Rotterdam, Nijgh & van Ditmar. Aan het Ontbijt. i. Ieder die de reis van Pieter Spa naar Londen heeft gelezen, weet hoe weinig pret de man had en hoe hij het plan maakte om nooit weer van huis te gaan. Zijn vrouw vond dat hij gelijk had, maar op eens kwam er een dag in haar leven, dat zij deze zaak anders inzag. Het was toen ze op een morgen aan liet ontbijt zaten, en toen ze in de courant lazen dat er feesten zouden zijn te Amsterdam. Toen kreeg de vrouw van Pieter Spa zoo'n verbazenden lust om dat feest mede te vieren, dat zij het dezen keer was, die uitriep: »Man, daar moeten we naar toe." Pieter bpa hield zich eerst doof, maar zyn vrouw herhaalde: »Manlief, ik zeg daar moeten we naar toe gaan. 't Zal zoo mooi zijn." »Ik ga liever niet," antwoordde hij. »Ik ga liever wel," zeide zij, en dat op zoo stelligen toon, dat Pieter Spa het geraden vond zijn courant neder te leggen om de zaak eens bedaard te bespreken. »Lieve vrouw," begon hij, »je weet hoe het mij gegaan is met mijne eerste reis naar Londen. Hoe ik thuis kwam zonder koffer, zonder kleeren, zonder hoed, zonder parapluie; hoeveel verdriet ik gehad had; hoe alles mij was tegengeloopen; hoeveel geld mij die geheele geschiedenis heeft gekost en hoe ik ten slotte niets zag en geheel geen pleizier had, geen oogenblikje zelfs." * Ja, ja, dat weet ik alles nog zeer goed," viel zijn vrouw hem ongeduldig in de rede. »Dan weet ge ook nog," vervolgde Pieter Spa bedaard, «hoe ik toen thuis komende zeide: ik ga nooit meer op reis, en hoe gij vondt dat ik gelijk had." »Ja, ja, ja, zeide de vrouw, »maar dit is heel wat anders. Ik wil niet naar Londen, maar naar Amsterdam." »Dat komt in zeker opzicht op hetzelfde neer," vond Pieter Spa. *Maar lang niet in alle opzichten," vond de vrouw, en betoogde: »zie eens, ten eerste waart gij toen geheel alleen, nu zullen we samen zijn, dat is veel gezelliger. I en tweede gingt ge toen ons land uit en was dus dadelijk alles vreemd om u heen, zoowel de menschen als de taal. len derde werd er toen eene vreemde koningin gekroond en zal nu onze eigen koning worden ingehuldigd in de hoofdstad van ons eigen land. Daarbij, ge weet dat ik in Amsterdam geboren, en daar dus goed bekend ben. Ten vierde '' »Ja, maar al hebt ge ook honderd dergelijke redenen, in den grond der zaak is het mij toch hetzelfde waar de reis naar toe gaat. Reizen is reizen en ik wil niet meer reizen. In zijn eigen huis vindt men alles wat men noodig heeft; zoodra men op reis is, komt de last en begint er allerlei verdriet. Er is maar één thuis, en dom is hij, die dat tehuis zonder noodzaak verlaat." »Dom is hij, die altijd in het hoekje van den haard blijft zitten en nooit eens met eigen oogen gaat zien, wat er al zoo in de wereld te koop is. Men kan dan ook nooit eens ergens over meepraten," merkte de vrouw een weinig heftig aan. »\\at komt dat er op aan.-'" zeide Spa. »Ik ben naar Londen geweest en hoe minder er over die reis gesproken wordt — hoe liever het mij is." »0, dat geloof ik wel, maar was me dat ook een domme reis," riep de vrouw uit; —en dat was niet heel vriendelijk van haar, want haar man had er zooveel verdriet over gehad, maar daar dacht zij op dit oogenblik niet over na. Zij dacht aan niets dan hoe zij haar man toch bepraten zou om met haar naar Amsterdam te gaan, om de inhuldiging bij te wonen van Koning Willem II. Ze had er zoo'n lust in, en hoe minder Pieter Spa te bewegen scheen om mede te gaan, destemeer trek kreeg zij om nu bij deze gelegenheid niet thuis te blijven. Alles wat zij kon bedenken om haar man te overreden, werd verder door haar aangevoerd. »De reis is zoo gemakkelijk, en we zullen wel spoedig weer thuis zijn/' sprak ze. »We zullen in korten tijd verdriet genoeg kunnen hebben,'1 bracht Pieter Spa hier tegen in. »We zouden met de diligence naar Haarlem kunnen gaan en van daar met de spoor naar Amsterdam, vervolgde zij, omdat ze dacht dat de reis op die wijze het gemakkelijkst en prettigst zou zijn. »In Amsterdam gaan we bij nicht Vermeselje logeeren, en daar zijn we als in ons eigen huis. Dan hebben we met logementen en niets te maken," voegde zij er weer bij en zoo maakte zij langzamerhand het geheele reisplan klaar en ruimde alle zwarigheden, uit den weg. Pieter Spa zuchtte en zuchtte keer op keer, maar het hielp hem niet. Zyn vrouw was en bleef zoo vast besloten om naar Amsterdam te gaan dat hij er niets tegen kon doen, en hoe weinig lust hij mocht hebben aan de reis — het einde van dit gesprek was dat er besloten werd om het feest bij te wonen. Katryntje, de meid, sloeg hare handen van verbazing ineen, toen zij dat groote nieuws ver- % nam. »Wel, heb ik van mijn leven," zei ze, en begreep maar niet hoe hare meesteres hiertoe kon besluiten. »Zoo ver van huis en dat nog wel in een week, dat we de groote wasch over den vloer hebben en dat het zoo druk is," riep ze uit. Doch al verbaasde zich haar dienstmeisje, al had haar man ook nog zoo weinig lust aan den tocht — juffrouw Spa was overtuigd dat ze eenige dagen zou doorleven van loutere pret, en vertelde vol opgetogenheid aan buren en vrienden welke groote reisplannen ze had. Veel tijd tot praten had ze echter niet, want reeds twee dagen na dit gesprek moest men de reis beginnen en er was nog heel wat te doen en te bezorgen voor dien tyd. In huis waren nog allerlei zaken op te ruimen, en voor het in orde brengen van de kleeding van man en vrouw had men ook nog handen vol werk. Pieter Spa nam natuurlijk het nieuwe stel kleeren mede, dat gekocht was na de Londensche reis en zijn vrouw haar zijden bruidstooi; welke maar zelden te voorschyn kwam en die dus wel niet volgens de laatste mode was. Nu dat kwam er niet op aan; om de mode bekommerde zij zich niet veel en zoo droeg ze ook nog ouderwetsche neepjeskapjes met een diepe plooi midden op het voorhoofd. Ze had er onder anderen een van prachtige echt Brusselsche kant en dat wilde zij bij het feest dragen. Katryntje werd, zoodra het plan vastgesteld was, spoedig uitgezonden om het nog eens te laten opmaken en de geheele huishouding was den avond voor de afreize in angst dat het kapje niet tijdig genoeg thuis zou komen. »Wat begin ik dan toch?" vroeg zij gedurig, maar gelukkig werd het 's avonds nog even voor tienen thuis gebracht, en toen ging de familie kalm te bed, daar nu alles geheel in orde was. De laatste morgen. ii. Hoeveel lust juffrouw Spa ook aan de reis had — op den morgen van haar vertrek was zij toch meer bezwaard dan zij had gedacht, en voelde zij zich alsof ze haar huis niet terug zou zien. »Zou de vigilante wel op tijd komen?" vroeg zij alle tien minuten. Ja, de stalhouder had zelf de boodschap aangenomen en Katrijntje had gezien dat hij het opschreef. »En hebt gij gezegd dat de koffer er boven op moet?" vroeg zij ook meer dan eens. »Ja," antwoordde Katrijn, hijgende van al de drukte. »Zult gij de vrouw niet erg missen, lieve, lieve beestjes?" vroeg zij, op droeven toon, de pimpelmeesjes aansprekende en deze een extra klontje tusschen de tralies van het kooitje stekende. De pimpelmeesjes gaven "geen antwoord, maar schenen zeer kalm en gelaten onder het vooruitzicht van de scheiding. Waarschijnlijk wilden zij liever zeiven op reis gaan om hier nooit meer terug te komen, maar daar dacht juffrouw Spa niet meer aan. Hare vogeltjes, vond zij, hadden een heerlijk leventje en werden bediend als koningskinderen. Zij maakte steeds zelve het kooitje schoon, deed er tweemaal 's weeks wat schoon zand in, dat zij eerst op de kachel zorgvuldig droogde, gaf hun dan altijd overvloed van voeder en van helder frisch water en zette zelfs het kooitje tusschen de bloempotten voor het raam. »Ze hebben het net zoo goed. ja, nog veel beter dan in het bosch," dacht dan juffrouw Spa als ze de beestjes verzorgde, maar hadden de vogeltjes kunnen praten, ze zouden hun kooitje stellig niets anders noemen dan een gevangenis. »Dag poes, dag lieve, beste poes," zeide nu man, dan vrouw, beurtelings poesje streelende en het dier een dubbele portie melk gevende, tervvyl Keesje, het kleine dikke mopshondje, eerst een lekker stukje van Spa's boterham, toen van die zijner vrouw kreeg. »Goed, lief, trouw dier, de baas en de vrouw gaan naar Amsterdam." vertelden ze dan aan het hondje en Keesje scheen werkelijk zeer aangedaan te zijn. Hij begreep wel dat er iets vreemds zou gebeuren, — die koffers en dat valiesje, daar in den gang, vertelden hem een geschiedenis van weggaan, en al vleide hy zich wellicht nog met de hoop van ook van de party te zullen zijn, hij was toch blijkbaar niet gerust over dit punt. Onrustig en zenuwachtig liep hij snuffelend en zoekend heen en weer. Toen het ontbijt was afgeloopen brachten man en vrouw samen nog een laatste bezoek aan de kippen en toen maakten zij zich langzamerhand gereed, 't Was wel nog meer dan een halfuur te vroeg, maar »aan te laat komen heeft men niets/' vonden beide, en daar hadden zij gelijk aan, doch onnoodig wachten is buitengewoon vervelend. Nu, hoe vervelend dat mocht zijn, ze kwamen den tijd toch door, zooals men alles door komt, en toen de vigilante voor de deur stond, die hen naar de diligence zou brengen, scheen het alsof ze nog niet eens klaar waren. -Mijn handschoenen, mijn zakdoek, mijn reistasch, mijn doosje met pepermuntjes/' riep juffrouw Spa. »Mijn snuifdoos, mijn stok, mijn parapluie," riep haar man, en Katrijn had de handen vol om dit en dat en dat en dit nog te zoeken in alle hoekjes en gaatjes, voordat het echtpaar eindelijk wegreed. »Daar zou men warm van worden," dacht Katrijn, de voordeur sluitende; »wat een drukte, wat een drukte geeft dat reizen toch," klaagde zy, maar eigenlijk was zij er het beste aan toe. Zij bleef rustig thuis, terwijl de arme Pieter Spa al weer spoedig ten prooi was aan allerlei ergernis en vervelende ontmoetingen. In de eerste plaats begon de reis al dadelijk met een •teleurstelling. Hij werd namelijk van zijn vrouw gescheiden en in plaats dat ze samen waren reisden ze beide afzonderlijk naar Haarlem toe. Dat kwam omdat er maar negen plaatsen in de diligence waren en omdat er al acht van bezet waren toen Pieter Spa en zijn vrouw er plaats in wilden nemen. Ze bespeurden dit niet voordat de vrouw er al in was geklauterd, en toen was het te laat, want de conducteur sloeg het portier dicht en zeide kortaf: »deze is vol, de overige passagiers moeten in den bijwagen." «■Laat mij dan ook liever in den bijwagen, ik wil bij mijn man zitten," riep de vrouw van Pieter Spa, maar de conducteur opende het portier niet meer. Hij vond stellig dat wie eens zat maar moest blijven zitten. Hij hield niet van dubbele drukte. En zoo was dus Pieter Spa weer alleen op reis naar Amsterdam. In de diligence. iii. Al vond Pieter Spa het niet gezellig dat hij in den eenen, zijn vrouw in den anderen wagen was, hij voelde zich toch nog al opgewekt nu hij maar eenmaal rustig en wel zat. Zoo heel prettig was zijn plaatsje echter niet, want de reizigers in den bijwagen waren gepakt als haringen in een ton. Doch Pieter Spa dacht: »A1 zit ik wat nauw, ik hen zeker dat ik niet weer een verkeerden kant uitga," en dat was een troost voor hem, want al de vergissingen en ongelukken van zijn Londensche reis vergat hij zoo gauw niet. Hij had er echter altijd maar zoo weinig mogelijk over gesproken, want reeds als hij het woord Londen hoorde ging hem een rilling door de leden. Thans echter, toen de een of ander toevallig over Engeland sprak, vergat hij zijn gewone voorzichtigheid en liet zich ontvallen dat hij bij het kroningsfeest te Londen was geweest. Wat een berouw had hij daarvan! Het kwam zóo: Pieter Spa vond dat men op reis wat moet praten met zijne mede-reizigers en zoo was hij dan ook nauwelijks gezeten of hij keek rechts en links naar zijn buren om te onderzoeken wie lust had aan een praatje. Aan de eene zijde zat een vrouw met een kind op haar schoot, aan den anderen kant een dikke paardenkooper. Hij begon met de vrouw, vroeg hoe haar kindje heette, hoe oud het was, of het al loopen kan en of het veel van' rijden hield, maar deze buur was hem erg lastig, want George, zoo heette het kind, was wat bang voor den vreemden heer en ging schreeuwen. Zijn moeder gaf hem klappen en koekjes om te zien op welke wijze de kleine het best zou bedaren, maar noch het een noch het ander hielp. Het kindje, dat volgens het getuigenis der moeder anders altijd even lief was, bleef nu hard schreeuwen totdat hij op den inval kwam om met zijn nat besabbeld koekje op den rok en de schoone boordjes van Pieter Spa figuren te teekenen. Dit beviel Pieter Spa volstrekt niet, maar George had er veel schik aan en zijn moeder belette hem dit niet. »Een kind moet toch wat doen. Het lieve kind verveelt zich anders," zeide zij en vroeg: »heeft mijnheer ook kinderen?" »Neen," antwoordde Pieter Spa boos en kortaf; *zat ik maar in de diligence bij mijne vrouw," wenschte hij. «Wie geen kinderen heeft, vindt tijd tot reizen," zeide een der andere reizigers. »Ik reis veel, mijnheer zeker ook?" »Mij dunkt," sprak nu de paardenkooper, »dat ik je meer gezien heb, man, maar waar kan ik mij niet herinneren. O ja, nu weet ik het. Was het niet op de boot naar Duinkerken?" •Jawel, jawel," antwoordde Pieter Spa, »ik ben eens in Duinkerken geweest." »De logementen zijn er niet goedkoop," zeide hij. »Waar hebt gij gelogeerd?" Pieter Spa wist niet wat hij zeggen zou, want hij dacht op eens aan de smokkelaars, maar gelukkig dat nu juist de kleine George een keel opzette en een schreeuwbui begon, zoo hard, zoo hard, dat alle groote menschen wel moesten zwijgen. Praten was onmogelijk. »Foei," zeide zijn moeder, toen hij weer wat bedaard was, »hij verdient eigenlijk niet dat ik hem medeneem naar de Amsterdamsche feesten," en nu kwam natuurlijk het gesprek op het Amsterdamsche feest en vertelde ieder of hij er al of niet zou heengaan. »Ja, ik moet die klucht eens mede aanzien," sprak Pieter Spa. »Ik ben ook geweest bij de kroning van de Engelsche koningin en nu wil ik eens zien hoe het in Amsterdam toegaat." »Ik ga niet,'" sprak de paardenkooper op stelligen toon, »ik heb te Londen genoeg gekregen van dergelijke feesten en vertooningen. Alles is dan peperduur, men kan haast geen plaats krijgen in de logementen en de geheele wereld loopt je onderste boven. Dat heeft mijnheer zeker te Londen ook wel gemerkt." — *Ja, ja," knikte Pieter Spa. »Erg vol." »Wat een gedrang was me dat daar. Het was nog maar zóó zóó of ik had van den geheelen optocht niets gezien," zeide de paardenkooper verder en op eens in lachen uitbarstende vertelde hij: »er was een boel moois te kijken, veel goud, veel zilver, mooi aangekleede menschen en heerlijke muziek. Het was een kijkje dat de moeite waard was, maar aan niets heb ik zooveel pret gehad als aan een man, die op een balkon stond tegenover ons. Die stumper had zeker een hoed op, die hem te wijd was, en juist op het oogenblik dat de stoet voorbij kwam zakte het ding hem over de oogen heen. En het kluchtigste van alles was, dat hij zóo onbewegelijk bleef staan totdat de stoet voorbij was." »Mijn armen waren bekneld," riep Pieter Spa onnadenkend uit. Gelukkig lette hier echter niemand op, want de verteller lachte zoo vroolijk om zijn eigen verhaal dat allen wel mee moesten lachen. Eén was er echter die het verhaal volstrekt niet aardig vond en dat was: Pieter Spa. De paardenkooper wist niet wie de man was om wien hij zoo smakelijk had gelachen, maar Pieter Spa wist dit maar al te goed en na dit verhaal durfde hij niet meer opkijken. Hij verheugde zich dus uitermate zeer toen eindelijk de conducteur riep: »Haarlem!" De jongeheer Karei. IV. Van Haarlem ging het nu per spoor naar Amsterdam en hoezeer het druk was aan de spoor, kwam het reizende echtpaar behouden en zonder eenig ongeval aan by nicht Vermeselje. »Zie zoo, nichtje, daar zijn we nu. We komen hier het feest bijwonen," sprak Pieter Spa. »Ten minste als we geen belet doen," voegde zijn vrouw er bij. »0 neen, niet in het minste, de logeerkamer is leeg en als ge wilt zal ik u dadelijk den weg wijzen, dan kunt ge u een weinig op uw gemak maken, voordat mijn man en zoon thuis komen/' antwoordde nicht en geleidde haar oom en tante naar boven. »Dat komt mij goed te pas, dan pak ik even mijn koffer uit," dacht juffrouw Spa, die al bang was geweest dat haar neepjeskapje te veel zou knoeien. Daar het echter al spoedig etenstijd was, ruimde zij niet op, maar legde hare zaken een beetje uit op stoelen, tafel en ledekanten. Toen ging zij met Pieter Spa naar beneden, waar nicht hen zat af te wachten met een glaasje madera. De familie bestond uit man, vrouw en kind. Die zoon heette Karei en was het ondeugendste, brutaalste jongetje dat er bestond. Zijn moeder vond hem echter heel lief en vertelde dan ook dadelijk aan oom en tante dat ze pleizier zouden hebben aan Kareltje. »Hij is nu nog op school,"' zeide zij, »maar als hij thuis komt... zult ge eens wat zien. O, het is zoo'n geestig ventje, hij verzint altijd allerlei grapjes." Ja, juist, oom en tante zouden nog heel wat zien van die zoogenaamde grapjes. In de eerste plaats kwam Karei heel ongemanierd binnenstormen met de pet op het hoofd en vroeg in plaats van te groeten: »grut, wie zijn dat?" »Pet af," riep de vader. »Greef oom en tante een hand, Karei," beval de moeder. Karei deed echter noch het een, noch het ander, maar bleef staan waar hij stond, keek oom en tante stijf aan en barstte toen in lachen uit. .Pet af," sprak weer de vader en lnelp den zoon door hem tegelijkertijd de pet van het hoofd te nemen. .Zeg nu eens: dag tante Spa, en vraag hoe het oom en tante gaat," fluisterde de moeder haar lieveling in het oor, en de lieveling stak oom en tante daarop een ongewasschen schpolhand toe, terwijl hij zeide: .grut, ben jij nu oom Spa?" waarna hij h&rd lachende de kamer verliet, .'tls zoo'n guit," zeide zijn moeder, maar oom en tante Spa dachten dat zoo'n lompe jongen een geheel anderen naam verdiende. •Wat heb je voor mij medegebracht?" vroeg Kareltje onder het eten, zonder zich te storen aan de vermaning zijner ouders om stil te zijn aan tafel. .Foei, Karei," knorde zijn moeder, terwijl de vader zijn best deed om te maken dat oom en tante het niet zouden opmerken, maar Kareltje herhaalde luider zijn vraag. .Na het eten," sprak toen tante Spa, »zal oom misschien wat voor je gaan koopen, als ge zoet zyt." .Zoo, zoo, als ik zoet ben. Wat is dat zoet? Suiker is zoet," merkte de lieftallige Karei aan. .Karei!" riep zijn vader gestreng en wees naar de deur. Dit hielp voor een poosje, en het gezelschap had eenige minuten rust, doch niet zoo heel lang, want na eenige oogenblikken zeide Karei: «die saus is zoet," en reikte tante Spa een schoteltje vla over, maar op zoo onhandige wijze dat er een deel van op haar japon viel. Nu kwam er groote opschudding, want al was het niet tante's allerbeste japon, zij was netjes op hare kleeren en was zeer ontsticht door deze lompheid. Nicht Vermeselje hnalde water en een sponsje en van deze gelegenheid maakte Karei gebruik om de kamer te verlaten. Hij kwam echter spoedig terug met den hoed zijns vaders over zijn hoofd heen, en bleef zoo bij de deur staan. .Wie ben ik nu?" vroeg hij. .Marsch, stoute jongen," zeide de vader en nam hem haastig den hoed af. .Waarom ben je nu boos op mij?" vroeg Karei; .anders wordt er altijd zoo om gelachen als ik oom Spa in Londen vertoon," zeide hij. Oom en tante Spa deden, alsof zij het niet bespeurden, maar ze fluisterden elkander toe dat ze nog nooit zoo'n naar kind gezien hadden. .Ga je nu wat voor mij koopen?" vroeg hij na eten, nadat hij een poosje stil had gezeten. .Dat hebt ge eigenlijk niet verdiend," sprak zijn moeder, maar Pieter Spa, die meer lust had nog een straatje om te loopen dan om den gelieelen avond in huis te zitten, terwijl Kareltje 2 nog niet te bed was, stelde neef Vermeselje voor met hem mede te gaan om eenige boodschappen te doen en om meteen iets voor Karei te koopen. Neef Vermeselje zeide dat oom Karei nog geheel zou bederven, maar hij ging toch gaarne met hem mede naar een winkel. »Wat is dat?" vroeg jufrouw Spa, toen haar man, nadat hij Karei bij zijn terugkomst blij had gemaakt met eenig speelgoed, een pet voor den dag haalde. »Dat is een pet," antwoordde Pieter Spa. »Nu ja, dat zie ik wel, maar wat wil je daar mee doen •Daar mee doen?" herhaalde Spa, en fluisterde toen zijn vrouw in het oor, »die wil ik opzetten op den dag van het feest." »Maar man..." ■Neen, neen» riep Spa, -zeg er niets tegen, ik wil dien dag geen hoed weer op mijn hoofd hebben." Hij dacht aan wat hem in Londen was overkomen met zijn hoed. i Nieuwe grapjes van Karei. Y. Terwijl juffrouw Spa nog met haar man stond te praten en haar best deed om hem te overreden niet met het nieuw gekochte petje op straat te gaan, gaf zij op eens een gil van schrik. »^at is er, wat is er?" vroeg Pieter Spa, doch omkijkende bespeurde hij al spoedig wat er was. De lieve Karei was namelijk stilletjes naar de logeerkamer gegaan en had daar oom en tante's goed eens nagesnuffeld. Wat hij daar nog meer uitgevoerd had voor kattekwaad, zouden de logees later wellicht ontdekken; voorloopig zagen ze slechts dat hij den hond tante's mooie neepjesmuts had opgezet. Het dier had er blijkbaar weinig pret van, maar Karei destemeer. Hij juichte en danste van pleizier om zijn grap. * "Mijn Kareltje verzint toch altijd allerlei grapjes," zeide zijn moeder, doch toen zij bespeurde hoe werkelijk boos tante er om werd, beval zij Karei dadelijk op strengen toon een einde aan deze ongepaste aardigheid te maken. Opzettelijk of bij ongeluk stond echter de voordeur open en holde de hond de straat op, voordat Karei had kunnen gehoorzamen en nu was er welhaast een oploopje achter het dier aan. Neef Vermeselje. de meid en Karei vlogen alle drie den hond achterna en riepen hem, maar verschrikt door al het rumoer liep Bello al verder en verder voort, zoodat men hem niet meer inhalen kon. "Hij zal wel weer terugkomen," zeide neef, weerom keerende en zich met zijn zakdoek het gezicht afvegende, en werkelijk kwam de hond na een poosje terug, maar... zonder muts. Het echte kanten kapje, dat door tante vele jaren lang zoo zuinig bewaard was, dat zij het haast niet durfde dragen, uit vrees dat er iets aan zou komen, was spoorloos verdwenen. Neef Vermeselje stelde voor het te laten omklinken, maar nicht dacht dat dit toch wel niet zou helpen en tante Spa meende dat de kant — al kwam het kapje terecht — toch wel geheel verhavend zou zijn. »'t Is al heel onpleizierig," zeide zij boos, «nu heeft mij die kwade jongen al een japon bedorven en mijn beste muts vernield." «Het spijt mij erg," antwoordde nicht, maar zij kon er niet veel aan doen. Om haar leedwezen te toonen werd Karei een poosje opgesloten, doch toen maakte hij zoo'n rumoer, door tegen de deur te schoppen en hard te schreeuwen, dat oom en tante, die het zoo rustig en stil in hun eigen huis gewend waren, hooren en zien verging. „Het is hier niet om uit te houden," verklaarde tante. »Ja, wij hadden veel liever thuis moeten blijven," stemde oom toe en het echtpaar had grooten lust om maar dadelijk weer terug te keeren. »fe zouden meer vrijheid hebben gehad, als we onzen intrek in een logement genomen hadden," dacht Spa overluid. «Waarom heb je dat niet eerder bedacht," zeide tante, «dat was veel beter geweest. Mijn pleizier is er nu geheel af." «Nu, dadelijk na den optocht kunnen we weer weg gaan," troostte hij en voegde er bij: «we willen nu maar hopen dat we den optocht goed zullen zien. Één ding althans is zeker, dat ze mijn hoed niet kunnen inslaan," sprak Pieter Spa, zijn nieuwe pet bekijkende en nog eens voor den spiegel opzettende. «Wat een leelijk ding. Het staat te gek," zeide zijn vrouw. «Ge kunt er niet met fatsoen mede op straat komen." «Beste, het staat heel goed en wat kan het mij schelen? Niemand kent mij hier," merkte Pieter Spa aan. «Als ge toch een pet woudt koopen, waarom heb je dan geen andere genomen," sprak nu de vrouw, de pet bekijkende. «Deze is geheel buiten model. Ik heb er nog nooit zoo een gezien." «Het is een geheel nieuw model," zeide Pieter Spa, en deelde zijn vrouw mede hoe de koopman hem had gezegd dat er slechts twaalf zulke petten waren besteld door twaalf heeren. Elf hadden de hunne afgehaald maar de twaalfde nog niet, en daar het de eenigste was die Spa goed paste en hij hem daarenboven bijzonder mooi vond, had de verkooper geen bezwaar gevonden hem deze te laten. «Hij sluit mij zoo net precies om mijn hoofd. Het geeft mij een kalm gevoel dat ik morgen iets heb dat mij goed past," voegde hij er bij. Zijn vrouw vond evenwel dat het niet fatsoenlijk stond om gearmd te loopen met een heer die een pet ophad, en eerst toen Pieter Spa voorstelde dat zij dan maar met neef en nicht Yerraeselje moest uitgaan, terwijl hij zijn weg alleen zou zoeken, kon zij er zich mede vereenigen dat hij zijn pet zou opzetten. Na deze afspraak gemaakt te hebben ging het echtpaar te bed, maar zelfs in den slaap werden oom en tante verontrust door hun neefje Karei, want de stoute jongen had stilletjes poes met zijn mandje geschoven onder hun ledikant. Poes sliep rustig en bleef slapen tot dat oom en tante al een uurtje te bed lagen, doch toen ontwaakte zij en liet zich hooren. »Dieven, dieven," dat was tante's eerste gedachte en ze schreeuwde en riep Pieter Spa wakker. Deze stak spoedig een licht aan en toen tante nu zag dat het slechts een poesje was, waarvoor zij niet bang was, liet zij het dier bedaard de kamer uit, maar de eerste schrik had haar hoofdpijn bezorgd en toen de feestdag eindelijk aanbrak, was zij in alles behalve feestelijke stemming. Doch gelukkig hadden neef en nicht Vermeselje den verstandigen inval gehad om Karei boven te laten ontbijten, en zoo werd het ontbijt door niets gestoord. Men kleedde zich toen spoedig aan — tante helaas! zonder haar kanten neepjesmuts — en toen liep men |de fraai versierde straat op, waar Pieter Spa zich scheidde van het overige gezelschap om volgens afspraak alleen rond te dwalen. »Zie nu maar goed uit uw oogen," riep hem zijn vrouw na, en Pieter Spa had er alle plan op. Of hy echter dien goeden raad zou kunnen opvolgen, dit is een vraag waarop we in het volgende hoofdstuk het antwoord zullen lezen. De Feestdag*. VI. „Dag vrouw, dag neef, dag nicht," had Pieter Spa gezegd en toen stapte hij welgemoed alleen voort. Hij had vast besloten thans alles goed te zien. »Nu we eenmaal in Amsterdam zijn, is het toch nog al aardig," dacht hij voortwandelend. -Alles ziet er zoo feestelijk uit met al die vlaggen en al dat groen en alle menschen schijnen even vroolijk te zijn." Hijzelf werd er ook vroolijk door gestemd. »En wat is het toch veel prettiger, zijn eigen taal om zich heen te hooren dan al dat Engelsch," zeide hij overluid. »Wat blief?" vroeg een man. Pieter Spa keek op: een vreemdeling stond naast hem, hij kende den man niet, maar het deed hem een soort van genoegen te zien dat de vreemde net zoo'n pet droeg als hijzelf. „Ik ben dan toch niet de eenige," dacht hij, »die zoo'n pet heeft." Neen, hij was lang niet de eenige. Het duurde niet heel lang ot hij ontmoette al weer een, en later nog een met geheel dezelfde pet. Een van deze scheen Spa te willen toespreken, maar door een stroom van menschen werden ze weer van elkander gescheiden. Het was een geweldig gedrang en er waren oogenblikken dat Pieter Spa meende doodgedrukt te zullen worden. Hij weerde zich echter met voeten en vuisten, doch hoe dichter hij bij het paleis kwam. hoe grooter de menschenmassa werd. Eindelijk vond hij op een stoep een plekje, waai hij eens even kalm kon uitblazen. »Komt de stoet hier voorbij?" vroeg hij aan een oude dame. -Ja." „Zou ik hier mogen blijven staan om te kijken?" vroeg hij weer. >Ik ben al zoo moede van het dringen." „Met genoegen, als ge u met een klein plaatsje tevreden wilt stellen," klonk het vriendelijke antwoord. Pieter Spa bedankte de dame voor hare goedheid en haalde zijn zakdoek uit den zak om zich het zweet eens van het gezicht te vegen. .Heden," dacht hij, »hoe komt die zakdoek zoo gekreukeld?" Hij wist dat hij hem nog niet uit de vouwen had gehaald. Dat was vreemd. «Misschien heb ik er twee bij mij," mompelde hij en tastte weer in zijn rokzak, maar nu voelde hij iets zwaars. Hij haalde het te voorschijn en zie! het was een welvoorziene portemonnaie, die weer in een vreemden zakdoek gerold was. »Hoe komt die in mijn zak ? Zou ik wellicht een verkeerde jas hebben aangetrokken?" dacht Pieter Spa en wilde de oude dame, die naast hem stond, de zaak vertellen, toen op eens een politieagent hem de hand op den schouder legde en zeide: »daar heb ik je, zakkenroller." »0 hemel," riep de oude dame, »een zakkenroller op mijn stoep," en ze voelde haastig in haar zak, bevreesd dat de dief haar ook al iets ontstolen had. »Ik ben geen zakkenroller," verzekerde Spa. »Dit is dan zeker uw eigen portemonnaie?" vroeg de agent. »Neen. het is de mijne niet," antwoordde Spa, »maar ik begrijp niet hoe die in mijn zak komt." »Ik begrijp het wel," lachte de agent. »Ga maar spoedig mede." »Waarheen?" vroeg Pieter Spa. »Naar de plaats waar reeds een paar uwer kornuiten zijn/' antwoordde de agent met een knipoogje tegen de omstanders, die zich maar niet genoeg konden verbazen over de omstandigheid, dat een heer, die er zoo fatsoenlijk uitzag, een dief kon zijn. »Ja, ja, wij kennen ons volkje. Kom maar spoedig mede," zeide de agent, een helper wenkende, die dicht bij hem stond. En nu werd de ongelukkige Pieter Spa tusschen de beide agenten in naar de hoofdwacht gevoerd. Had hij veel geleden op zijn Engelsche reis, wat hem nu overkwam vond hij veel, veel erger, en bevende en met nedergeslagen oogen liep hij voort, alsof hij werkelijk iets misdreven had. De koning reed de stad door, ieder was feestelijk gestemd en het gedurig herhaald: »Leve Koning Willem de Tweede," drong door tot in de half donkere kamer, waar de arme Pieter Spa voorloopig achter slot en grendel zat. Hy hoorde het, maar hij begreep nauwelijks wat het beteekende; hij zat als versuft en slechts eene zaak was hem helder, deze namelijk dat hij als zakkenroller gevangen zat. Wat een schande en wat een verdriet! Er werd hem een weinig eten gebracht, maar Pieter Spa kon niet eten. Hij was al te bedroefd. »Wat zal mijn vrouw angstig zijn," dacht hij, en wilde een brief schrijven, doch er kwam niemand om hem papier te geven en zoo wachtte hij in gelatenheid af wat er gebeuren zou. Er gebeurde echter niets dan dat er nog een paar malen een man met hem opgesloten werd, die net zoo'n pet had als hij en hierdoor kwam Pieter Spa te weten hoe de zaak zich had toegedragen. Een dievenbende had namelijk afgesproken om allen dezelfde petten te dragen om elkander gemakkelijk te kennen. Eenigen dezer, de haudigsten, zouden stelen en dan het gestolene stilletjes laten glijden in de wijde zakken der anderen en zoo was Spa door zijn petje aangezien voor een hunner. Maar al begreep Pieter Spa nu hoe hij de beurs en al die zakdoeken gekregen had, al wist hij nu hoe de vergissing ontstaan was, hij was en bleef gevangen. Wat een nacht, wat een akelige nacht was dat voor hem! Maar ook wat een nacht van angst en spanning voor zijn vrouw en voor neef en nicht Yermeselje. Eerst, toen Pieter Spa niet thuiskwam bij het middagmaal, troostte men zich met de gedachte dat hij wellicht een kennis had aangetroffen en zonder onrust ging men de illuminatie des avonds bekijken, maar toen het bleek dat hij te middernacht nog niet teruggekeerd was, toen barstte zijn vrouw in tranen uit en dacht niet anders dan dat haar Pieter een ongeluk overkomen zou zijn. »Had ik hem maar niet overgehaald om mede naar Amsterdam te gaan," snikte zij en wilde de straat weer oploopen om hem zelve te gaan zoeken. Neef en nicht hielden haar slechts met moeite thuis. Neef ging nu alleen op weg, hij begon natuurlijk met den commissaris van politie te vragen hem te helpen bij zijn nasporingen en zoo kwam hij al zeer spoedig te weten waar zijn oom zich bevond. Toen duurde het niet meer zoo heel lang of het misverstand was opgehelderd en zag Pieter Spa zich de deur van zijn kerker geopend. Geen tien minuten later zat hij in een vigilante en reed naar zijn vrouw terug. «Mijn arme, arme man!" riep deze uit, »zeg, hebt gij nog wat gezien van den optocht?" «Niets, letterlijk niets/' luidde het antwoord, »en al vieren er voortaan ook honderd koningen of koninginnen feest, ik ga er stellig niet weer heen." *Ik ook niet," zeide zijn vrouw. En reeds met den eersten trein reden ze weer naar huis terug. »Veel pleizier gehad? Was het mooi?" vroeg Katrijn. »Neen," antwoordde Pieter Spa kortaf, en nooit vertelde hij aan iemand iets van zijn Amsterdamsche reis. Fraaie Kinderwerkjes. Uitgaven van NIJGH & VAN Dl TM AR te Rotterdam. 1)(> Lotgevallen van Pieter Spa op zijn Reis naar Londen, aan de jeugd verteld door Agatha. Met /-es chromolithografiën en dito omslag ƒ 1,50 Gosmorama voor de jeugd, eene herinnering aan de Amsterdamsche kermis. Met zes groote en een groot aantal kleine plaatjes die honderden verschillende tafreelen vormen, ƒ 1,50 Wal mooi en wat leelijk is. Beweegbaar Prentenboek met aardige versjes ƒ MO Telkens wat anders. Met beweegbare platen en aardige versjes ƒ Spelletjes doen. Met '24, chromolithografische vignetten en bijschriften van Agatha . f 0,S0 Ons spelen. Met 24 chromolithografische vignetten en bijschriften van Agatha . . ƒ 0,80