831 •X TOON E EL* BIBLIOTHEEK ONDER-LEIDIMQ-VAM-L-SIMONS – i ■ ,i i -*■ T B HERAAN HEUERAANS FEEST EEN GEVANGENISSCMETS IN ÉEN BEDRIJF m '2 1L UITG EGEVE.N-DOOB.de MAATSCHAPPIJ – VOOR GOEDE-EN-GOEDKOOPE LECTUUR-AMSTERDAM 40 CENTS B 13 ££L FEEST ■OONEELüW «BIBLIOTHEEK ÓNDER LEIDING VANL.ÖIMONS uitgegeven door: DE MAATSCHAP?!/ VOOR GOEDE EN GOEDKOOPE LECTUUR°AMSTERDAIi HERMAN HEIJERMANS FEEST EEN GEVANGENISSCHETS IN ÉEN BEDRIJF HET RECHT VAN VERTOONEN VOORBEHOUDEN VOLGENS DE WET OP HET AUTEURSRECHT VAN 18 JUNI 1881, STAATSBLAD No. 114. PERSONEN. De dieecteue dee cellulaiee gevangenis Een Bewaaedek Nummer zeven Nummer drie-en-tachtig Zijn moeder Nummer twee-honderd-vijftien Nummer een-honderd-dertien Zijn dochter Nummer zeven-en-zestig PEEST. (Het tooneel verbeeldt de kamer van den directeur, met uitzicht op de binnenplaats der gevangenis. Betraliede vensters in den achtergrond. Bloempotten op de kozijnen. Een folianten-kast, waarboven het borstbeeld van een koning. Een klein schrijfbureau. Felle zonbundels bij het linkerraam). EERSTE VREUGDE. Directeur, Bewaarder, nummer zeven. Directeur (een vergrijsd beambte militaire houding ridderorde sober van gebaar). ~. Wordt ’r nog niet geluid? Bewaarder (jonge energieke kerel). ’tMoet opslag zijn (opent de deur, luistert. De gevangenisschel begint te klepperen), ’t Is of ze ’t gehoord hebben (op zijn horloge kijkend). Twee minuten over tijd, meneer. Directeur. Laat nummer zeven hier komen. Bewaarder. Die wordt gelucht, meneer. Directeur. Des te beter, ’tls z’n laatste keer. Bewaarder (verbaasd). ... Ook z’n laatste... ? Directeur. Ga je gang. (Terwijl de bewaarder heen is, neemt hij uit de folianten-kast eenige dossiers, legt die op de schrijftafel, stapt op de linkerdeur toe, praat in de opening:) Je moet wat geduld hebben, menscben. leder z’n beurt. En kalm aan, begrepen ? De waterlanders bewaar je voor buiten, hè? Geen scènes anders rekt de een ’t voor den ander (tot Nummer Zeven die in de rechterdeuropening blijft treuzelen ;) Ja, ja, kom ’r in! (zet zich achter het bureau). Ga d’r bjj zitten (zoekt een dossier, snuffelt in de papieren, kijkt glimlachend op:) Heb je niet verstaan? Je zou ’r b« zitten? Nummer zeven (een gebogen geel manneke, geheel wit, met grijzige baardstoppels, ’n kauwend kinnebakje, verwaterde oogjes en ’n hals van dorre vel-slurven. Onrustig beweegt hij de pet). ... Zitten? As ’t toch tijd van luchten is ... En helpen kon ’k ’t gister niet ik niet ik heb enkel gelachen. As ze dht op ’t rapport hebben gezet... Directeur (vrindelijk) ... ’r Staat niets in ’t rapport of misschien ook wel ik heb ’t niet ingekeken... Nummer zeven (hem in de rede vallend, angstignerveus). ... D’r zat ’r een zoo te niezen, dat domenee ’r van most ophouen toen kreeg ik 't benauwd toen zee de bewaarder dat as ’k weer lachte... Directeur (met den vinger dreigend). Zoo! Was jü dat in de kerk? (Een papier inkijkend). Jawel je ben gerapporteerd. (Het klepperen der schel eindigt). Lachen tijdens de dienst ’k moest je... Nummer zeven. Allemachtigste God—omdedomenee heb ’k niet gelachen voor de domenee zou ’k door ’t vuur gaan, as ’t gevraagd wier maar die zoo nieste kon ’r niet mee uitscheije die begon telkens weer in de stilte die piepte zoo, die piepte as ’n muis in de val, hèhèhè! neem me niet kwalijk, meneer. Directeur. Goed, goed... Nummer zeven. ...As je me daarvoor... Directeur. Ik wil niets ik wil alleen, dat je ’n oogenblikje gaat zitten. Nummer zeven. En me kwartiertje luchten... (huilerig). Lachen ken toch iedereen van de zenuwen overkommen... Directeur (glimlachend) ...We zullen je langer luchten üh üh üh... Hoe heet je ook weer? (opent het couvert van het dossier). Nummer zeven ... Zeven. Directeur. Nee, nee... Nummer zeven (stellig). Ja, ja, zéven de zevende cel van de eerste gang... Directeur. Ik bedoel je andere —je eigen naam... Nummmer zeven (onnoozel-lachend, niet begrijpend). ... Hèhèhe! Hèhèhè! Zeven zeven ... Directeur (lezend) ... Gerrit, Jan Muller, geboren... Nummer zeven (beverig). ... Is ze dood? Directeur (verwonderd). Wie? Nummer zeven ...Is ze dood zeg ’t maar ineene • zonder wissewassies net as voor, voor voor vier-vljf jaar... Directeur. Wie nou wat nou? Nummer zeven. Me dochter in ’t gesticht?... Directeur. Nee, Gerrit Muller tenminste niet dat wy weten. Je kan je ’r trouwens zelf van gaan overtuigen. Nummer zeven (niet begrijpend). Wat ken ’k? Directeur. Je overtuigen je heb bij koninklijk besluit kwijtschelding van van laat eens zien van de laatste vier jaar. De koning is voor drie weken gestorven z’n opvolger heeft eergister, Zaterdag, ’t gratie-besluit voor jou en voor anderen geteekend... Nou? Nou? Zeg je daar niets 0p?... Nummer zeven (in glimlachende sufheid). ... Hèhè hèhè ja, ja... Directeur. Je mag gaan, Gerrit üh üh... Nummer zeven. Zeven, meneer. Directeur. Je ben op ’t moment geen nummer zeven meer... Nummer zeven ...Nee, nee dat, dat, dat, dat... Directeur. Je ben zoo vry als ’n vogel. Nummer zeven ...Hèhèhè as ’n vogel ...Mag ’k nou gelucht worden ? En gelachen, gelachen heb ’k da’s waar dat hiet ’k niet liegen maar de bewaarder die trok me... Directeur. Heb je wat ’k je daar zei, niet begrepen, Gerrit Muller? Nummer zeven. Ja, ja... Ze is nog niet dood dan duurt ’t wel lang met ’r wel lang. Van me vrouw weet ’k van me zoon weet ’k. Zij is taai misschien taaier as ik. Hoe is ’t met gekken mogelijk zou je zoo zeggen... Directeur (met nadruk) Gerrit Jan... {hij luistert niet). Nummer zeven 1 Nummer zeven. Ja, meneer... Direct eur. Nummer zeven de nieuwe koning heeft last gegeven je vandaag nog in vrijheid versta je? in vrijheid te stellen. Nummer zeven. Da’s goed, meneer. Directeur. Over de misdaad, waaraan je je voor ruim twintig jaar schuldig maakte, heb je gelegenheid genoeg gehad na te denken niewaar nummer zeven ? Als misdadiger heb je de maatschappij verlaten als, willen we hopen, als mensch met blijvend berouw geven we je terug. Is ’t je duidelijk? Je ben vrij. Watje met werken verdiende, krijg Je betaald. Je heb hier uitstekend opgepast, nooit voor ernstige dingen op ’t rapport.,. Nummer zeven. ...’t Rapport —ik zat te bidden met de handen gevouwen ken je navragen dat mot de bewaarder gezien hebben as die geen pik op me heit... Directeur (schellend). Ja, ja,... (tof den bewaarder). Nummer zeven is vrij, staat op de gratie-lijst. Wil je met ’m mee naar den administrateur gaan? Bewaarder. Daar kan wel ’n poot op overschieten, zeven ? Nummer zeven (angstig). Wat mot ’r? Directeur (tot bewaarder), ’tls ’m niet an z’n verstand te brengen hij begrijpt ’t niet. Bewaarder. Je hoeft niemeer na de cel terug, zeven 1 (Lachend). Je wor op straat gezet, man! Nummer zeven (moeilijk). Op straat niemeer niemeer in... Wie zeit dat? Directeur (lachend). De nieuwe koning. Nummer zeven (langzaam, aarzelend van begrip) ... Mag ’k niemeer blijven? Wat is dat? Wat heb’k wat heb ’k dan gedaan? Directeur. Je heb je al die jaren onder mij en m’n voorganger zoo bijzonder gehouden, Gerrit Muller... Nummer zeven (mef schijn van wakker-worden). ...Waarom zeg je geen zeven waarom noem je me bij m’n naam ja, dh’s me naam geweest... Directeur. Ik noem je bij je naam, zooalsiedereen ’t straks zal doen omdat je bier niet langer blijven mag. Nummer zeven. Mig ’k niet langer? Directeur. Nee en ga met dezen bewaarder mee ’r wachten anderen. Nummer zeven (mef trage opwinding). Ik wil niet mee ik weet van buiten niks meer niemendal ik dacht da’k hier mocht uitstappen as domenee zoo dikwijls heit beloofd. Wat mot ik buiten buiten... Directeur {naar ’t venster wijzend). ...Dat zul je wel merken als je in ’t zonnetje loopt. Nummer zeven (suffig). Welke maand is ’t? Directeur (den bewaarder wenkend nog even heen te gaan). Juni. Nummer zeven (op z'n vingers tellend). Juni.. Juni... Welke dag? Directeur. Maandag de veertiende... Weetje genoeg ? Nummer zeven. Maandag... Maandag... Juni... Juni... Welk jaar hebben we? (zwak-glimlachend). Ik weet niemendal meer niemendal... Directeur. Negentien zes. In vijf en tachtig ben je veroordeeld voor voor vergiftiging van... Nummer zeven (met afwerend gebaar) ~. Van twéé... Van twéé... (zakt op den stoel, begint beverig te huilen) ... Laat me niet weggaan wat mot ’k buiten wat mot ’k buiten ommers niks... Directeur. Komt Je heb toch licht misschien ’n kennis... Nummer zeven. Nee. Directeur. Wil je niet naar je geboorteplaats terug een van de beambten zal je naar ’t station brengen. Nummer zeven. Nee. Directeur. Heb je in de laatste jaren geen bezoek gehad 7 Nummer zeven. Nee. Directeur. Als je naar ’t huis van domenee wil... Nummer zeven. Nee pas gister gelachen dat zal-ie... Directeur. Ja, Gerrit Muller, houen mógen we je niet. Nummer zeven (in hakkelende drift). As ’k toch beloof nooit meer in de kerk te lachen wat ken ’t de nieuwe koning schelen of ik hier uitstap wat domenee belooft heit dat ken je vragen wat mot ik buiten buiten ... Om wéér met vuil van de straat gesmeten te worden as toen ’k van de heeren kwam, toen ze geoordeeld hadden voor v00r... Directeur ... De dood van die twee ... Nummer zeven. ...Ja, je mag niet dooien ik was toen zoo gek as me dochter en de centen van ’t van ’t... Directeur. ...Van ’t legaat... Nummer zeven. ...Van ’t legaat ja, ja! wouen niet uit me kop door me vrouw door me vrouw die maar zee die maar zee as zij d r niet meer benne, benne wij uit de zorg... (plots in wanhoop uitbarstend). ...Waarom mot jij dat ophalen! ’k Was ’t zoo an ’t vergeten, zoo kwijt. Denk-ie dat ’t niet in me hèrsens heit gezeten al die jaren al die jaren, as ’k wakker lee? Motten ze buiten weer staan gillen en schreeuwen : giftmenger... giftmenger... giftmenger!... Directeur. Muller kom tot bedaren niemand, geen sterveling, zal in jou den man van vóór twintig jaar herkennen ... Nummer zeven. Ja, ja, ze kennen me allemaal ... Directeur. Ach kom! Daar hangt ’n spiegel als je me niet gelooft kijk ’r dan in wees verstandiger je verlaat de gevangenis met ’n behoorlijk duitje de domenee zal ’n oog op je houen. Nummer zeven (langzaam opgestaan, kijkt schuw in den spiegel, schrikt). ... Ben ik —ik dat? Directeur (vriendelijk). Denk je dat ze je zullen herkennen ? Nummer zeven (telkens in den spiegel kijkend). Hoeveel jaar heb ’k geen glas gezien? Directeur {opstaand). In geen twintig (klopt hem op den schouder). Vraag aan den administrateur wat je noodig heb en kom goeien dag zeggen, als je klaar ben. Nummer zeven. Nee nee, dat ben ik niemeer (glimlacherig). Da’s ’n ander, hè? Directeur (’n weinig ongeduldig). Ja, ja (wenkt den bewaarder door de deuropening). Nummer zeven (afwezig). Ben ’k bruin of zwart geweest? Bruin. Bruin. En nou zoo. Nou zoo. Hèhèhè! . .. Da’s vreemd da’s vreemd as je je eigen gezicht ben vergeten as je ... Bewaarder (op een wenk van den directeur). Klaar, zeven? We zullen ’n piek-fijn pakkie voor je inslaan. Nummer zeven. Da’s goed. Directeur. Dag Muller schiet ’r geen dankje over? Nummer zeven (weer in z’n sufheid vervallend). Ja, ja. As ’k nou maar (mef moeite zin aan z’n woorden te geven) as ’k nou maar gelucht wor en en van ’t lachen dat gebeurt niemeer nee, nee, nee al halen ze wat dan ook uit in de kerk. Directeur (tot bewaarder). Na hem (kijkt in de papieren) drie-en-tachtig. Bewaarder. Jawel, meneer. Nummer zeven (heeft in lip-mummelende bezinning vóór den spiegel gestaan schrikt als de bewaarder hem bij den arm neemt, loopt wezenloos mede). TWEEDE VREUGDE. Directeur, Bewaarder, nummer 83, een Moeder. Directeur (staat met een papier in de hand op, praat de linkerdeuropening toe). Wie voor drie-en-tachtig ? Moeder (onzichtbaar). ~. Ik, meneer.. Directeur. ... De moeder ? Moeder (onzichtbaar). ... Ja, meneer... Directeur {met gebaar van nog niet binnen te komen) ...Neen, nee, juffrouw! Dadelijk! Dadelijk! Niet voor ’k bel. Hij is ’r nog niet. (Sluit de deur. Bij het geklop aan de andere deur:) Ja! Bewaarder. Drie en tachtig, meneer. {Af). Directeur. Drie en tachtig? Nummer 83 (jonge man met verward bruin haar, bruinen snor, sterk ontwikkelde gelaatsjukken passiegezicht, lichtschuw van beweging litteeken bij den linkerslaap) ... Ja, meneer. Directeur. Melchert de Waal? Nummer 83. Ja, meneer. Directeur. Melchert de Waal in negentien-vier ben je tot drie jaar veroordeeld, onder aftrek van vier maanden preventief, voor poging tot doodslag op zekeren Jan Smees, met voorbedachten rade... Nummer 83 {snel). ... Niét met voorbedachte... Directeur (z’n woorden coupeerend). ~. Doet ’r niet toe. Ik ben geen rechter de finesses gaan me niet aan. De Waal, ’k heb goede tijding. Je moeder, die hier naast wacht, wier kostwinner jij was, niet waar? {De gevangene knikt stomp) je moeder heeft met zulk ’n aandrang gereguestreerd, gesteund door den burgemeester van je plaats, die zich voor jou schijnt te interesseeren je uitnemend gedrag als soldaat in de koloniën heb je dat litteeken van daar meegebracht? (De gevangene knikt) je onbesproken houding in de strafgevangenis, behalve je stugheid met den dominee en de eerste maand, toen je hardnekkig voedsel bleef weigeren... Nummer 83. ...Ja om te krepeeren... Directeur {vriendelijk). ...Juist waaraan wij niet hebben meegewerkt en van onzen kant zoo kwaad niet gezien, drie en... (verbetert zich)... De Waal want als we je toen je gang hadden laten gaan, vriend, kon ’k je nou niet de verrassing xneedeelen, dat de laatste negen maanden je door den nieuwen koning, die vandaag wordt gekroond geschonken zijn. Je ben vrij. Nummer 83 (oplevend). Op slag? Directeur. Binnen ’t uur, als de formaliteiten af z\jn geloopen. Nummer 83 (blij). Dank u. Directeur. Je zal begrijpen, dat de koninklijke gratie, van mijn kant met de waarschijnlijk overbodig geworden waarschuwing, om voor jezelf meer tot inkeer te komen, gepaard mag gaan... Nummer 83. Jawel, jawel 1 Directeur. Nee, niet jawel, De Waal in je register vind ’k de aanteekening, dat je in het bijzonder tegenover den dominee laat me uitspreken, vin je niet? ’n eigenzinnige houding aannam, als-ie je in je cel bezocht... Nummer 83. ’k Heb nooit van dominee’s gehouen... Directeur. Dat was geen excuus. Zonder dat je ’m brutaliseerde wat we natuurlijk niet zouen hebben toegelaten had je ’n methode om op niets te antwoorden. Als ’k dat in ’t rapport had vermeld, twijfel k 0f.,. Nummer 83. ... Van berouw praten, as je geen berouw vóélt ken ’k niet. ’kHeb nooit gelogen voor de rechters niet voor niemand niet... Directeur. ...Géén berouw? Voel jij nóg geen berouw jij die ’n ander zoo met ’n mes in je drift toetakelde... Nummer 83. ... ’k Zou ’t vandaag... Directeur (streng). Wit zou je7 Nummer 83. Niemendal. Directeur, ’k Dacht dat je... Kom jjj na ruim twee jaar afzondering met zoo’n wrok in de maatschappij terug... Nummer 83. Dat heb ’k niet gezegd. Ik heb geen wrok. Maar ook geen berouw. Dat zou je ook niet gehad hebben, meneer, as je ’n meid op wie je krankzinnig ben, met ’n ander ziet loopen eenmaal en nog eens en voor de derde maal toejoer liegen. Heeft ze niet zélf voor de heeren verklaard, dat ze me as n hond heeft gesard? Honden bijten. Ik 00k... Achthonderd zeven en twintig wèl-getelde dagen ja, welgeteld ! heb ’k d’r gezicht voor me gezien, zoo as ze in de getuigenbank zat te grienen en da’s waar me voorspraak was. En d’r brieven, in ’t begin, af en toe voor zoover ze verstaat te schrijven hebben twarm gehouen. As ’k daar vrij ben, ’r met me moeder opzoek as ze niet voor de poort wacht hoef k voor haar me oogen niet neer te slaan. ’tWas me recht as de oudste en omdat ze met die ander liep, omdat ze bang voor ’m was. Die angst most ’r uit, móst r uit1 Acht honderd zeven en twintig dagen —en nachten en nachten heb ik gedacht: smeerlap J« met je judasstreek om ’n meid van me af te halen, die al van mün was, toen ’k voor de Oost teekende móst teekenen voor me moeder d’r nering smeerlap, jy die ’r bang heb gemaakt, tegen me op heb gezet: as de steken raak waren geweest, had ’k ’t beroerd gevonden ofschoon ’k ’r voor minder heb neergelegd maar nou ze je in ’t gasthuis hebben opgekallefaterd heb je je loon gehad, enkel je loon! Ik kan niet na t gerecht loopen wat zouen ze lachen! om te klagen, ’n smeerlap laat me meid niet met rust dat doe je as man zélf zelf. As ’k over ’n maand met r trouw, al is ’r geen cent om te vreten, trouw ’k nog —je ken niet begrijpen, meneer, hoe de gedachte an dat me op heeft gehouen, m’n hersens bij mekaar heeft gelaten, wanneer de verdomde cel begon te draaien, te draaien... As ’k over ’n maand met ’r trouw, heb k r met me acht honderd zeven en twintig dagen en nachten getoond, hoe ’k as ’n kerel gekankerd heb, om r te krijgen... . . 'ÏTirecteur. Laat me dan nog alleen voor je hopen, De Waal, dat je als man van dat meisje tevreden zal zijn nooit meer als ’n wild dier je drift toonen. .. Nummer 83. ...Nee, daar kan je op redenen vast, vast... Directeur. By den administrateur kun je wat je met werken verdiende ontvangen. Je moeder heeft kleeren voor je (schelt). Bewaarder. Ja, meneer?... Moeder (bijna gelijktijdig door de andere deur binnentredend, begint te snikken). Directeur (tot den Bewaarder). Nog ’n oogenblikjel (De Bewaarder gaat heen). Heb je in dat valies goed voor je zoon, moeder? Moeder. (Burgervrouwtje met gelaat-van-oudezorgen, roodbehuilde oogen, gebogen poese-rugje) ... Ja, meneer —’n nieuw pak en ’n frontje en ’n ... (snikt ’t uit). Nummer 83 (met schijn-vroolijkheid moeite doend zich te bedwingen). ... Nou ? Hè! Hè! Nou! Hè! Hè! Is ’t gedaan, moeder? Ben je daarvoor hier gekommen 7 Waarvoor sta je te blerren, as ’k toch met je meega! Nou!... (ze vliegt ’m om z’n hals) ... Nou! Hè! Hè! Moeder. ...De eerste keer, da’k je niet achter tralies zie ... Nummer 83 (valsch-vroolijk). Je mot ’t ’r niet kwalyk nemen, meneer. Ze zit in ’n water-en-vuur-nering altyd saus! Hè! Hè! Nou!!... Directeur. U kan met ’m door die deur meegaan, vrouwtje de bewaarder zal je den weg wijzen. Moeder (ingehouden-angstig). Mag ’k nog wat zeggen eflfetjes? Directeur. Als u ’t niet te lang maakt. Moeder (in denzelfden toon). ... Ik wou, dat u dat u ik durf niet... Directeur. ... Wat dan ? Nummer 83 (strak-aandachtig) ... Is er iets met Marie ? Moeder (angstig). Nee, nee. Hoe kom je ’r op? Directeur. Wat durft u dan niet? M’n tijd is beperkt, moeder. Moeder. Niks. Niks. Ik heb wel is meer last van me zenuwen ... Feest. 2 Directeur (schellend). Dan wensch ik u ’t beste en jou De Waal de wilskracht van ’n fermen kerel, die ’n moeder en ’n aanstaande vrouw heeft (tot den bewaarder). De volgende. Nummer Twee-honderd-vijftien. Moeder (op den stoel zakkend in angst voor den zoon enkel met den Directeur in één zenuw gejaagdheid voortdrensend) ... Ach God, meneer, zeg ’t ’m zeg jij ’t ’m nou die nog hier is nou we niet alleen benne nou die niet los durft kommen zeg jij ’t van die ellendeling van ’n meid, die ’m de kast in heit geholpen die ’m voor z’n leven ongelukkig maakt de vuilik de vuilik om me jongen in de kast te helpen... Nummer 83 (met gefolterd bedwang). ... Zeg ’t maar zelf ik ben geen kind kan ’t wel hooren... Directeur. Wil ze ’m niet meer zien? Moeder. Ach God nee! Was 't maar zoo was ’t maar zoo! Ze is d’r vandoor met de schooier, die hij in z’n drift heit gestoken! —Ze benne weg na Amerika en ik ken ’t niet helpen ik hei d’r geen schuld an zoo waarachtig as de goeie God me hoort ik hei d’r alles, alles an gedaan .. . Nummer 83 {dof dreigend) ... Na Amerika ... Wanneer? Moeder. ... Al van ’t vorige jaar, jongen ik ken ’t niet helpen ik heb d’r nageloopen ik... Nummer 83 (dof) ... Waarom vertel je dat nou pas 7 Heb-ie geen gelegenheid gehad, as je me opzocht...? Moeder. ... Ik dorst niet ik was zoo bang, meneer, dat-ie zich in z’n eentje zou verdoen hij maalt zoo om die vuilik, dat varken, dat beest hij maalt zoo niks meer om mijn ... Directeur {na een stilte). ...Na wat je straks heb gezegd, De Waal, begrijp ’k levendig, dat de boodschap van je moeder ’n lamme historie voor je is. Draag ’t als man. Geen sterveling kan je helpen of raden. Probeer nou ’n zóón te zijn, wat ?... Nummer 83 (met de oogen van 'n gekweld dier voor zich uitstarend). Met met met die ... Directeur. En misschien is diè oplossing voor jou de slechtste niet niewaar, juffrouw? Moeder. Dat zeg ik ook as hij maar wil. . . Nummer 83 (niets hoorend moeilijk-hijgend). Met die met die ... Bewaarder (op een wenk van den Directeur). ~. Drie en tachtig ’r wachten anderen ... Nummer 83 (afwezig) ... Met die die 0 Jezis, Jezis ... Moeder (angstig). Zeg ’m dan dat ik ’r alles an heb gedaan... Directeur. Daar zal-ie niet an twijfelen, moedertje (op den gevangene toegaand). Dag, De Waal (geeft hem een hand) en sterkte. Nummer 83 (starend). Dank u. Directeur. Je moeder heeft kleeren voor je. Moeder {bedremmeld). Ja, meneer ondergoed en ’n nieuw boord -en ’n pakkie sjek – (/neeHS weer snikkend). Toe nou, jongen, sta niet zoo ellendig d’r zgn d’r toch andere andere as die vuilik, die jou in de kast heit geholpen ~. Nummer 83 {afwezig). Huil niet. Schei uit. ’tls goeie, ’tls goeie. Dag, meneer, dag. {Volgt den Bewaarder de moeder neemt het valies draagt ’t na). DERDE VREUGDE. Directeur, Nummer 215, Bewaarder. Directeur (staat in nadenken bij het venster der binnenplaats, herneemt den stoel achter het bureau, steekt een sigaar op, zint voor zich uit. Geklop). Ja. Bewaarder. Twee-honderd-vijftien, meneer. Nummer 215 (verlept-oud gezichtje van jongen man kaalhoofdig aan den kruin snor met opwippende punten futtelooze gebaartjes). Merci, meneer! Als k mocht zou ’k u om je hals vallen! Directeur. Hoe weet u?... Nummer 215 (den Bewaarder bedoelend). Van hem! Hahaha! ’tls om ’r by te dansen. Dat moet ’k zeggen, dat de nieuwe koning voor my als ’n engel... Directeur. Kalmte {tot den Bewaarder). En wil jy voor de volgenden zoo beleefd zyn je mond te bonen, zooals ’k je opdroeg? Bewaarder. Jawel, meneer maar by ... Directeur, ’tls goed, hou je aan de instructies! (wenkt hem de deur uit). Nummer Twee-honderd-vjjftien... Bastiaan van... Nummer 215. ... Bastiaan van Velsen, k votre service ... Directeur. Ik boef u zeker niet in herinnering te brengen Van Velsen, dat u in negentien-vyf... Nummer 215 (droog). ... Nee, breng u niks in herinnering ... Directeur. ... Neemt u ’t zoo lichtvaardig op, dat in de wachtkamer hiernaast letterlijk niémand van uw familieleden is, geen vader, geen moeder... Nummer 215. ...Moeder zou ’n beetje onmogelijk zyn, meneer gestorven terwijl ik nog gebakerd werd . .. Directeur. Dat is voor uw moeder dan wel ’n grooter voorrecht dan voor uw vader geweest, die ’t heele schandaal mee heeft gemaakt... Nummer 215. Zeg u dat wel. Zeg u dat wel. A qui la faute? Als papa gedokt had, had ik van uw gastvryheid niet geprofiteerd... Directeur. Bastiaan van Velsen, ik druk je ernstig op ’t hart... Nummer 215. Excuseer, meneer, dat ’k in de rede val. Leg u die fameuze sigaar even neer of laat me mee gouteeren, nou ’k geen nummer meer draag acht maanden alle luchtjes behalve die van ’n afterdinner ... (de Directeur presenteert er hem een, glimlachend) Merci (neemt vuur). Goddelijk (gaat er bij zitten). IJ is op en top ’n gentleman.., Directeur. Meneer Van Velsen, u zult zich herinneren ... Nummer 215. ...Alles. Alles.—Nee, laat me nou niet sentimenteel worden ik stik van ’t berouw parole d’honneur! maar de vrouwtjes, meneer dat tuig van ’n vrouwtjes en ’n kas van duizenden eiken dag voor je neus en je plechtige eeden, om ’t ’r weer in te leggen ach, ach! —Ja kijk u maar hevig in ’n strafgevangenis voor mannen enkel mannen! kun je moeilijk meer haar kwijt raken, dan ik kwijt geraakt ben... Directeur. Door de dringende voorspraak van uw broers, die op audiëntie geweest zijn, en door mijn dat weet u vrij gekleurd rapport... Nummer 215. ... Merci, u is ’n gentleman ... Directeur. ... Heeft u gratie gekregen. Uw vader heeft me ’n enveloppe voor u gezonden, onder voorwaarde dat u binnen vier en twintig uur over de grenzen is. Wanneer u in ’t buitenland oppast, zullen ze u niét in den steek laten ... Nummer 215 (het couvert aannemend, zonder het nog in te kijken). Nou vraag ’k de logica van ’n ouwen neer. As-ie dat geld voor ’n jaar of zoo gegeven had (opent de enveloppe). ...Drie nullen achter ’t eentje! Valt mee. Moet ’k ’r voor teekenen? Nee? n ; • A . i /. . -\ ... Directeur (lachend). We vertrouwen dat u ’t hier geen tweede maal zal halen ... Nummer 215. Heel goed, meneer! Heel goed! Directeur (hem een hand gevend). Adieu, meneer Van Velsen. Nummer 215. Ja, tot ziens zullen we liever niet zeggen. Hoe krijg ik ’t papiertje gewisseld? Directeur. By den administrateur, die u tegelijk wat u (glimlachend) eerlijk verdiende, zal betalen. Nummer 215. Nóg meer geld 7 ’t Is ’n lust te leven. Adieu meneer, en hartelijk dank voor ’t séjour [z'n snor voor den spiegel opdraaiend), ’k Ben waarachtig pónden aangekomen! Nee laat me maar niet uit. ’kßen hier thuis {tot den Bewaarder in ’t portaal}. Après vous! [keert nog even in de deuropening terug). Koopt u die sigaren ergens in de buurt? r ”?,tellr {lachend). By Bon in de Langstraat La Estrella... Nummer 215. Merci, merci, ’k neem ’r ’n kistje van mee naar Parijs smokkel ’t mee, hahaha 1 niéuwe misdaad, recidivist, hahaha! Parijs! De ville lumière de ville van de vrouwtjes gallette pognon hahaha! (Af). VIERDE VREUGDE, Directeur, Bewaarder, Dochter, Nummer 113 Directeur (met folianten in de hand bij de linkerdeur). ... Wié voor één honderd en dertien ? (een paar stemmen in de wachtkamer: „Honderd-dertien!..,. ~Honderd-dertien, voor jou!”,, Honderd-dertien!”) ...Kalm, kalm —’t hoeft niet in k00r... (Een stem: ~Ze is doofstom, meneer...”) ... Kom ’r in {luider sprekend). Honderd-dertien ? De Dochter (scherp naar zijn lippen kijkend knikt). Directeur (eenigszins met gebaren) ... Is u de dochter? (zij knikt). ...Kon je móéder niet? (Zijbegint te huilen). ... Nou, nou, nou!... Is moeder ziek ? (ze neemt een potlood uit haar taschje, schrijft eenige woorden in een zakboek, overreikt hem dat). ... Zoo. —ln ’t gasthuis? Erg? (zij schrijft het antwoord). ...Bericht gekregen, dat ze élk oogenblik bezoek mag ontvangen... Jammer. Jammer... Nou ga zoolang terug in de wachtkamer tot ik roep (schelt tot den Bewaarder): Eén honderd dertien. Nee, niet hier blijven, juffrouw (luider). Daar wachten. Déar (zij schrijft). Of ik ’t ’m van je moeder wil zeggen? Goed. Goed... Nummer 113 (gezet manneke, mager-scherp van gelaat, zwart haar, aan de slapen grijzend gebogen schouders). Neem me niet kwalijk, meneer, da’k me pen achter me oor heb gehouen... (scharrelt er onhandig mee). ... ’k Ben ’r doorheen. Directeur. Door wat? Nummer 113 (aldoor schuw den Directeur niet aankijkend) ... Door ’t copiëeren ... Directeur. O ja ja... jy heb copiëerwerk... (lezend). Hendrik Leendert van Buren, geboren 14 December 'negen en vijftig, boekbinder, linieerder anderhalf jaar, met verzachtende omstandigheden moord... Nummer 113 (schrikkend). Waarom mot dat... Directeur. ...Van Buren (zich interrumpeerend). Leg je pen maar neer hoef je hier niet meer te gebruiken ... Nummer 113. ...Waarom niet, meneer? Is’t werk niet na genoegen ?... Directeur. ... Integendeel —ga zitten... {hij doet het m bedremmeling). ...Het heeft Zijne Majesteit, den nieuwen koning, behaagd je gratie te verleenen, ingaande vandaag. Nee Ummer ® (vluchtig den Directeur aanziend). Directeur. Ja, ja. N u m m e r 113. Nee dat mot niet. Directeur. Mot dat niet? Nummer 113. Nee, dat mag ik niet annemen. Directeur {glimlachend). Voor mijn verantwoording. De bewaarder zal je bij den administrateur brengen, voor je verdienste in de gevangenis en hiernaast... Num m e r 113. ... Nee ’t mot nou maar heelemaal geboet worden heelemaal... ,®irecteur- Dat is ’n bijzondere manier om je blgdschap met ’t koninklijk besluit te toonen... Nummer 113. ’r Zuchten ’r hier honderd die ’t eerder toekomt as mijn... Directeur (vriendelijk). Zou je dat niet door óns laten beoordeelen 1... Nummer 113. Nee, ik neem ’t niét an. De woorden van den domenee staan hier... Directeur. Des te beter blijf ze onthouen als je in de maatschappij terug ben .., Nummer 113. Ik hèb ’t gedaan daar da’s buiten domenee de éérste maal da’k beken bèkèn ik hèb ’t vermoord ’t hééft geleefd.. Directeur. Van Buren, bekentenis of geen bekentenis je ben verstandig genoeg om dat te begrijpen heeft met wat ik je tot m’n genoegen kon meedeelen, mets te maken. Je straf is afgeloopen... ummer 113 (zonder op te kijken). Ik wou voor den wereldlijken rechter getuigen, wat ’k te laat voor den goddelijken ... Directeur. Als je je voor den goddelijke verantwoord voelt, heeft de wereldlijke na ’t besluit van Zijn Majesteit niet meer te richten. En laat ’k je tot je geruststelling zeggen, dat niet één van de rechters je ontkennen van schuld geloofde. Met aanneming van verzachtende omstandigheden... N u m m e r 113. ... Ik behoor niet in anmerking te komen... Directeur. Beden te meer om dankbaar te zijn. (opstaand). Nou zal ’k je dochter hier laten ... Num m e r 113 (zenuw-driftig). Me dochter nee, nee 1 Directeur. Geen dwaasheden, Van Buren. Je vrouw komt niet, is ongesteld. Nummer 113. Dan hoef ’k door niemand afgehaald te worden door niemand met me dochter samen ga ’k niet na huis ... Directeur. Vrind je heb niet te klagen, dat’k geen consideratie gebruik meer tijd heb ’k niet r wachten anderen. Wil je je dochter niét ontmoeten, dan zal k t ’r laten weten. (Scherp). Maar dèt moet ’k je zeggen, dat ’k op ’t oogenblik gratie in jouw geval byna misplaatst vind. Zoo’n houding tegenover ’n doofstomme. —’t Is fraai... Nee, hou me niet langer op (wil schellen). Nummer 113. Een oogenblikkie ’k wil niet op die manier... Directeur. Ach kom, dht heeft geen pas je dwingt me nu, je zonder meer te vertellen, wat de stumper daarnet opschreef, dat je vrouw in ’t gasthuis ligt... Nummer 113 (nauwelijks hoorend). Met me dochter ga ’k niet mee ~. Directeur. Ook niet als je weet, dat ’t met je vrouw zoo erg is gesteld, dat je elk uur mag gaan bezoeken ... Nummer 113. Ook dan niet. Directeur (verbaasd neerzittend) ... Dat is sterk. Zoo iets had ’k van jou ’t allerminst verwacht (de gevangenisklok luidt). Nummer 113 (na even in luistering gezeten te hebben). ...’t Kind dat ’k dat ’k vermoord heb r is maar één woord vermoorden al is ’n mensch twee üur of tachentig jaar: leven is leven en dood is dood dat kind was van haar dat kind was me kleinkind dat kind was haar schande zonder haar schande zou ’k hier niet zitten met dat luien van de klok in me ooren en niet bang zyn voor den dag des oordeels... (houdt met bevende handen en trillende lippen in). Directeur (ernstig). ... Ik wist uit de stukken, Van Buren, dat je ’t kind van ’n doofstomme dochter... Nummer 113. ...’t Onechte kind ... Directeur. ...Datje dat... Nummer 113. ...Ja, ja – dat ik dat ver... ver... onder twee hoofdkussens,., verstikt heb... je met alles. Niemand weet ’t. Me eigen advocaat heb k niemendal gezeid, bang dat-ie ons ons verrajen zou en stellig as ’k me voorgenomen had te liegen, te liegen, te liegen, om óns uit de handen van t gerecht te houen ons alle drie Directeur. ...Alle drie?... Nummer 113. ...Me vrouw me zelf dat eervergeten schepsel, dat ze me dochter noemen ... Directeur. ...Niet met zoo’n haat, van Buren ze wacht achter die deur je zult toch verder samen door t leven moeten ... Nummer 113 (beslist). ...Nee u mag ’r rustig vortsturen zién doe ’k ’r niet meer ... Directeur. Kom, kom 1... Num me r 113. ... As u, meneer de directeur —as m u niet beleedig niet beleedig met de vergelijking as ü ’n eenig kind had ’n eenige dochter en die trok je uit ’n onbesproken bestaan en die sleurde je na een van de cellen daar in plaats hier zou je dan ook met open armen opstaan, as je op mijn stoel zat... Directeur. ...’n Gebrekkig kind vergeef je eerder dan ’n ... Nummer 113. ... Weezen in d’r weespak èn doofstommen hebben ’n vrijgeleide heb ’k jaar in jaar uit gedacht en gepraat vóór ’k met krankzinnige oogen voor ’r bed stond ’n doofstomme hoef je niet an ’n hand te houen, zei ’k an me vrouw die treft overal menschen, om ’r by te staan as ze hulp noodig heeft, zoo goed as ’n blinde... En toch tóch ... Met ’n infanterist uit ’t kamp ... ’n Onbekende ... Een die z’n naam niet genoemd heeft een die mèt ’t kamp is vertrokken weg onvindbaar zoek ’m en hs je ’m heb, niet te straffen niet te straffen.,. Directeur. ... Zou je niet meenen, Van Buren dat de ellendeling schuldiger is dan zy ?... Nummer 113. Nee. Directeur. Als ’k aandring, doe ik dat, omdat ’k ’t als ’n plicht voel ontslagenen uit de gevangenis ’n vermaning en ’n opwekking mee te geven je heb geen andere familie ’t is je taak als vader... Nummer 113. Nee, nee, meneer. Voor haar hebben we meer gedaan dan eenig ouwer doet omdat ze gebrekkig op de wereld is gekommen. Ze heeft niet kennen praten as wy niet kennen hooren as wy ze heeft ’n boel motten missen maar d’r oogen hkd ze d’r oogen waarmee ze de dingen zoo goed as wy dee d’r oogen waarmee ze de schrift, de gebojen lag d’r oogen waarmee ze sterker as ’n ander kind zhg, zkg as wy verdriet hadden. En ze heeft ’r mond gehouen negen maanden zonder één enkel teeken negen maanden bedrog. As ze d’r moeder ’n vader neemt ’n meissie niet in vertrouwen as ze d’r moeder voorbereid had, zou ’t die nacht niet zóó’n onheil gegeven hebben uit angst voor de buren, de buren, de buren ... Boven, ’n diaken van mijn gemeente benee, me huisheer ’t woord dat gesproken werd over en weer kon je beluisteren as je wou. Met z’n drie gezinnen, elk op z’n verdieping, zaten we ’s avonds tegen negen n kapittel te lezen wisten van mekaar wat, waar... Bij ’n woordenwisselingetje most je fluisteren wij, wij waren de rustigste bewoners, omdat we met onze dochter met de vingers spraken, altijd met de vingers, de taal die ze in de stad had geleerd. Tot die nacht die nacht die ’n misdadiger, ’n moordenaar van me maakte die nacht, midden Augustus, heet en broeiend zoo heet dat je stikte en geen raam open mocht smijten... O, die hette, die hette... ’t Zweet dat je tappelings, tappelings van je gezicht liep, of je in de brandende zon anstapte je hersens die pyn ja da’s ’t woord die pijn deeën. Me dochter (bitter) me dochter heeft niet gekikt, niet geklaagd, niet gekermd tranen hooren buren niet, goddank ze lee as ’n dooie. Maar toen in die stilte, die stilte bij de heele ellende hadden we op onze kousen geloopen voor de huisheer van benejen en voor de buren van boven, die door de warmte wakker waren je hoorde ze zachies praten in die stilte begon ’t kind t kind van nog geen hèlf uur. Me vrouw nam ’t in ’r armen ’t schreeuwde harder en toen, omdat ze van boven riepen wè,t 'r an de hand was heb ik ’t heb ik ’t... zonder dat me vrouw me tegenhield zonder dat me dochter ’n gebaar maakte... Alle drie alle drie vonden we ’t op dat oogenblik in die stilte, die hette ’n uitkomst... Bij klaarlichten dag ben ’k ’t pakje... De rest weet u. Drie medeplichtigen een voor ’t gerecht, een die ontkende, ontkende, ontkende dat t geleefd had, om te redden wat ’r nog te redden viel... ’r Wks niks meer te redden. Niet de eer van mn dochter. Niks. Niks. En geleefd heeft ’t. ’k Zal nooit meer m’n hoofd op ’n hoofdkussen leggen, nooit meer ’k weet nóg hoe dat kussen dien nacht bewoog hoe ’t hoe ’t... niet meer bewoog. Buren laten je geweten en God vergeten... Directeur. ... Omdat je zóó kort na je vonnis gratie heb gekregen, is ’t wel haast zeker, dat men dat alles in aanmerking heeft genomen. Ga nu met je dochter naar ’t gasthuis. Nummer 113. Nee meneer laat me daar vrij in. Van ’n fatsoenlijk man, die in God’s woord geloofde, die de zijnen bij ’t gebed voorging ben ’k in die eene, rampzalige nacht ’n boef geworden ’k mag haast lijen dat as ’k in ’t Gasthuis kom zij d’r oogen gesloten heeft, niet meer in de mijne kan kijken. De dagen voor ’t uitlekte keken we mekaar al niet meer an en de Heer zij geprezen opgezocht heeft ze me nooit ofschoon we ons zilveren feest hadden kennen vieren nee, nooit opgezocht, zooas ze me schreef, om me niet in ’t pakkie te zien, da’k niet had kennen droomen nog is te zullen dragen nee, nee . .. (zakt snikkend met ’t hoofd tegen de stoelleuning. De Directeur opent aarzelend de wachtkamer-deur, wenkt. De dochter komt binnen, wijkt terug. Hij beduidt haar te blijven en stil te zijn, gaat zelf door de andere deur heen. De vader staat langzaam op, ziet de dochter, schrikt, kijkt snel rond, als in zoeking van den Directeur, draait zich af. Zij geeft ’n gil, vliegt hem om den hals hij zich verzettend, trachtend uit haar armen te raken, eindigt met zelf te snikken en haar te zoenen) ... Niemeer huilen! Niemeer kom nou ! (dwingt haar op den stoel). Hoe is ’t met moeder ? (Zij zegt hem iets in doofstommen-taal). Zoo. Dan gaan we ’r heen. In welk gasthuis? (Zij antwoordt). Goed. Directeur (terug). Dacht ’k wel. Heb ’k gelijk gehad aan te dringen? Nummer 113. Dank u. Mag ’k dadelijk gaan? Directeur. Dadelijk. Nummer 113. Dank u. Dag, meneer. Directeur. Goeien dag. Nummer 113 [bijde deur). Een ding wou ’k nog weten. Directeur. Ja? Nummer 113. ... Mot ’k de koning ’n bedankbrief schrijven ? Directeur. Dat kun je doen zooals je ’t zelf wil. Nummer 113. Dan doe ik ’t zeker, zeker. En mot dat op zegel? Directeur. Nee, nee wel met ’n postzegel. Nummer 113 (glimlachend). Ja, dat, dat weet ik. Wat sta je? Wou jy blijven? En geen gehuil meer. Dag meneer... {Af). VIJFDE VREUGDE. Directeur, Nummer 67, Bewaarder. Directeur {ll3 en zijn dochter even in de rechterdeuropening nakijkend tot den Bewaarder:) ...Pietersen!.,. Bewaarder (binnentredend). Ja, meneer? Directeur. De laatste, die gratie gekregen heeft zeven-en-zestig. Bewaarder. Weet u, dat ’r buiten ’n rijtuig met twee paarden voor ’m klaar staat en dat ’r ’n vijftig man op ’m wachten? Directeur. Dezelfde vertooning van de laatste keer ? Bewaarder. Ja, meneer. Ze wouen met z’n allen de binnenplaats op en toen heeft de korporaal, om ze tegen te houen, z’n mannetjes in ’t geweer laten komen. Directeur (glimlachend). Goed zoo. Da’s ’n kameraad dien we nog wel ’n paar maal terug zullen krijgen. Waarschuw ’m. Bewaarder (ook glimlachend). ... Ik denk, meneer, dat-ie ’r de lucht van beet heeft al ’n half uur lang staan ze bij de noordervleugel op de hoogte van z’n cel ’t vrijheidslied te zingen... Directeur (opent lachend een raam. Uit de verte klinkt het vrijheidslied). Grappenmakers! Vooruit maar! (Hij luistert even, sluit het raam. Bewaarder af. De Directeur gaat weer voor z’n schrijfbureau zitten. Bijna onmiddellijk daarna treedt Nummer 67 binnen). ... Num- mer zeven-en-zestig Herman de Wilde (sarcastisch) ’r staat buiten ’n landauer voor u klaar met ’n escorte partijgenooten... Nummer 67 (een slanke grijsaard, met intelligente trekken, een hoog voorhoofd en een vrij grooten neus. Hij draagt een bril met zwart montuur. Zijn haar, dat op de kruin schaarsch is, doch aan de slapen sterker, is geheel wit. Ook zijn volle pluisbaard en zijn snor zijn wit. Hij praat rustig en beschaafd). ... Beteekent dat ? ... Directeur. ... Dat ’r vandaag voor u eenige reden was ’t fameuze vrijheidslied te zingen. (Naar de buste van den koning op de foliantenkast wijzend). ... De koning, dien u op ’n openbare vergadering beleedigde is gestorven. De troonopvolger, de nieuwe vorst... Nummer 67. ... Heeft ’r eenig bezwaar tegen, me hier te begraven. Directeur (rustig). Ik denk niet dat Zijn Majesteit u om bezwaren van dien aard gratie schonk. Nummer 67 (schamper). Jawel, ik weet ’r alles van. „Laat ’m ’r uit”, hebben ze ’m waarschijnlijk geraden: „dan doe je ’n handige politieke zet in plaats martelaar te blijven, zal-ie dankje moeten zeggen”...— jawel! Daar pas ik voor. Daar word ik geen dupe van. Directeur (spottend). ... Ik geloof dat u beter doet, wat u verder te vertellen heeft, aan uw partijgangers over te brengen. Phrases aan mijn adres vindt u niet? zijn, na de mededeeling van daar straks, ’n weinig misplaatst. Alleen wou ik u ambtshalve den raad geven, geen derde of vierde veroordeeling uit te lokken... Nummer 67 (glimlachend). ... Pardon zesde veroordeeling. Directeur. Bij de administratie kunt u, wat u toekomt, ontvangen... Nummer 67. Daar zal ik geen gebruik van maken. Directeur. Als u dan maar verklaart, koe ik er over moet beschikken. Nummer 67. Hebben 'r vandaag meer gratie gekregen ? Directeur. Jawel. Nummer 67. Hoeveel? Directeur. In deze strafgevangenis nog vier buiten u. o--—UI Nummer 67. Verdeel ’t dan onder die vier. __ t ■ Ivl . , -Directeur. Dat zal slecht gaan. Drie er van, zullen r met van gediend zijn een waarschijnlijk wel, een die van ’B5 gezeten heeft... N,U^m?,r67- ■■■Van ’B5! Leeft zoo’n ongelukkige nog! Mag k weten wie ’t is? Directeur. Natuurlijk (even in de papieren kijkend). ... Nummer zeven Gerrit Jan Muller... t N e r ,6 7- Wees u dan zoo vrindelijk dien Gerrit Jan Muller mgn „honorarium” af te staan. .P 6 f 6U r' Dat kan’ als u Persoonlek de quitantie afteekent {hem de hand toestekend). ... En nu, meneer Herman de Wilde tot ’t genoegen u niet meer te zmn preek zooveel revolutie als u wil maar hou u buiten schot... , Nummer 67 (glimlachend). Misschien zyn we over n paar eeuwen zoo ver, dat ’r geen cellulaire gevangenissen meer zullen z*jn – uit gebrek aan directeuren Directeur. Of uit gebrek aan misdadigers, als üw theorie praktijk is geworden. Nummer 67 (spottend). Da’s buitengewoon raak. piree t 6 u r (als 67 bij de deur is). ... En doet u my t genoegen, den heeren die u buiten wachten, te verzoeken, minder luidruchtig te zingen, als u in de lanaauer stapt... Nummer 6 7 (spottend). Houdt u minder van zang? Directeur. In déze omgeving, ja... J<* ■ I . bewaarder (verschrikt binnentredend). Meneer de Directeur, nummer zeven, nummer zeven... (houdt zich tegenover 67 in). ' Dirceueur. Wat is ’r? Pietersen? Wat sta je? (do Bewaarder wijst dat hij niet in tegenwoordigheid dj'ft spreken)- Ga Je ffang! (tot 67) Nummer das uw meuwe beschermeling, aan wien üw ?6ld b®taald moet worden... {tot den Bewaarder). Ga Jö yaily . ~ Bewaarder. Hij wou ’r met geen geweld uit.. Directeur. ... Hoor u dat, meneer De Wilde een die zóó weinig te klagen heeft, dat-ie niet uit de gevangenis wil... (tot den Bewaarder) Verder!... Wat had-ie?... (de Bewaarder zwijgt angstig). ...Nou dan, Pietersen! Bewaarder {zacht). ... Heeft zich opgehangen, meneer. Directeur (verschrikt opstaand). Opgehangen! Opgehangen! Opgehangen, bij zooveel bewakers! Bewaarder. ...Hij had pas z’n centen gebeurd iedereen dag gezeid en toen, toen is ’t gebeurd... Ze hebben ’m afgesnejen geen leven meer in niémand z’n schuld ... Directeur. Da’s... da’s... (loopt snel met den Bewaarder heen). Nummer 67 (heeft verschrikt geluisterd gaat langzaam op den stoel voor het bureau zitten, staart voor zich uit). Directeur {keert terug, herneemt zijn plaats achter het bureau. Een lange, drukkende stilte. Dan kijken de twee mannen mekaar aan. Weer een stilte, tot de Directeur moeilijk zegt:) ’t Spijt me, meneer De Wilde, dat juist u dat gehoord heeft... Nummer 67. ... Een die z’n vrijheid niet wou... {staat op, stapt op de deur toe, zegt daar ernstig). ...Wees u niét ongerust, ik zal ’r geen misbruik van maken en, gezongen zal ’r buiten niet worden... Scheveningen, 1906. Doek.