De Zwemkroniek HET BESTUUR IHf 1938 van links naar rechts: Zittend; Mevrouw F. L. A. Suttorp-van den Berg, 2e Secretaresse; C. Altink, Secretaris; Jan de Vries, Voorzitter: Mevrouw S. W. de Dood-Koenen, Penningmeesteresse; A. W. Sabel Tz., 2e Voorzitter. Staand: H. Wesselo, A. F. Ruimschotel, J. J. Th. de Kok, K. S. v. d. Wolk, P. Steenhuis, H. J. Bitter, Commissarissen. De Zwemkroniek 1888-1938 Simpele cijfers, waartusschen echter een halve eeuw van liefde en strijd ligt om het zwemmen te propageeren onder ons volk. Met bewondering en erkenning staan wij stil in dit jachtige leven om diegenen te eeren, die reeds voor 50 jaar het initiatief namen tot het oprichten van den „Nederlandsche Zwembond" en in breede lijnen uitstippelden het diepste wezen van onzen Bond. Nu nog in onze dagen, waarin wij zoo dikwijls meenen met iets nieuws te komen, moeten wij ervaren, dat in de eerste jaren reeds in simpele woorden zaken naar voren werden gebracht, waarvan de verwezenlijking in veel latere jaren werkelijkheid werd. De geschiedenis van den Nederl. Zwembond is vooral in den eersten tijd gemaakt door persoonlijkheden, die hun stempel drukten op de uitgebreide werkzaamheden; nogmaals, wij jongeren moeten eerbied hebben voor hun organisatie- en doorzettingsvermogen, hun liefde voor het zwemmen en den Bond, hun strijd om verouderde ideeën, die soms nog schijnbaar in onzen tijd voortleven, te vernieuwen en te gieten in de noodzakelijke lichamelijke ontwikkeling van ons volk, een strijd, waarbij zij niet altijd den steun van de vereenigingen in onzen Bond hadden, om des te krachtiger te kunnen vechten tegen kortzichtigheid van velen. Ik wil echter niet stil blijven staan om U iets over het verleden van onzen Bond te schrijven; in dit jubileumnummer vindt U de geschiedenis uitvoerig. Neen, liever bekijk ik het heden en stel mij weer idealen voor de toekomst. Met gepaste trots zien wij neer op de krachtige organisatie en zijn wij dankbaar voor het aanzien, dat de Kon. Nederl. Zwembond zich bij vele vooraanstaande Nederlanders heeft verworven en steeds krachtiger en krachtiger klinkt het bij de verantwoordelijke autoriteiten: Laat de kinderen zwemmen leeren, laat het op school leeren. Dit ideaal, dat in zijn eenvoud toch begrijpelijk moet zijn voor een ieder, wordt vaak, maar al te vaak, vergeten door diegenen, die belast zijn met de opvoeding van onze jeugd, ja, zelfs ouders meenen in het zwemmen, alleen het sportzwemmen te zien. Hoe kortzichtig? Zeker, het sportzwemmen neemt een belangrijke plaats in, de successen van Hollandsche zwemsters, zwemmers en polo-spelers zijn vaak wereldsuccessen en vele sportliefhebbers leven dan mede met ons, de publieke belangstelling is vaak overweldigend, pers en radio helpen dan mede den naam van den Zwembond op ieders lippen te brengen; dankbaar zijn wij voor die belangstelling, maar toch zijn het geen idealen. Neen, het ideaal is en blijft, ieder schoolkind moet kunnen zwemmen leeren, waardoor in de nabije toekomst het verdrinkingscijfer aanmerkelijk zou verminderen, waardoor zooveel leed aan velen zou bespaard blijven en ook en vooral zooveel levensvreugde aan de jeugd zou geschonken worden. De wedstrijdgevende vereenigingen werken daadwerkelijk mede, om door gezonde wedstrijdsport de stimulans te geven voor de publieke belangstelling en uiteindelijk de toeschouwers te doordringen met de gedachte, hoe nuttig, hoe gezond en hoe noodzakelijk het zwemmen is. Inderdaad, de vereenigingen moeten hun taak begrijpen, immers zij vormen den Bond, zij stellen de reglementen vast en zij kiezen diegenen, die zij waardig en bekwaam achten de leiding van den Bond op zich te nemen. En gelukkig, de vereenigingen begrijpen hun taak en werken met ambitie mede, vol vertrouwen in de leiding; dankbaar zijn wij dan ook bij deze herdenking, dat er zooveel goedwillende vereenigingen zijn. En zeer zeker mag ik als voorzitter getuigen, dat wij die dankbaarheid ook moeten uitstrekken naar die vele functionarissen, die met ambitie, vaak al hun vrijen tijd, „opofferen" om den Bond te dienen. Het begint al met de vereenigingsleiders, dan diegenen die een kring of afdeeling leiden, allemaal bouwen zij aan de grondslagen van onze idealen om te eindigen als commissielid of bondsbestuurder, waarvan er zijn (de namen kennen wij allen) die uren en uren arbeiden en vergaderen om toch te zorgen, dat alles naar wensch gaat; deze dankbaarheid kan men het best naar buiten uitbrengen, wanneer men meent kritiek te hebben, die niet gebaseerd is op een verschil van inzicht. En nu de toekomst? Ja, de toekomst lacht ons toe, het is nog hoogconjunctuur bij ons. Een enorm arbeidsterrein, waarop samenwerking gezocht dient te worden met alle organisaties, die belast zijn of zich zelf belast hebben met het opvoeden van onze jeugd, een arbeidsterrein, waarop men voorloopig niet bang behoeft te zijn, dat er werkloosheid zal heerschen, want het percentage der Nederlanders, dat zwemmen kan, is nog gering en het percentage van diegenen, die afgekeurd worden wegens lichamelijke ongeschiktheid, is nog groot. Maar het gaat niet om het arbeidsterrein, maar het gaat er om op welke manier zal de organisatie van den Kon. Nederl. Zwembond het sterkst zijn en het meest doeltreffend. Het eerste is gemakkelijk genoeg te beantwoorden, wanneer n.1. de vereenigingen op dezelfde manier blijven werken, vertrouwen hebbende in de leiding en in elkaar en wij hebben het geluk steeds actieve en verstandige menschen te vinden, die zich met de leiding en de werkzaamheden willen belasten, dan zal die organisatie steeds in orde zijn, maar ik vrees en het zal weer zeer spoedig een dwingende noodzakelijkheid worden om de nu gedecentraliseerde werkzaamheden weer te centraliseeren in een Bondsbureau. Een reorganisatie, waaraan wij op den duur niet zullen kunnen ontkomen. Hoe zullen wij echter onzen Bond het doeltreffendst kunnen laten werken, op welke manier nog meer men-, schen doen interesseeren en doen lid worden, doen medeleven, hoe kunnen wij steeds aan elkaar blijven binden het idealistische en het sportieve gedeelte, steeds doen begrijpen, dat het een niet zonder het ander mogelijk is? Welnu, U zult het mij niet kwalijk nemen, dat ik alleen dat kan mededeelen, dat het Bondsbestuur reeds geruimen tijd bezig is aan alle kanten te onderzoeken, wat gewenscht is en hoe de opvattingen zijn van vooraanstaande persoonlijkheden in en buiten onzen Bond, maar dat in het algemeen de meening is, dat de bestaande organisatie in velerlei opzicht doeltreffend is. Dit houdt natuurlijk niet in, onverbeterbaar, vele problemen wachten nog op hun oplossing, grootsche plannen ter organisatie van de wedstrijden om de Horthy-bokaal zijn in voorbereiding, er is werk genoeg. Juist met de Horthy-bokaal-wedstrijden dienen wij goed voor den dag te komen, immers wij hebben in de laatste jaren steeds gevolg gegeven aan uitnoodigingen tot deelneming aan internationale tournooien, men kan echter niet steeds van de gastvrijheid van andere landen genieten en bovendien moeten wij toonen, dat de waardeering van de besturen van de F.I.N.A. en andere Europeesche, bevriende zwembonden en die tot uiting kwam in felicitaties, vermeld in dit jubileumnummer, niet gebaseerd zijn op woorden, maar wij ook daden weten te stellen. Deze waardeering stellen wij op hoogen prijs. Laat ik besluiten met den oprechten wensch, dat een waardige viering van het 50-jarig bestaan van onzen Koninkl. Nederl. Zwembond moge leiden tot versteviging van de innerlijke kracht van onzen bond en tot verwezenlijking van onze idealen. JAN DE VRIES. Voorzitter K.N.Z.B. De Zwemkroniek ___i In Augustus a.s. zal het vijftig jaar geleden zijn, dat de Nederlandsche Zwembond werd opgericht. Hoeveel water is er sinds dien tijd door de Hollandsche stroomen gevloeid? Hoeveel jonge menschen hebben zich daarin vermeid, zijn daarin ondergedoken en hebben daaruit meegevoerd nieuwe vitaliteit en nieuwe levenskracht? Geen statisticus, die het met juistheid zeggen kan. Maar wij hebben geen cijfers noodig om te beseffen, wat het water voor Holland beteekent. Oe Nederlandsche Zwembond, die in den loop der jaren Koninklijk werd, heeft het zeer wel geweten. Zijn bestuurderen hebben er zich op toegelegd om de zomersport te populariseeren, maar vooral, om haar in goede banen te leiden. Daar was veel werk voor noodig en veel toewijding. Moeilijkheden zijn er geweest en teleurstellingen, want de dingen uit liefhebberij gekozen, zijn lang niet altijd de gemakkelijkste. Nu zijn er 50 jaren verloopen en als de leiders van den Bond op het verleden terug zien, dan hebben zij reden tot groote dankbaarheid. Zij staan aan het hoofd van een lichaam van goede reputatie. Dank zij hun streven en dat hunner voorgangers, heeft de zwemsport vasten wortel geschoten in de breede lagen der bevolking. De volksgezondheid is hierdoor bevorderd, maar ook de veiligheid. De levensvreugde van velen is er door verhoogd. Een keurcorps ontstaat, met een wereldnaam, maar nochtans kan den Zwembond allerminst verweten worden, dat hij alleen het wedstrijdwezen dient. De Koninklijke Nederlandsche Zwembond is lid van het Nederlandsch Olympisch Comité, Federatie voor lichaamsvaardigheid. De Bond wordt in dien kring erkend en gewaardeerd als een getrouw medewerker, die in belangrijke mate bijdraagt tot de bevordering der lichaamsvaardigheid van het Nederlandsche volk. De Zwembond zal op zijn verderen weg vergezeld gaan van de beste wenschen van het Nederlandsch Olympisch Comité. Mr. A. Baron SCHIMMELPENNINCK v. d. OIJE, Baarn, Juli 1938. Voorzitter N.O.C. HARTELIJK GELUKGEWENSCHT. Gij vraagt mij een bijdrage voor Uw Jubileumnummer en dankt mij bij voorbaat voor de te nemen moeite. Ik verzeker U, dat het aan mij is, U te danken voor de gelegenheid, die gij mij hiermede schenkt, om mij nog eens jegens U te uiten. Het is geen plichtpleging, wanneer ik U thans hartelijk geluk wensch met dit jubileum. Ik heb het tot dusverre steeds als een voorrecht beschouwd met U te mogen samen werken in Berlijn 1936, waar gij wel het grootste aandeel leverde in de prachtige totaal-prestatie van ons land, ligt nog versch in het geheugen en zal er wel altijd in gegrift blijven. Toen hebben wij in elk opzicht op ideale wijze kunnen samenwerken, toen zijn er banden van vriendschap gesmeed en toen heb ik het werk van Uwen bond eerst recht leeren waardeeren. Uw voorzitter. Jan de Vries, een coach als Frans Kuyper, de dames-coaches Braun, Wijckhuyzen en de Dood, ik heb hen leeren hoogachten en ik zal hen steeds blijven noemen als voorbeelden van ongekende toewijding. Maar ook U, zwemmers en zwemsters, waren in die dagen — en ze waren het telkens, als ik met hen in aanraking kwam — de uitstekende en toch zoo bescheiden sportlui, die de juiste opvatting hadden van een vertegenwoordiging van de vaderlandsche kleuren. Bij een zoodanige geestelijke gesteldheid, verbaast mij allerminst de enorme groei van den Kon. Nederl. Zwem Bond, speciaal gedurende het laatste decennium. Daarbij komt, dat gij leiding geeft aan een sport, die eigenlijk in beteekenis de meeste andere sporten overtreft, omdat zij ook een zoo bijzondere sociale waarde heeft. Heel ons .volk behoorde te kunnen zwemmen en feitelijk is het kranige organisatorische werk Uwer bestuurderen en het voortreffelijke voorbeeld van Uwe actieve leden niets anders als een permanent beroep op Neerland's jeugd: gaat zwemmen tot behoud — zoo noodig — van Uw leven, tot verhooging van Uw eigen levenskracht en levensvreugd en van ons aller volksbestaan. Ik moge speciaal Uwe dames-zwemsters toch ook hier nog even bij dit jubileum huldigen en danken voor wat zij door haar zeer bijzondere prestaties voor de Nederlandsche sport en voor Neerland's vlag gedaan hebben. Zoo ooit, dan is er bij dit lustrum volop reden tot feestvieren. Ik wensch u dus een prettige feesttijd en een blijde toekomst en mij zelf.... nog menig contact met U! K. J. J. LOTSY. ZUM 50-JAEHRIGEN JUBILEUM DES KON. NEDERLANDSCHE ZWEMBOND. Es ist mir eine besondere Freude und Genugtuung, gelegentlich der Halbjahrhundertfeier des Kön. Niederlandischen Schwimmverbandes die herzlichsten Glückwünsche des Internationalen Schimmverbandes zum Ausdruck zu bringen. Wenn schon 50 Jahre an und für sich in der Geschichte eines Sportverbandes einen seltenen Gedenkstein bedeulen, so handelt es sich hier auch noch ganz besonders um eine Gemeinschaft, die auch eine wahrhaft glanzende Tatigkeit und auf beispiellose Erfolge zurückblicken kann. Es ist dies ja umso rühmlicher, als es sich um eine kleine Nation handelt, die dank ihrer zahen Ausdauer und der gottgegebenen Fahigkeiten ihrer Schwimmerinnen unzahlige Male über ihr der Zahl nach fünfzehnfach überlegenen Nationen triumphieren konnte. Als der stolze Löwe der Niederlande hoch oben am Siegesmast der Olympischen und Europameisterschaften flatterte und alle andachtig den erhabenen Klangen der holldndischen Nationalhymne lauschten, so war dies gleichzeitig ein Tribut der europöischen Schwimmernationen Holland gegenüber, welches den Nachweis erbrachte, dass eiserner Wille im Sport keine Unmöglichkeit kennt und dass er im Schwimmsport selbst den unüberwindlich erscheinenden Ueberseenationen Halt gebieten kann. Ich wünche von ganzem Herzen, dass die erfolgreiche Zukunft des hollandischen Schwimmverbandes seiner glorreichen Vergangenheit würdig sei! Dr. Leo Donath, Generalsekretar der F.I.N.A. De Zwemkroniek BIJ HET VIJFTIGJARIG BESTAAN VAN DEN ..KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE ZWEMBOND." Gaarne maak ik van de gelegenheid, mij door de redactie van dit jubileumnummer geboden, gebruik om den K.N.Z.B. en in het bijzonder zijn wakkere bestuurderen namens leden en bestuur van den N.I.Z.B. hartelijk geluk te wenschen met de viering van zijn gouden jubileum. Deskundiger pennen dan de mijne zullen zonder twijfel het vele mooie en goede werk, dat door den jubilaris in de afgeloopen halve eeuw is verricht, in herinnering brengen en vast leggen. Wat ons in Indië uiteraard tot groote verheugenis stemt is, dat de K.N.Z.B. zijn machtige organisatie en groote ervaring de laatste jaren geheel ter beschikking heeft gesteld bij den opbouw en ontwikkeling van den N.I.Z.B. Voor zoover mij bekend zijn er geen twee sportbonden — één in Nederland en één in Indië — aan te wijzen, die zoo innig met elkaar zijn verbonden als het geval is met den K.N.Z.B. en den N.I.Z.B.; de jaarlijksch terugkeerende Holland—Indië wedstrijd legt steeds weer getuigenis af van den innigen band, die beide bonden bindt. Dank zij het groote vertrouwen in elkanders bedoelingen en de onderlinge waardeering voor elkanders werk, die van het begin van de aansluiting af steeds aan beide zijden hebben geheerscht, was het mogelijk aan den N.I.Z.B. de grootst mogelijke zelfstandigheid te laten, waarbij de moederlandsche bond in hoofdzaak adviseerend optrad. Gestut door deze twee peilers, onderling vertrouwen en onderlinge waardeering is de aansluiting van den N.I.Z.B. bij den K.N.Z.B. op stevige basis gegrondvest; moge dit ook in de toekomst zoo blijven opdat het mooie werk, dat door den K.N.Z.B. wordt verricht, ten goede komt aan alle bevolkingsgroepen van ons KONINKRIJK. C. H. VAN DER EEM, Katwijk a. d. Rijn, 31 Juli 1938. Voorzitter N.I.Z.B. ♦♦ AAN DEN VOORAVOND van het Gouden Jubileum van den „Koninklijken Nederlandschen Zwemhond". Bij den aanvang dezer regelen zij het mij vergund aan de Commissie die het Gouden Jubileum van den Kon. Ned. Zwembond voorbereidt, erkentelijkheid te betuigen voor haar verzoek iets in dit feestnummer te schrijven. Waar ik mij allereerst dan verder van wil kwijten, is zoowel uit naam van het lichaam dat ik vertegenwoordig, als persoonlijk, woorden van zeer hartelijke bedoeling te richten aan Bestuur en leden van den K.N.Z.B. ter gelegenheid van diens 50-jarig bestaan. Samengevat, houden m'n woorden van hartelijke bedoeling een gelukwensch in van groote draagwijdte, omdat 'k zoo volkomen en diep vermag te beseffen wat het voor dit tegenwoordige Bestuur beteekent om een Bond te kunnen leiden die een zoo groote vermaardheid en beteekenis bezit als „onze" K.N.Z.B. Doch tevens omvat m'n gelukwensch een eere-saluut aan de pioniers, die in ons Vaderland hebben gebracht de kennis omtrent het nut van het zwemmen en met de hun ter beschikking gestelde en staande middelen de zwemkunst hebben trachten te brengen onder schier alle lagen der bevolking. Wat nu in dezen modernen tijd nog moeite kost, moet in den aanvang op onbegonnen arbeid hebben geleken, wat thans als iets „vanzelfsprekend" wordt aanvaard door de massa, heeft voorheen het uiterste verlangd van de garde, die tegen onmacht en onwil had te kampen. De garde zette dien strijd in, nieuwe legioenen kwamen om haar ter zijde te staan en zoo zien we in die 50 jaren de zwemkunst, hand in hand met de zwemsport, Nederland voor de heilige zaak veroveren. Wel past het dus aan die ridders en edelvrouwen, die hart en ziel verpanden aan hun ideaal, dat later tot een slagzin werd: „Ieder Nederlander zwemmer", staande bij den SOsten mijlpaal, eerbiedig hulde te brengen. Den Dooden en den Levenden zij deze oprechte hulde gebracht door elk, die het wel meent met dezen Bond, die in waarlijk opzicht Koninklijk zijn plicht doet. Zelf voortgekomen uit de gelederen van den thans jubileerenden Bond valt het me niet moeilijk op te klimmen tot een hooge waardeering voor zijn daden. Doch ik moet er eerlijk en oprecht aan toevoegen, dat deze klim mij zeer is vergemakkelijkt door de breede opvattingen welke werden gehuldigd ten opzichte van de plaats, die mijn Bond onder de zon innam, door Uw Oud-Voorzitter Kellenbach en het tegenwoordige Bestuur met onzen vriend Jan de Vries aan het hoofd. Geen enkel rechtgeaard mensch zal ontkennen, dat de zwemkunst niet meer perspectieven in zich verbergt dan alleen de zwemsport. Het „Zwemmend redden" is er een van, het kwam ter wereld toen de Jubilaris zoowat 25 jaar had gezwoegd om het „Zwemmen" aan te kweeken. Toen hij 30 jaar was, kreeg hij een broertje met den naam, die thans gemakshalve ook 4 letters omvat: de N.B.R.D. Er was thuis plaats genoeg om het kleine broertje niet in zijn ontwikkeling te belemmeren, maar ja — als het spelen wilde en zijn ontluikende krachten toonde, plastischer gezegd als de jonge N.B.R.D. wedstrijden wilde houden voor zijn leden, waaronder zich personeel van badinrichtingen bevond, dan vond de groote broer, die verkeering had met een Fransche Zwemgouvernante met internationale allures, dat maar zóó, zóó. Dreigde dan met zijn vinger, waaraan zijn Fransche vriendin een ring met voorschriften had geschoven en het gevolg was dat de N.R.B. Dianen aan het mopperen sloegen. Het behoort tot de groote verdienste van Uw gewezen Voorzitter, den heer Kellenbach, dat hij die beklemmende banden wist te laken; hij zag voorts het nut van een belangengemeenschap tusschen beide broeders zeer goed in, zoodat we gerust mogen zeggen, dat van dien tijd af een prettige samenwerking ontstond. Zonder ook maar een haarbreedte tekort te doen aan de verdiensten van het tegenwoordige K.N.Z.B. Bestuur, mag ik te dezer plaatse stellig met veel genoegen constateeren, hoezeer Uw kranige Praeses Jan de Vries zich beijvert om de goede verstandhouding bij voortduring aan te kweeken. Wil men in Nederland den verdrinkingsdood in zijn verste schuilhoeken terugdringen, dan is het ook inderdaad geboden dat men geen détail op het gebied van zwemmen verwaarloost. In dit opzicht heeft de jubileerende K.N.Z.B. uitmuntend begrepen dat zijn devies „Leert zwemmen" waardig zich aanpast aan het devies van onzen Bond: „Leert zwemmen en zwemmend redden" en zoo zullen, naar ik hoop, in de naaste toekomst beide broeders ondervinden, dat gescheiden opmarcheeren, tot gezamenlijk welslagen, zeer best uitvoerbaar is. Hoe welgemeend ook mijn wenschen zijn, die ik bij dit Gouden Feest te richten heb tot Bestuurderen, opdat zij in staat mogen blijven door wilskrachtige leiding den K.N.Z.B. nog grooter en sterker te maken, ik zou dit artikel niet kunnen eindigen zonder de innige hoop uit te spreken, dat een der schoonste glanspunten van het Jubileum moge zijn de zichtbare triomf van „Moeder Triebels'" ongeëvenaarde propaganda. Moge Nederland leeren inzien, dat circa 600 verdrinkingsgevallen per jaar, een gruwelijk cijfer is. Het moét het devies van den K.N.Z.B. opvolgen, om daarna dat van onzen Bond in practijk te kunnen brengen, dan zullen wij samen kunnen beitelen aan het veelzeggende opschrift: „Concardia res parvae crescunt." A. A. BIERLEE, Voorzitter Ned. Bond tot het Redden van Drenkelingen. De Zewmkroniek ___ 50STE VERJARING VAN DEN KONINKLIJKEN NEDERLANDSCHEN ZWEMBOND. Vijftig jaar Niet zeer talrijk zijn op dit oogenblik de Sportbonden, die op een zoo lang bestaan kunnen bogen, en zulks bewijst dat veel vroeger dan deze van andere landen, de Nederlandsche zwemmers bewust geweest zijn van de noodzakelijkheid zich te groepeeren om hun krachten te vereenen. Vijftig jaar. In België zijn de leiders en athleten, die dat reeds ver verwijderde tijdstip gekend hebben, nogal zeldzaam. Nochtans er zijn er, en het is door hen dat we de wonderlijke geschiedenis van den Nederlandschen Zwembond hebben leeren kennen en bewonderen . Zooals hunne Belgische Vrienden, hebben de Nederlandsche zwemmers lang geleden onder het gebrek aan behoorlijke zweminrichtingen, en wij kennen hunne taaie krachtinspanning welke eindelijk aan hun land een heele reeks prachtige badinrichtingen geschonken heeft, die hun gerechtvaardigden trots en de afgunst van den buiten¬ lander opwekken. In 't bezit van het noodige werktuig, hebben de Nederlandsche zwemmers spoedig merkwaardige vorderingen gemaakt. Wat de zwemsters betreft, iedereen weet dat hun naam wereldberoemd is en dat zij in al de landen de kleuren van hun geliefd vaderland hebben doen zegevieren. Doch indien de sport machtig bijdraagt tot het maatschappelijk welzijn, speelt zij ook een belangrijke rol in de toenadering der volkeren. Onder dit oogpunt, hebben onze beide Bonden volkomen hun plichten vervuld, want te allen tijde, verre boven de politieke en economische toevalligheden, hebben zij bestendig zeer hartelijke betrekkingen onderhouden en tusschen de leiders en de zwemmers van onze beide landen werden stevige vriendschapsbanden gesmeed. Op dezen heugelijken dag houden wij er aan den Nederlandschen Bond onze oprechte en vurige gelukwenschen te sturen voor het mooie werk dat hij verricht heeft; wij wenschen hem nieuwe en talrijke successen toe en ten slotte drukken wij de hoop en het verlangen uit dat onze beide Bonden eeuwig verbonden blijven door hetzelfde gemeenschappelijk ideaal en door dezelfde gevoelens van innige vriendschap. Leve de Koninklijke Nederlandsche Zwembond. René de Raeve, Alg. Secretaris van den K.B.Z.R.B. uwatKtM GUTEN FREUND UND NACHBARN DEM K.N.Z.B. ZUM 50. JUBILAEUM. Meine lieben Schwimmfreunde vom K.N.Z.B.! Sie feiern in iiesem Jahre das fünfzigjöhrige Bestehen Ihres Bundes, Ier in einem halben Jahrhundert unermüdlicher Arbeit für unsere schone Schwimmsache, diese so wichtige Brauchkunst des Menschen, und für die Ausbreitung des Sportgedankens in Ihrem Vaterland geworben und geschafft hat. Da drangt es mich als den Reichsfachamtsleiter des Fachamtes Schwimmen im DRL, Ihnen meine herzlichsten Glückwünsche zu sagen, und ich bitte Sie, gleichzeitig die Versicherung 'entgegenzunehmen, dass die grosse deutsche Schwimmergemeinde stolz darauf ist, so glanzende freundschaftliche und kameradschaftliche Beziehungen zu einem Land zu. unterhalten, dass immer wieder seine Weltgeltung im Schwimmersport unter Beweis gestellt und noch bei den Olympischen Spielen 1936 in Berlin grossen Anteil am Olympischen Lorberr gehabt hat. Darüber hinaus aber haben wir deutsche Schwimmer bei unseren hollandischen Nachbarn von Jahr zu Jahr wieder Freunde und aufrichtige Kameraden gefunden, die wir hoch schatzen und die wir auch in den jetzt anbrechenden nachsten 50 Jahren nicht missen mochten. Die Jubilaumswünsche des Deutschen Reichsbundes für Leibesübungen — Fachamt Schwimmen — für den K.N.Z.B. gehen dahin, dass wir unsere schone Kameradschaft in derselben Weise wie bisher weiter pflegen wollen, dass die fast Sonntag für Sonntag stattfindenden wechselseitigen Besuche hollandischer und westdeutscher Vereine und Auswahlmannschaften ein noch engeres Band knüpfen mogen, dass der hollandische Schwimmsport bei Frauen und Mannern immerdar mit an erster Stelle in der Welt stehen soll und schliesslich, das dem K.N.Z.B. auch in den nüchsten 50 Jahren eine so treffliche Schar begeisterungsfahiger und arbeitsfreudiger Führerinnen und Führer den Weg bereiten moge, wie sie heute dem hollandischen Schwimmsport vorstehen. GEORG HAX, Reichsfachamtsleitpr ♦ ♦ La Fédération Franpaise de Natation est heureuse d'addresser ö la Fédération Royale Hollandaise de Natation un témoignage de vive sympathie et de cordiales félicitations pour 1'oeuvre magnifique qu'elle a accompli depuis 1888, année de sa création. Les rapports entre les Fédérations néerlandaise et franpaise ont toujours été empreint de confiance et de cordialité; 1'excellence de ces relations n'a cessé de croïtre ó ['occasion des rencontres officielles disputées par les équipes féminines et masculines des deux nations depuis 1922. La Fédération Royale Hollandaise de Natation, en célébrant prochainement le cinquantième anniversaire de sa Eondation, aura la fierté d'avoir contribué, grace a sa longue activité, au développement de la natation et au prestige de la Hollande dans le monde. Le Président de la Fédération Franpaise de Natation Comte Jean de Castellane. De Zwemkroniek The Jubilee of any organisation is usually a notable event if only because it indicates stability, but as one deeply interested in the physical side of the port and exercise of swimming, it is particularly gratifying to me to be permitted to send a message of congratulation to the Koninklijke Nederlandsche Zwembond on the attainment of its Jubilee. That your organisation has been in existence for fifty years must be a matter for satisfaction to all concerned, but a more important consideration is the value of the work accomplished in that period of time in furthering the objects for which the organisation was established. In that respect, the achievements of the Koninklijke Nederlandsche Zwembond have been outstanding; as a result of its efforts not only have some of the finest exponents of swimming in the world been produced, but more important still, it has brought about a general realisation by the nation of the intrinsic value of swimming as one of the finest natural physical exercices, and of its merits from the point of view of life saving. To have accomplished so much in this direction in such a comparatively short time as fifty years, is something of which the Koninklijke Nederlandsche Zwembond may well be proud, and on behalf of the swimmers of England, and as President of the Federation Internationale de Natation Amateur, I tender your organisation and my many friends in Holland, my very sincere congratulations on all that has been done to spread the cult of swimming in Holland. May the Koninklijke Nederlandsche Zwembond continue to prosper. H. E. FERN. KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE ZWEMBOND, HOLLAND. Wahrend der letzten 10 Jahren hat Dansk Svomme Forbund auf dem Gebiet des Schwimmsportes ein enges und ausgezeichnetes Zusammenarbeiten mit der Koninklijke Nederlandsche Zwembond, der jetzt sein 50 jahriges Jubilaum feiert, gehabt, und wir haben deshalb einen besonders guten Grund in der Freude dieses festlichen Ereignisses teilzunehmen. Hier in Danemark erinneren wir uns oft an die ersten grossen Kampfe in Kopenhagen auf „Helgolands" 100 m Bahn, wo Maria Braun und Maria Baron unter Leitung von der berühmten hollündischen Trainerin, Frau Braun, die richtige Spannung und Begeisterung für unseren Sport schufen. men nennen wir: Jenny Kastein, Puck Oversloot, Corrie Laddé, Fransie Hessel, Annie Timmermann, Jopie Selbach, Willy den Ouden, Greta Brouwers, Rie Mastenbroek, Tini Wagner, Nida Senff, Truus Klapwijk, Cor Kint, Jopie Waalberg, Jo Groenenweg, Annie Stijl, Jeanette Groenendijk und Rie van Veen. Unter den Herren hat J. C. Scheffer uns oft besucht, und er hat immer unseren Besten, einige. guten und harten Kampfe in Crawl und Rückcrawl gegeben, und in 1937 hatten wir Besuch von dem hollandischen Meister Hoving zusammen mit der ersten Mannschaft Wasserpolospielern: Hillegersberg S.V. unter Leitung von dem sympathischen Kapitan Verhoeff. Das ist immer für uns einer Beispiel zur Nachfolge gewesen, und hat uns Bewunderung und Respekt abgefordert, die liebenswürdige und sichere Weise, worauf die hollandischen Leiter ihre verschiedenen Mannschaften auf dem Schwimmbahn und nicht minder ausserhalb dieses führten, zu sehen, und wir erinneren uns mit Freude die Bereitwilligkeit, womit die Leiterinnen, wie Frau Wuyckhuise—Groen, Frau de Dood und Herr Sabel, uns Gelegenheit in Detaillen die Tekniek, die immer die grossen Namen Hollands zur Vorbildern für unsere Eigenen machten, zu studieren gegeben haben. Lass es hiermit gesagt werden, dass die Ehre der heutigen Stellung Danemarks in der internationalen Frauenschwimmung zum grössten Teil Holland zufalt, das Land, das immer dazu bereit war die „grosse Gesandten" zu schicken, und es ist deshalb der warmste Wunsch unseres Bundes auf dem 50te Jahrestag des Koninklijke Nederlandsche Zwembond's, dass die kommenden Jahre unsere Lander noch naher bringen werden, unser Sport und Freundschaft zum Nutzen und zur Freude. Gleichzeitig wünschen wir, dass Holland auch in der Zukunft die Glücke haben muss eine talentvolle und strahlende Schwimmjugend hervorzubringen, die mit Stolz die grossen Traditionen des Koninklijke Nederlandsche Zwembond's tragen und weiterführen kann, die Fahne ihres Landes, Holland, zur Ehre. Moge die Frauen-Landenwettstreit im Oktober in Kopenhagen die erste Bestatigung dieser Wünschen sein. Dansk Svömme og Livreduings förbund, N. JAGD. FREDE BORRE. Einige Jahren spater nahm das Zusammenarbeiten zwischen Holland und Danemark grössere und festere Formen an, was für uns eine sehr grosse Freude war, und wenn wir einige Namen von den weiblichen und mannlichen, hollandischen Schwimmern, die uns in Kopenhagen in den Jahren 1933—'38 besucht haben, nennen, werden diese uns besser als viele Wörter von der ausgesuchten Mannschaft, mit welcher der hollandische Bund uns hier in Kopenhagen immer erfreut hat, erzahlen können. Von den Da- De Zwemkroniek Gulden Zwembond Historie. Vijftig jaar zijn belangrijk in een menschenleven, doch slechts een moment in de historie der menschheid. Dit simpele feit sta ons voor oogen, wanneer wij het Gouden Feest van den Koninklijken Nederlandschen Zwembond benutten tot het samenstellen van een overzicht over het wel en wee van den Bond, welke ons allen zoo na aan het hart ligt. Meer dan een overzicht kan het niet zijn, alleen reeds omdat de bronnen, waaruit wij kunnen putten, uiterst beperkt zijn. Veel is in den loop der jaren verloren gegaan, hetzij door slordigheid, door te weinig liefde voor historie, hetzij door ongelukjes. Voor de eerste decennia was het eenige houvast de correspondentie, welke echter eerst verzameld werd in 1929. Eerst nadat toen van alle mogelijke oud-functionarissen gegevens werden opgevraagd kon een archief worden samengesteld, dat evenwel tot het begin dezer eeuw slechts de ingekomen correspondentie bevatte. Toch brengt deze correspondentie een schat van feiten, en dan nog feiten die ons, het nageslacht, tot bescheidenheid brengen. Veel, wat wij als onze ideeën, als onze vondsten, zelfs als onze richtlijnen meenden te mogen beschouwen, is vrijwel even oud als de Bond. De strijd tusschen „sport" en „algemeen welzijn", welke eerst na de reorganisatie van 1929 beslist werd, was reeds actueel bij de oprichting, en wij mogen dan ook niet nalaten in dit overzicht onze diepe hulde te betuigen aan de mannen, die voor vijftig jaar reeds inzagen dat de door hen opgerichte „Nederlandsche Zwembond" tot taak had het geheele Nederlandsche Volk het zwemmen bij te brengen. Het initiatief tot de oprichting ging uit van de „Amsterdamsche Zwemclub" (thans A.Z. 1870) daartoe gebracht door den heer Mr. Pels Rijcken, welke zich met een circulaire richtte tot de bestaande zwemvereenigingen. Deze circulaire komt in het archief niet meer voor, doch wel verschillende antwoorden der clubs, gericht aan den Amsterdammer W. Westerman „voorloopig secretaris der op te richten Zwembond"." De circulaire ging uit op 19 Mei 1888 en werd beantwoord door A.Z. op 26 Mei, Arnhemsche Zwemclub op 9 Juni, Goudsche Zwemclub op 22 Juni terwijl het toetreden van de Leidsche Zwemclub weer onvindbaar is. Minder bekend is dat de Hollandsche Dames Zwemclub reeds op 31 Mei toetrad, omdat deze op de oprichtingsvergadering van 14 Augustus niet aanwezig was. De dames maakten het echter weer goed door op 18 Augustus nog eens uitdrukkelijk te melden dat ze wis en degelijk meededen! Gelukkig zijn de eerste Statuten en Huishoudelijk Regie ment wel behouden gebleven, want deze bevatten namen en handteekeningen van de eerste bestuursleden en oprichters. Dit eerste bestuur bestond uit: D. Vrijdag, President, A.Z. Amsterdam. W. Westerman, Secretaris, A.Z. Amsterdam. G. Henri Sythoff, Penningmeester, L.Z.C. Leiden. Dr. J. Th. Cattie, Commissaris, A.Z.C. Arnhem. A. D. van Vreumingen. Commissaris, G.Z.C. Gouda, terwijl de andere oprichters waren: A. M. Harthoorn, W. E. Bredius W.Ezn., M. H. Brandts, Dr. C. W. van der Poll, Jac. van Hoorn Hzn., A. L. van Daalen. Het doel der vereeniging is: de beoefening der zwemkunst in Nederland meer algemeen te maken. Nogmaals onze hulde. Wij zullen zien dat de bestuurderen, die zoo duidelijk hunne meening uitten, ook trachtten die metterdaad ingang te doen vinden. Overigens munten deze eerste statuten uit door beknoptheid en verschillen in wezen weinig met de tegenwoordige. Ook bij lezing van het reglement zien wij dat er niets nieuws onder de zon is. Als eerste punt krijgen wij een korte doch zeer krachtige onderscheiding tusschen „Liefhebbers" en „Beroepszwemmers", terwijl de eerste catagorie wordt verdeeld in: Novitii, Juniores en Seniores. Nogmaals, wat is er eigenlijk veranderd? Want ook inleggelden, rouwgeld, schorsing en uitsluiting, overzwemmen, wisselprijzen, kampioenschappen, bevoegde jury, alles komt aan de orde. En al noemt men den starter „seingever" de nieuweling „noviti" en royement „suspendeeren" wat maakt dat eigenlijk voor verschil? Wel staan wij onwennig tegenover „boeien, die niet mogen worden aangeraakt tot verkorting van den draai" zoowel als tegenover de bepaling dat de prijzen geen grootere inkoopprijs mogen hebben dan honderd gulden, maar wij begrijpen het best. Het was erg jammer dat alle moeite vergeefs was omdat Minister Ruys de Berenbroek de Statuten niet goedkeurde, „aangezien de Bond alleen dan als rechtspersoon kan worden erkend, wanneer de clubs of vereenigingen die lid zijn van den Bond elk afzonderlijk voor zich de rechtspersoonlijkheid hebben verkregen". Men heeft daaraan voldaan, ofschoon het persoonlijk lidmaatschap reeds in 1896 officieel op de Bondsvergadering werd voorgesteld, om eerst in 1926 ingevoerd te worden! Dat er toch wel wat gebeurde zien wij in een brief van de L.Z.C. over een werkend lid, die een eerste prijs won en.... 14 jaar oud bleek te zijn, terwijl de A.Z. in die dagen 379 leden telde!! De eerste donateur schijnt te zijn geweest de heer F. E. Pels Rycken uit Breda, terwijl op de brief een heerlijke aanteekening staat: „Oude Harthoorn onderst, lid ƒ 5.— Toch was Moeder Triebels nog geen penningmeesteresse! Op de vergadering van den Bond op 27 April 1890 te Leiden gehouden stelt de Arnhemsche Zwemclub voor: 1. de Agenda een maand te voren rond te zenden; 2. diploma's Zwemmeester uit te reiken; 3. diploma's geoefend zwemmer in te stellen. Werkelijk, dit is gebeurd in achttienhonderd negentig. Er zijn nu menschen tot wien die noodzakelijkheid nog niet is doorgedrongen. De nieuwlichters, die de Zwembond oprichtten, waren uit ander hout gesneden en besluiten een boekje uit te geven om het zwemmen te populariseeren. Veel weten wij er niet van, maar wel vinden wij de brieven van Dr. Cattie en A. L. van Daalen, die beide mopperen dat de taal te hoog is. Zij willen „het voor het volk bestemmen". Een „document humain". Wat is de geschiedenis toch leerrijk. Inmiddels wilde het met nieuwe vereenigingen nog niet hard vlotten en „Claudius Civillis" te Leeuwarden deelt zelfs mee, dat zij er niets voor voelen. Als er dan een komt is het een goede. Op 18 Juli 1890 komt er een telegram „Noteer Rotterdam lid bond brief volgt draadantwoordl" Dat was mannenwerk. Geen wonder dat deze Rotterdammers ook de eersten zijn die in 1893 een brief sturen met de machine geschreven! Toch is er leven genoeg want in 1891 ontvouwt de Am hemsche Zwemclub plannen om een internationale wedstrijd te organiseeren en kunnen wij tevens de eerste Nederlandsche Kampioen opsporen. De nieuwe Bondspenningmeester schrijft n.1. een epistel over de medaille van den heer Harthoorn „ter grootte van een halve gulden" vooral „met een ringetje er aan" terwijl wij uit andere gegevens mogen opmaken dat dat was voor het kampioenschap 1889. Er was maar één baan 600 M. Borst, rugslag hoorde er niet bij. Overigens werd Harthoorn in 1890 al onttroond door de Rotterdammer C. J. van de Poll die 600 M. zwom in 11 min. 47! Maar Harthoorn veroverde in 1891 de titel opnieuw. Overigens was er met „het" kampioenschap niet alles rozengeur en maneschijn. Er is nog al wat verschil van meening over de plaats waar het gehouden moest worden (o.a. in de Amsterdamsche Houthaven) en de wijze waarop het berekend werd. Er volgt dan ook een voorstel van Harthoorn en Joh. M. Hagenbeek (uit Arnhem). Hunne zeer revolutionnaire plannen zijn: 1. een kampioenschap Duiken; 2. records; 3. het Kampioenschap van Nederland dat thans alleen bestaat in buikzwemmen op 600 M. te veranderen in een kampioenschap voor buikzwemmen op banen van 100 M., 240 M., 400 M. en 600 M. en wel zoo dat de winnaar van drie banen kampioen is; 4. Kampioenschap rugzwemmen op banen van 40 en 80 M. AMSTEL HOTEL AMSTERDAM HET EERSTE EN VOORNAAMSTE HOTEL VAN AMSTERDAM Vermaard Restaurant — American Bar Dinerterras in de open lucht Eigen garage tegenover het Hotel Kapsalon — Cook's Office TjaJUxi uxwJi jieeAtesi exi De Zwemkroniek — Blijkbaar voelde men wel wat voor deze voorstellen (die echter lang niet ongewijzigéd werden aangenomen) maar, gezien de briefwisseling van de bestuursleden onderling, zat men leelijk in de maag met de rechten van den vorigen kampioen op het „verdedigen van zijn titel". Harthoorn kwam de heeren te hulp door deze rechten ter beschikking van het Bestuur te stellen. Op de Jaarvergadering van April 1892 treedt Westerman af als secretaris en wordt opgevolgd door W. E. Bredius W.Ezn., die onafgebroken bestuurslid blijft tot 1928, en tot dien tijd zijn stempel op het heele Bondswerk zet. Hij is in dien eersten tijd de man die de groote lijn van den Bond scherp voor zich ziet, wat vooral blijkt uit zijn voorstel (ook in 1892) het vraagstuk.... schoolzwemmen ter hand te nemen. Hij schijnt het secretariaat reeds voor de Jaarvergadering overgenomen te hebben, want op 27 Februari vraagt hij den penningmeester een adreslijst waarop deze antwoordt, dat hem slechts vier adressen bekend zijn, terwijl hij tevens schrijft over de Tielsche Zwemclub, omtrent welker toetreden evenwel niets te vinden is. Hij geeft tevens een summier overzicht van de financiën (dat blijft de eerste tien jaar zoo), maar, schrijft hij, „Westerman beredderde alles". Dat schijnt goede secretarissen eigen te zijn. Van J. D. Bloemen zijn diverse schrifturen aanwezig van successen in het buitenland o.a. van een wedstrijd te Hamburg waar hij vijf eerste prijzen behaalde. In 1892 wordt hij in het kampioenschap Rugzwemmen 80 M. verrassend geslagen door de Rotterdammer Jan de Vogel, die dan met de van Hasselts tot de meest vooraanstaande zwemmers gaat behooren. Hij behaalt ook het kampioenschap van Nederland in een der volgende jaren. Zeer menigvuldig zijn de berichten van A. C. Cosyn, die ook een zeer lange diensttijd als Bestuurslid begint en evenals Bredius later tot Eerelid wordt benoemd. Om in een gouden lijstje te zetten is een brief van 27 October 1892 van de Commissie bestaande uit W. E. Bredius W.Ezn., Dr. P. J. Barnouw en Dr. C. N. van de Poll welke Mejuffrouw C. Winkel te Amsterdam examineerde en haar een diploma 1ste klasse voor Zwemmeester toekende. Haar volle naam was Catharina Lisette Winkel geboren 9 April 1863 en zij werd geëxamineerd op 13 Mei en 25 September 1892. Nog enkele jaren en ook het thans namens den Minister van Onderwijs medeonderteekende Diploma viert zijn gouden Jubileum. Ook andere zaken hadden de Bestuurlijke belangstelling. Voor het Kampioenschap Buikzwemmen moet de kleeding bestaan uit: zwembroek, zwart tricot, met schouderbedekking en zwarte pantalon tot beneden de knie. Als gewoonlijk werd ook deze wedstrijd weer opgeluisterd door gecostumeerde nummers, hindernis zwemmen en/of pantomine! De deelnemers hieraan hadden nog meer kleeren aan. Geen wonder dat de thans ontwikkelde groote activiteit zijn vruchten spoedig afwerpt. Tiel kan de verleiding niet weerstaan aan zulke mooie kampioenschappen mee te dingen en sluit zich definitief aan. De oud-kampioen Bloemen woont in Hamburg, is daar lid van het „Verband Hamburger Schwimmvereine" en schrijft als lid daarvan in. Maar een stap voorwaarts wordt gedaan wanneer op 1 December 1892 de Zwemvereeniging het IJ zich aansluit, in 1893 gevolgd door „Neptunus" Zaandam en het volgend jaar „De Jonge Kampioen” Amsterdam. Behalve de Tielsche zijn al deze vereenigingen nog aangesloten en dus meer dan veertig jaar lid van den Bond. Met de oprichters en de R.Z.C. leverden zij tallooze bestuursleden, commissieleden, kampioenen, eereleden en leden van verdienste. Op dat moment was het kader gereed, de toekomst was uitgestippeld, het nageslacht zou de vruchten plukken. Doch eveneens kan het nageslacht het beste oordeelen over de granieten basis, welke door deze pioniers is gelegd en dan kunnen wij slechts constateeren, dat in de eerste bestaansjaren van den Bond ziin leiders klaar voor oogen stond, wat de K.N.Z.B. thans nog tot ideaal heeft. Kostelijk en sprekend zijn de brieven van het bestuurslid J. de Groot Pzn., oprichter en voorzitter van R.Z.C., in een krachtiq vierkant doch loopend schrift, puntjes op de i een lust om te lezen. Een echte leider. Weinig, zeer weinig, komen wij aan de weet over de strijd, welke natuurlijk zeer dikwijls gevoerd moest worden, doch wel komen wij een bekend medewerker tegen, wanneer de zeer bekende Dudok de Wit te Breukelen meer bekend als „Kees de Tippelaar" in 1893 ondersteunend lid wordt, en nog datzelfde jaar een klinkend zwemfeest in Breukelen organiseert, waarbij het heele Bondsbestuur telegrafisch als gast wordt geïnviteerd. Ook metterdaad was deze merkwaardige Nederlander een goed propagandist want hij zwom zomer en winter door, waarvoor hij 's winters een bijt in het ijs liet hakken! Van de wedstrijd in Breukelen is het Officieele Procesverbaal bewaard gebleven. Er waren een paar honderd deelnemers, waaronder de bekende J. D. Bloemen (deze was nogal voyageus, hij schrijft ditmaal uit Rouen). Dudok de Wit bestelt telegrafisch 150 „badbroeken uitgezóchte en alle bondscostumes" en „Het Nieuws van den Dag" belooft zelfs een artikel er over te schrijven. Wanneer wij er nu nog bij vermelden dat er bezwaar tegen de wedstrijd wordt ingediend, dat er een Commissie van Onderzoek wordt benoemd en een Regelings Commissie, dat er een verzoek is om iemand in de amateurstaat te herstellen, en dat een ander geschorst wordt, dan vragen wij ons nogmaals af of er werkelijk iets nieuws onder de zon is. Want naast deze ook nu nog actueele zaken is men niet tevreden over het Officieel Orgaan (de Nederlandsche Sport) houdt men een enquete betreffende de verschillende manieren van het redden van drenkelingen en schaft zich een stempel aan voor de Bondsmedailles, onder uitdrukkelijk beding dat de stempel bondseigendom blijft. De enquete levert blijkbaar wel wat goeds op, want er wordt besloten „Wenken" uit te geven, waardoor de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen een subsidie verleent van twee honderd gulden. Welk een enorm bedrag dit voor de jonge Bond is zullen wij straks bij de bespreking van het eerste financieele overzicht bemerken. Inmiddels meldt zich 8 Mei 1894 ook de Utrechtsche Zwemclub aan met 19 leden, wat niet belet dat men onmiddellijk daarop een zwemwedstrijd organiseert. Midden 1895 ziet de voorzitter, nog steeds de heer Vrydag zich plotseling gedwongen zijn functie neer te leggen, welke tijdelijk wordt waargenomen door de heer Capteyn uit Arnhem, en wij beleven weer een zoeken naar een nieuwe voorzitter zooals wij dat kennen. Er zijn vele stemmen voor Dr. Cattie, doch deze trekt zich terug wanneer hij vlak voor de beslissende vergadering tot Directeur der Tuinbouwschool te Wageningen benoemd wordt. De heer Capteyn neemt weer waar, maar legt na onaangename particuliere omstandigheden nog hetzelfde jaar de functie neer. Een en ander belet niet dat in 1896 belangrijke beslissingen genomen worden, waarvan wel de merkwaardigste is dat de Antwerpsche Zwemclub een verzoek om toetreding indient. Het leidt wel tot samenwerking maar aansluiting kon natuurlijk niet volgen. Wat niet belet dat de Antwerpenaar E. Kermans een kampioenschap behaalt! (De andere kampioenen van dat jaar waren J. G. S. Noble (Utrecht), C. W. van Hasselt en J. F. de Vogel (beiden R.Z.C.). Hoogst merkwaardig is een brief van de D.J.K. welke opmerkt dat voor het Kampioenschap duiken Nederlanders en Belgen in aanmerking komen, voor het dito lange baan en rugzwemmen naast Nederlanders alle buitenlanders en voor de korte baan alleen Nederlanders. Neptunus Zaandam ziet af van een toegewezen kam pioenschap omdat een beloofde subsidie wordt ingetrokken, onder vermelding.... „waar ƒ 2000.— voor een andere tak van sport „barmaids en chanteuses" moet worden besteed is het niet mogelijk voor de sport welke in ons waterland bovenaan behoort te staan een toegezegde subsidie te kunnen nakomen". Deze brieven van Neptunus en D.J.K. zijn nu gelukkig uit den tijd! In hetzelfde jaar treedt ook de tweede damesclub toe „Lotos" uit Rotterdam, welke een prachtstuk briefpapier heeft met de afbeelding van een dame in badcostuum in het riet. Blijkens diverse brieven hadden de heeren eenige aanmerkingen op de eerste wedstrijden van deze nieuwe vereeniging hetgeen een der bestuursleden de opmerking ontlokt ,dat er ook veel te veel wedstrijden zijn tegen¬ woordig". Wij moeten hierbij in aanmerking nemen dat de heeren bestuursleden vrijwel alle wedstrijden bezochten en dat nog wel voor eigen rekening en met de spoorverbindingen van veertig jaar geleden. Het Bondsbestuur is heelemaal niet ingenomen met een voorstel van D.J.K. om een Jaarboekje uit te geven, maar wreekt zich door aanmerking te maken op het water van de Zweminrichting Obelt aan de de Ruyterkade waarvan het wateroppervlak is „bedekt met drijvend vuil in diverse nuances". Een algemeen onderzoek naar het zwemwatei is het onmiddellijk gevolg. Wij zijn dus meteen weer in onzen tijd! In 1897 melden zich weer twee nieuwe vereenigingen aan en wel „de Zwemclub" Groningen, opgericht 21 Juni 1883 (dit is dus niet te tegenwoordige Z.C.G.) en de „Amsterdamsche Waterspringclub” te Amsterdam. Zoo komt de Bond aan het tweede lustrum met veertien vereenigingen en een zeer opgewekt leven. Men viert het lustrum blijkbaar niet, omdat alles zich aaneensluit tot „Nationaal Sportfeest te Clingendael" ter gelegenheid van de troonbestijging van H. M. Koningin Wilhelmina. Onder leiding van het IJ wordt een Bondsvlag aangeschalt (later na een zwemfeest spoorloos verdwenen) en het batig saldo der collecte ad ƒ 5.87 in de bondskas gestort. Voorzitter is dan de heer P. J. Appel van het IJ, secretaris nog steeds W .E. Bredius W.Ezn. en penningmeester de heer Caderius van Veen (Arnhem) die op een quarto velletje een financieel overzicht geeft van zeven jaar. De contributie was n.1. vastgesteld op vijf procent van de clubontvangsten en zoo waren de complete bondsinkomsten amper honderd gulden per jaar! Geen wonder dat men daar verandering in wil brengen en de Arnhemsche Zwemclub stelt dan ook voor om er twintig van te maken, waarna de taxe echter op tien wordt gebracht. D.J.K. heeft nog lastiger voorstellen. In de eerste plaats willen ze een nauwkeurige omschrijving van records en instelling van een recordlijst, maar bovendien komen ze met het voorstel tot invoering van het persoonlijk lidmaatschap. Wel slagen zij er in de Jaarvergadering te bewegen een commissie ter bestudeeding van dit vraagstuk benoemd te krijgen, doch een half jaar daarna moet men rappeleeren. Het zou op den kop af een dertig jaar duren voor het persoonlijk lidmaatschap werd ingevoerd, doch dat wist de D.J.K. van 1898 gelukkig niet! Met de eeuwwisseling zijn er trouwens meer brandende vraagstukken welke aan de orde worden gesteld. De interne aangelegenheid is in zooverre van belang dat Caderius van Veen wordt opgevolgd als penningmeester door den heer A. C. Cosyn, voordien reeds lang commissaris. Dit is het begin van een thesauriersperiode van zeer langen adem. Van 1899 tot 1933 telt de Bond slechts drie penningmeesters (Cosyn, P. Latenstein Jr. en Mevrouw Triebels—Koens) en tot 1929 één voorzitter (Bredius) welke alle vier tot Eerelid worden benoemd. Anderzijds wordt door D.J.K. (die heeren zaten altijd vol nieuwe plannen blijkbaar) het Waterpolo aan de orde gesteld, een sport welke door iedereen maar zoo een beetje op eigen houtje werd beoefend. Men vindt het noodig dat in deze materie een bondsreglement worde samengesteld. Men is het heelemaal niet met elkaar eens en er zijn zelfs bestuursleden die er veel voor voelen het polospel maar uit te schakelen, ja er worden zelfs plannen beraamd voor afzonderlijke oprichting van een Waterpolobond! Gelukkig is het zoo ver niet gekomen, waarbij vooral ook aan de jongeren nog wel bekende Dr. W. E. Merens het zijne toe bijdroeg. In nog sterkere mate zien wij hier al dat niet iedereen meer de juiste kijk heeft op het bondswerk, dat in de eerste vijf jaren zoo duidelijk was uitgestippeld. Een protest van niet geslaagde candidaten voor het examen zwemmeester (eerste klasse is directeur, tweede klasse instructeur) geeft aanleiding tot een voorstel om dat heele examen maar af te schaffen. „Het kost ^een boel geld, dat heel wat nuttiger besteed kan worden". Ook hier houden de betere inzichten de overhand. Een van de menschen die wat meer in den mars heeft is zeker wel de D.J.K.-man L. Bouman, die een zeer uitvoerig plan indient tot organisatie van een waterpolocompetitie met bijbehoorende spelregels. Wanneer Bredius dan ook in 1900 de voorzitterszetel inneemt is hij de aangewezen secretaris van den Bond. Bredius had bijna acht jaar het secretariaat waargenomen, een record dat tot heden niet gebroken is (A. W. Sabel Tzn. bracht het tot ruim zes jaar, C. J. Minnes tot bijna zes jaar, de anderen alle korter) terwijl zijn record van 29 jaar voorzitterschap volkomen onaantastbaar is! Een mysterie blijft het al of niet lid zijn van een zwemclub in Hoorn waaromtrent telkens brieven zijn te vinden, die echter op dit punt steeds vaag blijven. Overigens is Hoorn niet de eenige, herhaaldelijk vindt men brieven of zelfs telegrammen met de vraag of een club is aangesloten. Het ontbreken van de antwoordcopieën is in dit opzicht onoverkomelijk, terwijl ook het Bestuur, gezien de opgaven der contributies, blijkbaar niet weet waaraan men zich houden moet. Een brief van den heer Schotte de Vries van 10 Mei 1900, waarin men bedankt als lid, is het eenige bewijs dat Hoorn zichzelf als lid beschouwde! Dat er wel eens iets merkwaardigs gebeurde blijkt uit een brief uit den Bosch, waarin men schrijft dat de zweminrichting een modderpoel is waar niemand zich in waagt, een ingezonden stuk in „De Telegraaf" waarin een militair beweert dat zwemmen nadeelig is voor de marschvaardigheid, en anderzijds een wedstrijd voor schippers te Amsterdam, welke waterbewoners toen al even weinig be- De Zwemkroniek langstelling hadden voor het zwemmen als tegenwoordig. Al komt er in 1900 maar één nieuwe vereeniging bij (Zwarte Water te Zwolle) toch is dit jaar op sportief gebied van groote beteekenis door de deelneming van de Wedstrijden te Parijs ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling. Bij ministerieel schrijven uitgenoodigd wordt alles in het werk gesteld om mee te doen. De Bond zelf geeft ƒ 50.— subsidie, alle bestuursleden dragen een steentje bij evenals vele leden terwijl ook anonyme giften binnenkomen en ten slotte ook de deelnemers zelf een deel voor hunne rekening nemen. Uitgezonden worden J. D. Bloemen (als eerelid van A.Z.), Joh. Drost (R.Z.C.), H. A. de By (R.Z.C.) en Eduard Meyer (D.J.K.). De heeren hadden groot succes, niet alleen bereikten zij de finale, doch Drost werd derde op de 200 M. rug en Bloemen vierde, en Eduard Meyer derde op de lange baan. Op hinderniszwemmen (!) en springen was niet inqeschreven. Voorwaar een schitterend resultaat, tehwijl men tevens de Spaansche slag leerde op dit internationale feest. Men maakte met deze moderne manier van snelzwemmen in het vaderland furore, en iedereen wilde hem leeren! Niet onvermeld mag blijven dat er heusche „voorwedstrijden" werden gehouden, waaraan behalve de deelnemers meededen A. L. J. Breebaart uit Gouda, Er. Douwes Dekker uit Bodegraven, G. J. Sala uit Leiden welke zeven heeren dus blijkbaar de fine fleur der Nederlandsche zwemmers uitmaakten. Over dames werd niet gesproken, hoewel er nog wel sprake van was ook met een poloteam in te schrijven. Het blijkt hieruit wel dat het polo ingang begint te vinden.... want op 25 Maart 1901 meldt zich aan de „Haarlemsche Waterpolo Club H.V.G.B." die tevens wil deelnemen aan de in te stellen competitie. Dit is de eerste officieele waterpolocompetitie, D.J.K., R.Z.C. en H.V.G.B., waarbij de Haarlemmers de eerste Nederlandsche PoloKampioen worden. Gelukkig vinden wij reeds geschillen over vaststellen van data voor de wedstrijden en een officieel protest. De Lotos trekt zich terug „omdat de Rotterdamsche dames niet van zwemmen houden". Nadien is dat weer anders geworden!!!! Toch is de eeuwwisseling om meer dan een reden voor den Bond zeer belangrijk. Voor het eerst in 1899 komen wij den naam van Eduard Meyer en een jaar later dien van P. L. Ooms tegen. Wat deze beide D.J.K. leden hebben gepresteerd is zelfs nu nog bij vele jongeren, ja zelfs bij niet zwemmers, bekend. In 1911 heeft het bondsbestuur een lijst samengesteld van alle kampioenschappen tot 1912 behaald. Wij kunnen onze pioniers geen grooter eer bewijzen dan deze lijst nu afdrukken. Laten wij niet te gering denken van deze prestaties, en vooral, laten wij de moeite van de bestuursleden respecteeren, die den heelen zomer eigenlijk elke Zondag maar weer in touw waren om als jurylid te fungeeren. Altijd weer komen wij dezelfde namen tegen. Geen beter idee van het bondsleven in die dagen kan men krijgen dan door de jaarlijksche lijsten van gehouden wedstrijden met records. Een dezer lijsten geven wij hierbij weer, in 1904 door den toenmaligen Bondssecretaris J. W. Bianchi Jr. samengesteld. Hier vinden wij weer Ooms en Meyer, Douwes Dekker, Breebaart, Drost, Roodenburgh en de beide Pesie's. Deze beide laatsten waren voorbeelden van badmeesters die een vereeniging opbouwden, L. Pesie de A.Z. &. P.C. en H. Pesie Neptunus Zaandam. Andere trouwe comparanten waren de beide van Hasselts, die beide ook een paar kampioenschappen in de wacht sleepten en ontzettend veel presteerden voor de R.Z.C. Een duchte concurrent was de R.Z.C.-er Bill Immink, die onverslaanbaar was in alle soorten hinderniswedstrijden, aan den hengel hing omdat hij eigenlijk niet goed kon zwemmen maar desondanks prijzen won op snelzwemmen. Men moet niet vergeten dat voor de wedstrijden in 1900 te Parijs men altijd nog schoolslag zwom en daarvandaan eerst de Spaansche slag meenam. Een andere slag bleef hier onbekend tot in 1906 de Australiër Cecil Healy een bezoek bracht en de crawl demonstreerde. Men kon deze echter niet bewonderen en daardoor bleef het zwemmen in de volgende jaren beneden het internationale peil. Wat een geweldenaar Ooms was wordt misschien wel het beste uitgedrukt door het feit dat hij in 1905 alle records van 40 tot en met 1000 M., dus 25 stuks, op zijn naam had! Onder de heeren is hij geweest de allergrootste, hij won eenvoudig alles. Nooit heeft iemand in ons land dergelijke prestaties kunnen volbrengen en zeer zeker heeft hij het zwemmen enorm gepropageerd. De Zwemkroniek FEDERATION INTERNATIONALE DE NATATION AMATEUR. WORLD’S RECORDS TO DECEMBER 31 st, 1911. Distance Name Country Time Date Place Length of Country pass- Course ing record 100 yards C. M. Daniels United States 55% s. 7/9/07 Manchester 25 yds. Great Britain 100 metres C. M. Daniels United States 1 m. 24/5 s. 15/4/10 New York 25 yds. United States 150 yards C. M. Daniels United States lm.32%s. 8/7/08 Manchester 25 yds. Great Britain 200 metres C. M. Daniels United States 2m. 26 s. 28/3/11 Pittsburg 30 yds. United States 220 yards C. M. Daniels United States 2 m. 25% s. 26/3/09 Pittsburg 80 ft. United States 300 yards F. E. Beaurepaire Australia 3 m. 30 s. 9/8/10 Exeter 25 yds. Great Britain 300 metres F. E. Beaurepaire Australia 3m.50'/5S. 9/8/10 Exeter 25 yds. Great Britain 400 metres T. S. Battersby Great Britain 5 m. 35% s. 21/9/11 London 33*/3 yds. Great Britain 440 yards F. E. Beaurepaire Australia 5 m. 23 s. 8/6/10 Budapest 33’/3 met. Hungary 500 yards B. B. Kieran Australia 6 m. 7% s. 28/8/05 Leeds 25 yds. Great Britain 500 metres F. E. Beaurepaire Australia 7 m. 2%s. 7/10/10 London 44 yds. Great Britain 880 yards (half mile) H. Taylor Great Britain llm. 25% s. 21/7/06 Runcorn 220 yds. Great Britain 1000 yards D. Billington Great Britain 13 m. 34% s. 22/7/05 Liverpool 125 yds. Great Britain *1000 metres B. Lastorres Hungary 15 m. 56 s. 15/8/10 Dresden 100 met. Germany 1500 metres H. Taylor Great Britain 22 m. 48% s. 25/7/08 Olympic Games 1760 yards London 100 met. Great Britain (one mile) T. S. Battersby Great Britain 24 m. l%s. 7/8/09 Southport 110 yds. Great Britain * Not confirmed. BREAST STROKE SWIMMING. 100 metres E. Toldi Hungary lm. 20 s. 17/9/11 Budapest 33'/3 met. Hungary 200 yards E. Toldi Hungary 2 m. 39% s. 20/8/11 Budapest 33 % met. Hungary 200 metres F. Courbet Belgium 3m. 0%s. 2/10/10 Schaerbeck 25.20 met. Belgium 400 metres Thor Henning Sweden 6m. 287/i0s. 3/10/11 Stockholm 25 yds. Sweden 500 metres F. Courbet Belgium 8 m. 12 s. 28/11/10 Schaerbeck 25.20 met. Belgium BACK STROKE SWIMMING. 100 metres A. Baronyi Hungary lm. 18%s. 17/7/11 Budapest 33% met. Hungary 150 yards M. Weckesser Belgium lm. 53% s. 28/11/10 Schaerbeck 25.20 met. Belgium 200 metres M. Weckesser Belgium 2 m. 56% s. 18/10/10 Schaerbeck 25.20 met. Belgium 400 metres G. H. Webster Great Britain 6 m. 38%s. 21/12/11 Batley 75 ft. 1J4 in. Great Britain LADIES’ SWIMMING. 100 yards Miss D. Curwen Great Britain lm. 12%s. 7/7/11 Seacombe 25 yds. Great Britain 100 metres Miss D. Curwen Great Britain lm. 24% s. 29/9/11 Liverpool 33% yds. Great Britain 300 yards Miss D. Curwen Great Britain 4m. 31 %s. 25/10/11 Seacombe 25 yds. Great Britain 300 metres Miss V. Neave Great Britain 4 m. 567ss. 18/10/11 London 30 yds. Great Britain De Zwemkroniek De Zwemkroniek NEDERLANDSCHE ZWEMBOND NAAMLIJST DER WINNERS VAN DE KAMPIOENSCHAPPEN VAN DEN NEDERLANDSCHEN ZWEMBOND EN OPGAVE DER GEMAAKTE TIJDEN BIJ DE SNELHEIDS-K AMPIOENSCH APPEN Kampioenschappen 1892 1893 1894 1895 1896 1897 1898 1899 1900 1901 1902 1903 1904 1905 1906 1907 1908 1909 1910 1911 80 Meter k P. L. Ooms P. L. Ooms P. L. Ooms P. L. Ooms L. Benenga L. Benenga B. Benenga ^ Haaide^ V' Buikzwemmen 1 m. 23/5 1 m. l3/5 1 m. 2'/s 1 m. 1 1 m. 3 lm. 33/5 1 m. 3‘/b j 120 Meter ^-d. Meyer Ezn. Ed, Meyer Ezn, ^ TitsinglT Buikzwemmen 1 m. 543A 1 m. 56 , lm. 50j/5 150 Meter ]. D. Bloemen C. J. v. d. Poll J.C.Wienecke J. D. Bloemen C. W. v. Hasselt Buikzwemmen 2 m- ll4/5 2 m. 45 2 m. 49 2 m. 222/5 2 m. 38‘/5 2 m 22 160 Meter ^)ekker™rS Ed- ^e7er Ezn. Ed. Meyer Ezn. Buikzwemmen 2 m 432/^ 3 m. 1 2 m. 412/5 240 Meter p. L. Ooms P. L. Ooms P. L. Ooms P. L. Ooms L. Benenga L. Benenga A. Minnes Buikzwemmen j 2 m. 402/5 3 m. 553/s 3 m. 45 3 m. 432/5 3 m. 503/5 3 m. 543/5 3 m. 45 600 Meter I- D- Bloemen C. J. v. d. Poll J.C.Wienecke C. J. v. d. Poll E. Kermans Ed‘ Meyer Ezn' Ed* Mcycr Ezn' Ed' Meycr Ezn’ Edl Meyel’ Ezn- Edl Meyer Ezn' L- Pezie L- Pezie p- L- Ooms p L- °oms p- L- °oms p- L. Ooms P. L. Ooms P. L. Ooms A. Minnes Buikzwemmen 12 m. — llm. 513/5 12 m. 184/s 12 m. 153/s 12 m. ~2/5 n 54 Hm. 394/5 11 m. 24 11 m. 44 11 m. 40 10 m. 55>/5 11 m. 9 10 m. 272/5 9 m. 573/5 10 m. 12 10 m. 14 10 m. 214/5 10 m. 47 10 m. 241/5 10 m. 22 1600 Meter P. p. Ooms P. L. Ooms F.W.Meuring A. Minnes Buikzwemmen 26 m. 1 * 31 m. 204/g 30 m. 15'/5 28 m. 174/s 80 Meter J.F.de Vogel G. J. Sala ^ G. J. Sala J. F. de Vogel J. D. Bloemen A.L.J. Breebaart A.L.J. Breebaart A.L.J. Breebaart Joh. Drost Joh. Drost R Ab^°^den'B'A^r°^den'B Ab^°°den" Ab^.°^den" J. G.Cortlever C. J. Tersteeg C. J. Tersteeg C. J. Tersteeg Los v. Rugzwemmen 1 m. 19 1 m. 244/5 1 m. 23 1 m. 24 1 m. 15'/6 1 m. 252/5 1 m. 16 1 m. 18 1 m. 174/5 1 m. 16*/s ! ^12% 1 1 1 ^H4' 1 m. 14 1 m. 19 1 m. 154/s 1 m. 123/5 4 ^ “ ■ 240 Meter J. G. Cortlever J. G. Cortlever J. G. Cortlever J. G. Cortlever C. J. Tersteeg J. G. Cortlever Rugzwemmen 4 m. 244/5 * 4 m. 282/5 4 m. 134/5 4 m. 20'/s 4 m. 252/5 4 m. l4/5 Duiken ^ Zeegers W.F.Engelberts ^ C. W. v. Hasselt J. G. S. Noble C. W. v. Hasselt Jac. Cornelisse Jac. Cornelisse Jac. Cornellsse Ed. Meyer Ezn. J. H. Boogman J. H. Remme J. P. Leenaart C. J. Tersteeg A. v. Hasselt Jac. v. Es Jac. v. Es J. C. den Boer Amsterdam Amsterdam Rotterdam Utrecht Rotterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam 1 Amsterdam Arnhem Zaandam Rotterdam Amsterdam * Rotterdam Amsterdam Amsterdam * Gouda Springen N. Sturkop N. Sturkop N. Sturkop N. Sturkop i Waterpolo le klas H.V.Gr.B. D.J.K. D.J.K. D.J.K. D.J.K. D.J.K. D.J.K. D.J.K. D.J.K. • Y Waterpolo 2e klas R.Z.C. D.J.K. Y R.Z.C. de Maas H.V.G.B. Waterpolo concours A.Z. H.V.G.B. D.J.K. A,Z. = Amsterdamsche Zwemclub. Buikzwemmen 600 M. { D.J.K. = Zwemclub „De Jonge Kampioen". I889 A- M. Harthoorn 11 m. 382/ H.V.G.B. = Haarlemsche Waterpolo-Club H.V.G.B. 189Q Q J. van de Poll 11 m. 47 de Maas = Zwemvereniging „de Maas". J891 A. M. Harthoorn 11 m. 212/, R.Z.C. = Rotterdamsche Zwemclub. Y = Zwemvereeniging „Het Y”. • = niet uitgeschreven of niet uitgereikt. Samengesteld door den Nederlandschen Zwembond Amsterdam, 30 September 1911. De Zwemkroniek Nederlandsche Zwembond Overzicht der Zwemwedstrijden in 1903, uitgeschreven door leden van den Nederlandschen Zwembond DATUM PLAATS CLUB. KLASSE LENGTE , ^ PRIJSWINNER min. sec. SNELZWEMMEN 5 Juli Leiden L. Z. C. I Nat. vrij I 600 M. 11 9 L. Pezie *) 5 „ Haarlem H. V. G. B. Onderling 30 „ - 252/5 J. Luchsinger 5 „ „ .. .. 80 „ 1 15 J. F. Hulswit 12 ” Zaandam Neptunus Nat. Jun. 80 1 124/5 C. J. v. Hoolwerff 12 „ „ „ Sen. 120., 1 471/5 J. Camper Titsingh 26 " Rotterdam R. z! C. „ Jun. 80 1 152/5 C. J. v. Hoolwerff 26 „ „ ,, „ vrij 120 „ 1 503/5 J. Camper Titsingh *) 2 Aug. Amsterdam A. Z. Intern. Jun. 40 ,, — 32 H. Polak 2 „ „ „ vrij 240 „ 4 2/5 Ed. Meijer Ezn. 23 ” ” D. j. K. Nat. vrij 40 „ — 30 P. L. Ooms 23 _ t „ 80 „ 1 162/5 J. C. Camper Titsingh 23 '* ” „ vrij 1000 „ 19 62/5 Ed. Meijer Ezn. 23 ” Arnhem A. Z. C. Onderling ± 40 „ op — 451/5 E. Lutjens 23 „ .. Jun. ±80 „ 1 11 J. J. A. Coopman 30 ” Amsterdam Y ’ Nat. 40 „ — 394/5 H. Pezie 30 „ „ vrij 600 „ 10 152/5 L. Pezie 30 ” ” „ „ Jun. 80 „ 1 103/5 H. Polak RUGZWEMMEN 12 Juli Zaandam Neptunus Nat. vrij 40 M. — 382/5 Th. Mounier 26 .. Rotterdam R. Z. C. „ Jun. 40 „ - 39 Th Mounier 26 „ vrij 120 „ 2 15 B. A. Roodenburch 2 Aug. Amsterdam A. z! Intern, vrij 80 „ 1 123/5 B. A. Roodenburch *) 2 M M „ Jun. 40 „ — 333/5 Th. Mounier 73 ” ” D.’ j. K. Nat. Jun. 40 „ — 393/5 G. J. Vroon v. Hoolwerff 23 ” ” „ „ vrij 240 „ 4 533/5 C. J. Tersteegh 23 ” Arnhem A. Z. C. Onderling Jun. ± 40 „ op — 484/5 D. Janssen 30 Amsterdam Y Nat. vrij 80 1 151/5 Th. Mounier DUIKEN Diepte ± 12 Juli Zaandam Neptunus Nat. gekl. 3'/2 M. — 482/5 J. H. Remme *) 26 .. Rotterdam R. Z. C. .. 3'/« .. - 273/5 W. J v Hasselt 2 Aug. Amsterdam A. Z. Intern, vrij 3 — 312/5 Ed. Wirtz 23 „ D. J. K. Nat. vrij 4 — 402/5 Ed. Meijer Ezn. 23 ", Arnhem A. Z. C. Onderling gekl. 4 „ — ?3 _ U. V. W. 30 „ Amsterdam Y Nat. vrij 3'j2 .. — 151/5 Jac. v. Es Jr. Dc met * gemerkte wedstrijden waren de wedstrijden om de Kampioenschappen van den Nederlandschen Zwembond. J. W. BIANCHI Jr.. Amsterdam. 16 Januari 1904. Secretaris van dén Nederlandschen Zwembond. Bezoekt te Groningen de Overdekte Bad- en Zweminrichting NOORDERBAD OOSTERHAMRIKKADE 66 WATERZUIVERING DOOR ZILVERSTERILISATIE IDEAAL ZWEMWATER De Zwemkroniek Nederlandsche Zwembond Staat, aanwijzende de verschillende door den Nederlandschen Zwembond erkende records, bijgewerkt tot heden. _ u _ fl a o g a . ■o ’S «§i o u Het record staat v 'u 5 ra o u Het record staat *) "C ® to o 1/3 & ‘Ï°, V ^ o t > ry co g N *** rv ca . n g m 05 — op naam van: g | ^ . op naam van: S % I S g « Meter, Min. Sec. Meter. Min. Sec. Amsterd., de Ruij- Amsterd., De Ruy- terkade 40 — 30 1902 P. L, Ooms terkade 40 — 33 1902 Joh. Drost „ „ 80 1 73/5 1902 P. L. Ooms „ „ 80 1 123/5 1903 B. A. Roodenburch „ „ - 120 1 501/5 1902 Ed. MeyerEzn. „ „ 120 1 594/5 1902 B. A. Roodenburch „ „ 160 2 321/5 1901 Ed. Meyer Ezn. „ ,. 160 2 47 1902 B. A. Roodenburch „ „ 200 3 29 1902 Ed. Meyer Ezn. „ ,. 100 3 341/5 1902 B. A. Roodenburch „ „ 240 4 —2/5 1903 Ed. Meyer Ezn. „ „ 240 4 233/5 1902 B. A. Roodenburch „ „ 400 7 10 1902 Ed. Meyer Ezn. „ Wester- 600 10 533/5 1901 Ed. Meyer Ezn. doksdijk 40 — 332/5 1897 A. L. J. Breebaart „ „ 1000 19 6 2/5 1903 Ed. Meyer Ezn. „ „ 80 1 15 1899 A. L. J. Breebaart „ Wester- Gouda 40 — 353/5 1901 H. Polak doksdijk 40 — 352/5 1900 P. L. Ooms „ 80 1 161/5 1899 A. L. J. Breebaart „ „ 80 1 15 1895 W. Immink Groningen 40 — 35 1898 W. F. v. 't Oever „ „ 160 2 441/5 1900 Ed. Meyer Ezn. ,. 80 1 16 1899 A. L. J. Breebaart „ „ 240 4 121/5 1902 P. L. Ooms Leiden 40 — 381/5 1901 I. Dozy „ „ 600 10 152/5 1903 L. Pezie „ 80 1 172/5 1899 Joh. Drost ,, Houthaven 600 11 382/5 1889 A. M. Harthoorn Rotterdam 40 — 382/5 1899 M. J. v. d. Goes Gouda 40 — 364/5 1898 A Goedewagen Jr. .,, 80 1 201/5 1902 Joh. Drost „ 80 1 94/5 1901 H. H. Veerhof „ 120 2 11 1902 Joh. Drost „ 160 2 48 1899 Ed. Meyer Ezn. Tiel 80 1 201/5 1892 Jos. Cattie „ 200 3 22 1901 Ed. Meyer Ezn. Utrecht 40 - 36 1894 J. F. de Vogel 240 4 44/5 1901 Ed. Meyer Ezn. „ 80 1 21 1898 P. Kimman „ 400 8 154/5 1889 J. D. Bloemen .. 12() 2 141/5 1896 G. J. Sala Groningen 40 — 341/5 1898 A. P. Blonker Henry Zaandam 40 — 382/5 1903 Th. Mounier „ 80 1 1/ 1897 J. G. S. Noble Zwolle 40 — 454/5 1898 J. E. de Vries „ 160 2 522/5 1899 Ed. Meyer Ezn. „ 80 1 191/5 1901 Joh. Drost Leiden 40 — 37 1899 B. C. Kok Amsterd. Holl. D.Z, 40 — 424/5 1902 Mej. J. Pot „ 80 1 13 1895 W. L. Immink Rotterdam Lotos 40 1 —2/5 1899 „ W. M. Ulrich „ 120 1 553/5 1889 A. W. Slotemaker „ 160 2 39 1890 A. W. Slotemaker „ 240 4 382/5 1894 J. C. Wienecke Amsterdam, J. W. BIANCHI Jr., „ 600 11 9 1903 L. Pezie 16 Januari 1904 Secr, van den Nederl. Zwembond. Rotterdam 40 — 39 1899 H. Polak „ 80 1 114/5 1902 J. Camper Titsingh „ 120 1 503/5 1903 J. Camper Titsingh „ 160 2 391/5 1902 Ed. Meyer Ezn. „ 200 3 222/5 1902 Ed. Meyer Ezn. „ 240 4 41/5 1902 Ed. Meyer Ezn. Tiel 80 1 341/5 1891 H. Maats „ 160 3 271/5 1891 J. C. v. Haersolte „ 240 4 543/5 1892 A. W. Pilgrim „ 600 12 — 1892 J. D. Bloemen Utrecht 40 — 351/5 1898 A. H. Schukking „ 80 1 174/5 1896 E. Douwes Dekker „ 160 2 49 1898 E. Douwes Dekker „ 200 3 592/5 1894 W. F. Engelberts „ 240 4 54 1896 C. W. v. Hasselt Zaandam 40 — 351/5 1893 R. C. Smit „ 80 1 124/5 1903 G. J. v Hoolwerff „ 120 1 471/5 1903 J. Camper Titsingh Zwolle 80 1 352/5 1901 G. Pellinkhof „ 120 2 21/5 1901 P. L. Ooms „ 160 2 492/5 1898 A. Hagenbeek 600 11 40 1901 Ed. MeyerEzn. Amsterd. Holl. D.Z. 40 — 40 1897 Mej. M.v. Heemstede Obelt „ ., ., 80 1 10 1889 ., J. Muller Rotterdam Lotos 40 — 461/5 1896 „ M. v. Peskie „ „ 80 1 47 1896 „ Reudler Hotel-Café'Restaurant „NeuP KALVERSTRAAT 41 — AMSTERDAM Zalen voor Vergaderingen en extra Diners» De prijzen zijn vanaf heden DINERS f 1.—, 1.25 EN 2.— LUNCH f 0.85 EN £ 1.— K. MEIJER Ezn., voorheen Directeur Palais Royal. Dat er overigens nog wel eens merkwaardige dingen gebeurden blijkt ons uit een bestuursbesluit van 1903, waarbij alle records te Arnhem gemaakt worden vernie- tigdd, omdat de baan 34 M. was in plaats van 40 M. „zooals tot nu toe werd aangenomen”. Het ledental van de toch al niet zoo erg jonge bond baarde in deze dagen zorgen, welke eerst langzaam overwonnen werden. Uit alle mogelijke half officieele mededeelingen hebben wij de volgende totalen kunnen putten: 1892 773 1904 1253 1893 790 1905 1404 1894 831 1906 1525 1895 899 1907 1480 1896 1090 1908 1774 1897 1114 1909 1847 1898 1154 1910 2044 1899 1239 1911 2337 1900 1266 1912 2354 1901 1112 1913 2194 1902 975 1914 2971 1903 982 1915 3197 De Zwemkroniek welke voor de eerste maal bestond uit de heeren: G. Langelaar Jr. (voorzitter); J. M. Cortlever; J. J. Jonker; Aug. Kappenburg en K. L. Smith. De Polo-Competitie wordt gevormd door A.Z. 1870, IJ, D.J.K., H.V.G.B., L.Z.C., terwijl de tweede zeventallen der Amsterdamsche clubs de heele tweede klasse vormden. D.J.K. werd in beide klassen kampioen. Eigenlijk is dit polo-kampioenschap wel het meest merkwaardige van alle bondskampioenschappen. Men oordeele zelf: 1901 H.V.G.B.; 1902—1910 D.J.K.; 1911—1922 IJ; 1923 G.Z.C.; 1924—1925 IJ; 1926 Dolfijn; 1927—1934 IJ; 1935—1936 H.Z. & P.C.; 1937 IJ. Nog merkwaardiger zouden wij deze kampioenslijst kunnen maken wanneer wij de geheele competitiestanden zouden kunnen opgeven, hetgeen ons bestek echter niet veroorlooft. Weinige vereenigingen was het echter in die jesren beschoren, ja zelfs tot 1928, het eerste klasse praedikaat te voeren. Het waren: in Amsterdam: D.J.K., IJ, A.Z. 1870, Dolfijn; in Rotterdam: R.Z.C. en Maas; in Haarlem: H.V.G.B.; Opening Badinrichting Obelt Zomer 1914, met Mevrouw Triebels en wijlen den Heer W. t. Bredius tzn. Voorwaar was dit in ons waterland nog geen groot totaal, maar toch werd er door dit kleine groepje veel gedaan en vinden wij steeds een vaste leiding. Geen wonder wanneer van het dagelijksch bestuur jaar in jaar uit twee man steeds het roer in handen houden, Bredius als voorzitter, Cosyn en na hem Latenstein als penningmeester. Alleen het secretariaat was nog al wat wisselend, ofschoon wij niet anders kunnen constateeren dan dat hier ook knappe mannen het roer in handen houden. In 1906 is het Aug. Kappenburg, die echter na amper een jaar wegens gezondheidsredenen moet aftreden. Hij wordt opgevolgd door Frits Veerhoff die in 1908 een gedrukt Jaarverslag uitgeeft. In dit jaarverslag wordt dankbaar gewag gemaakt van de groote propaganda welke uitging van de wedstrijden in open water gehouden. Zwarte Water, Arnhemsche Zwemclub en D.J.K. waren deze voorloopers, terwijl later ook R.Z.C., U.Z.C. en Neptunus Zaandam vele malen het voorbeeld volgden. In 1905 wordt een nieuw Wedstrijd Reglement samengesteld, dat immer een groote bron is voor voorstellen ter Jaarvergadering en vrijwel constant (tot nu toe) gewijzigd wordt! Voor het waterpolo is dit een belangrijke tijd omdat besloten wordt tot instelling van een Waterpolo-Commissie, in Utrecht: U.Z.C.; in Gouda: G.Z.C.; in Gouda: G.Z.C.; in Zaandam: Neptunus; in Amersfoort: A.Z. & P.C. terwijl in de oorlogsjaren de Belgische zwemmers in de C.N.B. vereenigd ook aan de eerste klasse competitie deelnamen. Van de deelnemers aan de eerste competities bleef niemand blijvend eerste klasser. Het IJ degradeerde nimmer, behaalde 24 maal het kampioenschap en enkele malen waren IJ I, II en III kampioen der eerste, tweede en derde klasse. Van 1911 tbt 1935 onderbrak alleen de G.Z.C. met haar ploeg van 1400 pond en Dolfijn de reeks IJ-Kampioen schappen. Toch is het waterpolo eerst zeer langzaam gegroeid en tot voor enkele jaren kwamen wij nimmer op internationaal peil. In 1905 wordt voor het eerst besloten tot een jaar lijksche ontmoeting tegen België en bijna steeds moeten wij het onderspit delven. Ook hier weer vinden wij telkens notities, welke ons bekend in de ooren klinken. Het zijn vaak kleine belangetjes welke leiden tot groote conflicten, doch steeds weet het Bondsbestuur olie op de golven te storten. Aan den anderen kant vinden wij de wedstrijden om toen belangrijke prijzen, welke nu reeds vergeten zijn, bijv. de De Zwemkroniek in 1906 ingestelde Van Heemstede Obelt Beker (over 240 meter) en de door de Revue der Sporten geschonken wisselbeker (Rotterdam—Amsterdam, meer bekend als het „Zilveren Ei)". Echt rumor in casa komt er pas in 1913, wanneer de D.J.K. voorstelt de heele waterpolo-commissie maar af te schaffen en een afzonderlijke Waterpolo-Bond op te richten. Over de aanleiding zullen wij od deze plaats niet uitwijden. Gelukkig was men, na vele vergaderingen, welke weer geschorst werden om „partijen" gelegenheid te geven zich te beraden, zoo verstandig het voornemen niet uit te voeren. In hetzelfde jaar komt er, eveneens van D.J.K., een voorstel tot oprichting van een „Reddingshond". Ook hier past ons slechts stilzwijgen over de aanleiding, doch jammer genoeg werd toch het fundament gelegd voor de latere stichting der „Nederlandsche Bond tot het Redden van Drenkelingen", wat toen misschien het beste was, maar door ons als zwembonders niet anders dan betreurd kan worden. Al werken beide Bonden de laatste tien jaar in volle harmonie naast elkaar, er was meer te bereiken geweest zonder scheiding. In dezelfde jaren moet de bond ook het jaarlijksche subsidie missen van de „Maatschappij tot Redding van Drenkelingen", doch krijgt korten tijd daarna een Regeeringssubsidie, welke slechts een kort bestaan beschoren wordt. Ook in deze zullen wij ons tot stilzwijgen dwingen, hoewel het ons moeilijk is. Een zeer belangrijk feit is, kort voor 1914 de uitgave van een eigen Officieel Orgaan „De Zwemkroniek", waarbij de „Nederlandsche Sport" na een kwart eeuw trouwen dienst vaarwel wordt gezegd. Hier liat het begin van een groote serie moeilijkheden, welke zoovele sportbonden met ons gedeeld hebben. Voor een Bond van beteekenis is een eigen periodiek meestal het eenige middel om alle mededeelingen aan de aangesloten vereenigingen en leden geregeld te doen toekomen, doch aan den anderen kant vergt het altijd groote offers, terwijl de uitaevers zelden veel pleizier van hun werk beleven, om niet te spreken van de bondsfunctionnarissen die belangeloos de redactie verzorgen. De eerste „Zwemkroniek" stierf een roemlooze dood, later werd een gelijknamige geboren, die tweemaal van uitgever veranderde, vervangen werd door een „Te Water" en een „Zwemrevue", zelfs een tijd lang het praedikaat „Officieel Orgaan" miste, en als strijdblad fungeerde, doch nu reeds tien jaar de taak van bondsorgaan onafgebroken vervult. Overigens waren de oorlogsjaren voor den Bond niet zoo slecht. Het ledenaantal groeide langzaam, doch vrijwel uitsluitend in het westen des lands, en een enkel houvast in de rest (Zwolle en Arnhem). Veel werd bereikt met het geven van zwemlessen aan de soldaten, waarbij vooral niet vergeten mag worden de groote steun van wijlen generaal van Ophorst, die duidelijk inzag dat sport voor de gemobiliseerde troepen van groot belang was. In 1916 werd te Amsterdam een watersportcongres gehouden, waar duidelijk werd getuigd dat de zwemkunst voor het Nederlandsche Volk onontbeerlijk is. De Jaarvergadering van dat jaar was een zeer bijzondere. Niet alleen dat Latensteyn aftrad als penningmeester en tot eerelid werd benoemd, zijn plaats werd ingenomen door Mevrouw J. E. Triebels—Koens, die zich in den loop der jaren zou doen kennen als „Moeder Triebels", de werkelijke moeder van den Zwembond. Zij werd de onvermoeide en krachtige propogandiste voor het doel van den bond „Ieder Nederlander Zwemmer", een centrale figuur die als de moeder in het gezin allen tot zich trok, een figuur zooals werkelijk maar eens de vijftig jaar naar voren komt. Het is niet mogelijk zich de Zwembond voor te stellen zonder Moeder Triebels. God geve dat wij haar nog jaren in ons midden mogen behouden. Een merkwaardige coïncidentie is, dat juist op de Algemeene Vergadering, waarin Moeder Triebels tot bestuurslid werd gekozen, op voorstel van H.V.G.B. werd besloten tot het instellen van een Propaganda-Commissie, waaraan de naam verbonden is van wijlen Dr. W. E. Merens. Dr. Merens zag dat er meer moest gebeuren dan spreken over het nut van zwemmen, maar dat er ook iets moest worden gedaan. Vooral toen eenige jaren later het streven merkbaar was om van den N.Z.B. uitsluitend sportbond te maken was hij, met D. Herbschleb een van de weinigen die voet bij stuk hielden. Een derde belangrijk besluit was van deze Jaarvergadering de benoeming van J. M. M. Hamers tot secretaris, welke jammer genoeg geen gelegenheid kreeg zijn functie langer dan twee jaar waar te nemen. Tot slot probeerde D.J.K. nogmaals de Polo-Commissie te doen verdwijnen. Na deze vergeefsche poging werd tot heden geen nieuwe meer ondernomen. Een echt oorlogsexperiment werd in 1918 gedaan door het houden van een reeks Polo-tournooien in plaats van de gebruikelijke competitie. De proef slaagde in verschillende opzichten, doch de spelers en de clubs voelden veel meer voor de gewone competitie, en het bleef bij één tournooijaar. Wanneer in 1918 de heer Hamers aftreedt als secretaris, wordt in zijn plaats gekozen de heer K. H. van Schagen, opnieuw een liguur, die zijn stempel op den bond zet. Reeds het volgend jaar moeten Statuten en huishoudelijk reglement herzien worden, het begin van een lange serie wijzigingen, feitelijk een zoeken en tasten naar het goede pad, in latere jaren een aanpassen aan de zeer snelle bloei van den bond. Het is in dezen tijd dat een voorstel tot overgaan naar het persoonlijk lidmaatschap op een algemeene vergadering zonder meer wordt aangenomen, achteraf waarschijnlijk omdat men niet begreep wat hiervan de consequenties waren. Want toen in een volgende vergadering het nieuwe concept reglement op het persoonlijk lidmaatschap gebaseerd, werd behandeld regende het bezwaren en zond men het doodleuk weer terug. In de Memorie van Antwoord, Staatsbegrooting van 1921 deelt de Minister mee: „veel voor de bevordering der zwemsport te voelen,- op welke wijze dit het best zal kunnen geschieden, maakt nog een punt van overweging uit". Men ziet dat de verwarring der begrippen zwemsport en zwemkunst werkelijk niet alleen in den N.Z.B. te vinden was. Van Schagen behoorde tot de menschen die wel degelijk inzagen dat de N.Z.B. iets meer te doen had dan het leiden van wedstrijden. Hij was een dergenen die in 1920 de Commissie voor Zwemonderwijs niet alleen opnieuw fundeerde, maar later zelfs tegen de meerderheid van het Bestuur in in stand hield. Deze eerste Commissie voor het Zwemonderwijs bestond uit de heeren K. H. van Schagen, voorzitter; F. Nuys, secretaris; H. Bierman en J. H. Carssens leden. Men organiseerde zelf de cursussen en niet minder dan honderd candidaten deden dat jaar examen. Een zeer belangrijk feit was de deelneming aan de Olympische Spelen te Antwerpen in 1920. Ingeschreven werd met Cor Zegger op de 1500 M. (die zeer veel last had van het koude water). Jan van Silfhout en J. G. Korsten op de 100 M„ Mej. M. Beisenherz op de 100 M. en een poloploeg. Korsten was vrijwel de snelste Europeesche zwemmer en zwom in 1 min. 5 voor die tijd werkelijk phenominaal. Zijn tijd en die van Mej. Beisenherz (1.22) bleven jarenlang Nederlandsch Record. Het polozevental won wegens niet opkomen van Australië, verloor van België met 2—1 en van Zweden met 9—1 (in water van 57 graden) en won van Tsecho-Slowakye met 10—0. Het zevental bestond uit K. Struys, K. Meyer, J. G. Cortlever, P. van der Velden, J. van Silfhout, G. Bohlander, K. Kratz en Hoogendijk als reserve met P. Plantinga. Het jaar 1920 is echter ook door iets anders belangrijk en wel omdat dan G. Blitz secretaris der Polo-Commissie wordt, welke functie hij vier jaar waarneemt, om daarna tot heden lid van de P.C. te blijven, vanaf 1929 als voorzitter. De Polo-competitie bestaat dan uit 23 vereenigingen met 39 zeventallen, die 114 wedstrijden spelen, vrijwel uitsluitend op Zondagen. Wanneer wij dit vergelijken met de 170 zeventallen van thans, ongerekend de wellicht half zoovele die in kringverband uitkomen, behoeven wij ons niet te verwonderen dat het waterpolo internationaal tot het beste der wereld geworden is. Blitz komt zeker de eer toe het waterpolo in andere banen geleid te hebben. Hij was de eerste die de omzetting van wedstrijden op weekdagen reglementeerde, het volgend jaar met scheidsrechterscursussen begon en ten slotte in de Europeesche Zwemwereld iedereen kende. Het Bondsbestuur nam in 1920 een belangrijk besluit: de instelling van Consuls. De bedoeling was uitstekend, maar de consuls zelve lieten hun bestuur in den steek. Velen hebben goed werk gedaan, doch dit waren vrijwel steeds goede vereenigingsbestuurders en het was dan ook geen wonder dat in 1929 het instituut werd opgeheven en de taak der consuls werd overgenomen door de kringen. Aan het instellen van het consuls-instituut lag natuurlijk ten grondslag de belangstelling van het Bondsbestuur voor het zwemmen en zoo wordt in 1921 voor het eerst de Medische Commissie benoemd, welke het volgend jaar voorstellen doet om te wijzen op het gevaar voor jeugdige personen bij deelneming aan wedstrijden. Alle Ncdcrlandsche athleten trainden onder leiding van de K.N.A.U. voor de Olympiade 1936 met OVOMALTINE Verschillende zwemsters deden dit eveneens. Wilt U beter bewijs, wat Ovomaltine ook voor U bij Uw training kan beteekenen. Ovomaltine verhoogt Uw uithoudingsvermogen en geeft Uw organisme juist dat, wat het met haar grooter krachts verbruik noodig heeft. O V O M Ovomaltine is verkrijgbaar bij apothekers en drogisten in bussen van 60 ct. af. A L T I N E MEER KRACHT MEER UITHOUDINGSVERMOGEN De Zwemkroniek Toch werd het wedstrijdzwemmen niet verwaarloosd. De vliegende start wordt dwingend voorgeschreven en in 1922 wordt een damesploeg afgevaardigd naar de Athletische Spelen te Monaco. Nederland won van Engeland met waterpolo met 6—0, terwijl Truus Klapwijk de 100 M. en het schoonspringen won en in de estafette de tweede prijs behaald werd. Inmiddels behaalde Cor Zegger fraaie resultaten door de 8 KM Ville-Franche—Nice en de Traverséé de Bruxelles te winnen. In deze jaren komen wij de namen tegen van vele Bondsofficials die nog steeds belangrijke posities in den Bond bekleeden, C. J. J. van de Stadt wordt in 1923 Bondssecretaris, D. Herbschleb wordt secretaris van de Propaganda* Commissie, welke hij vijf jaar krachtig bestiert, en in 1922 wordt H. Th. Manger secretaris van de Commissie voor Zwemonderwijs, welke functie hij thans nog bekleedt. Manger was de rechterhand van van Schagen en met vaste hand hebben zij de Commissie gebracht waar zij nu is, in het begin met velerlei tegenwerking, en voor hen was zeer zeker de kroon op het werk de mede-onderteekening van het diploma namens den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Al werd in de jaren 1923 het regeeringssubsidie voor goed ingetrokken toch kreeg de bond een erkenning van de regeering door de benoeming van den voorzitter W. E. Bredius W.E.zn. tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, een onderscheiding welke ten volle verdiend was voor een voorzitter die toen vijf en dertig jaar lang met alles wat in hem was den Bond gediend had. Toch ligt reeds in deze dagen de kiem der moeilijkheden welke in 1929 tot uitbarsting komen. Door enkele mutaties komt er in het bestuur een meerderheid welke van den N.Z.B. uitsluitend een sportbond wil maken. Over de Olympische Spelen 1924 te Parijs zijn de meeningen zeer verschillend, het pas aangenomen persoonlijk lidmaatschap wordt overboord geworpen, de reglementsbepaling dat een lid van een straf door het Bondsbestuur opgelegd be roep heeft op de Jaarvergadering brengt vele onaangename consequenties, ja zelfs een bestuurscrisis. Gelukkig weet het bestuur de meeste dezer kwesties op te lossen. De reglementen worden herzien, het persoonlijk lidmaatschap wordt weer aangenomen, het hondsjaar wordt gelijk aan het kalenderjaar (met ingang van 1927), voor de Olympische Spelen wordt een afzonderlijke Commissie benoemd en men verschaft deze, hoofdzakelijk uit vrijwillige bijdragen, ruime middelen. De uitzending werd geen groot succes. Met Polo werd gewonnen van Zwitserland met 7—0, doch verloren van Frankrijk met 6—3 en van de Vereenigde Staten met 4—2. De Dames-estafette, die een kans had op de derde plaats, werd door ziekte van een der dames zesde en Marie Baron werd gediskwalificeerd, ofschoon zij aantoonde tien seconden sneller te kunnen zwemmen dan de winnares. De voeding in het Fransche hotel was zeer slecht, wat de prestaties niet bevorderde. Zus Braun deed ook mee, doch werd niet geplaatst. Na de spelen beloofde Mevrouw Braun, dat het in 1928 „anders zou gaan". Zij heeft schitterend woord gehouden ! ! ! Inmiddels is C. Minnes Jr. secretaris geworden en voert in 1924 de startkaarten in, welk systeem thans nog vigeert als basis van ons wedstrijdwezen, terwijl S. P. J. Borsten secretaris der Polo-Commissie werd. Zoowel Minnes als Borsten namen hun functie waar tot de Reorganisatie in 1929. Borsten vervaardigt in 1925 het nieuwe CompetitieReglement, terwijl de polo-commissie dan een eigen kas krijgt en een vrijwel autonome functie inneemt. In 1926 benoemt men Mr. K. S. van Kappen, welke langen tijd vice-voorzitter is geweest, bij zijn aftreden tot Eerelid. Hij was iemand die zeer weinig naar buiten optrad, slechts een enkele maal op wedstrijden verscheen, doch in het bestuur een klaren kijk had en veel werk verzette. Reeds nu begint men zich voor te bereiden op de Olympische Spelen 1928 te Amsterdam en het is ook in 1926 dat Marie Baron een begin maakt van de schitterende lijst van wereldrecords, waarop onze Bond mag bogen. Zij veroverde toen het wereldrecord 200 M. schoolslag in 3 min. 18.4 sec. en heroverde het later weer een paar maal, terwijl een jaar daarna wijlen Willy den Turk de 100 M. rug op haar naam bracht met 1 min. 22 sec. Er gebeurt echter meer. Een afzonderlijk Wedstrijd- en Kampioenschapsreglement ziet het licht en voorziet in een behoefte. De Kampioenschappen, voordien op vele afzonderlijke wedstrijden per nummer verzwommen worden in drie achtereenvolgende dagen gehouden, voor het eerst in 1927 door het Y georganiseerd. Dolfijn verovert na vele pogingen hef kampioenschap Waterpolo 1926, het Jaarboekje komt uit als werkelijke adreslijst, en de waterpolocompetitie gaat over op weekdagen. Verder worden langdurige onderhandelingen gevoerd over en met de Erkende Bonden, doch komen niet tot een resultaat. Ook dit zou wachten tot de reorganisatie. Maar de Negende Olympiade nadert! En daarom wordt ingeschreven op de Europeesche Kampioenschappen te Bologna 1927, welke het eerste groote internationale succes brengen, het begin van een domineerende positie welke onze dames twaalf jaar lang onder de allerbesten der wereld rangschikt. Wel verliest het Nederlandsch zevental na de lange treinreis met 5—3 van Oostenrijk en is daarmee uitgeschakeld, doch de dames brengen drie kampioenschappen mee: Marie Vierdag 100 M. vrije slag in 1 min. 15 sec., Marie Braun 400 M. vrije slag in 6 min. 11 sec. en Willy den Turk 100 M. rug in 1 min. 24.4 sec. Het Nederlandsch Olympisch Comité kent den N.Z.B. over 1926 en 1927 den Baron van Tuyll van Serooskerke-beker toe, welke daarna nog een paar maal veroverd wordt voor de beste Nederlandsche Sport prestatie. Tevens krijgt de Bond een subsidie van ƒ 12900.— voor de voorbereiding der Olympische Spelen, op voorwaarde dat een buitenlandsche trainer wordt aangesteld, waarvoor wordt benoemd Ir. Martin Meigen. Veel krijgen wij thans te zien van onderaardsch gerommel en gebrek aan samenwerking. Niet minder dan vier Commissies en de trainer zijn aan het voorbereiden, zoodat het eenige middel is een soort dictator. In onderling overleg wordt een directorium benoemd van Minnes en Borsten met H. J. Visser als hoofd en verbinding. Zeer veel werk en goed werk heeft dit directorium verricht, doch eveneens heeft het zeer veel, en vaak onverdiende, critiek gehad. De spanningen in den Bond kwamen ook hier tot uiting. Toch kan men meer dan tevreden zijn over de behaalde resultaten. Men oordeele: Marie Braun werd eerste op 100 M. rugslag en tweede 400 M. vrije slag; Marie Baron werd tweede 200 M. schoolslag en vierde in torenspringen; Het Nederlandsch zevental won van Zwitserland met 11—1 en van België 3—2, doch verloor van Engeland met 4—3; De Dames estafette werd gediskwalificeerd. Het was een beter resultaat dan men ooit had behaald, voor het eerst werd een Olympisch Kampioenschap behaald en tot vier maal toe verbeterden onze dames een wereldrecord. Op alle linies was sportieve vooruitgang merkbaar. Buitengewoon was de prestatie van Marie Baron in torenspringen.... waarop ze slechts een week had kunnen oefenen. Een der ernstigste grieven tegen het directorium was, dat men in alle nummers had ingeschreven. Alleen da prestatie van Marie Baron in torenspringen stelde de inschrijvers in het gelijk. Bovendien was de organisatie ip het Zwemstadion door den Bond uitstekend en zeker kon men in vele opzichten tevreden zijn. Te midden van de Olympische Spelen viel het veertigjarig bestaan van den Bond, dat echter eerst begin 1929 gevierd werd met een grootsche receptie. De oprichtende vereenigingen hadden een fonds bijeen gebracht van meer dan achthonderd gulden te bestemmen voor propaganda. Het werd later besteed voor aanschaffing van de bondsfilm. Het feest vermocht echter evenmin de gemoederen te kalmeeren. Men was, en soms terecht, ontevreden. Het secretariaat werkte te langzaam, de samenwerking tusschen bestuur en polo-commissie liet zeer veel te wenschen over, de erkende bonden wachtten op erkenning, hieven echter zelf contributie, waardoor de vereenigingen te hooge lasten hadden en daardoor smokkelden met hunne ledenopgaven, toetreding van nieuwe clubs was zeer gering, het ledenaantal, eenige jaren stabiel gebleven, daalde, het officieel orgaan failleerde en andere zwembladen voerden heftige oppositie. Het was geen wonder dat deze storm niet te bezweren was. Op de Jaarvergadering van 17 Februari 1929 kwam het tot een uitbarsting, het bestuur ging heen en bloc, de vergadering leek een chaos. Dr. W. E. Merens nam het praesidium der vergadering in handen. Alle Bondscommissies waren min of meer onvoltallig. Men wenschte een reorganisatie-commissie te benoemen van zeven leden, doch slechts vijf namen vonden genade in de oogen der De Zwemkroniek Mevrouw J. E. Triebels-Koens. C. F. Kellenbach De Zwemkroniek — vergadering. Het scheen een toestand van volkomen anarchie. Het was echter het begin van een nieuwe periode. De Reorganisatie-Commissie bestaande uit C. F. Keilenbach voorzitter, A. W. Sabel Tz. secretaris, H. A. Wissink, A. F. Krul en G. Blitz als leden, nam het roer in handen, kreeg drie maanden dictatoriale macht en slaagde er in binnen dien tijd, dus voor het seizoen begon en na twee buitengewone algemeene vergaderingen, den Bond een nieuw Reglement, een nieuw Bestuur en nieuwe commissies, doch vooral een nieuwe basis en rust te geven. Een basis en een rust welke tot heden bewaard zijn gebleven. De Reorganisatie-Commissie werd Dagelijksch Bestuur, met in de plaats van Krul (die ons land verliet) Moeder Triebels als penningmeesteresse. De Bond werd verdeeld in zes afdeelingen, welke alle in het Bestuur vertegenwoordigd werden door een commissaris of Dagelijksch Bestuurslid. De afdeelingen werden verdeeld in Kringen, welke de taak der erkende bonden overnamen, door den Bond werden gefinancierd. De boeken der vereenigingen werden na een „generaal pardon" gecontroleerd en zoo een eind gemaakt aan onjuiste ledenopgaven. De rechtspraak werd in handen gelegd van speciale commissies, hetgeen de rust op de vergaderingen aanmerkelijk bevorderde. De Zwemkroniek werd weer officieel orgaan onder redactie van bondsredacteuren. De contributie werd voor nieuwtoetredende vereenigingen aanmerkelijk verlaagd voor de beide eerste moeilijke jaren, terwijl voor speciale doeleinden (Olympisch Fonds, Buitenlandsche wedstrijden. Filmfonds) afzonderlijke heffingen werden ingesteld. De overbelasting van het secretariaat werd vermeden door ver doorgevoerde decentralisatie. Naast Polo-Commissie, Springcommissie en Record-Commissie werd een afzonderlijke Technische Commissie belast met het geheele zwemwedstrijdwezen. De Propagandacommissie werd eerst waargenomen door de Commissie voor Zwemonderwijs en later onderverdeeld in afdeelingen voor Zwembadenbouw en winnen van nieuwe vereenigingen. Daarna werd ook een Centrale Schoolzwemcommissie ingesteld. Het is mogelijk over het werk der Reorganisatie-Commissie een boek op zichzelf te schrijven. In de drie maanden van haar bestaan vergaderde de commissie meer dan dertig maal, en vele beslissingen moesten in abnormaal korten tijd genomen worden. Het bleek echter dat de kern van den Bond uitstekend was. Men aanvaardde de beslissingen con amore en werkte van harte mee. Alle afgetreden bestuursleden behalve Bredius, die als zeventigjarige niet nogmaals wilde beginnen, aanvaardden een functie en wijdden zich aan het Bondswerk. Ook buiten den bond vond men waardeering. De jarenlange geschillen met den Bond tot Redding van Drenkelingen en het Koninklijk Nederlandsch Gymnastiek Verbond werden uit den weg geruimd door contracten, waarbij ieder zijn terrein afpaalde en men verder prettig kon samenwerken. Zoo kon men met opgewektheid en vertrouwen in de toekomst aan een nieuw decennium beginnen, waarin de N.Z.B. een K.N.Z.B. werd en zoo in letterlijken en figuurlijken zin de kroon op zijn werk vond, een tijdperk waarin het ledental verdrievoudigd werd, grootsche sportieve resultaten werden bereikt en de idieele doeleinden verder benaderd. Want met de reorganisatie werd het enge standpunt van uitsluitend sportbond verlaten, en meer aandacht besteed aan het doel de zwemkunst aan het geheele volk te brengen, en zoo mogen wij zeggen dat de reorganisatie de groote mijlpaal in het bestaan van den bond werd. Getracht werd het heele bondsorganisme in dienst van dit streven te brengen, als gevolg waarvan de zweminstructeurs, die volgens de internationale bepalingen als professionals moeten worden beschouwd, al bleven zij uitgesloten van wedstrijden, lid van den bond konden worden en zelfs bestuursfuncties in de vereenigingen konden innemen. Een maatregel welke goede vruchten heeft afgeworpen. Het is verrassend welk een vlucht de bond hierna neemt. Het ledental verliep als volgt: 1920 5437 1930 10796 1921 5531 1931 12947 1922 5784 1932 14534 1923 6135 1933 15232 1924 6698 1934 16958 1925 6670 1935 18025 1926 7378 1936 19847 1927 7797 1937 19181 1928 7416 1938 19442 1929 7315 Vanzelfsprekend hebben de financiën van den bond de goede vruchten geplukt van deze toename, maar toch zijn zij nog niet toereikend geweest voor de instelling van een bondsbureau. Naast de goede zijden van een dergelijk bureau, was het bestuur niet blind voor de nadeelen en vanaf 1929 werd dan ook steeds de vermeering der werkzaamheden gecompenseerd door een ver-doorgevoerde decentralisatie. Vooral het instituut kringen, als organisatorische onderdeelen van den Bond, profiteerde hiervan. In 1930 kan reeds de kring Friesland worden opgericht, en een jaar later volgden de Brabanders en Zeeuwen, waardoor de bond eindelijk geheel Nederland bestrijkt. Ook in het buitenland wordt de bond voor vol aangezien. In 1930 wordt G. R. Hemsing benoemd tot lid van de Springcommissie der F.I.N.A., in 1931 wordt A. S. Sirks bestuurslid van de Ligue Européenne de Natation. Wanneer hij als zoodanig in 1938 aftreedt wordt hij vervangen door den bondsvoorzitter Jan de Vries, die inmiddels reeds lid is van de Waterpolo-Board. Doch ook in het binnenland wordt het werk gewaardeerd wanneer in 1931 Zijne Excellentie de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen het Bondsdiploma voor Zwemonderwijzer door een Rijksgecommiteerde doet medeonderteekenen, de kroon op het werk der Commissie voor Zwemonder wij s. Deze erkenning van onzen bond danken wij in niet geringe mate aan het werk van Dr. K. H. van Schagen, welke tot Lid van Verdienste van den bond wordt benoemd, een blijk van waardeering dat ook aan den secretaris H. Th. Manger wordt verleend. De sportieve resultaten van dit laatste decennium vormen een lijst, welke wel nimmer meer geëvenaard zal kunnen worden. Niet minder dan tien dames verkregen de gouden bondsmedaille voor het verbeteren van wereldrecords: Marie Braun, Jenny Kastein, Willy den Ouden, Rie Mastenbroek, Nida Senff, Tini Wagner, Jopie Waalberg, Cor Kint, Ida van Feggelen, Rie van Veen. Soms was de helft der wereldrecords in Hollandsche handen. Op de Europeesche Kampioenschappen werden de volgende prijzen behaald: 1931. Parijs: Dames estafette eerste prijs. Marie Braun eerste in 400 M. vrije slag en 100 M. rug. Jenny Kastein tweede prijs 200 M. schoolslag. Willy den Ouden tweede prijs 100 M. vrije slag. 1934. Maagdenburg: Dames estafette eerste prijs. Rie Mastenbroek eerste 100 M. rug en 400 M. vrij, tweede 100 M. vrij. Willy den Ouden eerste 100 M. vrij, tweede 400 M. vrij. Puck Oversloot derde 100 M. rug. Scheffer en Mooi plaatsten zich in de finale 100 M. vrije slag. 1938. Londen: Estafette Dames tweede prijs. C. Hoving kampioen 100 M. vrij heeren. Cor Kint kampioen 100 M. rug. Iet v. Feggelen tweede. Rie van Veen derde 100 M. vrij, tweede 400 M. vrij. Jopie Waalberg derde 200 M. schoolslag. Heeren, derde plaats waterpolo. Scheffer derde 100 M. rug Heeren. In 1931 en 1934 plaatsten de dames zich eerste in het totaalklassement, in 1938 tweede, terwijl de heeren in 1938 vierde in het totaal klassement waren. Bij de Olympische Spelen in Los Angelos 1932 behaalde de estafette dames den tweeden prijs, en Willy den Ouden den tweeden prijs 100 M. vrij. In 1936 bij de Olympische Spelen te Berlijn leverden de dames prestaties welke nog nimmer een sportbond in ons land mocht boeken. Rie Mastenbroek won den titel in 100 M. vrije slag en 400 M. vrije slag, Nida Senff werd eerste op de 100 M. rug, met Rie Mastenbroek als tweede en de estafette-ploeg veroverde eveneens de gouden medaille. Prestaties welk de namen van onze meisjes op ieders lippen brachten en enorm meewerkten om het werk van onzen bond populair te maken. Geen wonder dat organisatorisch deze jaren steeds belangrijk zijn. In 1931 doet H. Wesselo zijn intrede in de Propaganda-Commissie, waar hij weldra over een door Dick Laan gemaakte Propaganda-film kan beschikken. In 1932 wordt met M. F. Graafland als voorzitter, later geholpen door F. J. H. Bergfeld als secretaris, de Centrale Commissie voor Schoolzwemmen ingesteld. De Nationale Kampioenschappen worden gereorganiseerd, zoodat ze ook buiten het Westen gehouden kunnen worden, en achtereenvolgens in Tilburg, Arnhem, Assen, Wildervank, Bergen op Zoom, grootsch propagandawerk doen. Met alle lichamen die er voor in aanmerking komen wordt samengewerkt. Vooral de N.V. Vereenigde Sportfondsenbaden zorgt dat er vele overdekte zweminrichtingen in ons land komen, en het is vanzelfsprekend dat met dit lichaam door middel van een gedelegeerde samenwerking wordt gezocht en verkregen. Bij het vijf en veertig jarig bestaan ontvangt de bond den kroon op zijn werk door verkrijging van het praedikaat „Koninklijk". Van nu af aan zet de Koninklijke Nederlandsche Zwembond fier het werk van den N.Z.B. voort. De bond is krachtig en sterk en mag zich verheugen in een groot aantal medewerkers. Van dezen worden G. Blitz, J. C. den Boer, G. Langelaar Jr. en Dr. K. H. van Schagen in 1933 benoemd tot lid van verdienste, Mevrouw Triebels—Koens bij haar aftreden als penningmeesteresse tot Eere-lid. Nog tweemaal wordt aan den bond de Van Tuyllbeker toegekend. In 1935 treedt de Nederlandsch Indische Zwembond tot den K.N.Z.B. toe en wordt haren gedelegeerde A. F. Ruymschotel een plaats in het Bestuur ingeruimd, hetgeen het begin is van een aangename en nuttige samenwerking. In dat jaar treden Kellenbach en Sabel als voorzitter en secretaris af, en worden beiden tot Eere-lid benoemd. Met groote voldoening mogen beiden terugzien op hun bestuurstijd, waarinn de K.N.Z.B. met reuzenschreden voor- _ De Zwemkroniek waarts ging. Zij worden vervangen door Jan de Vries en C. Altink, welke in alle opzichten toonden hun taak waardig te kunnen vervullen. Een grootsche demonstratie van de prachtige geest in den bond werd gegeven bij de viering van den zeventigsten verjaardag van Moeder Triebels op 13 September 1935, waarbij zij benoemd werd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Op allen die dit meemaakten gaf dit een indruk van kameraadschap en waardeering, van eendrachtig werken aan een gezamenlijk ideaal. Zoo komen wij aan het einde van deze halve eeuw Zwembondgeschiedenis. Maar slechts het einde van een halve eeuw, het begin van een nieuwe periode. Een periode van, naar wij hopen, onbeperkten tijd. De K.N.Z.B. staat krachtig en fier. Trotsch mogen wij zijn over de behaalde resultaten, doch het mag ons slechts sterken ook verder de idealen na te streven, welke onze oprichters reeds voor oogen hebben gehad. Het is goed dat onze jongens en meisjes door hunne prestaties den naam van den bond op ieders lippen brengen, wij moeten dit uitbuiten voor het bereiken van ons doel. Dit doel „Ieder Nederlander Zwemmer" kan slechts bereikt worden door te trachten het zwemmen verplicht leervak op school en dit zij dan ook de taak waar ieder onzer aan moet werken. Wel hebben meer dan honderd gemeenten veel goeds op dit gebied gedaan, doch er zijn er nog bijna duizend te overwinnen, ja er zijn er nog vijfhonderd, welke geen zwemgelegenheid hebben. Het schenke ons voldoening dat de leiding van den K.N.Z.B. welbewust zijn taak in dezen geest opvat. Dat de Koninklijke Nederlandsche Zwembond steeds in groei en bloei moge toenemen om in eendrachtig samenwerken steeds meer zijn verheven ideaal tot heil van ons volk te kunnen nastreven! KONINKLIJKE ZILVERFABRI EK GERRITSEN & VAN KEMPEN ZEIST SPECIALE INRICHTING VOOR DE VERVAARDIGING VAN MEDAILLES Op de feestavond ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de K.N.Z.B. verzorgde GEORGE PICKARD AND HIS BAND de dansmuziek. Ook Uw avond maken wij tot een succes! Voor Amsterdam inlichtingen bij: Vooralle plaatsen buiten Amster- Ger. Hille, J. W. Brouwersstr. 1 5 dam, inlichtingen bij: Amsterdam - Telefoon 21544 Leo Voorzanger, Gevers Deynoot- weg 172, Scheveningen, Telefoon 554063. Is het geen prachtige reclame voor ons werk. dat de K.N.Z.B. en de Zwemvereniging „Het Y", bij herhaling ons met de leveranties van de vlaggen belasten ? Ook de nieuwe Bondsvlag is op ons atelier vervaardigd. Wij borduren alle soorten emblemen voor sportclubs, vaantjes en vlaggen in wasechte kleuren. Graag zullen wij ook voor U ontwerpen prijsopgave maken. Het is ons een ere zaak U geheel tevreden te stellen, én over aflevering én over de prijs. Ajour- Plissé- Borduur-atelier WILLEMS werkt met spoed en goed. Groningen _ Telefoon 3899 - Poelestraat 18 Berijdt MODERNE LICHTE rijwielen van Nederlands Fabrikaat N.V. MAGNEET RIJWIELENFABRIEK CAFÉ RESTAURANT „SUISSE" HEERESTRAAT GRONINGEN Gerenomeerde keuken Prima Consumpties Wendt U voor modern, aantrekkelijk drukwerk tegen scherp concurreerende prijzen tot DRUKKERIJ DE RAAT & DE VRIES ELANDSSTRAAT 6-12 TELEFOON 35132 AMSTERDAM-C.