Wie lust heeft de Geschiedenis van dit Boek te kennen, moet de volgende regels maar eens lezen: Wat zal ik doen? Wat zal ik toch doen?" vroeg gedurig kleine Piet en kon maar nooit bedenken, wat hij eigenlijk zou uitvoeren. Dat was heel dom van dien kleinen jongen, want hij had veel speelgoed en er zijn wel honderd spelletjes te verzinnen, die alle even prettig gemaakt kunnen worden. Kleine Piet kon ze echter maar niet bedenken. »Ik zal je wel helpen, mannetje," zeide zijn vader, die heel mooi kon teekenen en hij teekende allerlei spelletjes en toen die plaatjes gereed waren schreef ik er kleine verklaringen bij en werd er dit boekje van gemaakt. jk GAT HA. Ilff^ Dan jrct Raketten. Schijfschieten. Karei en August kregen van hun oom een boog en een geweer present en daarmede liepen zij den ganschen dag rond en schoten nu hier, dan daar heen. Dat was echter gevaarlijk, want ze konden niet mikken en daarom raakten ze soms de menschen wel in de oogen. »Dat gaat zoo niet," zeide hun vader en leerde hen hoe ze naar een schijf moesten schieten. En toen ze alle dagen probeerden het middelpunt te raken werden ze eindelijk zoo knap, zoo knap... dat ze een veel mooieren en grooteren handboog waard waren. Het Croquetspel. Hebt gij al een Croquetspel? Misschien wel niet, want het is eigenlijk een Engelsch spel, dat men hier in het land nog niet veel kent en er is een groote plaats voor noodig om het goed te kunnen spelen. De hoepeltjes worden in den grond gezet en dan moeten de ballen er met de houten hamers door heen worden gestooten. Het is heel prettig, maar de drie kleine jongens op het prentje kunnen er nog niet goed mede terecht en daarom besluiten ze alles maar weer netjes op te pakken en iets anders te gaan doen. Als ze het goed konden, zouden ze stellig niet zoo spoedig uitscheiden. Pand verbeuren. » Wiens pand dit is, wat moet die doen? ' vraagt Anna en er is besloten dat hij een versje moet opzeggen. Het pand was van kleinen Dirk. Alle kinderen lachten, want Dirk was een kereltje, dat alles steeds met groote deftigheid deed. Kleine Dirk zelf echter lachte niet, bij stak de eene hand in zijn buisje, zette de voetjes in den i pas en met zijn andere hand wuivende begon hij het versje op te zeggen van Pietje, die zoo vlijtig was dat hij liever mocht leeren dan 'wandelen en liever cijferen dan eten. »Dat was een vervelend jongetje," zeide Anna, maar Dirk sprak deftig: »het was een brave Piet." Suze en Jan, een broertje en een zusje, die op een groot buiten wonen, houden toch zoo dol veel van raketten, dat ze er al hun vrijen tijd aan besteden. Dikwijls zijn ze al voor het ontbijt in den tuin en hebben al een heel poosje gespeeld voordat papa en mama beneden komen. Ze kennen het dan natuurlijk ook heel goed en de volant valt nooit meer op den grond. Het is net een klein vogeltje dat van Suze naar Jan en van Jan naar Karei vliegt en tusschenbeiden een beetje danst op een van hunne raketten. Rondedans. Treesje heeft geen broertjes en zusjes, zij is altijd heel alleen en moet daarom stille spelletjes doen, maar dat vindt zij niet zoo heel prettig en daarom zijn er nooit kinderen bij haar op visite of zij vraagt: »willen wij om den boom dansen?" en dan geven ze elkander allen een hand en dansen en zingen dat het een lust is. En dan doen ze bet eene wilde spel voor, het andere na, totdat het tijd is om naar huis te gaan en Treesje weer alleen blijft. Als ze dan echter is ingeslapen, droomt ze nog eens van al de pret, die zij had. Balspel. «Mooi spelen met den bal," zeide papa en hij heeft de jongens voorgedaan hoe ze niet hun allen dien grooten bal beurtelings met hunne voeten in de hoogte moeten werpen. »Goed geregeld, dan gaat het't prettigst," het ging een poosje geregeld doch slechts een heel klein poosje, want kleine jongens kunnen niet goed leven zonder vechten, schijnt het, en zoo pakt nu Henri Piet ook al bij het haar, terwijl hij den bal wil grijpen, en beginnen Arnold en Gerrit een andere kleine vechtpartij en zoo zal in tien tellen het ba lspel veranderd zijn in... katjesspel. Kolven. Hinken. Barend en Tijs hebben wel eens gezien hoe de boeren kolfden; ze begrepen echter niet hoe ze dat deden, «maar dat komt er niet op aan," zegt Tijs, en of ze het goed doen of niet, ze hebben veel plei/.ier met hun spel. Ze slaan met hunne kolfstokken op den bal en wie hem bet eerste wegslaat heeft het spel gewonnen. Ze doen dit op een grooten breeden weg en loopen soms wel een half uur ver den bal altijd achterna. Nu, dat mag wel, want op een recht pad kan men niet verdwalen en daarenboven kennen de jongens den weg. Slootje springen. «Een, twee, drie," riep Gerrit en met een ferinen aanloop sprong hij, evenals Kees en Jan en Hein, over het slootje heen, dat tusschen twee weilanden instroomde. »Een, twee, drie,' deed Willem hen achterna, maar hij nam zijn sprong een beetje te kort en plaste met zijn eenen voet nog in het water. «Domme jongen," riepen de anderen en lachten hem uit. Hij had beter moeten springen, doch 't was voor de eerste maal in zijn • leven, dat hij het deed, en 't was dus geen wonder dat hij het niet dadelijk goed kon doen! Bokje springen. Er waren eens twintig jongens, die gingen allen op dezelfde school en speelden en leerden en deden alles gezamenlijk. Grappig was het om te zien hoe ze naar school gingen, in den tijd dat het bokje springen aan de beurt van de spelen was. Dan ging het altijd de een over den ander heen, van huis tot de school, en van de school weer naar huis terug, de laatste liep altijd hard naar voren en zoo ging het den geheelen weg over. «Wat zullen die jongens moe worden!" zeiden dan wel eens de andere menschen, maar kleine jongens weten van geen vermoeidheid. «Willen wij eens hinken?" vroeg Thomas aan zijn neefje en nichtje, die bij hem logeerden. «Hinken?" vroegen ze, * wat is dat?" Thomas lachte hen uit. «Weet, je dat niet eens?" riep hij uit. «Wel, men teekent met zijn voet of met een stok een hinkebaan in het zand, dan neemt men het hinkhoutje en dan gaat het verder van zelf. Wij hinken beurt voor beurt en moeten al hinkende het hout van het eene vak in het andere hinken, zonder iets over te slaan en zonder de streep te raken." Hij deed het voor, en Julie en Charles begrepen het heel spoedig. Vliegers oplaten. Het is een heele kunst om een vlieger te maken en op te laten, en wie het ooit geprobeerd heeft, weet hoeveel moeite men heeft om hem goed recht te krijgen, om den staart zwaar genoeg te maken, en om het touw goed vast te hechten. Steven heeft stellig wel twintig vliegers zien mislukken, voordat hij er nu eindelijk een zoo mooi de lucht ziet ingaan. Zijn vriendje Alex heeft er een op zijn rug, die bijna zoo groot is als hijzelf, maar of die goed in de hoogte wil, dat moet nog blijken. «Laten we t maar gauw eens probeeren," zegt zijn broertje Flip. Knikkeren. «Wie niet goed kan knikkeren is geen jongen,'' zeggen vele menschen en daarom jongens! vroeg begonnen om het goed te doen. 't Is lang nog zoo gemakkelijk niet en lang niet ieder kent het. De een rolt, de ander doet het uit de volle vuist, maar de rechte manier is om den knikker zoo heel netjes met den duim achter den wijsvinger weg te wippen en dan juist zoo ver en niet verder als men hem wil hebben. Wie het best kan knikkeren wint het spel, maar wie het best kan knikkeren, kan ook meestal de andere spellen het beste doen. Rijtuig maken, »Wie gaat er mee? wie gaat er mee? Wij rijden met de diligence zoo dadelijk weg," roept een van het troepje en dan komt de geheele bende spoedig aangeloopen en is de een het paard, de volgende de ruiter, totdat het een rij is zoolang als een rijtuig, en dan gaat het op een drafje den tuin door, totdat het rijtuig breekt en alles weer van voren af aan in orde moet worden gemaakt. Hoe dikwijls dat wel in een uur gebeurt, weet ik niet, maar wel dat het veel gemakkelijker is om ruiter dan om paard te zijn, en daarom is het maar goed dat dit ook alweer gaat: beurt om beurt. Pols springen. Kees heeft den bijnaam van Durf-Al, want er is niets dat hij niet durft. Hij heeft Boote, den man, die kiewitseieren zoekt, met een pols over een breede sloot | zien springen en dadelijk zeide hij: »dat, durf ik ook wel doen." »Pas maar op, jongentje," ried de man. »Ja, ja," sprak Kees, rik zal goed oppassen," en handig zette hij een grooten stok, dien hij ergens vond, in het water en sprong over den sloot heen. »Nu jij," riep hij tegen Eduard, maar deze deed het niet, want zijn vader had het hem verboden. Harddraverij. Kleine jongens cloen net als de apen, ze doen alles na. Let maar eens op. Pas was er te Heuvelberg een harddraverij gehouden met paarden of daar bedachten de jongens ook hard te draven. In plaats van een zilveren tabakskomfoor en andere mooie dingen, zijn de prijzen nu appels, maar ze draven er even hard om. Josina en Alette zitten aan het einde van het pad; zij zullen den prijs uitdeelen en beslissen wie de winner is. Herman denkt dat hij met bloote armen het hardst kan loopen, en daarom heeft hij zijn mouwen opgestroopt. Of dit echter veel zal helpen? Kruip door, sluip door. Kruip door, sluip door, is een van die spellen, die op de meeste kindervisites worden gedaan, 't Is zoo'n prettig spel, vooral nu Koos en Willem meedoen, want die zijn zoo groot en sterk, en dan is het zoo moeilijk om er door te komen. Kleine Anna heeft van angst de hand van Sientje de Wal al los gelaten, maar nu komt het er nog niet veel op aan, want ze mogen er eerst «driemaal voor niet door." Hoort maar hoe dapper ze allen zingen: »kruip door, sluip door, driemaal voor niet door." De jongens laten hen dan ook vrij door, maar pas op! als ze het aanstonds weer probeeren! Jeu de Gr ace. Toen Adriaan jarig was kreeg hij een ; spel, dat den Franschen naam droeg van jeu de grace. Het waren hoepeltjes en stokjes, en de kunst er van is om de hoepeltjes hoog op te gooien en dan met de stokjes weer op te vangen. Adriaan was echter een slordige jongen, die nu eens een hoepel dan eens een stokje brak of verloor en zoo is er van alles niets meer over dan één hoepeltje, waar ze nu maar beurt om beurt mede gooien, naar een paaltje. Zoo kan men met oud speelgoed ook nog prettig spelen, maar het is toch erg jammer als men niet goed past op de mooie nieuwe dingen. Touwtje springen. Jeannette springt een papieren zoldertje, zooals ze het noemen. Zie maar! het touw raakt nooit den grond en daarom moet zij hoog springen. Eigenlijk is dit zoo heel mooi niet. Springen met twee touwen staat veel aardiger, maar dat kunnen deze meisjes nog niet; ze zullen het echter wel leeren, want ze zijn nog heel jong. Eerst speelden ze met haar vieren, maar Keetje wil wel springen, doch niet draaien, en daarom laten de drie anderen nu Keetje maar alleen spelen, want bij touwtje springen is het evenals bij alle spelletjes een vaste wet: elk zijn beurt. Krijgertje spelen. Om prettig krijgertje te kunnen spelen moet men goed hard mede kunnen loopen, want het staat laf om zich met zoo'n angstig gezicht, als Frits op het plaatje, gedurig vast te houden aan den boom. Zijn speelkameraden lachen hem uit en geven hem den bijnaam van laffe jongen, als ze hem hard voorbij snellen. Misschien is Frits echter wel bang geworden omdat hij eens bij het harde loopen struikelde en viel, en zich veel pijn deed. Maar dat was toch eigenlijk ook zijn eigen schuld, want waarom keek hij achterom? Wie hard wil loopen, moet goed voor zich uitkijken. Springen. Springen over alles wat men maar op zijn weg tegen komt — welke jongen doet dat niet graag? Adolf en Kees van Dalen zijn er dan ook echte liefhebbers van en geen dag gaat er om dat ze niet springen over de hekjes, die het bosch achter hun tuin scheidt van het weiland. Eerst vonden ze dat hoog, maar nu zouden ze gaarne een liooger hek hebben om er overheen te kunnen springen. Nu, wie weet hoe spoedig die wensch vervuld wordt, want over eenige dagen is Adolf jarig en om hem te verrassen zullen er dan gymnastiekpalen op de speelplaats gemaakt worden. Soldaatje spelen. Jan heeft een vaandel, Willem een patroontasch, Ernest een geweer, Hein een sabel, Frits een paar epauletten, Hendrik een helm en Nicolaas een huzarenmuts , maar Anton heeft van zijn Duitschen oom een Piekelhaube gekregen. Zoo droegen de Duitsche soldaten ze in den oorlog; ze zijn zwaar op het hoofd, maar staan toch goed. En behalve die Piekelhaube heeft hij kaplaarzen, een sabel en een patroontasch. Daarom is hij meestal de kapitein of de aanvoerder van het troepje, dat eiken dag zoo dapper door het park stapt, alsof het echte, groote soldaten waren. Het Cricketspel. Thomas heeft een neefje uit Engeland i •• • i i i i.i /* dij zien te logeeren; maar clat neett zijn bezwaren. Richard, zoo heet de Engelsche jongen, kent namelijk geen woord Hollandsch en Thomas nog geen Kngelsch- Het lastigst is nu als Dirk, zoo noemen ze Richard, aan hem en zijn kameraadjes een Engelsch spel wil leeren, dat hij heeft meegebracht. Maar Dirk geeft Thomas en Hein de schopjes in de hand en toont hen door teekenen aan hoe ze daarmede zijn bal moeten opvangen, en al gaat het niet dadelijk goed, zoo heel lang zal het niet meer duren of ze begrijpen wat hij bedoelt en spelen cricket zoo goed als alle Engelsche jongens. Tollen. Zoo'n drijftol is eigenlijk een vervelend ding, er is zoo weinig kunst aan hem te zetten en te laten loopen, maar als het tijd is om met den drijftol te spelen zijn toch honderden jongens er mede bezig en vinden er de grootste pret aan. Het blijft toch altijd een spel voor heel kleine jongens, want wie een weinig grooter is, vindt meer behagen in het zetten van een priktol. Willem en Herman, die ge op het plaatje ziet, hebben ook priktollen, maar ze kunnen er nog niet goed mede terecht en houden dus veel meer van hun drijftol, die net zoolang blijft loopen als ! ze hem slaan. Kleine Piet. En daar hebt ge nu den kleinen Piet met een boek in de hand. Wat doet hij eigenliik ? Hij leest niet, want hij ziet over zijn boek heen. Heeft hij een lesje geleerd en probeert hij of hij het nu reeds kent? Of kijkt hij uit het raam naar andere kinderen, die daarbuiten spelen en denkt hij dat spelen prettiger is dan leeren? Wat zou het zijn ? Ik weet het waarlijk niet en geloof dat het 't beste zal zijn om het kleinen Piet zelf eens te vragen zoodra ge hem ziet. Fraaie Kinderwerkjes. Uitgaven van NIJGH & VAN DITMAR te Rotterdam. De Lotgevallen van Pieter Spa op zijn Reis naar Londen, aan de jeugd verteld door Agatha. Met zes chromolithografiën en dito omslag. Prijs / 1,50 De Lotgevallen van Pieter Spa op zijn Reis naar Amsterdam, aan de jeugd verteld door Agatha. Met zes chromolithografiën en dito omslag. Prijs ƒ 1,50 Cosmorama voor de jeugd, herinnering aan de Rotterdamsche kermis. Met zes groote en een groot aantal kleine plaatjes die honderden verschillende tafreelen vormen Prijs ƒ 1,50 Wat mooi en wat leelijk is. Beweegbaar Prentenboek met aardige versjes Prijs ƒ 1,60 Telkens wat anders. Met beweegbare platen en aardige versjes Prijs / 1,60 Ons Spelen. Met 24 chromolithografische vignetten en bijsohriften van Agatha Prijs ƒ 0,80 Ons Speelgoed. Met 24 chromolithografische vignetten en bijschriften van Agatha Prijs ƒ 0,80