O X m O 7^ C rn m O m m ï m z I m i™ § C NEDERLANDSE SPORT FEDERATIE, ifd. Research en Sportgeneeskunde (Bibliotheek), 1s-Gravenhage, Burgern. Van Karnebeeklaan 6 (telefoon: 632963, toestel 33) Geleend op: ' 7 SEP. 1965 jTerug te zenden op: 1 5 OKT. 1965 RS(D): 14 toonde zich „a good sport" bij overwinning en bij nederlaag en zoo kwam ook het contact met het niet-schakend deel van de Nederlandsche bevolking. Zeker, het Comité was optimistisch, doch een dergelijke belangstelling bij het Nederlandsche publiek, een dergelijk medeleven met de faits et gestes van onzen Nederlandschen kampioen hadden ook wij ons in de meest optimistische oogenblikken niet kunnen droomen. Carlton en Militie-zaal boden flinke ruimte, doch, met het naderbij komen van de beslissing, bleken ook deze localiteiten te klein. Wie onzer had tijdens de frappez, frappez toujoursperiode van voorbereiding durven realiseeren, dat enkele maanden later gedacht zou moeten worden aan het huren van de groote zaal van het Concertgebouw, Bellevue of Apollo-hal. Wie onzer had kunnen denken, dat de redactie-bureau s van de groote dagbladen overstelpt zouden worden met de vragen hunner lezers over den stand van den wedstrijd. Doch het publiek had gekozen en het had instinctief goed gekozen. Uit de veelheid van indrukken uit de twee jaar, dat gewerkt werd aan den wedstrijd Euwe—Aljechin, was wel het sterkste en ontroerendste : de honderden menschen, die in den gierenden sneeuwstorm op den avond van den 15en December uren stonden te wachten, tot Euwe wereldkampioen zou worden, tot zij, al was het dan maar een oogenblik, hem zouden kunnen toejuichen. . Twee duizend menschen in Bellevue, een bijna zoo groot aantal in het gebouw van de A.M.V.J. en op de Voorburgwal, honderden in de Marnixstraat en op de Leidschekade. Drommen menschen voor het Carlton Hotel, Bellevue en Joh. Verhulststraat de apotheose van dezen onvergetelijken Decemberavond, die met den laatsten zet van de laatste partij de beslissing bracht, was een meer dan redelijkerwijze verwachte bevestiging van ons optimisme, dat Euwe werkelijk kampioen zou kunnen worden, meer nog, dat de strijd om het wereldkampioenschap bevruchtend zou werken op de belangstelling voor het edele schaakspel in Nederland. SLOTWOORD. Ik begon deze inleiding met een woord van dank. Ik eindig haar met een woord van hulde en dank. Ik dankte reeds hen, die den wedstrijd Euwe—Aljechin mogelijk maakten. Ik dank de heeren G. van Harten, Mr. M. Levenbach en Th. M. E. Liket, met wie ik het genoegen had, in een goede verstandhouding gedurende twee jaren te kunnen samenwerken. Eveneens dank ik den heer L. G. Eggink, die staande de voorbereidingen vertrok naar Indië, waardoor hij geen deel meer van ons comité kon uitmaken. Boven alles echter gaat dank en hulde uit naar de twee rivalen, die den wedstrijd speelden, wier genialiteit en inzicht de bewondering wekten van allen die met onverminderde spanning het verloop der partijen volgden. Deze serie van dertig partijen, die ruim twee en een halve maand in beslag namen en waarbij de uiterste eischen gesteld werden aan zenuwgestel en zelfbeheersching, was van een grandeur en veelal van een schoonheid en technische volmaaktheid, dat de schaakwetenschap er oneindig door werd verrijkt. De twee meesters, die dit tournooi hebben gespeeld en die den strijd streden met den volledigen inzet van hun kennis en techniek, verdienen daarvoor den dank van de geheele schaakwereld. Aan het einde van de inleiding tot dit boek, dat naar ik vertrouw een kostbaar bezit zal blijken te zijn voor een ieder die in het schaakspel een der fraaiste uitingen ziet van het menschelijk vernuft, maak ik de woorden tot de mijne, die de Fransche consul op 28 Mei te Amsterdam heeft geuit: „Gloire au vainqueur, honneur au vaincu". G. VAN DAM Secr.-Penningm. van het N.C.W.S. Euwe-Aljechin Comité. NASCHRIFT VAN Dr. M. EUWE. Gaarne grijp ik de gelegenheid aan, een en ander aan bovenstaand voorwoord toe te voegen. In de eerste plaats om de leden van het Comité nog eens van harte dank te zeggen voor het bovenmenschelijke werk, dat zij op zich genomen en tot een goed einde gebracht hebben. Mede namens mijn tegenstander spreek ik groote waar- XI deering uit voor den arbeid van het Comité, die voor schaakspelend Nederland zoo vruchtdragend is geweest. In de tweede plaats geldt mijn dank alle schaakbonden, schaakvereenigingen en schaakliefhebbers, die de bemoeiingen van het Comité met woord en daad gesteund hebben en daarmede niet alleen de kans op de totstandkoming van den wedstrijd verhoogden, maar mij tevens door hun warme belangstelling de overtuiging schonken, dat mijn wedstrijd de wedstrijd van geheel Nederland was, wat een geweldige stimulans en moreele steun beteekende. In de derde plaats geef ik uiting aan mijn voldoening, dat de hier gestreden strijd de aanleiding zal zijn tot het spelen van een tweeden wedstrijd in het najaar van 1937, tusschen dezelfde tegenstanders. Ik breng Aljechin hulde voor de nobele wijze, waarop hij van zijn titel afstand deed en voor de sportieve bewoordingen waarin hij zich nadien over onzen wedstrijd uitliet. Zoowel Aljechin als ik verheugen ons reeds nu op den revanchewedstrijd. „ _ M. EUWE Amsterdam, 7 Maart 1936. XII diger van de oude garde, die destijds nog ver boven de jonge generatie uitstak. Capablanca behoorde ook te Veldes niet tot de deelnemers, evenmin Euwe. Als er in dezen tijd nog wel eens sprake van was, wie als tegenstander van Aljechin in aanmerking zou komen, gebeurde het slechts zelden, dat men aan Nederland dacht. Euwe 1 Ja zeker, men sprak van hem met de meeste hoogachting, maar in verband met het wereldkampioenschap zag men hem niet voor vol aan. Wel genoot de Hollander de reputatie van een der eerste grootmeesters, wel had hij in zijn match tegen Aljechin, Capablanca en Bogoljubow eervolle resultaten bereikt, maar hij had deze wedstrijden ten slotte toch allemaal verloren en wel met de volgende cijfers : Aljechin +3 — 2=5, Bogoljubow + 3 — 2=5 resp. +2 — 1 = 7, Capablanca + 2 — 0 = 8. De schaakwereld klampte zich daarom bij haar berekeningen, vermoedens en verwachtingen hetzij aan de oude namen of aan de namen van de allerjongste generatie vast, terwijl Euwe meestal overgeslagen werd. Daar kwam het jaar 1932 met het belangrijke tournooi te Bern. Wel namen aan dit tournooi slechts zes buitenlanders deel, maar de kwaliteit vergoedde de kwantiteit ten volle, het waren zes meesters van den allereersten rang : Aljechin, Bernstein, Bogoljubow, Euwe, Flohr en Sultan Khan. Men verwachtte een wedloop tusschen de oude en jonge generatie, waarbij men aan den eenen kant op Aljechin en Bogoljubow rekende, aan den anderen kant op den plotseling beroemd geworden Flohr, die in dezen tijd het eene succes na het andere oogstte. Deze wedloop bood echter verschillende verrassingen. Wel werd Aljechin ook ditmaal winnaar, maar nu alleen dank zij ongelooflijk veel geluk. De tweede prijs werd gedeeld door Euwe en Flohr, waarbij bleek, dat men den laatsten weliswaar goed getaxeerd, Euwe daarentegen onderschat had. De jonge Amsterdammer had aanzienlijke vorderingen gemaakt en kon zelfs, gezien de kwaliteit van zijn partijen, als moreele winnaar van het tournooi beschouwd worden. Zoo zien wij dan aan den eenen kant teekenen van achteruitgang van den titelhouder, aan den anderen kant teekenen van gestadigen vooruitgang der pretendenten. Was Euwe reeds einde 1926 een ernstig tegenstander van Aljechin geweest, thans moesten zijn kansen in een eventueelen nieuwen wedstrijd nog belangrijk beter zijn. Maar voorloopig werd van een dergelijken wedstrijd nog in het geheel niet gesproken. De publieke opinie oordeelde naar het puntenaantal en de deskundigen hoed- xv den er zich voor, aan Aljechin's kwalitatief minder goede prestatie groote waarde toe te kennen. Zij wisten maar al te goed, dat deze in zijn dikwijls overweldigenden drang naar de overwinning liever groot risico nam, dan voorzichtig te spelen en zich desnoods met den 2en of 3en prijs tevreden te stellen. Opnieuw verging ongeveer ll/2 jaar. Euwe had intusschen een nieuwe proef van zijn bekwaamheid afgelegd door een mat gelijk te spelen. Toen „n Aljechin aan het Kersttour. „ooi te Hastings had deelgenomen en het inspanning slechts tot deeling van den 2en en 3 en prijs ge brac had voelde Dr. Euwe zijn tijd gekomen en daagde den were dkampioen uit. Dit besluit kwam voor iedereen als een donderslag bij helderen hemel, maar Aljechin nam de uitdaging zonder meer Ln en als tijdstip van den wedstrijd werd het najaar van 1935 bepaald. Nu sprak plotseling de geheele wereld over Euwe en men verdiepte xFch in gissingen « voo-pelhnjen. Gesug^ reerd door de geweldige successen van Aljechin, waren er slechts weLigen die den Hollander een ernstige kans gaven op het TotaleenVgeheein ander^resultaat leidde echter een nauwkeurige beschouwing der onderlinge partijen. Want ging men na, hoe de meesters z? tot nu toe tegen elkaar gespeeld hadden, dan moest men tot de overtuiging komen, dat Euwe de Aljechin uit te dagen, en men moest hem zelfs als diens meest kans didvak^an" h^^'begin" der voorbereiding (Jan. 1934) tot het uitbreken der vijandelijkheden op 3 October 1935, vonden K sen zÏ btt-enP\nd; itnteTn 1934 sp^/eAhechin s ^ pffSi; winnaar wekte echter bevreemding in de schaakwereld. Aljechin rrHtrvaak in een hoek gedrongen, kreeg slechte^stellmgen en kon slechts door zijn geweldige tactiek zegevxeren -.Hoe za dat worden, als Aljechin op deze wijze tegen Euwe speelt^ v o de schaakwereld zich af. Men was er namehjk van overtmgd d de Hollander over veel sterkere zenuwen beSC^k^h^detiv°0"0r, jubow en dat het maar zelden gelukken zou, hem behaalde voo deelen op tactische wijze te ontfutselen. 7,;rirli Tn Tuli 1934 volgt dan het internationale tournooi te Zurich met een buitengewoon sterke bezetting : Aljechin, ogcVU Sr Lakker, Nimzowitsch, Bernstein vertegenwoordigen de oude xvi EERSTE PARTIJ GESPEELD OP 3 OCTOBER TE AMSTERDAM (CARLTON HOTEL) Slavische verdediging van het Damegambiet WIT : ALJECHIN 1. d2—d4 d7—d5 2. c2—c4 c7—c6 3. Pgl— f3 Pg8—f6 4. Pbl—c3 d5Xc4 5. a2—a4 Lc8—f5 6. Pf3—e5 Pb8—d7 7. Pe5Xc4 Dd8—c7 8. g2—g3 e7—e5 9. d4Xe5 Pd7Xe5 10. Lel—f4 Pf6—d7 11. Lfl—g2 Lf5—e6 Niet het beste, omdat na een verticalen aanval van de witte dame het veld c2 beschikbaar wordt. De juiste volgorde heeft Euwe gekozen in de 21e partij: 11 Ta8—d8 ; 12. Ddl—cl, f7—f6 ; 13. 0—0, Lf5—e6 ; 14. Pc4Xe5, enz. met ongeveer gelijke kansen. 12. Pc4Xe5 Pd7Xe5 13. 0—0 Lf8—e7 Merkwaardigerwijze brengt deze plausibele ontwikkelingszet zwart in het nadeel. In verhouding was altijd nog beter 13 f7—f6; 1.) om den looper nog even de keuze te laten tusschen de velden b4 en e7 en 2.) om door een verdere dekking van het paard de dame meer bewegingsvrijheid te geven. 14. Ddl—c2 Dreigt zoowel 15. Pc3—d5 ZWART : EUWE als 15. Pc3—b5 gevolgd door Pb5—d4. Het is nu trouwens moeilijk voor zwart te verhinderen, dat wit een van zijn paarden tegen een vijandelijken looper ruilt. 14 Ta8—d8 Ook op 14 Dc7—a5 had wit 15. Pc3—b5 kunnen spelen. 15. Tfl—dl 0—0 16. Pc3—b5 Td8xdlf Met de bedoeling Dc7—a5, wat onmiddellijk nadeelig zou zijn wegens 17. Tdlxd8, Tf8X d8 ; 18. Lf4Xe5, c6xb5 ; 19. Lg2xb7 (Td8—d2 20. Dc2— c6). Maar ook in de gekozen vorm brengt de dame-uitval zwart in groote moeilijkheden. Het beste was nog 16 Dc7—b8 17. Talxdl Dc7—a5 18. Pb5—d4 Le6—c8 19. b2—b4 ! Een korte, scherpe combinatie, waarmede wit tot de volgende noodlottige terugtocht van de dame dwingt. Indien namelijk 19 Le7 Xb4 dan 20. Pd4—b3, Da5—c7 21. Dc2—e4, Lb4—c3 (Lb4—d6 22. De4—d4 en wint) 22. Tdl—cl Lc3—b2 Schaken 1 ZWART WIT (of f7—f5 23. De4—c2) 23. Tel—c2 f7—f5 24. De4—b4 ! met winststelling. 19 Da5—c7 20. b4—b5 .... Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin Stelling na 18 .... Le6—c8 ZWART Ook andere zetten geven geen hoop meer. Indien b.v. 24 Tf8—d8, dan eenvoudig 25. Lf4Xe5 ; f6Xe5 26. Dc2—f5 enz. met gemakkelijke winst. 25. Pe3—f5 Da5—elf 26. Kgl—g2 Le7—d8 27. Lf4Xe5 f6Xe5 Stelling na 27 f6Xe5 Verovert het uiterst belangrijke centrumveld d5. 20 c6—c5 21. Pd4—f5 f7—f6(?) Na deze verdere verzwakking der witte velden wordt de zwarte positie hopeloos. Maar ook 21 Le7— f6 22. Pf5— d6, Tf8—d8 23. Pd6—c4 enz. zou op den duur niet te houden geweest zijn. 22. Pf5—e3 Lc8—e6 23. Lg2—d5 ! Le6xd5 24. Tdlxd5 Dc7—a5 WIT 28. Td5—d7! Wit benut de gelegenheid, het gevecht door een mat-aanval te beëindigen. 28 Ld8—f6 29. Pf5—h6f! Kg8—h8 30. Dc2Xc5 .... Indien nu 30 Tf8—e8 dan 31. Dc5—d5 ! g7xh6 32. Dd5—f7, Lf6—e7 33. Td7X e7 benevens mat. Zwart geeft op. TWEEDE PARTIJ GESPEELD OP 6 EN 7 OCTOBER TE AMSTERDAM, (MILITIEZAAL) Koningsindische opening WIT : EUWE 1. d2—d4 Pg8—f6 2. c2—c4 g7—g6 3. Pbl—c3 d7—d5 4. Ddl—b3 De Botwinnik-zet, welke d5 aanvalt en zwart er toe brengt, het centrum op te geven. 4 d5Xc4 Misschien is c6 beter. De meest consequente voortzetting is dan 5. Lg5 met vernieuwden druk op d5. 5. Db3Xc4 De witte dame staat geëxponeerd, maar niet slecht. 5. .... Lc8—e6 Voorbarig ; in de vierde en twaalfde partij geschiedde beter 5 Lg7. 6. Dc4—b5f Pb8—c6 7. Pgl—f3 Natuurlijk niet Db7 : wegens Pd4 : 7 Ta8—b8 8. Pf3—e5 Wit streeft naar een spoedige afwikkeling, waarbij hij het looperpaar verkrijgt. Beter was echter 8. e4 en na 8 a6 9. Dd3! Lg4 10. d5, Lf3 : 11. gf3 : Pe5 12. Ddl met overwegend spel voor wit. ZWART : ALJECHIN 8. .... Le6 —d7 De eenige manier om de verzwakking van den damevleugel te beletten. 9. Pe5xd7 Dd8xd7 10. d4—d5 Pc6—d4 11. Db5—d3 Dameruil was nu niet zoo aangenaam voor wit, daar de dreiging Pc2f wit tot Kdl of Kd2 dwingt. 1 1 e7—e5 Zwart heeft in de positie van Pd4 eenige compensatie verkregen voor het witte looperpaar. 12. e2—e3 Na 12 de6 : e. p. Pe6 : 13. Dd7 : f, Kd7 : heeft zwart een grooten voorsprong in de ontwikkeling. 1 2 Pd4—f5 13. e3—e4 ? Te scherp gespeeld. Wit laat het zwarte paard weer terug naar d4. Met 13. Le2 kon wit een klein voordeel behouden. 1 3 Pf5—d6 1 Juist was 13 Pd4 ! b.v. 14. f4, Ld6 15. fe5 : Le5 : 16. Lf4, Dd6 ! of 16. Le3, c5 ! 14. f2—f4 Niet eerst 14. Le3, omdat na 14 a6 15. f4 de zet Pg4 met tempowinst geschiedt. 14 Dd7—e7 Gedwongen, daar op 14 Pg4 15. h3 volgt. Stelling na 14 Dd7—e7 ZWART 15. Lel—e3 ? Beter was 15. fe5 : De5 : 16. Le3 ! Zwart kan dan niet op e4 slaan wegens 17. Ld4 ! 15 Pf6—g4 ? Opnieuw beantwoordt zwart een witten foutzet onjuist. En dan twijfelt men nog aan de psychologische waarde van een verkeerden zet! Juist was 15 ef4 waarna 16. La7 : niet zoo goed was wegens Pfe4: 17. Pe4: Ta8 ! Wit zou in dat geval met 16. Ld4 een echt gambiet hebben moeten spelen. 16. Le3Xa7 Tb8—a8 17. h2—h3 Ta8Xa7 18. h3Xg4 Met de kleine pointe, dat op ef4 : 19. Dd4 ! volgt. Wit behoudt daardoor zijn pluspion. 1 8 Lf8—g7 19. Dd3—e3 Om f5 te kunnen spelen zonder dat zwart Dg5 antwoordt. Wit kan echter toch niet verhinderen, dat zwart de lijn g5—e3 in bezit neemt. 1 9 Ta7—a5 20. f4—f5 Lg7—f6 ! Brengt den looper op een belangrijken post. 21. a2—a4 ! Wit's overwicht ligt op den damevleugel. Het is daarom belangrijk, de pionnen van dezen vleugel zoo spoedig mogelijk naar voren te brengen, echter zoodanig, dat er geen zwakten ontstaan. 21 Lf6—h4f Tempoverlies, want wit moest g3 in ieder geval spelen. 22. g2—g3 Lh4—g5 23. De3—f3 Wit moet e4 dekken, omdat hij anders niet b4 kan spelen (zie de volgende opmerking). 23 0—0 24. b2—b4 Stond de witte dame op f2, dan zou deze zet door Pe4 : weerlegd worden. 24 Ta5—a8 25. Tal—a2 Met de dreiging 26. Tah2, hfi 27. Thfi : ! Lh6 : 28. f6 ! enz. Wit dwingt aldus Pd6 tot den terugtocht. 25 , Pd6—e8 26. Ta2—b2 Pe8— f6 27. Lfl—e2 c7—c6 Zwart wil niet afwachten tot wit zijn koning veilig opbergt en den anderen toren in actie brengt. De tekstzet heeft echter het nadeel, dat wit onmiddellijk een vrijpion verkrijgt. 28. d5xc6 b7Xc6 29. 0—0 Ta8—d8 Zwart's beste tegenkansen liggen langs de d-lijn. Het lag hier voor de hand den f-toren naar d8 te spelen. Zwart doet dit niet, omdat hij gevaar langs de f-lijn vreest. 30. Kgl—g2 Om b5 te spelen, zonder door Dc5f lastig gevallen te worden. 3 0 Td8—d4 31. b4—b5 c6Xb5 3 1 Da3 op dezen of op den volgenden zet wordt met 32. Ta2 beantwoord. 32. a4xb5 Tf8—b8 Zwart heeft het zeer moeilijk. Na 32 Ld2 kan wit als volgt afwikkelen : 33. fg6 : fg6 : 34. Pd5, Pd5 : 35. Df8 :f, Df8 : 36. Tf8 :f Kf8 : 37. ed5 : en wit heeft zijn voordeel naar het eindspel overgebracht. 33. f5Xg6 f7Xg6 De opening van de lijn c4—f7 blijkt later een groot gevaar voor zwart. Daarom verdiende hier hg6: de voorkeur. 34. b5—b6 De7—b7 35. Kg2—h3 Onttrekt den koning aan de indirecte bedreiging van Db7. Stelling na 35. Kg2—h3 ZWART WIT 35 Td4—d6 Pe4: ging niet wegens 36. Pe4: Te4: (36 De4: 37. Df7f) 37. Db3f, Kg7 38. Lf3. 36. Pc3—d5 Kg8—g7 Niet Pd5: wegens 37. Lc4. 37. Tb2—c2 Een moeilijk oogenblik en nog wel in tijdnood ! Hoewel de tekstzet een belangrijken pion kost, blijft wit winstkansen behouden. Niet beter dan de gekozen voortzetting was 37. Tal wegens Pd5: ! 38. Ta7, Pb6: 39. Tb7:f, Tb7: met vrij zekere remise. Het best was echter 37. Ta2 !, waarna 37 Pd5: 38. Ta7, Pb6: op 39. Tb7:f, Tb7: 40. Df8 mat faalt. Speelt zwart 37 Ta8 dan volgt zeer sterk 38. Tfal. 37 Pf6xd5 38. e4xd5 Td6xb6 39. Tc2—c6 TbóXcó 1 Leidt geforceerd tot verlies. Noodig was Tb6—b3, waarna wit nog altijd iets beter staat, maar waarna geen duidelijke winst zichtbaar is. 40. d5Xc6 Db7—e7 41. Le2 —c4(wit's afgegeven zet). Stelling na 41. Le2—c4 WIT De voornaamste dreiging is nu 42. Df7f, Kh6 of Kh8 43. La6 ! gevolgd door c7. Het is duidelijk, dat zoowel na 41. Tf8 als na 41 Lf6 de onmiddellijke afwikkeling wint (41 Tf8 42. Df8:f enz. of 41 Lf6 42. Df6:f, Df6: 43. Tf6: Kf6: 44. La6 enz.). Behalve de door Aljechin gekozen voortzetting kwam nog 41 Kh8 in aanmerking : 42. Dd5 ! Td8 (anders volgt Tf7) 43. De6 ! e4 (zwart moet zoo lang mogelijk wachten met ruilen) 44. Tf7, De6: 45. Le6: e3 46. Tfl (46. c7 ? dan e2 ! !) 46 e2 47. Tel, Tdl 48. c7, Tel: 49. c8Df, Kg7 50. Dc3f en wint. 4 1 Kg7—h6 42. Df3—hl! Dreigt Tf7 gevolgd door Kg2f 4 2 Tb8—b2 43. Tfl—f7 De7—e8 Leidt onmiddellijk tot verlies. De hoofdvariant luidt: 43 Dc5 44. Dd5 ! (dreigt Th7:f enz.) Dd5: 45. Ld5: Le3 ! 46. c7, Lgl 47. Lg2 ! (verleidelijk maar slecht was hier 47. g5f Kg5: 48. g4 wegens Th2f 49. Kg3, Tc2 50. Lb7, Lh2f ! 51. Kf3, e4f resp. 51. Kh2, Lf4) 47 Tc2 48. Kh4 ! g5f 49. Kh3, Lb6 (anders volgt Th7:f en Le4f) 50. Tf6f en wint. 44. c6—c7 Tb2—c2 45. Dhl—b7! Zwart geeft op, daar de dreiging Th7:f gevolgd door c8Df niet te pareeren is. Geanalyseerd door Dr. M. Euwe Stelling na 29. Td2Xc2 ZWART WIT onveiligheid van de witte koningsstelling 2) de ongedurigheid van den witten looper, welke geen steunpunt kan vinden. Bij juiste uitbuiting moeten deze voordeelen den strijd te zijnen gunste beslissen. 30. Thl—dl Lc3—g7 31. h2—h3 a7—a5 32. Lb8—f4 De7—e4 33. Lf4—c7 De4—e3f 34. Kcl—bl a5—a4 ! Door deze doorbraak, welke wit op den duur niet beletten kon, wordt minstens de kwaliteit veroverd. 35. b3Xa4 36. a2xb3 37. Kbl—cl 38. Tdl—d2 39. Lc7—e5 b4—b3 De3Xb3f Lg7—hóf Db3Xa4 Met 39. Kcl—dl had wit de partij inderdaad kunnen verlengen, doch niet redden. Zwart zou in de eerste plaats den witten koning van de pionnen verwijderen (39 Lh6xd2 ; 40. Kdlxd2, Da4—e4 ! ; 41. Kd2—cl, De4—elf) dan zijn koning en pionnen langzamerhand vooruit brengen, en ten slotte den g-pion vrijmaken en voor hem den looper veroveren. 39 Kg8—h7 40. Le5—c3 Da4—b5 ! Dezelfde zet zou op 40. Kcl —dl gevolgd zijn. 41. Lc3—d4 Wit verkeert in tempodwang. Op 41. Lc3—al volgt 41 Db5—flf benevens 42 Lh6—g7f 41 Db5—e2 42. g2—g4 De2—elf 43. Kcl—b2 Lh6xd2 44. Tc2—c8 Ld2—elf ! Opgegeven. Geanalyseerd door Dr. A. AIjechin VIJFDE PARTIJ GESPEELD OP 12 OCTOBER 1935 TE DELFT WIT : ALJECHIN 1. e2—e4 2. d2—d4 3. Pbl —c3 4. Pgl —e2 5. a2—a3 6. Pc3Xe4 Fransche e7—e6 d7—d5 Lf8—b4 d5Xe4 Lb4—e7 Pb8—c6! Een sterke zet, dien Rjumin in het tournooi te Moskou 1935 in twee partijen met succes geprobeerd heeft. Hierna kan wit nauwelijks meer dan gelijk spel verkrijgen. 7. Lel—e3 .... c2—c3 zou met e6—e5 goed beantwoord worden. Voor 7. g2—g4 ! 1 zie de 7e partij. 7 Pg8— f6 8. Pe2—c3 .... Reeds in dit vroege stadium dicteert zwart om zoo te zeggen de wetten. Weinig bevredigend voor wit is hier zoowel : 8. Pe2—g3, Pf6—d5 als ook 8. Pe4xf6f, Le7xf6 ; 9. c2—c3, e6—e5 enz. 8 0—0 Met de dreiging 9 Pf6 Xe4 gevolgd door f7—f5—f4 enz. 9. Pe4—g3 b7—b6 10. Lfl—e2 Lc8—b7 11. 0—0 Dd8—d7 12. Ddl—d2 ♦ ♦ ♦ • partij ZWART : EUWE Het punt d4 heeft meer bescherming noodig. De weg, dien wit te volgen heeft, is duidelijk voorgeschreven. 12 Ta8—d8 13. Tfl—dl Dd7—c8 Met de eventueele dreiging Pc6Xd4 gevolgd door e6—e5 of c7—c5. 14. Dd2—el .... Stelling na 14. Dd2—el ZWART 14 e6—e5 1 Zwart heeft een stelling weten op te bouwen, waarin de figuren harmonisch samenwerken ; deze zet echter geschiedt overhaast, en daardoor geraakt hij in moeilijkheden. Zeer goed was hier geweest de voorbereidingszet 14 Tf8 —e8 om in geval van 15. Le2— b5, te antwoorden met 15 a7—a6 ; 16. Lb5—a4, Dc8— a8 ! met ietwat betere perspectieven. Het nu volgend deel der partij is voor beide spelers allesbehalve makkelijk. 15. d4—d5 Pc6—d4 16. Le3xd4 e5xd4 17. Tdlxd4 c7—c5 ! Zwart maakt van den nood een deugd en besluit een pion te offeren om de gevaren, die b.v. in de variant: 17 Le7—c5 (17. Pf6xd5 is fout wegens 18. Le2—g4 !) 18. Td4 —h4. Pf6xd5 ; 19. Le2—d3, f7—f5; 20. Ld3—c4, Kg8— h8 ; 21. Ddl—e2 enz., zijn koning bedreigen, uit den weg te gaan. 18. Td4—a4 ! Bij dezen torenzet moest wit reeds rekening houden met de mogelijkheid van het kwaliteitsoffer dat op den 22en zet gebracht wordt. 18 Pf6Xd5 19. Le2—g4 Dc8—c7 20. Ta4Xa7 En niet b.v. 20. Pc3—b5, Dc7—c6 ; 21. c2—c4, a7— a6 ! ; 22. c4xd5, Dc6xb5 enz. 20 Pd5Xc3 21. b2Xc3 Helaas moet wit met deze versplintering van zijn pionnenstelling genoegen nemen, want na 21. DelXc3 ? zou zwart een geweldigen druk kunnen uitoefenen, belangrijker dan de verzwakking der pionnen: 21.... Dc7—b8 ! ; 22. Ta7—a4 (of 22. Pg3—h5, Td8—d4 ; 23. Ta7—a4, g7—g6 enz.) Le7— f6; 23. Dc3—b3, Lb7—d5 ; 24. c2—c4, Ld5—a8 ! met een aantal moeilijk te pareeren dreigingen. Stelling na 21. b2Xc3 ZWART WIT 21 Td8—a8 ! De eenige zet die kans op redding biedt. Het plausibele 21 Dc7—b8 zou nl. door het volgende weerlegd worden : 22. DelXe7 ! Db8Xa7 (23. Lg4— f3, Td8—b8) ; 23. Pg3 — h5 ! (Pg3—f5 zou slechts tot remise leiden). I. Kg8—h8 (er dreigde 25. De7— g5, g7—g6 ; 25. Ph5—f6f, Kg8—g7 ; 26. Dg5—e5 ! enz.) 25. Lf3—-d5 !, Da7— a8 ; 26. De7—g5, Tf8— g8 ; 27. Ld5xf7 met herovering van de kwaliteit bij betere stelling. II. h7—b6 ; 24. Lf3 d5 ! (dreigt De7—e5 en mat) Kg8—h8 ; 25. De7— e5, f7— f6 ; 26. De5—e7 met hetzelfde resultaat als in 1. Overigens echter dreigt wit 22. Lg4—f3. 22. Ta7xb7 Dc7Xb7 23. Lc4—f3 Db7—d7 24. Lf3Xa8 Tf8Xa8 25. Del—e4 Het is uiterst moeilijk, zooal niet onmogelijk gebruik te maken van het geringe materieele overwicht, want in de meeste varianten moet wit rekening houden met de mogelijkheid c5—c4 en b6—b5. Op 25. h2—h3 b.v. zou goed kunnen volgen 25 b6 b5 ; op a3—a4 volgt 25 Le7—f6. Met de tekstvoortzetting probeert wit de zwarte basis te ondermijnen. 25 Ta8—a4 26. De4—e2 Le7—f8 Een rustige solide positiezet. 27. h2—h3 Dd7—e6 ! Met het juiste inzicht dat het nu volgende eindspel, ondanks de sterke positie van het paard in het centrum, toch remise te houden is. Wit kan dameruil niet goed vermijden b.v. 28. De2—b5, Ta4—a5 ; 29. Db5 — d3, c5—c4 ; 30. Dd3—d8, g7 — g6 enz. met veelbelovend tegenspel. 28. De2Xe6 f7Xe6 29. Tal—bl ! Anders volgt c5—c4. 29 Ta4Xa3 30. Pg3—e4 Ta3—a6 31. Kgl— fl Ü8—e7 Natuurlijk niet dadelijk Kg8 —f7 wegens Pe4—g5f 32. Kfl—e2 Kg8—f7 33. Ke2—e3 Wit komt juist een tempo te kort ! (33. Ke2—d3, Kf7 e8 ; 34. f2—f3, Ke8—d7 en de zwarte koning bereikt op tijd c6). 33 Le7—d8 ! Pareert de dreiging Ke3 — f4—e5. 34. Tbl—dl Kf7—e7 Zonder vrees voor de mogelijkheid Pe4—g5 (met de dubbele bedoeling 36. Pg5xh7 en 36. Pg5Xe6.) daar deze zet door 35 Ta7 a2 ! gemakkelijk gepareerd wordt. Nu heeft wit geen kans meer de partij te winnen. Remise. Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin ZESDE PARTIJ GESPEELD OP 15 EN 16 OCTOBER TE ROTTERDAM, (HOTEL COOMANS) Slavische verdediging van het Damegambiet. WIT : EUWE 1. d2—d4 d7—d5 2. c2—c4 c7—c6 3. Pgl—f3 Pg8—f6 4. e2—e3 Lc8—f5 5. c4xd5 Pf6xd5 Beter cd5: 6. Lfl—c4 Na 6. Pbd2, Pf6 staat het witte damepaard de andere stukken in den weg. De tekstzet bevordert een natuurlijke ontwikkeling der stukken en bereidt o.a. een later De2 en e4 voor, waarmee wit een sterke centrum-positie verkrijgt. 6 e7 —e6 7. 0—0 Nauwkeuriger eerst De2. Na den tekstzet had zwart (op 7 Pbd7 en 8.De2) 8 P7f6 kunnen spelen, om aldus den centrum-opmarsch van wit te vertragen. 7 Pb8—d7 8. Ddl—e2 Lf5—g4 9. h2—h3 Belangrijk, omdat nu een later Pe5 (zie den 17den zet) met g4 beantwoord kan worden. ZWART : ALJECHIN 9 Lg4—h5 10. e3—e4 Pd5—b6 11. Lc4—b3 Lf8— e7 12. a2—a4! Als wit volgens de „Schablone" met 12. Pc3 en 13. Lf4 of Le3 voortzet, bevrijdt zwart zijn spel met c6-—c5, waarna hij een uitstekende stelling verkrijgt. 12 0—0 Na 12 a5 13. Pc3, 0—0 14. Lf4 is c5 reeds minder raadzaam wegens Pb5. Het is echter de vraag of 12 a6 niet verstandiger geweest was. 13. a4—a5 Pb6—c8 14. a5—a6 Dd8—b6 15. a6xb7 Db6xb7 16. Lb3—a2 De witte looper moet d5 blijven bestrijken. 16 c6—c5 Typisch Aljechin. Hij dwingt zijn tegenstander hem in het nadeel te brengen, in de hoop, dat deze op het kritieke oogenblik voor de consequenties terugschrikt. Dit is in deze partij inderdaad geschied, maar ongelukkig voor Aljechin be- Schaken 2 hield wit ook met zijn rustige voortzetting nog een zeer goed spel. 17. d4—d5 Pd7—e5 18. g2—g4 Pe5xf3f 19. De2Xf3 Lh5—g6 20. Pbl—c3 Stelling na 20. Pbl—c3 ven onoverzichtelijke verwikkelingen. Objectief beter was echter 21. de6: feót 22. Le6;f> Kh8 23. De2. 21 e6—e5 22. Lel—e3 a7—a6 23. h3—h4 Met de dreiging h4—h5, welke zwart dwingt zijn c-pion voor den h-pion te geven. Daardoor verhoogt wit zijn kansen op den damevleugel, hoewel latere gevaren op den koningsvleugel niet onderschat mogen worden. WIT Het eerste twijfelachtige oogenblik. Wit stelt zich tevreden met een gezonden ontwikkelingszet i.p.v. 20. de6: Le4: (fe6: ? 21. Le6:f Kh8 22. Ld5) 21. ef7 :f, Kh8 te probeeren. 20 Pc8—b6 Zwart moet den pion nog steeds ,,en prise" laten, daar 20 e5 op 21. d6 ! Ld6: 22. Ld5 faalt. 21. Df3—e2 Wit verkiest een rustige partij met strategische voordeelen bo¬ 23 24. Le3Xc5 25. Lc5—e3 26. Tfl—cl Le7xh4 Tf8—c8 Lh4—e7 Ruil van een der torens is de beste manier, om pion a6 met succes te kunnen bedreigen. 26 27. Pc3—dl 28. TclXc8f 29. La2—bl Le7—d6 Ta8—b8 Tb8Xc8 Reeds is a6 ten doode opgeschreven. 29 Pb6—c4 Aldus verkrijgt zwart ten minste het looperpaar. Het is duidelijk, dat zwart na 29 Ta8 30. Ld3, a5 31. Lb5 snel zou verliezen. 30. Lbl—d3 31. Ld3Xa6 ? Pc4Xe3 Stelling na 31. Ld3Xa6 1 ZWART WIT Het rustige Pe3: verdiende de voorkeur om de eenvoudige reden, dat het paard op e3 sterker staat voor de verdediging van den koningsvleugel. 31 Db7—a7 32. De2Xe3 Ld6— c5 33. De3—d3 1 Opnieuw foutief. Op e2 zou de witte dame dezelfde diensten verrichten en bovendien het lastige h7—h5 voorloopig verhinderen. Op te merken valt nog, dat de afwikkeling 33. Lc8: wegens Dal: 34. Dc5:, Ddl:f 35. Kh2, Le4: niets oplevert. 3 3 Tc8—b8 34. Dd3—e2 Wit erkent zijn fout van den vorigen zet. 3 4 Da7—e7 35. Tal—cl De tegenactie h5 was in geen geval te voorkomen. 35 h7—h5 ! De inleiding tot een zeer sterken aanval. 36. Tel—c3 Tb8—b4 Beter 36 Kh7. (37.gh5:, Dg5f 38. Tg3 ? Dg3:f). Echter was 36 Ld4 niet zooveel waard, omdat wit na 37. Tc8f, Tc8: 38. Lc8: (gevolgd door Lf5) niet veel te vreezen heeft. 37. La6—d3 Tb4—b8 Beide spelers verkeerden in tijdnood. Vandaar, dat zwart heen en weer speelt. Sterker was direct Ld4. 38. Ld3—bl Verstandiger was 38. La6. De looper staat op bl niet zeer goed. 3 8 Lc5—d4 39. Tc3—h3 Na 39. Tg3, Dg5 40. Kg2 (40. gh5: ? Dg3:f) 40 h4 41. Th3 of Ta3, Lh5 is zwart's aanval eveneens zeer krachtig. 3 9 De7—g5 40. Kgl—g2 h5xg4 41. Th3—g3 (wit's afgegeven zet) Lg6—h5 42. Lbl—c2 Tb8— b6 Zwart's beste systeem. Hij wil den toren via f6 naar f3 brengen, waarna de geweldige concentratie der zwarte stukken den witspeler voor onoplosbare problemen zou plaatsen. Terecht laat zwart zich niet in op pionwinst (42 Lb2:), Er gebeure wat wil, hier had zwart toch ten minste moeten probeeren het materieele evenwicht te bewaren b.v. door 11 Dd8—e7 en indien 12. Pe2— f4 dan 12 Tg6 —g5 ! (anders 13. Pf4xd5) 13. 0—0, Pb8—c6 ; 14. Pf4Xe6 !, De7Xe6 (ook Lc8Xe6 benevens De7—f7 komt in overweging) 15. Dh3Xe6f, Lc8Xe6; 16. LclXg5, c5xd4 ; 17. Pc3—b5, Ke8—d7 enz. met betere reddingskansen dan in de partij. 12. Dh3Xh7 Dd8—f6 Stelling na 12. Dh3xh7 WIT 13. Pe2—f4 ! Wint, terwijl het initiatief voortduurt, de kwaliteit daar de toren geen zet heeft : Op 13 Tg6—g7 of h6 of g5 volgt 14. Pf4—h5 !, op 13 Tg6— g4 ; 14. Dh7—h5f ! enz. 13 c5xd4 14. Pf4Xg6 I .... De dameruil, die zwart in geen geval kan ontgaan, ware hier voorbarig b.v. 14. Dh7Xg6f, Df6Xg6 ; 15. Pf4x g6, d4Xc3 ; 16. b2—b3, Ke8— f7 ; 17. Pg6—f4, Pc6—d4 met verovering van den c-pion daar 18. Kei—dl faalt op 18 e6—e5 enz. 14 d4Xc3 15. b2—b3 Pc6—e7 Op 15 Pc6—d4 zou eerst 16. 0—0 ! en pas na 16 Pd4Xc2 ; 17. Dh7— g8f, Ke8—d7 ; 18. Lel—g5 ! enz. met beslissenden aanval volgen. 16. Pg6Xe7 Lb4Xe7 17. h2—h4 Dwingt tot dameruil. 17 Df6-f7 18. Dh7—h8f Df7—f8 19. Dh8Xf8f Ke8xf8 20. Lel—g5 Goed was ook 20. Lel—hóf, Kf8—f7 ; 21. 0—0—0, om e6 —e5 te bemoeilijken. De tekstzet moest echter nog sneller tot het doel leiden. 20 .... e6—e5 21. f2—f3 ! Een noodzakelijke tusschen- zet: Na 21. Lg5Xe7f, Kf8Xe7 ; zou f2—f3 met e4—e3 benevens eventueel d5—d4 beantwoord kunnen worden. 2 1 e4Xf3 Stelling na 21. . e4Xf3 ZWART WIT 22. g2xf3 ? Wit vergeet de loopers te ruilen, wat op den vorigen zet beslist de bedoeling geweest was. Na 22. Lg5Xe7f,Kf8Xe7 ; 23. g2xf3 benevens 0—0—0 en het oprukken van den h-pion zou zwart geen remisekansen gehad hebben. 22 Le7 —a3 ! De samenwerking der vijandelijke loopers dwingt wit nu naar een gunstige gelegenheid om de kwaliteit terug te offeren, uit te zien. 23. f3—f4 ! Lc8—f5 En niet 23 e5—e4 ; 24. Tal—dl, Lc8—e6 ; 25. f4—f5 enz. 24. f4Xe5 Lf5Xc2 25. 0—Of Kf8—g8 26. Tal—cl ! j De pointe van de met den 23en zet begonnen manoeuvre; wanneer c3 eenmaal gevallen is, zullen de witte vrijpionnen ondanks de ongelijke loopers zich als een machtige winstfactor ontpoppen. 26 La3Xcl 27. TflXcl Lc2—f5 28. TclXc3 Ta8—c8 29. Tc3-f3 Ook torenruil gaf goede kansen op winst, maar was in zijn uiterste consequenties stellig niet gemakkelijk te berekenen. Na den tekstzet hoopte wit eenvoudiger werk te hebben. 29 Tc8—f8 Niet beter was 29 Lf5 —e4; 30. Tf3—f6, d5—d4 : 31. Tf6—d6, d4—d3 ; 32. e5 —e6, of 29 Lf5—e6 ; 30. Tf3—f6, Tc8—c6; 31. Lg5e3, en daarna verschijnt de koning op het tooneel van den strijd. 30. Lg5— f6 Lf5— e4 31. Tf3—g3f Kg8—f7 32. h4—h5 Daar 32 Tf8—g8 op 33. e5—e6f faalt. 32 Tf8—c8 33. Tg3— g7f Kf7-e6 34. h5—h6 ! d5—d4 Op 34 Tc8—elf ; 35. —f2, Tel—hl wint 36. rg7—e7f, Ke6—f5 ; 37. h6 —h7. Schaken 3 35. h6—h7 Tc8—elf 36. Kgl—f2 Tel—c2f 37. Kf2—g3 Indien noodig was ook 37. Kf2—el, d4—d3 ; 38. Tg7— e7f ! enz. voldoende geweest. ! Geanalyseerd door 37 Le4xh7 38. Tg7Xh7 Tc2Xa2 39. Kg3—f4 b7—b5 40. Kf4—e4 Ta2—e2f 41. Ke4xd4 Opgegeven, r. A. AIjechin TIENDE PARTIJ GESPEELD OP 24 OCTOBER TE GOUDA. Slavische verdediging van het Damegambiet WIT : EUWE 1. d2—d4 d7—d5 2. c2—c4 c7—c6 3. Pgl—f3 Pg8—f6 4. e2—e3 e7—e6 5. Pbl—c3 a7—a6 6. c4—c5 Pb8—d7 Zwart ziet dus (in tegenstelling met zijn spel in de achtste partij) van een vroegtijdig b6 af en schijnt op e6—e5 aan te sturen. 7. b2—b4 a6—a5 Een vrijwillige versterking van den witten aanval op den damevleugel, welke slechts gemotiveerd zou zijn, als zwart later met succes e6—e5 had kunnen spelen. Maar zwart probeert dezen tegenstoot in het geheel niet, zooals het vervolg leert. 8. b4—b5 Pf6—e4 Inconsequent. Beter was in ieder geval e6—e5. 9. Pc3Xe4 d5Xe4 10. Pf3—d2 f7—f5 11. f2—f3 Op deze wijze profiteert wit van de verzwakking, welke na zwart's achtsten zet ontstaan is ; °P 11 ef3: volgt nl. 12. Df3: met bedreiging van c6. 11 Dd8—h4f ? ZWART: ALJECHIN Werkt opnieuw de witte ontwikkeling in de hand. Wit's koningslooper vindt op g2 een goed veld. 12. g2—g3 Dh4—h6 13. Ddl—e2 Lf8—e7 e5 zou niets meer opleveren (14. fe4: ed4:, 15. ed4:, f4 16. Pf3). Geen wonder na zooveel verloren zetten ! 14. Lfl—g2 Wit neemt het pionoffer niet aan, omdat na 14. fe4: fe4: 15. Pe4: 0—0 zijn rochade verhinderd zou worden. Hoewel het niet zeker is, dat zwart in dit geval voldoende compensatie voor zijn pion gehad zou hebben, staat wel vast, dat een rustige voortzetting van den opbouw hier de voorkeur verdient. Wit kan nl. op allerlei manieren een pion winnen (o.a. met b5—b6), als eerst zijn koning maar in veiligheid gebracht is. 14 0—0 15. 0—0 Pd7—f6 Indirecte verdediging van pion e4: op 16. fe4: volgt Pg4. 16. Pd2—c4 Dekt e3, zoodat wit wèl fe4: 26. Dc4xc2 Dd8—a5 27. Dc2—e2 e7—e5 Op 27 Da2: volgt 28. Te5:, Tc5: 29. De7:f en Dc5: 28. a2—a3 Lc5— e7 29. Pf3—d4 Tc8Xcl 30. Tflxcl Kg7—h8 31. Pd4—c6 Da5—c7 32. De2Xa6 Tf8—c8 33. Pg3—fl Dreigt 34. Pe7: (Del: 35. Df6: mat). 33 Tc8-b8 34. Pc6Xe7 Dc7Xe7 35. Tel—c8f Tb8Xe8 36. Da6Xe8f Zwart geeft op. Geanalyseerd door Dr. M. Euwe DERTIENDE PARTIJ GESPEELD OP 31 OCTOBER EN 1 NOVEMBER TE AMSTERDAM, (SCHAAKCLUB WATERGRAAFSMEER) Spaansche opening WIT : ALJECHIN 1» e2—e4 e7—e5 2. Pgl—f3 Pb8—c6 3. Lfl—b5 a7—a6 4. Lb5—a4 Pg8—f6 5. 0—0 Pf6Xe4 Deze verdediging, ook wel de „open verdediging" genoemd, geeft zwart een goede ontwikkeling voor zijn stukken, wit daarentegen de beste pionnenstelling. De kansen zijn ongeveer gelijk. In de moderne tournooien is de tekstzet minder gebruikelijk. 6. d2—d4 b7—b5 7. La4—b3 d7—d5 8. d4Xe5 Lc8—e6 9. c2—c3 Lf8—e7 Ook 9 Lc5 is hier een bekende zet. Echter beantwoordt 9 Le7 meer aan den aard der stelling: zwart moet trachten zijn c-pion naar c5 te brengen om van zijn pionnenmeerderheid op den damevleugel gebruik te maken, en daarom is het in het algemeen niet voordeelig voor hem, op c5 een stuk te plaatsen. 10. a2—a4 De meest gespeelde zet is hier 10. Tel, waarop 10 0—0 volgt. ZWART: EUWE 10 b5—b4 Er dreigde 11. ab5:, b.v. 10 0—0 11. ab5:, ab5: 12. Ta8:, Da8: 13. Ld5:, Td8 14. Lc6:, Dc6: 15. Dc2 en zwart heeft wel aanvalskansen, maar het is twijfelachtig of deze den verloren pion kunnen compen- seeren. Na 10 Tb8 i.p.v. den tekstzet zou wit met 11. ab5: de open a-lijn verkrijgen. 11. Pf3—d4 ! ? Een nieuwe zet, die tot groote complicaties leidt. Wit offert een pion en verschaft zich daardoor een gevaarlijken aanval. In de partij lijdt deze wel schipbreuk, maar het is niet buitengesloten dat er nog een voortzetting gevonden zal worden, die wit een bevredigend spel geeft. De Russische meester Rjumin heeft den tekstzet zelfs voorzien van een uitroepteeken. Volgens mijn opvatting kan het pionoffer echter onmogelijk gunstig zijn voor wit, want voor een dergelijke onderneming schijnt mij de witte ontwikkeling onvoldoende. 11 Pc6Xe5 Vrij gedwongen. Na andere zetten zou wit zonder risico ; een gunstig spel verkrijgen. 12. f2—f4 Pe5—c4 Deze zet is echter niet het best en had zwart in moeilijkheden moeten brengen. Juist was 12 Lg4! 13. Dc2 (gedwongen) 13 Pg6 en nu blijft zwart zoowel na 14. f5, Pe5 15. h3, c5 ! als ook na 14. Le3, c5 15. Pc6, Dd6 16. Pe7:, Pe7: in het voordeel. 13. f4—f5 Nu maakt wit op zijn beurt een zwakken zet. Veel beter was 13. De2 (dreigt stukwinst), 13 Pa5 14. Lc2 (dreigt opnieuw stukwinst door ruil op e4 en e6 gevolgd door Dh5f en Da5:) 14 0—0 15. Pd2 ! (beter dan gewoon den pion te heroveren) 15 Pf6 16. Pe6:, fe6: 17. De6:f, Kh8 18. Pf3 met kansrijk spel voor wit. 13 Le6—c8 Deze looper gaat op b7 een zeer actieve stelling innemen. 14. Ddl—el Dreigt op de reeds aangegeven manier stukwinst, maar leidt desondanks tot beslissend nadeel. Relatief beter was 14. Dg4, h5 15. De2 ! (natuurlijk niet 15. Dg7: 1 wegens 15 Lf6 en damewinst) ; zwart staat nu na 15 Lb7 niet slecht (16. Lc4: 1, dc4: 17. Dc4:, Dd5 !), maar de door h7—h5 verzwakte koningsvleugel kan toch een bron van moeilijkheden worden. Daarom is na 14. Dg4, Pe5 ! de sterkste voortzetting : 15. Dg7: Lf6 16. Dh6, c5 ! 14 Lc8—b7 15. c3Xb4 c7—c5 ! Dezen zet heeft wit waarschijnlijk onderschat of zelfs heelemaal niet verwacht. 16. f5—f6 De keuze was zeer moeilijk. Wit mocht niet op c5 ruilen, daar dan 16 Lc5: volgt en Pd4 in een fatale binding zou geraken ; als Pd4 zich naar e2 of f3 terugtrekt, volgt gewoon 16 cb4: en zwart handhaaft den pluspion bij goed spel; ten slotte zou 16. Pc2, cb4: 17. Pb4: ? falen op 17 Db6f en stukwinst. Met den tekstzet beoogt wit het aangevallen paard naar het sterke veld f5 te brengen. 16 Le7Xf6 17. Pd4—f5 0—0 18. b4Xc5 Tf8—e8 19. Del—b4 De witte dame heeft geen beteren zet. 19 Dd8—c8 Zooals spoedig blijkt staat de dame hier beter dan op c7. 20. Lb3Xc4 a6—a5 ! Een belangrijk zetje. 21. Db4— a3 Opnieuw het eenige. Na 21. Db3, dc4: 22. Dc4: ? volgt 22 La6 met verovering van de kwaliteit. Als echter de zwarte dame te voren naar c7 gegaan was, had wit nu 21. Db6 kunnen probeeren. 2 1 d5Xc4 22. Pbl—c3 Op 22. Le3 zou zeer sterk 22 Te5 volgen. 2 2 Pe4Xc5 Zwart verzekert zich van een pluspion, welk voordeel in verbinding met de beste ontwikkeling en het looperpaar stellig beslissend is. Echter had zwart hier ook direct op koningsaanval kunnen spelen, n.1. 22 Pc3: 23. bc3:, Te2 24. Ta2, Lg2: ! 25. Te2:, Lfl: <26. Kfl:, Df5:f) en de opengescheurde witte koningsstelling maakt een hopeloozen indruk. 23. Lel—e3 Dc8—c6 24. Tfl—f3 Pc5—d3 Stelling na 24 Pc5—d3 ZWART WIT Op den 22sten zet was het probleem der stelling op tweeërlei wijze oplosbaar voor zwart en daarom kon de zet 22 Pc5: niet afgekeurd worden. Met den tekstzet is dit laatste echter wèl het geval. Zwart kon onmiddellijk winnen als volgt: 24 Te5 ! (dreigt 25 Tf5: enz. en daarom mag wit ook niet 25. Lc5: spelen) 25. Pd4 (gedwongen ; 25. Pg3 faalt °P 25 Te3: enz.) 25 De8 26. T3fl (opnieuw het eenige ; op 26. T3f2 beslist 26 Te3: 27. Dc5:, Telf en ten slotte De3f met stukwinst) 26 Pb3 ! 27. Pb3:, Te3: ; nu heeft het aangevallen paard drie zetten, welke alle geforceerd tot verlies leiden : a) 28. Pel, Dc6 en wint; b) 28. Pd2, Ld4! 29. Khl, Dc6 en wint omdat 30. Pf3 op 30 Tf3: 31. Tf3:, Df3: ! enz. faalt en 30. Tgl op 30 Td3 ; c) 28. Pc5, Ld4! 29. Khl, Lg2:f! 30. Kg2:, Dc6f en wint. JNa den minder consequenten tekstzet kan wit nog tegenstand bieden. 25. Tal—fl Te8Xe3 ! Ook daarmee had zwart de partij moeten winnen. 26. Pf5Xe3 Lf6—d4 Dreigt 27 Le3:f enz. 27. Da3—e7 De eenige verdediging. 27. Pcdl zou falen op 27 Te8. WIT Tot nu was het zwarte voordeel nog ruim voldoende om te winnen. De tekstzet is echter een ernstige misgreep. Met 30 Db6 ! had zwart de WIT De laatste twintig zetten was zwart voortdurend in den aanval en hij meent dezen ook thans nog te kunnen voort- 2 7 Pd3—e5 Natuurlijk niet 27 Te8? wegens 28. Df7 :f en mat in twee zetten. 28. Kgl—hl Er dreigde opnieuw Le3:f ; na den tekstzet zou 28 Le3: zonder schaak geschieden zoodat wit 29. De5: zou kunnen antwoorden. 2 8 Pe5xf3 29. Tflxf3 Ta8—f8 30. h2—h3 De witte koning moet een vluchtveld hebben. 30. Pf5 ? zou falen op 30 Df3: ! enz. 30 Ld4Xe3 ? Stelling na 30 Ld4Xe3 ? partij dadelijk kunnen beslissen; na 31. Tg3 volgt doodgewoon 31 Db2: enz. en op 31. Pc4: speelt zwart 31 Db4! met verovering van de kwaliteit (32. Db4:, ab4:). Na den tekstzet raakt zwart het looperpaar kwijt en houdt alleen den pluspion over. Maar zelfs dit gereduceerde voordeel had nog kunnen beslissen. 31. De7Xe3 Dc6—e6 32. Tf3—g3 Dame- en torenruil zou natuurlijk zwart's taak aanzienlijk vergemakkelijken. 32 Tf8—e8 33. De3—g5 De6—e5 34. Dg5Xe5 Te8Xe5 35. Tg3—g4 Te5—e3 ? Sfpllinc na 35 Te5—e3 ? zetten. Dit is echter een vergissing en stelt wit in de gelegenheid, zich op fraaie wijze definitief te redden. Juist was eenvoudig 35 Tc5 b.v. 36. Td4, Kf8 37. Td7, Lc6 en de witte toren moet langs de d-lijn terug, want 38. Tc7 ? faalt op 38 Lg2:f en 38. Ta7 op 38 Tg5. Als wit i.p.v. 37. Td7 eerst 37. Kgl speelt, dan volgt 37 Ke7 en wit heeft heelemaal geen tegenspel meer. 36. Khl—gl ! .... Wit loopt niet in den val : 36. Tc4: ?, Th3:f 37. Kgl, Tg3 38. Tc7, Tg2:f 39. Kfl, Tb2: 40. Pb5, La6 en als nu 41. Ta7 volgt, dan wordt Pb5 met schaak genomen en verkrijgt zwart den tijd om zijn koning een vluchtveld te openen. 36 Te3—d3 37. Tg4Xc4 Td3—d2 38. b2—b4 De reddende zet, die alleen mogelijk is geworden, doordat Pc3 op het oogenblik niet aangevallen staat. 38 Td2Xg2f 38 ab4: was niet gunstig voor zwart wegens 39. Tb4:; nu zou 39 Tg2:f 1 na 40. Kfl een stuk kosten, terwijl 39 Td7 i.p.v. Tg2:f eveneens ongunstig is, omdat wit een sterken vrijpion over houdt. 39. Kgl—fl Tg2—b2 39. .... ab4:'? zou nog steeds verkeerd zijn. 40. Tc4—d4 ! Niet 40. b5, g6 en zwart behoudt nog winstkansen, en ook niet 40. ba5: ? wegens 40 La6 41. Pb5, Tb5: ! en zwart wint. 40 g7 —g6 Logischer was 40 Kf8. 41. b4Xa5 .... De witte sluitzet. 41 Tb2—c2 Zwart kan de partij niet meer winnen ; hij heeft wel de beste pionnenstelling en een sterken looper, maar de witte a-pionnen zijn zeer gevaarlijk. Zoo b.v. zou 41 Lg2f 42. Kei (Kgl), Lh3: een stuk kosten wegens 43. Td8f gevolgd door 44. a6. 42. Pc3—b5 Kg8—g7 43. Kfl—el Tc2 —c5 44. Td4—d6 Het begin van een manoeuvre, welke wit opnieuw in moeilijkheden brengt. De voorkeur verdiende 44. Kd2. 4 4 Lb7—c6 45. a5—a6 .... Beter 45. Td4. 4 5 Lc6xb5 46. a6 —a7 Lb5 —c6 47. Td6Xc6 Tc5—a5 48. Tc6—c7 Ta5Xa4 Zwart heeft nu weer een pluspion en dreigt bovendien op den koningsvleugel twee verbonden vrijpionnen te verkrijgen. 49. Kei —d2 g6—g5 50. Kd2—c3 h7—h5 50 h6 gevolgd door Kg6, is te langzaam. 51. Kc3—b3 Ta4—al 52. Kb3—c4 g5—g4 53. h3Xg4 h5Xg4 54. Kc4—d4 Kg7—g6 55. Kd4—e5 ? Stelling na 55. Kd4—e5 ? ZWART WIT De witte koning streeft naar f4 of g3 ; hij had echter moeten probeeren, deze velden via e3 te bereiken ; na den tekstzet is wit verloren. 55 f7—f6f ? Daarmee geeft zwart zijn laatste winstkans weg. Juist was 55 Ta4 ! ; dit zou den witten koning het belangrijke veld f4 ontnomen hebben en het is niet te zien, op welke manier wit daarna het beslissende oprukken van de zwarte vrijpionnen zou kunnen beletten, b.v. (55 Ta4) 56. Kd5, f6 ! (niet f5 wegens 57. Ke5, f4 58. a8D ! en remise) 57. Kc5, Kg5 en zwart wint. De eigenlijke pointe van den zet 55 Ta4 ! ligt hierin, dat 56. Tc4 met f6f beantwoord wordt: 57. Ke6, Ta6f 58. Kd5, Kg5 enz. 56. Ke5—f4 Thans kan wit zonder moeite remise bereiken, want zwart kan zijn f-pion nooit naar f4 brengen zonder den g-pion te verliezen. 56 Tal—a4f 57. Kf4—g3 f6—f5 Of 57 Kg5 58. Tg7f, Kf5 59. Kh4 ! 58. Kg3—h4! Kg6—f6 59. Tc7—b7 Remise. Op 59 Ke5 volgt 60. Tb5f en de zwarte koning mag de vierde rij niet betreden wegens 61. Tb4f enz. Geanalyseerd door Dr. M. Eutve VEERTIENDE PARTIJ GESPEELD OP 2 NOVEMBER TE GRONINGEN Koningsindische partij WIT : EUWE 1. d2—d4 Pg8— f6 2. c2—c4 g7—g6 3. Pbl—c3 d7—d5 4. Lel—f4 Pf6—h5 Een ernstige strategische fou Aljechin onderschat de betei kenis van de open h-lijn e overschat de kracht van h< looperpaar onder deze omstai digheden. Misschien ook hoopt hij op 5. Pd5: ? Pf4 : 6. Pft e5 ! 7. de5: ? Lb4f en mai 5. Lf4—e5 .... Eerst wordt de zwarte kc ningsvleugel nog verzwakt. 5 f7—f6 6. Le5—g3 Ph5Xg3 7. h2Xg3 c7—c6 8. e2—e3 Lf8—g7 9. Lfl—d3 Nauwkeuriger was hier eersi 9. cd5:, omdat zwart na d< partijvoortzetting nog dc4: hac kunnen spelen. Na 9. cd5: cd5: 10. Ld3, f5 (gedwongen) 11, g4! 0—0 12. gf5: Lf5: 13. Lf5: Tf5: 14. g4, Tf7 (14 Tf8 15. Db3) 15. f4 staat wit geweldig. 9. ..«* 0—0 Schaken 4 ZWART : ALJECHIN Stelling na 9 0—0 Het eenige was 9 dc4:, waarna wit met 10. Lc4: het beste spel behoudt (niet 10. Th7: ?, cd3: 11. Tg7: Kf8 12. Tg6: Lf5). Speelt zwart echter 9 f5, dan komen we met 10. cd5: cd5: in de variant van den vorigen zet. 10. ThlXh7 ! Op deze voor de hand liggende wijze wint wit een pion. 10 f6—f5 Natuurlijk niet 10 Kh7: 11. Dh5f, Kg8 12. Lg6: en wart moet om de matdreiging e pareeren een toren geven. 11. Th7—hl e7 —e5 12. d4Xe5 Lg7Xe5 13. Pgl—f3 .... Wit bekommert zich natuurlijk niet om de verdubbeling van zijn pionnen, daar hem de ruil van den verdedigenden koningslooper zeer welkom is. 13 Le5Xc3f 14. b2Xc3 Dd8—f6 15. c4xd5 ! Wit geeft den pion terug, om zijn aanval te versterken. 15 Df6Xc3f 16. Kei—fl Dc3—f6 cd5: 17. Tel, Df6 leidt tot dezelfde stelling. 17. Tal—cl c6xd5 18. Tel—c7 Pb8—d7 Thh7 mag in geen geval toegelaten worden. 19. Ld3—b5 Het begin van de beslissende combinatie. Behalve Dd5:f dreigt ook Ld7: 19 Df6—d6 20. Tc7—c4 1 Een aanzienlijke vertraging van de winst. Op het beslissende moment was de witspeler er niet zeker van, dat het torenoffer 20. Dd4 werkelijk ging. De correctheid hangt weliswaar aan een zijden draad, maar is niettemin een feit, zooals blijkt uit de volgende variant: 20. Dd4, Dc7: (20.... Pf6 21. Thh7 !) 21. Th8f, Kf7 22. Pg5f, Ke7 (22 Ke8 23. Tf8:f, Kf8: 24. Pe6f) 23. Th7f, Ke8 24. Dd5: ! Er dreigt nu De6f en De7 mat. Speelt zwart echter Dc7 weg, om een vluchtveld te verkrijgen, dan is Pd7 onvoldoende gedekt. 20 Pd7—f6 21. Tc4—h4 Dd6—c5 22. Lb5—a4 Dc5—c3 Om Dal te verhinderen (22 Le6 23. Pg5, Lf7 24. Dal ! d4 25. Td4:) 23. Pf3—g5 Zwart vindt den eenigen weg, om zoo lang mogelijk stand te houden. 23 Kg8—g7 24. Pg5—h7 Tf8—d8 25. Ph7xf6 Kg7xf6 26. Th4—h7 Lc8—e6 Om na 27. Tb7: met d4 ! tegenkansen te verkrijgen. 27. Thl—h6 Dreigt 28. Tg6:f Kg6: 29. Dh5f, Kf6 30. Dh6f, Ke5 31. Dg7f met damewinst. 2 7 Le6—f7 Niet 27 d4 wegens 28. Tg6:f, Kg6: 29. Dh5f Kf6 30. f4 ! met doodelijken aanval (30 Delf 31. Ldl). Ook 27 Tac8 faalt op dezelfde voortzetting. 28. Kfl—gl Nu de koning in veiligheid gebracht kan worden, dreigt Dh5 en Tf7sf 2 8 Td8—g8 29. g3—g4 Stelling na 29. g3—g4 Wit heeft niet anders te doen, dan de laatste zwarte pionnenbarricades weg te ruimen. 29 Tg8—g7 30. g4xf5 Tg7xK7 31. Th6xh7 g6xf5 32. La4—b3 .... Dreigt reeds Tf7:f gevolgd door Dd5:f. 32. .... Dc3—e5 33. Ddl—f3 Ta8—c8 Met de dreiging Tclf, welke echter gemakkelijk gepareerd kan worden. Beter was 33 Dalf 34. Kh2, De5f 35. g3, Td8. Er volgt dan 36. Th4. 34. g2—g4 De laatste zwarte pion wordt verwijderd. 34. • i * • Lf 7 —gó 34 Tg8 faalt op 35. Tf7:f, Kf7: 36. Dd5:f. Dezelfde weerlegging volgt op 34 Tclf 35. Kg2, De4. 35. Th7xb7 De5—alf 36. Kgl—g2 Tc8—h8 Leidt geforceerd tot mat. 37. g4—g5f .... Stelling na 37. g4—g5+ 37 Kf6Xg5 38. Df3— f4f Kg5—f6 39. Df4—d6f Kf6—g5 40. f2—f4f Kg5—h6 Ook op 40 Kh6 beslist . De7. 41. Dd6—e7 Zwart geeft od. Geanalyseerd door Dr. M. Euwe VIJFTIENDE PARTIJ GESPEELD OP 5 EN 6 NOVEMBER TE BAARN (BADHOTEL) Slavische verdediging van het damegambiet WIT : ALJECHIN 1. d2—d4 d7—d5 2. c2—c4 c7—c6 3. Pgl—f3 Pg8—f6 4. Pbl—c3 d5Xc4 Zwart wil dezelfde variant spelen als in de eerste matchpartij, omdat hij dacht de daar aangewende verdediging te kunnen verbeteren. 5. a2—a4 Lc8—f5 6. Pf3—h4 Het schijnt, alsof wit de opvatting van zijn tegenstander deelt, in ieder geval kiest hij een andere opstelling ; deze is echter ongeschikt om zwart moeilijkheden te bereiden. Behalve 6. Pe5, komt alleen 6. e3 ernstig in aanmerking. 6 Lf5—c8 In een partij Aljechin-Stoltz. Veldes 1931, geschiedde 6. . . . e6, waarna wit met 7. Pf5 spoedig in het voordeel kwam Zonder te willen vaststellen dat 6 e6 beslist ongunstij is, schijnt deze door Bogolju bow aanbevolen tekstzet vee gemakkelijker. Het tempover lies Lf5—c8 is gebaseerd oj de veronderstelling, dat wi eveneens een tempo moet offe ren, om Ph4 in het spel teru; te brengen. ZWART : EUWE 7. e2—e3 .... Volgens Bogoljubow is direct 7. Pf3 het best en dit schijnt wel zoo te zijn, als men het volgende antwoord bekijkt. Na 7. Pf3 speelt zwart natuurlijk weer 7 Lf5 en wit moet öf een anderen zet doen, öf met remise genoegen nemen. 7 e7—e5 ! 8. d4Xe5 ? .... Dit verschaft zwart een sterk initiatief. Met 8. Pf3 en op 8 ed4: 9. Pd4: of 9. Dd4: zou wit ongeveer gelijk spel verkregen hebben. 8 Dd8Xdlf 9. Pc3xdl 9. Kdl: is ongunstig wegens 9 Pg4 enz. 9 Lf8—b4f 10. Lel—d2 10. Pc3, Pe4 11. Ld2, Pd2: is evenmin bevredigend voor wit, omdat het zwarte looperpaar zeer gevaarlijk zou worden. 1 0 Lb4xd2f 11. Kelxd2 Pf6—e4f Na 11 Pg4 12. f4 zou het zwarte koningspaard buiten spel komen te staan, na den tekstzet daarentegen dreigt een eventueel Pc5 en Pb3. 12. Kd2—el Op de c-lijn zou de witte koning geëxponeerd staan. 12 Lc8—e6 13. f2—f4 Pb8—a6 14. Pdl—f2 Pe4xf2 15. Kelxf2 0—0—0 Stelling na 15 0—0—0 ZWART Wit's beste kans. Na 18. Ld3:, Td3: 19. Thdl, Thd8 zou wit geen voldoende verdediging hebben tegen de dreiging 20 Tb3. Het pionoffer is moeilijk te weerleggen. 1 8 Pd3xb2 19. Pf3—d4 Nu dreigt 20. Pe6: gevolgd door 21. Thcl met herovering van den pion en goed spel voor wit. 1 9 Td8xd4 ! Stelling na 19 Td8xd4 ! WIT Het resultaat van de opening is droevig voor wit : zwart heeft zijn ontwikkeling voltooid, wit daarentegen heeft geen enkel stuk naar buiten gebracht, tenzij men Ph4 als ontwikkeld wil beschouwen. 16. Ph4—f3 Er dreigde 16 Td2f enz. Het witte paard had ook van gl naar f3 kunnen komen en daarom kon Ph4 toch niet tellen als een ontwikkeld stuk. 16 Pa6—c5 17. Lfl—e2 Pc5—d3f 18. Kf2 —g3 WIT Met dit kwaliteitsoffer houdt zwart zijn voordeel vast. Hij verkrijgt een tweeden pion en een sterken aanval tegen de aan alle kanten verzwakte witte stelling. 20. e3xd4 Th8—d8 21. Kg3—f2 Td8xd4 22. Kf2—e3 c6—c5 23. Tal—a3 .... Wit verdedigt zich zoo goed mogelijk. 2 3 Le6—f5 24. g2—g4 Wit probeert gebruik te maken van zijn eenige tegenkans, de meerderheid van pionnen op den koningsvleugel. 2 4 Lf5—e4 25. Thl—fl Le4—c6 ? Stelling na 25 Le4—c6 ? WIT Men zou het haast voor onmogelijk houden, dat na dezen zet, die er zoo goed uitziet, de kansen volledig keeren en zwart in de grootste moeilijkheden geraakt. Zeer in aanmerking kwam 2 5 Ld3, maar het best was wel 25 a5 om eerst pion a4 vast te leggen en dan met 26 Lc6 voort te zetten. Na 26. f5 kon dan zoowel 2 6 Lc6 27. Tf4, Td5 ! volgen als ook — en in dit geval misschien nog beter dan Lc6 — 26 Ld3, dreigende 27 Te4f terwijl na 27. Ld3: cd3: zwart over een reeks ernstige dreigingen beschikt, in de eerste plaats over 28 Pc4f. 26. a4—a5 Pb2—d3 Vanzelfsprekend mag wit dit paard niet slaan : 27. Ld3: cd3: 28. Td3:, Td3:f 29. Kd3: Lb5f enz. 27. Ta3—c3 Td4—e4t 28. Ke3—d2 Pd3Xf4 Dit had zwart met zijn 25sten zet beoogd en hij dacht op deze wijze wit's meerderheid op den koningsvleugel onschadelijk te maken. Daarbij heeft hij echter geen rekening gehouden met het openkomen van de f-lijn. 29. Le2Xc4 Te4— d4f 30. Kd2—c2 Lc6—e4f 31. Kc2—b3 g7—g5 Zwart is gedwongen pion f7 in den steek te laten. De schijnbaar betere zet 31 Lg6 zou n.1. falen op 32. Tcf3 en na een paardzet 33. Tf7: ! Lf7: 34. Tf7:. Aldus zou wit gezien zijn binnengedrongen toren, zijn goeden looper en zijn sterken vrijpion in beslissend voordeel komen. 32. Lc4xf7 b7—b6 33. Kb3—a3 Kc8—d7 34. Lf7—b3 Kd7—c6 Met 34 Ld3 had zwart den nu volgenden torenruil ZESTIENDE PARTIJ GESPEELD OP 7 EN 8 NOVEMBER TE 's-HERTOGENBOSCH (CASINO) Slavische verdediging van het Damegambiet WIT : EUWE 1. d2—d4 d7—d5 2. c2—c4 c7—c6 3. Pgl— f3 Pg8—f6 4. e2—e3 Lc8—f5 ! 5. c4xd5 c6xd5 6. Pbl—c3 e7—e6 7. Ddl—b3 Een afwijking van de elfde partij waarin allereerst 7. Pf3— e5, Pf6—d7 ! gespeeld werd. Beide voortzettingen zijn voor zwart ongevaarlijk. 7 Dd8—c8 8. Lel—d2 Pb8—c6 9. Tal—cl Lf8—e7 10. Lfl—b5 0—0 11. 0—0 Pc3—a4 — hier of op den vorigen zet zou met Pf6—e4 enz. afdoende beantwoord zijn. 11 Dc8—d8 ! Een belangrijke zet waardoor de onaangename mogelijkheid Pc3—a4 — zooals men dadelijk bemerken zal — voor goed te niet gedaan wordt. 12. Pc3—a4 Pc6—a5 De pointe van deze tegenmanoeuvre bestaat daarin, dat de oogenschijnlijk plausibele zet 13. Db3—c3 door 13 a7 —a6 ! 14. Lb5—e2 (14. Dc3X a5 ? zou een stuk verliezen) ZWART : ALJECHIN Pa5—c4 enz. positioneel weerlegd zou worden. Daarom moet wit met den volgenden ruil genoegen nemen. 13. Ld2Xa5 Dd8Xa5 14. Pa4—c5 Le7Xc5 15. d4Xc5 Voor het geval wit hiermede in het voordeel dacht te komen, heeft hij zich vergist. Echter om gelijk spel te krijgen, is de tekstzet beter dan 15. TclXc5, Pf6—e4, 16. Tc5—cl, Lf5— g4 ! enz. 15 Pf6—e4 Deze zet dreigt o.a. 16 a7—a6. 16. Db3—a4 Da5Xa4 17. Lb5Xa4 Tf8—c8 18. c5—c6 .... Wederom het eenvoudigste. Na 18. b2—b4, a7—a5 ; 19. c5—c6, b7—b5 ! ; 20. Le4xb5, a5xb4 enz. zou zwart meer troeven dan zijn tegenstander hebben overgehouden. 18 b7Xc6 19. La4Xc6 Ta8—b8 (Zie diagram). 20. Pf3—d4 ! Met ontroerende eensgezindheid hebben de heeren van de Pers dezen goeden zet met een vraagteeken toegerust. De be- Stelling na 19 Ta8—b8 ZWART WIT doeling daarvan was wit gelijk spel te bezorgen, terwijl na 20. b2—b3, zooals de glossatoren hebben aanbevolen, dit resultaat volstrekt niet zeker geweest zou zijn. B.v. 20 Tc8 —c7 ; 21. Pf3—d4, Tb8-^8 ; 22. b3—b4, Pe4—d6 ! 23. a2 —a4, Lf5—d3 ; 24. Tfl—dl, Ld3—c4 enz. 20 Tb8xb2 21. Pd4xf5 e6xf5 22. Lc6xd5 ? Brengt wit in eenige moeilijkheid. Goed ware 22. f2—f3 en pas na een terugtocht van het paard 23. Lc6Xd5 enz. met gelijk spel. 2 2 Pe4—c3 ! 23. Kgl—hl Gedwongen wegens de dreiging 23 Pc3—e2f. 2 3 g7—gó 24. Ld5—b3 ? Pas na dit gewichtig tempoverlies geraakt zwart definitief in het voordeel. Door 24. f2— f3 ! Tc8—c5 ; 25. e3—e4, Tb2 —b5 ; 26. Ld5—b3, a7—a5 ; 27. e4Xf5, a5—a4 ; 28. Lb3— dl, Tb5—b2 ; (of a4—a3, 29. Ldl—b3) 29. a2—a3 had wit nog steeds materieel verlies kunnen vermijden. 24 Tc8—c5 25. f2—f3 Reeds is er niets beters te vinden tegen de dreiging a7— a5—a4. 25 a7—a5 26. e3—e4 a5—a4 27. Lb3—d5 Tb2—b5 ! 28. h2—h3 Kg8—g7 29. Tel—c2 Pc3xd5 De andere mogelijkheid den pion te winnen door 29 Pc3Xe4 zou in de variant 30. Ld5Xe4, f5Xe4 ; 31. Tc2Xc5, Tb5Xc5 ; 32. f3Xe4, Tc5—c2 ; 33. Tfl—al, Tc2—e2 enz., weliswaar aanlokkelijker geweest zijn maar wit zou 31. Tc2—e2 ! gespeeld hebben en met 2 torens meer remisemogelijkheden hebben behouden dan in de partij. 30. Tc2Xc5 Tb5Xc5 31. e4 xd5 Tc5xd5 In het nu volgend toreneindspel bezit zwart behalve het kleine materieel overwicht nog twee andere belangrijke voordeden. Ten eerste een agressieve opstelling der torens, ten tweede in verband hiermede een grootere bewegingsmogelijkheid voor zijn koning. Dit overwicht was voldoende om bij juiste toepassing de overwinning te behalen. 32. Tfl—f2 Hier en ook bij de volgende zetten had wit niet veel keus ; er dreigde nl. 32 Td5— d2 enz. 32 Kg7—f6 33. Tf2—e2 Td5—e5 34. Te2—c2 Te5—e3 ! 35. Khl—h2 Te3—a3 36. Kh2—g3 Kf6—e5 37. Tc2—d2 Het komt er maar op aan, in zoover dit mogelijk is, den koning den weg naar den damevleugel te versperren. 37 h7—h6 Dreigt door f5—f4f den witten koning naar h2 te drijven. Dadelijk schaak zou wegens 38. Kg3—g4, f7— f5f 39. Kg4 —g5 enz. te vroeg zijn. 38. h3—h4 h6—h5 Na den laatsten pionnenzet van wit besluit zwart zijn tactiek te veranderen. Hij wil de vijandelijke pionnenstelling op den koningsvleugel onder vuur nemen en deze door tempodwang verzwakken. 39. Td2—e2f Ke5—d6 Nog niet 39 Ke5—d4 wegens 40. Te2—e7. 40. Kg3—f4 f7—f6 41. Te2— c2 Kd6—d5 42. g2—g3 Een treurige noodzakelijkheid : daar de witte toren bij logische ontwikkeling der omstandigheden gedwongen wordt tot tegenaanval over te gaan, moet de g-pion in geval van Ta3 Xa2 aan den aanval den toren onttrokken worden. Maar nu staat de witte koning pat ! Stelling na 42. g2—g3 ZWART WIT 42 g6—g5f 1 Deze afwikkeling is ongetwijfeld te vroeg en te onbegrijpelijker daar zwart met groote moeite bijna het doel zijner wenschen bereikt had. Na den eenvoudigen afwachtenden zet 42 Kd5—d6 zou wit slechts de keus tusschen 43. Tc2—c8 of 43. Tc2—d2f, Kd6— c5 ; 44. Td2—d8 gehad hebben (43. g3—g4 zou nu en later niet deugen wegens 43 f5Xg4 ; 44. f3Xg4, Ta3—h3 enz.). Beide voortzettingen bleken achteraf onbevredigend b.v. 1) 43. Tc2 —c8, Ta3xa2; 44. Tc8—g8, Ta2—b2; 45. Tg8xg6, Kd6— e6 ; 46. Tg6—g8, Tb2—b4f ; 47. Kf4—e3, a4—a3 ; 48. Tg8 —a8, f5—f4f ! 49. g3xf4, Tb4 —b3f ; 50. Ke3—e2 (Ke3— e4, f6— f5f) Ke6—d5 ; 51. Ta8— a6, Tb3— b2f; 52. Ke2—d3, a3— a2 II) 43. Tc2—d2f, Kd6 —c5 ; 44. Td2—d8, Ta3Xa2; 45. Td8—g8, Ta2—b2 ; 46. Tg8 Xg6, a4—a3 ; 47. Tg6—g8 (47. Tg6xf6 ? Tb2—b5 !) a3— a2 ; 48. Tg8—a8, Kc5—b6. In beide gevallen wint zwart makkelijk. Nu komt het echter tot een eigenaardig eindspel, waarin zwart slechts ten gevolge van onnauwkeurige behandeling van den tegenstander, de zege behaalt. 43. h4Xg5 f6Xg5f 44. Kf4Xg5 Na 44. Kf4xf5, Ta3xf3f ; 45. Kf5Xg5, Tf3Xg3f ; 46. Kg5 Xh5, Kd5—d4 enz. zou hij inderdaad verliezen. 44 Ta3xf3 45. Tc2—g2 ! Kd5—d4 Na 45 Kd5—c4 ; 46. Kg5xh5, f5—f4 zou 47. g3— g4 kunnen volgen hetgeen na den tekstzet wegens 43 Tf3—g3 gevolgd door Kd4—e3 enz. niet mogelijk is. 46. Kg5xh5 f5—f4 47. g3xf4 Tf3xf4 48. Kh5—g5 Tf4—e4 49. Kg5—f5 Te4—e5f 50. Kf5—f4 Hier kon ook zonder gevaar 50. Kf5—f6 geschieden. Inderdaad voeren van hier vele wegen naar Rome. 5 0 Te5—e8 51. Kf4—f3 Of ook 51. Tg2—d2f ; Kd4 —c3 ; 52. Td2—h2, a4—a3 ; 53. Kf4— f3, Tc8—b8; 54. Kf3—e3, Tb8—b2 ; 55. Th2— e2 ! enz. met remise tot slot. 5 1 Kd4—d3 52. Tg2—b2 Te8—f8f 53. Kf3—g3 1 Ofschoon wit zelfs na het verlies van den pion de partij nog zou kunnen houden, moet deze zet toch als fout bestempeld worden. Het eenvoudige 53. Kf3—g2 zou het indringen van den toren naar fl verhinderd en de taak van wit aanmerkelijk verlicht hebben. 53 Kd3—c3 54. Tb2—b7 ! Tf8—fl 55. Tb7—b8 Tfl— al 56. Kg3—f3 TalXa2 57. Kf3—e3 ? Ongetwijfeld was 57. Tb8— a8 x), ten einde den vijandelijken Khi ™eeJIes' 57' Ta8 als volSt: Ta' 58. Ke3, a3 59. Tc8t, ![jr fi6°' ™ ,K"t e®t. Kde 62. Td8t, Kc61 63. Tch, a2 64. Tel Jvd5 65. Td2f, Kc4 66. Te2, Kb3 enz. toren in zijn bewegingsvrijheid te hinderen, beter. Merkwaardigerwijze kon het ook op deze manier gebeuren. Menigmaal zijn er een ongelooflijk aantal onnauwkeurigheden, zelfs fouten noodig, om een partij te verliezen. 57 Ta2—h2 ! De eenige kans op winst. 58. Tb8—c8f ? Stelling na 58. Tb8—c8f ZWART meen beweerd is) wordt het beslissende tempo cadeau gemaakt. Nog steeds moest 58. Tb8—a8 ! geschieden ; indien hierop 58 Kc3—b3, dan 59. Ke3—d3 en zwart kan Kc3 of Kc2 niet verhinderen waardoor remise mogelijk wordt; indien echter 58 Th2— h4, dan 59. Ta8—c8f en achtervolging van den koning, zoolang tot hij de a-lijn betreedt, en dan eveneens Ke3—d3—c3 (c2). 58 Kc3 —b2 59. Tc8—b8f Kb2— cl 60. Tb8—c8f .... Natuurlijk heeft 60. Tb8— a8 geen doel wegens 60 a4—a3. 60 Kcl—bl 61. Tc8—b8f Th2—b2 62. Tb8—a8 Tb2—b3f 63. Ke3-=-d4 a4—a3 64. Kd4—c4 Kbl—b2 65. Ta8—h8 Tb3—c3f Opgegeven. Een ondanks eenige nalatigleden van beide spelers leerdam eindspel. WIT Eerst hiermede (en niet bij voorgaande zetten zooals alge¬ Geanalyseerd. door Dr. A. AIjechin ZEVENTIENDE PARTIJ GESPEELD OP 9 NOVEMBER TE EINDHOVEN Damepionopening. WIT : ALJECHIN 1. d2—d4 d7—d5 2. Pgl—f3 Pg8—f6 3. e2—e3 Lc8—f5 4. Lfl—d3 e7—e6 5. Ld3xf5 e6xf5 Tegenover de verzwakking van de zwarte pionnenstelling staat het bezit van veld e4. 6. Ddl—d3 Dd8—c8 Er dreigde behalve Df5: ook Db5f. 7. b2—b3 Pb8—a6 Dit schijnt tegenover de meer gebruikelijke zetten c6 of Le7 een verbetering te zijn. De bedoeling is het zwarte centrum van b4 uit te kunnen handhaven. Op welke wijze dat gaat, zal spoedig blijken. 8. 0—0 Lf8—e7 9. c2—c4 0—0 10. Pbl—c3 c7—c6 11. Lel—b2 .... Op 11. cd5: zou Pb4 en Pbd5: volgen. Het is voor zwart van groot belang, veld d5 met een stuk te bezetten. 11 Pf6—e4 Deze zet is mogelijk door de sterke positie van Pa6. Op 12. cd5: volgt n.1. Pb4 13. De2, Pc3: 14. Lc3: Pd5: met goed spel voor zwart. ZWART : EUWE Stelling na 11 Pf6—e4 ZWART WIT 12. Tfl—cl Tf8—d8 13. Dd3—e2 Dc8—e6 14. a2—a3 .... Om niet meer met Pb4 rekening te moeten houden. 1 4 Pa6—c7 15. c4—c5 .... Wit had eigenlijk geen keuze. Zwart kan zijn positie op den koningsvleugel op allerlei manieren verbeteren en wit moet derhalve trachten, een aanval op den damevleugel in te leiden. 1 5 Td8—e8 16. b3—b4 f5—f4 Leidt tot een snelle afwikkeling, welke practisch op remise zouden wit voor niet te onderschatten technische moeilijkheden hebben geplaatst. 44 g5xf4 45. Tf7xf4 Lfl—e2 Natuurlijk faalt 45 Lfl —d3f wegens 46. Kc2—b2. De looper wordt nu niet in de gelegenheid gesteld de diagonaal bl—h7 te bestrijken. 46. Tf4—f6f Kh6—h5 47. Kc2—d2 ! Le2—c4 Niet 47 Le2—d3 ; 48. Tf6—f3. 48. Tg8—g7 h7—h6 49. Tg7—g6 Ta3—d3f Aardiger zou het volgende slot geweest zijn : 49 Ta3 Xa5 ; 50. Tg6xh6f ; Kh5—g5 ; 51. Tf6—g6f, Kg5—f5; 52. Tg6—g4 ! met looperwinst wegens de matdreiging op h5. 50. Kd2—c2 Td3—d7 51. TgóXhóf Kh5—g5 52. Kc2—c3 Lc4—d5 53. Kc3—d4 ! Ld5—hlf 54. Kd4—e3 Lhl—d5 55. Th6—g6f Kg5—h5 56. Ke3—f4 Td7— h7 57. h3—h4 Met de niet te pareeren dreiging 58. Kf4—g3. Opgegeven. Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin TWINTIGSTE PARTIJ GESPEELD OP 16 NOVEMBER TE AMSTERDAM (MILITIEZAAL) Slavische verdediging van het Damegambiet. WIT : EUWE 1. d2—d4 d7—d5 2. c2—c4 c7—c6 3. Pgl— f3 Pg8— f6 4. Pbl—c3 Uit de 11de en 16de partij bleek, dat wit met 4. e3 geen voordeel kan behalen wegens 4 Lf5 ! enz. 4 d5Xc4 „Aangenomen Slavisch", dus dezelfde verdediging die ook in de 1ste en 15de partij toegepast werd, maar toen had Aljechin beide malen wit. Andere voortzettingen zijn 4 e6, wat na 5. e3 tot deMeraner verdediging leidt (5 Pbd7 6. Ld3, dc4: enz.), of 4 g6 (Alapin—Schlechter-verdediging, die ook uit de Grünfeldvariant van de Indische verdediging ontstaan kan : 1. d4, Pf6 2. c4, g6 3. Pc3, d5 4. Pf3, c6). 5. a2—a4 .... In de 23ste partij speelde wit (Aljechin) 5. e3. De vraag welke zet, 5. a4 of 5. e3, het best is, is nog niet definitief beantwoord. 5 Lc8—f5 Wat betreft 5 e6 6. e4 ! zie de 19de partij. 6. Pf3—e5 ZWART : ALJECHIN Meer gebruikelijk dan de tekstzet is tegenwoordig 6. e3 en de met dezen zet opgedane ervaringen zijn heel gunstig voor wit. Desondanks werd 6. e3 in geen der dertig partijen aangewend, en in plaats daarvan de scherpe tekstzet (behalve in de 15de partij, waar Aljechin 6. Ph4 probeerde, hetgeen echter na 6 Lc8 een remise-zet bleek te zijn). 6 Pb8—d7 Wit dreigt met 7. f3 en 8. e4 een zeer stepk centrum te krijgen en dit kan alleen door de volgende manoeuvre belet worden. 7. Pe5Xc4 Dd8—c7 8. g2—g3 e7—e5 9. d4Xe5 Pd7Xe5 10. Lel—f4 Pf6—d7 11. Lfl—g2 f7—f6 Deze en de volgende zet van zwart vormen een verbetering in vergelijking met de voortzetting der eerste match-partij, waar 11 Le6 12. Pe5:, Pe5: 13. 0—0, Le7 14. Dc2 geschiedde. 12. 0—0 Ta8—d8 13. Ddl—cl Hier zit het verschil: doordat Lf5 nog niet naar e6 is gegaan, kan wit zijn dame niet direct naar c2 brengen en moet hij voorloopig met het minder sterke veld cl genoegen nemen. Waarschijnlijk heeft Aljechin om deze reden tot dezelfde variant besloten, welke hem in de 1ste partij zoo'n mooi succes (voor wit) opleverde. De heele speelwijze schijnt voor beide partijen veel te moeilijk te zijn om reeds op grond van enkele toepassingen definitieve conclusies mogelijk te maken. De verdediging is reeds sedert het tournooi te Karlsbad 1929 bekend, maar is nooit populair geworden en geraakte de laatste jaren bijna in vergetelheid. Daar zwart met de ontwikkeling van zijn stukken geen moeilijkheden heeft, is men geneigd aan te nemen, dat hij wel gelijk spel krijgen kan. Of dit echter juist is, moet de toekomst leeren. 13 Dc7—b8 Stelling na 13 Dc7—b8 De zwarte dame stond ongedekt en dit gaf wit de kans tot allerlei aanvallen met Pd5 of Pb5, b.v. 13 Le7 14. Pe5:, Pe5: 15. Pd5 ten gunste van wit. Daarom speelt zwart zijn dame naar een ander veld, hoewel hij daarbij een belangrijk tempo verliest. De voorkeur verdiende 13 Le6 om Pc4 tot een verklaring te dwingen. Wit had dan op e5 moeten ruilen (14. Pe5:) en dit zou zwart's taak in tactisch opzicht vergemakkelijkt hebben (zie de 21ste partij). 14. Pc3—e4 Lf8—e7 15. Del—c3 0—0 16. Tal—dl Lf5—e6 Een beetje te laat ; wit komt nu met een kleine combinatie in het voordeel. 17. Pc4Xe5 .... De offercombinatie 17. Td7:, Td7: 18. Pe5:, fe5: 19. Le5: om 20. Lg7: met voordeel te laten volgen, zou na 19 Lb4 ! niet het gewenschte resultaat opgeleverd hebben, maar zou aan den anderen kant ook niet zoo slecht geweest zijn, als velen meenden, b.v. 20. Lb8:, Lc3: 21. Ld6, Te8 22. bc3:, Lf5 23. Pc5, Td6: 24. Pb7: en wit zal wel niet verliezen. 17 Pd7Xe5 Op 17 fe5: volgt het best 18. Le3. 18. Pe4—g5 ! .... ZWART Stelling na 18. Pe4—g5 ! ZWART WIT Daarmee verkrijgt wit in ieder geval het looperpaar, waarbij nog op te merken valt, dat zwart den in deze stelling zeer belangrijken damelooper moet laten ruilen. Le6 is voor zwart zoo belangrijk, omdat de velden van de witte kleur verzwakt werden door f7—f6. 18 f6Xg5 Zwart antwoordt met een tegencombinatie, maar deze leidt na een paar zetten tot verlies van een pion. De aangevallen looper kon niet spelen langs de diagonaal h3—c8 wegens 19. Db3f, Kh8 20. Le5: gevolgd door 21. Pf7f enz. Minder gunstig was ook 18 Ld5, omdat wit na twee keer ruilen de beste pionnenstelling verkrijgt, terwijl ook 19. e4 dan zeer sterk is. Relatief het best was 18 Lf7 b.v. 19. Pf7:, Tf7: 20. Lh3, Tff8 ; wit's voordeel is dan duidelijk, maar nog geenszins beslissend. 19. Lf4Xe5 Le7—f6 20. Le5xb8 Lf6Xc3 21. Lb8—d6 Tf8—f7 ! 22. b2Xc3 Tf7—d7 Zoodoende herovert zwart het stuk, maar .... 23. Tdl—bl ! Wit maakt een pion buit. 23 Td7Xd6 24. Tblxb7 Td8—d7 25. Tb7xd7 In aanmerking kwam 25. Tb8f, Kf7 (gedwongen) 26. f4 ; zwart antwoordt echter 26 g4 en heeft dan met zijn twee torens meer kans op tegenspel dan in de partij. 2 5 Le6Xd7 26. Lg2—e4 Om 26 Td2 met 27. Ld3 (27 Ta2 1 28. Lc4f) te beantwoorden. 2 6 c6—c5 27. c3—c4 • • • • Eenvoudiger was 27. Lc2 om op 27 Td2 met 28. Lb3f en 29. Tdl voort te zetten. 2 7 Ld7Xa4 ? In ieder geval een fout, die wel te verklaren is uit het feit, dat zwart geen rekening gehouden heeft met den 30sten zet van wit. Zwart kon beter 27 Ta6 spelen of 27 Td2. Wel blijft wit in beide gevallen in het voordeel, maar de winst is zeer lastig b.v. 27 Ta6 28. Tbl, T of La4: 29. Tb8f, Kf7 30. Lh7: enz., of 27 Td2 28. Tbl, Te2: 29. Ld5f, Kf8 30. Tb7 en nu a) 30 La4: 31. Tf7f, Ke8 32. Ta7: b) 30 Lh3 31. Tf7f, Ke8 32. f4 c) 30 Telf 31. Kg2, Te7 32. a5. 28. Le4—d5f Kg8—f8 29. Tfl—al Td6—a6 Op looperzetten (behalve 29 Lc6 wat na 30. Ta6 de kwaliteit kost) volgt 30. Ta7: met een gemakkelijk gewonnen eindspel voor wit. 30. Tal—a2 ! Stelling na 30. Tal—a2 ! ZWART WIT Dezen zet heeft zwart bij zijn vooruitberekening blijkbaar over het hoofd gezien. Hij wilde zich met Lb5 bevrijden en aldus een gelijk eindspel bereiken, maar na den tekstzet faalt 30 Lb5 ? op 31. cb5: Geanalyseerd door Dr. M. buwe omdat de witte toren dan gedekt staat. Zwart's stelling is nu ineens volkomen hopeloos geworden ; hij staat voor goed verlamd en kan niets ondernemen tegen het oprukken van wit's meerderheid op den koningsvleugel. 30 Kf8—e7 31. f2—f4 g5xf4 32. g3Xf4 Ke7—f6 Hier had zwart een soortgelijke keuze als bij den 29sten zet : met 32 Tg6f gevolgd door een looperzet kon hij de verlamming van zijn stukken opheffen, maar dan volgt Ta2X a7 en wit wint eveneens gemakkelijk. 33. e2— e4 g7—g5 34. f4—f5 .... Ook 34. e5f zou gewonnen hebben. Wit heeft echter geen haast en wil hier en met de volgende zetten den meest gemakkelijken weg kiezen. 34 h7—h5 35. h2—h4 ! g5xh4 36. Kgl— h2 Kf6—g5 37. Kh2—h3 Ta6—a5 Wanhoop. 38. Ld5—b7 Nog beter dan 38. 1x6. 38 Kg5—f6 39. Lb7—d5 Kf6—g5 40. Ld5—b7 Kg5—f6 41. Lb7—c8 ! Dezen zet had wit afgegeven. Zwart gaf op, zonder de partij te hervatten. EEN EN TWINTIGSTE PARTIJ GESPEELD OP 19 NOVEMBER TE ERMELO Slavische verdediging van het Damegambiet. WIT : ALJECHIN 1. d2—d4 d7—d5 2. c2—c4 c7—c6 3. Pgl—f3 Pg8— f6 4. Pbl—c3 d5Xc4 5. a2—a4 Lc8—f5 6. Pf3—e5 Pb8—d7 7. Pe5Xc4 Dd8—c7 8. g2—g3 e7—e5 9. d4Xe5 Pd7Xe5 10. Lel—f4 Pf6—d7 11. Lfl—g2 Ta8—d8 12. Ddl—cl f7—f6 13. 0—0 Deze stelling ontstond ook in de vorige partij. 13 Lf5—e6 Dit is sterker dan het in de twintigste partij gespeelde Db8. 14. Pc4Xe5 Pd7Xe5 15. a4—a5 .... Waarschijnlijk niet het beste. In aanmerking komt direct 15. Pe4 met de dreiging Pc5. Na 15 Da5 16. Ld2, Lb4 17. Lb4: Db4: 18. Df4 ! heeft zwart enkele moeilijkheden te overwinnen. De tekstzet dwingt weliswaar tot a7—a6, maar heeft het nadeel, dat pion a5 zwak wordt. 15 a7—a6 16. Pc3—e4 Lf8—b4 Een belangrijke zet; de looper staat hier zeer sterk. Speelt ZWART : EUWE zwart 16 Le7 dan kan 17. Pc5, Lc8 18. Dc3, 0—0 19. Db3f volgen. 17. Pe4—c5 Le6—c8 18. Lf4Xe5 Wit hoopt aldus een aanval te verkrijgen en een tijdlang ziet het er ook wel gevaarlijk voor zwart uit. De tekstzet is vrij scherp, maar de stelling is van dien aard, dat wit zich niet met een rustige voortzetting tevreden kan stellen. B.v. 18. Pd3. Pd3: ! 19. ed3: De7 ! of 19. Lc7: Pel: in beide gevallen met duidelijk voordeel voor zwart. Stelling na 18. Lf4Xe5 ZWART 18. f6Xe5 Ook De5: was mogelijk : 19. Pd3, Db5 (19 De7 1 20. Ta4 !) met ongeveer gelijke kansen. 19. f2—f4 De consequentie van het vorige. Op 19. Pd3 zou zwart op a5 kunnen slaan (20. Dc5, Lb6 21. De5:f De5: 22. Pe5: Ld4) ; eveneens na 19. Ta4. Op 19. Dc4 echter volgt Td4. 19 Lb4—d2 Direct 0—0 ging niet wegens Dc4f. 20. Del—c4 Op 20. Dc2 zou eenvoudig 0—0 volgen. 2 0 Td8—d4 21. Dc4—b3 . • • • Op 21. Pe6 volgt Df7 (niet 21 Tc4: 22. Pc7:f, Kd8 23. Pa8) enz. 2 1 e5xf4 22. g3Xf4 Sterker was 22. Khl. Zwart kan dan niet goed op g3 nemen zonder zich aan een gevaarlijken aanval bloot te stellen. Ook dan was De7 de beste voortzetting geweest. .... 2 2 Dc7—e7 Leidt na afwikkeling tot een voordeelig eindspel voor zwart. 23. Pc5—d3 • • • • 2 3 Lc8—e6 Verleidelijk was 23 De2: 24. Tael, Le3f 25. Khl, Td3: Wit speelt echter 24. Tfel, Le3f 25. Khl, Td3: 26. Da4 ! Dd2 27. Tadl enz. 24. Db3—a3 .... Of 24. Dc2, Le3f 25. Khl, 0—0 met goede aanvalskansen voor zwart. 2 4 Le6—c4 25. Kgl—hl De7Xa3 26. TalXa3 0—0 Zwart heeft belangrijk voordeel in dit eindspel, niet alleen door het bezit der beide loopers, maar bovendien door de uiteengerukte witte pionnenformatie. Bijna alle witte pionnen zijn zwak. 27. Ta3—a4 Deze binding van Lc4 levert niets op en den volgenden zet gaat de witte toren weer terug. Het is echter de vraag, of wit beter had ; hij kan niets ondernemen en moet afwachten, op welke wijze zwart voortzet. 2 7 Tf8—d8 28. Ta4—a3 .... In de hoop, dat zwart zal voortzetten met 28 Ld3: 29. ed3: Td3: 30. Td3: Td3:, waarna 31. Tdl nog remisekansen geeft. Het verleidelijke 28. Pc5 levert niets op : Le2: 29. Td4: Td4: 30. Tf2, Lc4 met de dreiging Le3. 2 8 Lc4xd3 29. e2xd3 .... Op 29. Td3: volgt Td3: 30. ed3: La5: 29. .*£?. Td4—b4 Zwart neemt den pion niet onmiddellijk, om zijn positievoordeel niet kwijt te raken. 30. Tfl—f2 Tb4xb2 31. Lg2—fl [Zie diagram. Vergemakkelijkt de winst voor zwart. Juist was 31. Le4 ! b.v. 31 Tblf 32. Kg2, Le3 33. Tf3, Tglf 35. Kh3, Td6 36. Tg3 ! Het best was dan 33 Tb2f 34. Kg3, Lgl geweest. 31 Td8—d4 32. f4—f5 Td4—f4 33. Tf2xf4 Ld2xf4 34. h2—h3 Lf4—d6 35. Ta3—al Kg8—f7 36. d3 —d4 .... Stelling na 31. Lg2—fl ZWART WIT Wit moet nog een poging doen, zijn looper in het spel te brengen, daar anders de zwarte koning opmarcheert. Men merke op, dat zwart zijn toren zorgvuldig op de b-lijn houdt, om pion b7 niet aan gevaar bloot te stellen. 36 37. Tal—el 38. Tel—al 39. Lfl—c4 40. Lc4—e6 Belet Lc8. Kf7—f6 Ld6—b4 Tb2—d2 Td2xd4 Td4—d8 Wit gaf hier op, zonder de afgebroken partij te hervatten. Er dreigt g7—g6 met winst van een derden pion ; 41. Tbl levert wegens c6—c5 niets op. (Wit's afgegeven zet was 41. Lb3, waarna zwart b.v. met Td3 kan winnen). Geanalyseerd door Dr. M. Euwe TWEE EN TWINTIGSTE PARTIJ GESPEELD OP 24 NOVEMBER TE 'S-GRAVENHAGE (HOTEL DE WITTE BRUG) N imzowitsch'Verded.igin g WIT : EUWE 1. d2—d4 2. c2—c4 3. Pbl—c3 4. Ddl—c2 e7—e6 Pg8—f6 Lf8—b4 Pb8—c6 Dit in de laatste jaren in Rusland, Polen en Zwitserland dikwijls toegepast systeem is zeker niet minder kansrijk dan de gebruikelijke zetten : 4 d7—d5 en 4 c7—c5. 5. Pgl— f3 Op 5. e2—e3 zou dadelijk 5 e6—e5 kunnen volgen. 5 d7—d6 6. Lel —d2 .... Hierop komt zwart zonder moeite tot e6—e5 en bereikt daardoor een gelijkwaardig spel. Onaangenaam voor zwart zou zijn: 6. a2—a3, Lb4Xc3 7. Dc2Xc3, 0—0 ; 8. b2—b4 gevolgd door Lel—b2 enz. 6 0—0 7. a2—a3 Lb4Xc3 8. Ld2Xc3 Dd8—e7 Hierna is het oprukken van den e-pion niet te verhinderen. 9. e2—e3 e6—e5 10. d4—d5 .... Na het afsluiten van het centrum heeft het looperpaar weinig toekomst. Maar ook na 10. d4Xe5, Pc6Xe5 ; 11. Pf3X ZWART : ALJECHIN e5, d6Xe5 gevolgd door eventueel Lc8—g4—h5—-gó zou zwart gemakkelijk gelijk spel verkrijgen. 1 0 Pc6—b8 11. Lfl—d3 Met dezen en den volgenden zet tracht wit de stelling een scherper karakter te verleenen, bereikt echter het tegenovergestelde : een tamme positie. Op het rustiger 11. Lfl—e2 zou zwart allereerst zijn damevleugel ontwikkelen (Lc8—g4 en Pb8—d7) om daarna met f7—f5 voort te zetten of het witte centrum door c7—c6 of b7—b5 te versplinteren. 1 1 Pb8—d7 Dreigt e5—e4. 12. Pf3— g5 g7—g6 ! Veel beter dan 12 h7— h6 waarop 13. h2—h4 (Pd7— c5 ; 14. Ld3—h7f gevolgd door 15. b2-b4) zeer kansrijk zou zijn. 13. Pg5—e4 .... De erkenning, dat uit de stelling niets meer te halen is. Inderdaad zou op 13. h2—h4 zoowel eenvoudig 13 Pd7 —c5 als ook nog krachtiger 13 b7—b5 met gunstige combinaties voor zwart kunnen volgen. 13 Pf6Xe4 14. Ld3Xe4 Pd7—c5 15. 0—0! De eenige zet waarmede wit nadeel vermijdt. Gevaarlijk zou b.v. zijn : 15. Le4—f3 wegens het antwoord: 15 De7— h4! gevolgd door Lc8—f5 enz. 15 Pc5Xe4 16. Dc2Xe4 Lc8—f5 17. De4—f3 17 De7—h4 Op 17 Lf5—d3 zou volgen 18. Tfl—cl, Ld3Xc4 ; 19. Lc3Xe5, De7Xe5 ; 20. Tel Xc4, De5xb2 ; 21. Df3—dl ! en wint den pion terug. Na den tekstzet staan beide partijen volkomen gelijk. Wit antwoordt het eenvoudigst: 18. Df3—e2 Remise. WIT Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin De Militiezaal te Amsterdam in spanning. Het is belangrijk, den witten damelooper te ruilen, omdat dan de zwakte van veld c3 zooveel ernstiger is. 18. Lel—b2 Lf6xb2 19. Dc2xb2 Dc7Xc6 20. Tfl—dl Dc6—c7 21. Lf3xd5 Anders volgt Pc3. 21 Td8xd5 Met de dreiging Tfd8, waarna de binding langs de d-lijn fataal voor wit is. 22. e3—e4 Td5—d3 23. Db2—e5 Ook deze uitval baat niet. Wit had overigens geen keuze, daar 23. Pe5 met Tc3 beantwoord wordt en 23. Tdcl op Pb3: 24. Pb3: Lc4: faalt (25. Pd2, Tfd8 ! en wit kan wegens mat niet op c4 slaan). 23 Dc7Xe5 24. Pc4Xe5 Td3xd2 Stelling na 24 Td3Xd2 7WART WIT Schaken 6 Z5. IdlXd2 Pc5xb3 26. Tal—dl Of 26. Td6, Pal: 27. Ta6:, b3 28. Ta7: b2 29. Tb7, Tc8 30. Pc4, g6. 26 Pb3xd2 27. Tdlxd2 Tf8—c8 28. f2—f4 f7—f6 29. Pe5—f3 Kg8—f8 Hier kwamen twee andere voortzettingen in aanmerking, waarmee de sterke b-pion gehandhaafd werd : a- 29 b3 30. Pd4, Tclf 31. Kf2, Lc4 32. Tb2, Tc3. b- 29 Lb7 30. Td4, a5 31. Pd2, f5 ! ! 32. ef5: Ld5 33. fe6: Le6: en wit staat machteloos tegenover den opmarsch van den zwarten vrijpion. 30. Td2—b2 Tc8—c4 31. Pf3—d2 Met dezen tegenaanval maakt wit den gevaarlijken vrijpion onschadelijk, echter zonder daarmee de partij te redden. 31 Tc4—d4 32. Pd2—b3 Td4Xe4 33. Pb3 —c5 Te4—elf 34. Kgl—f2 Tel—flf 35. Kf2—e3 La6—c4 36. Tb2xb4 Lc4—d5 37. Tb4—b8f Kf8—e7 38. Tb8—g8 Ke7—d6 38 Kf7 39. Tc8 Tel had ook zijn bezwaren : 40. g4 ! met de dreiging 41. Tc7f. Ke6 42. Pe6:, daar nu 42 Telf faalt op 43. Kf2 ! Te6: ? 44. f5f. 39. Pc5—e4f Stelling na 39. Pc5—e4f ZWART WIT 39 Ld5Xe4 Juist was 39 Kc6 40. Pc3, Lg2: 41. Tg7: Tf3f 42. Kd2, Lfl 43. Ta7: Th3 of 43. Th7: Tf4: 44. Ta7: Th4. In beide gevallen behoudt zwart een gezonden pluspion. Na den tekstzet ontstaat een toreneindspel, dat niet meer te winnen is, doordat de meeste zwarte pionnen zwak worden. 40. Ke3Xe4 Tfl—al Ook 40 g6 schijnt niet meer te winnen en wel wegen41. Td8f. Niet 41. Tg7 wegens Tf2 en zwart behoudt winsts kansen. 41. Tg8Xg7 (de afgegeven zet) TalXa4f 42. Ke4—f3 h7—h5 43. Tg7—f7 Ta4—a3f 44. Kf3—f2 f6—f5 45. Tf7—h7 Kd6—d5 46. Th7xh5 Kd5—e4 Zwart moet een pion geven, maar hoopt nog profijt te trekken van zijn betere koningsstelling. 47. Th5—h6 Ta3—a6 48. Kf2—g3 Ta6—d6 49. Th6—h7 Td6—d3f 50. Kg3—f2 .... Ook met Kh4 kon wit zich van remise verzekeren. 50 Ke4xf4 51. Th7Xa7 Td3—d2f 52. Kf2—fl e6—e5 53. Ta7—g7 Kf4—e3 54. Tg7—g3f Ke3—d4 55. h2—h4 e5—e4 56. h4—h5 Td2—dlf 57. Kfl—e2 Tdl—hl 58. Tg3—g5 Remise. Geanalyseerd door Dr. M. Euwe door den aanval. Zooals Aljechin na de partij aantoonde, was 15. Pe5 de juiste voortzetting. Zwart mag dan niet direct 15 Pe4 spelen wegens 16. De2, Pg5: 17. Dh5 met herovering van het stuk en buitengewoon sterken aanval ; ook 16 Dd5 i.p.v. 16 Pg5: is niet gunstig wegens 17. Dg4, Pg5: 18. Dg5:, 0—0 19. Dh5 en zwart moet zijn koningsstelling verzwakken, waarna wit met f4 en Tf3 zeer goede kansen verkrijgt. Zwart moet daarom trachten, de vijandelijke dame voorloopig op d2 vast te houden ; hij speelt (na 15. Pe5) 15 0—0 en pas na 16. Lc4, Pe4, b.v. 17. De2, Dc3 18. Tacl, Dd2 19. Dg4, Pg5: 20. Tcdl. Gaat nu de zwarte dame naar c2, dan volgt 21. Ld3 en wit verkrijgt een zeer gevaarlijken aanval, speelt zwart echter 20 Dc3, dan volgt 21. Tel en wit kan remise houden door de vijandelijke dame voortdurend aan te vallen. 15 Db3—d5 Deze zet maakt het wit moeilijker dan 15 Pe4, waarop 16. Ddl volgt. 16. e3—e4 .... De witte aanval gaat nu ineens niet goed verder, b.v. 16. Tfbl, c5 ! (niet 16 Pbl: ? 17. Db4: ! en wit verkrijgt twee lichte stukken voor den toren) met duidelijk voordeel voor zwart, of 16. Dd3, Db5 !, waarna de dames geruild worden. Bovendien dreigt zwart met zijn a- en b-pion op te rukken, zoodat wit in geen geval mag afwachten. 16 Pc3Xe4 17. Dd2xb4 Pe4Xg5 18. Pf3—e5 De pointe van het derde pionoffer ; wit heeft een verschrikkelijken voorsprong in ontwikkeling, terwijl zwart niet rocheeren kan en zoowel Dd5 als ook Pg5 geëxponeerd staan. 1 8 a7—a5 19. Db4—a3 Natuurlijk, want zwart mag toch niet met 19 Dd4: ? ook nog de d-lijn openen. 1 9 f7—f6 20. Lc2—g6f ? .... Een foutieve combinatie, welke tot ruil der dames en daarmee tot een voor zwart gewonnen eindspel leidt. Na 20. Lb3, Dd8 21. Pc4, Pf7 22. Tfel was de verdediging nog vrij moeilijk voor zwart, b.v. 22 b6 23. Pb6: !, Db6: 24. Le6: en wit's aanval is onweerstaanbaar, of 22 De7 23. Pb6, Da3: 24. Ta3:, Tb8 25. Ta5: en wit herovert minstens nog een pion, zoodat hij remise-kansen behoudt. Als echter zwart dit gevaar inziet en 22 Ta6 speelt om 23 De7 voor te bereiden, moet wit's aanval op den duur toch tot stilstand komen. ZEVEN EN TWINTIGSTE PARTIJ GESPEELD OP 6 DECEMBER TE 's-GRAVENHAGE (HOTEL DE WITTE BRUG) Weensche partij. WIT : ALJECHIN 1. e2—e4 e7—e5 2. Pbl—c3 Pg8—f6 3. Lfl—c4 Pf6Xe4 4. Ddl—h5 Pe4—d6 5. Lc4—b3 .... Met Dh5Xe5f, Dd8—e7 enz. bereikt wit natuurlijk slechts gelijk spel. De tekstzet zou tot groote verwikkelingen hebben kunnen leiden, die zwart, in aanmerking genomen den stand van de match, slechts wenschelijk hadden kunnen zijn nl. indien hij zich in plaats van: 5 Lf8—e7 met Pb8—c6 op het sinds eeuwen bekende kansrijke kwaliteitsoffer (6. Pc3—b5, g7— g6 ; 7. Dh5—f3, f7—f5 ; 8. Df3—d5, Dd8—f6; 9. Pb5x c7f, Ke8—d8; 10. Pc7Xa8, b7 —b6 of b5 benevens Lc8—b7) zou hebben ingelaten. De tekstzet draagt een onschuldig karakter. 6. Pgl—f3 Pb8—c6 Gevaarlijk zou zijn 6 0—0 wegens 7. h2—h4. 7. Pf3Xe5 Pc6Xe5 ? Daarop komt zwart door de ongunstige stelling van paard d6 in ontwikkelingsnadeel. Juist was 7 0—0 en indien 8. Pc3 —d5 dan 8 Pc6—d4; ZWART : EUWE 9. 0—0, Pd4xb3 ; 10. a2xb3, Pd6—e8 ; enz. met ongeveer gelijk spel. 8. Dh5Xe5 0—0 9. Pc3 —d5 ! Het was van belang den zet Le7—f6 te verhinderen. Van nu af zal zwart hoe hij ook speelt, met moeilijkheden hebben te kampen. 9 Tf8—e8 10. 0—0 Le7—f8 11. De5—f4 c7—c6 Daar zwart niet tot d7—d5 komt, brengt de tekstzet geen oplossing van het ontwikkelingsprobleem. In overweging kwam 11 b7—b6 omdat 12. Pd5Xc7 (Dd8Xc7 ; 13. Lb3 Xf7f) wegens het antwoord 12 Te8—e4 slechts een schijndreiging is. 12. Pd5—e3 Dd8—a5 13. d2—d4 Dit laat weliswaar het punt e4 tijdelijk aan den tegenstander over, maar verhindert Da5—e5. De laatstgenoemde overweging kwam mij belangrijker voor. 13 Da5— h5 13 Te8—e4 ? 14. Lb3 Xf7f enz. 14. c2—c3 .... Hiermede wordt op de meest eenvoudige wijze de druk in stand gehouden. 14 Pd6—e4 Gaat het paard naar b5 dan wordt het door 15. a2—a4 aangevallen en na 15 Lf8 —d6 ; 16. Df4xf7f Dh5xf7 ; 17. Lb3xf7f benevens 18. a4x b5 ware wit duidelijk in het voordeel. Stelling na 14 Pd6—e4 ZWART WIT 15. f2—f3 ! De beslissende wending, daar zwart's d-pion nu onvermijdelijk geïsoleerd wordt. 15 Pe4—g5 Indien nl. 15. .. . . Lf8—d6 dan 16. Df4xf7f enz. met pionwinst en indien 15 Pe4—f6 dan 16. Pe5—g4 enz. met duidelijk voordeel. 16. d4—d5 .... Dreigt het paard te winnen en dwingt bij gevolg ruil af. 16 c6Xd5 17. Pe3xd5 Pg5—e6 18. Df4—g4 De van verschillende zijden aanbevolen voortzetting 18. Df4 —g3, Dh5—g6 ; 19. f3—f4, scheen mij nu wegens 19 Lf8—c5f ; 20. Kgl—hl, Dg6 Xg3 ; 21. h2Xg3, Ta8—b8 (22. f4—-f5, Pe6—f8) enz. minder duidelijk. 18 Dh5—g6 19. Lel —e3 b7 —b6 20. Tal—dl Lc8—b7 21. Dg4Xg6 .... Nadat alle witte strijdkrachten gemobiliseerd zijn, is thans de tijd gekomen om tot het eindspel over te gaan. Zwart moet door zijn slechte pionnenstelling in beslissend nadeel komen. 21 h7Xg6 22. Tfl—el Ta8—c8 23. Kgl—f2 Lf8—c5 Wat anders ? Op 23 Pe6—-c5 volgt eenvoudig 24. Lb3—c2 benevens versterking van den druk tegen d7 door verdubbeling der torens op de d-lijn. 24. Le3Xc5 Lb7xd5 Op 24 b6Xc5 wilde ik Pd5—e3—c4—d6 spelen. Misschien echter zou 24 Tc8Xc5 taaieren tegenstand mogelijk hebben gemaakt. Op sportieve wijze huldigt Dr. Aljechin den Wereldkampioen in Bellevue te Amsterdam op 15 December 1935. Van rechts naar links: Dr. M. Euwe, Dr. A. Aljechin en S. Flohr voor de A.V.R.O.-Microfoon. 18 Pb6—c4 ! Dwingt tot ruil van den witten looper, die in elk geval een werkzame rol speelde. 19. Pe5Xc4 Tc7Xc6 20. Pc4—e5 TcóXcl 21. TflXcl Lc8—b7 Nu beheerscht zwart het ge- heele bord. Het nadeel voor wit bestaat daarin, dat ook al zou hij zijn paard tegen een looper ruilen, de overblijvende looper sterker zou zijn dan het overblijvende paard. 22. Pe4—c5 Na dezen zet geraakt wit in een stelling, welke klaarblijkelijk verloren is, maar ook na 22. Pc5—c6 zouden zijn vooruitzichten allesbehalve rooskleurig geweest zijn, b.v. 22 Lb7 Xc6 23. TclXcó, Dd8—a5 ; 24. Pe4—c3, Tf8—d8 ; met vervolgens Le7—f6 enz. 22 Le7Xc5 23. TclXc5 Gedwongen, daar 23. d4Xc5 op Dd8—g5 faalt. 23. .... Dd8—d6 Hierop heeft wit tegen de dreiging 24 Tf8—d8 geen voldoende verdediging meer. 24. a2—a4 ! Een zeer geestige wanhoops- zet. (Zie diagram). 24 b5Xa4 Het aannemen van het pionoffer is de logische voortzetting. Na afloop van de partij hebben | Stelling na 24. a2—a4 ! ZWART WIT eenige te Amsterdam vertoevende deskundigen beweerd, dat zwart hier 24 Tf8—d8 had moeten spelen. Dit is onjuist, daar wit eenvoudig 25. a4xb5 zou spelen en 25 f7—f6 (a6xb5 ; 26. Dd3xb5 enz.) met 26. Pe5—c6, Dd6Xc5 ; 27. Pc6 Xd8 enz. beantwoorden zou. 25. Pe5—c4 Weliswaar krijgt het paard nu meer bewegingsvrijheid, maar dit kan het gemis van den pion niet vergoeden. 25 Dd6—f4 Hiermede brengt zwart zich in onnoodige moeilijkheden. Beter was 25 Dd6—d8 ! ter wille van de bewaking van veld b6 en pion d4. 26. Dd3—e3 Df4—g4 27. f2—f3 Dg4—g6 En hier zou 27 Dg4— h4 ! verlammend op het witte spel gewerkt hebben. De uitval der dame naar bl blijkt zonder gevaren te zijn. 28. Pc4—d6 Lb7—d5 29. De3—c3 Kg8—h7 ! Met de bedoeling na 30. Tc5—c8, Tf8Xc8 ; 31. Pd6X c8, door het offer 31 Ld5xf3 ! 32. Dc3xf3. agent ; 33. Df 3 —f 1, Db 1Xb2enz. te winnen. 30. Dc3—c2 Stelling na 30. Dc3—c2 ZWART WIT 30 Dg6Xc2 ? Het blijkt, dat het eindspel van looper tegen paard bij de beste verdediging van wit, welke zeer zeker niet gemakkelijk is, niet te winnen is. Daartegenover staat, dat zwart na het voor de hand liggende 30 f7—f5 nog steeds een mogelijkheid had gehad de overwinning te behalen. Ik wilde dezen zet niet doen wegens het antwoord 31. Pd6—c4 (Ld5xf3 ?; 32. Pc4 —e5) maar ten onrechte. Zwart zou in dit geval allereerst door 31 Dg6—g5 een belangrijk tempo winnen en dan met een toren via b8 de zwakke punten b2 en d4 aanvallen. Het nu volgende gedeelte van de partij speelt Euwe voorbeeldig. 31. Tc5Xc2 Kh7—g6 Het vermijden van torenruil brengt noodzakelijk het opofferen van pion f7 met zich mede. Na 31 Tf8 —b8 ; 32. Pd6xf7, Tb8—b4 ; 33. Tc2—d2, Tb4—b3 ; 34. Pf7—e5, a4—a3 ; 35. b2Xa3, Tb3Xa3 ; zou zwart door zijn vrijpion nog altijd overwegend staan. Echter is het nauwelijks aan te toonen, dat de partij gewonnen zou zijn, daar de koning in deze variant moeilijk actief te maken is. 32. Tc2—c8 Tf8Xc8 33. Pd6Xc8 Kg6—f6 34. Kgl—f2 g7—g5 35. Pc8—b6 Ld5—c6 36. Pb6—c4 Kf6—e7 37. Pc4—e3 Ke7—d6 38. Kf2—e2 f7—f5 Tot zoover lagen de zetten voor beide partijen vrijwel voor de hand. Door het opspelen van den f-pion legt zwart zich zonder noodzaak vast, en stelt daardoor den tegenstander in de gelegenheid de pionnenopstelling te stabiliseeren. Zooals bekend, valt een dergelijke manoeuvre ten voordeele uit van het paard. De volgende voortzetting zou wit grootere technische moeilijkheden gebaard hebben: 38 h6—h5 ; 39. g2—g3, Lc6—b5f; 40. Ke2—<12, e6 —e5 ! 41. Kd2—c3, f7—f6 enz. 39. g2—g3 Lc6—b5f 40. Ke2—d2 f5—f4 Anders speelt wit natuurlijk f3—f4 41. g3xf4 g5xf4 Stelling na 41 g5xf4 ZWART WIT 42. Pe3—g2 De eenvoudigste uitweg. Maar ook na 42. Pe3—g4 hoeft wit niet te verliezen, daar na 42 Kd6—d5 ; 43. Kd2— c3, Lb5—e2 ; 44. Pg4—e5 het looperoffer niet beslissen zou : b.v. 44 Le2xf3 ; 45. Pe5 Xf3, Kd5—e4 ; 46. Pf3—e5, h6—h5 ! ; 47. Pe5—d7 !, h5— h4 ; 48. Pd7—f6f, Ke4—e3 ; (Ke4—f5; 49. Pf6—e8) 49. d4—d5 ! enz. 45. 46. 47. 42 e6—e5 43. d4Xe5f Kd6Xe5 44. Kd2—c3 Nu wordt alles duidelijk : zwart zal op den duur den ruil van den f-pion niet kunnen verhinderen, waarop wit slechts het paard voor den h-pion hoeft te geven om remise te maken. De volgende poging van zwart moet dus zonder resultaat blijven. 44 Lb5—fl Pg2— el Ke5—d5 Pel—c2 Kd5—c5 Pc2—d4 Lf 1 —h3 48. Pd4—e2 Lh3—g2 49. Pe2xf4 Lg2xf3 50. Pf4—d3f Kc5—b5 51. Pd3—e5 Lf3—h5 52. Pe5—c4 Nog eenvoudiger zou zijn 52. h2—h4, Kb5—c5 ; 53. Pe5 —d7f en op den volgenden zet het paardoffer voor den h-pion. 52 Lh5 —-g4 53. Pc4—dóf Kb5—c5 54. Pd6—f7 h6—h5 55. Pf7—e5 Lg4—f5 56. Pe5—c4 Lf5—e4 57. Pc4—d2 Le4—g2 58. h2—h4 Kc5—d5 59. Pd2—c4 Kd5—e4 60. Pc4—d6f .... Nu kan zwart Pd6—e8—g7 (f6) enz. niet verhinderen. 60 Ke4—d5 61. Pd6—e8 Kd5—c5 62. Pe8—f6 Lg2—f3 63. b2—b3 Remise. Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin NEGEN EN TWINTIGSTE PARTIJ GESPEELD OP 12 EN 13 DECEMBER TE AMSTERDAM (MILITIEZAAL) verdediging. ZWART : EUWE Aljechin WIT : ALJECHIN 1. e2—e4 Pg8—f6 2. e4—e5 Pf6—d5 3. d2—d4 d7—d6 4. c2—c4 Pd5—b6 5. Pgl—f3 Alleen om een mogelijk speciaal voorbereid nieuwtje in de gebruikelijke met 5. f2—f4 beginnende speelwijze — die ik nog steeds voor de meest logische houd — uit den weg te gaan. Op een voordeel kan wit na den tekstzet nauwelijks bogen. 5 Lc8—g4 6. Lfl—e2 .... In ieder geval een idee, dat zwart voor problemen stelt. Andere zetten zooals 5. h2—h3 of 6. e5xd6 zouden onschuldig zijn, respectievelijk zelfs nadeelig. 6 d6Xe5 7. c4—c5 ! De pointe ! De bedoeling is om den ongedekten pion b7 als witte troef te benutten. 7 e5—e4 8. c5xb6 .... Ook 8. Pf3—g5, Lg4Xe2 ; 9. DdlXe2, Pb6—d5 ; 10.0—0, Pb8—c6 ; 11. Tfl—dl enz. kwam in overweging. Het was echter niet gemakkelijk te be- oordeelen welke speelwijze — deze of de gekozene — tot het meest gecompliceerde spel kan leiden, want slechts daarop kwam het voor mij in deze partij aan. Remise beteekende immers ongeveer hetzelfde als verlies. 8 e4xf3 9. Le2xf3 Lg4xf3 10. DdlXf3 Stelling na 10. DdlXf3 ZWART WIT 10. a7xb6 Men heeft dezen zet veroordeeld. Mijns insziens ten onrechte, want hij verzekert zwart betere kansen op remise dan het voor de hand liggende 10 Pb8—c6 met het gevolg 11. 0—0, Pc6xd4 (of a7Xb6 ; 12. d4—d5, Pc6—e5 ; 13. Df3—e4 enz.) 12. Df3Xb7, a7Xb6 ; 13. Lel—e3 enz. Wel blijft zwart na den tekstzet in voortdurend nadeel, maar dit draagt, zooals uit het vervolg blijkt, geen beslissend karakter. 11. Df3Xb7 Pb8—d7 12. Lel—f4 Staat den tegenstander een op juist stellingsgevoel berustend pionoffer toe, maar ook na 12. 0—0, e7— e6 ; 13. Lel —f4, Lf8—d6 of 12. Db7—c6, e7—e6 ; 13. Lel—f4, Lf8— b4f ; 14. Pbl—c3, Ta8—a7 ; 15. 0—0, Lb4Xc3 benevens 0—0 zou zwart over voldoende verdedigingsmiddelen hebben beschikt. 12 13. Lf4Xe5 e7—e5 ! Het alternatief 13. d4Xe5, Lf8—b4f ; 14. Pbl—c3, Lb4 Xc3f; 15. b2Xc3, 0—0; 16. 0—0 (Tal—dl, Pd7—c5) Pd7 —c5 ; 17. Db7—f3, Ta8—a3 enz. bood nog minder winstkansen. 13 14. d4Xe5 15. Pbl—c3 16. b2Xc3 17. 0—0 Pd7Xe5 Lf8—b4f Lb4Xc3f 0—0 Dd8—e7 De gevolgen van het pionoffer worden nu duidelijk. De nionrien pti rtin Kuln. r "V" | behoevend en zwart heeft goede vooruitzichten om mettertijd een van beiden te veroveren. 18. Tfl—el De7—c5 19. Tel—e3 Ta8—a3 20. Db7—f3 Tf8—e8 Wederom een zet, die door de pers-élite sterk afgekeurd werd en wel omdat zwart in plaats daarvan met 20. Dc5—c4 den pion had kunnen terugwinnen. In dit geval echter zou wit na 21. h2—h3 !, Ta3X a2 ; 22. TalXa2, Dc4Xa2 ; 23. Df3—c6, Tf8—c8 ; 24. c3—c4 (dreigend e5—e6) in duidelijk middenspelvoordeel gebleven zijn. De tekstvoortzetting daarentegen is meer met schijnbare, dan met werkelijke gevaren verbonden en voert reeds na weinige zetten tot den voor zwart wenschelijken dameruil. 21. h2—h3 ! Ta3—a5 Na 21 Te8Xe5 ; 22. Tal—dl, h7—h6 ; 23. Tdl — d7, Te5—f5 ; 24. Df3—e4 enz. zou wit bij gelijk materiaal een sterke aanvalsstelling hebben verkregen. 22. Tal—dl Dc5—e7 (Zie diagram op blz. 104). Voor 22 Ta5Xa2 ; 23. Tdl—d7, Te8—f8 ; 24. Df3— g4 ! enz. geldt hetzelfde als het in de vorige opmerking vermelde. 23. Df3—c6 ! Daarmede behoudt wit ten minste zijn materieel overwicht, moet echter daartegenover dame- Stelling na 22 Dc5—e7 ZWART WIT ruil toelaten. De pointe van den zet bestaat daarin, dat zwart den e-pion niet mag nemen : 23 Ta5Xe5 ? ; 24. Dc6Xe8f! De7Xe8; 25. Te3 Xe5, De8—f8 (c8, b8, a8) 26. Te5—d5 en wint. 2 3 Ta5—c5 De eenige parade tegen de dreiging 24. Tdl—d7. 24. Dc6—d7 Op 24. Dc6—a4 zou niet 24 Tc5—a5, op 24. Dc6 —e4 echter 24 f7—f6 ! hebben kunnen volgen. 2 4 g7—g6 25. f2—f4 Tc5—c4 ! Dwingt ruil af zonder de zevende lijn aan den tegenstander over te laten. 26. Dd7Xe7 Te8Xe7 27. Tdl—d4 Tc4—c5 De altijd nog bestaande zwak¬ ten a2 en c3 verzekeren zwart uitstekende remise-kansen. 28. Kgl—f2 c7—c6 29. a2— a4 Te7—a7 30. Td4—b4 b6—b5 Het eenvoudigste. 31. a4xb5 c6xb5 32. Kf2—f3 Ta7—c7 ? Deze inconsequente zet brengt zwart echter weer in gevaar. Na 32 Ta7—-a3 ; 33. Kf3 —g4 (of Kf3—e4, Tc5Xc3 ; 34. Te3Xc3, Ta3Xc3 ; 35. Tb4 Xb5, Tc3—g3 enz.) Tc5Xc3 ; 34. Te3Xc3, Ta3Xc3 ; 35. Tb4 Xb5, Kg8—g7 enz. zou bij juiste, niet eens moeilijke, verdediging winst voor wit niet denkbaar zijn geweest. 33. Tb4—b3 Kg8— f8 Stelling na 33 Kg8—f8 ZWART WIT 34. g2—g4 ? Nadat zwart de bovengemelde gelegenheid heeft ver- ALJECHIN-EUWE 1935 ALJECHIN-EUWE 1935 DE STRIJD OM HET WERELDKAMPIOENSCHAP SCHAKEN, GESPEELD IN NEDERLAND IN 1935 DOOR Dr. a. aljechin EN DR. m. e u w e LEIDEN - 1936 A. W. SIJTHOFF'S UITGEVERSMAATSCHAPPIJ N.V. VOORWOORD. De strijd is gestreden, de beslissing gevallen. De ex-wereldkampioen is naar zijn land teruggekeerd, de nieuwe wereldkampioen heeft zijn lessen aan het Meisjeslyceum te Amsterdam hervat. Als herinnering aan den tweekamp Euwe—Aljechin verschijnt dit door de beide rivalen en ons Comité samengestelde wedstrijdboek en het is mij een aangename taak, als secretarispenningmeester van het Nationaal Nederlandsch Comité Wereldkampioenschap Schaken, het Euwe-Aljechin Comité, een inleidend woord te schrijven. Een aangename taak, want zij stelt mij in staat, uiting te geven aan de dankbaarheid, die ons Comité gevoelt voor de duizenden, die gaarne en spontaan hebben medegewerkt om dit tournooi tot een gebeurtenis te maken van den eersten rang en die (wij mogen dit als Nederlandsche Comité-leden erkennen) ons de vreugde bracht, dat een Nederlander wereldkampioen werd. Ongetwijfeld is de strijd Euwe—Aljechin een succes geworden en in het kort hoop ik uiteen te zetten, waardoor dit mogelijk is geweest. Het was de juiste geestesgesteldheid, die het tournooi Euwe— Aljechin en de voorbereiding er toe, gekenmerkt heeft. Van hoog tot laag, van den voorzitter van het Eere-Comité tot den jongsten bediende, die de postzegels plakte, was iedereen overtuigd, dat hij zijn steun gaf aan een onderneming, die het schaakspel, en vóór alles de reputatie van Nederland, ten goede zou komen. Daarom is het mij in de eerste plaats een behoefte, allen, die op de een of andere wijze hun medewerking hebben verleend, voor het forum van de talloozen, die uit dit boek de schoonheid van het nobele schaakspel kunnen genieten, van onze erkentelijkheid blijk te geven. Dank aan de leden van het Eere-Comité, dank aan de vele sub-Comité's. Hun namen zijn bekend. Hun streven zal door de Nederlandsche en de internationale schaakwereld niet vergeten worden. Onbekend echter zijn de velen, die niet minder met hart en ziel aandeel hebben in het succes en die allen vervuld waren met de idee : hier kan iets groots verricht worden. Zij allen hebben naar hun capaciteiten medegewerkt om den wedstrijd Euwe—Aljechin tot een onvergetelijke gebeurtenis te maken. Aan allen ons respect, aan allen onzen dank. v DE VOORGESCHIEDENIS. Ik zou de volledigheid van dit boek te kort doen, als niet de aanleiding tot en de voorgeschiedenis van dezen tweekamp nader belicht werd. Als niet naar voren gebracht werd, hoe het groeide. Het was dan in een persoonlijk onderhoud tusschen Dr. Euwe en een onzer, dat voor het eerst het onderwerp in kwestie aangesneden werd. Euwe voelde zich tot groote dingen in staat, en diep in allen leefde de overtuiging, dat een wedstrijd om den hoogsten titel tegen den toenmaligen wereldkampioen, Dr. Aljechin, hem schitterende perspectieven zou bieden. Zeker waren er moeilijkheden, die vele en velerlei waren. Ook hier gold: „am Golde hangt, um Golde drangt doch alles in der Welt", en wij wisten dus, dat het uit den aard der zaak voornamelijk de financieele moeilijkheden zouden zijn, die een uitdaging tot den wereldkampioen in den weg stonden. Tijdens dit onderhoud meende de ander, dat financieele moeilijkheden er waren, om overwonnen te worden. Voelhorens werden uitgestoken. Besprekingen, heel onofficieel, voorzichtig tastend en speurend naar eventueele uitvoerbaarheid werden gevoerd, en ... . er werd een Comité gevormd. Inderdaad bleek alras, dat het bedrag, dat voor een dergelijken tweekamp benoodigd was, aanzienlijk zou zijn, effectief en relatief. Want de economische omstandigheden waren ook in den winter van 1933/'34 niet zoodanig, dat men er op rekenen kon, dat op vlotte en royale wijze gelden ter beschikking gesteld zouden worden. Doch in verhouding tot de buitengewone belangrijkheid van den binnen onze grenzen te organiseeren tweekamp, was de som gelds niet abnormaal groot. Wij meenden, dat het organiseeren van de match Euwe— Aljechin een enorme opbloei van het schaakspel hier te lande met zich mede zou brengen en wij waren er van overtuigd, dat vele Nederlanders, die het edele schaakspel tot dusverre niet beoefend hadden, door het feit, dat een landgenoot ging strijden om den hoogsten titel, geïnspireerd zouden worden, zich aan het schaakspel te gaan wijden. In ieder mensch schuilt, bewust of onbewust, een tikje chauvinisme. Ieder mensch gevoelt zich bewust of onbewust, verheugd, indien een landgenoot tot een uitzonderlijke prestatie in staat blijkt, en zoo zou de schaaksport in Nederland, indien de tweekamp in ons land plaats zou vinden en indien de strijd VI voor Dr. Euwe eervol zou verloopen, een tijdperk van ongekenden bloei tegemoet gaan. Het was deze overtuiging, die ons de kracht gaf, met de organisatie een aanvang te maken. Daartoe was in de eerste plaats de steun van de pers noodig. Een steun, die de pers gaarne bleek te geven, een steun, waarvoor wij niet genoeg dankbaar kunnen zijn, en waardoor in wijden kring de belangstelling gewekt werd. # Al dadelijk in 1934, nadat ons Comité bij monde van den Voorzitter van den Koninklijken Nederlandschen Schaakbond geïnstalleerd was, wijdden de bladen uitvoerige artikelen aan de uitdaging, die Dr. Euwe tot Dr. Aljechin gericht had, en zij publiceerden in extenso de vragen, die onze kampioen tot den wereldkampioen had gericht nl. : 1. Is u bereid na uw match met Bogoljubow met mij een match om den wereldtitel te spelen, indien u als overwinnaar uit den strijd zijt gekomen ? 2. Is u bereid mij optie te verleenen tot 31 December 1934 ? 3. Gaat u alsdan accoord met de door mij genoemde financieele voorwaarden ? 4. Gaat u accoord met de bepalingen betreffende het aantal te spelen partijen, neergelegd in vroegere verdragen ? Op al deze vragen luidde het antwoord bevestigend, zoodat met de voorbereidingen een aanvang gemaakt kon worden, voorbereidingen, waarbij het Comité een handicap had. Eerst toch moest Dr. Aljechin Bogoljubow bestrijden, en eerst na laatstgenoemde overwonnen te hebben, zou Dr. Aljechin zijn handen vrij hebben. In het tegenovergestelde geval zou eerst de revanche tegen Bogoljubow plaats hebben, waarna onze kampioen den winnaar der revanche zou ontmoeten. DE VOORBEREIDINGEN. En zoo werd een aanvang gemaakt met de voorbereidingen. Sub-Comité's werden gevormd, spaarzegels bij tienduizenden gedistribueerd, bridge-drives georganiseerd, loten verkocht, dank vil zij de goedgunstige beschikking van Z. E. den Min. v. Justitie dd. 6 Maart 1935 No. 821, kortom alles wat maar met eenige mogelijkheid de belangstelling kon stimuleeren werd ter hand genomen. En simultaan-séances van de beide grootmeesters en een massa-simultaan-wedstrijd van 15 meesters tegen 300 schakers stonden in het middelpunt van de belangstelling. Het Eere-Comité, waarvan de toenmalige Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Mr. H. P. Marchant, het presidium had aanvaard, gaf ten volle zijn steun en medewerking en ... . zienderoogen groeide de belangstelling. Doch ook de beide grootmeesters bereidden zich ernstig voor. Het was voor onzen landgenoot een bijzonder drukke schaaktijd, waarin hij uitkwam in de groote tournooien van Zürich, Leningrad en Hastings. Zoo schreed de tijd voort. 1934 ging heen, 1935 kwam. 1935, het jaar waarin de groote strijd zou plaats vinden. Met koortsachtigen ijver werkten de in geheel Nederland opgerichte sub-Comité's. Het tournooi in Hastings, waar Dr. Euwe uitstekende resultaten boekte, gaf nieuw voedsel aan het enthousiasme bij de duizend en één werkers, en bij de huldiging na zijn thuiskomst uit Hastings kon Dr. Euwe constateeren, dat Holland „rijp" was voor den strijd om het wereldkampioenschap, dat Holland meeleefde en dat Holland een favoriet gekozen had. 28 Mei 1935 werd een belangrijke datum in de voorbereidingsperiode. Op dien dag kwam vast te staan, dat de wedstrijd tusschen Dr. Euwe en Dr. Aljechin plaats zou en moest vinden. Onder zeer groote belangstelling teekenden Dr. Euwe, Dr. Aljechin en ons Comité het contract. Een gebeurtenis, waarbij de vertegenwoordiger van de Nederlandsche regeering, de Fransche consul Judas, de toenmalige Amsterdamsche wethouder van Onderwijs, Dr. Vos en vele anderen het woord voerden. Op dit moment sloegen de golven van enthousiasme steeds hooger en de zomermaanden, die nog restten voor de strijd een aanvang zou nemen, werden gebruikt voor besprekingen, bridgedrives, verkoop van loten, correspondeeren en begrooten. Tot op 2 October, den dag, waarop de wedstrijd een aanvang zou nemen, ieder die meegewerkt had aan de voorbereiding, overtuigd was, dat wat mogelijkerwijze gedaan kon worden, gedaan was. ft VIII DE STRIJD. De strijd begon, nadat de wedstrijd door den tegenwoordigen voorzitter van het Eere-Comité, Z.E. Prof. Dr. G. J. Slotemaker de Bruïne, Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, officieel was geopend en de eerste zet door den Burgemeester van Amsterdam Dr. W. de Vlugt was gedaan, en het was alsof de nationale en de internationale schaakwereld geëlectriseerd waren. De botsing van genialiteit en ijzeren logica biologeerde de schaakwereld op een wijze, die vrijwel eenig was in de schaakhistorie en iedere zet werd tot een bron van studie en analyse. Van het terrein achter de coulissen was de strijd thans in het licht der openbaarheid gekomen. De voorbereidingen waren afgeloopen, doch de organisatie van de ontmoetingen zelf eischte een niet minder minutieuze zorg en nauwgezetheid. De strijd ging voort met wisselende kansen, maar toch met een voorsprong voor den wereldkampioen. Te dezer plaatse wil ik mij niet wagen aan een technische bespreking van de gespeelde partijen. In de hierna volgende bladzijden zijn die partijen geanalyseerd en de schaakkenners kunnen de diepgaande schoonheid ten volle genieten en overpeinzen. Hier moge het licht vallen op de merkwaardige verandering bij het Nederlandsche publiek in al zijn geledingen. Want het groote publiek heeft een nimmer falend instinct, wanneer het een favoriet kiest, een favoriet, die, hetzij door geestelijke, hetzij door lichamelijke prestatie's, plotseling in het volle licht der openbaarheid komt, doch die „dat zeker iets" moet bezitten, wil het publiek hem tot favoriet kiezen. Doch is die keuze gedaan, heeft Holland zijn vertrouwen geschonken, dan volgt die telepathische wisselwerking, die den gebenedijde, die tot uitverkorene gekozen is, tot steeds grooter daden inspireert ; want het publiek geeft dan voor 100 % zijn vertrouwen en brengt iets van dat vertrouwen, van dat rustige geloof over op hem, die op zijn gebied den Nederlandschen naam moet hoog houden. Het publiek gaf zijn vertrouwen aan Max Euwe, want om dan toch hier even, zij het uit den aard der zaak zeer vluchtig, de psychologische zijde te belichten, Euwe bleek alle eigenschappen, die de Hollanders apprecieeren, in zich te vereenigen. Geen overmoed bij succes, geen terugslag bij nederlaag, en bovenal een onverwoestbare taaiheid, die hem een achterstand, die in een dergelijk tournooi vrijwel fataal is, in deed loopen en in een, zij het kleinen voorsprong, deed veranderen. Euwe IX VAN 1926 TOT 1936. Over den in den winter van 1926 op '27 gehouden wedstrijd van tien partijen tusschen Aljechin en Euwe is een boekje verschenen x) voorzien van een voortreffelijk voorwoord van Mr. E. Straat. De auteur beschrijft de loopbaan van de beide meesters, waarbij hij hen niet alleen van uit schaaktechnisch oogpunt beziet, maar hen tevens tracht voor te stellen als exponenten van hun tijd. In tien hoofdstukken behandelt Mr. Straat de jaren, waarin de namen Aljechin en Euwe langzamerhand beroemd zijn geworden. Hij besluit zijn uiteenzettingen op een kardinaal oogenblik in de schaakgeschiedenis, waarvan de laatste woorden van zijn artikel blijk geven : „Bij het ter perse gaan van dit boekje strijdt Aljechin te Buenos Aires met Capablanca om de hoogste eer. De stand van de match is : Aljechin 4, Capablanca 2, remise 22. Is het chauvinisme te gelooven, dat de groote Rus in zijn tien partijen tegen Euwe ervaringen heeft opgedaan, die thans van onschatbare waarde voor hem zijn V' Daar nu weer de tijd gekomen is om voor een match-boek Aljechin—Euwe een woordje te schrijven, kan deze opgave niet op betere wijze opgelost worden dan door de uiteenzettingen van Mr. Straat chronologisch voort te zetten. Mr. Straat heeft de karakters der beide tegenstanders reeds voldoende gekenschetst en in dit opzicht kunnen we hier dus met een verwijzing volstaan. Wij beginnen derhalve met het einde van het jaar 1927. De schaakwereld bejubelt den nieuwen wereldkampioen Dr. Alexander Alexandrowitsch Aljechin. Capablanca, de onoverwinnelijke, werd verslagen. Het wonder is geschied. In den strijd van genie tegen genie gaven ten slotte de grootere ijver, wilskracht en moed den doorslag. Wij doen goed den nadruk te leggen op deze beslissende factoren ! De nieuwe wereldkampioen blijft voorloopig op zijn lauweren rusten : hij onderneemt verre reizen en geniet van zijn overwinning. Pas in het midden van 1929 is er sprake van zijn deelneming aan een groot tournooi, nl. aan den vierden internationalen wedstrijd te Karlsbad. Maar dan gooit een andere gebeurtenis roet in het eten : de uitdaging van Bogoljubow. Daar de wedstrijd tegen Bogoljubow reeds in October zou beginnen, achtte Aljechin den tijd tusschen beide evenementen te kort, om zoowel het een als het andere waar te nemen en hij geeft er daarom de voorkeur aan, *) Uitgeversmaatschappij Swets en Zeitlinger, Amsterdam. XIII het tournooi te Karlsbad als toeschouwer en verslaggever bij te wonen. De match met Bogoljubow vindt voor het grootste deel in Duitschland plaats ; zes partijen worden in Nederland gespeeld. Aljechin behaalt een sprekende overwinning : 11 gewonnen, 5 verloren, 9 remise. Kort daarop neemt Aljechin deel aan den wedstrijd te San Remo, zijn eerste tournooi in zijn kwaliteit van wereldkampioen. Deze wedstrijd wordt een verbluffend succes voor den wereldkampioen : 14 punten uit 15 partijen. Aljechin maakt slechts twee partijen remise en behaalt daarmede hèt succes van zijn leven. Terecht wordt dit resultaat te San Remo de parel van Aljechin's prestaties genoemd. In geen enkele partij bevindt zich Aljechin in het nadeel, hoewel alle grootmeesters, met uitzondering van Capablanca en Euwe, tot de deelnemers behooren. Nimzowitsch, de 2e-prijswinnaar, heeft 31/2 punt minder. Het is wel de mooiste overwinning, die ooit in een tournooi bevochten werd. Alle andere roemrijke namen : Rubinstein, Nimzowitsch, Bogoljubow, Spielmann, Vidmar, Maroczy, Tartakower e.a. verbleeken naast den naam van den wereldkampioen. Het is definitief gebleken, dat Aljechin van de zijde van deze strijders geen gevaar voor den eeretitel te duchten heeft. Nog steeds wordt Capablanca als eerste concurrent genoemd, doch na de openbaring van San Remo geeft men zelfs hem slechts weinig kans. Zoo blijft de situatie, tot 1% jaar later opnieuw een groot tournooi plaats vindt: Veldes 1931. Intusschen zijn een aantal nieuwe grootheden naar voren gekomen: Stoltz, Kashdan, Flohr e.a. Een jongere generatie klopt gebiedend aan de deur en vindt te Veldes gehoor. Maar het vermoeden, dat uit dezen kring van jongeren een ernstige mededinger te voorschijn zou komen, wordt niet bewaarheid. Opnieuw behaalt Aljechin een overwinning, die op één lijn te stellen is met die van San Remo ; 201 /2 punt uit 26 partijen, geen verliespartijen, 5x/2 punt voorsprong. Toch kon de kenner tusschen de successen van San Remo en Veldes essentieele verschillen constateeren. Terwijl in San Remo alleen de kracht den doorslag gaf, werd de wereldkampioen in Veldes ook door het fortuin geholpen. Van eenig gevaar voor den eeretitel, kon echter ook na Veldes geen sprake zijn. Tusschen Aljechin en de oude garde gaapte een diepe kloof. Toen Nimzowitsch in 20 zetten door Aljechin vernietigd werd, liet deze zich bitter ontvallen : „Ongelooflijk, eenige jaren geleden hoorden wij allemaal ongeveer tot dezelfde klasse en nu behandelt hij ons als knoeiers." Dit waren de woorden van den eersten vertegenwoor- xiv garde, Euwe, Flohr en Stahlberg de jongere. De beide toekomstige tegenstanders bevinden zich in goeden vorm, wat in het bijzonder bij Aljechin weldadig aandoet, daar men hem in langen tijd niet op deze hoogte aanschouwd had. Dat was niet de overwinnaar van Bogoljubow, dat was bijna weer de geweldenaar van San Remo. De einduitslag is dezelfde als twee jaar geleden te Bern : Aljechin nummer 1, Euwe en Flohr 2 en 3 gedeeld (13 resp. 12 punten). Zonder twijfel heeft de wereldkampioen met deze successen weer veel goed gemaakt en men zou er uit kunnen concludeeren, dat Aljechin toch sterker was dan Euwe, maar deze gevolgtrekking faalt slechts op een kleinigheid. Aljechin verloor weliswaar in Zürich slechts één partij, maar deze juist tegen dien dekselschen Hollander ! Merkwaardig : terwijl Euwe door de critici voornamelijk als de man van de wetenschap en als openingstheoreticus voorgesteld werd, toonde hij zich tegen Aljechin in de eerste plaats een voortreffelijk practicus en middenspelkunstenaar. Daar men dit ook uit de te Bern gespeelde remise-partij kon opmaken, moet hierop zeer de nadruk gelegd worden ; deze factor gaat ook later een groote rol spelen. Alles bijeengenomen leverde Zürich het bewijs, dat Euwe ook een Aljechin in beste conditie goed partij zou kunnen geven. Van Zürich begeeft Euwe zich onmiddellijk naar Rusland, neemt deel aan het nationale tournooi te Leningrad en lijdt daar een ernstig échec. De schaakwereld, gewend het heele leven naar punten te beoordeelen, denkt er het hare van. In de couranten staat te lezen, dat Euwe tijdens het tournooi met zijn gezondheid sukkelde, en dat klopt ook wel. Maar dat Euwe zich sedert jaar en dag geen rust gunde, dat hij roofbouw pleegde op zijn constitutie, dat drong niet tot de openbaarheid door en zoo wierp het tournooi te Leningrad een schaduw op de toekomst van den Hollander, nadat de perspectieven even te voren nog zoo rooskleurig schenen. In het Kersttournooi te Hastings gingen echter de papieren van Euwe weer de hoogte in. Met Flohr en Thomas deelde hij den eersten tot derden prijs en liet concurrenten als Capablanca, Botwinnik en Lilienthal achter zich. Zelfs had Euwe nog groote kansen, den eersten prijs geheel alleen te winnen, maar de laatste partij gaf hij iets te vroeg remise. Den laatsten graadmeter voor den komenden strijd bood het Warschausche landentournooi, dat in Augustus 1935 gehouden werd. Helaas was Nederland niet vertegenwoordigd, maar Frankrijk wel en Aljechin was de aanvoerder van zijn nieuw vaderland. Hij hield zich goed, maar zijn prestaties waren toch niet overwel- XVII digend : hij leverde veel remise-partijen en er deden zich ook enkele gevallen van geluk voor. Toen naderde de groote gebeurtenis met rassche schreden. De geheele wereld verkeerde in gespannen verwachting. In Nederland heerschte een schaakkoorts. Beide helden werden nogmaals onder de loupe genomen. Men besprak en berekende de kansen. Voortdurend werden nieuwe argumenten te berde gebracht. Om niemand te benadeelen sprak men gewoonlijk van gelijke kansen, maaier waren slechts weinigen, die dit ook werkelijk geloofden. Men is niet ver van de waarheid, als men veronderstelt, dat de meesten heimelijk een overwinning van den wereldkampioen verwachtten. Wij zien hier de eeuwige wet van de traagheid bevestigd : in 19Z / had men algemeen verwacht, dat Capablanca Aljechin's aanval glanzend zou kunnen weerstaan en nu zou Euwe het onderspit moeten delven. Ook Aljechin kon niet aan zijn eventueele nederlaag gelooven en verklaarde bij herhaling, dat hij, bij alle respect welke hij voor Euwe had, zich dezen toch niet als wereldkampioen kon voorstellen. In een kort voor het begin van den wedstrijd te Rioa gehouden interview, stelde hij Capablanca boven rlohr en dezen weer boven Euwe; boven allen echter zichzelf. Hij verklaarde, dat hij op het oogenblik in niemand een ernstigen candidaat voor het wereldkampioenschap kon zien. Over Euwe zei hij, dat deze in de eerste plaats een voortreffelijk kenner van de openingen was en het eindspel goed beheerschte. Den kunstenaar van het middenspel had hij vergeten, den meester van de zelfbeheersching niet in aanmerking genomen, de groote wilskracht van zijn tegenstander uit het oog verloren. Deze liet intusschen niet anders van zich hooren, dan dat hij den wedstrijd volgens zijn beste weten had voorbereid. HANS KM OCH. XVIII EERE-COMITÉ : Prof. Dr. G. J. Sloteinaker de Bruine, Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, 's-Gravenhage, Eere-Voorzitter. Jlir. Mr. Dr. L. H. N. Bosch Ridder van Rosenthal, Commissaris der Koningin in de Provincie Utrecht. Dr. W. de Vlugt, Burgemeester van Amsterdam. S. J. R. de Monchy, Burgemeester van 's-Gravenhage. Mr. P. Droogleever Fortuyn, Burgemeester van Rotterdam. L. Judas, Consul van Frankrijk, Amsterdam. Comte J. de Barbeyrac de St. Maurice, Amsterdam. Mr. A. Rueb, Voorzitter der Fédération Internationale des Echecs, 's-Gravenhage. B. J. van Trotsenburg, Voorzitter van den Nederlandschen Schaakbond, Amsterdam. F. L. G. d'Aumerie, Scheveningen. Mr. Joh. J. Belinfante, 's-Gravenhage. Jhr. I. L. v. d. Berch van Heemstede, 's-Gravenhage. Mr. E. J. v. d. Berg, Apeldoorn. J. J. v. d. Berg, Amsterdam. E. Boekman, Amsterdam. N. Broekhuyzen, Baarn. Prof. Dr. D. Cohen, Amsterdam. Ir. D. Croll, Rotterdam. D. H. van Dam, Amsterdam. E. van Dien, Amsterdam. Prof. J. C. van Eerde, Amsterdam. Jhr. A. E. van Foreest, Bilthoven. Jhr. Dr. D. van Foreest, Bussum. Dr. J. Frik, Bedum. Prof. Dr. K. R. Gallas, Amsterdam. M. Goldschmidt, Amsterdam. Mr. E. C. Goudsmit, Amsterdam. Mr. F. W. Goudsmit, Amsterdam. Dr. M. de Hartogh, Amsterdam. J. F. Heemskerk, Middelburg. Ir. A. Heldring, Amsterdam. Pater F. L. E. M. Hendrichs, 's-Gravenhage. Pater H. Hermans, Rotterdam. F. H. J. Holdert, Amsterdam. A. de Hoop, Amsterdam. Th. van Hoorn, Amsterdam. Prof. Mr. A. C. Josephus Jitta, 's-Gravenhage. Dr. A. Keesing, Amsterdam. Th. M. Ketelaar, Amsterdam. Mr. Fr. A. Kokosky, Amsterdam. Mr. G. C. J. D. Kropman, Amsterdam. Ir. J. F. L. Krügers, Tilburg. M. J. Kuyper, Amsterdam. Dr. A. Y. v. d. Meulen, Haarlem. Dr. W. W. v. d. Meulen, 's-Gravenhage. Dr. R. J. Th. Meurer, Amsterdam. C. W. G. Mieremet, Groningen. Jhr. Dr. J. C. Mollerus, Haarlem. Ir. H. M. de Munck, 's-Gravenhage. Dr. M. Niemeyer, Wassenaar. H. Nygh, Rotterdam. Mr. G. C. A. Oskam, Rotterdam. Prof. Dr. G. A. v. Poelje, 's-Gravenhage. Dr. Henri Polak, Laren (N.-H.). Dr. D. van Prooye, Rotterdam. Jhr. L. J. Quarles van Ufford, Hilversum. Dr. J. H. O. Reys, 's-Gravenhage. Prof. Dr. A. H. M. J. van Rooy, Amsterdam. Jac. Rustige, Amsterdam. H. Salomonson, 's-Gravenhage. M. A. Salvador Nolte, Amsterdam. Gen. G. A. Scheffer, 's-Gravenhage. Mr. A. Baron Schimmelpenninck van der Oye, Bloemendaal. L. Slijper, Amsterdam. Prof. Dr. I. Snapper, Amsterdam. A. Staal, 's-Gravenhage. A. J. G. Strengholt, Amsterdam. Jhr. H. Strick van Linschoten, Delft. Mr. Dr. J. A. van Thiel, Amsterdam. M. S. Vaz Dias, Amsterdam. Mr. C. H. v. d. Velden, Amsterdam. H. J. Versteeg, Amsterdam. Dr. I. H. J. Vos, Amsterdam. Prof. Dr. H. K. de Vries, Amsterdam. J. v. d. Water, Hilversum. Prof. Dr. R. Weitzenböck, Laren (N.-H.). Mr. R. H. Woltjer, Amsterdam. A. H. v. Wijngaarden, Utrecht. G. W. J. Zittersteyn, 's-Gravenhage. C. L. Zeilinga, Arnhem. COMITÉ : Mr. M. Levenbach, Voorzitter. G. van Harten. G. van Dam, Secretaris-Penningmeester. Th. M. E. Lfket. SUB-COMITÉ'S. COMITÉ AMSTERDAM A. M. Smit. W. Ch. Oosterink. D. K. Wielenga. COMITÉ 'S-GRAVENHAGE K. J. Nieukerke. A. de Jongh C. v. d. Bos. XIX COMITÉ NOORD-HOLLAND. M. J. Kuyper. A. .). G. ter Haar. J. G. van Burken. M. J. de Tello. J. Seays. COMITÉ 'T STICHT GOOI. p. Jungman. J. Timmer. Drs. S. T. Jarigjarigsma. J. v. d. Water. C. L. C. Dekker. COMITÉ ROTTERDAM. Mr. G. C. A. Oskam. A. de Bruijn. COMITÉ GRONINGEN. B. W. Kremer. B. A. Flentge Jr. H. W. Lenstra. COMITÉ LEIDEN. P. Herfkens. L. Ph. Schreinemachers. C. L. Weissenburg. COMITÉ ERMELO. J. W. O. Breimer. DONATEURS. G. H. Aalfs, Gouda. Schaak-en Damclub „Aalsmeer", Aalsmeer. F. Abbringh, 's-Gravenhage. Dr. W. Adriani, Haarlem. F. H. Agterbos, 's-Gravenhage. H. Akker, Appingedam. D. C. v. Alewijk, Amsterdam. C. P. Amelunsen, Soestdijk. E. v. Amerongen, Amsterdam. Amsterd. Christ. Schaakverg., Amsterdam. Amsterd. Kantoorschaakbond, Amsterdam. J. Andrea, 's-Gravenhage. A. Andriesse, Amsterdam. S. S. Anema, Bilthoven. A. J. Anger, Amsterdam. J. T. Ania, Amsterdam. E. Arrias, 's-Gravenhage. P. v. Assendelft, Rotterdam. Ir. F. B. v. Asperen, Amsterdam. h! G. Baars, Amsterdam. L. Balke, Amsterdam. S. Bamberger, Hilversum. Mei. M. W. Bannink, Haarlem. D. J. Barink, 's-Gravenhage. H. K. G. Bartstra, Groningen. C. H. Beek, Amsterdam.. G. Beekman Jr., Amsterdam. D. Been, 's-Gravenhage. A. Behagel, Scheveningen. ] C. Beim, Amsterdam. Mr. H. G. Belinfante, 's-Gravenhage. L. W. Belzer, 's-Gravenhage. C. Bergman, Amsterdam. B. v. Berkel, 's-Gravenhage. F. Bernard, Amsterdam. Ir. J. Bethlem, Amsterdam. J. H. H. Beijer, Amsterdam. J. Bezemer J.Pzn., Rotterdam. R. Bieren, Amsterdam. A. Blaauw, Leiden. R. K. A. von Blaschke, Amsterdam. C.' Blatt, Amsterdam. G. Blok, Amsterdam. L. Blok, Zandvoort. E. Blokzijl, Zeist. W. J. Blonden, 's-Gravenhage. L. J. Bodaan, 's-Gravenhage. 1. I. Boedijn, Amsterdam. N. M. Boekdrukker, Hilversum. A. S. Boekman, Amsterdam. A. J. Boer, Diemen. K. D. W. Boissevain, Amsterdam. Dr. E. j. F. Bon, Aalsmeer. Dr. B. K. Boom, Amsterdam. S. Boorsma, Utrecht. C. v. d. Bos, 's-Gravenhage. ^ _ Jhr. Dr. J. H. O. v. d. Bosch, Amsterdam. S. P. Bosch, Amsterdam. P. v. d. Bosch, Amsterdam. Jhr. H. Bosch v. Drakesteyn, Utrecht. G. Bosscha, Leiden. V. Bottenheim, Amsterdam. A. Breet, Haarlem. J W. O. Breimer, Ermelo. Ch. v. d. Broeke, Amsterdam. J. D. Brongers, Groningen. A. J. de Bruin, Amsterdam. G. H. Bruins, Utrecht. ]. Bruyn, Nieuwer-Amstel. A. de Bruyn, Rotterdam. H. Buchi, IJmuiden. J. G. v. Burken, Alkmaar. XX P. Buriks, 's-Gravenhage. W. J. v. Buuren, Amsterdam. J. S. Buy, De Bilt. C. F. Buijs, Rotterdam. J. v. Charldorp, Amsterdam. Schaakverg. Columbus, Amsterdam. Directie N.V. Continent. Handelsbank, Amsterdam. N. Cortlever, Amsterdam. J. J. da Costa Senior, Amsterdam. F. Croese, Amsterdam. P. C. Dalmeyer, Haarlemmermeer. H. v. Dam, Amsterdam. C. L. C. Dekker, Bussum. M. P. Dekkers, Rotterdam. W. J. J. den Dekker, Amsterdam. C. Deijs, Amsterdam. Dierensche Schaakverg., Dieren. Schaakver. Discendo Discimus, 's-Gravenhage. A. v. Dokkum, Groningen. Dr. G. Alb. v. Dongen, Rotterdam. P. A. Donker, Rotterdam. J. F. v. Doornik, Utrecht. H. J. Dorpema, Amsterdam. W. Dortwegt, Delft. J. Draisma, Groningen. C. Duif, 's-Gravenhage. H. A. B. Dupuy & Co., Amsterdam. J. H. v. Dijk, Utrecht. P. Dijkstra, Amsterdam. W. v. Dijl, Rotterdam. W. Ebert, Amsterdam. C. Eckhardt, Rotterdam. Prof. Dr. C. H. Edelman, Wageningen. C. Eemkema, Haren (Gr.). Schaakclub Effectenbeurs, Amsterdam. J. W. Eiff, Amsterdam. W. J. Eiff, Amsterdam. E. Eisinga Zimmerman, Scheveningen. Elck Wat Wils Rubriek, Utrecht. Ir. M. Ellerbroek, Tandjong-Karang. Dr. N. J. Elzenga, Norg. Dr. W. Euwe, 's-Gravenhage. G. C. v. Eyk, Gouda. J. Eymvachter, Gouda. F. Faassen, Amsterdam. B. A. Flentge Jr., Groningen. W. Fok, Amsterdam. Mr. G. S. Fontein, 's-Gravenhage. H. G. Fousek, Amsterdam. Dr. B. Frank, Amsterdam. M. Frank, Amsterdam. G. Franken, Harderwijk. W. Friedrich, Amsterdam. A. Fröger, Haarlem. Alex Fryda, Amsterdam. H. B. Galema, 's-Gravenhage. Schaakver. ,,Gambiet", Amsterdam. L. Gans, Amsterdam. M. Garschagen, Amsterdam. O. Garschagen, Amsterdam. J. D. van Gelder, Amsterdam. W. G. van Gelder, Rotterdam. C. L. Geiger, Amsterdam. D. G. Gerrits, Amsterdam. L. Gerzon, Huizen. C. Giltjes, Utrecht. J. van Ginkel, Amsterdam. G. H. Goethart, 's-Gravenhage. H. Goldsmit, Amsterdam. J. de Gooyer, Zwolle. Gorinchemsche Schaakclub, Gorinchem. J. H. Goud, Utrecht. Dr. J. de Graaf, IJmuiden. J. Graves, Amsterdam. L. G. Greiner, Amsterdam. Mr. S. Groen, Haarlem. W. Groenendijk, Gouda. J. Grondman, Amsterdam. A. de Groot, Rotterdam. A. D. de Groot, Santpoort. Kap. J. C. de Groot, Amsterdam. M. Groot, Amsterdam. H. L. Guurink, Rotterdam. Haagsche Christelijke Schaakver., 's-Gravenhage. Haagsche Schaakvereeniging, 's-Gravenhage. Corn. v. d. Haak, Haarlem. C. L. den Haan, 's-Gravenhage. L. de Haan, Amsterdam. A. J. G. ter Haar, Driehuis-Velsen. W. J. van Haeften, 's-Gravenhage. A. Hamburger, Amsterdam. A. W. Hamming, Leiden. S. Harkema, Hilversum. H. Harmsen, Amsterdam. F. W. Harsman, Zandvoort. J. G. Hartogensis, 's-Gravenhage. A. den Hartoog, Utrecht. J. ten Have, Bussum. N. A. Hazenbroek, Rotterdam. D. van Heel, Deventer. P. Herfkens, Leiden. C. Hermans, Amsterdam. C. H. den Hertog, Amsterdam. A. Hes Mzn., Amsterdam. W. Heyboer, Amsterdam. Mej. T. A. Heijn, Amsterdam. P. Hidding, Bussum. J. Hillebrand, Haarlem. F. Hochheimer, Amsterdam. H. Hoen, 's-Gravenhage. Mr. S. J. van der Hoeven, Groningen. H. H. v. d. Hoff, 's-Gravenhage. H. W. Hogenbirk, Bloemendaal. Th. M. de Hon, Amsterdam. A. Hollander Jr., Amersfoort. H. Hollander, Amsterdam. Dr. E. W. J. Holleman, 's-Gravenhage. J. Hommes, 's-Gravenhage. G. Hoogendoorn, Utrecht. A. P. Hoogwerf, Rotterdam. E. v. Hoogstraten, Amsterdam. J. M. Hörcher, Amsterdam. G. H. L. Huguenin, Amsterdam. L. Israëls, 's-Gravenhage. S. v. Italië, Amsterdam. A. Jacobs, 's-Gravenhage. J. Jacobs, Amsterdam. Y. Jacobs, Scheveningen. Ir. I. Jacobson, Amsterdam. G. Jansen, Amsterdam. J. M. A. P. J. Jansen, Utrecht. J. R. Janssen, Bussum. Ed. Jonas, Amsterdam. B. de Jong, Gouda. A. de Jongh, 's-Gravenhage. J. C. Jonker, Amsterdam. J. B. Joustra, 's-Gravenhage. XXI P. Jungman, Utrecht. W. J. Jungman, 's-Gravenhage. J. F. Kaan, Delft. P. C. Kaiser, Hilversum. K. J. v. d. Kamp, Hengelo. W. Kamp, Amsterdam. H. H. Kamstra, 's-Gravenhage. W. Kaper, Amsterdam. L. J. Keizer, 's-Gravenhage. R. Keizer, Amsterdam. F. Keyzer, 's-Oravenhage. W. Klasema, Bussum. A. Klein, Amsterdam. E. J. M. Kleyn, Utrecht. G. Kleijn, Rotterdam. J J. Kliften, Amsterdam. R. v. d. Klip, 's-Gravenhage. Küstoff, Amsterdam. D. Klopper, Heemstede. A. Th. Knoppes, Amsterdam. F. Knuttel, 's-Gravenhage. J. Koedood, Rotterdam. D. J. Koelhof, Rotterdam. H. A. Koen, Amsterdam. M. Koert, Leiden. G. Koetsier, Assen. W Koevoet, Rotterdam. J. v. d. Kogel, Amsterdam. A. C. Kok, Driehuis-Velsen. J. R. Kok, Rotterdam. V. Ph. v. d. Kolk, Beverwijk. W. P. Konink, Amsterdam. S. Kooi, IJmuiden. K. Koopman, Amsterdam. P. M. v. Kooten, Tuindorp-Nieuwendam. M. A. Kortekaas, Wassenaar. Prof. A. G. v. Kranendonk, Amsterdam. B. W. Kremer, Groningen. Adolph Krijn, Amsterdam. D. Kuiper, Ermelo. L. de Kwant, Rotterdam. Schaakclub „Kijkuit", ijmuiden. C. Laagwater, Amsterdam. J. C. Lahnstein, Amsterdam. M. Lakerveld, Gouda. J. J. Lambeek, Hilversum. J. Lankamp, Bloemendaal. W. J. v. d. Leeden, 's-Gravenhage. Mr. C. J. Leembruggen, 's-Gravenhage. H. de Leeuw den Bouter, Rotterdam. J. v. Leeuwen, Rijswijk. P. v. Leeuwen, Amsterdam. J. j. Lehr, Rotterdam. H. W. Lenstra, Groningen. M. Lenstra, Coevorden. H. Levie, Assen. J. Levie, 's-Gravenhage. A. v. d. Lev, Amsterdam. Drs. P. Limburg, 's-Gravenhage. Schaakver. „Ludendo Studemus", Groningen. J. P. A. Luirink, Amsterdam. J. Lutomirski, Amsterdam. W. J. v. d. Maën, Amsterdam. Mammen, Amsterdam. H. v. Manen & 7.n., Amsterdam. W. Mantel, Haarlem. Mr. H. P. Marchant, 's-Gravenhage. J. Marczak, 's-Gravenhage. S. v. Marion, Rotterdam. J H. Martens, Amsterdam. XXII W. Masdorp, 's-Gravenhage. C. Meiners, s-Gravenhage. Melchior, Amsterdam. H. A. Mellegers, Amsterdam. J. H. v. d. Merwe, Dordrecht. J. F. W. Meyer, Schiedam. J. Meyer Ranneft, Amsterdam. J. L. Meyering, Amsterdam. Mr. P. W. Meylink, Delft. N. Migchelsen, Amsterdam. Mr. M. de Mol, Gouda. P. de Mol, Gouda. A. Moldauer, Amsterdam. J. Molenbroek, 's-Gravenhage. G. H. V. Mondfrans, Hilversum. W. Moret, Rotterdam. G. v. Mourik, Amsterdam. S. Muinen, Ermelo. Th. Mul, Amsterdam. R. Muring, Dordrecht. W. Muysers, Amsterdam. H. Nagele, 's-Gravenhage. C. Nanning, 's-Gravenhage. J. B. Nas, Amsterdam. Ver. Nationaal Schaakgebouw, 's-Graven- hage. . „ Nederl. Schaakbond, 's-Gravenhage. A. H. Nessen, Haarlem. J. B. Nieber, Hilversum. J. F. A. Nielsen, Amsterdam. A. Th. Niemans, Amsterdam. Dr. G. de Niet, Scheveningen. K. J. Nieukerke, 's-Gravenhage. Schaakclub Nieuwendam, Tuindorp-Nieuwendam. ... Nots. A. ten Noever de Brauw, Wijk bij Duurstede. J. Noordenbos, Amsterdam. C. Noordhoek, Aalsmeer. N.H.S.B., Alkmaar. N. L. J. Noorlander, Rotterdam. C. van Noort, 's-Gravenhage. Dr. J. Nijhoff, Stedum. J. Nijman, 's-Gravenhage. Mr. L. A. Nijpels, 's-Gravenhage. Schaakver. N.H.M., Amsterdam. H. D. v. d. Oien, Haarlem. D. W. Okker, Dordrecht. F. Olie, Utrecht. G. Olie, Amsterdam. Mevr. R. Onvlée—Lans, Heemstede. I. v. Oort, Rotterdam. Schaakver. „Het Oosten", Amsterdam. F. A. v. Oostveen, Rotterdam. K. F. A. v. Oostveen, Amsterdam. h! Ophof, Rotterdam. D. Oskamp, Bussum. D. Ouwehand, Amsterdam. A. H. K. Ox, Amsterdam. A. Park, Amsterdam. A. J. Paulis, Amsterdam. C. Pels, Santpoort. A. Perquin, 's-Gravenhage. Joh. L. Piersma, Amsterdam. Schaakver. „De Pion", Amsterdam. G. J. P. ter Plegt, Delft. A. Plette, Ermelo. J. A. J. Polak, Amsterdam. J. Polderman, IJmuiden. H. Poort, Groningen. K. Popp, Amsterdam. W. Pree, 's-Gravenhage. P. F. Prinsen Geerlings, Amsterdam. W. L. Pronk, Amsterdam. Schaakclub „De Raadsheer", Amsterdam. O. Rebholz, Amsterdam. W. Redeker, Groningen. Mej. Reeders, Amsterdam. J. Reneman, Gouda. P. L. F. van Rensen, Amsterdam. J. Reij, Hilversum. A. Rietdijk, Gouda. C. Rimann, Amsterdam. J. Rintel, 's-Gravenhage. H. J. Robijns, Utrecht. G. Rogge, Bussum. K. de Roo, 's-Gravenhage. A. H. Roose, Groningen. J. A. van Rooyen, Hilversum. Het Rotterd. Schaakgenootsch., Rotterdam. J. B. N. Ruben, 's-Gravenhage. P. de Ruiter, Hilversum. J. S. Runeman, Hilversum. J. Rus, Amsterdam. J. de Ruyter, Utrecht. A. G. Scheffer, Amsterdam. T. D. v. Scheltinga, Amsterdam. M. Schneider, Rotterdam. S. J. Schol, Amsterdam. Mej. A. Scholte, Hengelo. C. F. W. Schöttelndreier, 's-Gravenhage. G. J. Schöttelndreier, 's-Gravenhage. S. Schoustra, Heerenveen. P. A. Schouten, Amsterdam. L. Schrijver, Huizen. Dr. A. Schuekink—Kool, Utrecht. B. H. J. Schumann, Amsterdam. C. Schuuring, Amsterdam. G. W. Segaar, Amsterdam. J. J. v. Seinten, Utrecht. F. Sievers, Amsterdam. J. v. d. Slacht, Utrecht. W. de Smalen, Hilversum. A. M. Smit, Amsterdam. E. Smit, Bussum. E. W. J. v. d. Smit, 's-Gravenhage. Alb. Smits, 's-Gravenhage. J. Smits, Amsterdam. A. Smitskamp, 's-Gravenhage. C. Smitskamp, 's-Gravenhage. A. Snijder, Amsterdam. Sonnenberg, Bussum. D. Spanjaard, Utrecht. Ed. Spanjaard, Utrecht. Ir. A. K. Speerstra, Rijswijk (Z.-H.). C. W. Spinhoven, Amsterdam. M. Splinter, Leiderdorp. Schaakver. „Staunton , Groningen. A. v. Staveren, Rotterdam. A. v. Steenis, 's-Gravenhage. Ir. H. J. v. Steenis, Utrecht. H. Steggerda, Amsterdam. Dr. F. W. Stiel, 's-Gravenhage. S. Swart, Amsterdam. G. v. d. Tak, Amsterdam. K. Tates, Zandvoort. Th. R. Teillers, 's-Gravenhage. Dagblad de Telegraaf, Amsterdam. G. F. Tels, 's-Gravenhage. J. Timmer Soest. L. Timmer, Ermelo. G. Tinis, Amsterdam. H. Tinis, Amsterdam. Schaakclub ,,Tjatoer", 's-Gravenhage. G. H. J. v. Tongeren, 's-Gravenhage. C. F. v. Tongerlo, Gouda. A. C. v. d. Tooien, 's-Gravenhage. N. Torenstra, Amsterdam. Dr. A. Toxopeus, 's-Gravenhage. H. M. van Triet, Gouda. K. J. Uchtman, Groningen. H. v. Veen, 's-Gravenhage. M. J. Veenstra, Rotterdam. P. J. v. d. Velde, Voorburg. J. W. Veltman, Harderwijk. A. Verbeek, 's-Gravenhage. R. Verberne, Bloemendaal. W. Verdenius, Groningen. F. M. Verhoeckx, Rotterdam. J. Vermeer, Bloemendaal. P. J. Vermeulen, Amsterdam. Ir. I. M. Verwey de Winter, Hengelo. D. Veth, Rijk Haarlemmermeer. F. Visser, Utrecht. A. J. P. J. Vogel, Rijswijk (Z.-H.) C. Vogel, Amsterdam. J. Vos, Utrecht. J. R. Vos, Ermelo. H. de Vries, Amsterdam. R. de Vries, 's-Gravenhage. E. de Waal, Alkmaar. F. L. Wackers, Amsterdam. Fa. Wallich & Matthes, Amsterdam. S. S. van Walree, Nijmegen. S. Walst, Amsterdam. Schaakclub „Watergraafsmeer", Amsterdam. A. J. v. d. Weerd, Zuilen. J. J. v. Weering, Overveen. J. H. A. Wenting, Amsterdam. J. H. Wertheim, 's-Gravenhage. G. W. Wesselman, Dordrecht. M. H.- J. Westbroek, Utrecht. Schaakver. „Het Westen", Amsterdam. J. G. Wester, Leiden. F. J. Wiedenhoff, Ermelo. J. H. Wieffering, Aalsmeer. Jac. Wiemen, Rotterdam. D. Wiersma, Amsterdam. F. te Winkel, Utrecht. F. de Wit, Amsterdam. J. de Witt, Amsterdam. Mr. J. A. Wolthuis, Groningen. Prof. Dr. W. v. d. Woude, Leiden. J. E. Wiistenhoff, Amsterdam. Ir. A. M. A. Wijmans, 's-Gravenhage. A. M. Wijnhoff, Amsterdam. A. M. A. Wijntjes, Amsterdam. J. A. Zaagman, Amsterdam. Mr. Alb. Zagt Jr., Amsterdam. Corn. Zanen, Gouda. S. de Zoete, Soestdijk. P. Zonneveld, 's-Gravenhage. J. A. B. Zoontjes, Wijk aan Duin. Schaakclub „Het Zuiden", Amsterdam. „Zuidzandsche Schaakclub", Zuidzande. „Zutphensche Schaakclub", Zutphen. J. M. Zuydam, Gouda. XXIII De spelers met secondanten tijdens de tweede partij in de Militiezaal te Amsterdam. v.r.n.1. H. Kmoch, De. M. Euwe, G. Maroczy, S. Landau, Dr. A. Aljechin. Dr. Max Euwe. DERDE PARTIJ GESPEELD OP 8 OCTOBER 1936 TE AMSTERDAM (CARLTON HOTEL) Fransche partij WIT : ALJECHIN 1. e2—e4 e7—e6 2. d2—d4 d7—d5 3. Pbl—c3 Lf8—b4 4. a2—a3 .... Volgens mijn meening is dit een der beste tegenzetten. Na den nu volgenden ruil heeft zwart geen voldoende tegenwicht voor het vijandelijk looperpaar. 4 Lb3Xc3f 5. b2Xc3 d5Xe4 6. Ddl—g4 Pg8—f6 Hierdoor worden de zwarte velden der koningsstelling, welke reeds verzwakt waren, nog meer verzwakt. Een betere opstelling zou zijn : 6 Ke8 —f8 ; 7. Dg4Xe4, Pb8—d7 en f6 en de ontwikkeling van het andere paard via e7. 7. Dg4Xg7 8. Dg7 —h6 9. Pgl—e2 Th8—g8 c7—c5 Pb8—d7 Om de dame te ontslaan van haar taak, Pf6 te beschermen. Een verklaarbare poging den druk tegen d4 te versterken door Pb8—c6, zou met 10. d4Xc5 beantwoord worden. 10. Pe2—g3 Tg8—g6 ? ZWART : EUWE Door dezen inconsequenten zet, die slechts de witte dame naar een beter veld drijft, komt zwart in beslissend nadeel. Het voor de hand liggende Dd8—a5 zou inderdaad het beste zijn. In ieder geval heeft wit in de stelling, die na 11. Lel—d2, Da5—a4 ; 12. d4Xc5 ontstaat, met zijn tallooze mogelijkheden het betere spel. 11. Dh6—e3 Pf6—d5 Zwart moet compensatie voor den ondekbaren e-pion zoeken. 12. De3Xe4 Pd5Xc3 13. De4—d3 Pc3 —d5 Na 13 c5xd4 ; 14. Dd3 Xd4, Dd8—f6; 15. Dd4xf6, Pd7xf6 ; 16. Lfl—d3, Tg6— g7 ; 17. Lel—d2 zou wit eveneens belangrijk beter staan. 14. Lfl—e2 Dd8— f6 15. c2—c3 c5xd4 16. c3Xd4 Pd7—b6 Ook de ruil Pd5—f4; Lel Xf4, Df6xf4 ; 0—0 (hier of op den vorigen zet) zou, wegens den achterstand in ontwikkeling, geen verlichting hebben beteekend. (Zie diagram op blz. 8). 17. Le2—h5 ! Door deze looper-manoeuvre, Stelling na 16 Pd7—b6 ZWART Stelling na 24. a4—a5 ZWART welke uit vier zetten bestaat, dwingt wit tot den zet f7—f5 hetgeen een nieuwe, beslissende verzwakking der zwarte stelling beteekent. 17 Tg6—g7 18. Lh5—f3 Df6—g6 19. Lf3—e4 ! f7—f5 20. Le4—f3 Ke8—f8 21. a3—a4 ! Op de diagonaal a3—f8 kan de looper het sterkst ingrijpen. 21. .... Tg7—c7 22. 0—0 Lc8—d7 23. Lel—a3f Kf8—g8 24. a4—a5 .... (Zie diagram). 24 Tc7—c3 Wit verliest een pion, terwijl de stelling toch al hopeloos is. Ook het schijnbaar betere 24 Pb6—c4 zou de partij niet gered hebben. Wit zou hierop niet b.v. 25. Pg3xf5 spelen, want na 25 Kg8 —h8 ! ; 26. Lf3xd5 ; 27. Dd3 —g3, zou de ruil der dames zwart een remisemogelijkheid verschaft hebben ; veel krachtiger is 25. La3—c5 !, Pc4—e5 ; 26. d4Xe5, Tc7Xc5 ; 27. Tfl —cl, Ta8—c8 ; 28. TclXc5, Tc8Xc5 ; 29. Dd3— d4 ! Hierop zou zwart den a-pion moeten opgeven. (29 b7—b6 ; 30. a5xb6, a7xb6 ; 31. Tal—a8f enz. en spoedig daarop een beslissende aanval) en het vervolg zou gemakkelijk te vinden zijn. Hier volgt de ietwat nonchalante afslachting. 25. Dd3—bl Pb6—a4 26. Lf3xd5 e6xd5 27 Dblxb7 Dg6—c6 28. a5—a6 .... Vermijdt dameruil (28 Dc6xb7 ? ; 29. a6xb7, Ta8— WIT WIT b8; 30. Tfl—bl, Pa4—b6 ; 31. La3—b4 benevens TalXa7 enz.). 28 Pa4—b6 29. La3—c5 f5—f4 30. Pg3—f5 Dit is nauwkeuriger dan 30. Pg3—e2, hetgeen natuurlijk ook goed genoeg was. 30 Kg8—h8 31. Pf5—e7 Dc6—e6 32. Lc5xb6 Ld7—c6 33. Pe7Xc6 Ta8—g8 34. Pc6—e5 .... Geanalyseerd do< Verhindert eeuwig schaak door Tg8Xg2f enz. 3 4 Tg8—g7 35. Db7—b8f Na 35. Lb6Xa7 ! zou zwart wel dadelijk hebben opgegeven. 3 5 Tc3—c8 36. Pe5—g6f Tg7xg6 37. Db8xf4 De6xb6 38. Df4—e5f Tg6—g7 39. De5xd5 Tc8—d8 40. Dd5—e5 Db6xd4 41. De5xd4 Opgegeven. Dr. A. Aljechin VIERDE PARTIJ GESPEELD OP 10 EN 11OCTOBER1935 TE s'-GRAVENHAGE (HOTEL DE WITTE BRUG) Koninssindische obenine WIT : EUWE 1. d2—d4 Pg8—f6 2. c2—c4 g7—g6 3. Pbl—c3 d7—d5 4. Ddl—b3 .... Een zet, welke beslist niet naar mijn smaak is, want na den volgenden ruil staat de dame onnoodig aan verschillende tempo-aanvallen bloot. Ook Euwe schijnt tot dit inzicht gekomen te zijn, daar hij in de veertiende partij den eenvoudigen en goeden ontwikkelingszet 4. Lel—f4 verkoos. 4 d5Xc4 5. Db3Xc4 Lf8—g7 Beslist beter dan 5 Lc8 —e6 (2de partij). Het is niet raadzaam voor zwart zich te overhaasten met aanvallen op de vijandelijke dame. 6. Lel—f4 c7—c6 7. Tal—dl ? Wederom gekunsteld, en reeds daarom te verwerpen, omdat wit zich hiermede van de mogelijkheid berooft lang te rocheeren. Consequent zou zijn 7. Pgl—f3, Ö—0 ; 8. e2 e4, om den tegenstander met het probleem van het sterkzwakke centrum bezig te houden. 7 Dd8—a5 ZWART : ALJECHIN Dreigt 8 Lc8—e6 en dwingt derhalve tot den volgenden terugtocht. 8. Lf4—d2 b7—b5 ? Hiermede wordt de c-pion ter wille van problematische aanvalskansen ten doode opgeschreven. Dit was des te minder juist, omdat zwart na 8 Da5—b6; 9. Ld2—cl, Lc8— f5 benevens 0—0, zonder eenig risico een niet te onderschatten ontwikkelingsvoorsprong, behouden zou. 9. Dc4—b3 b5—b4 Natuurlijk niet 9 Lc8 —e6 wegens 10. d4—d5. 10. Pc3—a4 Pb8—a6 11. e2—e3 Lc8—e6 Dit alles is de consequentie van den met den zevenden zet begonnen riskanten stellingsop- bouw. Op het rustiger 11 Ta8—b8 zou eenvoudig 12. Pgl—f3 (Pf6—e4; 13. Db3— c2 of Lc8—g4 ; 13. Pf3—e5 !) gevolgd zijn. 12. Db3—c2 0—0 13. b2—b3 Op 13. Dc2Xc6 was zwart van plan 13 Pa6— c7 met de dreigingen 14 Le6Xa2 ™ 14 Le6—d7 te spelen. 1 3 Ta8—b8 14. Lfl—d3 Wederom versmaadt wit het aangeboden cadeau te accepteeren — en wederom terecht — ondanks de tegenovergestelde meening van de heeren deskundigen. Na 14. Dc2Xc6, Le6 —c8 zou natuurlijk de c-lijn een uitstekende aanvalsbasis voor zwart vormen, welke het verlies van den pion rijkelijk gecompenseerd zou hebben ; b.v. 15. Pgl—f3, Lc8—b7 ; 16. Dc6—c2 ; 17. Dc2—bl, Pf6— e4 benevens eventueel Pe4—c3 enz. 1 4 Tf8—c8 15. Pgl—e2 .... Wit onderschat blijkbaar de gevaren, waaraan hij na het volgende pionoffer van zwart blootgesteld wordt. Want anders zou hij door 15. Ld3Xa6, Da5Xa6 ; 16. Pa4—c5 het gewichtige voorpostveld c5 bemachtigd hebben en na 16 Da6—b5 ; 17. Pgl—f3 ! (en niet 17. Pc5Xe6, f7Xe6 benevens eventueel c6—c5 met goed spel voor zwart) Pf6—d7 ; 18. Tdl—cl enz. zou wit de iets betere vooruitzichten voor het eindspel behouden hebben. Deze variant laat zien, dat de door zwart op den 8sten zet begonnen speelwijze onsolide was. 15. .... c6—c5 ! Een zeer kansrijk pionoffer, Stelling na 15. Pgl—e2 ZWART WIT waardoor zwart zich verzekert van een bestendig initiatief. Als indirecte schadeloosstelling verkrijgt hij : 1) het looperpaar 2) het vasthouden van den witten koning in het centrum 3) de binding der witte stukken op de c-lijn. 16. Ld3Xa6 Da5Xa6 17. Pa4Xc5 Da6—b6 18. Pe2—f4 1 In deze moeilijke stelling vindt wit niet den besten zet en ontketent daardoor een vernietigenden aanval. Met e3—e4 (natuurlijk niet 18. Dc2—d3 ?, Tc8Xc5) was de partij voorloopig te houden geweest b.v. 18 Pf6—d7 ; 19. Ld2—e3, Lg7xd4; 20. Pe2xd4, Db5Xc5; 21. Dc2Xc5, Pd7Xc5 enz. met een mogelijke remise. 18 Le6—g4 ! 19. f2—f3 Ook op 10. Tdl—cl volgt zeer sterk 19. e7—e5 (20. d4 Xe5, Pf8—d7). 19 e7—e5 20. Pf4—d3 Eveneens onbevredigend zou zijn 20. f3Xg4, e5xf4 enz. Stelling na 20. Pf4—d3 ZWART WIT r 20 e5 X d4 ! Deze laatste offer-combinatie is van beslissenden aard — of wit den looper neemt of niet: want in het laatste geval zou op 21. e3—e4, Pf6—d7, op 21. e3Xd4 echter 21 Pf6 —d5 ! enz. met een niet moeilijk te winnen spel volgen. 21. f3Xg4 d4Xe3 22. Ld2Xe3 Hierop ontwikkelt zich de aanval vanzelf ondanks het stuk minus. Het moeilijkst vooruit te rekenen was voor zwart de volgende variant: 22. Ld2 X b4, Pf6 — d5 !; 23. a2—a3 (Lb4—a3, Db5— a5f) a7—a5 ; 24. Dc2—c4 ! a5xb4 ! 25. Dc4xd5, b4Xa3 ; 26. Thl—fl (of 26. b3—b4, Lg7—c3fxb4) a3—a2 ! ; 27. Tfl X f7, Lg7 —c3f 28. K willekeurig Tc8Xc5 en wint. 2 2 Pf6Xg4 23. Le3—f4 Ook andere zetten baten niet b.v. 23. Le3—gl, Lg7—c3f 24. Kei—fl, Tb8—b6 of 23. Le3 —f2, Tc7—c6 ; 24. Kfl—gl, Pg4xf2 ; 25. Dc2xf2, Tb8—d8 met gewonnen stelling. 2 3 Lg7— c3f 24. Tdl—d2 Blijkbaar gedwongen ! 2 4 Tc8Xc5 ! 25. Pd3Xc5 .... Op 25. Lf4xb8 wint 25 Db5—e8f onmiddellijk. 2 5 Db5Xc5 Nu was echter 25 Tb8 —e8f ! een technisch eenvoudiger oplossing, omdat na 26. Pc5—e4 (26. Kei—dl, Lc3X d2 enz.) f7—f5 ; 27. Kei—dl, Te8Xe4 ; 28. Td2—d8f Kg8— f7 zou wit totaal hulpeloos zijn. 26. Lf4xb8 Dc5—e7f 27. Kei—dl Pg4—e3f 28. Kdl—cl Pe3Xc2 29. Td2Xc2 (Zie diagram bladz. i3). 29 h7—h5 In de nu ontstane stelling heeft zwart behalve het materieele overwicht twee gewichtige stellingstroeven : 1) de blijvende welke tot vereenvoudiging zou leiden. Na deze vereenvoudiging (43. Pb2: Tb2:) kan de witte vrijpion zeer gevaarlijk worden (44. Dc4 !)• 43. Pdl —e3 Wit's eenige kans. Hij offert pion b2, om zoo mogelijk zijn paard naar f5 te brengen. 43 Tb6Xb2 44. De2—c4 Stelling na 44. De2—c4 WIT 44 Ld4Xe3 Zwart mocht zijn stelling niet overschatten. Wit dreigde met d6 of Pf5 een zeer sterke stelling te verkrijgen, welke niet alleen de remise zou verzekeren, maar zelfs de zwarte kansen ernstig in de waagschaal zou stellen. De door zwart gekozen afwikkeling leidt in ieder geval tot een gunstig eindspel. 45. Tg3Xe3 Tb2—b6 46. Dc4—c8f Als wit niet op deze wijze de dames ruilt, volgt weer Tf6 en f3. 46 Kg8—h7 47. Dc8—f5f Dg5xf5 48. e4xf5 f7—f6 49. Te3—d3 Oogenschijnlijk sterker was 49. Kg3. Wanneer zwart dan 49 Td6 speelt, ontstaat na 50. Le4 een stelling, die wit onmogelijk kan verliezen. Zwart heeft echter beter: 49 Lf7 ! 50. Le4, Tb4 ! 51. d6, Le8 en zwart laat spoedig Td4 volgen met gewonnen stelling. De bedoeling van den tekstzet is, den zwarten toren onmiddellijk op non-actief te stellen. 4 9 Tb6—d6 50. Td3—dl Wit moet dit tempo wel verliezen, om den looper in het spel te brengen. 5 0 Kh7—h6 51. Kg2—g3 Kh6—g5 52. Lc2—e4 Vergemakkelijkt zwart's taak, maar er zou in ieder geval spoedig g6 en f5 gevolgd zijn. 52 g7—g6 ! De juiste weg naar de winst. 53. f5Xg6 f6—f5 54. g6—g7 Ziet er zeer gevaarlijk uit voor zwart, maar deze heeft de consequenties goed berekend. 54 Lh5—f7 55. Tdl— hl Stelling na 55. Tdl—hl. WIT Wit's eenige kans 1). 55 f5Xe4? Deze looper liep niet weg ; zwart moest eerst den witten vrijpion onschadelijk maken : 55 Tg6 (niet 55 Kg6 wegens Th4) 56. Th8, Tg7: 57. d6, Le6 58. Lc6, Ld7 enz. 56. Thl—h8! Td6—g6 57. d5-—d6 Tg6xd6 58. g7—g8Df Lf7Xg8 59. Th8Xg8f Kg5—f5 Het is pech voor zwart, dat het pionneneindspel na 59 Tg6 60. Tg6:f, Kg6: 61. Kg4:, Kf6 62. f4 ! remise is (62 e3 63. fe5:f). 60. Tg8—f8f Kf5—e6 Ook thans leidt torenruil tot remise : 60 Tf6 61. Tf6:f, Kf6: 62. Kg4:, Kg6 63. f4! e3 64. f5f. 61. Kg3xg4 Td6—d3 Iets moeilijker was het geworden na 61 Tdl. 62. Tf8—e8f Ke6—f6 63. f2—f4 De snelste weg naar remise. 63 e4xf3 e.p. 64. Te8—f8f Kf6—e6 65. Tf8xf3 Td3—d2 66. Tf3—f8 Td2—d3 67. Tf8—f3 Td3—dl 68. Kg4—g3 e5—e4 69. Tf3—f8 Tdl—d2 70. Tf8—e8f Ke6—f5 71. Te8—e7 Td2—a2 72. Te7—e8 Ta2—b2 73. Te8—e7 Remise. Geanalyseerd door Dr. M. Euive 1) Grigoriew geeft de volgende remisevoortzetting aan: 55. Tci, Tg6; 56. T c 7, Tg7 ; 57. d6, Kf6; 58. Jdo, 59. K h 2, Tli7f; 60. Kg 1, dreigend 61. Lf7 Tf7 :; 62. d7 of 55 fyt; 56. Kh2, Kf6; 57. Tc6, Tc6 :; 58. dc6 Kg7 :; 5g. 07, Le6; 60. Lbj. ZEVENDE PARTIJ GESPEELD OP 17 OCTOBER TE UTRECHT (GEBOUW VOOR KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN) Vransrhe hartii ZWART : EUWE WIT : ALJECHIN 1. e2—e4 e7—e6 2. d2—d4 d7—d5 3. Pbl—c3 Lf8—b4 4. Pgl—e2 d5Xe4 5. a2—a3 Lb4—e7 6. Pc3Xe4 Pb8—c6 7. g2—g4 .... Daar — zooals o.a. de 5e party Dewysi — < • geen voordeel oplevert en ook 7. c2—c3 met 7 e6—e5 met goed spel beantwoord kan worden, geeft wit er de voorkeur aan het punt e4 op gewelddadige wijze in zijn macht te behouden. Mijns inziens werd de tekstzet te scherp afgekeurd. Bij een juist antwoord had hij tot een gecompliceerd spel met wederzij dsche kansen kunnen leiden, en geenszins onvoorwaardelijk den witspeler in het nadeel behoeven te brengen. 7 b7—b6 Het beste was zonder twijfel 7 e6—e5 met het gevolg 8. d4—d5, Pc6—d4 ; 9. Pe2— c3 (niet 9. Pe2Xd4, Dd8Xd5 ; 10. Ddl—f3, e5xd4!) ; indien dan 9 f7—f5, zoo 10. g4xf5, Lc8Xf5 ; 11. Lel—e3, indien echter 9 h7—h5, zoo 10. g4xh5, f7—-f5 ; 11. Pe4—g3 enz., in beide gevallen met ongeveer gelijke kansen. 8. Lfl—g2 Lc8—b7 9. c2—c3 Pg8—f6 10. Pe2—g3 0—0 ? Ook als er bewezen kon worden, dat zwart zich nog juist voldoende tegen den volgenden aanval zou kunnen verdedigen, is de korte rochade toch principieel als een onnoodig en gevaarlijk experiment af te keuren. Na het eenvoudige 10. .... Dd8—d7 benevens eventueel 0—0—0 had wit slechts een onbeduidend voordeel gehad. 11. g4—g5 Pf6Xe4 12. Pg3Xe4 Kg8—h8 Een voorbereiding tot f7—f5, welke mogelijkheid wit met zijn volgenden zet verhindert. 13. Ddl—h5 ! Dd8—e8 Dreigt wederom 14 f7—f5 (dat onmiddellijk wegens g5—-g6 niet ging), laat echter de volgende combinatie toe. Eerder kwam in aanmerking 13 Pc6—a5 waarop wit geforceerd niets bereiken kon. B.v. 14. b2—b4, Pa5—b3 ; 15. Pe4—f6, g7Xf6 ; 16. Lg3 Xb7 (of g5xf6, Lb7Xg2) f6—f5 enz. Hij had dientengevolge met een rustige versterking van zijn stelling zooals b.v. 14. Lel—f4 — genoegen moeten nemen. Stelling na 13. Dd8—e8. ZWART WIT 14. Pe4—f6 ! Een correct pionoffer, waarmede wit zich van bestendig initiatief verzekert. 14 Le7Xf6 Het alternatief was 14 g7Xf6 ; 15. g5xf6, Pc6—a5 (Le7Xf6 ; 16. Lg2—e4 benevens mat.) 16. f6Xe7, De8Xe7 ; 17. Lg2xb7, Pa5xb7 ; 18. Lel—g5, f7—f6 ; 19. Lg5—h6, Tf8—g8 ; 20. 0—0—O, Pb7— d6 ; 21. Thl—el met duidelijk, maar misschien nog niet beslissend stellingsvoordeel voor wit. 15. g5xf6 g7xf6 16. Dh5—h4 De8—d8 Gedwongen, omdat 16 De8—e7 na 17. Lg2—e4 een stuk verloren doet gaan. 17. Lel—f4 Geen voor de hand liggende voortzetting van den aanval, welks pointe in den volgenden terugtocht bestaat. 17 e6—e5 ? Zwart kan de verleiding van een tegenactie in het centrum niet weerstaan en komt hierdoor sterk in het nadeel. Het minst nadeelig was nog het terugofferen 17 f6—f5, b.v. 18. Dh4xd8, Ta8xd8; 19. Lf4Xc7, Td8—d7 ; 20. Lc7 —f4, Pc6—a5, 21. Thl—gl! enz. met eenig eindspelvoordeel voor wit. 18. Lf4—g3 f6—f5 Goede raad is reeds duur. Op 18 e5xd4 zou 19. 0—0—0 met gemakkelijke verdere ontwikkeling van den aanval gevolgd zijn. 19. d4Xe5 .... Ook hier was 19. 0—0—0 zeer sterk. Maar het eenvoudige herstellen van het materieele evenwicht bij overwegende stelling is eveneens voldoende overtuigend. 19 Tf8—g8 20. Lg2—f3 ? Dit is stellig een onnauwkeurigheid, welke, zooals blijken zal, den tegenstander een verborgen reddingsmogelijkheid toestaat. Juist was 20. Dh4—h3 ! waarop 20 Dd8—d3 wegens 21. Lg3—h4 ! nadeelig zou zijn ; indien echter 20 Tg8—g4 (om beide dreigingen 21. Lg3—h4 en 21. Dh3Xf5 te pareeren) dan het eenvoudigst 21. 0—0, dreigend o.a. 22. f2—f3 enz. Een afdoende verdediging voor zwart zou in dit geval niet aanwezig zijn. 20 Dd8—d3 ! Met deze verrassende tegenuitval verkrijgt zwart plotseseling een krachtig tegenspel. Zijn tactische rechtvaardiging vloeit voort uit de volgende variant: 21. Lf3Xc6?, Lb7— a6 ! ; 22. Dh4—h5, Tg8—g4 ! en wint. 21. Lf3—e2 .... Zooals niet moeilijk te zien is, de eenige zet. Stelling na 21. Lf3—e2 ZWART WIT 21 Dd3—e4 1 Leidt tot een verloren eindspel. Van objectief standpunt is het jammer, dat zwart de voortreffelijke kansen, welke hem de onbedachte 20ste zet van zijn tegenstander had verschaft, niet geheel en al uitbuit : want na 21 Dd3— c2 ! zou de effectvolste stelling van de match — een waar middenspelprobleem — ontstaan zijn waarvan de oplossing in de volgende, voor beide partijen tamelijk moeilijk te vinHpn 7.et-tenreeks zou bestaan : 22. Dh4—f6f, Tg8—g7; 23. Thl—gl!; a) Dc2xb2; 24. e5 —e6 ! ! Db2Xalf ; 25. Le2— dl, Pc6—d4 ! ! ; b) 26. Df6x g7f !; c) Kh8Xg7, 27. Lg3— h4\, Kg7—h6 !; d) 28. Lh4—g5f, K willekeurig 29. Lg5—H4t enz. Remise door eeuwig schaak ! a) Niet het plausibele 23. e5—e6 wegens 23 Ta8— e8 ! ; 24. Thl—gl ! Lb7—a6 • ! (Te8Xe6 ? 25. Lg3—e5 ! met winststelling voor wit) 25. Le2 Xa6, Te8Xe6f ; 26. Lg3— e5, Dc2—e4f 27. Kei—fl, De4X e5 enz. met voordeel voor zwart. b) Zoowel door 25 Ta8 —d8 als ook op 25 Dal —bl wint wit door 26. Lg3—d6 ! ! enz. c) Na 26. Df6Xd4, f7—f6 ! 27. Dd4xf6, Lb7—f3 ; 28. Kei —d2, Dal—a2f ; 29. Ldl—c2, Lf3—e4 zou wit eveneens geen winstkansen gehad hebben. d) Niet 27 Kg7—f8 wegens 28. e6—e7f, Kf8—e8 ; 29. Tgl—g8f, Ke8—d7 ; 30. Tg8—d8f en wint. 22. Dh4Xe4 f5Xe4 23. Lg3—h4 ! De winnende zet. Na 23. Lc4 daarentegen zou het kwaliteitsoffer 23 Tg8Xg3 benevens Pc6 Xe5 enz. zwart nog uitstekende remise-kansen verschaft hebben. 23 h7—h6 24. 0—0—0 Ta8—e8 25. Lh4—f6f Kh8—h7 26. f2—f4 ! e4xf3 (e. p.) 27. Le2xf3 .... Met 27. Le2—d3f kon wit de kwaliteit voor een pion winnen. De stelling belooft echter meer. 27 Pc6—a5 28. Lf3xb7 Pa5xb7 29. Tdl—d7 Het begin van de executie. 29 Pb7— c5 Of 29 Te8—c8 ; 30. b2—b4 met winststelling. 30. Td7xf7f Kh7—g6 31. Tf7Xc7 Pc5—d3f 32. Kcl—bl Kg6—f5 33. Thl—dl Pd3Xe5 34. Tdl—flf Kf5— e4 35. Tc7Xa7 .... Aangezien de looper hier veel sterker is dan het paard, zou het zeer onlogisch zijn, zich met 35. Lf6Xe5 enz. op een toreneindspel in te laten. 35 Pe5—c4 Indien 25 Pe5—f3, dan 36. Ta7—a4f, Ke4—e3 ; 37. Lf6—d4f enz. Het zwarte spel is hopeloos. 36. Ta7—d7 Ke4—e3 37. Tfl—elf Ke3—f3 38. TelXe8 Tg8Xe8 39. Td7—d4 Pc4—e3 40. Td4—h4 Pe3—f5 41. Th4—b4 Opgegeven. Geanalyseerd door Dr. A. AIjechin WIT: EUWE 1. d2—d4 d7 —d5 2. c2—c4 c7—c6 3. Pgl—B Pg8—f6 4. e2—e3 e7—e6 5. Pbl—c3 a7—a6 Om de Meraner-opstelling in te nemen zonder het risico te loopen, dat wit de Blumen- feld-variant kiest (5 Pbd7 6. Ld3, dc4: 7. Lc4: b5 8. Ld3, c5 9. e4). 6. c4—c5 Verhindert de zwarte plannen. 6 b7—b6 De andere manier, om de zwarte keten aan te vallen bestaat in een vroeg of laat e6—e5. Het staat niet vast, welke van deze twee methodes de beste is, evenmin of één van deze mogelijkheden „überhaupt" voldoende is, om gelijk spel te verkrijgen. 7. c5xb6 Pb8—d7 8. Pc3—a4 Pd7xb6 9. Lel—d2 Dwingt tot een verdere vereenvoudiging, welke het witte spel ten goede komt. 9 Pb6Xa4 10. DdlXa4 Dd8—b6 ACHTSTE PARTIJ GESPEELD OP 20 EN 21 OCTOBER TE AMSTERDAM (MILITIEZAAL) Slavische verdediging van het Damegambiet ZWAKI : Zoo agressief mogelijk gespeeld. Zwart zet niet voort met 10 Ld7, omdat wit dan met 11. Pe5 het looperpaar zou verkrijgen. 11. Tal—cl Niet 11. La5 wegens Db2: 12. Dc6:f, Pd7 en zwart's aanval is sterker dan de witte. 11 Lc8—d7 12. Pf3—e5 Db6xb2 Zwart zet alles op éen kaart en stelt zijn tegenstander daarmee voor moeilijke problemen. 13. Pe5xd7 Pf6xd7 14. Lfl—d3 Het beste. Pion c6 loopt niet weg. (14. Dc6: zou beantwoord worden met 14 Lb4 en 14. Tc6: met La3 15. Tc7, Dblf 16. Ke2, Db5f. 1 4 Ta8-b8 15. Kei—e2 Nu verkeert zwart plotseling in groote moeilijkheden ; de pionnen a6 en c6 zijn zwak, de zwarte koning staat onveilig en wit dreigt vroeg of laat Tbl. 1 5 Tb8—b6 De eenige manier om een direct verlies af te wenden. 16. Tel—bl Wit stelt zich tevreden met een klein voordeel in het eindspel. Volgens Aljechin had hier 16. Tc6: Tc6: 17. Tbl ! moeten geschieden (17 Da3: faalt dan op 18. Dc6:). Wel heeft zwart dan de gelegenheid met 17 Dbl: een strijd aan te binden van twee torens tegen de dame, maar wit's voorsprong in ontwikkeling is van dien aard, dat de zwarte torens niet bijtijds verbonden kunnen worden. 16 Db2—a3 17. Da4Xa3 Lf8Xa3 18. TblXbó Pd7xb6 19. Thl—bl Pb6—d7 20. Ld3Xa6 Ke8—e7 Stelling na 20 Ke8—e7 ZWART WIT Wit heeft nu behalve het looperpaar ook het voordeel van den verren vrijpion verkregen. 21. Tbl—b3 Na 21. Lb7, Tb8 22. Tb3, Kd6 komen de zwarte stukken snel in een goede verdedigende positie. Dit nu wordt met den tekstzet belet. 21 La3—d6 22. La6—b7 c6—c5 23. a2—a4 Hoe sneller deze opmarsch geschiedt, des te gevaarlijker voor zwart. 2 3 Ld6—b8 Alleen op deze wijze kan zwart den vrijpion nog stoppen. 24. Tb3—b5 Het voor de hand liggende 24. Lc6 wordt met Tc8 beantwoord : 25. Ld7: Kd7: 26. Tb7f, Lc7 27. bc5: Kc6, of 26. bc5: La7. 2 4 Lb8—a7 25. d4xc5 Ook direct a5 was mogelijk, daar zwart niet op d4 mag slaan (25 cd4: 26. ed4: Ld4: 27. a6 gevolgd door Le3). 2 5 Pd7Xc5 Op 25.... Lc5: volgt 26. a5 en a6 dreigend Tc5: en Lb4. Zwart heeft dan niet genoeg materiaal bij de hand, om a6 tegen te houden, daar wit Ld2 —c3—d4 dreigt. 26. Ld2—b4 Ke7—d6 27. a4—a5 Kd6—c7 Zwart moet onmiddellijk ontpennen, daar wit reeds a6, gevolgd door het kwaliteitsoffer op c5 dreigde. 28. Lb4Xc5 Of 28. a6 beter was, is de vraag. Zwart zet dan voort met 28 Pd7 waarna het belangrijke veld b6 ter beschikking staat. (De afwikkeling 29. Ld5: ed5: 30. Tb7f, Kc6 31. Ta7: is nog niet overtuigend genoeg). 2 8 La7Xc5 29. Lb7Xd5 Aldus wint wit een pion. 2 9 Kc7—d6 Terecht ruilt zwart de loopers niet. 30. Ld5—b7 Lc5—a7 31. a5—-a6 Th8—d8 32. Tb5—b2 Td8—d7 33. Tb2—d2f Kd6—e7 34. Td2—c2 Td7—d6 35. Tc2—c7f Td6—d7 36. Tc7—c2 Een paar afwachtende zetten. 3 6 Td7—d6 Anders volgt Lc8. 37. f2—f4 Om e3—e4—e5 te laten vol gen, hetgeen zwart verhindert 3 7 f7—f5 38. Tc2—c8 Td6—d8 39. Tc8—c7f Td8—d7 40. Tc7—c3 Td7—d6 41. Tc3—c7f (wit's afgege ven zet) Td6—d7 42. Tc7— c3 Td7 —d6 43. h2—h4 Stelling na 43. h2—h4 ZWART WIT Het is merkwaardig, dat zwart zich hier in tempodwang bevindt. Op 43 Td7 volgt 44. Lc8, op 43 Td8 44. Lc8 (dreigt Tc7f) Kd6 45. Td3f met torenruil. De toren kan dus niet spelen, als zwart Tc3 ten minste niet op de zevende rij wil toelaten. Echter mag ook 43 La7—b6 niet geschieden : 44. Tc8, Td8 45. Tc6, Td6 (45 La7 46. Lc8) 46. Tb6:! Evenmin 43 Kd8 of Kd7 44. Tc8(f), Ke7 45. Lc6 (of ook Ta8) Lb6 46. Lb5, Td5 47. Tb8, Tb5: 48. a7 enz. Daar dus het binnendringen van den witten toren niet door zwart verhinderd kan worden, zorgt deze er voor, dat de buit van den toren tot een minimum beperkt blijft, door zijn pionnen van de zevende lijn te verwijderen. 43 g7—g6 44. Tc3—c2 h7—h5 45. Tc2—c3 De kortste weg naar de winst bestond in 45. Tc8, daar wit den ruil der torens niet meer behoefde te vreezen : 45 Td8 46. Td8: Kd8: 47. e4! Ke7 48. ef5: ef5: en wit wint, daar de zwarte pionnen zich op de verkeerde kleur bevinden. De witte koning kan zich dus op een goed oogenblik naar den damevleugel begeven, zonder dat zwart hem kan volgen. Dit nl. zou verlies van alle zwarte pionnen ten gevolge hebben. 45 Td6—b6 De zwarte tegenactie, die blijkens de opmerking bij den 43sten zet, gedwongen is. 46. Tc3—c7f Ke7—d6 Niet 46 Kf6 wegens 47. Lc8. 47. Tc7—g7 Tb6—b2f 48. Ke2—d3 Tb2—a2 49. Tg7Xg6 Ta2—a3f 50. Kd3—c4 La7Xe3 Zwart moet er voor zorgen, dat hij ook het noodige materiaal verovert en daarom was 50 Te3: hier minder sterk. 51. Lb7—d5 Le3xf4 Of 51 Ta4f 52. Kb5, Ta6: 53. Te6:f (beter dan 53. Ka6:, Kd5: met remise-kansen) 53 Kd5: 54. Te5f en?. 52. Tg6Xe6f Kd6—c7 53. Te6—c6f Kc7—b8 54. Tc6—g6 Oogenschijnlijk was 54. Tb6f sterker : 54 Ka7 55. Kb5 met verschrikkelijke dreigingen. Er volgt echter 55 Ta5f ! 56. Ka5: Lc7 en zwart maakt remise. 54 Lf4—c7 55. Ld5—b7 Kb8—a7 Beter, maar eveneens onvoldoende was 55 Ta5 (om 56. Tg5 met f4 te beantwoorden) 56. Kb4 ! Te5 57. Lf3 ! met de dreiging 58. Tg8f, Ka7 59. Tg7, Kb6 60. Tc7: ! enz. Speelt zwart in deze variant 56 f4 dan volgt 57. Tg8f Ka7 58. Tg7, Ld8 59. Td7, Lb6 60. Lf3 ! enz. Vanzelfsprekend was i.p.v. den tekstzet 55 Ta4f 56. Kb5, Th4: geheel foutief wegens 57. Tg8f enz. 56. Tg6—g5 Stelling na 56. Tg6—g5. ZWART WIT Verovert een pion, daar 56.... Ta4f 57. Kb5, Th4: op 58. Tg8 faalt (58 Lb8 59. Lf3 enz.). 56 Lc7—d8 57. Tg5xh5 Ld8xh4 58. Th5xf5 Met twee pluspionnen, die veilig gedekt staan, kan de winst wit niet meer ontgaan. 58 Ka7—b6 59. Tf5—b5f Kb6—c7 60. Tb5—b3 Ta3—a5 61. Kc4—d4 Lh4—f2f 62. Kd4—e4 Kc7—d6 63. Tb3—d3f Kd6—e6 64. Lb7—c8f Ke6—e7 65. Td3—d5 Ta5— a4f 66. Ke4—f5 Lf2—g3 67. Td5—d7f Ke7—f8 Iets langer kon zwart met 67 Ke8 standhouden. De tekstzet geeft gelegenheid tot een aardig slot. 68. a6—a7 Lg3—f2 69. Lc8—a6! Zwart geeft op. Geanalyseerd door Dr. M. Euwe NEGENDE PARTIJ GESPEELD OP 22 OCTOBER TE AMSTERDAM (MEISJES LYCEUM) Fransche partij wil : JCA^JIIIN 1. e2—e4 e7—e6 2. d2—d4 d7—d5 3. Pbl—c3 Lf8—b4 4. Ddl—g4 .... Een poging om een tempo te winnen ten opzichte van de variant 4. a2—a3 (3e partij). De aanwezigheid van den koningslooper zou zwart echter voldoende tegenkansen hebben moeten verschaffen. 4 Pg8—f6 Op Ke8—f8 zou o.a. 5. e4xd5, e6Xd5 ; (Pg8—f6 ; 6. Lel—g5) 6. Dg4—g3 enz. in aanmerking komen. 5. Dg4Xg7 Th8—g8 6. Dg7—h6 Tg8—g6 7. Dh6—e3 Pf6Xe4 ? Daarop gelukt het wit zeker in ontwikkelingsvoordeel te komen. Weliswaar zou in plaats van den tekstzet het verleidelijke 7 e6—e5 wegens het antwoord Lel—d2 evenmin overtuigend zijn geweest b.v. 8 e5xd4 ; 9. De3Xd4, c7—c5 ; 10. Dd4—e5f benevens 11. e4xd5 enz. maar met 7 c7—c5 ! was het mogelijk een niet ongevaarlijk tegenoffensief in te leiden. Indien dan b.v. 8. Lel—d2 dan 8 Pf6—g4 ; 9. De3—d3, Pb8—c6 ZWART : EUWE en wit danst op een vulkaan. Derhalve is de zet 4. Ddl—g4 niet aan te bevelen. 8. Lfl—d3 ! Daarop moet zwart, terwijl de damevleugel slaapt, zijn koningsstelling verder compro- mitteeren. Op 8 Pe4Xc3 zou wit immers eenvoudig den toren nemen. 8 f7—f5 9. Pgl—e2 c7—c5 10. Ld3Xe4 .... Het was van belang het lastige paard juist op dit oogenblik buiten gevecht te stellen. Het alternatief 10. 0—0 (10. f2—f3 ?, Dd8—h4f enz.) Pb8 —c6 enz. was lang niet zoo duidelijk. 1 0 f5Xe4 Deze wijze van terugnemen is m.i. ten onrechte afgekeurd want op 10 d5Xe4 zou eenvoudig 11. d4Xc5 benevens De3—h3 en Lel—e3 enz. ten voordeele van zwart zijn gevolgd. 11. De3—h3 ! Een belangrijke aanvalszet die ien tegenstander reeds tot een /ertwijfelingsactie verleidt. 1 1 Pb8—c6 ? kan spelen (een later Pg4 wordt dan met h3 beantwoord). 16 Le7—d8 Om ten minste de gevaarlijke dreiging Pb6 uit te schakelen. 17. f3Xe4 f5Xe4 18. Pc4—d6 Stelling na 18. Pc4—-dó Wit had hier een zeer ruime keuze aan goede voortzettingen. B.v. direct b6, of a4 gevolgd door Pe5 en aanval op c6. De tekstzet is vermoedelijk niet het sterkst, hoewel ook deze wel tot positief voordeel leidt. 18 Dh6—g6 19. b5—b6 Wit wilde in ieder geval verhinderen, dat de zwarte looper naar c7 komt en later misschien zou medewerken aan een aanval tegen g3 en h2. Het is duidelijk, dat de 19de zet tegenover den 18den zet een inconsequentie beteekent. 19 Ld8—e7 20. Pd6—c4 Dg6—g5 Anders wordt het zwarte spel met 21. Pe5 geheel vastgelegd. 21. Lel—d2 Foutief zou zijn 21. Pe5 wegens Lc5: ! Thans echter wordt 22. Pe5 wèl mogelijk gemaakt, daar Lc5: beantwoord kan worden met 23. h4, Dg3: 24. Lel en wit wint de zwarte dame. 21 e6—e5 ! Zwart verhindert tot eiken prijs de insluiting van zijn spel. 22. Pc4Xe5 Lc8—e6 Nu ging Lc5: in het geheel niet meer wegens 23. Dc4f. 23. Tfl—f4 Ontneemt rzwart het veld g4. 2 3 Dg5—h6 24. a2—a3 Om Tal in het spel te kunnen brengen. 2 4 g7—g5 Onder de gegeven omstandigheden het beste. Zwart bouwt een aanvalsstelling op, welke het wit moeilijk maakt van zijn materieel overwicht te profïteeren. 25. Tf4—f2 Dh6—g7 26. Tal—fl h7—h5 27. Kgl—hl Dg7—h7 28. Ld2—c3 h5—h4 1 Een grove fout. Een van de ernstigste van den geheelen wedstrijd. Wit stond goed, maar nog geenszins gewonnen. Zwart moest het aan wit overlaten, de stelling te forceeren. Vroeg of laat was daartoe het pionoffer d4—d5 wel noodzakelijk geweest. 29. g3xh4 Dh7xh4 Op gh4: volgt natuurlijk 30. Tgl. 30. Pe5—g6 Dh4—h7 31. Pg6Xf8 Ta8xf8 32. d4—d5 Brengt Lc3 in actie, hetgeen snel beslist. Stelling na 32 Pf6xd5 33. Tf2xf8f Le7xf8 34. Lc3—d4 Lf8—e7 35. De2—f2 Dreigt den aanval met Dg3 beslissend te versterken. Wit wint nu gemakkelijk. 35 Dh7 —h4 36. Df2xh4 g5xh4 3 7. Lg2 X e4 Le7 —d8 38. Le4—f5 Le6xf5 39. TflXf5 Pd5—e7 40. Tf5— f6 Pe7—c8 41. TfóXcó Zwart geeft op. 32. d4—d5 ELFDE PARTIJ GESPEELD TE 's-GRAVENHAGE OP 27 OCTOBER (HOTEL DE WITTE BRUG) ^lsiaijerhp mprAedieins van het dcwi£'gciTnbiet WIT : ALJECHIN 1. d2—d4 d7—d5 2. c2—c4 c7—c6 3. Pgl—f3 Pg8—f6 4. e2—e3 Lc8—f5 5. c4Xd5 c6xd5 6. Pbl—c3 e7—e6 7. Pf3—e5 Zoowel in deze als in de 16de partij (waarin wit den paardzet naliet) wordt bewezen, dat de zet: 4 Lc8—f5 zeer goed speelbaar is, en dat wit derhalve met 4. e2—e3 uit de opening niets kan halen. 7 Pf6—d7 ! De eenige juiste zet. Sedert de partij Bogoljubow—Gothilf (Moskou 1925) is het bekend, dat 7 Pb8—d7 wegens het antwoord 8. g2—g4 ! een fout is. 8. Ddl—b3 Dd8—c8 9. Lel—d2 Pb8—c6 10. Tal—cl Lf8—e7 Dit is stellig niet geheel nauwkeurig gespeeld, want wit zou nu met 11. Pe5xd7, Dc8X d7, 12. Pc3—a4 kunnen probeeren zich het overwicht dei beide loopers te verschaffen, Met 10 Pd7Xe5 11. d4x e5, Lf8—e7 enz. was de voort zetting van de partij af t( dwingen. ZWART : EUWE 11. Lfl—e2 Pd7Xe5 12. d4Xe5 0—0 13. Pc3—b5 Een poging toch een — zij het dan minimaal — positievoordeel te behouden, waarop zwart wederom niet het eenvoudigste antwoord geeft. 13 Dc8—d7 14. 0—0 a7—a6 ? Na 14 Tf8—c8 zou wit namelijk den afruil van beide torens op de c-lijn — zonder zijn stelling te verzwakken — niet hebben kunnen verhinderen en daarmede ware remise verzekerd. De tekstzet is een zuiver tempo-verlies. 15. Pb5—d4 ! . Pc6xd4 ■NT-, 15 PrfiXe5 16. Pd4 Xf5, e6Xf5 17. Tfl—dl ! met de dreiging 18. Ld2—c3 zou wit den pion bij overwegende stelling terugwinnen. 16. e3xd4 Ta8—c8 17. Ld2—b4! Door het behouden van den „goeden" (van de tegenovergestelde kleur van zijn pionnenconstellatie in het centrum) looper verzekert wit zich van iets beter spel. 17 Lc7Xb4 18. Db3Xb4 Tc8—c2 ! Nog het beste. Op 18 Tc8Xcl 19. TflXcl, Tf8—c8 zou wit door 20. Tel—c5 enz. zijn voordeel vergroot hebben. 19. TclXc2 Lf5Xc2 20. Tfl—cl Tf8—c8 Stelling na 20 Tf8—c8 ZWART WIT 21. h2— h3 Het moment voor het „luchtgat" is juist gekozen — maar deze noodzakelijkheid moest met het idee van een initiatief op den koningsvleugel verbonden worden. Na 21. h2—h4 ! zou zwart in ieder geval de zetten, welke hij in de partij speelt, niet hebben kunnen kiezen (zie de opmerking bij den 29sten zet), waardoor zijn remise-kansen verkleind werden. Met den tekstzet speelde wit reeds op een eventueel kwaliteitsoffer (op den 24sten zet), hetwelk echter bij nadere onderzoeking niet afdoende bleek te zijn. 21 Tc8—c6 22. Db4—a5 h7—h6 23. b2—b4 Lc2—a4 24. TclXcó .... Het oorspronkelijke plan was 24. Tel—c5 ! ? b7—b6 25. Da5Xa4, b6Xc5 26. b4—b5 ; met 26 Tc6—c8 ! 27. Da4Xa6 (of 27. d4Xc5, a6xb5) c5—c4 ! enz. had zwart zich echter voldoende kunnen verdedigen. 24 Dd7Xc6 25. Da5—d8f Dc6—e8 26. Dd8—c7 De8—c6 27. Dc7—b8f Kg8—h7 28. Le2—d3f g7—g6 29. Kgl —h2 Stond de pion op h4 dan zou 29. h4—h5 onaangenaam zijn. (29 Dc7—elf 30. Kgl—h2, Del—f4f 31. Kh2— h3, Df4xf2 of Xd4 32. h5Xg6f Kh7—g7 33. Db8xb7 enz.). 29 Kh7—g7 Het eenvoudigste. Op 29 Dc7—c3 zou wit zonder risico den looper voor drie pionnen kunnen offeren : 3L. Ld3Xg6f, f7Xg6 (indien Kh7Xg7 gespeeld wordt volgt mat in twee zetten). 31. Db8xb7f enz. 30. Db8—d8 La4—c2 ! Remise. Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin TWAALFDE PARTIJ GESPEELD OP 29 OCTOBER TE AMSTERDAM (SCHAAKCLUB VAN DE EFFECTENBEURS) Koningsindische partij WIT: EUWE 1. d2—d4 Pg8—f6 2. c2—c4 g7—g6 3. Pbl—c3 d7—d5 4. Ddl —b3 d5Xc4 5. Db3Xc4 Lf8—g7 Dit is stellig beter dan 5 Le6 zooals in de tweede partij geschiedde. 6. e2—e4 .... En hier brengt wit een verbetering in vergelijking met de vierde partij : het opspelen van den tweeden centrum-pion is natuurlijker en ook sterker dan 6. Lf4. 6 0—0 7. Pgl—f3 a7—a6 1 Deze zet is evenals de volgende gebaseerd op een misrekening. Aangewezen was 7.... c6, 7 Pbd7, of misschien 7 b6. 8. Lel—f4 b7—b5 1 Zie de voorafgaande opmerking. Zwart had 8 Pe8 öf 8 c6 moeten spelen. In beide gevallen zou wit toch een voortreffelijk spel gekregen hebben, daar de zwarte toeleg, een aanval op e4 door middel van b5 en Lb7, mislukt is. 9. Dc4Xc7 Dd8—e8 ZWART : ALJECHIN Oorspronkelijk beoogde zwart hier voort te zetten met 9 b4 gevolgd door 10. .. . Pe4:, maar nu ziet hij, dat deze manoeuvre zou falen op 10. Pa4, Pe4: ? 11. Pb6 met stukwinst. Zoodoende is zwart in deze op zichzelf reeds moeilijke stelling bovendien nog een belangrijken pion kwijt geraakt en staat derhalve op verlies. Om nog eenige practische kansen te behouden, moet hij dameruil vermijden. 10. Lfl—e2 .... Wit behoeft ook thans b5— b4 niet te vreezen ; wel zou nu 11. Pa4 niet gaan, maar 11. Pd5, Pd5: 12. ed5: is gunstig genoeg omdat spoedig d5—d6 volgt. Toch had zwart in ieder geval tot deze voortzetting moeten besluiten. 10 Pb8—c6 Zwart bereidt een wanhopige offer-combinatie voor. 11. d4—d5 Pc6—b4 ? Iets betere kansen bood 11 e5. 12. 0—0 Pf6Xe4 Stelling na 12 Pf6Xe4 WIT Aldus verkrijgt zwart het initiatief, maar het geofferde stuk wordt daardoor niet gecompenseerd. Na andere voortzettingen zou wit het nog gemakkelijker hebben, daar Pb4 reeds in gevaar is. B.v. 12 Pc2 13. Tacl, b4 14. Pbl ! enz. 13. Pc3Xe4 Pb4xd5 14. Dc7—cl Lc8—f5 15. Pe4—g3 Ta8—c8 16. Del—d2 Pd5xf4 17. Dd2xf4 Lf5—c2 17 Lb2: zou falen op 18. Pf5:, Lal: 19. Dh6 ! en mat, daar de dreiging 20. Pg5 niet te pareeren is. 18. Df4—b4 De8—d8 19. Pf3—el Lc2—a4 20. Tal—bl Dreigt 20. b3. 20. .... Lg7—d4 21. Pel-f3 Wit kon ook 21. b3 spelen^ want na 21 a5 22. Da3, Lc5 23. Del, Lf2:f 24. Tf2:, Tel: 25. Tel: zou hij nog La4 veroveren en dan met toren en drie lichte stukken tegen de dame over een beslissend overwicht in materiaal beschikken. 21 Ld4—c5 22. Db4—h4 La4—c2 23. Tbl—cl f7—f6 Anders volgt 24. Pg5. 24. Le2—c4t ! Stelling na 24. Le2—c4f ! WIT Dit is veel beter dan 24. Tc2: (Lf2:f 25. Tf2:) hetgeen ook wel voldoende geweest was. Wit stelt zich met het handhaven van een vol stuk tevreden, met het gevolg, dat hij nu ook nog aanval verkrijgt. 24 b5 x c4 25. Dh4Xc4f Kg8—g7 kunnen beletten en misschien een kansrijker spel kunnen behouden. 35. Tc3—c4 Td4Xc4 36. Lb3Xc4 b6—b5 37. Lc4—f7 c5—c4 Zwart gaat pion e5 veroveren, maar daardoor verkrijgen koning en toren van wit een al te groote activiteit. Betere kansen bood 37 Kd7, waarna voor zwart geen ernstig verliesgevaar bestond. 38. Ka3—b4 Pf4—d3f 39. Kb4—c3 Pd3Xe5 40. Lf7—e8f Niet 40. Kd4 wegens 40 Pf3f 41. Ke3, Kc5 ! en als wit nu twee keer op f3 slaat, verovert zwart eerst nog den a-pion en wint daarna door het oprukken zijner vrijpionnen. 40 Kc6—c5 41. Le8xb5 ! Stelling na 41. Le8xb5 ! ZWART Wit's afgegeven zet. Als deze min of meer toevallige tactische aardigheid er niet in had gezeten, zou zwart nog steeds de beste kansen gehad hebben ; nu echter wordt de situatie buitengewoon moeilijk voor hem. 41 Le4—d3 In verband met de volgende paardmanoeuvre de eenige kans. Den looper mag zwart niet slaan, b.v. 41 Kb5: 42. Tel, Pg4: (looperzetten zijn evenmin voldoende) 43. Te4:, Ph2: 44. Te5f en het is eigenaardig, dat wit dank zij den a-pion de partij toch nog wint en zelfs gemakkelijk wint. De varianten zijn hoogst belangwekkend. Gaat de zwarte koning naar a6 (44 Ka6), dan volgt 45. Kb4, 46. Te6f, met verovering van den c-pion door den koning. Vervolgens : koningsmarsch naar c5, het oprukken van den a-pion naar a6, een torenschaak op de zevende rij en ten slotte verovering van den zwarten a-pion. Dezelfde methode beslist als zwart 44 Kc6 speelt. Aldus blijft nog de zet 44 Ka4 over, maar deze verliest als volgt: 45. Tg5:, a6 (of a, b, c) 46. Kc4: (dreigt 47. Tg2) 46 Pf3 47. Tg2 !, Ka5: 48. Kc5, Ka4 49. Tg4f gevolgd door 50. Tg3 en stukwinst ; a) 45 Pfl 46. a6, h6 47. Te5, Pg3 48. Kc4:, h5 49. Kc5 en wit wint, daar 49 Ka5 op 50. Te3 faalt en anders de dreiging Kc5—c6—b7Xa7 beslist ; b) 45 Pf3 46. Tf5, Ph4 47. Tc5 !, Pg6 48. a6, Pf8 49. Tc7, Ka5 50. Ta7:, Pg6 51. Th7: en wit wint, daar 51 Ka6: faalt op 52. Th6 en stukwinst ; c) 45 h6 46. Th5, Pg4 47. Kc4:, Pf6 48. Th6:, Pd7 49. Ta6, Pb8 50. Ta7:, Pc6 51. Ta8, Pa5:f 52. Kc5 en wint. 42. Tfl—el Pe5—g6 Ook thans mag zwart niet op b5 slaan: 42 Kb5: 43. Te5:f, Ka6 44. Kb4 en wit wint zonder veel moeite. Na den tekstzet komt het paard met tempowinst naar d5, de witte koning wordt teruggedreven, pion c4 wordt sterk en zwart verkrijgt daardoor nog practische tegenkansen. 43. Lb5—a6 .... Zwart wil veld d5 dekken om Pd5f te beletten. Veel sterker was echter 44. La4, Pf4 45. Te5f, Pd5f 46. Kb2 en wit moet op den duur wel winnen. 43 Pg6—f4 44. La6—b7 Pf4—e2f 45. Kc3—d2 Pe2—d4 46. Tel—e7 Kc5—b4 47. Lb7—e4 .... (Zie diagram). Daarna bereikt zwart een geforceerde remise. Na de partij Stelling na 47. Lb7—e4 ZWART WIT meende men, dat wit met 47. a6 i.p.v. Le4 gewonnen zou hebben. Deze bewering schijnt echter twijfelachtig, als men eens de consequenties van 47. a6 nagaat : zwart speelt 47 Pb3f en nu is 48. Kei stellig ongunstig wegens 48 c3 enz. ; daarom is 48. Ke3 noo- dig, waarop zwart 48 Pc5 antwoordt, met het gevolg dat 49 c3 dreigt, terwijl Lb7 pion a6 moet blijven dekken, want als wit dezen pion opgeeft, zou hij de partij nooit meer kunnen winnen. Dus moet wit (na 47. a6, Pb3f 48. Ke3, Pc5) wel met 49. Tc7 -1) voortzetten om 49 c3 te beletten. Maar zwart speelt dan 49 Lbl of 49 Lfl (50. Th7:, c3 51. Tc7, c2 52. Kd2, Ld3 enz.) en dreigt op- i) Ragosin laat zien, dat 49. Lc8, c3; 5o. Tb7tl, Kc^; 5i. Lf5 1 voor wit wint. nieuw c4—c3. De situatie is dan voor wit heel moeilijk geworden en hij moet met het oog op den sterken c-pion zelfs zeer oppassen met deze winstpogingen. Het schijnt, dat Aljechin het gevaarlijke van 47. a6 wel gevoeld heeft en daarom den tekstzet koos ; wit neemt daarbij geen risico en zwart komt slechts op het kantje af in veiligheid. 47 Ld3Xe4 48. Te7Xe4 Pd4—f3f 49. Kd2—e2 Pf3xh2 Ph2 is nu wel ingesloten en kan door wit veroverd worden, maar in dat geval zou de zwarte c-pion of — na verovering van a5 — de zwarte a-pion aan wit's toren het leven kosten. Aldus loopt het volgende gedeelte van het eindspel ten slotte op remise uit. 50. Ke2—f2 Op 50. a6 volgt 50 Kb5, b.v. 51. Te5f, Ka6: 52. Tg5:, h6 ! en op 50. Te7 volgt 50 a6. 50 a7 —a6 51. Kf2—e2 51. Kg2 gaat niet wegens 51 Kb3 ! b.v. 52. Kh2:, c3 53. Te6, c2 enz. of 52. Te6, c3 53. Ta6:, c2 54. Tc6, Pg4: met de dreiging 55 Pe3f gevolgd door 56 Pc4. 51 Kb4Xa5 52. Te4Xc4 Ka5—b5 53. Tc4—e4 a6—a5 54. Te4—e5f Op 54. Kd2 gaat de a-pion naar voren ; de zwarte koning wordt daardoor van den anderen vleugel afgeleid en de zwarte koning marcheert naar g4. 54 Kb5—b4 55. Te5Xg5 a5—a4 56. Ke2—d3 Of 56. Th5, Pg4: 57. Th4, h5 enz. 56 57. Kd3—c2 58. Kc2—b2 59. Kb2Xal 60. Tg5—g7 61. Tg7—g6 a4—a3 a3—a2 a2—alDf Kb4—c3 h7—h6 Kc3—d3 Remise, want wit kan den ruil van zijn laatsten pion niet beletten. Een moeilijke en veelbewogen partij. Geanalyseerd door Dr. M. Euwe uitloopt. Wèl behoefde zwart | niet op remise aan te sturen, maar de stelling is toch geenszins van dien aard, dat een eventueele aanval op den koningsvleugel beslissende kracht zou hebben. Dit werd o.a. bewezen in een partij Schenk— Spielmann (Praag, Dec. 1935). 17. e3Xf4 Pe4Xc3 18. De2Xe6 Pc7Xe6 19. TclXc3 Pe6xf4 20. Tc3—b3 a7—a6 21. g2—g3 Pf4—e6 22. a3—a4 Le7—f6 Verhindert 23. b5, dat nu als volgt weerlegd zou worden : 23 ab5: 24. ab5: Tal:f 25. Lal: Pc5: 23. Tal—dl Op voorstel van wit remise gegeven. Dr. Lasker is van Stelling na 23. Tal—dl ZWART WIT meening, dat zwart hier met g5 voordeel kon verkrijgen. Ik heb nog geen meester gesproken, die met deze zienswijze accoord gaat. Heeft wit na 24. Pel, Kg7 25. Pc2, Kg6 26. Pe3 inderdaad nog veel te vreezen ? Geanalyseerd door Dr. M. Euwe ACHTTIENDE PARTIJ GESPEELD OP 12 NOVEMBER TE AMSTERDAM (MILITIEZAAL) P Yl ^ i. i _' * Wil : EU WE 1. c2—c4 e7—e5 2. Pgl—f3 e5—e4 3. Pf3—d4 Pb8—c6 In aansluiting aan den vori- zet, de eenvoudigste manier om zwart een gelijkwaardig spel te verschaffen. 4. Pd4—c2 Ook na 4. Pd4Xc6, d7Xc6 ; 5. d2—d4, e4xd3 (e. p.) 6. Ddlxd3, Dd8xd3 ; 7. e2xd3, Lc8—f5, 8. d3—d4, 0—0—0 enz. (Dr. Tartakower—Dr. Aljechin, Warschau 1935) zou wit geen voordeel hebben. -f6 -c5 j Pg8- 5. Pbl—c3 Lf8- 6. b2—b3 Indien wit zijn koningslooper zou willen fianchetteeren zou hij dit beter onmiddellijk gedaan hebben door : g2—g3, 0 0 7. Lfl—g2 enz. 6. • • •« 0—0 7- g2—g3 Zooals het vervolg aantoont, is dit een grove fout, welke onaangename gevolgen heeft. Al of niet vrijwillig had 7. Lel -b2 moeten geschieden, b.v. 7 Tf8—e8 ; 8. d2— d4, e4xd3 (e. p.) 9. Ddlxd3, Pc6 e5 ; 10. Dd3—d2 enz. Schaken 5 ZWART : ALJECHIN 7 d7—d5 8. C4xd5 Stelling na 8. c4xd5 8* . . • • Pr6 Ki Zwart trekt niet de consequenties van zijn vorigen goeden zet. Alhoewel de tekstvoortzetting gemakkelijk tot gelijk spel leidt, was de zwartspeler er toe gerechtigd hier naar meer voordeel te streven. Met 8. Pf6 g4 ! had hij, eventueel met pionoffer, zijn tegenstander in een moeilijke positie kunnen brengen. B.v. I. 9. Pc3Xe4, Dd8xd5 ; 10. Lfl—g2 (10. f2 f3, Dd5Xe4) Lc5xf2f; 11. Kei—fl, Dd5—f5 enz. II. 9. e2—e3, Pc6—e5: A. 10. d2—AA (of 10. Lfl—e2, Pe5—d3f ! 11. Le2xd3, e4Xd3 enz.) Pe5—f3f 11. Kei— e2, Pg4xh2 ! ; 12. d4Xc5, Lc8—g4 enz. B. 10. Pc3Xe4, Dd8xd5 ; 11. f2—f3, f7—f5 ! 12. Pe4Xc5, Pe5xf3f ; 13. KelXe2, Dd5Xc5 enz. III. 9. Pc2—e3, Lc5Xe3 ; 10. f2 X e3, Dd8—f6; 11. Ddl— c2 (het kwaliteitsoffer 11. Pc3X e4 is niet voldoende) Df6—f2f; 12. Kei—dl, Df2—f5 ! ; 13. Kdl— el (of 13. Pc3Xe4, Pc6— b4 benevens Df5Xe4 enz.) Pc6— b4 enz. Zonder de gecompliceerde stelling uit te putten, toonen deze varianten voldoende aan, welke gevaren wit door zijn 7den zet uitgelokt heeft. Thans lukt het hem, zich boven water te houden. 9. Pc2xb4 Lc5xb4 10. Lfl—g2 Tf8—e8 Geanalyseerd do 11. 0—0 Lc8—f5 12. Lel—b2 Pf6xd5 13. Pc3Xd5 Dd8Xd5 Zwart heeft nog steeds een voorsprong in de ontwikkeling, echter leidt deze, na den volgenden vereenvoudigingszet tot geen resultaat. 14. d2—d3 Ta8—d8 15. d3Xe4 Lf5Xe4 Natuurlijk gaat 15 Dd5 —c6 of e6 niet wegens 16. e4xf5. 16. Ddlxd5 Op 16 Le4xd5 speelt wit 17. Tfl—dl, op 16 Td8 Xd5 echter 17. Lg2Xe4, Te8X e4 18. Tfl—dl en in beide gevallen kan pion e2 wegens de dreiging Tdl—d8f benevens Lb2—a3 niet genomen worden. Daarom : Remise. - Dr. A. AIjechin NEGENTIENDE PARTIJ GESPEELD OP 14 EN 15 NOVEMBER TE ZEIST (HOTEL FIGI) Slavische verdediging] van het Damegambiet. T?PU TXT WIT: ALJECHIN 1. d2—d4 2. c2—c4 3. Pgl—f3 4. Pbl—c3 5. a2—a4 d7—d5 c7—c6 Pg8—f6 d5Xc4 e7—e6 Het nemen op c4 op den vorigen zet is slechts doelmatig in combinatie met de ontwikkeling van den looper naar f5. Na den tekstzet verkrijgt wit, eventueel door een pionoffer, het voortdurende initiatief, dat tegen het materiaal rijkelijk opweegt. 6. e2—e4 Lf8—b4 7- e4—e5 Pf6—e4 °°k 7 Pf6—d5 ; 8. Lel—d2. Lb4vrl • q b7 b5 ; 10. Pf3—g5 ! enz. is gunstig voor wit. 8. Ddl—c2 Dd8—d5 9. Lfl—e2 c6—c5 Indien 9 b7—b5 dan 10. 0—0, Lb4Xc3 ; 11. b2Xc3, ® 0 ; 12. Pf3—el ! (het eenvoudigste). Overigens overtuigde de zekerheid en snelheid waarmede mijn anders zoo bedachtzame tegenstander zijn zetten uitvoerde, mij er van, dat ik met een voorbereide variant te doen had. Tot mijn geluk (hier kan men werkelijk van ZWART : F.I7WP geluk spreken) heeft de analyse zelfs eenige „Löcher". 10. 0—0 Pe4Xc3 11. b2Xc3 c5xd4 12. c3Xd4 .... In verband met den volgenden zet de meest plausibele voortzetting, maar ook 12. Pf3 Xd4, Lb4—e7 (of 12 Lb4 —c5, 13. Pd4—f3; of 12 Dd5Xe5; 13. c3xb4, De5xd4; 14. Lel—b2) was veelbelovend. 1 2 c4—c3 13. Lel—d2 .... Wint den pion met ontwikkelingsvoorsprong terug. 1 3 Dd5—a5 ? Een tempo-verlies, hetwelk de ook na de natuurlijke zetten 13 Pb8—c6 (14. Ld2Xc3, Lb4Xc3; 15. Dc2Xc3, 0—0; 16. a4—a5 enz.) reeds moeilijke situatie van zwart nog verergert» 14. Ld2Xc3 l Lb4Xc3 15. Tal—a3 .... Zie diagram, pag. 68 1-* Pb8—c6 Essentieel voor de beoordeeling der ontstane stelling is het feit, dat zwart hier niet 1-* Lc8—d7 ; 16. Ta3X :3, Ld7Xa4 mag spelen. Daarop zou niet b.v. 17. Tc3 :8f ?, Ke8—d7 ; 18. Le2—b5f Stelling na 15. Tal—a3 WIT Pb8—c6 !, maar dadelijk 17. Le2—b5f ! ! met spoedige winst voor wit volgen. 16. Ta3Xc3 Lc8—d7 Indien 16 0—0 dan 17. Tfl—bl (dreigt 18. Tc3Xc6) Da5—c7 ; 18. Pf3—g5 enz. met gemakkelijk te voeren mataanval. 17. Tfl—bl 0—0 ? Het pionoffer is hopeloos. Na 17 Ta8—b8 zou wit ondanks het eclatante stellingsvoordeel over niets beslissends beschikt hebben. Een sterke voortzetting van den aanval ware dan o.a. 18. Tc3 c5, Da5—d8 ; 19. Dc2—e4 enz. 18. Tc3—c5 .... Technisch eenvoudiger dan het eveneens mogelijke 18. Tbl Xb7, Pc6—b4; 19. Tc3—c5, Pb4Xc2 ; 20. Tc5Xa5, Ld7— c6 ; 21. Tb7Xa7, Ta8—b8 enz. 18 Da5 —d8 Op 18 Da5 —c7 zou 19. Pf3—g5 volgen, wat vroeger nog met f7—f5 ! had kunnen worden beantwoord. 19. TblXb7 Ld7—c8 20. Tb7—bl Pc6Xd4 Ook na 20 Pc6—e7 ; 21. Pf3—g5, Pe7—g6 ; 22. Le2 f3 enz. was de kwaliteit niet te redden. 21. Pf3xd4 Dd8xd4 22. Le2—f3 Daarna had de partij eigenlijk niet lang meer mogen duren. 22 Lc8—d7 23. Lf3Xa8 Tf8Xa8 Stelling na 23 Tf8Xa8 WIT 24. a4—a5 Laat nog een langdurigen tegenstand toe, te meer daar Euwe zijn geringe kansen op redding met bewonderenswaardige vindingrijkheid uitbuit. Na het eenvoudige 24. Tbl—dl, Dd4 Xa4 ; 25. Dc2Xa4, Ld7Xa4 ; 26. Tdl—cl, met gedwongen torenruil en verovering van den a-pion, had zwart gerust op kunnen geven. 24 g7—g6 25. Tbl—dl Dd4—b4! 26. Dc2—c4 Ta8—b8 27. Dc4xb4 Tb8xb4 28. h2—h3 Exacter was 28. Tc5—c7, Ld7—a4; 29. Tdl—d8f, Kg8 —g7; 30. h2—h3, La4—b5; 31. Td8—a8, a7—a6; 32. Ta8—a7, Tb4—f4 ; 33. g2— g3, Tf4—f5 ; 34. f2—f4 enz. 28 Ld7—b5 29. Tc5—c8f Kg8—g7 30. Tdl—d8 Tb4—blf 31. Kgl—h2 Tbl—b2 32. Kh2—g3 Verleidelijk maar nauwelijks overtuigender dan de tekstzet was 32. g2—g4 (32 Tb2X f2f 1; 33. Kh2—g3 benevens g4—g5) daar zwart 32 g6—g5! zou hebben kunnen antwoorden. 32 Tb2—b3f 33. f2—f3 Tb3—b2 Thans is de witte g-pion niet gemakkelijk te dekken en wit moet het vervolg nog nauwkeurig spelen om den tegenstander geen ernstige remisekansen te verschaffen. 34. Td8—g8f Kg7— h6 35. Tc8—c7 Lb5—fl 36. Tc7xf7 Tb2Xg2f Op 36 g6—g5 zou wit over het snel beslissende antwoord 37. f3—f4 ! hebben beschikt. 37. Kg3— f4 g6—g5f 38. Kf4—e3 Tg2—e2f 39. Ke3—d4 Te2—d2f 40. Kd4—e3 .... Natuurlijk slechts om tijd te winnen. 40 41. Ke3—d4 42. Kd4—c3 43. Kc3—c2 Td2—e2f Te2—d2f Td2—d3f Td3— a3 Het alternatief was 43..... Td3—d5 met de hoofd variant 44. Tf7Xa7, Lflxh3 ; 45. a5— a6, Td5—a5 ; 46. Kc2—b3, Lh3—fl ; 47. Ta7—c7 !•, LflX a6 ; 48. Tc7—cl en wint. Stelling na 43 Td3—a3 ZWART WIT 44. f3—f4 ! Met de bedoeling om langzamerhand een matnet te construeeren. Andere voortzettingen DRIE EN TWINTIGSTE PARTIJ GESPEELD OP 26 NOVEMBER TE AMSTERDAM (SCHAAKCLUB VAN DE EFFECTENBEURS) Slavische verdediging van het Damegambiet. WITt: ALJECHIN 1. d2—d4 d7—d5 2. c2—c4 c7—c6 3. Pgl—f3 Pg8—f6 4. Pbl—c3 d5Xc4 5. e2—e3 b7—b5 6. a2—a4 b5—b4 7. Pc3—bl Lc8—a6 8. Lfl—e2 Wit ziet voorloopig van de herovering van c4 af. Vermoedelijk een zeer goede tactiek. Vroeger geschiedde hier steeds Pe5, Pfd2, Pbd2 of Dc2. 8 e7—e6 9. Pf3—e5 Lf8—e7 10. 0—0 0—0 11. Pe5Xc4 Inconsequent. De voorkeur verdiende 11. Pbd2. Zwart kon dan moeilijk c3 spelen : 12. La6 : cd2: 13. Lb7, dcl:D 14. Tel: Pbd7 15. Pc6:, maar zou ook in dat geval met 11 c5 hebben moeten voortzetten. 11 c6—c5 12. d4Xc5 Pb8—d7 Zooals het vervolg leert, behoeft zwart den gambiet-pion niet onmiddellijk te nemen en daarom verdient de tekstzet, welke het paard naar c5 brengt, de voorkeur boven het slaan met den looper. 13. c5—c6 .... ZWART : EU WE Dit leidt tot niets. 13 Pd7—c5 14. pbl—d2 Dd8—c7 15. Ddl—c2 Na 15. Lf3 kan zelfs e5 volgen : 16. Dc2, e4 17. Pe4: Pe4: 18. Le4: b3 ! 19. Lh7:f, Kh8 20. Df5, g6. 1 5 Ta8—d8 16. Le2—f3 ? Leidt tot beslissend nadeel. Beter was 16. b3, hoewel wit ook in dat geval nog vele moeilijkheden te overwinnen heeft. 1 6 Pf6—d5 17. b2—b3 Le7—f6 Stelling na 17 Le7- ZWART -f6j WIT Tijdens de Zandvoortsche partij. Een der hoogtepunten van den strijd. VIER EN TWINTIGSTE PARTIJ GESPEELD OP 28 NOVEMBER TE DELFT Hollandsche verdediging WIT : EUWE 1. d2—d4 e7—e6 2. c2—c4 f7—f5 3. g2—g3 Lf8—b4f 4. Lel—d2 Lb4—e7 Deze manoeuvre heeft een dubbel doel : a) de witte paarden het veld d2 te ontnemen, b) de ontwikkeling der dame op de d-lijn te belemmeren. Daarom is dit zonder twijfel sterker dan den looper oogenblikkelijk naar e7 te ontwikkelen. 5. Lfl—g2 Pg8—f6 6. Pbl—c3 0—0 7. Pgl—f3 Te verkiezen was 7. Pgl—h3, want de volgende paardzet van zwart bezorgt dezen minstens gelijk spel. 7 Pf6—e4 Stond de witte damelooper nog op cl dan zou deze zet met 8. Pc3Xe4, f5Xe4; 9. Pf3—d2 enz. beantwoord kun¬ nen worden. 8. 0—0 Le7—f6 Niet slecht; maar nog sterker schijnt 8 b7—b6 !, zooals in de zes en twintigste partij gespeeld werd. 9. Pc3Xe4 .... Wit verkeert nu in de onaan- ZWART : ALJECHIN gename positie om gelijk spel te moeten vechten. Daarom was 9. Ddl—c2, Pe4xd2 ; 10. Dc2 Xd2 enz. beter. Het looperpaar van zwart zou gezien zijn slechte ontwikkeling weinig te beteekenen hebben ! 9 10. Pf3—el f5Xe4 Lf6xd4 ! Dit ziet er gewaagd uit, maar is inderdaad de eenige manier om zonder groot risico de partij een scherp karakter te geven. JNa het eenvoudige 10 d7—d5 ; 11. Ld2—c3, gevolgd door Pel—c2 en f2 f3 zou wit tot een harmonischen opbouw komen. 11. Lg2Xe4 Ld4xb2 Verlokkend, maar ongunstig voor zwart zou zijn 11 d7—d5 wegens 12. c4xd5, e6 Xd5 ; 13. Ddl—b3 ! enz. 12. Le4xh7f Kg8xh7 13. Ddl—c2f Kh7—g8 14. Dc2xb2 Pb8—c6 (Zie diagram op blz. 84). 15. Pel—f3 Na dit tactische intermezzo is de stand in zooverre duidelijk geworden, dat de kansen voor beide partijen zonder moeite te onderscheiden zijn : Stelling na 14. ZWART Pb8- WIT wit moet zich vóór alles moeite doen een aanval tegen den ietwat onbeschermden koning te ondernemen, zwart daarentegen heeft de keus, öf deze poging door passieven tegenstand en ruiltactiek te pareeren, öf een succesbelovende tegenactie in het centrum en zelfs op den koningsvleugel op touw te zetten. Daar pion c4 zeer zeker geen sieraad van het witte spel is, mogen de papieren van zwart wel iets beter beoordeeld worden. Behalve de tekstzet kwam ook nog in aanmerking 15. Ld2— c3, Dd8—e7 ; 16. f2—f4, waarop zwart met d7 —d6 antwoordt. B.v. 17. Pel—f3, e6 —e5 ! ; 18. f4Xe5, d6Xe5 ; 19. Pf3Xe5, Lc8—h3 enz. 15 d7—d6 Plausibel en even goed was 15 b7—b6; zwart „vreest" echter den nauwelijks te vermijden paardruil na 16. Pf3— e5 waarna loopers van ongelijke kleur overblijven. 16. c4—c5 ! Dit pionoffer — haast een strategische noodzakelijkheid om e6—e5 enz. te verhinderen — is inderdaad op dit oogenblik de beste kans om gelijk spel te krijgen. 16 d6Xc5 17. Ld2—c3 Dd8—e7 18. Tal—dl b7—b6 19. Db2—c2 Lc8—b7 Eindelijk heeft zwart het vraagstuk van den damelooper opgelost. Nu rest hem nog slechts de kleine dreiging tegen den koningsvleugel te pareeren om rustig de toekomst tegemoet te kunnen zien. De volgende zet van den tegenstander vergemakkelijkt deze taak. 20. Dc2—g6 ? In ieder geval bood 20. h2—h4 heel wat betere kansen. Hierop zou zwart de keus gehad hebben, of zich door 20 Tf8—f5; 21. Pf3— g5, Ta8—e8 ; op een kansrijk kwaliteitsoffer voor te bereiden (22. g3—g4, Tf5xg5 ; indien 22. Dc2—b3, dan Pc6— d8) of met 20 Pc6—b4 ; 21. Lc3xb4, Lb7xf3 ; 22. Lb4 Xc5, b6Xc5 ; 23. e2xf3, Tf8X f3 ; 24. Dc2—e4, Ta8—f8 enz. te vervolgen, hetgeen hem een duidelijk, zij het ook niet ge- makkelijk realiseerbaar voordeel verzekerd zou hebben. 2 0 De7—f7 21. Dg6—g5 In dit geval vrijwel het beste. De poging 21. Dg6—g4, Ta8— d8 ; 22. Pf3—g5 ? zou door 22 Df7xf2f, volkomen weerlegd worden. 2 1 Ta8—d8 22. h2—h4 Op 22. Pf3—e5 volgt eenvoudig Df7—f5. 2 2 Td8xdl 23. Tflxdl Stelling na 23. Tflxdl ZWART WIT 23 Pc6—d4 Ofschoon niet beslist af te keuren, is dit toch zeker niet de kortste weg naar vereenvoudiging ; deze zou beginnen met 23 e6—e5 ! en als dan 24. h4—h5 zou volgen dan niet 24 e5—e4 ? ; 25. h5—h6, g7—g6 ; 26. Tdl—d7 en wint — doch 24 Pc6— d4 en ingeval 24. Lc3Xe5, dan 24 Pc6Xe5 ; 25. Dg5Xe5, Tf8—e8 ; 26. De5—b2, Lb7x f3 ; 27. e2xf3, Df7xf3 — in beide gevallen is de winst gemakkelijk te behalen. De tekstzet bemoeilijkt deze. 24. Lc3xd4 c5xd4 ? Hierdoor verkrijgt wit een kans geforceerd remise af te dwingen. Noodzakelijk was 24. .... Lb7xf3 ; 25. Ld4Xc5 ; (het beste) b6Xc5 ; 26. e2xf3, Df7xf3 ; 27. Tdl—d2, c5— c4 ! enz. met uitstekende winstkansen. 25. Tdlxd4 Lb7xf3 26. Td4—f4 Df7—h5 27. Tf4xf8f ? Juist hierop had zwart merkwaardigerwijze gerekend, en het nu ontstaande pionneneindspel terecht voor hem als gewonnen getaxeerd. Beide spelers zagen hier over het hoofd, dat wit zich door 27. Tf4xf3 !, Dh5Xg5 ; 28. Tf3xf8f, Kg8xf8 ; 29. h4X g5 enz. kon redden, b.v. 29 b6—b5 ; 30. f2—f4, a6—a5 ; 31. Kgl—f2, a5—a4 ; 32. Kf2— e3, c7—c5 ; 33. Ke3—d3, Kf8— e7 ; 34. e2—e4, Ke7—d6 ; 35. g3—g4 gevolgd door f4—f5 enz. Het voornaamste verschil met de voortzetting van de partij bestaat daarin, dat wit voortdurend in staat geweest zou zijn den vijandelijken koning van een beslissend in- grijpen op den damevleugel af te houden. 27 Kg8xf8 28. Dg5—f4f Dh5—f7 29. Df4xf3 Df7xf3 30. e2xf3 e6—e5 ! De winnende zet, waarmede f3—f4 verhinderd wordt. 31. Kgl—fl b6—b5 32. Kfl—e2 Stelling na 32. Kfl—e2 ZWART Wil 32 c7—c5 11 Een ongelooflijke onoplettendheid. Zwart deed dezen zet a tempo in den waan dat dit evenals 32 a7—a5 met 33. Ke2—d3, beantwoord moest worden. Na 32 a7—a5 zou wit net zoo goed hebben kunnen opgeven, want de weg naar winst zou kinderspel zijn : 33. Ke2—d3, a5—a4; 34. Kd3— c3, c7—c5 ; 35. g3—g4, Kf8— e7, 36. Kc3-—d3, (na g4—g5 komt de koning naar h5 ; op h4—h5 echter komt hij naar f4 waarna e5—e4 enz. beslist) Ke7—d6 ; 37. Kd3—c3, Kd6 —d5 ; 38. a2—a3, Kd5—e6 ; 39. Kc3 —d3, Ke6—d6 ; 40. Kd3—c3, Kd6—d5 ; 41. Kc3 —d3, b5—b4 ; 42. a3xb4, c5 Xb4 ; 43. Kd3—c2, Kd5—c4 ; 44. Kc2—b2 (h4—h5, Kc4— d5 enz.) a4—a3f; 45. Kb2—a2, Kc4—c3 enz. Ongetwijfeld heeft deze verschrikkelijke bok invloed uitgeoefend op mijn spel in de laatste 6 partijen van de match. 33. Ke2—e3 ! Hierop is de remise-zet 34. f3—f4 niet te verhinderen. Remise. Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin VIJF EN TWINTIGSTE PARTIJ GESPEELD OP 1 EN 2 DECEMBER TE AMSTERDAM, (MILITIEZAAL) Cambridge—Springs-variant van het Dame-gambiet. WIT : ALJECHIN 1. d2— d4 d7—d5 2. c2—c4 c7—c6 3. Pgl—f3 Pg8— f6 4. Pbl—c3 e7—e6 5. Lel—g5 .... Wit wil blijkbaar het probleem van de Meraner verdediging niet entameeren. 5 Pb8—d7 6. e2—e3 Dd8—a5 7. c4Xd5 .... Deze voortzetting is in den laatsten tijd opnieuw in de mode gekomen. Het is echter niet zeker of c4xd5 beter is dan het ouderwetsche 7. Pd2. 7 Pf6xd5 Ondernemender dan 7 ed5:, waarna wit met 8. Ld3 een rustig en goed spel behoudt. 8. Ddl—d2 Pd7—b6 Gebruikelijker is de andere methode om den aanval tegen c3 voort te zetten, nl. 8 Lb4 met het gevolg 9. Tel, f6 10. Lh4, 0—0 11. e4, Pc3: 12. bc3:, La3 enz. De tekstzet dreigt pionwinst door ruil der paarden op c3 en daarna Pd5 ; pion c3 is dan niet meer te dekken, want op Tel volgt toch Pc3: enz. ZWART : EUWE 9. Lfl—d3 Wit stoort zich niet aan de bovengenoemde dreiging in de hoop aanval voor den pion te krijgen. Met 9. a3 zou een belangrijk tempo verloren gaan. In aanmerking kwam nog 9. Tel, Pc3: 10. bc3:, Pd5 11. Lc4, b.v. 11 b5 12. Lb3, Pc3: 13. 0—0, b4 en wit heeft goede aanvalskansen. 9 Pd5Xc3 10. b2Xc3 Pb6—d5 11. Tal—cl Pd5Xc3 Dit paard mag natuurlijk niet genomen worden wegens I 11 Lb4. 12. 0—0 Gezien wit's grooten voorsprong in ontwikkeling schijnt dit pionoffer zeer kansrijk. 1 2 Lf8—b4 13. a2—a3 .... Wit heeft geen goeden zet met de dame en hij moet nog een tweeden pion offeren om tot aanval te komen. 1 3 Da5Xa3 14. Tel—al Da3—b3 15. Ld3—c2 Drijft de zwarte dame op betere velden en verzwakt daar- 20 h7Xg6 21. Pe5Xg6 Pg5—f3f ! Stelling na 21 Pg5—f3f ! ZWART WIT De eenvoudige weerlegging van wit's combinatie. Niet alleen redt zwart de kwaliteit, maar hij dwingt ook tot ruil der dames. Pf3 moet natuurlijk geslagen worden en 22. gf3: zou falen op 22 Dg5f met stukwinst. 22. 23. Da3xf3 g2xf3 24. Pg6— f4 25. Pf4—d3 Dd5xf3 Th8—h5 Th5—f5 Tf5xf3 26. Pd3—c5 b7—b6 27. Kgl—g2 Tf3—f4 28. Pc5—b3 e6—e5 Van kamp is geen sprake meer en zwart kan op verschillende manieren winnen. Met 28 La6 ging het misschien nog vlugger. 29. d4Xe5 Lc8—e6 30. Pb3—cl 0—0—0 31. e5xf6 Tf4—g4f 32. Kg2—f3 Td8—f8 33. Kf3—e3 Tf8Xf6 34. f2—f4 g7—g5 35. Pel—d3 Le6—c4 36. f4—f5 Tg4—h4 37. Tal—dl Th4xh2 38. Ke3—e4 Th2—e2f 39. Ke4—f3 Te2—e8 40. Kf3—g4 Te8—d8 Afgebroken. Na de hervatting volgde nog : 41. Pd3—e5 (wit's afgegeven zet) Td8xdl De kortste weg. 42. Tflxdl Lc4— e2f 43. Kg4Xg5 Tf6xf5f 44. Kg5xf5 Le2xdl 45. Pe5Xc6 a5—a4 Wit geeft op, want de a-pion kost het paard. Geanalyseerd door Dr. M. Euwe ZES EN TWINTIGSTE PARTIJ GESPEELD OP 3 DECEMBER TE ZANDVOORT. VOORTZETTING 4 DECEMBER TE AMSTERDAM, (MILITIEZAAL) Hollandsche Verdediging. ZWART : ALJECHIN 13. Dd3, Pbc6 14. Pc6: en nu is zoowel 14 Pc6: 15. La8:, Da8: (16. Dd7: ?, Pe5f) als ook 14 dc6: 15. La8:, Da8: (16. Dd4: ?, c5f) gunstig voor zwart. In plaats van den tekstzet was 10 d6 niet goed wegens 11. Pe4: ! en wit verovert minstens een pion, b.v. 11 fe4: (11 de5: 12. Pf6f ditmaal met een gunstiger winst van de kwaliteit) 12. Le4:, Le4: 13. De4: enz. In aanmerking kwam nog steeds d7—d5, hoewel de looperontwikkeling op b7 niet goed met de „Stonewall" harmonieert. 11. Ld2Xc3 Lb7Xg2 12. KglXg2 Dd8—c8 13. d4—d5 ! Wit verkrijgt nu een klein positioneel voordeel, daar zijn looper beter wordt en de zwarte looper daarentegen iets slechter. 13 d7 —d6 Deze en de volgende zet van zwart zijn vrijwel gedwongen en leiden tot de hierboven uiteengezette verandering. Gezien zijn achterstand in ontwikkeling mag zwart het openen van toren- WIT : EUWE 1. d2—d4 e7—e6 2. c2—c4 f7—f5 3. g2—g3 Lf8—b4f 4. Lel—d2 Lb4—e7 Zwart herhaalt de in de 24ste partij toegepaste manoeuvre. De witte damelooper ontneemt nu aan het eigen Jconingspaard (Pf3) veld d2 en daardoor heeft zwart meer kans tot bezetting van het belangrijke veld e4 te komen. Bovendien kan het een bezwaar zijn, dat pion d4 niet door Ddl gedekt is. 5. Lfl—g2 Pg8—f6 6. Pbl—c3 0—0 7. Pgl—f3 Pf6—e4 8. 0—0 b7—b6 In de 24ste partij speelde Aljechin 8 Lf6 en kwam in moeilijkheden. De tekstzet schijnt meer consequent, is echter evenmin geschikt om volkomen gelijk spel te verkrijgen. Te dien aanzien geeft de „Stonewall" (7 d5 of 8 d5) betere kansen. 9. Ddl—c2 Lc8—b7 10. Pf3—e5 Pe4Xc3 Een in soortgelijke stellingen bekend offer van de kwaliteit, dat wit niet goed aannemen kan: 11. Lb7:, Pe2:f 12. Kg2, Pd4: Stelling na 13. d4—d5 ! ZWART WIT lijnen in het centrum niet toelaten. Zonder den tekstzet zou dan ook f4 en e4 geschied zijn. 14. Pe5—d3 e6—e5 15. Kg2—hl Wit had ook direct 15. f4 kunnen spelen ; deze zet loopt echter niet weg. 1 5 c7—c6 16. Dc2—b3 .... Dreigt 17. c5 ! b.v. 17 bc5: 18. Pe5:, de5: 19. dóf enz. 1 6 Kg8—h8 Ook 16 c5 was mogelijk. Daarna volgt eveneens 17. f4, e4 18. Pel en het paard komt via g2 naar het sterke veld e3. 17. f2—f4 e5—e4 18. Pd3—b4 ! c6—c5 Er dreigde 19. dc6: en 20. Pd5. 19. Pb4—c2 Pb8—d7 20. Pc2—e3 Le7—f6 De witte looper werkt blijkbaar beter dan zijn zwarte collega en daarom tracht zwart deze twee stukken te ruilen. Het oogenblik daartoe is echter niet gunstig, zooals het vervolg leert. 21. Pe3xf5 ! Stelling na 21. Pe3xf5 ! ZWART WIT Een correcte combinatie, welke wit in beslissend voordeel brengt. Van een offer kan men eigenlijk niet spreken, omdat wit voldoende materiaal krijgt (drie pionnen voor het stuk). De volgende zetten zijn gedwongen. 21 Lf6Xc3 22. Pf5xd6 Dc8—b8 23. Pd6Xe4 Lc3— f6 24. Pe4—d2 ! Dreigt e2—e4—e5 enz. De consequenties van het offer zijn nu duidelijk: wit heeft als compensatie drie sterke pionnen verkregen, waaronder twee verbonden vrijpionnen in het centrum en deze laatste moeten vroeg of laat minstens een stuk kosten. 24 g7—g5 ! Zonder twijfel de beste tegenkans. Zwart moet probeeren een koningsaanval te verkrijgen, daar anders de witte vrijpionnen onweerstaanbaar zouden opmarcheeren. De schaduwzijden van den tekstzet zijn echter, dat wit nu zelfs drie verbonden vrijpionnen verkrijgt, terwijl bovendien de zwarte koningsstelling verzwakt wordt. 25. e2—e4 g5xf4 26. g3xf4 Lf6—d4 27. e4—e5 Db8—e8 28. e5—e6 Tf8—g8 Daarna mag wit niet op d7 slaan wegens 29 De2 ! waarmee zwart het geofferde stuk dadelijk herovert. Onjuist was 28 Pf6 wegens 29. Pf3 en de sterke Ld4 wordt geruild. 29. Pd2—f3 Tot hier heeft wit zijn voordeel op de juiste wijze uitgebuit. De tekstzet is echter minder goed en geeft de winst weg. Aangewezen was 29. Dh3 ! met de drievoudige bedoeling : de eigen koningsstelling te beveiligen, de zwarte koningsstelling te bedreigen (eventueel Pd2— f3—g5) en het oprukken der vrijpionnen te steunen. Daartegen was zwart totaal machteloos geweest (b.v. 29 Pf6 30. Pf3, Lb2: 31. Tabl enz.). 2 9 De8—g6 30. Tfl—gl Dit werd met 29. Pf3 beoogd. Op 30. Pg5 zou 30 Pe5 volgen, waarna zwart een kansrijk tegenspel verkrijgt. 3 0 Ld4Xgl 31. TalXgl Dg6—f6? Deze zet leidt tot verlies. Juist was 31 Df5 ! geweest. Het verschil zal dadelijk blijken. 32. Pf3—g5 ! Stelling na 32. Pf3—g5 ! WIT Nu komt wit opnieuw in beslissend voordeel. Na 31 Df5 ! zou echter de tekstzet niet goed geweest zijn wegens 31 h6 !. Wit zou dus (na 31 Df5) gedwongen zijn met 31. ed7:, Tgl:f 32. Kgl:, Dd7: 33. Kf2 voort te zetten, waarna de kansen ongeveer gelijk zijn. 32 Tg8—g7 Zwart heeft geen beteren zet. 3 2 h6 zou thans falen op 33. Pf7f, Kh7 34. Dd3f, Tg6 35. Pe5 ! Pe5: (35 Pf8 36. e7 !) 36. fe5:, Dg7 37. d6 met de niet te pareeren dreiging 38. Dg6:f, Dg6: 39. Tg6:, Kg6: 40. d7 en 41. e7. Bovendien is (i.p.v. den tekstzet) ook 32 Tg5: niet voldoende wegens 33. fg5:, Dd4 34. Dc3 ! en de witte vrijpionnen winnen. Als echter de zwarte dame op f5 stond, zou 32 Tg5: gevolgd door 3 3 De4f onmiddellijk tot remise leiden. 33. e6Xd7 Tg7xd7 34. Db3—e3 Td7—e7 34 Db2: mag niet wegens 35. De6 enz. 35. Pg5—e6 Ta8—f8 Opnieuw was 35 Db2: onmogelijk : 36. d6 ! Tee8 37. d7, Te7 38. d8Df, Td8: 39. Pd8: ! enz. of 36 Td7 37. Pc7, Tf8 38. De5f enz. 36. De3—e5 Leidt tot een voor wit gewonnen eindspel, dat echter nog allerlei aardigheden bevat. 36 Df6Xe5 37. f4Xe5 Tf8—f5 Beter was 37 Te6 :; 38. de6 : Tf5! (niet 38 Te8; 39. Kg2, Te6: ; 40. Tel, Kg7; 41. Kf3); 39. Tel, Kg8, waarna het toreneindspel nog zeer lastig is. Na 40. Kg2, Kf8 kan wit niet 41. Tfl spelen, omdat zwart na torenruil beide pionnen verovert. Het beste is dan: 40. Te3!, Kf8; 41. Ta3, Te5 : (41 a5 ; 42. Tb3) ; 42. Ta7 :, Te6: ; 43. b3 !, Te2 ; 44. Th7:, Ta2:; 45. Tb7 enz. 38. Tgl—el Geeft zwart de gelegenheid in de bovengenoemde variant te komen (38 Te6 :; 39. de6 Kg8). Juist was 38. Tg5 !, Tg5 :; 39. Pg5:, Kg7 (39 h6 40. d6 ! enz.) 40. d6 ! en wit wint, b.v. 40 Te5: 41. d7, Telf 42. Kg2, Tdl 43. d8D, Td8: 44. Pe6f, of 40 Td7 41. Pe6f, Kf7 42. Pf4, Ke8 43. Kg2, Tg7f 44. Kf3, Kd7 45. Ke4, Kc6 46. Pd5 enz. 38 h7—h6 Zwart maakt geen gebruik van zijn kansen (beide spelers verkeerden in tijdnood). Als zwart i.p.v. den tekstzet 38.... Kg8 gespeeld had, zou 39. Tglf gevolgd zijn en op 39 Kf7 40. Pd8f en 41. Pc6, terwijl na 39 Kh8 de zet 40. Tg5 tot de hierboven uiteengezette winstvariant leidt. 39. Pe6—d8 .... Nu hebben de witte pionnen vrij baan (pion e5 is indirect gedekt) en de winst is slechts een kwestie van een paar zetten. 39 Tf5—f2 40. e5—e6 Tf2—d2 Hier werd de partij afgebroken. 41. Pd8—c6 (de afgegeven zet) Te7—e8 42. e6—e7 b6—b5 43. Pc6—d8 Kh8—g7 44. Pd8—b7 Kg7—f6 45. Tel—e6f Kf6—g5 46. Pb7—d6 Te8Xe7 47. Pd6—e4f Zwart geeft op. Geanalyseerd door Dr. M. Euive 25. Lb3xd5 Pe6Xc5 26. TelXe8f Tc8Xe8 Stelling na 26 Tc8Xe8 WIT 27. b2—b4 ! De beslissende wending in het eindspel. Weliswaar verkrijgt wit nog steeds geen materieel voordeel, maar het door den tekstzet ten tooneele gevoerde toreneindspel, is dank zij wit's meerderheid op den damevleugel en de afgelegen stelling van den zwarten koning tamelijk eenvoudig te winnen. 27 Pc5—e6 Hopeloos zou zijn 27 Pc5—a4 ; 28. Lb5—b3 benevens 29. Tdl xd7 enz. 28. Ld5Xe6 d7Xe6 29. Tdl—d7 Te8—c8 30. Td7Xa7 Tc8Xc3 31. Ta7—a8f Kg8—h7 32. a2—a4 .... Deze stelling zweefde wit voor oogen toen hij tot vereenvoudiging besloot. Hier verwachtte hij voornamelijk 32. . . . Tc3—c2f met de voortzetting 33. Kf2—e3 !, Tc2xg2; 34. Ta8—a6, Tg2—a2, 35. Kc3— d4, waarna wit door Kd4—c4 —b3 (of eventueel b5) het optreden van twee verbonden vrijpionnenverzekert en gemakkelijk wint1). Niettemin biedt de door zwart gekozen voortzetting ook nog tegenstand. Tc3—b3 g6—g5 e6—e5 f7—f6 Tb3—b4 Tb4—d4 Kh7—g6 Td4Xa4 Ta4—d4 Dit was de afgegeven zet. De zwarte toren moet wegens de dreiging b6—b7 de vierde lijn verlaten en daarop wint wit door Kc3—c4—c5 benevens b6—b7, Kc5—c6 enz. 32 33. b4—b5 34. Kf2—e2 35. Ke2—d2 36. Kd2—c2 37. Kc2—c3 38. Ta8—a6 39. Ta6Xb6 40. Tb6—a6 41. b5—b6 ') Latere onderzoekingen hebben geleerd, dat de winst in dat geval toch niet zoo eenvoudig geweest was. Geanalyseerd door Dr. A. Aljechin Schaken 7 WIT : EUWE 1. d2—d4 2. c2—c4 3. Pbl—c3 4. Lel—g5 5. e2—e3 6. Pgl—f3 7. Tal—cl 8. Lfl—d3 Pg8—f6 e7—e6 d7—d5 Lf8—e7 Pb8—<17 0—0 c7—c6 h7—h6 De afwikkeling 8 d5x c4 ; 9. Ld3Xc4, Pf6—d5 ; 10. Lg5Xe7, Dd8Xe7 ; 11. 0—0, Pd5Xc3 ; 12. TclXc3, e6— e5 ; geraakt ten gevolge van 13. Ddl —c2 en 14. Lc4—b3 meer en meer in onbruik ! ACHT EN TWINTIGSTE PARTIJ GESPEELD OP 8 EN 9 DECEMBER TE AMSTERDAM (MILITIEZAAL) Orthodoxe verdediging van het Damegambiet ZWART : ALJECHIN 1 2 Pf6Xe4 ! 13. Ld3Xe4 Lh4Xe7, Pe4Xc3 zou blijkbaar nog ongunstiger zijn. 1 3 Le7xh4 14. Le4Xc6 Ta8—a7 15. 0—0 Pd7—b6! Na dezen beteekenisvollen zet, die zoowel 16. d4—d5 wegens 16 b5—b4 zoo goed als verhindert en die tegelijkertijd op eenige witte velden druk uitoefent, is het duidelijk, dat wit voor zijn geïsoleerden pion geen tegenwicht bezit. In plaats van zich daarbij neer te leggen en naar gelijk spel te streven, probeert hij de stelling ingewikkeld te maken en geraakt daardoor tamelijk vlug in een hopelooze positie. 16. Pc3—e4 .... Wit had beter gedaan in plaats van een reeds ontwikkeld stuk een der reserve-krachten mobiel te maken (16. Ddl—e2 benevens Tfl—dl). 16 Lh4—e7 17. Pf3—e5 Ta7—c7 18. Ddl—d3 Ook op 18. Pe4—c5 had zeer goed 18 Pb6—c4 gespeeld kunnen worden. 9. Lg5—h4 10. Ld3Xc4 11. Lc4—d3 12. e3—e4 1 d5Xc4 b7—b5 a7—a6 Dit opspelen van den pion, dat zonder den tusschenzet h7 —h6 zeer sterk zou zijn, moet hier foutief genoemd worden. Zwart verkrijgt een sterk tegenspel. Doch ook met den plausibelen zet 12. a2—a4 bereikt wit niet veel. Interessant is de door meester E. Klein gevonden variant 12 b5X a4 ; 13. DdlXa4, Ta8—b8 ; 14. Da4Xc6, Tb8xb2 ; 15. Ld3 Xa6 ? en nu wint zwart met den verborgen zet 15 Le7 —a3 ! ! in alle varianten. zuimd, diende het eindspel van 5 pionnen tegen 4 eigenlijk door wit gewonnen te worden. Een eenvoudiger plan was eerst 34. g2—g3, om dan door middel van Kf3—e2—d2 een der torens van de zorg van c3 te verlossen. Wel zou de daarop volgende winstvoering geen eenvoudige technische arbeid zijn geweest, maar daar zwart geen effectief tegenspel ter beschikking heeft, zou deze opgave nog wel uit te voeren zijn geweest. De voorbarige tekstzet voert slechts tot verderen pionnenruil en een onvermijdelijke remise. 34 Kf8—e7 35. f4—f5 Het in de vorige opmerking aangegeven plan deugt hier niet meer daar na Ke7—e6 benevens Geanalyseerd door eventueel Tc5—c4 pion f4 gesteund zou moeten worden. 35 g6xf5 36. g4xf5 f7—f6 Verzekert een remise-slot. 37. Kf3—f4 f6Xe5f 38. Te3xe5f Tc5Xe5 39. Kf4Xe5 Tc7—c5f 40. Ke5—e4 Ke7—f6 41. Tb3—a3 Tc5—c4f Ook 41 Tc5—e5f was >ed genoeg. 42. Ke4—d3 43. Ta3—b3 44. Tb3xb5f 45. c3—c4 46. Kd3—d4 47. Tb5—bóf 48. Tb6—f6 49. Kd4—c3 50. Kc3—b4 Remise. Tc4—h4 Kf6xf5 Kf5—e6 Th4xh3f Ke6—d6 Kd6—c7 Th3—h5 Kc7—b7 Kb7—c7 Dr. A. Aljechin DERTIGSTE PARTIJ GESPEELD OP 15 DECEMBER TE AMSTERDAM, (BELLEVUE) Aangenomen Damegambiet. WIT : EUWE 1. dl—d4 d7—d5 2. c2—c4 d5Xc4 In zijn tweede match met Bogoljubow heeft Aljechin het damegambiet dikwijls en met succes aangenomen en daarom is het merkwaardig, dat hij het in dezen tweekamp pas in de laatste partij deed. 3. Pgl—f3 Pb8—d7 Een nieuwe zet, die echter geen bijzondere beteekenis heeft. Gebruikelijk is 3 Pf6. 4. Ddl—a4 .... De jongste ervaringen leeren, dat de manoeuvre Ddl—a4Xc4 het best geschikt is om wit een klein voordeel te verzekeren. 4 c7 —c6 5. Da4Xc4 Pg8—f6 6. g2—g3 g7—g6 Aljechin moest deze partij beslist winnen om den titel te handhaven. Hij wil daarom geen theoretische variant spelen en probeert in troebel water te visschen. 7. Pbl—c3 7. Pg5 zou zwart's bedoelingen in de hand werken, b.v. 7 Pd5 8. e4, P7b6 9. ZWART : ALJECHIN Db3, h6 en het spel wordt heel ingewikkeld. 7. ♦ • • • Lf8—g7 8. Lfl—g2 0—0 9. 0—0 Dd8—a5 Zwart heeft eenige moeilijkheden bij de voltooiing van zijn ontwikkeling. De hiermee ingeleide dame-manoeuvre schijnt relatief het best te zijn. 10. e2—e4 Da5-—h5 11. Dc4—d3 .... Eigenlijk niet de beste voortzetting, want zwart kan nu gelijk spel krijgen. Met 11. Lf4 had wit een klein openingsvoordeel kunnen handhaven. 11 Pd7—b6 Het begin van een reeks van minder goede zetten, welke zwart heel vlug in een verloren stelling brengen. Objectief het best was 11 e5, b.v. 12. de5:, Pg4 13. De2 !, Pge5: (Pde5: 14. h3 ! is gunstig voor wit) 14. Lf4 ; zwart staat nu bevredigend, maar er bestaat slechts weinig kans op complicaties en de partij moet dan ook remise worden. Onder de gegeven omstandigheden beteekende echter remise voor Aljechin hetzelfde als verliezen en daarom mag men bij de beoordeeling van deze partij niet de gewone maatstaf aanleggen. 12. Pc3—e2 .... In de eerste plaats om 12 Lh3 te beletten (13. Pf4 !)> maar ook om eventueel Pf4 te dreigen. 1 2 Tf8—d8 13. a2—a4 ! .... Ontneemt de zwarte dame het vluchtveld b5. 1 3 Pb6—d7 Om met de dame via a5 naar c7 te ontsnappen. 14. b2—b4 ! Stelling na 14. b2—b4 ! ZWART WIT Daarmee wordt het net om de zwarte dame dichtgemaakt en er dreigt een directe beslissing met 15. Pf4 enz. Zwart heeft daartegen geen voldoende verdediging en dus zijn de gewelddadige pogingen om de partij een ingewikkeld karakter te geven, gefaald. 1 4 g6—g5 Wanhoop. Zwart kon materieel nadeel vermijden met 14 Lh6, maar na 15. Pf4, Lf4: 16. Lf4: zouden zijn kansen stellig niet beter zijn dan in de partij. 15. Pf3Xg5 Sterker dan 15. Lg5:. Pe5 en wit moet 16. Pe5: spelen, daar 16. De3 ? op 16 Pfg4 faalt. 1 5 Pd7—e5 16. Dd3—c2 Een andere zeer sterke voortzetting was 16. Db3. 1 6 Pe5—g6 17. h2—h3 Dreigt opnieuw direct te winnen door 18. Lf3. 1 7 h7—h6 De eenige parade. 18. Lg2—f3 Met 18. g4 (Dh4 ? 19. Pf3) kon wit een stuk veroveren, maar zwart offert op g4 en verkrijgt dan inderdaad nog tegenkansen. 1 8 Pf6—g4 ! 19. h3Xg4 Lc8Xg4 20. Lf3Xg4 Dh5Xg4 Nu moet wit het stuk teruggeven. Zwart heeft het momenteele gevaar op aardige wijze overwonnen, maar hij blijft toch op verlies staan. 21. Pg5xf7 Kg8xf7 22. Dc2 —c4f Bereidt den volgenden zet voor. Onmiddellijk 22. f3 zou met 22 Ld4:f ! (23. Pd4:, Dg3:f) beantwoord worden. 22 e7—e6 23. f2—f3 Dg4—h5 Nu zou Ld4:f 1 niet gaan wegens 24. Dd4: !• 24. Lel—e3 Ook 24. Kg2 was zeer sterk. 2 4 Td8—g8 25. Tfl—f2 Dreigt 26. Th2 (Df3: 27. Tfl). 2 5 Lg7— f6 Om na 26. Th2 toch op f3 te kunnen slaan. 26. Tal—fl Opnieuw met de dreiging Th2. Zwart verliest nu minstens een tweeden pion. 2 6 Pg6—h4 Stelling na 26 Pg6—h4 ZWART WIT Oogenschijnlijk een fout, maar zwart heeft geen beteren zet. Op 26 Pf8 b.v. volgt 27. Th2, Dg6 28. Th6: enz. 27. Dc4Xe6f Kf7Xe6 28. Pe2—f4f Ke6—f7 29. Pf4xh5 Dit eindspel is natuurlijk zonder meer gewonnen voor wit. 29 Lf6—e7 30. Kgl—h2 Ph4—g6 31. Tf2—b2 Ta8—c8 Er dreigde 32. b5, waarop nu 32 c5 zou volgen. 32. f3—f4 Pg6—f8 33. f4—f5 Le7—g5 34. Le3Xg5 Tg8Xg5 35. Ph5—f4 Pf8—h7 36. Pf4—e6 Tg5—h5f 37. Kh2—g2 Ph7— f6 38. Kg2—f3 Tc8—g8 39. Pe6—f4 Th5—g5 40. Tfl—gl Toen hier het oogenblik gekomen was de partij af te breken, verklaarde Aljechin zich bereid mijn van te voren gedaan remise-aanbod te willen aanvaarden en ik ging daarmee accoord. Als het noodig geweest was de partij voort te zetten, zou wit wel spoedig gewonnen hebben (er dreigt in de eerste plaats b4—b5). De buitengewone omstandigheden in aanmerking nemend, is de uitslag remise toch wel gerechtvaardigd : door riskant spel heeft zwart zijn tegenstander abnormaal groote kansen gegeven. Geanalyseerd door Dr. M. Euwe WEDELDI/AMPI OZNöCW AP öd-IAI^CN PARTIJ-REGISTER Blz. Ie partij : Slavische verdediging van het Damegambiet. . 1 2e „ i Koningsindische partij 3 3e „ : Fransche partij 7 4e „ : Koningsindische partij 10 5e „ : Fransche partij 14 6e „ : Slavische verdediging van het Damegambiet . 17 7e „ : Fransche partij 22 8e ,, : Slavische verdediging van het Damegambiet. . . 26 9e „ : Fransche partij ...... 31 10e „ : Slavische verdediging van het Damegambiet. . . 35 11e „ : Slavische verdediging van het Damegambiet. . 38 12e „ : Koningsindische partij 40 13e ,, : Spaansche opening 43 14e „ : Koningsindische partij 49 15e „ : Slavische verdediging van het Damegambiet. . 52 16e „ : Slavische verdediging van het Damegambiet. . 58 17e „ : Damepionopening 63 18e „ : Engelsche partij 65 19e ,, : Slavische verdediging van het Damegambiet. . 67 20e „ : Slavische verdediging van het Damegambiet. . 71 21e ,, : Slavische verdediging van het Damegambiet. . 75 22e „ : Nimzowitsch-verdediging 78 23e „ : Slavische verdediging van het Damegambiet. . 80 24e „ : Hollandsche verdediging 83 25e „ : Cambridge-Springs-variant van het Damegambiet. 87 26e „ : Hollandsche verdediging 90 27e „ : Weensche partij 95 28e „ : Orthodoxe verdediging van het Damegambiet. 98 29e „ : Aljechin-verdediging 102 30e „ : Aangenomen Damegambiet 106