U wordt vriendelijk verzocht dit antiquarische boek met zorg te behandelen. bl.b. ^ Hagers,F. Het clubhuis "De Crocus". Het clubhuis wordt schoongemaakt HET CLUBHUIS „DE CROCUS” DOOR FREDDY HAGERS SERIE: „DE 4 JAARGETIJDEN” HET CLUBHUIS „DE CROCUS" DOOR FREDDY HAGERS GEÏLLUSTREERD DOOR RIE REINDERHOFF Een vrolijk boek voor meisjes van 8-12 jaar ALKMAAR — GEBR. KLUITMAN % HOOFDSTUK I VAN GROTE SCHOONMAAK EN TAARTJES — EEN BEZORGDE VERKEERSAGENT EN PLANNEN VOOR DE VACANTIE In de zonnige serre van het doktershuis zat mevrouw van Waarden, gebogen over een handwerkje. Maar haar anders zo vlijtige handen lagen op dit ogenblik stil in haar schoot, en soezerig, door een brede streep zonlicht, die juist over haar gezicht viel, sloot ze even de ogen. Ëven maar, om ze meteen weer open te doen. Zonde! zo heerlijk als ze hier zat, met dat verrukkelijke uitzicht op de tuin, waar alles al begon uit te lopen en groen te worden. Er was toch geen mooier tijd denkbaar, dan het voorjaar, zo vol belofte... Jammer, dat ze zo moe was, anders had ze een lange wandeling ^gemaakt, vast! Kijk, dat crocusje daar, dat was gisteren nog niet uit geweest, en nu... ? Een verrassing voor Impje! Ze had er nog bij gestaan, met een juichende blijheid in haar stem: „O, Mam, kom eens kijken, ’t is bijna open, wat enig!” Doch moeder, met haar hoofd uit het raam van Impje’s kamertje, een witte doek zorgvuldig om haar haren gebonden, had geantwoord: „Neen, vrouwke, ik heb nu geen tijd, maar ik zie het zo ook wel. Schattig, hè Imp? Nou... mórgen misschien, wie weet?” En nu was het open, helemaal, z’n kopje voluit naar de zon gekeerd. Ook de ribes stond haast volop in bloei. Ja, moe was ze... moe van de grote schoonmaak, die na weken van hard werken, nu eindelijk achter de rug HET CLUBHUIS ,J)E CROCUS” was. Gelukkig wel, en ze hadden hun rust dan ook zeker verdiend, Daatje en zij. Alles blonk en glom je weer tegemoet, en het gaf je een heerlijk gevoel van voldoening, door al die frisse kamers te lopen, waarin flauw nog de geur hing van boenwas en zeep. „Lekker!” had Nienke gisteren gesnoven, „Tante, dat hoort nou zo écht bij het voorjaar!” waarop vader toen plagend had gezegd: „Nou maar, ik ruik toch liever een veld vol hyacinten of narcissen!” Maar hier was Impje haar te hulp geschoten. „Poeh!” ze stak haar grappig wipneusje een beetje in de lucht en probeerde haar vader aan te kijken met een vréselijk verontwaardigd gezicht: „houdt u maar helemaal uw mond... de vieze luchtjes hier in huis, komen uit uw spreekkamer, o, zo!” Ze hadden er hartelijk om gelachen. „Zo’n wijsneus!” had vader nog geantwoord, „die Imp! Een standje van m’n jongste, toe maar...” M’n jóngste! Vader zei altijd m’n jongste! Heerlijk was dat, soesde mevrouw voort, — net alsof Nienke helemaal hun eigen dochtertje was, en dat was toch niet waar. Even gleed er een donkere wolk over haar gezicht bij de herinnering aan dat vreselijke, dat acht jaar geleden was gebeurd, toen haar zuster onverwachts was gestorven, en Nienke was achtergebleven, alléén in haar kleine, rosé wiegje en nog maar nauwelijks een jaar oud. Vader, verweg in Zuid Afrika, waar hij, kort nadat Nienke was geboren, was heengezonden als vertegenwoordiger van een grote firma, en waarbij de afspraak was gemaakt, dat ze hem zouden volgen, zo gauw als dat mogelijk was. Het had niet mogen zijn, en zo was Nienke als vanzelfsprekend en zonder een seconde van aarzeling, op- VAN GROTE SCHOONMAAK EN TAARTJES jenomen in het kleine doktersgezin, waar ze nu was jpgegroeid tot een flink, lief meisje van negen, en een sprekend evenbeeld van haar moeder. Mevrouw zuchtte eens, wat ze dikwijls deed, als ze lan Nienke moest denken. Het was ook allemaal erg verdrietig, en vooral de gedachte, dat er eens een tijd sou komen, dat... haar vader haar zou terugverlangen, aatuurlijk, hetzij daarginds, hetzij hiér. Als het dan maar hiér was! hoopte ze in stilte, want liet zou moeilijk zijn, o, zo moeilijk, haar voorgoed te moeten afstaan. Ze waren van Nienke gaan houden als ,.. als van Impje, hun eigen dochter. Voorlopig was het gelukkig echter zo ver nog niet, want in z’n laatste brief — ze hielden elkaar trouw twee keer in de maand op de hoogte van alle wederzijdse gebeurtenissen — had oom Sjoerd — Nienke s vader — geschreven, dat het, door de slechte tijdsomstandigheden ook daar minder goed ging, en er voorlopig nog geen kans was, dat hij terug kon komen. Tussen de regels door had ze echter gelezen, hoé hij verlangde naar het dochtertje, dat hij alleen nog slechts kende van de foto’s, die ze hem geregeld met iedere post toestuurden, en ze had een groot, heel groot medelijden gevoeld, omdat hij zo erg veel moest missen. Maar toch ook angst, om dat onvermijdelijke, dat eenmaal moést gebeuren: Nienke wèg uit hun kringetje! ranfin, niet aan denken, en vooral niet nü, op zo’n heerlijke voorjaarsdag, nu alles om je heen sprak van verwachting en vreedzaam geluk. Nienke was nog klein, ze kon haar school nog niet zo-maar vaarwel zeggen, en nou ja... als het eenmaal zo ver was, later ... dan was het misschien minder moeilijk! Zo schoof ze dit beeld telkens en telkens van zich af voor één uit de huidige tijd: Nienke, dravend door de tuin. met haar blonde krullen dansend om haar hoofd HET CLUBHUIS ,J)E CROCUS" ... Nienke, slingerend met haar schooltas of maaiend met haar lange armen op geleende rolschaatsen, de nieuwste rage onder de schooljeugd. In de keuken rinkelde Daatje met de theekopjes. Mevrouw wierp een vluchtige blik op haar armbandhorloge. Was het al zó laat? Dan had ze haar tijd hier mooi zitten verluieren! Ze glimlachte, en haar gedachten keerden weer terug tot de schoonmaak. Nou, ’t mocht, voor één keer! De eerste middag, dat ze het rustig hadden, Daatje en zij... die hoorde je ook al niet. Ze hadden hard gewerkt, en vooral de kamers van de meisjes hadden een flinke beurt gekregen. Nienke was zo vreselijk slordig en ook Imp niet één van de netsten. Tegen haar moest ze het echter toch afleggen, zoals ze het zelf altijd lachend noemde. Nü alleen het tuinhuis nog, en alles was klaar. Maar daar zag zelfs Daatje tegenop, de flinke! Mevrouws ogen zochten het kleine huisje, achter in de tuin. Jammer, vader had er geen tijd voor, door z’n drukke dokterspraktijk... ’t was echt een beetje verwaarloosd. Er zou anders best iets aardigs van te maken zijn. Een nieuw verfje, wat frisse meubeltjes, een paar gordijntjes... ’t stónd altijd zo leuk, een tuinhuis. Ze zou er eens over praten, vanavond. Misschien dat Piet, de tuinjongen, het wat kon opknappen, en anders ... Achter haar klonk een klopje op de kamerdeur. „Ja, Daatje, kom maar! Zo... wat een heerlijke rust, hè, vandaag? Zet hier maar neer, wil je? De rakkers komen zo thuis, ’t is bij vieren, zag ik.” „En Paasvacantie!” hielp Daatje herinneren met een veelbetekenend schudden van haar hoofd, alsof ze zeggen wou: dat belooft wat! Storm op z’n minst. „Een geluk, dat we net klaar zyn!” VAN GROTE SCHOONMAAK EN TAARTJES Mevrouw knikte, met even een gebaar van schrik. Gunst ja... de Paasvacantie! Die was een beetje op de achtergrond geraakt door al de rompslomp. Ai, hoe kon ze het vergeten? de rapporten óók! Hè, dat was nu sneu! Meestal zorgde ze voor iets feestelijks: een taartje, een lekker koekje, en juist vandaag had ze niets dan een droog biskwietje in huis. Ze keek opnieuw op haar armbandhorloge. Tien vóór ... ’t kon nog, als Daatje metéén ging... hier om de hoek, vlakbij! Voor vanavond moest ze ook gauw nog wat flensjes toebakken, het lievelingsgerecht van beide meisjes. Ja, kom, vlug! ze veerde gehaast overeind — chocolaadjes stonden er ook nog in de kast, herinnerde ze zich nu — ze zou een gezellige theetafel maken, daar hielden ze zo van, haar kleuters, met veel schaaltjes en wat bloemen. Vader zou zeggen: wacht eerst liever eens, hoe die rapporten zijn, hoewel,... dat zou best meevallen. Nienke was wel eens een beetje speels op school, en een enkele keer kwam ze zelfs wel met strafwerk thuis, doch ze zorgde toch altijd dat ze haar lessen goed kende en voor Imp was ze helemaal niet bang. Achter haar wachtte Daatje geduldig, en met een greep naar haar tas, gaf ze haar orders: „vijftien kleine gebakjes met veel room, en ’n lekker koekje... zoek iets fijns uit, Daatje, dat is je wel toevertrouwd!” De verkeersagent op de hoek van de Nieuwe Gracht, schudde afkeurend z’n hoofd. „Als ’r daarvan straks niet eentje onder een auto kwam, was dat wél een wonder! Was me dat een manier van lopen, met z’n zevenen gearmd op één rij... het hele trottoir hadden ze liefst nodig, en nog ’n stuk van de straat ook. Ruimte voor de jeugd, jawel! Verbeeldden zich zeker, dat ze op de hei zaten, inplaats van in EET CLUBHUIS „DE CROCUS” een staa. wou ja... hij bromde wat goedig in z’n baard, „ t was Paasvacantie vandaag, dat hoefden ze hèm ook niet te vertellen... hij had ’r zelf zo eentje thuis, daar wist-ie dus alles van, en vandaar ook, dat bij gauw een andere kant had uitgekeken en net precies gedaan of hij ’t niet zag — maar dat nam niet weg, dat hij zich achteraf toch een beetje bezwaard voelde. Stel je voor, dat er wérkelijk eens eentje... je moest er gewoon niet aan denken, en ze reden zo hard tegenwoordig, die vermaledijde automobielen! Welja, nou nog mooier, nou ging hy bij voorbaat de auto’s al de schuld geven, terwijl hij toch zag... met eigen ogen zag... Wat zag-ie? Hij zag niks! Niks niemendal!” en met een ruk draaide hij zich af van het vrolijke groepje meisjes, dat luid snaterend en kakelend z’n weg vervolgde, onbewust van de overpeinzingen van den bezorgden verkeersagent. „Ik heb eén onvoldoende!” deelde Hls je Leuvenhorst mee, „nou ja, dat afschuwelijke handwerken ook. Dat leer ik nóóit!” „Ik zal je wel helpen, na de vacantie!” troostte Dineke Wensing, en ze peutte een beetje ongeduldig haar arm in Impje s zij. „Maar vertel nou verder, zeg... denk je dat het mag?” Impje knikte met overtuiging. ,,Vast! Moeder is een schat, hè Nienke? Van haar mag je alles!” „Nou ja!” Toto van Gravenstein wierp een beetje uitdagend haar kinnetje in de lucht, „mijn moeder is óók een schat, maar alles ... ?” „Dit in ieder geval wel,” herhaalde Impje nog eens met zoveel nadruk, dat er even een. stilte viel. „Het... het staat er toch maar,” besloot ze, toch even onzeker, omdat ze bezig was, een toezegging te doen, waarvan VAN GROTE SCHOONMAAK EN TAAttiJ&o haar ouders nog niets, helemaal mets wigen zen- vv-. behalve moeder, van wie, zoals ze een beei|3®J0™ng ^zegd had „alles” mocht, was er toch ook n°S • ■' S Hst ™ Greetje Kamp, dia «*“?***<££ uitviel: „O, énig zou het zijn, zeg, stel je toch eens voor» ’t Is alles al even heerlijk: de vacantie, de zo , ons rapport... — nou ja, alleen Elsje met die ene onvoldoende, maar dat is een bijvak - decluben ^nu... nu dit nog! Ik vraag aan moeder een kleedj P ^tr viel Henny van Brakel bij, „en ik het oude keükenservies. Dat wordt toch nooit “eergebruikt^ Wii hebben op zolder nog een gebruikt vloerkleea. Misschien dat we dit mogen hebten?” hoopte ® ze eaf een ruk aan Elsje’s arm, toen deze, te veel op de rijweg lopend, bijna onder een fiets dreigde te komen. ”PËsj°eP’merkte het nauwelijks, zo was ze verdiept in haaAlfedaCal?nik maar mag?” piekerde ze en ze zag, behalve de onvoldoende, ook nog het vijfje voor zich, voor rekenen. Wat toch in ieder geval geen bijvak was. Als ré niét mag, komen we ’t met z’n allen vragen, beloofde Greetje hun bijstand, maar Elsje weerde angstig: „O, nee, alsjeblieft niet!” en met een kloppend hartje nam ze even later afscheid,op de hoek van haar ^Langzaamaan dunde de rij, tot ze ten slotte met z’n viertjes overbleven: Nienke, Impje, Greet en D™*f: Ze woonden allemaal een beetje buitenaf en de dag j wandeling naar- en van school, had hen tot gezworen vriendinnen gemaakt, die elkaar hun diepste geheimen vertelden, onder luide kreten en rumoerige gebaren Nu ook ratelden de stemmetjes opgewonden dooreen over het grote plan, dat zo-even was ontstaan en dat, HET CLUBHUIS ,fiE CROCUS” meer nog dan de Paasvacantie, de rapporten en al het heerlijke dat hun nog wachtte, de gedachten bezighield. Zó zelfs, dat ze niemendal hoorden van het getoeter van een grote, donkere limousine, die hen achterop reed, eer deze hen tot vlakbij was genaderd. Toen keek Nienke om en meteen, met een sprongetje, stond ze kwajongensachtig op de treeplank. „Oom... dag!” zong haar stem blij, en ze wurmde een arm door het geopende portierraam, om op de claxon te drukken. Dokter van Waarden schudde bestraffend z’n hoofd. „Bengel, moet je er onder komen?” Nienke proestte. „Zeker als-ie bijna stilstaat!” Impje had de achterdeur al open. „Mógen we, Paps?” vleide ze. Meneer knikte. „Voortmaken dan! Ik heb nèt twintig minuten om thuis een kopje thee te halen.” Met z’n vieren bestormden ze de auto, waarbij Nienke zich van haar geliefkoosd plaatsje verzekerde, naast haar oom. „Pas op, als je ergens aankomt!” dreigde deze, „anders zet ik je er uit! Zo, zitten we?” Hij knikte in de spiegel tegen de andere meisjes, die zich, gichelend en stoeiend in de kussens lieten neervallen, en zette z’n voet op de starter. Daar schoten ze weg... Heerlijk toch, zo’n auto, bedacht Dineke, terwijl ze met een zielsvergenoegd gezichtje naar buiten zat te kijken — je bofte toch, als je vader dokter was. „Wie eerst?” draaide de dokter zich om, „Dineke, jij? lij woont het dichtstbij!” „Hè!” liet ze zich ontvallen, en met een glimlach veranderde dokter van Waarden van richting. Zoals dat deintje er van genoot! Grappig! Vooruit maar... één straatje om dan! VAN GROTE SCHOONMAAK EN TAARTJES En tegelijk schoot hem de Paasvacantie in gedachten. Misschien door hun blijde gezichtjes, misschien door hun snaterende stemmetjes van daareven, die hij zich nu ook herinnerde. .. „En?” informeerde hij dan ook, „hoe zjjn de rappor- Vier stemmetjes poogden hem tegelijk te vertellen, dat er niet één onvoldoende op voorkwam... dat ze voor rekenen een zeven hadden of voor aardrijkskunde een acht en voor handwerken — Impje’s stem klonk boven de anderen uit — zelfs een negen. Toe maar!” prees haar vader, „wat treft moeder dat, nu’ze zo gauw jarig is! Die vlast al op een mooi, nieuw, geborduurd kleedje. Heerlijk, dat jullie allemaal zo je best hebt gedaan! Die van jullie zie ik straks wel, thuw^ Zo, we zijn er! Kijk... nou is het toch eerst Greetje geworden en die woont nog wel verderweg. Is het erg. Ze kleurde een beetje, had óók graag nog even lange meegereden, hoewel aan de andere kant lokte het heerlijke6 nieuws, dat ze thuis kon vertellen: haar prachtige rapport, waar vader en moeder wel heel erg blij mee Z°UNee, lioór dokter!” lachte ze dan ook, en wipte behendig van de treeplank. „Dank u wel voor het thuis- brengen.” • Zo wijsneus! Nou, in de Paasvacantie mag je nog paA’s een keer mee en gaan we met z’n allen een grote tocht maken! Goed?” Een viervoudige juichkreet steeg op, zoda,t Greetje s moeder wat verschrikt naar de voordeur kwam toeeelopen. Dokter van Waarden nam z’n hoed af. Mevrouw Kamp, u hoort zeker wel, dat de vacantie is’begonnen? We hebben de druktemakers weer thuis. U tenminste alvast. Nu gaan we nummer twee afleve» ren • • • BET CLUBHUIS „DE CROCU&” Nogmaals groette hij en met een vaartje zoefde de auto weer weg terwijl Greetje vanuit de verte haar vriendinnetjes stond na, te wuiven, De afstand naar Dineke’s huis was niet groot, en met een verlegen gezichtje bedankte ook zij voor het thuisbrengen en — zoals ze er zachtjes aan toevoegde voor het omrijden. Want ze begreep heel goed, dat dokter dit voor haar had gedaan. „Zo, en nu wij als de drommel naar huis!” sprak meneer van Waarden, nadat voor de tweede maal het portier was dichtgeklapt, en bestraffend meteen: „Nienke, niet met je vingers aan de ruitenwisser, vrouwke, anders... je weet het, hè? je gaat er uit!” Thuis wachtte moeder met thee, taartjes en koekjes, en met een juichkreet vielen ze haar om beurten om de hals. „O, wat ziet dat er allemaal dolletjes uit, Mam Mag ik die... die grote met room?” Impje’s vinger strekte zich uit naar het begeerde taartje. „Lieve kindje, ze zijn allemaal even groot, heus. Maar vertel nu eens... de rapporten ?” „Ik heb een negen voor handwerken,” herhaalde Impje trots, en Nienke schetterde er druk doorheen: „En ik, Tante, een negen voor gymnastiek!” „Dat verwondert me niets,” lachte dokter, „als je zulke halsbrekende toeren kunt maken on een treeplank!” * Mevrouw keek bezorgd, maar haastig verbeterde vader: „Ja, terwijl de auto stilstaat natuurlijk. Kijk maar niet zo angstig, vrouw, heb je ze behouden thuis of niet? O, zo! En nu... die rapporten, laat eens zien, kinderen, daar heb ik nog net vijf minuten voor, eer ik weg moet!” „En ik schenk in die tijd gauw een kopje thee,” haastte moeder, en even bedacht Impje, hoe jammer het VAN GROTE SCHOONMAAK EN TAARTJES toch was, dat vader altijd zo verschrikkelijk weinig tijd had. Iedere minuut van de dag was kostbaar, zei hij — en als je dokter was, hoorde je je nu eenmaal hélemaal aan je patiënten te geven, daar viel niets aan te veranderen. Alleen... ongezellig was het wel eens. Soms, middenin een feestje, of bij een verjaardag, juist als het zo dolgezellig was — want vader kon énig met hen meedoen — werd hij plots weggeroepen, en of je nu een lang gezicht trok of een boos, of zelfs verdrietig... het gaf allemaal niets. „Plicht is plicht!” troostte hy steeds, met een streek over haar krullebol. Dokter van Waarden vouwde de beide rapporten dicht. „Kinderen, ze zien er allebei prachtig uit, hoor! Moeder, jij moet straks eens kyken, als ik weg ben. Om in een lijstje aan de muur te hangen. Hier, voorlopig een zoen, vanavond praten we nog eens verder.” Ze keken elkaar aan met verraste gezichtjes. Als vader zei: „vanavond praten we verder,” betekende dat doorgaans wel iets goeds. En juist nu, nu ze hem iets hadden te vragen over dat heerüjke, enige plan... O, ’t zou dol zijn, als het mocht. Aarzelend begon meteen Impje, van de gelegenheid gebruik makend: „Paps, mogen we... mogen we iets vragen, bedoelt u? Voor ons rapport?” „Hm!” Haar vader keek onderzoekend naar de beide gespannen snuitjes — „dat hangt er vanaf, wat? Moeder en ik hebben al een verrassing voor jullie, dus feitelijk... ?” Hij stond op, na een haastige blik te hebben geworpen op de pendule. „Vertel het eerst aan moeder,” ried hij, „dan is die vast voorbereid, en als het niét gaat, hoor je het meteen. Nou, en wanneer zy „ja” zegt,...” even wachtte hij, om meteen lachend te besluiten, „dan kan ik vanavond altyd nog „neen” zeggen!” Nienke schudde z’n arm, haar beide handen er om- EET CLUBHUIS „DE CROCUS” neen geklemd. „Plaag... u mag niet weg, voor u ja hebt gezegd. Dat is voor uw straf!” „Zó?” schaterde meneer, en met een zwaai tilde hg haar van de grond, terwijl hg haar als een kleine baby pardoes op een stoel zette. „Ziezo, jongedame! Nog wat?” Maar Nienke was er alweer afgewipt. Met twee kolossale sprongen stond vader bg de deur. „Dag hoor, ik moet nu heus weg!” en vlak voor Nienke’s neus, sloeg de deur dicht Impje staarde naar buiten in de tuin. O, ’t zou dolletjes zijn, als... als het mocht Ze voelde zich al een heel klein beetje zekerder nu, want diep in haar hartje was ze toch wel erg bang, met haar vraag voor de dag te komen. Stel je voor... ze had het al zo half en half beloofd aan de andere meisjes, en al zou het natuurlijk haar eigen schuld zijn, omdat ze veel te voorbarig was geweest, ze zouden haar flink plagen, wanneer... Meteen slaakte ze een kreetje, terwgl haar ogen langs het bloemperk dwaalden. „O, Mam, de crocus is uit, ziet u dat?” Vergeten was al het andere. Voor bloemen moest bg Impje alles wijken. Moeder knikte. „Ik had het al gezien, ja,” bekende ze, „een verrassing, hè Imp? Als het zonnetje nu nog een paar dagen zo lekker blgft schijnen, volgen de andere jok wel gauw.” „Ik ga even kijken,” sprak Impje, „of ik er al zie?” naar met een zachte handbeweging hield moeder haar «rug. „Straks, vrouwke, toe, blijf nog even zitten. Ik schenk ïog een kopje thee, en jullie mogen nog één taartje lebben, we eten laat. Zo, en vertel nü eens: wat had ie te vragen?” HOOFDSTUK H EEN SPROOKJESHUISJE WORDT WERKELIJKHEID. — NOG EEN VERRASSING EN IMPJE’S EERSTE BUITELING! Impje keek naar Nienke, en Nienke naar Impje, maar geen van beiden durfde feitelijk te beginnen, tot eindelijk — zoals meestal ’t geval was — Nienke de knoop doorhakte. „Ja, ziet u, Tante, we... we hebben een club opgericht.” „Een club?” Mevrouw van Waarden goot voorzichtig nog wat kokend water in de theepot voor straks, en hief haar hoofd op van deze bezigheid. „Zo?” sprak ze, „dat is aardig. Wat voor een club is dat?” „Nou... zo-maar,” vertelde Impje, die haar moed voelde groeien, nu moeder er zo gretig op in ging, „een club, waar we allemaal lid van zijn: Elsje, en Dineke en Greet en Toto, en... ó, ja Mams, weet u hoe we ’m noemen? Nou? U raadt het vast nooit, zó’n enige naam!” „Dat zal ik ook niet proberen,” vond moeder lachend, „zeg het maar!” „De Club van Onder de Tien!” vertelden Nienke en Impje gelijktijdig, „is dat niet leuk? Dineke heeft het bedacht, die weet altijd zulke enige dingen. Het betekent natuurlijk, dat we allemaal nog onder de tien zijn, begrijpt u?” Mevrouw knikte. „Juist ja, ik wou ook al zeggen... Nou, ik vind het erg aardig,” moest ze toegeven, „alleen ... volgende maand wórdt Nienke tien, dus is ze er „De Crocos ’ ’ 2 HET CLUBHUIS „DE CROCUS” met meer onder? Wat dan? Moet ze dan uit die club?” Nienke maakte een verontwaardigd gebaar met haar hoofd. „Nee hoor, Tante! Dat doe ik tenminste niet. Als het zo ver is, veranderen we de naam weer!” „Welja! Dan maak je er de Club van „Onder de elf” van,” stelde mevrouw voor, „en zo ieder jaar eentje er bij, dat gaat best. Voorlopig heb je nog een maand de tijd. En, wat gaan jullie nu dóén, met die club?” „Nou, bij elkaar komen, en... en... rolschaatsen en zo.” „Of ping-pongen, als het slecht weer is,” vulde Nienke aan, die daarin een ongeslagen kampioene was in haar kringetje. „Een sport- en amusementsclub dus?” begreep moeder, met een lachje om het gewichtige woord, „vind je dat niet kranig klinken?” „Ja, dol!” Impje klapte in haar handen, „en als het zomer is, kunnen we gaan zwemmen ook.” „Of fietsen!” hielp Nienke opgetogen mee, „en oom heeft beloofd,” verklapte ze meteen, „dat we nu al, in deze vacantie, een grote autotocht gaan maken.” Ze maakte uitgelaten een paar danspassen, zodat de thee in de kopjes meedeinde en haar tante angstig naar de serretafel greep. „Met die hele club?” vroeg ze, toen Nienke was uitgedold en in haar stem klonk een klein beetje verbazing. Vader had daar niets van verteld. Niettemin — in gedachten zag ze het jolige troepje voor zich — het was niet zo’n kwaad idee, misschien? Ze zou er vanavond eens over praten... zo’n pretje mochten ze gerust hebben, de kleintjes. Doch de kleintjes, onbewust van haar gedachtengang, keken op het ogenblik een beetje beteuterd, want eerlijk gezegd wist vader van het hele bestaan van de Club nog niets, en had hy bij z’n belofte alleen gedoeld op EEN SPROOKJESHUISJE hun viertjes. Ai, daar had ze haar mond lelijk voorbijgepraat, Nienke, en een beetje hakkelend bekende ze: „Nee... eh... dat feitelijk niet. Oom zei het tegen Dineke, ziet u!” „We zullen wel eens zien,” beloofde mevrouw met een vaag glimlachje, „alleen weet ik met dat al nog altijd niet, wat er nu te vragen viel? Want,” plaagde ze even, „lid van die club zijn jullie al, dat hèb je niet eens gevraagd, dus dat kan het ook niet zijn...” „Ja, eh... !” begon Impje eindelijk, „ziet u, we hadden het zo dol-enig gevonden, als... als we nu ook een eigen Clubhuis hadden, dat heeft iedere club haast, en dan kunnen we net zoveel bij elkaar komen als we (villen, begrijpt u? Zonder te vragen, bedoel ik, en niet au eens bij die en dan bij die. Trouwens bij Henny kan liet toch nooit, daar is een pension, en bij Toto ook niet zo veel en hiér heeft paps tot drie uur altijd spreekuur ...” Moeder knikte. „Daar is wat voor te zeggen,” begon se, „hoewel ik in de verste verte niet begrijp, kinderen, vaar jullie heen wilt. Hoe had je je dat trouwens gelacht, een Clubhuis?” „Nou, een eigen... eh... huisje,” legde Impje uit, ,waar we helemaal vrij zijn, zonder...” „Zonder dat die lastige ouders jullie op de vingers tijken,” glimlachte moeder. Impje kreeg een kleur. „Hè nee,” weerstreefde ze, ’ZO bedoel ik het niet. Het lijkt me alleen zo dolletjes, >m bijvoorbeeld zélf thee te zetten en in te schenken, iit een eigen serviesje, om zélf ons boeltje schoon té louden — net als u hier — om af te wassen en zo...” „Nou!” Moeder schaterde even, „wat dat betreft, )aatje kan best een paar goeie hulpjes gebruiken in de :euken, hoor. Als je wilt, mag je vanavond al beginien!” 9 * HET CLUBHUIS })DE CROCUS>’ Neen, dat was de bedoeling ook niet en Nienke viel haar nichtje bij: „En we zouden óók grote schoonmaak houden, natuurlijk. En..haar stem zette uit, „op de deur maken we een houten klopper.” „Ja, enig!” Impje’s ogen glinsterden, „en ’s zomers, als het warm is, eten we buiten... nou ja, brood natuurlijk,” stelde ze haar moeder gauw gerust, „want koken, dat gaat niet.” Mevrouw zuchtte met een grappig gebaar van vertwijfeling. „Hè, gelukkig, dat er toch ook nog iets is, dat niét gaat. En... ?” Ze glimlachte alweer, „slapen? Hoe zit het daarmee? Doen jullie dat ook in je sprookjeshuisje?” „Flauw!” vond Impje, „u spot er mee. Ik meen het écht? Hè toe, Mam...” Ze liet zich van haar stoel glijden en sloeg haar armen om haar moeders hals, „mag het? Ja? Zegt u nou, dat het mag, dan vindt vader het ook vast goed!” „Hè ja, Tante?” Nienke zette zich op de andere stoelleuning, en lachend trok moeder haar beide bengels naar zich toe. „Hoé moet ik nu zeggen, dat het mag, wanneer ik niet eens weet, wat jullie bedoelen, en waar het precies om gaat? Laten we nu eerst nog eens rustig praten, en niet zo alles door elkaar, ik begrijp er anders niets van. Jullie willen dus een clubhuis, of liever gezegd, een clublokaal, zoals dat heet, want een huis... ?” Haar ogen dwaalden weg door de tuin, „ik zou niet weten, waar ik dat voor jullie vandaan moest halen. Dus...” Doch midden in haar zin brak ze af, terwijl een glans van begrijpen over haar gezicht gleed. In de verte hadden haar blikken het tuinhuisje ontdekt... „Ahaaa!” begon ze en Imp juichte: „Jé Mam, natuurlek, het tuinhuis!” Hè, hè, het was er uit, gelukkig! Moeder wist het EEN SPROOKJESHUISJE nu, en het was of er een pak van haar hartje was gevallen. O,... als het nu maar mocht? Moeders gezicht stond zo ernstig! Doch moeders gezicht stond niet érnstig, het stond nadenkend. Typisch, dat ze juist vanmiddag over dat tuinhuisje had nagedacht... dat het toch zo niet kon blijven. Dat het eens een beetje moest worden opgeknapt, met wat frisse gordijntjes, een kleurig verfje... Zó zag ze het plots vóór zich: een gezellig, roodgeschilderd clubhuisje, waarin de meisjes af en aan liepen. Aardige, tullen gordijntjes voor de ramen, zo éventjes opgenomen, zodat je net even naar binnen kon gluren, en in de twee vensterbanken een paar potjes met geraniums. Schattig zou het staan. Rood met groen moest het worden, hun huisje en met wit afgezet. Op de deur een klopper, net zoals Nienke had gezegd, en ... wat waren er feitelijk voor bezwaren? Gebruikt werd het toch niet, en nu was het een beetje ’n onooglijk, verwaarloosd ding geworden. Zélf zaten ze er nooit in ... het had er al gestaan, toen vader dit huis kocht. Terwijl... was het feitelijk niet een groot, heel groot voordeel, dat ze op deze wijze als het ware, vlak onder haar hoede bleven, de kleintjes? Dat ze maar had óver te wippen voor een raadgeving of... een vermanend woord, al hoopte ze met de laatste schaars te wezen. Neen, het aardige was — daarin had Impje volkomen gelijk — ze zoveel mogelijk hun eigen gangetje te laten gaan, en — wannéér ze toestemde — zou ze dat ook zeker doen. In gedachten zag ze ze redderen... en langzaamaan verdween het peinzende uit moeders gezicht om plaats te maken voor een zachte glimlach om alles, wat ze in die paar minuten zo stilletjes beleefde. Een eigen serviesje, met leuke, bonte kopjes... een tafellaken met gekleurde vingerdoekjes, om een enkele HET CLUBHUIS „DE CROCUS” maal daar te kunnen koffiedrinken, frisse, eenvoudige meubeltjes, een leuke mat op de vloer of een kleedje... och, ’t hoefde allemaal zoveel niet te kosten. Maar, géén vuur, dat zou ze ten strengste verbieden. Zelfs geen waxinelichtje voor de thee. Alles wat nodig was in dat opzicht, zoals kokend water of warme melk, moest hier vandaan komen, anders had ze geen rustig ogenblik. Ze zou Piet vragen, de aarde vóór het huisje een beetje om te spitten, en er een fleurig grasveldje van te maken. De hele tuin zou er van opknappen, beslist. Ze keek in de beide, vol verwachting naar haar opgeheven gezichtjes. In Impje’s ogen begon iets te tintelen, en Nienke kon haast niet stilzitten op de leuning van haar tante’s stoel, welk plekje ze nog steeds niet had verlaten. Neen, bedacht moeder — goedbeschouwd waren er helemaal geen bezwaren, enkel voordelen aan verbonden, want ook de andere ouders zouden het prettig vinden, te weten dat hun dochtertjes goed bezorgd waren in de veilige tuin van het grote doktershuis. Niettemin... een voorbarige beslissing wilde ze toch niet nemen. Dit moest eerst besproken worden met vader, en... ja, nu zag ze tóch een bezwaar: het huisje moest vooraf grondig schoongemaakt natuurlijk, terwijl het voor de meisjes het heerlijkst was, het zo gauw mogelijk te kunnen betrekken, nu de vacantie was begonnen. En ze durfde toch heus Daatje niet morgen hals-over-kop wéér aan de schoonmaak te zetten. Ze had beloofd, dat het tuinhuis kon wachten tot na Pasen. Met een arm om elk van de beide meisjes heen, zei moeder haar mening: eerlijk toegevend, dat ze wat haar zelf betrof, geen ernstige bezwaren had, alleen.... en een vlugge hand bedwong Impje’s al te grote uitbundigheid — Vader moest beslissen en het was best mogelijk, EEN SPROOKJESHUISJE dat hg andere plannen had met het tuinhuis, bijvoorbeeld als bij-garage, omdat in de grote garage de fietsen en al het tuingereedschap wel wat in den weg stonden, dikwijls. Daar had moeder hem tenminste vaak over horen klagen. In dat geval, dus, nietwaar?... was er werkelijk niets aan te doen. Maar moeder zou een goede advocate zijn, beloofde ze, wat hun weer een beetje meer moed gaf, gelukkig, want o, wat stonden die snuitjes meteen bedrukt. „Zo, ga nou eens kijken naar je crocusjes, Imp!” pleitte moeder, „want ik hoor daar juist de auto thuiskomen. En Nienke heeft misschien ook wel wat te doen... ?” „Ik ga mee, Tante, met Impje.” „Goed, best, vader en ik kunnen op die manier even rustig praten, hè?” Geen tien minuten later echter, tikte moeder al op de ruit van de serredeur, en haar gezicht stond zo vrolijk en lachend, dat als bij toverslag alle angstige bedenkingen van hen afvielen. En terwijl ze naast elkaar op het huis toeholden — ze waren als vanzelf afgedwaald in de richting van het tuinhuis — hijgde Imp onder het lopen: „O, Nieneke, ik geloof vast dat we mogen, ja!” Met een juichkreet stormden ze binnen, waar vader hen één voor één opving in z’n wijd-uitgespreide armen. „Bengels, moeten jullie me m’n prachtige tuinhuis afhandig maken? Mooi is dat! Ik had nog wel zo gehoopt, er een nieuwe, grote spreekkamer van te maken, zodat de patiënten voortaan niet meer door het huis hoefden, en” — hij tikte Impje even tegen haar wang — „dan hingen er ook geen „vieze luchtjes” meer. Maar... vooruit maar weer, een mooi rapport is ook iets waard.” O, o, wat waren ze blij. Er kwam gewoon geen eind aan de opgewonden uitroepen en de omhelzingen, die HET CLUBHUIS ,J)E CROCUS” vader en moeder om beurten kregen te ondergaan. „Alléén” dreigde de eerste nog, „denk er om, onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan al moeders eisen, en dat zijn er heel wat. In de eerste plaats: géén vuur. By de eerste lucifer, die wordt gevonden, wordt het clubhuis gesloten! Verder zullen jullie zélf moeten helpen, het schoon te maken en op te ruimen en vooral... het schoon te houden! Want ik weet precies hoe dat gaat, als over een poosje het nieuwtje er af is, mag moeder iedere week Daatje sturen om de boel achter de jongedames op te ruimen, en daar komt niets van in. Jullie willen een clubhuis, je wilt vrij zijn en alles zelf doen... goed, maar dan moet het er ook in de puntjes uitzien, net als hier! Natuurlijk, wanneer je ergens mee zit, waarmee je geen raad weet, is moeder er altijd, om jullie te helpen, dat spreekt. Verder is het clubhuis ’s avonds gesloten, tenzij bij speciale gelegenheden — een verjaarpartijtje of iets dergelijks — waarvoor eerst toestemming moet worden gevraagd. Dat is alles, voorlopig, en wensen we jullie heel veel plezier met je Club van Onder de Tien!” Met z’n tweetjes maakten ze een rondedansje door de serre, en lachend liet dokter van Waarden zich meetrekken, tot ze eindelijk, hijgend en verhit neervielen in hun stoelen. „O, ja!” herinnerde hij zich meteen, „we hebben nóg wat, moeder en ik. Daar heb ik jullie vanmiddag al over verteld, weet je wel? Feitelijk vind ik, dat je met dat clubhuis al rijkelijk bent beloond voor je mooie rapporten, doch aangezien ik niet weet, wat wij ieder met een paar... rolschaatsen moeten doen, zullen we ze toch maar geven, vind je niet, Moeder?” Moeder lachte. ,Jk zal er tenminste geen toertjes meer op gaan maken,” meende ze, „misschien dat jij behoefte voelt, zo EEN SPROOKJESHUISJE na je spreekuur, je benen eens uit te slaan?” „Wie weet?” schaterde de dokter, „waarom niet? In dat geval leen ik ze wel weer van Imp of Nienke. Op dié voorwaarde dus... kijk ’es aan!” En tot hun grote vreugde en verrassing haalde vader twee paar splinternieuwe rolschaatsen uit de kast. „Zo,” sprak hij nog tegen Nienke, „nou hoef je voortaan niet langer te lenen. Alleen, voorzichtig, hè kinderen? Je hebt weliswaar den dokter dicht bij de hand, maar dat mag geen reden zijn om armen of benen te breken, denk je daarom?” Opnieuw volgde een onstuimige omhelzing. „O, heerlijk, dank u wel, Oom! En u ook Tante!” Nienke’s gezichtje straalde, „wat vind ik dat dol! Hè, mogen we ze nog even proberen? Of gaan we al eten?” Ze keek haar tante zo smekend aan, dat die — zoals ze zei — eenvoudig niet kón weigeren. „Een kwartiertje!” stemde ze toe, „als jullie vóór het huis blijven. En, voorzichtig!” Zo stapten ze even later de deur uit, de nieuwe rolschaatsen onder, terwijl ze zich behoedzaam vasthielden aan het hek. Een zetje, en... daar gingen ze. Eerst achter elkaar, ieder nog een beetje krabbelend, om te wennen, maar al gauw had vooral Nienke, de slag weer te pakken, en samen nu, naast elkaar, zwierden ze er vandoor: één, twee, één, twee! „Goed dat het hier niet druk is,” lachte dokter van Waarden, die met z’n vrouw achter de ramen van de voorkamer stond toe te kijken, „ze hebben het hele trottoir nodig, samen. Zie je wel?” „Wat een wonder,” beaamde mevrouw en er gleed een zacht glimlachje over haar gezicht, „als je ook zó blij bent? Dan is de hele wereld je haast te klein! Ik geloof wel, dat we ze een heerlijke dag hebben bereid, man.” HET CLUBHUIS „DE CROCUS>> „Met die rolschaatsen, bedoel je?” „Ook die, maar vooral... met dat Clubhuis. Het is zo fijn, als je nog „onder de tien” bent, om een beetje ... zelfstandig te zijn. We zullen morgen gauw beginnen, het schoon te maken.” „Maar je laat ze helpen, hoor!” dreigde meneer, „anders ... anders trek ik m’n belofte weer in!” Waarop mevrouw even haar hand op de zijne legde, en lachte: „Ja, dat geloof ik. Je bent veel te blij, je rakkers een pleziertje te kunnen doen! Jij verwent ze nog harder, dan ik! O, zo!” Buiten maakte Impje haar eerste tuimeling op de nieuwe rolschaatsen... % HOOFDSTUK Hl IEDER DRAAGT Z’N STEENTJE BIJ — ANGST OM ELSJE. — EEN BEZOEK, DAT MEEVIEL Met z’n tweetjes raceten Impje en Nienke die volgende ochtend de verschillende adressen langs, om de „Club van Onder de Tien” bijeen te trommelen, en overal waar ze kwamen, vonden ze een büj en luidruchtig onthaal. Dineke trok hen dansend de kamer mee in. „Mam... Mams, waar zit u? Het mag! Hoort u het? We mogen het tuinhuis!” Mevrouw Wensing kwam haastig toegelopen vanuit de keuken. Ze begroette de twee meisjes met een hartelijk: „Dag kinderen! Nou, dat vind ik heerlijk voor jullie, hoor. Wat een fijne vacantie zal dat worden!” „Ja,” vertelde Dineke verder, „en we mogen het zelf schoonmaken, niet Imp? Of liever, helemaal alles zelf doen. Is het niet dol?” Ze greep haar moeders arm met beide handen en trok een bédelend snuitje. „Hè, Moes ... ?” begon ze. Lachend weerde mevrouw: „Schei maar uit, ik weet er al alles van. Nou, goéd, gisteren wilde ik nog m’n toestemming niet geven, omdat we eerst moesten weten, nietwaar, of het hele plan wel doorging, maar nu is het wat anders.” „Dus het mag?” Dineke maakte een luchtsprong. „Hoeré!” riep ze, „jongens, we mogen de grote cocos- HET CLUBHUIS ,JDE CROCUST mat uit de keuken, met al die gezellige kleuren, weet je wel? Ga ’es mee!” Ze trok en rukte aan Nienke’s mouw, en ook Impje voelde zich voortgeduwd, door de gang. „Moeder neemt nu een andere,” vertelde Dineke intussen, „hoewel, deze is nog prachtig, hoor. Bijna nieuw!” „Nou, nou... ?” glimlachte mevrouw, „nieuw? ’t Is enkel voor het doel nog best geschikt. Ik had eerst gedacht, jullie dat oude vloerkleed te geven, dat nog op zolder ligt, trouwens, daar sprak Dineke over, maar dat is al zó versleten, en helemaal vaal en verkleurd... In een leuk, fris clubhuisje zou het niet erg voldoen. Daar hoort iets anders, en zo’n mat is ook gemakkelijker schoon te houden. Kijk, dat is-ie!” Ja, nu herinnerden de beide meisjes zich de aardige mat met de geweldig-leuke en sprekende kleuren. Dineke viel haar moeder pardoes om de hals. „Heerlik is het, Mam, dank u wel, van de hele club!” „Als jullie klaar zijn met de schoonmaak,” sprak mevrouw nog, „geef je maar een seintje. Dan laat ik ’m Rie even brengen. Wanneer beginnen jullie?” „Straks mevrouw,” antwoordde Impje, „zo vroeg mogelijk.” „Nou,” mevrouw Wensing keek Dineke eens aan. „Ik zou zeggen: je manteltje aan, kindlief, en meteen mee, hè? Flink werken, hoor! Laat zien, dat je mij ook altijd helpt.” „Mag ik brood mee, Mams?” Doch hier herinnerde Impje zich haar moeders invitatie, en een beetje plechtig vroeg ze: „Nee, mevrouw, moeder vroeg of de meisjes vandaag bij óns bleven koffiedrinken?” Mevrouw Wensing schudde haar hoofd. „M’n lieve Imp, dat is toch veel te druk voor moeder? Met hoeveel zijn jullie wel niet? Met z’n zevenen, geloof ik, hè? nou, kflk ’es aan...” TEDER DRAAGT Z’N STEENTJE BIJ Impje lachte. „O, nee, hoor! Moeder vindt het juist enig. ’t Is toch maar een gewoon boterhammetje eten?” „Zo, kleine huisvrouw? Nou, dat is anders al drukte genoeg. Ik zou zeggen: ieder z’n eigen aandeel, en dat peuzel je zo tussen de bedrijven door, op.” „Ik geloof, dat tante van plan was, een grote schaal met sandwiches te maken,” verklapte Nienke nu, „en zonder bordjes, en zo...” „Dat is tenminste verstandig!” vond mevrouw, „en op die voorwaarde, graag, ’t Is anders een kleine moeite, hoor, even iets klaar te maken. Enfin, meisjes, laat ik jullie niet langer ophouden, want schoonmaak, daar weet ik alles van! Als alles klaar is, mogen we zeker wel eens komen kijken, hè? Nou, dag, en werk maar fijn, vandaag!” Zo waren ze, met z’n drietjes nu, naar Greetje getrokken, waar de ontvangst al even heerlijk was, en ook Greetje’s moeder wilde haar aandeel hebben in de aankleding van het clubhuis. „Als het klaar is,” beloofde ze, „krijgen jullie van mg een aardig nieuw tafelkleedje — weet je wel? zo’n bont of gekleurd, en dat mag je zelf gaan uitzoeken in de winkel. Nou?” „Fijn!” jubelden ze, en druk snaterend togen ze weer verder, ditmaal naar Henny’s huis. Het was wel ’n heel eind, maar bijna nog nooit hadden ze het zó vlug gelopen. Ook hier wachtte hun een verrassing, want op het keukentafeltje stond een allerliefst theeserviesje al kant en klaar te wachten om door de „Club van Onder de Tien,” in gebruik te worden genomen. Met ongelovige ogen keken ze er naar. „Mogen we dat? Heus, mevrouw?” Henny’s moeder knikte. „Ja,” sprak ze, „Henny was er zó zeker van, dat jullie dat tuinhuisje zouden krijgen, dat ze me dit meteen gisteren maar heeft afgebédeld. HET CLUBHUIS „DE CROCUS” Hin ik moet zeggen: het is voor ons, ouderen, een hele geruststelling, te weten dat jullie deze hele vacantie aan goede handen zijn toevertrouwd, want moeder zal toch af en toe wel eens komen binnenwippen, denk je niet, Imp?” »0, ja, vast!” knikte Impje met overtuiging, „hoewel we alles toch helemaal zelf mogen doen,” liet ze er haastig op volgen, bang dat mevrouw het verkeerd zou begrijpen, misschien. „Natuurlijk,” beaamde die, „geen pottenkijkers, stel je voor. Dat zou ik ook niet willen, als ik jullie was. Ik bedoel ook meer op visite! Een kopje thee drinken, zo ’s middags!” »Hè ja, enig!” juichten ze, „maar u komt natuurlijk ook, en jouw moeder — een hoofdknik naar Dineke — en de jouwe ... enfin, allemaal!” Ook Henny ging meteen mee, en nadat ze nu ook nog Toto hadden opgehaald, togen ze luid snaterend naar het huis van Elsje. Op dat ogenblik herinnerde Greet zich, wat die had gezegd, toen ze het lachend had voorgesteld, gisteren: „Als je niét mag, komen we ’t met z’n allen vragen!” „O, nee, alsjeblieft niet!” had Elsje toen angstig geroepen. En... daar kwamen ze me nu tóch met z’n zessen aan de deur. Neen, dat ging niet! en haastig overlegden ze, wat ze nu zouden doen. „Laat Impje en Nienke samen gaan!” ried Dineke, „van die is het tuinhuis!” Ze lachten. Verbeeld je, alsof het wérkelijk van hun was. Maar ze bedoelde het natuurlijk goed, en ook de mderen stemden hiermee in. Zo bleven ze netjes wachten op de hoek van de straat, m met z’n tweetjes liepen ze verder, terwijl hun hartjes :°ch onwillekeurig een beetje angstig klopten, en vlugger dan anders. Ook van verwachting natuurlijk, want IEDER DRAAGT Z’N STEENTJE BIJ o, wat zou het akelig zijn, als Elsje niet mocht. Feitelijk was de hele pret er in dat geval een beetje af. Ze hoorde er zo helemaal bij. Een beetje plechtig werden ze ontvangen door het keurige dienstmeisje, en toen ze vroegen of Elsje thuis was, knikte ze met een bedenkelijk gezicht. „Ja, maar...” Op datzelfde ogenblik ging achter in de gang een deur open, en mevrouw Leuvenhorst kwam naar voren. „Zo, meisjes? Wat komen jullie doen?” „We wilden Elsje graag vertellen, mevrouw, van... van het Clubhuis, en dat het mag!” stamelde Nienke haastig, omdat Impje van schrik helemaal haar mond hield. „Een clubhuis?” Mevrouw trok verwonderd de wenkbrauwen wat op, „daar weet ik helemaal niets van! Elsje heeft nergens over gesproken. Ze was misschien een beetje in de war, omdat... enfin, jullie weten natuurlijk dat haar rapport niet zo èrg mooi is.” Ze keken elkaar vlug even aan. O, wat was het nü helemaal moeilijk! Elsje, die nergens over had durven spreken. Over de hele club misschien niet eens... en nu moesten zij... Mevrouw maakte een uitnodigend gebaar met haar hand. „Toe, komen jullie toch even binnen, kinderen. Ik wil daar wel eens iets naders van weten, van dat clubhuis. Wat is dat precies ? Is... is Elsje dus lid van een club? Zonder dat wij daar iets van weten?” Oei, oei, daar had je het al! Wat hadden ze het benauwd. Hoe moesten ze zich daar uitredden? Jokken mocht niet, dat was slecht, trouwens... dat zouden ze ook vast niet doen,... arme Elsje, nu kreeg ze misschien helemaal straf. Aarzelend en doodverlegen volgden ze mevrouw naar een zonnige voorkamer vol prachtige, lichte meubelen. HET CLUBHUIS ,fiE CROCUS” „Zo,” sprak deze, „ga maar even zitten. En vertel nu eens.” Opnieuw was Nienke het, die moed vatte. Met een zacht stemmetje, zonder iets te verzwijgen, deed ze het hele verhaal. Van de club, die gisteren was opgericht, ’s middags vóór schooltijd, dus nog vóór de rapporten waren uitgereikt... van hun plannen voor de vacantie, en later: veel bij elkaar te komen... van het tuinhuisje, dat er tóch zo stond, en hoe Impje toen op het denkbeeld was gekomen, daar een clubhuis van te maken, en... dat ze nu toestemming hadden gekregen van oom, dat was dokter van Waarden, op voorwaarde dat ... dat ze het zélf moesten schoonmaken en zo. Nou, en nu kwamen ze vragen, of... of ... Ze begon te stotteren en éven trok er een glimlachje om de mond van mevrouw Leuvenhorst. „Of Elsje meg mag?” begreep ze. Ze knikten, zwijgend, en mevrouw zag de angstige spanning achter in die twee paar, vragend naar haar opgeheven ogen. Ze dacht aan het dochtertje, dat op het ogenblik boven op haar kamertje zat met een akelig, afschuwelijk rekenboek vóór zich, terwijl buiten de zon scheen en alles groen was en fris. „Tja,” sprak ze, en zuchtte even, „wat moet ik daar nu op zeggen, kinderen? Elsje heeft op school niet erg haar best gedaan, en nü ja, nu heeft ze berouw natuurlijk. Een beetje te laat. Een onvoldoende voor handwerken, terwijl ze toch heus heel netjes kan borduren en zo, als ze maar wil — en dat is het ergste nog, — een vijf voor rekenen. Terwijl ook haar andere cijfers feitelijk allemaal een beetje zijn achteruit gegaan. Vandaar dat ze dus in de vacantie iedere dag een uurtje moet werken, om weer bij te komen, en vandaag mag ze in geen geval mee. Maar wat dat andere betreft — die club — och, we willen natuurlek niet haar hele vacan- IEDER DRAAGT Z’N STEENTJE BIJ tie bederven, en bovendien heeft ze heel, heel ernstig beloofd, nu voortaan beter haar best te zullen doen op school, dus...” Ze maakte een vaag gebaar met de hand, en even genoot ze er van, hoé die twee gezichtjes tegenover haar, zich plotseling ontspanden. „Dus ze mag, mevrouw? Ze mag meedoen?” Nienke’s stem klonk zo dringend, dat mevrouw nu werkelijk even in de lach schoot. „Je vraagt het, alsof het voor je zelf is!” meende ze, en Nienke vond verontwaardigd: „Natuurlijk! Elsje is toch ons vriendinnetje?” „Nou, goed!” gaf mevrouw eindelijk haar toestemming en bij de luide jubel van de meisjes, vervolgde ze haastig er achter: „Alleen.... vandaag in geen geval! Die straf moet ze hebben!” „O, het is al heerlijk, dat ze mag! Wat zal ze blij zijn!” juichte nu ook Imp, die vond, dat mevrouw „reuze” meeviel. „Ze was zó bang...” „Tja!” weer dat vage gebaar van haar handen, „misschien is het een lesje geweest, om beter op te passen, want ze kan heus wel leren, als ze wil. Nou kinderen,” mevrouw stond op, en haastig volgden ze haar voorbeeld, „ik zal het vanmiddag aan Elsje vertellen, en waarschijnlijk zie je haar morgen wel verschijnen. Ik zal zeggen, dat ze een paar goéie verdedigsters heeft gehad, want dat is zo.” Tot aan de deur liep ze mee. „Mogelijk,” beloofde ze vaag, „als we een beetje verder zijn, en de Paasdagen zijn achter de rug, kom ik zelf ook eens kijken, want zo’n clubhuis wil ik toch wel eens zien.” „Hè ja, mevrouw, dat zou fijn zijn. De andere moeders komen ook allemaal,” verklapte Impje, en mevrouw sprak nog: „We zullen zien, hè? Dag meisjes, en veel plezier vandaag!” )3xjq Urocus77 8 HET CLUBHUIS ,JDE CROCUS” Op een holletje keerden ze terug naar de anderen, die al stonden te popelen van ongeduld. Brrr! wat betrokken plots die gezichtjes, toen ze de twee nichtjes alléén uit het grote huis zagen komen. Zie je wel? Ze mocht vast niet. Doch even later schalde de straat van hun blijde uitroepen, zó luid, dat boven op haar kamertje Elsje het hoofd geschrokken ophief van boven haar rekenboek. Dat... dat waren de anderen. O, ja, vast! Impje’s stem hoorde ze boven allemaal uit. Waren ze dusjtóch bij moeder geweest? O, dat was verschrikkelijk! Ze* had er nog niets van durven zeggen. Nu zou moeder natuurlijk helemaal vreselijk boos zijn, en mocht ze zéker niet. Hè jakkie nu, en ze had nog zo gevraagd gisteren, of ze het niét wilden doen, met z’n allen komen. Langzaam welden er een paar dikke tranen in haar ogen. Dat ze ook niet beter haar best had gedaan! Nu hadden de andere meisjes pret en plezier, en zij... zij zat in haar eentje, helemaal alleen op haar kamertje en moest werken. Rekenen nog wel, van die akelige sommen, die paps haar had opgegeven... Daar kierde langzaam de deur open, met een piepend geluid. „Moeder!” snikte ze het uit, „nou zijn ze tóch geweest, en ik had nog wel gezegd, dat... dat ze het niét mochten doen.” Mevrouw legde even een arm om Elsje’s schoudertjes. „En maar goed ook,” sprak ze zacht, „dat ze geweest zijn, Elsje, anders had ik niets geweten van die prachtige club, die jullie hebben opgericht, er^ dat mooie tuinbuisje, dat ze gaan inrichten ...” „Ze gaan ...,.” zei moeder, dat betekende dus, zij niet! Zij alleen niet. Was het nou zó vreselijk, die éne onvoldoende? Vader was ook zo verschrikkelijk streng, en ... moeder feitelijk ook. IEDER DRAAGT Z’N STEENTJE BIJ „Kom,” sprak deze, „droog je tranen nu maar, meisje, want dat geeft ook niets. Voor vandaag is de kans verkeken, maar van morgen af mag je meedoen. Is het nou goed?” Elsje hief haar betraande gezichtje op, haar ogen nog ongelovig. „Is... is het heus, Mam?” wilde ze weten, „mag ik?” „Heb ik ooit iets beloofd, vrouwke, dat ik later heb herroepen ?” klonk een beetje verwijtend mevrouws wedervraag. Elsje knikte. Neen, dat had moeder nooit. „Maar vader?” sprak ze dan aarzelend. „Laat dat nu aan mij over, hè? Vader en ik zijn het nooit samen oneens geweest, dus ook nu niet. Zelfs, hoewel hij hiervan nog niets weet. Daar hoef jij je hoofd je evenwel niet over te breken. Vandaag maar flink aanpakken, zodat je vanmiddag weer beneden mag zitten, en mórgen begint voor jou de pret! Alleen iédere dag een uurtje rekenen, dat blijft afgesproken. Je begint maar vroeg. Vader zal je ’s avonds de sommen wel opgeven.” Elsje hing al om moeders hals. „O,” snikte ze, „u bent de liefste, heerlijkste moeder iie er bestaat. Ik... ik had het echt niet verdiend, en nu mag ik tóch! Terwijl ik daarnet nog dacht...” Ze sloeg een hand voor haar mond. Even trok er een glimlachje om mevrouws lippen. ,Wat een akelige moeder heb ik toch!” maakte ze Elsje’s sin af. „Hè nee,” kleurde deze, „dat niet, hoor. Echt niet.” Ek dacht, dat u zo vreselijk streng was. Maar dat is niet so, dat is helemaal niet zo!” liet ze er heftig op volgen. ,En ik zal heel hard werken, vandaag, en morgen, en... m altijd!” „Goed,” sprak mevrouw, „begin dan nu vlug!” en ge- 3* HET CLUBHUIS „DE CROCUS” ruisloos trok ze de deur achter zich dicht. In een lange rij trokken de meisjes naar het huis van dokter van Waarden. „Toch jammer, dat Elsje er nu niet bij is,” zuchtte Dineke even, „juist dat schoonmaken is zo enig.” „Laten we blij zijn, dat ze mag!” meende Toto een beetje eigenwijs, maar de anderen moesten het niettemin volmondig beamen. „En nu komt ze, als het huisje misschien al helemaal klaar is!” knikte Greet, „dat is óók leuk.” „Nou, klaar?” Impje trok haar wenkbrauwen op, „geloof dat gerust niet, in één dag. Het moet nog geschilderd van buiten en helemaal opgeknapt!” „We zullen hard werken,” beloofde Henny, „ik heb een oude jurk aan, expres. Wat gaan we eerst doen?” „Dat zal moeder wel weten,” meende Impje, „en misschien helpt Daatje ook wel mee.” Doch dat was nu juist niet moeders bedoeling, hoewel Daatje zelf zich er heftig tegen verzette, „’t Is veels te druk voor u!” protesteerde ze, „nou net na die schoonmaak. U was zo blij, dat u d’r af was, en nu gaat u me daar alleen dat tuinhuis nog onderhanden nemen.” Mevrouw van Waarden lachte om de goede bedoeling, die er achter haar woorden lag verscholen. „Maar Daatje,” verdedigde ze zich, „alléén... ? Met zeven meisjes liefst, en het zal je meevallen, wat dié nog kunnen, als het er op aan komt, al zgn ze ook allemaal nog... onder de tien!” „Dat zullen we nog moeten afwachten,” vond Daatje, „maar ik maak vlug voort met m’n keuken, en als ik zie dat ’t niet gaat, en alles alleen op u neerkomt...” „Dan mag je komen helpen, hoor!” knikte mevrouw goedig en legde alvast haar witte huishoudjas klaar. „Die middag rust gisteren, heeft me anders weer hele- IEDER DRAAGT Z’N STEENTJE BIJ maal opgeknapt, wil je geloven? Hoor..ze hief luisterend het hoofd op en knikte, toen vanuit de tuin een klaterend stenunenrumoer tot in de kamer doordrong, „daar zijn ze, Daatje, nu gaan we beginnen!” HOOFDSTUK IV. VAN BOENDERS EN DWEILEN — NIENKE HAALT NATTE VOETEN — WAT KOMT ER BOVEN DE DEUR? Impje wapperde een stofdoek uit het open venster van het clubhuis. „Flink uitslaan, vrouwke!” waarschuwde moeder, die ogen vóór en achter moest hebben, zoals ze lachend opmerkte, „er zit stof genoeg in. En jij, Dineke, weet je niet, hoe je een dweil moet uitwringen? Wacht, laat ik je dat eens even voordoen. Kijk, zó je handen: de ene met de rug, de andere met de palm naar boven gekeerd, en tegen elkaar indraaien. Zie je wel, wat een water er nog uitkomt?” „U hebt ook veel meer kracht,” verdedigde Dineke zich. „Natuurlijk,” mevrouw lachte even, „maar dit is toch de manier. Probeer het eens! Ja, zo is ’t goed!” Ze bukte zich. „Keurig netjes, hoor, die plint!” prees ze, „dat zou Daatje je niet verbeterd hebben. Doe kalm aan, we hebben alle tijd, en als ’t vandaag niet afkomt ... morgen komt er weer een dag.” „Mevrouw?” klonk Greetje’s stem vanuit de andere hoek, „komt u bij mij ook eens kijken, of ik het goed doe?” „Natuurlijk Greet, wat dacht je wel? Nou, kranig, hoor! Ik vind, dat we al aardig opschieten. Ik... ik VAN BOENDERS EN DWEILEN had het niet verwacht,” plaagde ze. „Hè, flauw!” Een storm van protesterende stemmen. Nienke, bovenop een laag trapje staande, zeemde de ruiten. „Goed droog, Nieneke,” wees tante, „anders krijg je strepen, en de zon moet er goéd doorheen kunnen, wat jullie? Pas op, dat je niet valt, hoor!” „Poeh!” Nienke trok kwajongensachtig haar schouders op, „ik kan nog best hoger, kijkt u maar!” „Natuurlijk,” sprak tante kalm, „dat begrijp ik. Als je ook voor gymnastiek een negen hebt? Alleen, het is niet nódig... je kunt er zó ook bij!” Gehoorzaam daalde Nienke weer een treetje lager. O, tante had zo écht slag er van, met hen allemaal om te springen, en vooral met haar. Als ze gezegd had, met een heel angstig stemmetje: „O, neen, Nieneke pas op, alsjeblieft niet!” dan had ze het misschien juist gedaan. Niet om te plagen hoor, dat niet, maar alleen om te laten zien, dat ze heus wel durfde. Nu deed ze het natuurlijk niét, omdat — net zoals tante zei — het feitelgk helemaal niet nodig was. En je stond zo toch wèl heel wat steviger, dat was zeker. Ze mikte van haar hoge standplaats af, de spons in de emmer met water. Het spatte naar alle kanten, zodat Dineke verontwaardigd protesteerde: „Zeg, denk je om m’n schone plint. Hè bah, nou is het weer helemaal nat!” „Kom, kom!” suste moeder, „een beetje water. Haal er maar gauw de dweil even overheen. Zie je wel? Weg is het alweer! Nienke, jij gooit voortaan een beetje voorzichtiger, niet meiske? We proberen allemaal om de boel zo gauw mogelijk schóón te maken, niet vuil! Dat komt later wel weer!” liet ze er lachend op volgen. Vanuit de keuken van het doktershuis klonk Daatje’s luide galm. HET CLUBHUIS „DE CROCUS” „Mevrouw!” „Ja, Daatje?” Mevrouw van Waarden stak haar hoofd door het geopende venster. „Brrr!” lachte ze meteen, „een druppel, precies in m’n nek.” De meisjes gierden om haar ontstelde gezicht. „Wat is er?” wilde ze weten. „De slager, mevrouw!” annonceerde Daatje, „en wil u de chocola daar hebben of hier?” Zes paar glinsterende ogen keken vragend mevrouw aan, die knikte. „Ja, jullie krijgen een kopje heerlijke melk-chocola voor je harde werken, eerlijk verdiend. Maar wat wil je? je mag zelf kiezen — in de serre of hier... ?” „Hier!” klonk het als uit één mond en mevrouw beaamde: „Ja, dat had ik wel gedacht. Midden in de rommel natuurlijk. Enfin, des te gauwer kunnen we weer voortgaan. Hiér maar, Daatje!” verzocht ze, „en van den slager... wacht, ik kom wel even.” Op een holletje liep ze het tuinpad af. „Zo enig als je moeder met ons meedoet,” prees Henny, toen ze weg was. „Zo is moeder,” knikte Imp blij, „maar ze vindt het zélf dol, hoor, heus!” Toto verzette rinkelend een zware emmer. Het weerkaatste hard en brutaal tegen de holle wanden. Hè, Impje moest niet aldoor zo over haar moeder zeuren. Net of zij de enige was, die... ? Stel je voor, 411e moeders waren schattig, en de hare net zo goed. Doch in haar hart wist ze, dat ze ongelijk had, omdat het Henny was, die de opmerking had gemaakt en Impje er alleen op antwoordde. Ook wist ze, dat ze... nop ja, dat ze een héél klein beetje jaloers was op Impje’s moeder, omdat ze zeker wist, dat de hare zo-iets nooit zou doen. Zelf meehelpen schoonmaken, verbeeld je. Daar had je immers een werkster voor! En als zij VAN BOENDERS EN DWEILEN wel eens vriendinnetjes had, om te spelen of zo, moest het dienstmeisje altijd bedienen, keurig netjes op een blaadje, en ieder mocht zélf suiker nemen en melk, zoveel-ie wou. Maar eerlijk gezegd, vond ze dit veel echter, al wilde ze het ook niet bekennen. Kijk, daar kwam mevrouw juist weer aan, een groot blad met zeven koppen chocola voor zich uittorsend. Gauw bukte ze zich weer over haar werk, om de kleur niet te laten zien, die ze gekregen had, nu ze zich een heel klein beetje schaamde over de onaardige gedachten van daareven. Impje’s moeder was een schat, dat viel niet te ontkennen, en de hare ook, maar... maar weer anders! Met een luid „hoera” werd mevrouw van Waarden begroet. Een beetje hulpeloos keek ze om zich heen naar een plekje, waar ze het blad zou kunnen neerzetten, in de bijna lege tuinkamer. En geen van allen wist raad te geven, tot het Nienke was, die toeschoot en haastig een emmer omkeerde, om als tafel te kunnen dienst doen. Tot haar grote schrik zat er echter nog wat water in, waar ze zo gauw niet op had gelet, en... „O!” stamelde Henny, „m’n schone vloer!” „En m’n plinten!” gilde Dineke, en.... „De deur!” Greetje. Nienke had al een dweil gegrepen en handig depte ze het water vlug op. ’t Was gelukkig niet veel. „Zo!” sprak ze met een uitnodigend gebaar, „zet u maar neer, Tante!” Deze knikte haar eens toe. „De bedoeling was in ieder geval goed, hè vrouwke? Dank je wel!” Nienke schudde haar been, waar de druppels afspatten. „Ik drijf,” constateerde ze, en even bedacht Impje, hoe kordaat Nienke toch was. Want allemaal hadden ze iets geroepen, alleen zij, die het grootste deel over haar eigen HET CLUBHUIS ,J)E CROCUS” Denen naa gekregen, met! Als alleen nü: ik drijf! Met een lachend gezicht nog wel. „Ziezo!” deelde mevrouw uit, „heeft iedereen een chocola-beschuitje er bij? Ja? Smul dan lekker, kinderen!” Dat lieten ze zich geen tweemaal zeggen en in ’n oogwenk waren vier, vijf van de kopjes leeg. „Pff!” blies Toto, „ik kan het zo gauw niet, hoor. ’t Is zo heet!” „Hard blazen!” raadde Greetje ondeugend, „harder!” Toto slaakte een gilletje. „Hè bah, op m’n jurk. Wat akelig nou!” ze boende verwoed met een zakdoekje, zodat de chocola in haar kopje meegolfde. „Geef hier, kindlief!” nam mevrouw het van haar over, „anders komt er nóg een plas bij.” „Ik zei ook niet zó hard!” plaagde Greetje, maar Toto trok een beetje mokkend haar schouders op. „Flauw!” vond ze. Meteen lachte ze alweer, met de anderen mee. „’t Was dom,” bekende ze, „en ’t geeft niet. ’t Is toch een oudje!” Nienke sprong overeind uit de vensterbank. „Willen we weer verder gaan, Tante?” Ze trappelde ongeduldig met haar voet op de grond. „Net een jong renpaardje!” lachte tante, „maar ais we allemaal klaar zijn... ? En wié brengt de kopjes even naar de keuken?” Met z’n vieren stonden ze al bij het blad. „’s Jonge, jonge!” plaagde mevrouw, „eentje is genoeg, hoor! Henny dan maar! Jullie denken zeker: wie bij Daatje in een goed blaadje staat, die heeft het niet zo kwaad? Nou, daar kon je wel eens gelijk aan hebben, en ze maakt iets èrg lekkers op het ogenblik! Maar niet verklappen, hoor Hen!” Henny was al de deur uit. VAN BOENDERS EN DWEILEN „Wat een bofferd ben ik!” riep ze nog achterom en ze liep voorzichtig over het tuinpad, het blad voor zich uitdragend. „En nou wij weer aan de slag!” beval mevrouw, „maar luister eens, kinderenlief, wanneer het geen beletsel is, om je werk net zo netjes te doen als daar straks, is het niét verboden, hoor, om er ’n beetje bij te zingen!” „Hè ja!” stemden ze rumoerig in, en Nienke met haar grappige, lage stem, zette in: „In ’t groene dal, in ’t stille dal...” waarop Impje onmiddellijk bijviel met de tweede stem, en de anderen ook volgden. Het klonk zo fris en blij door die wijd-open vensters, dat dokter van Waarden, die juist over het tuinpad kwam toegelopen, z’n hoofd vol zorgen over een ernstige patiënt, verrast bleef staan. Dat was waar ook... het Clubhuis! Helemaal vergeten had-ie het, en geen wonder, na dat bezoek van vanochtend. Ach ja, zo zag je... aan de ene kant al triestheid, aan de andere levenslust en jeugd. Gelukkig maar, dat deze tegenstellingen bestonden, en dat hij ze nu voortaan zou mee-beleven, zo dicht bij huis, in z’n eigen tuin. Want het kon je wel eens een beetje bedroefd maken, een vak als het zijne, hoewel het toch ook wel èrg heerlijk was, wanneer het je mocht gelukken, als dokter, iemand beter te maken, helemaal beter van een ernstige ziekte. Zoals de vorige week liet dochtertje van van Gelder, dat zo aardig weer was opgeknapt ... Hij stond al vlak voor het venster, eer Nienke hem, als eerste, zag. „Oom!” ze zwaaide uitdagend een bezem voor z’n gezicht heen en weer, „komt u ’es op, als u durft?” De meisjes keken een beetje verlegen naar den „dokter” en van hem naar Nienke, met iets van bewondering BET CLUBHUIS ,J)E CROCUS” in hun blikken, en toch ook angst. Dat ze dat zó-maar durfde? Doch... Nienke kon een potje breken, en dat wist ze heel goed. Juist het jongensachtige in haar aard, vond haar oom grappig, hoewel hij nooit naliet, wanneer ze het wel eens een beetje al te sterk overdreef, haar er flink voor te straffen. Het was voor Nienke nog wel eens moeilijk, precies de grens te weten van wat wèl leuk en niét leuk meer was, en soms werd ze door haar overmoed een heel klein beetje meegesleept. Nü dreigde meneer haar lachend met z’n vuist- „Ik durf wel, hoor!” en met z’n lange benen stapte hij, vóór iemand er op verdacht was, pardoes over de lage vensterbank heen. „Zo, kinderen!” „Dag dokter!” groetten vier bedeesde stemmetjes, want de meisjes voelden zich toch altijd wat verlegen in het bijzijn van den dokter, dien iedereen haast kende, en die zo verschrikkelijk knap was. „Dag dokter!” groette ook Impje plagend en met een zwaai tilde hij haar en Nienke van de grond. „Rakkers! Helpen ze je flink, Moeder? Van de wal in de sloot? Kijk me die Dineke ’es even... een kleur heeft ze er van! Nou, ’t ziet er hier al bijna zo netjes uit, als binnen!” prees hij. „Ja, en Paps... !” Impje knelde beide handen om z’n arm, „’t wordt zo énig! Als we klaar zijn, krijgen we een theeservies, en ’n tafelkleedje, en een vloermat...” „Nou, nou!” bewonderde dokter van Waarden met een heimelijke blik op z’n polshorloge, „wij komen samen eens theedrinken, hè Moeder?” Mevrouw had de blik opgevangen. „Is het al koffietijd?” wilde ze weten. „Half één,” zag Impje en moeder schrok: „Gunst ja, dan moeten we voortmaken. Om één uur VAN BOENDERS EN DWEILEN is het spreekuur. Uitscheiden, kinderen, jullie zullen trouwens wel honger hebben ook, hè?” Nou, dat hadden ze, en geen tien minuten later zaten ze, na eerst keurig netjes hun handen te hebben gewassen, in de zonnige serre, achter een grote schaal met heerlijke, verrukkelijke boterhammetjes. Sandwiches heetten die, omdat de korstjes er allemaal waren afgesneden, en ze waren belegd met allerlei lekkere dingen: worst en ham en kaas ... En ook kwam toen de verrassing van Daatje: een tweede schaal vol dampende wentelteefjes, waarvan er niet ééntje naar de keuken terugging. Wat ’n wonder ook, als ze zó lekker smaakten! ’s Middags, terwijl ze juist bezig waren, de gordijntjes weer voor de ramen te hangen, zó waren ze ineens opgeschoten, kwam Piet, de tuinjongen, gewapend met een ladder en een grote pot met grijze verf. Ze keken er naar met wantrouwige blikken, want... o, het was wel heerlijk natuurlijk, dat het huisje opnieuw geschilderd werd, maar... eerlijk gezegd, ja, héél eerlijk gezegd, vonden ze de kleur niet bar mooi. Zo somber, dat lelijke grijs en het was Impje, die met een vleiend stemmetje er over begon. Als het nu tóch geschilderd werd, nietwaar?... dan hadden ze veel liever... En hier schaterde moeder het plots uit. „O, kinderen!” lachte ze, „maar dat is immers gróndverf? Ik bedoel, dat is verf, die er éérst op wordt gedaan, omdat anders de andere kleur er doorheen zou komen, begrijp je? Neen, maak je maar niet ongerust, hoor... het wordt mooi, donkergroen, met rode vensters en rode paneeltjes!” Hè, het was een hele opluchting, gelukkig, en nü ook begrepen ze, waarom Piet het zo vlug deed... zo met van die grote, lange halen! Eén, twee... klaar! Later HET CLUBHUIS ,J)E CROCUS” wera net immers nog een keer geverfd, als dit droog was. „Of dat lang duurde?” vroeg Nienke. „Twee dagen,” plaagde Piet, omdat hij wel wist, dat het dan Goede Vrijdag was, en bijna direct daarna Pasen. Zes bedrukte snuitjes, deden hem haastig troosten: „Nou, zoet maar... morgen is jullie huisje kant en klaar. Goed? Tenminste, als jullie óók voortmaken!” Hij knikte met z’n hoofd naar binnen, en gauw weer gingen ze aan het werk. Ja, ze moesten opschieten, kom... Eindelijk, om vijf uur, keek moeder rond met een vergenoegd gezicht. „Nou, kinderen, ik geloof dat we klaar zijn, hè? Nou de meubeltjes er nog in, en alles weer op z’n plaats!” Nienke kwam al aandragen met een rieten tuinstoel, en Dineke, onvermoeid, met de tafel. „Help ’es!” knikte moeder naar Impje, „zo, zet die maar... of neen, dat moeten jullie zelf zeggen. Het huisje is schoon, dat is de hoofdzaak; de aankleding, daar bemoei ik me niet verder mee.” Het gaf nog even een kleine strijd. Greetje wilde de tafel bij het raam, Henny in het midden, en Toto wilde er een „hoekje” van maken, zoals ze dat thuis hadden, onder de schemerlamp. „Maar we hebben hier immers geen schemerlamp!” verweerde Dineke. „Nee, dat is waar. Nou, dan in het midden!” gaf Toto zich gewonnen. „En déze twee stoeltjes bij het venster!” hield Greetje vol, „die zijn zo enig, en ’t is zo’n leuk gezicht op de tuin...” Nu had niemand bezwaren en zo langhaam vorderde de aankleding van het clubhuis. In Toto’s „hoekje” kwam nu de theetafel, waarover moeder nog gauw een VAN BOENDERS EN DWEILEN kanten kleedje had gelegd, dat ze van binnen uit de linnenkast haalde. Bij de deur monsterden ze hun huisje, met keurende blikken. „Dol!” verkneuterde Henny zich. „Als nou de andere dingen er nog zijn... !” bepeinsde Imp. „Ik zié in gedachten dat enige theeservies!” knikte Nienke naar de theetafel. „En de vloermat!” vulde Toto aan. „En... het tafelkleed.” Toen klopte Piet op de deur, waarboven hij juist aan het schilderen was, staande op z’n ladder. „Of ’r nog een plekje moest openblijven?” wilde hg weten, „voor een naam of zo... ?” Een naam? Ja, ja, natuurlijk! Hun clubhuis moest een naam hebben! Maar welke? „Het clubhuis van onder de tien!” stelde Dineke voor, doch dat vonden ze allemaal veel te lang. „Enkel „Onder de Tien,” meende Henny toen, zodat mevrouw vroeg, of er wérkelijk niemand anders mocht binnenkomen, die ouder was. Bijvoorbeeld oma, wanneer ze kwam logeren. Stel je voor, die was wel zés maal zo oud! Met diepe rimpels van het denken, keken ze elkaar aan. Oef, dat viel nog niet mee... een naam!? Waar haalde je die nou zo gauw vandaan? Toén zei moeder het, met een blik naar buiten, waar juist die dag het eerste crocusje z’n kelkje had geopend voor de warmte van de heerlijke zonnestralen. „Als jullie het eens „de Crocus” noemden? Want nét als dat crocusje daar, heeft jullie clubhuis vandaag na een lange, lange winter... óók z’n luikjes opengedaan. Is dat geen aardige vergelijking? Bovendien, wanneer de zon nog een poosje zo lekker blijft schijnen, gaan HET CLUBHUIS „DE CROCUS” ook de andere crocusjes bloeien, en kijken jullie precies uit op een heel bed van die snoezige bloempjes. Ik vind de naam tenminste erg toepasselijk.” Met z’n allen juichten ze hun instemming. „Ja, énig... reuzeleuk ... wat een dot van ’n naam.” „Dus?” informeerde Piet zakelijk, vanaf z’n ladder, „wat zullen we d’r boven zetten, mevrouw?” „Clubhuis „de Crocus”, Piet!” knikte deze, „laat daar maar ruimte voor open, wil je?” HOOFDSTUK V DINEKE LEERT ROLSCHAATSEN — EEN BOTSING, EN EEN GEHEIMZINNIG PLAN! De Donderdag, vóór de Goede Vrijdag, bracht een kleine teleurstelling, omdat ze die dag nog niet hun huisje in gebruik konden nemen. Niet dat het regende of enkele van de meisjes niet mochten... niet, dat het nog niet klaar was, nee... juist ómdat het klaar was, vond moeder het beter, wanneer ze er maar niet in kwamen. De kwestie was namelijk: De Crocus stond splinternieuw in de verf, aan alle kanten! Ook van binnen had Piet het huisje hier en daar een „streekje” gegeven, zoals hij het noemde, hetgeen wou zeggen, de deur een beetje bijgeschilderd en de kozijntjes. Maar o, wat zag het er nü snoezig uit... het was een heel, héél ander huisje geworden, en wel een kwartier lang stonden ze er met z’n allen naar te kijken, terwijl Piet nog bezig was. Elsje was één en al verrukking, en eventjes toch mocht zij met moeder samen, een kijkje van binnen nemen, omdat ze er gisteren niet bij was geweest. Opgetogen kwam ze terug, en geen wonder. Wat zouden ze een heerlijke vacantie tegemoet gaan. Niettemin, nog vier dagen moesten ze wachten, want eerst na Pasen zou hun Clubhuis, zoals dat heette, officieel in gebruik worden genomen. Dat was wel erg lang en erg „De Crocus” 4 HET CLUBHUIS „DE CROCUS” jammer, doch daar viel weinig aan te veranderen. Met Pasen wilde dokter van Waarden geen rumoer in z’n tuin, en trouwens ook de andere meisjes mochten die dagen niet. Toto ging met haar ouders drie dagen op reis en bij Henny kwam oma logeren en Greetje ging tweede Paasdag ook naar een nichtje, en zo, zonder drie leden van de club, zou het toch niet leuk zijn, vond Impje. Dus moesten ze wachten tot Dinsdag, al duurde dat, zoals gezegd, nog wel verschrikkelijk lang. „Maar,” troostte moeder, „dan hadden ze er ook maandenlang plezier van, feitelijk nèt zo lang als ze zelf wilden en in ieder geval de gehele zomer.” En natuurlijk kwamen toen, die Donderdag, de rolschaatsen voor de dag, want ook de anderen hadden ze al meegebracht, en... daar gingen ze: zes fleurige figuurtjes, kris-kras door elkaar, zodat de mensen er onwillekeurig naar bleven staan kijken. Zès? Ja, want Dineke had nog geen rolschaatsen en zodoende moest ze toekijken, hoe haar vriendinnetjes genoten. Sneu vond ze het, maar moeder was verschrikkelijk bang dat ze zou vallen. Stel je voor, en zij dan allemaal? Iedereen reed tegenwoordig, de hele school... Trouwens, als je eens viel, dat was toch zo erg niet? In negen van de tien gevallen krabbelde je zó weer overeind en in het tiende geval... schaafde je hoogstens een knie of je bezeerde je enkel. Nee, het was echt een beetje overdreven van moeder, en het had eerlijk gezegd Dineke al een paar traantjes gekost, waarmee ze haar trachtte te vermurwen. En moeder zelf voelde wel, hoé akelig het voor haar meiske moest zijn, altijd te blijven toekijken, want de laatste keer nog had ze een beetje weifelend gezegd: „Ja, als je zo goed zoudt rijden als Nienke, of Imp... ? Maar je kimt er nog helemaal niéts van!” DINEKE LEERT ROLSCHAATSEN Toen was vader haar te hulp geschoten, want lachend had hij gezegd: „Maar lieve, nou ben je toch werkelijk onlogisch. Niemand kan maar ineens rolschaatsen en Nienke of Impje hebben het evengoed moeten leren.” O, van vader mocht ze wel, en... och feitelijk van moeder ook, want ze gunde het haar van harte, alleen ... ze was zo bang! Er rijpte een plan in Dineke’s brein. r Als ze... als ze het eens stilletjes leerde en moeder zó verraste, door pardoes op een paar rolschaatsen naar huis te komen rijden. O, dan mocht ze vast wel. Vooral wanneer ze een beetje stevig op haar benen stond, en het een klein piezeltje kon zoals Nienke of Imp. Zou ze het hun vragen? Maar ze hadden zelf pas nieuwe rolschaatsen en verbeeld je, dat er iets mee gebeurde? Toch probeerde ze het, aarzelend ... „Zeg, Nienke?” „Ja?” Nienke, met een sierlijke zwaai, stopte, vlak voor haar voeten. Hè, als je het zó toch eens kon? „Zou je... zou je ’t mij niet willen leren?” „Wat? Rolschaatsen?” Ze schudde haar blonde krullen. „Natuurlijk!” en zonder er verder een woord aan te verspillen, bukte ze zich om de riempjes los te maken Nienke was altijd gul, en onmiddellijk bereid, een vriendinnetje te helpen. Daarom hielden ze ook allemaal zo veel van haar. „Hè, fijn!” Dineke’s ogen glinsterden. „Is het ère moeilik?” wilde ze weten. ,, Welnee! En ik zal je wel vasthouden,” troostte Nienke, „zodat je niet valt. Vooruit, steek je voet eens Voorzichtig gespte ze de riem vast. „Au!” kreet Dineke even. „Doet het pijn? Dan moeten ze losser, maar het is beter als ze flink stevig zitten.” 4* HET CLUBHUIS „DE CROCUS” „Nee, het gaat wel!” „Zo, nou je andere voet,” praatte Nienke voort, „steun maar op m’n schouder.” Nauwelijks evenwel had Dineke ook haar linkerbeen van de grond getild of... rrt, daar voelde ze haar rechter al wegschieten. Nienke greep haar nog juist op tijd. Meteen kwam ook Impje er bij. „Ga je ’t ook leren?” informeerde ze, „wat enig! Zo krijgen we een hele rolschaatsenclub. Wil ik helpen?” bood ze aan. Dineke knikte. „Graag,” zei ze en greep meteen al Impje’s arm. Zo raar als je ook stond op die wieltjes. Ze wilden aldoor vooruit... Ja, éven kon ze nu toch wel begrijpen, dat moeder bang was. Als je naar beneden keek, leek de straat zo akelig ver van je vandaan en zo hard, met al die stenen. „Zo!” sprak Nienke en richtte zich op, „sta je?” „J-ja!” zwikte Dineke en ze maaide met haar armen door de lucht. Doch Impje en Nienke hadden haar, ieder aan een kant, stevig vast en... daar rolde ze heel langzaam vooruit. „Nou je benen uitslaan!” commandeerde de eerste en aarzelend probeerde ze het. Hu, wat griezelig! Het uitslaan ging wel, maar hoe kreeg je dat been ooit weer terug? Zie je wel, dat ging niet... „Jawel,” troostte Nienke, „het gaat wèl, je moet het andere ook gebruiken, dat is het ’m. Nog eens... één, twee... één...” Boem, daar zat ze, Impje met zich meetrekkend. Ze keek er even beduusd van. „Pijn gedaan?” informeerde Nienke lachend. O neen, pijn niet, alleen het was toch wel èrg hard. Impje was alweer overeind gekrabbeld. „Nou, ik ga nog een eindje,” sprak ze, „je moet het tóch alleen D1NEKE LEERT ROLSCHAATSEN leren!” en... rrrt! daar rolde ze al weg. Dineke keek haar na met jaloerse ogen. O, ze kon het best begrijpen, dat Impje ongeduldig was. Als je ook zó kon rijden? Maar Nienke was een schat, en zó geduldig ... Die had toch ook pas nieuwe schaatsen, net zo goed. „Wil jij ook niet... ?” begon ze aarzelend, doch verwoed schudde Nienke haar krullen. „Ik kan de hele vacantie nog!” stelde ze haar gerust, „nou vooruit, nog eens!” Nu kwam Greetje er bij. „Wil je mijn schaatsen eens?” bood ze aan. „Straks!” weerde Nienke: „Kom Dineke, uitslaan... één, twee, links, rechts...” En kijk, zowaar, het ging een beetje. Nog niet vlug en nog niet erg mooi, maar ze kwam toch in ieder geval vooruit. Dineke had er een kleur van, door de inspanning. Haar tong stak een eindje naar buiten... „Niet doen,” waarschuwde Greetje, die het zag, „als je valt, bijt je ’n stukje er af.” Dineke schrok zo, dat ze werkelijk bijna viel, en haastig haalde ze haar tong weer naar binnen, waar ze ’m stevig tegen haar verhemelte duwde, uit angst, dat-ie anders ongemerkt toch weer naar buiten zou komen. En stel je voor, dat je wérkelijk... ? Het was een half uur later, dat Greetje eensklaps riep: „O, kjjk eens kinderen, ze rijdt lós!” Nienke maakte nog haastig een beweging, dat ze haar mond moest houden, want heel, heel stilletjes had ze Dineke losgelaten, zonder dat die er zelf iéts van had gemerkt, en een heel tijdje nu al, reed ze alleen, zonder te vallen. Nu schrok ze natuurlek, en wilde omkijken, en... „Hèlp!” gilde ze, „ik val!” Maar gelukkig stond er net een dikke lantaarnpaal in HET CLUBHUIS .DE CROCUS” de buurt, en liefkozend sloeg Dineke haar beide armen er omheen. „Je bent een schat!” lachte ze tegen de paal, „als jij er niet gestaan had, had ik allang gelegen!” Geduldig wachtte ze, tot Nienke weer bij haar was. „Nou schei ik uit,” kondigde ze aan, „m’n kuiten prikken helemaal.” „O, dat is nog niets,” lachte die, „morgen kun je haast niet lopen. Maar ’t ging reuze, zeg Dineke, je hebt wel drie keer alleen gereden zonder dat je ’t merkte.” Dineke keek echt een heel klein beetje trots. „Vanmiddag ga ik weer!” sprak ze, en sloeg haastig een hand voor haar mond. „Wat is er?” vroeg Nienke, „kun je niet, vanmiddag?” „Ja, maar... ’t zijn jouw rolschaatsen!” „O, dat geeft niet, ik kan nog lang genoeg! Je mag gerust, hoor!” „Ze mag de mijne ook wel, vanmiddag,” bood Greetje aan. „En de mijne!” zei Henny. „Nou zeg, zo kun je op handen en voeten rijden!” gierde Impje, die er ook bij was gekomen. „Gaan we nog even naar het clubhuis kijken, ja?” „Ja, ja!” juichten ze en lachend en stoeiend duwden ze elkaar de tuin in. „Fijn is dat, zo’n achteringang,” vond Toto een beetje eigenwijs, „zo hoef je nooit door huis.” Als wij dat ook hadden, dacht ze er stilletjes bij, misschien dat ze dan ook eens wat meer vriendinnetjes mocht vragen. Moeder hield niet van lawaai in huis. Het clubhuis „stond er nog,” zoals Henny lachend zei, en moeder, die juist even met Piet stond te praten over de aanleg van het grasperkje er vóór, vertelde, dat dit Zaterdag klaar zou komen. Een leuk, fris grasveldje, en DINEKE LEERT ROLSCHAATSEN ze zou er nog wat crocusjes ook in laten zetten. Nou, zó was de naam helemaal toepasselijk, hè? Zagen ze wel, dat die er ook al keurig netjes op stond geschilderd? Grommie ja, dat hadden ze eerlijk gezegd nog niét gezien. Enig stond het, en met zulke mooie, witte letters: Clubhuis „de Crocus.” Piet kon toch maar van alles, fijn was dat! Nu gingen ze naar huis, met een afspraak voor de middag. Maar het was kwart over twee, half drie... kwart voor drie, ja, zelfs drie uur en nog altijd was Dineke niet komen opdagen. De meisjes begonnen zich al een beetje ongerust te maken. Ze zou toch niet ziek zijn geworden? Of zou ze zó moe zijn van haar rolschaatsen, dat ze niet meer durfde? Misschien had ze er ook thuis van verteld, en mocht ze niet? Maar nee, hoor, dat was het helemaal niet! Wèl had Dineke het thuis verteld, ze kón er eenvoudig haar mond niet over houden, hoe stellig ze het zich ook had voorgenomen, en even keek moeder bedenkelijk, met een diepe rimpel tussen haar wenkbrauwen. Doch toen was het vader, die meteen maar de knoop doorhakte. „Kom, Moeder,” begon hij, „je ziet,, rolschaatsen doen ze toch, en naar wat ik er van gehoord heb, moet Dineke al aardig op weg zijn, Impje en Nienke achterna te gaan, die jij haar indertijd tot voorbeeld hebt gesteld. Ik zou zeggen, laten we er nu meteen een eind aan maken...” hier betrok even Dineke’s gezichtje, doch direct verhelderde het alweer, toen hij vervolgde: „aan dat lenen, bedoel ik, en gaan jullie nu vanmiddag met z’n tweetjes even gauw een paar nieuwe rolschaatsen kopen. Wat vind je?” Moeder knikte. „Ach ja,” sprak ze, „verbieden wil ik het je ook niet, HET CLUBHUIS „DE CROCUS” maar wees vooral voorzichtig, liefje, en waag niet te veel, hoor!” Dineke had een luchtsprong gemaakt, tot bijna aan het plafond, en zo waren ze samen, meteen na de koffie, op stap gegaan, om een paar mooie, splinternieuwe rolschaatsen te kopen. O, o, wat was ze gelukkig, toen ze eindelijk bij de anderen kwam, die al druk aan het rijden waren. Vanuit de verte zwaaide ze met haar nieuwe aanwinst. In een vaartje stoven ze op haar af en om beurten bewonderden ze de prachtige rolschaatsen, die glinsterden in de zon. „Gauw, zeg!” jachtte Dineke, die nu helemaal de smaak er van te pakken had gekregen en zelf probeerde ze al, ze onder te binden. Zo gemakkelijk ging dat echter nog niet, en natuurlijk moest Nienke weer te hulp komen. Eindelijk... stond ze. „Vooruit maar weer!” begon de laatste, maar Dineke, één en al moed nu, weerde zachtjes: „Ik... ik durf wel alleen, hoor!” „Prachtig!” juichte Nienke, „zo leer je het ’t gauwst! Willen we samen rijden?” Oéi, dat was nu meteen zo veel gevergd, want rijden mocht je het feitelijk nog niet noemen, wat Dineke deed. Krabbelen was het meer, waarbij ze hevig met haar armen zwaaide, en ieder steunpunt vastgreep, dat ze op haar weg tegenkwam. „Straks misschien?” weifelde ze, „ik moet eerst weer op streek ko .. .” Toen zat ze, met een flinke bons. Gelukkig had ze zich geen pijn gedaan... nou ja, misschien een blauwe plek, morgen, meer niet, en zich vasthoudend aan de spijlen van een tuinhek, krabbelde ze helemaal alleen weer overeind. En hoe het kwam, zou ze ónmogelijk kunnen zeggen, doch een uurtje later had ze plotseling de slag te pak- DINEKE LEERT ROLSCHAATSEN ken. Het ging als vanzelf: links, rechts, één, twee... O, o, wat genoot ze er van! En zonder te vallen, reed ze al bijna een kwartier lang. „Kijk eens!” waarschuwde ze de andere meisjes, „zeg, kijken jullie eens... gaat het niet reusachtig?” Ze bleven er allemaal even voor stilstaan, en keken. Dineke, met haar hoofd naar beneden, reed haar eerste baantje van de ene lantaarnpaal naar de andere. „Prachtig!” prees Nienke, „alleen, je moet niet aldoor zo naar de grond kyken... vóór je uit Dineke... pas óp!” Het was al te laat en Dineke, die geen ogenblik meer gelet had op de voorbijgangers en wandelaars, waarvan, hoewel het niet druk was, er toch af en toe een enkele passeerde, reed, helemaal in beslag genomen door haar inspannende bezigheid, en o, zo trots dat ze al zo hard ging, met een harde bons pardoes tegen een dikken meneer op! Meteen lag ze, en ook de meneer had moeite z’n evenwicht te bewaren. Op het laatste ogenblik wist hij zich echter nog staande te houden, en dat was heel gelukkig, want stel je voor, dat hij ook gevallen was, zo middenop het trottoir. O, je moest er niet aan denken. De meneer was kwaad, verschrikkelijk kwaad, en hij dreigde, naar de politie te zullen gaan, omdat het, volgens hem, verboden was op de trottoirs rolschaatsen te rijden. „Daar moest nu eens een eind aan komen,” brieste hij, „het was een schande! En nog wel meisjes, foei!” Mopperend, vervolgde hij z’n weg. Dineke probeerde overeind te krabbelen; nü had ze haar been toch wèl bezeerd en het deed een beetje pijn. Ook voelde ze zich erg moe en uit het veld geslagen, en stond het huilen haar nader dan het lachen. Met de andere meisjes was het feitelijk al net zo ge- HET CLUBHUIS „DE CROCUS>’ stem. Het plezier was er helemaal af. Want verbeeld je, dat wérkelijk die meneer naar de politie ging... ze wisten het niet zeker, doch ze geloofden heus, dat het feitelijk niet mocht. In de stad zeker niet, maar omdat ze hier in een buitenwijk zaten en het er erg rustig was en stil, hadden ze het er steeds op gewaagd. Een gnlrglg politie-agent, die wel eens voorbijreed, deed dan ook meestal net, of hij niets had gezien. „Mijn schuld!” snikte Dineke nu, „nou kunnen we nooit meer rgden! En... het ging nèt zo fijn!” Ja, een beetje beteuterd stonden ze nu wel te kijken. Waar moesten ze nü naar toe, wanneer het hier werkelijk verboden was? De rolschaatsenbaan? Er was er één, ^ aan het andere eind van de stad. Daar moest je entrée betalen. Toto was er eens geweest; het was er feitelijk niets aardig. Allemaal van die grote jongens, die verschrikkelijk wild reden, en je bijna ondersteboven stoven. En zo druk was het er... Nee, die rolschaatsenbaan was niets! Wat dan? Zonder een oplossing te vinden, bonden ze hun rolschaatsen af, met teleurgestelde gezichten. Achter het raam van z’n spreekkamer keek dokter van Waarden toe. Hij had alles gezien en z’n gezicht stond peinzend. Toevallig, dat hij juist dien meneer Veldman had nagekeken... z’n laatste patiënt was het geweest, en meteen zag hij het gebeuren: Dineke, die pardoes tegen hem opvloog met een vaart van heb-ikjou-daar. Het was toch heus wel een beetje gevaarlijk, Jie nieuwe liefhebberij van de jeugd. Voor hen zelf, loch ook voor de voorbijgangers, dat zag je alweer. „Maar wat dan?” peinsde ook dokter van Waarden, ,je kon de kinderen dit pleziertje toch ook niet afïemen? Wist hij nu heus geen oplossing? Een rolschaatsenbaan, die niet zo ver uit de buurt was, en waar ze DINEKE LEERT ROLSCHAATSEN vrij en naar hartelust konden genieten?” Eensklaps kreeg hij een plan. Ja, zó moest het gebeuren, dat was een goed idee! Nee, dat hij daar nog niet eerder aan had gedacht, zo héél eenvoudig was het! Wacht, hij zou er meteen met z’n vrouw over praten... in de wachtkamer zat niemand meer, en vóór hij uitging naar z’n patiënten, had hij net nog even gelegenheid! Met een glimlach om z’n mond, verliet hij z’n spreekkamer... HOOFDSTUK VI VAN EEN WEGWIJZER, DE INGEBRUIKNEMING VAN HET CLUBHUIS EN... NIENKE’S VERDRIET! De beide Paasdagen waren voorbij en eindelek was de grote dag aangebroken van de plechtige ingebruikneming van het Clubhuis. De Zaterdag ervóór had nog een geweldige verrassing gebracht, en een oplossing voor het probleem, dat hen feitelijk die ochtend onafgebroken bezighield, na het gebeurde van de vorige dag: het rolschaatsen. Diep in hun hartjes waren de meisjes niet gerust geweest, en hoewel ze niettemin in de buurt van het doktershuis bleven spelen... de rolschaatsen hadden ze toch dit keer thuis gelaten, want die durfden ze eerlijk gezegd niet meer onder te binden. Ook keek, nu Impje, dan Dineke of Greetje, zo tersluiks de straat eens af, of er nog niet om de hoek een politie-agent kwam aanstappen, die zou aanbellen bij dokter van Waarden, doch neen, hoor, dat gelukkig niet. Och, die dikke meneer Veldman was de kwaadste niet, en toen hij gisteren de hoek nauwelijks om was, moest hij zelf al glimlachen om de geweldige botsing, die hij had gehad met dat aardige, kleine meisje, dat zó verdiept was in haar bezigheid, dat ze hem liefst helemaal niet had gezien. Maar dót wist het „aardige, kleine meisje” natuurlek niet, en zij en haar vriendinnetjes VAN EEN WEGWIJZER waren zodoende danig ongerust. Misschién als meneer Veldman dit had geweten, dat hg gezegd zou hebben: „wel, hun verdiende loon.. ’s Middags, zo tegen een uur of vier, waren ze — omdat ze het eenvoudig niet kónden laten — nog even een kijkje gaan nemen in de tuin waar hun schattige clubhuisje stond, en daar zagen ze tot hun verrassing een fris, groen grasveldje, kant en klaar al, vóór de Crocus. Maar ze zagen nóg wat, ai dat was Piet, die opzij van het huisje bezig was, grote, platte tegels te leggen, waarvan er een hele berg naast hem stond opgestapeld. Zóveel, dat ze er even verwonderd naar keken. Een tuinpad werd het natuurlijk, doch... wat een rare plaats feitelijk? Van het hek af, liép immers al een tegelpaadje de tuin in, tot helemaal bij de keuken? En zo breed als dit werd... ? „Voor de auto!” veronderstelde Henny, wat echter ook al zo onbegrijpelijk was, want de garage was aan de voorkant, naast het huis, en achter was alleen een lrlftin hekje voor de leveranciers, en dat zij nu gebruikten om naar het clubhuis te komen. Nee, het was vreemd, en Impje had diepe rimpels in haar voorhoofd van het denken. Piet, wien ze natuurlijk vroegen wat dit moest worden, hulde zich in een geheimzinnig zwijgen, en moeder, die er ten einde raad ook bij werd gehaald, glimlachte, zonder antwoord te geven. „Raden, mochten ze het, en als ze dat niet konden, nou... dan moesten ze maar geduldig afwachten, tot het klaar was. Dan zouden ze het wel merken!” Natuurlijk raadden ze, de zotste dingen zelfs, doch niemand die de spijker op z’n kop sloeg, zoals Piet zei. Greetje dacht, dat het een bordesje werd, om ’s-zomers te zitten, en Henny hield het bij de auto. Dineke veronderstelde, dat het alleen was, om de tuin nóg mooier HET CLUBHUIS ,J)E CROCUS” te maken, hoewel Impje vond, dat moeder dan wel een bloemperk had genomen, vast! Moeder lachte enkel. „Gaan jullie nog een half uurtje spelen,” adviseerde . ”^usschien is het in die tussentijd wel klaar, hè Piet keek eens naar de tegels, naast zich, en schudde z’n hoofd. „Drie kwartier!” eiste hij, „eerder niet!” Druk babbelend dromden ze het hekje weer uit. Drie kwartier... hoe bracht je die zoek, wanneer je popelde van ongeduld om te weten, wat er bij dat clubhuisje gebeurde? Nadat ze al tweemaal een blokje waren omgelopen, veronderstelde Nienke, dat ze nü toch wel om zouden zgn, zeker? Helaas, de grote klok, op de hoek van het pleintje, wees onverbiddelijk tien minuten voor half vijf! Dat betekende dus, dat er maar net twintig minuten waren verstreken, en nog niet eens ten volle. Toen stelde Henny een leuk spelletje voor. Ze had een bal bij zich... je kreeg drie tellen om weg te lopen waarop degeen, die „’m was” riep: sta, en je allemaal roerloos moest blijven stilstaan. Werd je geraakt, dan was jij ’m, en zo verder. Zó druk waren ze in hun spel verdiept, dat opeens Nienke een kreet slaakte, met een blik naar de klok, die plotseling tién voor vyf wees. Ze holden, rènden terug naar de tuin. Nu was het toch hoog tijd! En ja hoor, het geweldige tegelpad — wat was het groot geworden! — lag kant en klaar, doch van Piet was niets meer te bespeuren. „Móéder!” riep Lnpje, „móéder... wat is het nou?” Mevrouw van Waarden stak haar hoofd uit één van de bovenramen, waar ze juist even bezig was, en „Zjjn jullie daar? Nou, prachtig... zoek dan eens VAN EEN WEGWIJZER goed, misschien vind je de oplossing wel.” Zoeken? Wat moesten ze zoeken, en waar? Dwalend gingen hun ogen door de tuin en eensklaps gaf Elsje een schreeuw. „Daar!” wees ze met uitgestrekte vinger. Nóg zagen ze het niet allemaal. „Wat bedoel je?” klonken ongeduldig de stemmen dooreen. „Daar, dat bordje!” En ja, hoor, nu zagen ze het. Vlak bij het tuinhek, en daar waren ze nog wel rakelings langs gelopen, stond een klein, wit bordje, met een paal in de grond. Een wegwijzer leek het wel. Van hieraf konden ze niet lezen wat er op stond en op een holletje liepen ze terug. Het was een wegwijzer, een grote, van hout gesneden pijl... en wat er óp stond...? ? „Naar de rolschaatsenbaan!” Beteuterd keken ze elkaar aan. „Naar de rolschaatsenbaan ... ?” Doch, eindelijk, drong het tot hun kleine hersentjes door en er steeg een gejubel op, zó oorverdovend, dat Daatje verschrikt uit de keuken kwam toelopen en bij de buren een raam werd opengeschoven om te zien, wat er daar bij dokter van Waarden wel aan de hand was? Er was dan ook iets aan de hand, èlsjeblieft! Een rolschaatsenbaan, stel je eens even voor, een eigen rolschaatsenbaan, waar ze naar hartelust konden rijden en oefenen, net zo veel als ze wilden en zonder dat ze iemand lastig vielen, of... botsingen maakten met dikke meneren. Het was gewoon nog niet te begrijpen! Helemaal voor hen alleen zou die zjjn, wat konden ze nü profiteren! Even voelden ze een geweldige lust, meteen eens gauw te proberen, hoe het wel reed, op je eigen baan, doch dat — begrepen ze wel — was niet de bedoeling. HET CLUBHUIS ,J)E CROCUS" Dinsdag moest deze feestelijk worden ingewijd, tegelijk met het clubhuis. Trouwens, ’t was nu al veel te laat, en alleen Impje en Nienke hadden hier hun rolschaatsen. Ook Toto was er niet bij! Wat zou dié opkijken, als ze terugkwam, nou! Nog eens, en nóg eens keken ze, liepen er overheen en toen voor het huis de bekende claxon weerklonk van vaders auto, stormden ze met z’n allen op hem af en kreeg hg een waar stormvuur van dankbetuigingen te ondergaan. Dokter van Waarden glunderde eens. „Is dat geen geweldige verrassing?” wilde hij weten, „ja, hè? Wel, die hebben jullie nu feitelijk aan Dineke te danken.” „Aan mij?” Dineke kreeg er een kleur van. En ze dacht nog wel, dat zjj juist alles in de war had gestuurd, gisteren? „Ja,” vertelde dokter, „aan jou. Want toen ik je daar met een vaartje tegen dien meneer zag opduikelen,” — hij lachte: — „ja, dat heb ik gezien, kijk niet zo verbaasd, is het plan bij me opgekomen, jullie een veiliger en rustiger gelegenheid te geven voor de uitoefening van deze nog al opwindende sport... De tuin is groot genoeg, nietwaar? dat stukje konden we best missen. Moeder was er ook direct voor te vinden en zo was het plan in vijf minuten ontstaan!” Nu was het Dinsdag! De Paasdagen waren rustig voorbijgegaan en aan een stralende hemel scheen blij de zon. Nienke, uit haar bed gewipt, stond voor het raam, waarvan ze het gordijn wijd had opengeschoven. „O, kijk ’es Imp, wat een heerlijk weer!” riep ze door de geopende tussendeur, die hun kamertjes verbond. Met een plof was Impje uit haar bed. Alsjeblieft, nou was Nienke toch nog eerder op dan zij, en ze had Dineke botst tegen meneer Veldman VAN EEN WEGWIJZER zich nog wel zó voorgenomen, de eerste te zijn. Juist vandaag! Met twee stappen was ze bij haar. Half acht, wees het wekkertje op Nienke’s nachtkastje. „Fijn, hè?” popelde Imp. Ze drukte éven Nienke’s arm, waarop deze haar lachend toeknikte. „Fijn!” bedoelde Impje, „vandaag!” De hele dag kwamen de meisjes, en ze mochten in het clubhuis koffiedrinken. Vanmiddag moeder, met mevrouw Wensing, mevrouw Kamp, en misschien ook Henny’s moeder, om eens een kijkje te nemen... O, ’t was dolletjes! „O, zeg, kijk ’es!” riep eensklaps Nienke. Ze wees met een uitgestrekte vinger naar het clubhuis, waarvan langzaam een venstertje werd geopend. Wat... wat betekende dat? Was er iemand in hun huisje? Zó vroeg? Roerloos stonden ze naast elkaar, met ingehouden adem. Plots zagen ze, hoe een splinternieuwe vlag uit het venster werd gestoken: rood-wit-blauw, die meteen lustig begon te wapperen in het frisse ochtendbriesje. Achter de vlag dook Daatje’s hoofd op. Een zucht van verlichting ontsnapte hun beiden. Hè, gelukkig, ze dachten heus, dat... dat er iemand was binnengeslopen. Een inbreker misschien wel. O, wat enig van Daatje, om zo vroeg al de vlag uit te steken, een niéuwe nog wel. Hadden ze die van haar gekregen? Het gaf meteen iets feestelijks aan het huisje, alsof er wat heel, heel prettigs stond te gebeuren, en haastig begonnen ze zich aan te kleden. Doch toen ze om acht uur beneden kwamen, mochten ze van moeder toch niet in de tuin. „Wacht nu geduldig, tot de anderen er zijn,” vond die, „dan gaan jullie allemaal tegelijk naar het huisje. Dat is veel leuker.” Het was of de wijzers die ochtend omkropen. Noe nooit waren ze zo langzaam gegaan. urocus" 5 HET CLUBHUIS „DE CROCUS” Eindelijk toch, om kwart voor tien al, kondigde een luid rumoer op straat, de komst aan van de andere leden van de „Club van onder de tien!” Daar waren ze: Greetje, Dineke, Henny, Elsje en Toto, de laaste met een grote bos bloemen, die ze van haar moeder had gekregen, „voor de opening”, en die ze met een bly en opgetogen gezichtje aan Impje overhandigde. Hè, heerlijk was het, dat moeder hen toch ook niet had vergeten. Even had ze het gevreesd: alle moeders hadden nu iéts gedaan, behalve de hare. Zo maakte ze het echter weer helemaal goed, gelukkig, want het was een prachtige boeket, en in een mooie, grote vaas zou het zeker beeldig staan, op tafel. Daar kwam ook dokter van Waarden even binnenstappen, hoewel hij op het punt stond, naar z’n patiënten te rijden. „Kinderen,” begon hij, „veel tijd heb ik niet, wat jullie zo langzamerhand wel van me gewend zijn. Maar het is gewoonte, wanneer de één, de ander iets geeft, dat dat, zoals dit heet, wordt „overgedragen”. Meestal gebeurt zo-iets een beetje feestelijk, en ik denk wel niet, dat ook vandaag die feestelijkheid zal ontbreken. Daar zullen jullie wel voor zorgen. Welnu... hierbij draag ik plechtig de sleutel over van het Clubhuis „de Crocus” aan de zeven leden van de Club van onder de tien, en vertrouwen moeder en ik, dit huisje aan jullie goede zorgen toe! Wees er zuinig op en geniet er deze vacantie, en hopelijk nog lang van!” „Hoera!” riepen de meisjes, en „leve dokter van Waarden en mevrouw!” gilde Greetje er bovenuit, wat door de anderen van harte werd overgenomen. Gespannen keken ze elkaar aan, de één na de ander. Op zo’n plechtige redevoering immérs, moest je antwoorden, alleen... wié? En natuurlijk was het wéér Nienke, die deze „taak” VAN EEN WEGWIJZER op haar jonge schoudertjes nam en een beetje hakkelend toch, begon ze: „Tante en oom. We... wy.. we zijn reuze blij met het heerlijke clubhuis en we danken u allemaal heel, héél hartelijk. Ook voor de rolschaatsenbaan, en we hopen dat... dat we er veel plezier van mogen hebben! Hoera!” Al was het een beetje rare redevoering, zoals ze zelf vond, want wie wenste zichzelf nu veel plezier,... het was er toch één, en de anderen deden helemaal geen mond open. O, zo! Oom knikte haar eens hartelijk toe, en in optocht nu, ging het de tuin door naar „de Crocus.” Wat keken ze hun ogen uit. Want overal feitelijk, was het een beetje versierd. Rond de rolschaatsenbaan waren allemaal kleine vlaggetjes geplant, die — zoals later bleek — een geschenk waren van Elsje’s moeder, en boven de deur van het clubhuisje hingen prachtige, groene guirlandes. De vlag wapperde vrolijk in de wind en zó traden ze binnen, Toto voorop, met de bloemen van haar moeder in een vaas, die mevrouw vlug uit de keuken had gehaald. Het werd een heerlijke dag — een onvergételijke dag, zoals je in boeken wel eens las. Ze zaten in hun rieten stoeltjes vóór het huisje in het gras, ze deden spelletjes, ze zongen hun mooiste schoolliedjes en wydden lachend en vrolijk de rolschaatsenbaan in, want natuurlijk hadden ze allemaal hun rolschaatsen meegenomen. Dineke vooral, kreeg een prachtige gelegenheid, haar zo plotseling afgebroken lessen weer voort te zetten en ze begon al heel aardig te leren, waarbij ze verschrikkelijk haar best deed om niet te vallen. Want vanmiddag kwam moeder, dat was zéker, en dan zou ze toch moeten laten zien, wat ze al kon. Nou, mevrouw Wensing stond er ook werkelijk van te kijken, zoals die Dineke in zó korte tijd had leren 5* HET CLUBHUIS „DE CROCUS” rijden. De neie Daan rond, en zonder re vanen: wei moest ze zich af en toe vastgrijpen, waartoe ze de armen van de andere meisjes gebruikte, want lantaarnpalen stonden hier jammer genoeg niet, doch het ging toch al steeds beter. En Nienke gaf ’s middags een „demonstratie”, zoals dat heette, in kunstrijden: achteruit, en op één been, met het andere in de lucht. Helaas, dat was zelfs voor Nienke nog een beetje te veel gevergd, want tot schrik van de moeders, maakte ze middenin een prachtige zwaai, een lelijke buiteling. Gelukkig had ze zich niet bezeerd en liep het nog goed af, maar van alle kanten werd haar nog eens extra op het hart gedrukt, toch vooral voorzichtig te zijn. Ja, het was een heerlijke dag, maar het heerlijkste toch van alles, was... de koffietafel, die ze zelf, helemaal alleen, hadden mogen klaarmaken. Broodsnijden, boterhammen smeren, tafeldekken... ieder had z’n werk, en alleen bij het eerste — wat Elsje deed — schudde de tafel zo hevig, dat de melk aan alle kanten over het schone tafelkleed morste. Hè, dat was nu zonde. Met een vaatdoekje, dat Impje in één ren uit de keuken haalde, waarbij Daatje heel eventjes glimlachte, was het ergste echter gauw weer verholpen. Het was een feestmaal geworden, en zelden hadden hun de boterhammetjes zó heerlijk gesmaakt. Ze dronken hun melk uit de mooie, nieuwe kopjes, want zóveel bekers had mevrouw van Waarden niet, en trouwens het was veel leuker ook. Misschien dat dié later nog wel eens kwamen. In het midden van de tafel geurden de heerlijke bloemen van Toto’s moeder. Een verrukkelijke dag was het, die werd besloten met een paar fijne gebakjes die de banketbakker in opdracht van Greetje’s moeder, nog kwam brengen: achterom in VAN EEN WEGWIJZER de tuin, voor het clubhuis „de Crocus” en opgetogen gingen ze eindelijk om half zes pas, uiteen. „Als jullie maar niet denkt, dat het elke dag zo is, hoor!” dreigde moeder met haar vinger, maar dat begrepen ze ook wel. En de enige, die ’s avonds een héél klein beetje stiller was dan anders, terwijl juist de andere meisjes druk waren, en opgewonden verhalen deden om alles nog eens weer te beleven, dat was... Nienke. Impje begreep er niets van. Zou ze het niet even dol gevonden hebben, als zij zelf? O vast wel, want de hele dag was ze uitgelaten geweest en blij. Wat scheelde haar dan? Waarom ook streek moeder haar zo heel eventjes over d’r haar, en keek haar aan met een blik, die Impje niet begreep? Nienke, die altijd juist zo vrolijk was, en de dolste van allen? Doch moeder had het wèl begrepen: Nienke had op deze dag, meer dan ooit misschien, en voor het eerst bewust... iets gemist! O, ze had haar moeder nooit gekend, en haar vader ook niet, al schreef ze hem trouw iedere veertien dagen, maar juist déze middag was het haar duidelijk geworden, wat dat feitelijk... betekende? Alle andere meisjes immers, hadden hun moeders... allemaal hadden die moeders iéts gedaan voor het Clubhuis... de éne een serviesje gegeven, de andere een vloermat, de derde... alleen zij, Nienke... zij had niémand, die iets kon geven. Dat had haar even gegrepen, en daarom streek moeder haar zo liefkozend over haar hoofd. Want ach, er zouden nog wel méér dagen komen, als deze, en meer ogenblikken, dat Nienke haar moeder miste, sterker nog dan nu... HOOFDSTUK VU VAN ZEVEN OP ACHT... — IMP JE OP HAAR BEST —DE PAASVACANTIE OM! Impje, in haar lichtblauwe overall, die haar grappig stond en waarop ze in haar hartje niet weinig trots was, zat diep gebogen over een veldje met anemoontjes. Ze wilden nog steeds niet uitkomen, hoewel de zon nu toch al dagenlang scheen en het wel Juni leek, zo warm als het was. Van uit het clubhuis, waarvan natuurlijk de ramen weer wagenwijd openstonden, kwam regelmatig het getikkel van de ping-pongballetjes. Ze hadden het blad van de tafel uitgeschoven, en nu speelde Nienke een wedstrijd tegen Elsje, waarbij Greet en Toto toekeken. Dineke oefende, samen met Henny, op de rolschaatsenbaan, en met een verveeld gezichtje stond „het nieuwe kind” er bij te kijken. Ja, dat „nieuwe kind”... dat was de reden, dat Impje eerlijk gezegd, een beetje uit haar humeur was, en... boos op vader! Nou ja, niet echt bóós... daarvoor was hij veel te lief voor hen geweest, maar een klein beetje naar vond ze het toch wel, dat hij hun plotseling dit nieuwe vriendinnetje had opgedrongen. Opgedröngen ja, dat was het goeie woord, want wat had je aan een meisje, dat je helemaal niet kende? En dat bovendien nog zo stil was en trots en... en... akelig, als die Ansje van Gelder! VAN ZEVEN OP ACHT... Akelig ja, dat wis ze, en ze hadden heus hun best gedaan, gisteren, en vanmorgen ook nog, haar in hun kringetje op te nemen, omdat dokter dit nu eenmaal graag wilde. Ze was èrg ziek geweest, Ansje, en hoewel ze nu bijna helemaal beter was, oordeelde dokter van Waarden het goed, haar eens wat meer omgang te verschaffen met meisjes van haar zelfde leeftijd. Ze had aanleg zich op te sluiten en een beetje tobberig te worden. Dat mocht niet, en zo had hij vóór zich gezien, de zeven frisse snuitjes van de Club van onder de tien! Daar had hij de oplossing! Dié moesten hem helpen, z’n kleine patiëntje haar vroegere levensblijheid weer terug te geven. Hij had gedaan, alsof hij de bedrukte gezichtjes niet zag, toen hij op een ochtend het clubhuis was binnengestapt met z’n voorstel, en natuurlijk hadden ze het direct goedgevonden. Of het ook werkelijk van harte ging..., hij betwijfelde het sterk. Och, een heel klein beetje kon hij zich dat ook wel begrijpen. Zo’n vreemd eendje in hun bijt. En een meisje, dat ze zouden moeten ontzien... dat nog niet zou kunnen mee-dollen en meedoen ... het was ook wel erg moeilijk, haar spontaan in je kringetje op te nemen, doch... het was nodig. Voor het meisje zelfs hard nodig, en in dat geval moest bij dokter van Waarden veel, zo niet alles wijken. In de eerste plaats het eigenbelang! Nou ja, ze hadden ook niet gemopperd — zelfs Impje niet — en gezegd, dat dokter het haar dan maar moest vragen, of ze wou meedoen met hun clubje, doch nauwelijks was deze weer verdwenen, of de stemmetjes waren los gekomen. Jakkie, zo’n vreemd kind, wat had je d’r aan? ’t Was nou net zo dol-enig, met hun eigen gezellige troepje, en het clubhuis, en... en alles, en nu was dat allemaal veranderd. Wie weet, wou zo’n meisje wel de baas spelen? Jawèl, dan zouden ze haar eens even gauw vertellen, dat HET CLUBHUIS „DE CROCUS” ze hier niets, niéts te zeggen had. O, zo! En nog nooit hadden ze de band zo nauw gevoeld, als die dag. ’s Avonds deed Impje nog een poging, om moeder te vermurwen, doch hoewel die de meisjes in veel, ja bijna in alles hun zin had gegeven... hierin stond ze helemaal aan de zijde van vader, en hield ze onverbiddelijk vast aan diens wens. Het meisje moest in hun clubje worden opgenomen. Zo was Ansje gekomen, schuchter en verlegen, in een sfeer van kille vijandschap. Alleen Nienke had gewoon gedaan, en haar alles laten zien: het clubhuis, hun serviesje, de vloermat... alles! Helaas, zelfs de rolschaatsenbaan, die hun grootste trots was, was niet in staat, haar een woord van bewondering te ontlokken. Zodat ze het er algemeen over eens waren, dat aan Ansje van Gelder „niets-aan” was, en ze hun pogingen — wel érg gauw al — hadden opgegeven, om haar in hun spelletjes te betrekken. Zo slenterde Ansje wat van het ene groepje naar het andere, en keek toe. O, ze had tóch niet mee kunnen doen met dat wilde rolschaatsen of zelfs het ping-pong was voor haar nog te druk, doch die andere twee meisjes stonden er óók bij te kijken, en tegen die spraken ze wèl! Tegen haar niét, nadat ze daarstraks in een opstandige bui haar tong had uitgestoken tegen het hele stelletje. Ze haalde mokkend haar schouders wat op. „Och, wat kon ’t haar ook schelen? Niéts immers? Morgen kwam ze niet eens meer terug...” In haar hartje wist ze echter, dat het haar wèl kon schelen, heel veel zelfs, en dat ze het o, zo heerlijk zou vinden, wanneer ze tegen haar nèt zo zouden doen als tegen elkaar? VAN ZEVEN OP ACHT... Tja, dan had ze niét die tong moeten uitsteken, natuurlijk. Alsof het haar schuld was, dat ze zo... zo verlegen was en bijna geen woord durfde zeggen? Want daar was het door gekomen! Toen had één van die meisjes gevraagd — ze kon de namen nog altijd niet onthouden — „Zeg, heb jij je tong soms verloren?” en allemaal hadden ze het plots uitgeproest. Woedend was ze geworden, en ver, heel ver, zodat ze er zelf akelig van werd, had ze hem uitgestoken, en zich meteen omgedraaid. Waarom was ze feitelijk niet naar huis gegaan? Wéér schokte ze onverschillig met haar schouders. „Alsof het daar zo gezellig was, op een bovenhuis. Hier waren tenminste bloemen, veel bloemen !” en over Ansje’s gezichtje, dat stug was en gesloten, gleed éven iets vriendelijkers. „Bloemen, daar hield ze van, o, zo veel!” Zo, rondkijkend, ontdekten haar ogen, eensklaps Impjes lichtblauwe figuurtje, gebogen over het bed met anemoontjes. Ze slenterde dichterbij, haar handen op de rug. Achter Impje bleef ze staan. „Hallo?” begon ze, „wat doe je?” Impje richtte zich op, en even weifelde ze met haar antwoord. „Niets,” sprak ze dan, „kijken!” „Tot ze opengaan?” lachte Ansje en meteen zat ze op haar hurken naast Impje. „Een fijne tuin hebben jullie, en zoveel bloemen. Hou jij ook zo van bloemen?” Impje knikte, sprakeloos. Nee, dat had ze nu nooit gedacht... zo’n... zo’n akelig, stug kind, dat dat van bloemen kon houden? Voor het eerst kwam er iets vriendelijks in haar stem, toen ze antwoordde: „Ja, ik zou er wel aldoor bij willen blijven zitten om ze te zien opengaan, hoewel HET CLUBHUIB .DE CROOUB" het me nog nooit is gelukt.” „Dan moet je zéker hier niet blijven!” knikte Ansje naar de bloemen aan hun voeten, „want anemoontjes bloeien nog lang niet.” Impje haalde haar schouders op. „Poeh, weet ik best. ’k Mag daarom toch wel kijken?” Ansje bukte zich. „Ze zitten vol met knoppen!” ontdekte ze. „Daarom juist!” meende Impje, „en heb je de tulpen al gezien? Dié zullen wel heel gauw opengaan...” Ze stond op en trok Ansje mee aan haar arm. „Daar,” wees ze, „kijk eens!” „Ooo!” bewonderde het nieuwe vriendinnetje en sloeg haar hand voor de mond, „wat een boél! Wel honderd ...” „O, ja, vast!” bevestigde Impje, „en alle kleuren. Als ze... als ze open zijn, mag je er best wat van meenemen!” bood ze eensklaps aan en verwonderde zich er zelf over. Jakkie, hoe kwam ze zo raar? Dat had ze tegen de anderen nog nooit gezegd, en dit... dit kind had nog wel haar tong tegen d’r uitgestoken, daarstraks. Hè jammer, dat ze het zich had laten ontvallen, ze had er echt spijt van. Doch meteen was het of ze achter zich moeders stem hoorde, die zei: „Je mag nooit spijt hebben, Impje, wanneer je iets weggeeft aan anderen, die het minder goed of prettig hebben dan jij, zul je daaraan denken, vrouwke?” Dat was geweest, toen ze aan een arm meisje een stuk speelgoed had gegeven, en er naderhand stilletjes om had gehuild, omdat ze het zelf toch wel erg mooi vond, en jammer dat ze het nu kwijt was. Hoewel ze er in geen maanden naar had omgekeken. Hoewel... Ansje was geen arm meisje... Nee, arm niet, maar wel had ze het minder prettig VAN ZEVEN OP ACHT... dan zjj... véél minder prettig, omdat ze niet mee kon doen met alles en het misschien toch wel graag wilde. Omdat ze op een bovenhuis woonde en geen tuin had, waar ze zo van hield, terwijl zij, Impje... Ze keek eens naar Ansje, zoals ze daar stond, haar gezichtje nors alweer, haar lippen een beetje op elkaar geperst. Terwijl ze juist blij moest zijn, bedacht Impje, met de bloemen die ze haar had beloofd. Nee, het was toch een akelig kind... ze had er nog niet eens dank-je voor gezegd. Maar Ansje was geen akelig kind, o, nee... en dat ze Impje nog niet had bedankt voor haar aardige, spontane opwelling, kwam, omdat ze in zichzelf iets had te verwerken. Die tong, die ze had uitgestoken... die zat haar eerlijk gezegd een beetje dwars, en ze zou zo heel graag tegen Impje zeggen, dat het... nou ja, dat het haar speet. Alleen... o, dat was zo moeilijk. Die paar woorden wilden gewoon niet over haar lippen komen. Hoe kwam dat toch? Twee, drie keer probeerde ze het, en... gek, dan kneep ze juist haar lippen nog stijver op elkaar, inplaats dat ze ze opendeed om het te zeggen. Was ze toch trots, zoals de meisjes haar hadden verweten? Neen, tróts was Ansje niet; ze had enkel niet geleerd, door haar langdurige ziekte, met vriendinnetjes om te gaan en een klein beetje verwend was ze ook. Och, en dat was ook feitelijk helemaal geen wonder. Als je nu wekenlang, dag-in, dag-uit steeds in bed moest liggen... wie zou er dan niét verwend worden? O, in het begin, ja, hadden de vroegere schoolvriendinnetjes haar wel geregeld bezocht en boeken meegebracht en bloemen, maar toen het zo lang duurde, zo verschrikkelijk lang... hadden ze al gauw het kameraadje vergeten, en lag ze dagenlang alleen. HET CLUBHUIS „DE CROCUS,! Maar dat wist Impje allemaal niet of ze dacht er niet aan en ze stond alweer op het punt, Ansje kwaad de rug toe te draaien, toen deze, na een dapper slikken, alsof ze een hele dikke prop had achter in haar keel, net begon: „Zèg, Impje., Impje hoorde iets vreemds in haar stem, alsof ze van plan was direct te gaan huilen, en vlug bukte ze zich over een crocusje. „Ja, wat is ’r?” „Ik... ik wou zeggen, dat het me spijt van die tong! Dat ik m’n tong heb uitgestoken, bedoel ik!” Hè gelukkig, het was er uit, en met een vuurrood hoofd wachtte Ansje wat het nieuwe vriendinnetje zou zeggen. Maar Impje zei niéts! Ze bukte zich alleen nog dieper, en toen ze zich oprichtte, hield ze opeens twee bloeiende hyacinten in haar hand, met bol en al. „Hiér!” sprak ze en draaide zich verlegen om, „voor jou. Als je die in een potje zet, bloeien ze nog ’n hele tijd.” Meteen waren daar tóch Ansje’s tranen. Ze greep blindelings naar haar zakdoek, en Impje, die er nu eindelijk iets van begon te begrijpen wat er allemaal in dit meisje omging, sloeg beschermend een arm om haar schouders. Vanuit het clubhuis schaterde Toto’s luide lach. „Zie je wel?” snikte Ansje, „nou lachen ze joü ook nog uit, omdat je... omdat je met mij ...” Impje haalde de schouders op. „Welnee!” sprak ze, „hoe kom je d’r bij? Je mag niet overal kwaad achter zoeken, Ansje, dat is verkeerd. Toto lacht natuurlijk om heel wat anders. Misschien doet Nienke wel mal... die doet altijd mal,” vertelde ze haastig, om af te leiden, „net een jongen, zegt vader. O, zeg, vorige week hebben we zo gelachen...” Haastig vertelde ze van Dineke’s botsing met den dik- 7AN ZEVEN OP ACHT... ken meneer Veldman, waarbij ze probeerde het hele verhaal erg grappig te maken. „Kijk zó... boém! en met een vaart... nou! De lan:aarnpalen stonden er van te zwaaien...” Er kwam even een lachje op Ansje’s gezicht, maar ian haar oogwimpers glinsterden nog de tranen. „O, zeg!” klonk dan achter hen een luide stem, „Nienke heeft gewonnen. Natuurlijk, Nienke wint altijd. En, moet je horen, ze mikte een ping-pong-balletje precies middenin Greetje’s theekopje... gegierd hebben we. O, wat is er?” Elsje keek verschrikt naar Ansje’s behuilde gezichtje. „Niets,” sprak Impje vlug, „het is alweer over, hè Ank?” „Heb je pijn?” vroeg Elsje, „of is het om... daarstraks?” Er kwam geen antwoord, en Elsje draaide zich om. „Nou, enfin ... komen jullie gauw?” „Ja, zó!” beloofde Impje, en met dansende sprongetjes liep Elsje terug naar het clubhuis, waar ze vertelde dat Ansje zat te huilen en dat ze vriendin was geworden met Imp. „Wij moeten d’r ook niet meer plagen,” vond Nienke, „het is feitelijk geen kunst, met z’n zevenen tegen één...” Buiten piekerde Ansje nog. „Jullie,” had Elsje gezegd en ze voelde haar hartje vlugger kloppen. Zouden ze haar dan tóch in hun kringetje willen opnemen? Zou ze tóch weer heus nieuwe vriendinnetjes krijgen? Zo gauw al? O, wat zou het heerlijk zijn! „Zèg!” ze veegde met haar zakdoek nog voor een laatste keer langs haar ogen, en keek Impje aan, „ik... ik zal proberen, niet meer zo kattig te zijn. Mag ik dan in jullie clubje blijven?” „Verbeeld je?” Impje haalde verlegen haar schouders HET CLUBHUIS ,JDE CROCUS” wat op, „natuurlijk mag je blijven, ’t Lag ook aan ons, net zo goed. Wij hebben je niet aangekeken. Ga mee, we gaan theedrinken, en... vergeet je bloemen niet!” Achter elkaar liepen ze op het clubhuis toe. net werden heerlgke dagen, de laatste van de vacantie, en allemaal vonden ze, dat Ansje van Gelder erg, heel erg meeviel, en het duurde nu ook geen twee dagen, of ze was volkomen in het clubje opgenomen. „Ik vind het enig, dat je er bij bent!” prees zelfs Toto, die zich het meest van allen had verzet. „Acht is nog veel leuker dan zeven,” vond ook Dineke nu, al gaf ze er geen verklaring voor, waaróm dat zo was. „Morgen leer ik je ping-pongen!” beloofde Nienke, „ik heb het aan oom gevraagd, en je mag!” Ansje knikte blij. Ja, ze mócht. Dokter vond, dat ze de laatste dagen hard vooruit was gegaan, ze had een veel betere kleur, door de buitenlucht, en de beweging, en over een poosje, misschien niet eens zo lang meer, mocht ze nog véél meer! Dan mocht ze van alles weer eten, en hardlopen en... en ... krijgertje spelen misschien wel, en óveral aan meedoen! Hè, heerlijk, ze had niet gedacht, dat ze daar zó verschrikkelijk big om zou zijn. Eerst kon ’t haar niets schelen, feitelijk. Ze had tóch niemand óm mee te spelen, en in je eentje was er niks-aan. Nu was dat anders... Ook Ansje’s moeder had haar aandeel gegeven voor het clubhuis — een paar enige, leuke kussens, om in de rieten stoeltjes te leggen... die hadden ze juist nodig! en op een middag was ze onverwachts komen aanwippen, echt leuk, en ze had een grote doos met lekkere koekjes meegebracht. Ansje’s moeder was dan ook misschien wel het méést big, dat haar dochtertje zo prettig en VAN ZEVEN OP ACHT... gastvrij in dit clubje was opgenomen, al ging het m het begin éven met wat strubbelingen gepaard. Jammer genoeg was er van de rolschaatsenwedstrijd die ze nog hadden willen houden, niets gekomen, want juist twee dagen vóór de vacantie om was, was het weer omgeslagen, en toen ze ’s-morgens vroeg opstonden, regende het. Wel hadden ze die ochtend nog bij elkaar gezeten, doch het was ook veel kouder geworden, en zonder kachel... brrr! dat viel niet mee, zodat ze ’s middags hals-over-kop naar de veilige en warme serre van het doktershuis waren gevlucht. De laatste dag had nog een verrassing gebracht, want toen werden ze allemaal uitgenodigd bij Dineke thuis, en daar... daar vertoonde mevrouw een film, enig gewoon, en hadden ze een dolgezellige middag gehad. Ansje had zich even nog een beetje onwennig gevoeld, ze was altijd erg verlegen bij vreemde mensen, maar mevrouw Wensing stelde haar al gauw helemaal op haar gemak, zodat ze eindelijk „los” kwam, en zelfs aan het eind van de middag een stukje durfde spelen op de prachtige piano, die in de voorkamer stond. Nou, Ansje speelde lang niet slecht. Daar mochten de andere meisjes een voorbeeld aan nemen, vond mevrouw. Ze had gevoél voor muziek, vast! Kreeg ze nog les? Ansje kleurde hevig, en begon te hakkelen. „Nee, mevrouw!” vertelde ze, „ik... eh... ik ben zo lang ziek geweest, en dat heeft zó veel gekost, dat ik... dat moeder...” Het laatste kwam er fluisterend uit, zo schaamde ze zich. Natuurlijk hoéfde ze zich helemaal niet te schamen, want dat was héél gewoon en begrijpelijk. Trouwens, dat zei mevrouw Wensing ook. „Je kunt nu eenmaal niet alle pretjes tegelijk heb- HET CLUBHUIS „DE CROCUS” ben: ziek-zijn en pianospelen... dat gaat niet!” Hè, gelukkig, daar moesten ze allemaal om lachen en Ansje zelf het hardst. Alsof ziek-zijn een pretje was! Zó leek het anders lang zo erg niet. „Later mag ik wel weer pianoles hebben,” durfde ze nu ook te verklappen. „Wel, flink studeren hè?” raadde mevrouw, „wie weet, word je nog eens een grote pianiste?” Zo ^as ook laatste dag verstreken, en de heerhjke, fjjne Paasvacantie ten einde! HOOFDSTUK VH3 VAN VERKEERSLESSEN — REPETITIE VOOR DE VOLGENDE MAAND — IMP JE LOST EEN SCHULD AF! De school was alweer enige tjjd begonnen, en... verbeeld je, was het niet énig? ze hadden een nieuw vak er bij. Zo-maar ineens, en het werd gegeven door... „Tante, dat raadt u nooit!” had Nienke gewed, en ze had gelijk gekregen, want hoe kon mevrouw van Waarden het ook raden, wanneer ze niet eens wist, wat voor een nieuw vak dat was? Ze had er trouwens helemaal niet van gehoord, dat het leerplan zou worden uitgebreid, en trouw bezocht ze nog wel de ouderavonden, die regelmatig werden gehouden. Vreemd was dat! Natuurlijk probeerde ze het tóch, al was het alleen maar om de twee gespannen gezichtjes tevreden te stellen, en dapper begon ze: „Aardrijkskunde!” maar een verontwaardigd gesis van de beide meisjes deed haar haastig een ander vak kiezen. „Rekenen dan!” „Dat hebben we toch allang!” bestrafte Impje, „hè Mam, dat weet u best!” Mevrouw zocht in haar geheugen. „Ik weet het niet,” bekende ze, en Nienke hielp: „Het is een heel mooi woord, en het wordt gegeven door... zullen we ’t maar zeggen, Imp?” en toen Impje knikte, „De Crocua” 6 HET CLUBHUIS „DE CROCUS” vervolgde ze: „.. .door een meneer van de politie! Nou raadt u ’t zó!” Maar hoe haar tante ook peinsde, met dikke rimpels in haar voorhoofd... ze begreep er niets van. Een nieuw vak, dat gegeven werd door een meneer van de politie? Nee maar, had je ooit zo-iets gehoord? Wat kon dat nou toch zijn? Maar nü ging haar een licht op. Ai, wacht eens, op die laatste ouderavond was er gesproken over een verkeersweek, die binnenkort zou worden gehouden, en waarbij ook een plaatsje was ingeruimd voor de jeugd. Zij had toen nog volmondig haar instemming betuigd met dit plan. De jeugd, inderdaad, die kon niet vroeg genoeg vertrouwd worden gemaakt met alle moderne middelen van verkeer, in een tijd, dat de auto’s onophoudelijk langs de wegen suisden, en op alle hoeken en pleinen borden stonden opgesteld, waarvan ze de betekenis niet kenden. En dat — had één van de leerkrachten met nadruk betoogd, — was een gevaar, dat men niet mocht onderschatten. Zou dus werkelijk... ? Impje, die de verandering op haar moeders gezicht had gezien, was haar al vóór. „Ja,” juichte ze, „u hebt het geraden Mam! Ik zie het! Verkeersonderricht! Is het niet énig?” Nee, daar stond moeder van te kijken! Dus toch? Nou, dat was heel verstandig van het Hoofd, en daar zouden zeker alle ouders wel van harte mee instemmen. Hoe ging het dan? Kregen ze alleen theoretisch onderricht of ook practisch? Ze keken elkaar eens aan, en moeder lachte. Foei, wat gebruikte ze daar een rare woorden! Die waren feitelijk alleen voor grote mensen bestemd! Moeder was ook even met haar gedachten op die ouderavond geweest. Kijk, ze bedoelde dit: werd het hun alleen maar uitgelegd en verteld door dien meneer, of VAN VERKEERSLESSEN wera net nun ook werKenjK voorgedaan, en moesten ze dat zelf proberen na te doen? „Allebei!” vertelde Impje, „hoewel eerst alleen nog enkel the... thero ... nou ja, moeder begreep het wel. Dat moeilijke woord! Kijk, die meneer kwam één... o, nee, twéé keer in de week, en dan moesten ze allemaal in het gymnastieklokaal zitten. Allerlei enige dingen bracht hij mee... net speelgoed!” „Speelgoed?” Moeder keek een beetje verwonderd. „Ja, bijvoorbeeld een groot plein, met trams en auto’s en fietsen, alles van hout gesneden, en in het midden een verkeersagent met een bord. Stop! stond daarop, net zoals in werkelijkheid. Nou, en zo vertelde hij, hoe ze allemaal moesten rijden, want de één wou rechtsaf en de ander links, en weer een ander rechtdoor en zo zou het een verschrikkelijk geharrewar worden, als die verkeersagent er niet was natuurlijk. Ook draaide hij aan een klein handeltje, en langzaam begon daardoor alles te rijden. O, ’t was reuze leuk. Op een bord tekende hij voorbeelden en als ze een paar weken verder waren, zou hij hun alle verkeersborden leren, had hij verteld, zodat ze precies wisten wat dat betekende. Bijvoorbeeld een groot, rond bord, met een rode rand en een hele grote P er in, waar een streep dwars doorheen liep! Wist móéder dat? Zij wel, dat had Impje al van vader geleerd, wanneer ze een enkele keer mocht meerijden in de auto. Niet Parkeren! betekende het, dat wou zeggen, dat je daar je auto niet mocht neerzetten aan de kant van de weg.” „Nou, nou!” Moeder schudde haar hoofd, „wat zouden ze nü knap worden. Ze zag het er nog van komen, op die manier, dat ze nooit meer in angst behoefde te zitten, wanneer om vier uur de school uitging en ze alleen door dat akelige, drukke verkeer moesten. Want dót had die meneer zeker ook wel verteld, dat het e* HET CLUBHUIS ,J)E CROCUS” verkeer er heus niet alleen was voor de autorijders, en de fietsers en zo, doch nèt zo goed voor de voetgangers en schoolkinderen.” „Ja,” knikte Nienke, „daar was hij mee begonnen.” „Zie je wel? Dat dacht moeder wel. Nou, ze moesten maar héél goed opletten, wanneer er weer zo’n verkeersles werd gegeven, en... weet je wat? Ze moesten er moeder telkens véél van vertellen, want dat was iets, dat had zij vroeger op school nooit geleerd, natuurlijk en ze wilde er ook graag alles van weten.” „Ja, énig!” hadden ze gejuicht, „dat zouden ze doen, vast!” Zo werd trouw na iedere les, het verkeersonderricht thuis nog eens herhaald, waarbij vader soms als verkeersagent dienst deed, en de hele kamer werd leeggeruimd, wat niet hinderde, al mocht Daatje dan ook wel eens een enkele maal mopperen over de rommel, die ze maakten. Hoofdzaak was, dat ze het goéd leerden. En op een dag, dat het prachtig weer was, en de zon scheen, nam dokter van Waarden de hele Club van Onder de tien, mee in z’n auto en leerde hun — in de praktijk, zoals dat heette — hoe ze wél en niet mochten rijden... dat ze nooit een stilstaande tram mochten passeren, of naar links een hoek omslaan, zonder de richtingaanwijzer uit te steken... dat ze hun bocht niet te klein mochten nemen in dat geval, en naar réchts juist zo klein mogelijk, en vooral dat ze moesten uitkijken... uitkijken... uitkijken! op iedere hoek, op ieder moment, dat ze wilden oversteken, hoe en waar Han ook! Eerst naar links, daarna naar rechts, want juist wie aan de rechterkant van de weg reed, kwam van links en omgekeerd. Wanneer je dus op een trottoir of vluchtheuvel stond te wachten, moest je eerst naar links kijken wat daar aankwam en dan pas naar rechts. VAN VERKEERSLESSEN Ook leerde dokter hun, dat ze altijd rechtuit moesten oversteken, nooit scheef, om de afstand zo kort mogelijk te maken. Wisten ze dat al? Ze knikten. „Ja, daar had de meneer van de politie over verteld. Natuurlijk mochten ze ook niet praten bij het oversteken, maar moesten ze goed opletten.” „Heel verstandig!” prees vader, en hij wees hun ook nog, hoe ze nooit vóór een stilstaande auto langs mochten oversteken, want dan zag je niet, wat er van links aankwam. Altijd è.chter de auto om dus... ! en op een stille weg, zette hij de wagen aan de kant, om het hen vóór te doen en te laten zien. Kijk, daar hadden ze vast nooit aan gedacht, en het was waar... je zag zo niéts van het verkeer. Enfin, het werd een heerlijke les, want na afloop reden ze met z’n allen nog een flink eind om, als vergoeding voor de beloofde tocht, die in de Paasvacantie helaas niet was doorgegaan, omdat het juist, die afgesproken dag, was gaan regenen. Maar... ze hielden hem nog te goed, hoor! Zodra het weer wat vaster werd. Alleen... het zou behelpen worden, want ze hadden wel gemerkt, vandaag: als haringen zaten ze in een tonnetje. Goed, dat er geen dikkerds onder waren! Toen ze die volgende middag weer in het gymnastieklokaal waren verzameld, verbaasden de zeven leden van de Club van onder de tien, Ansje was op een andere school en was er dus niet bij, den politie-inspecteur met hun grondige kennis, waarin ze de andere leerlingen ver en ver vooruit waren. En meneer Vos, de gymnastiekonderwijzer, stond na afloop van de les, een hele tijd met den inspecteur te praten. Waarover? Ze waren er erg nieuwsgierig naar, want een paar maal hadden ze allebei al in hun richting gekeken. Zouden ze het dan tóch niet goed gedaan heb- HET CLUBHUIS ,J)E CROCUS” ben, of ging het over iets anders, misschien? Ja, dat ging het, en waérover... dat zouden ze gauw genoeg horen, want daar kwam meneer Vos al op hen toegestapt. „Luister eens, meisjes!” begon hij, „zoals jullie hebt gehoord, wordt er volgende maand een Verkeersweek gehouden. Wat dat betekent, weet je nu wel zo ongeveer, n.1.: dat er in die tijd extra aandacht zal worden besteed aan het verkeer en alles wat daarmee te maken heeft. Niet alleen voor volwassenen, doch ook voor de jeugd is ditmaal een plaatsje ingeruimd, en zo zal er tijdens deze verkeersweek, een zogenaamde Jeugdstad worden opgebouwd. Kijk, dat is zó: op een groot plein, ergens in een buitenwijk van de stad, waar geen trams rijden natuurlijk, wordt een soort van voorstelling gegeven voor het publiek. Er worden touwen gespannen, en daarachter mogen de mensen toekijken, hoe deze Jeugdstad helemaal door kinderen wordt bestuurd! Aan het hoofd staat een burgemeester, met een plechtige ambtsketen om en er wordt van hout, een mooi stadhuis gebouwd, en allemaal prachtige winkels, enfin het wordt een stadje op zichzelf. Terwijl... — en dat is natuurlijk de hoofdzaak van alles — het er druk zal zijn in dat stadje, heel erg druk! Voetgangers zullen er wandelen, auto’s rijden, kris kras door elkaar... autopeds suizen elkaar voorbij en fietsen zwenken rinkelend en bellend de hoeken om. Maar in het midden, als een paal, staat een verkeersagent, die zorgt, dat alles daar in die Jeugdstad niet in het honderd loopt. Natuurlijk heeft hij z’n handen vol, wanneer er midden onder het drukste uur, als alle kantoren en scholen uitgaan, een grote bruidsstoet komt aanrijden, die voor het Stadhuis moet zijn. En kijk... nu is de bedoeling, dat alles, wat zich daar in die Jeugdstad afspeelt, door kinderen zelf wordt voorgesteld. Daarvoor moeten we kinderen hebben VAN VERKEERSLESSEN aatuurlijk, die goed op de hoogte zijn van de regels van het verkeer, omdat anders tóch alles in het honderd zou lopen, en dat zou niet zo’n fraai gezicht zijn voor het publiek, dat er naar staat te kijken. Want het is feitelijk bedoeld, om de mensen eens te laten zien, hoe goed onze jeugd al op de hoogte is van het moderne verkeer en alles wat daaraan vastzit. Jullie hebt vanmiddag getoond, een goed begrip te hebben van wat je in de afgelopen dagen is geleerd, en daarom heb ik met inspecteur van Zelm afgesproken, dat jullie met je Club van onder de Tien, waarover je me hebt verteld, moogt medewerken aan die voorstelling in Jeugdstad! Op deze conditie,... dat je goed, héél goed oplet bij de lessen die nog komen, want er valt nog veel te leren, en ik wil graag, dat mijn leerlingen een goed figuur slaan! Jullie bent de enige van deze school, die meedoen ... houdt dat in ere, meisjes en zorg dat je het er goed afbrengt. Dan zijn we allemaal trots op jullie!” Dat was het dus, waarover meneer Vos met den inspecteur had gesproken, en druk en opgewonden pratend, waren ze die middag naar huis gewandeld! Zó druk, dat ze bijna vergaten, de geleerde verkeerslessen in praktijk te brengen en Dineke liefst helemaal links op de straatweg liep, zodat een boze taxi-chauffeur haar toeriep, op het trottoir te gaan lopen. „Waar was het anders voor?” Natuurlijk, hoe kon ze ook zo dom zijn? Zij moesten nog wel het voorbeeld geven, straks! Het kwam ook alleen door dat heerlijke, héérlijke nieuws. O, stel je toch eens even voor: ze zégen zichzelf al! Misschien mochten ze wel meerijden in de bruidsstoet, met lange, witte slepen en prachtige jurken aan. Of misschien was één van hen zelf wel de Bruid, in een glanzende bruidsjapon met ’n sluier, nee dól! Toto had een tante, die was pas getrouwd, en ze wist er een massa van te vertellen. HET CLUBHUIS ,J)E CROCUS” .Bruidsmeisjes waren er geweest, en bruidsjonkers... Doch zelfs al mochten ze alleen maar meedoen als voetgangsters, nou, dat was immers nóg heerlijk. Thuis kwamen de opgewonden verhalen los, en dokter van Waarden stelde voor, dat ze zich eerst flink moesten oefenen, op de rolschaatsenbaan. Op de rolschaatsenbaan? Daar hadden ze nog helemaal niet aan gedacht! „Ja zeker!” knikte vader, „hij zou, wanneer hij even gelegenheid had, eens een prachtig plein tekenen, met allerlei verkeers-hindemissen, en met hun rolschaatsen stelden ze de fietsers voor. Was dat geen prachtidee?” „Ja, ja!” hadden ze geroepen, „énig!” Twee dagen later, juist op een Zaterdagmiddag, was het plein klaar. Met grote, dikke krijtstrepen had vader een paar straten getekend, en er een heel ingewikkeld kruispunt van gemaakt. Om beurten nu, mochten ze als verkeersagent in het midden staan, terwijl de anderen van verschillende kanten kwamen aangereden. Zelfs moeder deed af en toe mee, als voetgangster. Dineke had thuis nog een autoped, die ze meebracht, en Ansje een driewieler. Daar gingen ze: repetitie voor de Verkeersweek! In het begin ging het nog een beetje raar door elkaar, en vooral Elsje, die als verkeersagent in het midden stond, maaide en zwaaide wild met haar armen, doch al gauw ging het beter, en vooral toen Nienke het van haar had overgenomen, kwamen ze niet één maal meer met elkaar in botsing. Keurig netjes liet ze het verkeer vóór zich stoppen, om met een handbeweging de meisjes uit de rechter„straat” te beduiden, dat ze mochten doorrijden. Want, nietwaar? ze hadden het duidelijk geleerd: Rechts gaat vóór! VAN VERKEERSLESSEN Henny liet de boel weer in het honderd lopen, en met een bons kwam Ansje’s driewieler met Dineke’s autoped in botsing. Gelukkig hadden de bezitsters er van zich geen pijn gedaan. Alleen ontspon zich een hevig gevecht, wié er nu gelijk had en het bleek... allebei, want Henny had juist even te laat haar hand opgestoken. Het was een zo vermakelijk gezicht, dat aan beide kanten de buren uit de vensters hingen toe te kijken. Daar kwam Impje de hoek om. „Stóp!” wees ditmaal Ansje’s arm onverbiddelijk en vlak voor de streep stond Impje stil. „Waarom?” wilde ze weten, „er is geen mens te zien, op ’t ogenblik?” Maar Ansje wees op Nienke, die achter een stoel, welke een kinderwagen moest voorstellen, wachtte om over te steken. „Voetgangers hebben ook recht!” sprak ze en met een buiging, „gaat uw gang mevrouw! Gaat het goed met de kleine?” Ze giérden! Die malle Ans... „Nou maar,” vond dokter van Waarden, die een uurtje later nog even vlug kwam kijken, „ik vind dat jullie een keurig figuur slaat, hoor! Als het zo blijft voorspel ik de Jeugdstad een kolossaal succes! Hela, hó!” zette z’n stem meteen fors uit en hij wees naar Impje, „dat meisje daar slaat een hoek om, zonder haar arm uit te steken, en dat,” een handbeweging naar Nienke, „steekt over, zonder eerst uit te kijken. Over deze scène, ik ben regisseur! Weten jullie wat dat is?” „Jawel dokter!” riep Toto haastig, „dat is degeen, die bij een toneelstukje de leiding heeft.” „Bravo!” knikte dokter van Waarden, „en waar jullie hier feitelyk óók oefenen voor een toneelstukje, mogen we hier ook spreken van een regisseur. Dus, nóg eens... Impje, jij gaat daar staan en Nienke daarginds! HET CLUBHUIS „DE CROCUS” Verkeersagent, let op, en geef je signalen! Jé,! Daar gaan we! Zo is het beter, maar mevrouwtje daar met die kinderwagen, u moet éérst naar links kijken en dan naar rechts, niet omgekeerd! Anders zit je er juist onder. Onthouden, Nienke, onthouden! En nu, meisjes .. hij keek naar de lucht, waarin eensklaps de zon verduisterde, en zag de grote, grijze wolken, die zich opstapelden, „nu komt er zo meteen een dikke bui regen, en die spoelt al m’n mooie strepen en lijnen weg, en jullie er bij, als je niet gauw binnenkomt. Moeder heeft gewaarschuwd, dat de thee klaarstaat in het... Clubhuis!” Daar zaten ze weer, even later, gezellig in de rieten stoeltjes, terwijl juist de eerste druppels begonnen te vallen. Grote, dikke druppels waren het, en ze spetterden luidruchtig op het dak boven hun hoofden. Niettemin, ze zaten droog en bij de thee was een schaaltje met lekkere koekjes, die ze allemaal óp mochten eten. Er hoefde er niet ééntje over te blijven, had moeder er op ’n papiertje bijgeschreven. Toen de bui voorbij was gedreven, wierpen ze de vensters weer wjjd open, en... hmmm! wat een heerlijke geur kwam er door de ramen binnenwaaien. Een geur van gras en bloemen. Hyacinten vooral, want die stonden nu volop in bloei, evenals de tulpen. De rolschaatsenbaan lag er triest en verlaten bij: een vieze, witgevlekte massa, waaruit geen straat of plein meer viel te onderscheiden. „Die maakt Daatje straks wel even schoon,” troostte moeder, doch daar wilden ze niet van horen! Hadden ze niet af gesproken, alles, alles zelf te doen? Nou dan? En gewapend met een emmer en twee bezems togen ze aan het werk, zodat in een oogwenk de stenen je weer tegemoetblonken... „om van te eten”, zoals Daatje zelf opmerkte. VAN VERKEERSLESSEN Terwijl ze op het punt stonden, bij het hekje afscheid te nemen, holde Impje eensklaps terug. Met een grote bos bloeiende tulpen in haar armen kwam ze weer bij de anderen. „Hier!” ze duwde ze Ansje in haar hand, „voor jou! Ik heb ze je eerlijk beloofd, een tijd geleden. Weet je nog wel?” Ansje, haar gezichtje diep in de kleurige bloemen weggedrukt, knikte. Of ze het nog wist! Ze had er echter niet om durven vragen. Wat zouden ze mooi staan thuis, in een grote vaas, op tafel... Als de anderen nu maar niet jaloers waren? Natuurlijk waren ze dat niet, want ze wisten allemaal tè goed, hoeveel Ansje van bloemen hield, en lachend en zwaaiend namen ze afscheid... HOOFDSTUK EX GROOT NIEUWS VAN NIENKE’S VADER! Nienke liep rond met dikke rimpels in haar voorhoofd, en dit was zó helemaal niets voor haar, dat het eens te meer opviel. „Nienke tobt ergens over!” dacht dokter van Waarden en hy keek af en toe bezorgd naar het gezichtje tegenover hem, „als het lang duurt, moeten we eens praten!” Praten, dat deed hij altijd „uitpraten,” noemde hij het, en meestal ook was er geen beter geneesmiddel denkbaar. Want het kon zó vreemd niet lopen, of dokter van Waarden wist er altijd wel een oplossing voor. Vooral in gevallen als met Nienke, want waar had zo’n peuter nou over te tobben? Dwaasheid natuurlijk ... een ruzietje onder vriendinnetjes, een voorvalletje op school, óf... zou het dieper zitten, ditmaal ? Hij sprak er over met z’n vrouw, en onmiddellijk wist die de oorzaak. Haar gevoél zei tenminste, dat het dót was, en niet anders. Want mevrouw van Waarden dacht verder dan alleen aan school en vriendinnetjes... ze dacht er aan, dat er ditmaal geen brief was gekomen van Sjoerd, haar zwager! Nienke’s vader! Zou het dé,t zijn... ? Precies ja, dat was het! Want hoe vreemd het ook was, dat Nienke haar vader feitelijk helemaal niet kende, als alleen dan van de foto’s, toch hield ze van hem JROOT NIEUWS VAN NIENKE’S VADER! en kon ze by iedere brief, die kwam uit dat verre, vérre Zuid-Afrika, met roffelende voeten naar boven stuiven, om daar, in de vensterbank of op haar bed gezeten, de envelop open te ritsen en de lange bladzijden te verslinden in een razende vaart, om, wanneer ze aan het eind was gekomen, nog eens, en dan langzamer, van voren af aan te beginnen. Het was als het ware, of Nienke met iedere brief, die de post haar bracht, iets... verwachtte! Iets, dat haar telkens weer de envelop deed openscheuren met bevende vingers, en dat haar hartje deed kloppen, zó vlug... zó vlug, dat het was, alsof er een motortje in zat. Wat ze verwachtte? Och, het was feitelijk zo eenvoudig. Dat vader eindelijk eens zou schrijven, dat hij ... terugkwam! Terug in Holland, en terug... bij haar! Hoe ze zich dat voorstelde, wist ze zelf niet precies, doch het zou heerlijk zijn en tegelijk ook akelig. Het heerlijke was, dat ze eindelijk ook een échten, een eigen vader zou hebben, net als Impje en al haar vriendinnetjes, en het akelige... ? Daar durfde ze helemaal nog niet aan denken. Want dat akelige was zó verschrikkelijk, dat ze het liefst heel ver van zich afschoof in haar gedachten. Het akelige was, dat ze wég zou moeten... hiér, van Oom, van Tante en Impje! Ze probeerde het zich wel eens voor te stellen, hoe dat zou zijn, maar het gelukte haar nooit, omdat meestal de tranen over haar wangen stroomden, en ze daarom vlug ophield met er aan te denken. Wég van tante? O, dat wou ze ook niet, dat kón ze niet, dat zou al te vreselijk zijn! En toch... ? Toch lokte daar telkens weer, bij iedere brief, het nieuwe: Vader kon niet èltijd daarginds bleven, en zjj... ze werd nu al tien, volgende maand! HET CLUBHUIS „DE CROCUS” Ze ging aldoor meer naar hem verlangen, hoe vreemd ze het zelf vond, en hoé lief oom en tante voor haar waren. Nu ook, was vader al drie volle dagen over tyd met schrijven, en nog altijd had de post geen brief gebracht. Dat was het erge, dat haar bezig hield, en dikke rimpels trok in haar voorhoofd. Had hij haar vergeten? Was er iets gebeurd, waardoor hij niet kón schrijven? O, het was afschuwelijk, dat hij zo ver weg zat, zo héél ver weg... De vierde dag eindelijk, kwam er een dikke brief voor haar! Alléén voor haar, dat was nog nooit gebeurd! Oom en tante keken wel even verwonderd, en Nienke zag duidelijk, hoe er éven iets trok om tante’s mondhoeken. Zou ze hetzelfde denken, als... als zij, Nienke? Zou ze hetzelfde verwachten? Want plots zag Nienke in het uithieven van de langbegeerde brief, een aanleiding tot nieuwe veronderstellingen. O, nü stond er vast iets te gebeuren. Iets... iets deerlijks! Vlug roffelden haar voeten de trap op en met een plof liet ze zich op het bed neervallen. Ze wurmde haar pink tussen de envelop, die scheurde. Eindelijk, ze daar open, en... viér dichtbeschreven kantjes. Nienke draaide ze om en om, en het was of haar dartje oversloeg van de schrik. „Een vreemde hand... ? SVat... wat was dat?” Toen zag ze, dat het enkel een klein stukje was, m vader toch het grootste deel had geschreven, en laastig begon ze te lezen: Mijn lieve Nieneke! itond er boven. GROOT NIEUWS VAN NIENKE’S VADER! „Nieneke” schreef vader altijd. Dat zei hij alleen, en een enkele maal tante, maar verder niemand. Het klonk zo... zo ... ja, hoé het precies klonk, kon ze niet zeggen, maar ze voelde zich er altijd een beetje week door worden. Net of ze moest huilen... Mijn lieve Nieneke! Wat ik je nü ga schrijven, m’n meiske, is zulk groot en heerlijk nieuws, dat ik het allereerst en alléén aan jou vertel, vóór ik het nog aan oom en tante schrijf. Natuurlijk mag je het hun wèl laten lezen, als je dat wilt. Voel je je nu niet verschrikkelijk groot? Nienke’s hartje bonsde van verwachting. Zie je wel, daar... daar had je het! Aldoor al, had ze er op gewacht, onbewust nog, en nu, eindelijk... Ja, schreef vader verder, je raadt het goed, want natuurlijk denken op het ogenblik die kleine hersentjes van jou aan slechts één ding: Vader komt naar Holland! Nu, goéd dan, je hebt het geraden, en het is zo! Is dat nu geen „dol” en „énig” nieuws? Ik zelf vind het ook zó fijn, dat ik er nachten lang al niet van kan slapen. Is het zó gauw al, zul je nu vragen, doch eventjes moet je nog geduld hebben, hoor vrouwke! Twee maandjes en dan nog twee en ’n halve week. Maar dan is het ook zo ver, en... — nu komt het mooiste nog van alles — blijven we voor altijd verder bij elkaar. Wij, met z’n drietjes, want nu heb ik nóg een verrassing voor je, die je misschién al raadt, of HET CLUBHUIS „DE CROCUS" misschien ook niet? Er zyn hier niet zoveel kleine meisjes van tien, waar ik mee omga, en zodoende weet ik niet precies, wat die denken? Hoewel, ik denk toch wel, dat je al groot en wijs genoeg zult zyn, er een ietsje van te gaan begrijpen, niet meiske? Van dat, wat ik je nu ga vertellen. Luister maar goed! Hoe zou je het vinden, Nieneke, wanneer vader voor jou naar Holland ook een nieuwe... móéder meebracht? Is dat geen heerlijk nieuws? Misschien dat je even nu je voorhoofd rimpelt en er verschrikkelijk zwaar over moet nadenken, maar o, ik weet zeker, dat je heel erg veel van haar zult gaan houden, want ze is o, zo lief, jouw nieuwe moedertje! Stel het je eens vóór, Nienke, wij met z’n drietjes in een klein huisje, en als je ’s middags van school komt, en je neemt een vriendinnetje mee naar huis, of nee... Impje natuurlijk, want we gaan in elk geval in dezelfde stad wonen, zeg dót vooral tegen tante! — dan zit Maatje of Mams — je mag haar noemen, zoals je zelf wilt, jullie knusjes op te wachten bij het theeblad en ik kom ook vlug even naar binnen wippen, om een kopje te halen en het zal heerlijk zijn en gezellig! Natuurlijk gaan we ook met z’n drietjes lange wandelingen maken, en jij wijst ons al de oude plekjes, die ik zeker alléén niet meer zal kunnen vinden. Of we gaan samen op bezoek bij oom en tante en Impje, en natuurlijk komen we ook theedrinken in het Clubhuis de Crocus, want daar stellen we ons nog wel het allermeeste van voor, na je enthousiaste brieven, die we daarover hebben gekregen. Als we helemaal klaar zijn met inrichten en de drukte van het kopen en verhuizen is achter de rug, dan mogen è.1 de leden van de Club GROOT NIEUWS VAN NIENKE’S VADER! van onder de tien, een middag komen eten, want die moeten we natuurlijk zo gauw mogelijk leren kennen. We doen gezellige spelletjes en o, je zult eens zien, hoe heerlijk alles wordt! Nu heb ik nog even een stukje, dat feitelijk bestemd is voor oom en tante. Zeg hun vast, vrouwke, dat ik deze week nog een lange brief stuur, en laat tante Miek eens beginnen met uit te kijken naar een knus huisje voor ons, liefst zo dicht mogelijk in de buurt. Ja, zul je dat doen? Dan ga ik nu eindigen, en krijg je binnenkort een hele mooie, grote foto toegezonden, waar we allebei op staan. Om te weten, hoe je nieuwe moedertje er uit ziet. Ik geloof zeker, Nienke, dat je haar even lief zult vinden, als ik! Dag meiske, houd je goed, hoor! Natuurlijk schrijven we nog, voor we naar Holland vertrekken, en over twee-en-een-halve maand ruim, zien we elkaar. Dag! In gedachten zet ik je bovenop m’n schouder en krijg je een fijne pakkerd van je Vader. P.S. Hier komt een briefje van... ? Vul dat zélf maar in, als je het gelezen hebt! Nienke liet de brief zakken, en met grote, wijdopen ogen staarde ze naar de letters, die een beetje heen en weer dansten op het papier. Of léék dat nu zo, en lag het aan haarzelf? Ja, dat moest wel haast, want ze voelde zich helemaal een beetje vreemd. Net of ze duizelig was. Het was allemaal ook zulk groot en overweldigend nieuws, dat hier op haar kwam toegestormd. Vader naar Holland... O, héérlijk was dat! Om te dansen en te juichen! „De Crocus” 7 HET CLUBHUIS „DE CROCUS” Vooral dat ze hier dichtbij gingen wonen, dat was nog wel het fijnste van alles. Want nu hoefde ze niet hpipmnnl afstand te doen van tante! Tante, die feitelijk een beetje... haar moeder was geweest, zóveel hield ze wel van haar! Mn ar nu... nu kwam daar ook een ander, een vreemde, waarmee — Nienke was nu ook al bijna tien, en dat begreep ze er heus wel van, — Vader ging trouwen. Die mevrouw werd dus haar nieuwe... moeder! Was ze er blij om? Ja, o ja! Heel blij, want het zou heerlijk zijn, alles! Het was alleen o, zo jammer, dat het niet... ténte kon zqn, die... Nienke begon zachtjes te lachen. Hè, wat deed ze nou dom. Dat kón immers niet, dat kon immers nooit? Tante was tante, en ze was getrouwd met oom. Hoe kon ze nu ooit haar moeder worden? Maar ze zou veel, véél naar haar toe gaan, dat zou vader toch zeker wel goed vinden en haar nieuwe moeder ook? Nieuwsgierig vouwde Nienke de brief weer open. Wat zou dié haar wel te schrijven hebben? Met een kloppend hartje boog ze zich over de letters, die daar duidelijk en fors stonden neergeschreven. Lieve Nienke! Onmiddellijk voelde Nienke een kleine geruststelling, want even was ze bang geweest, dat ook haar nieuwe moeder zou schrijven „Nieneke”, net als vader. En... dat was immers een naampje, dat alleen hij mocht gebruiken, en... nou ja, tante... Gelukkig scheen dat de ander net zo gevoeld te hebben. want... daar stond het al: GROOT NIEUWS VAN NIENKE’S VADER! Je lievelingsnaampje gebruiken, net als vader dat doet... dat durf ik nog niet, hoor! Misschien later, wanneer je me het zelf eens vraagt! Nu zeg ik nog: Nienke, en dat vind ik al een heel mooie naam! Wat zèg je wel van het grote nieuws, dat vader je in z’n brief heeft geschreven! Over twee en ’n halve maand in Holland... kun je het geloven? Ik denk wel haast van niet! En dat andere nieuwtje, het tweede... dat zal nog veel moeilijker zijn, om maar één-twee-drie aan te nemen, en ik denk, dat je er best eens een nachtje over zult moeten slapen, om zó-maar die nieuwe moeder er bij te accepteren! Nou, ik kan het me begrijpen, hoor. Iemand, die je nog niet eens gezien hebt... brr, het kan wel een verschrikkelijk naar mens zijn. Zo-iets als die onderwijzeres, die jij gelukkig niét hebt, doch waar je wel eens over hebt geschreven! Nou, volgende week kom ik zélf je kamertje binnenvallen... op een grote foto, en moet je maar eens goed kijken. Ik hoop, dat het een beetje meevalt! Ik ben wél al heel erg blij met m’n nieuwe dochtertje, waarvan ik al, o, zo veel foto’s heb gezien. Nu ga je dus met je lieve tante, een prachtig mooi huisje voor ons uitzoeken, hè! Ja, doe je dat? Jammer dat jullie clubhuis je een beetje te klein is, anders konden we daar misschien in wonen! Alleen... waren jullie het in dat geval kwijt, en dat is ook niet de bedoeling. Nee, zoek maar iets, héél dicht in de buurt, zodat je elke dag na schooltijd eventjes met Impje komt meewippen naar haar huis. Lijkt je dat niet het heerIgkst? Lieve Nienke, ik wil dit briefje niet te lang IET CLUBHUIS „DE CROCUS,i maken en daarom eindig ik maar. Misschien, als 3e lust hebt, schrijf je mij ook eens een stukje terug. Het hoeft niet lang te zijn, hoor, want toen ik zo oud was als jij, vond ik brieven schreven iets... iets... brr, nou haast even erg als rekenen! Doch het lijkt me toch wel erg prettig ook een eigen briefje van jou terug te krijgen. Zie maar, hoor meiske! In gedachten ook van mij een pakkerd en we kijken erg verlangend uit naar jouw volgende briefje. Dag, hoor... je... ? ? Ja, wat zullen we daar nu zetten, hè? Er zijn zó verschrikkelijk veel namen: Mams, Maatje, Moeder, Mama... (brr, wat klinkt dat stijf, hè?) Weet je wat, zoek er zelf maar één uit, wanneer je me goed kent. Willen we dat af spreken? Je mag óók zeggen: tante Lies! Daüg! Nienke had een donkerrode kleur, toen ze eindelijk, >ok deze brief dichtvouwde. O, wat een dot van een brief wat dat! Zo grappig, ;n toch stonden er zulke lieve dingen in. Dat ze iedere lag naar tènte mocht, met Impje mee, en over haar aaam, en... en ... — waar stond het? o, ja hiér: „Ik ben wel al heel erg blij met m’n nieuwe dochtertje...” O, zij ook, Nienke! Zij was óók blij, want van zo iemand, dat kon haast niet anders, moést je wel veel houden. Ze zou vast wel nèt zo lief zijn als... als haar brief, de nieuwe moeder. Ja, hoe ze haar noemen moest? Wat was dat verschrikkelijk moeilijk, juist omdat Nienke zelf moest kiftZftTi. Mam», vond ze het leukste. Dat zeiden haast alle GROOT NIEUWS VAN NIENKE’S VADER! meisjes, en Impje ook. Hoewel, mams zei je tegen je eigen moeder, en feitelijk was tante Lies — vreemd, dat ze dat nu zo gemakkelijk kon zeggen? — haar eigen moeder niét. Maatje klonk ook wel lief... Mama niet, nee, en moeder zo plechtig. Och, ze zou ook wel zien! De hoofdzaak was toch, dat ze blij was, ja... blij, en dat was ze! Met een sprong stond Nienke overeind. Tante! ging het door haar hoofd, die wist nog helemaal nergens van! en met een vaartje schoot ze de trap af. Wel, kijk — was het toeval, of had tante dat er nu om gedaan? — ze was juist alleen in de kamer, en in één ren door, vloog Nienke haar om de hals. „Tante!” snikte ze plots, en de tranen stroomden onophoudelijk over haar gezicht, „ik... ik krijg een nieuwe moeder, en vader komt terug, en... o, ik wil niet wèg van u, maar we komen vlak-vlakbij wonen, hoort u? Dan kom ik élke dag bij u! Dat mag toch wel?” Mevrouw van Waarden voelde haar knieën knikken. Daar... daar had je het wat ze altijd had gevreesd. Nienke weg uit hun midden. Ze sloot even de ogen en ze kón niet verhinderen, dat een dikke, dikke traan zich langzaam naar buiten perste. Nienke, haar lieve, kleine meisje... Wat zouden ze haar missen! En, wat hoorde ze van een nieuwe moeder? Dus... dus ging Sjoerd misschien niét terug naar Afrika. Ze drukte haar meiske dicht tegen zich aan. Gelukkig, dat was tenminste een grote, grote troost. Ze zouden hier blijven, misschien wel in de stad zelfs... Want in haar opwinding had tante van het laatste, wat Nienke allemaal uitsnikte, niets gehoord. Zachtjes trok ze haar naast zich op de divan, en HET CLUBHUIS ,J)E CROCUS,> wachtte geduldig, tot Nienke’s traantjes waren opgehouden te vloeien. Ze tilde het warme meisjesgezichtje naar zich op, en kijk... daar konden ze allebei weer glimlachen. „Hebt... hebt u het gehoord, tante?” vroeg Nienke „we mogen zélf het huisje zoeken en héél dichtbij, als we willen!” Nee, dat had tante niét gehoord. Ze sloeg wat steviger nog, haar arm om Nienke heen. „Wat is dat heerlijk, m’n kleine Nieneke,” sprak ze ontroerd, „dan zul je me niet helemaal vergeten, hè?” „Ik kom élke dag!” beloofde Nienke nogmaals en ze knikte naar de brief, die ze nog in haar hand hield. „Tante Lies... eh... Moeder,” sprak ze, „schrijft het ook! Hier, leest u maar, hij ’s ook voor u natuurlijk!” En tante Miek las... Niet zoals Nienke, met ogen die haastig van links naar rechts schoten, hele brokstukken soms overslaande, doch langzaam, héél langzaam. Toen ze haar hoofd weer ophief, knikte ze. „Ik geloof,” meende ze, „dat we allemaal héél veel van deze... eh... tante Lies zullen houden, denk je ook niet, vrouwke?” En Nienke beaamde het, met volle overtuiging. HOOFDSTUK X MET Z’N DRIETJES OP EEN HUIS UIT — DRUKKE VOORBEREIDINGEN — NIENKE TELT DE DAGEN... De foto was gekomen, en nog een brief ook... en nog één, voor oom en tante, want o, er viel zoveel te regelen! Het leek wel, of de dagen eensklaps wieltjes hadden gekregen, zó vlug als ze voortrolden, achter elkaar aan. Net een trein, waar je in zat! vond Nienke, daar trokken óók allerlei nieuwigheden aan je venstertje voorbij, en de Club raakte er eerlijk gezegd een beetje door op de achtergrond. Niet dat het hinderde... dat haalde je later wel in, als vader er zou zijn en... mams! Mams ja, zo zou ze haar noemen. Ze had het inééns geweten, op het ogenblik dat ze de foto zag. Ze had haar trots aan al de leden van de Club laten zien: „mijn nieuwe moeder!” en ze waren er allemaal een beetje stil van geworden. Nienke, die een moeder kreeg,... En wét voor één! juichte Nienke, telkens als ze naar de foto keek, die nu een plaatsje had gekregen op haar nachtkastje. „Een héél lieve moeder, geloof ik!” zei tante, en Nienke was het er volkomen mee eens. Het kón haast niet anders, als je de foto bekeek... en spontaan had ze een briefje teruggeschreven, waarop toen weer een HET CLUBHUIS „DE CROCUS” lang epistel was gevolgd, zó big was mams geweest met Nienke’s hartelijke woorden. „Ja,” schreef ze, „ik geloof wel, dat ik nu met een gerust hart met vader mee kan komen. Zoek je een mooi huisje voor ons uit, Nieneke?” Nienèke... ja heus, dat schreef ze, en het stond er nu zo heel gewoon, alsof ze het niet anders had verwacht. Er was een drukke tijd aangebroken en tante had een lijst aangevraagd van te hum* staande woningen, die... — en dat viel een beetje tegen — haast allemaal in een andere buurt lagen, een nieuwe wijk, juist in het tegenovergestelde deel van de stad. Aanvankelijk had Nienke pertinent haar hoofdje geschud, als tante er over begon, maar de dagen groeiden tot weken, en het werd heus tijd, een beslissing te nemen. Zo waren ze er met z’n drietjes — tante, Nienke en Imp dapper enige malen op uit getrokken om de leegstaande woningen te bezichtigen. Het viel niet mee, moest tante eerlijk toegeven: veel kamers, maar klein ... erg klein, en dan vader, die het zo ruim gewend was, daar in Zuid Afrika. Zou hij hier ooit kunnen wennen? „O, ik wil bij u in de buurt!” had Nienke gesnikt, „Tante, ik wil het!” En haar kleine voet stampte driftig op de grond. Tante knikte enkel eens, en wéér waren ze op pad getogen, ditmaal naar een bovenhuis... het enige adres in hun wijk. Doch het zag er alles zo triest en somber uit, alsof er nooit een streepje zon in kwam, dat zelfs Nienke moest toegeven, dat dit niets was voor Vader, om in te wonen. Eindelijk kwam er een oplossing, doordat Dineke op ’n middag opgewonden kwam binnenvallen, juist tegen het eten, want natuurlijk wist zij ook alles van de MET Z’N DRIETJES OP ’N HUIS UIT nieuwe plannen af. „Mevrouw!” ze hijgde nog van het harde lopen, dat ze gedaan had, „moet u horen. Dat énige hoekhuis, weet u wel, bij ons in de straat... hè toe ja, u kent het wel, met al die bloemen in de voortuin... nou, dat komt te huur, volgende maand!” „Wat?” Mevrouw van Waarden schoot overeind in haar stoel, „weet je het heus zeker, Dineke?” „O, ja, vast!” knikte die, „het zijn kennissen van vader en moeder, die er nu wonen, en ze hebben het zelf gezegd. Het staat alleen nog niet aan, en daarom zei moeder, dat ik het u gauw moest gaan vertellen!” „Heerlijk Dineke.” Mevrouw knikte haar hartelijk toe, „wil je moeder heel erg bedanken? We zullen morgen direct gaan informeren en kijken, hè meisjes?” Nienke danste op haar stoel. „O, Tante, stel u voor, als het dat eens wordt! ’k Heb het altijd zo’n enig huis gevonden, elke keer, wanneer ik Dineke wegbracht. En ’t is tóch dichtbij..., nou ja, tien minuten misschien, als je slentert!” . Dokter van Waarden lachte eens. „Nienke zou het liefst een huisje hebben, hier recht aan de overkant!” sprak hij, „en desnoods de bewoners er eenvoudig uitzetten, niet vrouwke?” maar z’n stem klonk warm en met z’n ogen knipte hg haar eens even toe, alsof hij wou zeggen: „en ik ook wel, hoor!” „O, dit zou ook al prachtig zijn,” vond tante dan, die weer een beetje meer hoop begon te krijgen. Ze had langzaamaan de moed in haar schoenen voelen zakken. Die volgende middag, wachtte ze om vier uur de meisjes op bij school, en, met aan de éne kant Nienke en aan de andere Imp, omzwermd door de overige leden van de Club, togen ze op pad, om het nieuwe huis te gaan bekijken. Natuurlijk mochten ze niet met z’n allen naar bin- HET CLUBHUIS „DE CROCU8” nen, vooral niet nu het nog bewoond was, doch zodra het leeg zou zijn, beloofde mevrouw, en ze hadden het gehuurd, mochten ook de anderen het zien, hoor, vast! Nu betraden ze met z’n drietjes de voortuin, en... Nienke’s hartje sloeg een roffel van verwachting. O, als het eens wérkelijk wat werd, dit huisje... Was het niet schattig om te zien, en zag tante wel die enige luifel boven de deur. O, kijk eens... een klopper zelfs, inplaats van een bel. ’t Was net een grappig buitenhuisje, in de stad neergezet. Dol was het! Impje zat al gehurkt bij een rand met fluwelen viooltjes: paarse en gele en donkerblauwe met lichte hartjes, snoezig, zodat moeder haar vlug moest waarschuwen, vooral nergens aan te komen. Verbeeld je, alsof zij ze plukken zou? Toen zwaaide de deur open, en werden ze in een lichte, zonnige voorkamer gelaten, waar mevrouw Telders moeder een lang verhaal deed, hoé jammer ze het vonden, te moeten verhuizen. Haar man was overgeplaatst, helemaal naar Maastricht liefst, en er zou echter niets anders op zitten. O, héérlijk hadden ze hier gewoond, en het huis was allerliefst. Wilden ze het meteen maar zien, want daar kwamen ze immers voor, en niet om te praten? Nou, dit was natuurlijk de voorkamer, en achter was een prachtige grote serre, en een tuin, die niet groot was, doch vól kleurige bloemen. Wanneer de nieuwe bewoners er evenveel van hielden als zij, zouden ze hun hart kunnen ophalen. Impje knikte met een vastberaden hoofdje. „Mams,” verkondigde ze, „hier kom ik élke middag, als oom het huurt! O, kijk toch eens.. Mevrouw lachte. „M’n dochtertje is dol op bloemen,” vertelde ze, „en het is ook een verrukkelijke tuin, ja. De onze is groter, maar lang niet zo mooi!” MET Z’N DRIETJES OP ’N HUIS UIT Achter elkaar klommen ze vervolgens de trap op naar boven, waar ook nog twee grote kamers bleken te wezen, met aan de achterkant een heerlijk balcon, en twee zijkamers. Eén er van kon worden ingericht als badkamer, de andere zou kunnen dienen voor Nienke. Ze drukte even Nienke’s arm, terwijl ze er in stonden, en onmiddellijk begreep ze: „Mijn kamertje, hè tante?” „Ja, zou je ’t leuk vinden?” „Kind, heerlijk!” antwoordde Impje voor haar, „met zó’n uitzicht!” Ze kón maar niet uit over al de bloemen, die er bloeiden. „Ja,” lachte mevrouw, „het is nu ook wel de mooiste tijd, het voorjaar. Wat denkt u, ljjkt het u geschikt voor uw zwager?” Mevrouw van Waarden knikte. „Niet alleen geschikt.. ik zou haast durven zeggen: geknipt!” lachte ze. „Ik zal morgen meteen met den makelaar gaan spreken. Kom meisjes... we houden mevrouw nu niet langer op.” Mevrouw legde haar hand op Impje’s bol. „Jullie zijn vriendinnetjes van Dineke Wensing, hè?” wist ze, „nou, dan kom je vlak bij elkaar te wonen, dat is fijn, hè?” Ze knikte Nienke toe. Nienke, met een verlegen lachje zei: „Maar ook vlak bij tante...” „Wat nog fijner is!” vulde deze aan met een hartelijk knikje. Dan namen ze afscheid. Zoals beloofd, informeerde tante die volgende ochtend direct, en... o, Nienke kon gewoon haar aandacht niet bij de les houden, zo angstig was ze, dat het tóch nog zou afspringen. Want natuurlijk had ze geen idee, hoeveel zo’n prachtig huis wel zou kosten. Stel je eens voor, dat het te duur was? O, wat zou dat vreselijk zijn! Nu ze dit gezien had, zou ze nérgens anders willen wonen, want iets, zó heerlijk dicht in de buurt en dan HET CLUBHUIS ,J)E CROCUS” zo mooi, dat vond je toch niet meer! Toen om twaalf uur de schoolbel luidde, had ze zó’n haast om weg te komen, dat Impje haar op de trappen al bijna niet kon bijhouden. Dat beloofde wat, voor onderweg. Natuurlijk zou ze aan één stuk draven! Impje zelf was echter ook erg nieuwsgierig en vóór de anderen uit, holden ze samen naar huis. Ze waren nog niet eens halverwege, toen de auto van dokter van Waarden hen al achterop reed. „Oom?” Nienke wrong zich op haar vaste plaatsje naast het stuur, „èn... ?” „Lieve kind!” Hij legde even z’n grote hand over haar smalle gebruinde vingers, „ik weet er nog niets van, want ik ben nog niet thuis geweest. Je weet, ik heb alles aan tante overgelaten, dat is haar best toevertrouwd. Maar omdat ik juist in de buurt moest zijn, èn omdat ik dacht, dat jullie wel een verschrikkelijke haast zoudt hebben vermoedelijk... daarom heb ik je even opgevist.” „Fijn!” Nienke drukte haar schouders behaaglijk in de zachte stof van de kussens, „wat dénkt u?” hield ze vol. Dokter van Waarden, gewend als hij was om z’n mensen op eventuele teleurstellingen vóór te bereiden, weifelde nu toch even bij het zien van Nienke’s grote, vragende ogen, die in het spiegeltje op hem gericht waren. „Tja,” begon hij, „ik hoop natuurlijk, dat het doorgaat ... voor jou, zo goed als voor ons zelf, want we zullen onze wildebras erg missen, vrees ik!” hij kuchte even, „maar kijk eens, Nienke, je bent oud genoeg, om te begrijpen, dat een groot huis, op een goede stand, heel veel geld kost. Zó groot is dit natuurlijk niet,” troostte hij gauw, „doch het heeft toch veel voordelen boven andere huizen, en juist dié voordelen maken het MET Z’N DRIETJES OP ’N HUIS UIT misschien nogal prijzig. Ik bedoel, dat het een hoekhuis is, en dat het vrij staat. Ook dat het een mooie tuin heeft, en centrale verwarming...” „Nou, laten ze die er uithalen,” vond Nienke met een bedrukt gezichtje. Waarom haar oom nu toch werkelijk moest lachen. „Welja,” meende hy, „waarom niet? Maar ik ben bang, dat het in dat geval juist nóg duurder zou worden. Enfin, we zyn er, en... we zullen het dadelijk wel weten, hoe of wat!” Luid liet hij de claxon galmen, terwijl hij de oprit inreed naar de garage. Nienke had het portier al open. „Voorzichtig, vrouwke!” waarschuwde dokter, „wachten tot we stilstaan!” Op dat ogenblik verscheen voor het boven-zijraam van de gang tante’s glundere gezicht al, hevig ja-knikkend, en Nienke, met een kreet en een sprong, stond, floép, naast de auto. „Hoera!” riep ze en opende de achterdeur, waar ze pardoes Impje om haar hals viel, nog eer ze de treeplank was afgestapt, „Imp, we hébben het... Oóm .. !” Nu kreeg dokter van Waarden een beurt, en terwijl hij de auto zo-maar voor de garage liet staan, liep hij opgelucht naar binnen, een arm om elk van de meisjes geslagen. „Ja,” vertelde tante, en ze trok Nienke naar zich toe, „dat is een felicitatie waard, hè kindlief? Hier, een zoen op allebei je wangen! Nou verliezen we elkaar tenminste niet uit het oog. Ik heb het huis gehuurd!” ze wendde zich tot haar man, „’t was één rijksdaalder duurder, dan oom Sjoerd had opgegeven, ... dat durf ik wel op m’n verantwoording te nemen. Verder komt het de eerste al vrij, leeg bedoel ik, dus we kunnen er net zoveel in rommelen als we zelf willen! ’t Moet natuurlijk grondig schoongemaakt, en twee HET CLUBHUIS ,J)EsCROCUS” kamers worden opnieuw behangen... enfin, een drukte van belang. Maar dat geeft niet.” Nienke danste door de kamer. „Mag ik het vanmiddag schrijven, tante? Ja, mag het?” „Natuurlijk, Nienke, als je huiswerk af is, hè? En luister eens, ik heb vanochtend nog een aardig plannetje bedacht. Daar heb ik jou bij nodig, vader! Daar moét je nu eens een vrij ogenblikje voor weten te vinden, en anders zetten we eenvoudig een groot bord op de deur: Dokter van Waarden, afwezig van zo-tot-zó-laat!” „Welja!” lachte die, „en dan moeten m’n patiënten maar uit zichzelf beter worden, hè? Enfin, dat moet dan wel een kolossaal plan zijn, want dat heb ik nog nooit van je gehoord!” „Het is ook een kolossaal plan!” lachte tante geheimzinnig, „kijk, ik had zó gedacht: oom Sjoerd en tante Lies laten alles nu wel helemaal aan ons over, en het is heerlijk, dat ze ons daarin zo volkomen vertrouwen, maar aan de andere kant zou ik toch wel heel graag willen weten, waar ik feitelijk ergens kwam te wonen, in hun plaats? En jullie?” „Natuurlijk!” knikten ze allemaal in koor. „Juist, en zo zullen zij ook heus wel heel en heel erg nieuwsgierig zijn, natuurlijk... nou, en daarom kom ik nu, direct na 1 Mei, wanneer het huis leeg is, een paar uur beslag leggen op je kostbare tijd, om een hele serie fototjes te maken, van buiten en van binnen! En die sturen we ze. Is dat geen prachtidee?” „Geweldig!” prees vader, en ook de kinderen juichten: „Ja, ja!” „En laten we er bij zetten,” vervolgde Nienke opgewonden, „wat mijn kamertje wordt, en vaders werkkamer ...” „Van de tuin moet u ook een foto maken, Paps!” MET Z’N DRIETJES OP ’N HUIS UIT drong Impje, „als ze dié zien... !” „Natuurlijk,” knikte moeder, „en ook van de vóórkant, en van de straat. Twee filmpjes betaal ik, afgesproken? Wanneer er een érnstige patiënt mocht komen, of dat er voor wordt opgebeld... nou, dan kan ik je immers dadelijk bereiken?” Dokter van Waarden gaf zich gewonnen. „Goed,” stemde hij toe, „alleen mogen we wel een mooie, zonnige dag afwachten, anders mislukken ze misschien en dat zou jammer zijn.” Diezelfde avond schreef Nienke haar eerste lange brief aan hen samen: „Lieve Mams en Paps!” stond er boven, en opgewonden vertelde ze over het heerlijke huis, over de prachtige tuin vol bloemen en dat ze nu gauw, héél gauw moesten komen, want dat het opeens verschrikkelijk lang ging duren, en ze het vast en zeker niet meer uithield. Ze eindigde haar brief met duizend zoenen van uw... Nieneke! Ook tante schreef er een briefje bij, waarin ze hun voorstelde, voorlopig een maand bg hen te komen inwonen, om op die manier rustig en zonder overhaasting voor de inrichting van hun woning te kunnen zorgen. Ik vind, vervolgde ze, het natuurlijk wel erg vleiend, dat je alles aan mij wilt overlaten, en denk heus niet, dat me dit te veel is, doch ieder mens heeft z’n eigen smaak, en ik zou het verschrikkelijk vinden, iets te kopen, dat jullie niet mooi vinden. Je bent hier van harte welkom, allebei, en hoeft je in geen enkel opzicht bezwaard te voelen, want integendeel... je bewijst ons nog een dienst er mee. Wélke? Wel, dat we Nieneke op die manier nog een maand langer in ons kringetje houden. Dat vind je niet erg, hè, dat ik dit schrijf? Want het bewijst alleen, hóéveel we van haar zijn gaan houden, en ik ben er van overtuigd, dat Nien- HET CLUBHUIS ,JDE CROCUS" ke’s „nieuwe moeder” niet eens al die jaren nodig heeft, om precies hetzelfde te gaan doen. Laat gauw horen, hoe jullie hier over denken... Per expresse kwam vaders antwoord, waarin hij graag op tante’s voorstel inging, alleen... geen maand, maar veertien dagen liever! Want heus, een maand was toch wel erg veel. Tegelijk schreef hij, hoe heerlijk hij het vond, dichtbij te komen wonen, en dat hg hoopte, dat ze als vroeger, weer dikke vrienden zouden worden. „Over twee weken,” eindigde hg, „trouwen we hier, heel stilletjes. We hadden aanvankelijk gedacht, dit in Holland te doed, maar het heeft tè veel bezwaren, omdat we in dat geval eerst allebei een tijd daar moeten wonen, en we ons nieuwe huisje toch graag zo gauw mogelijk willen betrekken.” Laat Nieneke zelf het behang kiezen voor haar kamertje!” stond er nog in P.S. onder gekrabbeld in Mam’s handschrift. Nienke was er even stil van. Dat ze daaraan dacht, wat was dat heerlijk. Ze had het stilletjes gehoopt, en het aan tante willen vragen. Nü schreef mams het zelf, en dat was nog veel fgner. Zo braken er drukke, maar heerlijke dagen aan, vol van voorbereiding voor de grote gebeurtenis in Nienke’s leventje. De foto’s, die oom maakte, waren op één-na allemaal prachtig geslaagd, en die éne was van de gang, dus die kwam er toch niet zo erg op aan. Per expresse ook, stuurden ze ze over, en Nienke moest er steeds aan denken, dat als ze deze hadden gekregen, het aog een kleine twee maanden duurde, en... dan waren ze er al! Twee maanden... hoe kwamen die nog om ? Doch voorlopig was daar nog de Verkeersweek, die lelijk op de achtergrond was geraakt, maar die nü ook laderde met rasse schreden. Dan Nienke’s verjaardag, sn daarna... was het Juni, eindelgk! HOOFDSTUK XI EEN BONTE MIDDAG VOL ZON EN KLEUR — ALLEMAAL OP DE FILM! V.V. — stond er op het kleine speldje, dat de meisjes op hun mantels droegen, en dat hun die ochtend was uitgereikt. De hele club had er één, in allerlei verschillende kleuren. Veilig Verkeer! Ze waren er niet weinig trots op, want het betekende, dat ze... medewerkenden waren, en opgenomen in de grote „groep” die deze week leidde. Aandachtig en vol ijver hadden ze de verdere verkeerslessen gevolgd, en meneer Vos vond, zoals hij lachend zei: „dat ze het er best op konden wagen!” Enkele dagen vóór de feestweek begon, hadden ze allemaal een gewichtig papier thuisgekregen, waarop aan de buitenkant stond met grote, gedrukte letters: Politie! Brr, om bang van te worden. Natuurlijk vroeg dokter van Waarden direct, wat ze op hun kerfstok hadden. Maar de binnenzijde zag er heel wat onschuldiger uit, en vermeldde nauwkeurig, wat ze stuk voor stuk hadden te doen. Een juichkreet had door verschillende huiskamers geklonken, want Impje, Toto, Ansje en Dineke waren ingedeeld bij de Bruidsstoet. Als bruiloftsgasten moesten ze dienst doen. Was me dat een bof? Impje vond, dat Nienke meer in aanmerking kwam, „De Orocus” 8 HET CLUBHUIS ,J)E CROCUS” in verband met het trouwen van haar vader, en had graag haar plaatsje afgestaan, maar dat ging nu eenmaal niet. Ook de anderen waren best tevreden, hoor, als voorbijgangsters, wielrijdsters en toeschouwsters, en ze mochten hun autopeds — wanneer ze die nog hadden — meebrengen. ’s Jonge, wat brak er nu een drukke tijd aan, want allemaal moesten ze prachtige jurkjes aan hebben, dat sprak vanzelf. Als je toch naar een bruiloft ging? Dineke ging in het wit, en Impje in ’t rosé. Ansje had een schattig geel jurkje aan en Toto een bleu. Snoezig zagen ze er uit, want natuurlijk moesten ze vooruit passen en mochten ze het één keer aantrekken, toen het klaar was. Voor Nienke had tante ook iets énigs bedacht. Want in gedachten had ze Nienke vóór zich gezien, op de rolschaatsenbaan, lopend achter haar stoel, die een kinderwagen moest voorstellen. Wèl, nietwaar... ? in een echte stad liepen er honderd, wel duizend dames achter kinderwagens, dus ook in... Jeugdstad. Op zolder stond nog een schat van een poppenwagen, die prachtig voor dit doel kon dienen. Een pop lag er ook nog wel in de kast, want Impje speelde er soms nog al te graag mee, al was ze dan ook al negen, en van een frisse lap blauw katoen, maakte tante handig een allerliefst verpleegsterspakje, met een witte boord en witte manchetten. Net echt was het! Van een servet werd nog een kap gevouwen, waarop van papier een klein, rood kruisje werd geplakt, en... klaar was Nienke! Een snoes van een verpleegstertje, dat zeker niet minder dan de bruiloftsgasten, de aandacht zou trekken van het publiek. Ze juichten er om, zo enig als tante dit weer had bedacht, en oom maakte er vlug nog een foto van, die — hoe kon het anders? — naar Zuid-Afrika verhuisde. Zo was eindelijk de verkeersweek begonnen. Nog twee EEN BONTE MIDDAG dagen, en zij waren aan de beurt, om hun voorstelling te geven. O, o, wat was het moeilijk, dié laatste dagen je aandacht bij de les te houden, maar juffrouw Visser, de onderwijzeres, die er ook al alles van af wist, zag wel wat door de vingers. Want ze begreep wel, waarvan die kleine hersentjes zo óvervol waren. Dat was heus niet van rekenen of aardrijkskunde. Natuurlijk waren ze na schooltijd ook al twee, drie keer gaan kijken op het grote plein, waar de jeugdstad zou worden opgebouwd. De kranten hadden er vol van gestaan. Een stadhuis zou er komen, en een winkelstraat met échte winkels en étalages, en voor het stadhuis een hoge stoep... er zouden politieagenten zijn, en in het midden op het plein, op een verhoging, een verkeersagent. Maar het waren natuurlijk allemaal kinderen, en ook de huizen en alles, was in het klein. Een miniatuur-stad, schreef de krant. Was het dus wonder, dat ze zo verschrikkelijk nieuwsgierig waren? Maar tot hun teleurstelling was er zelfs die Dinsdagmiddag, dus een dag voor de bewuste Woensdag, nog niets op het plein te zien. Ze verbaasden zich er hevig over, en een klein beetje ongerust waren ze wel. Stel je voor, dat het eens niet doorging? Het ging wél door, alleen... zij konden niet weten, de meisjes, dat alle huizen en winkels al kant en klaar stonden te wachten in een groot magazijn, en zo, in een paar uur tijd konden worden neergezet. Ze bestonden immers alleen uit grote, beschilderde schotten, die aan de achterkant door palen werden gestut. Wanneer je er dus omhéén liep, was er van een huis niets te zien, doch van voren leek het precies echt. Ook de auto’s waren vanzelfsprekend niet echt, doch speelgoed, dat door een firma was beschikbaar gesteld. Dat was juist het aardige, alles in het klein, en zo 8* EET CLUBHUIS „DE CR0CU8” moest immers Nienke’s poppenwagen óók een echte kinderwagen voorstellen? De Woensdagochtend was bijna helemaal niet om door te komen, en toen in verband met het feest, waarnaar alle kinderen gingen kijken — ook die niet meededen — de bel een half uur vroeger luidde dan anders, waren ze ook werkelijk niet meer te houden. Ze draafden naar huis, ondanks de verkeersweek alle verkeersregels glad vergetend, want om half twee al, moesten de „medewerkenden” op het plein verzameld zijn. O, o, wat hadden ze een haast. De boterhammen werden er vlug ingepropt en voor een glas melk was nauwelijks nog tijd. Eindelijk hoor,... daar gingen ze, allemaal een koffertje in hun hand, want verkleden zouden ze daar doen, waartoe een firma z’n zaak had beschikbaar gesteld. Mevrouw van Waarden die op het laatste ogenblik nog in het Kindercomité had zitting genomen, ging mee. Wat klopten die hartjes van blijdschap en verwachting, want nu... nu was het zo ver, en nü was de jeugdstad wèl opgebouwd. Van verre zagen ze tenminste de ontelbare vlaggen al wapperen en klonk hun vrolijke marsmuziek tegemoet. Blauw was de hemel en stralend scheen de zon... het beloofde een heerlijke middag te worden. Nou, dat wérd het. O, o, wat keken ze hun ogen uit naar die alleraardigste kinderstad. De mondjes stonden gewoon niet stil, en mevrouw van Waarden voelde zich van vijf, zes kanten aan haar mouw getrokken. „O, mam, kijk toch eens die fruitwinkel...” „Ziet u het stadhuis, mevrouw?” „En de stoep? Moeten we daarop?” „Er zjjn echte trottoirs!” EEN BONTE MIDDAG Nienke drukte haar arm. „O ik bibber, tante, als ik straks moet oversteken!” „Ja,” mevrouw lachte, „laat je baby niet onder een auto komen, hoor! Dan zou je een slechte verzorgster zijn. Kom... het zal allemaal wel meevallen, hoor kinderen,” troostte ze, „en ik denk wel niet, dat er voor een verkeersfoutje strafregels worden gegeven.” „Verbeeld je, ik zie het al!” gierde Henny, „honderd keer: ik moet recht oversteken... ik moet recht oversteken!” „Nou, die hoef jij zeker niet te schrijven,” vond mevrouw weer, „want je weet het zó goed!” De opwinding bereikte echter haar hoogtepunt, toen eindelijk alle meespelenden waren verkleed, en ze op een open plek, échter het stadhuis, bij elkaar stonden. Neen, zagen ze wel, hiér was van een stad niet veel te bemerken. Allemaal latten en balken kris kras door elkaar, en het prachtige stadhuis was aan de achterkant niet anders dan een grote, ruwe schutting. Des te meer keken ze hun ogen uit naar elkaar. Daar... zag je dien verkeersagent? O, wat zag die jongen er énig uit! ’t Was werkelijk nèt precies een echte, en hjj stond al manhaftig met z’n armen te zwaaien, uit angst, dat hij zich aanstonds zou vergissen. En ginds... daar liepen nog twee politie-agenten, en een jongen in een ander uniform? Wat was dat? O, de portier van het stadhuis! Daar had je ook de chauffeurs ... o, dol was het gewoon! Glanzend stonden de nieuwe speelgoedauto’s op de gasten te wachten, en vooral de jongens keken er naar met begerige blikken. Hè, zo eentje zouden ze er bést willen hebben. Ook de andere bruiloftsgasten zagen er keurig uit, en... nee zeg, zagen ze dat? De jongens hadden allemaal kleine, hoge hoeden op. Om te gieren! Twee heel HET CLUBHUIS „DE CROCUS" kleine meisjes, helemaal in het wit, zouden dienst doen als bruidsmeisjes. Van achter de hoge schuttingen, die hen aan het oog van het publiek onttrokken, klonk een roezig stemmengegons. De mensen, die daar bij honderden, misschien wel bij duizenden achter de touwen stonden opgesteld, begonnen ongeduldig te worden. Stampvol was het, had een meneer hun verteld, want gezién hadden ze er natuurlijk nog niets van. Ook uit de ramen van de échte huizen puilden de mensen, ja, tot zelfs op de daken stonden er. Het was ook maar geen aardig gezicht, en helemaal nieuw, dit denkbeeld. Daar was de Burgemeester, met een gewichtige ambtsketen om, en ook al een hoge hoed op. Hij voelde zich, hoor, deze baas, en met een ernstig gezicht streek hij eens langs z’n kin. „Zeker om te voelen of hij wel goed geschoren was, net als vader deed?” gichelde Impje. En eindelijk, daar was ook het Bruidspaar, en een gemompel van bewondering steeg op. Snoezig zagen ze er uit: het bruidje helemaal in het wit, met een kanten sluier en een lange, lange sleep... de bruidegom keurig in het zwart, met hoge hoed en een grote, witte bloem in z’n knoopsgat. Eén van de dames hief een applausje aan, dat door de anderen spontaan werd overgenomen. Nu was het grote ogenblik aangebroken. In de verte klonk een fanfare, ten teken dat het spel ging beginnen, en allemaal voelden ze zich klam worden en koud van zenuwachtigheid. Een meneer, die naast hen stond, lachte. „Jé., ja... plankenkoorts!” maar daar hadden ze nog nooit van gehoord, en Impje vroeg gauw aan moeder wat dat betekende. „Wel,” vertelde moeder, „alle grote toneelspeelsters EEN BONTE MIDDAG zijn, vlak voordat ze voor het eerst moeten optreden, erg zenuwachtig, en dat noemen ze dan plankenkoorts. Want een toneel bestaat immers uit planken? Nou, en omdat jullie vanmiddag ook toneelspeelsters bent, zij het nog geen grote, en óók zenuwachtig, daarom zei die meneer, dat je plankenkoorts had, en een klein beetje gelijk heeft hij wel.” „Nou, dan heb ik heel hóge koorts,” verzekerde Dineke, „want ik bibber gewoon.” „O, ’t is ongevaarlijk, hoor!” lachte mevrouw, „en straks is het weer helemaal voorbij. We hoeven vader er niet bij te halen, gelukkig!” Op het plein hadden zich inmiddels de verkeersagent, en de andere politiemannen opgesteld, wat ze door de kieren in een schutting konden zien, en daar klonk een fluitje! Meteen reden de eerste jongens op hun fietsen de hoek om, door het publiek ontvangen met een luidruchtig applaus. Een driewieler volgde... toen een paar autopeds en wat wandelaars... twee jongens op rolschaatsen ... In Jeugdstad was de dag begonnen! Kijk, wat stond me daar die verkeersagent te zwaaien met z’n armen. Keurig netjes liet hij de fietsen stoppen, tot vlak voor de streep, om het verkeer van réchts te laten voorgaan. Eén armbeweging, en daar gingen ze weer. Steeds nieuwe groepjes kinderen werden op het plein toegelaten, waar het drukker werd en drukker! Een grappig incidentje deed zich voor, toen één van de andere politie-agenten met een bars gezicht op de beide rolschaatsende jongens toestapte. Eén wist er met een vaartje te ontkomen, maar de andere voelde zich stevig in z’n kraag gegrepen, en... ja, hoor! daar kwam een reusachtig groot opschrijfboek te voorschijn, HET CLUBHUIS „DE CROCUS,> bijna zo groot als de politieagent zelf, en met een even kolossaal potlood werden naam en adres van den kwajongen opgeschreven! Weer klaterde er een applaus op van uit het publiek. Enig was het ook, en er werd heel duidelijk mee aangetoond, dat je in de stad niet op straat mocht rolschaatsen. Henny kneep Dineke eens even in haar arm, en met z’n allen gichelden ze even, want natuurlijk dachten ze aan Dineke’s botsing met den dikken meneer Veldman. Zie je wel, het mocht dus tóch niet? „Zustertje!” klonk toen een stem plots achter hen, „waar blijf je?” Een meneer met een boekje, waarin hjj telkens keek, tikte Nienke op haar schouder. „O, joppie,” schrok ze, „moet ik al?” „Ja, hoor, en de kinderwagen staat al klaar. We hebben er maar een échte baby ingelegd,” plaagde de ander, „goéd?” „Nee toch?” schrok Nienke en haar gezichtje stond zo verslagen, dat de meneer medelijden met haar kreeg, en heel gauw troostte: „Nee, maak je maar niet van streek, hoor. Het was een grapje. Zo, ga hier nu staan, en als ik wenk, rijd je meteen de hoek om.” Daar ging Nienke, heel parmantig. Met z’n allen stonden ze haar na te gluren door de schuttingspleet. Ook Nienke kreeg een hartelijk applausje, wat waren er toch een mensen, zwart zag het, en van verschillende kanten stegen kreten op als: „O, wat alleraardigst! Kijk toch eens, dat verpleegstertje!” Daar gingen nu ook de andere meisjes, en alleen de vier, die in de bruidsstoet zouden meerijden, bleven achter, wachtend tot het hun beurt zou zijn. De verkeersagent had nu z’n handen vol, en hij kon het heus niet helpen, als af en toe de stroom niet meer te EEN BONTE MIDDAG stuiten was, en alles een beetje in het honderd liep. Doch dicht bij hem, op de hoek, stond ook een échte agent, en als het voor den kleinen baas wat al te zwaar werd, sprong hg haastig bij, om te helpen. Nü was de tijd gekomen, dat de bruidsstoet zich naar het stadhuis moest begeven. Dit had aan de achterkant een deur, waardoor je met een trapje op het bordes kon komen ««m de voorkant. En zo verscheen daar op een gegeven moment, tot verbazing van het publiek, een keurig in uniform gestoken portier, die, met z’n hand boven de ogen, de straat eens spiedend afkeek. Nog eens en nóg eens... hij haalde z’n schouders op, en ging weer terug naar binnen. Maar de aandacht van het publiek was nu gevestigd op de richting, waarin hij had gekeken, en men begreep, dat er direct van die kant iets zou gaan gebeuren. Natuurlijk, de Bruidsstoet... daar hadden ze immers van gelezen in de kranten. Waarschijnlijk waren ze een beetje laat, en was de portier vast vooruit gezonden, om eens te kijken of er nog niets aankwam. En daar... ja, daar was-ie! en een stormachtig applaus, dat overging in een geweldig gejuich, plantte zich voort door de rijen van toeschouwers. Het was ook een alleraardigst gezicht, deze kleine, fleurige stoet langham te zien voortrijden. In de eerste auto Bruid en Bruigom, achter een statigen chauffeur... in de tweede de bruidsmeisjes, en vervolgens de gasten, allemaal met hoge hoeden op en prachtige japonnen aan, want natuurlijk waren het open auto’s, opdat de mensen het goed zouden kunnen zien. Den armen verkeersagent liep het zweet bij straaltjes van het gezicht, want hoe werd hij uit die chaos ooit nog wijs? En een bruidsstoet mocht niet worden onderbroken natuurlijk. En heel gedecideerd zette hij toen maar él het ver- HET CLUBHUIS „DE CROCUS” keer een ogenblik stop, om de deftige stoet te laten passeren, op weg naar het stadhuis. Keurig salueerde hij aan z’n helm, op het ogenblik, dat het Bruidspaar hem voorbijreed, en de Bruigom nam beleefd z’n hoge hoed af. Gegierd werd er, zo enig als het was. En nogmaals en nogmaals klapten de mensen, dat het een lust was. Impje stootte Dineke aan. „Kijk daar!” fluisterde ze, „o, zeg Dineke, we worden gefilmd, wat dol! Zou dat voor de bioscoop zijn?” „Misschien wel,” hoopte Dineke en ze trok een lachend snuitje, juist toen de camera op hen werd gericht. Intussen was op het bordes voor het stadhuis de Burgemeester verschenen, om het Bruidspaar welkom te heten, dat inmiddels, geholpen door den chauffeur en den portier, was uitgestegen en langzaam de trappen besteeg. Achter elkaar volgden de anderen, en steeds draaide de filmcamera. Ook, vijf, zes andere fotografen hadden zich hier opgesteld, en Impje dacht, dat ze vast wel in de kranten zouden komen, allemaal! Hiermee was de middag in Jeugdstad afgelopen, want nadat de burgervader het paar hartelijk had begroet, verdwenen allen door de grote deur naar binnen, om daar aan de achterkant, weer voorzichtig het trapje af te dalen. Toch had alles met elkaar nog bijna anderhalf uur geduurd, en het was een heerlijke middag geweest, waarvan ze opgetogen naar huis terugkeerden. Die volgende avond stonden werkelijk de kranten vol met foto’s, waaruit ze, onder kreten en uitroepen, zichzelf herkenden. Ook Nienke, in haar verpleegsterspakje, met de kinderwagen, was apart gefotografeerd. En met z’n allen mochten ze die Zaterdagmiddag naar EEN BONTE MIDDAG de Cineac, dat was een bioscoop, waar al het wereldnieuws werd gefilmd, en die deze week een speciale kindermiddag organiseerde, waarop een lange film van de verkeersweek en ook van de verkeersdag in Jeugdstad werd vertoond, waarmee de week toen was geëindigd, en ook dit pretje weer voorbij was HOOFDSTUK XH VAN EEN KLEIN, DOM MEISJE EN EEN GRIEZELIG BEZOEK! Impje was stilletjes, vond moeder, al ’n paar dagen, en natuurlijk maakte ze zich ongerust, wat er zou zyn. Als ze het haar vroeg, draaide ze haastig haar hoofd af, en schudde ontkennend, dat er „niets was... heus niet Mam!” Maar moeder liet zich niet om de tuin leiden, en stiekem hield ze haar meiske in het oog. Ze zou toch niet iets onder haar leden hebben... ? Soms kon ze opeens zo’n gloeiende kleur krijgen, en zo blozerig was Imp anders niet. Ook haar eetlust was minder. Of... minder niet, ze kieskauwde alleen zo, en zelfs een chocoladepudding — één van haar vele lievelingsgerechten, — had ze gisteren laten staan. Ook vader werd er in betrokken, doch hg kon geen oplossing geven. „We zullen het nog even aanzien,” meende hij, „als ze iets bij zich draagt, dan zal dat vandaag of morgen wel blijken. En als ze zo lusteloos blijft, zal ik haar eens grondig onderzoeken. Misschien ziet ze er tegenop, dat Nienke weggaat...” Moeder schudde ongelovig haar hoofd. „Dat geloof ik niet,” sprak ze, „natuurlgk vindt ze het wel naar, maar toch... nee, het is iets anders, daar ben ik zeker van.” Het was ook iets anders, en Impje was vreselgk, VAN EEN KLEIN, DOM MEISJE vreselijk dom, dat ze het niet aan moeder durfde zeggen. Impje had... kiespijn! Aanhoudend een klein beetje, met af en toe felle scheuten er tussendoor, die haar het bloed naar het gezicht deden vliegen, terwijl de tranen haar in de ogen sprongen. Zó’n pijn had ze nog nooit gehad! Dat was ook de reden, waarom ze haar chocoladepudding gisteren niet had opgegeten, want die was zoet, en zoét... brrr, ze moest er niet aan denken. Als ze maar een korreltje suiker kreeg op dat éne plekje in haar mond, dan kwam het weer opzetten, langzaam, steeds erger, tot ze op het laatst in een stil hoekje zat te huilen van pijn en narigheid. En niet alleen met zoét was dat zo... soms, midden onder het spelen, of in de tuin, wanneer ze gezellig bij het clubhuis zaten, en Impje, éven die akelige kies vergetend, ver haar mond opendeed in een schaterende lach, of om iets te roepen naar Dineke of Elsje, die frinnon was... zodat ze onverwachts een koude luchtstroom naar binnen kreeg,... dan was het er weer. Toch verbeet ze dapper de pijn, om het vooral met te laten merken. Aan niemand, zélfs aan Nienke niet. Maar Nienke had het allang gemerkt, eensklaps op een keer, dat Impje zich niet langer goed kon houden, en direct had ze voorgesteld: „Wil ik het tante zeggen? „Nee, nee!” had Impje gesmeekt, „ik... ik wil het niet, hoor je? Het... gaat wel weer over!” Doch het ging niet over en die volgende middag, nadat Impje uit school was thuisgekomen, nam dokter van Waarden haar onderhanden. Hg nam haar mee naar z’n spreekkamer en onderzocht grondig ieder plekje van Impje’s gezonde lichaam, behalve... de zieke Mes! En domme Impje zei niets, nóg altijd niets! Waarom toch niet? HET CLUBHUIS „DE CROCUS” Umdat Impje zo’n verschrikkelijke angst had voor den tandarts. Zó’n angst, dat ze al begon te rillen, als ze er aan dacht. Eindelijk, vier dagen voor Nienke’s verjaardag, vond moeder haar ’s avonds huilend in bed, en zacht schoof ze haar arm om Impje’s schouders. „Kom vrouwke, zèg het nu aan moeder?” drong ze, „waarom wil je het niet zeggen? Heb je pijn? Zó’n pijn?” moe en radeloos, nu het elke dag erger werd... knikte, zonder een woord. Moeder voelde zich steeds meer ongerust worden. Als... als het eens iets ergs was ? Blindedarm-ontsteking of 201 Hoewel, dat zou vader toch wel gemerkt hebben? „Waar heb je dan pjjn, Impje? In je buikje?” Tot eindelijk, eindelijk kwam het hoge woord er uit: „ik heb zo’n... kiespijn!” Snikkend legde ze haar gloeiende wang tegen moeders gezicht. En moeder? O, ze had natuurlijk heel erg medelijden met Impje, maar bijna moest ze er toch even om lachen, zo eenvoudig als het nu bleek te zijn! Kiespijn! Een lelijke kies, die aangestoken was, en die er misschien uit zou moeten, dat was dus alles? In één, twee dagen kon Impje van haar pijn verlost zijn, nog juist voor Nienke’s verjaardag. O, wat een klein, dom meisje was ze geweest! Moeder praatte, praatte honderd-uit, omdat ze wel begreep, dat het de angst voor den tandarts was, die Impje zo lang had doen zwijgen. „Kom kindje,” vertelde ze, „is dat nu alles? Die éne, ondeugende kies, die je zit te plagen? Zo lang al? Wilen wij morgen samen... ?” Maar Impje duwde ver haar hoofd onder de dekens. „Nee, nee!” gilde ze „ik wil niet naar een tandarts.” „Luister eens,” begon moeder, „toen ik zo’n klein VAN EEN KLEIN, DOM MEISJE meisje was als jij, heb ik net zo’n vreselijke kiespijn gehad, en ik durfde het thuis ook niet te zeggen. Nog véél langer heb ik er mee rondgelopen, wel wéken lang. En ik kreeg er zelfs koorts van, en werd ziek. O, wat heb ik toén een pijn gehad, verschrikkelijk. Zó’n pijn, dat ik op het laatst er zelf om vroeg, om naar den tandarts te mogen gaan. Nou, dan moet de pijn wel heel erg geweest zijn, dat begrijp je. En weet je wat die tandarts toen zei? Ja, zei hij, „het spijt me erg, maar dat kleine, domme meisje, heeft zich zelf veel meer pijn berokkend, dan nodig was. Want ze heeft véél te lang gewacht, en nu kan ik die kies maar niet één, twee, drie trekken. Er is een ontsteking bijgekomen, en die moet eerst genezen. Als je eerder was gekomen... was je er nü al af geweest!” O, wat had ik een spijt. Nog twee weken lang heb ik met die vreselijke kiespijn moeten rondlopen, toen mocht pas de kies er uit. Drie dagen later... luister je Imp? Drié dagen later at ik een taartje!” „Deed het dan geen vreselijke pijn, toen die kies werd getrokken?” beefde Imp je. Even aarzelde moeder. „Ja,” sprak ze, „dat deed éven pijn natuurlijk, maar dat was lang niet zo erg, als wat ik er al die wekenlang voor had moeten uitstaan. Terwijl, vrouwke, toen ik een klein meisje was ... was het een hele andere tijd dan nu. Toen werd een kies getrokken, en daarmee afgelopen, verdoven, daar hadden de mensen nog nooit van gehoord. En weet je hoe het nü gaat? Je voelt een speldeprikje... meer niet, alles wordt hard in je mondje, en van het trekken voel je niets. Hélemaal niets!” Impje keek ongelovig. „Heus waar!” verzekerde moeder nog eens, „vraag het morgen eens aan vader. Of wacht...” ze keek naar de deur, waarachter ze juist iemand hoorde aankomen, „daar is h\j juist!” HET CLUBHUIS „DE CROCUS” Dokter van Waarden, een beetje ongerust geworden, door het wegblijven van moeder, kwam eens even naar z’n zieke dochtertje kijken. Foei, wat een verhit hoofdje zag hij daar. Onwillekeurig tastten zjjn vingers al naar Impje’s pols, maar moeder lachte: „Welnee, vader, laat die pols maar met rust, hoor! We hebben de boosdoener al gevonden, en Impje heeft me alles verteld. Weet je wat het is? Een lelijke, slechte kies, dat is alles.” „Foei, Imp!” sprak haar vader, met een zo sterke nadruk op allebei de woorden, dat Impje zich plotseling een heel klein beetje schaamde. Was ze dan heus zó kinderachtig. Maar o, wat deed je er aan, als je nu eenmaal zo vreselijk bang was? Loesje Dekker uit haar klas, was doodsbenauwd voor een dokter, en dat was zij nu weer niet. Nu begon ook vader te vertellen. „Nee, heus,” bevestigde hij nogmaals moeders woorden, „je voelt er niéts van! Niets en niéts! Weet je wat? Luister goed, vrouwke, ik zal je een voorstel doen. Wanneer jij van het trékken van die lelijke kies een ietsje gevoeld hebt, dan krijg je van mij een mooie, splinternieuwe gulden in'je spaarpot. Nou? Je denkt toch niet, dat ik met guldens strooi, hè? Zoals Sint Nicolaas?” Nog twijfelde Impje, totdat eindelijk moeder de doorslag gaf. „Tja...” sprak ze, „walmeer je niét gaat, ja, wordt het misschien wel net zo erg als bij mij vroeger, en moet je ook nog wekenlang wachten. Kom, wees nu een dappere, flinke meid... ik vind het eerlijk gezegd al wat kranig, dat je al deze dagen die pijn zo stilletjes verborgen hebt gehouden, want dat zal wel heel moeilijk geweest zijn, af en toe, en ik vind het ook flink, dat je het nu eindeljjk hebt verteld. Nu ook nog even je tanden VAN EEN KLEIN, DOM MEISJE op elkaar, en dan gaan we morgenochtend samen naar den tandarts. Hoor je wel wat ik zeg? Morgenochtend, dus dan hoef je niet naar school. Is dat afgesproken, Imp?” Impje, met een bevend hartje, knikte. „Mooi, en nü geeft vader je iets, waar je lekker op zult slapen, zodat je van die akelige pijn vannacht niets meer voelt. Willen we dat doen?” Dokter van Waarden was de deur al uit. „Natuurlijk,” sprak hij, zich nog gauw omdraaiend, „voor zulke patiënten loop ik hard, hoor! Wacht even, ’k ben zo terug. En het smaakt niet eens naar,” troostte hy nog. Die nacht sliep Impje zwaar en vast, zonder éénmaal wakker te worden, zoals anders. Toen ze de volgende ochtend opstond, een beetje later dan gewoonlijk, want ze hoefde immers toch niet naar school, was, o, wonder, de kiespijn bijna helemaal over. Natuurlijk probeerde ze direct, moeder over te halen, om nu niet te gaan, maar daar wilde deze niet van horen. Ze werd zelfs even boos, zodat Impje gauw zweeg. Vader had ’s avonds nog opgeheld, want de tandarts was een kennis van hem, en zo liep Impje met een kloppend hartje een half uur later naast moeder mee. „Rrrt!” ging het belletje van de straatdeur met het grote witte bord, en „Rrrrt!” bijna direct er op het belletje in de wachtkamer. Moeder knikte eens naar Impje. „Was dat niet fijn? Geen vijf minuten hadden ze hoeven te wachten.” Daar stapte Impje, achter moeder aan, de spreekkamer binnen. Ze keek eens naar de stalen stoel met de nikkelen instrumenten er naast en dapper slikte ze twee-, driemaal, om de opkomende tranen tegen te houden. „De Crocus” 9 HET CLUBHUIS ,f>E CROCUS” „Zo, zo!” begon de tandarts, en hg legde een hand op Impje’s hoofd, „en daar hebben we dus Impje van Waarden, die voor het eerst van haar leven een bezoek aan den tandarts brengt. Natuurlijk bibberen, nietwaar? Het ziet er ook allemaal zo angstig uit: die stoel, en die geweldige boormachine, doch daar hebben wij niets mee te maken, hoor Imp! Lach er gerust tegen, of steek je tong er maar tegen uit. Kijk zó... : lekker, jij doet me niks!” En werkelijk, nou moest Impje toch even lachen. „Wel,” vervolgde de tandarts, „ik heb gehoord, dat je vader in een royale bui, je een gulden heeft beloofd, als je er iéts van voelt. Hoe ik dat wéét, hè? Ja, dat is mijn geheim! Maar nu zal ik je eens wat anders vertellen, en daar zul je toch heus van opkijken. Luister, wanneer jij behalve het speldeprikje vooraf, er iéts van voelt dat ik je kies er uit trek, nou, dan doe ik er een gulden bij! Afgesproken? En een speldeprik, daar kun je toch wél tegen, hè? Je zult je wel eens meer geprikt hebben, met handwerken, of doen jullie dat niet op school? Ja? zie je wel, dat dacht ik wel. Nou, laten we eens kijken. Zo ja, ga daar even zitten en doe je mond wijd open.” „Alsjeblieft!” vervolgde hij lachend, „dat is tenminste opendoen. Ik kan er zowat helemaal ihkruipen, als ik wil. Ik heb het al gezien, hoor, en je bent een flinke meid, dat je zo dapper bent meegekomen met moeder! Heel verstandig, en als alle kindertjes zo wijs waren, zouden ze heel wat minder kiespijn hebben.” „Zo!” hij kwam naar Impje toe met een klein, glazen buisje, waaraan een heel scherp naaldje zat, „nou even dat speldeprikje, hè? Gloed open je mond. Eén, twee... hupla! Ziezo! Nou, was het erg?” Impje lachte. Als dat alles was ... ? „Is-ie er dan al uit?” hoopte ze. Zó ver was het ech- VAN EEN KLEIN, DOM MEISJE ter nog met, en wel tien minuten, naar ze gelooide, moest ze toen stil blijven zitten. O, wat werd haar mond raar van binnen. Net of ze een héél dik gezicht kreeg en alles hard werd. Ze slikte eens en nog eens, en ondertussen praatte de tandarts rustig door. „’t Wordt helemaal dik,” sprak Impje, een beetje ongerust. Lachend hield de ander haar een spiegel voor. „Waar dan?” vroeg hij en... nee maar, nou zag Impje het zelf, er was niets van te zien. Het leek alleen zo. „Ziezo,” begon de tandarts dan, en nü kwam hij toch werkelijk met een grote tang op Impje af, „nou gaan we die lastpost er eens even uithalen. Nee, ik doe nog niets, kijk niet zo angstig, meiske... als ik trek, zal ik het je wel zeggen. Weet je wat? dan knijp ik je stilletjes even in je arm. Hierzo...” en even kneep hij zachtjes in haar bovenarm. „Daar voel je niets van, hè? Nou, van die kies ook niet, want die is er al uit. Zo, spoel maar even met lekker koud water.” Impje zat verstomd. „Is... is het al gebeurd? Heüs, dokter?” „Kijk eens!” Triomfantelijk hield de ander Impje’s kiesje in de hoogte, dat nog tussen de tang zat geklemd, „zie je wel. Jammer hè, nou heb je twee mooie nieuwe guldens verspeeld. Alleen, we hebben er nog veel meer mee gewonnen, want als je nu weer eens kiespijn krijgt, durf je dan bij mij terug te komen, een volgende keer?” „O, ja!” zei Impje spontaan, „zó wel!” „Zie je wel? dat dacht ik wel! Ga nu fijn met moeder naar huis wandelen, en over een half uurtje is dat rare, dikke gevoel in je mond ook helemaal weg, en ben je weer zo lekker, of er nooit wat is gebeurd! Dag Impje!” Impje danste de deur uit. „Dag dokter!” zong ze. En werkelijk — het duurde wel even langer dan een ö* HET CLUBHUIS „DE CROCUS” half uur, maar langzaamaan zakte dat vreemde, stijve gevoel in haar mond meer en meer. Een heel klein beetje pijn deed het toen wel, wat, zoals vader zei, kwam van het wondje, dat de tandarts nu had gemaakt, en wondjes... nou, die had Impje wel meer gehad, hè, wanneer ze was gevallen bijvoorbeeld, of haar knie had geschaafd. Trouwens, dat voelde ze zélf wel... dit was een heel andere pijn, en lang niet zo naar. Natuurlijk probeerde ze aldoor met haar tong in het gat te komen, dat er nu zat, en vroeg ze nog verschrikt aan moeder, of dat er nou altijd zo zou blijven zitten, doch moeder stelde haar gauw gerust. „Nee, hoor, daar kwam later weer een mooi, nieuw kies je voor in de plaats!” O, o, wat was Impje gelukkig, en blij dat ze nu toch heus was gegaan. Allemaal hadden ze gelijk gekregen: moeder, vader en de tandarts. Niéts had ze er van gevoeld. ’s Middags ging ze weer naar school, waar ze trots haar eerste getrokken kies liet zien, en ze vertelde precies hoe het gegaan was, met zóveel overtuiging, dat Greetje, die ook wel eens kiespijn had, nu ook durfde, en besloot, het nog diezelfde avond thuis te vertellen. Natuurlijk moest Impje nog een heel klein beetje oppassen met eten, maar drie dagen later was het helemaal over... net op tijd, want... morgen was Nienke jarig! En waren er taartjes! HOOFDSTUK XIH CADEAUTJES EN BLOEMEN — WAAR WAS DE THEEPOT? — WEDSTRIJDEN EN EEN HOGE ONDERSCHEIDING! Vandaag was Nienke jarig! Was het een wonder, dat ze die ochtend om zeven uur al klaar wakker was? Wel probeerde ze nog even in te dommelen, wat niet lukte, en met een vaartje sprong ze haar bed uit. Zou ze al naar beneden durven? ’t Was nog wel erg vroeg en misschien was Daatje nog wel bezig? Evenals op de dag van de ingebruikneming van het clubhuis, keek ze ook nu weer uit het raam, en: ... ja waarlijk, daar hing de vlag alweer vrolijk te wapperen. Het weer was niet zo mooi als toen... veel meer wind, en kouder was het ook. Jammer, wanneer ze later jarig was geweest, in Juli bijvoorbeeld of in Augustus, dan hadden ze een groot tuinfeest kunnen geven, met lampions en vetkaarsjes... o, enig zou dat zijn. Nu moest het haast altijd binnenshuis gevierd worden. Langzaam begon Nienke zich aan te kleden, na zich eerst lekker fris te hebben gewassen. „Nog een paar weken,” dacht ze, „en ze deed dat niet meer hier, doch in hun eigen huisje.” Vreemd, hoe verder je kwam, en hoe meer de tijd naderde, dat vader en moeder terug zouden zijn, uit Afrika, hoe meer je bij alles ging denken: over een HET CLUBHUIS ,J)E CROCUS” paar weken doe ik dit niet meer, of dat... en hoé heerlijk alles ook was, het was net, of er met een grote hand heel even om je hart werd geknepen, vond Nienke. Een naar gevoel was dat. Zouden de anderen het ook hebben? Tante, en Impje en oom? Och, probeerde ze zichzelf weer moed in te praten, ze bleef immers in dezelfde stad, en nog wel vlakbij. Iedere dag kon ze even aanwippen... hè, ze moest nu niet aan dat akelige denken, juist op haar verjaardag. Gorgelend poetste ze haar tanden. Daar kierde de tussendeur open, en Impje’s bruine lokken doken warrelig op, om de hoek er van. Lachend hief ze haar gezichtje op en haar grappige wipneusje scheen meer dan ooit in de lucht te wijzen. Dan, met een sprongetje, stond ze in de kamer. Haar lichtblauwe pyjamaatje tekende kleurig af tegen het crème van het behang. „Nienke!” Ze sloeg haar armen om haar nichtje, dat nog juist gelegenheid had, het glas neer te zetten voor Impje’s onstuimige omhelzing, „heel, héél hartelijk gefeliciteerd, hoor!” „Dank je wel, Imp!” Nienke droogde vlug haar handen af en gaf haar een zoen terug. Meteen proestten ze het samen uit. Zo plechtig als ze altijd deden met een verjaardag, iedere keer weer. Heel ön-plechtig liet Impje zich nu op het bed neervallen! „M’n cadeautje krijg je straks,” kondigde ze aan, „’t is je laatste, zeg!” „Wat? M’n laatste cadeautje? Waarom?” Nienke keek geschrokken. „Och nee!” Imp schudde ongeduldig haar hoofd, „je laatste verjaardag, bedoel ik, hiér in huis!” „O... ! Ja!” Nienke zuchtte even. Daar had je het weer: je laatste dit... je laatste dat! Maar Impje ratelde al door. „We maken ’r een reuzen feest van, zeg. Vanmiddag komt de hele club en gaan CADEAUTJES EN BLOEMEN we alles ver... o,” ze sloeg haar hand voor de mond, „je hebt het toch niet begrepen? Nee, hè?” „Natuurlijk niet!” lachte Nienke, die het alUtng begrepen had. „En je krijgt van allemaal wat voor je n...!” en weer brak ze middenin af. Maar nu had Nienke het werkelijk niet begrepen, gelükkig, want anders zou de aardigheid er lelijk af zijn. Die Imp ook, ze kón haar mond niet houden. Ieder nieuwtje, iedere verrassing brandde haar op de lippen, en dikwijls was het er uit, eer ze er aan dacht. Nienke schoot onderwijl in haar nieuwe jurkje, dat tante pas voor haar had gemaakt, en dat ze vandaag aan mocht, omdat het feest was. Natuurlijk, je eigen verjaardag. Snoezig stond het en ze was er dan ook heel trots op, en zuinig. Van beneden riep tante: „Kinderen, komen jullie?” Oei! Imp je schoot er van overeind met een vaartje. Was het al zó laat dan? Neen, pas half acht. Dat betekende wat... ! En met een zwaai, dook ze terug in haar eigen kamertje, waar ze zingend de wasbak liet vollopen. Ruisend ging het water door de leidingen. Nienke vond het altijd een enig gehoor. „Hè, wacht je?” drong Impje’s stem smekend door de geopende tussendeur. „Als je voortmaakt!” dreigde Nienke, want in haar hart popelde ze van nieuwsgierigheid om naar beneden te hollen. Tante was al op, lieve help, en oom natuurlijk ook... die had om half negen spreekuur. Zou er... zou er een pakje zijn uit Zuid Afrika? O, ze hoopte het, hoewel, het was lang niet zeker, want o, ’t was zo moeilijk, van een dergelijke afstand, te zorgen dat het precies op tijd was, en met de eerste post. Verleden jaar was het ’s middags gekomen, herinnerde ze zich nog HET CLUBHUIS „DE CROCUS” goed. Maar een brief was er wel geweest, ja. Grommie, zou de post er al geweest zijn? Ze had nog helemaal niet horen bellen, alleen door den melkboer, want die tingelde altijd twee keer. Wat een bof, dat ze op Woensdag jarig was... nu had ze vanmiddag vrij, en konden ze allemaal komen. Nou ja, anders werd het natuurlijk op een andere dag gevierd, maar Nienke had het toch nooit zo écht gevonden. In de tussendeur verscheen Impje alweer, worstelend met haar jurkje. „Zo, klaar!” kondigde ze aan, „alleen m’n haar nog. Geef je kam ’es, zeg Nien?” Roets, roets... twee, drie streken voor de spiegel en Impje stond al bij de gangdeur. „Kom nou!” drong ze, wat natuurlijk helemaal niet nodig was, want Nienke zelf stond te popelen van ongeduld. Samen daalden ze de trap af, en... daar was tante, die juist uit de keuken kwam met een grote theepot in haar handen. Met een vaartje stoven ze op haar af. „Pas op, pas op!” waarschuwde ze angstig, „’t is kokend!” Maar Impje nam haar eenvoudig de pot af, en zette ’m pardoes op de grond. „Eerst de jarige toch zeker!” meende ze, en meteen waren toen tante’s armen om Nienke’s beide schouders. „Vrouwke, Nieneke... van harte hoor, en dat we nog maar heel, héél veel jaartjes je verjaardag samen mogen vieren!” Nienke gaf haar een zoen, en nog één, en ze kón het niet helpen, dat ze even weer iets voelde prikken achter haar oogleden. Een dikke traan, die drong en vocht om naar buiten te komen. Dapper hield ze hem tegen. Verbeeld je, tranen op je verjaardag! Nee hoor, terug moest-ie! En gauw! Ze lachte alweer, nadat ook Impje een beurt gekregen had, die was óók altijd een beetje jarig, vond ze, wanneer één van de andere leden van CADEAUTJES EN BLOEMEN biet huisgezin z’n geboortedag vierde. Ze moesten natuurlijk met z’n drieën, naast elkaar liefst, door de deur naar binnen, wat niet bepaald gemakkelijk ging. Oom zat tenminste te proesten van het lachen, toen ze op ’n gegeven ogenblik geklemd zaten tussen de beide posten, en het maakte de stemming uitbundig vrolijk. Ook Daatje kwam er nu bij en feliciteerde Nienke met haar tiende verjaardag. „Je eerste kruisje!” zei ze, doch daar begrepen de meisjes niet veel van. Was het dan een kruis om jarig te zijn? Stel je voor, een féést was het immers? Dokter van Waarden lachte, tot de tranen hem over de wangen liepen. „O o, dat ze nog zo dom waren. Hierzo...!” hij greep een potlood, en op de rand van het ochtendblad zette hij een grote X. „Wat staat daar?” vroeg hij Impje. Ze keek hem verbaasd aan. Wat had dat ’r nu mee te maken? Wanneer vader echter dacht, dat ze niet meer kon lezen, misschien... ? Haastig sprak ze: „Nou ... eh ... X natuurlijk.” „Jawel, goed, maar het heeft nog een betekenis. Kijk, als ik nu dit schrijf...” en achter elkaar zette hij: I, n, m, IV, V... Meteen ging Nienke een licht op. Cijfers waren het, natuurlijk. Ze stonden ook boven ieder hoofdstuk in hun rekenboekje. En X betekende dus... tien! „Juist!” knikte dokter van Waarden, „en omdat dit cijfer wordt voorgesteld door een kruisje, praten we bij ieder tiental jaren, over een „kruisje”. Moeder heeft dus drie kruisjes achter de rug, want ze is acht-en-dertig jaar, en ik viér!” „En ik nog niet één!” sprak Impje een beetje triomfantelijk. Waarop vader lachend plaagde: „Jij? Jij bent één en al kruis!” en nu bedoelde hij het natuurlijk weer anders. HET CLUBHUIS „DE CROCUSu Op dat moment zag Nienke, rondkijkend in de feestelijke kamer, waar bloemen stonden op de ontbijttafel en op de schoorsteenmantel, het kolossale pak naast haar stoel en al de kleinere pakjes, opeengehoopt rond haar ontbijtbordje. „O!” ze sloeg een hand voor haar mond en zoekend gingen haar ogen. Vlug... vlug! en... ja, hoor! met een juichkreet ontdekte ze nu ook het pakket uit Afrika. Dus tóch? Het was maar een klein pakje, maar met bevende vingers nam ze het op. „Mag ik, tante... ?” „Natuurlijk, vrouwke. Stel je voor, het cadeautje van vader en moeder, dat hóór je immers het eerst open te maken? ’t Is eergisteren al gekomen,” vertelde tante nu, „ik heb het stiekem achtergehouden. Dat had je moeten weten, hè?” Impje hing over Nienke’s schouder, terwijl die het pakje openmaakte. Het touwtje er af, het pakpapier... nóg een laag papier, een doosje, en... „Ooo, wat mooi!” Nienke’s ogen glinsterden bij het zien van de prachtige, zilveren armband, die uit het doosje te voorschijn kwam. Dat had ze nooit verwacht. Een dikke brief lag er bij. „Lieve Nieneke!” schreven vader en moeder, „we hopen, dat je met dit cadeautje een beetje blij zult zijn, en feliciteren je heel, héél hartelijk. Jammer dat je nog niet eventjes gewacht hebt, dan waren wij er bij geweest ... nu doen we het vanuit de verte, hoewel... ’t is voor de laatste keer, hoor!” Ja, ook dat was voor het laatst! dacht Nienke vlug, maar dat was heerlijk! „Wanneer we bij elkaar zijn,” ging de brief verder, „mag je nóg iets moois uitzoeken van ons samen, voor je nieuwe kamertje. Lijkt je dat niet leuk... ?” CADEAUTJES EN BLOEMEN Nienke had een kleur van opwinding, en stralend liet ze de brief lezen, en de armband bewonderen. Wat was dié prachtig. En echt, écht zilver... ! Daarna kwamen de andere cadeautjes aan de beurt, en natuurlijk greep ze het allereerst naar het kolossale pak, dat naast haar stoel stond. Zo groot was het, dat het niet eens op tafel kon. „Van oom en tante!” stond er op geschreven, en met ongeduldige vingers rukte Nienke aan de touwen. Wét een pak was het, nee maar, ze moest er helemaal omheen lopen, wilde ze het touw er afwikkelen. Gelukkig was daar ook Impje, die natuurlijk al te graag meehielp. En eindelijk... daar scheurden de laatste stukken papier weg, en Nienke zag een snoezig creme gelakt tafeltje, met twee beeldige stoeltjes. „O!” ze kon van verrukking bijna geen woord uitbrengen, „is dat... is dat heus voor mij?” Tante knikte. „Voor je nieuwe kamer, Nienke, en voor als je eens vriendinnetjes krijgt, op bezoek. Vind je het mooi? Of had je liever iets anders gehad, ik bedoel... iets héél anders misschien?” Nienke schudde heftig ontkennend haar hoofd. Ze was nog niet in staat, iets te zeggen, en kéék maar — naar dat beeldige stelletje. O, wat was dat lief van oom en tante, nu had ze altijd iets hij zich, dat van hen was. Ze was er dol-dolblij mee! Onstuimig, sloeg ze haar armen om tante’s hals, en ... daar waren toch nog de tranen, die ze daarstraks met zoveel moeite had proberen binnen te houden. Maar tante begreep het wel, en zachtjes streek ze Nienke eens over haar hoofd. Daarna kwam oom aan de beurt, en die maakte bij Nienke’s omhelzing zó’n misbaar, dat ze het weer moest uitproesten en heel het verdriet in één slag weer was vergeten. En daar stond Impje al te popelen met haar ge- HET CLUBHUIS „DE CROCUS” schenk, ook voor de nieuwe kamer, zoals ze er vooruit bij vertelde: een snoezig geborduurd kleedje met wel hónderd frisse kleurtjes er in. Nienke kon het op het tafeltje leggen, als ze wou, of anders op haar nachtkastje, dat moest ze zelf weten. En Nienke bedankte maar met een kleur van opwinding. Ook Daatje, die met een schattig colliertje kwam aandragen, en oma, hoewel ze er niet bij was, voor haar prachtige meisjesboek en het doosje met zakdoekjes en de chocolaadjes, alles uit één pakje. Want oma hield van veel! Daarna kwamen de brieven aan de beurt: die van oma, van tante Wike uit Friesland, van oom Geurt en nog weer eens die van vader en moeder. Eindelijk toch was alles bekeken en gelezen en oom constateerde, met een geweldige schrik, dat het al kwart over acht was geworden in die tijd. „Gauw Moeder,” haastte hij, „een kopje thee!” Mevrouw deed een greep naar de tea-cosy, die gezellig op tafel stond, en... nee, wat schrok ze me daar. Waar was de theepot? Die stond er niet onder? En met een schreeuw, die overging in een daverend gelach, ontdekte Impje dat de theepot nog rustig in... de gang stond, op de koude tegels. O, o, wat ze daar een pret om hadden! De thee was helemaal koud geworden, en vlug moest Daatje toen verse zetten, die juist klaar was, toen vader z’n laatste reepje brood in z’n mond stak. Niettemin, hij zelf had er misschien nog wel het meeste plezier om. „Je wordt oud, Moeder!” plaagde hij, „wanneer de kinderen al tien worden... ja, ja!” Moeder lachte, met een knikje naar Nienke, alsof ze zeggen wou: „Hoor je het wel goed, Nieneke? Kinderen, zegt Vader! Nog altijd! Weet je wat dat betekent? rwee vaders en twéé moeders heb je voortaan, dat is heel wat, meiske!” CADEAUTJES EN BLOEMEN En Nienke, die het wel zo ongeveer begreep, knikte terne. Zii vond het ook, en óf! Op school was het ook al feest, en natuurlijk mocht ze tracteren, zoals de gewoonte was. Het laatste uur, vóór de bel ging, las Juf een prachtig verhaal voor, uit een heel dik vertelselboek, dat bij iedere verjaardag door de jarige zelf uit de kast mocht worden gehaald. ’s Middags kwam de hele Club in „de Crocus”, die van top tot teen versierd was met mooie, groene guirlandes, en waarheen tante gauw Nienke’s bloemen had gebracht, zodat het er allemaal echt feestelijk uitzag. In „de Crocus” régende het, als het ware, cadeautjes. Nu begreep Nienke ook, wat Impje had willen zeggen, vanochtend, toen ze middenin haar zin afbrak. „En je krijgt van allemaal wat voor je n...!” had ze gezegd, en stilletjes vulde Nienke nu aan: „voor je nieuwe kamertje.” Ja, werkelijk, want dat was het! Voor haar nieuwe kamertje, hadden ze allemaal iets meegebracht, en Nienke was dolgelukkig. O, het zou een dot, een snoes van een kamer worden en ze zou er zeker heel, héél veel in zitten. Van Toto had ze een lief bloemenvaasje en van Dineke een kussen. Want misschien, o, héél misschien, kreeg ze op haar kamertje een echt... opklapbed. Dus daar zou het natuurlijk enig op staan. Ansje kwam met een vreselijk grappig schilderijtje in een vergulde lijst, voor aan de muur, en Greetje gaf het tweede, dat er feitelijk bij hoorde. Twee schilderijtjes was voor één portemonnaie echter te veel geweest, en zo had ze ze toch allebei. Want ze vormden samen een paar. Henny had een grijs aarden pulletje gekocht voor op Nienke’s boekenkastje, want dat ging natuurlijk mee, HET CLUBHUIS ,J)E CROCUS” en üilsje een leuke doek, die ze kon ophangen, of neerleggen of... die ze zélfs kon dragen, om haar hoofd, zoals je de laatste tijd zo veel zag. Doch Nienke liet liever haar blonde krullen dansen in de wind, en met de doek zou ze nog wel zien wat ze deed. Eerst moest het kamertje helemaal klaar zijn, waarna alles een plaatsje vond! Verrukt nodigde ze de hele club vast uit, om bij haar een middag te komen theedrinken. Tenslotte kwam het mooiste geschenk, dat ze had van allemaal tezamen, al was het feitelijk maar heel klein: een foto van het clubhuis in een grappig, verchroomd lijstje. Dat kon ze neerzetten of ophangen, net wat ze wou. Alle acht stonden ze er op. Nienke zelf ook, een beetje afgewend van de anderen, zodat ze er niets van had gemerkt, dat oom de foto had gemaakt. Direct had hij daarbij z’n vinger op de lippen gelegd, de anderen daardoor beduidend, dat ze er niets van moesten vertellen, want hij had onmiddellijk gedacht aan Nienke’s verjaardag, en hoe dit een leuke verrassing zou zyn. Nou, dat was het! Wat stond Dineke er enig op, en Ansje! Kijk, Imp zat natuurlijk weer gebukt over de één of andere grasspriet, die net boven de grond uit kwam, dat was juist leuk. Want zó was het écht Imp je! De anderen zaten of liepen een beetje om het huisje heen, en Toto hing met Henny samen uit een venster. „Maar,” vertelde Ansje er by, want zy was de gelukkige geweest, die na loting was aangewezen, om het gezamenlijk geschenk te geven, „je moet niet denken, dat jij dit alléén hebt, hoor! We hebben natuurlijk allemaal een foto gekregen, die is van je oom, enkel het lystje is van ons!” Het werd een heerlyke middag, die ze tot aan etens- CADEAUTJES EN BLOEMEN tijd toe, doorbrachten in en bij het Clubhuis. Op de rolschaatsenbaan werden wedstrijden gehouden, waarvoor tante leuke, kleine prijsjes had beschikbaar gesteld. Nienke zelf was de vlugste, maar Henny kreeg de eerste prijs voor „schoonrijden” zoals het met een gewichtig woord door tante werd genoemd. Enig was ook het ringrijden. Dokter van Waarden, die er nu ook bij gekomen was, nadat hij heel vlug z’n noodzakelijkste patiënten had bezocht, had een touw dwars over de baan gespannen, en aan dit touw bungelde een grote gordijnring van mevrouw. Onder het rijden moesten ze nu proberen, daar een stok doorheen te krijgen, wat reuze moeilijk was. En alleen Impje gelukte het. De grootste verrassing kwam, toen tegen zes uur Nienke verwachtte dat ze allemaal naar huis zouden gaan, en inplaats daarvan de héle club meeging naar binnen, waar Daatje stilletjes een grote, feestelijke tafel had gedekt in de achterkamer. O, o, wat was me dat heerlijk! Allemaal bleven ze eten en het was een gesnater en gebabbel, honderd-uit. Zelfs Impje had dié verrassing voor zich kunnen houden, wat, volgens haar vader, een groot wonder was en dat er op duidde, dat ze nu toch heus haar leven ging beteren. „Nou echter wat anders,” sprak hij, nadat ze allemaal hun soep hadden gegeten en even wachtten op Daatje, die heen en weer draafde, samen met mevrouw, „hoe moet dat nu met de Club? De club van ónder de tien? Nu is Nienke wérkelijk tien geworden, dus... daar klopt iets niet!” Ze lachten. „Nou,” zei Impje, „dan maken we er de Club van onder de Elf van!” want ze herinnerde zich, hoe ze het hierover met moeder al hadden gehad. Doch dat vonden HET CLUBHUIS „DE CROCUS” de meisjes toch geen aardige naam. En verbeeld je... over een jaar moesten ze ’m wéér veranderen. Hè nee... Maar wat dan? En natuurlijk was het wéér moeder, die de oplossing bracht. „Ik heb twee voorstellen,” sprak ze, „jullie mogen zelf kiezen. Je kunt de naam veranderen, en we maken er van bijvoorbeeld: „De Club van om en bij tien”, hoewel ik het zelf niet zo aardig vind, en het tweede voorstel is: jullie laten de naam gewoon, zoals die is, maar maken Nienke inplaats van gewoon lid... érelid! Het laatste cadeau voor haar verjaardag!” „Ja, ja!” juichten ze en Nienke kreeg een kleur bij de hoge onderscheiding. Zo was ook déze moeilijkheid opgelost. HOOFDSTUK XIV NOG TWEE STREEPJES — EEN DRUKKE DAG — EEN AUTOTOCHT, EN... NIENKE ZWEEFT IN DE LUCHT! Nienke’s kalenderblaadje stond vol kleine, rode potloodstreepjes, dwars door de cijfers getrokken en nog slechts twee stonden er open, vóór je aan de dikomlijnde datum kwam, die de aankomst meldde van de boot uit Zuid-Afrika. Twee dagen... Ze waren dus tóch nog voorbijgekropen, de andere acht-en-twintig, want aanvankelijk had het haar toegeschenen, of deze maand nooit en nooit zou omkomen. Dertig lange dagen, hoe kwam je ze door? Nu waren er nog twee van over: vandaag en morgen. Terwijl overmorgen... ? Overmorgen, was het zo ver! Dan was het eindelijk zo ver, en gingen ze met z’n allen naar de boot, om vader en moeder af te halen. Bestond er nog wel iets anders, om aan te denken? O, ja, de school, daar moést je je aandacht bepalen op akelige sommen, op moeilijke tekeningen en ellenlange taallessen. Nienke kón het niet! Voortdurend dwaalden haar gedachten weer af naar het éne, heerlijke, alles overheersende, dat wachtte... Juffrouw Visser, de onderwijzeres, was zo vriendelijk, haar geen enkele beurt te geven, want och, ze begreep wel, dat Nienke er niet veel van terecht zou brengen. Had haar wel ooit een dag, een uur, zo lang toege- „De Croesus” 10 HET CLUBHUIS „DE CROCUS” schenen? En niet haar alleen, ook Impje kon de tyd niet gauw genoeg gaan, zo nieuwsgierig was die om haar oom uit Afrika te zien. Met... de nieuwe tante! Zou ze werkelijk zo lief zijn, als ze er op de foto uitzag? Ook Nienke hield deze vraag voortdurend bezig. Eindeloos stelde ze het zich voor, hoe het zou zijn, aanstonds: zij met z’n drietjes in het nieuwe huis... Haar moeder, haar vader... ? O, er was zo véél, dat ze zou willen weten, allemaal tegelijk! Maar twee dagen moest ze nog wachten, twee lange, lange dagen. Mevrouw van Waarden vielen deze dagen echter niét zo lang. Integendeel, er was nog zó verschrikkelijk veel te doen, dat de uren omvlógen, en het alweer koffietijd was, voor de logeerkamer in gereedheid was gebracht. In het nieuwe huis moesten de keukenramen nog gelapt en de vloer aangedweild... daar moest ze vanmiddag met Daatje naar toe. En boven, op Nienke’s nieuwe kamertje hadden de behangers alles zo-maar achtergelaten ... een rommel van je welste. Stukken papier slingerden over de grond, en hele stroken kleefden, vastgeplakt aan de houten vloer. Brr, je hoofd liep om, hoe alles nog op tijd klaar kwam, want wanneer ze er eenmaal waren, de logé’s, dan wilde je ze toch graag het nieuwe huis laten zien, terwijl het schoon was, brandschoon, en niet zoals het er nu nog uitzag. Dat die vervelende behangers ook zo laat waren gekomen. Twee weken had ze niets aan het huis kunnen doen, en nu moest ineens alles tegelijk. Oèf — had ze op zolder al een plaatsje ingeruimd voor de grote hutkoffers, die meekwamen? Goed, ze gingen natuurlijk naar het andere huis, doch voorlopig bleven ze toch veertien dagen hier, en al die tijd kon je geen kisten van koffers op het portaal laten staan. Dat stond zo slordig, en dat zouden ze trouwens zelf niet prettig vinden. NOG TWEE STREEPJES Straks meteen even doen, vóór ze het vergat. Met Daatje samen kon ze best de mangel een ander plaatsje geven, meer in de hoek, en de blauwe kamferkist wat naar achteren... zo kwam er plaats vrij. ’t Was ook gauw genoeg gedaan, alleen... alles met elkaar kostte het toch allemaal tijd... en iedere minuut was kostbaar, deze laatste dagen! Nee, wat haar betrof, mochten ze dan ook best nog een dagje later komen, hoé ze er naar verlangde, h«gr zwager eindelijk weer eens terug te zien, en... konnin te maken met de nieuwe schoonzuster. Zo was ook mevrouw van Waarden een klein beetje opgewonden, zij het om een andere reden dan de meisjes, en alleen dokter ging rustig en gewoon z’n gang, als altijd. Het enige, waaraan je bij hèm merken kon, dat er iets bijzonders stond te gebeuren, was een telefoontje naar twee grote, plaatselijke dagbladen, waarin hij verzocht, een advertentie te willen opnemen, dat Dr. G. C. van Waarden overmorgen afwezig zou zijn, en de praktijk werd waargenomen, die dag, door... en dan volgden de namen van een tweetal collega-doktoren. ... vlug of langzaam — de wijzers van de klok draaiden onverbiddelijk door, en na de koffietafel kwam de school weer, na de school het huiswerk, na het huiswerk het eten... tot eindelijk Nienke weer in haar bed lag, en ze als laatste bezigheid die dag, een dikke, vette streep had gezet door dé datum op het kalenderblaadje. Veel dikker en vetter dan de andere. Je voélde, dat ze er mee zeggen wilde: „Zo, lékker! die is ook alweer voorbij. Nou ... nou nog maar één!” En met deze heerlijke gedachten viel ze in slaap, * Zelfs die laatste dag kwam om, en toen ze wéér wakker werd, stond de zon al boven de daken aan een 10» HET CLUBHUIS ,J)E CROCUS” stralend blauwe hemel. Met een plofje was ze haar bed uit en op een holletje bij het raam. Nee, geen vlag, deze keer, maar Daatje had het te druk natuurlijk om er aan te denken. Ze zou ’m zelf maar even uitsteken straks... dat kon nog best, voor ze weggingen. Verbeeld je, ze moesten toch feestelijk worden ingehaald, namens de Clubleden, met wie ze zo graag wilden kennismaken, allebei? Dineke had het gisteren nog gezegd: „Denk er aan, hoor, dat je ’t niet vergeet!” Beneden wachtte tante, één en al bedrijvigheid, en een beetje verlegen met z’n tijd, nu hij geen spreekuur had en ook tante moeilijk kon helpen in haar huishoudelijke plichten, ijsbeerde oom maar wat heen en weer in de serre, doelloos uitkijkend in de tuin. Dan was het ontbijt klaar en juist toen Nienke even later op een holletje de tuin in wilde, om vlug de vlag nog uit te steken, zag ze deze al lustig wapperen en kwam Impje haar over het tegelpad tegemoet. „Dacht je dat ik het vergat?” lachte ze, „en kijk ’es...” Ze trok Nienke vlug mee aan haar mouw, en liep terug naar „de Crocus.” Daar stond op tafel, in een grote vaas, een gewéldige bos bloemen... van alles door elkaar. „Van de Club!” fluisterde Impje haastig, „maar niemand mag het weten, hoor! Een verrassing.” Nienke keek naar de bloemen, en meteen steeg een gloeiend rood naar haar gezicht. „Ik... ik heb niets!” sprak ze en ze keek, alsof ze op het punt stond te gaan huilen. Zó vervuld was ze geweest van haar blijdschap, dat ze er helemaal niet aan had gedacht! O, vreselijk gewoon! Maar Impje wist raad. „Heb je geld?” vroeg ze haastig. Geld? Ja, Nienke had wél geld. Niet veel, maar toch NOG TWEE STREEPJES wel iets ... boven in haar spaarpot. „Hóéveel?” eiste Impje. „Een... een gulden misschien. Ik weet niet precies.” „En mag ik die?” drong Impje, terwijl ze stond te popelen van ongeduld. „Jij?” „Nou ja, ik bedoel, wil je die besteden?” „O, ja!” sprak Nienke grif. Graag zelfs! Als ze meer had, zou ze met liefde nog meer willen besteden. „Dan weet ik wat enigs!” fluisterde Impje nog altijd gejaagd. „Hier vlakbij in die bloemenwinkel staan beeldige planten... heel grote, zeg, heus waar, en die kosten precies een gulden. De prijs staat ’r bij. Willen we ’m gaan bestellen? En een plant blijft reüze lang goed, daarom zie je?” Nienke knikte. Ja, ja! Dat was een idee. Hè gelukkig, dat ze er nog juist op tijd aan dacht. Hoewel het feitelijk Impje was, die... die haar op de gedachte had gebracht. Doch het was immers juist haar blijdschap, die haar dit had doen vergeten. Anders was het onhartelijk geweest, nu niet! Ze vergat alles, deze dagen! Op een rèn liep ze de trap op... Toen ze terugkwam in de gang, wachtte tante haar op. „Zijn jullie klaar, kinderen? ’t Wordt zo zoetjesaan tijd. Met een auto moet je altijd wat vroeger weg.” Nienke stoof haar voorbij, de keuken door. „Dadelijk, tante! We komen zó!” Met z’n tweetjes holden ze nu naar de bloemenwinkel, waar Impje haar de plant aanwees. Ja, dat was wel een heel mooie! en kordaat stapten ze samen naar binnen. Toen ze er weer uitkwamen, voelde Nienke zich tien pond lichter. Nu werd het een jagen en haasten van je welste. Daatje kwam uit de keuken aandragen met een paar boterhammetjes in een servet, vader was al naar HET CLUBHUIS ,J)E CROCUS" buiten om de wagen uit de garage te halen en tante stond, kant en klaar met hoed en mantel aan, in de vestibule te wachten. Eindelijk gingen ze: moeder met Imp achterin, Nienke op haar vaste plaatsje naast oom. Daar had je het hoekhuis, waar ze kwam te wonen... daar Dineke’s huis... nu ging het rechtsom met een vaartje, over het plein, waar de Verkeersvoorstelling was gegeven, weer linksom, en... langs de school! Impje wuifde met haar hand. „Dag! Lekker, jij ziet ons vandaag niet!” en ze stak parmantig een spits tongpuntje naar buiten, zodat ze er alle vier even om in de lach schoten. Voort ging het nu, sneller en sneller, de stad uit... Het was druk aan de kade van de Holland-Afrika-lyn, toen ze er aan kwamen. Dokter van Waarden parkeerde z’n auto en even later liepen ze, wachtend, langs het water, waar een bedrijvigheid heerste, zoals die nergens anders wordt gevonden dan bij de grote vrachtschepen. Lorries reden af en aan, kranen hesen grote balen aan boord, lieren piepten, en tussen dat alles door werd geroepen en geschreeuwd, dat horen en zien je verging. De beide meisjes keken hun ogen uit, en onwillekeurig voelden ze zich een beetje beklemd in deze voor hen zo vreemde omgeving. Negers riepen tegen elkaar in een onverstaanbaar taaltje en lachten, met al hun spierwitte tanden bloot. Oorverdovend scheurde een schorre kreet van een stoomfluit door het rumoer ... twee, drie keer achtereen, zodat ze hun vingers in de oren propten. Wat een lawaai! En ze waren toch heus wel wat gewend in hun stad, maar dit... Impje sprong opzij voor een karretje dat, ratelend over de hobbelige keien, haar voorbij reed. NOG TWEE STREEPJES „Past-’r op!” Een kist werd naar de loods toegekanteld, „denk om de tenen!” Een man in een gele overall, lachte tegen Nienke, die op haar beurt een vlugge zijsprong maakte. „Staan we hier niet vreselijk in de weg?” vroeg mevrouw bezorgd. Dokter van Waarden lachte. „We staan óveral in de weg, vrees ik!” antwoordde hij, „want ’t is nergens anders! Je went er alleen gauw aan...” Hij keek op z’n horloge. „Hoe lang nog?” „Een kwartier! Dan moet-ie hier zijn. Hoewel ik niet weet, of je daar met die grote passagiersschepen wel van op aan kimt.” Hij lachte, kneep Nienke eens in haar wang. „’t Is geen trammetje! In elk geval, ’t duurt geen uur meer!” „Hoe doen we?” informeerde mevrouw voorzichtig, „begroeten we ze hier op de kade, of... ?” Nienke keek eens om naar de verschillende andere mensen, die waren gekomen om familie of vrienden af te halen. Het waren er heel wat, want het verkeer met Zuid-Afrika was de laatste tijd sterk toegenomen, had oom haar verteld. „Neen,” hoorde ze dien tot haar opluchting zeggen, „neen, we gaan aan boord!” „Aan boord?” Impje maakte een luchtsprong van blijdschap, „o, wat dol! Mogen we het schip ook zien, Paps?” „Ik weet het niet,” aarzelde deze, „als er tijd voor is? We zullen het allemaal moeten afwachten, het wijst zich vanzelf, denk ik.” Weer deed hij een greep naar z’n horloge. Nienke beet op haar onderlip. Minuten, die uren leken, zó langzaam kroop de tijd. Daarginds op de boot, zouden ze vast en zeker al klaar HET CLUBHUIS „DE CROCUS” staan, gepakt en gezakt, leunend over de verschansing. Oom had haar verteld van de bedrijvigheid en zenuwachtigheid die er heersten, wanneer het schip bijna de aanlegsteiger was genaderd, en hoe de passagiers zich haast niet meer konden bedwingen, en wel zó over de reling op de kade zouden willen springen, nog voor de loopbrug was uitgelegd. Want alvorens de familieleden aan boord mochten komen, duurde altijd nog een hele tijd. O, Nienke slikte nerveus, als het nü maar niet zo lang duurde, dat hield ze niet meer uit. Vanuit de verte loeide, laag, een stoomfluit nog eens, en wéér! Onder de mensen op de kade kwam beroering, en onwillekeurig greep Nienke de arm van haar tante. „Zou... zou-ie dat zijn?” Dokter van Waarden had al iemand aangeklampt. „Ja!” knikte hij, toen hij terugkwam, „het is ’m! Kijk maar goed dié kant uit, dan zie je de boot direct opdagen.” „Hè, ik word ’r helemaal koud van!” beefde Impje, „nu het zo ver is ...” Nienke zei niets, ze was al koud, de hele ochtend al, maar even steviger, drukte ze tante’s arm. Hóór... wéér een stoot, dichterbij nu een rook¬ pluim, en daar was de boot, die langzaam en statig op de kade kwam toegevaren. De wachtenden drongen naar voren, doch door personeel van de scheepvaartmaatschappij werden ze tegengehouden. Wat een drukte heerste er nü. Van alle kanten kwamen mensen toegelopen en de vreemdste typen door elkaar. Zwart stond het nu. Nader en nader kwam het schip, en er viel een nerveuze stilte. NOG TWEE STREEPJES Over de verschansing hingen, schouder aan schouder, de passagiers. Meteen ging, ergens naast Nienke, de eerste zakdoek omhoog. „Ja, ik zié ze... ik zié ze!” riep een opgewonden damesstem, en heftig begon ze te wuiven. Vanaf de boot werd teruggezwaaid. Nienke kneep tante’s arm bijna fijn. „Goed uitkijken, vrouwke!” knikte deze haar vlug toe, „eens kijken, wie ze het eerst ontdekt!” Het leek Nienke bijna hopeloos, uit al die kleine mensjes, die daar stonden opeengepakt, een vader en moeder te ontdekken, die je... niet eens kende. Toch keek ze, met ogen, die pijn gingen doen van het aanhoudende strakke turen. Bijna was de boot nu aan de wal. Van alle kanten werd gewuifd en geroepen, alleen zij.... Eensklaps hoorde ze, bóven het rumoer uit, een schallende stem van de boot af, die riep: „Niéneke!” „Vader!” Nienke’s ogen hadden hem gevonden en ze zwaaide met beide armen. Eindelijk, eindelijk toch! Ook de anderen wuifden nu, en Impje stond in vervoering bovenop een kist, om beter te kunnen zien. Nienke zag, hoe vader de arm greep van een dame, die naast hem stond, en die ook zoekend naar al die vreemde gezichten keek. Nu volgde ze vaders uitgestrekte vinger, en... Nienke voelde een prop in haar keel. Was dat moeder? Zó lief en zó... zo jóng? Boven de andere uit, gilde haar stem: „Mams... hiér!” Nu hadden haar ogen eindelijk het kleine groepje op de kade gegrepen, en ze lieten het niet meer los. Naast Nienke danste Impje, bovenop de kist. „O!” jubelde ze, „Nienke... wat een dót van ’n tante krijg ik. Heerlijk! Dol!” en ze zwaaide enthousiast. Rinkelend en knarsend meerde eindelijk de grote boot HET CLUBHUIS ,J)E CROCUS” aan de wal. De mensen, niet meer te houden, drongen tot vlak aan het water. „Dag... dag!” „Vader!” riep ook Nienke weer, „Mams... dag!” „Dag vrouwke! Nog even geduld, hoor!” klonk vaders stem, en, „Dag Nienke!” riep moeder. Dokter van Waarden stak z’n hand op. „Sjoerd, kerel... !” begon hij, doch met ratelend geweld werd op dat moment de brug neergelaten, zodat hij lachend z’n zin moest afbreken. Nog mochten ze er niet op. Popelend stonden ze aan de voet. „Komen jullie boven?” gilde vader boven het rumoer uit. Ze knikten. Daar, eindelijk, werd de loopplank vrijgegeven. Van twee kanten tegelijk werd zij bestormd: van beneden, en van bovenaf, want er waren er ook, die zo vlug mogelijk van de boot af wilden. „Kalm, kalm!” maande mevrouw, „Impje hiér blijven, niet naar voren dringen... hou vader vast. En Nienke, jij bij mij...” Doch nauwelijks waren ze bovenaan de brug gekomen en was er geen gevaar van opdringende mensen meer te duchten, of daar duwde tante Nienke vooruit, die zich op hetzelfde ogenblik voelde gegrepen door twee sterke mannenarmen, die haar hoog van de grond tilden. „Nieneke... eindelijk!” Ze kónden niet ophouden met elkaar te begroeten en te zoenen, en toen kwam Mams aan de beurt. Zo, terwijl Nienke nog als een heel klein meisje in de lucht zweefde, gaf meneer Venema haar over aan z’n vrouw. „Pak aan!” sprak hij en in z’n stem trilde iets, „je... ióchter!” Met de armen om de hals van haar nieuwe moeder, mikte Nienke eindelijk haar spanning uit... HOOFDSTUK XV BESLUIT. Een feestelijke tafel, glundere gezichten... Nienke tussen haar vader en moeder in, dat was het eind van de roezige, drukke dag. En bloemen, overal bloemen. Het was allemaal een beetje onwezenlijk, en ze voelde zich moe, heel erg moe, maar o, zo gelukkig! De begroeting van de anderen was hartelijk geweest en in de grote eetzaal hadden ze aan boord een kopje koffie gedronken. De meisjes keken hun ogen uit, vooral Impje, want Nienke had het te druk met naar haar vader en moeder te luisteren, die vertelden van de reis. Ja, ze hadden het best gehad, een mooie overtocht, zonder storm. „Gelukkig wel,” lachte Mams, „want ik was tóch al zo zeeziek, brr! De halve tocht heb ik in m’n hut doorgebracht.” „Nou, nou,” meende vader, „ze overdrijft, hoor! Een beetje zeeziek, ja, maar ze heeft zich best gehouden.” Natuurlijk moesten ze toen de hut ook zien. Enig, vond Impje alles en haar mondje stond gewoonweg niet stil. Hier, in de eetzaal, had je helemaal niet het idee, op een schip te zijn. En zeeziek, was dat èrg naar, tante? Toén waren ze van boord gegaan, één van de laatste groepjes, terwijl boven hun hoofden de bagagestukken door het luchtruim zweefden. „O,” schrok Nienke, „Paps, uw koffers?” HET CLUBHUIS „DE CROCUS” Vader lachte. „Kleine meid... die komen wel terecht, hoor!” sprak hij, z’n arm om Nienke’s schouders. „Wat zie je er best uit!” prees hij, „en zo bruin al, en.. en... wat lijk je op je moeder, nee sprekend!” Nienke kleurde. Haar eigen moeder, bedoelde paps, en tersluiks keek ze even naar mams. Zou dié het niet naér vinden, dat vader dit zei? Ze knikte haar echter eens toe, of ze zeggen wilde: „Welnee, Nienke, natuurlijk niet... je eigen moedertje? Het is juist heerlijk, dat je zoveel op haar lijkt.” O, mams was een schat, en ze begreep alles! Buiten het gebouw van de scheepvaartmaatschappij, waar vader nog vlug enkele dingen had moeten regelen, stond hij stil, en keek om zich heen met een tevreden uitdrukking op z’n gezicht. „Ja,” sprak hij dan, als in gedachten, en hij knikte zo maar tegen niemand, „dat is Holland! Mensenkinderen, jullie weten niet, hoe vaak ik hiémaar heb verlangd. Ik herken het, want van hier ben ik ook vertrokken. D’r is niet veel veranderd... in al die jaren.” Nu lachte dokter van Waarden. „Nee, hiér niet, maar in de buitenwijken. Die zul je niet herkennen. Daar zijn hele blokken, hele straten bijgebouwd. Wacht,” vervolgde hij, „blijven jullie hier even staan, dan haal ik de auto.” En weg liep hij, met grote stappen. Voor het eerst, liet Nienke haar plaatsje naast oom in de steek, om het aan Impje af te staan. Zelf mocht ze achterin bij tante, vader en moeder. „Wat gaan we nu eerst doen?” informeerde de laatste, en vader besliste, kort en bondig: „Eten! Eerst iets eten, of hebben jullie geen honger?” Ja, nu de emoties van het weerzien een beetje achter de rug waren, voelden ze allemaal wat kriebelen in bun maag, en oom stelde voor, gauw maar een gezel- BESLUIT lige gelegenheid te zoeken, en... metéén maar. Hij wist wel iets, niet te ver uit de stad. Het werd een gezellige koffietafel, of feitelijk... een koffietafel was het niet, want ze kregen allemaal heerlijke dingen, die ze anders nooit proefden! en na afloop staken vader en oom heel huiselijk een sigaar op. „Je eerste Hollandse!” lachte de laatste. Voor Nienke en Impje was het gewoon een feestdag. Verbeeld je... Impje had juist op de klok gezien, dat het al kwart over twee was, nu hadden ze op school lezen, en zij zaten hier knus en gezellig in een groot restaurant, achter een wit gedekt tafeltje. Als de anderen het wisten, zouden ze vast wel een klein beetje jaloers zijn. Om half drie stapten ze op en reden met een grote omweg naar hun eigen stad terug. O, o, wat genoten die vader en moeder van al de vertrouwde Hollandse plekjes: de weilanden, waarin de koeien zo smakelijk liepen te grazen, de molens die ze voorbijreden, en heel in de verte de duinen, waarover de zon haar stralen uitgoot, zodat het was, alsof alleen de toppen er van waren verlicht. En al die genoeglijke slootjes, waarin je zomers de kikkers kon horen kwaken. „Wel?” informeerde Mams, „ik heb gelezen, Nienke... we hebben héél veel bloemen in onze tuin, hè?” Impje draaide zich om op de voorste bank. „O, tante, zo’n bende! Houdt u ook zo van bloemen?” „Dol,” verzekerde mevrouw Venema, „ik heb liefst m’n hele huis er mee vol staan, en de tuin er nog bij.” „Nou, dat kan!” lachte tante, „je hebt ze voor het afsnijden, ’t is werkelijk een allerliefst huisje, dat. jullie gaan bewonen, en je hebt er niet weinig mee geboft, dat het juist leeg kwam.” „Te oordelen naar de foto’s tenminste!” verzekerde vader, „kregen we hoe langer hoe meer lust, een bootje HET CLUBHUIS „DE CROCUS” vroeger te nemen. Dat ging helaas niet. Ik heb m’n werk moeten overdragen aan een opvolger, en we hadden eerst te wachten, tot die er was, natuurlijk.” Zo was de middag omgevlógen, en het was ruim vier uur, toen ze thuis kwamen, waar Daatje hen opwachtte met een lekker kopje thee. Boven hadden vader en moeder zich even wat opgeknapt van de reis, en nü zaten ze met z’n zessen aan de feestelijk gedekte tafel, en Nienke tussen hen ingeschoven. Dokter van Waarden stond op en met het wijnglas in z’n hand, sprak hij: „Beste Lies en Sjoerd! Na al de vermoeienissen van de laatste dagen, wil ik hier geen ellenlange redevoering gaan afsteken, maar ik moét jullie namens ons allemaal, en vooral ook waarschijnlijk namens Nienke, even zeggen, hoe verschrikkelijk blij we zijn, dat je weer terug bent bij ons in Nederland, en in ons kleine kringetje. Ik hoop van harte, dat we dikke vrienden zullen blijven en jullie hebt je vriendschap al op een prachtige wijze getoond, door niet Nieneke helemaal van ons af te nemen, maar je hier dichtbij te vestigen, zodat we wèl voortaan twee gezinnen vormen, hoewel toch feitelijk één geheel. Daarvoor zijn we je van harte dankbaar! Morgen gaan we met z’n allen naar het nieuwe huis kijken, en ik heb de meisjes moeten beloven, dat dit gebeuren zal na hun schooltijd. Dat vinden jullie zeker wel goed. Nienke brandt natuurlijk van ongeduld, om je zélf alles te laten zien, en dat kan ik me levendig begrijpen. Terwijl Impje evenzeer popelt, om jullie gezichten te zien, bij het bewonderen van „haar” tuin, waarop ze zo trots is, alsof ze hem zelf heeft aangelegd. Laat ik dus nü besluiten met de hoop, dat we hier sümen heel veel jaartjes gelukkig zullen leven en niet alleen de kinderen, doch ook wij, als goeie vrienden bij BESLUIT elkaar in- en uit zullen lopen!” „Hoera!” riep Impje, die met dikke ogen van de slaap, een beetje tegen haar moeder zat aangeleund. Het was ook al over achten en na al de bedrijvigheid en het vele nieuwe van die dag, was het geen wonder, dat ze een klein beetje tolde. Éérst stond er evenwel nog een pretje op het programma, en hA; was mevrouw Venema, die het allereerst er aan dacht. „Goed!” sprak ze, „óns huis gaan we dus morgen kijken, en ik zal een hele dag m’n ongeduld proberen te bedwingen, maar... het Clubhuis, dat wil ik vandaag nog zien, èn direct!” Kijk, plotseling waren ze allebei weer klaar-wakker, Nienke en Impje. Het Clubhuis! Hoe hadden ze het kunnen vergeten? Terwijl daar nog wel de bloemen van de hele club stonden te wachten. Achter elkaar trokken ze de tuin in, waar het al bijna schemerig begon te worden. Gelukkig was het nog juist licht genoeg, om een kijkje binnen te nemen, en mams sloeg haar handen ineen bij het zien van hun gezellige, knusse huisje. „Ik heb er zóveel van gelezen,” vertelde ze tante, „dat het is, alsof ik ieder plekje herken. Wat een prachtige bloemen hebben jullie, kinderen?” Nu proestten ze het allebei uit. Die mams... ze dacht dat de bloemen voor hen waren. „Kijkt u maar eens op het kaartje!” wees Nienke, en waarlijk, daar stond het, door Ansje geschreven, die de mooiste hand had van allemaal: „Welkom thuis, van de Club van onder de tien!” O, wat was mams daar blij mee! En die prachtige plant van Nienke, die ze binnen had gezien... ’t was alles zo echt en echt feestelijk. „Ik voel me,” sprak ze, „alsof ik jullie jarenlang heb gekend!” 160 HET CLUBHUIS „DE CROCUSu Maar... zo voelde Nienke zich feitelijk ook. Ja, of ze mams jaren had gekend, werkelijk. Niet alleen van de foto’s, waar ze wel heel erg veel op leek, meer nog kwam het door haar zelf. Zoals ze met je praatte... Met vader was het al net zo. Die nam je bovenop z’n sterke schouders, en droeg je dwars de tuin door naar huis. Hupla, daar stond ze weer op haar eigen benen. Onverbiddelijk wierp tante toén een blik op de klok, en... O, lieve help, hadden ze al gezien, hoe laat het was? Gauw naar boven, allebei! Morgen kwam er weer een dag! „En wat voor één!” deed vader geheimzinnig, „want dan komen de koffers, en als dié opengaan.. ? noü, heel Afrika hebben we meegebracht!” Met z’n allen togen ze naar boven, waar Nienke nog gauw haar schatten moest laten zien van haar laatste verjaardag, en Impje haar kamertje, met in de vensterbank de eigen gekweekte potjes met bloemen. Eindelijk, eindelijk toch, lagen ze in bed: Impje op haar zij, met haar ogen stijf dichtgeperst, zo moe en slaperig als ze was... Nienke op haar rug, turend naar het plafond, dat schemerig afstak in het duister van de kamer. En langzaam gleed een traan neer langs haar wang en maakte een vochtig plekje op haar hoofdkussen. Van verdriet? O, neen, zó blij en gelukkig als ze was! Zo viel ook zij in slaap, en haar laatste gedachten waren voor vader en moeder, met wie ze van morgen af een nieuw, een heerlijk leven tegemoet ging, dicht-dichtbij Oom, Tante en Impje! EINDE