Ki 215T STEENDRUK V. HAR MS & Ceen uur langer zult wegblijven," zeide het dier en liet er heel langzaam op volgen: »het zou mij het leven kosten." Elsje beloofde het, nam afscheid, ging te bed, draaide den ring driemaal om en ontwaakte in haar vaders huis. Dat was een vreugde! Aan bel praten en vertellen kwam geen einde. De uren, de dagen, ja zelfs de weken vlogen zoo om, dat het scheen alsof Elsje er pas was, toen de tijd van vertrek al weer aanbrak. »Dit is de laatste dag," zeide Elsje, denkende aan hare belofte. »Kom, kom, wij kunnen je nog niet missen," zeiden allen, en ze haalden Elsje over om althans nog een paar dagen te blijven voor een groot afscheidsfeest. Mooi Elsje aarzelde. »Ik heb zoo stellig beloofd terug te komen," zeide zij. »Nu ja, maar deze enkele dagen nemen wij voor onze rekening," heette het en zoo bleef Elsje nog over den vastgestelden tijd en verschoof haar vertrek gedurig nog een dag. Eens op een nacht echter droomde zij dat zij weer in bet kasteel hij het monster was. Zij wandelde in den tuin en daar lag het dier stervende. »Uwe ondankbaarheid heeft mij gedood," zeide hij en stierf. Bitter schreiende ontwaakte Elsje. »Zou hij sterven? en dat door mijn schuld? hoe vreeselijk," riep zij uit en op eens bedenkende wat hij baar van den ring gezegd had, draaide zij dien driemaal om en sliep weer in. Den volgenden morgen was zij weer in het haar welbekende paleis. De aapjes deden weer dienst, maar zagen er treurig uit. Alles was in orde, evenals altijd, maar het was Elsje net alsof alles er veel somberder uitzag dan gewoonlijk en zij begon geducht te verlangen dat het acht uur zou zijn. Van zes uur af aan zat zij al te luisteren of het monster haast zou komen. »Ik zal hem alles vertellen," zeide zij, en ze keek gedurig naar de klok. Het scheen wel dat de wijzers stil stonden, zoo langzaam ging de tijd. ■ Eindelijk, eindelijk, daar was het acht uur. Elsje hield haar adem haast in om te luisteren, maar hoe zij ook haar best deed om de welbekende, zware voetstappen te hooren — alles bleef doodstil. Het was nu al tien, een oogenblik later al twintig minuten over achten en nog kwam hij niet. liet werd Elsje angstig te moede. * Als mijn droom eens waarheid was," begon zij te vreezen en zoodra zij dat bedacht, had zij geheel geen rust meer. Zij zette haastig een hoed op en holde, door hare aapjes gevolgd, den tuin in. Eerst zag zij niets, maar eindelijk onder den rozenstruik, daar lag hij — dood, zooals zij meende. Hij was echter nog niet geheel dood en toen zij hem wat water uit de nabijzijnde fontein in het gezicht had gesprenkeld, opende hij zijn oogen. »Dank voor uwe terugkomst," sprak hij met zachte stem, »maar ik sterf, ik kan zonder u niet leven, vaarwel," en zijn oogen vielen toe. »Neen, neen, sterf niet. Blijf leven, ik wil uw vrouw worden en altijd, altijd bij u zijn," zeide zij snikkende en boog haar hoofd over hem heen. Zij was niet meer bang voor hem, en ze had maar één angst — dal hij namelijk sterven zou. Ze bespeurde nu dat ze zooveel van hem hield, hij was zoo goed. Terwijl ze zoo over hem heen gebogen was, hoorde zij op eens achter zich muziek en zag zij een schijnsel van licht. Zij keek om en daar was de geheele tuin als in een zee van licht, aan alle takjes hingen lampions, die helder brandden, daar er geheel geen wind was. »Hoe mooi!" riep Elsje verrast uit. »Vindt ge t mooi? vroeg haar iemand, en daar zag zij een wonderschoonen prins, gekleed in de uniform van liet monster. Hij nam haar bij de hand en zeide: nu zullen wij bruiloft vieren." " ^ begrijp er niets van, dacht Elsje en zocht met hare oogen het monster, dal zij nergens zag. »Ge zult tevergeefs zoeken, sprak de prins lachende, »ik ben of liever ik was het leelijke monstei, dat gij gekend hebt. Een booze toovenaar had mij die afschuwelijke gedaante gegeven, en niet voordat eene dame kon besluiten om met mij te trouwen, kon ik mijn vorig figuur terugkrijgen. " Dat is nu gebeurd, en als gij niet van besluit verandert, zullen we dadelijk trouwen. Mooi Elsje veranderde niet van besluit, zij had geen berouw over hare keuze en dus werd het huwelijk spoedig voltrokken. De vader en de broers verheugden zich zeer in Elsje's geluk en de zusters ook, »maar hadden wij alles geweten," zeiden zij, »dan zouden wij liever zeiven zijn gegaan, in plaats dat onze lieve jongste zuster aan zooveel gevaar werd blootgesteld." En dit verzekerden zij zoo dikwijls, dat er wel niemand was, die hel niet geloofde.