S&7 Ccjcj 3 b I h / 2. . Luchtfoto K.L.M. PALEIS SOESTDIJK DE PRINSEL IJ KE WONING LIBELLEN-SERIE NUMMER 202 BOSCH & KEUNING, BAARN mm DE VORSTELIJKE BEWONERS VAN SOESTDIJK PRINSFS JULIANA - PRINS BERNHARD Pij SS! Vooraanzicht van het Paleis Soestdijk. Gezicht op het gedeelte van het hoofdgebouw, waar het Prinselijk Paar zijn apartementen heeft, en op den zgn. Baarnschen vleugel. Achteraanzicht van het Paleis, zich spiegelend in den grooten vijver. Rechts het bootenhuis. Tusschen 't geboomte verscholen, aan het glanzende watervlak, ligt het Paleis. Gebeeldhouwde bank in het Park, vanwaar men een uitzicht heeft op vijver en Paleis. Een idyllische brug in het Park. „Aan Hare Majesteit Emma, KoninginWeduwe, Regentes van het Koninkrijk 1890—1898." De Drie Beuken. De oude Watermolen, die vroeger de talrijke fonteinen in het Park voedde. Het koepeltje op den „Ijsberg", met uitzicht op vijver en Paleis. — De Koningin-Moeder zat hier 's zomers graag. In den heuvel is de ijskelder. De „Russische Kapel" van Anna Paulowna, oorspronkelijk het jachthuisje van Prins Hendrik, haar zoon. Fonteinenspel in het Rosarium. Doorkijkje door den omgang van sierlijk houtwerk. Het „Pannekoekenhuisje", waar men in vroeger dagen van de jacht uitrustte en pannekoeken at. Het Chaletje, het vroegere speelhuisje van Koningin Wilhelmina en Prinses Juliana. De groote Orangerie, waar eens de Koningin-Moeder graag vertoefde, 's Winters worden hier de mooie bak-planten uit het Park geborgen. Doorkijkje uit het Chalet^e op het Boerderijtje. De Vestibule van het Paleis. Op den achtergrond de deur naar de Stuckzaal. Links de Traphal. De trap naar de bovenverdieping, met de meer intieme vertrekken. 3e Stuckzaal. Als conversatiezaal jebruikt, b.v. vóór en na diners, /an hier heeft men uitzicht over rijver en Park. Hoekje van de Stuckzaal met buste van Koning Willem III. Doorkijk door Empire-salon en Hal naar Witte Zaal. loekje van de Stuckzaal, met portret 'an Prinses Juliana, geliefkoosd zitje -an wijlen de Koningin-Moeder. Hal tusschen Stuckzaal en Witte Zaal, met de indische gong. Doorkijkje op de Witte Zaal. De Witte Zaal, vooral voor diners e.dgl. gebruikt. De albasten vazen zijn van binnen verlicht. Het schilderij op den ezel stelt de Moeder van wijlen de Koningin-Moeder voor. Empire-Salon tusschen Stuckzaal en Witte Zaal. Het hoekje bij de buste was een geliefd zitje van de KoninginMoeder. Tegen de wand ziet men daar een portret van Willem II, Anna Paulowna en hun vier kinderen. Bibliotheek, geheel in gotischen stijl. Hier plachten Prins Hendrik en zijn heeren-gasten hun afterdinner te rooken. De Gotische Gang. In de kasten bevindt zich een kostbare verzameling boeken en plaatwerken. Op de kasten de bij Pompeii opgegraven vazen. Schilderijengang. Rechts deur naar de vertrekken van Anna Paulowna. Op het kastje links een met koper beslagen kist van Willem II, Prins van Oranje. Frederik-Hendrik-kamer of Kanonnenkamer met prachtige, ingelegde kasten. De kanonnetjes hebben eens als modellen gediend in 't parlement. Leuvenzaal. Rechts portret van Anna Paulowna in bruidsgewaad. Het tapijt is uit den tijd van Willem II. Op het tafeltje een transparant met russische motieven, welke door kaarsen kon worden verlicht. Waterloozaal. Op den achtergrond Pienemans schilderij „De Slag bij Waterloo". Verder de levensgroote portretten van de Prinsen Willem III, Hendrik en Alexander. Deze zaal wordt o.a. voor audiënties gebruikt. In 1901 legde Dr. A. Kuyper hier met het nieuwe ministerie den eed af. tk Naar een gravure uit 1695. DE PRINSELIJKE WONING IN HET VERLEDEN I o DOOR V E L D H E I M Aan den grooten straatweg van Amsterdam naar Amersfoort ligt, in een heerlijke omgeving van bosch en landelijkheid, een parel onder Nederlands lustsloten: het Paleis Soestdijk. Er zijn lange jaren geweest, dat in den zomer ieder, die daar voorbijkwam, hetzij te voet of in auto, een oogenblik inhield om mogelijk het voorrecht te smaken een beminnelijke grijze Vorstin in een eenvoudig rijtuig of in een auto het hek te zien in- of uitrijden. „Soestdijk" was toen in de voorstelling van alle Nederlanders één met de figuur van de beminde Koningin Emma. Doch de Hooge Vrouwe van Soestdijk ging heen, en eenigen tijd lag het Paleis doodsch en verlaten. Geen vlag wapperde er meer. De blinden waren alle gesloten. Het park was eenzaam en stil. Maar nu is Paleis Soestdijk weer tot nieuw leven ontwaakt. Het is de woning geworden van Nederlands Kroonprinselijk Paar. En daarmee heeft Soestdijk voor ons volk opnieuw een diepe beteekenis gekregen. Gewoonlijk als jonggehuwden een woning betrekken, is dat een huis zonder geschiedenis of althans zonder betrekking tot het eigen geslacht. Maar met Prinses Juliana is dit niet het geval. Integendeel! Gesticht door één der doorluchtigste leden van haar Geslacht, heeft het eeuwenlang haar Vorstelijke Voorzaten geherbergd en rust en kracht geschonken. Zoo is het zelf een stuk geschiedenis van het Oranjehuis geworden. Iets uit de oudste geschiedenis. Als de hooge Bewoners van het Paleis Soestdijk, Prinses Juliana en haar gemaal, op het halfronde bordes staande, den blik laten rondgaan, opent zich temidden van het zware, rijzige geboomte met diepe perspectieven een breede, kaarsrechte laan. Aan het einde daarvan, afstekend tegen de lichte wijdheid van het polderland, verheft zich de Gedenknaald. Deze laan, de „Koningslaan", die nog in 1919 een dom van majestueuze, twee-en-een-halve eeuw oude beuken droeg, is aangelegd door één der meest beroemde Oranjes: Stadhouder Willem III, den lateren koning van Engeland. Stadhouder Willem III was, zooals bekend, een groot liefhebber van de jacht, en toen hij in 1672 tot stadhouder werd benoemd en hij zich daardoor meestentijds in Den Haag moest ophouden, werd het hem te bezwaarlijk, zoo niet onmogelijk, geregeld zijn vaderlijk jachtgebied te Dieren te blijven bezoeken. Nu was hij bevriend met een zoon uit een patricische amsterdamsche familie, met wien hij ook in den oorlog van 1672 veel samen was. Deze, mr. Jacob de Graeff, had van zijn vader, burgemeester van Amsterdam, een „hofstede" of buitenverblijf geërfd aan den Soestdijk, den verhoogden weg van Baarn naar Soest. Van welken kant het initiatief is uitgegaan, is niet bekend, maar een feit is, dat reeds spoedig Willem III het buitenverblijf van mr. De Graeff kocht. Op 26 April 1674 werd „Zijn Hoocheyt de Heere Prince van Oranje" bij een acte van overdracht, gepasseerd voor de schout en schepenen van Baarn, eigenaar van „een hofstede gelegen aen Soestdyck . Het huis werd afgebroken en een mooi jachtslot, ongeveer hetzelfde, dat nu nog het hoofdgebouw uitmaakt, verrees. ~ De Prins was met den omvairg van het bij het landgoed behoorende gebied nog niet tevreden. Gedurende de eerstvolgende jaren kocht hij er nog verschillende stukken grond en bosschen bij. O.a. van de familie Hooft de hofstede Eykendal aan de Praamgracht, terzijde van het Park. Deze werd tot woning van den jachtmeester bestemd. Het huis staat er nog, met een wapensteen van de familie Hooft, en aan de overzijde het huisje, waarin de jachthonden werden ondergebracht, nog steeds als het Hondenhok bekend. Toen de bouw van het Jachtslot nagenoeg teneinde was, werd met den aanleg van het park begonnen. Dit werd in den toentertijd in de mode zijnden franschen tuinstijl van Le Nötre uitgevoerd, met terrassen, watervallen, fonteinen, perken in de meest barokke figuren, geschoren hagen, kassen enz. Vóór het Huis aan weerszijden van de hekpoort, onmiddellijk aan den grooten weg, lagen de poortgebouwen met koetshuizen en stallen. Teneinde de vele fonteinen in de gelegenheid te stellen vroolijk te klateren, werd er in het Park een watermolen gebouwd, die door zes windwieken gedreven het water uit een put omhoogpompte. In later tijd, toen het hooger wordend geboomte den wind teveel wegnam, kwam paardekracht in de plaats van windkracht en kreeg het ronde gebouw een leien dak, zooals het nu nog daar staat tusschen Paleis en Rosarium. Maar wie er thans voorbijloopt, zal uit het inwendige geen eentonig hoefgeklos van een rondloopend paard vernemen. De eeuwenoude watermolen heeft als zoodanig uitgediend, nadat nog een tijdlang stoomkracht de paardekracht vervangen had. Verscheidene malen heeft Stadhouder Willem III met zijn niet al te sterk gestel in en om het jachtslot Soestdijk ontspanning en rust gezocht. Een enkele maal bracht hij ook zijn gemalin mee, de engelsche koningsdochter Maria Stuart, zoo in October 1678. Van het jachtslot uit maakte de Prinses uitstapjes in de omgeving. Zoo wordt verhaald, dat zij op 26 October een bezoek bracht aan de korenmolen „De Windhond" op de Soester Eng om daar de schitterende vergezichten te genieten en met de verrekijker van 's Prinsen geheimschrijver Constantijn Huygens (dat voorwerp was toen een bijzonder iets; zooals men weet was het de zoon van dezen Huygens, die later de verrekijkers belangrijk verbeterde) op den Dom van Utrecht te zien, hoe laat het was. Tijdens dit najaarsbezoek was het ook, dat de Stadhouder admiraal Tromp op Soestdijk ontvangen heeft en met hem in Baarn naar de kerk is geweest. Toen Stadhouder Willem III in 1689 tot koning van Engeland was verheven, werden zijn bezoeken aan Soestdijk uiterst zeldzaam. Meestal vertoefde hij in Engeland. Marijke Meu voert het bestier. Na zijn dood in 1702 werd het jachtslot Soestdijk een twistappel tusschen de naaste erfgenamen, daar de Stadhouder geen kinderen naliet. Eindelijk, in 1711, werd het toegewezen aan Maria Louisa, de weduwe van den in hetzelfde jaar zoo ongelukkig om het leven gekomen Jan Willem Friso, beter bekend onder den naam van Marijke Meu. Met Marijke Meu komt het paleis voor het eerst in vrouwelijke handen, en opmerkelijk is het, dat na dien tijd vorstelijke vrouwen in de geschiedenis van het paleis en het paleis in het leven van een aantal vorstelijke vrouwen een groote rol hebben gespeeld. Marijke Meu, prinses Anna ,,de Gouvernante", Anna Paulowna, koningin Emma, zij hebben allen hun stempel gedrukt op het paleis Soestdijk. En met Prinses Juliana is een nieuwe vorstin uit het huis van Oranje de traditie harer vrouwelijke voorzaten komen voortzetten. Het lustslot Soestdijk nam in het hart van Marijke Meu een groote plaats in. Geregeld kwam zij 's zomers uit Friesland daarheen over om van het leven tusschen de heerlijke parken en bosschen temidden van een afwisselingrijke omgeving te genieten. Maar er was nog een andere reden, die Marijke Meu zoo graag naar Soestdijk deed komen, en dat was het feit, dat haar eenige zoon, de latere prins Willem IV, te Utrecht op de Hoogeschool studeerde. Toen prins Willem IV in 1747 tot stadhouder van alle gewesten werd uitgeroepen en het lustslot Soestdijk aan hèm kwam, was het door de goede zorgen van zijn moeder. Marijke Meu, in vele opzichten verfraaid. Prinses Anna van Hannover. Het duurde niet lang, of opnieuw zwaaide een vrouw de scepter over Soestdijk, waar het ook thans weer in ruime mate wèl bij voer: de vrouw van Willem IV, prinses Anna van Hannover, werd bij diens dood in 1751 voogdes over hun zoon Willem. Ook voor haar werd het bekoorlijke Soestdijk lievelingsverblijf. Zij schiep er vreugde in het uit te breiden en te verfraaien. Onder haar bewind is het ook, dat het zg. Baarnsche Bosch zijn huidige gedaante heeft gekregen met Lindekom, Groote Kom, de Troon, de Berceaux, de Comedie en de tallooze lanen. 1 ijden van verval. Maar reeds kwamen donkere wolken opzetten boven het Oranjehuis. De agitatie tegen Oranje werd sterker en sterker. Nog éénmaal, voor de catastrofe kwam, was Soestdijk getuige van een blij gebeuren en Oranje-vreugde. Prins Willem V was meerderjarig geworden en het jaar daarop (1767) hield hij met zijn gemalin, de bekende en cordate Wilhelmina van Pruisen, blijde intocht op Soestdijk. Een geestdriftige ontvangst viel het stadhouderlijk paar ten deel. Baarn en Soest hadden zich in feestelijkheden uitgeput. In den tijd, die daarop volgde, ging het er voor Oranje steeds treuriger uitzien. De macht van de patriottenpartij groeide zienderoogen. Ook het lustslot Soestdijk is nog in de patriottische troebelen betrokken geweest. Dat was in 1787. De Prins was uit Holland verbannen. En de patriottische troepen hadden ook reeds een gedeelte van de provincie Utrecht in hun macht. Op zekeren nacht (het was die van 26 op 27 Juli) rukte een patriottische bende van een vijfhonderd man met een aantal ledige wagens langs den Utrechtschen weg op Soestdijk aan. Op het Paleis lag een afdeeling van ongeveer 90 man, die tot het regiment van den Prins van Hessen-Darmstadt behoorde. Over het feitelijke doel der onderneming tast men nu nog in het duister, maar in ieder geval lag een overrompeling van het Paleis Soestdijk in het voornemen van de bonte legerschare. Misschien speelde de angst voor de dreigende interventie van den zwager van den Stadhouder, den Koning van Pruisen, daarbij een rol. Van het plan was echter iets doorgedrongen tot den commandant van de bezetting van het Paleis, waarop deze zijn mannen zich achter het ijzeren hek liet verschansen en op den weg naar de Bilt drie wachtposten uitzette. Toen er evenwel tot laat in den nacht nog niemand was komen opdagen, ging de geheele bezetting ter ruste. Alleen de drie schildwachten bleven op hun post. Maar de vijand kwam tóch. Toen de eerste schildwacht de troep hoorde naderen, wist hij niets beters te doen dan onder de brug over de Praamgracht weg te kruipen. De tweede was dapperder en riep hen aan. Zich voordoende als deserteurs kwamen zij echter naderbij en overrompelden hem. Bij den derden trachtten zij dezelfde tactiek toe te passen. Maar door het gerucht had deze argwaan gekregen. Toen men hem dreigde neer te schieten, als hij geluid maakte, en eischte, dat hij zijn wapens zou overgeven, antwoordde hij: „Ich bin ein ehrlicher Kerl!" en schoot zijn geweer af ter waarschuwing van de bezetting. Hij moest dit met den dood bekoopen. Maar de bezetting was gewekt. In allerijl kwam deze naar buiten en slaagde erin het patriottische legertje op de vlucht te drijven. De wakkere schildwacht heette Christoffel Pullmann. Hij was afkomstig uit Grosszimmern bij Darmstadt. Op de plaats waar hij begraven is, werd een gedenkteeken opgericht. Het staat er, in vernieuwden vorm nog, vlak bij het Paleis tegenover hotel Trier. Déze aanslag was verijdeld. Doch een veel erger aanslag volgde een achttal jaren later: toen waren in ons land de patriotten en Franschen de baas en werden de bezittingen van den Prins, waaronder ook het Paleis Soestdijk, tot staatsdomein verklaard. Wat zorgzame handen van vorstelijke vrouwen in lange jaren hadden opgekweekt, werd door de Fransche machthebbers in korten tijd geplunderd en vernield. Het bosch leek een ruïne. Het Paleis werd zelfs als logement verhuurd. Op 12 April 1799 kon men in de Utrechtsche Courant deze advertentie lezen: ,,Marten Halewijn, Logementhouder in de Plaats Royaal alhier, adverteert, dat hij in huur heeft aangenomen het aangenaam en welgelegen lusthuis Zoestdijk, tot het houden van een logement, het verhuren van apartementen, gemeubileerd en ongemeubileerd, zullende het primo May gereed zijn om een ieder te ontvangen, die hem met een bezoek gelieve te favoriseeren". De zaken schijnen echter niet erg gefloreerd te hebben: even later althans hadden de Franschen het gebouw als stallen in gebruik. Gelukkig behoefde het doorluchtige Huis niet lang in dezen toestand der schande te verblijven. Toen Lodewijk Napoleon door zijn broer in 1806 tot koning van Holland was verheven en ongedurig van de eene residentie naar de andere trok, liet hij ook al gauw door zijn gevolmachtigde, baron van Tengnagel, den intendant van Het Loo, het Paleis Soestdijk „in naam en ten behoeve van Z.M. den Koning van Holland, onze genadige souverein," in bezit nemen. In 1808 kwam de Koning met zijn hofhouding op Soestdijk intrek nemen, maar ook hier hield hij het niet lang uit en al spoedig vertrok hij weer naar elders. Tot zijn eer moet echter gezegd worden, dat hij het vervallen en gehavende paleis weer liet herstellen en verzorgen. Een paar jaren lag het Paleis Soestdijk eenzaam en verlaten, als bezit van den Keizer zelf. In 1813 werden de bosschen zelfs geplunderd voor oorlogsdoeleinden. Doch slechts enkele weken later was Napoleon weggevaagd en bevond zich weer een Oranje in Nederland. Een dankgeschenk aan den held van Quatre-Bras. In 1815 werd Napoleon tenslotte — men kent de geschiedenis — beslissend verslagen bij Waterloo. Kroonprins Willem, de Prins van Oranje, had daartoe door zijn dapper beleid bij Quatre-Bras een groot deel bijgedragen. Uit dankbaarheid daarvoor schonken de Staten-Generaal hem, nauwelijks drie weken later, het Paleis Soestdijk met alle ap- en dependentiën. Tevens bepaalden zij, dat op het domein een gedenkzuil zou worden opgericht „Ter eere van Willem Frederik George Lodewijk, Prins van Oranje, die aan het hoofd der Nederlandsche legerbenden door zijn moed en beleid op den 16 Juni 1815 aan den Viersprong boven Brussel het eerst den aanval der Franschen weerstond, de overwinning, bij Waterloo behaald, voorbereidde, en Nederlands onafhankelijkheid behield", zooals het opschrift luidt op de „Naald". Behalve dit gedenkteeken, dat men vanuit het Paleis aan het eind van de Koningslaan van Stadhouder Willem III steeds voor oogen heeft, is er ook in de woning van ons Prinselijk paar zelve veel, dat aan den held van Quatre-Bras herinnert. Niet alleen hangt zijn geschilderd portret in verschillende zalen aan de wand, in de Vestibule, in Stuckzaal en Empire-salon, maar twee zalen zijn voor een groot deel aan zijn heldendaden van Quatre-Bras en uit den Tiendaagschen Veldtocht gewijd: de Leuvenzaal en de Waterloozaal. In de laatste hangt het enorme schilderij van Pieneman „De slag bij Waterloo" met de figuur van den Prins (een copie van dit schilderij bevindt zich in het Rijksmuseum te Amsterdam). Daar staan bij den schoorsteen nog de drie degens, die hij in den Tiendaagschen Veldtocht veroverde. Kosten noch moeiten werden bij de restauratie van het paleis voor den populairen Prins gespaard. De restauratie nam drie jaren in beslag; bij deze gele- genheid werden ook de beide vleugels met colonnaden gebouwd. De bekende tuinarchitecten Zocher, vader en zoon, verzorgden de vernieuwing van 't park. Van een koningszoon en een tsarendochter. Eindelijk kon in 1818 de „blijde incomste" van den Prins en zijn gemalin Anna Paulowna, een dochter van den Keizer van Rusland, plaats hebben. Met grooten geestdrift werden zij verwelkomd door de bevolking van Baarn en Soest. Het vernieuwde paleis was een waar lustoord en het valt dan ook niet te verwonderen, dat de Prins en zijn gemalin er zich aldra aan gehecht hadden. En voortaan bracht het kroonprinselijk gezin hier ieder jaar de zomermaanden door. Huiselijk lief en leed van het vorstelijk gezin zijn gedurende twintig jaar met paleis en park verweven. Alle sporen daarvan zijn gelukkig nog niet vergaan. Bij haar wandelingen door het mooie Park ontmoet de nieuwe Bewoonster van het Paleis telkenmale lieve souvenirs uit het gelukkige leven van haar overgrootouders. Zoo staat er ergens, dicht bij den Utrechtschen weg en in de buurt van een watervalletje, een oude treuresch. En rond den stam van dezen treuresch ontwaart men nog de overblijfselen van een houten bank. Op deze bank zat meer dan een eeuw geleden menigmaal Anna Paulowna en zag uit over den Utrechtschen weg, vanwaar zij vol verlangen haar jongen, krachtigen man verwachtte, die op één dag van Tilburg heen en terug reed om haar te zien en daarbij in zijn overmoed onderweg met zijn paard over alle tolhekken sprong. Verder zijn er nog de boomen te zien, waarin de Prins de namen van zijn kinderen sneed, en in het Paleis de streepjes op de deurposten, waarmee hij zijn kinderen mat. Van de vier kinderen: Willem, Alexander, Hendrik en Sophie, hebben de beide middelsten op Soestdijk het levenslicht aanschouwd. Als aardige momenten in het groote park met het reusachtige geboomte staan daar nog de vier kleine blanke huisjes, die de ouders voor hun kinderen hebben doen zetten: jachthuisjes voor de jongens en een boerderijtje voor prinses Sophie. Toen de Prins in 1840 als Willem II zijn vader, die afstand van de troon gedaan had, was opgevolgd, nam hij 's zomers niet meer zijn intrek op Soestdijk, maar op Het Loo. Doch zeven jaar later keerde Koningin Anna Paulowna weer naar Soestdijk terug, thans als Koningin-Weduwe. Tot aan haar dood in 1865 is zij aan Soestdijk als zomerverblijf trouwgebleven. Anna Paulowna heeft op de inrichting van het Paleis, zooals deze nu is, haar stempel gedrukt. Vele meubelen, kunstvoorwerpen en serviesstukken zijn van russischen oorsprong. Zij maakte het begin van het museum voor onze land- en zeemacht en de verzameling artistieke voorwerpen en schilderijen, die betrekking hebben op feiten uit de geschiedenis van het Oranjehuis. Het jachthuisje van prins Hendrik liet zij tot kapel inrichten; zij was grieksch-katholiek, en wilde ook hier haar godsdienst trouw blijven. Veel is er nog in het Park, dat van haar getuigt; talrijk zijn de treffende verhalen, die nog over haar in omloop zijn. Zij, de stille, de natuurlijk-voorname, die zich met eenig russisch decorum omgaf, heeft op de bewoners, die met haar kennis maakten, een grooten indruk gemaakt. ,,Hendrik de Zeevaarder.' Prins Hendrik, die het Paleis Soestdijk bij testament van zijn moeder erfde, zette, met zijn vrouw, prinses Amalia van Saksen-Weimar, haar traditie voort. Hij breidde het museum uit, waartoe hij dank zij zijn vele zeereizen uitstekend in de gelegenheid was. Bijzondere belangstelling had hij voor het onderhoud van het park; een gedeelte van de zg. Hertenkamp ontgon hij en hij droomde er zelfs van daar een boerderij op te vestigen. Na zijn dood woonde zijn tweede vrouw, prinses Marie van Pruisen, nog een wijl op Soestdijk. Maar toen deze naar haar vaderland terugkeerde, kwam het Paleis aan Hendriks broer. Koning Willem III, en zijn zuster, prinses Sophie van Saksen-Weimar. Al logeerde Koning Willem III er wel eens met Koningin Emma en de kleine Prinses Wilhelmina, den meesten tijd bleef het Paleis in de daaropvolgende jaren toch eenzaam. De Koning gaf de voorkeur aan het grootere en gunstiger gelegen Loo. Koningin-Moeder Emma. Maar in 1890 ontwaakt het oude Paleis, dat zooveel lief en leed van het Oranjehuis had meegemaakt, tot nieuw leven door de geregelde aanwezigheid van de zorgzame en beleidvolle Koningin-Regentes Emma. Om het andere jaar bracht zij met de jonge Koningin den zomer op Soestdijk door. En toen deze eenmaal gehuwd was en zelf de scepter in de hand had genomen, waardoor de oude, grijze Koningin, nu Koningin-Moeder, de rust kon gaan genieten, die haar zoo ruimschoots toekwam, woonde zij iederen zomer in haar geliefde Paleis Soestdijk. Tweemaal heeft zij het laten restaureeren. Zij heeft de galerijen van glas doen voorzien en electrisch licht in het gebouw laten aanbrengen. Een oude Vorstin heeft het bestier van het aloude familiebezit uit de hand moeten leggen, een jonge Vorstin, die haar Voorgangster met open oogen en een geopend hart bij haar werk heeft gadegeslagen, heeft thans haar taak overgenomen. De Watermolen naar '.en gravure uit 1695. EEN WANDELING DOOR PALEIS EN PARK DOOR RUDOLF VAN REEST Als een Oostersch sprookjespaleis ligt de woning van het Prinselijk Paar in de weelderige bosschen bij Baarn en Soestdijk. Wanneer de zon er haar glansen op toovert, is het statige gebouw met zijn slanke vleugels als een lichtend diadeem gevat in het donkere smaragd van trotsche woudreuzen. Stille gratie en vorstelijke voornaamheid zijn de overheerschende indrukken, die men bij een eersten blik van uit de verte op dit Koninklijke verblijf ontvangt. Een indruk, die versterkt wordt bij het binnentreden van het gebouw. Dat valt al terstond op bij het intreden van de ruime Vestibule, waar de groote portretten van Koningin Anna Paulowna en Koning Willem II uw aandacht vragen. In deze Vestibule vindt men ook twee rustbanken, welke door de ingezetenen van Baarn aan de Koningin-Moeder Emma zijn aangeboden bij haar zeventigste verjaardag en voorts twee bustes, welke eenige jaren geleden bij het paleis zijn opgegraven, en waarschijnlijk onder de drukkende scepter van keizer Napoleon daar zijn begraven geworden, uit vrees voor roof of vernieling. Gaat men de trap op, welke leidt naar de apartementen van de Koningin, dan ziet men op den overloop een kostbare, met rozenhout ingelegde staande klok en daarachter een schilderij van Van Dijck: ,,De engel met het Kind Jezus." Naar men zegt, heeft dit schilderij groote waarde en ontbreekt het aan een altaarstuk van dezen meester, dat te vinden is in de Nat. Gallery te Londen. Dan ziet men hier ook de portretten van Stadhouder-Koning Willem III, Prins Hendrik in burger en Johan Willem Friso. Verlaat men beneden de trappenhal, dan komt men in de beroemde „.Stuckzaal", die haar naam dankt aan het fraaie stuckwerk, waarmee deze versierd is. In deze zaal ziet men in een medaillon weer de portretten van Koning Willem II en Anna Paulowna. Deze zaal werd veel gebruikt voor conversatie, b.v. vóór het diner, dat gebruikt werd in de „Witte zaal", waarheen een deur uit deze zaal toegang geeft. Na het diner werd meestal in deze zaal weer de koffie gebruikt. In den hoek bij het raam was het geliefkoosd zitje van H. M. de Koningin-Moeder. Hier had zij een mooi uitzicht op het park van het paleis. Een buste van Koning Willem III versiert deze zaal. Boven de deuren ziet men op vlaamsch linnen geschilderde Grijpen, half leeuw, half arend, welke transparant zijn en het licht van buiten doorlaten. Van de zaal uit geven deze een mooi effect. Achter deze zaal bevindt zich de „Witte zaal", waar de diners bij groote partijen gebruikt werden. Hier kan aan lange tafels voor 50 couverts gedekt worden. Het scherm op den achtergrond is van gobelin. Het kleed op de vloer is een geschenk van de Nederlandsche vrouwen en vervaardigd door de Kon. Tapijtfabriek bij den 70sten verjaardag van de Koningin-Moeder. De vazen langs den muur, die verlicht kunnen worden, zijn van albast. Op den schildersezel ziet men een kinderportret; het stelt voor de moeder van Koningin Emma, de overgrootmoeder van onze Prinses Juliana dus. In de „Hal" tusschen de Witte zaal en de Stuckzaal kan men een groote gong bewonderen, een geschenk van Indië bij de 70ste verjaardag van de Koningin-Moeder. Eens mochten de kinderen uit het bekende blindeninstituut Bartimeüs uit Zeist, toen ze het paleis bezochten, van Koningin Emma één voor één een klap op deze gong geven, wat heel veel vreugde bracht bij deze blinde kinderen. Het meevoelend hart van onze Koningin-Moeder blijkt verder ook, als men hoort vertellen, dat bij deze gelegenheid alle loopers moesten worden gelegd en de kinderen in de Oranjerie heerlijk onthaald werden. Tusschen de Stuckzaal en de Witte zaal ligt voorts het Salon, dat geheel in Empire-stijl is gehouden. Hier hangen ook verschillende levensgroote portretten. Daar ziet men de beeltenis van Koning Willem II en Koningin Anna Paulowna, met de latere Koning ^Villem III, Prins Hendrik, Prins Alexander en Prinses Sophie. Voorts verscheidene kostbare miniatuur portretten, een levensgroot schilderij van Koning Willem III, met links en rechts daarvan de ouders van Koningin Anna Paulowna, Keizer Paul van Rusland en diens gemalin. Ook in deze zaal mocht Koningin Emma graag verpoozen in het zitje bij het raam. Wanneer men weer door de Stuckzaal terugwandelt, komt men door de deur •echts van het portret van Prinses Juliana in de Bibliotheek. welke in gotische itiil is inqericht. Hier ziet men een lessenaar, waarop een zwaar boek ligt vaarin de namen van alle plaatsen, wapens, kleederdrachten enz. van ons land rün qeteekend. Dit boek is betaald door vier millioen inwoners van ons land, ïie voor dit cadeau elk één cent gegeven hebben. In deze zaal gingen de heeren net wijlen Prins Hendrik na het diner gaarne een sigaartje rooken. Van uit de bibliotheek komt men in een Gotischen Gang, met een verzameling kunstvoorwerpen, aquarellen en boekwerken. Op de kast staan sierlijke potten van de opgravingen van Pompeii, geschenken van buitenlandsche vorsten. Op deze vazen was Koningin Emma zeer gesteld. Van dezen gang uit komt men in de Schilderijengang, waar men gravures ziet van vroegere veldslagen en portretten van verschillende vorsten. Up een qroot schilderij geheel links vooraan ziet men het ontroerende tafereel: Prins Willem I verkoopt zijn schatten aan de Joden om de oorlog tegen Spanje te kunnen voortzetten. , , . De Schilderijengang geeft toegang tot de „Kanonnenkamer , eigenlijk de „Frederik-Hendrik-kamer" geheeten. Hier vindt men de modelkanonnetjes, die vroeqer in de Staten-Generaal werden getoond aan de afgevaardigden, wanneer er nieuwe kanonnen aangeschaft moesten worden. Bij deze kamer beginnen de Colonnades" van de z.g. Baarnsche vleugel, in welk gedeelte vroeger de buitenlandsche vorsten bij bezoek aan het paleis hun apartementen vonden. Teruggaand vindt men nog de „Leuvenzaal", genoemd naar den i ïendaagschen Veldtocht. Ook hier herinneren allerlei schilderijen aan deze onderneming. In deze zaal hangt ook een schilderij van Koningin Anna Paulowna in h" Aarf deT^ zaal grenst de „Watedoozaal." Het groote schilderij De Slag bij Waterloo", dat een geheele muur beslaat, vermeldden we reeds. Hier zijn voorts drie levensgroote portretten aangebracht, voorstellende de drie zonen van Koninq Willem II: Willem III, Prins Hendrik en Prins A exander. Al deze zalen bevinden zich in de rechterhelft van het hoofdgebouw welke thans tot de beschikking van het jonge Paar gesteld zijn. Boven deze zalen zijn de particuliere vertrekken van Prinses Juliana en Prins Bernhard, o.m. ook de „Blauwe Salon", waar Koningin Emma voorheen gaarne meer intieme damesbezoeken ontving. ... , ,r , , . r. Zooals bekend is, heeft H.M. de Koningin de linkerhelft van het hoofdgebouw voor zichzelve behouden en is de linkervleugel, de z.g. „Soestervleuge van het paleis, ingericht voor de hofhouding. Wij merkten reeds eer op, dat het Paleis Soestdijk zeer vele herinneringen draagt aan het verblijf van Koningin Anna Paulowna. Bijna alle zalen hebben er iets van bewaard. Zoo wijst men u o.m. het servies van den Tsaar, Keizer Paul, waarvan elk bord een ander tafereel voorstelt. Koningin Emma was zeer trots op dit eetservies en gebruikte het graag bij haar verjaardag en als er hoog bezoek was. Ook bevat een der vertrekken kostbare vazen van Russisch marmer, het z.g. malachiet, alles heenwijzend naar den tijd, dat Koningin Anna Paulowna hier den scepter zwaaide. Men kan zich voorstellen hoe Anna Paulowna in de uitgestrekte parken van het paleis gewandeld heeft in haar voorname witte kleeding, die zij bij voorkeur droeg. Vergezeld van haar zes lievelingen, Russische hondjes, die onafscheidelijk bij haar waren, deed ze vol gratie haar ochtendwandelingen door de lanen van het park, maakte soms een praatje met de vrouw van den boschwachter en kon soms uren lang zitten mijmeren onder de oude treuresch. Een eenzame figuur, die vaak aan het geheel andere leven in het verre Rusland zal hebben teruggedacht. Dikwijls was ze ook vergezeld door haar kamenier, madame Kurelsjew, een forsche vrouw, die dikke sigaren rookte en een knevel droeg als een huzaar. Deze wonderlijke dame was haar trouwe bewaakster, zij sliep op een veldbed in de kamer van de Koningin, en deze voelde zich onder haar hoede volkomen veilig. De tuin van het Paleis. Een aardige anecdote vertelt Knoppers in zijn „Herinneringen aan ons Vorstenhuis" over deze Russische dame. Ze bracht vaak een bezoek bij de moeder van dezen schrijver, wiens vader aan het paleis verbonden was. Daar was een eekhoorntje bij het kleine huisje, die zijn nestje had boven op een paal. Deze eekhoorn mocht de kamenier van de Koningin gaarne zien en eens, toen ze het beestje weer eens aanhaalde, wist deze haar handschoen weg te nemen en klom er mee boven in de paal. Dat maakte de hofdame boos en toen de vrouw van Knoppers er om in de lach schoot, eischte ze bevelend: „Vrouwtje, stijg in die paal en haal den handschoen!" Maar dat maakte vrouw Knoppers ook boos en ze zei: „Klim zelf in die paal! Ja, als die lanen van dat paleis eens spreken konden! Hier hebben vele vorstelijke personen gedwaald, de eenzaamheid gezocht, uitgerust van moeilijke tochten, intieme gesprekken gehouden met staatslieden, staatszaken, die diepe bezinning eischten, bestudeerd. Hier, in een der kamers van dit paleis, de Waterloozaal, heeft wijlen Dr. Kuyper met zijn ministers in 1901 den eed afgelegd. . . In de tuinen van dit paleis liggen vele voetstappen van onze Koningin, die er in haar kinderjaren vaak was, en in het beroemde „Chaletje" haar poppenhuis had. Later was het het' jonge Prinsesje Juliana, die hier haar Grootmoe bezocht. Ook zij speelde dan in het poppenhuis en zelfs later, toen zij studente was, kwam zij hier met haar studiegenooten om eens heerlijk uit te ravotten. Het' kindermeubilair had de Koningin-Moeder toen al weg laten zetten en de jongedames kregen gelegenheid in het poppenhuis zich zelf te zijn. Wat zal het vroolijke gelach der jonge onbezorgde menschen als muziek Koningin Emma in de ooren geklonken hebben! Ja die tuin achter het paleis! Welk een heerlijkheid ligt daar! Men wijst u de vijver met het eiland, waar het bootenhuis ligt en 's winters zoo verrukkelijk schaatsen kan worden gereden. Men toont u den „ijskelder , waar heel de zomer door het ijs, 's winters uit de vijver gehakt, goed gehouden werd, en waarboven in warme dagen, gezeten in een koepel, de Koningin zoo graag de thee dronk. Men spreekt u van het „Pannekoekenhuisje , waar vroeger zulke heerlijke pannekoeken gebakken werden, en men laat u de ,,Russische Kapel zjen' waar Koningin Anna Paulowna haar Russischen godsdienst naarstig onderhield en waarvoor speciaal een Grieksch-Katholiek priester en achttien zangers waren medegebracht. Voorts bezit deze tuin twee groote Oranjerieën, waar exotisch gewas wordt gekweekt en 's winters de palmen worden opgeborgen, die 's zomers de gazons van het paleis versieren. Eén van de aardigste plekjes is: Het boerderijtje van vrouw Appeldoorn. Vrouw Appeldoorn is bijna negentig jaar. Meer dan een halve eeuw heeft ze achter het paleis gewoond in het vroegere boerderijtje van Prinses Sophie, en wacht nu den tijd af om, naar haar predikant haar zegt, straks „in het Paleis te worden opgenomen." Zij is een vroom vrouwtje met een goed verstand en helder geheugen. Ze heeft vaak godsdienstige gesprekken met de Koningin gevoerd en, wat de vormen betreft, staat zij „onder en boven de wet." „Maojesteit", zegt ze altijd tegen de Koningin en verdere plichtplegingen kent ze ook niet. Haar man was eenmaal de „pluimgraaf van het paleis en als ze van zijn tijd vertelt, komen de tranen in haar oude oogen. Na zijn dood heeft het Vorstelijk Huis haar verzekerd, dat zij er mag blijven wonen tot zij van dit leven scheidt. . . j • Wilt ge een rustig plekje op de wereld zien? Ga dan naar het „boerderijtje van vrouw Appeldoorn". Er loopt lui een zwarte poes over het erf en deze kijkt u onderzoekend aan. In de hooischelf recht tegenover de deur van de woning loopen een paar witte kippen. Wees een beetje brutaal en kijk eens over het ondergordijntje naar binnen. Ge ziet voor het raam een oud hoofd gedekt door de Rijnsche muts, het hoofd is gebogen over een boek, ge leest juist de titel: „Voor stille uren", 't is van een predikant. En als ge klopt staat ze spoedig voor u, want ze is nog vlug ter been en noodigt u uit binnen te komen, want ze is vóór alles gastvrij. .... En dan kunt ge haar hooren vertellen van „Willem III , die zijn tuinlieden in den winter eens op hammen tracteerde, nadat hij ze eerst de schrik had aangejaagd. Ze vertelt natuurlijk ook van de „barre winter van negentig . En zacht wordt haar oude stem, als ze vertelt van haar Koningin, die haar in de bange mobilisatiejaren, toen de nood hoog steeg, op een stillen Zondagmorgen opzocht, juist toen ze verhinderd was naar de kerk te gaan. „Zoo vrouw Appeldoorn," zei de Koningin, „niet naar de kerk vanmorgen. ''Nee, Maojesteit, ik ben verhinderd, anders gao ik altijd tweemaol. Dat wist Hare Majesteit. ,En hoe gaat het er wel mee?" had de Koningin gevraagd. ,,Goed Moajesteit, ik mag niet klage, de Heere zorgt goed voor me. Samen zaten ze op dezen stillen Zondagmorgen op het gras bij het boer- deTjoen zei de Koningin: „Ik ben blij dat ik dit nu eens hooren mag. Je hoort tegenwoordig bijna niet anders dan ellende En toen was de Koningin gaan vertellen van de nood van Haar volk, van len honger, die er geleden werd, van de kinderen, die met bleeke ingevallen lezichtj es op straat liepen. . „En wat je zoo hopeloos triest maakt, vrouw Appeldoorn, je ziet het en je -Unt er niets aan doen, je staat er zoo machteloos tegenover Hier was de Koningin „mensch", liet ze iets van de binnenzijde van haar even zien, het warm kloppend hart voor haar volk, dat in 'nood was en dat zij liet helpen kon Er is nog een aardig geval uit de mobilisatie jaren bekend. Een der paleisbeambten had in de schrale jaren een konijnenfokkerij op touw lezet om toch maar zoo nu en dan een boutje te hebben. Eens kwam de kleine Prinses Juliaantje bij zijn konijnenhok kijken en kreeg schik in de jonge jeestjes, die haar nieuwsgierig aanstaarden. „Mag ik er een paar van hebben?" vroeg ze den eigenaar. „Zeker Prinses, maar dan eerst aan Grootmama gaan vragen of die het goed róndt." _ „ , Juliaantje knikte en ging naar Koningin Emma. Even later was ze terug en zei dat het wel mocht, maar dat ze vragen moest, wat ze kostten. „Ik wil ze graag cadeau geven, was het antwoord. ( "Nee, dat wil Grootmoe niet hebben, ik moest vragen was ze kosten." Toen de prijs was genoemd, ging ze het geld halen en twee jonge beestjes gingen over in handen van een Vorstelijke eigenares. Er moesten bij het boerderijtje van vrouw Appeldoorn een paar planken opgezet worden met gaas er over en aan de vier hoeken moesten vlaggetjes van „Sneeuwwitgloor geplant worden, die de kleine Prinses in haar koffers uit Apeldoorn had meegebracht. Zoo verkregen de twee wipneusjes een Koninklijke onderscheiding. Maar niet alleen Juliaantje had schik in de beestjes. Ook de KoninginMoeder. En toen de Koningin zelve eens een bezoek bracht met een paar hofdames, zette het geheele gezelschap zich bij de beestjes in het gras en kwam vrouw Appeldoorn er ook nog bij zitten. Dat werd een leuke morgen. Er was geen verschil in stand merkbaar en in aangenaam gekout verstreek de tijd, tot de paleisklok plots half twaalf sloeg. Verschrikt stond vrouw Appeldoorn overeind en riep: „Wel, wel! nou zit ik hier met jullie m'n tijd te verkletsen en ik vergeet mijn eerpels op te zetten!" Later is er in het Koninklijk gezelschap om deze scène vroolijk gelachen. Deze en dergelijke anecdotes zeggen beter dan lange verhalen, hoe de sfeer rond om het Paleis Soestdijk is. Vol trots is vrouw Appeldoorn ook over de „Prins van Juliana. Al spoedig hadden de Koningin, Prinses Juliana en Prins Bernhard een bezoek bij haar gebracht en „zoo'n eenvoudige, aordige jongen" had ze nog nooit gezien. Toen ze het Vorstelijk gezelschap het hek uitliet, had de Prins haar tweemaal een hand gegeven. Maar ze vond het maar half goed dat hij ging „vliegen", „d'r kommen er zooveul bij om, dat moest Juliaantje niet toestaan " De oude Statenbijbel ligt als pronkstuk bij vrouw Appeldoorn op tafel. „Daar heeft de Koningin wel eens in gekeken, mijnheer," zegt ze. „Het komt er maar op aan of we daarin geloove magge " Ze vertelt van haar vast vertrouwen in haar Heiland, die haar leven gezegend heeft En dan gaan we het boerderijtje uit en wandelen door de breede lanen van het paleis Soestdijk. Hoe liggen hier de grootste eenvoud en de meest majesteitelijke gratie onder de schaduw der zelfde boomen! De afstand is ook niet zoo groot als ze voor ons menschen vaak lijkt Van den drukken straatweg af zien we nog eenmaal naar het breed uitgestrekte witte gebouw, waar het Jonge Paar, door ons gansche volk op de handen gedragen, zijn woon heeft gekozen. Iedere lente wordt het er weer een feest: als overal, aan de oude boomen en aan struik en kruid, het jonge groen uitbot en de tulpenweelde, uit de kuststreek hier geplant, haar wondere kleuren tentoonspreidt. Dan is het oude Park een paradijs voor een jong Geluk. Zoo is er na een tijd van rouw en verlatenheid weer reden tot blijheid en nieuwe hope. Mogen Vorstenhuis en volk zich dan ook nu nog sterk weten in het gebed uit dat oude „Troostlied". waar een vroeger geslacht zijn kracht in vond: „Mijn schilt ende betrouwen Syt Ghy o God mijn Heer! i Op U soo wil ick bouwen, - Verlaet my nimmermeer." Él