k2143. fli ! É Drie woordjes van drie letters: HAM, SAI, DOI. HAM. Een kleine jongen en een vet varken. Ze staan daar allebei, alsof ze zicli niet durven bewegen. Dat komt omdat de jongen naar een klein torretje kijkt, dat liij graag- zou willen vangen, en dat maar niet wil gaan zitten, en omdat liet varken slaperig- is van liet vele eten, dat liet gedaan heeft. Zijne oog-en vallen bijna dicht van de slaperig-lieid. Het arme dier behoeft niet veel anders te doen dan eten. »Slobber, maar, slobber maar," zegt de boer, als hij zijn grooten trog- met warm gekookte aardappelenschillen en karnemelk vult. Hij heeft gaarne dat zijne varkentjes g-oed groeien, » want," denkt liij, »dan krijg ik in den winter een goeden voorraad spek en worst en hoofdkaas, en wat nog- het beste van alles is, lekkere ham." Eens kwam er een man, die het heel jammer vond, om zijn varken op te eten. »Ik zal het lieve dier kunstjes leeren," zeide hij „en dan op de kermis laten bekijken." Zoo gezegd, zoo gedaan. Toen het kermis werd, en het scherm opging-, zag- men eerst het varken op de ton loopen, daarna touwtje springen, eene buiging maken en eindelijk zelfs op de wip staan. Er was muziek bij en daarom hoorde men niet of het dier knorde, maar ieder dacht dat hij wel liever bij zijn trog- was gebleven. SAM. Dat is nu Sam; hij heet eigenlijk Samuel, maar ieder noemt hem Sam. Het is een aardige, vroolijke jongen, maar hij houdt heelemaal niet van leeren. Hij zou het liefst boer worden, en gebruikt elk oogenblikje, dat hij vrij is, om te graven en te spitten. Altijd heeft hij het een of ander plan. Nu wil hij op dat kleine pleintje wilde kastanjes zaaien, en hoopt dan het volgende jaar, op een bankje, onder de schaduw van zijne boomen te kunnen zitten. Het zal echter nog wel wat langer duren, voordat de boomen groot zijn, doch dat is niets. Als ze maar komen! Nu wie weet? In elke kastanje zit de kiem van een nieuwen boom. DOM. »Hoog*, Azor, hooger," roept Annie, en houdt een stukje beschuit in de hoogte. Zij heeft eens in een spel op de kermis een hondje, dat bijna sprekend op Azor geleek, een hoogen sprong zien maken, en meent nu dat haar hond dat ook wel zal kunnen leeren. Maar de oude Azor is dom; hij begrijpt niet eens goed wat zijn meesteres van hem verlangt, en blijft stil op zijne achterpooten opzitten. Dat is de eenige kunst die hij leerde, toen hij jong was, en verder zal hij het nooit brengen. » Och, dom dier, spring dan hoog, mooi," herhaalt Annie, maar eindelijk geeft zij den moed op, en laat haar arm zakken. »Misschien," zeide zij toen, »ben jij ook wel een beetje oud en stijf voor zoo'n sprong." Azor was blij en sloop dadelijk naar zijn mandje. Hij was moe geworden, en legde den kop op zijne pooten, van plan om een beetje te slapen. „Waarom laten de kinderen mij niet met rust?" dacht hij, want daar hij niet hield van kunstjes, begreep hij ook niet wat anderen daaraan hadden. Drie woordjes van vier letters: HOID, ROND, HAM. HOND. Het is zomer, Wij zijn op het land, waar het gras gemaaid is, en nog op hoopen ligt om droog te worden. Als het groene gras gedroogd en geel geworden is heet het hooi, dat in den winter door het vee wordt gegeten. De koeien houden meer van gras, doch als er op het land niets meer groeit, eten ze met smaak hooi in de warme stallen. In de verte zien we de dorpskerk, en de boerenplaats, waar het hooi naar toe gebracht moet worden. De herdersknaap blaast op zijn hoorn; dat schijnt hij zelf heel pleizierig te vinden, maar het maakt den hond erg ongeduldig. Ten eerste houden de meeste honden volstrekt niet van muziek — sommige janken er zelfs bij, alsof de klanken hun pijn doen — maar dan ook nog wilde Cesar veel liever draven door het hooiveld. Hij kijkt om en om, alsof hij vraagt: »kom, is het deuntje uit?" en bromt af en toe tusschen de tanden van loutere ergernis, maar het helpt hem niemendal. Eerst blaast de herder: al mijn eendjes zwemmen in het water, falderalderire, falderalderare," daarna: „Al is ons prinsje nog zoo klein, hij zal toch eens stadhouder zijn," en toen het vlaggenlied, het koningslied; en alles wat hem in de gedachte komt. Het eene is nog niet uit, of het andere begint al weer. Eindelijk kan Cesar het niet langer uithouden en sluipt heen. M ^ B I II IJ | 1 ) a 3 \ É ROND. Het graan is rijp en overal in het rond zijn schooven saamgebonden. »Als er nu maar geen regen komt!" zegt de eigenaar van het koren, en kijkt telkens naar de wolken. Een kléin los buitje zou zooveel kwaad niet doen, maar door een stortbui valt het zaad uit de halmen, en dan gaan er heel wat korreltjes verloren. En als eens overal de geheele oogst vernield werd, zouden wij g*een boterhammen kunnen krijgen, want dan zou de molenaar geen meel kunnen malen, en de bakker dus niets kunnen bakken. Dat zou er slecht uitzien. Dus wolkjes, drijft maar spoedig voorbij. We kunnen geen regen gebruiken, voor de oogst binnen is. HAND. »Komt schaapjes, vlug- wat, de herder heeft zijn hoorn nog- steeds in de hand, en blaast zijn wang-en bol. Hij vindt dat wel prettig*, doch doet het niet yoor zijn pleizier. Hij moet dat doen om de schapen bijeen te krijgen. Deze grazen in den omtrek, en dwalen wel eens wat ver af, als zij op de bergen zoeken naar de grassen en kruiden, die zij het lekkerste vinden. Zij kennen echter het geluid van den horen, die hen waarschuwt als het tijdis, om thuis te komen, en niet lang heeft het herdertje geblazen, of hij hoort al het bekende me, mê, of bê, bê van de vlugsten, dat spoedig gevolgd wordt door de komst der achterblijvers. De deuren van de schaapskooi zijn open; ze stappen naar binnen, en als de herder ze geteld heeft, en weet dat ze niets meer noodig hebben, sluit hij hen op, en gaat zelf ook rusten, tot den volgenden morgen, In de schaapskooi zijn ze veilig, daar bestaat geen gevaar dat ze in een sloot zullen loopen, alleen ze hebben er soms wel wat te weinig plaats, want de menschen vinden, dat er veel makke schapen in een hok gaan. Me woordjes van vijf letters: ERNST, KOTST, ANGST. ERNST. Dat is de jongeheer Ernst, die een wandelingetje gaat maken in de armen van Mieken, de Noord-Brabandsche kindermeid. De zon schijnt niet, en daarom behoeft de kleine jongen zijn hoed niet op te hebben ; dat bevalt hem best, en dat doet Mieken ook pleizier, want Ernst schijnt niet van een hoed te houden, en draait dus altijd net zoolang met zijn hoofd, tot de hoed op den grond ligt. Nu is hij in zijn schik, bloot hoofd, bloote knieën en armen, alles even koel en frisch. Hij juicht dan ook van genot, en luistert maar half, naar wat Mieken hem vertelt. Hij kan het dan ook heelemaal nog niet begrijpen. »Kijk," zegt ze, „daar is de boer aan het ploegen, en ziet Ernst wel hoe flink het paard trekt? Als Ernst groot is, gaat hij ook mee naar het land. Zal mijn jongetje dat prettig-vinden? Neen? nu blijf dan maar bij Mieken. Waar kijkt Ernst nu naar? Wil ik het eens raden? Misschien wel naar dat huis daar ginds, met het roode dak er op, en dat hek er voor? Daar woont de boer, keesboer die de koeien heeft welke zulke lekkere melk geven, waar onze lieve kleine jongen zooveel van houdt," en Mieken begon even te zingen: »melkje van de bontekoe. . . . Zoo doet mijn kindje de oogekens toe, bontekoe, bontekoe... ." iflSi j [ | I 1 I \ I ►'•TB KUNST. „Ha!" riep Ernst op- *i eens, en Mieken, die stilletjes pratende en zingende voortliep, keek om zich heen. „Ja, dat is aardig" zeide zij, „daar rijdt Flip heen, hij kent de kunst van paardrijden. Kijk eens aan, daar zit hij, zonder zich vast te houden, en zonder zadel, net zoo gerust alsof hij bij zijn moeder thuis was. Zal Ernst ook zoo mooi leeren rijden? maar dan moet hij zijn hoed nooit weer afgooien, en altijd heel zoet zijn. Wat ziet Flip er grappig uit met dat roode buisje aan, die blauwe broek, en den hoed diep in de oogen gedrukt. Het paard zou wellust hebben aan een hapje gras maar hij moet nog een poosje wachten.' ANGST. Terwijl Mieken naar Flip keek, en over hem praatte, zoolang- zij hem zien kon, gebeurde er iets heel kluchtigs. Een troepje ganzen namelijk, opgejaagd door een hond, kwam snaterend, en met de koppen vooruit g-estoken, op haar en Ernst aang-estoven. Ernst lachte eerst, doch gaf toen een gil van angst. Hij vond die vertooning' bepaald een beetje griezelig. Mieken wist echter wel dat ganzen veel bombarie maken, doch dat ze geen kwaad doen, en ze stelde den kleinen jongen dus gerust, door hem heel en al in hare armen te nemen en zoo op een drafje met hem voort te loopen, totdat er van de ganzen niets meer te hooren of te zien was. Toen zette ze Ernst naast zich op het gras, maakte een krans van bloemen voor hem, en vroeg-: „wil Mieken nu eens vertellen van de drie eendjes?" maar het was al te laat, en daarom voegde zij erbij: »o neen, we gaan op een draf naar huis." Zij liep wat ze loopen kon, en toen was het jongetje spoedig bij zijn moeder, die de melk al voor hem gewarmd had. Dat beviel Ernst nog heel wat beter dan alle vertellingen. VEEL PLAATJES — WEINIG PRAATJES. Mooiste Prentenboeken voor Harteliefjes en Hartediefjes kook A N T. L. DE R O P. In bovenstaande Serie zijn verschenen: i. in bosch en velt). , vi. wie is het lieeste. ii. in wei en woud. j vii. bij de hoeve. \ iii. in stad en dorp. viii. veel gelijk. ^ \ Hei zipl de beste iv. in hop en huis. fl \ geven y~ KI Deze nieuwe serie van prentenboeken met j jj! tekst van Ag at ha, zijn op eene nieuwe /ml en aardige wijze uitgevoerd, die stellig voor / jl kinderen zeer aantrekkelijk is. In ieder der / B vijf soorten zijn negen verhaaltjes met negen I tl gekleurde plaatjes. J K Prijs 40 oents per stuk. / B I. Land en water. / Jjj b II. De gele vogeltjes. I / Ijl III. Pret, pret, altijd pret. A /v « IV. Regenboog en Zonneschijn. jj lil jll V. Het Visschertje. \ DE ROP'S Allerlei in bont gekleurde Rij. 3 deeltjes ieder met 8 plaatjes. Prijs ƒ 0,65 per deeltje. IN 'T VRIJE VELD. INHOUD : Verdwaalde Lam. In den Winter. In Hooimaand. Naar Tante. Oogsttijd. Daar komt Vader, s Avonds. Zondag-morgen. ZONNIGE DAGEN i inhoud: Aan 't Strand. Op de Markt. Oogen-warmen. De Hengelaar. Eet smakelijk. Een blijde brief. Een talrijk gezin. Twee zwartjes. WOL EN DONS. inhoud: De Olifant. Mooie vogels. Vogel Struis. Aan den Vijver. Edelhert. Eenden. Schaap en Bok. De trouwste vriend. Voor kindoren van 6—12 jaar. AGATHA, MIJN LIEVE POP met 16 gekleurde plaatjes DB ROP, MEIBLOEMEN » HULSTBESSEN > LENTEGROEN met 32 plaatjes . KLAVERBLOEMEN met 32 plaatjes Prijs ƒ 1.60 Prijs J Vrij# / I.W» Prijs ƒ 1,60 Prijs / I.«0 L. J, TEEN UIT GE-Y EK AMSTERDAM. i