R.K. Openbare Leeszaal Mariahoek IA,1A, Utree1 Openbare Lees?’-' -i; ONZE MUSICI ONZE MUSICI PORTRETTEN EN BIOGRAFIEËN NIJGH & VAN DITMAR'S UITGEVERS-MIJ VOORBERICHT Hiermede ziet eene geheel nieuw bewerkte uitgave van het werkje „Onze M usici” het licht. Deze bevat portretten van de voornaamste Nederlanders, die zich op muziekgebied bewegeh1 'eri HuriVle biografieëh bewerkt naar de’ meest récente gegevens. DE UITGEVERS WILLEM ANDRIESSEN werd 25 October 1887 te Haarlem geboren, en ontving het eerste muzikale onderricht van zijn vader. Hij zette zijn studiën voort aan het Amsterdamsche Conservatorium, waar J. B. de Pauw (piano) en Bernard Zweers (compositie) zijn leermeesters waren. In 1906 deed hij eindexamen en in 1908 behaalde hij den prijs van uitnemendheid voor piano. Vanaf 1908 deed hij zich als pianist in tal van steden in binnen- en buitenland hooren. Hij componeerde een klavierconcert, liederen, orkestwerken. 1 Maart 1910 werd hij benoemd tot leeraar voor klavierspel aan het Kon. Conservatorium in Den Haag, welke functie hij bekleedde tot 1 Jan. 1918, vanaf welken datum hij optrad als leider der hoogere pianoklassen aan de Muziekschool der Maatschappij ter Bevordering der Toonkunst te Rotterdam. Andriessen is woonachtig in Den Haag. WILLEM ANDRIESSEN PETER VAN ANROOY, de componist der bekende „Piet llein”-Rhapsodie, is 13 October 187!) te Zalt-Bommel geboren. Zijn opleiding kreeg bij te Utrecht van Johan Wagenaar en G. Veerman, terwijl hij later te Moskou bij “Willem Kes studeerde. Nadat zijn studiejaren achter den rug waren, werd de Iste violist-plaats in het ïonhalle-orkest te Zürich door hem ingenomen, daarvóór was hij werkzaam te Glasgow. Weder in Holland teruggekeerd benoemde men bem nu achtereenvolgens als directeur van het Stud. Muziekgez. „Sweelinck” te Amsterdam, tot 2den dirigent van het Lyrisch ïooneel en in 1905, na proef-dirigeeren, tot directeur van het Harmonie-Orkest te Groningen. Als gast-dirigent trad hij op te Eastbourne (Engeland) en te Lausanne. In 1910 werd hij directeur van de Arnhemsche Orkest-Vereeniging en van de Afdeeling Toonkunst te Arnhem. In 1917 volgde zijn benoeming tot directeur van het Residentie-Orkest te ’s-Gravenhage. Als gast-dirigent trad Lij op te Berlijn en Stockholm. In 1914 werd hij benoemd tot doctor honoris eausa van de Groningsche Universiteit, en in 1921 tot officier in de orde van Oranje-Nassau. Zijn voornaamste werken zijn: „Piet Hein”, Hollandsche rhapsodie voor orkest, die te Berlijn en in verschillende Duitsche steden, alsook te Basel, Zürich en Kopenhagen uitgevoerd werd; „das Kal te llerz”, orkest-fragmenten: Ballade, voor viool met orkest-begeleiding; een kwintet voor piano en strijkinstrumenten, twee kindercantates. PETER VAN ANROOY ANTOON AVERKAM F, geboren te Willige Laugerak (Utrecht) 18 Februari 1861. Zijne ouders vestigden zich in 1863 te Amsterdam en hij genoot zijne muzikale opleiding van Daniël de Lange aldaar, later van Friedrich Kiel te Berlijn en Joseph Rheinberger te München. Ilasselbeck te München en Messchaert te Amsterdam waren zijne leermeesters voor den zang. Van 1886—1903 was Averkamp verbonden als zangleeraar aan de Muziekschool van Toonkunst te Amsterdam, daarna stichtte hij aldaar eene particuliere inrichting voor zangonderwijs. In 1919 trad hij op als Directeur der Muziekschool van de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst te Utrecht. Behalve eenige bundels liederen en verschillende koorwerken zijn van hem verschenen : opus 2 Sonate voor piano en viool, opus 7 „Elaine und Lancelot”, symphonische Ballade voor orkest, opus 8 „Decora Lux”, Hymne voor solostemmen, koor en orkest, enz. Een paar ouverturen, eene symphonie, eene opera: „De Heidebloem”, het Gebarenspel „Kurrogloe en Nigara” en het Sint Franciscusgebarenspel bleven in manuscript. In 1890 stichtte Averkamp het Anisterdamsch a-Cappella-koor, dat in de voornaamste steden van ons land optrad en ook in Uuitsehland, België en Frankrijk veel bijval oogstte. Averkamp werd benoemd tot lid van verschillende Genootschappen en ontving' in 1906 bij het llembrandt-feest, naar aanleiding zijner „Hembrandt-llymne” het Ridderkruis in de orde van Oranje-Nassau. ANTOON AVERKAMP ARY BELINFANTE, geboren 28 Mei 1870 te Amsterdam, studeerde aanvankelijk in de medicijnen, besloot echter op 21-jarigen leeftijd, zich geheel aan de muziek te wijden, studeerde 2 jaar aan het Conservatorium te Amsterdam (Einddiploma), onder leiding van Julius Röntgen, terwijl hij daarna de technische zijde van zijn spel onder leiding van llenri Tibbe verder ontwikkelde. Belinfante werd in 1893 leeraar in klavierspel, in ’94 ook in muziekgeschiedenis aan de Orkestschool te Amsterdam. Na opheffing dier school stichtte hij met den heer S. van Adelberg (1900) de Eerste 'Particuliere Muziekschool en het Conservatorium Belinfante-Vau Adelberg. Zijn Leiddraad Muziekgeschiedenis beleefde een zesden druk- Hij richtte met den lieer J. H. Garms Jr. het Muziekpaedagogisch Verbond op; was sedert ’9B onafgebroken voorzitter dier Vereeniging en redacteur van het Muziekpaedagogisch Maandblad. Als pianist trad hij herhaaldelijk op met de orkesten van Amsterdam,Utrecht, Groningen en Arnhem. In het bijzonder te vermelden is, dat hij Reger’s Variatiën en Fuga op een thema van Bach bij het Nederlandsehe publiek introduceerde, en een paar malen de 32 Sonaten van Beethoven (in 8 avonden) te Amsterdam voordroeg. ARY BELINFANTE J. H. BESSELAAR Jr., geboren 29 Sept. 1874 te Rotterdam, werd 1 Juli 1893 benoemd tot organist der Groote Kerk te Kralingen, daarna tot organist der Herv. Kerk te Delfshaven, waar hij zijn eerste openbare orgelbespeling gaf (29 Aug. 1895), der Scots Ghurch te Rotterdam (1896) en der Luthersche kerk. In 1897 legde hij het eind-examen van de Kon. .Muziekschool (nu Koninkl. Conservatorium) te ’s-Gravenhage af en verkreeg diploma’s voor solo-pianist en solo-organist, voor harmonie en contrapunt-instrumentatie en trompet. Verder hield hij in plm. 80 plaatsen van ons land kerkelijke uitvoeringen met solisten. Ook in Dortmund, Weimar en Stuttgart gaf hij concerten. In 1904 werd hij tot orgelleeraar bij de Maatschappij t. b.d. Toonkunst, Aldeeling Rotterdam, benoemd Als examinator had hij sedert vele jaren zitting in de Ned. Toonkunstenaars-Vereeniging (voor piano). Voor orgel in de Ned. Organistenvereeniging. Ook had hij zitting als jurylid in zang- en muziekconcoursen en voor organistbetrekkingen. In Juni 1908 werd de Rotterdamsche Bachvereeniging opgericht, tegelijk met het Bach-koor: als directeur gaf hij uitvoeringen o.a. van de Johannes-Passion, Weihnaehtsoratorium etc. 1 Nov. 1915 werd hij door den heer 11. Bos Kzn. tot organist der Nieuwe Zuiderkerk te Rotterdam benoemd, in welke kerk hij maandelijksche orgelbespelingen gaf. In Augustus 1921 benoemde men hem tot 2den secretaris der Ned. Organ. Vereen. Zijn composities (in manuscript) bestaan uit: 3 strijkkwartetten, 2 sonates voor piano, 5 preludiums en fuga’s voor orgel. Verder liederen voor 1 en 2 zangstemmen met piano of orgel. J. H. BESSELAAR JR LOUIS BOER, geboren te ’s-Gravenhage, 2 September 1891, studeerde aan de Muziekschool en t Conservatorium der Maatschappij tot bevordering der Toonkunst te Amsterdam, violoncel (I. Mossel), piano (Karei de Jong) en theorie (Dan. de Lange). In 1912 behaalde hij te Amsterdam den prijs van uitnemendheid voor violoncelspel. Hij werd daarna solo-violoncellist te Nice (Casino Municipal) en vervolgens te Riga. In 1914 werd hij benoemd tot solo-violoncellist van de Berliner Philharmonie. Hij kou echter deze betrekking niet aanvaarden, daar hij bij de mobilisatie werd opgeroepen zijn plichten als reserve-oflicier te vervullen. Na den oorlog in 1919 werd hij 2de dirigent en solo-cellist van de Arnhemsche Orkestvereeniging, waarna hij in Januari 1920 directeur van llaarlem’s Muziekkorps werd. Tegelijk vervulde hij de betrekking van leeraar aan het Kon. Conservatorium voor Muziek te ’s-Gravenhage. In September 1920 werd Boer benoemd tot Iste luitenant der Grenadiers, Directeur van de Koninklijke Militaire Kapel. Daarnaast beweegt bij zich veel op het gebied van den koorzang als leider van de bekende Mannenzangvereeniging „die llaghe-Sanghers” en van de Haagsche Onderwijzers Zangvereeniging. LOUIS BOER 17 WILLEM DE BOER is geboren te Amsterdam 7 Mei 1885. Zijn vioolonderriclit ontving hij van H. W. Hofmeester, daarna, aan het Conservatorium, van Bram Eldering. Bij diens vertrek naar Keulen werd Carl Fleseh hoofdleeraar, en het is vooral aan hém, dat hij zijn vorming te danken heeft. In 1904 verliet hij met eervol diploma het Conservatorium, werd al dadelijk lid van het Concertgebouw-orkest, om dat echter een jaar daarna reeds te verlaten. Onder Fleseh bekwaamde hij zich voor „den Prijs van Uitnemendheid”, dien hij dan ook in 1906 verwierf. Achtereenvolgens bezocht hij nu Berlijn en Parijs; in Parijs studeerde hij korten tijd bij Thibaud. In den winter van 1907 gaf hij te Amsterdam een eigen concert, dat veel bijval oogstte en trad in dat seizoen op als solist met het Coneertgebouw-orkest. Daarna volgde zijn benoeming tot hoofdleeraar aan het Conservatorium en tot eersten .concertmeester van de Züriclier Tonhalle-Gesellschaft, en nam hij de leiding op zich van het strijkkwartet. Sedert dien tijd maakt hij als solist en als kwartet-speler, zoo ook gedurende de laatste twee jaren met zijn echtgenoote, de Zwitsersche zangeres Mart ha de Boer, met groot succes vele reizen in het buitenland. WILLEM DE BOER COENRAAD V. BOS werd 7 December 1875 te Leiden geboren. Zijn leermeesters waren Th. Enderle, Julius Röntgen, Prof. Rudorff en Prof. liarth, beide laatsten van de Ilochscliule te Berlijn. Door een introductie van den toenmaligen Dr. Max Friedlaender, kwam hij als tijdelijke begeleider van den zanger Eugen Gura in de gelegenheid, om te Greifswald en te Stralsund en daarna te Berlijn te coneerteeren, waarna Bos vast begeleider werd van den beroemden Duitschen liederzanger von Zur Mühlen, met wien hij gedurende 4 jaren op alle concerten samenspeelde. In dien tijd richtte Bos met Jos van Veen en Jacques van Lier het „Ilolliindiscbe Trio” op, waarmee men jaarlijks te Berlijn 6 concerten gaf en buitendien speelde het in andere steden van Duitsehland, in Oostenrijk, Scandinavië, Holland, Italië en Spanje. Toen von Zur Mühlen ophield met coneerteeren en zich te Londen vestigde als zangleeraar, is Bos begeleider geworden van Dr. Wüllner, wien hij sedert dien geregeld bleef vergezellen in bijna alle landen van Europa en ook in Noord-Amerika en Californië, en met wien hij een samenwerking van de zeldzaamste harmonie in vorm en wezen bereikte. COENRAAD V. BOS NICOLAAS ARIE BOUWMAN, geboren 18 Jan, 1854 te Delft, ontving zijn muzikale opleiding aan de Kon. Muziekschool in Den Haag en later van Richard Hol te Utrecht. In 1877 werd hij door Dunkler benoemd tot Kapelmeester der stafmuziek van het 3de Eeg. Inf. Hij heeft met het 3de groote successen behaald, o.a. in Mechelen (België) behaalde hij op een militair muziek-concours den hoogsten prijs. Te Bergen op Zoom richtte B. een mannenen een dameskoor op, waarmede hij belangrijke werken o.a. de „Missa Papae Marcello” van Palestrina en de zesstemmige Psalmen van Sweelinck uitvoerde. In 1897 behaalde Bouwman No. 1 bij het examen, afgenomen door een deskundige Commissie, voor Directeur der Kon. Mil. Kapel van het Reg. Gren. en Jagers. Onder zijne leiding heeft de Kapel zijn ouden roem herwonnen. Buitenlandsche bladen hebben dikwijls, over leiding en Orkest, voortreffelijk geoordeeld. In 1901 is B. door de Koningin benoemd tot 2de Luitenant, 1904 tot Isie Luitenant, en 1915 tot Kapitein. Wijlen Richard Hol, noemde Bouwman een goed componist, een onzer beste dirigenten, en een groot meester in de instrumentatiekunst. B. is in 1920 op zijn verzoek als Kapitein-Directeur gepensionneerd. Hij was toen 06 jaar. Zijn vele composities bestaan in werken van allerlei richting. Hij is eerelid van verschillende zangverenigingen, en nog zeer dikwijls jurylid bij examens en bij muziekwedstrijden in binnen- en buitenland. Bouwman is ridder Iste klasse Huisorde van Oranje, en van Oranje-Nassau, en bezit zeer vele buitenlandsche orden: hij is nog altijd in Den Haag woonachtig. N. A. BOUWMAN GEHARD VON BRUCKEN FOCK, 28 December 1859 te Koudekerke bij Middelburg geboren, ontving aldaar het eerst muziekonderwijs van Van ’t Kruys (vader van den componist), later van Rekker en A. de Jong. Vóór zijn heengaan naar Utrecht, dat ten doel had, om zich onder leiding van R. Hol te stellen, was reeds een bundel liederen van hem uitgegeven en had hij vele andere composities gemaakt. Zijn eerste concert, te Middelburg gegeven, in vereeniging met G. Veerman, G. Völlmar en S. van Adelberg, dateert van 1878. Na een kort verblijf te Berlijn, waar hij werkte onder W. Bargiel en Fr. Kiel, woonde hij nu veelal te A’dam en dirigeerde er tijdelijk het Remonstrantsch Zangkoor, en andere koren, terwijl zijne voornaamste werkzaamheid toch de compositie bleef. In 1904 vestigde hij zich te Aerdenhout bij Haarlem, waar hij nog woonachtig is, en zich ook op het schilderen ging toeleggen. G. v. Brucken Fock gaf eene menigte concerten in binnen- en buitenland, o.a. in samenwerking met Tilia Hill en Carl Flesch. Van zijn composities noemen wij het Oratorium „De Wederkomst van Christus”; vele Praeludiën voor piano, Duitsche en Hollandsehe liederen; twee Symphonieën, Orkestwerken „La cóte sauvage”, en „Maneschijn op zee”; een Bijbelsche cantate voor dubbelkoor, solo en orkest „De opwekking van Lazarus”, diverse bundels klavierstukken en liederen. GEKARD VON BEUCKEN FOCK GEHARD BUNK, geboren 4 Maart 1888 te Rotterdam, ontving zijn eerste opleiding aan de Rotterdamsche Muziekschool en voleindigde die in Engeland en voornamelijk in Duitschland. Tegenwoordig bekleedt bij de betrekkingen van leeraar aan het Stedelijk Conservatorium en van len organist der St. Betri-Kirche te Dortmund. Vooral in Duitschland heeft Gerard Bunk naam gemaakt als pianist, organist, componist en dirigent. Vele zijner groote werken met en zonder orkest worden in Duitschland met succes uitgevoerd. De voornaamste solisten, die in liet Rijnen Roergebied optreden, verkiezen hem als begeleider. Verder staat sedert een aantal jaren een groote Oratoriumvereeniging onder zijn leiding. Bunk geeft jaarlijks een of meer Orgelconcerten in de Kemonstrantsche Kerk te Rotterdam. GEKARD BUNK CAREL BUÏTER VAN HULST is geboren He Amsterdam 20 December 1881. Hij studeerde 3 jaar aan het Conservatorium te Amsterdam voor Operaen (Joncertzanger, ouder speciale leiding van den lieer eu Mevrouw Fr. Morello, en werd aan het einde van het 3de studiejaar geëngageerd bij de Kembrandt-Opera en een half jaar daarna aan de Königl. Hofoper te Berlijn. Hier zong hij o.a. met Caruso als Tonio in Paljas (Italiaausch) en absolveerde zeer vele concerten o.a. in Petersburg, Moskou, Boedapest en verder in Duitschland en Oostenrijk. Xa weder een jaar in Holland vertoefd te hebben ter voltooiing zijner studie bij ilorello (tegelijkertijd verbonden aan de Rembrandt-Opera), nam hij een engagement aan als le bariton aan de Königl. Kaiserl. Hofoper in Weenen. Xa Weenen, waar hij een jaar verbonden was, werd hem op een coucert-touruée in Honden een engagement aangeboden aan Royal Opera Comp. Covent Garden. Hier trad hij met de grootste wereldsterren op in Italiaansche en Duitsche opera’s. Het overweldigend succes deed de directie besluiten, hem een engagement aan te bieden voor 5 jaar en wel voor Londen, Boston en Parijs. De oorlog maakte echter een einde aan dit contract. Hij kwam in Holland terug en trad daar op in verschillende opera’s, gegeven door de Residentie Opera-Vereeniging onder leiding van 1 leuk van den Berg. In 1921 is hij naar Amerika vertrokken, waar hij als opera- en concertzanger groote triomfen viert. CAREL BOTTER VAN HULST EVERT CORNELIS, geboren te Amsterdam 5 December 1884, kwam op 14-jarigen leeftijd op het Conservatorium aldaar, studeerde voornamelijk onder leiding van J. B. de Pauw, Dan. de Lange en Bern. Zweers, en verliet die instelling in 1904 met einddiploma voor piano en den prijs van uitnemendheid voor orgel. Van toen af zocht hij zich als dirigent te bekwamen en werd solorepetitor bij de Vlaamsche Opera te Antwerpen. Als pianist en organist deed hij in 1907 met mevrouw Alida Loman een concertreis door Ned. Oost-Indië en Australië. In 1908 voorjaar verbonden aan de Ned. Opera onder C. v. d. Linden, debuteerde hij daar als dirigent met „Hansel und Gretel” van Humperdinck. Op uitnoodiging van Willem Mengelberg verbond hij zich in 1908 (najaar) aan het Concertgebouw te Amsterdam, aanvankelijk als dirigent voor de zomer-concerten, later (1910) als 2de dirigent naast C. Dopper. In 1919 werd hij door het Bestuur van het Concertgebouw van die functie ontheven en trad inmiddels als pianist op den voorgrond, o.a. met het Concertgebouw Sextet, met de Belgische zangeres Berthe Seroen, Sonaten-avonden met Louis Zimmermann enz., in Nederland en daar buiten. In 1921 werd hij benoemd tot dirigent der llaarlemsche Toonkunst-zangvereeuiging. Als organist der Evang.-Luth. Oude Kerk te Amsterdam gaf hij van 1917 tot 1922 geregeld orgelbespelingen. Na een 3-jarige non-activiteit als orkestleider werd hij in 1922 benoemd tot dirigent van het Utrechtsch Stedelijk Orkest. EVERT CORNELIS JULIA GULP, te Groningen geboren op 6 October 1880, toonde reeds als kind een mooie stem te bezitten. Reeds op twaalfjarigen leeftijd ontving zij zangonderricht van Mevrouw Groneman te Groningen, en de stem ontwikkelde zich dermate, dat het besluit genomen werd om Julia voor concertzangeres te doen opleiden. Cornelie van Zanten te Amsterdam en later Etelka Gerster te Berlijn zijn haar leeraressen geweest en hebben haar, van nature niet groot geluid, gevormd tot een stem van heerlijke welluidendheid, glans en draagkracht. Julia Gulp heeft vrijwel geheel Europa bereisd en heeft ook in Amerika triomfen behaald. „Uit het kleine land komen groote zangeressen”, heeft eeus een criticus te Weenen gezegd, toen kort na elkander Mevreuw Xoordewier-Eeddingius, rl illy Koenen en Julia Gulp in de Keizerstad opgetredeu waren. Inderdaad is Julia Gulp onder de eerste zangeressen te rekenen. JULIA CULP 3 HUBERT CUYPERS werd geboren den 26 Dec. 1873 te Baexem bij Roermond, in welke stad hij zijn eerste muzieklessen (piano) ontving, totdat hij op 14-jarigen leeftijd onder leiding kwam van den Domehor-dirigent Franz Nekes te Aken, om zich in de klassieke kerkelijke toonkunst te bekwamen. Daar leerde hij de strenge werken der oude meesters kennen en als koorknaap in den Dom voelde hij een diepe vereering in zich ontwaken voor Palestrina. Na voltooide studie kreeg hij een benoeming als Organist-Lirecteur te Amsterdam (van het St. Alphonsuskoor) en nam tevens de leiding van het „Utrechtseh Palestrinakoor’’ op zich. Later richtte hij de „Schola Cantorum” op, die vooral den A-Cappella-Zang beoefent. Al was zijn streven, om de kerkelijke toonkunst in ons land op meer artistieke baan te leiden, (in Rome bestudeerde hij den traditioneel-Gregoriaansehen zang der Benedictijnen en componeerde o.a het „St. Alphonsus Oratorium”, Missa Sanetae Trinitatis, een 8-stemmig Te Deum), toch voelde hij zich zeer aangetrokken tot Wagner en andere moderne meesters. Bij Bernard Zvveers zette hij zijn studiën voort en schreef nu het declamatorium „Terwe”, dat sterk de aandacht trok als nieuwe kunstvorm, volmaking van het oude zoo gelaakte melo-drama. Kort daarna componeerde hij nog twee declamatoria „Die Wallfahrt nach Kevlar’’ en_„Das klagende Lied'’. Op aanzoek van Willem Eoyaards bewerkte hij voor diens tooneel-ensemble Vondel’s drama „Adam in Ballingschap” en „Lucifer’’. Zijn jongste werk is een komische opera, die haar eerste opvoeringen in Antwerpen en Gent beleefde. HUBERTCUYPEKS THOMAS DENIJS. geb. 3 Jan. 1877 te Schagett (N.-II.) ontving van 1896—1899 zijn muzikale opleiding van de heeren Dan. de Lange. Zweers en de Pauw. Cornelie van Zanten was zijn leermeesteres voor den zang. Na het eindexamen Conservatorium werd hij door 11. M. de Koningin in de gelegenheid gesteld een jaar te Berlijn te studeeren. In 1900 le baryton aan ’t Amsterdamsch Lyrisch tooneel, nam hij nog enkele lessen bij den Italiaan Algier te Parijs en verliet in 1903 deze instelling, om als zangleeraar aan de Muziekschool (afd. Toonkunst) te Rotterdam werkzaam te zijn. Spoedig werd hij geëngageerd voor de grootste concerten in ons land en het buitenland, en moest dan de lessen overlaten aan zijn vrouw Emmy Denijs-Kruijt, die 5 jaar onafgebroken als leerares aan de muziekschool verbonden was. In 1912 vestigde hij zich te Berlijn en werd spoedig een Europeesche beroemdheid nis oratorium- en liederen-zanger. liij is de vertolker van de Christuspartij bij de Matthaus-Passion-uitvoeringen onder Mengelberg. Als curiositeit zij vernield dat hij destijds voor de Christus partij in Bach’s Matthaus-Passion was aangezocht in 4 buitenlandsehe en 3 Neder!. steden. Ttij nam toen natuurlijk alleen ..Holland aan als goed vaderlander. Merkwaardig is nog dat zijn eerste concert te Hoorn (1 Juni 1899) is geweest, waar hem de moeilijke taak werd opgedragen, den meesterzanger Messchaert te vervangen in den ..Paulus" van Mendelssohn. Verscheiden malen zong hij voor H. M. de Koningin. Koningin-Moeder en den Prins, had ook eenmaal de eer ten hove te zingen. THOMAS DENIJS EMMY DENIJS—KRUIJT, geboren te 's-Gravenhage, bracht haar jeugd door in Engelsch-Indië, waar haar vader 'Consul-Generaal was. Daar zij als kind reeds bijzondere muzikaliteit aan den dag legde, bezocht ze, in Holland teruggekeerd zijnde, het Koninkl. Conservatorium te s-Gravenhage. Aanvankelijk voor piano bij Akkerman, kwam zij later voor zang onder Spoel’s leiding, en besloot op 18-jarigen leeftijd de zangcarrière te kiezen, niet zonder tegenwerking van den kant haars vaders. Zeer spoedig kwam zij in de gelegenheid bij de toenmaals te ’s-Gravenhage gevestigde Italiaansche Opera te zingen, behaalde een groot succes en nu waren de bezwaren uit den weg geruimd. Zij studeerde 2 jaar bij Marchesi en Algier te Parijs en werd daarna verbonden aan de Nederl. Opera (Dir. v. d. Linden te Amsterdam) eerst als gast, daarna eenige jaren als jeugdig Dram. Zangeres. Daarna was zij nog enkele jaren verbonden aan t Amsterdamsch Lyrisch Tooneel. _ In 1905 benoemd tot leerares in solozang aan de muziekschool (afd. Toonkunst) te Botterdam, waar zij tot 1911 aan werkzaam bleef, vestigde zij zich te Berlijn als zangpaedagoge en trad in verschillende plaatsen in Duitschland en Holland op als oratorium- en liederenzangeres. Ook als pianiste trad zij enkele malen op en begeleidde haar man Thom. Denijs op enkele concerten. Emmy Denijs-Kruijt is nu gevestigd te 's-Gravenhage en wijdt een groot deed van haar tijd aan de zangpaedagogiek. Zij heeft o.a. de Rosen-Cavalier van Richard Stranss vertaald in ’t Hollandsch. EMMY DENIJS-KRUIJT BERNARD DIAMANT is te Delft geboren op 16 Juli 1872. Leiding vond hij, nadat J. H. B. Spaanderman te Gouda hem in de beginselen der muziek had ingewijd, aan de Muziekschool te Rotterdam. Daar studeerde hij bij Joh. Sikemeier klavier en bij M. 11. van ’t Kruys orgel, terwijl hij bij R. von Perger, Arthur Seidel, Theod. Verhey en E. Blumentritt de theoretische vakken leerde. Sedert 1896 is Diamant organist van de Groote Kerk der Ned. llerv. Gemeente te Delfshaven; kort daarna volgde toen zijn benoeming tot directeur der Chr. Gem. Zangvereeniging „Excelsior”. Als Directeur van .de Rotterdamsche Liedertafel, bezorgde hij op het 40-jarig bestaansfeest dezer vereeniging de eerste uitvoering in ons land van „II Paradiso perduto” van Enrico Bossi. Behalve directeur van de mannenzangvereeniging „Inter Nos”, is Diamant ook directeur van de Kon. Zangver. Rotte’s Mannenkoor, van de Rotterd. Onderw. Zangver., van het Kinderkoor van de Rott. Toonkunstafd., en van het Gemengd Koor van de Stichting Ons Huis. Ook als operadirigent is Diamant sedert 1906 herhaaldelijk met succes opgetreden. In zijn betrekking van leeraar aan de Gem. Vormschool tot Opleiding van Onderwijzeressen en aan de Gem. Kweekschool van Onderwijzers te Rotterdam heeft hij zich als paedagoog vooral naam gemaakt. Thans is hij ook als Leeraar in muziek en zang aan de Koningin Wilhelmina Kweekschool en aan de Rotterdamsche Schoolvereeniging (Schiedamsche Singel) verbonden. . Diamant is gehuwd met de operazangeres Marie Taverne. BERNARD DIAMANT COHN. DOPPEK werd 7 Febr. 1870 te Stadskanaal geboren. Hoewel voornamelijk autodidact, studeerde hij toch ook van 1887— 00 aan hot conservatorium te Leipzig, onder Leo Grill, Wendeling en Keinecke. Bij zijn terugkeer benoemd tot leider eener zangvereeniging te Iloogezand, vestigde liij zich in 1891 als muziekleeraar te Groningen. Daar componeerde hij zijn opera: „De Blinde van Gastel Cuillé”. Hierop volgden twee suites voor orkest, klavier-stukken, liederen, de Opera Frithjof, en later nog 7 symphonieën, verschillende opera’s en kamermuziekwerken. , Langen tijd repetitor bij de vroegere Nederl. Opera (dir. C. v. d. Linden), is hij sedert 1908 plaatsvervangend dirigent van het Concertgebouworkest te Amsterdam. Op zijne kunstreizen bezocht Corn. Dopper de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, Canada en Mexico. Op den voor Europa historischen datum van 9 Nov. 1918 heeft Diehard Strauss te Berlijn Dopper’s 6e Symphonie (.de Amsterdamsche) gedirigeerd, later is hij door llerz te San Francisco ten gehoore gebracht. Zijn Chaconne heeft Mengelberg te Newr York, te Hamburg en te Amsterdam gedirigeerd, en zij is door verschillende orkesten in Europa en Amerika uitgevoerd. In samenwerking met Adama van Scheltema heeft hij een dansstuk gecomponeerd naar diens „Meidroom’ Evenals de Zuiderzee-Symphonie, die door Dr. Muck in Hamburg uitgevoerd werd, is ook de pas gemaakte Wadden-Symphonie resultaat van indrukken, ter plaatse gedurende rustperioden opgedaan. COKN. DOPPER SEM DRESDEN is 20 April 1881 te Amsterdam geboren. Zijn eerste muzieklessen voor viool en piano ontving hij o.a. van Mauriee Hagemann en F. Togni te Amsterdam. Aanvankelijk bestemd voor den handel, stelde hij zich later onder leiding van Bernard Zweers en Hans Pfitzner, te Berlijn. In 1905 keerde hij terug naar Holland, werd directeur van enkele zangvereenigingen, o.a. te Tiel, later te Laren en Amsterdam. In 1919 is hij verbonden aan het Conservatorium der Mij. t. b. der Toonkunst als hoofdleeraar voor compositie en harmonie. In 1914 richtte hij de Madrigaalvereeniging op, een a c'appellakoor bestaande uit 9 solo-zangers en -zangeressen, waarmede hij talrijke concerten gal, ook in het buitenland. Sinds een 10-tal Jaren houdt hij voor verschillende Volksuniversiteiten en andere corporaties, cursussen over muzikale onderwerpen. In 1921 hield hij op het Kunstcongres te Parijs een voordracht over den invloed der moderne Fransche muziek in Holland. Met S. v. Milligen bewerkte hij den 2en druk van diens „Ontwikkelingsgang der Muziek”; van zijn hand verscheen een boekje „Het Muziekleven in Nederland sinds pl.m. 1880”. Van zijn werken zijn te noemen 3 sextetten voor piano en blaasinstrumenten, trio voor 2 hobo's en Eng. hoorn, suite naar Rameau voor dezelfde bezetting, sextet voor strijkinstrumenten en piano, duo voor twee piano's, variaties voor groot orkest, sonate voor cello en piano, sonate voor fluit en harp, pianostukken, liederen, koren etc. Sem Dresden is getrouwd met de zangeres Jacoba Bhont. SEM DRKSDEN BRAM ELDERING, 8 Juli 1865 te Groningen geboren, kreeg zijn eerste viool-lessen aldaar van Poortman. Later zette hij zijn studiën voort te Brussel bij Jenö Hubay om zich ten slotte onder leiding te stellen van den ~grooten” Joachim in Berlijn. Na afloop van dezen studietijd kwam hij als concertmeester aan het Berlijnsche Philharmonisch orkest en de Meininger ITofkapelle, vervolgens in Holland teruggekeerd, werd hij tot leeraar aan het Amsterdamsch Conservatorium benoemd. Tegenwoordig is Bram Eldering aan het Conservatorium te Keulen verbonden. Achtereenvolgens was hij leider van het Meininger-kwartet, het Amsterdamsch-Conservatorium-kwartet en thans van het Kölner-kwartet. In de voornaamste steden van Duitschland. Holland, België, Engeland en Oostenrijk liet hij zich als solist hooren. De Königliche Professorstitel, ..das Verdienstkreuz für Kunst und Wissenschaft' (Heiningen) en de Ridderorde van de Ernestinische Hausorden” werden hem toegekend. BRAM ELDERING lIENRI EMTLE ENTHOVEN, den 18den October 1903 te Amster 'am. geboren, bracht zijn jeugd te Baarn door, terwijl bij zijn Gymnasiale op eiding te Hilversum ontving., Reeds in zijn prille jeugd ■ vertoonden zich bij hem sporen van compositorischen aanleg, die door Dr. Johan Wagenaur, aan wien hij sinds zijn acht-1 ste jaar, zijn opleiding als zoo ianig te danken heeft, verder outwikke d wer 'en. Ook studeerde hij later nog bij Prof Frauz Schreker, Directeur der „Hochschule für Musik’ te Ber ijn. Niet weinig droeg tot deze ontwikkeling ook bij de muzikale sfeer van zijn ouderlijk huis, waar hij de Kamermuziekliteratuur leerde kennen en het, van jeugdigen leeftijd af, volgen der Mengelberg-eoncerten. Onder zijn orkestwerken noemen wij: Suite voor viool en orkest 1917/18, Symphonie in Es-nioll 1918/19, Praeludium, Intermezzo en Variaties voor piano en orkest 1919. Suite in Ouden Stijl 1920, Bur esque 1921, twee Silhouetten 1921/22, Impromptu fantastique 1923, welke werken meermalen door Willem Mengelberg Dr. van Anrooy, Prof. Schneevoigt, Dr. Wagenaar, Van Gilse en Spanjaard ten gehoore werden gebracht. Verder schreef Enthoven een vioolsonate, lie leren en pianowerken. Bij verschillende uitvoeringen zijner Kanermuziekwerken werkte Enthoven als pianist me:le; o.a. te Amsterdam. s-Gravenhage en Berlijn. Sinds 1921 studeert Enthoven in de rechtswetenschap aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. EMILE ENTHOVEN 4 BERTHA FRENSEL WEGENER—KOOPMAN, geboren in 1874 te Bloemendaal, genoot haar opleiding aan de Muziekschool van „Toonkunst” en het Conservatorium, beide te Amsterdam on verliet laatstgenoemde instelling met eind-diploma voor klavier en compositie. Als pianiste trad zij gedurende 15 jaar in t openbaar op, zoowel ten onzent als in Duitschland. Menigmaal maakt zij zich verdienstelijk door het begeleiden van koren en solisten. Tiaar composities bestaan uit een 38-tal liederen, een Stabat Mater, twee Engelsche werkjes en een Cantate voor vrouwenkoor, soli en orkest, welke laatste in 1913 bij de opening der Tentoonstelling „De Vrouw” bekroond en uitgevoerd werd. In de laatste ja ren schreef ze een 12-tal liederen op Engelschen en Franschen tekst, meerendeels manuscripten nog, welke met groot succes te New York, Chicago en St. Louis gezongen werden en begeleid door Conrad V. Bos, welke haar hiervan buitengewoon mooie critieken deed toekomen. bertha frensel wegener—koopman CORN. A. GALESLOOT werd lü Maart 1852 in Jutfaas geboren. Hoewel hij ree Is muziek beoefende met z’n tiende jaar bespeelde hij het orgel te Jutfaas was hij voor het bouwkundig vak bestemd. Op 16-jarigen leeftijd kou hij zich geheel aan de muziek wijden ouder leiding van Richard Hol. Hij werd toen directeur-organist van het zangkoor te Jutfaas, dat al heel spoedig een algemeene bekendheid verwierf (Palestrina en anderen waren er geen onbekenden). Verschillende andere kerkkoren in den omtrek kwamen ouder zijn leiding. In 1895 verhuisde Galesloot naar Utrecht als directeur van het kerkkoor der St. Domiuicuskerk. Hij was of is nog directeur van „Fidelio ’, Utr. Gemengd Koor, Muziekgezelschap „Mozart’’, ..Coers Liederkoor”, Zaugvereenigingen te 's-Gravenhage, Rotterdam, Hilversum, /eist, Wageningen, Vianen, Maarsen, en dirigeerde „Vincentius”- en „Caecilia”-concerten. Met „Orpheus” te Utrecht behaalde Galesloot in binnen- en buitenland zijn grootste triomfen. Ook als piano-, orgel- en zangleeraar heeft hij talloozen muzikaal ontwikkeld. Galesloot heeft altijd getoond en bewezen, dat kunst niet is een „chose agréable”, maar openbaring van diepgaand zielsproces. Daarvan is zijn werk als muziekleeraar en koordirigent altijd het bewijs geweest, daardoor is hij een der beste Nederlandsche koordirigenten, daarvan getuigen ook zijn composities. Op zijn zeventigsten verjaardag is de grijze kunstenaar door heel het land op de meest spontane wijze gehuldigd. CORN. A. GALESLOOT JAN VAN GILSE werd 11 Mei 1881 te Rotterdam geboren. Zijn eerste muzikale opleiding genoot hij aldaar bij Mevrouw Kindler (piano) en Fred. Blumentritt (theorie), vervolgens bezocht hij van 1897—1902 het Conservatorium te Keulen, waar hij leerling was van Max van de Saudt (piano) en voornamelijk van den toenmaligen directeur Franz Wüllner (directie en compositie). Ten slotte studeerde hij nog een winter bij Engolbert Humperdinck op de „Academische Meisterschule” te Berlijn. Van Gilse’s eerste Symphonie behaalde in Dec. 1902 een door de vereeniging „Beethoven-Haus” te Bonn uitgeschreven tweejarigen prijs; zijn derde Symphonie, voor het eerst uitgevoerd in 1908 op het feest der Duitsche Toonkunstenaars te München, werd in 1909 bekroond door de Berlijnsche Kunstacademie met den Michaël Beerprijs. Deze „Prix de Rome” was oorzaak, dat van Gilse van 1909—1911 Rome tot woonplaats had. Van 1905—1908 was Van Gilse dirigent aan de Stedelijke Opera te Breinen, daarna een winter aan de Noord-Nederlaudsche Opera te Amsterdam. Na van 1911—1916 te München te hebben verblijf gehouden, nam Van Gilse in 1917 de leiding van het Utrechtsch Stedelijk Orkest op zich, welke hij in 1922 heeft neergelegd, omdat hij in een Pers-conflict bij zijn Bestuur niet den steun vond, dien hij meende te mogen verlangen. Thans is hij voorloopig te Laren (N. H.) gevestigd, ten einde zich weder eenigen tijd uitsluitend aan de compositie te kunnen wijden. Van zijn hand verschenen: een Ouverture, vier Symphonieën, een vijfde is in bewerking de JAN VAN GILSE cantate Sulamith, de muziek bij Dehmel's Eest spiel „Eine Lebensmes.se” voor soli, koor en orkest, orkestvariaties over een St. Nieolaasliedje, een muziekdrama „Het Vrouwtje van Stavoren” met eigen tekst, een nonet voor strijk- en blaasinstrumenten, liederen en gezangen met piano, zoowel als met orkest. Van zijn tijdschriftartikelen werden enkele studies als brochure uitgegeven: o.a. „Het Nederlandsche Operaprobleem” en „Nederland en het Auteursrecht”. 11. D. VAN GOUDOEVER, (geb. te Utrecht 12 Nov. 1898) ontving zijn eerste muzikale onderwijs aan de Muziekschool der Mij. tot Bev. der Toonkunst te Utrecht: theorie en compositieleer van Dr. Joh. Wagenaar, cello van den heer Ed. Ferrée, piano van Mevr. Veerman—Bekker. Na volbracht eindexamen Rijks H. B. S. in 1916 kon hij zich geheel aan de muziek wijden. In dezen tijd ontstonden zijn eerste orkestwerken: „Allegro” liederen (sopraan met orkest), „La Fete bleue ” (cello met orkest). Na eind-diploma der Muziekschool behaald te hebben, studeerde hij een jaar bij Charles van Tsterdaël. In deze periode verschenen de beide orkestwerken „Sphinx ’ en „Dansimpressie” (opgedragen aan Willem Mengelberg). In 1919 ging hij naar Parijs, waar hij 3 jaar bij Gerard Hekking woonde. Daar ontstond de „Suite” voor cello met orkest, opgedragen aan zijn leermeester. De eerste uitvoering had plaats te New York onder leiding van Willem Mengelberg, met den componist als solist. H. D. VAN GOUDOEVER JOS. GROENEN, Iste baryton aan de „Groote Opera” in Weenen, werd 11 Mei 1885 in Waalwijk geboren. Zijne eerste opleiding dankt hij aan den heer P. Kallenbach en Hendrik C. v, Oort, Amsterdam. Nadat hij nog 2 jaar studeerde bij Jos. Tijssen en Mr. Vanzo, Milaan, debuteerde hij aan 't Stadttheater in Mainz als „Fliugende Hollander”. De oorlog maakte een einde aan dit engagement en direct werd Groenen aan het Stadttheater te Hamburg geëngageerd. Hier bleef hij eenige jaren en is sinds 1922 voor 5 jaren aan de Groote Opera in Weenen geëngageerd. Groenen maakt ook zeer veel reizen om gastrollen te vervullen, welke reizen hem naar Holland. Spanje, Scandinavië en Bukarest brengen, waar hij steeds met de bekendste artisten optreedt, als Slezak, Piecaver, Kunz, Bohnen etc. Tot zijn uitgebreid repertoire behooren partijen uit Tannhaiiser, Meistersinger, Eigoletto, Maskenbal, Parsifal, Tristan, Don Juan, Figaro’s 1 lochzeit, etc. etc. JOS. GROENEN S. VAN GRONINGEN, woonachtig (e Leiden, werd 2d Juni 1851 geboren te Deventer. Na te Delft het eindexamen aan de Polytechnische school te hebben afgelegd, was hij eenige jaren als technoloog werkzaam. Op raad van Ilubinstein ging hij nu echter de lessen van Liszt in Weimar volgen, en van de Professoren Oscar Kuif, Barth. Kiel en Spitta, aan de Königliche Hoehschule in Berlijn, en wijdde zich verder uitsluitend aan de Kunst. Weder terug in Holland, vestigde hij zich als pianist in Zwolle, daarna in Den Haag. Tijdens hot verblijf in deze laatste stad Was hij hoofdleeraar aan de muziekschool der M. t. b.d. Toonkunst te Utrecht. Thans is hij hoofdleeraar aan de muziekschool van de M. t. b,