DOORZETTEN TOT HET EIND DRIE RADIOVOORDRACHTEN OVER PLAATSELIJKE KEUZE NATIONALE CHRISTEN-GEHEELONTHOUDERS-VEREENIGING Hoofdkantoor: NIEUWE KADE 1 UTRECHT DOORZETTEN TOT HET EIND DRIE RADIO-VOORDRACHTEN OVER PLAATSELIJKE KEUZE DOOR = C. SMEENK SUZE GROENEWEG P. VAN DER MEULEN NATIONALE CHRISTEN-GEHEELONTHOUDERS-VEREENIGING HOOFDKANTOOR: NIEUWE KADE 1 – UTRECHT PRIJS 5 CT., 25 EX. f 1—; 50 EX. lOO EX. f 3.50; 500 EX. f 16.50 Niet verslappen. M. H. Reeds tweemaal sprak de Tweede Kamer der Staten-Generaal zich uit vóór de opneming van het beginsel der „Plaatselijke Keuze” in onze Drankwet. Beide malen kon het initiatief-ontwerp-Rutgers niet de instemming van de Eerste Kamer verwerven. Naar veler gevoelen behoorde een wetsontwerp, deze materie rakende, van de Regeering uit te gaan, De vorige Minister van Arbeid, Dr. Slotemaker de Bruine, is aan dat verlangen tegemoetgekomen. Zijn wetsontwerp tot herziening van de Drankwet bevatte een regeling van de Plaatselijke Keuze, die van het voorstel-Rutgers niet principieel verschilde. Alleen beperkte het regeerings-ontwerp zich om financieele redenen tot de vergunningen, verleend na 1 Mei 1904. De Tweede Kamer heeft het ontwerp niet afgedaan voor de verkiezingen van 1929. Het na den stembusstrijd gevormde Kabinet-Ruijs, waarin als Minister van Arbeid Mr. Verschuur optrad, kwam met een Nota van Wijziging, waarbij de regeling inzake de P.K. uit het ontwerp-Drankwet werd gelicht. Wel heel sober werd deze wijziging gemotiveerd! De Minister wilde een spoedige behandeling bevorderen. P.K. moest bij afzonderlijk ontwerp aan de orde gesteld worden. Van den Minister kon evenwel een dergelijkontwerp „vooralsnog” niet tegemoet gezien worden. Van die spoedige behandeling is niets gekomen. De Kamer heeft de wijzigingen in de afdeelingen besproken en de schriftelijke voorbereiding is nog niet ten einde gebracht. Bij de komende openbare behandeling zal stellig over het al of niet wenschelijke van P.K. niet minder uitvoerig gesproken worden dan het geval zou zijn geweest, indien het ontwerp-Slotemaker de Bruine ongewijzigd ware gehandhaafd. Men kan moeilijk aannemen, dat de Minister dit niet heeft voorzien. In elk geval ontkomt hij niet aan een debat over dit hoogst belangrijke onderwerp, waarvoor ik ook een oogenblik uw aandacht vraag. De tegenwoordige Drankwet-Kuyper bevat reeds de bepaling, dat de Gemeenteraad aan de Kroon kan voorstellen, om hetzij in de geheele gemeente, hetzij in een of meer wijken der gemeente alle na 1 Mei 1904 verleende vergunningen te doen vervallen en nieuwe vergunningen niet meer te verleenen. De Kroon kan, gemotiveerd, een dergelijk voorstel afwijzen. In het ontwerp-Slotemaker nu werd eenzelfde bevoegdheid om een voorstel te doen aan de Kroon ook verleend aan ten minste een vijftiende deel van hen, die op de geldende lijst der kiezers voor den Gemeenteraad zijn geplaatst. Maar een dergelijk voorstel zou slechts geldig zijn, wanneer bij geheime stemming van de opgekomen kiezers, mits uitmakende de meerderheid van alle stemgerechtigden, zich vóór de indiening van het voorstel aan de Kroon hadden verklaard. De Kroon zou in de beslissing over dit voorstel geheel vrij blijven. Slechts zou een eventueel afwijzende beslissing met redenen omkleed moeten zijn. De mogelijkheid was ook voorzien, dat men in een gemeente op de gevallen beslissing zou willen terugkomen. In dat geval zou het voorstel tot intrekking van het besluit reeds geldig zijn, indien de gewone meerderheid der opgekomen kiezers zich voor de indiening daarvan verklaarde. Technische détails laat ik nu verder buiten beschouwing. Tegen dit voorstel is nu een hevige oppositie gekomen. Vooral de drankhandel is in volle actie geweest en juicht thans over het aanvankelijke succes. Welke bezwaren voert men aan? Er wordt, zegt men, geheel onnoodig, bij P.K. door fanatieke geheelonthouders een aanslag gepleegd op de „vrijheid” van het Vaderland. Geheel onnoodig, omdat het immers goed gaat in Nederland. Er wordt veel minder gedronken dan vroeger. Men ziet haast geen dronken menschen meer. Waarom dan deze „vrijheidsbelemmeringen” ? Met dankbaarheid moet erkend worden, dat het drankmisbruik in mindere mate voorkomt dan vroeger en dat ook in het algemeen het gebruik van alcoholische dranken is afgenomen. Allerlei zedelijke en sociaal-economische factoren hebben hier invloed ten goede uitgeoefend. Degeheelonthoudingsbewegingheeft veel zegen op haar werk gezien. De verbetering van de sociale toestanden en verhoudingen heeft het hare bijgedragen tot de vermindering van het drankgebruik. In de kringen der georganiseerde arbeiders is al meer belangstelling gekomen voor andere dingen dan de „kroeg” kan geven. Ook de sport, al heeft zij haar schaduwzijden, werkte de „nuchterheid”, althans voor zoover deze bestaat in het zich niet te buiten gaan aan alcoholische dranken, in de hand. En stellig is ook van de drankwetgeving een invloed ten goede op te merken. Toch moet men waarlijk niet meenen, dat wij erin Nederland reeds zijn, dat van het alcoholisme geen gevaren meer dreigen! Er wordt nog altijd een aanzienlijk bedrag besteed, zoowel voor gedistilleerd als voor wijn en bier. Men schat dit gebruik op circa f 23.-- per hoofd, hetgeen vermoedelijk te weinig is. Dat geld zou economisch-nuttiger aanwending kunnen vinden. leder moet dit toch toestemmen, ook al erkent men ten volle dat niet alle genotmiddelen ontbeerd kunnen worden. Groot is nog altijd de ellende, door het alcoholisme in een aantal gezinnen aangericht. Ernstig is de schade, welke de „gemeenschap” daardoor lijdt. Geestelijke en zedelijke demoralisatie, verlies van gezondheid en van welstand kunnen nog steeds als rampzalige gevolgen van het alcoholisme opgemerkt worden, door wie niet als met gesloten oogen rondwandelt. Men informeere maar eens bij onze consultatie-bureaux, bij predikanten en medici, bij de directeuren van krankzinnigengestichten en van gevangenissen, bij de werkers op het terrein van de armenzorg! Men lette er ook op, dat de nieuwe toestanden en verhoudingen het alcoholgevaar vergroeien. De jeugd, die veel meer uitgaat dan vroeger, wordt door de alcoholverleiding omringd. Het verkeer neemt toe, eischt feitelijk nuchterheid en toch bedreigt hier de alcohol in den meest letterlijken zin het leven van de menschen. Neen waarlijk, er is geen reden, om in den strijd tegen het alcoholisme te verslappen. Er is hier nog een groote taak óók voor de Overheid! Evenwel vergist zich, wie meent, dat men geheelonthouder moet zijn, „fanatiek” onthouder nog wel, om voor Plaatselijke Keuze te ijveren. Er zijn vele niet-onlhouders, die toch aan de bevolking van een gemeente wel het recht willen verleend zien, om zich uit te spreken over de vraag, of zij op haar terrein den openbaren verkoop van sterken drank in het klein al dan niet wenscht te handhaven. Aanranding van de „vrijheid”? Vrijheidsbeperking ligt er in heel de wetgeving, ook in het organisatorische leven. Maar hel is veelal een beperking, die zegenrijk werkt. Zelfs kan al klinkt het paradoxaal overheidsdwang juist de vrijheid in den hoogeren zin bevorderen. Ook in casu zou het verbod van openbaren verkoop van sterken drank in het klein vrijheid voor de zwakkeren beteekenen. P.K. dwingt trouwens niemand om geheelonthouder te worden. Men kan voor huiselijk gebruik drank van elders laten komen. Bovendien is de „vrijheidsbeperking” minder, wanneer de gemeenteraad een voorstel aan de Kroon doet, hetgeen immers reeds op grond van de bestaande wet mogelijk is? Men vreest nu ontduiking van een eventueel verbod, door clandestienen verkoop. Natuurlijk zal ook dit verbod overtreden worden. Alle wetten worden overtreden. Maar het gevaar voor ontduiking is toch het grootst bij die wetten en verordeningen, die zonder meer van boven af opgelegd worden en die dingen verbieden, waarvan velen het beslist verkeerde, het zondige niet in hun consciëntie voelen. De Christen moet ook dan gehoorzamen, om des gewetens wil. Maar in casu heeft men niet te doen met een zonder meer van boven af opgelegd verbod. Bij P.K. vindt de genomen verbodsmaatregel steun in de overtuiging van de overgroote meerderheid der bevolking, die om dien maatregel uitdrukkelijk gevraagd heeft. Er behoeft hier minder vrees te zijn voor ontduiking dan in tal van andere gevallen. Bij P.K. zal men in de eene gemeente geen vergunningen meer kennen, maar in een vlak daaraan grenzende gemeente wel. Dat zal, zegt men, een onmogelijken toestand in het leven roepen. Ik acht die bezwaren niet gewichtig. Men heeft nu feitelijk reeds hetzelfde met de „drooggelegde” wijken. Maar bo- vendien zullen de kiezers en zal stellig de Kroon wel met grensmoeilijkheden rekening houden. Men behoeft niet te vreezen, dat bijv. in een plaats als Heerenveen de vergunningen zullen verdwijnen, zoolang niet 3 4 van de tot drie gemeenten beboerende kiezers van deze stad zich daarvoor hebben verklaard. Men wijst in dit verband ook meermalen op de overtreding van het drankverbod in de Vereenigde Staten. Nu moet ge niet alles gelooven, wat men u alzoo over Amerika vertelt. Onpartijdige onderzoekers oordeelen veel gunstiger over de werking van het drankverbod dan de „groote pers” ten onzent. Het feit, dat nog bij geen enkele verkiezing de „natten” veel succes behalen, wijst er op, dat de toestanden niet zoo corrupt zijn, als men ons wil doen gelooven. Wat hier en daar in de kustplaatsen en in enkele kringen in de groote steden gebeurt, zegt wel heel weinig omtrent de werking van het verbod over heel het uitgestrekte gebied van de Vereenigde Staten. Bovendien: wie wil nu hier een absoluut Verbod? Het gaat bij P.K. slechts over den openbaren verkoop in het klein van sterk alcoholische dranken. En dan nog alleen in die plaatsen, waar de bevolking er, blijkens den uitslag eener vooraf gehouden stemming, rijp voor is, zoodat op haar instemming en medewerking gerekend kan worden. In Noorwegen heeft men op dien grond het verbod door P.K. vervangen. Over de z.g.n. „staatsrechtelijke” bezwaren thans slechts een enkel woord. PK. brengt ons niet het referendum, zooals Zwitserland dat kent. Het zet ook de bestuurscolleges niet op zij. Het geeft feitelijk een geregeld petitierecht. De beslissing blijft aan de Kroon. Daarom is er ook volstrekt geen bezwaar tegen, dat daarnaast de bevoegdheid van den Gemeenteraad blijft bestaan, om eveneens een voorstel te doen. Bij P.K. is er minder gevaar voor partijinvloeden en politieke overwegingen. En bovendien: men kan daardoor veel zuiverder peilen, hoe de bevolking over de quaestie denkt. Medelijden met de vergunninghouders behoeft niet van instemming met P.K. te weerhouden. De vergunningen van na 1904 kunnen zonder meer vervallen. En aan de vergunninghouders van voor 1904 kan even- tueei een schadeloosstelling worden gegeven. Ten onrechte werden die vergunningen in het ontwerp-Slotemaker uitgeschakeld. Het is overigens de vraag, of er veel „schade” zal geleden worden. Immers zal in gemeenten, waar P.K. succes heeft, het drankgebruik wel reeds sterk verminderd zijn. Bovendien zal men koffie, thee, limonade, enz. kunnen verkoopen, waaraan toch ook belangrijk verdiend wordt. Medelijden mag hier zeker geen rol spelen. Moeten het geluk en de welvaar} van het geheel niet méér in het oog gevat worden? Het medelijden ga uit tot de zwakken, die nu voortdurend verleid worden en die telkens weer vallen! Komt er P.K., dan zal voorloopig wel slechts in enkele gemeenten de vereischte meerderheid van 3/4 worden verkregen. Maar er zullen toch allengs meer „vrijsteden” komen, waar men gevrijwaard is tegen de verleiding, die voortdurend uitgaat van de drankgelegenheden. Men zal er geen vijand behoeven te duchten, gevaarlijker dikwijls dan de bloedwreker, dien de Israëliet ontvluchten kon door zich te spoeden naar de vrijstad. Het alcoholisme is een gevaar voor de geestelijke, voor de zedelijke en de sociale verheffing van ons volk Een gevaar mede voor de jeugd en voor de zwakken. Het doet schade aan de zaak van het Koninkrijk Gods. Eén van de middelen, om dat gevaar al meer af te wenden, is Plaatselijke Keuze. Steune men dan ook van Christelijke zijde de beweging, die vóór de invoering van P.K. ijvert! C. SMEENK. Plaatselijke Keuze en de Vrouw. Geachte toehoorders, Het is heeiemaal niet verwonderlijk, dat een drankbestrijderswoord mag en zal klinken tijdens een uitzending ter gelegenheid van het Internationaal Pinksterfeest van den Arbeiderssportbond. Integendeel. Doelmatige sport staalt niet alleen de spieren, doch ook de geestelijke en zedelijke krachten. Wilskracht en zelftucht worden er niet weinig door bevorderd. Daarbij heeft de massale sportbeoefening zooals de Arbeiderssportbond die wil, vooral een sterk ontwikkeld gevoel voor samenwerking en onderling vertrouwen noodig. De georganiseerde drankbestrijders, wier zelfgekozen taak alleen volbracht kan worden door menschen met sterk gevoel van verantwoordelijkheid voor anderer welzijn, begroeten dan ook in de ware sportliefhebbers hun goede vrienden. Daarbij rekenen wij natuurlijk niet de talloozen, die de wedstrijden met groote belangstelling volgen uit behoefte aan sensatie of omdat zij weddenschappen aangingen over den uitslag. Deze gokkers bewijzen hiermede slechts, dat zij zelfs niet het geringste besef hebben van het eigenlijke doel en de groote opvoedende beleekenis van de sport. De ware sportliefhebbers zullen hunnerzijds waardeering hebben voor de drankbestrijders, omdat zij weten, dat het alcoholgebruik een belemmering, een gevaar, ja op den duur zelfs een vijand is van de sport. Het kan ons alleen maar spijten dat onze Pinksterbijeenkomsten op denzelfden dag vallen en daarom ongewild het bezoek wederkeerig ongunstig beïnvloeden kunnen. Laat ons hopen, dat wij nog eenmaal gezamenlijk onze feesten mogen vieren. De betooging van de Nederlandsche drankbestrijders op Pinkstermaandag kan helaas nog geen feest in den eigenlijken zin van het woord zijn. Dit had wel zoo kunnen wezen, als uitvoering was gegeven aan het voornemen van de vorige Regeering, die op haar programma van Maart 1926 aankondigde een wijziging van de drankwetgeving met opneming daarin van het stelsel van Plaatselijke Keuze. Inderdaad werd door haar een wetsontwerp met die strekking ingediend in Juni 1927. In de Tweede Kamer was daar toen stellig een meerderheid voor. Het ontwerp kwam echter niet in openbare behandeling. De regeering verdween en een nieuwe verscheen. Mede een van de eerste daden van Minister Verschuur was het terugnemen van de Plaatselijke Keuze uit het voorstel. Dit is nu reeds de derde maal, dat de voorstanders teleurgesteld worden in hun gerechtvaardigde verwachtingen. Tweemaal nam de Tweede Kamer een wetsvoorstel aan, tweemaal verwierp de Eerste Kamer het, terwijl toch ook in dit lichaam de meerderheid der leden lot de voorstanders van het stelsel gerekend kon worden. Met het stelsel van Plaatselijke Keuze zou in de wet worden opgenomen het recht voor de inwoners van een gemeente of een gewest om uit te spreken, hoe zij naar eigen keuze plaatseiijk den drankverkoop zouden willen zien geregeld, beperkt of misschien geheel verboden. Het gaat dus niet om het verbruik, doch om den verkoop. Onder de tegenwoordige drankwet is de verkoop van alcohol ook niet vrij zooals b.v. de verkoop van brood, kruidenierswaren of manufacturen. Er is een vergunning voor noodig en het aantal vergunningen is beperkt in verhouding tot het aantal inwoners. Daarmee is officieel erkend, dat er aan alcoholverkoop gevaren zijn verbonden voor de bevolking. De Gemeenteraad kan nu reeds voorstellen doen aan de Rijksregeering tot vermindering van het aantal vergunningen in de Gemeente. De Gemeenteraad kan besluiten, bepaalde wijken of straten van den verkoop uit te sluiten. Men mag dus zeggen, dat het beginsel van Plaatselijke Keuze feitelijk reeds in onze Drankwet ligt. De voorstanders van dit beginsel willen nu uitbreiding van de toepassing er van. De bevoegdheid om zich tot de Rijksregeering te wenden met een verzoek om beperking, willen zij fenvolle aan den Gemeenteraad laten, maar zij willen die bevoegdheid ook toegekend zien aan de burgerij zelf. Daartoe moet dan de mogelijkheid geschapen worden, om op gezette tijden stemmingen te houden, waarbij de volwassen burgerij zich uitspreekt over de regeling van den alcoholverkoop in hunne gemeente. Dus geen gewone politieke verkiezingen met candidatenlijsten, doch slechts een referendum over dit ééne punt; beperking van de a!coholverkoopvergunningen,yöof/zéwz. Als drie kwart van de uitgebrachte stemmen, die dan tevens de meerderheid van de kiezers moeten uitmaken, zich vóór beperking uitspreekt, moet een verzoek om beperking of verbod tot de Rijksregeerirg gericht worden. Waarom kan dit nu niet aan den Gemeenteraad worden overgelaten ? Omdat de verkiezingen voor den Gemeenteraad worden beheerscht door politieke inzichten en tot dusverre in ons land zelfs overheerscht door godsdienstige opvattingen, maar in geen geval het alcoholvraagstuk er de inzet van is. Er zijn slechts twee politieke partijen, de S.D.A.P. en de Chr. Historische Unie, die daarvan spreken in hun program. De afgevaardigden van de Chr. H. Unie behouden zich echter hun persoonlijke vrijheid voor, hetgeen heel duidelijk gebleken is in de Eerste Kamer, toen enkelen van hen meehielpen de wet, tot invoering van Plaatselijke Keuze, te verwerpen. De bezwaren tegen het stelsel van PI. Keuze berusten voor het grootste deel op misverstand bij degenen, die het vereenzelvigen met algemeen verbod van gebruik. Dit algemeen verbod van boven af willen wij niet, omdat dit bij velen een gevoel van wrevel opwekken kan en daaruit allicht een neiging tot verzet en overtreding geboren wordt, met hel gevolg van clandestiene verkoop en smokkelhandel. Als echter s!s van de bevolking er zelf om vraagt, zal het laatste vierde deel er zich gemakkelijker bij neerleggen en bovendien zullen de 3U die zich uitspraken, ook wel alles doen om het verbod te helpen handhaven. Anderen zijn er tegen en zij zeggen het eerlijk, omdat zij hun borrel niet willen missen, beter gezegd, niet kunnen missen. Och zij kunnen dan thuis nog hun hartje ophalen; want wij streven slechts naar verbod van gebruik in gelegenheden van maatschappelijk verkeer. Voor een deel van deze tegenstanders zou het verbod juist een zegen zijn. Zij zijn er, die nu drinken, maar het niet zouden doen als er de verleiding niet was. Een ander deel zal het toch willen volhouden; dat zijn de echte, die er niet meer buiten kunnen. Zij zullen hun portie desnoods zien te halen in een clandestien kroegje. Maar dat is dan toch alleen maar een kwestie van tijd. Met de generatie, die nu leeft, is het gauw gedaan. Dat beseffen wij allemaal, die reeds aan den verkeerden kant van de vijftig staan. Voor die verdwijnende generatie kunnen wij de belangen van de komende niet uit het oog verliezen. Nu is het een verblijdend verschijnsel, dat iedere jeugdgroep, die zich idealen stelt, van welke richting ook, begint met geheelonthouding. Het is het maatschappelijk leven, dat velen van hen, helaas ook bij alle richtingen, doet ontrouw worden aan dit beginsel. Wij mogen vertrouwen, dat de jeugd, opgevoed in een drankvrije maatschappij, absoluut niets missen zal, zoomin als wij volwassenen er last van hebben dat in ons land het gebruik of de verkoop van absinth of opium niet vrij is. Wat een generatie nooit gekend heeft, mist zij ook niet. Dan zijn er ook nog tegenstanders, die wij niet ernstig nemen. Dat zijn de strijders voor de vrijheid, die in het stelsel P.K. een gevaar zien voor de persoonlijke vrijheid. In een geordende maatschappij is absolute persoonlijke vrijheid ondenkbaar. Wij zijn in zooveel gebonden en hebben die gebondenheid zoo rustig aanvaard, dat de roep om vrijheid ten opzichte van alcoholgebruik ons belachelijk klinkt. Wij mogen in onze maatschappij maar niet trouwen met wie wij willen. Wij mogen in onze maatschappij niet trouwen op eiken leeftijd, dat wij het willen. Wij mogen onze bezittingen niet vermaken uitsluitend naar eigen wil. Wij mogen onze huizen niet bouwen, uitsluitend naar eigen inzicht. Wij mogen ons zelfs niet kleeden, uitsluitend naar eigen wil. Wij mogen op straat en op den weg niet loopen of rijden naar eigen wil, enz. enz. In een geordende maatschappij heeft men zich te voegen, naar regelingen getroffen in onderling ovei leg en met het oog op maatschappelijke belangen. Dit is de kern van de kwestie vcor ons: of het gemeenschappelijk, het maatschappelijk belang vraagt om uitbanning van den alcohol. En dan zeggen wij: ja. Het is zelfs een maatschappelijk belang van de eerste orde. Het leven eischt van de meeste menschen veel meer dan vroeger, het geeft gelukkig ook meer aan de meesten. De ontwikkeling van de techniek is zoover gevorderd, dat wij er schier op elk terrein des levens van profiteeren, maar er ook door bedreigd worden. leder zal beamen, dat aan een machinist en een chauffeur de eisch van onthouding gesteld mag, neen, moet worden, omdat een oogenblik van onoplettendheid bij hen de onlzettendste gevolgen kan hebben voor hun medemenschen. Een benevelde chauffeur is een gevaar op straat, maar is een benevelde voetganger geen gevaar voor den chauffeur en zijn passagiers? Zoo is het op den weg, zoo is het in de haven. Zoo is het op het atelier, zoo is het in het bouwbedrijf. Zoo is het in de industrie, zoo wordt het meer en meer in den landbouw. Zoo is het in de ziekenhuizen, zoo wordt het meer en meer in eigen woning. De onbezonnenheid of zelfs maar lijdelijke afgetrokkenheid van den enkeling kan een ramp beteekenen voor vele anderen, Het moderne leven met zijn vergevorderde toepassing van de techniek verdraagt eenvoudig den alcohol niet meer. Nog om een andere reden niet. Door de maatschappelijke ontwikkeling wordt al meer en meer de vrouw haar huis uit en het publieke leven in getrokken. Zij moet zich daar vrijelijk en veilig kunnen bewegen, in tram en trein, op straat en in de restauratie, met haar mannelijke collega’s. Bij den arbeid, zoowel als tijdens de uren van ontspanning. Deze meerdere bewegingsvrijheid van de vrouw eischt dringend een drankvrij maatschappelijk verkeer. Ook de huisvrouw, die zich ten doel stelt de woning te maken tot een werkelijk tehuis, moet kunnen meehelpen om de kroeg uit haar woonwijk te weren. In Rotterdam, de stad mijner inwoning hebben wij gelukkig eenige drankvrije wijken. Gij zoudt eens zien, hoe het karakter dezer woonwijken zou veranderen, als daar, evenals in de oude stad, in ieder hoekhuis een café werd ingericht, ’t Spreekt toch van zelf, dat de vrouwen, die daar haar kinderen opvoeden en deze nu veilig weten, invloed moeten kunnen uitoefenen om haar wijk op peil te houden. En ik verzeker U, dat doen zij ook ter dege. Nu willen wij voor de huisvrouwen uit andere deelen van de stad het recht veroveren om met haar stem ook uit haar straten den alcohol weg te werken, ’t Gemakkelijkst zal het zijn, droog te bouwen en droog te houden. Dit geldt niet alleen voor wijken of maar ook voor gewesten. Zou het niet prachtig zijn, als na de droogmaking van de Zuiderzee, onze nieuwe Nederlandsche provincie met zijn nieuwe bewoners, die een belangrijke taak daar te vervullen krijgen, alcoholvrij gehouden zou worden. Ten slotte nog een woord over en tot de moeders, die haar eigen huis drankvrij wisten te houden. Zij waren zelf persoonlijk geheelonthoudster en hebben haar kinderen drankvrij grootgebracht. Maar op een gegeven oogenblik moeten zij haar kind, jongen of meisje, de wereld laten ingaan. Ik vraag aan alle weldenkendenofdeze moeders er geen recht op hebben, dat deze wereld zoo veilig mogelijk zal zijn voor de intredenden. Als moeder heeft de vrouw het recht op P.K., om daarmee het wapen in de hand te krijgen, waarmee zij het gevaar voor verleiding van haar nog rein kind kan bestrijden. . Dit gevaar huist in de talrijke gelegenheden voor alcoholverkoop. In ieder schitterend verlicht en welingericht café of restaurant, waar alcohol verkocht wordt, zit de sluipmoordenaar op de loer. Wij weten toch allen wel, hoe zoowel voor den jongen man als voor het meisje de alcohol het middel kan zijn tot verdooving van het aangeboren gevoel van kuischheid, dat behoedt voor zoo menig gevaar op sexueel gebied Natuurlijk moeten er blijven, de middelpunten van gezellig verkeer, natuurlijk moeten er blijven en nog in aantal toenemen, de lokalen voor clubs en vereenigingen van allerlei aard, waar jongelui van beiderlei kunne zonder gevaar voor geestelijk en zedelijk verval samenkomen. Wij weten echter, dat in iedere gelegenheid tot drankverkoop een suggestie ten kwade huist. Deze willen wij er uit stemmen onder Plaatselijke Keuze. Een stuk zelfopvoeding voor de bevolking, een zelfbeschermende veiligheidsmaatregel voor de maatschappij, dat is het, wat wij met elkaar willen bereiken. Dat is het, waarvoor op Pinkstermaandag te Amersfoort betoogd wordt, ’t Gaat er nu om! Zou voor de derde maal de Piaatselijke Keuze ons ontgaan, dan kunnen wij wel zeggen dat de kans voor goed verkeken is. Daarom moeten wij opkomen tot den laatsten man, en vooral ook tot de laatste vrouw. Als er zijn, die wegens huiselijke omstandigheden niet kunnen gaan, laten zij probeeren een andere vrouw vrij te maken door voor dien dag de kinderen der andere onder hare hoede te nemen. Als de ernstige wil er maar is, kan er veel. Die ernstige wil moet er zijn, omdat het gaat om ernstige dingen, om niet minder dan het welzijn van onze menschengemeenschap in het algemeen, het welzijn van onze opgroeiende jeugd in het bijzonder! Daarom naar ik hoop, tot ziens op Pinkstermaandag te Amersfoort! Ik heb gezegd. Goeden avond. SUZE Groeneweg. Wat de PI. Keuze wil. Waarde luisteraars, Wanneer ik zou afgaan op wat men noemt de openbare misschien is het veiliger in dit verband te spreken van de geopenbaarde meening in de kringen, die gewoon zijn bij de AVRO hun oor te luisteren te leggen, zou ik mij met het door mij te behandelen onderwerp wellicht voelen als Daniël in de leeuwenkuil, namelijk omringd door gevaarlijke, vijandige machten. Misschien wachten zelfs velen kalm, tot het kwartiertje, dat de AVRO welwillend te mijner beschikking stelde en waarvoor ik dank zeg voorbij is. Het voordeel van de microfoon is dan voor mij, dat ik het een noch het ander bespeur en mijzelf kan denken in de aangename positie van een spreker, die een groot aandachtig gehoor voor zich heeft. U weet waarover ik het thans zal hebben: over de Plaatselijke Keuze, een zaak, die in staat blijkt meer pennen in beweging te brengen en meer hoofden warm te maken dan menige andere. Dat is op zichzelf reeds een voordeel, bijna zou ik zeggen, een aanbeveling. Immers voor onbeduidende, onverschillige zaken loopt men vooral tegenwoordig niet warm. • ' _ O o Over de P.K. is in de laatste jaren veel geschreven. Wellicht verwacht U daarom niets nieuws van mij. Maar we leven in een drukken tijd, die weinig gelegenheid laat voor rustig lezen en kalm overwegen. Dit is de eenige verschoonbare verklaring, die ik kan vinden voor het feit, dat uit de legio artikelen in onze pers en ook in officieele stukken zelfs van den Nijverheidsraad en van Kamers van Koophandel zoo buitengewoon geringe kennis van het wezen en doel der P.K. blijkt. Daarin ligt voldoende rechtvaardiging van mijn spreken waarbij ik wil trachten een aantal vragen, waartoe P.K. aanleiding geeft, zoo objectief mogelijk met U te behandelen. Omdat P.K. een zaak van drankwetgeving is vooraf daarover eenige opmerkingen van algemeenen aard. Vijftig jaar geleden was de verkoop van alcoholhoudende dranken in ons land zoo vrij als die van alle andere waren, maar vermoedelijk was geen van deze zoo gemakkelijk te koop. Op elke QO inwoners, dat was hoogstens op elke 18 gezinnen, trof men een drankverkooper aan en daarnaast hier meer en daar minder nog een aantal, die uitsluitend bier verkochten. Met een voor die tijden zeer merkwaardig radicalisme werd hiermee eens en voor goed gebroken. Voor deze dranken in het bijzonder voor den sterken drank werd een uitzonderingstoestand geschapen. Uitgesproken werd door den wetgever in 1881 dat het volksbewustzijn de dranknering niet als een maatschappelijk ongevaarlijk beroep aanmerkte. Als absoluut schadelijk en dus ongewenscht zooals later absinth, narcotica, witte phosphor etc.— werd zij nog niet verklaard. De drankhandel werd echtertusschen enge grenzen teruggebracht en aan allerlei beperkende voorschriften onderworpen. Vijf en twintig jaar later ging de wetgever verder. Hij hield toen reeds rekening met het feit, dat, niet over het geheele land, maar toch voor kleinere deelen, dit absoluut schadelijke zou kunnen worden uitgesproken,en bepaalde dat de overheid zich daar naar zou kunnen, zelfs moeten richten. Ik denk hierbij aan de bepaling, die den gemeenteraad vergunt enkele wijken, buurten of straten aan te wijzen, waarin door B. & W. geen vergunning tot verkoop van sterken drank mag worden verleend. Maar vooral aan die, welke de Kroon de bevoegdheid geeft elke vijf jaar op voorstel van den gemeenteraad te bepalen, dat in een gemeente voortaan geen vergunningen zullen worden verleend, of dat zelfs alle na 1904 verleende vervallen en geen nieuwe mogen worden toegestaan. AI verklaarde Minister Kuyper, aan wien deze bepalingen te danken zijn, dat hij nog geen P K. meende te mogen voorstellen, in den grond der zaak werd zij door de genoemde bepalingen ingevoerd. Tegen deze bepalingen is voor noch na ooit ernstig bezwaar ingébracht. En toch zou dit met dezelfde motieven, die men thans tegen de PK. aanvoert, kunnen zijn geschied. Sterker aan de bestaande bepalingen kleven bezwaren, die niet verbonden zijn aan wat thans door de voorstanders van. P.K. in ons land wordt nagestreefd. Er zijn er die zeggen, dat dit weinig (er zake doet omdat de omstandigheden zoodanig gewijzigd zijn, dat deze bepalingen, ja wellicht de geheele Drankwet zich zelf overleefd hebben. Daarop kan ik thans niet ingaan. Ik plaats mij op het standpunt, waarop de wetgever zich nog steeds zonder eenig voorbehoud plaatst, n.l. dat onze Drankwet ook nu nog volkomen recht van bestaan heeft ook onder inderdaad zeer gewijzigde omstandigheden. En in het kader van die wet past zonder eenige reserve het stelsel van P.K., zooals het in deze Pinksterweek in ons land weer krachtig gepropageerd is en waarvoor op Pinkstermaandag te Amersfoort weer een nationale betooging wordt gehouden. *) WAT BEOOGT ND DIT STELSEL? Het beoogt, dat men de volwassen mannen en vrouwen in een gemeente of in een deel daarvan laat beslissen over de vraag of en in hoever de openbare verkoop van alcoholhoudende dranken zal worden toegestaan dan wel verboden. Hieruit volgt dus onmiddellijk dat P.K. NIET wil, wat met groote hardnekkigheid door de tegenstanders beweerd wordt, n.l. de vervaardiging en het vervoer van deze dranken verbieden. Of iemand tot geheelonthouding dwingen. * * Voor ik verder ga een klein stukje geschiedenis. Ongeveer 34 jaar geleden werd de P. K. voor het eerst openlijk in ons land aan de orde gesteld en wel op een jaarvergadering van de Nat. Chr. O. O. V. Ongeveer gelijktijdig in de Ned. Ver. t. Afsch. v. Sterken Drank. Kort daarna in De Volksbond tegen Drankmisbruik. En in 1901 werd ze namens de katholieke drankbestrijdingsvereeniging Sobriëtas door wijlen Mr. R. B. Ledeboer aanbevolen. Toen volgde spontaan in 1907 een zoogenaamde proefsfemming, gehouden te Dinxperloo. Onder leiding van een daarna voor dit doel gevormde regelingscommissie, waarin alle richtingen met uitzondering van De Volksbond vertegenwoordigd waren, hebben vervolgens in vijftien plaatsen en in een geheel kiesdistrict met volledigen waarborg voor geheime stemming zulke proefstemmingen plaats gehad. Daarbij werden 73613 stemmen uitgebracht, waarvan zich slechts 3% voor onbeperkten drankveikoop uitspraken, 15% voorden bestaanden toestand, 20% voor vermindering van het aantal verkoopplaatsen en 62% voor totaal verbod ) Deze rede werd een paar dagen te voren uitgesproken. daarvan. Dit laatste cijfer wisselde bij de 16 stemmingen af tusschen 53 en 80. Door dit resultaat aangevuurd werd met volledige medewerking van de katholieken een volkspelitionnement op touw gezet, maar voordat dit aanving verbood de hooge geestelijkheid verdere samenwerking en zelfs het onderteekenen. Desondanks plaatsten 670,902 mannen en vrouwen boven de 23 jaar hun handteekening op de adressen. Dergelijk getal was nog nimmer in zoo’n geval bereikt. Nog voordat het adres in particuliere audiëntie door de Koningin in ontvangst kon worden genomen, brak de groote oorlog uit. Hij trok aller aandacht tot zich en de P.K. dreigde geheel op den achtergrond te geraken. Daarom werd in April 1916 de Nat. Bond voor P.K. opgericht, die een enorme actie ontwikkelde en bevorderde dat in November 1919 door leden van zes verschillende politieke partijen een initiatief-voorstel bij de Tweede Kamer werd ingediend. Hoezeer de zaak in ons volk leefde bleek uit 5361 adhaesiebetuigingen, waaronder 1114 van vakverenigingen van verschillende richting, 1102 van kerkeraden, 608 van Christelijke Jongemannenverecnigingen, 411 van afdeelingenS.D.A.P.,333 van kiesverenigingen, 329 van werkliedenverenigingen (Patrimonium, Chr. Nat. Werkmansbond en R.K. Werkliedenverenigingen), 308 van gemeenteraden (o.a. Arnhem, Assen, Haarlem, Leeuwarden, Maastricht, Middelburg, Utrecht, Zwolle). 2600 vertegenwoordigers van 1025organisatieshielden 13 Nov. 1920 in Den Haag een groote betooging voor het wetsontwerp, dat 21 April 1921 met 38 tegen 29 stemmen door de Tweede Kamer aangenomen werd, maar 27 April 1922 met 1 stem meerderheid door de Eerste Kamer verworpen. Het werd 1 Maart 1923 weer bij de Tweede Kamer ingediend en met 44 tegen 30 stemmen opnieuw aangenomen, nadat 16 Februari een nog grootere betooging in Den Haag had plaats gehad. Hoewel bekend was, dat de meerderheid der Eerste Kamer vóór P.K. was verwierp dit hooge college het wetsontwerp op 22 Jan. ’25 om redenen buiten de zaak gelegen. Het ministerie De Geer, dat 11 Maart 1926 optrad, nam in zijn programma de P.K. op en in het 7 Juni ’27 door minister Slotemaker de Bruine ingediende voorstel tot wijziging van de Drankwet kwam ze dan ook voor. Dit voorstel werd niet afgedaan en bij schrijven van 22 Januari 1.1. nam minister Verschuur er de P.K. weer uit. Nu keeren wij na dit historisch uitstapje tot onze twijfelvragen terug. MAAKT DE P.K. GEEN INBREUK OP DE PERSOONLIJKE VRIJHEID? Inderdaad. Maar... De persoonlijke vrijheid wordt door tal van wetten beperkt. Hun aantal neemt toe naarmate de samenleving ingewikkelder wordt. We denken aan de gezondheidswetten, de arbeidswetten, die inzake de winkelsluiting enz. enz. Ook de Drankwet zonder de P.K. Een troost is, dat, zooals ik dezer dagen door de radio hoorde opmerken,ineensamenlevingzonder dit soort wetten de persoonlijke vrijheid nog veel meer gevaar zou loopen. ECHTER HET INBREUKMAKEN DOOR P.K. NIET TE VER? Dat hangt af van den stand der openbare meening. In een gemeenschap eindigt ieders vrijheid waar die van een ander begint. De regeling van de beperking is in een democratischen staat al dan niet rechtstreeks aan de meerderheid der burgers overgelaten. Ook de P.K. zal slechts toepassing kunnen vinden door een meerderheid. ZAL DIT DOOR EEN GEWONE. VAAK ZEER TOEVALLIGE MEERDERHEID GESCHIEDEN? Allerminst. De voorstanders van P.K. in ons land wenschen slechts toepassing door een meer dan gewone meerderheid. Slechts indien bij geheime stemming een meerderheid van 3/4, die minstens de helft van de stemgerechtigden moeten uitmaken, een voorstel doet, kan dit tot een besluit tot opheffing van den drankverkoop leiden. Omgekeerd zal tot herstel van den verkoop door een gewone meerderheid van de stemmenden kunnen worden besloten. Waar de bestaande Drankwet aan een gewone meerderheid van een gemeenteraad, die allerwaarschijnlijkst niet met het oog op deze zaak gekozen is, de beslissing laat, is daarbij evenals bij tal van andere wetten de persoonlijke vrijheid veel meer in gevaar dan bij deze P.K. ZOU DE MOGELIJKHEID VAN DEZE STEMMING NIET EEN VOORTDURENDE ONRUST IN HET LAND GEVEN? W Hier en daar zal natuurlijk eenige actie komen. Maar allerminst voortdurend Om de vijf jaar zal wor- den gestemd. En eerst nadat 1/15 der ingeschreven kiezers daartoe schriftelijk een verzoek indienen. Bovendien zouden we bijna zeggen dat in onzen tijd het openbare leven wel eens een kleine stimulans kan gebruiken. Het betreft hier een zaak, die, zooals minister Modderman voor ruim vijftig jaar reeds betoogde, beoogt de bescherming der gezinnen, van de maatschappij, van het vaderland der toekomst tegen een der gevaarlijkste vijanden èn van de beschaving èn van de welvaart èn wat vooral in dezen tijd van toenemend snelverkeer dagelijks duidelijker blijkt èn van de veiligheid. BESTAAT DE P.K, OOK ELDERS? Ze bestaat in geheel Canada, in Australië, in Japan, in Schotland, in Denemarken, Noorwegen, Polen en in eenige der Baltische grensstaten. Zij verving in Canada en Noorwegen het bestaande bijna algemeen verbod. Zeer opmerkelijk is ook dat de verbodstegenstanders met den drankhandel in het voorste gelid in Noord-Amerika voorstellen het daar bestaande verbod te vervangen d00r.... P.K. Alles in naam der persoonlijke vrijheid. De Nederlanders houden er oogenschijnlijk een bijzonder soort persoonlijke vrijheid op na, waar deze hier het gewichtigste bezwaar tegen de P.K. vormt. MAAR IS DAN HET AMERIKAANSCHE VERBOD EN WAS HET NOORSCHE VERBOD DAN NIET HETZELFDE ALS P.K.? Dat zou men moeten denken, wanneer men steeds de P.K. ziet bestrijden met bezwaren ontleend aan dat verbod. En toch lijkt het er niets op. De P.K., zooals die in ons land steeds aan de Staten-Generaal voorgesteld is, strekt zich alleen tot den sterken drank uit. Het verbod ook tot andere bedwelmende dranken. En in elk geval de P.K. slechts tot die deelen van hel land gemeenten of deelen daarvan waar de groote meerderheid der bevolking dit zelf wil. Landsverbod strekt zich ook uit tot deelen van het Rijk, waar de bevolking er weinig of niets voor gevoelt en prikkelt juist daardoor tot groot verzet. De P.K. doet alleen den verkoop in koffiehuizen, drankwinkels en dergelijke ophouden. Belemmert niet, zooals het landsverbod, het vervoer en het persoonlijke gebruik elders. MAAR WIJZEN DE ERVARINGEN IN AMERIKA DAN NIET NAAR OROOTE GEVAREN HEEN? Nogmaals, het betreft hier ongelijke zaken. Bovendien spreken de berichten van ginds elkaar geducht tegen. Met allen eerbied voor onze dagbladpers kan ik op grond van eigen studie ginds onvoorwaardelijk verklaren, dat zij met een droevig gemis aan werkelijke kennis maar al te klakkeloos opneemt wat de, door enorme kapitalen der belanghebbenden gesteunde, tegenstanders voortdurend uitzenden. Ik wijs er nogmaals op, dat juist die tegenstanders ginds het verbod door de P.K. willen vervangen. In Noorwegen geschiedde dit reeds in 1927. Evenals in Canada. Een afdoend bewijs, dat de P.K. met het bestaande verbod NIETS te maken heeft. Laat ik nog even herinneren aan het verloop in Noorwegen. Men had sedert 1894 de P.K., die in en door den oorlog door een gematigd verbod vervangen werd. Dit verbod omvatte den sterken drank en alle dranken met meer dan 21 aanvankelijk meer dan 12 procent alcohol. Vooral in de groote steden, waar ook de vreemdelingen kwamen en de groote pers zetelt, werd dit schijnverbod door de z.g. hoogere en leidende kringen en door den drankhandel ondergraven. Bij de verkiezingen van 1927 werd het daarom met medewerking van de radicale drankbestrijders verworpen. Maar onmiddellijk gaf de conservatieve regiering de wederinvoering der P.K. in het uitzicht. Zij stelde een commissie in grootendeels uit niet-onthouders saamgesteld. Deze nam in haar voorstel de P.K. op, die sedert weer werd ingevoerd. Wie zich op Noorwegen beroept tegen de P.K., is of onwetend of onwaar. MAAR ZAL OOK DE P.K. NIET TOT GEWELDIGE ONTDUIKING AANLEIDING GEVEN? Wegens tijdsgebrek kan ik op deze vraag helaas niet diep ingaan en moet me bepalen tot de opmerking, dat in de P K. geen enkel motief voor ontduiking ligt, dat ook niet in de tegenwoordige Drankwet ligt. Voor smokkelhandel levert ze in ons land geen enkel gevaar op. Integendeel. Dat men zich bij opheffing van den drankverkoop in een gemeente nog in aangrenzende gemeenten het begeerde vocht zal kunnen verschaffen, is geen ontduiking, maar volkomen wettig. Dat dit bij aan elkaar gebouwde gemeenten het beoogde doel zal schaden, is zeker. Maar daarom blijft ook de beslissing aan de Kroon en zal samenwerkingevenlueel noodigzijn. IS PERSOONLIJK OPVOEDEN EN OVERTUIGEN TOCH NIET BETER DAN BESTRIJDING DOOR DE WET EN DUS OOK DAN P.K.? De tegenstelling, die in deze vraag ligt, bestaat niet en mag bij geen enkele wet bestaan. Aan elke, vooral aan elke sociale, wet moet opvoeden en overtuigen voorafgaan. Elke wet, die niet steunt op de volksovertuiging, is een onding zoo niet een gevaar. Daarom moet aan de P.K. persoonlijk overtuigen en opvoeden voorafgaan en op deze blijven volgen. Alleen wanneer de groote massa overtuigd is en blijft van de nadeelen van den openbaren drankverkoop, zal zij deze kunnen en willen uitroeien. Het voorbeeld der persoonlijke geheelonthouding moet het goed recht en de wenschelijkheid van een drankvrije samenleving aantoonen. Naarmate er minder gedronken wordt, verliest de drankhandel zijn bestaansrecht en bestaansgrond. Zoolang hij bestaat blijven er menschen, die uit gewoonte, sleur, valsche schaamte, of erger uit zucht tol drinken er gebruik van maken met het in zoo menig geval onvermijdelijke misbruik. Het opgroeiend geslacht wordt steeds opnieuw aan de verleiding blootgesteld. Een deel daarvan zal er door ten onder gaan. Daarom zijn er in de kringen der matige drinkers velen, die zonder bezwaar het gebruik zullen nalaten wanneer de gelegenheid weggenomen wordt, en in die der onmatigen velen, die heel graag van de verleiding, die hun te sterk is, verlost willen worden. En bij deze laatsten treft opvoeden en overtuigen helaas weinig of geen doel. IJVEREN DAN OOK NIET-ONTHOUDERS VOOR P.K. ? Dat dit inderdaad geschiedt, is reeds uit wat ik opmerkte duidelijk gebleken. Onder de voorstanders vormen zelfs de niet-onthouders de overgroote meerderheid. Van de ruim 670.000 onderteekenaars van het petitionnement was hoogstens 1/10 georganiseerd geheelonthouder. Van alle adhaesiebetuigingen in 1919 waren ruim 2/3 van niet-onthoudersorganisaties. Een der meest actieve leden van het bestuur van den Nat. Bond voor P.K. is de oud-minister Mr. Dr. van Gijn, een niet-onthouder. In den Raad van Vijftig, die aan het hoofd van den Bond staat, zitten verscheidene nietonthouders. Ik noem slechts burgemeester Edo Bergsma van Enschede, voorzitter van den A.N.W.8., Prof. Dr. Herman Bouman, Prof. Dr. van Embden, Dr. L. Heijermans, allen uit Amsterdam, om den oud-minister Dr. J. Th. de Visser niet te vergeten. Een paar jaar geleden verscheen uit ietwat duistere bron een boek tegen de geheelonthouding en de P.K. Het werd aangekondigd als het inzicht van wetenschap en gezond verstand en bevatte als aanhangsel een lijst van negentien verklaringen van mannen van naam tegen de P.K. Later bleek dat zelfs onder dit kleine getal bijdragen voorkwamen, die op slinksche wijze verkregen waren. Deze uitgave werd onmiddellijk beantwoord met een brochure, waarvan in enkele maanden ’n kleine 100.000 exemplaren verkocht werden. Zij bevatte 30 verklaringen ten gunste van P.K. van bekende vooraanstaande Nederlanders van alle richtingen. ik moet eindigen. Waarde luisteraars, die me zijt blijven volgen, er breekt een nieuwe tijd aan. Met nieuwe menschen, nieuwe behoeften, nieuwe belangen. Veel wat eens in aanzien was, is en wordt ter zijde gesteld. En daaronder ook de alcohol. Niet bij tooverslag, niet bij dekreet van een alleenheerscher of dictator. Maar door het recht van het volk zelf, om over deze zaak zijn oordeel uit te spreken. Niets is daartoe doeltreffender dan de P.K., die bovendien den grootst mogelijken waarborg voor de persoonlijke vrijheid bevat. Blijkbaar heeft de volksstem nog niet luid genoeg geklonken. Het is onze en Uwe plicht ertoe mede te werken dat dit nu het geval wordt. Nadat daartoe in deze week door verspreiding van 150.000 speciale strooibiljetten en ruim 250.000 speciale couranten opgewekt is, komen we Pinkstermaandag te Amersfoort samen. Geen kerkelijke of maatschappelijke kring, geen vakorganisatie of politieke groep, geen drankbestrijdersvereeniging en geen vereeniging met cultureele strekking, hoe groot en van welke richting ook, die met ons eensgezind is in sympathie voor P.K., mag afwezig blijven, opdat het droevig spel, dat in Den Haag gespeeld is met de P.K. nu eindelijk gestaakt worde en dit beginsel ten spoedigste in de wet worde opgenomen. P. VAN DER MEULEN,