11 B Ja lil li Iml 8 Pj \1 Éjijl Ik ^ip||IM|lli Hier is een boekje voor kleine Jongens en kleine Meisjes. Het lieet .,0ns Speelgoed," omdat er allerlei speelgoed op de plaatjes te zien is. De teekenaar heeft er maar wat kinderen bij geteekend, omdat alles er dan wat prettiger uitziet, en... om nog een reden. Kunt ge raden om welke? Niet? Nu, dan zullen wij het u vertellen. Het is omdat de kinderen op de prentjes een goed voorbeeld geven. Ze spelen altijd zonder kibbelen, ze zijn voorzichtig op het fijne speelgoed en hebben de goede gewoonte om alles steeds netjes weer op te pakken. Wie even vredelievend, even net en ordelijk is als zij, verdient dit mooie boekje in eigendom te hebben. fk GATHA, De Ark. De ark is het liefste speelgoed van Jan, en alle morgens speelt hij met de dieren die daar in zijn: de giraffe, de olifant, de leeuw, de tijger, het wilde zwijn en al de andere heesten. Hij laat ze vreeselijk brullen en springen, en vechten ook tusschenbeide, maar dan komt Noach met zijn drie zonen, die ook in de ark zijn, en bestraft de dieren en zegt dat ze in vrede moeten leven. En dat helpt altijd, dan gaan ze dadelijk kalm op een rij staan en wandelen over de plank en gaan weer in de ark en dan sluit Jan het dekseltje dicht, totdat hij weer een nieuw spel met zijn dieren begint. Het nieuwe Rijtuig. »Hoe jammer dat wij er zeiven niet in kunnen zitten," zeggen Treesje en Suse, terwijl ze met bewondering kijken naar het mooie, nieuwe rijtuig, dat hun broer Kees op St. Nicolaas kreeg, en dat hij nu juist weer heeft ingespannen. Hij heeft er het bruine en het zwarte paard voorgezet en den koetsier op den bok, en nu hebben ze er allen pret aan, om te zien hoe vlug de beestjes voortdraven. Maar een leeg rijtuig staat niet goed en daarom besluiten ze om er de kleine poppen een toertje door de stad mede te laten maken. Daar zullen de poppen zich wel over verheugen , denk ik. De Locomotief. Stephen en Albert wonen op een dorp waar geen spoor langs loopt en zoo hadden zij ook nog nooit een spoor gezien, voordat zij eens met hun papa naar Haarlem gingen. Wat keken zij vreemd op toen ze dien langen trein zoo zonder paarden zagen voorthollen. En omdat ze er den geheelen dag over spraken, gaf hunne tante hun een kleine locomotief present. Daar zit natuurlijk geen stoom in, maar dat is niets, ze laten den trein toch hard voortrijden langs alle stations, waar ze de namen van hebben onthouden en roepen den geheelen dag: «locomotief vooruit!" De Bouwdoos. Cecile en Frederik zijn tweelingen, die men altijd te zamen kan vinden. Waar de een van houdt, houdt de ander van, en niets is er dat ze niet samen overleggen. Ze zijn knap in het bouwen van bruggen en kasteelen, en hebben al menig prachtig gebouw met hun beidjes gemaakt. Eerst deden ze het altijd naar een voorbeeld, maar thans doen ze het naar eigen smaak en dat gelukt meestal heel goed. Nu zijn ze bezig aan een vierkant gebouw en overleggen of ze er een grooten spitsen toren op zullen maken of liever vier kleine torentjes op de hoeken. De Pop Lise heeft haar pop aangekleed en wil haar nu een beetje in de wieg leggen, want zij moet haar morgenslaapje nog doen, maar de pop wil nog zijn heel graag een beetje bij haar op schoot blijven en daarom speelt zij nu nog wat met haar en vertelt haar een sprookje, dat pop Anna stellig heel mooi vindt; zij is ten minste zoo stil als een muisje en luistert naar alles wat Anna zegt. Het is een heerlijk oogenblikje, maar aan alles komt een einde en zoo wordt dan eindelijk ook de pop rustig te slapen gelegd, terwijl Lise naar de bewaarschool gaat. De Springkikker. »Ik weet wel dat hij zal wegspringen en toch schrik ik er altijd weer vanzegt Lotje, en het is ook om te schrikken als zoo'n kikker, die eerst doodstil op de tafel ligt, op eens opspringt en voorthipt. Deze kikker is mooier dan gewone springkikkers, hij wordt opgewonden met een sleuteltje en springt dan zoo natuurlijk , alsof het een levend dier was. Paul heeft hem van daag voor het eerst zelf mogen opwinden en vindt dat hij nog nooit zoo prachtig opsprong als dezen keer. Het is ook zoo heerlijk om zelf zoo iets te mogen en kunnen doen. Het Geweer, *Karel heeft een geweer gekregen en nu wil bij alles doodschieten wat hy op zijn weg tegenkomt. »Wil je wel gelooven," zegt hij, »dat ik dien vogel die daarboven in den boom zit, zoo maar dood zal schieten?" »Och, doe dat niet," I zegt Lientje, die medelijden met het ! mooie vogeltje heeft. Voorloopig bestaat er echter heel weinig gevaar voor het diertje, want wat Karei kan, goed raken kan hij nog niet. Hij mikte, deed pief, paf, poef, en toen vloog het vogeltje weg. »Gelukkig!" riep Lina uit, maar Karei zeide: »Ja, als hij wegvliegt kan ik hem natuurlijk niet raken." De Indiaansche hansworst. Die kinderen zijn eigenlijk al veel te oud voor een hansworst, maar dezen vinden ze zoo bijzonder mooi. Hij werd uit Indië gezonden voor het kleinste zusje, maar i zij werd bang; zij had nog nooit een negerkoning gezien en vond hem zoo zwart. Zij had haar ouden hansworst het liefst eii wierp het nieuwe speelgoed angstig weg; toen namen de grooten den neger in triumf mede en hebben er erg veel pret mede, als zijn armen en beenen zoo dansend in de hoogte gaan. Het zal hun echter wel spoedig vervelen om aan dat touwtje te trekken, maar op dit oogenblik vergeet zelfs Louise er haar pop voor. De figurenkijker. »Laat mij nu eens kijken," vraagt Mar ie, maar Eduard kan haast niet besluiten om zijn zusje den kijker te geven. Hij ziet er zulke prachtige figuren door, nu een ster blauw met gele hoeken en roode randen, dan een roode met witte puntjes, en hoe dikwijls hij ook schudt, telkens en telkens is het weer nieuwer en mooier. »0, deze is nog de prachtigste van alle! neen deze is nog mooier!" zoo roept hij telkens opgetogen uit, en Marie brandt van ongeduld om al ' die pracht te zien. »Och, laat mij nu toch ook eens kijken," herhaalt zij mis; schien voor de tiende maal, en eindelijk I geeft Eduard hem liaar in de hand. Hoepelen. »Willem, Willem, niet zoo hard," zeide gedurig zijn moeder, als zij zag hoe warm haar jongen werd door het hoepelen, maar hij luisterde niet naar dien goeden raad. Hij hoepelde en hoepelde altijd maar door', zoo hard als het hem mogeiijk was en werd dan zoo door en door bezweet, dat hij wel koude moest vatten als hij stil stónd. Dat gebeurde dan ook eens op een dag en Willem werd er erg ziek van en moest vele dagen lang in huis blijven. Dat was een treurige tijd voor hem, maar: »dat kwam er van," zooals de dokter zeide. «Wie niet liooren wil moet voelen." Het duiveltje in het kistje. Daniël heeft een springduiveltje gekregen, dat is een poppetje, dat met ijzerdraad stijf in een kistje gepakt zit, en dat er uitspringt, zoodra het dekseltje open wordt gemaakt, Als men het eens gezien heeft is de aardigheid er af, maar Suze had er nog nooit van gehoord en van verbazing slaat zij hare handen ineen, nu Daniël zegt: «Let eens op, Suze," en nu hij zijn klein pistooltje afschiet en tegelijk stilletjes het knipje los maakt waarop het duiveltje te voorschijn springt. »Ben ik geen toovenaar?" vraagt Daniël en Suze zegt ja, maar het duurt niet lang of zij j kent dat kunstje ook. De Tooverlantaarn. Adriaan is jarig, hij heeft visite en vertoont zelf de tooverlantaarn, dat kan hij heel aardig doen. Hij heeft al verteld van den dikken en van den mageren man en van de drie dieren en van den heer, die met zijn rijtuig omviel, en nu begint hij aan .Tan Klaassen met zijn vrouw , maar het wordt onmogelijk om verder te vertellen, want Annette, zijn kleine zusje, is binnen gekomen en meent dat de poppetjes op den muur leven en wil ze grijpen. Zij springt en grijpt en als haar broertje ze wat iiooger of wat lager laat dansen, heeft zij pret voor zes en lacht en juicht dat al de anderen wel mee moeten lachen. De Soldaatjes. Wat een heerlijk stevig leger hebben Emil en Herman daar, veel mooier dan die dunne soldaatjes, die dadelijk breken. Deze zijn zwaar en sterk en blijven heel, al vallen ze ook eens een enkele maal omver. Doch heel dikwyls vallen ze niet, want de jongens zijn er voorzichtig mede; zij houden van hun leger, waar zij heele veldslagen mede kunnen leveren. De aanvoerder is een dappere dragonder te paard, die maar even zijn sabel omhoog behoeft ! te houden, om 'te maken dat ze allen 1 dadelijk gehoorzamen. De vlaggetjes. George heeft een oom, die zeeofficier is. Toen deze eens met een oorlogschip in het | Nieuwe Diep was, ging George daar met i zijn mama logeeren. Oom had pret aan den kleinen jongen en liet een matrozen1 pakje voor hem maken. En toen gaf hij hem twee vlaggetjes, leerde hem een aardig matrozenliedje en riep toen j zijn moeder om eens te komen kijken. Wat was deze verbaasd, toen zij George daar zoo verkleed heen en weer zag loopen op het dek van het schip, terwijl hij met de vlaggetjes zwaaide en zijn liedje zong. George had er erg veel pret aan. Scheepje zeilen, Dat is me pas een leventje dat die twee jongens daar hebben met hun schuitje aan het strand. Eigenlijk moesten zij op het droge blijven en het scheepje alleen in het water laten varen, maar ze lieten het touw glippen en toen dreef hun vaartuig weg. Daarom hebben ze de kousen en schoenen uitgetrokken om het terug te halen en plassen nu een beetje in het water om. »Het is zoo lekkerzeggen ze en vergeten dat het hun verboden werd. Het is echter wel een beetje te vreezen dat papa straks, als hij het ziet, de kleine ! zondaars zal bestraffen. Het Theeserviesje. »Wat doe jij het liefste, schenken of drinken?" vroeg Louise aaii Hermine. »Ik," voegde zij er dadelijk bij, »mag het liefst inschenken." *Nu, schenk jij dan maar," antwoordde dadelijk Hermine, die zeer inschikkelijk is en altijd gaarne anderen pleizier doet; maar zoo heel vriendelijk vindt zij het niet van Louise, want alle kleine meisjes vinden schenken het prettigst en vooral als het de eerste maal is, dat men een nieuw theeserviesje heeft. Hermine kreeg dit op haar verjaardag en gebruikt het heden voor het eerst. De vrachtkar. Albert is de vrachtrijder, die dagelijks van Schiedam naar Rotterdam rijdt met zijn groote vaten, en zijn zusje Olga is de koopvrouw, die hem allerlei bestellingen geeft en soms zoovele boodschappen heeft dat hij ze onmogelijk alle onthouden kan. Maar dat is niets, want als hij iets vergeet brengt hij het den volgenden keer mede. Hij' rijdt toch altijd heen en weer, want er is heel wat over tc voeren van de eene stad naar de andere. Zoo'n vrachtrijder heeft het druk en het is vermoeiend werk om al die vaten op en af te laden, maar Albert is een sterke jongen. Harlekijn. Gerrit heeft voor eigen opgespaard geld een groote papieren harlekijn gekocht voor den verjaardag van zijn broertje, en nu vindt hij hem zoo mooi dat hij er zelf eerst nog een beetje mede speelt. Dat vindt hij eigenlijk kinderachtig en daarom gaat hij er bij op een bankje staan. Dan is het alsof hij een kunstenmaker is, die den harlekijn kunstjes laat maken. »Men- schen, roept hij daarbij, »Komi en kijki eens welke verwonderlijke sprongen mijn harlekijntje maakt. Hij slaat zijn beenen over het hoofd alsof het zoo maar niets is." Daar Gerrit echter alleen in de kamer is, komt niemand kijken. Het Aapje op het Stokje. >Koopt, kinderen, koopt," roept de koopvrouw en laat zien welk mooi speelgoed zij al zoo in haar mand heeft. »Kijkt eens,'' zegt zij, «hoe aardig!" en zij laat. het aapje dansen en vraagt aan Emma en Johan of zij er geen willen koopen. Ze hebben er heel veel lust aan, maar... ze hebben geen geld en dat is een treurig geval, want zonder geld kan men niet koopen. De vrouw weet echter raad. «Neemt het aapje maar mede naar huis," zegt ze, »en vraagt of ge het moogt koopen," en nu hollen ze met het aapje op het stokje weg om eens te onderzoeken wat mama er wel van zal zeggen. De Omnibus. »Volk mee, volk mee? trêt, têt, trêtterêt; hij rijdt zoo meteen weg," roept de conducteur van de omnibus, die wel twintig maal per dag de stad doorrijdt. En nu Anna zelve een kleine omnibus gekregen heeft, doet zij datzelfde na. Dan haalt zij de poppetjes uit hare speeldoozen en geeft die allen een plaatsje in het rijtuig, dat dan hard uitrijdt naar een anderen hoek van de kamer waar sommige reizigers uitstappen en weer andere plaats nemen, terwijl Anna steeds roept: »volk mee? trêt têt, têtterêt Hij rijdt zoo meteen weg." De kleine Koningin. Emma heeft eene groote zuster, van wie ze heel veel houdt en daar heeft zij alle reden voor, want Albertine, zoo heet de zuster, doet altijd alles wat zij kan om Emma genoegen te geven. Zie, nu heeft zij, om het kleine zusje te verrassen, hare groote pop aangekleed als een koningin, met een prachtig zijden kleedje aan, met een vergulden kroon op het hoofd, met een beeldige blauw zijden sjaal met hermelijn gevoerd en met echte goudleeren laarsjes. »Hoe prachtig, hoe prachtig!" zegt Emma en durft de mooie pop eerst bijna niet aan I raken. Kegelspel. Jan en Piet hebben een ferm stevig kegelspel, waarmede zij gaarne spelen. Maar het kleine zusje is daarbij recht lastig, want zij begrijpt er niets van en gooit telkens de kegeis onderste boven, »Niet doen, niet doen!" zeggen zij, maar het helpt niet. Julietje wil toch iets doen. Nu hebben ze haar geleerd om de kegels op te zetten en dat is goed bedacht, want nu wacht ze geduldig tot de broertjes een i kegel hebben omvergerokl. Eigenlijk moet zij op het voetenbankje gaan zitten, maar zij blijft het liefst zoo dicht mogelijk bij de kegels. De Poppenkast. Dina is nog een klein meisje, maar zij kan al heel aardige vertellingen en geschieden'ssen bedenken, die zij dan laat vertoonen door de poppetjes uit de poppenkast. Haar broertje Arnold en haar nichtje Alette mogen er altijd even gaarne naar luisteren, want Dina weet eiken dag wat nieuws. En zij kan alle stemmen zoo grappig nadoen. Als zij bijvoorbeeld Roodkapje vertoont, is het net alsof de wolf werkelijk met een wolvenstem spreekt. »Hoe is het mogelijk!" roept dan Alette uit, want hoe dikwijls zij het zelve probeert, het wil haar maar niet gelukken. Het Hobbelpaard. Een hobbelpaard, dat wras de grootste wensch van Gerard, en als hij eens bij andere jongens op visite was, hobbelde hij den geheelen tijd door. »Ik wou dat ik er ook een had," dacht hij dan, en ziet toen het St. Nicolaas was... wat stond daar voor hem gereed? Het mooiste hobbelpaard dat men zich kan denken, een bruin beestje met een dikken staart en met zwart lederen tuig. Of Gerai'd er ook spoedig boven op zat en hobbelde met zijn zweepje in de hand, en met de voeten in de stijgbeugels. Dat was me een pret, dat was me een pret! Fraaie Kinderwerkj es. Uitgaven van NIJGH & VAN DITMAR te Rotterdam. De Lotgevallen van Pieter Spa op zijn Reis naar Londen, aan de jeugd verteld door Agatha. Mftt ZRS 1 il cu U1LU prjjg ƒ j gQ De Lotgevallen van Pieter Spa op zijn Reis naar Amsterdam, 1 * 1 11 i aan ae jeuga verteld door Agatha. Met zes chromolithografiën en dito omslag p •• - . * J Cosmorama voor de jeugd, herinnering aan de Rotterdamsche kermis. Met zes groote en een groot aantal kleine plaatjes die honderden verschillende tafreelen vormen. . . . v,.. . , „„ Prijs ƒ 1,50 Wat mooi en wat leelijk is. Beweegbaar Prentenboek met aardige versjes prijg ^ 1 6Q Telkens wat anders. Met beweegbare platen en aardige versjes prijs j. 1 6() Ons Spelen. Met 24 chromolithografische vignetten en bijschriften van Agatha prjjs / o 80 Ons Speelgoed. Met 24 chromolithografische vignetten en bijschriften van Agatha prijs f 0j80