JUBILEUM UITGAVE VAN DE SOERABAJASCHE SCHAAKCLUB JUBILEUM UITGAVE VAN DE SOERABAJASCHE SCHAAKCLUB OPGERICHT 18 NOVEMBER 1896 ALS RECHTSPERSOON ERKEND BIJ GOUVERNEMENTSBESLUIT No. 50, ddo. 30 JANUARI 1917 GEWOON LIDMAATSCHAP f 1,50 ’S MAANDS BESTUUR 1936: Dr. A. Deutman . . . J. M. van der Poel . . P. Koning ...... Mr. J. M.A. van Oppen W. N. Dinger .... VEREENIGINGSLOKAAL: Loge „De Vriendschap”-Toendjoengan Eiken Vrijdagavond van 7.30 tot 12 uur. v. 1. n. r.: Mr. J. M. A. van Oppen (commissaris); J. M. van der Poel (secretaris); Dr. A. Deutman (voorzitter); Ir. J. H. Degens (wd. penningmeester); W. N. Dinger (commissaris). BESTUUR: ren Geleide Bij de besprekingen over de wijze waarop het a.s. veertigjarig bestaan van de Soerabajasche Schaakclub — oudste en grootste van Ned.-Indië — zou worden herdacht, viel het voorstel van den heer Dinger, tot samenstelling en uitgifte van een jubileumboekje, bij het bestuur en de leden direct in goede aarde. En dit te meer, daar hij zelf de samenstelling van dit jubileumboekske bereidwillig op zich wilde nemen. Geen wonder dat wij zijn aanbod met beide handen hebben aangevat. Zoowel door een langjarig lidmaatschap onzer club — hij behoort momenteel naar anciënniteit tot de twee oudste leden! — als door zijne werkzaamheden als schaakredacteur en schaakrecensent van verschillende bladen, was hij onder ons wel d e aangewezen persoon om dit gedenkboekje saam te stellen. Wij konden dit werk niet aan betere, veiliger en meer bevoegde handen toevertrouwen. Ik dank den heer Dinger, zoowel persoonlijk als namens onze schaakclub, recht hartelijk, dat hij zich voor dit lastige en tijdroovende werk beschikbaar heeft gesteld. Zijn groote belangstelling voor het schaakleven in hét algemeen en voor onze club in het bizonder kennende, zijn journalistieke gaven en sappigen stijl bewonderende, zijn sympathieken persoon hoogachtende, ben ik er van overtuigd, dat er iets goeds uit zijn handen zal komen. Moge het verschijnen en de waardeering van de jubileum-uitgave der Soerabajasche Schaakclub hem ruimschoots voldoening schenken voor den toegewijden arbeid welken hij daaraan gegeven heeft. Wij, bestuursleden en leden der S.S.C., zullen hem steeds ten zeerste erkentelijk blijven voor hetgeen hij al zoovele jaren voor onze vereeniging heeft gedaan, culmineerende in de samenstelling van dit jubileumboek. De heer Dinger zij overtuigd van mijne bizondere gevoelens voor hem en voor zijn werk! Dr. A. DEUTMAN, Voorzitter S.S.C Een woord van herinnering en belangstelling Aan het verzoek van den samensteller van deze Jubileum-uitgave, om een paar woorden ter inleiding daarvan te schrijven, voldoe ik volgaarne. De aangename herinnering aan de 25 jaren gedurende welke ik het wel en wee van de Soerabajasche Schaakclub heb beleefd, geven mij daartoe gereede aanleiding. De S.S.C. heeft het altijd verstaan aan haar schaakbijeenkomsten een prettige en gezellige sfeer te geven, een sfeer die maar weinig schaakvereenigingen vermogen te verwekken. Het is m.i. dan ook daaraan te danken, dat mijn oude club, niettegenstaande moeilijkheden die ook haar niet bespaard gebleven zijn, na veertig jaren nog steeds een eereplaats onder hare zusteren in Ned.-lndië inneemt. Indien het waar is, dat in het verleden het heden ligt en in het n u wat komen zal, dan mag de S.S.C. de toekomst vol vertrouwen tegemoet zien. In deze herdenkings-uitgave zijn de prominentste gebeurtenissen welke gedurende het 40-jarig bestaan hebben plaatsgevonden, in woord en beeld geschetst. Ook zijn daarin proeven van portretteerkunst verwerkt. De samensteller doet dit op de hem zoo eigen smakelijke wijze. Voor velen zal dit boekje dan ook een bron van herinnering en genoegen zijn. Een woord van hulde en dank aan den samensteller voor de groote moeite die hij zich getroost heeft en voor de wijze waarop hij, zoo geheel belangeloos, zijn zelfgekozen taak heeft vervuld, is hier zeker op zijn plaats. Aerdenhout, Dec. 1935. P. EGAS, Oud-voorzitter der S.S.C. Bij het Jubileum van de S.S.C. Ben tijd vol verwarring, materieel en geestelijk. Een tijd vol ellende, waarin de arbeid voor duizenden ontbreekt en in de hoofden en harten dier duizenden de verbittering de rede gaat overheerschen. Is het nu een tijd om te „jubileeren”? Ja, en zeker voor de S.S.C. Een van de symptomen, dat de menschheid zich geestelijk staande zal houden, is de juist nu weer sterk stijgende belangstelling voor het nobelste spel dat de wereld kent: ons geliefd schaak. Schaken te definieeren en vervolgens te klassificeeren temidden van de duizenderlei levensverschijnselen is niet gemakkelijk. Ik zal er zelfs geen poging toe doen. Ieder die zich op zeker oogenblik in zijn leven voor de 64 velden heeft gezet weet, hoezeer dit „spel” zich onderscheidt van alle andere vormen van sport of ontspanning. Schakers 'vormen over de geheele wereld een eedgenootschap: zij deelen het geheim van een groote liefde. Eens schaker, altijd schaker! Ook zij die door de omstandigheden worden verplicht zich niet meer bezig te houden met het practische spel, zullen toch nimmer hun belangstelling ervoor verliezen: hun liefde mag een platonisch karakter aangenomen hebben, zij is er niet minder waardevol om. Daarom is een jubileum als dat van de Soerabajasche Club ook thans dubbel en dwars een feestelijke herdenking waard! En niet alleen als voorzitter van den Bond, ook als oud-lid van „Soerabaja” doe ik U daarom mijn gelukwenschen toekomen met Uw veertigjarig feest. Mijn eerste Indische partijen (en waarschijnlijk ook wel de meeste) speelde ik in Uw midden. Ik heb aan de bijeenkomsten van de Soerabajasche Schaakclub de beste herinneringen en ook persoonlijk wensch ik dus uit den grond van mijn schakershart toe: dat de S.S.C. moge groeien en bloeien tot in lengte van dagen! Batavia-C. eind 1935. J. H. R1TMAN. HISTORISCH OVERZICHT In leiding LS oudste lid naar anciënniteit heb ik de taak aanvaard, bij de herdenking van het veertigjarig jubileum van de Soe- rabajasche Schaakclub, een en ander van haar bestaan op schrift te stellen. Het spreekt welhaast vanzelf dat aan de toevallige omstandigheid, het oudste lid te zijn, niet de minste distinctie verbonden is, tenzij men mij zou willen prijzen om het feit, gedurende 23 jaar trouw mijn maandelijksche contributie te hebben voldaan. Dit zou dan ook de eenige en nog betwistbare verdienste kunnen zijn, want eerlijk beschouwd zijn mijne „dienst” jaren — althans voor een groot gedeelte — „contributie” jaren geweest. Over het waarom kan ik gevoeglijk zwijgen. Zij, die met mij den huwelijken staat voeren en daarbij tevens „pater familias” zijn, zullen die vraag weten te beantwoorden. Echter, een slecht mensch die zich niet betert. In mijn persoonlijk contact met de club is de laatste jaren verbetering gekomen, zoodat ik thans met een minder bezwaard gemoed de pen kan opnemen om in het mij toegemeten bestek indrukken en herinneringen weer te geven, want deze zijn het die, wat de hoofdpunten betreft, het materiaal voor mijn geschiedschrijving moesten leveren. Men verwachte dus geen volledig historisch overzicht. Wij leven snel in Indië en weinig wordt er gewoonlijk opgeteekend en bewaard. Vooral deze laatste omstandigheid plaatst een geschiedschrijver voor talrijke problemen, welke in het bijzónder bij dezen arbeid nog aanmerkelijk werden verzwaard door het ontbreken, tot en met 1929, van bijna alle archiefstukken, die helaas op onverklaarbare wijze in het ongereede zijn geraakt. Immers, de hoeveelheid der beschikbare stoffen bepaalt de grootte en de betrouwbaarheid van het gebouw. Hebben we dus niet meer kalk dan voor een huis, dan helpt ’t ons niet of we al steenen genoeg hebben om een stad te bouwen. Gelukkig daarom, dat het „Tijdschrift van den Nederlandsch-Indischen Schaakbond” ten deele in het ontbrekende heeft kunnen voorzien, waardoor ten slotte toch nog kon worden bereikt wat mij aanvankelijk een onuitvoerbare opdracht leek. Ontwikkelingsjaren f N het laatste decennium der vorige eeuw leefden er te Soerabaja drie schaakvrienden, die in speelsterkte weinig voor elkander onderdeden: F. C. E. Bousquet, S. J. Veenstra en M. F. Onnen. Bousquet, de oudste, sedert 1887 hoofdredacteur van de „Bintang Soerabaja”, een Maleisch dagblad dat in 1922 is opgeheven, was een veelzijdig ontwikkeld en om zijn karaktereigenschappen gewaardeerd mensch in de Soerabajasche samenleving van dien tijd. Volgens een necrologie in het voormalige „Weekblad voor Indië” van 23 April 1905, had hij een rijzige, statige gestalte met een typisch gevormd hoofd en langen baard, die alleen de ouden van dagen zich nog zullen herinneren. Hij woonde destijds in de Lange Gatottan, in een woning die er nog precies zoo moet staan en is 6 April 1905 alhier in den ouderdom van 65 jaar overleden. Veenstra was ingenieur, later hoofdingenieur van het Marine Etablissement, daarna hoofdambtenaar bij de Zoutregie; werd in 1912 gepensionneerd en stierf in 1925 op 60-jarigen leeftijd te ’s Gravenhage, terwijl Onnen, eveneens ingenieur bij genoemde instelling, zich medio 1897 te Batavia vestigde ter aanvaarding van een leeraarsambt in de wiskunde aan het gymnasium Koning Wiilem III. Veenstra woonde in dien tijd op Pasar Toerie, in een paviljoen dat niet meer aanwezig is en Onnen had zijn domicilie gekozen in het paviljoen der pastorie van het voormalige gereformeerde kerkje aan de Djoharlaan gelegen. Voor het jongere geslacht zullen deze straatnamen weinig bemoedigend klinken ten opzichte van den welstand der intellectueele Europeesche ingezetenen uit dien tijd, maar in die jaren behoorde deze stadswijk inderdaad tot notabel verblijf van de gegoede burgers. De buurten Goebeng, Sawahan, Darmo en Ketabang en zelfs de Palmenlaan, met haar vele „embongs”, bestonden toen nog uit sawah, kampong en woesten grond. In December 1894 vingen bovengenoemde drie schaakapostelen hun Ir. S. J. Veenstra F. C. E. Bousquet wekelijksche schaakbijeenkomsten aan, om de beurt bij elkander aan huis en steeds des Zaterdags in den na-avond. Zij waren vrijwel tegen elkaar opgewassen en zoo gebeurde het meermalen dat de een het won van den tweede, deze van den derde en deze weer van den eerste. Een frappant voorbeeld, hoe de verschillende speeltypen op elkaar inwerken terwijl de onderlinge krachtsverhoudingen niet noemenswaard uiteenloopen. De Engelschen noemen dit verschijnsel met een typisch kort woord: „crossplay”. Zij richtten het zóó in, dat elk hunner twee partijen te spelen kreeg en zaten daartoe in eert driehoek. Dit systeem kan natuurlijk bij een grooter aantal spelers ook worden toegepast. Zoo verliepen de maanden, zonder dat er eenige waarneembare verandering kwam in de genoeglijke samenkomsten. Totdat op 17 October 1896 de Sociëteit „Concordia”, in welker bestuur ook Onnen zitting had, Bousquet verzocht, een simultaan-séance te geven in de lokalen der Sociëteit. Destijds was de „Concordia” gevestigd in de Sociëteitstraat, in het gebouw waar thans, na de restauratie in 1916, de B.P.M. kantoor houdt. „Men begrijpt wel” — aldus Onnen in een opstel bij gelegenheid van het 20-jarig bestaan onzer club — „dat zulks door ons drieën was uitgelokt; er moeten toch meer dan drie schaakspelers te Soerabaja zijn, hadden we bij elkander overlegd, maar hoe die te vinden? De toeleg is volkomen geslaagd: er verschenen op dien avond negen tegenstanders en nog publiek op den koop toe. In dien tijd was het simultaanspelen elders in de wereld nogal aan den gang en onze couranten meldden er van; wel begrijpelijk dus dat het publiek nieuwsgierig was om eens te zien wat dat nu eigenlijk was. Bousquet won 6 van de 9 partijen en verloor de 3 andere. Toen het bestuur van de Sociëteit „Concordia” eenmaal er van overtuigd was, dat een schaakconcours kans van slagen zou hebben, aarzelde het niet, de koe bij de horens te vatten door op onbekrompen wijze prijzen uit te loven en het zijne bij te dragen tot opwekking voor deelneming. Men voelt wel, dat wij drieën ook daarbij achter de schermen werkten; wij wilden komen tot de oprichting van een schaakclub. Dit is ook kort daarop geschied. Aan bedoeld concours werd door 9 nieuwe schakers deelgenomen, t.w. W. Assé, S. A. Gonsalvez, O. von Faber, J. H. GuyC C. L. van Ledden Hulsebos, G. A. Gallas, F. K. Overduin, F. 1 ritsen en K. A. B. Zorn, destijds nog levende onder den naam van Winter. Laatstgenoemde behaalde den eersten prijs met 7 punten, den tweeden prijs won Tritsch, na „Stichkampf” met Overduin. Beiden hadden 6 punten, terwijl Gonsalvez den vierden prijs verkreeg. De speelavonden waren 18, 22, 25, 27 en 29 October 1896 . Nu er een simultaan-séance was geweest en ook een concours, beide voor het eerst te Soerabaja voor zoovei menschenheugenis reikt, nu kwam ook de schaakclub. Inderdaad werd zij onder den naam „Soerabajasche Schaakclu b”, den 1 8 d e n November 1896 opgericht met 14 leden, die Bousquet tot voorzitter en Zorn tot secretaris-penningmeester kozen. De bijeenkomsten hadden oorspronkelijk plaats in de genoemde Sociëteit, later bij „Grimm” (op den hoek van Pasar Besar en Kramat Gantoeng, waar vele jaren de Dunlop Rubber Coy is gevestigd geweest), bij „Hellendoorn” en elders. In de eerste jaren na de oprichting werd iedere jaardag feestelijk herdacht. Deze herdenking vierde men gewoonlijk, naar den geest des tijds, met een soupertje bij „Grimm”, waarvan elk lid vermoedelijk zijn eigen couvert wel zal hebben betaald. De achterzijde der menu’s illustreerde men dan vaak met schertsproblemen (mat in 2, 1 of y2 zet — halve rochade!) waaraan de conditie verbonden was, dat niemand aan de soep mocht beginnen alvorens hij zijn probleem had opgelost. Onnoodig te* vermelden, dat sommigen niet aan de soep toe kwamen dan met liefderijke hulp van een tafelbuur. Ten gerieve van Zorn, die Duitscher was, werden de opgaven in het Duitsch geredigeerd, zoo o.in. „Ein Zug aus dem Krug Bier und ein Zug auf dem Brett!” Deze aardige bijzonderheid meldde mij een oud-bestuurslid, Ir. F. C. Ie Comte te ’s Gravenhage, wiens thans overleden vader, J. W. Ie Comte, eerelid onzer vereeniging is geweest. Bij overlevering is bekend, dat de club ook haar „ups” en „downs” gekend heeft, financieel echter het minst „down” geweest is. In dien „romantischen” tijd, waarin de begrippen armoede en werkloosheid in geen Indisch woordenboek te vinden waren, bestond het ledental J. W. Ie Comte in overgroote meerderheid uit notabele men- schen van onbekrompen levensopvatting, die een gevestigde maatschappelijke positie bekleedden welke hun veroorloofde royaal in de beurs te tasten als er het een en ander voor de club moest worden gedaan. Bovendien behoefde met de voornaamste post op de tegenwoordige begrooting: de zaalhuur, geen rekening te worden gehouden, omdat noch „Grimm” noch „Hellendoorn” vergoeding voor het gebruik hunner lokaliteit verlangden. Met de consumptie die de heeren destijds bestelden werd een voldoend equivalent verkregen. Bekende figuren uit de „Sturm und Drang” periode waren o.m. die van de Residenten Vijzelaar (ook in Nederland geen onbekende) en Engelbert van Bevervoorde (toen nog ass.-resident); verder Buys — de stichter van het Instituut Buys, — Gobée, Van Heemskerk en Reichenfeld. In de jaren 1907-’09 was Onnen voorzitter met Egas als secretaris-penningmeester, terwijl van 1909-’ 10 Gallas de club presideerde, opgevolgd door Egas, die Verbeet tot medebestuurder naast zich kreeg. G. A. Gallas, de 73-jarige veteraan, is de eenig overlevende van de „keurbende” die in 1896 na de oprichting als lid tot de S.S.C. toetrad. Hij was zoo vriendelijk mij een paar waardevolle foto’s ter reproductie voor dit overzicht af te staan. Van onze tegenwoordige leden hebben slechts dr. Deutman en schrijver dezer het genoegen gehad met Gallas een partij schaak te spelen, maar dat is ook alweer twintig jaar geleden! Gallas vertrok in 1910 naar Batavia en is van 1912-’ 16 in ons midden teruggekeerd om zich, na ommekomst van een buitenlandsch verblijf tijdens de oorlogsjaren, te Malang te vestigen, welke woonplaats hij in 1932 met Lawang verwisselde. Van wedstrijden en over het vereenigingsleven uit de eerste vijftien jaar van het bestaan is, jammer genoeg, niets meer bekend. De enkele gegevens die aanwezig zijn maken melding van twee, in 1898 en ’99 per telegraaf gespeelde partijen met de Schaakclub „Batavia”, welke club in Maart 1898 was opgericht, maar haar zelfstandigheid in 1930 heeft moeten prijsgeven. Soerabaja won O. A. Gallas Clubavond ten huize van Grimm & Co 1908 met 1 /2 punt. Voorts heeft de S.S.C. een telegrafische partij gespeeld met Singapore en gewonnen, doch overigens valt er vajn de geschiedenis uit dit tijdvak geen atoompje te ontdekken en wij zijn—zooals Onnen eenigszins laconiek in zijn reeds genoemd opstel aanteekent — „aangewezen op het herinneringsvermogen der ouderen”. Als Onnen, die zelf het oudste lid naar anciënniteit was, in 1916 niet meer wist of niet kon navorschen, wat er zoo al in de jaren sedert de oprichting der S.S.C. gepasseerd is, kan men van mij — nu twintig jaren later — bezwaarlijk verwachten, dat ik bij machte ben het herinneringsvermogen der ouderen, die mij in den dood zijn voorgegaan, op te roepen. Dit hoofdstuk moet derhalve, tot mijn teleurstelling, met een zeer onbevredigend slotaccoord worden beëindigd. Opgaand Geiij MIJN toetreding tot de Soerabajasche Schaakclub is via de voetbalsport tot stand gekomen. Merkwaardige coïncidentie. Ik geef onmiddellijk toe dat voetbalsport en schaakspel wel zeer uiteenloopende genoegens zijn, die elk onderling verband missen (al zou alleen de woordspeling opgaan dat in beide „met het hoofd” gewerkt wordt), maar die toch physiek en geestelijk, mits doelmatig beoefend, de gevleugelde woorden: „mens sana in corpore sano” in eere houden. En hoe dit alles eigenlijk zoo kwam? Eenvoudig daardoor, omdat twee personen die in het plaatselijk voetbalwereldje een leidende rol speelden, ook in de Soerabajasche Schaakclub aan de touwtjes trokken: Egas en Verbeet. Bij het betreden van den Indischen bodem was mijn schaakhistorische kennis, alhoewel gering, naar verhouding grooter dan mijn practische spelkennis. Het is Egas geweest, die mij —- naar ik meen in Augustus 1912 — in de Soerabajasche Schaakclub introduceerde. Van dat tijdstip af dateert derhalve mijn contact met onze club en de belangstelling voor het schaakleven. Nu moet ge niet denken, dat ik mij aanstonds enthousiast op het practische schaakspel wierp. Behalve dat de sport nog een paar jaar de aandacht bleef vragen, voelde ik mij in het toenmalig milieu van de schaakclub niet bijzonder thuis. Ik kreeg n.1. het gevoel in een bijeenkomst van oude heeren verzeild te zijn geraakt. Uitgezonderd Egas en Verbeet, een goede tien jaren ouder dan ik zelf, waren daar ook nog Beke, Gallas, Baker, Reichenfeld, Keulemans* Bosch — H. M. Bosch, de vertegenwoordiger der H. V. A. en latere directeur te Amsterdam — alsmede eenige andere schakers, wier namen en persoonlijkheden mij niet meer bijgebléven zijn. De qualificatie „oude heeren” was vanzelf sprekend geheel onjuist; zij, die zoo beschouwd werden, waren personen tusschen 30 en 40 jaar, levende in den „Hochsommer” van hun bestaan, maar de jeugd van vóór den oorlog had blijkbaar meer eerbeid voor de ouderen in jaren dan de jongelingschap van tegenwoordig. Of misschien ook gedroegen de dertigers van dien tijd zich waardiger, aan welke houding de toen meer gebruikelijke gelaatsstoffage met snor en baard cachet verleende. Ik elk geval ■—en dat zal wel aan mijzelf gelegen hebben — misten de Donderdagavonden nog de aantrekkingskracht tot een geregeld bezoek aan Stam <& Weyns, alwaar toen in een afgescheiden gedeelte van de eetzaal aan de Simpang-zijde, de speelavonden van de club werden gehouden. Het ledental zal ongeveer even 20 hebben bedragen, althans den vrij betrouwbaren maatstaf aanleggende, dat een wekelijksche opkomst van gemiddeld 50 procent als normaal moet worden beschouwd, mag deze taxatie wel als juist worden aangenomen. Egas en Verbeet, deze als president, gene als secretaris-thesaurier, bekleed met een soort dictatoriale macht, vormden het bestuur en waren bestemd hun functies tot het einde van hun verblijf in Soerabaja te behouden. Helaas heeft de dood Verbeet’s levensdraad vroeger afgesneden dan wij allen dat hebben gewenscht. Mag ik u deze beide mannen even voorstellen, voof zoover ze u onbekend zijn? Egas. Pieter Egas; de naam zegt het al: forsch, sterk, hoekig, uit één stuk. Er zit ras in Egas. Zijn beenig, door de tropenzon ietwat getaand gelaat met den fikschen voorgevel, „clean shaven”, boezemt vertrouwen in, geeft den indruk van een „self-made man”, die hij ook inderdaad is. Egas heeft een natuurlijk en sterk regeer-en bestuurstalent in zich. Kracht was altoos het kenmerk van zijn optreden. Maar kracht op een bijzondere wijze. Hoewel het paradoxaal moet klinken, zou ik zeggen: kracht door soepelheid. Egas is altijd een soepele figuur geweest met. een benijdenswaardig aanpassingsvermogen, en daardoor wist hij zijn doel te bereiken. Het was een soort geestelijk opportunisme, dat echter nimmer den indruk wekte van beginselloosheid. Krachtig en welbewust zwaaide hij den hamer, tnaar hij deed het zoo soepel, zoo opgewekt en gemoedelijkveroverend, dat hij den storm die soms dreigde op te steken, spoedig bezwoer. Ik heb mij wel eens afgevraagd hoe hij, met zijn onmiskenbare nervositeit, dit klaarspeelde. Egas bezit echter een groot zelfbeheerschingsvermogen: maar daardoor zal hij innerlijk meer strijd hebben gestreden dan de door de natuur bevoorrechten, die geen zenuwen kennen. Egas is steeds eenvoudig gebleven, eer beschroomd dan aanmatigend. Zijn gezond verstand en practische blik, die zaken en personen P. Egas jn jlun ware proporties konden zien, maakten hem bij uitstek geschikt tot functies, waar een eerlijk en bezadigd oordeel gevraagd werd. Strijder voor recht en billijkheid, overtuigd democraat, behoorde Egas tot de meest toegewijde clubleden. En toch is hij eigenlijk nooit bepaald populair geweest; ik geloof ook niet, dat hij populariteit zocht en begeerde, echter de achting en het gezag is hem in ruime mate deelachtig geworden. En Egas als schaakspeler? Enthousiast en vasthoudend, soms sterk en listig, maar gevoelig voor invloeden van buiten, vandaar dat een goede stelling meermalen abrupt door een „bévue” werd bedorven. Wedstrijdspel was Egas’ „fort” niet: het greep hem te veel aan. En toch bekoorde hem de strijd. Bij de ettelijke sigaren die hij in snel tempo automatisch verwerkte, bewoog hij zich in zijn bedenktijd onrustig op zijn stoel heen en weer, dikwijls op de maat van den naar een „marche funèbre” gereguleerden metronoom, welke actie zich accentueerde naar mate zijn positie ingewikkelder of gevaarlijker werd: uiting van intens medeleven doch ook van groote nervositeit. Het beste deed men dan Egas in zijn overpeinzingen alleen te laten en eens wat rond te kijken bij andere borden, totdat een gedecideerde tik op de klok het sein voor den tegenstander werd om weer plaats te nemen. Egas heeft in December 1926 afscheid van ons genomen om in het Oude Land zijn succesvollen maatschappelijken loopbaan te vervolgen. Dat hij ook daar bord en stukken nog vaak zal hanteeren kan van een liefhebber als hij zeker verwacht worden. Gerrit Verbeet was van geheel andere structuur. Twee eigenschappen waren er m.i. in zijnswezen, die alras den geheelen mensch Verbeet karakteriseerden en die zich onwillekeurig op den voorgrond drongen: goedheid en trouw. Bovenal trouw. Blond met blauwe oogen en van middelmatigen lichaamsbouw, eer tenger dan forsch, op lateren leeftijd door den druk der levenszorgen wat ingevallen en mat, was Verbeet geen imponeerende verschijning. In tegenstelling met hen, van wie men met bewuste overdrijving zou kunnen zeggen dat zij alles weten en niets begrijpen, kon van Verbeet getuigd worden dat hij niets wist en alles begreep. Want „oome Gerrit”—zooals hij door de jongeren in de voetbalsamenleving werd eenoemd — bereikte met een simpel woord, G. Verbeet d00r aangeboren tact en door de oprechtheid van zijn gemoed, meer dan degenen die door kracht van argumenten en breede vertoogen hun doel trachtten te bereiken. Verbeet telde slechts vrienden, wat in onze maatschappij tégen hem zou kunnen getuigen, echter de pretentielooze, eerlijke en trouwe werker die Verbeet was, zocht zijn kracht in de dienende liefde, in de goede Bijbelsche beteekenis van het woord en daardoor heeft hij in wijden kring sympathie weten te verwerven, niet het minst in onze oude club, wier belangen hij twintig jaar heeft mogen behartigen. Ofschoon tot de matig-sterke spelers behoorende, kon hij aan het bord soms verrassend uit den hoek komen. Dat hing samen met zijn gemoedsstemming, als hij zich eens ontlast gevoelde van de zorgen des levens. Bij de herdenking van het 35-jarig bestaan in 1931 speelde hij zijn laatste partij voor de club. Ik heb hem daarna niet meer gezien. De nierkwaal waaraan hij reeds eenigen tijd sukkelde maakte ten slotte een ingrijpende operatie noodzakelijk. Hij herstelde, maar de vroegere levenskracht keerde niet terug; het bleef sukkelen en na een langdurig lijden, hetwelk hij droeg met de rust en de blijmoedigheid welke zijn geheele leven gekenmerkt hebben, is hij 6 October 1932 ontslapen, 57 jaar oud. Ik noemde zooeven terloops ook den naam Beke. Aan hem denk ik nog altijd met veel sympathie en vriendschap terug. Ch. Beke is een tiental jaren onafgebroken lid van de club geweest. Zijn toetreding dateert naar ik meen van 1911. Beke, een goede dertiger, was Hongaar, ex-officier en vrijgezel die zich op Java een vrij goede positie in den importhandel had weten te verwerven. Forsch gebouwd, ietwat gezet met donker, bros geknipt hoofdhaar, reeds grijzend aan de slapen, vriendelijke staalblauwe oogen en een korte donkerbruine „es-ist-erreicht”-knevel, waaronder zich bij een lach een gaaf, blank gebit vertoonde, kon Beke bepaald aanspraak maken op het praedicaat „beau garfon”. Zijn optreden naar buiten had echter niets van het stramme en autoritaire dat den militair zou kunnen vermoeden, integendeel, er was iets gemoedelijks, iets vrouwclijks zelfs bij dezen ingetogen mensch van fijne innerlijke beschaving, die zich onze taal volkomen had eigen gemaakt en waarin men — whre hij geen vreemdeling geweest— alleen een melodieus provinciaalsch accent kon onderscheiden. Gewoonlijk zwijgzaam, sprak hij steeds bedaard en gedempt en legde den nadruk op elk woord, als wilde hij niet verkeerd begrepen worden. Men moest hem echter niet irritceren of onrecht aandoen. Dan leefde zijn Hongaarsch temperament in alle felheid op, ofschoon hij zich nimmer tot grofheden liet verleiden. Met Beke heb ik ettelijke uren op het altaar van Caïssa geofferd; meer nog buiten dan in de club. Zoowel op de 64 velden als op het groene laken was hij mijn meerdere en van hem leerde ik den naam van den Hongaarschen schaakkampioen Maróczy, dien wij gewoonlijk tot „Maroksie” verhaspelen, als „Maroodzjie” uitspreken. Voor het wedstrijdspel voelde hij weinig omdat zijn kunstzinnige natuur het „métier” verafschuwde: het arbeiden naar vaste tijden, regels en voorschriften. Wel was hij een trouw bezoeker van de clubavonden, hij bemoeide zich echter niet met huishoudelijke wedstrijden. Ik heb Beke na ommekomst van mijn eerste buitenlandsch verlof in 1921 niet meer mogen ontmoeten. Hij was intusschen naar Europa teruggekeerd. Dat heeft me gespeten, maar de herinnering aan :lezen innemenden en hoffel ij ken man zal wel nimmer vervagen. Vlet dit biografisch intermezzo heb ik eenige personen trachten te belichten, met welke ik bij den aanvang van mijn lidmaatschap in tennis kwam. Het jaar 1913 heeft overigens geen bijzondere jchaakherinneringen nagelaten; wél 1914, toen ik voor ’t eerst aan :en onderlingen wedstrijd deelnam. Het ging er toen in de club ïog niet zoo officieel toe als tegenwoordig; trouwens bij een bexekkelijk geringe deelneming was het ambt van wedstrijdleider nrijwel overbodig. Bovendien domineerde de sfeer van een genoeg- lijk onderonsje. Bescheidenheidshalve had ik mij voor de laagste groep (er wdren toen nog slechts twee groepen) opgegeven, waarin ik met drie andere deelnemers den strijd moest aanbinden. Wie die tegenstanders geweest zijn, kan ik mij nu niet meer herinneren. Wel weet ik, dat ik een beslissende partij moest spelen met G. Wiering, den destijds joligen vendumeester. Door van hem te winnen verkreeg ik den eersten prijs: een bierglas met zilveren deksel, welk: kleinood ik talrijke jaren bewaard heb, doch dat ten slotte op de in Indië gebruikelijke wijze aan mijn inventaris is ontvallen. Spoedig moest er om mij onbekende redenen verhuisd worden. Als terrein van actie huurde men de étage van het voormalige OostJava Restaurant, aan het Bultzinglöwenplein gelegen, waar in de jaren 1915-’17 het door den oorlog gestrande Duitsche operettegezelschap triomfen vierde en waar thans o.m. de Soerabajasche Apotheek („Desa”) gevestigd is. Deze plaats bleek op den duur niet aan de gestelde eischen te voldoen en aan het begin van 1915 keerde de club naar Stam & Weyns terug, echter nu niet binnenskamers maar.... op de galerij, waar de schakers als runders in den dauw werden gezet. Neen lezer, niet zoo prozaïsch! We zaten daar, om met een variatie in Multatuli’s grandiozen stijl te schrijven: als een gordel van intellect zich slingerend om Simpang en Simpang Doekoeh, als een levende reclame voor, het imperium van Caïssa! En de burgers en burgeressen van Soerabaja die zich op Donderdagavonden langs dit drukke verkeerspunt bewogen, moeten wel getroffen zijn geweest door zooveel levensernst bij een deel hunner stadgenooten openlijk ten toon gespreid! Intusschen was er in den loop van 1914 een merkbare vooruitgang in het ledental gekomen. Ten deele droeg ook de wereldoorlog daartoe bij, omdat velen door de onzekere toestanden hun buitenlandsch verlof uitstelden of introkken, waardoor zoo goed als geen mutaties in de Europeesche samenleving ontstonden. Uit dien tijd dateert de toetreding van onzen beminlijken en beminden voorzitter dr. A. Deutman benevens die van de leden J. W. Hellendoorn, J. Ph. P. Holtrop, Th. M. B. van Marle, C. Vos, S. L. Manson, l. Tëitler, S. E. Prins e.a. Ook M. F. Onnen, een der oprichters van de dub, was na een afwezigheid van vijf jaren, aan de H.B.S. te Se'marang doorgebracht, in November ’ 14 in ons midden teruggekeerd, zoodat er alle aanleiding bestond de oude en nieuwe leden aan een onderlinge krachtmeting te onderwerpen. Aldus geschiedde. Voor dit concours hetwelk ultimo Februari 1915 begon, hadden zich 8 spelers voor de eerste klasse (hoofdgroep) en 13 voor de tweede klasse (tweede groep) opgegeven. Ten einde meer bekendheid te geven aan het bestaan en de actie onzer vereeniging, werden de uitslagen der gespeelde partijen aan „Soerabaja(a)sch Handelsblad” en „Nieuwe Soerabaja Courant” doorgegeven. Ik betwijfel echter of alle deelnemers deze publiciteit wel op prijs hebben gesteld, vooral dezulken die met veel nullen en weinig ééntjes achter hun naam in de krant prijkten en die meenden dat zulks niet strookte met hun maatschappelijke positie. Geklaagd is er echter niet over deze noviteit. Ofschoon de animo vrij groot was, duurde de wedstrijd toch nog tot en met Juni ’15. Toevalligerwijze heb ik de gedetailleerde resultaten daarvan bewaard en daarom mogen ze hier even gememoreerd worden: le klasse (7 ronden) Deelnemers .1 2 I 3 4 I 5 ! € I 7 j 8 T°taal Prijs Ptn. ! III 1 M. F. Onnen .... — 11 1 tl1/* 1.1 6V2 eerste 2 C. Vos 0 — 1 1 V* [ V* MM 5 tweede 3 J. Ph. Holtrop .. 0 0 —10111 4 4 P. Egas 00 0—11 11 4 5 W. N. Dinger. . . . 0 7* 1 0 — 1 10 3'/s 6 Ch. Baker 7, 7* 0 0 0 — 0 1 2 7 Th. M. B. van Marle 0 0 0 0 01 — 1 2 8 G. Verbeet 0 0 | 0 | 0 1 | 0 0 | — | 1 2e klasse (12 ronden) Totaal I Deelnemers 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11,12 13 " Prijs I I ptn. ■ 1 Manson —I 1 I 1 I 1 ! 1 V*j 1 1 J 1 I ij 1 1 1 I 1172 Ieerste 2 dr. Deutman .... 01— 111 1 1 1)111 1 1 11 tweede 3 Koen 00— 1 1 1 1 1:01)1 1 1 9 derde 4 Keulemans 0 0 0 — 0 1 1 1 1 1 1 1 1 8 5 Barten 000 1 — 1 0 I 7* 11 1 1 77* 6 Hellendoorn 7* 0 0 0 0 — 1 01 1 1 1 1 1 I 672 7 Verboog 0 0 0 0 1 0 — 0|lll|ll 1 6 8 Treep 00000 1 1 —, 0 j 1 TA11 1 5»/* • 9 Teitler 0 0 1 0 7, 0 0 1 — 1 110 0 472 ' 10 Muller 0 0 0 0 0 0 0 0 0 — 1 1 1 3 11 Rijk Rijksen 0 0 0 0 0 0 0 jVa* 0 0.— 1 1 27* 12 Van Eek. 0 0 0 0 0 0 0 Oll 0 0 - I 2 13 Prins. ........ o|o 0 0 010 ololllo'olo— 1 Onnen won, zooals van zijn speelsterkte verwacht kon worden, in de hoofdgroep den eersten prijs. Alleen Ch. Baker wist hem een half puntje af te snoepen. Over Baker gesproken. Door zijn werkkring in Britsch milieu is hij algemeen bekend geweest onder den naam „Beker”, maar dezen ouden vriend die een zeer lange periode lid van onze club geweest is en thans te Malang woont, kon geen Britsche allure ten laste gelegd worden! Onnen.... Bij deze figuur wil ik even stilstaan. Hij woonde op Toendjoengan no. 43 in een paviljoen dat reeds geruimen tijd geleden onder sloopershanden is gevallen, maar dat destijds eenigszins de aandacht trok door een door den bewoner zelf uitgedacht en geconstrueerd luchtververschingsapparaat, hetwelk één a twee meter boven het dak uitstak. Ir. Martin Fredrik Onnen, geboren te Roermond, 16 Mei 1869, is voor de hedendaagsche kern een min of meer legendarische figuur. Voor mij en de weinigen die hem nog gekend en met hem verkeerd hebben, blijft hij een interessante verschijning in de Indische schaakgeschiedenis. De tengere gestalte met den artistieken kop — „faux air” van Tschigorin — waaraan de fletse grijze oogen en de donkere peper-en-zout knevel met kortgeknipten „Vollbart” en welig, hpog-opgaand hoofdhaar een eigenaardig cachet gaven, staat mij nog duidelijk voor den geest. Onnen was — in afwijking van de destijds gangbare mode der „djastoetoep” — steeds gekleed in open jas mét vest, naar een snit die bij zijn komst in Indië Ir. M. F. Onnen anno 18 vermoedelijk modern zal zijn ge¬ weest. Onder het stijve boordje met dito front droeg hij een permanent-gestrikte zwarte das die hij op de vendutie van Methusalem gekocht moet hebben, in Amerikaansch spraakgebruik met „dirty-shirt-hider” aangeduid. Een pantalon welke iets te kort was, zwarte sokken en dito bottines, completeerden dan de kleeding van dezen overigens begaafden en merkwaardigen man. Onnen heeft in zijn leven helaas iets gemist waardoor zijn constitutie en mentaliteit ongunstig beïnvloed zijn geworden. Als „Ersatz” voor hetgeen de natuur hem had onthouden, sloot hij een verbond op langen termijn met Bacchus en deze „entente” heeft wel eens tot minder gewenschte verhoudingen geleid, ofschoon ik grif moet toegeven dat Onnen voldoende weerstand en zelfbeheersching bezat om deze „vergissing” niet openlijk te demonstreeren. Toch ontliep ook hij niet de nadeelige latente gevolgen er van. Op schaakavonden heeft menig tegenstander het verschil gemerkt tusschen een partij tegen Onnen-sec öf tegen de combinatie OnnenBacchus! Behalve sterk schaakspeler, was Onnen een goed en - geestig spreker met een zeer scherp geheugen: ik heb mij eens laten vertellen dat hij alle H.B.S.-leerlingen bij naam en voornaam kende! Op de club zag men hem gaarne verschijnen, omdat zijn persoon bovendien een zeker decorum aan de bijeenkomsten verleende. In een vrije partij maakte hij vaak humoristische opmerkingen over den loop van het spel; in een wedstrijdpartij daarentegen bleef hij, alvorens een zet te doen, zwijgzaam en sterk-geconcentreerd kaarsrecht zitten, de beenen gewoonlijk over elkaar geslagen, met beide handen de leuning van zijn stoel omvattend en nu en dan een greep in zijn haardos doende. Eind 1919 ging hij met buitenlandsch Verlof, na ommekomst waarvan hij tot en met Juli 1923 aan de H.B.S. te Semarang werd verbonden om daarna met pensioen te repatrieeren. Tien jaar later — in Juni 1933 — lazen wij in de dagbladen tot ons leedwezen zijn overlijden te ’s Gravenhagè. Hij bereikte den leeftijd van 64 jaar. Het concours waarover ik het zooeveh had, bracht, dank zij ook onze persoonlijke en schriftelijke propaganda, een verdere stijging in het ledental te weeg. Eind Juni registreerde de secretaris het cijfer 49! Een verblijdende vooruitgang. Reeds eenige jaren vóór den wereldoorlog was men begonnen Soerabaja naar westersche voorbeelden te modernisccren. Van een der nieuwe gebouwen die verrezen mag het Simpang Restaurant annex theater genoemd worden, dat in 1913 op den hoek van Simpang en Palmenlaan tegenover de Simpangsche Sociëteit werd opgetrokken. Omdat de plaatsruimte die Stam & Weyns ons op de galerij had ingeruimd ontoereikend bleek, werd alweer uitgezien naar een andere en betere plaats van samenkomst. De directeur van het Simpang Restaurant C. C. Mulié, zelf een gepassionneerd schaakliefhebber, bood ons den foyer van zijn etablissement op zeer schappelijke voorwaarden aan en hiermede werd een tijdperk van grooten bloei voor de club ingeluid, waaraan ik nog met veel genoegen terugdenk. De thans 74-jarige Mulié, wiens beèltenis Groep clubleden bij het in gebruik nemen van den foyer van het Simpang Restaurant, Juni 1915. hiernevens is afgedrukt en welke hij vergezeld liet gaan van enkele sympathieke bewoordingen voor ons 40-jarig jubileum, is steeds een joviale en hulpvaardige beschermheer van de club geweest. Kranigheid was het kenmerk van zijn optreden. Met den gladden schedel en martialen grijzenden knevel (thans blijkbaar aanmerkelijk „gecontingenteerd”) en de lachende donkere oogen, kon hij best voor een Fransch kolonels type poseeren. Ik geloof niet dat papa Mulié veel aan zijn schakers verdiend zal hebben, maar in elk geval heeft hij ons steeds tegemoet- C. C. Mulié komend behandeld en zelfs goedgevonden dat ook op Zondagochtenden van zijn foyer gebruik kon worden gemaakt. Op een goeden dag verscheen Jonas Safier, als een meteoor.... Wie en wat hij was, daarvan kon niemand eigenlijk goed hoogte krijgen. De een beweerde namelijk, dat hij Belg en uit Antwerpen afkomstig was, een ander meende weer dat hij Pool zou zijn en weer anderen fluisterden zelfs, dat hij Turksch onderdaan was, waarbij de „publieke opinie” wist te vertellen, dat hij via BritschIndië naar Java was gekomen en in edelgesteenten handelde. Maar hoe dit ook zij, het mysterie van Safier’s herkomst en beroep vervaagde al spoedig voor de belangstelling, die hij als schaakenthousiast wist te trekken. Ongetwijfeld was Safier in velerlei opzicht een merkwaardige persoonlijkheid: van slanke gestalte, olijfkleurig gelaat, in houding eenigszins gebogen en van onmiskenbaar oud-Testamentischen oorsprong met een kortgehouden, donker kneveltje onder den gebogen neus en een tikje kaal op z’n kruin, was hij, zooals ik hem daar voor ’t eerst — medio 1915 — op het terras van het Simpang Restaurant ontmoette, een man van omstreeks 36 jaar. Hij had zijn „stelling” gekozen in de contreien die zijn domicilie — het Oranje Hotel J. Safier — verbonden met het Simpang Restaurant; hij scheen over voldoende middelen te beschikken en was, bij wijze van spreken, dag en nacht toegankelijk voor een elk die het woord „schaak” in den mond nam. Ofschoon zijn Nederlandsch niet „van vreemde smetten vrij” was, beheerschte hij onze taal toch ruim voldoende en in gedachten zie ik hem daar nog zitten, in een hoekje van het restaurant met bord en stukken vóór zich, langzaam en afgemeten theorie doceerend, stellingen analyseerend voor een schare belangstellenden, de cigaret met lange halen in en uit den mond nemend, eenigszins „dik” en „regenachtig” sprekend, met dat typische dialect hetwelk in zijn stereotiep gezegde: „oewit speellt en oewint” mij het best is bijgebleven. Zijn theoretische kennis was voor dien tijd buitengewoon: een levende Bilguer, die niet vermoeid raakte en die eiken dag, hetzij in zijn hotelkamer, hetzij in het restaurant of elders van het schaak wist te vertellen en te leeren aan leeken en gevorderden; die steeds bereid was met liefhebbers van elke kracht een partij te spelen en dat alles met een liefde, toewijding en overtuiging die móest inslaan. En het sloeg in! Ik heb mij in die dagen sterk beijverd het ledental onzer club op te voeren en het is mij gelukt ook. Maar zonder de hulp van Safier -— den wandelenden schaakmagneet — had ik het toch nimmer boven de honderd kunnen brengen. Welk aantal nu wel bereikt werd. Al was het dan slechts voor enkele maanden. Ik heb het met Safier over het algemeen goed kunnen vinden. Ongetwijfeld bezat hij eigenaardigheden die zich sterker begonnen te manifesteeren naar mate het besyf tot hem doordrong dat zijn speelsterkte, zijn autoriteit, begon te tanen. Het heeft hem leed gedaan dat de „upward tendency” die hij van zichzelf verwacht had, uitbleef. Maar de club zal dezen schaak-Ahasverus, over wiens verderen levensloop na 1926 niets meer vernomen werd, steeds met groote erkentelijkheid blijven gedenken! Over de Simpang Restaurant-episode zou, met een beetje fantasie en goeden wil, een historische roman te schrijven zijn. Het bovenzaaltje dat ons ter beschikking stond was gezellig en in alle opzichten van modern comfort voorzien: fraai mobilair, een zee van licht, doeltreffende ventilatie en „last but not least” goede consumptie. In deze omgeving is heel wat afgeschaakt en ook heel wat humor verwerkt. Jammer, dat niet alles voor publicatie geschikt is, maar de avonden waarop bijvoorbeeld Wiering met gemengden bijval (de ouderen en bezadigden vonden dit profanatie!) een paardenvendutie ensceneerde; wanneer Hellendoorn zijn oratorisch talent liet daveren of als Onnen een Algemeene Vergadering presi- deerde met de openingswoorden: „heeren en jongeheeren!” ja, dan werd de ernst van het schaak vergeten en sloeg de stemming tot jolijt over. De goedhartige en gemoedelijke gemeente-secretaris H. A. dé Wildt verstond de kunst om onder een bittertje een ontelbaar aantal „vluggertjes” af te werken. Ik heb eens een match van tien partijen met hem, onder voorgift van toren, op één avond tot een beslissing gebracht! Trouwens, tot het sluitingsuur — 1 uur ’s nachts — bleef een constante animo bestaan, alleen de bona fide huisvaders hadden vóór dien tijd het slagveld verlaten en als papa Mulié zijn waarschuwende stem liet hooren dat hij de gemeentelijke verordening diende na te komen, dan treuzelde men ten slotte toch nog zóó lang dat Mulié met den sterksten zet moest dreigen die er op dat oogenblik mogelijk was: het uitschakelen van de electrische leiding! Onnen en Safier, die samen heel wat duels hebben geleverd, vonden het dan nog te vroeg om huiswaarts te gaan. En dan kon men deze matadors de straat zien oversteken: Onnen met korte pasjes voorzichtig het bord voor zich uitdragend met den afgebroken stand er op, en daarnaast de langere gestalte van Safier, het schaakkistje onder den arm, in afgemeten tred de richting van de Simpang Club inslaande, waar de strijd vaak tot het krieken van den morgen werd voortgezet. Zekere jeugdige vrijgezellen keken dan eens naar de sterren tusschen de zware tamarindeboomen die Simpang beschaduwden, wisselden beteekenisvolle blikken en verdwenen in onbekende richting voor amoureuze escapades ter neutraliseering van zooveel geestelijke inspanning.... Beneden op het terras stond een muziekkoepel. Hier musiceerde ’s avonds het trio Chapiro-de Lucia-Knebel (een RussischItaliaansch-Duitsche alliantie in vollen oorlogstijd!) met populaire operette melodieën en genremuziek als „Mimi d’amour, Les soirs d’Erzeroum, Sous les ponts de Paris, In die Diele, Sur la rivière” e.d., terwijl de heeren zich ook op semi-klassiek gebied solistisch niet onverdienstelijk introduceerden. En zij sprongen daarbij zelden verder dan hun strijkstok lang was. Wat op zichzelf al een verdienste is. Toentertijd was de jazz-orchestratie met haar destructieve werking op de muzikale gehoorzenuw nog onbekend, zoodat bijvoorbeeld een aesthetisch- en muzikaalvoelend mensch als onze tegenwoordige praeses, geen intervenieerende storingen in zijn gemoedsstemming bij het schaakspel ondervond. De welluidende klanken van viool, piano en cello die door de opengeslagen vensters bescheidenlijk tot ons schaakdomein doordrongen, hebben dan ook nimmer de ergernis van zelfs de meest serieuze leden kunnen opwekken. Bovendien werd Soerabaja toen nog niet gekweld door de „straathoest” van de handige, maar brutaal manoeuvreerende driewielers, die — met de „demmo” als stamvader — in aantal en benaming tot een fantastische verkeersmacht zijn aangegroeid, terwijl ook het gedreun der electrische tram nog voor de toekomst was gereserveerd. Het straatgeluid bleef beperkt tot de signalen van een gering aantal particuliere auto’s en het hoefgeklikklak van talrijke kosong- en dogcartbiekjes, bijwijlen geaccentueerd door luidruchtige late soosbezoekers.... Naum Chapiro, de levenslustige, kwieke en populaire „Stehgeiger” (vader van een beroemde dochter), heeft zich later ook bij de club aangesloten. Maar nu loop ik eigenlijk vooruit op mijn indrukken en herinneringen. De Bloeitijd IN het licht der maan verbieeken de sterren.... Op zekeren dag in Juni 1915 vernam ik terloops van Egas, dat er bij een hem bevriende makelaarsfirma een sterk schaakspeler werkte die, bij nadere informatie, Bleykmans heette. Toen ik dien naam hoorde moet ik bepaald van kleur zijn verschoten door de emotie die zich van mij meester maakte over zulk een zeldzame ontdekking. Bleykmans,.,.. Bleykmans? Ja, ik had hem wel nimmer gezien, maar mijn destijds nog elementaire schaakhistorische kennis zei mij toch dat deze Bleykmans niemand anders dan de Bleykmans moest zijn, die een beknopte handleiding over schaak geschreven had en in 1905 op het Scheveningsche tournooi in de eerste ronde Marshall had matgezet en kort daarop uit den Hollandschen gezichtskring was verdwenen. Was die man geen lid van onze club? En was er dan niemand onder de oudere geïmporteerde schakers te Soerabaja die van Bleykmans gehoord had? Met de jeugdmentaliteit van een 26-jarigen schaakininnaar die zich reeds een halven expert waant op het gebied van de tournooigeschiedenis, was mij zóó verregaande onkunde omtrent het bestaan van een van CaïSsa’s apostelen onbegrijpelijk; werd als een miskenning van de nationale schaakeer opgevat! Later is het mij natuurlijk wel duidelijk geworden dat het heelemaal niet zoo merkwaardig was dat niemand hier van Bleykmans’ bestaan afwist. Men bedenke bovendien dat het onderling contact der schaakliefhebbers beperkt bleef tot de enkele plaatselijke clubs hier en daar over Java verspreid, terwijl Bleykmans zelf nooit aan den weg getimmerd heeft, er integendeel den voorkeur aan gaf, zich in het privé leven min of meer te isoleeren en verre te blijven van de publieke samenleving die destijds Simpang Club, Concordia, Hellendoorn en Stam <& Weyns frequenteerde. Maar Bleykmans zou een der onzen worden. En hij werd het. Op een morgen hebben Egas en ik Dirk Bleykmans op diens kantoor bezocht en toen stond ik vis-a-vis de Napoleontische maar minder imponeerende gestalte van dezen kleinen grooten man met kortgeknipt, donkerblond haar en een klein kuifje, met het lange, vale, eenigszins droge en toch niet onvriendelijke gelaat, waarin een paar trouwe bruine oogen prijkten en waarvan de knevel als een treurwilg op de volle lippen hing die achteloos een groote sigaar omklemden. En ik voelde, behalve eerbied, dadelijk genegenheid voor D. Bleykmans hem. Na een korte kennismaking stemde Bleykmans toe, lid van de Soerabajasche Schaakclub te worden en eenige weken later bezocht ik hem onverwachts te zijnen huize in de Rustenburgerstraat no. 22 voor een interview over zijn schaakloopbaan, hetwelk hij mij bereidwillig toestond. In het voormalige „Weekblad voor Indië”, jaargang 1915-’ 16, treft men in de schaakrubriek bijzonderheden aan over Bleykmans’ internationale carrière. Later is Eggink in het „Tijdschrift v.d. N.I.S.B.”, bij gelegenheid van Bleykmans’ 25-jarig schaakjubileum, nog uitvoeriger geweest in zijn huldigingsopstel (zie jaargang 1918). Onze club, waarvan het ledental intusschen gestadig was toegenomen en in Juli ’ 15 op 55 kon worden geregistreerd, telde dus opeens drie schakers die een klasse op zichzelf vormden: Bleykmans, Safier en Onnen, van welk driemanschap Bleykmans superieur was. Maar dat bleek eerst later. Het Europeesch element in de club, hetwelk tot nog toe souverein was, had middelerwijl aanvulling en versterking ontvangen door twee goede krachten van inheemsche origine: Hadji Mohamed Arsad en Hadji Amin, natuurspelers, van welke eerstgenoemdé de sterkere was. Arsad was reeds op middelbaren leeftijd, zwijgzaam en hoffelijk als zoovelen der gegoeden van zijn ras. Een taai tegenstander aan het bord die rustig achter brilleglazen zijn aandacht concentreerde en slechts nu en dan een droog keel- neusgeluid liet hooren als ware dit orgaan verstopt. Soms plooide zijn gelaat zich tot een glimlach als er „etwas los” was in de partij, maar overigens bleef hij onbewogen doch steeds paraat. Zijn jongere landsman, Amin, bezat eveneens een meer dan middelmatige speelsterkte. Beiden zijn slechts enkele jaren lid geweest en reeds lang overleden. Amin stierf in Augustus 1918 te Bandjermasin op betrekkelijk jeugdigen leeftijd. In mijn notities uit die dagen, zie ik op 1 Juli 1915 een gongwedstrijd genoteerd, waaraan 26 spelers deelnamen, die elkaar volgens afvalsysteem in een tempo van 20 seconden per zet bestreden. Hadji Amin won dezen snelheidswedstrijd in eindstrijd met Ch. Baker. Met den groei van het ledental was het gewenscht een nieuwen grooten huishoudelijken wedstrijd uit te schrijven. De belangstelling voor dit concours was ongedacht groot: niet minder dan 50 spelers gaven zich er voor op, n.1. 14 in de eerste, 24 in de tweede en 12 in de derde klasse. De eerste ronde begon 5 Augustus en van die ronde is mij een spannend moment in herinnering gebleven, n.1. het slot van de partij dr. Deutman- Hadji Arsad. Het was al eenigszins laat op den avond en velen waren met hun vredigen strijd gereed, toen de doctor nog in een hevig duel met zijn flegmatieken tegenstander gewikkeld was. Zijn tafel trok dan ook veel belangstelling, te meer waar hij zoo juist tot de hoogste groep gepromoveerd was en Arsad als een geducht tegenstander bekend stond. Safier, Beke, Egas en vele anderen volgden den strijd van ter zijde, toen de ommestaande kritieke stelling werd bereikt. Onze praeses — die nog altijd is de grootste schaakspeler onder de oogspecialisten en de grootste oog-specialist onder de schaakspelers ter plaatse — stond er hachelijk voor. Immers, bij zijn materieelen achterstand, dreigde zijn opponent met den vernietigenden zet: Moh. Arsad Td8—d6, waarmede de witte Dame verloren gaat. Beke vond toen een geestige redding door Tg2Xg5ü welk offer zwart wel moest aannemen wegens de matdreiging op g8 en daarna kon wit remise houden door eeuwig schaak. Jammer, dat wit deze uitkomst niet zag en de partij moest opgeven; maar de oogenblikken van levendige belangstelling voor deze situatie staan mij nog duidelijk voor den geest. Om even bij dezen wedstrijd te blijven. Het verloop daarvan was eenigszins teleurstellend, omdat de tweede klasse met haar 24 deelnemers — ingedeeld in één groep — een mislukking werd. De eerste en derde klasse verliepen volkomen naar wensch, alleen Van Heemskerk en Adler trokken zich na een paar weken terug, terwijl ik zelf in den stand 3 uit 5 genoodzaakt was tot uittreding in verband met mijn huwelijk. Van de hoofdgroep is de tabel nog bewaard gebleven. Ze geeft het volgende beeld: Moh. Arsad le klasse (11 ronden) | Totaal Deelnemers 1 2 3 4 516 7 8 9 1011 12 Prijs I I I || | I | | |. Pln 1 I Hadji Arsad — i j 1 ijl ijl I | 1 I 1 | 1 1 | 11 eerste 2 Hadji Amin 0 — 1 0 1 1 1 1 1 1 j 1 1 9 tweede 3 C. Vos 00 — 1 101 1 11 1 1 8 derde 4 J. Ph. Holtrop ... 01 0 - '/3 0 1 »/* '/» 1 1 Vs 6 5 Ch. Baker 0 0 0'/,-' ' 1 10 Va 1 1 6 6 H. A. Koen 00 1 10 — 0 V* 0 111 57, 7 G. Verbeet 0 0 0 0 0 I — 1 1 1 V2 0 47, 8 S. L. Manson. . . . 0 0 0 >/, 0 V, 0 — 1 V, 1 ‘ 47» 9 Dr. A. Deutman . . [O 0 0 7, I 1 0 0 — 0 10 1 37, 10 P. Egas . 0 0 0 0 V, 0 0 ’•/, 1 — 1 0 3 11 G. A. Gallas .... 010 0 0 010 7, 0 1 10 —2 12 W. N. Dinger. . . . ] 0 | O OIV, O | Ö 1 | O O I 1 17* — 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 (vetgedrukte cijfers = reglementair). Een Zondagochtend bijeenkomst in den foyer van het Simpang Restaurant, September 1915 De prijzen werden dus gewonnen door Hadji Arsad, Hadji Amin en Vos. De honderd procent-zege van Arsad was wel merkwaardig! In de derde klasse waren het Prins, Wiering en Wijting die resp. als eerste, tweede en derde eindigden terwijl de wedstrijd der tweede klasse, na vele moeilijkheden en hergroepeeringen door het uittreden van ettelijke spelers, op verzoek van de nog aangebleven deelnemers werd geliquideerd. Dit concours duurde van Augustus ’ 15 tot begin Februari ’16, derhalve niet langer dan thans het geval is. Op Zondagmorgen 19 September ’15 gaf Safier een simultaanseance aan 21 borden en bij die gelegenheid was ook Bleykmans, die zich tot nog toe slechts sporadisch in de club had vertoond, onder de toeschouwers. Of Bleykmans’ aanwezigheid Safier’s spel ongunstig beïnvloed heeft weet ik niet, maar zijn resultaat, in 4 uur behaald, stak wel af bij de successen die hij in andere plaatsen op Java verkregen had. Het werd een echt „Russische” uitslag, n.1. 10 gewonnen en 11 verloren partijen! Zijn tegenstanders waren echter over het algemeen van zeer goede qualiteit, t.w. 8 eerste, 10 tweede en slechts 3 derdeklasse-spelers. Na afloop der voorstelling werd van de gelegenheid gebruik gemaakt Bleykmans en Safier aan elkander voor te stellen en tevens om de reeds vroeger beraamde plannen — een tweekamp Bleykmans-Safier — te verwezenlijken. Bij een bespreking die dienzelfden avond ten huize van voorzitter Egas officieel werd gehouden, kwam men overeen een match om 5 winstpunten te spelen, waarbij remises voor een half punt zouden tellen; speeltempo 18 zetten per uur; speeltijden eiken Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond van 7-11 uur zonder pauze in den foyer van het Simpang Restaurant. Verder met inachtneming van de gebruikelijke voorwaarden volgens het reglement op het schaakspel van den Ned. Schaakbond onder leiding van het bestuur van de Soerabajasche Schaakclub. Als secondanten traden voor Safier Vos en voor Bleykmans schrijver dezer op. Deze tweekamp, die buitengewone belangstelling trok en waarvan men zich algemeen zeer veel had voorgesteld, heeft niet aan de verwachtingen beantwoord, zij het dan alleen dat hij propagandistisch effect gehad heeft. Het bleek al spoedig dat Bleykmans de sterkere speler was, zoodat de match als een nachtkaars uitging. Alleen in een paar partijen kon er van werkelijken strijd gesproken worden; in de overige ontmoetingen domineerde Bleykmans der- mate dat Safier de match ten slotte met 0-5 verloor. Na afloop van de tweede partij erkende Safier Bleykmans’ meerderheid en wenschte de match gewonnen te geven. Wij hebben hem toen van dezen stap weerhouden, maar psychologisch voelde Safier zich reeds geslagen; zijn energie en zelfvertrouwen waren geschokt. Safier’s ideeën waren buitengewoon aardig, zijn gedachtengang en opzet der partij logisch en correct, doch hem ontbrak de macht die gedachten op het bord tot uitvoering te brengen, m.a.w. hij trachtte materieel te verwerken wat niet binnen de sfeer van zijn denkvermogen lag. Van de partijen die alleen in het reeds eerder genoemde „Weekblad voor Indië” zijn gepubliceerd en die tusschen 4 en 13 October ’15 hun beslag kregen, vindt de lezer de vierde in een ander daarvoor bestemd gedeelte van dit bestek. Op de in December gehouden Algemeene Vergadering werden eenige belangrijke besluiten geslagen. Door de snelle vermeerdering van het aantal leden dat van 67 in September reeds tot 84 was gestegen, werd het bestuur van twee op vijf functionarissen gebracht. Bij acclamatie gekozen, constitueerde het zich in de volgende samenstelling: P. Egas voorzitter; ir. M. F. Onnen vice-voorzitter; W. N. Dinger secretaris; G. Verbeet penningmeester en C. Vos commissaris-bibliothecaris. Deze laatste functie was, wat het tweede lid er van betreft, eenigszins praematuur omdat de club.... geen bibliotheek bezat! Eerst in latere jaren, goeddeels door schenkingen, is er een bescheiden collectie schaakliteratuur gevormd waarvan men de hoedanigheid in een ander gedeelte van dit boekje kan vinden. Verder wérd de contributie, ingaande 1 Januari 1916, van ƒ 1.— tot ƒ 1.50 ’s maands verhoogd, terwijl Statuten en Huishoudelijk Reglement, op enkele kleine wijzigingen na, de algemeene goedkeuring verkregen. Bij Gouvernements Besluit no. 50 van 30 Januari 1917 werd de club dan ook als rechtspersoon erkend. Een beroep op de vergadering tot het inschrijven op een rentelooze obligatieleening ter voorziening in de kosten tot aanschaffing van schaakmateriaal dat dringend aanvulling en vernieuwing vereischte door de groote uitbreiding van het ledental, werd spoedig beantwoord met een inteekening van ruim ƒ 900.—! De voormalige firma Henderson & Co. op Pasar Besar, waar thans het kantoor der K.P.M. gevestigd is, voerde de bestelling op de echte Staunton-stukken, borden en klokken bij de fabrikanten John Jaques & Son Ltd. te Londen uit. Ons tegen- woordig spelmateriaal dateert dan ook nog voor een groot gedeelte uit de aanschaffing van dien tijd. Ten slotte werd besloten tot aansluiting bij den pas opgerichten Nederlandsch Indischen Schaakbond, van welke organisatie de club nog heden deel uitmaakt. Van onze clubleden hebben Vos, Onnen, dr. Deutman, Bleykmans, Mooy, Binnendijk, Weiss, Ritman, Baay, Verbeet, Brands, Van der Poel en Dinger in afwisselende perioden voor korteren of langeren tijd in bestuurs- en redactiefuncties het georganiseerd schaakleven in deze gewesten gediend. Van de actieve krachten heeft de lezer den naam Vos reeds meerdere keeren in dit overzicht ontmoet. C. Vos, of liever gezegd „Vosje” — want zoo werd hij in de wandeling genoemd, — Vosje was een onzer jongste, trouwste en sympathiekste leden en een ijverig propagandist. Zonder bepaalde „brilliancy” speelde hij een solide partij schaak, hetgeen zijn successen in onderlinge wedstrijden trouwens wel hebben bewezen. Van tengere gestalte en door de natuur met een zwakke constitutie bedeeld, moest hij zich steeds voor zware lichamelijke inspanning hoeden. In December ’16 werd hij tot onze spijt naar Batavia over¬ geplaatst, alwaar hij in Augustus ’17 door een hevigen aanval van typhus werd overvallen, aan de gevolgen waarvan hij- helaas op den 24sten van die maand is bezweken, nog geen 27 jaar oud. C. Vos Van de nieuwere leden, wier namen door het mislukken van den onderlingen wedstrijd der tweede klasse onvermeld zijn gebleven, mogen genoemd worden mr. J. P. Mooyman, P. H. Mooy, A. J. Westendorp, R. E. Weiss, C. W. Zeeman, A. J. C. Scheurleer en J. Bleykmans. •« Mr.Mooyman i$ nog steeds een zeer gewaardeerd lid van onze club, ofschoon hij als schaakspeler aan de nieuwe leden vrijwel onbekend is. Aanvankelijk nam hij met veel ambitie aan onderlinge wedstrijden deel om langzamerhand van gereerend vennoot „sleeping partner” te worden, in welke isolatie hij echter van zijn clubliefde en belangstelling meermalen op ondubbelzinnige wijze heeft doen blijken en ook Mr. J. P. Mooyman voor een groot gedeelte de uitgifte van dit boekske heeft mogelijk gemaakt, hetgeen mij met te meer ijver tot het schrijven van deze regelen heeft opgewekt. Ik heb het gevoel dat mr. Mooyman openbare lof niet wenscht, maar de club zou in haar eigenwaarde te kort schieten indien ik den naam van dezen „maecenas” zonder meer voorbijging. Mooy en Westendorp, collega’s bij het technisch onderwijs, waren antipoden in levensuiting. Mooy die eenige jaren mijn buurman in de Sumatrastraat is geweest, droeg het Fransche rijmpje in zijn wapenschild dat luidt: „Cet animal est bien méchant, Qüand on 1’attaque il se défend!” Een militante figuur, een strijdersnatuur, waar-, mede toch wel viel op te schieten als men den goeden toon wist te treffen. Als schaakspeler verstond hij de kunst het spel van den tegen-^ P. H. Mooy stander te demoraliseeren door een rigoureus afruilsysteem toe te passen om zoodoende tot een remise-achtig eindspel te komen. Deze methode volgde hij vooral tegen sterkere spelers wier combinatoire wendingen hij vreesde. Van Westendorp daarentegen ging een gemoedelijke hartelijkheid uit die onmiddellijk voor hem innam., Kwinkslagen en grappige situaties vonden gretig voedsel in zijn zonnige natuur en de gulle lach die er dan uit zijn gemoed opwelde, werkte aanstekelijk op de omstanders. Westendorp is den langsten tijd lid gebleven — tot en met 1932, waarna hij zich in het bergland van Poedjon terugtrok. Mooy verhuisde in 1921 naar Djocja en heeft Indië reeds lang verlaten. Mijn oude vriend Weiss—loot van den beroemden Max Weiss — heeft na 1926 bord en stukken „opgelegd” om leiding te gaan geven in sportorganisaties. Jammer! Want Weiss is destijds van de tweede tot de hoofdklasse uitgegroeid, al heeft hij nooit tot de allersterksten van die groep behoord. Misschien is het wel die teleurstelling geweest welke hem van Caïssa heeft vervreemd, ofschoon ik persoonlijk overtuigd ben Weiss nog eens in ons midden terug te zien! Hetzelfde geldt Zeeman, wiens ambitieus en werkzaam leven hem A. J. Westendorp reeds lang in het openbaar van de 64 velden heeft afgehouden, al speelt hij nog gaarne zijn partijtje in den huiselijken kring. En dan Scheurleer. De tragiek van het leven heeft dezen gejaagden maar hulpvaardigen mensch, wiens delicaat gestel en gecompliceerde geestestoestand een zekere onevenwichtigheid teweeg brachten, een ontijdigen dood doen sterven. Zijn gastvrij huis op Kajoon stond steeds open voor schaakvrienden omdat hij zelf een hartstochtelijk liefhebber van het spel was. Bleykmans en de jonge, blozende, forsche W. H. Jagerink van wien men — ter illustratie van zijn lengte — zei dat hij zijn „paitje” in de dakgoot kon plaatsen (Jagerink is helaas aan een gruwelijk ongeluk ten offer gevallen), hebben in Scheurleer’s woning onder de goede zorgen van hun gastheer menig duel gewisseld, maar ook anderen waren er welkom. Zelf vrij goed speler, die zich gaarne in het avontuurlijke stortte, was Scheurleer een der begunstigers onzer club. Hij deed dit zonder ophef doch menige extra prijs werd door hem bekostigd. Op 11 Juni 1919 werd hij plotseling uit ons midden gerukt, slechts 34 jaar oüd. Jan Bleykmans was een vier jaar jongere editie van zijn broeder Dirk, behalve iets gezetter, uiterlijk een getrouwe kopie van dezen. Alleen trad hij met meer vriendelijkheid zijn medemenschen tegemoet waar de senior gereserveerder en minder toeschietelijk scheen. Ten tijde van een simultaan-séance van zijn broer in onze club kwam hij als belangstellende een kijkje nemen en.... werd natuurlijk „gestrikt”. Bleykmans Jr. heeft het bewijs geleverd dat schaakaanleg zich niet uitsluitend in de jeugd behoeft te openbaren. Hij en H. A. Koen, wiens naam men in de wedstrijdtabellen heeft kunnen opmerken, zijn op rijperen leeftijd met het spel begonnen en hebben zich in betrekkelijk korten tijd tot spelers van beteekenis opgewerkt. Koen bijvoorbeeld, heeft na zijn vertrek uit Indië vele jaren tot het eerste tiental van het Bussumsch Schaakgenootschap behoord — was dus van de kracht der hoofdklasse — en J. Bleykmans, die bij zijn toetreding nauwelijks meer dan de elementaire begrippen van het spel beheerschte, J. Bleykmans klom in eiken wedstrijd een sport hooger op de schaakladder. Toen hij in speelsterkte nog toenam en tot onze beste krachten zou gaan behooren, werd hij tot aller diep leedwezen op 41-jarigen leeftijd den 19derf Mei 1920 na een korte ongesteldheid door den dood overvallen. Deze datum is in ’t bijzonder mij een pijnlijk aandenken, omdat ik mij dien dag voor een verlofsreis naar het Oude Land inscheepte. De simultaan-voorstelling waarvan zooeven melding werd gemaakt, had na afloop van den huishoudelijken wedstrijd op 3 Februari ’ 16 plaats. Bleykmans speelde toen tegen 31 tegenstanders onder welke zich 12 eersteklassers bevonden. Na 6 uur arbeid won de simultaanspeler 16 partijen, verloor er 9 en hield 6 partijen remise. Tot de winnaars behoorden Hadji Arsad, Amin, Vos, Weiss, Holtrop, Egter van Wissekerke, Noya en Adler. Remise verkregen Scheurleer, Verbeet, Mooy, Van Marle, Tanzer en Bouwen. Onder de verliezers waren o.m. Egas, dr. Deutman, Manson, Koen en Blits. Deze avond werd tevens een goede propaganda-avond, want wij noteerden kort daarna 97 leden, welk totaal een maand later de honderd passeerde en als maximum 102 is geweest! Het was echter duidelijk dat zoo’n aantal óp den duur onmogelijk gehandhaafd kon blijven omdat dit honderdtal een zeker percentage z.g. „gelegenheidsleden” bevatte dat schaken als „Nebensache” beschouwde terwijl anderen zich tot lid hadden laten „vangen” met het gevoel dat ƒ 1.50 meer of minder op hun maandelijksche begrooting toch niets uitmaakte. Bovendien dreigde een verklaarbare exodus bij het einde van den oorlog. Maar ten slotte waren ook de „commanditaire vennooteri” welkom voor de kaspositie van de club. Zooals zij ook nog heden gewaardeerd worden! Toen de inschrijvingen voor den nieuwen huishoudelijken wedstrijd sloten, bleken er zich niet minder dan 52 deelnemers te hebben aangemeld. Door de ondervinding bij het voorafgegane concours opgedaari, besloot het bestuur de spelers in groepen in te deelen, waarbij de twee hoogstgeplaatsten van elke afdeeling hunner klasse in een afzonderlijke groep om de prijzen zouden kampen. Een verblijdend verschijnsel was tevens de mogelijkheid tot het instellen van een hoofdklasse, tot welke eere-afdeeling krachten als Bleykmans, Safier, Onnen, Hadji Arsad en Mahulete behoorden. Dokter Jacobus Mahulete, de donkere, emotioneele, eenigszins sanguinisch aangelegde gouvernementsarts bij de Pestbestrij- ding met standplaats Malang, was een zeer sterk en geestdriftig schaakspeler. Reeds in November ’15 had hij bij een bezoek aan Soerabaja uit een drietal vrije partijen tegen Onnen 2/2 punt behaald en later in een paar series ernstige partijen te Kediri met Safier een resultaat van 11-5 verkregen, waarmede zijn speelsterkte voldoende belicht was. Op den Bondswedstrijd te Semarang 1917 maakte hij zijn officieel debuut in de hoofdklasse en won er den eersten prijs. In 1918 vertrok hij voor studieredenen naar Nederland, waar hij in den loop van 1922 slachtoffer eener influenza-epidemie werd. J. Mahulete De hierboven genoemde wedstrijd begon in Mei ’16. In groep A der eerste klasse speelden Hadji Amin, Weiss, Scheurleer, dr. Deutman, mr. Mooyman en Mooy. In groep B: Vos, Egas, Holtrop, Koen, Manson en dr. van Breemen. In groep A excelleerden H. Amin met 5 en Weiss met 4 winstpunten, terwijl de strijd in de B-groep een buitengewoon spannend verjoop had, n.1. Vos 3, Egas, Holtrop, Koen en Manson elk 2/2 en dr. van Breemen 2 punten. Om definitief uit te maken wie de tweede plaats voor de winnaarsgroep zou bezetten, speelden de no’s 2-5 nogmaals onderling, waarbij Egas triomfeerde, zoodat de „Siegergruppe” 7 September kon beginnen met de volgende deelnemers: H. Amin, Vos, Weiss en Egas. Het resultaat daarvan veraanschouwelijkt onderstaand tabelletje: Winnaarsgroep le klasse. Deelnemers 1 2 3 4 punten prijzen 1 H. Amin — | 1 0 1 2 I 2 P. Egas 0 — 1 ll/2 H (na loting) 3 C. Vos ....... 1 V. - 0 1 Va III ( „ ) 4 IR. E. Weiss .... j O j 0 1 — 1 || IV Weiss coupeerde zelf de mogelijkheid dat deze groep in een „dead heat” zou kunnen eindigen, door zijn afgebroken partij met Amin niet af te spelen en een reglementair verliespunt te ïncasseeren. Maar in elk geval bleek toch wel dat de deelnemers der eerste klasse weinig in kracht voor elkander onderdeden: Ook in de tweede klasse — drie groepen van 8 deelnemers — ontbrak het niet aan spanning. In groep A was de uitslag: I. Tanzer 5, II. Woelders 4, na beslissingspartij met Gutterswijk die eveneens 4 punten behaalde. In groep B waren de winnaars: Westendorp met 7 en Verboog met 6 punten, terwijl in groep G oorspronkelijk Mulié winnaar was doch wegens langdurige uitstedigheid zijn plaats aan Barten afstond met Teitler als nommer twee. De winnaarsgroep leverde daarop het volgende resultaat: I. Tanzer, II. Barten, III. Westendorp, IV. Teitler, V. Woelders, VI. Verboog. De derde klasse, zooals gewoonlijk bij de „dii minores”, kon reeds binnen enkele weken de winst- en verliesrekening opmaken. J. Bleykmans debuteerde hier met succes en won den eersten prijs (6 uit 7) gevolgd door Koster en De Wildt elk met 5 punten. Ten slotte de eere-afdeeling: de hoofdklasse. Deze mislukte omdat H. Arsad, Mahulete en Onnen zich na het spelen van enkele partijen terugtrokken waardoor deze groep zichzelf liquideerde. Safier had toen 2 uit 2, Bleykmans 2 uit 3 (met een in gewonnen stand afgebroken partij tegen Mahulete), Arsad 0 uit 1 en Onnen 0 uit 2 partijen. Voor Mahulete bleek het te bezwaarlijk,, geregeld eiken Donderdag uit Kediri over te komen. Dit onderling concours had van Mei-November 1916 geduurd. Op 31 Augustus had nog een gongwedstrijd plaats waarvan de winnaars waren: D. Bleykmans, J. Bleykmans en H. Amin. In November 1916 bestond onze club 20 jaar. De herdenking daarvan had echter iets later plaats, vermoedelijk omdat het bestuur te laat tot het besef kwam dat 1916 een jubileumjaar voor de club was. Op de Algemeene Vergadering van 11 Januari 1917 schonken de leden de < destijds op de rentelooze obligatieleening gestorte gelden aan de club. Voorwaar een „beau geste” die van clubliefde getuigde! Het bestuur, hetwelk door vertrek van Vos een vacature telde, werd nu als volgt gekozen: P. Egas voorzitter; M. F. Onnen vice-voorzitter; Ch. Baker secretaris; G. Verbeet penningmeester en P. H; Mooy commissaris. Een door Onnen, Vos en Bleykmans samengesteld jubileumboekje zag het licht, dat onder den titel: „Schaken — Ter herinnering aan het 20-jarig bestaan van de Soerabaiasche Schaakclub”, bij de firma J. M. Chs. Nijland gedrukt, in onze bibliotheek aanwezig is, maar dat jammer genoeg in het partijgedeelte door zetfouten wordt ontsierd (dus: opgepast corrector!). De toenmaals sterkste Bataksche schaakspeler Si Narsar werd uitgenoodigd op onze kosten te Soerabaja eenige partijen met onzen kampioen Bleykmans te spelen, welke ontmoeting in de Kerstvacantie werd gehouden en die door Bleykmans te zijnen gunste werd beslist. De beide partijen vindt men in het jubileumboekje van 1916. Tevens gaf de Batakker nog een tweetal simultaan-séances met het volgend resultaat: 22 December: 15 gewonnen, 6 verloren, 1 remise en 27 December: 8 gewonnen 3 verloren en 3 remise. Totaal dus van 36 partijen 23 gewonnen, 9 verloren en 4 remise. Tusschen de bedrijven door werden in den tijd waarover thans geschreven wordt, veelvuldig consultatiepartijen gespeeld, waaraan vooral die leden deelnamen welke niet in huishoudelijke wedstrijden betrokken waren. Tegenwoordig komen dergelijke krachtmetingen niet meer voor, maar zij verdienen m.i. toch wel aanbeveling als practische oefening voor de zwakkeren. Ook werd een tweetal correspondentiepartijen gespeeld met Magelang, waar destijds dr. Drognat Doeve als leider van het schaakleven troonde. Beide partijen gingen voor de S.S.C. verloren. Een evenement van het jaar 1916 is de eerste telefonische wedstrijd met Batavia geweest, die 10 December plaats vond. Hij is de voorlooper geworden van een steden-competitie SoerabajaSemarang-Batavia, die in 1918 onder de auspiciën van den Ned. Ind. Schaakbond in het leven is geroepen. Deze wedstrijden, waarbij de Dienst der P.T.T. een lijn beschikbaar stelde, moesten voor den Zaterdagavond gereserveerd worden. Om 10 uur werd dan de verbinding tot stand gebracht, zoodat de strijd in hoofdzaak gedurende den nacht woedde. Met het oog op den volgenden Zondag, leverde dit geen overwegende bezwaren op. Deze eerste stedenkamp, zonder tijdsbeperking gespeeld, heeft niet aan de verwachtingen beantwoord. Er was overeengekomen tot 3 uur, eventueel 4 uur ’s morgens te spelen, maar toen dit uur verstreken en er nauwelijks eenige teekening in den stand der partijen gekomen was, speelde men tot 6 uur in den morgen verder. In die 8 uren waren slechts twee partijen tot een beslissing gekomen, n.1. aan de borden 7 en 8, die elk een winstpunt voor respectievelijk Soerabaja en Batavia opleverden. De partijen aan de borden 1, 3, 5, 6, 9 en 10 konden na onderling overleg als remise worden aanvaard, echter over de partij aan het 4de bord liepen de meeningen sterk uiteen: zoowel Soerabaja als Batavia eischte een winstpunt op! Ook de partij aan het 2de bord werd door Batavia voor zich opgeëischt. Mahulete (S’baja) moest n.1. om 5 uur afbreken om den eersten trein naar Kediri te nemen, waarmede Meyer (B’via) geen genoegen wenschte te nemen. Toen de verbinding om 6 uur ’s morgens werd verbroken was er dan ook geen beslissend resultaat verkregen: 1-1 bij 6 remises en 2 partijen ondêr dispuut. In den 7l/2 uur werkelijk verbruikten bedenktijd waren minimum 15, maximum 28 zetten gedaan, waarmede de noodzakelijkheid van tijdcontröle duidelijk naar voren kwam. Op 11 Maart 1917 werden wij vereerd met een bezoek van een zestal spelers uit Kediri, dat zoowaar een „draw” bewerkstelligde (3-3). Aan het eerste bord won Mahulete (Kediri) van Bleykmans. In de „returnmatch” op 29 April te Kediri gespeeld, wonnen de onzen echter met 6-3. Intusschen was op 22 Maart alwéér een nieuwe onderlinge wedstrijd begonnen. Bleykmans die de eenige hoofdklasser was welke ingeschreven had, werd bij de eersteklassers ingedeeld maar moest pion en zet voorgeven. Deze wedstrijd die van Maart-Augustus ’ 17 duurde, had den volgenden uitslag: Eerste klasse: I. D. Bleykmans 10 (uit 12); II. Holtrop 8; III. Baker 8; IV. Scheurleer 7/2; V. Egas l/2 punt. (volgens SonnebornBerger). Tweede klasse: I. Volders; II. J. Bleykmans; III. Walsarie Wolff. Derde klasse: I. Van Lieshout; II. Van Doorn. Op 17 Mei ’17 trokken 18 clubleden naar Malang, waar in de Sociëteit „Concordia" dè ingenieur bij het Stoomwezen Von Pritzelwitz van der Horst een Oost-Java team had gevormd uit spelers van Malang, Kediri, Pasoeroean en Bondowoso, dat van zeer goede qualiteit bleek te zijn. Aan de zes hoogste borden bleef de combinatie ons met 5-1 de baas! Slechts Bleykmans gelukte het aan het eerste bord, na opwindenden strijd, zijn ouden tegenstander Mahulete te kloppen die tot overmaat van ramp aan het slot, in hevigen tijdnood, den inhoud van zijn vulpenhouder over zijn jas uitstortte. Aan de resteerende 12 borden bleef Soerabaja echter met 8-4 in de meerderheid en indien Zeeman zich in een winststand niet op het laatste oogenblik had laten „beschwindeln”, zou de zege ons toch nog toegevallen zijn. Nu werd het een gelijk spel (9-9) dat met een gemeenschappelijke geanimeerde lunch in Hotel „Jansen” werd bezegeld. In de eerste helft van ’17 zaten de uitstapjes in de lucht. Op den tocht naar Malang, volgde 22 Juli een excursie met 21 spelers naar Solo voor een massakamp in de Loge tegen een combinatie uit Midden-Java, die door de onzen met 12y2-9y2 werd gewonnen. De individueele resultaten waren (Soerabaja eerst genoemd): D. Bleykmans-ör. Drognat Doeve Safier-Gouwentak 1-0; Onnen- Smits ,/2-,/2i Egas - Horsman y2~y2\ Weiss - Van Dyck 0-1; Scheurleer-Leurink 1-0; Krijgsman-Swaab 1-0; Koen-Kuyken /2~/2> Zeeman-Elbers 1-0; Volders-Mulder '/k-Mii J- BleykmansThiangel-OjWalsarie Wolff-Jansse y2~y2 ;Westendorp-Linkers 0-1; ' Onnen en Bleykmans (Bondswedstrijd Semarang 1917) Tönjes-Soedian 0-1; Perret-Duurvorst 0-1; Teitler-Sosrosoegondo 1-0; Frank-Somidjo 1-0; Celosse-v.d. Waart van Gulik 0-1; Strengnaerts-Spier 1-0; Berretty-Bertram V2-1/2 en De Wildt-Urban 1-0. 30 Augustus speelden Bleykmans en Onnen in onze club aan 25 borden altërneerend simultaan. Dit was de eerste keer dat een dergelijke wijze van simpltaanspelen in Indië gevolgd werd. Na 4 uur spelen hadden de simultaanspelers 13 partijen gewonnen, 9 verloren en 2 remise gehouden. Tot de nieuwe leden die zich aan het einde van 1917 bij ons aansloten, behoorden o.m. dr. L. J. Brandon en L. G. Eggink. De rijzige en imponeerende gestalte van dr. Brandon, den gebaarden medicus uit Bangil, vertoonde in haar verschijning veel overeenkomst met wijlen den Koning der Belgen, Leopold II. Maar dan ook alleen in voorkomen, zonder god Amor te dienen op de wijze zooals de historie ons van dezen monarch verhaalt. Op kritieke oogenblikken placht hij zijn patriarchalen baard te liefkoozen, zoodat zijn stukken gevaar liepen van het bord te worden geveegd! En Eggink.... Welke Indische schaker kent Eggink niet en welke Indische schaker heeft het nooit met hem aan den stok gehad? Ik geloof niet dat er nu nog velen zullen zijn die hem gekend hebben overeenkomstig het hierbij afgedrukte conterfeitsel anno 1910, toen hij pas aan het begin stond van zijn pers- en propagandacampagne voor het schaak in Indië. Men zou in dezen slanken gesoigncerden jongeman moeilijk meer den breedgeschouderden corpulcnten ex-„Führer” uit de Indische schaakgemeenschap herkennen! L. G. Eggink Eggink is, door de vele overplaatsingen aan zijn ambt bij het onderwijs verbonden, slechts korten tijd lid onzer vereeniging geweest, n.1. toen hij te Bangil geplaatst was. Tijdens het congres van den Ned. Ind. Schaakbond te Semarang ’ 17, had Soerabaja reeds den wensch te kennen gegeven, den volgenden grooten Bondswedstrijd van 1918 gaarne in deze stad te willen entameeren. Inderdaad bloeide het schaakleven hier als nooit te voren, zoodat vanzelf sprekend de S.S.C. als gastvrouwe de meeste aanspraken op dit jaarlijksch schaakfestijn kon doen gelden, Afscheidsmaaltijd in het Simpang Restaurant, Bondswedstrijd Paschen 1918 Dp de Algemeene Vergadering onzer club van 10 Februari ’18 hadden de leden voor een bedrag van ca. ƒ 600.— ingeteekend, ter voorziening in de extra kosten van aankoop van prijzen, zaalhuur ;n de aanbieding van een diner, waardoor spoedig alles in kannen 2n kruiken was om den deelnemers met de Paaschdagen een goede mtvangst te bereiden. Toen de groote dag was aangebroken bleek, Jat zich 49 deelnemers voor den strijd hadden gemeld, onder welke dch 20 clubleden bevonden. Eigenlijk viel het plaatselijk contingent vel tegen, maar wellicht lokten de berghötels in dien tijd van den ,gaven gulden” sterker dan tegenwoordig. In dezen Paaschwed>trijd, die op 29, 30 en 31 Maart in ons clublokaal is gehouden, verden niet minder dan acht prijzen door onze clubleden gewonnen: Bleykmans Sr. werd eerste in de hoofdklasse, Eggink derde in de isp.-hoofdklasse, Bleykmans Jr. eerste in de eerste klasse, dellendoorn eerste in de tweede klasse en Rijckmans eerste in de Jerde klasse. Ook de clubwisselbeker (wat is er van dit kleinood geworden?) kwam voor de eerste maal in het bezit van de S.S.C.: soerabaja (Bleykmans-Eggink-Egas) behaalde 2012/3%, Semarang (Meyer-Kuyken-Krijgsman) 191% en Bandoeng (Van der Vecht■teiff-Walraven) 140%. Vooral Hellendoorn was opgetogen van /reugde over het winnen van den eersten prijs in zijn klasse! 3ij het afscheidsdiner is het toen „heet” toegegaan, na afloop vaarvan een consultatiepartij op de gróote tegels van het terras van iet Simpang Restaurant de nachtelijke apotheose vormde. donder ook maar in ’t minst aan de eer van onze dooden te kort te loen, zou ik u Hellendoorn niet beter kunnen voorstellen dan te neggen: kleedt een op jaren gekomen, corpulenten zeeleeuw in een ,djas-toetoep”, bindt hem een zware gouden horlogeketting over dn buik, steekt hem een paar brillante ringen lan de vinnen en ge hebt Johan Willem Helendoorn in caricatuur! De oude Hellendoorn verdeelde zijn geestelijk bezit tusschen bonhomnie en zelfvoldaanheid. Zijn gemoedelijke latuur ontsproot aan een warmkloppend hart en :en milde hand, terwijl zijn zelfingenomenheid :ich uitte in een spraakzaamheid die zich vooril bij feestelijke gelegenheden manifesteerde. [. W. Hellendoorn Enkelen namen hem niet altijd „au sérieux” en dit voelende, had Hellendoorn dan ook sterk zijn sympathieën en antipathieën. Man van ruime middelen, kon men steeds staat op hem maken wanneer de financiën van de club geschraagd moesten worden en omdat hij ten slotte door zijn persoonlijkheid en clubliefde een soort „pièce de milieu” vormde, was een clubavond zonder Hellendoorn als een preekstoel zonder predikant. Als regel was Hellendoorn het eerst present op de clubavonden. Hij had zich een vaste plaats gekozen — ongeveer in het midden aan de muurzijde tusschen twee geopende vensters in, — zette de stukken op het bord en wachtte dan geduldig de komst van den volgenden bezoeker af om met dezen een vrij partijtje te maken. En als het hem dan eens gelukte van een sterkeren tegenstander te winnen, was hij den koning te rijk! Hellendoorn is van 1915-1923 lid geweest. Toen hij als ambteloos burger het koele rustige Batoe boven Soerabaja verkoos, kwam hij toch vrij geregeld eiken Maandag of Donderdag naar „beneden”, hetzij te Malang of te Soerabaja, om zijn schaakavond niet te missen. In Februari ’23 vertrok hij naar Nederland en vestigde zich metterwoon te Bussum. Zijn gestel was blijkbaar te lang aan het tropisch klimaat gewend geweest, dat hij de grillige moederlandsche luchten niet meer kon verdragen. Twee en een half jaar later is hij, in October 1926, op 61-jarigen leeftijd gestorven. Gedurende 1918 kwamen verder nog twee huishoudelijke wedstrijden tot een beslissing. De eerste —.met 34 deelnemers -— ving aan op 28 April en werd in vier klassen verspeeld. Eenige nieuwelingen lieten daarbij hun licht aan den Soerabajaschen schaakhemel opgaan. Begin Juli kwam het slot van dit concours. Ten einde Bleykmans Sr. van het twijfelachtig genoegen om steeds partijen met voorgift te moeten spelen, te ontheffen, had men een hoofdklasse van vier spelers geformeerd, die een dubbele ronde uitvochten. Bleykmans verloor een partij van Smale, maar won toch met 5 punten den eersten prijs. Smale werd no. 2 met 4 punten. Stone en dr. Brandon waren de overige participanten. In de eerste klasse A bevestigde J. Bleykmans zijn succes in den Bondswedstrijd, door met 3y2 punt uit 5 partijen beslag op den eersten prijs te leggen. No. 2 werd Van Woerden met 3 punten. Tanzer, Verbeet en Walsarie Wolff scoorden elk 2/2 punt, zoodat deze groep uit vrij homogene krachten bleek te bestaan. De eerste klasse B resulteerde in een zege van Smabers met 4 ptn (uit 5) met Egas als tweede (3 ptn), na beslissingspartij met Weiss. De winnaars in de overige groepen waren: tweede klasse A: I. Coomans 2 (uit 3), na „Stichpartie” met II. Jonkers; tweede klasse B: I. Westendorp 4 (uit 4). Dat Westendorp eigenlijk te sterk voor deze groep speelde, bleek uit een tweekamp die hij kort daarna met J. Bleykmans uitvocht en waarvan het resultaat 4-4 werd. Derde klasse A: I. Van den Bosch 3J4 (uit 4), II. Lecluse 2/2 pnt; derde klasse B: I. Bloemsma 2 (uit 3), II. Van der Hout, eveneens 2 punten. Mijn verhaal begint eentonig te worden lezer, maar 1 Augustus ’18 begon alweer een onderling concours. Een maand te voren had de secretaris door tusschenkomst van Onnen het eerste vrouwelijke lid mogen noteeren in de persoon van mej. Eenhoorn, die, aan het middelbaar onderwijs verbonden, zich voor de derde klasse van den nieuwen wedstrijd opgaf. Mej. Eenhoorn, helaas niet lang na haar :oetreding overleden, is tot heden de eerste en laatste vrouwelijke discipel van Caïssa in onze club geweest. Wel is waar vond ik in ïen aap de tijdstormen ontworsteld ledenboek nog de namen van mevr. Krijgsman, mej. E. Lankamp, M. Labar, E. Moll en De Stuers, ;chter deze zijn als donatrices te beschouwen. Onwillekeurig komt mij hier een berijmde philosofische ontboezeming van „Charivarius” n de gedachte: „In dicht, muziek, tooneei, sculptuur of schilderkunst, Verleende nooit één Muze aan de vrouw haar gunst; Van welken kant men ook het werk der vrouw bezie, Nooit vindt men maar een sprank van goddelijk genie.” Vlet welk citaat overigens niets persoonlijks bedoeld is! ntusschen hadden zich de gebruikelijke mutaties in ons ledental voorgedaan. Naast het vertrek van Van Marle, Holtrop, Moh. Arsad, dadji Amin e.a., stonden aanwinsten in de personen van W. A. Stone, een Engelschman van respectabele speelsterkte, Anton 3. Smale, A. W. Smabers en H. C. D. de Bock. smale was een sympathieke, jonge kracht met stijl en geest in djn spel, die nog heel wat voor de toekomst beloofde en die in ien voorafgeganen wedstrijd een zeer behoorlijk debuut had gemaakt. Het was dan ook diep tragisch dat dit jonge leven, dat nch nog geen vol jaar in dit land had gevestigd en in den handel :en toekomst hoopte te vinden, aan zijn vele vrienden en club- ^enooten werd ontnomen door de in dat jaar gevaarlijk optredende Spaansche griep, die hem in den nacht van 9 op 10 November ’ 18 na een kort ziekbed op slechts 26-jarigen leeftijd ten grave sleepte. Smabers, de jeugdige grijsaard of zoo men wil: de grijze jongeling, die tegenwoordig in de Residentie den band met Indische schaakspelers in de door hem opgerichte schaakclub „Tjatoer” onderhoudt (onze oud-leden Th. F. H. Zurhake, P. Buriks en B. I. Kloosterman zijn of waren lid dezer club), heeft zich later ook tot sterk speler ontwikkeld, terwijl De Bock toen nog tot de aankomende tweede klassers behoorde. De hiernevens gereproduceerde beeltenis van dezen gezelligen, dikbuikigen en goedlachschen schaakvriend dateert uit den tijd van zijn aansluiting bij de S.S.C. De Bock is een van de weinige Indische jongelui die •— „nourri dans Ie sérail” — zich tot de hoofdklasse heeft opgewerkt. Hij kan er zich op beroemen de eenige hier geboren schaakspeler te zijn, die een match met een meester van internationale reputatie (Kostic) heeft gespeeld. De Bock is een groot liefhebber van het schaak. Zijn geïsoleerde positie in het cultuurleven van Midden-Java verhindert hem geregeld te oefenen met gelijkwaardige krachten, maar op een Bondswedstrijd behoort De Bock tot de trouwe comparanten. Dat De Bock een ijverig clublid is geweest, bewijst het feit dat hij winnaar werd van een verguld zilveren medaille, uitgeloofd door het bestuur voor dengene die in het tijdvak 1919-’20 de meeste (genoteerde) partijen zou hebben gespeeld. In het laatste kwartaal van 1918 begon de telefonische stedencompetitie, die met een wedstrijd tegen Semarang werd geopend. Door de ondervinding geleerd, speelde men ditmaal mét tijdcontröle, waardoor een belangrijk vlotter verloop werd bewerkstelligd. De uitslag was 5-3 te onzen gunste met twee afgebroken partijen die ten minste één winstpunt zouden opleveren. Ofschoon deze partijen nimmer gearbitreerd zijn geworden, kon er dus toch van een Soerabajasche zege gesproken worden, die als, volgt werd verkregen (Soerabaja eerst genoemd): D. Bleykmans-Smits Y2-l/2> Smale-Kuyken (arbitrage); Stone-Anema Z2-}/2\ J- BleykmansHorsman i/2-i/2; Weiss-Back y2-V2; Westendorp-Mulder (arbitrage) ; Manson-Ten Cate y2-/2; Volders-Fanoy 1-0; mr. Mooyman- Fransimon Tanzer-Van Eggelen 1-0. Hellendoorn, die ’s avonds uit Batoe arriveerde, onthaalde de spelers op versche aardbeien, een tractatie die zeer op prijs werd gesteld. Hellendoorn had trouwens meer van zulke attenties. Bij eiken Bondswedstrijd bijvoorbeeld, kon men een groot bloemstuk van Hellendoorn bewonderen! Op 7 December zou de zware strijd tegen de ernstigste rivale Batavia gespeeld worden. Ons speellokaal was dien avond niet beschikbaar, weshalve men zich in de spiegelzaal van het oude Restaurant „Hellendoorn” op Pasar Besar vereenigde voor dit nachtelijk duel. Een duel is het wel is waar geworden, maar geen duel op de 64 velden. Toen om 10 uur de verbinding tot stand was gekomen en de namen der deelnemers werden afgeroepen, declareerde Batavia aan het derde bord H. Meyer tegenover dokter Aulia voor Soerabaja. Meyer was juist van Semarang naar Batavia overgeplaatst doch had te voren met Semarang tegen Batavia gespeeld. Soerabaja nu maakte bezwaar tegen het medespelen van Meyer en verlangde dat Batavia hem zou uitschakelen en doen vervangen door een anderen speler. Batavia weigerde dit, stelde voor Meyer te handhaven, desnoods onder protest van Soerabaja, maar den wedstrijd te laten doorgaan en het Bondsbestuur de beslissing te laten over de al of niet geldigheid van het betwiste derde bord. Na eenig vruchteloos over en weer praten werd Mooy, die de telefoon bediende, bondig en stelde een „conditio sine qua non”: Meyer loslaten of niet spelen! En toen Batavia daartegenover een „non possumus!” liet hooren, werd de verbinding verbroken en ging men onverrichter zake huiswaarts. Over deze onverkwikkelijke historie, die helaas volledigheidshalve aan de vergetelheid moet worden ontrukt, is scherpe critiek en hevige „deining” ontstaan; ze heeft zelfs tot onaangename correspondentie met het Bondsbestuur geleid, dat daarin aanleiding vond zich bij de periodieke verkiezingen niet meer beschikbaar te stellen. Gelukkig dat deze storm niet al te lang heeft gewoed: H. Meyer, die verleden jaar naar Europa vertrok, is later een welkome gast in ons midden geweest als hij zich voor zaken te Soerabaja ophield en de verstandhouding met de Bataviasche schaakbroeders is zoo goed als men zich maar denken kan! Maar de telefonische stedenwedstrijden waren met dit incident meteen ter aarde besteld.... In October waren, door tusschenkomst van het lid C. van Noort, 15 leerlingen der H.B.S. en Mulo-school toegetreden als juniores, die een contributie van 50 cent verschuldigd waren. Met deze juniores telde onze club aan het einde van 1918 nog altijd het flinke totaal van 96 leden! Baker was tusschentijds als secretaris afgetreden. Zijn functie werd toen door commissaris Mooy overgenomen, terwijl in de daardoor ontstane vacature, dr. Deutman voor het eerst zitting in het bestuur nam. Dit was dus als volgt samengesteld: P. Egas, voorzitter; M. F. Onnen vice-voorzitter; P. H. Mooy secretaris; G. Verbeet penningmeester en dr. A. Deutman commissaris. Op de Algemeene Vergadering van 16 Januari ’19 werd dit bestuur bij acclamatie in deze samenstelling bevestigd, terwijl tevens besloten werd de consequentie van de frictie met het Bondsbestuur te aanvaarden door de leiding van den Ned. Ind. Schaakbond zelf in handen te nemen. De daartoe aangewezen candidaten: M. F. Onnen, P. H. Mooy en D. Bleykmans werden dan ook resp. als voorzitter, secretaris en penningmeester door de Bondsvergadering van 17 April 1919 te Batavia als zoodanig geïnstalleerd. Een maand later trad ook de hoofdredacteur van het „Tijdschrift”, dr. M. F. Drognat Doeve af, in wiens plaats steller dezer de leiding van het Bondsorgaan op zich nam. Soerabaja had dus voor een jaar de verzorging der Bondsbelangen in handen. Terzelfder tijd, tijdens den grooten Bondswedstrijd te Batavia waaraan 7 onzer clubleden deelnamen (wie kan zich thans nog de luxe van een dergelijk uitstapje veroorloven?), werd de clubwisselbeker voor de tweede achtereenvolgende maal door de S.S.C. gewonnen. Het daarvoor aangewezen vertegenwoordigend driètal: D. Bleykmans-WeissWestendorp verkreeg n.1. 255%, op den voet gevolgd door Batavia (dr. Drognat Doeve-Knoch-Kleinhoonte) met 240%. Vervolgens de S.T.O.V.I.A.(2081/3), Bandoeng(1462/3) en Weltevreden(955/6). De huishoudelijke wedstrijd welke 1 Augustus 1918 was aangevangen (zie blz. 51) werd in Februari 1919 beëindigd. Voor de gecombineerde hoofd-eerste klasse waren aanvankelijk 20 deelnemers ingeschreven. Men had dus tijdelijk met het groepensysteem gebroken en opnieuw een proef genomen met één groote afdeeling, in het vertrouwen op de geregelde opkomst der deelnemende spelers. Ongetwijfeld kan hiermede een juister beeld van de onderlinge speelsterkte worden verkregen dan bij groepsindeeling, echter uit hoofde van de vele mutaties, ziekte en de onmogelijkheid de wedstrijdbepalingen streng door te voeren, moet aan een concours in kleinere groepen toch de voorkeur worden gegeven. De uitkomst was dan ook wederom teleurstellend, want successievelijk vertrokken of traden uit: Van Woerden, Walsarie Wolff, Safier, Van Eek, Smale (f), Wasterval en Stone, zoodat ten slotte slechts 13 spelers deze afdeeling tot een goed einde brachten. Egas werd in Januari ernstig ziek en kon zijn laatste partij met Onnen niet afspelen waardoor men dezen, aan de hand van de wedstrijdsbepalingen, een gratis winstpunt moest toekennen, hetgeen in tweeërlei opzicht jammer was omdat Egas anders nog kans op den tweeden prijs zou hebben gehad maar nu zelfs buiten de prijswinnaarsgroep viel. De partij Westendorp-Mooy ten slotte, is niet gespeeld. Het resultaat van de hoofdgroep wordt in onderstaande tabel veraanschouwelijkt: Hoofd-eerste klasse (12 ronden) Deelnemers II 1 2 3 41 5 6 7 8 9 10 11 12 13 To*aal | prijs pin | 1 D. Bleykmans ...*11111111111112 I 2 J. Blevkmans ... o — >/s 1 1 1 1 1 Va Vs 0 1 0 71/2 II — III 3 R. E. Weiss .... 0 1/2 — % V» 1 1 1 -V* O 1 1 ll{ 7Vï II - III 4 A. W. Smabers. . . 0 0 V» — 0 1 1 1 1 Vi 0 1 1 7 IV 5 P. Egas 0 0 i/a 1 - O ) 0 1 1 1/2 1 1 7 6 M. F. Onnen .... 0 0001— 0 1 V2 3 111 &I2 7 Q. Verbeet .... 0. O 0 0 0 1 — 1 0 1 1 i/2 1 5>/2 8 Mr. J. P. Mooyman . 0 0 0 0 1 0 0 — 1 .1/2 1 V2 1 5 9 N. J. Volders ... 0 1/2 lh 0 0 1/2 1 0 — V2 1 1 0 5 10 A. J. Westendorp . . 0 i/-> 1 V2 0 0 0 ifo V2 — 1 ? 1 5* 11 H. A. Koen .... 0 1 0 l 1/2 O 0 0 0 0 - O l 3V2 12 P. H. Mooy .... 0' 0 0 0 0 0 V2 Vi 0 ? 1 — 1 3* 13 Dr. A. Deutman .. 0 1 V2 0 0 0 0 01 1 0 0 0 — I 2V2 (vet gedrukte cijfers = reglementair). D. Bleykmans won met een record puntental den eersten prijs. Zijn tegenstanders ervoeren, dat het met groote heeren kwaad kersen eten is, ook al kregen zij een kleine materieele voorgift. Toch kroop de kampioen een paar keeren door het oog van den naald, o.a. in zijn partijen met Smabers en Westendorp. Die tegen Westendorp redde hij door een psychologische manoeuvre: op het kritieke momerit liet hij namelijk—na een gefingeerde aarzeling—een zijner stukken „zwaar geschut” met zoo’n kracht op het bord neerkomen dat Westendorp, als gehypnotiseerd door zooveel overtuigingskracht, een zelfmat componeerde! Maar afgescheiden van incidenteele voorvallen was het besef, tegen Bleykmans te spelen, voor de meesten al ruim voldoende om van meet af aan moreel de mindere te zijn. Den tweeden en derden prijs deelden J. Bleykmans en Weiss, nadat een beslissingspartij in remise was geëindigd, terwijl Smabers den vierden verkreeg. Het resultaat van Onnen was teleurstellend, maar Onnen zoowel als Satier (die zich teruggetrokken had), waren in dien tijd „overschaakt” door de vele nachtelijke krachtmetingen die zij ook op andere dan clubavonden onderling arrangeerden. Koen stond op vertrek naar Patria en liet enkele malen verstek gaan, vandaar dat hij een paar reglementaire nullen incasseerde, terwijl Verbeet’s spel in de tweede helft van den wedstrijd een opbloei beleefde. Tot de 6de partij boekte hij door slap spel, ontsierd met „bévues”, de eene nul op de andere, totdat zijn huisgezin met een nieuwen telg werd verblijd, welk heugelijk feit hij als zóó’n goed voorteeken opvatte, dat hij opeens als met heilig vuur werd bezield en uit de laatste 7 partijen 5l/2 winstpunt wist te slaan! Men heeft zich destijds wel eens afgevraagd, wat er gebeurd zou zijn indien de kleine wereldburger op 1 Augustus het levenslicht had aanschouwd!? Bij dit concours werd met de gewoonte gebroken, kunstvoorwerpen als prijs uit te reiken in verband met het bezwaar, dat kunstvoorwerpen niet altijd in den smaak van de rechthebbenden vallen. In plaats daarvan werden geldprijzen overhandigd met de stilzwijgende conditie dat de betrokken personen daarvoor zelf iets zouden koopen dat hun nuttig en aangenaam was. In de gecombineerde tweede-derde klasse die met 13 spelers begon en met 10 eindigde, was de uitslag: I. Kerkhoff l/2 (uit 9), II. Gutterswijk 6, III. Van Leeuwen 5/2, na beslissingspartij met Coomans. In beide afdeelingen gaven de hooger gegradueerden aan de overige deelnemers pion en zet voor. Dokter Aulia, gouvernementsarts en hoofdklasse-speler, die in November ’ 18 van Batavia naar de C.B.Z. (destijds Stadsverband geheeten) werd gedirigeerd en voor het eerst in den mislukten telefonischen wedstrijd tegen Batavia aan ons derde bord was opgesteld, begon in Maart ’ 19 een match van vijf partijen met D. Bleykmans. Nadat de eerste partij remise was geworden, moest de tweede in voor Bleykmans gunstigen stand worden onderbroken omdat Aulia intusschen alweer naar Medan werd overgeplaatst. Een korte vreugde en een zwaar verlies voor de club, omdat Aulia tot een der sterkste inhèemsche schaakspelers behoorde. In den loop van 1919 kwam daarop een nieuw huishoudelijk concours tot stand, gespeeld in drie klassen. Bleykmans Sr. nam daarvan de leiding op zich om Verbeet eens te ontlasten van de beslommeringen die zoo’n wedstrijd voor den leider — vooral als deze zelf tot de participanten behoort — met zich brengt. In de asp.-hoofdklasse met 6 deelnemers die een dubbele ronde speelden, was de uitslag: 1ste prijs dr. Brandon 8)4 (uit 10), 2de prijs Weiss 6)4 punt. Een extra prijs voor het beste resultaat tegen de prijswinnaars verwierf Smabers. De eerste klasse (8 deelnemers) eindigde met den uitslag: I. De Bock 6 (uit 7), II. Verbeet 5 en III. Egter van Wissekerke 4 punten. Walsarie Wolff kreeg den prijs voor het beste resultaat tegen de prijswinnaars. In de tweede klasse werd Van den Bosch no. 1 met 4/2 (uit 6); no. 2 ir. Tönjes met 4 punten, na beslissingspartij met Prins. Op 2 October ’19 werden de prijzen uitgereikt tijdens de pauze van een simultaan-séance die Bleykmans Sr. dien avond aan 26 borden gaf. Behalve een reusachtig bloemstuk van Hellendoorn uit diens eigen tuin van Batoe medegebracht, bood ir. C. J. Tönjes den kampioen een aandenken aan in den vorm van een pressepapier: een massief koperen Koning. Vermoedelijk uit zijn evenwicht gebracht door de onverwachte huldebetuigingen, speelde de simultaanspeler dien avond beneden zijn kracht. Hij won 14 partijen, verloor er 10 en hield er 2 onbeslist. In November T9 ging Onnen met buitenlandsch verlof: het zou een afscheid voor altijd worden.... Mahulete was reeds eerder vertrokken en aan Safier voltrok zich een psychische depressie die hem meer en meer van het practische schaak vervreemdde en de clubavonden deed mijden. Dies bleef Bleykmans als eenzame heros op den Soerabajaschen Schaakolympus over. Toch was de positie van de club quantitatief nog zeer krachtig. Zulks bleek tijdens de Algemeene Vergadering van 22 Januari 1920, toen het jaarverslag mocht getuigen van een ledental per ultimo 1919 van 89. Alleen het aantal juniores was met 10 verminderd en bedroeg derhalve nog slechts een viertal. Het bestuur hetwelk door Onnen’s vertrek een vacature telde, werd nu als volgt gekozen: P. Egas voorzitter, ir. C. J. Tönjes vicevoorzitter, G. Verbeet secretaris-penningmeester, dr. A. Deutinan en P. H. Mooy commissarissen. Het ambt van secretaris kon blijkbaar niemand bekoren, zoodat Verbeet maar weer de dubbele functie van scriba en kanselier van de schatkist op zich nam, een verantwoordelijkheid welke hij vóór 1915 ook al gedragen had. Verbeet heeft trouwens altijd een „breeden rug” gehad als er v/erk moest worden verzet; niets was hem te veel! Over het jaar 1919 valt ten slotte nog aan te teekenen, dat 20 November een huishoudelijke wedstrijd in 4 klassen begon, n.1. met 7 deelnemers in de asp.-hoofd-, 10 in de eerste, 5 in de tweede en 10 in de derde klasse. In deze laatste afdeeling speelden 4 juniores mede. Helaas zijn over het verloop van dit concours geen gegevens meer te vinden. Bij navraag hier en elders, is alleen komen vast te staan dat J. Bleykmans den eersten prijs in de asp.-hoofdklasse won en De Bock als overwinnaar (met honderd procent!) in de eerste klasse eindigde. Een H. B. Scholier, met name J. Potter, zegevierde in de derde klasse, echter de winnaar der tweede klasse kan aan het nageslacht niet meer worden voorgesteld. Hij zal de geheimzinnige onbekende blijven. Langzamerhand begonnen zich de symptomen van den gevreesden „uittocht” te vertoonen, want bij het geleidelijk herstel van het wereldverkeer maakten velen zich op voor een buitenlandsch verlof en zoo daalde ons ledental zienderoogen tot het aantal van het eerste oorlogsjaar. De juniores-afdeeling verliep geheel en al en is nimmer meer tot het leven teruggeroepen. Successievelijk vertrokken of bedankten Stone, Kerkhoff, Manson, Mulié, Teitler, Volders, De Wildt, De Bock, Smabers, mr. Mooyman en Mooy, terwijl voorzitter Egas in Augustus ’20 voor een jaar de koelere luchtstreken opzocht. Echter, alvorens de „aftakeling” grootere afmetingen had aangenomen, wisten onze vertegenwoordigers op den Bondswedstrijd van 2, 3 en 4 April ’20 te Bandoeng den clubwisselbeker voor de derde achtereenvolgende keer te winnen en deze trophée dus definitief in bezit te nemen. De Bondsleiding bleef bovendien bij Soerabaja berusten, met dien verstande, dat dr. Deutman het presidium en N. Binnendijk het secretariaat op zich zouden nemen ter vervanging van Onnen en Mooy. Met het oog op het 25-jarig bestaan onzer club in 1921, werd tevens bepaald dat de volgende groote Bondswedstrijd met Paschen van dat jaar opnieuw te Soerabaja zou worden gehouden. En nu ben ik in een periode aangeland waarvan al zeer weinig is opgeteekend in het „Tijdschrift” — mijn eenige vraagbaak. Ik zelf was in Mei ’20 naar Europa vertrokken en kwam eerst in Augustus ’21 ter plaatse terug. Ik kan dus ook geen mededeelingen doen die in mijn geheugen zijn achtergebleven, zoodat mij de stereotiepe uitdrukking van wijlen Onnen in gedachte komt die luidde: „hier stond de spreker stil en vroeg aan zijn geweten, of het niet beter was om biefstuk te gaan eten.... Tot beter begrip van de redenen waarom het Bondsorgaan in die dagen zoo weinig locaal nieuws vermeldde, kan worden aangevoerd dat I. J. Milborn (met wien ik later zoo aangenaam en vruchtbaar heb mogen samenwerken) zonder mederedacteuren het „Tijdschrift” practisch geheel alleen moest vullen. Bovendien was het internationaal schaakleven in herstel en stond de match om het wereldkampioenschap tusschen Lasker en Capablanca in het brandpunt der belangstelling, waardoor de buitenlandsche rubriek alle beschikbare ruimte opeischte. Ik ga het jaar 1920 dus verder stilzwijgend voorbij en breng u in het Oranje Hotel — Paschen 1921 — alwaar de groote Bondswedstrijd onder leiding van Milborn zou worden gehouden. Op de ddo. 24 Maart gehouden Bondsvergadering liet het zich reeds aanzien dat de wedstrijd een mislukking zou worden, althans niet zou beantwoorden aan de verwachtingen. Het aantal inschrijvingen was zeer gering — slechts 25 — en hoewel men de hoop koesterde dat zich den volgenden morgen bij de loting nog eenige deelnemers zouden melden, was toch reeds met vrij groote zekerheid aan te nemen dat de „clou” van elk congres -— de strijd in de hoofdklasse — zou ontbreken. Ingeschreven daarvodr had alleen de S.T.O.V.I.A.speler Engelen, de tegenwoordige specialist dr. J. C. Engelen, doch deze was niet verschenen, terwijl Bleykmans zich niet „fit” gevoelde. In vergelijking met de jaren 1918, 1919 en 1920 toen resp. 48, 54 en 54 schaakliefhebbers de degens kruisten, kon inderdaad van een sterken achteruitgang sprake zijn en dan nog wel zonder hoofdklasse: een beschamend feit dat zich in latere jaren gelukkig niet meer herhaald heeft. Waar de laatste ronde reeds vroeg was beëindigd, speelde Milborn simultaan tegen een tiental deelnemers uit alle klassen, met het resultaat: 6 gewonnen, 3 remise en 1 verloren (De Bock). Na afloop van het diner moest Milborn op algemeen verzoek nogmaals met een aantal tegenstanders tegelijkertijd in het strijdperk treden. Van de 17 partijen, die slechts 1% uur vorderen en die om even 1 uur ’s nachts waren beëindigd, won de simultaanspeler er 10, verloor er 5 en hield er 2 remise. Van bepaalde feestelijkheden bij ons vijfde lustrum is verder niets gekomen. De Bondswedstrijd had aan prijzen en maaltijd een flinke aderlating van de kas gevergd, zoodat beperking geboden was terwijl ook de stuwende kracht van hen die vertrokken waren, moest worden ontbeerd. In verband met het voorgenomen verlof van Egas, kwam er een wijziging in de bestuursformatie. De jaarvergadering van 27 Januari ’21 benoemde ir. Tönjes tot tijdelijk voorzitter, dr. Deutman tot vice-voorzitter, terwijl Th. F. H. Zurhake als commissaris aan het bestuur werd toegevoegd. Verbeet bleef in zijn dubbele functie gehandhaafd. Doordien Mulié einde 1920 als directeur van het Simpang Restaurant was afgetreden en zijn opvolger grootere financieele offers van de club verlangde, verhuisden wij naar de bovenzaal van het Oranje Hotel. Men heeft het daar niet lang gemaakt. Spoedig werd de vorige lokaliteit weer betrokken, maar van deze tusschenperiode heb ik geen persoonlijke ervaringen. Ik kan dan ook niet beter doen dan citeeren wat Ritman mij geschreven heeft over zijn herinneringen uit dien tijd: „Toen ik lid werd van de S.S.C. — dat was dus Mei of Juni 1921 — speelden we in de bovenzaal van het Oranje Hotel. Gezellig was het niet. Nogal „unheimisch”. Misschien ben ik een beetje te somber, wat dan geweten zal moeten worden aan het feit dat ik stelselmatig elke partij die ik speelde verloor, hetgeen ik met meer fantasie dan goed humeur weet aan de muskieten, zoodat het al spoedig een gangbare mop werd om te vragen, of ik soms wéér gebeten was. Dit wat de Oranje-Hötel-periode betreft. Ook al ben ik een beetje te zuur in mijn beschrijving, gezellig was het er zeker niet; ge kent zelf die ruimte boven wel en die leent zich niet goed voor een schaakclub. Daarna verhuisden we naar de bovenzaal van het toenmalig Simpang Restaurant tegenover de Club waar later, als ik het wel heb, andere haantjes kraaiden (om van de hennetjes te zwijgen). Dat was-een pracht van een schaaklokaliteit, al was het er wel eens een beetje rumoerig. Centraal gelegen, goed verlicht en geventileerd — je kreeg daar voor je genoegen op je kop! Wanneer we opnieuw verhuisd zijn weet ik niet meer. Ik ben trouwens nooit een „goed lid” geweest omdat ik minstens 6 maanden van het jaar weg was. Het schaakleven bloeide en er was een recht aangename stemming — dat herinner ik me in ieder geval wel. Ik verhuisde definitief eind 1924 of begin ’25 naar Weltevreden en daarmee houden mijn Soerabajasche herinneringen dus vanzelf op. Maar ik heb de aangenaamste gedachten aan Soerabaja: ik heb nadien niet meer geregeld gespeeld in een club, maar herinner me bovendien niet, ooit ergens zulk een aardige sfeer te hebben aangetroffen als toen in Soerabaja — een sterke club bovendien, met Bleykmans als onaantastbaren primus. Er was veel aanloop: Meyer kwam nog al eens over en ook anderen lieten zich zien. Ofschoon ik nooit begrepen heb hoe het mogelijk is van 8 tot 6 te werken en dan van 7 tot 2 te schaken, heb ik dit kunststuk nochtans zelf bij meer dan een gelegenheid verricht. „The morning after the night before....”, daar denk ik maar liever niet meer aan. Ik vrees dat ik wel eens een beetje soezerig geweest ben na zulk een overigens nogal platonisch, ja haast ascetisch festijn met hoogstens een biertje....” Aldus Ritman. Het doet altijd prettig aan, wanneer oud-leden zich zoo waardeerend uitlaten over den tijd in ons midden doorgebracht. Ritman noemt 1921 en volgende jaren reeds een bloeitijdperk. Wat zou hij geschreven hebben indien hij de episode 1915-1919 beleefd had!? J. H. Ritman, de beweeglijke, gevatte en bekwame journalist — hoofdredacteur van het „Bataviaasch Nieuwsblad” — is de personificatie van den intellectueelen, zwierigen Hagenaar. Begin 1924 kwam ik met hem in persoonlijk contact ten tijde van zijn werkzaamheden aan het Suikersyndicaat alhier. Hij had namelijk in Mei 1922 de redactioneele leiding van het „Tijdschrift van den Ned. Ind. Schaakbond” op zich genomen, zoodat ik hem voor aangelegenheden, dit orgaan betreffende, een enkelen keer op het Syndicaat be¬ zocht. Een pittig, donker kneveltje sierde toen zijn bovenlip en in den loop van het gesprek viel er meermalen een Hitleriaansche lok op zijn voorhoofd. De tegenwoordige uilenbril behoorde nog tot de reserves en in den geur van een geliefkoosde pijp tabak die hem ook in de schaakpartij niet verliet, formuleerde hij dan, meestal op en neer loopend, zijn gedachten. In onze club heb ik hem zelden of nooit ontmoet, omdat in die jaren mijn lidmaatschap uitsluitend bij den penningmeester bekend was, Ritman J. H. Ritman die, vóór zijn vertrek naar Indië, de eer van het eerste tiental van „Discendo Discimus” te ’s Hage had verdedigd, is slechts de eerste jaren van zijn verblijf in de Tropen als practisch schaakspeler op den voorgrond getreden. Thans hoort of leest men zijn naam niet meer als zoodanig. Veel meer heeft Ritman het schaak met de pen gediend, die hij, wegens drukke ambtsbezigheden, ook al ter ruste heeft gelegd om zich uitsluitend met de bestuursleiding van den N. I. Schaakbond te bemoeien, waardoor hij thans als representatieve figuur in de schaakgemeenschap bekend is. In onze club importeerde hij met succes het „Can I?”, een variëteit, waarbij het geheugen en het verrassende element een hoofdrol spelen. Dit spel is na zijn vertrek uit Soerabaja historie geworden. Tegenwoordig vragen de leden zich alleen in gedachte „can I?” af, als er in een wedstrijdpartij een offer in de lucht hangt. Toen nu Bleykmans uit zijn isolement was verlost, kwam er in Maart 1922 een tweekamp Bleykmans-Ritman tot stand om 5 winstpunten, waarbij remise-partijen niet zouden meetellen. Bleykmans won gedecideerd met ^Yz~Vz punt. In het „Tijdschrift” schreef Ritman naar aanleiding van dit resultaat: „Bleykmans heeft getoond in het Soerabajasche schaakkippenhok nog altijd de eenige haan te zijn die kraaien kan. Ondergeteekende sleepte slechts /2 punt uit een match om vijf winstpunten, hetgeen voldoende zou zijn om zelfs het meest onbescheiden jonge kraaiertje tot discretie te stemmen!” Nadat Ritman de meerderheid van Bleykmans had moeten erkennen, kwam J. O. Klink —- een der jongere, ambitieuze leden en winnaar in de asp.-hoofdklasse te Semarang — tot de eenigszins overmoedige conclusie, dat hij nu wel Ritman tot een tweegevecht kon uitdagen. En toen hem een voorgift werd aangeboden...., enfin, de voorgift werd ten slotte geaccepteerd en Ritman won de match met 5 tegen 3 winstpunten, waarmede deze dus blijk had gegeven, zijn eigen speelsterkte en die van zijn uitdager, juist te hebben getaxeerd. Op het Paaschcongres van den N. I. Schaakbond te Semarang (April ’22) droeg Soerabaja de leiding van den Bond aan Bandoeng over. Daartoe bestond ook alle aanleiding. Niet alleen dat er een flauwere tendenz op de locale schaakmarkt heerschte, maar de zittende bestuursleden konden zich, om particuliere redenen, een verlenging van hun mandaat niet laten welgevallen. Dr. Deutman (die Onnen als voorzitter was opgevolgd), koesterde namelijk het voornemen, in den loop van het jaar mef langdurig buitenlandsch verlof te vertrekken; Bleykmans zou zich binnenkort metterwoon te Djocja vestigen en Binnendijk, die aan een ernstige zielsziekte leed, was reeds in Februari ’22 gestorven. Eventueele plaatsvervangers konden niet worden gevonden. De kentering was ingetreden. Afgaand Geiij WO du nicht bist, Herr Organist, da schweigen alle Tonen.” Ultimo Juli ’22 vertrok Blykmans naar de Sultansstad. '' Hem volgden of waren hem voorgegaan: De Bock, Weiss en Mooy, bij wie zich ook nog Eggink aansloot, zoodat er als ’t ware een filiaal van de S.S.C. te Djocja geopend werd, hetwelk weldra quantitatief het Soerabajasche hoofdkantoor terzijde streefde en qualitatief wellicht eenige jaren zijn meerdere is geweest. De aderlating van de laatste maanden had intusschen heel wat van de krachten onzer club gevergd. Wel is Waar bleef er nog een kern van „notoire” spelers over: Ritman, Egas, Klink, Waleveld, Baker en Manson, echter de vroegere glans en glorie behoorden tot het verleden. W. F. L. Waleveld, die bij het verschijnen van deze‘feestuitgave Indië waarschijnlijk voor goed zal hebben vaarwel gezegd, mag op deze plaats wel even afzonderlijk belicht worden. Na Geus en Reeders was hij in Den Helder een der sterkste schaakspelers en hij werd dus een welkome versterking voor onze hoogste groep, toen hij in Maart ’22 in ons midden verscheen. Waleveld heeft zich steeds onderscheiden door zijn eenvoud en welwillend optreden en heeft in de jaren van zijn lidmaatschap, dat van 1923-1929 werd onderbroken door werkzaamheden aan boord bij onze marine, gevolgd door een detacheering in Nederland, blijk gegeven van groote clubliefde. Tijdens de verlofsperiode van W. F. L. Waleveld Van der Poel — 1932-’33 — nam hij het secretariaat op zich, van welke taak hij zich met veel toewijding heeft gekweten. Hij achtte het niet beneden zijn waardigheid bij gongwedstrijden met engelengeduld de 10 of 20 seconden af te lezen, om een eentonige „Symphonie mit dem Paukenschlag” ten gehoore te brengen. In de schaakpartij kon hij zijn gelaat soms pijnlijk vertrekken als er complicaties op til waren en hij vertoonde daarbij de eigenschap dat een groot glas schuimend bier stimuleerend op zijn gedachtengang werkte. Nadat het Loge-bestuur de distributie van alcoholica had stop gezet,*) viel er merkwaardigerwijze ook een teruggang in Waleveld’s schaakpraestaties op te merken....! 14 September ’22 arrangeerde het toenmalig bestuur, waarin Egas was teruggekeerd, weer eens een huishoudelijk concours met een gecombineerde asp.-hoofd-, eerste en tweede-derde klasse, hetwelk in Februari ’23 beëindigd werd. In de eerste groep won een jeugdig inheemsch aspirant-medicus R. Basahkarnain met 7 punten den eersten prijs; Klink, Manson en Harms volgden, elk met 6 punten. In de daarop gehouden beslissingsronde wist Klink beslag op den tweeden prijs te leggen. R. F. B. Peters zegevierde in de tweede groep met 7, gevolgd door Teitler met 6 punten. Niets is bestendig op aard’. Allerminst in dit land. En zoo kon ook het Simpang Restaurant, na een bloeitijdperk, in 1923 zijn deuren sluiten, waardoor onze club naar een andere omgeving moest uitzien. De foyer is kort daarna verbouwd tot „home” van de „Cercle Artjstique” en is na haar dood aan de „Chanteclair Club” overgedragen. Het terras bleef nog jaren braak liggen totdat het mos tusschen de tegels groeide, waarna de tegenwoordige winkelgalerij de metamorphose tot een feit maakte. Onze club zocht en vond een plaatsje in het nieuwe gebouw van de Sociëteit „Concordia” op Tegalsarie, waarin men tot en met 1931 bleef gehuisvest, meestal in het zaaltje dat door zijn muurdecoraties als Papegaaizaaltje bekend is geworden. Mochten Soerabajasche Schaakclub en Soerabaja in dit overzicht tot nog toe als synoniemen worden aanvaard, spoedig zouden deze begrippen een afzonderlijke beteekenis verkrijgen. De invloed van den Ned. Ind. Schaakbond en die der wekelijksche schaakrubrieken *) onlangs in eere hersteld (D). in de voornaamste dagbladen, hadden in den loop der jaren hun propagandistisch effect op andere bevolkingsgroepen niet gemist en dies ontstonden zustervereenigingen, van welke genoemd mogen worden de „Aesculaap”, een vereeniging van leerlingen der Ned. Ind. Artsenschool (N.I.A.S.); de „Zwarte Koning”, bestaande uit personen van de Indo-Europeesche, Menadoneesche en Ambonneesche samenleving; de „Moeroeatoel Ichwan” (vertaald: Vereeniging van vrienden of verwanten), een Inlandsch-Arabische club, alsmede eenige specifiek Chineesche schaakvereenigingen. Zij hebben hun oudere en grootere „zus” nooit kunnen en willen verdringen, integendeel: er is gezonde concurrentie ontstaan, waarbij de mogelijkheid tot een plaatselijke competitie geopend werd. Per saldo sluit ieder zich daar aan, waar hij zich thuis gevoelt en zoo heeft het meer westersch georiënteerde gedeelte der niet-Europeesche samenleving zich in onze club opgelost, in welke het zich een eereplaats onder de sterkere spelers verworven heeft. Het schaakspel mag m.i. geen sectarische afscheiding bewerkstellingen, het moet geen scherpe maatschappelijke tegenstellingen in het leven roepen: het is een sieraad van het menschelijk vernuft, het bevordert de uitwisseling van ideeën en methoden en versterkt aldus den band van saamhoorigheidsgevoel onder alle standen, rassen en bevolkingsgroepen. De kameraadschappelijke geest die er steeds onder onze leden heeft bestaan en waarvan het jubileumboekje van 1916 reeds melding maakte, beheerscht ook thans nog onze clubavonden. Reeds op 8 Maart ’23 werden de krachten tusschen de S.S.C. en de jonge studentenclub „Aesculaap” in een vriendschappelijke ontmoeting aan 13 borden afgewogen. Zonder Ritman, Egas, Waleveld en Baker had men den strijd aangedurfd, maar welk een desillusie wachtte onze eens zoo krachtige club! Het werd een verpletterendè nederlaag met 2%-10)4 punt als volgt (S.S.C.-spelers eerst genoemd): Klink-Engelen 0-1; Verbeet-Soediono Manson- Qerungan 1-0; Harms-Basahkarnain 0-1; Luxemburg-Abdulrahmart 0-1; Reydon-Sylvanus 0-1; Visser-De Nijs 0-1; NunnikhovenSoekiman 0-1; Chapiro-Soeprapto 1-0; Teitler-Mowoka 0-1; De Neve-Alie 0-1; Tichler-Cyrillus 0-1 en Redies-Madjid 0-1. Deze schande moest worden uitgewischt en ongeveer een maand later (de juiste datum is niet meer bekend) werd de revanche in het clublokaal van de „Aesculaap” uitgevochten. Dank zij een betere opkomst van de sterkeren, werd er ditmaal een kleine zege bevochten van l/2-^/2 punt. Ziehier de gedetailleerde resultaten: Ritman-Engelen 1-0; Egas-Soediono 1-0; Klink-Gerungan V2-/2', Baker-Basahkarnain 0-1; Manson-Abdulrahman Harms- Bylvanus 0-1; Luxemburg-Mandagi 1-0; Egter van WissekerkeDe Nijs 1-0; Visser-Soekiman 0-1; Nunnikhoven-Soeprapto /2-/2I rönjes-Mowoka 0-1; Chapiro-Alie 0-1; Van der Schuyt-Madjid 1-0 ;n Tichler-Cyrillus 1-0. n den loop van 1923 zijn verder nog onderhandelingen gevoerd )ver een clubmatch tegen Djocja, te spelen in Solo. De vriendschapsbanden met de kopstukken van de verjongde Djocja’sche dub waren van ouden datum en men wilde de vroegere relaties gaarne onderhouden. Bij gebrek aan voldoende animo (en geld?) werd deze ontmoeting „ad Kalendas Graecas” uitgesteld. Ons edental was gaandeweg beneden de 50 gedaald, terwijl versch jloed slechts spaarzaam toevloeide. Vledio 1923 traden de eerste Chineesche schaakspelers als lid mzer club toe: Oei Kang Ing, de oudere en sterkere en Liem Tjoe 3o, de jongere, maar wellicht meer begaafde speler. Oei Kang Ing was in vele opzichten „ein gebildeter Mensch” en heeft nog deel ran ons bestuur uitgemaakt, toen vertrek naar Semarang, begin 1926, aan zijn lidmaatschap een einde maakte, idem Tjoe Bo, in 1888 geboren als vijfde zoon van wijlen den ïx-majoor Liem Liong Hien, die zelf een liefhebber van het schaakspel was en als tijdgenoot van Bousquet en Onnen menig partijtje met dezen speelde, ontpopte zich spoedig als een speler met aanleg. In onzen huishoudelijken wedstrijd van 1925 won hij met ae iraaie cijiers n/2 uit —* eersten prijs in de 1ste klasse en in den Bondswedstrijd 1926 te Soerabaja gehouden, behaalde hij na loting den 4den prijs in de asp.-hoofdklasse. Z.g. „vluggertjes” speelde hij zeer sterk: tweemaal was hij namelijk winnaar van een gongwedstrijd! Korten tijd later werd hij ziek en na een langdurig lijden van vier maanden, is hij in September 1926 op 38-jarigen leeftijd overleden. Als merkwaardigheid werd mij over dezen schaak-enthousiast medegedeeld, dat op en schaakstukken met zijn stoffelijk omhulsel in de kist zijn gelegd. Liem Tjoe Bo zijn verzoek bord Behalve Oei Kang Ing en Liem Tjoe Bo, mogen nog Tan Tek Yang en Tan Hien Yan genoemd worden, die zich een paar maanden later bij ons aansloten. Eerstgenoemde is de pionier geweest op het gebied van schaakjournalistiek in Maleische bladen. Geholpen door een grondige kennis der Nederlandsche taal, die hem in staat stelde artikelen in het Maleisch te vertalen, heeft hij veel bijgedragen tot de belangstelling voor het schaak onder Chineesche en Inheemsche jongelui. Tan Hien Yan ontwikkelde zich in den loop der jaren tot verdienstelijk probleem-componist van meer dan locale beteekenis. In September 1923 kwam wederom een huishoudelijke wedstrijd tot stand, die in Januari ’24 werd beëindigd. De asp.-hoofdklasse leverde het volgend resultaat op: Asp.-Hoofdklasse Deelnemers 12 3 Totaal Prijs || | | ptn. I I 1. I Basahkarnain. ... — — 0 1 '/* 1 2'/i eerste 2. Klink 10 10 2 3. | Egas jp/a 0 I 1 0 | 1 1'/, In de eerste klasse was de uitslag: I. Westendorp iy2 (uit 8); II. Oei Kang Ing 6. Verder verkregen Nunnikhoven, Bianchi en Liem Tjoe Bo ieder 5 punten. De tweede klasse zag als winnaars: I. Tichler 8 (uit 10); II. Peters 6 en III. Liem Kiem Gwan 5J4 punt. Reeds op 21 Februari werd een nieuw onderling concours uitgeschreven voor leden die ten minste twee maanden lid waren, terwijl op de ddo. 10 April gehouden Algemeene Vergadering eenige wijziging in het bestuur kwam. Ir. Tönjes trad n.1. af wegens vertrek naar Europa en waar dr. Deutman, na een afwezigheid van bijna 16 maanden was teruggekeerd, koos de vergadering haar leiders nu als volgt: P. Egas, voorzitter; dr. A. Deutman, vice-voorzitter; G. Verbeet, secretaris-penningmeester en Oei Kang Ing, commissaris. De figuur van ir. Tönjes heb ik door omstandigheden nimmer persoonlijk mogen waardeeren, echter degenen die met hem in clubverband hebben verkeerd, dragen de Ir. C. J. Tönjes aangenaamste herinneringen met zich van dezen jovialen en vriendelijken mensch, die bij meer dan een gelegenheid getoond heeft, onze club een warm hart toe te dragen. Ons ledental had zich gelukkig weer iets hersteld en bedroeg 52, zoodat er teekenen van opleving vielen te bespeuren, al liet het bezoek aan de clubavonden nog wel wat te wenschen. 4 September ’24 gaf Ritman een simultaan-séance in onze club aan 18 borden met den uitslag van 12 gewonnen, 4 verloren en 2 remisepartijen. Een behoorlijk resultaat van ruim 72%. Dit was tevens zijn „zwanezang” in ons milieu. Spoedig volgdé zijn definitieve vestiging te Batavia, de stad waar hij zich in verband met journalistieke plichten al reeds eerder bij tusschenpoozen had opgehouden. En hiermede was tevens de liquidatie van het instituut der hoofdklassers een voldongen feit geworden: de eenige en laatst^ firmant was uitgetreden.... Een nieuwe clubmatch met de „Aesculaap” volgde op 16 October en alweer bleven de medische studenten ons de baas, nu met de cijfers 9-6. Deze strijd verliep als volgt: Oei Kang Ing-Engelen 0-1; Egas-Basahkarnain 0-1; Nunnikhoven-Sylvanus 1-0; Liem Tjoe Bo-Cyrillus 0-1; Liem Kiem Gwan-Soekiman 1-0; Bianchi-Mowoka 0-1; Verbeet-Andreas 1-0; Manson-Soeprapto Vi-Vl't dr. DeutmanDe Nijs 1/2-1/2; Oei Kang Tjwan-Oei Djoen Hwat 0-1; ChapiroMochtar 0-1; Prins-Asir 1-0; Podoly-Zanbin 1-0; Peters-Satta 0-1 en Tan Hien Yan-Soemeto 0-1. Het in Februari ’24 uitgeschreven concours (zie blz. 67) duurde ditmaal bijzonder lang wegens de ongeregelde opkomst der deelnemers. Alleen Ritman ,die in de asp.-hoofdklasse buiten mededinging speelde, had zijn partijen in regelmatig tempo afgewikkeld. Eerst in November kon de balans worden opgemaakt, waarbij de volgende resultaten te vermelden waren: Asp.-Hoofdklasse (8 ronden) Deelnemers 1 2 3 4 5 |T°*aal Prijs 1 Ritman .... 11101111 7 I „hors concours” 2 Oei Kang Ing. 00 111011 5 | I 3 Basahkarnain .0100 1110 4 II 4 Klink 000 100 1 1 3 5 Egas 00000 100 1 Eerste klasse: I. Nunnikhoven, II. Liem Kiem Gwan, III. Verbeet. Gecombineerde tweede en derde klasse: I. Hoo Poo Liong, II. Tan Hien Yan, III. Peters. Opmerkelijk was het feit, dat van de acht prijzen er vier door Chineesche leden werden gewonnen! Ditmaal had men als prijs medailles beschikbaar gesteld. Ofschoon hiermede nog eenigen tijd is voortgegaan, is men er later toch maar van afgestapt. Klimaatsinvloeden en dubieuze samenstelling dezer „edele” metalen, maken het bezit van medailles in dit land vaak tot een ergernis. Na de prijsuitreiking werd verder een gongwedstrijd gehouden, die Oei Kang Ing won in eindstrijd met Hoo Poo Liong. Kort na Ritman’s vertrek werd in diens „vacature” onverwacht roorzien d/2 — Z2 Drooglever dr. Deutman 0 — 1 v. d. Waart v. Qulik Tan Hien Yan 0 — 1 Godin Brands 0 — 1 v. d. Heuvel Hadji Ali 1 — 0 Kandou Reiche 1 — 0 Frakken Baswedan 1 — O Schafer Schuitemaker 1 — 0 v. d. Haagen 5 — 7 Zondag, 30 Januari ’27 S.S.C. Malang Baay 1 — 0 dr. Vos Henrichs 1 — 0 Smits Bastiaenen /2 — /2 Bianehi Poth 0 — 1 Venselaar De Nijs l/2 — f2 v. d. Waart v. Gulik dr. Deutman >/2 — /2 Van Heemskerk Tan Hien Yan 1 — 0 Godin Brands >/2 — Vi v. d. Heuvel Hadji Ali 1 — 0 Kandou Reiche 0 — 1 Versteegh Baswedan /2 — /2 Schater Schuitemaker y2 — f2 Bleeker 7 — 5 Zooals men zal opmerken, had Malang op den tweeden dag eenige wijziging in haar team gebracht. Intusschen was de huishoudelijke wedstrijd, in Mei ’26 begonnen, na vele teleurstellingen en stagnaties, ten slotte in Maart ’27 tot een beslissing gekomen. In de eerste klasse, waarin Egas pion en zet moest voorgeven, werd de eerste prijs gewonnen door H. Henrichs, een jeugdige, opkomende kracht, met 13 punten (uit 16), gevolgd door Bastiaenen 11, Poth 10, dr. Deutman 8/2, Tan Hien Yan en Brands ieder 8, Van der Molen 6 f2, Reiche 4 en Egas 3 punten. In de tweede klasse werd A. Baswedan met 8 punten uit 10 partijen winnaar, terwijl Hassan in de derde klasse als nommer één eindigde. De Algemeene Vergadering van 24 Maart '21 bracht een gewijzigd bestuur aan het bewind. Egas was vertrokken en ook Weiss had zich in den loop van het vorig jaar te Semarang gevestigd. Het nieuwe Bestuur werd nu als volgt geconstitueerd: Dr. A. Deutman, voorzitter; F. Bastiaenen, vice-voorzitter; E. H. Brands, secretaris; 3. Verbeet, penningmeester en J. H. Anschütz, commissaris. Na ïfloop der vergadering werd een gongtournooi gehouden, hetwelk door Bastiaenen werd gewonnen. Alvorens het nieuwe bestuur gelegenheid kreeg invloed op den ?ang van zaken uit te oefenen, kwam in April de tijding, dat Baay naar Makassar was overgeplaatst. 5 Mei volgde hij zijn bestemming. En alweer was onze hoofdklasse zonder vertegenwoordiging. Het :raditioneele overplaatsingssysteem, gevoegd bij mutaties door auitenlandsche verloven en repatrieering, heeft door alle iaren heen storend gewerkt op de zoo noodige continuïteit in het Indische vereenigingsleven. In onze club is het z.g. „blijvend gedeelte zelden grooter dan twee vijfde geweest, daarentegen vertegenwoordigt de „komende en gaande man” doorgaans drie vijfde gedeelté van het ledental. Siilsiaand Geiij HET nieuwe bestuur hetwelk wel is waar spoedig den voorzitter, wegens buitenlandsch verlof moest missen, was door de splitsing van secretariaat en penningmeesterschap in staat grootere activiteit te ontplooien. De ijverige scriba Brands stelde zich o.m. tot taak, het plaatselijk schaakleven te stimuleeren door een stedelijke tientallen-competitie in het leven te roepen. In samenwerking met Verbeet als commissaris van den N. I. Schaakbond voor Oost-Java, had hij de medewerking van den Bond verkregen, om deze competitie aantrekkelijk te maken. Een wisselbeker werd n.1. uitgeloofd, die driemaal achtereen of vijf keer in totaal gewonnen moest worden om definitief club-eigendom te zijn. Deze „beau geste” verhoogde de animo en ofschoon de N.I.S.B. tot heden in gebreke is gebleven dien beker op te leveren, hebben de deelnemende clubs — toen de arbeid wèl en de belooning niét werd ingelost — het woord voor de daad genomen en zich de moeite van een deurwaardersexploot plus civiele actie wijselijk bespaard! Aan deze, in dubbele ronden gespeelde competitie, die 16 Juli ’27 begon, namen deel: de S.S.C., „Aesculaap” en „Moeroeatoel Ichwan”. Aangezien niet alle persoonlijke resultaten zijn opgeteekend, volsta ik met de clubcijfers te vermelden: E. H. Brands 16 Juli ’27 Moer. Ichwan — Aesculaap 3-7 28 Juli ’27 S.S.C. — Aesculaap 2J£-7i/£ 23 Aug. '21 S.S.C. — Moer. Ichwan 7J£-21/£ 15 Nov. '21 S.S.C. — Moer. Ichwan 3-7 30 Nov. '21 Moer. Ichwan — Aesculaap 6-4 15 Dec. '21 S.S.C. — Aesculaap 3-7 De „Aesculaap” werd dus voor de eerste keer houdster van den „visionairen” beker, zooals uit de volgende recapitulatie moge blijken. Clubs I gesp. gew. gel. verl. ptn bordpunten voor — tegen Aesculaap 4 1 2 3 4 5 I — 1 6 25'/,—14'/, Moeroeatoel Ichwan.J 4 2 — 2 4 1872 21V2 Soer. Schaakclub | 4 1 — 3 2 16 24 Ons debuut was derhalve niet bemoedigend. Ik zelf heb aan de meesten dier wedstrijden deelgenomen (aan het tweede bord), waardoor het den lezer wellicht begrijpelijk wordt, waarom wij faalden. Bepaalde „krachtfiguren” telde de club in die dagen niet, zoodat het er eigenlijk weinig toe deed, hoe de rangorde van ons vertegenwoordigend tiental werd bepaald. Bovendien sukkelden wij, als gewoonlijk, aan onvolledigheid, terwijl onze tegenstanders steeds met hun beste spelers aantraden. Zaterdag 6 Augustus kwam, op uitnoodiging van het bestuur, onze oud-kampioen Bleykmans uit Djocja over, om den volgenden morgen in de „Concordia” een simultaan-séance te geven. Met een resultaat, na 4 uur spelen, van 16 gewonnen, 5, verloren en 1 remisepartij (75%) mocht de nestor tevreden zijn. De huishoudelijke wedstrijd die in 1927 werd uitgeschreven met 29 deelnemers, waarvan zich gedurende het verloop twee terugtrokken, werd vrij vlot afgewikkeld. De uitslagen daarvan waren de volgende: Hoofdgroep (8 ronden) II 7“7— Peelnemers 1 2 3 4 5 totaal ■ || ptn F J 1 ir. Meyer ....!— 01111110 6 1 2 Agterbos .... 1 0 — 0 1 y2 1 1 1 5Y2 II 3 Westendorp. ..0010 — 101 1 4 4 Edgar 0 0 V» 0 0 1 — 1 7, ' 3 5 | Bastiaenen . . . |0 1 0 0 0 0 0 7, — iy2 eerste klasse A: I. Hadji Ali Tajibnapis 5y2 (uit 8) ;II. Reiche 4i/2pnt. Eerste klasse B: I. Ali Baswedan 6(uit 8); II. Van der Molen 4j/2pnt. n de tusschen deze vier spelers met dubbele ronden uitgevochten winnaarsgroep, verkregen Hadji Ali Tajibnapis en Reiche beiden 4 punten (uit 6 partijen) en deelden dus den eersten en tweeden prijs. Ali Baswedan en Van der Molen behaalden elk 2 punten. Tweede klasse: 1. Hadji Amin met 7 ptn (uit 10) na beslissingspartij met II. Jagers, die eveneens 7 ptn verwierf. Derde klasse: I. Ten Have met 5 punten (uit 6). Buiten competitieverband werd op 15 September nog een vriendschappelijke clubmatch tegen de „Aesculaap” gespeeld, die wij met 8-12 punten verloren, terwijl Zaterdagavond 17 en Zondagmorgen 18 December de revanchewedstrijd tegen de Schaakclub „Malang” plaatsvond. Opnieuw werden de punten gedeeld. Ziehier de individueele uitslagen: 17 December ’27 S.S.C. Malang ir. Meyer 1 — 0 Smits Bastiaenen */2 — Vt Venselaar Hadji Ali 1 — 0 Drooglever Reiche 0 — 1 Franken Tan Hien Yan 0 — 1 v. d. Heuvel Poth 0 — 1 Godin Verbeet 1 — 0 Vredeveld Brands 1 — 0 Schafer Tichler 0 — 1 Van Soest Hadji Amin 1 — 0 Elenbaas dr. Ris 0 — 1 Labrijn ir. Grosjean 1 — 0 Brohet Anschütz 0 — 1 Beunders 61/2-61/2 ' 18 December ’27 S.S.C. Malang ir. Meyer 1 — 0 Smits Agterbos 0 — 1 Venselaar Hadji Ali i/2 — ‘/2 Drooglever Bastiaenen 1 — 0 Franken Reiche x/2 — i/2 v. d. Heuvel v .d. Molen /2 — l/2 Godin Tan Hien Yan 0 — 1 Van Soest Poth f — 0 Vredeveld ir. Grosjean /2 — l/2 Schafer Van Voorthuysen 0 — 1 Elenbaas Tichler 1 — 0 Beunders Uit de Bos 0 — 1 Brohet 5 — 6 Aangezien niet alle spelers zoowel Zaterdag als Zondag van de partij konden zijn, wisselde de samenstelling van onze ploeg op die dagen. Door het verlies van Egas, Oei Kang Ing, Henrichs, Baay, 'Klink, Liem Tjoe Bo en Manson, welke laatste, jammer genoeg, naar Koning Bridge is overgeloopen, waren er zware bressen geschoten in de gelederen van de garde. Het was dan ook geen weelde, dat met ir. A. W. A. Meyer (onzen tegenwoordigen aanvoerder), P. W. Onnen, F. H. Agterbos en later J. E. Meyer Ranneft en ir. J. G. Bueters, eenige versterkingen waren aangerukt, terwijl in Maart ’28 onverwachts een Nederlandsche hoofdklasser verscheen in de persoon van G. R. D. van Doesburgh, kampioen van ’t Gooi, wiens naam mij door het Nederlandsche „Tijdschrift” reeds bekend was. Ik herinner me nog duidelijk dat hij —- onbekend met de Indische gebruiken — op een Zaterdag m’n middagdutje verstoorde, door zich „linea recta” van den Djocja’schen trein bij mij aan huis te introduceeren om aansluiting bij onze club te verzoeken. Van Doesburgh wierp zich aanvankelijk ambitieus op het schaakspel, maar vond blijkbaar niet de portuur die hij begeerde. Allengs verflauwde zijn animo; hij experimenteerde bovendien te veel, nam zijn tegenstanders niet steeds „au sérieux” en verloor daardoor G. R. D. v. Doesburgh enkele malen partijen, die hij aan zijn speel- sterkte verplicht was geweest te winnen. Ten slotte ging zijn belangstelling meer naar het bridge uit, waardoor hij voor het schaakleven en de club verloren was. In de hoofdklasse van den grooten Bondswedstrijd te Bandoeng, Paschen ’29, vertegenwoordigde hij onze club met eere, door den kampioenstitel te winnen in een groep, die met Heye en Hamming, doch zonder Bleykmans, H. Meyer en Baay, niet al te sterk bezet was. Na zijn terugkeer in Nederland (begin 1930) heeft Van Doesburgh zijn verbond met Caïssa blijvend hersteld en hij behoort thans tot een der beste moederlandsche hoofdklassers. Op 22 April ’28 werd opnieuw een uitstapje naar Malang gemaakt. Onder aanvoering van Van Doesburgh kon voor de eerste maal ïen overwinning worden bevochten, die als volgt werd verkregen: Van Doesburgh-dr. Vos 1-0; Westendorp-Burer 0-1; OnnenVenselaar Hadji Ali-Drooglever 1-0; Bastiaenen-v. d. Waart van Gulik 0-1; Reiche-Kloppenburg 1-0; Poth-Franken 1-0; Tichler-Van den Heuvel 1-0; Brands-Godin 0-1; ir. Lemaire-Schafer Jagers-Bleeker 1-0; dr. Tumbelaka-Plantfeber ir. Grosjean-Van Daal 1-0; Brugman-mr. Kunkler 0-1; totaal S.S.C. 8%, Malang 5J/2 punt. Dinsdag 14 Augustus volgde een vriendschappelijke ontmoeting met de „Moeroeatoel Ichwan” in het clublokaal van laatstgenoemde. Na spannenden strijd sleepten wij een 5/2-4/2 zege in de wacht. Ziehier de cijfers: Van Doesburgh-Hadji Ali 0-1; ir. Meyer-Hadji Mahsoem 1-0; Onnen-Ali Baswedan 0-1; Westendorp-Ali Abdat 1/2-/2, Tan Hien Yan-Hadji Amin 0-1; ir. Lemaire-Barakwan 1-0; Wolff-Assegaf 1-0; Hoo Poo Liang-Djamalilil 1-0; Tjoa Tjing Giok-Alhabsi 0-1; Tan Djie Kwie-Soelmar 1-0. In September ’28 herdacht de N. I. A. S.-schaakvereeniging „Aesculaap” haar eerste lustrum, welk feit o.m. werd gevierd met een beker-competitie, waaraan behalve de jubilaresse, de S.S.C. en „Moeroeatoel Ichwan” met haar eerste tientallen deelnamen. Ook de Schaakclub „Malang” was uitgenoodigd, doch deze moest voor de eer bedanken, in verband met de kosten die aan een meerdaagsch bezoek aan Soerabaja verbonden waren. Nadat op 17 September de „Moeroeatoel Ichwan” met 6-4 van „Aesculaap” had gewonnen, sloeg ons tiental op den 18den en 19den van die maand zoowel „Moeroeatoel Ichwan” als „Aesculaap”, waardoor de beker ons eigendom werd. De volgende spelers hebben aan deze overwinning medegewerkt: 18 September ’28 S.S.C. Moer. Ichwan Van Doesburgh /2 — '/2 Hadji Hafidj ir. Meyer l/2 — Zi Hadji Rachmat Onnert 0 — 1 Hadji Ali Westendorp 0 — 1 Hadji Mahsoem Baker 1 — 0 Ali Baswedan Reiche 0 — 1 Abdoelsatar Tan Hien Yan /2 — f2 Hadji Amin ir. Lemaire 1 — 0 Ali Abdat Poth 1 — 0 Barakwan dr. Deutman 1 — 0 N. Alkaf 5'/2 - 41/2 19 September ’28 S.S.C. Aesculaap Van Doesburgh 0 — 1 Mowoka ir. Meyer 1 — 0 Sylvanus ünnen 1 — O Andreas Westendorp * — * De Nijs Baker 1 — 0 Soeprapto Reiche 1 — 0 Soemeto Tan Hien Yan >/2—Zi Soewarno ir. Lemaire 1 — 0 Awuy Poth * — * Zina dr. Deutman 1 — 0 Soenoesmo 6'/2— De onderbroken partijen aan het 4de en 9de bord zouden voor de goede orde aan de arbitrale uitspraak van Bleykmans worden overgelaten, maar de nestor heeft die partijen nooit ontvangen! Per saldo konden zij het resultaat toch niet beïnvloeden. Op welken datum de Algemeene Vergadering in 1928 gehouden is, kon niet meer worden vastgesteld, waardoor tevens de bestuursmutaties niet geheel juist zijn op te geven. Wel is bekend, dat vice-voorzitter Bastiaenen in den loop van dat jaar vertrok en dat commissaris Anschütz zijn mandaat ter beschikking stelde. In het vice-voorzitterschap is sinds dien nimmer meer voorzien, daarentegen is het aantal commissarissen tot twee uitgebreid, waarmede de vijfeenheid gehandhaafd bleef. In de vacature-Anschütz werd voorzien door de verkiezing van Meyer Ranneft, zoodat het bestuur vermoedelijk toen bestond uit: dr. A. Deutman (voorzitter); E. H. Brands (secretaris); G. Verbeet (penningmeester); J. E. Meyer Ranneft (commissaris) en een vacature. J. E. Meyer Ranneft, zich kortweg noemende en schrijvende: Ranneft, de platina-blonde, slanke marine-officier, onder collega’s als „lange Jan” bekend (excuseer de familiariteit, kolonel!) was in onze club een gaarne geziene figuur, die door minzaam optreden en clubtrouw aller sympathie heeft verworven. Als regel getooid met een das van donkerblauw fond met witte noppen onder het geprononceerde, smalle, blozende gelaat, symboliseefde hij daarmee onbewust onze nationale driekleur. „Ik heb nooit geweten dat iemand daaraan eenige aandacht schonk”, schreef hij mij bij de toezending van zijn foto, omdat ik hem verzocht had, bij het vereeuwigen van zijn beeltenis, die bekende das te gebruiken. Ranneft met zijn collega F. H. Agterbos, zijn de organisators geweest van de z.g. rang- of ladderlijst in onze club; een systeem dat in groote moederlandsche schaakclubs reeds eerder is ingevoerd en waarmede een onderlinge competitie mogelijk wordt om elkander door middel van een serie van drie of vier matchpartijen een plaats op die ladderlijst te betwisten. J. E. Meyer Ranneft Als bestuurslid belastte Ranneft zich met de zorg voor het spelmateriaal en hij deed het met toewijding. Als herinnering schreef hij mij nog: „Als commissaris van materiaal ging mij steeds aan het hart de zorgeloosheid en soms zelfs ruwheid, waarmee men met het schitterend schaakmateriaal van de club omsprong. Een methode, waarop dit euvel in het V.A.S. is bestreden, wil ik hier even aan de hand doen. De doozen worden voorzien van de namen van spelers, die een eigen doos — in de club — willen hebben. Het resultaat is, dat ieder zijn eigen stukken opbergt en er zorg voor draagt, terwijl in wezen totaal niets is veranderd. Ik kan u verzekeren dat het systeem uitstekend werkt. Het ei van Columbus! Voor de S.S.C., die de mooiste stukken heeft, die ik ooit in een schaakclub zag, verdient deze behandelingswijze alle aanbeveling!” Ik zal deze methode met collega Van Oppen bespreken en er mijn voordeel mee doen. Ranneft verliet ons in Mei 1932, eigenlijk bij verrassing, want op zijn laatsten clubavond is helaas vergeten hem uit naam van bestuur en leden officieel te danken voor hetgeen hij voor onze club is geweest. Deze omissie zij hiermede hersteld. Te Amsterdam heeft hij zich bij het V.A.S. aangesloten; hij speelt daar in een der hoofdklassen, maar zijn belangstelling voor het welzijn der S.S.C. is nog onverzwakt. Daarvan getuigen de brieven die ik van hem mocht ontvangen! Het onderling concours hetwelk gedurende 1928 werd gehouden, telde een vrij goed bezette hoofdgroep, waarin Van Doesburgh buiten mededinging meespeelde. Hij kwam vrijwel onbedreigd aan de spits. Hoofdgroep (12 ronden) Deelnemers ! 1 2 I 3 l 4 5 6 7 j^°^aa* prijs I | | | | I Ptn. 1 Van Doesburgh — 1 01 1 'A lil ijl 1 Va 1 10 „hors concours” 7 ir. Meyer ... 0 1 — Va 1 1 11 ijl 00 1 8'/j I 3 Onnen ... .0 0 /, 0 — 0 Va 1 l|l 1 Va 1 67? II 4 Hadji Ali . . . V, 00 01 Va — 0 01 11 1 6 III 5 Rêiche ... .0 00 00 01 1 — 1 00 1 4 6 Tan Hien Yan. 0 00 10 00 0 0 1 — 1 1 4 7 Meyer Ranneft Va 0|1 OV2 00 0] 1 0,0 o| — || 3 Eerste klasse: I. ir. Lemaire 10 ptn. (uit 11); II. Wolff iy2 pnt. Verder verkregen Verbeet 5, Brands 4, Jagers en dr. Tumbelaka ieder 3 en dr. Koppelmann 2/2 punt. Tweede klasse: I. Tan Djie Kwie 5 ptn. (uit 6); II. T. H. Tan 4 punten. De derde klasse werd, wegens gebrek aan deelneming, niet verspeeld. Op de jaarvergadering van 12 Februari ’29 kwam geen wijziging in het bestuur, met dien verstande dat ir. Bueters werd gekozen in de vacature van commissaris, zoodat de volgende bewindhebbers toen aan het roer waren: dr. A. Deutman (voorzitter); E. H. Brands (secretaris); G. Verbeet (penningmeester); J. E. Meyer Ranneft en ir. J. G. Bueters (commissarissen). In den loop van 1928 was hier ter stede opgericht de „Borneo’sche Schaakclub”, welke naam onwillekeurig het vermoeden wekt, met schaakspelers uit Borneo te doen te hebben. Om misverstand te voorkomen zij vermeld, dat aan de keuze van dien naam niet uitsluitend het schaakelement uit Borneo ten grondslag ligt. Deze nieuwe vereeniging omvatte, naast een kern van sterke Bandjereezen, althans van Bandjermasin geboortige Inheemschen, een aantal spelers uit Soerabaja en Midden-Java, welke laatsten, uit hoofde van hun handel, meerdere malen per jaar voor eenigen tijd te Soerabaja verblijven. Met deze nieuwe combinatie werd op 20 Juni ’29 een clubmatch gearrangeerd, die door zijn sensationeel verloop nog langen tijd daarna het onderwerp van schaakgesprekken heeft uitgemaakt en die ook nog heden bij de oudere leden onzer club in herinnering is gebleven. De sensatie van deze ontmoeting was minder gelegen in de nederlaag die wij leden (wij hadden immers al ettelijke keeren van andere clubs verloren), maar accentueerde zich vooral in de omstandigheid, dat onze hoofd- en asp.-hoofdklassers eenvoudig werden weggekegeld: zeven op een rij! Wij hadden ons den laatsten tijd door nieuwe krachten gelukkig kunnen herstellen van de inzinking in het spelpeil en brachten een team in het veld dat een zekere reputatie had op te houden. Maar van die reputatie bleef op dien gedenkwaardigen Donderdagavond slechts weinig over! De nederlaag voltrok zich n.1. als volgt: Van Doesburgh-Hadji Hafidj 0- 1; Engelen-Hadji Rachmat 0-1; Ali Baswedan-Hadji Ali 0-1; Meyer Ranneft-Hadji Mahsoem 0-1; ir. Bueters-Abdoelsatar 0-1; Tan Hien Yan-Hadji Ismaïl Denan 0-1; Reiche-Hadji Hassan 0-1; Wolff-Hadji Amin 1-0 (oeff!); Brands-Hassan 1-0; Van der PoelAli Abdat 1-0; Hermans-Noeh Alkaf 0-1; Van Buuren-Sablie 0-1; dr. Deutman-Hadji Abas 1-0; mr. Mooyman-Hadji Abdoelrachman 1- 0; Van Bellen-Hadji Djebar 0-1; totaal S.S.C. 5, Borneo’sche Schaakclub 10 punten. Zondag 9 Juli togen wij, op uitnoodiging van de Lawangsche Schaakclub, met een matig-sterk tiental naar Lawang, waar de bekende schaakenthousiast dr. W. F. Theunissen ons verwelkomde o.m. met de uitnoodiging, in de pauze tusschen de beide ronden, die van 9-12 en van 3-6 uur zouden worden gespeeld, een gezamenlijk bad te nemen in het zwembad „Soember Porrong”, aan welke invitatie met enthousiasme werd voldaan, waarna de lunch, in „Het Witte Huis” genuttigd, er in ging als koek. Wij wonnen de eerste ronde met 6-4, terwijl het bad en de lunch onzen spelers blijkbaar nog meer denkkracht hadden verschaft (van de Lawang-Malang combinatie wil ik het omgekeerde niet veronderstellen) want de tweede ronde wonnen wij met 6y2-3y2. Hieronder volgt de detailscore: S.S.C. Lawang-Malang. Hadji Ali '/2 1 — '/2 0 Burer Ali Baswedan 1 —- 0 *4 Rosmuller Meyer Ranneft '/2 1 — !4 0 Drooglever ir. Bueters 1 1 — 0 0 dr. Theunissen Tan Hien Yan 1 0 — 0 1 dr. Dhirdjo Wolft 1 1^00 Dengah dr. Deutman 0 0 — 1 1 Van Soest dr. van Buuren 0 1 — 1 0 Maarnoen Bruinsma 1 1 — 0 0 Cramer Brugman 0 0 — 1 1 Warella 6 + 6 y2‘ 4 + 3!4 i2*/2 m In den gedurende 1929 uitgeschreven huishoudelijken wedstrijd, die begin 1930 werd beëindigd, vielen de volgende resultaten te boeken: Hoofdgroep (7 ronden) Deelnemers 1 2 I 3 | 4 5 I 6 ! 7 I 8 I prijs | II 111 Ptn I 1 ir. Meyer. ...— 1 1 01 1 1 | 1 6 I (volgens SB) 2 Hadji Ali.... 0 — 1 1 1 1 1 1 6 II 3 Agterbos .... 0 0 — 1 j 0 Vj 1 1 3'/* 4 Ali Baswedan. . 10 0 — I 1 0 V2 1 3V2 5 ir. Bueters ...00 10 — 10 1 3 6 Tan Hien Yan .0 0 '/a 1 0 — 1 0 2'/a 7 ir. Lemaire ... 0 0 0 1/a 1 1 0 — '/s 2 8 Meyer Ranneft . 0 0 0 0 | 0 1 >/, — l1/, Eerste klasse: I. Van der Poel 6 (uit 7) na beslissingspartij met II. drs. Hermans, eveneens 6 punten. Tweede klasse: I. Bruinsma 5x/2 (uit 7) wederom na „Stichpartie” met II. Van Bellen. In de hoofdgroep kwam een zeer beduidend cijfer-overwicht der winnaars boven de andere deelnemers tot uiting, terwijl opnieuw de constante superioriteit van ir. Meyer werd belicht, die dan ook ontegenzeggelijk als „primus” mocht worden beschouwd. Op de Algemeene Vergadering van 6 Februari 1930 wenschte Brands voor een herbenoeming niet meer in aanmerking te komen. Als zijn opvolger koos de vergadering nu dr. D. G. van Buuren. De overige bestuursleden werden bij acclamatie herkozen. Gedurende Brands’ driejarige ambtsperiode had de conjunctuur zich ten gunste gewijzigd, zoowel ten aanzien van het aantal leden als van hun intrinsieke waarde. Op 1 Januari ’30 telde de club n.1. 56 leden, terwijl de kasmiddelen ruim toereikend bleken te zijn. Er kon dan ook gehoor worden gegeven aan de uitnoodiging van het hoofdbestuur van den N. I. Schaakbond, den grooten Bondswedstrijd met Paschen te Soerabaja te houden, zoodat de nieuwe secretaris reeds spoedig met de voorbereidende werkzaamheden mocht aanvangen. De Bond herdacht zijn 15-jarig bestaan, zoodat het tevens een jubileumwedstrijd betrof. Deze Bondswedstrijd, 18, 19 en 20 April in de Sociëteit „Concordia” onder leiding van Eggink gehouden, telde 61 participanten, onder welke 17 clubleden waren. De hoofdklasse die om het Java-kampioenschap zou spelen, beantwoordde echter geenszins aan den eisch die aan deze hoogste groep moest worden gesteld, zoodat haar met recht de ironische benaming van „margarine-hoofdklasse” toekwam. Bovendien hadden zich slechts dri& spelers daarvoor opgegeven, welk aantal op den morgen van de loting, door toelating van Hadji Ali Taiibnapis, tot vier kon worden opgevoerd. A. W. Hamming — de tegenwoordige mr. A. W. Hamming — werd met 2j/j punt „kampioen van Java”, terwijl onze debutant Hadji Ali, die met den Semaranger Kwik met \/2 punt „ex aequo” was uitgekomen, na beslissingspartij, op de derde plaats terugviel. Guykens sloot de rij met f2 punt. Van onze leden trok het fraaie debuut van Van der Poel in de asp.-hoofdklasse de aandacht, die in zijn groep ongeslagen met 4 punten op 5 partijen nommer één werd en den tweeden prijs verwierf, omdat L. C. Burer uit Malang in een nevengroep, met gelijk resultaat, bij de loting een gelukkiger hand bleek te hebben. De eerste klasse werd een triomf voor de aankomende jongelingschap: de 15-jarige Piet Buriks en de 18-jarige Oei Khee San plaatsten zich in hun groep aan de spits en wonnen respectievelijk den eersten en tweeden prijs. Een gemeenschappelijk diner in de „Concordia” besloot dit Bondscongres. Alvorens de Bondswedstrijd had plaatsgevonden werd de plaatselijke beker-competitie, die na 1927 niet meer aan de orde was gekomen, met de „Aesculaap” en de „Zwarte Koning” hervat. Aanvankelijk zou ook de Borneo’sche Schaakclub mededingen, maar deze vereeniging, welker kracht sterk afhankelijk was, en nog is, van buiten-leden, stelde de decisie zóó lang uit, dat verder respijt niet meer toelaatbaar was, waardoor zij als deelneemster moest worden geschrapt. De „Moeroeatoel Ichwan” die aan de eerste competitie had deelgenomen en welker leden nauw gelieerd waren aan de Borneo’sche Schaakclub (hoewel onder andere vlag maar al te vaak slechts een „changement de décor”), trok zich dientengevolge terug. In deze competitie kwamen wij heel wat beter voor den dag. Wel is waar waren Onnen en Reiche ons ontvallen, maar daartegenover stond de terugkeer van Klink en Waleveld en aldus kon een compleet eerste tiental met Meyer, Hadji Ali, Agterbos, Waleveld, Klink, Bueters, Ali Baswedan, Meyer Ranneft, Van der Poel en Hadji Hoessein aan elke sterke combinatie met kans op succes het hoofd bieden. Ook onze „middenmoot” mocht niet worden onderschat. Deze verbeterde constellatie was dan ook de reden dat wij, zonder werkelijk ernstig bedreigd te worden, ongeslagen deze tweede stedelijke competitie wonnen, die officieel de laatste is geweest, omdat het nu wel duidelijk was geworden, dat de Bondsbeker een „fata morgana” was! Ditmaal was overeengekomen aan een onbeperkt aantal borden te spelen, waarvan echter alleen het resultaat aan de hoogste twaalf voor de competitie zou gelden. Hier volgen de resultaten met de tusschen haakjes geplaatste officieele uitslagen: 27 Febr. ’30 S.S.C.-Zwarte Koning 14 -10 (8 -4 ) 13 Maart ’30 S.S.C.-Zwarte Koning 15f2- 6/2 (8y2-3y2) 27 Maart ’30 S.S.C.-Aesculaap lOj^- 4j4 (8V2-3]/2) 10 April ’30 S.S.C.-Aesculaap 814- 6/2 (6y2-5}/2) ? April ’30 Aesculaap-Zwarte Koning 12-6 (7 -5 ) ? Aug. ’30 Aesculaap-Zwarte Koning 12-9 (5 -7 ) De eindstand dezer beker-competitie werd dus: I Clubs gesp. gew. gel. verl. pnt. bordpunten I | voor — tegen Soer. Schaakclub ... 4 4 I — j — 8 31 '/2 — I6V2 Aesculaap 4 1 — 3 2 21 - 27 Zwarte Koning. . . I 4 [ 1 I — j 3 2 19V-2 — 28'/2 Bij een bezoek aan Soerabaja, speelde H. Meyer 22 Mei in de club aan 17 borden simultaan. Hij won 7 partijen, verloor er 1 en maakte 9 remise, maar had voor dit resultaat niet minder dan zes uren noodig. Om halfnegen begonnen, eindigde de voorstelling n.1. eerst halfdrie ’s nachts. Tot ons leedwezen vertrok secretaris Van Buuren medio 1930 naar Malang. Het bestuur assumeerde toen drs.Ch.J.L. Hermans, die bereid werd gevonden tot de eerstvolgende jaarvergadering het secretariaat op zich te nemen. En hij viel welbewust met zijn neus in de boter! Het opgewekt schaakleven van dat jaar met zijn Bondswedstrijd en beker-wedstrijden, behalve nog het gebruikelijk huishoudelijk concours (waarover later), zou ons namelijk een evenement doen beleven dat reeds een jaar te voren in studie was genomen en dat ten slotte kon worden verwezenlijkt, t.w. de welbekende tournée van dr. Euwe, die bij tal onzer leden in aangename herinnering zal zijn gebleven. Aan deze tournée is de naam van L. G. Eggink onverbrekelijk verbonden, want de komst van Euwe is het werk van Eggink geweest, die met zijn bekende werklust en werkkracht daarvoor persoonlijk besprekingen in Nederland heeft gehouden en die in samenwerking met plaatselijke comité’s en autoriteiten de noodige reducties en faciliteiten wist te verkrijgen om dr. Euwe, vergezeld van zijne echtgenoote, mevrouw Euwe geb. Bergman, bij de Indische schakers in levenden lijve te introduceeren. En toen het echtpaar op 19 Augustus ’30 met de „Baloeran” te Medan arriveerde, was het bedrag van ca. ƒ 4500.— waarop de kosten van dit bezoek waren begroot, uit donaties bijeengebracht. Ik heb mij, jammer genoeg, wegens ernstige ziekte in den familiekring, eenige passiviteit moeten opleggen, mocht echter te voren de voldoening smaken van schakers en niet-schakers een behoorlijk bedrag te collecteeren, hetwelk alleen door Batavia werd overtroffen, dank zij flinke bijdragen van de dagbladpers aldaar. Men zag in de komst van Euwe terecht een feit van nationale beteekenis en daarom hebben ook de niet-schaakspelers op verzoek spontaan aan het welslagen der onderneming medegewerkt. Dr. Machgielis — populair eenvoudig Max — Euwe, onze nationale schaakreus van internationale vermaardheid, is de langste der hedendaagsche grootmeesters: een eenvoudige, beminlijke verschijning met een jongensachtig gelaat, de bruine oogen door brilleglazen gesteund en met een onwillige haarlok die nu en dan zijn voorhoofd beroert. Welwillend in optreden, doch ietwat be- schroomd in bewegingen, is Euwe het type van een academisch geschoolde en het toonbeeld van Hollandsche degelijkheid. Hij heeft met Rubinstein gemeen dat hij geheelonthouder is en met wijlen Nimzowitsch dat hij niet rookt. Aldus is dr. Euwe’s Hollandsche degelijkheid eigenlijk in strijd met des doctors geliefd thema: „het kenmerk van de stelling”. Want zijn de Schiedamsche hartversterking en de Groot-Nederlandsche tabak niet steeds onafscheidelijk aan de kenmerken der veel geroemde Hollandsche degelijkheid verbonden geweest? Echter, dr. Euwe’s sobere levensopvatting stelt hem in staat een massa arbeid te verzetten, die hij misschien mèt de zooeven genoemde „kenmerken” niét zou kunnen volbrengen, omdat zijn physieke gesteldheid niet tot de allerkrachtigste behoort. Vlot spreker en goed stylist, beheerscht hij de materie waarover hij spreekt of schrijft tot in de kleinste onderdeelen en daarom is Euwe als schaakpaedagoog en schrijver van leerboeken als een '* verbeterde Tarrasch-editie te beschouwen, omdat bij hem de methodiek niet overheerscht, terwijl ook de Tarraschiaansche „Brustton der Praepotenz” hem vreemd is. Dr. Euwe is met veel ceremonieel in Indië ontvangen. In bijna alle schaakcentra waren comité’s gevormd, waarin hoofden van plaatselijk bestuur en locale ressorten zitting hadden genomen. Te Soerabaja trad de toenmalige wd. burgemeester G. J. ter Poorten (een zeer innemend man) als eere-voorzitter op, terwijl in ons comité dr. Deutman als voorzitter en ir. Terkühle, mr. Mooyman, Nelwan en schrijver dezer als leden waren opgenomen. Bovendien zorgde het bestuur der S.S.C. voor de technische regeling der séances en voordrachten. Hier kwam in ’t bijzonder secretaris Hermans een woord van lof en hulde toe voor zijn bemoeiingen. Dr. Euwe kwam, vergezeld van zijne echtgenoote, na een succesvol bezoek aan Medan, West- en Midden-Java, Vrijdag 15 September ’30 per auto van Semarang en nam zijn intrek ten huize van de familie Meyer Ranneft in het Scheepmakerspark. Den volgenden morgen werden, onder geleide van den wd. burgemeester met enkele comité-leden, eenige bezienswaardigheden van onze stad bezocht, terwijl Zaterdagavond 16 September een simultaan-séance in de Raadzaal van het Gemeentehuis werd gehouden. De belangstelling Dr. Euwe daarvoor was overweldigend, zoodat de groote zaal, waarin 45 borden waren opgesteld, nauwelijks toereikend bleek te zijn om spelers en toeschouwers te herbergen. Na toespraken van eerevoorzitter en voorzitter van het comité, op geestige wijze door den meester beantwoord, begon Euwe den langen tocht langs de borden. Mevr. Euwe had zich onder de tegenstanders van haar man geschaard. Tot mijn schade moet ik hier releveeren, het eerste slachtoffer van onzen gast te zijn geworden. Ik was namelijk zoo vermetel en onverstandig, in een Scandinavische partij enkele malen den zet van den meester a tempo te beantwoorden en deze partij tot een „gongpartij” te degradeeren. In onderstaande stelling ontwikkelde zich het drama als volgt: 12 , Pd7—f6; 13. Pc3Xd5, Lb4Xd2? 14. Pd5—f6f, Kg8—h8 (Op gf6: volgt Dh5 met spoedig mat. Deze zetten geschiedden a tempo; zwart is reeds verloren) 15. De2—h5, hl—h6 (Op Lh6 volgt Pf7: met Dameverlies) 16. Dh5Xf7H (prachtig! ook Dg6 leidt tot hetzelfde doel. De Dame kan niet genomen worden en zwart abandonneerde). Ik troostte mij met de gedachte, dat er na mij nog wel meerdere slachtoffers zouden vallen die hun vollen bedenktijd wilden gebruiken. Om halfdrie, dus na 6 uur spelen, viel het scherm met den uitslag van 32 gewonnen, 5 verloren (Klink, Roosjen, dr. Tumbelaka, Burer en Mochtar) en 8 remisepartijen (ir. Meyer, Agterbos, Oei Khee San, ir. Lemaire, Brands, Weeda, Hadji Hoessein en Lamminga). Dr. Euwe boekte dus een behoorlijk resultaat van 80%. Het spreekt vanzelf dat zich onder de 45 tegenstanders talrijke genoodigden bevonden, zoo o.m. drie Malangsche schakers, die met 1 /2 punt op de 3 partijen een aardig succes boekten. Na een bezoek aan Djember keerde het echtpaar Euwe 19 September alhier terug. Het was toen de gast van mr. Mooyman. In de Dinger Dr. Euwe aula van de H. B. S. hield de meester dien avond een belangwekkende causerie over het onderwerp: „De analyse van ons schaakdenken”, welke om 9 uur n.m. een aanvang nam. Ook hiervoor waren introducties verstrekt. Het prachtige demonstratiebord—een product van ir. Terkühle^verduidelijkte de bedoelingen en aanwijzingen van den meester en toen om elf uur het einde werd aangekondigd, weerklonk een hartelijk applaus voor de leerzame en onderhoudende wijze waarop dr. Euwe zijn auditorium had geboeid. Woensdagavond 20 September nam de landskampioen afscheid van de Soerabajasche schaakspelers met een serie van zeven consultatiepartijen, welke in ons clublokaal werd gehouden. Aan zes borden consulteerden koppels van twee of drie spelers, terwijl aan één bord H. Meyer, als gast, alleen den strijd tegen den meester opnam. Het speeltempo was op 36 zetten voor de eerste twee uren en vervolgens op 18 zetten voor elk volgend uur bepaald. De keuze van de kleur liet dr. Euwe aan de tegenstanders over. De belangstelling was wederom zeer groot: het aantal toeschouwers beliep om en nabij honderd. De temperatuur was echter minder gunstig voor de schakers; de atmosfeer mocht zoowel figuurlijk al geestelijk geladen genoemd worden! Ongeveer halfnegen begonnen, waren om halfeen alle borden beslecht met het voor den meester fraaie resultaat van 6 gewonnen en 1 verloren partij. Meyer bracht, met wit spelend, een nog weinig bekende en vooruit bestudeerde variant der Alechin-verdediging in toepassing en won daarmede twee pionnen, terwijl Euwe’s koningsstelling werd verzwakt. Wel is waar heroverde Euwe later een pion, maar moest ten slotte de eer aan zijn tegenstander laten. Een onverwacht, maar verdiend succes voor Meyer! Moede van de geestelijke inspanning van dezen avond, nam men spoedig afscheid, echter niet alvorens dr. Deutman den scheidenden kampioen en zijne echtgenoote een hartelijk vaarwel had toegeroepen, hem dankend voor het vele genotene. Donderdagmorgen vertrok het echtpaar naar Madioen om, in westelijke richting trekkend, 1 October per „Joh. v. Okienbarnevelt” de terugreis naar Nederland te aanvaarden. De bezoeken van dr. Euwe hebben ongetwijfeld stimuleerend gewerkt op de animo en de belangstelling voor het schaak in deze gewesten en daarom is het mij nu nog onbegrijpelijk dat er niemand op de overigens voor de hand liggende gedachte is gekomen, ten minste een der drie bezoeken op de gevoelige plaat vast te leggen. Ik kan hier moeilijk een verwijt lanceeren, want dit verwijt zou ik even goed aan mijzelf mogen endosseeren. Maar een verzuim — en uit een historisch oogpunt bezien verzuim —was het ongetwijfeld! Rest mij, het voor Soerabaja belangwekkend schaakjaar 1930 te besluiten met het vermelden van de uitslagen der onderlinge wedstrijden, die begin 1931 werden beëindigd, waarvan de tabellen helaas zoekgeraakt zijn, zoodat alleen de namen der prijswinnaars vermeld kunnen worden. Deze waren: Eerste groep: I. Hadji Ali Tajibnapis 6 (uit 7); II. ir. A.W.A. Meyer 5 punten. Tweede groep (A): I. dr. A. Deutman 3l/2 (uit 4); II. E. H. Brands 3 punten. Tweede groep (B): I. F. W. Weeda 4 (uit 6); II. ir. H.P.W. Marion Smit 3J4 punt. Derde groep: I. J. M. Giel 7 (uit 8); II. W. van Bellen, eveneens 7 punten. Hier was een beslissingspartij noodig. Het moet den lezer zijn opgevallen dat in de benaming van onze sterkste afdeeling tot nog toe de uniformiteit heeft ontbroken. Bij de gepubliceerde uitslagen van wedstrijden en aan het hoofd der tabellen, treft men diverse qualificaties aan als: eerste klasse, asp.-hoofdklasse, hoofdgroep en eerste groep, zoodat mij eenige beschouwingen en toelichtingen op deze inconsequentie wel gewenscht voorkomen. De Ned. Ind. Schaakbond onderscheidt een hoofdklasse, aspiranthoofdklasse, eerste, tweede en derde klasse. In Nederland daarentegen is het begrip „aspirant-hoofdklasse” onbekend. Daar kent men alleen een hoofdklasse (met nuanceeringen in A, B, C, D enz.), een eerste, tweede en derde klasse. Groote moederlandsche clubs als ’t V.A.S. en D.D. kunnen hun eerste en tweede tientallen met louter hoofdklasse-spelers bezetten; hun eerste tiental bevat zelfs spelers van meestersterkte. Hoe is nu de toestand in Indië? De grootste clubs op Java bezitten in het gunstigste geval niet meer dan twee a vier hoofdklassers, een aantal niet voldoende om daarmede een huishoudelijken wedstrijd luister bij te zetten. Bovendien hebben steeds mutaties plaats en.... de sterkste spelers zijn niet altijd de trouwste clubleden! Men moet dus noodgedwongen over- gaan tot aanvulling met spelers die in speelsterkte de hoofdklassers het meest nabij komen, wil er van een eenigszins behoorlijke quantitatieve bezetting sprake zijn. Welk praedicaat moet nu aan een zoo heterogene afdeeling worden verleend? Het zal u bekend zijn dat het schakershart een buitengewoon gevoelig hart is en dat de meeste schaakspelers zeer kwetsbaar zijn in hun „point d’honneur”, vooral wanneer zij vermoeden dat hun autoriteit of verdienste niet op de juiste waarde wordt getaxeerd. Ons bestuur heeft daarom de laatste jaren met de gebrekkige klasse-indeeling gebroken en een groepensysteem ingevoerd hetwelk in de benaming van eerste, tweede, derde en vierde groep niemands gevoel van eigenwaarde heeft gekwetst. Volmaakt is dit systeem natuurlijk ook niet, want het is zeer wel mogelijk dat b.v. een speler uit de vierde groep in de derde een goed en in de tweede groep een dragelijk figuur zou kunnen maken; immers, er zijn schaakspelers die wedstrijdpartijen slecht en vrije partijen goed spelen (en omgekeerd), zooals er ook zijn die als regel van erkend zwakkeren verliezen en van erkend sterkeren winnen en aldus nimmer een eersten prijs winnen. De gevallen van idiosyncrasie laat ik nog buiten beschouwing. Maar met de bepaling dat elke groepswinnaar automatisch naar een hoogere groep promoveert, voldoet dit groepensysteem tot op den huidigen dag. Promotie- en degradatie-wedstrijden zijn daarentegen op psychologische gronden af te raden, gezien de zooeven gereleveerde „gevoeligheid” van tal van spelers. Een degradatie zou wel eens een overigens gewaardeerd lid kunnen kosten! NULLA DIES S1NE LINEA”, geen dag zonder penseelstreek m.a.w. geen dag ga ongebruikt voorbij. Ik gedenk dezen stelregel van den befaamden schilder Apelles met erkentelijkheid, nu ik mij zet tot het schrijven van dit laatste hoofdstuk. En ofschoon ik deze gevleugelde woorden niet letterlijk heb kunnen navolgen, waren zij mij toch tot richtsnoer am in de gelegenheid te zijn, den chaos van feiten, cijfers en lerinneringen te ordenen en aan te vullen. Thans kan ik beginnen iit de beknopte, maar goed gedocumenteerde jaarverslagen te sutten, waarmede mijn arbeid aanmerkelijk wordt verlicht. Consolidatie De tournée-Euwe had een winst in het ledental afgeworpen. Op 1 Januari 1931 telden wij n.1. 62 clubgenooten, maar nu was het de kunst, deze te behouden. De economische crisis had haar intrede gedaan en mèt haar de bezuinigingen en beperkingen in uitgaven die niet essentieel waren. Op de jaarvergadering van 19 Februari ’31 was drs. Hermans tot zijn spijt verplicht zijn functie wegens tijdgebrek neer te leggen. In zijn plaats werd nu F. W. Weeda gekozen die echter door een vervroegd buitenlandsch verlof slechts tot Augustus kon aanblijven,;; waarna de keuze op onzen tegenwoordigen scriba J.M. van der Poel viel. Voorzitter, penningmeester en beide commissarissen lieten zich een herbenoeming welgevallen. Ofschoon het niet gebruikelijk is dat bestuursleden elkander tijdens hun ambtsperiode in woord of geschrift hulde betuigen—behoudens bij a.s. vertrek, jubilea e.d., — meen ik toch in den geest van onze leden te handelen, wanneer ik op deze plaats even constateer dat het kabinet Deutman-Van der Poel in zijn vele gedaanteverwisselingen, wat de bezetting der overige zetels betreft, wel een der gelukkigste „grepen” Van de formatrice—in casu van de Algemeene Vergadering — is geweest. Het is „nolens volens” een soort crisisministerie geworden, omdat het in de latere jaren van zijn bewind heeft moeten worstelen met de ongunstige tijdsomstandigheden die ook ons vereenigingsleven dreigden te beheerschen. Dat het desondanks er in geslaagd is onze club te handhaven op het peil harer traditie, pleit voldoende voor de kunde en de werkkracht dezer bewindhebbers. Heeft onze „premier” in alle opzichten achting en gezag verworven, onze „minister van Binnenlandsche Zaken ad interim van Defensie” heeft met groote toewijding en onverwoestbaren ijver de nalatenschap van zijn voorgangers beheerd en geconsolideerd tegenover het spook der aftakeling. Dat stemt verheugend en bemoedigend voor de toekomst! Op voorstel van drs. Hermans werd in de reeds genoemde Algemeene Vergadering van 19 Februari besloten tot het aanleggen eener club-bibliotheek, waarvoor de vergadering een jaarlijksch bedrag van ƒ 30.— voteerde. De moeilijkheden waarmede de penningmeesters in volgende jaren rekening moesten houden om de begrooting kloppend te maken en/of de kaspositie niet te verzwakken (o.m. aanvulling, vernieuwing of reparatie van klokken) zijn echter oorzaak geweest dat niet altijd aan dit lofwaardig voornemen gevolg kon worden gegeven. Het jaar 1931 bracht niet minder dan zes ontmoetingen tegen andere clubs, die alle door ons werden gewonnen. In de eerste plaats werd opnieuw een locale competitie met de „Aesculaap” en de „Zwarte Koning” begonnen, aanvankelijk in het schema van den nog steeds begeerden Bondsbeker. Het bleek dat wij te sterk waren voor onze zustervereenigingen, hetgeen de volgende cijfers duidelijk a^ntoonen: 15 Mei ’31 S.S.C.—Zwarte Koning 9 —3 14 Juli ’31 S.S.C.—Zwarte Koning 10 —2 7 Aug. ’31 S.S.C. — Aesculaap 9/2—2/2 21 Aug. ’31 S.S.C. — Aesculaap 9 —3 De „Aesculaap” en de „Zwarte Koning” hebben toen de beide tusschen hen onderling te spelen wedstrijden maar voor gezien gehouden. Een vriendschappelijke ontmoeting werd op 18 September gearrangeerd met de jonge Chineesche schaakvereeniging „Hua Chiao Tsing Nien Hui”, in vrije vertaling: „Vereeniging van Chineesche Jongelieden”. Men h^d daarvoor de spelers uit de lagere groepen aangewezen, die zoowaar kans zagen deze, aan 16 borden gespeelde clubmatch, met 8y2-7]/2 punt te winnen. Ten einde de „dii minores” ook eens voor het voetlicht te leiden, volgen hier de gedetailleerde resultaten: ir. Wouters-Oeï Khee San 0-1; Roosjen-Tjoa Tjing Giok 0-1; Chapiro-Kwee Sik Hwie Y2-Y2; De Vries-Ong Ban Giok 1-0; Ouborg-Liem Kiem Siong 0-1; Verbeet-Tan Soen Pien 0- 1; Lengkong-The Kok San 1-0; Nieuwenhuyse-The Hian Sioe 1- 0; Polijn-The Kok Liang 1-0; Toepffer-Tan Giok Djie 0-1; Prins-Kwa Sioe Tjo 1-0; Pattiwael-Tan Sien Tjo 0-1; SpoelstraOng Tjing Giap 0-1; ir. Van der Horst-Sie Giok Tjwan 1-0; Zernicke-Tjiong Kian Gie 1-0; Van der Ende-Tan Giok Po 1-0. In Maart was met 38 deelnemers het gebruikelijk onderling concours begonnen, waaruit zich successievelijk vier spelers terugtrokken. Deze wedstrijd had een zeer vlot verloop, dank zij de activiteit van secretaris-wedstrijdleider Weeda. Het jaarverslag prijst verder de deelnemers van de vierde groep, die in voor- en tegenspoed trouw bleven en ondanks hun elf partijen verreweg het eerst „binnen” waren. Begin October werd de wedstrijd reglementair beëindigd en de partijen van de spelers die nog niet afgespeeld waren, geannuleerd. De volgende uitslagen vielen daarbij te noteeren: Eerste groep (10 ronden) Deelnemers 1 2 3 4 5 6 T°!aal prHS ptn I I I I 1 ir. Meyer ....—• T 'A' 1 10 V,'/, 11 1 1 7'/* I 2 ir. Bueters. . . . 0 'A — 10 V» 1 11 11 Vj 6Va II 3 Klink 0 0 1 '/2 — 0 1 1 'A 1 V3 5‘A 4 Waleveld .... 1 '/2 0 0 1 0 — V« V2 1 */J 5 5 Van der Poel . . V* 010 0 0 '/,Vi Vj — 'A 11! 31/, 6 | Meyer Ranneft. . |o 0 | 0 V,1 0 'Ai 0 ’Al'A 0 — J 2 Ir. Meyer scheen een doorloopend abonnement op den eersten prijs te hebben genomen, waarvan hij trouwens ook nog heden meerdere malen gebruik maakt! Tweede groep: I. Brands 5l/2 (uit 7); II. ir. Lemaire 5 punten. Verder: Oei Khee San 4/2, ir. Marion Smit en Lazar 3]/2, Weeda 3, Saulus en dr. Deutman elk 1 y2 punt. Derde groep: I. ir. Wouters 7 (uit 7); II. Roosjen 4 punten. Verder: Giel 4, Chapiro en Sjouke elk 3]/2, Van Bellen en Ouborg elk 3 en De Vries 0 punten. Vierde groep: I. Van Bockhooven 9 (uit 11); II. Polijn 7*4; III. Toepffer 7; IV. Tuwaidan 7 punten. Verder: Kloosterman §y2) Pattiwael 6, De Ligt en Prins elk 5/2, Nieuwenhuyse en Postma elk 5, Brugman 1 /2 en Ockhuysen /2 punt. De prijzen werden op 9 October door den voorzitter uitgereikt, waarna een gongwedstrijd met 26 deelnemers door Van der Poel werd gewonnen in eindstrijd met Klink. De „clou” van het jaar zou echter de herdenking van ons 35-jarig bestaan worden. Daarvoor was een massakamp geprojecteerd tegen de gecombineerde tientallen van vier zustervereenigingen t.w. „Aesculaap”, „Zwarte Koning”, „Moeroeatoel Ichwan” en „Hua Chiao Tsing Nien Hui”. Deze worsteling vereischte dus pnzerziids een bezetting van 40 borden. Toen Van der Poel de algemeene mobilisatie had afgekondigd — van de „Gele Rijers” tot de „Koloniale Reserve” toe—werd hieraan met enthousiasme gevolg gegeven, zoodat de veertig eenheden tellende armée, verdeeld in vier legercorpsen, zich op den avond van 11 December 1931 in beweging kon zetten. Dank zij een goede strategische opstelling, bevochten alle corpsen ieder afzonderlijk de overwinning, waarmede ons 35-jarig jubileum op waardige wijze was gevierd. Te voren had echter een kleine plechtigheid plaats. Op het tooneel van de groote zaal der „Concordia” had het voltallige bestuur plaatsgenomen, geflankeerd door eenige bloemstukken. Na een welkomstwoord en beknopt historisch overzicht van de lotgevallen der S.S.C. te hebben gegeven, richtte de voorzitter zich tot onzen trouwen Verbeet, op wiens gelaat de sporen van een lichamelijk lijden zich reeds hadden afgeteekend. Verbeet herdacht namelijk het voor Indië zeldzaam feit van een onafgebroken 25-jarig lidmaatschap en 20-jarig penningmeesterschap. Onder algemeenen bijval der bijkans honderd aanwezigen, werd hem uit ons-aller naam warme hulde gebracht voor al hetgeen hij in die periode voor de club had verricht waarbij hem tevens een stoffelijk blijk van waardeering en sympathie werd overhandigd. Weinigen zullen toen vermoed hebben, dat Verbeet dien avond zijn laatste partij schaak zou spelen. Halfnegen • begon de massakamp. De resultaten tegen elk der vier clubs zijn uit de volgende paringstabellen te lezen. „A propos” — paringstabel is een erg leelijk woord, eigenlijk onjuist in zijn samenstelling. Onze praeses heeft zich op aesthetische en medische gronden meermalen tegen het gebruik daarvan verzet en terecht. Maar hoe zou hij opkijken als hij het boekje: „Moeilijkheden uit de schaakpartij” van Lod. Prins (niet onze Prins want die is veel kuischer!) in handen kreeg, waarin op blz. 25 vet gedrukt staat: „de dekplicht van den (zwarten) Koning”? Dit is realistischer en bovendien majesteitsschennis! Evenwel: „badinage a part”; men bestudeere liever de opstelling, successen en tegenslagen onzer troepenmacht: S.S.C. Zwarte Koning ir. Meyer 54 —■ 54 Burgdorffer Waleveld 0 — 1 Tan Tek Bpng Brands 1 — 0 Van Slooten ir. Terkühle 0—1 Nelwan dr. Deutman 1 -— 0 Andu Lazar 1 — 0 Montung Chapiro 54 — !4 Ratulangi Ouborg 1 —• 0 Lamsana De Vries 1 —• 0 Cuno Pattiwael 0 — 1 Annis 6 — 4 S.S.C. Moer. Ichwan Hadji Ali 1—0 S. Moetlik Van der Poel 1 — 0 Ali Baswedan ir. Lemaire 0 — 1 Hadji Moh. Amin Dinger 0 — 1 Alwi Barakwan ir. Marion Smit 1 — 0 Noe Alkaff mr. Mooyman 1 — 0 Aribadi ir. ,v. d. Horst 0 — 1 Ali Barakwan Postma 1 — 0 Hadji Hassan Polijn 0 — 1 A. Edroes Toepffer 1 — 0 A. Soelmar 6 — 4 S.S.C. Aesculaap ir. Bueters /2 — /2 Tendean Meyer Ranneft 0 — 1 Soeardi Buriks 1 — 0 Liem Wie Liang ir. Wouters f2 -— V2 W. T. Lie drs. Hermans >/2 — >/2 Napitoepoeloe Roosjen 1 — 0 Woener De Lind van Wijngaarde 1 — 0 Soetjipto Van Bockhooven 1 — 0 Ismaël Nieuwenhuyse 1 — 0 T. L. Joe Prins 0 — 1 Maëngkom 6 The Kok Liang Klein 0 — 1 Tjan Tjin Po Kloosterman 1 — 0 Lie Thiam Hwie Spoelstra 0 — 1 Ong Tjing Giap 6—4 Totaal-generaal: Soer. Schaakclub 24/2, Gecombineerden 15 pnt. De reactie die op het opgewekt schaakleven der beide voorafgegane jaren op den duur niet kon uitblijven, trad reeds in 1932 in. Inderdaad deden zich talrijke onvoorziene omstandigheden voor, die onze club in moeilijkheden brachten. Reeds op 1 Februari veranderden wij van lokaliteit als noodzakelijk gevolg van de verplaatsing der „Concordia” van Tegalsari naar Toendjoengan. Het nieuwe (oorspronkelijk oude) gebouw, waarin te voren het „Casino” en de „Moulin Rouge” het uitgaand publiek enkele jaren verstrooiing had geboden, werd nu de plaats van samenkomst, maar de vreugde was van korten duur. Na verloop van een maand werd ons, zonder inachtneming van den gebfuikelijken termijn, een verhooging van de zaalhuur aangezegd, waarop in verhand met de financiën niet kon worden ingegaan. Deze incoulante geste heeft ons toen pijnlijk getroffen, te meer omdat de geschiedenis van de „Concordia” met die der S.S.C. tal van jaren is saamgeweven geweest. De schuldenlast die deze oudste Soerabajasche sociëteit te torsen had en die ten slotte haar ondergang is geworden, was wellicht aanleiding voor het toenmalige soosbestuur, op alle mogelijke wijzen te trachten de inkomsten te vermeerderen. Met bekwamen spoed moest dus naar een ander vereenigingslokaal worden omgezien. Veel keuze is er te dien opzichte in Soerabaja niet, vooral niet voor een schaakclub die bepaalde eischen stelt. Wij vonden een onderkomen in het clubgebouw van den Katholiek Socialen Bond in Embong Malang, welke gelegenheid in April werd betrokken. Als gevolg daarvan móesten dé speelavonden op Woensdag worden gesteld, omdat de Vrijdagavond, die al reeds eenige jaren den traditioneelen Donderdagavond had vervangen, niet kon worden bedongen. Dit bracht voor vele leden bezwaren met zich mee, zoodat al spoedig getracht werd naar den Vrijdagavond terug te keeren. Verder kwam er een algeheele omwenteling in de bestuursformatie. Verbeet moest om gezondheidsredenen aftreden; Van der Poel zou in Juni met buitenlandsch verlof gaan en Meyer Ranneft repatrieerde. Op de Algemeene Vergadering van 18 Maart 1932 werd dan ook een nieuw bestuur gekozen in de volgende formatie: dr. Déutman (voorzitter); W. F. L. Waleveld (secretaris); B. I. Kloosterman (penningmeester); ir. J. G. Bueters en J. K. Ouborg (commissarissen). In October ’32 was het nieuwe Restaurant „Hellendoorn” geopend. Dankbaar werd de gelegenheid aangegrepen, onze bijeenkomsten in dit moderne en centraal gelegen etablissement te houden en onzen Vrijdagavond in eere te herstellen. Mocht ik zelf wellicht gedroomd hebben van een „1’histoire se répète” — een reprise van de Simpang Restaurant-episode—, het „ontwaken” is een groote teleurstelling geworden! Wij kregen op 1 November de eetzaal aan de Kanaristraat ter beschikking, een lokaliteit die behalve te klein, tevens nog het inconvenient had van warm en rumoerig te zijn. Bovendien zullen velen met mij zich „disgusted” gevoeld hebben door de etensluchtjes die uit bakkerij en keuken de atmosfeer bezwangerden. De muziek in het café was reeds eenigszins te forsch, gezien den geringen afstand die het podium van ons scheidde, maar om 10 uur begon de situatie vrijwel hopeloos te worden. Dan verhuisden de musici naar de boven gelegen „Cercle” en metamorphoseerden zich in een jazz-ensemble. Een „hink-stap-springende” piano, een „naar-adem-snakkende” saxophoon, een „geknepen” trompet en een „brallende” trombone, begeleid door kwistig slagwerk, schiepen een combinatie die ernstige schakers tot wanhoop bracht. In een ddo. 23 December uitgeschreven Algemeene Vergadering werd dan ook besloten de huur op te zeggen en intrek te nemen in de groote zaal van de Loge „De Vriendschap”, Toendjoengan, die tot heden in alle opzichten aan de eischen van een doelmatige plaats van samenkomst heeft beantwoord. Op welke wijze de snel wisselende en ongunstige factoren op ons vereenigingsleven hebben ingewerkt, moge blijken uit de omstandigheid dat in den loop van 1932 niet minder dan 39 lepten werden afgevoerd en slechts 22 nieuwe konden worden ingeschreven. Een bedenkelijke achteruitgang derhalve van 17 leden! Telden wij er op 1 Januari ’32 nog 60, op 1 Januari ’33 was dit aantal geslonken tot 43. Bovendien hadden wij ook qualitatieve verliezen geleden: ^gterbos, Meyer Ranneft, Westendorp, Wouters, Baswedan, Klink, Marion Smit, waren vertrokken en Van der Poel’s verlof strekte zich langer uit dan voor onze club wenschelijk was. Voorts had bet verhuizingsprobleem noodzakelijkerwijs stagnatie in de afwikkeling van den huishoudelijken wedstrijd teweeg gebracht. Begonnen kort na de viering van ons 35-jarig bestaan, werden de aatste partijen eerst in Augustus ’32 beëindigd. De resultaten waren als volgt: Eerste groep (9 ronden). It t 11 Deelnemers 12 3 4 5 6 7 8 910 °,a Prijs | I I I ! | I I Ptn | | j ’ | | j I II 1 | ir. Meyer . . . . — */* 1 I l V* 1 1 | 1 1 I 1 || 8 I 2 Klink V* — 0 V* 1 1 1 0 1 16 II 3 Hadji Ali . . . . 0 1 — V, 1 0 >/» 1 V* 1 57» 4 Waleveld .... 0 7* V, — Va 1 1 0 7» ‘A 47» 5 Van der Poel . . 'A 0 0 'A — 7» 0 11 'U 4 6 ir. Lemaire ... O 0 1 0 ‘A — I 1 10 7» 4 7 Brands 0 0 7, 0 1 0—1 1 '/, 4 8 ir. Bueters. ... 0 1 0 1 0 0 0 — 'Ai I 37» 9 Meyer Ranneft. . j 0 0 V*- 7» 0 1 0 'A — V» 3 10 Ali Baswedan . . | 0 0 0 7» 'A 'A V» O 7» — I 27* I Tweede groep: I. drs. Hermans 6 (uit 8), 11-111. ir. Wouters en Westendorp elk 5l/2. Vervolgens: Blewanus en Burgdorffer elk 5, Saulus en dr. Deutman elk 3, ir. Marion Smit 2l/2 en Lazar /2 punt. Derde groep: I. Chapiro 5 (uit 6); II. ir. Van der Horst 4 punten. Verder: Ouborg 3l/2, Van Bockhooven 3, De Vries 2/2, Postma 2 en Roosjen 1 punt. Vierde groep: I-II. Kloosterman en Lengkong 6 (uit 8) — na 4 extra partijen. Er volgden: Polijn 5/2, Nieuwenhuyse 4l/2, Toepffer en Gornelis elk 4, Pattiwael en Prins elk 3, Ockhuysen 0 punten. De prijsuitreiking vond plaats op 7 September, waarna de traditioneele gongwedstrijd met 32 deelnemers door Hadji Ali werd gewonnen, die in de finale Roosjen klopte. Schaaktechnisch bleef onze activiteit beperkt tot een uitstapje naar Lawang op 24 Juli, een • clubmatch tegen de „Aesculaap” op 16 December en verder simultaanspel van onzen ongekroonden kampioen Meyer ddo. 30 December. De tocht naar Lawang was weer eens een welkome afwisseling. Wij hadden een uitnoodiging van de Lawangsche Schaakclub aanvaard om in de „pendopo” van het gesticht „Soember Porrong” tegen een gecombineerd team van Lawang en Malang onze krachten te komen afmeten. Zondagmorgen 24 Juli gaven wij aan deze uitnoodiging gevolg: 28 spelers, onder' welke enkele genoodigden, togen per auto naar het bergstadje. Qp zeer hartelijke wijze werden wij door dr. Theunissen op zijn domein ontvangen. Er was rijkelijk voor spijs en drank gezorgd om het eventueel tekort aan stoffelijk voedsel wegens het vroege morgenuur aan te vullen. Even negen uur begonnen (de Malangers hadden zich verlaat en brachten schaak- materiaal mee), werd tot halfeen doorgespeeld, waarna de toen nog in gang zijnde partijen door de beide aanvoerders arbitrair werden beslist. Dank zij de resultaten aan de hoogste borden, trokken wij aan het langste eind en wonnen dezen geanimeerden kamp met 17-11 punten. Dat ging als volgt: ir. Meyer-Burei; 1-0; Hadji Ali-Gerungan 1-0; Klink-Reiche 1-0; Waleveld-Dhirdjo 1-0; ir. Lemaire-Lamminga 1-0; ir. Wouters-dr. Theunissen 0-1; SaulusKloppenburg 0-1; Dinger-dr. Soerojo y2-\Oei Khee San-Akoep Goelanggé 1-0; dr. Opekar-Dengah 0-1; dr. Deutman-Tjitrowidjojo 1-0; drs. Hermans-Blom 1-0; Van Slooten-Warella 1-0; ChapiroStegerhoek 0-1; Postma-Van Soest Burgdorffer-Barend 1-0; Tjoa Tjeng Giok-Saaltink 1-0; Liem Kiem Siong-dr. Gandrup 0-1; Van Bockhooven-Hamel 0-1; Ouborg-Van Vliet 0-1; Prinsdr. Tjan 1-0; Kloosterman-dr. Gan 1-0; Lengkong-Louw 0-1; Nieuwenhuyse-Krahmer 1-0; Pattiwael-mevr. Gandrup 1-0; BeckHendriks 0-1; The Bing Yang-Kampen 1-0; Van der Heide-Solbrig 0-1, De clubmatch tegen de „Aesculaap” aan 17 borden in „Hellendoorn” gespeeld, wonnen wij met 9-8 punten, terwijl de simultaan-séance van ir. Meyer tegen 15 spelers van de tweede en lagere groepen, na 3/2 uur spelen, den simultaanspeler een winst van 12 en een verlies van 3 punten opleverde. Winnaars waren ir. Lemaire, Ouborg en Prins. Begin Februari ’33 betrokken wij de nieuwe lokaliteit in de Loge, alwaar de huishoudelijke wedstrijd, die in September ’32 was begonnen, kon worden beëindigd. Een maand later mochten wij het voorrecht hebben deze installatie met een grootsch schaakfestijn te bezegelen! De wereldkampioen dr. Alechin, die in 1932 de Ver. Staten had bezocht en o.m. zijn beroemde record-blindvoorstelling te Chicago had gegeven, keerde daarvan via den Pacific, Japan en China naar Europa terug. De N. I. Schaakbond greep de mogelijkheid die deze route bood aan, om den grootmeester tot een bezoek aan Java te bewegen, maar toen het contact was verkregen, bleken de desiderata van den maëstro — ƒ 4000.— voor 12 voorstellingen — een onoverkomelijk bezwaar voor de reeds geschokte financiëele positie van Bond en aangesloten clubs. Belangstelling was er natuurlijk allerwegen en 12 séances zouden ook wel gearrangeerd kunnen worden, echter de somma van ruim 330 gulden per bezoek ging de draagkracht van dé Indische schaakgemeenschap verre te boven. Op het laatste oogenblik echter „bekeerde” de wereldkampioen zich: hij vroeg ten slotte ƒ 150.— per séance met een gegarandeerd minimum van tien; reiskostén voor zijn rekening. Hierop werd gretig ingegaan eri toen de groote schaakclubs ieder een of meer séances hadden gegarandeerd, kon 'de Bond — onder welks auspiciën de tournéé gehouden zou worden — „accept” telegrafeeren. Soerabaja had echter te kennen gegeven, geen kans te zien aan het programma deel te nemen. Toen dus de komst van Alechin, dank zij de bemoeiingen van den N. I. Schaakbond en meer in ’t bijzonder van ir. E. D. G. Frahm, een voldongen feit was géworden, zou het een blamage voor het Soerabajasche schaakleven geweest zijn, indien wij de gelegenheid, den wereldkampioen in ons midden te hebben, voorbij hadden laten gaan. moeilijkheid wrong zich uiteraard in het financieele, echter, eenmaal besloten tot een poging de noodige fondsen bijeen te brengen, ben ik wonderwel in mijn plannen geslaagd, tot de verwezenlijking waarvan eenige „sleeping partners” in niet geringe mate hebben bijgedragen. Zoo kon de S.S.C. dus toch in deze tournee participeeren. Maar nu kwam te elfder ure een nieuwe moeilijkheid. Onze illustre gast moest, zooals te doen gebruikelijk is, bij zijn komst in ons midden worden toegesproken. Van ons bestuur was secretaris Waleveld reeds onmiddellijk'uitgeschakeld wegens beroepsplichten die dusdanig drongen, dat hij Alechin zelfs niet heeft kunnen zien! Voorzitter Deutman zou, naar verluidde, eerst later op den avond kunnen verschijnen en de overige bestuursleden verkozen van decoratieve plichten te worden ontheven. Goede raad was duur. Aangezien ik tot mijn leedwezen moet bekennen dat bij mij het geschreven en het gesprokén woord door een zeer zwak zenuwbruggetje wordt verbonden — althans ten aanhooren van een groot auditorium -— kon ik mij dus ook niet als woordvoerder presenteeren. Ik stelde echter, ten einde op alle eventualiteiten voorbereid te zijn, een welkömstrede op papier om deze desnoods voor te lezen. Curiositeitshalve geef ik ze hier weer: „Cher Maitre, Étant Hollandais et . me trouvant dans Pimpossibilité de rédiger mon allocution en votre langue maternelle, vous me permettrez, cher Maitre, d’avoir Phonneur de vous souhaiter la bienvenue en frangais. li y a toujours quelque hésftation, voire même quelque souffrancc dans la joie qu’on éprouve a parler en une langue étrangère, surtout lorsque celle-ci fait vibrer 1’ame d’une passion admirative par sa netteté, sa précision, sa vigueur, son charme, son coloris et sa musique! L’idéal est si élevé que les plus laborieux efforts ne mènent souvent qu’a des résultats trés aléatoires. Pourtant, vu qu’il est doux de souffrir pour ce qu’on aime, je m’arme de courage et dis eji francais pour exprimer a M. Ie Docteur Alekhine dans la langue de sa nouvelle patrie, combien nous sommes heureux de lui 'souhaiter la bienvenue et de quel coeur débordant de joie, nous recevons dans notre ville oriëntale le premier magistrat, le premier grand-prêtre du glorieux domaine de Caïssa. Cher Maitre, nous sommes flattés, heureux et charmés de vous avoir parmi nous, paree que vos qualités et votre renommée de joueur d’échecs se sont répandues dans le monde entier et que sur 1’échiquier vous parlez une langue que le Monde comprend et qu’il admire.... —und weil eben die deutsche Sprache die Seele der modernen Schachliteratur, zumindest praktisch, die internationale Umgangs- und Verstandigungssprache bildet, so ist es selbstverstandlich, dass ich eine solche Sprache, die Ihnen auch sicherlich sympatisch ist, nicht ausschalten darf. Umsomehr, weil Sie in unserem Lande rrrft seinen gemischten Landesarten und verschiedenen Nationalitat^n, mit zahlreichen Schachfreunden Bekanntschaft machen werden, die Ihre Kunst und Ihre Persönlichkeit verehren und sie aus den deutschen Fach-Zeitschriften kennen gelernt haben. Dass das Schachspiel — diese wundersame Gabe aus dem Morgenlande — wie es Dr. Tarrasch so trefflich definiert hat, nicht nur das edelste und schönste aller Spiele ist, sondern auch, an der Grenze von Spiel, Kunst und Wissenschaft stehend, zu den grössten geistigen Genlissen gehort, diese Behauptung werden wir gern bestatigen. Uebrigens.... ....last but not least, I feel obliged to address myself to you in English, this being the predominant language in international society. Chess promotes discipline of the moral qualities, calling for modesty when winning and for determination when losing: it never excites the baser passions. In this spirit, we are looking forward to the evening when first you are to demonstrate to us your superior abilities in propagating the fine game of chess. It is regrettable that circumstances do not allow you to spend more time on your visit to „Tropical Holland”, necessitating the expenditure of an amount of physical energy. We sincerely hope, however, that this handicap will not detract too much from the pleasure of your trip. In conclusion, I wish to say, that, in the hour of parting, I hope you will not think too badly of the capacities of our local amateurs and that you may take home the best of impressions of these beautiful colqnies with their varied populations as far as the short duration of your stay allows you to collect. Long live our guest, the Champion of the World!” De vermoedelijke mislukking in de voordracht waaraan ik mij zou hebben blootgesteld, werd gelukkig voorkomen door de late aankomst van Alechin en het vroegere verschijnen van onzen praeses, zoodat mijn speech als doodgeboren wicht een stille begrafenis onderging. Ze werd alleen in de schaakrubriek afgedrukt als schriftelijke hulde aan onzen gast. Dr. Alexander AlexandroWitseh Alechin (phonetisch: Allégien), jurist, zoon van patricische ouders uit het Czaristische Rusland, thans Fransch staatsburger, is een blonde, blauwoogige, breed¬ geschouderde, rijzige verschijning. Jammer, dat zijn gebit den strijd tegen de nicotine niet heeft kunnen volhouden, waardoor bij conversatie bepaald afbreuk wordt gedaan aan zijn niet onknap voorkomen. In tegenstelling met zijn Slavischen collega Kosti'c en zijn Hollandschen rivaal Euwe („Uiwe”, zooals Alechin den naam van onzen landsman uitspreekt), rookt de wereldkampioen als een schoorsteen. Bovendien is het verwonderlijk hoe deze man met het weinige voedsel dat hij nuttigt en de groote hoeveelheid koffie en thee die hij drinkt — in vele gedaanten en smaken — éen zóó enorme vitaliteit en voortdurende concentratie aan den dag kan leggen. Hij lijdt dan ook aan een merkbare, ofschoon beheerschte, nervositeit. Zij, die hem hier en elders „aan den arbeid” hebben gezien en die zich realiseeren wat het zeggen wil in een tropisch klimaat 6 a 7 uren achtereen geconcentreerd langs de borden te slenteren, zich luttele uren slaap gunnende, om dan in snel tempo vermoeiende spoorwegtrajecten af te leggen, moeten tot het besef zijn gekomen met een „Uebermensch” te. hebben kennis gemaakt. Wat Alechin physiek op Java gepraesteerd heeft zou geen zijner collega’s •— ook de jongere niet — hem nagevolgd hebben zonder een ernstige „breakdown” te ondergaan. Zelfbewust en toch met iets kinderlijk naïefs, van algemeene ontwikkeling en met een genialen „Scharfblick” als het zijn kunst, het schaak, betreft, heeft deze Russische Franschman, die Duitsch vloeiend en Engelsch behoorlijk spreekt, de harten van ons schakers stormenderhand veroverd. De familie, dr. Segall had aangeboden den meester tijdens zijn verblijf te dezer Stede gastvrijheid te verleenen. Dr. Alechin Alechin, die Zaterdag 4 Maart met dén middagtrein uit Djocja verwacht werd, kwam eerst ’s avonds met de „eendaagsche”. Van deze wijziging kon den leden niet tijdig worden kennis gegeven, zoodat de begroeting aan het station Goebeng haar officieel karakter miste. Behalve ik zelf, waren de gastvrouwe, mevr. Segall, die haar plotseling ongesteld geworden echtgenoot verving, alsmede ons oudste lid Zernicke op het station aanwezig. In de Loge hadden schakers en belangstellenden zich verzameld, meenende dat de maëstro daar om 7 uur zijn entrée zou maken, het uur waarop de eerste séance officieel was vastgesteld. Aan de simultaan-voorstelling van dien avond namen 43 spelers deel. Voor leden van plaatselijke clubs waren enkele borden gereserveerd. Kloosterman had te voren moeten woekeren met de afmetingen, maar was geslaagd in een doeltreffende opstelling, zoodat nog voldoende ruimte voor de toeschouwers overbleef, wier aantal zeker wel tweehonderd zal hebben bedragen. Alechin begon zijn wandeling ;— n*i de gebruikelijke begroeting van den voorzitter en een fotografische opname — om halfnegen en toen het laatste bord ca. 3 uur ’s nachts had gecapituleerd, noteerde de wereldkampioen een prachtfg resultaat van 39 gewonnen, 1 verloren partij en 3 remises. Een onzer nieuwere leden, drs. A. A. Surber, had de eer onzer club opgehouden, terwijl ir. Lemaire, Oei Khee San en Andreas („Aesculaap”) het tot remise hadden gebracht. Aan mijn bord had Alechin de qualiteit gewonnen en een theoretisch gewonnen eindspel verkregen. Ter illustratie van zijn groote tactische en technische vaardigheid moge nevenstaande stelling dienen, waarin hij mij met den probleemzet 42. Td8—d7ü verraste, die tot onmiddellijk opgeven dwingt, wil het mat niét worden afgewacht. Immers, zwart moet den toren nemen en wordt dan door 43. g4f, Kg5 44. f4f, Kh4 45. DH6 mat gezet. Toen de meestér weer voor mijn bord kwam, vond hij de matstelling reeds Dinger Dr. Alechin Dr. Alechin’s simultaanspel in de Loge op 4 Maart 1933 geconstrueerd. Een vriendelijk „merci” beloonde den verslagene voor zijn „attentie”. Aan deze séance is nog een anecdote verbonden. Op zeker dogenblik bemerkte ik tusschen den stoel van mijn buurman en den mijne een fraaie roode roos op den grond: ik raapte ze op en bood de bloem Alechin aan toen hij voor mijn bord verscheen. De wereldkampioen boog gracieuselijk, stak de roos in zijn knoopsgat en vervolgde, aldus opgetooid, zijn rondgang. Eenigen tijd later vernam ik van derden, dat mevr. Bueters, die zich met haar echtgenoot onder de toeschouwers bevond, zich had afgevraagd op welke wijze Alechin aan haar roos gekomen was?! Zondagmorgen 5 Maart vertrok Alechin in gezelschap van drs. Surber naar Malang en keerde dienzelfden avond te Soerabaja terug. Maandagavond trad hij voor den tweeden en laatsten keer op, althans dit was „Programmgemass”. Hij had zich bereid verklaard gelijktijdig 12 partijen te spelen tegen groepen van consulteerende spelers, waarvan twee partijen blind. In de beide blind te spelen partijen zou hij de witte stukken leiden, terwijl in de overige tien de consulteerenden afwisselend wit en zwart zouden hebben. Het tempo werd op 20 zetten per uur bepaald. Ook nu weer was de belangstelling groot, ofschoon niet zoo geprononceerd als op 4 Maart. Simultaanspel is meer „kijkspel” voor de massa dan consultatiepartijen dat zijn. De „fijnproevers” waren echter allen opgekomen. Deze séance begon wederom ca. halfnegen. Met het overbrengen der zetten van de beide „blinde” borden had ik mij belast. Ook deze avond werd een groot succes voor den wereldkampioen, die met uitzondering van een remise aan het bord waar dr. Bon en Bleyé (als gasten) consulteerden, alle partijen won en derhalve met 1P/2 winstpunt een schitterend percentage van bijna 96 behaalde. Aan het slot van een der blind gespeelde partijen deed zich de „note gaie” voor, toen de consulteerenden remise aanboden, maar enkele zetten later tot capitulatie gedwongen werden! Halfdrie behoorde ook deze interessante avond tot het verleden, waarna Alechin onder applaus en een hartelijken afscheidsgroet van onzen voorzitter huiswaarts keerde en den volgenden morgen naar Tjepoe vertrok. Doordat de wereldkampioen het plan had opgevat zijn verblijf op Java met twee weken te verlengen ten einde nog een uitstapje naar Bah te kuriaen maken, werd plotseling de mogelijkheid geschapen, hem ten derden male in ons midden te hebben. 13 Maart van Bandoeng op doorreis naar Bali alhier aangekomen, mocht ik in de gelegenheid zijn hem te bewegen, na terugkeer op 20 Maart, opnieuw in ons midden te vertoeven om dan aan 50 borden een simultaan-voorstelling te geven als revanche voor de séance van 4 Maart. De clubkas droeg in het ontbrekende bedrag bij en aldus had Soerabaja ten slotte het record van drie voorstellingen op haar naam gekregen, een resultaat dat mij groote voldoening heeft geschonken. Dit laatste bezoek viel buiten het Bondsprogramma en werd dus financieel rechtstreeks met Alechin afgewikkeld. De lokaliteit in de Loge bood echter geen plaatsruimte aan 50 borden en daarom was voor die gelegenheid de feestzaal van de Simpangsche Sociëteit afgehuurd. Door aanvragen tot deelneming van niet-leden, ook buiten Soerabaja, waren de 50 spelers spoedig geformeerd. Sommigen moesten zelfs teleurgesteld worden. Deze séance, die om 7 uur een aanvang nam, werd wederom een groot succes voor Alechin, die na zeven uur van hardnekkigen strijd geen partij verloor, aan 7 tegenstanders een remise moest afstaan en de overige 43 partijen te zijnen gunste besliste. Remise verkregen ir. Lemaire, Siwy, Pronk, Hadji Ali, ir. Bueters, S. L. Tjoa en Hadji Mahsoem. Dr.’ Deutman, die zijn partij later was begonnen, had materieel voordeel verkregen; zijn bord werd omstuwd door.een schare van ^Kiebitze** die het gewoonlijk beter weet dan den speler zelf. Door tegenstrijdige adviezen van de wijs gebracht, verloor de doctor zijn evenwicht, boette zijn voordeel, weer in en werd ten slotte nog mat gezet! De uitbuiting van minutieuze voordeeltjes en de accuratesse waarmede hij de positie behandelt, zijn wel de sterkste zijden van Alechin’s spel, waarin „vingerfouten”, bijna niet voorkomen. En zoo had de wereldkampioen ons doen genieten van zijn groote kunst en ons versteld doen staan van zijn geweldig uithoudingsvermogen. Van de 105 partijen die hij te Soerabaja speelde, won hij er 93, verloor slechts 1 en mkakte er 11 remise, derhalve een winst van bijna 94%. Nog even — tot 3 uur — bleef hij op de galerij vertoeven in geanimeerd gesprek met enkele nablijvers; ging daarna huiswaarts en stond ’s morgens half zes bepakt en gezakt op het station, door Postma en mij uitgeleide gedaan en met een treinreis van 12 uur yoor den boeg.... Maar niet alvorens Postma Alechin’s autogram uit diens vulpen had laten vloeien. Ir. W. M. Lemaire is ons eenige lid dat met trots kan verklaren, totaal drie partijen tegen Euwe en Alechin te hebben gespeeld zonder te verliezen. Lemaire is zeker wel een van de gezelligste clubleden die ik gekend heb. In muziek-terminologie uitgedrukt, zou de binnenkomst van Lemaire het best gekarakteriseerd kunnen worden met den term „Scherzo molto allegro”, in tegenstelling destijds met de entrée van Ranneft die meer een „Adagio grazioso” vertegenwoordigde, terwijl bijvoorbeeld ir. Meyer’s verschijning tot een „Andante moderato” en die van ir. Degens tot een „Allegro con agitazione” inspireert. Sinds hij in 1934 geroepen werd deel van de vroedschap uit te maken, zien wij Lemaire helaas veel te weinig in de bijeenkomsten. Ik hoop dat dit verlangen naar zijn persoon vóór hem een aansporing zal wezen, zijn „vriendelijk aangezicht” meer te vertoonen dan thans het geval is! Na het vertrek van den wereldkampioen werd ddo. 7 April ’33 de jaarvergadering gehouden. Ir. Bueters en Ouborg zagen zich, respectievelijk door verlof naar Europa en overplaatsing naar Batavia, genoodzaakt hun bestuursfuncties neer te leggen. De vergadering kops in hun plaats Van der Poel en Dinger, zoodat ons bestuur als volgt werd samengesteld: dr. A. Deutman (voorzitter); W. F. L. Waleveld (secretaris); B. I. Kloosterman (penningmeester); J. M. van der Poel en W. N. Dinger (commissarissen). Van der Poel was wel is waar nog niet van verlof teruggekeerd, maar werd in Juni verwacht. In Mei werd eindelijk het in September ’32 aangevangen huishoudelijk concours beëindigd. De eerste groep bleef echter door vele mutaties .en de slechte opkomst der deelnemers onuitgespeeld. Ik zal dus ditmaal de tweede groep in details laten volgen: Tweede groep (10 ronden) Deelnenjers 1 2 34 56 718 9 10 11 Prijs 1 Cornelis..... — 0 01 11 11 11 1 8 I 2 dr. Deutman... 1 — Va 1 1 Va 1 1 Va 0 1 7*/s II 3 Dinger 1 i 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11/2 — 0 Vi’/i 0 0 11 1 5’A Hl (S.-B.) 4 Postma ;■.... 00 1 —-y* 0 1 Va 1 1 Va 5'/a 5 Ouborg. 0 0 Va Va — 1 0 1 1 'A 1 S1/^ 6 Kloosterman. . . 0 V2 Va 1 0 — 10 0 1 1 5 7 Chapiro ..... 0 0 1 0: >1 0 — 1 101 5 8 Roosjen 0 0 1 V2 0 1 0 — .'0.1,1 4 A 9 v. Bockhooven. . 0 Va 0 0 01 0 1 — 1 1 4/s 10 ir. v. d. Horst. ..01 0 0 ’/a 0 10 0 — 0 2A 11 Lengkong.... 0 0 0 '/, 0 0 0 0 | 0 1 — 1A Derde groep: I. Montung 8 (uit 9); II. Polijn 7; III. The Bing Yang 6y2 punt. Verder Cuno 6, Pattiwael b/2, Nieuwenhuyse 4y2, Zernicke 3, Timmer 2/2, Beek en Papo elk 1 punt. 26 Mei werden de prijzen overhandigd, met als slot het traditioneele gongtournooi, waarin ir. Meyer en drs. Surber de finale bereikten. Meyer maakte de minste fouten en won. In het contact met andere clubls trad in 1933 een storing op, ofschoon pogingen zijn aangewend die storing op te heffen. De oorzaak daarvan moest worden gezocht in de oprichting van een „Soerabaiasche Schaakbond”, waarin vrijwel alle andere plaatselijke clubs waren opgenomen. Een uitnoodiging van den nieuwen Bond, als lid daarvan te willen toetreden, meende ons bestuur te moeten afslaan. De Soerabaiasche Schaakbond was niet aangesloten bij den N. I. Schaakbond en verbood zijn leden o.m. tegen andere vereenigingen uit te komen, tenzij met toestemming van het bestuur. Bovendien zou onze toetreding, met het grootste contingent leden, een niet onbelangrijk financieel óffer vergen, zoodat, alle factoren overwegende, de S.S.C. geen aanleiding kon vinden de nieuwe organisatie te steunen. Alechin’s bezoek had een quantitatieve versterking van ons ledental bewerkstelligd, n.1. van 43 naar 50, waardoor onze positie als grootste schaakclub van Ned. Indië gehandhaafd bleef. In Juni ’33 werd een nieuwe onderlinge wedstrijd uitgeschreven, die in December zijn beslag kreeg. Er was een andere regeling bedongen, n.1. kleinere groepen, waaruit ten slotte winnaarsgroepen gevormd werden die om de prijzen kampten. De afgevallen spelers kregen zoodoende gelegenheid onderlinge matches voor de ranglijst te spelen en werden althans niet gedwongen, het rooster plichtmatig af te werken. De eerste groep, waarvoor ir. Meyer, drs. Surber, mr. van Oppen, Koning, Van der Poel, Hadji Ali, ir. Lemaire en Tan Hien Yan hadden ingeschreven, mislukte wederom, daar talrijke deelnemers hun partijen niet hadden afgespeeld. Alleen ir. Meyer was zijn verplichtingen trouw nagekomen en had bovendien zes van de zeven partijen ^êwonnen. Hem werd dan ook de eerste prijs toegekend. In de tweede groep verliep de strijd als volgt: groep A: I. dokter Marjitno 4 (uit 5); II. Van Bockhooven 3y2; groep B: I. dr. Deutman 3]/2 (uit 5); II. Siwy 2 punten. De tusschen deze vier spelers uitgevochten winnaarsgroep gaf de volgende resultaten: Winnaarsgroep (6 ronden) _ . . | ' . . » totaal Deelnemers 1 2 3 4 II . prijs II Ptn 1 Van Bockhooven . I — 01 11 1 1 || 5 I 2 dr. Deutman ... 1 0 — 11001 3 II 3 Siwy 00 00 — 11 2 4 Marjitno 00 11 00 — || 2 Derde groep A: I. Koo Siok Khing 4 (uit 4); II. THe Bing Yang 3 punten. B: I. Cuno 4 (uit 4); II. Vink 3 punten. In de winnaarsgroep werd Koo Siok Khing nommer één met 5, gevolgd door The Bing Yang met 3 punten. Vink en Cuno verkregen ieder 2 punten. Bij de prijsuitreiking op 29 December werd de met 27 deelnemers gehouden gongwedstrijd wederom door ir. Meyer gewonnen, die Van der Poel in den eindstrijd versloeg. De nieuwe wedstrijdregeling bleek niet aan de klachten over langen duur en ongeregelde afwikkeling der partijen tegemoet te komen. Het jaarverslag meent dan ook, dat de eenige remedie bestaat in een trouw (er) bezoek aan de clubavonden. Ik geloof dat er nog een andere reden aanwezig is die den gang van zaken ongunstig beïnvloedt, n.1. het late bezoek aan de clubavonden. In den bloeitijd en ook nog langen tijd daarna, konden wedstrijdpartijen om 7 uur — uiterlijk halfacht — worden begonnen. Langzamerhand en schier ongemerkt is het aanvangsuur meer en meer verlaat geworden, zoodat tegenwoordig talrijke clubgenooten eerst halfnegen op het appèl verschijnen. Onnoodig te vermelden dat aldus vanzelf een grootcr aantal partijen moet worden onderbroken dan noodig en wenschelijk is. Ofschoon van de bestuurstafel meermalen de medewerking der leden is ingeroepen, met deze ongewenschte gewoonte te breken, mag het resultaat vrijwel nihil genoemd worden. Reglementair kunnen geen „sancties” worden toegepast, maar wellicht zullen deze regelen, gelezen in het licht en de sfeer van ons a.s. jubileum, wél het gewenschte gevolg hebben. Ik zeg mijn medeleden, wie dit verzoek regardeert, dan ook bij voorbaat dank voor hun welwillende medewerking! In October had Waleveld het secretariaat aan Van der Poel overgedragen. Drukke ambtsbezigheden noopten hem tot dien stap, ofschoon hij als commissaris zitting in het bestuur bleef nemen. Over onze bibliotheek meldt het jaarverslag, dat deze op 1 Januari ’33 uit 23 nummers bestond en in den loop van het jaar met 5 werkjes werd verrijkt, zoodat de clubbibliotheek aan het eind van 1933 over 28 deeltjes beschikte. Eén „anonymus” schonk der club verder tien nieuwe schaakspellen, waarvan er een — ter versterking van de kasmiddelen — werd verloot. De schenker ging bovendien er mede accoord dat clubleden deze spellen a raison van tien gulden in eigendom konden verkrijgen. De kooplust is echter niet groot geweest: tot heden heeft zich nog geen reflectant aangemeld! Het jaar 1934 werd gekenmerkt door een opgewekt clubleven en een stabilisatie van het aantal leden, dat op 50 kon worden gehandhaafd, niettegenstaande de talrijke mutaties die zich in dat jaar voordeden. Opmerkelijk was daarbij het groot aantal personen dat reeds na zeer korten tijd voor het lidmaatschap bedankte. Niet minder dan 16 leden die gedurende 1934 waren toegetreden, verlieten in datzelfde jaar de club. Vooral het laatste kwartaal demonstreerde een groot verloop van leden, terwijl op vier personen een royement moest worden toegepast; een onaangename maatregel, die vroeger tot de zeldzaamheden behoorde. Hij was het gevolg van de slechte conjunctuur, die helaas op den huidigen dag nog onverzwakt bestaat, al beweren sommige statistici dat wij het dieptepunt gepasseerd zijn. Maar diep zit men nog altijd: een gradueel doch geen principieel verschil. Een nieuw lid, met name Jeronimus Cijfer, die een jaar contributie vooruit betaalt en die in „De Indische Courant” propaganda voor de S.S.C. maakte, beloofde mij een bijdrage voor dit boekje. Van den aard dezer bijdrage kan ik, bij het schrijven dezer regelen, nog geen mededeeling doen. De Algemeene Vergadering werd op 2 Februari ’34 gehouden. Onze penningmeester Kloosterman, een onzer toegewijdste clubgenooten, maakte zich op, voor goed naar Nederland te vertrekken en commissaris Waieveld stelde zijn mandaat ter beschikking. Van de bestuurstafel werden in hun plaats P. Koning en J. C. Cornelis gecandideerd, waarmede de vergadering zich bij acclamatie vereenigde. De bestuursformatie werd dus: dr. A. Deutman (voor- zitter), J.M. van der Poel (secretaris); P. Koning (penningmeester); J. C. Cornelis en W. N. Dinger (commissarissen). Ter vergadering werd verder besloten, de suggestie van het bestuur van den N. I. Schaakbond over te nemen, den jaarlijkschen Bondswedstrijd met Paschen te Soerabaja te entameeren, ofschoon de financieele concessies die de Bond noodgedwongen voor zichzelf van de S.S.C. verlangde, de vooruitzichten op een welslagen niet bemoedigden. Deze Bondswedstrijd, die onder leiding van ir. Frahm stond, is dan ook geheel in stijl met de heerschende economische depressie gebleven. Hij leverde een pendant van den wedstrijd van 1921, al waren de factoren van de mislukking toen van geheel anderen aard. De animo, vooral in de lagere groepen, was gering: met slechts 30 inschrijvingen voor alle klassen zat er weinig „muziek” in deze schaakgebeurtenis. Ook de gebruikelijke afscheidsmaaltijd moest, om pecuniaire redenen, achterwege blijven. In de hoofdklasse, die zonder Bleykmans en mr. Wertheim aan waarde had ingeboet, kwamen onze leden Oei Khee San en Hadji Ali Tajibnapis met den sterken speler Sormin uit Batavia „ex aequo” I-III uit. Voor beslissingspartijen was geen tijd, zoodat de titel „kampioen van Java” niet kon worden verleend. Overigens biedt zoo’n wedstrijd vaak de welkome gelegenheid, oude vrienden en bekenden de hand te drukken. Behalve ir. Frahm, waren o.m. Kranen, Kielich en ir. C. J. Baay (broeder van onzen Jaap) aanwezig, zonder zich echter officiëel in dienst van Caïssa te stellen. Ook De Bock, die in de hoofdklasse meespeelde, liet zich na vele jaren weer eens te Soerabaja zien. Reeds in de eerste week van Januari ’34 was de huishoudelijke wedstrijd aangevangen waarvan op 2 Juni de laatste partij werd gespeeld. Ir. Meyer, het eeuwige winnen moede, had zichzelf op wachtgeld gesteld. De uitslagen waren: Eerste groep (9 ronden) I T* O 1 Deelnemers 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ‘ Prijs III I 1 II I I Ptn I || | | 1 Oei Khee San 1 | 1 1 1 1 | 1 1 V2 8 | I 2 Van der Poel . . V2 — 1 ’/2 1 oJ i y2 i/2 y2 6 II 3 drs Surber. ...00 — 1 1 01 1 y2 1 5'/2 4 Tan Hien Yan. . 0 J/s 0 — >/2 1 '/, 1 1 >/2 5 5 Koning . . . . . 0 0 0 ’/2 — 0 I 1 1 1 1 4'/2 6 Hadji Ali .... 0 '/2 1 0 1 — | 1 0 0 4 7 v. Bockhooven. . 0 0 ' 0 V* 0 0 — 1 1 1 I 3l/2 8 ir. Lemaire. ...|oy2 0 0 0 1 I 0 — 1 l| 3*/2 9 mr. van Oppen . 0 */2 ‘/2 0 0 1 I 0 0 — ’/2 2y2 10 Waleveld . . . . | :/2 '/, | 0 V, 0 »/21 0 0 | V, — | 21/, rweede groep A: 1. dokter Marjitno 5y2 (uit 7); 11. dr. Deutman 5 punten. Verder verkregen Rijnders, The Bing Yang en Montung 1, Kloosterman 3, S. L. Tjoa 2 en Tan Soe Twan y2 punt. rweede groep B: 1. Koo Siok Khing 4i/2 (uit 7); 11. Dinger 4 punten, na beslissingspartijen met Van Rietschote en Siwy die eveneens 1 punten behaalden; verder Postma 3l/2, Burmeister 3, Cornelis en Kagenaar elk 2y2 punt. De winnaars van de beide tweede groepen speelden twee promotiepartijen, waarvan elk een won, zoodat besloten werd beide spelers tot de eerste groep toe te laten. Derde groep: 1. Prins 5 (uit 6); 11. Pattiwael 4 punten na loting met Cuno. Vervolgens Nieuwenhuyse en De Maagd ieder 3, Kluiver 2 en Schinkel 0 punten. Uit deze groep trokken zich drie spelers terug. Na afloop van het huishoudelijk concours werd op 15 Juni een simultaanwedstrijd gehouden, waarbij ir. Meyer, drs. Surber, Hadji Ali en Koning ieder een groep van acht tegenstanders te bestrijden kreeg. Meyer en Surber wonnen elk 7 partijen en verloren er 1. Waar echter eerstgenoemde iets minder tijd verbruikt had, werd hij dus winnaar van dezen simultaanwedstrijd. Op 29 Juni volgde de uitreiking der prijzen van den huishoudelijken wedstrijd, gevolgd door een gongtournooi met een bedenktijd van 10 seconden per zet. Bij wijze van proef werd nu niet volgens afvalsysteem, maar in groepen gespeeld. Het was dus als ’t ware een complete huishoudelijke wedstrijd die in één avond tot een beslissing kwam. Met een deelneming van 37 spelers, konden 6 groepen gevormd worden. Groepswinners waren: dokter Marjitno, Rijnders, Van Rietschote, Van der Schuyt, Van Bers en Rouwerd. Deze methode voldeed beter dan de voorheen gevolgde en zal vermoedelijk wel burgerrecht verkrijgen. Voor zwakkere spelers, die bij het afvalsysteem b.v. het ongeluk hebben reeds in de eerste ronde tegen een „kei” te loten, heeft een gongwedstrijd natuurlijk geen bekoring. Nadat 14 September wederom een onderling concours was begonnen, echter zonder ir. Meyer en Van der Poel, welke laatste als secretaris-wedstrijdleider zich te veel bezet achtte om met algeheele concentratie te spelen, werd in October een tweekamp van zes partijen tusschen ir. Meyer en den sterken inheemschen schaakspeler Abdoelsatar uit Midden Java (ook wel Abdoel Star geschreven) gearrangeerd. Meyer verloor de beide eerste partijen, won de beide daaropvolgende, terwijl de vijfde partij onbeslist bleef. De zesde partij kon, wegens vertrek van Abdoelsatar, niet worden gespeeld. De match bleef dus met 2/2-2/2 onbeslist. Op den clubavond van 28 September had ik het voorrecht, onzen voorzitter te mogen toespreken bij gelegenheid van diens 20-jarig lidmaatschap en langdurig voorzitterschap. Dank zij spontane medewerking der leden, was het mij vergund hem een waardevol geschenk aan te bieden. Deze huldiging betrof minder het tijdsbestek, den diensttijd van het lid Deutman, maar bedoelde in ’t bijzonder uiting te geven aan ons-aller gevoelens van sympathie en achting voor den mensch en den schaakpartner Deutman. Een maand later, op 29 October, bereikte ons de tijding dat ons oudste lid, de grijze, eenvoudige J. W. J. Zernicke was overleden. Man van drogen humor, wist hij vaak snedige opmerkingen te plaatsen. Zijn clubtrouw was onvervalscht; hij bezat geen schaaktechnische qualiteiten, maar speelde zijn wekelijksch partijtje met veel animo. Ook gedurende 1934 bleven wij gespeend van krachtmetingen met zustervereenigingen. Zoolang de plaatselijke bond zijn beperkende bepalingen handhaafde, kon geen onderling contact worden verkregen. In Maart 1935 liep het huishoudelijk concours ten einde, waarbij de volgende resultaten werden behaald: Eerste groep (7 ronden) ■ i1 1 I Deelnemers 1 2 3 4 5 6 7 8 , Prijs ptn | J . 1 Hadji Ali . . . : — V, ' , 1 1 1 1 1 6 I 2 Oei Khee San . . l/3 — 1 1 0 1 1 1 5'/* II 3 Reiche V2 0 — 0- '/« 1 1 1 4 4 Mr. van Oppen .00 1 — 1 0 1it 1 3'/« 5 Koo Siok Khing .0 1 V» '0 — 1 0 1 3'/a 6 Waleveld .... 0 0 0 1 0 — */, 1 2'/t 7 Marjitno 0 0. 0 */*1 1 V* — 0 2 8 Koning 0 0 0 0 0 0 1 — 1 Aanvankelijk begonnen met 10 deelnemers, trokken ir. Bueters en Tan Tek Beng zich uit den wedstrijd terug. rweede groep: I. Siwy 7 (uit 8); II. Van Rietschote 6 punten. Van de )verige deelnemers verkregen Rijnders 5, Van der Schuyt 4y2, ruwaidan, Huizenga en Dinger 3, Kagenaar 2/2 en dr. Deutman > punten. Cornelis en Postma konden het rooster niet afspelen; ïun partijen werden reglementair geannuleerd. Derde groep: I. Gouw 6 (uit 7); II. Montung 5 punten. Verder dogervorst 4l/2, Prins 3x/2, Burmeister en Pattiwael ieder 3, The 3ing Yang 2]/2 en Krook van Harpen /2 punt. Ook in deze groep verden twee deelnemers geschrapt. gierde groep: I. Polijn 8 (uit 10); II. Kluiver 8 punten. Twee „Stichpartien” beslisten hier ten gunste van Polijn. Vervolgens ir. Degens 7, Redies en Kuyken elk 6, Nieuwenhuyse 5, Sens en Anschütz elk 4, Van Bers 3, Mallien 2 en Mulholland 1 punt. Tegen het einde en na afloop van dit concours werden de leden aangenaam bezig gehouden met een doorloopenden wedstrijd (zonder prijzen) volgens Zwitsersch systeem. Deze „vondst” van Van der Poel werd een groot succes, getuige de vraag van talrijke deelnemers waarom deze wedstrijd eind April werd gestaakt. In den „komkommertijd” lijkt mij een reprise daarvan wel aanbevelenswaard. Het contact tusschen de sterken en zwakken wordt er door vergroot en de veelheid en variatie van tegenstanders maakt zoo’n wedstrijd aantrekkelijk. Door allerlei omstandigheden, hoofdzakelijk als gevolg van een spoedverlof van onzen penningmeester Koning, kon de jaarlijksche Algemeene Vergadering eerst op 12 April ’35 worden gehouden. Koning die, evenals vroeger b.v. Westendorp, door zijn opgewekt humeur en sportieven zin, spoedig een zekere populariteit had verworven, droeg zijn werkzaamheden in Maart aan ir. J. H. Degens over, evenwel met de toezegging, bij ommekomst van verlof — in Februari ’36 — zijn functie wederom te aanvaarden. Commissaris Cornelis zou in December ’35 repatrieeren; wenschte dus niet voor een herbenoeming in aanmerking te komen. Bij acclamatie vereenigde de vergadering zich met het bestuursvoorstel, ir. Degens als wd. penningmeester te benoemen en in de vacature-Cornelis mr. J. M. A. van Oppen te assumeeren. Thans dus bestaat ons bestuur, hetwelk het jubileumjaar 1936 tegemoet gaat, uit de volgende personen: Dr. A. Deutman (voorzitter) ; J. M. van der Poel (secretaris); ir. J. H. Degens (wd. penningmeester), mr. J. M. A. van Oppen en W. N. Dinger (commissarissen). Opnieuw kwam aan de orde de toetreding tot den Soerabaiaschen Schaakbond, een en ander naar aanleiding van een van dien bond ontvangen brief ter zake. Na eenige discussies, waaraan ook de toenmalige voorzitter, ons medelid Koo Siok Khing deelnam, besloot de vergadering met op twee na algemeene stemmen, niet tot aansluiting over te gaan. Dit kostte ons wel is waar het lidmaatschap van bovengenoemd lid, echter de stand van zaken heeft zich daarna, door interne geschilpunten, dusdanig gewijzigd, dat het bestaan van den Soerabaiaschen Schaakbond — althans in zijn huidigen vorm — weldra practisch tot de historie zal behooren. Het „embargo” dat op de aangesloten clubs was gelegd, werd opgeheven, waarmede men het plaatselijk schaakleven stellig een dienst bewees. Het vrije schaakverkeer met andere vereenigingen kon dan ook gedurende 1935 worden hervat. Allereerst werd op 10 Mei een clubmatch met een der weinige „non-associated” Bondsclubs, de „Papan Tjatoer Indonesia” (kortweg P. T. I. genaamd) gearrangeerd. Op verzoek van de P. T. I. bleven onze sterkste spelers buiten den strijd, die tegen de verwachting in door onze gasten met 9-7 punten werd gewonnen. Deze overwinning dankte de P.T.I. aan het resultaat der zes hoogste borden, die een uitslag van 5-1 te haren gunste opleverden. Op 24 Mei volgde een krachtmeting met de kampioene van den S.S.B., de „Borneo’sche Schaakclub”, die herinneringen aan 1929 wakker riep. Bleven wij aan de tien hoogste borden met 7-3 in de meerderheid, onze vijf lagere borden leverden evenveel nullen op, zoodat de gasten met 8-7 de overwinning bevochten. De gespecificeerde uitslagen waren: ir. Meyer-Hadji Rachmad Z2-Z2) dr. Engelen-Hadji Ali Z2-Z2I ir- Bueters-Hadji Mahsoem 1-0; Reiche-Hadji Hassan Zi~Z2> Van der Poel-Oesman 0-1; WaleveldNoe Alkaf 1-0; Koning-Norsan 1-0; Marjitno-Y. J. H. Tajibnapis 1-0; ir. Lemaire-Hadji Sarip 1-0; Siwy-Saadoellah Z2~Z2> Van Rietschote-Hadji Aula 0-1; Huizenga-Hadji Djabar 0-1; dr. Deutman-Mohamed 0-1; Montung-Anwar 0-1; Lengkong-M. Norh 0-1. Als noviteit werd 2 Augustus een alterneerende simultaan-séance gegeven door ir. Meyer, dr. Engelen en ir. Bueters. Dr. Engelen, die in vroeger jaren als medisch student voor de „Aesculaap tegen ons gespeeld had en ook korten tijd tot onze leden had behoord, had zich van Batavia te Soerabaja gevestigd. Zijn aansluiting bij de S.S.C. leverde dan ook een welkome versterking voor de hoofdgroep. Deze séance, waaraan 22 spelers deelnamen, bleek een te zware opgave voor de simultaanspelers te zijn, die na 4 uur spelen slechts 8 partijen wonnen, 3 onbeslist hielden en 11 verloren. Ter verontschuldiging mag worden aangevoerd, dat er zich onder de 22'tegenstanders vier uit de eerste groep bevonden. Te voren hadden tien spelers van de derde en vierde groep 8 Juli een bezoek gebracht aan het Chr. Marine Tehuis om hun krachten te meten met de Marine Schaakclub „Dr. Max Euwe”. Met 7-3 punten bewezen de onzen hun meerderheid. Nadat op 16 Augustus een revanche-wedstrijd tegen de P.T.1. was gehouden, die wij ditmaal met 10-7 punten wisten te winnen, kwam op 13 September onze oude tegenstandster „Aesculaap” op bezoek. Zonder onze beste krachten trokken wij na spannenden strijd met 9-7 aan het langste eind. Deze overwinning dankten wij ongetwijfeld aan de opmerkingsgave van Redies. Deze namelijk, maakte Prins er op attent dat hij — Prins — op den 13den van de maand op een Vrijdag bij volle maan aan het 13de bord zat! Door omruiling met The Bing Yang van het 13de naar het 12de bord, behaalden wij aldus twee winstpunten.... Deze kamp verliep als volgt: ReicheNapitoepoeloe ^2-^4» mr- van Oppen-Sadikin ir. Lemaire- Tamboenan V2-V2’, Siwy-Bakker 0-1; Montung-Hertoh 0-1; dr. Deutman-Tirtowidjojo Dinger-Lie Tek Hong 1-0; Gouw- Djasamin 0-1; Hogervorst-Mesach 1-0; ir. Degens-Ibnoe 1-0; Buimeister-Suling 1-0; Prins-Yoe 1-0; The Bing Yang-Kadar 1-0; Rose-Tjoan 0-1; Knoetsen-Alibasjah 1-0; Kluiver-Ngoerah 0-1. Intusschen wordt de in de laatste week van April begonnen huishoudelijke wedstrijd in langzaam tempo afgewikkeld. Bij het schrijven van deze regelen nadert hij zijn beslissing. De ingetreden „hondsdagen” werken niet bepaald stimuleerend op de animo tot intensieven schaakarbeid. Nog kan ik den uitslag van een op 18 October j.I. in groepen gehouden gongtournooi vermelden, tijdens hetwelk achterstaande opname van ons clublokaal werd gemaakt. Ofschoon de drukkende atmosfeer zeer verklaarbaar de opkomst had gedrukt, waren er toch nog 31 liefhebbers — verdeeld over vijf Gong-tournooi in de Loge, 18 October 1935 groepen — voor dezen snelwedstrijd aanwezig. Voor eiken groepswinnaar was een prijs beschikbaar gesteld, met dien verstande echter, dat het winstpercentage de volgorde der prijzen zou bepalen. Na opwindenden strijd van ca. 3 uren kon de voorzitter de prijzen als volgt uitreiken: I. dr. Engelen (na beslissingspartij met Salam) 61/2 uit 7; II. Clemenkowff (als gast) 5 uit 6; III. Polijn (na beslissingspartij met Van der Schuyt) 5 uit 6; IV. Oei Khee San 4 uit 5, V. Kuyken 4 uit 5. De General Electric Co. Ine. had de aardige attentie, als eersten prijs een fraai electrisch tafelklokje in koelkastformaat beschikbaar te stellen, hetwelk dus eigendom werd van dr. Engelen. De overige prijzen bestonden uit schaakwerken. Ten slotte rest mij de mededeeling van het overlijden van ons langjarig lid-C. Citroen, den bekwamen architect en man van karakter. Ik had hem gevraagd de bandteekening voor dit boekje te willen maken, op welk verzoek hij enthousiast reageerde. Helaas is hij, alvorens uitvoering aan zijn plan te kunnen geven, op 15 Mei ’35 vrij plotseling heengegaan. Als posthume hulde aan zijn nagedachtenis plaats ik de ondervolgende schets van zijn hand. En nu ben ik gekomen aan het tijdstip dat nauwelijks geschiedenis is. De geschiedschrijver over tien jaar, kan hier den draad van mijn verhaal opnemen en vervolgen. Ondanks den hardnekkigen tegenstander, dien men „de malaise” heeft gedoopt, zijn wij geslaagd onze club gezond en krachtig te houden. Een veertigjarige in de Tropen begint op dien leeftijd vaak aan aderverkalking te lijden, echter de leden medici die ons „con amore” van advies dienen, hebben in samenwerking met de paedagógische onderwijskrachten uit ons midden, den jubilaris door deugdelijk voedsel, sobere levenswijze en doelmatige lichaams- en hersengymnastiek een jeugdigen bloedsomloop laten behouden. En nu moge wellicht een „chronische pharyngitis” zijn opgetreden omdat een schaakspeler gemeenlijk zwaarder rookt dan een ander sterveling, terwijl er bij tijden een oppervlakkige verkoudheid of een lichte rheumatische aandoening geconstateerd werd, kwalen of zware koortsen, gepaard aan bedlegerigheid, heeft de 40-jarige gelukkig nog niet gekend. De bloeddruk is stellig nog zoodanig dat elke levensverzekering maatschappij de S.S.C. zonder voorbehoud accepteert, nietwaar mijnheer de voorzitter? Ten slotte hebben financieele experts en begunstigers het hunne er toe bijgedragen, dat de jubilaris bij voorkomende gelegenheden zijn „stand” kon ophouden. Hun aantal slinkt echter zienderoogen Maar van een 40-jarige mag worden verwacht dat ervaring hem geleerd heeft dat „quand on n’a pas ce que Ton aime, if faut aimer ce que 1’on a” of, zooals een Engelschman het eens geestig uitdrukte: „I’ve had many troubles, most of them have never happened.” Ofschoon niet meer met juistheid is vast te stellen hoeveel leden de S.S.C. sedert haar oprichting gekend heeft, mag veilig worden aangenomen dat er ongeveer 700 zijn ingeschreven geweest. Vergelijkt met dit aantal met een Nederlandsche zustervereeniging van het middenformaat, b.v. met het „Leidsch Schaakgenootschap” hetwelk verleden jaar zijn veertigjarig bestaan vierde ,dan blijkt wel de groote „vlotheid” der Indische bevolkingsgroepen uit het feit, dat genoemd genootschap slechts 318 leden heeft geteld in de veertig jaren van zijn bestaan. Naast de droge opsomming van feiten en cijfers die altijd noodig is om historie te schragen en te illustreeren, zal ik wel het een en ander vergeten hebben dat wellicht nog gememoreerd behoorde te worden. Men gelieve mij dit mogelijk verzuim echter niet al te zwaar aan te rekenen. Ik zal ongetwijfeld in dit, bij brokstukken geschreven verhaal, mijn min- en plus-periode gehad hebben. Niet alles staat nog even sterk in mijn geheugen gegrift. Ook zullen Je hedendaagsche „cracks” en bestuursleden geen aanstoot kunnen riemen aan het ontbreken hunner afzonderlijke beeltenissen, waaraan ik alleen de historische heb geplaatst. Immers, zij dragen gelukkig nog dagelijks bij tot de instandhouding, de kracht en den glans onzer vereeniging en behooren nog niet tot de geschiedenis. Doch afgescheiden daarvan: elke geschiedschrijver beschrijft datgene wat hem van belang voorkomt. Geschiedenis is niet alles wat er gebeurt, maar al het belangrijke wat er gebeurt en in de beoordeeling van wat w e 1 en wat niet van belang is, ligt het persoonlijk element van elke geschiedschrijving. Bij mijne indrukken en herinneringen heb ik vanzelf sprekend eigen visie op zaken en personen weergegeven. De daarbij gedane confidenties zullen wel in hun juiste proporties zonder bijoogmerken gewaardeerd en niet als indiscreties opgevat worden. Dit overzicht is trouwens geschreven voor den engen en intiemen kring onzer leden en oud-leden, die geest en strekking beter zullen begrijpen dan buitenstaanders. Dank ben ik verschuldigd aan degenen hier en elders, die mij met het vaak moeilijk te vergaren fotomateriaal behulpzaam waren. Dank ook aan hen, die in enkele zaken mijn geheugen opgefrischt hebben en gegevens vérstrekten waarvan ik nog onkundig was. Gedurende mijn veeljarig lidmaatschap heb ik velen van nabij en ook velen oppervlakkig gekend. Velen zelfs in ’t geheel niet. Als. ik de schare schaakspelers uit al die jaren de revue laat passeeren, zou ik ze in categorieën kunnen indeelen. Allereerst de werkelijk serieuze schakers, die serieus bleven onder alle omstandigheden, zoowel in match- en wedstrijd- als in vrije partijen en die zelfs zóó serieus waren dat zij een gongwedstrijd met minachting verwierpen. Dan de iz.g. „koffiehuisspelers”, zij, die het schaak uit louter tijdverdrijf beoefenden, zonder zich de moeite en de concentratie te gunnen, wat dieper op het spel in te gaan; die gezelligheid boven de kunst stelden. Verder de spelers die altijd aan tijdnood laboreerden, de „doodzitters” in partijen zonder klok. Dan de „bévuemakers” die vrijwel geen partij konden spelen zonder op kritieke oogenblikken stukken te laten instaan. Ik heb ook een lid gekend dat al zijn partijen — naar de methode van Kostic — in een notitieboekje opschreef en als het speeltempo hem niet te snel ware geweest, zouden ook zijn gongpartijen aan de verzameling zijn toegevoegd. Maar welke eigenaardigheden er bij talrijke schaakspelers vallen op te merken (ook in houding en gelaatsuitdrukking), de geest en de sfeer in de S.S.C. zijn steeds aangenaam gebleven. Incidenten van bedenkelijken aard heb ik nimmer beleefd, wèl humoristische, maar die verhoogen vaak den smaak van den schaakmaaltijd! Nurksen en spelers met „lange teenen” — mochten zij dan bij uitzondering aanwezig zijn geweest — hebben het niet lang gemaakt: ze verdwenen weer even snel als ze gekomen waren. Hij, die zijn verlies niet kan dragen, moet zeker geen lid van een schaakclub worden. Moet zich „überhaupt” niet met spel inlaten! Eereleden of leden van verdienste telt de club niet meer. Men is met het verleenen van dit praedicaat altijd zeer spaarzaam geweest. Misschien wel goed ook. In onzen tijd van persoonsvereering, waarbij met kwistige hand eere-doctoraten en titels worden uitgestrooid, een voorbeeld van soberheid en zelfkennis. Alleen J. W. Ie Comte en M. F. Onnen zijn in de veertigjarige periode van het bestaan der S.S.C. deze onderscheiding te beurt gevallen. Beiden zijn gestorven: Le Comte in 1922 en Onnen in 1933. Over de feestelijkheden die naast deze jubileumuitgave zullen worden gehouden, zal het bestuur op de a.s. Algemeene Vergadering nadere gegevens verstrekken. Op de volgende bladzijden treft de lezer een gevarieerd feestprogramma aan, hetwelk perspectieven opent van de mogelijkheden waartoe ons veelzijdig ontwikkeld ledental in staat zou zijn. Ik kan echter niet garandeeren dat conform dit programma zal worden gehandeld. IK wil het dan hierbij laten. Mogen de leden van onze goede oude club, voor zoover zij nog behooren tot de generatie, die schaakgeschiedenis niet schrijft met de pen doch maakt met bord en stukken, uit hetgeen zij hiervoren konden lezen de zekerheid hebben geput, dat hun voorgangers oprechte en trouwe sleepdragers van Caïssa’s kleed zijn geweest. Naschrift Ik hoop verder, dat men mij het gebruik van de oude spelling en de negatie van de schrijfwijze „Marsjan” niet euvel zal duiden. Dat ik namelijk niet zó, maar zóó schrijf. Deze differentie spruit niet voort uit star conservatisme, maar uit piëteit voor de taal die mij lief is. En nog één ding hoop ik: dat de lezers, die mijn proza tot het einde toe hebben doorworsteld toch niet zullen mompelen, dat daarin heusch t£ weinig over de jarige club en te veel over Dinger zelf staat. Degenen, die geneigd zouden zijn zoo te oordeelen, herinner ik aan zeker klein kroegje in een mijnkamp ergens in Colorado waar een ontstemde piano tegen den wand leunt. Daarboven hangt een bord, waarop men de volgende woorden kan lezen: „Don’t shoot the man at the piano, he is doing his best.” Hiermede mijne vrienden, leden en oud-leden van de S.S.C., sla ik — om een cricketterm te gebruiken — mijn „wicket” om, want aan mijn „innings” behoort een einde te komen. Het zou, behalve onmogelijk, niet betamelijk zijn op deze plaats „not out” te blijven. Moge onze schaakclub op den weg naar haar halve eeuwfeest blijve een kerngezonde en krachtige vereeniging, uitmuntende door groote sportiviteit en goeden onderlingen samenhang, gedragen door de sympathie van alle schaakvrienden. Dit zij zoo! W. N. DINGER. Jfeest=$rogramma ,,Hony soit qui mal y pense”. DE ondergeteekenden, daartoe uitgenoodigd door het Dagelijksch Bestuur van de SOERABAJASCHE SCHAAKCLUB, in geheime vergadering bijeen gedurende vier opeenvolgende nachtelijke zittingen en geïnspireerd door de wondere bekoring van maan- en sterrenhemel, hebben, na uitwisseling van ideeën en mogelijkheden en na ruggespraak met betrokkenen, eenparig besloten het Feestprogramma, ter herdenking van het veertigjarig jubileum, als volgt samen te stellen: 32 Maart 1936, 20 uur in de groote zaal van de Loge. I. JUBILEUM PIANO QUINTET in e4 groote terts, opus 40. J. Rotgans. a. Marche des pions en formation serrée; b. Danse grotesque des Chevaliers; c. Combat héroïque des Dames; d. Combination brillante sur un thème varié de Morphy; e. Fuite du Roi dépouillé. Uit te voeren door het Bestuursquintet, bestaande uit: Prof. JOHN VAN DER POEL (eerste viool) Prof. WILHELM DINGER (tweede viool) Prof. mr. JEAN VAN OPPEN (altviool) Prof. dr. AUGUST DEUTMAN (klavier) Prof. PIETRO KONING (cello). Zie verder de illustratie op de volgende bladzijde. N.B. Tijdens de uitvoering zullen geen bezoekers worden toegelaten, tenzij in de pauze tusschen de deelen. jubileum Piano Quintet (Rotgans) 31 April 1936, 20 uur 10 min. II. FEESTREDE in de nieuwe spelling, uit te spreken door den VOORZITTER in ambtsgewaad. N.B. De diagnose van den feestredenaar moet onvoorwaardelijk worden aanvaard. 32 Mei 1936, 19 uur 30 min. III. ZANGRECITAL, te geven door den heldentenor D. KUYKEN JUNIOR, die o.m. zal voordragen het nieuwe Epos „Caïssa’s Wondertuin”, naar den tekst van den historicus P. Huizenga, getoonzet door J. H. Anschütz, waarvan de eerste strofe luidt: „In Soerabaja staat een huis; Waar staat dan toch dat huis? Dat huis dat staat op Toendjoengan En heel de stad die spreekt er van, Komt allen met ons mee: Daar woont de S.S.C ! Houzee! Houzee! Houzee!” (Interrupties als „hou kippen!” zijn ontoelaatbaar). 31 Juni 1936, 20 uur 5 min. IV. CAUSERIE, te houden door WILLEM NICOLAAS DINGER over het onderwerp: „Twintig jaar schaakjournalistiek in de Tropen”. (Dringend verzoek, zich van eiken bijval te onthouden). 32 Juli 1936, 20 uur 15 min. V. DEMONSTRATIE van G. Chr. KAGENAAR (als gast) in het mathematisch zuiver stoppen van vinnige „schaakjes” in een gongwedstrijd. N.B. De hoofdgroep zal worden uitgenoodigd, deze„schaakjes” langs alle diagonalen en uit alle hoeken af te vuren. 32 Augustus 1936, 18 uur 10 min. VI. LEZING, te houden door Drs. A. A. SURBER in de statiekleedij van Landvoogd, over het onderwerp: „Denkbeeldige Crisis¬ toestanden.” 31 September 1936, 19 uur precies. VII. WEDSTRIJD om het persoonlijk kampioenschap van Soerabaja. Afgevaardigde van de Soerabajasche Schaakclub, de vermaarde athleet O. R. REDIES. N.B. Tijdens den wedstrijd neme men de diepste stilte in acht, ten einde de concentratie van onzen voorman niet te bemoeilijken. Voor copie conform: De Commissie 1. w.g. JERONIMUS CIJFER (voorzitter). 2. „ J. ROTGANS (technisch adviseur). 3. „ ?? (onleesbaar). Schaak ABC A is een Aapje dat eet uit zijn poot, B is de Bakker die bakt voor ons brood. Halt! Wij probeeren het nu eens anders: A is het Anno van ons feest’lijk bestaan, B is dit Boekske met historie belaan. C is Caïssa, visionaire godinne, D zijn de Dienaars die haar vurig beminnen. E is het Eindspel dat hoofdbrekens kost, F is de Flater en.... „the game is lost”! G is ’t Qeduld dat men nooit moet verliezen, H is Herhaling van zetten: remise! I is de Invloed van jeugd-inspiratie, J zijn de Jaren van geestes-deflatie. K is de Kunst om te imponeeren, L zijn de Lieden die ’t schaken nooit leeren. M is de Moed van verwinnen of sterven, N is het Nut om meer leden te werven. O is het Offer dat veelal niet doorslaat, P is het Plan waar men zelf vaak aan dood gaat. Q is de Quaestie om „schaak” te vermijden, R is Rocheeren: de torens bevrijden. S is de Strijd met uw maat en de klok, T is de Tijdnood en dan komt de.... „bok”. U is de Usance, consult nooit te vragen, V is ’t Verlies dat men waardig moet dragen. W is de Winst waar we allen naar streven, X is de X waar ’k geen woord voor kan geven. IJ is de IJ ver van tal onzer leden, Z is d e Zet dien we doorgaans niet deden! CIJFER. Vrijdagavond telegrammen. (vrij naar Louis Davids) Bliksemschicht — Oogen dicht, Donderslag — Regendag, Wervelwind — Afspraak vrind, Half acht — Taxi wacht. ^ogezaal — Clublokaal, Animo — Crescendo, Eén van zin —- Schaakgodin, Stoelrumoer — Denkkrachttoer. Drankbuffet — Opgezet, Stauntonspel — Op tafel, Klokgezeur — Koffiegeur, Vulpotlood — Schrijfblocnote. Opening — Zonderling, Paard f drie — Tjap-Réti, Strategie — Fantasie, Offerplan — Naar Spielmann. Vorkgevaar — Bochtsigaar, Qualiteit — Aardigheid, Vingerfout — Doodsbenauwd, Tempodwang — Damevang. Aftrekschaak — Leedvermaak, Paardesprong — Bijt op tong, Drinkt een teug — Heug en meug, Blaas ontzet — Naar toilet. Lichte kuch — Kromme rug, Vrijpion — Eindstation, Tijdgebrek — Zenuwtrek, Veel bekijk — Bleek als lijk. Open lijn — Likdoornpijn, Torenschaak — Schot is raak, Stommiteit — Dame kwijt, Zwaar getob — Wit geeft op! CIJFER. „Zwei Seelen und eine Gedanke” .... Van der Poel en Koning „spelen” remise.... Droombeeld van Jeronimus Cijfer. Oei Khee San en ir. Meyer in een geestelijk duel, PARTIJEN. (voor partijen uit andere tijdvakken wordt naar het jubileumboekje van 1916 verwezen). Partij no. 1. Spaansche partij, vierde matchpartij, gespeeld 8 en 11 October 1915. wit: J. SAFIER. zwart: D. BLEYKMANS. 1. e2—e4 e7—e5 2. Pgl—f3 Pb8—c6 3. I fl—b5 Pc6—d4 De z.g. Bird’sche verdediging van de Spaansche partij, die in de jaren 1890—’96 opgeld deed, doch reeds lang als een doode variant kan worden beschouwd. Bleykmans bracht deze echter weer in ’t vuur, ten einde Safier’s openingskennis van den modernen Spanjaard niet tot haar recht te laten komen. (D). 4. Lb5—a4 Andere zetten zijn Lc4 of Pd4:, met welken laatsten zet zwart een dubbelpion op de d-lijn krijgt. (D). 4 Dd3—f6 Ook Lc5 kan gespeeld worden. (B). 5. Pbl—c3 Lasker beveelt 5. Pd4:, ed4: 6. Df3 aan. (B). Dit is m.i. niet de sterkste zet; hier behoorde Pd4: te geschieden, terwijl zwart 5 Pf3:f had moeten spelen, waardoor wit een dubbelpion had gekregen en voor een Spaansche partij dan niet beter stond dan zwart. (D). 5 c7—c6 6. d2—d3 Lf8—c5 Hier en op den volgenden zet was altijd nog Pf3: beter. (D). 7. 0—0 Pg8—e7 8. Pf3Xd4 e5Xd4 Ld4: was beter. Nu heeft zwart toch den dubbelpion. (B). 9. Pc3—e2 d7—d6 10. f2—f4 Pe7—g6 11. Ddl—el Veel sterker was Pg3; dit verhindert Lg4 en dreigt zoowel Ph5 als e5 (B). 11 Lc8—g4 12. Lel—d2 0- 0—0 Zwart wil op den Koningsvleugel aanvallen; daarom rocheert hij niet kort. Maar de tekstzet is te risquant, want wits aanval gaat vlugger. (B). 13. b2—b4 Lc5—b6 14. La4—b3 h7—h5 Direct Tde8 verdiende meer aanbeveling. (D). 15. a2—a4 Td8—e8 16. a4—a5 Lb6—c7 Wit zoekt het op den Damevleugel en speelt op aanval. (D). 17. c2—c4 Ook c3 kwam sterk in aanmerking, b.v. 17. c3, Le2: 18. De2:, dc3: 19. Le3, a6 20. Df2 (dreigt Ld4). De pion op c3 gaat toch verloren na Tel en wit heeft dan de open c-lijn gekregen. (B). 17 h5—h4 18. h2—h3 Lg4—d7 De looper is noodig ter bescherming van den Koning; daarom geen afruil op e2 (B). 19. Del—f2 c6—c5 20. b4—b5 Lc7—b8 21. Df2—f3 Zwart kan zich bijna niet verroeren; wit dreigt met a6 en e5. Zwart wil daarom zijn Koning in veiligheid brengen. (B). 21 Kc8—d8 22. e4—e5! d6Xe5 Stand na den 22sten zet van zwart. Dit is onbegrijpelijk! Db7: lag nu toch voor de hand, waarmede de partij waarschijnlijk gewonnen was. B.v. 23. Db7:, Ke7? 24. fe5:, De5: 25. Tael met winnenden aanval. Of 23. Db7:, Dd6 24. b6, Lc6 25. Df7: en zwart staat allesbehalve fraai. (B). 23 e5—c4! Deze zet, welke wit over het hoofd moet hebben gezien, redt de partij. (B). 24. d3Xe4 Pg6—e5 25. Df3—f4 Th8—h5 Om Dg5 te voorkomen (D). 26. a5—a6 b7—b6 27. Lb3—dl Kd8—c8! Er drejgde Pd4:. Met den tekstzet verhindert zwart dit. Wit meende echter toch den zet te kunnen doen, maar zwart heeft iets verder gerekend. (B). 28. Pe2Xd4 Wit begeeft zich thans in een combinatie, waarvan hij de gevolgen niet nauwkeurig berekend heeft. (D). 28 Pe5Xc4‘ 29. e4—e5 Lb8Xe5 30. Df4—f3 Le5Xd4f 31. Kgl—hl Ld7—c6! Deze zet verstopt de diagonaal f3—a8 en na afruil op c6 blijft zwart een stuk voor. (B). 32. Df3Xh5 Pc4Xd2 33. b5Xc6 Pd2X» 34. Dh5—f3 Pfl—g3f 35. Khl—h2 Ld4—gïf! 36. Kh2Xgl Te8—ell¬ en wit gaf op. Bedenktijd wit: 1 uur, 24 min. zwart: 1 uur, 42 min. (Opmerkingen van D. Bleykmans (B) en W. N. Dinger (D). Partij no. 2. Scandinavische partij, gespeeld in de gecombineerde hoofd-eerste klasse van den huisrhoudelijken wedstrijd, 22 Augustus 1918. wit: W. A. STONE. zwart: D. BLEYKMANS. 1. e2—e4 d7—d5 Een oude, reeds door Lucena (1497) aanbevolen verdediging. Wijl zwart in de hoofdvariant 2. ed5:, Dd5: 3. Pc3 in gevaar verkeert een openingstempo te verliezen, b.v. 3. Pc3, Dd8 4. d4, Pf6 5. Lc4, e6 6. Pf3, Le7 7. 0—0, 0—0 8. De2, Pbd7 9. Tel, Pb6 10. Lb3, c6 enz., beproeft men tegenwoordig door 2 Pf6 dit nadeel te ontgaan, zelfs op gevaar af gambiet te moeten spelen. De e4—d5 verdediging—vroeger algemeen bekend onder den naam van „Damepion tegen Koningspion”, gold langen tijd voor minderwaardig, doch diepgaande onderzoekingen van Zweedsche schakers hebben aangetoond, dat deze speelwijze geheel correct is. 2. e4Xd5 Dc'8Xd5 Wil zwart gambiet spelen, dan komt 2 Pf6 in aanmerking, het eerst door Von Janisch (1843) door analyses ondersteund, waarop kan volgen 3. d4, waarmede wit in ’t belang van een vlugge, on- gestoorde ontwikkeling, afziet van hef verdedigen van den door zijn tegenstander aangeboden pion. Ook 2 c6 3. dc6:, e5 4. cb7:, Lb7: kan gespeeld worden (Noorsch gambiet in de nahand). 3. Pbl—c3 Dd5—d8 Behalve deze zet, komen ook nog in aanmerking 3 Da5 (de moderne voortzetting) of 3 De5f. Mieses, een der beste kenners der Scandinavische partij, geeft de voorkeur aan 3 Da5, waarop kan volgen 4. d4, Pf6 5. Lg4 of Lf5. Op 3 De5f is de voortzetting 4. Le2, Lg4 (e5) 5. d4, Le2: 6. Pge2:, Dh5 enz. Marco heeft eens de opmerking gemaakt, dat indien uitgemaakt kon worden dat 3 Dd5—d8 beter is dan 3 Dd5—a5, de speelwijze 1 d7—d5 en 2..... Dd8Xd5 te verwerpen is op grond daarvan, dat zwart door Dd8Xd5—d8 twee tempi verliest. 4. d2—d4 Het meest geliefde mobilisatieplan. Het Stockholmsche tournooi van 1906 wees echter uit, dat de vlugge ontwikkeling van den Koningsvleug'èl door 4. Pgl—f3 de voorkeur verdient. 4 g7—g6 Door Blackburne aanbevolen, met het vervolg Lg7 en Pg8—h6—f5, doch de vraag rijst of de looper f8 niet op d6, c5 of b4 een sterkere plaats inneemt. In elk geval wordt 'de tekstzet weinig gespeeld. Bleykmans wendt hem echter met voorliefde aan. Meer gebruikelijk is 4 Pf6 5. Le3, c6 6. Ld3, Lg4 7. Pe2, e6 8. Dd2, Ld6 (partij Tarrasch-Pillsbury, Monte Carlo 1903). 5. Pgl—f3 Pg8—h6 6. Lfl—c4 L: 8—g7 Zwarts ontwikkelingsmethode is hoofdzakelijk gericht tegen het punt d4. Wits volgende zet werkt die dreiging in de hand. 7. Pf3—e57 Niet goed. 7. Le3 is hier beter; het punt d4 kan nu niet voldoende verdedigd worden. 7. 0—0 8. 0—0 Ph6—f5 9. Pc3—e2 Op 9. Le3 zou volgen 9 Pe3: 10. fe3:, Le5: 11, de5:, Pc6. 9 Pf5Xd4 10. Pe5Xf7 Nog het beste. 10 Tf8X*7 11. Pe2Xd4 Dd8Xd4 12. Lc4Xï7f Kg8X*7 Zwart heeft nu wel is waar paard-j-looper voor een toren, doch wit heeft den beteren stand en profiteert daarvan om een aanval te beginnen. 13. Ddl—f3f Dd4—f6 14. Df3—g3 Pb8—a6 15. Lel—g5! Goed gespeeld. Wit geeft, in het belang van den aanval, een pion prijs en zwart moet zeer voorzichtig spelen om niet in het nadeel te geraken. Zijn materieel overwicht telt vooreerst nog niet mee wegens den slecht ontwikkelden Damevleugel. 15 Df6Xb2 16. Tfl—el Lg7—f6 Hier was de voor de hand liggende voortzetting 16 Dal: 17. Tal:, Lal: en zwart heeft toren, paard, looper en pion voor de Dame. Toch ware dit niet goed geweest, omdat, als boven opgemerkt, de zwarte Damevleugel slecht ontwikkeld is. Wit speelt b.v. na bovengenoemde variant 18. Dh4! en zwart verliest ten minste een pion, behalve het feit, dat wits beide officieren veel beter geposteerd staan dan zwarts stukken. 17. Tal—bl! Db2—d4! Zwart moet zoo lang mogelijk de punten f6 en h4 gedekt houden; daarom kan noch c2 noch a2 genomen worden wegens Lf6, ef6: (Kf6:? dan De5) Dh4 en Tb3. 18. Tbl—dl Dd4—b4 19. c2—c3! Db4—b6 19 Dc3: mag natuurlijk niet wegens 20. Dc3:, Lc3: 21. Te7:f gevolgd door Td8 mat. 20. Dg3—h4 1 7—h5 21. Tdl—d8 ..... Wit heeft thans zijn doel bereikt: de Dame op h4, de toren op d8, zijn stukken staan gunstig, doch zwart heeft nog juist genoeg verdediging. 21 Ta8—b8! 22. Lg5—h6?! p Stand na den 22sten zet van wit. Een zet om van te schrikken! Menige tweede-klasser zou met beide handen de Dame onschadelijk maken, maar zich op f8 een eigen graf delven. Bleykmans verkiest natuurlijk een lang leven boven zelfmoord. Hij speelt dus niet Lh4:, maar den eenig-goeden zet: 22 Lc8—e6 Wit, die tot dusverre voortreffelijk gespeeld heeft, komt nu in het nadeel. Veel beter ware geweest 22. Td3, Lf5 23. Tde3, Te8 24. h3 gevolgd door g4 en wit blijft den aanval vasthouden. 23. Td8Xb8 Pa6Xb8 24. Dh4—e4 Db6—c6 25. De4—e3 b7—b6 26. Lh6—g5 Pb8—d7 De rollen zijn verwisseld; zwart is van verdediger, aanvaller geworden. Het paard, dat langen tijd zoo ongunstig stond, brengt nu de beslissing. De rest is een quaestie van techniek. 27. Lg5Xï6 Pd7Xfó 28. De3—d4 Le6Xa2 29. Tel—al La2—d5 30. f2—f3 a7—a5 31. Tal—cl Dc6—d6 32. Dd4—e3 c7—c5 33. c3—c4 Ld5—b7 34. Tel—el h5—h4 35. h2—h3 Pi6—h5 36. f3—f4 Ph5Xf4 Hier had wit gevoeglijk kunnen opgeven. Er volgde nog: 37. Tel—fl, e7—e5 38. g2—g3, Dd6—c6! 39. TflXf4f, e5Xf4 40. De3Xf4+, Kf7—g8 en wit gaf op. (Bewerking grootendeels naar opmerkingen van den zwartspeler). Partij no. 3. D4-Opening, gespeeld in de asp.-hoofdklasse van den grooten Bondswedstrijd te Soerabaja, 25 Maart 1921. wit: Dr. L. J. BRANDON. zwart: H. C. D. DE BOCK. 1. Pgl—f3 d7—d5 2. d2—d4 Als Zukertort’s opening begonnen, is thans een d4-opening onstaan. 2 Pg8—f6 3. c2—c4 e7—e6 4. Lel—g5 Pb8—d7 5. Pbl—c3 Lf8—e7 6. Ddl—c2 Sterker is eerst e3 en looperontwikkeling. 6 c7—c5 7. e2—e3 0—0 8. c4Xd5 De voorkeur zou ik geven aan een afruil door zwart en hem door Tal—cl of dl daartoe de gelegenheid bieden. 8 c5Xd4 Een merkwaardige voortzetting, die echter m.i. niet slecht is; na 9. d5Xe6, d4Xc3 10. e6Xd7, c3Xb2 11. Dc2Xb2, Lc8Xd7 staat zwart niet kwaad. 9. Pf3Xd4 Pf6Xd5 10. Lg5Xe7 Pd5Xe7 vreest zwart wellicht een geïsoleerde d-pion wanneer hij met de Dame neemt en wit op d5 afruilt? Door den tekstzet raakt hij in antwikkeling achter. 11. Lfl—d3 Pe7—g6 12. h2—h4 Pd7—c5 13. Ld3Xg6 Deze zet kan mij niet bekoren. Ik zou getracht hebben den looper te redden; (Le2) het pion-verlies, dat op h4 dreigt, is van geen beteekenis en wordt volkomen gecompenseerd door de toeneming in kracht van den toren hl. 13 17Xg6 Op het eerste gezicht uiterst bevreemdend. De pion e6 is zeer zwak. 14. Tal—dl Dd8—f6 15. Pd4—f3 b7—b6 16. b2—b4! Een zeer sterke zet, die wit in het voordeel brengt. 16 Pc5—d7 17. Pc3—e4 Df6—e7 18. Dc2—b3 Lc8—b7 Tamelijk gewaagd! Het punt e6 een dekking te ontnomen grenst aan roekeloosheid. 19. Pel—g5! Voor de hand liggend en sterk. 19 Lb7—d5 Door dezen zet dacht zwart zich veilig te stellen, toen hij Lc8—b7 speelde. 20. Db3—bl ..... Hier was vermoedelijk een qualiteits-offer mogelijk. Wit krijgt looper en pion voor den toren en een aardige aanvalsstelling. Het uitwerken van de dan mogelijke varianten zou hier te veel plaats innemen. Ik kan het uitzoeken daarvan den lezer echter warm aanbevelen. Hij zal versteld staan van het groot aantal- zeer interessante mogelijkheden. 20 a7—a5 21. a2—a3 a5Xb4 22. a3Xb4 Ta8—a4 23. Tdl—d4 Tf8—a8 24. 0—0 Niet aangenaam, maar wat moet wit tegen Ta4—al anders doen? 24 fc6—b5 i 25. Tfl—dl Pd7—f6 \ 26. Pf3—e5 Ta8—c8 27. e3—e4 t Wit speelt deze partij op meerdere plaatsen zeer geestig. 27 Ld5—c4 28. Pe5Xc4 b5Xc4 29. Td4—d6 Wit heeft een sterken aanval gekregen, waartegenover zwart de vrije c-pion kan stellen. M.i. vormt deze echter niet geheel en al een aequivalent voor het stellingsnadeel. 29 c4—c3 30. Dbl—d3 Is Db3 hier niet veel sterker? Op e2 kan dan Da4:, c2XdlD, Da4Xdl volgen. Redt zwart den toren, dan dreigt Td6Xe6 dood en verderf. 30 Ta4—a8 31. Pg5Xe6 c3—c2 32. Tdl—cl Pf6Xe4 Ook zwart verdedigt zich heel aardig. Zijn zetten zijn herhaaldelijk zeer verrassend. Men verzuime niet het vervolg na te spelen. Wit kan thans niet Dd3—b3 spelen want, al heeft hij een lange serie schaakjes, zwart weet zicfi aan een eeuwig schaak steeds te onttrekken en vindt als regel een asyl op de b-lijn, bv. 33. Dd3—b3, Pe4Xd6! 39. Pe6—d8f Kg8—f8 40. Pd8—e6f, Kf8—e8 41. Pe6—g7f, Ke8—d7 42. Db3—h3f, Kd7—c7 43. TclXc2f, Kc7—b8 en zwart is veilig; ook bij andere zetten slaat de aanval niet door. 33. Td6—d4 Lijkt het sterkste. Zwart heeft echter een zeer giftige pijl in zijn koker. stand na den 33sten zet van wit. Zeer mooi gespeeld. 34. TclXal c2—clD! 35. TalXcl Tc8—elf 36. Kgl—h2 Tel—hlf! Dit is „des Pudels Kern”. Zwart wint de Dame tegen toren en paard en komt er zeer dicht aan toe de partij te winnen. 37. Kh2Xhl Pe4Xf2f 38. Khl—gl Pf2Xd3 39. Td4—d8f De stelling biedt wit nog juist voldoende verdedigingsmiddelen, zoodat thans op een vreedzaam remise wordt aangestuurd. 39 Kg8—f7 40. Pe6—g5f Kf7—f6 41. Pg5Xh7f Kf6—f5 42. Td8Xd3 De7—elf 43. Kgl—h2 DelX*i4f 44. Td3—h3 Dh4Xb4 45. Th3—f3f Kf5—e5 46. Ph7—g5 Db4—h4f 47. Pg5—h3 g6—g5 48. g2—g3 Dh4—h5 49. Kh2—g2 Dh5—g6 Jp g4 volgt natuurlijk Pf4 waarna de toren in veiligheid gebracht vordt. 50. g3—g4 Dg6—c2f 51. Kg2—g3 De2—d2 52. Tf3—!5f Ke5—d6 53. Ph3Xg5 Dd2—elf ?emise. Het laatste deel der partij is door beide spelers voortreffelijk jehandeld. Een zeer interessante partij. (Opmerkingen van I. J. Milborn). Partij no. 4. D4-Opening, gespeeld in de eerste klasse van den grooten Bondswedstrijd te Soerabaja, 26 Maart 1921. wit: Dr. A. DEUTMAN, zwart: W. E. J. BURME1STER. 1. Pgl—f3 Deze zet wordt door velen als een zelfstandige opening beschouwd en is bekend onder verschillende benamingen, n.1. „Napoleonopening” (omdat er een partij bekend is, die de groote veroveraar op deze wijze geopend heeft); „Zukertort-opening” (omdat de groote meester Zukertort den tekstzet gaarne toepaste) en „Rétiopening” (omdat ook Réti bij voorkeur 1. Pf3 speelde). Al deze benamingen zijn echter niet voldoende beredeneerd, want evenmin als na 1. d4 van een zelfstandige opening sprake kan zijn, is dit ook na den tekstzet het geval. 1. Pf3 is een neutrale zet, die tot verschillende, theoretisch bekende openingen kan leiden. (D). 1 dl-—d5 2. d2—d4 Maar nü wijkt wit toch af en verkiest een eenvoudiger d4-opening. 2 e7—e6 3. Lel—f4 Pg8—f6 4. e2—e3 c7—c5 5. c2—c3 Pb8—c6 6. Lfl—e2 ..... Sterker is zonder twijfel Ld3. De tekstzet is te defensief. 6 Pf6—e4 7. Pf3—e5 Beide partijen gunnen zich geen tijd voor een geregelde ontwikkeling. 7 L!8—d6 8. f2—f3 Pe4—f6 9. 0—0 c5—c4 Welke toekomst heeft nu de looper op e2? Ware deze op den 6den zet naar d3 gegaan, dan kon nu Lc2 geschieden. 10. I)dl—c2 Pf6—h5 11. Pe5Xc6 b7Xc6 12. Lf4Xd6 Dd8Xd6 Het spel is nu zeef vereenvoudigd. Dit verhindert beide matadors niet om, door gelijktijdig in het centrum voort te gaan, nieuwe complicaties in het leven te roepen. 13. e3—e4 e6—e5 14. e4Xd5 c6Xd5 Wit staat gedrongen en zwart heeft een zwakken pion op d5. 15. Dc2—d2 Ph5—f4? Deze zet is niet goed. Wit kan nu d4Xe5 spelen, waarop de Dame terug moet nemen. Er volgt dan echter Le2Xc4! met pionwinst, omdat d5Xc4 niet gaat wegens Tfl—el. 16. Dd2—e3? ' - ' f7—f6! 17. g2—g3 Gewaagd gespeeld. 17 Pf4—e6 18. Pbl—a3 Lc8—d7 19. Tal—dl 0—0 Eindelijk brengt zwart zijn Koning uit de gevaarlijke e-lijn, maar helaas op een moment dat zulks niet ging, zooals wit slagvaardig aantoont. Stand na den 19den zet van zwart. 20. d4Xe5! Dd6Xe5 21. De3Xe5 f6Xe5 22. TdlXd5 Ld7—c6 23. Td5Xe5 Pe6—d8 24. Le2Xc4f en,' wit won na 17 zetten' door een i verpletterend overwicht aan pionnen. (Opmerkingen van I. J. Milborn). Partij no. 5. Geweigerd Damegambiet, consultatie-partij, gespeeld in de S.S.C., 12 September 1925. wit: OEI KANG ING en LIEM TJOE BO in consultatie, zwart: KOSTIC. 1. d2—d4 d7—d5 2. Pgl—f3 Pg8—f6 3. c2—c4 e7—e6 In plaats yan dezen zet kon ook c7—c6 geschieden, een voortzetting die thans veel gespeeld wordt, doch enkele jaren geleden nog voor zwak doorging. Grünfeld en Becker b.v. voeren in het prachtige tournooiboek van Teplitz-Schönau in hunne theoretische beschouwingen vrijwel alle varianten tot nadeel voor zwart door. Kostic speelt liever der orthodoxe verdediging. 4. Lel—g5 Niet het sterkst, daar zwart nu zijn looper f8 met tempowinst ontwikkelt. Beter is eerst Pbl—c3. 4 h7—h6 Dit kan thans zeer goed geschieden. Stond nu paard bl feeds op c3, dan ging na Lg5Xf6 een pion verloren of zwart kreeg een minder gunstige stelling der Koningsvleugel-pionnen, 5. Lg5—h4 Lf8—b4f Doordat wit van de juiste zetten-volgordè is afgeweken, is zwart niet genoodzaakt met de bescheiden ontwikkeling naar e7 genoegen te nemen. 6. Pbl—c3 Sterker is thans Pbl—d2, 6 c7—c5 7. e2—e3 Dd8—a5! Zwart komt met dezen zet in de Cambridge Springs-variant met een zet meer, daar wit geen tijd heeft gehad de bekende bevrijdingsmanoeuvre Pf3—d2 uit te voeren. Ook Lh4Xf6 gaat niet wegens Lb4Xc3f en zwart wint minstens een pion. Wit is thans reeds in moeilijkheden: zwart heeft de betrekkelijk kleine openingsfout van zijn tegenstanders goed benut. 8. Ddl—b3 Op Tal—cl gaat een pion verloren. Met den tekstzet krijgt zwart echter gelegenheid zijn aanval zeer te versterken, zooals op ongeveer gelijke wijze Teichmann in 1905 reeds demonstreerde in een matchpartij tegen Napier. 8 Pf6—e4 9. Tal—cl b7—b5 10. c4Xd5 c5—c4 11. Dd3—c2 De laatste vier zetten van wit zijn alle gedwongen, wel een bewijs dat er iets in de stelling niet in den haak is. 11 e6Xd5 Zwart heeft nu reeds een geweldige stelling, zooals onderstaand diagram aantoont. Daarbij is hij tévens het algemeen bekende nadeel, verbonden aan de ontwikkeling van Lc8, geheel te boven, daar dit stuk thans een prachtige diagonaal ter beschikking hééft, MET PAARD SLAAT EEN BOER.. Wit echter moet, om zijn stukken wat te bevrijden, tot gezochte zetten zijn toevlucht nemen. Stand na den 1 lden zet van zwart. Wit kan niet door a2—a3 de spanning opheffen, daar na 12 Lb4Xc3f 13. b2Xc3, Da5Xa3 een pion verloren gaat. 12 Lc8—f5! Ruilt wit, dan wint zwart opnieuw een tempo; ruilt hij niet, dan verliest Pe4—g3 minstens de qualiteit. 13. Pd2Xe4 Gedwongen, zooals bij de vorige opmerking aangegeven. 13 Lf5Xe4 14. Dc2—d2 Pb8—c6! De bedoeling van dezen zet, welke hierin bestaat dat zwart onder alle omstandigheden meester van het veld b4 blijft, wordt door de witspelers niet doorgrond. 15. f2—f3 Le4—g6 1.6. Lfl—e2 0—0 17. a2—a3? Verkeerd; wit kent aan den 14den zet van zwart geen waarde toe. Veel beter ware 0—0, om te trachten tot e4 te komen. Elke wijziging van de positie op den Damevleugel leidt ten nadeele van wit. 17 Lb4Xc3 18. Dd2Xc3 Op 18. b2Xc3 is natuurlijk pion a3 verloren. 18 b5—b4! Thans blijkt eerst de bedoeling van Pb8—c6. 19. a3Xb4 Da5Xb4 20. Lh4—g3 Wit kan niet goed de Dames ruilen, daar Lg6 of Pc6 (b5) zich op d3 nestelt en het geheele witte spel verlamt. In aanmerking kwam Lh4—f2, gevolgd door de rochade. Daar nu pion e3 onbeschermd is, wint zwart wederom een tempo. 20 Tf8—e8 21. Kei—f2 Dit of Lg3—f2, hetgeen eveneens tempoverlies beteekent, is gedwongen. 21 Db4—b6 De Dame heeft op b4 haar plicht vervuld; nu richt zwart zich tegen het zwakke centrum (e3). 22. Tel—al Te8—e6 23. Tal—a3 Ta8—e8 Zwart behoeft verdubbeling der torens op de a-Iijn niet te vreezen. Met den tekstzet dreigt 24 Te6Xe3 25. Dc3Xe3, Te8Xe3 26. Ta3Xe3, Db6Xd4 en zwart heeft, bij geweldige stelling, Dame plus twee pionnen voor zijn beide torens. 24. Dc3—d2 Pc6Xd4! De eerste pion valt zwart in den schoot als belooning voor zijn goed spel. Het is duidelijk dat op 25. Dd2Xd4, Db6Xd4 26. e3Xd4, Te6Xe2f zwart gewonnen spel heeft en ook na 25. e3Xd4, Te6Xe2f 26. Dd2Xe2, Te8Xe2f 27. Kf2Xe2, Db6Xd4 is het witte spel hopeloos. 25. Le2—dl Nu dreigt wit het paard te nemen. 25 Pd4—b5 Eenvoudig en sterk. Pion e3 is opnieuw driemaal aangevallen en valt, als Ta3 wordt verplaatst. 26. Ldl—a4 Aardig bedacht, maar zwart heeft te veel pijlen op zijn boog, dat wit het hem in ernst lastig zou kunnen maken. 26 d5—d4! Deze zet is mogelijk, daar La4 het veld e2 niet bestrijkt. Op e3Xd4 rolgt Te6—e2f 28. Dd2Xe2, Te8Xe2f 29. Kf2Xe2, Pb5Xa3 en vint. 27. e3—e4 4et is opmerkelijk hoeveel zetten van wit in deze partij gedwongen rijn. 27 c4—c31 vVit kan niet nemen wegens torenverlies op a3, ongeacht dat ook d4Xe3f tot allerlei onprettige varianten leidt. 28. Dd2—d3 Pb5Xa3! Wint de qualiteit, daar op La4Xe8 volgt Db6Xt*2f en pion e3, gesteund door paard en Dame, is na Te6X^8 niet meer tegen te houden. 29. b2Xa3 Db6—b2f 30. La4—c2 Zooals met één oogopslag blijkt, is Kf2—e3 zwak, terwijl ook het plaatsen van den Koning op de onderste lijn vol gevaren is. Nu echter is zwart zooveel materiaal vóór, dat zelfs bij een onverschillige behandeling der partij, het einde slechts een quaestie van tijd is. 30 f7—f5! Zwart echter volgt den kortsten weg. Pion f5 kan niet genomen worden. 31. Dd3—dl f5Xe4 32. Kf2—gl e4X*3! Wit geeft op. Wordt de pion genomen, dan is Lc2 verloren. Speelt hij echter Lc2Xg6 dan zet Db2Xg2 mat. (Opmerkingen van 1. J. Milborn). Partij no. 6. Siciliaansch gambiet gespeeld in de simultaan-séance van 4 Maart 1933. wit: Dr. ALECHIN. zwart: drs. A. A. SURBER. 1. e2—e4 c7—c5 2. b2—b4 c5Xb4 De zet 2. b2 b4, of volgens dr. Tartakower: „Wie werde ich energisch?” is aangegeven in een Italiaansch manuscript van 1623. Als zwart het gambiet niet aanneemt, b.v. 2 e7 e5 3. Pgl f3 of 2 e7-^e6 3. b4Xc5, Lf8Xc5 4. d2—d4 of 2..... d7 d5 3. e4Xd5, Dd8Xd5 5. Pbl—c3 of ten slotte 2 b7—b6 ZWART LOOPT IN EEN VALLETJE 5. b4Xc5, b6Xc5 4. Pbl—c3, verkrijgt wit, zonder eenige op)ffering, de gewenschte open lijnen en aldus een goede stelling. 3, d2—d4 \anvankelijk speelde men hier bij voorkeur 3. a2—a3, omdat men neende, dat na den tekstzet: 3 d7—d5! zwart in het voordeel zou brengen. Men heeft echter ingezien, dat dit ook na 3. a2—a3 het geval is. Zwart kan den tegenstander rustig op den Dameyleugel laten ageeren, als hij zelf het centrum beheerscht. Aldus is men in deze, overigens zelden gespeelde opening, wederom tot 3. d2—d4 teruggekeerd. 4. e4—e5 Pb8—c6 Nog beter is hier wellicht 4 Lc8—f5. 5. Lel—e3 g7—g6 6. Pgl—e2 Lf8—h6 7. Ddl—d2 Lh6Xe3 8. Dd2Xe3 Lc8—!5 9. De3—d2 Dd8—b6 10. c2—c3 e7—e6 11. f2—f3 Ta8—c8 12. Dd2—e3 h7—h5 13. g2—g3 b4Xc3 14. PblXc3 Pc6—b4 15. Kei—f2 Pb4—c2 Stand na den 17den zet van wit. 16. De3—cl Pc2Xal 17. DclXal Zwart is nu de qualiteit en een pion vóór en heeft een goede stelling. iVit tracht nog kansen te verkrijgen, maar zwart weet zijn voorieel te behouden. 17 Lf5—d3 18. Kf2—g2 Pg8—e7 19. Dal—dl Le3Xe2 20. Pc3Xe2 Het is een droeve noodzakelijkheid, maar aldus wordt de looper fl wederom geblokkeerd. En de pion d4 zal ten slotte moeilijk te behouden zijn. 20 Pe7—f5 21. Ddl—d3 Tc8—c4 22. h2—h4 Pf5Xd4 23. Pe2Xd4 Db6Xd4 24. Dd3—a3 Tc4—c2f 25. Kg2—h3 Dd4—c5 26. Da3—a4f Ke8—e7 27. Lfl—d3 Tel—c3 28. Da4—f4 Dreigt 29. Df4—f6f en Df6Xh8. 28 Th8—f8 29. Thl—bl Dreigt 30. TblXb7f. Wit heeft ten slotte gelegenheid gevonden, zelfs nog met eenige tempowinst, zijn stukken in actie te brengen. 29 b7—b6 30. Ld3—b5 Ke7—d8 31. a2—a4 Kd8—c7 32. a4—a5 Dc5—a3 33. a5Xb6f a7Xb6 34. Lb5—e2 Tc3—c2 35. Df4—d4 Da3—c5 36. Dd4—dl Tf8—a8! Nu dringt de tweede zwarte toren via de open a-lijn wits stelling binnen. Dit beteekent het begin van het einde. 37. Le2—d3 Tc2—c3 38. Ddl—d2 Ta8—a3 39. Dd2—f4 Wederom tracht wit den aanval op den looper te pareeren, door de Dame op f4 te brengen. Maar ditmaal kan zwart den aanval trotseeren. 39. ..... Tc3Xd3 40. Dï4Xf7f Kc7—d8 41. Tbl—fl De witte Dame alleen kan niets bereiken; na 41. Df7—g8f,Kd8—d7 42. Dg8—f7+, Dc5—e7, zijn er geen schaakzetten meer. Wit gaat daarom over tot de verdediging, maar die zal — met een toren minder — niet van langer duur kunnen zijn. 41 Dc5—e7 42. Df7—g8f Kd8—d7 43. Df8Xg6 Td3X*3 44. TflXf3 Ta3Xf3 45. Dg6Xh5 De7—f7 Hier gaf wit op, want na 46. Dh5—g4, Df7—f5 worden de Dames geruild en na andere zetten volgt mat, b.v.: 45. Dh8, Df5f 46. Kg2, Tf2f 47. Kgl, Tflf 48. Kg2, Df3f 49. Kh2 (h3), Thl mat. Het Siciliaaps.ch gambiet is altijd een stokpaardje van den heer Surber geweest. Gememoreerd zij zijn bekende partij met meester Spielmann, een partij, waarvan wellicht de wereldkampioen kennis droeg, toen hij zich tegen drs. Surber aan dit beruchte gambiet waagde, maar waarmede hij dan toch leelijk vtfeggekomen is. (Aanteekeningen van „Rott. Schaaknieuws”). Partij no. 7. Italiaansche partij, gespeeld 6 Maart 1933 in een consultatie-séance. wit: ir. A. W. A. MEYER en P. KONING in consultatie, zwart: Dr. ALECHIN. 1. e2—e4 e7—e5 2. Pgl—f3 Pb8—c6 3. Lfl—c4 Lf8—c5 4. c2—c3 Lc5—b6 5. d2—d4 Dd8—e7 6. 0—0 Pg8—f6 Deze oude verdediging heb ik eenige malen (b.v. tegen dr. i arrascn in Baden Baden 1925) met een gunstig resultaat toegepast. In deze partij behandelt wit de opening voortreffelijk. WIT, AAN DE ZET, HEEFT REMISE IN DE HAND 7. Tfl—el d7—-d6 8. Pbl—a3 ... De juiste wijze om dit paard te ontwikkelen. 8. .7... Lc8—g4 9. Pa3—c2 0—0 10. d4—d5 ..... Op 10. Le3 zou zwart Dd8! gespeeld hebben (met de bedoeling d6—d5 te laten volgen), evenals in de genoemde partij. 10. ..... Pc6—b8 11. Pc2—e3 Lb6Xe3 Het was nog niet noodzakelijk, wit het voordeel van het looperpaar te geven. In een tournooipartij zou ik aan de meer gecompliceerde voortzetting 11 Ld7 12. Ld3, c6 13. c4, Pa6 enz. de voorkeur hebben gegeven. 12. T*lXe3 Pb8—d7 13. b2—b4 h7—h6 Om o.a. eventueel Pf6—h7 te spelen. Het is voor zwart in het algemeen niet gemakkelijk een veelbelovend plan te vinden. 14. Ddl—c2 Ta8—c8! De laatste Damezèt van wit brengt hem op de idee van een gecompliceerde strategische voortzetting, die hem in het gunstigste geval een overwicht in het centrum verzekert. Daarvoor moet wit zijn tegenstander echter de pionnenmeerderheid op den uitersten Damevleugel laten. 15. Lc4—f 1 c7—C6 16. d5Xc6 b7Xc6 17. c3—c4 Tf8—d8 18. Lel—b2 Wit neemt maatregelen tegen den centrumstoot db—-do, die echter in het geheel niet in de bedoeling van zijn tegenstander lag. In werkelijkheid zou zwart hiermede slechts bereiken, dat voor de vijandelijke loopers waardevolle diagonalen geopend werden. Met zijn volgenden zet opent hij zijn strategische kaarten en de partij verkrijgt een geheel nieuw aanzien, die overigens — merkwaardig genoeg veel overeenkomst vertoont met eenige varianten van de West-Indische verdediging in het Damegambiet, waarvan het hoofdkenmerk is, de bezetting van het zeer belangrijke punt d4 met een paard. Hierdoor wordt de schijnbare zwakte d6 in een sterk punt veranderd. (Vergelijk b.v. mijn partij tegen Rosselli, Praag 1931). 18 c6—c5! 19. b4—b5 Pd7—f8 20. Pf3—d2 Pf8—e6 21. a2—a4 Pe6—d4 22. Dc2—d3 Lg4—e6 Thans begint het tweede gedeelte van het plan. Op grond van de domineerende paardstelling, moet nu een actie op den Konnigsvleugel worden begonnen. 23. Tal—cl De bedoeling van dezen zet is niet geheel duidelijk. Het meest voor de hand liggend was wel 23. a4—a5. 23 Pf6—h5 24. g2—g3 f7—f5 25. Lb2Xd4? Het toelaten van f5—f4 is reeds een beslissende positioneele fout; inderdaad ontwikkelen de dingen zich van hier af zoo goed als gedwongen. Hier moest 25. ef5: geschieden, ofschoon na 25 Lf5: 26. Pe4, Pf6 27. Lg2, Tf8 enz. zwart de beste kansen zou hebben. 25 c5Xd4 26. Te3—el f5—f4 27. Lfl—e2 f4Xg3! 28. f2Xg3 Natuurlijk niet 28. Lh5: wegens 28 gf2:f gevolgd door 29. Dh4f enz. 28 Ph5—f6 Het paard moet naar de nieuw gevormde voorpost c5. 29. Tel—fl Pf6—d7 30. a4—a5 Deze tegenactie komt veel te laat. 30 Pd7—c5 31. Dd3—a3 Le6—h3 32. Tfl—f2 De 7—g5 Tegen het in het spel brengen van de Dame is reeds geen voldoende verdediging meer. 33. Le2—fl Lh3Xfl 34. TclXfl Stand na den 34sten zet van wit. Wint ten minste de qualiteit. Wit probeert nog het eenig mogelijke tegenspel dat echter spoedig kansloos blijkt te zijn. 35. Da3—a2 Pc5—d3 36. c4—c5f d6—d5 Anders volgt Pc4. 37. e4Xd5 Pd3X*2 38. d5—d6f Kg8—h8 39. TflX*2 Tc8Xc5 40. Da2—f7 Tc5—c2! 41. d6—d7 Het is uit. Op 41. De7 volgt eenvoudig Tg8. 41. ..... Tc2Xd2 42. Df7—e8f Kh8—h7 en wit gaf op. Een in strategisch opzicht waardevolle partij. (Opmerkingen van dr. Alechin). Partij no. 8. Driepaardenspel gespeeld in de eerste groep van den huishoudelijken wedstrijd, 14 September 1934. wit: OEI KHEE SAN. zwart: R. REICHE. 1. e2—e4 e7—e5 2. Pgl—f3 Pb8—c6 3. Pbl—c3 d7—d6 4. Lfl—b5 Pg8—f6 5. d2—d4 e5Xd4 6. Pf3Xd4 Lc8—d7 7. 0—0 Lf8—e7 8. f2—f4 a7—a6 9. Pd4Xc6 b7Xc6 10. Lb5—c4 0—0 11. e4—e5 d6Xe5 Het beste. Op Pg4 volgt 12. e6! met winst van een stuk. 12. f4Xe5 Le7^c5f Of Pg4 13. Dd4 enz. 13. Kgl—hl Pf6—g4 14. Pc3—e4 Stand na den 14den zet van wit. 14 Lc5—a7 Op 14 Dh4 (hetgeen ik verwacht had) had ik 15. Lf4 laten volgen, waarna zwart geen goede voortzettingen meer zou hebben, zooals uit de onderstaande varianten moge blijken: !. 15 Pf2f 16. Pf2:, Lf2: 17. Dd2 enz. II. 15 Pf2f 16. Pf2:, Df4: 17. Dd7:, Dc4: (Lf2:) 18. Dc6: enz. Hl. 15 Pe3 16. Le3:, Le3: (of De4: 17. Lc5:, Dc4: 18. Lf8:) 17. Dd7:, De4: 18. Tf7: enz. IV. 15 Lb6 16. Dd7:, Pf2f 17. Pf2:, Df4: 18. Dg4 enz. 15. Lel—f4 Kg8—h8? De beslissende fout. Zwart bereidt f7—f5 voor, doch wit komt het eerst aan bod. Het beste was m.i. 15 Lf5. 16. h2—h3 Ld7—f5 Ook andere zetten kunnen zwart niet redden, b.v. I. 16 f5 17. Pg5! Pf2f 18. Tf2:, Lf2: 19. Dh5, h6 20. Dg6 enz. II. 16 f5 17. Pg5! Ph6 18. e6, Lc8 19. Dd8:, Td8: 20. e7, Te8 21. Tel en Pf7f enz. III. 16 f5 17. Pg5! h6 18. hg4:, hg5: 19. Tf3, g6 (fg4:? 20. Th3f!) 20. Lg5:, Dg5: 21. Th3f, Kg7 22. Dd7:! enz. IV. 16 Ph6 17. Lh6:, gh6: 18. Dh5, Le3 19. Tf7: enz. V. 16..... Pe3 17. Le3:, Le3: 18. Tf3, Le3 19. Td3 enz. 17. DdlXd8 Ta&Xd8 18. Pe4—g3 Hiermede krijgt wit met betere stelling twee officieren voor een toren. 18 Pg4—f2f 19. TflXf2 La7Xf2 20. Pg3Xf5 g7—g6 Dit geeft wit gelegenheid de partij onmiddellijk te zijnen gunste te beslissen. 21. e5—e6! g6Xf5 Indien 21 fe6: dan 22. Le5f, Kg8 23. Ph6 ma.t... 22. e6—e7 f7—f6 23. Lf4Xc7 opgegeven. (Annotaties van den wit-speler). Partij no. 9. Boedapester gambiet vierde matchpartij, gespeeld 16 November 1934. wit: ABDOEL SATAR. zwart: ir. A. W. A. MEYER. 1. d2—d4 Pg8—f6 2. c2—c4 e7—e5 Deze zet is door J. Balogh in 1917 beproefd en door Breyer geanalyseerd. Later heeft Abonyi zich met het onderzoek van deze variant bezig gehouden (D). 3. d4Xe5 Pf6—g4 4. e2—e4 De gebruikelijke voortzetting, waarbij wit den gambietpion terug geeft. Ook 4. Pf3 en 4. Lf4 worden wel gespeeld. De tekstvoortzetting geldt echter als de sterkste. 4 d7—d6 Een tweede pion-offer. Het accepteeren van dit offer is zeer riskant (5. ed6:, Ld6: met mooie aanvalskansen voor zwart). Behalve de door wit gekozen voortzetting, komt nog 5. Pf3 in aanmerking. 5. Lfl—e2 f7-m? In gambietstijl gespeeld. In een partij Reschewsky — Denker zette zwart met 5 Pe5: voort en kwam spoedig in het nadeel. Wit kan nu met 6. ed6:, Ld6: 7. ef5: De7! 8. c5, Lc5: 9. Da4f, Pc6 10. Dg4:, 0—0! een paard winnen, echter ten koste van een geweldigen aanval. Wits voortzetting is veiliger, doch evenmin een weerlegging van .zwarts vijfden zet. 6. e4Xï5 Pg4Xe5 7. Pgl—f3 Op 7. f4, Pf7! ontstaat een soortgelijke stelling als in de partij. 7 Pb8—c6 8. Pf3Xe5 Pc6Xe5 9 f2—f4 Pe5—f7! Gedwongen, doch afdoende Na. 9 Pc6 of Pd7 zou zwart snel verliezen. 10. Le2—h5 Of 10. Dd5, Le7 11. Lh5, 0—0 en zwart bevrijdt zich spoedig met c6. 10 Lc8Xf5 11. Lh5Xf7f 11. Dd5, g6 is niet beter. 11 Kg8Xf7 12. 0—0 Lf8—e7 13. Tfl—el Dd8—d7 Er dreigde 14. Dd5f, hetgeen nu met Le6 beantwoord kan worden, 14. Pbl—c3 Th8—e8 15. Pc3—d5 Om zwart het voordeel der beide loopers te ontnemen. 15. Lf5—g4 16. Ddl—d3 Le7—h4 17. Tel—e3 Kf7—g8 18. g2—g3 Lh4—d8 19. Te3Xe8f Dd7Xe8 20. Pd5—e3 Lg4—f3 21. Lel—d2 Lf3—e4 22. Dd3—e2 c7—c6 23. c4—c5 d6Xc5 24. Pe3—c4 > Veel sterker dan het terug winnen van den pion door Dc4f, gevolgd door Dc5:. Er dreigt nu 25. Pd6. 24. Ld8—c7 25. Tal—el Le4—g6 26. De2—g4 De8—f7 27. Pc4—e5 Df7—f5 28. Dg4—f3 Stand na den 28sten zet van wit. Pareert de dreiging 29. Db3f. Op 29. Pc4: kan volgen 29 Dc5f 30. Pe3, Lb6 en zwart staat overwegend. 29. Ld2—c3 Ta8—e8 Selet den witten toren het binnendringen op de zevende lijn na een eventueel Pg6:. 30. g3—g4 D!5—f8 31. Pe5Xg6 Te8Xelt 32. Lc3Xel h7Xg6 33. f4—f5 g6X*5 34. g4Xf5 Lc7-e5 35. Df3—e4 Df8—c5f 36. Lel—f2 Dc5—d5 37. De4—e2 a7—a6 38. h2—h4 b7—b5 39. f5—f6 Zwart dreigde met Kf8 den looper, die door de dreiging De8f, gevolgd door Dh5f gebonden was, weer vrij te maken met spoedige beslissing. Met het pion-offer hoopt wit op eenige tegenkansen. 39 g7X*6 40. De2—g4f Kg8—f8 41. h4—h5 Dd5—g8 , Na den Dameruil is de partij snel uit. Met 41. Dc8f had wit zich nog eenigen tijd kunnen verdedigen. 42. Lf2—c5f Kf8—f7 43. Dg4Xg8f Kf7Xg8 44. b2—b3 c4Xb3 45. a2Xb3 a6—a5 46. Kgl—g2 Le5—b2 47. Kg2—f3 a5—a4 Wit geeft op. (Annotaties van ir. Meyer). Partij no. 10. Geweigerd Damegambiet, gespeeld in een onderlingen wedstrijd (volgens Zwitsersch systeem) 22 Maart 1935. wit: J. M. VAN DER POEL. zwart: Mr. J. M. A. VAN OPPEN. 1. d2—d4 d7—d5 2. Pgl—f3 Pg8—f6 3. c2—c4 c7—c6 4. Pbl—c3 d5Xc4 5. a2—a4 Lc8—f5 Een bekende variant van de Tsjechische verdediging. Dr. Tarta- kower acht hier 5 e6 sterker, om wit niet de gelegenheid te geven met 6. Pe5 complicaties te scheppen. 6. e2—e3 6. Pe5 is, zooals hierboven opgemerkt, beter, welke zet o.m. in de eerste partij van de jongste match Alechin-Euwe is aangewend. 6 Pb8—a6 7. LflXc4 e7—e6 Consequent is 7 Pb4! welke zet tot zeer levendig spel leidt. Wit moet dan voorzichtig spelen en zich niet met ondervolgende varianten inlaten: I. 8. e4, Pe4: 9. Pe4: (of 9. Lf7:f, Kf7: 10. Db3f, e6 11. Pe4:, Dd5! en zwart staat uitnemend) 9. Le4: 10. Lf7:f, Kf7: 11. Db3f (indien 11. Pg5f dan Ke8 12. Pe4:, Dd5 13. f3, Dc4 met prachtig spel voor zwart) 11 Dd5 12. Db4:, Lf3: 13. gf3:, b6 dreigend e5 en zwart staat beter, dank zij zijn betere pionnenstelling en de sterke positie van zijn Dame. II. 8. Lf7:f? Kf7: 9. Db3f, e6 (echter niet 9 Pbd5 wegens 10. e4) 10. Pg5f, Ke8 11. e4, h6 en zwart wint. III. 8. Db3, e6 enz. Wit heeft dus slechts de keuze tusschen 8. Pe5! waarna Pc2f op 9. Dc2:l faalt en 8. 0—0. 8. 0—0 Met 8. La6:, ba6: 9. De2 gevolgd door 10. e4 kan wit een sterk centrum verkrijgen. 8 Pa6—b4 9. Lel—d2 Lf8—e7 10. Ddl—e2 0—0 Zwart had e3-e4 zoo lang mogelijk moeten beletten en daarom verdiende hier 10 Pe4 de voorkeur. 11. e3—e4 Lf5—g4 12. Ld2—e3 Dd8—a5 Met de bedoeling H. M. naar h5 te brengen, van waaruit zij den aanval op Pf3 kan versterken. 13. h2—h3 Lg4—h5 14. g2—g4 Lh5—g6 Hier had zwart tot eiken prijs 14 Pg4: moeten spelen, hetgeen hem tevens mooie aanvalskansen bood. Dat de aanval van zwart na 15. hg4:, Lg4: in geen geval te onderschatten is, blijkt uit de volgende varianten: I. 16. Kg2, Dh5 17. Thl, Dg6 18. Kfl (niet 18. Pe5 wegens Le2: 19. Pg6:, Lc4: 20. Pe7:f, Kh8 en Pe7 gaat spoedig verloren) 18 f5 19. e5, f4 20. Ld2, Tad8 enz. II. 16. Ddl, Dh5 17. Le2, Lh3 18. Pè5! Dh4 18. Tel, f5 enz. III. 16. e5, f6 enz. De tekstzet vergemakkelijkt wit de volbrenging van zijn taak. 15. Pf3—d2 Da5—c7 16. f2—f4 ..... Een stelling om van te watertanden! 16 Pb4—c2 17. Tal—cl Pc2Xe3 18. De2Xe3 c6—c5? Stand na den 18den zet van zwart. I Een fout, die onmiddellijk de partij had moeten kosten. In plaats van den tekstzet had 18 h6 moeten geschieden. 19. d4—d5? Hier mist wit de goede voortzetting. Met 19. Pb5! had hij direct kunnen winnen, daar de beide dreigingen Pc7: en f5 niet tegelijk te pareeren zijn. Op 19 cd4: zou eerst 20. Dd3 volgen. 19 e6Xd5 20. e4Xd5 h7—h6 21. Pc3—b5 De7—d8 22. f4—f5 Lg6—h7 23. De3—f4 23. Df3 is beter. 23 Pf6Xd5! Zwart maakt van de geboden gelegenheid gebruik om zich uit zijn benauwde stelling te bevrijden. 24. Lc4Xd5 Dd8Xd5 25. Pb5—c7 Dd5—d4t? Maair hier had zwart met Dd8 (dreigend Ld6) moeten voortzetten, hetgeen tot remise had geleid, b.v. 26. Pa8:, Lg5 27. Df2, Dd2. 28. Dd2:, Ld2: 29. Pc7, Lel: 30. Tel:, b6 31. a5, Tc8 32. Pb5 enz. Na den tekstzet is het spel voor zwart niet meer te houden. 26. Df4Xd4 c5Xd4 27. Pc7Xa8 Tf8Xa8 28. Pd2—b3 Sterker is 28. Pf3. 28 Le7—g5 29. Tel—dl Ta8—d8 30. Tfl—f3 g7—g6 31. f5—f6 Eenvoudiger en beter ware 31. Td4:. 31 Td8—d6 32. TdlXd4 Td6Xf6 33. Tf3X*6 Lg5X*6 34. Td4—d7 g6—g5 35. Td7Xb7 Lf6Xb2 Iets langer stand hield 35 Lc2, hoewel de partij dan ook niet meer te redden is. Wit zou dan als volgt kunnen winnen: 36. Tb4! Lb2: (of 36 Le7 37. Tb8f, Kg7 38. a5 enz) 37. Pd4, Ld4: (gedwongen) Td4: enz. 36. Tb7Xa7 Lh7—c2 37. Ta7—b7 Lc2—e4 38. Tb7—b8f Kg8—g7 39. a4—a5 Le4—d5 40 Kgl—f2 Lb2—c3 41. a5—a6 en zwart gaf op. (Opmerkingen van Oei Khee San). Cijfer tot Nurks: „Ik zeg U: de Soerabajasche Schaakclub is de oudste, de grootste, de sterkste, de gezelligste en de best bestuurde schaakclub van Ned.-Indië!” Ter Introductie J. Rotgans, Amsterdammer, schaakliefhebber, gewaardeerd lid van het „Vereenigd Amsterdamsch Schaakgenootschap.” Winnaar van den Van Dien-beker (1925), maar bovenal kunstenaar, wiens geoefend oog en kunstenaarshand de penteekeningen in dit boekje verzorgde. Werd als „technisch adviseur” van deze feestuitgave aan de redactie verbonden en zal ongetwijfeld algemeene waardeering oogsten voor zijn arbeid (tegen vriendschappelijke schaakprijzen!). J. Rotgans Voor nader contact, -— het maken van por¬ tretten naar bestaande foto’s, pen- of crayonteekening —, schrijve men Ptolemaeusstraat 3, Amsterdam-Oost. Overzicht van de tweekampen om het Wereldkampioenschap, (a) niet-officieele matches: gew. verl. rem. 1834 De Labourdonnais— Macdonnell . . 46 26 13 1843 Staunton — De St. Amant 11 6 4 1858 Morphy — Anderssen 7 2 2 1866 Steinitz — Anderssen . 8 6 0 (b) officieele matches: 1886 Steinitz — Zukertort 10 5 5 1889 Steinitz — Tschigorin 10 6 1 1891 Steinitz — Gunsberg 6 4 9 1892 Steinitz — Tschigorin 10 8 5 1894 Lasker — Steinitz .10 5 4 1896 Lasker — Steinitz 10 2 5 1907 Lasker — Marshall 8 0 7 1908 Lasker —Tarrasch 8 3 5 1910 Lasker-—Schlechter. ....... 1 1 8 1910 Lasker — Janowski 8 0 3 1921 Capablanca—-Lasker 4 0 10 *) 1927 Alechin — Capablanca 6 3 25 1929 Alechin — Bogoljubow 11 5 9**) 1934 Alechin — Bogoljubow 8 3 15**) 1935 Euwe — Alechin. . 9 8 13**) *) door Lasker na de 14de partij opgegeven. **) onder de bepalingen van den Wereldschaakbond. Hoe de teekenaar B. van Vlijmen de worsteling Alechin-Euwe schetste. CLUB BIBLIOTHEEK ... aangekocht ot Naam en schrijver | geschonken door: Schaken — Ter Herinnering aan het 20-jarig bestaan van de Soer. Schaakclub (1916) 3 ex. Practisch Schaakleerboek — A. J. A. Rid- derhof Th. Saulus Die Moderne Schachpartie- Dr. S. Tarrasch id. Schachstrategie — Ed. Lasker Ein Rundflug durch die Schachwelt — R. Spielmann Leerboek voor het Schaakspel — Dr. Em. Lasker (Nederlandsche vertaling van W. A. T. Schelfhout) Die Moderne Schachpartie—Dr. S. Tarrasch Mr.J.M.A. van Oppen Wiener Schachzeitung — Georg Marco, jaargang 1909, 1910, 1911, 1912, 1913, 1914 en 1915 W. N. Dinger Aus vergangenen Zeiten—Ludw. Bachmann, deel I en II E. H. Brands Paul Morphy — G. Maróczy id. Die Kunst der Verteidigung — H. Kmoch id. Adolf Anderssen — Dr. H. von Gottschall id. 50 Schaakproblemen — Dr. M. Niemeyer Schaakmeesters — G. W. Kloosterboer Mr.J.M.A. van Oppen My Chess Career — J. R. Capablanca id. Bilder aus der Schachgeschichte — Ludw. Bachmann *d- Endspielstudien — L. Troitzky id. Der Weg zur Meisterschalt — Fr. Gutmayer id. So darfst du nicht Schach spielen! — E. A. Snosko Borowski Tijdschrift van den N. I. Schaakbond, 1928 idem 1930 idem 1931 idem 1932 idem 1933 idem 1934 idem 1935 LEDENLIJST per 1 Februari 1936. Anschülz, J. H. Appel, J. Augustijn, J. M. Baans, C. D. Biet, A. Bueters, ir. J. G. Burmeister, W. E. J. Clemenkowff, C. C. Corbelli, G. G. A. Degens, ir. J. H. Deutman, dr. A. Dinger, W. N. Engelen, dr. J. C. Geus, G. J. Goedhart, T. Gouw, H. L. Hakker, W. F. A. Han Tjwan Liat Hogervorst, H. Huizenga, P. Jolly, L. A. Kluiver, L. J. Knap, M. Knoetsen, Ch. M. Kok, T. Koning, P. Krijgsman, A. Kuyken Jr., D. Lemaire, ir. W. M. Lengkong, L. U. Marjitno, dokter M. Meyer, ir. A. W. A. Monsees, F. Montung, W. W. Mooyman, mr. J. P. Mulholland, J. J. Nijhuis, H. J. W. Oei Khee San Offringa, M. Oosterloo, J. Opekar, dr. ir. G. Oppen, mr. J. M. A. van Pattiwael, A. B. Poel, J. M. van der Polijn, A. Postma, mr. T. F. H. Prins, S. E. Rademaker, dr. G. A. Reeb, W. P. H. Redies, O. R. Reiche, R. Rosé, F. Ch. Schetter, J. J. F. Schuyt, A. van der Sens, J. H. A. Siwy, P. W. W. Surber, drs. A. A. Tajibnapis, Hadji Ali The Bing Yang Tjoa, S. L. Vlis, D. van der Voogden, J. H. Waleveld, W. F. L. Zeeuw, P. de Grafische lijn van het Ledental 1896-1936. N.B. Over de jaren 1896-1914 is de lijn bij benadering aangegeven. INHOUD blz. Ten Geleide 9 Een woord van herinnering en belangstelling.... 10 Bij het Jubileum van de S.S.C 11 Historisch Overzicht: Inleiding 12 Ontwikkelingsjaren 13 Opgaand Getij 18 De Bloeitijd 31 Afgaand Getij 63 Stilstaand Getij 82 Consolidatie 99 Naschrift 130 Feestprogramma { 132 Schaak A. B. C 138 Vrijdagavond telegrammen 139 Partijen 142 Overzicht van de tweekampen om het Wereldkampioenschap 185 Club Bibliotheek 187 Ledenlijst 188 Grafische lijn van het Ledental 189 (met vele foto’s en illustraties tusschen den tekst).