Geen "Verrassing. ii. «Wat is hier het beste hotel?" vroeg Spa, gereed om het schip te verlaten, «maar," liet hij er dadelijk op volgen, »het liefst heb ik een logement op een plein of eene breede gracht, waar de stoet voorbij komt." »De stoet voorbij? Welke stoet?" gaf de kapitein ten antwoord. »Wel van Victoria natuurlijkhernam Spa; «hoe dom", dacht hij, «dat de man dat niet weet." »Van Victoria?" herhaalde de kapitein vragend, «Victoria, de ! 'gelsche koningin, zou hier komen? Ik heb er niets van gehoord en ik geloof het ook niet." «Niet gelooven dat Victoria gekroouu z,al worden!" riep Piete" Spa uit, »nw.m man, heu je daar dan niets van gelezen in de couranten?" n hij begon te ^rtel'fia wat hij er van wist. »Ja, ja," zei de kapitein, die weinig tijd Y; ï, «maar ge denkt t t dit hier gebeuren zal? ° «Wel, waar anders?" — «In Londen/' sprak de ka ; . zou ik ook denken," hernam Pieter Spa, die er niets van begreep, «en daaro .1 hotel, waar zij voorbij moet komen." «Hier? Nu, dan kunt ge lang zitten uitkijken," riep dt ur -er ' 1 menschen, die er bij stonden, lachten met hem mede. Spa echter la/nf _■ t. wat de kapitein bedoelde en werd boos. «Denkt gij mij voor den te ku • «Ik denk niets, maar hoe ge in Duinkerken den optocht w z>en van ue .geisciu. zie, dat gaat mijn verstand te boven," zeide de kapitein en girg heen. Het was Pieter Spa te moede alsof iemand hem een klap in het jzicht had gegeven. «Duinkerken, Duinkerken," herhaalde hij en wilde zijn eigen ooren f enlijk niet gelooven, Hoe? zou de stad, die hij voor zich zag, dan niet Londen zijn? Onmog ij!:, onmogelijk, en toch... de kapitein had het duidelijk uitgesproken. Pieter Spa stond ren oogenblik geheel verlegen en verslagen stil. Toen vroeg hij met ijskoude bedaardheid achtereenvolgens, naar de stad wijzende: «dus dat is Londen niet?" «Neen." > »Is het Duinkerken?" -Ja." -Maar hoe komen we daar dan toch?" -Met deze stoomboot." -Ja, dat weet ik, maar waarom zijn we hier? Is er een ongeluk gebeurd? Heeft de stuurman een verkeerden koers genomen? Of gaan we wellicht verder en is dit slechts een aanlegplaats?" -Noch het een, noch het ander. Wij varen altijd van Rotterdam naar Duinkerken, en van Duinkerken naar Rotterdam terug. Als ge wilt kunt ge morgen om zes uur met ons terug gaan." Had Spa dat maar gedaan, het zou hem veel ellende en veel geld hebben bespaard, maar aan zoo iets dacht hij geheel niet. Terugkeeren? vóórdat hij het kroningsfeest had bijgewoond? Neen, neen, dat stellig niet. Maar wat dan? Ja, -wat dan?" die vraag herhaalde Spa nog verscheidene malen, voordat hij er een antwoord op vond. Zoo langzamerhand begon hij te begrijpen, dat hij plaats had genomen op een verkeerde boot, maar hoe het kwam dat hij hier was, deed er minder toe dan wel hoe hij hier weer weg zou komen. -Hoe ver ben ik nog van Londen af?" vroeg hij. -Veertig mijlen," antwoordde men hem. -Veertig mijlen!" herhaalde hij hoofdschuddend en bedacht op eens met schrik, dat hij op Fransch grondgebied stond en dat hij slechts een reispas had voor Engeland. »Zijn de wetten hier streng?" vroeg hij, »ik heb geen pas voor Frankrijk." -O, dat is niets. Als de overheid u soms vraagt naar uw pas en ziet dat uwe papieren niet in orde zijn, wordt er even naar Holland geschreven en..." »En ?" vroeg Spa, in spanning. -Sluit men u zoolang op of blijft ge hier vrijwillig gevangen totdat er antwoord is." »En hoeveel tijd zou daar wel op verloopen?" -Hoogstens een dag of acht." -Acht dagen! en over vier dagen is de kroning!" riep de arme Spa uit, terwijl hem het schreien nader stond dan het lachen. Het was een treurig en moeilijk geval voor hem, maar daar het voor ieder ander vrij onverschillig was of hij het feest al of niet bijwoonde, liet men hem met zijn leed en teleurstelling alleen. Daar naderde hem een kerel met een bijzonder gemeen gezicht, die het geheele gesprek had aangehoord en begreep, dat hij er een stuivertje aan verdienen kon. Hij sprak gebroken Fransch en Hollandsch, maar kon zich verstaanbaar genoeg maken. Met een medelijdend gezicht keek hij Spa aan en zeide: -dat is een geval. Mijnheer moet naar Londen en heeft geen schip. De Zeereis. in. Toen Pieter Spa wakker werd, begreep hij volstrekt niet waar hij was en wat er toch met hem gebeurde. Hij hoorde iets als van golfgeklots en als van een luid geschreeuw van varkens, hij voelde dat hij heen en weer werd bewogen en bespeurde dat men boven zijn hoofd heen en weer liep. Hij keek eens om zich heen; hij was in het vooronder van een klein scheepje, zoo groot ongeveer als een visscherspink; het rook er zeer onfrisch, en alles zag er even berookt en vuil uit, als in de herberg waar hij den vorigen^dag was ingedommeld. Het licht kwam door een paar kleine raampjes naar binnen. Pieter Spa keek er eens uit en zag niets dan zee en lucht. Hij was reeds op weg naar Londen en mocht dus wel blij zijn, maar zijn eerste gewaarwording was verontwaardiging tegen zijn vriend van den vorigen dag. Met vertoornden blik zag hij dezen aan, toen hij zijn hoofd uit het luikje stak en zeide: »wat is dat? Dit is geen schip voor een fatsoenlijk man." »Kom, kom, mijn goede vriend, dat kunt ge niet meenen. Hoe? dit schip zou niet goed genoeg voor u zijn. Bedenk hoe blij ge gisteren waart, toen ik je medenam en uit het gevaar heb gered van op Fransch grondgebied gevonden te worden zonder pas." •»Ja, ja, maar ge hebt gezegd dat ge een goed schip liadt." «Dat heb ik gezegd en dat houd ik nog vol, dit schip is best, heel goed, 't is een harde zeiler en we zullen er spoedig zijn." Pieter Spa bleef nog wat pruttelen, maar de matroos ried hem zich maar stil te houden; en dit was een goede raad, want, zooals men zegt: hij zat nu eenmaal in het schuitje, en de wijste partij was dus kalm af te wachten, dat hij behouden aan wal zou komen. Daar kon Spa echter niet toe besluiten. »Wat hoor ik daar toch voor leven?" vroeg hij »'t Is of ik varkensgeknor hoor." »Goed gehoord. Het zijn varkentjes die ge hoort schreeuwen. Ze zijn misschien wel wat zeeziek. Hoor ze eens een leven maken," en de matroos riep naar beneden: «stilte daar!" een bevel dat echter niets hielp. »Uvve medereizigers willen ook niet zwijgen," liet hij er toen op volgen. »Medereizigers!" riep Spa boos uit en dook weer naar beneden, waar hij probeerde nog wat te slapen, maar dat ging niet. Het kleine scheepje slingerde geweldig, de wind floot door de touwen en hoewel het niet bepaald stormde, woei het toch geweldig. Pieter Spa werd angstig te moede. »Als ik deze reis eens met mijn leven moest betalen, dat zou toch vreeselijk zijn," dacht hij en stelde zich voor hoe treurig dan zijn vrouw zou wezen, en hoe zij nooit te weten zou komen waar haar man gebleven was. »Het is vreeselijk, aller-allervreeselijkst," klaagde hij en in zijn verbeelding zag hij hoe het schip doormidden brak en hoe hij in de diepte wegzonk. Het werd hem daar beneden en zoo alleen veel te benauwd; hij ging weer naar boven en voelde zich een beetje geruster, nu hij weer menschen zag. »Misschien," hoopte hij, »is er toch nog geen gevaar," en zoo kalm als het hem mogelijk was, vroeg hij den stuurman: »is er gevaar, vriend?" Yoor alle antwoord, wees de man naar de lucht: »ziet ge die zwarte wolken daar ?" vroeg hij. »Ja," knikte Spa. »Dat ziet er leelijk uit, dat voorspelt onweer, en daarbij hebben we tegenwind. Ik vrees, ik vrees dat we het er dezen keer niet best zullen afbrengen." Pieter Spa trilde als een blad. Hij kon eerst geheel niet spreken, maar vroeg toen: »wat zou er kunnen gebeuren ?" »Het schip kan bijvoorbeeld kapot worden geslagen. Als het niet meer naar het roer luistert en "als de zeilen gescheurd zijn, dan is er niet veel anders te verwachten," sprak de man, inmiddels kalm zijn pijpje uitkloppende en weer stoppende. »En dan? wat beginnen wij dan?" vroeg Pieter Spa, angstig zijn handen wringende. »0, dan zwemmen we naar het land." »Maar ik kan niet zwemmen," bedacht op eens Spa en deelde dat mede aan den matroos. »Een gek geval," zeide deze, »ja, dan zult ge verdrinken. Die niet zwemmen kan, moet natuurlijk dadelijk zinken." »0, was ik maar thuis gebleven, zat ik maar bij mijne lieve vrouw," jammerde Pieter Spa en stortte een paar tranen over zijn vreeselijk vooruitzicht. »Verdrinken!" fluisterde hij toen, »zeg, zou er niets aan te doen zijn?" De matroos bedacht zich en sprak toen: »ja, er is natuurlijk wel iets aan te doen. Gij kunt uw leven verzekeren." »Mijn leven verzekeren? Hoe dan?" vroeg Spa, verbaasd om zich heen ziende. »Dood eenvoudig zoo: gy verzekert uw leven bij my voor vyftig a zestig gulden. Dan neem «De hoed van dien man hindert mij," klaagde eene Engelsche dame. »Hoed af," schreeuwde men Spa toe, maar zooals we weten, Pieter Spa kon hem niet afnemen. Toen maakte een ruwe klant met ijzeren vuist korte wetten en gaf een bons op den hoed dat deze geheel over het gezicht van den eigenaar heen schoof. De arme! Hij hoorde de koetsen rollen, hij hoorde de vreugdekreten, de opwekkende muziek en het trappelen der paarden; hij wist dat Victoria hem daar in al haar pracht en heerlijkheid voorbijreed, en hij hoorde daarenboven dat men hem nog uitlachte op den koop toe. Neen, dit was het treurigste oogenblik van de geheele reis, en had hij telkens nog een beetje moed gehouden, nu was alles voor hem verloren. Alles! Zoodra de stoet voorbij was, kreeg hij natuurlijk zijn armen vrij en kon hij den hoed weer afnemen, hoezeer hem dat eenige moeite kostte, maar al was er nu ook nog zooveel te kijken, Pieter Spa had er genoeg van. Noch de prachtige gas-illuminatie, noch het vuurwerk, noch het oplaten van een luchtballon, noch het gezicht van de keurig versierde stad, kon hem nu meer bekoren. Hij wilde niet meer zien naar de volkspelen, niets meer bijwonen, niets meer genieten; hij ging zitten in de eerste de beste vigilante die hij zag, en gaf den koetsier order om te rijden naar het logement, dat het dichtst was nabij de plaats waar de Hollandsche stoomboot afvoer, en toen hij daar aankwam bestelde hij eten en ging te bed, nadat hij den knecht gezegd had, hem toch vooral tijdig te roepen. Hij wilde met de stoomboot naar Rotterdam terugkeeren. En toen hij in dat logement rustig en wel te bed lag, bedacht hij dat dit eigenlijk het eenige prettige oogenblik van de geheele reis was. »Had ik alles vooraf geweten, ik was stellig, stellig thuis gebleven," fluisterde hij en daarna besloot hij: «wat er ook gebeuren moge, ik ga nooit weder op reis." »Daar heb je gelijk aan, Pieter," sprak zijn vrouw, aan wie hij zijn besluit meedeelde toen hij weer thuis was. En zoo eindigde de eerste reis van Pieter Spa. Fraaie Kinderwerkjes. Uitgaven van NIJGH & VAN Dl TM AR te Rotterdam. De Lotgevallen van Pieter Spa op zijn Reis naar Amsterdam aan de jeugd verteld door Agatha. Met zes c.hromolithografiën en dito omslag f Cosmorama voor de jeugd, eene herinnering aan de Arasterdainsche kermis. ... , 1 '11 1 , _ j» 1 ~ ^ 1 Met zes groote en een groot aantal kleine plaatjes die honderden veracnuienae awreeicu vuiiuon. i Wal mooi en wat leelijk is. Beweegbaar Prentenboek met aardige versjes f l,bO Telkens wat anders. Met beweegbare platen en aardige versjes / l»ö° Spelletjes doen. Met 24 chromolithografische vignetten en bijschriften van Agatha . f 0,80 Ons spelen. Met 24 chromolithografische vignetten en bijschriften van Agatha . . ƒ 0,80 Mijnheer is in Duinkerken en heeft geen pas. Dat ziet er alles behalve mooi uit en er is maar een middel dat mijnheer kan redden." «En dat is?" vroeg Spa, al verheugd dat iemand zich zijn lot aantrok. »Dat is," antwoordde de pikbroek, «dat mijnheer van mijn dienst gebruik maakt." «Wat kunt gij dan voor mij doen?" «Wij varen dezen nacht naar Londen met een mooi scheepje; erg gemakkelijk ingericht met een kajuit." «En ge kunt mij meenemen?" «Als mijnheer er goed voor betalen wil." «Natuurlijk, ik geef wat ge vraagt." «Bravo, dat is knap gesproken, ik zal niet overvragen, want ik houd van de Hollanders, ik houd veel van ze," voegde hij er bij en de koffers van Spa op zijn schouders nemende, zeide hij: «nu heeft mijnheer nog noodig een klein plekje, waar hij zich vandaag veilig kan verstoppen, voordat er naar den pas wordt gevraagd*. niet waar?" «Juist, juist." »Mu, volg mij dan maar, dan breng ik u naar ons eigen logement. Maar: mondje dicht hoor, want wij zijn fraudeurs," fluisterde hij hem toe. «Ik weet niet wat dat beteekent," zeide Spa, «maar ge kunt er op rekenen, dat ik mij vandaag zoo stil zal houden als een muis.' Hy was veel te bang, dat hem naar zyn ïeispas gevraagd zou worden. «Neen, zoo heel stil behoeft ge niet te zijn. Ik zal u in vroolijk gezelschap brengensprak de man en ging nu onzen vriend voor naar een kleine matrozenherberg dicht bij het strand. «Bah," dacht Spa, toen hij daar binnenkwam en zag hoe vuil en vies er alles uitzag. «Zijn er geen andere passagiers?" vroeg hij. «Andere passagiers? Jawel, maar dat is geen gezelschap voor zoo n fatsoenlijk man als mijnheer schijnt te zijn," zeide een der matrozen en allen die er bij waren lachten om deze grap, waarvan Pieter Spa het grappige volstrekt niet begreep. Hij lachte toch maar mee en deed verder den geheelen dag alsof hij veel schik in alles had, omdat hij blij was dat zijne vergissing toch nog goed terecht zou komen, maar het was een vreeselijke dag voor den armen man. Het ruwe volkje, waar hij zoo op eens onder verzeild was, deed niets dan jenever drinken en slechte tabak rooken en het duurde niet zoo heel lang of Pieter Spa was meer dan halt bedwelmd door al het geraas en getier om zich heen, te meer daar hij niet alleen het gelag moest betalen, maar ook mede moest klinken en drinken. ik dezen riem, bind u dien om den middel en zwem met dien last achter mij naar den wal." »En als ik dan toch nog verdronken aan wal kom," stelde Spa. »Dan? o, dan behoeft ge geen rooden cent te betalen, dat spreekt van zelf" zeide de matroos. »'Vijftig gulden is wel veel geld," vond Spa. »Een menschenleven is eigenlijk veel meer waard," vond de matroos, -en vooral het uwe," liet hij er op volgen. »Ja /' stemde Spa toe, en hoe ongaarne hij van zijn geld scheidde, hij telde den matroos vijftig gulden toe en ontving daarvoor van dezen de plechtige verzekering, dat hij zijn leven redden zou als er storm kwam, en als het schip verging; twee zaken waarvoor echter voorloopig weinig vrees bestond, want het scheepje was vrij sterk, en wat nog wel het beste was, het zeevolk kende de vaart. Wel honderden malen hadden zij deze zelfde reis gemaakt, en nog nooit was hun iets overkomen; zoo voelden zij zich nu ook zeer gerust, al dreven zij een weinig van den koers af. 2 De smokkelaars. IV. De arme opgesloten varkens waren ongeduldig, en schreeuwden luid, maar nog niet half zoo ongeduldig als Pieter Spa, toen hij na een akeligen nacht koud en huiverig wakker werd en nog al niets zag dan lucht en water. »Ik wil hier niet langer blijvenriep hij en in zijn woede en ongeduld schold hij den matroos uit voor een schelm, die hem bedrogen had. *•Haal mij een rijtuig," beval hij, »ik wil en moet weg," maar men liet hem stilletjes praten, want het werd op eens buitengewoon druk. Pieter Spa keek eens om zich heen. Wat gebeurde er? Er kwamen bootjes aan en deze namen een deel van de lading over. »Wat moet dat?" vroeg hij. »St, st," deed men. «Mondje dicht, oogen dicht," beval de matroos en fluisterde weer: »gij weet wat ik je gezegd heb? Wij zijn fraudeurs." »Wat zijn dat dan toch?" vroeg Spa, maar hij begon nu al te begrijpen dat hij met smokkelaars te doen had, met menschen, die stilletjes de belasting wilden ontduiken. Die ontdekking maakte dat hij zich nog minder op zijn gemak voelde dan ooit te voren »Had ik dat geweten..." begon hij, maar niemand luisterde naar hem. Ze hadden allen even veel te doen. Eindelijk tegen den avond sprak zijn vriend de matroos hem aan enzeide: «luister eens, ge hebt om een rijtuig gevraagd. Ik zal een rijtuig bestellen, want we komen aan te Foulness, een plaatsje, eenige uren van Londen afgelegen." Het was niet volgens afspraak. Pieter Spa had betaald tot aan Londen toe, maar hij was te blij dat er een eind aan deze zeereis zou komen, dan dat hij er eenige aanmerking over maken wilde. »Goed, goed," antwoordde hij, »maar maak dan nu ook maar dat ik spoedig aan den wal ben," want hoezeer ze het strand zagen — ze waren nog steeds in zee. »(jre zult tevreden zijn," hernam de smokkelaar en werkelijk zetten ze nu spoedig koers naar het land. Wat was Pieter Spa in zijn schik! »Over een uurtje," zoo dacht hij, >-zijn we weer aan den vasten wal, dan vind ik een rijtuig, ga daar in zitten, rijd met al mijne goederen, naar Londen en zoek mij daar het beste plekje uit dat er is." ->Ten slotte," zeide hij, »is het nog zoo heel erg niet. Ik heb wel een heel nare reis gehad, maar ik ging naar Engeland alleen voor het kroningsfeest en dat zal ik toch nog kunnen zien." In deze gedachten verdiept lette Pieter Spa niet op wat er om hem heen gebeurde en hij schrikte dus niet weinig toen hij een harden klap op zijn schouder voelde. »Wat is dat?" vroeg hij. »Dat is jou schuld," antwoordde de matroos. »Om u genoegen te geven ga ik zoo vroeg naar het land en zie nu..." * Maar wat is er dan toch?" vroeg Pieter Spa. Hij kreeg geen antwoord, maar begreep al heel spoedig wat er was. De douanen of grenswachters kwamen namelijk beslag leggen op het smokkelscheepje en alles wat aan boord was werd verbeurd verklaard. »0, dat gaat mij niet aan," meende Spa, maar het duurde niet heel lang of hij bespeurde dat het hem wel aanging, want men vroeg hem niet of hij al. of niet een smokkelaar was — hij werd eenvoudig met al de anderen gevangen genomen en vastgebonden. >=Ik ben onschuldig, ik heb de verkeerde boot genomen en ben toen op dit schip aangeland, maar ik heb eerlijk mijn vracht betaald en moet nu dadelijk naar Londen, anders zal ik toch nog te laat komen..." zoo, ongeveer luidden de woorden, die Spa nu tot dezen, dan tot genen begon te spreken, maar niemand luisterde, want niemand verstond de taal die hij sprak. Arme, arme Pieter Spa! Zijn pas, en zijn koffer en al zijn andere bagage werd medegenomen naar, hij wist niet waar. Deze ellende was grooter dan alles wat hem tot nog toe was overkomen en door al zijn leed overstelpt stroomden er groote, dikke tranen uit zijn oogen. »Was ik maar thuis, was ik maar thuis," jammerde hij en hij had tijd genoeg om dien wensch nog dikwijls te herhalen, want men hield hem den ganschen nacht opgesloten. Af en toe klaagde hij zijn nood eens weer doch telkens kreeg hij een kort antwoord, dat hij niet verstond, doch waarop dan weer een luid gelach volgde van de grensjagers, die hem met de smokkelaars in bewaring hielden. Spa had in zijn geheele leven zoo'n langen nacht niet doorleefd; het scheen hem toe dat de uren kropen en toch — hoe snel naderde al het oogenblik dat de koningin zou gekroond worden. Toen de klok één sloeg, dacht Spa: »nu is de groote dag begonnen en telkens als de klok weer sloeg voegde hij er diep zuchtende bij: *nu is er al zooveel om van den grooten dag, dien ik helaas! niet zal bijwonen." Hij had de hoop al geheel opgegeven toen er eindelijk 's morgens om zes uur een amb- tenaar kwam, die hem zijn pas terug bracht en hem door teekenen beduidde dat hij kon vertrekken. Een vreugdekreet ontsnapte aan de lippen van Spa, doch zijn vreugde verkeerde alras weder in droefheid, want al gaf men hem de vrijheid, al zijn goederen bleven verbeurd verklaard. Het schip en alles wat daarop was werd prijs genomen. »Mijn kleeren, mijn pijp, mijn parapluie, mijn overjas, het portret mijner vrouw, mijn gouden snuifdoos, mijn schoone linnen, mijn manchetten, mijn scheermes en bovenal mijn nieuwe hoed... ik moet al die dingen gebruiken en het is onrechtvaardig," betoogde Spa, maar geen mensch die zich meer om hem bekommerde. Hij had zijn vonnis gehoord en kon heengaan. »Nu, als er dan niets meer aan te doen is," dacht Spa verstandig, »laat ik er dan ook maar niet meer om treuren, in alle geval heb ik nog mijn geld op zak en kan wellicht nog alles zien. Spoedig, spoedig naar Londen." »Een rijtuig naar Londen!" riep hij en ziet! alsof nu alles hem meeloopen moest, daar kwam juist een koetsier aangereden die bereid was Spa naar Londen te rijden. »Hoe ver is het?" Nog wel een uur of vier. Maar voor goed geld was de man te bewegen zijn paarden hard te laten draven. En zoo was dan eindelijk Pieter Spa werkelijk op weg naar het kroningsfeest! De paarden draafden stevig door, maar nooit hard genoeg voor het ongeduld van Pieter Spa, die gedurig den koetsier aanspoorde om toch harder en harder te rijden. Arme Pieter Spa! VI. Terwijl in de kerk de groote plechtigheid plaats had, verdrongen duizenden menschen zich in de straten die het dichtst bij waren, maar langzamerhand zochten zij weer de plekjes op waar de optocht voorbij moest komen en zoo kwam ook deze en gene op het balkon, waar lietei Spa zich zoo gelukkig en tevreden voelde. Dat balkon was vrij ruim, maar toen er al meer en meer gasten kwamen, bleek het toch te klein te zijn. Geen wonder! waar plaats is vooi tien, kunnen er moeilijk twintig geborgen worden en dat was hier toch het geval; meer dan de helft te veel personen drongen zich hier de een tegen den ander aan. Er werd geduwd en gedrongen en gedrukt op zoo'n vreeselijke manier, dat Pieter Spa bijna geen adem kon halen. Een sterke man achter hem en een paar aan zijn zijden stonden zoo muurvast tegen hem aan, dat hij zich niet verroeren kon en hoeveel moeite hij zich ook gaf, hij kon zijn armen niet vrij krijgen; die waren geheel stijf bekneld. Het gaf hem een angstig gevoel, maar zien zou hij dan ten slotte toch nog. »'t Is nu nog maar om een oogenblikje te doen," dacht Spa, en ja, daar toonde een zekere nieuwe drukte aan dat de stoet naderde. Spa spalkte zijn oogen zoo wijd open als hij kou en daar zag hij de muzikanten en de eerewachten, die het rijtuig der koningin voorgingen. De staatsiekoets der koningin naderde en het was al pracht en schittering wat Pieter Spa begon te aanschouwen, maar..., daar werd het plotseling nacht 0111 hem heen en zag hij niets meer. iloe dat kwam? Omdat de arme Pieter Spa zijn armen niet vrij had en omdat hij geen Engelsch kende. Toen de koningin naderde riepen allen: »leve de Koningin ! leve Victoria!" en toen zwaaiden de heeren met hun hoeden, wuifden de dames met hare zakdoeken en was er niemand te zien die niet met ongedekten hoofde den naderenden stoet afwachtte. Alleen Pieter Spa kon den zijnen niet afnemen. Het was hem geheel onmogelijk. »Weg met dien hoed." riepen de Engelschen, doch hij verstond hen niet, en al had hij hen begrepen, toch kon hij het bevel niet opvolgen, want de drang werd gedurig sterker, ieder wilde nog wat beter zien dan hij deed en duwde met alle macht naar voren. Rotterdam r Nijgh & van Ditmar yw^^ê^jiuo verttw Het Vertrek. i. »Vrouw, daar ga ik naar toe," riep Pieter Spa uit, toen hij, eens op een dag, de courant zat te lezen. »Wie? wat? waar?" zeide zijn vrouw verbaasd. Zij begreep volstrekt niet wat haar man bedoelde en dat laat zich begrijpen, want wat Pieter Spa ook ooit deed, hij reisde nooit en nu had hij niet meer of minder plan dan om heel naar Engeland te gaan. »Ja," sprak hij, »ik ben vast besloten, en ga naar Londen. Ik wil al dat moois eens met eigen oogen aanschouwen, 't Zal prachtig, allerprachtigst zijn," en hij las nog eens hardop voor wat hij al tweemaal had gelezen, hoe namelijk koningin \ ictoria plechtig gekroond zou worden als koningin van Engeland. Het zou een groot feest zijn: de kerk, waarin de koningin gekroond moest worden, werd geheel behangen met de prachtigste draperiën; de troon waarop zij plaats zou nemen was een kunststuk en hare kleeding ging alle beschrijving te boven. Toen Pieter Spa aan zijn vrouw had voorgelezen hoe lang de sleep van haar hermelijnen mantel wel zou zijn; hoeveel juweelen er aan haar kroon zouden schitteren; hoe de staatsiekoets versierd was en hoe er nooit fraaier paarden te zien zouden zijn dan de dieren, die de vorstin naar de kerk zouden trekken, legde hij de courant voor zich neer, en herhaalde: »het zou bepaald dom zijn om thuis te blijven. Zoo iets komt nooit weer voor in mijn leven en wie dat alles gezien heeft kan er van meepraten. Ik ga stellig. Vrouw, ge moet dus mijn koffer maar inpakken." »'k Zal wel wijzer wezen," dit was alle antwoord dat zijn vrouw gaf. Maar Pieter Spa bleef vast besloten. »Ik ga naar Londen, ge zult het zien," sprak hij vastberaden. »'t Zou zonde zijn van het goede geld, hoeveel zou zoo'n reis wel niet kosten ?" merkte zijn vrouw aan. »Dat kan mij niets schelen, ik heb geld genoeg," antwoordde haar man, »en waarvoor zou ik het liever uitgeven dan voor een reis. die mij zooveel genoegen voorspelt. Gij moet natuurlijk l niet meegaan; vrouwen zouden zich te veel vermoeien en bovendien ge zoudt maar verlegen worden in zoo'n groote, drukke stad. Doch voor mij is dat heel wat anders; een man vindt overal zijn weg en als ik thuis kom heb ik heel wat te vertellen." Zoo sprak Pieter Spa en voegde er bij: «probeer nu maar niet om het mij af te raden want ik ga stellig." »En gij kent niet eens Engelsch. Bedenk dat men u in Londen niet kan verstaan." «•Ha, ha, ha," lachte Pieter Spa, »men zou mij niet verstaan. Wat komt dat er op aan? Ik ga niet naar Londen om te praten, maar om te kijken. Ik wil die koningin zien en den optocht en de paarden en die koets en in één woord, het geheele kroningsfeest en alles wat daarby te zien is. Met Hollandsche oogen zal men dat even goed kunnen zien als met Engelsche, meen ik, en met Hollandsch geld in den zak komt men de geheele wereld door." Zijn vrouw haalde de schouders eens op; zij keurde het plan volstrekt niet goed, maar nu er niets meer aan te doen was om het haar man af te raden, voldeed zij aan zijn verlangen en pakte zijn goed in. Dat was nog een heel werk, want Pieter Spa, die niet aan reizen gewend was, wilde heel wat dingen meenemen, die hij eigenlijk best had kunnen thuis laten en daarom was hij op den dag zijner afreize bezwaard met zooveel stuks goederen waar hij voor moest zorgen, dat hij geheel niet goed kon letten op de zaken, waar hij het eerst om moest denken. En zoo gebeurde het dat hij zijn reis op recht onhandige wijze begon. In plaats namelijk van te vragen wat de Londensche stoomboot was, toen hij in Rotterdam aankwam, — Pieter Spa woonde in den Haag — liet hij door den man, die al zijn pakkage naar de Boompjes had gebracht, het goed brengen op de eerste stoomboot de beste die hij zag liggen. »Mijn geld, mijnheer," vroeg de kruier. »Is er alles?" en de heer Spa telde even na. Ja, daar stond de koffer met al de mooie zondagsche kleeren die hij op den dag van het feest zou aantrekken, verder zijn parapluie netjes in een zakje, een hoedendoos met den nieuwen zwarten hoed, een groote Duitsche pijp waar hij altyd thuis uit rookte; dan zijn dikke overjas — die mee werd genomen als het op zee soms koud mocht zijn en nog een paar kleinere pakjes met laarzen en eenige dingen die niet meer in den koffer konden, »ja, ja, alles is er." Pieter Spa betaalde den kruier en koos zich een plekje uit waar hij gemakkelijk kon zitten. Het was lekker op het water, niet te warm, niet te koud, maar alles juist van pas. »'t Is goed dat ik maar vroeg ben gekomen," dacht hij, »\is wel aardig om al die drukte eens aan te zien," en met de grootste pret van de wereld zag hij al de passagiers éen voor éen aankomen. Hij had er schik aan en dacht lachend aan al de bezwaren, die zijn vrouw had gemaakt. »Reizen gaat zoo gemakkelijk," vond hij, »ik zit hier als een prins en stap ovfer eenige uren in Londen aan den wal. Dan zoek ik mij een mooi plekje uit waar de koningin voorbij komt, zie alles, bekijk meteen de stad eens, koop een geschenk voor mijn vrouw tot een gedachtenis aan de Engelsche reis en ga weer terug naar deze boot, die mij op dezelfde wijze weder thuis brengt." Zoo zonnig en mooi stelde zich Pieter Spa alles voor. Maar de arme man! het kwam heel anders uit dan hij gedacht had. Ten eerste had hij nog niet zoo heel lang gevaren of het werd hem een weinig wonderlijk te moede en ,v°dde hij zich wat duizelig, wat draaierig worden. »Wat nu?" dacht Spa, »zou ik ziek worden, dat zou mij slecht te pas komen." »Hoe gaat het," vroeg een der passagiers lachende, toen hij zag hoe bleek Spa werd. "Ik weet het niet," antwoordde Pieter, »ik was nog geen uur geleden zoo gezond als een vischje, en nu — mijn hoofd klopt, ik ben duizelig en voel mij gansch zeer ziek." »Dat is een begin van zeeziekte," zeide de reiziger, en gaf hem den goeden raad om naar fteneden te gaan en daar achterover te gaan liggen met de oogen dicht. »Tracht maar te slapen, dat is het kaste" voegde hij er bij, en Pieter Spa ging waggelend en duizelend naar beneden, legde zich da ^ rustig neder op een canapé, sloot de oogen en sliep weldra in, zoo rustig alsof hij thuis o^ ^ bed lag. Hoe lang hij wel ges; "faar hij het best zou kunnen zien. Belast en beladen met al zijn goederen nam hij afscheid van den kapitein en wilde zich spoeden naar den wal. Eindelijk. Y. »Een uur of vier!" had de koetsier gezegd. Precies vier uur had Pieter Spa er van gemaakt en zat met zijn horloge in de hand van minuut tot minuut den wijzer na te kijken. »Maak haast, maak haast," riep hij telkens als er weder een half uurtje verstreken was, maar werkelijk reed de man flink door. De arme paarden zweetten er van. Pieter Spa had geen medelijden met hen, hij dacht aan niets dan aan de koningin. »Nog een kwartiertje/' zeide hij toen de wijzer kwart voor elven wees, en hij keek eens om zich heen. Londen moest nu toch wel in het gezicht zijn. Helaas, neen! er was nog niets te zien. «Koetsier, hoe ver nog?" »Nog een uurtje!" "Dus vijf," riep Spa mistroostig uit, »nu kom ik er niet meer." Doch ja, toen hij de hoop al bijna had opgegeven, toen lag daar op eens de stad voor hem. »Ik ben er, ik ben er," riep hij, maar hij was er nog niet; hij moest nog een heel eind rijden voordat hij de voorstad door was en in dat deel der stad kwam waar de optocht langs zou komen. Nu rees de vraag bij Pieter Spa op: »hoe en waar zal ik goed kunnen zien?" Hij had zich telkens een groot raam voorgesteld in een hotel, waar hij rustig al het gewoel kon aanschouwen, maar nu hij de drukte naderde en zag hoe alle ramen bezet waren, begreep hij dat hij geen hotel meer zou vinden. Wat dan? Op eens was het hem duidelijk. Hij zou in het rijtuig bleven en daar zou hg heerlyk kunnen zien. Zoo goed mogelijk beduidde hij den koetsier wat zijn plan was en deze vond er geen bezwaar in, mits Spa er dan maar voor betalen wilde. »0, jawel!" hij haalde een handvol Hollandsch geld uit zijn zak en de koetsier stelde zich met een matige som tevreden. Het duurde evenwel geen vijf minuten of een ruiter te paard versperde het rijtuig den weg. Alles was afgezet en er mocht niemand meer langs. »Maar dat is vreeselijk," zeide Spa, »hier kan ik niets zien. Weet je wat," sprak hij, uit het rijtuig stappende, »ik zal me door al de menschen heendringen en zien of we geen beter plekje kunnen vinden. Wacht mij hier." Of de koetsier het bevel al of niet begreep, kwam Spa nooit te weten, want hij zag den man zijn geheele leven niet weder terug. Waarschijnlijk maakte hij rechtsomkeer zoodra Pieter Spa verdwenen was, doch misschien bleef hij wachten; hoe het zij — de vermoeide reiziger vond zijn koets niet meer toen hij na een poosje gedrongen te hebben door de opgehoopte menigte weer terugkeerde. Hij riep, maar niemand gaf hem antwoord en daar stond hij nu in Engeland, in Londen, dicht bij de koningin, maar ver, ver van alles af, want tusschen hem en den prachtigen optocht was een dikke muur van menschen. Of hij al op zijn teenen ging staan, het hielp hem niet; of hij eenige menschen volgde, die haastig een nauw straatje doorliepen, het baatte hem niets. In de nauwe straat, in de breede straat, overal, overal menschen. Eens duwde hij er zich zelf een eindweegs door met vuisten en ellebogen, maar hij won er niets door dan dat hij midden in het gedrang was, en nu rechts dan links terug werd geduwd, 't Was om te stikken, de zon brandde van boven op zijn hoofd en allerlei volk stond stijf om hem heen gedrongen. -.Ik zal hier nog dood gedrukt worden," vreesde Spa en werkelijk was er een \ oogenblik dat zijn voeten den grond bijna niet meer raakten. Het was het oogenblik dat de koningin in volle staatsie naar de kerk reed. Oorverdoovend waren de juichtonen van het volk, waarvan toch de meesten, evenals Spa, niets zagen, maar waarschijnlijk was er onder die allen niet een, die zich zooveel moeite gegeven had om den optocht te kunnen aanschouwen. »Hebik dan hiervoor die dure en akelige reis gemaakt ?" dacht Spa en vond dat oogenblik het naarste dat hij nog gehad had sedert hij afscheid van zyn vrouw nam. Maar gelukkig, daar werd het gedrang op eens wat minder en kou hij verder naar voren dringen. Hij deed het en hoopte nog iets te zullen zien, maar hij zag slechts de staarten van de laatste paarden, die den langen stoet volgden. De koningin was in de kerk en Spa had er niets van bemerkt! »Maar zij moet nog terugkeeren, wellicht dat ik haar dan toch nog zal zien," hoopte Spa en liet zijn oogen dwalen langs de balkons der huizen, die er nu alle leeg en verlaten uitzagen. »Als ik daar eens een plaatsje had," wenschte hij, met begeerigen blik naar een groot balkon kijkende, en bedenkende dat er voor geld en goede woorden veel te koop is in de wereld, belde hij aan het huis aan en vroeg hoe duur een staanplaats was op het balkon. Al had men honderd gulden gevraagd hij zou ze gegeven hebben, maar men was een weinig bescheidener en voor de helft dier som werd aan Spa een plaats ingeruimd, of liever het scheen hem toe dat hij daarvoor het geheele balkon voor zich alleen had. Er was ten minste nog niemand op en hij liep er prettig heen en weer. Hij had honger, hij was dood vermoeid, hij had veel verdriet gehad en was al zijn bagage kwijt, maar hij dacht aan dat alles volstrekt niet. Hij zong bijna van blijdschap: »ik zal zien, ik zal nu toch alles zien." En als een kind zoo blij stapte hij met groote stappen op het balkon heen en weer. B i M 1 <&/ 3" ••• #•