„BIJ HET PAASSPEL IN DE MIDDELEEUWEN". DOOR J ..F Notermans. BATAVIA-C. 1936. JEF NOTKRMANS I.ERaAI! NED. TAAL EN I.KTT. M. O. A/H. OANIBIIT8 COLLEGE Oud Gondangdia 25 Batavia - C. Bij het Paasspel in de Middeleeuwen Het geestelijk toneel. De weerzinwekkende tonelen die de romeinse burgers in 't begin onzer jaartelling, en nog lang daarna, in de openbare theaters te aanschouwen kregen, kon de jonge christenkerk tenslotte slechts met één afdoend middel tegengaan : een volstrekt verbod voor haar gelovigen deze oorden des bederfs te bezoeken. Met de val van het machtige rijk, na de volksverhuizing, verdwijnen tal van cultuurproducten en decadentie-uitingen. In West Europa wist men niet eens meer wat toneel betekende. Alleen kloosterlingen kenden het bestaan van klassieke spelen, producten der griekse en romeinse dramaturgen. Dezelfde kerk die het toneel van de aardbodem had weggevaagd wordt onbewust de moeder van een nieuw toneel. De zinrijke plechtigheden die op en bij het priesterkoor iedere ochtend plaats vinden worden de bron, waaruit in de negende eeuw reeds de eerste symptomen van een liturgisch toneel opborrelen. De onvergetelijke gebeurtenissen die eeuwen geleden hun dramatische, wereld-schokkende ontknoping vonden op de Calvarieberg, op Golgotha, zijn ons bewaard in de heilige teksten die wij evangelies noemen. Speciaal het passieverhaal, het zeer uitvoerig schilderstuk van het lijden en sterven Onzes Heren Jezus Christus, is rijk aan dialogen. Een grote levendigheid en sterke bewogenheid, die ons nu nog treffen, maakten op de middeleeuwer sterke indruk. Tijdens het officie, de offerdienst der heilige mis, hoorde en zag de gelovige een sobere nabeelding van de bloedige offerande op de kruisberg. Op Goede Vrijdag was de christen getuige van de symbolische Kruisonthulling en plechtige ommegang door de kerk, die besloten werd met het neerleggen van het Kruishout in een nagebootst graf. In de nacht voor Pasen, nadat de metten gezongen waren, ging een priester, met een palmtak in de hand, bij het graf zitten. Hij moest een engel voorstellen, wakend en wachtend. Drie vrouwen (in werkelijkheid geestelijken) kwamen dan naar het graf, zogenaamd om het lichaam van Jezus nogmaals te balsemen. Een beurtzang, vrijwel woordelijk uit het evangelie, overgenomen, ontwikkelde zich aldus: De Engel: Quem queritis ? (d.i. Wie zoekt ge ?) De Vrouwen: Jesum Nazarenum. (d.i. Jezus, de Nazareeër). De Engel: Non est hic ! (d.i. Hij is hier niet!) Allen : Allelujah ! Surrexit Dominus ! (d. i. hallelujah ! de Heer is verrezen !) Zeker, dit is nog geen toneelspel, maar toch al wel een toneeltje, een handeling plus een samenspraak. De tekst was in de taal der Kerk: in t latijn, en de uitvoering in handen van clerici. Was deze dialoog afgelopen dan werd de doek, of het kruis, aan het volk vertoond. De lofzang „Te Deum laudamus" (d.i. U, o, Heer, loven wij) werd hierna door priester en koor gezongen. We zien dus, dat bovenvermeld toneeltje tijdens de liturgische dienst plaats vond, er een deel van vormde. Zowel in 't beroemde Zwitserse klooster te Sint Gallen, als te Gent in de Sint Pieters-abdij, vanwaar het misschien naar Engeland werd overgebracht, komen de beginstadia reeds in de tiende eeuw voor. Rouaan kent dit in de elfde eeuw en naar alle waarschijnlijkheid heeft men dit in 't bisdom Luik (waaronder een aanzienlijk deel der Zuidelijke Nederlanden ressorteerde) eveneens uitgebeeld. De beroemde Notgerus (97-008) immers, was voorheen monnik in bovengenoemd klooster van Sint Gallen geweest en wist derhalve van het bestaan af van een antiphonarium aldaar aanwezig. Aan deze „carolus magnus" van het Luikse prinsdom, toentertijd een brandpunt van beschaving, was de tropus bekend, waaruit zich naderhand het Paasspel zou ontwikkelen. Deze tekst luidt: Quem quaeritis in sepulchro, (o) Christocolae ? Iesum Nazarenum cruxifixum, (o) coelicolae. Non est hic, surrexit sicut praedixerat, ite, nuntiate quia surrexit de sepulchro. (d. w. z. — Wie zoekt ge in 't graf, o, Christus-vereersters ? — Jezus van Nazaret, de gekruiste, o, hemelbewoners. — Hij is hier niet; Hij is verrezen, zoals Hij voorzegd heeft. Gaat en verkondigt, dat Hij uit het graf is opgestaan). Daarnaast bezitten we uit een heel oud liturgisch paasspel deze sequentie, afkomstig van Wipo, hofkapelaan van Keizer Koenraad, en gedicht + 1050 : Victimae paschali laudes immolent Christiani! Agnus redemit oves; Christus innocens Patri reconcilia- vit peccatores. Mors et vita duello conflixere in mundo. Dux vitae mortuus regnat vivus. Die nobis, Maria, Quid vidisti in via ? Laten de christenen nu aan het Paaslam lof brengen. Het Lam kocht de schapen vrij; de onschuldige Christus verzoende de zondaars met de Vader. Dood en leven streden op de wereld een tweestrijd. De Heer van het leven stierf, maar heerst (weer) levend. Zeg ons, Maria, wat hebt ge onderweg gezien ? Sepulchrum Christi viventis. Et gloriam vidi resurgentis, Angelicos testes, Sudarium et vestes. Surrexit Christus, spes mea; Praecedet vos in Galilaeam. Credendum est magis soli Mariae veraci Quam Judaeorum turbae fallaci. Scimus Christum surrexisse. A mortuis vere ; Tu nobis, victor rex, miserere! Het graf van de levende Christus, en de glorie van de Verrezene, zag ik. Engelen als getuigen, de zweetdoek en het lijnwaad. Chistus, mijn hoop, is verrezen . Hij zal u voorgaan in Galilea. Men moet Maria die alleen is, maar waarheidlievend, meer geloven als de bedriegelijke schare van de Joden. Wij weten, dat Christus verrezen is, waarlijk uit de dood. O, Koning, overwinnaar, heb medelijden (met ons). Tot „Die nobis" werd door de drie Maria's (= drie geestelijken, want vrouwen treden pas eeuwen later op) gezongen. Daarop stelt 't koor de vraag, waarop elk der Maria's antwoordt. Bij „sudarium" hieven ze de doek op, om die aan 't volk te tonen. 't Koor zong 't slot „Credendum est". Terwijl de drie spelers naar 't koor teruggingen zette de cantor de antiphoon aan : „Et recordatae sunt verborum ejus et regressae a monumento nuntiaverunt haec omnia illis undecim et ceteris omnibus, Alleluia". (= En zij herinnerden zich zijn woorden, en teruggekeerd van 't graf berichtten ze dit alles aan de elf (apostelen) en aan alle anderen, Alleluja). Waren de priesters in 't koor en was de antiphoon geëindigd, dan werd 't Te Deum gezongen. Dat 't liturgisch paasspel werkelijk in de Maasgouw bestaan heeft, blijkt overtuigend uit de Ordinarius van de Onze Lieve Vrouwekerk te Maastricht, waarin 'n alinea voorkomt die kennelijk slaat op 't liturgisch verrijzenisspel. En wel op 't gedeelte na 't derde responsorium van de paasnocturne: „Quibus finitis personae constitute et ordinate per cantorum facient visitationen sepulchri, sicut consuetum est in ecclesia. Et post visitationem peregrini recipient sudarium a Maria Magdalena, et ante chorum stantes et in altum levantes ostendunt eum populo in signum resurrectionis Christi etc. Hier dus ook weer 't bezoek aan 't ledige graf, waarbij onder de pelgrims allerwaarschijnlijkst moet verstaan worden de grafbezoekers Petrus en Johannes, die de zweetdoek in de hoogte heffen en 'm aldus aan 't volk tonen, ten teken van de opstanding van Kristus. Een andere sequentia van Pasen, die eveneens deel heeft uitgemaakt van een liturgisch verrijzenisspel geeft de volgende samenspraak: Een Engel: Die nobis Maria, quid vidisti in via? Maria Magda'ena: Sepulchrum Christi viventis, et gloriam vidi resurgentis. Maria Jacobi: Angelicos testes, sudarium, et vestes. Maria Salome: Surrexit Christus spes mea; praecedat vos in Galilaea. Allen samen: Scimus Christum surrexisse a mortuis vere; tu nobis victor Rex miserere. Kennelijk is dit ontleend aan Wipo's gedicht, al verzwijgt de maker dit plagiaat. Hetzelfde geldt ten aanzien van het Utrechtse Antiphonale uit de 12de eeuw. Dit is vrijwel een eensluidende tekst als die van 't klooster te Sint Gallen. Trouwens, in de liturgie van de meeste bisdommen op 't vasteland en in Groot Brittanje treffen we bedoelde regels aan. Een ander toneel ontwikkelde zich uit de evangelietekst van foannes 20, 11-18: Doch Maria stond buiten bij het graf te wenen. Terwijl ze dan schreide boog ze voorover in het graf. Ze ziet twee engelen, in het wit, zitten, de een aan het hoofd- en de ander aan het voeteinde, waar het lichaam van Jezus gelegen had, En ze zeggen haar: „Vrouw, waarom weent ge?" Ze zegt hun: „Omdat ze mijn heer hebben weggehaald en ik niet weet, waar ze hem gelegd hebben". Toen ze dat gezegd had keek ze om en zag Jezus staan, en wist niet dat het Jezus was. Jezus zegt haar: „Vrouw, waarom weent ge? Wie zoekt ge?'' Zij meent dat het de hovenier is en zegt hem: „Heer, als ge hem weggedragen hebt, zeg mij, waar ge hem gelegd hebt, en ik zal hem halen". Jezus zegt haar: „Maria". Zij keert zich om en zegt hem in 't Hebreeuws: „Rabboni". (wat leraar betekent). Jezus zegt haar: „Raak mij niet aan, want ik ben nog niet opgeklommen naar de Vader. Doch ga naar mijn broeders en zeg hun: „Ik klim op naar mijn Vader en uw Vader, en mijn God en uw God". Maria Magdalena komt aan de leerlingen melden: „Ik heb de Heer gezien' , en dat Hij haar aldus gesproken heeft. * * * Men weet, dat in het evangelie volgens Marcus 16, verhaald wordt hoe Maria Magdalena en Maria van Jacobus en Salome—toen de sabbat voorbij was—reukwerken kochten teneinde Jezus' lichaam te gaan balsemen. En zeer vroeg op de eerste dag der week kwamen zij aan het graf, bij zonsopgang. En ze zeiden onder elkander: „Wie zal ons de steen wegwentelen uit de deur van het graf?" En ze keken en zagen, dat de steen terzijde gewenteld was; want hij was zeer groot. En toen ze het graf binnengingen zagen zij ter rechterzijde een jongeling zitten, met wit gewaad omkleed; en ze werden ontsteld. Doch hij zei hun: ..Weest niet ontsteld! Jezus de Nazarener zoekt gij, de gekruisigde. Hij is verrezen. Hij is niet hier. Ziehier de plaats waar ze hem gelegd hadden. Maar gaat aan zijn leerlingen en aan Petrus zeggen: „Hij gaat U voor naar Galilea. Daar zult ge Hem zien, zoals Hij U gezegd heeft". En ze gingen buiten en vluchtten van het graf weg, want schrik en ontzetting bevingen hen. En aan niemand zeiden zij één woord, want ze waren bevreesd. Deze passus werd aanleiding tot een nieuw toneeltje n.1. dat van de balsemkoopman. Het ligt voor de hand, dat reukwerken gekocht worden bij een verkoper, redeneerden de middeleeuwers. Dies lasten zij deze figuur in. In één oud Latijns Paasspel, daterend van 1496, gespeeld te Delft, komt de rol van de unguentarius voor. De rest van het stuk is verloren geraakt. De grenzen van het liturgische worden door deze en soortgelijke verbeeldingen overschreden. Dan is er weinig meer nodig om al deze voorstellingen uit de eredienst te lichten en ze te verschuiven, als afzonderlijke plechtigheid, naar de middag, na de vespers. * * * De tweede phase der ontwikkeling is daarmee aangebroken. Aangezien alles nog binnen 't Godshuis plaats vond spreken we dan van het Kerkelijk toneel. Niet enkel priesters en koorknapen verleenden hun medewerking, ook leden der geestelijke broederschappen koos men tot rolvertolkers. Was de tekst eerst in de taal der kerk: het latijn, nu hoefde men daar niet meer zo angstvallig aan vast te houden. Interpretaties in de volkstaal treffen we herhaaldelijk aan. Een eigenaardige verandering is ook, dat 't proza gewijzigd wordt in verzen (hexameters e.a.) De strenge eerbied die tijdens 't liturgisch officie moest bewaard blijven verflauwde stilaan, toen een en ander buiten de eredienst stond. De gesprekken der drie vrouwen met de balsemkoopman waren niet zo heel stichtend! De scène uit het evangelie van Joannes, 20ste hoofdstuk, waar een wedloop plaats vindt, gaf aanleiding tot hilariteit. De jeugdige Sint Jan liep vooruit, vlugger dan Petrus met z'n stramme benen, en kwam dan ook 't eerst bij 't graf. Is t wonder dat paus en bisschoppen op synodes e.a. waarschuwden tegen profanatie! Innocentius III in 't Decretalium, liber tertius titulus primus: De Vita et honestate clericorum, schrijft o.m. interdum ludi fiunt in ecclesiis theatrales. Voorts verbiedt hij de z.g. zottebisschopskeuze, vermommingen, maskerades e.a. in de kerken. De excessen werden aanleiding tot de straffe maatregel: al die spelen uit de kerk. De synode van Trier (1226-27) schrijft voor. dat de priesters niet mogen toestaan, dat er toneelspelen in de kerk gegeven worden. Hetzelfde ordonneert de bisschop van Luik in 1288 en die van Utrecht in 1293. :at, i-, ir, i-.jfii; Zo zijn we in de derde phase gekomen: het geestelijk spel buiten de kerk. 1 Wel mocht men nog het kerkhof en, als achtergrond, het kerkgebouw gebruiken (dit om spelers te laten opkomen), maar lang duurde ook dat niet. Te vaak maakte men zich schuldig aan grappen en grollen die ontwijdend waren. Toen werden de laatste banden losgemaakt en verschoof men de operatiebasis naar 't marktplein. Niets weerhield de regisseurs en factors om hun stukken vrijwel geheel in de taal van 't volk te schrijven, ofschoon nog lang de sporen van de bron bleven. Hierover zegt de geleerde Mone: Schauspiele des Mittel Alters I. 55. Es ging met dem Schauspiele wie mit der predigt, anfanglich war diese lateinisch, nachher deutsch, jedoch so dasz alle schriftworte zuerst lateinisch vorgetragen und dann auf deutsch gesagt wurden, welche sitte bis an das ende des Mittelalters blieb. Overduidelijk toont dit het z.g. Maastrichtse Paasspel, uit de 14de eeuw, waarvan slechts 1500 verzen, in een frankisch, nederrijns dialekt, zijn bewaard gebleven. Dit toneelstuk behelst een globaal overzicht van het oude en nieuwe testament. De hoofdmomenten worden gedramatiseerd voorgesteld, zonder innig verband. Door korte prozaregels worden de tientallen taferelen aan elkaar gekoppeld. Zeer vaak staan zinnetjes uit de Latijnse Vulgata boven een alleenspraak of dialoog, die dan in de tekst vertaald worden b.v. „Ego sum alfa et o": Ich ben ende ende aneginne .... ,,Ne timeas, Maria etc Halt dich, reine maget, vro .... ,,Ecce, ancilla domini etc. Such, die godis dirne ben ich .... ,,Annuncio vobis gaudium magnum: Ich brenge ug lieve mere .... Quem vidistis, pastores, dicite, etc. Saget, wat hait ir virnomen .... enz. Het stuk breekt af met een toespraak van Judas tot de Joden, in de nacht dat ze Jezus zullen gevangen nemen. Dood en verrijzenis krijgen we derhalve niet te zien. Aan het Oude Testament zijn slechts 241 regels gewijd. Achtereenvolgens horen we van de onbekende dichter: de schepping van hemel, aarde en engelen. Deze zingen Gloria in excelsis Deo, waarna Lucifer, de hovaardige, een aantal engelen overhaalt met hem de allerhoogste te trotseren. De Heer straft zijn overmoed en stort ze in de hel, waar ze zonder einde kwellingen zullen verduren. Belzebub beklaagt zich over de vreselijke metamorphose van engel in duivel. In een filmiempo zien wij de schepping van hemel en engelen, aarde en creaturen. Adam en Eva worden uit het paradijs verdreven, maar Gods barmhartigheid zegeviert a.h.w. over Zijn gerechtigheid. Profeten kondigen aan, dat Christus de Verlosser ter wereld zal komen. Ook Virgilius voorspelt dit! Na de boodschap des Engels aan Maria en de geruststelling van Jozef horen de herders bij Bethlehem nfct grote nieuws: Jezus is geboren. Drie Koningen vragen in Jeruzalem naar het Kindje, Zij vinden het, maar keren niet bij de valse Herodes terug. Deze komt te laat met z'n ridders om het Koninklijk Knaapje te doden, daar Gabriël het heilig huisgezin tijdig waarschuwt. Diep bedroefd stort Rachel haar klacht over de gruwelijke kindermoord. Jezus mag op twaalfjarige leeftijd mee naar de Tempel, waar hij Cayfas e.a. verstomd doet staan. (569-628), maar tegelijk zijn moeder en voedstervader angst bezorgt door zijn onvindbaarheid. Achtereenvolgens passeren Jan de Doper, de Bekoorder, Petrus en Andreas, de bruiloft te Kana, en de wufte, levenslustige Maria Magdalena de revue. Door Martha komt zij tot inkeer. In het huis van Simon stort ze balsem over Jezus' hoofd. Naderhand sturen beide zusters een brief aan Jezus, waarin ze Hem de dood van de lieve Lazarus melden. Hij wekt hem ten leven op. Pieter en Johan bemachtigen een ezelin, waarop Jezus in triomf Jeruzalen binnenrijdt. Hij jaagt de kooplieden uit het huis Zijns Vaders. Maria Magdalena giet 'aromata' op Jezus' hoofd, wat Judas geldverspilling vindt. Na een beraadslaging van een 'Phariseus' met Cayfas komt Judas een plan ontvouwen om Zijn Meester te verraden. Jezus stuurt Peter, Jan en Jakob uit om toebereidselen te treffen voor het laatste avondmaal. In de hof van Olijven lijdt Hij, maar wil toch de wil Zijns Vaders doen. Pijnlijk treft Hem het slapen der leerlingen. De engel Gabriël brengt Hem enige vertroosting. Enigszins ironisch richt Jezus zich opnieuw tot de slapende Apostelen. Hij herinnert hun aan 't woord dat geschreven staat: ,,Ik zal de schaapherder slaan en de schapen zullen verstrooid zijn". Judas instrueert de Joden, hoe ze Jezus in handen kunnen krijgen. * * * Een enkele opmerking moge nog gemaakt worden. Opvallend is, dat alle grappigheid of komische uitvallen ontbreken. Het pleidooi in de hemel tussen de goddelijke ,,dochters" Barmhartigheid en Rechtvaardigheid zullen we een eeuw later in Die Eerste Bliscap met meesterschap behandeld zien. Merkwaardig is de grote plaats die de auteur heeft geschonken aan de figuur van Magdalena, die lichtelijk de lof der zotheid en der zinnen zingt, maar na een berisping bij toverslag tot vroomheid geneigd is. * * * Het zou ons te ver voeren, als we nog gingen aantonen hoe uit verschillende tafereeltjes nieuwe toneelstukken voortsproten b.v. het spel van Lazarus' opwekking, het Profetenspel, het spel van Adam, het Passiespel. * * * : I Wie zich voor een en ander interesseert verwijzen we naar twee boeken die prettig geschreven zijn en een massa literatuur aangeven: Dr. Theo de Ronde: Het Tooneelleven in Vlaanderen door de eeuwen heep. .(Brugge, 1930). Gustave Cohen: Le Théatre Religieux (in de serie Le Théatre en France au Moyen age). (Paris, 1928). Batavia-C., 1936. Feest van de Engel Gabriël. JEF NOTERMANS.