GOEDE LECTUUR voor ernstige en degelijke gezinnen vindt men in: MIJN BIBLIOTHEEK ONDER REDACTIE VAN J. C. W I R T Z C Z. TOT HEDEN VERSCHENEN IN DEZE BIBLIOTHEEK: Gebonden. No. 1. J. L. F. DE LIEFDE, Een zomer aan zee, 4e druk f 2.40 No. 2. W. G. VAN DE HULST, Niek v. d. Bovenmeester, 5e druk - 2.40 No. 3. ALETTA HOOG, Van een eenzaam, klein meisje, 2e druk - 1.75 No. 4. J. L. F. DE LIEFDE, Bruno van Joop, 4e druk - 1.75 No. 5. BART VAN DE VELUWE, Een stoel van goud, 2e druk - 1.50 No. 6. ALETTA HOOG, Een Hollandsch meisje in Amerika, 2e druk - 1.75 No. 7. J. M. WESTERBRINK—W1RTZ, Zwak en toch machtig - 1.50 No. 8- J. L. F. DE LIEFDE, Het lichtje in de verte - 1.50 No. 9 W. BLOMBERG-ZEEMAN, Hij zorgt voor U - 2.25 No. 10. J. M. WESTERBRINK—WIRTZ, De glazen knikker, 4e druk - 1.75 No. 11. W. A. G. J. GILLES, De jonge verkenners . - 1.90 No. 12. A. L. VAN HULZEN, Ons versjesboek ... - 1.75 No. 13. W. G. VAN DE HULST, Thijs en Thor ... - 1.75 No. 14. ALETTA HOOG, Tambo, 't Soendaneesje, 2e druk - 1.50 No. 15. G. J. & J. M. WANSINK, Gedichten voor jonge lezers - 2.40 No. 16. W. BLOMBERG-ZEEMAN, Trineke .... - 2.40 ALLE UITGAVEN VAN H. TEN BRINK — ARNHEM EN VERKRIJGBAAR IN ALLE BOEKWINKELS. OP DE GRACHT. Toen Beppie om twaalf uur uit school kwam, vond ze een briefje bij haar bord. 't Adres was met kriebelige, beverige lettertjes geschreven op 't kunstig in elkaar gevouwen papier. Bep juichte zoo gauw ze 't zag. „O, van tante Trees! Eenig! 'k Weet al wat er in staat!" „Dan hoef je 't ook niet niet meer te lezen," plaagde vader en hij stak zijn hand naar 't briefje uit. „Nee . . . nee . . ." Bep was er gauw bij; ,,'k wil het toch wat graag lezen!" „Zou je nu niet eerst op je plaats gaan, kind ?" maande moeder. Zoo gauw Beppie aan tafel zat, vouwde ze 't fijne velletje papier voorzichtig open. Tante Trees gebruikte nooit couverten voor briefjes in de stad. Dat vond ze verkwistend. „Wel, staat er in wat je dacht?" Bep knikte met een gelukkig gezicht. „Tante vraagt of ik er weer zin in heb Paascheieren te komen zoeken — Woensdag; Joop en Luus van oom üerard zijn ook gevraagd. En of ik dan kom koffie- drinken. 'tMag wel, hé moeder? 'kVind 'tzóó dol." Vader en moeder lachten beiden om Beppie's verrukking. 't Was niet alleen de pret van eieren zoeken thuis werden er ook altijd voor Bep verstopt - nee, de grootste aantrekkingskracht zat in de oude dame en haar omgeving zelf. Tante Trees was een tante van moeder en woonde zoo lang Beppie 'tzich herinneren kon in het Tehuis voor bejaarde dames op de Gracht, een ouderwetsch gebouw, dat vol geheimzinnige schuilhoeken was. „Trapje op, trapje neer," zei Bep vroeger, toen ze klein was, altijd als ze vol verwachting met moeder op de stoep van het Tehuis stond, dat voor haar een soort tooverland was, met de grijze, geheel voorover loopende tante als goede fee. „Woensdag? Heb je dan al vacantie?" vroeg vader. „Nee, we krijgen 't pas Donderdag om vier uur. Maar 's Woensdagsmiddags is er toch vrij . ." „Je moet maar dadelijk uit school naar tante gaan," zei moeder; „niet eerst thuis komen — dat 's te ver om." „Mag ik dan mijn beste jurk dadelijk aan?" „Je fluweelen? Nee, die plet zoo licht als je er den heelen morgen mee op de bank zit. Je mag je tusschenjurk aantrekken; die is nog zoo netjes." „Hè, dat Schotsche ding?" — Beppie trok een pruillip, 't Scheen wel Aprilweer bij haar te zijn: zóó zonneschijn, zóó wolken met kans op regenbuitjes. „Och moeder . . Maar moeder schudde 't hoofd en — dit wist Bep uit 't plantsoen — 't waren eigenlijk goede, oude vrienden van haar. 't Was ook leuk heel in de diepte te kijken naar de Gracht, waar schuiten door voeren. Op de werf werden vaak steenen gelost of vaten gerold door sterke mannen in blauwe kielen. Beppie, die in een stille straat van een der buitenwijken woonde, vond die bedrijvigheid gezellig en kon er wel een heele poos naar zien zonder dat 't haar verveelde. Maar als ze vandaag bij tante kwam, zou ze toch wel wat anders te doen hebben! Terwijl Bep zich vlug aankleedde, probeerde ze zich voor te stellen waar tante Trees dezen keer de eieren wel zou hebben verstopt. Verleden jaar had tante zulke mooie plekjes verzonnen! * * * Om twaalf uur teutte Beppie niet zooals anders wel eens. In een wip had ze haar tasch ingepakt en was weggehold. Of Joop en Luus er al zouden zijn? Nee, dat kon niet. Bep was er blij om. Even, heel even kwam de gedachte bij haar op: jammer toch eigenlijk, dat zij niet weer alleen bij tante zou wezen! Tante Trees en Bep, nu, die konden 't zoo erg best vinden met elkaar, al van den tijd af dat Beppie een wiegekindje was geweest. Luus en haar broertje kenden tante veel korter. Oom Gerard en tante Cato waren pas hier in de stad komen wonen, 't Paascheieren-zoeken bij tante zou dus voor die twee een nieuwtje zijn. Bep had 't al zooveel keeren gedaan — ze kon 't zich niet eens Daar waren Joop en Luus, die hun goed al af hadden. Luus — met één oogopslag zag Beppie het — in haar allerbeste pakje, haar partijtjesjurk, haast te gekleed voor een overdagvisite in dezen tijd van 't jaar. Bep vond 'm beeldig, kon er haar oogen niet afhouden en — kreeg nog veel meer hekel aan haar eigen Schotsche. * * * Ze gingen naar tantes zitkamer. Tante Trees praatte gezellig als altijd en haalde ze alle drie in 't gesprek. Luus' zakdoekje lag op 't stoeltje bij 't raam. „Is dat van jou?" Bep wees 't haar toen ze zich om de koffietafel schaarden. „O ja, daar heb ik zooeven gezeten." De potten waren wat op zij geschoven. Een donkere wolk kroop over Beppie's gezichtje. Dat deed tante ook altijd als zij er zat. Bep gunde haar nichtje dat plaatsje niet — nee — dat kwam haar toe. Ze was stiller dan anders. Joop deed drukke verhalen van school en Luus lachte telkens met een hooge stem. Aanstellerig, vond Bep. Tante Trees zat tusschen de meisjes in; kaarsrecht nu. Hoe vaak had Beppie dit al met verwondering waargenomen. Als de oude dame liep, ging zij zóó voorover, dat kinderen, die haar niet kenden, op straat ter goeder trouw vroegen of zij haar zouden helpen zoeken; zat zij echter, dan was haar figuur recht als dat van een ander. Bep had juist 't gezicht op 't oude poppenhuis, waarmee tante in haar jeugd had gespeeld. Verleden jaar waren daar ook eieren in verstopt. Gek, ze had zich zóó op 't bezoek bij tante Trees verheugd en nu ze er was, kon 't haar niets meer schelen. „Je bent jaloersch op Luus," klonk 'tstemmetje van binnen. „Dat is het! Er is iets leelijks in je hart en dat belet je blij te zijn zooals anders." Beppie wou die stem liever niet hooren en begon druk mee te praten. „Tante, weet u nog wel van verleden jaar?" klonk het telkens en „wij met ons beiden," werd in 't oneindige herhaald. „Ik vind 't fijn hier bij u," riep Joop op eens hartelijk en hij keek rond in de ouderwets gemeubileerde, hooge kamer, waarin 't licht schuin door de in lood gevatte ruiten naar binnen gleed. „Dat doet me plezier, jongen! Jullie moeten maar vaak hier komen, jij en Luus." „Hè ja," zei Luus, „elke week vast één keer — 's Zondagsmorgens, tante, als moeder naar de kerk is?" „Nee," viel Beppie uit, ,,'s Zondagsmorgens ben ik bij tante!" — haar lip trilde — „Dan vertelt tante Trees mij uit den Bijbel." Luus keek even beduusd naar Bep en toen naar tante. Deze knikte haar toe. „Jij mag ook best komen en Joop ook. Dan vertel ik voor je drieën." De gezichten van broer en zus helderden op. „Hè ja," zeiden ze weer. Bep zei niets. Ze keek nu bepaald zwart. Als ze gedurfd had, zou ze gestampvoet hebben. Hoe kon tante Trees dat zoo gewoonweg voorstellen! Die heerlijke Zondagochtenden van tante en haar samen, moest ze die nu deelen met Luus en Joop? De tranen sprongen haar in de oogen. Gauw veegde zij ze met haar vingerdoekje af. * * * Zoo gauw de tafel was opgeruimd, wenkte tante Trees de kinderen met een geheimzinnig gezicht. ,,'tWas net of er een kip kakelde op 't portaal, 'tzou me niets verwonderen als . . ." Juichend sprong Joop al weg; Luus hem achterna. Beppie volgde bedaarder. Ze keken er rond, zagen eerst niets. Ja toch, daar in de hooge vensterbank, half achter 't gordijn . . . . Joop was de gelukkige vinder van een mooi rose ei; Bep ontdekte een netje kleine eitjes onder aan de zitting van een der stoelen gebonden waar 't kamermeisje, dat daar juist aan 't afstoffen was, erg veel belangstelling voor toonde. Ze scheen ook precies te weten hoe Bep 't moest losmaken zonder 't netje te beschadigen. Luus vond er ook een onder den tafelpoot. Tante Trees riep 't drietal nu weer binnen. Hier ging 't er eerst recht van langs! Telkens weerklonk er gejuich als er weer wat ontdekt was: mandjes, netjes, eieren, op de meest ondenkbare plaatsen, die ook voor Beppie nieuw waren. Ja, tante Trees was erg knap in 't verzinnen van verrassingen; dat kwam nu weer duidelijk uit. Ieder had een blaadje om er de gevonden schatten op te bergen. Tot nu toe hadden ze tamelijk alles gelijk. Maar bij het prijsjes-winnen na een spelletje, waarvoor tante ten slotte de mooiste stukken bestemd had, vond Beppie dat ze erg bij de anderen achterstond. Joop kon een allerleukst konijntje bij de eieren op zijn blaadje zetten en Luus een nestje met zes snoezige, gele kuikentjes, terwijl haar daarentegen maar een chocolade-ei ten deel was gevallen! 't Is waar, een reuzenei was 't, mooi afgewerkt met witte suikerkraaltjes, maar tóch 't haalde niet bij 't konijn en de kuikentjes. Natuurlijk, Beppie bedankte tante en lei 't op haar blaadje, maar blij kon ze niet wezen, 't Leelijke in haar hart, de jalouzie, die zich den heelen middag al omhoog had gewerkt, dreigde 't nu heelenal in beslag te zullen nemen, zoodat er gauw geen plaats meer voor lieve, vriendelijke gedachten in zou wezen. Luus, die, ondanks haar wel eens wat aanstellerige maniertjes, een hartelijk, gevoelig kind was, bemerkte dat haar nichtje niet den rechten schik had. Ze giste waar 't aan haperde; Bep had mogelijk ook veel liever de kuikentjes gehad in plaats van 't ei. Ze stiet haar aan. „Zeg, jij mag er wel eentje", klonk 't fluisterend en een der geeltjes werd Beppie aanlokkelijk voorgehouden. Goed bedoeld was 't van Luus, maar op Bep werkte 't als olie in 't vuur. ,,'k Heb niets van jou noodig", riep ze boos uit en gaf haar nichtje zoo'n duw tegen den arm, dat 't kuikentje op den grond viel. Toen barstte ze in tranen uit. Ook Luus stond 't schreien nader dan 't lachen, want 't aardige kuikentje was hopeloos kapot gevallen. Met Joop zocht ze de stukken op; beiden staken ze die meteen maar in den mond. Toen 't tweetal weer boven de tafel uitkwam, waren tante Trees en Bep verdwenen. In de aangrenzende kamer hoorden ze Beppie schreien. Voorover lag ze er op tantes bed, zoo bedroefd alsof haar groot leed was overkomen. Met haar fijne, smalle hand streek tante Trees haar over 't hoofd. „Kind, moet je nu zóó het Paaschfeest tegengaan?" vroeg zij met zachte stem. „Weet je dan niet meer hoe we er verleden Zondag nog over gesproken hebben, dat de harten moeten bereid worden tot het feest, het Opstandingsfeest van den Heiland en dat waar geen onderlinge liefde is, ook geen goed en gezegend Paaschfeest kan worden gevierd? De discipelen waren óók naijverig op elkaar; zij twistten er over wie de meeste was en wilden zich geen van allen vernederen om — zooals in t Oosten gebiuikelijk is — vóór den maaltijd elkander de voeten van 't stof te reinigen ... Toen deed immers Jezus, hun Meester, het zelf en leerde hun door deze daad, dat de meeste is: wie 't meeste dient en liefheeft . . . Weet je 't nog wel, Beppie?" „Ja," fluisterde Bep al wat bedaarder. „Jij hebt óók de meeste willen zijn, al zei je tniet met woorden," vervolgde de oude dame, „de eerste plaats willen hebben in 't hart van tante Trees. Is het niet zoo? . . . O Beppie, Beppie! Alsof tante Trees allemaal vakjes met nummertjes in haar hart heeft!" ,,'t Komt omdat ik zoo vreeselijk veel van u houd," zuchtte ze, wat beschaamd nu, want ze voelde heel goed hoe, naast de liefde voor tante Trees, 't onkruidplantje „ijverzucht" welig was opgeschoten en hoe ongelukkig haar dat nu al gemaakt had. .... ,,'k Heb er zoo'n spijt van tante, dat 'k zoo was tegen Luus," zei Beppie na een poosje van stilzwijgen en dook op uit de kussens. ,,'k Heb uw bed heelemaal in de war gemaakt," voegde ze er verlegen bij, terwijl ze zich op den grond liet glijden. „O, dat is niets! Dat is gauw weer verholpen. — Als 't hartje nu ook maar „uit de war" is." Tante Trees keek haar onderzoekend aan. ,,'k Geloof 't wel. 'k Heb 't den lieven Heer gevraagd." Bep zei 't zoo zacht, dat de pude dame 't haast niet kon hooren. * * * Hand aan hand met tante kwam Bep in de zitkamer terug. Daar stonden Joop en Luus met bedrukte gezichten bij de tafel. „Och tante," begonnen ze tegelijk. En toen — het scheen wel een middag van ongelukken te zijn — wees Joop op Beps groote chocolade-ei, dat met een leelijken barst op de tafel lag. „Ik stootte er tegen en toen viel 't," zei Joop eerlijk, ,,'t Spijt me wel, Bep! Neem jij nu maar wat van mijn blaadje er voor in de plaats." „Neen, ik weet wat beters" — tante Trees glim- lachte schalks — -„Bep maakt 't heelemaal kapot en jullie deelen de stukken chocola." Beppie, blij de aandacht van haar beschreid gezichtje af te kunnen leiden, ging er dadelijk op in. Hé, wat was dat ei nog sterk! Daar week de schaal! Een uitroep van verbazing, van verrassing — opgetogen staken Luus en Bep Hé, wat was dat ei nog sterk! de hoofden bij elkaar om 't beelderige poppetje te bewonderen, dat als uit een doosje te voorschijn kwam. 't Was in wandelcostuum en had zelfs een reistaschje bij zich met een miniatuur zakdoekje en beursje er in. „Heden, dat 's leuk," zei ook Joop. „Wist u dat, tante?" Een haastige blik op tantes gezicht vertelde Beppie dat tante Trees geweten had van de in 'tei verborgen verrassing. Hoe schaamde zij zich nu des te meer, dat ze had kunnen denken teruggezet te zijn! Veel mooier dan 't konijntje, dan de kuikentjes van suiker, was immers 't snoezige, echte poppetje! En wat een schat was Luus toch eigenlijk, dat ze zoo recht blij was óm en mét haar! Beppie kon 't niet helpen, ze moest tante en Luus allebei een zoen'geven. Waarom dat was, begrepen ze beiden wel. * * * Op Paaschmorgen vertelde tante Trees in de stille bovenkamer op de Gracht met de linden, aan drie aandachtig luisterende kinderen de oude, altijd schoone Paaschgeschiedenis en, daar de hartjes nu door onderlinge liefde bereid waren, werd 't ook een heerlijk Paaschfeest: voor de beide nichtjes in 't bijzonder! Ki ► -4 2849 OP DE GRACHT No. 65 door HERMANNA Geïllustreerd door JEANNE FAURE UITGAVE H. TEN BRINK - ARNHEM No. 65. NIEUWE ZONDAGSSCHOOL-SERIE ONDER REDACTIE VAN A. L. GERRITSEN. "O c OP DE GRACHT DOOR HERMANNA MET PLAATJES VAN JEANNE FAURE. UITGAVE H. TEN BRINK ARNHEM. wel — ze zou stellig blijven bij wat ze eenmaal gezegd had. Toch probeerde ze nog even haar zin door te drijven. „Luus mag zeker wèl haar allerbeste jurk aan „Dat moet tante Cato weten." Meer sprak moeder er niet over. * * * De Woensdag kwam. Bij 't wakker worden zag Beppie haar Schotsche jurk over den stoel hangen. Een gevoel van wrevel wou bij haar opkruipen. Toen moest ze in eens aan tante Trees denken en aan haar kamer met de breede, lage vensterbank, waar een rijtje door tante zelf gekweekte, bloeiende planten stond. Als je op 't stoeltje er vóór zat, kon je tusschen de potten door naar buiten zien. De toppen van de linden langs de Gracht waren vlak bij je — zóó hoog lag de kamer van tante Trees, 's Zomers, als ze bloeiden, zette tante haar ramen zoo ver mogelijk open om den lekkeren geur binnen te laten. Een gonzend bijtje dwaalde dan wel eens mee naar binnen en kwam honing snoepen uit tantes bloemen. Maar nu hadden de linden nog geen bloesemtrosjes en de blaadjes waren nog nauwlijks te voorschijn gekomen, heel teer en klein. Een fijnen, groenen sluier droegen de linden, zei tante Trees; dat was hun voorjaarskleedje. Tante wist de dingen zóó te zeggen, dat 't klonk als iets uit een verhaaltje. Van de linden op de Gracht had tante al menig vertelseltje gedaan. Beppie vond dan ook: 't waren heel andere boomen dan die meer herinneren hoeveel maal wel — maar altijd was 't weer even heerlijk geweest. Daar was de Gracht! En ginds, dat hooge huis met boogramen net als van een kerk, daar woonde tante Trees. Beppie liep nog harder, wuifde met haar schooltasch naar boven. Stond tante daar? Kon tante haar zien? „Nee — hè!" Bep was teleurgesteld. Tante Trees stond altijd op den uitkijk als ze wist dat Bep kwam. Ze stoof de stoep op en trok met een ruk aan de bel. „Hei, hei," vermaande de bejaarde portier, die open deed, „moet je de menschen aan 't schrikken maken, jij? Ga maar naar boven; de anderen zijn er al." „Nü al?" Beppie kon 't haast niet gelooven. Zij was toch zóó van school weggehold en Joop en Luus hadden verder te loopen. Landerig bonkte ze met haar tasch bij 't oploopen van de trappen tegen de leuning. Nu behoefde ze ook niet zoo'n haast te maken, dacht ze, als ze toch niet eerst even alleen bij tante zou zijn. Op elk portaal maakte Bep halt en probeerde de stoelen, die er ten gerieve van de oude dames van het Tehuis om een tafeltje waren geschaard. Haast had ze niet — waarom zou ze? Eindelijk belandde Beppie bovenaan. Ook nog even op deze stoelen zitten . . . Daar ging de deur van tantes slaapkamer open. Een gebogen gestalte stond op den drempel, 't Fijn besneden gelaat der grijze dame was een en al glimlachjes en in haar kleine, geestige oogen schitterden sterretjes. Zij stoof de stoep op en trok met een ruk aan de bel. „Kijk, kijk," klonk 't op zoo'n vroolijken toon, dat Beppie op eens weer wat meer schik kreeg en tante met een vaart om den hals vloog. Het tengere dametje moest zich aan den deurpost vasthouden om niet te vallen. „Dag Bep! Da-ag!" Ontzuurd met Bookkeeper mei 2000