[MLX I 110 I PRIJS f 0.40 L. FLES WEG MET HET ZIONISME I ■ UITGEGEVEN VOOR REKENING VAN DEN SCHRIJVER DOOR DE HOLLANDIA DRUKKERIJ N.V. - BAARN 0921 6281 ' //t> L. FLES WEG MET HET ZIONISME ! ■ HOLLANDIA DRUKKERIJ N.V. - BAARN c l f3 k H 1 ^ ■■wmüi ; !'r:?"KLUKu > ; .. c-ac } Im-4 J VOORWOORD L. S. In de brochure, die voor U ligt, wordt uiteengezet, waarom naar mijn oordeel het bestaan van het politiek zionisme een groot gevaar voor onze samenleving genoemd moet worden. Indien deze zienswijze juist is, dan dient aan dezen ongewenschten toestand ten spoedigste een einde te komen door een duidelijke, ondubbelzinnige verklaring van den Nederlandschen Zionistenbond betreffende de burgerrechten en het staatsburger' schap der Joden in Nederland; als dienaangaande geen bevredi' gende verklaring zou worden gegeven, dan zou er niets anders overblijven dan deze zionistische organisatie op officiëele wijze openlijk te diskwalificeeren. Natuurlijk zijn wij allen verplicht een steentje bij te dragen ter bestrijding van de bruine pestziekte, die anti-semietisme heet en waarvan de strijd tegen het zionisme een noodzakelijk onderdeel is. Het klinkt weliswaar ongelooflijk en zelfs paradoxaal, maar het is niettemin de treurige waarheid, waarvan in de volgende bladzijden het bewijs geleverd zal worden, dat de zionisten er veel toe bijdragen het anti-semietisme te bevorderen en daarom is het in het belang van de samenleving, dat gevaar goed onder de oogen te zien. Ofschoon het eigenlijk overbodig mag heeten, acht ik het toch nuttig vast te stellen, dat mijn strijd uitsluitend tegen het stelsel en niet tegen personen gericht is; voor zoover ik in deze brochure van dat beginsel ben afgeweken, heb ik dit slechts noodgedwongen gedaan. Natuurlijk moet men respect hebben voor menschen, die be' reid zijn voor hun ideaal te leven en te sterven; maar dan moet ook het doel de inzet waard zijn en dit is bij het zionisme vol' strekt niet het geval. Het is al te veel eer, om van het zionisme als een ideaal te spreken, want het is niets dan een utopie of een fictie, veeleer een bezetenheid, waaraan de zionisten niet alleen zichzelf en hun gezinnen opofferen, maar met een onbegrijpelijke meedoogenloosheid ook millioenen anderen in hun val trachten mede te slepen. Dat die slachtoffers geloofs' genooten zijn, is des te erger voor de zionisten; beschouwd van het algemeen menschelijk standpunt, dat van deze brochure de basis vormt, legt die omstandigheid echter geen gewicht in de schaal. Voor betuigingen van adhaesie, op' of aanmerkingen houd ik mij gaarne aanbevolen. Amsterdam, Februari 1939. F. De bedoeling van deze brochure is om de zionisten in het al' gemeen en den Nederlandschen Zionisten'Bond in het bijzonder openlijk in staat van beschuldiging te stellen. Het zal mij niet moeilijk vallen om het bewijs te leveren, dat het streven van dezen bond een groot gevaar beteekent voor de samenleving en dat de zionistische propaganda afkeurenswaardig is; er zijn derhalve voldoende redenen om het volle licht daarop te laten vallen en een waarschuwende stem te laten hooren. Mijn strijd tegen het zionisme dateert, zooals bekend, niet van vandaag of gisteren; in April 1914, dus reeds een kwart eeuw geleden, nam het Handelsblad een artikel van mij op naar aanleiding van een voordracht van Dr. Levin; ik schreef daarin o.a.: De groote fout van het zionisme is naar mijn meening, dat men alle Joden tezamen wil voegen met de bedoeling daardoor één geheel te krijgen. Maar begrijpen die heeren dan niet, dat die menschen van joodsche afkomst in de eerste plaats Hollanders, Duitschers, Engelschen, enz. zijn; dat zij dus de zeden en gewoonten en karaktereigenschappen van de landen, waartoe zij behooren, hebben aangenomen en daarna — misschien — Joden? Hierop antwoordde de Heer Henri Edersheim, de voorzitter van den Nederlandschen Zionisten'Bond als volgt: Volkomen onjuist lijkt mij, evenals allen zionisten — en waarlijk niet alleen zionisten — de meening van den Heer F., dat de Joden als cultuurfactor alleen dan waarde zouden hebben, zoolang ze onder de volkeren zouden verstrooid zijn. Het tegendeel is waar. Aan de eene zijde staat wel vast, dat door de assimilatie de waarde van het Joden' dom dreigt te verminderen; aan de andere zijde leert de ervaring, dat juist die volkeren in de wereld de meest waar' devolle cultuurfactoren vormen, die een krachtig nationaal bestaan vormen. Vandaar onze strijd tegen de a s s im i 1 a t i e — vóór een eigen Joodsch volksbestaan. In mijn repliek zeide ik: Volgens mijn meening is het zionisme in doel en wezen reactionnair; het beduidt een stap achterwaarts en is dus niet in overeenstemming met de thans algemeen geldende opvattingen betreffende de maatschappelijke verhoudingen. Hierop volgde een dupliek van den Heer Edersheim, waarin stond: Wat het anti'semietisme betreft, dat wij zouden aankweeken; slechts deze overeenkomst bestaat tusschen ons en de antisemieten, dat ook wij het bestaan van een Joodsch Volk erkennen. Zooals het in dergelijke gevallen gaat, werd daarna door de redactie de discussie voor gesloten verklaard. Uit het bovenstaande, waarin ik enkele woorden en uitdrukkingen heb gespatieerd, blijkt wel voldoende, dat de Heer Êdersheim de overeenstemming tusschen zionisten en anti-semieten erkent; wij kunnen vaststellen, dat sedertdien door de houding der zionisten die erkenning is onderstreept; ontelbare malen en in verschillende bewoordingen hebben de zionisten die belangrijke verklaring van den Heer Edersheim bevestigd. Die overeenstemming tusschen zionisten en antisemieten vormt, zooals nader blijken zal, de kern van mijn beschuldiging. In den loop der jaren heb ik meermalen de gelegenheid aangegrepen, om aan te toonen, dat het anti-semietisme door de zionisten in de hand gewerkt werd; naar aanleiding daarvan nam de Heer Feitsma de vrijheid mij in de „Joodsche Wachter" te bestrijden met de bewering, dat mijn beschuldiging totaal ongegrond was, omdat... het anti-semietisme er al was vóór dat het zionisme bestond. Hieruit ziet men, dat een kat, die in het nauw zit, rare sprongen maakt; het antwoord van den Heer Feitsma is eerder een uitvlucht dan een argument. Het spreekt wel van zelf, dat ik nimmer beweerd heb, dat het anti'semietisme door het zionisme is uitgevonden; maar wèl, dat het door het zionisme bevorderd en toegespitst is. Nu de Heer Feitsma niet in staat was mijn beschuldiging te weerleggen, probeert hij de aandacht af te leiden, wat voor den opmerkzamen lezer echter met een erkenning gelijk staat. Ik sta met mijn aanklacht volstrekt niet alleen en omdat deze aangelegenheid van zulk een ernstigen aard is, zal ik de vrijheid nemen de opinies te vermelden van vele anderen, die ook door de zionisten als bevoegden erkend moeten worden. Iemand als Dr. Henri Polak, die toch zeker niet als een vijand van de Joden bekend staat, voelde zich verplicht, tegen de gevaarlijke propaganda der zionisten te waarschuwen; hij schreef in het Volk van 8 April 1933 naar aanleiding van een voordracht van den Heer Mr. Herzberg als volgt: Wat zal Mr. Herzberg in het midden brengen, als onze nationalisten, fascisten, of hoe deze dwaze en ultra-reactionnairen zich mogen noemen, te eeniger tijd zullen eischen, dat den Nederlandschen Joden hun burgerrechten ontnomen en zij als v r e e m d e 1 i n g e n beschouwd en behandeld zullen worden, en zich daarbij op hem zullen beroepen, zeggende: De Heer Herzberg heeft immers zelf verklaard, dat de Joden geenVaderland hebben? Heeft de Heer Herzberg wel bedacht, dat hij, sprekende zooals hij heeft gedaan, voer in het kielzog van de Nazi-leiders? Deze welgemeende waarschuwing van Dr. Henri Pola\ werd — natuurlijk zou ik bijna zeggen — niet ter harte genomen; de Heer Herzberg en zijn volgelingen zijn kalm voortgegaan met op de bekende wijze de troeven tegen de Joden aan de N.S.B. in handen te spelen. Als tweeden getuige roep ik Prof. Veraart op, die in zijn pas verschenen boek „Joden van Nederland" omtrent het zionisme zijn meening in de volgende woorden te kennen geeft: Het kan niet overbodig zijn, dat op het g e v a a r wordt gewezen, dat een zichzelf afscheiden van een deel van de Joodsche volksgroep kan beteekenen voor een zeker veel grooter ander deel, dat hiermede niets te maken wil hebben. De zionistische beweging, gaat dwars door het Jodendom heen en vindt erwantrouwen zoo goed in vrijzinnige, als in s o c i a 1 i s t i s c h e en in orthodoxjoodsche kringen. De greep van dien kant op het Nederlandsche jodendom is vooralsnog niet sterk; maar daarmede zijn de kansen op een eigen joodsche cultuur ook aanzienlijk verkleind. Een eigen joodsche pers, toch zeker één der belangrijkste kenteekenen van een eigen cultuur, leidt een armtierig bestaan. Haar geestelijke inhoud heeft zeer weinig te beteekenen. Het schijnt mij vooreerst toe, dat een te groote uitbreiding van een z i on i s t i s c h e beweging schade zou kunnen doen aan de eervolle en belangrijke plaats, die het jodendom in de Nederlandsche samenleving inneemt. In het zionisme zit de b e k e n t e n i s, dat men niet tot het volk, waarin men is opgenomen, 'behoort; voor een kleine volksgroep is dit stellig een gevaar. De beweging behoeft zich maar ernstig uit te breiden, om aan kwaadwilligen steeds steviger het wapen in handen te geven; zij verklaren zelf dat zij niet bij ons hooren; laat ze gaan en bevorder, dat ze gaan. Met de kwaadwilligen, van wie hier gesproken wordt, worden natuurlijk de anti-semieten bedoeld; het is voor iedereen, die zich voor dit onderwerp interesseert, ongetwijfeld van groot be- lang van de woorden van Prof. Veraart, die zich op een neu' traal standpunt stelt, goede nota te nemen. Ten opzichte van het staatsburgerschap schreef ik in mijn boek „Water en Vuur'" het volgende: De verklaring der zionisten, dat de Joden eigenlijk geen staatsburgers zijn, maar in het land hunner in' woning „in ballingschap" leven, is met graagte door de antisemieten overgenomen; dezen beroepen er zich terecht op, dat door de Joden zelf het bewijs wordt gele' verd, dat zij zich als vreemdelingen beschouwen en dus dienovereenkomstig ook behandeld dienen te worden. En over den joodschen staat schreef ik in datzelfde boek: Indien de zionisten hun doel bereiken en een joodsche staat gevestigd zou worden, dan zou de ellende voor de Joden de/ geheele wereld eerst goed een aanvang nemen; dan zou Jood'Zijn tegelijk een staatsburgerschap beteeke' nen en de antisemieten zouden er zeker gebruik van ma' ken, door alle Joden, waar dezen zich ook bevinden, automatisch tot onderdanen van den nieuwen staat te ver' klaren en dientengevolge vreemdelingen in het land, dat zij bewonen. De juistheid mijner aanklacht blijkt eveneens uit het be' kende, uitstekend gedocumenteerde boek „Wesen des Antise' mitismus" van Graaf Caldenhove'Kalergi, waarin uitdrukkelijk verklaard wordt, dat zionisme en anti'semietisme twee woorden voor hetzelfde begrip zijn. Hieromtrent zegt de schrijver: Het anti'semietisme en het zionisme hebben dezelfde kern en zijn slechts twee uitdrukkingen voor één en dezelfde zaak. Het zionisme heeft ertoe bijgedragen om het anti'semietisme, dat na den oorlog sterker op den voorgrond trad, te verscherpen, want in het zionisme verklaart een deel van het jodendom zichzelf als een natie. Op deze wijze bevestigt het zionisme de anti'semieti' sche stelling, dat de Joden niet zijn medeburgers van een anderen godsdienst, maar een volksvreemd element, een eigen natie. Het wordt den nationalisten daardoor ge' makkelijker gemaakt om de Joden van de volksgemeenschap uit te schakelen, hen te onderwerpen aan bijzondere wetsbepalingen, den numerus clausus in te voeren en hen als nationale minderheid te onderdrukken. Het ligt op den weg van de nationalistische opvatting, dat de staat alles over' heerscht en dat dus alle vreemd'nationale elementen uitgeschakeld moeten worden. Voor alle Joden, die geen zionisten zijn en zich burgers voelen van het land, waarin zij wonen, is deze opvatting dubbel zwaar te dragen. Op die manier is voor het jodendom het zionisme een tweesnijdend zwaard geworden; het werkt onbewust het anti'semietisme in de hand en maakt den toestand van het jodendom zeer moeilijk. Op deze wijze is het zionisme, dat een wapen tegen het antisemietisme had moeten zijn, juist een wapen geworden in de handen van het anti'semietisme en vooral ten opzichte van de Joden in West'Europa, die de bedoeling hebben, Zich te assimileeren. Deze bekende schrijver, die zoo dikwijls wordt aangehaald, omdat hij de reputatie geniet met de Joden te sympathiseeren, heeft hiermede zijn vernietigend oordeel over het zio' nisme duidelijk weergegeven en het is te hopen, dat de belanghebbenden hieruit leering zullen trekken. Verder worde hier het Engelsche tijdschrift „Query" vermeld, dat een geheel nummer gewijd heeft aan de bespreking van het z.g. „joodsche vraagstuk" en daarbij vóór- en tegenstanders aan het woord liet; de boven de partijen staande, neutrale redactie van dat tijdschrift kwam tot de volgende slotconclusie: Het zal nog wel één of twee geslachten duren, voordat de groote massa in de landen van West-Europa haar antisemietische vooroordeelen vergeten zal zijn; maar het hangt voornamelijk van de Joden zelf af, of dit proces be- spoedigd zal worden. De Joden van West'Europa behoo' ren alles te doen, wat in hun vermogen is, om er voor te Zorgen, dat aan de assimilatie niets in den weg wordt ge legd. De meeste Joden, die sinds vele geslachten in West' Europa hebben geleefd, hebben zich reeds geassimileerd in de landen, waar godsdienstige verdraagzaamheid heerscht en waar zij dus niet te lijden hebben. Zij moeten er voor zorgen, dat de z.g. Oost'Europeesche Joden, die dertig of veertig jaar geleden naar het Westen zijn gekomen, zich ook zoo spoedig mogelijk zullen aanpassen. De omstandigheid, dat Oost'Europeesche Joden, in de Vereenigde Staten volkomen veramerikaniseerd zijn in den loop van slechts twee geslachten, is wel het beste bewijs, dat dit heel goed mogelijk is. Het is dus in het belang der Joden, dat zij er zich zooveel mogelijk op toeleggen, om die assimilatie mogelijk te maken. Deze assimilatie is niet naar den wensch der zionisten en bij iedere gelegenheid geven zij te kennen, dat zij daarvan groote tegenstanders zijn. Sinds de Heer Henri Edersheim in het hierboven aangehaalde antwoord in het Handelsblad zijn meening hierover te kennen gaf, is er in het kamp der zionisten in dat opzicht niets veranderd; men geeft zich integendeel alle moeite om de assimilatie zooveel mogelijk tegentewerken. Terloops zij hier opgemerkt, dat de bekende filosoof H. G. Wells in „Query" als zijn meening te kennen gaf: Ik protesteer tegen iedere poging om de Joden naar een G h e 11 o in Palestina te drijven. Het bijbelsche verhaal omtrent den oorsprong der Joden is al even ongeloofwaardig als de Nazi'ethnologie. In het Handelsblad van 16 September 1930 lezen wij over Dr. L. Herzberger's voordracht „de nationaliteit van den Nederlandschen Jood": Spreker wees op de spraakverwarring ten aanzien van het begrip „nationaliteit". Bij alle verscheidenheid van oordeel zijn allen het eens, dat ieder mensch maar één natio' naliteit heeft. Het willen behooren tot twee nation a 1 i t e i t e n wordt zoo goed als overal als onnatuurlijk beschouwd. De nationaliteit van den Jood is bij de wet geregeld. Toch zijn er Joden, die de nationaliteit niet in den vollen omvang erkennen; hun afwijkende meening gaat uit van de opvatting, dat de Joden samen één volk vormen en dat zij de joodsche nationaliteit bezitten. De Heer Herzberger gaf hiermede duidelijk zijn afkeuring te kennen over de bewering der zionisten, dat alle Joden in ons land zich als in ballingschap levende, dus als vreemdelingen beschouwen. De zionisten beweren wel, dat de slechte toestand, waarin de Joden thans verkeeren, het beste bewijs is, dat een Joodsche staat dringend noodzakelijk is, zonder echter te erkennen, dat hun eigen propaganda tot dezen ongewenschten toe stand belangrijk heeft bijgedragen. Indien er ooit een onderscheiding zou worden toegekend aan den besten en meest energieken bestrijder van nazi-Duitschland, dan zou daarvoor, naar mijn meening, de Heer Leopold Schwarzschild, de uitgever van het bekende „Das Neue Tagebuch" te Parijs, in aanmerking komen. Men mag wel aannemen, dat artikelen, die in dat interessante tijdschrift verschijnen, zeker niet tegen de Joden gericht zijn. Eén van de meest bekende internationale publicisten, de Heer H. L. Menc\en, schreef in dat orgaan onder het opschrift „Het Joodsche Vraagstuk" de volgende buitengewoon belangrijke woorden: Het probleem van den Jood is, dat hij zichzelf een vreemdeling voelt en dat hij daardoor in tijden van politieke onrust allicht het doelwit en het slachtoffer wordt van het optreden van demagogen. De schijn van vreemdheid is echter grootendeels door hemzelf veroorzaakt, omdat hij het andere deel van de bevolking, waaronder hij' leeft, er voortdurend aan herinnert, dat hij een Jood is en deze zonderlinge verhouding veroorzaakt wantrouwen. Bestuurders van joodsche vereenigingen laten niet na, op bevreemdende wijze deze voorstelling van zaken nog meer bekendheid te geven; zij doen hun uiterste best, om iederen buitenstaander vooral te doen voelen, dat een Jood een Jood is en dus min of meer buiten de gemeenschap staat. In dat opzicht staan de zionisten bovenaan. Indien de zionisten de bedoeling hadden alle Joden naar Palestina te brengen, dan zou dit maar moeten gebeuren; maar zoolang het meerendeel van hen liever blijft in de landen, waar zij vrij zijn en burgerrechten hebben, kan de zionistische propaganda de onaangename positie van de Joden slechts verscherpen. Ik ben van meening, dat tenminste negen tiende van de bestaande joodsche organisaties maar zouden moeten verdwijnen en dat de bestuurders zich moesten terugtrekken, aangezien de meeste dezer vereenigingen slechts dienen, om zoowel bij Joden als Christenen het bewustzijn levendig te houden, dat de Joden iets aparts zouden zijn. Het komt al te vaak voor, dat dergelijke organisaties op slechte wijze geleid worden en alleen om persoonlijke motieven in stand worden gehouden. De vereenigingen, die beweren op religieuze basis te berusten, zijn waarschijnlijk nog de ergste. Het is al erg genoeg, dat de Joden op die wijze in kleine vereenigingen worden afgezonderd; maar de poging om hen naar den toestand van de dertiende eeuw terug te voeren, is nog veel erger. Ik ben van meening, dat dergelijk separatisme zooveel mogelijk op den achtergrond dient te worden gedrongen, omdat het volkomen nutteloos en gevaarlijk is. Wat mij persoonlijk betreft, verklaar ik, dat ik al den onzin betreffende de Joden uit den grond van mijn hart verafschuw. Als ik iemand ontmoet, die mij sympathiek is, dan stuit het mij tegen de borst mij af te vragen, of hij een Jood, Katholiek, Italiaan of iemand anders is; ik zal dat ook nooit doen uit een of andere overweging en als ik er toe gedwongen word, vind ik het een gruwel, omdat iets dergelijks in een beschaafde wereld niet zou mogen voorkomen. Bovenstaande uitspraak van den internationaal bekenden essayist Menc\en, den uitgever van het maandblad the American Mercury, mag vooral ter harte worden genomen door de zionisten, die ten nadeele van het algemeen! belang, de slechte gewoonte hebben, om alles, dat er op de wereld voorvalt, door een jood' schen bril te bekijken. In het Handelsblad van 1 November 1933 schreef ik het onderstaande over het gevaar van de zionistische propaganda: De ondervinding, die wij nu zoo pas in Duitschland hebben opgedaan, is wel een ernstige waarschuwing aan het adres van de propagandisten van het zionisme, dat zij zullen ophouden met het verkondigen der dwaze idee, dat de Joden van de geheele wereld een natie zouden moeten vormen en dan nog wel in Palestina; in een omgeving, die in het geheel niet past bij de omstandigheden, waaraan zij gewend en waarin zij opgegroeid zijn. Het beginsel, dat alle Joden naar Palestina zouden gaan, alleen omdat zij het land 2000 jaar geleden ook bewoond hebben, is zonder twijfel af te keuren. Het wordt waarlijk hoog tijd, dat er een eind komt aan de zionistische beweging, zoodat de Joden van WestEuropa en Amerika ontheven worden van den verwarring stichtenden indruk van tot twee verschillende naties te behooren en daardoor aan Hitlerianen en anti-semieten van allerlei slag het materiaal leveren, om wapens tegen hen te smeden. Het spreekt van zelf, dat het aan geen twijfel onderhevig moet zijn, dat de Joodsche bewoners van ieder land zich beschouwd wenschen te zien als gelijkgerechtigd met de andere burgers, waartoe zij ook ten volle recht hebben. Indien zij, die zich zionist noemen, tot het inzicht en de erkenning komen, dat zij op den verkeerden weg zijn en dat zij zich behooren te beperken tot het oorspron' kelijke doel, n.1. om arme geloofsgenooten aan een betere woonplaats te helpen, dan zullen wij in afzienbare tijd het woord „zionisme" uit ons woordenboek kunnen schrap' pen; daardoor zullen zij niet alleen de Joden, maar de ge' heele menschheid in belangrijke mate aan zich verplichten. Ongeveer een jaar tevoren had ik aan den Heer A. Asscher een Open Brief gezonden, waarin over het zionisme te lezen stond: Het zionisme is de domme, reactionnaire b zweging, die tevergeefs probeert het rad van de histori' sche ontwikkeling terug te draaien. Over deze beweging, die het afschuwelijke anti'semietisme in de kaart speelt, be' hoef ik hier niet verder te spreken; de Heer Jules Eduard Cerzon heeft U drie jaar geleden in een Open Brief duide' lijk uiteengezet, waarom naar zijn meening de zionisten zich als vreemdelingen gedragen en niet het recht hebben zich als volwaardige burgers van ons land te beschouwen. Gij zijt het antwoord op dien brief nog altijd schuldig gebleven. In den genoemden Open Brief van den Heer Gerzon, die in het Handelsblad gepubliceerd werd, stond het volgende te lezen: Ik heb de vrijheid genomen om het eens eindelijk in het pubhek te zeggen, dat ik in die personen, die „de Neder' landse nationaliteit vooralsnog als een rustig bezit be' schouwen, kalm hun burgerrechten uitoefenen, maar hun liefde en hun werkkracht geven aan andere belangen dan de Nederlandse", geen goede vaderlanders vermag te zien. U hebt in de Kerkeraadsvergadering verklaard, namens duizenden Zionisten, dat zij goede Nederlanders zijn, ook al tonen zij belangstelling voor de positie hunner geloofs' genoten buiten de grenzen van ons land. Die verklaring is Uwer niet waardig, omdat zij o n w a a r is, althans on' volledig. Ook ik, geachte Heer, heb belangstelling voor de toestand der buitenlandse Joden, ook ik volg nauwlet' tend de opbouw van Palestina. Ik zou zelfs bereid zijn er geldelik aan mede te werken... mits het Zionisme ware een filantropiese beweging. Maar dat is het niet, althans niet in hoofdzaak. In hoofdzaak is het een politieke bewc ging, zoals mij trouwens ook door vele Zionisten is be' vestigd. Eerlik zouden de Zionisten zijn, indien zij hun bur' gerrechten, althans hun stemrecht opgaven. Hoe de wetsgetrouwe Joden over het zionistische streven denken, kan blijken uit de woorden van Mr. A. de Haas, die vol' gens het verslag in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 23 Januari het standpunt van de orthodoxe Joden als volgt uiteen' Zette: De Agoeda stelt zich principiëel op het standpunt van Israël onder de volkeren. De Agoeda meent, dat langs politieken weg Palestina niet voor het volk Israël is te verkrijgen; terwijl in het algemeen een zeer klein deel van de Joden in Palestina zou kunnen wonen. Wel kan de geestelijke invloed daarvan doorstralen over alle Joden; maar dit joodsche Tehuis kan, zooals men te goe' der trouw meent, voor den toestand der Joden in andere landen geen politieke of economische werking hebben. De staat is hiertoe te klein en te machteloos. Bovendien kan iedere staat wel invloed oefenen over zijn onder' danen, die erbuiten wonen; maar dan zouden alle Joden onderdanen van dien staat moeten zijn, hetgeen niet wenschelijk zou zijn. De zionisten, die ook in de besturen der Israëlietische ge' meenten verwarring willen teweegbrengen, hebben den Heer E. van Dien aanleiding gegeven om in den Kerkeraad van Amsterdam de verklaring af te leggen, dat hij er niet van gediend is, dat de zionisten hem een pakje voor een tweede vaderland willen aanmeten. De zionisten willen vooral niets weten van de in hun oogen tweede kwaliteit Joden, die Nederlanders wenschen te zijn, zooals blijkt uit hetgeen de „Joodsche Wachter" schreef over een kwestie, waarbij joodsche jongeheden betrokken waren; dit weekblad gebruikte toen de volgende merkwaardige woorden: Want het is nu eenmaal zoo, dat die joodsche jongeheden geen lid zijn van de Nederlandsche volksgemeenschap, maar van de joodsche volksgemeenschap; geen water van de zee wascht dit af. Daarop antwoordde het Nieuw Israëlietisch Weekblad op een wijze, die duidelijk in het licht stelde, hoezeer de Joden in Nederland onder deze afschuwelijke zionistische beweringen te lijden hebben; het blad schreef: De Israëlietische Nederlander wordt in den rug aangevallen door zijn eigen stamgenooten als de Heer A. P., die zonder blikken of blozen durven neer te schrijven, dat „geen water van de zee" afwascht, dat de Jood niet behoort tot de Nederlandsche volksgemeenschap, maar dat hij behoort tot de Joodsche volksgemeenschap. Datzelfde blad heeft zich zonder voorbehoud tegen het politieke zionisme uitgesproken, zooals blijkt uit het nummer van 21 October 1.1., waarin te lezen staat: De schrikwekkende klove, waardoor het zionisme de Jodenheid in tweeën heeft gespleten, is alleen te overbruggen, wanneer het denkbeeld der politieke eenheid wordt losgelaten. Het is van belang hier ook de vreemde en onverklaarbare houding van de S.D.A.P. ten opzichte van het zionisme ter sprake te brengen. Nog nimmer heeft het partijbestuur het de moeite waard geacht, zijn meening over dit belangrijke vraagstuk uit te spre' ken of zijn houding te bepalen. Dientengevolge worden de partij' genooten, voor zoover zij zich nog tot de Joden rekenen, in het duister gelaten, hoe zij zich te gedragen hebben. Moeten zij het zionisme verfoeien, omdat hun partijgenoot, de Heer Henri Pola\, terecht beweert, dat het de N.S.B. aan materiaal tegen de Joden helpt, of moeten zij zich volgens den wensch van hun anderen partijgenoot, den Heer Sam de Wolff, tot vader' landsloozen verklaren? Het is een merkwaardig geval, dat de Joden in de S.D.A.P. zich een dergelijke behandeling laten welgevallen en dat zij er maar in berusten, heen en weer geslingerd te worden; zij zullen toch moeten kiezen tusschen de opvattingen van die beide partijgenooten met tegenovergestelde meeningen. Het is niet aan te nemen, dat de socialistische Joden het goed vinden, dat over hun hoofd heen een dergelijk belangrijk twistpunt in de S.D.A.P. blijft bestaan. Het behoeft waarlijk geen betoog, dat het zionisme volgens socialistisch beginsel een ultra-reactionnaire beweging is, zooals trouwens uitdrukkelijk verklaard is door den grooten voorganger Karl Kautz\y, die in de volgende bewoordingen zijn meening daarover heeft uitgesproken: Voor ons sociaal-democraten hebben historische rechten geen geldigheid; de sociaal-democratische part ij en hebben derhalve het zionisme eenparig afgekeurd. Dit is ook de absolute over' tuiging van de overgroote meerderheid der Joden, die zich bij ons aangesloten hebben. Zij beschouwen deze beweging als eene, door de treurige omstandigheden begrijpelijke, doch onbereikbare en tevens reaction' naire utopie. Het zionisme is geen vooruitstrevende, maar een reaction' naire beweging; het beoogt niet de lijn te volgen eener noodzakelijke ontwikkeling, maar wel het rad van den vooruitgang terug te draaien. Het verloochent het recht van zelfbestemming der naties en propageert daarentegen het historische recht, dat overal tot mislukking gedoemd is. In de vele verouderde rechtsaanspraken is de aller' slechtste wel de aanspraak der Joden op Palestina; deze is 2000 jaar oud en intusschen hebben de Joden o p' gehouden een natie te zijn. Ondanks dit afkeurend oordeel is de sociaal'democraat, de Heer Sam de Wolff, een vooraanstaande figuur in de zionistische beweging geworden; het is hem zelfs gelukt om in de laatste jaarvergadering van den N.Z.B., die te Haarlem plaats vond, zijn motie aangenomen te krijgen, waarin werd uitgedrukt, dat een sterke uitbreiding van de zionistische beweging in Nederland dringend gewenscht is. Wij hebben er niets van vernomen, dat de Heer de Wolff zich dientengevolge uit de S.D.A.P. heeft teruggetrokken of uit de partij geroyeerd is, wat toch de eenige juiste consequentie van zijn optreden zou moeten zijn. Het is ongetwijfeld af te keuren, dat de Heeren de Wolff c.s. de vrijmoedigheid nemen, zich als amphibieën te gedragen; volgens mij zullen zij tusschen zionisme en socialisme moeten kiezen, omdat beide tegenovergestelde opvattingen in één persoon niet toelaatbaar zijn. De S.D.A.P., die zich er gaarne op laat voorstaan, alle pro' blemen en moeilijkheden, die zich kunnen voordoen, onder de oogen te durven zien, maakt ten opzichte van het zionisme daar' op een uitzondering en gedraagt zich, alsof het joodsche vraag' stuk, waarover dagelijks, ook in de socialistische pers, wordt ge' schreven, van geen belang zou zijn. Het mag toch niet in de bedoeling liggen van de S.D.A.P. de partijgenooten in onzeker' heid te laten voortmodderen; daarom is het dringend gewenscht, dat dezen weten, waaraan zij zich te houden hebben. Het verwarring stichtende zionisme heeft ook kans gezien om onder de Opperrabbijnen in ons land verdeeldheid te zaaien. Het is een bekend feit, dat van de tien functionarissen er acht anti' en twee prczionistisch zijn. Het spreekt vanzelf, dat de volgelingen van deze twee soorten van Opperrabbijnen in een moeilijk parket komen. Indien zij het voorbeeld volgen van hun niet-zionistische geestelijke opperhoofden, dan sullen zij zich als Nederlanders blijven beschouwen; in het andere geval, zooals b.v. in Rotterdam, zullen zij zichzelf tot vreemde' 1 i n g e n proclameeren. Het is zonder twijfel juist, dat er ook wel een en ander ten gunste van de zionisten te zeggen valt, omdat door hun toedoen een zeker aantal verdrukte Joden in Palestina onderdak hebben gekregen. Hier moet ik de opmerking maken, dat de beide doel' einden van het zionisme op het pubhek een verwarrenden indruk maken en dat de eene sympathieke, humanistische kant feitelijk dienst doet als camouflage van de andere zijde, n.1. de gevaarlijke p o 1 i t i e k e doeleinden dezer beweging. Daarom schreef de Heer Jules Eduard Gerzon in zijn bovengenoemden Open Brief het volgende: De Zionist verlangt van U de erkenning: eerst Jood, dan Nederlander. En Nederlander slechts zo lang als nodig. En dat staat voor ons, ten minste in principe, gelijk met het opgeven van de Nederlandse n a t i o n a1 i t e i t. Wanneer nu de zionisten zouden zeggen: wij voelen ons vreemdelingen, ons ideaal is een staat in Zion; wij wenschen slechts de bescherming van de Nederlandse staat, zolang wij die behoeven en geen ogenblik langer; welnu, dan zou o.i. de Zionistische praktijk een volkomen eerlijke zijn. Behoort gij Zionist, tot het Nederlandse- of tot het Joodse volk? De manier, om ons op een dwaalspoor te leiden, is niet toelaatbaar. Over hetzelfde onderwerp zei de ik in mijn boek „Water en Vuur": Als we een oogenblik aannemen, dat de zionisten hun doel bereiken, dan zouden zij inderdaad een aparte natie zijn en dan zou het niet zoo gemakkelijk voor de Joden zijn te ontkennen, dat zij tot dien staat behooren. Er zou verwarring ontstaan omtrent de vraag, wat het Jood-zijn beteekent en alweer zouden de anti-semieten met nog grooter kans op succes kunnen beweren, dat alle Joden die zich in het land bevinden, als vreemdelingen moeten worden beschouwd en dienovereenkomstig behandeld, waaruit dan zou volgen, dat uit alle functies, waarvoor alleen burgers van den staat in aanmerking komen, de Joden verwijderd zouden worden; tenzij zij weer de verklaring afleggen, dat zij, alhoewel Jood zijnde, toch niet tot den joodschen staat wenschen te behooren. Het anti-semietisme, dat vroeger in Italië onbekend was, werd daar door de zionisten ingevoerd; ongeveer 5 jaar geleden bevatte de Nieuwe Rott. Courant een uittreksel uit een Italiaansch blad, dat schreef: Wij zijn op een punt gekomen, waarop ieder zijn positie bepalen moet. Ook al, omdat wie verklaart zionist te zijn, niet het minste recht heeft aanspraak te maken op het behouden van betrekkingen, eerbewijzen, toelagen, enz. in ons land. Dit laat aan duidelijkheid niets te wenschen over; van de niets en niemand ontziende zionisten verwachte men echter niet, dat zij zich aan dergelijke waarschuwingen zullen storen. Indien de zionisten in ons land doorgaan met van de daken te schreeuwen, dat zij vreemdelingen zijn, dan kan het niet uitblijven, dat ook hier het oogenblik zal aanbreken, dat de regeeringen van stad en land hen als zoodanig gaan behandelen; ze zullen dan moord en brand roepen over de uitingen van anti-semietisme, zonder te beseffen of te erkennen, dat zij zelf daarvan de oorzaak zijn. Als het eenmaal zoo ver is, dan zal het te laat zijn; daarom is het zoo dringend noodig, dat aan de zionistische propaganda onmiddellijk een einde wordt gemaakt. Het spreekt vanself, dat indien de zionisten niet zoo ontzag' gelijk veel zouden bederven door hun politieke doeleinden, het ten volle te waardeeren zou zijn, dat er door hun werken een en ander in Palestina tot stand is gebracht. Wij moeten er ech' ter wel voor waken, het bereikte resultaat te overschatten en daarom de cijfers eens goed aankijken. Het aantal van de thans in Palestina ondergebrachte Joden is ongeveer 400.000; bij na' dere beschouwing is dit al heel weinig, omdat dit aantal slechts 2Yi% — zegge en schrijve twee en een half procent — uit' maakt van het aantal Joden op de geheele wereld, die volgens het ideaal der zionisten allen in Palestina thuis behooren. Dit sobere resultaat is bereikt in 30 a 40 jaar met opoffering van enorme sommen gelds; indien ik een schatting maak van duizend millioen gulden, dan zal mijn taxatie eerder te laag dan te hoog zijn. Hierbij worde verder opgemerkt, dat bij een bevolkingsaan' was van één procent per jaar, die als gemiddelde geldt voor de geheele wereld, hun aantal van zestien millioen jaarlijks met 160.000 vermeerdert. De zionisten moeten nu maar eens uit' rekenen, hoe het, deze natuurlijke toeneming in aanmerking ge' nomen, ook maar in de verste verte ooit mogelijk zal zijn, alle Joden in het z.g. Beloofde Land onder te brengen. In verband hiermede zij vermeld, dat in het Engelsche Lager' huis op 24 November 1938 door den Minister van Koloniën de verklaring werd afgelegd, dat: Zelfs indien er geen andere bevolkingsgroepen in Palestina waren, de betrekkelijk onvruchtbare bodem van dat land niet in staat zou zijn, meer dan een klein percen' tage van alle Joden, die Europa wenschen te ontvluchten, te onderhouden. Het vluchtelingenprobleem van Midden' Europa kan niet in Palestina worden opgelost. Deze bijzonderheden kan men in de groote pers vinden en zijn natuurlijk aan de zionisten bekend; toch gaan zij met misdadige hardnekkigheid brutaal door tegen beter weten in te beweren, dat het best mogelijk zou zijn alle Joden van de wereld in Palestina onder te brengen. Dit zou dus, aangezien er 16 millioen Joden zijn, beteekenen veertig maal het aantal van de thans daar verblijvenden, ongerekend nog de automatische vermeerdering van 160.000 per jaar. Onnoodig hieraan toe te voegen, dat de bovenbedoelde zeer belangrijke mededeeling van den Engelschen Minister, die ook in de Nederlandsche pers verschenen is, aan de lezers van de „Joodsche Wachter" onthouden werd; de geestverwanten moch' ten anders eens gaan begrijpen, hoe ze door hun leiders op een dwaalspoor gebracht worden. Er is niet alleen in ons land, maar ook in Engeland een dui' delijk verzet merkbaar van Joden, die van het zionisme volstrekt niet gediend zijn; de Heer Mr. JaJ{ob Fran\el, die kort geleden een lezing hield voor het Genootschap ter Bevordering van de Joodsche Wetenschap, heeft ons daaromtrent een belangrijke mededeeling gedaan. Hij zeide, sprekende over de Balfour-Declaratie, dat de Engelsche regeering een wijziging van redactie accepteerde na sterk verzet van de a n t v z i o n i st i s c h e Engelsche Joden, die tegen het principe waren van het Nationale Tehuis en dientengevolge werd tegen den w e n s c h der zionisten vastgesteld, dat de Joden in alle lan' den door de ontwikkeling van het Nationale Tehuis niet in hun politieke rechten mochten worden benadeeld. Uit dat verzet blijkt wel duidelijk, dat in Engeland de anti-zionisten zich met succes tegen de zionistische wenschen verzet hebben en dat het hun gelukt is de poging te verijdelen van de zionisten, om door de Balfour-Declaratie de politieke rechten van de Joden in de Westersche landen van Europa te beknotten. Dat moge een wenk zijn voor de anti-zionistisch gezinden in Holland en ik hoop door deze brochure er het mijne toe te hebben bijgedragen, dat men zich verzetten zal tegen de pogingen der zionisten om de levensbelangen en de burgerrechten van velen onzer landgenooten in gevaar te brengen. Een ander staaltje van de Engelsche opvatting omtrent de zionistische propaganda is te vinden in de Daily Telegraph van 21 Dec. 1938, waarin de Heer Hyamson zich er uitdrukkelijk tegen verzet, dat er Joden zijn, die hun burgerrechten bezitten en daar ook gebruik van maken en tegelijkertijd prediken, dat a 11 e Joden burgers dienen te worden van Palestina. Hij wenscht vast te stellen, dat de niet'zionistisch gezinde Joden het daar volstrekt niet mede eens zijn en dat een politieke staat, die op den godsdienst is gebaseerd, heden ten dage een onmogelijkheid genoemd moet worden. Nog niet lang geleden werd door Mevrouw C. Eitje een voordracht gehouden in den Joodschen Vrouwenraad; dit is een vereeniging, die zich ten doel stelt, om geloofsgenooten, die in behoeftige omstandigheden verkeeren, hulp te verleenen. De bedoelde voordracht echter had blijkbaar met dit doel niets te maken; de bedoeling van de spreekster was alleen om de leden van den Vrouwenraad aan te sporen de zionistische beginselen te aanvaarden en zich dus van het Nederlanderschap te ontdoen. Dat de spreekster dit inderdaad zoo bedoelde, bleek wel uit de woorden, waarmee deze voordracht eindigde: Wij ontwaken thans uit den droom Europeanen te zijn; maar onze Joodsche ziel is nog niet wakker geworden. Wij Zullen pas echte afstammelingen der Maccabeeën zijn, wanneer volk en land in godsverbondenheid waarlijk één Zullen zijn. De spreekster werd toegejuicht natuurlijk voor deze schoone woorden en er werd tegen deze anti-Nederlandsche voordracht geen enkel protest ingediend. Zóó probeert het zionisme, ook voor niet-politieke vereenigingen, door voordrachten en op andere wijze voor zijn beginselen propaganda te maken. Van veel grooter belang was de openbare vergadering, die op 25 October in het Concertgebouw gehouden werd en waarin Prof. D. Cohen, de bekende opper-zionist, het volgende beweerde: Wij willen getuigen voor ons volk en voor ons land, welke beiden niet te scheiden zijn. Hebben wij niet altijd gezegd, dat de oplossing van de problemen van het Joodsche volk alleen in het eigen land te vinden is? Het land, dat de Joden hebben opgebouwd, ons Vader' land, kan ons niet worden ontnomen. Deze voordracht verscheen in alle Nederlandsche bladen; bovenstaande woorden werden uit het orgaan ,,de Joodsche Wach' ter" overgenomen en wij mogen dus wel aannemen, dat ze precies zoo gezegd zijn. Het is ongetwijfeld een verblijdend tec ken, dat van zóó veel kanten protesten tegen deze woorden zijn ingekomen, dat Professor Cohen het noodig vond om in de pers een halfslachtige verklaring te publiceeren, dat hij het zoo niet bedoeld had. Die verklaring is o n e e r 1 ij k en o n w a a r en levert het bewijs, dat professor Cohen den moed niet heeft om voor zijn overtuiging uit te komen. Ten eerste mag iemand als professor Cohen, die hoogleeraar is aan de Universiteit te Amsterdam, zich de weelde niet veroorloven, om in het openbaar over zulk een belangrijk vraagstuk zich zóó onduidelijk uit te drukken, dat zijn woorden voor twee uitleggingen vatbaar zijn en bovendien is het in strijd met de waarheid, indien hij later beweert, niet de bedoeling te hebben gehad te zeggen, dat Joden in Nederland zich niet als Nederlanders wenschen te beschou' wen. Professor Cohen heeft als zionist integendeel wèl die bedoeling gehad; hij is als zionist zelfs verplicht, die bedoeling wèl te hebben en te propageeren, zooals hij dan ook inderdaad steeds gedaan heeft; zijn ontkenning is dus volkomen waardeloos. Professor Cohen moet dus óf toegeven, dat hij die bedoeling wèl heeft gehad, óf hij moet zich uit de zionistische beweging terug' trekken; een andere uitweg bestaat er niet. Professor Cohen dient te weten, dat de wijze, waarop hij over Volk en Vaderland sprak, allicht een aanleiding is voor „Volk en Vaderland" om deze woorden ten nadeele van de Joden in Nederland uit te buiten. Zoodoende speelt deze professor in de kaart van de N.S.B. en dit is precies datgene, waartegen Dr. Henri Pola\ met zijne tot Mr. Abel Herzberg gerichte woorden gewaarschuwd heeft. Het spreekt wel vanzelf, dat ook schrijver dezes niet wil ach' terblijven in de groote en welverdiende waardeering voor pro' fessor Cohen voor al hetgeen hij gedaan heeft voor de slacht' offers der pogroms in Duitschland; hiermede kan zijn optreden als zionist echter niet goedgepraat worden. Al zou professor Cohen bij wijze van spreken ten behoeve der vervolgde Joden zijn laatste hemd verkocht hebben; dan nog mag hij daaraan niet het recht ontleenen, om de levensbelangen van millioenen andere, nog niet mishandelde of beroofde Joden in de waagschaal te stellen en in zijn kwaliteit als zionist maakt hij zich daaraan schuldig. Reeds bij een vroegere gelegenheid heb ik mij verplicht gezien, professor Cohen te signaleeren; namelijk toen hij de lezers van de Groene Amsterdammer op een dwaalspoor bracht door zijn artikelen in dat weekblad onder het opschrift „Israëls1 wenschen en willen", omdat hij het daarin heeft doen voorkomen, alsof de zionistische verlangens ook de wenschen waren van de Joden of van alle Joden; ofschoon het bekend is, dat de zionisten slechts een klein percentage van het geheele aantal Joden vormen. Het Nieuw Israëlietisch Weekblad was eveneens over deze artikelen heel slecht te spreken en gaf als zijn meening te kennen, dat de woekerplant, genaamd anti'semietisme, bij verwezenlijking der zionistische idee steeds weliger zal tieren. Het maakt op het onnadenkende publiek allicht indruk, dat zelfs een professor aan de zionistische beweging verbonden is; men vergeet echter daarbij, dat tegenover dezen éénen professor er vele andere hoogleeraren staan, die anti'Zionistisch gezind zijn. Het zou waarschijnlijk niet in het voordeel van het zionisme uitvallen, als dit eens door een rondvraag zou worden uitge' maakt; in ieder geval weten we, dat tenminste één hunner, n.1. Professor Palache, na een studiereis door Palestina in de Tele' graaf verklaarde: Ik ben meer dan ooit van oordeel, dat het politiek zionisme niet alleen g e v a a r 1 ij k, maar ook onmogelijk te verwezenlijken is. Nog geen maand na de ontkenning van professor Cohen werd in een openbare vergadering te Alkmaar door Mevr. SchwimmerVigeveno het woord gevoerd; zij zeide bij die gelegenheid, dat het joodsche vraagstuk het vraagstuk is van 16 millioen menschen, verspreid over alle landen der aarde, menschen zonder vaderland. Wij weten natuurlijk al lang, dat zionisten zichzelf als vaderlandsloozen beschouwen; maar hier gaan zij een stuk verder door met een ongehoorde brutaliteit te verkondigen, dat alle Joden van de wereld, waar ook gevestigd, geen vaderland zouden hebben. Deze dame zegt hier als spreektrompet van de Zionistische beweging precies hetzelfde als professor Cohen in het Concertgebouw, echter in nog krasser termen, die voor geen tegenspraak vatbaar zijn en waaruit dus nogmaals de waardeloosheid blijkt van de in de pers vermelde professorale ontkenning. Door deze woorden worden alle Joden in ons land, België, Frankrijk, Engeland, Zwitserland, de Scandinavische landen en de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, met één slag van hun burgerrechten beroofd; men kan er zeker van zijn, dat de zionisten dit volstrekt niet erg vinden en liever de wereld ten onder zien gaan dan iets van hun valsche theorieën prijs te geven. Het is niet eenvoudig om tegenover dit cynische en meedoogenlooze optreden der zionisten afdoende maatregelen te nemen. Het komt schrijver dezes voor, dat er redenen bestaan om te onderzoeken, of de zionisten zich door hun optreden aan wetsovertreding schuldig maken; wij gelooven zeer zeker, dat die vraag bij nader onderzoek bevestigend beantwoord zal worden. Het zou aan te bevelen zijn, deze kwestie door den rechter, desnoods tot in hoogste instantie, principiëel te doen uitmaken. Het staat toch wel vast, dat Mevr. Schwimmer'Vigeveno een volksgroep, n.1. de niet-zionistisch geminde Joden van Nederland (om van de andere landen nu maar niet te spreken) openlijk beleedigd heeft door haar bewering, dat dezen geen vaderland zouden hebben, wat tegelijkertijd beteekent, dat zij zich niet als volwaardige Nederlanders zouden gedragen. Het zou daarom aanbeveling verdienen, om den Officier van Justitie te verzoeken een vervolging tegen genoemde dame in te stellen wegens opzet' telijke beleediging en het aantasten van de eer en den goeden naam van een groote groep Nederlanders. Door dat proces zou dan tenminste principiëel worden uitgemaakt, of het optreden der zionisten wettelijk toelaatbaar is; ook zonder deze gerechtelijke vervolging staat de N.Z.B. moreel schuldig aan den aanslag op de vrijheid van alle Joden, die het met de zionistische beginselen niet eens zijn. Ofschoon wij van de zionisten op het gebied van ontoelaatbare propaganda heel wat gewend zijn, moet helaas geconstateerd worden, dat zij, in de ongunstige beteekenis van het woord, zichzelf nog overtreffen. Dit moet tenminste afgeleid worden uit het artikel van den heer Mogendorf in de Joodsche Wachter van 6 December, waarin hij schrijft over joodsch-nationale voorlichting van de niet-joodsche bevolking in Nederland. Genoemde heer zegt, dat aan de joodsche bevolking van Nederland wordt aanbevolen, door pers, films en lezingen de zionistische beginselen weerklank te doen vinden met de toelichting erbij, dat deze bijzondere, extreme propaganda er tevens op gericht moet zijn, dat de assimilatorische gezindheid van de Joden in dien zin wordt benut, dat de niet-joodsche bevolking van een Jood verwacht, dat hij zionist is. In den staart zit hier het venijn; de laatste woorden van genoemd voorstel verdienen bizondere aandacht. De bedoeling ervan is zeer duidelijk; de Heer M. wenscht n.1. van de assimilatie, waarvan hij een groote tegenstander is, toch te profiteeren, want er zijn volgens zijn redeneering waarlijk nog Joden, die met niet-Joden verkeeren en nu zouden de geassimileerde Joden van die door zionisten afgekeurde verhouding gebruik moeten maken, door bij hun gesprekken met niet-Joden dezen laatsten vooral de overtuiging bij te brengen, dat iedere Jood een zionist behoort te zijn. Men ziet hieruit, dat bij de zionisten de jezuïtische opvatting -wordt gehuldigd, dat het doel de middelen heiligt. De Heer M. wenscht, dat de niet-Joden ervan overtuigd moeten worden, dat alle Joden, die geen zionisten zijn, niet als behoorlijke menschen in aanmerking komen, daar zij hun plicht verzaken. Uit zijn voorstel blijkt duidelijk, dat de zionisten willen probeeren de niet-joodsche bevolking te suggereeren, dat Joden zionisten behooren te zijn, wat dan tevens insluit, dat zij zichzelf als v r e e mdelingen in Holland beschouwen. Indien de zionisten door de N.S.B. waren omgekocht, om het anti-semietisme hier( te lande te verscherpen, dan zouden zij zich niet beter van die opdracht kunnen kwijten; ik ben tenminste van meening, dat het voorstel van den heer M. misdadig en geraffineerd genoemd moet worden. Wel weten wij, dat de zionisten in hun pogingen om de publieke opinie te vergiftigen, alles behalve scrupuleus zijn; maar we hadden toch niet kunnen vermoeden, dat zij in hun verdwazing tot zulk een laag peil zouden afdalen. De door den Heer M. voorgestelde verscherpte zionistische propaganda, waarbij het geheele Nederlandsche volk betrokken sou moeten worden, wijst er toch wel duidelijk op, dat er spoedig en definitief een einde dient te komen aan de politiek-zionistische beweging, aangezien deze een steeds dreigender gevaar voor onze samenleving beteekent. De zionisten weten zoo goed als ieder ander, dat hun ideaal nimmer bereikt kan worden en dat hun streven niet te verwezenlijken is; dit is voor hen echter geen bezwaar, zich het recht aan te matigen, om al vast terwille van dat niet bereikbare ideaal anderen op te offeren; zij doen dit met een afschuwelijk cynisme en een onverschilligheid voor het lot van hun medemenschen. Zij beweren, dat een dergelijke behandeling nu eenmaal voor het doel, dat zij fanatiek nastreven, een noodlottig, maar onvermijdelijk onderdeel is en zij vinden, dat die anderen nu toch eens eindelijk moeten inzien, dat zij slachtoffers behooren te zijn. In de Nieuwe Pers van 15 December 1933 schreef ik hierover het volgende: Het is niet aan te nemen, dat de zionisten niet beter weten; blijkbaar is hun persoonlijke ijdelheid van meer belang dan het lot hunner geloofsgenooten en daarom blijven zij koppig theorieën verkondigen, die meer dan iets anders ter wereld het anti-semietisme bevorderen. Het is zeker merkwaardig hier nog vast te stellen, dat het betrekkelijk kleine aantal zionisten hier te lande uit 7 a 8 verschillende groepen bestaat, die elkaar heftig bestrijden en zelfs zoo ver gaan, de schooljeugd in dezen strijd te betrekken. Om aan dezen onhoudbaren toestand een einde te maken, heeft de Heer D. Hausdorff te Rotterdam een uitvoerig ingezonden stuk geplaatst onder het hoofd: „Geen politiek op de godsdienstschool" in de joodsche weekbladen van 10 Februari, waarin o.a. het volgende gezegd wordt: In de tweede plaats besprak ik een vaak vernomen klacht over Tsionistische, resp. Mizrachistische beïnvloeding op school. Hierover heerscht in vele kringen onzer gemeente ernstige ontstemming. Op deze manier krijgen we het heerlijk toekomstbeeld van Mizrachistische, Agoedistische, Neutralistische en wie weet wat voor -istische scholen nog meer. Men ziet hieruit, dat er onder de zionisten een hopelooze verdeeldheid heerscht en er dus van een eenheid, waarop zij zich zoo gaarne beroepen, geen sprake is. Het meest recente geval, dat als ernstige waarschuwing tegen de houding der zionisten dienen kan, is wel, dat volgens het verslag in het Volk van 24 Januari de Officier van Justitie te Arnhem in zijn requisitoir tegen een verdachte, die wegens antisemietische uitlatingen terecht stond, te kennen gaf, dat het als een verzachtende omstandigheid kon gelden, dat ook Joden niet steeds op hun woorden letten. Deze ambtenaar verwees er naar, dat een Jood op een openbare vergadering te Arnhem gezegd had, dat hij zich beschouwde als burger van twee verschillende natie's; hieruit blijkt wel duidelijk, dat hier door een officiëele instantie de Joden in Nederland verantwoor' del ij k gesteld worden voor een bewering, die door een zionist in het openbaar geuit werd. Dit is toch wel een dui' delijke vingerwijzing, waarheen wij zullen gaan, als de zionisten onbelemmerd en ongestraft zouden voortgaan op het hellende vlak, dat onvermijdelijk naar den afgrond moet leiden. Een zinsnede uit een aan mij gerichten brief van een bekenden zionist luidt woordelijk als volgt: Wij wenschen een ei gen Vaderland te hebben en ons als vreemdelingen te beschouwen in alle an' dere landen, met inbegrip van het land, waar wij het levenslicht zagen, onze opvoeding genoten en ons levens' onderhoud verzekerd hebben. Deze bekentenis zijn wij der wereld schuldig. Wij willen ze niet bedriegen even' min als ons zelf. Dit is tenminste een eerlijke en ontstellend openhartige ver' klaring, die aan duidelijkheid niets te wenschen overlaat en vol' komen het zionistische standpunt tot uitdrukking brengt. Het is een verklaring, die door i^deren zionist onderschreven wordt en die tevens als waarschuwing dienst kan doen. De akte van beschuldiging, geachte lezers, ligt thans voor U. Ik wensch deze te doen beoordeelen door de rechtbank der pu' blieke opinie, waarbij als juryleden fungeeren zullen alle wel' denkende vrouwen en mannen, wien het algemeen belang ter harte gaat; naar ik mag hopen, heb ik hen overtuigd, dat de ern' stige aanslag op onze samenleving niet langer geduld kan wor' den en dat daarom ongetwijfeld het „schuldig" over den Neder' landschen Zionisten'Bond moet worden uitgesproken. CONCLUSIE De conclusie, waartoe wij komen, kan geen andere zijn dan deze: in het belang onzer samenleving mag het zionisme om het daaraan verbonden gevaar en verwarring stichtenden invloed, niet langer geduld worden. Wij hebben in ons land een groot aantal vereenigingen op cultureel, commercieel, wetenschappelijk en politiek gebied en nog op vele andere gebieden; maar van geen enkele dezer ver' eenigingen, zelfs niet van de meest linksche of a'politieke, kan gezegd worden, dat hun leden zich niet als Nederlanders wen' schen te beschouwen. De N.Z.B., waarvan de volgelingen open' lijk verklaren, dat zij dit land niet als hun vaderland erkennen, is op dezen regel de eenige uitzondering. Wel is waar wordt, als zij daarop aangevallen worden, door enkele zionisten geprobeerd aan hun verklaring zulk een wending te geven, dat die vaderlandsloosheid niet absoluut vaststaat, doch uit bovenstaan' de aanhalingen en uitspraken kunnen wij concludeeren, dat dit slechts een uitvlucht is. Het kan daarom niet uitblijven, dat dit beginsel der zionisten op een ernstig conflict tusschen hen en de regeering moet uitloopen; vooral ook, omdat zij, niet' tegenstaande herhaalde waarschuwingen, er door middel eener verscherpte propaganda toch mede doorgaan, hun scheeve verhouding ten opzichte van den Nederlandschen Staat toe te spitsen, waardoor zij zich opzettelijk en welbewust buiten de gemeenschap stellen. Aangezien het beter is te voorkomen dan te genezen, wordt het werkelijk tijd, dat er maatregelen genomen worden, om dat gevreesde conflict, dat anders onvermijdelijk is, uit den weg te gaan; het bovenvermelde geval voor de rechtbank te Arnhem wijst er reeds duidelijk op, waar wij anders terecht 2,ullen komen. Het door Prof. Veraart gevreesde gevaar voor uitbreiding van het zionisme (zie bladz. 8) is volstrekt niet denkbeeldig; aan het voorstel van den Heer Sarn de Wol ff is reeds een begin van uitvoering gegeven door het publiceeren van het extra uit' gebreide, bijzondere propaganda-nummer van de Joodsche Wachter van 3 Februari. In dat nummer heeft de Heer S. Kleere\oper de volgende verklaring doen opnemen: De proletarische assimilant beweert, dat als het socialisme er is, dat dan het joodsche vraagstuk is opgelost. Een niet te miskennen waarheid, maar misplaatst in den mond van een Jood. Ieder woord van commentaar zou hier te veel zijn; deze zich noemende socialist begrijpt blijkbaar niet, dat hij met bovenstaande woorden het socialisme ter wille van het zionisme verloochent. Het is ongetwijfeld van belang op het gevaarlijke streven van de zionisten de aandacht te vestigen van Eenheid door Democratie; de beweging, die op zulk een krachtige en doeltreffende wijze den strijd tegen de N.S.B. heeft aangebonden. In het laatste nummer van het weekblad van E. d. D. wordt gezegd, dat anti-semietisme een gevaar is voor de democratie en dat E. d. D. als nationaal-democratische beweging ten scherpste elke uiting van anti-semietisme veroordeelt; het is derhalve te verwachten, dat E. d. D. zich ook tegen het zionisme, dat het anti-semietisme in de hand werkt en verscherpt, met alle kracht zal verzetten. Indien wij in aanmerking nemen, dat volgens een mededeeling in bovengenoemd nummer van de Joodsche Wachter, er in ons land in het geheel 3350 leden zijn van den N.Z.B., wat zeker een gering percentage is in verhouding tot de joodsche bevolking in Nederland van meer dan 120.000 zielen; dan hopen wij, dat het mogelijk zal zijn, om dat betrekkelijk kleine aantal zionisten ervan te overtuigen, dat zij ter wille van het algemeen belang hun waanidee op zij zullen zetten. Het is beter ten halve gekeerd dan ten heele gedwaald; daarom vertrouwen wij, dat de rede en het gezond verstand het op den duur van de zionistische wanbegrippen zullen winnen. Wij mogen toch aannemen, dat wat klaar en duidelijk is voor mannen van beteekenis zooals: Dr. Henri Pola\, Professor Veraart, Prof. Palache, Dr. Abraham Kuyper, Dr. L. Herzberger, Jules Eduard Gerzon, Karl Kautz\y, Dr. Claude G. Montefiore, Graaf Caldenhove-Kalergi, H. L. Meneren, Prof. A. Geiger, Prof. Hartwig en vele anderen, ook logisch en begrijpelijk voor zionisten zal zijn. Wij spreken daarom de hoop uit, dat zionisten en zionistischgezinden bereid zullen zijn hun beweging, die onvermijdelijk ten verderve moet leiden, den rug toe te keeren; zoodat wij, ook met hun medewerking en ter wille van de belangen onzer samenleving, eindelijk eens van den vloek van het anti-sociale, haat en tweedracht zaaiende, on-nederlandsche zionisme bevrijd zullen worden. WAT ANDEREN ZEGGEN Ik zeg dit niet bij wijze van verdediging, doch van verklaring. Want te verdedigen heb ik mij niet om de eenvoudige reden, dat de heer Fles het, wat mij betreft, mis heeft, daar ik geen zionist ben, noch ooit ben geweest, omdat iknietgeloofin een staatkundige mogelijkheid van een Joodschen Staat. Ik ben lid van het Curatorium van het Palestina-Opbouwfonds, tot welk college nog eenige anderen, niet-zionisten, behooren. Doch dat fonds is geen eigenlijke zionistische instelling. Het heeft geen ander doel dan Palestina geschikt te maken voor bewoning en de Joodsche immigranten in staat te stellen er een bestaan te vinden. Voor dezulken is er nagenoeg uitsluitend hoop op redding door emigratie naar Palestina. Om er een ietsje toe bij te dragen, dezen ongelukkigen vrijheid en veiligheid te verschaffen, heb ik medewerking aan het Opbouwfonds op mij genomen. Om geen andere reden dan deze, om geen ander doel dan dit, zooals ik bij mijn toetreden uitdrukkelijk heb verklaard. Ware een andere landstreek voor dit doel beschikbaar gesteld, ik zou insgelijks gehandeld hebben. Dr. Henri Pola\. De strijd tegen het Jodendom, die heden ten dage in Duitschland wordt gevoerd,zal een eeuwige smaad blijven, voor het Duitsche volk, dat voor het meerendeel cultureel ontaard is. Dominee J. B.Th. Hugenholtz. Voor mij is het anti-semietisme thans het meest schokkende van alle dingen; het vernietigt veel meer dan alleen de Joden. E. M. Forster in „The New Statesman and Nation". Het Jodendom moet zijn nationale grenzen opgeven en tot de wijde hallen der menschheid doordringen. Professor A. Geiger. Mijn politieke meening over het anti-semietisme is, dat dit een uitdrukking is van barbaarschheid. De echte mensch (de ware Christen) kan een medemensch niet onderdrukken, vervolgen of beleedigen op grond van de omstandigheid, dat die andere een Jood is. Alle volken zijn schakels van één groote organisatie en alle menschen leden van één groote familie — de menschheid. P. G. Pamporov. Professor te Sofia. Nu geloof ik, dat dit einddoel, waarnaar de Zionisten streven, een ramp zou zijn voor het liberale Jodendom en een ramp voor de Joden. Waarom zeg ik, dat dit resultaat een ramp voor de Joden zou zijn? Omdat hoe meer indruk de Joden leggen op het feit, dat zij een „eigen volk" zijn en een „eigen nationaliteit" hebben, des te moeilijker het voor hen zal worden, gelijke rechten te eischen in de landen, waar zij wonen; des te ruimer veld bieden zij voor de aanvallen hunner tegenstanders. Dr. Claude G. Montefiore in „Het Liberale Jodendom", vertaald door F. Heilbut'KalJ{er. De nationaliteitsidee heeft onder de Joden het besef van een eigen natie te zijn, weer krachtiger doen ontwaken en tegenover dit joodsche besef heeft het nationaal besef van de volkeren, in wier midden de Joden herberg vinden, zich scherper ontwikkeld. De zionist voelt meer voor de opbouwing van den joodschen staat in Palestina dan voor den bloei van het land, dat hem herbergt. Dr. Abraham Kuyper in „Om de Oude Wereldzee." De bruine pest heeft van den aanvang af de zwarte pest overtroffen. Romain Rolland. Ik ben er niet over tevreden, dat de Joden in mijn rijk aan hun ethnologische opvattingen blijven vasthouden en vijandig staan tegenover de assimilatie. Ik sou het echter nimmer met mijn levensphilosophie in overeenstemming kunnen brengen om hen wegens hun ras of godsdienst te vervolgen. l\[apoleon Bonaparte in een brief aan den Opperrabbijn van Dusseldorf. De meening is verkondigd, dat Palestina even joodsch zou worden als Engeland Engelsch is en daarom is het noodzakelijk te verklaren, dat het Engelsche Gouvernement dergelijke verwachtingen onjuist vindt, omdat onze regeering een dergelijk doeleinde niet beoogt. Wïnston Churchili. Het is begrijpelijk, dat men in joodsche kringen in Amerika en elders niet enthousiast kan zijn omtrent plannen, die aan antisemietische staten gelegenheid geven hun joodsche bevolking kwijt te raken, omdat andere gouvernementen daardoor aangemoedigd zouden worden, datzelfde voorbeeld te volgen. De zionisten beweren wel, dat de tegenwoordige toestand, waarin de Joden verkeeren, wel het beste bewijs levert, dat een joodsche Staat noodzakelijk is, zonder daarbij echter te bedenken, dat zij tot die slechte omstandigheden door hun eigen propaganda voor een groot deel hebben bijgedragen. Dorothy Thompson in „Foreign Affaire" van April 1938. Mijn meening omtrent het anti-semietisme is, dat wij hier te doen hebben met een primitieven en idioten impuls, die niet te vereenigen is met de moderne opvatting betreffende menschelijke waardigheid. 7\[orman Angell. Het anti-semietisme is het socialisme der domkoppen: om het nog eenvoudiger te zeggen, het anti'semietisme is één van de karakteristieke ken teekenen der menschelijke domheid. Jean Jaurès. Het is in het werkelijke belang van de Joden, hun medewerking te verleenen aan het verwezenlijken eener nieuwe gemeenschap, waarin het Joodsche vraagstuk niet meer zou bestaan; dit kan slechts door het socialisme geschieden. Prof. Theodor Hartwig te Praag. Het streven der zoogenaamde zionisten, in Palestina een joodsch nationalen Staat te stichten, is in strijd met de Messiaansche voorstellingen des Jodendoms, zooals die in de Heilige Schrift en de latere godsdienstbronnen zijn uiteengezet. Het Jodendom stelt zijn belijders den plicht het vaderland, waartoe zij behooren, met alle toewijding te dienen en dier nationale belangen van ganscher harte te bevorderen. Met dezen plicht zijn niet in strijd de edele pogingen, die ten doel hebben Palestina door joodsche arbeiders te koloniseeren, omdat zij geenerlei betrekking hebben op de stichting van een nationalen staat. Godsdienst en vaderlandsliefde leggen ons daarom beide den plicht op allen, wien het welzijn des Jodendoms ter harte gaat, te verzoeken, dat zij zich van het zionistische streven en vooral van het voorgenomen congres verwijderd houden. Oproep van den Duitschen Bond van Rab' bijnen ter gelegenheid van het eerste zionis' tencongres te München. xniib < >W~ m-* » 1^'^L c/öi O Tl - :i|: &i|®§ & ]fib "Zo Palestina" " » »*"• . A^" t-y ■ Vuu„. uju^^ •< Jaffa Saturday !ai Iwembtr <929 >• J f&L yc£ J 3 r-A £.yfc J ,\t oJa) ,»•*ƒ T jy^ -x-j ijj£> p J** LUu ^ !#•/-- ~J>U W»J-M /* w u» j /Ja. Ja JJ tu «.-UK > l,U. J |fy»l> f» f»*» Yj> M>J* »>J Lj^j. [j. De bovenstaande illustratie is een afdruk van de voorpagina der Arabische courant „Falastin" van 2 November 1929, den jaardag der Balfour-Declaratie. In den rouwrand is het onderstaande afgedrukt: 2 November, herdenking der Balfour-Declaratie. Deze declaratie is een schreeuwende tyrannie en een slechts op overmacht berustende ongerechtigheid; zij is een schandvlek in de historie van de twintigste eeuw en het is te wenschen, dat het Britsche Rijk een einde zal maken aan dez,e schande, die zijn belangen benadeelt en zijn eer bevlekt. Het Palestijnsche Volk moet zijn uitstersten best doen om de opheffing der Balfour-Declaratie te verkrijgen door zijn landerijen niet aan de Joden te verkoopen en de nationale industrie en handel zooveel mogelijk te ondersteunen.