r KP ^2Im ^jf^HAAL VOOR M EISJES.^ DOOR | 5 L . ' ^ \ iï\ —""— , A % ^ | ||x ^yÈ DOOR jïlEN "y ERHAAL YOOR EISJES AGATHA. JJUUK. P» J1 LIKSPAAN. Dat aardige lieve meisje, dat op de eerste plaat van dit boek in zulke diepe gedachten staat en op de laatste zoo rustig ligt te slapen, heet Line. Ieder die de prenten bekijkt, ziet dadelijk en duidelijk dat Line jarig is. Dat er evenwel eene geheele geschiedenis bij die platen behoort, ziet men niet zoo dadel j He^ter alles wat er in dit verloopen jaar al zoo gebeurde Zie haar eens goed in drogen en ge zult bespeuren dat ze zich iets herinner,, wat haar geen pleger doet. Wie gaarne wil weten wat dat is, moet maar eens lezen wat er nu volgt Voordat we echter met dat verhaal beginnen, moeten we even mededeelen dat ^ ' waar meest iedereen veel van hield. Ze was vriendelijk, gedrensfg, netjes, ,,veng en ajM opcerunnd. Ze had in één woord, veel goeds, maar .... ongelukkig was er een „maar ).... , Eigenlijk wist ze heel goed dat het leelijk is om alles aan te brengen, ,™or , ;d Ze noemde het zelve geen klikken, ze gaf er een geheel anderen naam aan, namehjk: snreken De kennisjes hielden echter niet van zulk waarheid spreken en zeiden — ze hadden g gelijk aan : — men kan heel goed de waarheid spreken, zonder jnist alle» te verkhkken, en ze noemden Line: „juffer klikspaan." Het speet Lines mama erg, toen zij zag dat de vriendinnetjes gedurig boos waren op haai kmd, en ze zeide dikwijls: „och, Line, breng toch niet altijd alles aan. Ge zult maken dat niemand meer van je houdt," maar jawel! Line luisterde niet naar den goeden raad en haastte zich steeds om alles te ïerkliklEens op een morgen kwam zij half buiten adem de kamer ingehold en zeide, terwijl zij hare schort liet kijken, waarop een groote inktvlak jas: „Mama, mama, kijk eens! Dat heeft Arnold Êfedaan. Hii nam de pen met opzet vol inkt.... • i , • i 11 • + Hare moeder liet haar niet uitpraten, maar antwoordde dadelijk: „de inkt is gelukkig nog nat. Ga spoedig naar de keuken en vraag of Süse er de vlek wil uitmaken met wat zoete melk. „Arnold deed het, geloof ik, met opzet," vertelde Line. „Dat geloof ik niet, Line," hernam de moeder, „maar weet je wat ik wel geloot. „Wat dan, mama?" vroeg Line. . , . De moeder wenkte het meisje om dichter bij haar te komen en fluisterde haar toen in het ooi: glLwe kreeg^een kleur. „Zou het je nu zoo heel veel pleizier doen, als ik Arnold beknorde of Strafte?Och°eneenre Zfwas het Line niet om te doen. Ze hield veel van haar broertje en ze zag niet gaarne dat hij strrf kreeg. Ze wilde maar alleen dat hare moeder zon weten hoe het gekomen w Nu maar ik weet al genoeg als ik de vlek zie," verzekerde de moeder, „en, liet zij er ernstig op volgen '„ik zie nog liever de geheele schort vol inkt, dan dat ik mijn kind hoor klikken. aar ga nu spoedig naar Süse, anders droogt de inkt er in en dan gaat de vlek er niet gemakkelijk weer uit Line ging naar de keuken, doch dacht zoo weinig na over de les harer moeder, dat het eerste woord, dat zij tegen Süse zeide, waarlijk al weer was: „Och, Süse, wil je die vlek uit mijn schort maken? Die heeft Arnold er op gegooid." _ . Jawel kind " zeide Süse kortaf. Ze maakte nooit veel praatjes. Ze doopte de vlek in zoete melk en waschte die toen nog een paar malen uit. „Ziezoo, nu maar verder voorzichtig met de inkt " ried zii, terwijl zij Line de schort weer voor deed. .. • , ' Ik ben altijd voorzichtig," begon Line, doch Süse was al weer verdwenen en dus kon zij met meer hóoren dat Arnold zoo lomp en onvoorzichtig was, iets dat Line haar anders dol graag nog 6ven ll&Arnoldd'kreeg geen straf, maar toen hij Line tegenkwam, riep hij: „klikspaan! klikspaan!" en dat verbeterde zich echter nog niet, en als we alles wilden vertellen, wat zij zoo van tijd tot tiid aanbracht, zouden we er wel twee zulke boeken mee kunnen vullen _ We doen dat evenwel niet, want het is al lang geleden en Line is nu voor goed genezen. Ze heeft er dit geheele jaar verdriet over gehad. y ICTOR EN ZIJNE JAOEDEI\, Line had een oom en tante, die op een heel mooi buiten woonden. Die oom en tante hadden een zoon, die Victor heette, doch iedereen noemde hem Vic, omdat dat wat korter was. Die Vic was dus een neef van Line. Hij was een paar jaren ouder dan zijn nichtje en een heel eind langer, 't Was een aardige jongen, die Vic; een echte jongen. De bejaarde tantes vonden hem een woesten wilden knaap en dachten dat er niet veel van hem terecht zou komen, omdat hij liever in de boomen en op de gymnastiekpalen klauterde, dan dat hij rustig binnen bleef zitten om boekjes of prenten te bekijken; omdat hij liever met den tuinmansjongen door het bosch draafde, dan dat hij hoorde vertellen; en omdat hij, in één woord, veel meer pleizier had als hij in zijn daagsche pak vrij rond kon loopen, dan wanneer hij mooi aangekleed en met handschoenen aan, met de tantes uit wandelen ging. De ooms zeiden: „die Vic is een bengel," maar ze hielden toch allen evenveel van den vroolijken krullebol, die het eigenlijk bij hen even weinig kon bederven als bij zijne ouders. Van leeren hield Vic niet bijzonder veel, maar hij ging toch zoo wat met zijne klasse mede, al zat hij dan ook altijd een van de laagsten. Een groot geleerde zou hij nooit worden, nu, dat behoefde dan ook niet. Hij zou op zee gaan varen en dan kwamen hem zijn moed en zijn vlugheid misschien ruim zooveel te pas als veel kennis. Natuurlijk hield Vic niet veel van meisjes; hij had geen zusters en wist niet wat hij met een meisje zou spelen, als hij er hier of daar eens een ontmoette. Toen zijne moeder hem dus eens op een morgen vertelde, dat er een oom en tante zouden komen logeeren met een nichtje, dat Line heette, was hij alles behalve blij met dat nieuws. „Een nichtje!" zeide hij, zijn neus ophalende. ,,Dat spijt mij. 'k Wou dat ze een jongen was.' Zijne mama lachte er eens om. „Neen, 't is niet om te lachen," hernam Vic, „want ik voorzie er veel naars van. Meisjes zijn erg laf. Ze schreien dadelijk. Ze spelen met niets zoo graag dan met die domme poppen, daar sollen ze den geheelen dag mede rond en praten er tegen, alsof die dingen haar konden verstaan. Ik geloof zelfs dat ze 's nachts met haar naar bed gaan." „Ik zie het wel graag, dat meisjes aardig met de pop spelen," merkte mevrouw Vokster aan. ,,Ik niet," verzekerde Victor, „maar wacht," riep hij op eens een inval krijgende. „Ja, ja, als die Line hier is , moeten wij haar altijd met poppen laten spelen, dan behoef ik mij nooit met "haar te bemoeien." „Neen, dat gaat niet, want Line komt hier juist om veel buiten te zijn. Ze is niet heel sterk en hare mama hoopte dat ze hier in de buitenlucht nieuwe krachten zou krijgen. Gij moet dus veel met haar in den tuin spelen." ,,'k Heb er bitter weinig lust aan," zeide Victor. „Doe het dan zonder lust en alleen om mij pleizier te doenstelde de moeder voor. „Ik zou zoo heel gaarne zien, dat Line hier met genoegen was, want het zou voor hare ouders zooveel waard zijn, als zij wat sterker werd." Victor's moeder behoefde er nu niet veel meer bij te voegen, want Vic was een lieve jongen, die alles over had voor zijne mama. Hij vertelde haar nooit dat hij haar zoo lief had, maar hij toonde het door daden en zoo ook nu: toen hij zonder iets te zeggen zijne armen om haar hals sloeg en haar een hartelijken kus gaf, wist zij dat hij stellig plan had om altijd zoo goed mogelijk met Line te spelen. „Maar 't is toch wel jammer dat ze geen jongen is," zeide hij. „Ja," hernam de moeder, hare schouders ophalende, „maar hoe ouder ge wordt, mijn jongen, destemeer zult ge zien dat het in het leven maar zeer zelden precies zoo gaat als wij het gaarne zagen, 't Is daarom dus altijd het beste, om de dingen maar te nemen zooals ze zijn. Hij is het gelukkigst, die den besten kant van alles weet op te zoeken." „Welja, wie weet of die Line niet wel een goed meisje is, misschien houdt ze wel van jongensspelen en ...." begon Victor. „En anders houdt mijn Vic voor dien korten tijd dat zij hier is, maar eens meer van meisjesspelen," vulde mevrouw Vorster aan. ,,Meisjes spelen toch niet uitsluitend met poppen," zeide zij, „ze houden ook wel van legkaarten en bouwdoozen, van boeken en allerlei loopende spelletjes." „Och, het zal zich wel schikken, mama," zeide Victor, weer naar den tuin gaande. Hij had vast besloten dat het zich goed schikken zou. Het zou zijne moeder pleizier doen, als hij zich veel met het nichtje bemoeide, en dus dat zou hij doen, al had hijzelf dan ook minder pret, terwijl zij er was. Melk Drinken. Eindelijk brak de dag aan, waarnaar Line zoo verlangde, de dag namelijk waarop zij naar buiten zou gaan. Victor verlangde er volstrekt niet naar, maar hij stond toch op het plein voor het huis om te wachten op de aankomst van het rijtuig. Daar kwam het aan. De koetsier legde de zweep neer, het portier werd geopend en Line stapte er uit, tot Victor's groote verbazing zonder poppen. Hij had zich voorgesteld dat zij een bakerkindje op schoot zou hebben en op iederen arm een grootere pop, en zie, daar stond ze er nu zonder. Dat vond Victor al heel vreemd. „Waar zijn je poppen?" vroeg hij. „Poppen?" herhaalde Line. „Och," zeide zij, „die heb ik maar niet medegebracht. Ik kom hier om buiten te loopen, niet om met poppen te spelen." „Zoo," dat was alles wat Victor zeide, maar hij dacht: „Line schijnt dan toch nog al niet zoo heel laf te zijn." Zijne moeder knikte hem even lachend toe; zij wist wel wat Victor dacht. Het duurde niet lang of Vic ging met zijn nichtje naar buiten om haar alles eens te laten zien , en hij had er waarlijk! veel meer pleizier aan dan hij zich had voorgesteld, want hij zag dat hij toch wel goed met Line kon praten , al was zij een meisje. „Er is met zoo'n meisje toch meer aan te vangen dan ik meende," zeide Victor des avonds tegen zijne moeder. „Kom, dat doet mij pleizier," antwoordde deze, en werkelijk was zij er recht blij om, dat de kinderen het samen goed konden vinden, want ze was bang voor kibbelarij en gehakketak. „Ja, ze schreit niet als ze zich eens zeer doet en ze speelt niet met poppen, dus ze is veel beter dan andere meisjes," verklaarde Vic. Line was dien avond maar niet uitgepraat over al de pret, die zij hier al gehad had, en ze kon bijna niet slapen van opgewondenheid. „Die Yic was zoo'n lieve jongen, vond zij, „en de bloemen roken hier zoo lekker en het buiten was zoo prachtig en er waren zoovele kapellen, o, t was hier alles even verrukkelijk." „En morgen, morgen gaan we met den ezelwagen rijden," vertelde Line nog toen hare oogjes al dicht waren; en ze droomde den geheelen nacht over de nieuwe pret, die haar wachtte. Al vroeg was zij den volgenden morgen op, maar toch niet zoo vroeg als Vicitor, want toen Dirk, de knecht, Line een groot glas nog warme melk gebracht had en zij bezig was dat op te drinken, zeide Victor: ,,ik heb mijn melk al op, Line." „Zoo?" zeide Line. „Ja," knikte Victor. „Weet je," zei hij, „ik ga eiken morgen met een glas naar het land en dan drink ik de melk daar zoo warm op." „Bij de koeien?" vroeg Line. _ _ „Ja," antwoordde Victor en dacht: „wat zou Line bang zijn, als zij eens bij al die koeien was," maar neen: Line zeide: „hé, dat is prettig. Mag ik eens met je meegaan, Vic? „Jij meegaan? Naar het land? Bij de koeien? Ben je daar dan niet bang voor? vroeg hij. „Neen, ze zullen mij niet opeten, denk ik," lachte Line. _ „Die Line is een ferme meid," dacht toen Victor en zeide: „maar, Line, je moet heel vroeg opstaan, als je mede wilt gaan. „Dat is goed," antwoordde Line, en jawel: ze stond den volgenden morgen al kant en klaar te wachten, toen Victor beneden kwam. Nu flink opgestapt," zeide Victor, en zette het op een loopen, zoo hard dat Line hem met kon bijhouden. „Geef mij maar een hand," zeide hij, maar toen hij zag dat zij toch onmogelijk zoo hard kon draven als hij gewoonlijk deed, liep hij maar een beetje zachter. Het komt stellig omdat je een meisje bent," merkte hij aan. ,,Neenzeide Line, „als ik even oud ben als jij, zal ik ook wel zoo hard kunnen loopen. Maar vind ie 't erg vervelend, Vic, om zachter te loopen?" ^ Och neen, 't kan mij niet eens zoo heel veel schelen," zeide Victor en vertelde, tot Lines bliidscha'p: ,ik ben blij dat je hier bent en we zullen samen veel pleizier hebben. Eerst vond ik iet zoo naar dat'ge zoudt komen, want ik dacht dat meisjes altijd dadelijk schreiden, maar dat valt mij nu incdc 11 Z0° Cr° /k Schrei bijna nooit," verzekerde Line, maar nu waren ze bij het land en dus praatten ze hier niet verder over. De melkers hadden hunne emmers al bijna vol en ze vulden spoedig de glazen van Victor en Line. „Wel, zoo, jongeheer, heb je een zusje gekregen?" vroegen ze aan Victor. Neen, dat is mijn nichtje Line," zeide Victor. Zoo, zoo, nu die moet maar veel melk drinken," vond de boerenknecht. „Daar word je gezond en sterk van'," zeide hij tegen Line, en wilde haar nog een tweede glas geven, maar ze had genoeg aan een. ARME piNE ■t Was dus mooi weer en lange dagen tusschen den neef en de nicht. Dat zegt men wel eens, t aus m & Qt hoe kn Line daar bmten waS) als alles zoo heel goed gaat En hier gmg het zoo nee g , 6 ^ de r: gebeurde zock^ ^ Qroot üen jmr ond en wj gelegeDhe,d Ta„ d,en dubbelen verjaardag werd er een groote verjaarpartij gegeven aan alle kennisjes. Victor en Lise waren er ook gevraagd en gingen er natnnrlijk heen. Ze hadden er beiden evenveel lust aan, geen wonder. 7Z r £££ i"- - —r veloeinède en velerlei speelgoed; men deed allerlei aardige en nieuwe spelletjes; vruchten gebak en aangestoken, klonk er een luide gü door den tuin, een gil, die iedereen hard deed loopen naar kant, van waar die angstkreet was gehoord. „Wat is er?" :ae?^vtTw,0arP Wat?" vroeg de een aan den ander, maar ieder wist evenveel en daarom k0n "t^rtsT^tfr wist wat er gebeurd was. Hij verbeeldde zich dat hij l.„r zoo bad hooren gillen en daarom had hij nog eens zoo hard geloopen als anders, en ja, daar zag h,j zijn ni J staan met de banden voor de oogen. ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ Het „as yI0T0E net alsof hij ook pin fa zijne oógen voelde, zooveel medelijden had hij niet Line en zacht sloeg hij zijn üij ook pyii j & . w scheelt er toch aan? arm om haar hals en zeide: „arme Line, üeb je zoou pj • doch deze gaf hem ook geen Antwoord. Wkx» zeidf tegen I». och I» het sp* mizoo vrees^» * ben zoo bang dat papa.... want papa is zoo vreeselijk drütig.... en .... om b b- mt::trden;boog, _ «. 3 Uj was tang dat WlS>.° küêrren zou krijgen. Nauwelijks had hij dat gedaan of daar kwam W.llem's vader aan met vele anderen. „Wat is er?" vrceg deze en trok de handen van Liira voor haar gezicht weg. Haar oog was al geheel rood. Victor , die schreien zulk laf werk vond, moest gauw even zijne tranen afvegen, zoo speet het hem dat Line zoo'n pijn had. „Arme, arme Line, zeide hij zacht. „Maar hoe komt dat?" vroeg de heer de Groot. „Willem had stilletjes zijn boog uit het koetshuis gehaald en schoot mij in het oog, begon Line. Ze wilde er nog meer bijvoegen, maar voor zij nog goed had uitgesproken, had de arme jongen al een paar ferme klappen om zijne ooren van zijn driftigen vader. Er rolden een paar groote tranen langs Willem's wangen, toen hij zich omkeerde en wegsloop. Victor volgde hem. „Ik kon het heusch niet helpen," zeide Willem tegen zijn vriendje. „Neen, natuurlijk. Wie zou met opzet iemand pijn doen," antwoordde Victor; „maar, zeide hij, ,,'t is leelijk van Line , dat zij het vertelde. Ik dacht dat zij bijna net zoo goed was als een jongen, maar dat is lang zoo niet, hoor! Een jongen zou zoo iets niet hebben gedaan. ^ „Dat geloof ik ook niet," hernam Willem, „en hoe jammer, nu is al de pret op eens voorbij.' Ja, dat was zoo. De dag, die zoo vroolijk begonnen was, eindigde al heel treurig. De lichtjes werden wel aangestoken in de gekleurde ballons, maar de vroolijkheid was verdwenen. Line werd dadelijk met rijtuig naar huis gebracht; zij had veel pijn aan haar oog, maar wat haar misschien nog meer verdriet deed dan de pijn was, dat Victor, toen hij 's avonds thuis kwam, tegen haar zeide: „Line, ik houd niet meer van je, want je bent een klikspaan. De arme Line ! ze was nu waarlijk wel te beklagen, want wat een verandering gebeurde er toch niet met haar in een zoo korten tijd. Letterlijk alles was veranderd, en waarlijk niet verbeterd. In plaats van prettig buiten te loopen — nu stilletjes thuis blijven in een half donkere kamer. In plaats van rond te kijken, nu een compres op de oogen. In plaats van — en dat was verreweg het ergste, vond Line een aardigen, vroolijken speelmakker , nu een neef, die bijna geen woord meer tegen haar sprak en altijd even kortaf antwoord gaf als ze hem iets vroeg. O, Line voelde zich over dat alles zoo diep ongelukkig, dat ze telkens schreide als ze er weer goed over nadacht. Dat was natuurlijk niet best voor hare oogen en als de dokter 's morgens kwam, zeide hij altijd: „Line, vooral niet schreien, hoor, want dan kan ik je niet beter maken. En als hij dan wegging en haar een hand gaf, vroeg hij weer: „nu, dat is dus afgesproken, niet waar? Geen enkele traan van daag." Line beloofde altijd haar best te zullen doen, maar als zij dan op de canapé stil lag met de oogen dicht, ging hare moeder wel eens de kamer uit, denkende dat Line sliep, en dan lag Line na te denken over alles wat er gebeurd was en dan kwamen er weer van zelf tranen in de oogen. „Had ik toch maar niet geklikt," dat was het wat Line gedurig dacht en ze kon zich nu bijna niet begrijpen waarom zij het toch ooit in haar leven gedaan had. Dat was stellig, ze zou het nooit, nooit weer doen. Ze begreep nu heel goed hoe leelijk het is. j^ET y^LFSCHEID. „Maar, lieve Line, schrei toch niet altijd," ried hare moeder, die haar weer zoo bitter bedroefd vond. ',',Zie," sprak deze, „het is eigenlijk zoo heel erg niet met uw oog. De dokter zegt, dat het binnen eene maand weer zal zijn alsof er niets gebeurd was. En dan, ge hebt er weinig pijn aan, dus doe mij nu het genoegen en verzet u een beetje tegen dat verdriet." „Och, maar ik denk niet aan mijne oogen," verzekerde Line, „het is maar mama het spijt mij zoo, dat ik niet beter naar uw goeden raad heb geluisterd. Ik heb weer geklikt en nu houdt niemand meer van mij. Victor niet en de anderen stellig ook niet." De moeder schudde het hoofd eens. „Maar wat hebt ge dan toch eigenlijk gedaan?" vroeg deze. Zij wist wel wat er gebeurd was, maar niet precies hoe het gekomen was. „Och," vertelde Line, „ik liep met Willem naar het koetshuis, daar hing iets aan een spijker. Ik vroeg: „wat is dat?" en Willem zeide: „dat's een boog. Daar kan ik heel ver mede schieten, maar papa heeft hem mij laatst afgenomen en zoo hoog opgehangen, omdat ik op een kip wou mikken." „En toen nam Willem hem toch?" vroeg de moeder. „Ja, en raakte mij," vertelde Line verder, „maar ik had daarom niet behoeven te zeggen dat hij het gedaan had. O, mama, mama, het spijt mij zoo." „Het spijt mij ook erg dat ge pijn hebt, mijn kind," zeide de moeder, „maar als ge daardoor werkelijk genezen zijt van een leelijk gebrek , dan zou ik mij verheugen over dit ongeluk, want de dokter heeft mij nog hedenmorgen gezegd dat uwe oogen al weer begonnen te beteren." Eenige dagen na dit gesprek ging Line weer met hare moeder naar haar eigen huis terug. Nu Line toch niet buiten mocht loopen in het zonnelicht, dacht men dat het beter voor haar was in huis, waar ze met hare jongere broertjes en zusjes kon spelen. Daarbij tante kreeg het druk, want zij moest zorgen voor de uitrusting van Victor. Er was eensklaps een plan opgekomen, dat deze een zeereisje zou maken met een oom van hem, die koopvaardij-kapitein was. Hij kon dan eens zien hoe het zeeleven hem beviel. Men kan nagaan hoe druk Victor het had, hij liep heen en weer om er iedereen alles van te vertellen en moest bedenken, wie voor zijn tuintje, zijne duiven en konijnen zou zorgen en aan wien hij de bijzondere zorg voor zijn ezel zou opdragen. Door al die beredderingen dacht bij geheel niet aan Line, maar deze betreurde het zooveel te meer dat Victor haar niets van dat alles kwam vertellen. Op den dag dat ze wegging, was ze bitter bedroefd, en al zei tante ook: „het volgende jaar vooral terugkomen, Line," zij dacht maar aan al wat er gebeurd was. „Victor, ik zal nooit in mijn leven weer klikken," zeide zij met bevende lippen. Maar Vic hoorde het niet, want hij keek meer naar de paarden en den koetsier dan naar zijn nichtje. „Vic, Line zegt je vaarwel," zeide zijne moeder. „O, zoo, dag Line," riep hij. „Beterschap met je oogen, hoor." En toen reed het rijtuig weg en kort daarna verliet Victor ook de ouderlijke woning om met zijn oom ver weg te varen. De JZERJAAi^DAG. „Zoete Line, zoete Line," riepen de papegaaien, die in een kooi voor het bed van Line stonden en daardoor werd het meisje wakker en keek eens om zich heen. Ze had zoo vast geslapen, dat ze eerst niet eens recht begreep waar ze was. Zoodra ze echter de papegaaien zag, wist ze weer heel goed hoe prettig alles nu weer was en hoe'n gelukkigen dag ze gister had. Het was nu al een jaar geleden sedert dat ongeluk en hare oogen waren al lang geheel beter. Line was in dat jaar dikwijls in de gelegenheid geweest om te klikken, maar ze had het nooit weer gedaan. Als ze soms al op haar tong had om te zeggen: „dat deed deze of die," dan bedacht zij zich nog en hield zich stil. „Waarom anderen verdriet te doen?" dacht zij dan en begreep nu volkomen dat men zeer goed de waarheid kan spreken, zonder alles aan te brengen. Iedereen verheugde zich over die verandering en dikwijls zeide men: „wat is Line nu een lief meisje." Maar Line dacht altijd: „Vic weet er niets van dat ik mij veranderd heb en hij denkt altijd nog dat ik een klikspaan benen die gedachte was natuurlijk niet zoo heel prettig, want het is zoo heerlijk als iedereen veel van ons houdt. Maar Victor was ver weg en kon er dus niets van weten, zooals Line meende, want zij dacht niet aan de brieven, die zijne moeder hem schreef, en juist in die brieven stond het te lezen, hoe Line zich veranderd had en hoe ze nu nooit meer klikte. „Dan is toch een meisje weer beter dan ik dacht," begon Victor te gelooven, want hij was oud genoeg om te weten, dat er vrij wat inspanning en goede wil voor noodig is om zich een slechte gewoonte af te leeren. „Ik ben toch eigenlijk al heel onaardig tegen Line geweest," bedacht Victor toen, en dat was ook zoo. Al had Line geklikt en al was dat ook nog zoo leelijk, Victor had toch, vooral toen ze zoo'n pijn had, wel wat medelijden met haar mogen hebben, en hij nam zich dan ook vast voor om vrij wat aardiger tegen Line te zijn, als hij weer thuis was en zij weer kwam logeeren. „Goe-jen-dag, goe-jen-dag," klonk het hem op eens in de ooren, terwijl hij op het dek heen en weer liep. „Wie roept dat?" vroeg hij. 't Was zoo'n vreemd geluid. „Deze hier," antwoordde de stuurman en liet hem een koperen kooi zien, waarin twee papegaaien zaten, die hoe langer hoe harder „goejendag" riepen. „Ze kunnen alles leeren zeggen," vertelde hij. „Hé, ik wou dat ik die vogels had," zeide Victor. „Ze zijn te koop," antwoordde de stuurman. Victor deed een bod en zie! daar waren de vogels in zijn bezit. Nu leerde de stuurman hen nog eenige woorden en onder anderen ook op Victor's verzoek: „zoete Line." „Dat zal Line aardig vinden," dacht Victor. Hij had geen plan ze haar present te geven, maar toen hij thuis kwam, was het juist haar verjaardag. Ze werd elf jaar. Gewoonlijk kreeg zij wel het een en ander op dien dag, maar niet altijd dachten al de ooms en tantes er aan. Dit jaar echter waren ze allen zoo blij dat het zoo goed was afgeloopen met de oogen van Line ze hadden er zich zeer ongerust over gemaakt — dat iedereen kwam om haar te feliciteeren. En natuurlijk bracht ieder een present mede. Oom Hendrik zond een heele groote bal, en tante Jane bracht een ketting. Nicht Marie gaf mooi ingebonden sprookjes en neef Jan , de officier, zeide: „Line , ik heb nog een groot ouderwetsch horloge, dat goed loopt. Kunt ge dat misschien als klok vooi de poppenkamer gebruiken?" „Dol graag," antwoordde Line, maar ze had haast geen tijd om er voor te bedanken, want daar kwam al weer een ander nichtje met een beeldige groen fluweelen ceinture voor de pop, eigen werk, en de klerk van het kantoor die een vers had gemaakt en een prachtige roos bracht. En toen kwam Victor met een waaier, die hij in Indië voor haar gekocht had. Hij had de vogels in de hand, die wilde hij laten bekijken, maar toen hij zag dat Line daar veel meer naar keek dan naar den waaier, vooral toen de dieren uit alle macht riepen: „zoete Line, gaf hij die ook maar aan haar. „O, Victor, hoe prettig," riep Line, maar daar werd zij bij de schouders beetgepakt door naar peetoom" '„Line," zeide deze, „er is een knoopje van mijn manchette afgegaan. Naai er dat eens even aan." _ _ 1 Dat was niet prettig, maar Line haalde toch spoedig haar werkdoosje en deed wat oom verlangde. „Knap,'' zeide deze, „nu hebt ge dit verdiend," en hij gaf Line een goudstuk, waar zij zichzelve iets moois voor mocht koopen. En zoo ging het dien geheelen morgen maar verder door. Line kreeg nog een boek en nog vele andere zaken en de dag vloog om onder allerlei genoegens. En toen ze eindelijk, vermoeid van de pret, ging slapen, zette de moeder al de presenten op een tafeltje voor haar bed. „Dan ziet Line ze moigen dadelijk weer," dacht zij. . Wij weten het al dat de papegaaien haar wakker riepen, maar wat we nog niet weten is dit: dat namelijk Line maar heel eventjes naar al hare schatten keek, omdat zij zich zoo haastte om op te staan, want toen ze "s avonds naar bed ging had Vic gevraagd: „Line, ga je morgen weer mee naar het land om melk te drinken?" „O ja, ja," zeide Line, „heel graag." 't Was een bewijs dat Victor niet meer dacht aan wat er gebeurd was en dat alles dus nu niet alleen vergeven, maar ook vergeten was.