^ierni boek en jeugcbureeu L .. . er . ... ">0/ ' " "'^4 B«uic!sr.houtse\veg .231 £J°9 AB den **«B Dm Haag Bewaarexemplaar ■ ( ; 0 §* © Kin -■ ; j o p, |r Bf ' •" ■ • • • ' n,,4. j • 'J U i. s-braven hage DE REIS OM DE WERELD IN TACHTIG DAGEN EERSTE EN TWEEDE DEEL JULES VERNE JULES VERNE DE REIS OM DE WERELD IN TACHTIG DAGEN OPNIEUW VERTAALD ONDER TOEZICHT VAN A. C. BAKELS GEÏLLUSTREERD DOOR H. SCHOTEL HOLLANDSCH UITGEVERSFONDS, AMSTERDAM 1929 N.V. IPENBUUR A VAN SELOAM AMSTERDAM INHOUD. Hoofdst. gjz Inleiding I. Waarin Phileas Fogg en Passepartout elkander wederkeerig aanvaarden, de een als meester de ander als knecht .. ^ II. Waarin Passepartout tot de overtuiging komt, dat hij eindelijk zijn ideaal gevonden heeft. 25 III. Waarin zich een gesprek ontwikkelt, dat Phileas Fogg duur te staan kan komen 29 IV. Waarin Phileas Fogg Passepartout versteld doet staan V. Waarin een nieuwe waarde op de Beurs van Londen verschijnt VI. Waarin de agent Fix een zeer gewettigd ongeduld aan den dag legt 46 VII. Hetgeen wederom de nutteloosheid van paspoorten in politiezaken bewijst 54 VIII. Waarin Passepartout een weinig meer spreekt dan misschien wel betamelijk is 58 IX. Waarin de Roode Zee en de Indische Oceaan de plannen van Phileas Fogg begunstigen 65 X. Waarin Passepartout blij is, er met het verlies van zijn schoenen af te komen 73 XI. Waarin Phileas Fogg zich voor een fabel achtigen prijs een rijdier aanschaft 82 Hoofdst. blz. XII. Waarin Phileas Fogg en zijn metgezellen zich in de Indische wouden wagen, en wat er het gevolg van is 92 XIII. Waarin Passepartout wederom het bewijs geeft dat het geluk met de stoutmoedigen is 103 XIV. Waarin Phileas Fogg het bewonderenswaardige dal van den Ganges doorreist, zonder er zelfs aan te denken, er naar om te zien 113 XV. Waarin de zak met bankbiljetten wederom eenige duizenden ponden lichter wordt .. 121 XVI. Waarin Fix het doet voorkomen alsof hij niets afweet van de dingen waarover men hem spreekt 129 XVII. Waarin het een en ander dat gedurende den overtocht van Singapore naar Hongkong plaats vindt ter sprake komt 136 XVIII. Waarin Phileas Fogg, Passepartout en Fix elk hun eigen weg gaan 144 XIX. Waarin Passepartout te veel belang gaat stellen in de zaken van zijn meester, en wat daar het gevolg van is 150 XX. Waarin Fix in rechtstreeksche onderhandeling treedt met Phileas Fogg 163 XXI. Waarin de gezagvoerder der Tankadère groot gevaar loopt een premie van £ 200 te verliezen 171 XXII. Waarin Passepartout ziet dat het verstandig is, om zelfs bij onze tegenvoeters, eenig geld in de zak te hebben 184 Hoofdst. blz XXIII. Waarin de neus van Passepartout buiten verhouding lang wordt ig2 XXIV. Waarin de overtocht over de Stille Zuidzee plaats vindt 200 XXV. Waarin men een eersten indruk van San Francisco krijgt, op den dag van een meeting 208 XXVI. Waarin men den Expres-trein neemt van den Pacific-spoorweg 216 XXVII. Waarin Passepartout met een snelheid van twintig mijlen per uur een cursus in de geschiedenis der Mormonen volgt 225 XXVIII. Waarin Passepartout er niet in slaagt de taal van het gezond verstand ingang te doen vinden 233 XXIX. Waarin verschillende voorvallen verhaald worden, die men slechts op de spoorbanen der V.S. ondervindt 244 XXX. Waarin Phileas Fogg eenvoudig zijn plicht doet 255 XXXI. Waarin inspecteur Fix in vollen ernst de belangen van Phileas Fogg behartigt ... 264 XXXIII. Waarin Phileas Fogg zich tegen de omstandigheden opgewassen toont 276 XXXIV. Waarin Passepartout gelegenheid krijgt, een nieuwe woordspeling te maken 289 XXXV. Waarin passepartout zich een bevel van zijn meester geen twee maal laat zeggen 293 Hooidst. blz> XXXVI. Waarin de aandeelen Phileas Fogg weer stijgen 299 XXXVII. Waarin het duidelijk wordt, dat Phileas Fogg bij zijn reis om de wereld niets gewonnen heeft, behalve het geluk 3°5 INLEIDING. Jules Verne werd den achtsten Februari 1828 geboren, als zoon van Pierre Verne en van Adelaide Guillochet dé la Feirière, te Nantes, waar hij zijn voorbereidende studies deed, om later naar Parijs te verhuizen en daar rechten te studeeren en zijn diploma van advocaat te verwerven (1849). Hij debuteerde toen al gauw met een tooneelstuk, dat hij in samenwerking schreef met zijn vriend Pitre-Chevalier. Reeds toen scheen zijn sympathie uit te gaan naar reisverhalen en vreemde landen. Dit eerste stukje is de geschiedenis van een braaf mensch die naar Californië gaat. Zijn eerste tooneelstuk dat opgevoerd werd in het theater Gymnase heette ,,Pailles rompues'', (gebroken stroohalmen). Daar hij echter geen groot succes had met zijn eerste werk en ook weinig genoegen vond in zijn loopbaan als advocaat, werd hij financier en vestigde zich te Parijs als wissel-agent. Deze periode duurde ongeveer tien jaar, maar meer en meer voelde hij zich door wetenschappelijk en letterkundig werk aangetrokken. Hij begint met aardrijkskunde te studeeren en wijdt zich op den duur geheel aan kunst en wetenschap. In 1863 schreef hij op verzoek van zijn vriend Hetzel, de uitgever, een phantastischen roman: „Vijf weken in een luchtballon . Dit was de eerste „wetenschappelijke" roman. Een geheel nieuw genre was geboren en het succes ervan was overweldigend. Men vindt er bladzijden in van buitengemeene kracht, van een gezonden pittigen stijl die schittert door zijn uiterst Franschen geest, 1'esprit gaulois. Hij werd genoten door de litteraire fijnproevers, behaagde de nieuwsgierigen, vermaakte de geleerden en sleepte het groote publiek dadelijk mede. Voor hem was er wel iets dergelijks geweest. Men kende reeds de romans van Cyrano de Bergerac, Swift en Defoe en later die van Mayne Reid, maar Verne maakte gebruik van aannemelijke wetenschappelijke gegevens en vestigde een geheel nieuwe richting, de „voyages imaginaires", wonderreizen, in de toenmalige letterkunde, die bijna nooit geëvenaard is geworden. Sinds het groote succes met „Vijf weken in een luchtballon," ging Hetzel meer dan een kwart eeuw door, zonder onderbreking, elk jaar een nieuw werk van Verne te brengen. Het succes prikkelt de concurrentie. Men zou verwacht hebben, dat talrijke mededingers het voetspoor van Jules Verne hadden gevolgd. Dit is niet zoo geweest. Teneerste werden de meesten ontmoedigd door de volmaaktheid van zijn werk, en dan vereischten boeken als deze een kennis, die weinig menschen bezaten. Verne heerschte zonder eenigen mededinger in het rijk, dat hij veroverd had. Dit rijk was het universum en niet alleen de aarde, de zeeën en luchten, alle bewoonde en onbewoonde werelden. En telkenmale dat men zich na het verschijnen van een werk afvroeg, of de bron nog niet was uitgeput, bewees een volgende uitgave het tegendeel. Jules Verne is eigenlijk geen romancier, want de liefde, die de basis is van alle romans, schittert meestal door afwezigheid in de meeste van zijn werken. Zijn helden hebben weinig tijd te verliezen om zich bezig te houden met de liefelijke belagingen van den kleinen stouten God Amor. De groote strijd tegen hinderpalen, het overwinnen van wat de natuur en de menschen ons in den weg wil stellen dat is bij hem de hoofdeigenschap van zijn helden. Verne, veracht als ieder kunstenaar gemeenplaatsen en de teekeningen die hij geeft van zijn hoofdpersonen, van phantastische geleerden en krachtige onderzoekei s als Fergusson, Hatteras, Clowbouny, Clenarvan, Paganel, kapitein Nemo, Michel Ardant, Lidenbrock en Phileas Fogg zijn buitengewoon fijn en geestig, en zeer bijzonder. Zij zijn vermakelijke personages, die geen twijfel kennen. Afrika door te steken in een luchtballon, de poolzee te bereiken door verlaten vlakten en ijsbanken, doordringen tot het middelpunt der aarde om door een vulcaan er weer uit te komen, zich naar de maan te laten schieten in een reusachtigen kogel, dit alles is voor deze geleerden slechts kinderspel en de verbeelding van Jules Verne bezit zulke kostbare en onuitputtelijke hulpbronnen, dat de lezer zich dikwijls afvraagt „als dat nu eens gebeurd was?" En waar is het scheidingspunt tusschen verbeelding en werkelijkheid? De auteur heeft niets ander gedaan dan voor uit te loopen op de ontdekkingen, die een tijd later pas werkelijkheid zijn geworden. Dikwijls staan wij verwonderd over de geweldige gedocumenteerdheid van zijn kennis. Wanneer hij dan ook een roman over een of ander land of een wetenschappelijk probleem wilde schrijven, omgaf hij zich met alle werken, die op dit gebied verschenen waren, terwijl hij alles nauwkeurig bestudeerde. Op iedere bladzijde vinden wij iets nieuws, op iedere bladzijde brengt Jules Verne ons iets onverwachts. Het groote succes van de romans werd weldra gevolgd door twee tooneelspelen, die uit deze werken waren getrokken. „De reis om de wereld in tachtig dagen" en „Michael Strogoff". Maanden lang achter elkaar werden deze stukken gegeven te Parijs, om weldra hetzelfde enthousiaste applaus te ontvangen in Brussel, Amsterdam, Londen, Berlijn, Weenen en New-York. Ontelbaar is het aantal vertalingen, dat er bestaat van zijn romans. Geen enkele taal of wij vinden zijn wonderreizen er in vertegenwoordigd, zoowel in alle Europeesche talen, als in het Chineesch, Japansch, Arabisch of Maleisch en figuren als Phileas Fogg, Passepartout, kapitein Nemo of Michael Strogoff zijn gemeen goed geworden van de geheele beschaafde wereld. Een groot deel van zijn leven bracht Jules Verne zelf reizende door. Hij bezat een prachtig stoomjacht de Saint-Michel, dat schitterend was ingericht; voorzien van een prachtige bibliotheek en verschillende instrumenten, die hem in staat stelde rustig door te werken, wanneer hij op reis was, schreef hij hierop een groot aantal van zijn meesterwerken. Des winters was hij meestal in Parijs of in zijn woonplaats te Amiens waar hij den 24sten Maart 1905 stierf, na niet minder dan een zeventig tal romans te hebben achtergelaten, die zeker zullen blijven bestaan door hun schitterenden stijl, hun schilderachtige „verve" — die hij klaarblijkelijk geërfd had van Alexander Dumas — hun vermakelijke typische nationale karakters en hun sprankelenden geest. Hoewel verschillende romans van Jules Verne door de Fransche Academie bekroond werden, is hij nooit opgenomen onder de „Veertig Onsterfelijken". Was het noodig? Te oordeelen naar zijn universeele bekendheid en geliefdheid, neen. Hij had geen officiëele instelling noodig om onsterfelijk te worden. Hij had zich dit 7,elf reeds gemaakt door zijn werken. DE UITGEVER. EERSTE HOOFDSTUK. I \ aarin Phileas /* ogg en Passepartout elkander wederkeerig aanvaarden, de een als meester, de ander als knecht. In het jaar 1872 werd het huis No. 47 Saville Row, Burlington Gardens, waar in 1816 Sheridan gestorven was ~ bewoond door Phileas Fogg Esq., een der eigenaardigste en een der meest bekende leden der Londensche Reform-Club, alhoewel hij het zich tot taak scheen te hebben gesteld, niets te doen, wat de aandacht op hem zou kunnen vestigen. Zoo volgde dus op een der grootste redenaars, waarop Engeland zich beroemen kan, Phileas Fogg, een raadselachtig iemand, van wien men niet anders wist, dan dat hij een zeer ridderlijk man was en een der knapste „gentlemen van de Engelsche hoogere kringen. Men zeide, dat hij op Byron geleek, — alleen wat het gezicht betreft, want op zijn voeten viel niets aan te merken —, een onverstoorbare Byron, die duizend jaren had kunnen leven zonder oud te worden. Hoewel zeer zeker een Engelschman, was Phileas Fogg misschien geen Londenaar. Nooit had men hem aan de Beurs gezien, en evenmin aan de Bank of op een der kantoren van de City. Noch in de havens, noch in de dokken van Londen had ooit een schip gelegen, dat door Phileas Fogg was uitgerust. Hij zat in geen enkele bestuurscommissie. In geen college van advocaten had ooit zijn naam weerklonken, niet in de Temple, niet in Lincoln'sInn of in Frey's-inn. Noch voor de Court of Chancery, noch voor Queens-bench, de Rekenkamer of het kerkelijk De rei» cm do wereld in tachtig dagen. 2 Hooggerechtshof, had hij ooit gepleit. Hij was geen lid van het Koninklijk Britsch Instituut, en evenmin van het Londensch Instituut, de Maatschappij van Werklieden, of het Russisch Instituut en ook niet van de Vereeniging voor Rechtsgeleerdheid. In één woord, hij was lid van geen enkele der overtalrijke vereenigingen van Engeland's hoofdstad, evenmin van de Harmonica-club als van de Entomologische Vereeniging, welke laatste hoofdzakelijk de verdelging van schadelijke insecten nastreeft. Phileas Fogg was lid van de Reform-Club, anders niet. Mocht iemand zich erover verbazen, dat zoo'n geheimzinnig iemand deel uitmaakte van deze deftige vereeniging dan zij hem gezegd, dat hij lid geworden was op aanbeveling van Messr. Baring Brothers, waar hij een crediet had. Dit gaf hem een zekere „standing", dank zij het feit, dat zijn cheques geregeld betaald werden en zijn rekening altijd een creditsaldo vertoonde. Was Phileas Fogg rijk? Ongetwijfeld. Maar de best ingelichte personen konden niet vertellen, hoe hij fortuin gemaakt had en men kon zich toch niet tot Mr. Fogg zelf wenden om het te weten te komen! Zeker is, dat hij niet verkwistend was, maar ook volstrekt niet gierig. Want overal waar het geld ontbrak voor iets edels, nuttigs of goeds, zond hij stilzwijgend en anonym zijn bijdrage. Alles bijeengenomen was hij de minst mededeelzame man dien men zich denken kan! Hij sprak zoo weinig mogelijk en deze zwijgzaamheid maakte hem nog geheimzinniger. Toch leefde hij volstrekt niet in het verborgen, maar hij deed altijd zoo volkomen hetzelfde, dat de verbeelding der menschen daar iets achter zocht. Had hij gereisd? Dat was wel waarschijnlijk, want hij kende beter dan iemand anders de kaart van de wereld. Al was een landstreek nog zoo ver weg, hij scheen er mee bekend te zijn. Soms, maar altijd met weinig woorden, helderde hij de vele geruchten op, die in de club in omloop waren aangaande vermiste of verdwaalde reizigers, dan zette hij de werkelijke mogelijkheden uiteen en het scheen wel dat hij helderziend was, want bijna altijd gaven de gebeurtenissen hem in het eind gelijk. Deze man scheen overal gereisd te hebben — ten minste in den geest. Eén ding was echter zeker; sinds langen tijd had Phileas Fogg Londen niet verlaten. Diegenen die de eer hadden hem iets beter te kennen dan anderen, verklaarden dat niemand hem ooit ergens anders kon gezien hebben dan op den kortsten weg van zijn huis naar de club, die hij eiken dag aflegde. Zijn eenig tijdverdrijf was kranten lezen en whist spelen. Hij won dikwijls bij dit spel van stilzwijgen, maar zijn winst ging nooit in zijn eigen zak, doch vormde een belangrijke post op zijn liefdadigheidsbudget. En trouwens, het was duidelijk te zien dat Mr. Fogg speelde om te spelen en niet om te winnen. Het spel was voor hem een gevecht, een strijd tegen een moeilijkheid, maar een gevecht, zonder beweging, zonder vermoeienis, en dat paste bij zijn aard. Voor zoover bekend, had Phileas Fogg geen vrouw of kinderen — iets wat de beste menschen overkomen kan —en ook geen familieleden of vrienden — iets wat veel minder vaak voorkomt. Phileas Fogg woonde alleen in zijn huis in Saville Row, waar niemand ooit binnentrad. Hij sprak nooit over zijn woning. Een enkele bediende was voldoende voor hem. Zijn maaltijden gebruikte hij op de club, steeds op de minuut af op denzelfden tijd, in dezelfde zaal aan dezelfde tafel, zonder ooit een collega uit te noodigen, zonder ooit een vreemdeling te gast te hebben. Om klokslag twaalf uur 's avonds ging hij naar huis en naar bed, zonder ooit gebruik te maken van een der geriefelijke kamers die de club ter beschikking van de leden stelt. Van de vierentwintig uur bracht hij er tien tehuis door, hetzij slapende, of toilet makende. Als hij wandelde, dan was het altijd met regelmatigen stap, in de hall of in de ronde galerij, waar twintig Ionische zuilen uit rood porfier het blauwglazen koepeldak schragen. Voor al zijn maaltijden leverden de keuken en provisie- kasten van de club het materiaal; de bedienden van de club, ernstige zwart gekleede personen op vilten zolen, bedienden hem en dekten zijn tafel met het bijzondere porselein der club en met fijn damast tafellinnen, het kostbare kristal van de club bevatte zijn sherry, zijn port of claret, gekruid met kaneel of andere kruiden; het ijs van de club — dat met groote kosten uit de meren van Amerika werd aangevoerd, zorgde voor het koel houden van zijn dranken. Het dient gezegd te worden, als het excentriek is om zijn leven op deze wijze in te richten, excentriciteit nog zoo kwaad niet is! Zonder weelderig te zijn, was zijn woning in Saville Row toch zeer comfortabel. Gezien de onveranderlijke gewoonten van den bewoner, had de bediende weinig te doen. Maar Phileas Fogg verlangde echter van zijn eenigen bediende een buitengewone stiptheid, en dien zelfden dag, den 2den October, had Phileas Fogg zijn knecht James Forst er, weggestuurd, omdat deze de zonde had bedreven, hem scheerwater te brengen van 44 graden Fahrenheit in plaats van 46 graden. Nu verwachtte hij zijn opvolger, die zich tusschen 11 uur en half twaalf zou komen \ oorstellen. Daar zat Phileas Fogg, rechtop in een leunstoel, de voeten aaneengesloten als een soldaat bij de parade, de handen op de knieën, met opgeheven hoofd, en keek naar de wijzers, van de klok. Dit was een zeer ingewikkeld uurwerk, dat de uren, minuten, seconden, dagen, maanden en jaren aanwees. Om klokslag half twaalf moest Mr. Fogg volgens zijn gewoonte van alle dagen, het huis verlaten en naar de club gaan. Op dat oogenblik werd er aan de deur van de zitkamer geklopt. James Forster, de ontslagen knecht, verscheen en kondigde aan: ,,De nieuwe bediende." Een jonge man van ongeveer dertig jaar kwam binnen en groette. Een jonge man van ongeveer dertig jaar kwam binnen en groette. „Je bent een Franschman, en je heet John?" vroeg Phileas Fogg. „Pardon, Jean," antwoordde de nieuw aangekomene. „Jean Passepartout. Dat is een bijnaam die men mij gegeven heeft, omdat ik een natuurlijk talent heb, om mezelf uit moeilijkheden te redden. Ik geloof van mezelf te mogen zeggen, dat ik een eerlijke kerel ben, maar om u de waarheid te zeggen, ik heb verschillende vakken bij de hand gehad. Ik ben reizend zanger geweest, paardrijder in een circus, koorddanser, toen gymnastiekleeraar, om mijn verschillende talenten nuttig te gebruiken, en, ten slotte ben ik sergeant geweest bij de brandweer te Parijs. Maar nu vijf jaar geleden heb ik Frankrijk verlaten en om het familieleven te leeren kennen, ben ik huisknecht geworden in Engeland. En daar ik nu juist zonder betrekking was en vernam dat Mr. Phileas Fogg, de rustigste en geregeldste bewoner van het Vereenigd Koninkrijk was, ben ik hier gekomen, in de hoop rustig te zullen leven, en zelfs den naam „passepartout" te vergeten." „Passepartout bevalt me," antwoordde de gentleman. „Ik heb gunstige inlichtingen over je gekregen. Mijn condities ken je?" „Ja, mijnheer." „Goed. Hoe laat heb je het?" Tweeëntwintig minuten over elven," zei Passepartout en haalde een reusachtig zilveren horloge uit zijn vestzakje. „Je loopt na," zei Mr. Fogg. „Neemt u mij niet kwalijk, mijnheer, maar dat is onmogelijk." „Je loopt vier minuten na. Maar dat doet er niet toe. Als we het verschil maar weten. Dus vanaf dit oogenblik, elf uur 29 minuten, Woensdag 2 October 1872 ben je in mijn dienst." Na dit gezegd te hebben, nam Phileas Fogg zijn hoed in de linkerhand, zette hem met een automatische beweging op zijn hoofd en ging weg zonder een woord te spreken. Eén keer hoorde Passepartout de straatdeur dichtvallen; dat was zijn nieuwe meester die vertrok; een tweeden keer viel de straatdeur dicht; dat was zijn voorganger, James Forster, die eveneens wegging. Passepartout bleef geheel alleen in het huis in Saville Row. Kin, Ö - ' jS '3 Q fC O0; ï0 , ■ ^ v . -|0MT ' «■ w'bf3 VPnh arisi «"^ïifiage TWEEDE HOOFDSTUK. Waarin Passepartout tot de overtuiging komt, dat hij eindelijk zijn ideaal gevonden heeft. „Neen maar," zei Passepartout bij zichzelf, ietwat ontsteld, „ik heb bij Madame Tussaud wel types gezien, die even levend waren als mijn nieuwe baas." Die „types" die hij bij Madame Tussaud gezien had, waren wassen beelden, die men in Londen dikwijls gaat bekijken, en die er zoo natuurlijk uitzien, dat men bijna verwacht, dat zij zullen gaan praten. In de enkele oogenblikken, dat hij Phileas Fogg gezien had, had Passepartout vlug maar zorgvuldig zijn nieuwen meester bestudeerd. Het was een man van ongeveer veertig jaar, met een voornaam en knap uiterlijk, groot van gestalte, eenigszins gezet, zonder dat dit hem echter misstond, blond haar, een glad voorhoofd, oogenschijnlijk zonder een enkelen rimpel, eerder bleek dan blozend, en met prachtige tanden. Hij bezat in hooge mate dat wat de gelaatkundigen noemen: „de rust der beweging", een eigenschap, die iedereen eigen is, die meer doen dan zeggen. Hij was kalm, zelfs flegmatiek, met een helderen blik en onbeweeglijke trekken, volmaakt het type van die koelbloedige Engelschen, zooals men ze vrij talrijk vindt in het Vereenigd Koninkrijk en die Angelica Kauffmann zoo schitterend heeft weten te beschilderen. In al zijn handelingen maakte deze gentleman den indruk van een evenwichtig mensch, nauwkeurig afgewerkt, als een chronometer van Leroy of Earnshaw. En Phileas Fogg was ook inderdaad de nauwgezetheid in persoon. Dat zag men duidelijk aan „de uitdrukking van zijn voeten en zijn handen". Want bij den mensch zoowel als bij de dieren zijn de ledematen kenteekenend voor de hartstochten. Phileas Fogg was een van die meetkundig preciese menschen, die zich nooit haasten en altijd klaar zijn en die zuinig zijn op hun stappen en hun bewegingen. Hij nam nooit een stap te veel en ging altijd langs den kortsten weg. Hij maakte nooit een overbodig gebaar. Nooit had men hem ontroerd of verward gezien. Een minder haastig mensch dan hij bestond niet, maar toch kwam hij steeds op tijd. Men begrijpt echter, dat hij alleen leefde en om zoo te zeggen buiten alle sociale verkeer. Hij wist dat het leven wrijving met zich brengt, en daar wrijving vertraging beteekent, zorgde hij, alle wrijving te vermijden. Wat nu Jean betreft, bijgenaamd „Passepartout", dat was een echte Parijsche Parijzenaar. Hoewel hij al vijf jaar in Londen woonde als kamerdienaar, was het hem nog niet gelukt een meester te vinden, aan wien hij zich hechten kon. Passepartout was niet zoo iemand als Frontin of Mascarille, die met hun opgetrokken schouders en den neus in den wind, met hun zelfbewust optreden en koelen blik niet anders zijn dan brutale vlegels. Neen, Passepartout was een goede jongen, met een aardig gezicht, met ietwat vooruitstekende lippen, die altijd klaar schenen om iets te proeven of iemand te liefkozen. Hij was een zachtaardig en hulpvaardig mensch, met zoo'n goedigen ronden kop, dien men graag op de schouders van een vriend ziet. Hij had blauwe oogen, een frisch gezicht, met nogal dikke wangen, een breede borst, sterke spieren en met een kracht als een Hercules, een kracht die door het beroep, dat hij in zijn jeugd had uitgeoefend, buitengewoon ontwikkeld was. Zijn bruine haren waren nogal weerspannig. Men zegt, dat de beeldhouwers der oudheid achttien verschillende kapsels voor Minerva kenden. Maar Passepartout kende voor zichzelf maar ééne wijze van kappen: drie streken met den kam en dan was hij klaar. Het zou erg onvoorzichtig zijn, te zeggen dat het karakter van dezen vroolijken jongen goed zou passen bij dat van Phileas Fogg. Zou Passepartout wel de uiterste nauwgezette bediende zijn, die zijn meester noodig had? Dat zou de tijd moeten leeren. Nadat hij, zooals men weet, een üogal zwervende jeugd gehad had, verlangde hij nu naar rust. Omdat hij de „efficiency" van de Engelschen en de spreekwoordelijke koelbloedigheid van den gentleman had hooren roemen, was hij naar Engeland gegaan om er zijn fortuin te zoeken. Maar het was hem tegengeloopen. Nergens had hij wortel kunnen schieten. In tien verschillende families was hij geweest, maar de menschen waren overal grillig, veranderlijk en avontuurlijk geweest — en dat was niet meer naar den zin van Passepartout. Zijn laatste meester, de jonge Lord Longsferry, lid van het Parlement, werd 'te dikwijls door politie-agenten thuis gebracht, nadat hij 's nachts in de „oysters-rooms" was geweest. Daar Passepartout vóór alles den eerbied voor zijn meester wilde behouden, veroorloofde hij zich enkele bescheiden opmerkingen, die slecht werden opgenomen en daarna brak hij met hem. Ondertusschen vernam hij, dat Phileas Fogg, Esq. een bediende zocht. Hij won inlichtingen in. Iemand die zoo geregeld leefde, altijd thuis sliep, nooit op reis ging, zelfs geen dag, moest hem wel bevallen. Hij stelde zich voor, en werd aangenomen zooals men gezien heeft. Om klokslag halftwaalf was Passepartout dus alleen in het huis in Saville Row. Dadelijk ging hij op onderzoek uit, en doorkruiste het van den kelder tot den zolder. Dit zindelijke, ordelijke, strenge, puriteinsche en goed georganiseerde huis beviel hem. Het deed hem een beetje denken aan een slakkenhuis, maar dan goed verlicht en met gasverwarming. Op de tweede verdieping vond Passepartout zonder moeite de kamer die voor hem bestemd was. Ze was naar zijn zin. Op den schoorsteen stond een electrische pendule, die verbonden was met die in de slaapkamer van Phileas Fogg, zoodat de twee klokken dus tot op de seconde gelijk liepen. „Dat bevalt me; dat bevalt me," dacht Passepartout. In zijn kamer zag hij ook een lijst boven de klok hangen. Dat was de agenda van het dagelijksche werk. O juist — van 8 uur 's morgens, als Phileas Fogg opstond, tot half 12, als hij naar de Reform club ging om te eten, zoowel als van half 12 tot middernacht, als hij weer thuis kwam, was alles precies opgeschreven. Thee en ontbijt om 8 uur 23; scheerwater om 9 uur 37, enz. Niets was vergeten. Met groot genoegen bestudeerde Passapartout dit programma, en leerde het uit zijn hoofd. De kleerkast van zijn meester was zeer goed voorzien, en uitmuntend gerangschikt. Iedere broek, jas en vest had een ordenummer, en op een register was ingeschreven op welken datum in elk jaargetijde elk nummer gedragen moest worden, voor de schoenen gold een zelfde reglement. In dit huis in Saville Row, dat ten tijde van den beroemden Sheridan een voorbeeld van wanorde geweest moet zijn, heerschte thans een aangename welstand. Een bibliotheek of boeken waren er niet; die had Mr. Fogg niet noodig, want op de Club had hij twee bibliotheeken tot zijn beschikking: de eene op letterkundig, de andere op wetenschappelijk gebied. In zijn slaapkamer stond een middelmatig groote brandkast, die zoowel voor inbraak als voor brand beveiligd was. Er waren in het heele huis geen wapenen, en ook geen jachtgereedschap. Men kon zien dat de bewoner vredelievende gewoonten had. Nadat hij de geheele woning nauwkeurig bekeken had, wreef Passapartout zich met een vroolijk gezicht in de handen, en zei: „Mooi zoo! Dat is net wat ik hebben moet. Mr. Fogg en ik zullen het best samen kunnen vinden. Een huiselijk en geregeld iemand. Meer dan dat; een machine! Nu, ik wil wel eens een machine dienen." DERDE HOOFDSTUK. Waarin zich een gesprek ontwikkelt, dat Phileas Fogg duur te staan kan komen. Phileas Fogg had zijn huis in Saville Row om half twaalf verlaten, en na vijf honderd vijfenzeventig maal zijn rechtervoet vóór zijn linker en vijf honderd zesenzeventig maal zijn linkervoet vóór zijn rechter gezet te hebben, kwam hij aan de Reform-Club, een grootsch gebouw in Pall Mali, dat niet minder dan drie millioen pond gekost heeft. Phileas Fogg begaf zich onmiddellijk naar de eetzaal, waarvan de negen ramen uitzagen op een mooien tuin met boomen, die reeds een gouden herfsttint vertoonden. Daar nam hij plaats aan zijn eigen tafel, die reeds voor hem gedekt was. Zijn luch bestond uit een voorgerecht, gekookte visch besproeid met een uitgelezen „reading sauce", roode roastbeef gevuld met rhabarberstelen, kruisbessen, Chesterkaas, — en dat alles genoot hij niet eenige kopjes van die verrukkelijke thee, die speciaal voor de leden der Reform-Club geplukt werd. Om 12 uur 47 minuten stond de gentleman op en richtte hij zijn schreden naar de groote zaal, een prachtig vertrek dat het rijk omlijste schilderijen versierd is. Daar wachtte hem een bediende met de nog onopengesneden Times, en Phileas ontvouwde haar met een zekerheid, die een groote ervaring in deze moeilijke verrichting verried. Het lezen van dit blad nam Phileas Fogg tot 3 uur 45 minuten in beslag, en de lectuur van de Standard hield hem tot op den tijd voor het diner bezig. Deze maaltijd vond op dezelfde wijze plaats als de lunch, slechts werd nu de vermaarde „royal british sauce" opgediend. Om 5 uur 40 minuten verscheen de gentleman wederom in de groote zaal en ging hij zich verdiepen in de lectuur van de Morning Chronicle. Een half uur later kwamen verschillende leden van de Reform-Club binnen en namen zij bij den haard plaats, waarin een groot houtvuur brandde. Het waren de vaste partners van Mr. Phileas Fogg, evenals hij verwoede whistspelers, de ingenieur Andrew Stuart, de bankiers John Sullivan en Samuel Fallentin, de bierbrouwer Thomas Flanagan, Gauthier Ralph, een der Directeuren van de Bank van Engeland — allen rijke en aanzienlijke personages, zelfs in de Reform-Club, onder wier leden zich de eerste mannen der industriëele en financiëele wereld bevinden. „Wel, Ralph," vroeg Thomas Flanagan, „hoe staat het met dien diefstal?" „Welnu," merkte Andrew Stuart op, „de bank is haar geld kwijt." „Ik hoop, integendeel," zei de Gauthier Ralph, „dat wij de hand op den dader zullen leggen. Zeer bekwame inspecteurs van politie zijn naar de voornaamste havens van inscheping en ontscheping in Amerika en in Europa uitgezonden, en het zal dien heer moeite kosten om uit hun handen te blijven." $ „Maar men heeft dus het signalement van den dief?" vroeg Andrew Stuart. „Het is geen gewone dief," antwoordde Gauthier Ralph ernstig. „Wat! dat individu, dat vijf en vijftig duizend pond sterling aan bankpapier gestolen heeft, zou geen dief zijn?!" „Neen," antwoordde Gauthier Ralph. „Is het dan een industriëel?" vroeg John Sullivan. „De Morning Chronicle verzekert dat het een gentleman is." Hij, die deze opmerking maakte, was niemand anders dan Phileas Fogg, wiens hoofd op dit oogenblik uit den stapel couranten waarin het gedoken geweest was, te voorschijn was. Tegelijkertijd begroette Phileas Fogg zijn medeleden, die zijn groet beantwoordden. De zaak waarvan sprake was, en waarover alle dagbladen van het Vereenigd Koninkrijk lange artikelen publiceerden, was drie dagen te voren, den 2gen September, gebeurd. Een lias bankbiljetten, die de enorme waarde van vijf en vijftig duizend pond sterling vertegenwoordigde, was weggenomen van de tafel van den hoofdkassier der Bank van Engeland. Wien er zich over verwonderde, dat zulk een diefstal zoo gemakkelijk had kunnen plaats vinden, gaf de onderdirecteur Gauthier Ralph eenvoudig ten antwoord, dat juist op dat oogenblik de kassier bezig was, een ontvangst van drie shilling zes pence in te boeken, en dat men niet op alles tegelijk oog kan houden. Maar het is hier op zijn plaats er de aandacht op te vestigen — hetgeen de zaak duidelijker maakt — dat deze voortreffelijke instelling, de Bank van Engeland, zich zeer veel aan de waardigheid van het publiek laat gelegen liggen. Geen bewakers, geen zaalwachters, geen traliewerk! Het goud, het zilver, de bankbiljetten zijn aan ieders blikken blootgesteld en liggen om zoo te zeggen voor iedereen voor het grijpen. Men behoort de achtenswaardigheid van de bezoekers, wie dat ook zijn, niet in twij fel te trekken. Iemand, die langen tijd de Engelsche gebruiken heeft bestudeerd vertelt dienaangaande zelfs het volgende. In een der zalen van de Bank, waar hij zich toevallig bevond, dreef zijn nieuwsgierigheid hem, een staaf goud van omstreeks zeven tot acht pond, die op de tafel van den kassier lag, van nabij te bezien. Hij nam die staaf op, bekeek hem aandachtig, ging ermede tot aan het einde van een donkere gang, en kwam er eerst een half uur later mede terug, zonder dat de kassier zelfs maar even opgezien had. Maar, op dien 2gsten September, liep alles niet zoo goed af. De lias bankbiljetten kwam niet terug, en, toen de prachtige klok, die boven den ingang van de groote zaal hangt, vijf uur sloeg en de bureaux gesloten werden, kon de Bank van Engeland vijf en vijftig duizend pond sterling op haar verliesrekening boeken. Toen de diefstal eenmaal buiten twijfel was komen vast te staan, werden politiebeambten, „detectives", uit de besten onder hen gekozen, naar de voornaamste havens gezonden, naar Liverpool, naar Glasgow, naar Havre, naar Suez, naar Brindisi, naar New-York, enz., met belofte, dat, indien hun nasporingen tot een resultaat leidden, hun een premie van twee duizend pond zou worden toegekend en voorts nog vijf percent van de teruggevonden som. In afwachting van de inlichtingen die het onmiddellijk ingestelde onderzoek zou verschaffen, hadden deze inspcteurs tot opdracht, nauwlettend toe te zien op alle reizigers die zouden aankomen of vertrekken. Nu had men, juist zooals de Morning Chronicle het gezegd had, reden om te onderstellen dat hij die de bank bestolen had, geen deel uitmaakte van een der dievenbendes in Engeland. Op dien 29en September was een goed gekleed gentleman, van goede manieren en die zelfs een zekere distinctie vertoonde, opgemerkt in de zaal der betalingen, waar de diefstal had plaats gevonden. Door het justitieel onderzoek had men vrij nauwkeurig het signalement van dezen gentleman kunnen vaststellen, en dit werd nu terstond aan alle detectives in het Vereenigd Koninkrijk en op het vaste land gezonden. Eenige optimisten — en tot hen behoorde ook Gauthier Ralph — achtten zich gerechtigd tot het vertrouwen, dat de dief niet ontsnappen zou. Zooals men denken kan, was deze gebeurtenis het onderwerp van den dag in Londen en in geheel Engeland. Men discussiëerde, men trok hartstochtelijk partij vóór of tegen de waarschijnlijkheid, dat de politie der hoofdstad in haar pogingen succes zou hebben. Men behoeft er zich dus niet over te verwonderen, dat ook de leden der Keform-Club hetzelfde onderwerp behandelden te meer waar een der onderdirecteuren der Bank zich ónder hen bevond. De achtenswaardige Gauthier Ralph wilde niet aan den goeden uitslag van het onderzoek twijfelen, en was van meening, dat de uitgeloofde premie in hooge mate den ijver en de scherpzinnigheid der uitgezonden inspecteurs zou stimuleeren. Maar zijn medelid, Andrew Stuart was er verre van, dit vertrouwen te deelen. De discussie werd dan ook tusschen deze gentlemen voortgezet aan de whisttafel, waar Stuart tegenover Flanagan, en Fallentin tegenover Phileas Fogg had plaats genomen. Onder het spel spraken de spelers niet, maar tusschen de robbers werd de onderbroken conversatie weer met volle kracht opgevat. „Ik houd vol," zei Andrew Stuart, „dat de dief, die stellig een handig man is, de beste kansen heeft." „v°m, kom," antwoordde Ralph, „er is geen enkel and meer, waar hij zich nog zou kunnen verschuilen " ,,Zoo. „Waar zou hij naar toe moeten gaan?" „Dat weet ik niet precies," antoordde Andrew Stuart „maar ten slotte is de aarde toch nog uitgestrekt genoeg " „Zij was het vroeger . . zeide halfluid Phileas Fogg. „Het is uw beurt te coupeeren, mijnheer," voegde hij overgaf0C' ^ ^ ^ Th°mas F1Wn zetHet gesprek werd gedurende den robber niet voortge- MVrnJelfaTnT AndfW StUart het wecr °p cn zeide: gewordend" misschien inmiddels kleiner „Zonder twijfel!" antwoordde Gauthier Ralph Ik omdat JÏJfh F°g§ CenS' De aarde is kleiner Sjorden, . l . aJar nii tien maal sneller doorreist dan hon- jaar ge eden. En dat zal, in het geval waar wij het Oe reis om de wereld ia tachtig dagen. nu over hebben", de nasporingen zeer bespoedigen." ,,En zal ook voor den dief het vluchten zooveel te gemakkelijker maken!" ,,U annonceert, mijnheer Stuart! zeide Phileas Fogg. Maar de ongeloovige Stuart was niet overtuigd, en, toen het spel was afgespeeld, zeide hij: „Ik moet zeggen, mijnheer Ralph, dat u daar een aardige manier gevonden hebt, om te bewijzen, dat de aarde kleiner geworden is! Omdat men nu de wereld kan omreizen in drie maanden ..." „In tachtig dagen," interrumpeerde Phileas Fogg. „Inderdaad heeren," voegde John Sullivan eraan toe, „tachtig dagen, sinds de verbinding tusschen Rothal en Allahabad geopend is door de „Great-Indian Peninsular Railway", en hier hebt u de berekening die de Morning Chronicle gemaakt heeft: Van Londen naar Suez over den Mont-Cenis en Brinsisi, per spoor en mailbooten. ... 7 dagen Van Suez naar Bombay, per mailboot 13 » Van Bombay naar Calcutta, per spoor 3 Van Calcutta naar Hong-Kong (China), per mailboot • • 13 •• Van Hong-Kong naar Yokohama (Japan), per mailboot " Van Yokohama naar San-Francisco, per mailboot * 22 " Van San-Francisco naar New-York, per spoorweg ^ Van New-York naar Londen, per mailboot en spoorweg 9 Totaal. .. 80 dager Ta, tachtig dagen!" riep Andrew Stuart uit, terwij hii" uit onoplettendheid zich vergooide, ,maar zondei rekening te houden met slecht weer, tegenwind, schip breuk, ontsporingen enz." „Alles inbegrepen," antwoordde Phileas Fogg, terwijl hij doorspeelde, want ditmaal werd het spel niet meer door het gesprek ontzien. „Zelfs als de Hindoes of de Indianen de rails opbreken!" riep Andrew Stuart uit, als zij den trein aanhouden, de wagons plunderen, de reizigers scalpeeren!" „Alles inbegrepen," antwoordde Phileas Fogg, die, zijn spel openleggend, eraan toevoegde: „twee honneurs van troef." Andrew Stuart, wiens beurt het was de kaarten te wasschen, nam de kaarten op en zeide: „Theoretisch hebt u gelijk, mijnheer Fogg, maar in de praktijk ..." „In de praktijk ook, mijnheer Stuart." „Ik zou het u willen zien doen." „Dat hangt slechts van u af. Laten wij samen op reis gaan." „De hemel behoede me!" riep Stuart uit, „maar ik zou wel vier duizend pond sterling willen verwedden, dat zulk een reis, onder die voorwaarden gemaakt, onmogelijk is. „Zeer goed mogelijk, integendeel," antwoordde Mr. Fogg. „Welnu, maak haar dan!" „De reis om de wereld in tachtig dagen?" >» „Ik heb er niets tegen." „Wanneer?" „Onmiddellijk. Maar ik maak er u op opmerkzaam, dat ik haar op uw kosten zal maken." „Het is pure waanzin!" riep Andrew Stuart uit, die zich begon te ergeren over de hardnekkigheid van zijn partner. „Kom, laten wij liever verder spelen." „Geeft u dan nog eens, ' antwoordde Phileas Fogg, „want er is verkeerd gegeven." Andrew Stuart nam de kaarten met trillende hand op, maar plotseling legde hij ze op tafel, en zeide: „Welnu, zeker, mijnheer Fogg, ik wed om vier duizend pond!" „Maar beste Stuart," zeide Fallentin, „blijf toch kalm. Dat kan toch geen ernst zijn." „Als ik zeg: ik wed," antwoordde Andrew Stuart, „dan is het mij ernst." „Goed!" zei Mr. Fogg. Zich daarop tot zijn medeleden wendend: „Ik heb twintig duizend pond bij de gebroeders Baring in deposito. Ik zal ze gaarne op het spel zetten .. ." „Twintig duizend pond!" riep John Sullivan. „Twintig duizend pond, die u door een onvoorzien oponthoud kunt verliezen." „Het onvoorziene bestaat niet," antwoordde Phileas Fogg eenvoudig. „Maar, mijnheer Fogg, die duur van tachtig dagen is slechts als een minimum berekend!" „Een goed gebruikt minimum is toereikend." „Maar, om het niet te overschrijden, moet men wiskunstig van de spoortreinen op de mailbooten, en van de mailbooten op de spoortreinen overspringen!" „Ik zal wiskunstig overspringen." „Dat is grappenmakerij." „Een goed Engelschman maakt nooit grapjes, wanneer er sprake is van een zoo ernstige zaak als een weddenschap," antwoordde Pheleas Fogg. „Ik wed tegen ieder, die maar wil, dat ik de reis om de wereld zal maken in tachtig dagen of minder, dat is duizend negen honderd twintig uren of honderd vijftien duizend twee honderd minuten. Neemt u het aan?" „Wij nemen het aan," antwoordde de heeren Stuart, Fallentin, Sullivan, Flanagan en Ralph, nadat zij het met elkander eens waren geworden. „Goed," zei de Mr. Fogg. „De trein naar Dover ertrek om 8 uur 45 minuten. Ik neem dien trein. „Van avond nog?" vroeg Stuart. >( „Van avond nog," antwoordde Phileas 1'Ogg. „Alzoo, voegde hij er aan toe, terwijl hij een zakkalender raadpleegde, „daar het heden Woensdag 2 October is moet ik te Londen terug zijn, en wel in deze zaal van de ReformClub, op Zaterdag 21 December, om 8 uur 45 minuten des avonds, bij gebreke waarvan de twintig duizend pond die op het oogenblik in mijn credit bij de gebroeders Baring gedeponeerd zijn, u rechtens en in debet zullen toebehooren, mijne heeren. Hier is een cheque voor dit bedrag." Een proces-verbaal van de weddenschap werd opgemaakt en onmiddellijk door de zes belanghebbenden onderteekend. Phileas Fogg was doodkalm gebleven. Hij had zeer zeker niet gewed om te winnen, en had zijn twintig duizend pond — de helft van zijn fortuin — slechts op het spel gezet, omdat hij voorzag, dat hij de andere helft wellicht zou moeten opofferen, om dit moeilijke, om niet te zeggen onuitvoerbare plan tot een goed einde te brengen. \Vat zijn partners betreft, zij waren zeer onder den indruk, niet zoozeer om de grootte van den inzet, dan wel omdat zij gewetensbezwaren hadden onder deze omstandigheden te wedden. Het sloeg zeven uur. Men stelde Fogg voor om het whisten te staken, opdat hij de voorbereidingen voor zijn vertrek zou kunnen maken. »Ik ben altijd klaar! antwoordde de onverstoorbare gentleman, en gaf de kaarten: ,,Ik maak ruiten," zei hij, , „U speelt, mijnheer Stuart." VIERDE HOOFDSTUK. Waarin Phileas Fogg Passeparlout versteld doei staan. Om 7 uur 25 nam Phileas Fogg afscheid van zijn collega's, na ongeveer 25 pond bij het whisten gewonnen te hebben, en verliet de Reform Club. Om 7 uur 50 opende hij de deur van zijn huis en ging naar binnen. Passepartout, die zorgvuldig het programma van den dag bestudeerd had, keek verbaasd op toen hij Mr. Fogg inbreuk zag maken op zijn gewoonten, door op dit onverwachte uur thuis te komen. Volgens zijn programma moest de huurder van Saville Row pas om klokslag middernacht thuiskomen. Eerst was Phileas Fogg naar zijn kamer gegaan, en roen riep hij: „Passepartout." Passepartout antwoordde niet. Dit kon niet op hem slaan, want het was nog geen ^Passepartout," herhaalde Mr. Fogg op denzelfden toon. Toen kwam Passepartout. _ _ „Ik heb je twee keer moeten roepen," zei Mr. Fogg. ',Maar het is ook nog geen middernacht," antwoordde Passepartout, met zijn horloge in de hand. „Dat weet ik," hernam Phileas Fogg, „en ik doe je ook geen verwijt. Over tien minuten vertrekken we naar Dover en Calais." Een soort van grimas gleed over het ronde gezicht van den Franschman. Natuurlijk had hij het verkeerd ver- „Gaat mijnheer op reis?" vroeg hij. „Ja," antwoordde Phileas Fogg. „We gaan een reis om de wereld maken. " Passepartout stond verstomd van verbazing; met opengesperde oogen, opgetrokken wenkbrauwen en slap neerhangende armen, scheen hij als in elkaar gezakt. „Een reis om de wereld," mompelde hij. „In tachtig dagen," antwoordde Mr. Fogg. „We hebben dus geen oogenblik te verliezen." „En de koffers dan?" zei Passepartout, die als verdwaasd met zijn hoofd schudde. „Geen koffers; alleen maar een handtaschje met drie wollen hemden en drie paar kousen; en voor jou hetzelfde. Wat we noodig hebben koopen we onderweg. Breng mijn regenjas en mijn reisdeken naar beneden; trek stevige schoenen aan. Trouwens, we zullen weinig of niet loopen. Ga nu maar." Passepartout had iets willen antwoorden, maar hij kon niet. Hij ging naar zijn kamer, en viel in een stoel, en gaf zijn hart lucht in de woorden: „Neen maar, die is goed! En ik had het zoo rustig willen hebben." Werktuigelijk maakte hij de toebereidselen voor zijn vertrek. „In tachtig dagen de wereld rond! Die man was toch niet gek? Neen ... 't Was zeker een grap. Ze gingen naar Calais. Vooruit maar. Voor een jongen, die in vijf jaar niet in zijn vaderland geweest was, kon een reisje naar Calais niet onaangenaam zijn. Misschien zouden zij wel tot aan Parijs komen, en het zou hem heusch pleizier doen die groote hoofdstad terug te zien. Maar iemand die zich zoo zelden verplaatste als zijn meester, zou zeker niet verder gaan. Neen, maar dat hij op reis ging, was al vreemd genoeg voor iemand die tot nu toe zoo hokvast geweest was. Om acht uur had Passepartout het kleine taschje ingepakt, met zijn kleeren en die van zijn meester. En t oen, nog heelemaal in de war, ging hij zijn kamert j e uit, sloot de deur zorgvuldig achter zich, en ging naar Mr. Fogg. Die stond al klaar. Onder zijn armhield hij deBradshaw's Continental railway, steam-transit and general guide, waarin hij alle inlichtingen zou kunnen vinden, die hij voor zijn reis noodig had. Hij nam de tasch van Passepartout over, en stak er een dik pak bankbiljetten in, van die mooie bankiljetten, die in alle landen worden aangenomen. „Heb je niets vergeten?" vroeg hij. „Niets, mijnheer." „Mijn regenjas en mijn deken?" „Hier zijn ze." „Goed, neem nu de tasch maar, en pas er goed op, want er zit £ 20.000 in." ,, , , Bijna had Passepartout de tasch laten vallen, alsot die £ 20.000 van goud waren geweest en hij hun gewicht niet had kunnen vasthouden. Toen verlieten meester en knecht het huis en deden de buitendeur op het. nachtslot. Aan het eind van Saville Row stonden rijtuigen. Daai stapten Phileas Fogg en zijn knecht in een cab, en reden naar het station Charing-Cross, waar ze de Zuid-ooster spoorweg konden nemen. Om 8 uur 20 hield het rijtuig stil voor het hek van het station. Passepartout sprong er uit, zijn meester volgde hem, en betaalde den koetsier. Óp dat oogenblik kwam een bedelares op Mr. Bogg toe. Zij hield een kind bij de hand, en stond blootvoets in de modder. Een verflenste hoed met een geknakte veer op het hoofd, en een gescheurde doek over haar lompen heen. Mr. Fogg gaf haar de 20 pond, die hij zoo juist met whisten gewonnen had, en zei: „Hier vrouwtje, ik ben blij dat ik ie ontmoet heb." Toen liep hij door. Passepartout voelde zijn oogen vochtig worden. Zijn hart begon warmer voor zijn meester te kloppen. , , . , , Mr Fogg en hij gingen dadelijk de groote hal van het station binnen. Daar beval Mr. Fogg aan Passepartout, twee kaartjes ie klasse naar Parijs te nemen. Toen hij zich omkeerde zag hij zijn vijf collega's van de ReformClub staan. „Zooals u ziet, vertrek ik, heeren," zei hij. „De verschillende visa op mijn paspoort, zullen u bij mijn terugkomst in staat stellen, de door mij afgelegden weg te controleeren." „O, Mr. Fogg," antwoordde Gauthier Ralph beleefd. „Dat is niet noodig. Uw woord van gentleman is genoeg." „Zoo is het toch beter," zei Mr. Fogg. „En u vergeet niet," merkte Andrew Stuart op, „dat u terug moet zijn . , „Binnen tachtig dagen, Zaterdag 21 December 1872, om 8 uur 45 's avonds. Tot weerziens heeren!" Om 8 uur 40 namen Phileas Fogg en zijn knecht in dezelfde coupé plaats. Om 8 uur 45 klonk een fluitje, en de trein zette zich in beweging. Het was een donkere avond en het motregende. Phileas Fogg zat zwijgend in zijn hoekje geleund; Passepartout, nog altijd onthutst, drukte de tasch met bankpapier tegen zich aan. Maar de trein was Sydenhain nog niet voorbij, of Passé partout slaakte een waren wanhoopskreet. „Wat scheelt je," vroeg Mr. Fogg. „O, in mijn haast,... ik was zoo in de war ... ik heb vergeten..." „Wat dan?" „Het licht in mijn kamer uit te draaien." „Nu, antwoordde Mr. Fogg koeltjes, „dan brandt het voor jouw rekening." VIJFDE HOOFDSTUK. Waarin een nieuwe waarde op de Beurs van Londen verschijnt. Toen Phileas Fogg uit Londen vertrok, had hij er ongetwijfeld geen vermoeden van dat zijn vertrek zooveel stof zou doen opwaaien. Eerst bracht het bericht van de weddenschap een waren storm teweeg onder de leden der Reform-Club. Van daar vond het zijn weg naar de kranten en via de kranten bereikte het het publiek van Londen en van het heele Koninkrijk. Die reis om de wereld werd besproken en betwist en uiteengerafeld met zóóveel vuur en zooveel hartstocht alsof er een nieuwe Alabamakwestie was geweest. Sommigen namen de partij van Phileas Fogg, anderen — en dat was spoedig de meerderheid — waren tegen hem. In zoo'n minimum van tijd met de gebruikelijke verkeersmiddelen een reis om de wereld te maken, dat was in theorie en op papier misschien mogelijk, doch in de werkelijkheid was het niet alleen onmogelijk, maar zelfs onzinnig. De Times, de Standard, de Evening-Star, de MormngChronicle, en twintig andere groote kranten verklaarden zich tegen Mr. Fogg. Alleen de Daily Telegraph steunde hem tot op zekere hoogte. De meeste menschen verklaarden hem voor idioot en gek, en men keurde het in zijn collega's van de Reform-Club af, dat zij een dergelijke weddenschap hadden aangegaan, waaruit zoo duidelijk bleek hoezeer zijn geestvermogens waren achteruitgegaan. Zeer heftige maar logische artikelen verschenen over deze aangelegenheid. Iedereen weet hoeveel belang men in Engeland stelt in alles wat aardrijkskunde betreft. Er was dan ook geen lezer, van welke maatschappelijke klasse ook, die niet de kolommen verslond, welke aan Phileas Fogg gewijd waren. In de eerste dagen waren er nog eenige vermetele menschen — en vooral vrouwen — die zijn partij kozen; en nog meer nadat de Illustvuted London News zijn portret gepubliceerd had. Eenige heeren durfden te zeggen: „En waarom niet? Er zijn nog wel gekker dingen gebeurd!" Dit waren voornamelijk lezers van de Daily Telegraph Maar al spoedig merkte men dat ook dit blad zelf niet meer zoo sterk stond. Op 7 October verscheen in het tijdschrift van het Koninklijk Aardrijkskundig Genootschap een lang artikel, waarin de kwestie uit alle gezichtspunten bekeken werd, en de dwaasheid van de onderneming duidelijk werd aangetoond. Volgens dit artikel was alles tegen den reiziger; zoowel de menschen als de natuur zouden hem allerhande hinderpalen in den weg leggen. Als dit plan zou slagen zou men moeten aannemen dat de uren van vertrek en aankomst der treinen en booten op wonderbaarlijke wijze moesten overeenstemmen; een dergelijke overeenstemming bestond niet, en kon ook niet bestaan. Ja, in Europa misschien, waar het over betrekkelijk korte afstanden ging, kon men rekenen dat de treinen op de vastgestelde tijden zouden aankomen; maar wanneer een trein drie dagen noodig heeft om van het eene eind van Indië naar het andere eind te gaan, en acht dagen voor de Vereenigde Staten, dan worden dat onzekere elementen om mee rekening te houden. En dan de ongelukken die de machines konden overkomen, ontsporingen, botsingen, slecht weer, sneeuw, alles was tegen Phileas Fogg. Op de boot was hij blootgesteld aan storm en mist. De beste Transatlantische stoombooten hebben niet zelden twee of drie dagen vertraging. Een enkele vertraging zou al genoeg zijn om Phileas Fogg al zijn aansluitingen te doen missen. Als hij slechts enkele uren te laat kwam bij het vertrek van een boot, zou hij gedwongen zijn op een volgende te wachten, en daarmee zou hij zijn weddenschap onherroepelijk verloren hebben. Het artikel maakte veel opgang. Bijna alle kranten namen het over, en de aandeelen van Phileas Fogg daalden sterk. De eerste dagen na zijn vertrek waren belangrijke weddenschappen gesloten omtrent de mogelijke resultaten van zijn onderneming. Men kent het milieu van de Engelsche wedders; een beter en intelligenter milieu dan dat der spelers. Wedden zit den Engelschman in het bloed. Niet alleen hadden dan ook de leden der Reform-Club onderling groote weddenschappen vóór of tegen Phileas Fogg afgesloten, maar ook het groote publiek nam er deel aan. Phileas Fogg werd als een renpaard ingeschreven op een soort van ,,studbook". Ook maakte men er een beurspapier van, dat onmiddellijk op de Beurs van Londen genoteerd werd. Men bood of vroeg „Phileas Fogg," contant of op termijn, en er werden groote zaken in gedaan. Maar vijf dagen na zijn vertrek, nadat het artikel van het aardrijkskundig Genootschap verschenen was, begon het aanbod te stijgen. Phileas Fogg daalde. Men wierp hem bij pakken op de markt. Eerst werd hij verhandeld bij 5 of 10 stuks nu nam men hem nog slechts bij 20, 50 of 100. Een enkele aanhanger hield hij slechts over; de oude verlamde Lord Albermale. Deze achtenswaardige man, die zijn stoel niet meer verlaten kon, zou wel al zijn geld hebben willen geven om de wereld te kunnen rondreizen, al was het in tien jaar. En hij wedde £ 4000 op Phileas Fogg. Wanneer men hem het dwaze en nuttelooze van zijn plan onder het oog wilde brengen, antwoordde hij slechts: „Als het doenlijk is, dan zal het goed zijn dat een Engelschman het 't eerst gedaan heeft. Zoo stonden de zaken; de aanhangers van Phileas Fogg werden hoe langer hoe zeldzamer. Iedereen keerde zich tegen hem, en met reden. Men wedde nog slechts 150 of 200 tegen één, toen zeven dagen na zijn vertrek, een onverwachte gebeurtenis maakte dat men heelemaal niet meer op hem wedde. „Suez aan Londen." „Aan Rowan, Hoofdcommissaris van Politie, Scotland Yard. „Ben Bankdief Phileas Fogg, op het spoor. Zend onmiddellijk bevel tot inhechtenisneming, Bombay, EngelschIndië." Fix, detective. Dit telegram deed terstond zijn uitwerking gevoelen. In plaats van met een gentleman had men dus te doen met een bankdief. Zijn portret, dat in de Reform-Club bewaard werd met die van al zijn collega's, werd nauwkeurig bestudeerd. Die photo kwam in alle opzichten overeen met het signalement van den bankdief. Philias Fogg had altijd zoo geheimzinnig geleefd, en zich zoo afgezonderd gehouden; zijn vertrek was zoo plotseling geweest. Het was duidelijk dat hij, onder voorwendsel van, om een onzinnige weddenschap, een reis om de wereld te maken, alleen maar de Engelsche politie om den tuin wilde leiden. ZESDE HOOFDSTUK. Waarin de agent Fix een zeer gewettigd ongeduld aan den dag legt. Onder de volgende omstandigheden was het telegram omtrent Phileas Fogg verzonden. Woensdag 9 October verwachtte men te Suez om 11 uur 's morgens de mailboot Mongolia van de Indische Stoomvaartmaatschappij, een schroefstoomboot, die twee duizend achthonderd ton inhoud mat en nominaal vijfhonderd paardekrachten sterk was. De Mongolia maakte regelmatig de reis van Brindisi naar Bombay door het kanaal van Suez. Het was een der snelste schepen van de Maatschappij, en had steeds de reglementaire snelheden, tien mijlen per uur tusschen Brindisi en Suez, en negen en drieenvijftig honderste mijlen per uur tusschen Suez en Bombay, overschreden. Twee heeren wachtten op de aankomst der Mongolia, en wandelden op de aanlegplaats op en neer te midden van een menigte inboorlingen en vreemdelingen, die naar deze stad toestroomen, nog niet lang geleden een dorp, maar waaraan het groote werk van de Lesseps een belangrijke toekomst verzekert. Van deze twee mannen was de een de consul van het Vereenigd Koninkrijk, die — ondanks de spijtige \ oorspellingen van het Britsche Gouvernement en de sombere bespiegelingen van den ingenieur Stephenson toch iederen dag Engelsche schepen door het kanaal zag voorbijvaren, die op deze wijze den ouden zeeweg van Enge- De detective Fix. land naar Indië en Kaap de Goede Hoop met de helft bekortten. De andere was een kleine, magare man, met een intelligent, eenigszins zenuwachtig uiterlijk, die voortdurend hardnekkig zijn wenkbrauwen optrok. Door zijn lange wimpers kon men zijn oogen zien schitteren, maar op het goede oogenblik wist hij de kracht van zijn blik te temperen. Op dit moment gaf hij duidelijke blijken van ongeduld; hij liep maar voortdurend heen en weer en kon niet op één plaats blijven staan. De naam van dit personage was Fix; het was een der detectives, of inspecteurs der Engelsche politie, die naar de verschillende havens gezonden waren, na den bij de Engelsche Bank gepleegden diefstal. Deze Fix had in opdracht, met de grootste zorg alle reizigers die den weg over Suez namen te observeeren, en, indien een van hen hem verdacht voorkwam, zijn spoor te volgen, totdat hij in het bezit zou zijn van een volmacht om hem te arresteeren. Juist twee dagen geleden, had Fix van den chef der Londensche politie het signalement van den vermoedelijken dader ontvangen. Het was dat van dien voornamen en goedgekleeden heer, dien men in de zaal der betalingen van de Bank had opgemerkt. De detective, die blijkbaar zeer belust was op de hooge premie, welke uitgeloofd was in geval van succes wachtte dus met een begrijplijk ongeduld op de aankomst der Mongolia. „En u zegt dus, mijnheer," vroeg hij voor de tiende maal, „dat de boot niet lang meer uit kan blijven?" „Neen, mijnheer Fix," antwoordde de consul. „Gisteren heeft men in Port-Said de boot al op zee waargenomen, en de honderd zestig kilometer van het kanaal zijn van geen beteekenis voor een zoo snelloopend vaartuig. Ik zeg u nog eens, dat de Mongolia nog altijd de premie van vijf en twintig pond gewonnen heeft, die het Gouvernement heeft uitgeloofd voor elke vier en twintig uur, die zij binnen den reglementairen tijd aankomt." De reis om de wereld in tachtig dagen. 4 „Komt de boot rechtstreeks van Brindisi?" vroeg Fix. „Ja, van Brindisi, waar zij de post voor Indië heeft ingenomen, van Brinsdi, dat zij Zaterdag om vijf uur 's avonds verlaten heeft. Heb daarom geduld, de boot moet dadelijk komen. Maar ik begrijp niet, hoe u, met het signalement dat u ontvangen hebt, den man zoudt kunnen herkennen, ook al is hij aan boord van de Mongolia. „Mijnheer," antwoordde Fix, „die menschen ruikt men meer dan dat men ze herkent. Men moet flair daarvoor hebben, en die flair is als een apart zintuig, dat geholpen wordt door het gehoor, het gezicht en den reuk. Ik heb in mijn leven meer dan eens zulk een gentleman gearresteerd, en als de dief zich maar aan boord bevindt, verzeker ik u, dat hij mij niet ontsnappen zal." „Het is te wenschen, mijnheer Fix, want het gaat om een belangrijken diefstal." „Een prachtige diefstal," antwoordde de politieman enthousiast, „vijf en vijftig duizend pond sterling! Wij hebben niet vaak zulke buitenkansjes! De dieven worden pietluttig! Het ras der Sheppards sterft uit! Ze laten zich nu voor een paar shillings oppakken! „Mijnheer Fix," antwoordde de consul, „u schijnt zoo zeker van uw zaak te zijn, dat ik u van harte succes toewensch; maar, ik zeg het u nog eens, onder de gegeven omstandigheden vrees ik, dat het u veel moeite zal kosten. Weet u wel, dat volgens het signalement, dat u ontvangen hebt, die dief absoluut op een eerlijk man lijkt?" „Mijnheer de consul," antwoordde de inspecteur van politie dogmatisch, „de groote oplichters gelijken altijd op fatsoenlijke menschen. U begrijpt toch wel, dat voor hen die er een boeventronie op na houden, er maar één weg is, namelijk om eerlijk te blijven, daar zij anders opgepakt zouden worden. De eerlijke gezichten, die zijn het juist die men moet weten te ontmaskeren. Een moeilijk werk, dat geef ik u toe, en een werk dat geen beroep meer is, maar een kunst." Men ziet dat gezegde Fix niet zonder een zekeren eigendunk was. Intusschen werd het leven op de kade al drukker en drukker. Zeelieden van verschillende nationaliteit, kooplieden, scheepsagenten, lastdragers en fellahs stroomden toe. De mailboot kon blijkbaar ieder oogenblik aankomen. Het weer was vrij goed, maar er woei een frissche Oostenwind. Eenige minaretten teekenden zich boven de stad tegen de lucht af onder de bleeke zonnestralen. Naar het Zuiden strekte zich een pier van twee duizend meter lengte als een arm van de reede van Suez uit. Op de Roode Zee zag men verscheidene visschersbooten en kustvaarders; eenige daarvan hadden in hun bouw het elegante model der antieke galei bewaard. Onder deze menigte rondwandelend, nam Fix, geoefend in het vak, de voorbijgangers met een snellen blik op. Het was op dat oogenblik half elf. „Maar die boot komt maar niet!" riep hij wanhopig uit, toen hij de klok hoorde slaan. „Hij kan niet ver meer weg zijn," antwoordde de consul. „Hoeveel tijd stopt hij te Suez?" vroeg Fix. „Vier uur. Juist den tijd om kolen in te nemen. Van Suez naar Aden, aan het uiteinde van de Roode Zee, is het dertien honderd en tien mijlen, en er moet voor brandstof gezorgd worden. „En van Suez gaat de boot rechtstreeks naar Bombay ?" „Rechtstreeks, zonder onderbreking." „Welnu," zeide Fix, „als de dief deze route en deze boot genomen heeft, dan moet hij van plan zijn om te Suez aan land te gaan, ten einde langs een andere route de Hollandsche of Fransche bezittingen in Azië te bereiken. Hij zal wel begrijpen dat hij in Indië niet in veiligheid zou zijn, want dat is Engelsch grondgebied." „Als het ten minste geen zeer handig man is. U weet, dat een Engelsch misdadiger zich altijd beter te Londen verborgen kan houden, dan in den vreemde." Na deze opmerking gemaakt te hebben, die aan den politieman veel stof tot nadenken gaf, ging de consul naar zijn bureau, dat niet ver van daar gelegen was. De inspecteur van politie bleef alleen, in nerveus ongeduldigen toestand, met het wonderlijke voorgevoel dat de dief zich aan boord der Mongolia moest bevinden, en zonder twijfel, als de schurk Engeland had verlaten, en het voornemen em naar de Nieuwe Wereld te gaan, moest de weg over Indië wel zijn voorkeur hebben boven de route over den Atlantischen Oceaan, daar de weg over Indië minder bewaakt was en ook moeilijker kon worden. Fix werd niet lang aan zijn overpeinzingen overgelaten. Een schel gefluit kondigde de nadering der mailboot aan. De geheele bende van lastdragers en fellahs rende naar de aanlegplaats in een gedrang, dat wel eenigszins verontrustend was voor de ledematen en kleederen der reizigers. Weldra zag men den reusachtigen romp van de Mongolia tusschen de oevers van het kanaal doorstoomen, en het sloeg elf uur toen de stoomboot aan de kade kwam meren, terwijl de stoom met een groot geraas uit de stoompijpen ontsnapte. Er waren veel passagiers aan boord. Eenigen bleven op het bovendek, om het schilderachtige panorama van de stad te beschouwen; maar het meerendeel der passagiers heten zich met de bootjes naar den wal roeien. Fix nam aandachtig allen, die voet aan wal zetten, op. Op dit oogenblik, kwam een van de reizigers, die met krachtige hand de fellahs die hun diensten aanboden op zij gestooten had, naar hem toe, en vroeg hem uiterst beleefd of hij hem ook het bureau van den Engelschen consul kon wijzen. En tegelijkertijd liet deze reiziger een paspoort zien, waarop hij zonder twijfel het Engelsche visum geplaatst wilde zien. Fix nam werktuigelijk het paspoort, en las in een oogopslag het signalement, dat erin stond. Bijna ontsnapte hem een onwillekeurige beweging. Het papier trilde in zijn handen. Het signalement op het paspoort was volkomen gelijkluidend met het signalement wat hij van den chef der Londensche politie ontvangen had! „Is dit paspoort niet van u?" zeide hij tot den reiziger. „Neen, het is het paspoort van mijn meester." „En uw meester?" „Is aan boord gebleven." „Maar," hernam de politieman, „men moet zich in persoon bij het consulaatsbureau aanmelden, ten einde zijn identiteit te bewijzen." „Wat! Is dat noodig?" , .Onvermij delij k." „En waar is dat bureau?" „Daar, op den hoek van het plein," antwoordde de inspecteur, terwijl hij een huis aanwees, dat op twee honderd passen verwijderd was. „Dan ga ik mijn meester halen, die het wel volstrekt niet aangenaam zal vinden zoo gestoord te worden!" Daarop groette de reiziger Fix en ging weer naar de boot terug. ZEVENDE HOOFDSTUK. Hetgeen wederom de nutteloosheid van paspoorten in politiezaken bewijst. De inspecteur snelde naar het consulaat Hij werd op zijn dringende vraag terstond bij den Consul toegelaten. „Mijnheer de Consul," zeide hij, zonder verdere plichtsplegingen, „ik heb alle reden om te vermoeden dat onze man passage heeft genomen aan boord van de Mongolia. En Fix deelde mede wat zich tusschen dien bediende en hem met betrekking van het paspoort had afgespeeld. „Goed mijnheer Fix," antwoordde de Consul. „Ik zou er niet op tegen hebben het gezicht van dien oplichter eens te zien. Maar misschien zal hij zich niet op mijn bureau vertoonen, indien hij degene is, dien gij onderstelt. Een dief houdt er niet van sporen van zijn tegenwoordigheid achter zich te laten, en bovendien is het viseeren der paspoorten niet meer verplicht." „Mijnheer de Consul," antwoordde de politieman, „als het een handig man is, wat men wel moet aannemen, zal hij komen." „Om zijn paspoort te doen viseeren?" „Ja, de paspoorten dienen nergens anders toe dan om fatsoenlijke menschen last te bezorgen, en de vlucht van schurken te begunstigen. Ik verzeker u, dat zijn paspoort in orde zal zijn. Maar ik hoop dat u het niet zult willen viseeren ..." „En waarom niet? Als het paspoort in orde is," antwoordde de Consul, „heb ik niet het recht mijn visum te weigeren." „In elk geval, mijnheer de Consul, zal ik dien man wel hier moeten houden totdat ik uit Londen een bevel tot inhechtenisneming ontvangen heb." „Wat dat betreft, mijnheer Fix, dat is uw zaak," antwoordde de Consul, „maar ik ben niet gemachtigd .. De Consul maakte zijn zin niet af. Op dit oogenblik klopte men aan de deur van zijn spreekkamer, en de beambte liet twee vreemdelingen binnen, waarvan de een juist de bediende was, die met den detective gesproken had. Het waren inderdaad de meester en zijn knecht. De meester liet zijn paspoort zien, en vroeg eenvoudig den Consul het te willen viseeren. Deze nam het paspoort en las het aandachtig, terwijl Fix vanuit een hoek van het vertrek den vieemdeling opnam, of beter gezegd hem met zijn oogen verslond. Toen de Consul het stuk gelezen had vroeg hij: „U is Phileas Fogg, Esquire?" „Ja mijnheer," antwoordde de gentleman. „En dit is uw bediende?" „Ja, een Franschman. Zijn naam is Passepartout." „U komt van Londen?" „Ja." „En u gaat?" „Naar Bombay." „Goed mijnheer. Het is u bekend dat de formaliteit van het viseeren onnoodig is, en dat wij niet meer het vertoonen van het paspoort verlangen?" „Dat is mij bekend, mijnheer," antwoordde Phileas Fogg, „maar ik wensch door uw visum mijn doorreis door Suez te doen vaststellen." „Zooals u wilt, mijnheer." En nadat de Consul het paspoort geteekend en gedateerd had, drukte hij er het Consulaatsstempel op. Mr. Fogg voldeed de kosten van het visum, en verliet na een koelen groet het vertrek, gevolgd door zijn bediende. „Welnu?" vroeg de inspecteur. „Wel," antwoordde de Consul, „hij ziet er uit als een volkomen betrouwbaar mensch!" „Dat is mogelijk," antwoordde Fix, „maar daar gaat het op het oogenblik niet om. Vindt u niet, mijnheer de Consul, dat deze flegmatische gentleman trek voor trek gelijkt op den dief, wiens signalement ik ontvangen heb." „Dat geef ik u toe, maar u weet dat alle signalementen . . „Ik wil er zekerheid over hebben," antwoordde Fix. „De knecht schijnt mij minder ondoorgrondelijk dan zijn meester. Buitendien is het een Franschman, en zal hij zich niet kunnen weerhouden te spreken. Tot spoedig weerziens, mijnheer de Consul," Dit gezegd hebbende, ging de politieman weg om Passepartout te zoeken. Inmiddels had Mr. Fogg zich vanuit het Consulaatsgebouw zich naar de kade begeven. Daar gaf hij eenige orders aan zijn bediende; vervolgens nam hij plaats in een roeibootje, kwam terug aan boord van de Mongolïa, en ging zijn hut binnen. Daar nam hij zijn opschrijfboekje dat de volgende aanteekeningen behelsde: „Woensdag 2 October, 8 uur 45 's avonds vertrek van Londen. „Donderdag 3 October, 7 uur 20 's morgens te Parijs aangekomen. „Vrijdag 4 October, 6 uur 35 's morgens door den Mont-Cenis te Turijn aangekomen. „Vrijdag 7 uur 20 's morgens vertrek van Turijn. „Zaterdag 5 October, 4 uur 's avonds aankomst te Brinsidi. „Zaterdag 5 uur 's avonds aan boord gegaan op de Mongolia. „Woensdag 8 October, 11 uur 's morgens aankomst te Suez. „Totaal der verbruikte uren: 158, of in dagen: 6." Mr. Fogg schreef deze gegevens in een tabelarisch reisboek in, dat in zijn kolommen aangaf — van den 2en October tot den 2ien December — de maand, den dag, de uren van aankomst volgens dienstregeling, en de werkelijke uren van aankomst in iedere belangrijke stad, Parijs, Brindisi, Suez, Bombay, Calcutta, Singapore, Hongkong, Yokohama, San-Francisco, New-York, Liverpool, Londen en dat Mr. Fogg ook in staat stelde den tijdwinst of het tijdverlies op iedere plaats die hij passeerde, te berekenen. Dit methodische reisboek gaf zoo van alles rekenschap en Mr. Fogg wist steeds of hij bij zijn reisplan vóór of achter was. Zoo schreef hij op dien dag, Woensdag 9 October, zijn aankomst te Suez in, hetgeen overeenstemde met zijn aankomst volgens de vooruitberekende dienstregeling, zoodat hij noch tijd gewonnen, noch verloren had. Daarop liet hij zijn lunch in zijn hut brengen. Aan het bezichtigen van de stad dacht hij zelfs niet eens, daar hij tot dat soort Engelschen behoorde, die het bezichtigen van de landen die zij doorreizen, aan hun bedienden overlaten. ACHTSTE HOOFDSTUK. Waarin Passepartout een weinig meer spreekt dan misschien wel betamelijk is. Fix had in enkele oogenblikken op de kade Passepartout ingehaald, die rondslenterde en om zich heen keek, daar hij zichzelf niet verplicht achtte niets te zien. „Wel, beste vriend," zeide Fix, hem aansprekend. ,,Is uw paspoort geviseerd?" ,,0, is u het, mijnheer," antwoordde de Franschman. „Wij zijn u zeer verplicht, Alles is in orde." „En nu bekijkt u de omgeving eens?" „Ja, maar wij reizen zoo snel, dat het mij toeschijnt alsof ik een droomreis maak. En wij zijn dus nu te Suez?" „Te Suez." „In Egypte?" „Zeker in Egypte." „En in Afrika?" „In Afrika." „In Afrika!" herhaalde Passepartout. „Ik kan het nog niet gelooven. Stelt u zich eens voor mijnheer, dat ik dacht niet verder dan Parijs te zullen gaan. En die prachtige hoofdstad heb ik niet langer weergezien dan precies van 7 uur 20 tot 8 uur 40 's morgens, tusschen de „Gare du Nord" en de „Gare de Lyon", door de raampjes van een rijtuig en bij een slagregen! Het spijt mij!" „U hebt dus wel haast ?" vroeg de inspecteur van politie. „Ik niet, maar mijn meester. Dat is waar ook, ik moet nog sokken en hemden koopen! Wij zijn bijna zonder bagage vertrokken." „Ik zal u naar een bazaar brengen waar u alles kunt koopen wat u noodig hebt." „Mijnheer," antwoordde Passepartout, „u is werkelijk buitengewoon vriendelijk!" . . . En beiden begaven zich op weg. Passepartout sprak maar door. „Ik moet er vooral op letten dat ik de boot niet mis!" „U hebt nog allen tijd," antwoorde Fix, „het is pas twaalf uur!" Passapartout haalde zijn groote horloge voor den dag. „Twaalf uur!" zei hij, „weineen, het is 9 uur 52 minuten!" „Uw horloge is na." antwoordde Fix. „Mijn horloge! Een familiehorloge, dat afkomstig is van mijn betovergrootvader! In een heel jaar wijkt het geen vijf minuten af. Het is een echte chronometer!" „Ik begrijp al hoe het komt," antwoordde Fix, „n hebt uw horloge geregeld naar den tijd van Londen, die ongeveer twee uur bij Suez ten achter is. U moet er op letten uw horloge naar den tijd van ieder land waar u komt te regelen." „Ik mijn horloge verzetten!" riep Passepartout uit. „Dat nooit!" „Welnu dan zal het niet meer gelijk gaan met de zon." „Des te erger voor de zon, mijnheer! Het ongelijk zal aan haar zijde zijn!" En de goede jongen stopte met een ,fier gebaar zijn horloge weer in zijn vestjeszak. Eenige oogenblikken later vroeg Fix: „Hebt u Londen overhaast verlaten?" „Dat zou ik meenen! Verleden Woensdag om acht uur. Woensdag om acht uur 's avonds -kwam Mr. Fogg tegen al zijn gewoonten in, van de club terug, en drie kwartier later waren wij vertrokken." „Maar waar reist uw meester dan toch heen." „Aldoor maar voor zich uit! Hij reist de wereld om!" „De wereld om!" riep Fix uit. „Ja, in 80 dagen! Een weddenschap, zegt hij. Maar onder ons gezegd: ik geloof er niets van. Dat zou toch te gek zijn. Er moet iets anders achter zitten." „Zoo, is Mr. Fogg zoo'n zonderling." „Dat zou ik gelooven." „Hij moet dan wel rijk zijn." „Blijkbaar wel, en hij neemt een mooie som met zich mee in geheel nieuwe bankbiljetten, en hij spaart zijn geld onderweg niet! Denk eens aan! Hij heeft een schitterende premie aan den machinist der Mongolia beloofd, als wij vóór den vastgestelden tijd te Bombay aankomen!'" „Kent gij uw meester al lang?" „Ik!" antwoordde Passepartout, „ik ben eerst op den dag van ons vertrek in zijn dienst getreden." Men kan zich gemakkelijk de uitwerking voorstellen die deze antwoorden op den reeds overspannen geest van den inspecteur van politie maakten. Dit overhaaste vertrek uit Londen, kort na den diefstal, die groote som die hij met zich meedroeg, die haast om in verafgelegen landen te komen, dat voorwendsel van een zonderlinge weddenschap, dit alles bevestigde Fix, en moest hem bevestigen in de vermoedens die hij toch reeds had. Hij liet den Franschman nog meer vertellen, en verkreeg de zekerheid dat de knecht zijn meester in het geheel niet kende, dat deze te Londen zeer geïsoleerd leefde, dat men hem voor rijk hield, zonder de oorsprong van zijn fortuin te kunnen nagaan, dat het een raadselachtig man was, enz. Maar terzelfder tijd kon Fix als zeker vaststellen dat Phileas niet te Suez van boord zou gaan, maar dat hij werkelijk naar Bombay ging. „Is dat ver, Bombay?" vroeg Passepartout. „Tamelijk ver," antwoordde politieman. „U moet nog een zeereis maken van ongeveer tien dagen. „En waar ligt Bombay?" ,Ik mijn horloge verzetten", riep Passepartout uit. „In Indië." „Duivelsch! Er is iets dat mij geweldig hindert. Dat zal ik u eens vertellen. Dat is mijn kraan . . .!" „Wat voor een kraan?" „Mijn gaskraan, die ik vergeten heb dicht te draaien, en die voor mijn rekening brandt. Welnu, ik heb berekend dat het mij per 24 uur twee shilling kost, juist 6 pence meer dan ik verdien. U begrijpt als de reis maar korten tijd langer duurt. ..!" Begreep Fix deze gasaangelegenheid ? Dat is niet erg waarschijnlijk. Hij luisterde niet meer, want hij had zijn besluit reeds genomen. De Franschman en hij waren aan den bazaar gekomen. Fix liet zijn metgezel zijn inkoopen doen, ried hem aan het vertrek der Mongolia niet te missen, en ging zelf in allerijl naar het bureau van den Consul. Nu zijn overtuiging vast stond had hij weer al zijn koelbloedigheid teruggekregen. „Mijnheer," zeide hij, ,,ik heb niet den minsten twijfel meer. Het is de man! Hij geeft zich voor een zonderling uit, die een reis om de wereld in tachtig dagen wil maken." „Dan is het een sluwe vos," antwoordde de Consul. „En zijn plan is in Londen terug te komen, na de polities der beide Continenten op een dwaalspoor gebracht te hebben!" „Dat zullen wij eens zien," antwoordde Fix. „Maar vergist u zich niet?" vroeg de Consul nog eens. „Ik vergis mij niet?" „Maar waarom heeft die dief er dan op gestaan dat zijn doorreis door Suez door een visum werd bewezen? „Waarom? Dat weet ik niet, mijnheer de Consul," antwoordde de detective. „Maar luistert u eens." En met enkele woorden verhaalde hij de meest markante zaken die de knecht van gezegden Fogg hem verteld had. „Werkelijk," zei de Consul, „alle gegevens zijn tegen dien man. En wat denkt u nu te doen?" „Een telegram naar Londen te zenden met het dringend verzoek mij een opdracht tot inhechtenisneming te Bom- bay te doen toekomen, mij op de Mongolia in te schepen, het spoor van den dief tot in Indië te volgen, en daar, op Engelsch grondgebied, hem zeer beleefd aan te spreken met mijn bevel tot arrestatie in de eene hand, en met de andere hand op zijn schouders." Een kwartier later scheepte Fix met eenige lichte bagage, en overigens goed voorzien van geld, zich in aan boord van de Mongolia. En weldra doorkliefde de boot in volle vaart de wateren der Roode Zee. NEGENDE HOOFDSTUK. aarin de Roode Zee en de Indische Oceaan de plannen van Phileas Fogg begunstigen. De afstand tusschen Suez en Aden is precies dertienhonderd en tien mijlen, en de lastbrief der maatschappij staat aan zijn mailbooten een tijdsverloop van honderd achtendertig uren toe om dezen afstand af te leggen. De Mongolia, wier vuren krachtig gestookt werden, stoomde zóó snel dat zij binnen den vast gestelden tijd zou aankomen. Het meerendeel der passagiers, die te Brindisi ingescheept waren, hadden Indië tot bestemming. Sommigen begaven zich naar Bombay, anderen naar Calcutta, maar altijd over Bombay, want sedert een spoorweg het Indische schiereiland over de geheele breedte doorkuist, is het niet langer noodig de punt van Ceylon om te varen! Onder de passagiers van de Mongolia waren verscheidene burgerlijke ambtenaren en officieren van eiken rang. Onder dezen behoorden eenigen tot het eigenlijke Britsche leger, anderen voerden het bevel over Inlandsche troepen, maar allen waren zeer goed bezoldigd. Men leefde dus zeer royaal aan boord van de Mongolia, in dit milieu van ambtenaren, waarbij zich eenige jonge Engelschen voegden die, met een millioen in hun zak m de verre landen handelskantoren gingen vestigen. De „purser", de vertrouwensman van de Maatschappij gelijk in rang met den kapitein, deed alles op grooté schaal. Bij het ontbijt des morgens, bij de lunch om twee uur, bij het diner om half zes, bij het souper om acht uur, )De reis om de wereld ln tachtig dagen. bezweken de tafels bijna -onder de schotels met versch vleesch en de verdere gerechten, die door de slagers en koks van de mailboot werden geleverd. De vrouwelijke passagiers — en er waren er zoo eenige — wisselden tweemaal daags van toilet. Men maakte muziek, men danste zelfs, als de zee het toeliet. Maar de Roode Zee is zeer grillig en vaak zeer woelig, zooals alle lange en smalle zeeën. Wanneer de wind kwam, hetzij van de kant van Azië, hetzij van Afrika, slingerde de Mongolia, die een lange schroefstoomboot was, verschrikkelijk. De dames "verdwenen dan; de piano's zwegen; zang en dans hielden gelijktijdig op. En toch, ondanks de stormvlagen, ondanks de dein.ng, liep de mailboot, voortgedreven door zijn machtige stoomkamers, zonder vertraging naar de Straat van Bab-el-Mandeb. Wat deed Phileas Fogg gedurende dezen tijd? Men zou kunnen denken dat hij zich, voortdurend angstig en ongerust, bezighield met de veranderingen van den wind, die misschien den gang van het vaartuig nadeelig zouden beïnvloeden, met de ongeordende bewegingen van de zee, die wellicht een defect aan de machine zouden veroorzaken, kortom met alle mogelijke averijen die, door zij, Mongolia te dwingen een haven binnen te loopen de reis zouden kunnen bederven? Maar volstrekt nipt, althans, indien deze gentleman ook al aan deze mogelijkheden dacht, dan liet hij dat in 't geheel niet blijken. Hij was nog altijd dezelfde onverstoorbare man die zich door geen enkele gebeurtenis of ongeluk liet verrassen. Hij scheen zich van alles net zooveel aan te trekken als de chronometers aan boord. Zelden zag men hem aan dek. Hij scheen er niet veel voor te voelen naar de Roode Zee te kijken, waar zóóveel herinneringen aan verbonden /ri-i-r» on ix/oar Hf» ppr^te geschiedenis der menschheid zich heeft afgespeeld. Ook naar de aardige stadjes langs de jl: kusten, wier schilderachtige snnoueueii zicu icgcu horizon afteekenden, kwam hij niet kijken. Hij dacht zelfs niet aan de gevaren van de Arabische Golf, waarover de oude historieschrijvers als Strabo, Arianus en Arthemidores zulke schrikbarende verhalen hebben opgehangen. Maar wat voerde die, op de Mongolia opgesloten zonderling, dan toch uit? In de eerste plaats nam hij zijn vier maaltijden per dag, want noch het slingeren noch het stampen van het schip konden zijn goed georganiseerde constitutie en de war brengen. En dan speelde hij whist; want hij had werkelijk partners gevonden, die even geestdriftig waren als hij zelf, een belastingontvanger, die weer naar zijn post op Goa terugging, een dominee, de Eerwaarde Decimus Smith, die naar Bombay terugkeerde, en een brigade-generaal van het Engelsche leger, die zich bij zijn corps te Benares ging voegen. Deze drie passagiers waren even hartstochtelijke whistspelers als Mr. Fogg zelf, en uren achtereen zaten zij te spelen. Wat Passepartout betreft, die had ook volstrekt geen last van zeeziekte. Hij had een hut op het voordek en hij zorgde ook goed voor zijn maaltijden. Alles bij elkaar had hij er niet veel meer op tegen om op deze manier te reizen. Hij was goed gevoed en goed gehuisvest, en kon wat van de wereld zien, en trouwens hij was er van overtuigd dat deze heele malligheid in Bombay wel uit zou zijn. Den dag na hun vertrek uit Suez op 29 October ontmoette hij tot zijn blijdschap den gedienstigen heer, tot wien hij zich gewend had, toen zij in Egypte aan land gingen. Met een vriendelijken glimlach ging hij op hem toe en zei: „Als ik het wel heb, mijnheer, bent u het die zoo vriendelijk was mij in Suez, tot gids te dienen." „Welzeker," antwoordde de detective, „ik herken u. U bent de knecht van dien zonderlingen Engelschman." „Juist mijnheer..." „Ik heet Fix." „Mijnheer Fix," antwoordde Passepartout, „het doet me genoegen u hier aan boord weer te zien. Waar reist u heen?" „Net als u, naar Bombay." „Dat treft prachtig! Heet u die reis al eens meer gemaakt?" „Al verscheidene keeren," antwoordde Fix. „Ik ben een agent van de Peninsular-Company. „O, maar dan kent u Indië?" „Och ja," antwoordde Fix, die niet te veel wilde zeggen. >t „En is daar wat bijzonders aan dat Indië?" „Heel bijzonder! Er zijn daar moskeeën, minaretten, tempels, fakirs, tijgers, slangen en danseressen. Maar u zult toch wel den tijd hebben om het land te bekijken?" „Ik hoop het mijnheer Fix. Een normaal mensch kan toch maar niet zoo voortgaan met van trein op boot, en van boot op trein te springen, onder voorwendsel dat hij in tachtig dagen de wereld rondreist. Dat soort van gymnastiek zal in Bombay wel uit zijn. Daar twijfel ik niet aan." „Maakt Mr. Fogg het goed?" vroeg Fix, zoo natuurlijk mogelijk. „Heel goed, mijnheer Fix. Ik zelf trouwens ook. Ik eet als een wolf. Dat doet de zeelucht. „Komt uw meester nooit op het dek?" „Nooit; hij is niet nieuwsgierig." „Weet u wat ik denk, mijnheer Passepartout. Die zoogenaamde reis om de wereld kon best een voorwendsel zijn om de een of andere geheime zending te verbergen, bijvoorbeeld een diplomatieke zending!" „Nou, mijnheer Fix, daar weet ik niets van af, en het is mij ook trouwens heelemaal onverschillig. Sinds die ontmoeting spraken Passepartout en Fix dikwijls samen. De inspecteur van politie was er op gesteld goede vrienden te worden met den knecht van Mr. Fogg. Dit zou hem later te pas kunnen komen. Daarom bood hij hem dikwijls in de bar van de Mongolia een paar glazen whisky of bier aan, die Passepartout altijd zonder plichtsplegingen aannam, en die hij dikwijls ook beantwoordde, om geen verplichtingen te hebben. Hij vond dien Fix trouwens een heel geschikten man. Onder tusschen maakte de mailboot flinke vorderingen. Den dertienden kwam Mekka inzicht, omringd door de puinhoopen van haar vestingwerken, waar hier en daar groene dadelpalmen boven uitkwamen. In de verte zag men uitgestrekte koffieplantages tegen de hellingen der heuvels liggen. Met bewondering keek Passepartout naar deze beroemde stad, die er, volgens hem, met haar ronde muren en gesloopt fort uitzag als een reusachtig kopje koffie. Den volgenden nacht passeerde de Mongolia de Straat Bab-el-Mandeb, wat „Poort der tranen" beteekent, en den volgenden dag, den veertienden, legde zij aan te Steamer-Point, ten N.W. van de reede van Aden, om kolen in te nemen. Het is een belangrijk probleem om de groote mailbooten van kolen te voorzien, zoo ver van de kolenmijnen. Alleen voor de Peninsular-Company brengt dit al een uitgave mee van £ 800.000 want men heeft in verscheidene van deze verafgelegen havens groote depóts moeten aanleggen, en daardoor komt de steenkool haar op 80 frs. per ton. De Mongolia moest nog 165 mijl afleggen tot Bombay en zij moest vier uur in Steamer-Point blijven liggen om de bunkers te vullen. Maar dit uitstel bracht het programma van Phileas Fogg volstrekt niet in de war. Er was op gerekend. De Mongolia was trouwens reeds op den avond van den I4en October te Aden aangekomen in plaats van 15 October 's morgens. Dat was een winst van 15 uur. Fogg en zijn knecht gingen aan land, want Fogg wilde zijn paspoort laten stempelen. Toen die formaliteit vervuld was, ging Phileas Fogg weer naar boord terug om zijn partij whist verder te spelen. Passepartout bleef naar zijn gewoonte een beetje rondwandelen door de stad, tusschen de bevolking, bestaande uit Somalis, Banianen, Perzen, Joden, Arabieren en Europeanen. Hij bewonderde de vestingwerken, die deze stad tot het Gibraltar van de Indische Zee maken, en de prachtige waterwerken, waaraan thans de Engelsche ingenieurs werken na de ingenieurs van koning Salomo. „Buitengewoon merkwaardig"; zei Passepartout toen hij weer aan boord terug was, „het is toch nuttig om te reizen, als je wat nieuws wil zien." Om zes uur 's avonds sloeg de schroef van de Mongolia weer aan, het schip liep de reede van Aden uit, en was spoedig in de Indische Zee. In 168 uur moest de overtocht tusschen Aden en Bombay afgeloopen zijn. De Indische Zee was den reizigers trouwens gunstig. De wind kwam uit het N.W. De zeilen kwamen de kracht van den stoom te hulp. Het schip lag vaster en slingerde minder. Toen kwamen de vrouwelijke passagiers in lichte toiletjes op het dek. Men begon weer te zingen en te dansen. Onder de gunstigste omstandigheden werd de reis dus afgelegd. Passepartout was erg in zijn schik met het prettige gezelschap dat het toeval hem bezorgd had in den persoon van Fix. Op Zondag 20 October, tegen 12 uur 's middags kwam de Indische kust in zicht. Twee uur later kwam de loods aan boord. In de verte teekende zich een golvende heuvelkam schilderachtig af tegen de lucht. Spoedig kon men duidelijk de palmboomen onderscheiden. De mailboot voer de reede binnen, die gevormd wordt door de eilanden: Salsette, Colaba, Elephanto en Butcher, en om half vijf legde zij aan voor de kade van Bombay. Phileas Fogg had toen juist zijn drieëndertigsten robber van dien dag uitgespeeld, en zijn partner en hijzelf bekroonden dezen overtocht door groot Slem te maken. Op 22 October had de Mongolia pas te Bombay moeten zijn. Zij was er den 2oen. Sinds zijn vertrek uit Londen had Fogg dus twee dagen gewonnen, en die noteerde hij zorgvuldig in zijn reisboekhouding als winst Passepartout bleef naar zijn gewoonte een beetje.rondwandelen. TIENDE HOOFDSTUK. Waarin Passepartout blij is, er met het verlies van zijn schoenen af te komen. Iedereen weet dat Indië — die groote omgekeerde driehoek, waarvan de basis naar het noorden en de punt naar het zuiden is gekeerd, — een oppervlakte beslaat \ an 1400 vierkante mijl, waarover de 80 millioen bewoners ongelijkmatig verdeeld zijn. Over een deel van dit uitgestrekte land oefent de Engelsche regeering zijn daadwerkelijk gezag uit. Zij heeft een Gouverneur-Generaal te Calcutta geïnstalleerd, een Gouverneur te Madras, Bombay en Bengalen, en een Onder-Gouverneur te Agra. Maar het eigenlijke Engelsch-Indië heeft slechts een oppervlakte van 700 vierkante mijl, en een bevolking van 100 tot 110 millioen bewoners. Dat beteekent dus dat een groot deel van het gebied niet onder het Britsche gezag valt. Er zijn dan ook verscheidene wreede en gevreesde Hindoe-vorsten in het binnenland, die nog geheel en al onafhankelijk zijn. Sedert 1756 — toen de Engelschen zich voor het eerst vestigden in het tegenwoordige Madras — tot aan het jaar waarin de groote opstand der Sipoys uitbrak, had de beroemde Indische Compagnie een onbeperkte macht. Zij annexeerde langzamerhand de verschillende provincies, die zij van de Radjah's kocht, tegen renten, die zij in het geheel niet, of bijna niet betaalde; zij stelde een Gouverneur-Generaal, en alle ambtenaren en officieren aan. Maar thans bestaat zij niet meer, en de Engelsche bezittingen in Indië staan rechtstreeks onder de kroon. De aanblik, de zeden en de ethnografische indeeling van het schiereiland wijzigen zich van dag tot dag. Vroeger reisde men er met alle ouderwetsche vervoermiddelen, te voet, te paard, met karren en kruiwagens, met draagstoelen, op den rug van lastdragers, in koetsen enz. Thans zijn het stoombooten, die met groote snelheid den Indus en den Ganges bevaren, en een spoorweg, die Indië over zijn geheele breedte doorsnijdt, en zich in verschillende takken splitst, verkort den afstand van Bombay tot Calcutta tot slechts drie dagen. Het traject van dezen spoorweg gaat niet in rechte lijn door Indië. De afstand in vogelvlucht is slechts iooo tot noo mijlen, en treinen met matige snelheid zouden geen drie dagen noodig hebben om dezen afstand af te leggen; maar deze afstand wordt minstens met een derde vermeerderd door de boog, die de spoorweg beschrijft over Allahabad, in het Noorden van het schiereiland. Ziehier in het kort het traject van de „Great Indian Peninsular-Rail way.'' Na het eiland Bombay verlaten te hebben doorloopt hij Salsette, komt tegenover Tannah op het vasteland, doorsnijdt de keten der Westelijke Ghates, loopt in Noord-Oostelijke richting tot Burhampore, doorkruist het nagenoeg onafhankelijke gebied van Bundelkund, bereikt Noordwaarts Allahabad, buigt zch daar naar het Oosten, ontmoet den Ganges te Benares, verwijdert zich er een weinig van, om vervolgens Zuid-Oostwaarts over Burdivan en de Fransche stad Chandernagor te Calcutta te eindigen. Het was half vijf namiddags toen de Mongolia te Bombay aankwam, en de trein naar Calcutta vertrok precies acht uur 's avonds. Mr. Fogg nam van zijn partners afscheid, verliet de boot, gaf aan zijn bediende opdracht eenige inkoopen te doen, zeide hem zeer nadrukkelijk dat hij vóór acht uur aan het station moest zijn, en ging met een tred, die even regelmatig was als de slinger van een astronomisch uurwerk, naar het paspoorten-bureau. Zoo zou hij dus van de wonderen van Bombay in het geheel mets zien. Noch het stadhuis, noch de prachtige bibliotheek, noch de vesting, noch de dokken, noch de katoenmarkt, noch de bazaars, noch de Moskeeën, noch de Synagogen, noch de Armeensche kerken, noch de prachtige pagode, van Malabar-Hill, versierd met zijn veelhoekige torens. Evenmin zou hij de meesterwerken van Elepstranta in oogenschouw nemen, noch de geheimzinnige catacomben, die aan de Zuid-Oostzijde dei" reede verborgen zijn, noch de Kanberische grotten op het eiland oaisette, die merkwaardige overblijfselen van Boeddhistische bouwkunst, niets van dat alles. Van het paspoorten-bureau begaf Phileas Fogg zich rustig naar het station, en daar bestelde hij een diner. Onder de verschillende gerechten prees de oberkellner hem een konijnenragout zeer aan, die uitstekend moest wezen. Phileas Fogg nam een ragout, en proefde hem aandachtig. Maar in weerwü van de sterk gekruide saus vond hij hem afschuwelijk. Hij liet den oberkellner komen. „Mijnheer," zeide hij, hem strak aanziende, „is dit konijn? „Ja, Milord," antwoordde de schavuit onbeschaamd „konijn uit de wildernis." „En dat konijn heeft niet gemiauwd toen men het gedood heeft?" » „Gemiauwd! Oh Milord! Een konijn! Ik zweer u. . „Mijnheer de oberkellner," hernam Mr. Fogg koel „zweer niet, maar herinner u dat, vroeger katten in Indië tijd " beschouwd werden. Dat was een goede „Voor de katten, Milord?" „Misschien ook voor de reizigers." Na deze opmerking gemaakt te hebben, ging Mr. Fogg rustig met zijn diner voort. Eenige oogenblikken na Mr. Fogg was ook de politieman Fix van boord der Mongolia gegaan, en ging zoo snel mogelijk naar den chef der politie te Bombay. Hij vertoonde zijn papieren, waaruit zijn qualiteit als detectieve en de opdracht waarmede hij belast was, bleek, en zette de situatie ten opzichte van den vermoedelijken dader uiteen. Had men van Londen een bevel tot inhechtenisneming ontvangen? Men had niets ontvangen. En het was toch ook duidelijk dat dit bevelschrift dat na Fogg was afgezonden, nog niet aangekomen kon zijn. Fix was geheel uit het veld geslagen. Hij verlangde van den chef der politie een bevel tot inhechtenisneming van Mr. Fogg. De chef weigerde. De zaak betrof de politie in Londen, en slechts deze kon een wettig bevelschrift uitvaardigen. Deze beginselvastheid, deze strenge inachtneming van de wet is zeer verklaarbaar voor wie de Engelsche zeden kent, die op het puut van persoonlijke vrijheid niet de minste willekeur toelaten. Fix drong niet verder aan, en begreep dat hij er in berusten moest het bevelschrift af te wachten, maar hi] besloot den niet te doorgronden schurk niet uit het oog te verliezen, gedurende den tijd dat deze te Bombay zou blijven. Hij twijfelde er niet aan of Phileas Fogg zou eenige dagen te Bombay blijven —zooals men weet was dit ook de overtuiging van Passepartout, zoodat het bevel tot inhechtenisneming nog tijdig genoeg zou aankomen. ..., . Maar na de laatste orders, die zijn meester hem bij het verlaten der Mongolia gegeven had, begreep Passepartout wel dat het te Bombay evenzoo zou gaan als in Parijs en in Suez, dat de reis hier nog niet uit zou zijn, dat zij minstens nog tot Calcutta zou worden voortgezet, en misschien nog verder. En hij begon zich af te vragen of die weddenschap van Mr. Fogg misschien niet ernstig gemeend was, en of het noodlot hem, die zoozeer op een rustig leven gesteld was niet medesleepte om een reis om de wereld in 80 dagen te maken. In afwachting wandelde hij, na eenige hemden en sokken gekocht te hebben, eens door de straten van Bombay. Er was een levendige drukte, en te midden van Europeanen van alle mogelijke nationaliteiten, zag hij Perzen met puntige mutsen, Bunhyia's met ronde tulbanden, Sinden met vierkante mutsen, Armeniërs in lange toga's, Parsis met zwarte mijters. P2r werd juist feest gevierd door die Parsis of Goeboe's, die rechtstreeks afstammen van de volgelingen van Zoroaster, die de ijverigste, de meest beschaafde de intelligentste en de ernstigste Hindoe's zijn en tot welk ras thans de rijkste kooplieden in Bombay woonachtig, behcoren. Dien dag vierden zij een soort van godsdienstig carnaval, met processies en uitspanningen waarin bayadères optraden gekleed in rose sluiers afgezet met goud en zilverdraad, die bij de tonen van violen en van den ,,tam-tam" merkwaardige dansen uitvoerden, met de strikste ingetogenheid, overigens. Passepartout keek naar de wonderlijke plechtigheden met wijd geopende oogen en ooren om goed te zien en te hooren, en zijn houding en gelaat geleken volkomen op die van een pasgeboren kind. Ongelukkig voor hemzelf en zijn meester, wiens reis hij dreigde in gevaar te brengen, liet hij zich door zijn nieuwsgierigheid verder meesleepen dan betamelijk was. Na dit carnaval der Parsis nog eenigen tijd te hebben aanschouwd, sloeg Passepartout wel den weg in naar het station, maar, toen hij langs de bewonderenswaardige pagode van Malabar-Hill kwam, kreeg hij het ongelukkige denkbeeld de pagode te gaan bezichtigen. Hij was met twee dingen onbekend, in de eerste plaats dat de toegang tot sommige Hindoesche pagodes voor Christenen strikt verboden is, en vervolgens dat de geloovigen zelf er niet mogen binnengaan zonder hun schoeisel bij den ingang te laten. Hierbij dient opgemerkt te worden, dat het Engelsche Gouvernement uit zeer gezonde politieke overwegingen den godsdienst van het land tot in de kleinste bijzonderheden eerbiedigt en doet eerbiedigen, dat dan ook een ieder die op de godsdien- stige gebruiken inbreuk maakt, streng gestraft wordt. Passepartout, die zonder iets kwaads van zins te zijn als een eenvoudig tourist was binnengeloopen, bewonderde het inwendige van Malabar-Hill met zijn Brahmaansche ornamentatie in blinkend klatergoud, toen hij plotseling op de gewijde vloersteenen werd gegooid. Drie priesters stortten zich met woedende blikken op hem, rukten hem schoenen en sokken af, en begonnen hem geducht af te ranselen, onder het uiten van wilde kreten. Maar de Franschman, krachtig en vlug, was met een sprong weer op de been. Met een vuistslag en een schop wierp hij twee van zijn tegenstanders, die zeer gehinderd werden door hun lange toga's, ondersteboven, en, zoo snel als hij kon uit de pagode ontvluchtend, had hij weldra een grooten voorsprong gekregen op den derden Hindoe, die hem was nageloopen en de menigte tegen hem ophitste. Om vijf minuten voor achten, slechts eenige minuten vóór het vertrek van den trein, kwam Passepartout blootshoofds, barrevoets, zonder het pakje met zijn inkoopen, aan het station aan. Fix was er, op het perron. Hij had Mr. Fogg naar het station gevolgd, en begrepen dat die schurk Bombay toch ging verlaten. Hij nam dadelijk het besluit, Fogg tot Calcutta te volgen, en nog verder, als dat noodzakelijk mocht zijn. Passepartout zag Fix niet, die zich in het donker schuil hield, maar Fix hoorde het verhaal van zijn lotgevallen, die Passepartout in korte woorden aan zijn meester vertelde. „Ik hoop dat zoo iets u niet meer gebeuren zal," antwoordde Phileas Fogg eenvoudig, terwijl hij in een der wagons plaats nam. De arme jongen, blootsvoets en nog geheel verbluft, volgde zijn meester zonder een woord te zeggen. Fix wilde juist in een anderen wagon stappen, toen eensklaps een gedachte hem weerhield en zijn voornemen om te vertrekken wijzigde. Met een vuistslag en een schop wierp hij twee van zijn tegenstanders onderstboven. „Neen, zeide hij, tot zich zelf, ,,ik blijf Een vergrijp, begaan op Indisch grondgebied ... „hij is in mijn macht." Op hetzelfde oogenblik deed de locomotief een schel gefluit hooren, en de trein verdween in de duisternis. De reis om dc wereld in tachtig dagen. 6 ELFDE HOOFDSTUK. Waarin Phileas Fogg zich voor een fabelachtigen prijs een rijdier aanschaft. De trein was precies op den vast gestelden tijd vertrokken. Hij voerde een zeker aantal reizigers mede, eenige officieren, burgerlijke ambtenaren en handelaars in opium en indigo. Passepartout zat in hetzelfde compartiment als zijn meester. In den hoek aan de andere zijde zat een derde reiziger. Het was de brigade-generaal Sir Francis Cromarty, een der partners van Mr. Fogg gedurende den overtocht van Suez naar Bombay, die zich naar zijne bij Benares gelegerde troepen begaf. Sir Francis Cromarty was een groot blond man van omstreeks vijftig jaar, die zich tijdens den laatsten opstand der Sipoys bijzonder onderscheiden had, en dien men zeer goed voor een inboorling had kunnen houden. Van zijn prille jeugd af had hij in Indie gewoond en slechts zelden had hij zich in zijn geboorteland vertoond Het was een ontwikkeld man, die gaarne bijzonderheden zou hebben medegedeeld over de gewoonten, de geschiedenis en de bestuursindeeling van Indië, indien Phileas Fogg de man ware geweest om die te vragen. Maar deze vroeg in het geheel niets. Hij reisde niet, hij beschreef slechts een omtrek. Hij was een vast lichaam, dat een kringloop om den aardbol beschreef, volgens de wetten der mechanica. Op dit oogenblik berekende hij nog eens in gedachten de sinds zijn vertrek uit Londen verbruikte uren, en hij zou zich in zijn handen gewreven hebben, indien het niet in zijn aard gelegen had, geen nuttelooze beweging te maken. Sir Francis Cromarty had zeer goed opgemerkt, dat zijn reisgenoot een zonderling was, al had hij hem ook slechts kunnen bestudeeren met de kaarten in de hand en tusschen twee robbers. Hij was dus gerechtigd zich af te vragen of onder dit koele omhulsel een menschelijk hart klopte, of Phileas Fogg een ziel bezat, die gevoelig was voor de schoonheden der natuur, voor zedelijke verlangens. Voor hem stond dit nog niet vast. Van alle zonderlingen die de generaal reeds ontmoet had, was niemand te vergelijken met dit product der exacte wetenschappen. Phileas Fogg had tegenover Sir Francis Cromarty geen geheim maakt van zijn voornemen, de wereld om te reizen, noch van de voorwaarden, waaronder hij die reis maakte. De brigade-generaal zag in die weddenschap slechts een buitensporigheid zonder eenig nut, waaraan noodzakelijkerwijze het „transire benefaciende" moest ontbreken, dat ieder redelijk man tot richtsnoer moet nemen. Bij de vaart, waarmede deze zonderlinge gentleman reisde, zou hij blijkbaar niets tot stand kunnen brengen, noch voor zichzelf, noch voor anderen. Een uur nadat hij Bombay had verlaten, had de trein de viaducten gepasseerd, het eiland Salsette doorloopen en volgde hij thans de route over het vasteland. Bij het station van Callyan, liet hij rechts den tak, die, over Kandallah en Pounah, naar het Zuidoosten van Indië loopt, en bereikte hij het station Pauwell. Daar drong hij het zeer vertakte Westelijke Ghates-gebergte binnen, welker ketens aan den voet op basalt rusten en op den top met dichte bosschen overdekt zijn. Van tijd tot tijd wisselden Sir Francis Cromarty en Phileas Fogg eenige woorden, en, op dit oogenblik zeide de brigadegeneraal, de telkens onderbroken conversatie weer opvattend: „Vóór eenige jaren nog, mijnheer Fogg, zoudt u op dit punt een oponthoud ondervonden hebben, dat waarschijnlijk uw reis onmogelijk gemaakt had." „Hoe zoo, Sir Francis?" „Omdat de spoorweg aan den voet van dit gebergte ophield, en men in een draagstoel of met een poney het gebergte moest overtrekken tot aan het station Kandallah, dat op de tegenover liggende helling gelegen is." „Dat oponthoud zou volstrekt geen beletsel geweest zijn om mijn reisprogramma ten uitvoer te brengen," antwoordde Fogg. „Ik heb wel degelijk de mogelijkheid van sommige hinderpalen voorzien." „Intusschen, mijnheer Fogg," hernam de brigadegeneraal," loopt u toch groot gevaar dat u onaangenaamheden krijgt door dat avontuur van uw bediende." „Passepartout, die zijn voeten in zijn reisdeken had gewikkeld, sliep vast en dacht er in het geheel niet aan, dat men over hem sprak. „Het Engelsche Gouvernement is met reden buitengewoon streng voor dit soort van misdrijven," hernam Sir Francis Cromarty. „Het stelt er boven alles prijs op, dat men de godsdienstige gebruiken der Hindoes eerbiedigt, en als uw bediende opgepakt was. .. „Welnu, als hij opgepakt was, Sir Francis," antwoordde Mr. Fogg, „zou hij veroordeeld zijn, hij zou zijn straf ondergaan hebben, en daarna zou hij rustig naar Europa teruggereisd zijn. Ik zie niet, in welk opzicht dit de reis van zijn meester zou hebben kunne vertragen! Daarmede werd het gesprek weer afgebroken. Gedurende den nacht trok men door het Ghates-gebergte en passeerde men Nassik. Den volgenden dag, 21 October, reisde men door een betrekkelijk vlak land, door het grondgebied van Khandeish gevormd. De goedbebouwde streek was bezaaid met dorpjes, boven welke de minaret der pagode de plaats inneemt van de torenklok in Europa. Talrijke beekjes, voor het meerendeel tot het watergebied der Godavery behoorende, bevloeiden deze vruchtbare landstreek. Passepartout die weer ontwaakt was, zag om zich heen, en kon maar niet gelooven, dat hij in een trein van den Great-Peninsular-Railway het land der Hindoes doorreed. Het scheen hem ongelooflijk toe, en toch was het de zuivere waarheid! De locomotief, die door een Engelschen machinist bestuurd werd en met Engelsche steenkolen gestookt, stiet haar rookwolken uit over katoen-, koffie-, muskaat-, kruidnagel- en Spaansche peper-plantages. De stoom wond zich in spiralen om groepen palmboomen, waartusschen men schilderachtige bungalows ontdekte, alsmede viharis, een soort van verlaten kloosters, en prachtige tempels, die met den onuitputtelijken rijkdom der Indische architectuur en ornamentiek versierd waren. Dan weder strekten zich onmetelijke vlakten tot den horizon uit, rietvelden, waarin slangen en tijgers huisden, opgeschrikt door het geluid van den trein, en eindelijk wouden, doorsneden door den spoorbaan, waarin de olifanten met peinzenden blik den ijzeren stoet zagen voorbijsnellen. Dien morgen, passeerden de reizigers, na het station Malligaum te hebben aangedaan, dit noodlottige gebied, dat zoo vaak met bloed gedrenkt werd door de volgelingen der godin Kali. Niet ver van daar verhieven zich Ellora met zijn beroemde pagodes, niet ver ook het vermaarde Aurengabad, eens de residentie van den woesten AurengZeb, thans niet meer dan de hoofdplaats van een der uit het koninkrijk Nizam vrijgekomen provincies. Over deze landstreek oefende eens Feringha, het opperhoofd der Thugs, de Koning der Worgers, zijn heerschappij uit. Die moordenaars vormden een onaantastbare vereeniging, en wurgden, ter eere van de Godin des Doods, slachtoffers van eiken leeftijd, zonder ooit bloed te vergieten, en er was een tijd, dat men geen plek van dien bodem kon doorzoeken, of men vond een lijk verborgen. Het Engelsche Gouvernement heeft die moorden wel in aanzienlijke mate kunnen verhinderen, maar de verschrikkelij ke vereeniging bestaat nog steeds een zet haar werkzaamheden voort. Om half een stopte de trein aan het station van Burhampore, en Passepartout kon er tegen goudgeld een paar sloffen, met valsche paarlen afgezet, koopen, die hij met duidelijk zichtbare ijdelheid aantrok. De reizigers gebruikten in allerijl de lunch, en zetten de reis voort naar het station Assurghur, na een oogenblik den loop der Tapy te hebben gevolgd, een riviertje dat in de golf van Cambaye uitmondt, in de nabijheid van Surate. Het is hier de plaats om ons bezig te houden met de gedachten, die er in Passepartout omgingen. Tot aan zijn komst te Bombay, had hij geloofd en kon hij ook gelooven, dat de reis daarbij zou blijven. Maar nu, sedert hij in volle vaart Indië doorkruiste, had er een volledige ommekeer in zijn geest plaats gegrepen. Zijn oude natuur was weer boven gekomen. De fantastische denkbeelden van zijn jeugd herleefden in hem, hij nam de plannen van zijn meester in ernst op, hij geloofde aan de realiteit van de weddenschap, bij gevolg ook aan die reis om de wereld en aan dien maximalen tijdsduur, dien men niet mocht overschrijden. Zelfs begon hij zich reeds ongerust te maken over mogelijke vertragingen, over ongevallen, die hun onderweg konden overkomen. Hij had een gevoel, alsof hij zelf belang had bij de weddenschap, en beefde bij de gedachte, dat hij den vorigen dag het welslagen van de reis in gevaar gebracht had door zijn onvergeeflijke nieuwsgierigheid. Veel minder flegmatisch aangelegd dan Mr. Fogg, was hij dan ook veel meer ongerust. Hij telde en telde nog eens de dagen die reeds waren verloopen, verwenschte de stopplaatsen van den trein, beschuldigde hem van langzaamheid en ging zelfs zoo ver, er Mr. i* ogg een verwijt van te maken dat hij geen premie aan den machinist had uitgeloofd. De goede jongen wist niet, dat, wat op een mailboot mogelijk is, niet mogelijk is op een spoortrein, die met reglementaire snelheid moet rijden. Tegen den avond kwam men in de bergpassen van het Sutporegebergte, dat het gebied van Khandeish van dat van Bundelkund scheidt. Den volgenden dag, 22 October, raadpleegde Passepartout, op een vraag van Sir Francis Cromarty, zijn horloge en gaf ten antwoord, dat het drie uur 's morgens was. Dat beroemde horloge, dat nog altijd den tijd aangaf volgens den meridiaan van Greenwich, die zeven en zeventig graden westelijker gelegen is, moest vier uur achter zijn en was ook werkelijk vier uur achter bij den Britsch-Indischen tijd. Sir Francis herleidde daarom den door Passepartout aangegeven tijd, terwijl hij hem dezelfde opmerking maakte, die Fix Passepartout reeds gemaakt had. Hij trachtte hem uit te leggen, dat hij zijn horloge telkens weer naar iederen nieuwen meridiaan moest regelen, en dat, daar hij voortdurend Oostwaarts reisde, dat wil zeggen de zon tegemoet, de dagen zooveel keer vier minuten korter waren, als men lengtegraden doorliep. Het gaf niets. Of de koppige jongen al dan niet de opmerking van den brigade-generaal begreep, zeker is het dat hij erin volhardde zijn horloge niet vooruit te zetten en het onveranderlijk op den Londenschen tijd hield. Dit was overigens een onschuldige liefhebberij, waar niemand nadeel van kon ondervinden. Des morgens om acht uur en vijftien mijlen vóór het station Rothal, hield de trein stil op een wijde open plaats in het woud, die door eenige bungalows en hutten voor arbeiders begrensd werd. De conducteur liep den trein langs en riep overal: „Iedereen uitstappen!" Phileas Fogg zag Sir Francis Cromarty aan, die niets scheen te begrijpen van deze stopplaats midden in een woud van tamerinden en chajoers. Passepartout, niet minder verbaasd, sprong uit den trein, en keerde bijna onmiddellijk terug met de woorden: „Mijnheer, er is geen spoorweg meer!" „Wat bedoelt u?" vroeg Sir Francis Cromarty. „Ik bedoel dat de spoorweg niet doorloopt." De brigade-generaal sprong direct uit den wagon. Phileas Fogg volgde hem zonder zich te haasten. Beiden wendden zich tot den conducteur: „Waar zijn wij ?" vroeg Sir Francis Cromarty. „In het gehucht Kholby," antwoordde de conducteur. „Houden wij hier stil?" „Zeker, de spoorweg is nog niet af. . „Wat is hij nog niet af?" „Neen, er is nog een stuk van zoowat 50 mijlen te maken tot Alahabad, waar de spoorweg weer begint." „Maar de dagbladen hebben toch gepubliceerd dat de spoorweg geheel voltooid was." „Wat zal ik u zeggen, Generaal. De dagbladen hebben zich vergist." „En men verkoopt plaatskaarten van Bombay tot Calcutta!" hernam Sir Francis Cromarty, die boos begon te worden. „Zeker," antwoordde de conducteur, „maar de reizigers weten wel dat ze op eigen gelegenheid van Kolby naar Alahabad moeten reizen." Sir Francis Cromarty was woedend. Passepartout zou met liefde den conducteur vermoord hebben, die er niets aan doen kon. Hij durfde zijn meester niet aan te kijken. „Sir Francis," zei Mr. Fogg eenvoudig, „wij moeten naar een middel omzien om Alahabad te bereiken.' „Mr. Fogg, het gaat hier om een oponthoud dat zeker voor uw plannen allernadeeligst moet zijn." „Neen, Sir Francis! Het was voorzien." „Wat! Wist u dan dat de spoorbaan . . ." „Volstrekt niet. Maar ik wist dat de een of andere hindernis zich vroeg of laat op mijn weg zou stellen. Buitendien er is nog niets verloren. Ik ben twee dagen vooruit, die ik kan opofferen. Er is een stoomboot dien den 25sten 's middags van Calcutta naar Hongkong vertrekt. Het is thans nog slechts den 22en, en we zullen tijdig te Calcutta aankomen." Men kon niets aanvoeren tegen een antwoord, dat met zoon volkomen zekerheid gegeven werd. Het was maar al te waar dat de spoorweg op dit punt ophield. De dagbladen zijn als sommige uurwerken, die altijd vooruitloopen, en zij hadden te voorbarig de voltooiing van de lijn vermeld. Het meerendeel van de reizigers was ermede bekend dat de lijn niet doorging, en, uit den trein stappend, hadden zij zich van alle mogelijke vervoermiddelen die het dorp opleverden, meester gemaakt, Palkigaris op vier wielen, karretjes, die door zeboe's een soort bultige ossen, getrokken werden, reiswagens, die op wandelende pagoden geleken draagstoelen, ponny's enz. Het gevolg was dat Mr. Fogg en Sir Francis Cromarty, na het geheele dorp te hebben afgezocht, terugkwamen zonder iets gevonden te hebben. ,,Ik ga te voet," zei Phileas Fogg. Passepartout voegde zich weer bij zijn meester, en zag met een veelbeteekenenden grijns naar zijn prachtige, maar zeer weinig sterke muilen. Gelukkig was hij zelf ook op onderzoek uit geweest, en eenigszins aarzelend bracht hij in het midden: „Mijnheer ik geloof dat ik een vervoermiddel gevonden heb." „Wat dan?" ,,Een olifant! Een olifant die hoort aan een Indiër, die op 100 pas van hier woont." „Laten wij den olifant maar eens gaan zien," zei Mr. Fogg. Vijf minuten later kwamen Phileas Fogg, Sir Francis Cromarty en Passepartout bij een hut, waarachter een perk dat door hooge palissaden omheind was. In de hut was een Indiër, en binnen de omheining een olifant. Op hun verzoek bracht de Indiër, Mr. Fogg en zijn beide metgezellen binnen de omheining. Daar bevonden zij zich in tegenwoordigheid van een half wilden olifant, dien zijn eigenaar opvoedde, niet om er een lastdier van te maken, maar om hem voor den strijd af te richten. Tot dat doel was hij begonnen, den van nature zachten aard van het dier te wijzigen, om hem langzamerhand tot dit toppunt van woede te brengen, dat in de taal der Hindoe s ,,mutsh" genoemd wordt. Daartoe had hij hem gedurende drie maanden met suiker en boter gevoed. Die voeding moge minder doelmatig schijnen om zulk een resultaat te bereiken, maar het wordt nochtans met den besten uitslag voor dit doel aangewend. Gelukkig voor Mr. Fogg was de olifant in kwestie nog niet langen tijd aan dit diëet onderworpen, en de „mutsh" was nog niet waargenomen. Kiouni — zoo heette het dier — kon zooals alle olifanten gedurende langen tij d zeer snel loopen, en bij gebreke aan een ander rijdier, besloot Phileas Fogghette gebruiken. Maar de olifanten zijn duur in Indië, waar zij zeldzaam beginnen te worden. De mannetjes, de eenige, die in de arena kunnen strijden, zijn buitengewoon gezocht. Deze dieren zijn niet zeer vruchtbaar, wanneer zij tam zijn gemaakt, zoodat men ze zich slechts door de jacht kan verschaffen. Zij worden dan ook met de uiterste zorg verpleegd. Toen dan ook Mr. Fogg den Indiër vroeg hem den olifant te verhuren, weigerde deze zonder meer. Fogg hield aan, en bood voor het dier een buitensporige prijs n.1. £ 20 per uur. Dit werd geweigerd £ 30? Geweigerd. £40? Nog altijd geweigerd. Passepartout sprong bij ieder nieuw bod op, maar de Indiër bleef weerstand bieden. Toch was het een goede som die geboden werd. Aangenomen dat de olifant vijftien uren over den weg naar Allahabad zou doen, zou hij £600 aan zijn eigenaar inbrengen. Phileas Fogg, die zich in 't geheel niet driftig maakte, stelde den Indiër nu voor hem het beest af te koopen en begon met £ xooo te bieden. De Indiër wilde niet verkoopen! Misschien begreep hij een prachtige zaak te kunnen maken. Sir Francis Cromarty nam Mr. Fogg ter zijde, en ried hem aan er nog eens over na te denken voor hij verder bood. Phileas Fogg antwoordde zijn metgezel, dat hij niet gewoon was te handelen zonder na te denken; dat het hier tenslotte ging om een weddenschap van £ 20.000, dat hij dien olifant noodig had, en dat, al zou hij ook 20 maal de waarde betalen, hij dien olifant moest hebben. Mr. Fogg keerde daarop naar den Indiër terug, wiens kleine oogen, glinsterend van hebzucht, duidelijk lieten zien dat het voor hem nog slechts een geldkwestie was. Phileas bood achtereenvolgens £ 1200, toen 1500, daarop 1800 en eindelijk £ 2000, Passepartout, die gewoonlijk zoo rood zag, werd bleek van opwinding. Bij £ 2000 gaf de inlander eindelijk toe. „Bij mijn muilen!" riep Passepartout uit, „dat is een hooge prijs voor olifantenvleesch. Toen de koop gesloten was, kwam het er nog slechts op aan een gids te vinden. Een jeugdigeParsi, met een intelligent gezicht, bood zijn diensten aan. Mr. Fogg nam hem aan, en beloofde hem een groote belooning, hetgeen zijn toewijding slechts kon doen toenemen. De olifant werd voorgebracht en opgetuigd. De Parsi was volkomen op de hoogte van het vak van makout of cornac. Hij bedekt den rug van het dier met een schabrak, en bracht aan beide zijden van den olifant een soort mand aan die tamelijk ongemakkelijk was. Phileas Fogg betaalde den Indiër met bankbiljetten, die hij uit den beroemden zak te voorschijn haalde. Het leek werkelijk of men ze uit de ingewanden van Passepartout scheurde. Daarop bood Mr. Fogg aan Sir Francis Cromarty aan hem naar het station van Allahabad te brengen. De generaal nam het aanbod aan. Men kocht eenige levensmiddelen te Kholby. Sir Francis Cromarty nam in de eene mand plaats, Phileas Fogg in de andere. Passepartout zette zich schrijlings op de schabrak, tusschen zijn meester en de briga.deGeneraal. De Parsi heesch zich op den nek van den olifant, en om negen uur verliet deze het gehucht, en stortte zich langs den kortsten weg in het dichte woud van waaierpalmen. TWAALFDE HOOFDSTUK. Waarin Phileas Fogg en zijn metgezellen zich in de Indische wouden wagen, en wat cr het gevolg van is. De gids liet den in aanleg zijnden spoorweg rechts liggen om den te doorloopen afstand te bekorten. De lijn van den spoorweg, die zeer veel hinder ondervindt van de grillige vertakkingen van het Vindhia-gebergte, volgde niet den kortsten weg, die voor Phileas Fogg van belang was. De Parsi, die goed bekend was met de wegen en paden van het land, beweerde twintig mijlen te winnen door midden door het woud te gaan, en men vertrouwde zich aan hem toe. Phileas Fogg en Sir Francis Cromarty, die tot hun hals in de manden zaten werden alleronaangenaamst geschud door den snellen draf van den olifant, dien door den makout voortdurend werd aangezet. Maar zij verdroegen dezen toestand met echt Engelsch flegma, weinig sprekende, en elkander ternauwernood ziende. Wat Passepartout aangaat, deze zat op den rug van den olifant, en was direct blootgesteld aan alle schokken van het dier; maar op raad van zijn meester paste hij er wel voor op zijn tong tusschen zijn tanden te houden, want die zou hij dan zeker doorbijten. De arme jongen, die nu eens op den nek, dan weer op het kruis van den olifant gegooid werd, voltigeerde als een clown op een springplank. Maar hij schertste, hij lachte tusschen zijn buitelingen door, en, nu en dan haalde hij uit zijn zak een stukje suiker, dat de schrandere Kiouni met de punt van zijn slurf aanpakte, zonder daarom De arme jongen werd nu eens op den nek dan weer op het kruis van den olifant gegooid. mm een oogenblik zijn regelmatigen draf te vertragen. Na twee uren, liet de gids den olifant stil houden en gaf hij hem een uur rust. Het dier verslond takken en struiken, na eerst in een nabijzijnden poel zijn dorst gestild te hebben. Sir Francis Cromarty beklaagde zich niet over dit oponthoud. Hij was geradbraakt. Mr. Fogg scheen even frisch, alsof hij pas uit zijn bed kwam. „Hij lijkt wel van ijzer!" zei de brigade-Generaal, hem met bewondering aanziende. „Van smeedijzer," antwoordde Passepartout, die een klein déjeuner gereed maakte. Om twaalf uur gaf de gids het sein om wederom te vertrekken. De aanblik der omgeving werd hoe langer hoe woester. Op het groote geboomte volgde kreupelhout van tamarinden en dwergpalmen, daarop uitgestrekte dorre vlakten, met lage heesters begroeid en bezaaid met syenietblokken. Dit geheele gedeelte van het hooge Bundelkund wordt door reizigers zeer weinig bezocht; het wordt bewoond door een fanatieke bevolking, dié verhard is in de meest vreeselijke instellingen van den Hindoeschen godsdienst. De Engelschen hebben hun gezag nog niet voldoende kunnen doen gelden over dit gebied, dat geheel onder den invloed der radjahs staat, die men hoogst moeilijk zou kunnen opsporen in de ontoegankelijke schuilhoeken van het Vindhia-gebergte. Verscheiden malen zag men troepen woeste Indiërs, die toornige gebaren maakten bij het voorbijgaan van den snellen viervoeter. Overigens ontweek de Parsi hem zooveel mogelijk, daar hij niet op hun ontmoeting gesteld was. Men zag weinig dieren in den loop van dien dag, ter nauwernood enkele apen, die onder het maken van tallooze sprongen en grimassen de vlucht nemen, tot groot vermaak van Passepartout. Eén gedachte onder tal van andere kwelde vooral den armen jongen. Wat zou Mr. Fogg met den olifant doen, als hij aan het station van Allabahad zou zijn aangekomen? Zou hij hem meenemen. Dat was toch niet moge- lijk! De kosten van het transport, gevoegd bij den aankoop prijs, zouden Mr. Fogg ruïneeren. Zou de olifant verkocht worden, zou hij vrijgelaten worden? Voor zulk een achtenswaardig dier mocht men toch wel eenige egards hebben. Als Mr. Fogg er misschien over dacht den olifant aan hem, Passepartout, present te doen, zou hij er erg verlegen mee zitten. Hij kon zijn gedachten daar maar niet van af zetten. Om acht uur 's avonds had men de voornaamste keten derVindhia's overgestoken, en de reizigers hielden halt aan den voet der Noordelijke helling, in een bouw\alligen bungalow. Dien dag had men ongeveer vijf en twintig mijlen afgelegd, en men moest nog een zelfden afstand afleggen om het station van Allahabad te bereiken. De nacht was koud. De Parsi legde in den bungalow een vuur aan van droge takken, dat goed warmte gaf. Het souper bestond uit hetgeen men te Kholby gekocht had. De reizigers aten als uitgeputte en geradbraakte lieden. Het gesprek, dat met eenige korte zinnen begon, eindigde weldra in een luid gesnurk. De gids waakte bij Kioum, die staande insliep, tegen een dikken boomstam geleund. Niets ongewoons deed zich gedurende dien nacht voor. Een enkele maal werd de stilte verstoord door het gebrul van een luipaard of een panter, of door de schrille kreten van een aap. Maar de verscheurende dieren bepaalden zich tot die kreten en ondernamen niets vijandelijks tegen de gasten van den bungalow. Sir Francis Cromarty sliep zwaar, als een dapper, doodelijk vermoeid soldaat. Passepartout zette in een onrustigen slaap de buitelingen van den vorigen dag voort. Wat Mr. Fogg betreft, hij sliep even kalm alsof hij in zijn rustig huis in Saville- Row geweest was. Om zes uur 's morgens begaf men zich weer op weg. De gids hoopte dienzelfden avond nog aan het station te Allahabad te komen. Dan zou Mr. Fogg slechts een gedeelte van de acht en veertig uren, die hij sedert het begin van de reis had uitgespaard, verloren hebben. Men daalde de laatste hellingen der Vindhia's af. Kiouni had zijn snellen draf hervat. Tegen den middag trok de gids op eenigen afstand langs het gehucht Kallenger, dat aan de Kani gelegen is, een zijriviertje van den Ganges. Hij vermeed steeds de bewoonde plaatsen, daar hij zich veiliger achtte in die uitgestrekte verlaten velden, die de uiterste glooiing vormen in het waterbekken van den grooten stroom. Het station van Allahabad was op ^og geen twaalf mijlen afstand in Noord-Oostelijke richting. Men pauseerde in een bosch van bananenboomen, welker vruchten, even voedzaam als brood, „even sappig als room," zooals de reizigers zeggen, zeer goed te pas kwam. Om twee uur reed de gids een dicht woud binnen, dat men over een afstand van verscheidene mijlen moest doortrekken. Hij gaf er de voorkeur aan, zoo onder de beschutting der bosschen te reizen. In ieder geval had hij tot nu toe geen enkele lastige ontmoeting gehad, en de reis scheen zonder bijzondere voorvallen ten einde gebracht te zullen worden, toen de olifant, die eenige teekenen van onrust begon te geven, plotseling bleef stilstaan. Het was toen vier uur. „Wat is er?" vroeg Sir Francis Cromarty, terwijl hij zijn hoofd uit zijn mand stak. „Ik weet het niet, generaal," antwoordde de Parsi, aandachtig luisterend naar een verward geruisch, dat onder het dichte loof door kwam. Eenige oogenblikken later was dit geruisch duidelijker te onderscheiden. Men zou gezegd hebben dat het een nog verwijderd concert was, van menschelijke stemmen en van koperen instrumenten. Passepartout was geheel oor. Mr. Fogg wachtte geduldig, zonder een woord te zeggen. De Parsi sprong op den grond, maakte den olifant aan een boom vast en drong in het dichtste gedeelte van De reis om de wereld in tachtig dagen. 7 ■ het struikgewas binnen. Eenige minuten later kwam hij terug, en zeide: _ . „Een processie van brahmanen, die in onze richting komt. Als het mogelijk is, laten wij dan zorgen dat zij ons niet zien." De gids maakte den olifant los en bracht hem binnen een dichte boomgroep, den reizigers aanradende niet af te stijgen. Hij zelf hield zich gereed om terstond op te stijgen, indien het noodzakelijk was te vluchten. Maar hij was' van meening dat de geloovigen wel voorbij zouden trekken zonder het gezelschap gewaar te worden, want j het dichte gebladerte verborg hen geheel en al. Het dissoneerende geluid van stemmen en instrumenten kwam al nader en nader. Eentonig gezang mengde zich in de klanken van trommels en cimbalen. Weldra verscheen het I hoofd der processie onder de boomen, op een vijftig pas •: afstand van de plaats door Mr. Fogg en zijn metgezellen ingenomen. Zij konden gemakkelijk tusschen de takken door de I zonderlinge deelnemers aan deze godsdienstige plechtig- heid onderscheiden. In de eerste rij kwamen priesters, getooid met mijters jft en gekleed in lange veelkleurige mantels. Zij waren om- ; ringd door mannen, vrouwen en kinderen, die een soort doodenzang deden hooren, welke regelmatig onderbroken werd door slagen op de „tam-tam" en door cimbalen. Achter hen zag men op een kar met groote wielen, waarvan de spaken en velgen ineengestrengelde slangen voorstelde, een monsterlijk afgodsbeeld, dat door twee paar rijkopgetuigde zeboe's getrokken werd. Dat beeld had vier armen, een donkerrood gekleurd lichaam, woeste oogen, i verwarde haren, een hangende tong, en lippen geverfd met henna en sirih. Om zijn hals hing een collier van doodshoofden; om de lendenen droeg het een gordel van afgehouwen handen. Het stond overeind op een neergeworpen reus zonder hooid. Sir Francis Cromarty herkende het beeld. „De Godin Kali," fluisterde hij, „de Godin der liefde en des doods." „Des doods, dat kan zijn, maar dat der liefde dat nooit!" riep Passepartout uit. „Die leelijke oude vrouw!" De Parsi gaf hem een teeken dat hij zijn mond moest houden. Rondom het standbeeld bewoog zich een groep oude fakirs, onder het maken van wilde en krampachtige bewegingen; zij waren met okergele banden beschilderd, en overdekt met kruisvormige insnijdingen, die hun bloed druppel voor druppel lieten wegvloeien; stompzinnige bezetenen, die bij de groote Hindoesche ceremoniën zich nog altijd onder de wielen van den wagen van Jaggernaut werpen. Achter hen volgden eenige Brahmanen in overdadige Oostersche kleedij, die een vrouw voortsleepten, welke zich ternauwernood op de been kon houden. Deze vrouw was jong, en blank als een Europeesche. Haar hoofd, haar hals, haar schouders, haar ooren, haar armen, haar handen, haar enkels waren overladen met edelsteenen, kettingen, armbanden, oorbellen en ringen. Een kleed, afgezet met goud, bedekt met lichte mousseline teekende de omtrekken van haar gestalte af. Achter deze jonge vrouw — als scherp contrast — droegen soldaten gewapend met blanke sabels in hun gordels, en lange pistolen met goud ingelegd, een lijk op een draagbaar. Het was het lichaam van een grijsaard, die gekleed was met de schitterende gewaden van een Radjah; evenals bij zijn leven droeg hij een tulband met paarlen bestikt, een rok, doorweven met zijde en goud, een gordel van cachemir met diamanten bezet, en de prachtige wapenrusting van een Indisch vorst. Vervolgens kwamen muzikanten en een achterhoede van geloovigen, wier kreten somtijds het oorverdoovend geraas der instrumenten overstemden, sloot den stoet. Sir Francis Cromarty sloeg al deze pracht met een eigenaardig droevigen blik gade, en zich tot den gids wendend, zei hij: „Een Sutty." De Parsi knikte toestemmend, en legde een vinger op zijn mond. De lange processie schoof langzaam voort onder de boomen, en weldra verdwenen de laatste rijen in de diepten van het woud. Al verder en verder klonk het gezang. Men hoorde nog eenige scherpe kreten in de verte, maar eindelijk volgde op dit rumoer een diepe stilte. Phileas Fogg had het woord gehoord dat Sir x'rancis Cromarty uitgesproken had, en onmiddellijk nadat de processie verdwenen was, vroeg hij: „Wat is een Sutty?" .. „Een Sutty is een menschenoffer, maar een vrijwillig offer," antwoordde de brigade-generaal. „Die vrouw, die : gij hebt zien voorbijtrekken, zal morgen in den vroegen i ochtendstond verbrand worden." );0 die schoeljes!" riep Passepartout uit, die een kreet J van verontwaardiging niet kon onderdrukken. „En dat lijk?" vroeg Fogg. „Dat is een vorst, haar gemaal,' antwoordde de gids. „Een onafhankelijk Radjah van Bundelkund. „Wat zegt u?" vroeg Phileas Fogg, zonder de minste 3 aandoeningen. „Bestaan deze barbaarsche gewoonten dan nog in Indië, en hebben de Engelschen die niet kunnen uitroeien?" „In het grootste gedeelte van Indië vinden die men- ^ schenoffers niet meer plaats; maar wij hebben niet den minsten invloed op deze woeste streken, en voornamelijk niet op dit gebied van Bundelkund. De geheele noordelijke helft der Vindhia's is voortdurend nog het tooneel van moord en plundering. „De ongelukkige," zuchtte Passepartout, „levend verbrand!" _ „Ja," hernam de brigade-generaal, „verbrand, t-n wanneer dit niet gebeurde, kan u zich niet voorstellen tot welk een ellendig lot zij door haar verwanten veroordeeld zou worden. Men zou haar de haren afscheren, haar ternauwernood met wat rijst in leven gehouden worden. Zij zou als een onrein schepsel beschouwd worden, en ergens in een hoek als een schurftige hond moeten sterven. Het is dan ook meer bet vooruitzicht op zulk een ellendig bestaan, dat zulke schepsels tot zulk een offer brengt, dan liefde of godsdienstige dweepzucht. Somtijds wordt echter zoo'n offer werkelijk vrijwillig volbracht, en er is dan een krachtig ingrijpen van het Gouvernement noodzakelijk om het te verhinderen. Zoo kwam eenige jaren geleden, toen ik nog standplaats had te Bombav, een jonge weduwe aan den Gouverneur machtiging verzoeken zich met het lichaam van haar echtgenoot te laten verbranden. Zooals u wel begrijpt weigerde de Gouverneur. Daarop verliet de weduwe de stad, verborg zich bij een onafhankelijken Radjah, en volbracht daar haar offer." Gedurende het verhaal van den brigade-generaal schudde de gids het hoofd en zeide: „Het offer dat morgen bij het aanbreken van den dag zal plaats hebben, is niet vrijwillig." ,,Hoe weet u dat?" „Dat is een geschiedenis, die ieder in Bundelkund kent," antwoordde de gids. „Toch scheen die ongelukkige in het geheel geen weerstand te bieden," merkte Sir Francis Cromarty op. „Dat komt omdat men haar bedwelmd heeft met rook van hennep en opium." „Maar waarheen brengt men haar dan?" „Naar de pagode van Pillaji. Daar zal zij blijven tot het uur van het offer." „Wanneer zal dat offer plaats hebben?" „Morgen bij het aanbreken van den dag." Na dit antwoord liet de gids den olifant weer uit de boomgroep te voorschijn komen, en heesch hij zich op den nek van het dier. Maar op het oogenblik dat hij het wilde aanzetten door een eigenaardig gefluit, hield Fogg hem tegen, en zei, zich tot Sir Francis Cromarty wendend: „Indien wij die vrouw eens redden!" „Eens redden!" riep de brigadier-generaal. „Ik heb nog twaalf uur voorsprong. Ik kan die opofferen." „Wel, Mr. Fogg. U is een man met een edel hart," zei Sir Francis Cromarty. „Somtijds, als ik er den tijd voor heb." DERTIENDE HOOFDSTUK. Waarin Passepartout wederom het bewijs geeft dat het geluk met de stoutmoedigen is. Het plan was gewaagd, vol moeilijkheden, onuitvoerbaar misschien! Mr. Fogg ging zijn leven wagen, of op i zijn minst zijn vrijheid, en bij gevolg het welslagen van I zijn plannen, maar hij aarzelde niet. Hij vond buitendien t| in Sir Francis Cromarty een vastberaden bondgenoot. I Wat Passepartout aangaat, hij was tot alles bereid! 1 Men kon over hem beschikken. Het denkbeeld bracht i hem in de wolken. Hij voelde een hart, een ziel onder dat ijskoude omhulsel. Hij begon van Phileas Fogg te houden. I Hoe zou de gids er over denken? Welken kant zou hij j kiezen? Zou hij niet op de hand der Hindoe's zijn? | Indien hij niet mede zou willen helpen, moest men zich 3 tenminste van zijn onzijdigheid verzekeren. ISir Francis Cromarty stelde hem de vraag onbewimpeld. „Generaal, ik ben Parsi, en deze vrouw is Parsi. Gij kunt over mij beschikken." „Uitstekend gids," antwoordde Mr. Fogg. „Evenwel, zei de Parsi, „u moet goed weten dat wij niet alleen ons leven wagen, maar ook den marteldood indien wij worden gevat. Daarom, weet wel wat u doet."' „Dat weten wij," antwoordde Fogg. „Ik ben van ! meening dat wij den nacht moeten afwachten om te , handelen." „Dat denk ik ook," zei de gids. De dappere Hindoe deelde daarop eenige bijzonderheden i over het slachtoffer mede. Het was een Indische vrouw, M wier schoonheid alom vermaard was, van Parsisch ras, en een dochter van rijke kooplieden uit Bombay. Zij had in die stad een Engelsche opvoeding ontvangen, en naar haar manieren te oordeelen, zou men haar voor een Europeesche gehouden hebben. Haar naam was Aouda. Als wees werd zij tegen haar wensch aan den ouden Radiah van Bundelkund uitgehuwelijkt. Drie maanden later werd zij weduwe. Bekend met den dood, die haar wachtte, ontsnapte zij, doch werd onmiddellijk achterhaald, en de verwanten van den Radjah, die belang hadden bij haar dood, verdoemden haar tot dit offer, waaraan zij thans niet meer scheen te kunnen ontkomen. Dit verhaal kon Mr. Fogg en zijn metgezellen slechts in hun moedig besluit versterken. .. Men sprak af dat de gids den olifant naar Pillaji zou brengen en de pagode zoo dicht mogelijk zou naderen. Een half uur later werd halt gemaakt in een die kreupelbosch, op vijftig pas afstand van depagockdie men van daaruit kon bespeuren; maar het gehuil der dweepzieke menigte was duidelijk hoorbaar. De middelen om bij het slachtoffer te komen, wenlen daarop overwogen. De gids kende de pagode van Pillaji, waarin hij verzekerde dat de jonge vrouw gevangen werd gehouden. Zou men kunnen binnendringen door een der poorten, wanneer de heele bende zwijmeldronken in slaap zou zijn gevallen, of zou men een gat in een der muren moeten maken? Dit kon eerst ter plaa se beslis worden wanneer men er zou zijn. Maar het was niet twijfelachtig dat men dien nacht nog het slachtoffer moest bevrijden, en niet op het oogenblik dat, bij het aanbreken van den dag het naar den brandstapel zou gebracht worden. Dan zou geen menschelijke macht meer in staat ziin haar te redden. , Mr. Fogg en zijn metgezellen wachtten den nach . Zoodra de schemering inviel tegen zes uur s avonds, besloten zij tot een verkenningstocht rondom de pagode. De laatste kreten der fakirs stierven weg. Volgens ge- woonte moesten deze Indiërs in een toestand van diepe bedwelming zijn, door den „hang" — een vloeibare opium vermengd met een aftreksel van hennep — en het zou misschien mogelijk zijn tusschen hen door te sluipen tot aan den tempel. DeParsi, die hen leidde, baande zich geluidloos een weg door het woud. Na tien minuten kruipen onder de dichte takken kwamen zij aan den oever van een riviertje, en daar zagen zij bij het schijnsel van ijzeren toortsen, op de punt waarvan stukjes hars brandden, een hoogen stapel hout. Het was de brandstapel, uit kostbaar sandelhout opgetrokken, en reeds met een welriekende olie , gedrenkt. Bovenop lag het gebalsemde lichaam van den Radjah, die terzelfder tijd als zijn weduwe, verbrand zou worden. Op honderd pas afstand van dezen brandstapel verhief zich de pagode, welker minnaretten boven de toppen der boomen uitstaken. „Volg mij," zeide de gids, bijna onhoorbaar. En met verdubbelde behoedzaamheid schoof de gids, gevolgd a door zijn metgezellen onhoorbaar door het hooge gras j voort. De stilte werd nog slechts onderbroken door het s geruisch van den wind in de takken. Weldra maakte de gids halt aan de grens van een groote j open plek. Eenige brandende dennentakken verlichtten de open ruimte. De groep was bedekt met groepen slapers, | die in dronkenschap waren neergevallen. Men zou het voor een slagveld, bedekt met dooden, gehouden hebben. Mannen, vrouwen, kinderen, alles lag door elkaar. . . Eenige dronkaards rochelden nog hier en daar. Op den achtergrond tusschen het dichte geboomte zag men onduidelijk de omtrekken van den tempel van Pillaji. Maar tot groote teleurstelling van den gids, waakten 1' de lijfwachten van den Radjah, verlicht door roetkleurige toortsen bij de poorten, en liepen met getrokken sabel ( op en neer. Men moest onderstellen dat in den tempel ' de priesters eveneens waakten. DeParsi waagde zich niet verder. Hij had de onmogelijk- heid er van ingezien, den tempel binnen te dringen, en voerde zijn metgezellen weer terug. Phileas Fogg en Sir Francis Cromarty hadden eveneens begrepen dat men van deze zijde niets kon ondernemen. Zij hielden stil en onderhielden zich op fluisterenden toon. ,,Laat ons wachten," zei de brigade-generaal, „het is nog pas acht uur, en het is mogelijk dat ook de lijfwachten in slaap vallen." „Dat is inderdaad mogelijk," zei de Pars. Phileas Fogg en zijn metgezellen strekten zich aan den voet van een boom uit en wachtten. De tijd viel hun zeer lang. Nu en dan verliet de gids hen, en ging naar den zoom van het bosch om de situatie nog eens op te nemen. De lijfwachten van den Radja waakten nog steeds bij het schijnsel der toortsen, en een zwak licht scheen door de vensters van de Pagode. Men wachtte zoo tot middernacht. De toestand veranderde niet. Voor de pagode hield men nog steeds de wacht. Het was duidelijk dat men niet op den toestand van verdooving der lijfwachten mocht rekenen. Het gebruik van den „hang" was hun waarschijnlijk ontzegd geworden. Men moest dus op een andere wijze handelen, en door een opening in de muren der pagode binnendringen. Maar het bleef de vraag of de priesters niet binnen met evenveel zorg bij hun slachtoffer zouden waken, als de soldaten aan de poort van den tempel. Na een laatst overleg verklaarde de gids zich bereid te vertrekken. Mr. Fogg, Sir Francis en Passepartout volgde hem. Zij maakten een grooten omweg om de pagode om den achterkant te bereiken. Tegen half een 's nachts kwamen zij aan den voet van den muur zonder iemand ontmoet te hebben. Aan die zijde werd in het geheel geen wacht gehouden, maar er waren daar dan ook geen vensters of poorten. De nacht was donker. De maan, die in zijn laatste kwartier was, kwam nauwelijks aan den horizon te Op den achtergrond zag men den tempel van Pillajl. voorschijn, en ging bovendien telkens achter dikke wolken schuil. De hooge boomen vermeerderden de duisternis nog. Maar het was niet voldoende den voet der muren bereikt te hebben, men moest ook nog een opening in den muur maken. Hiertoe bezaten zij niets anders dan hun zakmessen. Gelukkig bestonden de wanden van den tempel slechts uit gemetselde steenen en hout, zoodat het maken van een opening niet moeilijk kon zijn. Als eenmaal den eersten steen was weggenomen, zouden de andere van zelf volgen. Men ging aan het werk, en maakt zoo min mogelijk leven. De Parsi aan de eene, en Passepartout aan de andere zijde trachtten de steenen los te maken zoodat een opening van twee voet breedte verkregen zou worden. De arbeid schoot op, toen een kreet zich in het binnenste van den tempel liet hooren, en onmiddellijk antwoordden andere kreten hem buiten den tempel. Passepartout en de gids staakten hun arbeid. Had men hen ontdekt? Werd er alarm gemaakt? De meest elementaire voorzichtigheid gebood hen zich te verwijderen hetgeen zij — terzelfdertijd als Mr. Fogg en Sir Francis — deden. Zij verscholen zich wederom in het dichtst van het bosch, wachtende tot het alarm indien het dat geweest was, zou zijn voorbijgegaan, en bereid om in dat geval, hun werk te hervatten. Maar ongelukkigerwijze vertoonden zich nu ook lijfwachten aan de achterzijde der pagode, en richtten zich daar zóó in, dat iedere nadering uitgesloten was. Het valt moeilijk de teleurstelling van de vier mannen, die in hun werk gestoord waren, te beschrijven. Hoe zouden zij nu zij het slachtoffer niet eens konden bereiken, haar nog kunnen redden. Sir Francis Cromarty balde zijn vuisten, Passepartout was buiten zichzelven, en de gids had eenige moeite hem in bedwang te houden. De onverstoorbare Fogg wachtte zonder zijn gewaarwordingen te uiten. „Er zou dan niets anders overblijven dan te vertrekken?" vroeg de brigade-generaal. „Er blijft niets anders over," antwoordde de gids. „Wacht eens even," zeide Fogg, „het is voldoende als ik morgen vóór 12 uur in Allahabad ben." „Maar waar hoopt u nog op?" antwoordde Sir Francis. Binnen enkele uren zal het dag worden, en . . „De kans die ons thans ontsnapt, kan zich op het laatste oogenblik voordoen. De brigade-generaal zou in de oogen van Phileas Fogg hebben willen lezen, wat er in hem omging- Waarop rekende die koele Engelschman dan nog. Zou hij misschien op het oogenblik van de foltering de jonge vrouw met geweld aan haar beulen trachten te ontrukken ? Dat zou een dwaasheid zijn, en hoe zou men kunnen aannemen dat die man zoo krankzinnig zou zijn? Niettemin stemde Sir Francis er in toe te wachten tot de ontknooping van deze vreeselijke gebeurtenis. De gids wilde echter niet dat zijn metgezellen op de plaats zouden blijven, waar zij verscholen waren, en hij bracht hen naar het voorste gedeelte van de open plaats in het bosch. Daar konden zij onder eenige boomen verscholen, de groepen der slapenden waarnemen. Inmiddels peinsde Passepartout op de onderste takken van een boom gezeten over een denkbeeld, dat eerst als een bliksemstraal zijn geest verlicht had, en dat eindigde met in zijn hersens post te vatten. Hij was begonnen met te zeggen: „wat een dwaasheid", en nu herhaalde hij: „waarom niet, het is een kans, misschien de eenige. En met zulke idioten! ..." In ieder geval bracht Passepartout zijn plan niet op andere wijze onder woorden, maar weldra gleed hij, met de lenigheid van een slang, langs de onderste takken van den boom, welker uiteinden zich naar den grond bogen. De uren verliepen, en weldra kondigden eenige minder duistere tinten de nadering van den dag aan. Toch was de duisternis nog groot genoeg. Het oogenblik was gekomen. Het was als een herleving onder die ingesluimerde menigte. Er kwam beweging in de groepen. De „tam-tam" weerklonk, zangen en kreten werden meer geuit. Het uur was gekomen, waarop de ongelukkige sterven moest. En inderdaad gingen de poorten der pagode open Een fel licht straalde naar buiten. Mr. Fogg en Sir Francis konden het slachtoffer, dat door het schijnsel der toortsen bestraald werd, duidelijk zien; twee priesters sleepten haar naar buiten. Het scheen hun toe dat door een laatste instinct tot zelfbehoud, de rampzalige de verdooving van zich af poogde te schudden, en uit de handen van haar beulen te ontsnappen. Het hart van Sir Francis Lromarty bonsde, en met een krampachtige beweging, de hand van Phileas Fogg grijpend, voelde hij dat dié liand een geopend mes omkneld hield. Op dit oogenblik zette de menigte zich in beweging. De jonge vrouw was teruggevallen in den staat van verdooving, die door den rook van den hennep teweeg gebracht wordt. Zij werd tusschen de fakirs door gedragen, die haar met hun godsdienstige kreten vergezelden. Phileas Fogg en zijn metgezellen sloten zich bij de laatste gelederen van de menigte aan, en volgden. Twee minuten later kwamen zij aan den oever van de rivier en hielden stil op minder dan 50 pas van den brandstapel waarop het lichaam van de Radjah lag. In het halfduister zagen zij het slachtoffer volkomen bewegingloos naast het lijk van haar echtgenoot uitgestrekt. Een der priesters naderde met een toorts, en onmiddehjk vatte de met olie doortrokken houtstapel vlam. Op dit moment weerhielden de brigade-generaal en de gids Phileas Fogg, die in een oogenblik van edelmoedigen waanzin naar den brandstapel wilde snellen. Reeds had Fogg hen van zich afgestooten, toen het tooneel plotseling een ander aanzien kreeg. Een kreet van schrik steeg uit aller mond. De geheele menigte wierp zich vol ontzetting ter aarde. Die oude Radjah was dus niet dood, dat men hem plotseling als een spookbeeld op zag rijzen, de jonge vrouw in zijn armen nemen, van den brandstapel afdalen te midden der vlammen en rookwolken die hem het uiterlijk van een geestverschijning gaven? De fakirs, de lijfwachten, de priesters lagen daar door een plotselingen schrik bevangen, met het gelaat tegen den grond gedrukt, en durfden hun oogen niet opheffen naar zulk een wonder. Het roerlooze slachtoffer lag in een paar krachtige armen, die haar droegen en haar gewicht niet eens schenen te bespeuren. Mr. Fogg en Sir Francis waren overeind gebleven, de gids had zijn hoofd gebogen, en Passepartout moest ongetwijfeld niet minder verbaasd zijn!... De uit den dood herrezene kwam zoo bij de plaats waar Mr. Fogg en Sir Francis Cromrty zich bevonden, en daar zeide hij kortaf: „vlucht!" Het was Passepartout zelf, die in den dichten rook naar den brandstapel was gegleden! Het was Passepaitout, die wederom van de dichte duisternis partijtrekkend, de jonge vrouw aan den dood had ontrukt! Het was Passepartout, die zijn rol met grenzelooze stoutmoedigheid spelend, voorbijrende te midden van de algemeene ontzetting! Een oogenblik later waren allen in het bosch verdwenen en de olifant voerde hen in snellen draf met zich mede. Maar kreten, uitroepen en zelfs een kogel, die den hoed van Phileas Fogg doorboorde, maakte hun duidelijk dat de list ontdekt was. Inderdaad teekende zich op den vlammenden brandstapel, het lichaam van den ouden Radjah af. De priesters waren' hun ontsteltenis bekomen en hadden begrepen, dat hun slachtoffer ontvoerd was. Onmiddellijk ijlden zij in het woud. De lijfwachten volgden. Er werd gevuurd, maar de ontvoerders vluchtten snel, en in weinige oogenblikken bevonden zij zich buiten het bereik der pijlen en kogels. VEERTIENDE HOOFDSTUK. Waarin Phileas Fogg het bewonderenswaardige dal van den Ganges doorreist, zonder er zelfs aan te denken, er naar om te zien. De stoutmoedige ontvoering was geslaagd. Een uur lang juichte Passepartout nog over het welslagen ervan. Sir Francis Cromarty had den wakkeren jongen de hand gedrukt. Zijn meester had tot hem gezegd „Goed!" — hetgeen uit den mond van dezen gentleman gelijk stond met den hoogsten lof, waarop Passepartout geantwoord had dat de eer geheel aan zijn meester toekwam. Wat hem betreft, hij had slechts een „dwaas"denkbeeld gehad, en hij lachte bij de gedachte dat, gedurende eenige oogenblikken, hij, Passepartout, oudgymnast, ex-sergeant der brandweer, de overleden echtgenoot geweest was van eene allerbekoorlijkste vrouw. Een oude gebalsemde Radjah. Wat de jeugdige Hindoesche aangaat, zij had nog geen besef van hetgeen er gebeurd was. In reisdekens gewikkeld had men haar in een der manden gelegd. Ondertusschen draafde de olifant met de uiterste zorg door den Parsi bestuurd, snel door het nog donkere woud. Een uur nadat men de pagode van Pillaji verlaten had, rende hij over eene onmetelijke vlakte. Om zeven uur hield men halt. De jonge vrouw was nog altijd volkomen bewusteloos. De gids liet haar eenige teugen water met brandewijn drinken, maar haar bedwelming zou nog eenigen tijd voortduren. Sir Francis Cromarty, die de uitwerking der bedwel- De reis om de wereld in tachtig dagen. 8 ming door inademing van hennepbladen kende, was volstrekt niet ongerust over haar toestand. Maar indien al het herstel der jonge Hindoesche voor den brigade-generaal buiten twijfel was, toonde hij zich minder gerust voor de toekomst. Hij aarzelde niet aan Mr. Fogg te zeggen dat, indien Mrs. Aouda in Indië bleef, zij onvermijdelijk weer in de handen harer beulen zou vallen. Die bezetenen hadden invloed over geheel Indië, en zij zouden er zeker, ondanks de Engelsche Politie, in slagen zich weder van hun slachtoffer meester te maken. Mocht het te Madras, te Bombay of te Calcutta zijn, en Sir Francis Cromarty deelde tot staving van zijn bewering een feit van denzelfden aard mede, dat zich kort geleden had voorgedaan. Volgens zijn meening zou de jonge vrouw eerst werkelijk in veiligheid zijn als zij Indië verlaten had. Phileas Fogg antwoordde dat hij met deze opmerking rekening zou houden, en erover zou denken. Tegen tien uur kondigde de gids het station van Allahabad aan. Daar ving de onderbroken spoorweg weer aan; en van dit station bereikte de treinen in minder dan 24 uur Calcutta. Phileas Fogg zou dus tijdig genoeg aankomen om een mailboot te nemen, die eerst den volgenden dag, den 25en October, om 12 uur 's namiddags, naar Hongkong vertrok. De jonge vrouw werd in een kamer van het station neergelegd. Passepartout werd belast met den aankoop van verschillende toiletartikelen, een japon, een sjaal, bont, enz. kortom alles wat hij krijgen kon. Zijn meester verleende hem onbeperkt crediet. Passepartout ging dadelijk op weg, en liep de straten van de stad af. Allahabad, dat beteekent stad van God, is een der heiligste steden van Indië, omdat zij gebouwd is aan de samenvloeiing der twee heilige stroomen, de Ganges en de Jumna, naar wier wateren de pelgrims van heel Indië optrekken. Men weet overigens dat volgens de legenden van de Rama-Yana de Ganges in den Hemel ontspringt, vanwaar hij, dank zij Brahma, op de aarde nederdaalt. Bij het doen van zijn inkoopen had Passepartout ook weldra de stad gezien, die vroeger door een prachtige vesting verdedigd werd, welke thans staatsgevangenis geworden is. Er is geen handel of nijverheid meer in deze stad, die toch vroeger op gebied van handel en nijverheid veel beteekende. Passepartout, die tevergeefs een modemagazijn zocht, alsof hij in Regent-Street op enkele passen afstand van Farmer and Co. geweest was, vond slechts bij een uitdrager, de voorwerpen die hij noodig had, een japon van schotsche stof, een grooten mantel, en een prachtigen pels van beverbont, waarvoor hij niet aarzelde 75 pond te betalen. Toen keerde hij in triomf naar het station terug. Mrs. Aouda begon tot zichzelf te komen. De bedwelming, waaronder de priesters van Pillaji haar gebracht hadden, week langzamerhand, en haar schoone oogen kregen hare Indische zachtheid weder terug. Als de koning-dichter Ukaf Uddarel de bekoorlijkheden van koningin Ahmebnagare bezingt, drukt hij zich aldus uit: „Haar glanzende lokken, regelmatig in tweeën gedeeld, omlijsten de harmonische omtrekken van haar zachte en blanke wangen, schitterend van reinheid en frischheid. Haar wenkbrauwen, zwart als ebbenhout, hebben den vorm en de macht van den boog van Kama, den God der liefde, en onder haar lange zijden wimpers, in den zwarten appel van hare kristalklare oogen, ziet men als in de heilige meren van de Himalaya, de reinste beelden van het Hemelsche licht weerspiegeld. Fijn, regelmatig en blank schitteren haar tanden, tusschen de glimlachende lippen, als dauwdroppelen in de halfontloken kelk van een granaatbloem. Haar kleine ooren, als schelpen gebogen, haar handen als kersenbloesems, haar kleine gewelfde en teedere voeten als lotosknoppen, schitteren met den gloed der schoonste paarlen van Ceylon, der schoonste diamanten van Golconda. Haar slanke en buigzame leest, die een hand omsluiten kan, verhoogt de schoone welving van hare ronde heupen, en den rijkdom van haar boezem, waar haar jeugd in vollen bloei, haar hoogste schatten ten toon spreidt. En onder de zijden plooien van haar tunica schijnt zij als uit zilver gedreven door de Goddelijke hand van Visjvakarma, den onsterfelijken beeldhouwer." Maar zonder al dezen dichterlijken omhaal, kunnen wij zeggen dat Mrs. Aouda, de weduwe van den Radjah van Bundelkund, eene schoone vrouw was in de Europeesche beteekenis van dit woord. Zij sprak uistekend Engelsch, en de gids had niet overdreven toen hij zeide dat deze j onge Parsische door haar opvoeding geheel veranderd was. Intusschen stond de trein op het punt het station van Allahabad te verlaten. De Parsi wachtte. Mr. Fogg betaalde hem den overeengekomen prijs, zonder hem een penny te veel te geven. Dit verwonderde Passepartout, die wist wat zijn meester al niet aan de toewijding van den gids te danken had. De Parsi had inderdaad bij Pillaji zijn leven vrijwillig op het spel gezet, en als de Hindoe's dit later vernamen zou het hem moeilijk vallen aan hun wraakzucht te ontsnappen. Nu bleef er nog te beslissen wat er met Kiouni gebeuren zou. Wat zou men met den zoo duur gekochten olifant doen? Maar Phileas Fogg had reeds zijn besluit genomen. „Parsi," zeide hij tot den gids, „gii zijt dienstvaardig en toegewijd geweest. Ik heb uw diensten voldaan, maar niet uw toewijding. Wilt gij dezen olifant ? Dan is hij voor u." De oogen van den gids schitterden. „Dat is een vermogen, dat uwe Edelheid mij geeft!" riep hij uit. „Neem het aan, gids," antwoordde Fogg, „en ik zal dan nog uw schuldenaar blijven." „Goed zoo!" riep Passepartout uit. „Neem hem aan, vriend. Kiouni is een dapper en moedig beest!" En na den olifant toegaande, hield hij hem eenige stukjes suiker voor, zeggende:„Daar Kiouni, dat is voor jou!" De olifant liet een gebrom van genoegen hooren, daarop nam hij Passepartout bij zijn middel, en hem met zijn slurf omvattende, hief hij hem ter hoogte van zijn kop op. Passepartout, die in 't geheel niet bevreesd was, liefkoosde het dier, dat hem zachtjes weer op den grond zette; en de druk van den slurf van den goeden Kiouni beantwoordde de jongen met een krachtigen handdruk. Eenige oogenblikken later reden Phileas Fogg, Sir Francis Cromarti en Passerpartout in een gemakkelijken wagen geïnstalleerd, waarin Mrs. Aouda de beste plaats gekregen had, met groote snelheid naar Benares. Ongeveer 80 mijlen scheiden deze stad van Allahabad, en deze werden in twee uur afgelegd. Op dit traject kwam de jonge vrouw geheel tot zichzelve; de bedwelmende dampen van den „hang" waren vervlogen. Hoe groot was hare verbazing toen zij gewaar werd dat zij zich in den trein bevond, met F.uropeesche kleederen aan, in een coupé met reizigers die haar totaal onbekend waren! Onmiddellijk overlaadden haar metgezellen haar met voorkomendheden, en brachten haar geheel bij met eenige druppels likeur; daarop vertelde de brigade-generaal haar al hetgeen er voorgevallen was. Hij stelde vooral de toewijding van Phileas Fogg in het licht, die niet geaarzeld had, zijn leven op het spel te zetten om haar te redden, en verhaalde hoe de ontknooping van het avontuur aan de stoutmoedige ingeving van Passepartout te danken was. Mr. Fogg liet hem rustig vertellen, zonder zelf een woord te zeggen; Passepartout was zeer verlegen, en herhaalde telkens dat het niets te beteekenen had gehad. Mrs. Aouda dankte haar redders, diep aangedaan, met tranen meer dan met woorden. Haar schoone oogen, meer dan haar lippen waren de tolk van haar dankbaarheid. Toen denkende aan de tooneelen der Sutty, zag zij in haar verbeelding, Indië weer voor zich, waar zooveel gevaren haar nog wachtten, en een huivering van schrik beving haar. Phileas Fogg begreep wat er in den geest van Aouda omging, en om haar gerust te stellen, bood hij haar aan, op koele wijze overigens, om haar naar Hongkong te geleiden, waar zij dan zou kunnen blijven tot de zaak geheel uit de wereld zou zijn. Mrs. Aouda nam dit aanbod dankbaar aan. Te Hongkong woonde juist een harer verwanten, een Parsi, evenals zij, en een van de grootste kooplieden van die stad, die geheel Engelsch is, ook al is zij aan een uitlooper van de Chineesche kust gelegen. Te half een kwam de trein te Benares aan. Volgens de 1 Brahmaansche legende neemt deze stad de plaats in van het oude Kasi, dat eertijds vrij in de ruimte hing, tusschen Zenith en Nadir, evenals het graf van Mahomed. Maar in dezen meer realistischen tijd rust Benares, het Athene van Indië volgens de Oriëntalisten, heel prozaisch op den grond; en Passepartout kon een oogenblik de huizen van gebakken steen, en de hutten van gevlochten riet zien, die het zulk een troosteloozen aanblik verleenen, zonder eenige locale kleur er aan te geven. Sir Francis Cromarty was thans op de plaats van zijn bestemming. De troepen, waartoe hij behoorde, waren op eenige mijlen afstand ten noorden van de stad gelegerd. De brigade-generaal nam daarop van Phileas Fogg afscheid, hem in alle opzichten het beste toewenschende, en den wensch uitsprekende dat hij de reis op een minder zonderlinge, maar winstgevender wijze weer zou hervatten Mr. Fogg drukte even de vingers van zijn reisgenoot. Het afscheid van Mrs. Aouda was hartelijker. Nooit zou zij vergeten wat zij aan Sir Francis te danken had. Passepartout werd door den brigade-generaal vereerd met een stevigen handdruk. Vol ontroering vroeg hij zich af waar en wanneer hij zich toch wel voor hem zou kunnen opofferen. Toen scheidde men. Van Benares af volgt de spoorweg gedeeltelijk het dal van den Ganges. Door de raampjes van den wagon kon men bij helder weer het afwisselend landschap van Behar gadeslaan. De bergen zijn bedekt met groen, terwijl de velden met gerst, maïs en tarwe zijn bebouwd. De stroomen en meren, bevolkt met alligators, de goed onderhouden dorpen en de lommerrijke wouden. Eenige olifanten en bultige zeboe's kwamen zich in de wateren van den heiligen stroom baden; en eveneens niettegenstaande het vergevorderde seizoen en de reeds lager wordende temperatuur, groepen Hindoe's van beide sexen, die op | plechtige wijze hunne heilige afwasschingen volbrachten. | Deze geloovigen, verbitterde vijanden van het Boeddhisme, zijn vurige aanhangers van den Brahmaanschen godsdienst, die belichaamd is in drie personen, Vishnoe, den Zonnegod; Shiva, de verpersoonlijking der natuurkrachten en Brahma, den opperheer der priesters en wetgevers. Maar met welk een blik zullen Brahma, Vishnoe en Shiwa dit „Britsch" geworden Indië beschouwen, wanneer een stoomboot voorbijgaat en de heilige wateren van den Ganges in beroering brengt!.. Dit geheele panorama ging bliksemsnel aan hen voorbij, en dikwijls verborg een wolk van witten stoom de bijzonderheden van het landschap. Ter nauwernood konden de reizigers het fort van Chumar bespeuren, twintig mijlen Zuidoostelijk van Benares, een oude sterkte van de Radjah's van Behar; Ghazepore, met zijn belangrijke fabrieken van rozenwater, Patna, waar de grootste markt van opium uit geheel Indië gehouden wordt; Monghir, een meer dan Europeesche stad, Engelsch als Manchester of Birmingham, vermaard om zijn ijzersmelterijen, zijn fabrieken van ijzeren voorwerpen en blanke wapenen, en welks hooge schoorsteenen met een vuilen rook den Hemel van Brahma bezoedelen een uitdaging in dit land van droomen en legenden. 1 Eindelijk werd het nacht, en onder het gebrul van tijgers, beren en wolven, die voor de locomotief vluchtten, ging de trein in volle snelheid voort, en men zag niets meer van de wonderen van Bengalen, noch Golconda, noch het vervallen Gour, noch Mourshegabad, dat eertijds hoofdstad was, noch Burdwan, noch Hougly, noch Chandernagor, den Franschen uithoek op het Indische grondgebied, waarop Passepartout trotsch zou zijn geweest, de vlag van zijn vaderland te zien wapperen! Eindelijk, om zeven uur 'smorgens, was Calcutta bereikt. De mailboot die op vertrek lag naar Hongkong, lichtte het anker eerst om 12 uur. Phileas Fogg had dus nog vijf uur vóór zich. Volgens zijn reisboek moest liij in de hoofdstad van Indië den 25en October aankomen, 23 dagen nadat hij Londen verlaten had; en hij kwam, op den vastgestelden dag aan. Hij was dus noch voor, noch achter. Ongelukkig waren de twee dagen die hij gewonnen had, weer verloren gegaan, men weet op welke wijze, tijdens zijn doortocht over het Indische schiereiland — maar men mag aannemen dat Phileas Fogg ze niet betreurde. VIJFTIENDE HOOFDSTUK. IVaarin de zak met bankbiljetten wederom eenige duizenden ponden lichter wordt. De trein had aan het station stilgehouden, Passepartout was het eerst uit den wagon gesprongen en werd gevolgd door Mr. Fogg, die zijne jonge gezellin behulpzaam was met uitstappen. Phileas Fogg was van plan zich onmiddellijk naar de mailboot voor Hongkong te begeven, om er Mrs. Aouda gemakkelijk te installeeren, want hij wilde haar niet verlaten zoolang zij in een, voor haar zoo gevaarlijk land, zou zijn. Op het oogenblik dat Mr. Fogg het station wilde verlaten, naderde hem een politieagent met de woorden: „Is u Mr. Fogg?" „Dat ben ik." „Is die man uw knecht?" vroeg de man verder, terwijl hij Passepartout aanwees. „Ja." ,Wilt u mij dan beiden volgen." Mr. Fogg maakte geen enkele beweging waaruit eenige verbazing kon blijken, Die agent was een vertegenwoordiger van de wet; en voor iederen Engelschman is de wet onaantastbaar. Passepartout met zijn Fransche gewoonten, wilde er iets tegen inbrengen, maar de agent raakte hem even met zijn stokje aan, en Phileas Fogg wenkte dat hij moest gehoorzamen. „Kan deze jonge dame ons vergezellen?" vroeg Mr. Fogg. „Dat kan zij," antwoordde de man. De agent leidde Mr. Fogg, Mrs. Aouda en Passepartout naar een palkighari, een soort van rijtuig op vier wielen, met vier plaatsen en met twee paarden bespannen. Men vertrok. Gedurende den rit sprak niemand een woord. Het voertuig reed eerst door de inlandsche stad, met haar nauwe straten van hutten, waarin een cosmopolitische bevolking, die er vuil en haveloos uitzag, krioelde. Daarop reed het door de Europeesche stad, die er vroolijk uitzag met haar huizen van gebakken steen met haar lanen van cocospalmen, met haar bosch van masten, waarin reeds ondanks het vroege uur, voorname ruiters en prachtige equipages rondreden. De palkighari hield stil voor een gebouw met een onaanzienlijk uiterlijk, maar dat toch blijkbaar geen particulier huis was. De agent van politie liet zijn gevangenen — want men kon hen zeer goed dien naam geven — uitstappen, en geleidde hen naar een kamer met getraliede vensters, terwijl hij hun toevoegde: „Om half negen zult gij voor den rechter Obadiah gebracht worden." Daarop sloot hij de deur af en verwijderde zich. „Zoo, wij zijn gevangenen!" riep Passepartout, terwijl hij zich op een bank liet vallen. Mrs. Aouda richtte zich dadelijk tot Mr. Fogg, en zeide tot hem met een stem, die ondanks haar zelve duidelijk haar aandoening verried: „Mijnheer, u moet mij aan mijn lot overlaten. Ik ben de oorzaak dat u vervolgd wordt. Het is omdat u mij gered hebt." Phileas Fogg zei slechts dat dit niet mogelijk was. Vervolgd te worden wegens deze Sutty-aangelegenheid! Ondenkbaar! Hoe zouden de aanklagers zich durven aanmelden? Er moest een misverstand in 't spel zijn. Mr. Fogg voegde er aan toe dat hij in geen geval de jonge vrouw in de steek zou laten, en dat hij haar naar Hongkong zou brengen. „Maar de boot vertrekt om twaalf uur!" merkte Passepartout op. „Vóór twaalf uur zijn wij aan boord!" Dit werd op zoo n beslisten toon gezegd dat Passepartout niet kon nalaten bij zich zelf te denken: „Parbleu! Dat staat dus vast! Voor den middag zijn wij aan boord!" Maar toch was hij nog in 't geheel niet gerustgesteld. Tegen half negen ging de deur van de kamer open. De agent trad weer binnen, en bracht de gevangenen in een aangrenzend vertrek, waar een tamelijk groot publiek van Europeanen en inboorlingen reeds aanwezig was. Mr. Fogg, Mrs. Aouda en Passerpartout zetten zich op een bank tegenover de zetels, die bestemd waren voor den rechter en den griffier. De rechter, Obadiah, kwam bijna dadelijk daarna binnen, gevolgd door den griffier. Het was een dikke ronde man. Hij nam een pruik van een spijker aan den wand, en zette die snel op. „De eerste zaak," zeide hij. Maar zijn hand naar het hoofd brengend, riep hij: „Hé, dat is mijn pruik niet!" „Inderdaad, mijnheer Obadiah het is de mijne," antwoordde de griffier. „Waarde mijnheer Oysterpuf, hoe kunt u denken dat een rechter een goed vonnis zal kunnen vellen met de pruik van een griffier op!" De pruiken werden verwisseld. Gedurende deze voorbereidselen zat Passepartout op heete kolen want het scheen hem toe dat de wijzer van de groote klok in de rechterzaal zich zeer snel over de wijzerplaat voortbewoog. „De eerste zaak!" sprak nogmaals de rechter Obadiah. „Phileas Fogg!" riep de griffier. „Dat ben ik," antwoordde Mr. Fogg. „Passepartout?" „Present!" antwoordde Passepartout. „Goed!" zei de rechter. „Al twee dagen lang, beklaag- den, zoekt men u op alle treinen die van Bombay komen." „Maar waarvan beschuldigt men ons!" riep Passepartout ongeduldig uit. „Dat zult ge aanstonds vernemen," antwoordde de rechter. „Mijnheer!" zeide daarop Mr. Fogg. „Ik ben Engelsch onderdaan, en ik heb recht. . „Heeft men u in eenig opzicht te kort gedaan ? "vroeg de rechter Obadiah. „In 't geheel niet." „Goed. Laat de aanklagers binnenkomen." Op het bevel van den rechter werd een deur geopend, en drie priesters werden door den deurwaarder binnengeleid. „Dat dacht ik al," zei Passepartout zacht bij zichzelf. „Het zijn de schurken die onze jonge dame verbranden wilden." De priesters plaatsten zich voor den rechter, en de griffier las met luider stemme een aanklacht wegens heiligschennis tegen Mr. Fogg en zijn bediende, die beschuldigd werden een heilige wet van den Brahmaanschen godsdienst geschonden te hebben. „Hebt u het gehoord?" vroeg de rechter aan Phileas Fogg. „Ja, mijnheer," antwoordde Fogg, terwijl hij zijn horloge raadpleegde, „en ik beken." „Aha! u bekent? ..." „Ik beken; en ik verwacht dat deze drie priesters thans ook op hun beurt bekennen hetgeen zij wilden doen bij de pagode te Pillaji." De drie priesters keken elkander aan. Zij schenen niets te begrijpen van de woorden van den beschuldigde. „Zonder twijfel!" riep Passepartout heftig. „Bij de pagode van Pillaji, waar zij hun slachtoffer wilden verbranden !" Nieuwe verbazing der priesters, en diepe verwondering van den rechter! „Welk slachtoffer?" vroeg hij . . . Wie wilden zij verbranden! Midden in de stad Bombay!" „Bombay!" riep Passepartout. „Zonder twijfel! Er is hier geen sprake van de pagode van Pillaji, maar van de pagode van Malabar-Hill te Bombay!" „En als overtuigingsstuk zijn hier de schoenen van den heiligschenner," voegde de griffier er aan toe, terwijl hij een paar schoenen op zijn lessenaar plaatste. „Mijn schoenen!" riep Passepartout uit, die in de hoogste mate verbaasd, dezen onwillekeurigen uitroep niet kon weerhouden. Men kan zich de verwarring voorstellen, die in den geest van meester en knecht plaats greep. Dat voorval in de pagode van Bombay hadden zij al lang vergeten, en het was dat, hetwelk hem voor den rechter bracht té Calcutta. Inderdaad had de detective Fix al het voordeel begrepen dat hij uit dit ongelukkige incident kon trekken Zijn vertrek twaalf uren uitstellend, had hij zich tot raadsman gemaakt van de priesters van Malabar-Hill. Hij had hun een aanzienlijke schadeloosstelling beloofd, wel wetend dat het Engelsche gouvernement zeer streng was ten aanzien van dit soort overtredingen; daarop had hij hen met den volgenden trein den heiligschenner achterna gezonden. Maar tengevolge van den tijd die besteed was aan de bevrijding van de jonge weduwe, kwamen Fix en de Hindoe's te Calcutta voor Phileas Fogg en zijn knecht aan, welke de overheid, door een telegram gewaarschuwd, bij het uit den trein stappen, in hechtenis moest nemen. Men oordeele over de teleurstelling van Fix toen hij vernam dat Fogg nog niet was aangekomen. Hij moest wel gelooven, dat zijn dief, door bij een der stations van den Peninsular-spoorweg, uitgestapt te zijn, zich in de Noordelijke provincie's schuil zou houden. Gedurende 24 uur verkeerde Fix in doodelijken angst, en loerde naar hem aan het station. Hoe groot was dus zijn vreugde toen hij hem dien morgen uit den wagon zag stappen; weliswaar in gezelschap van een jonge vrouw, van wier tegenwoordigheid hij zich geen rekenschap kon geven. Onmiddellijk zond hij een agent van politie op hem af, en zoo kwam het dat Mr. Fogg, Passepartout en Mrs. Aouda voor den rechter Obadiah gebracht werden. En indien Passepartout minder vervuld ware geweest met ziin eigen zaken, zou hii in een hoek van de recht¬ zaal den detective hebben bemerkt, die de zaak met een i gemakkelijk te begrijpen belangstelling volgde, want te t Calcutta, was evenmin als te Bombay of te Suez, het j. bevel tot inhechtenisneming nog niet in zijn bezit! Inmiddels had Obadiah aanteekening gehouden van de I bekentenis die aan Passepartout ontsnapt was, die wel I alles had willen geven om zijn onvoorzichtige woorden f in te trekken. „Is het feit erkend?" vroeg de rechter. „Erkend," antwoordde Mr. Fogg koel. „Overwegende," hernam de rechter, „dat de Engelsche | wet alle godsdiensten der bevolking van Indië gelijkelijk i en nauwgezet wil beschermen, overwegende dat het misdrijf door gezegden Passepartout erkend wordt, en van dezen alzoo vaststaat dat hij met een heiligschennenden voet het plaveisel van de pagode van Malabar-Hill te Bombay betreden heeft, op j den 2oen October, wordt gezegde Passepartout veroordeeld tot 15 dagen gevangenisstraf, en tot een boete van £ 300. „Drie honderd pond," riep Passepartout uit, die slechts aan de boete dacht. „Stilte!" riep de deurwaarder met een krijschende stem. „En,"voegde de rechter Obadiah eraan toe, „overwegende, dat het niet bewezen geacht moet worden, dat er geen medeplichtigheid heeft plaats gevonden tusschen ; den bediende en zijn meester, dat in alle gevallen deze aansprakelijk geacht moet worden voor de daden en h gedragingen van iemand die in zijn loondienst staat wordt gezegde Phileas Fogg vastgehouden en wordt hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht dagen en een boete van een honderd en vijftig pond sterling Ciriffier, de volgende zaak!" Passepartout was verpletterd. Deze veroordeeling bracht zijn meester tot den bedelstaf. Een weddenschap van twintig duizend pond verloren, en dat alles omdat hij als een echte nietsnutter, die verwenschte pagode was binnengegaan! Phileas Fogg die zichzelf evenzeer meester bleef, alsof de veroordeeling hem in het geheel niet aanging, had zelfs met met zijn wenkbrauwen gefronst. Maar op het oogenblik dat de griffier een andere zaak voor deed komen, verhief hij zich met de woorden: „Ik bied cautie aan!" "Dat is uw ïecht! antwoordde de rechter. Fix werd koud van schrik, maar hij herstelde zich, toen hij hoorde dat de rechter, „overwegende de hoedanigheid van vreemdelingen van Philes Fogg en zijne bediende," de cautie voor elk van hen vaststelde op de aanzienlijke som van duizend pond. Twee duizend pond moest het Mr. Fogg kosten, indien nij zijn straf niet wilde ondergaan. ,,Ik betaal, zei de gentleman. En uit den zak, dien Passepartout bij zich droeg haalde hij een pak bankbiljetten te voorschijn, die hij op den lessenaar van den griffier deponeerde. zal u- wanneer u uw gevangenisstraf ondergaan hebt, teruggegeven worden;" zei de de rechter „inmiddels zijt gij vrij onder borgtocht." "9ja mee> zei Phileas Fogg tot zijn knecht. „Maar laten zij mij tenminste mijn schoenen teruggeven. riep Passepartout in een opwelling van woede. Men gaf hem zijn schoenen terug. „Die kosten duur genoeg!" mompelde hij. „Meer dan - duizend pond elk!" en dan komt er nog bij, dat zij mij te nauw zijn!" Passepartout volgde in een klaagelijken toestand Mr. Fogg, die de jonge vrouw zijn arm had aangeboden. Fix hoopte nog steeds, dat zijn dief er niet toe zou kunnen besluiten, die twee duizend pond in den steek te laten en dat hij liever acht dagen gevangenisstraf zou ondergaan. Hij volgde Fogg dus op den voet. Mr. Fogg nam een rijtuig, waarin Mrs. Aouda, Passepartout en hijzelf terstond plaats namen. Fix holde achter het rijtuig aan, dat weldra op een der kaden stilhield. Op een halve mijl uit de reede lag de Rangoon voor anker; haar vlag was ten teeken van vertrek tot boven in den mast geheschen. Het sloeg elf uur. Mr. Fogg was dus een uur vóór. Fix zag hem uit het rijtuig stappen en met Mrs. Aouda en zijn knecht in een bootje gaan. De detective stampvoette. „De schoelje," riep hij uit, „hij gaat er toch vandoor! Twee duizend pond weg! Hij is zoo verkwistend als een dief maar zijn kan! Ik zal hem tot aan het einde van de wereld volgen, als dat noodig mocht blijken; maar op die manier zal al het geld van den diefstal erbij inschieten! De inspecteur van politie had reden tot deze opmerking. Inderdaad had Fogg, sedert hij Londen verlaten had, aan reiskosten, aan belooningen, aan den koop van den olifant, aan borgtochten en aan boeten, reeds meer dan vijf duizend pond weggegooid, en het percentage van de teruggevonden som, die aan de detectives was uitgeloofd, verminderde voortdurend. ZESTIENDE HOOFDSTUK. "*aann Flx het doet voorkomen alsof hij niets afweet van de dingen waarover men hem spreekt. De Rangoon, een der mailbooten van de P. en O. Compagny, die speciaal bestemd was voor den dienst op China en Japan, was een schroefboot van een bruto tonnenmaat van 1770 ton, en van 400 paardenkracht nominaal. Hij evenaarde de Mongolia in snelheid maar met in comfort. Zoo was dan ook Mrs. Aouda niet zoo goed geïnstalleerd als Mr. Fogg wel gewenscht had. Maar ,t &ln§ s^chts om een overtocht van 3500 mijlen of elf a twaalf dagen, en de jonge vrouw toonde zich niet veeleischend. at f 'C^.Uren^e eerste dagen van dezen overtocht maakte Mrs. Aouda nader kennis met Phileas Fogg. Bij elke gelegenheid betoonde zij hem de levendigste dankbaarheid. De onverstoorbare gentleman hoorde haar, tenminste m schijn, met de grootste bedaardheid aan, zonder dat eenig woord of gebaar de minste aandoening bij hem verried! Hij zorgde er stipt voor dat het de j onge vrouw aan niets ontbrak. Op bepaalde uren kwam hij regelmatig i zoo al met om met haar te praten, dan toch om haar aan te hooren. Hij nam tegenover haar de plichten van de uiterste wellevendheid in acht, maar op de wijze van een automaat, wiens bewegingen speciaal voor dat doel zouden zijn ingericht. Mrs. Aouda wist niet recht wat zij er van denken moest, maar Passepartout had haar eenigennate ingelicht omtrent de zonderlinge persoonlijkheid van zijn meester. Hij had haar ook verteld op De reis om de wereld in tachtig dagen, 9 grond van welke weddenschap de gentleman de reis om de wereld maakte. Mrs. Aouda had er om gelachen. Maar zij had haar leven aan hem te danken, en haar redder kon er niet bij verliezen dat zij hem in het licht harer dankbaarheid zag. Mrs. Aouda bevestigde het verhaal dat de gids gedaan had over haar roerende lotgevallen. Zij behoorde inderdaad tot dat ras, dat de eerste plaats inneemt onder de Indische rassen. Verscheidene Parsische kooplieden zijn in Indië zeer rijk geworden door den katoenhandel. Een van hen, James Jejeebhoy is door het Engelsche gouvernement in den adelstand verheven; en Mrs. Aouda was een bloedverwant van dit aanzienlijk personage, dat te Bombay woonde. Zelfs was het een neef van Jejeebhoy, den edelen Jejeek, dien zij te Honkong hoopte aan te treffen Zou zij bij hem een wijkplaats en bijstand vmdcn. Zij was er niet zeker van. Waarop Mr. Fogg antwoordde dat zii zich niet ongerust behoefde te maken, en dat alles op wiskundige wijze in orde zou komen! Dit was altijd zijn laatste woord. j, Begreep de jonge vrouw dit verschrikkelijke wooid. Men weet het niet. In ieder geval vestigde zij haar grootc oogen op Mr. Fogg, haar groote oogen, „kristalklaar alssde heilige meren van de Himalaya! Maar de onhandelbare Fogg, geslotener dan ooit, scheen niet de man om zich in die meren te werpen. Het eerste gedeelte van den overtocht met de Kaneoon had plaats onder zeer gunstige omstandigheden. Het weer was kalm. Dit geheele gedeelte van de ontzaglijke baai, die de zeelieden de „Golf van Bengalen noemden, scheen tamelijk gunstig voor de mailboot. De Rangoon was weldra in de nabijheid van Grand Andaman, het belangrijkste der Andaman-eilanden, dat door zijn schilderachtigen berg, de Sadle-Peak, ter hoogte van 2400 voet, reeds uit de verte zichtbaar la. ; Men volgde de kust van vrij nabij. De wilde Papoea s van het eiland lieten zich niet zien. Het zijn wezens, die op den laagsten trap van de menschelijke beschaving mm len °"echte Hei panorama dat deze eilanden bood, was onvergebarnh ' ]kf W0Uden van waaierpalmen, pinangs struiken S'vmUSCa^ Tmen' teakS' re^achtige mimosa-' struiken varens ter hoogte van boomen, bedekten den oorgrond; en op den achtergrond verhief zich het sierlijk s houet der bergen. Langs de kust krioelde het van duizenden oeverzwaluwen, wier eetbare nestjes een geliefkoosd gerecht uitmaken in het „Hemelsche Riik" der^Ad1 g6he?e fWiSSClende schouwspel dat de groep der Adamaneilanden opleverde, ging voorbij en de d-!nghTn fevende snel naar de straat van Malakka zeeën ^ verleenen tot de Chineesché Wat deed gedurende dezen overtocht de inspecteur ix, die zoo ongelukkig werd meegesleept op een reis om de wereld? Bij het vertrek uit Calcutta had hij, na orders gegeven te hebben, dat het bevel van inhechtenisneming — wanneer het eindelijk aankwam — hem zou worden nagezonden naar Hongkong, zich nog juist aan boord kunnen inschepen zonder door Passepartout opgemerkt verbergen tot datT® ^ aanwezi8heidte kunnen r , , , de mailboot zou zijn aangekomen Inderdaad zou het hem zeer moeilijk gevallen zijn zijn warton P T" ^ te ^ den a^g waan van Passepartout op te wekken, die niet anders dacht dan dat hij te Bombay was. Maar hij werd er toe heraut H ken,ms,making van den eerlijken jongen te Dat zal men°thans zien^ «1™. H„c> inspecteur l te's ' s"La* ?':»S o xiUii60.UIlg Qat üe mhechtenis- neming van den dief zou plaats vinden, of deze zou hem, om zoo te zeggen, voor goed ontsnappen. Inderdaad was Hongkong nog Engelsch grondgebied. Maar dan ook het laatste dat zich nog op de reis voordeed. Eenmaal dat gepasseerd, boden China, Japan, Amerika een vrij veilige wijkplaats aan Sinjeur Fogg aan. Wanneer hij te Hongkong eindelijk het bevel tot inhechtenisneming vond, dat hem blijkbaar achterna reisde, zou Fix, Fogg arresteeren, en hem zonder eenige moeilijkhé^ aan de politie overleveren. Maar na Hongkong zou een eenvoudig bevel tot inhechtenisneming met meer voldoende zijn. Men zou een bevel tot uitlevering noodig hebben; dat zou allerlei oponthoud, vertragingen en hinderpalen ten gevolge hebben, waarvan de schurk partij zou trekken om voorgoed te ontsnappen. Mislukten daarom zijn maatregelen te Hongkong, dan werd het, zoo niet onmogelijk, dan toch in ieder geval hoogst bezwaarlijk zijn jacht met eenige kans op succes voort e zetten • • • ,Dus," zeide Fix, gedurende de lange uren die hij m zijn hut doorbracht, voortdurend in zich zelf: „Dus, öl de volmacht zal te Hongkong zijn, en ik neem mijn man gevangen, óf ze zal er niet zijn, en in dat geval moet ik tot eiken prijs zijn vertrek zien te vertragen. Mijn pogingen zijn mislukt te Bombay! Zij zijn mislukt te Calcutta! Als zij nu ook te Hongkong mislukken, dan is miin reputatie naar de maan. Ik moet dus slagen, het koste wat het wil. Maar welk middel te gebruiken om, indien het noodzakelijk is, het vertrek van dien verwenschten Fogg te vertragen? Als uiterste middel was Fix wel van plan om Fassepartout van alles op de hoogte te brengen; om hem den waren aard van dien meester te leeren kennen, dien hij diende, maar wiens medeplichtige hij stellig niet was. Als Passepartout eenmaal volledig was ingelicht, moes hii wel vreezen in de zaak betrokken te worden, en moest hij wel partij kiezen voor hem, Fix. Maar dit was toch een zeer gewaagd middel, dat slechts in het uiterste geval kon worden aangewend. Een enkel woord van Passepartout aan zijn meester zou onherroepelijk alles bederven. De inspecteur van politie verkeerde dus in de grootste verlegenheid wat te doen, toen de tegenwoordigheid van Mrs. Aouda aan boord van de Rangoon, in gezelschap van Phileas Fogg, hem nieuwe perspectieven opende. Wie was die vrouw? Welke samenloop van omstandigheden had haar tot metgezellin van Fogg gemaakt ? Blijkbaar moest de ontmoeting tusschen Bombay en Calcutta hebben plaats gehad. Maar op welk punt van het schiereiland? Was het slechts het toeval dat Fogg en de jeugdige reizigster had vereenigd? Was die reis door Indië niet integendeel door den gentleman ondernomen met het doel, deze bekoorlijke persoon te ontmoeten? Want zij was bekoorlijk! Fix had haar gezien voor het gerechtshof te Calcutta. Men kan zich denken hoezeer de nieuwsgierigheid van den politieman geprikkeld werd! Hij vroeg zich af of hier niet een misdadige ontvoering had plaats gevonden. Ja! Dat moest het zijn! Die gedachte zette zich vast in het hoofd van Fix, en hij besefte al het voordeel dat hij uit deze omstandigheid kon trekken. Of deze jonge vrouw gehuwd was of niet, er had een schaking plaats gevonden en het moest mogelijk zijn om te Hongkong den schaker in zóó groote moeilijkheden te brengen, dat hij er zich niet door geld uit zou kunnen redden. Maar men moest de aankomst van de Rangoon te Hongkong niet afwachten. Die Fogg had de ellendige gewoonte om van de eene boot op de andere te springen, en vóór de zaak nog een aanvang genomen had kon hij reeds ver weg zijn. Het was dus van het grootste belang de Engelsche autoriteiten reeds van te voren te waarschuwen, en den passagier van de Rangoon nog vóór zijn ontscheping te signaleeren. Niets nu was gemakkelijker dan dat, daar de mailboot Singapore aandeed, en Singapore met de Chineesche kust telegrafisch verbonden is. Echter, alvorens te handelen en om nog zekerder van ziin zaak te zijn, besloot Fix eerst nog Passepartout te ondervragen. Hij wist dat het niet moeilijk was dien iongen aan het praten te krijgen, en hij besloot het incognito, dat hij tot nu toe bewaard had, te verbreken. Er was trouwens geen tijd te verliezen. Het was den 31 en October, en den volgenden dag al zou de Rangoon te Singapore binnenloopen. Fix ging dus dien dag uit zijn hut aan dek, met het plan om Passepartout „het eerst", en met teekenen van de uiterste verbazing, aan te spreken. Passepartout wandelde op het voordek, toen de inspecteur op hem toesnelde met den uitroep: „Wat! is u op de Rangoon?" „ ,Mr. Fix aan boord!" antwoordde Passepartout, zeer verrast toen hij zijn reisgezel van de Mongolia herkende. Wat! Ik laat u te Bombay achter, en ik vind u terug op weg naar Hongkong? Maar u maakt dus ook een reis om de wereld?" Neen, neen," antwoordde Fix. „Ik ben van plan om te Hongkong te blijven. Althans gedurende eenige dagen Zoo " zei Passepartout, die een oogenblik verwonderd scheen.'„Maar hoe komt het, dat ik u niet aan boord heb gezien, sedert ons vertrek van Calcutta. Och, ik voelde mij niet erg prettig. .. Een beetje zeeziek... Ik ben in mijn hut blijven liggen. De golf van Bengalen bekomt mij niet zoo goed als de Indische Oceaan. En uw meester, Mr. Fogg?" O die is volmaakt gezond, en even stipt als zijn reisboek! Geen dag te laat! O, Mr. Fix, dat weet u nog met, maar wij hebben ook een jonge dame bij ons. Een ionge dame?" antwoordde de inspecteur, die precies deed alsof hij niet begreep wat Passepartout bedoelde. , , . _ Maar Passepartout had hem weldra op de hoogte van de zaak gebracht. Hij vertelde het incident in de pagode te Bombay, den aankoop van den olifant voor £ 2000, de geschiedenis met de „Sutty", de ontvoering van Aouda de veroordeeling door de rechtbank te Calcutta, en dé invrijheidstelling onder borgtocht. Fix, die het laatste gedeelte van deze voorvallen kende, nam den schijn aan alsof hij van dit alles niets wist; en Passepartout vond er genoegen in zijn lotgevallen te vertellen aan een toehoorder, die er zooveel belang in stelde. „Maar," vroeg Fix, ,,is het de bedoeling van uw meester die jonge vrouw naar Europa mee te nemen?" "Dat niet, Mr. Fix, dat niet! Wij zullen haar eenvoudig aan de zorgen van een harer verwanten, een rijk koopman te Hongkong, toevertrouwen." ,,Er valt niets te beginnen!" zei de detective bij zichzelf, terwijl hij zijn teleurstelling verborg. „Een glas gin mijnheer Passepartout?" „Heel graag, Mr. Fix." „Laten wij op onze ontmoeting op de Rangoon drinken! Dat is wel het minste wat wij doen kunnen." ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. Waarin het een en ander dat gedurende den overtocht van Singapore naar Hongkong -plaats vindt, ter sprake komt. Na dien dag ontmoetten Passepartout en de detective elkander herhaaldelijk, maar de laatste was zeer terughoudend tegenover zijn reisgenoot, en hij deed in t geheel geen poging meer hem aan het spreken te krijgen. Een of twee maal slechts zag hij Mr. Fogg uit de verte; deze bleef het liefst in de groote kajuit van de Rangoon. Hetzij dat hij daar Mrs. Aouda gezelschap hield, hetzij dat hij whist speelde, volgens zijn onveranderlijke gewoonte. Wat Passepartout aangaat, hij was ernstig gaan nadenken over het zonderlinge toeval dat wederom Fix op de reisroute van zijn meester bracht. En waarlijk, men zou over minder verbaasd gestaan hebben. Die gentleman, ongetwijfeld zeer vriendelijk en zeer innemend, die men eerst te Suez ontmoet, die zich op de Mongolia inscheept, die te Bombay aan land gaat, waar hij zegt verblijf te houden, dien men vervolgens op de Rangoon met bestemming voor Hongkong terugvindt, die, in een woord, de reis van Mr. Fogg stap voor stap volgde, dat was wel de moeite waard er eens over na te denken. Er was hier op 't minst genomen een zonderlinge samenloop van omstandigheden. Op wien had die Fix het toch gemunt? . , ,, Passepartout wilde zijn muilen er onder verwedden en hij had die zorgvuldig bewaard — dat die Fix Hongkong op hetzelfde oogenblik als Fogg zou verlaten, en waarschijnlijk zelfs met dezelfde mailboot! Passepartout had er een eeuw over kunnen nadenken, zonder dat hij ooit geraden zou hebben met welke zending de inspecteur wel belast was. Nooit zou hij vermoed hebben, dat Phileas Fogg als een dief gevolgd kon worden, rondom den aardbol. Maar daar het in de menschelijké natuur ligt, van alles een uitlegging te willen geven, kwam Passepartout in een helder oogenblik eensklaps tot een verklaring voor de voortdurende tegenwoordigheid van Fix En inderdaad was zijn verklaring zeer aannemelijk. Volgens hem kon en moest Fix niemand anders zijn dan een agent, die door de leden van de Reform-Club, Mr. Fogg achterna gezonden was, om te constateeren of de reis om de wereld regelmatig verliep volgens de van te voren vastgestelde route. „Dat moet het zijn! Dat moet het zijn! herhaalde de eerlijke jongen zeer trotsch op zijn scherpzinnigheid. „Het is een spion, die de heeren ons achterna gezonden hebben! Dat is toch niet loyaal! Mr. Fogg die zoo eerlijk en zoo achtenswaardig is! Hem door een spion te laten bespieden! Dat zal u duur te staan komen, heeren van de Reform-Club!" Passepartout, die in de wolken was over zijn ontdekking, besloot er toch niets van aan zijn meester mede te deelen, vreezend dat deze, terecht, gekwetst zou zijn door dit teeken van wantrouwen van de zijde zijner tegenpartij, laar hij beloofde zichzelf toch, Fix bij gelegenheid eens te laten voelen, dat hij hem doorzag, hoewel met bedekte woorden en zonder zich bloot te geven. Woensdag 30 October in den namiddag liep de Rangoon de Straat van Malakka binnen, die het schiereiland van dien naam van Sumatra scheidt. Bergachtige en steile, zeer schilderachtige eilandjes benamen aan de reizigers het uitzicht op het groote eiland. Den volgenden dag om vier uur 's morgens liep de angoon, die een halve dag op den reglementairen tijd gewonnen had, te Singapore binnen, om een nieuwen voorraad steenkolen in te nemen. Phileas Fogg schreef dezen voorsprong in de kolom voor tijdwinsten in, en ditmaal ging hij aan land, m gezelschap van Mrs. Aouda, die haar wensch te kennen •reseven had om gedurende eemge ureneenrijtoerte maken. Fix wien elke handeling van Fogg verdacht voorkwam volgde hem zonder door hem opgemerkt te worden. Wat Passepartout aangaat, die bij zich zelf lachte toen hij de manoeuvre van Fix gewaar werd, hij ging, als naar %TeiUndsïn^r™"„och groot „och indrukwekkend van aanblik. Het heeft geen bergen, althans geen in het oog springende. Toch, al is het smal, maakt het eiland een bekoorlijken indruk. Het is een park met mooie wegen doorsneden. Een fraaie equipage, bespannen met dne sierlijke paardjes, die men hier vanuit Nieuw-Holland heeft ingevoerd, bracht Mrs. Aouda en Phileas Fogg te midden van een dicht palmenbosch met prachtig gebladerte en van kruidnagelboomen, wier nagelen gevormd worden door de knoppen zelve van de half onÜokeii bloemen. In dit bosch namen peperstruiken de plaats in van de doornige hagen in Europa; sagopalmen hooge varens met hun prachtige takken, wisselden den aanblik van dit tropische landschap af. Muscaatboomen, me glanzende bladeren, vervulden de lucht met een doordringenden geur. In de bosschen ontbrak het niet aa vroolijk dartelende en gnmassenmakende apen en m d dichte wouden verscholen zich misschien wel tijgers Voor wie zich zou verwonderen te hooren, dat op dit betrekkelijk kleine eiland deze verschrikkelijke roofdieren niet zijn uitgeroeid, kan men antwoorden dat zij van Malakka komen door de Straat over te zwemmen. Na een rit van twee uur door dit landschap kwamen Mrs. Aouda en haar metgezel, die om zich heen keek zonder iets te zien — in de stad terug, die bestaat uit een uitgestrekte opeenhooping van zware en lage huizen, omgeven door heerlijke tuinen, waarin mangistans ananassen en andere van de heerlijkste vruchten ter wereld groeien. Om tien uur kwamen zij op de mailboot terug, zonder dat zij het wisten gevolgd door den inspecteur, die zelf ook de kosten van een rijtoer had moeten maken. Passepartout wachtte hen op het dek van de Rangoon. De goede jongen had eenige dozijnen mangistans gekocht, vruchten die zoo groot zijn als een gewone appel Van buiten donkerbruin, van binnen schitterend rood, en wier witte pit, die in den mond smelt, aan de echte fijnproevers een onvergelijkelijk genot verschaft. Passepartout was zeer verheugd dat hij deze vruchten aan Mrs. Aouda kon aanbieden, die hem er zeer vriendelijk voor bedankte. Om elf uur gooide de Rangoon, die zijn lading steenkolen had ingenomen, de touwen los, en eenige oogenblikken later verloren de reizigers de hooge bergen van Malakka uit het oog, welker wouden de schoonste tijgers der aarde herbergen. Dertienhonderd mijlen ongeveer scheiden Singapore van het eiland Hongkong, een klein Engelsch gebied dat aan de Chineesche kust ligt. Phileas Fogg moest dezen afstand in hoogstens zes dagen afleggen, om te Hongkong de boot te kunnen nemen die den 6den November naar Yokohama zou vertrekken, een van de grootste havens van Japan. De Rangoon was zwaar geladen. Talrijke passagiers hadden zich te Singapore ingescheept: Hindoes, Ceyloneezen, Chineezen, Maleiers, Portugeezen, die voor het grootste gedeelte tweede klasse reisden. Het weer, dat tot dusverre mooi geweest was, veranderde nu de maan in het laatste kwartier kwam. De zee werd onstuimig. Nu en dan stak de wind heftig op, maar gelukkig uit Zuid-Oostelijke richting, hetgeen aan de vaart van de boot ten goede kwam. Wanneer het weer het toestond, liet de kapitein de zeilen hijschen. De „Rangoon", als een brik opgetuigd, voer dikwijls met" twee marszeilen en een fok op, en haar snelheid nam toe door de samenwerking van stoom en wind. Op deze wijze voer men bij een korten en dikwijls vermoeienden golfslag langs de kusten van Annam en Cochin-China. Maar het was meer de schuld van de Rangoon dan van de zee, en op deze mailboot moesten de passagiers, die meerendeels zeeziek werden, het gelag betalen. Inderdaad toonen de schepen der Pemnsular-Company, die de Chineesche zeeën bevaren, een ernstige constructiefout De verhouding tusschen hun waterverplaatsmg en hun'inhoud is zeer slecht berekend, en tengevolge daarvan bieden zij slechts weinig weerstand aan de zee. Die schepen zijn van veel minder gehalte — zooal met wat de machine betreft - dan de scheepstypen der .Messagerie fran?aise", zooals de Impératnce en de Cambodge. Terwijl volgens de berekening der ingenieurs deze het gewicht aan water kunnen innemen, gelijk aan hun eigen gewicht, alvorens te zinken, zouden de booten te PmhSular-Company. de Goleonda, de Korea en tenslotte de Rangoon, sleehts het zesde van hun gewicht aan water kunnen innemen, zonder m de diepte tC Men^ moest dus tengevolge van het slechte weer de grootste voorzorgen in acht nemen. Men moest vaak onder verminderden stoom opvaren. Dat was een tijdverlies dat Phileas Fogg volstrekt met scheen te verrusten, maar waarover Passepartout zich uitermate opwond. Hij gaf dan de schuld aan den kapitein, aan den machinist aan de Companv, en verwenschte allen die zich er mee bezig hielden reizigers te vervoeren. Misschien dat het ook de gaskraan was, die -aar voortging voor zijn rekening te branden, in het huis in Seville Row, die hem zoo ongeduldig maakte. „Maar hebt u dan zoo'n haast om te Hongkong aan te komen?" vroeg hem de detective. Zeer veel haast," antwoordde Passepartout. Denkt u dat Mr. Fogg haast heeft de mailboot naar Yokohama te nemen?" ,,Ja, ontzaglijk veel haast. „U bent dan toch gaan gelooven aan die zonderlinge reis rond de wereld?" „Stellig, en u, Mr. Fix?" „Ik? Ik geloof er niet aan." „Grappenmaker!" antwoordde Passepartout knipoogend. Dit antwoord gaf den detective veel stof tot nadenken. Deze qualificatie verontrustte hem, zonder dat hij precies wist, waarom. Had de Franschman zijn opdracht geraden? Hij wist niet wat hij er van denken moest. Maar hoe had Passepartout zijn hoedanigheid als detective, waarvan hij alleen het geheim had, kunnen ontdekken? En toch had Passepartout stellig, toen hij zoo tot hem sprak, een nevenbedoeling gehad. Een anderen keer ging de goede jongen zelfs nog verder, want het werd hem te machtig. Hij kon zijn mond niet houden. „Zeg eens, Mr. Fix," vroeg hij aan zijn reisgezel, met een blijkbare bedoeling, „zullen wij, als wij te Konkong zijn, verder uw aangenaam gezelschap moeten missen?" „Wel," antwoordde Fix, eenigszins van zijn stuk gebracht, „dat weet ik nog niet! . . . Misschien dat. . .!" „O, zei Passepartout, „als u ons bleef vergezellen, wat zou dat prettig zijn voor ons! Natuurlijk, een agent van de Peninsular-Company kan niet onderweg halt maken. U zoudt eerst alleen maar naar Bombay gaan, en nu komt u waarlijk al in China! Amerika is niet ver meer; en van Amerika naar Europa is maar een stap!" Fix keek den spreker oplettend aan, die hem het vriendelijkste gezicht van de wereld toonde, en hij vond het maar het best met hem mede te lachen. Maar Passepartout die op dreef was, vroeg hem of „dit baantje hem veel opleverde." „Ja en neen," antwoordde Fix zonder blikken of blozen. „Er zijn voordeelige en onvoordeelige zaken; maar u begrijpt wel dat ik niet voor mijn eigen rekening reis." „O, daar was ik al lang van overtuigd," antwoordde Passepartout, terwijl hij nog luider begon t ■ Toen dit gesprek geëindigd was, ging Fix naar zijnhut, en begon er over na te denken. Hij werd blijkbaar door zien Op de een of andere wijze moest de Franschman zijn rol van detective te weten gekomen zijn. Maar zou hij ziin meester gewaarschuwd hebben? Wat voor een ro speelde hij bij dit alles? Was hij medeplichtige of met, Waren zijn plannen ontdekt, en bijgevolg met meer UltDeeinspaercteur bracht eenige moeilijke uren do°r nu eens alles verloren wanend, dan weer hopend dat t gg nog van niets afwist, en zonder te weten wat hem eigen- llj iMusschmkwtm hij langzamerhand weer tot kalmte en hij besloot alles openhartig met Passepartout te bespreken. Indien hij niet in de gekgenheidzouzijnom Fogg te Hongkong te arresteeren, en 'dlI« gereed zou maken, ditmaal voor goed het Engelsch grondgebied te verlaten, zou hij, Fix, alles a^. ^n partout zeggen. Öf de knecht was de medeplichtige van gn meeste? - en dan wist deze alles en in dat gev£ was de zaak reeds onherroepelijk bedorven ó knecht had met den diefstal niets te maken, en dan zou het in zijn belang zijn den dief in den stee latZóó was dus de onderlinge verhouding dezer beide mannen- en boven hen zweefde Phileas Fogg in majestueuse onverschilligheid. Hij vervolgde als een vast hchaam zijn loop om de aarde, zonder zich te bekommeren om de asterroiden, die om hem heen wentelden. En toch was er in zijn omgeving — volgens de uit drukking der astronomen — een storend hemellichaam, d™ zeer goed eenige onrust in het hart van den gentleman had kunnen teweegbrengen. Maar neen! De bekoorhjktod van Mrs Aouda werkte met, tot groote verwondering van Passepartout; en de storingen, indien ze al bestonden, zouden moeilijker te berekenen geweest zijn dan die ^an Uranus, welke geleid hebben tot de ontdekking van Neptunus. Ja! Het was een dagelijksche verwondering voor Passepartout, die zooveel dankbaarheid jegens zijn meester in de oogen der jonge vrouw las! Ongetwijfeld had Phileas Fogg maar zóóveel aan hart als noodig was, om zich heldhaftig te gedragen, maar verliefd, neen, daar kon geen sprake van zijn. Dat hij zich eenigszins bezighield met hetgeen de kansen van deze reis in hem konden doen ontstaan, daarvan was niets te bespeuren. Maar Passepartout zelf leefde in een voortdurenden angst. Eens zag hij, geleund over de balustrade van de machinekamer, naar de machtige machine, die soms wel op hol leek te slaan, toen door een heftige zijdelingsche beweging de schroef plotseling uit de golven te voorschijn kwam. De stoom vloog uit alle kleppen, hetgeen de verontwaardiging van den jongen gaande maakte. „Die kleppen zijn niet genoeg belast!" riep hij uit. „Men komt niet vooruit! Zoo zijn die Engelschen! als het een Amerikaansch schip was, dan zouden wij misschien in de lucht springen, maar in elk geval sneller vooruitkomen." ACHTTIENDE HOOFDSTUK. Waarin Phileas Fogg, Passepartout en Fix elk hun eigen weg gaan. Gedurende de laatste dagen van den overtocht was het weer zeer slecht. De wind werd zeer krachtig. Hij kwam voortdurend uit het Noordwesten, wat voor den gang van het schip hoogst nadeelig was. De Rangoon, die niet vast genoeg lag, slingerde geweldig, en de passagiers hadden alle recht, die lange, trage golven, die de wind uit volle zee tegen het schip opjoeg, te verwenschen. Den 3en en 4en November was het een soort storm. Rukwinden teisterden de zee. De Rangoon moest alle zeilen neerhalen, en voer gedurende een halven dag slechts met tien schroef slagen, zoodat men slechts schuin tegen de golven in vooruit kwam. Hoewel alle zeilen geborgen waren, was de tuigage nog te veel, dat men in den wind hooren fluiten. De snelheid van de mailboot werd dus, zooals men begrijpen kan, aanzienlijk verminderd, en men schatte dat zij te Hongkong met twintig uur vertraging aan zou komen, misschien zelfs later, als de storm niet ging liggen. Phileas Fogg woonde dit schouwspel eener woedende zee, die rechtstreeks tegen hem scheen te kampen, met de hem eigen onverstoorbaarheid bij. Geen oogenblik fronste zijn voorhoofd, en toch kon een vertraging van twintig uren zijn reis verijdelen, door hem de stoomboot naar Yokohama te doen missen. Maar deze man zonder zenuwen voelde ongeduld noch ergernis. Het maakte werkelijk den indruk, alsof deze storm een punt van zijn programma uitmaakte, alsof hij erin voorzien was. Mrs. Aouda, die zich met haar reisgezel over dezen tegenspoed onderhield, vond hem even kalm als altijd. Fix zag dezen tegenspoed weer met geheel andere oogen aan. Die storm kwam hem zeer goed te pas. Zijn voldoening zou zelfs alle perken te buiten gegaan zijn, als de Rangoon voor den storm de vlucht zou hebben moeten nemen. Al dat oponthoud was in zijn belang, want het zou Mr. Fogg noodzaken eenige dagen te Hongkong te blijven. Eindelijk dan was de hemel met zijn windstooten en stormvlagen op zijn hand. Hij was wel een beetje zeeziek, maar wat maakte dat uit! Het kon hem niet schelen, dat hij misselijk werd, en, terwijl zijn lichaam van zeeziekte ineenkromp, verheugde zijn geest zich in een diepe tevredenheid. Wat Passepartout aangaat, men kan gemakkelijk begrijpen met welk een kwalijk verholen woede hij deze periode van beproeving doorstond. Tot nu toe was alles zoo goed gegaan! De aarde en de zee schenen de toegewijde dienaren van zijn meester. Stoombooten en spoorwegen gehoorzaamden hem. Wind en stoom werkten samen om zijn reis gunstig te doen verloopen. Was dan eindelijk het uur der tegenslagen daar? Het was, alsof Passepartout die twintig duizend pond van de weddenschap uit zijn eigen zak moest betalen; hij had geen leven meer! De storm verbitterde hem, die stormvlagen deden hem van woede koken, en hij zou met genoegen die ongehoorzame zee gegeeseld hebben! De arme jongen! Fix hield zorgvuldig zijn inwendige voldoening voor hem verborgen, en daar deed hij goed aan, want als Passepartout de verborgen blijdschap van Fix zou hebben geraden, zou deze een onpleizierig uurtje beleefd hebben. Gedurende den geheelen storm bleef Passepartout op het dek van de Rangoon. Hij had niet beneden kunnen blijven; hij klom in de masten; hij verbaasde de bemanning door zijn behendigheid en hielp bij alles mede met de vlugheid van een aap. Honderd maal ondervroeg hij den De reis om de wereld in tachtig dagen. 10 kapitein, de officieren, de matrozen, die om zijn opgewondenheid moesten lachen. Passepartout wilde met alle geweld weten, hoe lang de storm zou duren. Men venvees hem naar den barometer, die maar niet wilde stijgen. Passepartout schudde den barometer, maar niets hielp, het schudden zoo min als de scheldwoorden waarmee hij het onschuldige instrument overlaadde. Eindelijk bedaarde de storm. De toestand van de zee veranderde in den loop van den 4en November. De wind werd gunstiger. Passepartout kwam tegelijk met het weer tot rust De marszeilen en de lage zeilen konden geheschen worden, en de Rangoon kon weer rechtaan varen met bewonderenswaardige snelheid. Maar de verloren tij kon niet meer ingehaald worden. Men moest erwelin berusten en eerst den Óen, te 5 uur 's morgens, kreeg men land in zicht. In het reisboek van Phileas Fogg was de aankomst van de boot op den 5en gesteld; en men had nu den 6en. Dat was dus een vertraging van 24 uur, en men zou ongetwijfeld de boot naar Yokohama missen. Om zes uur kwam de loods aan boord van de Rangoon en nam op de brug plaats, ten einde het schip door de vaargeulen de haven van Hongkong binnen te loodsen Passepartout had gaarne dien man ondervraagd, om te weten te komen of de mailboot naar Yokohama al uit Hongkong vertrokken was. Maar hij durfde niet, en wilde liever nog tot het laatste oogenblik een wemig hoop houden. Hij had zijn ongerustheid aan Fix toevertrouwd, maar die slimme vos trachtte hem te troosten, door te zeggen dat Mr. Fogg dan maar de volgende boot moest nemen Dit antwoord bracht Passepartout buiten zich zelf van woede. Maar indien Passepartout al niet den loods durfde te ondervragen, de heer Fogg wendde zich, na ziin Bradshaw geraadpleegd te hebben, op kalme wijze tot dezen en vroeg hem of hij ook wist, wanneer er een boot van Hongkong naar Yokohama zou vertrekken. „Morgenochtend, bij het opkomen van het getij, antwoordde de loods. ,,Zoo," zeide Mr. Fogg, zonder eenige verwondering te doen blijken. Passepartout, die er bij stond, zou den loods gaarne omhelsd hebben; Fix daarentegen had hem wel den nek kunnen omdraaien. „Hoe heet die boot?" vroeg Mr. Fogg. „De Carnatic, antwoordde de loods. „Moest die dan niet gisteren al vertrokken zijn?" „Ja, mijnheer, maar een der ketels moest hersteld worden, en daarom is het vertrek tot morgen uitgesteld." „Ik dank u zeer," antwoordde Mr. Fogg, en met zijn automatischen tred begaf hij zich wederom naar de kajuit van de Rangoon. Wat Passepartout aangaat, deze pakte de hand van den loods, en, die krachtig drukkend, zeide hij: „Loods, je bent een beste kerel!" De loods heeft zonder twijfel nooit begrepen, waaraan hij die uiting van plotselinge vriendschap te danken had. Op een fluitsignaal begaf hij zich weer op de brug, en stuurde de mailboot door die vloot van jonken, tankas, visschersbooten en alle mogelijke andere vaartuigen heen, die de toegangen tot de haven van Hongkong belemmeren. Om één uur lag de „Rangoon" aan de kade, en de passagiers gingen aan land. Men moet toegeven, dat het lot ditmaal Phileas Fogg zeer gunstig geweest was. Zonder de noodzaak haar ketels te herstellen, zou de Carnatic den 5en November vertrokken zijn, en de reizigers naar Japan hadden acht dagen lang op het vertrek van de volgende mailboot moeten wachten. Mr. Fogg was weliswaar vier en twintig uur achter, maar dit tijdverlies kon geen nadeelige gevolgen hebben voor zijn verdere reis. De stoomboot toch, die van Yokohama naar San-Fransisco den Pacific oversteekt, correspondeerde direct op de mailboot van Hongkong en zij kon dus niet vertrekken vóór dat deze was aangekomen. Natuurlijk zou er een vertraging van vier en twintig uur te Yokohama zijn, maar gedurende de twee en twintig dagen van den overtocht over den Pacific, zou men die gemakkelijk weer in kunnen halen. Phileas Fogg was dus, op vier en twintig uur na m overeenstemming met zijn programma, vijf en dertig dagen nadat hij Londen verlaten had De Carnatic zou eerst den volgenden morgen om vijf uur vertrekken; Mr. Fogg had dus zestien uren om zijn zaken te regelen, dat wil zeggen, die, welke Mrs. Aouda betroffen. Bij het aan land gaan bood hij de jonge vrouw zijn arm aan en geleidde haar naar een draagstoel. Hij vroeg de dragers hem een hotel aan te wijzen, en dezen noemden hem het Clubhotel. De draagstoel begaf zich op weg, gevolgd door Passepartout, en twintig minuten later kwam hij aan zijn bestemming. Een kamer werd voor de jonge vrouw gereserveerd, en Phileas Fogg droeg zorg, dat het haar aan niets ontbra . Daarop zeide hij tot Mrs. Aouda dat hij terstond onderzoek ging doen naar dien bloedverwant, aan wien zorgen hij haar te Hongkong zou toevertrouwen. Tegelijkertijd gaf hij Passepartout opdracht hotel te blijven tot zijn terugkeer, opdat de jonge vrouw daar niet alleen zou zijn. , naar 7nu De gentleman liet zich naar de beurs brengen. Daar zou men ongetwijfeld een zoo aanzienlijk persoon, a1^ den achtenswaardigen Jejeeh kennen, daar hij tot de rijkst kooplieden der stad behoorde. , i De makelaar tot wien Mr. Fogg zich wendde kende inderdaad den Parsischen koopman. Maar-sedert twee iaren woonde deze niet meer in China. Toen hij zijn fo tuin gemaakt had, had hij zich in Europa gevestigd — in HoUand! meende men - hetgeen zijn verklaring vond m de talrijke relatiën die hij met dat land gedurende zijn loop- terUg' TerStS liet hij aan Mrs. Aouda vragen, of zij hem een oogenbli kon ontvangen, en zonder inleiding vertelde hij haar dat de achtenswaardige Jejeeh met meer te Hongko g verblijf hield, en dat hij vermoedelijk in Holland woonde. Mrs. Aouda antwoordde hierop eerst in het geheel niets. Zij streek haar hand over haar voorhoofd, en bleef eenige oogenblikken nadenken. Daarop vroeg zij met haar zachte stem: „Wat moet ik nu beginnen, mijnheer Fogg?" „Dat is heel eenvoudig," antwoordde de gentleman: „mede gaan naar Europa." „Maar ik mag geen misbruik maken ..." „U maakt volstrekt geen misbruik, en uwe tegenwoordigheid is in het geheel geen beletsel voor mijn reis. Passepartout!" „Hier ben ik, mijnheer." „Ga naar de Carnatic en reserveer drie hutten." Passepartout, die opgetogen was de reis in gezelschap van Mrs. Aouda, die zeer vriendelijk voor hem was, voort te zetten, verliet onmiddellijk het Clubhotel. NEGENTIENDE HOOFDSTUK. Waarin Passepartout te veel belang gaat stellen in de zaken van zijn meester, en wat daar het gevolg van is. Hongkong is maar een klein eilandje dat, na den oorlog van 1842, bij het verdrag van Naukung, een Engelsche bezitting is geworden. In enkele jaren heeft Groot-Brit tannië, met zijn talent tot kolonisatie, daar een stad gesticht, en er een haven gebouwd, Victoria geheeten. Dit eilandje is gelegen aan de uitmonding van de rivier van Canton, op slechts zestig mijlen afstands van de Portugeesche stad Macao, dat aan den anderen oever van de rivier ligt. In den strijd om de handelsheerschappij, moest Hongkong noodzakelijkerwijze Macao overwinnen, en nu gaat het grootste gedeelte van den doorvoer naar China over deze Engelsche stad. De dokken, de hospitalen, de werven, de entrepots, een Gothische kerk, een „gouvernementshuis", geplaveide straten, dit alles doet den reiziger gelooven, dat een der handelsplaatsen uit de graafschappen Kent of Surrey dwars door de aarde is gebroken, om op dit punt van China weer te voorschijn te komen, bijna bij zijn antipoden. Passepartout wandelde met zijn handen in den zak de stad door naar de haven. Onderweg keek hij naar de draagstoelen en de kruiwagens met zeilen, die nog steeds in gebruik zijn in 't Hemelsche Rijk, en de menigte Chineezen, Japanners en Europeanen die zich door de straten spoedden. Hij zag op zijn wandeling bijna dezelfde tooneelen als in Bombay, Calcutta en Suez. Overal op den aardbol vindt men Engelsche steden! Passepartout wandelde met zijn handen in den zak de stad door naar de haven. Bij de haven aangekomen, zag Passeprtout aan den mond van de rivier een massa vaartuigen van verschillende nationaliteit; er waren Engelsche, Fransche en Hollandsche oorlogschepen en koopvaardijschepen, Japansche of Chineesche sloepen, jonken, tempa's, tanka's, ja zelfs bloemenbooten, die drijvende tuinen op het water vormden. Al voortwandelende ontmoette Passepartout nog een aantal bejaarde Indiërs, in gele gewaden. Toen hij zich had laten scheren, op Chineesche wijze, hoorde hij van dezen Chineeschen Figaro — die tamelijk goed Engelsch sprak — dat deze grijsaards allen minstens 80 jaar oud waren, en op dien leeftijd het voorrecht verkregen zich te kleeden in de keizerlijke kleur, namelijk geel. Passepartout vond dit zeer grappig, zonder precies te weten waarom! Na geschoren te zijn, begaf hij zich naar de aanlegplaats van de Carnatic en daar zag hij Fix op en neer wandelen. Passepartout verwonderde zich niet over deze ontmoeting, maar op het gelaat van den detective was duidelijk teleurstelling te lezen. „Juist!" zei Passepartout bij zichzelf, „alles loopt ook mis voor die heeren van de Reform-Club!" En hij begroette Fix even opgewekt als altijd, terwijl hij deed alsof hij de misnoegdheid van den ander niet opmerkte. De agent had zeker goede reden om zich te ergeren over het noodlot, dat hem steeds vervolgde. Nog geen volmacht. Het was duidelijk dat de volmacht hem aldoor achterna reisde, en hem niet kon bereiken, tenzij hij eenige dagen in dezelfde stad bleef. Daar nu Hongkong het laatste Engelsche grondgebied op de reisroute was, zou Mr. Fogg hem voor goed ontsnappen, indien het Fix niet gelukte hem daar eenige dagen te doen blijven. „Wel Mr. Fix, hebt u besloten ons naar Amerika te vergezellen?" vroeg Passepartout. „Ja," antwoordde Fix met op elkaar geklemde tanden. „Dat dacht ik wel!" riep Passepartout uit, terwijl hij een schaterend gelach deed hooren. „Ik wist wel dat u niet van ons zou kunnen scheiden. Gaat u mee een plaatskaart nemen i En beiden begaven zich naar het scheepskantoor, en bespraken hutten voor vier personen. De beambte deelde hun echter mede, dat, nu de herstellingen van de Carnatic geïndigd waren, de mailboot dien avond nog om acht uur zou vertrekken, en niet den volgenden morgen, zooals eerst was aangekondigd. „Heel goed," zei Passepartout. „Dat zal mijn meester bevallen. Ik ga het hem vertellen." Op dit moment besloot Fix om zijn laatste troef uit te spelen; hij moest Passepartout met alles op de hoogte stellen. Dat was misschien het eenige middel, dat hij had om Phileas Fogg, gedurende eenige dagen, te Hongkong op te houden. Bij het verlaten bood Fix zijn metgezel aan, iets te gaan gebruiken in een café. Passepartout had nog allen tijd. Hij nam de uitnoodiging aan. Er was een café aan de kade gelegen. Het zag er aanlokkelijk uit. Zij traden er binnen. Er was een groote, mooi versierde zaal, aan welker uiteinde men een lang met kussens overdekt rustbed zag staan. Op dit rustbed lagen een aantal personen te slapen. Een dertigtal gasten waren in de groote zaal aan kleine tafeltjes van gevlochten riet gezeten. Sommigen dronken pinten Engelsch bier, ale of porter, anderen hadden groote kannen alcoholische dranken, jenever of brandewijn, voor zich staan. Buitendien rookten de meesten lange roodaarden pijpen, die met balletjes opium, vermengd met rozenolie, gestopt waren. Van tijd tot tijd zag men een der rookers verslapt onder tafel glijden; dan kwamen de kellners, die hem bij hoofd en voeten opnamen en op het rustbed bij de anderen neerlegden. Een twintigtal van die dronkaards lag daar reeds naast elkaar in het stadium van verdooving. Fix en Passepartout begrepen dat zij in een opiumkit waren terecht gekomen, die bezocht werd door die ongelukkige verstompte, vermagerde idioten, waaraan het op winst beluste Engeland jaarlijks voor 260.000.000 francs opium verkoopt. Ongelukkige millioenen, die gewonnen worden uit de noodlottigste menschelijke ondeugden. Het Chineesche Gouvernement heeft dit misbruik wel door strenge wetten pogen te beteugelen, maar tevergeefs. Het gebruik van opium, dat eerst slechts aan lieden van aanzienlijken stand was toegestaan, is ook doorgedrongen tot de lagere klassen; en de verwoestingen er door aangericht, konden niet meer gestuit worden. Thans schuift men alom en altijd opium in het „Hemelsche Rijk". Mannen en vrouwen geven zich aan dezen betreurenswaardigen hartstocht over, en wanneer zij eenmaal aan de inademing er van gewend zijn, kunnen zij het er niet meer buiten stellen, zonder hevige maagkrampen te ondervinden. Een goed rooker kan tot acht pijpen daags rooken, maar hij sterft binnen vijf jaar. In een der talrijke kitten van dit soort, waarvan er zelfs te Hongkong zeer vele zijn, waren Fix en Passepartout nu binnengegaan om iets te gebruiken. Passepartout had geen geld bij zich, maar hij maakte gaarne van de „beleefdheid" van zijn metgezel gebruik, met de bedoeling, hem later op zijn beurt eens te onthalen. Men bestelde twee flesschen portwijn, waaraan de Franschman alle eer bewees, terwijl Fix, die meer terughouding toonde, zijn metgezel oplettend gadesloeg. Zij praatten over allerhande dingen, en vooral over het uitstekende denkbeeld dat Fix gehad had, om passage op de Carnatic te nemen en over die stoomboot, waarvan het vertrek eenige uren vervroegd was. Toen de flesschen leeg waren, stond Passepartout op om zijn meester te gaan waarschuwen. Maar Fix hield hem terug. „Een oogenblik," zeide hij. „Wat hebt u, Mr. Fix?" „Ik moet u spreken over een ernstige zaak." Een ernstige zaak!" riep Passepartout uit, terwijl hij" zijn glas ledigde, waarin nog eenige druppels achtergebleven waren. „Welnu, daar zullen we morgen wel over spreken, ik heb vandaag geen tijd meer! „Blijf! Het gaat over uw meester!" Öp dit gezegde keek Passepartout Fix scherp aan. De gelaatsuitdrukking van Fix maakte op hem een zonderlingen indruk. Hij ging weer zitten. „Wat hebt u mij dan te zeggen?" vroeg hij. Fix legde zijn hand op den arm van den ander, en zei op gedempten toon: ' „Hebt u geraden wat ik ben?" ";Wel zeker!" zei Passepartout glimlachend. ,,Dan zal ik u met alles op de hoogte brengen!" ^Nu ik al alles weet, snaak. Dat is zoo moeilijk met! Maar ga uw gang. Maar laat ik u vooraf zeggen, dat die heeren hun kosten geheel tevergeefs gemaakt hebben. „Vergeefs?" zei Fix. „Gij spreekt er wel gemakkelijk over. Men kan wel zien dat ge niet weet van welk een som er sprake is." . . , . , , „Maar dat weet ik zeer zeker! Twintigduizend pond. „Vijfenvijftigduizend pond!" hernam Fix, terwijl hij de hand van den Franschman drukte. „Wat!" riep Passepartout uit. „Mr. Fogg zou het aangedurfd hebben ... Vijf en vijftig duizend pond! . Welnu, een reden te meer om geen oogenblik te verliezen, voegde hij er bij, terwijl hij opnieuw opstond. ,, Vijfenvijf tig duizend pond," herhaalde Mr. rix, dié'Passepartout dwong weer te gaan zitten, na een flesch brandewijn te hebben laten komen en als ik slaag, win ik een premie van twee duizend pond. Wilt ge er vijfhonderd van, onder voorwaarde dat ge mij behulpzaam bent. „U helpen!" riep Passepartout uit, wiens oogen hoe langer hoe grooter werden. „Ja, mij helpen, om Mr. Fogg gedurende eenige dagen te Hongkong op te houden." „Maar laat mij vooraf zeggen, dat die heeren hun kosten geheel tevergeefs gemaakt hebben." „Wat zegt u daar! Dus niet tevreden mijn meester te doen volgen, en zijn goede trouw in twijfel te trekken, willen die gentlemen hem ook nog moeilijkheden in den weg leggen? Ik schaam mij over hen!" „Maar, wat bedoelt u eigenlijk?" vroeg Fix. „Ik bedoel dat het een gemeene streek is. Men zou evengoed Mr. Fogg kunnen berooven, en hem het geld uit zijn zak nemen." „Wel dat is juist wat wij wenschen te doen!" „Maar dat is een hinderlaag!" riep Passepartout, die zich opwond onder den invloed van den brandewijn, die Fix hem inschonk, en dien hij opdronk zonder het te merken — „een gemeene hinderlaag! Gentlemen! medeleden!" Fix begreep er nu niets meer van. „Collega's! Leden van de Reform-Club! Weet wel, Mr. Fix, dat mijn meester een fatsoenlijk man is, en als hij een weddenschap heeft aangegaan, hij die op loyale wijze wil winnen." „Maar wie denkt u dan toch dat ik ben?" vroeg Fix, terwijl hij Passepartout strak aanzag. „Wel natuurlijk een agent van de leden der Reform Club, die in opdracht heeft de reis van mijn meester te controleeren, hetgeen nog al vernederend is! Daarom heb ik, hoewel ik het al sinds eenigen tijd geraden heb, wie gij waart, mij wel gewacht dit aan mijn meester mede te deelen." „Weet hij niets?" vroeg Fix snel. „Niets," antwoordde Passepartout, terwijl hij nogmaals zijn glas ledigde. De inspecteur van politie bracht zijn hand aan zijn voorhoofd. Hij aarzelde alvorens verder te spreken. Wat moest hij doen? De vergissing van Passepartout scheen oprecht te zijn, maar dit maakte zijn plan nog moeilijker. Het was duidelijk dat die jongen volkomen te goeder trouw was, en dat hij niet de medeplichtige van zijn meester was — wat Fix had kunnen vreezen — „welnu", zeide hij 1 tot zichzelf: „daar hij niet zijn medeplichtige was, zal hij mij helpen." .. De detective had voor de tweede maal zijn gedragslijn vastgesteld. Buitendien was er geen tijd mser te verliezen; tot eiken prijs moest Fogg te Hongkong opgehouden worden. . ... Luister," zei Fix kortaf. „Luister goed naar mij! Ik' ben niet wat ge denkt, dat wil zeggen, ik ben geen agent der leden van de Reform-Club. „Och kom," zei Passepartout, hem met een spottenden blik aanziende. Ik ben inspecteur van politie, belast met een zending die mij door de Londensche politie is opgedragen." „U! . . . inspecteur van politie! ..." "ja, en ik zal u de bewijzen laten zien. Hier is mijn opdracht." . ... De inspecteur haalde daarop een papier uit zijn portefeuille, en toonde aan zijn metgezel een opdracht, die onderteekend was door den directeur van het Centrale Londensche politiebureau. Passepartout zag rix verbijsterd aan, en kon geen woord uiten. „De weddenschap van dien mijnheer Fogg, hernam Fix ,is slechts een voorwendsel waarvan u de dupe is, u en zijn medeleden van de Reform-Club, want hij had er belang bij om zich van uw ongewüde medeplichtigheid te verzekeren." „Maar met welk doel!" riep Passepartout uit. „Luister! Den 28en September van dit jaar is een dietstal van vijfenvijftigduizend pond bij de Bank van Engeland begaan door een individu, wiens signalement men heeft kunnen vaststellen. Welnu, dit is het signalement, en het is trek voor trek dat van Mr. Fogg. Onmogelijk!" riep Passepartout uit, terwijl hij met zijn stevige vuist op tafel sloeg, „mijn meester is e eer lijkste man van de wereld!" Wat weet u er van," antwoordde Fix, „u kent hem zelfs niet! U is bij hem in dienst getreden op den dag van zijn vertrek, en hij is overhaast vertrokken onder een onzinnig voorwendsel; zonder koffers, en met een enorm bedrag aan bankbiljetten! En u durft nog vol te houden, dat dat een eerlijk man is?" ,,Ja, ja," antwoordde de arme jongen werktuigelijk. ,,U wenscht dus gearresteerd te worden als zijn medeplichtige!" Passepartout had zijn hoofd tusschen zijn handen genomen. Hij was niet meer te herkennen. Hij durfde den inspecteur van politie niet aan te zien. Phileas Fogg een dief! De redder van Aouda! Die edelmoedige, brave man! En toch wat al vermoedens die tegen hem pleitten! Maar Passepartout wilde niet aan de schuld van zijn meester gelooven. „Enwat wilt ge nu van mij ?"vroeg hij aan den detective met een laatste poging om zich in bedwang te houden. „Dit," antwoordde Fix, „ik ben Mr. Fogg tot hiertoe gevolgd, maar ik heb nog niet het bevel tot inhechtenisneming ontvangen, dat ik te Londen heb aangevraagd. U moet mij dus helpen Mr. Fogg in Hongkong op te houden ..." „Ik zou . . „En ik deel met u de premie van £ 2000, die door de bank van Engeland is uitgeloofd." „Dat nooit!" riep Passepartout, die wilde opstaan, maar terugviel, en gevoelde dat zijn verstand en zijn krachten hem tegelijkertijd begaven. „Mr. Fix," zei hij stamelend, „al zou alles wat gij mij verteld hebt waar zijn ... Al zou mijn meester de dief zijn dien gij zocht. . . hetgeen ik ontken ... Ik ben in zijn dienst... Ik heb gezien hoe goed en edelmoedig hij is . . . Hem verraden . . . nooit. .. Neen, niet voor al het goud van de wereld ..." „U weigert?" „Ik weiger." „Laten wij dan aannemen, dat ik niets gezegd heb," antwoordde Fix, „en een glas drinken." Dc reis om de wereld in tachtig dagen. IX „Ja, laten wij drinken!" Passepartout voelde, dat hij hoe langer hoe meer onder den invloed van den drank kwam. Fix, die begreep dat hij Passepartout tot eiken prijs van zijn meester gescheiden moest houden, wilde zijn werk voltooien. Op tafel bevonden zich eenige pijpen opium. Fix schoof een er van in de hand van Passepartout, die de pijp nam, haar aan zijn lippen bracht, eenige trekken deed, en neerviel, geheel onder den invloed van het verdoovings- middel. . „Eindelijk!" zei Fix. „Mr. Fogg zal niet tijdig genoeg wórden ingelicht over het uur van vertrek van de Carnatic. En als hij vertrekt, zal het tenminste zonder dien verwenschten Franschman zijn! Daarop ging hij, na de vertering betaald te hebben, heen. TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Waarin Fix in rechtstreeksche onderhandeling treedt met Phileas Fogg. Gedurende dit tooneel, dat misschien zeer ernstige gevolgen zou hebben voor Fogg's toekomst, wandelde deze, vergezeld door Mrs. Aouda door de straten van de Engelsche stad. Nu Mrs. Aouda eenmaal zijn aanbod om haar naar Europa te brengen, had aangenomen, moest hij ook denken aan alle benoodigdheden, die een zoo lange reis met zich meebrengt. Dat een Engelschman als hij, een reis om de wereld maakt met niets anders dan een valies in zijn hand, dat ging nog; maar een vrouw, kon een dergelijke reis niet in zulke omstandigheden ondernemen. Vandaar de noodzaak, kleederen en voorwerpen die men op reis noodig heeft, te koopen. Mr. Fogg kweet zich van zijn taak met de kalmte die hem kenmerkte, en op alle verontschuldigingen of tegenwerpingen van dé jonge weduwe, die verlegen was over zooveel welwillendheid, antwoordde hij onveranderlijk: „Het is in het belang van mijn reis. Het staat op mijn programma." Toen zij hun inkoopen gedaan hadden, keerden Mr. Fogg en de jonge vrouw naar het hotel terug, en dineerden aan de table d'höte, die met groote luxe gedekt was. Daarop ging Mrs. Aouda, die een weinig vermoeid was, naar haar kamers, na haar onverstoorbaren redder op Engelsche wijze de hand gedrukt te hebben. De achtenswaardige gentleman verdiepte zich gedu- rende den geheelen avond in de lectuur van de Times en . de Illustraied London News. . Indien hij de man was geweest om zich over iets te verwonderen, zou hij dit stellig gedaan hebben toen hij zijn bediende bij het naar bed gaan nog niet had zien opdagen. Maar daar hij wist dat de mailboot naar \okohama eerst den volgenden morgen Hongkong zou verlaten, maakte hij er zich verder niet bezorgd over Maar den volgenden morgen kwam Passepartout niet op het bellen van Mr. Fogg. ... Wat de achtbare gentleman wel dacht, toen hij ve - j nam, dat zijn bediende nog niet in het hotel was terugge- 1 keerd, zou niemand hebben kunnen zeggen. Mr.' Fogg bepaalde er zich toe zijn valies op te nemen, liet Mrs Aouda waarschuwen, en bestelde een palankijn. Het was toen acht uur; en de vloed, waarvan de Carnatic moest partij trekken om door de zee-engte de haven te verlaten, zou om half tien opkomen. Toen de draagstoel voor het hotel voorkwam, stege Mr. Fogg en Mrs. Aouda in dit gemakkelijke voertuig, en de bagage volgde daar achter op een kruiwagen. Een half uur later kwamen de reizigers op de kade van afvaart aan, en daar vernam Mr. Fogg dat de Carnatic den vorigen dag vertrokken was. Mr. Fogg die er op rerekend had zoowel de mailboot als zijn bediende te vinden, moest het nu zonder beiden stellen. Maar geen enkel teeken van teleurstelling was op zijn gelaat te lezen; en toen Mrs. Aouda hem ongerust aanzag, bepaalde hij er zich toe te antwoorden: Het is een incident, mevrouw, anders niet. Öp dit oogenblik naderde hem een persoon die hem oplettend had gadegeslagen. Het was de inspecteur Fix, die hem groette, en tot hem zeide. ,Is u niet, evenals ik, mijnheer, een van de passagiers van de Rangoon, die gisteren is aangekomen „Ja, mijnheer," antwoordde Fogg op koelen too , maar ik heb niet de eer . . . „Exuceer mij, maar ik meende hier uw bediende te vinden." „Weet u misschien waar hij is, mijnheer?" vroeg de jonge vrouw op levendigen toon. „Wat!" antwoordde Fix, met geveinsde verbazing. „Is hij niet bij u?" „Neen," zei Mrs. Aouda. „Sedert gisteren is hij niet komen opdagen. Zou hij zonder ons aan boord van de Carnatic zijn gegaan?" „Zonder u," mevrouw, „maar neemt u mij niet kwalijk. Was u dan van plan met die boot te vertrekken?" „Ja, mijnheer." „Ik ook mevrouw, en u treft mij zeer teleurgesteld aan en in dezelfde onaangename omstandigheid. De Carnatic heeft, na het herstel van haar ketel, Hongkong twaalf uur geleden verlaten, zonder iemand daarvan kennis te geven. En nu moet men acht dagen wachten eer de volgende boot vertrekt!" Bij het uitspreken van de woorden: „acht dagen," voelde Fix zijn hart opspringen van vreugde. Acht dagen! Fogg nog acht dagen te Hongkong opgehouden! Er zou nu tijd genoeg zijn om de volmacht af te wachten. Eindelijk keerden zich de kansen vóór den vertegenwoordiger der wet. Men oordeele dus over zijn verslagenheid toen hij Phileas Fogg op kalmen toon hoorde zeggen: „Maar het komt mij voor dat er nog andere schepen dan de Carnatic in de haven zijn." En Mr. Fogg bood Mrs. Aouda een arm, en begaf zich naar de dokken om naar een schip, dat op vertrek lag, te zoeken. Fix volgde htm, geheel terneergeslagen. Men zou gezegd hebben dat hij aan dien man onverbrekelijk verbonden was. Tóch scheen de kans werkelijk hem te verlaten dien zij tot nu toe zoo goed gediend had. Phileas Fogg doorliep gedurende drie uur de haven in alle richtingen. Vast be- sloten om, indien het noodig was, zelf een schip uit te rusten om hem naar Yokohama te brengen. Maar hij zag slechts schepen, die bezig waren te laden of te lossen, en die bijgevolg n et reisvaardig gemaakt konden worden. Fix kreeg weer hoop! Intusschen gaf Phileas Fogg den moed niet op, en hij zette zijn nasporingen voort, al zou hij die ook tot Macao moeten uitstrekken, toen hij door een zeeman op de buitenhaven werd aangeklampt. „Zoekt uwe Edelheid een schip ?" vroeg de zeeman zijn muts afnemend. „Hebt u een boot die reisvaardig is?" „Ja, uwe Edelheid, een loodsboot, nummer drie-enveertig, de beste van de vloot." „Loopt zij snel?" „Tusschen acht en negen mijlen ongeveer. Wilt u haar zien?" „Ja." „Uwe Edelheid zal tevreden zijn. Is het uw bedoeling een tochtje op zee te maken?" „Neen een reis." „Een reis?" „Neemt u op u mij naar Yokohama te brengen?" De zeeman liet, bij deze woorden, zijn armen vallen, en zag Fogg met wijd opengesperde oogen aan: „Uwe edelheid maakt grapjes?" „Neen, ik heb de Carnatic gemist, en ik moet uiterlijk den I4den te Yokohama zijn om de mailboot naar San-Francisco te nemen." „Het spijt nij," antwoordde de loods „maar dat is niet mogelijk!'" „Ik bied u honderd pond per dag en een premie van twee honderd pond, als ik intijds aankom." „Is u dat ernst?" vroeg de loods. „Zeer zeker," antwoordde Mr. Fogg. De loods had zich een eindje verwijderd. Hij zag naaide zee en werd blijkbaar geslingerd tusschen het ver- langen zoo een ontzaglijke som te verdienen, en de vrees zich zoo ver weg te wagen. Fix stond doodelijke angsten uit. Intusschen had Phileas Fogg zich tot Mrs. Aouda gewend. „U zult toch met bang zijn mevrouw?" vroeg hij haar. „Met u niet, Mrs. Fogg!" antwoordde de jonge vrouw. De loods keerde zich nu weer tot den gentleman, terwijl hij zijn muts in zijn handen draaide: „Wel, schipper?" vroeg Mr. Fogg. „Wel, uwe Edelheid," antwoordde de loods. „Ik mag mijn mannen er niet aan wagen noch mij, noch uzelf m een zoo langen overtocht, in een boot van nauwelijks twintig ton in dezen tijd van het jaar! Buitendien zouden wij toch met op tijd komen want van Hongkong tot Yokohama is het 1650 mijlen!" „Zestienhonderd slechts," verbeterde Mr. Fogg „Dat is hetzelfde." Fix herademde weer. „Maar, misschien is er toch nog wel iets aan te doen " voegde de loods er aan toe. Fix heradtmde niet meer. „Wat dan?" vroeg Phileas Fogg. „Als wij naar Nagasaki gaan, aan de uiterste Zuid-punt van Japan, elf honderd mijl van hier; of alleen maar naar Shanghai, achthonderd mijl van Hongkong. Bij dien laatsten tocht zou men de Chineesche kust kunnen volgen wat een groot voordeel is, temeer daar de stroomingen noordwaarts gericht zijn. ;ir "Lo°ds!" antwoordde Fogg. „Het is te Yokohama dat k de Amenkaansche boot moet nemen, en niet te Shanghai of te Nagasaki!" „Waarom niet?" vroeg de loods. „De mailboot voor San-Francisco vertrekt niet van Yokohama. Zij doet okohama en Nagasaki aan, maar de haven van vertrek is Shanghai. „Is u zeker van hetgeen u mij daar zegt?" „Absoluut." , .. , En wanneer vertrekt de mailboot uit Shanghai. Den elfden, om zeven uur 's avonds. Wij hebben dus no'ó- vier dagen? Vier dagen, dat is 96 uren. En met een gemiddelde snelheid van acht mijl per uur, kunnen wi], wanneer alles goed gaat, wanneer de wind Zuid-Oost blijft, wanneer de zee zich kalm houdt, de achthonder mijlen afleggen, die ons van Shanghai scheiden. En zoudt u kunnen vertrekken?" "Over een uur! Dat is de tijd die noodig is oin levensmiddelen te koopcn, en de zeilen klaar te maken. „Dat is dan afgesproken. Is u de kapitein van de boot. "ja; John Bunsby, kapitein van de I'ankadère. „Wilt u handgeld?" , „Als dat uwe Edelheid niet ongelegen komt Hier hebt u tweehonderd pond op afrekening . . . ^Mijnheer," voegde Phileas Fogg er aan toe, zich tot Fix wendend, „indien u partij wilt trekken . . . „Mijnheer," antwoordde Fix, met beslistheid. „I was al van plan u om die gunst te vragen. ^ Goed. In een half uur zullen wij aan boord zijn. ',Maar die arme jongen . . zeide Mrs. Aouda, die zich zeer bezorgd maakte over de verdwijning van 1 asse- Pa^,Ik zal alles voor hem doen, wat ik doen kan, antwoordde Fogg. , . , i En terwijl Fix zenuwachtig, koortsachtig, en vol woede, zich naar de loodsboot begaf, gingen Mrs Fogg en Mrs \ouda naar het politie-bureau van Hongkong. Daar gat Phileas Fogg het signalement op van Passepartout en liet een voldoende som gelds voor zijn reis naar Europa achter. Dezelfde formaliteit werd bij den Franschen Consul verricht, en de palankijn bracht de reizigers, na de bagage aan het hotel te hebben afgehaald, naar de voorhaven. Het sloeg drie uur. De loodsboot No. 43, had hare bemanning en de levensmiddelen aan boord, en was klaar om uit te zeilen. De Tankadère was een alleraardigste, kleine schoener van twintig ton, zeer puntig van voren, los van bewegingen en met een zeer goede waterlijn. Men zou het voor een race-jacht gehouden hebben. Haar blinkend koper, haar gegalvaniseerd ijzer, haar dek, wit als ivoor, toonden dat kapitein John Bunsby het in goeden staat wist te houden. De beide masten waren een weinig naar achteren gebogen. Er was een bezaans-zeil, een fokzeil een kluif-fok, slagen topzeilen, en zij moest wonderen kunnen doen met den wind achter. Inderdaad had zij ook verscheidene prijzen gewonnen in de wedstrijden tusschen loodsbooten. De bemanning van de Tankadère bestond uit den kapitein John Bunsby en vier mannen. Zij behoorden tot die stoutmoedige zeelieden, die bij alle weersgesteldheid naar andere schepen op zoek gaan, en die uitstekend met de zee bekend zijn. John Bunsby, een man van 45 jaar ongeveer, krachtig gebouwd, gebronsd door de zon, met een levendig oog, met een energiek gelaat, vol onverschrokkenheid, en volkomen met zijn vak op de hoogte, zou ook aan de meest vreesachtige lieden vertrouwen ingeboezemd hebben. Phileas Fogg en Mrs. Aouda gingen aan boord. Fix was er reeds. Langs de achtertrap in den schoener kwam men in een vierkante kamer, wier wanden als lijsten uitgesneden waren boven een cirkelvormige divan. In het midden stond een tafel, die verlicht werd door een scheepslamp. Alles was klein maar netjes. „Het spijt mij dat ik u niets beters kan aanbieden," zei Mr. Fogg tot Fix, die boog zonder te antwoorden. De inspecteur voelde het als een soort van vernedering, dat hij op deze wijze van de beleefdheid van Mr. Fogg gebruik moest maken. „Zeer zeker," dacht hij, „is het een hoogst beleefde schurk. Maar het blijft een schurk. Om drie uur tien minuten werden de zeilen geheschen. De Engelsche vlag wapperde van den schoener, de passagiers zaten op het dek. Mr. Fogg en Mrs. Aouda wierpen een laatsten blik op de kade om te zien of Passepartout nog te voorschijn kwam. Fix was niet zonder vrees, want het toeval zou den ongelukkigen jongen, dien hij zoo onwaardig behandeld had, naar dit punt van de haven kunnen brengen, en dan zou een verklaring moeten volgen, die niet in het voordeel van den detective zou uitvallen. Maar de Franschman kwam niet opdagen, en zonder twijfel hield het afstompende verdoovingsmiddel hem nog onder zijn invloed. Eindelijk maakte de kapitein John Bunsby de touwen los, en de Tankadère ving den wind onder haar bezaanzeil, haar fokkemast, en haar slagzeilen en schoot voort over de golven springend. EENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Waarin de gezagvoerder der Tankadère groot gevaar loopt een premie van £ 200 te verliezen. Het was een gewaagde tocht, die reis van achthonderd mijlen op een vaartuig van twintig ton, en vooral in ezen tijd van het jaar. De Chineesche zeeën zijn over het algemeen verradtnijk, aan geweldige windstooten blootgesteld, vooral in den tijd der nacht-evening, en men was nog slechts in de eerste dagen van November. Voor den schipper zou het blijkbaar het voordeeligst geweest zijn de passagiers naar Yokohama'te brengen, daar hij per dag betaald werd. Maar hij zou al zeer roekeloos geweest moeten zijn om zulk een overtocht, onder de gegeven omstandigheden te beproeven, en het was reeds een daad van stoutmoedigheid, zoo niet van vermetelheid, naar Shanghai te willen varen. Maar John Bunsby had vertrouwen in zijn Tankadère, die als een meeuw over de wateren schoot, en misschien had hij geen ongelijk. t i ^endC- Matste uren van dien dag bewoog de ankadère zich in de grillige vaargeulen van Hongkong en bij iedere snelheid, en alle windrichtingen, hield zij zich uitmuntend. J „Het zal wel niet noodig zijn, kapitein," zei Phileas gj>' °P het oogenblik dat de schoener in volle zee kwam „u den meest mogelijken spoed aan te bevelen " „Uwe Edelheid kan zich op mij verlaten. Wat de zeilen betreft, wij hebben alles op, wat wij met dezen wind op kunnen hebben," antwoordde de kapitein. „Onze topzeilen zouden de snelheid niet kunnen vermeerderen, en zouden daarbij nog gevaar opleveren." „Het is uw vak, en niet het mijne, kapitein, en ik vertrouw mij aan u toe!" Phileas Fogg, recht overeind, met de beenen wijd va elkaar en zoo stevig op zijn voeten als een zeeman, zag onbevreesd naar de stormachtige zee. De jonge vrouw, die op het achterdek gezeten was, voelde zich bewogen door den aanblik van dien Oceaan, die reeds in het duister gehuld werd door de schemering, en dien zij op dit tengere scheepje moest trotseeren. Boven haar hoofd zwollen e witte zeilen, die haar in de ruimte meevoerden als groote vleugels. De schoener, die door den wind werd opgeheven scheen door de lucht te vliegen. De nacht viel in. De maan trad in haar eerste kwartier, en haar zwak licht zou weldra in de nevelen van den horizon verdwijnen. Wolken kwamen uit het Oosten aanjagen, en overdekten reeds een deel van het uitspansel. De kapitein had zijn seinlantaarns aangebracht, een onvermijdelijke voorzorgsmaatregel in die zeeen, welke zeer druk bevaren worden in de nabijheid der kusten. Aanvaringen van schepen waren er niet zeldzaam en — bij de snelheid, waarmede hij zich voortbewoog' _ zou de schoener bij den eersten schok te pletter SeFif znatTnneadenken verzonken op de voorplecht Hij hield zich op een afstand, daar hij wist dat Fogg niet van praten hield. Bovendien stuitte het hem tegen de borst met dien man te praten, wiens diensten hij aannam. J dacht ook aan de toekomst. Het scheen hem zeker da Mr Fogg niet te Yokohama zou blijven, maar dat mj onmiddellijk de mailboot naar San-Francisco zou nemen, om Amerika te bereiken, welks onmetelijke uitgestrek heid hem straffeloosheid en veiligheid waarborgde. Het plan van Phüeas Fogg scheen hem hoogst eenvou- in plaats van zich vanuit Engeland naar Amerika in te schepen als een ordinaire schurk, had die Fogg den langeren weg gekozen, en drie kwart van den aardbol afgereisd teneinde veiliger het vasteland van Amerika te bereiken, waar hij rustig het half millioen van de bank zou verteren, na de politie op een dwaalspoor geleid te hebben. Maar eenmaal in de Vereenigde Staten gekomen, wat zou hij, Fix dan doen? Zou hij dien man los laten? Neen, honderdmaal neen! En totdat hij een akte van uitlevering gekregen had, zou hij geen duimbreed van hem wijken. Dat was zijn plicht en hij zou dien tot het einde toe vervullen. In ieder geval had zich een gelukkige omstandigheid voorgedaan; Passepartout was niet meer bij zijn meester; en vooral was het van belang dat na de vertrouwelijke mededeelingen van Fix, meester en knecht elkander niet wederzagen. Phileas Fogg, van zijn kant, dacht eveneens aan zijn knecht, die op zoo'n zonderlinge wijze verdwenen was. Alles wel beschouwd scheen het niet onmogelijk dat, tengevolge van een misverstand, de arme jongen zich op het laatste oogenblik aan boord van de Carnatic had ingescheept. Dat was ook de meening van Mrs. Aouda, die dien goeden dienaar, aan wien zij zoo veel te danken had, diep betreurde. Het zou dus mogelijk zijn dat men hem te Yokohama terugvond, en als de Carnatic hem daar gebracht had, zou het gemakkelijk zijn dat te weten te komen. Tegen tien uur kwam de bries opsteken. Misschien zou het verstandiger geweest zijn de zeilen wat te reven, maar de gezagvoerder liet, na den tcestand van den hemel nauwkeurig te hebben waargenomen, de zeilen zooals zij nu eenmaal stonden. Bovendien droeg de Tankadère haar zeilen op een bewonderenswaardig», wijze, daar zij een groote waterverplaatsing bezat, en alles was gereed om de zeilen snel te strijken ingeval van slecht weer. Te middernacht begaven Phileas Fogg en Mrs. Aouda zich naar de kajuit. Fix was hen reeds voorgegaan, en had zich in een der kooien neergelegd. Wat de schipper en zijn mannen aangaat, zij bleven den geheelen nacht op het dek. Den volgenden dag, den 8sten November, had de schoener bij zonsopgang meer dan honderd mijlen afgelegd. De loglijn, die herhaaldelijk uitgeworpen werd, wees uit dat de gemiddelde snelheid tusschen acht en negen mijlen variëerde. De Tankadère had gunstig _n wind in de zeilen, die alle uitstonden, en op die wijze bereikte zij haar maximum aan snelheid. Als de wind in denzelfden hoek bleef, had zij alle kansen voor zich. De Tankadère verwijderde zich dien geheelen dag niet ver uit de kust, waar de stroomingen haar gunstig waren. De kust was hoogstens vijf mijlen aan bakboordzijde verwijderd, en werd met haar onregelmatig profiel, somtijds plotseling zichtbaar bij bepaalde belichtingen. Daar er landwind woei, was de zee daardoor minder onstuimig, een gunstige omstandigheid voor den schoener, want scheepjes met een kleine tonnenmaat hebben vooral te lijden van de deining, die „hen doodt", om de geijkte uitdrukking te bezigen. Tegen den middag werd de bries wat zwakker en liep de wind naar het Zuidoosten om. De schipper liet de topzeilen bijzetten, maar na verloop van twee uren, moest men ze weer inhalen, daar de wind weer opstak. Mr. Fogg en de jonge dame, die gelukkig geen van beiden zeeziek waren, aten met smaak de conserven en het scheepsbeschuit, dat aan boord was meegenomen. Fix werd uitgenoodigd, hun maaltijd te deelen en moest dit wel aannemen, daar hij wel wist dat een mensch evengoed als een schip lading moet innemen, maar het ergerde hem! Reizen ten koste van dien man, zich te voeden met diens eigen levensmiddelen, hij vond daarin iets deloyaals. Nochtans at hij,— heel weinig, dat is waar maar toch at hij. Echter meende hij toen de maaltijd was afgeloopen, Mr. Fogg ter zijde moeten nemen, en begon hij: „Mijnheer . . Dit „mijnheer schramde bijna zijn lippen, en hij moest zich weerhouden om dien „mijnheer" niet bij zijn kraag te pakken. „Mijnheer, u is zeer welwillend geweest door mij passage aan boord aan te bieden. Maar, hoewel mijn middelen het mij niet veroorloven, op even grooten voet te leven, als u, ben ik erop gesteld mijn deel te betalen ..." „Laten wij daar niet over spreken, mijnheer," antwoordde Mr. Fogg. „Juist wel, mijnheer, ik sta erop . . „Neen mijnheer, herhaalde Fogg op een toon, die geen tegenspraak duldde. „Dat behoort onder de algemeene onkosten!" Fix boog, hij stikte bijna, en, zich op de voorplecht van den schoener neerleggend, sprak hij den geheelen dag geen woord mier. Intusschen ging men zeer snel vooruit. John Bunsby had alle hoop. Herhaaldelijk zeide hij tot Mr. Fogg dat men op den gewensch ten tijd te Shanghai zijn zou. Mr. Fogg antwoordde eenvoudig, dat hij erop rekende. Buitendien deed de geheele bemanning van den kleinen schoener haar uiterste best. De premie lokte die brave m^nschen aan. Zoo was er dan ook niet een schoot, die niet nauwgezet gespannen was! Niet een zeil, dat niet krachtig uitstond! Niet een geering die men aan den stuurman zou kunnen verwijten! Men had bij de regatta der Koninklijke Yacht Club niet strenger kunnen manoeuvreeren. s Avonds had de loods op de loglijn een afstand van twee honderd en twintig mijlen sedert Hongkong afgelezen, en Phileas Fogg kon de hoop koesteren dat hij bij zijn aankomst te Yokohama, in het geheel geen achterstand bij zijn programma zou behoeven te noteeren. De eerste ernstige tegenslag dus, dien hij sedert zijn vertrek uit Londen ondervonden had, zou hem waarschijnlijk in het geheel geen nadeel berokkenen. Gedurende den nacht, tegen de eerste uren van den morgen, kwam de Tankadère in de straat van Fo-Kien, die het groote eiland Formosa van de Chineesche kust scheidt, en passeerde hij den keerkring. De zee was zeei woest in deze Straat, en voortdurend had men met tegenstroomingen te kampen. De schoener moest hard zwoegen. De korte golven braken zijn vaart. Het werd zeer moeilijk, zich op het dek staande te houden. Bij het aanbreken van den dag stak de wind weer op. Er zaten blijkbaar windvlagen in de lucht. Overigens kondigde ook de barometer een spoedige weersverandering aan; zijn loop was onregelmatig en het kwik ging op grillige wijze op en neer. Ook zag man in Zuidoostelijke richting de zee omhoog gaan in lange golven, die een voorbode waren van den storm. Den vongen avond was de zon in een rooden nevel ondergegaan, te midden van phosphoresceerende schitteringen van den Oceaan. De schipper bestudeerde langen tijd de lucht met haai onheilspellend uiterlijk en mompelde tusschen zij"n tanden moeilijk te begrijpen woorden. Op zeker oogenblik, zich dicht bij zijn passagiers bevindend, vroeg hij zacht: „Kan men alles aan uwe Edelheid zeggen?" „Alles," antwoordde Phileas Fogg. „Welnu, wij krijgen storm." „Uit het Noorden of uit het Zuiden?" vroeg Mr. *ogg eenvoudig. . , ,. „Uit het Zuiden. Zie maar. Het is de typhoon, die op komt zetten!" Laat die typhoon uit het Zuiden maar komen; die zal" ons in de goede richting blazen," antwoordde -Ir. f°,sA1s u het zoo opneemt," antwoordde de schipper, ,,heb ik niets meer te zeggen." Het voorgevoel van John Bunsby bedroog hem met. Ware het vroeger in het jaar geweest, dan zou de typhoon, volgens de uitdrukking van een beroemd metereoloog, weggevloeid zijn als een lichtende waterval van elektrische vlammen, maar thans was het te vreezen dat hij met groote heftigheid los zou breken. De kapitein nam tijdig zijn voorzorgsmaatregelen. Hij liet alle zeilen reven en de raas op het dek brengen. De stengen der masten werden afgenomen. De luiken werden zorgvuldig gesloten. Geen druppel water kon nu nog in het ruim van het schip binnendringen. Een enkel driehoekig zeil, een stormfok van zeer sterk doek, werd geheschen, om zoo te bewerken dat de schoener den wind in den rug bleef houden. Voor het overige moest men afwachten. John Bunsby had zijn passagiers den raad gegeven om naar de kajuit te gaan; maar de gevangenschap in zoo n kleine ruimte, waar bijna geen lucht binnenkwam en waar men door de golven heen en weer werd geslingerd, had niets aangenaams. Noch Mr. Fogg, noch Mrs. Aouda, noch zelfs Fix wilde het dek verlaten. Tegen acht uur braken de stortbui en de hevige windvlagen los. Alleen door een klein stukje zeildoek werd de 1 ankadère opgelicht als een veer door dien wind, waarvan men geen goed denkbeeld vermag te geven, wanneer hij de kracht van een storm krijgt. Zijn snelheid te vergelijken met het viervoud der snelheid van een locomotief in volle vaart, zou beneden de werkelijkheid blijven. Gedurende den geheelen dag, liep het schip zoo in Noordelijke richting, voortgestuwd door de reusachtige golven, waarmede het gelukkig gelijke snelheid hield. Wel twintig maal werd het bijna bedolven onder een van die waterbargen die zich aan de achterzijde van het schip oprichtten; maar door een behendige wending van het roer wist de schipper een ramp af te wenden. De passagiers werden somtijds geheel bedekt door de stortzeeën, die zij met philosophische berusting over zich heen lieten gaan. Fix mopperde wel, maar de onverschrokken Aouda, die haar oogen onafgebroken op haar reisgezel hield gericht, wiens koelbloedigheid zij slechts kon bewonderen, toonde zich zijner waardig en trotseerde den storm aan zijn zijde. Wat Phileas Fogg betreft, het maakte den in- De reis om de wereld in tachtig dagen. 12 —— druk dat de typhoon ook een punt van zijn programma uitmaakte. . . . ,r Tot nu toe was de Tankadère voortdurend in Noordelijke richting voortgedreven; maar tegen den a.vond draaide de wind, zooals te vreezen was, drie kwartieren, en werd hij Noordwest. De schoener, wiens zijden nu door de golven gebeukt werden, begon verschrikkelijk te slingeren. De wind blies met een heftigheid die wel geschikt was om iemand bang te maken, die niet wist, hoe stevig alle deelen van een schip onderling verbonden Z1JIn den nacht werd de storm nog heftiger. Toen hij zag dat het pikdonker werd, en met de duisternis de storm nog in kracht toenam, ondervond John Bunsby een hevige onrust. Hij vroeg zich af, of het niet tijd zou zijn een haven binnen te loopen, en hij raadpleegde zijn bemanning Na dit gedaan te hebben, kwam hij naar Mr. Fogg toe, en zeide tot hem: „Ik geloof, uwe Edelheid, dat wij er goed aan zouden doen, een haven binnen te loopen." „Dat geloof ik ook," antwoordde Phileas Fogg. "O!" zeide de schipper, „maar welke?" "ik ken er maar één," antwoordde Mr. Fogg rustig. „En dat is? . . . Het duurde eenige oogenblikken voordat de schipper de beteekenis van dit antwoord begreep, en de hardnekkigheid en vasthoudendheid, die erin opgesloten lagen. Toen riep hij uit: Ta uwe Edelheid heeft gelijk. Naar Shanghai. Ën 'de Tankadère zette onverstoorbaar haar koers naar het Noorden voort. Een vreeselijke nacht! Het was werkelijk een wondei dat het kleine scheepje geen schipbreuk leed. Tweemalen werd het opgenomen, en alles zou van boord geworpen zijn, als er geen verschansingen geweest waren. Mrs Aouda was gebroken, maar zij deed geen enkele klacht hooren. Gedurende den geheelen dag liep het schip in Noordelijke richting. Meermalen moest Mr. Fogg haar te hulp snellen om haar tegen de woedende golven te beschutten. De dag brak aan. Nog steeds woedde de storm met de uiterste woede. Maar de windrichting liep naar het Zuidoosten om. Dat was een gunstige verandering, en de Tankadère zette wederom koers over die losgebroken zee, wier golven in botsing kwamen met die welke door de veranderde windrichting werden opgestuwd. Daardoor ontstond een schok van golven en tegengolven, die een minder goed gebouwd vaartuig zeker verbrijzeld zou hebben. Nu en dan zag m ;n door de gescheurde nevelen heen de kust, maar nergens was een schip te zien. De Tankadère was het eenige schip, dat zee hield. Des middags vertoonden zich eenige symptomen dat de storm zou gaan liggen, en bij zonsondergang werden deze nog sprekender. Die korte duur van den storm stond in verband met zijn heftigheid. De passagiers, die totaal gebroken waren, konden een weinig eten en wat rust nemen. De nacht was betrekkelijk kalm. De schipper deed eenige zJlen bijzetten. De snelheid van het schip was aanzienlijk. Den volgenden dag, den iiden, bij het aanbreken van den dag, nam John Bunsby de kust op, en kon hij verklaren dat men op nog geen honderd mijlen van Shanghai was. Honderd mijlen, en men had nog slechts dezen dag om ze af te leggen! Dien avond nog mjest Mr. Fogg te Shanghai aankomen, indien hij de mailboot naar Yokohama niet wilde missen. Zonder dien storm, die hem verscheiden uren had doen verliezen, zou hij geen dertig mijlen van de haven verwijderd geweest zijn. De bries werd aanzienlijk zwakker, maar ongelukkig viel de zee nu ook. De schoener werd overdekt met zeilen. Topzeilen, stagzeilen, tegenfokzeil, alles hielp mee, en de zee schuimde onder den voorsteven. Om twaalf uur 's middags was de Tankadère op nog geen vijf en veertig mijlen van Shanghai. Er bleven nog zes uur over, om de haven te bereiken vóór het vertrek der mailbooten naar Yokohama. Aan boord was de vrees groot. Men wilde er tot eiken prijs komen. Allen — met uitzondering zonder twijfel van Phileas Fogg — voelden hun hart kloppen van ongeduld. De kleine schoener moest gemiddeld negen mijlen per uur afleggen, en de wind ging al meer en meer liggen! Het was een onregelmatige bries, want er kwamen grillige windvlagen van de kust. Zij gingen voorbij, en terstond werd de zee weer effen. Nochtans was het vaartuig zoo licht, zijn hooge dunne zeilen vingen die windstooten uit verschillende richtingen zoo goed op, dat John Bunsby, dank zij de medewerking van de strooming, om 6 uur nog slechts tien mijlen van de rivier van Shanghai verwijderd was, want de stad zelfs is op een afstand van twaalf mijlen minstens boven de monding gelegen. Om zeven uur was men nog op drie mijlen van Shanghai. Een geweldige vloek ontsnapte aan de lippen van den schipper ... De premie van twee honderd pond zou hem blijkbaar ontsnappen. Hij zag Mr. Fogg aan. Mr. Fogg was onbewogen, en toch stond op dit oogenblik zijn geheele fortuin op het spel. . . Op dit oogenblik toch zag men een langen schoorsteen, gekroond met een witten rookpluim, boven den waterspiegel verschijnen. Het was de stoomboot naar Amerika, die op den vastgestelden tijd vertrok. „Vervloekt!" riep John Bunsby uit, die het roer met een wanhopigen ruk wegstootte. „Geef een sein!" zei Phileas Fogg eenvoudig. Een klein bronzen kanon was op het voorschip van de Tankadère gemonteerd. Het diende om bij mistig weer signalen te geven. Het kanon werd tot aan de monding geladen, maar op het moment dat de schipper de lont bij het zundgat bracht, zei de Mr. Fogg: „De noodvlag hijschen." De vlag werd tot halverwege den mast neergelaten. Dit was het sein, dat men in nood verkeerde, en men mocht aannemen dat de Amerikaansche mailboot, wanneer zij het gewaar werd, een oogenblik haar koers zou wijzigen om het vaartuig te naderen. „Vuur!" commandeerde Mr. Fogg. En het schot van het kleine bronzen kanon dreunde over het water. 1/ ' , . , Kl sek j 3 o- v-, ;; i;; dyG tweeentwintigste hoofdstuk. Waan'n Passepartout ziet dat het verstandig is, om zelfs bij onze tegenvoeters eenig geld in de zak te hebben. De Camatic stoomde — na Hongkong, den 7den November, om half zeven verlaten te hebben — met volle kracht naar Japan. Zij nam een groote lading mede en veel passagiers. Maar twee hutten achter in het schip, die voor rekening van Mr. Fogg, waren opengehouden, bleven onbezet. . , Den volgenden morgen zagen de passagiers van het voorschip niet zonder eenige verbazing een man met halfgeopende oogen, waggelenden gang, en met verwarde haren, die de trap der tweede klasse passagiers opkwam, en al slingerend op een barring plaats nam. Die man was Passepartout in eigen persoon. Ziehier wat er gebeurd was. ,, Eenige oogenblikken nadat Fix vertrokken was, hadden twee kellners Passepartout, die in een diepen slaap was, opgenomen, en hem op de bank voor c e rookers, neergelegd. Maar drie uur later werd Passepartout, die tot in zijn nachtmerries, door een idéé fixe vervolgd werd, wakker, al worstelend tegen de bedwelmende werking van de opium. De gedachte zijn plicht niet vervuld te hebben schudde hem uit zijn verstijving. Hij stond op van het bed der dronkaards, en al struikelend, zich aan den muur vasthoudende, vallend en weer opstaand, maar steeds en onweerstaanbaar door een soort instinct gedreven, ver- liet hij de opiumkit, en riep als in een droom: „De Carnatic, de Carnatic!" De mailboot lag onder stoom, gereed om te vertrekken. Passepartout behoefde maar enkele passen te doen. Hij rende over de loopplank, sprong op het dek en viel als levenloos op het voorschip neer, juist op het oogenblik dat de Carnatic zijn touwen losgooide. Eenige matrozen legden, als menschen die gewoon zijn aan zulke tooneelen, den armen jongen in een der tweede klasse-hutten, en Passepartout werd eerst den volgenden morgen wakker, op honderd vijftig mijlen afstand van de Chineesche kust. Ziedaar dus hoe het kwam, dat Passepartout zich op dien morgen op het dek van de Carnatic bevond, en met volle teugen den frisschen zeewind inademde. Die zuivere lucht bracht hem tot zichzelf. Hij begon zijn gedachten weer te ordenen, en dat gelukte hem niet dan met veel moeite. Maar eindelijk toch kon hij zich herinneren wat zich den vorigen dag had afgespeeld, de vertrouwelijke mededeeling van Fix, de opiumkit, enz. „Het is duidelijk," zeide hij tot zichzelf, „dat ik verschrikkelijk dronken ben gemaakt! Wat zal Mr. Fogg wel zeggen? Maar in elk geval heb ik de boot niet gemist, en dat is het voornaamste." Daarop dacht hij aan Fix: „Wat dien man betreft, ik hoop maar dat wij hem kwijt zijn; en dat hij, wat hij mij heeft voorgesteld, ons niet op de Carnatic heeft durven volgen. Een inspecteur, een detective, die mijn meester op de hielen zit, en hem van dien diefstal bij de Bank van Engeland beschuldigt! Kom, kom, Mr. Fogg is net zoo min een dief als ik een moordenaar ben!" Moest Passepartout deze dingen aan zijn meester vertellen? Zou het goed zijn hen op de hoogte te brengen van de rol, die Fix in deze aangelegenheid gespeeld had? Zou het niet beter zijn te wachten tot hun aankomst te Londen, en hem dan te zeggen dat een agent van de poli- tie van Londen hem rondom de wereld gevolgd had, en er dan, samen met hem, om te lachen? Ja, ongetwijfeld! In elk geval kon hij dit nog eens met zich zelf overleggen; voor het oogenblik was het meest dringende Mr. Fogg op te zoeken, en zich voor zijn ongehoord gedrag, bij hem te verontschuldigen. Passepartout stond dus op. De zee was onstuimig, en de boot slingerde geweldig. De trouwe knecht, die nog niet erg vast op zijn beenen stond, kwam, zoo goed en zoo kwaad als het ging, op het achter-schip. Op het geheele dek zag hij niemand, die op zijn meester of op Mrs. Aouda geleek! „Goed," dacht hij, „mevrouw Aouda slaapt nog,en Mr. Fogg zal den een of anderen whistspeler gevonden hebben, en volgens zijn gewoonte ..." Dit zeggende, ging Passepartout naar de kajuit. Mr. Fogg was daar niet. Passepartout kon dus nog maar één ding doen, dat was aan den „purser" te vragen, welke de hut van Mr. Fogg was. De „purser" antwoordde hem dat hij geen passagier van dien naam kende. „Neemt u mij niet kwalijk," drong Passepartout aan. „Ik bedoel een grooten, kalmen en weinig spraakzamen heer, die door een jonge dame vergezeld wordt..." „Wij hebben geen enkele jonge dame aan boord," antwoordde de „purser." „Maar kijkt u zelf maar. Hier is de passagierslijst, die kunt u raadplegen." Passepartout liep de lijst door... De naam van zijn meester stond er niet op. Het was alsof hij door den grond zonk! Toen kwam plotseling een denkbeeld bij hem op: „Maar, ben ik wel op de Carnatic? riep hij uit. „Ja," antwoordde de „purser". „Met bestemming voor Yokohama." „Zeer zeker." Passepartout was een oogenblik bang geweest, dat hij zich in de boot vergist had; maar nu hij werkelijk op de Carnatic was, was het toch zeker dat zijn meester zich hier niet bevond! Passepartout liet zich op een stoel vallen! Hij was als door den bliksem getroffen! Maar plotseling kwam er licht in zijn gedachten. Hij herinnerde zich dat het uur van vertrek van de Carnatic vervroegd was, dat hij zijn meester had moeten waarschuwen, en dit niet gedaan had. Het was dus zijn schuld, dat Mr. Fogg en Mrs. Aouda de boot gemist hadden! Ja zijn schuld, maar nog meer van dien verrader, — die om hem van zijn meester te scheiden en dien te Hongkong te kunnen ophouden — hem dronken gemaakt had! Want nu eindelijk begreep hij den toeleg van den detective. En nu was Mr. Fogg zonder twijfel geruïneerd, zijn weddenschap verloren, hijzelf gearresteerd, misschien wel in de gevangenis! . . . Passepartout trok zich, bij deze gedachte, de haren uit het hoofd. O, als die Fix ooit weer in zijn handen zou vallen, wat zou hij met hem afrekenen! Eindelijk, na de overstelping van het eerste oogenblik, hernam Passepartout zijn koelbloedigheid, en overdacht de toekomst. Deze was niet benijdenswaardig. DeFranschman bevond zich op weg naar Japan. Hij was zeker daar aan te komen, maar hoe zou hij daar ooit weer vandaan komen? Zijn beurs was leeg! Geen shill ng, zelfs geen penny! Maar zijn overtocht en zijn voeding aan boord « waren vooruit betaald. Hij had dus vijf of zes dagen voor zich om te denken wat hij doen moest. Wat hij at en dronk, gedurende dezen overtocht, laat zich niet beschrijven. Hij at voor zijn meester, voor Mrs. Aouda en voor zichzelf. Hij at alsof Japan, waar hij nu heen ging een onbewoond land was, waar in 't geheel niets eetbaars te vinden zou zijn. Den dertienden, 's morgens liep de Carnatic, bij hoog getij, de haven van Yokohama binnen. Die haven is een belangrijke aanlegplaats in de Stille Zuidzee, die door alle mail- en passagiersbooten tusschen Noord-Amerika, China, Japan, en Ned.-Indië wordt aangedaan. "¥ okchama is gelegen aan de Gol. van Yeddo, op korten afstand van die ontzaglijke stad, de tweede hoofdstad van het Japansche keizerrijk. Eertijds residentie van den Taïkoen, ten tijde dat deze burgerlijke keizer nog bestond, en mededingster van Miako, de groote stad, die bewoond wordt door den Mikado, den geestelijken keizer, die van de Goden zelf afstamt. De Carnatic kwam aan de kade van Yokohama te liggen, in de nabijheid van de pieren, van de haven en van de kantoren der douanen, temidden van talrijke booten van alle natiën. Passepartout zette, zonder eenig enthousiasme voet aan wal, en betrad het zoo eigenaardige land der Zonen van de Zon. Hij had niets beters te doen dan het toeval tot gids te nemen, en op avontuur uit te gaan door de straten van de stad. Passepartout bevond zich eerst in een geheel Europeesche stad, temidden van huizen met lage gevels, versierd met veranda's en sierlijke galerijen; deze nam met zijn straten, zijn pleinen, zijn dokken en entre-póts, de geheele ruimte in, die ingesloten wordt tusschen de Kaap en de rivier. Daar, evenals te Hongkong en te Calcutta krioelde het van een mengelmoes van alle mogelijke natiën, Amerikanen, Engelschen, Chineezen, Hollanders, kooplieden, die alles koopen en alles verkoopen, temidden waarvan de Franschman zich even vreemd gevoelde, alsof hij in het land der Hottentotten verzeild was geraakt. Passepartout had nog wel een uitweg, dat was zich tot den Franschen of Engelschen Consul te wenden, die te Yokohama gevestigd was. Maar dit stuitte hem meer tegen de borst, dan al wat hem anders zou kunnen overkomen. Daarom ging hij na het Europeesche gedeelte van de stad doorkruist te hebben, zonder dat het toeval hem eenigszins behulpzaam was geweest, naar het Japansche gedeelte, vastbesloten om, als het noodig zou zijn, zelfs tot Yeddo door te loopen. Dit inlandsche gedeelte van Yokohama wordt Benten genoemd, naar den naam eener zeegodin, die op de na- burige eilanden vereerd wordt. Daar zag men prachtige lanen van sparren en ceders, heilige poorten, in een zonderlingen bouwstijl, bruggen, verborgen onder bamboes en riet, tempels, die beschermd worden door het hooge en melancholieke bladerdak van eeuwenoude ceders, kloosters, waarin Boeddhistische priesters en aanhangers van Confucius vegeteerden, eindelooze straten, waar men een ontelbare hoeveelheid blozende kinderen aantreft, kleine menschjes, waarvan men meenen zou dat zij uit een Japansch kamerscherm gesneden waren, en die speelden temidden van poedels met korte pooten, en gele katten zonder staart, die zeer indolent waren, en zich gaarne lieten liefkoozen. In de straten was een woelige drukte, een bestendig verkeer; Boeddhistische priesters die in optocht voorbij schreden, op hun eentonige tamboerijnen slaande, Jakonienen, ambtenaren der douane of politie, met puntige hoeden, die met lakwerk zijn ingelegd, en met twee sabels aan hun gordel, soldaten gekleed in blauw katoen met witte strepen, en gewapend met percussiegeweren, wapenlieden van den Mikado, die in hun zijden wambuis als in een zak gesloten waren, met halsbergen en maliënkolders, en een aantal andere militairen, tot verschillende corpsen behoorend, — want in Japan is de soldatenstand even gezien als hij in China geminacht wordt. Voorts bedelmonniken, pelgrims in lange gewaden, eenvoudige burgers met glad en pikzwart haar, met een groot hoofd, langen romp, magere beenen, en klein van gestalte, wier gelaatskleur afwisselt van koperrood tot matwit, maar nooit geel als die van de Chineezen, waarvan de Japanners geheel en al verschillen. Eindelijk, tusschen de rijtuigen, de draagstoelen, de paarden, de dragers, de kruiwagens met zeilen, de „norimons" met verlakte wanden, de zachte „kango's" — werkelijke draagstoelen in bamboes —, zag men vrouwen, rondgaan met kleine pasjes, met haar voetjes, gestoken in schoentjes van '•:< ! '■ sa linnen, rieten sandalen, of in muiltjes van opengewerkt hout. Deze vrouwen waren niet mooi. Haar oogen waren smal, haar borst ingezonken, haar tanden, volgens het gebruik, zwart gemaakt, maar zij droegen zeer bevallig het nationale kleed, de kimono een soort kamerjapon, waarover een zijden sjerp kruist, waarvan de breede gordel van achteren eindigt in een reusachtigen strik die de moderne Parijsche dames van de Japansche overgenomen schijnen te hebben. Passepartout wandelde eenige uren lang door die bonte menigte, en bleef nu en dan staan voor de merkwaardige en rijke winkels, de bazaars, waar alle wonderlijke producten van de Japansche goudsmeedkunst tentoongesteld zijn, de restaurants, versierd met vlaggen en banieren, wier toegang echter voor hem verboden was, en die theehuizen, waar men dien geurigen warmen drank uit volle koppen drinkt, met de „saki" — een likeur uit gistende rijst gestookt —, en de rook-kitten, waar men een zeer fijne soort tabak rookt, maar geen opium, waarvan het gebruik in Japan vrijwel onbekend is. Voortgaande kwam Passepartout buiten de stad, te midden van onmetelijke rijstvelden. Daar bloeiden, met bloemen die hun laatste kleuren en geuren om zich heen verspreidden, schitterende camelia's, niet aan struiken, maar aan boomen, en binnen de omheiningen van bamboekersen- pruimen- en appelboomen, die de Japanners meer voor hun bloemen dan voor hun vruchten kweeken, en die door grijnzende vogelverschrikkers en ratelende molentjes tegen musschen, duiven, kraaien en ander gevogelte beschermd worden. Geen majestueuse ceder die niet een adelaar herbergde, geen treurwilg, die niet in zijn gebladerte een reiger, melancholisch op één poot staande, huisvestte; overal tenslotte raven, eenden, sperwers, w 1de ganzen, en een groot aantal van die kraanvogels, die door de Japanners als persoonlijkheden van beteekenis behandeld worden, en die voor hen het zinnebeeld zijn van een lang en gelukkig leven. Zoo ronddolend ontdekte Passepartout eenige viooltjes tusschen het groen. „Goed," zei hij, „dat zal mijn souper zijn." Maar ze proevend, vond hij er in 't geheel geen smaak aan. „Het loopt mij niet mee," dacht hij. Gelukkig had de eerlijke jongen uit voorzorg zoo overvloedig als hij maar kon, gedejeuneerd voor de Carnatic te verlaten, maar na een heelen dag wandelen, voelde hij toch wel een erg holle maag. Hij had goed opgmerkt dat voor de winkelramen van de Japansche slagers in 't geheel geen schapen, geiten of varkens te zien waren; en daar hij wist dat het als heiligschennis beschouwd werd een stier te dooden, dien uitsluitend bij den landbouw wordt gebezigd, had hij uitgemaakt dat het vleesch schaarsch moest zijn in Japan, maar bij gebrek aan vleesch uit de slachterijen, zou zijn maag zich zeer goed gewend hebben aan vleesch van wilde zwijnen of herten, patrijzen of kwartels, gevogelte of visschen, waarmede de Japanners zich, met de opbrengst der rijstvelden, bijna uitsluitend voeden. Maar hij moest zich in zijn lot schikken, en de zorg om in zijn voedsel te voorzien tot den volgenden dag uitstellen. De nacht viel in, Passepartout keerde naar de inlandsche stad terug en dwaalde door de straten te midden van de veelkleurige lantaarns. Terwijl hij keek naar de troepen kunstenmakers, die ongeloofelij ke toeren verrichtten, en de astrologen in de open lucht, die de menigte om hun kijkers verzamelde. Dan zag hij de kust weer, die gekleurd was door de vuren der visschers, die de visschen door vlammende toortsen aanlokten. Eindelijk werden de straten ledig. Op de menigte volgde thans de ronde der Jakonienen. Die officieren geleken in hun prachtige uniformen, te midden van hun gevolg, op gezanten, en Passepartout mompelde vriendelijk spottend bij eiken schitterenden stoet dien hij tegenkwam: „Goed zoo! Alweer een Japansch gezantschap dat naar Europa vertrekt!" DRIEENTWINTIGSTE HOOFSTUK. Waarin de neus van Passepartout buiten verhouding lang wordt. Den volgenden dag was Passepartout afgemat en uitgehongerd, en hij zeide tot zich zelf dat hij tot eiken prijs wat eten moest, hoe spoediger des te beter. Hij kon nog altijd wel zijn horloge verkoopen, maar hij zou liever van honger gestorven zijn. Nu of nooit deed zich de gelegenheid voor om zijn krachtige, zoo niet melodieuze stem gebruik te maken, waarmede de natuur hem begiftigd had. Hij kende eenige Fransche en Engelsche liedjes en besloot er de proef mede te nemen. De Japanners moesten zeker wel van muziek houden, daar alles zich bij ^ hen afspeelt onder de tonen van cimbalen, „tam-tams" en trommen, en zij zouden de talenten van een Europeesch virtuoos zeker wel waardeeren. Maar misschien was het nog wat vroeg om een concert te organiseeren, en de liefhebbers die onverwacht in hun slaap gestoord werden, zouden misschien den zanger niet betalen met munten, waarop de beeltenis van Mikado stond. . A , Passepartout besloot dus nog eenige uren te wachten, maar al voortgaande, maakte hij bij zichzelf de opmerking dat hij te goed gekleed was voor een reizend zanger en hij kwam op het denkbeeld zijn kleeren te verwisselen met een plunje, die meer in overeenstemming was met zijn toestand. Die verandering zou bovendien een batig saldo opleveren, dat hij onmiddelijk zou aanwenden om zijn honger te stillen. Toen hij dit besluit genomen had, behoefde hij het nog slechts uit te voeren. Eerst na lang zoeken ontdekte Passepartout een inlandschen handelaar in oude kleeren, tot wien hij zijn verzoek richtte. Het huropeesche costuum beviel den koopman, en weldra kwam Passepartout den winkel uit, toegetakeld met een ouden Japanschen mantel en voorzien van een soort van tulband van geribd fluweel, die reeds zeer verschoten was. Maar als vergoeding rinkelden er eenige geldstukjes in zijn zak. „Goed, dacht hij, „ik zal mij maar verbeelden dat het carnaval is!" De eerste zorg van den zoo verjapanschten Passepartout was een onaanzienlijk theehuis binnen te gaan. Daar ontbeet hij met het overschot van gevogelte en wat lijst als een man voor wien het nog een probleem is hoe hij zich den volgenden maaltijd zou verschaffen. „1 hans, zeide hij tot zichzelf, toen hij goed verkwikt was, „komt het er op aan mijn hoofd bij elkaar te houden. Ik kan deze plunje niet tegen een andere, die nog meer Japansch is, omruilen. Ik moet dus over de middelen nadenken om, zoo spoedig mogelijk dit Land van de Zon, te verlaten, waaraan ik slechts een jammerlijke herinnering zal behouden!" Passepartout dacht er nu over de mailbooten, die naar Amerika zouden vertrekken, langs te gaan. Hij was van plan zich daar als kok of bediende aan te bieden, terwijl hij als eenige vergoeding slechts overtocht en voeding zou vragen. Eenmaal te San-Francisco zou hij wel zijn hoe hij verder moest komen. Het belangrijkste was voor het oogenblik om die 4700 mijlen van de Stille Zuidzee af te leggen, die zich tusschen Japan en de Nieuwe Wereld uitstrekken. Passepartout, die er de man niet naar was om een denkbeeld lang te herkauwen, begaf zich op weg naar de haven. Maar naarmate hij de dokken naderde, scheen zijn plan, dat hem aanvankelijk zoo eenvoudig was voor- Dc reis om de wereld in tachtig dagen. 13 eekomen, hoe langer hoe meer onuitvoerbaar. Waarom zou men aan boord van een Amerikaansche boot een kok of een knecht noodig hebben, en hoe zou hij toegetakeld als hij was — vertrouwen kunnen inboezemen. Wat voor aanbevelingen had hij? Op wien zou hij zich kunnen beroepen? . . .. . Terwijl die gedachten in hem omgingen viel zijn blik op een reusachtig aanplakbiljet waarmee een clown door de straten van Yoüohama liep. Dit bujjt was als volgt in het Engelsch samengevat: Het Japansche Acrobatische Gezelschap van William Batulcar! LAATSTE VOORSTELLINGEN! Voor hun vertrek naar de Vereenigde Staten van de Langneuzen — Langneuzen !! Onder bescherming van den God Tingoe. Groote attractie! De Vereenigde Staten van Amerika!" riep Passepartout uit. „Dat is juist wat ik hebben moet!' Hij| volgde den sandwich-man, die weldra in de Japansche stad kwam. Een kwartier later hield hij voor een groote tent stil die door een aantal banieren bekroond werd en waarvan de buitenzijde, zonder perspectief, maar in helle kleuren een troep jongleurs weergaven. Het was het gezelschap van Batulcar, een soort van Amerikaanschen Barnum, directeur van een troep kunstenmakers, jongleurs, clowns, acrobaten, equilibristen, gymnasten, die volgens het affiche zijn laatste voorstellingen gaf, alvorens uit het Rijk der Zon naar de Vereenigde Staten te vertrekken. , , , Passepartout trad onder een gaanderij voor de ten , en vroeg naar Mr. Batulcar. Baltulcar verscheen in eigen persoon. „Wat wilt u?" vroeg hij aan Passepartout, dien hij aanvankelijk voor een Japanner hield. „Hebt u ook een bediende noodig?" vroeg Passepartout. „Een bediende!" riep de Barnum, terwijl hij door zijn dichten, grijzen baard streek, „ik heb er twee, die trouw en eerlijk zijn, die mij nooit verlaten hebben, die mij voor niets dLnen, op voorwaarde dat ik hun de kost geef . . . Hier zijn ze!" voegde hij er bij, terwijl hij zijn forsche armen toonde, met aderen die zoo dik waren als snaren van een contra-bas. „Dus kan ik u met niets van dienst zijn?" „Met nijts." „Sakkerloot! Het zou mij anders goed zijn uitgekomen, met u te vertrekken!" „Zoo, zoo!" zei Batulcar, „U bent net zoo een Japanner, als ik een aap ben, waarom is u op deze wijze gekleed?" „Men kleedt zich zooals men kan." „Dat is waar. Is u een Franschman?" „Ja, ik ben een echte Parijzenaar." „Wel dan kunt ge zeker ook wel grappen maken?" „Och," antwoordde Passepartout, geërgerd, dat zijn nationaliteit zoo beschmipt werd. „Wij, Franschen, kunnen wel grappen maken, maar toch niet beter dan de Amerikanen!" „Juist. Wel, als ik u niet als bediende kan nemen, dan kan ik u toch als clown wel gebruiken. Ge begrijpt wel, vriendlief, in Frankrijk komt men met vreemde clowns, en in den vreemde met Fransche!" .,Dat is waar!" „B n je overigens nog al sterk?" „Ja, vooral als ik pas gegeten heb." „En kun je zingen?" „Ja," antwoordde Passepartout, die vroeger wel eens met straatmuzikanten had meegezongen. „Maar kun je zingen, terwijl je op je hoofd staat, met een draaiende n tol op je linker voetzool, en een sabel, die je in evenwicht moet houden, op de rechterzooi ?" „Zonder eenige moeite!" antwoordde Passepartout, die zich de eerste oefeningen uit zijn jeugd nog herinnerde. „Want, zie je, daar komt het maar op aan," zeiBatulcar. De overeenkomst werd op staanden vöet gesloten. Eindelijk had Passepartout dan toch een betrekking gevonden. Hij was geëngageerd om van alles te doen in dezen beroemden Japansche troep. Het was weinig vereerend, maar binnen acht dagen zou hij op weg zijn naar San-Francisco. De voorstelling, die door den eerzamen Batulcar met groot lawaai was aangekondigd, zou om drie uur beginnen, en spoedig hoorde men de geweldige instrumenten, die deel uitmaken van een Japansch orkest, voor de deur. Men begrijpt wel dat Passepartout geen rol had kunnen instudeeren, maar hij behoefde slechts zijn krachtige schouders tot steun te geven in het groote nummer de „Mjnschelijke pyramide" dat door de „Langneuzen van den God Ting -e", werd uitgevoerd. Die „groote attractie" van de voorstelling zou als slotnummer plaats vinden. Vóór drie uur was de groote tent reeds geheel gevuld met Europeanen en inboorlingen, Chineezenen Japanners, mannen, vrouwen en kinderen, haastten zich naar de smalle bankjes en naar de loges, recht tegenover het tooneel. De muzikanten waren nu naar binnen gekomen, en het geheel voltallige orkest, gongs, tam-tams, castagnetten, fluiten, tamboerijnen en Turksche trommen, was met woede aan den gang gegaan. Deze voorstelling, was als alle acrobatische vertooningen. Maar men moet wel toegeven dat de Japanners de eerste equilibristen ter wereld zijn. Een van hen, die met zijn waaier en kleine stukjes papier gewapend was, voerde zeer gracieus het bekende nummer der „Vlinders en Bloemen "uit. Een ander w ierp snel, met den geurige n rook uit zijn pijp, een aantal blauwachtig gekleurde woorden in de lucht, die samengevoegd, een compliment aan de toeschouwers vormden. Deze goochelde met brandende kaarsen, die hij achtereenvolgens uitblies, wanneer zij voorbij zijn lippen kwamen, en die hij, de een na d^ ander weer aanstak, zonder een oogenblik zijn snelle goocheltoeren te onderbreken. Gene maakte, met behulp van draaiende tollen, de meest wonderlijke combinaties van figuren; onder zijn handen schenen die brommende toestellen in hun eindelooze omwentelingen, met een eigen leven bezield te worden. Zij vlogen boven op pijpen, op het scherp van een sabel, op ijzerdraden, op echte haren die van het eene eind van het tooneel naar het andere gespannen waren. Zij liepen om een groote kristallen vaas heen, zij bestegen een ladder van bamboe, zij verspreidden zich in alle hoeken, en maakten een welluidende muziek van %Teemdsoortig karakter, door haar verschillende toonaarden te vermengen. De jongleurs jongleerden er mede, en zij draaiden ook in de lucht. Zij gooiden ze op, als volants, met houten raketten, en toch draaiden zij maar door; zij staken ze in hun zak, en als zij ze er weer uithaalden, draaiden ze nog steeds — tot op het oogenblik dat een ontspannen veer hen in vurige bloemen uiteen deed spatten! Het is onnoodig hier de merkwaardige toeren van de acrobaten en gymnasten van den troep te beschrijven. De toeren met de ladder, den stok, den bal, de tonnen enz. werden allen met groote nauwkeurigheid uitgevoerd. Maar de voornaamste attractie was de vertooning van de „Langneuzen", verbazingwekkende equilibristen, die Europa nog niet had gezien. „Die „Langneuzen" vormden een bijzonder genootschap, dat onder rechtstreeksche bescherming staat van den God 1 ingoe. Gekleed als helden uit de middeleeuwen, droegen zij een prachtig paar vleugels aan de schouders. Maar hetgeen hen nog het meest onderscheidde, dat was de lange neus, waarmede hun aangezicht versierd was, en vooral, het gebruik dat zij er van maakten. Die neuzen waren niets anders dan bamboes van vijf, zes, tot tien voet lengte; eenige recht, andere gebogen, deze giad, gene hobbelig. . . Nu was het op deze uitsteeksels, die zeer stevig bevestigd waren, dat al hun evenwichts-toeren venicht werden. Een dozijn van die volgelingen van den God Tingoe legden zich op den rug, en hun kameraden kwamen op hun neuzen zitten, maakten daar allerlei kunsten, sprongen en draaiden van den een naar den ander, en haalden de ongelooflijkste toeren uit. Ten slotte had men nog in het bijzonder de „Menschelijke pyramide" aangekondigd, waarin een vijftigtal „Langneuzen" de kar van Jaggernaut zouden voorstellen. Maar inplaats van die pyramide te vormen, door hun schouders als steunpunt te nemen, moesten de artiesten van Batulcar daar hun neuzen toe leenen. Nu was juist een van hen, die de basis van de kar vormden van den troep weggegaan, en daar het voldoende was krachtig en behendig te zijn, werd Passepartout uitgekozen om hem te vervangen. . De waardige jongen voelde zich zeker zeer ongelukkig, toen — als een droevige herinnering aan zijn jeugd hij zijn middeleeuwsch costuum had aangetrokken dat met veelkleurige vleugels versierd was, en toen een neus van zes voet lang op zijn aangezicht werd bevestigd. Maar ten slotte was die neus zijn broodwinning, en hij onderwierp zich dus aan zijn lot. Passepartout kwam op het tooneel, en ging in de rij staan met de collega's die de basis van de kar van Jaggernaut moesten voorstellen. Allen legden zich op den gron met den neus hemelwaarts gericht. Een tweede groep equilibristen plaatsten zich op die lange uitsteeksels, daarboven volgde een derde groep, en daarboven weer een vierde, en op die neuzen, die elkaar slechts aan de punten raakten, verhief zich weldra een gebouw uu menschen samengesteld tot boven aan het theater. De toejuichingen vermeerderden, en de instrumenten van het orkest barstten los met een oorverdoovend geraas toen de pyramide begon te wankelen, het evenwicht verbroken werd, een der neuzen der onderste laag verdween, en het monument ineenstortte als een kaartenhuis . . . Het was de schuld van Passepartout, die zijn post verlatende, zonder hulp van zijn vleugels over de omheining sprong, de rechter gaanderij beklom, en voor de voeten van een der toeschouwers neerviel, onder den uitroep: „O, mijn meester, mijn meester!" „Jij hijr!" riep Mr. Fogg. „Ja, iic ben het!" „Welnu, in dat geval, naar de boot, jongen!" Mr. Fogg, Mrs. Aouda en Passepartout waren door de smalle gangen gauw buiten de tent gekomen, maar daar troffen zij Mr. Batulcar aan, die woedend was, en schadevergoeding eischte, wegens contractbreuk. Phileas Fogg, stilde zijn woede door hem een handvol bankbi jetten toe te werpen, en om half zeven, het oogenblk dat zij ging vertrekken, zetten Mr. Fogg en Mrs. Aouda voet aan boord van de mailboot, gevolgd door Passepartout, die de vleugels nog op den rug had en aan zijn gezicht, den neus van zes voet, dien hij nog niet had kunnen afrukken. VIERENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Waarin de overtocht over de Stille Zuidzee plaats vindt. Hetgeen in het gezicht van Shanghai gebeurd was, zal men wel begrepen hebben. De signalen, die door de Tankadère gegeven waren, had men aan boord van de mailboot naar Yokohama opgemerkt. De kapitein had, toen hij de noodvlag zag, naar den kleinen schoener koers gezet. Eenige oogenblikken later betaalde Phileas Fogg zijn overtocht, volgens den overeengekomen prijs, en gaf den kapitein John Bunsby £ 55°- Daarop waren Mr. Fogg en Mrs. Aouda en Fix aan boord van de stoomboot gegaan, die onmiddellijk daarop koers zette naar Nagasaki en Yokohama. Dien morgen van den i4den November, op den reglementairen tijd aangekomen, begaf Fogg, terwijl hij Fix zijn eigen zaken liet regelen, zich aan boord van de Carnatic en daar vernam hij tot groote vreugde van Mrs. Aouda — en misschien ook tot zijn eigen genoegen, maar daarvan liet hij niets blijken — dat de Franschman, Passepartout, den dag te voren te Yokohama was aangekomen. Phileas Fogg die dienzelfden avond nog naar banFrancisco moest vertrekken, ging terstond op zoek naar zijn bediende. Hij wendde zich, maar tevergeefs, tot den Franschen en Engelschen consul. En na, zonder resultaat de straten van Yokohama te hebben afgeloopen, begon hij er aan te twijfelen, Passepartout terug te vinden, toen het toeval, of misschien wel een voorgevoel hem de tent van Batulcar deed binnengaan. Hij zou zeker zijn be- diende, onder diens zonderlinge vermomming niet herkend hebben, maar deze had in zijn liggende houding, zijn meester op de gaanderij, opgemerkt. Hij kon een bewegingmet zijn neus niet weerhouden, vandaar de verstoring van het evenwicht, en wat daarop volgde. Dit was het wat Passepartout vernam van Mrs. Aouda, die hem vervolgens vertelde hoe de overtocht van Hongkong naar Yokohama had plaatsgevonden in gezelschap van een zekeren Mr. Fix, op den schoener de Tankadère. Bij het hooren van den naam Fix, vertrok Passepartout zijn gelaat niet. Hij dacht dat het oogenblik nog niet gekomen was om te vertellen hetgeen zich tusschen hem en den inspecteur had afgespeeld. Passepartout gaf dan ook bij het verhaal dat hij van zijn lotgevallen deed, zichzelf de schuld; en hij verontschuldigde zich slechts daarover, dat hij overvallen was geworden door de verdooving die de opium teweeg had gebracht in een kit te Hongkong. Mr. Fogg hoorde zwijgend zijn verhaal aan; vervolgens gaf hij aan zijn bediende het noodige geld opdat deze zich aan boord betere kleeren kon aanschaffen. En nog geen uur later had de eerlijke jongen, die zijn neus had afgesneden, en zijn vleugels gekortwiekt, met niets meer aan zich dat den volgeling van dien God Tingoe in herinnering bracht. De mailboot die den overtocht van Yokohama naar San Francisco maakte, behoorde tot de „Pacific-Mailsteam-Company, en droeg den naam General-Grant. Het was een groote raderstoomboot metende 2500 ton, goed ingericht, en zeer snel loopend. Een ontzaglijke balans daalde en rees onophoudelijk boven het dek. Aan een van zijn uiteinden was de stang van een zuiger bevestigd, en aan het andere die van een krukstang, die de rechtlijnige beweging in een cirkelvormige omzettende, rechtstreeks werkte op de as der raderen. De GeneralGrant was opgetuigd als een drie-mast-schoener, en hij had een groot oppervlak aan zeilen, die de werking van den stoom krachtig ondersteunden. Met zijn snelheid van twaalf mijlen per uur, had de boot niet meer dan een en twintig dagen noodig om de Sti.le Zuidzee over te steken. Phileas Fogg had dus reden te gelooven dat hij, den tweeden December te San-Francisco aangekomen, den elfden te New-York, en den twintigsten te Londen zou zijn — aldus nog eenige uren voor den fatalen datum van 21 December. Er waren een groot aantal passagiers aan boord, Engelschen, veel Amerikanen, een ware landverhuizing van koelies naar Amerika en een zeker aantal officieren van het Indische leger, die hun verlof benutten om een reis om de wereld te maken. Gedurende dezen overtocht deed zich in de vaart niets bijzonders voor. De mailboot, die ondersteund werd door haar groote raderen en bijgestaan door haar krachtig zeilvermogen, slingerde weinig. De Stille Zuidzee rechtvaardigde haar naam. Mr. Fogg was even kalm, even weinig mededeelzaam als gewoonlijk. Zijn jeugdige gezellin gevoelde zich hoe langer hoe meer aan dien man gebonden, door andere banden dan die der dankbaarheid. Die zwijgzame natuur, die toch zoo edelmoedig kon zijn, maakte meer indruk op haar, dan zij wel dacht. En het was bijna zonder het zelf te weten dat zij zich overgaf aan gevoelens, waarvan de raadselachtige Fogg niet den minsten invloed scheen te ondergaan. Buitendien stelde Aouda uitermate veel belang in de plannen van den gentleman. Zij verontrustte zich over moeilijkheden, die het welslagen der reis konden in gevaar brengen. Dikwijls praatte zij met Passepartout, die wel begreep wat er in het hart van Mrs. Aouda omging. De goede knecht had thans ten opzichte van zijn meester een rotsvast ge oof. Hij was onuitputtelijk in loftuilingen op de eerlijkheid, de edelmoedigheid, de toewijding van zijn meester; vervolgens stelde hij Mrs. Aouda gerust over den afloop van de reis, herhalend dat het moeilijkste gedeelte achter den rug was, dat men uit die phantasti- sche landen als China en Japan naar meer beschaafde landen terugkeerde, en dat een trein van San-Francisco naar New-York en een boot van New-York naar Londen, zonder twijfel voldoende zouden zijn om die onmogelijke reis om de wereld binnen den overeengekomen tijd, te volbrengen. Negen dagen na het vertrek uit Yokohama, had Phileas Fogg precies de helft van den aardbol omgereisd. Inderdaad passeerde de General-Grant den 23sten November den honderd tachtigsten meridiaan, dat is de meridiaan waarop zich, in het Zuidelijk halfrond, de tegenvoeters van Londen bevinden. Van de tachtig dagen, waarover hij beschikken kon, had Mr. Fogg er weliswaar reeds twee en vijftig verbruikt, en hij had er nog slechts acht en twintig over. Maar men moet in aanmerking nemen, dat, indien de gentleman nog slechts haliweg was, volgens de meridianen gemeten, hij in werkelijkheid meer dan twee derden van de geheele reis had volbracht. Wat al gedwongen omwegen toch, van Londen naar Aden, van Aden naar Bombay, van Calcutta naar Singapore, van Singapore naar Yokohama! Bij het cirke vormig volgen van ds vijftigste parallel — de parallel van Londen — zou de afstand slechts ongeveer twaalf duizend mijlen bedragen, terwijl Phileas Fogg nu gedwongen was, tengevolge van de grillen der beschikbare vervoermiddelen, er zes en twintig duizend af te le§§erl> en hiervan had hij er op dien 23sten November ongeveer zeventien duizend vijf honderd afgelegd. Maar van nu af zou men een rechten weg volgen, en Fix was er niet meer, om hem in het vaarwater te zitten. Op dien 23sten November was ook nog vermeldenswaardig, dat Passepartout zich bijzonder verheugd toonde. Men zal zich herinneren, dat hij aldoor maar koppig den Londenschen tijd op zijn vermaard familiehorloge had gehouden en dit nooit had willen verzetten, daar hij alle tijdsregelingen in de landen waar men doorheen trok, voor verkeerd hield. Op dien dag nu, ging zijn horloge dat hij toch nooit vóór- of achteruit had gezet, volkomen ^eliik met den chronometer aan boord van het schip. Ö Men zal wel begrijpen, welk een triomf dit voor Passepartout was! Hij had wel eens wülen weten, wat Fix eezegd zou hebben, als hij hem thans ontmoet had. Die schurk, die mij allerlei dingen vertelde over de meridianen, de zon en de maan," herhaalde Passepartout. „Ha, ha! Als men naar zulke lieden luisterde, zou men mooie horloges maken! Ik wist wel dat de zon zich den een of anderen dag naar mijn horloge zou regelen! Passepartout wist één ding niet; dat als de wijzerplaat van zijn horloge in 24 uur verdeeld was, zooals dat bij de Italiaansche horloges het geval is, hij volstrekt geen reden gehad zou hebben om te triomfeeren. Want de wiizers van zijn uurwerk zouden dan, wanneer het 9 uur 's morgens aan boord was, 9 uur 's avonds aangewezen hebben, d.w.z. het eenentwintigste uur sedert middernacht, — een verschil tusschen deze twee tijdsrekemngen, dat juist gelijk is aan het verschil tusschen den mendiaan van Londen en den i8osten meridiaan. Maar als Fix hem dat zuiver natuurkundig verschijnsel al zeer duidelijk had kunnen uitleggen, zou Passepartout toch, zonder twijfel, niet in staat geweest zijn om het te begrijpen, of tenminste om het te willen begrijpen, kn in elk geval indien, wat onmogelijk was, de inspecteur van politie zich onverwacht aan boord had vertoond, op dat oogenblik, is het waarschijnlijk dat Passepartout, die met reden wrok tegen hem koesterde, een geheel ander onderwerp met hem behandeld zou hebben, en ook op een geheel andere wijze. Maar waar was Fix op dat oogenblik? Fix was aan boord van de General-Grant. Toen namelijk de inspecteur bij zijn aankomst te Yokohama Mr Fogg verlaten had, dien hij in den loop van den dag weder hoopte te ontmoeten, had hij zich onmiddellijk naar den Engeschen Consul begeven. Daar had hij eindelijk de volmacht gevonden, die, hem reeds van Bombay af volgend, reeds veertig dagen geleden gedateerd was, en die van Hongkong af verstuurd was met diezelfde Carnatic, aan boord waarvan men dacht dat hij zich bevond. Men kan zich de teleurstelling van den detective begrijpen! De volmacht had nu haar beteekenis verloren! Mr. Fogg had het Engelsche grondgebied verlaten! Er was thans een acte van uitlevering noodig om hem te kunnen arresteeren. „Goed," dacht Fix, na het eerste oogenblik van woede, „mijn volmacht heeft hier geen waarde meer, maar dan toch wel weer in Engeland. Die schurk schijnt alle plan te hebben naar zijn vaderland terug te keeren, en denkt waarschijnlijk dat hij de politie op een dwaalspoor heeft geleid. Goed. Ik zal hem daarheen volgen. Wat het geld betreft, de Hemel geve dat er nog wat van overgeschoten is! Maar aan reiskosten, aan premies, aan processen, aan boeten, aan olifanten, aan kosten van allen mogelijken aard, heeft mijn man zeker al meer dan vijfduizend pond onderweg uitgegeven. Maar dat hindert niet. De bank is rijk!" Na dit besluit genomen te hebben, scheepte hij zich onmiddellijk aan boord van de General-Grant in. Hij was reeds op het schip toen Mr. Fogg en Mrs. Aouda daar aankwamen. Tot zijn onuitsprekelijke verbazing herkende hij Passepartout, onder zijn vermomming als heraut. Hij verborg zich onmiddellijk in zijn hut, teneinde de noodzaak eener verklaring te ontloopen, die alles in de war zou kunnen sturen — en dank zij het aantal passagiers, welke zich aan boord bevonden, rekende hij er op niet door zijn vriend opgemerkt te zullen worden, toen hij op dien dag zich op het voorschip juist van aangezicht tot aangezicht zich tegenover hem bevond. Passepartout vloog Fix naar de keel, zonder verderen uitleg en tot groot pleizier van eenige Amerikanen, die onmiddellijk op hem wedden, diende hij den ongelukkigen inspecteur, een geducht pak slaag toe, hetwelk het overwicht van de Fransche boven de Engelsche bokskunst ten volle bewees. Toen Passepartout klaar was, gevoelde hij zich veel kalmer, en opgelucht. Fix stond op, in een vrij ellendigen toestand, en zijn tegenstander aanziende, zei hij koel tot hem: „Is het afgeloopen?" „Ja, voor het oogenblik." „Dan heb ik wat met je te bepraten." „Dat is . . „In het belang van je meester." Passepartout kwam onder den indruk van die koelbloedigheid, en volgde den inspecteur; beiden gingen op het voordek van de stoomboot zitten. „Je hebt mij afgeranseld," zeide Fix, „goed, ik was er op verdacht! Maar luister nu ook naar mij. Tot nu toe ben ik de tegenstander van Mr. Fogg geweest, maar nu speel ik hem in de kaart." „Eindelijk!" riep Passepartout uit. „U gelooft nu dus ook, dat hij een eerlijk man is." „Neen," zei Fix, koel. „Ik houd hem nog voor een schurk. Stil! Blijf kalm zitten, en laat mij uitspreken. Zoolang Mr. Fogg op Engelsch grondgebied was, had ik er belang bij hem tegen te houden, terwijl ik op een bevel tot inhechtenisneming wachtte. Ik heb daartoe al het mogelijke in het werk gesteld. Ik heb de priesters van Bombay tegen hem opgehitst, ik heb je te Hongkong dronken gemaakt, ik heb je van je meester gescheiden, ik heb hem de boot naar Yokohama doen missen . . . Passepartout luisterde met gebalde vuisten. „Thans," hernam Fix, „schijnt Mr. Fogg naar Engeland terug te keeren? Goed! Ik zal hem ook daarheen volgen. Maar van nu af aan zal ik met evenveel zorg en ijver er naar streven om de hindernissen, die hij mocht ontmoeten, uit den weg te ruimen, als ik vroeger getracht heb, die voor hem op te werpen. Je ziet, mijn rol is veranderd, en zij is veranderd, omdat mijn belang dat medebrengt, wil er aan toevoegen dat je belang hetzelfde is alb het mijne, want eerst in Engeland zul je weten of je in dienst bent van een dief of wel van een eerlijk man!" Passepartout had zeer aandachtig naar Fix geluisterd, en hij was er van overtuigd dat Fix volkomen te goeder trouw sprak. „Zijn wij vrienden?" vroeg Fix. „Vrienden niet!" zei Passepartout. „Maar wel bondgenooten, en dan nog onder voorbehoud! Want bij het minste blijk van deloyauteit draai ik je den nek om!" „Afgesproken," zei de detective rustig. Elf dagen later, den derden December, liep de General-Grant de Golf van Porto d'Oro binnen en kwam zij te San-Francisco aan. Mr. Fogg had nog steeds geen enkelen dag gewonnen noch verloren. VIJFENTWINTIGSTE HOOFSTUK. Waarin men een eersten indruk van San-Francisco krijgt, op den dag van een meeting. Het was zeven uur 's morgens, toen Phileas Fogg, Mrs. Aouda en Passepartout den voet zetten op het vasteland van Amerika, — indien men tenminste dezen naam mag geven aan de drijvende kade, waarop zij zich ontscheepten. Die kaden, die met het getij rijzen en dalen, vergemakkelijken daardoor het laden en lossen der scheppen. Daar leggen klipperschepen van alle afmetingen aan, daar ziet men stoombooten uit alle landen, en daaronder de stoombooten met meerdere verdiepingen, die den dienst naar den Sacramento en zijn zijrivieren onderhouden. Daar hoopen zich ook de producten van den koophandel op, die zich uitstrekt over Mexico, over Peru, over Chili, over Brazilië, over Europa, over Azië, over alle in de Stille Zuidzee gelegen eilanden. Passepartout had, in zijn vreugde eindelijk Amerikaanschen grond te zullen voelen, gemeend aan land te : moeten gaan met een salto mortale in schoonsten stijl. Maar toen hij op de kade terecht kwam waarvan de j planken vermolmd waren, ging hij er bijna doorheen. Van zijn stuk gebracht door de wijze, waarop hij voet aan wal gezet had op het nieuwe continent, gaf de goede j jongen een luiden gil, die een onnoemelijk aantal aalscholvers en pelikanen deed opvliegen, welke gewoonlijk op de beweeglijke kaden verblijf houden. Mr. Fogg informeerde, zoodra hij aan land gekomen was, naar het uur van vertrek van den eersten trein naar II New-York. Dit was zes 6 uur 's avonds. Mr. Fogg had dus een geheelen dag om in de hoofdstad van Californië door to brengen. Hij bestelde een rijtuig voor Mrs. Aouda en zich zelf. Passepartout ging op den bok zitten, en het i ijtuig dat drie dollars per rit kostte, reed naar het International Hotel. Van zijn hooge zitplaats nam Passepartout vol belangstelling de groote Amerikaansche stad op; breede straten, lage, netjes in de rij staande huizen, kerken en tempels,in Anglo-Saksische gothiek gebouwd, onmetelijke dokken, entrepots zoo groot als paleizen, sommige van hout, andere van steen; in de straten talrijke rijtuigen, omnibussen, wagens, tramways, en, op de overvolle trottoirs niet allen Amerikanen en Europeanen, maar ook Chineezen en Indiërs. Passepartout was zeer verbaasd over alles wat hij zag. Hij had zich nog de legendarische stad van 1849 voorgesteld, de stad der roovers, brandstichters en moordenaars van alle kanten toegestroomd om klompen goud machtig te worden, een onmetelijk toevluchtsoord voor allen, die niets meer te verliezen hebben, waar men om goud speelde, met de revolver in de eene, en het mes in de andere hand. Maar die „schoone tijd" was voorbij; San-Francisco bood den aanblik van een groote handelsstad. De hooge toren van het stadhuis, waar de torenwachters waken, beheerscht dat geheele samenstel van straten en lanen, die elkander rechthoekig snijden, en waartusschen groene pleinen zich vertoonen; dan is er een Chineesche stad die uit het Hemelsche Rijk in een ■ speelgoeddoos scheen te zijn overgebracht. Geen sombrero's, geen roode hemden, zooals de goudzoekers droegen, geen met veeren uitgedoste Indianen meer, 1 maar zijden hoeden en gekleede zwarte costuums, die ! door een groot aantal gentlemen gedragen werden, welk alle door een verterende activiteit bezeten waren. Eenige | straten, zooals Montgomery-street, de Regent-street van : Londen, de Boulevard des Italiens van Parijs, de Broad- 1 De reis om de wereld ia tachtig dagen. j , wav van New-York, huisvestten prachtige winkels d e in hun étalages de voortbrengselen, welke de geheele wereld oplevert, ten toon spreidden. Toen Passepartout aan het International Hotel aankwam, scheen het hem toe, alsof hij Engeland niet VGDe'6 rez-de-chaussée van het hotel werd ingenomen door een ontzaglijke bar, een soort van buffet, wredere voorbijganger gratis iets kon gebruike . g vleesch oestersoep, beschuit en kaas werden er geleverd zonder dat de gebruiker zijn beurs uit zijn za^^hoefde te halen. Hij betaalde slechts hetgeen hij dronk, ale porto of cherry, als hij lust had zich te verfnsschen. Dit ff>ek Passepartout „echt Amenkaansch . Het restaurant aan het hotel verbonden was zeer geri feliik Mr Fogg en Mrs. Aouda namen aan een tafel plaats 'en werden in Lüliputsche -hotel5 -er overvloedig bediend door negers van een prachtig zwarte klvjg, tusschen de tramrails, niettegenstaande de onafgebroken reeks coaches en omnibussen, dij voorbijreden, op de drempels der winkels, voor de vensters van alle haizjn, en zjfs tot boven op de daken, was er een onoverzienbare menigte. Sandwichmen li. pen midden tusschen de groepen door. Vlaggen en wi.npels wapperden in den wind. Kreten weerklonken allerzijds. „Hoera voor Kamerfijld!" „Hoera voor Mandiboy!" Het was een meeting. Dit dacht Fix ten minste, en hij deelde zijn gedachten aan Mr. Fogg mede, er aan toevoegend: „Wij zouden er misschien goed aan doen, mijnheer, met ons nijt in dit gedrang te begeven. Wij kunnen er slechts leelijke slagen oploopen." „Inderdaad, antwoordde Phileas Fogg, „en vuistslagen al zijn het ook politieke, blijven toch altijd vuistslagen!" Fix meende om deze opmerking te moeten lachen, en, om niet in het gedrang te komen, namen Mrs. Aouda, Phileas I- ogg en hij plaats op de bovenste trede van een trap, dij naar een terras leidde, dat Montgom jrv-street overzag. Voor hen, aan de andere zijde der straat, tus- schen de opslagplaats van een kolenhandel en het magazijn van een petroleumkoopman, zag men een groot plat-form, in de open lucht opgeslagen, dat het punt van samenkomst scheen te zijn van alle menschenstroomen in de menigte. Waartoe deze meeting? Ter gelegenheid waarvan werd zij gehouden? Phileas Fogg wist het volstrekt niet. Ging het om de benoeming van een hoog militair of burgerlijk ambtenaar, van een gouverneur of van een lid van het congres? Men kon deze onderstelling maken, met het oog op de buitengewone opwinding die de stad bezielde. Op dit oogenblik ontstond er een groote beweging in de menigte. Alle handen werden in de lucht gestoken. Eenige, tot een vuist gebald, schenen snel op en neer te gaan te midden van allerlei kreten, — zonder twijfel een krachtige manier, om zijn stem uit te brengen. Er was een deining in de menigte, die opgestuwd werd om dan weer terug te vloeien. De vaandels schudden heen en weer, verdwenen een oogenblik, en kwamen aan flarden weer te voorschijn. De golvingen plantten zich tot aan de trap voort, terwijl alle hoofden zich aan de oppervlakte bewogen als een zee die plotseling door een stormvlaag in opschudding wordt gebracht. „Het is blijkbaar een meeting," zei Fix, „en het moet een brandende questie zijn die haar heeft veroorzaakt. Ik zou niet verwonderd zijn als het nog altijd de Alabamazaak was, hoewel die officiéél al tot een beslissing gebracht is." , Misschien," antwoordde Mr. Fogg eenvoudig. ",Jn elk geval," antwoordde Fix, „staan twee kampioenen tegenover elkaar, Kamerfield en Mandiboy. Mrs. Aouda, arm in arm met Phileas Fogg, keek met verbazing naar dit woelige schouwspel, en Fix wilde juist aan een van de menschen uit zijn omgeving naar de reden van deze algemeene gisting informeeren, toen de menigte van opwinding tot daden overging. e hoera's, door scheldwoorden vergezeld, verdubbelden in kracht. De vlaggestokken werden als aanvalswapenen gebruikt. Geen handen meer, overal slechts vuisten. Bovenop de rijtuigen, die niet verder konden rijden, op de in hun loop gestuite onmibussen, werden duchtige slagen gewisseld. Alles diende tot projectielen. Schoenen en laarzen beschreven lange banen door de lucht, en het scheen zelfs dat eenige revolvers, te midden van de luide kreten, hun vaderlandsche tonen deden hooren. De menschenmassa naderde de trap, en kwam al op de onderste trede. Een der partijen werd klaarblijkelijk teruggedrongen, zonder dat de toeschouwers bemerken konden of Mandiboy of Kamerfiald de overhand behield. „Ik geloof dat het verstandiger zou zijn, weg te gaan", zei Fix, die niet gaarne zag dat „zijn man" iets onaangenaams zou overkomen, of dat hij in moeilijkheden zou gewikkeld worden. „Als Engeland in deze zaak betrokken is, en als men ons herkent, zouden wij in die menigte in gevaar kunnen komen." „Een Engelsche burg" . . ,, maar de gentleman kon zijn zin niet afmaken. Achter hem, vanaf dat terras, waarheen de trap leidde, klonk een geweldig gebrul. Men schreeuwde: „Hoera! Hiep! hiep! Hoera! voor Mandiboy!" Het was een troep kiezers die te hulp snelden, en de aanhangers van Kamerfield in de flank vielen. Mr. Fogg, Mrs. Aouda en Fix bevonden zich tusschen twee vuren. Het was te laat om te ontsnappen. Die stroom van menschen, gewapend met wandelstokken met looden knoppen en met ploertendooders, was onweerstaanbaar. Phileas Fogg en Fix die de jonge vrouw trachtten te beschermen, werden aan alle kanten gestompt. Mr. Fogg, die even kalm was als altijd, wilde zich verdedigen met de wapens die de natuur aan ieder Engelschman aan het uiteinde der armen heeft gegeven, maar vergeefs! Een ontzaglijke kerel, met een roode sik, een vuurrood gelaat, breed geschouderd, die de hoofdman der troep scheen te zijn, hief zijn geweldige vuist naar Mr. Fogg op, en hij zju dien heer hevig g raakt, hebban, als nut Fix, uit zelfopoffering, den slag in zijn plaats had opgevangen. E, n groote buil ontstond onmi ld 11 ijk onder den zijden hoed van den detective, dij in een baret veranderd was. „Yankee!" zei Mr. Fogg, terwijl hij een bli.c van diepe minachting op zijn tegenstander wierp. „Engelschman!" antwoordde de ander. „Wij zullen elkander weervinden! „Wa.meer u maar wilt! Uw naam? „Phi.eas Fogg, en de uwe?" „Kolonel Stamp Proctor." Na die woordenwisseling ging de menigte voorbij. Fix werd ondersteboven gegooid, en stond weer op, met gescheurde kleeren, maar zonder ernstige kneuzingen. Zijn reiijas was in twee ongelijke stukken gescheura, en zijn pantalon geleek op die korte broeken, waarmee sommige Indianen — volgens de mode — zich eerst kleeden na er vooraf de zitti.ig te hebben uitgesneden. Maar het voornaamste was dat Mrs. Aouda gespaard was gebleven, en slechts Fix had een ernstigen vuistslag ontvangen. „Ik ben u zeer dankbaar," zei Mr. Fogg tot den inspecteur, zoodra zij buiten de menigte waren. „Het heeft niets te beteekenen! Maar gaat u mee.' „Waarheen?" „Naar een kleermaker." En i.idardaad was dit bezoek dringend noodig. De kleeren van Phileas Fogg en Fix hingen aan harden, alsof d ze twee heeren elkander hadden afgeranseld, voor Mandiboy en Kamerfi ld. Een uur later waren zij behoorlijk gekleed en gekap . Daarop gingen zij naar het „International Hotel terug. Daar wachtte Passepartout zijn meester, gnvapend. met een half dozijn dolken, en r vjlvers, die z s schoten achtereen konden lossen, en m -t centrale ontsteking. Toen hij Fix in gezelschap van Mr. Fogg zag, verduisterde zijn gezicht, maar toen Mrs. Aouda in enkele woorden vertuide, wat had plaats gevonden, werd Passepartout weer gerust. Fix was b.ijkbaar geen vijand meer, maar een bondgenoot. Mij hield zijn woord! Toen de maaltijd geëindigd was, kwam een rijtuig voor, dat de reizigers en hun bagage naar het statijn moest brengen. Op het oogenbii on h\\ kon ziin T> inspecteur Jbix aacnx mei ^ ~y - , opwinding niet bedwingen. Hij fep koortsachtig het perron oo en neer Een oogenblik bedwongen, werd hij wederom zich Kif. Fogg vertrokken, hij begreep .««4 die hij begaan had door hem te laten ve trekken V\at J Dien man dien hij rondom de wereld gevolgd was, had met ziin eigen goedvinden weg laten gaan! Zijn natuur kreeg weer8 de overhand, hij veroordeelde zichzelf hi klaa-de zichzelf aan, hij behandelde zichzelf alsof hij de (hrecteur der Londensche politie geweekt ware.. £«»: strenge vermaning toedient aan een agent, die op heeter | hij. „De ander zal hen verteld hebben, wie ik was! Hij is weg; hij zal nict terug komen! Waar hem nu weer te vinden ? » zoo kunnen laten fascineeren, ik, > • bepaalii ziin inhechtenisneming m mijn zak heb • niets anders dan een reusachtige ui . terwijl d 7m redeneerde de inspecteur van politie, terwij uren maar al te langzaam naar zijn zin | "Hii wist niet wat te doen. Eenige keeren had hij lus alles aan Mrs. Aouda te zeggen. Maa^^greep, ^ \ door de jonge: vrouw' 0»^ zo ^ ^ te nemen r mj - ° - achterna! H< doorkruisen, het spoor van Jen gg y-mden r gedrukt!.. • »iaai «aui» ieder voetspoor uitgewischt. hevaneen t Toen werd Fix door moedeloosheid bevange . ondervond een bijna onweerstaanbaren lust, de partij op te geven. Nu, daar werd hem juist die gelegenheid aangeboden om het station van Carney te verlaten en om zijn reis, zoo rijk aan mislukkingen, voort te zetten. Tegen twee uur in den namiddag toch, terwijl de sneeuw in dichte vlokken neerviel, hoorde men een langdurig gefluit, dat uit Oostelijke richting kwam. Een enorme schaduw, voorafgegaan door een rossigen glans, naderde langzaam, aanmerkelijk grooter schijnend door den mist, die haar een fantastisch voorkomen gaf. Toch verwachtte men nog geen enkelen trein uit Oostelijke richting. De hulp, die telegrafisch aangevraagd was, kon nog niet zoo spoedig aankomen, en de trein van Omaha naar San-Francisco zou eerst den volgenden dag passeeren. Men zou spoedig op de hoogte komen. Die locomotief, die langzaam kwam aanstoomen en voortdurend zoo schel mogelijk floot, was geen andere dan die van den overvallen trein; na van den trein te zijn losgemaakt, had zij haar weg met een verschrikkelijke snelheid voortgezet, den stoker en den machinst bewusteloos met zich mede voerend. Zij had verscheidene mijlen over de rails geloopen; daarop was het vuur, bij gebrek aan brandstof, zwakker gaan branden; de stoomspanning was verminderd, en een uur later, al langzamer gaande, was de machine eindelijk twintig mijlen voorbij het station van Carney tot stilstand gekomen. Noch de machinist, noch de stoker waren bezweken, en, na een vrij lange bezwijming, waren zij weder tot bewustzijn gekomen. De machine stond toen reeds stil. Toen de machinist zich zelf in de woestijn terugvond, met alleen de locomotief, die geen wagens meer achter zich had, begreep de machinist wat er zich had afgespeeld. Hoe de locomotief van den trein was losgemaakt, kon hij niet raden, maar het was niet twijfelachtig voor hem, dat de trein, die achtergebleven was, niet verder kon. De machinist aarzelde niet ten aanzien van wat hem te doen stond. Zijn weg in de richting van Omaha voortzetten, zou het voorzichtigst zijn; terugkeeren naar den trein dien de Indianen misschien nog steeds plunderden, was gevaarlijk . . . Het deed er niet toe! Eenige schoppen vol steenkool en hout werden in den haard van den stoomketel geworpen, het vuur vlamde weer op, de stoomdruk steeg weer, en, tegen twee uur s namiddags keerde de machine achterwaarts naar het station van Carney terug. Haar fluiten was het, dat men in den mist gehoord had. . . Het was een groote voldoening voor de reizigers, toen zij hun locomotief zich aan het hoofd van den trein zagen plaatsen. Zij zouden nu de reis kunnen voortzetten, die op een zoo ongelukkige wijze was onderbroken. Bij de aankomst van de machine, had Mrs. Aouda het station verlaten en den conducteur gevraagd: „Gaat u vertrekken?" „Terstond, mevrouw." „Maar die gevangenen .. . onze ongelukkige reisgezeilen. Ik kan den dienst niet onderbreken," antwoordde de conducteur. „Wij hebben reeds drie uur vertraging." „En wanneer passeert de volgende trein, die van SanFrancisco komt?" „Morgen avond, mevrouw. „Morgen avond! maar dat is te laat. Men moet wachten ..." „Dat is niet mogelijk," antwoordde de conducteur. „Als u wilt vertrekken, moet u instappen. " „Ik blijf hier," antwoordde de jonge vrouw. Fix had dit gesprek gehoord. Eenige oogenblikken te voren, toen elk middel om verder te reizen, hem ontbrak, was hij vast besloten, Carney te verlaten, maar thans, nu de trein er was, gereed om te vertrekken, en hij zijn plaats in den wagon slechts behoefde in te nemen, werd hij door een onweerstaanbare kracht aan den bodem vastgehouden. Dit perron brandde hem onder de voeten, en toch kon hij er zich niet aan ontrukken. Zijn tweestrijd begon weer. De woede over zijn mislukking deed hem bijna stikken. Hij zou den strijd tot het einde toe voortzetten. Inmiddels hadden de reizigers en eenige gewonden — onder welke ook de kolonel Proctor, wiens toestand ernstig was — in de wagons plaats genomen. Men hoorde het gebrom van den oververhitten stoomketel, en de stoom ontsnapte door de veiligheidskleppen. De machinist floot, de trein zette zich in beweging, en verdween weldra, haar witte rookwolken met de warrelende sneeuwvlokken vermengend. De inspecteur was gebleven. Eenige uren gingen voorbij. Het weer was zeer slecht, de koude zeer hevig. Fix, die op een bank in het station gezeten was, bleef onbeweeglijk. Men had kunnen denken, dat hij sliep. Mrs. Aouda verliet, ondanks de stormvlagen, ieder oogenblik de kamer, die tot haar beschikking gesteld was. Zij liep tot het uiteinde van het perron, en poogde door den sneeuwstorm heen te zien, wilde dien mist doorboren die den horizon rondom haar zoo klein maakte, luisterde, of eenig geluid zich zou doen hooren. Maar niets was te zien, noch te hooren. Dan ging zij weer naar binnen, geheel verstijfd, om eenige oogenblikken later weer terug te komen, en steeds zonder resultaat. De avond viel. Het kleine detachement was nog niet terug. Waar was het op dit oogenblik? Had het de Indianen kunnen inhalen? Had een gevecht plaats gehad, of doolden die soldaten, in den mist verdwaald, op goed geluk rond? De kapitein van het fort Carney was zeer ongerust, ofschoon hij niets van zijn onrust wilde doen blijken. Het werd nacht, de sneeuw viel thans niet zoo dicht meer, maar de koude was nog feller geworden. De meest onverschrokken blik zou niet zonder huivering die duistere onafzienbare ruimte aanschouwd hebben. Een dood- sche stilte heerschte op de vlakte. Noch het opvliegen van een vogel, noch het geluid van een wild dier verbrak deze eindelooze stilte. ,,,•»«■ \ Gedurende dien geheelen nacht doolde Mrs Aouda wier geest vol sombere voorgevoelens en wier hart vol angst was, langs den zoom van de prairie. Haar verbeelding voerde haar ver weg en toonde haar duizend gevaren. Wat zij in die lange uren leed is met te beschrijven. Fix zat nog altijd onbeweeglijk op dezelfde plaats, maar ook hij sliep niet. Op een bepaald oogenblik was een man hem genaderd, en had hem zelfs aangesproken maar de detective had hem weggezonden, nadat hi] op zijn woorden met een afwijzend hoofdschudden had ge- aI1Zoo ging de nacht voorbij. Bij het aanbreken van den dag, rees de zonneschijf zonder glans boven een misügen horizon. Toch kon de blik twee mijlen ver reiken. Het was in Zuidelijke richting, dat Phileas togg en het detachement vertrokken waren... Het Zuiden was volkomen verlaten. Het was thans zeven uur in den morgen De kapitein, die uiterst bezorgd was, wist met wat h j doen moest. Moest hij een tweede detachement zenden om het eerste te hulp te komen? Moest hij nieuwe mannm opofferen met zoo geringe kans om de anderen die zich het eerst hadden opgeofferd, te redden? Maar zijn aarzeling duurde niet lang. Hij riep een zijner luitenants bij zich en gaf hem opdracht, een verkenning m Zuidelijke richting te doen, — toen schoten weerklonken. Was; he een signaal? De soldaten snelden uit het fort naar buiten, en op een halve mijl afstand zagen zij een kiemen troep, die in goede orde terugkeerde. . Mr Fogg marcheerde aan het hoofd, en in zijn nabijheid Passepartout en de beide andere reizigers, die men uit de handen der Sioux gered had. 7 :jpn Men had een gevecht aangegaan tien mijlen ten Zuide van Carney. Enkele oogenblikken voor de aankomst van het detachement, hadden Passepartout en zijn beide metgezellen reeds tegen hun bewakers gevochten, en de Franschman had er drie met vuistslagen gedood, toen zijn meester en de soldaten hun te hulp snelden. Allen, redders en geredden, werden met vreugdekreten ontvangen, en Phileas Fogg deelde onder de soldaten de beloofde premie uit, terwijl Passepartout, niet zonder eenige reden, herhaalde: „Waarachtig! ik moet zeggen dat ik mijn meester duur uit kom!" Fix zag Mr. Fogg zonder een woord te spreken aan, en het zou moeilijk geweest zijn de gewaarwordingen, die in zijn innerlijk met elkander strijd voerden, te ontleden. Wat Mrs. Aouda betreft, zij had de hand van den gentleman gevat en drukte deze in de hare, zonder een woord te kunnen uiten. Intusschen had Passepartout, zoodra hij aankwam, den trein in het station gezocht. Hij dacht hem daar te vinden, gereed om naar Omaha te vertrekken, en hij hoopte dat men den verloren tijd nog zou kunnen inhalen. „De trein, de trein!" riep hij uit. „Vertrokken," antwoordde Fix. „En de volgende trein, wanneer passeert die?" vroeg Phileas Fogg. „Van avond eerst." „Zoo!" antwoordde de onverstoorbare gentleman eenvoudig. EENENDERTIGSTE HOOFDSTUK. Waarin inspecteur Fix in vollen ernst de belangen van Phileas Fogg behartigt. Phileas Fogg was twintig uur te laat. Passepartout, die de onwillekeurige oorzaak was van deze vertraging, was wanhopig. Hij had zijn meester geruïneerd! Op dat oogenblik kwam de inspecteur naar Mr. rogg ^ Mijnheer, "vroeghij,hebt u werkelijk grooten haast?" Heel ergen haast," antwoordde Phileas Fogg. Heeft u er belang bij om op den nden, vóór 9 uur 's avonds te New York te zijn, vóór het vertrek van den boot naar Liverpool?" „Groot belang." , En als uw reis niet was onderbroken door den aanval van die Indianen, zoudt u dan den nden 's morgens te New-York zijn aangekomen?" Ta twaalf uur vóór het vertrek van de boot. "Tuist. Dat beteekent dus 20 uur vertraging. Dat wil zeggen dat u acht uur in moet halen om op tijd te zijn voor de boot. Wilt u een poging wagen om den verloren tijd terug te winnen?" Te voet?" vroeg Phileas Fogg. ',',Neen, per slee. Per zeilslee. Daar is een man, die mij dat heeft voorgesteld." . Dat was de man, die 's nachts met den inspecteur van politie gesproken had, en wiens aanbodFixhad afgeslagen. Phileas Fogg gaf Fix geen antwoord, maar daar de man dien Fix hem had aangewezen, voor het station op en neer liep, ging hij naar hem toe. Een oogenblik lateiging Phileas Fogg met dezen Amerikaan, een zekeren Mudge, een hut binnen, die onder tegen het fort Carney aan gebouwd was. Daar inspecteerde Mr. Fogg een nogal zonderling vervoermiddel, een soort van onderstel, op twee lange balken vastgemaakt, die van voren eenigszins omhoog liepen, zooals de ijzers van een slee, en waarop vijf of zes personen konden zitten. Vrij vóóraan op de slee stond een heel hooge mast, met een enorme bezaan. Deze mast, die stevig bevestigd was met metalen kabels, diende om een groot fokkezeil op te zetten. Achteraan de slee was een soort van roer, waarmede het voertuig bestuurd kon worden. Zooals men ziet, was het dus eigenlijk een slede, opgetuigd als sloep, 's Winters werden deze voertuigen, die een groote snelheid kunnen bereiken, gebruikt om van het eene station naar het andere te gaan, als de treinen door de sneeuw niet verder kunnen. Zij hebben meer zeilen dan een boot, want zij zijn niet blootgesteld aan het gevaai, om te slaan. Als zij den wind mee hebben glijden zij over het ijs met dezelfde, soms nog grootere snelheid dan de sneltreinen. In enkele oogen blikken was de koop gesloten tusschen Mr. Fogg en den eigenaar van deze landboot. De wind was gunstig. Er woei een sterke bries uit het Westen. De sneeuw was goed hard, en Mudge was er zeker van, dat hij Mr. Fogg in enkele uren naar het station Omaha zou kunnen brengen. Vandaar vertrekken veel treinen en er loopen verscheidene lijnen naar Chicago en New-York. Het was niet onmogelijk, de vertraging in te halen. Het moest dus zonder aarzelen geprobeerd worden. Daar Mr. Fogg Mrs. Aouda niet wilde blootstellen aan de ongemakken van een dergelijken rit door de open lucht, stelde hij voor, dat zij onder bescherming van Passepartout te Carney achter zou blijven, Dan zou die goede jongen haar langs een beteren weg en onder aangenamere omstandigheden naar Europa terug kunnen brengen- Mrs. Aouda weigerde echter van Mr. Fogg te schel(Je en daar was Passepartout erg blij om. Hij zou op dat oogenblik voor geen geld van de wereld zijn meeste hebben willen verlaten, aangezien Fix met hem mee zou ^ Wat den inspecteur betreft, het was moeilijk te zeggen, wat diens gedachten waren. Was hij in zijn overtuiging geschokt, door den terugkeer van Plu eas F°gg. °f hlc^ hij hem voor een doortrapten schelm die meende, dat hij in veiligheid zou zijn in Engeland, nadat zijn rels on\ , wereld eenmaal volbracht was? Misschien was Fix meening omtrent Fogg ietwat gewijzigd, maar hij was niettemin besloten zijn plicht te doen en hij verlangde meer dan iemand anders, den terugkeer naar Engeland tC Om^Tht uur was de slede gereed om te vertrekken. De reizigers — men zou haast zeggen de schepelingen , nïïJfn plaats en wikkelden zich zoo dicht mogelijk m hun reisdekens. De twee enorme zeilen werden geheschen e met den wind achter, vloog het voertuig over de harde sneeuw met een snelheid van 40 mijlen in het uur- De afstand van fort Carney tot Omaha is in rechte li^ hemelsbreed gemeten, zooals men zegt, — hoogstens tweehonderd mijl. Als de wind aanhield, konden ^eze afstand in vijf uur afleggen en, zonder ongelukken, om een uur 's middags Omaha bereiken. Welk een overtocht! De tegen elkander aangeorukte reizigers konden geen «oord spreken, door de ;tonde,d,e door de groote snelheid nog verergerd werd De sice scheerde foo licht over de vlakte als een schip over het water zonder last te hebben van deining. Soms scheen 1 , alsof de wind de slee van den grond oplichtte en alsof z j S htr zeilen, die ne. groote viengels.yaren weg-u vliegen. Mudge stond aan het roer en hield het vaartuig ■ j. richting. Alle zeilen waren bijgezet. De fok was cpgezet en ging niet weer schuil achter de bezaan. Er werd nog een topmast geheschen, zoodat nu een geweldige kracht aan de andere zeilen was toegevoegd. De snelheid van de slede was niet precies te bepalen, maar zeker was ze niet minder dan veertig mijlen per uur. „Als er geen ongeluk gebeurt, komen wij op tijd," zei Mudge. En Mudge had er belang bij, op tijd aan te komen, want, naar gewoonte had Mr. Fogg hem een groote belooning in uitzicht gesteld. De prairie waar de slede overheen gleed, was zoo glad als een watervlak. Het leek wel een reusachtige bevroren vijver. De spoor, die door dit gedeelte van het land liep, ging over Grand- Island, Columbus, Schuyler en Fremont naar Omaha. Hij volgde voortdurend dtn rechter-oever der La Plata-rivier. De slede kon den weg verkorten door de bocht af te snijden. Er was geen gevaar, dat de rivier hun den weg zou versperren, want bij de kleine bocht die zij maakt, alvorens Fremont te bereiken, was zij bevroren. Er waren dus geen hinderpalen op den weg en Phileas Fogg had maar twéé dingen te vreezen, een averij aan het voertuig of een verandering van den wind. Maar de wind nam niet af. Integendeel, hij werd nog sterker. De mast boog door, cn rukte aan de stalen kabels, waarmede hij bevestigd was. Die kabels trilden als waren het snaren van een instrument, en dat gaf een soort van klagende melodie, die eigenaardig doordringend was. „Die kabels geven de quint en de octaaf aan," zei Mr. Fogg. Dat waren de eenige woorden, die hij gedurende den geheelen overtocht sprak. Mevrouw Aouda, die zorgvuldig in dekens gewikkeld was, werd zooveel mogelijk tegen de koude beschut. Passepartout, met een gezicht zoo rood als de ondergaande zon, snoof met genot de prikkelende lucht op. Onverstoorbaar optimist als hij in den grond was, had hij weer hoop gekregen. Inplaats van 's morgens in New York aan te komen, zouden zij er 's avonds zijn, maar er was nog vrij veel kans, dat zij er vóór het vertrek van den boot naar Liverpool zouden aankomen. Hij had zelfs lust gevoeld, zijn bondgenoot Fix de hand te drukken. Hij vergat niet, dat het de inspecteur was, die de zeilslee had weten te vinden en op die wijze het eenige middel had verschaft, om op tijd te Omaha te zijn. Maar een onverklaarbaar voorgevoel belette hem, toe te geven aan zijn opwelling. Iets wat Passepartout zeker niet zou vergeten, was de opoffering, die Mr. Fogg zich getroost had om hem uit de handen van de Sioux te redden. Zijn leven en zijn fortuin had Mr. Fogg daarbij op het spel gezet . . . Neen, dat zou zijn bediende zeker nooit vergeten! Terwijl elk der reizigers aldus in zijn eigen gedachten verdiept was, vloog de slede over het uitgestrekte sneeuwveld voort. Men merkte er niets van, als hij van tijd tot tijd over kleine creeks heen ging, zijriviertjes van de Little-blue-river. Land en water was verdwenen onder het witte dekkleed. De vlakte was geheel verlaten. Zij lag daar tusschen de Union-Pacific-road en de zijtak die Carney met Saint-Joseph moet verbinden, als een groot onbewoond eiland. Geen dorp, geen station, zelfs geen fort vindt men er. Van tijd tot tijd vloog een boom voorbij, als een geraamte, of een caricatuur. Soms vlogen groote zwermen wilde vogels op. , Ook zag men van tijd tot tijd groote troepen uitgehongerde prairiewol ven, die, door honger gedreven de s ede achtervolgden. Dan hield Passepartout zijn revolver gereed. Indien toen een of ander ongeval de slede had doen stilhouden, zouden de reizigers groot gevaar geloopen hebben, door de wilde dieren te worden verscheurd. Maar de slede hield zich goed; zij had spoedig een voorsprong en weldra bleef de huilende troep achter. Om twaalf uur bemerkte Mudge aan enkele teekenen dat hij de bevroren La Plata-rivier passeerde. Hij zeide niets, maar hij was reeds zeker, dat hij twintig mijlen verder Omaha bereiken zou. IEn waarlijk, nog vóór één uur liet de bestuurder de stuurstang los en begon de zeilen te reven, terwijl de slede op haar eigen snelheid nog een halve mijl doorgleed. , foen hield zij stil en kon Mudge op een groep witbesneeuwde daken wijzen en zeggen: „Wij zijn er." Ze waren er! Eindelijk aan dat station dat dagelijks door en groot aantal treinen met het Oosten van de | Vereenigde Staten verbinding onderhoudt. Passepartout en Mr. Fix sprongen uit de slede, en hiel- S uCf ,1' en Mrs" Aouda uitstappen. Phileas Fogg I b.etaalde Mudge royaal en Passepartout schudde dien | Pds de hand alsof hij een oud vriend geweest was. Toen I haastten allen zich naar het station van Omaha. Omaha is een belangrijke stad van Nebraska. Hier | eindigde de eigenlijke Pacific-spoorweg, die het bekken b van deMississippimetdenGrooten Oceaan verbindt. Van | Omaha kwam men naar Chicago met de „Chicago-RockR lsland-road , die rechtstreeks naar het Oosten loopt en I waaraan vijftig stations lagen. | Er stond een sneltrein klaar om te vertrekken. Phileas | togg en zijn gezelschap hadden ternauwernood den tijd om in een coupé te springen. Zij hadden niets van Omaha I gezien, maar zelfs Passepartout moest erkennen, dat hii hier geen spijt van had en dat het er nu niet om ging I steden te zien. 8 8 Met groote snelheid reed de trein de staat Iowa, door I langs Council-Bluffs, Des Moines, Iowa-city. In den nacht passeerde hij de Mississippi bij Davenport en ging over sland naar Illinois. Den volgenden dag, den loden om 4 uur in den middag kwam hij in Chicago aan dat 1 alweer herbouwd was. Zoo trotsch als ocit lag het daar aan : het mooie Michigan-meer. iusscnen Uucago en New York is de afstand 900 mijl. an treinen is te Chicago geen gebiek. Mr F™» echtstreeks van don ppnpn ir» /i. ■« ^ t\ 1.1 vm Ui ui a dl 1(11' ■ . I > vurl ern ocomoticf van Hp Pi<-tQKnt-rr_Tr^r.f \u ^U16 A ^ciyne-^nicago-Kaii- road" zette er terstond een flinke vaart in, alsof zij wist, dat de gentleman geen tijd te verliezen had. Bliksemsnel ging het door Indiana, Ohio, Pensylvania, New-Jersey, door steden met namen uit de oudheid, waarvan enkele wel straten en trams, maar nog geen huizen hadden. Eindelijk kwam de Hudson in zicht, en op 11 December, 's avonds om kwart over elf reed de trein het station binnen op den rechteroever der Cunard, anders gezegd ,, Bri tish & N orth-American Royal Mail-S team -Packet Co." " De China, met bestemming naar Liverpool, was 45 minuten geleden vertrokken! TWEEENDERTIGSTE HOOFDSTUK. Waarin Phileas Fogg rechtstreeks tegen den tegenspoed in het strijdperk treedt. Met de China was de laatste hoop van Phileas Fogg verdwenen. Geen van de andere mailbooten, die rechtstreeks den dienst van Amerika op Europa, onderhouden, kon hij gebruiken. Noch de Fransche booten noch de schepen van deWhite-Star linie, noch die van de Compagnie Inman, noch van de Hamburg-Amerikalijn konden hem voor zijn doel dienstig zijn. De Pereira, een van de booten der Fransche Compagnie Transatlantique, die de mooiste, snelste en geriefelijkste schepen heeft van alle lijnen, geen een uitgezonderd, vertrok pas over twee dagen, op 14 December. En trouwens, dit schip ging, evenals de booten der Hamburg-Amerikalijn niet rechtstreeks naar Liverpool of Londen, maar naar Havre, en die extra overtocht van Havre naar Southampton zou Phileas Fogg zooveel vertraging bezorgen, dat al zijn moeite tevergeefs geweest zou zijn. Wat de booten van de Compagnie Inman betreft, er was er één, de City of Paris, die den volgenden dag vertrok. Maar er viel niet aan te denken, met dit schip den overtocht te maken. Deze schepen zijn speciaal voor het goederenvervoer bestemd en varen zoowel met zeilen als met stoom. Zij bereiken slechts een gjringe snelheid. Voor den overtocht van Amerika naar Engeland hebben zij meer tijd noodig, dan Mr. Fogg nog tot zijn beschikking had, wilde hij de weddenschap nog winnen. De gentleman gaf zich van dit alles volkomen rekenschap, toen hij zijn Bradshaw raadpleegde, waarin alles omtrent de transoceaansche booten vermeld was. Passepartout was geheel verslagen. Vijfenveertig minuten te laat voor de mailboot, dat was te erg. Hij was de schuld, hij die in plaats van zijn meester te helpen, niet anders gedaan had, dan hem hinderpalen in den weg te leggen. Hij ging alle gebeurtenissen van deze reis nog eens na; wat een massa geld had Mr. Fogg moeten uitgeven, alleen terwille van hem, Passepartout! En als hij de weddenschap verloor, dan zou het betalen van den grooten inzet, gevoegd bij de kosten van de reis, hem geheel ruïneeren! Passepartout schold zichzelf uit voor alles wat hij maar bedenken kon. Mr. Fogg zelf deed hem echter geen enkel verwijt. Toen hij de kade der transatlantische booten verliet, zei hij enkel: „ „We zullen morgen wel verder zien. Kom maar mee. ïn de Jersey-City-Ferry-boat staken Mr. Fogg,Mrs. Aouda, Fix en Passepartout den Hudson over en gingen toen per rijtuig naar het hotel Saint-Nicolas, op Broadway. Daar namen ze kamers, en zoo ging dt nacht voorbij, kort voor Mr. Fogg, die rustig sliep, maar lang voor Mrs. Aouda en zijn metgezellen, die door opwinding niet slapen konden. Den volgenden morgen was het 12 December. Er bleven Mr. Fogg dus nog negen dagen 13 uur en 45 minuten over. Als Phüeas Fogg den vorigen dag had kunnen vertrekken met de China, een der vlugste booten van de Cunard-lijn, dan zou hij in Liverpool en daarna in Londen zijn aangekomen binnen den voorgeschreven tijd. Fogg verliet het hotel, alleen, nadat hij zijn bediende gelast had, op hem te wachten en Mrs. Aouda te waarschuwen, dat zij zich gereed moest houden, om elk oogenblik te kunnen vertrekken. Toen ging hij naar den oever van den Hudson en zocht tusschen de daar aangemeerde schepen zorgvuldig naar die, welke gereed lagen om te vertrekken. In de prachtige haven van New \ork gaat er geen dag voorbij, dat niet minstens honderd schepen vertrekken naar alle deelen der wereld. Maar de meeste waren zeilbooten en die konden Mr. Fog niet helpen. Het scheen wel, of zijn laatste poging ook tevergeefs zou zijn, maar ten slotte zag hij voor de batterij een schroefschip liggen, dat slank gebouwd was, en uit de dikke rookwolken, die uit de pijp opstegen, bleek, dat het gereed was om te vertrekken. Phileas Fogg riep een bootje aan, en na eenige riemslagen was hij bij de Henrietta, een ijzeren boot, waarvan het geheele bovengedeelte echter van hout was. De kapitein van de Henrietta was aan boord. Phileas Fogg beklom de brug en vroeg den kapitein te spreken. Deze kwam terstond. Het was een man van omstreeks vijftig jaren, een echte zeerob, een bullebak, die er ongemakkelijk uitzag. Hij had groote oogen, een bronskleurige huid, rood haar, een dikken hals — volstrekt geen salonmijnheer. „Kapitein?" „Dat ben ik." „Ik ben Phileas Fogg, uit Londen. „En ik Andrew Speedy, uit Cardiff. „Vertrekt u gauw?" „Binnen een uur." „U gaat naar . ..?" „Bordeaux." „En uw lading?" „Steenen. Geen vracht. Ik ga met ballast." „Hebt uw passagiers?" „Geen passagiers. Nooit passagiers. Lastige en praatgrage koopwaar is dat." „Loopt uw schip flink ?" „ fusschen n en 12 knoopen. De Henrietta is bekend." „Wilt u mij en drie andere personen naar Liverpool brengen." De reis om de wereld in tachtig dagen. 18 „Naar Liverpool? Waarom niet liever naar China? „Ik zeg Liverpool." () „Neen. Ik ga naar Bordeaux, en daar blijft het bij. „Tegen geen enkelen prijs?" „Tegen geen enkelen prijs." De kapitein had op een toon gesproken, die geen tegenspraak toeliet. „Maar de reeders van de Henrietta", hernam Phileas Fogg. „De reeder ben ik zelf," antwoordde de kapitein, „Het schip hoort van mij." „Ik huur het." „Neen." „Ik koop het." „Neen." Phileas Fogg bleef heel kalm. Toch was de toestand heel ernstig. Het ging hier in New-York niet zooals in Hongkong; de kapitein van de Henrietta was niet de kapitein van de Tankadère. Tot nog toe had de gentleman alle hinderpalen met geld uit den weg kunnen ruimen. Ditmaal bleek het geld onmachtig. Maar Phileas Fogg scheen een plan te hebben, want hij vroeg den kapitein?" „Goed dan. "NA^ilt u mij dan naar Bordeaux brengen. ''Neen, zelfs al betaalde u mij tweehonderd dollars." „Ik bied u tweeduizend." „Per persoon?" „Per persoon." „En u bent met u vieren?" „Vier." Kapitein Speedy krabde zich eens achter het oor, Achtduizend dollaars te verdienen, zonder van zijn route af te wijken, dat was wel de moeite waard, om over zijn afkeer van passagiers heen te stappen, liouwens, passagiers van 2000 dollars per stuk, dat zijn geen passagiers meer, dat is kostbare koopwaar. „Ik vertrek om negen uur," zei kapitein Speedy koeltjes „en als u en uw vrienden op tijd zijt. . ." „Om negen uur zullen wij aan boord zijn," antwoordde Mr. Fogg even koeltjes. Het was half negen. Met zijn gewone kalmte verliet Mr. Fogg de Henrietta, scapte in een rijtuig en haalde Mrs. Aouda, Passepartout en zelfs Fix aan het hotel af. Op het oogenblik toen de Henrietta zee koos, waren zij alle vier aan boord. Toen Passepartout hoorde, wat deze laatste overtocht kosten moest, riep hij „Oh", langs alle toonen van de chromatische toonladder. Wat inspecteur Fix betreft, die dacht bij zichzelf, dat de Bank van Engeland hier niet zonder kleerscheuren af zou komen. Zelfs indien men veronderstelde, dat Mr. Fogg onderweg niet nog een paar handen vol geld weg zou smijten, dan ontbraken er toch reeds meer dan zeven duizend pond aan de zak met banknoten! DRIEENDERTIGSTE HOOFDSTUK. Waarin Phileas Fogg zich tegen de omstandigheden opgewassen toont. Een uur later passeerde de Henrietta het lichtschip, dat de ingang van den Hudson aangeeft, voer om de kaap Sandy-Hook heen en was spoedig in volle zee. In den loop van den dag voer zij langs Long-Island en ging met groote snelheid naar het Westen toe. Denvolgenden dag, 13 December, om 12 uur, kwam iemand de kapiteinsburg op. Men zou denken, dat dit kapitein Speedy was. Maar het was heel iemand anders! Het was Phileas Fogg, Esq. Kapitein Speedy was doodeenvoudig in zijn hut opgesloten, waar hij als een razende van woede brulde. Wat er gebeurd was, is eenvoudig. Phileas Fogg wilde naar Liverpool, de kapitein wilde hem er niet heen brengen. Toen had Phileas Fogg er in toegestemd, naar Bordeaux te gaan, en sinds de dertig uren dat hij aan boord was, had hij zoo goed met banknoten gemanoeuvreerd, dat de heele bemanning, matrozen, stokers enz. op zijn hand was. Er dient gezegd dat de bemanning niet van de beste was, en met den kapitein niet op goeden voet stond. Zoo kwam het dus, dat Phileas Fogg inplaats van den kapitein op het schip te bevelen had, en hij zette koers naar Liverpool. Aan de wijze, waarop Mr. Fogg zich van die taak kweet, kon men echter duidelijk bemerken, dat hij zeeman geweest was. Hoe dat alles afliep, zal later blijken. Mrs. Aouda was wel wat ongerust, hoewel zij niets zeide. Fix was eerst als met stomheid geslagen. Passepartout vond het heele geval in één woord verrukkelijk! ,,Tusschen li en 12 knoopen" had de kapitein gezegd, en de Henrietta hield zich dan ook aan die gemiddelde snelheid. Als — hoe dikwijls moeten wij dat „als" nog zeggen — als, dus de zee niet te slecht werd, als de wind niet naar het Oosten draaide, als er geen averij aan het schip of machine kwam, dan kon de Henrietta in de 9 dagen die tusschen den i2den en den 2isten December nog moesten verloopen, den afstand van 3000 mijl van New-York tot Liverpool afleggen. Maar het dient gezegd, dat deze Henrietta-kwestie, gevoegd bij de zaak van de Bank, wel eens leelijke gevolgen zou kunnen hebben voor den gentleman. De eerste dagen was de vaart zeer voorspoedig. De zee was niet zeer onstuimig, de wind woei gestadig uit het Noord-Oosten; de zeilen werden bijgezet en met haar twee masten liep de Henrietta zoo vlug als een groote mailboot. Passepartout was in zijn schik. Deze laatste zet van zijn meester had zijn geestdriftige bewondering opgewekt. Aan de gevolgen van die daad wilde hij niet denken. De bemanning had nog nooit zoo n vroolijken, vluggen jongen aan boord gehad. Hij bewees den matrozen allerlei vriendelijkheden en bracht hen in verbazing door zijn acrobatische toeren. Hij gaf hun alle mogelijke vriendelijke namen en alle mogelijke lekkere dranken. Zij manoeuvreerden voor hem zoo mooi als ze maar konden, en de stokers stookten als helden. Zijn onweerstaanbaar goed humeur deelde zich aan iedereen mede. Hij was alle doorgestane moeilijkheden en gevaren vergeten, hij dacht nog slechts aan het te bereiken doel, dat nu zoo nabij was en soms kookte hij van ongeduld, alsof hij gestookt werd, net als de ovens van de Henrietta. Soms draaide hij om Fix heen en keek hem met veelbeteekenende blikken aan, maar hij sprak niet tegen ■ hem, want de twee vroegere vrienden gingen volstrekt niet meer met elkander om. Trouwens, het moet gezegd worden, dat Fix er niet veel meer van begreep. De verovering van de Henreitta het omkoopen van de equipage, Fogg, die daar als een volleerd zeeman bezig was, dat alles te zamen bracht hem van zijn stuk. Hij wist niet meer, wat hij er van denken moest. Maar, alles wel beschouwd, was een man die begon met £ 55000 te stelen, wel in staat om vervolgens een schip te stelen. En zoo kwam Fix tot de overtuiging, dat de Henrietta door rogg volstrekt niet naar Liverpool gestuurd werd, maar naar een of ander gedeelte van de wereld waar de dief, die nu een zeeroover geworden was, zich en veiligheid kon brengen! Deze veronder- j stelling leek heel waarschijnlijk en de detective begon er bitter berouw van te krijgen, dat hij zich met deze zaak had ingelaten. Wat kapitein Speedy betreft, die brulde nog altijd in zijn hut en Passepartout, die ermee belast | was, hem zijn voedsel te brengen, deed dit met buitengewoon veel voorzorgsmaatregelen. Mr. Fogg scheen ; geheel vergeten te hebben, dat de kapitein nog aan boord was. ' Den I3den passeerde het schip de punt van de bank van New-Foundland. Dat is een kwade streek. Vooral «... 's winters mist het er vaak en de stormen zijn er gevaarlijk. Den vorigen dag had de sterke daling van den barometer , reeds doen vermoeden, dat er verandering van weer op til was. En zoo was het ook; gedurende den nacht daalde | de temperatuur sterk en de wind liep om naar het ZuidOosten. Dat was een tegenslag. Om zijn route niet te wijzigen, J moest Mr. Fogg de zeilen reven en de vuren opstoken, j Niettemin begon het schip langzamer te loopen, ten gevolge van de lange brekers die tegen de voorsteven sloegen. Het begon geweldig te stampen, en daardoor verminderde zijn snelheid. De wind werd langzamerhand een orkaan en het was te verwachten, dat er een oogen- blik zou komen, waarop de Henrietta haar koers niet meer zou kunnen houden. Als het dan vluchten moest worden, liep men alle mogelijke gevaren. Passepartout begon donker te kijken en twee dagen lang leefde hij in de grootste angsten. Maar Fhileas Fogg bleek een moedig zeeman te zijn, die tegen de zee stand wist te houden en hij bleef den koers volgen, zelfs zonder vuren te minderen. Als de Henrietta niet tegen een golf op kon komen, dan ging ze er doorheen; het dek werd overstroomd, maar ze kwam vooruit. Soms sloeg de schroef in de ruimte, als een waterberg den achtersteven ophief, maar het schip bleef vooruitkomen. Gelukkig werd de wind niet zoo sterk als men had kunnen vreezen. Het werd niet een van die orkanen met een snelheid van 90 mijl in het uur. Het bleef bij een sterken storm, maar ongelukkerwijze blies hij maar steeds uit het Zuidwesten, zoodat men geen zeilen op kon zetten. En die zouden toch zoo goed van pas zijn gekomen om de kracht van den stoom te hulp te komen, zooals men zien zal. Op 16 December ,de 75ste dag na het vertrek uit Londen, had de Henrietta nog geen onrustbarende vertraging. De helft van den overtocht was afgelegd en de slechtste gedeelten waren achter den rug. In den zomer had men zekerheid kunnen zeggen, dat het lukken zou; in den winter was men afhankelijk van het weer. Passepartout hield zijn meening voor zich. Eigenlijk was hij hoopvol gestemd. Al was er dan gunstige wind, hij rekende op de kracht der machines. Dien dag kwam echter de machinist bij Mr. Fogg op de brug en sprak nogal opgewonden met hem. Zonder te weten waarom, meer door een voorgevoel gedreven, — werd Passepartout onrustig. Hij zou wel één van zijn ooren hebben willen geven, om met het andere te hooren wat zij daar bespraken. I Enkele woorden ving hij echter op, onder anderen hoorde hij zijn meester zeggen: „Bent u zeker van wat u daar ! beweert?" „Zeker, mijnheer," antwoordde de machinist. „U moet niet vergeten, dat wij sinds ons vertrek met alle vuren aan stoomen. We hadden wel genoeg kolen om met geringe snelheid Bordeaux te bereiken, maar niet om full speed naar Liverpool te komen. „Ik zal zien," zei Mr. Fogg. Passepartout had het begrepen. Een doodelijke onrust pakte hem. Er kwam gebrek aan kolen. „Nu, als mijn meester daar iets op weet te vinden, dan is het een reuzen kerel," zei bij hij zichzelf. „Toen hij Fix zag, kon hij niet nalaten, hem op de hoogte te stellen van de situatie. „Dus u gelooft, dat wij naar Liverpool gaan?" „Ja, waar anders heen?" „Stommeling," antwoordde de inspecteur, en ging schouderophalend heen. Passepartout was op het punt boos uit te varen over dien scheldnaam; hij kon niet weten, wat Fix eigenlijk meende, maar hij bedacht, dat de ongelukkige Fix natuurlijk erg teleurgesteld was en gekwetst in zijn eigenHef de, omdat hij op deze wijze een verkeerd spoor de geheele wereld door gevolgd had, en daarom het hij het maar gaan. En wat zou Mr. Fogg nu doen? Dat was moeilijk te voorspellen, Maar het scheen, dat de koelbloedige gentleman een besluit had genomen, want dienzelfden avond liet hij den machinist bij zich komen en zei: „Stook de vuren op en blijf doorvaren totdat er heelemaal geen brandstof meer is." Enkele oogenblikken later braakten de pijpen van de Henrietta ware wolken rook uit. Het schip ging dus met volle snelheid voorwaarts; maar, zooals hij reeds voorspeld had, moest de machinist twee dagen later de boodschap brengen, dat in den loop van den dag de kolen op zouden zijn. „Laat het vuur vooral niet minder worden," antwoordde Mr. Fogg. Integendeel, stop de kleppen dicht." Tegen den middag van dien dag, nadat hij gepeild had en den juisten stand van het schip had opgenomen, liet Phileas Fogg Passepartout bij zich komen en gaf hem opdracht, kapitein Speedy te gaan halen. Dat was zoo goed, alsof hij den braven jongen opdracht had gegeven, een tijger te gaan loslaten en toen hij naar beneden ging, dacht hij dan ook: „Nou, maar die zal dol zijn." En waarlijk, eenige minuten later viel te midden van schreeuwen en scheldwoorden een bom op de brug. Die bom was kapitein Speedy. „Waar zijn we?" waren de eerste woorden, die hij half stikkend in zijn woede kon uitbrengen. Als de man aanleg tot beroerte had gehad, dan was hij er zeker niet levend afgekomen. „Op zevenhonderd zeventig mijl van Liverpool," antwoordde Fogg onverstoorbaar kalm. „Zeeroover," schreeuwde Speedy. ,,Ik heb u laten komen, mijnheer" — „Zeeschuimer." „—mijnheer," hernam Phileas Fogg, „om u te vragen, mij uw schip te verkoopen." „Nooit, voor den duivel, nooit." „Want ik zal gedwongen zijn, het te verbranden." „Mijn schip verbranden!" „Ja, tenminste het bovenste gedeelte, want wij hebben geen brandstof meer." „Mijn schip opbranden," schreeuwde kapitein Speedy; hij kon haast geen woord meer uitbrengen. „Een schip dat vijftigduizend dollars waard is!" „Hier hebt u zestigduizend," antwoordde Phileas Fogg en gaf den kapitein een pakje bankpapier. Dat had een wonderbare uitwerking op Andrew Speedy. Een goede Amerikaan kan geen zestigduizend dollars zien, zonder ontroerd te worden. In een oogenblik vergat de kapitein zijn woede, zijn gevangenschap, al zijn grieven tegen den passagier. Zijn schip was al 20 jaar oud. Dat zaakje kon een goudmijn worden!" De bom kon niet meer springen; Phileas Fogg had de lont eruit getrokken. „En de ijzeren romp houd ik over," zei hij op veel \ zachter toon. „De ijzeren romp en de machines, mijnheer. Sluit u de koop?" „Top." t En Andrew Speedy nam het pakje bankbiljetten, telde ; * ze en stopte ze in zijn zak. Passepartout was lijkbleek geworden; Fix was een J beroerte nabij. Nu waren er bijna twintigduizend pond ; * uitgegeven, en daar liet me die Fogg den verkooper zoowaar den ijzeren romp en de machines houden, dus || bijna al wat van het schip waarde had! Het is waar, dat het gestolen geld 55000 pond bedroeg. Toen Andrew Speedy het geld had opgestoken zei Mr. Fogg. j ,,U moet zich hier niet over verbazen. U moet weten, dat ik 20.000 pond verlies als ik niet op 21 December om 8 u. 45 in Londen ben. Ik had de mailboot gemist, en daar u weigerde mij naar Liverpool te brengen ..." „En daar heb ik verstandig aan gedaan ook!" riep Andrew Speedy uit. „Alle duivels, want daar verdien ik minstens veertigduizend dollars door! En toen zei hij ernstiger: „Wil ik u eens wat zeggen, kapitein . . . -Fogg" _ *1,1. ■■ »| j ,,Kapitein Fogg? U zou een Amerikaan kunnen zijn. Én nadat hij zijn passagier dit groote compliment had | gemaakt, wilde hij weggaan, maar Fogg vroeg hem nog: \ „Dus het schip hoort nu van mij?" „Ongetwijfeld, van de kiel tot den mast, tenminste'!, voor zoover het van hout is.' | | „Goed. Laat het heele binnenwerk afbreken en stook \ de vuren met de stukken." Men kan zich voorstellen, hoeveel van dit droge hout noodig was om den stoom op voldoenden druk te houden. „Zeeroover", schreeuwde Speedy. Dien dag ging het halfdek, het dekhuis, de hutten, het logies, alles er aan. Den volgenden dag, 19 December, werden de masten, de sloepen, de boomen, verbrand. De masten werden met bijlen in stukken gehakt. De heele bemanning was vol ijver. Passepartout liep rond, zaagde, hakte, sneed en deed het werk van tien man. Het was een wilde afbraak. Den volgenden dag, 20 December, ging de verschansing, het boord, en het grootste deel van de brug in het vuur. De Henriette was nog slechts een kale romp. Maar dien dag was ook de kust van Ierland in zicht gekomen en de vuurtoren van Fastnet. Maar, 's avonds om 10 uur was het schip nog pas voor Queenstown. Phileas Fogg had nog maar vierentwintig uur om Londen te bereiken, en zooveel tijd zou de Henrietta noodig hebben om naar Liverpool te komen, zelfs met vollen stoom. En die stoom begon nu eindelijk te ontbreken! ,.Mijnheer," zei kapitein Speedy, die ten leste belang was gaan te stellen in het plan. ,,Ik heb werkelijk piet u te doen. Alles is tegen u. Nu zijn we pas voor Queenstown." „O," zei Mr. Fogg. „Is dat Queenstown, die stad waarvan we daar de lichten zien?" »Ja." „Kunnen wij de haven binnenloopen?" „Niet voor we drie uur verder zijn. Alleen bij vloed," „Dan zullen we wachten," zei Phileas Fogg kalm, zonder dat op zijn gezicht te lezen was dat hij nog een uiterste poging wilde wagen om den tegenstand te overwinnen. Queenstown is een haven aan de Iersche kust, waar de mailbooten langs komen om de postzakken uit te werpen. Die zakken worden dan naar Dublin gevoerd door sneltreinen, die altijd tot vertrek gereed staan. Van Dublin gaan zij dan naar Liverpool met buitengewoon snelle booten en zoo komen ze twaalf uur vroeger dan de vlugste booten der scheepvaartmaatschappijen in Liverpool aan. Die twaalf uur, die de Amerikaansche post op die wijze wint, wilde Phileas Fogg ook winnen. In plaats van met de Henrietta den volgenden avond in Liverpool aan te komen, zou hij er s middags om twaalf uur zijn en dan had hij nog den tijd om vóór acht uur vijfenveertig te Londen aan te komen. Om één uur 's nachts liep de Henrietta met vloed Queenstown binnen en Phileas Fogg liet kapitein Speedy na hem hartelijk de hand te hebben gedrukt, achter op den kalen romp van zijn schip, dat met dat al nog wel de helft waard was van den prijs dien hij ervoor ontvangen had. De reizigers stapten terstond aan wal. Op dat oogenblik kreeg Fix den inval, Phileas Fogg te arresteeren. Maar hij deed het niet. Waarom niet? Was hij in tweestrijd? Had hij zijn meening over Phileas Fogg gewijzigd? Begreep hij eindelijk, dat hij zich vergist had? In elk geval, Fix verliet hem niet. Met Fix, Mrs. Aoudaen Passepartout, welke laatste zich niet meer den tijd gunde, te ademen, stapte Fogg in den trein van Queenstown naar Dublin. Daar kwamen ze bij het aanbreken van den dag aan en stapten terstond over op een van die snelle booten — ware stalen vuurpijlen, die niet anders meer zijn dan één groote machine — en om tien minuten over half twaalf, op 21 December, stapte Phileas Fogg eindelijk te Liverpool aan wal. Nu was hij nog maar zes uur van Londen verwijderd. Maar op dat oogenblik ging Fix op hem toe, legde de hand op zijn schouder en zei: „Bent u de heer Phileas Fogg?" „Die ben ik." „ „In naam der koningin neem ik u gevangen. Fix legde de hand op zijn schouder en zei: „Bent u de heer Phileas Fogg?'' VIERENDERTIGSTE HOOFDSTUK. Waarin Passepartout gelegenheid krijgt, een nieuwe woordspeling te maken. Phileas Fogg was gevangen. Hij was opgesloten in het douaneposthuis van Liverpool; daar moest hij den nacht doorbrengen, totdat hij naar Londen zou worden overgebracht. Op het oogenblik der arrestatie had Passepartout den detective willen aanvallen. Maar hij was door politieagenten vastgehouden. Mrs. Aouda, die nergens iets van wist, kon er ook niets van begrijpen en was hevig verschrikt. Passepartout legde haarden toestand uit. Mr.Fogg die achtenswaardige man, aan wien zij haar leven dankte, was als een dief gearresteerd. Tegen een dergelijke verdenking kwam de jonge vrouw in opstand; zij was ten hoogste verontwaardigd en zij begon heftig te schreien, toen het tot haar doordrong, dat zij niets kon doen om haar redder te redden. Wat Fix betreft, hij had den gentleman gearresteerd, omdat dat zijn plicht was; of hij schuldig was of onschuldig. Het stond aan den rechter omdat te beoordeel en. Toen kwam ineens een vreeselijke gedachte bij Passepartout op, hijzelf was de oorzaak van dit ongeluk! Waarom had hij Mr. Fogg niets van dit alles verteld? Toen Fix hem gezegd had, dat hij inspecteur van politie was en welke zending hem was opgedragen, waarom had hij toen zijn meester heelemaal niet gewaarschuwd? Als hij dat had gedaan, dan had Fogg zonder twijfel Fix bewijzen van zijn onschuld getoond; dan zou hij hem zijn De reis om de wereld ii* tachtig dagen. 19 . dwaling hebben doen inzien; in elk geval zou hij hem niet op zijn eigen kosten hebben meegenomen, dien ongelukkigen kerel, wiens eerste daad het geweest was, hem te arresteeren zoodra hij voet aan wal zette in het Britsche rijk. Toen hij al zijn fouten, zijn onvoorzichtigheden overdacht, wist de arme jongen zich geen raad van berouw. Hij huilde jammerlijk, hij wilde met zijn hoofd tegen den muur loopen. Ondanks de koude waren Mrs. Aouda en hij voor het douanehuisje blijven staan. Ze wilden Mr. Fogg nog even spreken. Deze laatste was nu ongetwijfeld geruïneerd, en dat nog wel op het oogenblik dat hij zijn doel bijna bereikt had. Deze arrestatie was een slag, waar hij niet overheen zou kunnen komen. Hij was om twintig minuten vóór twaalf in Liverpool aangekomen. Om acht uur vijfenveertig moest hij in Londen zijn. De reis van Liverpool naar Londen duurt maar zes uur. Als iemand op dat oogenblik het douaneposthuis zou zijn binnengegaan, had hij er Mr. Fogg op een houten bank zien zitten, niet boos, maar onverstoorbaar. Men kon niet zeggen dat hij berustte, maar toch scheen deze laatste slag hem niet te hebben kunnen ontroeren, ten minste niet naar het uiterlijk. Was er een onoverwinnelijke kracht in hem? Het is niet te zeggen. Maar Phileas Fogg zat daar rustig en wachtte — waarop? Had hij nog eenige hoop? Geloofde hij nog dat hij zou slagen, ook toen de deur dezer gevangenis achter hem gesloten werd? Hoe het ook zij, Mr. Fogg had zijn horloge zorgvuldig voor zich op een tafel neergelegd en zij keek naar het voortgaan der wijzers. Er kwam geen woord over zijn lippen, maar zijn oogen hadden een eigenaardigen starenden blik. In elk geval was de toestand verschrikkelijk. Voor iemand, die niet in zijn ziel kon lezen, stond de zaak aldus: Eén van beiden: öf Phileas Fogg was een eerlijk man; dan was hij geruïneerd; öf wel hij was schuldig; dan was hij gepakt. Dacht hij misschien aan vluchten ? Overlegde hij of het posthuis een mogelijkheid tot ontvluchten bood? Men zou het haast denken, want op zeker oogenblik ging hij de geheele kamer rond. Maar de deur was stevig gesloten en voor het raam waren ijzeren stangen. Hij ging dus weer zitten en haalde zijn reisboek voor den dag. Daar waar stond: „Zaterdag 21 December, Liverpool," voegde hij er de woorden bij: „Tachtigste dag, 11 uur 40 voormiddag." Hij hoorde de klok van het douanebureau slaan. Mr. Fogg constateerde, dat zijn horloge twee minuten vóór liep. Twee uur was het nu. Als hij nu in een trein zou kunnen stappen, kon hij nog vóór kwart voor negenen in de Reform-Club zijn. Hij fronste lichtelijk het voorhoofd Om drie minuten over half drie klonk er leven buiten. Deuren gingen open en dicht, de stem van Passepartout en die van Fix weerklonken. Eén oogenblik begonnen de oogen van Phileas Fogg te schitteren. De deur ging open en toen zag hij Mrs. Aouda, Passepartout en Fix die op hem toe kwamen snellen. Fix was buiten adem, met verwarde haren ... hij kon geen woord uitbrengen. „Mijnheer," hijgde hij eindelijk, — „mijnheer, vergeef het me . . . een ongelukkige gelijkenis dief al drie dagen geleden gearresteerd . . . u vrij .. Phileas Fogg was vrij! Hij ging op den detective toe keek hem eens goed aan en toen, met de eenige haastige beweging die iemand hem ooit heeft zien maken zwaaide hij eerst beide armen achteruit en daarna met de nauwkeurigheid van een automaat, liet hij zijn twee vuisten op den ongelukkigen inspecteur neerkomen. „Raak!" juichde Passepartout, en toen met een boosaardige woordspeling, voegde hij er aan toe: „Dat noem ik nog eens een mooie toepassing van een vrijen slag!" Fix, die op den grond lag, sprak geen woord. Hij had gekregen wat hij verdiende. Mr. Fogg, Mrs. Aouda en Passepartout verlieten terstond het douaneposthuis, sprongen in een rijtuig en binnen enkele minuten waren zij aan het station van Liverpool. Toen Phileas Fogg vroeg, of er spoedig een sneltrein naar Londen vertrok, kreeg hij te hooren, dat de express 35 minuten te voren vertrokken was. Het was 2 uur 40. Phileas Fogg bestelde onmiddellijk een extra-trein. Er waren verscheidene geschikte locomotieven, maar in verband met de eischen van den dienst kon de extra-trein niet vóór drie uur het station verlaten. Fogg had den machinist iets gezegd over de mogelijkheid, om een premie te verdienen, en om drie uur snelde de trein, waarin hijzelf, de jonge vrouw en zijn trouwe bediende gezeten waren, in de richting van Londen. In 5 uur moest de afstand Londen-Liverpool worden afge- I legd — dat is heel goed mogelijk, wanneer de weg vrij is. Maar er was eenige malen gedwongen oponthoud, en toen de gentleman aan het station kwam, was het op alle klokken van Londen tien minuten vóór negen. Na zijn geheele reis te hebben afgelegd, kwam Phileas Fogg vijf minuten te laat in Londen aan. Hij had verloren! VIJFENDERTIGSTE HOOFDSTUK. Waarin Passepartout zich een bevel van zijn meester geen twee maal laat zeggen. Den volgenden dag zouden de bewoners van Saville fT7g,rbaaSd Zijn geweest, als iemand hun verteld a ' dat Mr. Fogg zijn woning weer betrokken had. Deuren en vensters, alles bleef gesloten. Naar het uiterlijk onderging het huis geen enkele verandering. Want nadat Phileas Fogg het station verlaten had, had hij Passepartout bevel gegeven, eemge dingen in te slaan en was gewoon zijn huis binnen gegaan. De gentleman had dezen laatsten slag met zijn gewone onverstoorbaarheid aanvaard. Geruïneerd, en dat nog wel oor de schuld van dien dommen inspecteur van politie1 Zonder afwijkingen had hij dien langen weg afgelegd' duizenden hinderpalen overwonnen, duizenden gevaren doorstaan en nog tijd gevonden, eenig goed te doen onderweg En nu moest hij in de haven schipbreuk lijden, door een dom feit, iets wat hij volstrekt niet had kunnen voorzien en waar hij machteloos tegenover stond. Dat was vreeselijk. Hij had nog slechts een onbeteekenend bedrag over van de groote som, die hij medegenomen had. Zijn fortuin bestond nog slechts uit de £20.000 in deposito bij Baring Brothers, en die £ 20.000 was hij schuldig aan zijn collega's van de Reform-Club. Als hij de weddenschap gewonnen had, zou dat hem niet rijker gemaakt hebben, waarschijnlijk, na al de groote uitgaven die hij onderweg nad moeten doen, maar waarschijnlijk had hij het daar ook met om gedaan. Want hij was een van die menschen, die wedden om de eer, maar het verliezen van de weddenschap maakte hem doodarm. De gentleman had zijn besluit genomen. Hij wist, wat hem te doen stond. Een kamer van het huis in Saville Row was voor Mrs. Aouda gereserveerd. De jonge vrouw was wanhopig. Uit zekere gezegden van Mr. Fogg had zij opgemaakt, dat hij een somber plan met zich omdroeg. En er was wel eenige reden tot ongerustheid. Het is bekend, dat Engelschen, die een bepaald idee fixe hebben, soms tot betreurenswaardige uitersten hun toevlucht nemen. Passepartout hield dan ook ongemerkt het oog op zijn meester. Maar allereerst was die goede jongen naar zijn kamer gegaan om het gas uit te draaien, dat nu al 80 dagen gebrand had. Hij had in de brievenbus een rekening van de gasfabriek gevonden, en hij vond, dat het meer dan tijd was om een einde te maken aan deze onkosten waarvoor hij verantwoordelijk was. De nacht ging voorbij. Mr. Fogg ging naar bed. Maar of hij ook sliep? Mrs. Aouda van haar kant kon geen oog dicht doen. Passepartout hield als een hond de wacht bij de kamer van zijn meester. Den volgenden dag riep Fogg hem bij zich en beval hem met korte woorden, het ontbijt voor Mrs. Aouda gereed te maken. Hijzelf zou niets anders gebruiken dan een kop thee en een sneedje geroosterd brood. Mrs. Aouda zou hem wel willen excuseeren bij de lunch en het middagmaal, want hij had al zijn tijd noodig om orde op zijn zaken te stellen. Hij zou den heelen dag niet beneden komen. Alleen zou hij 's avonds Mrs. Aouda om een onderhoud verzoeken. Er bleef Passepartout niet anders over, dan zich aan dit programma te houden. Hij keek zijn onverstoorbaren meester aan en kon maar niet besluiten, de kamer uit te gaan. Hij had te veel verdriet; zijn bezwaarde geweten drukte hem te zeer, want hij was meer dan ooit overtuigd, dat hij deze onherstelbare ramp veroorzaakt had. Ja, als hij Mr. Fogg gewaarschuwd had, als hij hem verteld had, wat de plannen van den detective waren, dan had hij Fix zeker niet mee naar Liverpool genomen en dan . Passepartout kon het niet uithouden. „Meester, mijnheer Fogg," riep hij uit, „u moet mij vervloeken. Ik ben de schuld dat..." »,Ik beschuldig niemand," antwoordde Fogg op kalmen toon. ,,Ga maar." Passepartout ging de kamer uit en naar Mrs. Aouda toe, aan wie hij de plannen van' zijn meester mededeelde. „Mevrouw," voegde hij er bij, „ik kan niets doen. Ik heb niets geen invloed op mijn meester, maar u misschien." „Wat voor invloed zou ik hebben?" antwoordde Mrs. Aouda. „Mr. Fogg verdraagt geen enkelen invloed. Heeft hij ooit begrepen, hoe groot mijn dankbaarheid voor hem is? Heeft hij ooit in mijn hart gelezen? . . . Mijn beste Passepartout, u moet hem geen oogenblik alleen laten. U zegt, dat hij van plan is, vanavond met mij te spreken ?" „Ja, mevrouw. Hij wil zeker uw positie in Engeland regelen." „Dan moeten we wachten," zei de jonge vrouw nadenkend. Zoo bleef dien geheelen Zondag het huis in Saville Row er uit zien alsof het onbewoond was. De eerste maal sinds hij hier woonde, ging Phüeas Fogg niet naar zijn club, toen de torenklok van het Parlementsgebouw half twaalf sloeg. Waarom zou hij ook naar de Reform-Club gaan' Zijn collega's verwachtten hem niet meer. Daar Phüeas FoL op den noodlottigen datum, Zaterdag 21 December om 8 uur 45 niet in den salon van de Reform-Club verschenen was, had hij de weddenschap verloren. Het was zelfs niet noodig, dat hij naar zijn bankier ging, om de twintigduizend pond op te nemen. Zijn tegenpartij had een door hem geteekende cheque en door een eenvoudige overboeking van Baring Brothers zou deze som aan de winnaars worden goedgeschreven. Mr. Fogg behoefde dus niet uit tè gaan, en hij ging dan ook niet uit. Hij bleef in zijn kamer en stelde orde op zijn zaken. Passepartout liep voortdurend de trap op en neer. De uren wilden maar niet voorbijgaan voor hem. Hij luisterde aan de deur van zijn meester, zonder dat hij een oogenblik het gevoel had, onbescheiden te zijn. Hij keek door het sleutelgat en meende, dat hij daar het recht toe had. Elk oogenblik verwachtte hij een ramp. Soms dacht hij aan Fix, maar zijn gevoelens ten opzichte van Fix waren veranderd. Hij was niet meer boos op hem. Fix had zich vergist, zooals iedereen en door Fogg te achtervolgen en ten slotte te arresteeren had hij niet anders van zijn plicht gedaan, terwijl hijzelf . . . Deze gedachte was te veel voor hem. Hij hield zichzelf voor den grootsten ellendeling die er bestond. Toen Passepartout zich ten slotte te ongelukkig voelde, om nog langer alleen te kunnen zijn, klopte hij aan de deur van Mrs. Aouda. Hij kwam binnen en ging zonder een woord te zeggen in een hoek zitten, en bleef de nog altijd nadenkende jonge vrouw zitten aankijken. Tegen half acht, liet Mr. Fogg aan Mrs. Aouda vragen of zij hem kon ontvangen en enkele oogenblikken later waren de jonge vrouw en hij alleen in die kamer. Mr. Fogg nam een stoel en ging bij den haard zitten, recht tegenover Mrs. Aouda. Zijn gezicht vertoonde geen enkele ontroering. Bij zijn terugkeer was hij nog precies dezelfde Phileas Fogg als bij zijn vertrek. Hij bleef vijf minuten zitten zonder te spreken. Toen sloeg hij de oogen op naar Mrs. Aouda en sprak: „Mevrouw, kunt u mij vergeven, dat ik u naar Engeland gebracht heb?" „Ik, Mr. Fogg?" sprak Mrs. Aouda, wier hart luid klopte. „Sta mij toe, uit te spreken," hernam Mr. Fogg. „ioen ik'het waagde, u mede te voeren, ver van dat land dat zoo gevaarlijk voor u geworden was, toen was ik rijk en ik was van plan, een gedeelte van mijn fortuin tot uw beschikking te stellen. Dan zou uw bestaan vrij en gelukkig zijn geweest. Nu echter ben ik geruïneerd." „Ik weet het, mijnheer", antwoordde de jonge vrouw, „en op mijn beurt moet ik u vragen: kunt u het mij vergeven, dat ik met u mede ben gegaan en — wie weet — dat ik misschien mede de oorzaak ben van de mislukking van uwe onderneming, doordat ik uw tocht vertraagd heb." „Mevrouw, u kon niet langer in Indië blijven en u was niet eerder in veiligheid, dan toen u ver genoeg verwijderd was, dat die fanatici u niet meer konden bereiken." „Ik moet dus begrijpen, Mr. Fogg, dat u er niet mede tevreden was, mij aan een verschrikkelijken dood te hebben ontrukt, maar dat u mij ook nog een zorgeloos bestaan in den vreemde wilde verschaffen?" >>Ja> mevrouw," antwoordde Phileas Fogg. „Maar de omstandigheden zijn tegen mij geweest. Ik vraag u echter verlof, hét weinige dat mij nog overgebleven is te uwen gunste te mogen aanwenden." „Maar wat moet er dan van u worden, Mr. Fogg," vroeg Mrs. Aouda. „Ik mevrouw," zei Phileas Fogg kalm, „ik heb niets noodig." „Maar hoe wilt u uw lot dragen?" „Zooals het moet." „In elk geval," zei Mrs. Aouda, „een man als u kan geen gebrek lijden. Uw vrienden . . „Ik heb geen vrienden, mevrouw." „Uw familie . . „Ik heb geen familie meer." „Dan bent u wel te beklagen, Mr. Fogg, want eenzaamheid is iets treurigs. Heeft u dan niemand bij wien u uw hart uit kunt storten? Men zegt toch, dat ongeluk beter te dragen is, wanneer men met zijn beiden is." „Dat zegt men, mevrouw." Toen stond Mrs. Aouda op stak Mr. Fogg de hand toe en zei: „Mr. Fogg, wilt u tegelijkertijd een familielid en een vriendin hebben? Wilt u mij tot vrouw hebben?" Bij die woorden was Mr. Fogg ook opgestaan. Een ongewoon licht blonk in zijn oogen, zijn lippen beefden. Mrs. Aouda keek hem aan. De oprechtheid, de kracht en zachtheid van dien edelen blik eener vrouw, die alles waagt, om den man te redden aan wien zij alles verschuldigd is, verwonderde hem eerst, en ontroerde hem toen. Hij sloot één oogenblik de oogen, als wilde hij verhinderen, dat die blik nog dieper in zijn hart doordrong. Toen sprak hij eenvoudig: „Ik heb u lief. Bij alles wat er heilig is op de wereld, ik bemin u en ik behoor u toe." „Oh," riep Mrs. Aouda, en greep naar haar hart. Passepartout werd gebeld. Hij kwam dadelijk. Toen hij binnenkwam hield Mrs. Fogg de hand van Mrs. Aouda nog in de zijne. Passepartout begreep er alles van en zijn ronde gezicht begon te stralen als de tropische zon op het middaguur. Mr. Fogg vroeg hem, of het niet te laat zou zijn om Ds. Samuel Wilson van de Mary-le-Bone parochie te gaan waarschuwen. „Nooit te laat," zei Passerpartout met zijn stralend- sten glimlach. „Voor morgen, Maandag?" vroeg Mr. Fogg, terwijl hij de jonge vrouw aankeek. „Voor morgen, Maandag." antwoordde Mrs. Aouda. Passepartout holde weg. ZESENDERTIGSTE HOOFDSTUK. Waarin de aandeden Phileas Fogg weer stijgen. Nu wordt het tijd om te vertellen, welke ommekeer er plaats had gevonden in de publieke opinie in het Britsche rijk toen de gevangenneming van den werkelijken bankdief bekend werd. Het bleek een zekere James Strand te zijn, die op 17 December te Edinburg gearresteerd werd. Drie dagen te voren was Phileas Fogg een misdadiger die door de politie achtervolgd werd en nu was hij een achtenswaardig gentleman, die nauwgezet zijn ongewone reis om de wereld voortzette. W elk een uitwerking, welk een opwinding in de kranten' Alle wedders voor en tegen, die de heele zaak reeds vergeten waren, verschenen als met tooverslag opnieuw Alle transacties werden weer geldig. De weddenschappen begonnen met vernieuwde kracht. De naam Phileas *ogg kreeg weer een goeden klank op de markt Zijn vijf medeleden van de Reform-Club brachten die drie dagen in zekere spanning door. Phileas Fogg, dien zii ter' l wg6ten ha.dden' kwam weer in hun herinnering terug. Waar was hij nu? Op 17 December, den dag dat James Strand gearresteerd werd, was het 76 dagen ge- vaïhem3! W1J uertr0k,1T Was en niemand had bericht f , as J overleden ? Had hij den strijd opgegeven of zette hij zijn weg voort volgens de afgesproken route' n zou hij als de geest der stiptheid zelve, op Zaterdag 21 December om 8 uur 45 in den salon der Reform-Club verschijnen? De spanning waarin de Engelsche groote wereld die dagen doorbracht, is niet te beschrijven. Telegrammen werden gezonden naar Amerika, naar Azië, om maar tijding omtrent Phileas Fogg te verkrijgen. Het huis in Saville Row werd 's morgens en 's avonds in het oog gehouden . . . niets. De politie wist zelf niet, wat er geworden was van inspecteur Fix, die zoo ongelukkig op een verkeerd spoor geleid was. Ondanks dit alles begonnen de weddenschappen weer op grooter schaal. Phileas Fogg was, net als een renpaard, bij de laatste bocht gekomen. Hij stond niet meer honderd tegen één, maar twintig, tien vijf tegen één, en de oude verlamde Lord Albermarle, nam hem zelfs één tegen één. Er was dan ook dien Zaterdagavond een groote menigte op de been in Pall Mali en de naburige straten. Het scheen alsof een menigte makelaars hun zetel hadden opgeslagen bij de ReformClub Het verkeer was gestremd. Er werd gepraat en gevochten; de koersen van Phileas Fogg werden uitgeroepen alsof het een Engelsch fonds was. De politie had moeite om het volk in bedwang te houden en naar mate het beslissende uur naderde, groeide de opwinding tot m het onwaarschijnlijke aan. Dien avond zaten de vijf collega's van den gentleman al negen uur achtereen bij elkaar in den groot en salon. De twee bankiers John Sullivan en Samuel Fallentin, de ingenieur Andrew Stuart, Gauthier Ralph, administrateur van de Bank van Engeland, en de brouwer Flanagan, allen wachtten in spanning. Toen de klok in den grooten salon 8 uur 25 aanwees, stond Andrew Stuart op en zei: ,,Heeren, over twintig minuten is de tijd, dien wij met Mr.' Phileas Fogg afgesproken hebben, om." , ,Hoe laat is de laatste trein uit Liverpool aangekomen i vroeg Thomas Flanagan. _ ,,0m zeven uur drie-en-twintig," antwoorddde Gauthier Ralph, „en de volgende komt pas om tien minuten over twaalven aan." „Welnu heeren," hernam Andrew Stuart, „als rhueas Fogg met den trein van zeven uur 23 gekomen was, dan zou hij al hier zijn. Wij kunnen dus onze weddenschap als gewonnen beschouwen." „Laten we nog wachten, alvorens onze meening uit te spreken," zei Samuel Fallentin. ,,U weet, dat onze collega een eigenaardig mensch is. Het is algemeen bekend, dat hij uiterst precies is. Hij komt nooit te laat, noch te vroeg, en ik zou niets verbaasd zijn, als hij hier op de allerlaatste minuut verscheen." „En ik," zei Andrew Stuart, die zooals altijd erg zenuwachtig was, „al zag ik hem, dan zou ik het nog niet gelooven." „Ja, werkelijk," hernam Thomas Flanagan, „het plan van Phileas Fogg was immers onzinnig. Hoe precies hij ook is, hij kan niet verhinderen dat er onvoorziene vertraging komt en een vertraging van een of twee dagen zou al genoeg zijn om zijn plan in duigen te doen vallen." „Trouwens, u heeft wel opgemerkt dat wij volstrekt geen bericht van onzen collega hebben gekregen," voegde John Sullivan hierbij „en er waren toch genoeg telegraafdraden langs den weg dien hij gegaan is." „Hij heeft verloren, heeren," hervatte Andrew Stuart. „Hij heeft lang en breed verloren. U weet trouwens, dat de China, de eenige boot die hij van New York naar Liverpool had kunnen nemen — gisteren is aangekomen. Hier is de passagierslijst, van de Shipping Gazette. De naam Phileas Fogg komt er niet op voor. Als we alles zoo gunstig mogelijk berekenen dan kan onze collega nu pas in Amerika aangekomen zijn. Ik reken dat hij minstens twintig dagen later aankomt dan afgesproken was en de oude Lord Albermale zal er ook zijn vijfduizend pond bij inschieten." „Natuurlijk," antwoordde Gauthier Ralph, „en morgen kunnen wij de chèque bij Baring Brothers incasseeren." Op dat oogenblik stond de klok op acht uur 40. „Nog vijf minuten," zei Andrew Stuart. De vijf collega's keken elkander aan. Het behoeft niet gezegd te worden, dat hun harten sneller klopten, want zelfs voor goede spelers was het een groote weddenschap. Maar ze wilden hun onrust niet laten blijken en op voorstel van Samuel Fallentin gingen ze aan een speeltafeltje zitten. „Ik zou mijn aandeel in de weddenschap niet verkoopen, zelfs al bood iemand mij drieduizend negenhonderd negen en negentig ervoor," zei Andrew Stuart, terwijl hij ging zitten. Op dat oogenblik stonden de wijzers der klok op acht uur 42 minuten. De spelers hadden de kaarten opgenomen, maar elk oogenblik dwaalden hun blikken naar de klok. Dit waren ongetwijfeld de langste minuten die zij ooit beleefd hadden. „Acht uur en drie en veertig," zei Thomas Flanagan, en coupeerde het spel dat Gauthier Ralph hem gaf. Toen bleef het een oogenblik stil in den grooten salon. Maar buiten hoorde men het leven dat de groote menigte maakte. Regelmatig tikte de slinger van de klok. Ieder speler kon de onderdeelen tellen, waarin die lange minuten verdeeld waren. „Acht uur vierenveertig," zei John Sullivan met een stem waarin men een nauwelijks bedwongen ontroering kon hooren. Nog maar één minuut, dan was de weddenschap gewonnen. Andrew Stuart en zijn collega's speelden niet meer. Zij hadden de kaarten laten vallen. Zij telden de seconden. Na veertig seconden nog niets. Bij de vijftigste — nog niets. Bij de vijf-en-vijftigste klonk buiten een donderend lawaai, hoera-geroep en zelfs schelden en verwenschingen. Het werd een aangehouden rollend geluid. De spelers stonden op. Bij de zeven-en vijftigste seconde ging de deur open en de slinger had nog niet de zestigste seconde geslagen, toen Phileas Fogg binnentrad, gevolgd door een opgewonden menigte, die erin geslaagd was, zich toegang tot de club te verschaffen, en op kalmen toon zei hij: „Hier ben ik, heeren." Phileas Fogg zei op kalmen toon: „Hier ben ik, heeren." . - , s ZEVENENDERTIGSTE HOOFDSTUK. Waarin het duidelijk wordt, dat Phileas Fogg bij zijn reis om de wereld niets gewonnen heeft, behalve het geluk. Ja, het was Phileas Fogg in levenden lijve. Men zal zich herinneren, dat om vijf minuten over achten — ongeveer drie en twintig uren na de aankomst der reizigers te Londen, Passepartout van zijn meester opdracht had gekregen, dominee Samuel Wilson te gaan waarschuwen, in verband met een zeker huwelijk dat den volgenden dag gesloten zou worden. Passepartou t was in de beste luim op weg gegaan. Met vluggen stap ging hij naar de woning van dominee Samuel Wilson, die nog niet thuis was. Hij wachtte dus, en hij wachtte minstens twintig minuten. Om kort te gaan, het was vijf minuten over half negen toen hij het huis van den eerwaarden heer weer uitkwam. Maar in wat voor een toestand. Met verwarde haren, zonder hoed, rennend als men sinds menschenheugenis geen man heeft zien rennen; hij liep de voorbijgangers omver en vloog als een wervelwind over het trottoir. In drie minuten was hij weer in het huis van Saville Row en viel buiten adem de kamer van Mr. Fogg binnen. Hij kon niet spreken. „Wat is er?" vroeg Mr. Fogg. „Meester," stamelde Passepartout, „huwelijk on' mogelijk." „Onmogelijk?" „Onmogelijk — morgen." De reis om de wereld in tachtig dagen. 20 „Waarom?" „Omdat morgen — Zondag is." „Maandag," hernam Mr. Fogg. „Neen — vandaag — Zaterdag." „Zaterdag? Niet mogelijk." „Ja, ja, ja," schreeuwde Passepartout, „U heeft u een dag vergist. Wij zijn 24 uur te vroeg gekomen, maar we hebben nog maar tien minuten ..." Passepartout had zijn meester bij den kraag gepakt en sleepte hem met onweerstaanbare kracht met zich mede. Zonder te hebben kunnen nadenken, verliet de aldus geschaakte Phileas Fogg zijn kamer, zijn huis, sprong in een rijtuig, beloofde den koetsier honderd pond en, nadat hij twee honden overreden en vijf wagens aangereden had, kwam hij in de Reform-Club aan. De klok wees acht uur 45 aan toen, hij den grooten salon binnentrad. Phileas Fogg had in 80 dagen zijn reis om de wereld volbracht. Philes Fogg had zijn weddenschap van £ 20.000 gewonnen. Maar hoe was het mogelijk, dat een zoo nauwgezet en precies man, zich zoo had kunnen vergissen? Hoe kwam het, dat hij dacht dat het Zaterdag 21 December was, toen het in werkelijkheid pas Vrijdag 20 December was ? De reden van die vergissing is eenvoudig de volgende: Phileas Fogg had, „zonder het te weten," een dag gewonnen op zijn tocht, en dat wel alleen doordat hij zijn reis in Oostelijke richting gemaakt had. Was hij in Westelijke richting gegaan, dan zou hij dien dag integendeel verloren hebben. _ _ . Doordat hij naar het Oosten reisde, ging hij de zon tegemoet en de dagen werden dus telkens vier minuten korter voor hem, iedere maal dat hij een graad in die richting vorderde. De omtrek der aarde is 360 graden, welnu, 360 X 4 minuten is precies 24 uur. Of anders gezegd, terwijl Phileas Fogg naar het Oosten reisde, zag hij de zon 80 maal den horizon passeeren, terwijl zijn collega's in Londen haar slechts 79 maal zagen ondergaan. Zoo kwam het dus, dat het Zaterdag was en niet, zooals Mr. Fogg dacht, Zondag, toen zijn collega's hem in den salon van de Reform-Club verwachtten. Dat had het beroemde horloge van Passepartout — dat altijd op den Londenschen tijd was blijven staan — hem ook kunnen vertellen, indien het — tegelijk met de uren en minuten — ook de dagen had aangegeven! Phileas Fogg had dus £20.000 gewonnen. Maar, daar hij onderweg ongeveer £ 19.000 had uitgegeven, was het geldelijke voordeel dat hij hiervan trok slechts gering. En die £ 1000, die hij erbij won, verdeelde hij nog tusschen dien braven Passepartout en den armen Fix, op wien hij niet boos kon worden. Maar voor de goede orde hield hij van het geld dat hij zijn bediende uitkeerde, de prijs van 1896 uur licht af, dat door zijn schuld was blijven branden. Dienzelfden avond vroeg Mr. Fogg, even kalm als altijd aan Mrs. Aouda: I„Bent u nog steeds bereid, dit huwelijk aan te gaan?" „Mijnheer Fogg,' antwoordde Mrs. Aouda, „het staat aan mij, u dit te vragen. U was arm, nu bent u rijk . . „Pardon, mevrouw. Dat geld behoort u toe. Als u niet van dit huwelijk gesproken had, zou mijn bediende niet naar den dominee zijn gegaan en dan zou mijn dwaling niet zijn opgehelderd." „Mijn beste Mr. Fogg," zei Mrs. Aouda. „Lieve Aouda," zei Mr. Fogg. En zoo werd dan 48 uur later het huwelijk gesloten, Als getuige van de jonge vrouw verscheen Passepartout! stralend en prachtig gekleed. Die eer kwam hem wel toe, want had hij haar soms niet het leven gered ? Den volgenden dag, zoodra het licht werd, klopte Passepartout met veel lawaai aan de deur van de kamer van zijn meester. De deur ging open en de onverstoorbare Fogg verscheen. „Wat is er, Passepartout?" „Mijnheer, ik hoor zoo juist, dat wij de reis om de wereld in slechts 78 dagen hadden kunnen doen." „Zeker," antwoordde Fogg, „als we niet door Indië waren gegaan. Maar als ik niet door Indië was gegaan, zou ik Mrs. Aouda niet gered hebben en dan zou zij mijn vrouw niet zijn en . . En Mr. Fogg sloot kalm de deur weer. Zoo had Fogg zijn weddenschap dus gewonnen. Hij had in 80 dagen de wereld rondgereisd, alle mogelijke vervoermiddelen gebruikt, stoombooten, rijtuigen, zeilschepen, vrachtbooten, sleden, olifanten. Die excentrieke man had bij deze gelegenheid een bewonderenswaardige koelbloedigheid en stiptheid aan den dag gelegd. Maar, alles welbeschouwd, wat had hij erbij gewonnen? Wat had die reis hem opgeleverd? Niets, zal men zeggen. Niets, behalve een allerliefste vrouw die — hoe onwaarschijnlijk het ook klinken moge— hem tot den gelukkigsten sterveling maakte. Men zou wel voor minder de wereld rond reizen! 7 NO V. 1978