dit is zonder meer mogelijk, want het R. o. L. is neutraal algemeen goed en kan alleen er toe dienen om de menschen nader tot elkaar te brengen. De kerngedachte van alle politieke partijen is tenslotte altijd het R. o. L. geweest: ieder politiek program richt zich op de een of andere manier tegen armoede en onderdrukking, al beloofde men in dit opzicht meer dan men kon nakomen. Ik zelf ben 70 jaar en te oud om verder iets voor de propageering te doen, maar een ieder, die in het R. o. L. belang stelt, staat mijn tijd om mee te werken geheel kosteloos en overal gaarne ter beschikking. Een der weinig heuglijke gevolgen van den oorlog is ook de verandering in de maatschappelijke omgangsvormen, vooral onder de jeugd. De menschelijke betrekkingen hebben in verschillende landen iets ingeboet aan takt en fijnheid en plaats gemaakt voor een studentikooze manier van doen en een al te groote vrijheid, die zooals altijd ook hier niets goeds stichtte. Menig meisje en menige vrouw heeft daardoor aan aantrekkingskracht verloren; en de achting van den man werd er niet grooter op, die hij aan de latere! moeder van zijn kinderen verschuldigd is. Deze achting kan nooit hoog genoeg worden aangeslagen, want op haar rust het menschelijke gezinsleven, het hoogste wat de mensch bezit. Als heden ten dage b.v. Beethoven of Schubert ter wereld zouden komen, menschen, wier muziek ons in een hooge stemming bracht, ons over veel moeilijkheden heen hielp en ons onvergetelijke schoone uren heeft bereid, zij zouden thans moeten verkwijnen. De geheele omgeving zou hen tot andere menschen maken, zou hun gehoor door jazzband en andere lagere soort muziek kwetsen en bederven, tenslotte zou ook de omgang met menschen van tegenwoordig hun diepste innerlijkheid niet doen opgroeien. Het zou bewijzen, dat de mentaliteit van vele hedendaagsche menschen niet in haar voordeel is veranderd. In China woedt reeds zware harde strijd, zoodra in Europa hetzelfde gebeurt, moeten wij er rekening mede houden, dat de gevolgen in de eerste plaats door de „verbetering" van de gifgaschemie door de aanmaak van bommen en de vliegtechniek veel verschrikkelijker zullen zijn dan in 1914, ook als er bommen worden gebruikt met pest en andere ziekteverwekkers. Wij zullen dan beleven, dat de bewoners van geheele steden, hetzij man of vrouw, hetzij kind of grijsaard, in korten tijd worden vernietigd. Men heeft het er blijkbaar op aangelegd in den eerstvolgenden oorlog door afschrikking, d.w.z. door de meest mogelijke vernielende' uitwerking in den kortst mogelijken tijd te overwinnen. De naaste gevolgen van een dergelijken oorlog zullen zijn, dat vele mannen en vele vrouwen uit angst voor herhaling van zulke gruwelen, afzien van een nakomelingschap. Het schoonste en kostbaarste geschenk van de natuur aan ons en aan alle andere levende wezens, dat zij tot waarborg van de voortplanting moest verleenen, is de liefde. Nu zou in zulk een geval de mensch alles beproeven om zich dit geschenk te verzekeren zonder de voorwaarden, die hiervoor zijn te vervullen. In het vervolg zou het de moderne chemie niet moeilijk vallen, een radikaal beter middel tegen de conceptie te vinden als heden, en de voorkoming van de conceptie zou gewoonte kunnen worden, en het bevolkingsgetal zou sterk achteruitgaan. Wij weten, dat de machines in het geheel genomen geen voordeel brachten, i Hierbij mogen wij echter de voordeelen, die ons de productie-machines van verschillende soorti en machinale vervoermiddelen, zooals stoombooten, treinen enz. die ook nooit schadelijk kunnen werken, niet vergeten. Dit brein zal door de uitvinding van duivelsche wapens echter verder ook een groote uittroeing van de menschheid bewerken. Velen zullen dan tegen zichzelf zeggen, dat de vreug- den van het leven niet opwegen tegen het onheil, dat in mindere of meerdere mate toch niemand bespaard blijft, en zij zullen zoo mogelijk afzien van kinderzegen. Er zou een tijd kunnen komen, waarin een vrijwillig uitsterven als een edele daad wordt beschouwd, vooral dan wanneer men een kind verlangt te bezitten, maar de grootste liefde daarin ziet om het nieuwe schepsel niet aan een vreugdeloos leven vol angst en gevaar bloot te stellen, en dan tenminste de zekerheid heeft, dat deze ellende met het eigen leven ophoudt. Kankeraars zullen steeds probeeren om in troebel water te visschen. Maar het R. o. L., op Christelijker) grondslag en in dien geest opgebouwd, beteekent zoo'n groote stap voorwaarts, dat kwaad gezinde partijen, al zijn ze nog zoo sterk aaneengesloten, het niet meer kunnen omverwerpen. Geen agitator zal meer hij honderdduizenden gehoor vinden, als hij zegt, dat de eene een luxueuze auto, een prachtig kasteel of een Rembrandt bezit en de andere niet. Want de afschuwelijke, onchristelijke strijd om het bestaan is dan verdAvenen. Ook de revolutionairen hebben dan bereikt, waarvoor zij streden. Niemand zal meer de verleden tijden terugverlangen, maar een ieder zal later hoogst verbaasd zijn, dat het R. o. L. niet reeds lang de wereld veroverde. De kroon der schepping waartoe wij ons uit den oertoestand door het R. o. L. zullen ontwikkelen, is volgens onze voorstelling in zijn innerlijk hulpvaardig en doet mensch noch dier nutteloos lijden, zoodra wij ons verkeerd denken laten varen is de weg voor nooit gedachten vooruitgang vrjj. Dan kunnen wij beginnen met de strikken van de natuur en het bedriegelijke vernis van onze cultuur te ontleden. Eerst dan zullen wij volkomen inzien, dat de menschen een geheel vormen, dat wij als raderen van een uurwerk afhangen van elkaar. Zelfs wanneer het geen liefde maar groot egoïsme zou zijn, dat ons leert, dat al het leed van anderen op ons zelf kan terugvallen, ook dan zijn wij op den rechten weg. De mensch tracht steeds een afzonderlijke plaats in de natuur in te nemen, hij wil een hooger staand wezen dan het dier zyn, waarvoor hij zeer zeker de hoedanigheden bezit, maar hij moet inzien, dat wanneer hij niet het ver- keerde denken en de vreeselijke uitvindingen opgeeft, hij volgens de resultaten onder het dier moet komen te staan. Daarentegen is het een feit, dat hoe rooskleuriger onze levenstoestand is, hoe vroolyker en gelukkiger onze oogen zullen glinsteren, des te hoogere trap zullen wij menschen innemen en omgekeerd. Tot nu toe is het aan deze leer niettegenstaande alle moeite niet gelukt om den vrede op aarde te verkrijgen. Twee duizend jaar hebben wij elkaar ook wederkeerig afgeslacht en om de juiste uitlegging van de leer in barbaarsche onverdraagzaamheid uit onnoozele oorzaken bloedige oorlogen gevoerd, waarop nog de wraakoorlogen volgden. De kerken waren vol biddende menschen, die van God vurig de vernietiging van den vijand afsmeekten, van denzelfden God, aan wien deze vijanden dezelfde bede richtten. De vrijheid van geloof is heden ten dage in alle landen gewaarborgd en nu is ook het tijdstip gekomen, waarop de Christelijke leer haar innigste, haar oorspronkelyke doel, de vrede op aarde, kan bereiken. Wanneer deze veronderstelling juist is, dan is de uitkomst verzekerd, want het is overeenkomstig een logische wet, die wij nogmaals herhalen, dat onder natuurlijke voorwaarden uit goede handelingen alleen goede gevolgen kunnen ontstaan. Of zij, die het Eechti op Leven helpen instellen, vroom zijn of niet, is, zooals hiervoor reeds werd gezegd, van geenerlei beteekenis; de leer en het' Recht op Leven gaat de geheele menschheid aan en het gaat om de redding van den mensch. i OPROEP. Terwille van de goede zaak zou ik een ieder, die deze brochure leest, dankbaar zijn, indien men mij mogelijke fouten verbeteringen, nieuwe gedachten enz. wilde mededeelen, om in een nieuwe oplage te gebruiken. Eveneens zou het van het allergrootste nut zijn, wanneer couranten zoo vriendelijk wilden zijn, een korte bespreking te geven. Ook iedere critiek, hoe zij ook moge uitvallen, kan mij ook maar in het minst kwetsen, hoogstens eventueel van nut zijn. Verder gaat het hierom dat aan deze heerschende barbaarschheid een einde moet komen, het kan en mag zoo niet verder gaan. De gansche wereld holt naar haar ondergang en niemand schijnt meer in staat te zijn dit gruwelijk feit tegen te houden, hoewel velen het met angst en beven zien. Het huiveringwekkende onrecht, dat vele levende wezens, zoowel menschen als dieren in onze huidige zoo „verlichte" tijden wordt aangedaan, kan niet blijven voortduren of het zal tot een geweldige catastrofe voeren. Er moet iets worden gedaan, wij allen over de geheele wereld moeten de handen ineenslaan om het gevaar dat dreigt te keeren. Wij zijn verblind, wij zijn verdoofd door het brute geweld, dat eensdeels en niet eens in groote meerderheid de menschheid naar den ondergang voert. Ik wend mij niet tot degenen, die misschien wel het wreede lijden van mensch en dier kennen, maar zich principieel niet met zulke gruwelen bezighouden om hun rust en behagelijkheid niet te verstoren, hetgeen echter mede de grootste belemmering was, zoodat wij ons nog in den oertoestand bevinden, neen, wij wenden ons alleen tot degenen, die uit innig medelijden' diepvoelende menschen zijn, die het niet meer kunnen aanzien, aangenomen, dat zij aan het. Recht op Leven gelooven, en misschien ook een poging zullen doen en al zou het ook in den meest bescheiden vorm zijn, om het R. o. L. in de praktijk om te zetten, of daaraan mede te helpen. Allen, die mij moreel willen steunen, behoeven mij slechts de namen en adressen van hun vrienden en kennissen op te geven, zoodat het mij mogelijk wordt om hun de brochure kosteloos en franco te sturen. In de massa ligt macht, maar wij zullen die macht niet gebruiken voor geweld, doch slechts om het goede te doen en te bereiken in vrede, begrijpen en naastenliefde. Nog eens: laten wij de handen ineenslaan en gezamenlijk opkomen voor ons eigen en elkanders Recht op Leven. Dr. J. TAUNAY, Correspondentie-adres voor Nederland: Jacob Catslaan 4, Bussum.