No. 14. Sport Bibliotheek. PR1IS 40 CENT. Bibliotheek voor Sport en spel geïllustreerd. No. 1. Voetbalsport, Voor- en Nadeelen, Samson ƒ0.35 ,, 2. Voetbal-Rechtspraak, Groothoff. — Tweede druk 0.60 „ 3. Het Voetbalspel, Volledige Handleiding. — Zesde druk ....,, 0.35 ,, 4. Lawn Tennis, „ 0.75 ,, 5. Water-Polo, Sinclair. — Tweede druk 0.35 „ 6. Cricket, Handleiding, Smink. — Tweede druk 0.35 „ 7. CROQUET, Handleiding, Jhr. R. v. R. — Tweede druk 0.35 ,, 8. Kegelen, Handleiding. — Tweede druk 0.35 ,, 9. Korfbal, Handleiding. Godefroy. — Vierde druk 0.35 „ 10. Hockey, Handleiding, Regels en Wenken. — Tweede druk . . . „ 0.35 ,', 11. Hockey, Engelsche Regels, Van Booven ,,0.60 ,, 12. Roeien, Volledige Handleiding. — Derde druk 0.35 ,, 13. Zeilen en Kanosport. — Derde druk 0.35 „ 14. Zwemschool, Disse. — Derde druk „0.40 ,, 15. Droogzwemmen, Disse. — Derde druk „ 0.35 „ 16. Schermen, Kufahl. — Derde druk 0.35 „ 17. Boksen, Enge*sch. — Vierde druk 0.35 „ 18. Worstelen, 51 /oio's, J. E. Tol. — Vierde druk 0.35 „ 19 Schoonrijden, J. A. Schutter. — Tweede druk . „ 0.60 „ 20. Kolven, A. P. L. Spuybroek „ 0.60 , 22. 26 Openluchtspelen, Disse. — Derde druk 0.35 ,, 23. Halteren, voor Dames en Heeren, Van E. — Tweede druk . . . ,, 0.35 „ 24. Skiloopen, jaeger „ 0.35 ,, 25. Kaatsen, Volledige Handleiding, Westra 0.60 „ 26. Wielrennen en Trainen, Ulysses „ 0.35 „ 27. Wandelen en Springen, Hartmann . „ 0.35 „ 28. Hardloopen, Cross Country, — Derde druk 0.35 „ 29. Lawn Bowlen, Handleiding „ 0.35 ,, 30. Handboogschieten Handleiding „ 0.35 „ 31. Ju Jutsu, Japansche Vecht-Methode, Toepoel. — Derde druk . . „0.60 „ 32. Motorboot-Sport, R. John 0.35 „ 33. Manoeuvres, Van Riessen. — Tweede druk „ 0.60 „ 34. Golfspel, Regels en Wenken. — Tweede druk '. . „ 0.35 „ 35. De jonge Schaker, — Vierde druk • • • „ 0.35 „ 37. Dammen, Handleiding, Broekkamp. — Derde druk „ 0.35 „ 38 De Dammer, gewijzigde centrumopening, Broekkamp. — 2e dr. „ 0.35 „ 39. Meest voork. Dansen en Beleeldheldsvormen, Leefson. — 2e dr. „ 0.35 „ 40. Skatspel, Handleiding. -— Tweede druk 0.35 ,, 41. Kleine Blllardschool. — Vierde druk • • »0.35 42. Spelenboek, Whist, Ombre, Pandoeren, enz., Yvonne. — 4e dr. „ 0.35 „ 43. Wat zullen wij spelen? 100 Spelletjes, Yvonne. — Derde druk . . ,, 0.60 ,, 44. Spelletjes voor jonge Padvinders. — Tweede druk 0.35 ,, 45. Training voor Ror‘*n en Zwemmen, Anton. — Tweede druk . . . „ 0.35 „ 46. Paardensport, Wecken voor beginners, Anton. — Tweede druk . „ 0.35 47. Hoe leer ik Dansen?, Yvonne. — Derde druk . „ 0.35 ,, 48. Practische Lichaamsoefening, De Coubertin. — Tweede druk . . „ 0.60 , 49. Het Sabelschermen, met 15 Foto's, Lecuyer. — Tweede druk . . „ 0.35 „ 50. Techniek en Tactiek Hockey, Everts 0.35 „ 51. Fransch Boksen, charlemont. — Tweede druk „0.35 „ 52. Regels Badmintonspel, Tweede druk 0.35 „ 53. Bijzondere Zwemoefenlngen, Disse „0.35 „ 54. Tien bekende Dansen, Jolizza . . . . . . . • • • • • • *» 55. Het Boek der Patiënces, 50 Patiënce-Spelen, Mea. — Derde druk . ,, 0.35 ” 56. Bridge, Een beknopte Handleiding, Stabenow. — Tweede druk . „ 0.35 |, 57! Het Rijden van Bok, Merkesteijn 0.35 „ 58. Rugby Voetbalregels, Van Booven O-^jJ „ 59. Sjoelbak en Trlktrak, Spelregels, Yvonne „ 0.35 ,, 60. Nieuwste Dansen, Leefson .... O-gjJ „ 61. Spelen en Kunstjes, Van der Eem . JJ.35 „ 62. Wandelsport en Training, Van Santen 0.35 „ 64. Boston-Whlst en Club-Whist, Yvonne o ^g „ 65. Pandoeren, Zuiver Pandoerspel, El Maruë »>JJ d5 „ 66. Water-Polo, Hollandsche Regels, Verkerk . . . „ 0.35 „ 69. Hollandais pour Francais, De Regt O-Jg „ 70. -Vijfhonderd Raadsels met Antwoorden . . . . • • • • • • »»JJ'52 „ 71. Paedagoglsche Ademhalingsoefeningen, Handleiding, De Haan . . „u.35 „ 72. Lacrosse Spel en de Regels, Yvonne 0.60 „ 73. De Home Trainer van het Voetbalspel, Yvonne o.ou „ 74. Honkbal Spelregels • »»0,35 KLEINE ZWEMSCHOOL Geïllustreerd. 1936 AMSTERDAM — J VLIEGER. Het is in het algemeen niet aanbevelenswaardig om [iet zwemmen te leeren, zonder leermeester. Dat wil zeggen buiten een zweminrichting, waar officieel gediplomeerde zwemmeesters hun vak uitoefenen. Niettemin.bestaat er op het oogenblik nog niet overal de gelegenheid om zwemles te nemen, terwijl er toch wel water in de buurt is, waar behoorlijk gezwommen kan worden. . Hiervoor is in de eerste plaats deze „Kleine Zwemschool” bestemd. Maar het boekje kan ook, naar wij hopen, gebruikt worden door hen, die les krijgen, omdat datgene, wat hier behandeld wordt, die lessen aanvult, c.q. ondersteunt. Het is niet zoo gemakkelijk zwemmen te leeren door zelfoefening : daarbij moeten verschillende moeilijkheden worden overwonnen. Nochtans is het aantal van hen, die zich door zelfoefening het zwemmen hebben eigen gemaakt vrij groot. En het merkwaardige is, dat die zelfgeoefende zwemmers meestal lang geen slechte zwemmers zijn. Hetgeen veroorzaakt wordt door het feit, dat het normale zwemmen, dat is dus het zwemmen van den buikslag (schoolslag) eigenlijk een volkomen natuurlijke beweging is : het uittrappen van de beenen om drijvende te blijven, het naar voren strekken der armen en die daarna spreidend terugbrengen aan het lichaam om vooruit te komen. En omdat het een natuurlijke beweging is zal het, dat leert het boekje duidelijk, niet moeilijk zijn om het elementaire begrip van het zwemmen bij te brengen. /OORREDE INLEIDING Keeds van de volkeren der oudheid hooren wij, dat ze baden en zwemmen vlijtig beoefenden. De eiland- en kustbewonende Grieken waren bepaald beroemd om hun buitengewone vaardigheid in het zwemmen en duiken, en van den Lykioniër Skillias wordt verteld dat hij bij Artemissium vier uur onder water heelt afgêlegd, om van de Perzen naar zijn Helleensche broeders te vluchten. Herodotus maakt melding van gymnastische spelen in het water, van zwem- en duikwedstrijden; een der hoofdgeboden van de wetgeving van bolon was, dat de kinderen zwemmen (en lezen) moesten leeren. De Romeinen hechtten eveneens groote waarde aan het baden en zwemmen en het dagelijksche bad was een hunner werkelijke behoeften. Van de Romeinsche soldaten werd het leeren zwemmen geëischt. Ook de oude Germanen hielden veel van het koude rivierbad en waren geoefende zwemmers. De praktische waarde van het zwemmen en vooral de voordeelen, die het uit een hygiënisch oogpunt oplevert, heeft men dus reeds vroeg weten te schatten. En inderdaad bestaat er nauwelijks «n lichaamsoefening, die voor de gezondheid bevorderlijker is, ook is er wel geen beter middel om het lichaam lenig, gezond en krachtig te maken, dan het zwemmen. Terecht geldt reeds het eenvoudige koude bad voor buitengewoon verfnsschend en versterkend en deze gunstige invloed op de gezondheid wordt nog aanmerkelijk verhoogd door de gymnastische oelening van het zwemmen, die het geheele organisme in krachtige beweging zet en boven het eigenlijke gymnastiseeren nog het niet te versmaden voordeel oplevert, dat ze in het water, dus in zuivere stofvrije lucht wordt uitge- voerd. , , . De hooge hygiënische en praktische waarde van het zwemmen wordt steeds algemeener erkend en naar we hopen, zal het niet zoo heel lang meer duren, dat ook aan scholen het zwemmen als verplicht vak wordt ingevoerd. Voor we met de eigenlijke handleiding voor het zwemmen beginnen, wenschen we eerst nog op een paar voorzorgsmaatregelen attent te maken, die voor het gebruik van koude baden gelden. Men ga nooit met een volle maag te water, maar evenmin geheel nuchter; de meest geschikte tijd voor het baden is ’s morgens spoedig na het eerste ontbijt of eenige uren na het middagmaal. Wanneer men Sterk verhit is, alsook na langdurige snelle beweging, kan een koud bad in sommige gevallen bepaald levensgevaarlijk worden. Men dient zich dus vóór ’t baden behoorlijk af te koelen en aan longen en hart tijd te gunnen tot rust te komen. Ook verdient het aanbeveling, voor men in het water stapt, het lichaam, aan de slapen, polsen, n de okselholten en den nek, verder aan de borst en de lendenen matig te bevochtigen. Of wel een douche te nemen. Na deze voorbereiding kan men öp elke willekeurige wijze te water gaan: langzaam dus of wel plotseling door een sprong of duik. Het is zeer aan te bevelen dadelijk nadat men in het water gegaan is, even flink heelemaal onder te duiken. De duur van het bad is afhankelijk van de temperatuur van het water, maar ook van den leeftijd en vooral van de lichaamskracht van het individu. Nerveuse of bloedarme menschen mogen zeker niet langer dan tien minuten in het water blijven, daarentegen doet het gezonde, krachtige zwemmers geen schade, indien zij een uur of langer in het water vertoeven. Niettemin zij men voorzichtig bij lage temperatuur, want dan is het zelfs voor sterke en zeer gezonde menschen af te raden te lang in het water te blijven. Aanbeveling verdient het na afloop van het zwemmen het lichaam krachtig af te wrijven met een drogen, groven doek en zich daarna vlug aan te kleeden. Het nemen van beweging, nadat men uit het zwembad komt, verdient mede aanbeveling. HET ZWEMMEN OP DEN BUIK (Borst - of schoolslag) Onder de vele manieren om zich in het water te bewegen neemt het zwemmen op den buik, de z.g. borst- of schoolslag, de eerste plaats in. Dat is de slag, welke iedere zwemmer bij den aanvang moet leeren beheerschen; eerst als hij volkomen met het water vertrouwd is kan er aan het aanleeren van andere slagen worden gedacht. Wij beginnen nu met, eerst bij wijze van droge les, de bewegingen te maken, welke bij het borstzwemmen als voornaamste gelden. Het is heelemaal niet noodzakelijk om deze bewegingen in het water uit te voeren, de adspirant-zwemmer kan er zelfs bij blijven staan. Begin dus met de houding aan te nemen, gelijk die Figuur I door fig. i aanschouwelijk voorgesteld: de armen omhoog gestrekt, de palmen der handen naar voren gericht, de duimen tegen elkaar en de vingers van beide handen volkomen aaneengesloten. Uit deze beginhouding worden de armen nu gestrekt zijwaarts gebracht, zoover, dat de duimen van de handen zich ongeveer op ooghoogte bevinden. Bij die zijwaartsche beweging van de armen worden de handpalmen een weinig naar binnen bewogen (zie fig. 2). biguur 2 De tweede beweging is het naar voren brengen van de gestrekte armen ongeveer 30 c.M., het buigen en daarna het brengen van de handen zoodanig onder of voor de kin, dat de handpalmen naar elkander zijn toegekeerd (zie fig. 3) Dan komt de derde beweging: het omhoog strekken van de armen, waarbij terzelfder tijd de handpalmen weer naar voren worden gebracht, zoodat de stand als door fig. i afgebeeld, wederom is bereikt. Daarmee is de uit drie deelen bestaande beweging afgeloopen, kan men even rusten om daarna dezelfde drie bewegingen wederom te herhalen. En zoo vervolgens. Dit is de elementaire beweging voor het normale zwemmen op den buik. Denk niet, dat het geen zin heeft om deze oefening uit den treure te herhalen: want uiteindelijk is het zwemmen niets anders dan een voortdurend herhaalde reflexbeweging. figuur 3 Het steeds herhalen van deze drie eerste bewegingen (en straks ook van de elementaire beenbewegingen) maakt dat deze bewegingen muurvast ingeprent worden, zoodat de zwemmer, zoodra hij de bewegingen in het water moet uitoefenen, noch over de beweging zelf, noch over de volgorde daarvan zal behoeven na te denken. Heeft men de armbeweging op het droge voldoende geoefend, dan kan men zich tot schouderhoogte in het water begeven en de beide armen met naar beneden gerichte handpalm en aaneengesloten vingers, zoodanig voorwaarts strekken, dat de duimen elkaar raken en de handen horizontaal enkele centimeters onder Water liggen. Daarna kan men de driedeelige armbeweging, welke wij hiervoor hebben uiteengezet, juist zoo uitvoeren als men dat voor dien tijd op het droge heeft gedaan. Met dien verstande, dat men nu rekening moet houden met den veranderden stand der armen, waardoor de eerste beweging geen verticale maar een horizontale beweging wordt, terwijl bij de tweede beweging de handen 30 c.M. naar beneden worden gedrukt. Gedurende de geheele uitvoering van de beweging moeten de vingers aaneengesloten blijven. Aangezien het zwemmen een samenstel van soepele bewegingen is, zal men er dus dadelijk reeds goed aan doen, indien men de eene beweging als het ware in de andere laat vervloeien, dus de drie bewegingen van de armen tenslotte als één afgerond geheel in tempo uitvoert. DE BEENBEWEGING De bedoeling is nu om ook de noodzakelijke beenbewegingen op het droge uit te voeren. En wel op de volgende manier: Men gaat rechtop staan, sluit de hielen flink tegen elkaar en richt de teenen naar buiten. Men heft dan het rechterbeen met sterk naar buiten gerichte gebogen knie heel langzaam omhoog, zoovèr tot de hiel van den rechtervoet het kniegewricht van het gestrekte linkerbeen raakt. (Zie fig. 4). Dan wordt het rechterbeen langzaam, zoover mogelijk, zijwaarts bewogen, evenwel zoo, dat de dij aangetrokken en het been niet heelemaal gestrekt blijft, (zie fig. S)- Fig. 5. De derde beweging is het snel en met kracht, dus met een ruk als het ware, strekkeh en tegen het gestrekte linkerbeen plaatsen. Deze drie bewegingen moeten ook met het linkerbeen worden uitgevoerd, waarbij .dan het rechterbeen gestrekt blijft staan. De oefening moet zoolang herhaald worden tot de drie bewegingen ineenvloeien zonder aan kracht en snelheid in te boeten. Heeft men deze oefening op het droge letterlijk onder de knie dan kan men zich te water begeven en door zich aan een in het bassin geplaatste trap of ladder vast te houden horizontaal in het water komen te hangen gelijk fig. 7 aangeeft. In deze positie moet men de teenen naar buiten en raar boven, dat is dus naar het bovenlichaam gericht houden, de hielen blijven gesloten, de beenen blijven gestrekt. Nu worden de drie bewegingen, welke op het droge nauwkeurig zijn bestudeerd en aangeleerd in het water uitgevoerd. Op één worden de beide beenen gelijktijdig met geslo- Fig. 6. Fig. 7. ten hielen en opgetrokken teenen heel langzaam zoover naar het bovenlichaam getrokken als dit met ieder been afzonderlijk op het droge is gedaan. Bij deze beweging wijken de knieën dus naar buiten gericht van elkaar, (fig. 8). Op twee slaat men de beenen langzaam zoover mogelijk zijwaarts uit, maar zorgt daarbij, dat de dijen aangetrokken blijven en de beenen niet geheel gestrekt worden. (zie fig. 9). Fig. 9. Op drie tenslotte worden de beenen met krachtigen stoot zijwaarts geslagen, waarbij de voeten zoodanig worden gehouden, dat het geheele vlak van de voetzool gebruikt kan worden voor den stoot. De beenen worden geheel gestrekt en snel en krachtig tegen elkaar geslagen, zoodat het lichaam dan weer den stand aanneemt gelijk door fig. 7 wordt voorgesteld. Deze drie bewegingen moeten achter elkander worden uitgevoerd, want het is de bedoeling, dat ze door veel en nauwkeurig herhalen een geheel gaan vormen, zoodat de toekomstige zwemmer, bij wijze van reflex-beweging, dit geheele samenstel van bij elkaar behoorende beenbewegingen, zonder na te denken uitvoert. DE COMBINATIE VAN ARM - EN BEENBEWEGINGEN Met de afzonderlijke arm- en beenbewegingen heeft men begrijpelijkerwijze nog niet de kunst van het zwemmen onder de knie gekregen. Daarvoor is het in de eerste plaats noodzakelijk de afzonderlijk goed ingestudeerde arm- en beenbewegingen zoodanig te combineeren, dat zij tezamen harmonieeren en daardoor een gelijkmatige beweging gaan vormen, welke in de eerste plaats het lichaam drijvende houdt, en in de tweede plaats er een voorwaartsche beweging aan geeft. Die combinatie is derhalve het moeilijkste gedeelte van het zelf leeren zwemmen. Bij kinderen is deze moeilijkheid eenigszins op te heffen, door het kind in het water, I ij zijn pogingen om de bewegingen te combineeren, te ondersteunen. De volwassene moet dan ongeveer tot borsthoogte in het water gaan staan en het kind vasthouden op de wijze als in fig. io voorgesteld. Fig. 10. De toekomstige zwemmer ligt daarbij met zijn borst op den gebogen benedenarm van den helper, houdt daarbij armen en beenen gestrekt, de handen even onder de oppervlakte, de voeten ietwat dieper in het water. De kin rust dan juist op de wateroppervlakte. Wij krijgen dan deze opeenvolging van bewegingen : i. Armen langzaam zijwaarts brengen, horizontaal en in gestrekte houding, de handpalmen daarbij een weinig naar binnen gebogen en de vingers gesloten, waarbij de handen zoodanig worden bewogen, dat de duimen zich ongeveer ter hoogte van den neus van den zwemmer bevinden. De beenen blijven in ruststand, zooals fig. io aangeeft. Fig. 11 2. De handpalmen, welke een weinig naar binnen gebogen waren, worden nu precies horizontaal gehouden en daarna worden de handen met gestrekten arm diep naar beneden gedrukt. Fig. 12. De beenen worden aangetrokken, waarbij de hielen gesloten zijn en de knieën naar buiten en opwaarts gericht. Bij deze bewegingen moet de zwemmer in-ademen. 3. De armen worden gebogen, de handen worden voor de kin gebracht, zoodanig, dat de handpalmen naar elkaar toegekeerd zijn en daarna worden de armen gestrekt naar voren geschoven. Gedurende dit vooruitschuiven van de armen worden de beenen langzaam en zoover mogelijk uitgeslagen, de dijen blijven opgetrokken, de beenen worden dus niet geheel gestrekt, (fig. 13). Onmiddeilijk daarop, dus zoodra de handen gestrekt vooruit zijn, trapt men met krachtigen stoot en met de heele voetzool tegen het water, waarbij de beenen dan volkomen gestrekt worden en daarna vlug en krachtig tegen elkaar worden geslagen. Bij deze beweging heeft de uitademing plaats. Op het oogenblik dus, dat de beenen weer aaneengesloten zijn, worden de handpalmen. welke naar elkaar toegekeerd waren, omgekeerd en naar beneden gericht, waarna in dezelfde volgorde de hierboven geschetste bewegingen worden herhaald (fig. 1.4) 13. Het is ncodzakelijk er op te letten, dat de bewegingen niet met armen en beenen tegelijk beginnen, maar dat begonnen wordt met de armbeweging en eerst na afloop hiervan, dus niet voordat de armen in den eersten stand teruggekeerd zijn, het laatste deel der beenbeweging: het trappen tegen het water en het krachtig sluiten der beenen Voorts lette men er op, dat de bewegingen vooral niet te snel worden uitgevoerd en zeker niet gejaagd. Gelijkmatigheid en kalmte in ieder opzicht bevorderen het leeren zwemmen in niet geringe mate. Ook verdient het aanbeveling niet te lang achter elkaar te oefenen in het begin. Want tengevolge van vermoeidheid zullen de bewegingen minder juist worden uitgevoerd, hetwelk tengevolge heeft, dat de zwemmer fouten gaat maken, welke hij later moeilijk weer kan afleeren. Degene, die den toekomstigen zwemmer steunt, dient op al deze onderdeden scherp te letten. Daarom kan het niet onverschillig zijn wie den zwemmer helpt en is het van het grootste belang, dat het iemand is, die zelf de zwemkunst in de puntjes machtig is. Ten aanzien van den toekomstigen zwemmer, die om de een of andere reden geen hulp van een ervaren zwemmer kan krijgen dienen de volgende opmerkingen. Vooroefening: De toekomstige zwemmer moet aan den rand van het bassin gaan staan, waar hem het water ongeveer tot aan de heupen staat, het bovenlichaam voorover buigen, de armen met naar beneden gerichte handpalmen, naast elkaar liggende duimen en behoorlijk aaneengesloten vingers, gestrekt naar voren houden, daarna diep ademhalen en zich dan met den rechter - of linkervoet krachtig van den bassinmuur afstooten, terwijl hij het gezicht daarbij in het water legt. Onmiddellijk na het afstooten strekt hij dan de beenen, sluit de hielen en trekt de teenen naar buiten en naar boven op. Het gevolg van het afstooten zal zijn, dat het lichaam in gestrekten stand eerst een eind op de oppervlakte van het water voortglijdt en een korte poos als het ware op de oppervlakte van het water zal blijven liggen. Deze oefening, vaak genoeg herhaald, geeft den toekomstigen zwemmer een zekere vaardigheid en ook een zeker vertrouwen, waarbij hij tenslotte zoolang rustig op de oppervlakte kan blijven liggen, dat hij de directe oefening der gecombineerde arm - en beenbewegingen kan gaan maken. Deze oefeningen zijn dezelfde, welke hierboven beschreven werden met hulp van een ervaren zwemmer. Hierbij valt natuurlijk op te merken, dat bij ontstentenis van die hulp, veel moet worden overgelaten aan het initiatief van den toekomstigen zwemmer zelf. Maar wanneer deze daarbij in het oog houdt, dat rust en kalmte en niet overhaasting hem tenslotte aan het begeerde doel brengen, dan kan het niet missen of hij zal dat doel, stug volhoudend, bereiken. HET ZWEMMEN OP DEN RUG Voor wie het zwemmen op de borst, dus het zwemmen met den zoogenaamden schoolslag, goed machtig is, zal het zwemmen op den rug niet veel moeilijkheden bieden. De oefeningen hiervoor kunnen op de volgende wijze worden ingeleid: Men houdt zich met beide handen vast aan den bassinrand, keert dezen het gezicht toe, drukt de beenen met gebogen knieën tegen den bassinmuur en buigt het hoofd flink naar achteren. Men laat nu den bassinrand los, stoot met beide voeten krachtig af, strekt het lichaam, houdt het hoofd in den nek en de lendenen hol: daardoor zullen buik en borst vanzelf boven water komen. Leg nu de armen gestrekt met naar beneden gerichte handpalmen en gesloten vingers tegen het lichaam; de hielen blijven aaneengesloten en de teenen der voeten zijn naar buiten en naar boven gericht. In dezen horizontalen stand kan men bij eenige oefening zeer lang drijvende blijven, waarbij men dan het lichaam kan helpen door de gestrekte armen met de handpalmen naar beneden langzaam en bij herhaling naar beneden te drukken. De armen mogen daarbij evenwel niet boven water komen. Is deze horizontale drijf-beweging voldoende beoefend dan kunnen de rug-zwembewegingen een aanvang nemen. De eerste daarvan is het aantrekken van de beenen met gespreide knieën en naar boven gerichte teenen. Heel langzaam. De tweede is het langzaam zijwaarts uit'daan van de beenen met nog opgetrokken dij. De derde is het krachtig tegen het water trappen met de voetzoolen en het daarna snel te samen klappen der beenen. De armbewegingen voor het rugzwemmen kunnen gemakkelijk op de volgende wijze worden beoefend: Men legt zich op den rug in het water (daarin heeft men dus reeds eenige ervaring) en men houdt zich dan vast met de teenen aan een trap of een stang of een ladder in het water, waardoor men zijn aandacht volkomen bij de armbewegingen kan bepalen. Fig. 18. 3. De duiksprong In de eerste plaats maakt men de volgende vooroefening: Men knielt aan den rand van het bassin of den steiger, met het gezicht naar het water gekeerd, houdt de bcenen gesloten en de knieën iets over den rand van den muur of de plank uit, buigt het hoofd een weinig, en strekt de armen voorwaarts en wel zoo, dat ze vrijwel naast de ooren liggen, de handen naar ueneden gericht zijn, en de duimen elkaar aanraken. Fig. ■« Men buigt nu het bovenlichaam zoover voorover, tot men het evenwicht verliest en met handen en hoofd vooruit in het water valt. Na deze vooroefening probeere men den eigenlijken duiksprong en wel in de eerste plaats dien zonder aanloop, op de volgende wijze uit te voeren: Men gaat met gesloten beenen aan den rand van den bassinmuur of op de punt van de springplank zoo staan dat de teenen een weinig over den rand of de punt uitsteken, bufgt het bovenlichaam voorover, buigt eveneens de knieën een klein beetje, houdt de armen vooruit als bij de vooroefening, stoot zich op het oogenblik, waarin men zijn evenwicht verliest, met beide voeten krachtig af én stort zich met gestrekt lichaam in het water (vgl. fig. 18). Ter uitvoering van den duiksprong met aanloop neemt men een aanloop als bij den rechten sprong, stoot zich met een voet van de punt van de plank af, echter niet geheel van den uitersten kant, maar een 15 tot 10 c.M. terug, springt zoo hoog mogelijk, buigt onmiddellijk na het afspringen het hoofd terug, drukt daarbij de borst vooruit en houdt de armen zijwaarts met naar beneden gerichte handpalmen. Gedurende het vallen buigt zich het hoofd en de armen worden voorwaarts en naar beneden gestrekt, zoodat ze paast de ooren liggen en de duimen elkaar aanraken. Fig 20. 5- Snoeksprong Ka een aaploop van eenige meters stoot men zich van de springplank krachtig af, springt flink hoog en ver als bij den rechten sprong, draait dan plotseling met een krachtigen ruk het bovenlichaam naar beneden, de beenen naar boven, schiet loodrecht met gestrekt lichaam en handen en hoofd vooruit in het water. Op de plaats, waar men den snoeksprong wil uitvoeren, moet het water minstens 6-—7 Meter diep zijn. AANTEEKENINGEN. Practische Bibliotheek GEÏLLUSTREERD. No. 1. Longen-Gymnastiek, Schreber. — Derde druk ƒ0.35 (> 2. Eerste Hulp bij Ongelukken, Bock. — Tweede druk 0.35 ,, 3. Amateur Fotograaf, Van de Ven. — Vierde druk „ 0.35 „ 4. Physical Culture, Lichaamsversterking, Toepoel 0.60 ,, 5. Licht*, Lucht- en Zonnebaden, Paul 0.35 „ 6. De kleine Briefsteller, Yvonne. — Derde druk „ 0.35 ,, 7. Levensmagnetisme, Reichell. — Tweede druk 0.35 „ 8. Mijn Terrarium, F. Paul Tweede druk 0.35 „ 9. Mijn Aquarium, Anton. — Tweede druk 0.35 „ 10. Luchtscheepvaart, populaire beschouwing, Hildebrand 0.35 ,, 11. Het Zeewater-Aquarium, Lurasco. — Tweede druk ,,0.35 ,, 12. Eenvoudige Boekhouding, Tesselhoff. — Derde druk 0.35 „ 13. Radium- en Röntgenstralen, Vosmaer „ 0.35 „ 14. Telegrafie zonder, draad, Vosmaer. — Tweede druk ,,0.35 ,, 15. Zweedsche Gymnastiek, Vrije oefeningen, Betts. — Tweede druk ,, 0.35 ,, 16. Hoe men een goedkoope Tent kan maken, Mackenzle. — Tw. dr. ,,0.35 ,, 18. Do you speak English?, Anton. — Derde druk . „ 0.35 ,, 19. Parlez-vous Francais?, Anton • ,, 0.35 ,, 20. Paria Itallano?, Anton • „ 0.35 21. Parolas Esperante?, Anton . . „0.35 . 22. Duitsch op Reis, Anton >.#.„•• 0.50 „ 23. Habla usted Espanol?, Anton 0.35 „ 24. Wereld-Hulptaal, Systeem „Ido”, Van der Boom. — Derde druk „ 0.35 ,, 25. De Vlinderverzameling, Lurasco. — Tweede druk 0.35 ,, 26. Fröbelwerkjes, Yvonne „0.35 ,, 27. Nieuw Kookboek, 250 Recepten, Yvonne 0.60 ,, 28. Engelsche Taal met uitspraak, Anton. — Derde druk 0.35 ,, 30. Knotszwaaien en Balstooten, Toepoel . „ 0.35 „ 31. Rijwiel, Inrichting, Ott. — Derde druk 0.35 ,, 32. Padvinders, Handleiding, P. B. Scout. — Tweede druk 0.35 ,, 33. De Hengelsport, Anton. — Tweede druk . „ 0.35 ,, 34. Duiventeelt, Ackerman. — Tweede druk 0.35 „ 35. Konijnenfokken, Ackerman. — Derde druk . „0.35 ,, 36. Boschleven Padvinders, B. P. Scout 0.35 ,, 37. Ring-, Brug- en Standoefeningen. — Tweede druk 0.60 ,, 38. Handelscorrespondentie in 4 Talen, Yvonne '•••», 0.35 „ 39. Motorrijwiel en zijne Behandeling, Schuricht. — Derde druk . . ,, 0.60 ,, 40. Siervisschen en Amphibiën, Lurasco 0.35 „ 41. Samenstelling van Vliegmachines, Walther „0.35 ,, 42. Kanarieteelt, Bartéls. — Tweede druk . „0.35 „ 43. Hoenderteelt, Remlof. — Tweede druk „ 0.35 „ 44. De Octroolwet, Handleiding voor den uitvinder, Bartels ....,, 0.35 ,, 45. Redden van Drenkelingen, Met 9 Foto's, Disse 0.35 ,, 46. Groenteteelt, Remlof. — Tweede druk 0.35 „ 47. Handleiding voor Postzegelverzamelaars, Preiss 0.35 „ 48. Exotische Siervogels, Ornithophllos ............. 0.35 „ 49. Handleiding voor Herbarium, Lurasco 0.35 „ 51. Inheemsche Zangvogels, Osnitophilos . . „0.35 „ 52. Hondenverzorging, Anton. — Tweede druk 0.35 „ 53. Machineschrijven, Van de Waal 0.35 „ 54. Zakhandboek voor den Machinist-Bankwerker, Bos. — Tweede dr. „ 0.60 „ 55. Motor-Machlnist, Bos. — Tweede druk 0.60 ,, 57. Padvinders Seinboek, Abraas 0.35 ,, 58. Nederlandsch voor Vreemdelingen, De Regt ......... 0.35 „ 59. Handleiding Jams, Geleien, Compote’s en Vla's, Yvonne . . . . „ 0.35 „ 61. Bijenteelt op beperkte ruimte, Remlof 0.60 „ 63. Bloementeelt op beperkte ruimte, Remlof „ 0.35 ,, 64. Eten om te Leven, Ter Haar 0.35 ,, 65. Handleiding voor het Inmaken van Groenten, Yvonne. — Derde dr. ,, 0.35 „ 66. Het Gebruik van de Hooiklst, Yvonne. — Tweede druk . . . . „ 0.35 „ 67. Holl&ndisch für Deutsche, De Regt „ 0.35 „ 68. Dutch for Englishman, De Regt . * ,, 0.35 „ 69. Moderne Dansen, Leefson „0.35 Fijt. 15. De armen liggen gestrekt tegen het lichaam. De handpalmen zijn naar het lichaam gekeerd. De eerste armbeweging is nu aldus : De armen worden langzaam gebogen, zoover dat de handen, welke bij de beweging niet van het lichaam verwijderd worden ongeveer tot aan de lendenen omhoog glijden. De tweede beweging is het strekken der armen met horizontaal geplaatste handpalmen, zoodanig dat ze ongeveer op schouderhoogte komen te liggen. De derde beweging is het draaien der handpalmen verticaal, dus loodrecht op het watei, en de armen strekken in den oorspronkelijken stand, dus terugbrengen tegen de dijen. De vereeniging van die arm- en beenbewegingen is minder moeilijk dan het borstzwemmen, omdat de bewegingen gelijktijdig plaats vinden. Fig. 15, 16 en 17 geven aan hoe het lichaam bij de afzonderlijke bewegingen schematisch er uit ziet. FijJ. 16. Hierboven is bij het rugzwemmen uitgegaan van de gedachte, dat bij alle bewegingen de handen onder de wateroppervlakte blijven. In de praktijk, en om sneller voortkomen te bevorderen, zal van dit principe evenwel dienen te worden afgeweken. Voorheen werden dan de armen in een grooten boog met bijeengenomen handpalmen over het hoofd achterwaarts gebracht, daar werden zoodra zij het water raakten de handpalmen van elkaar afgedraaid en de armen met kracht gestrekt door het water heen naar de dijen teruggebracht. Elke gestrekte arm beschreef daarbij dus een boog van 180 gr. De gelijktijdigheid van been- en armbeweging garandeerde dan een behoorlijk voortglijden in het water. De rugzwemmers van lateren tijd gebruiken als armslag een afzonderlijke beweging der beide armen, waarbij deze om de beurt als een soort pagaai door het water worden gehaald. Dit laatste staat evenwel in verband met het feit, dat bij dezen rugslag de schaarbeweging van de beenen vol- Fig. 17. komen is losgelaten en vervangen door de schroefbeweging, welke ook bij het zwemmen op den buik, door wedstrijdzwemmers in hoofdzaak, wordt toegepast. Het Watertrappen. Hieronder verstaat men een wijze van beweging, waardoor het iemand mogelijk wordt, zich in loodrechten stand boven water te houden. Het watertrappen oefent men op de volgende wijze : Men zwemt eerst een eind op de borst, maakt dan de bewegingen steeds langzamer en kleiner en hgudt daarbij de voeten naar beneden. Heeft men zoo een loodrechten stand bereikt, dan trekt men de beenen beurtelings op en trapt afwisselend met de voeten en wel met de geheele voetzool in een kalm tempo krachtig tegen het water (dus omlaag). De handen diul t men gelijktijdig met gesloten vingers en met naar het water gekeerde handpalmen beurtelings naar beneden, echter kunnen deze bewegingen later zoo vereenvoudigd worden, dat ze in horizontale richting heen- en weerstrijken, en eindelijk geheel buiten werking gesteld worden. EENIGE SPRONGEN i. De rechte sprong. Men neemt een aanloop van eenige meters, zet zich met den rechter- of linkervoet van de punt der springplank krachtig af, zoodat men zoo hoog mogelijk en een flink stuk van de plank afkomt en springt dan in gestrekte houding, de handen langs de dijen leggend, in het water. Na het afspringen kan men ter afwisseling in de lucht een halve wenteling naar rechts of links uitvoeren, of zich ook geheel draaien en dan met naar de springplank gekeerd gelaat in het water springen. 2. De zitsprong. Evenals bij den rechten sprong neemt men ook bij den zitsprong een kleinen aanloop en stoot krachtig af. Onmiddellijk na het afstooten trekt men de beenen gesloten op, buigt het bovenlichaam een weinig naar voren en laat zich dan in deze stelling in het water vallen. De armen kan men daarbij óf gestrekt tegen het lichaam leggen, óf wel ook zoo zijwaarts houden, dat de handpalmen op het water slaan. De sprong kan ook zoo worden uitgevoerd, dat men na het afstooten de hoog opgetrokken knieën met de armen omvat. Deze variatie van den zitsprong wordt ook wel paketsprong genoemd. AANTEEKENINGEN. AANTEEKENINQEN.